-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
*^smmmmm
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2912 830 7
-ocr page 6-
m \ HS
V/'/'
laquo;£^.
-*M((^
GESCHIEDKUNDIGE
^:
WETENSCHAPPELIJKE BESCHOUWINGEN
OVER DE
VEEPEST;
BIJEENVERZAMELD EN BEWERKT
f
AI. II. DE GRAAFF.
BREJ)A, •
BROEamp;E amp; COMP.
__nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; l
1 8 6*5.
--m^;
-ocr page 7-
#9632;
1
-ocr page 8-
GESCHIEDKUNDIGE
EN
WETENSCHAPPELIJKE BESCHOUWINGEN
OVER DE
VEEPEST;
BIJEENVERZAMELD EN BEWERKT
M. H. DE GRAAFF.
#9632;#9632;#9632;;nbsp; nbsp; KSaS^'J'
BREDA,
BROESE amp; COMP.
18 6 5.
-ocr page 9-
-ocr page 10-
AAN
DE NEDERLANDSCHE GEMEENTEBESTUREN
WORDT DIT GESCHRIKT UIT HOOGACHTING OPGEDRAGEN
DOOK
DEPT SCHRIJVER.
-ocr page 11-
-ocr page 12-
VOORBERIGT.
Wanneer eene nationale ramp het Vaderland treft, dan is het de pliyt van ieder welgeaarden staatsburger het zijne bij te brengen tot verzachting van deze ramp. De thans heerschende ziekte onder de runderen belioort tot deze natio­nale rampen; daarom heb ik mij gehaast eenige geschied­kundige en ivetenschappelijke opmerkingen te verzamelen, waaruil ivelligt eenig nut te trekken is, ter bestrijding dezer gevreesde ziekte. Hoofdzakelijk zijn de hier gegevene op­merkingen door mij uit Fr ansehe, Duitsche, Engelsche en Hollandsclte bescheiden opgemaakt, en oorspronkelijk bestemd voor een tijdschrift aan de nijverheid gewijd. Toen ik ze schreef, was de veepest nog niet aanwezig. Eene afzonder­lijke uitgave heb ik nu, in den tegenwoordigen stand van zaken, doelmatiger en nuttiger geoordeeld voor eene alge-wieene verspreiding. Ik Imop dat deze gedachte een goed ge­volg moge liebben en belangstel ling moge verwekken. De on­dervinding, bij dergelijke ziekte in vroegere jaren opgedaan.
-ocr page 13-
V O O R B E R I G T.
toraquo; noy heden leering aanbrenyen. Wie het geschiedboek raadpleegt, zal zijne kennis vermeerderen en menig leerzamen ivenk ontvangen , waarvan hij een heilzaam gebruik kan ma­ken. Dat dit geschrift imgelgks eene goede uihoerking moge hebben, uoensch ik opregt, daar mij niets meer ter harte gaat, dan het toelzijn mijner landgenooten in het bijzonder en van de menschheid in het algemeen, gelijk genoegzaam uit menig werk van mg is gebleken.
De Schrijver.
-ocr page 14-
Nu en dan hoort men, zoo in ons Vaderland als in an­dere landen, nog dikwerf gewagen van aanstekende ziekten onder het vee, en wel voornamelijk van de zoo gevreesde longziekte, welke eene pestaardige aanstekingskracht bezit. Behalve deze reeds zoo vreeseiijke kwaal, bestaat er nog eene ergere, en wel de veepest, welke thans in Nederland en elders heerscht.
Het is zeker niet onbelangrijk nopens deze ziekte, welke weleer in Europa en bijzonder in ons Vaderland zulke groote verwoestingen heeft aangerigt, eenige historische en weten­schappelijke mededeelingen te doen. Ten einde eene behoor­lijke en voor de lezers gemakkelijke volgorde in onze be­schouwingen over dit aangelegen onderwerp te nemen, hebben wij hel opstel gesplitst in de navolgende rubrieken, als :
F. Geschiedkundig overzigt; II. Kenleekenen der veepest; UI. Van de oorzaken der veepest, en van het gebruik van
het vleesch der dieren, die daaraan zijn gestorven; IV. Behandeling.
1. GESCHIEDKUNDIG OVERZIGT.
Wij zullen beginnen met de veepest, die van 1711 ge­durende verscheidene jaren in het zuidelijk en westelijk gedeelte van Europa woedde. Ontslaan in Hongarije, werd zij in de maand Augustus 1711 in Italië, en wel in de omstreken van Padua, ingevoerd door een' os die, ontsnapt aan eene kudde onder het opzigl van kooplieden, naar eene pachthoeve van de prinsen Borromeo vluglle. De pachters bragten dezen os in den stal, waar hij met andere
-ocr page 15-
runderen verbleef van 's morgens tol 's namiddags, loen hij naar het dorp Brcntelle geleid werd, waar zijn eigenaar woonde. Tien dagen daarna werden alle ossen van den stal, waar de ontvlugtte geslaan had, ziek en stierven, uitgezonderd één. Vijftien dagen waren er naauwelijks ver-loopen , of de veepest heerschte in de geheele nabuurschap. Zij verspreidde zich weldra in Lombardije, de hertogdommen Parma en Modena, de Kerkelijke Staten, het koningrijk Na­pels, en verder zuidwaarts; van Milaan, Piëmont, Savoye, Frankrijk, naar het westen; van Tyrol, Zwitserland, Bei-jeren, Oostenrijk, naar het noorden. Omstreeks denzelfden lijd drong zij uit Hongarije lol in Moravië, Bohemen, Si-lesië, Pruissen, de Rijnprovinciën, België en Holland door, van waar ze naar Engeland werd overgebragl. Zij heerschte in Europa lot in 1718, en deed meer dan 600,000 volwas­sen runderen sterven. Van October 1715 lol April laquo;714 doodde zij in de Kerkelijke Stalen, volgens eene naauwkeurig gehoudene aanleekening, 8,466 plocgossen, 12,941 koeijen, 555 stieren, 451 ossen niet in slaat te werken, 2,362 kal­ven , 862 bullcls en 655 buffelkalven : in het geheel 26,252 stuks vee. Wijl men niet eerder dan drie maanden na hel uitbarsten der ziekte aanleekening had beginnen te houden , gelooft de geneesheer Lancisi, dal het getal gestorvenen ten minste op 50,000 stuks geschal mag worden.
Europa had nog van 4740 lot I7b() van de veepest veel te lijden. Deze ontstond destijds gedurende het beleg van Praag door de Franschen, en verbreidde zich van Bohemen naar Hongarije, Sliermarken, Tyrol, Italië, Piëmont, l)au-pbiné, Picardië, Lorraine, Elzas, Dultschland, België, Hol­land en Engeland, waar zij, volgens de meening van som­migen , door twee Ie Londen ontscheeple en in het graafschap Essex lol het kruisen van het inlandsch ras gebezigde ossen ingevoerd werd , terwijl anderen het toeschrijven aan buiden , uil Zeeland afkomstig. Dit laatste is zeer waarschijnlijk, vermits toen aldaar de veepest heerschle, gelijk nog iemand dezer dagen in een oud en gedeeltelijk verscheurd drukwerk eene opgave vond van gestorven runderen in die provincie, gedurende genoemd jaartal, zonder vermelding der ziekte waaraan ze bezweken waren. De ziekte van dal tijdstip was echter niets anders, als de tegenwoordige veepest.
-ocr page 16-
Indien men berekent, dal in 1750 bijna alle runderen in Nederland stierven , dan zal men gemakkelijk kunnen be­grijpen, dat in een tijdvak van tien jaren 3,000,000 stuks hoornvee bezweek,
In de Landhuishoudkundige Courant van Dr. J. Wltevvaal, S*8 jaargang, 1849, n0. 11 , verhaalt de heer B. W. Wtle-waal: raquo;dat de rampzalige runderpest onzen veestapel van 1711 — 1715, doch vooral van 1744—1783 zoo deerlijk teis­terde , dat men, om van andere voorbeelden niet te gewa­gen, in 1749 in Delfland en om de stad Leijden, zelfs in twee uren in 't rond, niet een eenig runderbeest kon ont­dekken.quot;
Om zich van deze ramp nog een duidelijker denkbeeld te kunnen vormen, deelen wij deze statistieke opgave mede, waaronder de kalveren niet zijn begrepen :
De provincie Utrecht verloor van het jaar 1744 tot 174() een getal van, , . 33,664 runderen,
West-Friesland en het Noorderkwar­tier van October 1744 tot 1 Mei 1745. 54,344 gt;
Friesland van October 1744 lot 1 Sep­tember 1745.........199,597
West-Friesland en het Noorderkwar­tier van 8 April tol 1 Augustus 1769. 9,235 .
Het Zuiderkwartier van Holland, in hetzelfde tijdstip........17,lüG raquo;
In bet Zuiderkwartier van Holland wa­ren 1 October 1768 nog, . 182,375
Den 1 April 1769 nog slechts 94,942
Hetgeen eene vermindering gaf van . 87,433 raquo; (1).
In 1770 tot 1778 heerschle deze veepest insgelijks hevig in Frankrijk. Gedurende de eerste jaren van hare verschij­ning ontrukte zij alleen aan de provincie Friesland 98,000 en aan geheel Nederland 400,000 volwassen runderen. Van daar verspreidde zij zich naar Vlaanderen door geheel Bel­gië, de noordelijke provinciën van Frankrijk en verder op naar de zijde van Champagne. Te Bayonne overgebragt in 1774 door huiden uit Zeeland, doorliep zij Roussillon, Gas-cogne, Guyenne, Auvergne, Languedoc, Provence, Dauphiné,
(I) Leijdsche Courant.
-ocr page 17-
I
Lyon, Franche-Comté, Bourgogne, en drong langs de boorden der Seine in Picardië. In hel laatstgenoemde jaar en in 1773 werd zij vooral bestudeerd door den beroemden geneeskundige Vicq-d'Azyr, die toen zijn werk over de vee­ziekte uitgaf. Deze veepest werd van Holland naar Engeland overgebragt door den handel; zij openbaarde zich te Aber­deen, na de apnkomsl van een schip met hooi uil Nederlr.nd aangevoerd. Ook werd zij dikwerf verspreid door hel trans­porteren van schapen , die de smetstof in hunne wol over-bragtcn.
Tegen het einde van 1793 brak zij weder los in Lom-bardije onder eene kudde Hongaarsche ossen, bestemd voor de Ooslenrijksche troepen. Spoedig deelde zij zich aan de runderen dier landstreek mede, doorliep geheel Italië, en woedde vooral in ITlXi, zoodat nagenoeg 400,000 stuks hoornvee bezweken. Hierbij kwam nog, dat de terugkomst van het Ooslenrijksche leger in Piëmont de pest weder in­voerde en het kwaad aanmerkelijk vergrootte.
Wat de veeziekte van 170C aangaat, zegt Professor Mulder, zij herinnert, dat 's lands besluur den hoogleeraar S. J. Brugmans belastte met een onderzoek (1). Hij bezocht, mid­den in den winter, terstond de dorpen tasschen Maas en Waal, en deed weldra verslag van zijne bevinding en handelwijze. De officieren van gezondheid werden aangeschreven om de ziekte te helpen waarnemen en de landlieden te dienen van raad. Wetenschappelijk opgeleide veeartsen had men toen niet in ons vaderland; Brugmans heeft in die leemte mede helpen voorzien. Hij hield de toen heerschende veeziekte voor minder kwaadaardig en minder besmettelijk dan de vroe­gere veepesten, door Camper, Vinck en anderen beschreven.
In genoemd jaar vertoonde deze ziekte zich almede bij de ossen, bestemd voor de troepen van de Sambre en van de Maas, van den Bijn en van de Moezel, waar zij, vol­gens sommige schrijvers, aangebragt werd door ossen, af­komstig van den vijand en medegevoerd door het legerkorps onder bevel van Jourdan. Hoe dit ook zij, niet lang daarna verscheen zij in de Eizas, in Lorraine, in hel Vogesische gebergte, in Franche-Comté, Zwitserland, Bourgogne tot in
•.v
(I) Zie Dagverhaal der nationale vergadering, IV. deel, bladz, 289.
-ocr page 18-
hel deparlement van de Seine; van de noordzijde leed Pi-cardië, België en Duilschland. Honderd een en veertigdui­zend stuks runderen stierven er toen in Frankrijk.
De oorlogen zijn altijd de voorname oorzaak van de vee­pest geweest. Ingevoerd in Frankrijk door de legers der verbondene mogendheden, strekte zij zich westwaarts, zuid­waarts, oostwaarts en noordwaarts uit. Eindelijk heerschle zij nog in 18:27 in Walachije en Moravië, in het gevolg van het Russische leger, en in 1831 aan de boorden van de Weichsel, veroorzaakt door den oorlog der Polen met Keizer Nicolaas.
De opgenoemde lijdvakken zijn van onze eeuw de voor­naamste, gedurende welke de veepest in Europa heeft ge-heerscht; wij kunnen er nog bijvoegen, dat zij zich in 1807 in Pruissen en in 1810 in Spanje vertoonde. Men gelooft zelfs, dat ze zich jaarlijks in het oostelijk gedeelte van Duilschland meestal openbaart.
Ook nog in deze eeuw, den 2. December 1815, woedde ïij in de provincie utrecht, en stierven op een'stal 22 run­deren van de 27. In Mei 1814 werd zij gelukkig nog in ons Vaderland gestuit. Daarvan komt de eer toe aan den heer Mr. Gerard Wttewaal, deslijds lid en secretaris dei-commissie van landbouw in de provincie Utrecht. Een rap­port werd daarover door hem nilgcbragt, dat te vinden is achter den Slaat van den Landbouw in de Vereenigde Ne­derlanden, blz. 75, opgemaakt door den Hoogleeraar J. Kops Ie Utrecht in ISKi.-----
Deze ziekte is de kwaadaardigste voor het vee; de ver­liezen, door haar veroorzaakt, zijn onnoemelijk. Men schatte in het laalsl der vorige eeuw, dat van 1715 tot 1797 alleen in Frankrijk en België 10,000,000 stuks runderen stierven, en wij overdrijven niet, wanneer wij met sommige schrij­vers aannemen, dat zij, van 1711 tol 1797, in Europa meer dan 50,000,000 stuks hoorn vee gedood heeft. Laat ons nn de gemiddelde waarde van ieder beest op vijftig gulden stel­len , dan kan men nagaan, welk eene verbazende schade deze ziekte in Europa gedurende eene eeuw heefl Ie weeg gebragt. Dit verlies bepaalt zich nu op de gemelde waarde slechts bij de landlieden, en is zeker niet te hoog aangegeven. Om het wezenlijk verlies te verkrijgen, moet men beginnen uit
-ocr page 19-
6
Ie cijferen, wal deze dieren zouden opgeleverd hebben, in­dien zij bij den slager gedood waren, indien hun vleesch nultig verbruikt en hun afval ten behoeve der nijverheid ge­regelt aangewend ware. Daarbij moet men nog bedenken, hoeveel werk er onafgedaan moest blijven, wijlde landlieden plotseling vbn hunne weikossen beroofd werden; hoeveel voeder niet nuttig verbruikt noch met voordeel verkocht konde worden; eindelijk, hoeveel mestspecie zij minder in­zamelden , waardoor de landelijke voortbrengselen insgelijks afnamen gedurende eene reeks van jaren, een natuurlijk ge­volg van hel gebrek aan meststof. Onnoodig zal het der­halve zijn, dit verlies door een cijfer te bepalen; want al bleven wij beneden de wezenlijke waarde, dan nog zoude men onze schatting buitensporig achten. Wij willen alleen aanmerken, dat indien de veepest, hetgeen de goede God #9632;verhoede! — weder in al hare vcrschrikkelijkheid onder ons verscheen, de verliezen grooter zouden zijn dan vroeger. Immers de runderen zijn thans hooger in prijs; de nijver­heid is aanmerkelijk toegenomen en stelt nu meer belang in den afval der dieren dan vroeger; de comsumtie van vleesch is vermeerderd en noodzakelijker geworden; de cultuur is verbeterd; het gebruik van meslstolfen , dat het braak liggen groolendeels heeft vervangen, heeft aan alle soorten van bemesting eene grootere waarde verschaft, en den oogst veel afhankelijker gemaakt van den gebezigden mest, alhoe­wel thans de guano, bij gebreke van de gewone mestspecie, ten minste gedeeltelijk in de behoefte zoude kunnen voorzien. De thans in ons vaderland heerschende veepest is, naar sommigen willen, ontstaan te Kelhel, waar de ziekte uit Engeland werd overgebragt door het vee van een' vetweider dier gemeente, nabij Schiedam gelegen. Eenige weken ge­leden had hij 20 a 25 vette ossen naar de markt te Londen doen transporteren, welke geene koopers vonden en na verloop van 6 dagen teruggezonden werden. Weder onder de andere ossen opgenomen, zouden ze weidra ziek zijn geworden en de anderen hebben aangestoken. Eenigen be­zweken, anderen werden afgemaakt, zoodat er van de 100 stuks omstreeks 35 tot 40 overbleven.
Aanderen mecnen, dat de besmetting is voortgekomen uit doorgevoerd vee te Rotterdam, waar wekelijks 12 tot 1500
-ocr page 20-
stuks vee uit Podoliè en Hongarije worden aangebragt, welke liindstreken algemeen bekend zijn voor de ontwikkeling dezer ziekte.
Wijders wordt, aangemerkt, dat de markt Ie Rotterdam op deu 8sten Augustus II. het middenpunt is geweest, waar deze ziekte zich heeft geopenbaard, om zich verder uil Ie breiden in de arrondissementen Rotterdam, den Briel, Dordrecht en Gouda, met bedreiging van den Haag en Leijden.
Dat volgens de verklaring der Belgische veeartsen Cam-pens en Michels: raquo;rfe administratie onverwachts verrast is geworden door de besmetting} miskend in grondbegin, heeft deze zich vrij kunnen verspreiden, in afwezen van maeire-gelen die, op gepasten lijd genomen, misschien er den voort­gang hadden van kunnen tegenhouden (l).quot;
Toon de veehouders hunne kudden zagen bezwijken aan eene hun onbekende kwaal, die bliksemsnel werkte, werden zij van schrik bevangen en zochten zich zoo spoedig moge­lijk van het grootste gedeelte hunner runderen, door ver­koop, te ontdoen.
Van daar dat de anders zoo uitgestrekte en in dit saizoen met ontelbare hoornbeesten bedekte weiden van Zuid-Hol­land, thans niets meer dan eenigc kleine groepen opleveren, te midden van eene kudde schapen , die de ossen en koeijen schijnen vervangen te hebben.
Sommige veehouders hebben dan ook van hunne 300 lot 400 beesten slechts 23, 30 en (50 overgehouden.
Al deze laatste opmerkingen Ie zamen genomen , leveren een duidelijk bewijs op, hoe gevoelig de provincie Zuid-Holland door deze vreeselijke ziekte reeds is geteisterd ge­worden.
(1) Van deze zware beschuldiging heb ik aanteekening genomen, en raad ieder des bevoegd Nederlander aan, dit feit naauwkeurig te onderzoeken. De administratiën moeten altijd dadelijk van alles onderrigt zijn; daarvoor moeten hare ambtenaren zorsen.
-ocr page 21-
8
II. KENTEEKENËN DER VEEPEST.
Deze ziekte heefl zulke groole rampen te weeg gebragt, dat de beroemdste geneeskundigen in Italië, Frankrijk, Zwitserland, Duitsehland, Engeland en Nederland haar hebben onderzocht, zoo als de geschriften van Fracastor, Ramazzini, Lancisi, Ilaller, Camper, Vicq-d'Azyr, Paulet,
v___Chaumel, Lemoine, enz., getuigen.
Het is van zeer veel belang, de voorleekenen van de vee­pest te kennen; want reeds in den beginne moet men haar in behandeling nemen. Eene groote gevoeligheid van den rug en de lenden, rillingen, de vermindering van melk, die troebel en van een onaangenamen smaak is en schift bij het warm maken, zijn de gewone voorteekenen. Boven­dien verliezen de dieren hunne vlugheid en eetlust, wor­den loom, dorstig, verflaauwen in de herkaauwing, en zijn droog van bek. Ofschoon zich deze kenteekenen bij andere ziekten der runderen insgelijks opdoen, moet meu het er echter voor houden, dat zoo iels voornamelijk het begin der pest aanduidt, wanneer deze heerscht.
De ziekte openbaart zich dikwerf op eene geheel onver­wachte wijze; de zieken ondervinden eene spanning der her­senen, schijnen woedend, gaan en komen, hebben strakke en wilde oogen, stuiptrekkende bewegingen, en doen een meerder of minder luid gebulk hooren; vaak zijn ze ook geheel afgemat, hebben een dof oog, opgezwollen en half­gesloten oogleden, kunnen den kop Ier naauwernood om­hoog houden, en zijn bijna ongevoelig. Deze kenteekenen worden gevolgd van eene verwarring in de spijsvertering, in den bloedsomloop, in het ademhalen, en menigmaal van een huiduitslag; zij worden gewoonlijk in drie tijdperken afgedeeld , schoon de ziekte slechts zes tot tien dagen duurt. Kort voor den dood krijgen de runderen den rooden loop, slaken klagende geluiden , hebben persingen bij hunnen af­gang, spiertrekkingen, een hol oog, een koud ligchaam, knarsetanden, loozen eene stinkende stof uit den neus, en sterven in pijnlijke krampen of in eene volslagen afgemat­heid. De genezing openbaart zich door de verminderingnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; tgt; dezer verschijnselen op den vijfden of den zesden dag.
-ocr page 22-
9
Deze ziekte heeft geen geregelden loop en bezit eene groote verscheidenheid van kenleekenen, duur en verwikkeling: nu eens voeren de zenuwachtige aandoeningen of de teekenen van verderf den boventoon, dan weder doen zich voorvallen van ingewandontstekingen ol' eindelijk van een geheelcn huid-uilslag op.
Welke resultaten hebben de hedendaagsche waarnemingen opgeleverd? In Engeland zijn Engelsche melkkoeijen en vaar­zen door professor Symonds, door een Engelsch vcearls, en twee deskundigen van het Flansch gouvernement onderzocht. Deze besmette dieren verloonden zich, volgens het daarvan opgemaakt verslag, in een toestand van prikkelbaarheid, met strakken oogopslag, een aandrang van slijmerigheid uit de oogen en alsdan niet invallende oogballen. Voorts ver­toonde zich over hel geheel eene koude rilling, koude aan de horens, ooren en uiterste ligchaamsdeclen, met trilling der spieren en versnelde ademhaling. Uit den neus en mond vloeide schuim, taaije slijm en speeksel. De ziglbare slijm­vliezen hadden soms eene bleeke kleur en soms scharlaken, terwijl op de binnenste oppervlakte van de lippen en van het tandvleesch kleine zweren zigtbaar waren. De mest, aanvankelijk hard, werd bij verderen voortgang der ziekte dun, vermengd met verdikte slijm en gedeeltelijk met bloed. In sommige gevallen waren ook groote gezwellen onder de huid merkbaar. De ziekte is van korten duur, daar de dood gewoonlijk binne^i 24 uren volgt.
Uit het rapport van den leeraar aan 's Rijks Veeartsenij­school , G. J. Hengeveld, aan wien het onderzoek naar den aard dier ziekte in Nederland is opgedragen, blijkt, dat de voornaamste ziekteverschijnselen bij het levend dier zijn : raquo;Behalve glansloos haar, toenemende zwakheid , afwisselende warmte van het geheele ligchaam, ooren en hoornen, neer-slagtigheid, dikwijls benaauwde en versnelde ademhaling, hoest en moeijelijke pisiozing, betreffen zij bovenal de slijm­vliezen van de oogen, neusgaten, moiulboKe, aars en schede.
raquo;Alle slijmvliezen zijn gezwollen of roodsevlckt, gedeeltelijk ontveld, gescheurd, in enkele gevallen met blaasjes bezet. Uil oogen en neus vloeit in den beginne slijm; de mond­holte is vuil en smerig rn de binnenzijde der lippen, voor-
-ocr page 23-
10
namelijk de onderlip en het gehemelte, zijn in den beginne roodgevlekt, met ligle ontvellingcn, dikwijls met witte pun­ten bezet.
raquo;De bevindingen bij de lijkopening van afgemaakte dieren zijn voornamelijk: algemeene zwelling van al de slijmvliezen van maag- en darmkanaal, vooral van de vierde maag en dunne darmen, met eigenaardig infiltraat en exsudaat, af­stooting van het gezwollen epitdium, hier en daar blaauw-roodo plekken of vlekken van uit de vaten getreden bloed, korrelachlige ligchaanipjes, zwelling en eigenaardige verdik­king der Peyersche kliergroepen, die bezet zijn met witte puntjes en omringd van eenen rooden vaalkrans.
raquo;De verschijnselen, bij levende en gedoode dieren waar­genomen , in verband met hetgeen omtrent de vermoedelijke wijze van ontslaan der ziekte en den loop, dien zij tot heden schijnt te hebben genomen, en hare uitbreiding be­kend is, hebben overeenkomst met die van de ziekte, welke hij veeartsenijkundigen als besmettelijke typhus van het rund­vee (typhus contagiosus boum) bekend is.quot;
Uit deze opgaven zal men genoegzaam ontwaren, dat de vroegere en de bedendaagsche ziekteverschijnselen onderling vele overeenstemming opleveren , weshalve wij de overtui­ging mogen koesteren, dat de thans heerschende ziekte de plaag der voorgaande jaren, de veepest is.
alaquo;
III. VAN DE OORZAKEN DER VEEPEST, M VAN HET GEBRUIK VAN HET VLËESCU DER DIE­REN, DIE DAARAAN ZIJN GESTORVEN.
Men heeft lang beweerd, dat deze ziekte altijd in Hon­garije , Dalmatië en in de steppen van Rusland ontstond; men zegt zelfs, dat zij in die streken inheemsch is; doch de ondervinding heeft geleerd, dat zij zich in alle oorden van Europa kan openbaren, en ontstaat door honger, slecht voedsel, gebrek aan drinken, lange loglen, de ongestadig-
Tf
-ocr page 24-
II
held van hel weder, en eindelijk door naauwe, vochtige en bedompte stallen.
De gemakkelijkheid en de snelheid, waarmede de besmet­ting zich voorlplant, heeft de aandaciit der landlieden en van diegenen, welke haar onderzocht hebben, het meest getroffen. De kiemen tot deze voortplanting kunnen onmid­delijk door de zieke dieren aan do gezonden worden mede­gedeeld; zij kunnen verder op groole afstanden aangebragl worden door den luchtstroom, door spantuigen, dekken of wel door een nietig touw, hetwelk om het ligchaam van een besmet beest gezeten heeft; door het waler en door de toe­gangen tol de drinkplaatsen, hetzij dat de besmette dieren daaruit drinken , of dat men de doode daarin geworpen heeft; door de weiden, door hooi dat naast een besmetten ossen­stal geslaan heeft of door de zieke dieren is aangeroerd; door wol, afkomstig van schapen, welke in de nabijheid der aangestokene stallen gestaan hebben of met de besmet­ten , al is het slechts nog zoo kort. vcreenigd zijn geweest; door menschen, die met deze ziekte in aanraking gekomen , zich niet genoeg gezuiverd hebben, zoo als men vele voor­beelden in veeartsen, kooplieden , nieuwsgierigen en bede­laars kan aanwijzen; door katten, gevogelte, zwijnen, ezels, paarden, en vooral door honden, hetzij dat deze laatsten de karkassen of de overblijfsels der karkassen opgraven, hetzij door het oplikken van bloed of andere besmette stoffen over den grond verspreid; door huiden, vleesch, smeer; door het bloed afkomstig van besmette dieren , en zelfs door de uitwaseming van de kuilen , waarin de karkassen begraven zijn; eindelijk bovenal door koeijen, slieren, vaarzen, kal­ven , die zelve geen enkel teeken van ziekte vertoonen en misschien niet aangestoken zullen worden, en desniettemin de kiemen der besmetting tol op groole afstanden kunnen overbrengen. Deze laatste oorzaak ontstaat het meest door landlieden die, zoodra ze een beest aan deze ziekle verloren hebben, ten spoedigste allen gaan verknopen, welke zij be­zitten — alsmede door kooplieden die, in oorden waar de besmetting heerscht, zoogenaamde koopjes doen en deze op verwijderde markten weder tegen hoogere prijzen verhan-•^fnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;delen ; vervolgens door slagers en leveranciers, die het kwaad ,
ofschoon voor de slagerij koopende, in de streken verspreiden ,
-ocr page 25-
#9632;#9632;
1'
12
wulke zij doortrekken. Om deze reden kan de waakzaam­heid der plaatselijke besturen en de gestrenge toepassing der wet niet te stnil' zijn, ten einde de kwade praktijken te voorkomen, die de hebzucht zich veroorlooft len koste van het algemeene welzijn; daar de ondervinding heeft geleerd, dat uit eene dergelijke handelwijze meestal onberekenbare verliezen voortspruiten.
Men heeft vroeger beweerd, dat het gekookt of gebraden vleesch van runderen aan de pest gestorven, een onscha­delijk voedsel was. De geleerden Ramazzini, Camper, Car-eani, Dufau, Huzard, Coze, Grognier en andere genees­kundigen hebben door proeven getoond, dat het versehe vleesch van besmette ossen, na gerookt en gezouten te zijn, geen hel minste nadeel doet aan menschen noch aan honden, zwijnen , katten en gevogelte.
De geneesheeren Huzard en Mérat schreven dienaangaande: raquo;De geallieerde troepen hebben van het vleesch van dieren gegeten, reeds besmet vóór hunne komst in Frankrijk. Men heeft er in alle departementen gebruik van gemaakt, waar de besmetting heerschte; geheel Parijs en zijne omstreken, alle troepen die het bezet hielden voedden zich daarmede gedurende twee maanden; zelfs de zieken in de hospitalen aten het zonder eeuige schade, want noch onder de troe­pen, noch onder het volk ontstond eene besmettelijke ziekte, ja! de pest zelve hield destijds op.
raquo;Men heeft, in het algemeen, bij alle groote veeziekten, van het vleesch der besmette dieren gegeten, en nooit eenige epidemie uil deze voeding zien ontslaan. £enige bijzondere gevallen bewijzen niets legen de ondervinding van eene eeuw, in het groot opgedaan en in elkander snel opvolgende tijd­perken. Voor eenige jaren nog hebben de dieren uil de menagerie van hel museum van natuurlijke historie te Parijs, veel vleesch van besmette dieren genuttigd, hetwelk noch door koken noch door eenige andere loebereidingen eenig-zins gezuiverd was; desniettemin is geen dezer dieren on­gesteld geworden.quot;
Nieltegenslaande de talrijke en authentieke opmerkingen door de wetenschap over dit onderwerp geleverd, die alle de onschadelijkheid van hel besmette vleesch slaven — ge-loovcn wij echter, dal hel wijzer en voorzigligcr is zich van
-ocr page 26-
15
dit voedsel Ie onlhouden, en dal de regering niel alleen den verkoop daarvan moet verbieden , maar bovendien bel slaglen van de nog levend besmelle of van de reeds gestorven die­ren moet tegengaan, even als ook hel vervoeren der stukken, der hoorns en der huiden; eene volkomene zekerheid is in dit ernstig geval beter, dan eene nietige winst, terwijl het altijd raadzaam is, het besmelle vleesch builen alle circu­latie te houden, ten einde verdere aansteking te voorkomen. Ook is hel eene waarheid dat, al moge hel besmelle ieesch onschadelijk zijn voor hel gebruik , hel echter van eene veel mindere kwaliteit is dan het gezonde. Sommige deskundigen willen zelfs, dal het gebruik den buikloop kan veroorzaken, en dal de uitdamping bij het koken zware toevallen aan den daarbij staanden persoon kan berokkenen.
Gedurende de pest te Athene, zegt Barbarei, stierven de banden die de karkassen aangeraakt hadden; in Moskou wer­den zij, in den jare 1633, door eene soort van dolheid be­vangen, en in Beneden-Hongarije in 1712 insgelijks, enkel door hel vleesch van besmette dieren gegeten ie hebben.
Dezer dagen nog is een Engelsch veearts, bij de opening van een besmet dier, plotseling gesturven, een bewijs, dal deze smelstof zeer nadeelig op bel menschelijk ligchaam werkt, indien ze met hel bloed in aanraking komt.
Overigens worden de schadelijke eigenschappen van hel vleesch van dieren met pestbuilen en andere verderfelijke ontstekingen voorzien, thans meer en meer erkend. Er zijn bovendien ontstekingen, die pestaardige uitwerkselen heb­ben , weshalve bel verknopen van besmet vleesch een middel is lol voorlplanling dezer gevreesde ziekle.
IV. BEHANDELING VAN DE VEEPEST.
In de eerste plaats zullen wij spreken over de middelen, die men moet bezigen om deze ziekle Ie voorkomen; ver­volgens over de maatregelen, die men moet nemen lol hare bestrijding.
-ocr page 27-
14
Men bewaart hel vee door de kiemen van de ziekte af te leiden en tegen te gaan , hetgeen de dieren in staat steil aan haren invloed wederstand te kunnen bieden.
De middelen, welke de besmettelijke beginselen kunnen afleiden, moeten door het gouvernement of door particuliere personen aangewend worden. Het gouvernement beperkt of verbiedt de handelsbetrekkingen met bet buitenland, weert den in- en doorvoer van dieren of verdachte goederen uit de besmette landen komende, bouwt verplegingslokalen (I), legt quarantahie op, neemt zuiverings- en afsluitingsmaal-regelen, enz. Wanneer de ziekte beslaat, regelt het gou­vernement bovendien binnenslands het houden van kermis-en marktdagen, waarop vee wordt aangevoerd, verbiedt ze in sommige oorden en rigt ze in andere niet gevaarlijke weder op; het ligt den slagers, kooplieden en aannemers de verpligling op, uit aangewezene streken Ie koopen; hunne kudden langs bepaalde wegen te voeren, en zich van certi-iicalen te voorzien, aantoonende den toestand der dieren, de plaats waar ze gekocht zijn, die van de bestemming, enz. De Nederlandsche en Belgische gouvernemenlen hebben deze maatregels, dit zij hier tot bunnen lof gezegd, onmiddelijk toegepast, zoodra de aard der ziekte bekend was, gelijk eene wijze voorzigligheid hoogst noodzakelijk vordert.
(1) In de Hollandsche Maatschappij van Landbouw , afdeeling Rotterdam, werd door den heer J A. Kochussen nopens deze verplegingslokalen de vol­gende , zeer gegronde aanmerking gemaakt : raquo;dat de oprigting van zulk eene bewaarplaats of hospitaal juist een zeer druk vervoer van ziek vee te weeg brengt, en alzoo de besmetting bevorderen zou. Daarbij komt nog de vraag: waar zulk eene schuur zou moeten staan. In de kom der gemeente? Dan zou men juist het voorname centrum der gemeente tot een broeinest van besmetting maken. alwaar de veearts met het onderhoorig personeel bij de zieke beesten afgezonderd zou moeten blijven. En waar zal men b. v. buiten de kom eener dorpsgemeente gaan, zonder een aantal veehouders Ie noodza­ken de aangetaste beesten naar eene vor van hunnen stal verwijderde be­waarplaats te transporteren, hetwelk weer op hetzelfde bezwaar nederkomt, gezvvegen nog van de moeijelijkheid om op een eenigzins geschikt punt den benoodigden grond te krijgen.quot; — Deze opmerkingen gaven aanleiding tut eene drukke gedachtenwisseling, waaruit zich langzamerhand de conclusie ontwikkelde, dal het beste was: eenvoudig aan de belemmering van het transport de hand te houden, hetwelk te gemakkelijker viel als de veehou­ders, op strafte van geldboete en gevangenis, aangifte van hun ziek vee moeten doen en het derhalve door de autoriteiten kan worden nagegaan, wie in dit opzigt strafbaar is.
-ocr page 28-
15
De heer van den Peereboom, Minister van Binnenlaiulsclie Zaken in België, heeft in een rapport dd. 2 September II., aan den Koning berigt:
Sire ,
raquo;On est parvenu jusqu'ici a éleindre les foyers de con­tagion que l'inlroduclion de bestiaux hollandais, alteints de la peste bovine, a fait naitre dans le pays, en abatlant non seulement les animaux infectés, raais encore ceux qui avaient elé én contact avec ces derniers. Comme l'expé-rience a prouvé que ce moyen rapidement appliqué est Ie seul qui soit efïicace, tant que rinfeclion se manifeste dans des foyers restreinls et peu rapprochés, il faudra en user cliaque fois que ces conditions se trouveront réunies.quot;
Bij besluit van den 3den September 11. is bepaald :
raquo;Arréte :
Art. ier. L'abatage des béles bovines atteinles ou sonp-connées d'etre atteinles du typhus contagieux, peul êlre ordonné, sur le rapport du médicin vétérinaire du gouver­nement.
1deg;. Pour les animaux infectés, par le bourgmeslre de la commune, les membres de la commission d'agriculture, le commissaire de l'arrondissemenl ou le gouverneur de la province.
2deg;. Pour les animaux suspects, a raison de leur contact ou de leur cohabitation avec des bestiaux malades, par le gouverneur de la province, dans la limile des inslruclioiis données par le minislre de l'inlérieur.quot;
Wijders is daarop gevolgd dit Koninklijk besluit:
Leopold I, Roi des Belges.
raquo;A tous presents et k venir, salut.
Considéranl que l'expérience a démontré que le typhus contagieux du bétail peut se propager au moyen des peaux, de la viande et d'aulres produits a l'état frais, provenant des animaux infectés ;
Vu le décret du 18 Juillet 1831 ;
Sur la proposition de Notre Ministre de l'Intérieur;
Nous avons arrêlé et arrêlons:
Art. i. Sont inlerdils, l'entrée et le transit des peaux
-ocr page 29-
16
et de la viande frniches (iion-salëes), du suif non fundu et des débris ä l'état frais, provenant des bé(es bovines de toule espèce.
Art. 2. Nos Minislres des Finances et de {'Intérieur sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de i'exécution du présent arrêté, qui sera obligatoire Ie lendemain de sa publication.quot;
Donné ä Ostende, le 7 Septembre 1865. Par le Roi:nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Leopold.
Le Ministre de l'Intérieur, Alp. van den Peereboom.
In het reeds aangehaalde rapport van den heer G. J. Hengeveld wordt opzigtens de maatregelen van voorzorg nog hel volgende aanbevolen : gt;Men kan bij hel doeden het be­lang der veehuishouding en de omstandigheid of de ziekte zich pas vertoont of reeds meer algemeen is, in hel oog houden.
raquo;In hel eerste begin, wanneer er slechts enkele zieken zijn, of bij het uitbreken van een eerste ziektegeval, is on­verwijld dooden en begraven, zonder te vragen naar het doel der veehuishouding, gestreng toe te passen, ten einde da­delijk de bron der smetslof te vernietigen.
raquo;Is de ziekte meer algemeen doorgedrongen, dan kan hel volgende nuttig zijn :
raquo;1raquo;. Bij het vetmesten: het dooden van ziek vee en zoo noodig somtijds ook het slagten van de verdachte dieren. Van zieken en gezonden kunnen huid, vleesch en vet bruik­baar blijven onder behoorlijk politie-loezigl. Dit geschiedt het best in eene algemeene slagtplaats, alwaar genoemde artikelen kunnen worden toebereid en verkocht, als de vrees dat zij nog besmetten kunnen verdwenen is. Het vleesch en vet van dieren, in hel begin der ziekte gedood, kan zonder nadeel worden gebruikt (1).
raquo;2deg;. Bij fok- en melkvee: hel afzonderen en geneeskundig behandelen; dooden van ziek vee bij snelle toeneming der ziekteverschijnselen.
(I) Eene juiste verificatie van het meerder of minder besmette vleesch voor de voeding geschikt, zal, dunkt mij, altijd hoogst moeijelijk blijven of althans •voor vele zienswijzen vatbaar zijn.
-ocr page 30-
17
raquo;ö0. Hel vragen van bewijzen van herkomst bij aankoop of ontvangst van vee uil hel binnen- of buitenland.
raquo;4deg;. Het isoleren van eene hoeve, gehucht, gemeente of streek door afsluiting.quot;
Voor de geneeskundige behandeling van zieke dieren wordt verder in dit rapport aangeraden: raquo;toediening van zeezoutzuur twee, drie a vier drachmen (theelepels) daags, naar de grootte van het dier en naar zijn ligchaamsgestel, vermengd met een paar Ned. oneen stroop en drie flesschen lijvig lijnzaad-water. Zulk eene gift van twee drachmen daags kan dan lang volgehouden worden. Betert het dier en is het, zoo als gewoonlijk, verzwakt, dan kunnen af­kooksels van kina of wilgenbast met zwavelaelher of andere opwekkende en versterkende middelen gegeven worden.quot;
Wij bevelen den landlieden de strengste afzondering als het minst kostbare en zekerste voorbehoedmiddel aan. De ondervinding heeft van dezen laalslen maatregel de goede gevolgen voor de natiën, voor de gemeenten en voor de particuliere personen uilgewezen. In Italië heeft men daarom opgemerkt, dal hel vee van kloosters, gewoonlijk op afge­legene en beslolene weiden geplaatst, meestal van de be­smetting bevrijd is gebleven. Ook heeft men dikwerf gezien , dal zorgvuldige landlieden, welke alle gemeenschap van hunne stallen met de digi bij hen gelegene besmette afsneden, door landloopers, nieuwsgierigen en alle voorwerpen, die aan­stekend zouden kunnen zijn, te weren — van deze ramp meerendeels verschoond zijn gebleven. Dat dit zeer is aan te bevelen, is nog dezer dagen gebleken uit het gestorven vee van Miss Burdelt Coutts te Holly-Lodge, hetwelk waar­schijnlijk aangestoken werd door de nabijheid van de stallen der grootste veefokkers uil Londen, alsmede doordien de vreemde kudden, welke zich naar de markt te Islington begaven of daarvan terugkeerden, langs Holly-Lodgp moesten trekken.
Moeijelijk valt hel al de voorzorgen, welk een landman moei bezigen voor eene behoorlijke afzondering, hier op te geven. Deze voorzorgen verschillen naar gelang van den toestand van den stal, de rigling der wegen, de ligging van de drinkplaats, de meer of minder verwijderde afstand van andere erven, enz. Alleen zullen wij zeggen, dal wanneer
-ocr page 31-
i8
het vee in een lalrijk bewoond oord graast, de afscheiding slechts op den stal en door de stalvoeding kan geschieden. De Heer Hengeveld raadt dus te regt aan: raquo;de veeknechts, meiden en Imisgenooten op 30 Ned. ellen verwijderd te hou­den van besmet en verdacht vee, en bovenal geene koop­lieden, slaglers, vilders en dergelijken, die met ziek vee omgaan, in stallen of weiden toe te laten, doch deze steeds op eenen afstand te houden.quot;
Men kan de dieren bestand maken tegen de besmettelijke beginselen, door eene stipte opvolging der gezondheidsleer. Deze raadt aan, de met besmetliug bedreigde dieren gema­tigd te laten werken, hen aan een goeden leefregel, zonder ze in overvloed te voeren, te onderwerpen; een voedsel van middelmatige kwaliteit en niet vezelachtig of hard te geven, terwijl al wal bezwaarlijk te verteren vall of Ie veel bloed geeft, insgelijks moet worden vermeden. Vooral dient men de haastige overgangen te vermijden, zooals b, v. niet uitsluitend rust te gunnen aan ossen, die, gedurende eeni-gen tijd, straf werkten; geene groote hoeveelheid voedsel te geven aan diegenen, welke eene sobere levenswijze ge­woon waren. Eindelijk moet men alles, wat de dieren kan hinderen, zoeken weg Ie nemen, en hen voor eene te groote vermoeijenis behoeden.
Wij kunnen niet genoeg aandringen op het voorziglig gebruik van geneesmiddelen, zoo als: asa-foelida, peper, knoflook, azijn, enz.; men kan deze middelen het best door zout vervangen, hetwelk men in het drinkwater strooit, onder het voeder mengt of geheel onvermengd toedient.
De aderlatingen kunnen goed zijn voor die dieren, welke Ie veel bloed hebben, doch men moet ze niet bezigen dan in geval van volstrekte noodzakelijkheid; want zonder on­derscheid toegepast op al de beesten van een' stal of van een dorp, werken ze mcerendeels schadelijk. Hetzelfde geldt ten aanzien van het openen van den nek, ter aflei­ding der vochten, ofschoon er geboekt staat, dat de os van de prinsen Borromeo, welk dier in 1711 niet aan de pest stierf, door zoodanig middel behouden werd. De nekope-ningen, de aderlatingen en andere afleidingsmiddelen kunnen de dieren te veel verzwakken en ze voor de besmetting des Ie vatbaarder maken.
-ocr page 32-
1laquo;
Wanneer de besmelting zich in een' stal begint te open­baren, is de afzondering der dieren, bij welke de voor-teekens der besmetting zielraquo; opdoen, liet eerste wal meii moet verrigten; daardoor alleen verkrijgt men eenige zeker-beid , de anderen te zullen behouden en zelfs de zieken Ie zullen genezen. Niets toch is uadeeliger voor het besmette vee, dan het verblijf in een oord, waar zich een groot aantal bevindt, al is het ook gezond.
De zieken moet men op eene frissche en luchtige plaats brengen, die echter aan geen togt is blootgesteld; men moet ze zorgvuldig bedekken, sterk met stroo wrijven, een zweet-drank geven , indien ze rillingen hebben, en een azijndrank, indien ze hitsig zijn. In alle gevallen moet men voor een matigen leefregel, voor frisch voedsel, enz., zorgen.
Ivuimen geneesmiddelen bij deze ziekte, in het algemeen, met vrucht gebezigd worden? De grootc Ilaller dacht van niet; hij geloofde, gelijk uit eenige brieven aan Bourgelat en aan Vicq-d'Azyr geschreven blijkt, dat ze geheel on-noodig waren, en deze meening heeft bijna overal, gedu­rende een gedeelte van de achttiende eeuw, geheerscht: zij wordt zelfs door talrijke daadzaken bevestigd.
Boeren uit Vlaanderen, aan welke men in 1770 had aangeboden hunne beesten kosteloos te zullen behandelen, weigerden dit aanbod, indien men hun niet beloofde de dieren, onder de behandeling gestorven, te zullen vergoeden, wijl zij meestal nadeelige gevolgen uit de toepassing der ge­neesmiddelen hadden zien voortkomen. Het gouvernement wilde dit voorstel niet aannemen; de dieren werden aan zichzelven overgelaten, en van -10,000 stuks stierven om­streeks de helft. De Staten van Vlaanderen, die dit echter, bij wijze van kleine proef, wenschten te onderzoeken, stem­den , ten genoege van eenige landlieden, in het voorstel van schadevergoeding toe; 164 runderen werden er alsloen be­handeld door drie bekwame veeartsen, en 53 stuks werden geheel aan de natuur overgelaten: van de eersten stierven er 83, van de tweeden 21.
In 1713 stierf het grootste gedeelte van het vee in de Kerkelijke Staten, schoon behandeld naar de raadgevingen van den bekwamen Lancisi. Van 1740 tot 1750 werd deze
-ocr page 33-
20
ziekte onderzocht en verzorgd door de geneesheeren van Montpellier en van Parijs; desniettemin stierven er meer dan 3/t van de besmetten; van 1769 tol 1778 heeft men dezelfde resultaten verkregen, niettegenstaande al de hulp, welke de kunst vermögt aan te bieden: Ier naauwernooü behield men, in eenige streken, I op 25.
Volgens Vicqd'Azyr genas in 1775 één op 60, wanneer de ziekte aan de natuur werd overgelaten, en 1 op 8, wan­neer men eene goede behandeling bezigde.
In de negentiende eeuw zijn wij gelukkiger geweest. Hur-trel d'IIarboval vermeldt, dat in 1815, in het Noorden van Frankrijk, bijna ?/t van het vee, volgens de regels der kunst behandeld , genas, terwijl er van degenen, die aan zichzel-ven werden overgelaten of eene onachtzame behandeling on­dervonden , naauweiijks ,/io gedeelte behouden bleef.
Hel getal der verkregeue genezingen vergelijkende over laquo;711, 1745, 1775 en 1815 heeft Delafond bevonden: raquo;dal in de vroegste tijdperken van de veepest, zooals van 1711, 1714 en 1715 in Frankrijk, en van 1770 in Holland, deze plaag alle geneesmiddelen weerstond en '/t of, hier en daar, de helft der runderen heeft weggenomen.
raquo;Dat in de minverwijderde tijdperken van 1775 en 1776de veepest niet zoo moorddadig was, wijl het geheele verlies de helft der dieren niet Ie boven ging.
raquo;Dal de ziekte in 1815 en I8lß grootendeels door de gebezigde middelen is bestreden, vermits het verlies van vee voor geheel Frankrijk niet meer dan het '/to gedeelte van de besmette dieren beliep.''
Het welslagen in de behandeling verschilt naar de inner­lijke werkzaamheid der ziekte, naar den trap tot welken zij geklommen is, en overeenkomstig de gebezigde genees­middelen. In hel begin der besmetting vertoont zij zich meestal erg en doodelijk, terwijl de runderen tegen heleinde minder lijden en in grooler aantal genezen.
Allerlei geneesmiddelen heeft men tegen deze kwaal ge­bezigd : men heefl aderlatingen, zuiveringen, nekopeningen en de witte maluwe bepioeld , lol zelfs alcohol, enz.; ter­wijl bovendien vele andere proeven, meestal zonder ecnig nuttig gevolg, aangewend zijn. De betrekkelijk weinige hulp
i
-ocr page 34-
21
der geneesmiddelen was dan ook de oorznak, dat de be­roemdste geneesheeren van de vorige eeuw de afmaking der besmelle en de inenting der gezonde dieren voorschreven. Over de inenting in 1777 aangewend bij de destijds in ons vaderland heerschende veepest, lezen wij in het Vervolg van Wagenaar's Vaderlandsche Historie, deel I, boek I, folio 168 en 109 : raquo;Schoon de Runder-slerfte, in eenige Gewesten, weinig of geheel niet gewoed hadt, was Friesland en Gro­ningen , dit jaar, aan deeze Plaage zo sterk blootgesteld, dat dezelve drie vferde gedeelte van het ziek wordend Vee ten kuil sleepte, en op zommige plaalzen geheele Weiden ontbloot wierden. De schrandere Huisman Geert Keinders, die de eerste vrugten geplukt hadt van het Inenten der Kal­veren van gebeterde Koeijen, en door de Maatschappy tot bevordering van don Landbouw, te Amsterdam, tot Lid van Eere benoemd, en met een Gedenkpenning begiftigd was, kreeg gelukkig eene menigte van Naavolgers; veelen zelfs, die Ie vooren zich verzet hadden tegen eene bewer­king, met den voordeeligsten uilslag bekroond, namen de toevlugt tot dezelve, en zagen nauwlijks één van de vyf-en-twinlig sterven, terwijl de andere gemaklijk door de ziekte heen kwamen, voor een tweede Besmetting, en alle aan­doening daarvan beveiligd. De vrees, dat men door de In­enting de Besmetting verspreidde, bleek uit een thans me­degedeeld Berigt van dien geloofwaardigen Huisman , ongegrond te weezen; dewyl juist dat Kerspel, waar men de Inenting der Kalveren, met de noodige voorzorgen, te werk stelde, de Natuurlyke Veeziekte niet woedde, daar ze, in de rondsom liggende, haare verwoestingen aanrigtte.quot;
De hooglecraar C. Mulder deelt dienaangaande in de Gron. Courant mede: raquo;Onder de voorstanders van de inenting van jong vee tegen de vroeger heerschende veeziekte behoort ook een Friesch predikant. Zijn werk te Leeuwarden in 1703 uitgegeven, heeft den titel : Verhandeling over de natuurlijke oorzaken der ziekte onder hel rundvee, en derzelver langere duuringe als te vooren , waarin zeer waarschijnlijke reedenen gegeeven worden van vreèse , dat deeze ziekte eene landziekte zal blijven, en daarom de inenling der zelve aan kulvers en jonge beesten uls het beste middel lot voorkominge van de
-ocr page 35-
22
kwade geoohjen deezer ziekten en te gelijk als zeer nuttig en voordeelig aangepreezen , enz., door E. Alia, predikant te Boosum. Zijne verhandeling heeft vooral geschiedkundige waarde, en er blijkt uit, dat hij zeer te kampen had met de bestrijders der inenting zoo wel van vee, als van kin­deren met de natuurlijke pokken. In Holland, zegt hij, is de inenting niet nieuw. De Heeren Nozeman , Kool en Tak verrigUen de kunstbewerking in 1755, daartoe in staat gesteld raquo;door een groot en aanzienlijk gezelschap, dat bij weege van vrijwillige gifte geld zaambragt.quot;
In onze eeuw heeft men de inenting ook, hier en daar, toegepast, doch naar het schijnt niet die afdoende resultaten daarmede verkregen, welke men van dit middel verwachtte.
Onder de middelen die in Engeland tot genezing aan de hand zijn gedaan , behoort ook dit, om het dier bij de eerste verschijnselen zouveel mogelijk water te geven waarin veel ijzerdeelen zijn vermengd. Do consul-generaal Mansfield, te Warschau, geeft dezen raad en zegt, dat hiermede in 1857 in Polen de beste resultaten werden verkregen. Het zou daartoe voldoende zijn in de drinkbakken eenige stukken oud roestig ijzer te leggen.
Velen kunnen niet besluiten om het besmette vee, in den beginne, dadelijk af te maken; zij nemen hel gewoonlijk in behandeling.
raquo;Onze naburen en uwe lieden van Franche-Comté/' schreef Halier aan Bourgelat, raquo;hebben hun vee willen genezen en aan de afmaking willen onttrekken; alles wat zij daarmede gewonnen hebben is, dat het kwaad jaren achtereen geduurd en in verschillende tijdperken vele hunner gemeenten ge­teisterd heeft.quot;
Lancisi was van hetzelfde gevoelen, en de ondervinding heeft geleerd, dat de Kerkelijke Stalen, waar men de raad­gevingen van dezen beroemden geneesheer van Paus Clemens XI opvolgde, minder leden dan de naburige, waar men de aangestokenen, reeds in den beginne, poogde te behandelen. De Keizerin Maria Theresia deed slechts 424 stuks vee doo-den in eene gemeente van 1H,9(gt;0 runderen; terwijl daar­entegen in het kanton Franc-de-Burges, waar men terstond geneesmiddelen bezigde, op 25,693 bijna 11,000 door de
-ocr page 36-
23
besmetting werden aangetast, waarvan dlaquo; helft bezweek. In Nederland duurde de pest langer dan drie jaren, en nam 300,000 beesten weg, omdat men niet tot de afmaking ver­koos over te gaan. In Vlaanderen, waar men dezen maat­regel nam, stierven echter weinige. Op deze wijze henft men ook de veepest in 1827 in Walachije gekeerd , en in 1851 die van Polen, welke reeds tot Pruissen was doorgedrongen.
Bij de eerste verschijning der ziekte toegepast, kan de afmaking niet anders dan goede gevolgen hebben. Men moet alsdan met de meeste gestrengheid en vlugheid te werk gaan, en niet aarzelen eenige dieren, al zouden ze misschien kunnen worden behouden, te dooden , ten einde alle verdere verspreiding der besmetting zoo veel mogelijk in ééns te weren.
Het spreekt van zelve, dat dit middel niet altijd en overal moet worden gebezigd: dit zoude eene miskenning dei-wetenschap zijn, In onze dagen zal men zoo ligt niet tot zulke harde maatregelen overgaan, dank zij de vooruitgang in de veeartsenijkunde en in de meerdere kennis van de land­lieden zelven. Zonder de afmaking heeft men in 1813, niet­tegenstaande het hevig aanzien der besmetting en hare uitgebreidheid, deze ziekte kunnen te keer gaan.
Na de eindiging der veepest moet men vooral zorg dra­den, dat alle voorwerpen goed gezuiverd worden. Men dient de stallen met soda te reinigen, den mest weg te voeren , de muren af te schrabben en op nieuw te bekalken, de kribben, ruiven en planken met sterke loogen schoon te maken, en ze op nieuw te witten; chloorberookingen te doen en de vensters en deuren lang open te laten staan, opdat de buitenlucht er indringe; de tuigen te zuiveren door be-rooking en ze op nieuw in te smeren; de bijna versletene liever geheel te verbranden, dan weder te gebruiken. Men moet ze in de open lucht hangen, want in eene kist of kast kan de smetstof nog lang bewaard blijven. De vrije lucht en frisch water zijn de voornaamste verdrijvers van besmettelijkheden. De mest moet bovendien zorgvuldig door paarden weggevoerd worden naar die plaatsen, waar hel vee niet kan komen.
De afsluitingsmaatregelen moeten na het ophouden dei-ziekte nog gedurende eenigen tijd worden volgehouden, wijl
-ocr page 37-
24
men dikwerf gezien heeft, dal deze vreeselijke kwaal, na eene spoedige opheffing, weder op nieuw uitbarst en nieuwe verwoestingen aanrigt.
Doortastende, krachtdadige en eenswerkende maatregelen moeten er genomen worden, om de veepest te stuiten; wei­felende, zwakke en onzamenhangende pogingen verergeren dezen geesel. De Commissaris des Konings in Zuid-Holland heeft daarom aan Heeren Burgemeesters en Wethouders der gemeenten in die provincie eene circulaire gerigt dd. 8 Sep­tember, waarin hij, zoo geheel naar waarheid, zegt: raquo;Met vertrouwen doe ik een beroep op uwe krachtdadige mede­werking. De kwaadaardige ziekte, die ónzen veestapel be­dreigt, neemt langzamerhand een ruimer terrein in. Ge­nezen er hier en daar onder de aangetaste runderen, er komen ook nieuwe ziektegevallen bij. De algemeene klagt is gerigt tegen de veemarkten; van daar, dat Gedeputeerde Staten u dringend aanbevelen — en ik kan die aanbeveling niet dringend genoeg ondersteunen — om de raden der ye-meenten in overweging Ie geven, de veemarkten tijdelijk te schorsen. Er ontbreekt eenheid — dus kracht — in de meeste der lot nog toe aangewende middelen. Zij bestrijden den gemeenen vijand ieder van zijn standpunt, ieder met de wapens zijner keus. Inlusschen moet het anders zijn. De strijd moet worden geleverd met gesloten gelederen, met gelijke wapenen. Hel is zeker opmerkelijk, dat de ziekle zich niet te gelijk in verschillende deelen van ons land ver­toont, maar van uit één punt, zich langzamerhand uit­breidt. Mij dunkt de lakliek van bestrijding moet dus zijn: de kwaal binnen hare verkregen grenzen te beperken, en ze daar binnen met alle kracht aan te tasten en te smo­ren.quot; Na de opgave van de te trekken lijn, vervolgt de circulaire: raquo;Alle in- uil- of doorvoer over die lijn te ver-bieden. Spoedig en krachlig handelen zij dus uwe leus! Hel hangt van uw beleid en voortvarendheid af, om eene vreeselijke ramp, waarvan de gevolgen niet zijn te voorzien, binnen de grenzen van ons gewest te overwinnen en u, zoo­doende, de dankbaarheid van hel gansche Vaderland te ver­zekeren. Ik verwacht van u een warmen strijd voor die eer; aller blikken zijn op u gevestigd.quot;
-ocr page 38-
25
Ik juich den toon dezer circulaire van harle toe. Gewis zijn aller blikken op de ambtenaren gevestigd in de provincie Zuid-Holland, waar de zetel der besmetting is. Niet alleen de oogen der landgenooten, maar ook het buitenland, de omringende rijken zien dien strijd met de meeste belang­stelling aan. Moedig derhalve gekampt, voor geene opoffe­ringen teruggedeinsd, om een der voornaamste nijverheids-en handelstakken: de Nederlandsche veestapel, te behouden.
i'
-ocr page 39-
-ocr page 40-
-ocr page 41-
-ocr page 42-