-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
#9632;
lt;*
-ocr page 5-
Dlaquo; J. A. KOOL_
'.'#9632;?
quot;'G^C. jfAK^^^K MAST.
GENT. TV. ß 0 G G TI E.
PßIJS SO Cts.
-ocr page 6-
#
-ocr page 7-
Omtrent deze vreeselijke-jdektei, ^dlp bepaald het hoornvee heeft aangetast, die idch:jl^kans.,alaquo;Sf geheel Europa verspreid lieeft, en, op eene schrikbarende wijze, zelfs den ondergaug van onzen veestapel bedreigt, leest men in Adolph Henke's Zeit­schrift für die Slaatsarzneikunde, 36e Jürhänzungsheft (zum 27e Jahrgange gehörend) Erlangen, 1847, bl. 1—147, eene beschou-wing, in betrekking tot de staatsveeartsenijkunst, geleverd door dr. Bernhard Eitler te Rottenberg am Neckar
Möge men ook met grond vermoeden en verwachten dat, onder alle de geschriften, die op deze ziekte betrekking hebben en in het licht zijn versehenen, ook dit stuk aan hh. veeartsen niet onbekend zij, zoo kan het ten algemeenen nutte niet over-bodig beschouwd worden het een en ander daaruit over te nemen voor onkundigen en voor allen, die bij den veestapel belang hebben cf daarmede i.i naauwe betrekking staan, en heu niet alleen te wijzen op alle middelen en oorzaken, die deze pest kunneu doen ontstaan en verspreiden, maar tevens om allen krachtdadig aan te sporen, die middelen en maatregelen te helpen bevorderen, welke tot beteugeling daarvan in het werk gesteld zijn en gesteld zullen worden. Het geldt hier het belang van het algemeen, het geldt hier het belang van ieder in het bijzonder, en waarmede zijn eigen welvaart, welligt zijn geheele schat en rijkdom, teu naauwste raquo;erbenden is. Het is uit dit laatste oogpuut, dat ik, met ter zijde steUing van al het geen op de ontwikkeling, het verloop, de verschijnselen, den aard der ziekte en hare behandeling betrekking heeft, het waag een kort overzigt te geven van de meest belangrijke zaken. die in dit werkje behandeld zijn, en de tneeste b^hartiging vereischen van hen, die, zelfs geen veeartsen zijude, nogtans het meeste belang hebben hun vee te kunnen vrijwaren en zieh voor groote, on-berekenbare schade te behoeden.
Onder alle meest gevreesde en meest verwoestende ziekten, waaraan het rundvee onderworpen is, is er, van de vroegste tijden af en in ledere landstreek geen ziekte, die meer schrik verspreid heeft als de zoogenaamde runderpest. Green wonder
-ocr page 8-
ook, daar Faust, in zijn werkje „Veber die runderpest,quot; te Leip­zig in 1797 uitgegeven, vermeldt, dat op het einde van de 18e eeuw, Duitschland alleen, 28 millioenen stuks vee daaraan ver-loor, en dit aantal tot 200 millioenen moest gebragt worden voor geheel Duitschland. Van hier verspreidde zieh de pest verder en verder en zoodanig uit, dat bijkans half Europa van hoorn-vee beroofd werd.
De geschiedenis dezer pest, die naar alle waarschijnlijkheid uit Binncn-Azie af komstig, van daar zieh over Europa verspreid heeft, verliest zieh in de hoogste en grijze oudheid. Reeds Mozes schijnt de ziekte, welke in Egypte geheerscht had, voor een dergelijke veepest gehouden te hebben, en in latere eeuwen hebben ondersoheidene sehrijvers melding gemaakt van eene ziekte, die in de meeste opzigten met de runderpest overeenkwam. Sanctus Endelechius gaf het eerst de beschrijving eener ziekle, (veepestj die, tegelijk met de mensohenpest, uit het oosten naar Europa werd overgebragt en, in het jaar 395 n. C, over Dal-matie en Pannonie, zieh uitspreidde over Illyrie, boven-Italie, Frankrijk en de Nederlanden. Ook tegen het einde der 6e eeuw, in het jaar 810 en 820, heeft zoodanige veepest gewoed in Hongarije, in 850 en 870 in Erankrijk, en in 878 in Duitsch­land, voornamelijk in de omstreken van den Ehijn. In 941 brak eene ongewone sterfte onder het rundvee uit, en in 942, nadat eene overstrooming had plaats gehad, stierf er zoo veel hoornvee, dat enkele stuks bebouden bleven. Hetzelfde had plaats in 960 in den Kerkelijken Staat Niet minder hevig brak, in 1223, dergelijke veeziekte uit, die, in het oosten ontstaan, zieh over Hongarije en Oostenrijk verspreidde, Italie, Duitschland en Engelaud aantastte, en, binnen de twee daaraanvolgende jaren, een groot gedeelte van het rundvee ten gronde rigtte. Hetzellde werd waargenomen in het jaar 1J33 ten gevolge van een pest, die, uit Hongarije en Duitschland was overgebragt, en zelfs wordt er melding gemaakt van eene zoo groote sterfte onder het rundvee, in 1272, dat daaruit een groote hougersnood ontstoud. Bij eene dergelijke pest, in 1299, stierven, volgens Parfuss, bijna alle koeijen op da wereld, en in de jaren 1442 en vooral in 1599 woedde dergelijke pest ouder het vee, in Frank­rijk, in Italie en in andere landen zoo hevig, dat het gebruik
-ocr page 9-
van ossenvleescli, vim kaas, botev eu mellc, op zware straftien, verboden werd. Mos^e men nuook uit alle deze berigten, waarin van veepeat gesproken wordt, en uit de beschrijvingen daarvan opinaken, dat ook andere hevige ziekten met dezen algemeenen nuiun bestempeld zijn geworden, zoo kan men nogtans daaruit opmaken, hoe In vroegerc eeuwen hevige en doodelijke ziekten onder het hoornvee geheerscht hebben. De eerste meer naauw-keurige beschrijving van de eigentlijk genoemde veepest schijnt waarachijnlijk door Lorinser gegeven te zijn en overeen tc komen met die welke Prascatori gegeven heeft van de ziekte, die, in 1514, te Verona zulke groote verwoestingen had aangerigt, en van die, welke aldaar in 1711 geheerscht heeft. In 163-j werd uit Hongarije, eene dergelijke in Italie ovcrgebragt, en verspreidde zieh, in 1630 längs da beide oevers van de Po. Met dit al verscheen eerst in 1710 eene naauwkeurige beschrijmg van de runderpest, die, in 1709, uit Tartarije overgevoerd, niet alleen in de omstreken van Moskou heerschte, raaar zieh verspreidde over Polen, Podolie, Bessarabia, Kroatie en Dalmatie, en die het gevolg was geweest van een zieken os, die de drijvers hadden doen opnemen in een sterk bezetten stal. Niet alleen kwam de geheele veestapel uit dezen stal om, maar de besmetting werd van daar ook overgebragt naar midden- en onder-Italie, waar de ziekte in Padua en in Rome werd waargenotnen, eu nij in bet koningrijk Napels zoo hevig woedde, dat binnen weinigc raaanden aldaar. 70,000 stuks hoornvee de slagtoffers daarvan werden. Later drong die ziekte door tot Piemont en Dauphine, Lynoise, Bourgogne, den Elzas, Duitsohland, Brabant en Hol­land. Hier in Holland gingen toen 300,000 stuks hoornvee ten gronde; in Friesland 40,000 stuks, en in Oostennjk 60,000 stuks. Volgeus uaauwkeurig gehouden lijsten van augustus 1713 af tot mei 1714 stierven er alleen in het gebied van Koine 36,252 stuks. In 1713 evenwel had' in Holland die pest reeds opgehouden evenals in Engeland, waar zij uit Holland was overgebragt. Door slagtvee, uit Podolie aangevoerd, verspreidde zieh de pest over Silezie, eu in Oostenrijk door vee, dat uit Hongarije was ingebragt. In denzelfden tijd, dat de ziekte uit Oostenrijk zieh over Euroiia verspreidde, zag men haar ook uit-brekeu in Lyflaud en Koerland, Pruissen, Pommeren, Mecklenburg,
-ocr page 10-
Holstein. Ja zelfs Denemarken eu meer noordelijk gelegen landen werden zoodanig door deze pest geteisterd, dat slechts enkele stuks hoornvee gespaard bleven. Onder de oorzaken, die tot derge-lijke algemeene verspreiding dier ziekte aanleiding gegeven had-den, mag men met regt de toen nog weinige kennis of liever onkunde rekenen, waarin men verkeerde omtrent den aard der ziekte, omtrent hare kracht van besmetting, hat daardoor tas­ten en zoeken naar geneesmiddelen, en het verzuim van het
nemeu van politiemaatregelen of het ontduiken daarvan. __ Ja
zelfs speelden de vooroordeelen daarbij eene groote rol, door-dien het onderzoek van zieke of gestorven beesten tot schände werd gerekend. Paulet berekende, dat in drie jaren , 1711— 1714, auderlialf mülioen (1.500.000) stuks hoornvee in Europa door de pest te gronde gingen, terwijl Schwarzkopf aangeeft, dat in deze zelfde drie jaren negen tiende gedeelte van al het hoornvee verwoest werd. In 1728 brak deze ziekte uit, die tot in 1830 aanhield, en toen Brandenburg, Oostenrijk en in het bijzonder Saksen teisterde. Zelfs ontstond aldaar die ziekte niet alleen in 1840, maar duurde zelfs onafgebroken voort tot het jaar 1856. — Van Hongarije en Bohemen uit, verspreidde die pest, in 1810 uitgebroken, zieh uit over Beijeren, Tyrol, Italic en geheel Duitschland. In 1742 was de ziekte doorge-drongen in Prankrijk en overgebra.2,t uit Lotharingen , terwijl zij zieh verder uitbreidde over de Nederlanden , Denemarken , Zweden, Lijfland, Koerland en Polen. — In Neder-Oostenrijk
werd zij waargenomen van 1739—1750 en evenzoo van 1754__
1780, bij welke gelegenheden jaarlijks 1000 tot 5000 stuks vee verloren gingen. In Bohemen woedde die pest gedurende 22 jaren onafgebroken voort, en sedert 1757 was zij bijna over gansch Europa verspreid. In 1756 was zij van de turksche grenzen in Hongarije doorgedrongen en verspreidde zieh toen al verder en verder tot aau de Noord- en Oostzee. In 1766 brak zij uit in de omstreken van Haarlem, drong door tot in Groningen en Eriesland en kwam in 1769 in Viaanderen. De verwoestingen die zij in de jaren 1770 en 1772 in Lijfland en Esthland aanrigtte, waren ontzettend en, gedurende dienzelfden tijd, in Holland van zoo grooten omvang, dat de veestapel bijna met geheelen ondergang bedreigd werd en, van regerings-
-ocr page 11-
wege, eene belooning van tacMig duizend gulden wetd beloofd op de uitvinding van een specifiek gcneesmiddel; maar op welke prijsvraag geen enkel antwoord werd ingezonden. Het aange-haalde möge reeds als hoogstvoldoende worden aangemerkt om op de kwaadaardigheid dezer ziekte en hare verspreiding de aandacht te vestigen. Zonder dat het ontstaan en de versprei­ding daarvan in de volgende jaren verder naauwkeurig te volgen, kunnen wij volstaan met de körte nog volgende opmer-kingen daaromtrent. In 1777—1780 woedde deze ziekte in Frankrijk, Viaanderen en in Oostenrijk. In 1784 in Italie, waarheen zij door slagtvee uit Hongarije en Turkije was over-gebragt en vervolgens naar Duitschland oversloeg. Bijzondere uitbreiding kreeg zij gedurende de oorlogzuchtige jaren 1792 tot 1801, en wel door middel van het vee, dat uit Hongarije afkomstig, de Oostenrijksche legers volgde. Zoo werd zij dan ook, in 1794 naar Piemont overgebragt, verspreidde zieh over Italie en Zwitserland en bezocht zelfs de hooge Alpen in de nabijheid van de Mont-blanc. In 1800 teisterde zij' vooral Beijeren, Fraukenland, Baden, Hessen en de Paltz. Alleen Bohemen verloor in 1799 tot 1801, 50.000 stuks hoornvee. Bijna overal zocht men toen naar middelen en geneeswijzen om die pest te bedwingen, zonder zieh nog veel te bemoeijen met strenge politie-maatregelen, die toch alleen het kwaad konden bedwingen. Sedert dien tijd brak de ziekte, nu hier, dau weder daar in meerdere of mindere woede uit, vooral gedurende de oorlogzuchtige jaren, van 1805 tot 1809; en de schade die zij in 1809, vooral in Oost-Pmissen veroorzaakte, was zoo groot, dat zelfs de krijgstoerustigen daardoor ter zijde werden gescho-ven. Zelfs in 1811 werd de ziekte door hongaarsch vee naar Silezie overgebragt en besmette 150 dorpen. Overal volgde zij de groote legers, en werd alzoo, in 1813, over geheel Duitschland verspreid; van waar zij dan in 1814 door hongaarsch en podolisch slagtvee door de verbonden mogendheden medege-voerd, naar Fiankrijk en de Nederlanden werd overgebragt en aldaar ontzettende verwoestingen aanrigtte, omdat men toen aldaar in den aanvartg daarmede onbekend was en eerst door dezelfde verwoestingen op hare besmettelijkheid indachtig werd gemaakt, Ofschoon nu gedurende 10 of 12 jaren de ziekte gesluimerd
-ocr page 12-
8
scheen te hebben, barstte zij uogtans in 1826 weder met zu'ke vvoede uit, dat in Lijfland en Esthland, na den aanvoev van Ukranische ossen, in sommige streken, bijna de geheele vee-stapel vernietigd werd. De oorzaak daarvan meet waarschijnlijk gezocht worden in de groote hitte en droogte van het jaar 1827, waardoor vele brennen en beeken uitdroogden, het gras verdorde en het veo verstoken werd van voedsel en water. Gedurende den russisch-turkschen oorlogin 1824 verspreidde zieh de ziekte over Zuid-Rusland, in Moldavie, Wallachijc, Bessalaquo; rabie, Volhynie, Podolie, Pruissen, Oostenrijk en Saksen. Hoewel zij in 1828 voor een groot gedeelte weder scheen opgeheven te zijn, had deze ziekte nogtans in dien tusschentijd zulke ver-woestingen aangerigl, dat in Honganje 30000, in Mähren 0000 en in Gallicie 12000 stuks vee verloren gingen. Niettegen-staande de strenge en in 1829 en 1830 genomen politie-maatregelen, brak zij noglans op vele plaatsen door Hongaarsch ingebragt vee, in Oostenrijk uit, maar werd hier en daar, ten gevolge van strenge afzondering, nog in bedwang gehouden; hoewel nog zelfs in de laatstverloopen jaren voortdurend ziekte-gevallen werden waargenomen, die verooraaakt werden door de ontelbaar aangevoerdo kudden van Podolisch, Bessarabisch en ander hoornvee, dat vooral te Olmutz op de groote veemarkt werd gebragt en waaronder zieh dikwijls enkele zieke beesten bevonden, die door de list en het bedrog der veehandelaars aan het meest strenge toezigt onttrokken werden. In het jaar 1844 barstte de ziekte, na groote overstroomingen en na de daardoor veroorzaakte venvoestingen, met bijzondere woede weder uit in Eusland en Bessarabie en werd verder door kudden uit Podolie aangevoerd, overgebragt naar Gallicie en Hongarije, cm zieh voider over Silezie enz. te verspreiden, en, wegens de overal aangerigte verwoestingen, aanleiding gaf tot het nemen van strenge afzonderingsmaatregelen door Pruissen; maar die nogtans niet kouden voorkomen, dat ook zelfs in de omstreken van Weenen groote schade daardoor veroorzaakt werden. In enkele streken werden alle dieren aangetast, en in Bohemen werden in 129 plaatsen of gemeenten 20(63 dieren aangetast, waarvnn slechts 106 stuks genazen Ook in Cairo brak die /iekte zoo hevig uit, dat Mehemed AH het bevel gaf, om ieder
-ocr page 13-
eigenaar, van wien een stuk vee stierf, te onthoofden. Intusschen kwam hij den volgenden dag tot andere gedachten, toen hij vernam, dat in twee dorpen reeds 600 stuks vee gestorven waren. Zoo schrikbarend en verwoestend en aanstekelijk deze ziekte ook möge zijn, schijnt zij nogtans allcen het hooruvee aan te tasten, met uitzondering zelfs van andere diersoorten die tot de familie der herkaaawende dieren 'behooren. Deze ziekte ont-staat in bepaalde besmettelijke uitslagziekten uit het oosten, en wel uit groot-Tartarije, uit de Ukraine , uit Moldavie en waarschijnlijk van de oostelijke grenzen van Gallicie, waar zij zieh bepaald genesteld heeft en van waar zij door de veedriften of kudden naar het westen en het noorden wordt overgebragt.
Ten onregte wordt, volgens Veith, Hongarije, ja ook GaL licie als haar vaderland aangegeven, terwijl, volgens Adomo wiczs noch Litthauwen noch Podoliä als zoodanig erkend mag worden.
In de meeste gevallen werd de ziekte verspreid door kudden van slagtvee, die uit Moldavie, uit Wallachije en Bessarabie werden aangevoerd uaar Oostenrijk. En de meeste schrijvers , die dit onderwerp behandeld hebben, komen daarin met elkaär overeen, dat de ziekte uit midden-Azie en het zuidoostelijk gedeelte van Buropa af komstig is, en van daar zieh over alle andere landen verspreidt. Intusschen heeft dit gevoelen toch bij anderen tegenspraak ontmoet, die van oordeel waren dat de veepest, onder dezelfde omstandigheden, even als de typhus by den mensch, oorspronkelijk en overal kon ontstaan en zieh verspreiden. In het algemeen evenwel is men vau oordeel, dat de ziekte allein door het overbrengen der besmettiug zieh in andere landen openbaart en zieh alsdan verder verspreidt.
Dezulken, die de zelfontwikkeling der veepest trachten te verdedigen, nemen als voorname oorzaak daartoe aan de over-matige beweging en de vermoeijenissen , die de overgebragte dieren moeten doorstaan, en waardoor de herkaauwing gestoord wordt, terwyl het versch'l in voedsel, en niet minder het ge-brek daaraan , ook als voorname oorzaken beschouwd moeten worden. Dit gevoelen schijnt evenwel aan twyfeling onderhevig te zijn, daar de ond^vinding leerde, hoe die ziekte soms uit-brak in kudden of driften van vee, dat met de meeste zorg
-ocr page 14-
10
verpleegd — daaibij uiet te veel door lauge togten vermoeid werd — en waaronder alsdan toch slechts enkele stuks vee werden aangetast, terwijl al de oTerige dieren verschoond bleven. Doch behalve deze aangevoerde gronden bragten zy tot bevestiging van hun gevoelen tevens aan, dat deze ziekte steeds met bijzondere kracht uitbrak en voortwoedde gedureode oor-logstijden, waarin het vee, dat de legers moest voeden en alzop volgen, aan buitengewone vermoeijenissen en ontberingen was blootgesteld. Ofschoon het niet tagen te spreken is, en de on-dervinding het voldoende bewezen heeft, dat oorlogstijden het ontstaan en het verspreiden dezer ziekte in hooge mate bevor­deren, zoo kan men daaruit de gevolgtrekking nog niet maken, dat hierin de oorsprong der ziekte te zoeken is, en te minder, daar het uitbrekeu en het verwoesten daarvan, op eene schro-melijke wijze juist waargeuomen is in het vredejaar 1811. De oorzaak alzoo van de verspreiding der ziekte in oorlogstijden moet voornamelijk gezoeht worden in de behoefte aan vleesch in de groote legers, waaraan dan op allerhande wijze moet voor-zien worden, en men dan niet alleen blootgesteld is aan de be-driegerijen van hen die het vee aanvoeren, maar ook een min­der naauwgezet onderzoek van het aangevoerd wordend vleesch kan plaats grijpen , terwijl dan overigens gebrek aan vpedsel, het voortdurend jagen, zware vermoeijenissen enz. enz. het vee voorbeschikken tot allerlei soorten van ziekten , en alzoo ook tot de veepest, die op zoo vele en onderscheidene wijzen en gelegenheden overgebragt kan worden.
In het algemeen mag men nu aannemen, dat de veepest eene typhöse, koortsach tige ziekte is, die alleen het rund- of hoornvee aantast, waarvan het contagium, onder gunstige omstandigheden, in de zuid-oostelijke en oostelijke streken van Europa en in da daaraan grenzende streken van Azie ontstaat en zieh ontvfikkelt, en niet als door overbrenging der besmetting of smetstof, van de opgenoemde streken naar elders wordt overgebragt, en alsdan daar uitbreekt. Slechts eenmaal worden evenwel de dieren ge-durende hun leven hierdoor aangetast. Zonder ons in te laten met de beschrijving dezer ziekte, met hire verschijnselen en verloop enz. (die slechts voor deskundüen van belang kouden z^jn, en die wij alzoo geheel ter zyde stellen), rekenen wij npg-
-ocr page 15-
11
\ taps de navolgende aanteekeuingen geachikt en wuardig om algemeen gekend te worden.
De verspreiding, het verloop en de voortgang dezer ziekte, lereren eenige bijzonderheden op, die tot de yolgende alge-meene Stellingen teraggebragt kunnen worden.
1.nbsp; nbsp;De runderpest tast alleen het rundvee aan, met ultsluiting van alle andere herkaauwende dieren. Zij verschoont ook den mensch; en, mögt men ook, op sommige tijden het ziek worden en het spoedig sterven van het gevogelte toegeschrevea hebben aan de besmetting door het rundvee aangebragt, zoo blyft nog-thans de twijfel over of niet beide ziekten, terzelfder tijd heer-schende, ook niet aan een en dezelfde oorzaak zouden toege-schreven kunnen worden , en die in een bederf van 4e damp-kringslucht bestaat.
2.nbsp; nbsp;Zonder verschil in leeftijd, in ligchaamsgesteldheid, by goede of siechte verpleging. tast deze ziekte het hoorn- of rund­vee aan, hefzij de beesten zieh in de open weiden bevinden, hetzij zij in stallen verzorgd worden , hetzij zij op bergachtige streken, hetzij zij in dalen rondloopen: hcewel ook enkele voorbeelden voorkomen , dat sommige dieren, bevrijd van be? smetting bleven, al waren zij zelfs met andere zieke dieren ver-eenigd. De kracht van de smetstof is zoo sterk, dat deze ziekte met regt aan het hoofd moet geplaatst worden van alle besmet-telijke ziekten, die pnder menschen en dieren worden waargeraquo; nomen, en die niet af^iankelijk is, zopals bij vele andere ziek­ten wordt waargenomen, van den invloed van wärmte of koude, van de verschillende jaargetijden of klimaten. Het is intusschen opmerkelijk. dat die dieren, die eenmaal deze ziekte hebben dpprgestaan, in het vervolg meestal daarvan verschoond blijveu, en alzoo slephts eenmaal in het leven daardoor aangetast wprden. Deze onvatbaarheid voor besmetting wprdt ook in het algemeen waargenomen bij die dieren, die in het eerste en zelfe in het tweede geslacht afstammen van voorheen aangetaste dieren; terwijl opk zelfs de vrucht dier dieren of de nog ongebpren kalveren, bij het heerschen dier pest, of geheel verschoond bleven, of in eenen zeer ligten graad later daardoor werden aangetast. Van day dan ook dat zoodanig vee, in Holland, voorheen en ook nu tegeu veel hpogere pryzen werd afgezet.
-ocr page 16-
12
3.nbsp; De veepest kau overal, in alle jaargetijden en bij ledere weersgesteldheid uitbreken en heersohen, zoodra er gelegenheid tot besmetting gegeven wordt. Zij kan alsdan gedurende jaren ach-tereen hare verwoestiugen aanrigten, zonder afhankelijk te zijn van het verschil der jaargetijden, van de hemelstreek, van den grond, van de verzorging van bet vee of van andere omstan-digbeden, die bij andere epidemiscbe ziekten wijzigingen doen ontstaan. Intusschen sehijnt zij in het algemeen gedurende den herfst toch het meest uit te breken en meer verwoestingen aan te rigten; maar in den winter af te nemen en in het voorjaar zachtaardiger te zijn; en waarvan niet alleen de invloed van het jaargetij en de zachtere weersgesteldheid, maar tevens het verblijf der dieren en andere meer gunstige omstandigheden als oorzaken erkend moeten worden.
4.nbsp; nbsp;In bergaehtige streken komt de veepest veel zeldzamer voor dan in läge en vlakke landen; maar, eenmaal in eerstge-noemde uitgebroken, zijn bare verwoestingen des te grooter. De oorzaak daarvan, heeft men daarin gezocht, dat het aange-voerde, vreemde en zieke vee, in de läge landen op de weiden worden gebragt en daar langer blijven; terwijl in de bergaeh­tige streken, de veeteelt ook in de behoefte aan slagtvee raoet voorzien.
5.nbsp; nbsp; Gewoonlijk worden sterke, goeddoorvoede beesten, en meestal ossen en stieren, het eerst door de ziekte aangetast en zijn er meestal de slagtoffers van; terwijl daarentegen vermagerde en oude dieren deze ziekte gemakkelijker doorstaan. Het ver-spreiden dezer ziekte en van haar contagium, geschied t volgens bepaalde regeis, die als eigendommelijk gehouden moeten worden. Wanneer men toch den loop en voortgang dezer pest van baren oorsprong af nagaat, dan wordt men dra overtuigd, dat zy uit ver verwijderde of meer in de nabijheid gelegen streken ontstaande, telkens al nader en nader aanrukt, en zij, van een enkel punt of eene enkele streek uitgaande, in andere streken uitbreekt wanneer middelijk of onmiddelijk de smetstof op an­dere runderen wordt overgebragt, ook dän wanneer alle andere oorzaken tot het ontstaan afwezig waren. De verspreiding evenwel dezer ziekte geschiedt noch plotsclijk noch op eens, maar zy plant zieh van Heveriede voort van het eene dier op
-ocr page 17-
13
liet andere, van de eene weide op de naastbijgelegeue, van de eene gemeente naar de andere, en alzoo van het eene land naar het andere, met des tlaquo; meerdere snelheid naarmate de omstan-digheden günstiger daartoe voorkomen. Bij den aanvang wordl steeds slechts ecu enkel dier, en in zeer enkele gevallen, eenige dieren tegelijk aangetast. Na verloop van acht tot tien dagen wordt het meest nabijstaande dier aangetast en dit draagt de smetstof na verloop van acht of tien dagen weder over aan de derde, die aan eeu vierde, enz. enz. Van daar is het dan ook af te leiden, dat die ziekte des te sneller en verderfelyker zieh verspreiden zal, wanneer zoodanig ziek geworden dier in het midden van den stal zieh bevindt en alzoo terzelfder tijd de smetstof ter wederzijden verspreidt. In dergelijke gevallen is alsdan de gang der besmetting moeijelijk meer te volgen, daar nu bijna iederen dag nieuwe ziektegevallen worden wanrgenomen. Van hier dan ook dat de verwoestingen des te sneller toenemen, wanneer uit kleinere stallen naar grootere, of, bij het ontstaau der ziekte in meerdere van elkaär verwijderde weiden, de smet­stof overal door de aangetaste dieren verspreid wordt. Opmer-kelijk is het hierbij hoe de verzamelplaatsen der aangevoerde dieren, de zoogenaamde depots, en alzoo ook de groote veemark-ten als de kernen of middenpunten moeten beschouwd worden, waarait zieh zeer snel deze pest naar alle kanten uitspreiden kan, al naarmate de aangetaste dieren her- of derwaarts worden overgevoerd. En zoo laat het zieh dan verklaren, hoe deze pest in het eerst in het oosten van Europa ontstaau, zoowel noord-westwaarts als zuid- en zuidwestwaarts zieh verspreid heeft, volgens gemaakte aanteekeningen van het jaar 1711 af tot op onzen tijd.
Zoo zeker als het uu is, dat bij ons inlandsch vee de ziekte door besmetting is ontstaan, zoo verschillend luiden daarentegen de gevoelens omtrent den eersten oorsprong daarvan. Sommige schrijvers zijn van oordeel dat de oorspronkelijke ontwikkeling der ziekte en het ontstaan van een contagium aan den zamen-loop van onderscheidene schadelijk werkende oorzaken meet toegeschreven worden, en waartoe moeten gebragt worden: moe-raslucht, uitwaseming van verrottende bewerktuigde ligchamen, stinkende herfstniist, aanhoudende koude en vochtigheid, siecht
-ocr page 18-
I
u
voedsel, bovenmatige ligohaamsbeweging, herhaalde verkoudheid, dikwijls gestoorde herkaauwing, vooral bij runderen, die aanhou-dend gedreven worden, te groote opeenhooping van runderen in kleine stallen, de schrik en angsten, waaraan, gedurende oorlogstijden, de runderen, die de legers moeten volgen, bloot-gesteld zijn enz. enz. Intusschen geven de meest naauwkeurige onderzoekingen de verzekering, dat deze ziekte, wanneer zij er-geus uitbreekt, altijd hären oorsprong te danken heeft aan een contagium, dat uit eene andere plaats is aangebragt en oor-spronkelijk afkomstig is van de weiderassen [Steppenraceri) of van het stapelvee. Belangrijk zijn bovendien de opmerkingen van Lorinser, waarvan wij dea voornaamsten inhoud hier willen mededeelen.
Even als vele andere gevaarlijke, pestaardige ziekten, typhus, gele koorts en oostersche pest, heerscht ook de runderpest niet op bepaalde tijdeu, maar breekt, in haar vadevland en onder bijzondere omstandigheden, bij tijd en wijle uit om, na korter of langer heerschen weder te verdwijnen. Niet altijd ontstaat zij, volgens het gevoelen van sommigen, alleen in de groote weiden (steppen), maar ook buiten deze streken, gedu­rende het overvoeren door andere landen.
Intusschen neemt de ziekte toch altijd haren oorsprong onder het stapelvee, bij welke de vatbaarheid of aanleg vermeerderd en begunstigd wordt door bijzondere omstandigheden, waaraan de dieren minder gewoon zijn en die gezocht moeten worden in zware vermoeijenissen, die de dieren bij hunne groote mar-schen moeten doorslaan, in de verandering van het klimaat, van hunne gewone levenswijs, in het verschil van voedsel enz.; zoodat de ziekte hierdoor ook kan ontstaan bij het vee, dat bij den aanvang van den togt nog volkomen gezond scheen en onder weg niet blootgesteld was geweest aan eenige besmetting. In­tusschen blijft men nog altijd in het onzekere omtrent het eerate ontstaan der ziekte; — maar de meeste waarnemingen brengen toch tot de slotsom, dat, in het algemeen, de ontwik-keling van het contagium eerst plaats grijpt tegen het einde van het tweede of bij het begin van het Sde tijdperk der ziektei wuarin bij de dieren het tränen der oogen en het uitvloeijen van vochten uit nous en bek worden waargenomen; — terwijl
-ocr page 19-
15
zelfs andere Bchrijvers van oordeel zijn dat de aangetaste dieren ook anderen kunnen besmetten, reeds in bet tijdperk dat de eerste, zicb nu en dan herhalende huiveringen worden opge-merkt en deze dieren zelf nog göeden eetlust hadden.
De kennis van den aard van dit pestcontagium is nog met een dik floers overtogen; maar voorzeker kan men tocb aaune-men, dat bet, zoowel in een vasten (vloeibaren) als in een vlugtigen toestand de ziekte kan doen ontstaan; dat de kracht van de smetstof alle kracht verloor nadat zij gedurende twee dagen in de open luebt aan bet zonlicht was blootgesteld geweest. Van hier dan ook dat sommigeu de zomer voor minder gunstig als de winter voor de besmelting beschouwd hebben.
Het overbrengen van de smetstof, in den vlugtigen vorm, gescbiedt hetzij door den adem, hetzij door de huidsaitwaseming, hetzij door de bloeddamp. De smetstof wordt alsdan in de lucbt verspreid en opgenomen en rondgevoerd, en steekt andere dieren aan, die, in de nabijheid van het zieke dier zicb bevin-den. Sommigen meenen echter dat deze besmetting niet plaats heeft op een afstand van 4 tot 6 eilen.
Niet minder wordt de smetstof verspreid door de uitdamping van de mest van zieke beesten, door bun vleesch en bun afval, doch meestentijds in eene bepaalde ruimte of omvang, die door sommigen tot op twintig sohredeu afstands van het aangetaste dier bepaald wordt. De kracht van de smetstof, in dezen vlug­tigen vorm, is sterker in besloten ruimten of stallen dan in de open lucbt.
Opmerkelijk is bet hierbij, dat de buidsuitwaseming en ook de damp, die uit bet afgetapte nog warme bleed opstijgt, reeds aanstekelijk zijn bij de eerste verschijnseleu der ziektej wanneer het dier door huiveringen wordt overvallen en alle overige vochten en ook de uitwerpselen zelfs nog onsehadelijk zijn. In bet 3de tijdperk der ziekte evenwel zijn alle uitgeworpen vloeistoffen, de tränen, bet neus- en mondslijm, en de vochten, die met de mest zieh entlasten, hoogst iemettetijk; en niet minder geldt dit van het darmslijm, van de gal, van de urine, van het vleescb waarin het water is afgespoeld, van de ruwe eu versehe buiden (die zelfs ua verloop van eenige dagen in Staat zijn de ziekte te kunnen overplanten), van bet vet, van
-ocr page 20-
de hooruen en klaauwen, van het stroo, -waarop het aangetaste dier gelegen heeft, van de werktuigen of gereedschappen, waarvan men zieh bij de behandeling bediend heeft, yan de kleeding-stukken der oppassers, van de dekkleeden, van touwen, van potten en pannen, hetzij van steen of ijzer, die gebruikt zijn geworden, in 66a woord, van alles wat eenigzins in meerdere of mindere mate in betrekking met het aangetaste dier geweest is of daarvan gebruik is gemaakt. Bijzonder lang aanstekend ziju de huiden dier dieren, die aan huiduitslag geleden hebben en waarvap de korsten nog aan het haar vastkleveu.
Vele moeyelijkheden heeft de bepaling in van den tijd, waarin de smetstof hare kracht en werking blijft behouden, daar zulks afhangt van de wijze waarop de peststof bewaard is gebleven, van den invloed der wij toetredende dampkringslucht, van de bitte en andere uitwendige omstandigheden. Gredurende inaaa-den lang heeft men die smetstof nog krachtig werkzaam ge-vonden, wanneer zij tusschen twee goed gesloten glasplaten bewaard was geworden.
Vicq d'Azyr entte zelfs door middel van vleeschstukken, afkomstig van dieren die aan de runderpest gestorven en langer dan drie maanden in kuilen begraven waren, twee koeijen in, die daarop ziek werden en stierven; en op deze wijze kan alzoo de smetstof hare kracht behouden in de mest van zieke dieren, en die zelfs onder de aarde bewaard is geworden.
Gewoonlijk geschiedt de besmetting door de inademing der reeds besmette lucht, wanneer namelijk gezoude dieren de mest van zieke dieren berieken, of hen zelve of hut stroo, de gereed­schappen of dc kleedingstukken van menschen belikken, die bezoedeld zijn met versehe besmettende uitwerpselen, of waar-mede de smetstof in vlugtigen toestand, verbonden is. Zoo werden dan gezonde dieren ziek, wanneer zij overgebragt werden over weiden of wegen, die kort geleden door ziek vee waren betreden, of door het drinken van het water uit beken of vijvers, waarin de ligchamen van dieren waren weggeworpen, die aan deze ziekte gestorven waren. Vooral had de besmetting van gezond vee des te spoediger plaats wanneer het gedtenkt werd door het water uit bronnen, regenbakken of verzamelplaatsen of stilstaande wateren, dat vooraf door aangetast vee besmet was geworden.
-ocr page 21-
17
Het ontstaan van de runderpest en het voortwoeden daarvan is alzoo toe te schrijvcu aan de eerste overbrengiug van het con-tagium; en dit heeft gewoonlijk plaats door middel van den grooten of kleinen veehandel, en voornamelijk wanneer de driften vee nit haar vaderland worden afgevoerd ten tijde dat aidaar de ziekte heerscht. Uit het vroeger aangehaalde laten zieh alzoo de onderscheidene wijzen en middelen verklaren, waarop de besmetting al verder en verder wordt overgebragt en meer en meer in uitbreiding toeneeint. Eeue der voornaamste aanleidende oorzaken van het verspreiden der besmetting moet men in de handelingcn, in het bedrog en in de schandelijke handelwijze zoeken van sommige veehandelaars en veedrijvers, die ieder verdacht schijnend stuk vee terstond slagten en het vleesch, evenais de afval, tegen zeer matigen prijs verkoopen, terwijl zij om dit doel te bereiken, aan zoodanig stuk vee cen been stuk slaan of verbrijzeleu, en het alzoo doen voor-komen, dat het verder vervoeren onmogelijk was. Van zooda-nige bezochte veemarkten wordt de ziekte alsdan verder en verder verspreid. Niet minder wordt het uitbrekeu en het verspreiden dezer pest bevorderd door de vleeschhouwers ten platten lande, die het een of ander verdacht stuk vee tegen een zeer matigen prijs opkoopen en weder aan anderen afzetten of op de veemarkten brengeu, of in hunne weiden laten rond-loopen. Deze wijze van de pest te doen uitbreken was zdd algemeen, dat in deze of gene gemeente, de ziekte niet ligt uitbreekt waar deze handelwijze niet heeft plaats gegrepen. En zoo groot is de kracht der besmetting dat zelfs bij het voorbijvoeren van een aangetast dier voorbij den stal waarvau de deur open staat, de daarin zieh bevindende dieren worden aangedaan.
Voegt men nu bij de reeds genoemde oorzaken, dat de looijers goedkoop de verpeste huiden opkoopen en overvoeren, dat de reeds aangetaste dieren op algemeene weiden gebragt, dat me-uigmaleu de reeds zieke trekossen bij den landbouw gebezigd worden en alzoo hun mest verspreid wordt, dat menigmaal bij het aanbrengen van onderscheidene middelen om de ziekte te vodrkomen, gebruik gemaakt wordt van reeds besmette Instru­menten door veeartsen of vilders, dat men door het beenlaquo; en
-ocr page 22-
18
#9632;
weergaan van eene verdachte plaats naar eene nog gezoude, door middel van kleederen, waarin de smetstof is doorgedrongen, de ziekte overbrengt, dat dit overbrengen der smetstof tcvetis ge-makkelijk kan geschieden door paarden, zwijnen, schapen, honden, katten, muizen, roofdieren en insekten, die met ziek vee in aauraking zijn geweest; dan voorwaiar behoeft men zieh niet te verwonderen, dat deze pest dikwijls zoo spoedig uitbreekt, noch over de vreeselijke verwoestingen die zij aanrigt.
Met voorbijgang van de beschrijving dier verschijnselen, die zieh bij deze ziekte voordoen, willen wij alleen nog het een en ander opteekenen, dat tot de algemeene en oppervlakkige kennis daarvan kan bijdragen.
G-edurende de geheele ziekte, van het begin af tot aan het einde, worden alle verschijnselen waargenomen, waardoor het lijdeu van het zenuw- en huidsysteem en vooral der slijmvlieaen zieh kenmerkt. In de meest gewone gevallen van besmetting schijnt het contagium, door inademing van besmette lacht, het eerst de slijmvliezen van den neus, van de keel en van de lucht-wegen, in alle hunne vertakkingeu, aan te taster., van daar uit zieh meer en meer te verspreiden, en zieh te openbaren door bederf van het bleed en door aandoeningen van het darm-kanaal.
De kracht der smetstof kan door aanhoudende inwerking van de dampkringslucht, en welligt ook door den invloed van mineraalzure dampen vernietigd worden, maar daarentegeu ook behoudun worden door afwering van licht en wärmte. Zoo weinig tot nog toe iedere behandeling dezer zoo vreeselijke ziekte door inwendige middelen heeft opgeleverd, zoo schijnt in het algemeen de inenting der smetstof de kwaadaardigheid der ziekte te kunnen temperen, en vooral wanneer bij de eerste verschijnselen der opkomende ziekte de noodige rust aan de dieren wordt gegeven, wanneer hun het voedsel wordt onthouden, daarentegen hun voedzame dranken worden toegestaan, en de huiduitwaseming bevorderd wordt.
Ten einde nu het uitbreken en het verspreiden dezer pest, zooveel mogelijk te keer te gaan, komt liet voornamelijk aan op het nemen van de noodige gezondheidspolitie-maatregelen, en deze kunnen dan teruggebragt worden:
-ocr page 23-
119
1.nbsp; tot het voorkomen van de oorspronkelijkÄ ontwikkeling der runderpest in haar oorsjmmkelijk väder'and;
2.nbsp; tot de meest mogelijke beperking der ziekte, wanneer zij zieh in een drift of in een stal openbaart;
3.nbsp; nbsp;tot het voorkomen, dat het contagium niet overgebragt en verspreid wordt in meer of minder ver afgelegene streken; en
4.nbsp; tot de vernietiging van de peststof, die door reeds aangetast vee achter is gelateh.
Met hoeveel duisterheid ook de oorsprong en de aard dezer ziekte omgeven is, zoude nogtans de gezondheidspolitie maat-regelen binnen nemen en voorschrijven, waardoor, vooral in het oorspronkelijk vaderland der ziekte, inAzie enEuropisch-Eusland, alle schijnbaar aanleidende oorzaken tot het doen ontstaan der ziekte worden nagegaan en zoo veel mogelijk worden opgehe-ven; daarbij alle zorgen aan te wenden tot behoud van de ge-zondheid der dieren, waartoe dan vooral behoort de zorg voor behoorlijk voedael en water, reinheid, bescherming voor aanhou-dende vochtigheid, verkoudhedeu en de afwering van alle andere dergelijke ziekte-oorzaken, die niet anders als door een streng en naauwkeurig toezigt op het vee kuunen ontdekt en erkend en afgeweerd worden.
Zoodra de pest in een stal of in een drift uitgebroken is, moet met de meeste naanwgezetheid gezorgd worden, dat zij zieh niet verder uitbreidt. Tot het bereiken van dit doel zijn, tot nog toe, drie middelen bekend, namelijk:
1.nbsp; de geheele afzondering van de aangetaste dieren van de gezonde;
2.nbsp; nbsp;het dooden en vernietigen van al het verdachte vee en van hunne stukken;
3.nbsp; nbsp;het iuenten of het overbrengen door inenting van de smetstof van zieke dieren op gezonden.
Wanneer men nagaat, dat in de uitgestrekte en vlakke land-streken aan de Wolga, de Don, de Dnieper, de Dniester en de Donau, de voornaamste weiden zijn, waar ontzettend groote hoe-veelheden vee worden aangetroffen, die jaarlijks over Polen en Hongarije naar Duitschland worden overgevoerd, dan zoude hier reeds het naauwkeurigst en meest aanhoudend toezigt op het vee een aanvahg nemen moeten en ieder ziek wordend stu'.v
-ocr page 24-
30
I
hoornvee niet alleen geheel moeten afgezondard en des noods gedood worden, maar ook die dieren, die het meest in de na-bijheid van het zieke dier geplaatst waren, weggevoerd en onder strenge bewaring geplaatst moeten worden. Mögt het geval zijn, dat de ziekte reeds eene groote uitbreiding verkregen had in een en dezelfde kudde, dan zoude die gansche kudde, naarmate omstandigheden en het jaargctij dit zouden toelaten, in het open veld naar eene bijzondere en geheel afgezonderde weide moeten overgebragt worden, die door uitgravingen iederen toegang kon beletten. Zoodanige weide raoet alsdan nict alleen ontoegan-kelijk gemaakt, maar binnen hare omtuiningen moeten ook alle menschen besloten gehouden worden, aan wien het toezigt en de verzorging van het aangetaste vee werd opgedragen. Deze opzigters zouden zieh daaruit niet mögen verwijderen dan na vooraf ontsmet of gedesinfecteerd te zijn. Eveneens zoude de toegang gesloten moeten blijven voor allerlei huisdieren, of hun het verlaten dier plaatsen onmogelijk gemaakt moeten worden. Het noodige voedsel enz. zoowel voor het daar opgesloten vee als voor de opzigters, zoude op eene afzonderlijke en afgeslotene plaats, die met de weide gemeenschap heeft, aangebragt en van daar afgehaald moeten worden. De aldaar gestorvene of gedoodde dieren moeten op dezelfde weide diep begraven worden en met hen alles, wat in eeuige aanraking met hen geweest is, of waaraan de smetstof zieh had kunnen hechten, zooals de huid, de haren . enz. enz.
In geval onder zekere kudde de ziekte zieh openbaarde zoude niet alleen dat enkele stuk vee terstond moeten afgezonderd worden, maar ook die dieren die zieh in hunne nabijheid had-den bevonden. Wanneer evenwel de ziekte uitbiak onder het gestalde vee, is het raadzaam, dat het nog gezond schijnend vee naar eene andere stal worde overgevoerd en alzoo de welligt reeds besmette stal kan ontloopen. Zoo zoude het ook raadzaam zijn, dat, wanneer de ziekte zieh openbaarde in eene kudde, op dezelfde weide grazende, niet alleen de aangetaste dieren werden afgevoerd, maar alle de overigen in kleine afdee-lingen van 5 tot 10 stuks gesplitst, in afzonderlijke weiden onder bepaald streng toezigt werden geplaatst ten einde, na verloop van 12 tot 14 dagen te kunnen bepalen of zij gezond
-ocr page 25-
21
waren gebleven of reeds de kiemen der ziekte bij hen gestrooid waren geworden. Hierbij zouden tevens de aangestelde Wächters of opzigters onder streng toezigt gehouden moeten worden, om niet, door onderling verkeer, het overbrengen der smetstof te bevorderen.
Ofschoon het dooden der aaugetaste dieren het zekerat en veiligst middel is om deze pest te onderdrukken , zoo is het nogtans niet tegen te spreken, dat daarmede soms onoverkome-lijke zwarigheden verbouden zijn. Eaadzaam zonde deze maat-regel zeker zijn om de ziekte, die zieh nog slechts bij enkele stuks vee of in eene beperkte ruimte geopenbaard had , te on­derdrukken; maar aan vele moeijelijkheden zoude men onder-hevig zijn, wanneer de ziekte in onderscheidene, ver van elkan-der gelegen streken had vertoond en door dezeu maatregel de geheele veestapel gevaar zourte loopen van verloren te gaan. Intusscben kan en zal in sommige gevallen dit middel het eenigste moeten zijn om de ziekte te bedwiugen, en waarbij de landman dan op onderscheidene wijzen, door veeverzekeringen enz., schadeloos kan gesteld worden voor bet verlies van zijn vee.
Zonder ons thans met de zwarigheden in te laten, die ook met deze veeverzekeringen gepaard gaan, willen wij slechts aanteekenen, dat het doodslaan der aangetaste dieren op eene bepaald daartoe aangewezen plaats, niet op een te grooten afstand gelegen, gesehiedde, opdat de afgang der zieke dieren de wegen of verblijfplaatsen niet verontreinige; dat de kuilen door vossen, honden en andere dieren niet opgegraven kuimen worden ; dat de lijken in kuilen van zes, acht of meer voeten diepte begra-ven, met kalk gevuld en met steenen gedekt of omsloten moe­ten worden; dat het stuk grond, hetwelk door het overgevoerd vee met bloed of uitwerpselen verontreinigd is geworden, naauw-keurig omgespit en omgegraven moet worden enz. enz. Het blijft intussehen hoogst raadzaam om toch, bij het nemen van dezen krachtigen maatregel en tot het verminderen van de vrees, dat de geheele veestapel verloren zoude kunnen gaan, enkele maatregelen in het oog te houden en te beproeven, of bij de eerste kenteekenen der ziekte, door geneeskundige behandeling, niet nog enkele stukken vee behouden zouden kunnen worden in daartoe afzonderlijk geplaatste peststallen, en onder alle
-ocr page 26-
122
Ml
voorzorgen, dat op geenerlei wijze de smetatof overgebragt zoude kunuen worden.
Omtrent de inentingsmethode van het nog gezonde vee, willen wij opmerken, dat, ofschoou vele bevvijzcii zouden kunneu aan-gevoerd worden, die ten voordeele daarvan pleiten, hiermede nogtans ook zwarigheden gepaard gaan, die niet geheel kunneu worden weggenomen en waardoor de keuze van den landbouwer of veehouder yrijgelaten zoude moetea worden of hy op het nog gezonde yee deze ziekte, hoewel in eenen veel ligteren graad en daarvoor met meerdere kans om het te behouden, zoude wenschen overgebragt te zien, dan niet. Hierbij zou­den dan de veeverzekeringsmaatschappijen veel nut kunnen stichten.
Bij al het aangehaalde willen wij nog voegen dat het vooral aan de gezondheidspolitietnaatregelen opgedragen blijft om het uitbreken en verspreiden dezer pest zooveel mogelijk te keer te gaan, en deze dan raoeten strekken:
1.nbsp; tot wering van al het vee uit de landen of streken, waaruit die pest kan overgebragt worden;
2.nbsp; tot het daarstellen van bepaalde en van elkaar verwijderde quarantaine inrigtiugen op de grenzen, waarheen het vee, uit landen komende, waar zieh de oorspronkelijke pest ontwikkelt, en alzoo de besmetting kan overbrengen, gedurende een be-paalden tijd van 10 tot 20 dagen kan vertoeven, en uiet eerder dan na een gezondheidsproef te hebben doorgestaan, op eeije verklaring van deskundigen, kan ingevoerd worden. Wij ont-houden ons van alle de strenge maatregelen na te gaan of aan te geven, die hierbij in het oog gehoudeu moeten worden, maar mögen ous niet onthouden van, met nadruk te wyzen op de groote gestrengheid, naauwgezetheid en eerlijkheid, waarmedc deze maatregelen ten uitvoer gelegd moeten worden.
Wat de vernietiging of verdelging aangaat van de smetstof, die door de vreemde aangevoerde dieren achter is gelaten, ook dan wanneer geene verschijnselen der ziekte zieh onder hen meer openbaart, en men alzoo mag aannemen, dat de ziekte geheel is geweken, dienen dan, onder megr anderen, de vol-geude maatregelen. Men zorge alzoo:
1. dat de stallen, waarin het zieke vee verpleegd is geworden.
-ocr page 27-
123
en alle middelen en alle werktuigen, die bij de beliandeling gebruikt zijn geworden, goed en naauwkearig gezuiverd worden door middel van chloordampen, waarmede de toegeslotene stallen of schüren rervuld, en deze naderhand, gedurende veertien dagen, doorgeluoht moeten worden. Bovendien moet de mest wegge-voerd, en de grond zoo diep uitgegraven worden als deze door meststoffen doorweekt is geworden. Slechts tijdelijk opgerigte en onkostbare schüren of stnllen moeten afgebroken en geheel vernietigd worden. Alle honten kribben en ruiven moeten af-geschaafd, aan groote hitte blootgesteld, met sterke loog afgeboend, of zelfs ook geheel vernietigd worden. De steenen troggen moe­ten met heete loog uitgebroeid, daarna met grof zand afgeschuurd, of zelfs beter nog, van alle kanten op nieuw afgebikt worden. De vloeideelen moeten weggebroken, eu verorand en door nieuwe vervangen worden; evenals de steenen platen of gangen. De wanden of muren van de stallen moeten afgekrabd of afgebikt, op nieuw met versehe kalk gepleisterd en met chloorkalkoplos-sing bestreken worden. Voor dat men nogtans de vloeren met nieuwe deelen voorzien, gepleisterd en aangestreken heeft, is het noodig, dat men over dag de stallen goed late lachten, en des nachts met chloordampen late doortrekken, om daarna de vloer met versch zand of aarde te bestrooijen of met nieuwe steenen te bestraten. Met de meeste naauwgezetheid als nu de stallen weder tot gebruik geschikt gemaakt kunnen worden, met dezelfde zorg en naauwlettendheid moet alles schoongemaakt, gezuiverd of des noods verbrand worden, wat bij de beliande­ling gebruikt is geworden, hetzij ijzeren kettingen of banden , die uitgegloeid moeten worden, hetzij steenen vaten of bakken, hetzij touwen of koorden, of dekkleeden, die, evenals de klee-dingstukken der oppassers, als niet veel waarde hebbende, ver­brand moeten worden.
Bovendien moet de mest, de afval der aangetaste dieren, het spoelwater enz., uit de stallen weggevoerd worden op zooveel mogelijk digt gemaakte en goed voorziene wagens, door paar-den getrokken; en geworpen worden in afgezonderde diepe kuilen, die met versehe aarde op nieuw weder worden aan-gevuld. Men drage bij dit wegvoeren de noodige zorg, dat telkens de gebruikte wagens op nieuw schoon gemaakt en ge-
-ocr page 28-
/24
zuiverd, en de wegen, waarlangs de wegvoering heeft plaats gehad, goed gereinigd worden.
Bij voorkeur dient de gezondheidspolitie hare aandacht te vestigen op het gebruik maken van den aftral van zieke, levende en gedoode koeijen, en waartoe gerekend worden de melk, de boter, de huiden enz. Ja zelfs werd het in 1737 in Engeland streng verboden om kalveren, zwijnen, lammeren enz. met de melk van zulke dieren te voeden. Voornamelijk dient deze waarschuwing ten opzigte van de huiden, waarmede vooral de smetstof langen tijd, tot 10 jaren toe, verbonden kan blijven; en het alzoo geraden is, den handel daarin te beperkeu , of onder streng opzigt te plaatsen , of zelfs de gedoode dieren met huid en al te tegraven.
Eindelijk dienen oTik de noodige maatregelen genomen te worden tot reiniging* of ontsmetting van menschen, die zieh met de behandeling van ziek vee hebben opgehouden, en die zelf daartoe geheel met zeepwater enz. zieh moeten afwasschen, maar wier kleedingstukken met loog et' azijn enz. doortrok-ken, langen tijd aan de versehe Incht moeten blootgesteld of beter uog verbrand worden.
Wenschelijk ware het, dat deze körte en oppervlakkige aan-teekeningen de algemeene aandacht gevestigd hadden op eene zoo verwoestende ziekte, die den ondergang van de veeteelt bedreigt eu de schroomelijkste gevolgen na zieh kan slepen — armoede en gebrek tan gevolge heeft, schatten doen verloren gaan — en alzoo met allen ernst alle krachten tot afwering en beteugeling daarvan, moet doen inspannen. Een ieder werke hiertoe mede; het geldt hier het algemeene belang, de algemeene welvaart.
Bij het algemeen uitbreken en het voortdurend heerschen van de veepest, werden van verschillende zijden onderscheidene middeleu aangeprezen en aangewend om deze vreeselijke ziekte te voorkomen en te behandelen. Onder allen schijnen die middelen het meest de aandacht getrokken te hebben, die het reinigen en reinhouden zoowel der stallen als der dieren zelven ten doel hadden, en die in het laatste geval werden aangewend om de huidsuitwasemmg zoo spoedig mogelijk op te wekken.
-ocr page 29-
raquo;25
te herstellen en te ouderhouden. Ten einde dit doel bij den mensch te verkrijgen werd in het belangrijke werkje van Louis Figuier l'Annee scientißque et industrielle, onzieme annee bl. 376, en in 1867 uitgegeven, het gebruik maken van ont-stoken voorloop, in een besloten badkuip of houten ton , aan-geraden. Deze wijze om binnen zeer körten tijd bij den mensch een krachtig zwoet te kunnen doen ontstaan , was als het ware eene bevestiging van hetgeen ik , nu 35 jaren geleden , reeds in 1832 , bij het uitbreken en heerschen der cholera asiatica had voorgesteld ; namelijk om door middel van een krib en daaronder geplaatste lamp met voorloop, drooge wärmte aan te brengen en gemakkelijk te onderhouden; en daardoor de werking van de huid op te wekken en te bevorderen, zoolang de omstandigheden dit zouden vereischen. Het is onnoodig de beschrijving dier zoogenoemde Verwarmingskrib , de afbeelding daarvan, de daarrnede genomeu proeveu , en het gebruik dat hier en daar daarvan is gemaakt, te herhalen. Het een en ander werd openbaar gemaakt in eene afzonderlijke beschrij­ving, uitgegeven te Amsterdam, bij de gebroeders Diederiks.
Vele en onderscheidene middelen werden nu bij de behan-deliug der veetyphus voorgeschreven en aangewend. De meesten hebben evenwel nog niet of niet genoeigt;zaam aan de verwachting beantwoord. Het waren meestal nog proefnemingen, die het gewenschte doel niet hebben kunnen doen bereiken. — En geen wonder dan ook, dat vele middelen werden ter zijde gesteld waarop men zieh vooraf meende te kunnen verlaten, en die weder door andere en nieuwere middelen vervangen moesten worden.
Zonder nog in het onderzoek naar den aard en het verloop en de behandeling der veetyphus te kunnen of te willen treden — maar in de gevoeldo noodzakelijkheid om alles te helpen aanwenden en beproeven, wat het vdorkomen en bedwingen dier schrikbarende ziekte zoude kunnen bevorderen, waag ik hot (schoon zelf geen veearts zijnde), aan het onderzoek en oordeel der vceartsen zelven het volgende te onderwerpen. Het doel dat men wcnscht te bereiken, bestaat in het her­stellen, bevordereu en onderhouden van de huidsuitwaseming bij de dieren - en daardoor zoo mogelijk de ziekte bij haar
-ocr page 30-
126
ontstaan ite breken, te doeu avorteren, en eene crisis te doen ontstaan. Dit middel met uiizondering van alle andere bij de behandeling nog vereischt word ende geneesmiddelen, zoude bestaan in het plaatscn der dieren, bij wie zieh de eerste ken-teekenen of prodromi der ziekte zieh openbaarden, in een houten kist of kast, die, uit losse planken te zamengesteld, door middel van pinnen of schroeven in elkaar gezet of uit elkaar genomen kan worden, en daardoor tot het vervoeren van de eene naar de andere plaats geschikt kan zijn. Ik stel mij voor dat dit eenvoudige werktuig zoude moeten ' bestaan in een kast van zoodanige hoogte en omvang, dat het beest gemakkelijk daarin kan staan of des noods kan liggen. De bodem moat bestaan in eene, van alle zijkanten en van onderen omslotene vloer of bak, die de noodige lengte en breedte meet hebben, en waarvan de inwendige ruimte eene hoogte moet hebben van 2J/2 ä 3 voeten. De bodem of grondvlakte van dezen bak, moet, in de lengte, eenigzins hellend gemaakt worden door het onderplaatsen van een steen of dikke lat, tot afvoering en wegruiming van onreinheden. Deze bak moet, aan de eene of andere zijwanden, met een klep of beweegbare schuif voorzien zijn om er een lamp in te kunnen doorbrengen en nederzetten; en van boven voorzien of gedekt worden met een latwerk, waarvan de latten eene tusschenruimte overlaten van 1 ä 2 duimen; of in plaats van latten, met een houten vloer, die met de noodige openingen voorzien is, ten einde aan de zieh ontwikkelende wärmte der lampen, vrije toegang te verschaffen tot het dier, dat op zoo­danige vloer gebragt is. Tot voorkoming van brand en tot bevordering der reinheid, kunnen deze latten of deze vloer, zoo al niet uit ijzeren bouten, dan toch uit latten van hout gemaakt en met zink of blik overdekt worden. Naarmate van de noodr zakelijkheid knnnen 1, 2 of meer lampen gebruikt worden. Deze lampen kunnen, des verkiezende, ingerigt worden naar de afbeelding die ik in mijn bovengenoemd stukje „de verwarmings-r krib, tot het aanbrengen en onderhouden van drooge wärmte'' gegeven heb en die mij als het meest geschikt is voorgekomen, zoowel om telkens en gemakkelijk te kunnen vullen als om de vlam van de ontstokene voorloop te vergrooten of te verkleinen, naarmate de omstandigheden zulks zouden vereischen.
#9632;
-ocr page 31-
127
Zoodra bet dier nu, over een aangebragt hellend vlak of plank, op dezen bodem, hetzy staande hetzij liggende gebragt, 60 met een wollen of andere dekeu gedekt is, worden nu de zijwanden en de deksel van de geheele kast, in sleuven, op bet voetstuk opgezet en met pinnen of sckroeven ineen gehouden. Een van de wanden, die namelijk waar zieh de kop van het dier bevindt, moet, tot doorlating naar buiten alleen van den kop, met 1 of 2 openingen voorzien zijn, waarvan de eene of de andere met een schuif of klep gesloten kau worden, naarmate bet dier staat of liggende is. Zoodra het dier behoorlijk ge-plaatst, en de kast geheei is opgeslagen, worden nu de lampen (I of 2) onder de vloer gebragt, aangestoken en, naar ver-eischte, brandende gehouden.
Tot het doen van wrijvingen of het aanbrengen van andere uitweadige middelen, het verwisselen van dekkleeden enz., zoude de gelegenheid gegeven kuimen worden door het aanbrengen van een of twee schuiven in een der zijwanden.
Wat de onkosten betreft tot het vervaardigen van zoodanig werktuig, deze zijn moeijelijk vooraf te berekenen. Zij kunnen evenwel, mijns bedunkens, toch niet zoo hoog zijn, dat men daardoor zoude afgeschrikt worden, en wel
1.nbsp; nbsp;omdat de geheele toestel van ruw en goedkoop hout gemaakt kan worden, dat, tot bevordering van reinheid, ge-schilderd kan worden.
2.nbsp; de lampen, die, door middel van grove katoenen lampen-pitten of ineengedraaid lampenkatoen in brand gehouden wor­den, kunnen uit gelakt blik bestaan (zie mijne aangehaalde beschryving).
3.nbsp; nbsp;de sterkte vsn de yoorloop behoeft slechts van 25deg; te zijn. De noodige hoeveelheid hangt af van de noodzakelijkheid van zoodanig warm luchtbad korter of langer tijd te moeten aanwenden.
4.nbsp; daar de geheele toestel uit en in elkaar genomen kau worden, is het alzoo tevens geschikt om van de eene plaats naar eene andere vervoerd te kunnen worden, maar waarbij vooraf bijzonder zorg moet gedragea worden, dat alles goed gereinigd en met chloorkalk gezniverd worde.
Ingeval nogtans het beschreven werktuig of nog te kostbaar
-ocr page 32-
28
mögt achijnen of zwarigheden tot het verroeren ontraoette, zoude bet des noods vervangen kunncn worden door een kap, koepel of klok, waaronder bet dier, met een deken gedekt, op stroo geplaatst of gelegd wordt, — welke klok vervaardigd kan wor­den van gevlochten teenen of van geschilderd ligt honten lat-werk, en die geheel wordt overdekt met wollen dekens of ander deksel, dat min of meer de vochtige dampen, door het uitbre-kend zweet der dieren voortgebragt, kan laten ontsnappen. Ook dit overtreksel kan met 1 of 2 openingen voorzien worden tot doorlating van den kop, en die, even als bij de beschrevene käst, en als bet ware door een gordijn gesloten of geopend kunnen worden. De lampen kunaeu alsdan, met eenige kleine voorzorgen tegen het ontstaan van brand bijv. dcor het omgeven met ijzergaas enz., in de nabijheid van het dier, onder deze tent geplaatst worden. Het spreekt evenwel van zelf, dat, na het gebruik ook van dezen toestel, alles goed gereinigd en met chloorkalk goed gezuiverd moet worden, ten einde voor het overbrengen der besmetting beveiligd te zijn, — terwijl de grootste zorg moet gedragen worden tot verwijdering en ver-branding van het gebruikte stroo en van alle die Stoffen, die, bij de behandeling gebruikt, de smetstof zouden kunnen over­brengen.
Mögt het eeu en ander medegedeelde zoo al niet tot eene gelukkige behandeling der veetyphus bijdragen, dan toch aan-leiding gegeven hebben tot het opsporen en beproeven van andere krachtige middelen om deze schrikbarende en verwoes-tende ziekte te verdrijven, zoude het oogmerk bereikt zijn.
NADEEE BESCHKIJVING VAN DE VEEWAEMINGSTOESTEL.
De honten bak A moet door eene, aan het hoofdeinde, daar-onder geplaatste klos b, in eene eenigzins hellende strekking, naar achteren toe, gebragt worden, ten einde de ontlastte Stoffen kunnen afvloeijen en weggeruimd of gereinigd worden door een klep c, die aan het achtereinde gemaakt, geopend en wederom gesloten kan worden.
Deze bak moet aan de zijwanden met een beweegbare klep, op Scharnieren ddd voorzien zijn om de lampen te kunnen
-ocr page 33-
:!9
plaatsen. De inwendige hoogte of diepte moet 2^ ä 3 voeten bedragen.
De lengte van de bak moet 1 ä 2 voet langer zijn dan de daarop te plaatsen käst E, ten einde het dief, in eene liggende houding, met den kop zoude ktmnen rüsten.
De bovenste oppervlakte van dezeu bak, waarop het dier längs eene losse hellende plank of vlakte/, of staande of liggende geplaatst wordt, moet bestaan uit een vloer ggg, van dwars loopende latten, die in afzonderlijke sleuven, 1 a l1/^ duim van elkanr verwijderd, in de zijwandeu van den bak gclegd worden, en, tot bevordoring zoowel van reinheid als tot Iiet vodrkomen van brand, met zink of buk moeten besingen zijn.
Op dezen bak wordt nu, uadat het dier met een wollen deken overdekt, daarop is gebragt, de käst E gebragt, waarvan de losse honten sclioUcn en het bovenstuk of deksel, in sleuven gevat, door middel van planen of schroeven, in en met elkaar verbonden worden.
De voorkant van dit bovenstuk E is, tot doorlating van den kop, met twee openiugun // h voorzien, die ieder afzonderlijk met een klep of schuif gesloten kau worden, ten einde deze of gene te gebruiken naarmate het dier zieh staande of in eene liggende houding bevindt.
Aan het boveueinde der zijwanden bevindt zieh een beweeg-bare klep i, waardoor men het kleed, waarmede het dier ge-dekt is, kan wegnemen of ververschen, en men tevens de gelegenheid vindt, cm wrijvingen of andere middelen te kunnen aanbrengen.
Deze bovenkast E zoude, zoowel tot besparing van onkosten, als tot het gemakkelijk vervoeren van de eene uaar de andere plaats, gemaakt kunuen worden van teenen-, bamboezen of honten geschilderd latwerk (zooals de gestipte lijnen aantoonen) en welke kooi dan geheel gpdekt wordt met een dek van wol, van zeildoek of van linnen enz,, dat te zamen vastgestrikt kan worden en waarin de reeds bovengenoemde openingen lih en i gemaakt worden, die nu, in plaats van met houten schuiven. met zoogenoemde gordijneu, gesloten kunnen worden.
Zoodanige kooi van latwerk, zoude des noods ook zonder de beschrevene honten bak A, gebruikt kunnen worden, door
-ocr page 34-
^^—mi
'
1
'^
30
ba^- over het, op het stroo geplaatste dier op te slaau, en ^tevens daaronder en daarbij de lampen te plaatsen. \ln beide gevallen kunnen de lampen,' tot voorkoming van brand of eenig ongemak, met een ijzer gaaswerk overdekt worden.
VEBWAÄMINGSKR1B.
I
ik_
-ocr page 35-
Schat der Gezondheid.
TUDSGHRIFTIoOR ALLE STANDEN,
TER BEVORDERI1NG VAN VOLKSWELVAART,
BOOK TEB8PBBIDING VAN EENVOTTDIGE BEÖINSELEN VAN
GEZONDHEIDSLEER
laquo;-11 openliare
GEZ0NDHEIDSRE6ELINamp;.
ONDEE HOOFD-EEDACTIE VAN
Dr. J E S S E en P O L A C K.
Nieutce Serie, le Jaarg. (lOeJaarg.) Prijs per halven jaarg. /1.50-De tegenvcoordigeUitgevers bevelendit nuttigeTijdschrift i— vooral met het oog op de meerdere belangstelling in de hygiene — beleefd in de protectie van hefc beschaafd publiek aan. De Jioofdredacteur Dr. JESSE, wordt thana in zijne moeijelijke taak (behalve door tal van medearbeiders) met dezen jaargang 1867 bijgestaan door Dr. POLACK (in plaats van den beer van Duijl, die, tot hun leedwezen verzocht heeft wegens andere drukke werkzaamheden daarvan ontheven te worden).
De EEESTE en TWEEDE AFL. mjjraquo; bij alle BoekA. TER IN ZAGE en kunnen opengesneden worden. By het laatste No. verschijnt een algemeene omslag (op beter papier gedrukt) en een inhoud.
FAMILIEMAGAZIJIN.
Zedeliße Lectutir van Uitspanning, tevens tot vergpreiding
van nuttige kundigheden. Xle jaargang. Met STAALPL. Prijs per halven jaargang / 2.10
Bij No. 7 verschijnt eene KOLOSSALE PLAAT, ter versierinff der Mükamer (GEOOTVADEJRS LIEVELING).
No. 1—3 zijn met keurige oorspronkelijke novellen geopend. In No. 5 verschijnt eene Novelle voor Dames.
Nieuw iijdschriil v de theor. en praktisebe Boowkunde
EN AANVERWANTE WETENSCHAPPEN. ondeb HOorDEEDACTiE van P. 1*. SchcflPelaar.
Prijs per halven jaarg. / 2.—.
HEDEN ZIJN VEESCHENEN:
de le en 2e aflbveeing van een
PEAKT. EN THEOE. HANDB. V. D. TIMMERMAN
Met uitslaande Platen. In Aflev.ll-lS vel. Compleet/3,
Na de verschijniug der 4e of laatste aflev. wordt de
prijs bepaÖd / 3,50.
No. 8 van de BIBLIOTHEEK voor Kumten
Bedrijven, Beroepen enz. Verzonden POZA, No. 6 der Bibliotheek toof Eederykerf.
Idem. Middrel tegen Schoonmoeders.
Bibliotheek voor Leger en Schuttery, 1—i.
-ocr page 36-
#9632;chat laquo;ter Cteaondlield. ülienwe Serie, ISeV, no. I—4. I'rijs per hauen j.
Ooder hoofdiedaetie van Dr. J #9632; s s s es Dr. P o l #9650; c k. NIETJW TIJDSCHBIFT voor de Theoretische en Prsktisrhe Bouwkumle en aanvei
wetenschsppen. Met pi. Onder hoofdred. van P. D. Scheffelaar. 1 e en2e Afl. Per lialven j, f PRAKTISCH EN TREOB. HANDB.voor den T1MMERMAN. met pi.. 1e en8e AJ. bij int..
J. H. Harte. Handboek voor Bouwkundige Ontwer
Mod e i b o e k voor archi t ecteu , aannemers, timicerliedeu, metselaars , tlecnhoi (tnkadoors, knnstdraaijers, smeden, beeldhouwers , huisschilders , kamerbehangers , naara der bouwkunde.cnz.—Geheel lu rzien, vernnderd en met modellen naar den nien atyl vermeerderd door Scheffeiaab. en Pietersen. De 1 e jaarg. is bij alle boekh. ter bezigt Prys per halven jaarg. met tekst laquo;n 3-1 pi. /I.S5. Ingenaaide Ex. f 3.30. Om de (andere maand verscliijnen 3 afleveringen. Voortaan zal het Handboek meer speciaal raquo;Bouwkandigequot; Sehetsen bevatten.
Zieglbr's leer der BouwstofFen. Handb. voor Bouwk. f Schiller. Oom en Neef, of de Verwarring. Blijsp. in 3 bedr. /( Prof. Reclam. Gezondheidsleer voor scholen en huisgez. f Fr. Harzer. De Grof- en Hoefsmid. Handboek
Smeden, Gezellen en Leerlicgen. üit het hoogd. naar de 2de verbeterde uitgaaf. Met fig./
D. P. van Weezel Scheffelaar. Toepasselijke Vraagstnk
op de Hatimr— en Vfcrktuigkiinde; voorafgeiiBBii door opheldfringen en formnl dienste van scliolen voor Middclbaar Ondcnvijs en tot eigen ocfenina. Stutica rn i'yui Met 25 figuren. 120 biz. De Wekker beooidc'lt deze Vraagstaklcfrn unnötig, f
Bavink. Haarboekje voor Pamt's en Heereii? mot pi. /0 Kcijl en Bi.ksch. Nieuwe Zangbundel voor de tfengd. /' Leerboek der Machinen en der IVJochaniea. la'gerigt
oiitlerwijs in die vakken op de burger- lt; u hoogere scliolen, en tot zclfonderrigt voor beceft der werktnigkunde. Oorspronkelijk bev.eiKt door Franz Lvckekbachük. De tweede grootendeels op nieuw bewerkt door Friedeich Kohi,. Vvij gevolgd en omgewerkt het hoogduitsch door van Weozoi Sch •#9632;-(elaar, Met 319 fig. en een alph. register. /
RoderichBenedix. EenVrouwdie de baas speelt. Blijsp.2 b./O
O. a. opgevoerd te Winsnm, Beetgum, JOieuwersl'iis. (4 personen).nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;amp;
Servaas de Bruun. List v. Vrouwen. Oorspr. blijsp. 1 bedr. f% Hacklander. De Verloren Zoon Tooneelspel in 3 b. z v , / Bopp. Eerste onderrigt in de Isatuurleer Ten gebru
op scholen voor lager oudeiwijs, en op volks^ en handwerkäächolcn, naar het hooedii
Volks-Citgafe. Bewerkt door P. D. S c h e f f e 1 a a r,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;f -,
IBICHAUD en VALLA.T, Keizer en Balling. Geschiedenis van Napoleon I en wetenswaä
bijzonderheden omtrent zijne gevangensehap. Voorafgegaau door ecne beknopte levensschej
de familie üonaparte en verrijkt met eene menigte aauteekeningen. J DDPARC Jr. I lt; gtvolgen eenerpreSk. Blijspel in 2 btdrijven fzoader vronwenj / Opgevoerd te Amsterdam, Almelo, Bols^ard, 'reda, Wondriehem, Rotterdam, Winkel, Zuidz
Wageningen enz. A. KRUG. Praclische Geodesio. Door D. P.vanWeeioi Sohefielakrquot; Met II /-EVANS en RECI.US. i e Gezondheids-Commissk tijuens lien börlop; in Koord-Amj
Door M. W C. G o r. I, Cfficier van Gezondheid. Mot niWaande plnut.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,#9632;'
#9632;laquo;UIJS^I': MlIMILBACm. Vier IliMttr. NWetiennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;/ 3
#9632;jIJCIAM a9Bi:ESamp;äii':B%']!\ %'ict(gt;K- ECliiatiuel. SSist.-ISoin. KeBieis.
bnste. 3 din. / S S5 s 1 ierbij komt later nog g i-a t is oen supplement.) JMKIKZKIj. IPrakUsch 8ilanlt;lI{oeIi voor den ^ETSliLA-.K. Met pi. f
LOUISE MUHDBACH. BAI, LIN GEN! / 2.4.quot;,. Door P. F. fan der Wnl
---------------------------Twee Eenvondige Geschiedenissen. Door dezelfde hand vertoa
lit vn /
POZA, naar Schilleu, Tieurspel in 5 bedrijven, looder vrouwen. Opgevoerd te Deventer
Heden versehenen:
Wolke van Getuigen. Maandschrilt ter verspreiding van ehristelijk leven en historische ke
No. 1. BÜ No. 7 zal eene iiaaije Premieplaat komen. Prijs per halven jaargang /1
Familiemagazijn. Zedelijke lectuur van oitspauniug, ttvciis tot verspreiding van nn
knndigheden. lie jaarg. I en 11. Itlet fraaije Premieplaat. Prijs per halv. j , met pi./
Het FAMILIEMAGAZIJN ia thans onder hoofdredactie van Dr. A. POLACK.
1'Homme Griraquo;. Denkwijze over den geest van het Ipger leder aanbevolen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;f (
Uitgave van de Bibliotheek voor Künsten, Bedrijven en Beroepen 1—8. Voor Bederi,
1—7. Voor Leger ea Schutterg 1—5.
Openbare en Geheiiazinnige Moordenaars. Eene volksvoorlezing van Dr. J. Sassu. / —
MIDDEL TEGEN SoHOONMOEDEBS. Blyspel in een bedrijf, Naar het Spaansoh
Don Manuel Juan Diana. Door Koning Lodewijkvan Beijeren.. Uit het Ho
voor Kederijkers bewerkt door Ferdinand,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;f (
m
-ocr page 37-
-ocr page 38-
/
-ocr page 39-