|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/I *
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/*.'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TRICHINEN-ZIEKTE
-
quot; laquo; #9632;quot;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;EN
TRICHINEN-VREES.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. A. W. VAN H00R1S ,
Kijks-Veearts le klasse te Amsterdam, Vice-President van het Collegie tot keuring van Levensmiddelen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
#9632;^S^^P^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
|
||
#9632;#9632;
|
||
|
||
#9632; ,
|
||
|
||
X
|
||
|
||
|
|
~mm
|
||||
raquo;
|
||||||
^
|
||||||
n
|
||||||
|
||||||
TRICHINEl^ZIEKTE
|
||||||
|
||||||
TRICHINEN-VREES.
|
||||||
|
||||||
C. A. W. VAN HOORN,
Rijks-Veearts 1* klasse te Amsterdam, Vice-President van het Collegie tot kenring van Levensmiddeleu.
|
||||||
|
||||||
|
||||||
#9632;S^ '^MSTEßD^
|
||||||
|
||||||
#9632; #9632; #9632; . #9632; - #9632;#9632;#9632;.;
|
D. TB;
|
EN.
|
||||
|
||||||
1864.
|
||||||
|
||||||
#9632;#9632; #9632; #9632; #9632;
|
||||||
|
||||||
, . #9632; #9632; #9632; .
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
|
#9632;
|
||
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
|||
|
|||
|
|||
TEICH INEtf-ZIEKTE
|
|||
|
|||
EN
|
|||
|
|||
TßlCHINEN-VEEES.
|
|
||
|
|||
raquo;Hoe men lang onkundig kan blijven van de oorzaak van quot; verschillende ziekten, möge blijken uit de sedert enkele jaren
*nbsp;meer bekend geworden Trichinosis, eene wormziekte welke ont-
*nbsp;staat door hat gebruik van varkensvleesch, afkomstig van dieren raquo;welke aan deze ziekte lijden, en waar de wormen noch door raquo;zouten, rooken of hraden, van het vleesch vernietigd worden raquo;en bij den mensch met het voedsel opgeuomen, tot de meest raquo;verschillende ziekten aanleiding gegeven hebben.quot; enz.
Naar aanleiding dezer woorden van Dr. C. G. ton Reeken, voorkomende in den raquo;Schat der Gezondheid,quot; 1863, blz. 359, gevoel ik mij opgewekt, iets over Trichinen mede te deelen. Door de lezers van dit tijdschrift bekend te maken met de triehinen, met de door dezen bij den mensch verwekte ziekte en met de voor-waarden, onder welke alleen deze ziekte ontstaan kan, hoop ik hen aan den eenen kant aan te sporen tot de noodige orazigtigheid, maar ook hen aan den anderen kant te vrijwarea voor eene over-drevene en noodelooze bezorgdheid en vrees, die door halfware en onjuiste voorstellingen van het te dachten gevaar zoo ligt worden opgewekt
In het jaar 1832 vond J. Hilton, leeraar in het Guy's-hospitaai te Londen, in de borstspieren van een' gestorven man, eene me-nigte kleine witte ligchaampjes, die, bij nader onderzoek, ovaal van vorm en tusschen de spiervezelen gehuisvest bleken te zijn. Hij hield deze witte ligchaampjes voor voortbrengselen van dier-
|
|||
|
|||
|
||
lijken oorsprong: een' worm echter herkende Hj niet. Eenigejaren later ontdekte de reeds toen beroemde K. Owen , dat in die witte ligcbaampjes een draadvormige, in eenige spiraalwindingen opge-rolde, kleine worm aanwezig was, die tot eene geheel eigenaar-dige diersoort behoorde — en wel tot de ingewandswormen even als lintwormen enz. — en onder den naam van Trichina spiralis (spiraalvormige haarworra) in bet systeem van bet dierenrijk opge-nomen werd. De grootte van dezen worm, zooals hij in bet vleescb voorkomt, is omstreeks 1 ned. streep. Virchow zegt ,/3 tot
% lijn-
Het vleescb, door Owen onderzocbt, was afkomstig uit bet St. Bartholomeus-hospitaal te Londen, waar de door Hilton meegedeelde verscbijnselen meermalen waren opgemerkt, terwijl Taget , een student, reeds vodr Owen bet bestaan van een kleine parasiet (d. i. een levend wezen, dat zieh op of in ea ten koste van een ander levend wezen voedt) had vermoed.
Het voorkomen van ingekokerde trichinen bij menschen werd sedert veelvuldig waargenomen in Engeland, Frankrijk, Duitscb-land, Denemarken en Noord-Amerika.
In 1847 werd door Küchenmeister de aandacht op de zon-derlinge omstandigheid gevestigd, dat de TricJdna spiralis ook in bet vleescb van bet varken was gevonden en in Noord-Amerika werd beweerd, dat het gebruik van raauw varkensvleesch den overgang der trichinen bij den mensch kon te weeg brengen.
Bij dieren — uitgezonderd varkens — komen deze wormen zeer zeldzaam voor. Men vond ze bij katten, kraaijen, havikken en mollen. Het schijnt echter twijfelachtig of de bij deze dieren voorkomende worm de ware Trichina spiralis zij.
Geliik men omtrent de levenswijze enz. dezer diertjes nog in het duistere verkeerde, zoo ook was bet omtrent bun' ligchaams-bouw. Men meende, dat de worm en bet kokertje, waarin hij gevonden werd, onafscheidelijk waren. Het onderzoek geschiedde dus alleen däar, waar witte puntjes in het vleescb werden gevonden. Later — gelijk de lezer straks zal ontwaren — werden ook wormpjes, zonder dat deze in kokertjes besloten waren, gevonden. Intusschen beschouwde men deze wormpjes als vrij onschuldige diertje?.
Hoe ze in het vleesch geraakten en op welke wijzeze ontstonden
|
||
|
||
|
||
bleef een räadsel. Keeds vodr langen tijd had men eene verklaring voor het ontstaan van sommige diersoorten gevonden. Deze verklaring had dit eigenaardige, dat ze zeer weinigen bevredigde, door alien werd aangenomen en in hooge mate onwaarschijnlijk was. Men meende n. 1. dat sommige dieren hun ontstaan niet aan de paring van een ouderpaar verschuldigd waren. Als de omstandigheden daartoe gunstig waren, dan kwam er, zoo rede-neerde men, uit water dat in bederf overging, uit darmslijm enz. enz. een dier voor den dag. Men noemde deze wijze van ontstaan van dieren: moederlooze vorming, spontane generatie. Wel waren er sommige dieren met zeer ontwikkelde Organen gevonden wier ontstaan niet als op deze wijze kon worden verklaard, — wel vond men het zonderling, dat het eene dier ouders en het andere die niet behoefde om het aanzijn te ontvangen; — maar, men kende nu eenmaal geen' anderen oorsprong, — de verklaring zelve was zeer gemakkelijk en men behielp er zieh dus zoo lang mogelijk mede.
Ofschoon men dus vreemd opzag, toen men deze haarwormpjes in het vleesch van menschen en dieren ontdekte, — op de vraag; hoe komen deze diertjes daar? was het antwoord gereed: raquo;door moederlooze vorming!quot; Dit antwoord bevreemdde niemand. Toen men haarwormen in het oog, blaaswortnen in het celweefsel ja zelfs in de hersenen had gevonden, had men zieh met dezelfde theorie beholpen en deze had alle partijen bevredigd.
Hoe gemakkelijk deze theorie nu ware, toch had ze een ge-brek: ze hield de kennis der ware oorzaak van het ontstaan en de levenswijze der trichinen enz. langen tijd tegen.
Toen men in den laatsten tijd helderder begrippen omtrent het ontstaan der dieren verkreeg en de Stelling laquo;zander Mem geen vruchtquot; algemeen werd aangenomen, werden ook omtrent Trichine veelvuldige nasporingen gedaan.
Door Herbebt, Küchenmeisteb en Leuckaet werden zeer vele wetenswaardige zaken aan het licht gebragt. Dewiji onder hunne opgaven eenige dwalingen voorkotnen, zullen we den lezer met de mededeeling van hun onderzoek niet vermoeijen.
Met de werkelijkheid overeenkomende begrippen van trichinen hebben we aan Prof. R. Viechow, een der grootste Duitsche geleerden, te danken. Zie hier eenige door hem medegedeelde feiten.
In 1859 had Viechow eenige levende ingekokerde, van den
|
||
|
||
|
||
6
mensch afkomstige trichinen aan een' hond ingegeven. ürie en een hnlven dag na de voedering vond hij in den darm talrijke, vrije en zeer ontwikkelde dieren van beiderlei kunne. Manne-lijke en vrouwelijke individuen waren duidelijk te ondersoheiden, terwijl hij in hun ligchaam talrijke eijeren en zaadcellen ontdekte. Uit deze en andere proeven bleek verder, dat de gevoederde trichinen uit het vleesch (spiertrichinen) zieh in den darm, binnen körten tijd, tot volwassen, geene verdere verandering ondergaande dieren (darmtrichinen) ontwikkelden. Deze dieren bragten levende jongen voort, die, zonder het ligchaam te verlaten, den darmwand doorboorden, zieh door het geheele ligchaam verspreidden, tot in de spierea (het vleesch) doordrongen en daar, wanneer het dier, waarin deze voorvallea plaats grepen, niet vroeger kwam te sterven, ingekokerd geraakten. In deze kokertjes bleven ze be-sloten, leidden daar een leven veel overeenkomende met de levens-valbaarheid van de kiem in den graankorrel of het ei, (Vikchow vergelijkt dezen levenstoestand bij schijndood) om het oogenblik af te wachten, waarop ze, door mensch of dier als voedsel opge-nomen, op hunne beurt ten leven ontwaakten, jongen voortbrag-ten en dan stierven.
Zijn trichinen met het voedsel opgenomen, dan bereiken ze in de darmen dikwijls de grootte van 3 ned. strepen. Ze zijn dan zeer doorschijnend en ontsnappen aan het onderzoek met het bloole oog. Door middel van zeer sterke mikroskopen zijn ze zelfs zeer moeijelijk, en slechts na het nemen van behoorlijke voorzorgen, te ontdekken.
De moeder-trichinen zijn verbazend vruchtbaar. Vikchow deelt mede, dat eene vrouwelijke trichina 200 jongen te gelijk ter wereld brengt en dat dit zieh binnen körten tijd verscheidene malen herhaalt. Vleesch, waarin ingekokerde trichinen aanwezig zijn, vertoont aan de oppervlakte hier en daar witte stipjes, kalk-achtige kokertjes n. 1. waarin de trichinen zijn opgesloten en die zieh na verloop van een paar maanden om den worm vormen, als hij de plaats zijner bestemming heeft bereikt.
Men heeft de trichinen in alle spieren gevonden: in die van het hoofd, den romp, de ledematen: alleen in het hart heeft men ze nog niet waargenomen.
Soms komen ze zeldzaam en op enkele plaatsen van het ligchaam
|
||
|
||
i
|
||
|
||
|
||
3*
|
||
|
||
7
|
||
|
||
voor; soms zijn ze menigvuldig en over het geheele ligchaam ver-spreid. Snijdt men een doorschijnend dun vlakje van eene spier, dan zijn meermalen op eene oppervlakte van vijf of zes vierkante strepen 60 trichinen gevonden.
Het is dus niet onmogelijk, dat met een paar hapjes vleesch , soms zeer vele trichinen in het ligchaam worden opgenomen. Bij de ontzettende vruchtbaarheid dezer diertjes lijdt het geen twijfel, of, onder deze omstandigheden, worden er in körten tijd milli-oenen jongen voortgebragt, die bij het rondtrekken door het ligchaam , en alvorens ze in de kalkachtige kokertjes opgesloten zijn , vreesselijke verwoestingen aanrigten, ja dikwijls geweldig lijden en den dood veroorzaken.
Zijn de jongen ter plaatse hunner bestemraing aangekomen, dan nemen ze, daar ze van mond, spijs- en darmkanaal zijn voorzien , binnen 3—5 weken 30 ä 40voudig in omvang toe. Deze groei staat met veranderingen in het spierweefsel in verband. Eerst schijnt er een ontstekingachtige toestand en later eene ont-aarding van het spierweefsel plaats te grijpen, welke ontsteking en ontaarding de verschillende ziekelijke verschijnselen der Tri-chinen-ziekte schijnen te veroorzaken. Heeft de jonge trichina hare woonplaats bereikt, dan vormt zieh om haar een bindweef-jLnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; selvlies (kapsel), terwijl, na verloop van eenige maanden en lang-
zamerhand, het kalkachtig kokertje daar omheen wordt afgezet. Heeft deze afscheiding opgehouden, dan heeft zieh om den worm eene krijtschaal gevormd: de worm zit daarin besloten als het ei in zijn schaal.
Ziedaar, wat we tot heden omtrent de huishouding dezer dieren weten. Oppervlakkig schijnt het zeker vreemd, dat dergelijke beest-jes, als ze ingekokerd zijn, eerst in het ligchaam van een ander dier moeten overgaan, alvorens ze hun geslacht kunnen voort-planten: voor hem, die de verschijnselen der teeltwisseling der lagere dieren kent, heeft deze levenswijze niets, dat kan be-vreemden. Merkwaardig is b, v. vooral de overgang van den blaas-staartworm (cysiicercus) in den bandworm {taenia). Niet minder opmerkelijk zijn de verhuizingen, die bij de verschillende soorten van paardenbremvlieg en runderbremvlieg , alvorens ze hare verwisselingen ondergaan, plaats hebben. Veeleer möge het onze verwondering wekken, dat de ziekte door deze
|
||
|
||
|
||
wormpjes teweeg gebragt, eerst sinds zoo körten tijd onderkend is, daar men toch wel mag aannemen, dat ze sedert langen tijd heeft geheerscht.
Hoe gevaarlijk het gebruik van trichinen be vat tend vleesch onder sommige omstandigheden is, leeren de volgende mede-deelingen.
In Januarij 1860 werd een meisje in het ziekenhuis te Leipzig opgenomen, dat aan groote afgematheid, verlies van eetlust, ver-stopping enz., benevens koorts en aanhoudende drukkende hoofd-pijn, leed. Later openbaarden zieh vreesselijke pijnen en eigen-aardige krommingen in de ledematen, zoodat de lijderes nacht noch dag rust genoot. Hierbij voegden zieh waterzucht en de verschijnselen van typheuse longaandoening, zoodat de patient binnen weinig dagen bezweek. De geneesheeren hadden gemeend met typhus (zenuw-zinkingkoorts) te doen te hebben en stonden zeer versteld, toen ze bij de lijkopening geene der verschijnselen daarvan ontdekten, maar in de spieren eene groote hoeveelheid trichinen vonden. Bij nader onderzoek bleek, dat in de maand December 1859 in het huis, waar dit meisje diende, weinige dagen voordat zij ziek werd, een varken was geslagt, — dat het meisje, eene bekende snoepster, van het raauwe vleesch had gegeten, — dat de slagter bij het worstmaken van het gehakte vleesch had geproefd en gedurende drie weken als verlamd was gewecst. Men nam aan, dat hij aan jicht had geleden, ten gevolge van het vat-ten van koude bij het slagten van datzelfde varken. Enkeleleden van het gezin, waaraan dat varken toebehoorde, waren ook ziek geweest, doch herstellende. — Bij onderzoek van het vleesch van dit varken, nog aanwezig, ham, worst enz., vond men eene me-nigte trichinen.
Intusschen schijnt Zenker de eerste geweest te zijn, die eene algemeen heerschende trichinen-ziekte onderkende en in de ham, de cervelaat- en bloedworst, trichinen aan wees. Een varken was op een landgoed bij Dresden geslagt; de slagter, delandeigenaar, de huishoudster, andere Heden waren zeer ziek geworden en een voorheen gezond dienstmeisje was gestorven. In haar lijk werd een overvloed van trichinen gevonden.
Prof. Viechow bevond, dat een konijn, dat door hem met trichinen, van dit meisje afkomstig, gevoed werd, naverloopvan
|
||
|
||
|
|||
;lt;v
|
9
eene maand stierf, nadat zijn vleesch met trichinen was opgevuld.
Van dit vleesch gaf hij een tweede te eten: het stierf weSr na eene maand.
Met het vleesch van dit tweede konijn werden op nieuw 3 ko-nijnen gevoed; twee daarvan stierven na 3, een na 4 weken.
Van het laatste werd weder vleesch gevoederd; ofschoon het dus gevoede dier weinig vleesch genoten had, stierf het na 6 weken.
Te Flauen, in het Saksisch Voigtland, werden in het begin van 1862 ruim 20 personen ziek, na het gebruik van trichinen bevattend vleesch, en wel een vijfde gedeelte dier personen zeer ernstig. De ligtere gevallen genazen na verloop van 4 weken, de ernstigeren duurden 8 weken tot 4 maanden en eene lijderes stierf, na vreeselijke smarten verduurd te hebben, na verloop van 2 maanden.
Te Kalbe aan de Saale vertoonde zieh de ziekte in het midden van 1862, Acht en dertig personen leden hier bijna gelijktijdig aan deze vreesselijke ziekte, waarvan er acht bezweken. In al deze gevallen werd bewezen, dat het gebruik van trichinen bevattend varkensvleesch de aanleidende oorzaak dezer ziekte was.
Doch van al deze epideraien was die te Hettstaedt nabij Eisleben de meest uitgebreide en verwoestende.
In het midden van October 1863 brak daar de in andere stre-ken reeds meermalen voorgekomen trichinen-ziekte uit; 130 personen kregen de ziekte, waarvan 30 stierven. De overigen zijn bijna allen genezen of herstellende. Die onmiddelijk door deze ziekte werden aangegrepen, stierven bijna allen; die later ziek werden, kregen haar in ligteren graad en zelden met doodelijken uitgang. Alle zieken hadden, voor zooverre men had kunnen nagaan, van hetzelfde met trichinen bezet geslagt varken gegeten, waarvan het vleesch grootendeels tot roost-worstjes bereid was. Uitwendig had het varken nergens eenig spoor van ziekte vertoond en de slagter, die een betrekkelijk hoogen prijs voor het dier had be-steed, had met zijne familie zelf daarvan gegeten. Hij, zoowel als zijne vrouw en zijn dienstmeisje zijn aan trichinen-ziekte over-leden. Onmiddelijk na het uitbreken der ziekte, meende Dr. Ruprecht te Hettstaedt de oorzaak daarvan in het gebruik van trichinen te moeten zoeken. De door hem en andere zaakkun-
|
||
I
|
|||
|
|||
|
|||
10
|
a
|
||
|
|||
digen, n. 1. door Professor Weber en den privaat-docent Dr. Colbeeg te Halle, gedane mikroskopische onderzoekingen hebben de juistheid der onderkenning boven alien twijfel verheven.
Behalve de genoemde zijn epideraien bekend geworden in Burg, (Pomraeren), Apolda, Weimar, zeer velegevallen in Engeland, en, voor zooverre bekend is, slechts e6n geval in Frankrijk.
Met vermelding der volgende feiten willen wij de opsomming der ziektegevallen besluiten.
In Junij 1851 werd eene reeks van personen in den omtrek van Hamburg ziek na het gebruik van ham, Drie personen stierven en verschillende anderen verkeerden gedurende langen tijd in eeu' zeer slependen toestand. Het geregtelijk onderzoek bleef zonder gevolg en men nam daarom ten laatste tot het zoogenaamdeham-of worsten-gif zijn toevlugt. De ham zelf werd nog gevonden; men kon hare geschiedenis tot op den slagter vervolgen; het Week, dat de ham om hare siechte hoedanigheid goedkooper was verkocht, zonder dat men omtrent het wezen dier siechte hoedanigheid iets kon ontdekken. Eerst later (zie C. Tüngel , in Virchow's Jrckifmgt;3. Bd. XXVIII S. 391) heeft Tüngel uit de zeer zorg-vuldig gestelde akten het bewijs geleverd, dat de verschijnselen en het beloop der ziekte naauwkeurig overeenkomen met die, welke wij van de trichinen-ziekte kennen.
Eene dergelijke, aan vergiftiging toegeschreven geschiedenis is de volgende:
In Februarij 1863 opereerde Langenbeck te Berlijnbij eenman een gezwel aan den hals. Gedurende de operatic zag Langenbeck dat de blootgelegde spieren vol verkalkte trichinen waren. Toen den man gevraagd werd, of hij nimmer op eene bijzondere wijze ziek geweest was, verhaalde hij eene wonderbare geschiedenis. In het jaar 1845 werd in Jessen, bij Merseburg, eene schoolinspectie gehouden. De commissie gebruikte gezamenlijk bij een' koopman een ontbijt (ham, worst, kaas enz.). Alleen een der leden ver-wijderde zieh, zonder iets anders als een glas rooden wijn ge-bruikt te hebben. De andere zeven dronken witten wijn en aten van de aangeregte spijzen. Alle zeven, waaronder de geopereerde, werden ziek en vier er van stierven. De verdenking viel' natuur-lijk op het maal en den gastheer. Een geregtelijk onderzoek, vooral naar den witten wijn, werd ingesteldj dit bleef zonder eenig
|
|
||
|
|||
|
||
11
gevolg; de gastheer echter kon van de verdenking, die op hem rustte, niet ontslagen raken en zag zieh eindelijk genoodzaakt naar Amerika te vertrekken.
Zeer opmerkelijk is de volgende ziektegeschiedenis:
Een Hamburger schip keerde van Valparaiso huiswaarts. Voor het uitzeilen kocht men daar een levend varken. Dit werd den litcn April van het voorleden jaar aan boord van het schip gesiegt. De bemanning gebruikte daarvan 30 pond; het overige werd gezouten. Bij het binnenloopen der haven werden sommigen ligt, anderen ernstig ongesteld. Twee personen stierven; bij den eenen, een zestienjangen scheepsjongen, die den 24l,,cn stierf, werden talrijke ^jpiet ingekokerde, levende trichinen in de spieren gevonden. Het nog voorhanden pekelvleesch, waarvan Virchow een stuk ontving, vertoonde evenzeer doch gestorven trichinen.
Virchow verhaalt dit geval. Jammer, dat hij bier de maand gedurende welke de scheepsjongen stierf, niet heeft genoemd. De maand April was het niet en zelfs kan, mijns erachtens, niet aan de maand Mei worden gedacht, als men den grooten afstandvan Valparaiso naar Hamburg in aanmerking neemt, en bovendien bedenkt, dat de ongelukkige knaap nog eenigen tijd na zijne aan-komst te Hamburg ziek is geweest. j:nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bij de beoordeeling van het verschillend gewigt en de beteeke-
nis dezer feiten, doen zieh verschillende vragen voor.
De ziekte, door het aanzijn van trichinen bij den mensch teweeg gebragt, openbaart zieh door uit een loopende belangrijke ver-schijnselen. Nu eens vertoonden zieh verschijnselen als bij darmcatarrhus, doorloop, gastrische storingen, dan verschijnselen van het lijden der bewegingswerktuigen , zwakheid, matheid , stijf-heid, pijn, als bij jicht en rheumatismus, dan weer zijn het koortsige toevallen als bij typhus en zenuwkoorts; ja zelfs heb-ben zieh verschijnselen van longtering voorgedaan.
De uitgang dezer ziekte is nu eens een spoedige, dan een lang-zame dood na smartelijk lijden. Na eene pijnlijke en slepende ongesteldheid keert dikwijls de gezondheid terug. De lijders herstellen , zonder eenig spoor der voorafgegane ziekte over te houden. Alleen blijven in de spieren de ingekokerde verkalkte wormen terug, die daar jaren kunnen verblijven, Opmerkingverdient het, dat het herstellen van deze ziekte juisb in het besloten geraken
|
||
|
||
|
||
12
dezer wormpjes in kalkachtige kokertjes schijnt te bestaan of al-thans daarmee schijnt gepaard te gaan. Bij hen, die aan deze ziekte gestorven waren, heeft men groote hoeveelhedea vrije tri-chinen, doch geene of zeer weinig in verkalkte kokertjes beslotene gevonden.
Krijgt men eene geringe hoeveelheid levende of voor leven vat-bare trichinen te gelijk met het voedsel in, dan zijn de ziektever-sehijnselen gering; met het toenemen van het aantal trichinen wordt het gevaar der ziekte grooter en is een doodelijke uitgang raeer te vreezen. Zijn er vele trichinen in het darmkanaal opge-nomen, dan openbaart zieh, vooral bij prikkelbare gesteilen, dik-wijls doorloop, ten gevolge waarvan vele trichinen uit het lig-chaam worden verwijderd en de persoon wordt gered.
Men bedenke echter, dat deze uitkomst gewoonlijk door de werking der natuur alleen wordt verkregen. De kunst vermag hier zeer weinig of niets. De geneesheer kan bij verschijnselen van darmeatarrhus steeds op het vermoeden komen, dat trichinen de ziekte hebben veroorzaakt. De wormen, die met de drek-stoffen worden ontlast, geven hem daaromtrent dan de zekerheid. Worden de wormen op deze wijze niet uit het ligehaam verwijderd, dan zullen ze het darmkanaal doorboren en zieh door het geheele ligehaam verspreiden.
In dit geval wordt het vermoeden dan alleen tot zekerheid, als bij den lijder aan ziekten, overeenkomende met jioht, rheumatismus enz., na het aanwenden van den harpoen, trichinen in het vleesch worden gevonden.
Geneesmiddelen — d. z. middelen die de trichinen in het ligehaam van mensch of dier kunnen dooden — zijn nog niet bekend.
Uit de hierboven vermelde ziektegevallen blijkt, dai de besmet-ting steeds door het gebruik van varlcensvleesch geschiedt. Wel beweerde men, dat ook andere dieren met trichina spiralis gevuld konden zijn, toch heeft een later naauwkeurig onderzoek dit niet bevestigd. Uitzondering is hier natuurlijk, wanneer de dieren op-zettelijk met T. spiralis worden gevoed. Men denke hier aan de proeven van Viechow bij konijnen en een' hond. Bij havikken, mollen enz. werd niet de T. spiralis maar de T, affinis gevonden.
Vikchow beweert, dat de ziektegevallen, die vroeger aan gebruik van worst- of haiamen-vergif — dit vergif was als zooda-
|
||
|
||
|
||
IS
nig, meende men, in ham en worst aanwezig en daaruit niet af te scheiden, — werden toegeschreven, inderdaad niet anders, als door het gebruik van vleesch, waarin trichinen aanwezig waren, veroorzaakt kunnen zijn.
Men heeft later beweerd, dat zelfs bij runderen en andere huisdieren dezelfde soort van trichinen was gevonden. Men meende dat de beetwortel vooral deze wormen bevatte. Wanneer deze wortel van zijne suikerdeelen is ontdaan, zoo zeide men, dan wordt hij aan het varken, het rund enz. gevoederd en door het nuttigen van het vleesch dezer dieren komt de trichine in het menschelijk ligchaam. — Deze meening wordt door de feiten niet bevestigd.
In tijden van gevaar heeft het nimmer aan menschen, die noodelooze vrees wisten op te wekken, outbroken. Zoo gaat het ook met de trichinen-ziekte. Wanneer men zieh niet streng houdt aan hetgene de feiten leeren, geraakt men ligtelijk op het veld der bespiegeling aan het dwalen en vervalt van de eene onwaar-heid in de andere.
Virchow zelf betreedt daar, waar hij de kennis der trichinen bij Mozes vermoedt, die om deze wormen het gebruik van var-kensvleesch als onrein verboden zou hebben , een gevaarlijk gebied.
Zoolang de ondervinding het tegendeel niet heeft bewezen, be-staat er alleen besmetting der trichinen van het varken op den mensch en omgekeerd, waardoor deze ziekte aanhoudend wordt onderhouden.
Viecbiow veronderstelt, dat trichinen van den mensch op het varken overgaan, als dit de uitwerpselen des menschen met het voeder binnen krijgt.
Ofschoon het varken uitsluitend de trichinen-ziekte bij den mensch veroorzaakt, zijn er bij het zwijn geene verschijnselen aanwezig, die het bestaan van trichinosis doen vermoeden. Men mag ook aannemen, dat wanneer trichinen gevonden worden bij varkens, die gewoonlijk als vet verkocht worden, deze wormen steeds ingekokerd en verkalkt zullen zijn. Deze varkeus zijn dus als herstelden van vroeger doorgestane trichinen-ziekte te beschouwen.
Door Haubner, Küchenmeister en Leisering, zijn zorgvul-dige voederingsproeven met vleesch, waarin trichinen waren, op varkens genomen, waarna inderdaad enkele en wel jongere dieren
|
||
|
||
|
||
14
ziek werden en zelfs stierven; in hunne gevolgtrekking uit deze proeven echter komen deze onderzoekers tot de Stelling, dat it men bij varkens van eene eigenlijke, door zehere en bepaalde verschijnselen gehenschetste trichinen-zielcte niet kan spreken.quot; Alle berigten over zoodanige varkens, die de besmetting bij menschen te weeg hebben gebragt, gewagen niet van eene eigenaar-dige ziekte der dieren.
Tot nu toe hebben we de huishoading van den spiraalvormig gewonden haarworm geschelst. Wij hebben gewezen op de ont-zettende vruchtbaarheid dezer dieren, hun voorkomen bij het varken en den mensch, waardoor, als ware het, de kring wordt gevormd, wiens aanzijn deze dieren behoeven, zal hun voortbe-staan verzekerd worden. — Wij hebben niet geaarzeld den lezer de vreeselijke gevaren te doen kennen die door trichinen-ziekte worden te weeg gebragt, — overtuigd als we zijn, dat de kennis van eenig gevaar veel aan de dikwijls door gebrek aan kennis overdreven ijsselijkheid daarvan ontneemt. De taak rust thans nog op mij, eenige opmerkingen over het gebruik van raania, gerookt, gezouten, gelraden en gekookt varkensvleesch in het midden te brengen. Alvorens dit laatste gedeelte dier taak te vervullen, zij mij vergund den lezer eenige oogenblikken bezig te houden met de vraag: of het noodig zij, dat door het rijk of eene gemeente bijzondere maatregelen worden genomen ter voor-koming der verspreiding dezer ziekte.
Virchow beweert, *dat eene sorgvuldige vleesch-keuring moet gehouden worden.quot; Laat ons eens zien op welke wijze hij die wil uitgevoerd hebben.
raquo;Daar er,quot; zegt hij, raquo;geen zeker teeken aanwezig is om de trichinen-ziekte bij het levende varken te onderkennen, zoo blijft er niets anders over, dan een zorgvuldig onderzoek van het vleesch. Alleen in de gevallen, waar de trichinen ingekokerd en verkalkt zijn, kan men deze met het bloote oog onderscheiden; meestal echter is een mikroskopisch onderzoek noodig om zieh te over-tuigen, dat wat men met het bloote oog heeft gezien werkelijk ingekokerde trichinen, en geene vetcellen zijn, met welke laatsten zij, zonder het aanwenden van het mikroskoop, zeer ligt kunnen
|
||
|
||
|
||
15
worden verwisseld. Mikroskopen van matige vergrooting zijn daarvoor voldoende, mits ze van goede hoedanigheid zijn.
De vraag doet zieh voor, wie zal deze onderzoekingen ver-rigten ?
Het antwoord is: In de sieden moet overal eene vleesch-keur door heambten ingesteld tcorden, welke keuring door arisen, vee-arlsen en andere naiuur hundig en icordt verrigi.
In groote steden was dit het eenvoudigst in te rigten, als men openlijke slagthuizen oprigtte. Ook zonder de trichinen in aan-merking te nemen, leveren deze inrigtingen veel goedsop, enmet regt heeft men in verschillende streken, ook van Duitschland, tot het bouwen daarvan besloten 1). In de steden wordt daardoor eene gewigtige bron van onreinheid van goten, tuinen en huizen gestopt. Heeft men slagthuizen, dan is niets eenvoudiger, dan daarin een mikroskopisch onderzoek te doen plaats hebben en geen varkensvleesch tot verkoop toe te laten, zonder eene ver-klaring der ambtenaren omtrent de zuiverheid van het geslagte dier. De met het toezigt belaste ambtenaar moet van verscheidene spieren van hetzelfde dier kleine stukjes onderzoeken, dat in den tijd van tien minuten kan geschieden, waarna de verklaring door middel van zijne handteekening wordt bekrachtigd.quot;
Zoo moet gehandeld worden door het gansche land, ja door de geheele wereld, * en,quot; beweert Virchow , laquo;• dit alles kan geschieden met zeer veel gemak en weinig omslag.quot;
Schrijver dezes is het op verre na niet met Prof. Virchow eens. Zal eene mikroskopische vleesch-keuring volkomen zekerheid geven, dan moeten alle spieren, groote en kleine, op de plaats waar ze in de pezen overgaan (dewijl de trichinen zieh in dit gedeelte der spieren vestigen), naauwkeurig worden onderzocht. Is de maatregel niet door de geheele wereld genomen, dan is ze niets afdoende. Dagelijks heeft er bijv. te Amsterdam een groote aanvoer van worst, ham enz. van elders, zelfs van het buitenland plaats. Ook deze dienen mikroskopisch onderzocht; bij harn laat zieh de mogelijkheid van zoodanig onderzoek nog
|
||
|
||
1) Men zie over het oprigten van slagthuizen het opstel van Mr. W. R. Boss in den .Schal der Oezondheidquot; 1869, blz. 257.
|
||
|
||
|
|||
16
denken, maar hoe dit bij worst moet plaats hebben, wil de verbruiker eenige zekerheid erlangen, verklaar ik niet te kunnen begrijpen.
Met den geheelen maatregel van mikroskopisch onderzoek — hoe eenvoudig in de toepassing volgens het oordeel van Prof. Viechow, — gepaard met de benoeming van deskundige beambten, kan ik mij das, als zijnde die maatregelen praktisch omiitvoer-baar, niet vereenigen. Een heirleger van zoodanige beambten en de toepassing van vreesselijk fiscale maatregelen, die den handel ten eenen male zouden stremmen, — ziedaar alles, watzoodanige vleesch-keur zou te weeg brengen. Wee uwer dan nog, Indien het kleinste stukje vleesch aan dcze keuring mögt ontsnappen !
Maar, vraagt men welligt, moet er dan niets worden gedaan, om de gevaren, die dreigen, af te wenden? Voorzeker, iets moet er gedaan. Schrijver dazes is lid van het Collegie tot keuring van levensmiddelen te Amsterdam en meer speciaal belast met het toezigt over vee en vleesch. De maatregelen door dat collegie tot heden genomen bestaan daarin, dat een streng toezigt op varkens en varkensvleesch wordt uitgeoefend en de handelaars met de gevaren der trichinen-ziekte worden bekend gemaakt. Verder heeft men zieh voorgesteld het publiek zooveel mogelijk voor te lichten; het bewijs, dat men ernstig gezind is dit voomemen uit te voeren, vindt de lezer, onder anderen, in deze regelen.
Zoolang ik geene andere zienswijze over deze ziekte krijg, meen ik ook geene andere maatregelen te mögen aanbevelen.
Het verdient opmerking, dat de trichinen-ziekte slechts eenmaal in Frankrijk, en veelvuldig in Engeland, Duitschland—vooral in Saxen —Denemarken en Noord-Amerika is waargenomen. Het geval in Frankrijk laat ik buiten aanmerking. In de overige genoemde landen wordt zeer veel raauw of half raauw varkensvleesch gegeten (ham, knakworst, roost-worst, enz.). Verder verdient het opmerking, dat bij de bovenvermelde ziekte-gevallen juist die het gevaarlijkst waren, waar patient raauw vleesch had genuttigd. In de epidemie te Burg werd dit weer op in het oog vallende wijze bewezen. Eene yrouw, die raauw vleesch op brood gegeten had, stierf; haar kleine kind, dat den lepel, waarmeß het vleesch over het brood gestreken was, had afgelikt, werd in een' ligten graad ziek. De
|
|
||
|
|||
|
||
17
slagters hebben bij het slagten veelal de gewoonte, van tijd tot tijd, het mes iu den raond te nemen; zelfs dit moeten wij afraden. Het pfoeven van bet gehakt is boogst gevaarlijk.
Nadat in ons land het gebruik van Beijersch bier isingevoerd, is ook het gebruik van raauwe ham enz. tot ons gekomen. — Sommige soorten van Duitsche worst komen te weinig gerookt tot ons. Het gebruik van raauwe ham, worst en varkensvleesck in het algemeenraoet, s\s hoogst i/evaarlijk, sterk worden ontraden.
Den bezoekers der Beijersche bierhuizen, den eigenaars dier inrigtingen, den restaurateurs, den logementhouders enz. zij dus de meeste voorzigtigheid annbevolen.
Behoorlijk getauten en gerookt vleesch, kan, zelfs in raauioen toestand, geen nadeel te weeg brengen: door behoorlijk zouten of rooken worden de trichinen gedood. Hierboven hebben wij de zieklegeschiedenis bij de bemanning van een te Hamburg uit Valparaiso aangekomen schip vermeld. Het gezouten vleesch, dat van hetzelfde varken, dat de ziekte had veroorzaakt, afkomstig was, bevatte ook trichinen, doch ze waren dood.
W'ordt vleesch behoorlijk gerookt, dan is het gebruik daarvan niet gevaarlijk. Is het vleesch na het rooken gedurende b. v. een halfjaar bewaard, dan kan men verzekerd zijn, dat de trichinen zijn gestorven.
Intusschen moeten we het gebruik van gezouten en gerookt varkensvleesch in raauwen toestand ontraden. Tegenwoordig wordt vooral in Duitschland zeer onvoldoende gerookt en gezouten. Uitwendig is dat zeer moeijelijk te onderkennen; het gebruik van zoodanig vleesch in raauwen toestand is dus onvoorzigtig.
Braden, wanneer dit voldoende wordt verrigt, maakt varkensvleesch, al zijn daarin trichinen aanwezig, onschadelijk. — Men heeft bevonden dat trichinen sterven, wanneer het eiwit stolt (50 of 60deg; Keaumur). Het verdient opmerking dat nergens in ons land gebraden oi gekookt varkensvleesch wordt gebruikt of het most gan.r zijn. Verschillende koks hebben mij in dit gevoelen ver-sterkt; raquo;het varkensvleesch, mijnheer, wordt gediend ctti^ ajm?^!quot; dat was hun eenparig antwoord, wanneer ik naar hunne meening daaromtrent vroeg.
Het schijnt, dat in Holland ongaar varkensvleesch tot de spijzen behoort, die bepaalden weerzin opwekken.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
18
Daar ik mil heb voorgesteld vooral in het belang onzer huis-moeders te sciirijveu, zal ik mij onthouden de proeven, omtrent de warmtegraden van vleesch bij koken en braden door Küchenmeister genomen, te volgen.
Hat varkensvleesch gaar te koken of te braden, ziedaar het geheele geheim, waavop de voorkoming van het gevaar om door trichinen-ziekte te worden aangedaan, berust. Dit voorschrift kan niet te veelvuldig worden herhaald en verbreid.
Bij de epidemic te Hettstaedt beweerde men, dat de ziekte na het gebruik van gekookte worst was ontstaan. Naauwkeurige on-derzoekingen van Dr. Muller hebben aan het licht gebragt, dat de toen gcnuttigdc worst van gekookt vleesch was gestopt, doch dat men daarmede raauw vleesch had gemengd.
Wanneer is het vleesch gaar ? De geleerden zeggen als het eiwit is gestold en ik heb daar vrede mee. De koks en keukenmeiden enz. beweren dat vleesch gaar is, als het, wanneer het wordt doorgesneden, niet rood of bloedig is. Hecft uwe keukenmeid dus rood of bloedig vleesch opgedragen , dan raad ik hel gebruik daarvan ernstig af.
Het denkbeeld, dat varkensvleesch zulke gevaarlijke diertjes bevat, zal misschien velen van het gebruik daarvan afschrikken.— Eilieve, stel u gerust; de geheele schepping krioelt van myriaden van diertjes, die aan onze waarneming ontsnappen,
Gevoelt ge afkeer van varkensvleesch, omdat daarin weleens trichinen worden gevonden, en deinst ge terug voor het gevaar van daardoor te worden besmet, dan moet ik u het gebruik van rundvleesch en vooral van visch ontraden: in deze dieren worden niet zelden even walgelijke ingewandswormen (parasiten) gevonden.
Voor dat ik van den lezer afscheid neem, nog eene opmerking. Gedurende den afgeloopen winter heb ik doorgaans eenraaal ge-durende eene week en dikmaals tweemalen, gebakken varkens-carbonaden, varkensworst enz. genuttigd; ik heb dit ondanks hen, die door middel der trichinen vrees wilden aanjagen, met de grootste gerustheid genuttigd, nadat ik mij bij het doorsnijden overtuigd had, dat deze spijzen gaar ter tafel waren gebragt.
Met het stellen dezer regelen meen ik de bewering vanquot;Dr. von Eeeken , in het begin van dit opstel aangehaald, genoegzaam wederlegd te hebben. Mögt ik bij sommigen voorzigtigheid bij
|
||
|
||
|
||
19
het gebruik van varkensvleesch hebben doen ontstaan, bij anderen eene nuttelooze vrees daar voor hebben weggenomen, dan is het doel, dat ik mij met het stellen dezer regelen voorstelde, bereikt.
Het was niet te vergen dat ik alles, wat in de voorafgaande regelen voorkomt, aan eigen ervaring had ontleend. De door mij geraadpleegde werken, waaruit ik sommige mededeelingen woorde-lijk heb overgenomen, zijn da volgende:
k Bar Stellung der Lehre von den Trichinen für Laien und Aerzte, von Eod. Virchow, Br. med. etpldl., zweite vermehrte Auflage quot; waarvan eene vertaling door Dr. D. J. Costeh wordt te gemoet gezien.
'Finnen und Trichinen, Zweite Auflagequot; waarvan bereids eene vertaling door dezelfde hand is versehenen.
raquo;Sicherer Schutz gegen Trichinen- und Mnnenansteckung von Dr. Wilh. Schilling.
raquo;Ber Thierarzt. Zeitschrift.'quot; Jaargang 1862 en 1863 en eindelijk:
' Landwirthschaftlicher Anzeiger {Probe-Nummer). 1864.quot;
C. A. W. VAN HOORISr, Amsterdam,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Eijksveearts leklasse, vice-president van het
Maart 1864.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Collegia tot keuring van levensmiddelen te Amsterdam.
|
||
|
||
*
|
||
|
||
|
||
^ZT'Z
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||