-ocr page 1-
WENKEN
EN RAADGEVINGEN
DETREKKELIJK
DE RUNDERPEST,
EN
BETOOG
dat deze binnen weinig tijds en met zeer
weinig verlies uit ons vaderland kan
verdreven worden,
Boon A. A A L B E R S,
Uijlis-Oceittte Scr Ie J|tii$5e te Uorbeu, Üuli-yon^fnurts iïet l^'kl. bij rjr Uijïf. 3rtillaic.
%.
-r^ä^¥
A, E. C. van SOMEREN. 1866.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2912 843 O
-ocr page 5-
il 31.86
WENKEN
EN RAADGEVINGEN.
BETREKKELIJK
DE RUNDERKEST,
EN
BETOOG
dat deze binnen weinig tijds en met zeer weinig verlies uit ons vaderland kan verdreven worden,
DOOR
A. A A L B E R S,
KijhB-ÖMOrts btr Ie filasät te t)0rbeit, copy;ub-patttbciuuta Jrcr Ie hl. bij be Kiji. 3rtUlenc.
De stallen van Auqias weiden, ofschoon 30 jaren ver­ontreinigd, door Hercules spoedig gezniverd. Men zal geene stroomen van rigting beboeven te veranderen, gelijk hij deed, om de besmetting van den Veestapel, welke gehccjl Neflerland bedreigt en thans reeds ruim 30 weken ggiiiai. heef ty spoedig af te wenden en ons vaderland 'VA^'die geauclite ramp te bevröden. 'V Buridelsilad en Dagilad van 's Eage, 20 Maart J.t.
A. E. C. van SOMEREN. 1860.
-ocr page 6-
Die Physiologie ist unsere Gruudfeste. Nur ans dieser kann eine gehörige, zweckmassige und rationneUe Behandlnngsweise der Krankheit hervorgehen. Die Krankheitserscheinungen sind doch wohl nichts anderes, als Zeichen abnorm functionirender Organe; diese weiss der physiologisch gebildete Arzt sich gewiss zu erklä­ren und genügend zu deuten, und ist daher in den stand ge­setzt, sich eine richtige Ansicht über das quot;Wesen einer Krankheit
zu verschaffen, wenn er sie auch werklich nicht gesehen hat.__
Durch das genaue studiren der aufgezeichnete Erscheinungen steht dem Arzt die Krankheit eben so vor Augen, als wenn er wirk­lich die Kranken vor sich hätte.
Wie übel und traurig wäre es für die leidende Menschheit, wenn der Arzt nur die Krankheit behandeln könnte, der er schon einmal begegnet war!
Dr. Martin Geigel.
-ocr page 7-
j'^Ä^SS—
„Alles was wir von der ärztlichen Wissenschaft wissen, ist eine nackte Empiriequot;, — dit motto, door den, aan practische kennis zoo rijken en door zijne menigvuldige ge­schriften bekenden Veeartsenijkundige von Tenneker, voor zijn werk, getiteld der Rossarzt, gekozen, — dit motto, van den beroemden Reil afkomstig, heeft mij altijd ge­hinderd.
Zeer stellig is het dat de geneeskunde, zoowel van den mensch als van de huisdieren, wanneer zij door den, naar waarheid dorstenden natuur-vorscher wordt uitgeoefend, een' bepaalden graad van zekerheid kan bereiken, en dat, bij den vooruitgang der wetenschappen, vooral der ont­leed-, natuur- en scheikunde, het nog bestaande duistere eens, zoo niet geheel, dan toch zeker grootendeels, zal opgehelderd worden.
Het zooveel mogelijk te zamen vatten van alle verschijn­selen en het terugbrengen derzelve tot enkele oorzaken, zal de beoefenaar der geneeskunde nimmer uit het oog moe­ten verliezen. Waarlijk, het is niet gemakkelijk en wordt slechts aan weinigen vergund, in den volsten zin des woords arts te zijn, en alleen door de Natuur, in hare goheele werking, zoowel in den mensch, als in het dier en de plant na te sporen, zal hij oen waardige zoon van Hip­pocrates mogen genoemd worden.
-ocr page 8-
Wanneer ik, in de laatst verloopen maanden, zoo on­gelukkig voor den veestapel in Holland en Utrecht, wel eens met vuur sprak over de aldaar heerschende veeziekte, verontwaardigd als ik was over de flaauwe maatregelen, van wege de regering, in den beginne, genomen, toen men deze noodlottige ramp met zoo weinig moeite had kunnen afwenden, door de ziekte, zoodra zij erkend was geworden als te zijn de runderpest of typhus (Pestis bovilla, typhus bourn contagiosus) dadelijk, ten spoedigsten te on­derdrukken , in den grond te hegraven , werd mij meermalen de vraag geopperd: Hebt gij wel eens een rund gezien of behandeld, dat aan de tegenwoordige veeziekte lijdt ? Alsof de arts alleen die ziekten zoude kunnen genezen, welke hem al reeds eens of meermalen, in natura, zijn Aroorge-komen? Ik weet zeer goed, dat de theorie alleen den arts niet vormt, maar dat de ondervinding en practische loopbaan hem, bij zijne theoretische gronden, eerst op dat standpunt, tot die hoogte brengen, van waar hij met vas­ten blik het heir van ziekten kan overzien en beoordeelen. Maar eene ziekte, gelijk de tegenwoordige Epizootic innbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;amp;
Holland en Utrecht, behoort tot de typheuze koortsen (*) en ik heb deze bij bijna al onze huisdieren behandeld, en daarenboven bij den mensch dikwijls zien behandelen, (vooral in de militaire hospitalen) en juist daardoor ben ik in staat geweest die onderling met elkander te verge­lijken, zoowel in de verschijnselen die zij aanboden als in de verschillende wijzen, waarop zij door verschillende art­sen behandeld werden. Het is niet alleen uit veeartsenij-kundige bronnen, maar ook uit die der menschelijke ge­neeskunde , dat ik geput heb, om de ziekten der dieren te
(*) l)e runder-typlins of pest onderscheidt zich daardoor vooral, dat zij meer dan eenige andere ziekte besmettelijk is en juist daarin lii/t het grootste gevaar, — niet in hare meerdere doodelijkheid. Er is geene ziekte tot heden hekend, noch bij den mensch, noch bij de dieren, welke zoo aanstekelijk ea besmettelijk is als de runderpest. Zij kan even goed genezen worden.
-ocr page 9-
behandelen. En waarlijk, elk veearts moest mensclienarts en deze laatste dierarts kunnen wezen. Beiden zouden er grootelijks bij winnen. En ofschoon ik nu, wel is waar, nog geen aan de r.pest lijdend dier behandeld heb, zoo kan ik mij evenwel het beeld der ziekte duidelijk voor den geest stellen, in de verschillende tijdperken er van, na dat der incubatie. En, gedurende dit eerste tijdperk, staat ook hij, die de ziekte reeds menigmaal behandeld heeft, gewoonlijk verlegen en durft hij geene stellige uitspraak te doen. Deze woorden mogen ook diegenen op zich toe­passen, welke uit de hoogte neerzien op die veeartsen, welke niet op het slagtveld in Holland en Utrecht ge­weest zijn. Voorwaar de lauweren, aldaar behaald door de zonen van Eskulaap — zij mogen welligt aan de weten­schap eenige aanwinst brengen — aan de natie komen zij duur te staan en geen opregt vriend van zijn vaderland zal hun die immer benijden!
Eene bijna dOjarige practijk, waarvan vijftien in militaire betrekking bij de kavallerie en artillerie, de overigen in burgerlijke, hebben mij de verschillende ziekten onzer huis­dieren , op weinig uitzonderingen na, doen kennen en me­nigmaal kwamen mij, vooral in de laatste, gevallen voor, waarvan ik, in natura, nimmer een voorbeeld gezien had. Mijne gelegde theoretische gronden (en in dit opzigt kon de Utrechtsche school met de beste van Europa, ook reeds in den beginne, wedijveren,) waren echter voldoende, om mij de gepaste behandeling aan te wijzen en ik durf in gemoede zeggen, dat de uitslag gewoonlijk gunstig was, ja zelfs gelukkiger dan wel in meer algemeen voorkomende ziekten, doch van welke de doodelijke uitgang, ook bij de doelmatigste behandeling, in oorzaken, buiten den arts ge­legen, kan gegrond wezen.
Gedurende de laatste 18 jaren in het, mij om vele redenen zoo dierbaar geworden Vorden, als Gemeente­veearts werkzaam, had ik de gelegenheid eene ziekte van
-ocr page 10-
het rund (ook somwijlen bij het schaap en do geit, zeld­zaam bij de overige huisdieren voorkomende) het bloed-wateren of de woe (hsematuria), in deze streken meer al­gemeen, zoo niet uitsluitend bekend onder den naam van mierigheid, en welke ziekte alhier, alsmede onder Ruurlo, Hengelo, enz., jaarlijks endemisch voorkomt, grondig te kunnen bestuderen en uit de velerlei soorten, waarin zij alhier door veehouders, door Empiristen, en zelfs rijks-veeartsen, onderscheiden werd, slechts ééne en dezelfde ziekte, ëéne en dezelfde hoofdoorzaak van haar ontstaan to leeren kennen, alsmede den invloed, welke in deze ziekte de verschillende maagafdeelingen, vooral de derde (de boek-pens, hier bekend onder de benaming koningshop) en de dien ten gevolge gestoorde secretio bilis, uitoefenen. Ik herinner mij nog zeer goed, dat ik, in de eerste weken na mijne aankomst te Vorden, in 1848, bij eene zieke vaars geroepen werd, welke ik, na onderzoek, bevond lij­dende te zijn aan een geprikkelden toestand van het vaat-stelsel. Zoude het geene mierigheid wezen? werd mij dooi­den eigenaar gevraagd. Ik had dien naam nimmer ge­hoord en vroeg, wat dit woord beteekende. Men zag mij hierop met bevreemding en met groote oogen aan. Even­wel was men verstandig genoeg om de middelen te ge­bruiken , die ik had voorgeschreven en ziedaar, de patient was binnen 24 uur hersteld. Ik had het dier van de mierigheid (in haar eerste stadium) genezen, zonder te we­ten wat dit woord beteekende.
Om evenwel tot de zaak terug te komen, sedert 1848 bestudeerde ik deze endemische ziekte (het zijn vooral de maanden Mei, Junij en Julij dat zij alhier heerschende is) en ik kwam, na verloop van eenige jaren, op het denk­beeld, dat men deze ziekte welligt zoude kunnen vóórko­men. Hoe vreemd de man ook opzag, bij wiens vee ik het eerst voorsloeg, eenige voorbehoedmiddelen te gebrui­ken, omdat hij jaarlijks, ten gevolge der mierigheid, ge-
V
4-
-ocr page 11-
woonlijk een of twee beesten verloor, — hij ging echter, nadat ik al mijne geleerdheid uitgekraamd had, er toe over om die behandehng op te volgen, en ik smaakte het genoegen, dat al zijne beesten gezond bleven en er slechts één in ligten graad werd aangetast, dat dan toch binnen 24 uur herstelde. Nu worden, sedert dien tijd, jaarlijks door mij vele veehouders, op deze wijze, geholpen en de ziekte wordt daardoor of geheel voorgekomen, of hare kracht gebroken en daardoor het gevaar grootelijks ver­minderd, zoodat ik gerust durf beweren, dat Va meer dan vroeger van de mierige beesten, welke onder mijne behandehng komen, in 't leven behouden blijft. (*)
Hoe dit nu ook zijn moge, het is altijd verkieselijk, de ziekten te vóórkomen bij zijne huisdieren, in zoover de mensch zulks kan, als wel met de behandehng dei-zieke dieren te lang te wachten. De diaetetica, wel in acht genomen, staat boven de therapeutica en maakt deze ontbeerlijk, ten minsten in de meeste gevallen; want ziekten, welke in algemeens, buiten den mensch gelegen jg*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;oorzaken, in cosmische invloeden b. v. gelegen zijn, zal
hij wel niet kunnen verhoeden. En ofschoon wij overtuigd zijn dat er geene voorbehoedmiddelen bestaan tegen de runderpest- of typhus, zoo zijn wij evenzeer in gemoede overtuigd dat men het ingrijpend ziekte-proees kan verzach­ten en het gevaar en de doodelijkheid der Epizootie zeer veel verminderen.
Aangezien het gunstig oogenblik voorbij gegaan is, dat men de Epizootie had kunnen verstikken, toen zij zich slechts in een of twee gemeenten vertoonde, en de slagt-
(*) Slechts één enkel geval weet ik mij te herinneren, dat eene koe stierf, in weerwil van die voorbehoedende middelen gebruikt te hebben. Zij leed aan die soort, welke men hier grondmierigheid noemt, d. i. die welke het rund overvalt, hetwelk van elders kort te voren is aangekocht en niet gewend is aan den bodem alhier. Immers, indien men zulke dieren op stal houdt, zon­der ze in de weide te laten gaan, blijven zij hyna altijd verschoond.
-ocr page 12-
8
bijl in den beginne aangewend, als de r.pest of typhus in eenige streek is binnengebragt, het eenige zekere en boven alles te verkiezen geneesmiddel is, — de eenige indicatie, welke men heeft op te volgen en die op ratio­nele gronden berust; — thans echter nu zij reeds een' kring heeft ingenomen, welke meer dan twee provinciën insluit; zoude, bijaldien het stelsel van Lancisi werd toe­gepast binnen het cordon, eene niet onaanzienlijke en geheel onnoodige finantiëele schade veroorzaakt worden en voor de tonnen gouds, welke nu kunnen bespaard wor­den, kan reeds een groot gedeelte van het verlies gedekt worden, 't welk de veehouder in Holland en Utrecht ge­leden en op de volkomen schadeloosstelling waarvan het grootste gedeelte de billijkste aanspraak heeft. En al zijn er thans ook nog vele voorstanders van het stel­sel van Lancisi, waaronder mannen als Dr. Staring, Dr. Mulder, Snellen, enz., ik durf ook tegen hen te bewe­ren, dat drie weken langer oponthoud, nu men al reeds zoolang gewacht heeft, meer voordeel zullen aanbrengen, (van welke zijde ook beschouwd) dan die, welke de alge-meene slagting in Holland en Utrecht moet veroorzaken. En er ligt toch ook iets huiveringwekkends in, iets wat tefen het menschelijk gevoel zich aankant, een aantal van eenige duizend stuks rundvee in koelen bloede dood te slaan.
Dat mijne, reeds vóór bijna acht weken, voorgestelde en in eene aan het Ministerie van Binnenl. Zaken, per in­termediair van Z. E. den Heer Staatsraad, Commissaris des Konings voor de provincie Gelderland, ingediende mis­sive, ontwikkelde behandeling doel treffen moet, hiervan ben ik moreel verzekerd en ik durf gerustelijk aan het on­partijdig oordeel van eiken deskundigen, hetzij mensch- of dierarts, mijn gedaan voorstel te onderwerpen. Van waar komt het toch, dat men niet reeds lang gevolg gegeven heeft aan dit mijn voorstel, aan Z. E. den Minister per
v
-ocr page 13-
missive dd. 15 Febr. ter inzage toegezonden? (1) Weet of gevoelt Z. E. wel, dat hij daardoor eene groote verantwoor­delijkheid op zich heeft geladen? Dat, bijaldien deze handel­wijs (na onpartijdig onderzoek hieromtrent gedaan te heb­ben, hetwelk Z. E. verpligt was geweest te doen) ware opgevolgd geworden, dat alsdan reeds lang de runderpest uit Holland en Utrecht ware verdwenen geweest en tonnen gouds voor de schatkist gespaard zouden zijn gebleven?
Geduldig wachtte ik ruim éene maand; doch vruch­teloos. Hierom besloot ik, ten einde meerdere publiciteit aan de zaak, zoo belangrijk voor geheel ons vaderland, te geven, mijn hoofddenkbeeld in de dagbladen te doen plaatsen, en het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenli., alsmede het Handelsblad, namen het in hunne kolommen op. Evenwel is men doof gebleven voor mijne stem. Is het, omdat zij niet van de Hofstad of uit het centrmn der Epizootie, van den boezem der veeartsenijkundigc commis­sie of van de leeraren der veeartsenijschool, is uitgegaan, maar van die streek van Gelderland, met den eenigzins verachtelijke!raquo; naam van „achterhoekquot; bestempeld (2)? Ik schort mijn oordeel op, doch hoedanig het ook zijn moge, de veehouder, de landbouw, de nijverheid en koophandel, de goheelo natie, hebben het volste regt, om de beoor­deeling van mijn ingediend voorstel in te roepen. Gecno vooroordeelen, noch kleingeestigheid, noch ook hoofdig­heid mogen in dit geval langer geduld worden, de tot heden toe opgevolgde en te langzaam werkende, en daar-
(1)nbsp; nbsp; Ik had reeds den 29 Januarij, aan de Redactie der Runderpest eenige wenken medegedeeld, hoedanig te handelen, in plaats van het stelsel van Lau-eisi te applicereu. Deze brief is, zonder dat ik zulks verwacht had, geplaatst geworden in No. 46 van het Weekblad de Älaquo;Blaquo;ferplaquo;rf, een weekblad, dat maar al te weinig gelezen wordt en door elk gemeente-bestuur moest worden aange­schaft. Ook ik was hiermede vóór 5 Jan. geheel onbekend gebleven.
(2)nbsp; nbsp; Deze zoogenaamde achterhoek is maar al te weinig bekend en behoeft, in natirarschoonheden vooral, niet onder te doen voor meer algemeen bezochte gedeelten van Gelderland.
-ocr page 14-
10
door ondoelmatige behandeling der Epizootie langer nog zoetsappig worden aangezien. De bedoeling, welke men van den beginne aan gehad heeft, toen men de ziekte geneeskundig wilde behandelen, ten einde mogelijk een specificum of arcanum te ontdekken tegen de verwoestende r.pest, (1) alhoewel dit, mijns inziens, nimmer zal ge­vonden worden, deze bedoeling, is uit het wetenschappe­lijk oogpunt beschouwd, geenszins af te keuren, maar in geval van insluiping der r.pest, gebiedt de wijsheid en het staatsbelang van Europa's westelijke staten, (2) dat de we­tenschap haar onderzoek stake en dat de zoon van Apollo en Coronis den slangenstaf grootmoediglijk uit zijne hand nederlegge. Deze toch mag hij alleen zwaaijen in de step­pen van O. Europa of Azië, mag daar alleen geduld wor­den , alwaar de ziekte endemisch is of oorspronkelijk te huis behoort, in de uitgebreide staten van den Czaar, in die streken, naar welke de ziekte den naam gegeven is van steppen-ziekte. Doch gelijk hierboven reeds gezegd is, de algemeeue afmaking, op dit oogenblik in 't werk gesteld, zal kostbaar wezen en door nog drie weken te wachten, kan de Epizootie geheel ten einde gebragt wor­den en met betrekkelijk weinig verlies aan doeden (3).
Men heeft al reeds zooveel geld noodeloos verspild, waarom zoude men nog meer in het water werpen ? Ik herhaal dns mijne vraag aan den Minister van binnen], zaken: Waai'om heeft men nog geen gehoor gegeven aan mijne stem en mijn voorstel doen onderwerpen aan daartoe hcvoegde regters, zoowel in- als buitenlandsche, die, onbe-
È
(1)nbsp; nbsp; De Epizootie noemde men veetyplmraquo;, in plaats van r.pest. Men be­ging liicr een misslag, niet uit een wetenschappelijk oogpunt, maar omdat men het publiek dupeerde.
(2)nbsp; nbsp; Dit had de Minister ook moeten weten.
(3)nbsp; nbsp; Worden er thans ruim 50 pC. van de aangetaste zieken hersteld, deze uitkomst moet nog veel gunstiger worden , wanneer, na voorafgaande, voor­bereidende behandeling dor dieren, de ziekte ingrijpt of aanvalt.
-ocr page 15-
11
vooroordeeld, en geheel onpartijdig, uitspraak kunnen doen (1)? Bijaldien mijn voorstel door hen, op goede gronden, als eene dwaling, zal beschouwd worden, zoo zal ik dat insgelijks in 't openbaar willen erkennen en amende honorable doen. Doch ik vrees niet, dat men een ongunstig oordeel vellen kan!
En waarom geene vrees? Om de volgende redenen:
1.nbsp; nbsp; nbsp;Het hoofddoel, dat niet uit het oog mag verloren worden bij de tegenwoordig heerschende Epizootie, is, dat niet alleen de veehouder, maar ook alle standen der maatschappij het grootste belang hebben, dat zij zoo spoe­dig mogelijk ophoude te bestaan. Niemand zal dit punt be­twisten.
2.nbsp; nbsp; nbsp;Het stelsel van Lancisi, gelijk ik gezegd heb, is thans te kostbaar en daarom te verwerpen. Alleen buiten het cardon moet het met de meeste gestrengheid gehand­haafd worden. Wanneer men nu de handelwijze opvolgt, door mij, in mijne missive aan het ministerie, opge­geven en ook in de dagbladen bekend gemaakt, om na­melijk al de, zich in de binnen het cordon aangetaste stal­len bevindende, runderen te gelijk te besmetten door hen warm bloed of mest te laten beruiken, zoo is de Epizoo­tie binnen den tijd van drie weken ten einde geloopen, en men heeft daarbij eenige duizend stuks rundvee be­houden, die anders stellig waren verloren geweest.
(1) Waarom bij het Minist. B. Z. aan het hoofd van de geneeskundige af-deeliug Medische Politie, geen persoon geplaatst, welke het doctoraat in de geneeskunde heeft verkregen en als veearts is geëxamineerd? Alsdan zoude de ziekte in de eerste maand misschien reeds gestuit zijn geworden.
De Minister van Binnenl. zaken had toch kunnen weten, dat er, vóór dat in de omstreken van Schiedam van eene heerschende runderziekte sprake was, reeds bijna twee maanden te voren eene vreeselijke en verwoestende ziekte over het rundvee was uitgebroken in en om Louden. Z. E. had ook kunnen weten: dat Frankrijks Keizer een zijner bekwaamste veeartsenijknndigen, Prof. Bonilly, naar Londen had gezonden, die, van daar teruggekeerd in Julij, verklaarde, dat die ziekte in Engeland was de runderpesl.
-ocr page 16-
12
3.nbsp; nbsp; nbsp;Elk physiologisch gevormd geneesheer, hetzij in de menschelijke, het zij in de veeartsenijkundigequot; practijk, zal moeten toestemmen, dat ééne en dezelfde ziekte verschil­lende verschijnselen zal opleveren, naar mate het verschil der individuëji, de gesteldheid des ligchaams vóór het in­treden der ziekte, de leeftijd, temperament, enz. Van 3 personen h.v., die door dezelfde koorts worden aangetast, en door denzelfden geneesheer behandeld, b. v. de febr. nervosa, zal de een spoediger hersteld wezen dan de an­der , terwijl een derde, in weerwil van alle beinoeijingen der kunst, bezwijkt. En waarom? omdat in deze drie personen de gesteldheid des bloeds en de graad, waarop het zenuwleven stond, verschilt. Hetzelfde, (ofschoon wat het zenuwleven betreft veel minder) goldt bij de dieren. •
4.nbsp; nbsp; nbsp;Hot resultaat, door mij gedurende omtrent 15 ja­ren , in de behandeling van de alhier endemisch voorko­mende haematuria, (waarvan hier boven reeds gesproken is), strekt ten bewijze, dat eene opzettelijk aangewende voorbereidende methode niet tot de chimères behoort. (1) Ofschoon nu hij de runderjiest de ziekte niet kan worden voor­gekomen, gelijk veeltijds hij het hloedwateren (2) het geval is, de aard, het karakter van de r.pest kan ivorden gemi­tigeerd, goedaardiger worden gemaakt en hij gevolg de doo-delijkheid verminderd (3).
0
(1)nbsp; nbsp; De kuust, zegt Hafeland, kan do hinderpalen verwijderen, welke Uet gcnczings-proces voor de natuur moeijelijk of onmogelijk maken.
(2)nbsp; 11e haoinaturia, gelijk zij zich alhier endemisch voordoet, hiedt verschei­dene bdangrijke punten van vergelijking on.
(3)nbsp; nbsp; In het verslag der Commissie van Veeartsen wegens den veetyphus aan Z. E. den Minister van linncnl. zaken (zie Staats-conr. 9 Deo. j.1.) leest men: Het schijnt, dat eene gepaste leefregelkundige verhouding, hij ontsmettende voorbehoedmiddelen, hulpmiddelen zijn om sterfte te verminderen, zooals voor­beelden dit kunnen aanwijzen. En: wanneer men de schadelijke invloeden zoo veel mogelijk weet af te weren en de gunstige in de hand te werken, men veel aan de kwaadaardigheid der ziekte kan ontnemen.
-ocr page 17-
13
De door mij opgegeven voorbereidende kuur, twee a drie dagen, vóór dat de dieren aan de natuurlijke be­smetting worden onderworpen, is reeds in de dagbladen (Handelsblad en Haagsch dagblad) van 20 Maart opge­geven, (1) hoewel men zich niet juist aan die formule zal behoeven te houden. Wanneer men slechts de indi­catie , daarbij bedoeld, in acht neemt, kan elke Veearts deze middelen wijzigen.
Na deze voorbereidende kuur der dieren zullen nu, ten gevolge der opzettelijk in het werk gestelde, op één en denzelfden dag (2) te gelijktijdig aangebragte besmetting, van het zich op de aangetaste stallen bevindende rundvee, al die dieren te gelijktijdig (met verschil van 1—4 dagen hoogstens), door de runderpest worden aangetast (3).
Nu zal men dus met een algemeen goedaardig ziekte-karakter te doen hebben en daarom de ziek geworden dieren met gunstig gevolg en met betrekkelijk zeer ge­ringe sterfte kunnen behandelen, en de Epizootie binnen drie a vier weken tijds overwonnen zijn. quot;Want even gelijk een ervaren legerhoofd, die ten strijde getrokken is, om eene sterke vesting te overwinnen, een regelmatig plan
(1)nbsp; nbsp; nbsp;Als algemeen cu weinig kostbaar middel heb ik opgegeven voor een volwassen mud, om binnen 2 etmaal te gebruiken, sal am. v. glaub, unc. IX—XU, tart. em. dr. I.—IV.
Bij zeer groote, zwaar-gevoede dieren, kan de gift nog grooter wezen en somwijlen daarenboven eene bloedsoutlasting geïndiceerd zijn.
(2)nbsp; nbsp;Men bepale daartoe of den 2en of den Sen dag, nadat de voorbereidende kuur gedaan is.
(3)nbsp; nbsp; nbsp;Ik gebruik bet woord r.pest het liefst, want, ofschoon de benaming ruuder- of vectyphus, uit een wetenschappelijk oogpunt beschouwd, beter is, de vroegere benaming heeft oudere regten, boezemt meer vrees in, is meer bekend bij het publiek, hetwelk in den beginne al ligtelijk op het denkbeeld is moeten komen of elkander afgevraagd heeft: is de veeziekte of typhus de­zelfde ziekte als de pest, waarover wij onze vaders en grootvaders zoo vaak met schrik hebben hooren spreken?
Dit is eene groote misslag geweest, zoo niet eene opzettelijke mystificatie.
-ocr page 18-
14
tot aanval ontwerpt en de vesting niet eerder bestormt, dan nadat hij verzekerd is, deze met gunstig gevolg en met sparing van zooveel mogelijk bloedverlies van zijne zijde te kunnen bemagtigen, daar hij den leeftogt telkens heeft weggeroofd, en de benden verslagen die tot ontzet in aantogt waren, — die de rivieren liet afsluiten en de bronnen opdroogen, welke den benarden inwoners het onontbeerlijke drinkwater moesten toevoeren —; even zoo zal de arts handelen, wanneer hij de grootsche taak op zich heeft genomen, om de ziekten van mensch en dier te overwinnen door alle hinderpalen en beletselen in tijds wes te ruimen, welke de vix medicatrix naturae in den weg stonden. En zal van den anderen kant ook niet de man, aan wiens trouw en dapperheid de sleutels der stad zijn toevertrouwd, gebruik maken van al die middelen, welk hem ten dienste staan, om den al langzaam nader komenden vijand zooveel mogelijk afbreuk te doen; zal hij niet de rondom de vesting gelegen hoeven en gebou­wen, waarachter de vijand zich zoude kunnen verschui­len, doen slopen of verbranden, de boomen om doen houwen, welke zijn vrij gezigtspunt over den omtrek be­lemmeren? Wel nu, wat zal er dan nu anders gedaan worden, wanneer de Veeartsen, geroepen om de Epizoo­tic in Holland en Utrecht te bestrijden en te overwinnen, op dergelijke wijze te werk gaan, als door mij herhaalde malen is opgegeven gewerden?
Tot heden toe heeft men, gelijk reeds gezegd is, de dieren successievelijk in de aangetaste stallen behandeld, zoodat de ziekte in vele gemeenten 6 a 7 maanden (1) heeft voortgeduurd en op deze wijs kan blijven voortdu­ren, tot dat allen zijn aangetast geworden. De methode,
Êi
(1) De gemeenten, in welke sedert Augustus en September de ziekte nog voortduurt, zijn: Stompwijk en HiUegersberg, Broek, Leimuiden, Oudekerk, o. d. IJssel en Rijswijk.
-ocr page 19-
15
door mij voorgesteld, doet de Epizootie eindigen binnen 3 amp; 4 weken.
Wat moet nu het noodzakelijk gevolg wezen van de voorafgaande toediening der middenzouten, vooral der T. Emet., soms met Calomel, of andere middelen vereenigd? Dat het ligchaam der dieren in een' toestand wordt ge-bragt, waardoor de reactie vitalis tegen het gif der run-derpest ongestoord werkzaam kan wezen en de verschil­lende levensverrigtingen, vooral van het vaat- en zenuw­stelsel, de kracht verkrijgen om den vijand langs ver­schillende kanalen te verwijderen. En om eene gelijkenis te gebruiken: de akker wordt in tij ds gezuiverd van on­kruid en schadelijke bestanddeelen, waardoor het mogelijk wordt dat hij aan de verwachting, welke de zaaijer koes­tert , beantwoordt. Immers zullen, ton gevolge der mid­denzouten, enz. de verdroogde of zooals dikwijls gebeurt, te veel zich opgehoopt hebbende fee ces bij tijds verwijderd worden, vooral zoo noodig bij de dragtige koeijen, ten gevolge van de betrekkelijk verminderde ruimte der buik­holte , waardoor de beweging der darmbuis min of meer belemmerd moet worden en de werkzaamheid der maao-afdeelingen door de verminderde drukking der Uterus zal bevorderd worden. Zal niet ten gevolge dezer middelen, vooral der Tart. Emet., de aanleg tot constipatie dor boekpens of 3quot; maagafdeeling, (zoo dikwijls bij het rund voorkomende en veeltijds alleen de oorzaak der sporadi­sche, zoowel primit. als secund. ziekten) (1) verminderd of de reeds bestaande worden opgeheven of verhinderd toe te nemen ? Zal niet de herkaauwing, ten gevolge der weggenomen constipatie der 3e maagafdeeling, zich herstel­len kunnen en (2) de vierde of lebbe hare werkzaamheid
(1) Niet altijd echter komt deze gesteldheid der 3e maagafdeeling ia de r.pest voor, hetwelk genoegzaam te verklaren is.
(3) Men weet dat de mnderpest hierom deu naam van Löserdüne ont­vangen heeft.
-ocr page 20-
16
wederom kunnen aanvaarden en aldus het hongergevoel zich wederom kunnen openbaren, de verloren eetlust zich herstellen en door aanbrenging van nieuwe voedselstoffen de krachten des diers ondersteund en geschraagd wor­den, om den vijand te helpen verwijderen? Zullen niet dikwijls, tengevolge der aangebragte prikkels der midden-zouten en vooral der Tart. Emet. (1), de ophooping van gal in de galblaas kunnen worden weggenomen, een ver­schijnsel dat noodwendig het gevolg moet wezen van de werkeloosheid des duodenums, door de gestoorde of op­geheven chymificatie (2), en zal daardoor de lever, dit hoosst sewigtio- orcaan, hare werkzaamheid niet weder kunnen hervatten (3) en aldus het bloed zuiveren van des-zelfs overtollige Kool- en Waterstof, beiden welke, juist door hare te groote hoeveelheid, zoo vijandig, ja doode-lijk zijn voor de verrigtingen des zenuwlevens, zoowel des veo-otativen als animalischen? Zal al wederom door deze zuivering des bloeds en de verbetering van de function des gangliën-stelsels, de krampachtige toestand der fijnste vaatjes in de buiksingewanden en der huid niet bevorderd worden en de verrigting der laatste, zoo gewigtig voor de dierlijke huishouding door den veranderden toestand der mucosa, wederom hersteld worden? Zal de Tart. Emet. niet van groeten invloed zijn op de werkzaamheid der longen en des harten en de in typhus veeltijds voorko­mende complicatiën der eerste (4) verhoeden? — Zal zij
t
(1)nbsp; nbsp; Dit middel behoort even ak in de mensoliel. practijk tot de heroica, en hij, die er goed mede weet om te gaan, heeft een magtig wapen in handen.
(2)nbsp; nbsp; Den naam van Velergalle heeft de r.pest daarvan duor sommige schrij­vers ontvangen.
(3)nbsp; nbsp; De Calomel is in deze gevallen ook bijzonder aan te prijzen als speei-ficum voor de secretie hilis.
(4)nbsp; nbsp; Vele dieren, door de veeziekte aangetast, sterven (zegt men) niet ton j^olge der typhus, maar der longziekte. Het getal der aan de eerste overle­den wordt dus ook onjuist; men moet zich schier verwonderen over de wei-
-ocr page 21-
17
geen invloed uitoefenen op congestion naar de hersenen, of deze, als zij bestaan, kunnen verminderen en dcardoor nood­lottige hersenaandoeningen voorkomen ? Zal... doch waartoe nog meerdere vragen gedaan ? Elk onbevooroordeeld genees­kundige zal de juistheid mijner bewering moeten erkennen, hare kracht niet kunnen omverstooten. Daar ik voor mij niet in persoon, maar alleen in den geest in het strijdperk geweest ben in Holland en Utrecht, — zoo zal ik geen deel hebben aan de lauweren, welke de veeartsen aldaar hebben trachten te behalen, — lauweren, die, het zij nog­maals gezegd, der natie duur te staan komen, doordien mijne collega's den loop der ziekte op de lange baan schui­ven , de brandpunten van besmetting vermeerderen en daar­door, behalve dat zij den angst en de bange zorgen van den veehouder voor zijne, hem zoo dierbare runderen, aan welke hij meestal (1) nog meer gehecht is dan aan
nige physiolog. kennis, welke vele veeartsen doen blijken. — Immers de doo-delijkc uitgang kan zeer dikwijls gelegen zijn in de longen, vooral wanneer er reeds vroeger ziekelijke aandoeningen dezer deeleu hadden plaats gehad, die ontaarding van het weefsel der longen (in meerderen of minderen graad), tu-bercula b. v. hadden nagelaten. Men begrijpt ligt dat, wanneer eene chroni­sche inflaminatie in acute overgaat, wegens het snel beloop dat de ziekte dan neemt, de patholog. verschijnselen der mucosa van de lebbe en het darmkanaal nog weinig merkbaar konden wezen. Hoe dikwijls vindt men niet ziekelijke aandoening der longen bij geslagte dieren, of bij diegenen welke, ten gevolge van geheel andere ziekten als van de Borstorganen, gestorven zijn.
Wanneer men het aantal der (vooral iu Holl.) wegens longziekte gestorven of afgemaakte runderen berekent, die meer dan waarschijnlijk door de vcetyphus zijn aangetast geweest, doch bezweken zijn doordien de lang gesluimerd heb­bende longverbarding, of ehron. geprikkelde toestand der longen in inflam-matio acuta was overgegaan, (iets dat zeer gevaarlijk en meestal doodelijk is, gelijk elk geneesheer weet), wanneer men, zeg ik, het aantal der wegens long­ziekte gestorven diereu, voegt bij dat, hetwelk volgens officieële opgave aan de veetyphus is bezweken, en wanneer men nog daarbij voegt het aantal der, vooral in de eerste maanden Julij, Aug. en Sept. afgemaakte (toen de politie-maatregelen op vele plaatsen zoo flaauw gehandhaafd werden en vele zieke dieren in stilte werden geslagt of verwijderd en van de hand gedaan), zoo geloof ik aan de waar­heid niet te kort te doen, wanneer ik durf beweren, dat er eenige honderd-, ja misschien duizendtallen meer aan de veetyphus iu ons vaderland gestorven zijn.
(1) Althans is het zoo bij ons iu den Achterhoek.
-ocr page 22-
18
vrouw en kinderen, vermeerderen en verlengen, — den druk en de banden, waardoor de handelstand belemmerd wordt, al meer en meer verzwaren en gevoelige schade toebrengen, om niet te spreken van al die lastige for­maliteiten (nu noodzakelijk geworden, zal de pest zich niet nog schielijker uitbreiden), formaliteiten welke koop­handel en nijverheid in acht moeten nemen, zullen zij niet, bij verwaarloozing daarvan, voor de regtbanken ge­daagd worden. Ja de voornaamste takken, de hoofd­bronnen van ons nationaal bestaan, worden al meer en meer in de hartader aangetast en de godsdienst van vele eenvoudige, doch helaas! door bekrompen verstand afge­dwaalde, — in geestesgaven weinig ontwikkelde, — aan de letter en niet aan den geest der Heilige Schrift han­gende lieden, wordt geërgerd en een geest van ontevreden­heid opgewekt in Neêrlands volk. Zijn deze allen geeno prikkels genoeg, om tot nadenken te brengen en groot-moediglijk den kronkelweg te verlaten, welke men tot hiertoe bewandeld heeft? (1) om een korteren weg, die zonder twijfel goed is, en tot het verlangde doel voert, In te slaan? Het zoude, wanneer men zulks langer na­liet , stijfhoofdigheid kunnen genoemd worden. Want Z. E. de Minister van Binnenl. Zaken is toch, in weerwil van al zijne talonten, geen geneeskundige. Z. E. moet op de geneeskundige Commissie steunen kunnen, anders zoude zijne handelwijs tot dus verre, op het zachtst uitgedrukt, geheel en al willekeurig wezen, — zijne verantwoordelijk­heid jegens Z. M. onzen geëerbiedigden Koning en jegens
amp;
(1) Tot de axiomata behoort, dat de regte lijn de kortste is. Nu het stelsel van Lancisi, 't welk in de eerste weken, had opgevolgd moeten worden, waartoe ook verscheidene kundige mannen als de heeren G. G. en J. B. Snellen, Luteijn Mazure, Dr. Mulder, Staring, enz. genoeg alle krachten hebten aangewend,— thans te kostbaar zoude wezen, — behoort men er omniddelijk toe over te gaan, de Epizootic door inoculcriug of nog beter door natuurlijke besmetting ten einde te brengen. Elke dag versuim ilijre ter verantwoordelijkheid der regering.
-ocr page 23-
19
de geheele natie verschrikkelijk zijn! Waarom niet aan het hoofd der afdeeling Medische Politie, tot het Departement Binnenl. Zaken behoorende, een man geplaatst, die liet doctoraat in de Genees- en diploma in de Veeartsenijkunde verkregen heeft? Alsdan zoude, reeds vóór een halfjaar, de Epizootic hebben opgehouden te bestaan, en de handel zoude minstens reeds drie k vier maanden van zijne knel­lende banden verlost wezen. Welke schatten zijn verlo­ren gegaan, welke nuttelooze geldverspillingen gedaan, en welk droevig resultaat heeft de onderlinsce voorlichting der regering door de Commissie voor de natie opgele­verd! (1) Voor de verspilde tonnen gouds zouden in elke gemeente onzes Vaderlands bekwame Veeartsen kunnen geweest, en reeds vóór lang de doodsteek gegeven zijn aan het zoovele schade aanbrengend Empirisme (hierover later meer). En de Utrechtsche school, eene inrifftiiur, Avaarop wij trotsch kunnen wezen, die wij aan Neêrlands eersten Koning verschuldigd zijn even als zoovele andere
(1) Niemand zal mijne woordea beleedlgend kunnen nuemen, wanneer men liet volgende leest in Uet weekblad de R.pest No 23, van den 15en Dee., door den bekwamen en wakkeren (mij echter in persoon onbekenden) G. G. Snellen uitgesproken:
Zou het zijn dat de Commissie, die geroepen is om de regering voor te lichten, te helpen, ter zijde te staan met hare kennis, haar doorzigt, hare ervaring, enz., hare roeping niet begreep? enz. — Maar nu de regering zelve. Waarom altijd dit bemanteleu, dat vergoelijken, even als of de regering meende , dat de koeijen schrikken zouden als ze hoorden van de schrikkelijke pest, en dan nerveus worden en zoo meer voorbeschiktheid krijgen voor de ziekte? en wat verder:
Zoude het waar zijn, wat mij uit eenc goede brou werd medegedeeld, dat een lid der regering en wel haar hoofdleider, enkel hoofd heeft, geheel be­rekening is, geen hart heeft, dus zonder gevoel is? Zou het kunnen zijn, dat zulk eeue regering, die voornamelijk ioo/d is, langzamerhand ook geheel en al koof dig .werd, en niet km terug kecren van den eenmaal ingeslagen weg? Daar schiet mij eene vreeselijke gedachte door het hoofd. „ Indien de rege­ring geen hart heeft, dan kan zij ook geen medelijden gevoelen met de droe­vige toekomst, die onzen landbouw wacht en allen die van dezen leven.quot; (art. Statistiek-runderpcst, 9 Dec. 1865).
-ocr page 24-
20
nuttige instellingen en grootsche ondernemingen, deze school, zeg ik, zoude niet jaren lang zoo gedrukt zijn ge­weest en hare zoogenaamde geldverspillingen (1) voor het publiek opengelegd zijn geworden. Maar de nadeelige ge­volgen der toenmalige onderdrukking dezer jeugdige, doch in wetenschappelijk onderrigt voor geen van hare zusters in Europa achterstaande, inrigting doen zich dan ook se­dert de uitgehroken veeziekte maar al te zeer gevoelen. En daarvan komt de eer toe aan hem, die het hoofd en de leider van het Ministerie was. Eere, wie eere toekomt! Wat de Geneeskundige Commissie betreft, waaraan de grootsche taak was toevertrouwd, om den Verderf-Engel uit de runderkudden te verdrijven, van den beginne zijn er in haren boezem twee partijen geweest, waarvan de minderheid voor de dadelijke en onmiddelijke afmaking, de meerderheid voor geneeskundige behandeling was, ge­paard gaande met in acht te nemen gestrenge politie­maatregelen. Men wilde waarschijnlijk (en wie zal het
uit een wetenschappelijk oogpunt willen wraken,) een mid­del vinden om do runderpest te bestrijden en deze ziekte, die reeds eeuwen lang met alle geneeskundige behandeling
9
gespot heeft, eindelijk te overwinnen. Had men echternbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;/,
hot gevoelen dezer beide partijen aan het oordeel onderwor­pen van mannen, die in de verschillende Europesche Sta­ten aan het hoofd der Veeartsenijscholen staan, alsdan zoude het hoofd des ministeriëelen bestuurs zich het verwiit
(1) Ik wil niet betwisten, dat er wel eenigszius bezuinigd had kunnen worden, en de ingeleverde rekening van bezems, enz., wat grof gesteld was, doch over 't geheel genomen, ademde deze geest van bezuiniging geen groot­moedigheid, — konde zij niet zeer aangenaam zijn voor den tocnmaligen Di­recteur eu mijne hooggeschatte nimmer te vergeten leeraars, de Prof. van Lith de Jcude en Numan. Voorwaar, wanneer de schim van dezen laatsten uit het graf konde opstaan, hij zoude jammeren en het veto uitspreken tegen de zoo verkeerde maatregelen, van den beginne af genomen tcgeu deze ver­woestende ziekte.
-ocr page 25-
21
kunnen bespaard hebben, van geheel verkeerd te hebben gehandeld; en al ware het dan ook, dat Albions begane misstap (eenigszins te verklaren, omdat de runderpest al­daar sedert omtrent eene eeuw zich niet vertoond had) nog niet genoegzaam tot het stelsel van Lancisi had doen over­hellen, — men zoude betere inlichtingen hebben kunnen inwinnen, ware men bij onze Oostelijke geburen gegaan, in landen als Pruissen en Oostenrijk, alwaar de runder­pest geeue vreemdelinge en niet onbekend is, wijl zij aldaar bijna telken jare uit de staten van den beheerscher aller Russen wordt ingebragt, — landen, in welke de ge-strengste policie-maatregelen en quarantaine-inrigtingen be­staan , en waar alleen de slagtbijl als het geneesmiddel voor de runderpest gebruikt wordt. De meerderheid der Commissie dan was voor geneeskundige behandeling, doch het middel om de r.pest te overwinnen, is nog niet door haar uitgevonden, — zal ook wel nimmer, — dit durf ik beweren, — door haar uitgevonden worden, en men moet zich schier verwonderen, dat zij niet moede wordt, naar dien steen der wijzen langer te zoeken. Alle in 't werk gestelde proefnemingen van voorbehoed- of genezende mid­delen, hebben tot dusver gefaald en slechts den ligt-geloovigen quot;Veehouder het geld uit den zak geklopt, ge­tuige de nux vomica van Dr. Verweij, het voorbehoedmid­del van Dr. Stubinskij (ad ƒ 1,25 de flesch te verkrijgen), het middel van quot;Worms, van Schoever, van Baxter (goed­gekeurd door eene Engelsche Commissie) enz. enz., om van geene homoöpath. geneeswijze door middel van vergif­ten, als arsenicum (1) te spreken. — Neen, er bestaat geen specificum, zooals b. v. de kwik in syphilis en de chinine tegen koorts-aanval, noch vaccine als beschuttend mid­del tegen de kinderpokken — noch een antidotum, gelijk
(1) Het arsenicum wordt wel weder uit het ligchaam verwijderd, maar zal de melk en het vlccsch geenc schadelijke eigenschappen hekomen?
-ocr page 26-
22
voor de meest vergiftige, chemische praeparaten is gevon­den. Te vergeefs heeft men schier alle middelen, welke het planten- en delfstoffenrijk aanbiedt, beproefd, en de meest zaamgestelde medicamenten voorgeschreven, gelijk de talrijke leerboeken en uitgegeven geschriften over de behandeling der runderpest getuigen : van alle oorden heeft men ook thans gedurende de Epizootie zoogenaamde ar­cana of weinig bekende Ec. toegezonden; het een baatte evenmin als het ander. Van buitenlands werden Vee­artsen door hunne respective gouvernementen tot de ge­neeskundige commissie gezonden of kwamen voor eigen rekening uit liefde voor de wetenschap, binnen de zwart berookte muren dier stad, welke den, voor 's menschen verstand en zedelijkheid zoo noodlottig werkenden, koren­geest oplevert. Van alle zijden werd het Ministerie van Binnenl. Zaken bestormd en het regende, als 't ware, kostelijke ja soms onfeilbare voorschriften. Men waande telkens iets beters, iets meer proefhoudends gevonden te hebben, doch het was gewoonlijk nul en van geene waarde. Montes nascuntur mus, mögt men hun telkens toeroepen; wij zullen er het adjectivum ridiculus maar niet bijvoegen. Men schijnt in het onophoudelijk nasporen en beproeven van nieuwe middelen vergeten te hebben de woorden van Hippocrates: medicus curat, natura sanat —, dat de mensch slechts minister en geen magister Naturae kan wezen. Die deze gulden spreuken wel begi-ijpt, zal de beste arts wezen, want slechts weinig vrienden heeft deze, waarop hij in tijd van nood zich veilig kan verlaten. Al wat wij doen kunnen is, der goede moeder natuur alle beletselen zooveel mogelijk uit den weg te nemen, die haar verhinderen kunnen in hare critische pogingen tot herstel bij hevige ziekten, hare krachten te wijzigen, te verzwakken of op te wekken; en tweedons: bij invallende Epizootiën, den leefregel zoodanig te wijzigen, dat de voor-beschiktheid tot de ziekte vermindere, en de schadelijke
-ocr page 27-
23
inwerking der cansae occasionales zooveel mogelijk belet of vernietigd wordt. Multa sunt medicamenta, pauca indi-cata. Doch de minste geneeskundigen, zoowel van den mensch als der dieren, gevoelen de waarde van hunne roeping en de helft voorzeker (men kan deze grooter of kleiner nemen, naar mate men over de zaak denkt) be­hoort tot het gild der kwakzalvers.
Nur eine gute Dosis Frechheit en flux de bouche ver­schaffen den arts van het redelooze dier, zoowel als van den, de rede maar al te vaak misbruikenden mensch, de grootste voordeelen, de meeste practijk, en hij die niet tot zijne leus genomen heeft het devies: decipe mundum, quia mundus vult decipi, kan er staat op maken dat zijn budget, wat de uitgaven betreft, niet door zijne inkom­sten zal bestreden worden. Dit geldt echter nog meer van den medicus als wel van den veearts. De eerste is wel genoodzaakt om onder die banier te strijden, wil hij meestal niet van gebrek omkomen. Wij kennen de waar­heid van het spreekwoord: l'opinion régne Ie monde. Welnu, l'opinion, zij is eene vrouw, en wie onzer kan zich altijd verzetten tegen hare magt? De veearts behoeft niet altijd zoo galant te wezen, doch hij mag haar evenwel nimmer voor het hoofd stooten, zal hij spoedig naam ma­ken. Hij heeft over 't algemeen meer te strijden met vooroordeel en domheid, dan wel, dat hij zich aan de luimen der grillige mode behoeft te onderwerpen. En dit vooroordeel is voornamelijk gegrond op het in Nederland alom bestaande Empirisme, daar het aantal wetenschap­pelijk gevormde veeartsen nog zeer gering is in vergelij­king van hen, wier behandeling op ^-ationeele gronden ' f' berust.
Intusschen de oorzaak van het weelderig blijven voort­bestaan der Empirici, welke even als het onkruid de tarwe dreigen te verstikken, is grootendeels gelegen in de aan­moediging, die zij ondervinden van de hoofden van vele
-ocr page 28-
24
gemeente-besturen of van hoogwijze en hoogstzuinige raads­leden welke daarin zitting hebben, mannen die ürotsch op verouderden adel of steunende op geldelijk vermogen, zich niet schamen de inkomsten der rijks-veeartsen te beknib­belen, en tegenwerken al wat nieuw is en bevorderlijk voor het welzijn der gemeente.
En welke zijn nu de bekwaamheden der meeste Empi­rici ? Deze: primo, dat zij bijna in alle voorkomende ziekte-gevallen, a tort et a travers een gat in de vena jugul. slaan, zonder te kunnen bepalen de hoeveelheid van het te ontlasten bloed, noch ook weten of de aderlating al of niet geïndiceerd is, nuttig of schadelijk wezen zal; secundo , dat zij een wrangwortel (rad. helleb.) stellen kun­nen, en tertio, dat zij , wanneer de koe baren moet, het kalf kunnen halen. Het woord verlossen kan men niet be­zigen , want het is meestal eene met geweld, ja zelfs ruwe barbaarschheid aangewende uitrukking der vrucht, zeer dikwijls ten koste der moeder (1). Voegt men hier nu nog
(1) Ik herinner mij nog zeer goed, dat eene primipara (vaars) van den H.W.G. Hr. v. P. mijne krachten zoodanig uitgeput had, dat ik deze verios-sings-taak gaarne aan een meer gespierden arm wilde overgeven. Nadat men te vergeefs de hulp van den rijks-veearts te L. had ingeroepen, werd nu, op aanrading van een der oudste helpera, een man gehaald, die er nog nimmer voor gestaan had, gelijk hij zich uitdrukte, d. i. een professor was in het vak om kal­veren ter wereld te brengen. Een Hercules wat spierkracht hetreft, bevrijdde Lij dan ook, binnen den tijd van één uur, den uterus van haren inhoud; doch ik voorspelde dat die verlossing het leven der moeder zoude kosten, hetgeen zich dan ook binnen drie dagen bevestigde. En ik geloof aan de waarheid niet te kort te doen, wanneer ik zeg, dat in al die gevallen, waarin ik, wegens gebrek aan phys. kracht, de verlossing niet kon ten uitvoer brengen, en de man die nergens voor stond gehaald werd om de koe te verlossen, de moeder binnen eenige uren of dagen ook altijd stierf, nadat in de meeste gevallen de dood der vrucht was voorafgegaan. — Daarenboven zijn er nog vele gevallen, waarin, als het leven der moeder behouden blijft, echter ten gevolge der ruwe en ge­welddadige behandeling, eene verzwakking of verlamming der achterbeenen volgt, de koe liggen blijft en na korter of langer tijd moet geslagt worden. Ik zoude nog van andere gewelddadige, barbaarsche en het menschelijk gevoel schokkende gevallen, waarbij ik echter in persooa niet aanwezig was, doch van welker
-ocr page 29-
25
in de 4rte of laatste plaats bij, het voorschrijven (1) of toe­dienen van eenige weinige geneesmiddelen, waaronder soms hevige vergiften, en wij hebben den inventaris opgemaakt van de kundigheden, welke de meeste Empirici bezitten, om in de oogeu des publieks voor een kundig veearts ge­houden te worden, voor wien de talenten van hem, die op de Utrechtsche school gevormd is, maar al te vaak moeten zwichten. Voorwaar indien men geen filozoof is, zoude men zich telkens moeten ergeren. Deze mannen nu, en er zijn er in ons vaderland overal, worden door velen, ook zelfs uit de aanzienlijkste standen, boven den weten­schappelijk gevormden Veearts voorgetrokken en in be­scherming genomen, ja — door hen, die in gemeente­besturen zitting hebben of die, steunende op verouderde geslachtsboomen en adelijke titels, zich uit hoogstzuinige be­ginselen verzetten tegen al wat nuttig is, omdat het nieuw is en eenige meerdere uitgaven vereischt, — die gaarne hunne onderhoorige boeren, naar de gewoonten der middel­eeuwen , zouden willen blijven beheerschen, en — ten koste van het bloed en zweet hunner arbeiders, wier daghuren zij beknibbelen, hunne schatten willen vermeerderen en wedu­wen en weezen onderdrukken. Hunne bekrompene en weinig liberale beginselen oefenen bij gevolg een' nadeeligen in­vloed uit op de, onder hen wonende veehouders en dag-huurders, in welke nog de slaafsche onderdanigheid der mid­deneeuwen , zij het dan ook in geringeren graad, huisvest. Schande ook voor Nederlands Ministers, dat niet reeds voor langen tijd eene meerdere beperking is daargesteld op hunne toelating, — dat geen betere wetten zijn gemaakt,
eclitheid ik verzekerd ten, kunnen gewagen. Moet men het echter niet he-ü-euren, dat zoodanige gevallen niet voor de regtbank kunnen gebragt wor­den, — dat er geene straffen bestaan voor dergelijke mishandeling der dieren? De ars obstelritica, op deze wijze uitgeoefend, behoort toch wel onder de ru­briek van misdaad gerekend te worden.
(1) Velen hunner kunnen zelfs niet schrijven.
-ocr page 30-
26
die de regten van den Kijks-Veearts beschermen (1) en daar­door niet reeds voor lang aan liet Empirismus de doodsteek is toegebrast! Neen, in bet beschaafde en verlichte Neder-land wordt aan ieder, van welken stand hij zij, het regt toegestaan, om tegen betaling van ƒ 1,40 of iets meer aan patentbelasting, onze huisdieren te vermoorden, om den ge-zondheids-toestand van den mensch in gevaar te brengen, doordien dergelijke gepatenteerde, doch veeltijds geweten-looze veeartsen, in verstandhouding met vilders, het vleesch van vergiftigde of van aan ziekte gestorven dieren in den handel laten brengen. Ik gewaag niet eens van de groote schade, die zij den Veestapel van ons Vaderland hébben toe-gébragt bij de behandeling der longziekte (Peripneumonia pe-conim epizootiea typhosa), en ik schrijf het langdurig voort­bestaan van deze ziekte hoofdzakelijk toe aan de toelating en de bescherming van onze empirische Veeartsen.
Dan genoeg hiervan. Men vindt ook onder de rijks-veeartsen wel eens de zoodanigen, wier geweten niet zeer naauw is, gelijk men zegt, en wier methode dikwijls meer empiristisch dan wel rationeel is. Ars difficilis longaque est, vita brevis. Er is altijd kaf onder het koren, doch men treft zulke onwaardige priesters van Aesculaap even­zeer aan onder de menschenartsen. Ook onder hen heb ik mannen gekend, wier geweten en kundigheden niet be­antwoordden aan de hooge verpligting, die zij op zich hadden genomen, om de lijdende menschheid bereidvaar-dig, belangeloos en met liefde te hulp te komen, •—#9632; die niet doordrongen waren van het besef hunner hooge, heilige roeping, van de verpligtingen op hen rustende, — of die, tevreden met hun eenmaal verkregen diploma, zich niet verder het hoofd braken met diepzinnige studiën, nim­mer dorst gevoelden om zich dagelijks te laven aan de on-
(1) Sedert eenige maanden is er evenwel op dit punt ecnige verbetering getomen.
-ocr page 31-
27
uitputbare broimen der natuur of de schatten op te spo­ren en zich toe te eigenen, welke de Corjphaeën der geneeskunde hebben nagelaten. En toch zij hadden vaak veel meer naam, veel meer practijk dan hunne philoso­phische, philantropische en meer godvreezende collega's.
Slechts getrouw aan het mundus vult decipi, decipiatur ergo, — met eene goede flux de bouche begaafd en alle convenances behoorlijk in acht nemende, werden zij door de wereld geroemd en bij voorkeur door de schoone sexe vooral tot hare artsen uitgekozen. Daarenboven genoten zij voor zich zalven een veel geruster leven, daar zij weinig over hunne patiënten practiseerden. Zij behoor­den dan ook tot de langst levenden in hun vak (1^.
(1) De ware arts (ik heb dezulken ook gekend en ken hen nog, en eere zij hun toegebragt) offert zich op voor de lijdende mensehheid, doch wordt maar al te vaak reeds in de eerste, 01' althans vóór het midden zijner jaren, opgecischt. De dood vergunt meestal aan dezulken het uitstel niet, dat hij den anderen schenkt. Voor hen, die onbekend zijn met de geestige fabel van den dood en den geneesheer, strekke het volgende:
De dood bezoekt de wijk eener stad, alwaar de cholera was uitgebroken en treedt in een der aanzienlijkste huizen, door een arts bewoond, de kamer bin­nen. In het belendende huis lag een gevaarlijke zieke, welke door dezen behandeld werd. — De dood, na eenige excuses gemaakt te hebben over zijn zoo impertinent bezoek, maakt zich bekend als de koning der verschrik­king. De arts, nog levenslustig, had weinig schik, gevoelde zieh niet zeer op zijn gemak en tracht uitstel te verkrijgen, al ware het dan ook slechts voor eenige uren. Hij was juist bezig om de qualiteit van eene fijne flesch te on­derzoeken en rookte eene geurige manilla. Hij bood den onwelkomen gast bevende een stoel aan en verzocht hem, beleefdheidshalve, plaats te nemen en een glas wijn te drinken. De dood, ofschoon meestal niet zeer galant in manieren, begreep echter voor ditmaal gebruik te kunnen maken van de zoo vriendelijke offerte en dacht bij zich zelven, wij kunnen dan straks te zaain wat vrolijker, meer opgewekt de reis doen. Hij dronk en dronk telkens we­der; de wijn smaakte hem goed. Tegen zijne gewoonte werdt hij veel spraak­zamer, ja zelfs vertrouwelijk jegens zijn gullen gastheer. Deze, wiens toeleg het was, zijn vijand, zoo 't mogelijk ware, te bedwelmen en op eene geschikte wijze naar zijn' zieken buurman te zenden, schonk telkens ten boordevol in en begon al meer en meer zwarigheden te opperen tegen die reis naar de onderwe­reld. Doch op dit punt was Freund Hain onwrikbaar. Het was nu eenmaal zijn bepaald voornemen, zeidc hij, zijn gastheer, hoe vriendelijk en beleefd
-ocr page 32-
28
Doch om tei'ug te keeren tot de runderpest. Ik heb boven gezegd (pag. 21) te durven beweren, dat er nimmer een middel zal gevonden worden tegen de runderpest, maar dat de bijl in den beginne het specif, is, het eenig doelmatige middel en de inenting langs kunstmatigen of natuurlijken weg eerst dan geïndiceerd, wanneer de ziekte reeds eene groote uitbreiding verkregen heeft, gelijk thans, waardoor in korten tijd de Epizootie kan overwonnen wor­den. Geene geneeskundige proeven voortaan dan meer ge­nomen , dan in de steppen van Azië en Europa! De runder­pest of typhus (beide namen, ik herhaal het, zijn gepast, de laatste uit het wetenschappelijk oogpunt, de eerste wegens haar eerstgeboorte-regt, hare eeuwenoude benaming (1),
hij ook ontvangen was geworden, nolens volcns mede te nemen. Hij gaf hem te kennen dat zijne visite nu eenmaal lang genoeg geduurd had cu dat hij, zoo hij nog eenige beschikkingen had te maken of noodwendige za­ken te doen, hij zich alsdan moest haasten, daar hij hem nog slechts een uur uitstel toestond. De gastheer zeide, dat hij in het naastzijude huis nog een' patient te bezoeken had, die in gevaarlijke omstandigheden ver­keerde en voor wien hij dus nog gaarne een drankje zoude willen voor­schrijven. Als dit gedaan was, zoude hij zich aan de genade van zijn' gast overgeven. — Op het hooren van deze woorden, rees de dood plotseling uit zijn' gemakkelijken fauteuil op, schudde zijn' gastheer vriendelijk de hand cu sprak hem aldus toe: ik zou mij daar leelijk vergist hebben, juist moeamp;t ik bij dien man daar naast wezen. Door de duisternis misleid, heb ik aan eene verkeerde deur geklopt. Wat spijt het mij dat ik u zooveel schrik op het lijf heb gejaagd! Wel, man, dat verandert de zaak, ik vertrek alleen. Blijf gij nog vele jaren in leven, want zonder u (dit sprak hij zoo zacht mo­gelijk en terwijl hij hem tegen zijne koude borst drukte) en velen uwer col­lega's, zoude mijn vriend Caron weldra zijn bootje kunnen te huur hangen en Pluto mij zijn hoog ongenoegen te kennen geven, doordien ik den scepter, aan mijne handen toevertrouwd, zoo ellendig zwaaijen durf. Vale Doctor, ik recommandeer mij. — En de arts, na zijn' gast op de vriendelijkste wijze en onder diepe buigingen tot aan de deur uitgeleide gedaan te hebben, schelde zijn' bediende en beval hem de fijnste flesch uit den keider te halen.
(1) Er bestonden evenwel epizooticn of kunnen er bestaan, bij welke het ziekte-karakter meer naar pest dan wel naar typhus overhelt en bijaldien de ziekte al hare stadiën doorloopt, zonder tot herstel over te gaan, heeft zij touh in het laat­ste altijd een rotachtig karakter. 'Waartoe dient toch die verandering van hena-niingeu in de verschillende wetenschappen? 7'.] sticht Inccr kwaad dan goed. De
-ocr page 33-
29
de runderpest dan of veetyphus moet verschillend behandeld worden in hare verschillende tijdperken. Elk wetenschap­pelijk arts, die veel gelezen heeft in het boek der Natuur, die zooveel mogelijk het macrocosmus en microcosmus en daaraangrenzende Organismus van het dier heeft trachteu te leeren kennen, verstaat de teekenen der ziekten en kent de wapenen, waarmede hij strijden moet. Hij moet wezen, in­terpres Naturae, en zal niet als magister over haar, maar wel als haar dienaar willen optreden. Over het punt van behandeling der ziekte dus verder uit te wijden, zoude deze brochure onnoodig vergrooten. Zij is ook aan bekwame handen toevertrouwd en zal verschillend moeten wezen naar mate van den verschillenden graad van hevigheid, de verschillende complication, ouderdom, al- of niet zwan­gerschap , enz. enz. In den beginne, (dit heb ik reeds in mijne vooraf publiek gemaakte artikelen in de dag­en weekbl. aangeraden), zullen de zuren, vooral het ac. muriaticum in slijmige afkooksels, boven alle andere de voorkeur hebben. Deze zijn dan trouwens ook van den beginne af aan, dat de Epizootic door de Commissie van Veeartsen is behandeld geworden, zoowel in- als uit­wendig aangeprezen. Men zal ook, door veel te willen doen in de behandeling van den typhus, dikwijls meer schade veroorzaken dan nut, en met weinig geneesmiddelen, doch cene doelmatige diaetet. behandeling, zal men veel goeds kunnen uitrigten, en vooral door zuivei'ing van lucht en stallen, zindelijkheid des ligchaams te bevorderen, de huid te prikkelen en de transpiratie op te wekken, de genezing kunnen volbrengen. Naarmate de meer- of minder opge-
naam van runderpest was bij iedereen in ons vaderland bekend en wordt gevreesd. De naam van veetyphus bragt van den beginne af aan groot kwaad toe en vol­strekt geen nut. Hetzelfde geldt omtrent de gedurige verandering in de bena­ming der geneesmiddelen, meer bijzonder der chemisebe praiparaten. De grootste chemici zijn daarom niet de beste artsen. Als men slechts weet, welke eigen­schappen de kwikprsepar. h. v. bezitten en wanneer en hoeveel er van, in ge­geven gevallen, moet gebruikt worden, is men een goed geneesheer.
-ocr page 34-
30
wekte of onderdrukte of verzwakte werking der levens­kracht, — de meer of minder geprononceerde eretische stupide of torpide vorm der ziekte, — de verscHIlende ge­steldheid der eerste wegen, der ademhalings-werktuigen, enz., zal men vroeger of later met opwekkende en ver­sterkende middelen moeten aanvangen.
Dat de zuren algemeen zoo gunstig werken, doet ons, naar mijn inzien, een' blik werpen zoo niet in de natuur, dan toch in de werking der smetstof en het wezen der runderpest. Ofschoon tot heden toe onbekend gebleven, niettegenstaande alle microchemisch onderzoek, omdat zij nog den scherpsten blik ontgaat en het meest vergrootend microskoop bespot, kan men echter aannemen, dat de smetstof eenigzins in de eigenschappen der imponderabilia deelt, doordien zij met geene balans kan gewogen wor­den. Evenwel moet de smetstof uit atomen zijn zaamge-steld, en wel hoogst waarschijnlijk uit levende, zich be­wegende schepselen, bij welke echter de reeds ontdekte en door Ehrenberg bekend gemaakte infusoria nog reuzen zijn, — welke smetstof zich zoowel op de vleugelen des winds, op honderd ellen afstands (1) verspreidt, als dat zij zich aan alle levendige wezens en kleedingstukken enz. vast­hecht , — die aldus tallooze dragers heeft en juist daarom alleen de ziekte zoo gevaarlijk maakt, en volstrekt niet om hare doodelijkheid per se. Er zijn vele ziekten van het rund, die veel meer doodelijk zijn dan de r.pest, als daar zijn het miltvuur en de melk- of kalverziekte (nervosus Milch- oder Kalbefieber, Stal-Typhus, frühmelkender Kühe) of even doodelijk, als: de catarrhus malignus en de long­ziekte, om van geene andere te gewagen.
Gelijk alle typheuze ziekten, is de runderpest aldus wel gevaarlijk, maar zeer goed herstelbaar en men zal, wan-
(1) De hoogste berekening is 800. Het is altijd voorzigtiger deze aan to nemen, dan een kring die te klein is.
-ocr page 35-
31
neer men de door mij voorgestelde, voorbereidende, bloed-zuiverende kuur getrouwelijk in acht neemt, voor en aleer de dieren besmet worden, voorzeker 2/3 of 3/i gedeelte, zoo niet meer, in het leven behouden.
En, al ware het ook zelfs, dat het aan het microche­misch- en microskopisch onderzoek gelukte, om in het bloed der aan r.pest lijdende dieren, bacteridiën of Vibri­onen te ontdekken, gelijk de Fransche geneesheer Davaine in het bloed van aan miltvuur (Ie sang de rato) lijdende schapen, — al had, zeg ik, de wetenschap die ontdek­king gedaan, ik geloof echter niet dat zij van practisch nut zou wezen. Maar wel heeft het practisch nut, als men weet, dat het miltvuur door in tijds genomen voor­zorgen , aderlatingen en verkoelende, bloedzuiverende en ontlasting bevorderende middelen grootendeels kan voorge­komen worden. Ook is het eene reeds lang bekende waar­heid, dat onder zekere omstandigheden bestanddeelen van het bloed kunnen veranderd worden en een eigen leven verkrijgen.
Mogelijk bestaat dan ook de smetstof der runderpest uit een nog onbekend diertje of schimmelplantje, of een nog onbekend element. quot;Wij zien, even als bij de impon-derabilia, voor als nog slechts de verschijnselen. De na­tuur, de gedaante der atomen, waaruit de smetstof der r.pest bestaat, is nog voor ons verborgen en zal zulks waarschijnlijk wel blijven. Dit weten wij alleen, dat hare natuur zoodanig is, dat zij als 't ware antipolarisch moet gedacht worden te zijn met het oxygenium en het meest overeenkomstig met het hydrogenium. Immers, veel zuur­stof houdende middelen en die, welke gelijk het oxygenium, het meest harstachtig electrisch zijn, schijnen tot bestrij­ding der ziekte het meeste nut te bewijzen, de kwaadaar­digheid harer smetstof te verminderen, zoo niet onzijdig te maken.
Ook dit mogen wij met bijna zekerheid aannemen, dat
-ocr page 36-
32
de smetstof der r.pest zeer spoedig in de bloedmassa wordt opgenomen en de luchtwegen de hoofdplaats der besmet­ting zijn, (1) dat zij hoofdzakelijk de verrigtingen van den N. vagus eerst verstoort en daarna als verlamt, terwijl zij, ten gevolge der reactie van de Levenskracht, langs de in- en uitwendige ligchaams-vlakte, de mucosa en de huid, uit het ligchaam verjaagd wordt.
Mogten in het welbegrepen belang van onzen geboorte­grond , de mannen, aan wier beleid en bekwaamheden Z. M. het bestuur des vaderlands heeft toevertrouwd, zoo spoe­dig doenlijk aan het door mij voorgestelde plan gevolg ge­ven , ten einde de verdere schade te voorkomen, welke het tegenwoordig stelsel van behandeling der runderpest den lande noodwendig moet toebrengen. Mogten de geneeskun­digen en veeartsen, welke in Holland en Utrecht werkzaam zijn, bovenal de Commissie en haar Voorzitter, de groote verantwoordelijkheid beseffen, welke op hen rust en den verkeerden weg verlaten, door hen tot heden toe bewan­deld. Hunne geneeskundige methode, nog langer volge­houden , zal noodzakelijk ten gevolge moeten hebben, dat de runderpest in ons land zal blijven voortbestaan, en, gelijk de kanker onder onze schoone en kostbare runder­kudden zal blijven voortwoekeren. Zij zullen zich, bij­aldien zij mijne voorgestelde handelwijze versmaden en
(1) De ervaring leert dat het bloedgas en de huidnitwaseming reedä Iic-smettelijk zijn, alvorens de se- en excreta aansteken. — Ook is een eigenaar­dige hoest een der eerste eigendonimelijkc ^iekte-teekenen. De Heer F, C. Hekraeijcr zegt in zijne aauteckeningen over de runderpest (zie bijlage tot de Landb. Cour. No. 22): „ De wetenschap moet nog het antwoord geven, wat de smetstof doet in het ligchaam, gedurende het incubatie- of latente tijdperk, welke veranderingen zij daarin te weeg brengt.quot; En Z.Ed. gelooft met Jessen, dat door allemaauwkeurigstc nücrosk. en microclicmische onderzoekingen van organismen, die de ziekte hebben doorgestaan en er dus niet meer vatbaar voor zijn, vergeleken met de zoodanigen, die de ziekte nog niet gehad hebben, de mogelijkheid bestaat, eenmaal bekend te worden met de veranderingen, die door de smetstof in bet ligchaam zijn Ie weeg gebragt.
-ocr page 37-
33
weigeren ten uitvoer te brengen, blootstellen aan de regt-matige verbittering zoowel van den tegenwoordigen vee­houder , wiens kudden nog verschoond zijn gebleven, als van het nageslacht, dat eenmaal met onpartijdigheid uit­spraak zal doen over de geschiedenis der runderpest in Nederland in de jaren 1865—66 , — over hen, aan wie de behandeling der Epizootic werd toevertrouwd —, over het onverantwoordelijk in den wind slaan van de raadgevin­gen dier mannen, welke van den beginne en tot nog toe het stelsel van Lancisi hebben aangeprezen, — als 't ware afgesmeekt, doch te vergeefs, — als ook over den inhoud dezer weinige bladen en de opvolging of verwerping van mijn voorstel. Dat beiden, en Kegering en Commissie, be­denken dat elke dag uitstel groot verlies te weeg brengt aan de schatkist en dat de tijd intreedt, waarop de runderen hunne stallen met de weide eaan verwisselen. Dat de Commissie vooral in het oog houde, dat bijal­dien de zomer van 1866 beantwoordt of gelijk is aan den vorigen, het ziekte-karakter veel meer kwaadaardig en haar beloop A^eel meer acuut wezen zal. Dat, gelijk zij wel weten, de gelegenheid tot aansteking der nog gezond geblevene gemeenten alsdan veel grooter wezen zal dan in den winter, nu de stallen meer geïsoleerd kunnen blijven. Dat zij dan niet langer het wetenschappelijk doel volgen, maar wel het eenige ware in het belang des Vaderlands, de spoedigst mogelijke ten einde brenging der Epizootic. Het nageslacht zal hen alsdan roemen, omdat zij grootmoediglijk hun schepter hebben neergelegd, en het tegenwoordig geslacht, de handelsstand, de land­bouw en nijverheid, zullen zich verblijden en hen toejui­chen , omdat zij den druk opgeheven hebben, waaronder de bronnen van ons bestaan reeds zoo vele maanden zuch­ten. Er zijn geene lauweren meer voor hen te behalen op den weg, welken zij hebben betreden en waarop zij tot nu toe zijn voortgegaan. De liefde tot de weten-
-ocr page 38-
34
schap, dit willen wij aannemen, is de oorzaak geweest van hare wijze van handelen, doch deze mag niet be­oefend worden ten koste van de welvaart der natie. Even als alle standen der maatschappij hunne aangename en onaangename zijde hebben, zoo ook voorwaar niet het minst, die van geneesheer van mensch en dier. De we­tenschap reikt den geleerden veeltijds de schoonste bloe­men toe, doch weinig rozen zonder doornen.
Schrijver dezes weet zulks maar al te zeer bij ondervin­ding. Toen in 1841 bij de paarden van het leger eene Epizootic was uitgebroken, was ik als paardenarts der Ie kl. bij de rijd. artill. werkzaam, en kon geene andere oorzaak van de ziekte opsporen dan welke gelegen was in de slechte qualiteit van den haver (het vorig jaar algemeen bij vochtig weder gemaaid en binnen gebragt). Ik stond op dit punt alleen. Mijne Collega's, het zij uit overtui­ging , hot zij uit onkunde of menschenvrees, schreven de ziekte toe aan atmosferische invloeden, de zoodanigen dus, welke de mensch niet genoeg in zijne magt heeft om te beheerschen. Dewijl ik ten volle overtuigd was van de ge­grondheid mijner zaak, gaf ik mijne stelling niet op. Ten­gevolge hiervan ondervond ik schier dagelijks groote on­aangenaamheden, die mij noopten aan den heer Inspec­teur van de Geneesk. dienst van Land- en Zeemagt mijne overplaatsing bij een ander korps te verzoeken, aan welk verzoek dan ook reeds den volgenden dag gehoor werd gegeven, en ik mögt mijn garnizoen te Amersfoort met dat van Nijmegen verwisselen, alwaar ik bij den staf van het rogement veldartillerie geplaatst werd. Hier vielen mij vele blijken van achting en vriendschap ten deel en wer­den de wonden geheeld, mij in Amersfoortquot; toegebragt. Onvergetelijk zijn mij gebleven en zullen, ook nog om an­dere redenen, blijven de twee jaren, binnen Nijmegens grijze veste doorgebragt. — Ook bij de paarden der veld­artillerie had ik gelegenheid om alle nuances, welke de
-ocr page 39-
35
ziekte aanbood, nog meer op mijn gemak te kunnen aan­schouwen. Ik stelde eenigen tijd daarna van deze ziekte eene monograpliie op, waarin ik met onomstootelijke bewij­zen de gegrondheid mijner thesis aanwees. Op het punt om die aan de pers over te geven, zag ik echter, op aan­rading van hooggeplaatste en mij toegenegen personen, van dat voornemen af.
Er zijn gouden ketenen, die drukkender zijn dan die welke den slaaf worden aangelegd. Sapienti sat. Bijna het vierde gedeelte eener eeuw is na deze voor mij zoo gewigtige ge­beurtenis weggevlogen. Velen, die er getuige van waren, zijn reeds van het woelige tooneel der wereld afgetreden, doch er zijn er ook nog in leven, zoowel van mijne toen­malige vrienden als vijanden, die zich, wanneer deze let­teren onder hun oog komen, de zaak genoegzaam zullen herinneren. Onder mijne grootste vijanden was ook een medicus, welke, niettegenstaande zijne vele bekwaamheden, door mij niet gerangschikt werd onder de rubriek der ge-ivissenhafte. Hem is echter reeds lang vergeving geschon­ken voor de verongelijking, de beleedigingen en het ver­driet, dat zijne handelwijze mij in A. heeft berokkend. Intusschen dank ik God, dat deèe gebeurtenis aanleiding heeft gegeven tot mijne, bijna 2 jaar later, gedane aan­vraag, om een eervol ontslag uit de dienst van Z. M. en dat ik bij dit alles de bevestiging heb mogen ondervinden van die troostvolle woorden, door den mond der waarheid tot zijne discipelen gesproken: Ook de haren uws hoofds zijn allen geteld.
Voor en aleer ik de pen nederleg, moet ik nog met een woord spreken over de ontsmetting der stallen en het regt dat de veehouders hebben om volkomen schadevergoe­ding te eischen voor het vee, dat zij ten gevolge der run-derpest verloren hebben. quot;Wanneer geene kwaadwilligheid, moedwillig verzuim der algemeen bekend gemaakte en voorgeschrevene voorzigtigheids-maatregelen, ten gevolge
-ocr page 40-
36
van bekrompen godsdienst-begrippen, eigenzinnigheid, enz., kunnen bewezen worden, zoo heeft de veehouder volgens de wet der zedelijkheid en regtvaardigheid, volkomen aan­spraak op geheele schadeloosstelling, bijaldien de runderpest zijn eigendom aantast, hetwelk niet alleen ten behoeve zijner medeburgers en ten algemeenen nutte moet onteigend worden, maar omdat de ramp, hem overkomen, de wonde welke hem geslagen is, alleen is toe te schrijven aan de flaauwe en verkeerde maatregelen, welke de regering ge­nomen heeft, niet alleen toen de ziekte in Kethel en om­streken zich openbaarde, maar welke men reeds vroeger had kunnen verhoeden, toen onder de schoone rundvee-rassen van het trotsche Albion de grootste verwoestingen werden te weeo- gebragt.
De schadevergoeding dient dus berekend te worden naar de volle waarde, welke de dieren hadden vóór dat zij ziek werden, terwijl de gezonde doch verdachte en daarom ten algemeenen nutte onteigend wordende dieren, zelfs boven de volle waarde moesten vergoed worden.
Is daarentegen de noodlottige ziekte de stallen binnen getreden, ten gevolge ven kwade practijken, moedwillig verzuim der voorzigtigheids-maatregelen en bespotting der verordeningen, door gemeente- en provinciale besturen, enz. met een goed oogmerk uitgevaardigd, alsdan zal men, met uitzondering van het eerste geval, slechts eene gedeeltelijke schadevergoeding moeten verleenen; terwijl op kwade prak­tijken, het binnensmokkelen b. v. van vee of vleesch uit besmette oorden, de straf des brandstichters moest kunnen toegepast worden. Ook wanneer men de ziekte verborgen heeft gehouden, zal de veehouder geen regt hebben op schadeloosstelling van het zieke vee, terwijl hij daarenbo­ven nog strengelijk gestraft dient te worden. #9632;— En aan­gezien de groote besmettelijkheid dezer ziekte, mogen de strafbepalingen, gesteld op bovengenoemd verzuim van aangifte, niet ligt gesteld worden. — Het verkoope.! en
-ocr page 41-
37
vervoer van vleesch, niet alleen der zieke, maar ook van verdachte en afgemaakte dieren, moest niet langer geduld, het vleesch liever smakeloos worden gemaakt. Insgelijks moesten de huiden, zonder uitzondering, gekor­ven of vernietigd worden. Het geldelijk verlies, hierdoor geleden, kan niet opwegen tegen het gevaar om de be­smetting verder te verspreiden. Wat betreft de uitgaven, door de schatkist te verstrekken, deze zoude men nader­hand , wanneer de Epizootie ten einde is geloopen en han­delstand en nijverheid van den druk, waaronder zij thans gebukt gaan, ontslagen zijn geworden, bij wijze van al-gemeene belasting of door heffing op den veestapel gedu­rende een of twee jaren, of ook door eene algemoene col-lokte kunnen bestrijden.
Eindelijk zal, na afloop der ziekte, de meest naauwkeu-rige desinfectatie der stallen en hoeven en van alles wat in de nabijheid derzelve en der dieren zich heeft bevon­den , enz. enz., moeten plaats hebben, al hetgeen weinig kostbaar is worden verbrand, en geene onkosten gespaard, maar liever te veel dan te weinig voorzorg gebruikt, om alle voorwerpen, waaraan de smetstof zich heeft kunnen hechten of welke zij heeft kunnen doordringen, indien zij niet vernietigd worden, te zuiveren en te desinfecteren. Ook dienen de dieren dagelijks nog gezuiverd te worden en over hen een waakzaam oog gevestigd te blijven, daar zij nog lang het vermogen behouden om te kunnen besmetten. De heer Hengeveld zegt in een rapport aan Z. E. den Minister van B. Z.: (Zie Staats-Cour. van 9 Dec. jl.) „ Het is niet vast te stellen hoevele dagen en weken na de meest zekere verschijnselen van hersteld te zijn, een aan typhus geleden hebbend dier nog besmetten kan. Men mag eerst met in achtneming van de ruimste tijdsbepaling overgaan tot het in contact brengen der herstelde met ge­zonde dieren.quot; ZijnEd. beschouwt de purulente slijmaf-scheiding uit de vagina, de langdui'ige, hoewel geringe
-ocr page 42-
38
en dikke slijmafsclieiding uit neus en oogen, de opgeloste epithelium-laag en het produkt der zweren van het darm­kanaal , de roeven van bestaan hebbende exanthemata of de daaronder liggende purulentestof, allen vermoedelijk nog lang besmettelijk.
Nog moet ik opmerken dat, bijaldien men, hetgeen wij vnriglijk wenschen, niet voor ons zelven, maar in het belang der natie, in het belang van onzen mij zoo dier­baren geboorte-grond, — wanneer men, zeg ik, eindelijk overgaat tot de uitvoering van de algemeene opzettelijk aangebragte besmetting, na voorafgegane voorbereidings-kuur, zoo zal het in enkele gemeenten nuttig kunnen we­zen , het vee uit stallen, die zeer digt gelogen zijn bij de reeds aangetaste, insgelijks aan dezelfde behandeling te onderwerpen. Ook zal het vee van die stallen, in welke de ziekte zich mögt openbaren, gedurende de eerste week na den dag, waarop de algemeene besmetting is in 't werk gesteld, nog aan diezelfde voorbereidende kuur en daarop gevolgde besmetting kunnen worden blootgesteld. Heb­ben er later nog dergelijke gevallen plaats, hetwelk meer dan waarschijnlijk in de eerste weken zal gebeuren, zoo zal alleen het stelsel van Lancisi moeten worden aange­wend. Het tijdstip, waarop het cordon zal kunnen worden opgeheven, zal naar omstandigheden vroeger of later kun­nen plaats hebben, doch men zal ook in dit opzigt wijzer handelen, zoo men het eer wat langer dan te kort door de milit. magt laat bezetten; terwijl alle politie-maatregelen gedurende de eerste maand na afloop der Epizootic met verdubbelde gestrengheid moeten gehandhaafd worden.
-ocr page 43-
NASCHRIFT.
Overziende al hetgeen ik geschreven heb, moet ik be­kennen, dat de vorm meer geregeld had moeten wezen, de stof meer logisch had behandeld kunnen zijn. Even­wel zal, om eene vergelijking te gebruiken, elk kleeding-stuk , dat tot verwarming des ligchaams, tot bevordering der gezondheid gemaakt wordt, goede diensten kunnen be­wijzen, al is het dan ook niet naar de mode gesneden.
De weinige ledige oogenblikken, die de drukte mijner bezigheden mij overliet, gevoegd bij het verlangen om mijne denkwijze aangaande de r.pest zoo spoedig mogelijk ter algemeene kennis te brengen, zijn van het gebrekkige in den vorm als de naaste oorzaak te beschouwen. Dit zal evenwel de gegrondheid mijner stelling niet kunnen om­verwerpen , want van de waarheid daarvan ben ik ten volle overtuigd, en zonder deze innige overtuiging zoude ik niet meer gesproken hebben na al hetgeen ik in de dagbladen reeds gezegd heb. Ten allen tijde was het mijne spreuk: amicus Socrates, amicus Plato, sed magis amicus Veritas. Slechts liefde voor deze en voor mijn vaderland, liefde voor de wetenschap, hebben mijne pen in beweging ge-bragt. Dankbare herinnering aan de lessen van mijne reeds afgestorven Hoogleeraars aan de school, alwaar ik van 1824—28 mijne studiën volbragt, de omgang met vele ge­neeskundigen in mijne burgerlijke, maar vooral militaire betrekking, en eene practische ondervinding van bijna 40 jaren, in beiden opgedaan, gaven mij ruime stof voor deze denkbeelden.
Mogten mijne welgemeende raadgevingen dan spoedig
-ocr page 44-
40
worden opgevolgd, en mijne stem niet langer wezen eene stem des roependen in de woestijn, ik zoude mij alsdan meer dan genoegzaam beloond achten voor de moeite, aan deze bladen besteed. De zaak echter eischt spoed. Elke dag verzuim vermeerdert het verlies dat onze veestapel reeds geleden heeft en bevordert de verspreiding der ziekte naar de nog verschoond geblevene provinciën. De naderende zomer en eene verhoogde temperatuur zullen de ziekte nog sneller zich doen uitbreiden, haar karakter minder goedaardig, de kans tot herstelling kleiner maken; en de r.pest, bij ons schier onbekend, althans vreemdelinge geworden in ons vaderland, zal, al meer en meer zich indringende, spoedig zijne inwoonster worden, zich vast nestelen en de welvaart van Nederland blijven ondermij­nen. Voeg hierbij nog de donkere wolken, die zich aan den staatkundigen horizon in Duitschland al meer en meer te zamen pakken, — de ondervinding van den winter van 1813—14, toen de r.pest zich voor het eerst in deze eeuw en voor de laatste maal in ons vaderland, binnen de pro­vincie Utrecht vertoonde, — omdat zij veelal de begeleid­ster is van den oorlogsgod, wijl deze tot voeding zijner strijdbenden, in zijn legertros de runderen der steppen en hun pestgift met zich sleept en daardoor het aantal jam­meren, door hem berokkend, nog met een nieuwen kan vermeerderen. — Voegt men dit alles te zamen, zoo zul­len wij redenen genoeg hebben om, met inspanning van al onze krachten, onverwijld de handen ineen te slaan, ten einde de ziekte uit te delgen en de stallen van hare smet-stof te bevrijden en voortaan te waken dat, bijaldien het monster nogmaals wagen durft onze grenzen te overschrij­den, het den slangenkop onmiddelijk verpletterd worde, voor en aleer het den tijd gehad heeft om de natuur en' het ligchaam der hydra te kunnen aannemen.
laquo;
-ocr page 45-
-ocr page 46-
-ocr page 47-