-ocr page 1-

DE BRUILOFT TE KAN4 IN GALILÉA.

LEERREDE

.JOHANNES 3 vs. 1—11.

H. F. KOHLBRÜÊöE.

Doctor in de Tlieologir.

flilant der Nedcrhndscli-Gerefonneerdc Gemeente ie Elberfeld.

ü T T HEX HOOGDflTSCH.

AMSTERDAM, II. J A N S E N. 1864!

-ocr page 2-

Dc Bruiloft te Kami in Cialiléa.

VOOR Z A N G.

Psalm 119:1, 2.

Welzalig zijn d' opreglen van gemoed Die ongeveinsd des Ileeren wet betrachten;

Die Hij op 't spoor der Godsvrucht wandlcn doet, Welzalig die, bij dagen en bij nachten,

God's wil bepeinst en Hem als 't hoogste goed Van harte zoekt met ingespannen krachten.

Die wars van 't kwaad niet in dc zonde leeft;

Maar zijnen gang bestiert naar 's Heeren wetten.

Gij grootc God die ons bevelen geeft,

Gij eischt dat w' op Uw Woord gestadig letten En dat w* ons hart aan Uwen wil verkleefd, Geduriglijk op Uwe wegen zeilen.

N A Z A N G.

Psalm 111 : 5, 6.

't Is trouw al wat Hij ooit beval; Het staat op regt en waarheid pal Als op onwrikbre steunpilaren :

Hij is het, die verlossing zond Aan al Zijn volk. Hij zal 't verbond Met hun in eeuwigheid bewaren.

Zijn Naam is heilig en geducht; i)c vijand beeft op Zijn gerucht:

Maar 's Heereu vrees zal alloos wezen 't Begin der Wijsheid; w iens Gods hand Die doet betrachten heeft verstand;

Zijn Naam blijft eeuwiglijk geprezen.

-ocr page 3-

Jf aarde Vrienden !

Dewijl gij hier gekomen zijt om u, zoowel door de prediking van Gods woord, tot het geestelijke leven op te wekken, als om uwe deelname te betuigen aan de liuwe-lijksverbindtenis van eenen leeraar, die zich het getuigenis onzes Heeren niet schaamt, met eene jonge dochter, welke versierd met den krans der liefde, des danks en der innigste heilwenschen der gemeente, den man volgt tot wien God haar, naar zijne wijsheid, gebragt heeft, zoo hebben wij gemeend, alvorens tot de voltrekhing der plegtigheid over te gaan, u te wijzen op eene handeling onzes II eer en Jezus Christus, als mensch op aarde, die ons alle tot beloering , den gehuwden tot troost, het jonge paar tot versterking der vreugde in den Heer moge dienen.

Het is de evangelist Johannes, die ons deze handeling, in zijn verhaal over de bruiloft te Ka na in Galilea, in het 2dc Hoofdstuk zijns Evangelies mededeelt. Wij willen eerst dit verhaal lezen, om daarna de belangrijke en aller aanneming waardige woorden van het elfde vers, waarin deze handeling voorkomt, met elkander te overwegen.

Het verhaal luidt aldus:

vs. 1. En op den derden dag was er eene bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar. » 2. En Jezus was ook genood, en zijne discipelen, tot-de bruiloft.

» 3. En als er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus

tot Hem: zij hebben geen wijn.

» 4. Jezus zeide tot haar: Vrouw! wat heb ik met u te doen? Mijne ure is nog niet gekomen.

1 0

-ocr page 4-

4

vs. 5. Zijne moeder zeide tot de dienaars: zoo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat.

» 6, En aldaar waren zes steenen watervaten gesteld, naar de reiniquot;in2; der Joden, elk houdende twee

C5 0

of drie metrezen.

» 7. Jezus zeide tot hen; Vult de watervaten met water. En zij vulden ze tot boven toe.

» 8. En Hij zeide tot hen: Schept nu, en draagt het tot den hofmeester; en zij droegen het.

» 9. Als nu de hofmeester het water, dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet van waar de wijn was, maar de dienaren, die het water geschept hadden, wisten het), zoo riep de hofmeester den Bruidegom.

»10. En zeide tot Hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan den minderen; maar gij hebt den goeden wijn tot nn toe bewaard.

En in het elfde vers eindigt de apostel met deze woorden:

»11. Dit beginsel der teekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galilea, en heeft zijne heerlijkheid geopenbaard; en zijne discipelen geloofden in Hem. TVij noemden deze woorden belangrijk en aller aanneming waardig. Aanvechting leert op het woord acht geven; en al-zoo vinden wij altijd spoedig een overheerlijk on-derrigt, troost en versterking juist daar, waar wij, bij het eerste vernemen, slechts een gewoon verhaal meenden te bespeuren. Zoo zoude het ons weinig belangrijk kunnen voorkomen of dit het eerste, derde of wel het vijfde wonderteeken geweest is, dat Jezus verrigtte. Daarom wiilen wij, naar aanleiding dezer Evangelische woorden, de volgende vijf vragen voorstellen om uit de beantwoording, licht, troost en kracht te scheppen.

De eerste vrang: Waarom vangt Jezus zijne wonder-

-ocr page 5-

5

teekenen bij gehuwde lieden aan? (naar liet Grieksch, dit begin der wonderteekenen maakte Jezus.)

2d'! vraag: Bij welk echtpaar doet Hij dat en waar woont hetzelve ?

3'i,! vraag. Waarin bestaan Zijne wonderteekenen?

4de vraaf. Wat doet Jezus uoz bovendien?

O •—5

gde vraag. quot;Welke is de vrucht hiervan?

Eerste vraag. Waarom vangt Jezns Zijne wonderteekenen bij gehuwde lieden aan ?

Deed Jezus dat niet? Lezen wij niet vs. 1 en 2. En op den derden dag was er eene bruiloft te Kana in Galilea, en de moeder van Jezus was aldaar — en Jezus was ook genood — en Zijne discipelen, tot de bruiloft?

Jezus, den derden dag, na dat Hij in Galilea was aangekomen, aan eene bruiloft met Zijne discipelen! Wie zou dit verwacht hebben? Beduidt toch Zijn naam niet: dat Hij komt om Zijn volk zalig te maken van de zonden? Immers is Hij naar Galilea gekomen, opdat de Schrift zou vervuld worden. Matth. 4 : 16, vergel. Jes. 9: 1.

Dit Heidensche Galilea, het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengeenen die zaten in het land en schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan. Luc. 4:18. quot;De geest des Heeren is op mij, daarom heeft Hij mij gezalfd; Hij heeft mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van harte.quot; Vergel. Jes. 61: 1.

Jezus kwam in Galilea, den derden dag, nadat Johannes de Dooper gezegd had: Joh. 1:3(3. «Zie het Lam Gods.quot;

De derde dag is een beslissende dag, een dag van — of dit of dat! — De derde dag is, als zoodanig, overal in de Schrift aangeduid: als de dag van omkomen of van uitredding, van den aanvang der verderving of der opstanding. Maar wanneer dit zoo is, wanneer onze Heer veertig dagen in de woestijn vastte en gedurende dien ganschen tijd van den duivel verzocht werd — en Hij hem niet het

-ocr page 6-

6

woord van zich verwijderde; wanneer liet nu vier dagen geleden is, dat Hij aan deze verzoeking weerstand bood: — Waarom lezen wij dan niet dat Hij, na in Galilea te zijn teruggekomen, op den derden dag, duizende en tiendui-zende rondom zich verzamelde, hun op magtige wijze het Evangelie verkondigde, en deze dag alzoo een dag van opstanding veler in Galilea geworden zij ? In stede hiervan lezen wij, dat Hij aan de uitnoodiging gevolg geeft, zich met Zijne discipelen, in eene afgezonderde plaats van een huis, om het zoo uit te drukken, als in eene hoek en onder een dak he^eeft, waar niet het ligchaam gekas-

O 7 O O

tijd wordt, om van de zonden los te raken, waar geene treurigheid naar God heerscht, —maar bruilofts-vreugde , gezang en vrolijkheid, opdisschen en schenken, bruidstooi en liederen van aardsche liefde. Is de beslissende dag dan daar niet uit het oog verloren, de aanvang van een zoo gewigtig tijdstip niet verwaarloosd? Of nogmaals, waarom doet God Vader, op dien dag, geene dnizende en tien-duizende tot Hem stroomen, om het Evangelie te vernemen? Waarom rigt Hij het zoo in, dat juist op dien dag, eene bruiloft plaats vindt? Waarom zendt Hij, aan dien dag. Zijnen Zoon eerstens daarhenen, waar de huwelijks-stand een' aanvang neemt?

Wij willen daarop antwoorden: op dat wij niet datgeene, wat vleeschelijk is, voor bijzonder geestelijk, en datgeene wat alleenlijk geestelijk, Goddelijk is, wat ook alleenlijk de proef kan doorstaan, voor gewoon, vleeschelijk en onbruikbaar houden.

»En God schiep den mensch naar zijn beeld, naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.quot; Gen. 1 : 27, spreekt de Heer: »En zij zullen tot één vleesch zijn.quot; Gen. 2:24. »En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij.quot; Gen. 1: 28. Zoo hebben wij nu daar den aard-schen koning en de koningin, den aardschen priester en

-ocr page 7-

7

do profetesse in eonen bond van meer dan wederkcerige trouw, in eenen bond van eenheid, gelijk dit alléénlijk bij God mogelijk is, in eenen stand die door God gesticlit en verordend en dientenfjevolge de oudste en eerwaardigste is.

3 O O

Maar wat is uit dezen stand geworden, sedert de duivel den menschen de kennis van goed en kwaad heeft ingegeven? Adam heeft niet alléén gezondigd, maar de vrouw is met hem gevallen en nadat God hen uit het paradijs verdreven had, bevond hij zich met zijne vrouw op een' om zijnent wille vervloekten akker, »en met smart zult gij daarvan eten, al de dagen uws levens.quot; Gen. 3:17.

Deze stand is alzoo een kommervolle stand geworden. een stand waarin vele smarten worden geleden, en waarin zich, voor de vrouw, dikwijls de zwaarste onderwerping doet gevoelen. Gen. 3: 16, en een stand, waarin de man zijn brood eet in het zweet zijns aanschijns.

Zijn woord: » Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt,quot; — het verlangen van zich te vermenigvuldigen, den stand op zich zeiven en den zegen heft God niet op, — maar in welke verhouding staan wij tot dezen stand? Verstaan wij het dat God, na de schepping van hemel en aarde, den-zelven gegrondvest heeft? dat Hij dezen stand heeft daar-gesteld tot vermenigvuldiging en denzei ven, na den val, behouden heeft, ook ter vermijding van hoererij, ontucht en onreinheid? Ach, wat wordt deze Gods weldaad door ons menschen miskend, terwijl men dezen stand, als eene zaak van vrijen wil en vrije keuze beschouwt en geheel vleeschelijk; dat men over zijn ligchaam, naar eigen wil, meent te kunnen beschikken en het verlangen naar vermenigvuldiging , met hoererij van allerlei aard, God in het aangezigt werpt, met onmatigheid eu verdere berekeningen , volgens welke men niet wil, zoo als God het verlangt , of dat men zich, uit eigenliefde en allerlei verkeerdheid, den huwlijksstand tot eene hel maakt!

En to:h komen uit dezen stand vader, moeder en overheid voort, kinderen en betrekkingen, familien, vorsten

-ocr page 8-

8

en volken, bewoonde landen, steden, dorpen alsmede verspreide woningen: is het zoo ten eenemnale onverschillig, op welke wijze', deze alle uit den door God ingestelden stand, ontspruiten ?

Op welke wijze de regtvaardige God, de minachting van dezen stand, hoe Hij de, in strijd met dezen, begane zonden, als ware deze stand een volkomen aardsche en van 's menschen willekeur afhankelijke, berustende op uiterlijke vormen of op wederzijds gesloten verdragen, van oudsher gestraft heeft en nog straft, is zoo klaar als de dag, gelijk geschreven staat, «zij namen zich vrouwen uit alle die zij verkozen hadden.quot; Gen. 6: 2. Het is dnidelijk gade te slaan in het weinig genoegelijke en de ontevredenheid , waaronder vele gehuwden voortleven; in de verschrikkelijke zonden der ontucht, waarbij men volstrekt geen acht meer geeft noch weten wil, dat onze ligchamen leden van Christus zijn 1), daarentegen elders ligchaam en krachten, voor den echt geschapen, verzwakt, gelijk geschreven staat; »Daarom heeft ze God ook overgegeven in de begeerlijkhei.1 hunner harten, tot onreinheid, om hunne ligchamen onder elkander te onteeren;quot; het blijkt duidelijk uit de steeds verslimmerende en toenemende ongehoorzaamheid der kinderen, welke de overhand neemt, dat deze klagt zich meer en meer verheft: de kleine kinderen vertreden den schoot, de volwassene doen het hart wee aan;

Och, ouders teelen 't kind en brengen 't groot met smart,

De kleinen treën den schoot, de groeten treën op 't hart.

het is gelijkelijk zigtbaar, zoowel aan de tegenwoordige neiging, om zoo weinig mogelijk te arbeiden , en zoo veel geld mogelijk te verdienen, om het later door te brengen, als aan den omwentelingslust der volkeren Dat is dan de straf overal waar de echt niet, als een van God verordende en ingestelde stand beschouwd wordt; dat elke band der

') 1 Cor. 6: 15,

-ocr page 9-

9

wet, der maatschappij en der tucht zich oplost, — en de mensch dieper zinkt dan het vee. Maar gelijk God regt-vaardig is en straft, zoo is Hij ook barmhartig en genadig, en gelijk de echtstand, als de voortreffelijkste, van zijne liefde alléén uitging, zoo is het ook van Hem alléén afhankelijk denzelven uit den, door de zonde, geschonden staat, weder op te rigten. Het was alzoo een gevolg van Gods vaderlijke regering dat, op den derden dag, te Kana (in Duitsch Eiferstadt) bruiloft gevierd werd. God was het die zijnen Zoon tot deze bruiloft, door dit echtpaar, noodigen deed en Jezus, die in en vóór alles den wil des Vaders erkende, wil zijne wonderteekenen bij echte lieden aanvangen, tot onderwijzing en troost voor ons dat, na Zijne verzoeking in de woestijn, het zijne eerste zorg is zich, als hersteller van dezen stand, waaruit ook zijne kerk te voorschijn treedt, te openbaren; zoo als geschreven staat: «in plaats van uwe vaderen, zullen uwe zonen zijn; gij zult hen tot vorsten zetten over de gansche aarde.quot; Ps. 45: 17.

Zoo hebben wij het antwoord op de eerste vraag. Wij gaan nu over tot de tweede en kunnen, ter beantwoording zoo van deze, als van de overige, naar aanleiding van hetgeen reeds gezegd is, kort zijn.

Bij welke echte lieden vangt Jezus zijne wonderteekenen aan, en waar wonen zij?

Ook Nathanaël, deze vrome Isracliet, in welken geen bedrog was, kwam uit Kana; zoo was hij ook geroodigd, en de moeder van Jezus was daar. Wij hebben alzoo met een echtpaar te doon, door wien geen ligtzinnig huwelijk is aangegaan, dat niet gedacht heeft: ik neem u, gij neemt mij, ter voldoening mijner lusten, als ware de mensch het vee gelijk; met echte lieden, die niet den Goddelijken zegen voor eene formule en bevestiging van een eigen willen en loopen gehouden hebben. Hier geldt het een echtpaar, door wien dat Goddelijke werk zijner schepping erkend is geworden, die Goddelijke instelling

-ocr page 10-

10

en reü'elinir van hunnen stand, zoodat het niet heette: ik

O O

neem n, gij mij, maar: God wien ik behoor, schiep u voor mij en mij voor u, opdat wij zouden zijn één vleesch, en diezelfde God van hemel en aarde, die het in zijne barmhartigheid heeft aangevangen, moge het in zijne genade bevestigen, ook naar zijne trouw voleinden. Het zijn bij gevolg echte lieden geweest, die den Heer vreesden en groeten lust aan zijne geboden hadden, zoo als de bruiloftspsalm, het geestelijke bruiloftslied en de Goddelijke belofte voor den echtstand, in de woorden van den 128slequot; Psalm, verkondigt: «Welgelukzalig is een iegelijk die den Heer vreest, die in zijne wegen wandelt.quot;

Echte lieden bij wie Jezus zijne wonderteekenen aanvangt , hebben dan ook Gods wil erkend, zij hebben zich dan ook wederzijds op Gods wegen gebonden en niet op dezulke, welke naar den vleesche zijn; zij hebben ook te voren hunne verdorvenheid regt beleden, hunne verlorenheid en onmagt, om zich zeiven te kunnen besturen en helpen; zij hebben op Gods barmhartigheid gezien; zij hebben gezocht en zoeken genade, in Gods oogen, te vinden en hebben, bij aanvang en voortgang, zijne gewisse toezegging ervaren: »En ik zal u mij ondertrouwen in eeuwigheid ; ja ik zal u mij ondertrouwen in geregtigheid, en in gerigt, in goedertierenheid en in barmhartigheden. En

O ö ' O O

ik zal u mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den Heer kennen.quot; Hozea 2:18, 19. Zoowel de eene als de andere of wel een van beide heeft zich, dienovereenkomstig, te voren den Heer overgegeven, zich met Hem verbonden, gaat ter zijne ruste in; en het is zijn eerste zorgen en streven, den andere of zich wederkeerig, niet slechts voor dit leven, maar ook voor de eeuwigheid, niet slechts naar liet uitwendige en ligchamelijke, maar ook voor de dierbare ziel gelukkig te maken! Ziet, bij zulke echtelingen vangt Jezus altijd zijne wonderteekenen aan. Dezulke noodigen ook den ofschoon nu onzigtbaren Jezus, den hersteller van den echtstand, ter bruiloft, dat wil zeggen,

-ocr page 11-

11

zij beginnen dezen stand met Hem en roepen God, in Zijnen naam, aan: dat Hij de zonden hunner jeugd en hunner vele overtredingen niet, moge gedenken.

Daar is een hart en een verlangen om den Heer meer lief te hebben dan de vrouw, den Heer meer lief te hebben dan den man. De bovendrempels en deurposten van het huis, waar zulk een echtpaar woont, zijn met het bloed des Lams bestreken, en— »zij doen het woord van Christus rijkelijk bij zich wonenquot; dag en nacht, zoodat men er van zeker zij ; men heeft zich lief en leidt zich op voor Christus en Zijne gemeente en alzoo voor de zalige eeuwigheid!

Nog heden ten dage slaan zulke echte lieden hunne woning op of wonen te Kana in Galilea, niet in werkelijkheid te Kana, maar in eenen geestelijken zin, — »in de Eiferstadt,quot; zoodat zij wederkeerig, en de eene voor den andere ijverig zijn, in het afleggen en nit liet huis en hart verwijderen van datgeene, wat met dezen stand niet strookt, in tegendeel des Heeren hulp, magt en genade inroepen; hunnen stand zoodanig te achten, dat dezelve God aangenaam eu den menschen welgevallig zij ; dat hun huis sta op de Saffiren des Goddelijken woords en Zijner genade en het een glazen huis zij, opdat vrienden en buren die in, uit en voorbijgaan, ja ook de vijanden , het licht der Goddelijke instelling en de heerschappij der genade en der goede werken van dezen stand, zien mogen. — Maar dit Kana is in »Galileaquot; gelegen, dat is: in een land waar men, zonder Jez.us, in duisternis zit en in schaduw des doods. Ik wil daarmede zeggen, dat zulke echtelingen bekennen zondaren te zijn en schapen, die verloren gaan, ouderlooze en hulpelooze kinderen die uit zich zeiven niets vermogen, dan verkeerdheid op verkeerdheid te hoopen. — die alzoo bekennen, dat zij zonder Jezus niets kunnen doen, terwijl Hij alléén den echtstand, door Hem gesticht en weder opgerigt, kan handhaven. Maar zulke eehtelingen hebben voortdurend behoefte aan 1' een teekenquot; zijner genade en hulp.

-ocr page 12-

12

En zoo komen wij tot dc derde en vierde vraag:

Waarin bestaan Jezus wonderteekenen bij de echtelieden? en wat doet Jezus nog1 bovendien? In het Evangelie lezen

C O

wij dat liet den echtelieden aan wijn ontbrak en dit gemis den Heer slechts behoefde kenbaar gemaakt te worden om van Hem, wanneer Zijn uur zoude zijn aangebroken, freheel in het verborgen een redmiddel te bekomen, ten gevolge waarvan het echtpaar met de gasten, voor en aleer zij wisten van waar liet kwam, overvloedig genoten.

Jezu wonderteeken bestond nu hierin: water veranderde Hij in wijn; Hij deed zoo vele waterkruiken, als er waren, met water vullen en zeide toen »Schept nuquot; water was er in gegoten, wijn zou er uit geschept worden — en wel goede wijn. Verandert Jezus ook heden nog water in wijn? Uit de aarde komt de wijn niet in den wijnstok; Hij die den wijnstok, uit de aarde, deed en nog doet voortkomen en dezen stok tot wijnstok schiep. Hij kan het ook nu nog doen. Hij doet nu nog dikwijls meer dan dit, al is het dan niet zoo regtstreeks, dan toch nog regtstreeks genoeg; maar zoo als in Zijne schepping, het eene kruid niet aan het andere, het eene groene blad niet aan het andere gelijk is, zoo verscheiden zijn ook Zijne teekenen! Het zij ons voldoende dat Hij Zijne schapen het leven en overvloed geeft; dat Hij den echtelieden, ten allen tijde, hulp verleent, wanneer men dit op het minste verwacht. Juist den echtstand, door Hem ingesteld, zal Hij ook weten te ondersteunen. Hij kent de oordeel's spreuk: »Met smart zult gij kinderen baren «zoo zij het aardrijk om uwentwille vervloekt »en met smart zult gij daarvan eten al de dacen uws levens »ook zal het u doornen en distelen voort-

O

brengen.quot; Gen. 3 : 1(5, 17, 18. Dat woord, die spreuk, uit God's regtvaardigen mond, laat zich niet verdringen; maar hierin bestaan des Heeren Jezus wonderteekenen , dat Hij bij die Hem liefhebben, immer het water in wijn verandert. Of van waar dan anders wei dat heerlijke gevoel van wederzijdsche liefde en trouw in smart en zorgen ?

-ocr page 13-

13

Van waar anders die vreugde der moeder, in alle nood en angsten, om het kind? Van wiar anders die eer des Vaders, grootscher dan koninklijke eer te midden van kommer? Brengt de man or iets toe Lij, dat liet huis onder den zegen gebouwd wordt? Draagt de vrouw er iets toe bij, dat liet huis voorspoed geniet, wanneer vroeger (en ook dikwijls naderhand) aan alles behoefte is, ja alles overstroomd wordt met het water van nood en zorgen; of is het God die zorir

o 7 C

draafft dat het huis der echtelingen stand houdt, tot in het

O O 7

duizendste geslacht? »En zij zegenden Rebekka en zeiden tot haar: O! onze znster word gij tot duizende millioenen, en mv zaad bezitte de poort zijner haters. Gen. 24 : 60.

Maar ik wil niet slechts spreken van uitwendige behoefte en inwendigen kommer, die uit denzelven ontstaat. Aan alle echtelieden is het niet opgelegd, in de daad, dit gemis en dezen kommer te ondervinden; ik kan het ook niet bepaaldelijk aangeven welken zegen de kinderen en nakomelingen dezer echtelieden, van do vijf tot zeven honderd flesschen wijn, waarmede de Heer hen, te Kana, zoo koniuk-lijd begenadigd heeft, ondervonden hebben. Ik wil van eene andere wijze waarop de Heer bij echtelieden, die Hem liefhebben, het water in wijn verandert, spreken. Ofschoon de Heer de zonde vergeven en vergeten heeft, blijft ze evenwel aanwezig en is dezelve niet weggenomen. Wijselijk wordt hier dan ook alles onder de zonde besloten; de man heeft zijne, de vrouw hare zonden: — en hoe ontstaat, in den Gode heiligen echtstand, niet alles uit deze zonden? Maar hoe wendt zich die bladzijde daar, waar Gods Woord heerscht, dat Jezu genade koninklijke heerschappij uitoefene! De Heer schijnt daar nog meer water in te gieten dan tot aan den rand, zoodat de mensch op het diepste verootmoedigd wordt en hij alzöo mot kinderen en huisgenoten, in den huiselijken kring, de genade te meer love. De Heer Jezus verandert daar waarlijk, in elk opzigt, het water in wijn zoodat tevredenheid, iu stede van ontevredenheid, wordt aangetroffen; dat het huis, door alle duivelen

-ocr page 14-

14

steeds belegerd, die dit gaarne zouden afbreken, toch nog eene kleine kerk wordt — en vele zulke huizen kerken worden — en dat men des Heeren teekenen en wonderen, in den kelder en op den zolder wel met oogen zien, met handen grijpen kan.

En behalve dit alfes handelt Jezus nog op zoodanige wijze, «dat Hij zijne heerlijkheid openbaart,quot; zoodat niet de heerlijkheid van menschen, niet der echtelingen heerlijkheid , maar zijne heerlijkheid zich in het hart openbaart en zoowel van de ouders als van de kinderen en het ge-heele huisgezin, als van den wand en het huisraad, den vreemden tegen blinkt. Daar is het geloof de hofmeester, en moet hetzelve bekennen.quot; Gij hebt het goede tot nu toe bewaard.

En dit brengt ons tot de beantwoording der laatste vraag. Waarin bestaat de vrucht van Jezus wonderteekenen? Het Evangelie verklaart die vrucht, »Zijne discipelen geloofden aan Hem.quot; De bruidegom en de bruid geloofden dus ook aan Hem; hadden zij vroeger niet aan Hem geloofd , — hoe waren zij dan zijne discipelen geworden ? W aar het geloof eens in waarheid bestaat, blijft en houdt hetzelve wel aan; maar het ongeloof, ofschoon vergeven, is nergens geheel uigeroeid. Of zien en erkennen wij Hem dan, den Heiland, in Zijne magt en trouw, wanneer het aan wijn mangelt, wanneer het niet naar wensch, niet zoodanig gaat als wij ons de zaken hadden voorgesteld en het tegendeel veel eerder zich, uit alle hoeken en einden, voordoet ? Is het dan niet, als moest de Heer van daar ? Ja. stelt Hij zich daar niet hard aan en als wilde Hij niet? Is het niet als een rollende donder, te moeten vernemen: »vrouw, wat heb ik met u te maken?quot; O, welke helsche schokken ook dikwijls, juist in den echtstand! Daar valt van allerhande voor, waarbij God ons vreemd wordt en wij zijne beschikkingen niet begrijpen en als dreef de 128slc Psalm den spot met ons. Daar is dan de duivel ijverig, het geloof ziet nergens hulp en dewijl het

-ocr page 15-

15

niets in te brengen heeft, maakt hetzelve plaats, voor liet ongeloof. Het ongeloof verheft zich, wil op toorn en zonden wijzen en als erkende de Heer den echtstand niet. En daarentegen kan toch het geloof ook niet op toorn, noch op een volslagen verloren zijn wijzen; zoo verootmoedigt het zich dan, ziet evenwel niet nieer op vleesch. maar op des Heeren woord. Zoo wordt het huis, het cezin, het

J O 7

hart, de wandel, de begeerte, de tafel, de kelder en dc zolder aan het woord onderworpen. «Wat Hij zegt, wat Hij beveelt, doet dat,quot; Hij verlangt gehoorzaamheid en waar men zich zeiven verloochent, is Hij weldra met Zijne teekenoM en wonderen tegenwoordig. Het eerste zullen dat die echtelingen ervaren die Hem liefhebben, vreezen en zijne wegen bewandelen , — en dan gelooven zij in den Heer, op zoodanige wijze, als hadden zij vroeger in het geheel niet in Hem geloofd. Onzerzijds hebben wij steeds met vernieuwd ongeloof, al het vroegere geloof bedorven; God evenwel zal het geloof staande houden, zoodat het telkens op nieuw weder doorbreekt. Ach, die arme echte lieden die, in hunnen stand, Gods werk (hoe vleeschelijk het er dan ook uitziet), Gods schepping en ordening, Gods weldaad, geduld en goedheid niet erkennen.

Ach, die jonge lieden, ook die echtelingen, die aan hun Ik, aan de begeerte de voorkeur geven boven de erkenning des Heeren Jezus.

Maar driewerf heil die echte lieden, die te voren den .Heer hand en hart gaven, die zich wederzijds, als eene gaaf Gods aanzagen, die zich wederkeerig met liefde, trouw en eer voorgingen; die het begrepen en ter harte namen dat de man, dat de vrouw eene ziel heeft, alzoo of eeuwig verloren gaat, of eeuwig gered is! Zij zullen hunnen echt, ais van God gegrondvest, beschouwen voor Christus en zijne gemeente, — en niet hun vleesch meer liefhebben dan den Heer en zijn gebod. Hun huis staat in het Evangelie, de grond des huizes in het bloed van Christus; de orde in hun huis is Gods wet; Zijn woord

-ocr page 16-

16

is hun beste schotel; de gevel wijst liet geloof aan, door de huisdeur gaan die rijke waren aller goede werken, den naasten tot nut en stichting; — zij hebben Jezus, den we-deroprigter van hunnen stand, eens voor altijd als gast genoodigd en Zijn volk is hun volk; — en mogt het daar aan wijn ontbreken, dan zus dan zoo: Hij verlaat hen daarom niet; — schept nu, zegt Hij immer; ja, schept uit Zijne volheid, — en ziet, wat zoo even nog water was, is wijn! Amen.

SLOTZANG

KA DE VOLTREKKING DEK PLEGTIGHEID,

Psalm 145: 7.

De Heer bewaart de ziel, die Hem bemint; Maar Hij verdelgt, dien Hij godloos bevindt Mijn blijde tong zal roemen in den Heer, Ea alle vleesch zul juichen tot Gods eer.