|
||||
#9632;!iv-^vv.-^v;--gt;:gt;;;.,ür^i-
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
OtMJKflLAEE^ÜKin
|
||||
|
||||
miiiiEiawiai
HET RUND¥ii Ei W. SOHÄPIN
l\\ DE '#9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;VMs
|
||||
|
||||
i Kit MioUKo.MiNC EN TEI; I
lioor
|
#9632;#9632;. #9632; -. i '. i
|
|||
|
||||
.*. .p. j 4 *.% raquo;#9632;: ,
iil !;v- VK!-; - AliTS . L(lt;/ cct/i 'f/ \cü-Uin(lsch Ccnlnial Vcc #9632; mh •• Ituulscluijfi n rirrn-jinnili r; inl Vn! cm ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632; . :nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;i - II
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
JSb
|
K laquo; K üä .18 laquo;raquo; ^ I*
IIK URlKEKIilJ VAN •
IS5C.
|
a
|
||
m.
|
|
|||
C
301
|
||||
^7^:ilt;^
|
||||
|
||||
|
||
|
||
|
||
|
||
DE OPGEBLAZENHEiD
|
||
|
||
T R 4raquo; M raquo;11 I. #, 11 C IIT
|
||
|
||
BIJ
|
||
|
||
' :i!; JilSISg^WlLs; SSJ reg;S S(sect;!SÄ!?SS!J.
|
||
|
||
|
||
|
|||
.; (
|
|||
|
|||
gt;7 quot;
|
J^/.
|
||
|
|||
|
|||
|
||
BIBUOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
|
||
|
||
2856 149 0
|
||
|
||
i
|
||
|
||
|
||||||
DE
OFOEHLAZENHEID
OF
niiiMÄmr
BIJ
HETRUNDVEEENDESGHAPEN;
RAAOGEVINGEN AAN DE VEEHOUDERS
ll.U VOORKOMING ENTER GENEZIN6 VAN GBNOEMDE KWAAl., door
a. j. j ANüi:,
RIJKS VEE - ARTS ,
Ud van hct Netlrlandsck Cenlraal Yce ~ artsenijkundig
genoolschap en corresponderend lid van de vee-
arlsenijkundige vereeniging in Nuord - Holland,
|
||||||
|
||||||
|
||||||
Mel platen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; •'•quot;v*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; *nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;, i
|
|
|||||
|
|
|||||
|
||||||
|
||||||
|
v^.*
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
U O E K M O IS U ,
TEB DRUKKERU VAN J. J. ROHEN.
i samp;e
|
||||||
|
||||||
1
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
JKoorbertgl,
|
||
|
||
Nil denkbeeld , om doelmaligc hulpmiddelcn in handen onscr veclwuders le stellen legen ecne ziehte , die elk jaar , onder onze herkaauwende dieren , vele slagtoffers vordert , en hen tevens behend le maken met de wijze, om dezelve zoo reel mogelijk voor le komen , deed mij — ook op aanzoek van verschillende voomame landbouwers uit dil f/cwest — het besluil opvallen , om (lit wcrkje in kit licht tc geven.
I)(ilt;tr ieder veehouder genoegzaam bekend is met de verscliijnsclen der opgeblasenheid en hij deze kwaal niet iigt met. cene andere zal verwisselen , zoo zal een volks -boekje over dczdve , naar mijn inzien , niet Ugl aanlciding geven lot gcoaarlijke misvaltingen , die dikwerf oorzaak zijn , dal de dieren , lengcvolge van verkeerde behandeling, stercen. Zulks loch hcefl veelal plaals, wanneer de veeliouder zieh, op handboeken over vee-arlsenijkunde verlaal, en zielt, in alle voorkomende gevallen, met het behandelen ran zijn vec , zelf teil afgeven. — /V. vermren echter dal de opge-hlazcnheid hicrop ecne uilzondering maakt, en dat het yned is, dal Jeder veehouder bekend worde met dc middelen dii hij legen dezelve kan aunwenden , le nicer, dewijl hit hier ecne rump geldl . die even ah brand of overslrooming, zoo
|
||
|
||
|
||
gpoedig te voorschijn kamt, dal alle Ujd ontbreekt om de hulp van den vce-arts in le raupen, en het dier onverwijld te grondc gaal, zoo de cigenaar gcenc doclmalige middelen bij dc hand hcefl , om zieh ten spoedigste legen hel drdgend gevaar le verseilen en de kwaal , zoo mogelijk , reeds in haar begin le fnuiken.
Bij de zamcmlelliiuj van dil hockje , heb ik zoo veel mogelijk het doel waarmedc , en de lezers voor welke hel geschreven werd , voor oogen gehouden , en ge-Iraeht gehcel praktisch te blijocn. Ook heb ik bij de voor-naamste onzcr vee-arttenijkundigen geput, en bij het resultaat door anderen verkregen, dalgenc gevoegd, wat ik gedurende mijne praklijk voor goed en heilzaam heb mögen bevinden.
Möge ik ondcrvinden , door hel sehrijven dezer kleine handleiding , iets nulligs voor dc vcehouders gesucht le hebben , dan zal hicrdoor dc genomene moeile mccr dan beloond zijn.
Koerniond , lt;f nlij I4raquo;,quot;raquo;laquo;
lgt;E SCHUIJVER.
|
||
|
||
|
||
DE OPGEBLAZENHEID
|
||
|
||
OF
|
||
|
||
TROMMELZUCHT
|
||
|
||
HEX RÜNDVEE EN DE SCHAPEN
-raquo;
Ecu woord over de zamenstelling en de verriglingen
der maag bij de herkauuwende Heren , mel belrek-
king lot hei onlstaan der opeiehlazcnhcid.
Waiinecr men do zamenstelling der verschillende maag-afdeelingen bij onzc herkaauwers belraclit, cn de kracht in aanmerking neemt, die in deze werktuigen moct ontwikkeld worden, om de groote hoeveellicid voedersloUcn , die in dezelve ver/amcld worden , tot cene verdere verleering te bereiden , dan haart hot gecne bevreemding meer, dat de ziekten dezer Organen zoo menigvuldig voorkomen en vaak zoo bard-nekkig zijn.
Hangen deze veeivuldige sloornissen af van gebrek aan de noodige voorzorg van den kaut der natuur, of zijn zij het gevolg van de wijze van vcrpleging
|
||
|
||
|
||
dezer dieren, en van het gcbrck aan de doeltnatigc oppassing en zorgen, die wij voor dezelvo tnocten hebben, en die, door hon, tor instandhouding hunner
gezondheid, gcvordeni worden ? Ter oplossing dezer vraag, dient er alieen aangemerkt te worden, dal de herkaauwende dieren in den vrijen natuurstaat, zel-den of nooit aan de onderliavigc ziekle iijden, en dat de bewcrktuiging der verterings-organen bij dil slaclit van dieren, dus alieen in den gedwongen Staat, waarin zij als linisdicren geiiouden worden, eeno bijzondere natunrlijke voorbeschiktheid uitmaakt tot het ontstaan der opgeblazenheid.
Het doel van dit werkje brengt geenszins mede , en het is trouwens ons voornemen niel. om in het-zelve eene uitvoerige ontleedkundige beschouwing te geven van de Organen der spijsvertering bij de herkaauwende dieren. Wij znllon daarvan slechts met een enkel woord gewagen, vooral met het oog op de kwaal die wij trachten te beschrijven.
Er bestaat in dit opzigt een groot onderscheid lusschen de dieren die herkaauwen en deznlke wier bewcrktuiging deze verrigting niet noodzakelijk maakt. De eersten , zoo als het rund , het schaap en de geit , hebben , in stede van eene cnkelvoudigc maag , zoo als het paard, de ezel enz. nog daarenboven drie groote afdeelingen van dit orgaan, waarin de voederstofien tot de verteering voorbereid worden. Deze maagaf declingen zijn onder de volgende namen bekend :
1deg;. De groote maag of pens.
2deg;. De netmaag . en
;?deg; 1K- boekmaag ol bladernaaag (1) lerwijl de
|
||
|
||
(I) In Limburg, NcrgccU-maag gt;A Kuuiu^ü kup j;cnuuuii
|
||
|
||
|
||
— 9 —
vierde tnaag, de zoogenaamde lebbeofkaasmaag, de ware maag daurslelt. Genoemde werktuigen beslaan ruim drie vierde gedeelten der buikholte.
De groole maag of pens seliijnl , ten gevolge van een op dczelve aanwezig indruksel, uit twee legen elkander geplaatste zakken te bestaan , waarvan de linker de grootstc is cn de linker Bankenstreek iti-neemt ; de tweede of regier zak is minder groot , ligt iets lager en dient tot steun aan eenige andere organen, zoo als de darmen , de baarmoeder enz.
De netmaag ligt voor de pens en heeft daarmede gemeenschap door eene groote eironde opening, aan welker bovenstc gedeelte, de lange buis is ingeplant, waardoor bot voedsel uit de moiulholte in de pens-maag komt, en die vvij slikbnis of slokdarm noemen. Deze buis zet zieh vorder voort in eene sleuf met lipvormige randen en komt zoo tot in de boekmaag
De netmaag is inwendig bedekt met feilen, die aan liet inwendig bekleedsel van dit orgaan wel eenigzins het aanzien geven van een uet; van hier dau ook deszclfs benaming.
De boekmaag Staat aan de eene zijde in verband met de netmaag en van de andere zijde inet de [ebbe of ware maag. gt;'aar beneden rust dezelve op het voorste punt van de pens en tegen de regtei zijde van de netmaag. Men heeft dezelve boekmaag genaamd , dewijl men er een aantal naast elkandei gelegene vliesige platen in vindt, die aan dit orgaan wcl eenige gelijkenis geven met een boek. Hoo vei gezocht de/.e gelijkenis is. znllen wij in het midden iuten.
De lebbe of kaasinaag, scliijni zoo wel door ban bewerkluising algt; door bare verrigting bot meeste
|
||
|
||
|
||
— 10 —
overeen tc stemmen met de enkeivoadige mang der niet herkaauwende zoogdieren. Zij wordt dan ook le regt voor de ware maag gehouden. Bij hct kalf, dat nog met melk gevoed wordt , is dezelve nog veel grooter dan de drie eerstc afdeelingeo te lamen. Deze laatsten ontwikkelen zieh sleehts verder en ne-men aanmerkelijk in omvang toe, vooral de pens , wanneer het dier vaste voederstolTen erlangt en de herkaauwing noodzakelijk wordt. De kaasmaag van het kalf hceft de eigenschap van de melk te doen kamen en bevat hct zoogenaamde runsel.
Om den Iczer nu eenigzins tot eene bijzondere kennis te brengen van de sloornissen, die in de be-schrevene organen kunnen plaats grijpen, ware het noodig de verrigtingen te beschrijven, die aan dezelve door de natuur zijn toevertrouwd; dit zou echter in een geschrift als dit, nog al moeijelijk zijn en zeer nitgebreid worden. Om dus ook hiermede aan ons doel getrouw tc blijven , en voor velcn niet onver-staanbaar te worden, zullen wij ons bcpalen lot het geren eener korte schets van de orde, waarin de verrigtingen der verschillende maagafdeelingen bij de beginnende spijsvertering, bij de herkaauwers, plaats hebben en zieh opvolgen.
Wanneer een herkaauwer eet, begint hij eene groote hoeveelbeid voedsel, bij wijzc van voorraad , in te zweigen ; deze voedcrstoflen worden niet be-hoorlijk gekaauwd en sleehts grof tusschen de kiozen zamengewrongen. Zoodra het verzadigd is, en niet gestoord wordt, voclt het dier de noodzakelijkhcid om het voedsel, dat zieh in de groote maag of pens, verzamcld hceft, bij kleine gedcelten, weder daaruit, door do twecde maag , in de mondholle terug tc
|
||
|
||
|
||
— 11 —
hrcngen, ten ciiide hetzelve arKlermaal te kaauwen. Bij dc doorzwclging nu, valt de voedcrbal niot mcer in de pens-maag, maar geraakt door do slokdarmslouf, onmiddelijk in de derde maag of boekmaag, cm hier uit, na voorafgaande bewerking en vordere verdceling, in de lebbe of kaasmaag te komen, en verder verteerd tc worden. Deze natuurlijke verrigting, die wij her-kaauwen (1) noemen, is voor de gezondlieid , ja voor het bestaan dezer dicren onontbeerlijk. Zoodra zij gestoord is of ophoudt, blijven de voederstoflen , die in de pensmaag verzameld zijn, onvcrteerd en gaan weldra tol gisting over , gevende zulks dikwerf aan-leiding tot de buitengewone oiilwikklt;3ling van lucht, en dien tengcvolge tot het ontstaan der opgeblazenheid.
|
||
|
||
% a.
Ve Opgeblazenheid of Trommelzucht bij hei rund en het schaap.
Doze hevig opkomende ziekte, in dit gewest mcer bekend onder den naam van swelling , het opjagen of fiel oploopen , kenmerkt zieh door eene buitengewone opspanning of zwelling van den buik door lucht, welke zieh in groote hoeveelheid in de groolc maag of pens en in de tweede maag , — dc zoogenaamdo Netmaag, — ontwikkeit , en daarin , tengcvolge der krampachtige toesluiting van derzeiver openingen , opgeslotea wordt. Deze ongcsteldheid kau zieh bij al
|
||
|
||
(I) In Limburg Ncergclpn genaamd,
|
||
|
||
|
|||
|
_ 12 _
• iii/c hcrkaauwcnde huisdiercn opdoen ; het zijn echler lict rund en hot schaap, die het nicest door dezelvc aangcvallen worden.
Wij kunnen de onderwerpelrjke kwaal tot vier vcrscheidenheden terug brengen , naar gelang ztj alleen bestaal :
1quot; in cene eenvoudige ongewone ontwikkeiiog van gas- of luchtsoorten in do ccrstc en tweede maag, ol'
#9632;2deg; vergezeld is van eene buitengewone ophooping van voederstoflFen in do pensmaag , of
3quot; gepaard gaal met de verstopping der derde of boekmaag, of eindelijk
4deg; het gevolg is van do aanwezigheid van eenig vreemd voorwerp — iiclzij knol , appel, aardappel enz.— in den slokdarm, waardoor dit deel gesloten wordt en do luelit die zieh in de maag ontwikkclt , niet mecr naar buiten kan ontlast worden.
Do eenvoudige opgeblazenheid bestaat alleen in eene ongewone ontwikkeling van gassoorten in de pens-en in de netmaag . en wordt gewoonlijk veroorzaakt door het nuttigen van groen voeder, zonder dal het tot haar ontstaan noodig zij, dal Je voederstoffen in groole hoeveeiheid aanwezig zijn.
De tweede verscheidenheid kentnerkt zicii, behalve door de Ironinielzuehlige uitzetting der linker biiik-zijde , ook door eene baitengewone hoeveeiheid voederstoffen die zieli inde groote maagof pens verzameld liebben en die daarin in gisting geraken. Men kan dezc voederstoffen dnidelijk voeicn, wanneer men met de vuist de opgespannen linkerzijde — de zoogenaamde millkuil - drukt, voorai wanneer de opspanning niet zeer stork is, welk laalstc bij dil ongemak niet zoo dikwijis hel gcval is als bij het voorgaande. Hoewci
|
||
|
|||
|
||
— 13 —
het veiioop dezer ziekte niet zoo snel is als dnl van dc eenvoudigc opgeblazenheid, is /.ij echter somttjds zeer hardnekkig, vooral wanneer do dieren moger en zwak zijn. Zij ontstaat op dezelfde wijze als de voor-gaande; de gisting der voederstoffen heeft echter nict zoo siiel plaats en hel dier heeft tijd genoe^ gchad om eene groote hoeveelheid voedsel tot zieh to nemen zonder de ongesteldheid gewaar te worden, zoodat het aan zijnen eetlust voldaan heeft en niet zelden meer dan verzadigd is; cerst dan geraken bij deze kwaal do voederstoffen in gisting en de op-zwelling des buiks is dan niet alieen lict gevolg der windzucht, maar tevens van de buitengewone hoeveelheid voedsel in het ingewand aanvvezig, lerwijl de ontwikkeide lucht niet zelden lot in dc darmen doordringt.
De trommelzucht, die het gevolg is van de ver-stopping der boekmaag , is aitijd eene bedenkelijke en niet zelden eene doodelijke ziekte (1). Zij is vcclal tusschenpozend, voornamelijk in het begin, en wordl slechts later . wanneer zij eenen ongnnstigen alloop
|
||
|
||
(1) Wij spreken hier alieen van de verstopping der boekmaag die oorspronkclijk onislaat, dat is , die ycens-/ins het gevolg is eener andere ziolite. en wij achlcn het overbodig in dit geschrifl de dcnkwijzc le wcdcrleggen van hen, die vermecnen dat de opvulling der boekmaag weinig gcvaarlijk is , dewijl zij racl vele andere kwalen gepaard gaai, of daarvan hel gevolg is. Ilei zij ons i^e-nocg tc wctcn . da( /ij zeer dikwerf oorspronkelijk voor-komt en oorzaak is der windzncbi waar over dc vee-aris, vooral gedurende den winter . z.oo dikwijls geraadplcegii word!
|
||
|
||
|
||
li
|
||
|
||
zal hübbüti, uanhoudcnd. Mc.-i ziel haar hct meest geduremie den winter ontstaan, in welk juargetiide de iliercn bij vcic landlicdcn veel en nitsliiitend droog voetler erlangen. Mager en zwak vee staat het meest voor dezelve bloot.
Zoo als wij bereids gezegd hebben, is de opgebla -zenheid niet zeldeti het gevolg van het blijven zitten van ecn vreemd ligcliaam in do keel of slikbnis , welk ongeval meest altijd gepaard gaat met ecne meerdere of mindere ontwikkeling van lucht in de maag, waardoor zeer dikwijls gevaarlijko toevallen ontstaan en het dier, bij ontstentenis aan doelmatlge aangebragte hulp, ligt kan sterven. Wij zullen dit ongemak aan het einde van dit werkje, in een bijzonder hoofdstuk, meer bepaald behandelen.
Voor dc lezers, die met de schcikmide niet gehcel onbekend zijn, is het niet onbelangrijk te wcten, dat de gas- of luchtsüorten, die zieh gedurende de trom-tnelzucht in de maag der herkaauwende dicrcn ont-wikkelcn , van verschillenden aard zijn. In hct begin der ziekte, zijn het doorgaans hct kooistofzuur en het koolstof- oxijd gas, hoewel men vroeger meende, dat dit laatste alleen door kunst kon verkregcn worden. Vcclal ontwikkelt er zieh ook zuurstof en stikstof; wanneer echter de buitengewone gisting in de eerste vcrtcrings-organen wat langer duurt, dan vomit zieh het koolstof- walerstof gas en voorname-lijk het zwavel waterslof- gas. Deze beide laatsten vindt men dikwerf vereenigd.
Gedurende eene geregelde spijsverteering worrit er insgelijks koolstof ziiur ontwikkcid ; maar dc hoeveel-heid daarvan is zoo gering, dal de dierlijke verrig-tingen daardoor niet gestoord worden . te meer
|
||
|
||
|
||
— 15 —
daar het door slokdarm en mond ontlast wordt.
Alleen dus in geval van ongewone ontwikkcling, werkt dit gas nadeelig door deszelfs expcnsievedruk-king , waardoor de pens-en de netnoaag opspannende, den omvang des bulks vermecrdcren, terwijl dc borst-holte verkleind, en de longen in hunne working be-lemmerd worden. Daarom zicn wij ook dat elke opgeblazenheid, die plotseling ontstaat, zoo gevaarlijk is, daar het blood bij iedere belemmering der adem-haling in de hersenen terug gcdrongen wordt en zieh daarin ophoopt.
De drukking van de opgespannen maagafdcelingen op de baarmooder bij drngende dicren, veroorzaakl niet zelden ontijdige of vrocglijdige vcrlossingcn.
|
||
|
||
—=E33laquo;# •CZSl?**-
|
||
|
||
Over de verschillende oorgaken der opgeblaxenheid.
Behalve dc bqzondere natuurlijke voorbeschiktheid, die bij de herkaauwendc dieren van de inrigling en de bewerktuiging der verteerings-organen afhangt, en aanleiding geeft tot bet ontstaan der windzuchl , bestaat er nog dikwerf een openbare aanlcg tot doze kwaal, die voornamclijk te zocken is in dc vcrzwak-king der verteeringskracht en in de slappe gestcldhcid van bet ingevvand, waarin de ontwikkeling van lucht pleats grijpt- Hieruit kan men redelijk verklären , waarom eenige dieren beriianldelijk, en bij de geringste bijkomende oorzaak, aan de ziekte lijden , lerwijl anderen . die evenwel aan dezelve uilwendige in-
|
||
|
||
|
||
- 16 -
vlocden bluotstuuden , daarvan versclioond blijven.
Men necmt aan , dat eene grootc hoeveelheid voedscl, door het hongerige dier fiictig verslonden en vooral bcslaandc nit jonge planten, die ligl in gisting gerakcn , dat de vochtigheid, dc wind, de siechte hoedanigheid des voeders , drinkwator dat bedorven is, of in te groote hoeveelheid iugczwolgen wordt, korl na het eten van groen voeder, de voor naamste oorzaken zijn der opgeblazenheid. De gewone klaver en de rupsklaver geven hel incest aanleiding lot het ontstaan dezcr kwaal; jonge rogge, die groen gcvoederd wordt, ulsrnede aardappelen, biet- of naan-gclworlels, koolbladcren en knolien komen insgelijks in aanmerking , wanncer men de oorzaken der on-derwerpelijke kwaal nagaat . vooral wanncer men genoemde voedcrstoiren te veci. te lang, ongercgeid en zonder afwisseling met andere, voedert. Zijn de planten met rijp of dauw bedekt, of door regen rial geworden, zoo ontstaat de windzucht veel spoediger dan wanncer de vochtigheid reeds door de inwer-kcntle zonnestralen is verdwenen. Bovenai brcngen zoodanigo groene vocders het ongemuk tc weeg, wanncer zij afgemaaid zijnde, binnen de stallen op hoopen geworpen worden, waardoor zij ligl broeijen, en in dien staat door het vec gegeten worden. I let aller-mcest echter ontstaat de opgeblazenheid wanncer hel vec op wclige klavervclden gewcid wordt, vooral op de klaver die men in dc korenlanden gezaaid liccft en die in den herfsl boven de korenstoppels uitgroeit stopjw'l klaver) Onder de dieren die daarop gebragt worden, zi(H tuen er bijna dagelijks . die door de trommelzucht aangevallcn worden.
lit dc waarncminccn van den flanschen voe-arts
|
||
|
||
|
||
— 17 —
Robim blijkl, dal de tijd van den dag eenen grooten invloed hecft op het ontslaan der opgeblazenheid. Volgens zijne , bij herhaling gedane proefnemingen, werden runderen en schapen op klaver- en luzerne velden , telkens in de namiddag - uren opgeblazen, ter-wijl zij daarvan des avonds bevrijd bleven. Zulks wordt door Robin toegeschreven aan de meerdere inwendige wärmte , welke des namiddags in de planten werk-zaam is , waardoor de lucht-ontwikkeling uit dezelve, zoodra zij door de dieren genuttigd zijn , bevorderd wordt. Ook schijnen zijne proefnemingen te bewijzen, dat de voederstoffen , op verschillende uren van den dag gemaaid , en aan de gisting overgelaten, zoo veel spoediger tot eenen sterken trap van lucht-ontwikkeling overgaan , naarmate zij afgesneden worden op den wärmsten tijd van den dag en onder de sterkste inwerking der zon. Hij beschuldigt dus niet zoo zeer de vochtigheid der groene voedselcn, door den regen of dauw als tot de opgeblazenheid voornaraelijk aan-leiding gevende, maar veeleer de inwendige wärmte der planten , welke dezelve eene spoedige gisting doet ondergaan. Hiermede komt overeen de waarneming welke men in sommige streken van ons land, namelijk in Noord-Brabant, gemaakt heeft. De schapen, welke al-daar, na den oogst, op de stoppellanden worden gebragt, worden niet zelden door de opgeblazenheid aangedaan, door het eten van de schaaps-zuring [liumex aceto-sella, Oxnllis ovina). Men heeft opgemerkt , dat het eten van deze zuring vooral gevaarlijk is op de hooge rogge landen, ahvaar zij overvloedig groeit, doch minder schaadt op de läge rogge velden , terwijl de schapen op de boekweit akkers, waarop deze zuring mede veel groeit, er volstrekt geen ongemak van
|
||
|
||
|
||
— 18 —
zouden ondervltiden. Met grootste gevaar ontstaat ,
door het elen dor schaaps-zuritig, op den middag van heete dagen, wanneer zij als verslapt op den grond nederligt. De schapen sterven er dan dikwijls (inmiddelijk van door opgeblazcnhcid. (1)
Onder de wortelgewassen , zijn het vooral de knol-len, die le ligter aanleiding geven tol liet ontstaan dor kwaal , on /.nlks le meer, dewijl zij , even als de klaver, veelvuldig geteeld worden, en in vele oor-den , weken lang, hot eenige voedcr nitmaken van het vee.
De klaproos of zoogenaamde kollebloem is eene bedvvelmende plant, in de klavcrvelden doorgaans zeer overvloedig, die met opzigt lot hot veroorzaken der trommelzucbt bij eenige schrijvers , alsmode bij sommige landlieden , siecht geboekl staat. Ditzelfde geldt ook ten aanzien van de zoogenaamde uitloopers der aardappelcn. Even als de klaproos bezitten doze uitloopers bedvvelmende oigenschappen , vvaanloor do verterings-krachlen verstoord worden. Dit vermögen aan de kiemen der aardappelen eigen, is het gevolg der aanwezigheid in dezclve, van eon beginscl dat men Solanine genaamd heeft, en dat niet alleen kan aanleiding geven tot hot ontstaan dor opgeblazenheid maar tevens menigwerf andere bedenkelijke ziekte-verschijnsclen kan te vveeg brengen.
Aangaande do oorzaken, die de verstopping der boekmaag en de gevolgelijke windzucht te vveeg brengen dient hel volgende vermeld le worden. Zoo lang
|
||
|
||
(1) Zie A. Numan , Ilandkiding tol de inlandsche schaaps-lecll , inxonderheid met opzigt tot dc verhelervng dry U'n/. Haarlem I8~gt;r) , lr ^mk , hind?. 70.
|
||
|
||
|
||
— 19
de herknauwing geregeld plaals vindi , geraken de voederstoßien, na vooraf goed gekaauwd en belioor-lijk met spcckscl gcmetigd te zijn, in de derde maag of boekmaag, en alleen de voedscldcclcn, die siecht verdeeld zijn , worden tusschen de bladeren van dil ingewand terug gehonden om later , na eene belioor-lijke verdeeling en bewerking, op hunne benrt, in de iebbe of vierdc maag tc dringen ; zijn echter de ver-terings - werktuigen, iietzij door eene buitengewone zwakte of slapheid, Iietzij door ontsteking of weldoor andere oorzaken, zooals onverteerbaar en droogvoeder, gebrek aan drinkwater, cnz., in hnnne working gestoord , dan heeft er vooreerst eene verlraging in de herkaauwlng plaats, en hoe iangzanier deze ver-rigting geschiedt, des tc onvoikomer wordl zij, ter-wijl de boekmaag, wiens bestemming is, alles terng te houden wat in het vocdsel niet genoegzaam door de kaauwing verdeeld is, wcldra met drooge en ve-zelachtige voedseldeelon overvuld wordl, zoodat er, zoo als inen zogt, verstopping van dit deel plaals grijpl.
Drooge voeders, als kaf, zemelen , draf, liaksel, siecht hooi en nahooi in overvloed en ongeregeld toegediend , veroorzaken in den rege) dit ongemak , vooral wanneer de dieren daarbij weinig drinkwaler genieten en zij , zoo als in den winter steeds bet ge-val is . langen tijd , zonder eeuige beweging op stal gehouden worden , en verder door eene overvloedige melkgeving verzwakt zijn. —
Na het opsommen der oorzaken , meenen wij insge-lijks , met een vvoord, melding te moeten maken vvin eenige vooroordeelen en dwalingen betreffende het ontstaan der onderhavige ziekte. Zoo heeten eenige landlieden de beet der spitsmnis of het gift dat .
|
||
|
||
|
||
— 20 —
naar liimnc meening, door dc padden op de plan-ten vcrspreid wordt (1) , zcer verderfelijk met op-zigt tot hot ontstoan der opgeblazenheid. Anderen sclirijvcn dc kwaal toe aan kleine schildvleugelige Insekten (coleoptera) die l)ij de dieren met liet voedsel in de maag geraken, tcrwijl nict weinigen in den waan zijn . dat sommige spinsoorten dcigelijkc ver-scliijnselen kuiinen te wceg brengen, wanncer zij on-der hel voeder geraken. üezelfde uitwerking sdirijft men toe aan de zoogenaanade zomer- of herfst-dra-den , die men in liet najaar door dc luclit ziet zwc-ven en 's morgens , vooral over de klavcrlanden, waar-op men zc het beste kan bespeuren , op de planten vcrspreid ziet. Zij zijn het voortbrengsel van bepaalde spinsoorten , wier eijeren reeds \üor den winter, tcrwijl die dor overige soorten slechts in het voorjaar, uitkomen. Wij waarschuwen onzc veehouders ter loops tcffcn dezc en mecr andere dwaliugen.
|
||
|
||
Over dc verschijnselen ikf opgeblazenheid en de teckens waav-uan men de verschillende graden dczcr xiekle kent.
Zcer noodzakeiijk is het, dc verschillende graden van gevaar le kennen, waarmede de onderhavige ziekte gepaard gaat , ten cinde gevoegelijk te knnnen oordeclcn in hoeverre het noodig is , zieh bij voor-
|
||
|
||
(1) Van daar dan ook zeker dc benaming van Padde . iiic men in soniiiiij;(! provincicn aan de ziekte gecft.
|
||
|
||
|
||
— 21 —
körnende gevallen to haasten met liel aanbrengeo dci krachtigste middclen, dan wel, of men de werking kau afwachten van minder werkzame huismiddelen en dit alles naar gelang de opkomende verscliijnselen, naeer of minder dreigend zijn.
EersCe yraad der siekte.— De bulk is aan des-zelfs geheel linker zijde sterk uitgezel; klopt men tus-sclicn de laatste rib en den rand van het heupbeen (mill-kuil), zoo klinkt hot als op eene trommel; de ademhaling is versneld, het dier iiijgt; nict zeldcn worden de meststoffen en de pis dikwijls, en in kleine hoevcellieden ontlast.
Tweede yraad.— Het toenemen dezer verscliijnselen veroorzaakt eene steeds grootere benaauwdheid, terwijl het dier nog immer neerslagtiger en meer kortademig wordt. De cellust is geheel verloren en de herkaauwing heeft niet meer plaals. De bloedvaten, vooral de äderen van het hoofd en van den hals, zwel-len sterk op, en wel ten gevoige van de ophoopingdes bloods, waarvan de terngvioeijing naar hart en longen holet wordt; nous on mond staan wijd geopend , de long hangt ult en niet zeldcn hebben er , door de keelopening, oprispingen van zure lacht plaats. De bulk wordt steeds dikkor.
Der de yraad.— Bij doze reeks van verschijnselon. die reeds op groot gevaar duidon, voegt zieh nu eene nog grootere opzetting der maag, waardoor de rnim-tc, die de longen, tot derzelver vrije uitzetting, noo-dig hebben , nog vcrkleind wordt. De pijnen en de benaauwdheid vermeerdoron; het dier brengt de achterste ledemoten meer naar de voorste en Staat stijf en onboweegbaar mot conon krommen rug, terwijl de linker dank schier geheel boven den rus nil stockt;
|
||
|
||
|
||
— plusmn;1 -
.ic ademhaiiug is l)ijiiii geheel belemmerd , de pols is ouvoclbaar; hui dier wordt, onder aanhoudend steu-neu i zeer oiirustig, waggelt, trippelt met de achterste bcciiL'ii en ia;il hot iioofd iiuiigen, tcrwijl de buid en de ledematen geheel koud worden. Thans is het gevaar op het hoogste gestegen , en, worden er niot spoedig krachtdadige hulpmiddelen aangebragt, dun is het met het dier gedaan ; het valt c.n blaasl onder hevige stuiptrekkingen, den laatsten adem uit, ter-wijl er uit mond en nous eerie grootere of kleinere hoc-veelheid schnimendo voederstoffen ontlast worden. Bij het schaap vloeit er alsdan meormaien bioed uit de natuurlijke openingen.
Alle deze verschijnselen volgen elkander dikwerf zeer spoedig op ; in andere gcvallen is hot verloop der ziekle minder stiel en kan dezelvc wel eenige dagen duren.
De ziekle-vcrschijnsclen, die aanduiden dat de trom-meizucht gepaurd gaat met de aanwezigheid in de pensmaag van eene buitengewone hoeveelheid voeder, zijn ongeveer dezelfde als die wij zoo even beschreven hebben; zij doen zieh echter niet zoo sncl op on het zekerste teeken om deze kwaal van de eerstc te on-derscliL'iden , bestaat in de drukking die men met de vuist op de linker millkuil verrigt. Tcrwijl men bij de eenvoudige opgeblazenheid de hand zeer diep kan in-drukken, zonder iels anders gewaar le worden dan opgehoopte luciit, voell men duidelijk dat inen bij deze ziekle levons op cenc weekc massa stoot, die door de overvloedige voederstoffen gevormd wordt. Deze ophooping van voeder is zoo aanzienlijk, dat men dezelve zeer ligl, niet ver onder de buid en de buikwanden kan ontdekken.
Het is zeer belangrijk zijne aandacht le vestigen
|
||
|
||
|
||
— 23 —
op hel oaderscheid dat er tusschen dezo twee kwa-Icn bestaat, leu einde gecne koslbarc oogenblikken te verspillen, en, na lict tegengaan der opgcblazenheid, hetzij door gcnecsmiddelcn, lietzij door den penssteek , de verdcre hulp te doen aatiwenden tcr onllasling der overvlocdige voedermassa. De middclen hierloe belioorl men allecn bij den vce-arls le zoeken, daar liet zelf knocijen hier mceslal gevaaiiijk is, en do beste lijd ler genezing daar door been gaat.
Bij de opgcblazenheid , die gepaard gaat met, en die bet gevolg is van de ziekelijke opvulling der boek-maag, zal de veehouder steeds genoegzaam den lijd hebben om den raad van den bevocgden vce-arls in te roepen, dewijl do ontwikkeling van iuchl bij deze ziekle zelden zoo slerk is, dat daardoor aileen liet leveiraquo; onmiddelijk in gevaar geraakt. De opzetting ont-wikkelt zicli langzaam, en vooral kort na liet nut-tigen des voeders, om later weder le vcrdwijnen en, bij liet eerste gebruik des voeders, anderrnaal te ont-staan. De millknil is niet zoo sterk gespannen als bij de vorige kwalen, en niet zelden kan men , bij eenige oefening, en bij liet onderzoeken der regier flankstreek, eene harde massa voclen die door de opgeTulde boekmaagdaargesteld wordl. Dcmcst is hard, dc berkaauwing is onregeimatig of heeft goheel opge-iiouden; bet dier kwijnt en Staat met eenen krommen rug; de huid is vast en gespannen, de haren slaan slroef; later beefl or geene onllasling van mest meer plaats; de oogen slaan flaauw en ingelrokkcn; de slijmvliezen hebben eene geelachligc klenr; dc mnil-spicgel wordt droog; de trommelzucht, die bij den aanvang der ziekle Insscbenpozend was. blijf'l lhans aanhoudend en Indien men zicb van de kvvaal niet
|
||
|
||
|
||
- 24 —
mcesler küii makcn, slerfl hel dicr gowoonlijk (us-schen de (liic en do veertien dagen.
Bespeurt men bij cenig beest, behalve eene dikwerf sne! opkomendc opgeblazenheid, nog daarenbovcn ccne builengewone uitvloeijing van speeksel en slijm uit dc mondopening, gepaard gaande met hoest, onrust en aanboudende pogingen om door te zweigen of te bra-ken, dan is het hoogst waarschijnlijk, dat dezc verscbijn-selen het gevolg zijn van de aanwezigheid van eenig vreemd voorwerp in de slikbuis. Men overtuige zieh hiervan doorhet naauwkeurig onderzoek van dit deel, daar men het beletsel geraakkelijk kan gewaar worden , voor zoo ver helzelve in het halsgedeeltc der slikbuis is blijven zitten; kan men hetzelve aldaar nict ontdekken, dan giet men aan het dicr eenig water in, ten einde te beproeven of de doorzwelging a! dan niet belet is en het voorwerp niet diepcr is blijven zitten.
|
||
|
||
tM£2K*r(Es3*=quot;=-
|
||
|
||
Oeer de middclcn tcr voorkoming der opijeblazcnhcid.
Daar iiet in alle gevailen voordccliger is de ziekte voor te komen, en de veehouder ruim zoo vcel belang heefl de middeien te kennen , die daarloe dienstig zijn, als in bezit te zijn van diegenc, die tot dc genezing strekken , zoo achten wij hot nuttig dc maat-regelen op te geven , waardoor men dc opgeblazenheid kan wercn.
Het beste middel daarloe ligt voorzeker in dc doel matige vcrpleging van hel vec en in cene gocde keuzc
|
||
|
||
|
||
- 2S ~
van do voederstoffen , alsmede in eeiic juiste verlrou-ding en cone gcrcgelde loedicning van dezelvc, ton cinde de dieren tusschen iodercn muallijd cenige rust le laten om tc kunnen herkaauwcn ; in andere woor-den, men behoort bij het voederen eenen juisten moatstaf te houden en zoo veel mogelijk gczoiulc voederstoffen toe te dienen.
Het groen voederen van de verschiliende planten-soorten , vooral die der kunstweiden , is te gevaar-lijker naarmate de dieren meer iiongerig zijn en zij zoo-danige voederstoffen met meer graagle eten. Vooral noodzakelijk is het dan te zorgen, dat de eetlust van het vee niet te groot zij, #9632;wannecr hot de stallen ver-laat om op de voedervelden geleid te worden, en dat men aan hetzelve , reeds vooraf, eenig voedsel ge-geven hebbe. Wind , novel , dauw en rijp zijn tevens omslandighcden die men in het oog dient tc houden en te vermijden , terwijl men , bij het vast spannen der dieren op klaver of op knollenloof, de naauw-kcurigste zorg moot dragon, dat zij niet te veel in eens kunnen bcreiken en nlzoo le grelig en te veel eten. Zal het vee naar zoodanige velden gcvoerd worden , dan is het raadzaam te beginnen met dat ge-deelte te laten afweiden , waarop de voedergewassen het schraalste staan , om dan eerst de plaatsen le naderen , die meer wcclderig begroeid zijn, wanneer de eersle hongcr van het vee gestild, en dcszelfs eel-lust gedecllelijk bevredigd is.
Om vorder de ongevallen te vermijden, die zoo dikwijls op zoodanige voedervelden ontstaan , dienen de koe- en schaapherders niel te lang met hunne dieren op dezelve le vertoeven en zieh nu en dan met dezelvc daarvan te vcrwijderen, om Imn tijd en go
|
||
|
||
|
||
— 2(5 —
legcnheid tc verschaffen om lo kunnen herkaauwen Ook naoeten vooral de vraatzuchtigen onderdekudde dc vvaakzaaraheid van don veehoeder niet kunnen ont-gaan , en doze lautste moet nuoil, zoo als ik dikwijls gezien heb, vervangen worden door kinderen, die zieh, liij onvcrhoopte toevallen, niet wclen te gedragen en iiet lioofd verliezen.
Uij het stalvoederen is het nuttig , reeds des avonds do klaver tc snrjden, die men 's morgens wilvoeren, en omgekeerd, 's morgens, na het verdwijnen van dauw of rijp eerst den voorraad tc halen , die ge-durende dien tijd lot voeder moet strekken. Ook zij men bedacht, iiet inoeijen van den voorraad tegen le gaan en te dien einde le zorgen , dal de afgemaaidc klaver niet op hoopen gestapeld of op den wagen vergaderd blijve ; men make in tegendeel dc kla-verbossen goed los, zorgende dat de lacht er tusschen kau dringen, ten einde cene beginnende gisting , die ailijd schadclijk is, le vcrmijden. Is men echter gc-dwongen, het grocn voeder bij nat weder le halen. zoo is het nog mecr noodzakclijk te beletten, dat het -zelve aan het hrocijen gaat ; men brenge het daaroin ondcr dak , en zorge dat het goed nit elkander gc-spreid worde. Bij den minsten schijn van ongesteld-heid , zal men goed doen aan het dier het voeder te onttrekken totdat het geheel hersteld is. Wat Iiet drinkvvater betrefi , is lict raadzaam hetzelvc sleciils dan aan dc dicrcn le geven, wanneer hot voeder reeds cenigen tijd gennlligd is.
Van nog nicer belang en van groote noodzakelijk-heid worden alle dczc voorzorgen, wanneer het geldt het ontstaan voor te komen van dc opgeblazenheid, die gepaard gaat mcl dc overvulling der groote maag of
|
||
|
||
|
||
— 27 —
pens, dcwijl dezc kwaal zieh slt'dils dan openbaart wanneer het ingewand roods met eene groote lioe-veelheid voeder als opgepropt is, en dc ongewonc gis-ling van dit voedsel , leu gevolgc der wärmte (li(' zieli in de maag ontwikkelt, alsdan ligt plants kiw. hebben. Het is deze gisling die me;i behoorl voor le komen, iels, dat minder mooijelijk is dan men wcl denkt, voor zoo vor men slechts het vee oj) de stauen en in de weide naauwkeuiig vvil gade slaan, en men bekend is met den bljzonderen aanleg die sommige dieren onder de kudde tot de ziekte liebben, aismede de eigenschappen in acht neemi die eenige voeder-slolTen in dit opzigt bczilten.
i)e dieren, die gretig en snei cten, zijn liet nicest aaii dc ziekto biootgesteld, daar zij siecht en onvol-komen kaauwen en in eene gegevene tijdiuiinte rnecr voedsel tot zieh nemeii dan anderen; de sterkstc onder de kudde slooten gewoonlijk de zwakkere van het voeder af, elen dus ook moor en lijden daarom ook dikwijis spoedigcr aan dc ziekte.
Groen en toeder voeder, wortelgewassen. vooral knoilcn , aismede de verschillende soorten van vlin-dcrgevvassen , zoo als erwten , boonen , wikken, die groen gegelcn worden en waarop menigmaal hcl vee , nadat hetzelve door heiningen of schotten ont-snapt is, gevondcii wordt, zijn rnecr dan eens oorzaak dczer overvoedering. Men zij dns steeds waakzaam, en men zorge dat het vee nooil aan zieh zelve worde overgelaten, wanneer zoodanige planten in him be-rcik staan.
Alle dczc voorzorgen golden zoo wel voor het sehaap als voor het rundvee.
De Zwitscrsche vee-arls Prcvosl bcwcerl, dat eon
|
||
|
||
|
||
- 28 -
lepel vul gestoolen gentiaanwortel, mel even zoo vcel zoul, ccn goed preservatief is, dal liij dikwijls mel vrucht legen liel ontstaan der trommelzucht heeft zien aanvvenden. Dit middel wordt met water tocgediend, voor dal liel vee naar de vocdervelden gebragt wordt.
Sommigcn geven pckel met boter en peper, lenvijl in deze streek, vela veebouders de gewoonlo hebbeo, alvorens hct vee naar dc klaver le brengen, aun hel-zelve ecne muskaatnoot in le geven, waarbij zij echter de voorzorg nemen, dat deze vrucht onverdeekl in de maag geraakt. Deze en nicer andere middelen kunnen zcker geacht worden , deels door himnc versterkende, dcels ten gevolge hunner prikkelende eigenscbappen, niet nutteloos le zijn, dcvvijl zij dc maagwanden lol eene kraclitdadigc werking aanzetten en dien ten gevolge dc spijsverleering bevorderen , vooral wanneer zij bij herhaling gebezigd worden. Van bet laalsle tniddel meet ik ecbler zeggen, dat dc gift, waarin bcl-zelve door dc veebouders wordt toegediend , veci le klein is , cm cr van bij ecu rund eene gunstige uil-werking le kunnen verwachten ; wat zal tocli wel ecne enkele muskaatnoot in dc groolc pensmaag eener koc, waarin niet zelden vijftig lot zeslig ponden voc-derstolTen aanwezig zijn (1), wel voor uitwerking kunnen hebben ?
liel middel, dat ik steeds aangeraden beb om bet ontstaan der opgeblazenheld tc bclclten en waarbij
|
||
|
||
fl) /clfs bij diercn die men , bij gcdanc proefneiuin-gen , van iiongcr liecl'i laten slcrvcn , vindl men, volgens den beroemden franschen vcc-arlsenijkundigcn Gilbert , noi; eene aanmcrkclijkc hocvcciiicid vocder in de pens-maaa aaiuvczic:.
|
||
|
||
|
||
— 29 —
zieh mcnig veehouder goed gevonden heeft, bestaat, buiten cn behalve de leefregelkundige voorzorgen, die wij hiervoren vermeid hebben cn die nooit achter-wege behooren te blrjven, in het toedienen van cen gewoon glas raapolie , met eon vijf-eu-twintig drop-pels terpenlijii-olie ; door het toedienen van dit mid-del wordt de ongewone gisting in de maag der herkaau-wers vcelal voorgekomen en de opgeblazcnheid gc-weerd. Men gevo hetzelve eenige oogenbiikken voor dat de dlercn het groen voeder erlangen of tiaar de klaverlanden gebragt worden. Voor het schaap cn de geit is ecu lepel olie met tien druppels terpentijn-olie toereikend.
Er zijn ook dieren , die bij de minste aanleiding , opjagen; liunnc verteerings-werktuigen zijn doorgaans verzwakt , of zij nemen , door vraatzucht gedreven , te vecl voeder is cens; voor zoodanige dieren zulien alle voorbehoedende geneesmiddelen weinig baten. Men doet het best , dezclve zooveel mogelijk aan de oorzaken der ziekte te onttrekken, of wanncer men dit niet kan, dezelve door anderen , die het groen voeder beter verdragen, te vervangen.
De ovcrleden hooglecraar aan de Brusselsche vee-artsenij-school Brognies had reeds vroeger cen middel bedacht dat, volgens hem, ook deze laat.ste dieren legen de opgeblazcnheid vrijwaart. Hoevvd ik niet in de gelegenhcid was hetzelve te zien aan-wenden, en dus niet oordcclen kan of het werkdijk zoo doelmatig en zoo ligt aanwendbaar is als genoem-dc schrijvcr beweert, acht ik liet niet ongepast den lexer bekend te maken met hetgeen Broyniuz er zeit over schrijft. Ziehier de vcrtaling daarvan: „ Yoor deze ., dieren (n. 1. voor deznlko die dikwijls aan de op-
|
||
|
||
|
||
— 30 ~
., geblazenheid lijden) is or geen doelmatiger middel,
.,nbsp; dan eenc blijvende kunstmalige opening {Itiiir te stel-
..nbsp; len, door middel van een oogje van gutta-percha,
.,nbsp; dat aan do pensmaag bevostigd wordl; het is eon
.,nbsp; gciijkaardig middel, als do veiiigheidkleppen aan
.,nbsp; de slüomketels. Liggeit echter de oorznkcn der
..nbsp; kwaal in don zwakken toestand dor verteerings
,,nbsp; organen, dan moet liet tocdieneii van versterkende
.,nbsp; gonocsmiddolen en van krachtig vocdscl de kunst-
.,nbsp; bewerking voorafgaan. Hot is overigens als of men
.,nbsp; eene trokarbuis bij voortduring in do flank Het zillen.
,, Vonr de onsoliadolijkheid van dit middel kan
„nbsp; good gesproken worden ; de opening kan door een
„nbsp; klepjo gesioten worden, dat door eenc veer ge-
..nbsp; drnkt wordt , wier kraclit geevenredigd moot zijn
„nbsp; aan de drukking dor Inclitsoorten , die gedurende
,,nbsp; cone geregelde spijsvertering in dc pens onlwikkeld
,.nbsp; worden , zoodat, wanneer er moor Incht dan ge-
.,nbsp; woonlijk in do maag ontstaat, dczelvc zieh van zel-
„nbsp; vc door dc gemaaklo opening kan onllaslen.
,, Zij, die met de tegenwoordig bestaande hulpmid-
..nbsp; delcn dor voe-arlskundige heelkunst niet bekend
.,nbsp; zijn , znllon denken , dat , om (lit middel in aan-
,,nbsp; wendig te brengen, men gonoodznakt zal zijn, zij-
..nbsp; no toevlugt te nemen tot eenekunstbewerking, die
„nbsp; hot [even dor dieren in gevaar stell. Alle vrees
„nbsp; daarvoor is echter ongegrond , daar wij thans de
..nbsp; noodige midilolen bezitten, om met gemak tot dat
,,nbsp; resultaat te gorakon. Gomelde opening kan men in
..nbsp; do linker (lank verrigten , zonder nicer gevaar dan
..nbsp; bij hot doorstcken van het neusmiddenschot brj den
.,nbsp; slier om denzelven te ringen. Wanneer , na ccn
,,nbsp; tiental dagen . de zamengroerjing van de pensmaag
|
||
|
||
|
||
— 31 —
,. met ile wondranden dor huid vollooid is , blijft er „ niets meer le doen , dan hot oogjc van gulta-percha ., daaraan te bevestigen.quot; (1)
|
||
|
||
S laquo;.
Over de goneeswyze der opgeblazenheid.
Bij de behandeling dor opgeblazenheid hccft men de volgende voorname aanwijzingen le vervullen:
1quot;. I)c ontwikkelde luchtsoorten door bekoe-iingtot ccnen geringeren omvang brengen en de-zelve door schcikundige middelen vast leggen , of wanneer de lijd , wegens liet snel verloop der ziekte en wegens dreigend gevaar, daartoe ontbreekt, dezelve door werktuigelijke middelen onllasten.
•2deg;. De maag door gepusle middelen zoodanig herstellen, dal dil orgaan , door meerderc le-venskracht, zieh legen ecne vordere ontwikke-ling van Inrlit nit het voeder , kan verzetten en dc nog aanvvezige zoo veel mogelijk kan vervvijderen.
3deg;. De opgehoopte voederstoffen, die tot het ontstaan van het ongemak aanleiding gaven, hetzij door gcneesmiddelen, lielzij door hcel-kundige middelen , verdeelen en vervvijderen.
4deg;. De ophooping van bloed in de iongen en
|
||
|
||
(I) Zic : Moyens de securite pour le cullivalcur conlre les dangers de la möUorisalion des animaux ruminants: par M. BnoGNiEz. Bruxelles IS.'il , bladz. (!2 scq(|.
|
||
|
||
|
||
— 3:gt; -
in de hersenen tegengaan en den omloop van dil vocht, door aderlalingen, tot deszelfs ge-regelden toestand lerug brengen.
üquot;. Eindclijk, wanneer dc opgeblazenhcid het gcvolg is van het blijven zitten van eenig voor-werp in den slokdarm, zoodanig vreemd lig-chaam ten spoedigste vervvijderen. Aangezien dc opgeblazeniieid in vele gevallcn een /cer snel verloop hceft , zoo dient men steeds , bij het verschijneo der eerstc teekens, de noodige mid-delen nan le wenden. Dientengevolge is het raad-zaam, dat ieder veehouder ten alien lijde voorzien zij van eenig middei, dat bij, bij bet ontstaan der zieklo, spoedig bij de hand hebbe. Eenc menigte zelfstandigheden worden tegen deze kwaal aanbevolen. De landlicdcn, do lierders , enz., haaslen zieh gewoon-lijk, zoodra zij zicn dat liun vee aan trommelzucht lijdt, hetzelve ondcr dak of in eenen lioilen weg te brengen , hetzelve daar heel slil te laten en eenen slok of strooband , watfrop zij de eenc of andere telfstandigheid , die menigmaal niet zeer zuiver is , in de mondopening van het dier te brengen en daarin to bevestigen, ten einde hetzelve hierdoor te nood-zaken de kaken te bewegen en oprispingen van de gassoorten nit de maagalsmede de uitvloeijing van kwijl le bevorderen. Door zoodanige of soortgelrjke middelen vcrmeenen zij dc genezing te verkrijgen , en wanneer de ziekte geenen hoogen graad bereikt heeft, loopt dezelvc, helzij ten gevolge dier handehvijze , hetzij door de heilzatne terugwerking der natuur, wel eens goed af. Beter is bet echter, zieh niet te vee! op deze middelen le verlaten en omniddelijk over te gaan tot het aanwenden van zoodanige , die meer werkzaam
|
||
|
||
|
||
— 33 -
zijn en die wrj hier verder zuilen opgeven. De on-dcrvinding heeft reeds lang derzelver goede working bevestigd, en de vcehouders, die in de geiegenheid zuilen zijn dezelve aantewenden , zuilen er zieh on-getwijfeld goed bij bevinden.
Zoodra men de eerste verschijnselcn der opzwelling van eenig beest ontdekt, dan draagt men zorg den bulk zoo spoedig mogelijk te doen entspannen. Een middel hicrtoe dienslig, dat zeer gemakkelijk en meest altijd bij de hand is , bostaat daarin, dat men het vee onverhoeds eenige emmeren koud water over het lijf stort , of zoo het geschieden kan, dat men het gczwollen dicr tot over den bulk in het water leidt ; hierdoor wordt , ten gevolge der bc-koeling, de uitgezette lucht in de maag tot eenen geringeren omvang gedrukt, door welk middel alleen, mecr dan eens ecne spoedige ontspanning volgt. Klein vee kan men geheel tot aan den kop in het water dompelen. Robin dient ook inwendig het koud water aan opgeblazcne dieren toe en verzekcrt dat zulks in vele gevallcn voldoende is, om do ontzwelling te weeg to brcngon: waartoe het ingictcn van eenige flesschen genoegzaam is. Ilij giet namelijk zoo vcel koud water in, als voldoende is, om de verhoogde leroperatuur, waarondcr de luchlontwikkeling plaats heeft , weg te nemen , en die verkoeling voort te brengc , waaronder geene gas-ontwikkeling kan plaats hebben. Het toeval bragt hem tot deze on-dcrvinding. Toen namelijk verschcidene zijner runderen , kort op clkandcr, door dc opgeblazenhcid werden aangedaan , moest hij de giften van amrno-niak-geest, die in voorraad met water vcrdund was, meer en meer verminderen, lerwijl hij daarvan echter
3
|
||
|
||
|
||
— 34 —
dezelfde uitwerking ondervond. lotdat liij eindelijk met hctzelfde gevolg , allcen water gaf.
In die gevallen echter waar de luchtontwikkeling reeds zoo aanmerkelijk is geworden, dat de maag daardoor sterk gespannen is, raadt hij de bijvoeging van ammoniak aan, vermits het water op zieh zelf tie groote hoeveelheid koolstofzuur niet kan opslor-pen ; terwijl tot voorkoming der verdcre ontwikke-ling, of tot stuiting der gisting , alleen het water vokioende is. (1)
Intussciien , wannccr deze handelwiize niet helpb en de in- en uitwendige aanwending van het water zonder gunstige uitwerking blijft , heeft men tijd om andere middelen bij de hand te halen. Het in-geven van gewone zeep , ter dikte van een hoender ei, met water, helpt mede niet zelden zeer spoedig tot het doen verdwijnen der trommelzucht, wanneer zij niet al te hevig is. De werking van de zeep berust op het vermögen , waarmede de potasch, welke in dezelve bevat is, de koolstofzure luchtvast legt, terwijl de olie der zeep , dan vrij wordende , de gisting verder belet. Daarom heeft zelfs het in-geven van enkele olie reeds in vele gevallen de beste uitwerking.
Het schoorstcenroet, ter hoeveelheid van vier of yijf lepels, met een' halven lepel terpentijtiolie (2) in eene flesch koud water, het gewoon kcuken zout, het
(1)nbsp; nbsp;Zie : Journal des Connaissanccs usuelles , elc. Fevrier 4 842 , verder , Magasijn voor vee-arlsenykunde , vergely-kende geneeskunde en veeteelt door Dr A. Nomas en ür P. H. ,). Welienbiluch 1849 — bladz. 156, in welke beide werken de waarnemingen van Robin worden medcgedeeld.
(2)nbsp; nbsp;Voor ceu sebaap , slechls de helft.
|
||
|
||
|
||
— 35 —
kulkwaler, potasch met melk, zoul met zeop in branJewijn en water , lioutasschen met zeepwater, teer met olie, zijn alien middelen, die men spoedig in bereik kan hebben en die, bij ontstentenis van anderen, niet te vcrwerpen zijn.
Men vindt in: de werkdadige Landbouwkonsl der Vlamingen (Gent 1823 bladz. 109) een middel legen de opgeblazenhcid van het rundvee, dat wij hier vcrmcenen te moeten opgeven, hoevvel wij niet in de noodzakelijkheid geweest zijn, hetzelve te moeten aan-wenden, daar wij zulks alieen zouden doen bij mangel aan andere middelen. „ Als eene koe , zegt de heer Van Aelbuoek , die in gemeld werk het middel opgeeft , zoodanig opgczwollen is, dat zij den adem verliest, en in gevaar van bersten is , neem ik spoedig omtrent een once haar uit den staart van mijn paard. Ik houd dit met de tang in dc vlam van het vuur, tot dat het tot een bol gekruld is. Ik overtrek dan dozen hol haar met een half vierendeel pond boter, en stcek dozen bol in de keel van de koe , hetgeen ligt kan gebeuren door het vasthouden der tong. De?e bol paardenhaar blijft dan steken aan de koppeling van de maag der koe, en veroorzaakt daar cone gedurigc kittcling , die op zes minuten tijds de koe noodzaakt van te spuwen, lot zoolang zij van alien ovenioed van stofTe ontlast is. Dit middel heb ik beproefd op meer dan 20 koeijen van mij en mijne geburen, zonder ooit te mislukken, en kan dus tot verdere beproeving aangcraden worden.quot;— Te regt zogt D'A. Ndman (1) aangaande dit middel, dat,
|
||
|
||
(1) Maga/.ijn voor voe-artscnijkuudc , enz. iS49 bladz. 158.
|
||
|
||
|
||
— 36 —
ofschoon hetzdvc, indien t;ccno andere doelmatige
hulp bij de hand is, in voorkomcndc govoileii van opgeblazenheid bij bct rund, welke niet zeltlen. spoedig ontstaat en onvenvrjld voorziening vordert, wel niet onvoorwaardclijk kan worden afgeraden , er toch dient le worden opgemerkt, dat de baren, nadat de boter is gesmolten , somwijlcn met de punten in bet slijmvlies van de slikbuis znllen kunnen indringen, betwelk ontsteking met bare gcvolgen in dit deel zal kunnen tc weeg breiigen en tot nablrjvende gebreken aanleiding geven.
Ilet uitnemcndEto middel legen de opgeblazenheid, en dat ieder vcehouder steeds in voorraad bij de band moest hebben , is bet vlugtig lüogzont of de bijtende ammonink-geest. [Ammonia liqnidn.)
Dit vocht, behoorlijk verdund in de tnaag gebragt , werkt niet alleen voordeelig door deszelfs prikkelendc eigensebappen op de wanden van bet ingewand, maar verbindt zieh tevens met bet koolstof-zuur en bet zwavelstof-gas , die in de maag aanwezig zijn , en de naastc oorzaak der opgeblazenheid daarstellen, zoodat deze gas-soorten bunne lucht-vormige gedaante verliezen en nieuwe zelfstandig-beden daarstellen.
De ammoniak-geest vvordt met water ingegeven. Zie hier bot voorschrift dat door mij , bij voorko-mendo gevallen steeds aanbevolen wordt:
'Seem: Bijlende (immoindk-yecsl, 3 eetlepels ; Wa/er, eene halve kan. In vens in tc gevon.
Voor schapen en geilen is een lepel in ecn glas water voldoende. Men kan de aanwending van bct middel ora de lion minuten. ('-laquo;''n of twee malen
|
||
|
||
|
||
— 3quot; —
herholen, bij uklien men gewaar wordt dat, na de toediening dor eerste gift, gcene spoedige be-terschap volgt.
Zoo als wij roods gczegd bobl^n, is liet goed dat ioder vcelioudor , die belang stelt in het behend van zijn vee en do midtlelen daartoe nict wil verwaarloozen , eene zekere hoeveelheid van dit geneesmiddelsteeds in voorraad Iicbho, om lietzelve, bij elk dringend geval, spoedig tekunnen gebruiken en zieh niel genoodzaakt te zien tijd le verspillen, met hetzelvc ver tc moclon liuion. Ook zorge men, het in good ge-slotene fleschjes tobewaren , daar hot zeer viugtig is. (1)
De Ztoavel-Ether [Ether Sulfuricm) is tovens con middel, dat up dezelfde wrjze gebruikt kan worden, en door deszolfs krampstillende working op de maag-openingen zecr heilzaam werkt. Daar dit middel zeer viugtig is, cn er door deszolfs verdatnping in de maag, koude geboren wordt , beeil het de eigenschap de uitzetting der lucht in dat ingewand te verminderen. De zwavel-ether kan het vorige middel vervangen, zoo dikwijls men, wegens de roodheid dor long cn de verhoogde wärmte van den mond , eene beginnende ontsteking der inwendige deelcn te vreezen heeft.
Er bcslaat nog eene andere zelfstandigheid, die eene
|
||
|
||
(1) Raadzaam is lid , dat zij , die gcnoodzaakl zija liumic kudde ver van luiis naar de voeder
|
||
|
||
|
||
— 38 —
mcrkwaardigc werkzaamheid hezit om dc opgeblazen-heid te fnuiken. Dit middcl , wicns goede werking door den franschen vee-arts Ciiarlot crkend wcrd , is dc ovcrchloriij-zure poUisch of het zoogenaamde Hau de Javelle. Een lepel van dit vocht wordt met eene flesch koud zecp-water ingegeven. Daar dit mid-del zieh in den handel bevindt en niet duur verkocht wordt, kan men zieh hetzeive gemakkelijk in voor-raad aanschaffen. Met den ammoniak-geest iaat het zieh niet vermengen ; daarcntogen , met gelijke dce-len zwavel-ether vereenigd, en in giften van 2 lepels met water toegediend , maakt liet cone zeer werk-zame zamenstelling nit.
In een der laatste jaren werd er in Frankrijk een middcl bekend gemaakt en door den uitvinder , de heer Rauque , genecsheer te Orleans , als zeer werk-zaara tegen de opgeblazcnheid aangekondigd.
Proevcn, aan dc vee-artsenijschoo! te Lyon, in het werk gesteld, schijnen zulks bevestigd te hebben. Zie hier de zamenstelling van hetzeive zoo als zc aan het koninklijk ccntraal landbouwkundig genootschap word medegedceld.
Necm Brandewijn , eene pint ;
Pepermunt , eene iiandvol : Sassafras . twee lood ; Ganzen-voet {Chenopodium Botrijs), eene halve handvol.
Doze zelfstandigheden Iaat men in eene geslotcno flesch gcdurende 21 men koud trckken, gict het meng-scl vervolgens door een' dock en voegt bij het aftrek-sel acht lood kamfcr. Het vocht wordt verder in ge-slotene flcsschen bewaard. 15ij voorkomende gevallen geeft men van hetzeive 'i tut 5 lepels voor groote
|
||
|
||
|
||
- 39 —
dieren en 1 of twee lepcls voor schapen en gciten. Om de vijf minuten, wanneer er geenc werking volgt, kan men hct middel lot 3 maal hcrhalen.
Dit zijn wel de voornaamsle inwendige middeien die men legen de opgcblazenheid kan aanwenden; ziet men echter dat dc ziekle, nicttegenstaande de krachtdadigste inwendige behandeling, steeds inccrdere voortgangen maakt en het dier aanlioudend dikker wordt, zoo is het tijd de lucht, die zieh in de maag i)evindt , kunstmalig te ontlastcn.
De/.c ontlasting verkrijgt men het spoodigste en het zekerste door het verrigten van den pens-stcek. Do maag- of slikbuis-catheter van Monro van Edimburg voidoet nict altijd aan het doel en ik hen meermalen in de noodzakelijkheid geweest, nicttegenstaande ik dcnzclven aangewend had, den pens-stcek nog daaren-boven te mocten doen. De ontlasting der gas-soorten uit dc maag had door gemeld werktuig nict snel ge-noeg plaats en het raakte , door de indringende voed-seldeelen, ieder oogenblik verstopt.
Hct is dus raadzaam steeds met den pens-steek te beginnen en op geene andere middeien te vertrou-wen, zoo dikwijls de trommclachtigc uitzetling van den huik zeer aanmerkclijk is, daar in dit geval het inbrengen van instrumenten in de keel of in de slik-buis , of het ingietcn van geneesmiddelen nict zelden ongunstige loevallen ten gevolgc hecft. Tc meer wachte men zieh het verrigten dezer kunstbewcrking te lang uit te stellen , dewijl zij op vcrre na niet zoo gevaar-lijk is als vole landlieden zulks vermecnen. Alleen wanneer zij te laat wordt in hct werk gcstcld, nadat dc ziektc reeds lang geduurd hecit en er , dien ten gevolge, aanmerkelijke ophoopingen van bloed in dc
|
||
|
||
|
||
— 40 —
longcn en in do liersenen hebben plaats gcgrepcrt , blijvcn de dieren wel eens kwijnea en raken van dc melk af. Zulks behoorl men echter niet toe tc schrij-ven aan het gevaarlijke der kunstbewerking, maai veeleer aan het ongelukkige „ Iv laal!quot; dat, omtrent bet inroepelaquo; of het aanbrengen van geneeskundige hulp , zoo wcl bij menschen als bij dieren , voorai op het platte land , zoo dikwijls het geval is.
|
||
|
||
Over het ven igten van den pens- of flanken-sleeh legen de npgebhtzenhcid.
De pens-sleek, welke, zoo als wij reeds gczegcf hebben, verrigt wordt, met het doel om dc kunst-matige ontlasting tc verkrijgen van de luchtvormige vioeistoffen, die zieh in de eerstc en tweede maag der herkaaaweude dieren verzameld liebben, bestaat in cene kunstbewerking bij welke men ccne Irokar — zijndc een werktuig dat wij nader zullen beschrijven — op eene bepaalde plaats van de linker buik-zijde, door de buikwanden, tot in de nitgozette pens-maag steckt, en na dc trokar te hebben uitgetrokken , dc lucht . door dcszelfs buis, die men in tie wond laat zitlcn ; laat uitdringen.
De rcgelen, die men moot volgen om dc plaats tc vinden vvaar dc flanken-steck bij het rinul met zcker-hcid kan verrigt worden, zijn do volgcnde: liocsterk cen dier ook opgeblazen is , kunnen tocb do rugge-graat en dc puntcn van het hcupbeen nog atlijd wor-
|
||
|
||
|
||
— 41 —
den waargcnomon. Heeft men door lid gevocl , don hoek van hel linker heupbeen outdekt, zoo stelle men zicii eene lijn voor, die von dit punt afko-mende, in de rigling van den ruggraat, naar voren loopt ; op deze dcnkbecldige lijn, op vier of vijf duimen afstands van het linker heupbeen, brengt men het instrument in.
De trokar is eeu werktuig dat uit twee stukken bestaat ; de priem en de Luis. De priem, die van een houten hcclit voorzien is , raoet van zes tot acht duim lang zijn cn de dikte hebben van eenen kleinen vinger. llij moet van ijzer gemaakt zijn eu van eenen driehoekigen scherpen stalcn punt voorzien. De buis, die gewoonlijk van koper gemaakt vvordt en voorzien is van eenen rand, die tegen het heft van den priem komt, moet den priem juist omvatten en icts korter zijn dan denzelven. zoo dat de punt ongeveer een duim uilsteke.
Alvorens de trokar aan te breiigen , maakt men met een scherp mesjc, of beter met de laat-vlrjm, eene kleine insnijding in het midden der ultgezette vlaklc van de linker zijde, in de zoogenaamde miltknil -die men wegens de opgeblazenheid, wcl niet meer kan zien , maar echter door den gegeven regel ge-makkelijk to vinden is. De punt van de trokar wordt nu in deze gemaakte insnijding gebragt cn op zoo-danige wijze, van achteren naar voren gerigt, als of dczelve , Indien hij lang genoeg ware, aan de regier zijde , onder de borst weder te voorschijn moest kernen. Uet instrument wordt nu met kracht . door ile buikspieren , lot in de pensmaag gestooten, do priem wordt uit de buis getrokken . en deze iaatste iaal men zoo lang in de maag zitleu lot dal de luclit
|
||
|
||
|
||
— i2 —
gehecl outlast is, Nicl zcklen geraakt do buis, door voedseldeelen, die mcl do ontsnappende inclit in dezelve dringen , verstopt. Men maakt dezelve alsdan, of met de priem of met een glad gesneden stokje weder open. Ten einde zulks echter zoo veel moge-lijk voor te komen , is het goed dat dc buis ver-scheidene zijdelingsche openingen hebbe.
Bestaat or noodzakciijklieid , wegens aanboudende ontwikkeling van lucht, om dezelve gednrende eenigen tijd in de gemaakte opening te laten , dan wordt dezelve door een stevig lint om den bulk gebonden; daarom is het good dat de rand dor buis voorzien zij van twee langwcrpige openingen waarin dit lint bevestigd wordt.
Dc Irokar, van welke men zieh bij schapen bedient, moet van vier tot vijf duim lang zijn en de dikte hebben van eene pcnnenschachl.
Heeft men geene trokar bij dc hand, zoo kan men in dringende gevallen zijne toevlugt nemen tot een scherp mes, om de noodige opening in de pens te maken; daarin wordt alsdan, het zij een rielhalm het zij eene buis uit een' vlierboomcn tak vervaar-digd , geslokcn.
13c wonden, ten gevolge van den pens'stcek ont-staan , genezen zeer spoedig en mecstal zondcr eenige huip. Dc omstreken van dezelve bchoorcn slechts zuiver gehouden te worden. Ik bedck dc gemaakte openingen gcvvoonlijk door een vierkant slukje linnen, dat ik, alieen boven dezelve , met wat kleefpleister of pik bevestig, zoodat het los daarover heen hangt
|
||
|
||
|
||
13
|
||
|
||
Over de gcnccswijze der cipycblazcnhcid, die met ophooping
van voederstoßen in de ccrsle mnarj gepaard goal ,
alsmede van dicgenc, die het gevolg is der
verslopping der hockmaag.
Wanneer de opgeblazenheid vcroorzaakt wordt door de voedcrstofTcn, die zieh in to grootc hoe-veeilieid in de pens-maag bevinden , zoo kan men dczcive door de reeds opgegevene inwendige mid-delen trachten to herstellen, en zoo deze laatslen on-werkzaam blijven, en de opzelting van den bulk steeds tocneemt en het dicr dreigt tc vollen, zal men tevens den pens-steek , als ecne levens-aamvij-zing hebben te verrigten.
Daar echter do volkomenc genczing dezer opgeblazenheid gchcel afbangt van hot venvijderen der naaste oorzaken, die haar voorlgebragt, hebben en zij dus cene meer zamengestelde belinndeling vordert en tevens middelen vereischt, die door den vee-houder niet kunnen aangewend worden , zoo is het raadzaam, na-dat men den pens-sleek gedaan heeft, den vee-arts te roepen, die dan vorder, helzij door doeltreffende geneesmiddelen, helzij door liet onmiddelijk verwijde-ren der opgehoople voederstoffen uit de pens-maag , hot dier zoo mogclijk vorder zal herstellen.
De opgeblazenheid, die het gevolg is van dc vcr-sloppingder boekmaag, vordert zclden het verrigten van den pens-sleek. De opspanriing des bulks, is bij deze ziekle zelden zoo stcrk, dat zij op zieh zclve geno-men, het leven bedreigt. Niet te tnin is dc verstop
|
||
|
||
|
||
— 44 —
ping zcive zccr hardnekkig en vordert eene brachtda-digo gcneeswqze, die allceu door den vee-arts, die zijn vak verstaat, kan ondernomen worden. Hot is daurom noodzakelijk gecu tijd te verspillen en dczen onmid-dulijk le roepen. Men wachte zieh voorai bij deze ziektc ongerijmde middelcn le gebruiken of raad te vragen aan menschen, die buiten hun patent, geen bewijs hebben van liunnc bekwaamheid in de vec-arteenijkunde.
|
||
|
||
-=laquo;=e^j* ;-Si32^^-
|
||
|
||
Oeer ile aanwezigheid vnn vrecmde liychamcn m ilc slilt-
buis bij hot rundece en de hulpmiddelcn, die
daarCegcn aan tc wenden zyn.
Hetgebeurt menigwerf, dat voonverpcnzooals;aard-appelcn, appelen, knollen of stukken \aii het cen ot ander wortelgewas, ten gevolge van inninc te groo-len omvang , in de slik-buis van ccnig mud Llijven zitten, zoodat, wanneer het dier niet spoedig doel-matigc luilp erlangt, de dood van hetzelve , daarvan liel gcvolg is.
l)il ongeval komt hot meest voor, wanneer de die-ren zoodanig voedsel willen nemen. dat niet voor hen bestcmd was , en zij daarin onvcrhoeds ver-stoord worden; wanneer zij met meerdcre nit den zelfden vocrhak eten , of grooten honger hebben. In alle deze gevallen zijn dc dicren zecr vraatzuchtig; zij grijpen grelig naar iiet voeder on verzweigen liet zonder voorafgaande kaauwing, ten einde helzelve spoedig in de pensmaag in vciligheid lehren-
|
||
|
||
|
||
— 45 —
gen : /ulks is overigens allcoii hot gevolg van het instinct, hun door de natuur geschonken; daar zij hcl vermögen bezitten om te kunnen herkaauwen en lict \ ocder loch later voor ecu tweedo maal aan do werking der kaauw-spieren wordt blootgesteld.
Wanneer lict vreemde voorwerp te dik is cm 011-vordeold ingezwolgen tc kunnen worden cn alzoo in do pens-maag te geraken, dan blijft hetzelve gewoon-lijk in hot ecrste of bovenste gedcelte der slikbuis zitten ; niet zelden echter geraakt iict, tengevolge der pogingen, die door lict dicr gedaan worden om het naar beneden tc krijgcn, tot in het middelstc of tot in het onderste gedcelte der hals-streek van de slik-Jmis, ofzeifs, dat echter zeer zeldzaam is, tot in het hörst- gedcelte dierzelfde buis.
IVIcn erkent het ongemak aan de hevige pogingen, die door het dier aangewend worden , om le braken of om te slikken; het is zeer onrustig, stanapvoet en staat met eenen krommen rng ; er hebben lairijke ontlastingen plaats van nieststoffen en winden;het dier hoest aanhoudend en met stooten, staat met hangenden kop en met uitgestrekten hals; het hoadt gestadig den mnil open cn werkt gedurig met de tong; de spieren van den hals wordenieder oogenblik zamenge-trokken als ofereen overvloedig braken ging volgen. De mondholtc is met lijvig cn slijmachtig speeksel gevuld, dat aanhoudend nit dezelvc viocit, of met gal-men daaruit verwijderd wordt. Alle deze pogingen, alle doze bewegingen, die door het dier gedaan worden, geschieden mcl het doel om de hindernis nil de keel to verwijdoren.
Wil inen zieh van de aanwezigheid van het vreemde ligchaam nader overtuigen, door het ingieten van vva-
|
||
|
||
|
||
— 40 -
tor, dan hoort men na ccnigc oogonblikken ecu cigenaardig gereute], door liet vocht in de zwelgkeel ver-oorzaakt en niet lang daarna , of men ziet lietzelve door mond- en neus- opening terug vloeijcn. Is liet voor-werp, dat in de keel zit, rond of bijna rond, dan wordt de slikiiuis geheel door hetzelve gesioten ; de verschiUonde gas-soorten, die , zoo als wij vroeger zagen , steeds in eene grootere of kleinere hoeveel-heid in de maag aanwezig zijn, vindea alsdan gecnen uitweg meer en blijven dan in liet ingewand aanwezig ; de bulk zweit en de opgeblazenheid necmt dan weldra buiten male en zeer snel toe; de adcmhalirtg wordt steunend en steeds moeijelijker ; het dier valt op den bodem, Staat weder op om weldra weder neder te störten en zoo eene doelmatige hulp niet spoedig wordt aangebragt, sterft het spoedig aan verslikking.
Is echter het ligchaam, dat in de slikbuis zit, niet rond en wordt deze buis door hetzelve niet geheel gesioten, zoodat de hichtsoorten vrij uit dc maag kunnen oprispen, dan hebben die hevige toevallen niet plaats en het ongeva! is dan meermalen minder bedenkclijk. Groolcr wordt echter, ook in dit geval het gevaar, wanneer het dier alsdan, niet tegenstaande de aanwezigheid van het voorwerp in de slikbuis , nog meer voedsel tot zieh neemt en dan, hetzij stroo of hooi, hetzij ander vczelachtig voedsel, in zijn bereik beeft. De slokdarm wordt alsdan spoedig geheel gesioten en or ontstaat opgeblazenheid met al hare gc-vaarlijke toevallen.
Ten einde dc volkomenc zekcrhcid te verkrijgen dat er een vrcemd ligchaam in hot halsgedeelte der slikbuis aanwezig is. strijkl men met beide handen längs iedere zijde van den hals, in de rigting der
|
||
|
||
|
||
— 4/ —
halsaderen, terwijl men alsdan tevens den slokdarm met de vinger-toppen onderzockl. Is er eenig voor-werp in de slikbuis aanwezig, zoo zal men dit nog al ligt kuntien ontdekken; niet zelden kan men hot met hot oog bespeuren, door de uitzetting der deelen ter plaatse waar het zieh bevindt ; moeijelijker wordt znlk swannecr het voorwerp kleiner en iangwerpig is en zieh tevens in eenc ovcrlangsche rigting , aan den ingang der slikbuis, in de zwclgkecl bevindt.
Wanneer men door het waarnemen der beschrevene verschijnselen, tot de overluigen gekomen is, dat cr een vreemd voorwerp in de slikbuis gedrongen zit, maar dat men door doelmatige liandgrepen, niet kan gewaar worden dat het zieh in het hals-gedeelte dicr bins bevindt ; zoo kan men daaruit afleiden dat het dieper is ingedrongen en in het borstgedeelte is blij-ven zitten. Door het ingieten van eenig water, dat spoedig daarna door neus en mond terug vloeit, zal men zieh daarvan ten volle vergewissen.
In het algemeen nemen de veehouders het onder-schcid niet in aanmerking, dat er gemaakt moet worden aangaande de plaats, waar het voorwerp in de slikbuis zit, en na veel rumoer en herhaald been en weihioopen, waardoor de noodige koelbloedigheid verloren gaat , nemen zij dikwerf hunne tocvlngt tot do uiterste en tot glad verkeerde middelen ; zij onder-zoeken geenszins den aard van iiel ingedrongen lig-chaam en gaan dan wcl eens tot handelvvijzen over , w aardoor het arme dier vruchteloos gekweld wordt en niet zelden gevaarlljkc kwelsingen erlangt,
Zit het voorwerp in het bovenste gedeelte , nabij het hoofd van den slokdarm, zoo kan men beproeven door gepaste handgrepen hetzelve in do mondholle te-
|
||
|
||
|
||
— 48 —
rug te brcngen en vorder to verwijderen. I)c duitsche vee-arts Lisdenbkrg hccfl daartoe eenc handelwijze bc-kend gemaakt, welke iiij steeds met nut heeft aange-wend. Scdert ik diiarmede bekend ben geworden, lieb ik er menigwerf bet doelmatige van mögen ondervin-den en ik bond het dus voor nuttig, dezelve bier mede tc deeien, zoo als zij in het Magazij'n voor vee-arlsentj-kunde cnz. te vinden is. Dc operatic wordtin een of twee minuten volbragt en op de volgende wijze uitgevoerd:
Men brengt ecnen cenigzins wijden mondspiegel aan, en laat door twee sterke helpers den kop des diers naar vorenuitstrekken en denzelven goed vasthouden; alsdan schuift men het vreemde ligchaam, als hei zieh vor naar beneden bc\indl, door ter wcerszijden een' duim coder hetzelve tc zetten , tot aan het hoofd des slokdarms naar boven. Verder grijpt men met dc regter-hand door den mnil tot achter in de kcelholte, neemt nu den duim der linkerhand en zet dezen aan de regier zijdc onder het vreemde ligchaam, cn laat op dc linker zrjde door een' helper legen drukken. Op deze wijzc glijdt het ligchaam, over het strottenhoofd henen , van zelf tusschen de vingeren, waarop men het uit den muii weg neemt. In vele gevalleo ver-loopt er nog geenc minuut, voordat het vreemde ligchaam is verwijderd. Zit hetzelve nict diep, misschicu ecu voet onder bei hoofd des slokdarms , dan grijpt men terstond mrl de regterhand in dc keelholte en laat dc tegendrukking doen zoo als aanstonds gezegd is . door ecu' helper.
Is het vreemde ligchaam reeds mcerdere uren binnen gezwolgen geweest, dan giet men eerst ccnigc lepels olic door den tnond in, om den weg wederom gladder te maken.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
— 49 —
Somwijlcn , Indien hetaangeschikte hulp ontbreekt, waardoor de operatic wat langer meet duren, störten de dieren neder, terwijl er toevaUen van verstikking ontstaan. (1) llierdoor rnoet men zieh niet laten afsclirik-ken. Eene kraclitige drukking, opwekking van hot dier on teregtwijzing van den helper zijn voldoendc,oni de raak spoedig ten einde te brengen. De dieren kernen na oenige oogenbiikken vvederom bij cn staan terstond weor op.
Wordt hot vreemde ligchaam binnen '/j — 1 nur verwijderd , zoo beiioeft gecne vordere nabehandeling piaats te liobben ; anders laat men '/,,—'/, kan olie ingieten. Zijn er verschrjnselen aanwezig, welke met verstikking dreigen , of zijn de dieren opgeblazen, dan is ook wel eene aderlating nnttig cn rceds na weinige minuten nemen zij iict voedsel en drinkwater met de grootste begeerte tot zieh.
Indien hot vreemde ligchaam reeds in liet borst-gcdeello des slokdarms zit, dan bedient men zicii van een spaansch riet, ter lengte van 5 voet, helwelk aan bei ondereinde met werk , ter dikte van een duim , zoo omwonden cn vastgebonden is, dat lietzeive niet liglelijk kan afglijden. Dezc knop wordt goed inet olie doortrokken cn dan langzaam in de silkl)uis be-nedenwaarts gebragt. tot aan liet vreemde ligchaam;
|
||
|
||
(I) Lindenberc iiiaakt gecn gewag van hol verriglen van den pens-sleek. Men is echter dikwerf in de vol-slrekte noodzakelijkbcid dezc operatic ic verrigten, alvorcns tot liet verwijdcrcn van liet voorwerp , dat in de kccl slcekt, tc kunnen overgaan ; daar de opgcblazcnbcid, die door de sluiting der slikbuis veroorzaakl wordt , nicer dan eons zoo lievig is , dat daardoor allecn iict icvcii der dicrs bedrcigd wordt,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; I
|
||
|
||
|
||
— 50 —
alstlan wordt hei zacht lol in de muag nagedrukt. Hot inbrengcn geschiedt het best en op do zekerste wijzc, dat men cenen ruimen mondspiegel aanbrcngt, den kop van het dier naar voren doet uitstrekken en met den neus vasthouden , waarop men de regterliand tot in de keelholte brengt en de sonde met de linker-band naschuift. De regtcrhand dient alieen om de sonde beboorlijk te besturen en in het iioofd des slokdarms te brengen. Hecft men gcen spaansch riot bij de hand , zoo bedient men zieh van cencn jongen loot van hazel-hout, die dik genoeg moet zijn om niet te breken en tevens buigzaam genoeg om de krom-ming van den slokdarm te kunnen volgen.
Het snoer, vvaarmede de vlasprop aan het ondcr-einde der sonde bevestigd is, moot tevens lang genoeg zijn, omhetzelve spiraalswijze om de gcheelelengte van het vverktuig te kunnen draaijen, ten einde de prop , mögt hij onverhoeds los gaan, niet in dc siik-buis vast rake. Ook bij liel broken van de sondo, zon dit snoer dienen om do stukken gemakkelijk en zonder eenigc kunstbewerking te kunnen ver-wijderen.
Hot kneuzen of verbrijzelen \aii de vreemde iig-chamen kan slechts dan aanbevolen worden, als hei gekooktc aardappelen , wortelen of knoileu zijn , dc-wijl bij hardere ligehamen de slokdarm gekneusd of vvel gescheurd kan worden.
Sommigen raden aan om het vreemde ligehaam door een kind te laten grijpen , dewijl zij meonen , dat de arm van eenen ouderen te dik is om in dc slikbuis van het dier te geraken. Znlks is echter ver-keerd. Een kind is in zoodanige govallen altijd bang cn onervaren; het zal veel ligter door de tanden
|
||
|
||
|
||
— M —
van het dier beleedigd worden, gedurende do onma-
tigc bcwegingen die dit laalste doct, om zieh aan het inbrengen der hand in zijncn muii te ontlrekkcn. Men stcit dus nuttcioos een kind aan gevaar bloot en te meer omdat het niet in den slokdarm is dat men het ligchaam kan of meet vatten , maar wel achter in de mondholte ; en hier kan de hand van een vohvasscn pcrsoon, al was zij nog zoo dik, toch met alle gemak indringen en de noodige bewegingen verrigten.
Er bestaan ook gevaiien waarin, lietzij uithoofdc van de gedaanle of den omvang , hetzij wcgens do hardheid of ruwheid van het voorwerp , dat in den slokdarm vast zit, dc verwijdering van hetzelve op de beschrevene wijze niet kan plaats hebben, zondcr gevaar voor bedenkelijke vcrwondingen. In zoodanige omstandigheden is hot voordcolig , dat men de hulp kan hebben van eencn vec-arls, die zijn vak ver-slaat, daar het dier, door ecne doelmaligc kunslbc-werking , nog ligl te redden is.
|
||
|
||
|
||
I NU Oll).
|
||
|
||
HU-
|
||
|
||
sect; l Ecu woord over de zatnenstclling en de verrigtingen der maag bij de herkaau-weiide dieren , met betrekking tot liet ont-staan der opgeblazenheld....... 1
sect; 2. De Opgeblazenbeid of Tfommelzucht bij het
rund en bet schaap.........11
sect; 3. Over de verscbillende oorzaken der opgeblazenbeid............15
sect; -i. Over de vciscbijriselen der opgeblazenbeid en de teckens, waaraan men de verscbillende graden dezer ziektc kent.....-iO
sect; '#9632;). Over de middelen tcr voorkoming der opgeblazenbeid...........24
sect; (gt;. Over de gcneeswijzc der opgeblazenbeid. 31
sect; 7. Over liet verrigten van den pens- ofllan-
ken-steek tegen de opgeblazenbeid. . . 40
sect; S. Over de geneeswijze der opgeblazenbeid die met ophooping van voederstoffen in de eerste maag gepaardquot; gaat, aismede van diegene die bet gevolg is der verstopping der boekmaag..........i.'j
sect; 9. Over de aanwezigbcid van vreemde ligclia men in de slikhnis bij liet rundvec en de middelen die daartegen aan te wenden ziin. 44
|
||
|
||
-t.f.fgt;t-H-Slt;!
|
||
|
||
|
||
VEKKLAKI^
raquo;ER
PLATEN.
PLAAT I.
FICi. 1. Stelt ccnon ram voor.
Du huid en buikspieren alsmcde lict buikvlies zijn orogeslagen , ten cindc de ligging der groote maag of pens in do linker bnikzijde ziglbuar le maken.
a. Dc grooto maag of pens.
fj. Een gcdeelte der dunae danneii.
FIG. S. Steit laquo;lc bovcnstc vlaktc voor tier vier uiaagnfilcclin^cn bij de herkaaiiwers.
a.nbsp; Ifel ondcrsle gedeelte van den slokdarm of slikbuis. a'. Dc groote maag of pens (1' maagafdccling.)
b.nbsp; Dc netmaag iß' maagafd.)
c.nbsp; Do bockmaag {lic maagafd.)
il De lebbe of kaasmaag (4deg; maagafd. of de ware maag
e. Een gedeelte van den twaalfvingerigen darin.
/ De milt in hare ligging tei linkcrzijde dec groote maag
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
PLAAT II.
Sielt ccno koo voor die aan opgcbluzenlieid lijdt , met de juisle aanwijziiig der plaals waar de pens-slcek moct verrigt worden.
PLAAT III.
FIG. 1. De priem der trokar.
laquo;. llet honten heft van het werkluig.
b.nbsp; De ijzeren priem.
c.nbsp; De sclicrpc stalen punt.
FIG. 9. De koperen Imi- der trokar.
a. De rand die legen het lieft van den priem kernt.
o1. De twee langwerpige openingen, waarin het lint bevesligd wordt dat om den bnik van het op-gebiazen dier gebonden wordt, wanneer men genoodzaakt is, door de aanhoudendc ontwik-keling van lucht, de buis in de gemaakte opening te laten vertoeven.
h. Het ligehaam der buis.
vcc. Do dric zijdeiingsche openingen der buis.
|
||
|
||
^^^reg;£gt;r^*gt;-
|
||
|
||
#9632; 1/
|
||
|
||
|
|||
|
tt
|
||
|
|||
|
||
|
||
|
||
|
||||
r
|
|
3
-
|
||
i
|
||||
|
||||
|
|||
Plaal 111.
|
|||
|
|||
Fin.
|
|
||
|
|||
Vtq. 3.
|
|||
|
|||
(i #9632;:'
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
dl
|
|||
|
||
|
||
|
||
in]itcin, Ulli. hi/uJcrp/si straet,zo, Brnssel.
|
||
|
||
|
||
|
||
#9632;H
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||