■ m
-ocr page 5-BEKKENVERNAUWINGEN.
-ocr page 6-IS
-ocr page 7-PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOC-
TOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKSUNI-
VERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN
RECTOR-MAGNIFICUS, Dr. Th. M. VAN LEEUWEN,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GENEES-
KUNDE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT TE VERDEDIGEN TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GENEES-
KUNDE OP DINSDAG, 22 NOVEMBER 1938, DES
NAMIDDAGS TE 4 UUR
DOOR
WILLEM JACOB OUDEGEEST
ARTS
GEBOREN TE WILLIGE LANGERAK
KEMINK EN ZOON N.V. — OVER DEN DOM — UTRECHT
BIBLIOTHEEK DE*
RIJKSUNIVERSITEIT
______ . -
mymmm:^:::'-
-nbsp;. '^ir-- -
se n^mt^t'^tm^'O^^E^
-ocr page 9-AAN MIJN OUDERS.
AAN MIJN AANSTAANDE VROUW.
-ocr page 10-; .■SS?'-
-ocr page 11-Bij de voltooiing van mijn proefschrift dank ik U, Hoog-
leeraren, Oud-Hoogleeraren en Docenten der Geneeskundige en
Philosophische Faculteit der Utrechtsche Universiteit, voor het
van U genoten onderwijs.
Hooggeachte de S n o o, Hooggeachte Promotor, U ben ik
zeer veel dank verschuldigd voor de jaren, dat ik in Uw kliniek
heb mogen werken.
'Bij de bewerking van dit proefschrift zijt Gij mij door Uw
scherpzmnige, doch aangename critiek tot groote steun geweest.
Uw groote werklust en warme belangstelling in het wel en wee
van de patiënten zijn voor mij een voorbeeld geweest
U, Zeergeleerde Heyster, dank ik voor de aangename
leidmg tijdens het jaar, dat Gij als waarnemend Hoogleeraar
zyt opgetreden.
Mijn mede-assistenten van nu en vroeger dank ik voor de
aangename samenwerking. In het bijzonder Gij, Zeergeleerde
V e r h a g e, waart mij vele malen behulpzaam bij de bewerking
van dit proefschrift.
Tenslotte is het mij een voorrecht mijn bijzonderen dank aan
myn Ouders uit te spreken, die my de voltooiing van mijn
universitaire studie hebben mogelijk gemaakt en mij daarbij
in de gelegenheid stelden, lid te zijn van het Utrechtsch Stu-
—Ïn'dinbsp;^oor Triton, een
-ocr page 12-Ài asd 'Vnbsp;s amp;nbsp;:
w'J r '. ,nbsp;^ïamp;i^ib««®^ I-W
.tisé^r-
: vtr W-Ó fnbsp;5 axr^bdïaetiï Jsfe iyr?nbsp;■
^ ü^iimjf^ m ^nbsp;na s^^.vf,-
wnbsp;.inbsp;v^i^^^p
ïî.
Î-' -
INLEIDING............................^
HOOFDSTUK 1.
De leiding van de baring bij bekkenvernauwing.
Overzicht van de prophylactische behandeling . 13
Overzicht van de behandeling tijdens de baring 16
HOOFDSTUK II.
Indeeling.
Verdeeling van de vrouwen in groepen (A, B,
C, en D).............20
HOOFDSTUK III.
Verloskundige polikliniek..........28
Primiparae..........
Multiparae.........
Voldragen tweelingen.......
Praemature kinderen........
Verloskundige kliniek........\
Primiparae, C.D. 11—11,9 cm. .... ,
C.D. 10—10,9 cm.....
C.D. 9—9,9 cm. ......
C.D. 8—8,9 c.m.......
C.D. 7—7,9 cm.......
Bekkenmaten onbekend . .
Algemeen vernauwd.....
Bijzondere bekkens ....
Multiparae, C.D. 11—11,9 cm. . .nbsp;'
C.D. 10—10,9 cm. . .
C.D. 9—9,9 cm......
C.D. 8—8,9 cm.....
C.D. 7—7,9 c.m.......
Bekkenmaten onbekend . . .
Algemeen vernauwd ....
Bijzondere bekkens.....
Voldragen tweelingen.....
Praemature kinderen . . .
31
34
43
43
45
46
51
57
61
61
61
62
63
68
75
85
90
91
92
92
95
99
101
HOOFDSTUK IV.
Complicaties en moederlijke en kinderlijke sterfte .nbsp;109
Liggingsafwijkingen,
Invloed van de prophylactische be-
handeling ........125
Het breken der vliezen.........128
Stoornissen in de spildraai.......131
Urine-fistels........■.....136
Doodsoorzaken van de kinderen......142
Doodsoorzaken van de later gestorven kinderennbsp;145
Kraambed (uitgezonderd na S.C.).....156
Gestorven vrouwen..........159
Beschouwingen over de aard van de verlossing . .nbsp;162
Algemeen overzicht..........162
Statistiek der kunstverlossingen (Tab. K—O.)
met resultaat van de kinderen.......164
Tangextractie,
Handgreep volgens Baudelocque......197
Perforatie van de schedel........204
Stuitextractie.............208
Versie en extractie...........214
, bij Primiparae . . .nbsp;236
, by multiparae . . .nbsp;240
S.C. by partus praematurus . . .nbsp;252
-ocr page 15-SAMENVATTING EN CONCLUSIE.......302
ERRATUM.
Op pag. 68, onderaan, leze men i.p.v. 94 gevallen, 4 gevallen.
Op pag. 231, onderaan, leze men i.p.v. Smelie, Smellie.
s-'-V-v *
-ocr page 17-INLEIDING
Door alle eeuwen heen zijn er tallooze vrouwen door
Dekken-vernauwingen gestorven gedurende en na de bevalling,
ioch heeft het lang geduurd eer men het wezen der bekken-
vernauwmgen is gaan bestudeeren. Wel was reeds lang be-
Kend dat de bekkenring vernauwd kon zijn. Reeds H i p p o-
l^'f^I^unbsp;Galenus en anderen meenden,
aat de bekkenring gedurende de baring grooter werd en dat
gedurende de zwangerschap de gewrichten losser werden.
Zoo beschrijft Severinus Pineau(t 1619), hoe door
net toenemen der lichaamsvochten gedurende de zwangerschap,
ae gewrichten door vochtophooping, als het ware uit elkander
hlZ7Tnbsp;P^PP«quot;' «^^««^ge en halve
öaden trachtte hij die verwijding te bevorderen. Hij onder-
heelkundige bekkenringverwijding naast
een die door veranderde lichaamshouding verkregen werd. De
Detckenrmg als doorgangsbelemmering is dus reeds bekend,
aocn eerst in het begin van de 18e eeuw is men begonnen met
ae aard van de verschillende bekkens te bestudeeren.
Het IS Hendrik van Deventer (1651—1724) ge-
weest, die de stoot gegeven heeft aan de ontwikkeling van de
oekkenleer. Hij onderscheidde vernauwingen van den ingang
en van den uitgang, en maakte een verdeeling in algemeen te
SkenÏ^^^quot;^'nbsp;bekkens en plat vernauwde
Het is van weinig belang, dat van Deventer de door
nem waargenomen liggings-afwijkingen van het kind toe-
^cnreel aan scheeve liggingen van de baarmoeder. Ook het
met mdalen van de schedel schreef hij hieraan toe.
Men mag hem echter gerust den grondlegger van de leer
aer bekkenvernauwingen noemen.
tp.lfTquot;!'®quot;-'^nbsp;^^ verloskundigen geen aangename
^aK^ De leiding der baring berustte bij vrouwen, die de a.s.
moeder moreelen bijstand verleenden en verder slechts af-
In enkele gevallen kwam het kind echter niet. Men zag, dat
de vrouw in groot gevaar kwam en riep tenslotte de hulp
van den vroedmeester in. Zijn taak bestond er dan bijna steeds
in, met behulp van messen, haken en andere scherpe werk-
tuigen, het kind naar buiten te brengen om op deze wijze de
vrouw het leven te redden. Menigmaal leverde deze kunstbe-
werking groote moeilijkheden op. Men miste een gemakkelijk
houvast op het kind en in zulke gevallen ondervond men het
voordeel van de stuitligging boven een hoofdligging.
Waar nu bijvoorbeeld de Arabieren van elke liggingsafwij-
king een hoofdligging maakten, kwam men er door de moei-
lijkheden bij sterke bekken vernauwingen toe, om ook in nor-
male gevallen zorg te dragen voor een stuitligging.
Zoo raadde Peter Bounder, een Bourgondisch arts, in
1775 in zijn proefschrift aan, om bij iedere bevalling, zoodra
er voldoende ontsluiting was, het kind op den voet te keeren,
ongeacht welke ligging het kind had. Evenals hier, zien wij
telkenmale in de verloskunde, dat een methode, die in bepaal-
de gevallen waardevol blijkt te zijn, ook toegepast wordt, waar
men beter de natuur haar gang kan laten gaan en zij
door overcompensatie meer kwaad sticht dan goed doet. Het
streven der verloskundigen was bijna uitsluitend gericht op
het redden der moeder, zonder dat met het leven van het kind
ernstig rekening werd gehouden. Verkleinende operaties waren
dan ook zeer veelvuldig en in de techniek daarvan, waren velen
zeer bedreven. (Cornelis Solingen).
Bij zeer sterke vernauwingen was het soms onmogelijk het
verkleinde kind per vaginam naar buiten te halen en werd tot
buikoperatie overgegaan, zonder narcose en zonder de voor-
zorgen, die heden ten dage getroffen worden. Eerst na de uit-
vinding van den hefboom en later van de tang, waren de oude
vroedmeesters in staat, ook af en toe het kind te redden in de
gevallen, dat het hoofd beklemd was en keering niet meer mo-
gelijk was en vroeger geperforeerd moest worden.
Vele modellen en modificaties hebben er van de tang bestaan.
In Engeland werd de tang uitgevonden door Chamberlen
(1560—1631). Deze tang bleef langen tijd een familiegeheim,
zoodat voor zijn bekendmaking reeds vele andere tangen ge-
TttT^nbsp;^^ ^^^^ van Palfyn, die
Slot noch bekkenkromming bezat.
Na vele wijzigingen maakte Brünninghausen in 1802
het tegenwoordige slot en gaf N a e g e 1 e den tang zijn hui-
dige vorm. Aan de vele modificaties daarvan, de ingangs- en
uitgangstangen zij hier slechts herinnerd.
Waar de verloskundige in vroeger tijd slechts tot taak had
te hulp te komen in hopelooze gevallen en tevreden kon zijn,
fil^-'-'Tnbsp;^quot;^^dige dood had gered, wordt
^ter zijn taak uitgebreid en biedt hij ook in die gevallen hulp,
ntTrn H geennbsp;kind geboren kunnen doen worden.
stlTn ''nbsp;verloskundige indicaties ont-
ferte;ilt rrnbsp;^^ ^--ren der
verschillende kunstbewerkingen.
Naast de verkleining en daarna uithaling van het kind by
sterk vernauwde bekkens, kende men reeds vroeg de keizer-
In den tijd vóór de anti- en asepsis beteekende de keizer-
snede een ingreep met een groot levensgevaar voor de moeder
De operatie werd in uiterste nood verricht onder dus zeer on-
gunstige omstandigheden. Negen tiende der vrouwen overleefde
de keizersnede niet.
Voor 't eerst hooren wij over de Sectio Caesarea by de oude
Romeinen door de Lex Regia, een wet uitgevaardigd door kei-
zer Numa Pompilius, welke beval, dat elk gravida, die stierf
zonder bevallen te zijn, geopereerd moest worden om te trach-
ten het kind te redden (Sectio Caesarea post mortem)
Uit dien tijd stamt ook de naam „Sectio Caesarea^ Niet
bekend is, of men nu werkelyk van een Keizersnede zou moe-
aed?r r;nbsp;^^^^^^ ^nbsp;werkwoord
caedere, hetwelk snijden of scheiden beteekent. De caesones
(de gesnedenen) welke op deze wijze het levenslicht zagen,
heetten tot geluk geboren te zijn. In later tijd is men de kei-
zersnede ook gaan toepassen bij levende vrouwen, als het dui-
delijk was geworden, dat zij om de een of andere reden niet
anders verlost konden worden en het gevaar zeer groot werd,
dat met het kind ook de moeder te gronde moest gaan.
ialrijk zijn de beschrijvingen van oude schrijvers, welke
-ocr page 20-echter dikwijls berustten op verhalen en overleveringen en niet
betrouwbaar zijn.
Lang is de keizersnede een gevaarlijke ingreeSp gebleven
door gebrekkige bloedstelping, het niet verrichten van een
uterusnaad en het gebrek aan antiseptische, later aseptische
voorzorgen. De mortaliteit was zoo hoog, dat men overging
tot andere middelen, die eerst weer verdrongen zijn door de
keizersnede, toen vooral door de aseptiek de gevaren aanmer-
kelijk verminderden.
Zooals reeds beschreven, had Severinus Pineau
(t 1619) opgemerkt, dat de ossa pubis uiteenwijken tijdens de
partus.
Later is men op het denkbeeld gekomen, dat het mogelijk
moet zijn langs operatieven weg de bekkenring te verwijden.
J. R. Sigault (1777) te Parijs kwam op dit denkbeeld
door de waarneming, dat een enkele maal de symphysis tijdens
de partus uiteenwijkt. In 1768 had hij hierover een verhande-
ling gehouden en in 1777 deed zich de gelegenheid voor de
kunstmatige splijting van de symphysis bij een levende vrouw
te beproeven. De vrouw van een soldaat was reeds vier maal
moeilijk verlost van een dood kind. Bij het licht van een olie-
pit verrichtte hij de symphysiotomie in vijf minuten tijds,
waarna hij versie en extractie deed en een levend kind geboren
deed worden. De moeder genas en kon na verloop van tijd
goed loopen.
Toch was het denkbeeld niet nieuw.
In 1585 had J. C. de la Courvie te Warschau de sym-
physiotomie reeds toegepast bij de plotselinge dood van een
barende.
In 1766 deed Plinck de operatie in Duitschland.
In 1774 had onze landgenoot Petrus Camper reeds
proeven op varkens gedaan, bij wie hij de bekkenring door-
zaagde. Hij voelde zich niet gerechtigd de operatie te volvoe-
ren bij een levende vrouw, alvorens zich overtuigd te hebben,
dat succes mogelijk was. Hij richtte daarom een verzoek tot de
Provinciale Justitie Kamer van Stad en Lande, symphysioto-
mie te mogen verrichten bij een ter dood veroordeelde vrouw,
Siertje Jacobs, beschuldigd van kindermoord (18 Juni 1770).
Zijn verzoek werd afgewezen.
Het succes van S i g a u 11 leidde tot veelvuldige navolging,
maar na verloop van tijd hoorde men weinig meer over de
symphysiotomie. Zooals steeds in de Verloskunde werd het
nieuwe middel ook toegepast in gevallen, die er niet voor in
aanmerking kwamen, met als gevolg slechte resultaten.
In de tweede helft der 19e eeuw herleeft de symphysiotomie
in Italië door Morisani (1881). Van Italië uit komen er
nieuwe aanhangers, o.a. Pinard en Zweifel.
In Nederland verrichtte T r e u b in 1892 weer voor 't eerst
de symphysiotomie. Het kind werd levend geboren, de vrouw
stierf door bloedverlies.
In 1894 construeerde Gigli een zaagje om i.p.v. de sym-
physiotomie het schaambeen door te zagen.
Onze landgenoot v. d. Velde verrichtte in Nederland de
eerste pubiotomie in 1901.
In de Rotterdamsche vroedvrouwenschool deed de Snoo
in de jaren 1907—1910. 13 maal schaambeensnede, waarbij één
kind stierf. (Ned. Tijdschrift voor Verlosk. en Gynaecologie.
Jaargang 1911),
Ook door Kouwer werd de pubiotomie in gebruik ge-
nomen.
Als geregelde behandelingsmethode is zij door de keizersne-
de verdrongen.
Een ander middel om de gevaarlijke keizersnede te ver-
mijden vond men in de kunstmatige vroeggeboorte; deze werd
in 1690 toegepast door Justine Siegemundinbij pla-
centa praevia om de bloeding te stelpen.
In Engeland werd de vroeggeboorte kunstmatig opgewekt
door Denman (1756) bij bekkenvernauwingen. Het is logisch,
dat men tot de waarneming kwam, dat het onvoldragen kind
de bekkenvernauwing gemakkelijker passeert, dan het vol-
dragen kind. In Frankrijk werd de methode in 1781 zoo scherp
door Baudelocque veroordeeld, dat eerst in 1831 Sto 11z
het waagde, haar te beproeven. In Duitschland werd de partus
arte praematurus in 1804 door M e n z e 1 ingevoerd.
In Nederland schijnt Themmens de eerste geweest te
zijn, die er toe overging.
Groote invloed op de uitbreiding van de methode in Neder-
land, heeft de brochure „Beschouwingen over de door kunst
verwekte baringquot; (1848) van Professor Lehmann te Am-
sterdam gehad. Ook hier is men weer te ver gegaan en wekte
men vroeggeboorte op in gevallen, waar ook het onvoldragen
kind niet levend of levensvatbaar geboren kon worden.
In Utrecht heeft Professor Kouwer de partus arte praema-
turus nog geregeld toegepast. Er bestond voor hem een strenge
indicatie:
„Bij een vrouw met een vernauwd bekken, doch met een
conjugata vera niet kleiner dan 81/2 cm, bij wie op grond van
haar verloskundig verleden of van nauwkeurig onderzoek van
het bekken en van de afmetingen van het kind, ernstig opont-
houd van de baring a terme moet worden verwacht, zoodat
wellicht Sectio Caesarea of pubiotomie noodzakelijk zou kun-
nen worden, wekke men vroeggeboorte op, zoo geen bepaalde
contra-indicaties aanwezig zijn, welke in elk geval afzonder-
lijk bestudeerd moeten worden; (o.a. verloop vorige baring,
harde schedel, trage jweeën, enz.).
Bij partus arte praematurus bij een bekken met conjugata
vera kleiner dan 81/2 cm bedenke men, dat de geboorte van een
kind met een voldoende levenskans veel kleiner is geworden
Dus dan dient men het verloskundig verleden van de vrouw
scherp te bestudeeren.quot;
De resultaten van de partus arte praematurus zijn, volgens
de verschillende statistieken, voor de kinderen niet goed, zoo
dat de methode door velen weer verlaten is.
Nog op andere wijze heeft men getracht de keizersnede te
ontgaan. Door dieet-kuren trachtte men de kinderen in hun
groei te belemmeren; zoo heeft in 1889 Prochownick ge-
tracht deze toen reeds honderd jaar oude methode te doen her-
leven door minder koolhydraten te geven en meer eiwitten. De
methode heeft niet het gewenschte succes opgeleverd.
Intusschen trachtte men door telkens nieuwe methoden, de
resultaten van de keizersnede voor de moeder te verbeteren.
Zoo stelde Porro (Milaan 1876) voor om na de keizer-
snede, supravaginale uterusextirpatie met medenemen van de
adnexa te verrichten.
De conservatieve klassieke Sectio Caesarea werd echter ge-
red door K e h r e r (Heidelberg) en Sänger (Leipzig, Gro-
ningen), die aantoonden, dat de slechte wondgenezing en op-
tredende buikvliesontsteking het gevolg waren van de slechte
techniek van de uterusnaad. Zij leerden de Sänger-Kehrer-
naad (1882) die in twee rijen werd aangelegd I Spiernaad
II Peritoneale deknaad ä la Lemhert. Daarna kwamen de
strenge indicaties ten opzichte van de aseptiek.
Men eischte, dat de vliezen stonden, er niet inwendig onder-
zocht was, de lichaamstemperatuur van de vrouw normaal was
Verder ging men eischen, dat een vrouw, bij wie verwacht werd
de keizersnede te zullen moeten toepassen, reeds drie weken te
voren opgenomen werd en in dien tijd niet inwendig onder-
zocht werd. Braken de vliezen, dan werd onverwijld tot kei-
zersnede overgegaan. De techniek werd ter vermijding van het
infectiegevaar gewijzigd.
De extra-peritoneale cervicale Sectio Caesarea moest, meende
men, de kans op peritonitis doen verminderen.
Frank-Selheim: plica vesico-uterina wordt losgemaakt
van de vertex vesicae en omhoog geschoven.
Latzko-Döderlein: plica samen met de blaas terzijde
geschoven. Hiervoor is een lang onderste uterus segment noo-
dig, dus moet de contractiering gestegen zijn.
Nu konden ook gevallen met reeds lang afgeloopen vrucht-
water en vroeg inwendig onderzochte vrouwen geopereerd
worden.
S e 11 h e i m-V e i t: Het peritoneum in de buurt van de
plica werd gekliefd, daarna het viscerale met het parietale
peritoneum aaneengehecht. Deze naad was niet bacterievrij en
scheurde dikwijls.
Kou wer: Na ruime opening van den buik, als bij de klas-
sieke keizersnede, wordt het peritoneum van de voorste buik-
wand met doorloopende hechting in twee rijen aan de serosa
van den uterus gehecht, in dier voege, dat van de voorvlakte
der baarmoeder een ovaal vrij blijft, met een lengte van onge-
veer 18 cm en een breedte van ongeveer 12 cm. Daarna wordt
de uterus overlangs geopend, het kind met de nageboorte ver-
wijderd en de uterusholte gereinigd; vervolgens wordt de uterus
gesloten. Op de naad wordt een dunne gaasstrook gelegd en
daaroverheen de buikwand gesloten op een kleine opening na
in den ondersten wondhoek, waardoor de gaasstrook wordt ge-
leid. Later is steeds een tweede laparotomie noodig voor het
opheffen van de abnormale bevestiging der baarmoeder.
Tenslotte ging men over tot de intraperitoneale abdominale
cervicale sectio caesarea.
Techniek: Incisie in plica vesico-uterina, afschuiven met de
blaas. Daarna werd het onderste uterussegment geïncideerd
aanvankelijk in de lengte richting, later meer en meer in dwarse
richting om te vermijden, dat de snede doorloopt in het corpus
uteri, waardoor sterkere bloeding, optreedt.
Na de ontwikkeling van de anti- en asepsis is de mortaliteit
van de keizersnede sterk afgenomen. Ook de verbeteringen in
de techniek, denken wij aan de uterusnaad, hebben de levens-
kansen voor de moeder doen stijgen.
Het spreekt vanzelf, dat tegelijkertijd de indicatie tot kei-
zersnede iiï steeds ruimere mate gesteld werd, omdat men hier-
in een middel vond met de meest gunstige resultaten voor het
kind, terwijl het risico voor de moeder steeds afnam.
Ook heden ten dage is aan deze verruiming van de indicatie
tot Sectio Caesarea nog geen einde gekomen. Men leze bijvoor-
beeld wat Dr. HeinrichDoerfler (Regensberg) schrijft
in de Medicinische Welt 1935 No. 18, 19 en 24 en in het Zen-
tralblatt für Gynäkologie 60e jaargang 14 Maart 1936
Nr. 11.
Onder vermelding van zijn techniek (waarbij de eventratie
van de gravide uterus een belangrijke rol speelt) geeft hij aan,
dat de keizersnede in de plaats kan treden van alle vaginale
manipulaties, met uitzondering van uitgangstang, versie en
extractie bü volkomen ontsluiting of een gemakkelijke stuit-
extractie.
Of men hiermede op den goeden weg is, vraagt men zich af.
Zoolang de mortaliteit van de Sectio Caesarea grooter blijft
dan de mortaliteit van de baring langs vaginalen weg in het
algemeen, blijft de keizersnede een min of meer gevaarlijke in-
greep. Bovendien hangen ook andere belangen hiermede samen.
Wil men een verloskundig inzicht hebben, dan spelen ook in-
directe gevolgen van een doorstane keizersnede een rol. Zoo
kan kleinere of grootere invaliditeit over längeren of korteren
tijdsduur ontstaan.
Bijvoorbeeld: litteekenbreuken, menstruatie stoornissen, ste-
-ocr page 25-riliteit, angst voor een volgende graviditeit met als gevolg
huwelijksellende en abortus provocatus.
Het komt mij dan' ook voor, dat een indicatie tot keizersnede
zeer scherp gesteld dient te worden. Reeds dadelijk doet zich
de moeilijkheid voor, wanneer moet de indicatie gesteld wor-
den? Slechts in sporadische gevallen zal men dit vóór de be-
valling, dus gedurende de zwangerschap kunnen doen.
Het behoort tot de groote zeldzaamheden, dat men bij een
primipara reeds gedurende de graviditeit kan vaststellen, dat
de geboorte van een levend kind langs natuurlijken weg on-
mogelijk is. Bij een multipara kan bij herhaling gebleken zijn,
dat de keizersnede noodzakelijk was en toch behoort het niet tot
de zeldzaamheden, dat een vrouw bij wie eenige malen Sectio
Caesarea is verricht, toch nog weer eens spontaan bevalt. Ook
anderzijds geeft de goede afloop van soms vele baringen, geen
garantie, dat tenslotte bij een vrouw niet eens een keer keizer-
snede verricht moet worden. Talrijk zijn de pogingen om nor-
men te stellen. Van oudsher heeft men getracht de bekken-
vernauwingen in te deelen, naar de waarden van de Conjugata
vera, die men op verschillende wijze kan meten of berekenen.
De oudste, mij bekende, indeeling is die van Dr. A. v a n
der Laar, die in zijn „Schets der Verloskundequot; (1777) de
volgende indicaties geeft:
1° Is de conjugata 10.5 cm, dan mag men een gewone be-
valling verwachten.
2° Is de conjugata kleiner dan 10.5 cm en grooter dan 7.8
cm, dan is een normale bevalling mogelijk, is dit niet het
geval, dan kunnen tang of hefboom met goed gevolg ge-
bruikt worden.
3° Is de conjugata kleiner dan 7.8 cm en is het kind van
normale grootte, dan komt de schaambeensnede in aanmerking.
Is de conjugata zeer veel kleiner, dan is alleen van de keizer-
snede uitkomst te verwachten.
Hoe Dr. v. d. Laar aan zijn conjugata komt en wat hij er
precies mede bedoelt, is mij niet duidelijk geworden.
Steeds is men voortgegaan te trachten, de bekkens in graden
van vernauwing in te deelen, om daarmede op een vroeg tijd-
stip zijn indicaties te kunnen stellen.
Steeds nauwkeuriger werden de metingen, met behulp van
-ocr page 26-instrumenten, bijvoorbeeld van Gauss en Bilycki, uitge-
voerd.
Van enkele millimeters liet men het afhangen, of men tot
primaire keizersnede moest overgaan. In den laatsten tijd heeft
men een nog scherpere methode voor het meten van de conju-
gata vera en bovendien van de grootte van den kinderschedel
door de Röntgenfoto. Talrijk zijn de methoden, waarop meting
langs Röntgenologischen weg kan plaats vinden. Over dit on-
derwerp bestaat een uitgebreide litteratuur en worden vele
congressen gehouden. Doch, hoe leerzaam en nuttig het Rönt-
genonderzoek van het bekken ook is, zoodat een Röntgenappa-
ratuur in een goed uitgeruste Verloskundige kliniek niet mag
ontbreken, als middel om te weten of Sectio Caesarea geïndi-
ceerd is, moet men het röntgenologisch onderzoek niet gebrui-
ken. Men gaat dan het baringskanaal als een starre buis zien
en verzuimt de bekkenvernauwing in zijn functie te beschou-
wen. De meer of minder bewegelijkheid van het bekken, de
vervormbaarheid van het kinderhoofd maken, dat men een ver-
nauwd bekken alleen goed kan beoordeelen tijdens de uitdrij-
ving.
Een vaste universeele leiddraad in het moeilijke gebied der
bekkenvernauiwingen zal men nooit kunnen geven. Ook per-
soonlijke eigenschappen spelen een te groote rol. De een is
vaardig met de forceps, de ander heeft betere resultaten met
het scalpel, Aveer een ander is bijzonder bedreven in de versie
en extractie (Potter).
De een vreest de slechte afloop voor het kind, de ander meer
die van de moeder.
Talrijke factoren zijn nog onvoldoende bekend. Over den in-
vloed van het geboortetrauma, vooral na kunstverlossingen,
op de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind
loopen de meeningen sterk uiteen.
De invloed van één of meerdere keizersneden op physiek en
psyche van de vrouw is nog onvoldoende vastgelegd.
Tenslotte moet men bij het aangeven van een richtlijn over
bepaalde gegevens beschikken, die echter niet scherp te om-
lijnen zijn. Men moge er dan in slagen, de afmetingen van het
bekken en het kinderhoofd nauwkeurig vast te stellen, van hoe
weinig waarde blijken deze te zijn, zoolang men niet in staat
is, de beweeglijkheid van het bekken en de vervormbaarheid
van het kinderhoofd volgens bepaalde normen te meten of vast
te leggen.
De kracht der weeën heeft men dan uiteindelijk nog af te
wachten.
Normen bestaan er niet of zij zijn zoozeer aan persoonlijke
inzichten of vaardigheid gebonden, dat het onmogelijk is, tot
onderlinge vergelijkingen te komen. Tenslotte wil ik er op
wijzen, dat men bij zijn pogingen absolute waarden van het
bekken vast te leggen, te veel het bekken ziet als een doorgang,
waarvan men tevoren wil weten of het kind er door kan of niet.
Toch is dit niet het eenige bezwaar, dat van een bekken-
vernauwing te duchten is. Zij kan ook aanleiding geven tot
liggingsafwijkingen en uit dit proefschrift zal blijken, dat de
gevolgen daarvan, zoowel voor de moeder als het kind nog
ernstiger zijn dan die van de passagemoeilijkheden zelf.
Subjectieve inzichten en persoonlijke ervaring, resp. routine,
spelen bij de prophylactische en therapeutische behandeling
van de bekkenvernauwingen een zeer groote rol. In het alge-
meen is het dan ook moeilijk om de meritus vart een bepaalde
behandelingsmethode in een gegeven materiaal te bepalen.
Hiermede moet men dan ook rekening houden.
In de volgende bladzijden wil ik een overzicht geven van de
wijze, waarop in de Verloskundige Kliniek en Polikliniek te
Utrecht, de bekkenvernauiwing wordt behandeld.
Ik heb daartoe de baringen bij vernauwd bekken bewerkt
van 1 Januari 1927—31 December 1936, en zal aan de hand
daarvan trachten de waarde der verschillende behandelings-
methoden tegenover elkaar af te meten en nagaan, in hoeverre
de gevolgde gedragslijn wijziging behoeft. Daarbij zij opge-
merkt, dat die gedragslijn, die in de 10 bewerkte jaren ge-
volgd is, steunde op een 20-jarige ervaring van den Leider van
de kliniek en in die 10 jaren geen wijziging van beteekenis
heeft ondergaan; zij is gebaseerd op de resultaten bereikt in
de Vroedvrouwenschool te Rotterdam, welke bewerkt zijn door
Dr. K e t e 1 in zijn dissertatie over de jaren 1907—1922.
Ik ben mij ervan bewust, dat een dergelijke studie slechts
relatieve waarde heeft, omdat niet alleen verloskundige over-
wegingen, maar ook sociale verhoudingen onze gedragslijn be-
palen, en wij bovendien min of meer rekening hebben te hou-
den met de mode en de wenschen van onze clientèle, die ons
kunnen in vele gevallen overschat. Niet zelden lijdt hier-
onder, min of meer de objectiviteit van den verloskundige,
waardoor goed bedoelde hulp kan ontaarden in een veeldoe-
nerij, waarvan zijn patienten de dupe worden. In de laatste
jaren is in breede kringen de vrees voor de bekkenvernaujwing
belangrijk toegenomen, niet alleen met betrekking tot de ge-
varen van de bevalling voor de moeder, maar in het bijzonder
ook voor het kind met het oog op de ziekelijke stoornissen, die
zich tengevolge van een moeilijke baring in het latere leven
kunnen voordoen.
Aangezien de in de bewerkte jaren geboren kinderen nog te
jong zijn om een definitief oordeel over een mogelijk schade-
lijke invloed op hun geestelijke ontwikkeling te kunnen uitspre-
ken, heb ik mij tot de baring zelf beperkt. Een naonderzoek
van de kinderen, die in de jaren 1907—1926 in de Rotterdam-
sche Vroedvrouwenschool zijn geboren, is in bewerking. Hoofd-
doel van dit proefschrift is om na te gaan of de vrees voor de
gevaren voor de moeder en voor de mortinaliteit gegrond is;
daarnaast zullen wij nagaan in hoeverre en welke maatregelen
genomen kunnen worden, om de gevaren van de bekkenvernau-
wing te verminderen, en welke voorzorgen genomen kunnen
worden.
Daarvoor zullen wij:
1° In het algemeen de invloed van het pathologische bekken
nagaan op het verloop van zwangerschap en baring.
2° Nagaan, in hoeverre de gevaren van de bekkenvemau-
wingen door prophylactische maatregelen kunnen verminderd
worden, eH op welke wijze.
3° De resultaten beschouwen, die bereikt zijn met de, in de
10 jaren gevolgde, behandelingsmethode en in het bijzonder,
in hoeverre de indicaties tot het verrichten van sectio caesarea
te ruim of te eng zijn gesteld.
Bij de bewerking van vele bevallingen heb ik gebruik ge-
maakt van baringsverslagen van de jaren vóór 1927, waartoe
ik de beschikking had over het nauwkeurig opgeteekende ma-
teriaal van Professor Kouwer.
HOOFDSTUK I.
De leiding van de baring bij bekkenvernauwing.
In de jaren 1927—1936 werden onder leiding van de
Utrechtsche Verloskundige Universiteitskliniek 2667 vrouwen
met een bekkenvernauwing verlost. Hiervan bevielen 793
vrouwen thuis en 1874 vrouwen in de kliniek.
Wij zullen beginnen met een globaal overzicht te geven van
de gevolgde behandelingsmethode, zoowel de prophylactische
als de therapeutische.
Overzicht van de prophylactische behandeling.
De prophylactische behandeling der bekkenvernauwing be-
rust op onze overtuiging, dat een spontane baring, ook bij
bekkenvernauwing, zoowel voor de moeder als het kind, het
veiligst is.
Daarom wordt er door ons naar gestreefd, de kansen voor
een natuurlijke baring zoo gunstig mogelijk te maken.
Voor alle zwangeren is het van groot belang, dat de conditie
van moeder en kind vóór het begin van de baring zoo goed
mogelijk is. De algemeene voorzorgen, die de Utrechtsche kli-
niek door haar organisatie van de praenatale zorg treft, gelden
vanzelfsprekend ook voor de vrouwen met bekkenvernauwing.
Haar belangrijkste taak bestaat echter in het tijdig herken-
nen van het pathologische bekken, waardoor de vrouwen in de
meest geschikte omgeving kunnen bevallen, en de kans op een
spontane baring in hoofdligging grooter wordt. Systematische
bekkenmeting bij alle zwangeren wordt niet verricht, niet in-
wendig, noch uitwendig. Ook röntgenologisch onderzoek van
het bekken geschiedt alleen dan, als hiervoor een bijzondere
aanleiding bestaat.
Lichaamsbouw, afwijkingen aan heup, beenen of wervelko-
lom, rachitis of anamnese van de vrouw, zijn menigmaal een
aanwijzing het bekken te onderzoeken, doch in het algemeen
wordt daartoe slechts overgegaan als het bekken in zijn func-
ties te kort schiet. In de laatste weken van de zwangerschap
geeft het normale bekken een groote stabiliteit aan de voorlig-
gende kinderschedel, zoodat tot de normale functie van het
bekken gerekend wordt, dat in de laatste weken steeds een
hoofdligging gevonden wordt. Bij de primipara behoort boven-
dien in de laatste maand van de zwangerschap de schedel een
eindweegs in te dalen.
Herhaalde liggingsafwijkingen zijn voor ons een aanwijzing,
dat er afwijkingen aan het bekken kunnen bestaan, die door
het bekkenonderzoek zijn te vinden en vast te leggen. Puilt de
schedel voor de schaamboog uit, dan wordt een wanverhouding
vermoed en moet het bekken onderzocht worden. Dit geschiedt
steeds volgens een vaststaand schema:
De schaamboog is normaal, nauw of wijd.
De Symphysis kan laag of hoog zijn, aan haar achterkant
vindt men een enkele maal een verticaal verloopend kammetje.
De Spinae ischiadicae springen meer of minder naar bin-
nen uit.
Langs de linea innominata tastende, wordt getracht deze
zoover mogelijk te volgen. Met de rechterhand onderzoekende,
gelukt dit rechts gemakkelijker dan links. Scheeve of dwars-
vernauiwende bekkens kunnen op deze wijze vermoed, doch niet
gevonden worden; een röntgenfoto kan dan goede diensten be-
wijzen.
Nu wordt het Promontorium opgezocht. Soms staat dit hoog,
soms laag. Zoo mogelijk wordt de conjugata diagonalis geme-
ten. Bedraagt deze afstand minder dan 12 cm, dan wordt
de rechte afmeting van het het bekken als verkleind beschouwd.
De conjugata vera is als regel niet berekend, deze maat zullen
wij bij een verdere indeeling van de bekkenvernauwingen dus
niet gebruiken, doch ons bepalen tot de conjugata diago-
nalis. Het sacrum bij het normale bekken is hol in beide rich-
tingen. De bewegelijkheid van het os coccygis wordt onder-
zocht. De conjugata vera wordt niet gemeten, instrumenten van
Gauss of Bilycki worden niet meer gebruikt, zij zijn bo-
vendien verre van nauwkeurig; daarenboven brengt het nauw-
keurig meten van de conjugata vera met zich mede, dat aan
deze afmeting te veel waarde wordt gehecht, waardoor de
functie van het bekken te zeer uit het oog verloren wordt. De
praktijk leert, dat het onjuist is, de nauwkeurige waarden van
de afmetingen voor de behandeling bij de baring een groote
rol te laten spelen.
Wel worden dus eenige gegevens van vorm en grootte van
het bekken vastgelegd, doch belangrijker is het himanueel on-
derzoek, waarbij getracht wordt met de uitwendige hand het
hoofd in het bekken te drukken en inwendig te tasten hoever
het indaalt. Het is duidelijk, dat daarom het bekkenonderzoek
eerst in de laatste weken van de zwangerschap van waarde is,
als het hoofd ongeveer zijn definitieve grootte voor de geboorte
heeft bereikt. Men kan dan een indruk krijgen of passage mo-
gelijk zal zijn.
Van nog grooter belang dan de beoordeeling van de door-
gang is het inzicht, dat het pathologische bekken menigmaal
te kort schiet in zijn functie als stabilisator van de hoofdlig-
ging van het kind.
Moeilijkheden ontstaan in vele gevallen door de vernauwde
doorgang, maar vooral ook door de lig ging saf wijking en van
het kind.
In het voorkomen daarvan ligt het zwaartepunt van onze
prohylaxis bij bekkenvernauwing, want in de stabilisatie-
functie kunnen wij het bokkBn tG hulp koniGn.
Menige moeilijke kunstverlossing kan vermeden worden, als
de hoofdligging verzekerd wordt door uitwendige keering,
zoonoodig ondersteund door een sluitlaken of bedrust. Boven-
dien kan bij een hoofdligging — beter dan by een stuit- of
dwarsligging — de verhouding tusschen kinderhoofd en bek-
ken beoordeeld worden, en daardoor een beter inzicht verkre-
gen worden in hoeverre het kind in een bepaald geval levend
geboren zal kunnen worden. Wanneer nu nog rekening gehou-
den wordt met het feit, dat een deflexiestand van het hoofd kan
optreden of dat de navelstreng kan uitzakken, kunnen wij be-
oordeelen of de vrouw thuis zal kunnen bevallen af dat opname
voor het begin der baring in de kliniek gewenscht is.
In de gevallen, waarbij herhaalde liggingsafwijkingen op-
treden, of de doorgang mogelijk moeilijkheden zal kunnen
geven, zal uit dit werk blijken, dat eenmaal ontstane stoornis-
sen met veel grooter kans op succes opgelost kunnen worden,
als de vrouw tijdig in de kliniek is opgenomen.
Door tijdige opname kunnen veel baringen bij stuit- en
dwarsliggingen vermeden worden en veel ellende aan de vrouw
bespaard worden. Het is daarom van het allergrootste belang,
dat het pathologische bekken tijdig herkend wordt en vooral
wordt nagegaan in hoeverre de stabiliteit van de hoofdligging
daaronder lijdt.
Overzicht van de behandeling tijdens de baring.
Leidende gedachte van de behandeling van de bekkenvemau-
wingen in de Verloskundige kliniek is het streven naar een
spontane bevalling per vias naturalis van een levend kind, liefst
in hoofdligging. Daartoe wordt, zooals wij reeds gezien hebben,
allereerst iedere liggingsafwijking, die gedurende de zwanger-
schap optreedt, gecorrigeerd en het kind zoonoodig met een
sluitlaken of zelfs door bedrust in hoofdligging gehouden.
Wanneer na het begin van de weeën blijkt, dat er een stuit-
of dwarsligging bestaat, wordt zoo mogelijk eveneens keering
op het hoofd gedaan, waardoor men bovendien een indruk
krijgt over de wanverhouding tusschen hoofd en bekken.
Zoolang de vliezen staan, wordt niet inwendig onderzocht,
voordat er krachtige weeën zijn, met het oog op het infectie-
gevaar.
Is het vruchtwater afgeloopen, dan wordt, met het oog op
de mogelijkheid, dat de navelstreng uitgezakt is, ook zonder
dat de vrouw krachtige weeën heeft, rectaal en zoonoodig in-
wendig onderzocht.
Het verloop van de baring quot;wordt nu nauwlettend gevolgd.
Niet alleen worden de harttonen gecontroleerd en wordt er af
en toe inwendig onderzocht, maar vooral wordt uitwendig gelet
op de stand van het hoofd op of in den ingang.
In de meeste gevallen wordt reeds tijdens het ontsluitings-
tijdperk het uitpuilen van de schedel minder en komt het hoofd
iets dieper, zoodat het bij het bereiken van volkomen ontslui-
ting meestal reeds duidelijk is geworden, of spontane baring
mogelijk is, hetgeen dan verder afhangt van de wanverhou-
ding tusschen hoofd en bekken in verband met de kracht van
de weeën, de vervormbaarheid van het hoofd en de beweeglijk-
heid van het bekken.
Zijn de weeën krachtig, en is de stand van het hoofd goed,
dan zijn er maar weinig bekkens, waarbij spontane baring on-
mogelijk blijkt.
Van het grootste belang is, dat het hoofd gelegenheid heeft
om te vervormen, wat tijd kost, zoodat wanneer de kinderlijke
harttonen goed blijven, zoolang mogelijk iwordt afgewacht.
Daarbij wordt natuurlijk met groote nauwkeurigheid het
onderste uterus segment in het oog gehouden, vooral bij wand-
beensliggingen, waarbij een overrekking hiervan te duchten
valt. Op deze wijze loopen, zooals blijken zal, moeder en kind
weinig gevaar en wordt niet zelden het kind spontaan en in
goede conditie geboren, zelfs in gevallen, waar aanvankelijk
een sterke wanverhouding bestond. Wanneer tenslotte het kind
al niet spontaan geboren wordt, dan daalt de schedel toch in
de meeste gevallen een eindweegs in, zoodat een hooge tang
mogelijk wordt.
Wanneer, nadat het hoofd de vernauwde ingang is gepas-
seerd, de geboorte op zich laat wachten, wordt in verband met
de mogelijk reeds voorafgegane moeilijkheden, niet te lang ge-
wacht met een uitgangstang.
Intusschen is het lang niet altijd gemakkelijk om te weten,
of het hoofd den ingang reeds gepasseerd is, omdat de rachiti-
sche bekkens meestal laag zijn en door de vervorming en het
geboortegezwel het hoofd niet zoo diep staat als het wel lijkt.
Menige vermeende uitgangstang is dan ook in werkelijkheid een
ingangstang. In het algemeen is een tangextractie des te ge-
makkelijker en daardoor minder gevaarlijk, hoe langer men
hiermede wacht.
In gevallen, waar onverhoopt de hooge tang mislukt, wordt
althans bij multiparae schaambeensnede gedaan. Daarom kun-
nen wij het bij multiparae ook meer op een hooge tang laten
aankomen dan bij de primiparae, bij wie een schaambeensnede
zeer ongewenscht is, en men bij mislukking wellicht tot perfo-
ratie zou zijn genoodzaakt.
Wanneer uit het verloop van de baring is gebleken, dat de
geboorte van een levend kind langs natuurlijken weg niet mo-
gelijk is of de kans daarop zeer gering is, wordt overgegaan
tot keizersnede.
Zooals wij later zullen zien, is de prognose voor moeder en
kind dan niet of nauwelijks minder goed dan bij primaire sectio
caesarae, niettegenstaande herhaald inwendig onderzoek.
In gevallen, waarbij het niet verder indalen van het hoofd
geweten moet /worden aan minder krachtige weeën, wordt een
enkele keer pituitrine gegeven, doch alleen dan, wanneer in ge-
val de harttonen slecht mochten worden, onmiddellijk tangex-
tractie gedaan kan worden. Bovendien mag de ligging van
het kind geen gevaar voor uterus-ruptuur opleveren.
Slechts in die gevallen, 'waar het bekken absoluut vernauwd
is of bij gunstige stand van het hoofd een zeer sterke wanver-
houding bestaat of bij vorige baringen het bekken functioneel
te kort is geschoten, zonder dat daarvoor bijzondere redenen
aanwezig waren, wordt primaire sectio caesarea gedaan. Het
feit alleen, dat vroeger bij herhaling keizersnede is verricht, is
op zichzelf geen aanwijzing opnieuw sectio te doen; dat hangt
af van de omstandigheden, waaronder keizersnede is gedaan.
Behalve bij de allernauwste bekkens met C.V. minder dan 7
cm wordt op grond van de bekkenvernauwing alléén nooit
sectio caesarea gedaan.
Hieruit moge blijken, dat op de wijze, waarop de baring
wordt geleid, dat de bekkenmaten weinig invloed uitoefenen.
Wanneer tijdens de baring geen hoofdligging bestaat, doch een
dwars- of stuitligging, die niet gekeerd kan worden, wordt veel
eerder tot sectio caesarea overgegaan, omdat men dan de wan-
verhouding tusschen hoofd en bekken niet kan beoordeelen en
de gevaren voor een ernstig schedeltrauma veel grooter zijn
dan bij een hoofdligging. In deze gevallen is de afloop van de
vorige baringen van het grootste belang voor de indicatie.
Eindelijk wordt een enkele maal tot keizersnede overgegaan,
als een samenloop van ongunstige omstandigheden bestaat:
wanneer het vruchtwater vroeg is afgeloopen, eclampsie op-
treedt of er een placenta praevia blijkt te zijn, enz.
Dat verschillende andere factoren, zooals de leeftijd, vroegere
-ocr page 35-teleurstellingen, enz., bij de indicatie een rol spelen, behoeft
nauwlijks gezegd te worden.
De vóór de ontwikkeling van de sectio caesarea veel toege-
paste „prophylactische keeringquot; wordt alleen gedaan, waar
keizersnede of tangextractie met opvolgende schaambeensnede
uitgesloten is.
Bij stuitligging wordt in den regel extractie verricht, wan-
neer de stuit bij volkomen ontsluiting geen neiging vertoont
om in te dalen, vooropgesteld, dat het nakomende hoofd ver-
moedelijk zal kunnen passeeren. Het zelfde geldt voor een versie
en extractie bij uitgezakte navelstreng en dwarsligging.
Het zal den opmerkzamen lezer der baringsverslagen niet
ontgaan, dat er nogal eens tegen de gegeven leiddraad is ge-
zondigd, wat niet te verwonderen is in een kliniek met steeds
wisselende assistenten. Daarom heb ik gemeend mij van critiek
te mogen onthouden, zelfs in gevallen, waar bedenkingen op
haar plaats zouden zijn. Een enkele maal zijn zelfs diagnotische
of andere fouten gemaakt, onafhankelijk van de voorgeschre-
ven gedragslijn. Wij hebben gemeend, die gevallen bij de be-
oordeeling van de waarde der gevolgde methode, niet te moeten
uitschakelen, omdat vergissingen nu eenmaal menschelijk zijn,
en een ieder weieens een steek laat vallen en dergelijke tekort-
komingen adhaerent zijn aan ieder systeem.
Het stellen van een indicatie is niet zoo eenvoudig als uit deze
algemeene leiddraad schijnt, zooals uit de casuïstiek zal blijken.
Een expectatieve verloskunde vereischt in de eerste plaats
geduld en daarnaast een izekere routine, enz. om op het juiste
oogenblik de juiste indicatie te stellen.
HOOFDSTUK II.
Indceling.
De ivrouwen, die in het befwerkte materiaal voorkomen, zijn
ingedeeld naar de wijze, waarop zij de hulp van de Utrechtsche
polikliniek en kliniek hebben ingeroepen.
Groep A: Thuis bevallen.
Vrouwen uit Utrecht en Zuilen, die thuis 'wenschen te be-
vallen. Zij laten zich inschrijven op het spreekuur van de Ver-
loskundige Kliniek. Daar ontvangen zij een kaart, waarop
lichaamsgewicht, urineafwijkingen, bloedsdruk, eventueel aan-
wezige oedemen, ligging van het kind, duur van de zwanger-
schap geschat naar de grootte van den uterus, en eventueele
bijzonderheden worden genoteerd.
Elke veertien dagen, zoonoodig vaker, worden deze vrouwen
door de assistenten van de kliniek gecontroleerd, waarbij de ge-
gevens telkenmale op de kaart genoteerd worden.
Bekkenonderzoek wordt alleen verricht, als hiervoor een in-
dicatie bestaat. (Zie blz. 13).
Stoornissen in de zwangerschap worden behandeld. Vrou-
wen, door ziekte verhinderd op het spreekuur te komen, worden
door een assistent thuis bezocht.
Bestaan er medische bezwaren tegen een bevalling thuis, dan
wordt de zwangere voor de bevalling in de kliniek opgenomen
(groep B.).
De vrouwen worden tijdens de bevalling bijgestaan door
semi-artsen, die in twee huizen verblijf houden, één in Utrecht
en één in Zuilen.
Deze semi-artsen blijven zes weken en Worden practicanten
genoemd. Zij worden terzijde gestaan door buitenge'woon-prac-
ticanten, die slechts veertien dagen blijven en hun practicanten-
tijd reeds achter den rug hebben en dus op eenige ervaring
kunnen bogen. De buitengewoon-practicant roept in alle ge-
vallen, waarbij zich stoornissen voordoen, de hulp in van een
asssistent.
Bij het begin der weeën zendt de aanstaande kraamvrouw
een boodschap naar één der twee practicantenhuizen, waarna
de practicant, na in ontvangstname van de inschrijvingskaart
met alle gegevens, hulp komt verleenen.
Na afloop dient de practicant een baringsverslag in, dat tij-
dens een wekelijksche samenkomst door den Hoogleeraar wordt
besproken.
De practicant verlaat de barende niet eerder, dan minstens
een uur na de geboorte van de placenta. In de meeste gevallen
is hij daardoor in de gelegenheid gedurende geruimen tijd het
baringsproces te observeeren. Op geregelde tijden onderzoekt
hij inwendig en teekent zijn bevindingen op. Dikwijls wordt
het aantal touchées grooter dan noodzakelijk is voor een goede
leiding van de baring, doch dit brengt de onderwijsmethode met
zich mee.
De strenge regels, waaraan de practicanten gebonden zijn, de
hulp van de Verloskundige Kliniek als ruggesteun, maken ech-
ter, dat zooals de ervaring leert, de bezwaren hiervan gering
zijn.
Bij het verfwerken van het poliklinische materiaal voor sta-
tistische doeleinden moet evenwel rekening gehouden worden
met het feit, dat de practicanten nog ongeschoold zijn en hun
waarnemingen, waar het bijzonderheden betreft, niet geheel
betrouwbaar zijn.
Groep B: In de kliniek bevallen.
Vro^wen uit de Verloskundige polikliniek, die in de kliniek
zijn bevallen wegens medische indicatie of wegens sociale om-
standigheden.
Groep A en B vormen samen een representatief materiaal,
dat ongeveer tweederde der bevallingen van Utrecht en Zuilen
omvat. Het spreekt vanzelf, dat er hieronder vrouwen zijn, die
op advies van haar huisarts, of wegens ondervonden moeilijk-
heden bij een vorige bevalling de hulp van de Verloskundige
polikliniek zoeken, doch als geheel geven deze groepen een vrij
zuiver beeld van de klasse der onvermogenden en minvermo-
genden.
Het maakt echter den indruk, dat in de loop der jaren een
verschuiving plaats vindt naar die klasse, die vroeger welge-
steld genoeg was om de hulp van huisarts of vroedvrouw in te
roepen. Ook hierin heeft de crisis zijn invloed gehad.
Bovendien zijn in de loop van de tien bewerkte jaren ver-
anderingen gekomen in huisvesting, medische verzorging, ba-
kerhulp en hygiënische begrippen.
Steeds zijn er factoren, die een representatief materiaal be-
ïnvloeden en zijn structuur veranderen.
Het is echter onmogelijk deze factoren uit te schakelen, zoo-
dat het geheele materiaal gegeven wordt zonder correcties.
Groep C.
Vrouwen, komende van buiten Utrecht en Zuilen, die wen-
schen in de kliniek te bevallen of die wegens medische indicatie
tijdens de zwangerschap naar ons spreekuur zijn verwezen.
Vanzelfsprekend kan de zwangerschapscontrole bij 'deze vrou-
wen niet zoo volledig en geregeld op ons spreekuur plaats vinden
als bij de vrouwen van groep A. en B.
Menigmaal geschiedt de controle geheel door den huisarts.
In zooverre draagt dó Utrechtsche kliniek niet ten volle de ver-
antwoordelijkheid voor deze vrouwen. Het ware te wenschen,
dat deze groep zich op den duur uitbreidde ten koste van de
volgende groep.
Groep D.
Vrouwen in partu opgenomen, gezonden door artsen of
vroedvrouwen. Bij deze vrouwen hebben zich dus moeilijkheden
voorgedaan, die niet van te voren zijn voorzien.
Hier vinden wij de miskende bekkenvernauwingen, langdu-
rige baringen, tympania uteri, verzuimde dwarsliggingen, mis-
lukte kunsthulp, enz.
Bijna steeds is bij deze vrouwen de zwangerschapscontrole
-ocr page 39-onvoldoende geweest of hebben zich bijzondere of onverwachte
moeilijkheden bij de baring voorgedaan.
De structuur van deze groep is daarom van zooveel belang,
omdat die een duidelijke aanwijzing bevat, welke vrouwen kli-
nisch behandeld moeten worden, en in het algemeen, waar de
grens tusschen kliniek en huispractijk ligt.
Bij de bestudeering van de bevallingen bij vrouwen met een
bekkenvernaujwing is het verder noodzakelijk vast te leggen,
wat wij onder een bekkenvernauwing zullen verstaan.
Over het algemeen wordt onder een bekkenvernauwing ver-
staan een bekken, dat in zijn anatomische verhoudingen af-
wijkt van het normale. Zou men nu de frequentie van het voor-
komen van bekkenvernauwingen in een bepaalde bevolkings-
groep willen vaststellen, dan zou men genoodzaakt zijn iedere
zwangere inwendig of röntgenologisch te onderzoeken en
bekkenmeting te verrichten. Deze gedragslijn volgende, ziet
men dus de bekkenvernauwing anatomisch zonder veel reke-
ning te hoiiden met zijn functie.
De Utrechtsche kliniek heeft dezen weg niet gevolgd. Alleen
dan is het bekken onderzocht, als er aanwijzingen waren, die
een bekkenvernauwing deden vermoeden, of als het bekken in
zijn functie te kort schoot.
De momenten, die tot bekkenonderzoek leiden, zijn de vol-
gende :
Liggingsaf wij kingen.
Promineeren van de schedel voor de symphysis.
Anamnese: moeilijkheden en teleurstellingen bij vorige be-
vallingen.
Rachitische stigmata van de vrouw.
Pathologische afwijkingen aan beenen, heupen en wervelko-
lom van de vrouw, die door veranderde of statische verhoudin-
gen afwijkingen aan het bekken doen vermoeden.
Oude bekkenfracturen.
De functie van het bekken, is met betrekking tot de baring
tweeërlei:
1°. moet het als baringskanaal fungeeren en is daarvoor —
-ocr page 40-in zooverre zijn overige functies dit toelaten — als norm zoo
goed mogelijk gebouwd: de samenstellende deelen gaan zonder
hoeken of kanten in elkander over, nergens bevinden zich uit-
stekende punten, het is ruim genoeg en verzekert de voor een
voorspoedige baring normale spildraai.
2°. bevordert het in hooge mate, dat de kinderen in de, ten-
opzichte van de stuit- en dwarsligging, zooveel gunstigere
hoofdligging geboren worden, doordat het kind reeds geduren-
de de laatste weken van de zwangerschap met zijn hoofd een
veel betere steun op den bekkenring vindt, dan met zijn stuit
of romp. Daardoor is de stabiliteit van het kind in hoofdlig-
ging (met name: achterhoofdsligging) veel grooter, dan in
stuit- of dwarsligging en dus de kans op een hoofdligging veel
grooter.
Aan beide eischen voldoet het bekken onder normale om-
standigheden, zoodat dan ± 99% der kinderen in hoofdligging
geboren wordt, waarbij het hoofd nagenoeg steeds zijn normale
spildraai maakt.
In zijn functie schiet het bekken dus te kort, als er in de
laatste Ziwangerschapsmaand geen hoofdligging is, waarbij het
hoofd bij de primipara vast moet staan in den ingang; als er
tijdens de indaling in hoofdligging geen flexiestand ontstaat;
als er een passagebelemmering plaats vindt tijdens de uitdrij-
ving, die meestal optreedt in den bekkeningang, een enkele
maal in den bekkenuitgang.
De praktijk leert, dat het pathologische bekken veelvuldiger
in zijn functie van stabilisator van de hoofdligging (speciaal
de achterhoofdsligging) te kort schiet dan in zijn functie van
doorgang voor het kind.
Moeilijkheden treden dan ook veelvoudiger op door liggings-
afwijkingen, dan door de vernauwde doorgang, waarbij dus
het belang in het oog springt het bekken te steunen in zijn
eerste functie door gedurende de laatste weken van de zwan-
gerschap maatregelen te treffen, die aan de hoofdligging groo-
tere stabiliteit geven. (Uitwendige keering, verzekeren van de
hoofdligging door een sluitlaken, eventueel met bedrust.)
Bekkenonderzoek 'wordt dus verricht als in de laatste weken
van de zwangerschap liggingsafwijkingen optreden of als zich
gedurende de bevalling passagemoeilijkheden voordoen. In
vele gevallen zal dit echter reeds geschied zijn, wanneer goed
acht is geslagen op de momenten, die tot bekkenmeting moeten
leiden. Niet zelden zijn deze momenten te gering om opge-
merkt te worden en is ook in bepaalde gevallen de passage-
belemmering van geen belang geweest bij vorige bevallingen,
tot onverwacht de kinderschedel grooter, of harder en minder
vervormbaar is dan bij vorige bevallingen. Zoo is het voorge-
komen, dat bij een twaalfde para zich geen enkele moeilijkheid
bij de vorige bevallingen had voorgedaan, maar er thans geen
sprake van indaling is, zoodat V. en E. gedaan wordt. Waarbij
de extractie groote moeilijkheden geeft, zoodat het kind ster-
vend ter wereld komt. Het bekken nu wel gemeten blijkt ver-
nauwd te zijn. Bij de vorige bevallingen is deze vrouw in ons
materiaal niet als een bekkenvernauwing genoteerd geweest.
Deze gevallen zijn geen zeldzaamheid. Evenzoo kan het voor-
komen, dat gedurende vele zwangerschappen het bekken niet
onderzocht is bij een vrouw, bij wie tenslotte een liggingsaf-
wijking gevonden wordt, (bijvoorbeeld: een uitgezakte navel-
streng) en bij wie dan inderdaad een vernauwing wordt ge-
vonden. Ook dergelijke vrouwen zullen in ons materiaal vroeger
niet als bekkenvernauwing genoteerd zijn geweest.
De aard van het pathologische bekken vond ik zelden ver-
meld, daarom heb ik de volgende indeeling gemaakt:
Bekkens, waarvan alléén bekend is, dat de conjugata diago-
nalis kleiner dan 12 cm is.
Bekkens, waarvan alléén bekend is, dat de uitwendig gemeten
omtrek minder dan 85 cm bedraagt. Deze categorie wordt de
algemeen vernauwde bekkens genoemd.
Een categorie vrouwen met uiteenloopende afwijkingen, af-
wijkingen aan beenen, heup of wervelkolom, die afwijkingen
aan het bekken doen vermoeden, die soms wel, soms niet bij het
onderzoek gevonden zijn.
Tot deze rubriek behooren ook de vrouwen met dwarsver-
nauwde bekkens, versehe en oude bekkenfracturen, de zoo zeld-
zaam stoornisgevende bekkenuitgangsvernauwingen. In deze
groep vinden wij verder de bekkens met abnormale bewege-
lijkheid in de gewrichten (symphysiolysis en ankylotische bek-
kens). Al deze afwijkingen zijn samengevat onder de naam:
bijzondere bekkens.
In de gevallen, dat het Promontorium met groot gemak be-
reikt is, doch het meten van de conjugata diagonalis om de
een of andere reden is nagelaten, is het bekken toch als ver-
nauwd beschouwd.
Bij de bewerking van de vernauwde bekkens zijn enkele
groepen van bevallingen met opzet weggelaten, omdat in die
gevallen het bekken geen rol speelde.
Namelijk alle bevallingen, waarbij de zwangerschap nog niet
de 28ste week had bereikt, of waarbij een hydrocephalus of
anencephalus geboren werd.
Daarentegen zijn wel de bevallingen van een foetus macera-
tus bij de bekken vernauwingen opgenomen. Immers ligt de
oorzaak van den dood van het kind met daarop volgende mace-
ratie niet zelden aan een langdurige baring of aan de bekken-
vernauwing zelf.
Aangezien een meervoudige zwangerschap meestal geen dui-
delijk beeld van de invloed van de bekkenafwijking geeft, is
deze groep afzonderlijk vermeld.
Primiparae en multiparae zijn gescheiden, v^aarbij opge-
merkt moet worden, dat als primipara beschouwd wordt een
vrouw, die nog geen zwangerschap heeft meegemaakt, die 28
weken of langer heeft geduurd. Dat wil dus zeggen, dat een
vrouw, die alleen een abortus of een partus immaturus heeft
gehad, als primipara genoteerd wordt in deze bewerking.
Gescheiden worden dan weer de voldragen zwangerschappen
(38 weken en langer) en de onvoldragen zwangerschappen
(28—37 weken).
Voor de bekkens met een conjugata diagonalis kleiner dan
12 cm. is een splitsing gemaakt in vijf onderdeelen naar de
graad van de bekken vernauwing, waarbij de conjugata diago-
nalis als maatstaf is gekozen, en wel de volgende:
C.D. 11—11.9 cm. C.D. 10—10.9 cm. C.D. 9—9.9 cm. C.D.
8—8.9 cm. C.D. 7—7.9 cm. Een C.D. kleiner dan 7 cm. werd
niet gemeten.
Nogmaals wil ik erop wijzen, dat deze indeeling de graad
der anatomische afwijkingen aangeeft, doch niet de graad van
de functie-afwijkingen van de vernauwde bekkens.
Immers door de bewegelijkheid van het bekken bepaalt de
conjugata diagonalis niet geheel de functie. Zou men een juis-
tere indeeling willen maken, wanneer althans de doorgangs-
belemmering in het middelpunt wordt gesteld, dan zou men de
afmetingen in de bekkemvijdte als maatstaf moeten nemen,
aangezien deze onveranderlijk zijn. Deze kan men röntgeno-
logisch vastleggen, doch met het gewone onderzoek zijn zij niet
te meten. Evenmin is een indeeling, uitgaande van de functie
van het bekken om de hoofdligging te stabiliseeren, practisch
doorvoerbaar.
HOOFDSTUK HL
Verloskundige polikliniek.
In de jaren 1927—1936 zijn in totaal: 16888 vrouwen thuis
onder leiding van de Verloskundige polikliniek bevallen na een
zwangerschap van minstens 28 weken. Door de selectie op het
spreekuur zijn de ernstige pathologische afwijkingen in de
kliniek opgenomen. Onder de vrouwen, die thuis haar bevalling
afwachtten, zijn echter talrijke bekkenvernau,wingen waarge-
nomen.
Zooals reeds eerder besproken, bereiken de gegevens daar-
over ons via de baringsverslagen, die door de practicanten
worden opgesteld. Hierdoor is het niet mogelijk een zuiver
beeld te geven van de frequentie der bekkenvernauwingen. Het
is zeker, dat het aantal pathologische bekkens in de Verlos-
kundige polikliniek zeer veel grooter is, dan uit de concrete ge-
tallen blijkt. In de V.P. bevielen 3316 normale primiparae en
191 primiparae met een hekkenvernauwing met conjugata
diagonalis 11—11.9 cm. Bij deze 3507 vrouwen komen dus
5,4 % bekkens voor met een C.D. 11—11.9 cm.
In de kliniek werden uit de V.P. 405 normale primiparae op-
genomen tegenover 142 primiparae met een hekkenvernauwing
met C.D. 11—11.9 cm., te samen 547 vrouwen met 25.9% bek-
kens met een C.D. 11—11.9 cm.
Nagenoeg alle vrouwen met een bekken met een C.D. 11—
11.9 cm zijn niet in de kliniek opgenomen wegens de bekken-
vernauwing, maar meestal wegens sociale omstandigheden.
Men mag daarom de 3507 vrouwen uit de V.P. vergelijken
met de 547 vrouwen in de kliniek.
Het feit, dat het percentage lichte bekkenvernauwingen in
de V.P. 5,4% bedraagt tegenover 25,9% in de kliniek, wordt
verklaard, — behalve doordat enkele vrouwen zijn opgenomen,
waarbij deze lichte graad van vernauwing stoornis heeft ge-
geven —, doordat in de V. P. alleen bekkenonderzoek wordt
gedaan als er een indicatie voor bestaat, terwijl in de kliniek
alle vrouwen bij ontslag inwendig onderzocht worden en het
bekken alsnog onderzocht wordt, als dit niet voor of tijdens
de baring is geschiedt.
Bij de multiparae vinden wij 11144 normale vrouwen in de
V. P. tegenover 231 vrouwen met een bekken met C.D. 11—11,9
cm, of 2%.
In de kliniek bedragen deze cijfers 343 tegenover 127, dus
27% lichte bekkenvernaiïwingen.
Het zeer hooge percentage lichte bekkenvemauwingen, dat
wij vinden bij een aantal vrouwen, die veelal alleen wegens
sociale omstandigheden in de kliniek zijn opgenomen, geeft een
beter beeld van de frequentie der bekkenvernauwingen dan het
polikliniek-materiaal, waarvan de gegevens zeer onvolledig zijn.
Met het toenemen van de graad der vernauwing zijn in de
V. P. relatief veel minder bekken vernauwingen aan den aan-
dacht ontsnapt, en zijn veel meer bekkenvernauwingen wegens
deze afwijking in de kliniek opgenomen, zoodat een vergelij-
king tusschen polikliniek en kliniek bij de sterke graden van
vernauwing niet meer opgaat.
Bij herhaling is gebleken, dat zich moeilijkheden voordeden
bij een multipara, waarbij een bekkenvemau(wing de oorzaak
was, die bij soms talrijke vorige bevallingen geen stoornis had
gegeven en ook verder onopgemerkt was gebleven.
In de Verloskundige Polikliniek werden 793 bekkenvernau-
wingen geconstateerd:
315 Primiparae en J^78 multiparae.
Primiparae. 315 gevallen: 307 enkelvoudig en voldragen,
geen voldragen tweelingen en 8 vroeggeboorten.
Bekken |
Enkelvoudig |
Voldragen |
Praematuur |
C.D. 11-11.9 cm. |
191 |
1 | |
C.D. 10-10.9 cm. |
87 |
— |
4 |
C.D. 9- 9.9 cm. |
1 |
— |
— |
Alg. vernauwd |
24 |
— |
3 |
Bijz. bekkens |
4 | ||
Totaal |
307 |
— |
8 |
Multiparae 478 gevallen: 462 enkelvoudig en voldragen,
voldragen tweelingen en 10 vroeggeboorten.
Bekken |
Enkelvoudig Voldragen |
Praematuur |
C.D. 11-11.9 cm. |
1 231 3 |
3 4 |
462 6 |
10 |
De verschillende groepen zullen afzonderlijk beschreven
worden.
Uit bovenstaande tabellen blijkt, dat de bekkens met Con-
jugata diagonalis onder de 10 cm slechts in een klein aantal
voorkomen en dus zeer veel opgenomen worden in de kliniek.
Vrouwen met bekkens met C.D. beneden 9 cm., werden steeds
opgenomen en dus beviel er geen enkele thuis. .
Bij de multiparae kwamen 17 bekkens met C.D. 9—9.9 cm.
voor. Deze vrouwen waren bij herhaling met het kind in hoofd-
ligging zonder moeilijkheden van een levend kind bevallen. Niet
moet vergeten worden, dat mocht zich een moeilijkheid voor-
doen, dan kan de vrou^w onmiddellijk opgenomen worden uit
de stad, zonder dat vooraf formaliteiten behoeven te worden
gepleegd. De assistent belt de Geneeskundige Dienst op en
binnen zeer korten tijd is de vrouw in de kliniek gebracht. Op-
name uit de gemeente Zuilen vereischt formaliteiten en kost
meer tijd.
De verschillende ondergroepeeringen naar de graad van
bekkenmaten zullen nu verder besproken worden. De gegevens
zijn niet zoo nauwkeurig als het klinische materiaal. Bijvoor-
beeld het wegen der kinderen gebeurt met een unster, zoodat
ik er van afgezien heb de geboortegewichten te vermelden.
Wij beginnen met de primiparae en behandelen hiervan
achtereenvolgens de 5 aangegeven groepen van vernauwingen:
Primiparae C. D. 11 — 11.9 cm.
Bij de 191 Enkelvoudige voldragen Zwangerschappen met
C.D. 11—11^9 kwamen voor:
178 Achterhoof dsUg ging en.
1 Kruinligging.
1 Aangezichtsligging.
11 Stuitligging en.
Van de 178 Achterhoofdsliggingen werden 163 kinderen
spontaan geboren, waarvan 4 na pituitrine en 1 na correctie
van uitgebleven .spildraai. 159 kinderen werden levend geboren,
4 kinderen dood.
Doodsoorzaak: 1 x Gemacereerd door onbekende oorzaak.
1 X Langdurig ontsluitingstijdperk.
1 X Bij staande vliezen en 5 cm ontslui-
ting, zeer weinig vruchtwater.
1 X Vitium cordis.
13 uitgangstangen, waarvan 2 na pituitrine. 12 kinderen wer-
den levend geboren, 1 kind gemacereerd door onbekende
oorzaak.
2 hooge tangen. Beide kinderen leven.
Inbsp;Kruinligging.
Spontane baring van levend kind.
1 Aangezichtsligging.
V.P. 1931/1535. Baring vordert tijdens de uitdrijving niet.
Versie en extractie. Levend kind.
IInbsp;Stuitligging en.
4 Spontane baringen, 4 gedeeltelijke extracties, 3 volledige
extracties. Alle kinderen leven.
Er zijn dus geen kinderen gestorven als direct gevolg van de
bekkenvernauwing.
Primiparae. C.D. 10—10.9 cm.
Bij de 87 enkelvoudige voldragen zwangerschappen kwa-
men voor:
82 Achterhoofdsliggingen.
1 Voorhoofdsligging.
1 Aangezichtsligging.
8 Stuitliggingen.
Van de 82 Achterhoofdsliggingen werden 74 kinderen spon-
taan en levend geboren, hierbij , was 6 maal pituitrine gegeven.
5 maal werd een uitgangstang aangelegd, waarvan 2 maal na
het geven van pituitrine.
4 kinderen leven, één kind werd doodgeboren:
V.P. 1936/1514. Langdurige baring (50 uur), tenslotte bij 8
centimeter ontsluiting, geen harttonen meer.
Vliezen worden gebroken, er komt weinig
vruchtwater. Harttonen ? ? Uitgangstang. Kind
wordt doodgeboren. Navelstreng heeft wei-
nig gelei.
3 maal hooge tang, waarvan 1 maal na het geven van pi-
tuitrine. Kinderen leven.
1 X Voorhoofdsligging.
V.P. 1936/1481. Hoofd ^/s ingedaald staat niet geheel vast.
Vliezen staan, ontsluiting in enkele uren vol-
komen. Versie en extractie. Levend kind. C.D.
± 10.5 cm.
1 X Aangezichtsligging.
Spontane baring van een levend kind.
3 Stuitliggingen.
2 maal gedeeltelijke extractie en 1 maal volledige extractie.
De drie kinderen leven.
Bij deze primiparae met C.D. 10—10.9 cm. is dus slechts
één kind gestorven, welke dood niet aan bekkenvernauwing kan
worden gelweten.
Primiparae C.D. 9—9.9 cm.
Primiparae uit deze groep werden op één na steeds opgeno-
men in de kliniek. Deze sterke vernauwingen geven zoo dik-
wijls moeilijkheden, dat het prophylactisch juist is alle Primi-
parae op te nemen.
_ Het is niet duidelijk geworden, waarom één primipara niet
IS opgenomen, temeer waar het kind in stuitligging lag; bij de
controle op het spreekuur werd steeds een hoofdligging gevon-
den, welke niet indaalde. C.D. 9.8 cm.
Bij komst van den practicant is er 8 cm. ontsluiting en ge-
broken vliezen. Spoedig snijdt de stuit door. Het kind wordt
spontaan tot halverwege de romp geboren, dan vordert de ba-
rmg met en wordt verder geëxtraheerd, waarbij geen moeilijk-
heden optreden. Kind leeft. V.P. 1932/1195.
Primiparae. Algemeen vernauwde bekkens.
Van deze categorie werden slechts 24 vrouwen met enkel-
voudige en voldragen zwangerschap gevonden. Niet zoozeer, dat
deze bekkens zoo zelden voorkomen (het aantal in de kliniek
bedraagt voor de primiparae 169), doch bij het grootste deel
der vrouwen werden door de practicanten de uitwendige bek-
kenmaten niet gemeten of genoteerd.
Hierbij komen voor: 22 Achterhoofdsliggingen en
1 Stuitligging en
1 Uitgezakte navelstreng.
Van de 22 achterhoofdsliggingen werden 22 kinderen spon-
taan en levend geboren, waarvan 3 na het geven van pituitrine.
De stuitligging werd geëxtraheerd. Het kind leeft.
1 maal uitgezakte navelstreng.
V.P. 1932/55. Bij komst van den practicant zijn er krach-
tige weeën, vruchtwater loopt af. Bij iniwendig onderzoek is er
6 cm. ontsluiting, het hoofd staat bewegelijk, er is een uitge-
zakte navelstreng. De assistent wordt gewaarschuwd. Uitwen-
dige versie mislukt, daarom wordt inwendig gekeerd, de ont-
3
-ocr page 50-sluiting valt mee, zoodat dadelijk geëxtraheerd wordt (?) Kind
is niet groot, leeft.
Primiparae. Bijzondere bekkens.
2 maal heupluxatie. Beide spontaan bevallen in achterhoofds-
ligging van een levend kind.
1 maal oud fractuurhekken. Spontane baring in achterhoofds-
ligging van een levend kind.
1 maal uitgangsvernauwing. De uitdrijving in achterhoofds-
ligging vordert niet. Uitgangstang. Levend kind.
Resultaat van alle Primiparae
met voldragen, enkelvoudige zwangerschap.
Van de 307 kinderen, werden zes levenloos geboren, in het
verloop van de eerste tien dagen stierven geen kinderen.
Primiparae |
C.D. |
C.D. |
C.D. |
Alg. |
Bijz. |
Bekkenvernauwingen |
11-11.9 |
10-10.9 |
9-9.9 |
vern. |
bekkens |
Levend geboren |
186 |
86 |
1 |
24 |
4 |
Later gestorven |
— |
— |
— |
— |
— |
Doodgeboren |
5 |
1 |
— |
— |
— |
Doodsoorzaak: | |||||
Gemacereerd. Oorzaak ? |
2 |
— |
— |
— |
— |
Langdurige ontslui- | |||||
tingsperiode |
1 |
1 |
— |
— |
— |
Dunne navelstreng |
1 |
— |
— |
— |
— |
Congenitale afwijking |
1 |
De tabel laat zien, dat er géén kind tengevolge van de bek-
kenvernauwing is gestorven; bovendien herstelden alle vrouwen.
Thans gaan wij over tot de behandeling van de multiparae
en krijgen als eerste:
Multiparae C.D. 11^11.9 cm.
Bij de 231 Enkelvoudige en voldragen zwangerschappen kwa-
men voor:
199 Achterhoof dslig ging en.
1 Kruinligging.
5 Aangezichtsliggingen.
9 Stuitliggingen.
11 Dwarslig gingen.
5 X Uitgezakte navelstreng.
1 X Voorliggende navelstreng.
Van de 199 Achterhoofdsliggingen werden
191 kinderen spontaan geboren, waarvan 2 dood.
Doodsoorzaak: 1 X Langdurige ontsluitingsperiode.
1 X Gemacereerd door onbekende oorzaak.
In twee gevallen was pituitrine ingespoten.
2 Uitgangstangen werden aangelegd. Levende kinderen.
5 Hooge tangen, 2 maal was tevoren pituitrine ingespoten
Alle kmderen levend geëxtraheerd, één kind stierf na 6 da-
gen, waarvan ik de verkorte baringsgeschiedenis laat volgen-
V.P. 1929/28.nbsp;'
II para van 29 jaar met C.D. 11.2 cm.
Eerste kind ± 3000 gram is spontaan zonder moeilijkheden
levend geboren.
Deze maal zijn de weeën niet krachtig, de ontsluitingsperiode
duurt 3 dagen. De vliezen worden bij ± 7 cm. ontsluiting per
ongeluk gebroken. Het duurt dan nog 55 uur voordat er vol-
komen ontsluiting is. Het hoofd, dat aanvankelijk bewegelijk
boven den ingang staat, daalt tot ruim half in. Ook in het uit-
drijvmgstijdperk zit weinig voortgang, zoodat het kind forci-
paal geëxtraheerd wordt. Het kind is goed, weegt ± 4000 gram
Al spoedig valt op, dat het kind snuffelt, moeilijk ademt en
daardoor moeihjk drinkt. Deze verschijnselen nemen toe, zoo-
dat den 6en dag de kinderarts Dr. Oarstens in consult komt.
uiagn. Debihtas congenita of hersenbloeding zonder sympto-
men. Prognose: infaust. Kort daarop succombeert het kind.
Éénmaal werd versie en extractie gedaan, nadat een hooge
tang wegens slechte harttonen niet gelukt was. Kind leeft, heeft
een Erbsche verlamming, die niet geheel herstelde. (V.P
1931/1366).
Van de 199 kinderen in achterhoofdsligging zijn dus 3 kin-
deren gestorven: één vóór de partus, één durante partu en
één 6 dagen na de partus, de laatste waarschijnlijk niet tenge-
volge van een schedeltrauma (hooge tang), zoodat tengevolge
van de bekkenvernauwing niet één kind gestorven is.
1 Kruinligging.
Spontane geboorte van een levend kind.
5 Aangezichtsliggingen.
3nbsp;Spontaan en 2 na versie en extractie. Alle kinderen leven.
9 Stuitliggingen.
4nbsp;Spontaan, 2 na gedeeltelijke-, 3 na volledige extractie. Alle
kinderen leven.
11 Dwarslig ging en.
1 maal uitwendige versie durante partu en daarna stuitex-
tractie, wegens voorliggende navelstreng. Levend kind. V.P.
1931/1512. 10 maal versie en extractie: 8 kinderen leven. 1 kind
wordt doodgeboren, en 1 kind sterft binnen een uur na de
geboorte; van de gestorven kinderen volgen de baringsver-
slagen :
V.P. 1932/1573.
XlIIe para. Afloop der vorige baringen:
8 X spontaan ä terme. Levende kinderen.
1 X stuitligging, doodgeboren.
3 X dwarsligging (1 X decapitatie en 2 X versie en extractie
met levend kind).
Bij komst van den practicant is het vruchtwater reeds lang
afgeloopen en worden geen harttonen gehoord. Er is volkomen
ontsluiting. Versie en extractie gaat gemakkelijk. Kind is dood.
V.P. 1935/264.
Xlle para. Afloop der vorige baringen:
8 X spontaan ä terme. 1 kind wordt doodgeboren.
Het derde kind ligt in dwarsligging, door versie en extractie
levend geboren.
Het zesde kind is praematuur en sterft.
Het zevende kind wordt in stuitligging doodgeboren.
Bij komst van den practicant ligt het kind dwars. De dade-
lijk gewaarschuwde assistent vindt volkomen ontsluiting en
staande vliezen. Versie en extractie. De versie gaat gemakke-
lijk, de ontwikkeling van de armen gaat moeilijk en kost vrij
veel tijd. Het hoofd passeert zonder moeite.
Het hart klopt goed, doch het kind ademt niet. Na % uur
houdt de hartslag op, zonder dat het kind geademd heeft.
5 X Uitgezakte navelstreng.
Alle keeren werd bij komst van den practicant voldoende
ontsluiting gevonden voor versie en extractie. Alle kinderen
leven.
(Opgemerkt moet worden, dat bij onvoldoende ontsluiting
de vrouw opgenomen wordt, zoodat wij deze gevallen later te-
rugvinden bij de behandeling van de vrouwen, die in de kliniek
bevielen.)
1 X Voorliggende navelstreng.
V.P. 1927/1752.
Bij komst van den practicant staat het hoofd even ingedaald.
Inwendig is er 4 cm ontsluiting, staande vliezen en een goed
kloppende navelstreng voor het hoofd. Pogingen het kind op
de stuit te keeren worden niet vermeld. De vrouw wordt in
Trendelenburg gebracht. 9 uur later begint het hoofd dieper
in te dalen. Harttonen worden langzaam. De gewaarschuwde
assistent vindt volkomen ontsluiting en het hoofd op den bek-
kenbodem. De voorliggende navelstreng klopt nog. Vliezen wor-
den gebroken en een tang aangelegd. Het kind wordt levenloos
geboren.
Bij de 32 liggingsafwijkingen werden 3 kinderen doodge-
boren, 2 door dwarsligging en 1 door voorliggende navelstreng,
die dus op het debet van de bekkenafwijkingen komen.
Multiparae C.D. 10—10.9 cm.
Bij 160 Enkelvoudige en voldragen zwangerschappen kwa-
men voor:
143 AchterhoofdsKggingen.
1nbsp;Voorhoof dsUg ging.
2nbsp;Aangezichtsliggingen.
6 Stuitligging en.
3nbsp;Dwarslig ging en.
4nbsp;maal Uitgezakte navelstreng.
1 maal Voorliggende navelstreng.
143 Achterhoofdsliggingen.
140 Spontane geboorten, waarvan éénmaal na het toedienen
van pituitrine.
Hiervan worden 137 kinderen levend geboren, 3 kinderen
sterven. Doodsoorzaak:
1 X Gemacereerd. 44 weken.
1 X kind wordt asphyctisch geboren, 5 minuten na het bre-
ken van de vliezen, ademt niet, sterft.
1 X vroeg afgeloopen vruchtwater. Tympania uteri; foetus
maceratus.
3 maal werd een hooge tang aangelegd.
V.P. 1932/931. Niet vorderen, ondanks krachtige weeën.
Hooge tang. Kind heeft voorbijgaande Erbsche verlamming.
Vrouw heeft een ureterfistel, die zich spontaan sluit.
V.P. 1932/1968. Baring vordert niet. Hooge tang. Levend
kind.
V.P. 1933/820. Hooge tang wegens niet vorderen. Levend
kind.
1 Voorhoofdsligging.
IHe para. Vorige baringen: 2 X sp. a t. levende kinderen.
V.P. 1934/879. Schedel daalt niet in, versie en extractie.
Levend kind. C.D. 10 cm.
2 Aangezichtsliggingen.
Beide spontaan en levend geboren.
6 Stuitligging en.
3 maal spontane baring van levend kind.
-ocr page 55-1nbsp;maal gedeeltelijke extractie van levend kind.
2nbsp;maal volledige extractie: Beide kinderen sterven.
V.P. 1935/1208. Bij volkomen ontsluiting zijn harttonen on-
regelmatig. Extractie. Kind is spoedig dood.
V.P. 1931/1920. Bij het breken van de vliezen zakt navel-
streng uit. Kind wordt geëxtraheerd. Sterft dadelijk.
3 Dwarslig ging en.
V.P. 1927/10. Dwarsligging, bij volkomen ontsluiting. Ver-
sie en extractie. Levend kind.
V.P. 1936/887. Dwarsligging, er kan dadelijk versie en
extractie gedaan worden. Kind leeft.
V.P. 1936/1841. Uitwendige versie bij staande vliezen van
dwarsligging tot hoofdligging. Eenigen tijd later is er volko-
men ontsluiting. Vliezen worden gebroken, er is een aange-
zichtsligging, die met de handgreep van Baudelocque in ach-
terhoofdsligging wordt veranderd. Daarna spontane geboorte
van levend kind.
4 X Uitgezakte navelstreng.
V.P. 1933/443. Uitgezakte navelstreng klopt bij de komst
van den assistent niet meer, even te voren nog wel. Versie en
extractie. Kind is dood.
V.P. 1934/518. Hoofd ingedaald. Navelstreng uitgezakt.
Uitgangstang. Levend kind.
V.P. 1934/1945. Uitgezakte navelstreng. Hoofd bewegelijk.
Versie en extractie. Levend kind.
V.P. 1936/1096. Uitgezakte navelstreng. Hoofd bewegelijk.
Versie en extractie. Levend kind.
Er is dus van deze vier kinderen één kind gestorven. Het is
niet uitgesloten, dat de practicant het kind had kunnen redden,
als hij bevoegd was geweest versie en extractie te doen. De
assistent, die even later kwam, vond de navelstreng reeds
zonder pulsaties.
1 X Voorliggende navelstreng.
V.P. 1934/1276. Uitwendige versie tot stuitligging. Kor-
-ocr page 56-ten tijd daarna breken de vliezen en wordt het kind levend ge-
extraheerd.
Van de 17 kinderen met liggingsafwykingen werden 3 kin-
deren doodgeboren, 2 in stuitligging en 1 door uitgezakte na-
velstreng.
Multiparae. Conjugata diagonalis 9—9.9 cm.
Bij 17 enkelvoudige en voldragen zwangerschappen kwamen
voor: 16 Achterhoofdsliggingen.
1 Dwarsligging.
16 Achterhoof dslig ging en.
15 kinderen werden spontaan geboren, 1 kind werd wegens
met vorderen, door de hooge tang geboren. V.P. 1934/1021.
Alle 16 kinderen leven.
1 Dwarsligging.
V.P. 1936/1490.
XlIIe para. Conjugata diagonalis 9.9 cm.
Inbsp;Sp. a t. levend kind.
IInbsp;en III Partus immaturus, kinderen dood.
IV en V Partus praematurus, kinderen dood.
VI en VII Spontaan ä terme, 1 kind dood (lues).
VIIInbsp;Stuitligging. Sp. a t. Levend kind.
IXnbsp;Abortus.
X—XII 3 X Spontaan ä terme, levende kinderen.
Het bekken heeft geen moeilijkheden gegeven, zoodat de be-
vallmg thuis wordt afgewacht.
De vrouw laat waarschuwen, als het vruchtwater is afgeloo-
pen. Er IS volkomen ontsluiting en een dwarsligging met een
uitgezakten arm. Hoewel het bekken den indruk maakt klein
te zun, wordt met het oog op de gunstige afloop der vorige
barmgen, dadelijk versie en extractie gedaan. Het nakomende
hoofd passeert zonder weerstand. Blijkbaar dus groote be-
wegelijkheid van het bekken.
Het kind leeft en weegt ± 4200 gram.
Multiparae. Algemeen vernauwde bekkens.
Bij 43 enkelvoudige en voldragen zwangerschappen kwamen
voor: 40 Achterhoofdsliggingen.
1nbsp;Kruinligging.
2nbsp;Stuitligging en.
40 Achterhoofdsliggingen.
Alle kinderen werden spontaan en levend geboren.
1 Kruinligging.
Spontane baring van een levend kind.
2. Stuitligging en.
1nbsp;kind werd spontaan geboren, 1 kind na gedeeltelijke ex-
tractie. Beide kinderen leven.
Multipara. Bijzondere bekkens.
3 X Heupluxatie: 3 X achterhoofdsligging, spontane geboorte
van een levend kind.
X Uitgangsvernamving: 3 x achterhoofdsligging; 2 x
spontaan, levende kinderen; 1 x uitgangstang, kind na 8 dagen
dood door uitdroging, door verwaarloozing en slecht toezicht
van den practicant. V.P. 1932/1813.
2nbsp;X Poliomyelitis: 2 X achterhoofdsligging. Spontane baring.
Levende kinderen.
2 X Kyphoscoliosis. C.D. 10.9 cm Achterhoofdsligging. Spon-
tane baring. Levend kind.
1 X Dwarsvernauwd hekken: Achterhoofdsligging. Spontaan
na pituitrine. Levend kind.
lx Ankylose van de heup: Achterhoofdsligging. Spontane
baring. Levend kind.
Resultaat van alle Multiparae
met voldragen, enkelvoudige zwangerschap.
-ocr page 58-Van de 462 kinderen werden 10 levenloos geboren, terwijl 3
kinderen binnen de eerste tien dagen stierven.
O |
! « |
75 | |||
Multiparae |
Q — |
Q2 |
: 0 cK |
i fe |
. c N « |
Bekkenvernauwingen |
ü^ |
ÜÓ |
1 Ücgt; |
1 ^ 1 uó |
rn rid |
Levend geboren |
225 |
154 |
17 |
43 |
10 |
Later gestorven |
2 |
— |
- |
_ |
1 |
Doodgeboren |
4 |
6 |
— |
— |
— |
Doodsoorzaak: | |||||
Gemacereerd, oorzaak? |
1 |
1 | |||
Langdurige ontsluitingsperiode |
1 |
1 |
- |
_ |
_ |
Asphyxie |
— |
1 |
- |
_ |
_ |
Voorliggende navelstreng |
1 |
1 |
__ |
_ |
_ |
Uitgezakte navelstreng |
— |
1 |
- |
- |
_ |
Stuitligging uitgez. navelstreng | |||||
extractie |
— |
1 1 |
_ |
_ |
_ |
Stuitextractie |
_ |
1 ' |
_ |
_ | |
Dwarsligging |
1 |
— |
— |
— |
Doodsoorzaak van de kinderen die later gestorven zijn.
1 X na 45 minuten na V. en E. bij dwarsligging.
1 X na 6 dagen. Debilitas congenita?
1 X na 8 dagen door verwaarloozing en uitdroging.
Bij de multiparae zijn dus van de 462 kinderen 13 gestorven,
van deze 13 kinderen zijn 6 gestorven tengevolge van de lig-
gingsaf wij kingen.
Er is geen kind gestorven tengevolge van de vernauwde
doorgang.
Alle vrouwen herstelden.
Terugkomende op mijn beschouwingen, dat in de verloskun-
dige polikliniek, talrijke lichte bekkenvernauwingen onopge-
merkt moeten gebleven zijn, blijkt uit de tabellen van de doods-
oorzaken der levenloos geboren kinderen, dat deze licht ver-
nauwde bekkens niet onschuldig zijn. Niet door de vernauwde
doorgang, maar door de grootere frequentie der liggingsafwij-
kingen zijn deze bekkens gevaarlijk voor de kinderen.
Het is dus goed te weten, dat de frequentie van het voorko-
-ocr page 59-men van deze bekkens groot is, aangezien zij een belangrijke
groep vormen, niet zoozeer door hun vernauwde doorgang, als
wel door hun misvorming, waardoor zij minder stabiliteit geven
aan de achterhoofdsligging en waardoor liggingsafwijkingen
kunnen optreden. Vooral bij de multiparae, waarbij de toch
reeds geringe stabiliteit voor de hoofdligging nog afneemt met
het slapper worden van de buikwand, treedt deze complicatie
in een veel grootere frequentie op dan bij normale bekkens.
Voldragen Tweelingen in de Verloskundige Polikliniek.
Bij de Primiparae kwamen geen gemelli voor.
Bij de multiparae kwamen 6 paren gemelli voor:
3 in de rubriek van bekkens met C.D. 11_11.9 cm.
a.nbsp;le kind spontaan in achterhoofdsligging.
2e kind spontaan in stuitligging.
Beide kinderen leven.
b.nbsp;le kind spontaan in stuitligging.
2e kind spontaan in achterhoofdsligging.
Beide kinderen leven.
c.nbsp;le kind spontaan in achterhoofdsligging.
2e kind spontaan met hand naast het hoofd.
Beide kinderen leven.
3 in de rubriek van bekkens met C.D. 10—10.9 cm.
d.nbsp;le kind in stuitligging met uitgezakte navelstreng wordt
levend geëxtraheerd.
2e kind in kruinligging wordt spontaan en levend geboren.
e.nbsp;le kind spontaan in achterhoofdsligging.
2e kind ligt dwars. V. en E. Beide kinderen leven.
f.nbsp;Beide kinderen spontaan en levend in achterhoofdsligging
geboren.
Praemature kinderen in de Verloskundige poUkliniek.
8 praemature kinderen hij de primiparae.
Rubriek van bekkens met C.D. 11—11.9 cm:
a. Stuitextractie wegens slechte harttonen. Het kind sterft den
volgenden dag.
Bij obductie: bijnierbloedingen. De graviditeit duurde 36
weken.
Rubriek van bekkens met C.D. 10—10.9 cm:
b-d. Driemaal spontane geboorte in achterhoofdsligging van
een levend kind.
e. Kind in stuitligging. Gedeeltelijke extractie van een levend
kind.
Rubriek van Algemeen vernauwde bekkens:
f-h. Driemaal spontane baring in hoofdligging. Eén kind is
dood, de graviditeit duurde 34 weken. Er werd geen andere
afwijking gevonden, dan een oedemateuze placenta.
10 praemature kinderen bij de multiparae.
Rubriek van bekkens met C.D. 11—11.9 cm:
a.nbsp;Kind in stuitligging. Gedeeltelijke extractie. Kind is dood.
35 weken.
b,nbsp;c. Beide kinderen spontaan in achterhoofdsligging geboren.
Graviditeit van 36 weken. Eén kind leeft, één kind sterft na
24 uur door vroeggeboorte.
Rubriek van bekkens met ,C.D. 10—10.9 cm. .
d.g. Vier levende kinderen spontaan in achterhoofdsligging ge-
boren. Zwangerschapsduur 35—37 wk.
Rubriek van bekkens met C.D. 9—9.9 cm:
h.nbsp;Levenloos kind, spontaan geboren na solutio placentae in
de 36e week.
Rubriek van Algemeen vernauwde bekkens:
i.nbsp;Spontane baring. Kind dood. 36 wk. Obductie: hernia dia-
phragmatica.
j. Spontane baring van levend kind in achterhoofdsligging.
34 weken.
Verloskundige Kliniek.
In de kliniek Werden 1874 vrouwen met bekkenvernauwingen
behandeld.
Hiervan zijn 975 primiparae en
899 otnultiparae.
De 975 primiparae zijn in onderstaande tabel onderscheiden
in 904 voldragen enkelvoudige zwangerschappen, 5 tweeling-
zwangerschappen en 66 vroeggeboorten. De 904 voldragen,
enkelvoudige zwangerschappen zijn tevens ingedeeld naar de
ligging van het kind. Bovendien is een indeeling naar de graad
van bekkenvernauwing gemaakt.
Bij de achterhoofdsliggingen komen tevens de wandbeenslig-
gingen voor, daar de wandbeensligging bij de platvernauwde
bekkens de normale wijze van indalen is.
975. Primiparae.
Cv
Qd
ü j,
. H
N «
03
.O
ai
ai
4J
O
H
ö2
Ö6
ß ■
oo
nog
Q •
Ofi
quot;O
Voldr. enkelv. zw.sch.
Achterhoofdsliggingen
Kruinliggingen
Voorhoofdsliggingen
Aangezichtsliggingen
Hoofd blijft bewegelijk
Uitgezakte arm naast
het hoofd
Stuitliggingen
Dwarsliggingen
Placenta praevia
Tweelingzwangerscb.
Vroeggeboorten
311*
289
2
1
2
288
245
1
1
8
10
2
3
66
37
1
1
1
16
2
15
4
169
166
49
40
3
1
2
904
783
7
4
12
41
4
5
11
14
2
19
17
1
45
2
3
18
5
66
3 I 1
25
69 16
Totaal
332
309
194
49
975
r nnbsp;van enkelvoudige voldragen zwangerschappen bij
OMame wpI/®'nbsp;bijzonder geval voor: Toe. 1934/538.
extra^ïfpnbsp;achterblijven van het nakomende hoofd na versie en
extractie, waarbij de hals is afgescheurd.
iNa inkomst wordt het hoofd met Kochers geëxtraheerd.
-ocr page 62-Voor de 899 Multiparae volgt een analoge tabel.
O Q:: |
Q2 |
Qo; Öds |
Qod |
igt;S |
W ■si m-S X! |
Ci.. quot;O |
03 H | ||
Voldr. enkelv. zw.sch. |
276 |
309 |
99 |
29 |
2 |
74 |
33 |
2 |
824 |
Achterhoofdsliggingen |
240 |
247 |
55 |
5 |
— |
68 |
25 |
— |
640 |
Kruinliggingen |
5 |
9 |
1 |
— |
— |
2 |
— |
— |
17 |
Voorhoofdsliggingen |
1 |
3 |
2 |
1 |
— |
— |
— |
— |
7 |
Aangezichtsliggingen |
4 |
2 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
6 |
Hoofd blijft bewegelijk |
— |
20 |
25 |
16 |
2 |
— |
4 |
— |
67 |
Voorliggende navelstreng |
— |
3 |
1 |
2 |
.— |
— |
— |
— |
6 |
Uitgezakte navelstreng |
1 |
8 |
6 |
15 | |||||
Uitgezakte arm naast het | |||||||||
hoofd |
— |
2 |
1 |
— |
— |
— |
1 |
— |
4 |
Stuitliggingen |
13 |
6 |
4 |
— |
— |
1 |
1 |
— |
25 |
Dwarsliggingen |
8 |
6 |
3 |
5 |
— |
— |
1 |
2 |
25 |
Placenta praevia |
4 |
3 |
1 |
— |
3 |
1 |
— |
12 | |
Tweelingzwangersch. |
6 |
2 |
— |
— |
3 |
— |
- |
11 | |
Vroeggeboorten |
24 |
20 |
2 |
1 |
- |
17 |
— |
64 | |
Totaal |
306 |
331 |
101 |
30 |
2 |
94 |
33 |
2 |
899 |
Voor elke graad van bekkenvernauwing wordt nu het resul-
taat gegeven, onderverdeeld in de groepen B, C en D, al naar
gelang de vrouwen uit de V.P. of van buiten werden opgenomen
vóór of tijdens de baring. De tweelingen en praematuren zijn
beide afzonderlijk behandeld.
Primipara. C.D. 11 — 11.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel I.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |
Achterhoofdsligging |
136 |
143 |
10 |
289 |
Kruinligging |
1 |
1 |
— |
2 |
Voorhoofdsligging |
1 |
— |
— |
1 |
Aangezichtsligging |
— |
— |
2 |
2 |
Hoofd blijft bewegelijk |
— |
— |
— |
— |
Voorliggende navelstreng |
— |
— |
— |
— |
Uitgezakte navelstreng |
— |
— |
2 |
2 |
Uitgezakte arm naast hoofd |
— |
— |
— |
— |
Stuitligging |
4 |
7 |
3 |
14 |
Dwarsligging |
— |
— |
— |
— |
Placenta praevia |
— |
— |
— | |
Totaal |
142 |
151 |
17 |
310 |
Bij de primiparae met C.D. 11—11.9 kwamen dus 310 beval-
lingen voor, uit groep B: 142.
groep C: 151.
groep D: 17.
Hieronder worden de resultaten der kinderen, met de wijze
waarop zij geboren zijn, voor elke ligging afzonderlijk gegeven.
Achterhoof dsUggingen.
Totaal
B.
C.
D.
-a
«
lt;u
gt;
Spontaan
Correctie
Pituitrine
Uitgangstang na
pituitrine
Uitgangstang
Hooge tang na pituitrine
Hooge tang
Versie en extractie
Perforatie
Keizersnede
124
1
3
1
1
1
131
2
1
4
1
2
259 3
4
4 i-
7 I 2
2 ! -
4 ! 2
Totaal
131
141
280
De tabellen laten zien, dat slechts enkele malen een primi-
para met een conjugata diagonalis 11—11.9 cm wegens moei-
lijkheden durante partu werd opgenomen.
Van de 289 achterhoofdsliggingen bevielen 263 vrouwen spon-
taan, bovendien 4 vrouwen na pituitrine.
6 maal had het geven van pituitrine geen succes. 26 kunst-
verlossingen kwamen er voor, waarvan slechts 4 X hooge tang.
Deze lichtvernauwde bekkens hebben dus met het kind in ach-
terhoofdsligging weinig stoornissen gegeven. Zij zijn dan ook
voor het grootste deel niet gevonden door moeilijkheden voor
of tijdens de baring, maar zijn bekend geworden, doordat in de
klmiek zooveel mogelijk getracht wordt het promontorium te
bereiken en de conjugata diagonalis te meten, eventueel bij
1) Zie noot op blz. 45.
-ocr page 64-ontslag. Keizersnede is er voor een primipara met een bekken
van 11—11.9 cm niet gedaan.
Er zijn 9 kinderen gestorven.
Doodsoorzaak van de kinderen:
3 Kinderen doodgeboren, spontaan:
1.nbsp;tijdens de uitdrijving, vrouw had lues, 3380 gram toe
1928/374.
2.nbsp;door langdurige baring, 4100 gr. toe 1930/459.
3.nbsp;door dunne navelstreng, 8860 gr. toe 1986/575.
1nbsp;kind spontaan geboren, stierf later (4e dag) door onbekende
oorzaak, 8070 gr. toe 1929/363.
2nbsp;kinderen werden doorgeboren na een uitgangstang.
1.nbsp;Na een langdurige baring, 2500 gr. toe 1930/148.
2.nbsp;Reeds gemacereerd. Dunne navelstreng, 3310 gr., toe
1984/456.
2 kinderen werden doodgeboren na een hooge tang.
1.nbsp;Door eclampsie, 8370 gram, toe 1984/344.
2.nbsp;Door dunne navelstreng, 4180 gram, toe 1935/893.
1 kind werd geperforeerd. Er bestond tympania uteri, het kind
was reeds gemacereerd. De baring vorderde niet 3800 gr. toe
1986/103.
Op de 810 bevallingen kwamen 21 liggingsafwijkingen voor.
2 Kruinliggingen.
Hiervan werd één kind spontaan en levend geboren, toe
1927/264. (Groep C).
Het andere kind werd na pituitrine niet geboren, zoodat na
4 uur volkomen ontsluiting een uitgangstang werd aangelegd.
Levend kind. toe 1928/479. (Groep B).
1 Voorhoofdsligging.
Na een mislukte correctie vordert de baring niet, uitgangs-
tang 5 uur na volkomen ontsluiting. Kind leeft, toe 1930/156.
(Groep B).
2 Aangezichtsliggingen.
Eén spontaan en levend geboren, toe 1929/350. (Groep D).
De andere staat reeds diep in het bekken en vordert dan niet
meer. Uitgangstang. Levend kind. toe 1927/418. (Groep D).
2 X Uitgezakte navelstre-ng.
1- In partu opgenomen wegens uitgezakte navelstreng bij
4 cm ontsluiting. Navelstreng klopt goed. Vrouw weigert
keizersnede. Kind sterft en wordt spontaan geboren, toe
1936/490. (Groep D).
2. In partu opgenomen wegens uitgezakte navelstreng en
arm. Er is volkomen ontsluiting. Versie en extractie. Kind
leeft toe 1932/138. (Groep D).
IJf Stuitligging en.
4 kinderen worden spontaan geboren. 3 levend en 1 gemace-
reerd. Doodsoorzaak: vroeg afgeloopen vruchtwater, toe 1928/
425. (Groep B).
1nbsp;kind wordt na pituitrine spontaan en levend geboren.
2nbsp;keer moet na pituitrine toch tot extractie overgegaan wor-
den Beide extracties zijn waarschijnlijk te laat gekomen. Eén
kmd sterft na 20 minuten, toe 1936/360. (Groep C)
Het andere kind sterft tijdens de extractie, toe 1936/494
(Groep D).
3nbsp;kinderen worden spontaan geboren tot de schoudergordel
de barmg vordert dan niet snel genoeg. Gedeeltelijke extracties.
4 kinderen worden volledig geëxtraheerd.
Bij de 14 stuitliggingen zijn dus 2 kinderen gestorven door
baringstrauma resp. asphyxie, en één kind door vroegafgeloo-
pen vruchtwater.
In achterhoofdsligging zijn 9 kinderen gestorven.
Met een liggingsafwijking zijn 4 kinderen gestorven.
Kraambed.
2 X thrombose
2 X thrombose
13 8
12 12
1 1
Spontaan
B.
C.
D.
Uitgangstang
1 vrouw dadelijk
dood post partem
(30
n
cr-
n
B.
C.
D.
3
3
2
Hooge tang
il-i 1
B.
C.
D.
11
i It
3
3
2
Stuitextractie
Versie en extractie werd alleen in groep D éénmaal verricht;
ongestoord kraambed.
Perforatie van de schedel werd alleen in groep D éénmaal ver-
richt en had een sterk gestoord kraambed met temperatuur
boven de 39°.
In groep B werd éénmaal de placenta manueel verwijderd na
spontane bevalling. Het kraambed verliep met temperatuurs-
verhooging. Hoogste temperatuur 38°—38.4°.
In groep C werd driemaal de placenta manueel verwijderd.
Tweemaal na een uitgangstang. Beide vrouwen stierven, waar-
van hieronder de korte verslagen volgen: toe 1930/148.
Eclamptica. Zeer langdurige baring. Vliezen gedurende 5 da-
gen gebroken. Tenslotte kan een uitgangstang aangelegd wor-
den. Kind is dood; 2500 gram.
De vrouw vloeit sterk. Placenta wordt manueel verwijderd.
Het kraambed is sterk gestoord. Den 32en dag krijgt de vrouw
een doodelijke embolie.
toe 1935/43.
Langdurige baring. Vliezen gedurende 61/2 uur gebroken. Als
er 11/2 uur volkomen ontsluiting is, vordert de baring niet. Hart-
tonen onregelmatig. Uitgangstang. Levend kind. 3900 gram. De
vrouw vloeit sterk. Manueele placenta verwijdering. De vrouw
komt niet goed bij uit de narcose en sterft. Bij obductie: dege-
neratie van hart en lever.
Manueele placenta verwijdering na stuitextractie werd ge-
volgd door een licht gestoord kraambed.
Hoogste temperatuur 38°—38.4°.
-ocr page 67-Er zijn dus in het kraambed twee vrouwen gestorven, terwijl
thrombose kregen (na spontane geboorte van
Primiparae C.D. 10-10.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
— |
B. |
C. |
D. |
Totaal |
Voorhoofdsliggins Aangezichtsligging Hoofd blijft bmegelijk Voorhggende navelstreng tgezakte navelstreng ® St^^^kte arm naast hoofd Dwarsligging |
115 1 1 7 |
107 1 5 |
23 6 5 |
245 17 |
Toxaai |
130 |
122 |
36 |
288 |
, - ----J.U-XV.^ I^iu ivwanieu uus ,Söö oe-
vauingen voor, uit groep B: 130.
groep C: 122.
groep D: 36.
In vergelijking met tabel I blijkt in bovenstaande tabel, dat
et percentage vrouwen uit groep D is toegenomen, (waaruit
conclusie getrokken kan worden, dat deze bekkens meer
Moeilijkheden tijdens de baring opleveren.
Resultaten van de kinderen, met de wijze waarop zij ge-
oren zijn, voor, elke ligging afzonderlijk. Zie tabel op bldz. 52.
De tabel laat zien, dat van de 245 achterhoofdsliggingen 205
vrouwen spontaan bevielen, waarvan tien maal na pituitrine,
erwjjl in tien gevallen toch nog kunsthulp moest volgen na
Pituitrine. 28 maal werd kunsthulp verleend. In vergelijking
li-11nbsp;achterhoofdsligging bij bekkens van
^ 11-9 cm is het aantal kunstverlossingen dus wat toege-
omen, waarbij vooral van belang is, dat tweemaal het kind
richtnbsp;«loest worden en driemaal keizersnede werd ver-
In achterhoofdligging stierven 7 kinderen; doodsoorzaken:
1 Kind door onbekende oorzaak gemacereerd. toe. 1936/125.
Achterhoofdsliggingen.
Totaal
•ö
e
gt;
B.
C.
D.
Spontaan
Correctie
Pituitrine
Uitgangstang na pituitrine
Uitgangtang
Hooge tang na pituitrine
Hooge tang
Versie en extractie
Perforatie
Keizersnede
96
2
3
7
1
3
89
5
3
3
1
3
193
9
7
14
3
1 238 41)
Totaal
112 2
106 —
1 20 21
1 Kind spontaan geboren, was door onbekende oorzaak ge-
macereerd. 4210 gram. toe 1927/152.
1 Kind spontaan geboren, stierf door onbekende oorzaak,
21 uur na de bevalling. 2500 gram, toe 1932/123.
1nbsp;Kind na pituitrine spontaan geboren, stierf na 20 uur ten-
gevolge van het geboortetrauma, vermoedelijk een hersenlaesie,
3380 gram toe 1935/328.
2nbsp;Kinderen zijn door de langdurige baring gestorven, na pi-
tuitrine volgde de spontane baring niet en moest beide malen
tot perforatie van de schedel overgegaan worden, 3200 gram, toe
1930/227 en 3900 gram toe 1936/294.
1 Kind stierf na 1 dag tengevolge van een schedelfractuur
na een hooge tang, 4550 gram, toe 1934/146.
Op de 288 bevallingen kwamen 33 liggingsafwijkingen voor,
en 10 maal daalde het hoofd niet in.
1 Kruinligging.
Kind spontaan geboren, leeft en weegt 2870 gram, toe
1934/318. (Groep D).
1 Voorhoofdsligging.
Na correctie in achterhoofdsligging volgens Baudelocque
wordt het kind met de tang levend geëxtraheerd.
3650 gram. Toe 1931/397. (Groep B).
1) In groep D werd een foetus maceratus met muzeux's in achterhoofds-
ligging geëxtraheerd. Oorzaak van de maceratie is onbekend. 3760 gram
toe. 1936/125
8 Aangezichtsliggingen.
'Deze ligging kan groote moeilijkheden bij de uitdrijving ge-
ven. Zes vrouwen werden durante partu opgenomen.
Twee vrouwen bevielen spontaan.
a- Spontaan, levend kind, 3650 gram, toe 1928/424
(Groep B).
b- Spontaan, levend kind, 3360 gram, toe 1932/173
(Groep C).
Tweemaal werd een uitgangstang aangelegd,
a- Kind gestorven voor volkomen ontsluiting. Uitgangstang.
2680 gram, toe 1927/452 (Groep D).
b- Uitgangstang, levend kind, 3050 gram, toe 1934/552
(Groep D).
Éénmaal werd een hooge tang aangelegd.
Thuis had de huisarts tevergeefs getracht het kind forci-
paal te extraheeren. Na opname wordt eerst getracht ver-
sie en extractie te doen, als dit te gevaarlijk blijkt, wordt het
kind met de tang geëxtraheerd. Het kind is dood, 4160 gram,
toe 1933/317 (Groep D).
Tweemaal tangextractie na correctie volgens B a u d e-
1 O c q u e.
Thuis had de huisarts tevergeefs getracht het kind met de
tang te extraheeren. Na opname correctie volgens B a u-
d e 1 o c q u e, met de tang wordt het kind in achterhoofdslig-
ging met het achterhoofd achter geboren. Het kind sterft
spoedig door hersenbloeding, 3560 gram, toe 1928/369
(Groep D).
b- Handgreep volgens Baudelocque, hooge tang. Kind
^ sterft na 35 minuten, 3970 gram, toe 1935/374 (Groep D).
Éénmaal versie en extractie.
Na ruim 3 uur volkomen ontsluiting vordert de baring niet.
V. en E. Tijdens de moeilijke versie ontstaat een uterus-
ruptuur. Het kind leeft, 3580 gram. De vrouw verbloedt,
toe 1936/550 (Groep D).
10 Maal blijft het hoofd bewegelijk boven den ingang.
Éénmaal hooge tang.
Hooge tang. Kind dood met schedelbreuk, 3800 gram, toe
1985/385 (Groep C).
De onregelmatige harttonen spoedig na volkomen ontslui-
ting, v^aren aanleiding geen keizersnede te doen, doch te
trachten het kind wellicht nog met de tang te redden.
Eénnmaal perforatie.
a. Ten onrechte wordt de diagnose: hydrocephalus gesteld.
Ook de röntgenfoto geeft een misleidend beeld. Perforatie.
Extractie met de cranioclast mislukt. Versie en extractie.
Het blijkt een normaal kind te zijn met een zeer groot hard
hoofd, 4200 gram, toe 1934/372 (Groep C).
Achtmaal keizersnede.
toe 1927/415, toe 1927/465, toe 1930/28.
toe 1934/342, toe 1934/520, toe 1935/69.
toe 1935/107, toe 1936/529.
2nbsp;Maal voorliggende navelstreng.
a.nbsp;Keizersnede. Levend kind. 3520 gram.
toe 1930/207 (Groep B).
b.nbsp;Versie en extractie. Vliezen zijn blijven staan tot volkomen
ontsluiting. Levend kind. 3240 gram. toe 1931/493 (Groep C).
3nbsp;Maal uitgezakte navelstreng.
a.nbsp;Kind reeds dood bij opname. Perforatie. 3260 gram
toe 1929/139 (Groep B).
b.nbsp;Keizersnede. Levend kind, 2900 gram.
toe 1932/346. (Groep C).
c.nbsp;Keizersnede. Kind sterft na V2 uur. 4210 gram.
toe 1934/173 (Groep B).
17 Maal Stuitligging.
10 maal gedeeltelijke extractie. Kinderen leven.
6 maal volledige extractie. 5 kinderen leven, 1 kind is dood.
toe 1934/62. (Groep C).
1 maal pituitrine en daarna volledige extractie.
Het kind sterft tijdens de extractie door moeilijkheden met
het nakomende hoofd,
toe 1936/128 (Groep D).
1 Maal Dwarslig ging.
Versie en extractie. Levend kind. 3100 gram.
toe 1930/150. (Groep B).
Wanneer wij de doodsoorzaken van de 17 gestorven kinde-
ren bij de primiparae met C.D. 10—10.9 cm samenvatten,
blykt, dat:
in achterhoofdsligging vier kinderen door het geboorte trauma
zijn gestorven.
twee kinderen waren reeds gestorven vóór het begin van de
baring en werden gemacereerd geboren.
Eén kind stierf door onbekende oorzaak, 20 uur na de spon-
tane geboorte.
bij bewegelijk staand, hoofd stierven twee kinderen, de één
door de tang, de ander door perforatie.
De vernauwde doorgang heeft dus, zonder dat er een lig-
gingsafwijking bestond, aan zes kinderen het leven gekost.
Bij de liggingsafwijkingen zijn acht kinderen gestorven.
De aangezichtsligging eischte de meeste slachtoffers. Vier
van de acht kinderen stierven.
Door uitzakken van de navelstreng gingen twee kinderen
verloren.
Voor twee kinderen werden de moeilijkheden met het na-
komende hoofd bij stuitextractie noodlottig.
Op 243 Achterhoofdsliggingen stierven 4 kinderen door een
baringstrauma, en 3 maal werd keizersnede gedaan. 10 maal
daalde het hoofd niet in, dus ook hier lag de moeilijkheid in
de vernauwde doorgang. Twee kinderen werden het slacht-
offer en 8 maal werd keizersnede gedaan.
De 35 liggingsafwijkingen leverden percentsgewijze veel
meer gevaren op voor moeder en kind, want 3 maal werd tot
keizersnede overgegaan en 8 kinderen stierven.
Kraambed.
«) V |
co co |
O CC3 n co° |
Ch A |
(/) |
cn | ||||
Spontaan |
B. |
101 |
47 |
32 |
12 |
7 |
3 |
i 1 | |
C. |
96 |
143 |
34 |
12 |
4 |
— |
j 1 X thrombose | ||
D. |
11 |
1 5 |
3 |
1 |
2 |
j 1 X thrombose | |||
Uitgangstang |
B. C. D. |
10 |
2 |
3 |
1 2 |
4 |
— |
— |
1 X thrombose |
co V |
co co |
O co co |
co A |
co to a |
ft | ||||
Hooge tang |
B. |
4 |
1 |
2 |
1 | ||||
C. |
5 |
1 |
1 |
1 |
2 |
— |
— |
3 X thrombose | |
D. |
6 |
1 |
2 1 |
2 l |
— |
— |
a.nbsp;Kraambed ongestoord.
b.nbsp;Na de perforatie was de placenta manueel verwijderd. De
vrouw krijgt thrombose met longabcessen en wordt na 48
dagen in het kraambed gelegen te hebben, nog geruimen tijd
in de interne kliniek verpleegd.
De perforatie in groep D werd gevolgd door een gestoord
kraambed met temperaturen boven de 39 graden.
Het kraambed na de drie verlossingen met de handgreep
van Baudelocque en hooge tang was licht gestoord
(38°—38°.4).
O V |
co CO co |
CO 00 |
co |
co s |
m quot;3 | ||||
B. |
7 |
3 |
1 |
1 |
2 | ||||
Stuitextractie |
C. |
5 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 X thrombose | |
D. |
5 |
1 |
1 |
1 |
2 |
— |
— |
temperatuur 38°.5—38°.9.
Versie en extractie in groep C. 1 X kraambed met hoogste
temp. 38°—38°.4.
Versie en extractie in groep D. 1 X Violente uterus rup-
tuur. Excitm. toe 1936/550.
Eén foetus maceratus werd met tangen van M u z e u x ge-
ëxtraheerd. Kraambed sterk gestoord. Temp. boven de 39°.
Bij een der keizersneden stierf de vrouw 3 uur post opera-
tionem aan de narcose.
In het geheel zijn dus twee vrouwen overleden.
-ocr page 73-Primiparae. C.D. 9—9.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel III.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |
Achterhoofdsligging Kruinligging Voorhoofdsligging Aangezichtsligging «oofd blijft bewegelijk voorliggende navelstreng Uitgezakte navelstreng Uitgezakte arm naast hoofd Stuitbgging Dwarsligging Placenta Praevia |
18 |
15 |
4 |
37 |
3 |
10 |
3 |
16 | |
4 |
— |
3 |
7 | |
Totaal |
26 |
28 |
12 |
66 |
voor de sterke bekkenvernauwing. 26 vrouwen zijn opgenomen
Uit de Verloskundige polikliniek. 40 vrouwen komen van bui-
ten. 12 vrouwen zijn hiervan durante partu, dus wegens moei-
lijkheden tijdens de baring opgenomen. Het percentage vrou-
■w^en, waarbij de prophylaxe dus onvoldoende is geweest is vrij
groot.
^ Resultaten van de kinderen met de wijze, waarop zij geboren
zijn, voor elke ligging afzonderlijk.
Op 66 bevallingen kwamen 37 achterhoofdsliggingen voor.
16 maal daalde het hoofd niet in. 13 liggingsafwijkingen.
_nbsp;35 Achterhoofdsliggingen.
Totaal
C.
B.
D.
T3
e
lt;D
gt;
(D
x)
ö
D
gt;
lt;U
-d
a
aj
gt;
4)
T3
a
CD
gt;
lt;U
-d
O
O
x)
lU
-M
CÖ
Spontaan
^orrectie
Pituitrins
icuitrine
ul^l^ngstang na pituitrine
Hooge tang na pituitrine
^ooge tang
Versie en extractie
Perforatie
Keizersnede
Totaal
12
11
24
—114 1
jlSj 3
32
Deze tabel toont aan, dat in groep D op de 12 bevallingen,
slechts vier achterhoofdsliggingen voorkwamen.
Van de 37 achterhoofdsliggingen werden 26 kinderen spon-
taan geboren. Ondanks de ernstige vernauwing volgde toch bij
een groot aantal spontane baring, mits er dus maar een inda-
ling in achterhoofdsligging plaats vond.
11 maal werd kunsthulp verleend, waarvan 5 maal keizer-
snede.
4 kinderen werden doodgeboren, één stierf na 1 dag.
Doodsoorzaak:
1.nbsp;Spontaan, doodgeboren door omstrengeling. Groep B. toe
1928/389.
2.nbsp;Spontaan, gemacereerd door onbekende oorzaak. Groep B.
toe. 1928/426.
3.nbsp;Spontaan, gemacereerd: monstrum. Groep C. toe 1930/274.
4.nbsp;Uitgangstang, kind tijdens ontsluitingsperiode gestorven
door druk op de dunne navelstreng. Groep B. toe 1936/538.
5.nbsp;Hooge tang, na 1 dag dood door hersenbloeding. Groep D.
toe 1929/173.
Samengevat zijn twee kinderen door andere oorzaken dan de
bekkenvernauwing gemacereerd.
Twee kinderen zijn tijdens de ontsluitingsperiode gestorven.
Slechts één kind is tengevolge van de bekkenvernauwing door
hersenlaesie gestorven.
Thans de resultaten der overige liggingen.
Kruinligging.
Eén geval voorkomend in groep G. Spontane geboorte van een
levend kind. toe 1930/153.
Voorhoof dsligging.
Eén geval voorkomend in groep C.
Hooge tang op indicatie: niet indalen in kruinligging.
Levend kind wordt geboren in voorhoofdsligging.
De diagnose is verkeerd geweest, toe 1930/371.
Aangezichtsligging.
Eén geval voorkomend in groep D.
Hooge tang na correctie volgens Baudelocque, in achter-
hoofdsligging in verkeerde spildraai geëxtraheerd.
Levend kind. Vrouw heeft totaalruptuur, toe 1935/378.
Hoofd daalt niet in, en is nog bewegelijk, als er reden tot in-
grijpen bestaat.
16 gevallen, 10 maal keizersnede.
Voor groep B: toe 1934/134. toe 1935/9. toe 1935/423.
Voor groep C: toe 1929/427. toe 1929/475. toe 1930/20. toe
1931/77. toe 1931/113. toe 1932/8. toe 1933/500. toe 1933/527.
toe 1934/437. toe 1936/150.
Voor groep D: toe 1930/465. toe 1930/524. toe 1931/257.
Van de 16 kinderen is er één doodgeboren, (toe 1930/524).
Opname, nadat de vrouw reeds 5 dagen in partu is. Kind
dood door tympania uteri. De gevaren het kind door verklei-
ïiing geboren te doen worden, worden grooter geacht dan die
bij keizersnede onder deze omstandigheden.
Voorliggende navelstreng.
2 gevallen.
1- Keizersnede. Levend kind. Groep B. toe 1930/95.
2. Kind reeds dood als diagnose gesteld wordt. Spontane ba-
ring. Groep C. toe 1936/449. Ondanks het feit dat vliezen
stonden, is toch het kind door de voorliggende navelstreng
gestorven.
Stuitliggingen.
7 gevallen, dit aantal op 66 bevallingen, is groot. In groep B
kwamen 4 stuitliggingen voor, die niet gekeerd konden worden,
tweemaal daar het een onvolkomen stuitligging was.
Alle 7 stuitliggingen werden door kunsthulp geboren.
2 X gedeeltelijke extractie, levende kinderen.
2nbsp;X volledige extractie, één kind leeft, één kind sterft den
4en dag door hersenbloeding, toe 1935/557.
3nbsp;X keizersnede. Alle drie in groep D. Kinderen leven, toe
1930/195. toe 1932/401. toe 1935/538.
-ocr page 76-Dwarsligging.
Eén geval uit Groep D.
1. Keizersnede. Levend kind. toe 1936/134.
Vijf doode kinderen zijn besproken bij de achterhoofdslig-
gingen. Eén kind stierf tijdens de langdurige baring-, hoofd
daalde niet in, en werd door keizersnede geboren.
Bij de liggingsafwijkingen stierven twee kinderen.
Eén kind door voorliggen van de navelstreng.
Eén kind stierf na moeilijkheden met het nakomende hoofd
bij stuitextractie.
Kraambed.
co V |
co co |
O oó lO co |
c^ A |
co V co a |
2 | ||||
B. |
14 |
6 |
5 |
1 |
1 |
1 | |||
Spontaan |
C. |
14 |
6 |
4 |
2 |
2 |
— |
— | |
D. |
1 |
1 |
— |
— |
— |
— |
Uitgangstang.
1 geval voorkomend in groep B. Kraambed was gestoord.
Hoogste temperatuur 38°.5—38°.9.
1 X thrombose
B.
C.
D.
1
Hooge tang
Baudelocque hooge tang.
1 geval voorkomend in groep D. Kraambed was gestoord.
Hoogste temperatuur 38°.5—38°.9.
Stuitextractie.
4 gevallen voorkomend in Groep B. Eén kraambed onge-
stoord. Tweemaal kraambed licht gestoord. Hoogste tempera-
tuur 38°—38°.4. Éénmaal kraambed gestoord. Hoogste tempe-
ratuur 38°.5—38°.9.
B. 6 Van de 26 keizersneden is geen
Keizersneden
C 11
D 9 vrouw in het kraambed overleden.
-ocr page 77-Primiparae. C.D. 8—8.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel IV.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |
Achterhoofdsligging |
1 3 |
2 |
1 3 |
4 |
Totaal |
4 |
7 |
4 |
15 |
De verlossing bestond in alle gevallen uit keizersnede.
Eén kind is gestorven. (Groep D).
Toe 1934/115. Opname durante partu met sterke tympania
uteri. Hoewel het kind weinig kans wordt gegeven, wordt tot
keizersnede besloten. Temeer, omdat cranioclasie ook niet on-
schuldig is. Het kind sterft den' 3en dag. De vrouw krijgt een
buikwandabsces en geneest.
Van de 15 vrouwen zijn er geen gestorven.
Primiparae C.D. 7—8 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Twee vrouwen, één uit groep C, en één uit groep D.
In beide gevallen daalde het hoofd niet in. Keizersnede. Le-
vend kind. Beide vrouwen blijven leven.
Primiparae. Bekkenmaten onbekend. Voldragen en enkelvoudig.
Bij vier vrouwen werd een bekkenvernauwing geconstateerd,
doch verzuimd de bekkenmaten te noteeren.
Volledigheidshalve wordt van deze 4 vrouwen een kort ba-
ringsverslag gegeven.
1.nbsp;Toe 1929/378. Groep B.
Opgenomen uit de verloskundige polikliniek, wegens voor-
hoofdsligging, gebroken vliezen en 5 cm ontsluiting.
Zoodra er volkomen ontsluiting is, de vliezen zijn dan 72 uren
gebroken, wordt volgens Baudelocque de stand gecorrigeerd in
achterhoofdsligging, en forcipaal een levend kind geëextra-
heerd; 3750 gram. 25 dagen lateï* sterft de vrouw door embolie.
2.nbsp;Toe 1936/454. Groep D.
Opname wegens tympania uteri. Hoofd in achterhoofdslig-
-ocr page 78-ging geheel ingedaald. Uitgangstang. Kind leeft. 4410 gram.
Het vruchtwater was reeds 2K dag afgeloopen. Kraambed ge-
stoord. Temp. 38°.5—38°.9.
3.nbsp;Toe 1936/546. Groep D.
Opname wegens vloeien. Stuitligging. Bij volkomen ontslui-
ting wordt onmiddellijk geëxtraheerd wegens de bekkenvernau-
wing. Levend kind. 3140 gram. Oorzaak bloeding wordt niet
bekend. Kraambed licht gestoord.
4.nbsp;Toe 1927/139. Groep C.
Spontane baring in achterhoofdsligging. Kind leeft. 3640
gram. Kraambed gestoord. Temp. 38°.5—38°.9.
Tabel V.
Primiparae. Algemeen vernauwde bekkens. Voldragen en
enkelvoudig.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |
Achtarhoofdsligging |
72 |
91 |
3 |
166 |
Stuitligging |
3 |
— |
3 |
Resultaten voor groep B:
Van de 72 achterhoofdsliggingen werd 67 maal spontaan een
levend kind geboren. Éénmaal werd pituitrine gegeven.
5 maal werd een levend kind geboren door een uitgangstang,
tweemaal was pituitrine gegeven.
Resultaten voor groep C:
Van de 91 achterhoofdsliggingen bevielen 87 spontaan. Eén
kind is dood. Doodsoorzaak: Intercurrente eclampsie. toe
1929/274. 4 maal werd een uitgangstang aangelegd. Levende
kinderen.
Van de 3 stuitliggingen werd één kind spontaan en levend ge-
boren. Eén kind werd gedeeltelijk geëxtraheerd en leeft. Eén
kind werd volledig geëxtraheerd, doch stierf onmiddellijk, door
eclampsie. toe 1931/377.
Resultaten van Groep D:
Van de 3 achterhoofdsliggingen werden alle kinderen door
een uitgangstang geboren. Slechts één kind leeft.
Doodsoorzaak van de beide kinderen.
1- eclampsie. toe 1930/412.
2. tympania uteri, toe 1936/66.
Deze bekkens hebben slechts een enkele maal stoornis gege-
ven in de uitdrijving. Zij geven aan de achterhoofdsligging een
groote stabiliteit. In totaal zijn 4 kinderen doodgeboren, drie
door eclampsie, één door tympania uteri, voor volkomen ont-
sluiting reeds ontstaan.
Kraambed.
1nbsp;X thrombose
2nbsp;X thrombose
Cfi |
co |
s | |
cn | |
cö | |
Ë |
ft |
3 |
2 |
2 |
1 |
16 7
331 6
Spontaan
5
4
B.
C.
D.
Uitgangstang
Stuitextractie
B.
C.
D.
Er zijn geen vrouwen in het kraambed gestorven.
Primiparae. Bijzondere bekkens. Voldragen en enkelvoudig.
Aard van de bekkens.
B. |
C. |
D, |
Totaal | |
Heupluxatie Oude poliomyelitis |
4 |
8 1 |
2 4 |
14 5 6 3 4 |
Totaal |
19 |
22 |
8 |
49 |
Resultaten bij de verschillende afwijkingen.
14 maal Heupluxatie.
12 maal spontane baring in achterhoofdsligging. Levende
kinderen.
13.nbsp;Toe 1935/274. Groep C. Conjugata diagonalis 11.3 cm.
2 uur na het breken van de vliezen bij volkomen ontsluiting
blijkt de spildraai uit te blijven. Uitgangstang. Kind leeft.
3370 gram.
14.nbsp;Toe 1934/356. Groep D.
Opname wegens niet vorderen in stuitligging.
De onvolkomen stuitligging wordt geëxtraheerd. Kind leeft
3170 gram.
Kraambed gestoord. Pleuravochtophooping. 600 cc. wordt
uitgeheveld. Na 12 dagen naar de Interne kliniek. 2 dagen
later doodelijke embolie.
5 maal Coxitis tuberculosa.
2 maal spontane baring in achterhoofdsligging. Levende
kinderen.
3.nbsp;Toe 1936/299. Groep B.
Opgenomen wegens coxitis tuberculosa. Linker bekkenhelft
is naar binnen gedrongen. C.D. 11.9 cm.
Ondanks krachtige weeën, komt het hoofd niet voorbij de
spinalijn. Harttonen onregelmatig. Gemakkelijke hooge tang.
Levend kind. 3480 gram.
4.nbsp;Toe 1934/295. Groep C.
Scheef bekken C.D. 9.4 cm. Hoofd daalt niet in. Keizersnede,
levend kind. 3780 gram.
5.nbsp;Toe 1934/470. Groep D.
Scheef bekken. Baring vordert niet tijdens de uitdrijving. For-
cipale extractie in miskende verkeerde spildraai. Kind leeft.
3400 gram.
6 maal Kyphoscoliosis.
4 maal spontane baring in achterhoofdsligging. Kinderen
leven.
5.nbsp;Toe 1935/442. Groep B.
Dwerg van 124 cm lengte met een gibbus. Promontorium
IS niet bereikt. Omtrek van het bekken bedraagt 76 cm. De
vrouw kan niet persen; uur na het breken van de vliezen
worden de harttonen onregelmatig. Hooge tang. Kind leeft.
2790 gram, in kruinligging geboren.
6.nbsp;Toe 1931/203. Groep C.
Kyphoscoliosis met vernauwd bekken. C.D. 10.5 cm. Spontane
geboorte in kruinligging. Levend kind. 3120 gram.
2 Dwars vernauwde bekkens.
1- Toe 1931/167. Groep C.
Dvsrarsvernauwd bekken bij dubbelzijdige congenitale heup-
luxatie. Spontane baring in achterhoofdsligging. Kind leeft.
3360 gram.
2. Toe 1934/35. Groep B. Opgenomen wegens dwarsver-
nauwd bekken. De baring begint met het afloopen van het
vruchtwater en vordert zeer langzaam, ondanks pituitrine.
Na 831/2 uur is er volkomen ontsluiting, er bestaat darm-
atonie, temp. 38°. De vrouw is uitgeput. Hoofd is nog niet met
de grootste omvang door den ingang. Hooge tang.
Kind leeft, vertoont voorbijgaande verschijnselen van intra-
cranieele bloedingen. Het heeft een Erbsche verlamming en een
clavicula fractuur. Gewicht 4230 gram.
8 X Uitgangsvemauwing.
1-nbsp;Toe 1930/539. Groep B. Opgenomen wegens uitgangs-
vernauwing. 20 minuten na het breken van de vliezen, worden
de harttonen onregelmatig. Gemakkelijke uitgangstang.
Kind leeft 3930 gram.
2-nbsp;Toe 1932/427. Groep B. De vrouw zou thuis bevallen.
Na volkomen ontsluiting daalt het hoofd maar weinig in. Be-
halve een uitgangsvernauwing worden geen afwijkingen aan
het bekken gevonden. Wegens niet vorderen van de baring,
Wordt een hooge tang aangelegd.
Extractie mislukt. Opname:
-ocr page 82-De vrouw heeft koorts. Keizersnede is uitgesloten. Hooge
tang. Kind wordt doodgeboren. 4310 gram.
Vermoedelijke doodsoorzaak: schedeltrauma.
3.nbsp;Toe 1930/471. Groep C. Na 3 uur volkomen ontsluiting,
geen vorderen van de baring. Uitgangstang. Levend kind.
2880 gram.
4.nbsp;Toe 1932/240. Groep C. Opgenomen wegens uitgangs-
vernauwing. Spontane baring in achterhoofdsligging, 10 minu-
ten na het breken van de vliezen. Levend kind. 3220 gram.
5—8. Vier vrouwen durante partu opgenomen wegens niet
vorderen van de baring tijdens de uitdrijving in achterhoofds-
ligging. De baringen werden door een uitgangstang getermi-
neerd. Levende kinderen: toe 1928/133. toe 1931/485. toe
1933/39. toe 1933/205.
3 maal Beenverkorting.
2 maal spontane baring in achterhoofdsligging. Kinderen
leven. 1 maal kruinligging. Niet vorderen na 3y2 uur volkomen
ontsluiting. Uitgangstang. Levend kind, 3020 gram, toe
1928/114 Groep C.
4 maal scheef vernmuwd hekken.
1.nbsp;Toe 1928/367. Groep B. Scheefvernauwd met C.D. 11 cm.
Spontane baring in aangezichtsligging. Kind leeft. ^260 gram.
2.nbsp;Toe 1934/250. Groep C. Scheef vernauwd bekken door
ankylose van de heup. Spontane baring in achterhoofdsligging.
Levend kind. 3530 gram.
3.nbsp;Toe 1929/372. Groep C. Scheef vernauwd bekken door
epiphysiolysis van het caput femoris. Omtrek 80 cm.
Spontane baring in achterhoofdsligging. Levend kind. 3500
gram. Het kind heeft boven het linker oor een deuk t.g.v. het
inspringend os ischii.
4.nbsp;Toe 1934/42. Groep D. Scheef vernauwd bekken. Kreeg
thuis pituitrine. Tevergeefs werd een hooge tang aangelegd.
In de kliniek wordt een levend kind forcipaal geëxtraheerd.
Gewicht: 3990 gram.
1 maal Ankylose na heupfractuur.
Toe 1934/193. Spontane baring in achterhoofdsligging. Le-
vend kind 3230 gram.
2 maal Trechterhekken.
1- Toe. 1930/306. Positio occipito-pubica. Spontane baring
in achterhoofdsligging. Levend kind. 3890 gram.
2. Toe 1931/51. Trechterbekken met geringe bewegelijkheid
van de symphysis. Keizersnede. Levend kind 3170 gram.
2 maal Oude poliomyelitis.
2 maal spontane baring in achterhoofdsligging. Levende kin-
deren.
1 maal Onbekend gebleven afwijking van het hekken.
Toe 1934/511. Groep B. De vrouw zou thuis bevallen, doch
het hoofd daalde niet in. Opname: 4 uur na volkomen ontslui-
ting staat het hoofd nog geheel boven den ingang. Hooge tang.
Na zeer krachtige en langdurige tractie wordt een levend kind
geboren. Het heeft een deuk in het voorhoofd. Liquor cerebri
loopt uit het oor. Gewicht 4300 gram. Het kind herstelt. Ook
röntgenologisch wordt geen afwijking gevonden aan het bekken.
1 maal Coxitis rheumatica.
Toe 1930/350. Scheef bekken. C.D. 11.5 cm. Spontane baring
van levend kind in achterhoofdsligging. Gewicht 2740 gram.
Kraambed.
O; | |||||||||
tf) |
•2 | ||||||||
00 V |
co |
co |
c^ co A |
co |
aj | ||||
__ |
co |
co (O |
s |
PH | |||||
Spontaan |
B. C. |
11 18 |
5 |
3 |
2 |
1 1 |
2 |
— |
1 X thrombose |
D. |
1 |
1 |
- |
B.
C.
D.
2
3
5
Uitgangstang
Hooge tang
B.
C.
D.
B.
C.
D.
Stuitextractie
14en dag
doodelijke embolie
Er is één vrouw gestorven aan een embolie na stuitextractie
in Groep D. Toe 1934/356. Tweemaal werd keizersnede verricht
met goeden afloop.
Multiparae C.D. 11 — 11.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel I.
Totaal
B.
D.
Achterhoofdsliggingen
Kruinliggingen
Voorhoofdsliggingen
Aangezichtsliggingen
Hoofd blijft bewegelijk
Voorliggende navelstreng
Uitgezakte navelstreng
Uitgezakte arm naast hoofd
Stuitligging
Dwarsligging
Placenta praevia
117
1
106
3
17
1
1
2quot;
240
5
1
4
1
13
8
4
3
3
2
10
2
Totaal
127
123
26
276
Afgezien van de 94 gevallen met placenta praevia, werd het
meerendeel der vrouwen wegens sociale omstandigheden op-
genomen. In groep D was de dwarsligging vijfmaal aanleiding
tot opname.
Groep B: 127 bevallingen.
Groep C: 123 bevallingen.
Totaal
C.
B.
D.
Groep D: 26 bevallingen.
Resultaten van de kinderen, met de wijze, waarop zij gebo-
ren zijn, voor elke ligging afzonderlijk.
Achterhoofdsliggingen.
t3
ö
lt;D
gt;
CD
-d
gt;
(D
Spontaan
Correctie
Pituitrine
Uitgangstang na pituitrine
liitgangstang
Wooge tang na pituitrine
«ooge tang
Versie en extractie
Perforatie
Keizersnede
107
2
11
206
5
1
3
3
11
229 !10
Totaal
100 ! 5
112
17 -
Van de 240 achterhoofdsliggingen bevielen 215 vrouwen spon-
taan, bovendien 6 vrouwen spontaan na pituitrine; 4 maal had
het geven van pituitrine geen succes.
19 maal moest een tang aangelegd worden, waarvan 11 X
hooge tang. Keizersnede hoefde niet verricht te worden.
10 kinderen werden doodgeboren, één kind stierf na de ge-
boorte. Doodsoorzaak:
a- Gemacereerd onbekende oorzaak. Gewicht? toe 1927/320.
b. Gemacereerd door intoxicatie. 2200 gram. toe 1927/430.
c- Dood door overdragenheid. 5200 gram. Uitgangstang. toe
1932/57.
d.nbsp;Gemacereerd door overdragendheid. Na pituitrine. 3090
gram. toe 1936/543.
e.nbsp;Gemacereerd. Solutio placentae. 3450 gram. toe 1933/401.
f- Dood door Partieele solutio placentae. 2720 gram. toe
1934/229.
g- Dood door Solutio placentae. 3940 gram. toe 1935/380.
h. Dood durante partu. Lage insertie van de placenta.
3710 gram. toe 1933/422.
i. Dood durante partu. Langdurige baring. 4040 gram. toe
1929/441.
k. Dood durante partu. Dunne navelstreng. 3410 gram toe
1933/160.
Later gestorven:
a. Spontane partus, kind na 31/2 dag gestorven. Icterus gra-
vis. Behandeling: onderdruk couveuze. 3490 gram. toe 1933/209.
Onder de doodsoorzaken van deze 11 kinderen is er geen door
onmiddellijke invloed van het vernauwde bekken aan te wijzen.
Op de 276 bevallingen kwamen 32 liggingsafwijkingen en 4
maal placenta praevia voor.
Voor elke ligging waren de resultaten voor de kinderen onder
vermelding van de aard der verlossing de volgende:
5 Kruinliggingen.
1.nbsp;Groep B. De diagnose werd gesteld op Voorhoofdsligging,
welke niet indaalde. Na 2Vé uur volkomen ontsluiting, wordt
overgegaan tot versie en extractie. Het nakomend hoofd geeft
moeilijkheden, waardoor het kind. sterft. De vervorming was
voor kruinligging. 4560 gram. toe 1934/145.
2.nbsp;Groep C. Opname 42 dagen te voren. Bewegelijk kind.
Herhaalde keeringen op het hoofd, stuitlaken, bedrust. Spontaan
en levend geboren. 393Q gram. toe 1928/427.
3.nbsp;Groep C. Durante partu ontstaat oedeem van de cer-
vix. Vliezen worden bij 7 ä 8 cm ontsluiting gebroken.
Er zijn krachtige weeën, vrouw is cyanotisch, hoofd puilt
uitwendig wat uit. Er is bloeding (uit onderste uterusseg-
ment?) Hooge tang 51/2 uur na het breken van de vliezen. Kind
leeft. 4210 gram. toe 1931/235.
4.nbsp;Groep C. Spontane baring van levend kind. 2990 gram
toe 1931/292.
5.nbsp;Groep D. Opname durante partu wegens vroeg afloo-
pen van het vruchtwater. Spontane baring van een levend kind
2650 gram. toe 1930/240.
Bij de 5 kruinliggingen is één kind gestorven.
-ocr page 87-Doodsoorzaak: nakomend hoofd bij versie en extractie.
Aard der verlossing: 3 X spontaan, 1 X hooge tang, 1 x
V. en E.
1 Voorhoofdsligging.
Groep D: Opname wegens voorhoofdsligging bij volkomen
ontsluiting. Contractiering blijkt vrij strak om de hals van het
kind te liggen. Onderste uterussegment is slap. Geen gevaar
Voor uterusruptuur, doch versie en extractie is niet mogelijk.
Baring vordert niet. Hooge tang. Levend kind. 4250 gram.
toe 1933/246.
4 Aangezichtsliggingen.
1- Groep B. Spontane baring van levend kind. 4950 gram.
toe 1932/229.
2.nbsp;Groep C. Spontane baring van levend kind. 3130 gram.
toe 1936/507.
3.nbsp;Groep D. Spontane baring van levend kind. 3800 gram.
toe 1930/300.
4.nbsp;Groep D. 3 uur na volkomen ontsluiting is het hoofd
nog maar weinig ingedaald, harttonen worden onregelma-
tig. Versie en extractie. Kind sterft na 3 dagen door sche-
delbasisfractuur. 4170 gram. toe 1936/556.
Van de 4 kinderen in aangezichtsligging is één kind gestor-
ven, tengevolge van het geboortetrauma door moeilijkheden van
het nakomende hoofd bij versie en extractie.
1 X Uitgezakte navelstreng.
1- Groep C. Vliezen breken bij 6 cm ontsluiting, naast het
bewegelijke hoofd zakt de navelstreng uit, 4% uur later is er
voldoende ontsluiting, de navelstreng klopt, versie en extractie.
Het kind sterft na 20 minuten. Het nakomende hoofd gaf geen
«loeilijkheden. 4040 gram. toe 1933/461.
De uitgezakte navelstreng was oorzaak, dat het kind na 20
minuten stierf.
13 Stuitliggingen.
Groep B. 2 kinderen werden gedeeltelijk geëxtraheerd,
1 kind spontaan geboren. De 3 kinderen leven.
Groep C. 3 maal spontaan, 4 maal gedeeltelijke extractie
3 maal volledige extractie. Alle 10 kinderen leven.
Bij de 13 stuitliggingen zijn geen kinderen gestorven.
8 Dwarslig ging en.
1.nbsp;Groep B. Bij opname is het vruchtwater afgeloopen.
Het kind ligt dwars. In de vagina een kloppende navelstreng.
Ontsluiting vordert langzaam. Het kind sterft in utero. 6OV2
uur na het breken der vliezen is er voldoende ontsluiting voor
versie en extractie van het doode kind. 3480 gram. toe 1928/312.
2.nbsp;Groep D. Bij opname ligt het kind dwars, vliezen staan,
er is 3 cm ontsluiting. Keering op het hoofd. Bij volkomen
ontsluiting breken de vliezen. Levend kind in achterhoofdslig-
ging geboren. 3130 gram. toe 1929/360.
3.nbsp;Groep D. Bij opname uitgezakte arm, dwarsligging bij
volkomen ontsluiting. Dadelijk versie en extractie. Levend
kind 3770 gram. Uterus bicornis. toe 1930/256.
4.nbsp;Groep B. Dwarsligging, versie en extractie. Levend
kind. 3430 gram. toe 1931/154.
5.nbsp;Groep D. Opname wegens uitgezakte arm. Verwaar-
loosde dwarsligging. Kind dood. Decapitatie. Kind woog 3740
gram. toe 1931/199.
6.nbsp;Groep B. Dwarsligging bij volkomen ontsluiting en
staande vliezen. Versie en extractie. Levend kind, 2910 gram
toe 1931/424.
7.nbsp;Groep D. Bij opname dwarsligging, vliezen reeds 61/2
uur gebroken. Er is 7 cm ontsluiting.
Ongeveer 3 uur later is er voldoende ontsluiting. Versie en
extractie. Levend kind. 4500 gram. toe 1932/113.
8.nbsp;Groep D. Bij opname dwarsligging bij staande vliezen
en volkomen ontsluiting. Versie en extractie. Kind leeft.
3140 gram. toe 1935/291.
Bij 8 dwarsliggingen zijn twee kinderen gestorven tenge-
volge van de dwarsligging.
4 X Placenta praevia.
1.nbsp;Groep B. Versie en extractie, levend kind. toe 1930/133.
2.nbsp;Groep B. Keizersnede, levend kind. toe 1934/286.
3.nbsp;Groep C. Stuitextractie, levend kind. toe 1936/167.
4.nbsp;Groep C. Stuitextractie, kind dood. toe 1936/394.
Terwijl dus bij de achterhoofdsliggingen geen enkel kind
gestorven is tengevolge van de bekkenvernauwing, zijn er vijf
kinderen gestorven door de liggingsafwijking. Bij de placenta
praevia is één kind gestorven. Duidelijk springt in het oog, dat
bij deze lichtvernauwde bekkens de moeilijkheden met den
slechten afloop voor de kinderen, niet zoozeer als gevolg van
de vernauwing dan wel door de geringere stabiliteit voor de
achterhoofdsligging zijn opgetreden.
Kraambed.
co V |
1 00 00 |
Cf- O lA co |
Öv |
yj -43 cn a |
ft | ||||
B. |
144 |
62 |
35 |
7 |
8 |
_ |
2 |
4 X thrombose | |
Spontaan |
C. |
100 |
62 |
120 |
9 |
4 |
3 |
2 |
2 X thrombose |
D. |
15 |
8 |
5 |
1 |
1 |
- |
— |
5 maal werd een uitgangstang aangelegd.
1 X in groep B.
3 X in groep C.
1 X in groep D.
Kraambed lichtgestoord. Hoogste temp.
38°—38°4.
Kraambed ongestoord.
Kraambed was lichtgestoord. Hoogste
temp. 38°—38°4.
B. |
3 |
2 |
1 | ||||||
Hooge tang |
C. |
7 |
2 |
4 |
— |
1 |
— |
— |
1 X thrombose |
D. |
5 |
2 |
2 |
1 |
— |
— |
B.
C.
D.
* koude rillingen
1 X thrombose
Stuitextractie
Versie en extractie
B.
C.
D.
1 X thrombose
In groep B. werd één maal een condoomcatheter ingebracht,
waarna spontane baring volgde. Kraambed licht gestoord.
Hoogste temp. 38°—38°4.
Decapitatie. Eén maal in groep D. Kraambed licht gestoord.
Temp. 38°—38°4.
Metreuryse en daarna versie en extractie had een sterk ge-
stoord kraambed. Hoogste temp. 38°—38°4. Groep B.
Manueele placenta vertvijdering werd viermaal toegepast,
alle in groep C.
2 maal na spontane baring, kraambed 1 X ongestoord, 1 x
temp. gt;39°.
1 maal na hooge tang. kraambed ongestoord.
1 maal na stuitextractie. kraambed gestoord. Temp.
38°.5—38°.9.
Er werd bij de multiparae met bekken C.D. 11—11.9 cm
één keer keizersnede gedaan voor placenta praevia. (Groep B).
Er is geen vrouw gestorven, 9 vrouwen kregen thrombose,
hiervan waren 6 vrouwen spontaan bevallen, 3 X thrombose na
kunstverlossing.
Multiparae C.D. 10—10.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel II.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |
Achterhoofdsligging |
107 |
117 |
23 |
247 |
Kruinligging |
3 |
5 |
1 |
9 |
Voorhoofdsligging |
.— |
2 |
1 |
3 |
Aangezichtsligging |
2 |
_ |
— |
2 |
Hoofd blijft bewegelijk |
3 |
17 |
— |
20 |
Voorliggende navelstreng |
1 |
1 |
1 |
3 |
Uitgezakte navelstreng |
— |
5 |
3 |
8 |
Uitgezakte arm naast hoofd |
— |
_ |
2 |
2 |
Stuitligging |
4 |
1 |
1 |
6 |
Dwarsligging |
2 |
2 |
2 |
6 |
Placenta praevia |
2 |
— |
1 |
3 |
Totaal |
} 124 |
150 |
35 |
309 |
Bij de multiparae met C.D. 10—10.9 cm kwamen dus 309 be-
vallingen voor.
uit groep B: 124.
uit groep C: 150.
uit groep D: 35.
Wij vinden 247 achterhoofdsliggingen, 20 maal daalde het
hoofd niet in, er waren 39 liggingsafwijkingen en 3 maal pla-
centa praevia.
Resultaten van de kinderen met vermelding van de wijze,
waarop zij geboren zijn, voor elke ligging afzonderlijk.
247 Achterhoofdsliggingen.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |||||||||
T3 |
! |
TJ |
H- |
Td |
O Q |
H— |
-f- | |||||
a V |
! O O |
;H V |
Ö lt;U |
quot;Ö Q |
lt;U |
ö |
lt;u |
ö m |
xt |
o; | ||
lt;D |
IT) |
ji |
1 |
gt; |
T3 |
rS | ||||||
Spontaan |
94 |
3 |
_ |
98 |
2 |
1 |
9 |
_ |
_ |
201 |
5 |
1 |
Correctie |
— |
- |
— |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
— |
Pituitrine |
— |
_ |
_ |
_ |
1 |
_ |
2 |
_ |
_ |
2 |
1 |
— |
Uitgangstang na pituitrine |
— | |||||||||||
Uitgangstang |
— |
- |
— |
4 |
— |
_ |
1 |
— |
— |
5 |
— |
— |
Hooge tang na pituitrine |
1 |
1 | ||||||||||
Hooge tang |
8 |
_ |
_ |
7 |
_ |
.— |
7 |
1 |
— |
22 |
1 |
— |
Schaambeensnede | ||||||||||||
Versie en extractie |
1 |
— |
1 | |||||||||
Perforatie | ||||||||||||
Keizersnede |
— |
— |
1 |
1 |
— |
— |
— |
— |
— |
1 |
— |
1 |
Totaal |
102 |
3 |
2 |
113 |
3 |
1 |
20 |
3 |
— |
235 |
9 |
3 |
Van de 247 achterhoofdsliggingen bevielen 206 vrouwen
spontaan, bovendien 3 vrouwen spontaan na pituitrine, 1 maal
had het geven van pituitrine geen succes.
30 maal moest een tang aangelegd worden, waarvan 25
hooge tangen, waarvan eenmaal na schaambeensnede.
2 maal werd het kind geperforeerd, het eene kind was dood
door langdurige baring, het andere kind stierf bij een poging
tot forcipale extractie. 2 maal werd versie en extractie gedaan,
omdat het hoofd niet geheel vast stond met het achterhoofd
achter, zoodat een forcipale extractie op groote moeilijkheden
zou stuiten.
Éénmaal werd keizersnede verricht wegens afloopen van
meconiumhoudend vruchtwater. Te laat echter, het kind had
blijkbaar reeds geaspireerd, het stierf na 22 uur. Éénmaal S.C.
nadat bleek, dat een tang aanleggen niet mogelijk was. Levend
kind.
Van de 247 kinderen stierven er 9 voor of tijdens de ge-
boorte, 3 stierven later.
Doodsoorzaak:
a.nbsp;Gemacereerd. Chronische nephritis. 1800 gram. toe 1928/10.
b.nbsp;Gemacereerd. Hereditaire icterus. 3310 gram. toe 1932/96.
c.nbsp;Gemacereerd. Intoxicatie. 2230 gram. toe 1936/52.
d.nbsp;Langdurige baring. 3250 gram toe 1928/334.
e.nbsp;Gemacereerd. Vroeg afgeloopen vruchtwater. 4100 gram.
toe 1929/50.
f.nbsp;Dunne navelstreng. 4000 gram. toe 1935/71.
g.nbsp;Dunne navelstreng. 3420 gram. toe 1936/108.
h.nbsp;Hooge tang. Baringstrauma. 3950 gram toe 1933/137.
i.nbsp;Hooge tang mislukt. Perforatie. 4900 gram toe 1933/439.
Later gestorven:
a.nbsp;Keizersnede voor meconium, asphyxie. Na 22 uur dood.
3110 gram. toe 1934/282.
b.nbsp;Misvorming van een hartklep. Na 16 uur dood. 3850 gram
toe 1936/416.
c.nbsp;Hooge tang niet mogelijk. V en E. Kind sterft na 3 uur aan
hersenbloeding, toe 1931/465.
Van de 247 kinderen in achterhoofdsligging geboren, werden
2 kinderen doodgeboren, waarbij de doodsoorzaak onmid-
dell ijk aan de vernauwing is toe te schrijven, 1 kind stierf
na 3 uur door schedeltrauma na versie en extractie.
9 Kruinliggingen.
1.nbsp;Groep C. Vlle para.
Vorige bevallingen:
I—IV Spontaan a terme levend.
Vnbsp;Schaambeensnede-tang; leeft (1919/472).
VInbsp;Hooge tang; leeft. (1921/206).
VIInbsp;Part. arte praem. leeft (1924/319).
Toe 1929/61.
Ligging: K.a.r.dw. daalt niet in, groot kind.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting, ondanks krachtige
weeën na 1% uur geen indaling. Secundaire sectio Caesarea.
Kind leeft. 4870 gram. Kraambed ongestoord. 22 dagen.
2.nbsp;Groep B. IVe para.
Vorige bevallingen:
I. Forceps a terme 4070 gram. (1919/314).
II. Stuitextractie, kind dood, ±: 4000 gram.
III. Abortus 21/2 mnd.
Toe 1930/305. Opname uit verlosk. polikliniek, 27 dagen
voor de bevalling wegens bekkenvernauwing en mislukte po-
ging tot keering van stuitligging.
Versie lukt, sluitlaken, bedrust.
Langdurige baring, vliezen breken bij 8 a 9 cm ontsluiting.
7 uur later is er volkomen ontsluiting; 2 uur daarna is het kind
nog niet geboren. Uitgangstang. Levend kind. 3770 gram.
3.nbsp;Groep C.
Spontane baring. Kruinligging is overgegaan in achter-
hoofdsligging. Kind leeft. 3070 gram. toe 1930/379.
4.nbsp;Groep C.
Spontane baring. Levend kind. 4320 gram. Voorbijgaan-
de Erbsche verlamming, toe 1932/198.
5.nbsp;Groep C.
Spontane baring. Levend kind. 3370 gram. toe 1932/258.
6.nbsp;Groep B.
Spontane baring. Levend kind. 3970 gram. toe 1935/399.
-ocr page 94-7.nbsp;Groep C. lie para.
Vorige baring:
I. Aangezichtsligging. Uitgangstang. Levend kind. 3050
gram. (1934/552).
toe 1936/525.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. V/s uur later
zijn de harttonen onregelmatig. Uitgangstang. Kind leeft,
3290 gram. Het kind heeft een struma.
Moeder en kind gaan naar de chirurgische afdeeling,
waar zoonoodig tracheotomie kan gebeuren. Onder be-
handeling met joodkalium gaat echter het struma terug.
8.nbsp;Groep B.
Spontane baring. Levend kind. 2850 gram. toe 1932/111.
9.nbsp;Groep D.
Kruinligging gaat over in achterhoofdsligging, vordert
na 2 uur volkomen ontsluiting niet. Uitgangstang. Kind
leeft. 3570 gram. toe 1936/44.
Van de 9 kinderen in kruinligging is er geen gestorven.
3 Voorhoofdsliggingen.
1.nbsp;Groep C.
gt;4 uur na volkomen ontsluiting perst de vrouw zoo sterk
dat de pols klein en frequent wordt en cyanose optreedt.
Het hoofd is nog niet geheel door den ingang. Terwille
van de vrouw, hooge tang. Kind leeft. 3770 gram. toe
1933/422.
2.nbsp;Groep D. Opname wegens niet vorderen.
uur na volkomen ontsluiting is het hoofd niet door
den ingang en vordert de baring niet. De diagnose wordt
gesteld op achterhoofdsligging met kleine fontanel onder
de symphysis. Hooge tang. Kind wordt in voorhoofdslig-
ging geboren, leeft en weegt 3830 gram. toe 1935/349.
3.nbsp;Groep C.
Keizersnede wegens niet indalen. Levend kind. toe
1936/18.
Van de 3 kinderen in voorhoofdsligging sterft er geen. Twee
kinderen werden door de hooge tang geboren.
2 Aangezichtsliggingen.
1.nbsp;Groep B.
Durante partu zyligging op de kant, waar zich de buik-
zijde van het kind bevindt om de deflexie te bevorderen.
5 minuten na het breken der vliezen spontane geboorte
^van levend kind. 3740 gram. toe 1934/413.
2.nbsp;Groep B.
Bij volkomen ontsluiting en staande vliezen is het hoofd
niet ingedaald. Bij breken van de vliezen en afwachten
op een spontane baring kunnen groote moeilijkheden ont-
staan. Het is eenvoudiger bij niet afgeloopen vruchtwa-
ter dadelijk versie en extractie te doen. Levend kind.
3200 gram. toe 1935/523.
Van de 2 kinderen in aangezichtsligging is er geen ge-
storven.
20 Maal bleef het hoofd bewegelijk boven den ingang.
18 maal keizersnede, alle kinderen leven. (De indicaties
worden later beschreven in het hoofdstuk over de keizer-
sneden).
19.nbsp;toe 1933/20. (Groep C). XVe para.
Afloop der vorige baringen.
11 X spontaan a terme, waarvan 2 kinderen doodgeboren.
1 X spontaan praematuur, kind dood.
1 X abortus.
XIV. Stuitextractie? Kind dood.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Het hoofd staat nog
geheel bewegelijk en daalt na 41/2 uur niet in. Hooge tang.
Kind leeft, heeft verschijnselen van schedelbasisfractuur, doch
herstelt zich. 3660 gram.
20.nbsp;toe 1933/197. (Groep B).
Schaambeensnede. (Zie beschrijving bldz. 202).
Levend kind. 4220 gram.
3 X Voorliggende navelstreng.
a.nbsp;Groep D. Opname durante partu wegens voorliggende na-
velstreng.
Bij opname is er volkomen ontsluiting. Versie en extractie.
Levend kind. 3550 gram. toe 1932/336.
b.nbsp;Groep C.
Voorliggende navelstreng bij volkomen ontsluiting en staan-
de vliezen. Versie en extractie. Kind leeft. 4690 gram.
toe 1933/353.
c.nbsp;Groep B.
Voorliggende navelstreng bij volkomen ontsluiting. Versie
en extractie. Kind leeft. 3110 gram, toe 1936/555.
Van de 3 kinderen met voorliggende navelstreng is er geen
gestorven.
8 X Uitgezakte navelstreng.
a.nbsp;Groep C.
Bij het breken van de vliezen bij volkomen ontsluiting ligt
het kind in aangezichtsligging en spoelt de navelstreng uit.
Versie en extractie. Levend kind. 3110 gram. toe 1927/306.
b.nbsp;Groep D. Opname wegens uitgezakte navelstreng. Volko-
men ontsluiting, groot kind. Keizersnede. Levend kind. 3900
gram. toe 1929/158.
c.nbsp;Groep C.
Bij 5 cm ontsluiting zakt de navelstreng uit. Keizersnede.
Levend kind. 2930 gram. toe 1930/396
d.nbsp;Groep C.
Bij 5 cm ontsluiting zakt navelstreng uit, hoofd staat in
voorste wandbeensligging. Keizersnede. Kind leeft. 4190
gram. toe 1932/136.
e.nbsp;Groep C.
Uitgezakte navelstreng by volkomen ontsluiting. Groot kind
met hard hoofd. Keizersnede. Levend kind. 4120 gram. toe
1934/378.
f- Groep D.
Afloop vorige bevallingen.
I. Forceps. Kind dood.
II en III. Spontaan ä terme. Kinderen leven.
Toe 1936/258.
Vroedvrouw vindt bij volkomen ontsluiting een uitgezakte
navelstreng, die niet klopt. Baring vordert niet. Huismedi-
cus in consult doet poging tot forcipale extractie. Nadat dit
mislukt is, geeft hij de vroedvrouw de raad eenige uren af
te wachten, mocht het kind dan nog niet geboren zijn dan
opname. Bij inkomst staat het hoofd even vast in de bek-
kenring. Onderste uterussegment zeer pijnlijk, geen weeën.
Catheter urine is bloederig. Onverwijld wordt de schedel
geperforeerd en met de cranioclast naar buiten gebracht.
Het kind weegt 3580 gram. Het onderste uterussegment
wordt nagetast. Inderdaad is er een groote uterus ruptuur.
Uterusextirpatie. Gunstig verloop post operationem. Na 23
dagen verlaat de vrouw in goede toestand de kliniek.
g- Groep D. Opname wegens uitgezakte navelstreng. Er is
volkomen ontsluiting. Versie en extractie. Levend kind.
3330 gram. toe 1936/517.
h. Groep C.
Bij volkomen ontsluiting breken de vliezen en zakt de na-
velstreng uit. De vrouw was nog niet inwendig onderzocht.
Voordat ingegrepen kan worden, wordt het kind spontaan
en levend geboren. 3100 gram. toe 1936/572.
Van de 8 kinderen met uitgezakte navelstreng is één kind
doodgeboi-en.
2 X Uitgezakte arm naast het hoofd.
1- Groep D.
Huisarts heeft vergeefsche poging tot versie en extractie
gedaan. Er ligt een hand naast het hoofd. Versie en ex-
tractie. Kind komt succombeerend ter wereld. 3700 gram.
toe 1931/143.
2. Groep D.
Uitgezakte arm naast het hoofd. Volkomen ontsluiting.
Harttonen zijn onregelmatig. Arm wordt gereponeerd.
Hooge tang. Levend kind. 3320 gram. toe 1935/93.
6 Stuitliggingen.
4 kinderen worden gedeeltelijk geëxtraheerd wegens niet vor-
deren, als het kind tot de schoudergordel geboren is.
2 kinderen worden volledig geëxtraheerd.
In geen der gevallen geeft het nakomende hoofd moeilijkhe-
den. De zes kinderen worden levend geboren.
6 Dwarsliggingen.
1.nbsp;Groep C.
Afloop vorige baringen:
I. Forceps, kind dood.
II. Stuitligging. Kind heeft een kwartier geleefd.
III. Corporeele sectio caesarea. 3010 gram. toe 1925/334.
Toe 1929/205.
Er is een dwarsligging. Vliezen staan, er is een licht hy-
dramnion. Keizersnede, levend kind. 4590 gram.
2.nbsp;Groep C.
Afloop der vorige baringen.
I. Spontaan ä terme. Kind dood.
II. Forceps. Kind leeft.
III.nbsp;Versie en extractie. Indicatie?? Kind na 1 uur dood.
IV.nbsp;Spontaan ä terme. Kind dood.
V. Corporeele sectio caesarea.
Toe 1929/264.
Kind wordt durante partu gekeerd tot hoofdligging.
Vruchtwater loopt af bij 3 cm ontsluiting. Keizersnede.
Kind leeft, 4110 gram. toe 1929/264.
3.nbsp;Groep B.
Toe 1929/342.
Decapitatie. Kind woog 2510 gram. (Zie beschrijving
bldz. 231).
4.nbsp;Groep D.
Bij opname dwarsligging met uitgezakte navelstreng bij
volkomen ontsluiting. Kind wordt levend geboren na ver-
sie en extractie en weegt 3550 gram. Toe 1929/355.
5.nbsp;Groep D.
Opname wegens dwarsligging. Vruchtwater is bij 4 cm
ontsluiting afgeloopen. Ondanks pituitrine duurt het nog
6 dagen voor er voldoende ontsluiting is voor versie en
extractie. Het kind is dan reeds dood. Het woog 3640
gram. toe 1932/119.
6.nbsp;Groep B.
Vruchtwater is afgeloopen bij 4 cm ontsluiting. Kind ligt
dwars. De vrouw zou oorspronkelijk thuis bevallen, doch
wordt wegens dwarsligging opgenomen.
Eenige uren later is er 8 cm ontsluiting. Cervix is vol-
doende verslapt. Versie en extractie. Levend kind. 3210
gram. Toe 1930/114.
Van de 6 kinderen in dwarsligging zijn twee kinderen aan
de gevolgen van dwarsligging gestorven.
3 X Placenta praevia.
1.nbsp;Groep B. Versie en extractie na metreuryse. Kind dood.
3650 gram. toe 1932/56.
2.nbsp;Groep B. Versie en extractie. Levend kind. 3260 gram.
toe 1936/594.
3.nbsp;Groep D. Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind dood. (Pla-
centa praevia). Gewicht 3740 gram. Toe 1928/435.
Kraambed.
1 X thrombose
3 X thrombose
Spontaan
Uitgangstang. Groep B. 1 maal, hoogste temp. 38°.5—38°.9.
Groep C. 4 maal. 2 maal ongestoord kraambed.
1 maal, temp. 38°—38°.4. 1 maal temp 38°.5—
38°.9.
Groep D. 2 maal: 2 maal hoogste temp. 38°—
38°.4.
co V |
co co |
co co |
co |
m 4J cn e |
cn 13 ft | ||||
B. |
8 |
6 |
2 |
_ | |||||
Hooge tang |
C. |
10 |
2 |
5 |
2 |
1 |
— |
— | |
D. |
11 |
5 |
5 |
1 |
— |
i |
j — |
Schaambeensnede. Groep B. 1 maal: hoogste temp. 38°—38°.4.
Groep C. 2 maal: hoogste temp. gt; 39°.
Perforatie. Groep D. 2 maal: ongestoord kraambed.
Stuitextractie. Groep B. 1 maal ongestoord. 1 maal temp. 38°—
38°.4. 2 maal temp. 38°.5—38°.9.
Groep C. 1 maal: hoogste temp. 38°—38°.4.
Groep D. 1 maal: kraambed ongestoord.
B. |
3. |
2 |
1 |
! ! |
■ | |||
Versie en extractie |
C. |
2 |
2 |
— |
— |
! |
— | |
D. |
6 |
2 |
1 |
2 |
1 ; — |
— |
1 X thrombose |
Decapitatie kwam éénmaal voor in groep B. Het kraambed
was gestoord. Hoogste temp. 38°.5—38°.9.
Éénmaal was de partus opgewekt door condoomcatheter, aan-
gezien bij de vorige bevallingen telkenmale een foetus macera-
tus werd geboren. Het kraambed was gestoord. Hoogste temp.
38°.5—38°.9.
4 Maal werd de placenta manueel verwijderd.
In groep B: 1 maal na spontane partus. Temp. gt; 39°.
1 maal na versie en extractie. Temp. 38°.—38°.4.
In groep C: 1 maal na spontane partus. Temp. gt; 39°.
1 maal na perforatie. Temp 38°.5—38°.9.
In groep B werd 1 maal versie en extractie gedaan na me-
treuryse voor placenta praevia. Kraambed licht gestoord. Temp.
38°—38°.4.
In groep D werd éénmaal de uterus geëxtirpeerd na perfora-
tie van de schedel, daar een uterusruptuur bestond. Hoogste
temp. 38°—38°.4.
Keizersneden. {
B 3
1 C 23
(Dl,
Multiparae C.D. 9—9,9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel III.
(Zie hoofdstuk Sectio Caesarea).
Achterhoofdsügging
Kruinligging
Voorhoofdsligging
Aangezichtsligging
Hoofd blijft bewegelijk
Voorliggende navelstreng
Uitgezakte navelstreng
Uitgezakte arm naast hoofd
Stuitligging
Dwarsligging
Placenta praevia
B.
21
C.
D.
Totaal
25
1
19
2
1
3
1
55
1
2
25
1
6
1
4
3
1
5
1
3
Totaal
31
52
16
99
Bij deze sterke bekken vernauwingen werden 31 vrouwen uit
de verloskundige polikliniek opgenomen; 68 vrouwen kwamen
van buiten, 52 voor de bevalling en 16 durante partu.
25 Maal daalde het hoofd niet in. Groot is het aantal liggings-
afwijkingen. namelijk 18 gevallen.
Resultaat van de kinderen, met de wijze, waai'op zij geboren
zijn voor elke ligging afzonderlijk.
55 Achterhoofdsliggingen.
Totaal
B.
C.
D.
X)
ö
lt;D
gt;
(D
'd
a
lt;a
gt;
lt;D
-O
a
(D
gt;
lt;D
■ö
H
0)
gt;
lt;D
T3
O
O
T3
O
O
■C
TS
O
O
x)
'Ü
O
O
■d
Spontaan
Correctie
Pituitrine
Uitgangstang na pituitrine
Uitgangstang
Hooge tang na pituitrine
Hooge tang
bchaambeensnede
Versie en extractie
Perforatie
Keizersnede
Totaal
14
1
1
1
14
29
1
1
13
1
18
24
49
Van de 55 kinderen in achterhoofdsligging werden 33 kinde-
ren spontaan geboren, waarvan éénmaal na pituitrine. Het aan-
tal kunstverlossingen is dus zeer groot; 1 uitgangstang, 17 X
hooge tang (1 X pubiotomie) en 4 X sectio'caesarea. Bij deze
graad van bekkenvernauwing speelt de weeënkracht een groote
rol, zoodat het aantal tangen 18 bedroeg.
Van de 55 kinderen werden 6 doodgeboren. Doodsoorzaak:
Groep B. Spontane baring 1 uur na het breken van de vlie-
zen. Kind sterft door asphyxie. 3650 gram. toe
1936/431.
Groep B. Schedeltraimia na hooge tang. 3310 gram. toe
1932/63 .
Groep B. Spontane baring schedelbasisfractuur. 3470 gram.
toe 1934/89.
Groep C. Gedurende 9 dagen afgeloopen vruchtwater. Kind
is gemacereerd. Spontane baring. 3040 gram. toe
1928/211.
Groep D. Schedeltrauma na hooge tang. 2750 gram. toe
1930/485.
Groep D. Mislukte tang thuis. Moeilijke tang. Schedeltrau-
ma. 3990 gram. toe 1934/405.
1 maal Kruinligging.
Groep D. Spontane baring. Levend kind. 3460 gram. toe
1928/255.
2 maal Voorhoofdsliggingen.
a.nbsp;Groep D.
Toe 1931/369.
Opname voor voorhoofdsligging. Vliezen zijn bij volkomen
ontsluiting gebroken.
Na 4 uur volkomen ontsluiting wordt door versie en extrac-
tie een levend kind geboren. 3010 gram.
b.nbsp;Groep C.
Toe 1932/95.
Voorhoofdsligging. Vliezen breken bij 5 cm ontsluiting.
De vrouw krijgt zij ligging op de kant, waar zich de buik
van het kind bevindt, 21/2 uur later wordt een levend kind in
aangezichtsligging geboren. 3200 gram.
25 maal daalt het hoofd niet in.
24 maal keizersnede (de indicaties worden later beschreven
in het hoofdstuk over de keizersneden).
23 kinderen worden levend geboren, voor één kind kwam de
operatie te laat.
Groep C. Toe 1928/64. Bij 3 cm ontsluiting loopt het
vruchtwater af. Harttonen worden onregelmatig. Keizersnede.
Kind is diep asphyctisch en sterft na 10 minuten. 4430 gram.
25. Toe 1936/146. (Groep C).
Schaambeensnede wegens slechte toestand van de buikwand.
(Zie beschrijving bldz. 204). Levend kind 3430 gram. Kraambed
duurde 23 dagen.
1 maal Voorliggende navelstreng.
(Groep B). Bij 2 cm ontsluiting voorliggende navelstreng.
Keizersnede. Levend kind. 2860 gram. toe 1932/439.
6 maal Uitgezakte navelstreng.
4 X Keizersnede. Levend kind.
5.nbsp;Toe 1936/375. Groep B.
Bij 2 cm ontsluiting zakt de navelstreng uit, klopt goed. Er zijn
geen weeën. De vrouw is 13 maal spontaan van een levend kind
bevallen. Keizersnede beteekent een levend kind, doch in gevaar
brengen van de moeder van een groot gezin. Afwachten en bij
voldoende ontsluiting versie en extractie is riskant voor het
kind, maar hiertoe wordt besloten, omdat het hoofd flink afge-
weken staat van de bekkeningang en dus de navelstreng minder
gevaar loopt. Ondanks pituitrine komen er echter geen weeën.
Het kind sterft. Er ontstaat tympania uteri. Na 2 dagen wordt
het kind met de hand naast het hoofd spontaan geboren. Kraam-
bed duurt 12 dagen.
6.nbsp;Groep B.
Toe 1930/435. Bij volkomen ontsluiting breken de vliezen;
navelstreng zakt uit. Versie en extractie.
Kmd leeft. 3950 gram, heeft een epiphysiolysis capitis humeri.
Van de 6 kinderen met uitgezakte navelstreng is één kind
gestorven.
1 X Uitgezakte arm naast het hoofd.
Groep C. Toe 1936/290.
Versie en extractie. (Zie beschrijving op biz. 228). Levend
kind. 3250 gram.
4 Stuitliggingen.
a.nbsp;Groep C. toe 1932/148. Keizersnede. Levend kind. 3420 gr.
b.nbsp;Groep C. toe 1933/510.
Afloop vorige bevallingen:
I—VII. Hoofdligging: 6 spontaan, waarvan één kind dood
en 1 X tangverlossing. Dit kind sterft na enkele dagen.
VIII.nbsp;Uitgezakte navelstreng. Levend kind door keizersnede
geboren, weegt 3870 gram. toe 1929/194.
IX.nbsp;Uitgezakte navelstreng. Spontane geboorte van dood
kind.
Daar de laatste maal de baring een slechte afloop
heeft gehad zal zij in de kliniek bevallen. Zij komt echter
als het vruchtwater is afgeloopen. Er is dan een afgeweken
stuitligging bij 2 cm ontsluiting; 31/2 uur later is er 7 a 8
cm ontsluiting. De cervia is voldoende slap om het kind te
laten passeeren. Stuitextractie. Levend kind. 3580 gram.
c.nbsp;Groep D. toe 1935/30. Opname wegens afgeweken stuitlig-
ging. Vliezen zouden bij ± 3 cm ontsluiting gebroken zijn.
Dit is dezelfde vrouw als bovenbeschreven, (toe 1933/510).
454 uur na het breken van de vliezen wordt het kind levend
geëxtraheerd. 3350 gram.
d.nbsp;Groep C. Toe 1936/564.
Vliezen breken bij het begin der weeën, een uur later wordt
inwendig onderzocht en is er volkomen ontsluiting. De stuit
daalt niet in, zoodat het kind geëxtraheerd wordt. Leeft.
3320 gram.
Van de 4 kinderen in stuitligging is er geen gestorven.
3 Dwarslig ging en.
a.nbsp;Groep D. toe 1929/179. Opname dwarsligging met uitgezak-
te arm. Kind is dood. Decapitatie. 3050 gram.
b.nbsp;Groep C. toe 1929/260.
Keizersnede wegens dwarsligging met vroeg afloopen van
het vruchtwater. Levend kind. 3770 gram.
c. Groep D. toe 1936/450.
Opname wegens tweemaal mislukte poging tot versie en ex-
tractie bij dwarsligging.
Kind is reeds dood en wordt door versie en extractie ge-
boren. 3510 gram.
Bij de 3 kinderen in dwarsligging zijn 2 kinderen gestorven.
Een goede prophylaxe had deze kinderen vermoedelijk kunnen
redden. Bij de vrouwen, die durante partu zijn opgenomen, zijn
moeilijke kunstverlossingen verricht. Een decapitatie en een
versie en extractie, nadat dit aan twee medici was mislukt.
Wanneer tevoren een sluitlaken was aangelegd en eventueel
bedrust gedurende de laatste dagen voor de bevalling was voor-
geschreven, had er zeer groote kans bestaan, dat er geen enkele
moeilijkheid bij de baring ontstaan was. Een propaganda voor
een goede praenatale zorg, zooals deze in de laatste jaren wordt
gevoerd, moge juist in deze gevallen succes hebben.
1 X Placenta praevia.
(Groep B). Toe 1936/7. De vrouw was wegens vloeien 46 da-
gen te voren opgenomen. Keizersnede wegens placenta praevia
centralis cervicalis bij bekkenvernauwing. Levend kind. 3450
gram. Sterke bloeding uit de insertieplaats van de placenta.
Ondanks bloedtransfusie: exitus. (Zie beschrijving in het hoofd-
stuk over keizersneden).
Bij deze 99 bekkens met C.D. 9—9.9 cm is het aantal kunst-
verlossingen zeer groot, namelijk 62 maal.
21 maal bij 55 achterhoofdsliggingen: 4 X Sectio Caesarae.
25 maal bij niet indalende schedel: 24 x S.C.
15 maal bij 26 liggingsafwijkingen: 6 X S.C.
1 maal bij placenta praevia: 1 x S.C.
37 vrouwen bevielen spontaan, 3 kinderen stierven hierbij.
Dit betrekkelijk groote aantal spontane baringen bij deze sterk
vernauwde bekkens krijgt dan vooral waarde, als men bedenkt,
at deze 99 bekkens een geselecteerd materiaal vormen van bek-
kens, die reeds vroeger blijk hebben gegeven moeilijkheden op
e leveren bij de baring, zoodat zij de kwade gevallen zijn uit een
grootere groep van bekkens met deze graad van vernauwing.
Kraambed.
B.
C.
D.
18
16
2
Uitgangstang. 1 maal. Groep B. Kraambed ongestoord.
B. |
2 |
1 |
1 | ||||||
Hooge tang |
C. |
7 |
3 |
3 |
— |
1 |
— |
— |
[1 X thrombose |
D. |
8 |
1 |
2 |
1 |
4 |
— |
51e dag f embolie |
Schaambeensnede.
2 maal. Groep C. Hoogste temp. in het kraambed 38°.5—38°.9.
Stuitextractie.
Groep C. 2 maal. Hoogste temp. resp. 38°.5—38°.9 en gt; 39°.
Groep D. 1 maal. Hoogste temp. 88°.5—38°.9.
Versie en extractie.
Groep B. 1 maal. Hoogste temp. 38°—38°.4.
Groep C. 1 maal. Hoogste temp. gt; 39°.
Groep D. 2 maal. Kraambed ongestoord.
Decapitatie.
Groep D. 1 maal. Hoogste temp. 38°—38°.4.
/ B. 9, waarvan één vrouw verbloedt bij plaeen-
Keizersneden | C.24 ta praevia. (Zie verder in het hoofd-
( D. 2 stuk Sectio Caesarea)
IXthrombose (na ontslag)
1 X thrombose
Spontaan
Multiparae. C.D. 8—8.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
Tabel IV.
B. |
C. |
1 |
Totaal | |
Achterhoofdsligging |
1 |
3 |
1 |
5 |
Voorhoofdsligging |
— |
1 |
— |
1 |
Hoofd blijft bewegelijk |
4 |
11 |
1 |
16 |
Dwarsliggingen |
— |
5 |
— |
5 |
Voorliggende navelstreng |
— |
2 |
— |
2 |
Totaal |
5 |
22 |
2 |
29 |
Op het groot aantal bevallingen bij multiparae, ± 13775 ge-
vallen in Utrecht en Zuilen, welke onder leiding van de Verlos-
kundige Kliniek geschiedden, kwamen slechts 5 baringen by
deze sterke graad van bekkenvernauwing voor. Van buiten
werden 24 vrouwen opgenomen. Wij vinden dus een groot ver-
schil tusschen het aantal van Utrecht en Zuilen tegenover dat
van buiten. Deze verhouding vinden wij niet terug bij de lich-
tere vernauwingen, waaruit geconcludeerd kan worden, dat bij
de lichtere graden van bekkenvernauwing door de Verloskun-
dige polikliniek percentsgewijs veel meer vrouwen worden op-
genomen. Deze sterke graad van vernauwing wordt veel zeld-
zamer miskend, zoodat het aantal in Groep D slechts twee be-
draagt.
Slechts één maal kwam een spontane baring voor:
Toe 1935/78. C.D. 8.3 cm. (Groep C).
Afloop vorige bevallingen:
I. Hooge tang a terme. Kind leeft. 2250 gram.
II. Spontaan praematuur. Kind dood.
III. Versie en extractie. Ind ? Perforatie van nakomende
hoofd. Gewicht ± 4000 gram.
Deze baring duurt 161/2 uur. Bij volkomen ontsluiting breken
de vliezen, 10 minuten later wordt het kind spontaan in ach-
terhoofdsligging geboren. Kind leeft 3080 gram.
5 maal werd een hooge tang aangelegd en een levend kind
geboren. Van deze kinderen lag het kind viermaal in achter-
hoofdsligging en éénmaal in voorhoofdsligging, welke echter
durante partu overging in een kruinligging.
In de overige 23 gevallen werd keizersnede gedaan. Levende
kinderen, terwijl van de moeders geen is gestorven.
Kraambed,.
Spontane baring werd gevolgd door ongestoord kraambed.
Wooge tangen. 2 maal kraambed ongestoord, 1 maal temp.
—38°.4. 1 maal temp. 38°.5—38°.9. 1 maal temp. gt; 39°.
Multiparae C.D. 7-7.9 cm. Voldragen en enkelvoudig.
vrfuw^^^^nbsp;van bekken vernauwing komt slechts één
w voor, die wij reeds tegen zijn gekomen bij de primiparae.
IJ werd toen door de keizersnede van een levend kind verlost.
toe 1930/87. Nadien is zij nog tweemaal zwanger geworden en
door keizersnede bevallen van een levend kind.
toe 1933/58 en toe 1936/419. Groep C.
Multparae. Bekkenmaten onbekend. Voldragen en enkelvoudig.
Twee vrouwen werden bij inwendig onderzoek als bekken-
vernauwingen berkend, doch verzuimd werd de conjugata
diagonalis te meten. Beide vrouwen hooren in Groep D thuis
en werden wegens ernstige stoornissen opgenomen.
toe 1932/436. Groep D.
Opname wegens complete uterus ruptuur 19 uur te voren
ontstaan bij een dwarsligging.
Uterus wordt geëxtirpeerd. Het doode kind woog 4320 gram.
De vrouw herstelt na 23 dagen, na aanvankelijk verschijn-
selen van peritonitis gehad te hebben. De vrouw heeft 8
levende kinderen.
toe 1935/74. Groep D.
Opname wegens verzuimde dwarsligging.
Vorige bevallingen:
I. Spontaan a terme hoofdligging. Levend kind ± 2500 gr.
II. Stuitextractie ± 2000 gram.
IH. Abortus.
Bij inkomst is het vruchtwater 41/2 uur afgeloopen en be-
staat een verzuimde dwarsligging. Kind is dood en wordt na
decapitatie geboren. 2720 gram. Kraambed is sterk gestoord en
duurt 14 dagen.
Multiparae. Algemeen vernauwde bekkens.
Enkelvoudig en voldragen.
Tabel V.
B. |
C. |
D. |
Totaal | |
Achterhoofdsligging |
36 |
32 |
_ |
68 |
Kruinligging |
1 |
1 |
_ |
2 |
Stuitligging |
1 |
— |
_ |
1 |
Placenta praevia |
1 |
2 |
- |
3 |
Totaal |
39 |
35 |
0 |
74 |
In tabel V zijn alleen die liggingsafwijkingen genoemd.
-ocr page 109-welke bij deze bekkens voorkwamen.' De tabel is daardoor kort,
aangezien deze bekkens zelden liggingsafwijkingen geven, om-
dat deze bekkens een kleine ronde ingang hebben, die een goede
stabiliteit geeft aan de achterhoofdsligging, waar het achter-
hoofd fraai in past. Het gevolg is, dat deze bekkens zelden
stoornis geven, een enkele maal door een vernauwde bekken-
uitgang. Er werd geen enkele vrouw durante partu van buiten
opgenomen. De indicaties tot opname waren vrijwel steeds
sociale omstandigheden.
Resultaten van de kinderen met de wijze, waarop zij geboren
zijn voor elke ligging afzonderlijk.
68 Achterhoof dslig ging en.
Alle kinderen werden spontaan en levend geboren.
2 Kruinliggingen.
a.nbsp;Groep B.
Na 3% uur volkomen ontsluiting is het hoofd nog niet ge-
heel met de grootste omvang door den ingang. Hooge tang.
Levend kind. 3980 gram. toe 1927/64.
b.nbsp;Groep C.
Spontane baring van levend kind. 3600 gram toe 1934/517.
1 Stuitligging.
Toe 1930/508. Groep B. Vrouw was opgenomen wegens
vloeien.
Afloop vorige bevallingen:
X spontaan ä terme in hoofdligging levende kinderen.
2 X stuitextractie. Levende kinderen.
2 X Abortus.
Het kind ligt in stuitligging en wordt spontaan tot de schou-
dergordel geboren. Navelstreng klopt onregelmatig. Gedeelte-
lijke extractie, levend kind. 3820 gram. Er was een lage insertie
van de placenta, die het vloeien verklaarde.
3 X Placenta praevia.
a. Groep C. Placenta praevia lateralis. Bij 7 cm worden de
vliezen gebroken. De vrouw is slap. Het hoofd staat in
achterhoofdsligging op de bekkenbodem. Baring vordert
niet. Uitgangstang. Het kind is dood, weegt 3550 gram.
Doodsoorzaak is onbekend. Bij obductie werd alleen een
atresia recti gevonden.
Het kraambed is gestoord door een septische thrombose, die
op den 13en dag ad exitum leidt. Toe 1927/155.
Groep C. Placenta praevia marginalis. Vliezen worden bij
6 cm gebroken. Bloeding staat. Na drie kwartier spontane
geboorte van levend kind in achterhoofdsligging. 2760 gram.
Kraambed licht gestoord. Toe 1931/143.
Groep B. Placenta praevia lateralis. Vliezen worden bij 4
cm ontsluiting gebroken wegens sterke bloeding. Bloeding
staat. Het hoofd daalt niet in, na 2K uur zijn de harttonen
irregulair, daarom versie en extractie, waarbij een humerus
fractuur ontstaat. Kind leeft 3590 gram. Placenta wordt
wegens bloeding manueel verwijderd. Kraambed ongestoord.
Van de 68 kinderen is een doodgeboren, oorzaak onbekend,
bij placenta praevia. De moeder stierf 13 dagen later.
Terwijl de Algemeen vernauwde bekkens bij de primipara
een enkele maal stoornis gaven door vernauwing van de uit-
gang met een aantal kunstverlossingen grooter dan normaal,
vinden wy bij de multiparae, dat het bekken slechts éénmaal
moeilijkheden gaf. (Hooge tang bij kruinligging).
Kraambed.
co V |
co co |
co co |
co A |
•2 m S |
cn quot;03 | ||||
Spontaan |
B. |
36 |
20 |
9 |
2* |
2 |
2 |
1 |
* 1 X long t.b.c. |
C. |
34 |
17 |
8 |
5 |
3 |
— |
1 | ||
D. |
— |
— |
— |
— |
— |
- |
Uitgang stang. Groep C. 1 maal sepsis-thrombose. 13en dag
dood. toe 1927/155.
Hooge tang. Groep B. 1 maal. Kraambed licht gestoord,
temp. 38°—38°4.
Versie en extractie met manueele placenta verwijdering.
Groep B. 1 maal. Kraambed ongestoord.
b.
c.
Multiparae. Bijzondere bekkens. Voldragen en enkelvoudig.
Aard van de hekkens.
B. |
C. |
D. |
Tctaal | |
Heupluxatie Heupluxatie met symphysiolysis Coxitis tuberculosa ^oxitis tuberculosa met spleetbekken Uitgangsvernauwing Oude bekkenfractuur Onbekend gebleven bekkenafwijking Kyphoscoliosis rrechterbekken Dwars vernauwd bekken Oude poliomyelitis Ankylose van de heup Versehe bekkenfractuur Pseudo spondylolysthesis |
2 |
1 3 1 1 1 2 |
1 2 |
3 4 5 |
JLotaal 1 |
18 |
12 |
3 |
33 |
3 Heupluxaties.
Achterhoofdsliggingen. Kinderen worden spontaan en levend
geboren.
1 Heupluxatie met symphysiolysis.
Achterhoofdsligging. Spontane geboorte van levend kind.
4 X Coxitis tuberculosa.
2 X Achterhoofdsligging, spontane geboorte van levend
kind.
Toe. 1927/232. (Groep C).
Coxitis tuberculosa met sterk vervormd bekken, waarom de
eerste maal Corporeele sectio caesarea is gedaan 1921/567.
Voor deze bevalling 33 dagen van te voren opgenomen. Uterus
ruptuur ante partu in het litteeken der corporeele S.C. Moeder
en kind dood. (Voor beschrijving zie bldz. 256).
4- Toe 1936/409. (Groep C).
Coxitis tuberculosa. C.D. 9.4 cm.
Afloop vorige baring. Keizersnede. Levend kind. toe 1930/
5^9. Thans wederom keizersnede. Levend kind. 3380 gram.
3 X Coxitis tuberculosa met spleetbekken.
Deze 3 bevallingen kwamen bij dezelfde vrouw voor.
-ocr page 112-Afloop vorige baringen:
I. Spontaan praematuur 2810 gram. Kind leeft.
Daarna 6 maal spontaan a terme. Levende kinderen.
Deze drie bevallingen lag het kind in achterhoofdsligging en
werd spontaan geboren. Levende kinderen.
VIII. toe 1930/340. 3430 gram.
IX. toe 1931/475. 3790 gram.
X. toe 1935/26. 4210 gram.
5 Uitgangsvernauwingen.
a.nbsp;Toe 1932/216. Groep B.
Opgenomen wegens uitgangsvernauwing.
Afloop vorige baring: I. Mislukte tang. Secundaire sectio
caesarea. Kind leeft. 3090 gram. (toe 1924/91).
Deze maal wederom keizersnede. Kind leeft. 2400 gram.
b.nbsp;Toe 1933/302. Groep B.
Afloop vorige baringen: I en II Spontaan a terme. Kinde-
ren leven. III. Uitgangstang. Kind leeft.
Na 3 uur volkomen ontsluiting vordert de baring niet, uit-
gangstang. Levend kind. 3730 gram.
c.nbsp;Toe 1933/35. Groep B.
Afloop vorige baring I uitgangstang. Levend kind 4000
gram. toe 1931/485.
Thans loopt het vruchtwater af bij staande portio. Hoofd
staat nog bewegelijk. Bekkenuitgangsvernauiwing is van
dien aard, dat tot keizersnede wordt besloten. Kind leeft.
4720 gram.
d.nbsp;Toe 1930/152. Groep C.
Afloop van de vorige baring: I. Tang wegens uitgangsver-
nauwing, er ontstaat een symphysisruptuur. Kind leeft.
3740 gram (toe 1928/133).
Thans komt de vrouw voor opname met volkomen ontslui-
ting en geheel ingedaald hoofd. Het is onbekend hoelang
deze toestand reeds bestaat. Uitgangstang gaat zeer ge-
makkelijk.
Kind leeft 3370 gram.
e.nbsp;Toe 1935/358. Groep D.
Afloop vorige bevalling. I. Forceps voor uitgangsvernau-
-ocr page 113-wing. Kind leeft, ± 5500 gram. Totaal ruptuur G. K.
32—193. PlastieJf van het perineum.
Deze maal wordt wederom een uitgangstang aangelegd na
het geven van een episiotomie. Kind leeft. 3640 gram.
1. Oude hekken fractuur.
Toe. 1936/35.
Afloop vorige bevalling: I. Spontaan a terme, levend kind.
Kraambedpsychose. Vrouw springt uit raam. Bekkenfractuur.
Keizersnede wegens misvorming van het bekken (zie hoofdstuk
keizersneden). Levend kind. 3850 gram.
1. Onbekend gebleven bekkenafwijking.
Toe. 1936/57.
Afloop vorige bevalling: I. Hooge tang na pituitrine. Kind
leeft, 4300 gram, heeft deuk in het voorhoofd. Schedelbasis-
fractuur. Aan het bekken worden geen afwijkingen gevonden.
Deze maal spontane baring in achterhoofdsligging. Kind leeft,
3830 gram.
5 X Kyphoscoliosis.
Spontane baringen in achterhoofdsliggingen. Kinderen leven.
2 X Trechterbekken.
Beide malen dezelfde vrouw, die een gibbus heeft.
Afloop vorige bevalling: I Spontaan a terme. Levend kind.
2600 gram. Uitgang nauw (toe 1921/209).
Toe 1932/365.
Bij opname is het vruchtwater afgeloopen, kind ligt dwars.
2 uur later is er voldoende ontsluiting voor versie en extractie.
Levend kind. 2750 gram.
Toe 1934/303.
Opname wegens vloeien. 8 dagen later begint de partus. Ster-
ke fluxus. Placenta praevia lateralis. Dwarsligging. Vliezen
worden gebroken, voet wordt afgehaald, tamponade met de
stuit. Spoedig is extractie mogelijk. Kind leeft, 2340 gram.
2 X Dwars vernauwd bekken.
1- Toe 1936/439. Groep C.
Afloop vorige baring: I. Hooge tang. Kind dood, ± 5500 gr.
Thans spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind leeft.
4100 gram.
2. Toe 1935/130. (Groep B).
Kind is door onbekende oorzaak gemacereerd. Bij volkomen
ontsluiting repositie van een uitgezakte arm, waarna spontane
baring in hoofdligging. 2950 gram.
Bij de vorige baring (le kind) was een hooge tang aangelegd.
Kind leeft. 4230 gram, vertoonde verschijnselen van intracra-
nieele bloedingen en had een Erbsche verlamming en een clavi-
culafractuur. (toe 1934/35).
2 X Oude poliomyelitis.
Beide malen spontane baring in achterhoofdsligging. Levend
kind.
1 X Ankylose van de heup na osteomyelitis.
Spontane baring in aehterhoofdsligging. Levend kind. toe
1927/113.
1 X Versehe hekkenfractuur.
Toe 1935/398. Groep C.
De vrouw is bekneld geraakt tusschen een woonwagen en een
muur. Links zijn beide takken van het schaambeen gebroken.
Rechts alleen de bovenste tak van het os pubis. 10 dagen later
spontane baring tusschen zandzakken. Kind leeft. 3350 gram.
Vlotte genezing.
2 X Pseudo spondylolysthesis.
Beide bij dezelfde vrouw. C.D. 10.5 cm.
Beide malen keizersnede. (Zie beschrijving hoofdstuk kei-
zersneden).
Toe 1928/141. Stuitligging. 3760 gram. Kind leeft.
Toe 1936/26. Hoofd daalde niet in. Levend kind. 3260 gram.
-ocr page 115-Kraambed.
B.
C.
D.
11
7
2
Spontaan
Vitgang Stang.
Groep B. 1 maal: ongestoord kraambed.
Groep C. 1 maal: temp. 38°—38°.4.
Groep D. 1 maal: temp. 38°.5—38°.9.
Versie en extractie.
Groep B. 2 maal: resp. kraambed ongestoord en hoogste temp,
in het kraambed. 38°.5—38°.9.
■Repositie van de arm en daarna spontane baring kwam in
groep B voor, kraambed was ongestoord.
Keizersnede.
B 3. (Zie beschrijving in het hoofdstuk: Sectio Caesarea).
G 3. Bovendien kreeg één vrouw een spontane uterus rup-
D —. tuur. Laparotomie kwam te laat.
Voldragen Tweelingen in de kliniek.
Volledigheidshalve volgt thans een korte beschrijving van de
meervoudige voldragen zwangerschappen in de verschillende
groepen.
Groep B.
gevallen bij primiparae.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. Primiparae.
a. Beide kinderen in achterhoofdsligging spontaan en levend
geboren.
Eerste kind in stuitligging gedeeltelijk geboren. Baring vor-
dert niet; gedeeltelijke extractie. Tweede kind in achter-
hoofdsligging wordt spontaan geboren. Beide kinderen leven.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. Primiparae.
eide kinderen in stuitligging worden geëxtraheerd wegens
onregelmatige harttonen en eclampsie van de moeder. Beide
kmderen leven.
b.
d. Beide kinderen in stuitligging worden geëxtraheerd, als zij
gedeeltelijk geboren zijn. De kinderen leven.
Bij de overige rubrieken van bekkenvernauwingen kwamen
geen primiparae met tweelingzwangerschap voor.
Groep B. Mulitiparae: 6 gevallen.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. Multiparae.
a.nbsp;Beide kinderen in stuitligging. Spontaan en levend geboren.
b.nbsp;Beide kinderen in achterhoofdsligging. Spontaan en levend
geboren.
c.nbsp;Beide kinderen in stuitligging. Extractie wegens niet inda-
len. De kinderen leven.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. Multiparae.
d.nbsp;Keizersnede voor bekkenvemauwing. Eerst als het eerste
kind levend geboren is, blijkt er nog een gemacereerd foetus
in utero te zijn.
Algemeen vernauwde bekkens. Multiparae.
e.nbsp;Beide kinderen spontaan en levend in achterhoofdsligging
geboren. De moeder had eclampsie.
f.nbsp;Beide kinderen spontaan en levend in achterhoofdsligging
geboren. De moeder braakte veel en had icterus.
Bij de overige rubrieken van bekkenvernauwing kwamen geen
meervoudige zwangerschappen voor.
Groep C. Primiparae: 1 geval.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm.
1. Beide kinderen spontaan, in achterhoofdsligging geboren.
Het eerste kind levend. Het tweede kind is door onbekend ge-
bleven oorzaak gemacereerd. De vrouw was opgenomen wegens
hypertensie en toenemende oedemen.
Groep C. Multiparae. 5 gevallen.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. Multiparae.
a.nbsp;Het eerste kind in achterhoofdsligging, het tweede in kruin-
ligging. Beide spontaan en levend geboren.
b.nbsp;Het eerste kind in achterhoofdsligging spontaan en levend
geboren. Het tweede kind ligt dwars, wordt uitwendig ge-
keerd tot hoofdligging, navelstreng blijkt voor te liggen,
daarom uitwendige Iceering tot stuitligging. Als het kind
half geboren is, maakt het adembewegingen, wordt daarna
levend geëxtraheerd.
c.nbsp;Beide kinderen in stuitligging. Het eerste wordt spontaan
geboren, het tweede wordt gedeeltelijk geëxtraheerd. Beide
kinderen leven.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. Multiparae.
d.nbsp;Beide kinderen in stuitligging. Het eerste daalt niet in en
wordt geëxtraheerd, het tweede komt spontaan. Beide leven.
e.nbsp;Beide kinderen spontaan in achterhoofdsligging geboren.
Het eerste is dood, het tweede leeft. Doodsoorzaak onbekend..
Bij de overige rubrieken van bekkenvernauwing kwamen in
groep C geen meervoudige zwangerschappen voor.
In groep D kwamen geen tweelingzwangerschappen voor.
De tweelingzwangerschappen gaven geen aanleiding tot be-
paalde moeilijkheden van de kant van de bekkenvernauwing. De
vele liggingsafwijkingen vinden wij eveneens bij gemelli bij nor-
male bekkens. Invloed van de bekkenvernauwing op de ligging
van de kinderen is niet na te gaan.
Alle vrouwen herstelden.
Praemature bevallingen.
Aangezien de vroeggeboorten geen geschikt materiaal vormen
voor de bestudeering van de bekkenvernauwingen, wordt vol-
staan met een korte opgave van de praemature bevallingen. Het
Wijkt, dat eenige malen ook in achterhoofdsligging kunsthulp
noodig was. Zelfs werd tweemaal keizersnede verricht, waarbij
éénmaal onverwachts een tweeling geboren werd.
Primipara. Groep B.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. (7 gevallen).
Viermaal spontane geboorte van een levend kind in achter-
hoofdsligging. Resp. 36, 37, 37, 37 weken.
1 X Gemacereerd kind. In stuitligging geëxtraheerd wegens
niet vorderen. Doodsoorzaak: vermoedelijk zwangerschapsver-
giftiging. 37 weken.
1 X Kind in stuitligging. Gedeeltelijke extractie. Sterft na
36 uur. 37 weken.
1 X Tweeling. Beide kinderen spontaan in achterhoofdslig-
ging geboren. Eerste kind blijft leven, tweede kind sterft na
2 dagen. 32 weken.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. (5 gevallen).
1 X Voorliggende navelstreng. Spontaan, dood geboren. 36
weken.
1 X Stuitligging. Extractie wegens onregelmatige harttonen.
Kind leeft. 32 weken.
Driemaal spontane geboorte van levend kind in achterhoofds-
ligging. Resp. 36, 36, 37 weken.
Conjugata diagonalis 9—9.9 cm. (1 geval).
1 X Achterhoofdsligging. Uitgangstang wegens niet vorderen
van de baring. Kind leeft. 33 weken.
Algemeen vernauwde bekkens. (12 gevallen).
Opvallend is het groote aantal praemature bevallingen in
deze groep van bekkenvernauwingen.
1 X Gemacereerd kind, spontaan geboren met hand naast
het hoofd. Doodsoorzaak: Lnues. 35 weken.
1 X Kind groeit niet, vrouw heeft hypertensie en is lijdende
aan zwangerschapsintoxicatie. De mogelijkheid bestaat, dat het
kind in utero zal sterven. Daarom wordt de baring in gang
gebracht door middel van een condoomcatheter. Spontane ge-
boorte van een levend kind in achterhoofdsligging. 37 weken.
1 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind sterft
na 3 uren. Oorzaak: Lues congenita. 30 weken.
Negen maal spontane geboorte in achterhoofdsligging van
een levend kind.
Resp. 33, 34, 35, 36, 36, 37, 37, 37, 37 weken.
Bij de overige graden van bekkenvernauwing kwamen geen
vroeggeboorten voor.
Vroeggeboorten hij multiparae in groep B.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. (6 gevallen).
1 X Spontane baring in achterhoofdsligging met verkeerde
spildraai. Kind leeft. 36 weken.
1 X Spontaan in achterhoofdsligging geboren. Kind sterft na
1/2 uur. Oorzaak: Lues? 28 weken.
1 X Spontaan in achterhoofdsliging geboren. Kind is dood
door onvoldragenheid. 36 weken.
1 X Stuitligging. Spontaan geboren. Kind is dood door in-
traplacentaire bloedingen. 33 weken.
Tweemaal spontane baring in achterhoofdsligging. Kinderen
leven. Resp. 36, 36 weken.
Conjugata diagonalis 10—19.9 cm. (5 gevallen).
1 X Tweeling. Beide spontaan in achterhoofdsligging gebo-
ren. Kinderen leven. 37 weken.
1 X Uitgezakte navelstreng. Versie en extractie. Kind sterft
na 8 dagen, het was icterisch. ? weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontane baring. Kind dood. Los-
lating van de placenta. 32 weken.
1 X Gedeeltelijke extractie van stuitligging. Kind leeft. 37
weken.
1 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind sterft
iia 10 uren. Doodsoorzaak: Placenta praevia en vroeggeboorte.
35 weken.
Algemeen vernauwde hekkens. (5 gevallen).
1 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind was
reeds 13 uren voor de bevalling dood. Bij obductie werden geen
afwijkingen gevonden. 29 weken.
1 X Tweeling. Eerste kind spontaan in achterhoofdsligging.
Tweede kind gedeeltelijke stuitextractie. Beide kinderen sterven
door onvoldragenheid. 36 weken.
Driemaal spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kinderen
leven. Resp. 36, 36, 37 weken.
Bij de overige rubrieken van bekken vernauwing kwamen
geen vroeggeboorten voor.
Groep C. Primipara. Praemature bevallingen.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. (9 bevallingen).
1 X Stuitligging spontaan, gemacereerd. Oorzaak onbekend.
Nephritis? 36 weken.
1 X Stuitligging, geëxtraheerd wegens slechte harttonen.
Leeft. 36 weken.
1 X Stuitligging spontaan. Kind dood door vroeggeboorte.
28 weken.
-ocr page 120-3 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging van levend kind.
35,nbsp;36, 37 weken.
1 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind na 3 uur
dood. 28 weken.
1 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind na 10 uur
dood: asphyxie. 30 weken.
1 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kind dood door
solutio placentae. 34 weken.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. (11 bevallingen).
1 X Stuitligging, geëxtraheerd wegens slechte harttonen. Na
3 uur dood. 32 weken.
1 X Kruinligging. Spontaan, leeft. 37 weken.
5 X Spontane geboorte in achterhoofdsligging. Kinderen leven.
36,nbsp;37, 37, 37, 37 weken.
1 X Achterhoofdsligging, spontaan. Kind gemacereerd door
solutio placentae. 36 weken.
1nbsp;X Achterhoofdsligging, spontaan. Kind dood door solutio
placentae. 36 weken.
2nbsp;X Achterhoofdsligging, spontaan. Kinderen gemacereerd
door eclampsie. 35, 37 weken.
Algemeen vernauwde hekkens. (10 bevallingen).
1 X Achterhoofdsligging, spontaan in verkeerde spildraai ge-
boren, kind dood door lage insertie van de placenta. 36
weken.
1 X Achterhoofdsligging, spontaan, kind later dood. 29 weken.
1 X Achterhoofdsligging, spontaan. Kind dood door intoxi-
catie. 36 weken.
1 X Placenta praevia, metreuryse, versie en extractie. Kind
later dood; vroeggeboorte. 32 weken.
1 X Tweeling. Beide kinderen spontaan in achterhoofdslig-
ging geboren. Sterven beide. 32 weken.
1 X Kruinligging. Spontaan. Kind leeft. 37 weken.
Vier kinderen spontaan en levend in achterhoofdsligging gebo-
ren. 35, 36, 37, 37 weken.
Groep C. Multipara. Praemature bevallingen.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. (14 bevallingen).
1 X Stuitligging. Metreuryse wegens slijmvliesbloeding, spon-
tane geboorte van een dood kind. 28 weken.
1 X Stuitligging. Gedeeltelijke extractie. Kind leeft. 36 weken.
1 X Stuitligging. Spontaan, leeft. 37 weken.
1 X Dwarsligging. Evolutio spontanea. Gemacereerd kind
door lues. 34 weken.
1 X Placenta praevia. Spontane geboorte van dood kind in
achterhoofdsliging. 36 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind dood door solutio
placentae. 32 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind gemacereerd. Ne-
phritis. 36 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind gemacereerd: hy-
drops placentae. 36 weken.
® X geboorte in achterhoofdsligging van levend kind. 29, 35,
36, 36, 36, 36 weken.
Conjugata dmgo'imlis 10—10.9 cm. (12 bevallingen).
1 X Stuitligging. Spontaan, dood geboren. 30 weken.
1 X Dwarsligging. Versie en extractie. Kind leeft. 34 weken.
X Placenta praevia. Metreuryse, versie en extractie, kind
dood. 37 weken.
1 X Tweeling. Eerste kind in dwarsligging, versie en extrac-
tie, leeft. Tweede kind in stuitligging geëxtraheerd, gaat
later dood. 37 weken.
1 X Hoofd van foetus maceratus daalt niet in, wordt geperfo-
reerd en geëxtraheerd. Oorzaak van de dood van het kind:
intoxicatie. 33 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan, foetus maceratus door so-
lutio placentae. 37 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Hooge tang wegens niet vorderen.
Kind leeft. 36 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan foetus maceratus. Oorzaak
onbekend. 32 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind na 3 dagen dood. 33
weken.
3 X Geboorte in achterhoofdsligging van levend kind. 37, 37,
37 weken.
Conjugata diagonalis 9—9.9 cm. (2 bevallingen).
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Levend kind. 36 weken.
1 X Gemelli. Beide spontaan in achterhoofdsligging geboren
zijn gemacereerd door intoxicatie. 36 weken.
Conjugata diagonalis 8—8.9 cm. (1 bevalling).
1 X Stuitligging met vroeg afgeloopen vruchtwater. Keizer-
snede. Kind leeft. 36 weken.
Algemeen vernainvd bekken. (11 bevallingen).
1 X Stuitligging. Condoomcatheter is ingebracht daar kind
dood is door chronische nephritis. Spontane geboorte van
foetus maceratus. 32 weken.
1 X Stuitligging. Spontaan. Foetus maceratus door onbekende
oorzaak. 30 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Foetus maceratus door
eclampsie. 32 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Foetus maceratus door
onbekende oorzaak. 35 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind dood door vroegge-
boorte? 33 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Uitgangstang wegens eclampsie.
Kind leeft. 37 weken.
Inbsp;X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind later dood door as-
phyxie. 35 weken.
4 X Spontane geboorte van levend kind in achterhoofdslig-
ging. 30, 35, 36, 36 weken.
Groep D. Primipara. Praemature bevallingen.
IInbsp;Vrouwen.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. (3 gevallen).
1. Achterhoofdsligging, spontaan, kind dood door eclampsie.
34 weken.
1 X Tweeling. Eerste kind in stuitligging geëxtraheerd, twee-
de kind ligt dwars, versie en extractie. Beide kinderen
leven. 36 weken.
1 X Stuitligging gedeeltelijk geëxtraheerd, kind sterft na
1 uur. 36 weken.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. (2 gevallen).
1 X Dwarsligging met afgeloopen vruchtwater, hooge tem-
peratuur en weinig ontsluiting, welke niet vordert.
Metreuryse, versie en extractie met perforatie van het
nakomende hoofd. 30 weken.
1 X Stuitligging, spontaan en levend geboren. 36 weken.
Conjugata diagonalis 9—9.9 cm. (2 gevallen).
1 X Achterhoofdsligging. Uitgangstang. Kind leeft. 36 wk.
X Keizersnede voor stuitligging met afgeloopen vrucht-
water bij oude primipara. Blijkt een tweeling te zijn.
Eerste kind leeft, tweede kind na 1 uur gestorven. 37
weken.
Conjugata diagonalis 8—8.9 cm. (1 geval).
1 X Stuitligging. Spontaan. Kind gemacereerd door diabetes.
37 weken.
Algemeen vernauwde bekkens. (3 gevallen).
1 X Placenta praevia. Metreuryse. Kruinligging. Uitgangs-
tang, gemacereerd. 35 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind dood: provocatie.
32 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Gemacereerd kind: hy-
dramnion. 30 weken.
Groep D. Multipara. Praemature bevallingen.
° Vrouwen.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm. (4 gevallen).
1 X Stuitligging. Spontaan. Kind dood: solutio placentae.
30 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Hooge tang. Kind leeft. 34 weken.
X Achterhoofdsligging. Spontaan. Kind gemacereerd: so-
lutio placentae. 30 weken.
X Dwarsligging. Versie en extractie. Na 6 dagen dood: prae-
matuur. 35 weken.
Conjugata diagonalis 10—10.9 cm. (3 gevallen).
1 X Dwarsligging. Spontane keering in stuitligging en daar-
na spontane geboorte van dood kind. Doodsoorzaak:
dwarsligging. 34 weken.
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Gemacereerd. Solutio
placentae. 34 weken.
1 X Verwaarloosde dwarsligging. Decapitatie. 36 weken.
Algemeen vernauwd hekken. (1 geval).
1 X Achterhoofdsligging. Spontaan. Gemacereerd: solutio pla
centae. 37 weken.
In totaal: 130 gevallen van vroeggeboorte. Hiervan waren 8
tweelingzwangerschappen en bij 4 vrouwen hadden wij met een
placenta praevia te doen.
In de overige 118 gevallen bestond 29 maal een liggingsafwij-
king ; de overige 89 kinderen werden in achterhoofdsligging ge-
boren. Het groote aantal liggingsafwijkingen mag natuurlijk niet
alleen op rekening van de bekkenvernauwing gesteld worden.
Ook bij normaal bekken is het percentage liggingsafwijkingen
bij de onvoldragen kinderen (51 op 445) groot, aangezien het
kopje van het onvoldragen kind nog niet voldoende past in den
bekkenring.
98 Kinderen werden spontaan geboren, 20 maal is kunsthulp
verricht, waarvan 2 X hooge tang en 1 x keizersnede.
41 Kinderen zijn doodgeboren, 13 stierven binnen 10 dagen.
HOOFDSTUK IV.
Complicaties en moederlijke en kinderlijke sterfte.
In hoofdstuk III hebben wij een overzicht gegeven van de
behandelde vrouwen met bekkenvernauwing, waarbij wij een
verdeeling hebben gemaakt naar de graad van vernauwing en
al naar gelang zij :
A.nbsp;thuis bevallen zijn in de Verloskundige polikliniek, met hulp
van de verloskundige practicanten.
B.nbsp;zich, voor zoover zij woonachtig waren in Utrecht of Zui-
len, tijdig bij den verloskundigen dienst hadden aangemeld,
doch in de kliniek zijn bevallen.
C.nbsp;vóór de bevalling in de kliniek waren opgenomen buiten de
V.P. om, hetzij wegens sociale omstandigheden, hetzij we-
gens stoornissen of ziekte gezonden door arts of vroedvrouw.
Een klein gedeelte dezer vrouwen was woonachtig in Utrecht,
de meerderheid elders.
D- durante partu gezonden waren door haar verloskundige,
arts of vroedvrouw.
Het kwam ons noodig voor deze indeeling te maken, omdat
nit de aard der zaak over het algemeen de ernstige gevallen
van bekkenvernauwing in de kliniek waren opgenomen, en de
minder ernstige gevallen thuis zijn bevallen, terwijl aan de an-
dere kant gevallen, die eerst gezonden zijn, nadat zich tijdens
de baring stoornissen hadden voorgedaan of reeds zelfs ver-
geefsche pogingen om de vrouw te verlossen waren aangewend,
zich moeilijk leenen om de meritus der gevolgde gedragslijn te
beoordeelen.
Die verdeeling had bovendien nog het voordeel, dat wij door
de samenvoeging van de groepen A en B een inzicht kunnen
«rijgen in de frequentie en de beteekenis van de bekkenvernau-
■«quot;ing by de Utrechtsche bevolking. En dit had des temeer zin,
omdat ik in de gelegenheid ben geweest, de moederlijke en kin-
erlijke sterfte te vergelijken, met die bij de normale vrouwen,
uit dezelfde bevolkingsgroep in dezelfde 10 jaren.
Bij ieder dier groepen zijn de bijzonderheden, die zich hebben
voorgedaan, vermeld, zoowel wat betreft de ligging van het
kind, de aangewende kunsthulp met de gevolgen voor moeder
en kind, als het verloop in het kraambed. Wij zullen thans die
bijzonderheden, respectievelijk stoornissen en complicaties af-
zonderlijk bespreken en groepsgewijze vergelijken. Achtereen-
volgens zullen wij behandelen:
1° Liggingsafwykingen.
Het breken van de vliezen.
Stoornissen in de spildraai.
Uterusruptuur.
Ureterfistels en blaasrupturen.
Tympania uteri.
Dood van de kinderen.
Kraambed, met een bespreking over de frequentie en oor-
zaken van den dood van de moeders.
Tenslotte volgt dan een beschouwing over de aard van de
verlossing, met de resultaten daarvan en een bespreking van
de indicaties, die tot de verschillende kunstverlossingen geleid
hebben.
In het vervolg zullen wij herhaaldelijk de complicaties en re-
sultaten bij de bevallingen bij vernauwd bekken vergelijken met
die bij de bevallingen bij normaal bekken. Daarom volgt hier
een tabel, waarin van 15208 normale vrouwen uit Utrecht en
Zuilen, die in de V.P. of in de kliniek zijn bevallen, zijn opge-
geven : de verschillende liggingen, met het daarbij voorkomende
aantal malen kunsthulp en de daarbij voorkomende totale mor-
taliteit der kinderen (mortinataliteit en vroege sterfte).
2°
3°
4°
6°
8°
9°
Totaal |
Kunsthulp |
Gestorven | |
Achterhoofdsligging Kruinligging Voorhoofdsligging Aangezichtsligging Uitgezakte navelstreng Uitgezakte arm naast hoofd Stuitligging Dwarsligging |
14898 |
245 = 1.6% |
136= 0,9% |
Totaal |
15208 |
364 = 2,4% |
163= 1.1% |
Bij de verschillende vergelijkingen tusschen bekkenvernau-
wingen en het normale worden de gegevens van het normale
aan deze tabel ontleend.
Liggingsafwijkingen.
Ofschoon ons materiaal niet minder dan 2496 gevallen van
bekkenvernauwing met voldragen enkelvoudige zwangerschap-
Pen omvat, is het aantal liggingsafwijkingen voor de statistische
bewerking — mede door de verdeeling in groepen — vrij klein,
zoodat wij gemeend hebben, de primiparae en multiparae samen
te mogen vatten.
Tabel A geeft een overzicht van groep A, tabel B van groep
B, tabel C van groep C, tabel D van groep D. Voorts heb ik
in tabel E. de groepen A en B samen gevoegd.
Groep A.
Vrouwen uit de V.P., thuis bevallen.
In totaal 769 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan
wij in tabelvorm het aantal voorkomende liggingen van het
kind geven.
TABEL A.
O
'S s
O ^
N u
cö
cS
O
H
ö
S
M
O
Achterhoofdsliggingen
Kruinliggingen
Voorhoofdsliggingen
Aangezichtsliggingen
Hoofd blijft bewegelijk
Voorhggende navelstreng
Uitgezakte navelstreng
Uitgezakte arm naast het hoofd
377
2
225
2
3
16
15
695
3
2
9
2
10
Totaal v/d. Hoofdliggingen
btuithggingen
JJwarsliggingen
Placenta
T^t^IPquot;
391 !235
20 i 9
11
15
721
33
15
praevia
1422
247
18
67
15
769
Groep B.
Vrouwen uit de V.P. in de kliniek bevallen.
In totaal 738 vrouwen primiparae en multiparae, waarvan wij
het aantal voorkomende liggingen van het kind in tabelvorm
geven.
TABEL B.
CT^
Ö
cS
tS
O
H
ac
fi
O
Achterhoof dsl iggingen
Kruinliggingen
Voorhoofdsliggingen
Aangezichtsliggingen
Hoofd blijft bewegelijk
Voorliggende navelstreng
Uitgezakte navelstreng
Uitgezakte arm naast het hoofd
253
2
1
1
222
3
1
3
5
2
2
39
108
1
29
1
653
7
3
5
22
4
5
1
Totaal v/d Hoofdliggingen
Stuitliggingen
Dwarsliggingen
257
7
3
238
11
3
109
1
34
1
1
700
24
7
Placenta praevia
7
738quot;
1 -
269
254 57
111 37 1
9 O
Totaal
Groep A -{- B.
Vrouwen uit de V.P., thuis en in de kliniek bevallen.
In totaal 1507 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan
in tabelvorm het aantal voorkomende liggingen van het kind
wordt gegeven.
TABEL E.
d
(D
gt;
bó
lt;
CS
cö
ß w
sl
O
O
O
O
Achterhoofdsliggingen
Kruinliggingen
Voorhoofdsliggingen
Aangezichtsliggingen.
Hoofd blijft bewegelijk
Voorliggende navelstreng
Uitgezakte navelstreng
Uitgezakte arm naast het hoofd
630
4
1
7
1
5
447
3
3
6
5
3
6
55
170
2
44
1
1348
10
5
14
22
6
15
1
Hoofdliggingen
Stuitliggingen
Dwarsliggingen
643
27
14
473
20
6
173
4
49
1
1
1421
57
22
Placenta praevia
Totaal
691
501
75
178
52
1507
Groep C.
Vrouwen van buiten, voor de bevalling opgenomen.
In totaal 822 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan
Wij het aantal voorkomende liggingen van het kind in tabel-
vorm geven.
TABEL C.
O |
Ov |
O |
có |
d |
lt;ü |
r».. h |
- | ||
ó |
tgt; |
i 00 |
fv |
lt;u |
^ lt;ü |
1 |
nS .M | ||
Ö |
Ö |
Q |
Q |
ö |
9 N ,1) |
Q | |||
ü |
ü |
ü |
O |
ü |
lt; |
Ü | |||
Achterhoofdsliggingen «oofd blijft bewegelijk |
249 1 |
224 |
40 |
5 |
— |
123 |
26 |
1 |
668 |
— |
24 |
29 |
16 |
3 |
— |
4 |
— |
76 | |
1 |
6 |
2 |
-- |
- |
— |
— |
— |
9 | |
Hoofdliggingen ötuithggingen ^arsliggingen |
255 |
264 |
76 |
24 |
3 |
124 |
32 |
1 |
779 |
17 |
6 |
3 |
5 |
— |
3 |
2 |
31 8 | ||
Placenta praevia |
2 |
— |
— |
— |
— |
2 |
— |
— |
4 |
rotaal |
274 |
272 |
80 |
29 |
3 |
129 |
34 |
1 |
822 |
TABEL D.
O
ö
P
n m
ö
■ö g
O ^
N ^
O
Ch
j ö
O
O
H
bo
lt;
O
O
Q
ü
Achterhoofdsliggingen
Kruinliggingen
Voorhoofdsliggingen
Aangezichtsliggingen
27
1
1
4
46
2
1
6
1
1
3
2
10
102
4
3
11
10
1
6
2
r ^ly^t bewegelijk
Voorliggende navelstang
arm naast het hoofd
£^centa praevia
IWlinbsp;----
35
3
5
62
6
2
10
1
139
15
12
1
43*
71
28
11
4 167
hoofd'^nogTniho^rPn''®''nbsp;inkomst alleen het
^iog ongeboren is. De hals is afgescheurd.
-ocr page 130-Groep D.
Vrouwen van buiten, durante partu opgenomen.
In totaal 167 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan
in tabelvorm de voorkomende liggingen van het kind gegeven
worden. Zie tabel D op vorige bladzijde.
Allereerst willen wij nu de verhoudingen van de hoofd-,
stuit- en dwarsliggingen nagaan, waarbij zij opgemerkt,
dat de verhoudingen, zooals de tabellen die toonen niet
de natuurlijke zijn, omdat, behalve in Groep D, zoo moge-
lijk alle dwars- en stuitliggingen op het hoofd zijn gekeerd,
uitgezonderd in de enkele gevallen, waar een baring per vias
naturalis uitgesloten werd geacht en dus toch keizersnede moest
worden gedaan.
Bij vergelijking van de groepen A en B blijkt, dat bij eer
ongeveer gelijk aantal gevallen, niettegenstaande er in groep B
veel meer sterk vernauwde (65 tegen 18) en bijzondere bek-
kens (36 tegen 15) voorkomen, het aantal stuit- en dwarslig-
gingen in groep A grooter is dan in groep B.
Wij mogen daar veilig uit besluiten, dat de prophylactische
behandeling, met name de zorg voor de hoofdligging, in de kli-
niek beter is dan in de polikliniek. In groep C met nog veel
meer ernstige vernauwingen, is het aantal stuit- en dwarslig-
gingen zelfs nog minder, wat daaraan moet worden toegeschre-
ven, dat onder groep B een aantal vrouwen voorkomt, die in
partu uit de Verloskundige polikliniek zijn opgenomen met
stuit- of dwarsliggingen en dus gewoonlijk met vroeg gebroken
vliezen. Uit tabel E — de samenvoeging van groep A en B —
blijkt, dat er uit het geheele representatieve materiaal uit Utrecht
en Zuilen op 18777 bevallingen, 1507 bekkenvernauwingen tot
onze kennis zijn gekomen, waarvan 7 maal gecombineerd met
placenta praevia.
Van de 1500 vrouwen (placenta praevia uitgezonderd) bleek
er ante partu 1421 maal een hoofdligging, (94.73 %), 57 maal
een stuitligging (3.8 %) en 22 maal een dwarsligging (1,47 %)
te bestaan.
In groep C bedroeg die verhouding 95.2 %, 3.8 % en 1 %,
waarin tot uiting komt, dat bij nauwkeurig toezicht, dwarslig-
gingen gemakkelijker te vermijden zijn dan stuitliggingen.
In groep D is zooals te verwachten, het aantal liggingsafwy-
kingen en vooral dwarsliggingen veel grooter.
In hoeverre de gevonden liggingsafwijkingen als gevolg van
bekkenvernauwing moeten worden beschouwd, kan ons een
vergelijking leeren van groep A en B met de normale vrouwen
uit de polikliniek en de kliniek. (Zie onderstaande tabel).
Normale vrouwen
Bekken-
vernauwingen
Verlosk. Polikl.
Kliniek
(A B)
Hoofdligging
Stuitligging
Dwarsligging
14282 = 98,8%
168 = 1,2 7o
10= 0,1%
738 = 98,7%
10= 1,3%
O = O %
1421 = 94,7 %
57 = 3,8
22= 1,5%
Het aantal stuit- en dwarsliggingen is dus bij bekkenvernau-
wing grooter dan bij de normale bekkens (5.3 % tegen 1.3 %).
Het totaal aantal is echter gering, niet meer dan 5,3 %,
doordat, zooals onder zal blijken, van een groot aantal stuit- en
dwarsliggingen hoofdliggingen zijn gemaakt, resp. maatregelen
zijn genomen, die de stabiliteit in hoofdligging hebben vergroot.
Van welke groote beteekenis dat is, zal later blijken bij de
bespreking der doodsoorzaken van de kinderen, want niet-
tegenstaande onze prophylactische maatregelen en onze zeer
expectatieve behandeling, zijn toch nog meer kinderen gestor-
ven tengevolge van liggingsafwijkingen dan van de vernaujwde
doorgang.
De eigenlijke oorzaak der liggingsafwijkingen is niet zoozeer
de vernauwing als zoodanig, maar de onregelmatigheid, die
daarmede — vooral bij het rachitische bekken — gepaard
gaat. Dit moge blijken uit de groep van algemeen vernauwde
bekkens, waarbij de ingang niet plat, maar nagenoeg rond is,
en waarbij op 297 hoofdliggingen slechts 7 stuitliggingen voor-
komen en geen enkele dwarsligging.
Een duidelijke invloed van de graad van bekkenvernauwing op
het ontstaan van een liggingsafwijking is — alweer door onze
Praenatale zorg — uit de tabellen niet te zien. Daarentegen
blijkt, dat wij veel minder in staat zijn te voorkomen, dat de
navelstreng komt voor te liggen of uitzakt, want onder de 1421
hoofdliggingen uit groep A -f B (tabel E) komen niet minder
dan 21 uitgezakte navelstrengen voor (1.4 %) en bij de 779
hoofdliggingen uit groep C (tabel C) zelfs 14 (1.8 %).
Bovendien komen zij hoofdzakelijk voor bij de sterkere ver-
-ocr page 132-nauwingen met C.D. minder dan 10 cm: namelijk 10 maal op
180 gevallen (5.6 %), tegen 25 op 2020 gevallen met een C.D.
grooter dan 9.9 cm (1.2 %) of in een verhouding van bijna
5 tot 1.
'Bij 15019 hoofdliggingen bij vrouwen met een normaal bek-
ken deed zich deze complicatie slechts 27 maal voor (0.18 %)
tegen 35 maal bij 2200 hoofdliggingen bij bekkenvernauwing
(1.6 %) of 1 tegen bijna 9.
Aangezien de navelstreng alleen kan uitzakken respectievelijk
komen voor te liggen, wanneer het hoofd los op de bekkenring
staat, in gevallen dus, waar een vermeerderde kans op een
stuit- of dwarsligging bestaat, zouden wij eenzelfde verhouding
der stuit- en dwarsliggingen bij de sterkere en lichtere vernau-
wingen mogen verwachten.
Waar dat geenszins het geval is, daar immers bij de lichte
en sterkere graden van bekkenvernauwing het aantal stuit- en
dwarsliggingen nagenoeg gelijk is, terwijl dat der uitgezakte
navelstrengen bij de sterkere graden niet minder dan 5 X meer
is dan bij de lichtere graden, blijkt daaruit ten duidelijkste de
invloed der praenatale zorg, d.w.z. de uitwendige keering en de
genomen maatregelen tot verhooging der stabiliteit.
De aanteekeningen van de verrichtte keeringen waren niet
nauwkeurig genoeg om die statistisch te bewerken, bovendien
zouden wij daaruit niet hebben mogen besluiten, hoeveel lig-
gingsafwijkingen wij daardoor hebben voorkomen, maar, wan-
neer wij bedenken, dat er bij de bekkenvernauwingen bijna 9
maal meer uitgezakte navelstrengen voorkomen dan bij de nor-
male vrouwen (1.6 % tegen 0.18 %), zouden wij — wanneer wij
mogen aannemen, dat de kans op een stuit- of dwarsligging
evenredig is met die op een uitzakken van de navelstreng — bij
de bekkenvernauwingen ook ongeveer 9 maal meer stuit- en
dwarsliggingen mogen verwachten dan bij de normale vrouwen.
Dat aantal bedraagt echter slechts ongeveer 4 maal zooveel,
(5.3 fo tegen 1.3 fo). Bedenken wij echter, dat ook bij de nor-
male vrouwen, de liggingsafwijkingen zoo mogelijk zijn gecor-
rigeerd, dan volgt daar onmiddellijk uit, dat het aantal liggings-
afwijkingen naar verhouding tot een nog veel geringer aantal
dan de helft is teruggebracht.
Uit het normale materiaal is gebleken, dat het aantal stuit-
-ocr page 133-liggingen 1 % bedraagt bij de multiparae, doch niet minder dan
1,7 % bij de primiparae, terwijl in het algemeen het aantal
stuitliggingen bij multiparae talrijker is dan bij de primiparae.
Ofschoon wij niet nauwkeurig weten, hoeveel kinderen op het
hoofd gekeerd zijn en in hoofdligging zijn gebleven, meenen
wij toch op grond van deze verklaring te mogen aannemen, dat
wij bij de normale vrouwen, het aantal liggingsafwijkingen tot
op minstens de helft hebben teruggebracht. Wij mogen dus
veilig aannemen, dat het aantal liggingsafwijkingen bij bekken-
vernauwing 1/4 of zelfs V5 van het aantal gevallen is terugge-
bracht, dat zonder onze prophylaxe zou zijn waargenomen.
Wat dat beteekent, zal straks blijken, wanneer wij zullen
zien, welk aandeel de liggingsafwijkingen in het aantal kunst-
verlossingen en doode kinderen hebben. Wij zullen voor elke
ligging afzonderlijk de percentages kunsthulp en gestorven kin-
deren nagaan, in de groepen A, B en C. Groep D is voor dit
doel ongeschikt.
Wij beginnen met de Achterhoofdsligging.
Onder deze groep verstaan wij alle gevallen, waarbij de kin-
deren in achterhoofdsligging geboren zijn, hetzij met het ach-
terhoofd naar voren, of wat een enkele maal voorkomt, met het
achterhoofd naar achteren. In vele gevallen bestond tijdens de
indaling een neiging tot deflexie, die later in flexie overging.
In andere gevallen, in het bijzonder bij het platte bekken, is het
hoofd in een voorste of achterste wandbeensligging ingedaald,
een enkele maal in positio occipito — pubica of sacralis. Een
scheiding tusschen deze groepen hebben wij niet gemaakt. Ook
vond ik meermalen stoornissen in den uitgang aangeteekend met
een diepe dwarsstand. In vele dier gevallen heeft men door be-
paalde liggingen of door manueele correctie met succes ge-
tracht de geboorte in achterhoofdsligging te bevorderen of waar
weeënzwakte bestond met meer of minder succes de weeën met
pituitrine aangezet. Wij willen al deze bijzonderheden terzijde
laten, maar het totale resultaat weergeven.
In groep A: 695 kinderen in achterhoofdsligging.
In groep B: 653 kinderen in achterhoofdsligging.
In groep C: 668 kinderen in achterhoofdsligging.
-ocr page 134-Kunsthulp
Spontaan
13
Ö
lt;u
gt;
0)
d
nS
O
H
ö
lt;D
gt;
lt;D
Groep A. 695
Groep B. 653
Groep C. 668
Groep A. B. 1348
Groepnbsp;B. C. 1321
649
578
583
1227
1161
658
593
598
1251
1191
33
51
69
84
120
37
60
70
97
130
Voor de bevallingen in de kliniek zijn groep B en C samen-
genomen en zijn dus 1321 kinderen in achterhoofdsligging ge-
boren. De resultaten waren als volgt:
Kunsthulp: 9.8 (130 op 1321).
Gestorven kinderen: 3 %. (40 op 1321).
Gestorven kinderen bij spontane baring: 2.5 (30 op 1191).
Gestorven kinderen bij kunsthulp: 7.7 fo. (10 op 130).
Voor het representatief materiaal van Utrecht en Zuilen zijn
groep A en B samengenomen en zijn 1348 kinderen in achter-
hoofdsligging geboren.
De resultaten waren als volgt:
Kunsthulp: 7.2 (97 op 1348).
Gestorven, kinderen: 2.7 %. (35 op 1348).
Gestorven kinderen bij spontane baring: 1.9 (24 opquot;l251).
Gestorven kinderen bij kunsthulp: IS.i %. (13 op 97).
Kruinligging.
Het aantal kruinliggingen is zeer gering, niettegenstaande
bij platte bekkens het hoofd dikwijls met de groote fontanel
in of bij de bekkenas (althans dieper dan de kleine fontanel)
indaalt. Tendeele is dat het gevolg daarvan, dat in den regel
na het passeeren van den vernauwden ingang, nog een flexie
ontstaat en voor een ander deel, dat wanneer de lichte deflexie
blijft bestaan, doch het achterhoofd naar voren draait, de kruin-
ligging voor een achterhoofdsligging wordt aangezien.
Uit de aard der zaak is daar meer kans op in de Verloskun-
dige polikliniek dan in de kliniek, wat dan ook in de verschil-
lende frequentie in kliniek en polikliniek tot uiting komt.
In groep A: 3 kinderen in kruinligging.
In groep B: 7 kinderen in kruinligging.
In groep C: 13 kinderen in kruinligging.
Spontaan |
Kunsthulp | |||||||
T3 a lt;D (U |
O |
4- lt;D |
quot;cö H |
x) D (U |
■ü |
H- (D |
a rt | |
Groep A 3 |
3 |
— |
— |
3 |
4 |
1 1 |
— |
5 4 5 |
In de kliniek zijn dus 20 kruinliggingen voorgekomen, met de
volgende resultaten:
Kunsthulp: 45 (9 op 20).
Gestorven kinderen: 5 % (bij kunsthulp). (1 op 20).
In het representatief materiaal zijn 10 kruinliggingen voor-
gekomen, met de volgende resultaten:
Kunsthulp: 50 %. (5 op 10).
Gestorven kinderen: 10 % (bij kunsthulp. (1 op 10).
Voorhoofdsliggingen.
De sterke graden van deflexie gaan tijdens de indaling meest-
al over in aangezichtsligging, alleen wanneer dit niet geschiedt
en het kind in voorhoofdsligging wordt geboren, hetzij spontaan
of kunstmatig, of bij een, niet maximale deflexie versie en ex-
tractie is gedaan, hebben wij van voorhoofdsligging gesproken.
In groep A: 2 voorhoofdsliggingen, beide kinderen zijn door
V. en E. levend geboren.
In groep B: 3 voorhoofdsliggingen, 1 maal uitgangstang, 2
maal hooge tang na handgreep volgens Baude-
locque. De drie kinderen leven.
In groep C: 5 voorhoofdsliggingen, 1 maal spontaan, 4 maal
door kunsthulp (3 maal hooge tang, 1 maal kei-
zersnede). De 5 kinderen leven.
In de kliniek zijn 8 kinderen in voorhoofdsligging geboren:
1 maal spontaan, 7 maal kunsthulp. Alle kinderen leven.
In het representatief materiaal zijn 5 kinderen in voorhoofds-
ligging geboren: 5 maal kunsthulp. Alle kinderen leven.
Aangezichtsliggingen.
In groep A: 9 aangezichtsliggingen, 6 maal spontaan, 3 maal
V. en E. Alle kinderen leven.
In groep B: 5 aangezichtsliggingen: 4 maal spontaan, 1 maal
V. en E. Alle kinderen leven.
In groep C: 2 aangezichtsliggingen: beide spontaan en levend
geboren.
In de kliniek zijn 7 aangezichtsliggingen voorgekomen. 6
maal spontaan, 1 maal V. en E. Alle kinderen leven.
In het representatief materiaal zijn 14 aangezichtsliggingen
voorgekomen: 10 maal spontaan, 4 maal V. en E. Alle kinderen
leven.
Hoofd blijft bewegelijk boven den ingang.
In deze rubriek hebben wij samengevat alle hoofdliggingen,
waar het hoofd niet vast in den ingang stond of is komen te
staan, zoodat wij ze niet tot een der 4 vorige groepen konden
rekenen. Met het oog op de indicatie tot kunsthulp en de resul-
taten bij achterhoofdsligging heb ik gemeend deze groep voor-
loopig te mogen afzonderen, omdat er bijna steeds keizersnede
is gedaan en de ligging op de indicatie van weinig beteekenis
was. Daarbij zij opgemerkt, dat hoe langer men wacht, hoe ex-
pectatiever de therapie is, des te kleiner deze groep zal wezen.
In groep A: komt deze rubriek natuurlijk niet voor, wanneer
in de Verloskundige polikliniek dergelijke verhou-
dingen van hoofd tot bekken gevonden worden,
volgt onmiddellijk opname.
In groep B: die dus tegelijkertijd het representatief materiaal
weergeeft, bleef 22 maal het hoofd bewegelijk
boven den ingang. 19 maal S.C. Levende kinderen.
2 maal hooge tang (1 maal na schaambeensnede).
Beide kinderen leven. 1 maal perforatie van de
groote harde schedel, die ten onrechte voor een
hydrocephalus werd gehouden. (Zie bldz. 206).
In groep C: bleef 76 maal het hoofd bewegelijk. 72 maal S.C.
71 kinderen leven. 1 kind dood door asphyxie. 2
maal hooge tang, 1 kind leeft, 1 kind dood. 1 maal
V. en E. na schaambeensnede. Kind leeft. 1 maal
uterusruptuur ante partu in het litteeken van een
vorige S.C. (Zie bldz. 256).
In de kliniek bleef 98 maal het hoofd bewegelijk. 98 maal
kunsthulp. 94 maal levend kind. 4 kinderen dood geboren =
U.3 %
Voorliggende, resp. uitgezakte navelstreng.
Wanneer de navelstreng uitzakt bij het breken van de vliezen
bij volkomen ontsluiting en het hoofd daalt onmiddellijk in,
sterft het kind in den regel, wanneer het niet spoedig geboren
wordt.
Daarom moet dan zoo snel mogelijk hulp geboden worden,
hetzij tangextractie, wanneer het hoofd half of meer is inge-
daald, anders V. en E.
Breken de vliezen vóór volkomen ontsluiting en zijn er ern-
stige moeilijkheden bij het nakomend hoofd te verwachten,
dan wordt keizersnede gedaan.
Wanneer echter van het bekken geen ernstige bezwaren ver-
wacht worden, wordt gewacht tot de ontsluiting volkomen is
en naar omstandigheden gehandeld.
Bij voorliggende navelstreng wordt, als het bekken niet te
nauw is, zoo mogelijk op de stuit gekeerd of bij volkomen ont-
sluiting na het breken van de vliezen versie en extractie ge-
daan. Expectatief, zooals bij een normale hoofdligging, kunnen
wij niet te werk gaan.
In groep A: 12 maal voorliggende, resp. uitgezakte navel-
streng.
2nbsp;maal uitgangstang: 1 kind leeft, 1 kind dood.
10 maal V. en E.: 9 kinderen leven, 1 kind dood.
In groep B: 9 maal voorliggende, resp. uitgezakte navel-
streng.
1 maal spontaan, kind dood.
1 maal perforatie.
3nbsp;maal V. en E.: kinderen leven.
4nbsp;maal S. C.: 3 kinderen leven, 1 kind na 1/2 uur
dood.
In groep C: li maal voorliggende, resp. uitgezakte navel-
streng.
2 maal spontaan: 1 kind leeft. 1 kind dood.
4 maal V. en E.: 3 kinderen leven. 1 kind na ^/s
uur dood.
8 maal S.C. Kinderen leven.
In de kliniek kwam 23 voorliggende, resp. uitgezakte navel-
strengen voor.
3 maal spontaan: 1 kind leeft, 2 kinderen dood.
20 maal kunsthulp: 17 kinderen leven, 1 kind dood, 2 kin-
deren spoedig gestorven.
Er zijn dus 5 kinderen gestorven: 21,7%.
In het representatief materiaal kwamen 21 voorliggende,
resp. uitgezakte navelstrengen voor.
1 maal spontaan. Kind is dood.
20 maal kunsthulp: 16 kinderen leven. 3 kinderen dood, 1
kind spoedig gestorven.
Er zijn dus 5 kinderen gestorven = 23,8%.
Het blijkt duidelijk, dat deze complicatie voor het kind groote
gevaren oplevert, terwijl practisch gesproken, steeds een
kunstverlossing moet worden gedaan.
Uitgezakte arm.
Een enkele maal wordt het kind spontaan geboren met een
arm voor of naast het hoofd, doch meestal is repositie, even-
tueel gevolgd door een tangextractie, of versie en extractie
noodig. De complicatie is zeldzaam.
In groep A: kwam deze complicatie niet voor.
In groep B: 1 maal een uitgezakte arm bij een, door onbe-
kende oorzaak gemacereerd, kind. Na repositie
volgde spontane baring.
In groep C: 1 maal een uitgezakte arm.
Het kind wordt levend door V. en E. geboren.
Stuitliggingen.
Wegens de groote voordeelen, die de hoofdligging vooral bij
bekkenvernauwingen heeft, wordt, zoolang de vliezen staan,
zoo mogelijk van de stuitligging een hoofdligging gemaakt.
'Bij lichtere graden van bekkenvernauwing wordt de spon-
tane geboorte afgewacht.
Bij de sterke graden van vernauwing, waarbij moeilijkheden
-ocr page 139-van het nakomend hoofd te wachten zijn, wordt extractie ver-
richt bij volkomen ontsluiting, tenzij deze te gevaarlijk lijkt
voor het kind. Omdat men geen oordeel kan krijgen over de
wanverhouding tusschen hoofd en bekken, wordt eerder tot
keizersnede overgegaan dan bij de achterhoofdsligging.
Bovendien wordt in de gevallen, waar de stuit spontaan ge-
boren wordt, in den regel het hoofd, eventueel ook de armen,
ontwikkeld. Vandaar dat het totaal aantal malen kunsthulp
zeer groot is.
In groep A: 33 stuitliggingen.
In groep B: 24 stuitliggingen.
In groep C: 31 stuitliggingen.
Voll, kunsth.
Spontaan
Ged. extr.
33
24
31
57
55
11
6
17
17
23
1 ! —
_ i _
1 I —
1
In de kliniek kwam 55 stuitliggingen voor.
Percentage kunsthulp: 83.6%.
6 kinderen zijn gestorven = 10.9%.
In het representatief materiaal kwamen 57 stuitliggingen
voor.
Percentage kunsthulp: 73.7%.
4 kinderen zijn gestorven = 7%.
Vergelijken wij het totaal aantal gestorven kinderen met dat
bij de achterhoofdsligging, dan blijkt de mortaliteit hoog te
zijn.
Mortaliteit | ||
Achter- |
Stuit- | |
^n de kliniek : bekkenvernauwingen |
3 7„ |
10,9 7o |
Uit bovenstaande tabel blijkt duidelyk, dat niet de ver-
-ocr page 140-nauwde doorgang de oorzaak is, dat een hoog percentage van
de kinderen in stuitligging geboren, sterft, doch dat het de lig-
gingsafwijking zelf is, die voor de kinderen groote gevaren
met zich brengt. Met deze gegevens voor oogen, is het duide-
lijk, dat elke stuitligging zoo veel mogelijk in een hoofdligging
moet gekeerd worden, niet alleen bij bekkenvernauwing, maar
ook bij een normaal bekken.
Dwarslig ging en.
Zoolang de vliezen staan, wordt op het hoofd gekeerd, is dit
niet mogelijk, dan wordt bij volkomen ontsluiting versie en
extractie gedaan, tenzij ernstige moeilijkheden van het nako-
mende hoofd te verwachten zijn; dan wordt dadelijk tot sectio
caesarea overgegaan.
Ook wanneer de vliezen gebroken zijn, wordt bij voldoende
ontsluiting versie en extractie gedaan, mits wij het erop aan
durven laten komen in verband met het nakomende hoofd.
In ieder bijzonder geval kunnen daarbij bijkomstige om-
standigheden o.a. de toestand van het kind (meconium, hart-
tonen) of weeënzwakte bij nog weinig ontsluiting enz., de
doorslag geven tot de keuze van behandeling.
In groep A: 15 dwarsliggingen.
14 maal V. en E. 12 kinderen leven. 1 kind dood.
1 kind spoedig dood.
1 maal uitwendige versie durante partu.
Er ontstaat een aangezichtsligging. Met de hand-
greep van Baudelocque wordt gecorrigeerd
in achterhoofdsligging, waarna spontane baring
van een levend kind volgt.
In groep B: 7 dwarsliggingen.
6 maal V. en E. 5 kinderen leven. 1 kind dood.
1 maal decapitatie.
In groep C: 8 dwarsliggingen.
8 maal S.C. Alle kinderen leven.
In de kliniek kwamen dus 15 dwarsliggingen voor:
Steeds kunsthulp.
2 kinderen gestorven: 13.3%.
In het representatief materiaal 22 dwarsliggingen.
-ocr page 141-Steeds kunsthulp.
4 kinderen gestorven = 18.2%.
Vergelijken wij nu de verschillende liggingen onderling,
zoowel ten opzichte van de frequentie, waarin kunsthulp is toe-
gepast, als met betrekking tot de totale kinderlijke mortaliteit,
(mortinataliteit vroege sterfte) dan zien wij uit onderstaande
tabel, waarin de groepen A, B en C zijn samengevoegd, dat
het aantal kunstverlossingen bij de achterhoofdsligging zeer
veel geringer is dan bij de liggingsafwijkingen.
Totaal |
Kunsthulp |
Gestorven | |
Achterhoofdsligging |
2016 |
167= 8,3 |
53= 2,6 7„ 0 = 0 7, 0 = 0 7o |
Ook de mortaliteit der kinderen is bij liggingsafwijkingen
veel grooter, vooral bij de uitgezakte navelstreng, en dat ver-
schil wordt nog grooter, wanneer wij bedenken, dat het aan-
tal keizersneden bij liggingsafwijkingen relatief grooter is dan
bij achterhoofdsliggingen. (Zie Hoofdstuk: keizersnede). Het
is dus van het allergrootste belang, alles te doen, wat de kans
op een hoofdligging kan verbeteren, al kost dat ook heel veel
Werk en toezicht en eischt het van de patienten veel opoffe-
ringen aan tijd en geld.
Wij moeten nu in de eerste plaats onder de oogen zien, in
hoeverre de liggingsafwijkingen het gevolg zijn van de bekken-
vernauwing. Uit onze tabellen is wel gebleken, dat de gevallen
met uitgezakte navelstreng toenemen met de graad van vernau-
wing, doch voor de stuit- en dwarsligging blijkt dat niet, want
het aantal daarvan ontloopt elkander bij de verschillende gra-
den van vernauwing niet veel, zooals wij reeds eerder gezegd
hebben, naar onze meening, door onze propbylaxis. Wij moeten
dan ook, om bovenstaande vraag te kunnen beantwoorden, het
aantal stuit- en dwarsliggingen bij vrouwen met een bekken-
vernauwing vergelijken met dat bij vrouwen met een normaal
bekken.
Daartoe beschikken wij over de gegevens van de represen-
tatieve groep Utrecht en Zuilen, die voor de normale vrouwen
op dezelfde wijze bewerkt is, als de bekkenvernauwingen. (Zie
bldz. 110).
Zetten wij nu beide groepen naast elkander, dan krijgen wij
het volgende overzicht:
Normale bekkens |
Bekkenvernauwingen | |
Hoofdligging Stuitligging Dwarsligging |
15020= 98,8^'. |
1421= 94,7'/' |
bekkenvernauwingen, niettegenstaande alle zorg, belangrijk
grooter is dan bij de normale vrouwen, bij wie — dat dient uit-
drukkelijk gezegd — dezelfde prophylaxe wordt toegepast. Ten
bewijze hiervoor dient opgemerkt, dat — evenals bij de bek-
kenvernauwingen — bij de normale bekkens meer stuitliggingen
voorkomen bij de primiparae, dan bij de multiparae, in tegen-
stelling met hetgeen door anderen aangegeven wordt. De uit-
wendige keering, die bij de straffe buikwand der primiparae
vaker mislukt, is hiervan de oorzaak.
Bij de bekkenvernauwing is de frequentie van de stuitlig-
ging bij primiparae 4.4 bij multiparae 3.2 %. Bij de nor-
male bekkens vonden wij resp. 1.7 % en 1 %.
In de 2e plaats moeten wy ons afvragen, in hoeverre die meer-
dere liggingsafwijkingen de oorzaak zijn van het grootere aan-
tal kunstverlossingen. Hierbij zullen wij de gevallen, waarbij
het hoofd niet indaalde en dus bewegelijk boven den ingang
bleef staan, tot de achterhoofdsliggingen rekenen. Tevens zullen
wij vier vrouwen elimineeren, die door eclampsie, loslating van
de placenta, enz. (afwijkingen, die bij de normale vrouwen
niet voorkomen) een levenloos kind baarden.
Voor het representatief materiaal der bekkenvernauwingen
zien wij dan, dat bij 1496 vroiïwen: 1366 kinderen in achter-
hoofdsligging werden geboren met 119 kunstverlossingen. Het
percentage kunsthulp bij achterhoofdsligging bedroeg 8,7%
(119 op 1366). Bij 130 vrouwen lag het kind niet in achter-
hoofdsligging, (8,7%), hierbij werd 99 x kunsthulp verleend,
dus in 76,2 % (99 op 130). Uit de tabel op bldz. 110 zien wij,
dat bij, 15208 normale vrouiwen 310 liggingsafwijkingen voor-
kwamen, (2%) waarbij 119 X kunsthulp werd verleend, dus
in 38,4%. (119 op 310).
Zouden wij nu een oogenblik aannemen, dat er bij bekken-
vernauwing evenveel liggingsafwijkingen voorkwamen als bij
normaal bekken, dan zouden er bij 1496 vrouwen met bekken-
vernauwing 26 liggingsafwijkingen (2%) voorkomen en 1470
achterhoofdsliggingen. Dan zou bij de 1496 vrouwen 148 X
kunsthulp zijn verleend, namelijk 128 bij 1470 achterhoofds-
liggingen (8,7%) en 20 bij 26 liggingsafwijkingen (76,2%).
Het totaal aantal malen kunsthulp zou 9,9% bedragen hebben.
In werkelijkheid was het aantal liggingsafwijkingen veel groo-
ter en daardoor bedroeg het aantal kunstverlossingen 218 =
14,5%. Door de meerdere liggingsafwijkingen is dus het per-
centage kunsthulp met 4,6% toegenomen.
In de 3e plaats rijst de vraag, hoe groot de invloed is van
de liggingsafwijkingen op de kinderlijke mortaliteit. Ook hier-
bij is een vergelijking met de normale vrouw van nut.
Normale bekkens |
Bekkenvernauwingen | |
Aciiterhoofdsligging stuitliggingen |
136 = 0,9 % |
33 = 2,2 7„ |
! 163 = 1,1 7„ |
48 = 3,3 7o |
bij de bekken vernauwingen 3 maal grooter te zijn dan bij de
normale bekkens. (1.1 % : 3.3 %).
Bij de bekkenvernauwingen blijkt 1 % van de kinderen ge-
storven te zijn bij liggingsafwijkingen, terwijl bij de normale
bekkens 0.15 % van de kinderen gestorven zijn bij liggingsaf-
wijkingen. Dit zeer groote verschil wordt niet verklaard door
de hoogere mortaliteit bij liggingsafwijkingen bij bekkenver-
nauwing. Immers bij de bekkenvernauwingen kwamen 130 lig-
gingsafwijkingen voor met 15 gestorven kinderen = 11.5 %,
erwijl bij de normale bekkens 310 liggingsafwijkingen voor-
kwamen met 27 gestorven kinderen 8.7 %.
Het feit, dat bij de bekkenvernauwingen percentsgewijs ruim
6 maal meer kinderen zijn gestorven dan bij de normale bek-
kens (1 % : 0.15 %), wordt dan ook in hoofdzaak verklaard,
doordat bij de bekkenvernauwingen percentsgewijs bijna 4y2
maal meer liggingsafwijkingen zijn voorgekomen dan bij de
normale bekkens. (8.7 % :2 %).
Resumeerende moge onderstaande vergelijking van de nor-
male vrouwen en de vrouwen met een pathologisch bekken een
overzicht geven van de beteekenis van het pathologische bekken
voor: liggingsafwijkingen, kunsthulp, en prognose voor het kind.
1496 Bekkenvernauwingen.
1366 Achterhoofdsliggingen = 91.3 %.
130 Liggingsafwijkingen = 8.7 %.
218 Kunstverlossingen = 14.6 %.
48 Gestorven kinderen = 3.3 %.
15208 Normale bekkens.
14898 Achterhoofdsliggingen = 98 %.
310 Liggingsafwijkingen —2 %.
364 Kunstverlossingen = 2.4
163 Gestorven kinderen = 1.1 %.
Hieruit blijkt, dat bij de bekkenvernauwingen:
1° ruim 4- X meer liggingsafwijkingen,
2° ruim 5V2 X meer kunstverlossingen,
3° ruim 3 X meer doode kinderen,
voorkomen dan bij de vrouwen met een normaal bekken, waar-
bij zij opgemerkt, dat in deze waarden reeds verdisconteerd zijn
onze prophylactische en therapeutische behandeling.
Wij zullen nu de verdere complicaties bij bekkenvernauwin-
gen bespreken en allereerst het breken der vliezen nagaan.
Het breken der vliezen.
Het is van belang te weten, of de vliezen bij een bekkenver-
nauwing eerder breken dan bij een normaal bekken. Immers
het vruchtwater is een natuurlijke bescherming voor het kind.
Breken de vliezen vroegtijdig, dan zullen de gevaren voor het
kind tijdens het ontsluitingstijdperk grooter zijn dan bij staan-
de vliezen, mochten dus de vliezen bij bekkenvernauwingen
vroeger breken dan bij normale vrouwen, dan zou daarin een
reden temeer gelegen kunnen zijn van de grootere kinderlijke
mortaliteit.
Om na te gaan of er in het tijdstip van het breken van de
vliezen verschil bestaat bij een bekkenvernauwing en bij een
normaal bekken, is voor beide categorieën de ontsluiting bij het
breken van de vliezen nagegaan.
Bij de bekkenvernauwingen braken bij 846 primiparae de
vliezen bij ±: 6 % bij staande portio.
bij ± 39 % bij onvolkomen ontsluiting,
bij dz 45 % bij volkomen ontsluiting,
bij ± 10 % was de ontsluiting onbekend.
Voor 736 multiparae waren deze waarden:
bij ± 4 % bij staande portio.
bij ± 36 % bü onvolkomen ontsluiting,
bij ± 58 % bij volkomen ontsluiting,
bij ± 12 % was de ontsluiting onbekend.
Bij de normale bekkens braken bij 869 primiparae de vliezen
bij ± 6 % bij staande portio.
bij ± 27 % bij onvolkomen ontsluiting,
bij ± 55 % bij volkomen ontsluiting,
bij ± 12 % was de ontsluiting onbekend.
Voor 643 multiparae waren deze waarden:
bü ± 4 % by staande portio.
bij ± 19 % bij onvolkomen ontsluiting,
bij ±: (?5 % bij volkomen ontsluiting,
bij ± 12 % was de ontsluiting onbekend.
Uit dit onderzoek blijkt:
1° dat in het algemeen de vliezen bij de primiparae vaker
voor volkomen ontsluiting breken dan bij de multiparae,
ongeacht of het bekken normaal of pathologisch is.
2° dat bij bekkenvernauwing de vliezen vaker voor volkomen
ontsluiting breken dan by een normaal bekken, zoowel bij
primiparae als bij multiparae. Dit verschil is niet onbe-
langrijk.
Ad 1° Een verklaring, waarom bij multiparae de vliezen langer
blijven staan dan bij primiparae, zou kunnen zijn, dat
bij de primipara het weefselverband om het ostium ex-
9
-ocr page 146-ternum nog intact is, zoodat het omkrulmechanisme daar-
op geen vat heeft.
Dientengevolge kan het, nadat de cervix geheel ver-
slapt is, geruimen tijd duren, alvorens de uitwendige
mond bij de primipara geheel geopend is, terwijl, tege-
lijk met de algeheele verslapping, de ontsluiting bij de
multipara volkomen is en het hoofd, zoodra het door de
contractiering wordt geperst, zonder weerstand van de
cervix te ontmoeten, kan geboren worden.
Gedurende dat tijdsverschil, dat uren kan bedragen,
kunnen de vliezen breken.
De verklaring, waarom de vliezen bij het pathologische bek-
ken vroeger breken is moeilijker.
Ad 2° Mogelijk breken de vliezen bij bekkenvernauwingen
eerder dan bij normale bekkens, omdat het voorliggende
deel een minder goede afsluiting geeft, daar het hoofd
minder goed past in de bekkenring. Onregelmatig toe-
nemen van de spanning in de vochtblaas tijdens een wee
zou de vliezen eerder kunnen doen breken. Ik heb over-
wogen of de oorzaak niet gelegen kan zijn in het feit,
dat bij bekkenvernauwing het voorliggend deel minder
snel indaalt, waardoor dikwijls een rand van de ont-
sluitingsring blijft staan, die eerst verdwijnt als het
hoofd vervormd is en het bekken kan passeeren; dan
zouden echter de vliezen in een relatief hooger percen-
tage moeten breken bij 7, 8 of 9 cm ontsluiting. Het
blijkt echter, dat bij de bekkenvernauwingen even-
als bij de normale bekkens bij elke graad van ontsluiting
(vóór volkomen ontsluiting) ongeveer even vele malen
de vliezen breken, d.w.z. bij de bekkenvernauwingen is
het percentage voor elke graad van ontsluiting hooger
dan bij de normale bekkens, doch onderling zijn de
waarden gelijk.
Deze vergelijking tusschen de bekkenvernauwingen en de
normale bekkens leidt tot de conclusie, dat bij de bekkenver-
nauwing het kind meer kans heeft tijdens het ontsluitingstijd-
perk de beschermende werking van het vruchtwater te verliezen
dan bij het normale bekken. Het zelfde geldt eveneens voor de
Primiparae ten opzichte van de multiparae. Het kind zal tij-
dens de ontsluitingsperiode bij een bekkenvernauwing meer ge-
vaar loopen dan normaal, terwijl daardoor over het algemeen
zyn conditie bij het begin van de uitdrijving minder goed kan
zijn. Wij zullen later zien, dat bij bekken vernauwingen 1 % der
kmderen te gronde gaat door een indirecte invloed van het
bekken. Het ligt voor de hand aan te nemen, dat wij in het
vroegtijdige breken van de vliezen een der factoren opgespoord
hebben.
Stoornissen in de spildraai.
Van stoornis in de spildraai spreken wij, als tijdens de uit-
drijving het achterhoofd in de kromming van het baringska-
naal niet naar voren draait, waarvan vertraging, respectieve-
lijk uitblijven van de spontane geboorte het gevolg is.
Zijligging op de kant, waar zich de rug van het kind bevindt,
kan voldoende zijn om de spildraai tot stand te doen komen.
Helpt zijligging niet, dan wordt tijdens een wee druk uit-
geoefend met de inwendige hand tegen het voorhoofd, waar-
door de draaiing tot stand kan komen. (Digitale hulp).
Heeft de digitale hulp geen succes, dan wordt buiten een
wee het hoofd iets opgedrukt en met de hand het achterhoofd
naar voren gedraaid. (Manueele correctie).
De manueele correctie gelukt bijna altijd, doch laat men het
hoofd los, dan draait het niet zelden terug. In dat geval moet
men na de correctie onmiddellijk een tang aanleggen.
'Het is van groot belang de uitgebleven spildraai te herken-
nen. Wanneer men, misleid door een groot baringsgezwel, een
verkeerde diagnose stelt en meenende, dat het achterhoofd
voorstaat, het kind tracht forcipaal te extraheeren, terwijl het
achterhoofd in werkelijkheid naar achteren staat, kost dit over
het algemeen zeer veel kracht. Er bestaat dan groot gevaar
^or een totaalruptuur en het kind kan ernstig letsel bekomen.
Wanneer men tijdig zijn vergissing bemerkt, en het achter-
hoofd naar voren draait, gelukt gewoonlijk de tangextractie
spelenderwijs.
Veelvuldig blijft de spildraai uit bij de hooge tang, als het
achterhoofd links of rechts achter staat. Het hoofd wordt in
deze stand dieper getrokken en draait niet, doordat het daarin
belemmerd wordt door de tang. De tang moet dan afgenomen
worden en na correctie van de stand opnieuw aangelegd wor-
den. Intusschen kan dit vooral bij het lage platvernauwde bek-
ken groote moeilijkheden geven, als bij de correctie het hoofd
weer omhoog gaat.
Wy zullen thans nagaan hoevele malen deze stoornis in ons
materiaal voorkwam.
In groep A werd eenige malen het kind spontaan geboren
met het achterhoofd achter, aangezien echter enkele gevallen
vermoedelijk kruinliggingen waren, maar als zoodanig niet door
de practicanten geïnterpreteerd werden, blijft het totaal aantal
achterwege.
1nbsp;X werd de stand gecorrigeerd en volgde spontane geboorte
in A.a.v.
3 X werd na correctie een tang aangelegd.
2nbsp;X werd een verkeerde diagnose gesteld en werd het kind
met het achterhoofd achter forcipaal geëxtraheerd.
Deze 6 gevallen kwamen alle voor bij bekkens met een C.D.
van 11—11.9 cm.
In de kliniek werd 5 maal het kind spontaan geboren met het
achterhoofd achter.
3nbsp;X manueele correctie en daarna spontane baring in A.a.v.
1nbsp;X manueele correctie met in aansluiting daaraan forcipale
extractie.
3 X werd de uitgebleven spildraai miskend en werd het kind
met het achterhoofd achter forcipaal geëxtraheerd.
In geen der gevallen is het kind gestorven.
De 12 gevallen in de kliniek kwamen voor bij:
5 X bij bekkens met C.D. 11—11.9 cm.
2nbsp;X bij bekkens met C.D. 10—10.9 cm.
2nbsp;X bij een scheefvernauwd bekken.
3nbsp;X bij een algemeen vernauwd bekken.
Uterusruptuur.
Een der meest geduchte gevaren van de bekkenvernauwingen
is het optreden van een spontane uterus ruptuur. Deze kan zoo-
wel bij hoofd-, stuit-, als dwarsligging optreden.
Bij hoofdligging is zij te vreezen, wanneer het hoofd in
-ocr page 149-wandbeensligging staat, omdat het hoofd dan ten opzichte van
de romp geknikt is en het onderste uterus segment dus, nadat
het hoofd de contractiering gepasseerd heeft, onregelmatig en
overmatig gerekt wordt.
Daar het hoofd de contractiering niet passeert, voordat de
cervix geheel verslapt is en dus de cervix dan reeds geheel ont-
plooid is (bij multiparae) of gemakkelijk ontplooid wordt, be-
staat er practisch geen gevaar voor de ontsluiting volkomen is
(diss. Knufman Ansing 1934).
Ook bij dwarsligging doet zich eerst het gevaar van scheu-
ren van het onderste uterus segment voor, nadat de schouder
de contractiering is gepasseerd en de ontsluiting eveneens vol-
komen is.
Bij stuitligging kan het bovendien voorkomen, dat wanneer
de uterus scheef ligt en de puntige stuit bij opgeslagen beenen
zijdelings tegen het onderste uterussegment aandrukt, zij daar
doorheen boort.
Daarentegen is, bij lengteligging, wanneer de as van het kind
öiet de as van de uterus samenvalt, het gevaar voor uterus rup-
tuur zeer gering, ook al trekt zich de uterus zoo ver terug over
het kind, dat de contractiering de navel nadert. Rekking in
lengterichting is dan ook lang niet zoo gevaarlijk als in dwarse
richting.
Het is dus van belang, zich bij de leiding van de baring bij
bekkenvernauwing nauwkeurig rekenschap te geven van de ver-
houding tusschen het kind en het onderste uterussegment, aan
den eenen kant, om het gevaar van een uterus ruptuur tijdig
te herkennen, maar aan den anderen kant eveneens, om niet
Uit misplaatste vrees voor uterus ruptuur, onnoodig in te grij-
Pen, casu quo een sectio caesarea te doen.
Naast de spontane, onderscheiden wij een violente uterus rup-
uur, waar vooral gevaar voor bestaat bij moeilijke keeringen.
Waar de bekkenvernauwingen voor dwarsligging en uitge-
zakte navelstreng disponeeren, zoodat nog al eens een inwen-
ige keering noodig is, komen deze rupturen ook het meest bij
vrouwen met een bekkenvernauwing voor.
Ook kan er een ruptuur in het corpus uteri ontstaan, wan-
neer daar zwakke plekken in zijn, zooals vroeger nog al eens na
de corporeele keizersnede voorkwam.
Sedert men algemeen de cervicale sectio caesarea doet, is het
gevaar daarvoor belangrijk verminderd, omdat, zooals hier
reeds opgemerkt is, het onderste uterussegment eerst gerekt
wordt, wanneer de ontsluiting volkomen is en het voorliggend
deel de contractiering heeft gepasseerd.
Onder ons materiaal hebben zich 4 gevallen van uterus rup-
tuur voorgedaan.
In de verloskundige polikliniek kwam geen uterusruptuur
voor.
In de kliniek ontstonden twee uterusrupturen.
1 maal spontaan vóór de partus in het litteeken van de vo-
rige keizersnede.
toe 1927/232. Zie beschrijving in het hoofdstuk over de
Sectio Caesarea.
Laparotomie kwam voor moeder en kind te laat.
1 maal violente uterusruptuur bij versie en extractie van een
aangezichtsligging, toe 1936/550.
Het vruchtwater was ruim 16 uur tevoren afgeloopen. Na
3y2 uur volkomen ontsluiting was het hoofd ruim half inge-
daald. De versie ging moeilijk. Het kind werd levend geëxtra-
heerd.
De ruptuur werd miskend. De vrouw sti'erf eenige uren p.p.
(,Zie bij V. en E.).
Durante partu werden 2 vrouwen opgenomen met uterus-
ruptuur.
1 maal spontane uterusruptuur bij dwarsligging, 19 uur
voor opname ontstaan.
toe 1932/436.
Uterusextirpatie. Het doode kind woog 4320 gram. De vrouw
wordt na 23 dagen hersteld ontslagen. Aanvankelijk verschijn-
selen van peritonitis.
1 maal uterusruptuur bij uitgezakte navelstreng en poging
tot forcipale extractie. Toe 1936/258.
Vroedvrouw vond bij volkomen ontsluiting een uitgezakte
navelstreng, zonder pulsaties. Huisarts in consult tracht tang
aan te leggen. Extractie mislukt. Op advies van den huisarts
wordt gedurende eenige uren de spontane baring afgewacht en
daarna wordt de vrouw tenslotte opgenomen. Bij opname zijn
er geen weeën, onderste uterussegment is zeer pijnlijk.
Sehedel wordt geperforeerd. Extractie met de cranioclast.
Bij natasten is er een groote scheur in het o.u.s. Dadelijk wordt
de uterus geëxtirpeerd. De vrouw geneest in 23 dagen.
Van de beide rupturen, die in de kliniek zijn ontstaan, ont-
stond de één in het litteeken van een vroegere keizersnede, nog
voor de baring begonnen was en de andere bij een keering we-
gens aangezichtsligging. Door overrekking van het onderste
uterussegment is bij ons, dikwijls uren lang, afwachten van de
spontane uitdrijving geen uterusruptuur opgetreden.
Bij de beide in de kliniek opgenomen vrouwen, was één
ruptuur spontaan bij dwarsligging en de ander violent, althans
daar was een vergeefsche poging tot tangextractie gedaan.
Symphysisruptuur.
Soms ontstaat een symphysisruptuur, wanneer het hoofd
door den vernauwden ingang geperst, respectievelijk getrok-
ken wordt; in andere gevallen bij uitgangsvernauwing.
Uitgangsvernauwingen zijn zeer veelvuldig, doch wij zijn die
bij onze bespreking nauwlijks tegengekomen, omdat zij weinig
bewaren geven, tenzij de bewegelijkheid in de symphysis ge-
ring is of ontbreekt. In zulke gevallen kan er bij een poging
tot tangextractie een symphysisruptuur ontstaan. Het ligamen-
tum arcuatum scheurt dan meer of minder ver in, en het ge-
vaar is groot dat de scheur doorloopt tot in de blaas. Wanneer
men tijdens een uitgangstang dan ook een symphysisruptuur
voelt optreden — men moet daar altijd op bedacht zijn —, dan
moet men er voor zorgen, dat de tubera ischii niet verder uit-
eenwijken, dan voor de passage van het kind volstrekt noodig
IS. Men laat dan, evenals bij de hebeosteotomie een flinken druk
tegen de trochanteren uitoefenen, geeft een flinke zijdelingsche
msnijding in het perineum en extraheert uiterst voorzichtig.
Een dergelijke ruptuur deed zich in de 10 jaren, welke door
mij bewerkt zijn, slechts éénmaal voor» met goeden afloop voor
moeder en kind.
toe 1928/133.
De huisarts had vergeefs getracht het kind forcipaal te ex-
-ocr page 152-traheeren. Er bleek een weinig bewegelijke, nauwe schaamboog
te zijn. De indaling van het achterhoofd bedroeg ^/s. Tang
wordt aangelegd. Krachtig wordt geëxtraheerd. Als het hoofd
even zichtbaar is, kraakt de symphysis. Daarom wordt eerst
verder getrokken, als er een zijdelingsche druk op de trochan-
teren wordt uitgeoefend. Door voorzichtige tractie wordt het
kind levend geboren. De symphysis wijkt 1 cm uiteen. De vrouw
wordt in bed gelegd tusschen zandzakken. Na 17 dagen loopt de
vrouw zonder eenige klacht..
2 jaar later bevalt de vrouw weer:
toe 1930/152.
By inkomst in de kliniek is het hoofd zichtbaar. Vruchtwater
is drie uur te voren afgeloopen. De baring vordert niet. Uit-
gangstang gelukt zonder eenige moeite. Kind leeft. Er blijkt
een goede bewegelijkheid in de symphysis te zijn! Klachten
heeft de vrouw niet gehad.
Urinefistels.
Urinefistels kunnen ontstaan:
1° door druknecrose, wanneer het hoofd langen tijd in den
bekkenring beklemd staat: Wij namen één geval waar van een
vesico-vaginaalfistel, die spontaan tot genezing kwam.
toe 1929/441.
VlIIe para. C.D. 11.4 cm. 13 Dagen ante partu opgenomen.
Afloop vorige baringen:
I. Spontaan praematuur. Kind na 4 dagen dood.
II—V. Vier maal spontaan a terme. Levende kinderen.
VI. Spontaan praematuur 2590 gram. [toe 1921/23].
VIL Spontaan a terme 3220 gram. [toe 1924/137].
Langdurige baring, vruchtwater gedurende 41 uur afgeloo-
pen. Koorts durante partu.
Het hoofd daalt in A.a.l.v. in, de uitdrijving duurt SVi uur.
Het kind wordt spontaan en dood geboren, vermoedelijk tenge-
volge van de langdurige baring met vroegafgeloopen vrucht-
water. Het weegt 4040 gram. De Hoogleeraar teekende hierbij
aan, dat 12 uur tevoren er reeds aanwijzing bestond om pitui-
trine te geven en zoonoodig een tang aan te leggen. Er is een
fout in de leiding van de baring gemaakt. Bovendien werden
ten onrechte harttonen gehoord, het kind was reeds lang dood.
Er is een vesico-vaginaal fistel ontstaan, die behandeld wordt
met een pezzer-catheter. Na 34 dagen verlaat de vrouw de kli-
niek. De fistel heeft zich spontaan gesloten.
2° Bij een hooge tang, wanneer de ureter daarbij in de knel
komt. Deze complicatie deed zich 2 maal voor.
a- V.P. 1932/931.
Multipara. Baring vordert niet ondanks krachtige weeën.
p-D. 10.2 cm. Het kind ligt in achterhoofdsligging. Het hoofd
IS weinig ingedaald. Hooge tang. Krachtige tractie. Het kind
Wordt levend geboren. De ontwikkeling van de schouders gaf
moeilijkheden, zoodat het kind een Erb'sche verlamming heeft
van voorbijgaanden aard.
Na enkele dagen loopt urine per vaginam af; er bestaat een
Opname toe 1932/292. Na 123 dagen is de vrouw continent,
vermoedelijk is, gezien de hooge temperaturen, een pyonephrose
ontstaan, waardoor de linker nier niet meer functionneert.
Toe 1927/332.
Schaambeensnede met tangextractie.
(Zie beschrijving van deze bevalling in het hoofdstuk over
de schaambeensnede).
Er ontstaat een ureterfistel, die 82 dagen later nephrectomie
Tympania uteri.
Deze ernstige complicatie voor moeder en kind treedt prac-
isch gesproken alléén op bij langdurige baringen met vroeg
a geloopen vruchtwater, als er vroegtijdig inwendig onderzocht
is.
Rottmgsbacteriën worden van buiten of van uit de vagina
ooprop gebracht, die aanleiding geven tot gasophooping in
ae baarmoeder.
^e tympania uteri wordt niet zelden over het hoofd gezien,
omdat men er niet aan denkt of verzuimt te percuteeren. De
lagnose is bovendien niet altijd gemakkelijk, wanneer de dar-
^ en atonisch en sterk uitgezet zijn. In aansluiting aan een
ympania uteri kan sepsis of peritonitis ontstaan en niet zei-
den ontwikkelt zich een thrombose, waardoor de moeder sterft
of zeer ernstig ziek is.
Bij onze gevallen vielen de resultaten voor de moeders mee
en herstelden alle vrouwen.
Voor het kind is de tympania uteri gevaarlijk en al wordt
het levend geboren, dan bestaat er groote kans, dat het heeft
geaspireerd en sterft door pneumonie.
Tympania uteri kwam negen maal in de kliniek voor, hier-
van berustte in drie gevallen de geheele leiding in onze handen,
terwijl in de overige zes gevallen thuis inwendig was onder-
zocht voor de opname.
3 Maal tympania uteri in de kliniek ontstaan.
Toe 1930/277.
Primipara 24 jaar. C.D. 10 cm.
Bij opname heeft de vrouw slappe weeën, het hoofd is ^/s
ingedaald in A. a. 1. dw., er is vocht afgeloopen. Bij inwendig
onderzoek wordt 2a3 cm ontsluiting gevonden en staande
vliezen. De baring vordert langzaam. Na 2^/2 dag is er 6 ä 7
cm ontsluiting, er loopt meconium af, de vochtblaas spant niet
aan, er is een hooge vliesscheur, waardoor verklaard wordt, dat
2V2 dag geleden vocht is afgeloopen. Het hoofd puilt niet uit.
Er wordt nu eenige malen pituitrine gegeven, zoodat 3 dagen
na het eerste inwendig onderzoek de ontsluiting volkomen is.
Er is inmiddels tympania uteri ontstaan, het kind is gestorven.
Het hoofd wordt spoedig zichtbaar. Wegens niet vorderen van
de baring wordt een tang aangelegd. Het blijkt echter, dat, of-
schoon het hoofd zichtbaar was, het nog niet door den ingang is,
zoodat krachtige tractie noodzakelijk is. Als het hoofd dieper
gekomen is, wordt de schedel geperforeerd om een ruptuur van
het Perineum te vermijden, daar deze bij de bestaande tympa-
nia uteri zeer ongewenscht is. Daarna wordt het kind gemak-
kelijk geboren, het stinkt. Het kraambed is ernstig gestoord
door thrombose en embolie.
Na 48 dagen wordt de vrouw overgenomen door de Interne
Kliniek voor de behandeling van ontstane longabcessen.
Ofschoon het hoofd weinig promineerde bleek de wanverhou-
ding grooter dan vermoed werd; het inwendig onderzoek ge-
schiedde bij weinig ontsluiting, daar het vruchtwater was af-
geloopen.
Toe 1936/360.
Primipara 25 jaar. C.D. 11 cm. Opname wegens sociale om-
standigheden.
Er is een stuitligging, die niet te keeren was tijdens de po-
hklinische controle.
De vrouw heeft weeën en wordt inwendig onderzocht. Er is
2 cm ontsluiting, staande vliezen en een onvolkomen stuitlig-
ging. Bij een volgend touché is de baring weinig gevorderd en
Worden de vliezen by ongeluk gebroken! De baring vordert zeer
langzaam, zoodat 3 dagen later tympania uteri ontstaat. Er
Wordt pituitrine gegeven, de harttonen van het kind blijven
goed. Na 4 dagen kan het kind geëxtraheerd worden. Het sterft
ïia 20 minuten; er was lichte tympania uteri. Kraambed is licht
gestoord en duurt 12 dagen.
Toe 1936/375.
XlVe para 44 jr. C.D. 9.8.
De 13 vorige kinderen zijn alle spontaan a terme geboren
zonder moeilijkheden. Zonder dat weeën zijn opgemerkt loopt
plotseling het vruchtwater af en spoelt de navelstreng naar
buiten. Het hoofd staat sterk afgeweken. Inwendig onderzoek.
De navelstreng klopt goed, er is 2 cm ontsluiting. Er wordt be-
sloten deze moeder van veel kinderen niet aan de gevaren van
een keizersnede bloot te stellen. Als er spoedig goede weeën
komen, zal er versie en extractie gedaan worden en maakt het
kind een goede kans.
Na eenige uren zijn er nog steeds geen weeën en houden de
pulsaties in de navelstreng op. Ondanks pituitrine duurt het
nog 2 dagen voor er volkomen ontsluiting is. Het inmiddels
gemacereerde kind wordt spontaan geboren, gevolgd door tal-
yyke gasbellen. In het kraambed daalt de temp. spoedig. Na
^^ dagen ontslagen.
6 maal tympania uteri buiten de kliniek ontstaan. (Uit groep
werden geen gevallen met tympania uteri opgenomen).
Toe 1936/66.
Primipara. 22 jr. Algemeen vernauwd bekken.
-ocr page 156-De vrouw is iVz dag tevoren onderzocht. 7 uur voor de ge-
boorte breken de vliezen. Bij opname zijn geen harttonen te
hooren, de vrouw meent nog leven te voelen. Er is volkomen
ontsluiting. Het hoofd staat op de bekkenbodem. Voor alle ze-
kerheid wordt onmiddellijk een uitgangstang aangelegd. Het
kind is dood. Stinkend gas volgt. Kraambed is matig gestoord.
Na 16 dagen is de vrouw hersteld.
Toe 1936/103.
Primipara. 33 jr. C.D. 11.5 cm.
De vrouw is 31/2 dag tevoren inwendig onderzocht. De vliezen
breken 2^/2 dag voor de geboorte. Er is uitgesproken weeën-
zwakte en een sterke tympania uteri. Tenslotte is er volkomen
ontsluiting en kan het reeds gemacereerde kind geperforeerd
worden en met kochers geëxtraheerd worden.
Kraambed is gestoord en duurt 21 dagen.
Toe 1936/454.
Primipara. 27 jr. Bekkenmaten onbekend. 3 dagen te voren
inwendig onderzocht, vliezen zijn reeds 3 dagen gebroken. Er is
nog niet heelemaal volkomen ontsluiting, doch voldoende om
het kind met den tang te extraheeren. Het kind stinkt, leeft en
blijft behouden.
Het kraambed is ernstig gestoord en duurt 41 dagen.
Toe 1934/115.
Primipara 28 jr. C.D. 8.3 cm.
Eerste inwendig onderzoek had 3 dagen te voren plaats ge-
had. De vliezen zijn eveneens 3 dagen te voren gebroken.
De bekkenvernauwing was niet opgemerkt. Er is 7 cm ont-
sluiting en een hoofdligging. Het kind leeft. Er is een sterke
tympania uteri. De bekken vernauwing is van dien aard, dat
keizersnede nog de veiligste manier schijnt om het kind eruit
te krijgen, aangezien afwachten tot volkomen ontsluiting nog
lang kan duren en de verkleining van het kind met opvolgende
extractie groot gevaar zou opleveren voor uitgebreide kneu-
zingen der weeke deelen.
De keizersnede wordt op de gewone wijze transperitoneaal
cervicaal gedaan. Het kind is diep asphyctisch en sterft den
3en dag.
Het kraambed is gestoord door een buikwandabces en duurt
47 dagen.
Toe 1935/489.
Multipara. 32 jr. C.D. 10.1.
Afloop vorige baringen:
I- Elders. Tang op een dood kind.
H. Elders. Partus arte praematurus. Kind leeft.
Afgesproken was, dat deze vrouw in de kliniek zou komen
bevallen. Thuis loopt het vruchtwater af. De vroedvrouw wordt
gehaald, deze onderzoekt inwendig. Daarna komt de vrouw in
de kliniek. Zij heeft nauwlijks weeën, zoodat van inwendig on-
derzoek voorloopig wordt afgezien. 1% dag later krijgt de
vrouw weeën, doch tevens een lichte tympania uteri.
Spoedig is er volkomen ontsluiting. De harttonen zijn onre-
gelmatig. Hooge tang. Kind leeft. 3420 gr.
Kraambed is licht gestoord en duurt 14 dagen.
Toe 1936/81.
Multipara. 39 jr. C.D. 11 cm.
Afloop vorige baringen.
8 maal spontaan a terme, van de laatste bevalling is bekend,
dat zij lang duurde. 1 maal praemature bevalling van een foe-
tus maceratus.
De vrouw is reeds 3 dagen in partu met afgeloopen vrucht-
water.
12 uur geleden is zij voor 't eerst inwendig onderzocht.
Bij opname is er een geringe aanduiding van tympania uteri.
Ondanks pituitrine komen er geen sterkere weeën. Ontsluiting
IS voldoende voor een tangextractie. Uitgangstang. Kind leeft.
3900 gram.
Kraambed licht gestoord, duurt 12 dagen.
Tympania uteri kwam 6 maal bij primipara, en 3 maal bij
Multipara voor.
Bij alle gevallen, uitgezonderd toe 1936/81, was vroegtijdig
inwendig onderzocht.
In het laatste beschreven geval (toe 1936/81) was 12 uur te-
voren inwendig onderzocht, de tympania uteri was dan ook nog
niet geheel duidelijk.
Bij, de gezamenlijke vrouwen uit groep A, B en C, bij 2329
vrouwen dus, waarbij de leiding geheel op onze verantwoor-
ding berustte, kwamen dus 3 gevallen met tympania uteri voor.
Hoewel dit aantal niet groot is, is de complicatie voor moeder
en kind van zoo groot belang, dat met groote nauwkeurigheid
het moment van het eerste inwendig onderzoek bij een barende
overwogen moet worden.
Onderzoekt men zeer laat of alleen rectaal, dan loopt men de
kans belangrijke afwijkingen te miskennen.
Doadsoorzaken van de doodgeboren en later gestorven kinderen.
Voor een goed overzicht zijn de doodsoorzaken van de ge-
storven kinderen in vier tabellen ondergebracht. Tabel F G
H en J.
De tabellen geven een overzicht van de gestorven kinderen
in de verschillende groepen B, C en D ingedeeld naar de graad
der bekkenvemauwing. Tabel F en G geven een overzicht van
de doodgeboren kinderen, terwijl de later gestorven kinderen in
tabel H en J zijn ondergebracht onder vermelding van den dag,
waarop zij gestorven zijn.
De primiparae en multiparae zijn in deze tabellen wederom
afzonderlijk genomen.
Om niet in herhaling te vallen zijn de doodsoorzaken van de
gestorven kinderen in Groep A niet meer gegeven, doch wordt
verwezen naar de tabellen op bldz. 34 en bldz. 42.
Primiparae.
Doodsoorzaak van de dood geboren kinderen.
TABEL F.
C.D. 9-9.9
C.D. 11-11.9
C.D. 10-10 9
C.D. 7-7.9
Alg. vern.
Bijz. bekkens
C.D.Omtr?
Totaal
Tot.
C.D. 8-8.9
IB ~C D
B
D
B
D
B C D
B
C D
B C D
B
D
B C D
B C D
Levend ontslagen
In eerste 10 dagen f
Doodgeboren
136
148
2
1
125
2
3
117
1
4
26
72
22
377
3
14
414
3
9
66
4
13
857
10
36
Hersenbloeding na
spont. baring
Trauma tang
Trauma V en E
Perforatie
Stuitextractie
Dvs^arsligging
Uitgez. navelstr.
Uterus ruptuur
1
4
0
1
3
O
3
O
co
Oorzaak ? mac. of dood
Langd, ontsl.
Afgel. vruchtvirater
Dunne navelstr.
Intoxicatie
Loslating. Eclampsie
Placenta praevia
Asphyxie
Congenitale afw.
2
2
2
4
4
O
0
1
Multiparae.
Doodsoorzaak van de doodgeboren kinderen.
TABEL G.
11-11.9
C D
C.D. 10-10.9
C.D.9-9.9
C.D.7-7.9
C D
C.D.8-8.9
Alg. vern.
C.D.Omtr?
Totaal
Bijz. bekkens
Tot.
B
BCD
D
B
D
BCD
D
C D
D
B
Levend ontslagen
In eerste 10 dg. f
Doodgeboren
120
7
115
2
146 ^28
1 i —
3 ! 7
117
2
5
22
— 2
39
326
2
16
69
1
14
380
3
13
775
6
43
Hersenbloeding na
spontbaring
Trauma tang
Trauma V en E
Perforatie
Stuitextractie
Dwarsligging
Uitgez. navelstr.
Uterus rupt.
5
2
O
0
7
2
1
4
1
Oorzaak ? mac. of dood
Langd. ontsl.
Afgel. vruchtwater
Dunne navelstr.
Intoxicatie
Loslating. Eclampsie
Plac. praevia
Asphyxia
Cong. afw.
4
2
1
6
5
2
O
Primiparae.
Doodsoorzaak van de later gestorven kinderen.
TABEL H.
■a -O
h ^f
CQ
O
Onbekende oorzaak
Ontwikkelingsstoornis
Tympania uteri
Asphyxie bij onvolk. ontsl.
Hersenbloedingen spontaan
Trauma na tang
Trauma na V en E wegens
niet indalen
Trauma stuitextractie
Uitgezakte navelstreng
3 i 3 4
Multiparae.
Doodsoorzaak van de later gestorven kinderen.
TABEL J.
Totaal
X)
•V j TS
CN ! rb
CQ
O |Q
I
Onbekende oorzaak
Ontwikkelingsstoornis
Tympania uteri
Asphyxie bij onvolk. ontsl.
Hersenbl. spont. baring
Irauma na tang
■Irauma na V en E bij
_nbsp;niet indalen
irauma na stuitextractie
Uitgezakte navelstreng
1 1 1
Groep A.
Zooals uit de tabellen van de doodsoorzaken der dood geboren
kinderen uit Groep A op bldz. 34 en 42 gebleken is, zijn er
van de 306 kinderen bij de primiparae, 6 gestorven.
Bij deze baring werd aanvankelijk afgewacht. Tenslotte vorderde de
baring bij 4 cm ontsluiting niet en kwam er meconium. Het kind was
dus reeds in slechte toestand. Keizersnede kwam te laat, het kind stierf
na 22 uur door aspiratie.
1 —
Hiervan waren 2 kinderen gemacereerd door onbekende oor-
zaak, 1 kind had een vitium cordis, zoodat er 3 kinderen over-
blijven, die tijdens de baring gestorven zijn. Als doodsoorzaak
werd tweemaal een langdurige ontsluitingsperiode gevonden en
éénmaal een dunne navelstreng.
Bij de primiparae is geen enkele maal de bekkenvernauwing
debet aan de dood van het kind geweest.
Bij de 462 multiparae werden 10 kinderen dood geboren, ter-
wijl bovendien 3 kinderen binnen 10 dagen stierven. Tweemaal
was het kind gemacereerd door onbekende oorzaak.
Door een langdurige ontsluitingsperiode stierven 2 kinderen.
Na spontane baring stierf 1 kind door asphyxie.
Aan de dood van deze 5 kinderen was de bekkenvernauwing
niet debet. Het kind, dat door asphyxie stierf, was na een vlotte
baring 5 minuten na het breken der vliezen in achterhoofdslig-
ging geboren.
■De overige 5 dood geboren kinderen zijn wel het slachtoffer
van de bekkenvernauwing geworden.
2 maal voorliggende resp. uitgezakte navelstreng.
1 maal stuitextractie bij uitgezakte navelstreng.
1 maal stuitextractie.
1 maal dwarsligging bij reeds eenigen tijd afgeloopen vrucht-
water.
Van de 3 kinderen, die later gestorven zijn, was
1 maal de doodsoorzaak vermoedelijk een aangeboren minder-
waardigheid.
1 maal is het kind gestorven door onvoldoende toezicht van
den practicant, waardoor het den 8sten dag stierf aan
uitdroging.
1 maal was de bekkenvernauwing de schuldige en stierf het
kind binnen het uur na versie en extractie voor dwars-
ligging.
Resumeerende zijn dus bij de vrouwen uit groep A 6 kinde-
ren verloren gegaan door de bekkenvernauwing. Alle 6 kinde-
ren kwamen voor bij multiparae en hadden een afwijkende
ligging.
Het zijn dus in deze groep, die gezuiverd is van de sterke
vernauwingen, de liggingsafwijkingen en niet de vernauwde
doorgang, die de oorzaak zijn van de dood geboren kinderen
door de bekkenvernauwing.
In procenten uitgedrukt zijn dus van de 769 kinderen 19 ge-
storven = 2.5 Jo.
Hiervan zijn gestorven door liggingsafwijkingen: 0.8 % en
door de vernauwde doorgang: O %.
Groep B.
Zooals uit de tabellen F en G der dood geboren kinderen bij
primiparae en multiparae blijkt, zijn bij de 394 primiparae 14
kinderen dood geboren en 3 kinderen later gestorven. Bij de
344 multiparae stierven 16 kinderen voor of tijdens de baring
en stierven 2 kinderen later.
Uit tabel F blijkt, dat bij de primiparae 11 maal de dood
Van het kind niet het gevolg van de bekkenvernauwing was.
3nbsp;maal was de bekkenvernauwing debet aan de dood van
het kind:
1 maal voorliggende resp. uitgezakte navelstreng.
1 maal schedelbasisfractuur bij spontane baring.
1nbsp;maal geboortetrauma na tangverlossing.
Hieruit blijkt dus de bekkenvernauwing 1 maal door de lig-
gingsafwijking van het kind de dood van het kind veroorzaakt
te hebben en tweemaal door de vernauwde doorgang.
Uit tabel H blijken 3 kinderen later gestorven te zijn:
1 maal door hersenbloeding na spontane baring in achter-
hoofdsligging.
1 maal na stuitextractie.
1 maal na S.C. voor uitgezakte navelstreng.
Dus 2 maal is de liggingsafwijking en 1 maal de vernauwde
doorgang de schuldige.
Bij de multiparae blijkt uit Tabel G van de 16 dood geboren
mderen in 10 gevallen de doodsoorzaak niet op rekening van
de bekkenvernauwing te komen.
maal was de bekkenvernauwing debet aan de dood van het
kind:
2nbsp;maal was een liggingsafwijking de doodsoorzaak..
1 maal uitgezakte navelstreng.
1 maal dwarsligging.
4nbsp;maal was de vernauwde doorgang de doodsoorzaak.
-ocr page 164-maal asphyxie na spontane baring in achterhoofds-
ligging, 1 uur na het breken van de vliezen,
maal geboortetrauma na tangverlossing.
1 maal geboortetrauma na V. en E. wegens niet inda-
len van het hoofd.
1 maal hersenbloeding na spontane baring in achter-
hoofdsligging.
Uit tabel J blijken 2 kinderen later gestorven te zijn.
1 maal door asphyxie na keizersnede, waartoe overgegaan
werd toen bij 4 cm ontsluiting de baring niet vorderde
en er meconium kwam. De bekkenvernauwing speelde
nog geen rol.
1 maal na versie en extractie wegens niet indalen van het hoofd.
De vernauwde doorgang is hier dus de schuldige.
Resumeerende blijkt dus, dat bij de primiparae 6 maal de
dood van het kind veroorzaakt werd door de bekkenvernauwing
en bij de multiparae is dit 7 maal het geval.
In procenten uitgedrukt zijn dus in Groep B 35 kinderen
van de 738 gestorven == 4.7 %.
Hiervan zijn gestorven door liggingsafwijkingen 5 = 0.7 fo
en door de vernauwde doorgang 8 = 1.1 %.
Groe-p A en B.
Van de 1507 kinderen uit het representatieve materiaal uit
Utrecht en Zuilen zijn in totaal 54 kinderen gestorven =r.- 3.6
Voor de groepen A en B afzonderlijk zijn de doodsoorzaken
nagegaan, zoodat blijkt, dat van de 54 gestorven kinderen:
35 maal de bekkenvernauwing niet de doodsoorzaak was =
2.3% van het totaal aantal;
19 maal was de bekkenvernauwing aan de dood van de kinde-
ren debet, hierbij:
11 maal door liggingsafwijkingen =0.7 %.
8 maal door de vernauwde doorgang = 0.5 %.
Het blijkt dus, dat de liggingsafwijkingen meer slachtoffers
onder de kinderen hebben gemaakt dan de vernauwde door-
gang, waarbij in aanmerking genomen moet worden, dat deze
1507 vrouwen onder onmiddellijk toezicht stonden van de poli-
kliniek, zoodat vele stuitliggingen en dwarsliggingen tijdig ge-
keerd zijn in hoofdliggingen, waardoor ongetwijfeld het aantal
aoode kinderen door liggingsafwijkingen verminderd is.
Dat dit niet in 100 % gelukt is, ligt aan verschillende facto-
ren. Het uitzakken van de navelstreng is niet te voorkomen, al
zal een hoofd, dat met sluitlaken en rollen aan weerszijden boven
aen bekkeningang gefixeerd is, de kans op voorliggen van de
navelstreng mogelijk verminderen.
Niet alle stuitliggingen zijn te keeren, vooral de onvolkomen
stuitligging bij de primipara staat hiervoor bekend, zoodat vele
nierom in de kliniek zijn opgenomen.
Evenzoo zijn sommige kinderen onmogelijk in lengteligging
te fixeeren en liggen ondanks sluitlaken en bedrust van de
vrouw, telkens weer dwars. Ook deze zeer bewegelijke kinderen,
leidden eenige malen tot prophylactische opname in de kliniek.
Het is daardoor te verklaren, dat zelfs in de kliniek nog 5 kin-
deren het slachtoffer zijn geworden van de liggingsafwijking.
Zooals reeds vroeger is opgemerkt, onttrekken de vrouwen,
die thuis haar bevalling afwachten, zich een enkele maal aan
de zwangerschapscontrole en volstaan met zich aan te melden
in de 7e maand.
8 Maal bleek het kind de vernauwde doorgang niet levend te
nebben kunnen passeeren. Wanneer wij dan zien, dat er bij de
507 bekkenvernauwingen 35 maal keizersnede is gedaan, dan
rijgen wij een indruk, hoe zeldzaam het is, dat een kind niet
evend door de vernauwde doorgang kan. Men moet bovendien
edenken, dat de 35 keizersneden niet alleen voor de vernauw-
e doorgang werden gedaan, maar 7 maal wegens een bestaan-
de Iiggingsafwijking.
Wij zien dus dat 8 maal het kind niet levend bleek te kunnen
passeeren, en dat 28 maal gevreesd werd, dat het kind niet
vend zou kunnen passeeren en dus keizersnede werd gedaan.
Veronderstel, dat alle 28 malen onze vrees gerechtvaardigd
Jas geweest, wat niet waarschijnlijk is, en dat dus alle 28 kin-
deren dood geboren waren, als zij langs den natuurlijken weg
aren gekomen, dan nog zijn er slechts 36 bekkenvernauwin-
en, die een te nauwe doorgang hebben om een levend kind te
laten passeeren.
Op de 1507 geconstateerde bekkenvernauwingen bedraagt dit
nStnbsp;geheele bevolkingsgroep 0.2 %,
egenstaande er zeer veel sterke vernauwingen voorkomen.
-ocr page 166-In ons representatief materiaal uit Utrecht en Zuilen kwamen
84 vrouwen voor met een conjugata diagonalis van minder dan
10 cm. Bij die 84 vrouwen werd 23 maal keizersnede gedaan,
waarbij 4 maal de indicatie wegens liggingsafwijking gesteld
werd.
19 maal werd dus geen levend kind langs den natuurlijken
weg verwacht, ofschoon er een hoofdligging bestond.
Van de 61 vrouwen, die niet door S.C. werden verlost, kregen
er 3 een dood kind, doordat de vernauwing te sterk bleek. Er
waren dus hoogstens 22 bekkens te nauw om een levend kind te
laten passeeren.
Dit beteekent, op onze 84 vrouwen met een bekken met C.D.
kleiner dan 10 cm een percentage van 26 Een cijfer, dat
veel te hoog is, omdat bij de 19 keeren, dat er keizersnede werd
gedaan, zeer zeker bekkens zullen voorkomen, die wel een
levend kind kunnen doorlaten, maar waarbij, naar onze mee-
ning, de kans op een levend kind te klein was om het erop aan
te laten komen. Bovendien liep bij enkele gevallen het vrucht-
water vroegtijdig af, zoodat de omstandigheden te ongunstig
werden.
Om dezelfde, redenen is het totaal aantal van 36 bekkens in
het representatief materiaal, die te sterk vernauwd zouden zijn
om een kind levend te laten passeeren, te groot.
Dit aantal zinkt echter in het niet bij de 18777 vrouwen, die
in de bewerkte 10 jaren in de Verloskundige polikliniek be-
vielen.
De 36 vrouwen nemen in het representatief materiaal van
alle vrouwen slechts een plaats in van 2 op de 1000, terwijl het
aantal geconstateerde bekkenvernauwingen 84 op de 1000 be-
draagt.
Wij zullen nu, de doodsoorzaken vergelijken van het repre-
sentatief materiaal van de bekkenvernauwingen met dat van
de normale bekkens.
Evenals bij de beschrijving van de resultaten, worden de 7
vrouwen met placenta praevia en de 4 vrouwen met een dood
kind door eclampsie, intoxicatie of loslating van de placenta
geëlimineerd
Wij hebben de doodsoorzaken van de kinderen in drie onder-
deden gesplitst.
1°. kinderen gestorven vóór de baring door onbekende oor-
zaak. Later gestorven door: congenitale afwijkingen,
slechte verzorging, enz. Kortom alle kinderen, die doodge-
gaan zijn door andere oorzaken dan de baring of de bek-
kenvernauwing. Wij zullen deze groep voor het gemak:
„Bijzondere oorzakenquot; noemen.
2°. kinderen gestorven door langdurige baring, vroeg afge-
loopen vruchtwater, dunne navelstreng, omstrengeling,
asphyxie.
Wij zullen deze groep kortheidshalve: „Baringstrauma Aquot;
noemen.
3°. kinderen gestorven door liggingsafwijkingen en doorgangs-
vernauwing.
Deze groep noemen wij kortheidshalve: „Barings-
trauma Bquot;.
Wij zullen nu naast elkaar plaatsen, zoowel voor de primi-
parae als voor de multiparae, deze drie groepen van doodsoor-
zaken bij de bekkenvemauwingen en bij de normale bekkens.
Normale hekkens.
Groep A.
Bekkenvernauwingen.
306 Primiparae.nbsp;3316 Primiparae.
In totaal 6 kinderen gestorven.nbsp;In totaal 39 kinderen gestorven.
3 x Bijz. oorzaken: 1%.nbsp;13 x Bijz. oorzaken: 0,4-fo.
3 x Baringstrauma A: 1%.nbsp;20 x Baringstrauma A:
O x Baringstrauma B: onbsp;6 X Baringstrauma B: o,^
U62 Multiparae.nbsp;1114-i Multiparae.
In totaal 13 kinderen gestorven. In totaal 114 kinderen gestorven
Dit is: 2.8%.nbsp;Dit is: 1 %.
4 x Bijz. oorzaken: 0,9 %. 77 x Bijz. oorzaken: 0,7 %.
3 x Baringstrauma A: 0,6 %. 18 x Baringstrauma A: 0,2 %.
6 x Baringstrauma B: 1,3 %. 19 x Baringstrauma B: %.
Groep B.
Bekkenvernauwingen.nbsp;Normale Bekkens.
394 Primiparae.nbsp;405 Primiparae.
In totaal 17 kinderen gestorven.nbsp;In totaal 6 kinderen gestorven.
Dit is %nbsp;Ditis:i,5%.
2nbsp;X Bijz- oorzaken: 0,5nbsp;2 X Bijz. oorzaken: 0,5
9 X Baringstrauma A: 2,3nbsp;3 X Baringstrauma A: 0,7
6 X Baringstrauma B: 1,5 fc.nbsp;1 X Baringstrauma B: 0,2
333 Multiparae.nbsp;343 Multiparae.
In totaal 12 kinderen gestorven.nbsp;In totaal 4 kinderen gestorven.
Dit is 3,6 fo. Dit is 1,2%.
3nbsp;X Bijz. oorzaken: 0,9 %.nbsp;1 X Bijz. oorzaken: 0,3
3 X Baringstrauma A: 0,9nbsp;2 X Baringstrauma A: 0,6
6 X Baringstrauma B: 1,8 1 X Baringstrauma B: 0,3 %.
Het blijkt duidelijk, dat er reeds vóór de uitdrijving een fac-
tor is, die veroorzaakt, dat tijdens de ontsluitingsperiode dus
meer kinderen sterven bij bekkenvernauwingen dan bij de nor-
male bekkens. Wij hebben gezien, dat bij bekkenvernauwingen
de vliezen eerder breken dan bij normale bekkens, zoodat wij
hiervan de slechte gevolgen voor het kind in het bovenstaande
gedemonstreerd vinden.
Ondanks het feit, dat vroeg afgeloopen vruchtwater bij een
bekken vernauwing menigmaal een aanwijzing was om keizer-
snede te doen, blijkt in ons materiaal, dat dit „baringstrauma
Aquot; bij de primiparae meer doode kinderen op zijn geweten
heeft dan de liggingsafwijkingen en de vernauwde doorgang.
Bij de multiparae is de verhouding andersom, bij multiparae
blijven de vliezen dan ook langer staan dan bij de primiparae.
Bij de normale bekkens is het „baringstrauma Aquot; steeds een
belangrijker factor dan het „baringstrauma Bquot;, dat vooral als
er een liggingsafwijking is, het kind in gevaar brengt. Twee
conclusies moeten hieruit getrokken worden:
1°. Vliezen breken voor volkomen ontsluiting brengt het kind
in groot gevaar.
2°. Liggingsafwijkingen moeten gecorrigeerd worden in hoofd-
liggingen.
Groep C.
De tabellen van de doodgeboren kinderen en van de later ge-
storvenen laten zien, dat in Groep C. bij de 426 primiparae, 9
kinderen doodgeboren zijn en 3 kinderen later gestorven zijn.
Van de 9 doodgeboren kinderen, is:
5 maal de bekkenvernauwing niet de oorzaak van de dood van
het kind.
4 maal is de bekkenvernauwing debet aan de dood van het
kind, en wel
1 maal bij stuitextractie.
1 maal bij uitgezakte navelstreng.
1 maal bij tangextractie.
1 maal door een groot hard hoofd, waardoor ten onrechte ge-
meend werd, dat er een harde hydrocephalus was, dat ge-
perforeerd werd.
Het blijkt dus dat de bekkenvernauwing:
2 maal door een liggingsafwijking van het kind
en 2 maal door de vernauwde doorgang de dood van het kind
veroorzaakt heeft.
Van de 3 later gestorven kinderen was 1 maal de doodsoor-
zaak onbekend.
1 maal na hoogetang gestorven.
1 maal na stuitextractie gestorven.
Het blijkt dus, dat de bekkenvernauwing,
1 maal door liggingsafwijking en
1 maal door de vernauwde doorgang, de doodsoorzaak van
het kind werd.
Van de 396 multiparae werden 13 kinderen doodgeboren, en
stierven 3 kinderen later.
Van de 13 doodgeboren kinderen, had in 12 gevallen de bek-
kenvernauwing geen schuld.
1 maal trad uterusruptuur op voor het begin van de baring
in het uteruslitteeken van de vorige S.C.
In geen van de 13 gevallen kan dus de bekkenvernauwing
aansprakelijk gesteld worden.
Van de 3 later gestorvenen, was 2 maal de doodsoorzaak een
congenitale afwijking.
1 maal stierf het kind door uitgezakte navelstreng, waar-
voor versie en extractie werd gedaan.
1nbsp;maal was dus de liggingsafwijking de doodsoorzaak.
Resumeerende zijn in groep C van de 822 kinderen 28 kin-
deren gestorven = 3,4 %.
Van deze 28 kinderen zijn 21 niet door de bekkenvernauwing
gestorven = 2,6 %.
Gestorven door de bekkenvemauwing zijn dus 7 kinderen;
en wel door de liggingsafwijking 4 = 0,5 %.
en door vernauwde doorgang 3 = 0,4 %.
Groep D.
Evenals in Groep A, B en C de doodsoorzaken van de kin-
deren bekeken zijn, zullen wij dit bij de kinderen in Groep D
doen. De resultaten zijn echter niet te vergelijken met die van
de andere groepen, omdat deze vrouwen niet, zooals in de groe-
pen B en C weieens moeilijkheden konden geven, maar het reeds
gegeven hebben. De resultaten bij de kinderen bereikt, geven
dan ook niet het resultaat van een bepaalde behandelings-
methode, maar geven alleen weer, wat er nog van de te laat
opgenomen vrouwen terecht is gekomen.
Bij de primiparae zijn van de 83 kinderen, 13 kinderen dood-
geboren en 4 kinderen later gestorven.
Van de 13 doodgeboren kinderen zijn er 8 door andere oor-
zaken dan de bekken vernauwing gestorven.
5 kinderen zijn er dus door de bekkenvernauwing gestorven,
waarvan:
3 maal door liggingsafwijkingen en wel:
2nbsp;maal na stuitextractie.
1 maal na uitgezakte navelstreng.
2 maal was de vernauwde doorgang de oorzaak van de dood
van het kind, beide malen na forcipale extractie.
Van de 4 later gestorven kinderen, was de doodsoorzaak
éénmaal niet aan de bekkenvernauwing te wijten, bij 7 cm
ontsluiting was er reeds een sterke tympania uteri.
Het kind door keizersnede geboren, stierf na 3 dagen.
3 kinderen stierven later na een hooge tang, waarby dus
de vernauwde doorgang de primaire oorzaak van de dood van
de kinderen was.
Bij de primiparae is dus in 3 gevallen de liggingsafwijking
schuld aan de dood van de kinderen, en in 5 gevallen was de
Vernauwde doorgang hieraan debet.
Bij de 84 multiparae zijn 14 kinderen doodgeboren en is één
kind later gestorven.
Van de 14 doodgeboren kinderen was de bekkenvernauwing
2 maal niet debet aan de dood van het kind.
7 maal was de liggingsafwijking de doodsoorzaak van het kind.
6 maal door dwarsligging.
1 maal door uitgezakte navelstreng.
5 maal was de vernauwde doorgang oorzaalc van de dood van
het kind.
4 maal na tangextractie.
1 maal na versie en extractie wegens niet indalen van
het hoofd.
1 kind is de derde dag gestorven na versie en extractie we-
gens niet indalen van het hoofd. Hier was dus de vernauwde
doorgang de schuldige.
Bij de multiparae is dus 7 maal de liggingsafwijking de
doodsoorzaak en 6 maal was de vernauwde doorgang debet aan
de dood van het kind.
Primiparae en multiparae samenvattende zijn van de 167
kinderen 32 kinderen gestorven = 19.2
De doodsoorzaak van deze 32 kinderen was in
11 gevallen niet de bekkenvernauwing = 6.6
10nbsp;maal had de liggingsafwijking schuld 6 fc.
11nbsp;maal had de vernauwde doorgang schuld = 6.6 %.
Bij groep D speelt de vernauwde doorgang als doodsoorzaak
van het kind een iets grootere rol dan de liggingsafwijkingen.
it in tegenstelling met de overige groepen. De verklaring ligt
Voor de hand. Menige vrouw werd opgenomen, toen het volko-
'^en duidelijk was geworden, dat de huismedicus het kind er
^let uit kon krijgen, getuige het aantal vrouwen, dat opgeno-
men werd, nadat thuis tevergeefs getracht was het kind for-
cipaal te extraheeren. Opgenomen in de kliniek bleef er geen
andere keuze over dan eveneens te trachten het kind met de
ang eruit te krygen, omdat bij deze reeds gelaedeerde kinde-
ren, mede in verband met het infectiegevaar voor de moeder,
keizersnede niet meer aangewezen was.
Hierdoor wordt tevens een verklaring gegeven voor de slechte
resultaten van de tangextracties, resp. versies en extracties we-
gens niet indalen van het hoofd in deze groep.
Kraambed.
Een indeeling naar de ernst van de stoornissen in het kraam-
bed is niet gemakkelijk te maken.
Een thrombose, embolie, of peritonitis maken zonder meer
een kraambed zeer ernstig gestoord, doch wanneer deze ver-
schijnselen zich niet duidelijk afteekenen, kan de vrouw toch
zwaar ziek zijn, zonder dat dit steeds tot uitdrukking komt
in de graad van temperatuursverhooging of duur van het
kraambed. Om echter een indruk te verkrijgen in hoeverre het
kraambed na de verschillende baringen meer of minder ge-
stoord was, moeten wij naar objectieve gegevens grijpen en
daarvoor hebben wij de temperatuursverhooging tot uitgangs-
punt genomen.
Het spreekt vanzelf, dat niet iedere temperatuursverhooging
in het kraambed het gevolg is van een puerperaal infectie.
Maar al te zeer is men geneigd hiervoor een andere oorzaak
aan te nemen om zich zelf van alle schuld vrij te pleiten. Om
aan deze op zichzelf begrijpelijke neiging te ontkomen, hebben
wij alleen dan een extra-genitale infectie aangenomen, als deze
met groote zekerheid is vast te stellen. Wij hebben daarom bij
de statistische bewerking alleen de duidelijke gevallen van
mastitis en pyelitis uitgeschakeld.
Het kraambed na een keizersnede heeft een geheel ander ver-
loop, dan dat na een baring langs natuurlijken weg, en zal dus
afzonderlijk in het hoofdstuk van de Sectio Caesarea bespro-
ken worden.
De gegevens over het temperatuursverloop in Groep A zijn
te onbetrouwbaar om verwerkt te worden. Ik kan dus volstaan
met de opmerking, dat alle vrouwen uit groep A herstelden.
Van de vrouwen, die in de kliniek bevielen, is het verloop van
het kraambed nauwkeurig gecontroleerd en opgeteekend. Bij
een ongestoord verloop ligt de vrouw 9 dagen plat op den rug,
zit den lOen dag in bed en wordt den llen dag gemobiliseerd.
De resultaten heb ik in tabelvorm gebracht en onderscheiden
in primiparae en multiparae, na spontane baring of na kunst-
hulp. In de tabellen vinden wij de groepeering in B, C en D
weer terug.
Primiparae. Spontane baring.
O
s
O
00
co
00
co
O
co
00
co
lt;u
»4
ro
co
00
co
ÜD
I 146
145,57,
1 153
43,17,
8
38,17,
O
O
O
3
0,97,
6
1.77,
1
4,87,
23
7,27,
30
8,57,
3
6
1,97«
2
0,67„
35
10,97
36
10,17,
2
103
32,17.
120
33,87,
8
38,17,
321
perc.
355
perc.
21
perc.
B
C
D
2,57
14
3,97.
9,57o 14.37,
'56
22
3,27,
10
1,47,
73
10,57,
231
33,17,
307
447,
697
perc.
Tot.
1,17.
7.
N.B. Het kraambed van de thrombose patiënten, komt in de
rubrieken van de hoogste temp. in het kraambed voor.
Primiparae. Kunsthulp.
ö
gt;
O
a
O
00
co
00
co
O
co
00
co
cS
e
00
co
Ph
00
co
21
36,27,13,87,
10
1
2,37,
18,67,
9
207,
23,37,
13
28,97,
1
1.77o
2
4,77,
2
4,57o
1
1,77lt;
1
2,37,
3
5,27.
6
147,
1
2,37,
11
197
12
27,97,
15
33,47,
17
29,37,
10
23,37,
7
15,67,
58
perc.
43
perc.
45
perc.
B
c
D
34 44
23,37„30,rA
5
3,47,
10
6,87,
2
1.47,
1
0,77,
38
267,
25
17,17,
146
perc.
Tot.
N.B. In de tabel van de kraambedden na kunstverlossing zijn,
evenals in de tabel na spontane baring, de kraambedden
van de thrombose patiënten opgenomen onder de rubrie-
ken, die de hoogste temperatuur aangeven. De vrouwen,
die gestorven zijn komen eveneens in de rubrieken van
de hoogste temperatuur voor, tenzij zij onmiddellijk post
partum stierven.
Vergelijken wij nu de tabellen van de primiparae voor het
kraambed na spontane baring en na kunstverlossing, dan blijkt
1° dat in groep D het hoogste percentage sterk gestoorde
kraambedden voorkomt, en wel vooral na kunsthulp.
2° dat percentsgewijs het kraambed veel vaker en veel ern-
stiger (meer thrombosen) gestoord is na een kunstverlos-
sing dan na spontane baring.
3° dat na spontane baring géén vrouwen gestorven zijn, na
kunsthulp daarentegen 5 of wel 3.i %!
Multiparae. Spontane baring.
co V |
0' co co |
co co |
0 co A |
yi S |
m |
lt;D 0 B 0 -P |
ö (U ë in bO | ||
277 |
155 |
79 |
15 |
22 |
3 |
3 |
6 |
0 | |
® i |
perc. |
567, |
28,57, |
5,47, |
7,97, |
i,i7o |
i,i7o |
2,27, |
— |
C |
263 |
150 |
63 |
20 |
19 |
4 |
7 |
6 |
0 |
i |
perc. |
577, |
23,97, |
7,6% |
7,27, |
1,57« |
2,77o |
2,37o |
— |
D |
31 |
19 |
7 |
3 |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
i |
perc. |
61,37» |
22,67, |
9,77o |
3,27, |
3,27, |
— |
— |
— |
Tot. 1 |
571 |
324 |
149 26,17« |
48 |
42 7,47« |
8 1.47, |
10 1.87o |
12 2,17« |
0 |
N.B. Het kraambed van de vrouwen met thrombosen komt
voor in de rubrieken van de hoogste temperatuur in het
kraambed.
Multiparae. Kunsthulp.
ö
lt;u
gt;
0
X!
a
1
co
co
O
co
00
co
oo
co
lt;u
ft
co
co
D
M
co
co
12
2b,VU
10
16,17,
9
18,87,
O
O
O
O
O
O
O
5
8,17o
3
6,37o
18
39, TA
17
27,47lt;
17
35,47.
13
28,37,
22
35,57.
15
31.37,
3
6.57,
13
2VU
7
14,67,
46
perc.
62
perc.
48
perc.
B
C
D
1
l,67o
1
2,17,
52 50
33,47,32,17,
23
14,17,
31
19,97,
2
l,37o
156
perc.
Tot.
5,17o
N.B. Het kraambed van de vrouwen met thrombose en van de
-ocr page 175-vrouwen, die gestorven zijn, is in de rubrieken met de
hoogste temp. in het kraambed opgenomen.
Vergelijken wij de tabellen van de multiparae voor het kraam-
bed na spontane baring en na kunstverlossing, dan blijkt
1° dat het kraambed van de vrouwen in groep D niet ongun-
stig afsteekt bij dat van de overige vrouwen. De multipa-
rae onderscheiden zich in dit opzicht van de primiparae.
2° dat het kraambed na kunsthulp percentsgewijs ernstiger
en vaker gestoord is dan na spontane baring.
3° dat na spontane baring geen vrouwen gestorven zijn, en
na kunsthulp twee vrouwen of 1.3
Allereerst willen wy nu de korte ziekte geschiedenissen laten
volgen van de vrouwen, die gestorven zijn.
Toe 1929/378. Groep B.
Primipara. Bekkenmaten onbekend.
'Opgenomen uit de verloskundige polikliniek, wegens voor-
hoofdsligging, gebroken vliezen en 5 cm ontsluiting. Zoodra er
volkomen ontsluiting is, de vliezen zijn dan 72 uur gebroken,
wordt volgens Baudelocque de stand gecorrigeerd en een
tang aangelegd. Kind leeft. 3750 gram. 25 dagen later sterft
de vrouw door embolie.
Toe 1930/148. Groep C.
Primipara. C.D. 11.8 cm.
Eclamptica. Zeer langdurige baring. Vliezen gedurende 5 da-
gen gebroken. Tenslotte kan een uitgangstang aangelegd wor-
den. Kind is dood. 2500 gram. De vrouw vloeit sterk. Placenta
wordt manueel verwijderd. Het kraambed is sterk gestoord.
Den 32en dag krijgt de vrouw een doodelijke embolie.
Toe 1935/43. Groep C.
Primipara. C.D. 11.8 cm.
Langdurige baring. Vliezen gedurende 6V2 uur gebroken. Als
er uur volkomen ontsluiting is, vordert de baring niet. Hart-
tonen worden onregelmatig. Uitgangstang. Levend kind. 3900
gram. De vrouw vloeit zeer sterk. Manueele placenta verwijde-
ring. De vrouw komt niet goed bij uit de narcose en sterft. Bij
obductie: degeneratie van hart en lever.
Toe 1934/356. Groep D.
Primipara. C.D. onbekend. Dubbelzijdige heupluxatie. Opge-
-ocr page 176-nomen wegens niet vorderen. Kind ligt in onvolkomen stuitlig-
ging. Vruchtwater is reeds 10 uur afgeloopen, er is volkomen
ontsluiting. De baring vordert niet.
Het kind wordt levend geëxtraheerd. 3170 gram. Het kraam-
bed is ernstig gestoord. In de pleura hoopt zich vocht op, dat
geheveld wordt: ± 600 cc helder vocht. Na 12 dagen wordt pa-
tiënte overgeplaatst naar de interne kliniek, waar zij na 2 dagen
sterft door een embolie.
Toe 1936/550. Groep D.
Primipara C.D. 10.7 cm.
Opgenomen wegens aangezichtsligging. De vrouw is reeds
2V2 dag in partu. Er is 5 cm ontsluiting. 6 Uren later is er vol-
komen ontsluiting. Het hoofd komt langzaam dieper. Na SV2
uur is het hoofd K ingedaald. De vliezen zijn reeds 16 uur gebro-
ken. De baring vordert niet. Versie en extractie. Versie gaat zeer
moeilijk. Het kind leeft. 3580 gram. De vrouw vloeit daarna tel-
kens wat. De placenta wordt niet geboren. De toestand wordt
miskend. Na eenige uren wordt de Hoogleeraar gewaarschuwd,
die een uterus ruptuur diagnostiseert, de placenta manueel ver-
wijdert, doch te laat komt om de vrouw te redenen. Even later
sterft zij. (Zie beschrijving bij V. en E.).
too 1927/155. Groep C.
Multipara. Algemeen vernauwd.
Afloop vorige baringen: 5 X spontaan a terme. Opgenomen
wegens vloeien. Bij 7 cm worden de vliezen gebroken wegens
bloeding, die daarna staat. De vrouw is slap, de baring vordert
na VA uur niet. Uitgangstang. Het kind is dood. 3550 gram.
Bij obductie werd alleen een atresia recti gevonden.
Het kraambed werd gestoord door een septische thrombose,
na 13 dagen exitus.
Toe 1934/405. Groep D.
Multipara. C.D. 9.7 cm.
Afloop vorige baringen: 3 X spontaan a terme. Opgenomen
wegens mislukte tangextractie thuis. Het hoofd staat in voorste
wandbeensligging. Het is niet zeker, dat met de tang een levend
kind geëxtraheerd zal kunnen worden, doch keizersnede is uit-
gesloten wegens de slechte toestand van het kind. Tangextractie.
Kind is dood. 3990 gram.
Het kraambed is ernstig gestoord door thrombose en embolie.
Er ontwikkelen zich longabscessen. Na 51 dagen sterft de vrouw.
Hieraan toegevoegd moet worden een geval van uterus rup-
tuur ante partem.
Toe 1928/232. Groep C.
Multipara. Coxitis tuberculosa.
Afloop vorige baring: I. Corporeele sectio caesarea. Voor de
bevalling ontstaat een uterusruptuur in het litteeken van de
keizersnede voor de eerste bevalling. De vrouw sterft. (Zie be-
schrijving in het hoofdstuk van de Sectio Caesarea).
Bij de behandeling van het kraambed van de keizersnede zal
blijken, dat van de 157 vrouwen 3 gestorven zijn.
In groep B: één vrouw door verbloeding bij placenta praevia.
In groep C: één vrouw door narcose.
één vrouw door embolie.
In totaal zijn dus 11 vrouwen gestorven.
In groep B: Van 738 vrouwen zijn 2 vrouwen gestorven.
Doodsoorzaak: 1 X embolie na hooge tang.
1 X placenta praevia en keizersnede.
In groep C: Van 822 vrouwen zijn 6 vrouwen gestorven.
Doodsoorzaak: 1 X Embolie na uitgangstang.
1 X Embolie na keizersnede.
1 X Septische thrombose na uitgangstang bij
placenta praevia.
1 X Narcose bij keizersnede.
1 X Narcose en bloeding bij uitgangstang.
1 X Spontane uterus ruptuur voor de baring
na vroegere keizersnede.
In groep D: Van 167 vrouwen zijn 3 vrouwen gestorven.
Doodsoorzaak: 1 X Embolie na stuitextractie.
1 X Violente uterus ruptuur bij versie en ex-
tractie voor aangezichtsligging.
1 X Septische thrombose na hooge tang.
Wij zullen nu wederom het representatief materiaal der bek-
kenvernauwingen vergelijken met dat van de normale bekkens,
11
-ocr page 178-zooals dit ook gebeurd is voor de resultaten bij de kinderen.
Voor de bekkenvernauwingen is het resultaat aldus:
In groep A, 307 primiparae en 462 multiparae, is geen der
vrouwen gestorven.
In groep B is bij de 394 primiparae 1 vrouw gestorven.
In groep B is bij de 344 multiparae 1 vrouw gestorven door
placenta praevia, om echter te mogen vergelijken met de nor-
male bekkens, moeten de gevallen van placenta praevia, eclamp-
sie, intoxicatie of loslating van de placenta weer geëlimineerd
worden, zoodat na deze correctie blijkt, dat bij 333 multiparae
geen der vrouwen gestorven is.
By de normale bekkens zijn:
in groep A: bij 3316 primiparae 6 vrouwen gestorven.
bij 11144 multiparae 8 vrouwen gestorven,
in groep B: by 405 primiparae 2 vrouwen gestorven.
bij 343 multiparae géén vrouwen gestorven.
De doodsoorzaak was meestal infectie of embolie, een enkele
maal bloeding of narcose.
Voor de hekkenvernauwingen vinden wij dus:
701 primiparae met 1 vrouw gestorven = 0.14
795 multiparae met géén vrouw gestorven = O
Voor de normale hekkens vinden wij:
Bij 3721 primiparae 8 vrouwen gestorven = 0.21 fo.
Bij 11487 multiparae 8 vrouwen gestorven = 0.07 %.
Toevallig is, door de zeer kleine aantallen gestorven vrouwen,
de mortaliteit bij de bekkenvernauwingen kleiner dan bij de
normale bekkens.
Hieruit blijkt, dat bij onze leiding van de baring bij bekken-
vernauwing, de gevaren voor de moedèrs niet grooter zijn ge-
weest dan bij de vrouwen met een normaal bekken.
Beschouwingen over de aard van de verlossing.
In het voorafgaande hebben wij de invloed leeren kennen van
de bekkenvernauwing op de ligging van het kind, op de fre-
quentie van de kunsthulp, op de mortaliteit van het kind en
van' de moeder.
Er rest nu nog een bespreking over de kunstverlossingen elk
afzonderlijk met de indicaties, waarop zij zijn uitgevoerd.
In de tabellen K, L, M, N, en O zijn de verschillende kunst-
verlossingen weergegeven voor de verschillende graden van bek-
kenvernauwingen met de resultaten voor de kinderen, in de
groepen A, B, C, D en A en B samen.
De tabellen K, L, M, N en O leeren ons, dat de spontane ba-
ring, waartoe wij' de gedeeltelijke stuitextractie eveneens kun-
nen rekenen, in alle groepen de beste resultaten afwerpt voor
de kinderen. Bovendien is geen der vrouwen gestorven.
Zooals reeds vroeger is gezegd, is het ons streven de omstan-
digheden voor een spontane baring zoo gunstig mogelijk te
maken, omdat wij overtuigd zijn, dat daarmede de beste resul-
taten bereikt ivorden.
De uitgangstang wordt dikwijls als een onschuldige ingreep
beschouwd. „Even een tangetjequot;, de vrouw is geholpen, de me-
dicus is klaar. De resultaten leeren anders. Het spreekt van-
zelf, dat wij in de verschillende tabellen meer doode kinderen
vinden onder de uitgangstang dan na de spontane baringen.
Menigmaal toch was het kind in nood en dan kwam soms de
tang te laat. Belangrijker is het aantal gestorven moeders. Van
de 30 uitgangstangen in groep C stierven 3 moeders, twee door
infectie, één door de narcose. Wij beschouwen de uitgangstang
als een belangrijke ingreep.
De hooge tang wordt dikwijls als een moorddadig instrument
veroordeeld.
Het blijkt echter, dat de mortaliteit van de kinderen in de
verschillende tabellen met uitzondering van groep D gunstig
afsteekt tegenover de resultaten bij de uitgangstangen. Toch
werd evenals bij de uitgangstangen, de hooge tang menigmaal
aangelegd, omdat het kind in gevaar verkeerde en kwam dus
ook hier de tang wel eens te laat.
De hooge tang heeft ontegenzeggelijk recht van bestaan,
vooral omdat men vele keizersneden zou moeten doen om de
kans te ontloopen, dat men een hooge tang zou moeten aan-
leggen.
Groep A.
Vrouwen uit de V.P., thuis bevallen.
In totaal 793 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan onderstaande tabel de resultaten van de
kinderen geeft bij de verschillende wijzen van verlossing.
TABEL K.
Uitgangs
tan:
Hooge
tang
Ged.
Stuitextr.
Velled.
Stuitextr,
Deca-
pitatie
Perfo-
ratie
Spontaan
V en E
S.C.
T3
O
O
'O
■ö
O
O
T3
cö
O
H
C.D. 11-11.9 cm.
C.D. 10-10.9 cm.
C.D. 9-9.9 cm.
C.D. 8-8.9 cm.
C.D. 7-7.9 cm.
Alg. vernauwd
Bijz. bekkens
C.D? Omtrek?
361
218
15
422
247
18
O
O
67
15
O
05
64
13
Totaal
671
19
13
11
10
26
769
680
23
14
11
12
29
Groep B.
Vrouwen uit de V.P., in de kliniek bevallen.
In totaal 738 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan onderstaande tabel de resultaten geeft van
de kinderen bij de verschillende wijzen van verlossing.
TABEL L.
Oï
CT
Spontaan |
Uitgangs- |
Hooge |
Ged. |
Voll. |
V |
en |
E |
Deca- |
Perfo- |
S. C. | ||||||||||||||
-O a 1) in |
8 |
- u ^ |
■ö lt;u |
■ö |
-I- IH (D |
-0 u |
■d |
-1- |
•ö D |
x) ■ö |
^ |
x) a ^ (U |
■Ö ■a |
-f- |
T} Ö |
■a |
-i- 1H 4) |
T) ■a |
■ö 8 |
x) ö S, |
-0 8 |
-H 1-1 (D |
73 cö O H | |
C.D. 11-11.9 cm |
236 |
8 4 5 |
1 |
6 |
2 |
— |
5 |
1 |
— |
3 |
— |
— |
2 |
— |
1 |
3 |
2 |
1 |
1 |
2 |
1 |
— |
2 |
269 |
C.D. 8-8.9 cm |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
1 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
- |
— |
— |
8 |
— |
— |
9 |
C.D. 7-7.9 cm |
104 |
1 |
— |
5 |
- |
— |
1 |
1 |
— |
1 |
— |
— |
— |
— |
— |
2 |
— |
— |
— |
— |
4 |
— |
— |
0 |
C.D. ? Omtr.? |
- |
- |
quot;— |
- |
— |
— |
1 |
— |
— |
- |
— |
— |
— |
— |
— |
- |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
•— |
1 |
Totaal |
586 |
18 |
1 |
25 |
3 |
— |
28 |
3 |
— |
15 |
— |
— |
5 |
— |
1 |
11 |
3 |
1 |
1 |
2 |
33 |
- |
2 |
738 |
605 |
28 |
31 |
15 |
6 |
15 |
1 |
2 |
35 |
Groep A -f B.
Vrouwen uit de V.P. thuis en in de kliniek bevallen (representatief materiaal).
In totaal 1507 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan onderstaande tabel de resultaten geeft van
de kmderen bij de verschillende wijzen van verlossing.
TABEL M.
Uitgangs
tang
Hooge
tang
Ged.
Stuitextr.
Voll.
Stuitextr,
Spontaan
Déca-
pitai
Per-
foratie
V. en E
S. C.
■ö
O
O
-O
x)
O
H
C.D. 11-11.9 cm
C.D. 10-10.9 cm
C.D. 9-9.9 cm
C.D. 8-8.9 cm
C.D. 7-7.9 cm
Alg. vern.
Bijz. bekkens
C.D. Omtr. ?
Totaal
597
414
42
14 —
7 1
5 —
9|-
12!-
3 -
691
501
75
9
0
178
52
1
ai
lt;ji
168
36
1
4
1
41
__
371 5
1257 27
44
6i 1
26
15
33
1507
1285
51
45
26
18
44
35
Groep C.
Vrouwen van buiten opgenomen voor de bevalling.
In totaal 823 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan onderstaande tabel de resultaten geeft van
de kinderen bij de verschillende wijzen van verlossing.
TABEL N.
Uitgangs-
tan:
Hooge
tang
Ged.
Stuitextr
Voll.
Stuitextr.
Deca-
pitatie
Perfo-
ratie
Spontaan
V. en E.
S.C.
-3
ca
O
H
xJ
O
O
■ö
•ö
O
O
-O
XI
C.D. 11-11.9 cm.
C.D. 10-10,9 cm.
C.D. 9-9.9 cm.
C.D. 8-8.9 cm.
C.D. 7-7.9 cm.
Alg. vern.
Bijz. bekkens
C.D? Omtr?
8
10
233
198
27
1
120
25
1
274
272
80
29
3
129
34
1
05
12 4
!
605
27
11
41
97
822
Totaal
621
15
99
Groep D.
Vrouwen van buiten, durante partu opgenomen.
In totaal 167 vrouwen, primiparae en multiparae, waarvan onderstaande tabel de resultaten geeft van
de kinderen bij de verschillende wijzen van verlossing.
TABEL O.
Uitgangs
tang
Hooge
tang
Ged.
Stuitextr
Voll.
Stuitextr.
Spontaan
Deca-
pitatie
Perfo-
ratie
VenE
S. C.
■ü
8
Tl
■ö
O
O
x)
ni
$
O
H
C.D. 11-11.9 cm
C.D. 10-10.9 cm
C.D. 9-9.9 cm
C.D. 8-8.9 cm
C.D. 7-7.9 cm
Alg. vernauwd
Bijz. bekkens
C.D..? Omtr.?
22
22
3
os
00
43
71
28
6
1
3
11
4
1*
Totaal
50
20
28
10
18
167
52
24
37
10
14
21
' Uterusextirpatie wegens uterus ruptuur.
-ocr page 185-De hooge mortaliteit van de kinderen bij de hooge tangen in
groep D wordt verklaard, door het feit, dat menigmaal thuis
reeds een poging tot tangextractie was gedaan en het kind dus
reeds in slechte conditie was en er voor ons geen andere keuze
meer open stond.
Het zelfde geldt voor de mortaliteit van de moeder.
Na de 124 hooge tangen zijn 2 vrouwen gestorven. Eén in
groep B, de vrouw was reeds te lang in partu, voor zij uit de
polikliniek werd opgenomen. Eén in groep D, thuis was reeds
vergeefs een tang aangelegd.
Beide vrouwen stierven door infectie.
De resultaten van de stuitextractie en de versie en extractie
zijn voor de kinderen vrij slecht, de liggingsafwijkingen zijn
hier schuld aan.
Na stuitextractie stierf één vrouw aan een embolie. Bij de
versie en extractie werd éénmaal een violente uterusruptuur
gemaakt. De vrouw stierf.
Beide vrouwen behooren tot groep D.
Bij de 154 keizersneden zijn 6 kinderen gestorven; 1 kind was
reeds dood door tympania uteri, de sectio caesarea was nog de
beste wijze om de vrouw te verlossen.
Bij de overige 5 kinderen werd nog getracht door S.C. het
kind te redden, terwijl het reeds in slechte toestand was door
uitgezakte navelstreng of asphyxie. Het bewijst, dat men over
het algemeen geen keizersnede moet doen voor onregelmatige
foetale harttonen.
De Tang-verlossing.
In de Utrechtsche Kliniek wordt uitsluitend gebruik gemaakt
van de tang van N a e g e 1 e.
Er is op gelet, dat de tang een hoofdkromming heeft, die
niet sterker is, dan noodig om aan het ronde hoofd voldoende
houvast te hebben en dat de bekkenkromming juist voldoende
IS, om een in den ingang staand hoofd te kunnen pakken. De
bladen mogen niet dikker zijn dan strikt noodig. De lepels zijn
in dwarse richting iets gebogen, zoodat zij beter om het hoofd
aansluiten.
Moet men de tang schuin over het hoofd aanleggen, dan ligt
de eene lepel meer over het gezicht, en wanneer dan bovendien
een asynclitismus bestaat, kunnen de uiteinden der lepels in den
hals of in den nek drukken en daar ontvellingen of kneuzingen
te weeg brengen. Om die reden zijn de uiteinden der lepels van
I de tang van N a e g e 1 e wat ingekort.
Is de grootste omvang van het hoofd de bekkeningang gepas-
seerd, dan spreken wij van een uitgangstang, het hoofd is dan
vrijwel op de bekkenbodem aangekomen en is uitwendig niet of
nauwelijks meer boven de symphysis te voelen. Bij bekkenver-
nauwingen kan het hoofd zoo sterk vervormd zijn, dat het hoofd
op de bekkenbodem staat en toch de grootste omvang van het
hoofd den ingang niet gepasseerd is. Vooral bij een laag plat
vernauwd bekken mag men zich dus niet door de inwendig ge-
vonden indaling van het hoofd laten misleiden en moet men
uitwendig de toestand nauwkeurig beoordeelen, wil men niet
voor de onaangename verrassing komen te staan, dat de extrac-
tie tegenvalt, een enkelQ maal misschien onmogelijk is.
Bij een uitgangstang op een achterhoofdsligging komt de
tang zooveel mogelijk biparietaal te liggen.
Staat de kleine fontanel voor, dan komt de tang dwars te
liggen. Staat het achterhoofd links of rechts voor, dan wijst
het slot van de tang naar links of rechts voor. Tijdens de ex-
tractie volgt de tang de spildraai van het hoofd en komt ten-
slotte dwars te liggen.
Staat het achterhoofd dwars, dan kan de tang niet biparietaal
aangelegd worden en komt dus eenigszins schuin over het hoofd
te liggen. Tijdens de extractie draait het achterhoofd naar
voren.
Staat het achterhoofd geheel of gedeeltelijk naar achteren,
dan wordt eerst met de hand het achterhoofd naar dwars ge-
draaid en daarna de tang schuin aangelegd.
Bijna steeds wordt de linker lepel het eerst ingebracht, daar
dan de tang dadelijk gesloten kan worden. Staat echter het
achterhoofd rechts achter, dan moet dit eerst met de hand tot
rechts dwars gebracht. Wordt nu de hand teruggetrokken, dan
draait meestal het hoofd terug. De hand blijft daarom het hoofd
fixeeren, totdat de rechterlepel, die dus nu het eerst ingebracht
wordt, deze functie overneemt. Daarna wordt de linkerlepel
ingebracht en nu moeten de lepels gekruist worden, alvorens de
tang gesloten kan worden.
Zooals steeds, is het nu zeker noodzakelijk na te tasten of de
stand van het hoofd goed is en of de tang goed ligt. Na proef-
tractie, waarby gelet wordt of de tang niet afglijdt, wordt ge-
ëxtraheerd in de richting van het baringskanaal.
De extractie wordt beëindigd, als het hoofd achter den anus
gepakt en gefixeerd kan worden.
Voor het zoover is, is menigmaal een ruptura perinei ont-
staan. Dreigt er een totaal ruptuur te ontstaan, dan wordt een
schuine episiotomie gegeven.
De tang wordt afgenomen en het hoofd achter den anus op-
gedrukt. Zoonoodig wordt uitwendig geëxprimeerd.
Het naar voren draaien van het achterstaande achterhoofd
met de tang volgens de methode van S c a n z o n i blijkt zelden
noodig te zijn.
Op geheel analoge wijze wordt de uitgangstang aangelegd
bij een kruinligging, met dien verstande, dat het thans onver-
schillig is of het achterhoofd, dan wel het aangezicht naar
voren draait.
Bij aangezichts- en voorhoofdsliggingen moet de kin naar
voren draaien. De uitgangstang wordt eveneens op analoge
wijze aangelegd.
De uitgangstang moet als een operatieve ingreep beschouwd
worden met de gevaren van dien. De blaas moet leeg zijn en
wordt zoonoodig met een stalen mannencatheter of een slappe
catheter geledigd. De vrouw wordt in dwarsbed of op een tafel
gelegd. Vulva en omgeving worden met sublimaat gereinigd.
De vrouw komt op een steriele doek te liggen, over de buik
wordt eveneens een steriele doek gelegd. Zeer vaak is een aether
roes noodzakelijk. De narcose mag niet dieper zijn, dan strikt
noodzakelijk. De zwangere is extra-gevoelig voor narcose en
mocht na de kunstverlossing sterk bloedverlies optreden, dan
wordtj de kans op een hartdood nog grooter.
Het inbrengen van de lepels moet voorzichtig en steeds op
geleide van de hand gebeuren. Men vermijdt de mogelijkheid,
dat de lepels buiten de cervix komen te liggen of zelfs door de
gewelven gestoken worden. Het aanleggen van een tang bij on-
volkomen ontsluiting is zeer gevaarlijk, diepe cervixscheuren
kunnen ontstaan, die sterk kunnen bloeden en dan hechten nood-
zakelijk maken.
Bij het aanleggen van een hooge tang heeft men rekening te
houden met de bekkenkromming van de tang. Het slot kan na
het aanleggen slechts weinig naar links of rechts wijzen. Men
is daardoor meestal gedwongen de extractie in twee tempi te
verrichten. Eerst wordt het hoofd op de bekkenbodem getrok-
ken, de tang wordt afgenomen en op de vereischte wijze weder
aangelegd.
De hooge tang bij een aangezichts- of voorhoofdsligging is
alleen mogelijk als de kin reeds meer dan half is ingedaald.
De tang mag alleen aangelegd worden, als het aangezicht vrij
blijft, anders kneust de tang in de hals.
Indicaties voor de tang:
Niet vorderen van de baring, zoodat de moeder en vooral het
kind in gevaar komen.
Gevaar voor de moeder kan optreden bij dreigende uterus-
ruptuur, ontstaan van huidemphyseem, uitputtingstoestand
vooral bij hart- en longlijden.
Gevaar voor het kind kan optreden, als de uitdrijving lang
gaat duren, de harttonen onregelmatig en langzaam worden,
of bij eclampsie van de moeder.
Uit statistisch onderzoek is gebleken, dat met het toenemen
van de duur van het uitdrijvingstijdperk de gevaren voor het
kind in hooge mate toenemen.
Bij de normale primiparae met ingedaald hoofd wordt als
er 3 uur volkomen ontsluiting is of als het hoofd reeds een uur
zichtbaar is, als regel eerst pituitrine gegeven en als dit niet
spoedig het gewenschte resultaat oplevert, wordt tot forcipale
extractie overgegaan. Zijn de weeën krachtig en vordert de ba-
ring niet, dan heeft men meestal met een uitgebleven spildraai
te maken en grijpt men vanzelfsprekend, eerder in.
Bij de normale multiparae wordt reeds na V/2 uur volkomen
ontsluiting, of gedurende een V2 uur zichtbaar zijn van 't hoofd,
tot pituitrine geven of termineeren overgegaan. Bij de bekken-
vernauwingen gelden deze indicaties niet. Dan wordt menig-
maal veel langer afgewacht, voordat tot forcipale extractie
wordt overgegaan. Meestal is de kunstverlossing in deze geval-
len veel moeilijker en wordt daardoor de kans veel grooter, dat
het kind letsel ontvangt door de kunstverlossing. Hoe langer
men wacht, des te sterker zal het hoofd vervormd worden. De
tangextractie wordt gemakkelijker en dus steeds veiliger voor
het kind. Door de langdurige uitdrijving nemen echter de ge-
varen voor het kind toe, daarom dient men terdege te contro-
leeren of de vervorming toeneemt. Steeds zal men bij een bek-
kenvernauwing wikken en wegen. Met het afnemen der geva-
ren van de tangverlossing, nemen de gevaren door de langdu-
rige uitdrijving toe. Worden nu de harttonen wat onregelmatig,
dan behoort het niet tot de zeldzaamheden, dat de forceps wordt
aangelegd om het kind te redden, echter met het resultaat, dat,
door de te geringe vervorming van het hoofd, het kind door het
letsel van de tang levenloos geboren wordt. De moeder loopt
dan tevens een verhoogd infectiegevaar; ontstaat er dan bo-
vendien nog een totaal ruptuur,,dan is de „hulpquot; volledig ge-
weest! (toe 1935/385).
Alvorens men tot een tangverlossing overgaat, moet men
overtuigd zijn, dat men haar tot een goed einde kan brengen.
Heeft men die overuiging niet, dan is keizersnede aangewezen.
Bestaat er echter voor sectio caesarea een ernstige contra-indi-
catie, dan is men soms genoodzaakt in zulk een geval een po-
ging tot tangextractie te doen. Gelukt dan de tangextractie niet,
dan heeft men bü een levend kind nog de schaambeensnede
achter de hand. Bij een dood kind komen perforatorium en
cranioclast in aanmerking.
Indicaties voor dc Uitgangstang.
Groep A.
Iß x bij C. D. 11—11.9 cm:
4 X bij primiparae wegens niet vorderen van de uitdrijving
ondanks pituitrine.
2 X bij primiparae wegens niet vorderen van de uitdrijving
zonder pituitrine.
V.P. 1932/856. V.P. 1932/1042. V.P. 1934/293.
V.P. 1935/650. V.P. 1935/805. V.P. 1936/2186.
Kinderen leven.
4nbsp;X bij primiparae wegens onregelmatige harttonen spoedig
na volkomen ontsluiting.
V.P. 1933/1607. V.P. 1935/421. V.P. 1935/766. V.P. 1935/1158.
Kinderen leven.
3 X wegens uitgebleven spildraai bij primiparae.
V.P. 1929/476. V.P. 1931/604. V.P. 1936/1091.
Kinderen leven.
3 X wegens bijzondere indicaties.
V.P. 1927/1752. Voorliggende navelstreng.
Multipara. Bij komst van den practicant staat het hoofd
. even ingedaald. Inwendig is er 4 cm ontsluiting, vliezen staan,
goed kloppende navelstreng voor het hoofd. Pogingen het kind
op de stuit te keeren worden niet vermeld. Trendelenburg; 9
uren later daalt het hoofd in. Harttonen langzaam. De gewaar-
schuwde assistent vindt volkomen ontsluiting en het hoofd op
den bekkenbodem. De voorliggende navelstreng klopt nog. Vlie-
zen worden gebroken. Uitgangstang. Kind is dood.
V.P. 1929/772.
Foetus maceratus wordt ondanks pituitrine niet geboren.
Uitgangstang. Doodsoorzaak onbekend.
V.P. 1931/192. Verkeerde spildraai.
Primipara. Langdurige baring. (59 uur). Vruchtwater is
351/2 uur afgeloopen (bij ± 7 cm ontsluiting). Voortgang is
er niet, zoodat tot tang wordt besloten.
Diagnose: Kruinligging met achterhoofd achter.
Bij de extractie ontstaat ruptuur tot de sphincter. Hoofd
vervormd voor achterhoofdsligging. Dus extractie geschiedde
in verkeerde spildraai. Kind leeft.
5nbsp;X bij C.D. 10—10.9 cm.
2nbsp;X bij primipara wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving
ondanks pituitrine.
V.P. 1931/1149. V.P. 1936/1514.
3nbsp;X Bijzondere indicaties.
-ocr page 191-V.P. 1932/1143. C.D. 10.7 cm.
Primipara. Langdurige baring. Harttonen tenslotte onregel-
matig. Baring heeft dan 55 uur geduurd. Vliezen waren bij
6 cm ontsluiting gebroken 28 uur geleden. Er staat reeds 22
uur slechts een klein randje van de cervix. Uitgangstang. Cer-
vix geeft geen weerstand. Kind in achterhoofdsligging, levend
geboren.
V.P. 1936/1514.
Primipara. Baring duurt 50 uur, dan worden geen harttonen
meer gehoord. Er is dan 8 cm ontsluiting. Vliezen worden ge-
broken. Er komt vrijwel geen vruchtwater. Er wordt gemeend,
dat nu de harttonen weer te hooren zijn. Uitgangstang. Kind
is dood.
V.P. 1934/518.
Multipara. Uitgezakte navelstreng. Hoofd ingedaald. Uit-
gangstang. Kind leeft.
^ X hij bijzondere hekkens.
Uitgangs vernauwing.
V.P. 1932/1813.
Multipara. Ondanks pituitrine na 31/2 uur geen vorderen in
de uitdrijving. De assistent meent dit toe te moeten schrijven
aan een uitgangsvernauwing. Uitgangstang gelukt gemakkelijk.
Het kind sterft na 8 dagen door onvoldoende toezicht aan uit-
droging.
V.P. 1935/1069.
Primipara. Uitdrijving vordert niet. Uitgang is nauw. Uit-
gangstang. Levend kind.
Indicaties voor de uitgangstang in de kliniek.
Conjugata diagonalis 11—11.9 cm.
^ X in Groep B:
^ X wegens niet vorderen in de uitdrijving ondanks pituitrine
bij primiparae.
toe 1928/479. toe 1929/45. toe 1929/116.
Kinderen leven.
1 X wegens slechte harttonen spoedig na volkomen ontslui-
ting. Primipara. Kind leeft, toe 1933/183.
1 X wegens slechte harttonen in miskende verkeerde spildraai
geëxtraheerd. Primipara. Levend kind. toe 1930/74.
1 X wegens niet vorderen van de uitdrijving in voorhoofds-
ligging. Primipara. Kind leeft, toe 1930/156.
1 X wegens niet vorderen van de uitdrijving van een foetus
maceratus. Primipara. toe 1934/456.
1 X wegens niet vorderen van uitdrijving van een foetus
maceratus van 5200 gram. Multipara. toe 1932/57.
9 X in Groep C.
3 X wegens niet vorderen van de uitdrijving. Primiparae.
Levende kinderen,
toe 1928/438. toe 1929/170. toe 1929/369.
3 X wegens slechte harttonen spoedig na volkomen ontsluiting.
Multiparae.
toe 1927/33. toe 1934/203. toe 1936/534.
Kinderen leven.
3 X wegens bijzondere indicaties.
Toe 1930/148. Sepsis.
Primipara, eclamptica gedurende 5 dagen in partu met af-
geloopen vruchtwater. Kind is dood.
Aanvallen zijn tot staan gekomen na venasectie en morfine.
Ontsluiting wordt niet volkomen, tenslotte wordt kind forci-
paal geëxtraheerd. Cervix geeft geen moeite. Sterke bloeding.
Manueele placenta verwijdering.
In het kraambed een septische thrombose, die den 32en dag
ad exitum leidt.
Toe 1935/43. Narcose-dood.
Primipara. Duur baring 106 uur. Vliezen GVz uur gebroken.
Hoofd V/a uur zichtbaar. Uitgangstang. Levend kind. Sterke
bloeding. Manueele placenta-verwij dering. Vrouw komt niet
geheel bij uit narcose en sterft. Obductie. Degeneratie van hart
en lever.
Toe 1935/247. Psychose.
Primipara. Zwangerschapspsychose. Perst in het uitdrij-
vingstijdperk niet. Ondanks pituitrine geen vorderen. Uit-
gangstang. Levend kind. Na 4 dagen gaat vrouw over naar
de Psychiatrische kliniek.
i X in groep D.
1 X wegens niet vorderen in de uitdrijving. Primipara.
Levend kind. toe 1934/337.
1 X wegens niet vorderen in aangezichtsligging. Primipara.
Levend kind. toe 1927/418.
1 X wegens slechte harttonen na Vz uur volkomen ontsluiting,
60 uur na het breken van de vliezen. Primipara.
Levend kind. toe 1934/542.
1nbsp;X wegens niet vorderen na langdurige baring en vroeg
afgeloopen vruchtwater. Multipara. Zij was 8 X spon-
taan bevallen en 1 X spontaan praematuur. Thans lichte
tympania uteri.
Levend kind. toe 1936/81.
5 X bij Conjugata diagonalis 10—10.9 cm.
11 X in groep B.
3 X niet vorderen in de uitdrijving, ondanks pituitrine.
Primipara.
toe 1930/417. toe 1935/132. toe 1935/461.
Levende kinderen.
2nbsp;X niet vorderen in de uitdrijving zonder pituitrine.
Primipara.
toe 1929/97. toe 1935/341.
Levende kinderen.
2 X langdurige baring, tenslotte volkomen ontsluiting.
Primipara.
toe 1930/514. toe 1932/462.
Levende kinderen.
2 X onregelmatige harttonen spoedig na volkomen ontslui-
ting. Primipara.
toe 1934/242. toe 1936/617.
Levende kinderen.
2 X bijzondere indicaties:
toe 1930/41. Huidemphyseem.
Primipara. Kind in achterhoofdsligging op den bekken-
12
-ocr page 194-bodem. De vrouw perst zeer sterk, zoodat huidemphyseem ont-
staat. Na 2V2 uur volkomen ontsluiting uitgangstang. Levend
kind. De vrouw herstelt.
toe 1930/305.
IVe para. C.D. 10.5 cm.
Afloop vorige baringen:
I forceps ä terme, levend kind, 4070 gram.
II stuitextractie, ± 4000 gram. kind is dood.
III abortus.
Thans kruinligging. Langdurige baring ± 30 uur. Vliezen
zijn 9 uur gebroken. 2 uur na volkomen ontsluiting wegens
langdurige baring uitgangstang. Levend kind. 3770 gram.
11 X in groep C.
2 X wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving ondanks
pituitrine.
toe 1930/533. toe 1936/640.
Levende kinderen.
2nbsp;X wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving zonder pitui-
trine. toe 1931/1, toe 1935/490.
Levende kinderen.
4 X wegens onregelmatige foetale harttonen spoedig na vol-
komen ontsluiting.
toe 1927/47. toe 1928/321. toe 1936/525. toe 1930/276.
Kinderen leven.
3nbsp;X Bijzondere indicaties.
toe 1928/71.
Primipara. 15 jr. C.D. 10.8 cm.
10 uur na het begin der weeën is er volkomen ontsluiting.
Vliezen zijn bij 5 cm ontsluiting gebroken. Het hoofd staat op
de bekkenbodem. Achterhoofdsligging, achterhoofd rechts voor.
Baring vordert niet, er wordt 2 X Vz cc. pituitrine gegeven.
Na 4 uur volkomen ontsluiting is het kind nog niet geboren.
Diagnose blijkt fout te zijn. Groote fontanel staat rechts voor.
Met de halve hand wordt het achterhoofd naar links dwars ge-
bracht, daarna wordt de hand vervangen door de linkerlepel van
de tang. Rechterlepel wordt rechts dwars ingebracht en naar
voren gedraaid. Na het sluiten van de tang draait het hoofd
terug. Na enkele herhaalde pogingen, blijft het hoofd telkens
terugdraaien. Tang volgens S c a n z o n i, ook nu draait het
hoofd terug bij het opnieuw inbrengen van de lepels. Daarom
extractie in verkeerde spildraai. Er ontstaat een incomplete
ruptuur. Kind leeft.
Toe 1927/326.
Ille para. 31 jr. C.D. 10.5.
Afloop vorige baringen:
I Sp. ä t. levend. Eén eclamptische aanval post partem.
II Sp. ä t. levend.
Tijdens de baring krijgt de vrouw twee maal een eclamptische
aanval. Vliezen worden bij volkomen ontsluiting gebroken. Na
een uur is het kind nog niet geboren. Hoofd staat op de bek-
kenbodem.
Uitgangstang. Levend kind 3780 gram. Na de partus krijgt
de vrouw nog een aanval.
toe 1936/125.
Primipara. J^Q jr. C.D. 10.8.
De vrouw is 28 dagen voor de bevalling opgenomen. Het
hoofd staat afgeweken en promineert. Sluitlaken. Telkens ver-
liest de vrouw een weinig bloed gedurende vele dagen. Bij de
gewone zwangerencontrole bij de opgenomen vrouwen worden
geregeld de harttonen gecontroleerd. Bij een dezer controles
werden bij deze vrouw geen harttonen meer gehoord. Het hoofd
staat nog steeds afgeweken. Weeën worden niet waargenomen.
Enkele dagen later blijkt, zonder dat er weeën zijn waarge-
nomen, het hoofd zichtbaar in de vulva. Er is volkomen ont-
sluiting. Met tangen van Muzeux wordt de gemacereerde
foetus geëxtraheerd. 3760 gram.
^ X in groep D.
4 X wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving.
toe 1935/555. toe 1931/121. toe 1936/44. toe 1935/441.
Kinderen leven.
2 X wegens langdurige baring, spoedig na volkomen ontslui-
ting. toe. 1936/114. toe 1936/641.
Kinderen leven.
2 X Bijzondere indicaties.
Toe 1927/452.
Primipara.
Bij opname is er ruim 5 cm ontsluiting, de vrouw is ruim
een dag in partu. Kind is door onbekend gebleven oorzaak dood.
Na 7 uur is er volkomen ontsluiting, 6 uur later is het kind
nog niet geboren. Uitgangstang.
Beginnende maceratie. 2680 gram.
Toe 1934/552.
Primipara.
Aangezichtsligging. Weeënzwakte. Na 2 uur volkomen ont-
sluiting en 1 uur zichtbaar hoofd, waarbij pituitrine niet ge-
holpen heeft, uitgangstang. Levend kind 3050 gram.
2 X bij C.D. 9—9.9 cm.
2 X in groep B.
toe 1936/538.
Primipara. 36 jr. C.D. 9.6 cm.
Baring begint met afloopen van het vruchtwater.
Er is weeënzwakte. Na 31 uur is er volkomen ontsluiting;
het kind is inmiddels gestorven. 4 uur later is het kind nog
niet geboren.
Uitgangstang. Kind dood, 3530 gram. Er wordt een dunne
navelstreng gevonden.
toe 1936/451.
He para 23 jr. C.D. 9.7 cm.
Afloop vorige baring: I foetus maceratus ä terme.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting.
Vz uur later zijn de harttonen onregelmatig.
Uitgangstang. Kind leeft, 3290 gram.
13 X bij Algemeen vernauwde hekkens.
5 X in groep B.
1 X wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving, ondanks
pituitrine.
toe 1929/277. Kind leeft.
-ocr page 197-2 X wegens onregelmatige harttonen, spoedig na volkomen
ontsluiting.
toe 1930/38. toe 1935/264.
Kinderen leven.
2nbsp;X Bijzondere indicaties.
Toe 1931/285.
Primipara.
Baring duurt 93 uur. Vruchtwater is 41 uur geleden afge-
loopen. Weeënzwakte. Volkomen ontsluiting wordt niet bereikt.
Tenslotte uitgangstang.
Levend kind. 3010 gram.
toe 1936/99.
Primipara wordt opgenomen uit de polikliniek, wegens
eclampsie.
Er is volkomen ontsluiting. Uitgangstang.
Kind leeft. 3370 gram.
5 X in groep C.
3nbsp;X wegens niet vorderen van de uitdrijving ondanks
pituitrine.
toe 1928/396. toe 1929/110. toe 1935/329.
Kinderen leven.
1 X wegens onregelmatige harttonen spoedig na volkomen
ontsluiting.
toe 1936/83. Kind leeft 3430 gram.
1 X bijzondere indicatie:
Toe 1927/155.
Vle para 33 jr.
Afloop vorige bevallingen: 5 X spont. a terme. Levende
kinderen.
Opgenomen 54 dagen van te voren wegens vloeien.
Tijdens de baring neemt het vloeien toe. Bij 7 cm ontsluiting
blijkt er een placenta praevia lateralis te zijn, vliezen worden
gebroken. Bloeding staat. De vrouw is zeer slap, baring vor-
dert niet. uur later wordt een uitgangstang aangelegd. Kind
is dood. 3550 gram. Bij obductie wordt alleen een atresia recti
gevonden.
13 dagen later sterft de vrouw door septische thrombose.
-ocr page 198-3 X in groep D.
Toe 1930/412.
Primipara.
Opname wegens eclampsie. Bij inkomst is het hoofd zicht-
baar. Uitgangstang. Kind is dood. 3800 gram.
Toe 1932/224.
Primipara.
Opname wegens langdurige uitdrijving.
Er is SV2 uur volkomen ontsluiting. Uitgangstang.
Kind leeft. 3180 gram.
Toe 1936/66.
Primipara.
Opname wegens tympania uteri.
Er is 11 uur volkomen ontsluiting. Vliezen zijn 7 uur geleden
gebroken. Er is tympania uteri. Geen harttonen. Vrouw meent
leven te voelen. Uitgangstang. Kind is dood. 3400 gram.
1 X bij bekkenmaten onbekend.
Toe. 1936/454. Groep D.
Primipara.
Opname wegens niet vorderen van de baring.
De vrouw is 2^ dag in partu met afgeloopen vruchtwater.
Er is tympania uteri. Ontsluiting is voldoende voor een uit-
gangstang. Kind leeft. 4410 gram.
13 X bij Bijzondere bekkens.
3 in groep B.
Toe 1930/539.
Primipara. Uitgangsvernauwing. Vliezen breken bij volko-
men ontsluiting. Onregelmatige harttonen, 20 minuten later uit-
gangstang. Levend kind 3930 gram.
Toe 1935/442.
Primipara. Gibbus. Kruinligging. Spoedig na volkomen ont-
sluiting zijn de harttonen onregelmatig. Vrouw perst niet. Uit-
gangstang. Kind leeft. 2790 gram.
Toe 1933/302.
IVe para. Uitgangsvernauwing.
Vorige baringen: I en II spontaan levend. III forceps levend.
-ocr page 199-Baring vordert tijdens de uitdrijving niet. Na ruim 3 uur
volkomen ontsluiting, uitgangstang. Levend kind 3730 gram.
4 X iïi groep C.
Toe 1928/114.
Primipara. Beenverkorting.
Kruinligging vordert tijdens de uitdrijving niet. Uitgangs-
tang. Kind leeft. 3020 gram.
Toe 1929/471.
Primipara, kyphoscoliose.
Uitgangstang v^egens uitgangsvernauwing. Kind leeft. 2880
gram.
Toe 1935/274.
Primipara. Luxatio coxae congenita.
Uitblijven van de spildraai, 2 uur na volkomen ontsluiting.
Uitgangstang. Kind leeft. 3370 gram.
Toe 1930/152.
He para. Uitgangsvernauwing, symphysisruptuur.
Afloop vorige baring: toe 1928/133.
Uitgangstang wegens uitgangsvernauwing, symphysis rup-
tuur, levend kind. 3740 gram.
Bij inkomst is het hoofd zichtbaar. De vliezen zijn 3 uur te
voren gebroken. Tang wordt aangelegd, daar onbekend is, hoe
lang er reeds volkomen ontsluiting is en er weinig weeën zijn.
Tang gaat zeer gemakkelijk. In de symphysis is een goede be-
wegelijkheid. Kind leeft. 3370 gram.
6 X in groep D.
Toe 1928/133.
Primipara. Uitgangsvernauwing.
Huisarts heeft tevergeefs getracht een tang aan te leggen.
In de kliniek ontstaat tijdens de tangextractie een symphysis-
ruptuur. Kind leeft, 3740 gram. Vrouw wordt tusschen zand-
zakken gelegd, geneest in 17 dagen en loopt daarna zonder
klachten.
Toe 1931/485.
Primipara. Uitgangsvernauwing.
Uitgangstang 11/2 uur na volkomen ontsluiting. Kind leeft.
4000 gram.
Toe 1933/39.
Primipara. Uitgangsvernauwing.
Uitgangstang IVi uur na volkomen ontsluiting. Kind leeft.
3090 gram.
Toe 1933/205.
Primipara. Uitgangsvernauwing.
Uitgangstang 4^ uur na volkomen ontsluiting. Kind leeft.
3450 gram.
Toe 1934/470.
Primipara. Scheef bekken. Coxitis tuberculosa.
Baring vordert ondanks pituitrine niet, er blijft een klein
randje van de cervix staan. Uitgangstang in miskende verkeer-
de spildraai. Kind leeft, 3400 gram. Complete perineaal rup-
tuur.
Toe 1935/358.
Ile para. Uitgangsvemauwing.
Afloop le baring: forceps, levend kind.
Uitgangstang i 3 uur na volkomen ontsluiting. Levend kind,
3640 gram.
Indicaties voor de hooge tang.
Groep A.
7 X fty C.D. 11—11.9 cm.
2 X bij primipara wegens niet vorderen van de uitdrijving.
V.P. 1935/918. V.P. 1936/1697. Beide kinderen leven.
2 X bij multipara wegens niet vorderen van de uitdrijving.
V.P. 1936/1161. V.P. 1930/1510. Beide kinderen leven.
2 X bij multipara wegens langdurige baring, bij volkomen
ontsluiting spoedig onregelmatige harttonen.
V.P. 1934/71. Kind leeft. Vrouw krijgt haematoma vulvae.
V.P. 1928/28. Kind sterft na 6 dagen. Debilitas congenita.
1 X bij multipara wegens niet vorderen door weeënzwakte,
pituitrine helpt niet. Tijdens de extractie draait de kleine
fontanel van links dwars, naar achteren.
In A. a. a. geboren, leeft. V.P. 1933/150.
6 X bij C.D. 10—10.9 cm.
-ocr page 201-2nbsp;X bij primipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving,
ondanks pituitrine.
V.P. 1932/465. V.P. 1936/1697. Beide kinderen leven.
1 X bij primipara, wegens niet vorderen tijdens de uitdrij-
ving zonder pituitrine.
V.P. 1933/244. Kind leeft.
3nbsp;X bij multipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Er is geen pituitrine gegeven.
V.P. 1932/931. V.P. 1932/1968. V.P. 1933/820.
Alle kinderen leven.
1 X hij C.D. 9—9cm.
V.P. 1934/1021. Baring vordert niet in het uitdrijvingstijd-
perk. Levend kind.
1nbsp;X hij Heupluxatie.
V.P. 1931/1181. Baring vordert niet in het uitdrijvingstijd-
perk. Levend kind.
Indicaties voor de hooge tang in de Kliniek.
24 X bij C.D. 11—11.9 cm.
6 X in groep B.
2nbsp;X bij primipara wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Eén maal was pituitrine gegeven.
Toe 1935/524. Toe 1936/151. Beide kinderen leven.
1nbsp;X bij primipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Kind vermoedelijk dood?
Toe 1935/393. Kind dood door dunne navelstreng.
2nbsp;X bij multipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Toe 1930/222. Toe 1932/430. Beide kinderen leven.
1nbsp;X bijzonder geval.
Toe 1935/50.
Vlle para met vitium cordis.
Afloop vorige baringen: L sp. ä t., 3050 gram, II. sp. 36 wk.,
1560 gram na 6 u. t- HL sp. ä t. 2810 gram. 3 X abortus.
Wegens niet vorderen, tangextractie in miskende verkeerde
spildraai. 3430 gram. Kind leeft.
11 X in groep C.
2nbsp;X bij primipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving,
éénmaal was pituitrine gegeven.
-ocr page 202-Toe 1933/131. Toe 1936/252. Beide kinderen leven.
1 X bij primipara, wegens onregelmatige harttonen, volkomen
ontsluiting niet geheel bereikt.
Toe 1935/344. Kind leeft.
6nbsp;X bij multipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving,
tweemaal was pituitrine gegeven.
Toe 1931/309. Toe 1932 118. Toe 1934/468. Toe 1935/143.
Toe 1935/516. Toe 1936/263. Alle kinderen leven.
1 X bij multipara, langdurige baring, vliezen IV2 uur gebro-
ken, volkomen ontsluiting niet geheel bereikt. Harttonen
onregelmatig.
Toe 1935/240. Levend kind.
1 X bijzonder geval.
Toe 1931/235.
Xle para. C.D. 11.8 cm.
Vorige baringen: I forceps a terme. Levend kind. 9 X sp. a
terme. Levende kinderen.
Kruinligging puilt uit. Krachtige weeën, vrouw is cyanotisch.
Vliezen worden gebroken bij 7 a 8 cm ontsluiting. Er ontstaat
oedema cervicis. Bloeding (mogelijk uit onderste uterus seg-
ment). Hooge tang. Levend kind. 4210 gram.
7nbsp;X in groep D.
Toe 1933/548.
Primipara. C.D. 11.2 cm.
Opname wegens niet vorderen; 41 y2 uur in partu, vliezen
10 uur geleden gebroken.
Bij opname is er volkomen ontsluiting. Hooge tang. Levend
kind, 4010 gram.
Toe 1934/344.
Primipara. C.D. 11.2 cm.
Opname wegens eclampsie, 3 uur tevoren zijn de vliezen bij
volkomen ontsluiting door de vroedvrouw gebroken; harttonen
worden nog wel gehoord, doch zijn zeer onregelmatig. Hooge
tang. Kind is dood. 3370 gram.
Toe 1928/256.
Vle para. C.D. 11.3 cm.
Afloop vorige baringen: 5 X sp. a terme. Levende kinderen.
-ocr page 203-Na 4y4 uur volkomen ontsluiting blijft de wanverhouding te
groot. Hooge tang. Kind leeft. 5460 gram!
Toe 1929/287.
He para. C.D. 11.4 cm.
Afloop vorige baring: Hooge tang, levend kind. Na 31/2 uur
volkomen ontsluiting blijft er een wanverhouding. Hooge tang.
Kind leeft. 3900 gram. Het heeft een impressiefractuur in het
voorhoofd.
Toe 1933/246.
IVe para. C.D. 11 cm.
Afloop vorige baringen: 3 X spontaan ä terme. Kinderen
leven.
De huisarts heeft de vliezen bij onvolkomen ontsluiting ge-
broken; 4 uur later is de ontsluiting nog niet volkomen en
vindt hij een voorhoofdsligging, waarvoor hij de vrouw laat
opnemen.
Na opname wordt volkomen ontsluiting gevonden en een
voorhoofdsligging; het baringsgezwel reikt tot voorbij de in-
terspinaallijn. Een uur later (er was een ander dringend ge-
val, dat voorging) wordt tot versie en extractie besloten. Het
hoofd is de contractiering gepasseerd, die in kramptoestand
verkeert. Het onderste uterus segment is volkomen slap, er is
geen gevaar voor uterusruptuur. De contractiering ligt strak
om de hals van het kind. (Oude verloskundigen spraken van
„hals om halsquot;.)
Versie en extractie is hierdoor niet mogelijk, ook niet vol-
gens Justine Sigesmundin.
Sectio caesarea is niet onbedenkelijk na het herhaalde inwen-
dig onderzoek. Daarom hooge tang. Deze gelukt onder lichte
tractie gemakkelijk. Kind leeft. 4250 gram.
Toe 1934/293.
Vle para. C.D. 11.1 cm.
Afloop vorige baringen: 5 X sp. a terme. Levende kinderen.
Bij opname 48 uur geleden is het vruchtwater afgeloopen. Er
is 24 uur volkomen ontsluiting! Hooge tang. Levend kind.
4110 gram.
Toe 1936/509.
Xe para. C.D. 11.7 cm.
Afloop vorige baringen: 1 X forceps a terme. Levend kind.
8 X spontaan a terme. Levende kinderen.
Langdurige baring. 88 uur. Vliezen 68 uur geleden gebro-
ken. Als er y^ uur volkomen ontsluiting is, worden de harttonen
onregelmatig, meconium.
Hooge tang. Levend kind. 4060 gram.
44 X bij C.D. 10—10.9 cm.
11 X in groep B.
3nbsp;X bij primipara wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Toe 1929/476. Toe 1933/74. Toe 1934/124. Levende kin-
deren.
1 X bij primipara wegens onregelmatige harttonen, spoedig
na volkomen ontsluiting. Toe 1934/321. Levend kind.
4nbsp;X bij multipara wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Toe 1928/433. Toe 1932/480. Toe 1934/38. Toe 1936/510.
Alle kinderen leven.
1nbsp;X bij multipara wegens onregelmatige harttonen 2 uur na
volkomen ontsluiting. Weeënzwakte. Toe 1929/403. Le-
vend kind.
2nbsp;X Bijzondere indicatie.
Toe 1929/52.
IXe para. C.D. 10.1 cm.
Afloop der vorige baringen:
I. Hooge tang, ± 3500 gram. Kind leeft,
n. Cluneus extractie. 3000 gram. Kind leeft.
IV. Sp. a terme, 4760 gram. Kind leeft.
VI. Sectio Caesarea. 4270 gram. Kind leeft.
VII. Sp. a terme. 3890 gram. Kind leeft.
3nbsp;X abortus.
Deze baring begint met het afloopen van het vruchtwater.
Na 11 uur is er volkomen ontsluiting.
Het is een groot kind. Weeën zijn niet krachtig genoeg om
het hoofd door het bekken te krijgen. Hooge tang. Kind leeft.
4080 gram.
Toe 1930/404.
IVe para. C.D. 10 cm.
-ocr page 205-Afloop van de vorige baringen:
I.nbsp;forceps a terme, 3500 gram H.p.p. tamponade. Kind leeft
II. Sp. a terme, 3000 gram. Kind leeft.
III. Sp. a terme foetus maceratus, 4100 gram.
Nadie^ is een prolaps-plastiek gedaan. G.K. 1929/148.
Langdurige baring, 55 uur. Vliezen zijn 35 uur geleden ge-
broken. Er komt geen volkomen ontsluiting. Bij de prolaps-
operatie is portio-amputatie gedaan. Cervix is nu stug en wordt
manueel gedilateerd. Hooge tang. Levend kind. 3600 gram.
17 X in groep C.
3 X bij primipara, wegens niet vorderen tijdens het uitdrij-
vingstijdperk. Éénmaal was pituitrine gegeven.
Toe 1933/440. Toe 1935/55. Toe 1935/253. Kinderen
leven.
2 X bijzonder geval.
Toe 1935/385.
Primipara. C.D. 10.4 cm.
Langdurige baring, 56 uur. Vliezen breken bij volkomen ont-
sluiting. VA uur later zijn de harttonen onregelmatig. Hoofd
nog bewegelijk. Hooge tang. Kind wordt doodgeboren door
schedelbasisfractuur. 3800 gram. De vrouw heeft een totaal
ruptuur.
Toe 1935/483.
Primipara. C.D. 10.9 cm.
Harttonen onregelmatig een half uur na volkomen ontslui-
ting. Hooge tang in miskende verkeerde spildraai. Kind leeft.
2880 gram.nbsp;. .
8 X bij multipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Toe 1929/341. Toe 1931/315. Toe 1932/352. Toe 1933/20.
Toe 1933/54. Toe 1935/116. Toe 1935/280. Toe 1936/395.
De 8 kinderen leven.
4 X Bijzonder geval.
Toe 1927/170.
Ille para. C.D. 10.2 cm.
Afloop vorige baringen:
I- Eclampsie. Tang bij 7 cm ontsluiting, ± 4500 gram.
II.nbsp;Tang mislukt. Perforatie.
Er is een wandbeensligging. Baring begint met breken van
-ocr page 206-de vliezen. 9H uur later zijn de harttonen onregelmatig. De ont-
sluiting is voldoende voor een tang. Levend kind. 4160 gram.
Toe 1927/357.
Vlle para. C.D. 10 cm.
Afloop vorige baringen:
I—III 3 X sp. a terme. Kinderen dood.
2 X abortus.
VI. Sp. a t. Levend kind. 3650 gram.
Als er 3^ uur volkomen ontsluiting is, worden de harttonen
onregelmatig. Hooge tang. Vliezen waren nog niet gebroken!
en breken tijdens de extractie! Levend kind, 4280 gram.
Toe 1928/95.
IX para. C.D. 10.6 cm.
Afloop vorige baringen:
I. Sp. praem., 2500 gram. Levend kind.
II en Hl. Sp. a t. Levende kinderen.
IV. Uitgezakte navelstreng. V. en E. Kind dood.
V. Dwarsligging. Decapitatie.
VII.nbsp;Sp. praem., 2500 gr. Levend kind.
VIII.nbsp;Abortus.
Duur baring 10^/2 uur. Vliezen breken bij 7 cm ontsluiting.
De weeën zijn zeer slap, ondanks pituitrine. Volkomen ontslui-
ting wordt niet bereikt. Hooge tang. Kind leeft. 2570 gram.
Toe 1933/422.
Ille para. C.D. 10.3 cm.
Voorhoofdsligging, de vrouw perst zeer sterk, de pols is
frequent en klein, zoodat % uur na volkomen ontsluiting een
tang v/ordt aangelegd. Kind leeft. 3770 gram.
16 X in Groep D.
3 X bij primipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Tweemaal was pituitrine gegeven.
Toe 1927/455. Toe 1933/242. Toe 1934/196.
De drie kinderen leven.
1nbsp;X bij primipara, wegens onregelmatige harttonen, onmid-
dellijk bij het breken van de vliezen bij volkomen ont-
sluiting.
Toe 1932/45. Levend kind.
2nbsp;X bijzonder geval.
-ocr page 207-Toe 1933/317.
Primipara. C.D. 10.8 cm.
Aangezichtsligging. Huisarts heeft vergeefs getracht een
tang aan te leggen.
De vrouw is 2 dagen in partu, er is 5 uur volkomen ont-
sluiting. Versie en extractie blijkt te gevaarlijk. Hooge tang.
Kind is dood, 4160 gram.
Toe 1934/146.
Primipara C.D. 10.1 cm.
Bij opname is de vrouw 2 dagen in partu. Vliezen zijn bij
volkomen ontsluiting gebroken, 16 uur geleden. Hooge tang.
Kind sterft na 1 dag door aspiratie en schedelbasisfractuur.
4550 gram.
4 X bij multipara, wegens niet vorderen van de uitdrijving.
Éénmaal was thuis een poging tot tangextractie mislukt,
toe 1929/401. toe 1929/423. toe 1930/286. toe 1931/371.
De 4 kinderen leven.
6 X bijzonder geval.
Toe 1930/328.
XHe para. C.D. 10.6 cm.
Afloop vorige baringen: 10 x sp. a terme. Levende kinderen.
X Tang. Levend kind.
Vruchtwater is 9V2 uur geleden afgeloopen. Er is 6 uur vol-
komen ontsluiting. Hoofd daalt niet in. Hooge tang.
Kind leeft. 5500 gram!
Toe 1932/355.
Vle para. C.D. 10.4 cm.
Afloop vorige baringen.
4 X sp. a t. Levende kinderen.
V. Tang mislukt, daarna sp. a t. kind dood.
Langdurige baring 22y4 uur. Vliezen reeds 207quot; uur ge-
broken. Baring vordert niet. Ontsluiting is voldoende voor
tangextractie. Levend kind. 4150 gram.
Toe 1933/137.
IVe para. C.D. 10.1 cm.
Afloop vorige baringen.
1 sp. a t. levend kind. H en Hl abortus.
-ocr page 208-Thuis is tevergeefs een tang aangelegd. Vliezen zijn bij vol-
komen ontsluiting gebroken. 72 uur of wel 3 dagen geleden!!
Hooge tang. Kind sterft na enkele minuten. 3950 gram.
Toe 1935/93.
IVe para. C.D. 10.7 cm.
Afloop vorige baringen: 3 X spont. a terme. Levende kin-
deren. Opname wegens afgeweken hoofdligging en uitgezakte
arm. De uitgezakte arm wordt gereponeerd. Harttonen wor-
den onregelmatig. Hooge tang. Levend kind. 3320 gram.
Toe 1935/349.
Ile para. C.D. 10.3 cm.
Afloop vorige baring: I Hooge tang levend kind.
Diagnose: achterhoofdsligging. Na 4% uur volkomen ont-
sluiting vordert de baring niet, er komt meconium. Hooge
tang. Kind wordt levend geboren, doch in voorhoofdsligging.
3830 gram.
Toe 1935/489.
Illq para. C.D. 10.1 cm.
Afloop der vorige baringen:
Inbsp;Hooge tang. Kind dood.
II Partus arte praematurus. 2500 gram. Levend.
Bij opname is er tympania uteri. Duur baring 40 uur bij
gebroken vliezen. Na V^ uur volkomen ontsluiting, tang. Kind
leeft. 3420 gram.
22 X bij C.D. 9—9.9 cm.
3 X in groep B.
1nbsp;X bij primipara, wegens niet vorderen tijdens de uitdrij-
ving. C.D. 9.9 cm. Tevergeefs wordt pituitrine gegeven.
Hooge tang. Kind leeft. 3600 gram. toe 1936/214.
2nbsp;X bij multipara, wegens niet vorderen tijdens de uitdrij-
ving.
toe 1932/63. C.D. 9.9 cm. Ille para.
I Stuitextractie, perforatie en cranioclasie van het na-
komend hoofd.
IInbsp;Hooge tang. Levend kind 4000 gram.
Deze maal wordt 4 uur na het breken van de vliezen bij
volkomen ontsluiting, een hooge tang aangelegd. Het
kind is dood door de langdurige uitdrijving. 3310 gram.
toc 1932/456. C.D. 9.3 cm. Ile para.
I Partus arte praematurus. Forceps, levend kind. ± 2750 gr.
Deze maal wordt 2 uur na volkomen ontsluiting een hooge
tang aangelegd.
Kind leeft. 3030 gram.
10 X in groep C.
2nbsp;X bij primipara wegens te sterke wanverhouding spoedig
na volkomen ontsluiting.
Levende kinderen, toe 1934/55. toe 1935/454.
1 X bijzonder geval.
Toe 1930/371.
Inbsp;para. C.D. 9.9 cm.
Baring duurt 2 dagen, vliezen zijn 1 dag gebroken.
Na 9 uur volkomen ontsluiting vordert de baring niet.
Gemeend wordt, dat het kind in kruinligging ligt. Hooge
tang. Het kind wordt in voorhoofdsligging levend geboren.
2960 gram.
4 X bij multipara, wegens niet vorderen tijdens de uitdrij-
ving. Levende kinderen.
toe 1930/113. toe 1930/200. toe 1932/183. toe 1932/489.
3nbsp;X wegens bijzondere indicatie:
toe 1929/87. Xe para. C.D. 9.2 cm.
Afloop van de vorige bevallingen:
I Sp. à t. Kind dood.
IInbsp;Forceps à t. Kind dood.
IIInbsp;Pubiotomie. Kind leeft. 3380 gram (1917/318).
IVnbsp;Primaire S.C. Kind leeft. 3330 gram (1919/279).
V Primaire S.C. Kind leeft. 3580 gram (1920/470).
VI Abortus.
VII Primaire S.C. Kind leeft. 3730 gram (1922/170).
VIII Primaire S.C. Kind leeft. 2100 gram (1925/31).
IX Primaire S.C. Kind leeft. 3710 gram (1926/392).
Als de vliezen breken, staat er nog een kleine rand van de
cervix. Een uur later worden de harttonen onregelmatig. Het
hoofd staat met een punt in het bekken. Hooge tang. Levend
kind. 2610 gram.
toe 1933/489. Ile para. C.D. 9.7 cm.
I Sectio Caesarae. Levend kind ± 2750 gram. (Elders).
13
-ocr page 210-Vliezen breken bij 7 cm ontsluiting, 51/2 uur later worden
de harttonen onregelmatig, hoewel de ontsluiting niet ge-
heel volkomen is, wordt een tang aangelegd. Kind wordt
levend geboren. 3510 gram. Er is een cervixscheur ont-
staan, die gehecht wordt. Kraambed is ongestoord.
toe 1935/354. Ille para. C.D. 9 cm.
I Sectio caesarea wegens vroeg afgeloopen vruchtwater en
afgeweken hoofdligging. Kind leeft. 3100 gr. (1929/475).
II Sectio caesarae wegens sterke bekkenvernauwing en stuit-
ligging. Kind leeft. (1932/148).
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Harttonen zijn
na een kwartier onregelmatig. Hooge tang. Levend kind.
3340 gram.
9 X in groep D.
1nbsp;X bij primipara wegens eclampsie spoedig na volkomen
ontsluiting. Het kind sterft na 24 uur onder de verschijn-
selen van hersenbloeding. 3380 gram. toe 1929/73.
3 X bij multipara wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving,
toe 1930/485. C.D. 9.3 cm. Kind dood door schedeltrauma.
2750 gram.
toe 1932/126. C.D. 9.3 cm. Kind leeft. 3620 gram.
toe 1931/342. C.D. 9.1 cm. Kind leeft. 3330 gram.
2nbsp;X bij multipara, spoedig na volkomen ontsluiting, wegens
onregelmatige harttonen.
toe 1927/59. C.D. 9.8 cm. Kind leeft. 3460 gram. quot;
toe 1935/207. C.D. 9.5 cm. Kind leeft. 4040 gram.
3nbsp;X bijzonder geval.
toe 1933/40. IXe para C.D. 9.7 cm.
Vorige baringen: 8 X sp. a t. Kinderen leven 3750—5000
gram. Bij opname is zij reeds 4 dagen in partu, er is reeds
44y2 uur volkomen ontsluiting! Vliezen zijn 15y2 uur geleden
gebroken! Hooge tang. Levend kind. 4430 gram.
toe 1934/405. IVe para C.D. 9.7 cm.
Vorige baringen: 3 X sp. a t. Kinderen leven 3000—3500
gram. De huisarts heeft tevergeefs een tang aangelegd. De
vliezen zijn reeds 2 dagen geleden gebroken, er is 5 uur vol-
komen ontsluiting. Er is een voorste wandbeensligging. De
mogelijkheid van een tangextractie is dubieus, doch keizer-
snede is uitgesloten wegens de toestand van het kind. Hooge
tang. Het kind wordt doodgeboren. 3990 gram.
Kraambed sterk gestoord door emboliën en longabcessen.
De vrouw sterft na 51 dagen.
too 1928/431. Vle para. C.D. 9.2 cm.
Vorige baringen: 5 x sp. a t. Eén kind wordt doodgeboren.
De huisarts heeft tevergeefs getracht een tang aan te leggen.
De vrouw is gedurende 2 dagen in partu. De vliezen zijn bij
volkomen ontsluiting, 18^/2 uur geleden gebroken. Het hoofd
staat nog beweeglijk in den ingang in positio-occipito-pubica.
Hooge tang. Kind leeft, heeft een deuk in het voorhoofd. 4800
gram.
5 X bij Conjugata diagonalis 8—8.9 cm.
toe 1930/288. IHe para C.D. 8.4 cm. Groep C.
Vorige baringen:
I Forceps a terme. Kind dood. (Elders).
H Spont. 38 weken. Kind leeft. 2800 gram. (1928/115).
De vrouw is een week tevoren opgenomen wegens niet te
keeren stuitligging. In de kliniek wordt het kind gekeerd.
Als de vliezen 2J4 uur gebroken zijn, wordt een hooge tang
aangelegd, daar het hoofd in kruinligging niet dieper komt.
Het kind wordt in voorhoofdsligging geboren. 3200 gram, leeft.
toe 1933/139. Vle para. C.D. 8.8 cm. Groep C.
Vorige baringen:
3 X sp. a t. Levende kinderen ± 3250 gram.
1 X forceps a t. Levend kind ± 3250 gram.
1 X spont. praematuur. Levend kind ± 1500 gram.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Na 7% uur daalt
het hoofd niet verder in, is goed vervormd en staat met een
punt in het bekken. Hooge tang. Levend kind. 2650 gram.
toe 1935/118. He para. C.D. 8.8 cm. Groep D.
Vorige baring: I sp. a t. Levend kind 4500 gram?
Er is 3 uur volkomen ontsluiting, harttonen zijn onregel-
matig. Hooge tang. Kind leeft 3290 gram.
toe 1935/550. IVe para. C.D. 8.9 cm. Groep C.
Vorige baringen:
I sp. a t. Kind leeft, ± 3750 gram.
-ocr page 212-II Gedeeltelijke stuitextractie. Kind dood ± 4000 gram.
III Sectio Caesarea (na mislukte tang?).
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Na bijna 4 uur
daalt het hoofd niet in en staat nog bewegelijk. Hooge tang.
Levend kind. 5010 gram.
toe 1936/16. Ile para. C.D. 8.5 cm. Groep B.
Vorige baring. I. Sectio caesarea. Levend kind, ± 3750 gram.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Na 4 uur
daalt het hoofd niet verder in, het staat vast. Hooge tang.
Levend kind. 3820 gram.
1 X bij algemeen vernauwde bekkens.
Toe 1927/51 He para. Groep B.
Vorige baring: I Tang. Levend kind 3340 gram (1924/286).
Na 3% uur volkomen ontsluiting vordert de baring in kruin-
ligging niet. Hooge tang. Levend kind, 3980 gram.
5 X bij Bijzondere bekkens.
toe 1932/427. Primipara. Ankylotisch bekken met uitgangs-
vernauwing. Promontorium niet te bereiken. Groep B.
Thuis in de verloskundige polikliniek is tevergeefs getracht
een tang aan te leggen.
Keizersnede is onder deze omstandigheden uitgesloten.
Hooge tang. Kind is dood. 4310 gram.
toe 1934/35. Primipara. Dwarsvernauwd bekken. C.D.
12.3 cm. Groep B.
De baring begint met afloopen van het vruchtwater. Er ont-
staat een darmatonie. Temperatuur stijgt tot 38°. Ondanks
pituitrine vordert de baring niet en duurt 83 uur. Dan is er
tenslotte volkomen ontsluiting. Hooge tang. Kind leeft. 4230 gr.
toe 1935/511. Primipara. Onbekend welke pathalogische af-
wijking dit bekken heeft, ook later op de röntgenfoto is geen
afwijking te vinden. Groep B.
Hoofd daalt niet in en blijft bewegelijk boven den ingang.
4 uur na volkomen ontsluiting, hooge tang. Kind leeft, het heeft
een deuk van het promontorium in het voorhoofd. 4300 gram.
toe 1936/299. Primipara. Coxitis tuberculosa. C.D. 11.9 cm.
Groep B.
De vrouw heeft krachtige weeën, 1 uur na volkomen ont-
sluiting vordert de baring niet, hoofd is ruim V» ingedaald.
Harttonen worden onregelmatig.
Hooge tang. Levend kind. 3480 gram.
toe 1934/42. Primipara. Scheefvernauwd bekken. Promon-
torium niet te bereiken. Groep D.
'Huisarts legde tevergeefs een tang aan.
Vliezen bij volkomen ontsluiting gebroken, liy2 uur geleden.
Hooge tang. Kind leeft. 3990 gram.
Handgreep volgens Baudelocque.
Bij aangeziehtsliggingen en voorhoofdsliggingen, die niet
spontaan geboren worden of waarbij de toestand van het kind
of van de moeder ingrijpen noodig maakt, is het dikwijls niet
mogelijk een tang aan te leggen zonder het kind ernstig letsel
te bezorgen. Men zou dan versie en extractie moeten doen. Als
echter het vruchtwater afgeloopen is, het hoofd reeds vervormd
is en het de contractiering reeds gepasseerd is, moet de versie
als een gevaarlijke ingreep beschouwd worden.
Het afhalen van een voet bij deflexieligging kan uiterst
moeilijk zijn. Voor de keering is niet zelden de handgreep van
Justine Sigemundin noodig; de kans op een violente
uterus ruptuur is lang niet gering.
Bij aangezichtsligging krijgt het hoofd een lang achterhoofd,
dat goed past in de bekkenring.
Wanneer het vruchtwater lang te voren is afgeloopen, zijn de
omstandigheden voor een versie en extractie ongunstig; ge-
woonlijk verkiezen wij dan de correctie in achterhoofdsligging.
Ingaande met de geheele hand, overeenkomende met de
kant van het achterhoofd, wordt het voorhoofd wat opgedrukt,
het achterhoofd met de uitwendige hand naar beneden ge-
drukt, totdat de inwendige hand dat omvatten kan en de flexie
tot stand kan brengen. Daarbij onstaat een spanning in het
onderste uterussegment, die deze correctie moeilijk en zelfs ge-
vaarlijk maakt.
Na de correctie wordt als regel een tang aangelegd en het
kind in achterhoofdsligging geboren. Gelukt de handgreep niet,
dan moet versie en extractie gedaan worden of het kind geper-
foreerd worden.
Bij onze 28 gevallen met aangezichtsligging gelukte de B a u-
delocque 4 maal, 6 maal werd V. en E. gedaan, 4 maal
werd een tang aangelegd, 14 kinderen werden spontaan ge-
boren.
Tweemaal gelukte de correctie tot achterhoofdsligging bij
voorhoofdsligging.
Hieronder volgen de 6 gevallen, waarbij de handgreep van
Baudelocque gelukte, 5 maal bij primiparae en 1 maal bij
multipara.
Toe 1928/369. Primipara. C.D. 10.4 cm.
In partu opgenomen, 24 uur na volkomen ontsluiting! Huis-
arts vond een aangezichtsligging met de kin naar achteren. In-
wendig blijkt het hoofd voor ^/s ingedaald, de kin staat rechts
achter. Hoofd kan vermoedelijk passeeren. In narcose wordt een
tang aangelegd, getracht wordt de kin naar voren te doen
draaien; dit mislukt na twee pogingen.
Er wordt besloten tot versie en extractie. Het hoofd wordt
met de geheele hand opgedrukt, maar nu blijkt het hoofd, of-
schoon reeds voor 3 ingedaald, nog lang niet met de grootste
omvang gepasseerd te zijn, er is een sterke deflexie.
Het gelukt met de handgreep van Baudelocque de stand
te corrigeeren tot achterhoofdsligging. Het hoofd daalt dadelijk
vrij diep in. Tang wordt aangelegd; ten koste van een totaal-
ruptuur wordt het hoofd in verkeerde spildraai geboren. Het
kind heeft een sterke vervorming voor aangezichtsligging met
een lange hals. Het is gehavend, doch is aanvankelijk goed. Na
IV2 uur krijgt het kind convulsies en sterft, (geen obductie).
Het kraambed is gedurende langen tijd licht gestoord. Het
Perineum geneest goed.
Toe 1931/397. Primipara. C.D. 10.3 cm. Duur van de baring
161/4 uur. Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Het kind
ligt in voorhoofdsligging. ^ Uur na volkomen ontsluiting is het
duidelijk, dat het kind niet spontaan geboren zal worden. Bau-
delocque. Hooge tang op achterhoofdsligging. Kind wordt
levend geboren.
Toe 1935/374. Primipara. C.D. 10.6 cm.
Opname durante partu wegens aangezichtsligging. Duur van
-ocr page 215-de baring 15Yi uur. Vliezen breken bij 8 cm ontsluiting, na VA
uur zijn de harttonen onregelmatig. Aangezichtsligging wordt
gecorrigeerd tot achterhoofdsligging. Hooge tang. Kind sterft
na 35 minuten door geboortetrauma en aspiratie.
Toe 1935/378.
Opname durante partu wegens aangezichtsligging.
Primipara. C.D. 9.8 cm.
Duur van de baring 26 uur. Vliezen breken bij ongeveer
5 cm ontsluiting. 9 uur later is er volkomen ontsluiting. Aan-
gezichtsligging gecorrigeerd tot achterhoofdsligging, Hooge
tang. Kind wordt in verkeerde spildraai geboren ten koste van
een totaalruptuur. Kind leeft, heeft een parese van de linker
arm van voorbijgaanden aard.
Toe 1929/378.
In de verloskundige polikliniek, thuis reeds 11 maal inwen-
dig onderzocht, wordt opgenomen wegens voorhoofdsligging.
Primipara. C.D. onbekend.
Baring is begonnen met afloopen van het vruchtwater, reeds
72 uur geleden. Daarom wordt bij volkomen ontsluiting dade-
lijk de stand van het hoofd gecorrigeerd tot achterhoofdslig-
ging. Hooge tang. Kind leeft. Vrouw overlijdt 25 dagen later
aan een embolie.
V.P. 1936/1841. Multipara. C.D. 10—10.9 cm.
Dwarsligging wordt durante partu uitwendig gekeerd tot
hoofdligging. Inwendig blijkt er een aangezichtsligging te zijn.
Volgens de handgreep van Baudelocque wordt hiervan
een achterhoofdsligging gemaakt, waarna het kind dadelyk
spontaan geboren wordt. Het leeft.
De resultaten bij deze 6 bevallingen bereikt, zijn niet fraai,
2 kinderen stierven door geboortetrauma, 2 vrouwen kregen
een totaalruptuur, daar de kinderen met het achterhoofd
achter werden geëxtraheerd.
Bovendien kreeg een vrouw een doodelijke embolie, zij werd
uit de polikliniek opgenomen. Zoowel de bekkenvernauwing als
de ligging waren aanvankelijk in de Verloskundige Polikliniek
miskend.
Schaambeensnede.
Deze methode komt alleen in aanmerking bij multiparae. Bij
de primipara is de kans op blaasscheuren te groot.
De schaambeensnede is een fraai middel in die gevallen,
waar keizersnede te groote gevaren zou opleveren. Zij maakt
het mogelijk, dat de baring streng expectatief wordt geleid.
Als het noodig is een hooge tang aan te leggen, welke echter
mislukt, behoeft men niet Sectio Caesarea onder ongunstige
omstandigheden te verrichten, doch kan men het kind door de
schaambeensnede redden zonder het leven van de moeder ern-
stig in de waagschaal te stellen.
De wanverhouding mag niet te groot zijn, terwijl men zich
moet hebben overtuigd van een goede bewegelijkheid van de
bekkengewrichten.
Techniek: De naald van B u m m wordt links of rechts me-
diaan van de kleine schaamlip op den onderrand van den da-
lenden schaambeenstak ingestoken en op geleide van twee
vingers in de vagina om het schaambeen gebracht. De punt
van de naald moet tegen de achtervlakte van het os pubis
blijven en daarna door de huid van de mons veneris naar
buiten komen. Door het oog van den naald wordt een zijden
draad gestoken, waarna de naald wordt teruggetrokken. Aan
de draad wordt een zaagje van G i g 1 i bevestigd, waarna de
draad verder doorgetrokken wordt. Bevestiging van de hand-
vatsels aan het zaagje. Het been wordt doorgezaagd, waarna
dikwijls het hoofd dieper komt. Daarna wordt de tang aange-
legd, waarbij een stevige druk tegen de trochanteren moet
worden uitgeoefend. Doet men dit niet, dan kunnen de zitbeens-
knobbels te ver naar buiten draaien en wordt de bekkenbodem
te sterk in dwarse richting gespannen, waardoor ernstige
scheuren kunnen ontstaan tot in de blaaswand toe.
Zoodra het kind geboren is, houdt de dikwijls optredende
sterke bloeding uit het corpus cavernosum op. Mocht de bloe-
ding niet tot staan komen, dan moet met de halve hand om
de schaamboog gecomprimeerd worden.
Bij gunstig verloop van het kraambed kan de vrouw na 12
dagen opstaan, zonder dat er nog consolidatie tusschen de been-
stukken is opgetreden.
Gedurende het kraambed ligt de vrouw tusschen zandzakken.
Bij de vrouwen, die door schaambeensnede verlost zijn, was
het kraambed steeds gestoord. 5 maal werd schaambeensnede
verricht, uitsluitend bij multiparae.
Toe 1927/332.
De vrouw was 25 dagen van tevoren opgenomen wegens bek-
kenvernauwing.
Afloop vorige bevallingen:
I—III. Forceps thuis, laatste kind dood.
IV.nbsp;Uitgezakte navelstreng. Versie en extractie. Levend kind
van 3800 gram.
V.nbsp;Voorhoofdsligging. Manueele correctie. Tang. Kind is
dood door schedelbreuk. Gewicht 3820 gram.
VI—VUL Driemaal partus arte praematurus. Kinderen
leven. Gewicht resp.: 3170, 2860, 2940 gram.
De laatste vijf verlossingen zijn in de kliniek geschied. De
vrouw heeft een platvernauwd bekken. C.D. 10.8 cm.
Als de vrouw uur in partu is, breken de vliezen bij vol-
komen ontsluiting. Hoofd daalt een klein segment in wandbeens-
ligging in.
Gedurende 41/2 uur geen verdere indaling ondanks sterke
weeën. Hoofd blijft uitpuilen voor de symphysis. Ofschoon het
niet waarschijnlijk geacht wordt, dat het kind met den tang
door den ingang is te trekken, wordt toch een poging gewaagd.
In narcose komt het hoofd door langdurige en krachtige tractie
dieper, er door komt het niet.
De naald van B u m m wordt links onder de schaamboog
doorgestoken en nadat een zaagje van G i g 1 i eraan bevestigd
is, teruggetrokken.
Nadat het schaambeen doorgezaagd is, wordt de tang op-
nieuw aangelegd en na zeer krachtige tractie wordt het kind
geboren. Het schreeuwt dadelijk en is in goede toestand. Geen
scheuren. De vrouw krijgt nadat de placenta is uitgestreken
een matige nabloeding. Zij wordt tusschen zandzakken in bed
gelegd.
Den eersten dag post partem is de algemeene toestand goed,
doch daarna stijgt de temperatuur tot 39°.5 (oksel). Zij krijgt
koude rillingen en is incontinent voor urine. Na eenige dagen
ontstaat een pijnlijke vaste weerstand boven het ligament van
Poupart. Een Pezzer-eatheter wordt ingebracht, de blaas wordt
geregeld gespoeld. Gedurende ruim 60 dagen houdt de hooge
temperatuur aan, af en toe heeft de vrouw koude rillingen.
De urine blijft per vaginam afloopen. Het ziektebeeld wordt
gecompliceerd door een mastitis, welke tot abcesvorming over-
gaat en geïncideerd wordt.
De hebosteotomie-wond boven de symphysis, die zich aanvan-
kelijk gesloten had, gaat fistuleeren, er komt dunne etterige
vloeistof uit.
Bij cystoscopie blijkt de uretersonde links slechts enkele mil-
limeters in te voeren. Uit de suprapubische fistel is urine te
drukken.
De algemeene toestand herstelt zich, de temperatuur wordt
normaal. 82 dagen post partem verhuist de vrouw naar de chi-
rurgische afdeeling voor linkszijdige nephrectomie.
In de nier worden multiple absceshaardjes gevonden. Gene-
zing van de wond per primam. Na 1 maand genezen ontslagen.
Deze ernstige stoornis in het kraambed komt op rekening van
de hooge tang en niet op die van de schaambeensnede.
In de volgende zwangerschap, wordt primaire sectio caesa-
rea verricht. Levend kind, 4200 gram. (Toe 1932/254). De
vrouw succombeert den 14den dag aan een embolie, die ontstond
na persen na een glycerinespuitje. Het bleek, dat een been
blauw en gezwollen was, zonder dat dit door de zuster, was
opgemerkt.
Toe 1933/197.
De vrouw was 31 dagen van te voren opgenomen wegens
bekkenvernauwing.
Afloop der vorige baringen.
1 X Forceps ä terme, ± 5500 gram, levend.
1 X Spontaan ä terme, ±: 5500 gram, levend.
1 X Spontaan 8 mnd. Kind dood door placenta praevia.
1 X Spontaan na partus arte praematurus in de 8ste maand,
±: 2750 gram, levend.
1nbsp;X In conduplicatio corporis, ± 2750 gram, dood.
2nbsp;X Dwarsligging, in narcose van een dood kind verlost.
Conjugata diagonalis 10.5 cm.
Als de vrouw IOV2 uur in partu is, breken de vliezen bij vol-
komen ontsluiting.
Hoofd blijft bewegelijk boven den bekkeningang.
Na 2 uur wordt een tang aangelegd, die niet gelukt. Na
schaambeensnede komt het hoofd dieper en kan forcipaal een
levend kind geëxtraheerd worden. Het kraambed is licht ge-
stoord en duurt 27 dagen.
Toe 1935/103.
De vrouw is 22 dagen van te voren opgenomen wegens bek-
kenvernauwing.
Afloop van de vorige bevallingen.
I.nbsp;Sectio caesarea, kind leeft, 3190 gram.
II.nbsp;Sectio caesarea, kind leeft, 3450 gram.
in. Spontaan foetus maceratus.
IV. Sectio caesarea, kind leeft, 4070 gram.
In 1934 plastiek voor litteekenbreuk.
Conjugata diagonalis 10 cm.
Wegens de slechte toestand van de buikwand wordt van pri-
maire sectio caesarea afgezien.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Kind ligt in achter-
hoofdsligging. Spontane baring is niet te verwachten. Daarom
Wordt dadelijk overgegaan tot schaambeensnede, gevolgd door
tangextractie. Kind leeft. 3960 gram.
Kraambed is gestoord, en duurt 36 dagen.
Toe 1934/358.
De vrouw is 34 dagen van te voren opgenomen wegens bek-
kenvernauwing.
Afloop der vorige bevallingen:
I- Versie en extractie. Kind dood, ± 4000 gram.
II. Spontaan ä terme. Kind leeft, 3830 gram.
III.nbsp;Spontaan ä terme, 3440 gram. Kind leeft.
IV.nbsp;Versie en extractie, ±: 5000 gram. Kind leeft.
Conjugata diagonalis 9.9. cm.
Duur van de baring 32 uur.
Als er volkomen ontsluiting is, breken de vliezen. Na 3 uur
Vordert de baring niet. Hooge tang op achterste wandbeens-
ligging gelukt niet. Na schaambeensnede gelukt de tang wel.
Kind leeft, 4490 gram.
Kraambed is gestoord en duurt 20 dagen.
Toe 1936/146.
De vrouw heeft gedurende de zwangerschap de verloskun-
dige polikliniek bezocht. Daar het hoofd bij herhaling van
de bekkenring wegzakt, kry'gt zij een sluitlaken. Dit hindert
haar erg, zoodat zij naar den huisarts gaat. Deze wil het sluit-
laken niet afnemen.
Bij het volgende bezoek aan de polikliniek wordt het sluit-
laken afgenomen. Zij heeft een uitgebreide decubitus van de
buikhuid.
Opname 8 dagen voor de bevalling. Behandeling met derma-
tol poeder.
Afloop vorige bevallingen:
I en II. Spontaan a terme. Levende kinderen.
III.nbsp;Forceps a terme. Kind dood.
IV.nbsp;Foetus maceratus.
Conjugata diagonalis 9.1 cm.
Gedurende 11/2 dag heeft zij slappe weeën. Het hoofd wordt
boven den ingang gefixeerd gehouden. Vliezen breken bij vol-
komen ontsluiting. Hoofd blijft bewegelijk staan. Decubitus laat
geen keizersnede toe. Na schaambeensnede komt het hoofd niet
dieper. Het gelukt niet een tang aan te leggen, daarom versie
en extractie. Kind leeft. 3430 gram.
Kraambed is gestoord, duurt 23 dagen.
Perforatie van de schedel.
Indien het kind dood is en in schedelligging ligt, kan het bij
een wanverhouding noodig zijn de schedel te perforeeren. Onder
invloed van de weeëndruk loopt de schedelinhoud af en wordt
het hoofd kleiner. Ter vermijding van een grootere kans op in-
fectie, kan dan de spontane baring afgewacht worden. Blijft
de wanverhouding te groot, dan moet verdere kunsthulp gebo-
den worden. De tang houdt dan meestal niet. Met de cranio-
clast heeft men meer houvast. Zoonoodig kan met de cephalo-
triptor ook de schedelbasis ingedrukt worden, waarna extrac-
tie volgt.
De perforatie geschiedt, door het perforatorium op geleide
van de hand in de vagina te brengen tot op het hoofd. Terwijl
een ander het hoofd fixeert, doorboort men een fontanel of naad.
Na openen van het instrument wordt het perforatorium al
draaiend teruggetrokken. Er ontstaat een flinke opening, waar-
door de schedelinhoud kan afloopen.
Zoonoodig wordt de mannelijke lepel van de cranioclast door
de perforatie opening gebracht, de vrouwelijke lepel komt als
de lepel van de verlostang om de schedel te liggen. Sluiten van
het slot en aandraaien van de schroef, die de handvatsels naar
elkander brengt, waarna extractie kan volgen.
7 maal werd tot perforatie overgegaan: 4 maal bij primi-
parae, 3 maal bij multiparae.
Toe 1936/103.
Opname wegens niet vorderen van de baring. Vrouw reeds
^Vz dag in partu. Vliezen 61 uur geleden gebroken. Er heeft
zich een tympania uteri ontwikkeld, het kind is gemacereerd.
De conjugata diagonalis bij deze primipara bedraagt 11.5 cm.
Als er 2 uur volkomen ontsluiting is, vordert de baring niet.
Perforatie van de schedel, extractie van de foetus maceratus
met muzeux.
Toe 1929/139.
Primipara. C.D. 10.4 cm.
Bij opname blijkt er een uitgezakte navelstreng te zijn, die
niet klopt. De vrouw zou haar eerste bevalling afwachten in de
kliniek en kwam 5 uur na het afloopen van het vruchtwater
voor opname. Er blijkt 3 cm ontsluiting te zijn, aangezien het
kind dood is, is er geen aanleiding iets te doen. Na 14 uur is
er volkomen ontsluiting en staat het hoofd in achterhoofds-
ligging op de bekkenbodem. Baring vordert niet. Perforatie van
de schedel en V2 cc pituitrine doet de baring niet vorderen. Uit-
gangstang houdt, extractie van levenloos kind.
Toe 1930/227.
Primipara. C.D. 10 cm. Opgenomen wegens bekkenvernau-
wing volgens afspraak in de zwangerschap.
Langdurige baring van 4 dagen. Vruchtwater is afgeloopen
bij 6 cm. ontsluiting. Ondanks 21/2 cc pituitrine geen vordering
van de baring. Er ontwikkelt zich een tympania uteri, waarbij
het kind sterft. Als de vliezen 4 dagen gebroken zijn en er na
1 uur volkomen ontsluiting is, wordt besloten het doode kind te
extraheeren.
Hooge tang. Perforatie van de schedel om perineumruptuur
te vermijden. In het kraambed thrombose met longabscessen,
waarvoor de vrouw na 48 dagen naar de interne kliniek wordt
overgeplaatst. Genezen.
Toe 1934/372.
Primipara. C.D. 10.5 cm.
Opgenomen wegens zwangerschapsintoxicatie.
Behandeling 2 x 24 uur waterdieet, daarna zoutloos dieet.
De zeer sterke oedemen verdwijnen.
3 weken na opname komt de vrouw in partu. Er was een
hoofdligging. Het hoofd staat zeer hoog en blijkt zeer groot
te zijn, zoodat het vermoeden rijst, dat er een hydrocephalus
is. De Röntgenfoto bevestigt dit. Bij inwendig onderzoek is het
hoofd nauwelijks te bereiken, naden zijn niet te voelen.
Bij 2 cm ontsluiting loopt meconium houdend vruchtwater
af. Sectio Caesarea voor een hydrocephalus is een in gevaar
brengen van de moeder voor een niet levensvatbaar kind. Indi-
catie: Perforatie en afwachten van de spontane baring.
Perforatie gaat moeilijk, schedel is hard.
Hersenvocht of -massa komt er niet. 3 cm ontsluiting. 24 uur
later ontsluiting weinig gevorderd.
Temperatuur 39°.5, patiente heeft een huivering. Het kind
moet er uit. Met cranioclast, cephalotriptor en scharen gelukt
het niet het hoofd te verkleinen.
Cervix op 2 plaatsen ingeknipt. Voorzichtige versie en
extractie. Het kind weegt 4200 gram en is (iets uitgerekt)
60 cm lang.
Een flinke perineaalruptuur wordt in verband met de koorts
niet gehecht.
Den volgenden dag is de temperatuur normaal. Kraambed
verloopt ongestoord.
Het groote harde hoofd heeft dus, mede door de Röntgen-
foto, een verkeerde diagnose doen stellen, namelijk een harde
hydrocephalus.
Hierdoor is de keizersnede verzuimd bij deze groote wanver-
houding en is de, voor de hydrocephalus juiste, maar in dit ge-
val onjuiste weg ingeslagen.
Toe 1928/334.
-ocr page 223-Opgenomen wegens mislukte tang thuis.
Multipara C.D. 10.7 cm.
Duur van de baring 36 uur. Vliezen reeds 24 uur gebroken.
Door de langdurige baring is het kind dood.
Het kind ligt in achterhoofdsligging, voor een klein gedeelte
ingedaald. Het hoofd is hard.
Perforatie van de schedel. Extractie met de cranioclast.
Toe 1933/439.
Opname wegens niet vorderen van de baring.
De twee vorige baringen zijn forcipaal beëindigd.
Beide kinderen leven. 4190 gram en ± 5000 gram.
C.D. 10.7 cm.
Duur van de baring 28 uur. Vliezen gedurende 17 uur ge-
broken. Er is 7 uur volkomen ontsluiting.
Achterhoofdsligging met achterhoofd achter. Hooge tang.
Ondanks langdurige en krachtige tractie gelukt het niet het
kind geboren te doen worden. Harttonen worden daarna niet
meer gehoord. Schedel wordt geperforeerd, extractie met de
cranioclast.
Gewicht van het kind sine cerebro: 4900 gram.
Placenta is na 4M uur niet geboren. Bloedverlies is gering.
Manueele verwijdering van de placenta, die 1280 gram weegt.
Geen nabloeding. Kraambed licht gestoord.
Too 1936/258.
Vroedvrouw vond bij haar komst een uitgezakte navelstreng,
die niet klopte, hoofd even ingedaald. Huisarts, in consult ge-
roepen, legt een tang aan, doch het gelukt hem niet het kind
te extraheeren. De vroedvrouw krijgt het advies nog eenige
Uren af te wachten of wellicht spontane baring zal volgen, zoo-
met, dan opname in de kliniek.
Eenige uren later wordt de vrouw opgenomen.
Multipara C.D. 10.1 cm.
I forceps, kind dood.
H en III spontaan ä terme, levend.
Er zijn geen weeën. Onderste uterussegment zeer pijnlijk.
Hoofd klein segment ingedaald, promineert wat.
Duur van de baring 26 uur. Vliezen 9 uur geleden gebroken,
waarschijnlijk bij volkomen ontsluiting. De diagnose wordt ge-
steld op: Dreigende of reeds opgetreden uterus ruptuur. Uit-
gezakte navelstreng klopt niet.
Schedel wordt geperforeerd. Met de cranioclast wordt het
kind geëxtraheerd. Gewicht 3580 gram.
Bij natasten ligt de placenta los en wordt verwijderd.
Er blijkt een groote scheur in het onderste uterussegment te
zijn, die doorloopt in het Peritoneum. ,
Er is dus een complete uterus ruptuur.
Na extirpatie van de uterus langs abdominalen weg, ge-
neest de vrouw zonder veel stoornis.
Stuitextractie.
Als het kind in stuitligging ligt, wordt durante partu niet
meer gekeerd uit vrees, dat de navelstreng zal komen voor te
liggen, en er dan geen voldoende tijd meer zal zijn, dat die weer
verdwijnt. Slechts wanneer men ernstig vreest, dat het nako-
mende hoofd groote moeilijkheden zal ondervinden, zoodat men
tot sectio caesarea zou moeten overgaan, trachten wij uitwendig
te keeren, om te kunnen beoordeelen of het hoofd kan passeeren.
Het spreekt vanzelf, dat een goede praenatale zorg een tijdige
verzekering van de hoofdligging meebrengt. Bij elke bekken-
vernauwing loopt men de kans, dat de passage van het nako-
mende hoofd moeilijkheden geeft. Bij de wat ernstige graden
van bekkenvernauwing daalt de stuit meestal niet spontaan in
en moet volledige stuitextractie verricht worden.
Is de stuit doorgesneden en vordert de baring niet, zoodat
het kind in gevaar komt, dan wordt van een gedeeltelijke stuit-
extractie gesproken.
Techniek van de stuitextractie:
Onder narcose wordt ingegaan met de hand, overeenkomende
met de kant, waar de voeten liggen en wordt de voorste voet
afgehaald en naar buiten getrokken, tot het been tot de knie
geboren is.
Bij de onvolkomen stuitligging moet hierbij onder steunen
van den fundus uteri, de stuit meer of minder opgedrukt wor-
den (buiten een wee). Het onderbeen wordt in de knie ge-
flecteerd door adductie van het bovenbeen. (Pinard).
Is dus het been tot de knie geboren, dan wordt het onder-
been met beide handen omvat.
Tractie naar beneden en achteren tot de heup onder de
symphysis komt. Omvatten van de dij in ondergreep en tractie
naar boven tot de achterste heup over het perinaeum draait en
de achterste liesplooi aangehaakt kan worden, langs de rugzijde
gaande. Extractie van de stuit naar voren tot het achterste been
geboren is. Beide dijen worden omvat met de duimen op het
sacrum. Rompextractie, waarbij de rug naar voren moet
draaien, daarna extractie sterk naar achteren tot de voorste
schouder onder de symphysis komt. Afhalen van den voorsten
arm door de beide voorste vingers van de gelijknamige hand,
die aan de rugzijde van het kind langs de humerus worden ge-
legd en deze als het ware spalken. De arm wordt langs het aan-
gezicht naar beneden bewogen, terwijl de andere hand den romp
aan de voeten sterk naar de tegenovergestelde zijde en naar
achteren buigt. Na overnemen van de voeten in de andere hand
en zijdelings naar boven buigen van de romp, wordt met de
voorste twee vingers van de andere hand langs de rugzijde in-
gegaan langs de bovenarm en de achterste arm langs de wang
uitgestreken. Mocht het uitstrijken van de voorste arm niet
lukken, dan kan men eerst de achterste afhalen, gelukt het dan
nog niet, dan moet men van de voorste een achterste arm maken
door de romp te roteeren.
Na de geboorte van de armen laat men het kind rijden op de
onderarm, en grijpt men met beide handen vorksgewijs om de
hals de schouders en trekt men naar beneden, totdat het hoofd
door den ingang is en op den bekkenbodem komt. Tegelijkertijd
late men een ander boven de symphysis exprimeeren. Door lich-
ten van de romp en druk boven de symphysis wordt het hoofd
geboren met het aangezicht over het perineum.
Men behoeft niet bang te zijn, dat het hoofd tijdens de
extractie zal deflecteeren of zijn normale spildraai niet zal
niaken. Het eerste door de omsnoering van het hoofd door het
baringskanaal, het laatste, indien men maar zorgt, dat tijdens
de extractie de rug voorkomt.
Daar men dus geen vinger in de mond van het kind steekt,
gaat geen hand verloren, die bij de extractie kan trekken, resp.
boven de symphysis kan drukken.
Indicaties voor de stuitextr acties.
Groep A.
6 X hij conjugata diagonalis 11—11.9 cm.
3 X bij primipara wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving.
Levende kinderen.
3nbsp;X bij multipara wegens niet vorderen tijdens de uitdrij-
ving. Levende kinderen.
4nbsp;X hij conjugata diagonalis 10—10.9 cm.
1 X bij primipara wegens niet vorderen tijdens de uitdrijving.
Levend kind.
3 X bij multipara wegens bijzondere indicaties.
V.P. 1934/1276. Voorliggende navelstreng. Kind wordt uit-
wendig gekeerd op de stuit. Bij volkomen ontsluiting, worden
de vliezen gebroken en een levend kind geëxtraheerd.
V.P. 1935/1208. Wegens bekkenvernauwing en onregelmatige
harttonen wordt het kind geëxtraheerd. Het kind is spoedig
dood.
V.P. 1931/1920. Stuitligging en uitgezakte navelstreng bij
volkomen ontsluiting. Extractie. Kind is dood door asphyxie.
1 X hij Algemeen vernauwd bekken.
Inbsp;X bij primipara, wegens niet vorderen tijdens de uitdrij-
ving. Kind leeft.
IInbsp;X bij conjugata diagonalis 11—11.9 cm.
2 X in groep B.
Toe 1930/325. Primipara. C.D. 11.2 c.m.
Langdurige baring (63 uur). Vruchtwater is 12y2 uur ge-
leden afgeloopen. Er is een 3 uur volkomen ontsluiting. Er is
een onvolkomen stuitligging, de weeën zijn niet krachtig. Ex-
tractie, levend kind, 4100 gram. Het kind heeft een Erb'sche
verlamming.
Toe 1934/384. Primipara. C.D. 11.2 cm.
Vliezen zijn 20% uur geleden gebroken, er is 1% uur volko-
men ontsluiting. Baring vordert niet.
Extractie. Kind leeft. 2710 gram.
7 X in groep C.
toe 1934/423. Primipara C.D. 11.7.
Vliezen zijn 41 uur geleden gebroken. Er blijft een klein
randje staan. Baring vordert niet. Er is een onvolkomen stuit-
ligging. Stuitextractie. Levend kind, 3710 gram, met Erb'sche
verlamming.
toe 1936/360. Primipara. C.D. 11 cm.
Vliezen zijn reeds 4 dagen gebroken, er is 3 uur volkomen
ontsluiting en tympania uteri. Extractie. Kind sterft na 20 mi-
nuten. 3860 gram.
toe 1927/309. Ile para. C.D. 11.4 cm.
Vorige baring: I. Forceps. Kind na 2 dagen dood. Het is on-
bekend wanneer de vliezen gebroken zijn, weeën zijn niet waar-
genomen. Het blijkt dat er volkomen ontsluiting is en dat de
harttonen onregelmatig zijn. Stuitextractie. Levend kind. 3990
gram.
toe 1929/66. IVe para. C.D. 11.5 cm.
Vorige baringen: 3 X spontaan ä terme. Levende kinderen.
Va uur na het breken van de vliezen bij volkomen ontsluiting
zijn de harttonen onregelmatig. Extractie. Levend kind. 3840
gram.
toe 1935/124. Ile para. C.D. 11.6 cm.
Vorige baring: I. sp. ä t. di 2500 gram. Kind na 2 dagen f.
Er is K uur volkomen ontsluiting. Harttonen zijn onregelmatig.
Extractie, levend kind. 3010 gram.
toe 1936/167. Xlle para. C.D. 11 cm.
Vorige baringen: I—X. Spont. ä terme. Levende kinderen.
XI, Dwarsligging met uitgezakte navelstreng bij placenta
praevia lateralis. Versie en extractie. Kind is dood.
Thans blijkt er weer een placenta praevia lateralis te zijn.
Bij 3 cm ontsluiting worden de vliezen gebroken en een voet
afgehaald, (die voorligt). Tamponade met de stuit. De vrij
sterke bloeding staat. % uur later extractie van een levend
kind. 2310 gram.
toe 1936/394. IVe para. C.D. 11.3 cm.
Vorige baringen: I en II. Sp. ä t. Levende kinderen.
-ocr page 228-III. Stuitextractie, d= 4500 gram. Kind t- Thans is er een
placenta praevia centralis met kind in stuitligging. Er kan ge-
w^acht worden tot volkomen ontsluiting. Placenta wordt losge-
maakt, stuitextractie. Kind is dood. 3340 gram.
2 X in groep D.
toe 1930/80. Primipara. C.D. 11.8 cm.
Opname wegens onvolkomen stuitligging. Geen vorderen van
de baring tijdens de uitdrijving. 11 uur na volkomen ontslui-
ting wordt een levend kind geëxtraheerd. 4140 gram.
toe 1936/494. Primipara. C.D. 11.5 cm.
Vliezen zijn IVA uur geleden gebroken, er is Va uur volkomen
ontsluiting. Weeën zijn slap. Extractie. Kind sterft tijdens de
extractie. 3260 gram.
9 X öy conjugata diagonalis 10—10.9 cm.
2 X in groep B.
toe 1935/137. Primipara. C.D. 10.9 cm.
Vliezen zijn 17 uur geleden gebroken. Er is voldoende ont-
sluiting voor extractie. Levend kind. 2740 gram.
toe 1934/475. IVe para. C.D. 10 cm.
Vorige baringen:
I. Spontaan praematuur. 1990 gr. Levend kind. [1925/169].
11. Stuitextractie. Levend kind. 3650 gram. [1928/223].
III. Abortus.
ZV2 uur na het breken van de vliezen vordert de baring niet.
Onvolkomen stuitligging. Extractie. Kind leeft. 3310 gram.
2 X in groep C.
too 1934/62. Primipara. C.D. 10.7 cm.
Vliezen zijn 31 uur geleden gebroken. Er is voldoende ont-
sluiting voor extractie. Kind is dood. 3750 gram.
toe 1935/203. Primipara. C.D. 10.7 cm.
Vliezen breken bij volkomen ontsluiting. Na 2y2 uur worden
de harttonen onregelmatig. Extractie. Levend kind. 3870 gram.
b X in groep D,
toe 1932/274. Primipara. C.D. 10.9 cm.
Na % uur volkomen ontsluiting wordt het kind geëxtraheerd.
Onvolkomen stuitligging. Kind leeft. 3360 gram.
toe 1934/427. Primipara. C.D. 10.4 cm.
Onvolkomen stuitligging. Na 7 uur volkomen ontsluiting ge-
ëxtraheerd. Kind leeft. 4140 gram.
toe 1936/128. Primipara. C.D. 10.3 cm.
Vliezen zijn 86 uur geleden gebroken. Er is voldoende ont-
sluiting voor extractie. Kind sterft tijdens de extractie, door
moeilijkheden met het nakomend hoofd. 4130 gram.
toe 1936/457. Primipara. C.D. 10 cm.
Onvolkomen stuitligging. 1 uur na het breken van de vliezen
wordt het levende kind geëxtraheerd. 3370 gram.
toe 1931/373. IVe para. C.D. 10 cm.
Vorige baringen: 3 X spont. ä terme. Levende kinderen.
3 uur na volkomen ontsluiting wordt een levend kind geëxtra-
heerd. 3750 gram.
5 X bij Conjugata diagonalis 9—9.9 cm.
2 X in groep B.
toe 1930/117. Primipara. C.D. 9.7 cm.
Vz uur na volkomen ontsluiting wordt wegens de bekkenver-
nauwing het kind geëxtraheerd. Levend kind, 3280 gram.
toe 1935/557. Primipara. C.D. 9.3 cm.
Vliezen breken, waarna een voet geboren wordt. Er was tot
keizersnede besloten, doch de uitgezakte voet is een contra-in-
dicatie. Er is bovendien volkomen ontsluiting. Kind wordt geex-
traheerd, sterft na 4 dagen. 3090 gram. Obductie: Cerebellum-
hloedingen en scheurtjes in het tentorium.
2 X in groep C.
toe 1933/510. Xe para. C.D. 9.1 cm.
Vorige baringen: 6 X spont. ä terme; één kind dood. 1 X
forceps. Kind na enkele dagen dood.
VIII.nbsp;Uitgezakte navelstreng. Keizersnede. Kind leeft. 3870
gram. [1929/194].
IX.nbsp;Sp. ä t. uitgezakte navelstreng. Kind dood.
Afgeweken onvolkomen stuitligging. Er komt geen volkomen
ontsluiting, 31/2 uur na het breken van de vliezen wordt het
kind geëxtraheerd. Kind leeft. 3580 gram.
toe 1936/564. Ille para. C.D. 9.6 cm.
Vorige baringen: I. Hooge tang. Levend kind, 3380 gram.
[1934/55]. H. Sp. a t. Levend kind. 3150 gram. [1935/164J.
2% uur na het breken van de vliezen wordt het kind geëx-
traheerd. Levend kind. 3320 gram.
1 X in groep D.
toe 1935/30. Xle para. C.D. 9.1 cm.
Vorige baringen: Zie toe 1933/510 (even te voren).
Afgeweken heupligging, VA uur na volkomen ontsluiting ge-
ëxtraheerd. Levend kind. 3350 gram.
1 X bij Algemeen vernauwd bekken.
toe 1931/377. Primipara. Omtrek 82 cm. Groep C.
Eclamptica, Vliezen zijn 14 uur gebroken, zoodra er voldoen-
de ontsluiting is, wordt het kind geëxtraheerd. Kind is dadelijk
dood. 2870 gram.
1 X bij Bekkenmaten onbekend.
toe 1936/546. Primipara. Groep C.
Dadelijk na het breken van de vliezen wordt het kind geëx-
traheerd. Kind leeft. 3140 gram.
1 X bij Bijzonder bekken.
toe 1934/356. Primipara. Dubbelzijdige heupluxatie. Groep D.
Onvolkomen stuitligging. Kind wordt 1 uur na volkomen ont-
sluiting geëxtraheerd. Kind leeft. 3170 gram.
Vrouw sterft den 14den dag door embolie.
Versie en extractie.
Deze methode wordt toegepast in alle gevallen, waar het niet
mogelijk is het voorliggend hoofd met de tang te extraheeren,
bij uitgezakte navelstreng, en bij dwarsliggingen.
In de Utrechtsche kliniek wordt aan de hooge tang de voor-
keur gegeven en komt dus de versie en extractie in aanmerking
als het hoofd bewegelijk boven den ingang blijft of als een
deflexieligging tangextractie onmogelijk maakt.
Bij een aangezichts- of voorhoofdsligging bij staande vliezen
niet of nauwlijks ingedaald, wordt versie en extractie verricht,
als men na het breken van de vliezen geen spontane geboorte
verwacht.
Bij voorliggende of uitgezakte navelstreng wordt bij volko-
men ontsluiting versie en extractie gedaan. Bij onvolkomen ont-
sluiting wordt bij voorliggende navelstreng uitwendig gekeerd
tot stuitligging; blijft de navelstreng voorliggen, dan dient bij
volkomen ontsluiting, stuitextractie te volgen.
Bij dwarsligging wordt bij staande vliezen en onvolkomen
ontsluiting gekeerd tot lengteligging. Bij volkomen ontsluiting
wordt bij staande vliezen versie en extractie gedaan, bij gebro-
ken vliezen verricht men alleen versie en extractie, als het kind
zich nog voor het grootste gedeelte boven de contractiering
bevindt.
Bevindt zich echter het kind reeds voor een groot deel in het
onderste uterussegment, dan hebben wij met een verwaarloosde
dwarsligging te maken, het kind is dan meestal dood en deca-
pitatie moet volgen. Leeft het kind nog, dan moet de versie en
extractie met uiterste voorzichtigheid geschieden. Deze geval-
len zijn uiterst zeldzaam. Bij onvolkomen ontsluiting en ge-bro-
ken vliezen moet men er rekening mee houden, dat bij gebrek
aan een voorliggend deel er geen volkomen ontsluiting komt,
voordat de voorliggende schouder indaalt; daarvoor moet dus
tot versie en extractie overgegaan worden. Het bepalen van het
juiste tijdstip is niet gemakkelijk. Extraheert men te vroeg,
dan zal het nakomend hoofd de cervix niet kunnen passeeren
zonder kans op scheuren.
Techniek bij hoofdligging.
In narcose gaat men in met de geheele hand overeenkomende
met de kant waar de voeten van het kind zijn te verwachten.
Onder uitwendig steunen van den fundus uteri wordt het
hoofd op het darmbeen geschoven. Hooger op gaande wordt een
eventueele lordose bij deflexieligging opgeheven door druk tegen
de borst en uitwendige druk tegen de stuit.
Zoonoodig worden de vliezen gebroken en een voetje (liefst
de voorste) gepakt en in de vagina gebracht. De uitwendige
hand brengt het hoofd tot dwars. Onder gespannen houden van
de voet in de vagina, wordt het hoofd in den fundus gebracht.
Deze manipulaties worden voorzichtig en buiten een wee uitge-
voerd. Is het hoofd in den fundus aangekomen, dan komt de
voet naar buiten en wordt het kind verder in stuitligging geëx-
traheerd.
Bij staande vliezen is de keering gewoonlijk niet moeilijk.
Bij afgeloopen vruchtwater en vooral bij deflexie liggingen kan
het zeer moeilijk zijn een voet te pakken en de keering te vol-
brengen. Is het hoofd de contractiering gepasseerd en gaat de
keering moeilijk, dan late men zich niet verleiden kracht te ge-
bruiken. Men loopt dan de kans, dat er een uterusruptuur ont-
staat. Het is soms noodig de handgreep van JustineSiges-
m u n d i n toe te passen:
Een gaasstrook wordt aan de voet ih de vagina bevestigd en
daarmede wordt de voet gespannen gehouden. Met de geheele
hand, overeenkomende met de kant, waar zich het hoofd be-
vindt, wordt ingegaan en op geleide van de inwendige hand
wordt het hoofd langs de contractiering omhoog geschoven en
zoo noodig tot in den fundus gebracht.
Techniek bij dwarsligging.
In narcose wordt ingegaan met de geheele hand, waarmede
men het best kan manipuleeren, dus voor de meeste verloskun-
digen met de rechterhand. Achter langs het kind omgaande
wordt een voet gepakt en in de vagina gebracht, waarna de
keering plaats vindt. Soms is het noodig, als de buik voorligt,
met de hand voor het kind langs te gaan, dus steil achter de
symphysis. Steeds weer buiten een wee en onder steunen van
den fundus uteri.
Het spreekt vanzelf, dat versie en extractie alleen in aanmer-
king komt, als men kan verwachten, dat het nakomende hoofd
de bekkeningang kan passeeren. Valt dit tegen en sterft het
kind intusschen, dan blijve men niet zoo lang extraheeren tot
de hals doorscheurt en hoofd en romp gescheiden worden, wat
vooral bij een foetus maceratus of een onvoldragen kind geen
enorme kracht kost. Beter doet men in zulk een geval, het na-
komende hoofd te perforeeren, door het achterhoofdsgat of den
mondbodem.
Na een moeilijke versie en extractie verdient het aanbeveling
het onderste uterus segment en de contractiering na te tasten
om te ontdekken of er scheuren zijn ontstaan.
Bij de multipara wordt de indicatie: versie en extractie veel
frequenter gesteld dan bij de primipara. Dq slappere buikwand
is hiervan de oorzaak, waardoor de bij bekkenvernauwingen
toch al verminderde stabiliteit voor de hoofdligging nog geringer
wordt. Het hoofd vindt weinig steun in de bekkenring en wordt
door de slappe buik niet in den ingang gehouden.
Bij een bekkenvernauwing staat het hoofd bij een multipara
bij het begin van de baring dan ook zelden vast in de bekken-
ring. De buik is slap, het kind kan gemakkelijk naar links of
rechts wegzakken, waarbij het hoofd van den ingang afgaat,
zoodat dwarsliggingen en voorliggende navelstreng veelvuldig
voorkomen.
Prophylactisch is in deze gevallen het stabiliseeren van de
hoofdligging door bedrust en een sluitlaken met rollen van
groot belang.
Onderstaand geval is daarvan een fraai voorbeeld:
Toe 1936/281. C.D. 11.6 cm.
XVIe para met zeer slappe buikwand.
Afloop der vorige bevallingen:
I. Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
IL Abortus.
HL Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
IV. Abortus.
V. Spontaan ä terme. Levend kind. Stuitligging.
VI. Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
VII. Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
VUL Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
IX. Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
X. Spontaan ä terme. Levend kind. Stuitligging.
XI. Spontaan ä terme. Levend kind. Achterhoofdsligging.
XII. Dwarsligging. Versie en extractie. Levend kind.
XIII.nbsp;Dwarsligging. Versie en extractie. Levend kind.
XIV.nbsp;Abortus.
XV. Abortus.
Uit deze voorgeschiedenis blijkt duidelijk, dat het bekken geen
doorgangsbelemmering van beteekenis heeft gegeven. Alle kin-
deren leven. Wel valt in het oog, dat zij tweemaal beviel met
het kind in stuitligging. De kinderschedel vond dus minder
stabiliteit in de bekkenring, dan bij een normaal bekken. Met
het toenemen van het aantal zwangerschappen is de buik steeds
slapper geworden, met het gevolg dat de laatste keeren een
dwarsligging is opgetreden.
Op grond van de vorige bevallingen kan hier een lichte bek-
kenvernauwing vermoed worden.
Bij onderzoek werd de conjugata diagonalis gemeten, deze
bedroeg 11.6 cm.
Voor haar bevalling van de 16e zwangerschap werd de vrouw
15 dagen van te voren opgenomen.
Tijdens de graviditeit is het hoofd niet ingedaald, doch staat
telkens afgeweken. Bij opnajne wordt de hoofdligging gefixeerd
door een sluitlaken, de vrouw moet op den rug in bed liggen.
15 dagen later komt zij in partu, 2 uur later heeft zij volko-
men ontsluiting. Het hoofd wordt uitwendig in het bekken ge-
drukt, de vliezen worden gebroken. uur later bevalt zij in
achterhoofdsligging van een levend kind.
Er bestaat een goede kans, dat op deze wijze een kunstverlos-
sing is vermeden, met alle gevaren van dien voor moeder en
kind. Het kraambed had een ongestoord verloop.
Zij is hiervoor 15 dagen te voren opgenomen, wat vanzelf-
sprekend meerdere kosten met zich brengt. Evenwel is dit o.i.
volkomen verantwoord, ook economisch, als men het volgende
geval beschouwd.
Toe 1935/291. C.D. 11.4 cm.
Opname wegens dwarsligging durante partu.
Afloop der vorige bevallingen:
I. Versie en extractie. Indicatie?? Kind ± 6000 gram? Dood-
geboren.
II. Stuitextractie. Kind ± 4500 gram. Doodgeboren.
III. Stuitextractie. Kind 3570 gram. Leeft.
Het bekken geeft blijkbaar geen stabiliteit aan een hoofd-
ligging.
Conjugata diagonalis 11.4 cm.
Bij inkomst ligt het kind dwars.
Bij inwendig onderzoek is er volkomen ontsluiting. Staande
vliezen. Bij de versie en extractie ontstaat een cervix scheur,
die sterk bloedt en gehecht moet worden. Het kind leeft, 3140
gram. De vrouw krijgt thrombose en blijft 66 dagen in de
kliniek.
Indicaties voor de versie en extractie.
In groep A.
19 X bij conjugata diagonalis 11—11.9 cm.
V.P. 1931/1535. Primipara. Baring vordert niet. Aangezichts-
ligging. Versie en extractie. Levend kind.
5 X bij multipara wegens uitgezakte navelstreng bij volko-
men ontsluiting. Kinderen leven.
V.P. 1928/566. V.P. 1931/622. V.P. 1932/1052.
V.P.1935/350. V.P. 1936/1132.
10 X bij multipara wegens dwarsligging.
V.P. 1931/543. V.P. 1931/1436. V.P. 1931/1727.
V.P. 1933/1044. V.P. 1933/1595. V.P.1933/1641.
V.P. 1934/1959. V.P. 1936/153.
Alle 8 kinderen leven.
V.P. 1932/1573 XlIIe para.
Vorige baringen:
8 X sp. ä t. Levende kinderen.
1 X stuitligging. Doodgeboren.
3 X dwarsligging (1 X decapitatie
en 2 X V. en E. Levende kinderen).
Bij komst van den practicant is het vruchtwater reeds lang
afgeloopen. Geen harttonen. Volkomen ontsluiting. V. en E.
gaat gemakkelijk. Kind is dood.
V.P. 1935/264. Xlle para.
Vorige baringen. 8 X sp. a t. 1 kind doodgeboren.
III Dwarsligging. V. en E. Levend kind.
VI Spont. praematuur. Kind dood.
VII Stuitligging. Doodgeboren.
Bij komst van den practicant ligt het kind dwars. De ge-
waarschuwde assistent vindt volkomen ontsluiting en staande
vliezen. V. en E. Versie gaat gemakkelijk, de armen geven
moeite, het afhalen kost veel tijd.
Het hoofd passeert zonder weerstand.
Het hart klopt goed, doch het kind ademt niet.
-ocr page 236-Na Va uur houdt de hartslag op, zonder dat het kind ge-
ademd heeft.
1nbsp;X bij multipara wegens mislukte hooge tang voor slechte
harttonen. Kind leeft, het heeft een Erb'sche verlamming,
die niet geheel herstelde.
V.P. 1931/1366.
2nbsp;X bij multipara, wegens niet indalen in aangezichtsligging.
Levende kinderen.
V.P. 1932/989. V.P. 1934/195.
7 X bij conjugata diagonalis 10—10.9 cm.
V.P, 1936/1481. Primipara. C.D. 10.5 cm.
Voorhoofdsligging. Vliezen blijven staan tot volkomen ont-
sluiting. Hoofd staat bewegelijk in den ingang. V. en E.
Levend kind.
3nbsp;X bij multipara wegens uitgezakte navelstreng naast het
hoofd bij volkomen ontsluiting.
V.P. 1934/1945. V.P. 1936/1096. Levende kinderen.
V.P. 1933/443.
Bij zijn komst vindt de practicant een kloppende uitgezakte
navelstreng. De gewaarschuwde assistent vindt'volkomen ont-
sluiting, doch de navelstreng klopt niet meer. Dadelijk V. en E.
Het kind is dood.
2 X bij multipara wegens dwarsligging.
V.P. 1927/10. V.P. 1936/887. Levende kinderen.
1 X bij multipara wegens niet indalen van een voorhoofds-
ligging.
V.P. 1934/879. Levend kind.
Inbsp;X bij Algemeen vernauwd hekken.
V.P. 1932/55. Primipara.
Uitgezakte navelstreng. V. en E. Levend kind.
In de Kliniek.
IInbsp;X bij conjugata diagonalis 11—11.9 cm.
5 X in groep B.
Toe 1928/312. Vle para. C.D. 11.8 cm.
Vorige baringen: 5 X spont. a terme. Levende kinderen.
Vliezen breken bij ±: 2 cm ontsluiting. Dwarsligging.
-ocr page 237-Gedurende 21/2 dag zijn er geen weeën. Het kind sterft. Ten-
slotte komen er weeën, na 4V2 uur is versie en extractie moge-
lijk. Het doode kind woog 3480 gram.
Toe 1930/133. XVnie para. C.D. 11 cm.
Placenta praevia. Metreuryse. V. en E. Levend kind. 3320 gr.
Toe 1931/154. XHe para. C.D. 11.8 cm.
Vorige baringen:
8 X sp. a t. levende kinderen.
2 X verlossing in narcose. Kinderen dood.
1 X stuitextractie. Kind dood.
Bij opname: dwarsligging en uitgezakte arm, er is volko-
men ontsluiting. V. en E. Levend kind. 3430 gram.
Toe 1931/424. VlIIe para. C.D. 11 cm.
Vorige baringen:
6 X sp. a t. Levende kinderen.
1 X abortus.
Dwarsligging bij staande vliezen, uitwendige versie gelukt
niet. Eenigen tijd later is er volkomen ontsluiting. V. en E.
Levend kind. 2910 gram.
Toe 1934/145. He para. C.D. 11.7 cm.
Vorige baring: I Hooge tang ± 4750 gram. Levend kind.
Na 21/4 uur volkomen ontsluiting daalt het hoofd niet in. Er
wordt een voorhoofdsligging gevonden. V. en E. Het nako-
mende hoofd geeft moeilijkheden. Kind is dood. 4360 gram.
De vervorming bleek voor kruinligging te zijn.
1 X in groep C.
toe 1933/461. VHe para. C.D. 11.8 cm.
Vorige baringen:
I Hooge tang. Levend kind. 4080 gr. (1915/206).
II Hooge tang. Levend kind. 4470 gr. (1918/391).
IIInbsp;Partus arte praematurus.
Levend kind. 3460 gram. (1919/333).
IVnbsp;Hooge tang. Levend kind. 4040 gr. (1921/450).
V Sp. a t. Levend kind. 4190 gr. (1925/360).
VI Sp. a t. Levend kind. 3140 gr. (1927—183).
Baring duurt 2 dagen. Vliezen breken bij 6 cm ontsluiting.
-ocr page 238-navelstreng zakt uit. iVé uur later is er voldoende ontsluiting.
V. en E. Extractie levert geen moeilijkheden op. Het kind heeft
echter te veel geleden en sterft na 20 minuten. 4040 gram.
5 X in groep D.
toe 1932/138. Primipara. C.D. 11.2 cm.
Bij opname staat het hoofd afgeweken. De navelstreng en
een arm zijn uitgezakt. Er is volkomen ontsluiting.
V. en E. Levend kind. 3950 gram.
toe 1930/256. XI para. C.D. 11.4 cm.
Vorige baringen:
I Stuitligging. Sp. ä t. Levend kind.
II Stuitligging. Sp. ä t. Levend kind.
IIInbsp;Dwarsligging. V. en E. Levend kind.
IVnbsp;Dwarsligging. V. en E. Levend kind.
V Dwarsligging. Uitwendige keering op de stuit.
Spontaan en levend geboren.
VI Dwarsligging. V. en E. Levend kind.
VII Dwarsligging. Partus immaturus V. en E. Kind is dood.
VIII Dwarsligging. V. en E. Levend kind.
IX Dwarsligging. Uitwendige keering op de stuit.
Spontaan en levend geboren.
X Dwarsligging V. en E. Levend kind.
Komt voor opname wegens dwarsligging met uitgezakte arm.
Er is volkomen ontsluiting. V. en E. Levend kind 3770 gr.
Voor en na de baring was duidelijk een uterus bicornis te
palpeeren. Hierdoor is te verklaren, dat van de elf kinderen
twee in stuitligging en negen in dwarsligging lagen.
toe 1932/113. IVe para. C.D. 11.7 cm.
Vorige baringen: 3 X sp. a t. Levende kinderen.
Bij opname ligt het kind dwars. Bij 7 cm ontsluiting is het
vruchtwater afgeloopen, 6V2 uur geleden.
Na 3 uur is versie en extractie mogelijk. Levend kind.
4500 gram.
toe 1935/291. IVe para. C.D. 11.4 cm.
Vorige baringen:
I V. en E. ± 6000 gr.? Kind dood.
-ocr page 239-II Stuitextractie. Kind dood ± 4500 gr.
III Stuitextractie. Kind leeft. 3570 gr. (1934/202).
Bij opname ligt het kind dwars. Er is volkomen ontsluitmg.
Vliezen staan. V. en E. Levend kind. 3140 gram.
Bloedende cervixscheur, die gehecht wordt.
Toe 1936/556. IVe para. C.D. 11.3 cm.
Vorige baringen: 3 X sp. ä t. Levende kinderen.
Het kind ligt in aangeziehtsligging; 3 uur na volkomen ont-
sluiting worden de harttonen onregelmatig. V. en E.
Kind weegt 4170 gram en sterft na 3 dagen tengevolge van
een schedelbasisfraetuur.
17 X conjugata diagonalis 10—10.9 cm.
7 X in groep B.
toe 1930/150.
Primipara. C.D. 10.7 cm.
De vrouw komt volgens afspraak in de klmiek bevallen. Bij
opname is er een dwarsligging. Inwendig blijkt er volkomen
ontsluiting te zijn, vliezen staan, zoodat dadelijk V. en E. wordt
gedaan. Kind leeft. 3100 gram.
toe 1930/114.
Ve para. C.D. 10.6 cm.
Vorige baringen: 4 X sp. ä t. Levende kinderen 3000—4000
gram. De vrouw zou thuis bevallen. Bij de komst van den prac-
ticant is het vruchtwater afgeloopen en ligt het kind dwars. Er
is ± 4 cm ontsluiting. De vrouw wordt opgenomen, 4 uur later
is er voldoende ontsluiting voor V. en E. Kind leeft. 3210 gram.
toe 1931/465.
Ille para. C.D. 10.3 cm.
Vorige baringen:
I Spont. ä terme. Levend kind. 3670 gram. (1925/450).
II Spont. ä terme. Levend kind ± 4200 gram? (elders)
Bij het eerste inwendig onderzoek is er volkomen ontsluiting,
vliezen worden gebroken. Het hoofd zet zich vast m voorste
wandbeensligging met het achterhoofd rechts achter Na 4.2
uur komt het hoofd niet dieper, zoodat een tang wordt aange-
legd. Deze mislukt, daarom V. en E. Het kind wordt levend
geboren, doch sterft na 3 uur onder verschijnselen van hersen-
bloeding. 3830 gram.
toe 1932/56.
Xlle para. C.D. 10.8 cm.
Vorige baringen: Alle kinderen zijn spontaan en levend ge-
boren.
De vrouw is twee weken tevoren opgenomen wegens vloeien.
De bloeding wordt zoo sterk, dat er wat gedaan moet worden.
Er is 3 cm ontsluiting en een placenta praevia lateralis. De
vliezen worden gebroken. De bloeding staat niet, er zijn geen
weeën, zoodat een metreurynther wordt ingebracht. Enkele
uren later kan V. en E. gedaan worden. Het kind is echter
reeds dood. 3650 gram.
toe 1935/523.
Vle para. C.D. 10.7 cm.
Vorige baringen: De kinderen zijn spontaan geboren, het
laatste kind werd door onbekende oorzaak doodgeboren.
De vrouw is wegens sociale redenen opgenomen.
Bij inwendig onderzoek wordt een aangezichtsligging ge-
vonden bij staande vliezen en nagenoeg volkomen ontsluiting.
Uitwendige correctie mislukt, zoodat korten tijd later besloten
wordt tot V. en E. wegens niet ingedaalde aangezichtsligging
bij staande vliezen. Het kind leeft. 3200 gram.
toe 1936/555.
Xe para. C.D. 10.8 cm. Uterus bicornis.
Vorige baringen:
I—Hl. Driemaal praemature stuitligging, waarvan slechts 1
kind leeft.
IV Partus immaturus.
V Sp. ä t. Levend kind. 3180 gram. Septum vaginae.
Uterus bicornis. (1929/230).
VI Gemelli, in iedere hoorn een kind.
Beide kinderen leven. 2230 en 2560 gram. (1931/49).
VII Spontaan ä terme, levend kind.
VIII Uitgezakte navelstreng. Uitgangstang. Levend kind.
IX Spontaan ä terme ± 3250 gram.
In verband met de vorige baringen wordt de vrouw opge-
nomen. Zij komt echter als zij in partu is. Er blijkt een be-
wegelijk hoofd boven den ingang te zijn. Inwendig: volkomen
ontsluiting, staande vliezen, voorliggende navelstreng. V. en E.
Levend kind 3110 gram.
toe 1936/594.
Ille para. C.D. 10.8 cm.
Vorige baringen: 2 X sp. ä t. Levende kinderen.
De vrouw wordt opgenomen wegens vloeien.
Bij het eerste inwendig onderzoek is er 3 cm ontsluiting,
staande vliezen, een placenta praevia lateralis. De vrouw heeft
goede weeën, 3 uur later is er volkomen ontsluiting, het hoofd
staat nog hoog, vliezen staan. V. en E. Levend kind, 3260 gram.
S X in groep C.
Toe 1931/493.
Primipara. C.D. 10.4 cm .
Bij het eerste inwendig onderzoek is er 6 cm ontsluiting, vlie-
zen staan. SV2 uur later is er volkomen ontsluiting, er blijkt
nu een navelstreng voor te liggen. V. en E. Levend kind. 3240
gram.
Toe 1927/306.
Vlle para. C.D. 10.4 cm.
Vorige baringen.
I. Forceps a terme. Levend kind. 3000 gr. [1918/402].
II. Spontaan praem. Levend kind. 2550 gr. [1920/310].
HL Spontaan praem. Levend kind. 2850 gr. [1922/38].
IV. Spont. a terme. Levend kind. 2890 gr. [1923/294].
V. Spont. ä terme. Levend kind. 2540 gr. '[1925/340].
1 X abortus.
Gedurende de zwangerschap is tweemaal een stuitligging ge-
keerd tot hoofdligging.
Bij het eerste inwendig onderzoek is er een aangezichtslig-
ging en een voorliggende navelstreng bij volkomen ontsluiting.
Vliezen worden gebroken. V. en E. Levend kind. 3110 gram.
Toe 1933/353.
Ille para. C.D. 10.8 cm.
Vorige baringen:
I. Spont. ä terme. Levend kind. 4800 gr. [1930/181].
II. Stuitligging. 5300 gr. f. [Elders].
Opgenomen wegens bekkenvernauwing.
Bij het eerste inwendig onderzoek is er volkomen ontsluiting.
Vliezen staan, navelstreng ligt voor. V. en E. Levend kind.
4690 gram.
7 X in groep D.
Toe 1936/550.
Primipara. C.D. 10.7 cm.
Opgenomen wegens voorhoofdsligging, de vrouw is reeds
2 dagen in partu. Er blijkt 5 cm ontsluiting te zijn, vliezen
staan. Aangezichtsligging bijna V^ ingedaald. 3 uur later
worden per ongeluk de vliezen gebroken. Er is nog 5 cm ont-
sluiting. 13 uur later is er volkomen ontsluiting. Het hoofd komt
iets dieper en is na SVz uur ruim half ingedaald, de baring
vordert niet. V. en E. De versie gaat uiterst moeilijk. Een levend
kind wordt geboren. 3580 gram. De geboorte van de placenta
laat op zich wachten. De ontstane uterusruptuur wordt aanvan-
kelijk miskend. Na 2V2 uur wordt de Hoogleeraar gewaar-
schuwd, daar de vrouw anaemiscb wordt. Dadelijk wordt de
placenta manueel verwijderd. Er blijkt een groote scheur te
zijn in het onderste uterus segment, die zich in het linker
parametrium voortzet.
De vrouw succombeert, voordat van eenige therapie sprake
kan zijn. Bij obductie is het linker parametrium geheel door-
bloed, en tenslotte naar de vrije buikholte doorgescheurd.
Toe 1929/355.
VHIe para. C.D. 10.3 cm.
Vorige baringen: 7 X spont. a terme. Levende kinderen.
Opgenomen wegens dwarsligging met uitgezakte navelstreng.
De vrouw is gedurende 7 dagen in partu. De vliezen zijn amp;V2
uur geleden gebroken bij volkomen ontsluiting. Dadelijk wordt
versie en extractie gedaan. Kind leeft. 3550 gram.
Toe 1931/387.
XlVe para. C.D. 10.8 cm.
De vrouw is doofstom, alle gegevens over vorige baringen
en over het verloop van deze baring ontbreken. Zij wordt ge-
zonden wegens niet indalen van het hoofd. Er is volkomen ont-
sluiting, de vliezen zijn gebroken. Het hoofd staat bewegelijk
in positio occipitio sacralis. V. en E. Levend kind. 5130 gram.
Het heeft een humerusfractuur, die goed geneest.
Toe 1932/119.
Vle para. C.D. 10.5 cm.
Vorige baringen:
I.nbsp;Forceps ä t. 4000 gram.
II.nbsp;Sp. a t. 3500 gram.
III.nbsp;Sp. ä t. gemacereerd.
IV.nbsp;Dwarsligging als stuitligging geboren. Kind f- 3500 gram?
V. Sp. ä t. 3500 gram?
Opgenomen wegens dwarsligging. De vrouw is reeds 2 dagen
in partu met afgeloopen vruchtwater, er is 4 cm ontsluiting,
het kind is dood. Ondanks pituitrine duurt het nog 5 dagen
voor er voldoende ontsluiting is voor V. en E. Het kind weegt
3640 gram.
Toe 1932/143.
Vlle para. C.D. 10 cm.
Vorige baringen:
3 X forceps ä terme. Levende kinderen.
2 X spont. a terme. Levende kinderen.
1 X stuitextractie. Kind is dood.
Opgenomen wegens mislukte poging tot tangextractie thuis.
De vliezen zijn bij volkomen ontsluiting gebroken uur ge-
leden. Er blijkt een hand te liggen naast het hoofd, dat nog
hoog staat. V. en E. Kind wordt succombeerend geboren. 3700
gram.
Toe 1932/336.
Ve para. C.D. 10.5 cm.
Vorige baringen:
I. Uitgangstang. Levend kind. ± 3750 gram.
IL Hooge tang. Levend kind. Gewicht?
III.nbsp;Sp. ä t. Levend kind. 3250 gram.
IV.nbsp;Sp. ä t. Levend kind. 3500 gram.
Opgenomen wegens voorliggende navelstreng.
Er blijkt volkomen ontsluiting te zijn. V. en E. Levend kind.
3550 gram.
Toe 1936/517.
Ve para. C.D. 10.3 cm.
Vorige baringen:
I en II. Sp. ä t. Levende kinderen.
III.nbsp;Abortus. IV. Stuitextractie. Levend kind.
Opgenomen wegens uitgezakte navelstreng.
Er is volkomen ontsluiting. V. en E. Kind leeft. 3330 gram.
4 X bij Conjugata diagonalis 9—9.9 cm.
1 X in groep B.
Toe 1930/435.
Vlle para. C.D. 9.4 cm.
Vorige baringen:
3 X sp. a t. Levende kinderen. ± 3500 gram.
IV.nbsp;Abortus.
V. Gemelli: le kind gemacereerd. 1700 gram; 2e kind levend.
3000 gram.
VI. Uitgezakte navelstreng. V. en E. Levend kind. ± 3750 gr.
Opgenomen wegens bekkenvernauwing, 2 weken voor de be-
valling. Stuitligging is gekeerd. De vrouw heeft een sluitlaken
gehad.
Voordat inwendig onderzoek gedaan was, breken de vliezen
en zakt de navelstreng uit. Er is volkomen ontsluiting. V. en E.
Levend kind. 3950 gram.
1 in groep C.
Toe 1936/290.
Ve para. C.D. 9.5 cm.
Vorige baringen:
I.nbsp;Thuis hooge tang mislukt, opname, perforatie cranioclasie.
3150 gram. [1924/388].
II.nbsp;S.C. Kind leeft. 3750 gram. [1925/379].
III.nbsp;Eclampsie. S.O. Kind leeft. 2980 gr. [1929/308].
IV.nbsp;Sp. a t. Levend kind. 3700 gr. [1931/306].
Vóór de bevalling opgenomen wegens bekkenvernauwing.
Het kind ligt dwars, wordt op het hoofd gekeerd, ligging wordt
door bedrust met een sluitlaken gefixeerd.
Na 3 dagen ontstaat meteorisme. De vrouw gaat braken,
temperatuur stijgt tot 40°.
Clysma's en herhaalde behandeling met lichtboog brengt geen
verbetering. In 2 dagen tijds is de vrouw zwaar ziek geworden.
De baring komt in gang. Vliezen breken. Er blijkt volkomen
ontsluiting te zijn. Er is een uitgezakte arm naast het bewege-
lijk hoofd. Keizersnede is uitgesloten, in aanmerking komen
repositie van de arm en hooge tang of V. en E. Tot het laatste
wordt besloten.
Het nakomend hoofd ondervindt groote weerstand en gaat
met een schok door den ingang. Het kind leeft, is bleek en slap,
doch herstelt zich na 3 dagen. De ileus herstelt den volgenden
dag, na 13 dagen verlaat de vrouw de kliniek.
Vermoedelijk hebben adhaesies t.g.v. de voorgaande keizer-
sneden door de veranderde statische verhoudingen tijdens de
bedrust met een sluitlaken, een tijdelijke afsluiting van de
darm veroorzaakt.
2 X in groep D.
toe 1931/369.
Hle para. C.D. 9.5 cm.
Vorige baringen: 2 X sp. a t. Levende kinderen.
Opname wegens voorhoofdsligging.
Er is reeds 4 uur volkomen ontsluiting. Het kind in voor-
hoofdsligging daalt niet in. V. en E. Levend kind. 3010 gr.
toe 1936/450.
VlIIe para. C.D. 9.6 cm.
Vorige baringen:
3 X sp. a t. Levende kinderen.
1nbsp;X spont. 29 weken. Kind dood.
2nbsp;X stuitligging. Kinderen dood.
1 X uitgezakte navelstreng. Kind dood.
Opname wegens tweemaal mislukte poging tot V. en E. bij
dwarsligging.
Bij opname blijkt het kind nog boven de contractiering te
zijn. V. en E. Kind ia dood. 3510 gram.
1 X bij Algemeen vernamvd hekken.
toe 1936/405. Groep B.
Ile para. Omtrek 82^/2 cm.
Vorige baring: Spontaan a terme. Levend kind.
Opgenomen wegens vloeien.
Bij 5 cm ontsluiting worden de vliezen wegens de bloeding
gebroken. Er is een placenta praevia lateralis.
2K uur later zijn de harttonen onregelmatig, de ontsluiting
is voldoende voor V. en E. Kind leeft. 3590 gr.
Het heeft een fractura humeri, die goed geneest.
2 X hij Bijzondere hekkens.
Beide in groep B.
toe 1932/365.
Ile para. Trechterbekken met nauwe uitgang. Promontorium
nielj te bereiken. De vrouw heeft een gibbus.
Vorige baring: I Spont. ä terme. Levend kind. 2600 gr.
(1921/209). Bij opname is het vruchtwater afgeloopen, er is
een dwarsligging. Inwendig: volkomen ontsluiting.
Dadelijk V. en E. Levend kind. 2750 gram.
toe 1934/303.
Ille para. Zelfde vroulw als de voorafgaande, (toe 1932/365).
Opgenomen wegens vloeien.
Er treedt een ernstige bloeding op, waarom het halskanaal
getamponeerd wordt. Pituitrine.
2 dagen later is er 4 cm ontsluiting. De bloeding maakt tam-
ponade met de stuit na keering volgens Braxton Hicks
noodig. Spoedig kan het kind geëxtraheerd worden.
Het leeft. 2340 gram.
Decapitatie.
Decapitatie verrichte men bij verwaarloosde dwarsligging,
alg versie en extractie te groote gevaren voor de moeder met
zich brengt. Het kind is dan bijna steeds dood, zoodat keizer-
snede zelden of nooit geïndiceerd is.
De voorliggende schouder wordt dieper getrokken, op ge-
leide van de hand wordt een sleutelhaak van S m e 11 i e om
de hals gebracht. Door draaien van de haak wordt de hals-
wervelkom gebroken. Met de lange schaar van S i e b o 1 d
worden de weeke deelen van de hals doorgeknipt. Als hoofd en
romp gescheiden zijn, wordt de romp naar buiten getrokken.
Het hoofd wordt uitwendig door den ingang gedrukt en met
Muzeux gepakt. Bij sterke bekkenvernauwing gelukt dit niet
en moet het achtergebleven hoofd geperforeerd worden en met
de cranioclast gepakt worden. Soms gelukt het, met forceps
of Muzeux het hoofd door den ingang te trekken.
Vooral als de vrouw niet in narcose is, doet men goed zich
niet te haasten en zoo voorzichtig mogelijk te werk te gaan.
4 maal werd tot decapitatie overgegaan.
Indicaties:
Toe. 1931/199.
Opname wegens uitgezakte arm en navelstreng. De vrouw
is 5 X spontaan a terme bevallen in hoofdligging. De kinderen
leven. C.D. 11.2 cm. Er is een verwaarloosde dwarsligging.
Kind is dood. Decapitatie. Perforatie van het achtergebleven
hoofd, dat met de cranioclast geboren wordt.
Toe 1929/342.
Opname 8 dagen voor de bevalling wegens bekkenvernau-
wing. C.D. 10.2 cm. Secundipara. le kind is spontaan praema-
tuur geboren, na 2 uur dood. In het begin van deze graviditeit
vloeide de vrouw gedurende 2 dagen. Behandeling bedrust
chorionpoeders. Gedurende de geheele graviditeit bleek het
kind geen stabiliteit voor eenige ligging te hebben.
Hoofd-, stuit- en dwarsliggingen wisselden elkaar af. Met
een sluitlaken werd getracht de hoofdligging te bevorderen.
Als de vrouw in partu komt, is de ligging uitwendig moei-
lijk te bepalen. Na 2 uur breken de vliezen. Bij inwendig on-
derzoek wordt bij ongeveer 6 cm ontsluiting, een voet en on-
derbeen gevoeld, terwijl de contractiering om de buik van het
kind snoert. De aanvankelijk krachtige weeën zakken af en
gedurende 24 uur is er weinig voortgang. Tenslotte is er vol-
komen ontsluiting, de kinderlijke harttonen nemen toe in fre-
quentie, zoodat overgegaan wordt tot het afhalen van de voet,
hierbij komt echter een arm in de vul va te voorschijn! Deze
wordt gereponeerd, de navelstreng klopt niet meer, het gelukt
niet een voet af te halen, zoodat tot decapitatie besloten wordt.
De arm wordt weer afgehaald. Met de haak van S m e 1 i e
wordt de hals gebroken en met de S i e b o 1 d s c h e schaar
doorgeknipt, waarna de romp kan worden geëxtraheerd.
Het hoofd wordt uitwendig in den bekkeningang gedrukt en
met een Muzeux gegrepen aan de onderkaak. Deze glijdt af.
Met de inwendige hand wordt nu het hoofd in achterhoofds-
ligging op den ingang gebracht. Perforatie van de schedel.
Met de cranioclast gelukt het niet de schedel te extraheeren,
door telkens afglijden. Het hoofd wordt met twee Muzeux ge-
grepen en naar buiten getrokken.
Gewicht van het kind 2510 gram.
Kraambed gestoord door een endometritis.
Toe 1929/179.
Opname wegens dwarsligging. C.D. 9.5 cm.
Bij deze luetica is de afloop der vorige bevallingen haar zelf
niet meer goed bekend. Zij is Xle para en heeft 5 kinderen in
leven, die spontaan geboren zijn. Bij het begin van de baring
is het vruchtwater afgeloopen 93 uur geleden.
Er is volkomen ontsluiting, kind ligt dwars met uitgezakte
arm. Het is dood, bevindt zich grootendeels nog boven de
contractiering.
Decapitatie, rompextractie. Hoofd door expressie geboren.
Toe 1935/74.
Opname wegens verwaarloosde dwarsligging. Conjugata
diagonalis onbekend.
Vorige bevallingen:
I. Spontaan a terme hoofdligging. ,
II. Stuitextractie.
III. Abortus.
Beide kinderen leven.
Na opname wordt onverwijld tot decapitatie overgegaan,
welke geen moeilijkheden met zich brengt.
Sectio Caesarea.
In de Utrechtsche kliniek wordt voor elke verloskundige in-
greep, die onder anaesthesie geschieden moet, aethernarcose
toegepast, zonder inleiding met chlooraethyl.
Zoo ook bij het verrichten van keizersnede. Ongeveer een
half uur te voren wordt 10 mgr. morfine gegeven. Een enkele
maal bestond er een tegenaanwijzing voor inhalatie narcose,
bijvoorbeeld bij bronchitis. In die gevallen werd gebruik ge-
maakt van locaal anaesthesie van de buikwand met een meng-
sel van novocaine-adrenaline oplossing.
Zooveel mogelijk werd de operatie volgens een bepaalde een-
voudige techniek uitgevoerd. Een enkele maal werd hiervan
afgeweken, als uitgebreide adhaesies van den uterus met de
omgeving hiertoe aanleiding gaven.
233
Techniek.
Mediane incisie van even onder de navel tot de symphysis,
Buikholte wordt geopend in de linea alba. De uterus wordt niet
geëventreerd. Met lange gaastampons wordt de vrije buikholte
afgesloten, zoodat geen bloed of uterusinhoud erin kan loopen
en worden de darmen naar boven uit het operatiegebied weg-
gehouden. Tevens wordt de patiënte in de ligging van T r e n-
delenburg gebracht.
Het peritoneum voor den uterus wordt even boven de blaas
dwarsgekliefd en samen met de blaas voorzichtig losgemaakt
van het onderste uterussegment en naar beneden afgeschoven.
Het onderste uterussegment ligt nu vrij, het blaasperitoneum
wordt met een groot buikspeculum distaalwaarts terug ge-
houden.
Over het onderste uterussegment verloopen soms groote
venen, die onderbonden worden.
In de eerste jaren werd het onderste uterus segment ge-
opend door een mediane incisie, doch menigmaal liep de incisie,
bij een kort onderste uterussegment door in het corpus uteri,
waardoor sterke bloeding optrad uit de bovenste wondhoek.
Later werd dus steeds het onderste uterus segment in dwarse
richting geincideerd.
Hoe hooger bij overlangsche incisie de contractiering ge-
stegen is, des te gemakkelijker is de techniek. Het is dus van
voordeel als de baring reeds eenigen tijd heeft geduurd. Bij
dwarse incisie is dit van minder belang. Wanneer de vliezen
nog staan, worden zij geperforeerd. Ligt het kind in hoofdlig-
ging, dan wordt met den hand ingaande in den wond, het
achterhoofd voor de opening gebracht en het kind door expres-
sie op den fundus uteri geboren. Een tang heeft men hier zel-
den bij noodig.
Ligt het kind niet in hoofdligging dan wordt een voet ge-
pakt en volgt stuitextractie lege artis. De navelstreng wordt
dubbel onderbonden en doorgeknipt. Het kind wordt ter ver-
dere verzorging aan een ander overgegeven, die het kind bij-
brengt uit de narcose door het in een warm badje te houden
en zoonoodig slijm uit de keel zuigt.
Wat nu verder gedaan moet worden, hangt af van de ont-
sluiting van de cervix.
Wil men de placenta langs den natuurlijken weg geboren laten
worden, dan moet er voldoende ontsluiting zijn, om, in geval
van blijven vastzitten, tot manueele placenta-verwij dering te
kunnen overgaan.
Het heeft groote voordeden, de placenta langs vaginalen
weg te laten komen, daar gebleken is, dat het bloedverlies ge-
ringer is, dan wanneer men dadelijk de placenta verwijdert.
Indien dus de ontsluiting voldoende is, d.i. meer dan 5 cm,
wordt de afgebonden navelstreng teruggebracht in den uterus.
Zoo niet, dan wordt de losliggende placenta door expressie door
de wond geboren. De geheel of gedeeltelijk vastzittende pla-
centa wordt met de handgreep van Crédé of manueel ver-
wijderd. Haastig moet men dit niet doen. De uterus moet in
de gelegenheid gesteld worden de placenta los te maken. In dien
tusschentijd kunnen de wondhoeken in het onderste uterusseg-
ment alreeds gesloten worden. Na verwijderen van de placenta
wordt onderhuids secale ingespoten.
De uterus wond wordt verder gesloten met catgut. Daarna
een catgutdeknaad ala Lembert. Het blaasperitoneum
wordt ever den wond gehecht. Gaastampons worden ver-
wijderd.
Peritoneum parietale wordt met een doorloopende catgut-
naad gesloten.
De fascie wordt met catguthechtingen hersteld. Tenslotte
wordt de huid gehecht met zijden knoophechtingen of agraves
Steriel verband.
Is de placenta in den uterus achtergebleven, dan wordt door
expressie op den fundus uteri de navelstreng geboren. Ligt de
placenta los, dan wordt zij door uitstrijken of stempelen geboren.
Blijft de placenta te lang vastzitten of treedt een bloeding op,
dan word de handgreep van Crédé toegepast. Wanneer deze
handgreep mislukt, kan zonder bezwaar manueele verwijdering
der placenta geschieden.
Nabehandeling.
Evenals alle operatie-patiënten, blijven de vrouwen gedu-
rende drie weken plat te bed liggen. De verpleging geschiedt
de eerste dagen door drie zusters, later twee.
Indien geen complicaties optreden en de temperatuur gerui-
men tijd normaal is, wordt de vrouw gemobiliseerd en uit de
kliniek ontslagen.
Indicaties tot de keizersnede.
In het algemeen wordt slechts tot keizersnede bij een bekken-
vernauwing overgegaan, wanneer gebleken is, dat de geboorte
van een levend kind, langs den natuurlijken weg, onmogelijk
of althans hoogst riskant is.
In verband daarmede, wordt primair slechts tot Sectio Cae-
sarea overgegaan,
1° wanneer uit de afloop der vorige baringen de moeilijk-
heden, die een bepaald bekken oplevert, zijn gebleken.
2° wanneer het baringskanaal zoo klein, resp. de wanverhou-
ding tusscKen hoofd en bekken zoo groot is, dat naar mensche-
lijke berekening, de geboorte langs den natuurlijken weg uitge-
sloten is. In alle andere gevallen wordt aan de baring langs
den natuurlijken weg een kans gegeven, en eerst wanneer in
het verloop van zoo'n baring blijkt, dat het hoofd niet indaalt
of wanneer zich complicaties voordoen, die het leven van moe-
der of kind in gevaar brengen, wordt Sectio Caesarea gedaan.
Uit de aard der zaak is de beslissing of nog langer gewacht
kan worden, dan wel of tot keizersnede zal worden overge-
gaan, lang niet altijd gemakkelijk. Soms moet men na uren
wachten, gedurende welken tijd het kind in levensgevaar kan
zijn gekomen, toch nog keizersnede doen, in andere gevallen
echter, en die zijn lang geen zeldzaamheid, wordt de expecta-
tieve leiding beloond door de geboorte van een levend, goed kind
per vias naturalis, en wordt de vrouw een sectio caesarea be-
spaard.
Aangezien de beoordeeling van de mogelijkheid van een partus
per vias naturalis bij stuit- en dwarsligging veel moeilijker is,
dan bij achterhoofdsliggingen, is men geneigd bij, deze liggings-
afwijkingen veel eerder tot Sectio Caesarea over te gaan, dan
bij een normale hoofdligging, zoodat onder deze omstandighe-
den het aantal primaire Sectio Caesarea veel grooter is dan bij
achterhoofdsligging.
Dit moge uit het volgende blijken:
Bij 2297 hoofdliggingen werd 122 X S.C. gedaan = 5.3 %.
-ocr page 252-Bij 42 gevallen van uitgezakte navelstreng 20 X S.C. =
47.5
Bij 103 stuitliggingen 7 X S.C. = 6.8 %.
Bij 42 dwarsliggingen 7 X S.C. = 16.7 %.
Éénmaal werd keizersnede gedaan wegens placenta praevia
bij bekkenvernauwing.
Voor een overzicht van de keizersneden zijn deze in tabel-
vorm gebracht. De Nos. 1—44 kwamen voor bij primiparae,
die één keizersnede ondergingen. De Nos. 45—77 zijn de mul-
tiparae, die één keizersnede ondergingen. De Nos. 78—114 zijn
de vrourwen met 2 S.C. De Nos. 115—136 zijn de vrouwen met
3 S.C. De Nos. 137—145 zijn de vrouwen met 4 S.C. De Nos.
146—152 zijn de vrouwen met 5 S.C. De Nos. 153—157 kwamen
voor bij een vrouw, bij wie zes maal keizersnede werd gedaan.
Zie voor deze tabellen bldz. 262 en volgende.
Wegens bekkenvernauwing werd bij 59 primiparae keizer-
snede gedaan, voor enkelvoudige voldragen zwangerschap.
Indicaties.
23 maal bleek de wanverhouding tusschen hoofd en bekken
te sterk, reeds voor volkomen ontsluiting.
2 X bij C.D.: 10—10.9 cm: N° 33, 34.
9 X bij C.D.: 9—9.9 cm: N° 2, 13, 14, 19, 21, 23, 29, 110, 113.
9 X bij C.D.: 8—8.9 cm: N° 11, 22, 26, 28, 36, 43, 97,121,139.
2 X bij C.D.: 7—7.9 cm: N° 8, 124.
Inbsp;X bij Coxitis tuberculosa. C.D. 9.4 cm: N° 134.
20 maal wegens sterke bekkenvernauwing, met vroegtijdig
afloopen van het vruchtwater en weinig krachtige weeën.
6 X bij C.D. 10—10.9 cm : N° 1, 3, 15, 30, 42, 44.
IInbsp;X bij C.D. 9—9.9 cm: N° 4, 5, 6, 24, 31, 35, 37, 88, 92,
98, 146.
3 X bij C.D. 8—8.9 cm: N° 16, 38, 86.
2nbsp;maal wegens bekkenvernauwing en eclampsie.
1 X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 32.
1 X bij C.D. 8—8.9 cm: N° 114.
3nbsp;maal wegens sterke bekkenvernauwing en niet te keeren
stuitligging.
1 X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 9.
-ocr page 253-2 X bij C.D. 9—9.9 cm: N° 18, 40.
U maal wegens bekkenvernauwing met voorliggende en uit-
gezakte navelstreng.
2 X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 12, 17.
2 X bij C.D. 9—9.9 cm: N° 7, 41.
7 maal werd keizersnede verricht, waarvan de indicatie af-
zonderlijk vermeld wordt op grond van bijzonderheden in de
indicatie.
Toe 1933/487. N° 20.
Conjugata diagonalis 9.1 cm.
Bij volkomen ontsluiting wordt de verhouding tusschen hoofd
en bekken nog eens beoordeeld, nadat de vrouw reeds 40 uur
in partu is. Er wordt besloten de vliezen niet te breken en
sectio caesarea te doen. Levend kind. 3630 gram. Kraambed
licht gestoord.
Toe 1936/116. N° 111.
Conjugata diagonalis: 8.5 cm. Het hoofd zet zich vast in ach-
terste wandbeensligging. Bij volkomen ontsluiting worden de
vliezen gebroken. Na 2Vi uur is het hoofd niet veel dieper ge-
komen, secundaire sectio caesarea. Levend kind. 3280 gram.
Kraambed gestoord door thrombose.
Toe 1934/173. N° 25.
Conjugata diagonalis 10 cm.
De vrouw zou volgens afspraak in de kliniek bevallen en
komt eerst na het afloopen van het vruchtwater, IVA uur ge-
leden, voor opname. Er is dan 3 cm ontsluiting, de navelstreng
is uitgezakt, meconium loopt af. Hoofd staat voor een klein
segment ingedaald, puilt zeer sterk uit.
Sectio Caesarea zal vermoedelijk te laat zijn om het kind te
redden, doch deze primipara is 43 jaar oud. Het kind wordt
diep asphyctisch geboren, sterft na Va uur.
Toe 1934/342. N° 27.
Conjugata diagonalis 10.5 cm. Conjugata vera dV^ cm (ob-
ductie). De vrouw is 29 dagen tevoren opgenomen. Tijdens de
weeën een lichte eclamptische aanval. Bloeddruk stijgt tot 205.
Weeën zijn niet krachtig. Na 28 uur is er volkomen ontsluiting,
de vliezen zijn dan reeds 43 uur gebroken. De schedel, die aan-
vankelijk hoog stond, staat met een punt in het bekken en pro-
mineert weinig meer.
Er zijn tijdens de uitdrijving krachtige weeën; na 1 uur is
het hoofd niet dieper gekomen en blijft promineeren. Secun-
daire Sectio caesarea. Levend kind. 3 uur post operationem
sterft de vrouw door hartzwakte na de narcose.
Toe 1930/524. N° 94.
Conjugata diagonalis 9.3 cm. Uitgangsvernauwing. In partu
opgenomen. De vrouw heeft gedurende 5 dagen weeën, en is
in dien tijd herhaalde malen inwendig onderzocht. Temp. 37°.9,
pols 124.
Er is 4 cm ontsluiting. De vliezen zijn 6 uur te voren gebro-
ken. Kind is dood. Er is geen tympania uteri. Het hoofd puilt
zeer sterk uit en staat nog bewegelijk boven den ingang.
Wachten op volkomen ontsluiting en daarna perforatie van
de schedel kan slechte gevolgen voor de vrouw met zich brengen.
De aanzienlijke uitgangsvernauwing zal groote moeilijkheden
opleveren.
Daarom keizersnede voor een dood kind!
Bij de operatie wordt een overlangsche incisie gegeven in het
onderste uterussegment. Contractiering omsnoert de hals, zoo-
dat de snede in het corpus uteri verlengd moet worden. Het
kind is gemacereerd. 3580 gram.
Kraambed gestoord door thrombose, duurt 55 dagen.
Toe 1934/115. N° 107.
Conjugata diagonalis 8.3 cm.
Opname durante partu. Vruchtwater is bij het begin der
weeën afgeloopen ongeveer 80 uur geleden.
De vrouw werd herhaaldelijk onderzocht. Temp. 38°.5. pols
100. Er is een tympania uteri. Vruchtwater is breiig, stinkt.
Kind ligt in hoofdligging en leeft. Ontsluiting bedraagt 7 cm.
Verschillende mogelijkheden worden overwogen:
1.nbsp;Afwachten, pituitrine, duurt nog lang. Kind gaat dood. Per-
foratie is dan nog moeilijk en gevaarlijk.
2.nbsp;Perforatie van het levende kind. De toestand van de moeder
vereischt dit momenteel nog niet.
3.nbsp;Schaambeensnede bij een primipara komt niet in aan-
merking.
4. Keizersnede heeft voordeden:
uteris is dadelijk ontledigd;
kind maakt een kleine kans;
geen laexis van weeke deelen.
Maar ook nadeelen:
Gevaar voor peritonitis, dit zal echter wel meevallen, want
er is vermoedelijk meer sprake van rotting in utero door goed-
aardige coccen, dan van een kwaadaardige infectie.
Er wordt tot keizersnede besloten.
Kind is zeer diep asphyctisch en heeft geaspireerd, het sterft
na 3 dagen.
De vrouw krijgt twee buikwondabscessen, waardoor het
kraambed 47 dagen duurt.
Toe 1931/51. N° 10.nbsp;, . ^
Promontoruim niet te bereiken, weinig bewegelijkheid in de
symphysis. Op de Röntgenfoto: algemeen vernauwd bekken.
De vrouw is 36 dagen tevoren opgenomen.
De baring begint met het afloopen van het vruchtwater.
Na 33 uur is er 8 cm ontsluiting. Het hoofd is de spinaallijn
gepasseerd, is boven de bekkeningang nog te voelen, maar pro-
mineert niet. Er is een uitgangsvernailwing. Diagnose wordt
gesteld op: trechterbekken.
Het! hoofd is gemakkelijk op te drukken. Het is zeer twijfel-
achtig of forcipaal een levend kind geëxtraheerd zal kunnen
worden.
Daarom wordt tot keizersnede besloten, ondanks:
langdurige baring;
vroeg afloopen van het vruchtwater;
temperatuur 38°.
Levend kind wordt geboren.
Kraambed is gestoord door een mastitis en duurt 64 dagen.
Resultaat kinderen.
Van de 59 kinderen zijn er 3 gestorven.
Toe 1930/524. N° 94.
Keizersnede voor een dood kind. Baring had reeds 5 dagen
geduurd. Tympania uteri. Kind was reeds gemacereerd.
Toe 1934/115. N° 107.
Keizersnede bij tympania uteri.
Kind na 3 dagen dood door aspiratie.
Toe 1934/173. N° 25.
Bü 3 cm ontsluiting zakt navelstreng uit. Meconium. Vrouw
is 43 jaar oud. Poging kind nog te redden, faalt. Kind sterft
na V2 uur door asphyche.
Multiparae.
Wegens bekkenvernauwing werd bij 94 multiparae keizer-
snede gedaan, bij voldragen enkelvoudige zwangerschap.
Indicaties.
U7 maal bleek de wanverhouding tusschen hoofd en bekken
te sterk reeds vóór volkomen ontsluiting.
10 X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 50, 78, 79, 104, 118, 119,
128, 130, 138, 139.
14 X bij C.D. 9—9.9 cm: N° 55, 59, 67, 82, 99, 100, 101,
106, 108, 126, 127, 148, 149, 150.
20 X bij C.D. 8—8.9 cm: N° 56, 60, 61, 87, 97, 103, 110, 121,
122, 141, 142, 143, 144, 151, 152, 153, 154, 155, 156.
2 X bij C.D. 7—7.9 cm: N° 124, 125.
1nbsp;X bij coxitis tuberculosa C.D. 9.4 cm: N° 134.
9nbsp;maal wegens sterke bekken vernauwing, vroegtijdig afloo-
pen van het vruchtwater, weinig krachtige weeën.
2nbsp;X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 51, 57.
7 X bij C.D. 9—9.9 cm: N° 46, 71, 84, 91, 93, 137, 145.
10nbsp;maal wegens voorliggende of uitgezakte navelstreng bij
sterke bekkenvernauwing.
4 X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 53, 58, 62, 70.
4 X bij C.D. 9—9.9 cm: N° 45, 54, 132, 147.
2 X bij C.D. 8—8.9 cm: N° 64, 135.
1 maal wegens stuitligging bij sterke bekkenvernauwing.
C.D. 9—9.9 cm: N° 89.
3 maal wegens dwarsligging bij sterke bekkenvernauwing.
1 X bij C.D. 10—10.9 cm: N° 90.
1 ,x bij C.D. 9—9.9 cm: N° 83.
1 X bü C.D. 8—8.9 cm: N° 116.
1 maal wegens sterke uitgangsvernauwing. N° 65.
-ocr page 257-2 maal wegens bekkenvernauwing en placenta praevia.
1 X bij C.D. 11—11.9 cm: N° 69.
1 X bü C.D. 9—9.9 cm: N° 75.
1 maal wegens sterke bekkenvemauwing en eclampsie.
C.D. 10—10.9 cm: N° 85.
20 maal wegens bijzondere, hieronder te vermelden indicatie.
Niet indalen na volkomen ontsluiting.
Toe 1928/25. N° 48.
IVe para. Conjugata diagonalis 10.2 cm.
Afloop vorige baringen:
I. Stuitligging, doodgeboren (thuis).
II.nbsp;Toe 1921/324. Versie en extractie voor voorliggende na-
velstreng. Kind leeft. 3810 gram.
III.nbsp;Toe 1926/325. Hooge tang. Kind leeft. 3960 gram.
Thans heeft de vrouw spoedig volkomen ontsluiting. Hoofd
staat bewegelijk boven den ingang, puilt matig uit. De vliezen
worden gebroken. De weeën zijn niet krachtig en na 4 uur vol-
komen ontsluiting staat het hoofd nog geheel bewegelijk, zoo-
dat besloten wordt tot Secundaire Sectio Caesarea.
Kind leeft. 3600 gram. Kraambed verloopt gunstig.
Toe 1929/61. N° 52.
VlIIe para. Conjugata diagonalis 10.8 cm.
Afloop der vorige baringen:
I_IV. De eerste vier kinderen worden spontaan en levend ge-
boren.
V. Toe 1919/472. Hoofd daalt niet in. Hooge tang mislukt,
schaambeensnede, daarna gelukt de tang. Levend kind.
3970 gram.
VI. Toe 1921/206. Hooge tang. Kind leeft.
VII. Toe 1924/319. Partus arte praematurus. Levend kind.
3030 gram.
Thans wordt de partus a terme afgewacht. Er is na 9 uur
volkomen ontsluiting. Hoofd puilt sterk uit. Vliezen worden
gebroken. Ondanks krachtige weeën daalt het hoofd met m en
blijft b^egelijk boven den ingang. Na IV2 uur secundaire
sectio caesarea. Kind leeft. 4870 gram.
Kraambed verloopt gunstig.
Kind sterft na 22 uur.
Toe 1934/282. N° 68.
He para. Conjugata diagonalis 10.2 cm.
Afloop der vorige bevalling:
I. Langdurige baring. Spontaan praematuur.
± 1000 gram. Na 7 maanden is het kind gestorven.
Thans loopt het vruchtwater bij het begin van de baring af;
2854 uur later loopt er meconium af; er is reeds geruimen tijd
4 cm ontsluiting, zonder vorderen van de baring. Besloten
wordt keizersnede te doen. Kind leeft, sterft na 22 uur door
aspiratie. Het woog 3110 gram. Kraambed was wat gestoord.
Niet indalen bij volkomen ontsluiting.
Toe 1935/482. N° 72.
Vlle para. Conjugata diagonalis 9.2 cm.
Afloop der vorige baringen:
I_V. Vijfmaal spontaan ä terme. Levende kinderen.
VI. Foetus maceratus.
Thans blijven de vliezen staan tot volkomen ontsluiting. Het
hoofd puilt sterk uit. Vliezen worden gebroken, doch na 31/2 uur
daalt het hoofd niet in. Secundaire sectio caesarea. Kind leeft.
2860 gram. Kraambed sterk gestoord door thrombose.
Toe 1935/493. N° 73.
Ve para. Conjugata diagonalis 9.4 cm.
Afloop der vorige baringen:
I_IV. Viermaal werden de kinderen spontaan ä terme,
levend geboren.
Thuis werd dit maal gewacht tot volkomen ontsluiting en
de vliezen door den huismedicus gebroken. Wegens niet indalen
van het hoofd wordt de vrouw opgenomen in de kliniek. Het
hoofd puilt sterk uit. Secundaire sectio caesarea. Levend kind
4100 gram. Kraambed gestoord door draadettering.
De sectio geschiedde 654 uur na het breken van de vliezen.
Niet indalen 22 uur na volkomen ontsluiting.
Toe 1930/131. N° 102.
Ile para. Conjugata diagonalis. 8.8 cm.
-ocr page 259-Afloop vorige baring:
I. Langdurige baring. Kind dood.
Thans worden thuis door den huismedicus de vliezen bij
volkomen ontsluiting gebroken. Het hoofd daalt niet in, daar-
om wordt de vrouw 22 uur(!) later opgenomen. Er loopt stin-
kend vruchtwater af. Secundaire sectio caesarea. Levend kind.
3870 gram.
Kraambed gestoord door buikwandabsces.
Keizersnede wegens langzame harttonen.
Toe 1935/433 N° 131.
HIe para Conjugata diagonalis. 10.5 cm.
Afloop der vorige baringen:
I. Hooge tang ä terme. Kind sterft na 4V2 week door wond-
infectie.
IL S.C. ä terme. Kind dood ± 2500 gram.
Thans loopt het vruchtwater vroeg af. 6 uur later is er 7
cm, ontsluiting. Hoofd puilt flink uit. Harttonen worden lang-
zaam. Keizersnede. Levend kind. 3810 gram. Kraambed ge-
stoord door thrombose.
Myoom.
Toe 1928/68. N° 117.
Ve para. Conjugata diagonalis: 10 cm.
Afloop der vorige baringen:
I. Spontaan ä terme. Hoofdligging. Langdurige baring. Kind
durante partu gestorven.
IL Hooge tang ä terme. Kind leeft.
III.nbsp;Spontaan ä terme. Hoofdligging. Kind na 2 dagen dood.
IV.nbsp;Stuitextractie? ä terme, doodgeboren.
Anamnestisch zou zich een myoom in het kleine bekken be-
vonden hebben bij de vorige bevalling, dat echter thans niet
gevonden wordt, wel is er een myoom in de rechter tubahoek.
Het hoofd staat afgeweken, het kind is groot, gezien verder
de afloop van de vorige bevallingen, wordt er tot keizersnede
besloten als het blijkt dat er bij inwendig onderzoek volkomen
ontsluiting is met staande vliezen.
De uterus blijkt getordeerd te zijn en met de linkerzijde
-ocr page 260-voor te liggen. Vrijleggen van het onderste uterussegment ge-
lukt niet. Daarom incisie in het corpus uteri. Het hoofd blijkt
echter beneden de contractiering vast zitten, daarom wordt de
incisie verlengd tot in het onderste uterussegment. Er ontstaat
een flinke bloeding. Kind is goed, 4270 gram. Placenta wordt
door de wond verwijderd. Sterke nabloeding. Pols is nauwe-
lijks voelbaar. Durante operatione wordt de vrouw gestimu-
leerd met Coffeine. Na de operatie onderhuidsch infuus van
1 L. physiologisch water.
Kraambed gestoord, duurt 33 dagen.
De vrouw wordt nog tweemaal zwanger en wordt beide
malen door de keizersnede verlost.
Toe 1929/264 en Toe 1931/123. Beide keeren wegens te
groote wanverhouding.
Eén nier. Doodelijke embolie.
Toe 1932/254. N° 63.
Xe para. Conjugata diagonalis. 10.8 cm.
Afloop der vorige bevallingen:
I. Forceps ä terme. Kind is 17 jaar oud geworden.
H. Forceps ä terme. Kind leeft.
IH. Forceps ä terme. Kind durante partu gestorven.
IV. Uitgezakte navelstreng. Versie en extractie.
Levend kind. (Toe 1916/26).
V. Voorhoofdsligging, manueele correctie. Tang. Kind dood
door schedelbreuk. (Toe 1919/225).
VI. Partus arte praematurus. Hoofdligging, leeft. 3170 gram.
(Toe 1920/439).
VIL Partus arte praematurus. Stuitligging, leeft. 2860 gr.
(Toe 1923/196).
VHI. Partus arte praematurus. Hoofdligging, leeft. 2940 gram.
(Toe 1925/228).
IX. Achterste wandbeensligging ä terme. (Toe 1927/332).
Schaambeensnede. Hooge tang. Kind leeft. 4100 gram.
Sterk gestoord kraambed. Ureterfistel. Nephrectomie.
Besloten wordt deze maal keizersnede te doen, gezien de sterke
bekkenvernauwing en het feit, dat de vrouw één nier heeft,
zoodat schaambeensnede ditmaal te gewaagd is.
Geen inwendig onderzoek. Vliezen staan.
-ocr page 261-Placenta door de wond verwijderd. De tubahoeken worden
doorgeknipt om de vrouw te steriliseeren.
Kraambed verloopt met temperatuursverhooging.
De 14e dag krijgt de vrouw een glycerine spuitje, even
daarna doodelijke embolie. Post mortem blijkt het, dat oedeem
van het linkeronderbeen nog niet was opgemerkt.
Vroeg afloopen van het vruchtwater.
Toe 1934/10. N° 66.
Ille para. Conjugata diagonalis 10.8 cm.
Afloop der vorige bevallingen:
I.nbsp;Spontane abortus van 10 weken.
II.nbsp;Stuitligging ä terme. Vliezen vroeg gebroken, weeënzwakte,
tympania uteri, pituitrine. foetus maceratus 3300 gram.
De vrouw komt 26 dagen tevoren in de kliniek.
Weer loopt het vruchtwater vroeg af. Na bijna 2 dagen zijn
er nog geen weeën. Bij inwendig onderzoek wordt een staande
portio gevonden.
Keizersnede wegens de flinke bekkenvernauwing met vrij
sterk uitpuilend hoofd. De vrouw is 44 jaar oud en heeft nog
geen levend kind.
Operatie zonder complicaties. Levend kind van 3940 gram.
Kraambed heeft gunstig verloop en duurt 24 dagen.
Keizersnede na mislukte poging tot tang extractie.
Toe 1934/144. N° 129.
XlVe para. Conjugata diagonalis. 10 cm.
Afloop der vorige bevallingen:
I. Forceps a terme. Levend kind.
II.nbsp;Spontaan ä terme. Hoofdligging. Kind leeft.
III.nbsp;Spontaan ä terme. Hoofdligging. Langdurige baring.
Kind leeft.
IV.nbsp;Spontaan a terme. Hoofdligging. Langdurige baring.
Kind heeft 2 dagen geleefd.
V. Forceps a terme. Kind leeft.
VI—XIII. 8 maal partus arte praematurus door eivliessteek in
in de 8ste maand van de zwangerschap. 5 kinderen zijn
doodgeboren.
De vrouw is thans ä terme. Zij heeft spoedig volkomen ont-
sluiting. Vliezen breken. Gedurende de uitdrijving daalt het
hoofd een klein segment in, en zet zich vast in achterste wand-
beensligging. De weeën zijn vrij krachtig. De vrouw perst
slecht mee.
Hoofd komt na eenigen tijd niet dieper, puilt wel veel minder
uit voor de symphysis, zoodat 2 uur na het breken van de vlie-
zen tot forcipale extractie besloten wordt. Buiten narcose wor-
den de lepels ingebracht. De tang ligt echter zoo onrustig,
dat van extractie wordt afgezien en tot keizersnede wordt
overgegaan. Levend kind van 3980 gram.
Kraambed vrijwel ongestoord, duurt 23 dagen. Deze vrouw
werd nog tweemaal zwanger, en werd beide malen door sectio
caesarea verlost.
Toe 1935/18. Toe 1937/527.
Het opmerkelijke van deze vrouw is, dat haar bekken geen
aanleiding heeft gegeven tot liggingsafwijkingen van het kind,
maar dat de vernauwde doorgang met het toenemen van het
aantal zwangerschappen een steeds grootere rol is gaan spelen.
Met hulp van vroedvrouw en huisarts zijn de eerste vijf
zwangerschappen geëindigd met één slechte afloop voor het
kind.
Daarna zijn de kinderen blijkbaar grooter geworden of heb-
ben hardere schedels gekregen, zoodat acht maal eivliessteek
werd toegepast in de 8ste maand en driemaal keizersnede werd
verricht voor een voldragen zwangerschap.
De laatste twee maal zette het hoofd zich niet meer vast
tijdens de uitdrijving.
Toe 1936/196. N° 113.
Ile para. Conjugata diagonalis 10.7 cm.
Afloop vorige bevalling.
I. Keizersnede. Kind in stuitligging ± 3000 gram. Vroed-
vrouwenschool te Heerlen.
Gedurende de zwangerschap was een cyste in het kleine bek-
ken gevonden, zoodat zij 14 dagen te voren werd opgenomen
voor sectio caesarea.
Bij 3 cm ontsluiting loopt, zonder dat weeën zijn waarge-
-ocr page 263-nomen, het vruchtwater af. Bij inwendig onderzoek blijkt de
cyste verdwenen te zijn.
Daar er een flinke bekkenvernauwing is en het vruchtwater
afgeloopen is, zonder dat er weeën zijn waar te nemen, wordt
tot keizersnede besloten, waarbij dan tevens de cyste verwij-
derd kan worden. Levend kind 3440 gram. Dermoidcyste
wordt verwijderd. Kraambed verloopt gunstig en duurt 22
dagen.
Toe 1927/241. N° 115.
IXe para. Conjugata diagonalis 9.7 cm.
Afloop der vorige baringen:
I. Forceps. Kind dood.
IL Forceps. Kind leeft.
HL Partus praematurus 7 maanden. Kind dood.
IV. Forceps. Kind leeft.
V. Forceps. Kind leeft.
VI. Uitgezakte navelstreng. Versie en extractie. Kind dood.
VII. Primaire corporeele sectio caesarea. Kind leeft.
2540 gram. (Toe 1922/189).
VIII. Corporeele sectio caesarea. Kind leeft.
Draadettering. (Toe 1924/294).
Vruchtwater loopt af zonder dat er weeën worden waar-
genomen. Het hoofd staat afgeweken en promineert vrij sterk.
Het wordt niet uitgesloten geacht, dat een levend kind langs
natuurlijken weg zal kunnen passeeren. Vorige maal is er
echter draadettering opgetreden, de uterus voelt dun aan, zoo-
dat er kans op uterus ruptuur moet worden aangenomen.
Tijdens de operatie worden talrijke adhaesies losgemaakt
van de darmen. Sterilisatie door doorknippen van de tubae.
Uterus en faseie worden met zijde gehecht. Kind leeft, weegt
2200 gram. Tijdens het kraambed, dat 42 dagen duurt, treden
weer draadfistels op.
Plastiek in de zwangerschap.
Toe 1927/369. N° 47.
Ille para. Conjugata diagonalis 9.3 cm.
Afloop der vorige baringen:
I. Uitgangstang. Kind dood. (toe 1924/184).
-ocr page 264-II.nbsp;Spontaan a terme. 3340 gram. Levend kind. (toe 1925/244).
In het begin van de zwangerschap is een plastiek verricht
voor een prolaps, zonder dat de graviditeit was opgemerkt.
Daar bij een bewegelijk uitpuilend hoofd het vruchtwater
vroegtijdig afloopt, wordt mede in verband met de boven-
genoemde plastiek, tot keizersnede besloten. Kind leeft. 3290 gr.
Kraambed duurt 25 dagen.
Kind. gestorven.
Toe 1928/64. N° 49.
Ille para. Conjugata diagonalis 9.9 cm.
Afloop der vorige baringen.
I.nbsp;Spontaan a terme ± 2500 gram; levend kind.
II.nbsp;Opname wegens langdurige baring. Koorts. Kind durante
partu gestorven. Perforatie en cranioclasie. 4500 gram.
III.nbsp;Abortus van 3 a 4 maanden.
Hoofd staat be:weeglijk, maar promineert niet. Bij ongeveer
3 cm ontsluiting loopt meconiumhoudend vruchtwater af.
Harttonen zijn langzaam maar regelmatig. Er zijn kindsbe-
wegingen te voelen als van stuiptrekkend kind, zoodat besloten
wordt, te trachten het kind te redden door keizersnede.
Het kind komt asphyctisch ter wereld. Ademt eenige keeren,
doch is na 20 minuten dood. Kraambed licht gestoord, duurt 26
dagen.
Eclampsie.
Toe 1930/366. N° 57.
Ile para. Conjugata diagonalis 9.8 cm.
Afloop der vorige bevalling:
I. Praematuur foetus maceratus door partieele loslating van
de placenta. De bloedsdruk was in de zwangerschap éénmaal
140, verder steeds normaal, bij ontslag 105.
In deze graviditeit was de bloedsdruk wisselend van 105 tot
115, slechts éénmaal 130.
Er waren nooit afwijkingen in de urine, geen oedeem. In de
8ste maand vloeit de vrouw een weinig, wordt behandeld met
bedrust.
Ongeveer a terme krijgt de vrouw eclampsie en wordt na 4
-ocr page 265-aanvallen opgenomen in coma met bloedsdruk 135. Urine bevat
nu veel eiwit. Esbach 24o/oo- In de kliniek volgt weer een aan-
val. Bloeddruk 165. Het kind loopt ernstig gevaar.
1° ernstige bekkenvernauwing.
2° bloeding in de Zwangerschap, die in verband met de af-
loop der vorige zwangerschap, op een partieele loslating
zou kunnen wijzen.
3° door de eclamptische aanvallen.
Kind wordt door keizersnede levend geboren. 3730 gram.
Kraambed gestoord door thrombose, duurt 73 dagen. Na
deze, bevalt de vrouw nog 4 X van een dood kind door solutio
placentae.
Pseudo-spondylolysthesis.
Toe 1928/141. N° 80.
Vle para Conjugata diagonalis 10.5 cm.
I. Spontaan, op 2-jarige leeftijd gestorven.
II—V. 4 levende kinderen spontaan geboren.
Na de laatste bevalling kon de vrouw niet loopen. Het duur-
de lang, voor zij tenslotte met krukken liep. Haar linker been
is wat langer dan rechts. Tijdens de graviditeit wordt zij op-
genomen in de Neurologische kliniek, en vandaar opgenomen
in de Verloskundige kliniek.
Bij inwendig onderzoek blijkt de schaamboog wijd. Links
staat de horizontale schaambeenstak een centimeter hooger
dan rechts. Er is een groote bewegelijkheid tusschen beide dee-
len van de schaamboog. Er is een exostose aan de symphysis.
Linea innominata is te volgen. Promontorium staat laag en
sterk naar voren. 4e en 5e lumbaalwervel maken een scherpe
hoek met elkaar. Afstand van deze hoek tot symphysis bedraagt
101/2 cm. Sacrum is sterk hol. Bovenrand van de symphysis tot
de kromming van de wervelkolom bedraagt zeker niet meer dan
81/2 cm.
Als de vrouw in partu is gekomen, loopt al dadelijk het
vruchtwater af en zakt een voet uit, er is vrijwel volkomen
ontsluiting.
Geboorte langs natuurlijken weg zal vermoedelijk ongeluk-
ken geven. Het nakomend hoofd zal bezwaren geven. Er kan een
trauma optreden aan het bekken, waarvoor de vrouw juist
zoolang gelegen heeft.
Het uitgezakte been wordt gejodeerd en sectio caesarea ver-
richt. Kind weegt 3760 gram.
Kraambed duurt 36 dagen. Bij revisie gaat het loopen nog
moeilijk.
De diagnose van de bekkenafwijking werd gesteld op:
(pseudo) spondylolysthesis.
Toe 1936/26. N° 81. (Zie N° 80).
Na een abortus van IVz maand, komt bovenstaande vrouw
weer terug. Het kind ligt nu in hoofdligging Sectio Caesarea.
Levend kind. 3260 gram.
Kraambed gestoord door buikwandabsces, duurt 50 dagen.
Loopt nog moeilijk.
Uitgangsvernauwing.
Toe 1932/216. N° 105.
Ile para. Uitgangsvernauwing.
Afloop vorige baring:
I. Hoofd staat diep in achterhoofdsligging met verscherpt me-
chanisme. Forcipale extractie mislukt. Secundaire sectio cae-
sarea. Levend kind. 3090 gram. (Toe 1924/91).
Wederom staat het hoofd geheel ingedaald, vruchtwater loopt
af bij staande portio. Schaamboog is zeer nauw. Er is slechts
een spoor bewegelijkheid in de symphysis, het maakt den in-
druk, dat het niet onmogelijk is, dat het kind langs natuurlijken
weg geboren kan worden. Het vruchtwater is echter vroeg af-
geloopen. Verder is er een adhaesie van den uterus met de
voorste buikwand, waardoor spoorvorming zou kunnen optre-
den. Daarom wordt tot keizersnede overgegaan. Kind leeft.
2410 gram. Kraambed verloopt gunstig in 24 dagen.
Oude bekkenfractuur.
Toe 1936/35. N° 76.
Ile para. Oude bekkenfractuur.
Afloop van de vorige bevalling.
I. Spontaan ä terme in achterhoofdsligging. Kind leeft. 4500
gram. (V.P. 1932/1239).
-ocr page 267-Kraambed is sterk gestoord met hooge temperatuur. De
vrouw is psychotisch en springt uit het raam. Met een bek-
kenfractuur wordt zij opgenomen in de Psychiatrische Kli-
niek. Er ontwikkelt zich een septische thrombose.
Zij wordt voor deze bevalling opgenomen.
Het hoofd daalt tijdens de uitdrijving voor V» in, komt dan
niet dieper en blijft steken op scherpe uitsteeksels van de lin-
kerbekkenhelft, die geheel naar binnen is gedrongen. Bij for-
cipale extractie bestaat zeer groote kans, dat het kind gekwetst
zal worden door de uitstekende punten. Daarom keizersnede.
Kind wordt levend geboren en weegt 3850 gram. Kraambed van
25 dagen.
Resultaat kinderen.
Van de 95 kinderen zijn 2 kinderen gestorven.
Toe 1928/64. N° 50.
Bij 3 cm ontsluiting loopt meconium af. Kind vertoont hef-
tige bewegingen. Stervende? Keizersnede. Kind na 20 minuten
door aspiratie gestorven.
Toe 1934/282. N° 68.
Keizersnede voor bekkenvernauwing met reeds lang afgeloo-
pen vruchtwater, 22 uur na de geboorte sterft het kind door
asphyxie en aspiratie.
Sectio Caesarea bij Tweelingen.
Primipara.
Toe 1935/530. N° 39.
Ie para. Conjugata diagonalis 9.4 cm.
Er is een stuitligging. Kind wordt geschat op 3600 gram.
Vruchtwater is afgeloopen, zonder dat weeën zijn waargeno-
men. Daar deze primipara reeds 38 jaar oud is en een sterke
bekkenvernauwing heeft, wordt tot keizersnede besloten.
Er blijken echter bij de operatie twee kinderen in utero te
zijn. Het eerste kind leeft en weegt 2060 gram, het tweede
kind weegt 1610 gram, het wordt diep asphyctisch geboren en
sterft na 1 uur.
Kraambed gestoord door buikwand absees, duurt 36 dagen.
-ocr page 268-252
Multipara.
Toe 1932/55. N° 95.
He para. Conjugata diagonalis 9.3 cm.
Afloop van de vorige bevalling:
I. Langdurige baring met vroeg afgeloopen vruchtwater. Kei-
zersnede voor dood kind.
Rotting in utero, thrombose (toe 1930/524).
Bij opname voor deze bevalling is het vruchtwater afgeloo-
pen. Het hoofd staat nog bewegelijk, promineert weinig. Kei-
zersnede. wegens bekkenvernauwing met vroeg afgeloopen
vruchtwater en slechte afloop van de vorige partus. Het blijkt,
dat de geheele voorvlakte van den uterus met de buikwand is
vergroeid, zoodat de operatie geheel extra peritoneaal kan ge-
schieden. Daarom incisie in de spier, die niet met peritoneum
bedekt was, dus corporeele sectio caesarea. De placenta wordt
daarbij ingesneden, zoodat een sterke bloeding optreedt.
Er blijkt onverwachts een tweeling te zijn. Beide kinderen
leven, het eerste heeft een snede over arm en wang, die gehecht
wordt. Gewicht: 1740 en 1900 gram.
Kraambed duurt 37 dagen.
Toe 1935/532. N° 74.
Ile para. Conjugata diagonalis 10 cm.
Afloop van de vorige bevalling.
I. Langdurige baring, tympania uteri, pituitrine. Hooge tang.
Perforatie. Kraambed gestoord door pyaemie. (toe 1930/227).
De vrouw is acht dagen te voren opgenomen. Het hoofd
staat even ingedaald in achterhoofdsligging. Wegens bekken-
vernauwing: keizersnede. Er blijken twee kinderen te zijn, een-
eiige tweeling. Het eerste leeft. 2650 gram. Het tweede is ge-
macereerd. 2120 gram.
Kraambed gestoord door thrombose, duurt 46 dagen.
Sectio Caesarea voor praematuur kind.
Voor de 6e maal keizersnede.
Toe 1936/10. N° 157.
VlIIe para. Conjugata diagonalis 8.6 cm.
Afloop der vorige bevallingen:
-ocr page 269-I. Sectio Caesarea. 3520 gram.(A'dam).
II. Sectio Caesarea. 3800 gram. Thrombose, (toc 1927/275).
III.nbsp;Sectio Caesarea. 3720 gram, (toc 1928/329).
IV.nbsp;Sectio Caesarea. 3150 gram, (toc 1930/57).
V. Sectio Caesarea. 3630 gram, (toc 1931/212).
VI en VII. Tweemaal abortus provocatus van 2^/2 maand door
den huisarts. De vrouw heeft den huisarts hierom niet gevraagd
en liet de indicatie geheel aan hem over. Deze consulteerde de
verloskundige kliniek niet. Na de tweede provocatie trad een zoo
ernstige bloeding op, dat de vrouw in een zeer slechte toestand
geraakte en langen tijd in een ziekenhuis verpleegd moest
worden. Na dien bleef zij slap. Toen zij wederom zwanger werd,
durfde de huisarts geen abortus meer op te wekken. Zij werd
daarom naar de verloskundige kliniek verwezen. Hier ontving
zij het advies over 6 maanden terug te komen. Zij kwam echter
eerder, daar het vruchtwater na de 36e week afliep. Na 4 dagen
nog steeds geen weeën. Bij inwendig onderzoek wordt een
staande portio gevonden. Het kind ligt in stuitligging. Tot
keizersnede besloten. Het kind leeft, is 44^/2 cm lang en weegt
2340 gram.
Van de voorgenomen sterilisatie wordt afgezien, daar er zeer
veel adhaesies zijn, die deze ingreep bemoeilijken. Kraambed
heeft een gunstig verloop en duurt 25 dagen. Bij revisie is er
een litteekenbreuk, waarvoor een buikband wordt gegeven. Het
is deze vrouw wel aan te zien, dat zij zes keizersneden en twee
miskramen achter den rug heeft. Klachten heeft zij niet. Geen
menstruatiestoornissen. Ook na de thrombose in het kraambed
van de tweede keizersnede zijn er geen blijvende circulatie-
stoornissen van de beenen. Zij doet gewoon haar werk in het
huisgezin.
Herhaalde Sectio Caesarea.
77 vrouwen ondergingen 1 X keizersnede.
27 vrouwen ondergingen 2 X keizersnede.
12 vrouwen ondergingen 3 X keizersnede.
5 vrouwen ondergingen 4 X keizersnede.
2 vrouwen ondergingen 5 X keizersnede.
1 vrouw onderging 6 X keizersnede.
Uit deze opgave blijkt, dat de Utrechtsche kliniek geen indi-
catie kent, bij herhaalde keizersnede als regel te steriliseeren.
Het is gebleken, dat herhaalde keizersnede geen grootere geva-
ren meebrengt, dan de voorafgaande.
Het valt niet te ontkennen, dat snel opeenvolgende keizer-
sneden aanleiding geven tot verval van krachten. Menigmaal
wordt de toestand van de buikwand telkens slechter. Ook op het
gemoedsleven en het huwelijksgeluk kan de herhaalde keizer-
snede groote invloed gaan uitoefenen.
3 maal trad een zoo uitgebreide litteekenbreuk op, dat later
chirurgisch ingrijpen noodig werd geacht.
Toe 1931/120.
Na 3 X keizersnede is er een groote litteekenbreuk, die 3 jaar
later door een plastiek hersteld wordt. Een jaar later wordt zij
opnieuiw zwanger. Terwille van de buikwand wordt zij verlost
door schaambeensnede van een levend kind. (toe 1935/103).
Toe 1931/123.
De vrouw is eerst viermaal langs vaginalen weg verlost,
daarna driemaal door sectio caesarea. Eén jaar na de laatste
keizersnede plastiek voor litteekenbreuk, welke fraai geneest.
Toe 1936/237.
Vijfmaal sectio caesarea. Bij de laatste keizersnede was de
vrouw in partu binnengekomen. Na de operatie hoestte zij veel,
waardoor den derden dag post operationem de wond geheel
uiteen is gaan wijken. Secundaire naad genas per primam. VA
jaar later werd zij opgenomen in de chirurgische kliniek met
een ruim handpalm groote litteekenbreuk, slechts door huid
bedekt, waardoor op één plaats een slip van het Omentum was
geëventreerd. Na plastiek genezen.
Indicaties tot steriliseeren van de vromo.
Uit het bovenstaande blijkt, dat er zich bijzondere omstan-
digheden kunnen voordoen, die een aanwijzing kunnen zijn om
de vrouw te steriliseeren. 4 maal werd hiertoe overgegaan, door
de tubahoeken door te knippen en te overhechten.
Toe 1927/200.
Afloop der vorige bevallingen:
-ocr page 271-I. Extraperitoneale sectio caesarea. Bij opname is de vrouw
reeds 5 dagen in partu en heeft twee eclamptische aan-
vallen gehad. Tijdens de operatie treedt een derde aanval
op. Genezing na buikwandabsces. Kind leeft, (toe 1916/226).
Eenige maanden later wordt de gefixeerde uterus van de
buikwand losgemaakt. (G.K. 1916/226).
II. Sectio caesarea. Genezing na draadetteringen. Kind leeft,
(toe 1918/284).
III.nbsp;Sectio caesarea. Ongestoorde wondgenezing. Kind leeft,
(toe 1923/153).
Voor de vierde maal sectio caesarea met levend kind. De
tubae worden doorgeknipt. Kraambed had een gunstig verloop.
Toe 1927/241.
Afloop der vorige bevallingen.
I. Forceps, kind doodgeboren.
II. Forceps, levend kind.
III. Praematuur, 7 maanden, doodgeboren.
IV en V. Forceps, levende kinderen.
VI. Uitgezakte navelstreng. Versie en extractie. Kind dood-
geboren.
VIL iCorporeele Sectio caesarea. Levend kind. (toe 1922/189).
VIII. Corporeele sectio caesarea. Levend kind. Genezing met
draadettering. (toe 1924/294).
Deze vrouw heeft dus reeds vijf levende kinderen. De uterus-
wand voelt dun aan, zoodat, wegens mogelijk gevaar voor ute-
rusruptuur, weer tot keizersnede wordt overgegaan en daarbij
sterilisatie wordt aangesloten. Het kind werd levend geboren.
Kraambed gestoord door draadfistels, duurde 42 dagen.
Toe 1932/254.
Afloop der vorige bevallingen:
I—III. Forceps ä terme. 2 kinderen leven, 1 dood.
IV.nbsp;Uitgezakte navelstreng. Versie en extractie. Levend kind.
(toe 1916/26).
V. Voorhoofdsligging. Manueele correctie. Forceps. Kind dood
door schedelbreuk, (toe 1919/225).
VI—VIH. Driemaal partus arte praematurus met levende kin-
. deren, (toe 1920/439, toe 1923/196, toe 1925/228).
IX. Schaambeensnede. Forceps. Levend kind. Ureterfistel. Ne-
phrectomie. (toe 1927/332).
Deze vrouw heeft dus 7 levende kinderen gehad, waarvan de
eerste op 17 jarige leeftijd is gestorven. Tengevolge van de
laatste verlossing is een nier geëxtirpeerd. Besloten wordt de
vrouw tijdens de keizersnede te steriliseeren.
Levend kind wordt geboren. De tubae worden doorgeknipt.
De vrouw sterft den 14en dag door een embolie.
Toe 1935/505.
Afloop der vorige bevallingen:
I.nbsp;Abortus.
II.nbsp;Sectio -Caesarea. Levend kind.
III.nbsp;Partus arte praematurus. Kind 2000 gram, 9e dag dood.
IV.nbsp;Sectio Caesarea. Levend kind.
V. Sectio Caesarea. Levend kind.
VI. Abortus.
Deze vrouw heeft 3 levende kinderen. De zwangerschappen
volgen elkaar snel op.
Na de keizersnede van het vierde levende kind worden de tu-
bahoeken geëxcideerd. Kraambed duurt 24 dagen.
Uterusruptuur na sectio caesarea.
Bij de besproken keizersneden kwam geen uterusruptuur
voor. Bij de meerendeels lage keizersneden werd bij een vol-
gende zwangerschap geen enkele maal waargenomen, dat het
onderste uterussegment minder betrouwbaar zou zijn. Wel werd
waargenomen, dat de uterusspier dun was na tweemaal door-
stane corporeele sectio caesarea, waarvan de laatste keer met
draadettering gepaard ging. Mede was dit een indicatie tot
tijdige operatie, waarna de vrouw veiligheidshalve gesterili-
seerd werd. (toe 1927/241).
Eén uterusruptuur werd waargenomen bij een vrouw, bij wie
dooi' Prof. Kouwer corporeele sectio caesarea was gedaan.
Toe 1928/232.
He para. Coxitis tuberculosa.
Vorige bevalling:
Sterk vervormd bekken. Sectio caesarea is aangewezen. Het
vruchtwater loopt af, er wordt niet inwendig onderzocht, ter-
stond wordt tot operatie overgegaan. Het blijkt, dat er een aan-
duiding is van uterus bicornus. De uterus wordt tamelijk hoog
ingesneden tot in den fundus. Het kind wordt geëxtraheerd,
leeft, en weegt 3180 gram. De placenta zit vast aan de ach-
terwand en wordt met moeite verwijderd. De uterus wordt ge-
sloten met een rij diepe hechtngen, daarna een serosa - se-
rosanaad.
De uterus is slap, vult zich met bloed. Secale-injectie in den
arm. Uterus blijft slap. Het bloed is niet uit te drukken. Hech-
tingen worden weer losgeknipt. Van binnen uit wordt het ostium
met Hegars gedilateerd, waarna het bloed kan af stroomen.
(Wegens het infectiegevaar geen dilatatie per vaginam). Op-
nieuw wordt de uterus gesloten en daarna de buik.
In het kraambed treedt alleen de eerste 2 dagen lichte tem-
peratuursverhooging op, daarna ongestoord verloop.
Voor de volgende graviteit wordt zij 33 dagen van te voren
opgenomen.
In den vroegen ochtend krijgt zij slappe weeën en gaat naar
Verloskamer. Er is een afgeweken hoofdligging. Harttonen
goed. Zij slaapt daarna weer 21/2 uur. Na het ontwaken zijn
de contracties pijnlijker. De Hoogleeraar besluit niet langer
met de S.C. te wachten en die te verrichten na een voorgeno-
men uterusextirpatie bij een vrouw met uterus myomatosus.
Juist voordat zij naar de operatiekamer zal worden vervoerd,
krijgt zij plotseling heftige pijn, kermt, is angstig, koud zweet
op het gelaat. Zij ziet bleek, voelt koud aan, pols nauwlijks
voelbaar. Uterus niet meer palpabel, geen dofheid by percussie.
Het beeld van de uterusruptuur. Onmiddellijk laparotomie, zon-
der anaesthesie. Het kind wordt met veel bloedstolsels door de
wond getrokken, het is dood.
Supravaginale uterusextirpatie. Sluiten van de buik met één
rij knoophechtingen. De vrouw heeft op deze ingreep, die hoog-
stens 10 minuten duurde, niet gereageerd en sterft kort daarna.
Uterus: cervix: laat één vinger toe. Fundus: dwarsverloopen-
de scheur, waar de placenta voor een deel uitpuilt, voor het ove-
rige deel zit de placenta nog zéér vast en wel in de buurt
van het oude litteeken: placenta accreta.
De uterus is ter plaatse van de wond zéér dun, in het midden
17
-ocr page 274-naderen Peritoneum- en slijmvlies elkaar op enkele millimeters.
Waar de placenta vast aan het litteeken zit, is deze dun en
sklerotisch.
Er is dus een uterus ruptuur ontstaan vóór de baring. (Er
was geen afscheiding, geen ontsluiting). Vermoedelijk is de
ruptuur zeer geleidelijk ontstaan op de plaats, waar de pla-
centa op het litteeken vastzat.
Deze plaats was zeer dun en kon alleen de inwendige uterus-
druk verdragen, dank zij de steun van de placenta, die daar
dun, stug en sklerotisch was. Met het sterker worden der
uteruscontracties heeft de wand daar tenslotte meegegeven en
kreeg de vrouw buikpijn door geringe bloeding. Langzamer-
hand werd de wond grooter, getamponeerd door de placenta,
die meer en meer is gaan loslaten. Deze situatie is niet be-
merkt tot bij een krachtigere contractie de placenta losliet en in
het gat werd geperst, waarna de uteruswand naar beide kan-
ten scheurde en het kind in de buikholte werd gedreven. Er
ontstond een zware chock en een sterke bloeding.
Aanvankelijk werd overwogen af te wachten met ingrijpen
tot de collaps voorbij zou zijn, de snel intredende agone nood-
zaakte echter tot een onmiddellijke en hopelooze reddings-
poging. Twee factoren kunnen van invloed zijn geweest, name-
lijk: 1° bestond er een aanduiding van een uterus bicornus
en 2° is bij de eerste keizersnede de wond na het sluiten weer
geopend en opnieuw gesloten, hetgeen snel moest geschieden
en mogelijk minder nauwkeurig is gedaan.
Adhaesies van den uterus bij herhaalde keizersneden.
38 Maal werden adhaesies waargenomen, tengevolge van een
of meerdere voorafgegane keizersneden.
20 Maal werden geen adhaesies waargenomen tengevolge
van vroegere keizersneden.
Driemaal was het mogelijk door de adhaesies van den uterus
met de buikwand geheel extraperitoneaal te opereeren.
Tweemaal werd daardoor extraperitoneale corporeele sectio
caesara verricht (toe 1931/101 en toe 1932/55).
Eenmaal geschiedde door de uitgebreide adhaesies de
cervicale sectio caesarea geheel extraperitoneaal. (toe 1933/58).
Verloop van het kraambed na keizersnede.
Bij de beoordeeling van het verloop post operationem, is we-
derom de hoofdscheiding in de groepen B, C en D doorgevoerd.
Nagegaan is, welke de gevolgen zijn van het al of niet ge-
broken zijn van de vliezen en het wel of niet inwendig onder-
zocht zijn van de vrouwen.
Afzonderlijk zijn genomen, die gevallen, waarby de omstan-
digheden, waaronder tot Keizersnede werd overgegaan, zeer
ongunstig waren door koorts of reeds duidelijk geïnfecteerde
uterusinhoud.
Als criterium voor een ernstige stoornis in de wondgene-
zing zijn gekozen: draadettering, buikwandabsces, thrombose
en embolie.
ti |
1 M 03 n; |
T3 3 tn 3 fQ |
a) ü B) | |
Staande vliezen Geen inwendig onderzoek. |
B.nbsp;3 C.nbsp;' 7 D.nbsp;— |
1 |
— |
1 |
Totaal |
10 |
4 |
— |
1 |
Staande vliezen |
B.nbsp;11 C.nbsp;38 D.nbsp;2 |
2 |
5 |
3 |
Totaal |
51 |
9 |
5 |
7 |
Gebroken vliezen Geen inwendig onderzoek. |
B.nbsp;— C.nbsp;4 D.nbsp;— |
2 |
— |
— |
Totaal |
4 |
2 |
— |
— |
Gebroken vliezen |
B.nbsp;20 C.nbsp;46 D.nbsp;15 |
3 |
1 2 |
3 |
Totaal |
81 |
16 |
3 |
8 |
Bijzondere gevallen:
Voor Groep B.
N° 75. Placenta praevia. Spoedig na de operatie inwendig
verbloed.
Voor Groep C.
N° 10. Vliezen gedurende 33 uur gebroken, 8 maal inwendig
onderzoeht. Temp. 38°. Kraambed slechts gestoord
door mastitis.
N° 27. Narcose dood 3 uur post operationem.
N° 63. Vliezen staan. Geen inwendig onderzoek.
Doodelijke embolie op den 14en dag.
N° 121. Onbekend of de vliezen gebroken waren.
Wel inwendig onderzocht. Kraambed ongestoord.
Voor Groep D:
N° 13. Vliezen gedurende 9 uur gebroken. Digitale dilatatie
van de cervix door den huisarts. 7 maal inwendig
onderzocht. Temp. 38°.3. Kraambed gestoord door
septische endometritis.
N° 35. Vliezen gedurende 40 uur gebroken. 8 maal inwen-
dig onderzocht, temp. 38°.5.
Thrombose en buikwandabsces.
N° 39. Vliezen gedurende 38 uur gebroken. 4 maal inwendig
onderzocht, temp. 38°.4.
Buikwandabsces.
N° 94. Vliezen gedurende 6 uur gebroken. Gedurende 5 dagen
herhaalde malen inwendig onderzocht. Kind reeds
dood. Rotting in utero. Temp. 37°.9. Kraambed ge-
stoord door thrombose.
N° 102. Reeds 2214 uur volkomen ontsluiting met gebroken
vliezen. 7 maal inwendig onderzocht. Temp. 37°.7.
Stinkend vruchtwater.
Kraambed gestoord door buikwandabsces.
N° 107. Vliezen gedurende 83y2 uur gebroken. Meer dan 6
maal inwendig onderzocht. Temp. 38°.5.
Kraambed gestoord door buikwand abscessen.
Totaal van B, C en D. geeft het volgende beeld.
1 M -ö a |
1 TJ ts ■g |
d) lt;u a g 0 g H S |
2 ' ,1H 0 tfgt; ® |
t5 0 |
Doodsoorzaak | |
Groep B. 35 |
6 |
0 |
6 |
0 0 1 |
1 |
verbloeding plac. praevia |
Totaal 157 |
31 |
12 |
18 |
1 |
3 | |
Uit deze tabellen blij |
kt geen duidelijl |
ke slechte invloed van |
het inwendig onderzoek, ook als de vliezen gebroken zijn, mits
er maar niet te lang van te voren inwendig onderzocht is, zooals
dit in Groep D, herhaalde malen is voorgekomen. Bij de in
partu opgenomen vrouwen zien wij in ruim 25% thrombose in
het kraambed en in evenveel gevallen buikwandabscessen. Bij
de van te voren opgenomen vrouwen kwam in 9% thrombose
in het kraambed voor, en in 41/2% buikwandabscessen.
Het nut van tijdige opname in de kliniek wordt hierdoor
duidelijk gedemonstreerd.
Bij de vrouwen, die tevoren zijn opgenomen, blijken de ge-
varen van de sectio bij een expectatieve leiding volstrekt niet
groot te zijn.
Drie vrouwen zijn gestorven, één aan verbloeding bij pla-
centa praevia, één door narcose, één door embolie. De morta-
liteit bedroeg dus 1,9%.
Nemen wij in aanmerking dat,
5 vrouwen eclampsie hadden met 1 narcosedood;
2 vrouwen een placenta praevia hadden met 1 dood door
verbloeding;
2 vrouwen een tumor hadden;
dan werd dus 148 maal keizersnede gedaan alléén voor bek-
kenvernauwing, zoodat de mortaliteit voor bekkenvernauwing
0,7 % bedroeg.
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
I ^ bß |
73 ^ 1 = |
CU pJ H ft |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 1. |
33 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.4 cm. |
? |
- |
0 |
37°.2 |
0 |
Cervicaal |
Sterk |
Manueel door |
goed |
Licht |
Voor: 4 |
Geringe |
No. 2. |
20 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.8 cm. |
7 cm. |
■ |
3 |
37°.6 |
14 uur |
Cervicaal |
Geen |
Spon- |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 2 |
Goed |
No. 3. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 10.2 cm. |
2 cm. |
3 |
37°.5 |
11 uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Vrijwel |
Voor: 34 |
Goed | |
No. 4. |
31 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.8 |
6 cm. |
- |
7 |
37°.4 |
20 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 8 |
Goed |
No. 5. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.5 cm. |
2 cm. |
1 |
37°. 1 |
0 |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 11 |
Onbekend | |
No. 6. |
19 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. |
3 cm. |
3 |
36°.3 |
61 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de wond |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 17 |
Onbekend | |
No. 7. Toc. 1930/95 |
30 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.9 cm. Voorliggende |
3 cm. |
2 |
37°. 1 |
58 uur |
Door cervix |
Flink |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 7 |
Onbekend | |
No. 8. |
21 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 7.7 cm. |
? |
- |
0 |
36°.5 |
12 uur |
Door cervix |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 29 |
Onbekend |
No. 9. |
43 jr. |
Geen |
Stuitl. |
Spon- |
C.D. 10 cm. |
2 cm. |
- |
1 |
37°.4 |
0 |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Goed, climact. |
No. 10 |
32 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
Trechterbekken. |
8 cm. |
- |
8 |
38° |
26^/4 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 36 |
Goed |
No. 11. Toc. 1931/112 |
18jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.6 cm. Meconium |
9 cm. |
11 |
37°.6 |
72 uur |
Cervicaal |
Geen |
Expres- |
Goed |
Gestoord |
Voor: 38 |
Goed |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 1 M |
No. 1. |
33 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.4 cm. |
? |
No. 2. |
20 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.8 cm. |
7 cm. |
No. 3. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 10.2 cm. |
2 cm. |
No. 4. |
31 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.8 |
6 cm. |
No. 5. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.5 cm. |
2 cm. |
No. 6. |
19 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. |
3 cm. |
No. 7. |
30 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.9 cm. Voorliggende |
3 cm. |
No. 8. |
21 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 7.7 cm. |
? |
No. 9. |
43 jr. |
Geen |
Stuitl. |
Spon- |
C.D. 10 cm. |
2 cm. |
No. 10 |
32 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
Trechterbekken. |
8 cm. |
No. 11. Toe. 1931/112 |
18jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.6 cm. Meconium |
9 cm. |
Bijzonder-
heden
operatie,
incisie
Verpleeg-
dagen
Toestand
later
Geboorte
placenta
Bloe-
ding
Duur
baring
e St
(D CÖ
H Ph
Kind
Kraambed
quot;c Ä
Licht
gestoord
draad-
ettering
Geringe
nerveuze
klachten
goed
3330 gr.
Voor: 4
Na: 42
Sterk
Manueel
door
de wond
Cervicaal
overlangs
37°.2
Gestoord.
Parotitis
Voor: 2
Na: 25
Goed
Goed
3320 gr.
Spon-
taan
nat. weg,
Cervicaal
overlangs
Geen
37°.6
14 uur
Voor: 34
Na: 23
Goed
Vrijwel
ongestoord
Goed
3300 gr.
Door de
wond
Sterk
Door cervix
en corpus
overlangs
37°.5
11 uur
Goed
4500 gr.
Licht
gestoord
draad-
ettering
Voor: 8
Na: 40
Goed
Door de
wond
Sterk
Cervicaal
overlangs
37°.4
20 uur
Onbekend
Goed
3240 gr.
Ongestoord
Voor: 11
Na: 23
Door de
wond
Gering
Cervicaal
overlangs
37°. 1
Onbekend
Voor: 17
Na: 30
Ongestoord
seroompje
Goed
2810 gr.
Cervicaal
dwars
Gering
Door de
wond
expressie
36°.3
6i uur
Onbekend
Voor: 7
Na: 23
Licht
gestoord
37°. 1
Door de
wond
Goed
2640 gr.
Door cervix
en corpus
overlangs
Flink
58 uur
Gestoord jVoor: 29
Thrombose Na: 51
Onbekend
Goed
3270 gr.
Door de
wond
Flink
Door cervix
en corpus
overlangs
36°.5
12 uur
Goed, climact.
Voor: O
Na: 41
Gestoord
thrombose
Goed
3760 gr.
37°.4
Door de
wond
Sterk
Door cervix
en even in
corpus
overlangs
Voor: 36
Na: 64
Gestoord
mastitis
Goed
Goed
3170 gr.
38°
Door de
wond
Gering
26 3uur
Cervicaal
overlangs
11
Voor: 38
Na: 24
Goed
Gestoord
37°.6
Goed
3420 gr.
Cervicaal
overlangs
Geen
Expres-
sie langs
nat. weg
72 uur
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
3 bo |
3-i '4 |
ÖH . 3 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 12, |
19 jr. |
Geen |
Hoofdl. Voor- |
Vliezen |
C.D. 10.8 cm. |
6 cm. |
2 |
37°. 1 |
12 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Toe. 1938/390. | |
No. 13. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. Sterke bekken- |
5 cm. |
7 |
38°.3 |
27 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Ernstig ge- |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 14. |
38 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
? |
1 |
36°.8 |
9 uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 37 |
Onbekend | |
No. 15. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.2 c.m. |
7 cm. |
11 |
37°. 7 |
36 uur |
Cervicaal |
? |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1 |
Goed | |
No. 16, |
28 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.3 cm. |
? |
1 |
36°. 9 |
0 |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 30 |
Onbekend | |
No. 17. |
30 jr. |
Geen |
'uitgezakte |
Spont. |
C.D. 10,1 cm. |
4 cm. |
4 |
37°. 8 |
18 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 1 |
Goed | |
No. 18. Toe. 1932/401 |
25 jr. |
Geen |
Onvol- |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
volko- |
7 |
36°.9 |
6 uur |
Corporeel |
Sterk |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 19. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. |
4 cm. |
6 |
37°.4 |
27 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 39 |
Goed | |
No. 20. |
35 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.1 cm. |
volko- |
3 |
37°.4 |
40 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 21. Toe. 1933/500 |
35 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
0 |
1 |
36°.6 |
? |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor:10 |
Onbekend |
') Digitale dilatatie van de cervix door den huisarts.
2) Circulatie zwakte post operat.
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
3 bc ö |
sl |
ft . 3 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 12. |
19jr. |
Geen |
Hoof dl. Voor- |
Vliezen |
C.D. 10.8 cm. |
6 cm. |
2 |
37°. 1 |
12 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor; 0 |
Toe. 1938/390. | |
No. 13. Toe. 1931/257 |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
5 cm. |
7 |
38°.3 |
27 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Ernstig ge- |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 14. |
38 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
? |
1 |
36°. 8 |
9 uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 37 |
Onbekend | |
No. 15. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.2 c.m. |
7 cm. |
11 |
37°. 7 |
36 uur |
Cervicaal |
? |
Langs |
Goed |
Gestoord draad- |
Voor: 1 |
Goed | |
No. 16. |
28 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.3 cm. |
? |
1 |
36°. 9 |
0 |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 30 |
Onbekend | |
No. 17. Toe. 1932/346 |
30 jr. |
Geen |
'uitgezakte |
Spont. |
C.D. 10,1 cm. |
4 cm. |
4 |
37°. 8 |
18 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 1 |
Goed | |
No. 18. |
25 jr. |
Geen |
Onvol- |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. Stuitligging |
volko- |
7 |
36°. 9 |
6 uur |
Corporeel |
Sterk |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 19. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. |
4 cm. |
6 |
37°.4 |
27 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 39 |
Goed | |
No. 20. |
35 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.1 cm. Te groote wan- |
volko- |
3 |
37°.4 |
40 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 21. Toe. 1933/500 |
35 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
0 |
---- |
1 |
36°.6 |
? |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 10 |
Onbekend |
gt;) Digitale dilatatie van de cervix door den huisarts.
2) Circulatie zwakte post operat.
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 3 tgt;D O |
lt;0 |
Sl c-c |
fi 3 IH H ft |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 22. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.6 cm. |
4 cm. |
1 |
1 |
360.9 |
11 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 17 i |
Onbekend | |
No. 23. |
26 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.1 cm. |
1 ä |
( |
3 |
37°. |
29 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 17 |
Goed | |
No. 24. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
CD. 9.1 cm. |
6 cm. |
3 |
36°.3 |
IH uur |
Cervicaal locaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 8 |
Onbekend | ||
No. 25. |
43 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10 cm. |
3 cm |
3 |
36°.7 |
9f uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Na 1/, |
Ongestoord |
Voor: 0 |
Onbekend | ||
No. 26. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
5 cm. |
2 |
37° |
13 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
! Voor: 0 |
Goed | ||
No. 27. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.5 cm. |
Vol- |
7 |
37°.2 |
29 uur |
Cervicaal 1 |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
3 uur post |
Voor: 29 | |||
No. 28. |
40 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 8.4 cm. |
4 cm. |
3 |
37° |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 4 |
Goed | ||
No. 29. |
20 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.7 cm. |
1 cm. |
j— |
1 |
36.8 |
0 |
Cervicaal |
Sterk |
Doorde |
Goed |
Licht |
Voor: 29 |
» Na \ jaar | |
No. 30. Toc. 1934/520 |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.1 cm. |
0 cm. |
4 |
37.1 |
8f uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 3C |
) Onbekend | ||
No. 31. |
28 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9 cm. |
0 cm. |
2 |
36°.7 |
0 |
Cervicaal |
Gering i y. |
Door de wond |
Goed |
Licht |
Voor: 31 |
1 Goed |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
. JL ^ bo na O |
1 |
dl • 0 rH ft |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
i Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 22. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.6 cm. Sterke bekken- |
4 cm. |
—. |
1 |
36°.9 |
11 uur |
Cervicaal |
Fhnk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 17 1 |
Onbekend |
No. 23. |
26 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.1 cm. |
1 ä |
j— |
3 |
37°. |
29 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 17 |
Goed |
No. 24. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
CD. 9.1 cm. |
6 cm. |
3 |
36°.3 |
Ui uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 8 |
Onbekend | |
No. 25. |
43 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10 cm. Meconium |
3 cm |
3 |
36°. 7 |
9f uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Na |
Ongestoord |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 26. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
1 5 cm. |
2 |
37° |
13 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 27. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.5 cm. |
Vol- |
7 |
37°.2 |
29 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
3 uur post |
Voor: 29 | ||
No. 28. |
40 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 8.4 cm. |
4 cm. |
3 |
37° |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 4 |
Goed | |
No. 29. |
20 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.7 cm. |
i 1 cm. |
h |
1 |
36.8 |
0 |
Cervicaal |
Sterk |
Door'de |
Goed |
Licht |
Voor: 29 |
Na } jaar |
No. 30. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.1 cm. |
0 cm. |
- 1 |
4 |
37.1 |
8f uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 3C i |
Onbekend |
No. 31. |
28 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9 cm. |
0 cm- |
2 |
36°.7 |
0 |
Cervicaal |
Gering 1. |
Door de wond |
Goed |
Licht |
Voor: 31 |
Goed |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
1 Indicatie |
quot;.2 hXgt; |
36» |
ec «lt;igt; 1quot; lt; O |
ci . 3 6 Sti |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg. |
Toestand |
No. 32. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.3 cm. |
6 cm. |
5 |
37°.6 |
23f uur |
Op grens |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 33. |
17 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Tijdens |
C.D. 10 cm. |
9 cm. |
1 |
37°.2 |
61 uur |
Cervicaal |
Matig |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 8 |
Onbekend | |
No. 34, |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 10 cm. i |
3 cm. |
2 |
37°.3 |
14J uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 ! 1 |
Onbekend | |
No. 35. |
18 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
3 cm. |
8 |
38°.5 |
3 dagen |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 1 |
Onbekend | |
No. 36. |
26 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.5 cm. |
0 cm. |
i |
1 |
37°.4 |
9i uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend |
No. 37. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.9 cm. |
0 cm. |
2 |
37°. |
0 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 17 |
Onbekend | |
No. 38. |
29 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont, |
C.D. 8.7 cm. |
3 cm. |
0 |
370.2 |
24 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de wond. |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 6 |
Onbekend | |
No. 39. |
38 jr. |
Geen |
Stuitligging |
Spont. |
C.D. 9.4 cm. |
3 cm. |
4 |
38°.4 |
38 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Gemelli |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 40. Toe. 1935/538 |
32 jr. |
Geen |
Onvol- |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. |
6 cm. |
Ve. ma- |
37°.8 |
60 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 41. |
25 jr. |
Geen |
Dwarsl. |
Staande |
C.D. 9.8 cm. |
Vol- |
2 |
37°.4 |
li dag |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 42. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.1 cm. |
0 |
2 |
37°.8 |
\2i uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 7 |
Onbekend |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 J2 S |
ca 2 |
d, . 3 lt;U rrt Oj H ft |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 32. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.3 cm. |
6 cm. |
5 |
37°.6 |
23ï uur |
Op grens |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 33. |
17 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Tijdens |
C.D. 10 cm. |
9 cm. |
1 |
37°.2 |
6i uur |
Cervicaal |
Matig |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 8 |
Onbekend | |
No. 34. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 10 cm. |
3 cm. |
2 |
37°.3 |
14f uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 35. |
18 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
3 cm. |
] |
8 |
38°.5 |
3 dagen |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 1 |
Onbekend |
No. 36. |
26 jr. Ie p. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.5 cm. |
0 cm. |
1 |
37°.4 |
9^ uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. m. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.9 cm. |
0 cm. |
2 |
37°. |
0 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 17 |
Onbekend | |
No. 38. |
29 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont, |
C.D. 8.7 cm. |
3 cm. |
0 |
37°.2 |
24 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de wond. |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 6 |
Onbekend | |
No. 39. |
38 jr. |
Geen |
Stuitligging |
Spont. |
C.D. 9.4 cm. |
3 cm. |
i |
4 |
38°.4 |
38 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Gemelli |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend |
No. 40. Toe. 1935/538 |
32 jr. |
Geen |
Onvol- |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. |
6 cm. |
j |
Ve- ma- |
37°.8 |
60 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 0 |
Onbekend |
No. 41. |
25 jr. |
Geen |
Dwarsl. |
Staa.nde |
C.D. 9.8 cm. |
Vol- |
2 |
37°.4 |
li dag |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 0 |
Goed | |
No. 42. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.1 cm. |
0 |
2 |
37°.8 |
12i uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 7 |
Onbekend |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
ö-H O |
^ |
Sl |
i ft . 3 ga - |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe. |
Geboorte |
- Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
Toestand |
No 43. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
9 cm |
1 |
2 |
37°. |
? |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Licht |
Voor: U |
i Goed |
No. 44. |
27 jr. |
GK. 1927/154. |
Hoofd i |
Spon. |
C.D. 10.2 cm. 1 |
0 cm |
3 |
3705 |
0 |
Cervicaal |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Toc. 1933/446 | |
No. 45. |
29 jr. |
Inbsp;Toc. 1923/265 Sp. ä t. IInbsp;toc. 1925/71. Abortus. |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 9.9 cm. |
volko- |
1 gt; |
4 |
37°.7 |
14i u. |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1 |
Goed |
No. 46. |
37 jr. |
Inbsp;Sp. ä t. levend kind. IInbsp;Sp k t. levend kind. IIInbsp;Forceps ä t. levend IVnbsp;Partus arte praema- Vnbsp;Forcepsat.levendkind. |
Dwars puilt |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. groot kind. |
2 ä 3 |
37°.6 |
2i u? |
Cervica.al |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 29 |
Onbekend | ||
No. 47. |
40 jr. |
IToc. 1924/184. Dur. |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D 9.3 cm. |
0 cm. |
2 |
37°.7 |
58J u. |
Cervicaal |
Matig |
Door de wond |
Goed |
Licht |
Voor: 5 |
Litteeken- | |
No. 48. |
31 jr. |
Inbsp;Stuitligging, doodge- IInbsp;Toc. 1921/324. V.enE. IIInbsp;Toc. 1926/325. |
Hoofdl. puilt |
Kunstm. |
C.D. 10.2 cm. Sec. S.C. |
volko- |
1 gt; |
1 |
36°.9 |
7 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Langs weg |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 41 |
Goed |
No. 49. 1 |
41 jr. |
Inbsp;Sp. ät. 2500 gr. levend. IInbsp;Toc. 1915 425. Langd. IIInbsp;Abortus 3a 4 mnd. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.9 cm. |
3 cm. |
gt; |
3 |
37°.2 |
10 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Ademt |
Gestoord |
Voor: 33 |
Navelbreuk |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 .i 3 60 |
V. .2.S |
i 1 s 3 tn H quot; D |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
' Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
Toestand | |
No 43. |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
9 cm |
37°. |
? |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Licht |
Voor: 1; |
? Goed | ||
No. 44. Toe. 1930/28 |
27 jr. |
GK. 1927/154. |
Hoofd |
Spon. |
C.D. 10.2 cm. 0 cm ! |
__. |
3 |
37° 5 |
0 |
Cervicaal |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Toe. 1933/446 | |
No. 46. |
29 jr. |
Inbsp;Toe. 1923/265. Sp. ät. IInbsp;toe. 1925/71. Abortus. |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 9.9 cm. Uitgezakte |
volko- |
4 |
37°.7 |
14i u. |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1 |
Goed | |
No. 46. |
37 jr. |
Inbsp;Sp. ä t. levend kind. IInbsp;Sp ä t. levend kind. IIInbsp;Forceps ä t. levend IVnbsp;Partus arte praema- Vnbsp;Forcepsat.levendkind. |
Dwars puilt |
Spont. |
C.D. 9.6 cm. groot kind. |
2 ä 3 |
gt; |
1 |
37°.6 |
2i u? |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 29 |
Onbekend |
No. 47. |
40 jr. |
IToc. 1924/184. Dur. |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D 9.3 cm. |
0 cm. |
2 |
370.7 |
58J u. |
Cervicaal |
Matig |
Door de wond |
Goed |
Licht |
Voor: 5 |
Litteeken- | |
No. 48. |
31 jr. |
Inbsp;Stuitligging, doodge- IInbsp;Toe. 1921/324. V.enE. IIInbsp;Toe. 1926/325. |
Hoofdl. puilt |
Kunstm. |
C.D. 10.2 cm. Sec. S.C. |
volko- |
36°.9 |
7 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Langs weg |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 41 |
Goed | ||
No. 49. i ■ |
41 jr. |
Inbsp;Sp. at. 2500gr.levend. IInbsp;Toe. 1915 425. Langd. IIInbsp;Abortus 3a 4 mnd. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.9 cm. |
3 cm. |
gt; |
3 |
37°.2 |
10 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Ademt |
Gestoord |
Voor: 33 |
Navelbreuk |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
'M M |
No. 50. |
35 jr. |
I Thuis. Langd, baring. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.2 cm. |
7 cm. |
No. 61. |
37 jr. |
Inbsp;Sp. ä t. levend -f- 2750 gr. IInbsp;Sp. è,t. levend-1-2000 IIInbsp;Cluneus. kind dood IVnbsp;Forceps ä t. levend ,V Hooge tang ä t. kind VI Toe. 1926/195. Part. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.5 cm. |
3 cm. |
No. 52. |
38 jr. |
I Sp. ä t. levend -1- 4000 gr- gr- levend 3210 gr. levend 4480 gr. VInbsp;Toe. 1921/206 Hoo- VIInbsp;Toe. 1924/139 Part. |
Hoofdl, puilt |
Kunstm. |
C.D. 10.8 cm. |
Vol- |
No. 63. |
30 jr. |
I Hooge tang, thuis, |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
No. 64. |
34 jr. |
I-IV Sp. ä t. levend Vnbsp;Sp. ä t. doodgeboren VInbsp;Forceps ä t. levend VIInbsp;Sp.at. levend |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.8 cm. |
4à 5 |
C JS
flj u
Verpleeg-
dagen
Voor: 29
Na: 25
Pijn bij de
navel daar is
een breuk
Onbekend
Onbekend
IXnbsp;Uitgez. na-
velstr. kind
dood
Xnbsp;Toe. 1930/
510. Stuitex
tr. 3580 gr.
levend
XInbsp;Toe. 1935/
30. Stuitex
tr. 3350 gr.
levend
Toestand
later
Onbekend
Voor: 10
Na: 35 '
Voor: 27
Na: 22
Voor: O
Na: 26
Voor: O
Na: 23
Bijzonder-
heden
operatie
Incisie
Duur
Baring
Bloe-
ding
Geboorte
placenta
Kind
Kraambed
37°.7
Cervicaal
overlangs
Gering
Langs
den
nat. vi^eg
Goed
3820 gr.
Ongestoord
uur
37°.2
25 uur
Door cervix
en corpus
overlangs
Gering
Door de
wond
Goed
3230 gr.
Licht
gestoord
37°. 1
Cervicaal
overlangs
Gering
Langs
den
nat. weg
Goed
4870 gr.
uur
Ongestoord
37°.2
Cervicaal
overlangs
76f uur
Flink
Langs
den
nat. weg
Goed
3900 gr.
Gestoord.
Draad-
ettering
37°. 1
Cervicaal
overlangs
Gering
Door de
wond
Goed
3870 gr.
Ongestoord
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 'M M II O |
No. 50. |
35 jr. |
I Thuis. Langd. baring. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.2 cm. |
7 cm. |
No. 51, Toe. 1928/218 |
37 jr. |
I Sp. ä t. levend -1- 2750 gr- gr. IIInbsp;Cluneus. kind dood IVnbsp;Forceps ä t. levend Vnbsp;Hooge tang ä t. kind VInbsp;Toe. 1926/195. Part, |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.5 cm. |
3 cm. |
No. 52. |
38 jr. |
I Sp. ä t. levend -f 4000 gr- gr- levend 3210 gr. levend 4480 gr. VInbsp;Toe. 1921/206 Hoo- VIInbsp;Toe. 1924/139 Part. |
Hoofdl, puilt |
Kunstm. |
C.D. 10.8 cm. |
Vol- |
No. 63. |
30 jr. |
I Hooge tang, thuis, |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
No. 64. |
34 jr. |
I-IV Sp ä t. levend Vnbsp;Sp. ä t. doodgeboren VInbsp;Forceps ä t. levend VIInbsp;Sp.ät. levend |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.8 cm. |
4à 5 |
Verpleeg
dagen
Voor: 29
Na: 25
Pijn bij de
navel daar is
een breuk
Onbekend
Onbekend
IXnbsp;Uitgez. na-
velstr. kind
dood
Xnbsp;Toe. 1930/
510. Stuitex
tr. 3580 gr.
levend
XInbsp;Toe. 1935/
30. Stuitex
tr. 3350 gr.
levend
Toestand
later
Onbekend
Voor: 10
Na: 35
Voor: 27
Na: 22
Voor: O
Na: 26
Voor: O
Na: 23
Bijzonder-
heden
operatie
Incisie
—. «
§■5
■O
Duur
Baring
Bloe-
ding
Geboorte
placenta
Kind
Kraambed
H ft
37°.7
Cervicaal
overlangs
Gering
Langs
den
nat. weg
Goed
3820 gr.
Ongestoord
uur
37°.2
25 uur
Door cervix
en corpus
overlangs
Gering
Door de
wond
Goed
3230 gr.
Licht
gestoord
37°. 1 lOf uur
Cervicaal
overlangs
Gering
Langs
den
nat. weg
Goed
4870 gr.
Ongestoord
37°.2 76Î uur
Cervicaal
overlangs
Flink
Langs
den
nat. weg
Goed
3900 gr.
Gestoord.
Draad-
ettering
37°. 1
8f uur
Cervicaal
overlangs
Gering
Door de
wond
Goed
3870 gr.
Ongestoord
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 O |
Sl |
ft.. |
Duur lt; |
Bijzonder. beden |
Bloe- |
Geboorte |
' Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
Toestand | |
No. 65. |
30 jr. |
I Vroeg afgel. vruchtw. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.8 cm. |
Vol- |
1 |
37°.4 |
3| uur |
Cervicaal |
Zéér |
Langs uit- |
Goed |
Gestoord. |
Voor: S: |
l Keloid in | |
No. 56. |
31 jr. |
I 1925. Vroegafgel. vr. |
Dwars |
Spont. |
C.D. 8.7 cm. Ind. |
Vol- |
2 |
37°. |
uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Licht |
Voor: |
t Onbekend | |
No. 57. |
20 jr. |
I Toc. 1929/272. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9 8 cm. Bekken- |
3 cm. |
--- |
1 |
? |
0 |
Cervicaal |
Flink |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 0 |
III, IV en V VI Sp. 23 we- VH Sol. plac. |
No. 68. |
37 jr. |
Inbsp;Toc. 1927/452. IInbsp;Part, immat. 4 ä 5 |
;Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10.7 cm. |
5 ä 6 |
2 |
37°.2 i |
3} uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 3 |
IV Toc. 1932/ | |
No. 59. |
30 jr. |
I 1927. Durante partu |
Hoofdl. puilt |
Spont. 1 |
C.D. 9.3 cm. |
4 cm. |
-- |
2 |
37°. |
4J uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 18 |
Onbekend |
No. 60. |
33 jr. 1 |
Inbsp;1929. Sp.ät. Kind IInbsp;1930. Hooge tang |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C D. 8.9 cm. Bekken- |
9 cm |
gt; |
2 |
36°.9 |
10 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 40 |
Onbekend |
No. 61. Toc. 1932/10 1 |
35 jr. |
I-V Alle partus arte VI abortus 3 mnd. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8,7 cm. |
4 cffl- |
36°.6 |
7 uur |
Cervicaal |
matig |
door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 43 |
Goed |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
'M M |
g-g |
«-O d 1 |
Duur H |
Bijzonder. heden |
Bloe. |
Geboorte |
' Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
Toestand | |
No. 65. |
30 jr. |
I Vroeg afgel. vruchtw. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.8 cm. |
Vol- |
1 |
370.4 |
3} uur |
Cervicaal |
Zéér |
Langs uit- |
Goed |
Gestoord. |
Voor: |
ï Keloid in | |
No. 66. |
31 jr. |
I 1925. Vroegafgel. vr. |
Dwars |
Spont. |
C.D. 8.7 cm. Ind. |
Vol- |
2 |
37°. |
71- uur |
Cervicaal i |
Gering |
Langs |
Goed |
Licht |
Voor: 54 |
r Onbekend | |
No. 67. |
20 jr. |
I Toe. 1929/272. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9 8 cm. Bekken- |
3 cm. |
* |
1 |
? |
0 |
Cervicaal |
Flink |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 0 |
HL IV en V VInbsp;Sp. 23 we- VIInbsp;Sol. plac. |
No. 68. |
37 jr. |
Inbsp;Toe. 1927/452. IInbsp;Part. immat. 4 ä 5 |
;Hoofdl. puilt |
Spont. 1 |
C.D. 10.7 cm. |
5 ä 6 |
__ |
2 |
37°.2 |
31- uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 3 |
IV Toe. 1932/ |
No. 59. |
30 jr. |
I 1927. Durante partu |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.3 cm. |
4 cm. |
2 |
37°. |
4^ uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor:' 18 |
Onbekend | |
No. 60. |
33 jr. |
Inbsp;1929. Sp. ät. Kind IInbsp;1930. Hooge tang |
Hoofdl. puilt |
Spont. 1 i |
C D. 8.9 cm. Bekken- |
9 cm. |
2 |
36°.9 |
10 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 40 |
Onbekend | |
No. 61. quot;i |
35 jr. |
I-V Alle partus arte VI abortus 3 mnd. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8,7 cm. |
4 cm- |
36°.6 |
7 uur |
Cervicaal |
matig |
door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 43 |
Goed |
Bijzonder-
heden
operatie
Incisie
Nummer
Too. jaar/no.
B., C. of D.
Vliezen
breken
tot S.C.
Aantal
Verpleeg-
dagen
.3 M
«w c
ïl
O
Leeftijd
pariteit
Duur
Baring
Bloe-
ding
Geboorte
placenta
Afloop van de
vorige bevallingen
B stJ
H ft
Toestand
later
II
Ligging
Kind
Indicatie
Kraambed
Inbsp;1920 forceps levend.
± 4500 gr.
IInbsp;1923. forceps mis-
lukt, perforatie.
IIInbsp;toe. 1927/170.Wand-
beensl. forceps kind
leeft 4160 gr._
Goed
4190 gr.
37°.
Matig
Door cervix
en corpus
overlangs
No. 62.
Toe. 1932/136
C.
4^ uur
Door de
wond
36 jr.
IVe p.
Voorste
wand
beensl.
uitgez.
navelstreng
Spont
uur
C.D. 10,2 cm.
Uitgez. navel-
streng bij 5 cm.
ontsluiting.
V. en E. te
riskant
Gestoord
draad-
ettering
5 cm
Voor: 4
Na: 24
Goed
I-III fore. at.één kindf
IV Toe. 1916/26 Uitgez.
Navelstr. V. en E. k.
leeft 3810 gr.
VToc. 1919/225. Voor-
hoofdsl. manueele cor-
rectie-forceps. k. f.
3820 gr. Schedelbreuk.
VInbsp;Part. art. praem.
levend 3170 gr. toe.
1920/439.
VIInbsp;Toe. 1923/196. part.
arte praem. 2860 gr.
levend.
VIIInbsp;Toe. 1925/228
part. arte praem. 2940
gr. levend.
IXnbsp;Toe. 1927/332.
Achterste wandbeensl.
Pubiotomie-forceps.
k. leeft 4100 gr. ure-
terfistel nephrectomie.
36°.9
Cervicaal
overlangs
Sterilisatie
door :
door-
knippen
van de
tubae
Hoofdl.
afgeweken
Staande
vliezen
C.D. 10,8 cm.
Anamnese.
bekken-
vernauwing,
terwijl er
nephrectomie is
gedaan.
4^ uur
No. 63.
Toe. 1932/254
C.
42 jr.
Xe p.
Sterk
Door de
wond
Goed
4200 gr.
Sterk
gestoord
14en dag.
doodelijke
embolie.
naglycerine-
spuitje !
Thrombose
was niet
ontdekt.
Er bleek
oedeem
aan het
linkerbeen
te zijn.
Voor: 14
Na: 14 t
I Toe. 1927/428.
partus praem. forceps,
kind leeft 1720 gr.
36°. 8
Cervicaal
dwars
Vliezen
staan !
Gering
Door de
wond
Goed
2860 gr.
C.D. 8.8 cm.
vr. w. afgeloopen!
bij 2 cm.
uitgezakte
navelstr.
Sterk
gestoord
thrombose.
No. 64.
Toe. 1932/439
B.
36 jr.
lie p.
Hoofdl.
puilt
matig uit.
Uitgezakte
navelstr.
vliezen
staan !
2 cm
Voor: 16
Na : 48
Onbekend
37°.3
Cervicaal
dwars
Sterk
Door de
wond
Goed
4720 gr.
Sterk ge-
stoord
Thrombose
24 uur
Voor: O
Na: 35
27 jr.
lie p.
Toe. 1931/485.
Uitgangvern. tang.
Kind leeft 4000 gr.
No. 6amp;.
Toe. 1933/35
B.
Hoofdl.
Vliezen
staan
Sterke uitgangs
vernauwing.
le partus
moeilijke tang.
Goed
O cm
Inbsp;Abortus.
IInbsp;Toe. 1929/196.
Cluneus, tympania
uteri, foetus maceratus
3300 gr. spont. geboren.
36°.5
Corporeel
dwars
Zéér
sterk
Door de
wond
Goed
3940 gr.
Gestoord
Voor: 26
Na: 24
C.D. 10.8 cm.
le leeftijd.
2e C.D.= 10.8 cm
3e Hoofd puilt uit
4e vorige baring
Hoofdl.
puilt
vrij sterk
uit
Goed
44 jr.
Hie p.
Spont
41i uur
O cm
No. 66.
Toe. 1934/10
C.
36°,9
11 uur?
5 dg?
Cervicaal
overlangs
Sterk ge-
stoord
Thrombose
Voor: O
Na: 85
Flink
Door de
wond
Goed
3310 gr.
Onbekend
36 jr.
He p.
I Stuitligging.
Kind dood.
Hoofdl.
puilt
sterk uit
C.D. 9.1 cm.
Sterke bekken-
vernauwing
No. 67.
Toe. 1934/201
B.
Vliezen
staan
4 cni'
Afloop van de
vorige bevallingen
Inbsp;1920 forceps levend.
± 4500 gr.
IInbsp;1923. forceps mis-
lukt, perforatie.
IIInbsp;toe. 1927/170. Wand-
beensl. forceps kind
leeft 4160 gr._
Bijzonder.
heden
operatie
Incisie
Nummer
Toe. jaar/no.
B., C. of D.
Vliezen
breken
tot S.C.
Aantal
Verpleeg-
dagen
Leeftijd
pariteit
Duur
Baring
Bloe-
ding
Geboorte
placenta
M
42 S
ö
O
Toestand
later
Ligging
Kind
Indicatie
Kraambed
Goed
4190 gr.
Matig
4^ uur
Door cervix
en corpus
overlangs
No. 62.
Toe. 1932/136
C.
Door de
wond
36 jr.
IVe p.
Voorste
wand
beensl.
uitgez.
navelstreng
Spont
14 uur
C.D. 10,2 cm.
Uitgez. navel-
streng bij 5 cm.
ontsluiting.
V. en E. te
riskant
Gestoord
draad-
ettering
5 cm
Voor: 4
Na: 24
Goed
I-III forc. at.één kindf
IV Toe. 1916/26 Uitgez.
Navelstr. V. en E. k.
leeft 3810 gr.
VToc. 1919/225. Voor-
hoof dsl. manueele cor-
rectie-forceps. k. f.
3820 gr. Schedelbreuk.
VInbsp;Part. art. praem.
levend 3170 gr. toe.
1920/439.
VIInbsp;Toe. 1923/196. part.
arte praem. 2860 gr.
levend.
VIIInbsp;Toe. 1925/228
part. arte praem. 2940
gr. levend.
IXnbsp;Toe. 1927/332.
Achterste wandbeensl.
Pubiotomie-forceps.
k. leeft 4100 gr. ure-
terfistel nephrectomie.
36°.9
C.D. 10,8 cm.
Anamnese.
bekken-
vernauwing,
terwijl er
nephrectomie is
gedaan.
4^ uur
Cervicaal
overlangs
Sterilisatie
door :
door-
knippen
van de
tubae
No. 63.
Toe. 1932/254
C.
Hoofdl.
afgeweken
Staande
vliezen
42 jr.
Xe p.
Sterk
Door de
wond
Goed
4200 gr.
Sterk
gestoord
14en dag.
doodelijke
embolie.
na glycerine-
spuitje !
Thrombose
was niet
ontdekt.
Er bleek
oedeem
aan het
linkerbeen
te zijn.
Voor: 14
Na: 14 t
I Toe. 1927/428.
partus praem. forceps,
kind leeft 1720 gr.
1 36°. 8
Cervicaal
dwars
Vliezen
staan !
Gering
Door de
wond
Goed
2860 gr.
C.D. 8.8 cm.
vr. w. afgeloopen!
bij 2 cm.
uitgezakte
navelstr.
Sterk
gestoord
thrombose.
No. 64.
Toe. 1932/439
B.
36 jr.
Ile p.
Hoofdl.
puilt
matig uit.
Uitgezakte
navelstr.
vliezen
staan !
2 cm
Voor: 16
Na: 48
Onbekend
I Toe. 1931/485.
Uitgangvern. tang.
Kind leeft 4000 gr.
37°.3
Cervicaal
dwars
Sterk
Door de
wond
24 uur
Goed
4720 gr.
Sterk ge-
stoord
Thrombose
Voor: O
Na: 35
27 jr.
He p.
Sterke uitgangs
vernauwing.
le partus
moeilijke tang.
No. 65.
Toe. 1933/35
B.
Hoofdl.
Vliezen
staan
O cm
Goed
Inbsp;Abortus.
IInbsp;Toe. 1929/196.
Cluneus, tympania
uteri, foetus maceratus
3300 gr. spont. geboren
36°.5
Zéér
sterk
Gestoord
Corporeel
dwars
Door de
wond
Goed
3940 gr.
Voor: 26
Na: 24
Hoofdl.
puilt
vrij sterk
uit
C.D. 10.8 cm.
le leeftijd.
2e C.D.= 10.8 cm
3e Hoofd puilt uit
4e vorige baring
Goed
44 jr.
Ille p.
Spont
41^ uur
No. 66.
Toe. 1934/10
C.
O cm
36°.9
11 uur?
5 dg?
Cervicaal
overlangs
Sterk ge-
stoord
Thrombose
Flink
Door de
wond
Goed
3310 gr.
Voor: O
Na: 85
Onbekend
Hoofdl.
puilt
sterk uit
No. 67.
Toe. 1934/201
B.
36 jr.
He p.
I Stuitligging.
Kind dood.
Vliezen
staan
C.D. 9.1 cm.
Sterke bekken-
vernauwing
4 ciii'
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
.H 60 -H S |
sl |
ci . 3 ö VJ |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 68. |
24 jr. |
I 1927 langd. baring. |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10.2. cm. Meconium |
4 cm. |
14 |
37°.8 |
35i: uur |
Cervix |
Sterk |
Door de |
Na22uur dood |
Gestoord |
Voor: 2 |
Onbekend | |
No. 69. |
28 jr. |
I Toc. 1930/434. |
Hoofdl. Vliezen i |
C.D. 11.8 cm. |
2 cm. |
2 |
36°.5 |
2 uur? |
Cervicaal |
Zéér |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 4 |
Onbekend | ||
No. 70. |
42 jr. |
11 X spat. 1 k. f. 1nbsp;X sp. praem k. f. 2nbsp;X abortus. XIVnbsp;Forc? àt k. f. XVnbsp;Toc. 1933/20. |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 10.2 cm. |
Vol- |
2 |
36°.6 |
4 uur |
Cervicaal dwars Door- |
Sterk |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor:34 |
Onbekend | |
No. 71. Toc. 1935/83 |
24 jr. |
I V.P. 1933/708 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.7 cm. Vliezen gebroken |
3 cm |
3 |
37°.7 |
0 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 21 |
Goed | |
No. 72. Toc. 1935/482 |
33 jr. |
I-V Spont à terme |
Hoofdl. |
Kuntm. |
C.D. 9.2 cm. |
Vol- 1 1 ( t |
2 |
37°.6 |
16 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Langs |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 1 |
Onbekend | |
No. 73. Toc. 1935/493 |
23 jr. |
I-IV Spont à terme |
Hoofdl. |
Kunstm |
C.D. 9,4 cm. |
Vol- 1 |
6 |
37°.2 |
22 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 74. |
28 jr. |
I Toc. 1930/227 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10 cm. |
3 cm- |
2 |
36°.8 |
9| uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Gemelli ratie |
Sterk ge- |
Voor: 8 voor |
Onbekend |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 M 0 |
No. 68. |
24 jr. |
I 1927 langd. baring. |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10.2. cm. Meconium |
4 cm. |
No. 69. |
28 jr. |
I Toe. 1930/434. |
Hoofdl. ; Vliezen puilt uit 1 staan j |
C.D. 11.8 cm. |
2 cm. | |
No. 70. |
42 jr. |
11 X spat. 1 k. f. 1nbsp;X sp. praem k. f. 2nbsp;X abortus. XIVnbsp;Forc? àt k. f. XVnbsp;Toe. 1933/20. |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 10.2 cm. |
Vol- |
No. 71. Toe. 1935/83 |
24 jr. |
I V.P. 1933/708 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.7 cm. Vliezen gebroken |
3 cm. |
No. 72. |
33 jr. |
I-V Spont à terme |
Hoofdl. |
Kuntm. |
C.D. 9.2 cm. j |
Vol- |
No. 73. |
23 jr. |
I-IV Spont à terme |
Hoofdl. |
Kunstm |
C.D. 9,4 cm. |
Vol- 1 |
No. 74. Toe. 1935/532 |
28 jr. |
I Toe. 1930/227 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10 cm. |
3 cm. |
Bijzonder-
heden
operatie
Incisie
a,
Duur
Baring
Bloe-
ding
Geboorte
placenta
Verpleeg-
dagen
Toestand
later
II
Kind
Kraambed
14
370.8
35J uur
Cervix
dwars
Sterk
Door de
wond
Na 22uur
dood
Aspiratie
3110 gr.
Gestoord
Voor: 2
Na: 24
Onbekend
36°.5
2 uur?
Cervicaal
overlangs
Zéér
gering
Door de
wond
Goed
4410 gr.
Gestoord
Voor: 4
Na: 23
Onbekend
36°.6
4 uur
Cervicaal
dwars
Sterilisatie
Door-
knippen van
de tubae
Sterk
Langs
den na-
tuur-
lijken
weg.
Crédé
Goed
4120 gr.
Gestoord
Voor: 34
Na: 27
Onbekend
37°.7
Cervicaal
dwars
Flink
O uur
Door de
wond
Goed
3570 gr.
Gestoord
Voor: 21
Na: 23
Goed
III Toe.
1937/537
Hooge tang
Levend kind
3520 gr.
37°.6
16 uur
Cervicaal
dwars
Sterk
Langs
den na-
tuur-
lijken
weg
Stem-
pelen
Goed
2860 gr.
Sterk ge-
stoord
Thrombose
draad-
ettering
Voor: 1
Na: 56
Onbekend
37°.2
Cervicaal
dwars
Flink
Door de
wond
22 uur
Goed
4100 gr.
Gestoord
draad-
ettering
Voor: O
Na: 24
Onbekend
36°. 8
Cervicaal
dwars
locaal
anaesthesie
Sterk ge-
stoord
Thrombose
Flink
Gemelli
I goed
2650 gr.
II mace-
ratie
2120 gr.
Door de
wond
Voor: 8
Na: 46
Naar Int.
Kliniek
voor
hoesten
Onbekend
/
-ocr page 296-
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
'M bo |
i |
g| |
B 3 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Aantal |
Toestand |
No. 75 |
35 jr. |
Inbsp;Toe. 1929/25 IInbsp;Forceps kind dood. IIInbsp;Toe. 1932/416. Spät |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D. 9.9 cm. Placenta praevia |
? cm. |
1 |
T |
37°.6 |
? |
Cervicaal cervix |
1 Zéér 1 |
Door de |
Goed |
Spoedig in- |
Voor: 46 |
Bij obductie is |
No. 76. |
27 jr. |
I V.P. 1932/1239 |
Hoofdl. |
Vliezen |
Oude bekken- |
Vol- |
u |
7 |
37°.2 |
36 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Matig ge- |
Voor: 1 |
Goed |
No. 77. |
27 jr. |
I Toe. 1927/230 Koorts metreuryse |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10.6 cm. |
0 cm |
/— |
1 |
37°. 1 |
0 uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor : 4 |
IIInbsp;Toe. Spat. levend IVnbsp;Toe. Spat levend |
No. 78. |
27 jr. |
I Toe. 1923/173. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10,1 cm. |
3 |
0 |
37°.3 |
8i uur |
Corporeel |
? |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 40 |
Onbekend | |
No. 79. |
39 jr. |
Inbsp;forceps kind dood. IInbsp;Spont. kind dood. Prim. S.C. kind leeft |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10,3 cm. 1 |
? |
0 |
37°. |
? |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 36 |
Onbekend | |
No. 80. |
37 jr. |
I—V spontaan ä terme levende kinderen. |
Stuitl. |
Spont. |
C.D. 10,5 cm, |
bijna |
3 |
37°.3 |
3 uur ? |
Door cervix |
Gering |
Langs den |
Goed |
Gestoord |
Voor: 22 |
N°. 81 | |
No. 81. |
45 jr. |
Zie N°. 80. |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10,5 cm. |
3 cm |
T |
37°. |
? |
Cervicaal dwars. |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 82. |
27 jr. |
I 1921. Vroedvr.-school |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9,8 cm. Bekken- |
0 cm |
f- |
1 |
36°.8 |
2| uur |
Corporeel |
Sterk |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 8 |
Onbekend |
No. 83. |
26 jr. |
I Spät, dood kind. |
Dwarsl. |
Spont. |
C.D. 9,2 cm. Bekken- |
2 cm |
1 |
37°.2 |
4f uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 19 |
N°. 84 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 2 SC 42 .S |
^— |
si |
R 3 IH |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Aantal |
Toestand |
No. 76 |
35 jr. |
Inbsp;Toe. 1929/25 IInbsp;Forceps kind dood. IIInbsp;Toe. 1932/416. Spät |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D. 9.9 cm. |
? cm. |
2 |
37°.6 |
? |
Cervicaal cervix |
Zéér 1 |
Door de 1 |
Goed |
Spoedig in- |
Voor: 46 |
Bij obductie is | |
No. 76. |
27 jr. |
I V.P. 1932/1239 |
Hoofdl. |
Vliezen |
Oude bekken- |
Vol- |
7 |
37°.2 |
36 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Matig ge- |
Voor: 1 |
Goed | |
No. 77. |
27 jr. |
I Toe. 1927/230 Koorts metreuryse |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10.6 cm. |
0 cm. |
1 |
37°. 1 |
0 uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 4 |
IIInbsp;Toe. Spat. levend IVnbsp;Toe. Spat levend | |
No. 78. Toe. 1927/269 |
27 jr. |
I Toe. 1923/173. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10,1 cm. |
3 |
0 |
37°.3 |
8^ uur |
Corporeel |
? |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor : 40 |
Onbekend | |
No. 79. |
39 jr. |
Inbsp;forceps kind dood. IInbsp;Spont. kind dood. Prim. S.C. kind leeft |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10,3 cm. |
? |
/— |
0 |
37°. |
? |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 36 |
Onbekend |
No. 80. |
37 jr. |
I—V spontaan ä terme levende kinderen. |
Stuitl. |
Spont. |
C.D. 10,5 cm, |
bijna |
3 |
37°.3 |
3 uur ? |
Door cervix |
Gering |
Langs den |
Goed |
Gestoord |
Voor: 22 |
N°. 81 | |
No. 81. |
45 jr. |
Zie N°. 80. |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10,5 cm. |
3 cm |
2 |
37°. |
? |
Cervicaal dwars. |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord. |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 82. |
27 jr. |
I 1921. Vroedvr.-school |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9,8 cm. Bekken- |
0 cm |
1 |
36°.8 |
2f uur |
Corporeel |
Sterk |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 8 |
Onbekend | |
No. 83. |
26 jr. |
I Spät, dood kind. |
Dwarsl. |
Spont. |
C.D. 9,2 cm. Bekken- |
2 cm |
1 |
1 |
37°.2 |
4f uur |
Door cervix |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 19 |
N°. 84 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
.a bß |
sl |
ft . Ö R a li |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 84. |
30 jr. |
Zie N°. 83. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.3 cm. |
2 cm |
0 |
36°.6 |
0 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 28 |
Onbekend | |
No. 86. |
29 jr. |
Inbsp;Toc. 1924/388 Opn. wegens mislukte IInbsp;Toc. 1925/379 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.4 cm. |
2 cm. |
1 |
37°. 1 |
21i uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 3 |
IV Toc. 1933/306 VToc. 1936/290 | |
No. 86. |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 8.9 cm. |
0 cm. |
2 |
37°.2 |
0 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 0 |
IInbsp;Abortus IIInbsp;No. 87 | |
No. 87. |
31 jr. |
Inbsp;Zie no. 86 IInbsp;Abortus |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.9 cm. Bekken- |
1 cm. |
1 1 |
37°.2 |
6J uur |
Cervicaal |
Gering Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 5 |
Onbekend | ||
No. 88. |
18 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9 cm. |
2 cm. |
36°.5 |
2i uur |
Door cervix |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht ge- |
Voor: 2 |
IInbsp;Abortus IIInbsp;No. 89 | ||
No. 8igt;. |
20 jr. |
Inbsp;Zie no. 88 IInbsp;Abortus |
Stuitl.' |
Spont |
C.D. 9 cm. |
0 cm. |
36°.6 |
uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 2 |
Goed | ||
No. 90. |
40 jr. |
Inbsp;Forceps kind dood IInbsp;Stuitligging kind na IIInbsp;Toc. 1925/334 S.C. kind leeft 3010 gr. |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D 10.2 cm. |
? |
3 |
37°. 1 |
4J: uur |
Corporeel uterus |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 17 |
Onbekend | |
No. 91. |
24 jr. |
I Sectio caesarea dood |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.9 cm. |
2 cm. |
1 |
37°.3 |
uur |
Cervicaal geen |
Gering |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 9 |
Onbekend | |
No. 92. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.6 cm. |
0 cm. |
2 |
38°.3 |
0 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II No. 93 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
,3 bc |
No. 84. |
30 jr. |
Zie NO. 83. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.3 cm. |
2 cm |
No. 85. |
29 jr. |
Inbsp;Toe. 1924/388 Opn. vi^egens mislukte IInbsp;Toe. 1925/379 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.4 cm. |
2 cm. |
No. 86, |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 8.9 cm. |
0 cm. |
No. 87, |
31 jr. |
Inbsp;Zie no. 86 IInbsp;Abortus |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.9 cm. Bekken- |
1 cm. |
No. 88. |
18 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9 cm. |
2 cm. |
No. Si). |
20 jr. |
Inbsp;Zie no. 88 IInbsp;Abortus |
Stuitl.- |
Spont |
C.D. 9 cm. iO cm. i | |
No. 90. |
40 jr. |
Inbsp;Forceps kind dood IInbsp;Stuitligging kind na IIInbsp;Toe. 1925/334 S.C. kind leeft 3010 gr. |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D 10.2 cm. |
? |
No. 91. |
24 jr. |
I Sectio caesarea dood |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.9 cm. |
2 cm. |
No. 92. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.6 cm. |
0 cm. |
si |
ä . 3 s St |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe. |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand |
0 |
360.6 |
0 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 28 |
Onbekend |
1 |
37°. 1 |
2U uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 3 |
IV Toe. 1933/306 VToc. 1936/290 |
2 |
370.2 |
0 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 0 |
IInbsp;Abortus IIInbsp;No. 87 |
1 |
370.2 |
6f uur |
Cervicaal |
Gering Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 5 |
Onbekend | |
1 |
360.5 |
2i uur |
Door cervix |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht ge- |
Voor: 2 |
IInbsp;Abortus IIInbsp;No. 89 |
1 |
360.6 |
2i uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 2 |
Goed |
3 |
370.1 |
uur |
Corporeel uterus |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 17 |
Onbekend |
1 |
370.3 1 |
51: uur |
Cervicaal geen |
Gering |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 9 |
Onbekend |
2 |
380.3 |
0 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II No. 93 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie ! |
'i bc O |
Sl CÄ |
UXI tS H ft |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 93. |
28 jr. |
I Zie no. 92 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.6 cm. '2 cm. |
1 |
36°.9 |
li uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 38 |
li Goed | ||
No. 94. |
32 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.3 cm. |
4 cm. |
Ve- ma- |
37°.9 |
5 dagen |
Door cervix |
Gering |
Door de wond 1 |
Dood |
Sterk ge- |
Voor: 0 |
IInbsp;No. 95 IIInbsp;Toe. Spont 36 wk ge- | |
No. 95. |
33 jr. |
I Zie no. 94 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.3 cm. |
? |
0 |
35°.8 |
0 uur |
Corporeel door |
Sterk |
Door de |
Gemelli 1900 gr. |
Gestoord |
1 Voor: 0 1 |
Klein litteeken | |
No. 96. |
26 jr. |
Geen |
Voorste |
Spont |
C.D. 8.5 cm. |
5 cm. |
6 |
37°.6 |
3i dag |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II No. 97 | |
No. 97. |
1 30 jr. |
I Zie no. 96 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.5 cm. |
0 cm. |
1 |
37°.4 |
6Jr uur |
Cervix en |
Matig |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 7 |
Goed j | |
No. 98. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.8 cm. |
2 cm. i |
2 |
37°.2 |
17 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 35 |
II No. 99 | |
No. 99. |
25 jr. |
I Zie no. 98 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.8 cm. |
1 cm. |
2 |
370.4 |
Iii uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 7 |
Buikklachten | |
No. 100. Toe. 1931/193 |
40 jr. |
I S.C. 3250 gr. |
Dwars |
Vliezen |
C.D. 9.5 cm. |
0 cna. |
37°.3 |
21 uur |
Door cervix weinig |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord draad |
Voor: 30 |
Onbekend | ||
No. 101. |
34 jr. ! |
I Toe. 1921/288 |
Dwars 1 |
Vliezen |
C.D. 9.4 cm. |
Vol- |
2 |
370.6 |
8 uur |
Cervicaal veel |
Sterk |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 19 |
Onbekend |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie 1 |
1 Mgt; O |
si cä 0! u 1 |
ÜX) cö |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe. |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 93. |
28 jr. |
I Zie no. 92 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.6 cm. 2 cm. i |
36°.9 1 |
H uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Sterk ge- |
Voor: 38 |
Goed | |||
No. 94. |
32 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.3 cm. ' |
4 cm. |
Ve- Ie ma- |
37°.9 |
5 dagen |
Door cervix |
Gering |
Door de wond |
Dood |
Sterk ge- |
Voor: 0 |
IInbsp;No. 95 IIInbsp;Toe. Spont 36 wkge- | |
No. 9B. |
33 jr. |
I Zie no. 94 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.3 cm. |
? |
0 |
35°.8 |
0 uur |
Corporeel door |
Sterk |
Door de |
Gemelli 1900 gr. |
Gestoord |
Voor: 0 |
Klein litteeken | |
No. 96. |
26 jr. |
Geen |
Voorste |
Spont |
C.D. 8.5 cm. |
5 cm. |
37°.6 |
3i dag |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II No. 97 | ||
No. 97. |
30 jr. |
I Zie no. 96 |
Hoofdl. |
Vliezen |
(v.D. 8.5 cm. |
0 cm. |
j- |
1 |
37°.4 |
6} uur |
Cervix en |
Matig |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 7 |
Goed |
No. 98. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.8 cm. 2 cm. hoofd niet in ! 1 |
j. |
2 |
37°.2 |
17 uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 35 |
II No. 99 | |
No. 99. |
25 jr. |
I Zie no. 98 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.8 cm. |
1 cm. |
2 |
37°.4 |
lli uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 7 |
Buikklachten | |
No. 100. |
40 jr. |
I S.C. 3250 gr. |
Dwars |
Vliezen |
C.D. 9.5 cm. |
Iq cm- |
1 |
37°.3 |
21 uur |
Door cervix weinig |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 30 |
Onbekend | |
No. 101. |
34 jr. ! |
I Toe. 1921/288 |
Dwars |
Vliezen |
C.D. 9.4 cm. |
Vol- |
1 |
2 |
37°.6 |
8 uur |
Cervicaal veel |
Sterk |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 19 |
Onbekend |
Nummer |
Leeftijd |
AHoop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 bO fi |
ll |
: ft . 3 I e R 3 1-1 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
1 Geboorte |
' Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
Toestand | |
No. 102. |
26 jr. |
I 1929. Langd, baring. |
Achterste puilt |
Kunstm. |
C.D. 8.8 cm. |
Vol- ■ J |
7 |
37°.7 |
27 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II No. 103 | |
No. 103. |
28 jr |
I en II. Zie no. 102. |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 8.8 cm. |
2 cm. |
1 |
36°.6 |
0 uur |
Cervicaal |
? |
Door de |
Goed |
Licht draad |
Voor: 9 |
Goed | |
No. 104. |
45 jr. j |
Inbsp;Abortus IInbsp;Toc. 1922/33 Uitg. tang. Kind leeft IIInbsp;Toc. 1923 201 IVnbsp;Toc. 1924/432 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.7 cm. |
0 cm. [ |
1 |
37°. 1 |
4^- uur |
Door cervix |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord draad |
Voor: 56 |
Goed ! | |
No 10.5. |
34 jr |
I Toc. 1924/91 |
Hoofdl. |
Spont |
Sterke uitgangs- |
lo cm- |
i / j |
1 |
37°. 1 |
2 uur |
Door cervix |
Geen |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Goed |
No. 106. |
27 jr. |
Inbsp;Forceps 2500 gr. IInbsp;S.C. 2500 gr. levend. |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.5 cm. 6 cni- 1 ! |
2 |
37°.4 |
12i uur |
Cervicaal |
Zéér |
Langs weg |
Goed |
Licht draad |
Voor: 1 |
Onbekend | ||
No. 107. Toc. 1934/115 |
28 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 8.3 cm. |
7 cm. |
i i J |
Sc g-s |
38°.5 |
84 uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Zéér diepl dood; |
Gestoord |
Voor: 0 |
H Toc. |
No. 108. |
37 jr. |
I Sec. S C. na 3 dagen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.7 cm. |
1 cm- |
3 |
37°.3 |
12 uur |
Cervicaal veel |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 2 |
Goed |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
t Ligging |
Vliezen 1 |
Indicatie |
1 60 O |
No. 102, |
26 jr. |
I 1929. Langd, baring. |
Achterste puilt |
Kunstm. |
C.D. 8.8 cm. |
Vol- |
No. 103, |
28 jr |
I en II. Zie no. 102. |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 8.8 cm. ' |
2 cm. y |
No. 104. |
45 jr. Vlle p. |
Inbsp;Abortus IInbsp;Toe. 1922/33 Uitg. tang. Kind leeft IIInbsp;Toe. 1923 201 IVnbsp;Toe. 1924/432 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.7 cm. |
0 cm. i 1 i |
No 105. |
34 jr |
I Toe. 1924/91 |
Hoofdl. |
Spont |
Sterke uitgangs- |
'0 cm- |
No. 106, |
27 jr. |
Inbsp;Forceps 2500 gr. IInbsp;S.C. 2500 gr. levend. |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.5 cm. |
cm. 1 |
No. 107, |
28 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 8.3 cm. |
7 cni. |
No. 108. |
37 jr. |
I Sec. S.C. na 3 dagen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.7 cm. |
1 ciii.j |
Kraambed
Verpleeg-
dagen
Toestand
later
Voor: O
Na: 22
II No. 103
Voor: 9
Na: 24
Goed
Gestoord
Buikwand-
abces
Géén
peritonitis
Licht
gestoord
draad
ettering
Voor: 56
Na: 53
Goed
Gestoord
draad
ettering
Gestoord
Goed
Onbekend
Voor: O
Na: 24
Licht I Voor: 1
gestoord Na: 25
draad
ettering
Voor: O
Na: 47
II Toe.
1937/422
Sectio Caesarea
Levend kind
3610 gr.
Voor: 2
Na: 22
Goed
Gestoord
buikwand-
abcessen
Gestoord
Bijzonder-
heden
operatie
Incisie
ft . 3
e iH -M
5 tj K 1-1
Duur
Baring
Bloe- Geboorte
ding 1 placenta
Kind
37°.7
Cervicaal
overlangs
27 uur
Gering
Langs
den na-
tuur-
lijken
weg
Goed
3870 gr.
36°.6
Cervicaal
overlangs
adhaesies
O uur
Door de
wond
Goed
3610 gr.
Door cervix
en corpus
uitgebreide
adhaesies
Goed
3220 gr.
37°. 1
Gering
Door de
wond
uur
37°. 1
2 uur
Door cervix
en corpus
overlangs
adhaesies
Geen
Door de
wond
Goed
2410 gr.
37°.4
Cervicaal
dwars
weinig
adhaesies
12| uur
Zéér
gering
Langs
natuurl.
weg
Goed
3160 gr.
38°.5
Cervicaal
richting ?
84 uur
Geen
Door de
wond
Zéér diep
asphyc-
tisch
2990 gr.
Na 3 dg.
dood:
aspiratie
37°.3
12 uur
Cervicaal
overlangs
veel
adhaesies
Gering
Goed
3300 gr.
Door de
wond
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
■i (/gt; G O |
sJ |
9 ^ Ct gt; h c |
1 Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboort( |
° Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
;- Toestand | |
No. 109. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9 cm. |
4 cm. |
4 |
36°.7 |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 31 |
5 H No. 110 | |
No. 110. Toc. 1935/150 |
28 jr. |
I Zie no. 109 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
6 cm. |
2 |
36°.3 |
8f uur |
Door cervix geen |
: Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: i; |
3 Onbekend | |
No. III. Toc. 1936/116 |
20 jr. |
Geen |
Achterste |
Kunstm. |
C.D. 8.5 cm. |
Vol- |
2 |
37°.8 |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1] |
l II Toc. 1937/664 | |
No. 112. |
20 jr. |
Geen ! |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.3 cm. 1 cm. |
1 |
2 |
37°.2 |
5f uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 3 |
II Toc. | |
No. 113. Toc. 1936/196 |
26 jr. He p. |
I S.C. cluneus |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10.7 cm. |
3 cm. |
2 |
37°.4 |
0 uur |
Cervicaal dwars |
Gering |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 14 |
Onbekend | |
No. 114 |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.6 cm. |
4 cm. |
5 |
376° |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
H Toc. 1937/ | |
No. 115. |
39 jr. |
Inbsp;Forceps dood kind. IInbsp;Forceps levend kind. IV en V Forceps leven- VHI Toc. 1924/294. Corp. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9 7 cm. |
? |
0 |
37°. 1 |
0 uur ( |
Corporeel met de |
? |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Onbekend |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 cn fi O |
: est |
1 Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboort( |
° Kind |
Kraambed |
Verpleeg |
;- Toestand | ||
No. 109. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9 cm. |
4 cm. |
4 |
36°.7 |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 3; |
5 II No. 110 | |
No. 110. |
28 jr. lie p. |
I Zie no. 109 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
6 cm. |
2 |
36°.3 |
8| uur |
Door cervix geen |
: Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: i; |
3 Onbekend | |
No. III. Toc. 1936/116 |
20 jr. |
Geen |
Achterste |
Kunstm. |
C.D. 8 5 cm. |
Vol- |
2 |
37°.8 |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 11 |
! II Toc. 1937/664 | |
No. 112. |
20 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.3 cm. 1 cm. |
2 |
37°.2 |
5| uur |
Cervicaal |
Sterk |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 3 |
II Toc. | ||
No. 113. Toc. 1936/196 |
26 jr. He p. |
I S.C. cluneus |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 10.7 cm. |
3 cm. |
2 |
37°.4 |
0 uur |
Cervicaal dwars |
Gering |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 14 |
Onbekend | |
No. 114 Toc. 1935/577 |
22 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.6 cm. |
4 cm. |
5 |
376° |
12 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II Toc. 1937/ | |
No. IIB. Toc. 1927/241 |
39 jr. |
Inbsp;Forceps dood kind. IInbsp;Forceps levend kind. IIInbsp;Praem 7 mnd. dood. IVnbsp;en V Forceps leven- VInbsp;Uitgez. navelstr. V VIInbsp;Toc. 1922/189.Pnm. VIIInbsp;Toc. 1924/294. Corp. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9 7 cm. |
? |
0 |
37°. 1 |
0 uur ( |
Corporeel met de |
? |
Door de |
Goed |
Gestoord i |
Voor: 0 |
Onbekend |
----^ | |||||||||||||||||
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
'M M |
1 f |
3l |
! à - Ö |
Duur ^ |
Bijzonder- |
Bloe. |
j Geboorte |
' Kind |
Kraambed |
1 Verpleeg |
Toestand |
No, 116. |
32 jr. |
Inbsp;Toc. 1921/337. Corp. IInbsp;Toc. 1924/269. Corp. |
Dwarsl. |
Spont. |
C.D. 8.3 cm. |
? |
1 |
0 |
37°. 1 |
3|: uur |
Overlang- door ? ? |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: U. |
t Onbekend |
No. 117. Toc. 1928/68 |
26 jr. |
Inbsp;Sp.ät. dood geboren. IInbsp;Forceps ät. Levend IIInbsp;Sp.ät. Na 2dg. dood. IVnbsp;Cluneus (?) ät. dood |
Hoofdll |
Vliezen |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
— |
1 |
37°.3 |
6 uur |
Door corpus uterus |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 21 |
IInbsp;No. 118 IIInbsp;No. 119 |
No. 118. |
27 jr. |
Zie No. 117. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C-D. 10 cm. |
3 cm. |
1 |
I |
37°.3 |
0 uur |
Door corpus |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 13 |
IH No. 119 |
No. 119. Toc. 1931/123 |
29 jr. |
Zie No. 118. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10 cm. |
2 cm. |
1 1 |
37°.3 |
5 uur |
Door corpus |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 25 |
Goed | |
No. 120. |
31 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8 cm. |
3 cm. |
36.7 |
5| uur |
Door corpus |
Flink |
Door de |
Geod |
Gestoord |
Voor: 22 |
II No. 121 | ||
No. 121. |
33 jr. |
I Zie No. 120 |
Hoofdl. |
? |
C.D. 8 cm. |
'2 cm- |
2 |
37°. 1 |
? |
Door cervix geen |
Geen |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 0 |
III No. 122 | |
No. 122. |
34 jr. |
Zie No. 121 |
Hoofdl. j Spont. |
C.D. 8 cm. |
8 cffl- |
4 |
36°. 7 |
7 dagen ? |
Cervicaal dwars |
Flink |
Placenta |
Goed |
Vrijwel |
Voor: 7 |
Lichte climact. | ||
i |
ivianueeie -------------- -............. verwijdering mislukt doordat voor en achterwand van | ||||||||||||||||
No. 123. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 7.2 cm. |
4 cm- |
2 |
38°. |
52f uur |
Cervicaal |
? |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
IInbsp;No. 124 IIInbsp;No. 125 | |
No. 124. |
27 jr. |
I Zie No. 123 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 7.2 cm. |
b cffl- |
1 |
37°.2 |
12 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
IH No. 125 |
- | |||||||||||||||||
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
t M SC |
! -f t |
si IÎ |
! À . ö 1 aj T3 aS i H 0 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe. |
Geboorte |
' Kind |
Kraambed |
1 Verpleeg |
Toestand |
No, 116. |
32 jr. |
Inbsp;Toe. 1921/337. Corp. IInbsp;Toe. 1924/269. Corp. |
Dwarsl. |
Spont. |
C.D. 8.3 cm. |
? |
0 |
37°. 1 |
3i uur |
Overlang- door ? ? |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: |
t Onbekend | |
No. 117. Toe. 1928/68 |
26 jr. |
Inbsp;Sp. ät. dood geboren. IInbsp;Forceps ä t. Levend IIInbsp;Sp.ät. Na 2 dg. dood. IVnbsp;Cluneus{?) ät. dood |
Hoofdll |
Vliezen |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
1 |
37°.3 |
6 uur |
Door corpus uterus |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 21 |
H No. 118 | |
No. 118. |
27 jr. |
Zie No. 117. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C-D. 10 cm. |
3 cm. |
1 |
37°.3 |
0 uur |
Door corpus |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 13 |
Hl No. 119 | |
No. 119. Toe. 1931/123 |
29 jr. |
Zie No. 118. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10 cm. |
2 cm. |
1 |
37°.3 |
5 uur |
Door corpus |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 25 |
Goed | |
No. 120. |
31 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8 cm. |
3 cm. |
1 |
36.7 |
5| uur |
Door corpus |
Flink |
Door de |
Geod |
Gestoord |
Voor: 22 |
H No. 121 | |
No. 121. |
33 jr. |
I Zie No. 120 |
Hoofdl. |
? |
C.D. 8 cm. |
2 cm. |
2 |
37°. 1 |
? |
Door cervix geen |
Geen |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 0 |
Hl No. 122 | |
No. 122. |
34 jr. |
Zie No. 121 |
Hoofdl. 1 Spont. |
C.D. 8 cm. |
8 cm. |
4 |
36°. 7 |
7 dagen ? |
Cervicaal dwars |
Flink |
Placenta |
Goed |
Vrijwel |
Voor: 7 |
Lichte climact. | ||
1 |
manueele ....... verwijdering mislukt doordat voor en achterwand van | ||||||||||||||||
No. 123. |
23 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 7.2 cm. |
4 cm- |
2 |
38°. |
52f uur |
Cervicaal |
? |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
II No. 124 | |
No. 124. Toe. 1933/58 |
27 jr. |
I Zie No. 123 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 7.2 cm. |
'o CID' |
1 |
37°.2 |
12 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
Hl No. 125 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
i ^ |
r i |
§1 |
B 3 tn « 13 03 H ft |
Duur |
Bijzonder heden |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
i later |
No. 125. |
30 jr. |
I Zie No. 123 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 7.2 cm. |
0 cm. |
f |
1 |
37°. |
? |
Door cervix |
Flink |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 2 |
Onbekend |
No. 126. |
24 jr. |
I Toc. 1926/416 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.6 cm. |
5 cm. |
1 |
36°.7 |
1 uur |
Cervicaal geen |
Flink |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 43 |
Hl No. 127 | |
No. 127. Toc. 1930/309 |
26 jr. |
Zie No. 127. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9 6 cm. |
Vol- |
1 |
1 |
37°.3 |
9f uur |
Door corpus |
Sterk |
Langs |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 0 |
Onbekend 1 |
No. 128. |
33 jr. |
I Toc. 1922/224. Voorl H Toc. 1924/112 S.C. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10 cm. |
0 cm. |
r |
1 |
36°.9 |
0? |
Door corpus enkele |
Flink |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 24 |
G.K. 1934/10. V Toc. 1935/ |
No. 129. Toc. 1934/144 |
38 jr. |
I Forc. a t. Levend kind IVnbsp;Sp. a t. Na 2 d. dood. Vnbsp;Forc. a t. Levend kind. 5 kinderen leven. |
Achterste puilt |
Kunstm. |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
4 5 quot;13 |
37° |
3ï uur |
Cervicaal |
Sterk |
Langs |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 8 |
XV No. 130 | |
No. 130 |
40 jr. |
Zie No. 129. |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
37° |
16 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs weg |
Goed |
Licht |
Voor: 1 |
XVI Toc. 1937/ | ||
No. 131. Toc. 1935/433 |
29 jr. i I Hooge tanga terme i Kind na 4i week dood II S.C. a t. Kmd dood i ! |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 10.5 cm. |
7 cm. |
37°.6 |
27 uur |
Cervicaal |
Flink |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 10 |
IV Toc. 1937/ |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
2 M 42 .S |
sl |
ft,- 3 S S-K |
Duur |
Bijzonder heden |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
later | |
No. 125. |
30 jr. |
Inbsp;Zie No. 123 IInbsp;Zie No. 124 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 7.2 cm. |
D cm. |
1 |
37°. |
? |
Door cervix |
Flink |
Door de wond |
Goed |
Sterk |
Voor: 2 |
Onbekend | |
No. 126. |
24 jr. |
I Toc. 1926/416 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.6 cm. |
5 cm. |
1 |
36°.7 |
1 uur |
Cervicaal geen |
Flink |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 43 |
III No. 127 | |
No. 127. Toc. 1930/309 |
26 jr. |
Zie No. 127. |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.6 cm. |
Vol- |
1 |
37°.3 |
9| uur |
Door corpus |
Sterk |
Langs |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 128. |
33 jr. |
I Toc. 1922/224. Voorl. H Toc. 1924/112 S.C. |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 10 cm. |
0 cm. |
r 1 |
1 |
36°.9 |
0? |
Door corpus enkele |
Flink |
Door de |
Goed |
Sterk |
Voor: 24 |
G.K. 1934/10. V Toc. 1935/ |
No. 129. Toc. 1934/144 |
38 jr. |
I Forc. a t. Levend kind IVnbsp;Sp. a t. Na 2 d. dood. Vnbsp;Forc.a t. Levend kind. 5 kinderen leven. |
Achterste puilt |
Kunstm. |
C.D. 10 cm. Krachtige weeën |
Vol- |
4 |
37° |
3} uur |
Cervicaal |
Sterk |
Langs |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 8 |
XV No. 130 | |
No. 130 Toc. 1936/18 |
40 jr. |
Zie No. 129. |
Hoofdl. |
Kunstm. |
C.D. 10 cm. |
Vol- |
5 |
37° |
16 uur |
Cervicaal |
Gering |
Langs weg |
Goed |
Licht |
Voor: 1 |
XVI Toc. 1937/ | |
No. 131. Toc. 1935/433 |
29 jr. |
! I Hooge tang a terme i |
Hoofdl. |
Spont, |
C.D. 10.5 cm. |
7 cm. |
13 |
37°.6 |
27 uur |
Cervicaal |
Flink |
Langs |
Goed |
Sterk |
Voor: 10 |
IV Toc. 1937/ |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
1 Indicatie |
1 '.3 60 |
al |
ä . 3 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 132 |
32 jr. |
Inbsp;S.C. Levend kind. IInbsp;S.C. Kind dood na IIInbsp;Toc. 1935/231. |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.8 cm. |
Vol- |
1 |
36°.8 |
26i uur |
Cervicaal |
Flink |
Langs weg |
Goed |
Licht |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 133. Toc. 1934/295 |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.4 cm. |
-f ? i ! i |
0 |
37°.2 |
0? |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord draad |
Voor: 35 |
II No. 134 | |
No. 134. |
28 jr. |
I Zie No. 133 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.4 cm. |
? |
r- |
0 |
36°.9 |
3 uur |
Cervicaal |
Matig |
Door de wond |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
III Toc. 1938/ |
No. 136. |
27 jr. |
Inbsp;Hoogetang 36 wk. k f IInbsp;Toc. 1923/512 S.C. |
Hoofdl. puilt Voorl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
3 cm. |
r |
1 |
37°.6 |
6i uur |
Door cervix |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor; 21 |
Slappe buik- IV No. 136 |
No. 136. |
3o jr. |
Zie No. 135 |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 8.8 cm. |
1 cm. |
1 j t |
1 |
37° |
0? |
Cervicaal door |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor; 4 |
Onbekend |
No. 137. Toc. 1927/200 |
29 jr. |
I Toc. 1916/138 H Toc. 1918/284 IH Toc. 1923/153 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.5 cm. 1nbsp;anamnese 2nbsp;vliezen gebroken geen weeën |
0 cm. |
'1 |
1 |
37°. 1 |
0 uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 7 |
Onbekend |
No. 138. |
29 jr. |
Inbsp;Forceps ä terme kind IInbsp;Forceps ä terme kind IIInbsp;Toc. 1924/310 S.C. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.3 cm. Vermoedelijk |
5 cm. |
1 |
4 |
37°.0 |
17iuur |
Cervicaal placenta |
Sterk |
Door de uteri. |
Goed |
Licht |
Voor: 5 |
VI No. 139 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
2 60 a |
/ f— |
ä . 3 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 132 |
32 jr. |
I S.C. Levend kind. HI Toc. 1935/231. |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.8 cm. |
Vol- |
1 |
36°.8 |
26^ uur |
Cervicaal |
Flink |
Langs weg |
Goed |
Licht |
Voor: 0 |
Onbekend | |
No. 133. Toc. 1934/295 |
25 jr. |
Geen |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.4 cm. |
? i |
0 |
37°.2 |
0? |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord draad |
Voor: 35 |
H No. 134 | |
No. 134. |
28 jr. |
I Zie No. 133 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.4 cm. |
1 |
0 |
36°.9 |
3 uur |
Cervicaal |
Matig |
Door de wond |
Goed |
Gestoord |
Voor : 0 |
III Toe. 1938/ | |
No. 135. |
27 jr. Hie p. |
Inbsp;Hoogetang 36 wk. k f IInbsp;Toe. 1923/512 S.C. |
Hoofdl. puilt Voorl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
3 cm. |
i |
1 |
37°.6 |
6i uur |
Door cervix |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 21 |
Slappe buik- IV No. 136 |
No. 136. |
3o jr. |
Zie No. 135 |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 8.8 cm. |
1 cm. |
1 |
37° |
0? |
Cervicaal door |
Sterk |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor : 4 |
Onbekend | |
No. 137. |
29 jr. |
I Toc. 1916/138 H Toc. 1918/284 HI Toc. 1923/153 |
Hoofdl. |
Spont |
C.D. 9.5 cm. 1nbsp;anamnese 2nbsp;vliezen gebroken geen weeën |
0 cm. |
1 |
37°. 1 |
0 uur |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 7 |
Onbekend | |
No. 138. |
29 jr. |
Inbsp;Forceps à terme kind IInbsp;Forceps à terme kind IIInbsp;Toc. 1924/310 S.C. |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.3 cm. Vermoedelijk |
5 cm. |
4 |
37°.0 |
17iuur |
Cervicaal placenta |
Sterk |
Door de uteri. |
Goed |
Licht |
Voor: 5 |
VI No. 139 |
Nummer |
pariteit |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
2 wgt; O |
2l |
S Sti (UT3 ri H ft |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
G«boorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | ||
No. 139, |
32 jr. |
Zie no. 138 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.3 cm. |
0 cm. |
2 |
37°.2 |
11 uur |
Cervicaal dwars |
Flink |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
i Voor: 8 ] |
Onbekend | ||
No. 140. Toc. 1930/100 |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
? |
37°.4 |
411 uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord ; Voor: 6 |
II No. 141 | ||||
No. 141. |
26 jr. |
I Zie no. 140 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
0 cm. |
/ |
1 |
37°.4 |
2i uur |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord j Voor: 9 |
IH No. 142 | ||
No. 142. |
27 jr. |
Inbsp;Zie no. 140 IInbsp;Zie no. 141 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
? |
J |
0 |
37°. 1 |
? |
Cervicaal geen |
Matig |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 5 |
IV No. 143 | |
No. 143. |
29 jr. |
I Zie no. 140 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
, 1 |
0 |
37°.4 |
? |
Cervicaal |
Geen |
Door de |
Goed |
Ongestoord |
Voor: 61 |
Onbekend | ||
No. 144. |
42 jr. |
Inbsp;Abortus IInbsp;S.C. levend iknd IIInbsp;Part arte praem. IVnbsp;S.C. levend kind Vnbsp;S.C. levend kind VInbsp;Abortus. |
Dwars ? |
Vliezen |
C.D. 8.9 cm. |
4 cm. |
1 |
37°.3 |
5 uur |
Corporeel |
Gering |
Door de |
Goed |
Licht |
Voor: 0 |
Onbekend | ||
No. 146. |
33 jr. |
Inbsp;S.C. levend kind IInbsp;S.C. levend kind IIInbsp;S.C. levend kind |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.7 cm. |
1 cm. |
1 |
1 |
37°.2 |
? |
Cervicaal |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 7 |
Onbekend | |
No. 146. 1929/250 |
18 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.2 cm. indalen. |
8 cm. |
7 |
37°.2 |
18i u. |
Cervicaal |
Geen |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1 |
H No. 147 IVnbsp;No. 149 Vnbsp;No. 150 |
Nummer |
pariteit |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
.3 O . |
No. 139. |
32 jr. |
Zie no. 138 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 10.3 cm. ; |
0 cm. |
No. 140. |
24 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
? |
No. 141. |
26 jr. |
I Zie no. 140 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
0 cm. |
No. 142. |
27 jr. |
Inbsp;Zie no. 140 IInbsp;Zie no. 141 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
? |
No. 143. |
29 jr. |
I Zie no. 140 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 8.8 cm. |
1 cm. |
No. 144. |
42 jr. |
Inbsp;Abortus IInbsp;S.C. levend iknd IIInbsp;Part arte praem. IVnbsp;S.C. levend kind Vnbsp;S.C. levend kind VInbsp;Abortus. |
Dwars ? |
Vliezen |
C.D. 8.9 cm. |
4 cm. |
No. 14B. |
33 jr. |
Inbsp;S.C. levend kind IInbsp;S.C. levend kind IIInbsp;S.C. levend kind |
Hoofdl. puilt |
Spont |
C.D. 9.7 cm. |
1 cm. |
No. 146. |
18 jr. |
Geen |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 9.2 cm. indalen. |
8 cm. |
Verpleeg-
dagen
Toestand
later
Kraambed
Goed Ongestoord
3140 gr.
Onbekend
II No. 141
IIInbsp;No. 142
IVnbsp;No. 143
IIInbsp;No. 142
IVnbsp;No. 143
Gestoord
IV No. 143
Onbekend
Voor: O
Na: 24
Onbekend
Voor: 7
Na: 39
Onbekend
Voor: 1
Na: 24
IInbsp;No. 147
IIInbsp;No. 148
IVnbsp;No. 149
Vnbsp;No. 150
Voor: 8
Na: 23
Gestoord : Voor: 6
draad- Na: 22
ettering
Gestoord i Voor: 9
! Na: 23
Voor: 5
Na: 23
Ongestoord ■ Voor: 61
Na: 24
Licht
gestoord
Gestoord
oppervl.
thrombophl.
Gestoord
lochia-
retentie
Bijzonder-
heden
operatie
Incisie
A . 3
ah -t-quot;
S IH
OJ T3 oS
H
Bloe-
ding
Geboorte
placenta
Duur
Baring
Kind
Cervicaal
dvyars
adhaesies
Flink
37°.2
Door de
wond
plac.
i praevia
margi-
nalis
11 uur
37°.4
Cervicaal
overlangs
41|uur
Flink
Door de
wond
Goed
3280 gr.
37°.4
Cervicaal
overlangs
Flink
Door de
wond
Goed
4090 gr.
2i uur
Cervicaal
overlangs
geen
adhaesies
37°. 1
Matig
Door de
wond
Goed
3770 gr.
Cervicaal
overlangs
adhasies
37°4
Geen
Door de
wond
Goed
3960 gr.
37°.3
Corporeel
zeer veel
adhaesies
tubae
hoeken
doorsneden
sterilisatie
Gering
Door de
wond
5 uur
Goed
3290 gr.
37°.2
Flink
Door de
wond
Goed
3490 gr.
Cervicaal
overlangs
adhaesies
37°.2
Goed
3770 gr.
Langs
natuurl,
weg
Cervicaal
overlangs
Geen
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
3 bjO O |
•sS n |
ÄLJ 3 |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | ||
No. 147. |
20 jr. lie p. |
I Zie No. 146 |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.2 cm. Uitgezakte |
6 cm. |
1 |
37°. |
9i uur |
Cervicaal geen |
Gering |
Langs |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1 |
IIInbsp;No. 148 IVnbsp;No. 149 Vnbsp;No. 150 | ||
No. 148. |
22 jr. |
Inbsp;Zie No. 146 IInbsp;Zie No. 147 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
5 cm? |
j |
0 |
37°.3 |
18 uur |
Cervicaal dwars |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor; 17 |
IVnbsp;No. 149 Vnbsp;No. 150 | |
No. 149. |
23 jr. |
Inbsp;Zie No. 146 IInbsp;Zie No. 147 IIInbsp;Zie No. 148 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
4 cm. |
1 |
37°.2 |
8i uur |
Cervicaal dwars |
Flink |
Door de |
Goed |
Ge.'-toord |
Voor: 0 |
V No. 150 | ||
No. 160. |
25 jr. |
Inbsp;Zie No. 146 IInbsp;Zie No. 147 IIInbsp;Zie No. 148 IVnbsp;Zie No. 149 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
4 cm. |
t |
1 |
36°.5 |
7i uur |
Cervicaal dwars |
Gering |
Langs den |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
14 Oct. 1937 | |
No. 161. |
39 jr. IVe p. |
I Toc. 1917/516 Prim. gr- gr- |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.1 cm. |
1 cm. |
1 |
36°.9 |
41 uur |
Corporeel Uterus |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 18 |
V No. 152 | ||
No. 162. |
41 jr. Ve p. |
Zie No. 151 |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D. 8.1 cm. |
? |
j |
0 |
38°. |
12 uur |
Corporeel |
Matig |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 19 |
Onbekend | |
No 163. |
25 jr. |
I S.C. Levend kind |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
6 cm. |
1 |
36°.7 |
10 uur |
Cervicaal geen |
Flink |
Door de |
goed |
Sterk |
Voor: 49 |
Zie No. 154 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
1 3 bc cn rï O |
-H— |
13 ^ If |
ft,. 3 S 3 IH |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No. 1«. |
20 jr. |
I Zie No. 146 |
Hoofdl. puilt |
Spont. |
C.D. 9.2 cm. |
6 cm. |
—-t— |
1 |
37°. |
9i uur |
Cervicaal geen |
Gering |
Langs weg |
Goed |
Gestoord |
Voor: 1 |
IIInbsp;No- 148 IVnbsp;No. 149 Vnbsp;No. 150 | |
No. 148. |
22 jr. |
Inbsp;Zie No. 146 IInbsp;Zie No. 147 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
5 cm? |
1 I |
0 |
37°.3 |
18 uur |
Cervicaal dwars |
Gering |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 17 |
IVnbsp;No. 149 Vnbsp;No. 150 | |
No. 149. |
23 jr. |
Inbsp;Zie No. 146 IInbsp;Zie No. 147 IIInbsp;Zie No. 148 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
4 cm. |
1 |
37°.2 |
8i uur |
Cervicaal dwars |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
V No. 150 | ||
No. 160. |
25 jr. |
I Zie No. 146 IIInbsp;Zie No. 148 IVnbsp;Zie No. 149 |
Hoofdl. |
Vliezen |
C.D. 9.2 cm. |
4 cm. |
f |
1 |
36°.5 |
7i uur |
Cervicaal dwars |
Gering |
Langs den |
Goed |
Gestoord |
Voor: 0 |
14 Oct. 1937 | |
No. 161. |
39 jr. |
I Toe. 1917/516 Prim. gr- gr- |
Hoofdl. |
Spont. |
C.D. 8.1 cm. |
1 cm. |
1 |
36°.9 |
41 uur |
Corporeel Uterus |
Flink |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 18 |
V No. 152 | ||
No. 162. |
41 jr. Ve p. |
Zie No. 151 |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D. 8.1 cm. vernauwing. |
? |
0 |
38°. |
12 uur |
Corporeel |
Matig |
Door de |
Goed |
Gestoord |
Voor: 19 |
Onbekend | ||
No 163. |
25 jr. |
I S.C. Levend kind |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
6 cm. |
1 |
36°.7 |
10 uur |
Cervicaal geen |
Flink |
Door de |
goed |
Sterk |
Voor: 49 |
Zie No. 154 |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
la bo |
3« |
ci . n Ö tH G 3 ^^ |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No 164. Toc 1928/329 |
26 jr. |
I en II Zie No 153 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8.6 cm. |
0 cm. |
1 |
37°.3 |
2V4 uur |
Cervicaal geen |
Sterk |
Door de |
goed |
Ongestoord |
Voor: 18 |
Zie No. 155 | |
No 165. |
28 jr. |
I en II Zie No 153 |
Dvirarsl. voor- |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
1 cm. |
1 |
37°.4 |
51/4 uur |
Door corpus veel |
Flink |
Door de |
goed |
Gestoord |
Voor: 20 |
Zie No. 156 | |
No 156. |
29 jr. 1 |
I en II Zie No 153 IIInbsp;Zie No 154 IVnbsp;Zie No 155 |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
? |
0 |
37°.2 |
? |
Door corpus |
Flink |
Door de |
goed |
Vrijwel |
Voor: 34 |
Zie No. 157 | |
No 157. |
34 jr. |
1nbsp;en II Zie No 153 IIInbsp;Zie No 154 IVnbsp;Zie No 155 Vnbsp;Zie No 156. 2nbsp;X abortus provocatus |
Stuitl. |
Spont. |
C.D. 8,6 cm. |
0 cm. |
1 |
37°.2 |
0 uur |
Cervicaal |
Matig |
Door de |
goed |
Licht |
Voor: 4 |
Litteeken |
Nummer |
Leeftijd |
Afloop van de |
Ligging |
Vliezen |
Indicatie |
i M .S rl |
sl |
ti . 3 ö 13 V.. |
Duur |
Bijzonder- |
Bloe- |
Geboorte |
Kind |
Kraambed |
Verpleeg- |
Toestand | |
No 1b4. |
26 jr. |
I en II Zie No 153 |
Hoofdl. puilt |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
0 cm. |
1 |
37°.3 |
2V4 nur |
Cervicaal geen |
Sterk |
Door de |
goed |
Ongestoord |
Voor: 18 |
Zie No. 155 | |
No 165. |
28 jr. |
I en II Zie No 153 |
Dvirarsl. voor- |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
1 cm. |
1 |
37°.4 |
5V4 uur |
Door corpus veel |
Flink |
Door de |
goed |
Gestoord |
Voor: 20 |
Zie No. 156 | |
No 156. |
29 jr. |
I en II Zie No 153 IIInbsp;Zie No 154 IVnbsp;Zie No 155 |
Dwarsl. |
Vliezen |
C.D. 8,6 cm. |
? |
0 |
37°.2 |
? |
Door corpus |
Flink |
Door de |
goed |
Vrijwel |
Voor: 34 |
Zie No. 157 | |
No 157. |
34 jr. |
1nbsp;en II Zie No 153 IIInbsp;Zie No 154 IVnbsp;Zie No 155 Vnbsp;Zie No 156. 2nbsp;X abortus provocatus |
Stuitl. |
Spont. 4 dagen |
C.D. 8,6 cm. |
0 cm. |
1 |
37°.2 |
0 uur |
Cervicaal |
Matig |
Door de |
goed |
Licht |
Voor: 4 |
Litteeken |
De bedoeling van deze studie was, zooals in de inleiding ge-
zegd, na te gaan in hoeverre het standpunt, dat tegenover de
bekkenvernauwing in het algemeen in de Utrechtsche Kliniek
wordt ingenomen, kan worden gehandhaafd, dan wel wijziging
behoeft.
Onze kennis der physiologie der baring is in den laatsten tyd
niet onbelangrijk toegenomen, de techniek is in sommige op-
zichten verbeterd, zoowel waar het de wijze van behandeling
als de diagnostiek betreft. Daarbij komt, dat het publiek min-
der onwetend is en de vrouwen zich gemakkelijker, in vele
gevallen zelfs bij voorkeur, in een ziekenhuis laten opnemen
dan vroeger. Dit zijn omstandigheden, die niet kunnen nalaten
op de wijze van behandeling invloed uit te oefenen en die dus
de normen, die eenige decenniën geleden golden, kunnen hebben
veranderd.
Verloskunde is een bij uitstek practisch onderdeel der ge-
neeskunde, dat niet mag verstarren in dogma's en zich aan de
eischen en mogelijkheden, aan iedere tijd eigen, moet aanpassen.
Gedurende de jaren 1927—1936 was in de Utrechtsche Ver-
loskundige Kliniek in de houding, die tegenover het nauwe bek-
ken werd ingenomen, weinig of geen verandering gekomen, in
het bijzonder niet ten opzichte van de indicatie voor de Sectio
Caesarea en die der hooge tang-extractie. Het was dus zeer wel
mogelijk, dat die houding, wanneer zij niet onbewust was ver-
anderd, eenige, hetzij een meer hetzij een minder principieele
wijziging behoefde, temeer daar het ingenomen standpunt de
Voortzetting was van de richtlijnen, die de hoogleeraar tijdens
zijn werkzaamheid aan de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen
had gevolgd. In 1922 had K e t e 1 het materiaal der Rotterdam-
sche Vrcedvrou'wenschool uitvoerig bestudeerd, in het bijzonder
met betrekking tot de vraag in hoeverre de indicatie der kei-
zersnede ruimer of minder ruim behoorde te worden gesteld.
Die studie had niet tot wijziging in de behandeling der bekken-
vernauwing aanleiding gegeven, doch een herhaald onderzoek,
15 jaar later, leek op grond van bovengenoemde overwegingen
van voldoende belang, om het groote materiaal der Utrechtsche
Kliniek aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Boven-
dien zijn de omstandigheden daar van andere aard dan in de
Vroedvrouwenschool en was ik in staat niet alleen de klinische
behandeling te vergelijken met de poliklinische, maar boven-
dien de loop der baring, het optreden van liggingsafwijkingen
en de gevaren voor moeder en kind te vergelijken met die bij
normale vrouwen uit dezelfde bevolkingsgroep.
In de bewerkte 10 jaren bedroeg het aantal bevallingen in
die representatieve groep 18777, het aantal bekkenvernauwin-
gen in deze representatieve groep bedroeg 1581 of 8,4 wat
dus een indruk geeft van de frequentie der bekkenvernauwing
onder de arbeidende klasse in Utrecht. Na eliminatie van de
gevallen van bekkenvernauwing, placenta praevia, loslating der
placenta, ernstige intoxicatie, eclampsie, gemelli, pyelitis, lues,
diabetes, anencephalus, hydrocephalus en habitueele vrucht-
dood, bleef een restgroep over, die wij als normaal hebben be-
schouwd ten getale van 15208.
Daarbij is ervan uitgegaan, dat een bekken als vernauwd
wordt beschouwd, indien de C.D. kleiner dan 12 cm is, of de
uitwendig gemeten bekkenomtrek kleiner dan 85 cm is. De wer-
kelijke frequentie is echter grooter, daar als regel slechts bek-
kenonderzoek werd verricht, wanneer in de anamnese, in het
vinden van liggingsafwijkingen van het kind, in een wanver-
houding van schedel en bekken of in bijzondere afwijkingen als
heupluxatie, coxitis, kyphose, enz. aanleiding werd gevonden
tot bekkenonderzoek. Uit de aard der zaak zijn de lichtere
vernauwingen het talrijkst en neemt het aantal met de graad
van vernauwing af, zooals uit onderstaand staatje blijkt, dat
dus een tamelijk nauwkeurig overzicht geeft van de opbouw
der Utrechtsche bevolking met betrekking tot het kleine bek-
ken. In onderstaand staatje hebben wij ons beperkt tot de vol-
dragen en enkelvoudige zwangerschappen bij de restgroep: nor-
male vrouwen, en bij de bekkenvernauwingen:
Bekken normaal |
15208 = |
91 lt;fo |
C.D. 11—11,9 cm, |
691 = |
U,1 % |
C.D. 10 10,9 cm |
501 = |
3 % |
C.D. 9—9,9 cm |
75 = |
o,u % |
C.D. 8 8,9 cm |
9 = |
0,1 % |
Alg. vernauwde bekkens |
178 = |
1,1 % |
Bijzondere hekkens |
52 = |
0,3% |
C.D.? Omtrek? |
1 = |
0 % |
Wij hebben uitvoerig stilgestaan bij de invloed, die het bek-
ken heeft gehad op de afloop der bevallingen en daarbij een
scherp onderscheid gemaakt tusschen 2 afzonderlijke punten,
die wij in verband met het baringsproces aan het bekken heb-
ben onderscheiden, namelijk:
1. het verleenen van doorgang aan het kind,
. 2. het bevorderen van de normale hoofdligging.
Daarbij is gebleken, dat weliswaar in een groot aantal ge-
vallen zich moeilijkheden bü de passage hebben voorgedaan,
getuige het groot aantal tangverlossingen in verhouding tot de
gevallen met normaal bekken, doch dat die moeilijkheden slechts
bij 36 vrouwen of in 0,2 % van de geheele bevolking onoverko-
melijk bleken, zoodat, of operatieve hulp moest worden ver-
leend (S.C. of pubiotomie), of het kind moest worden verkleind,
of het kind dood door schedelbreuk na een moeilijke kunstver-
lossing werd geboren.
Behalve in deze gevallen zijn wij erin geslaagd de passage-
moeilykheden te overwinnen, in de allereerste plaats door de
natuurlijke krachten, de weeën, in de gelegenheid te stellen te
doen wat in hun vermogen was en derhalve onder nauwkeurig
toezicht geduld te oefenen, in de tweede plaats door de omstan-
digheden van de indaling zoo gunstig mogelijk te maken onder
anderen door bepaalde ligging der vrouw, in de derde plaats
daar, waar de weeën niet alleen relatief, maar ook absoluut zwak
waren, met behulp van weeëndrijvende middelen (pituitrine)
de weeën te versterken en tenslotte, waar de weeën niet in staat
bleken tijdig de abnormale weerstanden te overwinnen, tang-
extractie te verrichten.
Quantitatief konden wij de beteekenis der doorgangsbezwaren
-ocr page 321-nagaan door vergelijking met de groep normale vrouwen,
waarbij bleek, dat bij normale hoofdligging het aantal spon-
tane bevallingen bedroeg bij:
14898 normale vromoen
630 vrouwen met C.D. 11—11.9 cm
452 vrouwen met C.D. 10—10,9 cm
63 vrouwen met C.D. 9—9.9 cm
9 vrouwen met C.D. S—8.9 cm
170 vrouwen met Alg. vern. hekken
46 vrouwen met Bijzonder hekken
O vromoen met C.D. en omtrek onbekend
14653 = 98,3 %
595 == 94,4 %
411 = 90,9 %
46 =z 73 %
0=0%
165 = 97,1 %
35 = 76,1 %
= O %
De doorgangsbezwaren zijn dus bij de vrouwen met een C.D.
van 11—11,9 cm gering, iets grooter bij een C.D. van 10—10,9
cm en nemen bij vrouwen met bekkens met een C.D. kleiner
dan 10 cm sterk toe. Daarentegen zijn de bezwaren bij het al-
gemeen vernauwde bekken gering, waarbij evenwel niet ver-
geten mag worden, dat uit die groep, alle bekkens waar inwen-
dig bekkenonderzoek kon en is verricht en het prom. kon wor-
den bereikt, zijn uitgevallen.
De toenemende moeilijkheden bij de doorgang bij toenemen-
de vernauwing blijkt ook uit het aantal kinderen, dat dood ge-
boren is, of spoedig na de geboorte is gestorven.
Het aantal doodgeboren en vroeggestorven kinderen, (d.w.z.
binnen 10 dagen na de geboorte) bedroeg bij normale achter-
hoofdsligging van het kind bij:
14898 normale vrouwennbsp;:nbsp;iS6 = 0,9 %
630 vrouwen met C.D. 11—11,9 cmnbsp;:nbsp;18 = 2,9 %
452 vrouwen met C.D. 10—10,9 cmnbsp;:nbsp;12 = 2,7 %
63 vrouwen met C.D. 9—9,9 cmnbsp;:nbsp;6 = 9,5 %
9 vrouwen met C.D. 8—8,9 cmnbsp;:nbsp;O = o %
170 vrouwen met Alg. vern. bekkennbsp;:nbsp;O = O %
46 vrouwen met Bijz. bekkennbsp;:nbsp;2 == 4,3 %
De beteekenis van het baringstrauma voor het kind neemt
dus met de graad der vernauwing toe, en zou zeker nog veel
duidelijker spreken, wanneer niet bij toenemende vernauwing
20
-ocr page 322-relatief meer S.C. waren gedaan. In verband hiermede zij hier
reeds opgemerkt, dat het geringe verschil tusschen de ernst van
het baringstrauma bij de verschillende groepen erop wijst, dat
een ruimere aanwijzing der S.C. vermoedelijk op de kinderlijke
mortaliteit van weinig invloed ware geweest. Toch is de mor-
taliteit bij normale hoofdligging belangrijker grooter dan bij
normale vrouwen, wat wij echter niet alleen als gevolg van de
vernauwde doorgang meenen te moeten beschouwen, doch ook
van andere oorzaken, o.a. van het feit, dat de vliezen, zoowel bij
de M-Parae als bij de I-Parae vroeger breken dan bij vrouwen
met normale bekkens. Een bevredigende verklaring daarvoor
hebben wij niet kunnen geven.
Behalve op moeilijkheden door de vernauwde doorgang be-
staat bij het pathologische bekken een groote kans op liggings-
afwijkingen, met de daaraan verbonden gevaren voor moeder
en kind. Die grootere kans op stuit- en dwarsliggingen, kruin-,
voorhoofds- en aangezichtsliggingen, zoowel als het uitzakken
van de navelstreng en kleine deelen, is naar onze meening het
gevolg van de minder goede steun, die het kind met zijn rond
achterhoofd in de bekkeningang vindt, wanneer die onregel-
matig of, zooals bij het platte bekken, sterker hartvormig is.
De stabiliteit van het kind in hoofdligging is dan geringer, met
het gevolg, dat de kans op liggingsafwijkingen of uitzakken
van de navelstreng toeneemt.
Wij waren niet in staat dit gevaar van liggingsafwijkingen
nauwkeurig na te gaan, omdat stuit- en dwarsliggingen, zoowel
bij normale, als pathologische bekkens, als regel op het hoofd
worden gekeerd of althans getracht worden te keeren. Dien-
tengevolge is de frequentie, zooals die bij de bewerking van ons
materiaal is gebleken, kleiner dan de werkelijke frequentie. Ten
bewijze daarvoor moge allereerst dienen, dat het aantal stuit-
liggingen, dat bij de normale vrouwen durante partu is waar-
genomen, bij de M-parae kleiner is dan bij de I-parae (resp.
1 % en 1,7 %), niettegenstaande alle statistieken aantoonen,
dat zonder prophylactische correctie het aantal dwars- en stuit-
liggingen bij de M-parae grooter is dan bij de I-parae.
In de tweede plaats bleek het aantal overgebleven liggings-
afwijkingen bij de ernstige graden niet grooter dan bij de lich-
tere, ofschoon, wanneer geen correcties werden verricht, het
aantal liggingsafwijkingen met de ernst der vernauwing toe-
neemt En in de derde plaats hebben wy gevonden, — uitgaande
van de overweging, dat de kans op het uitzakken resp. voorlig-
gen van de navelstreng des te grooter is naarmate de stabili-
teit van de hoofdligging kleiner is en dus evenredig kan worden
gesteld met het aantal stuit- en dwarsliggingen — dat het
aantal uitgezakte navelstrengen naar verhouding tot het aan-
tal stuitliggingen ruim 2 maal zoo groot is bij de vrouwen met
bekkenvernauwing als bij de normale vrouwen, niettegen-
staande ook bij deze laatste regelmatig, wanneer mogelijk, tij-
dens de zwangerschap uitwendige keering is gedaan.
Wij hebben daarbij overwogen, dat het meer voorkomen der
stuitligging bij de normale I-parae, dan bij de M-parae, het ge-
volg is van het verschil van stevigheid van de buikwand, waar-
door het bij I-parae minder vaak gelukt een stuitligging te kee-
ren; en zijn tot de conclusie gekomen, dat het aantal stuitlig-
gingen en dwarsliggingen zonder onze regelmatige keeringen
in de zwangerschap 4 of 5 maal grooter zou zijn geweest. Aan-
gezien de frequentie der dwars- en stuitliggingen tezamen op
ons heele materiaal 5,3% bedraagt, zouden wij, wanneer onze
kleine getallen ons geen parten zouden spelen, die frequentie
op 4 maal 5,3 % mogen stellen.
Zooals bekend, is ook bij normale vrouwen de prognose van
het kind bij dwars- en stuitligging veel minder goed dan van
de achterhoofdsligging. Uit de bewerking van het geheele re-
presentatieve materiaal is zelfs gebleken, dat de mortaliteit der
voldragen kinderen bij normale vrouwen bij de stuitligging niet
minder bedraagt dan 10,7 (tegen 0,9 % bij de normale achter-
hoofdsligging) en bij de dwarsligging 20
Voor zoover bekkenvernauwing dus aanleiding geeft tot een
grooter aantal stuitliggingen, verhoogt zij alleen reeds daardoor
dus de kinderlijke sterfte. Opvallenderwijze is gebleken, dat de
mortaliteit bij stuitligging bij bekkenvernauwingen lager was
(7 %) dan bij normale bekkens, waaruit wij zien, dat de
vernauwde doorgang de gevaren, die het kind in stuitligging
toch reeds loopt, slechts in geringe mate verhoogt. Hierbij
dient opgemerkt, dat bij stuitligging relatief meer S.C. is ge-
daan. In de groote meerderheid der gevallen, waar bij stuit- en
dwarsligging de kinderen dood ter wereld komen, of later aan
het geleden baringsletsel sterven, is dus niet de vernau,wing als
zoodanig, maar de liggingsafwijking de oorzaak van de dood.
Het aantal overgebleven stuitliggingen bedroeg op 1500 ge-
vallen van bekkenvernau;wing 57 met 3 doode en 1 later gestor-
ven kinderen, of tezamen 7 %.
De kinderlijke sterfte bij achterhoofdsligging, de gevallen
van S.C. meegerekend, is bij bekkenvernauwing weliswaar veel
hooger dan bij normale bekkens n.1. 2,2% tegen 0,9%, doch nog
belangrijk lager dan bij liggingsafwijkingen (alles tezamen
11,5 %), zoodat naast de vernauwde doorgang de meerdere
kans op liggingsafwijkingen de oorzaak is van het meerdere
gevaar, dat de kinderen bij bekkenvernauwing loopen.
In de baringsverslagen der Verlosk. polikliniek was niet steeds
aanteekening gehouden van de verrichte uitwendige keering. Ik
was dus niet in staat na te gaan hoeveel keeren en met welk
resultaat over het geheele representatieve materiaal keering
was gedaan. Wel was ik daartoe in staat voor zoover het de
klinisch behandelde gevallen betreft.
Bij de 820 primiparae met enkelvoudige voldragen zwanger-
schap uit groep B en C, die dus vóór de bevalling in de kliniek
zijn opgenomen, werd bij 51 vrouwen het kind gekeerd = 6,2%,
bovendien werd by 22 van deze 51 vroujwen een sluitlaken aan-
gelegd; 47 keeringen leverden het gewenschte resultaat op,
zoodat er een hoofdligging bleef; 4 maal trad ondanks alle zorg
een liggingsafwijking op: 1 stuitligging, 1 dwarsligging en 2
maal voorliggende navelstreng.
■Bij de 738 multiparae met enkelvoudige voldragen zwanger-
schap uit groep B en C werd bij 118 vrouwen het kind op het
hoofd gekeerd == 16%, bovendien werd bij 58 van deze 118
vrouwen een sluitlaken aangelegd; 107 maal bleef hierdoor het
kind in hoofdligging; 11 maal had de keering niet het ge-
wenschte succes en trad toch een liggingsafwijking op: 4 stuit-
liggingen, 2 dwarsliggingen, 4 maal een uitgezakte navelstreng
en 1 maal zakte een arm uit naast het hoofd.
Uit bovenstaande gegevens blijkt de keering bij de multi-
parae bijna 2% maal vaker gedaan te zijn dan bij de primi-
parae. Hierdoor wordt verklaard, dat in ons materiaal meer
stuitliggingen voorkomen bij de primiparae dan bij de multi-
parae, in tegenstelling met hetgeen door anderen aangegeven
wordt.
De straffe buikwand der primiparae is oorzaak, dat de uit-
wendige keering vaak mislukt.
Bij 1558 vrouwen is de uitwendige keering dus 154 maal ge-
lukt met het gewenschte resultaat = 9,9%. Bij deze 1558 vrou-
wen kwamen 55 stuitliggingen en 15 dwarsliggingen voor,
samen = 4,5%. Het is niet geoorloofd aan te nemen, dat zon-
der onze prophylaxe dit percentage 14,4% zou bedragen heb-
ben, doch dat een groot aantal kinderen door onze keering ge-
red zijn, staat vast, als men in aanmerking neemt, dat bij de
bekkenvernauwingen in groep B C de mortaliteit voor de
stuitligging 10,9 % bedraagt en die voor de dwarsligging
13,3 %.
Van groot belang is gebleken, dat de bekkenvernauwingen
tijdens de zwangerschap gevonden worden, zoodat de vrouwen
tijdig opgenomen kunnen worden. Gezien de resultaten bij de
vrouwen uit groep D, kunnen daardoor vele moeilijkheden en
veel ellende voorkomen worden. Het standpunt „voorkomen is
beter dan genezenquot; blijkt echter voor velen nog een phrase te
zijn. Een prophylactische opname in een kliniek, niet om kei-
zersnede te kunnen doen, maar om de omstandigheden voor een
natuurlijke baring zoo gunstig mogelijk te maken, wordt meestal
bekroond met een spontane bevalling. Het is kortzichtig zich
daarna af te vragen of de baring niet thuis had kunnen ge-
schieden. Toch zijn er maatschappelijke instellingen, zooals
sommige gemeenten en ziekenhuisverplegingsfondsen, die deze
inzichten niet deelen, en opname alleen geïndiceerd achten, als
moeilijkheden zijn ontstaan. Commercieel moge hun politiek te
verdedigen zijn, in het belang van moeder en kind is zij niet.
Het spreekt intusschen vanzelf, dat de prophylactische be-
handeling, als onderdeel van de praenatale zorg, alleen betee-
kenis heeft bij expectatieve leiding der baring.
Wanneer men op het standpunt staat, dat bij iedere ietwat
ernstige graad van bekkenvernauiwing of byquot; de geringste wan-
verhouding tusschen hoofd en bekken de keizersnede is aange-
wezen, is het om het even of het kind overlangs of dwars ligt.
Zooals tegenwoordig zoo vaak geschiedt, doet men dan primaire
S.C., niet zelden zelfs nog vóór de baring begonnen is; doch
het behoeft geen beoog, dat er dan veel en veel meer keizer-
sneden worden gedaan dan strikt noodig is en de vrouwen dus
aan onnoodige gevaren worden blootgesteld. En al zijn nu die
gevaren ook in de loop der jaren, dank zij de verbeterde tech-
niek, in het bijzonder door de vervanging van de corporeele
door de cervicale keizersnede ook steeds geringer geworden,
dan blijft toch nog altijd een bevalling langs de natuurlijke weg
verreweg de veiligste; het feit, dat er van onze 1958 spontaan
bevallen vrouwen met een bekkenvernauwing (uit groep A.
B, C en D) géén enkel overleden is, geeft daarvoor het bewijs.
In 1928 berekende Winter in zijn groote verzamelstatis-
tiek over 4450 gevallen van S.C. de sterfte door de operatie op
4,2%. Kleinere statistieken geven soms veel betere resultaten,
ook wij verloren op 148 keizersneden slechts 1 vrouw en dan
nog aan embolie. Sommige gewagen van lage reeksen zonder
sterfgevallen, en Prof. de Snoo deelde mij mede, dat hij in een
ononderbroken reeks van 120 gevallen geen enkele verloor,
maar dat wil zeggen, dat hij er op 122 2 verloor, wat dus een
mortaliteit van bijna 2% beteekent.
Behalve onmiddellijk levensgevaar zijn er evenwel nog an-
dere bezwaren aan de S.C. verbonden. Ik noem slechts de vrij
groote kans op adhaesies met de bezwaren vandien; zelfs het
optreden van ileus, nog jaren later, menstruatiestoornissen,
buikbreuken, enz.; terwijl een doorgestane S.C. niet zelden
aanleiding geeft tot facultatieve steriliteit met alle gevolgen
daarvan voor het gezin. Om al deze redenen meenen wij, dat
de keizersnede alleen dan geoorloofd is, wanneer zij werke-
lijk noodig is, d.w.z. wanneer gebleken is, dat het kind het ver-
nauwde bekken niet kan passeeren of men zoodanige moeilijk-
heden bij de passage van de vernauwde doorgang vreest, dat
men het leven van het kind niet meent te mogen riskeeren. In
het bijzonder kan zich dat voordoen bij dwars- en stuitliggin-
gen, waarbij men zich geen behoorlijk oordeel kan vormen over
een bestaande wanverhouding tusschen hoofd en bekken, of
bij weeënzwakte en vroeg afgeloopen vruchtwater, waarbij soms
dagen kunnen voorbijgaan, vóór er volkomen ontsluiting is en
zich de invloed der vernauwing eerst doet gelden. Ook de
anamnese met betrekking tot de afloop van vorige bevallingen
kan tot het verrichten van een S. C. doen besluiten, doch men
hoede zich speciaal op deze indicatie te spoedig tot een S.C. over
te gaan, omdat voorgedane moeilijkheden zich bij een volgende
baring volstrekt niet behoeven te herhalen.
Bij het doorzien der casuïstiek zal men dan ook meerdere
gevallen tegenkomen, waar na één of meerdere keizersneden,
spontaan of forcipaal een levend voldragen kind a terme ge-
boren werd, en niet alleen bij vrouwen, die elders zijn geope-
reerd, doch ook bij vrouwen, die in onze kliniek zijn behandeld.
Wanneer het bekken in zijn functie éénmaal gefaald heeft, be-
hoeft dat geen reden te zijn zonder meer aan te nemen, dat het
ook in den vervolge zal falen. Iedere baring is een proces op-
zichzelf, waarvan het resultaat zoozeer afhankelijk is van al-
lerhande niet van te voren te beoordeelen factoren, als de
kracht der weeën, de vervormbaarheid en de grootte van de
schedel, de toevallige stand, vooral bij onregelmatige bekkens,
dat de te nemen maatregelen telkenmale weer opnieuw moeten
worden overwogen. Wij meenen dan ook, dat de tegenwoordig
vaak gebezigde uitdrukking „proefbaringquot; een miskenning in-
houdt van deze wisselende verhouding en het dus onjuist is na
een mislukte, zelfs ernstige poging, een bekken als functioneel
impotent te verklaren.
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat de gevaren voor het kind
des te geringer zijn naarmate men eerder keizersnede doet.
Ook bij een normaal bekken loopt het kind gevaren: er kunnen
circulatiestoornissen optreden, vooral wanneer het vruchtwater
vroeg is afgeloopen, de navelstreng kan dun zijn of geen vol-
doende windingen hebben, er kan een tympania uteri optreden,
of zelfs bij de physiologische vervorming van de schedel een
doodelijke hersenbloeding optreden, maar al die gevaren wet-
tigen toch zeker geen keizersnede. Al deze gevaren der spon-
tane baring zijn bij bekkenvernauwing wat grooter, ten eerste,
omdat de vliezen niet zelden wat vroeger breken, ten tweede,
omdat de uitdrijving wat langer duurt en ten derde, omdat de
vervorming van de schedel sterker is en dus het gevaar op
hersenbloeding grooter; wanneer ten slotte kunsthulp noodig
is, d.w.z. een tangextractie, neemt vooral dit laatste gevaar nog
toe. Wij hebben gezien, dat het aantal tangextracties bij bek-
kenvernauwingen 3 maal grooter is dan bij normale bekkens.
zoodat stellig de expectatieve behandeling der baring voor het
kind gevaarlijker is dan een S.C.
Wij hebben getracht bij de bespreking van ons materiaal in
ieder geval zoo nauwkeurig mogelijk na te gaan in hoeverre
de dood van het kind het gevolg was van de vernauwde door-
gang. Daarbij zijn wij tot de conclusie gekomen, dat van de
1366 kinderen in achterhoofdsligging er 8 tengevolge van de
vernauwde doorgang overleden zijn. Bovendien hebben wij ge-
zien, dat bij stuit- en dwarsligging de mortaliteit niet hooger
is dan bij normaal bekken, zoodat het belang der kinderen
zeker niet een zóó ruim gebruik der S.C. rechtvaardigt, dat
practisch ieder gevaar voor het kind zou zijn vermeden. Men
zou dan iedere vrouw met de keizersnede moeten verlossen en
zeker wanneer er een stuitligging of dwarsligging bestaat. De
verloskunde ware dan wel zeer eenvoudig, doch de moeders
zouden het gelag moeten betalen. De expectatieve leiding daar-
entegen eischt veel meer zorg, tijd en doorzicht. Hoever men
daarbij zal gaan, hangt voor een groot deel af van de houding
tegenover een hooge tangextractie, d.w.z. van een ingangstang;
degeen, die daar afwijzend tegenover staat, doet natuurlijk veel
eerder keizersnede, dan degene, die het op een hooge tang
durft te laten aankomen, desnoods met een schaambeensnede
achter de hand. In de literatuur leest men van die hooge tang
niet veel goeds, de meeste verloskundigen verwerpen haar zelfs
geheel, doch wanneer men onze tabellen raadpleegt, blijkt, dat
zij volstrekt niet de kwade roep verdient, waarin zij staat. In
de groepen A, B en C zijn 87 kinderen door de ingang getrok-
ken, van wie er 5 gestorven zijn, niet meer dan na uitgangs-
tangen.
En al zijn er onder die kinderen ook 3, die inderdaad als het
directe gevolg der tangextractie door ontstane schedelfracturen
zijn gestorven, dan moeten wij ons maar troosten met de ge-
dachte, dat geen enkel systeem feilloos is. Zouden wij toch al
die kinderen hebben willen redden, dan zouden wij niet alleen
de 87 vrouwen, by wie een hooge tang is aangelegd, hebben
moeten opereeren, maar bovendien wellicht een nog veel groo-
ter aantal, dat nu spontaan levende kinderen gekregen heef^
De accoucheur bij een vrouw met bekkenvernauwing is als
een stuurman in de branding, hij moet trachten met de minste
averij de veilige haven te bereiken. Daar is stuurmanskunst
voor noodig, de tijdgeest en de verbeterde techniek der keizer-
snede zijn schuld daaraan, dat die kunst onder de verloskun-
digen dreigt verloren te gaan. Ik wil hiermede geenszins zeg-
gen, dat de expectatieve behandeling, zooals die in de Utrecht-
sche kliniek gedurende de 10 bewerkte jaren stelselmatig is
doorgevoerd, niet hier en daar tot kritiek en zelfs tot ernstige
kritiek zou aanleiding geven. Er zijn ongetwijfeld af en toe
fouten gemaakt, zoowel technisch, prognostisch als diagnos-
tisch, doch de lezer die aandachtig de baringsgeschiedenissen
doorleest, zal naar ik vertrouw, veel meer getroffen worden
door de voordeelen, dan door de nadeelen van de expectatieve
methode.
Het zoo sterk agressieve standpunt, dat zoovelen bij de bek-
kenvernauwing innemen, is echter niet alleen het gevolg van
de angst resp. afschuw van de hooge tang, doch hangt ook samen
met de vrees voor infectie. Volgens velen is een S.C. bij een
vrouw, die inwendig is onderzocht, uitgesloten, eveneens wan-
neer het vruchtwater gedurende lange tijd is afgeloopen, met
het natuurlijke gevolg, dat, wanneer men een baring expecta-
tief zou willen leiden, men daardoor de mogelijkheid zoo noodig
een S.C. te doen, zou buitensluiten. Die vrees heeft nagenoeg
de geheele verloskundige wereld aangetast, en toch is zij groo-
tendeels overdreven. Wanneer uit ons materiaal blijkt, dat, of-
schoon op een enkele uitzondering na, alle vrouwen van te voren
— en dan nog zonder handschoenen — zijn onderzocht, som-
migen dagenlang in partu waren met afgeloopen vruchtwater,
enkele temperatuursverhooging hadden en 2 zelfs tympania
uteri, terwijl van de 148 vrouwen er slechts één is overleden
en dan nog wel na een nagenoeg ongestoord verloop aan long-
embolie, dan is öf die vrees schromelijk overdreven, öf wij zijn
ongeloofelijk gelukkig geweest. Ik wil daar niet verder op
ingaan.
In het systeem der expectatieve behandeling neemt de schaam-
beensnede een belangrijke plaats in. Toch is die slechts 5 x
geschied, telkenmale met goed resultaat, maar als regel staat
bij iedere hooge tang het instrumentarium, voor het geval die
mocht mislukken, voor onmiddellijk gebruik gereed.
Zij is lang niet zoo eenvoudig als de Sectio Caesarea en ver-
-ocr page 330-eischt een zekere routine, om de gevaarlijke klippen, — in het
bijzonder met betrekking tot blaasverwondingen —, te omgaan.
Daarom is het te betreuren, dat bij de tegenwoordige voorkeur
voor de keizersnede, zoo weinigen gelegenheid hebben, die rou-
tine te verwerven, om later met des te meer vertrouwen een
baring bij bekkenvernauwing expectatief te kunnen leiden en
met des te meer overtuiging voor een normale hoofdligging zorg
te dragen.
Waar bij de expectatieve leiding der baring de gevaren hoofd-
zakelijk neerkomen op het kind, gaat daarom de moeder nog
geenszins vrij uit. Een langdurige baring kan aanleiding geven
tot rotting in utero, tympania uteri, en de vrouwen in ernstig
gevaar brengen. Die complicatie is echter geenszins afhankelijk
van de bekkenvernauwing, doch uitsluitend van weeënzwakte,
die met de vernauwing van het bekken als zoodanig niets te
maken heeft, en zich voordoet in het ontsluitingstijdperk.
De uitdrijving bij bekkenvernauwing moge wat langer duren
dan bij een normaal bekken, doch bij een behoorlijke leiding,
toch zeker nooit meer dan 2 a 3 uur. Wanneer er, vóórdat de
ontsluiting 2 a 4 uur volkomen is, geen vooruitgang van de
baring is, of het hoofd geen neiging vertoont in te dalen, moe-
ten er maatregelen genomen worden, hetzij doordat men een
tang aanlegt of S.C. doet. Alleen wanneer de bekkenvernau-
wing miskend wordt en men uren en uren afwacht, neemt het
gevaar voor tympania uteri en in het algemeen voor infectie toe.
Dat gevaar wordt dan nog vergroot, doordat er druknecrose
op kan treden, waardoor niet alleen een ernstige puerperaal-
koorts kan ontstaan, maar bovendien ureter- en blaasfistels.
Blaasfistels zijn in het geheel niet gezien, ureterfistels 2
maal, beide malen na een tangextractie, éénmaal kostte dat de
vrouw haar nier, éénmaal sloot de fistel zich spontaan.
Eindelijk wijs ik op het gevaar voor uterusruptuur, echter
alleen maar om het te noemen, omdat er als gevolg van de
gevolgde methode geen enkele uterusruptuur is ontstaan. De
eene ruptuur, die is waargenomen, was een violente bij een
versie en extractie voor aangezichtsligging.
Om de bezwaren van bekkenvernauwing te omgaan werd
vroeger veelvuldig vroeggeboorte opgewekt. Het zal den lezer
getroffen hebben, dat deze prophylactische behandeling geen
enkele maal is toegepast. De reden daarvan is daarin gelegen,
dat gebleken is, dat de toekomst dier vroeggeboren kinderen
volstrekt niet rooskleurig is. D u y z i n g s vond, dat in de Rot-
terdamsche Vroedvrouwenschool op die wijze te vroeg geboren
kinderen slechts in 60% het eerste levensjaar voltooiden. Boven-
dien is gebleken, dat het hoofd van het kind in de laatste 4 ä 6
weken weinig meer groeit, in tegenstelling tot het lichaam, zoo-
dat de bezwaren van de vernauwde doorgang van het hoofd,
en daar komt het op aan, in de laatste weken niet of nauwelijks
toenemen.
Evenals de oude verloskundigen dat deden, moet men vroeg-
geboorte doen vóór het hoofd zoo groot is, in de 8ste of liever
nog in de 7e maand, en dan zijn de resultaten van dien aard,
dat men het veel beter op een Sectio Caesarea ä terme kan
laten aankomen. Alleen onder bijzondere omstandigheden, die
een S.C. verbieden, gaan wij dan ook tot vroeggeboorte over,
en die deden zich gedurende die 10 jaar niet voor.
Geheel anders dan tegenover de hoofdligging, staan wij tegen-
over de liggingsafwijkingen. Daar is een streng expectatieve
behandeling niet wel mogelijk. Zooals gebleken is, is onder die
omstandigheden dan ook veel meer Sectio Caesarea gedaan,
vooral wanneer tevens de vliezen vroeg gebroken waren, of een
navelstreng was uitgezakt. Meerdere malen hebben wij bij op der-
gelijke indicaties geopereerde vrouwen, later één of meer leven-
de kinderen langs de natuurlijke weg zien geboren worden.
Overigens is gebleken, dat de sterfte niet noemenswaard hooger
is, dan bij overeenkomstige liggingsafwijkingen bij normale
bekkens, zoodat blijkbaar de gevaren der liggingsafwijking als
zoodanig belangrijk grooter zijn, dan van den vernauwden door-
gang.
Op de behandelingsmethoden bij die verschillende liggings-
afwijkingen onder diverse omstandigheden zal ik niet ingaan.
Ik wil alleen in herinnering brengen, dat als gevolg dier lig-
gingsafwijking meer kinderen zijn te gronde gegaan dan door
de bekkenvernauwing als zoodanig, en dat dus, voor alles, welk
standpunt men ook tegenover de leiding der baring bij bekken-
vernauwing in het algemeen inneemt, het zaak is, die liggings-
afwijkingen te corrigeeren en alles te doen om een hoofdligging
te verzekeren.
i f^ï-; li
..nbsp;ih nmr
•î-ât
êsé,
«gm ^ -nbsp;M; :„• .
-ocr page 333-STELLINGEN.
De bekkenvernauwing levert bij de baring — afgezien van
de vernauwde doorgang — voor moeder en kind groote ge-
varen op door de vermeerdere kans op liggingsafwijkingen.
II
De gevaren van liggingsafwijkingen zijn aanzienlijk te ver-
minderen door een regelmatige propbylaetiscbe behandeling in
de zwangerschap.
III
Ondanks de verbeterde techniek van de Keizersnede blijft
de tangextractie een belangrijk hulpmiddel bij de behandeling
van een baring bij bekkenvernauwing.
IV
De haemopoetische werking van groote hoeveelheden ijzer
kan vervangen worden door kleine hoeveelheden, mits daaraan
koper wordt toegevoegd.
Als leider van zuigelingen- en kleuterpoliklinieken ligt er
voor de huisartsen een ruim arbeidsterrein open.
VI
Acetonaemie bij vrouwen met eclampsie en hyperemesis gra-
vidarum is geen maatstaf voor de ernst van de leverbeschadi-
ging.
VII
Bij recidiveerende intestinale bloedingen bij kinderen denke
men aan de mogelijkheid van een ulcereerend diverticulum
Meckeli.
Directe of indirecte dwangmaatregelen bij de behandeling
van Favus zijn niet gewenscht.
IX
De bepaling van de donkeradaptatie kan de directe bepaling
van het vitamine-A gehalte in het bloed niet vervangen.
X
Bij een subduraal-haematoom is de ontlediging door een
boorgat in vele gevallen voldoende.
XI
De Neanderdaler liep rechtop.
-ocr page 336-issT .
-ocr page 337- -ocr page 338- -ocr page 339-•r ft V
h 'V -H-^v'»
-ocr page 340-sff-
ti