Het Leven van Jezus. Tafereelen uit het leven des Heeren door J. H. Gunning Jr. Geïllustreerd, 's Gravenhage W. A. Besehoor. (Firma S. van Vel sen Jr.) 1881.
I.
Het is een lust dit kloeke boekdeel in handen te nemen. De band is even eenvoudig als net, en maakt reeds dadelijk een aangenamen indruk, ook al vinden wij 't een weinig bevreemdend, dat het beeld van een Mohammedaanschen tempel (de Kuhbet es-fiachrd) in het deugdelijk linnen is afgedrukt. Het papier laat niets te wenschen overig. De letter is zeer fraai. En de platen? Gaarne verklaren wij, dat wij zelden zulke voortreöelijke houtgravures hebben gezien. Wij weten het wel. dat de eer dezer houtsneden toekomt aan engelsche kunstenaars, maar de hollandsche pers, die ze voor dit werk van Dr. Gunning drukte, verdient allen lof. Wij treffen hier o. a. menige buitengewoon goed gelukte schets van een landschap aan, of van een kijkje op of in Jerusalem. Ik wenschte wel, dat de uit-
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK
Het Leven van Jezus. Tafereelen uit het leven des Heeren door J. H. Gunning Jr. Geïllustreerd, 's Gravenhage W. A. Beschoor. (Firma S. van Vehen Jr.) 1881.
Het is een lust dit kloeke boekdeel in handen te nemen. De band is even eenvoudig als net, en maakt reeds dadelijk een aangenamen indruk, ook al vinden wij 't een weinig bevreemdend, dat het beeld van een Mohammedaanschen tempel (de Kubbet es-fiachrd) in het deugdelijk linnen is afgedrukt. Het papier laat niets te wensehen overig. De letter is zeer fraai. En de platen? Gaarne verklaren wij, dat wij zelden zulke voortreffelijke houtgravures hebben gezien. Wij weten het wel, dat de eer dezer houtsneden toekomt aan engelsche kunstenaars, maar de hollandsche pers, die ze voor dit werk van Dr. Gunning drukte, verdient allen lof. Wij treffen hier o. a. menige buitengewoon goed gelukte schets van een landschap aan, of van een kijkje op of in Jerusalem. Ik wenschte wel, dat de uit-
EEN »STICHTELIJKquot; BOEK.
gever besluiten kon een album van een goed deel dezer gravures afzonderlijk uit te geven. Voor het katechetisch onderwijs zou er zeker dankbaar gebruik van worden gemaakt.
En uu de tekst! Ieder onzer herinnert zich nog levendig, wat er is geschied, toen de eerste aflevering van dit werk het eerst het licht zag. Waartoe zou het dienen, op hetgeen toen is voorgevallen hier terug te komen?
Dr. Gunning heeft getoond, dat hij een zeldzamen moed heeft. Hij heeft, ziende dat hij aan zijn beginsel niet volkomen getrouw was gebleven, en op enkele punten dientengevolge had gefaald, eerlijk en dadelijk het geschrevene terug genomen. Wij geven hier geen psycho-loffische ontleding van hetgeen toen in het binnenste van
O o O
onzen geliefden vriend eu broeder moet hebben omgegaan. Het is ons doel, thans alleen te spreken over zijn »Leveu van Jezus'', zoo als het daar vóór ons ligt. Wat wij daar lezen — dat is Dr. Gunning bereid te verantwoorden. Ontegenzeggelijk heeft dit werk, om zoo te zeggen, een theologischen achtergrond. De geleerde schrijver heeft zich tot dezen arbeid niet gezet noch hem voltooid, zonder veel over zijn onderwerp gelezen en nagedacht te hebbeu-Alwie eenigszins bekend is met de uitgebreide litteratuur over het leven van onzen Heer, ontdekt dit aanstonds. Ook zijn hier wijsgeerige, kritische en godgeleerde beginselen toegepast, welke aan dit werk een eigenaardig karakter geven. Het zou ongetwijfeld zeer belangrijk en wen-schelijk zijn, dat deze beginselen door een bevoegde eens helder in het licht werden gesteld, nog helderder zelfs dan het door Dr. Gunning zelf is geschied in zijn werk: «Overlevering en wetenschapquot;; en dan zou het boek, waarover we hier spreken, aan die beginselen kunnen worden getoetst. Maar de aard van dit tijdschrift gedoogt
350
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK.
niet de plaatsing van zulk een zuiver-theologisch stuk, welks verschijning in een wetenschappelijk orgaan ons ten zeerste verblijden zou. Hier kunnen en mogen wij dit »Leven van Jezusquot; alleen beschouwen als hetgeen het trouwens ook liefst wezen wil: een boek voor de gemeente, een »stichtelijkquot; boek. Laat mij er dadelijk bijvoegen, wat wij lezen op bl. VIII van de Voorrede; »Ik wensch te schrijven voor christenen, die den eisch der »stichtingquot; niet van dien des wetenschappelijken uadenkens afscheiden of' zelfs daar tegenover stellen.quot;
Wij juichen van harte elke poging toe, om het gehalte van onze «stichtelijkequot; lectuur te verbeteren. Ouder die rubriek moest eigenlijk het beste gebracht kunnen worden, wat wij schrijven, 't Is zeer treurig, dat predikanten dikwerf worden uitgenoodigd, »maarquot; een stichtelijk woord te spreken ofte schrijven. Men bedoelt dan daarmee een woord, waar men het niet al te nauw meê neemt; en waarbij men meer let op den klank dan op den inhoud, meer op den oogenblikkelijken indruk dan op de blijvende vrucht. Wie zijn gehoor werkelijk stichten, opbouwen wil, moet geen handvol stroo of stoppelen nemen, maar deugdelijk materiaal. En al geven wij geen geheele brooden, geen volledig maal — de kruimpjes, die vallen van onzen disch, moeten echt, zuiver brood wezen. Wel zullen wij ons nu eens meer tot het gevoel en dan weder meer tot het verstand richten van onze hoorders of lezers, maar nooit ga een woord uit onze pen of uit onzen moud, dat onbedachtzaam heeten moet en niet is genomen uit de schatkameren van nadenken en ervaring.
Zooals wij reeds zeiden, geeft Dr. Gunning ons in zijn »Leven van Jezusquot; de resultaten van degelijke studie en van zeer ernstig nadenken. Hij gaf een opbouwend werk.
Aan de bespreking van 's Heeren leven zelf gaat een
351
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK.
slnleidingquot; vooraf, waariu de bronnen besproken worden, waaruit wij de kennis van dat leven moeten putten. Meer dan een belangrijke opmerking wordt hier aangetroffen, al moeten wij bekennen, dat wij h:er en daar een vraag-teeken plaatsen. Zoo vinden wij de omschrijving van de synoptische evangeliën en de Handelingen als min of meer sepischquot;, bepaald niet te verdedigen, evenmin als wij Paulus brieven gaarne zonden brengen tot de «subjectievequot; literatuur. Voorts legt Dr. Gunning in de «Inleidingquot; de beginselen of liever het beginsel bloot des geloofs, dat hem leidde bij het teekenen van het levensbeeld des Heeren.
Het eigenlijke werk zelf bestaat uit tafereelen, ten getale van LX III. De Heer Gunning wil, dat men op dit woord »tafereelenquot; letten zal. Een sameuhangeude beschouwing van 's Heeren leven geeft hij ons niet.
In die reeks van tafereelen worden ons dan voorvallen uit 's Heeren geschiedenis en gesprekken door Hem gehouden meegedeeld, liefst met de woorden der evangelisten zelve, en het een en het ander wordt toegelicht en toegepast. Ellc hoofdstuk is dus min of meer een meditatie over een daad of een woord van den Heiland.
Eer wij enkele proeven hiervan mededeelen, moeten wij vermelden, dat het geheele boek doorweven is met een aantal ophelderingen van oudheidkundigen en plaatsbeschrij-venden aard. Indien ik de veelgebruikte uitdrukking niet zoo leelijk vond, zou ik zeggen dat 's Heeren beeld hier wordt geplaatst in de lijst van zijn land en zijn tijd. Dr. Gunning heeft met zeldzaam geluk en op meesterlijke wijze partij getrokken van hetgeen Farrar, aan wiens boek ook de gravures zijn ontleend, zijn eigen landgenooten kon aanbieden als vrucht van veel reizens en lezens.
Ik kan de verzoeking niet weerstaan, om enkele
352
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK.
van die beschrijvingen hier op te nemen. Ze hebben een groote mate van aanschouwelijkheid, en zijn geschreven met een meesterschap over de taal, dat menigeen aan onzen vriend uit de residentie beneden mag. Ziehier een beschrijving van Nazareth:
De heuvelen, die de noordgrens van Jizeëls vlakte vormen, loepen van oost naar west van de Jordaanvlakte naar de Middellandsche Zee, en haar zuidelijke helling ligt in 't gebied van den stam Zebulon. Bijkans in het midden van dien heuvelketen geeft een spleet in den kalksteen toegang tot een kleine vallei. Uit de vlakte komende rijdt de reiziger een steil en nauw pad op, met gras en bloemen geboord, dat geen trotsehen maar een innig schooneu en sehüderachtigen indruk maakt. Hechts beneden hem wordt het dal allengs wijder, tot het ongeveer een vierde mijl breed wordt. De kom der vallei wordt door cactus-heggen in kleine velden en tuinen verdeeld, die tijdens de lenteregens een lieflijk kalmen aanblik leveren, en met het rijkste groen getint zijn. Naast het smalle pad, niet ver van elkander bevinden zich twee bronnen, en de vrouwen, die daar water halen, zijn schooner, en de rossige herderjongens, die in hun levendig gekleurd oostorsch costuum aan den rand zitten of spelen, zijn een gelukkiger, flinker ras, met schitterender ougeu dan men elders in den lande ziet Gaandeweg bereikt men een klein natuurlijk amphitheater van heuvels, door sommigen voor den krater van een uitgebranden vulkaan gehouden. Eu daar, tegen de helling aan, die zich tot ongeveer 500 voet er boven verheft, liggen »als een handvol paarlen in een smaragden bekerquot; de platte daken en nauwe straten van een geringe oostersche stad. Aldaar is thands een kleine kerk, de massieve gebouwen van een kloo-ter, de slanke minaret van een moskee, een zuivere overvloeiende fontein, huizen van witten steen, en daartusscheu tuinen met vijgen-en olijfboomen-schaduw, rijk gestoffeerd met de wille en scharlaken bloesems van oranje- en granaatappelboomen. In de lente ziet alles er hier on-uilsprekelijk liefelijk en zacht uit. Duiven kirren in do boomen: de hoppe vliegt onophoudelijk her- en derwaarts; de schoone blauwe scharlaar, de gewoonste en aangenaamste vogel van Palestina, zwerft als een levende saffier over volden met ontelbare bloemen geëmailleerd. Kn die kleine stad is: En Na/irah, Nazareth, waar
353
EEN sSTICHTEUJKquot; BOEK.
Gods Zoon, do Heiland der wereld, dertig jaren van zijn aardsch loven doorbracht: dat zijn naam leende voor den schandtitel opzijn kruis, en welker naam hij niet versmaadde, toon hij aan den vervolger op den weg uaar Damascus verscheen. Dat nauwe bergpad, van hetwelk wij spreken, moet zijn voet zeer dikwerf hebben gedrukt, want het is de eenige toegang als men van Jerusalem noordwaarts terug keert. En wie de kinderen van Nazareth gezien heeft in hun roode kaftans en tunieken van zijde of linnen, met bonten gordel, soms mot een los wit of blauw wambuis; — wie hun vroolijke spelen aanschouwd, hun helderen lach gehoord heeft als zij op de heuvelen wandelen of naast hun liefelijke bron in troepjes spelen, kan zich van Jezus in ziju kindsheid eenige voorstelling maken. De reiziger, die zulke kinderen in hunne woning volgde, en het schamel huisraad, het eenvoudig maar welsmakend en gezond voedsel, den regelmatigen gelukkigen levensgang aanschouwde, kan zich ook Jezus'levenswijze voor de verbeelding stellen. Niets eenvoudiger dan deze huizen, met de duiven op de witte daken zich zonnende, en den wijngaard, die er zich om heen slingert. De matten of karpetten zijn los langs den wand gelegd; schoenen cn sandalen bij den drempel uitgetrokken. In 't midden hangt een lamp, als eenig versiersel van do kamer. Ergens tegen do muur staat de houten bontgekleurde kist mot de boeken of andere bezitting der familie. Op een gemakkelijk te. bereiken randstel rondom den muur liggen netjes opgerold de bonte matrassen die tot bedden dienen, en daarnaast staat het aarden huisraad lot dagelijksch gebruik. Naast de deur staan de groote waterkruiken van rood klei, met een paar twijgen en groene bladen, dikwijls van welrieKendo heesters, in den mond om het water koel te houden. Op etenstijd wordt een geverwde houten tabouret in 't midden van de kamer geplaatst, een groote bak daarop, ijn in 't midden van dien bak do schotel met rijst en vleeschspijzon, de libhdn, of gestoofde vruchten, van welke ieder zich bedient. Voor en na den maaltijd giet de dienaar, of het jongste lid dei-familie, water over de handen uit een koperen waschbekken in een koperen kom. Hoe geheel anders dit oenvoudig sober leven, dan de schitterende tafereelen van eeu Giotto of Fra Angelicc, waar de Maagd met haar Kind op schitterenden troon onder hetn^lsblauweu of gouden baldakijn zit te pralen!quot;
Vooral niet minder schoon is deze beschrijving van het Galileesche meir:
354
EEN »STICHTELIJKquot; BOEK.
Het meir met zijn glinsterend kristal en zoom van wuivende olian-ders, door wier groen gebladerte men de vogels in menigte naar den visch ziet duiken — ligt op den bodem van een groote waterkom meer dan 500 voet beneden de oppervlakte der Middellandsche zee. Vandaar de brandende en ontzennwende hitte der vallei; maar van daar ook de verscheidenheid van haar ^gebladerte, de vruchtbaarheid van haren grond, de weelderigheid van haar bloem inschat, de overvloedige oogst, die een maand vroeger is dan overal elders, eu het aantal beekjes die zich aan do heavelzijde naar het meer heen spoeden. Deze oevers zijn nu verlaten, met uitzondering van de kleine en vervallen stad Tiberias — t;.t den laatsten trap van vervallenheid gekomen — en jgt;het dorp der verschrikkingquot; Mejdel geheeten (het oude Magdala) waarde ontaarding der inwoners meest daaruit blijkt, dat de kinderen geheel naakt op straat spelen — is daar geen onkel bewoond plekje op hare eens zoo bevolkte oevers. Een ellendige, gebrekkige boot — niet eens altijd verkrijgbaar — heeft de plaats van zijne vroolijke en talrijke boot ingenomen. Daar de visch nog overvloedig is, kan geen feit duidelijker de droevige krachteloosheid eu gevoellooze ontzenuwing der tegenwoordige strandbewoners bewijzen — maar de natuurlijke omtrekken zijn gebleven. Het meir ligt nog onveranderd in den schoot der heuvelen, terwijl het iedere tint der atmosfeer weerkaatst, als een ovaal in smaragd gevat; de wateren zijn nog even schoon in hun klaarheid als toen Petrus' boot op zijne kabbelende golfjes dobberde en Jezus in zijn kristallen diepte staarde; de kelkvormige kom schijnt zich nog steeds in een gloed van zonlicht te baden; de lucht is nog door natuurlijke geuren gebalsemd; nog kirt de tortelduif in de valleien en vischt de pelikaan in de golven; en nog zijn daar palmen en groene velden en stroomen en grijze puinhoopen. En wat het heeft verloren in bevolking en bedrijvigheid, heeft het in ernst en belangrijkheid gewonnen. Als ieder spoor van menschelijke bewoning er van verdwijnen zou, en de jakhals en hyena huilen zouden bij de verstrooide overblijfselen der synagogen, waar Christus eens leerde, dan nog zou het feit, dat hij het koos als de plaats van zijn eerste optreden, een plechtige 'wijding aan zijne eenzame wateren geven tot. er geen tijd meer zijn zal.quot;
Wij zouden meerdere brokstukken van dien aard kunnen aanhalen. Liever echter nemen wij hier eenige fraaie
355
356 een «stichtelijkquot; boek.
regelen over, die ons overbrengen naar het gebied van het inwendige leven.
»En ten slotte, helaas een leven van smart, want terecht is hij «de man van smartenquot; genoemd. Toch gelooven wij hier aan de mogelijkheid eener vergissing. De uitdrukkingen «smartquot; en rblyd-schapquot; zijn zeer betrekkelijk, en wij kunnen er zeker van zijn, dat, was er een diepe smart, de smart van het medelijden met hen, die leden, de smart van verworpen te worden door hen die hij liefhad, de smart van gehaat te zijn door hen die hij kwam verlossen, do smarten van éénen op wien al de ongerechtigheden der wereld geladen werden, de smarten van den doodsangst van het kruis, toen hot scheen als had zelfs zijn Vader hem verlaten — er toch zeker ook een groote blijdschap zal geweest zijn, want de ergste van alle smarten, de meest aangrijpende van alle ellende, het bewustzijn van vervreemding van God, het gevoel van schaamte en schuld, en inwendige verdorvenheid, van zelfverfpeïing, waardoor als met een brandende roede de verlaten ziel tot ongeneeselijke wanhoop gedreven wordt — dat was er niet, niet slechts in zijn uiterste vormen, maar zelfs niet in zijne flauwste voorbijgaande aanraking: en aan den anderen kant, de blijdschap van een rein geweten, de blijdschap van een onbevlekt leven, de blijdschap van een ziel, die geheel en al van elke schaduw van laagheid en iederen zondevlek ontdaan was, de blijdschap van een bestaan, geheel gewijd aan den dienst van God en de liefde tot den mensch — deze was immers in hare volste kracht in hem. Het was nauwelijks wat de wereld blijdschap noemt. Het was niet de vroolijkheid der lichtzinnigen, de voorbijgaande schittering eener Aprilzon op den ondiepen stroom; het was niet de lach der dwazen, die als de knettering is der doornen onder een pot — van deze blijdschap heeft het leven slechts weinig voor een man, die weet wat het leven beteekent. Maar gelijk gezegd wordt door den grooten Latijnschen vader: Crede viihi, res severa est verum gaudium («Geloof mij, ware blijdschap is een ernstige zaakquot;) en uit die diepe bronwel des levens, die in de kern van edele, reine, blijvende en ware dingen rust, kon zelf de man van smarten diepe teugen drinken. En hoewel nergens vermeld staat dat hij lachte, maar wel dat hij weende eti zuchtte en meer dan eens ontroerd was, toch kan hij, die nooit een blik van af keurig op gezellige samenkomsten en onschuldige feesten wierp, niet zonder die inwendige blijdschap geweest zijn, die somtijds zelfs van zijn gelaat
EEN »STICHTEL1JKquot; BOEK.
Btraalde, en die wij dikwijls in de teedere en bijna vroolijke ironie zijner woorden opmerken. — «In die uro,quot; lezen wij van eene gebeurtenis in zijn loven, «verheugde zich Jezusquot; — of zooals men liever zeggen moest: was hij opgetogen »in den geest.quot; Kunnen wij aannemen, dat deze blijdschap hem slechts eenmaal vervulde?quot;
Het verwondert niemand, dat ia een boek van meer dan zes honderd bladzijden door een man als Gunning geschreven, treffelijke en treffende dingen voorkomen. Het beeld van den Heer, dat bij het samenstellen van dit werk gedurig vóór hem stond, heeft hem kennelijk geïnspireerd, en aan zijn stijl niet zelden een eenvoud en een vlucht gegeven, die ons althans zeer hebben getroffen.
Niet overal is, naar het ons voorkomt, Dr. Gunning even gelukkig geweest in het formuleeren van zijn gedachten. Meer dan eens herlas ik, wat hier voorkomt op bl. 478 over het avondmaal, zonder het met mijn eigen woorden te kunnen weergeven, of realizeeren. Ik lees het nog eens: »In hem (Christus) is God ons niet meer slechts Schepper, Wetgever, Leeraar, maar Bruidegom der gemeente, die »een lichaamquot; met haar worden kan, om langs dit kanaal weldra den Pinksterzegen te laten afvloeien en »een geestquot; met haar te wordenquot; — maar ik verklaar het niet te begrijpen. Hetzelfde moet ik getuigen van dezen volzin (bl. 565): »Jezus' lichaamlijkheid (daar nu de volmaaktheid der Godheid ook lichaamlijk, d. i. praktisch, zedelijk uitgewerkt in hem woont) is het volkomen werktuig zijner nu ook historisch voltooide gemeenschap met God den Vader.quot;
Wij denken hier niet aan uitspraken van Dr. Gunning, die ons bevreemden, waarmeê wij ons niet vereenigen kunnen, maar aan dezulke, die, zooals we zeiden, door ons niet worden verstaan. En we meenen, dat onze hooggeschatte vriend ze moest vermijden.
Hoeveel is er echter niet in dit boek, waarmeê wij ons
357
EEN »ST1CHTELI.IKquot; BOEK.
van harte kunnen vereenigen! Met welk een liefde heeft Dr. Gunning zich verdiept in het leven van den Heiland! Met welk een teederheid en kieschheid neemt hij Hem waar, en spreekt hij over die eenige persoon, over die aan-biddelijken en aangebeden Middelaar Gods en der menschen. Wat ons vooral getroffen heeft, is de poging om zich in denken in de verschillende toestanden van beperking en ontwikkeling, welke de Heer tusschen wieg en graf moet hebben doorleefd. Ik herinner mij niet van een geloovig geleerde een zoo menschelijk beeld des Heeren aangetroffen te hebben. Dr. Gunning onderwerpt zich volkomen en houdt zich onvoorwaardelijk aan hetgeen de evangelieën van Jezus Christus berichten, maar hij ziet in dit alles den waarachtig inensch-geworden, gehoorzamenden, volgenden, zich gansch en al aan den Vader overgevenden Zoon van God. Tegen dat streven hebben wij natuurlijk volstrekt geen bezwaar. De theologie van onzen tijd moet het als een harer schoonste verplichtingen beschouwen ons in Jezus Christus den echten, den volkomen mensch te doen zien, die ons verzoent met God, gelijk in zijn eigen persoon God en mensch elkander ontmoet hebben. En terecht heeft Dr. Gunning zich hier gehouden aan de gegevens, de wenken, de feiten en woorden, welke de evangeliën ons aan de hand doen. Zijn eerbied voor de Schrift is veel grooter dan die van menigen orthodoxen broeder.
Of het hem echter gelukt is, ons altijd een, ik zal niet zeggen bevredigenden indruk te geven, maar ons iemand te teekenen, die zóó kan hebben gedacht en gehandeld? Soms trok ik dat in twijfel. Ik vraag mij af, of het waar kan zijn, dat Jezus niet, bij zijn optreden reeds, heeft geweten, dat een geweldadige dood zijn einde wezen zou, en af men dus kan zeggen: »In den loop zijns mensche-lijken levens leert hij alles van lieverlede door ervaring,
358
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK.
359
evenals wij. Zoo heeft hij nu ook van deze tempelreiniging af de zekerheid zijns doods niet eens vooral en voor goed geweten. Neen, we vinden hem in de volgende geschiedenis zijns levens met frissche kracht, met onmiskenbare hoop op welslagen, de toekomst tegengaande.quot; (bl. 118.) Ik meen inderdaad dat de Heer op dit punt zich niet bedrogen lean hebben, en dat hij, zooals blijkt uit zijn gesprek met Nicodemus, (door Dr. Gunning ook vrij vroeg in het leven des Heeren geplaatst), van den beginne heeft geweten, dat hij moest worden verhoogd aan het kruis (Joh. 3: 15.) En zoo is het ook met 's Heeren voorwetenschap van zijn verheerlijking. Dr. Gunning meent, dat de profetie van Daniël 7: 13, waaraan de Heer den naam van »Zoon des menschenquot; ontleende, hem ook van lieverlede hoop heeft doen vatten op de verheerlijking. Zoo toch lezen we bl. 300: »Dezelfde Daniëls-profetie, welke den Heelde benaming »Zoon des menschenquot; had geleverd, bood hem nu ook verder de verwachting der wederkomst op de wolken des hemels aan. Hij wist in heilige verzekerdheid des harten, dat zijn zaak zou zegevieren, maar niet zonder hemzelven ; en niet in de verte des hemels, neen, hier op aarde onder zijn volk. Moest hij dan nu sterven, zoo bood de gewisheid van Gods belofte in zijn hart hem het uitzicht der wederkomst in heerlijkheid aan. Zoo vormde zich, als noodzakelijke tegenpool tegenover het lijden, de verwachting der heerlijkheid in zijn hart-quot; Ik geef aanstonds toe, dat wij hier niet mogen komen met leerstellingen eu metafyzische vooronderstellingen; tot welk een diepte, in welk een mate de Zoon van God zichzelf »ont-ledigdquot; en gehoorzaamheid geleerd heeft, moet het getuigenis des evangelies uitmaken. Doch juist daarom meen ik, dat de Heer, reeds eer hij sprak over zijn lijden, heeft gezien op zijn verheerlijking. Doen de gelijkenissen
360 een «stichtelijkquot; bokk.
van de voleinding zijns Koninkrijks daar niet aan denken? Vinden wij niet reeds in de Bergrede hem ten richter verheven, en door allen erkend als »Heer?quot; Ja, zegt hij niet aireede tot Nathanaël, ten dage, dat hij dezen Israëliet zonder bedrog, tot zijn apostel verkoor, dat hij, van toen aan de hemelen geopend zou zien, en de Engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen?'' Hiermeê is zeker nog niet gezegd: dat de Heer zou neder-komen op de wolken des hemels en heerschen op aarde, maar de duidelijke zinspeling, welke deze woorden bevatten op Jacobs droom, doet ons niet denken dat de Heer toen niet wist, welke toekomst hij tegenging, en wat het einde zou zijn. Was de heerlijkheid hem niet voorgesteld, naar het apostolisch woord, en heeft hij daarop ziende niet het kruis gedragen en de schande veracht?
Ik geloot' ook, dat de Heer stoenam in wijsheid,quot; en dat zijn innerlijk leven zich waarlijk heeft ontwikkeld, maar op dat duister gebied mogen wij geen voetstap zetten, zonder de fakkel der gewijde schrijvers in de hand. En nu komt het mij voor, dat Dr. Gunning dit heeft verzuimd in de beide door ons vermelde plaatsen.
Ik herhaal, dat in dit tijdschrift geen theologisch debat kan worden gevoerd. Ware dit wel het geval, dan zou ik ook deze vraag aan de orde stellen: Kan Dr. Gunning op den duur zijn kritisch standpunt handhaven? Hij zegt op bl. 469 (noot) «Eenvoudig te erkennen: ik kan het niet verder brengen, en moet tegenstrijdigheden, die ik eerlijk erken, in de bijbelsche mededeelingen onopgelost laten,quot; schijnt mij ootmoediger onderwerping onder het schriftwoord toe, dan op grond van. de vooropgestelde zekerheid: »alles moet overeenkomenquot; de teksten te persen en te wringen, totdat er voor ons verstand een vereffening der moeielykheden is.quot; En op bl. 537 (noot) lezen wij:
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK.
gt; Wanneer wg, volgens gemeentelijke overlevering, ook de beschrijving van Johannes in de geschiedenis van Jezus' rechtsgeding opnemen, is de bepaling van een juiste orde der gebeurteuissen en woorden niet mogelijk.quot; Maar wat volgt daaruit? Wat moet daaruit volgenV Of dat de synoptici, öf dat Johannes, öf dat geen van allen »de juiste orde der gebeurtenissen en woordenquot; geeft. Allen gelijk vertrouwen te schenken, en wel een onbepaald vertrouwen, is wel jgt;ootmoedig,quot; — maar het is zielkundig onmogelijk, dat lang vol te houden. Zulk een scherp tegenover elkander stellen van twee onderling tegenstrijdige getuigen, en een betuiging van geloof aan beider getuigenis, is op den duur onhoudbaar, 't Is een salto mortale.
Gelijk wij opmerkten, dragen al de tafereelen een stichtelijk karakter. Ieder wonder, ieder woord des Heeren wordt overdacht met het oog op de gemeente, op haar wezen en behoeften. Zeer vele diepzinnige en oorspronke-lijke opmerkingen hebben ons daarbij getroffen. Maar ook meer dan eens riepen wij uit; is dat waar? Een voorbeeld ter toelichting! »Alle leven begint met een feest; elke geboorte, elke ontvangenis en eerste wording ook op het gebied des geetes is een mysterie van geestdrift.'' Hiertegen zou ik willen opmerken, dat geestdrift iets anders is dan een feest, dan een bruiloft. Dr. Gunning spreekt hier over het wonder te Kana. Met veel meer recht kan men zeggen: ieder geboorte is een arbeid, een zware, moeilijke arbeid, en door geen andere poort treedt het leven binnen. Ontvangenis is iets anders dan geboorte, en daarom mochten zij hier niet in éénen adem worden genoemd. En voorts zou ik niet spreken van »de Ontvangenis der gemeentequot;, die op den eersten Pinksterdag is begroet »met een hallelujah in andere talenquot;. Toen Saa-lus te Damaskus neerzat, blind en verslagen, en het Gode
361
EEN «STICHTELIJKquot; BOEK.
behaagde zijn Zoon in hem te openbaren — was het voor hem geen feest. De nieuwe mensch wordt met smart geboren.
Dit boek is een mystiek boek, in den ganschen omvang van het woord. Het is op het innerlijke gericht; het beweegt zich in de wereld der dingen, die men niet ziet. Het verraadt een oog voor het lijden, het worstelen der ziel, het is geput uit de schatkameren van het vroom gevoel des harten. Het stelt het feit achter bij de idee.
Daarmeê gaat, als bijna altijd, samen, een al te vrij spel van het vernuft, eu een te sterk gedreven zucht om hetgeen Jezus Christus deed en had, toe te kennen aan zijn arme maar in Hem rijke leden op aarde. Zelfs de macht om zonden te vergeven, kent Dr. Gunning aan de geloo-vigen toe. Met definities neemt de mysticus het niet al te nauw. Wat is geloof? »In zijn kern het instinct des harten dat toevliegt en kracht ontvangt.quot; »Het geloof, is een oneindig ideaal hebben.quot; »Het geloof der gemeente is aanbidding.quot; Ziedaar bepalingen, zooals ze door Dr. Gunning zelf in het «Registerquot; zijn samengevat.
Bevredigt dit boek dus niet al onze wenschen — wij leggen het niet uit de handen zonder een gevoel van erkentelijkheid. Daar klinkt door al deze bladzijden heen als een hymne, hooggestemd en rein, ter eere van onzen Verlosser. Tegenover zoo velen, die het beeld des Heeren omlaag trekken en 't modelleeren naar hunne gelijkenis, staat hier een gestalte, tot welke wij opzien, voor welke wij knielen, — ofschoon Hij onze Broeder is. Wel zouden wij de plooien van zijn kleed hier wat ruimer, ginds wat strakker willen doen afhangen; wel zijn er oogenblikken, waarin wij als de apostelen «twijfelenquot; — maar iets van zijne heerlijkheid zien wij, als wij dit boek doorlezen. Gelijk men getuigt van de jongste afbeelding onzer ge-
362
een »stichtelijkquot; boek.
3(33
eerbiedigde kouiugiu, dat het is alsof zij naar ous toekomt — zoo zien wij in dit boek den Heiland tot ons komend, Hem, die nu met eeuwige heerlijkheid is gekroond. Hem ua te treden, Hem steeds beter te leeren kennen zij en blijve ons aller streven. Achter Hem te gaan en met Hem te sterven, maar in heilige geestdrift, in onverderflijke blijdschap — dat is zeker de innigste begeerte van Dr. Gunning, die nog velen leiden moge tot Jezus!
A. W. Bronsveld.
J. A. Schuurman, een Bode des vredes. Herinneringen der gemeente aangeboden, door J. H. Gunning Je. 's Gravenhage, W. A. Beschoor, 1881.
Wie dit keurig uitgevoerde, op hollandsch papier gedrukte boeksken opslaat, ziet tegenover den titel het voor-treffelijk fotografisch portret van Schuurman, en ziet er lang op. Weemoedig gestemd vangt men de lezing aan van deze schets, door Gunning ons gegeven, en telkens houdt men een oogenblik op, om weêr voort te gaan. Het is een voortreffelijk geschrift, vol gedachten, vol liefde jegens den overleden Vrede-bode, en stichtelijk in den reinsten zin des woords. Gelukkig de evangelie-dienaar, die een man als Gunning tot zulk een getuigenis kon dringen; gelukkig het land, dat nog zulke leeraren bezit. Ik heb voor dit woord enkel dank; en twijfel er niet aan, of het zal een ruime bate afwerpen voor het seminarie, waarvoor ik (de gedachte is mij lieflijk) met Gunning en nog enkele broeders, in dit tijdschrift en elders, toen het plan tot zijn stichting zeer veel bedenking uitlokte, door Schuurman aangevuurd, naar de mate mijner krachten heb mogen strijden j
bibl10gkaphisch album.
De apostolische prediking. Intreêrede bij de Christelijke gereformeerde gemeente te Amsterdam door W. H. Gispen. Amsterdam, P. van der Sluis Jr.
De geachte Schrijver heeft ons zeer aan zich verplicht door de toezending dezer Rede, waarin hy tevens zijn volbrachte vijf-en-twiutig-jarige evangeliebediening herdacht. Het is een woord* zooals men dat van hem verwachten kon. Volzinnen als: »Indieu de kerkelijke schoolgeleerdheid het hoogste was voor de gemeente, de kerkhervorming in de zestiende eeuw ware noodig noch geoorloofd geweest.quot; »Ach de menschcn vernietigen dikwerf elkanders persoonlijkheid. De drijvers onder de menschen eischen, dat we slaven zullen zijn van wat zij nu eenmaal als beginselen prediken, en als gevolgtrekkingen uit die beginselen afleiden. Gehoorzamen wij hun niet, dan zijn we niet consequent, niet aan ons zeiven gelijk, geen lieden van beginsel of mannen uit één stuk. Maar de drijving') des Heiligen Geestes daarentegen maakt ons Ik weêr vrij, althans in beginsel!quot; — Zulke volzinnen hooren wij niet alleen met welgevallen, maar met een zekere jaloerschheid. Zij worden vernomen in een Christelijke gereformeerde kerk, en niemand stoot er zich aan, terwyl men in meuige gemeente der Ned. Herv. kerk dergelijke redenen niet zon willen hooren, of durven zeggen. Wij wenschen den heer Gispen geluk met zijn kloekmoedig optreden in de hoofdstad.
Margaret Lonsdale. Zuster Dora. Heusden, H. Wuyster.
Hier is Zuster Dora's leven in hollandsch gewaad. Twee personen hebben haar dit gewaad aangetogen: de land-
') Ik zeide Hever: de drang of de leiding. — Is het thema dezer rede wel precies?
372
BIBLIOGRAFISCH ALBUM 637
Een woord over onzen Kerkelijken toestand, door J. H. Gunning Jr., 's Gravenhage, W. A. Beschoor (firma S. van Velzen Jr.) 1380.
Eerst na het voltooien van de kroniek voor de Meimaand ontving ik een exemplaar van deze op het oogen-blik nog onuitgegeven brochure. Ik heb ze gelezen met belangstelling, en er menig woord in aangetroffen, dat mij getroffen en beschaamd heeft. Hier spreekt Dr. Gunning, dien wij allen liefhebben; hier uit zich een hart, dat lijdt, werkelijk lijdt onder onze kerkelijke wanverhoudingen; hier vernemen wij wat een man ziet, die geen partijman is en met een geestelijk oog onzen strijd gadeslaat. Ieder, die in de krisis, waarin onze vaderlandsche kerk verkeert, belang stelt, moet deze brochure lezen. Hij zal er in zien, dat en waarom Gunning het goedvindt, dat de Haagsche kerkeraad art. 38 (nieuw) van het Regl. op het Godsd. Onderwijs heeft terzijde gesteld. De scheeve, de onhoudbare positie van de synode van meet af stelt hij helder in . / het licht, zonder daarom de schuld van ons leed te werpen op dat kerkelijk lichaam of onze kerkelijke organisatie. Uit ons hart geschreven is wat Gunning zegt over de kiescolleges, die «onverlichte boven verlichte vroomheidquot; kiezen, en vrucht zijn van een demokratische kerkregeling.
Ook hier spreekt Gunning het uit, dat hij de orthodoxen onbevoegd acht de modernen uit de kerk te weereu. Wij mogen toch niet zeggen: de orthodoxen zijn geloovig en de anderen zijn het niet. Hij wil, dat de modernen in de kerk niet zullen lastig geva'len worden door de confessio-neelen; maar het worde hun daarbij aangezegd, dat zij eigenlijk geen recht van bestaan in de kerk hebben. En juist omclat art. 38 (nieuw) dat recht niet toekent — moet het niet worden aanvaard.
BIBLIOGRAlfISCH ALBUM.
Eveuwel betreurt Guuning het, dat de co;iScie«^'e-zaak nu weêr gemaakt wordt tot eeu helLjdenis-zaa.k. Doch terwijl men dat doet, spreekt men het doodsvonnis uit over de synode, en belijdt inuu te gelooveu, dat de tijd daar is, om tot wat anders te komen. Gumiing verwacht het heil niet van 't herstel der »gereformee! dequot; kerk. »Wel,quot; zoo zegt hij, »houdt deze beweging (die door Dr. Kuyper geleid wordt) heerlijke bestauddeeleii van eeuwige waarheden hoog, in welke wij van heeler harte aan hare zijde hopen te staan en die haar eigenlijke levenskracht uitmaken. Maar toch zal zij, door de wijze waarop eu den vorm waaronder zij deze waarheid handhaaft, de kerk van de algemeene beschaving meer en meer isoleeren. Zij is als partij veel sterker dan de andere, de gematigd-orthodoxe, de conservatieve en de moderne partijen. Maar wanneer zij in de kerk — waarschijnlijk na niet zeer langen tijd — zal hebben gezegevierd, dan zal het blijken, dat die zege voor een goed deel aan deu weerzin van velen om zich in den strijd te mengen, van het zich onttrekken van vele liberalen en modernen en niet alleen aau de kracht der beleden waarheid te danken is. De kerk, overwegend gereformeerd geworden, zal door het leven der maatschappelijke zedelijkheid en beschaving op bedenkelijke wijze verlaten worden. Haar hoofdzakelijke band met dat terrein zal gelegd blijven door een werkelijk politieke partij. Maar niets werkt meer stille verbittering en vervreemding van de kerk dan politieke partijschap. Wee den overwinnaren!quot;
Het middel, dat volgens Gunning thans is aangewezen, is: autonomie der gemeente in alles wat leer en geestelijke belangen betreft. Eu voor handhaving van de noodzakelijke eenheid eene synode met uitsluitend administratieven hand.
Dr. Gunning oordeelt, dat er in eu buiten de Synode genoeg ervaren en welgezinde mannen zyn, ook van
688
UIBUOGRAKISCH ALBUM.
639
rechtskundige bevoegdheid, oin zulk een overgang iu 't leven te roepen. Ten zeerste hoop ik, dat dit denkbeeld van onze Haagschen broeder ernstig zal worden besproken. Wij wensehen in de volgende maand er ons gevoelen, dat nog niet genoegzaam is gevestigd, over te zeggen. Inmiddels hopen wij, dat gevolg zal worden gegeven aan Gunning's dringende vermaning: »Laat ons bidden, laat ons bidden.quot; De schuldbelijdenis over de bestaande verwarring in onze kerk zij algemeen! »Wij staan aan het begin van een keer der dingen, een afreize naar een nog onbekend land. Zoo voegt het ons nu, een woord van een onzer geestelijke vaderen in herinnering te brengen, eveneens bij afreize naar een nog onbekend land gesproken. Het is uit de afscheidsrede, door den prediker John Robinson tot zijn puriteinsche broeders gehouden, bij hun afvaart in 1G20 naar Amerika; »Ik verplicht u voor God en Ziju engelen, mij niet verder te volgen dan gij mij Christus /.iet navolgen. De Heer zal meer waarheid uit Zijn heilig woord te voorschijn doen komen. Ik kan den toestand der evangelische kerken niet genoeg beklagen, die tot een slotsom in den godsdienst gekomen zijn en nu niet boven de werktuigen hunner hervorming uit willen gaan. De Lutheranen blijven bij Luther, Kalvinisten bij Kalvijn staan, maar al zijn ook deze mannen te hunner tijd brandende en schijnende lichten geweest, ze zijn toch niet in den ganschen Uaad Gods ingedrongen. Eu als zij nu leefden, zouden zij even gewillig verdere voorlichting aannemen, als toenmaals de eens ontvangene. Ik bid u, gedenk daaraan, het is een artikel van uw kerkelijken bond, zijt bereid op ' e uemeu wat u ooit zal bekend worden uit Gods geschreven woord.quot; Bedriegen wij ons niet, dan zal dit »woordquot; een diepen indruk maken, ook al verwacht men niet het heil van den maatregel, dien Dr. Gunning meent te moeten aanbevelen.
640 bibliografisch album.
Ter Gedachtenis. Twaalf leerredenen van wijlen Dr. Cohen Stuakt, met een inleidend woord van Dr. J. J. van OoSTEKZEtf, Arnhem, J. W, en C. T. Swaan 1879.
i
Niet zonder aandoening ontvingen wij dezen bundel kanselredenen van den begaafden Cohen Htuart. Ze verdienen, dat er een opzettelijke studie aan wordt gewijd, en dat men ze toetst aan de eischen, die men mag stellen aan populaire evangelieprediking. Tot het leveren van zulk een studie ontbreken ons tijd en krachten. Aan jonge predikanten bevelen wy deze leerredenen ter bestudeering aan, zij kunnen er uit leeren den bijbel, ook voor onzen tijd aan te wenden tot leering en vertroosting, en niet af te dalen tot een verouderd of gelijkvloersch taaleigen, dat te kort doet aan de eischen, welke onze tijd stelt aan een spreker, die optreedt voor een beschaafd publiek.
Het inleidend woord van den hoogleeraar van Oosterzee teekent Stuart's beeld met sprekende trekken, maar de homileet ötuart komt er niet genoeg tot zijn recht.
Het portret, dat aan dezen bundel voorafgaat is, dunkt mij, niet gelukkig en verre beneden de fotografie, waarnaar deze steengravure genomen is.
Strijd en Overwinning. Tafereelen uit de Geschiedenis der Christelijke Kerk itj de eerste eeuwen van haar bestaan. Naar het Hoogduitsch van Dr. G. ühlhorn, door T. Kuiper, pred. bij de Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam. Haarlem, H. p. Tjeeuk Willink, 1880
Lees, o lezer, dit boek. Het is degelijk, het is boeiend, het is in de hoogste mate belangwekkend en voor onzen
B[HMOüKAlflSOH A i, BUM. (gt;87
lgt;e zaligheid is iu g'eeuen anderen. Hofacker's Dagboek vrij bewerkt naar het Hoogduitsch door Djt. A. Ch. J. van Maasdijk V. Ü. M. Tweede druk. Amsterdam W. H. Kirberger.
Verscheidenheid behaagt. Zij, die de goede gewoonte volgen, om 's morgens of 's avonds bij het bijbelwoord iets te lezen, dat een woord uit de Schrift toepast op hart en leveu, verlangen niet altijd hetzelfde te hooren. Ook zijn niet alle menschen dezelfde. De heer Kirberger zorgt dan ook voor de uoodige verscheidenheid; en voegt aan de breede reeks der door hem uitgegeven Dagboeken dezen tweeden druk van Hofacker's arbeid toe, in nederlandsch gewaad gestoken door Ds. van Maasdijk. Hartelijk hopen wij, dat de vrome, krachtige getuige dit jaar iu menig huisgezin zal worden toegelaten, om zijn woord te spreken.
Het evanglie van Johannes, voor de gemeente verklaard in bijbellezingen door J. K. L. Roozemeijkk. Middelburg. T. P. Dhuy 1880.
Onze vriend Roozemeijer behoort tot die auteurs, die onze boekenmarkt niet overladen. Wat hij ons echter aanbiedt, is een rijpe vrucht, waarnaar wij begeerig de hand uitstrekken. Deze bijbellezingen belooven zeer veel goeds. Wij lazen deze eerste aflevering met genot en stichting. Deze bladzijden deden ons denken aan de voortreffelijke bijbellezingen van Chantepie de la Sausaye over den brief aan de Hebreen, 's Heeren zegen ruste op dezen arbeid, die ons door den Heer Dhuy in aantrekkelijken vorm wordt aangeboden.
De vrouw van Provence. Een verhaal uit de dagen der eerste fransche Revolutie. Naar het Engelsch van A. L. O. E. Zwolle, J. P. van Dijk.
Een waarlijk schoon verhaal, waarvan de vertaling aau
/ J -
lt;-/yJ
lt; w
688
bjbmügkafisch album.
een bekwame hand mocht worden toevertrouwd, en dat velen boeien en stichten zal.
Het Lied der Liefde. Salome's Hooglied in dichtmaat overgebracht door J. H. Gunning J.H.z., Theol. Cand. Utrecht 1880. J. van Druten.
Deze keurig gedrukte eersteling verdient de aandacht. Hij zal de goedkeuring niet wegdragen van hen, die gewoon zijn het »Hoogliedquot; te svergeestelijken.quot; Christus vindt de auteur in het lied der liederen niet. Ook zal menig beoefenaar der »israëlietische letterkundequot; een andere opvatting voorstaan, dan hier van bet gedicht wordt gegeven, dat Salomo's koninklijken naam draagt. Ook is niet overal de poëzie van den Heer Gunning onberispelijk, J.laar het geheel is een poging, die wij toejuichen, om een heerlijk dichtstuk meer toegankelijk en genietbaar te maken. En menige strofe is waarlijk zeer verdienstelijk vertaald en weergegeven. Ik ontmoet den Heer G. liever met deze poëzie in de hand, dan met »een Herautquot; ouder den arm, waarin hij tegen Dr. Kuyper te velde trok. Schenke hij ons spoedig een degelyke dissertatie, vrucht van gezette en ernstige studie. Men mag dit van hem verwachten.
N.B. Onder de Kerstboekjes ons toegezonden, vestigen wij de aandacht op een viertal te Utrecht door den Heer JBijlcveld uitgegeven, en geschreven door Benaja.
BIBLIOGRAFISCH ALBUM. 443
In de achterbuurten, of «dwingt ze om in te gaan.quot; Ervaringen van een Evangelist, Amsterdam, B. H Blankenberg Jr.
Dit boekske is van hetzelfde type als Spencer's Leeraar-schetsen. Het is echter levendiger van stijl dan het werk van den amerikaanschen pastor. Kennelijk is de schrijver »in de achterbuurtenquot; bekend, en aanschouwelijk is dikwerf zijn teekening van wat hij daar aantrof.
Ik heb naar aanleiding van dit werkje, dat ik met belangstelling las, een paar vragen te doen. De eerste is deze: Mogen wij, die bij ons herderlijke bezoeken met zooveel bijzonderheden uit het leven van vele menschen bekend worden, mogen wij, wat ons vertrouwelijk wordt meegedeeld openbaar makenV Typen mogen we geven—maar mogen wij fotografeeren, en de fotografiën in den handel brengen ? Mij dunkt, de goede zielen, die er vrees voor krijgen, dat alles wat zij zeggen, gedrukt wordt, zullen alle vertrouwelijkheid en spraakzaamheid tegenover hun zieleherder afleggen. Deze verhalen zijn hier en daar slechts reproductie en daardoor onkiesch. Op bl. 52 zegt een juffrouw: »De vorige predikant was heel geleerd, zooals ze zeiden; hij is dan ook gt;prefesterquot; geworden. Maar hier was hij ook maar een slappe dominé, dat zeg ik. Er was nooit veel volk, en een mensch ging er net zoo weer uit als hij er in gekomen was.quot; Deze regelen hebben mij zeer verwonderd en geërgerd. Meer zeg ik er hier niet van.
Een tweede vraag. Komt »de evangelistquot; wel eens huisbezoek doen bij lieden van den gegoeden stand. Een nieuw bundeltje, »Langs de Heeren grachtquot; zou ik gaarne van hem ontvangen. Aan talent ontbreekt het hem niet. Alleenlijk zou hij in de huizen met de hooge stoepen wel het een en ander wapen thuis moeten laten, of laat mij
444 b1bli0grafjsch album. '
liever zeggen: zijn wapen anders hanteeren moeteiTdan in onze »aehterbuurt.quot; — Gods zegen ruste op zijn huisbezoek.
Deze wereld of de toekomende? Ben woord tot de gemeente naar aanleiding van het oprichten van een standbeeld voor Spimsa, door J. H. Gunning Jk, Utrecht, C. H. E. Breijer, 1880.
Nadat door Dr. Gunning het levensdoel helder in het licht is gesteld in de eerste bladzijde van deze belangrijke brochure, ontwikkelt zij de gedachten, welke de oprichting van het standbeeld voor den beroemden wijsgeer, bij de gemeente van Christus moet opwekken.
Allereerst moet deze gebeurtenis strekken tot onze verootmoediging, voorts moet zij aansporen tot nieuwen ernst in leven en denken, en eindelijk ons bezielen met nieuwen moed.
Menig woord van hulde wordt hier door Dr. Gunning gesproken over de nagedachtenis van Spinoza, die bij als mensch en wijsgeer hoogacht; maar met niet minder nadruk wijst hy op de heillooze gevolgtrekkingen, waartoe Spinoza's stelsel leiden moet.
Wij hebben met groot genoegen dit klaar geschreven en manlijk woord van onzen haagschen broeder gelezen, en bevelen het ter lektuur ieder aan. Wie het koopt, doet tevens iets »ten voordeele van de vierde school der Hervormde Gemeente te 's Gravenhage.quot;
»Striktgenome nquot;. Het recht tot universiteitsstichting staatsrechterlijk en historisch getoetst, door Dr. A. Kuyper. Amsterdam, J. H. Kruyt, 1880.
De bedoeling van deze regelen is geen andere, dan de verschijning aan te kondigen van dit vrij lijvig geschrift.