-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

MAG MEN AAN GAL DE EIGENSCHAP TOEKENNEN, DEN DOORGANG VAN VETTEN DOOR CAPILLAIRE BUIZEN TE BEVORDEREN?

DOOB

D. EOOSENBURG,

Med. Cand.

In de meest gebruikelijke physiologische handboeken bijv. in die van Hermann, Kanke, vindt men bovenstaande vraag toestemmend beantwoord, waarbij allen zich beroepen op onderzoekingen, gedaan door von Wistinghausen, en gepubliceerd in zijne dissertatie getiteld: Experiment a quae dam enclosmolica de bilis in alsorllione adipum neutralmm pariilus Dorpat. 1851.

De door von Wistinghausen gedane uitspraak berust op het door hem gevonden feit, dat de stijghoogte van vetten in capillaire buizen toeneemt, wanneer de wanden dier buizen te voren met gal worden bevochtigd.

Op verzoek van professor Donders heb ik deze zaak nauwkeurig onderzocht, en de resultaten van dat onderzoek deel ik hieronder mede.

De methode van onderzoek is de volgende: in een capillaire buis, waarvan de wanden goed gereinigd zijn , zuigt men een vloeistof op tot een punt, hooger dan

-ocr page 4-

2

dat, waarop de vloeistof na ophouden van de negatieve drukking blijft staan; of men dompelt de buis in een vat, gevuld met de te onderzoeken vloeistof tot een zoodanige diepte, dat bij oplieffing de vloeistof kolom in de buis daalt. Vervolgens laat men de vloeistofkolom langzaam dalen, tilt het buisje voorzichtig xiit de vloeistof, meet de hoogte, waarop deze in de buis achterblijft, en verschaft zich, door deze proef eenige malen te herhalen, een reeks cijfers, wier grootere of kleinere verschillen tevens een maatstaf vormen tot beoordeeling der methode van werken.

Een tweede reeks waarnemingen volgt deze op, waarbij men den wand van het weder gereinigd buisje met een tweede vloeistof eveneens door opzuiging of indompeling en daaropvolgende uitblazing bevochtigt, om vervolgens de stijghoogte van de eerste vloeistof in deze bevochtigde buis op dezelfde wijze als hierboven te onderzoeken.

In het eerste geval heeft men dus de stijghoogte bepaald van een vloeistof, terwijl de wand van de buis met de vloeistof zelf bevochtigd is , in het tweede geval, terwijl de wand van de buis met een andere vloeistof bevochtigd is.

Om mij van de zuiverheid der methode te overtuigen, liet ik in twee buizen van verschillende middellijn gedestilleerd water opstijgen en verkreeg de volgende cijfers.

Stijghoogten van H. O, na bevochtiging met H, O.

Buis 1 25,40 m.m.

Buis II 30,01 m.m.

25,40 25,10 25,16 25,16 25,16 25,16 25,16

30,06 30.00 29,40 29,40 29,80 29,68 29,70

-ocr page 5-

3

Het gering verschil in bovenstaande cijfers geeft mijns inziens alle recht tot goedkeuring dezer methode.

De volgende cijfers zijn verkregen door in twee buizen van verschillende middellijn eerst te bepalen de stijghoogte van gal, vervolgens die van machine-olie, daarna de stijghoogte van machine-olie na bevochtiging van de buis met gal. Tusschen ieder van deze drie achter elkaar genomen proeven werd de buis uitgespoeld met aether, kaliloog, azijnzuur, gedestilleerd water en daarna zorgvuldig gedroogd.

Stygh. der gal,

Stygh. der olie ,

Stygh. der olie.

na bev. met gal.

na bev. met olie.

na bev. met gal.

Buis I 16,22

13,60

13,80

16,40

13,74

13,40

16,22

13,54

13,40

16,30

13,80

13,70

16,32

13,74

13,74

Buis II 17,50

14,80

14,88

17,40

14,80

14,60

17,40

15,00

15,00

17,36

15,00

14,90

17,36

14,90

14,74

Uit deze cijfers blijkt, dat gal de opstijging van machineolie niet bevordert.

De volgende proeven zijn genomen op dezelfde wijze als de voorgaande, doch met twee andere buizen, terwijl in de eene buis (III) patentolie, in de volgende olijfolie is gebruikt.

Stysjh. der olie , Stygh. van gal, Stygh. der olie,

na bev. met olie. na bev. met gal. na bev. met gal.

7,80 9,60 7,70

Buis III 7,8(3 9,70 7,76

7,72 9,60 7,80

-ocr page 6-

4

Stijgh. der olie,

Stijgh. van gal,

Stygh. der olie,

na bev. met olie.

na bev. met gal.

na bev, met gal.

7,70

9,70

7,70

7,70

9,80

7,78

11,60

13,30

10,90

Buis IV 11,80

13,54

11,34

Olijfolie 11,70

13,10

11,30

11,88

13,40

11,20

11,80

13,40

11,40

Deze waarnemingen bewijzen, dat de stijghoogten dei-drie willekeurig door mij gekozen oliën, niet vergroot worden door gal, terwijl de groote overeenkomst in de verkregen cijfers geen twijfel toelaat omtrent de vertrouwbaarheid der methode van werken.

In de beide laatste reeksen van proefnemingen werd eerst bepaald de stijghoogte van olie, vervolgens de stijg-hoogte van gal en daarna die van olie na bevochtiging met gal, om het vermoeden weg te nemen, dat aankleevende oliedeeltjes de bevochtiging van den wand der buis met gal zouden verhinderen, en hierdoor het gering verschil tusschen de stijghoogte van olie na bevochtiging met olie, en de stijghoogte van olie na bevochtiging met gal zou veroorzaakt worden. De geringe verschillen in de stijghoogten der gal bewijzen , dat bij iedere proef de buis weder in denzelfden toestand verkeerde, dus schoon was.

Nu doet zich de vraag op: hoe moeten twee vloeistoffen zich ten opzichte van elkaar verhouden, om te verkrijgen, dat, bij bevochtiging van een capillaire buis met de eerste vloeistof, de tweede er hooger in stijge ?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten wij eerst nagaan, door welke factoren de stijghoogte h van een bepaalde vloeistof a bepaald wordt.

Zij vloeistof a gestegen tot eene hoogte /«, en on-

-ocr page 7-

5

derstelle men, dat de vloeistof a over een zeer kleine hoogte e stijgen kan , zonder dat het evenwicht verbroken ■wordt, welke verandering heeft er dan in het arbeidsvermogen van de vloeistof-kolom plaats gehad?

Zij r de straal van de buis en d het soortelijk gewicht van de vloeistof, dan wordt het arbeidsvermogen van plaats, waarmede de vloeistof-kolom vermeerderd is, uitgedrukt door de formule r jt d e h.

Het oppervlak der vloeistof-kolom, namelijk het holle oppervlak van de buis, dat met een dun laagje der vloeistof bedekt is, is verminderd met een cilindermantel waarvan de grootte wordt uitgedrukt door de formule 2 ti r e.

Zij nu k; de moleculaire constante van de vloeistof a, dat is het arbeidsvermogen van plaats, vertegenwoordigd door de eenheid van oppervlak, of het arbeidsvermogen noodig, om het oppervlak eener vloeistof met de eenheid van vlaktemaat te vergrooten, dan is het verlies aan arbeidsvermogen van plaats, veroorzaakt door deze vermindering van oppervlak , gelijk aan 2 tt r e k,.

Bestaat er nu evenwicht, dat altijd het geval zal zijn, wanneer e maar klein genoeg is, dan moet r:!?redh = 2r7rek1

, , 2 r tj: e k, 2 k,

waaruit volgt h = r= ^ e = 7J

Welke verandering ondergaat de stijghoogte van de vloeistof a, indien de wand van dezelfde buis vooraf met eene vloeistof l bevochtigd is geworden ?

Zij h' de nu verkregen stijghoogte. Laat men nu de vloeistof kolom over een zeer kleine hoogte e stijgen, dan is het gewonnen arbeidvermogen van plaats weder gelijk aan r .t e d h'.

Door het stijgen der vloeistofkolom volgens eene hoogte

-ocr page 8-

6

e, is het oppervlak der vloeistof 6 verminderd met het oppervlak van eenen cylinder die 2 m tot basis en e tot hoogte heeft, dus gelijk is aan 2 ti r e. Zij nu b2 de moleculaire constante der vloeistof 6, dan is het hierdoor verloren arbeidsvermogen van plaats gelijk aan 2 tt r e k2.

In plaats van het vrije oppervlak 2 te r e van vloeistof b, heeft men het gemeenschappelijk oppervlak der vloeistoffen a en 5 gekregen, met een moleculaire constante k12, dus voorstellende een arbeidsvermogen van plaats gelijk 2 ji r e k^. Het verlies aan arbeidsvermogen van plaats is dusgelijk aan 2 jr r e k.. — 2jrrek12 — 2 tt r e (kj — k12).

Bestaat er nu evenwicht, dan moet de verloren hoeveelheid arbeidsvermogen van plaats gelijk zijn aan de gewonnen , dus

r2 tt e d h' = 2 jt r e (k2 — k,2)

2 (k= — k12)

rd

2 (k,_]j]2)

Zal nu h' grooter zyn dan h, dan moet ook-quot; ^ ^

•• 2 Iq „

grooter zijn dan -yj of

k2 — kjo gt; ki of k2 — k12 — ki positief.

Voldoen nu de vloeistoffen « en ö met de moleculaire constanten kj en k2 aan de voorwaarde, dat de uitdrukking k2 — k12 — kl positief is , dan wil dit zeggen , dat het arbeidsvermogen van plaats k2 hetgeen vrij wordt, wanneer het oppervlak van vloeistof b met de eenheid van oppervlaktemaat verminderd wordt, grooter is dan het arbeidvermogen ki noodig om het gemeenschappelijk oppervlak der vloeistoffen a en i met de eenheid van oppervlakte te vergrooten, vermeerderd met het arbeids-

-ocr page 9-

7

vermogen k,, noodig om het vrije oppervlak van vloeistof a met diezelfde eenheid te vergrooten.

Plaatst men dus een droppel van vloeistof a op het vrije oppervlak van vloeistof 5, dan zal deze droppel niet in evenwicht kunnen hlijven liggen, daar bij beweging van a over i arbeidsvermogen van plaats vrij wordt; a zal zich dus over l moeten uitspreiden, zal trachten zooveel mogelijk gemeenschappelijk oppervlak met 6 te verkrijgen.

Stellen wij nu in de plaats aan a de door mij gebruikte vetten, in de plaats van l de gal, dan zien wij , dat, wil gal de stijghoogten van vetten in capillaire buizen bevorderen , deze vetten zich over gal moeten uitspreiden.

Ten einde dit te onderzoeken, liet ik uit een capillaire buis droppels olijfolie van verschillende grootte op het vrije oppervlak van een met gal gevuld vat nederdalen, en nam daarbij het volgende waar :

Kleine droppels vertoonen volstrekt geen neiging tot uitvloeiing, trachten direct den bolvorm aan te nemen, ten gevolge waarvan zij , door de zwaartekracht daarin verhinderd, zich van boven afplatten, en, van boven gezien, zich voordoen als cirkels. Verscheidene op de gal drijvende kleine droppels vloeien, wanneer zij tegen elkaar aan bewogen worden, samen, en krijgen een geheel onregelmatigen vorm , die langzamerhand, van boven bezien, tot een cirkel wordt. Laat men uit de capillaire buis op een reeds aanwezigen droppel olie toevloeien, dan vergroot de droppel zich, behoudt , van boven gezien , zijn cirkelvorm, terwijl bij genoegzame toevloeiing zijn bolvormige beneden vlakte zich ver beneden de oppervlakte der gal vertoont. Is de oliedroppel zeer groot of valt hij met eenige kracht op de galoppervlakte neer, dan spreidt hij zich eerst over een vrij groot oppervlak uit, doch trekt zich langza-

-ocr page 10-

8

merhand weder terug. Bij dit terugtrekken worden dikwijls kleine gedeelten afgesnoerd, die, zoodra zij geheel vrij zijn, den ronden vorm aannemen, terwijl het geheel dit eveneens doch langzamer doet. Dezelfde proef, gedaan met patent-olie, vertoonde de hierboven genoemde verschijnselen in nog sterkere mate.

Hiermede is dus langs experimenteelen en theoretischen weg aangetoond, dat gal de stijghoogten van vetten in capillaire buizen niet bevordert.

Waarom deed von Wistinghausen dit onderzoek? — Was het hem te doen om het zuiver physisch feit alleen, of wilde hij uit dit physisch feit eenig besluit trekken, aangaande de rol, welke gal vervult bij de resorbtie van vetten in het darmkanaal ? Ongetwijfeld wilde hij dit laatste, maar met welk recht?

Onderstel eens, dat men de uiterst fijne poriën in de epitheliumcellen, welke den darmwand bedekken, iden-tificeeren mag met capillaire buizen van glas, wier doorsnede tot het nemen van deze proeven een bepaalde grens van kleinheid niet overschrijden mag, dan staan wij nog voor het groote verschil, dat deze fijne poriën niet alleen door gal bespoeld worden, maar door een mengsel van gal met al de overige vochten , die in het darmkanaal aanwezig moeten zijn. Het vocht, dat het gemakkelijkst imbibeert, zal de wanden dezer buisjes bevochtigen. Welke feiten wijzen er op, dat dit bevoorrechte vocht de gal is ? Zijn de wanden dezer poriën al te voren met gal bedekt, het vocht, dat het gemakkelijkst imbibeert, zal de gal verdrijven en zijne plaats innemen. In de proeven van von Wistinghausen werden twee stoffen gebruikt, gal en glas, die niet chemisch op elkaar inwerken ; dat een mengsel van speeksel , maagsap, pancreas-vocht en gal den darmwand even

-ocr page 11-

9

onveranderd zal laten als een 0.5yo oplossing van keukenzout in ELjO is zeer onwaarschijnlijk. Moet deze chemische verandering altijd dezelfde zijn , of kan deze ook verschillen, naarmate van de betrekkelijke hoeveelheden, waarin deze vochten ten opzichte van elkaar voorkomen? Kan zulk een verschil in chemische samenstelling niet een groot verschil in imbibitie-vermogen teweeg brengen ?

Eindelijk komen de vetten niet als zoodanig, maar in geëmulseerden toestand in het darmkanaal voor : zou nu de samenstelling van de stof, waarin zij geëmulseerd zijn, afgezien van hunne scheikundige werking op den wand, niet van grooten invloed op de stijghoogte kunnen zijn ?

Aan von Wistinghausen hebben, mijns inziens, bij het doen van dit onderzoek de volgende drie zaken ontbroken: ten eerste , genoegzame grond tot het doen van dit onderzoek; ten tweede, een naauwkeurige wijze van experimenteeren; ten derde een voldoende theoretische kennis van de zaak die hij onderzocht.

Zooals uit de meeste handboeken blijkt, hebben velen zich bij de resultaten van yon Wistinghausen neergelegd. Misschien zullen zij nu het voor mogelijk houden dat gal de stijghoogten althans van emulsies in glazen buizen wel bevordert, en dan over de zooeven ontwikkelde bezwaren heenstappende besluiten, dat gal de resorbtie van emulsies zoude kunnen bevorderen.

Om deze reden alleen deel ik de volgende door mij verkregen cijfers mede.

Stijgh. van melk, na bev. met gal.

Stijgh, van melk, ua bev. met melk.

Buis I 19,26 19,21 19 80

16,08 15,80 16,08

-ocr page 12-

10

Stijgh, van melk, Stjjgh. van melk,

na bev. met melk, ua bev met gal,

19,80 15,60

19,30 16,10

19,80 16,08

19,56 16,06

19,50 16,06

19,88 16,04

Buis II 28,64 22,90

28,60 22,46

28,10 22,46

27,60 22,50

26,90 22,54

27,06 22,50

27,50 22,46

28.50 21,80

28,60 22,60

27,20 21,70 Om te onderzoeken, of de slijm, ia de gal aanwezig, hier een rol in speelt, dan wel de galzure zouten , deed ik de volgende proeven.

Styghoogte der melk

Buis

Ka bev. met

Na bev. met een 5°^ opl.

Na bev. met een

gefiltr. gal.

van galzure zouten in Ha 0.

van NaCI in

I 16,06

16,40

18,74

16.20

16,40

19,10

16,30

16,10

19,20

16,00

16.36

18,50

16,30

16.50

18,96

II 22,60

22,20

27,36

22,64

22,40

28,00

22,50

22,20

27,60

23,00

22,60

28,20

22,46

22,40

27,36

-ocr page 13-

11

Uit bovenstaande proeven mag men besluiten, ten eerste: dat gal, zooals deze in het lichaam voorkomt, den doorgang van melk (vet in geëmulseerden toestand) door capillaire buizen niet bevordert, maar bemoeilijkt; ten tweede, dat deze eigenschap niet aan het in haar voorbande zijnde slijm mag worden toegeschreven, noch aan andere bijkomende bestanddeelen, maar wel aan de gal-zure zouten.

Ten slotte heb ik een reeks proefnemingen gedaan met een emulsie van olijfolie en pancreas-infusum, bereid bij AOquot; Celsius. Eerst is weder de stijghoogte van EL O, daarna die van de emulsie, vervolgens de stijghoogte van de emulsie na bevochtiging met gal, en eindelijk van een mengsel van gelijke deelen gal en vet-emulsie gemeten. Deze proef is vijfmaal herhaald.

Stijgli. II2 O. Stygli, Emulsie. Stygli. Em. na Stygh, mengsel gal

bev. met gal. en emulsie.

22,66 13,00 13,00 14,20

22,60 16,00 13,20 14,40

22,86 15,60 13,42 14,10

22,40 16,20 13,15 14,10

22,20 16,30 13,15 14,20

Uit deze cijfers ziet men dus weder, dat gal de stijghoogten eener emulsie van olijfolie en pancreas-infusum niet bevordert.

Aan het einde van dit onderzoek breng ik mijn har-telijken dank aan professor Engelmann, voor de vele nuttige wenken , welke ik van hem ontvangen heb.

-ocr page 14-
-ocr page 15-