|
||
|
||
|
||
|
||
RIJKSUNIVERSITEITTE UTRECHT
|
||
|
||
|
||
|
||
2671 437 2
|
||
|
||
|
||||
31.86
|
|
|||
|
||||
OVER
|
||||
|
||||
W O R M E JV,
|
||||
|
||||
TOOHK0.11£.M)£ Igt; DE
|
||||
|
||||
OOGEN van S0.1IMIGE DIEBEN eh den MENSCH, ekz.
|
||||
|
||||
Dr. A. N ÜM A N,
Directeur en Ilooyloeraar aan 's Rijks A'ee-Artsenijschool, lo I O-cc/it.
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
. ! !. I
|
||||
|
||||
te LEIDEN, bij S. en j; LUC1ITMANS.
1840.
|
|
|||
|
||||
|
||||
|
||
r
|
||
|
||
OVKU
W O R M E N,
V0ORK0MEXDE IN DE OOGE\ VAN S03IMX6E DIEREX
EN DEN MENSCH, VEIIGEZELI) VAN EENE WAAKNE-
M1NG O-HTRENT EEN BIJZONDEREN , TOT DCS
VEU NIET BESCHREVEN, WORM, VEKWIJDEIID
HIT HET OOG VAN EEN PAAJU) , HOOK DE
OPENING VAN HET HOOUNVLIES ;
|
||
|
||
Dr A. NÜMAN,
Directeur en Hoogleeraar aan 's Rijks Vee-Artsenijschool, io Utrecht.
|
||
|
||
Foorgclezen in dc J^ergcudering der F. erste Klasse vun het Jconinklijk-J^ederlandsche Instituut can Jfetenschappen , Leiten:raquo; , en ScJioone Künsten, op den Zö Jlei JS'tO.
|
||
|
||
Gclijk Yeelvuldige deelcn van het dierlijk Jig-chaam , zoowel de ^roolcre holligheden , namclijk de maag eu dannbuis, als de bijzondere weef-sels, ook de bloedvaten (laquo;) cn somniige afgeschei-
|
||
|
||
(laquo;) Men zic omtient liet voorlcomcn van wormen in het liart en de bloedvaten van den bruinvisch cn andere dicren, de Verliandeling van den Uoog-lecraar W. Vkoi.ik, in de Bijdragen tot dcj\a-tuurkundige JFetenschccppen , Deel I. Lladz. 11 en verv.
|
||
|
||
|
||
dene vochten, aau cene groote verscheidenheid van ingewandswormen huisvesling verleenen, welke , ouder eene bijzondere quot;werking van hel le-vensvermogen der dieren, waarin zij voorkomen, liun aanwezen verkrijgen, en, als parasitische voortbrengselen, zieh ten koste der laatste onder-houden, waarmede zoo nict allijd, ten rninste mcermalcn zickclijke verscliijnsclcn gepaard gaan, zoo is ook de oogbol er iiiel van bevrijd , cm zoodanige vreemde inwoners somwijlen te her-bergen. Vele enlheliniulcn , derzelver woonplaat-sen, en de verstoringen , welke zij te wecg breiigen in de ligchamen, waaraan zij eigen zijn, waren reeds van oudslier bekeud. Doch de ken-nis aan sommige imvouende wormen en derzelver huisvesling, in deelcn, waarin zij vroeger niet gevonden waren, zijn vvij groolendcels verschul-digd aan de zieh opvolgcnde waarnemingen en nasporingen van lateren tijd. Uit is vooral bet gcval ten aanzien der oogwonnen. Deze waarnemingen leeren, dal er niet nllecn in dc oogen van sommige groolere zoogdieren en zelfs van den mensch , maar ook in die van vogcls en amphibien , doch vooral in de oogen van visschen , wormen worden onlwikkeld. Hot is inzonderlieid Dr.quot;Alexander von Nobdmakn (a), iloogleeranr in de Zoologie en Kruidkunde aan bet Lyceum Richelieu te Odessa, welke opzigtelijk dil onderwerp de naliiurlijke geschiedenis met nicuwe en belang-
|
||
|
||
(o) Micro^raphischc Rcitrngc zur Äainrgescldchte der wirbellosen l'hiere, Berlin 1832.
|
||
|
||
|
||
rijko cmldekkingen hecft verrijivt. Hij verzekert, cliit hem reeds ongeveer zeventig verschilleude oc)i;\A'ormPii zija bekend geworden, wnnrvan al-leen bij den baars vijf soorten worden gevonden. De oogwormen bchooren, volgens hem, alle lot soorlen uit dc lamiiie der draadwormen (iYe-maloidca), der blaaswormen (Cystica) en der zuigwormen (Trcmaloda). Hij noeml eene reeks op van cen en derlig onderscheidene visch-soor-len, door hem — son nige ten grooten getale — onderzocht, in wier oogen hij bijna altijd wor-men aanlrof, en zulks zoowel in het glasvocht en de i.n'sialiens, als tusschen dit ligchaam en des-zclfs beursje , tusschen dc platen vaia het hoorn-vlies, van het regenhoog-vlies, in do klier van het vaatvlies {choroidal - druse), tusschen den harden oogrok en hcl netvlies, in het wateracli-tige vocht, in ecu woord , in alte deelen of wreef-sels van het oog en dcszclfs verschilleude voch-len
Behalve onderscheidene draadwormen , door vox Nohdmamh in het oog van den mensch (/v-laria oculi humani) , van het haselhoen , en den schelvisch (Filaria ci-as.iiusc.ula), een spoelworm (Ascaris oculi Ranac) in het oog van een kik-vorsch , de priemst a art worm (Oxyuris velocis-sima) in het oog van den baars, en de hlaasstaarl-worm [Cysticercus) in dat van het varken waar-genomen, nocmt hij nog verschilleude andere enthelminten , als Diplosfomum volvens en v/a-va/mii , Distomum annuligerum, en Holoslo-vtum hrevic.audulum , alle in de oogen van haar-
|
||
|
||
|
||
'.
|
||
|
||
zen , en Uuloslovuim cuiicola in de oogen van karpers ontdekt. Wormen uit de familie der Tre-matoden werden dikwijls in groote menigte in de oogen der meeste, door hem onderzochte, visschen aaugetroffeu laquo;). Gesciieidt vondinsgclijks drand-wormen in de kristnliens van een een en zesligja-rigen man, die aan kataract leed, welke door yon Ammon {h) was nitgenomen. Door dezelfde waarnemers werden meclc tusschen de kristailcns en het beursje bij een kind van vijf maanden cud, dat door aangeboren kataract was aangedaan , dubbeleindopening - #9632;wormen {Bislomu oculi hu-mani) gevonden. Dr. Sömjierikg (c) deckle, in het jaar 1823, aan de vereeniging der Natuuron-derzoekers te Heidelberg, de waarueming raedo van ecu levenden blaasstaartworm , ter groolle van cenc wik , aanwezig in hcl oog van ecu aclit-tienjarig incisjc, en door de opening van lid hoornvlies uit hetzelve verwijderd. Scott wil een blaasstaartworm, uit de voorste oogkatner van een meisje weggenomen, voor cene nieuwe soort aangezien hebben , doch volgens vois SrEBOLn en Leuckakt was dezc worm dezelfde met den Cys-
|
||
|
||
{a) VON' NoRDMANN, t. 3. p. S. 5.
[b] J.W.Arnold, Lehrbuch der pathologischen Physiologie, Tli. il S. 744 on 745. 'Vergelijk over da/.e wormen Dr. A. von AmmoN , Klinische Darstellung der A rankkeilen des menschlichen ytuges, Berlin 1838, S. 37. Fig. XX111, XXIV, XXV.
(c) Isis van Okf.v 1830, S, 717; VON XoRD.MAN'N , t. a. |,. S. 8.
|
||
|
||
|
||
i!
|
||
|
||
ficercus cellufosae (a). Dit schijnen de wciuige gevallen te zijn, welke omtreut lid bestaan van ecu blaasstaartworra iu het menschelijk oog lot dus vor ziju bekend geworden, Deze worm wordt evenwel, volgens den Hoogleeraar J. van der Hoeves (b) , mcermalcn in liet oog van het var-ken aangetroffen , helwelk ook door vox Nord-bianb is bevestigd, die deuzclvcu in vier varkeus-oogen van tic achttien, welke liij onderzocht , aanwezig vond. Zij bevonden zieh in een dezer oogen niet alleen in eene vrij groole hoeveelheid binnen hetzelve , maar tevens aan den uitwendi-gen oogbol, in hot cclweefsel, en tusschen de oogspieren. Dezelve waren geene andere dan dc blaasstaartworm van het celweefsel. Het is be-kend, dat hot huisvarken bovenal aan de ontwik-keling van dozen binnenworm, die zieh meenna-
|
||
|
||
(a) Dr. C. Tu. von Siebold , Bericht über die Leistungen im Gebiete der ffelmintkoloqie, während des Jahres 1S38, in Iiet Archiv für jSatunje-sckichle, von Ur. An. Fr. Airigt;. Wiegmann 5ter Jahrgang, 5los lieft, Berlin 1839, S. 167. Hier worden inede voorheclden aangebaald van dc aamveziyheid van denzelfden blaasstaartworm Lij den mensch, zieh tusschen het bindylies en hoornvlies bevindende , welke dorn' de eenvou-dige opening der conjunctiva van derzelver plaats werden verwijJcrd. Men vindt liiervan insgelijks een geva] mevlegedceld, bij een meisje van 23 ja-reu waargenomen , in i.\e Medicinische Jahrbücher des Äaiserl, Königl. Oesterreichischen Stales, B. XVII. Neue Folge, H. III. S. 500.
(i) Handboeh der Dierkunde, D. I. bl. 115.
|
||
|
||
|
||
len door bijna al de deelen van het ligchaam, in bet celweefsel vertoont , onderhevig is , welke toestand bij do Landlieden algemeen met den naam van gortigheid besternpeld wordt. Vroe-f-er heeft men ^cmeend, dat dcze blaasworm al-leen bij bet varken in den huisselijken slaat, doch gccnszias bij bet wilde varken zoude worden aan-getrofien (a), en daaruit cen grond ontleendvoor de slellinquot;-, dat de enthelminten niet door de ouders op de jongen worden overgebragt. La-tere waamemingen hebben cvenwcl geleerd , dat dc Cysticercus cellulosae of Eydatis Finna, hoewel zeldzaam , ook bij bet wilde varken voor-komt (h) , waardoor de bedoelde gevolgtrekking moet vervallen. Dat voor hcl overige deze blaasworm ook in de bersencn en andere deelen bij den mensch voorkomt, daarvan vindt men voor-beelden medegedeeld, door Nivet (c).
Er zijn, sedert lalere jaren, zoowel in Natuur-en Geneeskundige , als in Vee - Artsenijkundige schriften , onderscheidene waamemingen medegedeeld , welke aanwijzen, dat ook liet paard, de ezel, de muilezel, en het rund aan oogwormen onderhevig zijn. Men vindt, betrekkelijk het
|
||
|
||
(a) Br.ujtENiiAcii , llandhoek der natuurlijke Historic, vertaald door Bennxt en Or.ivtru, Leyden 1802. bl. 592.
(Ä) BunnAcir, Die Physiologic als Erfahrungswis-senschaft, Th. I. S. 24.
(c) Observations de cysticerqucs ladriques du cervcau, in de Encyclographie des Sciences medicates , üraxelles , Janv. 1840.
|
||
|
||
|
||
paard, daarvan gevallen bekend grmaakt door MiciiAÜLis (laquo;) , Sick {0} , Lacbekobb (c) , Will \cl].
|
||
|
||
(a) Magazin fur theoretische und practische Thier-heilhunde und thierarzliche Policey , von Dr. S. J. Ti;rj ri;r,, U. I. li. 3. S. '28^, Karlsruhe 18ly. Men vindt hier op bl. 289 vermeid, dat, volgens Bonnet, door Spig-sliüs, oratrent de huisvesting van eenen wurm in hol glusvucht van hut oeig cons jiaurds gewag wordt gemaakt, zon-der dut daarvan , in dit gcsclirift, nadere omstan-digheden worden opgegeven , noch tie plaats wordt aangewezcn, alwaar liet geval bij de vermelde Schrijvers staut opgeteekend. 1k heb de werken van iJoNNET en SpiGEIillTS op dit on-derwerp nage.slagcn, doch daaromtrent nlets ge-vonden. \Ycl vind ik bij Spigeliüs, op het cind van het vi]{de Hoofdstuk des tweedenboeks, dat bij spreekt van wonnen , door hem aangetrof-en in de hloedvatcn , met iianie in de poortader van dieren , doch niet in het oog. liet is desniet-temin mogelijk, dat zulks op cenige plaats Staat aangeleekend , daar ik die uitgebreide werken Lierover niet van woord tot woord lieb kunnen nalezen ; Medicinisch-Praktische Bihliotheck , B.1I. S. 241.
(6) C. A. Rudolpiii, Enlo-.oorum Synopsis, Bero-lini 1819. pag. 213. J. Fr M. Opfers, de veSe-tativis et aniinatis corporibus, in corpore animalo reperiundis , Disser/atio , Pars I. cum tabulis aenois, Gotlingae 1815. pag. 54. Medicinische Jahrbücher des IC. K. Oestenreichischen States, Wien 1813. B. 2. 2 St. S. 174—178.
(c) Tr.nrr.t , t. a. pl.
Qaf) Tr.urn.r,. t. a, pl. Tot welk geslacht of snort de worm, door Wri.i, beschreven, en waarvan in het genoemde Tijilschrift cene ai'bcclding ge-
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
Boi'KinsoiN (laquo;), MoaGAH (i) , Twihihg (c) , Kei-sedy {(I) , \tkinsos (e) , Greve , Kasdler (/)
|
||
|
||
gcven wordt, Lehoort, wordt nicl bepaaldelijk iiitgcdnikt. Volgens deszell's natuuilijke groolle schijnt hij lot liet gcslucht h'ilaila le moeleil wurden gebragt ; doch naar deszclfs slcik ver-groote albeclding tc ooideelcn , hccft liij inde-daad vcle overccnkonist met ecne kleioo slany , of lievcr paling, zijude voorzicu van cone sooit van vinueu aan den kop, rug, en staart. Ik moot hot onbeslist latcn, in hoe vor doze albool-ding al dan nlct naauwkeurig zij.
(laquo;) Transactions of the jlmerican pkilosoph. Society , Vol. II.; account of a /Form in a horses eye,
{b) llotzelfde werk : of a living snake in a living horses eye. Zie mode Rudolpui , Eiito~ooiuin give vermitan intestinalium Mistoria naturalis , Vol. I. pag. 134 on 3-18.
(c) Itccucil de Medecine veleritiaire cl comparee , Paris 1827. p. 579.
{a) Philos. Transactions of Edinh. Vol. IX. p. 1C7.; Bulletin des Sciences naturelles, 182(3. No. 2, p. 122. ; Kolice sur un vers nun deer it QAscarii pellucida') trouve dans le.s yeux des chevaux duns I'Inde; Ilijdrayen lot de Ealuurkundige flelcn-schappen, D.I. hi. 127.; AsiaticJournal, 1825. p. 202. ; Journal de Medecine velerinaire et eomparee, 1826. |). 1G7.
(e) Londun Medical and Physical Jouinal, Aug. 1820.
[/) S. von I'ENNiicKr.i! , Zeitung far die Pferdezucht, die P/erdekenntniss, Roszarznei— und Reitkunst, D. 11. 11.2. XIII. S. Voigt, Magazin für das jYcuestc aus der Aatu/geschickte und Physik , ü. V. Si 3. 8. IG'l. B, A. Giixvi;, Erfahrm-
|
||
|
||
o
|
||
|
||
|
||
10
en Bcsch 'laquo;), ea ten aonzien van den muilezel, door Bouhgard (ö), lerwijl hieromtrent van vioe-gere voorbeeldcn, in Frankrijk, Portugal m Spanje waargenomea, door Rodet (c) gewag worclt gcmaala. Ook vindl men voorbeeldcn van oogwormen bij den ezel (d).
Opzigtelijk het bestaan van oogwormen bij bet ruad hebbea Degitiixese (e), Santik {/ , Rociie-LrBiN (%) en Ciiakj.mauu (//) waarnemiagea aan hcl liolit eebrast.
|
||
|
||
gen mid Ucohachtungen über die Krankkeiten der Hmisthiere im I ergleich mit den Krankheiten der Menschen, Oldenburg 1818. B. I. S. 173.
(c) Jla^azij! für die gesummte Thierheiltcunde, herausgegeben von Dr. E. F. Gnu/r und Dr. C. 11 Hektwiraquo;, Berlin 1830. Th. I. S. 28.
{h) Itecucil de Medecine veterinaire, Tom. T. p. 119.; Bulletin des Sciences Bledicales , Tom. VIII. p. 120.; ^.nnales d'agriculture Francaise, 2 Serif. 'Com. l.X. j). 304.
(c) liecueil de Medecine vdtcrinaire, Tora VIII. p, 287.; Seh. lquot;it.\.Nc. de Mesdo Trigozo, in Hist, e Manor, da Acadcm. II. das Sciencias da Lisbon, Tom. V. Pari, I. p, 60. Verg. Bulletin des Sciences medicates, Janv. 182'J. p. 31.; l-ÜANc Gorsia Carero, in Institutiones de Al~ heitaria, Madrid 175 j.
(c/) Grkvü, Erfahrungen u. s. w., s. 175.
{ej Memoires et Observations sur la Medecine et Chirurgie veterinaires, Lyon I81f). Tom. II. ^. 435.
{f j Recueil de Medecine veterinaire, Tom. IV. p. 581.
(^) liecueil de Medecine veterinaire, 183G. p. 270.
(//) Journal Fratiitue de Midecme veterinaire, 1827, p. 522,
|
||
|
||
|
||
11
|
||
|
||
Ofschoon het uit de beschrijvingen , door de opgenoemde waarnemers, van deze oogwormen gegeven, niet met zekerheid valt te bepalen, of dezelve alle tot cen en hetzelfde geslacht en dezelfde soort behooren , zoo schijnen zij evenwei tot de fainilie der roude of draadwormen te moeten worden gebragt, moelende de tepelvormige draad-worm [Filaria papillosa R., Filaria equi Gme-lis , Gordius equinus Abilgaard) voor den nicest algemeen voorkomenden oogworm bij de gemeide dieren worden gehouden. Volgeiis de beschrijving eebter, welke Twihisg geeft van den oogworm , door hem in Indie bij een paard waar-genomen, schijnt het twijlelachtig of dezelve voor dezen moet gehouden worden. Kenxedy noeiait den worm, welke almede in Indie in de oogea der Paarden voorkomt, en, volgens hem, nog niet beschreven zoude zij a, Ascaris pellucida. Dezelve iioudt zieh op in het waterachtige vocht, en is in Bengalen bekend onder den naam van Saiip of oogslang van het paard. Anderen willen, dat, bchalve dezen tepelvormigen druad-worm, ook de kleine gewapende pallisaden-worm (stron^yltis armatus minor) in de oogen der paarden vvordt aangetroffen; terwijl Rubol-phi {f) vermoedt, dat de worm, door LAüBESDEa
|
||
|
||
(f) Bemerkungen aus dem Gcbiclc der Naturgeschichte , Medicin und TliUrhcilkuii.de, auf eine Reise durch ein Thcil von Deutschland, Holland, und Frankreich , Berlin 1804. Tli. I. S. 14. TjeüP-FEL , t. a. p. S. 288,
|
||
|
||
|
||
12
Ic Weenen, in den zickenstal van het Mililair-VfHerinair Instituut waargenomen, voor eeu' palli-sadenworm, en geenszins voor een' draadworra moest gehoudeu worden. Greve vermeldt mode, dat de worm, door hem in het waterachtigc vocht outdekt, welke zieh achter het doorschijiiende hoornvlies slangvormig Iieen en weerhewoog, eeno volkotnene gelijkheid liad met de kleine pallisa-deuworm, boedanige in de aueurismata bij paar-den gevonden wordt.
De worm, door Deguillkme, in het oog vaa een Rund opgcmerkt, werd gehouden voor een Ascaris vernticularit!, waaraan geen koj) ot'staari le onderkcunen was (laquo;). De woi-m, door Sa.v-Ti?f, te Dournge, in het Departement c/m Tarn. in Frankrijk, in de oogen van rundbeesten waargenomen , wordt door hem gcliouden dezeli'de te zijn met den worm, waarvan door Bosc eene afbeelding en besciirijving is gegeven in bet Journal de Physiqite van 1Ö19 , en welke aklaar bestemraquo; peld wordt met den naam van 'Ihclaz-ie de Rhodes , naar deu Vee-arts , die deuzelven het eerst hecft bekend gemaakt. Ilet is iutusscben, volgens de opmerking van een anderen Franschen Vee-artseiiijkuiidige, met name Dessiarest (6) twijfel-achlig, of de worm, waaraan Rhodes den naam Thelaz-ie heeft gegeven, voor denzelfden te hou-deu zij met dien , door Bosc bescbreven en afge-beeld; daar de eerstbedoelde, hoewel met de Ft-
|
||
|
||
(a) GontER , t. a. pi.
{b) Itccuul etc,) Tom. iV. p. 581.
|
||
|
||
|
||
13
laria papillosa vcel overeenkomst liebbende, ge-laquo; vonden was boven het oog en ondor lid ooglid van het rund, welke dus vermoedelijk zal heb-Len belioord tot de Filaria lachrymalis, die in de Iraaubuizen , alsmcde somwijlen tusschen den oosbol en de ootrlcdca wordt aansetroffen. l)it laatste hecft, volgens Gurlt (laquo;;, die verklaart dczen worm, bijna elken winter, bij de onlle-dingen le rinden, plaats, wanneer de wormen uit de traanbuizen zijn uitgekropen, of door de trauen worden uitgespoeld, Inlusschen is later dc oogworm , welken Busch , met goed gevolg , door middel der ojjcuiiig vaii lict hoornvlies, uit de voorsle kamer van het cog #9632;van een paard wegnarn , floor Gurlt voor hetwijfje van den tra-nen.-dr and worm eikcnd, welke bij vroegor allecn in de ultvoeringsbuizeu dor traanklier bad gevon-den (h).
Waarschijnlijk is het doze zelfde Filaria lachrymalis, welke door Gmoi, Blot, en vroegcr door Bajos en Mongik, insgelijks in het men-scbelijk oog, tu^scben het harde hoornvlies en het bindvlies, meermalen , vooral bij Negerinnen, word aangetrofien (c).
Volgens de aangehaalde mededeeling mag dan worden vastgesleld, dat cr meer dan eene soort
|
||
|
||
(c)nbsp; nbsp;Lchrhucli der pathologischen yinalomie der llaus~ säugethiere, Berlin 1831. Th. I. S. 337.
(d)nbsp; nbsp;G-uult und Heetvtig, Magazin t. a. pi.
{e) Faorieps IVeue Notizen, B. VIII. S. 229. Ueber Wurmer, welche sich unter der, den vordem
|
||
|
||
|
||
hi
|
||
|
||
van eutheltninten en wcl van ondersclicidcnc gc-slaclitcn, in de oogcn der grooterc hm'sdieren worden outwilv'kcld , en niels verbiedf ons ami te nemen, dal er nog mcerdcre soorten van oogwor-men zullen worden onldekt, welke lot dus ver aan de waarneming zijn onlgaan.
Doorgaans is er slechts ccn enkcle worm, doch ook mcermalcn zijn mcerdere Wonnen aanwezig, Icrwijl ook meestijds slechts een oog door dezelve is aansedann. RociiE-Lri!igt;' verhaalt inlusschcn het geval, dat, bij cen rund, door middcl der opening van het hoornvlies, zeven wormen op cens met het quot;waterachtige vocht ontlast werden. Dezelve waren door clkander geslingerd. In het quot;#9632;eval, door Bourdgard mcdegedeeld, werden bij cenc muil-ezelin, cersl door dezelfdc kunstbewer-king, twee draadvormige wormen, ecu ler lengte van dertig slrcjien, de andere van twaalf strepen, nit bet oog verwijderd, en mecr dan twintig da-gen later, op dezelfdc wijzc nog wedcrom een worm van dezelfdc soort, ter lengte van zestien strepen.
De Vee-arls Ciiaioaud geeft de volgcnde be-schrijving cener bijzonderc oogzickle , wnaraan bet rund in Frankrijk vrij dikwijls ondcrbevig is, en welke door hem wormachtige oogonlstcking {oj)h~ Ihalmic vcrmineuse) genoemdwordt. Hij verzekert
|
||
|
||
Tlicil des mcnscliliciien Auges bedockenden , Sclilcinihaul auflialtcn. Verg. Wijcmann, Archiv für KainrgeschichU, Berlin 1839. S. 158. GESCIIEtDT, die F.nlo~ocn des Awjcs , S. 3.
|
||
|
||
|
||
15
de/.e oosziekte, scdcrl hel verlaten laquo;Icr Vee-arl-seuij.school lo A/for/ in IHOÖ , nicer dan honderd en vijftig maleraquo; le hebben waargenomen, dat cI(gt;7,elvLgt; altijd met goed gevo g door hem is be-handeld , Indien liij tijdig genoeg werd geroepen, cu dat acIc andere Vec-arlsen de oogwormen met hem diic\vij!s hebben gezien. Do bedoelde ziekte onlstaat, naar de ouderrinding van Chaign vi)!gt;, ailijd van hel begin der maand Jtinij lot in Ko-vember, en nimmer in de andere saisoenen, Iioe-wel de kiemen der wormen somwijlen iets later zijn gezien; docli welke dan nict verder onlwik-kcld werden. I'ij mcent dns, dat cfne warme luchtsgesleldheid als ecne noodzakeüjke voor-waarde moet worden beschouwd voor liel oulstaaa van deze parasitische wezens.
In bet begin openbaart zicli ontsteking aan ecu of beide oogen. I!et laatste komt echter zeld-zanii voor. I)c oogen tränen , dc oogleden zijn gezwollen en bet bindvlies is mecr of minder ont-sloken, naar male van do prikkelbaarheid dos diers, terwijl bet doorscbijnende hoornvlies een weinig verdonkerd is. Deze verschijnselen kua-nen den jongen kunstoefenaar dikwijls doen dwa-len , door dezolve voor do eigenbjke ziekte le hou-den, terwijl zij slechls de uitwerking eener andere oorzaak zijn. De genoemde Vee-arts Tergisle zieh daaromtrent in het begin zijner praktijk meerma-len, mcenende met cene gewone oogontsteking le doen le hebben, waartogen dan aderlatingen, verzachtende en pijnstillende geneesmiddeleu werden aangewend, Docli zieade } tlal deze beban-
|
||
|
||
|
||
in
doling gccue dc minslc uitvrerking Ion goede ann-brngt, maar dat intcgendeel de loovallcn vercr-gerden, ouderzocht liij liet oog meer naauwkcu-rig, en vond tocu lot zijue verbazing, in het Vvaterachlige voclil des oogs, cen' kleinen worm zwemmen , ler dikte van ecn haar, en ongevecr eon diiim lang.
Wanneer liet rund zoo geplaatst wordt, dat hot voile daglicht in liet oog kan vallen, worden mode somwijlen, in de voorste kamer, naar den bodem des oogs, ecn of twee ligchamen van cene bleck - roodachtige kleur, ler grootle van eene kleine lin/e of erwt, opgemerkt. Dit zijn dc oiniinlsels of kicmen dor wormen , die zieh later moelcn onlwikkelen. llij zag iudcdaad, dal, na drie, vier, en zelfs lien dagen, dc wormen begonnen nit tc komen, cu zieh ouophoudeiijk le bewegen. In vier en tvvintig tot zes en dortig uren is derzelvcr onlvvikkeling volkomen. Zij bewegen zieh dan zonder tusschenpoozen, van onderen naar boven, en voor dc iris, welke zij somwijlen aanraken. In dit geval maakt hot rund eene ligte lieweging met den kop, even als of het door ids onverwachts wordl aangedaan. Voor het ovcrigc komen dczc wormen nicest ccn-zaam voor; zelden zijn dezelvc ten gelalc van twee aanwezig, Ciiamp;igkaod oordeelt, dat dezelvc moelcn gebragt worden lot die wormen, welke door Chabert, in zijnc Verhandcling: Stir /es maladies tiernnneuses t cj'iuons of haarwormen worden genoemd.
Lit liet liier gegeven korte ovcrzigl , belwelk
|
||
|
||
|
||
17
|
||
|
||
quot;wolligt met meerdere waamemingen, welke nict lot mijne kenuis zijn gckomen, of waarvan ik geene aanleekening heb gehouden, zai kunnen
worden aangevuid, zai men mögen afleidcn, dat liet onfstaan van oogwormen bij onze gevvonc grootere huisdieren niet zoo zeldzaam plaals heeft, als liet gemis van vroogcre waamemingen of het gering gelal derzelve scliijnt aan le duiden. Men zai daarom mögen vertrouwen, dat, naarmate do opleltenheid op dit onderwerp meer geves-ligd wordt , de kennis, ook van dit gcdcelte der enthelmintologie, in betrekking lot dc ziek-tckunde des oogs, meerdere volkomenheid zai erlangen; waarloe in de cersle plants vooral eene vlijlige verzameling van daadzuken bevordcrlijk zijn zai,
Vele der aangehaalde waamemingen zijn nit dc wärmere gewesten, namelijk de trojiische landen, en uit de zuidelijke streken van Europa , met name Frankrijk , Spanjc en Portugal afkomstig. licl scliijnt das, dat de oogwormen hier bij de bedoelde dieren menigvuldiger dan in andere go-westen voorkoincn , tenzij men mogl kunnen aan-nemen, dat dit Terschijnsel elders aan de opmer-king meer is ontsnapt. Intusschcn zijn ook dc meer noordelijke klimaten van daze worm-ont-wikkeling niet uitgesloten, zoo als door de ge-vallen in Duitschland, en het , hierna te melden, voorbeeld , in ons land waargeuomeu, bevestigd wordt.
Ter verwijdering der wormen uit het oog hc-dicnt men zieh algemcen van het middel, urn ,
|
||
|
||
|
||
13
door de opening van lid hoomvlies, aan dezelve uitgang te verlccnen, en dezc handelwijze is dan ecus met ccn volkomen , dan met ecn minder voldoend gcvolg nangewend; daar meermalen de dienen, na de venvijdering der wormen , van het vermögen des gczigls heroofd hieven, lictzij door eejie overblijvende verdonkering van het hoomvlies of ander Lederf des oogs.
De geheele of gedeellelijke herslelling van het gezigls-vermogcn kan voorzeker, behalve van het verriglcn der operatic op zieh zelve, ook al'han-hangen van de meerdere of geringere versloring, welke de worm in het oog, naarmale van des-zelfs korler of langer verblijf binnen hetzelve, heeft le weeg gebragt. In de meesle gevailen gaat het bestaan van oogwormen hij de meerge-nielde dieren met eenc zickelijke aaudoening ezi zelfs onlsleking van Iiet werktuig des gezi^ls ge-paard. Het is loch geenszins te verwonderen, dat de legennatuurlijke prikkeling des vreemden inwoners op dit leeder en gcvoelige deel, tolzoo-danige verschijnselen aauleiding moct geven.
Inlusschen zal hier de vraae kunnen worden geopperd, of het ontstaan van wormen hinnen liel oog niet misschien meet bescbouwd worden het gevolg te zijn van eenc, vooraf bestaande, zickelijke gcslcldheid van dil deel, welke derzel-ver onlwikkeling begünstigt, of daarvan de voor-waarde uittnaakt, Met het hestaan van vele en-llielminten in andere ligchaamsdeelcn gaat steeds een zickelijke toestand of eenc onlaarding der weef-scls, waurin zij gevonden worden, gepaard. Z.00
|
||
|
||
|
||
18
woidcii de galbnizcn uilgezel, verdikt, ja gehcel onlaard, en mel cenc kalkaardige korst inwendig bcklccd bevonden, bij dc aanwezigheid van bolwormen (Distoma hepaiieum en lanceolatum) in de levers van runderen en schapen.
Bij bet beslaan van den blaasworm {Pohjcc-phalus cerehralis) in de Iiersenen van draaizieke schapen, wordt ecu gcdeclle van derzelvcr massa opgeslorpt, verteerd of verweekt gevonden.
De gewapende pallissadenworm (Strongylus aneurismaticus) wordt dikmjls in de bulks- en milt-slagadcr xvaargenomen bij paarden en ezels. Bij de laatslgenoemde koml dezelve vooral me-nigvuldig en dikvnjls voor. In den winter van 1836-1837 werden, door den Heer T. Sgiioubart , Brosector aan 's Rijks Vee - arlsenijscliool, ten minsle bij tlcn, zoo jongere als oudere , ezels, voor de ootlecdkunde dienende, de genoernde paliisadcnwormen, in groolere of geringe boe-vcelbeid, gevonden. Hierbij bevinden zieh altijd de bedoelde bloedvaten in ecu aanmerkelijken raquo;rap van ontaarding. Dezelve zijn aneurismatiscli en knobbelachtig uitgezet ; de wanden stork vor • dikt, en als verbeend, tcrwijl de ?•laquo;laquo;laquo; vasorum hierbij mede zecr vergroot en ziglbaar zijn. Inwendig zijn dc vaten mel cen grooter of geringer getal dezer women opgevuid, welke zieh in cenc zwartachtig-bloederige , en naar eene mergachtige slolfe gelijkende, zelfstandighcid bevinden.
Ook in de gevallen der wormen in hct oog van menschen , waargenomen door Sömmehihg ,
|
||
|
||
|
||
20
GF.SCIiriDT, VON NORDMINK {(/) Ml AmMOIC , W.'l^
ol^cmccn eene verstoring van het sCzigt voorafge-gnan. Intusschen schijnen in andere gevallen der-golijkc ontaardingen in de dcclen, waarin doze en gene wormsoorlen werden aangelroffen, nict le zija waargeuomen. In de mededeelingen van ons geacht nicdelid, den Heer W. Vrolik, om-trent de wormen, in de lükken der lonquot;-aders en slagadcrs, in het hart en de luchlpijp van eenen bruinvisch gevonden, vinden wij geene melding van eenen ziekelijkcn toestand dezer dcelen quot;-e-maakt. Hij vond dezelve in de nog otiveranderde hloedvalen. Ook yos Nobdmanh maakt, ten aan-zien der wormen, door hem in de oogen van vissclien onldekl, geen gewag van eenige ziekc-lijkheid dezer dcelen, en dcrzelver algemeenheid
|
||
|
||
(a) Bcbalve in dc vroegcre opgegevene gevallen, cnt-dekte vom Nordmann' later nog in ecna , door Prof. JiiNGKEN uilgenumen, verdonkerde kristal-luiis , ])ij cene oiule vrouw, cone levendc ./'V-laria, tcr lengte van 5| lijuen. Dezelve wasin het beursje ])evat. In cen ander mensclicn-oog vond liij ook in ilc zelfslamllglicid van tie kristallens microscopische zuigwormen , namelijk acht stuks monosiomm. De diertjes lagen in de hovenste lagen der zelfstandigheid, waren f1^ Hin lang, en l)cwogen zieh, ofscboon langzaam, nadat dezelve in warm water waren gelegd. llet onderzoek geschiedile onmiddelijk na de kunstbewerldng. In beide deze gevallen waren de kalaraclcn nog nict volkomen gevormd, en de kiistallenscn nog week, on niet geheel ondoorsciiiincnde geworden i/ites Heft, S. 9.}.
|
||
|
||
|
||
21
bij die visschcn, wclkc hem tot voorwerpen zij-ner nasporingen dienden, scbijnt scliier aan le duiden, dat zij in de schijnbaar gezonde oogeii dezer dieren kunnen voorkomen. Ook leiden enkele mededeelingen van volkomene herstelling der ziekc-lijke aaudoeuingen der oogen , zoo als van den tranenvloed, van de onsteking enz., met behoud van bet gezigt, na de verwijdering der wormeu uit dezelve, bij paarden, muilezels, en runderen , tot de gevolgtrekking, dat de wonnen hier als de oorzaak dier verschijnselenmocsten worden geliou-den ; daar toeh anders , waren de wormen namelijk het gevolg eener primilieve ziekelijkheid des oogs , deze ziekte-verscliijusels met do verwijdering der wormen niet zouden zijn verdwenen. Ilierdoor immers werd dan slechts liet uitwcrksel der ziekte , geenszinsde ziekte zelve weggenomen. AVij meciieu het dus voor als nog onbeslist te moeten laten , of de ontwikkelnig der wormen in de boven ge-noemde deelen , en ook in het oog, te bescbou-wen zij als bet gevolg van eeoen ziekelijken , hetzij organischen of dynamischen, loestand der weefsels, dan wel of deze als de uitwi rking der Wormen moet worden aangemerkt. Wat iulus-schen hieromtrent ook möge kunnen worden vast-gesleld, zoo lijdt het, onzes oordecls , weinig twijfel, of er wordt , door de prikkeling der vreemde, en zieh steeds bewegende , levemle iu-woners des oogs , eene voortdurende ziekelijkheid opgewckt en onderhouden, welke op den duur de naluurlijke verrigling en gesteklheid van dit wcrLluifi: moot bederven , vooral, wauuecr de
|
||
|
||
|
||
'2:gt;.
|
||
|
||
Wbrmen , zoo als somwijlen schijat plants te lieb-Len, zieh binnen hetzelvc vermenigvuidigen. Hoe men wijders over de ware ontwikkehngs-oorzaak der wormea in het algemeen, en bijzonder ook met betrekking tot die der oogwormen denken möge, wij voor ons zijn van gevoeleu, dat tot de geboorte van welke wormen ook binnen het leveud dicr'ijk ligchaam eene eigene voorbeschikt-licid , eene bijzondere slcrnmiiig nameüjk des le-vens, betzij van Let gelieelc ligchaam , of van de enkele deelen, waarin de wormen liunne ont-wikkeling verkrijgen, vereischt wordt, en dat de enthelminten geenszins kunnen bescbouwd worden tot de volkomen gezonde of natuurlijke gesteld-lieid der diercn te beliooren, welke aan dezelve ontstaan en inwouing verleencn , noch te houden zijn voor noodzakelijke en natuurlijke bewoners van deze of gene weefsels of voehten, gelijk zulks bijv. het geval is met de Spermaiozoen,
Het is inlussehen opmerkelijk, dat met bet bestaun van sommige enthelminten bcstendilt;r meer of minder aanmerkelijke organische veranderingen in de weefsels, alwaar dezelve zieh bevinden, gepaard gaan; zoo als reeds onder anderen, met opzigl tot de Distoma kepaticum en lanceolatum in de lever, den Polycephalus cerebralis in de hersenen , den Strongylus armutas aneurisma* ticus ia de bloedvaten, isaangemerkt; terwijl onderscheidene soorlen van ascarides , taeniae en andere wormen , welke zieh in de maag en darmbuis ontwikkelen, voortdurend aanwezig kunnen zijn, zonder dal daarbij dusdanige werklui-
|
||
|
||
|
||
22
gelijkc afvvijkingen in de weefsels dezer declou worden gevouden. Ten aanzien van liet ontstaau dezer laatstbedoelde enlhelminlen, zal dus alteen eeac abnormaal werkende dynamische oorzaak onmiddelijk mögen worden beschuldigd,
Wij hebben reeds opgemerkt, dat de genecs-wijze , om de wormen, door bet openen van bet hoornvlies, op de wijze der operatic van de ka-tarakt, uit het oog te verwijderen, dan eens met een goeden, dan met een min voldocnden uilslag is verrigt geworden. En goen wonder, daar de uitkomst in dezen zoo zcer moct afhangen van de meer of min geschikte wijze , waarop dekunst-Lewerking op zieli zelvc wordt verrigt, als van Lijkomcnde omstandigbeden, zooals daar zijn: de miu ruslige bouding der dieren onder en na dezclve, het wrijven en stooten van bet gewonde deel tegen omriagende ligchamen, hetwelk men niet altijd kan verhinderen ; al betwelk bet wel-gelukkeu dezer kunstverrigting bij de dieren nog meer dan bij den menscb aan wisselvalligbeid on-derhevig maakt. Dr. Will deed deze operatie twee malen aan hetzelfde oog bij een paard, met volkomene genezing. Er bleef slecbts eene vlek of likteekcn op bet boornvlies over , betwelk scene hindernis aan bet zien veroorzaaklc. Boukd-Goeun verrigle dezelve insgelijks twee malen aan een en belzclfdc oog eener muilezeliu; doch deze verloor kort na de tweede operatie bet ge/.igt , zonder dat naderhand nieuwe verschijnselen der ziekle onlstonden. Ook na de operatic, door liociiE-Lci;iM aangewend, bleef er eene groole
|
||
|
||
|
||
24
|
||
|
||
vlck op hct doorschijncndc hoornvlies over, waar-door het zien beiet werd.
Baar nu dcze wijze, om dc wormen, door do kunstbewerking der opening van het hoornvlies, uit het cog tc verwijderen, meermalen eene ver-woesting van dil deel, of de ver.storing van het gezigt ten gevolge heeft, wordt dcze geneeswijze door CtiAiGNAuo afgekeurd. Integendeel raadt hij aan, om wormdoodende middelcn op het oog aau te wenden, ten einde , door derzelver op-slurping, de parastten te doorfen ; waarloe hij zegt zieh met gocd gevolg te hebben beiliend van het geestig aftrehsel der aloe. Bcze geneeswijze is, volgens hem, veiliger en voldoetvolkomenaan hct oogmerk, betzij de wormen reeds geheel ziju outwikkeld of nog als kiemen bestaan. In het laatste geval wordt de vordere outwikkeling voor-gekomen, en in het eerste worden de wormen gedood.
De aanwending gi^schiedt oj) de volgende wijze, Nadal de ware aard dec oogontsteking, door een voorafgegaan, naauwkeurig, onderzoek, gekend is, wordt cen mengsel van een deel Tinclura aloi:s, met even zoo veel pomp- of bron-waler verdund , ler hocveellieid van eene koflij-lepel vol, op den oogbol gegolen. Hct rund sluit oogenblikkehjk de oogleden, en draait het oog in alle rigtingen rond. Men wascht vervolgens de oogleden met hetzelfde vocht, en hcrhaalt dcze handelwijze dric of vier malen daags, en zulks dric of vier dagen lang, of zclfs zoo lang, lol dal men waarneeml dal de worm zieh niel
|
||
|
||
|
||
uiecr bcweegl, Zeldzaam is hct cvenwel, dal dezelve den opgcgeven tijd overleeft. Somwijlcn valt liij reeds den eersten dag bewegingloos op den Lodern der voorste oogkamer neder. De\voi-men en de kiemen worden vervolgens biuuen kolleren of längeren tijd opgelost en opgenoaien, vvaarna eerst hel cog deszelfs natuurlijke gesteld-heid terag erlangt. Men kan de geneziag bevorderen , door de ontsteking van liet oog en der omringeude declen, ontstaan ten gevolge der aan-wcnding van hct prikkelcnde middel , door her-haalde Terzachtende wasschingcn uit cen afkooksel van heemstbladen, waarbij eenige droppels looda-üijn gevoegd worden, te vlaquo;rminderen. Indien de ziekte niel te ver gevorderd is, wordt deze behandeling, volgens de verzekering van Chaig-üaüd , altijd met een volkomen goed gevolg J)e-kroond ; maar wanneer de worm het oog reeds heeft bedorven, dan zijn alle pogingen ter gene-zing vniclileloos. Het ooggat verwijdt zieh; het kristal-ligcbaam wordt eerst een weinig gcei, voorts geheelondoorschijnendc, en hct gezigt gaat Mndelijk ten eenemalc verloren.
|
||
|
||
Ik meen hierbij nu nog de waarneming te mo-gen voegen omtrent de verwijdering van een bij-zonderen worm uit hct oog van een paard, door de hoornvlies-snede, verrigt door den HeerD.vAn Setten , Vec-arls der eerste Klasse , to under dendam , Provincie Groningen.
|
||
|
||
|
||
28
Bij ticl paard , dal hct voorWerp dczrr tvaar-neming uitmaakt, zijnde eenc driejarige Merrie van hct iulaudsche ras, en tocbehoorende aan de Weduwe R. P. Elbma, le Godltnze, hadden de Tofgende -/.iekte-vers-'lajuselen plaats.
Nadat men, sedert con'geruimeu tijd, bespeurd had, dathetpaard, niettegenstaande hetzelve van goed en trächtig voedsel vcorzien word, achter-lijk in den groei bleef, en dal hei ligste werk het zclve mceijelijk viel, merkte inen, een paar da-gen voor dal de hulp van gemeiden Voc-arts, op den 19 April I83S, werd ingeroepen, op, dat deszelfs regleroog door eenig ongemak was aan-gedaan. Hij vend hetzelve, bij onderzoek, ont-stoken, zijnde de oogleden gezwollen, het bind-vlies hoog rood gekleurd , terwijl hel oog zeequot; gevoelig was voor het 'ioii?. Het doordchijnende hoomvlies was eenigzins betrokken, zoodat over dc ware gesteldheid van het inwendige oog nict met zekerheid koo worden geoordeeld. Er !ict zieh echter in de voorste oogkamer con vrecmi ligchaam bespeuren, hetwelk zieh, uit hoofde van de gezegde gesteldheid van hel doorschijnende hoomvlies, niet mei juistheid liet onderkennen. Het gezigt des aangedanen üogs scheen geheel verloren, en hoewel het paavd, in den stal zijnde, hct oog nog open hield, hetwelk dan een vuur-raquo;ood aanzien had — denkelijk door de gewijzigda alraalbreking des lichts —, zoo werd het dadelijk •^eslolen, zoodra hetzelve aan het helder daglicht werd blootgesleld.
Tagen de oogonlslcking werd voorecrsl eenc
|
||
|
||
|
||
Verzachtende wasschingaangewend, uit eenaftrek-sel van Hjnzaad bcstaande. Na hiermede eenige dagen te hebben aangehouden, had het door-schijnende hoornvlies zieh nog meer verdonkerd. Er werd bij dc oogwassching eenig zwavehure zink gevoegd, namelijk een scrupel op twaalf oncen, om veider eenige malen daags te worden aangewend.
Hoewel do onlsleking van het cog bleef aanhou-den, zoo was evenwel, op den 16 Mei, de cornea weder doorscliijnendc geworden, en het inwendige oog zoodanig opgchelderd, dal men nu met meerdere naauwkeuriglieid deszelis ware gesteld-heid kon onderzoeken; waardoor de Heer yah Setter in ziju reeds vroeger opgevat gevoelen bevestigd werd ointrent het besluan van eenen Worm in de voorste oogkamer,
Dezelve vcrtoonde zicli namelijk als cen zilver-kleurig ligchaam, hebbende de lengle van onge-veer cen Ned. duim, cu de dikte van een dunncn stroohalm. Dezelve bewoog zicli van tijd tot tijd, en dcze beweging werd vooral het sterkst en dui-delijksl waargenomen , wanneer het geopende oog aan de vrije invalling der zonnestralen werd bloot gesteld, waarvoor do worm , zoo het scheen, zeer gevoelig was. Meestal hield dezelve zieh op aan het beneden gedeelte der oogkamer. De verdere gesteldheid des inwendigen oogs bestond in eene sterke verwijding der pupil , zonder dat de drui-ven of zoogenaamde parels en de kristallens dui-delijk zigtbaar of te onderscheiden waren. Wanneer het paard van het donker naar hel daglicht
|
||
|
||
|
||
2S
|
||
|
||
word gekeerd, -werd het vuurroodc aanzien \iiilt; het oog nog sterker dan vroeger Avaargenomcn.
Vermits lict nu duidelijk bcwezen was, dat de TOOrtdurende onlslekinggcgrondwasin de aauwo-ziglieid van den worm , en cr , zonder verwijdering van dezen uit het cog, aan gecnc herstelling te denken viel, werd helzelvc nog, allccn tor ver-zachling, van den laastgemelden lijd af, eenigc malen gewasschen met een aftreksel van heenisl-bladen en bilzenkruid. INu werd ook de llecc Mcdicinac Doctor E. Wiciiürs, wonende te Mid' delstum. door den lleer van Setter verzocht, cm het onderwerpelijke geval met licra le onder-zocken en le beoordeelen; waartoe eerstgemelde zieh wehvsllcnd verleende. Zij besloten , na voorlaquo; afgaand onderzoek , op den 2 3Ioi, door ilc hoornvlics-snede, dcu worm uil lict oog te vcr-vvijderen , ten cinde , onder eenc gepaste behan-dcling , het dcel, en met hetzclve, zoo mogelijk , het gezigt le herstellen. De operatic werd op den 30 Mei in het werk gesteld, en wel op de vol-geude wi jze ;
Nadal het paard tcr nedcrgeworpen, en door kluister-touwen wel vaslgebonden was, werden de ooglcdcn on het wenkvlies, tloor oogspiegela van elkander verwijderd en bevestigd gehouden, en do oogbol door drukking met den voorsten vinger van tic liukerhand , zoo goed mogelijk , bepaald. Hierop word, door den Heer van Set-ten, met cen gewoon staar-mesje, eenc dwarsche insmjding in bet ondcrsle gedeelle van het door-schijnende hooruvlics gcmaakl ; waardoor hot
|
||
|
||
|
||
-o
|
||
|
||
voclil , in de voorste oogkamer bevat, en leveus du worm zieh onmiddelijk ontlasledeu. Dczc trok
zieii, Lij het naar buiten komen, te zanien , blij-vende , op den wondraud dor cornea zitlen , zoo-diit liij welligt spoedig in den oogbol zou zijn tori iggekecid , indicn hij niet dadelijk, door den Operateur, met het pincet gevat en uitgetrokken was geworden.
Na de verwijdering van den worm , word het gewonde oog met koud water afgewasschen, eu daama met een linncn dook bedekt, om hot in-diingen van vreemde Stoffen te belellen , en den invloed des lichts af te wenden. Het paard werd voorts bij genoemden vee-arts in een donkeren slal geplaalst. Het aanhoudend nat houden met koud water was, gedurencle de eerste acht dagen na de operalie, bet eenige middel, dat, termatiging der opvolgendc ontsteking, word aangewend.
Toen bet paard , op den 8 Jimij , bet oog weder eenigzins uit zieh zelven begon te openen, sehecn de ontsteking zoo good als verdwenen te zijn; de wond der cornea was gelieel gesloten. Er bad zieli evenwel eenig bleed in de oogkamer uitgestort, ten gevolge eener kleine beleedigiug, aan de iris bij de operatic toegebragt. Er werd nu eenige malen daags eenc zaeht oplossende ca prikkclende oogwassching aangewend , bestaande uit een aftreksel van twee oncen F/ores Arnicae en Herha Menlhae op dertig oncen water, waar-hij twee scrupels z-waneh-ure %ink werden gc-voegd,
Op den 26 Junij werd het paard aan dc eige-
|
||
|
||
|
||
tiaresse terug gezonden. Het oog bevond zicli mi weder in eene natuurlijke gesteldheid, alleeu met uitzondering, dat het uitgestorle bloed, hoewel reeds aanmerkelijk verminderd, echter nog niet geheel was opgelost, en het hkteeken in de cornea nog ziglbaar was. Dit uitgestorte bloed is editor later geheel verdwenen, en het likteekeu zooda-nig verminderd, dat men, bij eene oppervlakkige beschouwing, niet koti zien, welk der beide oogen van het paard de operalie had ondergaan; zoodat deze , op zieh zelve beschouwd , volkomen als gelukt kon worden geacht. Bij eene nadere en naauwkeurige bezigtiging eciiler bleek het, dat het inwendige zamenstel des oogs, vcimoedelijk door de langdurige aanweziglieid van den worm binnen helzelve, geleden bad; verloonende do pupil zieh steeds zeer venvijd, even als bij het bcslaan van de zwarte slaar wordt opgemerkt.
])cze uitsiag kau inmiddels op nieuw ler bevcs_ tigiug dienen, dat de hoornvlies-snede met vcilig-heid en met ecu good gevolg, ter verwijdering van oogwormen bij lict paard, kan worden aau-oewend, indien het oog niet reeds te zeer is be-dorven geworden, niaar men spoedig gjenoeg den aard der zickle ontdekt en tot de kunstbewerking overgaat. De verkregene uitkomst doet den Heer van Setter veronderstellen, dat deze operatic medo aangewezen kan zijn, en met gerustheid zal kimnen worden ondernomen in sommig egeval-len, waar het wateracbtige vocht troebel en be-dorven is, of bij het bestaan van uilstortingen van vezelachtige Stoffen binnen lict cog, na voor-
|
||
|
||
|
||
ST
|
||
|
||
afgegane beleediging of ontsleking van betzelvc, welke .sloflen zieh meermalen tot vlokken of kloii-ters in de voorsle kamer verdikken en liet gezigt gebrekkig of valsch maken, hoedanige \gt;i'\ hel paard veelvuldig voorkomen, eu welke dikwtjis aan alle oplossende middclen hardnekkigen weer-slaud bieden.
|
||
|
||
De bovenstaande waarneming koml mij in twee opziglen belangrijk voor; namelijk, vooreerst , omdat zij het eerste geval bevat, omtrent bet be-staan van oogwormen, in ons land, bij eenig huisdier , zoo veel ik weet, bekend gemaakt; ten andere, dewijl de worm, welke uit het oog van dit paard, op eene kunstmatige wijze, werd weggenomen, niet overeenkomt met eenigen cog-worm , door de vroeger aangehaalde Schrijvers, opgpgcven. Ook de verschijnselen, welke de aan-wezigheid van dezen worm vergezelden, schijnen eenigermate te verscbillen van die, welke door anderen vermeld worden. Altbans vind ik gecn ander geval gewag gemaakt van bet vuurroode aanzien des oogs, dat hier plaats vond; terwij I de verminderde gioei en de krachteloosheid van het dier, onder eene goede verzorging, den na-deeligen invloed aanwijzen, welke helzelve, bij dit plaalsclijk ongemak, op deszelfs gezondbeid ondervond.
De Heer vas Seiteraquo; den worm, door hem uil-genomen, aan mij, voor de verzameling der cn-ihelminlologiscbe voorwerpen van 'sRijks Yce-arl-
|
||
|
||
|
||
seniischool, hebbentle afgestaan ( zoo lio!) ik dnnr-van tie bijgevoegde afbeelding doen vervaardigeu. Daar ik denzelvcn in wijngeest lieb outvangen, is hij hierdoor cciiigzins zamengetrokken of gerim-j)eld geworden, en daardoor vvelligt iets van ge-daantc veranderd. Ik heb mij nioeten vergenoc-gen met slechts eenc , zoo veel mogelijk, naauwkeu-rigc teekening der uitwendige gcdaante te gcven. De lengtc van den worm bedraagt 13 Ned. stre-pen , hebbende dezelve nagenoeg dc dikle van 2 slrepen in dedoorsnede. Ilet ligchaam is platacli-tig rond , waaraan , van afsland tot afstand, indruk-ken worden opgemerkt. llelzelve verkrijgl liierdoor bet aanzien , als uit zoovelc afdeelingen of leden te bestaan, overeeukomst hebbende met de platte of linlwormen, als ook met de iarfvan eenig insekt. Voor een inseklenlarf zal bet dier intusschen in geenen deele kunnen worden gehouden. Iminers, iudien bet ontstaan van een worm binnen cene, zoo geheel afgeslotcue , holligheid, als het oog, reeds moeijelijk geheel bevrcdigend kan worden ver-klaard, het valt voorzeker nog minder gemakkelijk te begrijpen , hoe dit zelfde deel toegaug zou kunnen verleencn aan het ei of de larf van een insect. Ook het bestaan van de eijeren in bet ligchaam des diers schijnt hiermede te strijden. De afdeelingen of ledenvan den worm zijn negen in getal, waar-van de voorste eenigzins langer en breeder zijn dan de achterste, waardoor het ligchaam zieh allengs iets versmalt. Het achterste uiteinde of de staart is stomp en eenigermate knobbelvormig. Aan het dcrde lid van den kop aan de buikszijde beviudt
|
||
|
||
|
||
33
sich eene buisvormige lits, welk deel ongetwijfclc! voor hct, naar builen uithangend , ovarium moet worden gehouden , gelijk zulks bij mecrdere wor-men, onder anderen Lij den draadvormigen jnd' lisadewworm (1), plaats heeft. Beze veronder-stelling is later volkomen bevestigd, toen uit deze lils, door middel van eene naald doorgestoken , zieh ecu vocht ontlastte, hetwelk op ecu glas op-gevangon, en door mijn booggcachlen vriend, den Hooglccraar Schröder van der Kolk , met het mikroskoop onderzocht zijnde, ons geblckcn is eenc groolc mejiigte cijcrcn tc bevallen. Deze eijercn haddeu de lengte van ^5555 en de dikte van i5g3o to1 55555 laquo;euer Engeische duim. Het kopeinde van den worm is mede stomp, en kelk-vorniig ingetrokken. llct naar binnen geslagen ge-dcelte van den kop is met vcle zcer kleine, bruine , hoomachtige puateu bezet, in welks raidden zieh eene mond-opening Levindt. Voor het overigo is de buid des diers onefFen en gcplooid of gerim-pcld, lictwelk , zoo als boven gezegd is, misschien hooi'Jzakelijk aan de werking van den wijngeest raoel worden toegesclneven.
Geen opzettclijk werk makende van de bcoefe-ning der cntliclmintologie , moet ik het aan de mecr kundigen in dit vak der Natuurlijke Geschicdenis overlaten, aan dezen oogworm, waarvan ik mij niet herinncr tot dus vor eene beschrijving, veel-min afbeelding, te hebben aangetrofleu, deszelfs
|
||
|
||
(1) Gtjklt u. p. Pl. VI. Fig. 9.
|
||
|
||
|
||
34
plaats in de rij der ingewands-wormen bcpaa'-delijk aan te wijzen, en daaraan den naam te geven, dien liij zal dienen te dragen. Dezelve komt mij voor het naast tot hot geslacht Mono* stoma te zullen moeten worden gebragt, en zou-de veelligt voorloopig den naam van Monostoma Settenii kunnen dragen.
|
||
|
||
VERKLARING der AFBEELDIKGEN.
Fig. 1. Deoogworm, in deszelfs naluurlijke grool-
te en dikte. Fig. 2. Dezelve, van du rugzijde gezien en ver-
gruot. Fig. 3. Dezelve, van de buikszijde beschouwd en
vergroot. Op de derde afdeeling vertoonl
zieh de buisvormige lits a.
|
||
|
||
Fig. 4. Deze afbeelding, met de lits, nog sterker vergroot.
Fig. 5. Do twee achterste afdeelingen, slerk vergroot , met het uiteinde of den slaart.
Fig. 6. Het voorsle gedeelte met den kop, slerk vergroot.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
|||
7'iiiLicJir. omir nat. l/e.'dl /I -
|
II. ,..
|
||
|
|||
|
|||
'/raquo;#9632;quot;quot;/''#9632;#9632;
|
|||
|
|||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||