-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
mmm^—mm^^^mm
-ocr page 4-
RUKSUNIVERSITEITTE UTRECHT
2671 434 9
-ocr page 5-
UZPt^
/fc/esh***^1*^-
OVElaquo;.
UITGEDROOGDE, VERHARDE OF ZOOGENAAMDE
STEEN-KALVEREN,
WELKE MEEIUULEN IN DE DWRMOEDER V\N KOEUEN WORDEN ANGETROFFEN.
VEaGSLEKEN MET
VERHARDE OF VEKSTEENDE MENSCHEUJKE VRÜCHTEN
(LITHOPAEDIEN)/
RN S0MM1GE ANDERE STEENVORMINGEN,
WELKE IS W. DIERLIJKK UGCBAMEM VOORKOMEN.
DOOR
A. N TJ M A ST.
(Övergcdnik) nil hel Tgdseltrifl ran liet KotmMijk Nederhmüich Insiitmil, over 184:$, Nraquo;. 4. biz. 273,'.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
In hei derde Dcel der Nieuwe Verliandelingen \gt;nn di- Eerste Klasse des Koninklijk-Nederlandschen Inslituuts van W eteuschap-pen, Letteren en Schoone Künsten, vindl men eene, door mil in der tijdaan de Klasse medegedeclde, Verliandcling over de uitdroo-ging of verliarding , welke do vrucht, bij de dragtige Merrie eu Koc soinwijlen ondergaat, waarbij de afbecldiiigen zijn gevoegd van twee zoodanigc Steenkalvcren i. Scdert dien tijd , ben ik in de gelegenlieid gewecst nog meerdere zoodanige voorwerpen le verkrijgcn , zoddat het getal, hetwelk ik van dezelve thans bezit, tot acht is vermeerderd. Ook heh ik in enkelc vee-artse-nijkundige schriften nog wederoi i daarvan waarneraingen aan-\ getroffen 2. Men mag hieruit opmaken, dat dezelve niet zeld-
1 De lilel der bedoelde Verhandeling is: Waameumgen omtrent het langdurig verblijf boven den gewonen ilruijiiijil van gestorvene jongm bij dc. Moedcr-Dieren.
- Arc-liiv für Thicrheilkunde von der Gesellschaft Schweizerischer Thierärzle U. IV. S. 290. Zäricli 1829: Eine siebenzehn ilonaiht dauernde Trachtigkeil eüier
1*
-ocr page 8-
/.iumi voorkomen. Onder de later verkregeue Steenkalveren be-vindt zieh een, hetwelk mij vooral belangrijk is voorgekomen, omdat hetzelve mij toeschijnt ie kunnen dienen ter verklaring der wijze, waarop de bedoelde eigenaardige verandering der vruclit l)iniien het ligebaam der moeder gescbiedt.
Ik meen bier to moeten herinneren , dat dergelijke uiige-droogde en verharde vrucbten bun aanwezen door geene uitwen-dige verschijnselen l)ij de dragtige Koeijcn te kennen geven. Men ondervindt veeltijds, dat liij tic dieren, die dezelve bij zieh dra-yeu, tegen of op den bepaalden tijd der werping, zicli gecne kenteekenen van aanstaande verlossing openbarea, of vvel dat Jfze , zicli venoonende, spoedig voorbij gaan : lerwijl de vrucht niet wordt uitgeworpen. Soinwijlcn lieeft dit echter plaats. Li vele gcvallcn, bliji't de, lol een geringen omvang ic zainenge-krompene, vrucht binnen den draagzak besloten, en zij wordt dan bij eene volgendc verlossing te gelijk met eene andere vol-dragene vrucht ontiast. De ondervinding trouwens leert, dat de aanwezigheid van een dnsdanig voorwerp binnen de baar-moeder geenszins eene hinderpaal voor eene nieuvvc bezwan-gering oplevert. Daar echter de Koeijen , bij bet uitblijven eener verwachte verlossing, doorgaans spoedig voor de veuvei-ding worden bestemd, zoo worden de mecste Siccnkalveren door de Slagers , bij de opening der dieren , in de baarmoeder gevonden.
Het voorwerp. waarover ik dan tbans bandelen wilde, wenl door mij ontvangen op den 15'quot;quot; Julij 1830. Hetzelve was, ge-durende ecu onhekenden tijd, in den draagzak gcblcven, en ward verkregen uit eene vette Koe bij bet slagten. Waarschijn-lijk had dcze Koe in de voorafgegane maand Maart of April moe­ten werpen: doch zal het Kalf vermocdelijk reeds vrocger 1)ij de moeder gestorveu zijn. De mecste Steenkalveren dragendeken-
J\tih. Zurückbleiben der Frucht Ih-'i einer A'raquo;/;, in het Zeitschrift für Geburiskunde von Dr. n. w. 11. bcsch, i. von d'octreponTj t. a. ritgen, en e. c. j. ton siebold, .Neue Folge, B. VII. S. #9632;l-4.quot;gt;, aldaar, als ceno waarneming van oaktwfiic.iit, niivlc-(.'(.#9632;ilccld nit het Engelsch Tijrlschrift; tlii^ lascet van (! Mei tS^7, Nn. 714.
-ocr page 9-
5
merken van reeds in de eerste maandeii der onlwikkeling hct It^-ven le hebben verloren. Bij dc meesie voorwerpen , welkc vvij toi das ver bezitten, zijn geenc baren over lici ligebaam aanwe-/ig. Alleen hcvinden or zicb cnkele aan den niuil , alwaar dc haren bet vroegst ontslaan, en, l)ij een Kail', eenige barea over liet ligebaam. Indien wij nu uici hedsinger ' aanneraen , dat dc algemeene baargroei l)ij de vrucbt van bet Rnnd om en met de vierde maand der dragt een begin neernt, zoo kau men vasi stellen . dat de meesie dezer verbarde voorwerpen voör dezen ouderdom l)ij de inoeders zijn geslorveu, en dat sleclus in en-kele gevallen dc bedoeldc verauderiug in een nicer gevorderden lijd der zwangerbeid plaats vindt.
Het ouderwerpelijke Steenkalf was, locn bet versch outvangeo word, nog in de baarmoeder besloten. Hierdoor werd de gelegen-lieid gegeven, om deszelfs ware gesteldbeid en betrekking tot den draagzak en de eivliezen beter te kimnen nagaan , dan ten aan-zien der vroegcr bescbrevene voorwerpen had kunnen geschie­den, daar deze, bij de oulvangst, of bereids van de vliezeu gebeel onldaan, of in de, reeds gedroogde, ombulseleu bevat waren.
De iitrrns bevond zieh bij dit voorwerp uitwendig in een vrij gezonden slaat, en was om den uitgedroogden foetus, volgeus deszelfs onregebnalige gedaante, sterk te zamengetrokken. Dc hals en mond van dit dee! badden eenigermate de gedaante , zooals dezelve zieh in den staat van gevorderde zwangerbeid bij bet Rund beviuden. De draagzak, opeugesneden zijnde, vertoondc op deszelfs iirwendige oppcrvlaktc cene roozenroode kleur. Dezelvc was bier en daar sterker opgespoten , en even als in een ligten trap van prikkeüng of ontsteking verkeerende -.
' In meckels Archiv flit Anatomie mid Physiologie, 0. VII. S. id.quot;. Kin pntn Bemerkungen fiber PigmetihAbsondcrung ntiil Haarbildung; Veber das Haaren uml die. Regeneration dar Haare, a. p. S. 533; Vcrg. a. m:.\ia.n, Rcschrijving run em groo lendeels dubbeld Kalfs-monster, in de Nieuwe Verh. der Eerste Klasse ran het Koninklgk-Kederlandsche Insliltuu, cm- 1gt;. VII. Iiladz. 181 Arastcnlam I8rgt;8.
'#9632;gt; Dergolijke roodc klcur van clr inwendige oppervlakle der baarmocder word
-ocr page 10-
(i
Van do baarmoederlijke moederkoekjes {carunculae) wuiun wciiiig of geene sporeii aanwezig: dezelve scliencn reeds weder-om ingokrompea of verdweneii te zijii.
Do vrucht lag nu wijders, in dc vliezen bcsloieu , geheel los in den draagzak. Tussclien het vaatvlies cu dit deel bevond zieh ecue laag, tcr dikie van meerdere lijnen, eener laaije, slijmige, /Avartacluig-l)ioedige stofl'e, waarmede lict gemelde vlies geheel overdekt was, zoodai de massa zieh als in eene gelei-stoffe inge-wikkeld vertoondc. De foeialc moederkoekjes of cotyledones kon-den dan hicrdoor ook nici onderscheiden worden.
De bedoelde siofl'e ccluei- weggenomen, en lici voorweni afgewasschen en gczuiverd zijndc, werden deze, reeds mede gedeeltelijk ingekrompene of verstoorde, cotyledones ziglbaar, zooals dezelve nog aan lici vaatvlies le onderkenuen zijn (Zie de afbeelding) l.
Er l)estoiid geenc opening in het vaal- en lams-vlies, waar-door dc vruchtwaters kouden zijn afgevloeid. Dit bleek daaruit, dat, terwijl de vliezen nog om lict verharde ligebaara gesioteu waren, en eene kleine opening in dezelve gemaakt word, deze zieh door opblazing, door middel van een tubus, gelieel van den foetus loslieten , en als eene blaas met luelit werden opge-vuld, die zij in zicb behielden.
Aan de inwendige oppervlakte van hot lams-vlies verloondcn zieh op zekere plaatsen de kenteekenen der ingedrukte moeder­koekjes van bet vaatvlies, veroorzaakt door de sterkere aanslui-ling der baannoeder legen de vruebt: waardoor zelfs aan bet
ook in ecn soortgclijk gcval waargonomen, door don Vee-Arts i'.ua.ndkmiiciigf.ii, lu Zürich; Archiv für Tliierheilkunde, a. p. S. 201.
1 Bbasdekbercek, a. p., scbijnt bij eene geslagte Koo hcl Kali mode in eene dcrgclijke sloiTc gewikkeld le bebben aangelroQco. Ilij gcofi daarvan de volgcnde besclirijving ; Bij do opening vond ik con volkomen uitgedroogd Kalf, hebbende de voor- en acbterbecnen ondor het lijf geslagen, die zoo vasl en droog waren , dat dezelve naauwelijks \nii het ligcbaam konden worden losgcmaakt. Ilei vrucht-water was geheel vordwenen, en tie eivtiezen waren in eene zwarte , naar meconitnn (Kälberpeche) gelijkendc, sloiTc vcrandcrd. Eene gelijke slofTc ovcrdcklc de dce-len dor oioeilei kucken.
-ocr page 11-
ligclia;mi van hot Sicenkalf iudrukken waren te weeg gebragt, die eclner later weder verdwenen zijn.
Zooals Loveu werd aangemerkt, is dit voorbeeld belangrijk, ouidai wij door hetzclve nadcr overtuigd kiiiiiicn worden, dat lot de uitdrooging van vruchten binnea den draagzak der zwan-gere dieren geenszins gevorderd wordi, dat de vocbten, die dc-zelve omgeveii, buiten de eivlie/xn worden uitgestort, ten einde door de baarmoeder te worden opgenomen , veelmin dat hci, als eene voorwaarde tot de bedoelde uitdrooging, noodig is, dat de vruclilwaLers, ten gevolge eener scheuring der eivliezen. längs den mond der baarmoeder, naar buiten afvloeijen. In­dien ons deze omsiandigliedcn, bepaaldelijk de eerst bedoelde uitstorting, vroeger als niet geliecl onwaarscbijnlijk voorkwa-nien ', om bet eigeuaardige verscbqnsel der uitdrooging te kun-nen verklären van eon ligcbaam, betwclk van rondom met vocbi omgeveu is, cu zulks binnen bet Icvcndc ligcbaam der uioeder . zoo bewijst deze waarneming, dat zoodauige uiistoning of af-vloeijing daartoe geenszins vereiscbt wordt. De eivliezen waren bier in derzelver gobeel gebleven, en bet liquor amnii, zoowel als bet liquor alantoidis, nioelen dus uoodwendig door de vliezcn bcnen, door bet opslorpend vermögen van den draagzak, zijn verwijderd geworden. De wijze, waarop de vrneluen bij de meesle dieren, bepaaldelijk ook bij de bcrkaauwers, door mid-del van bet vaatvlies, met de baarmoeder verbouden zijn, geeft, onzes inziens, eene reden aan de band, waaruit bet verschijn-sel der uitdrooging kan worden afgeleid, alsmede bet veelvuldig voorkomen bij de Koe. Deze verbinding gescbiedt namelijk niet door een enkelvoudigeu of onvcrdcelden moederkoek, die zicb slccbts aan eene plaats van den uterus vaslbecbt, gelijk bij dr \ronw, maar door vele kleine en verdeelde moederkoekjes , die zicii over de gebeele inwendige oppervlakte van dit deel uitbrei-den , en zoowel in den bezwangerden als onbezwangerden boom, zicb met dc daaraan beantwoordende baarmoeilerlüJie koekjes of
1 Nicuwc Vcrhanileliiigen der Eorsle Klasse van liul Koninlilijk-Nederlandschc Instiluul . Igt;. Ili. hlailz. 5Igt;.
-ocr page 12-
_ 8 —
baannoeder-tepels (carunculae) vereenigen. Deze en de colj'le-dones of- foetale koekjes outwikkelen zieh celitcr vroeger in den bezwangerden dan in den onbezwangerden hoorn, en zijn in den laatslen ook nici zoo menigvuldig als in den eersten aaimezig. Het getal dezer verbindingen bedraagt bij de Koe van 80 lot DO 1' Men zal zieh meer dan eene oorzaak kunnen voorstellen, waar-door de loslaling van eene enkele of meerderc inoedeikoekjcs kan worden te weeg gebragt. Znlks zal namelijk liet gevolg knnnen zijn eener inwendige oorzaak, b. v. van congestie van bloed, of vvel van eene ligie ontsieking des draagzaks. De verbreking van den zamenliang der cotyledones met de carunculae zal ook kunnen worden veroorzaakt door eene werktuigelijke beleediging, namelijk door een sioot met den hoorn van een ander Rund legen den buik der draglige Koc. In elk geval zal met zooda-nige loslaling liglelijk versebeuring van vaten , lielzij van de foe-tale , betzij van de moederlijke, placentulae, of vvel van beide, gepaard gaan.
Wat moei hiervan bei onmiddellijk gevolg zijn? Opdeplaals, of aan dal gedeelte van den draagzak, ahvaar eene loslaling, hei-•/ij van een of van meerdere koekjes, is voortgebragt, stört zieh eenig bleed tusseben bet vaaivlies en den hinnemvand der baar-moeder uit, en deze uitstorting gaat voori, vermits de aanvoer en omloop des bloeds in de vrueln, door de overige, nog on-gesebondene , verbindingen, vooreerst geregeld stand houden. Ook zal men zieh kunnen voorstellen, dal er eene lijdelijkeuiivlüeijiiig van bloed uil de gesebeurde vaten der koekjes van de baarmoe-der moet plaats bebben. De hoeveelbeid uiigeston bloed inoet dus natuurlijk van lieverlee vermeerderen, en daar betzelve z;quot;b in eene bepaalde en beperkie ruimte tusseben bei vaaivlies en den uterus vindi ingesloten, en uiel kunnende wegvloeijen, zal de loenemende massa bloed zieh aanlioudend al verder en ver-
' llij de Merric bestaat de verbinding van het vaaivlies met de baarmoeder , yelijk bekend is, nict duor cigenlijke mocdcrkockjcs, maai duor nog meer ver-spreide aanhechtingeu van vaten over de wederzijdschc opporvlakten dezer declen. Hetzcirde hccfl bij het Varkcu plaats.
-ocr page 13-
— 9 —
der lusschen de geuoemde deeleu over hct chorion moeien uit-breiden, cn alzoo op cene werlvtuigclijkc wijze medewerken, om de overige cotyledones van de carunculae voor cn na clkander los le makcn , toidat liet gelieelc ei van den draagzak is af-gcscheiden.
Op dcze wijze siel ik mij de ioswording der vruclit van hare verbinding met de moeder voor, en meen , dat de bevinding van liet voorwerp, hetwelk met de beschrevene bloedige, lialf vloeibare, gelei-stoffe omgeven was, vooral stxekken kan, om de gegroudlicid dezer bescbouwing le bevestigen. Iiiiussclion inoet de voeding der vrnclii, gedurende de voortgaande uitstor-ling van bloed, reeds Jjestendig afnemen, on weldra zal dezelve, onder voortdurcnde uitbloeding, slerven.
Mögen wij nu aannemen, dat met deze afnemende voeding van den foetus, ook de vruclilwatcrs reeds zullen verminderd zijn, liet opslorpcnd vermögen van den uterus zal dezelve ver-der spoedig gebeel doeu vcrdwijiien. Wen zal tocli y.oodanig ver mögen in dit deel wel niet mögen ontkennen. Iloewel wij liet liier onbeslisi laten, of, gelijk sommigen stellen, aan den uterus eene zoodanige opslorpende krackt zal können worden toegekend, dat dezelve in Staat zou zijn de teruggeblevene moederkoek en de gelieelc nageboorte le doen verdwijnen, liocdanigc voorbeel-den men bij de vrouw wil liebben waargenomen l, zoo scliijnt liet groot aantal watervaten, betwelk, door kwik-opspuiting, op de inwendige oppervlakte der baarmoeder van liet Rund te voor-scliijn kan worden gebragt, tot overtuiging le verstrekken, dat bei dit deel niet aau eene sterk opslorpende kraclu moet ont-breken. Of im de opslorping des vrucluwaiers allecn plaats beeft door middel der watervaten, dan of bierbij missclüen aan eene andere wijze van opneming, namelijk door de inorganische porien der weefseks, bepaaldelijk ook door de wanden der bloed-
1 Naegele : Veber das Absorptions-vermögen der Gebärmutter, froriep's Notizen Nquot;. 467 , S. 7t ; Bulletin dc-i Sciences Medicates de ferüssac, Janv. 1820, pag. 18 (!ii25i; pbwjs van laquo;er iioevf.n, logger, REiNWAiiDi, en salomox, Gaicethiindiric Bijdragen 1', II. St. 2. bladz. 2r,S.
-ocr page 14-
M
vaten, welke men dians gewoon is imbibitie of endosniose le iiocmen, vali, mijns oordeels, niet gemakkelijk steliig te bepalen, hoewcl voor de laatst bedoelde vvijze, wegens de overeenkomst, welke wij, tea aauzien dczer opslorping of doordringing, in andere deelcn zicu plaats hcbben, groote waarschijulijklieul heslaat.
De schielijkbeid, waarmede niet alleen de vruchtwaters in illt;; bedoelde gevallen verchvijucn . maar ook de uitdrooging van liet tigcliaam zelve voorlgaat, als wordende beizclve binnen den tijd van \vciiiigo raaanden ten ccnemalc verbard, scbijnt ook voor dc opslorping door de aderlijke bloedvaten van den uterus le plei­ten, die le meer biervoor gescbikt zullen zijn, naarmate de-zelve, J)ij den voortdurenden gebjkmatigen aanvoer van bloed naar den foetus, doch liij afnenienden terugvoer van betzelve naar de baarmoeder, eene betrekkelijke ledigbeid ondervinden, en daardoor dc; ruimie aanbieden, om deze vocbten aan te nemen.
Ik mag niet onvermeld la ten , bij de nasporing van dii onder-werp, ieis te bebben waargenomen, waarop mijtie aandacbt ge-vestigd moest worden. Ecu afgesneden sink der zelfstandigbeid van de baarmoeder, waarnii dc verdroogde vrucbt wasgenomen, van nabij bescbouwende, vertoonden zicb op de inwendige op-pervlakte ccik; menigte mondjes van ecnc eenigzins verhcven ofquot; lepelvormige gedaante. Dezelve konden met bet blooteoog, doch duidelijker nun de h.npe, worden gckcnd. Deze openingen of mond­jes trokken zicb spoedig te zaineu en werden scbier onzigtbaar, wanneer bet deel aan dc Inclu word blootgesteld; docb weder-om in bei water gelegd zijnde. vertoonden zicb duidelijke lucbt-blaasjes boven dezelve op do oppervlakte van bet slijmvlies, welke, door de inzuiging des waters, en dc daardoor veroorzaakte uitdrijving der lucbt, scbenen te worden gevormd. Ik heb bier-omtrent geenc verderc nasporing in bei werk gesteld, en durf lt;lns ook niet verzekeren, in boe ver deze mondjes konden wor­den bescbouwd als dc openingen der vasa xpini/i/i allxi, welke, als eene eigene soon van vaten, in de bezwangerde baarmoeder der Koe wordende gevonden . besebreveu en afgebeeld zijn door
-ocr page 15-
11
a. niiKCKHARDT [Observationes anatomicae rle uteri vaccini fabrica, Baziliae 1834), \vclke vcrliaiideling rnij toea nog niet bekend kon zijn. Volgcns dezeu Sclirijvw hangen de mondjens der bedoelde vaten, in den bezwangerden draagzak der Koe, tc zamen met zeer kleine gelc ligcbamen (corpuscula lutea minima), die op bet chorion goplaaist zijn. Zoodra do laatsie, door de afscliciding der baarmoeder van bet vaatvlies, nit deze mondjes verwijderd werden, zag liij kleine druppels van oen melkachtig vocbt nil dezelve vloeijen. Een gedeelte van liet vaatvlies, met liet daar-aan beantwoordende süjinvlies van den uterus, weggenomen en onderzocbt zijnde, teldc liij een gelijk getal mondjes en ligcbaamp-jes, die op liet vaatvlies gevestigd waren. BLiiCKiiAnnT laat liet onbeslist, tot welk gebruik deze gele ligcbaampjes en de daar-mede in verband staande spiraal-vaten dienen, llij merkt even-wel op, dat malpighi (Dissertatio ad Sponiumj Opera omni-a, pag. 220) de eenige is, welke gewag maakt van hot bestaan van zekere buizen in de perencbymateuse ruimte van den uterus, die zieh in de oppervlakte van liet inwendige vlies met mond­jes openen, en waaraan, zoo a!s liij meent, zeer kleine kliertjes hangen , die een vocbt afscbeiden. Hij geeft voorts zijnc ver-wondering te kennen, dat andere voorname Onllecdkundigen, met name fabricils ab aquapündente , hahvey , needbam en hobo-ken, die do eivliezen en de baarmoeder-tepels der herkaauwende dieren met vlijt bebben nagespoord, omtrent de mondjes of oculi, welke in de bezwangerde baarmoeder duidelijk in hot oog vallen, geene melding liehhen gemaakt.
Omtrent deze spiraal-vatcn wordt verder door üurckiiaudt ver-meld, dat, terwijl, in den bezwangerden uterus, al de declen van dit werktuig, verdund, uitgezet, en als ijler zijn geworden, de liedoelde vaten daarentegen in eene dnbbele male vergroot, en met een geel melkacluig vocbt gevuld worden bevonden.
De spiraals-wijze slingeringeu der vaten, waarvan in den uiet-bczwangerden draagzak , ongeveer zcslig knnnen worden getcld. scliijnen weiniger le zijn geworden. Ook liet getal der bijzon-dere vaten is niet vermeerderd: want, terwijl in tic onbezwan-gerde baarmoeder. op de ruimte van ecu vierkanten duim, hon-
laquo;Mi
-ocr page 16-
_ 12
derd en vijfiig mondjes kunncn gezien worden, zoo worden op het slijmvlies van den bezwangerdeu uterus sleclits ongeveer veeriig waargenomen: welke vermindcring in verband scliijnt to staan met de uiibreiding, welke dit vlies door de zwanger-licid lieeft verkregen.
Wij meenen liet als niet onwaarsclujnlijk le mögen liouden , dat de door ons geziene openingen voor de mondjes der bedoelde spiraal-vaten le liouden zijn. Eene verdere nasporing nopens deze, niet algemeen bekende, valen kan voorzeker niet onbe-belangrijk worden gcaclil.
Na deze korte uitweiiling znllen wij lot de verdroogde vruch-ten of do Steenkalveren terug keercn, om dczelve te vergelijken met de zoogenaamde Steenkinderen of verbeende hinderen [Litho-paedlen, Osteopaedien*. Zoo als bekend is, worden ond(^r deze benaming vcrstaan mcuscbelijke vruebten, die in liet moe-derlijke ligebaam, lieizij binnen of buiten de baarmoeder, zijn geslorven, en als dan eene bijzondcre verantlering iiebbcn onder-gaan. Sorawdjlen schijnen dusdanige vruebten alleen nog in een siaat van uitdrooging [racornisseinenf] te verkeercn 2, en deze zullen waarseliijnlijk met onze Steenkalveren overeenkomst beb-ben. Meermalen eebter zijn de Lithopaedi'en meer van aard ver-anderd en met ecue kalkaardigc korst omgeven, of wel gcbeel in eene kalkaardige massa ovcrgegaan. INIen vindt daarvan bij de oude en nieuwere Scbrijvers over de ziektekundige ontleed-kunde, en in de verloskundige Schriften, vele voorbeelden opge-teekend :,. Ik /.elf beb zoodanig voorwerp gezien, belwelk ,
1nbsp; nbsp;Wil men aan dc Steenkalveren modo ocne Griekscho benaming geven , de-zclve zullen dan, Indien de gczagvoerdcrs over do laal or niets legen hebben, Lithowoschoi kunnen worden genoemd.
2nbsp; Df.nf.i x, Journal General de Mcikrinc Franc, et ilrangere, Tom. l.XIX: an. 1819. p. •quot;quot;; e. j. tiiomasm-.s a TniESSiNK, Over ocne conceplio tubaria, met ocnijo aanmerkingen, vooral do onderscheiding en do behandeling betrelTcnde der conccplioucs extra-ulcrinae; in do Vcrhandclingcn dor Ecrsle Klasse van bet Koninklijk-Scdcrl. Instlluut, 1gt;. VI, bbdz. 157 (Vergclijk onze Verb. indeNicuwe Verb. 1raquo;. Ill , hladz. 29).
1 Plocqit-t , Inilia Bihlhlhecnc Jlcdirn-Praclicae Tom. Ill: pa?. rgt;2i, en vor volgens.
-ocr page 17-
— 13
naar hei uitweudig aauzieu, geheel in ecne kalkaardige zelislaa-tligheid was veranderd, volkomeu gelijkendc naar eene van gijps gegoicn pop, en waaraan sleclus do onvolkomene gedaante eener menschelijke vruclil le erkennen was. Niet zelden worden, ge-'ijk l)ekend is, zulkc Steenkinderen vele jaren door de vrouwen en veeltijds zonder cen bijzonder nadeel voor deze 1 rondgedra-gen. Niet altijd belet de aanwezigheid van zoodanige terugge-jdevene vruchten, zelfs in de baai moeder, dat znlke vrouwen inmiddels op nieuw zwanger worden 2. Oj) andere lijden wor­den deze voorwerpen, na een korter verloeven, lietzij in der-zelver gelieel of slukswijze, uitgeworpen. Buiten de baarmoeder, namelijk in de buiksliolte, in de fallopiaansebe buizen of cijer-nesten gcplaatst zijude, bauen zij zieh somwijlen een ongewo-uen weg naar buiten, waarbij dan ook meennalcn de kunsi liare hulp moct l)ieden. Dat ccliter bet Lithopaedion niet al­tijd zonder cene gevaarlijke uitwerking blijft voor de zwangere , daarvan vinden wij de waarneming medegedccld, door tott 3 , van eene Jodin, diep in de twintig jaren oud , die vermeende zwanger te zijn, vermits de maandstonden waren uitgebleven , en de buik in omvang loenam. De nitzetting ging echter niet rcgelraalig voort; de onderbuik was steenhard op liet gevoel.
j. u. reuss , Bepertorium Commentaliotaan u Societatibus Littcrariis F.nidiioruni, Gollingae, 1813. p. 270, 271; a. \v. otto, Handbuch der Pathologischen Ana­tomic den Menschen und der Tlnere, Breslau 1814, S. 3G8. 'f. c. vuigtiiel , Handbuch der Pathologische Anatomien, B. III: p. 518. Halle, 180quot;), en vcle alliier aangebaalde Schrljvers ; crüveilbieb , Anatomie Pathologique du Corps lln-main, 6ml! Livraison PI. 6; \v. vholik, Handhoek der Ziektekumamp;ge. Ontleedkunde, I). I: bladz. 515, 319—323.
1 FnoniEP , Theoretisch-Practisches Handbuch der Geburtshälfe , u. s. w Weimar 1810. S. 117.
' Voictiiel, a. p. S. 519, ü20 ; Men zie omtrent de lierliaalde bezwangering, Ijij de aanwezigheid van Lilhopaediin builcn de baarmoeder, cvuwatmzR, Anatovtic Pntbol. etc., Livraison XVIII, Pl. VI. o. f. outii , Dissert, ilcd. de Iheiu. XLV1. annor. , Tubingac A0. IG20. Vers. w- vkomk, Handhoek der Zieklekundige Ontleed­kunde , 1raquo;. I. bladz. 313.
1 c. a. tott, Gynaekologische Miscellen, in lu^t Xeve* '/.citsehnli fnr Ccburtskunrir von D. w. n. risi.ll. il. gt;. raquo;. 1). III: S. 237.
-ocr page 18-
- 14
Deze vnnnv weal door zenuw-loevalien van ullerlei aard auagegt; last, eu stierf, ua een ongemeen zwaar lijden, veertien maan-ilcu , nadat zij vermoedelijk zwanger was geworden. Bijdeope-ning werd ecu Steenkind gevonden,
\V aiiüccr Avij im verder de mcnscliclijkc Lithopaedien met de onderwerpelijke verharde vruchten dor dieren vergelijken, dan bieden zieh hierbij twee hoofdpunten icr overweging aan. In de eerste plaats, doet zieh de vraag op: wordt de mensclielijke vrucht op dezelfde wijze, door loslating der placenta, van de baarmoeder afgescheiden , zoodat zij los in deze lioltc aanwezig ])lijft, ten einde de reeds besebrevene verandering ti; ondergaan? Wij spreken liier meer bepaaldelijk van cenc baarmoederlijke zwangerbeid. Vroeger is aangemerkt, lioc de loswording der vruebt liij de dieren met verdeelde moederkoekcu kan gepaard gaan met eenc lang/aine uitbloeding der vnielu. en boe het blocd zieh, naarmate der voortgaande afscheiding van liet vaat-vlics van den draagzak, rondom liet meer en meer en eindelijk geheel losgeworden ei verzamelt en oplioopt, betwelk daarmede, bijna op de wijzo van ceno, met gelei orngeven, vleescb-spijze, welke men en duube noemt, overdekt wordt. De vloeibare deelen nu worden opgeslorpt, en bet ligcbaam der vruebt, dat reeds, wegens de iangzame uitbloeding, van de grootsic lioevccllicid vocbtdeelen is beroofd geworden, wordt eindelijk gebeel en tot hardwordens toe uitgedroogd. Dit is dan ook de eenige veran­dering. welke deze vruebten, altbans in liet begin, ondergaan. Inmiers, worden dezelve doorgesneden, dan vindt men al de inwendige deeien in dcrzelver gewonc ligging, voor zoo ver de inkriniping en de Sterke onisiuiiing van den draagzak daaraan gcene veranderde rigiing bebben gegeven. Door de zamenkrim-ping der vastc deelen tot ecu kleineren omvang, verkrijgen de Steenkalveren neue meerdere soortelijke zwaarle '.
Ontstaan de Litliopaefli'cn op dezelfde wijy.c? Wanneer wij de enkelvoudige inrigting der moederkoek bij de vronw in aanmer-king nemen , en overwegen , dat dezelve zieh slecbts aau een cn-
1 Vcrgelijk w. vbouk, :gt;. p. bind/, r.il
-ocr page 19-
15 —
kcl gedeelie van den uterus aauhechl, dan vvuidl lid duaiuil verklaarbaar, dat cenc gedeeltelijke loslaiing dexcr vcrhinding in dc meesle gevallca met cene le sterke uitvloeijing van bloed bin­nen dezc liolie gepaard gaat, dan dat dil deel niet tot werkzaam-hcid zou worden opgewckt, ten einde de vruclit met derzelver aanbangsels uit te drijven. Eene omijdige verlossing of miskraam zal dan ook doorgaans liet omniddelijk gevolg moeten zijn eener, hoewelslecbts geringe, loslating der mocderkoek. Intusscben kun-nen wij ons de vorniing der Lilhopaedien iiaanwelijks anders voor-sielien, dan dat zij liunnen oorsprong op dezeifdc wijzc ver-krijgen, als wij ten aauzien der Sieenkalveren bebben voorgedra-gen. De verdoeling nainclijk van den zamenliang der vrucbt met liet moederlijke ligeliaam zal toeh ook daar als de noodza-kelijko Toorwaarde nioelea warden Ijeschouwd voor de verande-ring, welke dezelve vervolgens zal ondergaan.
Wij zullen, uaar bet mij voorkomt, moeten aannemen, dal er eene langzame loslating der moederkoek, en eene daaraan ge-evenredigde geringe en znclit voortgaande bloediug, zoowel van de zijde der vruclit als der baannoeder, kail plaats bebben, waarmede eene wcinig gevoeligc en prikkelbare, ofquot; wel eene atonisclie, gcsieldheid van liet laatste deel zal knnnen gepaard gaan, waarbij hetzelve, in stede van lot uitdrijving der vrucbt, met derzelver omkleedselen en van bet nitgestorle hloed, te wor­den opgewekt en aangezet, in een Staat van onwerkzaambeid en rust hlijft verkeeren, en alzoo de bevatte zelfstandigbeden in /.ich besloien lioudt, welke vervolgens aan de proces iler ni id rou­ging en verliarding, op de voorgestelde wijzc, even als de Steen-kalveren, onderworpen blijven.
Daar nu een dusdanige zamculoop van bijzondere omstandig-lieden voorzeker niet dikwijls kan vcrondersleld worden plaats le bebben, zoo is hierin misscbien de voorname reden gelegen. dat de Lithopnedi'dn bij dc vronw betrekkeiijk veel zeldzamer voorkomen , dan zulks bij de dieren , aithans bepaaldelijk bij bet Rund, bet geval is '.
Behalve bij do Koc en Merrie, komen hiervan ook bij andere andere voor-
-ocr page 20-
— 16 —
Echo iwcede zaak, -welke opmerking verdient, is de verkal-king, welke de Lithopaedien, waarvaa wij de IjesoUrijvingeii vinden medegedeeld , ondergaau. — Veeltijds /ijii dezelve als met eene kalkaardige korst omgeven, of zij zijn, gelijk reeds gezegd is, geheel als in eene kaikacluige massa veraudcrd. Met de Sieenkalveren is dit geenszins algemeen het geval. Onder liet Loveu opgegeveu achttal dezer voorwerpen, hevinden zieh sleelits twee, waarLij zoodanige aauvankelijke kalkvormiug bestaat. Ecn dezer voorwerpen bestaat nit verharde tweelingen. Hier is zeer duideUjk eene vorming van kalkstoffe in het vaatvlies kenbaar. Dezelve bevindt zieh in de grootste hoeveelheid op dc plaatsen der verstoorde cotyledones, doeb de kalkaardige Stoffe is inede over da geheele oppervlakte van hot vfiorion verspreid. De korsi is echter geenszins zoo volkomen, dat zij den gebeelen omvang overdekt, maar dezelve laat nog vele tusschenruimlen over, die er niet mede bezel zijn. Aan een ander Stccnkalf -wordt dezelfde kalkaardige omkorsting waargenomen, welke geen geringeren voortgaug dan bij het eerste voorwerp heeft gemaakt. Bij al de overige voorwerpen, die ik bezit, is geen spoor van kalkaardig nederzetsel aamvezig. Dan, ten aanzien van deze is bet van belang op te merken, dat dezelve ontvangen werden, reeds van de vliezen ontdaan zijnde: waardoor ik buiten staat ben gebleven te boordeelen, hoe hci bieromtrent mag zijn gesteld geweesi.
Het schijnt lot dns ver nog niet lot voldoende zekerheid te zijn gebragt, hoe dc bedoelde korstvorming of kalkverstee-
bcelücn voor. — ^K-n hcefl namelijk zulkc vcrhardo of verslccndo vruchten gc-vonden bij ecu Haas igt;ii ecu Schaap {Ephumerides Nat, Cur. Der. II, An. 10, Obs. 118. 1 i't); a. w. otto, Handbuch n. s. w. S. rgt;t;i ; very. a. lt;;. cahpebs , Abbandlung von den Krankheiten, die sowohl ihn Menschen als Thieren eigen #9632;sind, von j. i. u. uerbell , Lingoii 1794, S. ^iO.
In lraquo;'i Magaziin van rust, B. 21, pag. 55quot;, wonll het geval medegedeeld, belreflcnde cen moedcr-Scbaap, betwclk, zwanger geworden zijmlo, het lam Ijij zieh lin'hl, maar zieh loch hei volgcndc jaar wedor liet bespringen , en op nieuw zwanger werd, doch wederom niel baarde. Ilij de opening vend men tn clken huren der baannoeder rvw lam; dal van hol vorige jaar was reeds verdroogd; het ander gaaf. De oorzaak werd afgclcid van eene verbarding cn gemis van rckbaarheid in den uitwendigen baarmoeder-mand.
-ocr page 21-
— 17 —
niug der Lithopaedien geschiedt. Dr. tott l zegt: nEs gehört ygt; dieser Crusten—BildungS'Process zu den unerforschten hetero-#9632;raquo;plastischen Operationen der Ä'nt/tr. Auch woher das Materiatc ygt;{(ler Stoß) komme, aus welchem die Cruste um die Frucht be­lt steht, wissen wir nicht, obgleich die Chemie die Zusammen-ygt; setzung derselben nachgewiesen hat. Auf jeden Fall finden #9632;raquo;sich die Stoffe der Cruste in dem Liquor Amnii, mit welchem eine #9632;ft chemische Umwandlung vorgehet, in welchem neue lFakhgt;er~ raquo; wandtschaften statt findenquot;.
Ik ken de resultaten niet, welke liel sclieikuudig oiiderzoek der korsten van mensclielijke Lithopaedien lieeil opgeleverd, docli het oiiderzoek der kalkstoffe, in de vliezen van Sieenkalveren Ijevat, lieeft ons geleerd, dal dezelve voor liet grootsle gedeelu; beslaat nit verdikte eiwitstojj'e en phosphorzure kalk 2. INIaken nu de/.o siofTen wezenUjke en voorname bestanddeelen uit des bloeds, zoo komt het ons voor, dat de naasie oorzaak der korst.-vorming bij deze voorwerpeu niet verre le zoeken is, nocli zoo gclieel moeijelijk te verklären valt. De kalkaardige en misscliien nog andere zoutdeelen, zijn, met de eiwitsioffe vercenigd, bij de opslorping van de vloeiljare deelen des bloeds, uit lietzelve, als ware praeeipitaten, in de vaten teruggebleven, terwijl dezelf-de bestanddeelen zieh uit het, rondoni het vaatvlies uitgestortc, bleed mede op dit vlies schijnen le hebben nedergezet, en zieh met de, in de vaten tcruggeblevene, Stoffen hebben vercenigd. Alzoo komt bet ons waarsehijnlijk voor, dat de zeifstandighecleu, welke den eersten grond leggen tot de kalkaardige korslvorming, uit het bloed worden ontieend.
Het is niet onwaarsehijnlijk, dat ook de vruehtwaters, die insgelijLs dezellde zelfstandigheden in zieh bevalten3, wanucer zij
1 Gynaccologische Miscellen , bei ni:scii, D'o^#9632;TI•.E^o^T , und ritgek, a. p. S 2S8.
- Verh. der Eerste Klasse, D. 111, bladz. 10.
8 Men viinli de analijsen der vruclitwaters van Koeijcn, dour procst, bebzklics, cn lassaighEi bij Dr. e. f. gurlt, Lehrbaeh der vergleichenden Physiologie der Haus-säugelhiere, licrlin I8öquot; S. Üi.s. Analyse van hei Liquor amnii der vruuw, nit vcrscbillcnde lijdpcrkcn der zwangerheid, in hüliek, Archit! (ur Physiologie lüraquo;!,
2 *
-ocr page 22-
_ 18 —
hij derzelver opslorping door de eivliezen moeicii iienea driageu, kalkaaxdige deelcii en eiwitstoffe aau de overige afgeven, en al-zoo lot de eersie korstvorming kunnen mede werken. Dat tic korst voornamelijk of wel geheel uit de vmcluwaiers, en we) bepaaldelijk uit het lainsvoclit, haar ])cstaaii zou erlangen, komt ons niet aannemelrjk voor. Iminers, hetzij wij hei lamsvocht houden moeteu voor ecu product van het vlies vau dezen uaam , lietzij men aanneemt, dat dit vocht uit het moederlijke ligchaarn dcszelfs oorsproug ontleeut, waaromtrent mode nog verschil van gcvoclen l^estaat 1, zoo vvordt hetzelve tc spoedig door de op­slorping weggenomeu , tenvijl het niet wederom vvordt aangc-vuld of liersi(;ld, dan dat men daaraan dc bedoelde kalkformatie zal kunnen tocschrijven.
Laat ons ovenvegen, en vergelijkender wijze nagaan, hoe het Lithopaedion gevornid wordt. Het kouit mij , volgens de beschrij-vingen, welke vvij daarvan bezitten, voor, dat ook hij dcze, indicn de eivliezen in derzelver geheel zijn gebleven, de afzel-ting der kalkstoffe of omkorsting in dcze oinhulscls een aanvang neemt. Akhans vindt men voorheclden medegedeeld, dat niet alleen lict ligchaarn der vrucht, maar het geheele ei met moc-derkoek eu navelstreng, door eenc kalklaag bedekt waren2. Niet altijd ecliter kan hij dcze voorwerpen hot eersie onislaan der verkalking meer worden nagegaan, vermits men de Lilhopae-di'en doorgaans aantreft hij vrouwen, in welker ligchamen de-zelve eene lange reeks van jareu hadden gehuisvest, en waarbij de vruchten alsdan veeltijds geheel in eene kalkaardige massa ziillen zijn veranderd geweest. De kalkvorming toch zal zieh meer en meer uitbreiden , en tot het inwendige der vrucht door-ilringen, naarmate van haar langdurigcr veil)lijf hij de moeder. Vermits de leeflijd van het Kund zieh slechts tot een gering geial jaren bepaalt, zoo mag dit wel als de voornamc reden
llcfi. 1. Vergclijk hei A'eaelaquo; Zeiischrift für Geburtskunde, voniicscu, D'uuTnEPOHT
lind RITGETI, il. VII. S. -Oi.
1 Verg. k. r. bcrdacu , Die Physiologie als Erfalirtutgswissenschaft, li. II. S. 634.
• W. vnoLih , -i. p, bladz, r,l^ on ~gt;li.
-ocr page 23-
— 19 —
worden bescliouwd, dat de ligchamen der Sieenkalvercn zelve gecnszins in de omkorsting of verdere verkalking deelcu, maar dat de aanzeuing van kalksioil'e zieh bij dezelve steeds tot de vliczen bepaal(. Dat de uitdrooging der vruchlen en derzelver muminieachtigc verliarding vrij spoedig voortgaan , is vroeger door voorbcelden aangetoond, waaruit bleek, dat dezelve reeds vol-komen plaats vond, weinige inaanden na den bepaalden lijd, waarop de verlossing verwaeht Avcrd1. De uitdrooging of mum-mificatie scliijnt, zoowel bij de verliarde vnicliten der dieren als bij de mensclielijke Lithopaedien , de omkorsting vooraf te rnocten gaan. De kalkaardige korstvorming zal nict geschieden, ten minstc niet duidelijk kenbaar worden, voor dat de vloeihare deelen zijn opgenoraen. Hierin vinden wij dan ook de verkla-ring, waarom in liet Kalf, betwelk bet boofdvoonverp dezer besebouwing uitmaakt, hiervan nog geen spoor wordt opgemerkt. Immers bet ontvaate bloed, waarmede bet chorion omgeven was, bad deszelfs vloeibare deelen nog geenszins verloren. Ware de opslorping voortgezet geworden, welke nu, daar bet moe-der-dier gedood werd, ophield, er zou bij dit voorwerp even-zeer eene nederzetting van kalkstoffczijn waargenomen, als zulks l)ij de twee andere Stecnkalveren, waarover gesproken is, plaats vindt. Is eenmaal de kalkvorming bij cen Lithopaediou begon­nen, dan is liet geen wonder, dat, blijft betzolve binnen bet moederlijke ligcbaam aamvezig , dezelve steeds voortgaat, en tot bet ligcbaam van den faelns meer en meer doordringl, betgeen Waarscbijnlijk ook bij de Stecnkalveren zou plaats vinden, in-dien de tiid van derzelver verblijf bij de moeders slecbts langer ware.
Bij zoodanige, meer volkomene, versteening zal, indien liet ge-oorloofd zij eene vcrgelijking te maken, eene soortgelijkc working plaats bebhen, als bij de versteening of petrefactie van dier-lijke of plantaardige zelfsiandigbeden in den seboot der aarde, wanneer deze, onder bepaalde omstandigheden, aan zieb zelve
1 Nieuwe Verbandelingen der Eerste Klasse van het Koninklijk-Medcrl. Insliluul, n III, bladz, 32 S3.
-ocr page 24-
würden overgdaien. De ligcliameu namelijk worden langzamer-hand van de ^tol^en, die de versteeuing voortbreugen, door-drongen, nemen den aard van deze aan, en gaan daarin einde-lijk geliecl over , met belioud alleen luinner uiiweudigc gcdaanie.
Tot dusdanige verandering kan dan wel de omslnucnde baar-nioeder of eeuig ander ligcliaamsdecl, waarin de teruggeblevene vruebten berat zijn , en met welke deze in onmiddelijke aanra-king keinen, bij vooriduring de stofl'en aanvoeren. Er wordt nu waarschijnlijk , gelijk bij andere sieenvormingen binuen het levende ligcliaam, eene keur-verwandsehap geboren , waardoor het gedeeltelijk versteende ligcliaam zelf, volgens de wetten van aantrekking of chemische affiniieit, uil hei hloed der omriugcn-de deelen, zieh gelijksoonige hestanddeelen toeeigent, waardoor de versteening voorlgaal en eindelijk volkomen wordt. Hierbij mag misschien niet voorbij worden gezien , dal de kalkaardige hestanddeelen, welke in de ligehamen der vruclit zelve aamve-zig zijn, namelijk in de beendeten, spieren, en andere weefsels, tot de bedoelde kalkformatie een groot gedeelte der grondstollen zullen leveren.
Het mag niet onopgemerkt blijven, dal, gelijk reeds ])oven is gezegd, de meesle Sleenkalveren de kenmerken dragen van slechls tot een geringen trap van ontwikkeling le zijn gekomen , en door-gaans niet ver hoven vier maanden , na derzelver eerste bestaan , te hebhen geleefd. Hoewel, ten aanzien der Lithopaedicn, niet allijd, ja slechls zeldzaam, cene vasle berekening kan worden ge-inaakt omlreni den lijd van het vruchlleven , betwelk zij bereikt hadden, zoo bebooren zij loch in den regel mede tot de zeer onvolkomene, dal is vroeg gestorvene, vruebten '. Hierdoor
1 In zeer eokele gevallen liocl't men Lithopaedien van groolcren onivang aange-troffen. Door voigtiiel (a. p. S. .-i-iO) wordt de waarneming meüegedeekl van camebakios (Dissert, de faetu \L\I annorum, Tubingae 1720, in ualleri Collect, disp. pract. Tom. TV. p. quot;57, bdldinger's A'eues Mai/azin, D. XIV. Si II 1!. •!iö), die in de baarmoeder ecner vierennegentig jarige vrouw, welke, sedert zesen-Iwintig jaren, nieende zwanger le zijn, een verbeenden kogel vond, tlaquo;r grootle van een zeer zwaren kegelbal. Dczelve woog acht ponden, laquo;as aan ile linker zijde dci baarmoeder, dooi middel van een sponsachlig vlcescb, ler onivang van
-ocr page 25-
— 21 -
wordt liei lioogsi waarschijnlijk, dat, bij cene meer volkomeue oiiuvikkeling ofquot; volclragenlicid, de vruchten niet meer vatbaar zijn, om uiidrooging, vcrliarding, en latere verstcening te on-dergaan. Denkelijk is de baarmoeder alsdan, bij bet stervea eener vruclit, wegens den meerderen omvaug, welke d(!zc heeft ver-kregen, niet meer in slaat dezelve te bewaren, maar wordt dit deel veeleer tot uitdrijving des gcstorvenen ligcbaains aangezet. Blijven de vrucbten ecbter ook nu in bet ligcbaam der nioeder aanwezig, zoo gaau zij lot ontl)iiiding over, en worden bij ge-deelien längs dezen of genen weg uit belzelve venvijderd, of wel men vindt de losse beenderen na den dood binnen belzelve in eene of mecrderc klompen bijeeaverzameld1, gelijk daarvan in de verzameling van ziektekundigc voorwerpen aan 's Rijks Vee-artsenijscbool voorwerpen voorbanden zijn.
Tot biertoe liebbeu wij getracht de Lithopaedien , welke in de baarmoeder worden gevormd, waarbij de vruchten in de eivliezen bevat zijn, met dergelijke voorwerpen, bij de dieren voorkomende, te vergelijken. Er bestaan ecbter ook voorbcelden van Siecnkinde-ren, waarbij wel bet ligcbaam der vrucbt eene omkorting bezit, of lot verkalking is overgegaan, zonder dat de vliezen daarin clee-len. Ik ben aan de bcuscbe mededeeling van ons geacbt mede-lid der Eersie Klasse , den Hoogleeraar g. sandifort , de twee volgende, biertoe betrekkclijke, waarnemingen verscbnldigd. De eerste belreft een ovum humanum van ruim drie maanden oud , bij belwelk de navelstreng in bet midden over bet grootste gcdcclie van deszelfs lenglc zeer sterk lot eenen dünnen draad
een gulden, sterk aangehcclil. üitwendig was doze kogel gehcel verbeend, ruw , en met kleine uitspatlingen bezel. Op de plaals der vereenlgiog met dc baar­moeder, was dczc klomp zachter en nicer kraakbcenig. In dit becnachlig omliul-n:\ , betwelk dc diktc had ecner zware scbrijfpcn , lag een dood , volkomen rijp, mannelijk kind, liclwclk zonder allen reuk was, zijndc uitgedroogd, hard, en hebbendc hot aanzien van gerookt vleesch. In den kogel -was geen hot minste vocht aanwezig. Waarschijnlgk zullen de eivliezen, welke melden uterus waren le zamengegroeid , gelijk daarvan mecrderc voorbcelden bestaan , bier hot verbeeude cd' versleende omhulscl bebben uilgeraaakl.
1 Voigthel , a. p. S. 519. Zic A'icku'c Vcrlmnddingm der Eerste Klasse, D. Ill hi. 50 31.
-ocr page 26-
22
is to zamcii getrokken, terwijl bij ilca navel nog een gedeelte der darmbuis in dcuzelven zigtbaar is. De gelicele foelus is om-korst; armen en becnen zijn legen bet bjf aangebogen, cu als bet ware mei betzelve in een gesmolten. Op den rug ziet men meer bepaaldolijk eene bardere, kalkaardige plaat, zoo lici schijnt, terwijl bet zcer Uvijfelacbtig is, of cr in liet vaalvlies, op som-mige plaatsen, wezenbjk ccne, aaar gestold eiwit gelijkende, stoffc aanwezig is.
Het ander voorwerp is insgelijks ecne vrucbt van gelijken ouderdom, ook door eene miskraam geloosd, waaraau duidelijk eene gelijke omkorsting plaats beeft. Aan de binnenste opper-vlakte van bet lamsvlies ziet men in beide gevallen geene ver-andcring.
Meerdere waarnemingen van buiten-baarmoederlijke 7.wanger-beden stemmen biermede overeen '. Door e. joehg 2, wordt het merkwaardig geval, aan roedeber ontleend, medegedeeld eener secondairc buikszwangerbeid, waarbij namelijk de vrucbt, door eene scheuring der baarmoeder, in de buiksbolte werd ver-plaatst, welke met eene kalklaag was omkorst, terwijl. door eene gelijke afzetting, zieh de wond der baarmoeder zou gesloten liebbcn. Door CRUVEiLmER 3 wordt eene zwangerbeid van den eijerstok bescbreven, waaruit alraede blijkt, dat do vrucbt, bui-ten de vliezen geplaatst, zieh tocb omkorst had. De laatstge-noemde scbrijver vermeldt nog het geval eener zwangerbeid, welke reeds acbttien inaandcu had gcdnurd. Er had zieh eene kalklaag rondom de vrucbt gevormd , ouder welke de huid en
' Onderscheidcne waarncmingen leeren, dat er oorspronkclijk eene baarmoederlijke zwangerbeid kan bestaan , welke door schcuring dor baarmoeder in buikszwangcr-lioid overgaat. In lt;'cn dergelijk geval kan de moederkoek in de baarmoeder blij-ven , terwijl de vrucbt in de buiksbolte wordt geplaatst. Wijlen het medelid der Klasse e. j. tbomassen a tdiessikk boel't meerdere gevallen dezer soon van zwangerheden bijeengebragt, in zijne reeds aangehaalde Verhandeling over de eon-ceptio iubaria.
3 Die Zurechnungsfähigkeit der Schwangern und Gebührende , Leipzig ISquot;. S. 242.
3 a. p. r.ivr. S7. Pl. 1.
-ocr page 27-
23
de ingewanden zieh nog gaaf bevonden, en over welke tie nici verharde rokken van liet ei waren lieen geslagen, welke met het colon waren te zamen gegroeid.
üaar men nu zal inoelcu stellen , dat , bij de verdeeling der eivliezeu, hei vrucliiwaier in deze gevallcn , of door de sebeede was afgevlocid, of door opslorping uii de baarmoeder verwijderd, zoo zal men wel niei kuuaen aannemen, dat dit voclu lets lot de omkorsting hebbe toegebragt, of in staat zij geweest daar-toe de voomaamste bestanddeelen te versebafien, gelijk zulks door Dr. tütt wordl verondersteld. Voor liet overige zal liier dezelfde proces plaats bebben, als ten aanzien der Laarmocderlijke litho-i'AKDieN is voorgedragen.
De wecfsels , waarmede de vrucliten in onmiddellijke aanraking koiiicu , staan uit liet in dezelvc .rondloopende bleed, welligt ook nit de lijinpliatieke vocliten, de Stoffen voor de omkorsting af; waartoe liet Ligcbaam der vruclit. wegens deszelfs grootere massa, eenc stärkere aantrekking nioet bezitten, dan de van betzelve losgewordene of verwijdcrde vliezen. De kalkdeelen zetten zieh hier op de, van de vliezen ontbloote, oppervlakte des ligchaams neder, terwijl deze aederzetting bij de nict verbroken eivliezen op deze plaats vindt, in wier iiioedrijke vaten waarsehijnlijk, bij voortgaande opslorping der vlociharc deelen, door het terug blij-ven van eiwit-, en kalkaardige Stoffen, de eerste grond tot dit quot;omkorsting wordt gelegd. De kalkvorming bij de, van de vlie­zen onlbloole, vrucht eenmaal begonnen zijnde, zal op gelijke wijze voortgaan , als vroeger is voorgesield.
Er besiaat geene reden , welke verbiedt aan lenemen, dat niei dezelfde wel, onder dergelijke onislandighcden , bij de verharde of de verkalkte vruchlen van dieren zal plaats vinden: waarom-irent het eehter nog aan voldoende waariiemiiigen onlbreekt.
Hoewcl de buiten-baarmoederlijke Lithopaedi'en bij de vrouw geenszins tot de zeldzaamsle behooren, zoo zijn inij daarvan tot dus ver bij de dieren geene voorbeelden voorgekomen, noch vind ik daaronilrent gevallcn, door anderen waargonoinen, be-schreven. Dit kan welligt mede daariu gegrond zijn, dal de buiten-baarmoederlijke zwangerbeden bij de dieren zeldzamer
-ocr page 28-
— 24 —
zijn dan bij den mensch. Dezelve komen echter ook bij dc eerstc voor. Gl'rlt l liceft versclieidenc voorbeelden bijceuver/.ameld van eijerstok-, trompet-, en buik-zwangerbeden bij het Paard,
liet Rund , bet Varken, het Scliaap, eu den Ilond, door roiil-wes, coquet, josepiii en andere -waargcnomen. Bij geen dczer gevallen wordt melding gemaakt, dal de vruchien , door eenigc kalkaardige of andere Stoffen, omkorst waren.
Zoo vecl mecnen wij uit dc aangevoerdc voorbeelden te mo-gen afleiden, dat bet ontstaan van uitgedroogde of vcrliardo vruchton bij den menscli en de dieren in gelijksoortige oorzaken moot worden gezocht, en dat zulks volgens dezelfde wetten ge-scliiedt, allcen gewijzigd naar bet ligcbamelijk of pliysiologiscb verscliil , dat tussclien dezelve bestaat.
lloewel bet cr nu verre af is, dat wij zouden mcenen, door de voorgedragenc bescbouwingen, bet verscbijnsel, waarover ge-bandeld wordt, volkomen te bcbbcn verklaard, zoo knnnen mis-scbien de gegevene opmerkingen daarovcr eenig licbt versprei-den. Indien wij niet dwalen, zoo bestaat cr tussclien de vor-ming van bet Lithopaedion en andere steenacbtige zainengroci-seis, welke in de levende ligcbameu derzelver aanwezen verkrij-gcn , b. v., pis-, maag-, eu dannsieeneu, in eenige opzigten overeenkonist, docb ook in sommige verscbil. Zij komen na-inelijk in zoovcr overeen, dat de uitgedroogde faetus lot eene uitgebreide kern dient voor de aanzctting der kalkacblige om-* korsting , gelijk vccltijds kleinere ligcbamcn tot punteu van aan-trekking verstrekken der Stoffen , waaruit de overigc sicenen zijn te zamengesteld. Bij de Lithopaedion echter gaat de aanzetting van buiten naar binnen voort, dcwijl de kalkvorming al meer en meer tot in de zelfstaudigbeid van het ligchaam d(!r vrucht doordringt, zoodat het cindelijk, bij een gcnoegzaam langdurig verblijf in het moedcrlijke ligcbaam, sornwijlcn als geheel in eene kalk-rnassa veranderd wordt, terwijl de aard- of zoutachtige deeleu ])ij andere stecnvormiugen zieh steeds rondom den kern laagswijze naar buiten aanzetten , waardoor dezelve zieh al meer
Ukrhwh. u. s. w. Th. I. S. 255—25raquo;;,
-ocr page 29-
- 25 —
en ineer vergrooien en in zwaarte loenemen. Het is mij niet bekend, dat er Lithopaedien gevonden zijn, die inwendig vcr-liarding of versteening haddcn ondergaan , waarbij de uitwendige oppervlakte daarin aiet decide.
De 8ieenkindereii worden gedragen, zonder — met uitzonde-ring van enkele gevallen (Zie bladz. 2S3) — lol bijzondere na-deelen voor de gezondheid of het levcn der moeders aanleiding te geven , of pijnlijke beleedigiugen en oniaardingen der deelen, waariu zij liuisvesien, te veroorzaken , gelijk zulks inet andere concrementen, namelijk in de pisblaas, de darmbais, de gal- en speekselbuizen , steeds het gcval is. De liooge leeftijd van 70, 80 en 90 jaren, welke enkele vrouwen liebben l)ereikt, die, gedurende vele, ja meer dan 50 jaren, een Lithopaedion Uadden rondgedra-gen, bewijst genoegzaam, dat de levensverrigtingen bij dezelve niet aamnerkelijk moeten ziju gestoord geworden. Men zal in de-zen de beilzame zorg der Natuur voor haar zelf belioud niet mo-gen ontkennen, waarmede zij, door de omkorstiug van bet afge-storven ligchaam met eene zaebte kalklaag, bei gevaar tracbt af te wenden van beleedigiugen der inwendige deelen, welke zondeu kuiinen worden te weeg gebragt, door bet oiustaan van uitste-kende bcenpunten aan den teruggebleven foetus.
Het is mede opmerkelijk, dat de Lithopaedien niet in grootte sebijnen toe te nemen, naarmate dezelve langer in de ligcbamen aanwezig blijven. limners bet blijkt niet, dat de Steenkinderen , welke den längsten tijd gedragen waren, den grootsten omvang baddeii verkregen ; zoodat zij dan ook in dit opzigt een versebil met de overige steenvormingen opleveren, welke doorgaans eene meerdere nitbreiding verkrijgen, naar gelang van derzclver lan­ger verblijf in de ligcbamen. Het scbijnt das, als of de Natuur, wanneer de verkalking van bet Lithopaedion eene bepaalde vol-komeuheid bceft verkregen, de verdere aanzetting doel opbouden. Wij vinden echter de zwaarie der Steenkinderen, welke van tijd tot tijd zijn gevonden , niet altijd opgegeven.
Er komen wijders voorbeelden voor van steenen, in de baar-moeder ontstaande, zonder dat daarin de overblijfselen ecner vrucbt bevat zijn, en tot welker ontslaan geenszins eene vooraf-
-ocr page 30-
- 2G —
gegane zwangerheid aanleiding. immers nict aliijd, schijnt le ge-ven: waarmede dus liet Litlwpaedion niei mod rerwisseld wor-dea, evenmin als met andere, gedeekelijk beeoachtige, gedeel-lelijk fibreuse of spousaclitige, in vliezige weefsels beslotene, cu soiiilijds met eenig gedeelte der baarmoeder tc zainenliaugende, zelfstandiglieden , welke almede in de holte van dit deel worden aangelrofTea. Niet zelden verkrijgeu dcze woeker-zelfstandigbe-den ecne ongewone zwaarte. Wij lezen, dat zoodanig kraakbee-nig-vezelig voortbrengsel (Jlbro chondroid) in het ligcbaam eener vierendertigjarige vrouw werd gevonden, hetwelk de zwaarte Lad verkregen van 74 Weener ponden '.
Bij voiGTiiEL cn andere - vindt men, uit vroegere en latere Selirijvers, menigvuldige waarnemingen bijeengebragt omtrent baarmoeder-steenen van verschilleiulc grootte en ten meerdere ge-tale. Men lieeft er gevonden , die de gclieele holte van den (items vuldcn. Door bartholinos3 wordt het geval verbaald van een zwartaclitigen, met vele takken voorzienen, steen, we­gende vier ponden, gevonden in de baarmoeder eener water-zuchtige vrouw, bij welke bovendien twee steennehtige eoncre-nienten in de lever werden aangetrofien. Rutsch 4 nam uit eene uitgezakte baarmoeder tweeenveertig steenen weg, en moros5 vend de baarmoeder eener nude vrouw, welke lang over de ge-voeligste pijuen in bet bekken had geklaagd, met tweeender-tig steenen opgevuld, waarvan de grootste op eene amandel, de kleinste op eene boon geleken. Doorgaans breiigen de baarmoe-der-steeuen ziekelijke toevallen teweeg, zooals langdurige pijnen, moeijelijke pisloozing en andere aandoeningen.
Het blijkt hieruit, dat in de baarmoeder niei minder de voor-
1 Oestcrreicbische medicinische Wochenschrift, 184 1, N0. 19, c. c. sciimidt. Jahr-biUlicr der in- und iiiisl~,ii(liMlien gesammten Meäicin, Dritter Supplcmontband , ISli, S. 196.
! a. p. S. 51S.
3 Observation. Amt. Clrimrg. I. p. 1, Thesaurus Auniinn. VIII. p. 't't.
'• Hist. Anatom, rariores, Cint. IV, Hist. I.MV. Turn. 11, |i. quot;iGT,; blancarp, Anat. pracl. rar. Cmi. 11, Obscrv, I.XW. |i. 288.
#9632;' Ephemerid. Sat. Citrios., Cent. I. Obscrv. LXXVII n. 148,
-ocr page 31-
beschiktheid bestaat loi de vorming van steeoachtige concreincu-len clan in andere holle ligchamen , b. v. in de pisblaas, de maag en dannen, de galblaas enz. Daar nu de baarmoeder in den gewonen Staat geenszins voclnen of Stoffen bevai, waaruit de zamengroeisels kunnen worden gevormd, gelijk zulks in de laatstbedoelde ingewanden plaats liceft, zoo zullen dezelve als voortbrengsels van dit deel, als afsclieidingen namelijk van bet lig-chaain dor baarmoeder zelve, moeieu worden bescbouwd. Dat er in dit deel eene eigene neiging tot steenvorniing kan bestaan, J)lijkt ook daaruit, dat niet alleen somwijlen in bare zelfstandig-lieid verbeeningen of aardaelitigo concrementen van eone aanmer-kelijke uitgebreidbeid zijn waargenomen, maar dat bet deel bijna gebeel als in een steen was veranderd 1.
Indien wij nu in de vorming der Lithopaedien eene bijzondere wijze van steenwording lt;^f petrefactie mögen erkennen, waarin de Natuur , zoo ten aanzien der oorzaak als uitwerkingen , ei­gene wetten volgt, zoo ontbreekt bet ecbtcr niet aan voorwer-pen, welke toevallig of opzettelijk in de baarmoeder of sclieedc gekomen, en daarin een langdurig verblijf bebbende gchad, eene soortgelijke omkorsting of verkalking ondergaan. Hiervan kunnen namelijk ten voorbeelde strekken y/vviwc/vVlaquo; , die, bij een lang verblijf in dc sclieedc, meermalen met eene kalkaardige korst worden overdeki, welke Stoffen niet zelden tot eene tame-lijke diepte in de zelfstandigbeid van zoodanige werktuigen in-dringt; zoodat dezelve gedeeltelijk als in eene kalkmassa worden veranderd. Ik zclf lierinner mij zoodanig, groolendeels verkalkt, pessarium te bebben gezien, en men vindt daarvan meerdere voorbeelden bescbreven2, Onder anderen werden daarvan on-langs nog twee gevallen raedegedeeld in de Jahrbücher u. s. w.. van c. c. sciimidt, 3tcr Supplement~Band, 1842, S. 197.
In een dezer gevallen had de bouten moederring vijfenvoer-tig jaren lang in dc scbeede gebuisvest. Dezelve wcrd gevon-den bij dc lijkopening eener negentigjarige vrouw. De scbeede
' Vergelijk otto, ,i. p. S. r.(iil, en dc altlaar aangchaalde Schrijvcrs. - Walter, .Imquot;. Mumm, ilt;. I. S. 102; otto, a. p. S. 160.
-ocr page 32-
•2*
had zieh naaiuvkcurig oni den ring tc zaincn getrokken, en was daarbij in eene soort van spous veranderd.
In het ander geval had hci pessarium, gedurende vecrtig jaren , in de haannoeder ' verblijf gehouden, hij eene eenentaclitigjarige vrouw. Deze vrouw, zijnde eene Weduwe, leed reeds, sedert vele jaren , alle avoiiden kort voor het inslapen, regelmatig aan ligie hrakingcii. Dezelve liielden later, gedurende zesenderlig uren, aanhoudend aan, waartegen vruchteloos alle middelen werden aangeweiid. Eindelijk werd de oorzaak daarvan oul-dekt te zijn een pesmrium, hetwelk , voor 40 jaren , wegens de uitzakking der haannoeder, ingekragt, sedert dien tijd nimmer wederom was uitgenonien geworden. Behalve debrakingen, was deze vrouw uiet ziekelijk of hedlegerig geweest, en kon zij liaar hoeren-hedrijf tot kort voor den dood zonder hinder waarne-men. Toen de nioedcrring met moeite uit de scheede, vraarin dezelve zeer vast bekneld was, werd verwijderd, lieten zieh bij de poging, oni den ring in heweging te brengen, geheelc stuk-ken, ter dikte van ecu halven vinger, los, welke niets anders dan kalkaarde waren, waarvan nog eene groote hoevcelhcid moest worden verwijderd, voordat hetpessariinn naar buiten kon wor­den ontAvikkeld. Dezelve gaven een ondragelijken stank vanziuli.
Het werktuig, dat met eene dikke kalklaag omkorst was, he-stond uit kurk met wasch overdekt. Na de verwijdering van het pessarliim hield het hraken oogenbiikkeiijk op; doch de lijderes overleed kort daarna.
Dusdanige versteeningen laten , Indien ik uiet dwaal, eenigennute eene vergelijking met de vorniing der Litlwpnedicn toe.
Met het onderwerp, waarovcr gehancleld wordt, kau inedc nog in verband worden gebragt het versehijnsel, heiwelk un en dan wordt waargenomen bij de zwangersehap van twcelingcn, wan-
1 Ol'scboon, volgons liei opscbrift dezer waarnemiag, al'komslig van don Hof-raad seecer, Ilaquo; Bcrlijn, en welke reeds vrocger is medegcdccld in iilfelakd's Journal van 18rgt;i*, St. 0, schijnt lo moolcn worden aangenomen i dal do moe-der)iig hier in de baarmoeder heefl gebuisvesti zlt;io moct echter nil de beschrij-
ving van lid ucval wurden opgemaakl , dal lie! werktuig in lie scheede is ge-plaalsl geweest.
-ocr page 33-
neer het eene kind sterft, en als dan tot eene ledcrachtigt; massa en schier als cenc imunie uitdroogt, terwijl liet andere in onl-wikkeling voortgaat en tot hct laatste tijdperk dor zwangerhoid blijft voortlevcn, als wanneer beide voorwerpen doorgaans gelijk-tijdig , of ook na kortc lussclienruimten, geboren worden. Soni-wijlen is bet ouvolkoinen voorwerp platgedrukt. Wij vinden biervan onderscbeidene gevallen, door ons geacbt medelid w. vro-i.ik i, aangebaald, waargenomen door lubeu , g. vrolik , BICBTER , CRUVEiLuiiiR en chapman. Hierbij kunnen nog worden gevoegd die vafi jorritsma 2, geoffroy st. HiLAiRE, Madame RUNDET,
HIRSCH3. JOS. QL'ADRAT4, NANCREDE 5 en JACKSON6. Ook biei-
van tref't men voorbeelden bij de dieren aan. Gurlt 7 vond, bij eene Zeug, tusscben twee rcgelmatig gevonnde jongen, twee, welke niet bet derde gedeelte der grootte badden van de overige. en die volkomen bruin en als uitgcdroogd waren. Bij eene teef bevonden zicb in den cenen boorn der Ijaarmoeder gezonde vrucli-ten, in den andereu lagen kleinere, die insgelijks bijna ver-droogd waren. Eene INIerrie te Trakenen wierp, na een voldra-gen Veulen, een zeer klein, betwclk dood en in een gescbrom-peld was. Ik zelf bczit, ten aanzien der Koe, twee waarnemin-gen van gelijktijdige werpingen van tweeling-kalveren, welke tot eenen ongelijken Staat van ontwikkeling gekomen waren. In geen dozer gevallen bad ecbter uitdrooging der vroeg gestorvene en onvolkoinene voorwerpen plaats. Dczelvc waren in afzonder-lijkc; eivliezen bevat, en ieder van een eigen vrucbtwater omge-
' Handboek der Ziektekutulige Ontleedkunde, D. I. bladz. 321.
2nbsp; nbsp;Vcrhandelingen ran hct Provinciaal-Utrechisch Genootschap van Künsten en WV-tenschappen, Utrecht, 18^1.
3nbsp; nbsp;v. siebold , Journal für Geburtskunde, B. XV. Si. I. ISö.'i.
4nbsp; nbsp;Oesterreichische mecüänische Jahrbücher, B. XXI, mler Neueste Folge, B. XII Si. I.
5nbsp; nbsp;Americal Journal of the Medical Sciences, 18Ö8.
6nbsp; nbsp;Hamburger Zeitschrift für gesammte MrUicin, 18r;S.
Men vimli duze waarnemingen bij uittreksels mcdegedeeld in lioi A./ir.s Zeil schrift für Geburtskunde, von bdsch , d'odtbepost, ritgen, en von siebold, It. IV, S. 422, B. VI. lirj; B. VII. S. iil- B. IX. 288. T Lehrbuch . u. s. it, Th. I. S. 2;i8.
-ocr page 34-
30
vcii: wijders volkomen gaaf en zonder bederf. lgt;\j ecu derou-voldragene vruchten , was de Imid mut körte lyircn bedekt, doch do lioevcu waren nog week cu onvolgroeid. Bij het ander voor-werp was liet ligchaam nog geheel van haar onil)looi, waaruit men mag bcsluuen, dat hetzelve gecn hoogeren oaderdom dan van ongeveer vier maanden l)ij de moeder had bereikt, toen het stierf: waarmede ook de ovcrige ontwikkeling overeenkwam.
Hieraan nu beantwoordeu ook wederom waamemingen, l)ij den mensch voorkomende '. Zoo vindt men het geval medege-deeld eener vrouw, die reeds meermalcn, doch altijd slcchts een kind gebaard had, welke nu onliidig van drielingeu oj) de vol-gende wij/.e beviel. Het eerste, levend ter wereld gekomen kind, hetwelk in afzonderlijke eivliezen besloten was, droegal de kenmerken van onrijpheid en had nagenoeg acht maanden be­reikt. Het l)leef twee dagen in liet leven. Onmiddellijk daarna werden tweelingen in derzelver eivliezen uitgedreven , welke op vruchten geleken van cenen driemaandelijken leeftijd. Dezelve droegen geeue kenmerken van eeidg bederf. Alle drie de vruch­ten hadden slechts eene, doch zeer groote, en volkomen versehe, moederkoek.
Wij zien nil deze laatsie gevallen, dat hot vruchtwater, onder de gegevene omstandigheid, niet altijd verdwijnt, en dat de vruchten zelvc als dan niet aan uiidrooging of inkrimping onder-worpen zijn. Mod nu, in die gevallen, alwaar bij tweeling-dragten eene der vruchten uitdroogt, platgedrukt, of als ge-mnnifieerd wordt, derzelver vruchtwater vooraf verdwenen zijn, yonder welke voorwaarde aan geene uitdrooging te denken valt — liet hlijft steeds moeijelijk te verklären, hoc bij deze toedragt er opslorping des vruchtwaters van den eeaen J'oetus kuime plaats hehben . lerwijl dat van den anderen, of, bij de dieren, do vruchtwaters van meerdcre jongen niet worden weggenomen. Men zal dns moetcn aannemen, dat, in dc gevallen, alwaar zoodanige onvolkomene, lederachtige, uitgedroogde of verharde
1 Medicinische Zeittmg des Vereins für Heilkunüe iquot; Preiissen 183(), N0. It.
/rilsrllrif'l von r.lsi.El u. v. rr. I!. IV. S. 125.
-ocr page 35-
r
_ 31 —
vmchien, aid welgevormde en voldragene kiaderen of dierlijke jongeu gedrageu worden, en gelijklijdig, of in kort van elkau-iler venvijderde tijdperken. ter wereld komen, dc vruclitwaiers vooraf, door lict breken van Let ovum , zullen zijn verloren ge-gaan, ten cinde zicli omtreni do oorzaak van het verschijnsel eeaig begrip to vormen. Men zal, naar ons oordeel, de zamen-gedrukte gedaante, welke het onvoldragen voorwerp liier soiuwij-leu Lij dc geboorte bezit, met nicer waarscliijulijkheid mögen toescbrijven aan de werktuigelijke drukking, welke hetzelve na den dood, tnsschen den wand der baarmueder en dc, in het volkomen ei aanwezige, vmcht, ondervindt, dau dat men met GEOFFROv st. uiLAiRE den dood der afgestorvene vruclit aan com-pressie en beperking der mimte door den anderen ybete zal kun-neu toekennen. Zoolang toch de civliezen der twcelingen vol­komen blijven, en door de vruclitwaters uitgezet zijn, sclujnt eene zoodanige overwegende drukking van het eene op het an­dere ligchaam naauwelijks uiogelijk te zijn. In dc opgegevenc gevallen der ongelijke twccling-kalveren, welkc ieder in af'zon-derlijke, met het vruchtwatcr gevuldc, eivliczen hcsloten waren, baddeu dc onvolkomene voorwerpen dan ook derzclver natuur-lijke gedaante behenden, zonder dat daaraan eenige plaats ge-bad hebbende, werktuigelijke, drukking kon worden opgemerkt.
-ocr page 36-
32 —
V E l{ K L A Jl I \ (i
VFBEELD1NG.
Vcrhard of Stecnkalf, hetwelk, tocii hot oiuvangen werd, in tie eivliezen was besloten, en met eene laag eener taaije, slijiaigc. bloedige Stoffe, ter dikte van meerdere lijncu, was omgeven.
De eivliezen vertoonen zieh opengesneden, zijnde hci Kalf uit dezelve genomen, hetwelk door den navelstreng daannede ver-bondeu is gebleven. Aan de uitwendige oppervlakte bevinden zieh de zainengetrokkene ybe/laquo;/e mocderkoekjes.
Bij a is een gedcehe van liet lamsvlies blooigelegd, waarop zieh de vlokachtige korrels, aan dit vlies eigen, bevinden.
b, b. Igt;. b. b. b. Igt;. h. b. Ii. Moederkoekjes {cotyledones), welke, legen den vcrliarden /^.quot;/laquo;.v zijnde to zamen en platgedrukt, aan de inwendige oppervlakte van het lamsvlies doorschijnen,
-ocr page 37-
i.-vr.v.i.v, *,,
#9632;/• /.iffj'/fit-f'/
fH,.'r S'fss.;A;.'/.',-r. w
C. (r. R. .MeTier del:
,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;, .. .\-
-ocr page 38-
-ocr page 39-
VERBETERINGEN:
Biz. 283 in flen NüüI reg. 13 van ondcreii Staat: pathologische Anatomie, lets: pa-
tholo'jischen Anatomie. ., nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ ] 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; n \oicthel , lecs: voictei., en voorts
zoo dikwijls als de uaam van dezen schrijver voorkomt. —nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; laquo; 4 on llinbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ir ontkcdkwuliijc zieklekunde; Ices:
ziektekundige ontleedkunde. „ '287nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;quot; 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632;/ vergteichende Physiologie; lecs:
vergleichenden Physiologie #9632;
-ocr page 40-
A
-ocr page 41-
-ocr page 42-
iy$£/Zf
-ocr page 43-
iLx
-ocr page 44-