-ocr page 1-

y

s

. U- ' ^

'l - / '■ Cc quot;

-ocr page 2-
-ocr page 3-

KLENKOK'S DEC AD ICON.

DOOR

B L DE «EER.

lu 1855 vestigde Homkukr, 'j de aandacht op den strijd in de tweede helft der 14lt;!e eenw door een monnik tegen den Saksen spiegel ondernomen en met onverzwakten ijver voortgezet, totdat eindelijk de Paus hem de voldoening schonk eene reeks artikelen te veroordeeleu. Reeds vroeger hadden anderen daar het een en ander van medegedeeld; eerst had Gtrüpbn op den magister Johannes Kivknkok gewezen, daarna had Scheidt de zaak nader onderzocht en had zelfs in 1758 een werk van dezen Klenkok op de bibliotheek te Hannover gevonden, onder den titel: Deca-dikon magistri Johannis Klenkok contra XXI errores specnli saxonum, dat hij in zijne: Bibliotheca historica goettingensis, Erster Theil, 1758, p. 63—102, uitgaf, maar er bleef toch nog veel onzekers over omtrent het verloop van dezen strijd. Thans is hierover zooveel licht verspreid, dat wij de zaak hier niet weder ter sprake zonden brengen, als niet het terugvinden van het oorspronkelijk Decadicon ons de gelegenheid aanbood enkele aanvullingen en bijvoegselen op het door Homeijer geleverde te geven.

I.

Had Eijke van Repgow in zijn werk het recht zijns volks opgeteekend, zooals hij het vond levend in de volksbewust-

') Johannes Ki.iïnkt.ok wider den Sachsenspiegel vou C. Homeijer. Abhandl. des- K. Akad. der Wissensch. zu Berlin, 1855, 4°., waar men de bijzonderheden hier vermeld, nader vindt toegelicht en aangewezen.

Bijdr. voor Keclitsgeleerdheid en Wetgeving. N. K, Dl. VIII. ISSii. 25

-ocr page 4-

NIEUWE BIJDRAGEN

beid, toegepast door de rechtspraak, geheel in overeenstemming met de opvattiugeu en voorstellingen van zijnen tijd, het gevolg was dat zijn boek een zuiver nationaal karakter droeg en de schrijver, wellicht zich niet bewust van de beteekenis zijner daad, daardoor de eenheid van het nationale recht redde op een oogenblik, dat het gevaar bestond dat die eenheid zich in de verschillende plaatselijke rechten en gewoonten zou verliezen, en dat recht tevens een vorm gaf, die het bestand maakte tegen hot indringen van andere nieuwe beschouwingen, die het dreigden te overheerschen. Door den schrijver van den Saksenspiegel werd daarbij in eene dringendo behoefte voorzien, want de ontwikkeling van het sociale leven had niet alleen de ken-nis van liet recht niet langer een eigendom des volks doen blijven, maar meer eu meer in handen van enkelen gebracht, die door werkzaamheden eu levensrichting meer gedurig met het recht in aanraking moesten komen, maar ook deze /-elfs voelden zich onmachtig don geheelen omvang van het volksrecht, zooals het in gewoonte en herinnering bestond, te bewaren. Hoe welkom hun de opteekening en bewerking van Eijke was, toont het best de verspreiding en het gebruik van zijn werk, dat weldra overal, zoover het Dnitsche recht gold, word toegepast en gevolgd.

Maar een strijd kon niet uitblijven. In Italië werd het Ilomeinsche recht met ijver beoefend en niet als een vreemd recht van een ander volk, maar als het algemeene recht der Christenheid, als het oorspronkelijk recht van het Roomsche rijk, geldend voor allen, die tot dat rijk behoorden, beschouwd. Van daar kwamen zij terug, die er de kennis van dat recht hadden gezocht, met geheel andere voorstellingen en begrippen en zagen laag neder ojj het nationale recht, dat hun in zijn vorm onvolkomen, in zijn omvang onvolledig, in zijn inhoud gebrekkig toescheen. Hoe meer zich de kennis van het Roraeiusche recht verspreidde en invloed verkreeg, hoe meer het nationale recht gevaar liep er door verdrongen te worden.

Maar ook het canonieke recht, dat toen in het De-

2

-ocr page 5-

VOOR UECIITSGELEERUHEID EN WETGEVING. 3

cretura Gratiani en daarna in de Decretalia van Gre-goriüs IX een vasteren vorm had verkregen, als liet overal geldend reelifc der christelijke kerk, werd met een vlijt en ijver beoefend, die in de beoefening des Roraeinschen rechts een voorbeeld en prikkel vond. Het plaatste zich naast het romeinsche recht en, waar het dit erkende als het algemeen wereldlijke recht der christenheid, eischtte het voor zich de erkenning als het algemeen geldend geestelijk recht der christenheid, waar tegenover geene afwijkende bepalingen geldigheid of kracht mochten behouden. De geestelijken vooral werden zijne krachtige verdedigers en in de twisten der Duitsche vorsten met den Paus werd het in hunne hand een wapen, waarmede zij het nationale element bestreden en waarmede zij de rechten der kerk verdedigden.

Zoowel de legisten, de voorvechters des romeinschen rechts, als de canonisten stonden van zelfs tegenover den Saksenspiegel als de uitdrukking des nationalen rechts, en verwierpen ziju inhoud in zoo menig punt, dat met hunne voorstelling streed, maar toch de gehechtheid des volks aaii zijne eigene gewoonten en rechten, de invloed van het nationale bewustzijn, de kracht der gewoonte waren te sterk om spoedig den Spiegel te doen wijken. In de eerste helft der 14de eeuw echter was het Johan vox Buch, die de noodzakelijkheid gevoelde Eijke's werk tegen de beschuldigingen, waaraan het blootstond, te verdedigen, en de wijze waarop hij het beproefde, toonde reeds welk een voortgang de veranderde denkbeelden en de nieuwe rechtsbegrippen gemaakt hadden. In zijne glosse poogde hij, zoover zulks mogelijk was, de overeenstemming aan te wijzen tusschen de bepalingen des Saksen spiegels en de uitspraken van het romeinsche en canonieke recht en waar dit niet mogelijk was. daar beriep hij zich op de privilegiën, door Karel de Groote aan de Saksers verleend, om door diens gezag zoowel de afwijkingen van het romeinsche als van het canonieke recht te dekken. Er lag daarin eene erkentenis van de algemeene geldigheid zoowel van het romeinsche als van het canonieke recht, dat hij juist uit de

-ocr page 6-

nieuwe bijdragen

ovcreensteraining er mede een aanbeveling voor den Sak-senspiegel afleide, maar die verdediging was eeue gevaarlijke, waar zij op Kakels privilegie steunde. Voorzeker tegenover het wereldlijke recht, kon hij gesteld worden, die in de middeneeuwen als de hersteller van het roomsche rijk gold, die als de groote wetgever, van wien de geheele maatschappelijke inrichting, de ordeningen des staats, recht en gerechtigheid waren in het loven geroepen, bij allen beschouwd werd. Maar tegenover de eischen van het canonieke recht, die in de heilige schriften en de bepalingen der kerk hun grond vonden, kon zelfs het gezag van Kabel du Gkoote niet worden ingeroepen. Dit maakte aanspraak op absolute geldigheid, en wat er mede streed was reeds daarom onbestaanbaar, zoodra die strijd was bewezen.

TT.

Op dit standpunt plaatste zich Johannes Klenkok, de Augustijner monnik bij zijn aanval op den Baksenspiegel in de tweede helft der 13(1' eeuw. Er bestaat nog eenige onzekerheid over het verloop van dien strijd, omdat Klenkok herhaaldelijk en met verschillende personen daarbij in aanraking kwam en al meer en meer dwalingen in den Sak-senspiegel meenende te ontdekken, eindelijk zich tot den Paus zeiven wendde, ons echter zijne daartoe betrekkelijke schriften niet alle bewaard zijn.

Toen Klenkok te Erfurt zich ophield, had hij voor het eerst den Saksenspiegel bestudeerd en daar dwalingen in gevonden, die met den Bijbel en het canonieke recht stre len Daarover had hij met Walter Keiilingek, den inquisitor haereticae pravitatis gesproken, een Dominicaner monnik, die toen te Maagdenburg dit ambt bekleedde. Dat bij zich in de eerste plaats tot dezen wendde, kan niet bevreemden. Waren die errores werkelijk als ketterij te beschouwen, wie was dan meer dan deze geroepen er tegen op te treden, en was Maagdenburg niet de plaats waar meer dan c Iers de Saksenspiegel in hooge achting was V Kerlingek verzocht

4

-ocr page 7-

voor kecht5öelkerdtibid en wetgeving.

den Augustijner monnik zijne bezwaren in schrift te stellen, per ipsum ut remedium fieret Roiuanae cnrine praeseutau-dos. Het gevolg van dit verzoek was, dat Klenkok die dwalingen, ten getale van tien, met hare bestrijding in een boek onder den naam van Decadicon bijeenbracht en dit aan Kerlingeu's oordeel onderwierp. Deze heelt misschien dit naar den Paus te Avignon gezonden, althans Inxocen-tiüs VI schijnt reeds in 135G dwalingen van den Saksen-spiegel veroordeeld en daarover aan den Keizer geschreven te hebben ut huic mandate invigilet.

Toch komt het mij twijfelachtig voor of werkelijk dit schrijven met Klenkok's bestrijding in verband stond en of werkelijk zijne mededeelingen aan Keklinger reeds voor 1350 hebben plaats gehad. Aan Albeetus, bisschop van Halberstad, richtte Klenkok zich eerst na 13G9, zijn verdedigingsschrift tegen de Maagdenburgers kan dus wel niet voor 1370 geschreven zijn. Daarin spreekt hij, alsof eerst kort geleden die vervolgingen hadden plaats gehad en die beschuldigingen tegen hem waren uitgesproken. Daarbij was Kerlingeu nog in 1367 inquisitor haereticae pravitatis, dit alles doet mij eer denken dat het schrijven van liet Decadicon, de mededeeling aan Kerlingeu en wat er op volgde, heeft plaats gevonden zeer korten tijd vóór dat hij zijn werk ook aan bisschop Albertüs mededeelde en daarna zoowel zijne wederlegging van Blok. als zijn verdedigingsgeschrift tegen dc Maagdenburgers schreef. Daarbij is het vreemd, dat Klenkok van dit schrijven des Pausen geenerlei kennis zou hebben gedragen, noch nu, noch later, of, zoo hij er kennis van droeg, er zich nimmer op zou hebben beroepen om zijne meeningen door het gezag van den Paus te steunen, wat toch voor hem alles afdoende moest zijn geweest, en wat, vooral tegenover Gregoritjs XI, zoo natuurlijk moest schijnen. Ook schijnt de geheele strijd van Klenkok zich tot eenige jaren zamen te trekken en het mededeelen van het Decadicon aan Albertüs, onmiddellijk na zijne verwijdering uit Maagdenburg en tijdens men daar overal tegen hom waarschuwde, meer waarschijnlijk te zijn, dan dat hij van

-ocr page 8-

nieuwe bijd1ïagen

1355 tot 1369 daarmede zou hebben gewacht eu al dien tijd y.ou hebben stilgezeten, om eerst na veertien jaren met dezelfde bezwaren op nieuw aan te komen. Hoe dit echter ook zij, de Maagdenburgsclie regeering kreeg door Ker-linoer kennis van de beschuldigingen tegen den Saksen-spiegel. Zoo als te verwachten was, zij nam de zaak hoog op; zij zag in dezon aanval op den Saksenspiegel eene poging om inbreuk te maken op de rechten en gewoonten van het volk, die als den waarborg golden van vrijheid en zelfstandigheid Hoogst verbolgen op den monnik, schreef' de regeering pluribus dominis et civitatibus Saxoniae, zooals Klenkok zeli' verhaalt, quod eorum jus Saxonicum annulare vellem quod habuerunt Saxones CCCCIV (hier moet wel lOCOlV gelezen worden, zie Homeuer, p. 385), anuis et fuit eis datum per Karolum magnum, de scitu Papae ut Christiani efficerentur et Ohristiani nianerent. Wijders hadden zij hem verweten in hun schrijven, dat hij geschreven had quod hoc speculum tenentes comburi deberent in crate, dat zijn doel was, ut monachis detur hereditas, dat hij hen genoemd had hereticos en gezegd had eos combu-reudos qui tale speculum non demitterent Daarenboven was het Klenkok ter oore gekomen, dat zij hein met don dood hadden gedreigd. Ook had de regearing de oudste broeder van het Augustijner klooster te Maagdenburg ontboden eu hem aangezegd, dat een broeder van hun orde, de ere overste were hedde geschreven eiu bok und ghe-gheven mester Walter predikers orden wrogere der Kerken. In den boke hedde de selve broder und in anderen sinen werken ghearbeidet to eiper ergeriuge und to einer vor-stüringe der stedden, vorsten, graven und heren vau Sassen lande. Men bemerkt hieruit, hoeveel belang de Maagdenburgers in de zaak stelden en hoe onaantastbaar zij het gezag des Saksenspiegels stelden, Klenkok moest de stad verlaten, om aan de vervolging te ontkomen en begaf zich waarschijnlijk naar Halberstad, wel besloten den strijd voort te zetten.

-ocr page 9-

voor recutsgeleermikid en wetgeving.

III.

In 13G6 was A i.beutüs bisschop van Halberstad geworden, een geleerd man, die te Parijs wijsbegeerte eu theologie had bestudeerd en daar den titel van Magister had verkregen. Waarschijnlijk was hij reeds vroeger met Klen-kok bekend geweest en deze hoopte nu bij den bisschop een open oor voor zijne bezwaren te vinden en een verbod uit te werken. Klenkok richtte daarom tot bisschop Albehtus hetzelfde geschrift, dat hij voor Kk ruing er eerst had opgesteld, misschien eenigSKiiis omgewerkt en vermeerderd, en daar hij het nu in den vorm vau een aan Aluertüs gericht schrijven overbracht, behield hij den nwim van Decadicon er voor, daar het nog altijd tegen tien errores van den Saksenspiegel gericht was. In dien vorm is ons het Decadicon bewaard gebleven. Reeds Homeijek wees op het HS. dat dit geschrift bevat, en dat thans op de bibliotheek der universiteit te Utrecht bewaard wordt, maar hij kende den inhoud daarvan niet en liet zich door Scheidt verleiden om dien naam te geven aan het door dezen nitgegeven latere geschrift, dat in het door dezen gebruikte hanno-versche handschrift ten onrechte dien naam droeg, die toch alleen paste op een geschrift, dat juist tien artikelen veroordeelde, niet op een dat eenentwintig artikelen bestreed. Klenkok zwijgt nu nog van alles, wat ten gevolge van zijn schrijven aan Kerlinger had plaats gehad eu stelt den bisschop als voor eene nieuwe zaak. Wel is hij zich bewust een gevaarlijk werk te ondernemen, maar de ijver voor het christengeloof drong hem er toe en blijkbaar heeft hij zich door studie van het canonieke recht voor zijn taak voorbereid, terwijl hij van het romeinsche recht slechts eene oppervlakkige kennis had verkregen. Elke dwaling wordt afzonderlijk uitvoerig door hem wederlegd met meer of min juiste gronden uit den bijbel en het kerkrecht ontleend. Dit geschrift aan Albertüs moet na 1369 geschreven zijn, wegens de vermelding van den strijd tusschen den graaf van Tecklenbürg en Simon van dek Lippe die

-ocr page 10-

NIEUWE BIJDRAGEN'

toen een aanvang nam. Uit dit Decadicon zijn dan ook de X artikelen genomen, die door Homeijee, in den God. Jeuensis van het jaar 1410 (Recbtsbücher, nquot;. 346) gevonden werden onder het opschrift: Isti sunt articuli de specnlo Saxonura extracti qui repugnare videntur legi Dei, canonibus sanotae Romanae ecclesia quot; et legibus sancti imperii.

Of Klexkok een gewillig gehoor vond voor zijne klachten bij bisschop Albertüs? Hoewel het niet blijkt, hoe deze zijne bezwaren opnam, veel schijnt hij er niet aan gehecht te hebben, althans niet zooveel als de schrijver wenschte. Hij raadpleegde anderen over Klbnkoic's beweringen en deze waren het er niet mede eens. Het blijkt toch dat over dit geschrift Rudolphüs Blok en Joudanus van Qüedlixgbüeg hun oordeel bij Albei^üs hebben uitgesproken. De eerste, universitatis Parisiensis doctor, verschilde vooral van hem in zijn oordeel en bestreed zijne beweringen in bijzonderheden. Ki.enkok zelf schrijft: re-spondet unus nuper coram domino meo Halberstadiensi, quod aliquid est jusfcura secundum jus canonicum quod non est justum secundum jus saeculare, en wijst in die woorden op dezen Blok. In het Utrechtsche HS. vinden wij achter liet Decadicon eene wederlegging van deze tegenwerpingen, die toont dat Blok het groote gewicht van Ïvlen-kok's bezwaren had bestreden, zoodat deze het noodig vond dit gewicht nog eens duidelijk in het licht te stellen, misschien wel om deze verdediging ook aan bisschop Alberïüs voor te leggen. Het blijkt er uit dat Block zich beroepen had op de spreuk: aliqua fiunt jure poli, quae non deberent fieri jure fori, met andere woorden: er kan strijd bestaan, en die bestaat ook werkelijk somtijds, tus-schen geestelijk en wereldlijk recht. Hiervan had hij verscheidene voorbeelden gegeven, om aan te wijzen hoe onvermijdelijk het was en ook met de verscheidenheid van wetgeving naar tijd en plaats samenhing. Ten tweede bad hij aangevoerd dat alle rechten door Ka rel den Sak-sers waren gegeven, om hen tot het christendom te bewegen en om grooter kwaad te voorkomen; eindelijk had hij

8

-ocr page 11-

VOOR llEClITSGliLliERUHElD EN WETGEVING.

eeiie andere uitlegging gegeven aan Matthaeus 18 : i(J. Jo nu anus van Qüedlinbürg, een beroemd man, toen lector nostrae religionis, bad eenvondig gezegd : quod haec statnta non essent contra fidem, licet assent contra Euangelium of zooals liet heet: quodsi morieris pro dictorum articulorum veri-Late, tune non morieris pro Me ecclesiae. Vellern, antwoordde Klenkok er op, quod idem lector conaretur rationibus hic po-sitis, oppositum probantibus respondere. Quamdiu nou fecerit hoc, mihi videtur, quod ipse fidem evangelii Jesu Christi et determinationes ecclesiae Romauae credit non esse fidem ecclesiae. Daarenboven had Jordan us beweerd, dat in het Eïiangelie quaedam pouuntur ut consilia, quaedam ut praecepta. Men ziet er duidelijk uit, dat hij de bezwaren van Klenkok vrij ligt telde.

Wanneer wij het stuk van Klenkok, nooals wij dat in bet Utr. HS. aantreffen aan het eind van liet Decadicon, inzien, dan blijkt terstond dat wij hier een stuk hebben, daarvan onderscheiden en later door hem geschreven, want de bestreden stellingen zijn juist tegen het Decadicon gericht en juist naar aanleiding van opmerkingen, hem door deze beide mannen gemaakt over den inhoud van het Decadicon. wederlegt hij hen. Dit geschrift was derhalve door hen gelezen en beoordeeld, hetzij dan hun door Klenkok zeiven toegezonden, hetzij door bisschop Albertus hun ter beoordeeling toevertrouwd. Hun oordeel, dat trouwens mee.' een rapport, dan een werk schijnt geweest te zijn, werd door hem bestreden. Die wederlegging is hier echter aan het eind defect; den schrijver van het HS. was het slechts te doen om Klenkok's bezwaren, waar hij wel mede instemde; de opmerkingen van Jordanus daarentegen vond hij wel te ongegrond en te onbeteekenend om er verder de moeite van afschrijving aan te besteden, zooals Klenkok die ook al zeer scherp en minachtend afwijst. Later heeft Klunkok dit verdedigingsgeschrift weder opgenomen en verwerkt in zijn geschrift aan Vernio, zoodat wij daar weder den inhoud terugvinden. Dat het voor bisschop Albeiitüs oorspronkelijk bestemd was, komt mij waarschijnlijk voor, omdat Klenkok eene meening

9

-ocr page 12-

mkuwb bijdragen

van dezen, die hij te Parijs waarschijnlijk verdedigd had en die daar was goedgekeurd, dat tusschen philosophie en theologie geen strijd kan bestaan, juist als argument tegen Blok gebruikt: dixit magister Albeiitus, episcopns Hal-berstadiensis, enz. In zijn later geschrift laat hij dit episcop. Halberst. weg en spreekt alleen van magister Albeiitus, den titel dien Albert voerde toen hij dit verdedigde. Het kan echter ook zijn dat Ivlunkok het schreef, nadat reeds Albeiitus hem een onvoldoend antwoord op zijne klacht had gegeven

IV.

Hoe dit zij, Klenkok liet zich niet afschrikken, warm voorvechter als hij was van dat absoluut gezag des cano-nieken rechts. Contra praedictos errores frequenter scripsi, legi, praedicavi, disputavi, quod et faciam, had hij in zijn antwoord aan Blok en Jordanus gezegd, hij had dus reeds lang er openlijk tegen getuigd, voordat hij zich tot zijn geestelijk opperhoofd wendde, oiu door diens hulp de veroordeeling te verkrijgen. Dit scripsi zag zeker op het geschrift aan Kerlinger. en Albertus, wellicht ook op een door hem geschreven quodlibeticum dat hij aanhaalt, waarin hij gedisputeerd had tegen de Engelsche wet, dat de eerstgeborene de erfenis beurde: quam legem disputavi ii quo-libet meo.

Weder trad hij nu als volksleeraar op en gaf een rnedc-deeling der tien errores met eene rechtvaardiging van zijne beweeringen tegen de Maagdenburgers uit. Dit stuk, bewaard in een Breslauer bandschrift, is gei-icht universis Christi fidelibus ad quos praesentes literae pervenerint; dus nu geen schrijven aan Kkrlinger, of bisschop Albertus, maar aan alle gelovigen, waarin lijj zijn wedervaren te Maagdenburg verhaalt, de ongegrondheid der tegen hem aangevoerde beschuldigingen aantoont en zijne beweeringen handhaaft. — Het is een verdedigingsschrift, maar geschreven na zijn schrijven aan Albertus en nadat hij van de beweeringen van Blok kennis droeg, waarin hij dezelfde tien errores van het de-

-ocr page 13-

VOOR RKCHTSGELEERDHE11) EN WETGEVING.

cadicon vertueldfc, maar daarenboven ook nog op de twee artikels wijst aan het slot van het decadicon aan Albertus vermeld, en zelfs jonger dan zijn antwoord aan 13 lok, daar lijj hier ook reeds doelt op Albertus beweering, doch zonder hem te noemen : sicut quidam dixerunt, quod aliquid esset veruni secundum philosophiam quod non est verum secundum theologiam. Quem articulum quoniam nnjilicat Uni-versitas Pragensis (Parisiensis) condemnavit. Wellicht lag in dit quidam de uitdrukking van wrevel, dat de bisschop hem zoo weinig had gesteund. Lfifc de beschuldigingen der Maagdenburgers blijkt ook dat de inhoud van het eerste Decadicon aan Keutjxger ter hand gesteld, niet veel verschilde van dien welke in de nieuwe redactie, voor Albertus bestemd, gevonden wordt. Misschien kwam de bijvoeging der twee. artikels aan het slot voor het eerst in de laatste voor. In eeu handschrift van Homeijeu komen tien punten voor, din wel aan het decadicon ontleend zijn, of aan het verdedigingsgeschrift tegen de Maagdenburgers, als articuli qui non tenentur.

V.

Klenkok niet te vreden met de weinige ondersteuning die hij gevonden had, ging nu in zijn aanval nog verder. Niet meer tien, maar een eu twintig artikelen voiul hij met het kerkrecht strijdig en hij ondernam nu eene nieuwe bewerking van zijn Decadicon, die hij niet meer dien naam gaf, maar waarschijnlijk reprobationes magistri Johanms Glenkok. noemde, maar waaraan toch de naam Decadicon somtijds bleef kleven, omdat dit er zoowel geheel in was opgenomen,' als zijn verdediging tegen Blok en Jordanus. Hij bestreed daarin 2J artikelen, maar zóó, dat de 10 vroeger bestreden artikelen het uitvoerigst besproken werden, hij vermeerderde nog hier en daar de argumenten tegen bun geldigheid, verbeterde de redactie, vulde de aanhalingen aan uit de glosse van Joiian. Andebae, maar volgde overigens dezelfde methode. De volgorde, waarin hij de artikelen behandelt, is echter eene geheel andere dan die in het Decadicon en een beginsel dat er aan ten grondslag zou

11

-ocr page 14-

12 NIEUWE BIJDRAGEN

gelegen hebben, kan ik niet vinden of liet moet de meerdere of mindere verwerpelijkheid zijn. De artikelen van het Decadicon zijn hier geworden: 1 = 4, 2 6, 3 ~ 9, 4 = 1(3, 5 = 15, 6 = 13, 7 = 10, 8=12, 9 = 20, 10=19. De beide aan het eind van het Decadicon vermelde zijn hier o en 5 geworden, zoodat het geheel deze orde van artikelen volgt.

I. Papa non potest nee alicjnis alius excommunicare imperatorem, postquam consecratus est, nisi solum-modo in tribus casibus, videlicet si dubius in fide sit, repudiat uxorem suam vel destruat ecclesiam. {S. 111. 57, § 1.)

II. Excommunicatio neminem debilitat in corpore, in iure terrae vel feudi, nisi sequatur regis proscriptio. (S. 111. 63. § 2.)

III. Quicunque cognovit violenter aliquain mulierem, si postea earn ducat in matrimonium, numquam ex ea prolem legitimam poterit generare. (S. I. 37.)

IV. Zie eerste error.

V. Quicunque percusserit clericum non habentem tousuram clericalem sed arma portantem, non tenetur ad aliam emendam quam si laicumpercussisset. (Ö. 111. 2.)

VI. Gelijk error 2.

Vil. Si quis f'uerit interfectus in spolio vel furto. )jro quo consanguineus ipsius interfecti se praebeat ad duellum, talis per duellum repeliet oume testimonium nee talis mortuus tunc sine duello poterit con-viiici. (S. I. 48. § 3.)

VIII. Si duo dicant in iudicio sententias coiltradic-torias, quicunque talium maiorem habuerit sequelant. sententiam obtinebit. (S. III. 21. 5. 1.)

IX. Zie error 3.

X. Zie error 7.

XI. Quoticscuuque debent duo duellare, jurabunt, actor quod inculpet reum juste, reus vero quod per actorem inculpetur injuste. (S. I. 63. § 4.)

XII. Zie error 8.

-ocr page 15-

VOOR IlECHTSGELEERDHJilD EN WETGEVING.

XIII. Zie error C.

XIV. Quicunque cognovit publiee uxorem alicujns mariti, duin viveret talis maritus, si postea ducat earn iu uxorem post mortem ejus mariti, uumquam ex ea prolem legitimam generabit. (S. I. 37).

XV. Zie error 5.

XVI. Zie error 4.

XVII Heres non teuetnr de furto vel de spolio re-spondere perpetrato per ilium, cni succedit in liereditate. (S. L 6. § 2).

XVIII. Heres non tenetur respoudere de debitis illius cui succedit, nisi convinci poterit per LXXI1 testes habiles ad scabhiatum vel legitimates. (S. I. G. § 2.)

XIX. Zie error 10.

XX. Zie error 9.

XXI. Nulla muiier per luxuriam suara potest hero-ditatem suam perdere nee jus suum

Het blijkt Meruit, dat enkele nu nieuw behandelde artikelen reeds vroeger veroordeeld waren door de veroordeeling van andere. Het duellum was reeds veroordeeld in de 7e error, het recht te beslissen bij meerderheid bij de 3e error. Andere veroordeelingen hangen eigenlijk te zamen, III en XIV. XVII en XVIII. Daarom is ook de behandeling ongelijk, nu eens zeer uitvoerig, zooals bij de meeste errores, dan weder kort, b.v bij XVII: Iste articulus repugnat juri canonico. Patet c 14 X de sepulturis et c 5 X de raptori-bus, incendiariis, et quae ad idem allegat glossa; quod patet etiam per regulam iuris: Quando cjui sentit commodum sentire debet et onus: per consequens qui bona defuncti recepit, de spolio vel furto quod defunctus commisit re-spondebit. By XVIII. Iste articulus repugnat humanae societati, quando frequenter in una villa vel contrata non possunt haberi tot testes; per consequens nullus alteri mutu-aret. Item nee canonica nee imperialis lex tantara multitu-dineiu testiuni requirit in quibuscunque contractibus. De tegenwerping van Blok, over den zin van Matthaeus 16, 18 is nu vermeld bij VI: Sed adhuc respondit Magister

13

-ocr page 16-

nieowk bijdragen

Rodoi.imius Bf.ok, uuiversitatis Purisiensis doctor saerae theologiae, waar die ook behoort; de algemeene opmerking ontleend aan het privilegie van Ka rel ürn Groote, en dat jus canonicum en jus saeculare konden verschillen even als de aanmerking vau Jordanos, werden aan het einde besproken en weerlegd.

Dit geschrift zond Klenkok aan Petrus de Vernio, de-cretorum doctori, ecclesiae Romanae Oardinali diacono Sanc-tae Mariae in via lata, dien hij reeds lang gekend had on die in 1372 den rang van kardinaal had verkregen. De schrijver was toen reeds oud eu zijn bedoeling was eene beslissing van den Paus uit te lokken. Hij schrijft aan de Vernio: Licet aunis senex, considerans tarnen — quorun-dam articulorum repugnantiam Evangelio Christi, repro-bationes vobis Petro corrigendos dusi tenore praesentium destinare. - Vigilet ergo sanctissimus Gregoiuüs, ut pastor super gregem, — articulos corrigens si quos Petrus cognovit corrigendos. Docent enim tempora praelerita quanta propter dissentionem inter ecclesiam et imperium cum principibus Germaniae praedictis legibus utentibns, pericula sint suborta, quorum causam existimo legum divinarum abusionem in qua propter errores infrascriptos praedicti Principes ab annis pnerilibus imbuuntur. Was het op aanraden van de Vernio, of omdat deze niets van zich liet hooren, weldra zond Klenkok dit tot de Vernio gerichte geschrift zelf onmiddelijk naar den Paus, met een brief waarin hij hem schrijft; Do-minus, populo sno miserans virgam vigilantis aequitatis regni sui pro colligendis et extirpandis scismatibus, te Gre-goriusi Sanctissimnm, qui my'dans interpretatur, exitans — snblimavit. Quare nuper quosdam articulos per certas Alle-manniae partes, praesertim per Saxoniam pro legibus ob-servatos — scripsi re veren dissimo patri et domino Petro de Vernio, — de quibns eadem beatitude quid agendum decer-nat unde tractatus praedicto Oardinali per me praesentatus sequitur in haec verba.

Er schemert een zeker politiek doel door in de vingerwijzing op het gevaar uit deze bepalingen ontstaande bij den strijd

14

-ocr page 17-

VOOl! llECHTSlilCLKKRDITElD EN WETOEVJNG.

tusschen Kerk en Staat, duidelijk blijkt dit ook bij 1. dat do Paus den Keizer slechts om drie oorzaken in den ban mag doen: Per hoe statutum, timeo, frequenterimperatores seducti rebellaverunt ecclesiae sanctae Dei. Unde primus ar-ticnlus supra allegatur contra ecclesiani in processibus du[ Ludovici de Bavarin, — pro tune rebellantis ecclesiae sanctae Dei.

Dit tractaat, aan den Paus gezondea, was liet wat Scheidt als Decadicon uitgaf.

VI.

Er bestaat eindelijk nog een duitsch geschrift door Homeijer uit een fJandsclirif't te Munster uitgegeven, waarin Klenkok kort de bestreden artikelen opgeeft en weerlegt, en verhaalt wat hij om die bestrijding te Maagdenburg ondervond. Het zijn dezelfde artikelen, die hij ook aan de Vernto en aan den Paus had aangewezen, alleen is er nog bijgekomen als nquot;. 9: Echte kindero en mach de un-echte man nicht winnen, he en dustere vor des keisers eder koninges schare, dar hei einen anderen koning mie stride besteit, (S. I. 38 § 3.) Zonder twijfel is dus dit geschrift niet onder dan het aan ük Vernio gerichte en behoort tot de tweede rij van Klenkok's geschriften. Flet was wol voor het volk bestemd, om hen, die angstvallig aan de kerkelijke voorschriften vasthielden, te waarschuwen, waarvoor zij zich te wachten hadden en wat als veroordeeld moest gelden. Intusschen vond Klemkok bij den Paus in zoover gehoor, dat deze in 1374 eene verklaring gaf, waarbij hij veertien artikelen van de door Klenkok aangevoerde verwierp, na een nauwkeurig onderzoek. De Paus. Gre-gorius XI, zegt dat hij vernomen had dat in Saxonia et non-nullis aliis partibus quaedam detestabilia scripta, leges sen speculum saxonum vulgariter appsllata, et inferius anuotata werden gevolgd. De veroordeelde artikels zijn I, 11. IV, VI, Vlli VUL IX, X, XII, III, XIV, XIII, XV. XVII, van het den Paus toegezonden geschrift. Van die in het Decadicon opgenomen werden dus 4, 9 en 10 weggelaten.

15

-ocr page 18-

nieuwe bijdragen

Het schijnt dat de Paus zijn veroordeelend schrijven richtte aan de aartsbisschoppen vau Mainz, Keulen, Bremen, Maag denburg, Praag en Riga, in wier dioecesen vooral de Sak-senspiegel gezag had en dat hij het aan den Keizer mededeelde. Nergens echter noemde hij Klenkok, maar sprak alleen van eene lide digna admodum molesta pluriesque inculcata relatio plurimorum, en in zijn schrijven aan den Keizer van berichten per fide dignas intelligentes personas Dit belette evenwel niet dat Klenkok's naam in Duitsch-land bewaard bleef en zijne geschriften hier invloed behielden, zoodat zelfs enkelen zijne meeniug volgend, de door hem veroordeelde artikelen als verworpen beschouwden, zoonis de schrijvers der door Homeijer. aangewezen handschriften, hetzij zij alleen zijn Decadicon, hetzij zij zijn geschrift aan de Vernio kenden en volgden bij de opgaaf dier artikelen. Het stuk, dat in enkele uitgaven (1517, 1528, de Zobellsche, Grüpen p. 529) van den Saksenspiegel voorkomt, en dat Homeijer meent dat ook van Klenkok kan zijn, komt mij voor slechts een excerpt uit het geschrift aan de Vernio te wezen, althans dat het er toe behoort, blijkt reerls uit de 22 daarin veroordeelde artikelen.

VIL

Ik vond het Decadicon, zooals Klenkok het aan bisschop Ai,berths van Halberstad richtte, in een thans te Utrecht bewaard Handschrift dat van het gesticht Essen afkomstig is, en dat een Saksenspiegel, benevens Richtsteig eti Leenrecht bevat, geheel naar de behoeften der 15 - eeuw en naar de toen reeds geldende canonieke en romeinsche beginselen omsfe-

o o »_•

werkt, zoodat het werkelijk een nieuw werk is geworden. Het Decadicon is daarin met eene loopende hand der 15e eeuw geschreven, maar zoo onduidelijk en slecht, dat de lezing uiterst moeijelijk is, ook door de talrijke verkortingen, Daarbij schijnt de schrijuer zelf niet overal den tekst verstaan en begrepen te hebben. De heer Bidder van Rappard, ambtenaar aan het Provinciaal Archief te Utrecht, had de goedheid hot H. S. te ontcijferen en over te schrijven, en

16

-ocr page 19-

voor rechtsqkleerdheid en wetgeving.

hef; is alleen door diens belangelooze hulp en voorlichting dat ik hier een afdruk van Klenkok's geschrift kan geven, waardoor Homeijbr's mededeelinsreu worden aansfevuld en

o o

waardoor men nu in staat is de juiste verhouding van de latere door Scheidt uitgegeven Reprobationes tot dit vroegere geschrift, het eigeniijk decadicon te vergelijken.

Het achtergevoegd stuk tegen Block en Jordanus is klaarblijkelijk slechts een fragment. De geheele inleiding, waarin de aanleiding tot dat schrijven en de tegenwerpingen waren vervat, ontbreekt. Het begint met de tegenspraak: Vooreerst tegen de uitspraak; aliqua fiunt jure poli quae non deberent fieri juri fori. Daartoe worden de drie argumenten opgegeven, door Blok aangevoerd, en ieder afzonderlijk wederlegd: ad primum respondeo etc. Om nu het gewicht en het belang aan te wijzen van zijne bezwaren, die maar zoo niet mochten worden op zijde gezet, trekt hij zijne zes conclusiones. Daarna wederlegt hij een tweede argument van Blok, dat de Saksers dit als privilegie van Ka rel den Gkootb hadden ontvangen: Sed ad haec omnia etc. — Daarop volgt een derde tegenwerping: dixerat idem etc. over Matthaeus 18 : 16. — Eindelijk nog stelt hij Albertus uitspraak tegenover Blok's gezegde: quod ali-quid esset jus secundum jus saeculare quod non esset jus secundum jus canonicum. Dan komt hij op Jordanus'tegenwerping, die hier slechts even is medegedeeld, maar kan aangevuld worden uit hetgeen bij Scheidt, p. 99 voorkomt. Hij had gezegd: Quod si morieris pro dictorum articulorum veritate tune non morieris pro fide ecclesiae. Hierop ziet duidelijk het door Klenkok aangevoerde: Scientes quod vitam tem-poralem ad hoc ponerem, si valerern profiteri quod in lege Dei plebis esset unitas. Bij de uitgaaf heb ik aangeteekend wat woordelijk of bijna woordelijk in het door Scheidt uitgegeven geschrift is overgenomen, waar slechts overeenstemming is, heb ik er slechts naar verwezen ter vergelijking.

17

2

-ocr page 20-

nieuwe bijdragen

Het schijnt dat de Paus zijn veroordeelend schrijven richtte aan de aartsbisschoppen van Mainz, Keulen, Bremen, Maagdenburg. Praag en Riga, in wier dioecesen vooral de Sak-senspiegel gezag had en dat hij het aau den Keizer mededeelde. Nergens echter noemde hij Klbnkok, maar sprak alleen van eene fide digna admodum molesta pluriesque inculcata relatio plurimorum, en in zijn schrijven aan den Keizer vau berichten per fide dignas intelligentes personas. Dit belette evenwel niet dat Klenkok's naam in Duitsch-land bewaard bleef en zijne geschriften hier invloed behielden, zoodat zelfs enkelen zijne meening volgend, de door hem veroordeelde artikelen als verworpen beschouwden, zooals de schrijvers der door Homei.ter aangewezen handschriften, hetzij zij alleen zijn Decadicon, hetzij zij zijn geschrift aan de Vernio kenden en volgden bij de opgaaf dier artikelen. Het stuk, dat in enkele uitgaven (1517, 1528, de Zobellsche, Grüpen p. 529) van den Saksenspiegel voorkomt, en dat Homeijer meent dat ook van Klenkok kan zijn, komt mij voor slechts een excerpt uit het geschrift aan de Vernio te wezen, althans dat het er toe behoort, blijkt reeds uit de 22 daarin veroordeelde artikelen.

VIL

Ik vond het Decadicon, zooals Klenkok het aan bisschop Ai,berths van Halberstad richtte, in een thans te Utrecht bewaard Handschrift dat van het gesticht Essen afkomstig is, en dat een Saksenspiegel, benevens Richtsteig en Leenrecht bevat, geheel naar de behoeften der 15e eeuw en naar de ioen reeds geldende canonieke en romeinsche beginselen omgewerkt, zoodat het werkelijk een nieuw werk is geworden. Het Decadicon is daarin niet eene loopende hand der 15e eeuw geschreven, maar zoo onduidelijk en slecht, dat de lezing uiterst moeijelijk is, ook door de talrijke verkortingen. Daarbij schijnt de schrijuer zelf niet overal den tekst verstaan en begrepen te hebben. De heer bidder van rappard, ambtenaar aan het Provinciaal Archief te Utrecht, had de goedheid het H. S. te ontcijferen en over te schrijven, en

16

-ocr page 21-

voor rechtsgeleerdheid en wetgeving. 17

het is alleen door diens belangelooze hulp en voorlichting dat ik hier een afdruk van Klenkok's geschrift kan geven, waardoor Homeijer's mededeelinjjen worden aansrevuld en

o o

waardoor men nu in staat is de juiste verhouding van de latere door Scheidt uitgegeven Reprobationes tot dit vroegere geschrift, het eigenlijk decadicon te vergelijken.

Het achtergevoegd stuk tegen Block en Jordanus is klaarblijkelijk slechts een fragment. De geheele inleiding, waarin de aanleiding tot dat schrijven en de tegenwerpingen waren vervat, ontbreekt. Het begint met de tegenspraak: Vooreerst tegen de uitspraak: aliqua fiunt jure poli quae non deberent fieri juri fori. Daartoe worden de drie argumenten opgegeven, door Blok aangevoerd, en ieder afzonderlijk wederlegd: ad primum respondeo etc. Om nu het gewicht en het belang aan te wijzen van zijne bezwaren, die maar zoo niet mochten worden op zijde gezet, trekt hij zijne zes conclusiones. Daarna wederlegt hij een tweede argument van Blok, dat de Saksers dit als privilegie van Ka rel den Giioote hadden ontvangen: Sed ad haec omnia etc. — Daarop volgt een derde tegenwerping: dixerat ideui etc. over Matthaeus 18 : 16. — Eindelijk nog stelt hij Albertus uitspraak tegenover Blok's gezegde: quod ali-quid esset jus secundum jus saeculare quod non esset jus secundum jus canonicum. Dan komt hij op Jordanus'tegenwerping, die hier slechts even is medegedeeld, maar kan aangevuld worden uit hetgeen bij Schhidt, p. 99 voorkomt. Hij had gezegd: Quod si morieris pro dictorum articulorura veritate tune non morieris pro fide ecclesiae. Hierop ziet duidelijk het door Klenkok aangevoerde: Scientes quod vitam tem-poralem ad hoc ponerem, si valerem profiteri quod in lege Dei plebis esset unitas. Bij de uitgaaf heb ik aangeteekend wat woordelijk of bijna woordelijk in het door Scheidt uitgegeven geschrift is overgenomen, waar slechts overeenstemming is, heb ik er slechts naar verwezen ter vergelijking.

2

-ocr page 22-

NIEUWE BIJDRAGEN

In Christo reverendissimo patri meoque domino Alberto, digna Dei providentia Halberstadensi Episcopo, artium magistro sacraeque theologiae perito frater Johannes Clencoc sacrae theologiae professor minimus ') ordinis heremitarum sancti Augustini cum sedulis in Christo precibus suae correctioni subiciens infra scripta. Cum me-rito pastorem gregis, ducem exercitus Dominus elegerit vos, ecclesiae suae lumen, quosdam errores velut exteriores tenebras totam Saxoniam ac vestram ecclesiam obfuscantes, ad vos defero velut auctoritatis gladium lucemque scientiae possidentem, ut in his in ecclesia vestra, per consequens non hesito quominus fiat idem in tota Saxonia, vobis de salubri placeat remedio providere.

Est quidam libellus, qui comnuuiter dicitur speculum saxonicum, potius dici deberet justae legis umbraculum, 1) et retinaculum pec-catorum; repugnat enim legibus Dei, sedis apostolicae, sacrique Komani imperii; tarnen Saxones pro legibus utuntur tali libro. Dis-cutiat ergo reverendissima doctissimaque vestra prudentia ac providentia, quo maior haeresis et maius scisma non censeatur quam quum error et crimen pro legibus defendatur. Haec enim est causa quare plebs contraria nostrae frequenter rebellat ecclesiae romanae, quoninm leges evangelicas et apostolicas negat nee secundum tales vult vivere propter leges, potius dicam corruptelas et abusiones speculi supradicti. Quare, supposita correctione vestra ad instar augusti doctoris mei, scribens yponosticum contra pellucentes errores, contra decem errores praedicti libelli vobis per vos corrigendum praesens scribendum Decadicon destinavi. Si quidem dicitur quare praesumam tantis et tot in eodem erroribus oppoaere me, respondeo quod zelo fidei christianae me non metuere, memoro Herodem re-prehendentem Johannem baptistam totumque populum, et in simi-libus congregationes apostolicas. Non enim observatur legum mens earum talis, qualis erat earum de qua dixit Anacharsis ut reeitat Valerius libro VII (Valer. Maxim. VII. 2. ext. 14) comparans legum observantias telis aranearum parvas muscas retinentibus easdem magnis libere permeantibus. Vestra, non nostra, doctrina per Christum exemplata faciem non attendat patenter nee munera tribuantur.

Errores sunt isti:

Primus quod papa non potest aliquid ius eendere, per quod terrae vel feudi ius Saxoniae, hoe est statutum, valeat infirmari vel deteri-orari 2). Secundus error, quodcunque homo coram iudicio non fecerit,

18

1

s) Quem vocant saxonie speculum potius justae legis obumbra-culum vocando, in den brief aan de Vebnio p. 66.

2

) IV artieulus: Papa non potest ius condere vel statuere per quod valeat ius hoc est statutum terre vel feudi saxonum deteriorari ex V capitulo (I art. 3 fin.), bij Scheidt.

-ocr page 23-

TOOR RECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING.

quantumque licet hoc sit notorium eum fecisse, se suo juramento liberabit, nee in hac parte contra ipsum quodcunque testimonium praevalebit. ')

Tertius error: nulla sententia reperitur tam justa coram regno in Saxonia, quin si Saxo velit eam reprehendere et in manum dextram testari et in maiorem communitatem et contradicat qais banc sen-tentiam contra septem alios, ad quam partem maior communitas declaraverit, talis sententia obtinebit. 1)

Quartus error: propter odium mulierum dicit idem speculum quod Saxones habent jus Swevorum, scilicet quod hereditas mulieribus denegatur. Ista tamen statuta sicut dicit idem liber, obtinuerunt contra regis Karoli voluntatem. 2) Credo per amplius contra divini regiminis aequitatem. Sicut enim Eusebius et Martinus in Cronicis suis ponunt circa annum Domini septingentesimum septuagesimum nonum Karolus regnavit, annis 30 bellans contra Saxonicam gentem ferocem, ydolis deditam, nulla foedera tenentem, frequenter spon-dentem religionem christianam et semper ab ea relabentem. Tanden finaliter a Karolo subjecta, contra fidem atque promissa, paganiemi praeteriti praedicta, ut sic dicam, retinuit iure terrae.

Quintus error; Quicunque vir succinctus gladio, bajulans clipeum suum, sine cujuscunque manutentione, praeter hoc quod teneatur sibi frenum vel strepa, [non potest] adscendere de lapide vel ligno altitudinis ulnae, positis ad genu, super dextrarium, talis non potest dare, demittere vel concedere, quod valeat jure recipienti, post mortem suam. 3)

Sextus error: nullus sine licentia heredum suorum vel sine iudicio

19

1

■■') Non us articulus: Nulla sententia tam justa reperiri poterit in Saxonia coram regno quin, si Saxo talem sententiam reprehendet, testans in manum suam dexteram et in maiorem communitatem, et septimus pugnare velit contra septem alios, quin tunc ubi maior communitas triumphaverit, talis sententiam obtinebit (ex XIX et LXXII cap.) (I. 8. § 3.).

2

s) Sextus decimus articulus. Propter odium mulierum Saxones habent ius Suevorum, videlicet quod mulieribus hereditas denegetur (ex capitulo XIX). (I 17 § 3. 18).

3

) Quando vir, succinctus gladio, clipeum tenens, non potest scan-dere super dextrarium de ligno vel lapide, pollicis ulnam quantum ad altitudinem habente, talis non potest dare, demittere vel feodare, nec etiam mobilia dare potest bona, sic quod iste custoditus sit, qui talia post mortem suam expectat (ex XLV capitulo) (I. 52).

-ocr page 24-

NIEUWE BIJDRAGEN

quod vocatur saxonice echteding potest suam proprietatem vel servos vel ancilUs demittere vel dare. Si dederit talia sine licentia heredum suorutD, heredes por iudicii sententiaca caperent hoo douatum ac si donator esset morUuis, quod dedit quod non potuit iure dare. ')

Septimus error: quiübet appellatus ad duellum per meliorem natione quam ipse sit, non potest tale duellum negare, sed negare posset se minus bene nato. Similiter non posset aequaliter sibi nato, praeterquam in casibus expressis in dicto libro. 1)

Octavus error; quicunque perdit ius suura ratione furti vel spolii, si talis inculpatur de furto vel spolio secunda vice, talis non potest se deliberare per iuramentum, sed habet electionem ad portandum ferrum ignitum vel ad mittendum brachium in aquam bullientem usque ad cubitum in caldario vel duellaudo se defendere. 3)

Nonus error: quod nnllus religiosus sive monachus tollere potest heredilatem. 2)

Decimus error quicunquo fuerit adultus intrans religionetn perdit jus terre ac feudi et domino feudi, si feudum habeat talis, redditur feudum liberum, non obstante quod exeat infra annum primum reli-gionem, qui dicitur annus probationis suae, quo anno talis religiosus a religione probat ipsum si se valeat iu abstinentia continere, dum-modo tamen ijrobari possit quod talis religionem sit ingressus. s)

Contra praedictos articulos arguo unica ratione sic. Omnes isti articuli repugnant legi Dei, sacrosanctae sedis apostolicae sacrique lomanorum imperii, quae defensantur pro legibus. Ergo praedicto-rum articulorum defensio per quemlibet christianum obedientem Deo,

20

1

^ Duodecimus articulus Quicunque perdidit jus suum ratione furti vel spolii, talis incusatus secundo de furto vel spolio, non potest se liberare iuramento, sed habet electionem ad ferrum ignitum et aquam bullientem vel ad duellum, ex VIII capitulo (I 39j.

2

) Vicesimus articulus. Nulli monacho debetur hereditas. ex XXX capitulo. (I. 25).

-ocr page 25-

VOOR EECHTS0ELEERDHE1D EN WETGEVING.

saorosanctae ecclesiae sacroque romanorum imperio scismatica seu haeretica censeatur, quod probatur cum vera sit haeresis sacris legibus repugnantia pro legibus defeusare, quod probatur per Augustinum in libro de libero arbitrio, quum omnis lex durivetur ab incommu-tabili lege divina, cui si quid repugnat, est erroaeum et iniquum. Quod probat Tullius libro primo de legibus et in paradoxi stoy-corum, deducens quod omnes homines, ymmo Dii et homines unica ratione conveniunt, a. qua ratione sumitur omnis lex et omne jus. Quicunque enim convenirent jure cives unius civitatis sunt, ergo totus mundus esse debet una civitas Deorum et hominum: contra quam rationem vel legem si quis aliqaid pro jure defendat, con-trarium erit divinae pariter et humanae civitati. Istam civitatem Christus promisit cum nnum ovile et unum pastorem affore prao-dixit, quam civitatem Johannes in apocalypsi forma Jerusalem de coelo, id est celata couscientia, descendere contemplatus fuit. Quam legem Tullius definivit libro 3°. de republica (Cicero de rep. III. c 22) secundum allegationem Lactantii in VI (c 8), qui est de vero cultu Dei: Lex est recta ratio, naturae congruens, diffusa in omnes, constans, sempiterna, quae vocet ad officium jubendo, vetando a fraude deterreat, quae neque probos frustra jubet aut vetat nec iraprobos iubendo aut vetando movet. Huic legi neque obrogari fas est neque derogari ex hac aliquid licet neque totaliter abrogari potest, neque per senatum neque per populum hac lege solvi possumus neque est quaerendus explanator ant interpres, nec erit alia Romae alia Athenis, alia nunc alia postea, sed in omnes gentes et in omni tempore una lex sempiterna et im-mutabilis, erit magister et interpretator omnium Deus istius legis inventor, disceptator et sator. Cui qui non parebit, ipse se fugiet et naturam hominis aspernatur et ex hoc ipso luet maximas poenas, etiamsi cetera supplicia quae putantur effugiet. Haec Tullius. Hoc maxime verum scismaticum, legi divinae contrarium, a se et a toto mundo divisum. Ex isto pvogressu probat Augustinus de civit. Dei libro II c 22 et infra, quod ante fidem Christi Eoma nunquam fuit civitas nec respublica, quia tales non sunt nisi quando populus est juris consensu et utilitatis communione sociatus. Sed numquam Romani turn fuerunt sociati jure, quia jura sunt numquam statuta hominum, sicut turn fuerunt in civitate Romanorum et docentur per speculum saxonicum. Sed jura procedunt de fonte justitiae, hoc est legis aeternae, quae reddit unicuique suum, quod Romani numquam fecerunt, pro notione, quam a Deo tulerunt, animas ydol is dantes suas, ut Tullius in paradoxi stoycorum, quod non fuit expulsus de civitate quum expulsus fuit de Roma, cum ibi non fuerit aequitas et justitia, quae sunt ut persistere possit, praesentia civitatis vincula.

Ex qua probatione sequitur quod nulla sit civitas tenens pro lege logi Dei ropugnantia, sed omnes tales sunt exules a religione chris-

21

-ocr page 26-

NIEUWE BIJDRAGEN

tiana, quae gravior est excommunicatio; talos enim, si pertinaciter sic persistant iocidunt in crimen haeresis, sicut machinantes contra rem publicam vel contra principem in crimen incidunt perduel-lionis vel laesae maiestatis. Et secundo sequitur ex eadem probatione quod ponitur, quotiescunque omnibus eisdom conditionibus, infor-mationibus, quibuscunque requisitis similibus in eadem causa si dantur repugnantes sententiae, quod harum sententiarum altera sit iniqua, cum justo non repugnet aliud quam injustum. Gum ergo judex unus dat sententiam alteri repugnantem, dicit alteram senten-tiam aequaliter non ease justam. — Tertio quod quicunque tanquam iudex dat sententiam in casu qui supra, repugnantem ecclesiae catholicae, vel dat sententiam contra suam conscientiam, vel non credit in unam sanctam ecclesiam catholicam, quorum utrumque statum aeternae dampnationis habet annexum. Videant igitur sen-tentiantes in casu simili praedicto ne repugnent ei quod juste sententiatur in ecclesiatico foro. — Quarto sequitur quod quilibet Christianus sub poena mortalis peccati tenetur ad istam legem observare et ejus oppositum vitare, quam verus praedicator sive confessor dicit esse legem Dei. — Quinto quod quicunque servet oppositum legi Dei negat Deum esse summum regem, quum qui contempserit regis legem, contempserit ipsum regem. Sequela prae-dictorum corollariorum patet intuonti diligenter per hoe, quod omnis lex justa derivatur ab incommutabili lege divina, e qua non descen-dunt repugnantia, nee duo justa secum repugnantia, ex quo patet quod justa lex apostolicae sedis et imperii romanorum derivatur a lege Dei et quod quisquis repugnat uni, repugnat alteri. Propter hoc imperator leges suas ecclesiae legibus submisit, leges autem ecclesiae lex diviua dirigit.

Nunc accedam ad probationem praesentis assumpti quod fuit: Quod quilibet praedictorum articulorum repugnat Dei, sacrosanctae sedis apostolicae et romani imperii legibus. Primus quidem articulus fuit iste: Papa non potest aliquod jus constituere vel concedere per quod terrae vel feudi ius Saxoniae, hoe est statutum, valeat infirmari vel deteriorari. Ita probabo esse contra legem Dei, ut prae-mittitur, arguendo sic. Quilibet christianus tenetur credere, se fore subiectum correctioni sanctae sedis apostolicae, cuius sedis sanctis-sima statuta praedictis Saxonum manifeste videntur repugnare. Ergo praedictorum statutorum Saxonum papa potest oppositum condere, immo de faoto condidit oppositum plerorumque talium statutorum justisaime, sicut probabitur infra dum improbantur sequentes articuli, Deo dante. Consequentia patet, supposito quod sequentes hoc speculum censeri velint christiani. Antecedens patet quia alias tales ecclesiam Romanam sanctam non reputarent caput totius christianitatis, cum caput regat membra sicut Romana ecclesia. Per consequens totum

22

-ocr page 27-

VOOR RECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING.

23

christianismum in moribus et in articulis sanctae fidei regit Papa, tenens vicem Christi, qui caput, est verae ecclesiae. Sed oppositum istorum dicere scismaticum et hereticum dicere est, ut patet per EvangeliumJohannis, XXII (1.43) ubi Christus Potro dixit: Tu est cephas, quod idem est quod caput, cui capiti nolentes parere, quantum in eos est, lacerant et mon=truosum reddunt corpus ecclesiae. Lucae XXII (32), dixit Christus eidem Petro: Ego pro te rogavi, ut non deficiat tides tua et tu aliquando conversus confirma fratres tuos, in fide supple. Johannis XXII (21.17) dixit: Pasce oves meas, id est christianum popujum. Videatis ergo qualiter pastor non valeat oves dirigei e si papa Petro succedens in his omnibus non possit sibi commissam gregem dirigere. Praesentis Saxonum legis oppositum fuit in veteri testamento vice Domini per Moysen primulgatum, Deuteronomio XVII quo sic dicitur: Si difficile et ambiguum apud te judicium esse perspexeris inter sanguinem et sanguinem, causam et causam, lepram et le-pram, et judicum inter partes tuas videris verba variari, surge et adscende ad locum quem elegerit dominus Deus tuus, venisse ad sacerdotes levitici generis et ad judicem qui fuerit in tempore, quaeresque ab eis, qui judicabunt veritatem, et quodcunque dixerint, qui praesunt loco quem elegerit Dominus, et docuerint te juxta legem ejus, sequaris sententiam eorum, non declinabis ad dextram vel ad sinistram. Qui autem superbierit nolens obedire sacerdotis imperio, qui eo tempore ministrat Domino Deo tuo, ex decreto judicis moriatur homo ille, et auferas malum de medio Israel, cunctusque populus timebit ut nullus deinceps tumescat superbia. Magister historiarum auctoritate Josephi dioit, quod ad summum sacerdotem appellabatur in omni causa, qui cum propheta senioribusque talis loci consulens, dedit sententiam, cui si quis se opposuit, interficiebatar,') ut Veritas cauta foret in sumtno sacerdote. Christus dicit: Die ecclesiae, id est ecclesiastico judici, quem si non audierit sit tibi sicut ethnicus et publicanus. Idem abunde probatur per leges sedis apostolicae. Sic papa potest ia omnibus, ubi non repugnat evangelie vel, secundum aliquos, generali concilio, saltem intelligendo quatuor principalia concilia, dispensare, ergo potest contra statuta Saxonum legem condere. Consequentia patet, cum aliqua statuta Saxonum repugnent evangelio et non fundentur in illo sicut inferius proba-bitur. Antecedens patet in can. XXV. Q. 1. Sunt (c. sunt. 6 C. XXV Q. 1.) et de biga. c. 11 (c. super eo 2 X de bigamis non ordinandis), ubi papa dispensat contra Apostolum de bigamo, qui major fuit quam Speculum Saxonum. Idem patet de summa trinit. et fid. cath. (c. 1. § 3. X de summa trinitate et fide catholica) ubi dicitur quod una est ecclesia cui tenentur omnes obedire, et clamant omnia iura

') Quilibet christianus — interficiebatur p, 70—71.

-ocr page 28-

NIEUWE BIJDRAGEN

canonica quod in soismaticis remedium debet esse unum caput, quod est Papa, cui Christi vice tenentur obedire ohristiaui quantum ad omnia quae fidei sunt et moris '). Sic liabemus in ecclesia militante monarcliiam, principatum optimum. Idem hoe statutum repugnat sacro Komanorum imperio, quia leges principum non dedignantur sacros ecclesiae canones imitari, in authentica ut clerici apud episcopos proprioa couven. (Nov 83) col. VI et idem collat. IX et ponitur idem de novi operis nuntiatione c. intelleximus (c 1 X. V. 32). Et ad hoc concordat quod Papa correxit imperialem legem admitten-tem usuras, patet de usuria per totum, et correxit legem imperialem de septem testibus in extrema voluntate requisitis, patet de testibus c. cum omnes. (c. 11. X do testam.) Sic patet quod imperator se submittit correctioni Papae, cui speculum saxonum videtur repugnare, nee est mirum, cum hoc speculum etiam sibimet ipsi videatur con-tradicere, ut patet in quodam capitulo praedicti specnli, ubi dicit quoque idem speculum, quod Saxones alia iura obtinuerunt quam ilia tria contra Karolum, de quibus hoc dictum est. Item istud statutum est contra libertatem ecclesiasticam. patet de sentent. excommun. c. noverit (c. 49 X. V. 89). Talia statuta tenentes excommunicati sunt ipso facto etiam, secundum Innocentium, ecclesiastica libertas proprie spiritualis tradita est per Christum 1) c. Quicunque etc. in 6°. (c. 2 V 2). Sed haec libertas in hoc infringitur statute. Addit alias idem speculum: dum talia iura non sint contra christianismum vel catho-licam fidem, sed praesens statutum vel error est contrarium istorum jurium nominatorum et cum hoc est contra christianismum et fidem, ut praedictum. Item idem speculum in capitulo quod est de judicio Papae, (III. 63. § 2) dicit, quod mundanum et spirituale iudicium con-cordare debeat, siquidem quidquid repugnat uni, per obedientiam alterius cogi debeat, sed qualiter poterit hoc fieri cum unum iudicium alteri secundum idem speculum sit manifeste contradictorium. Item ex hoc articulo est hoc abhominabile et perniciosum, quod in Almanuia plures et pluries videmus sanctae matris ecclesiae praeceptis rebel-lantes. Causa patet, quia contra sua statuta, potius dico errores et devia, credunt Papam non posse praecipere. Deberent tamen in unam ecclesiam catholicam credere 2) ut patet. Sicut proprium est errantium a se ipsis discordare, sic etiam hoc speculum a se ipso discordat.

Probatur quantum ad secundum errorem qui dicit: Quidquid homo fecerit extra judicium, quamtumlibet hoc sit notorium, se liberabit per suum iuramentum nec aliquod testimonium in hac parte con-

24

1

') Talia — Christum p. 72.

2

) Idem speculum — credere p. 72.

-ocr page 29-

VOOH RECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING.

vincere potest illiim. Hie error repugnat legi Dei Deuteronomio

XVII per Moysen promulgatae, dicentem, nisi in ore duorum vel trium testimonium prodatur, qui inficiatur nemo occidatur uno contra se dante testimonio. Eadem sententia ponitur ibidem XIX. Dicit magister historiarum auctoritate Josephi, quod mulieres et servi non admittebanlur ad testimonium propter levitatem mulierum et muta-bilitatem, servi propter pretium. Haec lex fuit per Dominum Matth.

25

XVIII confirmata, quanJo dixit in persona totius cliristiani populi Petro: si peccaverit in te frater tuus corrige eum inter te et ipsum, si non audierit te, adhibe unum vel duos, ut in ore duorum vel trium testium stet omne verbum. Haec lex praedicta repugnans errori, fuit postea per oanones sacrosanctae sedis apostolicae pro-mulgata et interpretata. Patet de testamentis et ultimis volunta-tibus c. cum omnes (c. 10 X de test.) quo sic dicitur: in ore duorum vel trium, id est non pauciorum sed quidem plurium, stat omne verbum. Plures enim requiruntur testes contra praesulem, patet de test. et in canone Quum Praesul. (c. Praesul 2 C. II Q 5), quo dicitur quod Praesul cum presbyteris LXXII, cardinales cum XXVII, et in-feriores clerici cum septem, et non paucioribus testibus condem-nantur. ') Quod autem nullus unius solo testimonio condemnari valeat patet in canon, 33. Q. 3. (c. Praesul 2. C. II. Q 5.) ubi dicitur quod nee evangelium nee divina lex vel humana admittit quod unius testimonium quemcunque justificet aut condemnet. Idem ponitur in cap 2. C. 2 Q 2. etpertotum. Sic hoe pfatutum sedis apostolicae et imperii repugnat legibus. Sed arguitur ratione sic contra praedictum statutum mihi coucludenti Si nullum foret jus scriptum sic quilibet convenienter magis inordinatum amorem gerit ad se ipsum quam ad alios, et facilius, si sit falsitas contradicentium, in examine plurium quam unius solius reperitur, ergo plus valet testimonium plurium, quam unius pro se contra testimonium plurium. Prima pars tamen non potest probari quam in sana mente nostra: secunda pars patet quia nullus potest alteri se testem conformare testando falsum, et com-muniter dicitur, per examen duorum vel plurium proditur falsitas, sicut sibimet ipsi falsum dicere potest quisque. Sic falsi testes contra Susannam fuerunt convicti, quorum unus contradixit alteri, nullus sibimet ipsi. Quare infertur quod nondum sit visum quod falsum praevaluerit testimonium, dummodo indifl'erentem habeat examina-torem bonum. Contigit temporibus nostris in Ytalia, quod testes subornati contra quemdam innocentem, de quo non fuit impositum nefas, auditus sermo prius, quos judex pluribus habitis examinationibus, scissitatus, de tempore quo viderunt, responderunt; de nocte. Tum

') Cf. p. 76.

-ocr page 30-

NIEUWE BIJDRAGEN

26

judex opponit: ergo cum lumine transistis, ideo callide quia loeus distabat a communi manaione, qui responderunt concorditer et segre-gatim, quod non callide, sed causa delectationis transissent ideo luna splendente. Quo facto judex considerans diem, convicit per kalendarium quod fait noviluninm, et sic liberatus est innocens et succubuit falsum testimonium Simile narratur de quodam rege francorum, qui, testium suspectorum videntibus aliis sed non audientibus, cuidam arcessito dixit: dicas mibi veritatem de hoe facto. Cui dicenti se nescire talem veritatem, dixit: scisne Pater Noster? respondit: quod sic. Rex tradit scribendum notario, dictans quod scriptum. Quo teste segregato et custodito, rex dixit alteri testium praedictorum in manu sua teneus praedictam scripturam: Ecce socius tuua meram mihi veritatem retulit, a quo caveas ne discorderis ne suspendam te. Qui pavore perterritus ut impius confessus est et quod esset testis iniquus. Et sic quilibet illorum testium falsorum est suspensus. Sic facientes raro dicunt sibi communiter et concordanter.

Causa, quod humana mens naturaliter repraesentat quod verum, et dubitat cui subornetur vox, quia si falsum proferat, se violentat, qua violentia cessante, statim revertitur ad naturale. Sic verum pro-ferens a se ipso prius falsum proferente discordat. Sed cum verum, creditum a pluribus aequaliter et naturaliter, repraesentatur, tum tales raro discordant a pluribus Sed cum falsum dicitur a plaribus unus non videt quibus coloribus se ad hoe violentat. Sic ab altero discordat. Secundum hunc modum invenitur falsum testimonium mul-torum. Item per istum modum erroris judex et plures crebro periu-rium admittunt, quod in uno facilius est, sicut dixit Apostolus: non solum qui faciunt, sed etiam qui consentiunt facientibus digni sunt morte; talium ratihabilio mandato comparatur et pro concessa taci-turnitate reputatur. Propter hunc errorem communiter apud nos dicitur. quod Saxo libere possit habere furtum in sinistra quod per dextram contra quodcunque testimonium se liberans poterit adjurare. Talis Saxo liber erit, justitia servus peccati2) Hie error patet omni lege. Item ex isto ducitur occasio pravis prava plurima perpetrandi, scientibus quod per periurium evadere possunt impune. Haec haeresis peior quam ariana, quia haec consistit in agendis moribus mutuis et credendia articulis, ilia solum in credendis, et qui banc legem tenent vivunt contra evangelium. Videant quid metuere debeant et quale ultimo capitulo Marei talibus praedicitur supplicium: si vero non crediderint, condemnabuntur. Et hoc verificatur dicto Domini.

') Contigit — testimonium p. 75. 76. 3) Quod liber Saxo — pecoati p. 75.

-ocr page 31-

VOOR EECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING.

Qui non colligit mecum dispargit. Sic quilibet istorum discordat a se ipso, quum contrarium agit ei quod in baptiamate fecit veto. Discordant etiam mutuo hoc sequentes speculum, sicut in Westfalia statutum esse dicitur quod, quando tres scabini qui vulgariter ve-megenoten dicuntur, concordant, unum hominem non auditum sns-pendunt, quo suspense, suspendii rationetn reddunt, qui si male suspensns fuisset quis sibi reddet vitam? Ab hoc statuto alia pars Saxonum discordat. Sic iu quibusdam civitatibus statutum est quod nullus cum testimonio vinei possit nisi sit burgensis illius civitatis. Attendant qualiter de ecclesia sint una, qui pro legibus tenent legibus contradictoria, cum credere debeamus quod unus sit Deus, una fides, unum baptisma 1).

Probatur abundanter, quantum ad errorem tertium, qui dicit, quod nulla sententia tam certa sive justa reperitur coram regno, quin si Saxo, in suam dextram manum testans et in maiorem communitatem, contradicat huic sententiae septimus contra septem alios, quin tum ad quam partem declinat maior communitas vel turn triumphaverit maior communitas, talis sententia obtinebit. Ilic articulus opponitur legi Dei Exod. XXIII, ubi sic scribitur: non sequaris turbam ad aciendum malum nee in iudieio plurimorum acquiesces sententiae ut a vero devies. Haec ad literam fiunt. Haec causa dicitur per poetam quod mobile semper et mutabile vulgus, pronum fuit ad ydolola-trandum et ineptum ad verum iudicandum. Item pono quodinventa fuerit sententia patenter secundum legem Dei justa quaeque est irre-prehensibilis. Tali sententiae secundum huuc errorem Saxo licite contradicit'). Item secundum hunc errorem Christus fuisset ad mortem justissime damnatus et judicatus, cum judioatus fuit ad clamorem majoris populi. Item sic scienter permitluntur periuria cum hoc casu recipiautur septem contra septem periuria. Proh dolor, nimis communia sunt in Alemania. Item secundum banc legem phires sunt in detrimento animarum, postquam periureut faciliter. Item secundum hanc legem populus ad velle suum potest mutare principem suum et sequerentur coafusiones magnao. Patet consequentia, quia nullam legem per principem promulgatam contingeret adeo justam esse quin populus per hunc modum possit earn infringere et per consequens suum principem pro principe non tenere. Tamen sieut habetur de origine iuris, quod principi placuit, legis habet vigorem. Item contra praedietum errorem est quod Dominua ait: Coelum et terra transibunt, verba autem mea non transibunt, id est ieges meae3).

Probatur abundanter quantum ad quartura errorem, scilicet quod

') Sicut in Westfalia — baptisma, p. 76,

') Item pono — contradicit p. 78.

') Item secundum — meae p. 78,

27

-ocr page 32-

NIEUWE BIJDRAGEN

Saxones habent jus Swevorum propter odium mulierum. Fuit autem ista lex fidei contraria quod mulieribus ex odio mulierum hereditas nulla datur. Hoc apparet quod malum hoe statutum habeat motivum, cum ipsemet liber dicat hoe sic statutum propter odium mulierum et quod jus Saxonicum universaliter mulieres hereditate privat. Ar-guam primo contra ipsum. Filiae Salphaat petentes hereditatem patris justam rom petierunt, ut patet per decretum Domini, Numeri XXVII, et ibidem Dotninus decrevit hoc pro jure eommuni, quod si quis mortuus fuerit sine filio, hereditas ejus transiret ad filias. Ergo statutum Swevorum in hac parte repugnat legi Dei.

Probatur per Augustinum filias non recipere hereditatem contra legem Dei. Loquitur Augustinus de lege simili L III de civitate Dei capitulo XXII. Dicit quod inter secundum et postremnm bellum Carthaginiense lex Voconia fuit Komae facta, quod nullus feminam heredem constitueret, etiam filiam unicam, contra legem Dei. Dicit Augustinus: quid iniquius excogitari possit ignoro. Huius legis fit mentio libro II Institut, de lege Falcidia, cum insuper hoe speculo Saxonum dicitur quod frater hereditatem tollat et non soror, nisi sola filia sit, hoc est, nisi non sint sorores. Hoc adhuc legi Dei repugnat, cum sic daretur occasio tali mulieri meretricandi vel met-dicandi, quorum utrumque est falsum, malum et prohibitum in lege Domini, Deuteron. XV: non indigens mendicus erit inter vos ut bene-dicat tibi Dominus. Et infra XXIII: non erit meretrix de filiabus Israel nec scortator de filiis Israel. Sed horum daretur occasio per privationem hereditatis filiabus propriis, quod caveze in alienis Dominus praecepit. Hie etiam error repugnat legibus apostolicae sedis et imperialibus. Et praemitto quod ubicunque canones non exprimunt aliquem casum, in tali casu justis legibus imperialibus adiuvantur. Patet de novi operis nuntiatione c. intelligimus (c 1 X de n. o. n.) et in can si X (c 7, Dist. 10). Sed per legem imperialem determinatur quod liberi descendentes sive mares sive feminae capiant hereditatem aequaliter. Patet in Institutis libro III de hereditatibas quae ab intestate deferuntur, item libro II de heredib. necessariis, ubi dicitur quod heredes naturales sint filius, filia, nepos, vel neptis ex filio et sic deinceps caeteri liberi, qui in potestate morientis fuerint. Similem huic legi sed peiorem tenet reguum Angliae, videlicet quod solus primogenitus tollit hereditatem totam, contra quam legem dispu-tavi in quolibet meo, tangam tamen unam rationem ibi positam: quodlibet animal lege naturali foetum suum minorem et debiliorem plus curat, sic Jacob dilexit Benjamin eo quod in senectute genuisset eum. Immo et feminae et iuniores foetus debiliores sunt, quapropter per hereditatem merito per amplius adiuvantur. Quid enim esset quod postumus in utero matris post mortem patris exheredatur? Haec sane lex abhorret a natura. Propter hunc articulum inveni-

28

-ocr page 33-

TOOR RECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING. 29

untur plures simultates et scismata, contradicentibus legibug. Sic unus vult legem imporialem, alius legem terrae. Propter hoc discor-diae sunt inter Francorum et Anglorum regna, dicentibus Edwardo Anglorum rege quod sibi debetur regnum Franciae, quia fuit filius filiae regis Franciae; oppositum fuit a Philippe comité de Wallesio post modum rege Francorum defuncto, quia filius esset fratris regis Franciae. Inter quos duravit bellum circa XXVI annos, unde strages hominum et direptioues et subversiones civitatum et terrarum aecu-tae sunt, quoi non oporteret si, sicut sumus gentes unius regis, viveremus sub uno regno suae legis. Propter similem discordiam legum por illos do Tekelenburgh et de Lippia fere tota Westfalia fuit devastata ').

Lex ista de mulieribus iniqua assimilatur legi quam ponit Aristo-teles in septimo Politicorum c. XXIII, quod oportet esse determina-tam multitudiuem puerorum, ultra quam si mulieres conciperent, prius quam sensus et vita fieret in foetu procurarent abortum. Patet consequentia, sicut ista lex aufert pueris vitam sic praesens lex aufert pueris naturalia. Ex isto etiam sequitur inconveniens positum ab Aristotele primo Rhetoricorum c XII, quod in quibusdamnationibus mulieres sint pravae. Tales fere semper aunt infelices sed sicfierent hie propter paupertatem Nec propter haec omnia praetenditur quod muiier principare debeat et terras regere, sed quod sibi de patrimonie in quantum sufficit ad statum convenientem, sibi necessaria pro-videre. Sed diceres: Esto quod tota hereditas sit feudalis vel similis quae requirit alia quam servitia muliebria. Respondetur quod faciendum esset sicubi tota hereditas foret arma vel instrumenta fabrilia, quibus muiier uti non valeret, quae vendi deberent et mulieribus de talibus provideri2).

Probatur abunde quantum ad errorem quintum, videlicet quod quum vir non potest, suscinctus gladio, bajulans clipeum sine cuius-quam iuvamini, praeter quod teneatur sibi frenum et stripa, adscen-dere de lapide vel ligno ad genu altitudinem habente, dextrarium, talis non potest dare, dimittere vel concedere aut feodare quod iure valeat recipienti post mortem suam. Hie error divmae legi repugnat. Sanis et aegris per Dominum, sub poena damnatkmis aeternae nunciantur [opera misericordiae], sicut patet Matthaei c XXV: Esurivi et de-distis mihi panem, ubi ponuntur opera misericordiae, et Marci capite ultimo praecipitur quod praedicetur Evangelium omni creaturae, non solum sanis sed etiam aegris. Item ex illo sequitur, quod quem constat cuncta, quae possidet, a Domino recepisse^ nihil in persona pauperum Domino posse reddere. Sic Dominus per parabolam de

') 1371—1375.

2) Arguam primo contra — providere p. 88—90.

-ocr page 34-

NIEUWE BIJDRAGEN

servo nequam posset istum reprehendere, dicendo; quaecunque pos-sides dedi tibi, nonne ex parte mea et pro me conservo tuo, qui te petivit, ex consequent! dare debuisses? ') Ex isto sequitur quod plures quam in ceteris regionibus, pauperes in Almania jacent in plateis, quum infirmi dare non possnnt nee legare unde xenodochia fieri possunt et provisiones pouperum, et ut plurimum sani avari sunt. Hie error repugnat canonibus apostolicae sedis. Patet de testam. per totum, ubi praecipitur quod quae moriens nudis verbis legat, tenetur heres adimplere, et eodem titulo praecipitur quod, si heres non impieverit defuncti voluntatem extremam, interdicautur sibi ab epi-scopo res omnes derelictae per mortem defuncti. Lex antiqua dixit quod privetur hereditate. Patet C. de fideicomm. lex ultima 1).

Debet autem solvi legatum infra annum post mortem defuncti. Ex isto patet erroneum esse statutum multarum civitatum Alemaniae, quod infirmus jacens in lento dare non posset nisi quinque solidos vel simile. Heredibus subvenitur per legem Falcidiam, patet in lu-stitutis de lege Falcidia. Redderet intestatum iuofficiosum si totam hcreditatem, heredem babens, transferret in alienos, secundum cano-nes apostolicae sedis et leges imperiales. Subvenitur etiam heredibus aequitate naturali seu iure speciali, per Augustinum de communi vita clericorum et ponitur in can. XXVII. Q. 2 can. ultimo (c. 49. C. XVII. q. 4), ubi allegatur: quicunque exheredato filio heredem facere velit ecclesiara alium quaerat quam Augustinum. Ibi commen-dat Aurelium Carthaginiensem episcopum, cujus ecclesiae quidam omnia sua legaverat, usufructu sibi retento, qui postea filios genuit. Quibus episcopus omnia reddidit jure poli non jure fori 2J. Si tamen aequitate tale statutum fieret, sanctum esset,

30

Probatur in quantum ad sextum errorem, qui fuit quod nullus sine licentia hcredum suorum judicio, quod vocatur saxonice Echteding potest suam proprietatem, servos vel ancillas dimittere, si dederit talia sine licentia suorum heredum, heredes per judicis sententiam caperent hoc donatum ac si donans esset mortuus, quasi dedit quod non potuit jure dare. Hie error repugnat legi Dei, probatur per Augustinum, de dono disciplinae. Supposito quod talis volens sic dare, plus habeat quam conveniens status filiorum suorum requirat, tunc arguitur: iniquitas est quod ilium a quo cuncta recepit, egere videns. nihil sibi donans ut filius suus sit habens unde luxurietur et abundet. Ergo non solum licet, sod tenetur talis in persona pauperum Christo dare, quorum in persona Christus reprehensurus est non dautes in die novissimi judicii: Esurivi et non dedistis mihi manduca-

1

!) Patet — ultima p. 86.

2

) Quicunque — fori p. 87.

-ocr page 35-

VOOR RECHTSGELEERDHEID EN WETGETING. 31

re. Antecedens patet cum vitium ingratitudinis ait iniquum apud omnes leges. Subdit idem Augustinus: Si tibi sit unus filius, sit alter Deus, si duo sint, sit Deus tertius, si quatuor, sit Deus quintus etc. Item arguitur: si casus esset, quod quis veniret, cui alter teneretur ad antidota gratitudinis quantum valerent bona assignata, nee aliter eum iuvare posset quin aliud talium ei daret, tune, non consentien-tibus heredibus, incurreret vitium ingratitudinis et dissolveretur vinculum per eum amicitiae, in quo consistit bonum soeietatis. Hoe etiam statutum ponit heredem super parentem suum egentem sua licentia. Sic discipulus erit supra magistrum et possunt isti dioere, quum videant pauperes egere, quibus subvenire possent et ex lege Dei deberent, sieut ludaei dixerunt suis parentibus indigentibus; Quodcunque munus ex me est, tibi proderit. Quin, sicut Judaei ex-cusabantur per templum de dando parentibus, sic excusantur isti de dando pauperibus per consensum heredum. Secundo repugnat hoe statutum canonibus apostolicae sedis, secundum quos non solum in sanitate sed etiam in infirmitate quis legare posset, unde construan-tur et dotentur monasteria . Patet de testib. c. nos quidem (c. 3 X de testamentis), ubi praecipitur quod aedifieetur monasterium de bonis defuncti secundum extremam ejus voluutatem. Item hoe statutum repugnat imperiali legi. Patet ex Institutis, libro primo, de lege Fusia Caninia tollenda, ubi imperator dedit inhumanam legem quae posuit certum numerum in servis manumittendis per infirmum. Dicit quod hoc sit invidum et inhumanum, cum quis in sanitate con-stitutus possit totam familiam suam libertati reddere, sicut qaoque patet per de Verbor. Signif. lege pronuntiatio (L. 195 D. de V. S.) ubi non pouitur quod consensus heredum requiratur. Dicit Glossa ia Instit. quod ilia lex dicebatur Caninia quia sicut canis stans vel jacens super paleis, impediens ne quis eas recipiat, quamvis sibi nou valeant. Et propriissime Caninia dicitur1) error immediate praecedens istum errorem 2).

Probatur abunde quod ad septimum errorem, qui fuit quod quilibet appellatus ad duellum per meliorem natione quam ipse sit, non potest tale duellum negare, sed negara potest se minus bene nato, similiter non posset aequaliter sibi nato negare praeterquam in casibus expressis in praedicto libello. Hic primum probo, quod omne duellum sit contra Dei legem, apostolicam et imperialem, et hae probationes aequaliter pro articulo sequenti valent. Arguo primum. In duello temptatur Deus, quod prohibitum est Deuteron. VI, confirmatur Matthaci c. IV. Sed quod duellum sit Deum temptare patet ex can. 2

1

') Hic error — dicitur, p. 83—84.

2

) Cf. p. 89, waar bij de praecedens error ook op de Lex F. Can. gewezen wordt, bijna in dezelfde woorden.

-ocr page 36-

NIEUWE BIJDRAGEN

quaest. 5. monomachiam ') (22. C. II. q. 3). Item quod purgatio vulgaris sit temptatio Dei patet Matthaei. IV, cum dyabolus Christo diceret; mitte te deorsum, respoadet; Non temptabis Domiaum Deum tuum. Similiter temptatio fit per aquam calidam vel ignem velperparvum cum fortiore duellantem2). Hinc si per hoc appareret, quod quis asset reus, quod ferrum ignitum laederet cum, tunc beatus Lau-rentius fuisset reus mortis, quem ignis assavit, et Paulus quem gladius laesit. Hinc per fortiores. si quo ad mundum, sancti fuerunt inter-fecti3^. Item duellantes homicidae censentur per ecclesiam, patet de clerico pugnante in duello C. Henricus (c. 1. X. de clerieis pugnant.), quia animo homicidae sunt4) Item omnis intromittens se de iurisdictione superiori reservata peccat. Sed omnia quae tes-timoniis vel aliis evidentiis probari non possunt, iurisdictioni solius Dei reservantur, juxta quae nou potes condemnare humano examine quem Dens suo judicio reservavifc. Probatur etiam per apostolum I Corinth IV' Nolite ante tempus iudicare donee veniet Dominus qui illuminabit abscondita. Item in duello repertum est, quod probatio talis falsa fuit. Patet de purg. vulgari e. 2 (e. 2 X de purgat vuig). Item Matthaei c. XIII praeoepit Dominus quod seminetur zizania cum tritico, donee discerni possit ab illo, ne contingat bonis cum malis destrui. Sed hoc fieret in istis purgationibus vulgaribus, quia scilicet repertum est, quod reus aequo bene vicit sicut innocens, nee valet, argumentum de Davide pugnante cum Golya, quia singulare factum non trahitur in exemplum, sicut etiam David puguavit cum leone, non tamen faciendum est simile, quoniam qui cum bestia pugnavit, infamis est nee testari potest, ut dicit lex de arenanis (L. 3, § 5. ff. de testib.)5).

Lege canouica prohibitum est dueüum. Tatet de purgatione canon., c. 1, q. 5, in eanone etiam. Similiter per plura capitula per legem imperialem unie. C. de gladiatoribus. Ex quo sequitur quod omnes, qui dant auctoritatem duellandi, consilium, auxilium vel consensum, faeiunt contra Dei praeceptum, ecclesiae et imperii, licet quidam coacti ne moriantur, excipiantur. Tales non videnturrei quia non in-tendunt Deum temptare sed defendere suam vitam6). Item per illud fortiores corpore, qui sunt ut plurimum rudiores, occasionem haberent debiliores, ut frequenter magis ratione agentes et utiliores reipu-blicae, qualiter possunt opprimendi.

') In duella — monomachiam, p. 80.

5) Item quod — duellantem, p. 81.

3) Cf. p. 82.

4) Cf. p. 79.

5) Omnis intromittens — arenariis, p. 80—81.

6) Omnes — vitam, p. 81.

32

-ocr page 37-

VOOR KECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING.

In primis cunctis periculosum est, quod in eodem speculo ponitur, quod nulla sententia tam jnsta dari possit quin tali Saxo contradicere valeat et septem contra alios septem pro tali sententia pugnare, sic probans utrum jnsta sit vel non. Sic enim pro certa justitia fiet incerta purgatio vulgaris et pugna, quod a lege et natura abhorret. Propter hoc frater Johannes nostrae religionis in summa confessoris libro II, cap. 3 dicit, quod duellantes et prohibere potentes, nee facientes hoc, in statu salvandorum non esse '). Et est miserabile quod, cum ecclesia Dei determinat hoc esse contra legem Dei, prohibens hoc fieri, lex duellandi a praenominatis ecclesiae Dei filiis debeat observari. Cousiderent specialiter ecclesiarum Praelati pariter et domini quod mandatis eorum ratihabitio in talibus comparatur.

Probatur abunde quantum ad octavum errorem, qui fuit quod qui-cunque perdiderit jus suum ratione furti vel spolii, si talis incul-patur de furto vel de spolio secunda vice, talis non potest se libe-rare per iuramentum, sed habet electionem ad portandum ferrum ignitum vel inmittendum brachium in aquam bullientem usque ad cubitum in caldario vel duellando se defendere.

Argumenta facta contra praecedentem articulum coucludunt similiter contra istum. Sed conclusio argumentum faciens sic. Si talis accu-satus de furto vel de spolio fortis esset homo et incusans debilis, vel etiam nullus esset volens duellare cum tali raalo, sequitur ut posset furari et spoliare quoties vellet et semper evaderet, nisi capi'-retur in facto, quia testimonium nullum contra eum valeret, ut dictum est, et hoc est valde perniciosum. De isto casu dicit idem speculum quod Franco nullo modo possit judicari de perditione vitae, nisi deprehendatur in facto vel prius perdat jus francicum. Et hoe sta-tutum omnino justitiae et legi Dei contrarium est, quoniam, ut prius allegatum est, per solum testimonium judicatur quis ad mortem ex lege Dei Deuteronomio c XVII2). Item in lege duelli decernitur per judicem secundum istum librum (I. 63 fin ) quod actor juret, quod juste reum inculpet, et reus juret quod inculpetur injuste per acto-rem ilium. Ibi judex decernit quod juretur copulativa ex contradic-toriis composita, quae non solum est falsa sed impossibilis, sicut cuilibet patet.

Ergo judex decernit scienter quod juretur falsum et sic consentire vidotur in periurium. Diceres: quid ergo faceret appellatus ad duel-lum ? respondeo, dicat quod non velit Deum temptare nee homicida censeri per legem Dei, nee contra talem legem cogi posset. Et sic duella deberent prohiberi3). Item probatur ratione tali, quod non

') Cf. p. 79.

!) Si talis accusatus — XVII, p. 82—83.

4) Ibi judex decernit — prohiberi, p. 81. (by art. XI).

33

3

-ocr page 38-

34

sit faciendum duellum. Talis petens duellum non coactus duellat pro temporalibus bonis, honore vel ut alium honore vel rebus vel vita privet. Sed nullum istorum duellum petenti tam utile est et cus-todiendum quam vita propria corporalis, quare male ponit illam in dubium propter ista. Majus enim bonum in tale dubium porere propter minus bonum est contra rationem et potissime quia frequenter innonens perdit et reus lucratur ').

Probatur abunde quantum ad nonum errorem, qui fuit quod nullus religiosus vel monaohus tollere possit hereditatem. Hie error repugnat primo legi Dei, deinde legi sedis apostolicae sacrique Romani imperii. Probatur sic. Apostoli post ascensionem et Spiritus sancti missi-onem, quantum ad communitatem suam, regebantur lege Dei, sicque communicabantur eis possessiones et bona quae prius babuerant, et portaverunt et ad pedes apostolorum posuerunt. Patet actorum cap II et IV. Horum apostolorum statum, quantum ad vitam, se-quuntur monachi vel religiosi, Patet in can. XVlj Q. 1. ex auctoritate (c. 24 C. XVI. Q, 1), ubi dicitur quod monachi tenent apostolorum figuram in ecclesia. Hie glosa dicit, in non habendo proprium, sed apostoli secundum legem Spiritus sancti receperunt bona venientium ad se seu hereditates et inde communitati digi ribuebant. Sic videtur quod Lodie religiosi debeant facere. Sed arguo ratione quae mihi concluderet, praemittens: Si nulla lex esset scripla quod quilibet tenetur alteri facere quod in casu simili juste talis deberet sibi reddere, haec lex tamen cordibus est impressa. Secundo premitto quod omnia bona monachorum et clericorum sunt pauperum et apud tales est eorum dominium postquam ad haec data sunt. Patet, per Hieronimum ad Damasum Papam et allegatur in c. XVX Q. 1. (c. 68. C. XVI. Q. 1). Idem patet de donat. c. 1 (c. 2 X de donatt.) ubi dicitur, quod clerici non sunt domini rerum ecclesiae sed procuratores. Turn pouo casam quod aliquis habeat quatuor filios, pro quibus habeat sufficiens patrimonium, et unum poneret ad vicini sui domum et ad expensas vicini. Talis malefaceret secundum legem hie primo praemissam. Sed si poneret unum de quatuor tiliis ad monasterium, retinendo suum patrimonium, poneret ipsum ad alienum, videlicet bona pauperum, et hoc male factum videtur esse. Ergo tenetur una cum filio monasterio dare talis filii patrimonium, sicut Dominus, Matthaei c. XIX, cum juvenem arcesseret ad imitandum se, non dixit, quod sua demitteret divitibus parentibus et fratribus, sed ea daret pauperibus. Ex isto sequitur quod graviter peccant habenies sufficienter unde filios suos nutriant, eos ad claustra vel ad beneficia clericorum ponentes, si bona praedictorum filiorum retineant. Quam conclusionem Hieronimus tenet ubi allegatus fuit proxime, sic dicens, clericos illos convenit ecclesiae stipendiis sustentari, quibus pacentum 7) Cf. p. 80.

-ocr page 39-

VOOR UECHÏSGELEERDHEIÜ EN WETGEVING.

et propmquonim nulla suftragantnr stipendia. Qui autem bonis parentum sustentari possunt vel aliunde, si quod pauperum est accipiuat, sacrilegium incnrrunt et per abusionem talium indicium sibi mandncant et bibunt. Advertant ergo hoo uobiles, sufficiens habentes patrimonium, qui bona pauperum accipiunt in beneficüs ecclesiasticis, pro quibus aervire uesciunt nee voluut. Item arguitur pietate naturali. Quilibet habundans tenetur pauperibus indigentibus de sibi concessis a Deo dare, ergo crudeliter agit si cum filio suo bona pauperum consumere velit et sic finaliter in proposito fieret. Basilius in regula sua titulo 31, cum quaerebatur ab eo, si fratres deberent aliquid a propinquis carnalibus accipere, respondit, quod sic, ne propinqni crimen incurrerent sacrilegii. Caveant tarnen ne confundantur nou habentes, sed faciant ut in actibus apostolorum, quod velut communia fratribus indigentibus distribuantur. Nam dicit canon et lex imperialis determinans in can. XIX. Q. VX. c. si qua muiier (c. 9 C. XIX. Q. 3.) et repetitur ex Novellis, ubi dicit et allegatur lex, quod parentes non possunt exhereditare filios monachos factos propter ingratitudiuem, propter quam iu saeculo possunt exhereditari. Dicit glosa quod hoc statutum fuit iu favorem reli-gionis, et ibi determinatur quod tota hereditas debet iis dari. Dico breviter, quod omni legi repugnat, quod aliquis, cui sufficit patrimonium, debeat sua divitibus parentibus dimittere, pauperumque mouasterium gravare. Quare dent ad minus tantum ut non gravent monasterium. Potest equidem aequitate naturali dimitti peramplius saeculari militi vel civi plus indigenti, quam detur religioso, dum-modo tarnen religiosus neceasaria sua habeat de patrimonio. Videat tenens hoc specnlum qua conscientia teneat istam legem. Et si opponitur quod isti Levitae non acceperunt in veteri testamento hereditatem, respondeo quod aequivalens üs dabatur, ui decimao, quibus poterant sufficienter vivere et in hoe tribus omnes conve-norant. Item idem speculum ponit Judaeos in pace regis et a theo-loniis liberos, pro tanto quia Venpasianus imperator eos liberavit eo quod Josephus Titum iilium ejus sanavit. Propter hoc Judaei usque nunc sunt liberi, quum Vespasianus regnavit anno Domini LXXI1. Sed presens Imperator e* Papa declaraverunt quod religiosi here-ditates accipere possent et imperiales leges hoo ex antiquo sanxerunt. Tames privat speculum hoc hereditatibus religiosos, multo minus reputans eos quam Judacos. ')

Probatur abnnde quantum ad decimum errorem, qui fuit quod quicunque fuerit adultus intrans religionem perdit jus terrae vel dominii, feudi vel feudorum, si feudum habeat talis, redditur feudum liberum, non obstante quod exeat infra primum annum religionem qui dicitur annus probationis, quo anno talis religionem et religio ') Iste articulus repugnat — judaeos. p. 93—96, hijna onveranderd.

35

-ocr page 40-

NIEUWE BIJDRAGEN

36

probat ipsum, si se valeant alterutris sustiaere, dummodo tamon probari possit quod tulis religionem sit ingressus. Probatur quod ille articulus repugnat legi Dei. Sie nullius conditio deterior redditur quod religionem probat et per consequens non perdit sua priusquam renuntiat eis. Item ia omai contractu sub conditioue, difftoionte conditione, contractus irritatur et res in pristinum statum revertitur. Sed bic, quando quis ingreditur religionem, conditionaliter saeculo renuntiat, videlicet si, postquam per annum religionem probavit et placet religie sibi, tunc in ea maneat, sin autem, quod in saeculum redeat. Igitur cessante conditione remanet pristinus status salvus, alias divina servitus esset vilioris conditionis quam servitus hominis. Esto itaque quod quis alteri sponderet quod propter suam servitutem renuntiare vellet certo forte commodo, si tarnen servitus sua por aliquod tempus per eum probata sibi placeat, qua conditicne cessante, rediret ad commodum suum primum. Be casu praesenti non faciunt mentionem specialetn libri divinae legis Omnia argumenta prolata contra priorem errorem deducuntur faciliter contra istum. Sed probatur quod sit contra canonem de regul. iuris li. VI. c. beneficium (c. 4 de regularibus et transeuntibus in V'0), determinatur quod beneficium ecclesiasticum clerici religionem intranti non debet alteri conferri prius quam annum probationis finiverit et profi-teatur. Si prius a religione secesserit, beneficium recuperat, ergo multo plus feudi ius et terrae Consequentia patet, cum proprietatem babeat in feodo et aliis bonis suis, et ecclesiastici beneficii clericus non sit dominus sed procurator, ut prius est probatum, ergo per locum a majori plus remanet quornm est dominus. Item in can. XVII. Q. 2 c. Consaldus (c. I C. XVII. Q. 2) ubi dicitur auctoritate Gregorii, quod monacbus non oenseatur nisi post annum probationis. Item arguitur ex legibus imperialibus, jaoens bereditas obtinet vices defuncti quamdiu non est certus beres, licet certe sit institutus, quia dubitatur utrum renuntiare velit. Patet de institutis de beredib. instituendis § servus alienus. Ergo hereditatis ius in hoe casu con-servabitur tali donee sciatur si velit religioni renuntiare. Per idem statutum retrabuntur homines ab ingressu religionis, quia plures ncn auderent periculo tali se dare, qüod si in religione non inanereat bona sua perdereut. Et sic in via salutis fit [damnum] animae, ie quo legem banc sequentes tenentur respondere. Sed contra istum et praecedentem articulum arguitur: aliqua religio renuntiat in commune pariter et in proprium, talis religionis fratres non sunt capaces hereditatis, talem religionem divites licite pro suis filiis e'iigunt et sic exberedantur tales filii licite. Patet abundanter de reverenda religione fratrum Minorum, de qua declarat Nycolaus Papa in Constitutioue: exivit, quod nihil habeant in communi nee in proprio, quam paupertatem, quam Christus docuit et exemplo fir-

-ocr page 41-

VOOR RECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING. 37

mavit (c. 3. de verb signif in 6U). Et rcspondit ibidem ad hoe quod Christus habuit loculos, dieens quod in hoe Christus eon-descendit infirmis et ostendit statum infirmoruTn. Ad istud: aliqua religio etc. Si sieut sonat accipitur, salvo iudicio meliori, dieo quod non videtur verum nee possibile, eum, si quis nihil haberet in eommuni talis non haberet commune dominium cum caeteris omnibus hominibus super operibus creatoris factis infra hominem, quod Deus homini dedit quum ipsum super pisces maris et caetera constituit. Item talis in extrema necessitate non esset de illis quibus tunc omnia sunt eommunia, quum quid habere in eommuni renun-tiavit. Item arguitur ratione cujusdam doctoris Wilhelmi Harri, nigri monachi, quum sic sequeretur quod quilibet pauper in bonis talibus fratribus oblatis maius jus haberet quam ipsi fratres. Patet quoniam, fratres renuntiarunt proprietati eorum in eommuni. Quaudo vero dicit de loculis quod Christus etc. quaero: vel Christus ostendit ibi statum inflrmorum in moribus vel in corporibus? Si primum, hoc repugnat parfectissime vitae Christi, si secundum, id non videtur ad propositum, quia tales infirmantur sicut alii, non habentes istum statum Christi. Respondendum aliter sub correctione, quod renuntiant, quod nihil habent in commuue, sic intelligitur secundum aliquos, quod eorum communitas non distinguatur ab eommunitate ecclesiae Ko-manae. Talis communitas vel paupertas est in qualibet religione. Sequitur tamen ad idem, quod nou debetur plus res eis oblata quam alteri, nisi dicas quod eorum communitas habeat aliquem gradum in eommuni proprietatis talis rei super ceteros, quod et aliae reli-giones concedunt de se. Patet. Quod si sumatur sicut sonat, non videtur vernm, sed secundum glosam datam non videtur valere con-seqnentia. Sic autem videtur declarare dominus Papa, quod intrantes eandem religiouem, quae possident in saeculo, pauperibus dare debent et de bonis possint dare fratribus istis sicut et aliis pauperibus. Et sic non debent exhereditari talos filii, quod divites parentes et fratres eorum bona retineant, sed quod ex suis fratribus et aliis pauperibus distribuant. Et in primo sensu nihil habendi communiter [quam] paupertatem, possibile esse negat Johannes XXII per constitutionem; ad conditorem canonum (c. 3. de verb. sign. Extrav. Johann.) et alias, etiam est paupertas contra legem naturae qua sunt omnia eommunia. Nee talis paupertas fuit in paradiso nee in apostolorum collegio, quod tempore famis per agrum cvellabant spicas et sibi providebant de victualibus, et Paulus, ut ibidem patet, Komam transiens in navi necessaria s^eum sumpsit. ')

Alii ponunt in praedicto speculo plures erroree, sed isti autem periculosiores. Ponitur enim ibi, quod si quis cognoverit mulierem invitam, quam postea duxerit in uxorem, de tali non generaret ') Probatur pono quod — sumpsit p. 91—93 bijna onveranderd.

-ocr page 42-

NIEUWE BIJDRAGEN

prolem legitimam (I. 37). Falsissiraum est, Patet per canones et leges imperiales, cum filii sint legitimi. Secuudum enim legem divinam ex legitimo matrimonio nou gignuntur nisi legitimi filii. ') Ponit ampluis lex oanonica, quod ubi non est legitimum matrimo-nium, propter fldem alterius parentis legitimatur proles. Item pro-nitur ibidem in speculo, quud percutiens clericum, clericalem non habentem habitum, non plus punitur quam si percusserit laicum (III. 2). Patet falsum, si cognosoat eum esse clericum, de sen. ex. c. si vero aliquis (o. 4. X de sent. excommunicat.) Caveat tamen clericus ne intret loca suspocta sibi nee careat habitu et tonsura clericali,1) nam dicitur qualcm te invenio, talem te judico.

Et quia dqbiorum solntio est veritatis manifestatio, arguo contra primum fundamentum bic positorum, quod in eodem casu omnibus conditionibus aequalitatis positis, non possunt repugnare duae sen-tentiae justae. Contra; aliqua fiunt jure poli, quae non deberent fieri jure fori. Ergo videtur dictum falsum. Abunde patet in canon. XVII. Q. 11. c. ultim. (imo c. 1. 1). 1.) cum dicitur quod ire per agrum alienum jus non est, sed fas est. Secundo, in foro confessionia confessor tenetur dicere conjuncto primo matrimonialiter cum Bertha., postea pubüce cum Theberga, quod cum prima maneat et secundam demittat. Qui confessor, si sit judex et postuletur, tenetur eidem per excommunicationem praecipere quod maneat cum secunda,quae duae contradictoriae sententiae justae sunt in eodem casu. Tertio civitates diversis temporibus et locis diversa jura et opposita con-dunt, ergo etc. Ad primum respondet ur quod jus fori non praecipiat talia. non vetat ea, si conditiones sunt aequales utrobique, quoniam non omnia sunt determinata jure fori, sed plurima resorvata jure poli. Et si reperiatnr quod jus rigorosum et aequitas naturalis repuguent, dico quod in rei veritate tale non proprie dicitur jus sed tyraunis, sicut dicit Salomon; noli esse nimis justus. Sed ad secundum dico, quod ibi conditiones nou sunt aequales. Talis judex in foro con-fessionis tenetur secundum revelationem coufitentis judicare, sed in foro publico tenetur secundum probata per testes procedere. Tali casu licitc quis praecipit cujus oppositum fieri velit, et licite prae-oipit quod fore scit peccatum, et per eundem praecipitur in eodem casu, per quem non obedire suadetur. Et ex hoe sequitur quod in casu dato quis licite posset excommunicationpm sustinere. Ad tertium respondet Augustinus primo libro de libero arbitrio et sumitur a Tullio. ubi supra et Lactantio, quod ab eadem incommutabili lege diversa statuta secundum diversas conditiones procedunt Ponit Augustinus exemplum, sicut si superior potestatem concederet alicui

38

1

Cf. p. 72.

-ocr page 43-

TOOK EJECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING. 39

populo, quod eligeret sibi principem pro tanto quia populus plus esset rei publicae quam privatae zelator, postmodum idem popubia verteretur iu oppositum, quod non curaret rem publicam sed pri-vatam, jure auferretur ab iis elcctio principis. Quod factum videtur in uostris catliedralibus capitulis et eorum electkmibus. Hie successive procedunt, opposita tamen, ab immutabili lege justa. Sic solvit Augustinua in epistola ad Marcellinum rationem probantem Deum esse mutabilem per hoc quod opposita praecepit in veteri novoque testamento, dans justam causam quaerere ab ineommu-tabili lege, quare in Majo seratur, in Septembri metatur. Sic alius cibus datur juveni quam seni. Sic diversa statuta faciunt secundum diversas conditiones et tempora. Summe tamen cavendum ut quod in omnibus his statutis consensus sit divini juris. ')

Ex istis sequuntur, ut videtur, conclusiones. Prima est quod qnicunque juravit hoc tenere speculum, tenetur hoc infringere jura-mentum. Patet quoniam, sicut deductum est, hoc speculum plura mala fienda ponat. Secunda, quicunque Christianus ammouitus debite quod desistat sequi specu'nm, pertinaciter manens in hoc, si non desistat bis monitus, incidet in haeresin. Tertia, quicunque confessor scivit, quod sibi confitens secundum hoc speculum se regat, non debet, sicut non potest, eum absolvere nisi promittat quod errores ejusdem speculi per amplius non teneat. Quarta, quilibei confessor tenetur legem scire, secundum quam sibi confitens tenetur vivere. Quinta, quilibet confessor tenetur quaerere an teneatur hoc speculum a confitente sibi, de quo praesumit quod sic. Sexta, omnes errores sicut isti sunt in credendis et agendis, periculosiores sunt erroribus solum in credendis. Patet quoniam errores primi destruunt civitatem, quae quanto fuerit melior, tanto sua destructio pejor. -) Sed ad haec omnia respondit Pater meus Rodolfus Block, doctor et magister, quod talia statuta licite teneantur, quia rex Carolus permisit, dum Saxones ad fldem convertit, ut eis uterentur ad evitandum mains malum, sicut Moyses permisit quod Judaei darent libellum repudii, ne suas uxores interficerent et, quod sacrificarent iu deserto pecora Deo vero, ne declinarent ad ydola. Consideretis ergo, reverende Magister, si vobis videatur, an errores et deductiones vos moveant. Si sic est, requiro vos per sanctum officium vestrum ut remedium in his fiat. Et si quid in his dictis displicuerit, vestra docta pru-dentia corrigat dictum meum. Illius non est, cujus dictum errorem esse fas non est. Scientes quod vitam temporalem ad hoc ponerem, si valerem profiteri quod in lege Dei plobis esset unitas orthodoxae.

') Sed quia dubiornm — juris p. 100, 101, waar het voorkomt achter de tegenspraak van Blok en Jordanus.

2) Ex istis — pejor p. 1G1—102.

3) Sed ad haec — ydola p. 96.

-ocr page 44-

NIEUWE BIJDRAGEN

40

Contra praedictos errorea frequenter scripsi, legi, praedicavi, dispu-tavi, quod et faciam, sperans ab illo. qui pacis et unitatis eat vinculum una vobiscum, vobia suffragautibua aeternam vitam recipere pro mercede. Et dixit Chrysostomus super Matthaeum XIX, quod Moyses dimidium mali permisit ne totum bonum perderet. Ponit exemplum de ebrioso et fure servo, cui conceditur potus ut abstineat a furto, et dicit quod non ut placentia Moyses permisit ista. Hic primo magister meus concedit, quod dimidium mali sit permissum Saxonibus in istis statutis, nee dicit quod Saxones non permanserunt in peccato, hoc tenendo contra Evangelium, quod sub poena aeternae damnatioais tenenduin est et praedicandum, cum Karolus non potuit dispensare. Ymmo contra voluntatem ejus, ut dicit liber eorum, hoe retinuenmt. Item toti Judaismo permisit Moyses, sed hic totus resi-duus Christianismus oppositum crederet Saxonibus, etiam Saxoniae clerus. Item haec repugnant juri divino immediate sicut periuria et homicidia, de quibus dispenaatio non cadit. Sed videtur aimilia permiasio, de qua dixit Auguatinus Epistola XXXVI scribens Ter-sensibus quod, quando Xeaocrates Polemonem convertit a luxuria, adhuc non fuit lucratus Deo. Et est simile sicut si quia esset homicida et adulter, si talem ab homicidio converterem, adulteno manente, gauderem de tanto, licet remaneret malum. Dicunt isti quod hoe dimiaerit eis Karolus ut fieri vellent et manere chriatiani, et hos Karolus fecit de scitu domini Papae. Etiam ipsi lucrati sunt et retinuenmt haec statuta per gladium et per illum ea tenere volunt et defendere. Hoe dico primo, quod Karolus et Papa, si non fecerunt quod voluerunt, fecerunt tarnen, quod, pro tune, potuerunt, dimit-tenles aliis residuum nee propter hoc iati sunt excusati de peccato. praesertim cum haec statuta non solum ceremonialibus sed mora-libus statutis divinae legis repugnent, de quibus, si caderet dispensatie, illa de omni peccato caderet dispensatio, cum nullum peccatum dari potest quin eo reperiatur maius. Ergo si semper ad evitandum maius malum, minus esset admittendum, sic de quolibet esset peccato. Sic in casu licitum esset odium Dei cum snfficienti eognitione odientis. De hoe videatur Augustinus libro primo contra Eaustum Ad idem est sanctus Thomas secunda secundae Quaest. LXXXVII et Hendricus de Gandavo Q UIT, ubi concordant in hoe quod mot alia sint indispensabilia et semper fuerunt. Modo in duello, quod decer-nitur per hunc librum, et nfcessario redditur alter reus homicidii, saltem mentalis, contra morale praeceptum. Idem est de testimomo quod plus creditur soli reo pro se quam quotcunque testibus contra eum. Idem de testamentis interdictis infirmis, ubi fit injuria Deo, quam nullus hominum sibi vellet fieri, et sic de aliis. Nee similitudo valet, ut dicit, de Judaeis, quum offerre Deo per talem modum vel talem est ceremoniale, et in casn dispensabile esset, quod una di-

-ocr page 45-

VOOR EECHTSGELEERDHEID EN WETGEVING.

mitteretur uxor et alia tolleretur, sicut pluralitas uxorum permissa fuit patribus propter prolem et per consequens illa non repugnat moralibus institutis. Quum diount quod haeo gladio lucrati sunt et haec gladio retinere velint et defendere, et demissa sunt eis ut esse veil ent Christiani, hoe primo dico, quod fortior est eorum gladio materiali chalibeo vol ferreo, gladius Spiritus sancti, Dei verbum et Veritas, quod secundum Zorobabel fortior est omnibus. Soiant quod nullum violentum perpetuum. Romanum imperium gladios habuit plures contra apostolos. Dolerem valde quod essent et mansissent Christiani propter haec statuta et non simpliciter propter justitiam et aeternam vitam. Qui dicunt, quod lucrati sint talia a Karolo, miror cum Eusebius in chronico suo dicat, quod in toto bello Saxo-nico, quale annis XXX stetit, non nisi bis cum hoste conflixerit, semel, juxta montem Osnighi in loco qui denitur Thomille, et semel juxta fluvium Hasa et in quolibet illorum Karolus triumphavit et haec loca sunt in Westvalia, non prope Magdeburgh et Magdeburgenses hoe scribunt et dicunt. ') In istis cujuslibet boni correctioni me subjicio, Dixerat etiam idem reverendus doctor meus, quod illud dictum: in ore dnorum vel trium etc. oxponeretur de duobus vel tribus sanctis, patre et filio et Spiritu sancto. Haec expositio repugnat textui qui dicit adhibe anum modum. Pater in divinis et filius et Spiritus sanctus semper sunt praesentes. Etiam in illis patet quod mater sancta ecclesia sic exposuit ilium textum, videlicet de terrenis et humanis testibus. 2) Semper sub correctione scribo. Item idem praedictus magister reverendus dicit, quod aliquid esset jus secundum jus saeculare quod non esset secundum jus canonicum, sic etiam solverentur ista in simili. Replicando dixit magister Albertus, Episcopus Halberstadensis, quod hoe esset simile quod dicitur aliquid est verum secundum philosophiam quod non est verum secundum Theologiam, quod implicat contradictionem, quod est Parisiis dam-natum. Item arguitur: hoc est ius secundum jus saeculare ergo hoe est justum, Per consequens quidquid ei repugnat, est injustum, nam justum non repugnat justo nee virtus virtuti. 3) Item lector Jordanus de Quedlingeburgh (1350—1380) dixit, quod haec statuta non easent contra fidem licet essent contra Evangelium. Illud: in ore duorum vel trium etc. Contra statuo, quod oppositum est Evangelie est contra evangelium. Hoe sic hie etc. '')

') Et dixit Chrysostomus — dicunt p. 96—98.

quot;) Cf. p. 74 bij artic. VI.

3) Item idem — damnatum p 98.

*) Cf. p. 99.

41

-ocr page 46-
-ocr page 47-
-ocr page 48-
-ocr page 49-