|
|
jäfesfesSaöasamp;sSaeSssjsSä
|
|
||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
TOEÜCHTIMG EH VERDEDIGING
|
|||||||||
|
|||||||||
DER BROCHURE :
|
|||||||||
|
|||||||||
NIET BELGIE
|
|||||||||
|
|||||||||
IVEDERL A ^DENENGELAIVD;
KOMT raquo;E EEß TOE VAN DE UITVINDING DER INENTING BIJ HEX KUNDVEE ,
|
|||||||||
|
|||||||||
rNLICHTINGEN AANGAANDE DIE KUNSTBEWERKING,
|
|||||||||
|
|||||||||
Du. J. N. L. BAX.
|
|||||||||
|
|||||||||
TJä KIJMEGEN, BH H: C. A. THIEME, JFz.
1857.
|
|||||||||
|
|||||||||
Prijs 40 Cent.
|
|
||||||||
|
|||||||||
iei gen. .650a
|
^6^^^^pe^^^Di
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||
T
|
||
|
||
|
||
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
|
||
|
||
2856 585 5
|
||
|
||
M
|
||
|
||||
KW. C lt;#9632;' #9632;
TOEIIGHTING EN VERDEDIGISfi
|
.1
|
|||
|
||||
DER BROCHURE
|
||||
|
||||
NIET BELGIE
|
||||
|
||||
MAAR
|
||||
|
||||
NEDERLA^D E^ ENGELA^D
KOMT DE EER TOE VAN DE UITTINDING DER INENTING BIJ HET KUND VE E ,
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
INLIGHTIMEN AANGAANOE DIE KUXSTBEWERKING.
|
||||
|
||||
nquot;. j. iv. l. wax.
|
||||
|
||||
|
-^Glt;*SlQfär£)amp;amp;S*~-
|
|||
|
||||
IE NIJMEGEN, EU H. C. A. THIEME, JFz.
1857.
|
||||
|
||||
m
|
|
|||
quot;#9632;
|
||
|
||
Non ut vincam , sed ut tester.
|
||
|
||
Hinc omne (nunc) principium, hue refer exitum.
Hokat. Carm. Lib. Ill, 6. 6.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
|||
11
|
|||
|
|||
VOOEBERTGT.
|
|||
|
|||
Het is mtuurlijk te venuachten , dat iemand, die zeker van zijne zaak is, zieh door hritiek niet uit het veld laat slaan. Het bemj's daarvcm is geleverd door mijne refutation, die op-genomen zijn in de tiveede Editie van het Algemeen Handelsblad van 19 Jan., 2 Febr. en 16 Maart Jongstl.
Ofschoon de brochure dus reeds schijnt toegelicht, zoo heb ik evenwel gemeend, dat het doelmatiger was, alles in een' bundel te vereenigen, te meer omdat op de recensie, voorkomende in het Maart-stuk van de Gids, nog met een woord geantwoord en eenige punten nader moesten uiteengezet worden.
Zoo de lexer het stootend mögt vinden, hier en daar herha-lingen aan te treffen, zoo dient tot inlichting, dat zoo xets moeijelijk vermeden kon worden, aangezien ik verpligt was, op verschillende kritieken over hetzelfde onderwerp te repliceren.
Ik besluit met de bede, dat men aan dit geschrift, het regt doe wedervaren en ans de toegevendheid betoone, welke de groote Romeinsche dichter hokatius voor zieh inriep, toen hij {Lib. I Satyr. IV. 102—104) gong ;
|
|||
|
|||
Liberias si
|
|||
|
|||
Dixero quid , si forte jocosius , hoc mihi juris Cum veniä dabis. —
de schrijvkr Nijmegcn, Mei 1857.
|
#9632;:
|
||
|
|||
-•t9gi#amp;*~
|
|||
|
|||
|
||
|
|||
Audi et alteram partem.
In het Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen van Zaturdag 22 Nov. 1856, wordt de brochure : Nietnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I
Belgie enzv., aangekondigd door A. H. J.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ')
De aankondiger zegt daar, raquo; dat de schrijver vergelennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;||
lieeft te bewijzen , dal in Engeland de inenling van hetnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; |;
rundvee , ter voorkoming van besmeltelijke ziekten, reeds voor bonderd jaren bekend was.quot; Tot antwoord bicrop diene, dat deze meening te vinden is in een der werk-jes, die door mij in de brochure zijn aangebaald , en wel in dat, betwelk in 1799 bij h. c. a. tiiieme te Zutpben in het licht verscheen, waarin men op bl. 73 leest:raquo;Een Engelschman, met name Dodson , is misscbien de eerste geweest, die dezelve (dc inenling legen de rundveeziekle) bij de band nam.quot; Terwijl nu deschrij-vers, die ik geraadpleegd beb, door mij zijn aange-geven, en men dus weet, waar men mijne meening kan Levestigd vinden, zoo kan men, strikt genomen , niet zeggen, dat ik vergelen heb te bewijzen, dat genoemde kunstbewerking reeds voor honderd jaren in Engeland bekend was.
A. H, J. erkent, dat er in de boekjes (in de brochure vermeid) raquo;bier en daar, ook voor onzen tijd , nutlige wen-ken voorkomenquot;. Voor die verklaring meet ik A. H. J. rnijnen dank betuigen, zoowel om de wezenlijke vol-doening. welke mij door die erkenning verse haft wordt,
|
|||
|
|||
..
|
^
|
||
|
|||
|
||
6
als ook dcswegens, dal ZEd. daardoor mijne pogingen in de hand werkt, pogingen, die len doel hebben , om aan de raadgevingen der voorzaten te heriuneron, op-dat zoodoende bet tegenwoordig geslacbt nut möge trek-ken uit de ondervinding, die in de vorige eeuw is opge-daan. Is dit laatste nu niet slechts mogelijk , maar zelfs zeer waarscbijnlijk, dan kan bet immers niet dan goed zijn , de waarnemingen van vroegeren tijd, ter sprake te brengen en op de werken der voorouders, die nut-lige wenken, ook voor onzcn tijd, bevallen , opraerk-zaam te maken.
De reccnsent klaagt, raquo;dat er uit die boekjes zoo weinig is medegedeeld.quot; Welnu , wat belet den ijverigen onder-zoeker zieh die werkjes aan te schaffen ? Is bet niet reeds van belang de brennen te kennen, waaruit men pulten kan ? Is bet voor hem , die dorst en hongert, niet veel waard , dal hem eene of andere plaats wordtaange-wezen, waar bij ten minste ter zijner lafenis icls kan vin-den, en moel bet dien dorsligen en hongerigen man niet verblijden , wanneer bij van een' tweede de bevesliging erlangt, dat ter aangewezen plaalse, raquo;hier en daarquot; oenig waler, dat drinkbaar, en eenig voedsel, dat nultig is, raquo;alzoo genietbaaiquot; voorhanden is? En möge bij zieh dan al niet te goed doen aan kiesche geregten en iijne wijnen , zoo heerlijk van bouquet, dat zij zelfs geenen kraus behoeven , maar zieh met ongekookte raquo;onbe-kooklequot; spijs moeten te vrede stellen , welnu, bij bedenke, dat er zoo overal maar geene Duitscbe gaarkeukens of Fransche wijnbuizcn voorhanden zijn om uit op te dis-seben of voor te schenken. Sapienli sal!
A. H. J. oppert verder de meening, raquo;dat al die zoo-genaamde prioriteitsquaestien niets nulligs hebbeu voor de wetenschapquot;. Dil zal ieder nog zoo gaaf niet toeslem-men. Immers om bei regt der prioriteit te kunnen be-wijzen, is onderzoek noodig, en bij dal zoeken kan men somwijlen tot nul der wetenschap wel iets vindeu ,
|
||
|
||
|
||
dat anders niet zoude zijn opgemerkt geworden. Maar dit eens daargelaten en op de prioriteit zelve gelet, zou men ook wel kunnen vragen , wat het aan de waarde der boekdrukkunst bijdraagt, waar en door wien deze is uilgevonden ? En toch , dal anderen anders denken dan A. H. J., blijkt nil de vele geschriften, die in onze da-gen weder over dit ouderwerp zijn in het licht gekomen en len doel hebhen, om de eer der uitvinding aan la.ii-rens jz. koster te verzekeren , eene eer, die vreemden hem zoeken te betwisfen, om die aan guttenberg toe te kennen. Zoo nu de weldaad, die de boekdrukkunst aan het geheele menschdom heeft aangebragt, door die gc-schriflen al niet veriioogd vvordt, dan hebben zij toch voor den regtgeaarden Nederlander die waarde, dal liij daardoor de regten zijuer voorouders verdedigd ziet; ja, het doet hem goed, iiet streelt zijn nationaal ge-voel, daarin met onomstootbare bewijzen geslaafd te zien, dat de boekdrukkunst, de zegenrijkste aller uit-vindingen, hare geboorte aan Nederland, en niet aan Duitscliland verscbuldigd is. Wie zal er aan denken, om laurens jz. koster de oer te willen ontnemen, omdat guttenberg cum suis de uitvinding, nog onvolkomen in hare kindschbdd , later verbelerd en meer in toepassing gebragt hebben ? Bleef columbus niet altijd de eerste o-ntdekker van America, ofschoon amekicus die ontdek-king meer uilbreidde, en het nieuwe werelddeel zelfs naar hem America genoemd werd ? Zoo ook , wia kan redelijkerwijze aan Nederland en Engeland het prioriteits-regt betwisten van de uitvinding der inenting bij het rundvee, op grond, dat or tusschen de rundveeziekte, die in de vorige eeuw woedde, en tusschen de longziekle, die thans hecrscht , onderschcid bestaat ? Dit voorwend-sel onlneemt immers niets aan de waarde dor stelling, dat aan de vindingrijke voorzaten de Verdienste toekorat van het eerst, reeds meer dan honderd jaren geleden , de mecning geopperd te hebben , dal door inenting be-
|
||
|
||
|
|||
smettelijke ziekten bij runderen kondeii voorkoinen worden; eene raeening, die zij door proefnemingen aan den loets der crvaring hebben willen onderwerpen en om weike le staven zij nocblijd, nocb geldeiijke offers onlzien beblten. Ik heb in de brochure gesprokcn van de inenling bij de rundereraquo; in liel algemeeD, niel, zoo als men zeer ten onregte wil doen voorkomen, van de loepassing dier kunslbewer-king iri hei bijzoiuler; ik beb gelracht debronaanle wij-zen, waaruit lid eerste denkbeeld is uilgegaan. Er is hier sp^ake van de schepptng van bet denkbeeld: dit was de x van den wisluinslenaar , de Goruiaansche knoop ora door te hakken of los le maken. Toen de weg eeninaal gehaand was, en men de oudervinding van anderen voor zieh bad, viel de loepassing in de gevolgen onlegcnzeggelijk gemakkelijker; a general! enini ad parli-culare facilis est transit us.
Wie kan bet wraken, dat ik hetgeen in Nederland ten behoove der wetenschap en tol nut van bet menscb-dora verrigt is, vermeld, en daarbij de Verdiensten der voorouders herdacht heb, zonder dal aan de eer van ben, die bet roemrijk pad der Vademi bewandcld, en bun voorbeeld nagevolgd hebben, in bet minst is te kort gedaan ?
Zie hier nu de zaak, zoo als zij in waarheid beslaat, en die men das als ecn bepaald feit kau besebouwen. Van Engeland is bet denkbeeld ora besmeltelijke ziekten bij runderen door inenling le voorkomen , oorspronkelijk uilgegaan; aan Nederland echter korat de Verdienste toe, dat denkbeeld meer onlwikkeld , nieer grondig aan de ervaring geloetsl, en ten nulle van het algcmeen al meer en nicer verspreid le hebben , en tevens de eerste te zijn geweest, die door de drakpers de inenling we-reldkundig gemaakt en daarbij naauwkearige voorschrif-len aan de band gegeven beeft, die in acht genomen beboorden te worden , opdat de kunslbcwerking aan bei doel, zoo veel mogelijk, zoude beantwoorden. Wal de eer
|
r
|
||
|
|||
|
|||
9
aanbelangt van die uitvindiug , wclke reeds eeue eeuw geladen legen de rundveepest \verd aangevvend, in ouzo dagen in toepassing te hebben gebragt op cle longzieklc der runderen (men begrijpe dit lucb welj want verwar-ring is erger dan dvvaling, cilius enim ex errore emer-git verilas quam ex confusioue), deze heb ik in iiet midden gelalen ; en dus, voor zoo ver mij bewust is, bet regt van bet Saum Cuique niet uit bet oog verloren. A. II. J. vmneldt vorder, raquo;dat de Hoogleeraren p. camper en w. van uoeveren , uitgenoodigd door de regering der stad Groningen om naar middeleo tor herslel der in 1767 heerscbeiuie veepest uit te zien, in de reeds elders beproefde ineuling ecn scboon voorbehoedmiddel tegen deze bevige ziekte meenden te vinden. 3Ien weet vooils nog, hoe kracbtdadig zij door den landbouwer geert reinders (een naam. nog voortlevende op een niet minder verdieaslolijken nakomeling) in kloin Garnwert, provincie Groningen , ondersleiind werden , en hoe rei.n-ders zijne proeven ook nog met voorbeeldeloos gedubl voortzette, uadat den Hoogleeraren reeds de moed was onlzonken en banne societeit van inenting reeds taande, en hoe hij cindelijk in de , inenting der kalveren bet middel ter wering der veepest bad gevonden , en daar-door misscbien wel de oorzaak word, dat die ziekte nil ons vaderland is verdwenen. Deze onldekking van reis-uers is voor ons Medici nog wel daarom des te belaiiquot;-rijker, omdat zij zeker den weg baande voor het algeineen aannemen der koepokinenling hi) den mensch in depro-vincien Groningen en Friesland; zie Verbandelingen, uilgegeven door de Maatschappij ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam. Amst. 1778 en vig. Aldaar II. d. 2, st. hi. 127, is het berigt van de inenting der kalveren in 1777—1779 te vinden, en dl. Ill, st. 3, de beriglen van de inenlingen van 1780—1785, en een derde berigt dl. VI st. 1 bl. 171 en vlg. Een zeer kort overzigl, of liever eenc geschiedenisdcr eerste proef-
|
\
|
||
|
|||
mam
|
|||
|
||
10
nemingen viiidl men ook in de Algemeene Lelteroefenin-gen van 1813. dl. XXII st. 2 bl. 662—666.quot; (1)
Door Let zoo even inedegedcekle heeft Recensent mij zeer verpligt ; ZEd. voldoet daardoor gelieel aan het oog-merk, waarmede de brochure geschreven is. Het doel loch was eerstens, om en zelf cen paar bouwsleenljes te leve-ren, en anderen aan le sporen om, zoo veel in hun bereik is, ook malcrieel blj le dragen , opdat bet daarna een be-kwaam veeartsenijkundige, hoedanige er vele in ons midden gevonden worden, möge behagen , eene geschie-denis der inenling bij bet rundvee le scbrijven , en daardoor in eene behoefle, die in ons vaderland beslaal, le voorzien. Hol tvveede, dal ik beöogde, was le wijzen op de onderviuding, die men in vroegere dagen heeft opge-daan en op de raadgevingen, die ons zijn nagolaten , als weliigt in slaal zijnde, om in den legenwoordigen tijd over de inenling bij de longziekte nicer licht te ver-spreiden ; al is het dan ook, dat de waarnemingen der ouden eene andere ziekte belrciTen, en wel met name de rundveepesl. Door vergelijking komt men dikwijls op bet regie spoor en dor waarheid nader. A. H. J. heeft alzoo mijiie inzigten beäamd en in de hand gewerkt, zoowel door brennen (evcnwel geene voor 1755) aan le geven, als door le erkennen dat er in de vverkjes, in de brochure vermeid, bier en daar ook voor onzen lijd luiitige weuken voorkomen. llet beweren van ZEd., raquo;dal de onldekking van rkinders voor ons medici nog
|
||
|
||
(1) Het vcnvondei-t mij, dat A. H. J. het werk van geeiit reixdeus riet lieel't aangehaald, daar het toch als niet onbelangrijk te beschou-•n-en is. Het voert tot titel: Waarnemingen en proeven mcest door inenting op het rundvee gedaau. Dienende ten bewijze , dat wij onzc kalvers van gebeterde koeijen geboren , door inentingc , tegen de vee-pest kunnen beveiligenj heneffens een duidelijk onderrigt, op welke manier , doze inentinge , met bet minsto gevaar, en op do gemakke-lijkste ivijze kan geschieden, door oeeut ruixders. Iluisman to Garn-#9632;nert , te Groningen , bij i.umtARTt s BOI8I2IOH , boekverkooper aan de hreede markt. 1776.
|
||
|
||
|
|||
11
|
|||
|
|||
wel daarom des le belangrijker is, tlewijl zij zeker den weg baande voor hel algemeen aannemen der koepokin-enling bij den mensch , in de Provincleo Groningen en Friesland,quot; klinkl zoo paradox, dat men zou kunnen vragen, of het hier scherls of ernst is, jocone an serio ? Zoude dan zonder de bevinding van rei.ndehs de vacci-nalie in Groningen en Friesland niel zijn ingevoerd geworden ? Wanneer men nagaat, dat niel slechts in vele landen, maar in geiieel Europa de methode van jemer door de wet, en met streng verbod van de inenting met kinderpokken is ingevoerd , hoe zouden die pro-#9632;vincien aan den magligen slroom van den tijd weer-sland hebhen kunnen bieden? En heeft dan ook de regering hier te lande, van bare zorg en waakzaamheid geene hlijken gegeven , door verordeningen op de koe-pokinenting daur le stellen ? En hoe is dan overal elders de koepokinenling ingevoerd? Heeft de ontdekking van rei.nders daartoe ook den weg gebaand ? Ik zoude mij er in verbeugen, Indien dit zoo ware, en indien wij eenen braven voorzaat die eer mogten toekennen. Maar nu bet niel zoo is, en men veeleer meet bekennen, dat van de proeven, die door den landbouwer geert reüvders, in Klein Garnwert, prov. Groningen, met voorbeeldeloos geduld zijn voorlgezet, in het buitenland weinig ofniels bekend is, zoo zien wij niet in, hoe men 'smans naam op bet terrain der koepokinenling heeft kunnen overbren-geu. Dat men parlij trekke voor de waarbeid en met edele wapenen slrijde om regt en billijkheid längs den loyalen weg le doen zegevieren, is voorzeker prij-zenswaardig, maar de zaak moet niet overdreven worden, want, men bedenke het wcl, overdrijven baart veel kwaad. Er bestaal een maat in alles ; iedere zaak heeft bare grenzen, en die grenzen mögen niet overschre-den worden , zoo men geen gevaar vvil loopen op bet dwaal-spoor te geraken, of tot ahsurditeilen te vervallen. Doch om tot geert reindbrs weder le keeren , gaarne erkennen
|
#9632;
|
||
|
|||
|
|||
12
wij, dat zijne Verdiensten groot zijn , weshalve Vmans nagedacliteuis zal blijven voortleven; ja, zoo dikwerf er sprake zal zijn van de inenling bij het rundvee, zal de naam van relnders met eere genoemd worden , als van een' vriend der menschheid, die misschien (?) wel de oor-zaak werd (?), dat de veepest uit ons vaderland is verdvve-nen , doch niet als var. den vveldoeuer , die tot de ver-spreiding der koepokinenling iets lieeft bijgedragen, of in de verte heeft kunnen bijdragen.
Verder. — Dat de longziekle der runderen in de vorige eeuw hier te lande niet lamelljk vveinig, niaar vol-strekt niet bekend was, blijkt uit de woorden van een geleerd schrijver, den beer f. h. va.\ dommelen, die zieh volgender wijze uildrukt: raquo; Het is thans vrlj aigemeen aangenomen, dat deze noodlottige veeziekte zicb voor het eerst in ons land in 1833 in de provincie Gelderland vertoonde ; in de provincie Friesland openbaarde zieh de ziekte voor het eerst den 2den Februarij 1842 , en in de provincie Groningen in April 1859, (zie Maatre-gelen ler stuiting van de longziekle onder bet rundvee, door f. u. va.\ dommele.v, Rijks-veearts der Iste klasse, te Baarn. Leiden, d. noothoven van goor ISol , hi. 25 en 27. Voeg bierbij de getuigenis van den kundigen veearls der Isle klasse, Paardenarls bijjle K. M. Akademie te Breda, den beer f. c. hbkmeuer , die ver-klaarl , dat reeds in 1831 de longziekle uit Bcigie in Noord-Braband is ingeroerd, zoodat de longziekle vroe-ger beefl beslaan in Noord-Braband dan in Geldcrlaud ; zie Reperloriurn III. jaarg. bl. 164, en: Een woord over het Empirisme in de veeartsenijkunde in Nederland door f. n. van dommelblaquo;, bl. 51), en men zal zieh, ge-rugsleund door het gezag dier beide mannen, die ne-vens anderen der veearlsenijkiinde in ons land lot roem verslrekken, over dil onderwerp niel meer tamelijk weifelend , maar vrij zeker en bepaald kunnen uildruk-ken.
|
|
||
|
|||
|
|||
13
|
|||
|
|||
A. H. J. noemt het in de l)rochure verhandelde eerst eene prioriteilsquaeslie, en later doet ZEd. het voorko-men , alsof ik eene geschiedenis van de inenting bij het rundvee heb willen levercn. Eene geschiedenis van 66n vel druks! Dat zou wel tot de curiosa behooren. Dat zoude tie les van hobatius : quidquid praecipies, brevis esto (kort maar zakelijk) , wel wat al te overdreven zijn opgevolgd! Voor eene geschiedenis heeft overigens niemand de brochure aangezien ,en als zoodanig zal ook niemand haar in gcmoede beschouwen ; want het zoude eene grove misvalting of eene ongerijmdheid zijn. Bij-aldien men de zaak met opzel heeft willen verdraaijen of verwringen, dan zou het illoijaal en in slrijd zijn met de gevoelens van achling en humaniteit, die mannen, ondcr dezelfde banier der wetenschap zieh scharende, elkander behooren toe te dragen. Maar hoe zoude er ook aan opzetlelijke verdraaijing of verwringing kunnen gedacht worden , daar de recensent zieh bevorens günstig heeft uilgelaten door te erkennen, dat er in de boekjes, in do brochure vermeid, bier en daar, ook voor onzen tijd nullige wenken voorkomen ? In die erkenning lag dan immers opgesloten : La verile recoit Thommäge de la bouche nieme, qui la blaspheme ! Veronderstellen wij das, dat er misvalting (een lapsus calami) hebbe plaats gehad , en in dit geval ware het niet edelmoedig rancune te neraen ; daargelaten nog, dat iedere slrijd op het veld der letteren, welke niet met bedaard overleg en met zucht naar waarheid , maar uit hekel- en bedilzucht of harlstogtelijk gevoerd wordt, der wetenschap niet lot voordeel, maar wel den strijdvoerder tot schände strekt, en hem aau de bespolting van het publiek prijs geeft. Op zoodanig een polemiek, d. i. op een onwaardige polemiek is, naar wij meenen dan ook van toepassing , het reeds zoo menigwerf en door zoo velen aangehaalde ge-zegde : dal der wetenschap meer nadeel door hare vrienden dan door hare vijanden wordt loegebragl (mieux vaut un
|
|
||
|
|||
|
|||
|
||
14
|
||
|
||
sage ennemi qu'iin impriident ami) , even als hei on-betwislbaar zeker is, dal aan de bevordering eener goede zaak niels meer in den weg slaal dan Idinde ijver of zelfzuchlige Itedoelingen van hare voorslanders. De onder-vinding leerl het dagelijks , niaar loch is men daarom np dil punt niet voorzigliger en wijzer geworden. Wordt de gulden les: J'ai cru qu'il fallail songer ä nia propre reformation, avant que de penser a celle des autres, wel immer evenzeer beharligd en in beoefening ge-Iiragl ?
Ten sloüe. Het doel roijner wederlegging was aan A. H. J. , die mijne brochure niet goed gelezen, of niet goed begrepen heelt, eenige inlichling le geven en hoop dit met souplesse en met noldcsse gcdaan te hehben , want het voornaamste, waarop men te leiten beeft, wan-neer men als beoordeelaar of verdediger oplreedt, be-staat daarin , dat men zoo min mogelijk iemand kwetse. Verder moet men, om eene zaak goed le kunnen beoor-deelen, haar grondig kennen , en om eene zaak naar waarde te sebatten of te eerbiedigen, moet men de slrekking, den geest er van duidelijk inzien en bevroe-den. De Franschen zeggen zeer juist: Pour exercer la critique, il faut science et conscience ; en boileau beeft leregl aan alle beoordeelaars zijne raadgevende stem doen hooren , in de volgende dichlregelen :
Mais vous qui raffinez sur les ecrits des autres, De quel ooil pensez-vous qu'ou regarde les votres? II n'est rien en ce temps a convert de vos coups: Mais savez-vous aussi comme on parle de vous ?
|
||
|
||
|
||
|
||
^
|
||
|
||
|
||
Audendum est, ut illnstrata veritus pateat , imiltiquc ab ei'rore liberentur.
Lactantii-s.
In hel Algemeen Handelsblad van 15 December Adeg;. Pdeg;., 2de Editie , zegt zeker iemand , die zieh Moot met de letter H. teekcnl, raquo;dat ik door het uitgeven der brochure: Niet Belgie , enzv., in eene leemte hell willen voorzien.quot; Daar aan ieder helderdenkend lezer, wien en nit de brochure en uit de wederlegging aan A. H. J. het doel van mijn schrijven bekend is, bet gezegde van H. reeds van zelf vreemd meet toeklinken , zoo heb ik erslecbts op aan le merken , dat deze en soorlgelijke uil-drukkingen , bij oppervlakkige lezing, wel lets schijnen te zeggen, doch nader beschouwd , eigenlijk niels be-teekenen. In waarheid loch , wien is bet gcgeven , om zonJer met een persoon of met eene zaak van nabij en grondig bekend te zijn, over de meening van iemand le kunnen oordeelen , en over de gedachten van een ander billijke nitspraak te doen ? Welke groote vorderingen op den weg des vooruitgangs , in de laatste dagen gc-maakt , en welke belangrijke ontdekkingen in alle kun-sten en wetenschappen in deze eeuw ook mögen gedaan zijn , zoo ver heeft men bet toch nog niet kunnen bren-gen, van door te dringen tot in de diep verborgene schuil-hoeken van het menschelijk hart, of een blik te slaan in die geheimzinnige plaats, waar iueen zieh vormen , zieh associeren en van waar gevormde denkbeelden uilgaan! Te regt zegt men daarom : gissen doet dikwerf missen. Zulks heeft bier dan ook plaats gehad met H., toen bij, zoo maar op goed geluk af nederschreef, raquo;dat ik in eene leemte heb willen voorzien.quot; Begrijpt ZEd. dan niet, dat, bijaldien het daadwerkelljk mijne bedoeling ware geweest, om in eene leemte (welke leemte bedoelt H. eigenlijk ?) te voorzien , ik dan zoude getracht heltben lets
|
||
|
||
^mmm
|
||
|
||
16
nicer volledigs, ineer degelijks le levereu , of, indien ik onlwaard had , dat mijne kraclilen te kort scholen om een dcugdelijk werk, Itijv. eene geschiedenis der inen-ling hij liet rundvee, le leveren , ik dan liever de pen zoude hebben neörgelegd ; veel liever inimers, dan een onafgcwerkt sluk ievercn of met hepaalden onzin voor . den dag komen ? In onzen tijd toch, vorderl men een van beiden : Bien on Rion ; hier valt niet te transi-gcren. Overigens bestaal er een merkbaar onderscbeid lusscben iemand, die zicb ec-n regt op een vreemd ge-bied zoekt aan te maligen, en een adder, die slecbtseven dat gebied belreedt, aanvankelijk zelfs met bet doel om bet spocdig weder te vcrlalen! Gebecl iets anders is bet ook, eene gescbiedenis te willen scbrijven, of slecbts eene korle bijdrago tot de gescbiedenis eener uitvinding te leveren! H. vermeldt, raquo;dat door een franscb geleerde do long-ziekte met de runderpest vervvard is.quot; Deze verwarring, elders aan den dag gekomen, heeft mij bepaaldaanleiding gegeven, om van bet onderscbeid tusscben die beide ziekten, en wel met aanhaling van anatomisch-pathologische daadzaken, duidelijk te spreken, zoo als recen-sent kan vinden op verscheidene bladzijden der brochure. Op bl. 12 en 13 onder anderen vindt men daar woor-delijk bet volgende: raquo;De besmettelijke ziekle bij het vee, die in de 18de eeuw geheerscht heeft en ter be-teugeling van welke men deslijds de inenting bewerk-slelligde, verschilde, het is waar, van de lhans heer-schende longziekte. Dit onderscbeid blijkt behalve uit raquo;De vcrhandeling van de tegenwoordige ziekle en sterfte van het rundveequot;, door vier geneeslieeren , in 'sGra-venbage 174a uilgcgeven, en uit de uitmuntemle be-schrijvingen (Over de pestziekte der ränderen, De bo-villa peste 1713, Colon. Ailobr. 1718 gedrukt) van j. m. lancisius en [De besmetling onder de runderbeesten , in het lalijn gedrukt te Leipzig 1715] van b. iumazzini , ook nog uit het versing van bet jaar 171gt;5 , bl. 29 , 50,
|
||
|
||
|
|||
17
55, waar men leesl: raquo;Immers dewijl de besmetlende ziekle geslekl wordt cene heele ziekte le zijn, in Avelke het bloed verdikt wordl en die van eene ontsleking volslagene verslerving, koud vuur en verrolting voorna-melyk in dc boekpens vergezeld gaat enzv.quot;; en verder op bl. Gl en 87: raquo;De lijkopeningon van de beesten, die aan de laquo;loor iiienliiig- verkregene besmellonde ziekte ge-slorven zijn, leeren, dat de langen, het hart, de lever e7i milt gezond waren, doch dat de pens (eerste m a a g) eii b o e k pens (d erde m a a g) sterk ont-stoken en dc dunne darmen mede, doeb in mindere male waren aangedaan.'quot; In het geschrii't van 1799, bl. 12 en bl. 84, wordt van bet onderscbeid tusschen de veepest en de zoogcnoemtle longziekle bepaald gevvagge-ruaakt. Op bl. 14 der brochure treft men nog bet volgende aan: raquo;En mi, dat cr tusschen de rundveeziek-le, die in de vorige eeuw woedde, en tusschen de long-ziekte, die tbans beerscht, onderscbeid beslaat, enzv.quot; Was het mi wel niogelijlc om duidclijker le spreken en om beter le doeu blijken, dat ik bet wezenlljk verscbil, dat tusschen de beide zieklcn in quaeslie beslaat, in het cog heb gehouden , dan door het zoo even aangehaalde? En loch wordt men op dit punt, wie zou het gelooven, van lor zijde aangevallen! Dal II. gelieft le veronder-stellen , dat ik door bet mcdedcelen dier onlleedkundige ondcrzoekingen, welke hewezen, dat de longen bij de runderpest somlijds in het lijden gedeeld hebhen (brochure bl. 13 en 14), analogiea beb willen vinden tusschen twee, zoo heraelsbreed verscbillende, ziekten, alsderun-derpest en de longziekle zijn, blijft voor ZEd. rekening; niemand is aansprakelijk voor helgeen een ander goed vindt le veronderstellen. Ik beboef dus ook bier niet in verklariDgen le treden; alleen wil ik recensent in het voorhijgaan er aan berinneren, dat men uit eenboekden zin moet balen en niet denzelven er inleggen , sensus cst efferendus, non inferendus.
|
|
||
|
|||
#9632;#9632;^
|
M
|
||
|
|||
18
|
|||
|
|||
Hetgeen H. lets venler sclirijfl: raquo;Met evenveel regt
zou men kunnen zeggen, dat de eer der uilvinding (van
de inenling van het rundvee ?!!) loekwam aan jennerquot;
klinkt onlzaggelijk vreemd, bijna even Lelagchclijk, als
hetgeen , niet lang geleden , de zoo even besproken fran-
sche geleerde over de inenting heeft openbaar gemaakt.
Hoe kan aan eduard jenner , die, in het jaar 1798, in
Engeland de cerste proef nam om koepokken opzcltelijk
blj menseben in te cnlen, en zoö de ontdekkiug der
koepokinenling in het leven bragt , de eer loegckend
worden van eene ontdekking en van waarnemingen, die ,
op een geheel ander gebied le huis hehoorende , reeds
in 1753, alzoo 43 jaar vroeger, dan een jenner zijne
eeiste proefnemingen deed , zijn bewerkslelligd geworden?
Waarlijk om dit te opperen en tc begrijpen , moet men
wel bevoegd, welwetenschappelijk zijn! Van iemand, die
beide atlributen niet in eene hooge mate bezit, is zulk
eene fijn uilgedacbte veronderslelling trouwens omnoge-
lijk te verwachten.
raquo;Inentingen, zegt H. wijders, zijn lang genoeg hakend geweest; zij waren dat al (hijv. legen de post) (legen welke pest ?) reeds vöör de uitvinding der vacci-natie, maar de eer van jenner lijdt daardoor evenmin enzv.quot; Dat de inenling legen de runderpest reeds in 175S hier le lande werd bewerkslelligd, bewijst een der werkjes door mtj aangehaald ; dat de eer van jenner daardoor evenwel niet lijdl, spreekt van zelf, wan-neer men bedenkt, welk een onmelelijk versebil er be-staat tusseben het denkbecld, om door inenting besmeltelij-ke zieklen bij runderen tevoorkomen, en lusschen hetvin-dingrijk denkheeld van jenner, om de waarneming, die men in het jaar 1769 in Duilschland maakte, dat namelijk de pokken, die door de pokken aan de uijers der koeljen den menseben werden medegedeeld, deze voor de be-smelting der kinderpokken beschutleden, in algemeene toepassing te brengen , zooals wij boven zagen , en wel-
|
|||
|
|||
M
|
|||
m
|
||
|
||
19
|
||
|
||
ke inenling dan ook een oneindig voorregl boven de vroegere inenling van de kinderpokken heeft, daar bij de eerste geen levensgevaar bestaat en de mensch door eene onbeduideude, dikwerf naamvelijks merkbare buidaandoe-ning de vreesclijkste ziekte en de afscbuwelijksle mis-vonning ontgaat, en daarbij , wat veel zegt, geen nieuw pokkengift gel)oreii wortlt. leder ziel het; liel onder-scbeid is bier zoo groot, de vergelijking is zoo gezocbt, zoo rnisplaalst, dat bet overbodig zoude zijn , iels meer daarvan te zeggen.
raquo;Die iiicnlingcn (volgens de raelhode van Dr. Willems) gelukton, bier te lande zelfs, eersl volkonien, zegt H., toen eene coramissie van deskundigen zicb in persoon met zijno handelwijze bad bekend gemaakt.quot; Maar uit het verslag van bet verhandelde op hot VIIIs*0 Neder-landscbe landliuishoudkundig congres blijkt, dat iasom-mige stallen de uitkomst der ineiitiiigen zeer ongunslig was, zoodat men voorbeeldcn aantreft, vvaar, na de inenting, slecbls bij een enkel rund, en soratijds zelfs bij geen enkel, zieh lid minsle spoor van nil working vertoond heeft; zie brochure bl. 6 en 7 en hot rapport van Z. E. den Minister van Binnenlandsche zaken van Bel-gie , bl. 32 van dit werk.
Wat im bet beveiligend vermögen der inenting legen de longziekle der runderen aangaat, zoo meen ik, dat zulks een problema daarstelt, dat nog alles bcbalve vviskunslig zeker is opgclost, ja inlogendeel, dat de quaestie daarover, zooals men zegt, nog hangende is en de illusie, die men zieh schepl, nog wcl zou kunnen verdwijnen. S'aspelta molto, ehe non vienne mai, zeggen de Italianen; d. i. men vleit zieh dikwljls met dingen , die nooit geheuren, en dit spreekwoord, dat dage-lijks bevestigd wordt, geve de Heinel, dat in bet onderhavig geval ook niet bevvaarbeid werde. Inmid-dels zijn er ervarene veeartscnljkundigen , die voorshands weigeren de voorbchoedende kracht der inenting bij de
|
||
|
||
M
|
||
|
||
#9632;
|
||
|
||
20
|
||
|
||
longziekte, onvoorwaardelijk als een dogma aau te ne-raen. Een beroemd Hoogleeraar van een onzer Vaderland-sclie Acadeiuien vereerde mij dezer dagen mel het vol-gende schrijven : raquo;Met u wensch ik, dal hetzij dit, helzij ccnig ander middel, beproefd möge bevonden worden tegen de zoo vernielende zicklc der runderen.quot; Door dit gezegde geefl Zijn Hooggel. te kennen, dat de zaak nog niet isuitgcmaakt, doch, naar bet mij voorkomt, pleiten de aangeliaalde woorden eer tegen, dan voor de beveiligende kracht der inenting. En is het wonder dat men op dit punt ,zijris ondanks , tegen wil en wensch , lot hvijiclen ovcrslaat , wannecr men bedenkt, dat in Friesland , niellegenstaande de meriting aldaar druk wordt bewerkslelligd, in het jaar 1836 alleen, 5727 runderen aan de longziekte zijn gestorven of te dier zake afge-maakt (1), terwijl in Geklerland, waar men op vele plaatsen nimmer van inenting bij bei rundvee iels ge-hoord heeft, de zieklc en minder vcrwoestingen heeft aangerigt, en spoediger is geweken, onder het nemen van behoorlijke voorzorgsmaalregelen.
Is het niet een punt van ovenveging, dat, terwijl er geen streng toezigt wordt gebouden op het invoeren en verkoopen van vee (2), en er niet met Idem op het
(1)nbsp; 2075 gestorven en 3652 gedoode runderen, te zamen 5727. Al-gem. Handelsbl. 10 January 1857.
(2)nbsp; Behartiging verdient de volgende mededeeling in het Algem. Handelsbl. van 4 Mei jl. 2de Ed.: Groningen, 1 Mci. Dezer dagen is door H. H. Gedep. Staten dczor provincie vastgesteld, dat geen vee op veemarkten en veoverkoopingen zal worden toegelaten , dan voorzien van een certificaat van den burgemcester of van eon lid van den ge-mecnteraad , waarnit blijkt, dat het gedurendo de vier laatste maanden met geen door longziekte besmct vee in aanraking is gowcest; deze resolutie is een gevolg van hot toenemen der longziekte in deze provincie.
In de opr. Haarl. Cour. van 6 Mei jl. leest men hieromtrent het volgende :
Ten einde de meest mogelijke zekerheid te bekomen, dat de aanvoer van door longziekte besmet rundvee ten publieken verkoop kan ivorden geweerd, hebben de Gedep. Staten van Groningen , na ingewonnen ad-
|
||
|
||
A
|
||
|
|||
21
|
|||
|
|||
aanwendeu van voorbehoedmiddelcn wordt aangedrongen, de ziekte onder de runderen op het vasteland op schrik-barende wijze loeneeint, zoo zclfs, dat de commissie der tentoonstelling van vee, voortl)rengseleix en werkluigen van den laudbouvv, welke in de maand Auguslus van dit jaar te Waterford in lerland zal plaats liebben, uit-dienhoofde besloten liceft daarop geen buitenlandsch vee toe le laten (Staats-Couranl); zie Opr. Haarl. Cour. van 4 Mei jL Wanneer men nu Let vorige in aanmerking neemt, en daarbij let op de billijke klagt, die van de provincie Friesland in hel bijzonder uitgaat en ons
|
|||
|
|||
vies van tie Commissie van Landbouw in dat gewest, bij uesluii van 30 April eene vorordening op het lioudoii van veemarkten en vee-ver-koopingen vastgcsteld , waarbij o. a. bepaald wordt:
laquo; Art. 1. Geen rundvee zal op do veemarkten of op vceverkoopingen in deze provincie , voor zoo verro , wat die verkoopingen bctreft, vee van elders is aangevoerd , worden toogelaten , dan op vertooning van een certificaat, waavvan eon model bij dit besluit is gevoegd, afgege-ven door den burgemeoster of con lid van den Gomccnteraad, of van een gedelegeerdo door het bestuur, ahvaar zieh het vee bevindt, hon-dende , mot opgave van het goslaclit, dea oudordom, do kleur van het haar en do merken van het rund, tevens de verklaring des eige-naars van de plaats of plaatsen, waar hetzelre zieh de vier laatste maanden hceft bevondon , en dat hot goduronde gedachten termijn met geon door longziekto besmet of daarvan vordacht vco in aanraking is geweest.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i
raquo;Art. 2. Bij twijfol , of onzekorheid omtrent do juistheid en deug-delijkheid der verklaring des eigonaars , in Art. 1 bedoeld , kau de af-gifte van het certificaat worden uitgesteld, en een nader onderzook in-gesteld. Zoo bij dit onderzook do veroischte zekerheid niet is verkre-gen , wordt dit certificaat geweigerd.
Art. 3. De oigenaars , geloiders of oppassers van vee op markten of verkoopingen zijn gehoudeu , aan alien , die bevoegd zijn om het toezigt op de naleving dezer verordeniug to houden , hetzij van woge het rijk, de provincie of gcineento aangestold, op aanvrage het voren-bepaaldo certificaat te vortoonon. Bij weigering of nalatigheid in do vertooning van gezogd certificaat, en zoo ook by gemis daarvan , of wcl dat do idontiteit van hot rund, waarvoor het stvekt, niot genoeg-zaam blijkt, wordt ton aanzien van hot voo gehaudeld, zoo als bij Art. 10 van hot reglomont ter voorkoming van het ovorbrcngon on voort-planten dor hoorschende longziekto onder hot nmdvee is voorgesohreven.
|
\
|
||
|
|||
#9632;#9632;i
|
|||
|
|||
|
schier dagelijks in de ooren klinkl: Gij predikl een niidJel van redding legen die noodlotlige ziekle, welke als een engel des verderfs onder onzen vccslapel de groot-sle verwoeslingen aanrigt, en in weerwil, dal hel mid-del vlijlig wordt aangewend, (1) lasl de kwaal al nicer en raeer vernielead om zieh been; waaneer men , zeg ik, dal alles in aanmerkiug neemt, dan vraag ik of men wel geregligd is, om mel H. zoo calliegorisch weg van bevciligende inenling le sprekcn ? Hel waar en echt verstand, zegl een begaafd sclirijver (2), behoedzaam en bedaard in des/.elfs voorlgang, doet. geene uitspraak, voordat bei de zaak van alle zljden bescbouwd , in alle bare gevolgcn en verdere belrekkingen nagegaan , in iiaar algemeen verband mel de overige dingen en waarheden overwogen, den scliijn van bcl wezen onderscbeiden, en das een vaslcn en zckeren grond voor zijn von-nis gelegd hebbe; en kau das alleen de veilige gids, zoo in bei ondcrzoek der waarbeid , als in bet beslier des levens zijn. Deze woorden van terpoxcher , bier in loepassing breugende, zoo zal bet, dunkt mij, voor-zigliger geliandeld zijn, vooralsnog zijn oordeel op le scborlcn en af te wacblcn, lol mecrafdoende uilkomslcn, een zekerder maalslaf aan de hand geven , waarnaar men zijne uilspraak zal kunnen riglen. De lijd, om met pericles te sprekcn , is de wijsle der raadgevers; die lijd zal dus ook wel de meesl hevoegde regier zijn, om het vraagsluk over hel al of niel beveitigend vermögen (volslrekt of betrekkelijk) der inenling blj de longziekle te beslissen. Opinionum (enim) coniinenla de-let dies , naturae judicia confirmat. — CicEito.
De zoo even met bescheidenbeid geuile mcening moel evenwel niet zoo worden opgeval, alsof ik daardoor regt-
|
||
|
|||
(1)nbsp; Zoo vlijtig zclfs , dat men Friesland xxTiiOxw de pioyincle dor inenting zon kxrancn noemen.
(2)nbsp; Aan do liedea der boschaafde ivercld door t\-. e. de rtBroK-cher bl. 161 , 165.
|
|||
|
|||
|
|||
23
slreeks aan de inenling zoude willen le kort doen, of over haar den slaf breken; integendeel er moet met ijzeren wil, met sta-len geduld worden volhard op den ingeslagen weg, met uil-sluiling cvenwel van het geeslverlamniendeÄt/rofs?,raquo; (hij , de meester, heeft liel gezegd), die slaafsche volgzuchl, welke ons niet alleen lot Lloole werktuigen maakt, en van geene betere aanwending of juislcre loepassing, ook niaar in de verle, iels wil hooren: die zelfs niet duldt, dat men bronuen zal raadplegen , die in slaat zijn over bet onderwerp licht te verspreiden. Gelijklijdig met de inenling bebooren ook de andere voorbehoedmiddelen, waar-op onder anderen in de brocluire bl. 8 en in bet werk van den beer f. n. van dommelen: Maatregelen ler stailing van de longziekle onder bet ruiulvee, is opinerkzaam ge-maakt, met naauwgezclheid te worden aangewend. De vijand, die aan den voornamen tak van onze nationale wei-vaart zulk cen' gcvoeligcn slag toebrengt, moet met alle ten diensle staandc middelen , en met vercciule krachten worden bekampt, daar bet zeer te betwijfelen valt, of men door de inenling alleen wcl de overwinning zal bebalen. Dal de voorzaten ook niet alles van de inenling ter beslrijding van de rundvoepest, die des-tijds grasseerde, vorwacbt bebben , kan men opmaken, nil betgeen op hi. 7 der brochure is aangehaald en breed-voeriger in hunne gcscbriflen is uileengezet. Men denke hier aan de pokken. Ofscboon de koepokineuting vrij al-gemecn (1) als een beveiligcnd middel legen die koort-
(1.) Ik zeg vrij algemeen en niet algemeen. In het Ncderl. Tijdsohrift voor Geneesknnde, Istc Jaarg. bl. 46 en 47, tooh leest men het vol-gende : In Engeland is er sprake om de #9632;wottolijke verpligting tot koe-pokinenting weer op to helfen. John simon , geneeskundig ambtenaar bij het Gezondheldsbestuur wint de adviezen van verschill ende mannen van het vak hierover in. In Weeaen zijn de Professoren oppolzer en sigmdkd , in Praag hammernik geraadplcegd. Vier vragen zijn gestold: 1. Of de koepokinenting in de meesto gevallen tegen de kin-derpokken voorbehoedt, en althans waarborgt tegen eenen doodelijken aBoop der ziekte j 2. of gevaccineordo individus , omdat zij minder bloot-gesteld zijn aan kinderpokken , vatbaarder zijn voor typhoide koortsen
|
|
||
|
|||
|
||
24
|
||
|
||
sige ziekle wordt erkend en aangewcnd, zoo verwaarloost men daarom toch niet, hij het heerschen van pokken , de Lekcnde voorbehoedmaalrcgeleii, als daar zijn: al-zondering , berooking , zuivering der verlrckken enz. enz.
Daar H. anderraaal zinspeelt op de iuenting legen de run-derpest, als hadde ik deze ziekte niet duidelijk genoeg van de longziekle onderscbeiden, zoo kan op die herlia-ling liel non bis in idem worden loegepasl; legen de verkeerde opvalling en onjuiste voorstelling, die in dc rccensie doorslraall, zal ik aanvoeren, wat ik ergens ge-lezen beb: Pour nous allaquer avec plus d'avanlage, nos ennemis nous font raisonner, non ä noire maniere, mais ä la leur .... Ils travcslissenl nos dogmes, cl allerent les principaux poinls de noire creance, el se vantent apres cela de nous avoir lerrasses .... Le veritable bonncur esl d'etre juste.
Eindelijk raeent II. ook lets te moelen zeggen over de brennen die ik beb aangewezen; over die I)oekjes, waarvan tocli door zeker gelecrde gezegd is, dat in de-zelve bier en daar, ook voor onzentijd, nullige wen-ken voorkomen. Ik raecn bier H. in bedenking le moelen geven, of ZEd. niet beter badde gedaan, van ee:iig bewijs le leveren van zijne bekendheid met bistoriscbe Lijzonderheden belrckkclijk bet behandelde onderwerp , door in navolging van A. H. J. ook verdienslelijke scbrij-vers aan le balcn en daadzaken bij le breiigen, die over de inenling bij het rundvee in het algcmeen al meer en meer licbt verspreiden , en aizoo der wclcnscbap tot nut verslrekken zouden. Het is om zaken en niet om woor-den te doen; op daadzaken loch berust de Geschieden is.
|
||
|
||
en andere zymotische ziekteu of voor scrofelen en phthisis, en of zij andere nadeelen ondervinden j 3. of door vaccine-lymphe do kiem voor syphilitische, scrofuleuzo en andere constitutionelc zicktcn bij de koe-pokinenting kan worden overgebragt, en of een goed gevormd arts door misslag in plaats van vaccine-lymphe eenig ander ziekteproduct door do inonting kan overdragen; 4. of bij de noodige voorzorgen de algcmeene koepokincnting is aan te bevelen ?
|
||
|
||
mm/^
|
||
|
||
25
|
||
|
||
de eeuwige gctuige der waarheid, en de waarheid is die heilrijke bron, aan welke wij verzadiging kunnen vinden voor onzen dorst naar kennis, redelijken vooruit-gang en duurzaam geluk.
Ten slolle meen ik aan H. de opmerklng le mögen maken, ilat ZEil. ridderlijker haclde gehandcld doorzijn' naam le vermelden , in plaats van zieh achler een iniliaal le verbergen. Anoniem schrljven, zegt een bevoegd be-oordeelaar, bedekt gewoonlijk niet veel goeds; het ver-strekt ten schild aan al lietgeen men in zijn eigen belang vermeent te nioelen zeggen, het möge waar of onwaar zijn: men verbergt er achler een galimatias van onnaauwkeu-righeden , waarop blindweg voortgeredeneerd wordl. Anoniem schrijven is den man onwaardig, die eene gocde zaak veruiccnt voor te slaan; hot is tie dekmanlel voor personalileilen en dubbelzinnigheden, welke men den moed niet heefl iemand in het aangezigt te zeggen: het blijft dus een masker.....enzv.
|
||
|
||
Qui n'entenil qu'une cloche, n'entend qu'un eon.
Wij hebheu gemcend op het schrijven van II., voor-komende in't Alg. Handclsbl. van 2 Maart j!., 2deEdil., te nioelen antwoorden; vooreersl, opdat H. door ons stilzwijgen zieh niet dwaasselijk zou verbceklen , onwe-derlegbaar le zijn , en ten andere om aan cenc zckere verpligling en jegens het puhliek en jegens onszelven le voldoen. Wij hchben ccne brochure geschreven en stellen er prijs op, dal de lezer overtuigd zij , dal wij, door waarheidsliefdc gedreven, daarbij zijn le werk ge-
|
||
|
||
|
||
26
|
||
|
||
gaan: oiu hiervan nu liel bewijs le leveren, moelen wij de aanmerkingen , die op de gevoelens in de brochure voorkoraende, gemaakl zijn, duidelijk kunnen weerleggen, en zullen 0111 hieraan le voldoen, de pun-ten door H. opgesomd, achlereenvolgens behandelen.
Vooreerst merkt H. aan: raquo;Geeu Belg heefl ooil of immer aanspraak gemaakt op de uilvinding van de in-enling tegen de ruiulerpesl.quot; Die aanmerking is ge-heel overbodig, want dit beäamt de ganscbe wereld, wordt in de brochure niet beweerd, en loont, öf dal H. bei sluk niet good gelezen beefl, öfwillensen wetcns de zaak Irachl le verdraaijcn.
Ten tweede schrljft H.: raquo;Betreffende de ineuliug legen de longziekle is hot bewczen, dal aan Dr. Willems , en dus aan Belgie de ecr lockoinl van bei eerst le beb-ben aangewezen, boo, vvaar, en met welke slof zij mod verrigt worden , zal ze günstige uilkomslcn geven. Zie f. c. iiekmeijer , Reperloriuin, Tijdsclirili voor de Geneesk. 5de Jaarg. bl. 385 ; vooral lezenswaardig, om-dat betarlikel iiisgelijks gerigt is legen een GeneeskunJige, scbrijvende over zaken, die bij niel versionJ.quot; Er is in de brochure over dc uilvinding der inenling bij liel rundvee gesproken, niel over de uilvinding der inenling tegen de longziekle. Del is locb le beklagen , dal H. inaar niel begrijpen wil, of niet begrijpen kan, dat er sprake is van bet oorspronkelijke dcnkbeeld , van liel idee m^re, of hoe zullen wij liel anders noemen , ora bet H. aan liel verstand le breiigen. Hel is locb geene bolvormi-ge driebocksmeling of slerrekundige berekening, geen Sanscritisch, Chaldeeuwsch of Griekscb, maar een zeereen-voudig feit, in duidelijk Hollandscb voorgedragen , belwelk knapen, die nog op de laagsle klasse der volksscbolen zijn, wel zouden bevallen ; ja! zoo men niet dacht aan de scboone les van feseloiv : Men meet geduld oefenen cm meesler le worden van zichzelveu en van anderen, — dan zonde bet bier wel een gevalzijn, om zijn
|
||
|
||
|
|||
27
SloJcijnsch geduld le veiiiezen , ziende, dat croverzulk een helder en bevallelijk ondervverp zö6 veel moet ge-schreven worden, om het een' vohvassene te doen begrij-pen. De beschuldiging die H., in bet slot zijner Iweede aanmerking, legen een geneeskundige inbrengl, kunnen wlj onopgemerkt laten voorbijgaan; die aanvallen ä tergo loch, vinden van zelfs afkeuring bij alle weidcnkenden en de geneeskundige, legen wien zij gerigl zijn, zal wel . zoo verslandig zijn, om er harlelijk oin le lag-chen; bet is immers niet onduidelijk waar den criticus bier de scboen cigenlijk wringt!
De derde aanmerking van H. luidl: raquo;Inenlingen in bet algemeen waren sedert eeuwen bij andere volken bekend. Zie cüvstatt , Handb. dl. 2. bl. 86. Neder-land vvordt daar nicl genocmd.quot; De eersle zinsnede dient zeker om de waarheid le bevesligcn van Iiet molto , aan bet boofd der brochure gcpiaalsl: Ainsi ricn denouveau dans la Nalure el dans les Arts. — Tout ce qu'on fail, a ^le fail; — tout ce qu'on dit , a 6le dil; — lout ce qu'on reve, a clo reve. Wij zeggen H. onzen dank voor zijn günstig oordeel over bet mollo, door ons ge-kozen. De twecde zinsnede der derde aanmerking is even ondoordaclil als belagchelijk. raquo;Nederland, zegt onze opponent, wordl daar niet genocmdquot;. Bijgevolg, o:i)clal Nederlaml niel genoemd vvordt bij canstatt , komt, volgens de logica van II. , aan lielzelve ook de eer der uilvinding niel loe, en bad Nederland dus door ons niet genoemd mögen worden. Welk eene gevolg-trekking ad absurdum ! Kan er wel koddiger gcrede-neerd worden , en moet men iuer liel: Ilisum lencalis Amici, niet uitroepenl raquo;Nederland vvordt daar niet genoemd.quot; Wat l)ewijst dat ? Wat anders , dan dat can-statt door die nalatigheid loont, niels te wclen van de gescbiedenis der inenling, met belrckking tot ons land? Wat bewijst bet anders, dan de biliijkheid der klagt door onze beroemdsle gcleerden zoo menigwerf geuil, dat men
|
|
||
|
|||
|
||
28
in den vreemde llians zoo weinig werk maakl van onze lilteratuur; een gcbrek, dat eensdeels voortspruit uit de meening, die de bewoners van volkrijke stalen koesleren, dat zij met de leltervruchlen van hun land ruimschools kunnen volstaan, en anderdeels daaruit, dat de naburen niet alleen geen Hullandsch kennen, maar ook zelfs geen Latijn genoeg, ora de werken onzer classieken, die nog in die scboone taal der geleerdcn gescbreven worden, te kunneu verstaan. Getuigt bet, gij allen, die inet ml] Frankrijk's Hoo-gesebolen bezocbt hebt, hoe trearig bet met de Latini-leit van vele, ja van de meeste der franscbe medici ge-sleld is 1 En zoo de Duitscbcrs al meer in die laal er-varen zijn, vvat baal lam dat, zoo zij er geen gebruik van maken ? Dal Nedcrland door cakstatt niet genoemd wordl, is ons overigens tamelljk onvcrscbillig; die mis-kenning op bet gcbicd der welenscbap, is in onze dagen niels ongewoons, en wij kunnen zulks van cen vreemde begrijpen, maar wat wij niet begrijpeu, is, dat Nader-landers en vreemdelingen, die op ons klein maar ge-zegend plekjc gronds, bun fortuin gezocbt en gevonden hebben , lafaardig on ondankbaar genoeg kunnen zijn , om bet goede en nuUige, dat Bato's grond voorlbrengt, le miskennen of le verduisleren , en al vvat uit den vreemde komt, origineel of copiewerk, bclzij bet den loels der ervaring reeds bebbe doorgestaan of niet, uit te ba-zuinen en le vergodenl Men moet Nederlander ziju en uit dc gescbiedenis wclen, wat onze voorouders gedaan hebben, om Neerland's groolbeid te belpen grondveslen , om al bet grievende van zulkc lafaardigbeid en ondank-baarbeid te gevoelen.
In de vierde aanmerking zegt II.: raquo;Dc inentingen legen de runderpesl zijn door Engelschen en niet door Nederlanders bet cersl verrigt. Begrijp! Dr. B. zegt zelf (zie refulatie aan A. II. J.): Een Engclscb-man met name dodso,\ is misscbien de eersle ge-
|
||
|
||
|
||
29
weesl, die de inenling legen de rundveeziekle Icr hand nam ,— en dat is geen misschien, maar waarheid ; dod-son en laijard vcrrigien (verrigtten ?) in 17415 in Eugeland de eerste inenlingen. Zie laijard , A discourse on the use-lulues of inoculalion of (he horned callle etc. Lond. 17157, en: camper, lessen over de veepesl Lceuw. 1769.quot; Ahuis, Heer H., is uwe aanmerking: raquo;Dr. B. zegl zelf enz.quot; ; ik heh het zelf nicl gczegd, maar slcchls aangehaald uilhet werfcje van 1799; de schrijver van dal werkje heeft iiet gezegd, en lusschen zelf iels le zeggen en iels nit schrijvers aim le halen , bestaat nog al verschil. Maar gesleld, ik had hel zelf gezegd, dan nam ik er nog geen woord van terug, want het gezegde hevesligt inuacrsde waarheid van het eene gedeellc der Stelling, op hel litel-hlad der hrochure voorgedragen , dat namelijk Eugeland de eer loekoml van de uilvinding der inenling hij hot rundvee. Dit hehoelt dan ook geen verder hetoog. Ge-hcel anders is hel met hel andere gedeelte der geopperlaquo; de Stelling, dal nanielijk ook Ncderland de eer loekoml van de uilvinding der inenling bij hel rundvee. Dilschijnl voor II. nog wal duister, en daarom zollen wij trachten hem de zaak wal klaarder vopr oogen le stellen. raquo;In Engeland, zegl onze opponent, verrigten (verrigtten) dodsou en laijard de eerste inenlingen. Eersl 12 jaren later, in 1737, verscheen het werk van laijard.quot; Goed, hel zij zoo; maar Nederlanders waren in hel schrijven den Engclschman voor, want in 1735 verscheen hier te lande reeds het werkje, in de brochure vermeid, en alzoo becft Nederland, twee jaren vroeger dan Engeland, door de drukpers , tot nut van 't algemecn , zijne waar-nemingen en proeven bekend gemaaktentolde algemeene aanvvending der inenling bij het rundvee krachlig hij-gedragen. Ziedaar reeds eene reden , waarom op den tilel der brochure, Nederland naast Engeland vermeid slaat, als reglmatig deelende in de eer, want: e'est quelque chose d'invenler, mais e'est bien plus de repandre I'usage.
|
||
|
||
|
||
50
|
||
|
||
Tot bevestiging overigens van den billijken roem , die on-ze voorzaten ten dezen toekomt, vvijs ik op het werk van onzen groolen camper. Lessen over de thans zwee-vende veeslerfte, openlijk gehouden in het Ihealrum ana-tomicum te Groningen, den 10, 11 , 13 en 14van Sprok-kelmaand, in den jare 1769; te Leeiuvaardcn, ter drukkerije van n. a. de ckalmot, 1769; waar men bl. 96, leest: raquo;Allercorst ga illt;, U. L., voorlioiulen den on-slerfelijkcn naam , die de beeren nozeman, agge kool en tak , bencffens lumne medegcnooten, zig verworven heb-ben door op eigen kosten procven te doen om door In-entinge bot vee te beveiligen, in den jare 173ü. Zij badden , ik bekenne, bet roorbeeld van den iiecre dodso.n in Engeland gevolgd : maar de eersle le zijn , die dit volyden tot nut der Maalschappije, was reeds een prijzens-waardige Verdienste.
Ten vijfdc brengt II. in bei midden: raquo;Mogelijk merkt een, tot zwakbeid toe goedwillige, nu nog aan : Het is waar, de eer der ailvinding komt bepaald toe aan Engeland , mogelijk beeft Nedei'land de eer van dadelijk daarop te zijn gevolgd.quot; Maar zclfs dat niet! In 1746 enlte men in Frankrijk reeds in legen de runderpest. Zie courtivrok in Mem. de l'acad. des Sciences van 1748 en 17S2; in dal jaar deed men bet ook in Brunswijk , zie camper , Lessen over de veepest bl. 96; eersl 9 ja-ren later cnlle men voor het eersl in Nederland legen de ziekte in.
Te droes! bet is geene gekheid , wal H. daar voor den dag brengt; die eilatien scbijnen nog al wat om hetlijf te bebben , zou men al ligt bij oppervlakkigelezing denken. Welnu, om van goede trouw le doen blijken en opponent te loonen , dat wij niet gewoon zLjn aan-vallen te onlwijken , maar wel dezelve af te weren, bebben wij , ook wat in ons nadeel selicen , wel te verstaan bij den eerslen oogopslag en van uit devcrle beschouwd , gelrouw, zoo als bei betaamt (probe comme laquo;n hol-
|
||
|
||
|
||
51
landois, zeggcn de franschen), medegedeeld. Wij zouden hier kunnen opperen, of H., die reeds meermalen van onnaauwkeurigheid overtuigd is , en verder zal overtuigd worden, hier ook dejaargetallen door een verkeerden bril gezien, of de zaken, zonder Let zelf le weten, uit hun verband gerukt heeft ? Men zou kunnen vragen , af men in Nederland niel reeds liier of daar veel vroeger heeft in-geent, dan in het lijdstip , waarop in 1735 het eersle wCrkje, door mij iir de brochure aangehaald, verscheen, even als zulks in Engeland heeft plaats gehad , waar men eerst 12 jaren na het verrigten der kunslhewerking, er op bedacht was om de zaken wercMkundig te makcn? Men zou wljders kunnen vragen , of ook in de vorige eeuw, dc Franschen door hun sclirijven zieh even be-lagchelijk maakten, als H. hun dit in onzen tijd ten laste legt (Algem. Handelshl. 15 December 1836, 2lt;lcEdit.) ? Och neen! Niels van dat alles; wij bouden er niet van ora met negalicve hewijzen voor den dag tc komen, wij zulien opponent liever met de eigene wapenen, waar-mede hij tegen ons te veltle is getrokken, trachten te bestrijden. H. heeft namelijk vroeger gczegd (Algem. Handelshl. 13 December A. P., 2(1e Edit), dat de inen-ting tegen de longziekle door veien reeds voor Dr. Willems verrigtis, maardat deze laalste verbcteringenin dekunst-hewerking heeft aangebragt en dat hem diensvolgens ook daarvoor eer toekomt; dat zij zoo. Maar Indien H. dus oordeelt omtrent tijdgenooten , hoe kan hij dan zoo on-billijk zijn en omtrent de vonrouders geheel anders oordeelen ? Ilebben die waardige mannen, schrijvers van de werkjes van 1753 en 1799, niet naauwkeurig gewezen op alle voor- en nadeelen, afliankelijk van de wijze van inenting, van de stof, van bet jaargetijde enz. (zie brochure), en kan men dus niet met het volste regt zeggen, dat, aangezien Nederlanders de inenting tegen de runderpest, in het midden der vorige eeuw , tot dien trap van volmaaklheid hchhen opgovoerd, waarvoor zij
|
||
|
||
|
||
32
|
||
|
||
valbaar was, ook aan Nederläßd ten deele de eer van de uilvinding der ineoting blj het rundvee reglmalig toekomt, en dat wel op dezelfde gronden, waarop H. aan Dr. Willems , met betrekking tot de inenting tegen de longziekle , eere toekent. Zicdaar nu de tweede reden, waarom op den litcl der brochure, Nederland en Engeland zuslerlijk vereenigd voorkomen, en ziedaar tevens aan-geloond, met boeveel regt op dienzelfden litelkonaange-kondigd worden, dat de brochure inlicblingenaangaande die kuustbewerking bevatte; tnlicbtiugen, onlleend aan de ffeschriflen van mannen, die alien vertrouwen en ouze warme daukbaarheid verdienen , en die niel alleen in hunnen lijd kracbtig beblen bijgedragcn toldeverspreiding der iuenliog bij het rundvee, raaardieinenling ook door hun-ne scherpzinnige opmerkingen en ijvervolle pogingen tot eene ware en zekere kuustbewerking hebben ver-heven. Dat II. inlicbtingen, aan zulke geloofwaardige geluigen ontlcend, verduisleringen gelieft te noemen , hebben wij , met medelijdend schouderoplialen , gelezen ; gelukkig echter en vereerend tevens voor het legenwoor-dig geslacht is hot, dat nog niemand zoo onkiesch als H. over ouze voorzaten gedachten geschreven beeft, maardat er integcndcel mannen gevonden worden, die hillijkerin hunne oorJeelvellingcn zijn, en een dieper blik in de zaken werpeu. Een mecr gclcerd en schrander be-oordeelaar, Wiens uitspraak wal zwaarder weegt dan die van II., en bij den lezer mecr vertrouwen verdient, erkenl openlijk de Verdiensten der voorvaderen eu laat aan hunne geschriflcn welverdienden lof wedervaren, door te schrijven (Nederl. Weekbl. voor Geneesk. 22 Nov. 1856), dat er in die ivcrkjes , ook voor onzen tijd, hier en daar millige wenfcen voorkomen. Dat die Verdiensten ook door pktrus camper hoog gcscbat werden , kan men vinden in zijn boven aangebaald werk, waar men bl. 61 leest: raquo;In den jare 1733 gaven de beeren noze-man , kool en tak hunne proefnemingen uit over de
|
||
|
||
...
|
||
|
||
|
||
53
|
||
|
||
uitvverkingen van de Ineutinge der besmeltelijke ziek-le blj Iiet rundvee, welke U-Lieder oplellendheiJ ten nilersten waardig zijn.quot; Zullen die inlichlingen , na het zoo even aangehaalde, voorlaan nog door H. voor ver-duistcringen worden gehouden ? Wij kunnen dit niet gelooven, en veronderslellen dan ook veel liever, dat H. tot belere inzage der zaak zal komen I Eene andere vraag is het, of de bewering , raquo;dat die inlichtingcn eigenlijk verduis-teringen zijn,quot; wel wederlegging waardig is? Tot anlwoord liierop , meen ik als uit eenen niond te lioo-ren uitroepen : Neen! nogmaals neen! Die bewering mocl ieder regtschapen man met weerzin en walging vervullen. Grofheden passen niemand , die opvoeding genolen heeft; liel allerminst passen zlj den wetenschap-pelijk gevormde: ingcnuas didicissc fideiiter arles, emollit mores, nee sinit esse feros ; Ovid, Ep. ex Ponte II. 9. 48 sq.
Daar H. ous wijst op courtivrox indeMein.de I'Acad. des Sciences van 1748 en 1752, zoo willen wij , in het kort, mededeclen, wat wij van dien schrijver hebhen gevonden in de Histoire de l'Academie Royale des Sciences, voorhanden in de koninklijke Bibliolheek te 's Gravenha-ge(l). In het bovenaangehaald werk van het jaar 1748, vindt men over de rundveeziekle twee verhandelingen ; de eene Id. 145: raquo;Journal sur la naissance, le progres et le lerme de la maladie contagieuse du gros Detail ä Issurtile, ville du duche de Dourgogne, avec les observations qui y out rapport, par M. le Marquis de courtivbon,quot; en de andere hl. 525: raquo;Essai d'experiences sur quelques voies de communication de la maladie contagieuse du gros Detail, par M. le Marquis de courtivron.quot; In de eerste verhande-
|
||
|
||
CD Het is mij aangenaam , liier openlijk mijnen dank te kunnen betuigen aan de WelEd. HH. Campbell , Ouder-Bibliothocarius, en Handel, Amanuensis dier Bibliothcek , voor de bijzondere welwillendheid, waarmede HunEd. mij behulpzaam zijn geweest in het opsporen van bescheiden , die op de inenting bij bet rundvee betrekking bebbeir
3
|
||
|
||
|
||
34
ling vindt men vooral de beschrijving en de middelen van ge-nezing, lerwijl in de Iweede over de inenling bij hel rundvce gehandeld wordt. In de Hisloire van het jaarl745, hi. 1 vinden wij : raquo;Observations sur la maladie du gros Letail, failes k I'occasion d'une ordonnance qui proserivoit les cuirs des Aniiuaux morts de la maladie conlagieuse, par M. le Älarquis de courtivron; en op bl. 6 lezen wij: raquo;Par une suite de plusieurs observations, il me parait que la ma-niere la plus sure, d'empecher la maladie de gagner, est de tenir le betail sain sequestre de tout aulre; par cette seule precaution des parties eulieres de certains villages ont ele garantiesquot;; van inenling wordt daar nlet gesproken.
H. baalt ook aan, de Mem. de l'Acad. des Sciences van 17Ö2. Zoo ik mi) niet bedrieg, schijnt hier misvalling plaats te hebhen. Courtivron heeft in de Hisloire de l'Acad. Royale des Sciences van i7;52 wel gesellreven, maar over oplica (een traite d'oplique), niot over rundveeziek-te. Het heeft hier alle schijn , als of H. de 3Iemoires, door hem aangehaald , zelf niet ingezien, maar slechls uit het meer gcmelde werk van camper, op goed verlrou-wen af, die aanhaling van de Mein nageschreven heeft. Zie hier den grond voor mijne veronderstelling. ßij camper, in zijn bekend werk, lezen wij: raquo;De waarne-mingen van den Marquis de courtivron hebben mij zeer behaagt, en ofschoou zommige wat oppervlakkig zijn, zoo steckt er iets in uit , helwelk bij anderen weinig le vinden is. Zij worden gevonden in de Mem. de l'Acad. des Sciences, 1745 en 1752.quot; Achter in het werk van camper wordl onder de drukfeilcn aangegeven, dat op bl. 59 regel 14, in plaats van 1745, moet gelezen worden 1748; dit schiint H. te hebben gecopieerd ; want hadde bij de Memoires zelf geconfronteerd, dan zoude hij moelen begrepen hebben, dat niet het jaartal 1745, maar wel het jaarlal 17ä2 een drukfeil is bij camper, en dat er das, in plants van 1732 moet gelezen worden 1748.
i I
|
||
|
||
|
||
Oi)
|
||
|
||
Omlrent hetgeen H. aanliaalt: raquo;iodatjaar deed men het ook in Brunswijk , zie camper , Lessen over de veepest bl. 96quot;, merk ik aan , dat men in het manuscript van camper , voorhanden op de biltliolheek le Leiden, het vol-gende aanlreft; laquo;in Brunswijk zijn zij [de proeven om door inenting het vee te bevciligen] in den jarel762 en 1763 nagedaan.quot; Er schijnt dus tussciien het in druk versehenen werk van camper en zijn handschrift verschil te bestaan.
H. geeft ook voor, dat ik het galachtig longnuir, betwelk in de vorige ecuw woedde, en ook nu nog hier en daar voorkomt, niet onderscheiden heb van de lhans heer-schende longziekte. Op het eene terrein in het naauw gebragt of verslagen, zoekt H., noglans met even ongelnk-kig gevolg, den slrijd op een ander terrein over le bren-gen, en alzoo door uilvlugten zijne nederlaag te maskeren. Ook dit zullen wij bewijzen. Op bl. 12 der brochure leesl gij: De besmeUelijke ziekte bij bei vee, die in do 18de eeuw gcheerscht heeft en (er bcleugeling van welke men destijds de inenling bewerkslelligde, verschilde, het is waar, van de (bans heerscliende longziekte; en op bl. 13, vindt gij: In het gescbrift van 1799, bl. 12 en 84, wordt van het onderscheid tus-schen de veepest en de zoogenoenide longziekte bepaald gewag gemaakl. — Is hier het woordje sooyenoemde niet opzetlelijk gebezigd , om die longziekte aan le duiden , welke destijds werd waargenomen, en om het ondcr-'scheid tusschen veepest, de zoogenoenide o! destijds voorkomendc longziekte (galachtig longvimr) en de lhans heerscliende longziekte bepaald te doen uitkomen. Dal over het verschil, betwelk tusschen die dric ziekten beslaal, niet in bet breede is uitgewijd, en het onderscheid niet met brommende namen is aangegeven, ligt immers in den aard der zaak ; de brocbare behoorl tot bet gebied-der uilvinding van de inenling bij bet mndvee , en niet tot dal der zicklekunde ! Hoc korlzigtig dus weder
|
||
|
||
i
|
||
1
|
|||
|
|||
I
|
56
|
||
|
|||
|
van H. 1 Welke onreglvaardige lieschuldiging: -wccierl
Älaar hier blijft hei niet bij. Na de refutalie loch, voor-
komende in het Algem. Handelsbl. van \ Febr. jl., 2de
Ed., waardoor zoovvel als ook door eene aandachlige ber-
lezing der brochure , H. had moeten overluigd worden ,
zoo hij len rainsle nog voor overluiging valbaar is , dat
ik runderpesl en longziekle zeer duidelijk heb onderschei-
den , mögt men verwachlen , dat H. zou loonen, gcnoeg
grootheid van ziel le bezittcn, om amende honorable
te doen ; maar neen ! het schijnl opponent niet gcgeven
den koninklijken weg le bevvandelen , want in stededaar-
van, komt hij waarlijk weder terug op dal afgeslelen
punt en begint weder van voren af aan le herkaauwen,
er zekerlijk niel aan denkende, dat niels ler wcreld
vervelender is dan dit, en niels ondragelijker dan vcr-
veling. Van het eersle zeggen de Franschen : Tons les
genres sont bons, hors le genre ennnyeux ; bet laalslc
wordt bij hen geschuwd als de pest, en men kan in
hun oog , zieh geen ongelukkiger loesland voorslellen ,
dan dien van een1 mensch, waarvan men zeggen moet,
hetgeen eerlijds van den Hertog van Bourgondie, fe.ne-
lon's kweekeling, gezegd werd : II est ne ennuye, de
verveling is hem aangeboren. Wij hebben reeds op het
verkeerde van dat herhalen opinerkzaam gemaakt door
le wijzen op het non bis in idem, en bezigden met op-
zel die korle woorden , opdal H. zieh dezelve des le be-
ter zoude in het gebeugen drukken en len nulle maken ;
maar helaas! de lezer ziel het, dil heefl al weder niels
gebaal, even min als onze welmeenende raad, in het
Handelsbl. van 2 Febr. jl., 2 Ed., aan H. gegeven, van
nit een boek den zin te halen en niet denzelven er in
le leggen, vruchten heeft mögen dragen. Ten bewij-
ze hiervan strekke, hetgeen H. aanbaalt uit de brochure
bl. 10 en hi. 5 (bedoelt H. ook misschien hi. 6, of ver-
schill welligt zijn exemplaar van het mijne ?). Hoe onbe-
schaamd is daar do zaak weer uit zijn verband gerukf.
|
||
|
|||
|
|||
37
|
|||
|
|||
en lioe oiiregtzimiig voorgedrageii! Kan liet voortaan nog ieiuanJ verwonderen, dat H., na zooveel onheusch-lieid aan den dag gelegd le hebben , zicli niet dürft noe-lliea ? Maar verdient zoo iemand ook wel geloold te worden of vertrouwen te genieten , die bij niemand bekend is en er belang bij schijnt te hebben ook niet bekend te worden ?
U. meent in zijn opstel nog eene, oogenschijnUjk ge-wiglige, bedenking legen de brochure in lebrengen, door le zeggen: raquo;en koint hij eindeiijk tot de dwaling, dat men even goed aan een ander iigchaamsdeel als aan den staart kan inenlen, iets, dat legen de leer en de ondervinding van alle veeartsenijkundigen aandruisclitquot;. Om de mee-ning door mij in de brochure bl. 7 geopperd, wel tebe-grijpen, nioet men de zaak in haar geheel en in haar verband beschouwen. Op bl. 5 van mijn geschrift leest men : daar volgeus de thans gevolgd wordende wijze van inenten, lot hiertoe de uitkomslen nog verre van bevredigend zijn , enz.; en op bl. 6 en 7 : uit het tweede verslag zelfs blijkt, dat in sommige stallen de uitkomst zeer ongunstig was, zoodat men voorbeelden aantreft, waar na de inenting slechts bij een enkel rund en soms zelfs bij niet een, zieh het minste spoor van uitwerking vertoond heeft. Dit is vooreerst al niet heel bevredigend, en, neemt men mi bierbij in aanmerking, dat in Friesland, nieltegen-staande aldaar druk wordt ingeent, de ziekte verbazende vorderingen maakl, terwtjl in Gelderland de longziekte, onder naauwkeurige opvolging der reeds aangeprezen voorbehoedmiddelen, is geweken , lervvijl op vele plaatsen in laatstgenoemde provincie geene inenting is bewerk-sleliigd, en vele veehouders niet eens weten, wat men door inenlen verstaal; bedenkt men al verder, dat, er veeartsenijkundigen gevonden worden, die vrocger warme voor-slanders der kunstbewerking waren, doch thans in haar zoo weioig vertrouwen meer stellen , dat zij werkeloos de banden längs het ligchaam iaten hangen: dan vraagik.
|
|||
|
|||
i
|
te
|
||
|
||
58
|
||
|
||
of er voor alsuog geuoögzame reden beslaat, om aan deinen-ling op zieh zelve, en zoo als zij lhans gcscliicdl, zulk een on-bepaald verlrouwen le schenken, als eenigen, schier harls-togtelijk, aan den dagleggen; dan vraag ik verder,of het niet natuurlijk is, datmen, wanneer eene kunstbewerking niet geheel aan de verwachtlng voldoel. het waagt om, in plaals van als door verlamming geslagen le blij-ven hangen aan de lippon van zijn onderwijzer en hel ellcndig slelsel van het raquo;jurare in verba magislriquot; te willen doordrijven , een slelsel, dat legen het gezonde ver-sland aandruischl, dal len eenenmale hel zelfslandig denken en handclen den weg verspert en alle onder-zoek den bodem inslaat (1), hel waagt, zeg ik, om eene wijziging, eene, andere plaals ler ineuling, of al-thans zeker blj de wederinenling (dat is , voor die ge-vallen waar de inenting volstrekt geene uitwerking ge-had heefl), voor le stellen , en dat niet zoo maar eigen-dunkelijk en zonder nagcdachle, maar op zekere gron-den, en wel daarop , dat de vooronders ook op andere plaalsen, ol'schoon dan legen eene andere ziekle der runderen , inenleden ? Goed , zal men welligt hierop zeg-gen , maar op bladz. 6 der brochure vindl men , raquo;dat sommigc Belgische veearlsen deze kunslhewerking ook op andere plaalsen heproefd en voornamelijk daarloe de kossem genomen hehben ; de uilkomslen dezer inenlingen blijken echler zoo ongunslig le zijn , dal deze plaals lot het doen der kunslhewerking als ongeschikt moet afge-keurd worden.quot; (Verslag van het verhandelde op het VHiste Nederlandsch landhuisboudkundig congres. Alk-
|
||
|
||
(1) Die Nottwendigkeit, über die in diesen Fragenberegton Punkte sich die bestimmteste Aufklärung zu verschaffen , muss jedem Fachgenossen einleuchten, der, druchdiungen von der Würde der Kunst und des Endzwecks seines Wirkens sieh Wohl bewusst, strenge Rechenschaft über sein Handeln zu geben gewohnt ist und sich nicht zum blinden Nachbeter halbwahrcr oder missverstanclener Grundsätze, falscher und verdammlicher Ansichten Anderer erniedriegen will.
Dr. IOKAZ DüKTZiiU.
|
||
|
||
A
|
||
|
||
39
|
||
|
||
niaar, bij h. j. van vloten). Tot anlwoord geef ik hier in overweging, of die Belgische veeartsen wel hekend zijn gevveest met de werkjes door ralj aangc-haald, en of zij zieh hebben laten voorlichlen door de oiidervinding der vorige eeuw, en of de nullige wenken en raadgevingen naauwkeurig zijn opgevolgd, die loch wel niet zonder bijzonder doel zullen zijn te boek ge-sleld ? Met bet oog hierop, schreef ik dan ook in de brochure bl. 7, dat men, de vindingrijke voorzaten na-volgende in bunne wijze van inenlen , ook de voorzorg-maatregelen behoort in acht te nemen, waarop in de aangehaalde geschriften met nadruk wordt gewezen. Zeker is bet, dal geene uitvinding aanvankelijk in alle opzigten aan bet doel heeft beantwoord , niaar inlegen-deel langzamerband lot meerdere volmaaktheid is gebragt. Dit zal dus ook wel bet geval zijn met de inenling tegen de longziekle, en dit is eene drijfveer om deze kunslbe-Averking, schoon zij nog geene schitterende uitkorasten lieeit opgeleverd, te blijven bewerkstelligen , en te tracblen, voorgelicht door de ervaring van vroegeren en lateren tijd, haar meer te verbeieren. Zoo lang nog-tans die wenschelijke verbetering niet is aangebragt, en de inenling tegen de longziekte niet volledig in de uit-komsten aan de verwachling beantvvoordt, vorderen pligt en gesveten om levens alle bekende voorbehoedmaatregelen aan te wenden, welke reeds opzettelijk zijn opgegeven in de brochure bl 8 en in bei Algein. Handelsbl. van SFebr. jl., 2lt;ie Ed., en op welker aanwending toeu reeds is aangedrongen, doch waarop wij bier andermaal, om bet booge gewigt der zaak , met ernst moelen aandringen. In waarheid, zou-de bet geen lijd worden, is bet niet dringend noodza-kelijk, om lot doorlaslende maatregelen de toevlugt le nemen, wanneer men, bebalve de treurige beriglen, die ons dagelijks ter core komen , in bet Algem. Handelsbl. van 6 April jl., 2de Ed., leest: Groningen , 4 April. Albiur is llians ook van de regering van bet OrootHer-
|
||
|
||
|
|||
T
|
|||
|
|||
40
|
|||
|
|||
ii
|
logtloiu Oldenburg het oflicielc berigt outvangen , dal, uilhoofde van de verschrikkelijke verspreiding der long-ziekle onder hat rundvee in Friesland, alle invoer van vec uit die provincie door Groningen aldaar zal worden belel, en vvel met behulp van het direct aan ouze provincie aangrenzendc Hanover. (De uitvoer van rundvee uit Frieslancl en Groningen over de Ilanoversche grenzen is in het voorjaar zecr aanzienlijk.) (I)
Orn den lezer nieer van nabij bekend le inaken met de heoordeeling van H. over de brochure, en om tevens te bewijzen, dat ik vroeger niet te veel gezegdheb, door aan te voeren , dat II. de zaak uit haar verband gerukl en onregtzinnig voorgedragen heeft, is bet noodig le-
|
||
|
|||
':
|
Cl) Groningen 3 Mci. Ton vcrvolgc op onzo vorige berigten dion-aangaaude deeleu wij thans mede , dat nu van wege Hanover alhier do kennisgeving is ontvangen, dat voortaan , ten eindo den invoer der longziekte in dat kouingrijk te voorkomen, alle in- en doorvoer van rundvee uit ons land aldaar zal worden geweerd. Algem. Ilandelsbl. 6 Mei jl.
Blijkcns missive van de Koninküjko Ilanoversche Landdroskei to Anrieh, d. d. 29sten April, is de in- en doorvoer van rundvee uit Ne-derland in en door de provincie Oost-Friesland tot nadero beschikking geheel verboden, en znlks op straffe van vijftig Thaler, of eeno daar-medo in evenredighcid staande gevangenzetting. Dien ten gevolge zal ook van -wege het bestuur in do provincie Groningen geene ver-gunning meer worden verleond tot den in- en doorvoer van rundvee in dat gewest, hetwclk bestemd is voor de provincie Oost-Friesland , noch voor Oldenburg, waar eon verbocl van invoer bestaat. Opr. Haarl. Com-. 6 Mei jl.
Blijkens eene mededeeling van den minister-resident van Hanover, d. d. 3 dezer, van den minister van buitenl. zaken , is do invoer van hoornvee uit Nederland, ton govolgo van de onder hetzelve heersehen-de longziekte, in hot Koningrijk Hanover, verboden. Alg. Hand. 11 Mei jl.
Coevorden , 11 Mei. Ten chide den doorvoer van veo uit Nederland naar Pruissen uiet te beletton, heeft de Regering van Hanover den weg over Aschendorf opengosteld. Sedert eenigen tijd lieten zieh geene Pruissische veehandelaars op ouzo markt zion, en waren de prijzen zcer godrukt; men verwacht nu , dat wcgens dozen maatregel op onzo jaar-markt van morgen , do prijzen moor geanimeerd zullen zijn. Alg. Hand. 13 Mei jl.
|
||
:i
|
|||
|
|||
|
||
41
|
||
|
||
rug le komen op dc aatimerkingeri door ZEd. over bi. 10 en 6 in het midden gebragt. Op bl. 10 wordt, nil
de geneeskundige proeven en aaiimerkiiigen door eeti ge-noolschap in Edinburg, uilgegeven te Amsterdam bij jtan iiAiniG 1741 , 4lt;ie Ü. bi. 223 het volgende medege-deeld:raquo;Wij zijn met de becsten onder dezelfde uitwen-dige invloed van lugt en jaargelijden; en dezelfde ziek-tens omlrenl, zullen in de ligcbamen der menschen als in die der beesteu gevonden worden , schoon in haar voorkomen eenigzins verschillend ; enz.quot; In de nool daarop wordt gezegd: raquo; Er bestaalquot;, zoo lezen wij 104 jaren later in het Nederlandsch Lancet 1 serie , 7clejaar-gang 1841), te Utrecht bij n. van deu monde, bl. 527 en 534 raquo;eene groote analogic tusschon de typheusclougziek-te van het hoornvee, (pneumonia pecorum epizootica typhosa) en de longontslelung met voorheerschende nei-ging tot versterf bij den menscli, tegen weike laatste de chlorine en een groot vesicatorium zieh hetheilzaamst hebben betoond.quot; Ligt hierin nu opgesloten, dat ik op bl. 10 geheel verkeerd, zoo als H. zieh uitdrukt, eene vergelijking van de hecrschende longziekte met dc typheu-se longaandoening bij den mensch heb aangevoerd? Im-raers niet 1 ßijaklien H. zieh niet kan vereenigen met het denkbeeld, door voornoemd Edinburgsch genootschap geopperd , of, indien bij veronderstelt, dal er geene analogic beslaat tusschen de typheuse longziekte van het hoornvee en de longontsteking met voorheerschende nei-ging tot versterf bij den mensch, of eindelijk , zoo bij meent, dat de chlorine en een groot vesicatorium zieh tegen de laatste ziekte niet heilzaam hebben betoond; welnu, opponent levere dan eene krilick op de genees-kundige proeven enz., of trekke te velde tegen den schrijver van het artikel in bet Nederlandsch Lancet; wij hebben er vrede mede, raaar herinneren hem loch bij voorraad aan den wijzen raad van sallusthjs: Priusquam incipias, consullo. Wanneer If. in zijne
|
||
|
||
|
|||
|
aanmerking zegt: raquo;Hoe onwaar en levens schadelijk voor de zaak raquo;ler inenting is ook liet gezegde (bl. 5) (bl. 6 ?) : dal de inenting hare vuorbehoedende kracht schijnt te verliezen ?quot; dan toont recensent al weder, of den zin vrij siecht btgrepen tc hehhen , of dien zin niet op te vat-ten in den geest van den schrijver, maar denzelven cigendunkelijk en naar goedvinden uit te ieggen. Men oordeele. In de brochure, bl. 6, is de meening geop-perd: raquo;of naineiijk de inenting op hel onderste gedeelte van den slaart als minder bet vce aantastende, niet juist de reden kan zijn, dat de inenting hare voorbehoedende kracht scbijnt te verliezen en bij vele koeijen zonder uitwerking is bewerkstelligd geworden.quot; Vraagt men nu, welke de beleekcnis zij der uitdrukking : raquo;dat de inenting hare voorhehoedende kracht schijnt te verliezenquot; , dan kan daardoor bier immers niet anders verstaan worden, dan dat de inenting, wanneer zieh daarna weinig of geene uitwerking vcrloond hecft, hare voorbehoedende kracht schijnt le missen, of, zoo als men in den wandel zegt, te verliezen , d. i. niet schijnt te heantwoorden aan bet doel, en alzoo geen voorbehoedmiddel nicer daar-slell, waarop men veilig vertrouwen kan. Gesteld : men zeide eens , dat de koepokincnling hare voorbehoedende kracht schijnt te verliezen bij die binderen, bij welke zieb na de kunslbewerking geene goed gevormde pok-ken vertoond hebben, wat zoude men bier door die woorden raquo; bare voorbehoedende kracht schijnt le verliezenquot; anders hedoelcn, dan dat zulk eene koepokincnling hoogstwaarschijnlijk geene voorbehoedende kracht zal uiloefenen, en men er zieh dus niet op mag verlaten? Doch genoeg hierover. Waar zou bet been, zoo men steeds, in hel dagelijksch leven zoowel, als in de toepassing van goddelijke en menschclijke wetten , aan de doode letter bleef hangen, in plaals van de strekking, den geest van bet besprokene of van bet beschrevene in bet oog le bouden en diensvolgens te hundclen ?
|
||
ji
I
|
|||
i
|
|||
^
|
|||
|
|||
ii
|
|||
|
|||
|
||
43
Na helgcen vooraf is gegaan , kan inen, altlians eenig-zins, begrijpen , hoe H. op hei denkheeld is gekomen van die ongerijmdheden, welke hij wijders voor den dag brengt. Zoo spreekl hij NB. van gecullivecrde slof, van vaccinalie (waar blijft jen.ner deze keer ?), ja , ik weet niet, van al wat raeer! en om de kroon vervolgens op het werk te zelten (finis coronal opus), zegt hij : raquo; wij houden een aanlal aanmerkingen terug.quot; Oil laalsle is nog een regt argament uil de dagen van olim ; zoo rede-neerden wij innners toen wij nog ler schole gingen; maar nu wij de kinderjaren onlwassen zijn , moelen de kinder-schoenen uilgelrokken, en mag zulke onnoozele taal niet meer voor den dag gebragt worden. Fiaauwe kost hevalt aan kinderen ; den man past krachtig vocdsel, voor geest en voor ligchaam. raquo;Wij houden, zegt H., een aanlal aanmerkingen terug;1' (sie f). Zoo hebben wij ook wcl eens van den kansel hooren zeggen : raquo;Hol is le over be-kendquot;, wanncer de redenaar namelljk geene vordere be-wijzen wist aan le voeren. 3Ien denke hier ten over-vloedc aan het bekende : Die le veel bewijst, bewijst nicts.
Eindelijk konit H. tot bateiijkheden. En wat hewij-zen deze? Wat anders, dan dal hij zieh door drift heeft lalen vervoeren , en daardoor zeker niemand meer heeft benadeeld dan zieh zelven en de zaak , die hij heeft be-handeld. ledere harlslogt loch, maar vooral toorn, is als een tijdelijkc waanzin (1) te beschouwen, onder den indruk waarvan men noch goed denken , noch iels helder begrijpen , noch juist en gezond kan oordeelen. Hier-aan, en niet aan kwaden wil nocii boos opzel (les hu-mains sent plulot faibles que mediants) schrijven wij het loe, dat H. nu eens met onjuisle en verkeerde voor-slellingen voor den dag gekomen is, dan weder woor-den uil hun verband gerukt cn den zin verdraaid heefl; om kort le gaan, dat in het opslel van H. een loou
(1) Ira fmor brevi? est, Horat. Ia 2. 62.
|
||
|
||
|
|||
!
|
|||
|
|||
44
|
|||
|
|||
I
|
liecrsclit en een geest doorslraalt, weinig strookende met de waardigheid der welenschappelijke poleraiek, en even verrc verwijderd van dien kieschen terughoudenden schroom, die even bang is om te beleedigen als om be-leedigd te worden, als van die zachle hurnaniteit , die liel sieraad van ieder mensch, maar vooral van den ineef beschaafdeu en geleerden stand uitinaakt.
En nu meen ik als geneeskundige de £aak genoegzaam te liehlien toegelicht. Zucht lot kwetsing was vreemd aaii uiijne bedoeling, en daarom beluig ik in ernst inijn leedwezen , zoo mijn toon tusschenbeide dien scbijn mögt bebben ; maar H. zelf beeil dien toon aangeslagen , en voorgaan doet onwilickeurig volgen. Daar de slrijd meer een halelijk karakler aanneeml, de waarheid daardoor niet gebaal wordl, en H. steeds achler hel masker der anouymileit zieh verschuill, zoo zal ik längs dezen weg (hel Algemcen ITandelsblad) hem niet meer anlwoorden. Wil H. zieh evenwel bekend maken, zoo verklaar ik mij hereid, om , in hel belang der wetenschap en in hel voor-deel der menschheid, of ZEd. te ontmoeten in een lijd-schrift aan de Geneeskundc gewijd, of met ZEd. in vriend-schappclijke briefvvisseling te Ireden. Non intralur in vcritatem , nisi per caritatem.
|
||
in
|
|||
|
|||
I
El
|
|||
I
|
|||
|
|||
I;
|
|||
|
|||
Errare et labi possunt omnes in ratiocinationlaquo;.
|
|||
|
|||
I
li
|
In hel Algem. Handelsblad van 15 April jl. koint een berigl voor ult Leeuwarden , 8 April, hetweik zeer ge-schikl is om als doorslaand bewijs te worden aangevoerd, tot welke zonderiinge, ja tegenslrijdige gevolglrekkingen iemand kan vervallen, wanneer hij eenmaal zoover ge-komen is, dal hij voor geene overluiging meer valhaar is, maar, bei koste wal hot wil, zijn geliefkoosd denk-
|
||
|
|||
il
|
|||
|
|||
|
||
4.!)
|
||
|
||
heeld wil doen zegevieren. De Iczer oonleele. In bo-venstaand Iterigl wordl medegedeeld: lo. Dal de lie-smellelijke longziekte onafgebroken voorlgaal bare ver-woestingen onder den schoonen veeslapel in Friesland aan te rigten ; 2deg;. Dal bet gelal der bezweken runderen in de eerste drie maanden van dil jaar 5655 be-draagt; 5deg;. Dal de builengewone boogie dezer cijfers vooral in bei oog springt bij vergelijking mel die van bei overigens ook reeds ongunstige jaar 1856, loan, ge-durende hel eerste kwarlaal, in bet gebeel 1S87 geval-len voorkwamen , cm niet le spreken van bet jaar 1855, waarvan de eerste drie maanden slecbts een verlies van 686 runderen aangaven. — Nadal door den scbrijver zulk een ongunstig lafereel van dc sterfle onder bet rundvee is opgebangen , zou men natuurlijk vervvacbten, dat bij lot hel besluil zou komen. dal de inenting legen de longziekle, ongelukkigervvijze, niet aan die verwacbling voldoet, welke velen er aanvankclijk van koeslerden. Neen! men becft zicb bedrogen ; juist bet tegcndeel wordl door den beriglgever beloogd, daar bij laler schrljft: raquo;dat de uitslag der inenting over bet algemeen günstig le nocmcn is en in vele gevallen de waarde van bet voor-beboedmiddel reeds ten duidelijksle gebleken is.quot; Wat dunkl u, geacbte lezer, van zulk cene gevolglrekking ? Kunt gij u voorstellen, boe men bier van een' gunstigen uitslag en van voorbeboedende kracht iieeft durven gewagen F Hel is waar, de scbrijver beeft, de zvvakle zijner stelling zelf inziende , voorzigligboidsbalve en om de zaak eenigzins goed te maken , de vvoordjes: raquo; Over bet algemeen,quot; en, raquo;in vele gevallenquot; in zijn beloog in-gelascbt, maar zulks neeml niet weg, dat de voorstelling eene zeer zonderlinge tegenspraak blijft daarslellen. Is bet niet kluchtig en in Staat om de lacbspieren in be-weging te brengen, om uit den mond van denzelfden persoon te verneinen, dat er een beproefd middel tegen eene ziekte hestaat, maar dal töch, in weerwil der vlijtige
|
||
|
||
II
|
||
|
|||
•I
|
46
aanwending van dal middel, de ziekte groole verwoeslin-gen aanrigl, groolere zelfs dan loan men het middel nict kende en groolere, dan op plaalscn, waar het niet of slechts zeldzaarn is aangevvend. Wie denkt liier niet onwillekenrig aan den bekenden robert macaire a la clinique , die eene opereer-metliode met alle geweld wil-lende voorslaan , zieh volgender wijze trachtlc te verdedi-gen : Eh Lien, Messieurs ! (dil le praticien, arrive devant le lit de la d(5funte) vous I'avez vu, cette operation qu'on disait impossible a parfaitement reussi! — Mais Docleur, dit un novice, la malade est morle! — Qu'imporle! eile serait bicn plus morte sans Toperation. Daarge-laten mi de gevolgtrekking sui generis, die in liet ge-noemde berigl voorkoint, zoo deed bet ons, in aanmer-king genomen , betgeen wij reeds boven en in bet Alg. Handelsbl. van 2 February jl., 2de Ed., bescheiden beb-ben voorgedragen , genoegen te zien , dat de schrijver toch zelf schijnt overluigd te zijn , dat niet alles van de inenting alieen le verwacblen is, daar hij , na door eene slatistieke opgave het nut der dadelijke afmaking (1) le
(1) Tegenorer hot geldelijk voorcleol, dat uit de dadelijke afmaking voortspruit, wordt quot;laquo;'el gesteld , dat door genocmd stelsel niet toe te passen , vele runderen worden behouden , die , doordien zij de ziekte liebben doorgestaan , eene grootere waarde erlangen , doch dit voordeel Avordt weder geheel geneutraliseerd door de omstandigheid , dat ook de later herstelde runderen , tijdens Imnne ziekte , de smetstof rersprciden en daardoor de stallen van menig schoon stuk vce boroovon. De on-dervinding is ook hier weder de beste leermeestores. Immovs , van het laatst van 1849 tot 1. Jan. 1855 , dus over ruim vijf jaren , toen het aangetaste vee van wege de provincie werd afgemaakt . bedroeg hot ge-tal der afgemaakte of gestorven runderen 12,089; terwijl van laatst ge-noemd tijdstip tot 1. April dezes jaars , on alzoo over slechts twee en een vierde jaar , onder de nieuwo orde van zaken , 11,411 en derhalve bijna een gelijk getal runderen aan de longziokte zijn verloren gogaan. t. a. pl. Omtrent de dadelijke nfniakiiig , lezen wij in het Alg. Han-delsblad van 10 Jannarij jl. het volgende, gedagteekend uit Leenwar-
den 7 Jan..........Omtrent beide jaren (1856 , in hetwelk er 5727
en het jaar 1855 , in hetwelk er 2021) runderen aan de longziekte stierven öfter dier zake werden afgemaakt) is het intusschen de vraag, of, wegens het uief raeer bestaan van den prikkel , die in de scha-
|
||
I
|
|||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
im
|
|||
|
||
47
|
||
|
||
hebben aangeloond, scbrijft: raquo; Op Je bovengemelde wij-raquo; ze vvordt dan ook de zaak door Gedep. Slalen begre-raquo; pen, die, naar wij verneinen , onlangs de aandacht raquo; der burgerneeslers op dit punt gevesligd en hen le-raquo; vens uitgenoodigd hebben, zieh in befrekking le slel-raquo; len met de besturen der onderlinge vee verzekering-raquo; maatschappijen in hunne gemeenten en le trachten raquo; eene meer spoedige en , zoo mogelijk , dadelijkc afiua-raquo; king van hel eons aangetasle vee te bevorderen.quot; — Heeft rnen alzoo de gebiedende noodzakelijkhcid iuge-zien van, le gelijk met de inenting, ook voorbeboedmid-delen le moelen aanwenden , o! dan wensclien wij , lot welzijn van duizenden in den lande, dal men niel zal uilslellen , noch zieh bepalen lot een' enkelen maalregel, maar en spoedig en krachlig möge doorlaslen!
devergoeding was gelegen, wel alle gevallen zijn aangegeven. Eene vergelijking van deze cijfers met die, over voorgaando jaren verkre-gen, toen het stelsel van dadelijke afmaking van wego liet provinciaal bestuur werd toegepa^t, geeft veel stof tot ovorpelnzing. Wei is waar, was de goede uitwerking van dien maatregel in den beginne niet op-te merken, daar het getal dor afgemaakte runderen in de eerste jaren zelfs klom, doch in 1854 begon men reeds de gunstige gevolgen van het goed doorgezette stelsel te bespeuren , daar het eindcijfer (overi-gens ook reeds in 1853 betrekkelijk veel minder gestcgen dan in de twee vorige jaren) toen ruim 200 beneden dat van het laatste jaar was , terwijl de vermindering , die aanvankelijk in 1855, toen de afschaffing der afmaking van wege het provinciaal bestuur reeds had plants ge-grepen, werd waargenoraen , volgens bevoegde deäknndigen , ook ge-rustelijk nog als een voortwerken van de bedoelde gunstige gevolgen mag worden beschouwd. De vermindering van het Nationaal vermögen , die uit den tegenwoordigen stand van zaken voortvloeit , zal men kunnen nagaan , vooral wanneer men bedenkt, dat de veehouders thans zoo veel honderde runderen laten sterven , die bij de onmitldellijke doo-ding nog aanzienlijke sommen zonden hebben opgebragt, doch nn, behalve soms wat de buid bctveft , geenerlei waarde hebben. Met de inenting van het rundvee blijft men intussehen voortgaan.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
|||
48
|
|||
|
|||
Est quaedam ita perspicoa veritas , at earn innr-mare nulla res possit.
Nihil enim tam temcrarluni , tamque indignum sapicntis gravitate atque constantia esse potcst, quara ant falsum sentire, aut quod non satis explorate perceptum sit et cognitum, sine ulla dnbitatione defenderc.
Cic. Do Nat. Deor I. 1,5.
|
|||
|
|||
|
In liet tljdschrift dc Gids, Maarl, bl. 430, komt ccne beoordeeling voor van liet vlugscbriff , door ons uit-gegeven. Ik mag niet ontveinzcn , dat, bij liet lezen dier kriliek, aanslonds lid vermoeden bij mij oprees, dat opponent H. en de schrijver van liet artikel in de Gids een en dezelfde persoon waren ; zoo zeer loch adeint dat arlikel en de arlikelen, welke in bet Algem. Haudelsblad van 15December A0. P., 2deEd., en van 2 Maart jl., 2de Ed. voorkomen , een en dcnzelfden geest. Men zal hier raisschien tegenwerpen , dat liet vrij naluurlijk is, dat, wanneer twee uit dezelfde hron putten, zij beiden hetzelfde water oplialen. Dit loegegevcn, zoo blijft tocb altijd de vraag, hoe bet mogelijk is, dat 1laquo;. bij den rijkdom der Nederduilscbe laal, schier dezcllde woorden door l\vce,verscliillende personen , die over eene zaak scbrijven, gebezigd; 2o. dezell'de vreenidsoortigc denkbeelden geopperd en 5o. hij beiden dezelfde ver-keerde begrippen omtrent de brochure opgekomen zijn. Die vraagt leidt tot deze gevolglrekking , of wel.dat II. en de schrijver voornoemd eeu en dezelfde persoon zijn, of dat beiden in betrekking tot elkander staan, of dat de Gids bij zijne beoordeeling /ich grootendeels tot rigt-snoer beeft voorgesteld en gekozen bet artikel van H., voorkomende in bet Alg. Handelsbl. van 15 December Aquot;. Pquot;. Uit bet voorgaande hlljkt, dat wij bet stuk van de Gids niet in bet bijzonder behoeven te replicercn; maar dat wij zouden kunncn volstaan met te verwijzen
|
||
'
|
|||
|
|||
I
|
|||
|
|||
|
|||
49
|
|||
|
|||
naar de wederlegging, vroeger door ons geleverd , ware hel niet,dat wij den schrijver eene beleefdheid verschal-digd zijn, en levens omlrcnt Iwee punten eene karte teregtwijzing noodig is. In de Gids lezen wij : raquo;Zelfs bij eene bepaalde ziekte komt hot niet op dc eersle in-enting in 't algemeen aan , raaar op de uitvinding der juisle liandelvvijze om haar nutlig te doen zijn.quot; Indcr-daad kao men wel eenslemmiger met mij denken ? Kan men krachliger Lewijsgrond aanvoeren en duidelijker woorden hezigen, om de waarbeid te bevestigen der Stelling, door mij op liet titelldad en verder in het vlug-sclirift voorgedragen , dat namelijk niet alleen aan En-geland , maar ook, en vooral aan Nederland de ecr der uitvinding van de inenting bij bet rundvee toekomt? In de Gids lezen wij verder: raquo;Wij maken de woorden van van iieusue , waarmcde de schrijver besluit, lot de onze: raquo;Meer in het toepassen van bet gevondene , dan in het vinden zclve moet onze wijsbeid bestaan , enzv.quot; Kon de recenscnl wel meer in mijne bedoeling treden , en beler de Verdiensten der voorouderen doen uitkomen, dan door juist dat gezegde aan te balen ? ZEd. toont immers daardoor te begrijpen, dat de woorden van van heüsüe , door mij aangchaald, niet alleen als raadge-ving dienen voor bet tegenwoordige, raaar ook, hoe zij , toegepast op bet verledene, uitmuntend de Verdiensten doen uitkomen onzer roemwaardige voorzaten, die te regt begrepen hebben, dat er meer wijsbeid in gelegen lag om het gevondene juist en tot nut van velen toe te passen, dan in het vinden zelf, en uit dien hoofde tijd noch geldclijke offers ontzien hebben , ten einde door proefnemingen bet nieuwe denkbeekl (om door inenting besmetlelijke zieklen bij runderen te voorkomen) aan den toets der ervaring te onderwerpen. Door die beide aan-halingen heeft de schrijver ons zeer vcrpligt, en ontvange daarvoor onzen warmen dank.
Wat de punlen in de Gids aangaat, waaromtrent eene
4
|
|
||
|
|||
|
||||
|
30
korle Icreglwijzing nootlig is, zoo kuml vooreersl in aanmerking hel gezegde : -en raden liera aan , bei verslag van het verhandelde hij hel Xde Nederlandsch Landhuishoudkundig Congres, geliouden le 's Heilogen-
|
|||
bosch in 18äS , ler band le ncmeu. Wanneer hij daar op bl. 102 de woorden van dankzegging leesl, door den
|
||||
|
||||
Hoogleeraar wcllesbergh . in legenwuordigbcid eener lalrijke verlegenwoordiging van den lamlbouwenden sland, aan Dr. Willems toegebragl, en welke dezc op de vol-gende bladzijden door een overzigt van den luop zijner
inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; uilvinding doel volgen, danzal, bopenwlj, bij bem eenig
leedgevoel ontstaan van op geene belere gronden le lieb-ben gelracbl in twijfel te doen Irekken, dat de ecr der be-
|
||||
|
||||
m
|
veiligende inenling legen de longziekle, door Dr. Willems,
|
|||
aan Belgie loekoml.quot; Ik verklaar niel le kunnen begrijpen, waar men in de brochure bei beginsel heeft uilgedrukt ge-vonden , dat ik de Verdienste, welke aan Dr. Willems loekoml, en die ZEd. zieh op bet gebied der inenling legen de longziekle verworven heeft, in tvvijfel heb willen Irekken. Men zal loch niel dwaas genoeg zijn, als zoodanig le be-schouwen en te doen voorkomen, betgeen ik aangaande de uilvinding der inenling bij het rundvee in hel alge-meen en de aanwending dier kunslbewerking bij de vee-pest in het hljzonder uit de vorige eeuw heb medege-deeld , aangezien het loch vrij duidelijk is, dat ik daar-bij vooral van het denkbeeld ben uilgegaan , dat men in onze dagen parlij zou kunnen Irekken van de ondervin-ding, die men in vroeger tijd heeft opgedaan. Ik vraag alzoo, hoe het mogelijk is, dat bij iemand leedgevoel kan ontstaan over eenc zaak, waaraan hij onschuldig is, al-thans onschuldig onder die vormen, welke in de Gids worden aangevoerd ? Want om ons tot zaken en niet tot personen le bepalen , zoo kan ik het onmogelijk van
i|nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; mij verkrijgen, om voor alsnog met sommigen aan de
onfeilbaar voorbehoedende kracht der inenling blindelings te gelooven , en die kunslbewerking zelve als zoo zcker
|
||||
|
||||
Sfi
|
||||
|
||||
i
|
!
|
^
|
||
|
||
raquo;1
eraquo; volmaakl le beschouwen, (l) dal er aan eenige'wij-ziging of verbelering derzelve , zelfs in de verle niel mag gedacht worden, wanneer ik denk aan hetgeen deswe-gens reeds vroeger is gezegd en zoo even nog is aange-liaald, dat er namelijk in de eerste drie maanden van dit jaar , o6S3 beesten in Friesland aan de longziekte zijti gestorven of te dier zake afgemaakt, lerwijl er in ISaö, alzoo voor de aanmoediging van de Slaten van Friesland (2), in 12 maanden slechls 2015 zijn bezwe-ken (3). Ik weel bet: raquo;on ne vous pardonne pas de faire autrement que le vulgaire, pas merae lorsqu'en faisant autremenl vous failes mieuxquot;; maar is tlit dan eene voliloende reden om , legen zijne overtuiging aan , alles maar voor goed en waar le erkennen , vval in bet open-baar voorgedragen of door de drukpers medegedeeld wordt ? Is dit eene billijke reden om anders le ban-delen , dan men als eerlijk man meenl verpligl te zijn ?
|
||
|
||
(1) Er ontbreekt nog maar aan, dat men in ecu oogenblik van enthnsiasme vergeten heeft, de inenting bij het rundree met dat bad te Jeruzalem, in het Hebreeuwsch Bethesda (bron van goedheidj ge-noemd, Job. V: 2 en volg-, te vergelijken, in zoo verre namelijk, dat even als de kranke , die na de beroering van het badwater, het eerst in het bad ging, gezond werd, zoo ook de longziekte , door de inenting alleen, radieaal kan worden uitgeroeid I! I
(2J In de Nieuwe Eotterd. Cour, van 10 Nov. 1355 wordt uit Leeu-warden, onder dagteekening van 7 Nov., het volgende medegedeeld. Bij de proviuciale Staten van Friesland is heden ingekomen een voorstel van Gedeputeerde Staten , om te worden gemagtigd, even als vroeger , de zaak der inenting van het randvee, wat namelijk de kalveren boven de drie maanden oud en de hokkelingen betreft, te bevorderen , en wel door de veehouders vergoeding uit de provinciale fondsen te verlcenen , •wanneer het vee aan de gevolgen der kunstbewerking mögt komen te sterver.. Die vergoeding zal zijn drie vierde der getaxeerde waarde naar den gezonden toestand voor verlier van gezonde runderen en van een half der waarde voor verlies van runderen , tot reeds door de longziekte besmette stallen behoorende. Het stuk is Commissariaal ge-maakt.
(3; In het Alg.' Hand, van 16 April jl. wordt het getal opgegeveu van 2015, doch In hetzelfdc blad van 10 Jan. jl. wordt het cijfer be-gioot op 202,,i.
|
||
|
||
|
|||
82
|
|||
|
|||
laquo;
|
Wij hebben eerbied voor den Hoogleeraar vvellenbergh, wij dragen aan Dr. Willems achling toe, maar gedach-tig aan de spreuk : amicus iiipi'Ocrates , arnicas gale-nus , scd magis amica verilas, koesleren wij boven alles eerbied en achting voor de waarheid en erkennen aan bet gezond verstand zooveel gezag loe, dat, al zei-de men ons, dat ergens een engel uit den Hemel zaken had verkondigd, en wij bevonden, dat die zaken door de dagelijkscbe ondervinding gelogenslraft werden of strij-dig waren met de Rede (1) , wij dezelve niet zouden ge-looven, (2) zelfs niet, al moeslen wij daardoor aan het verwijt bloot slaan van inet de groote menigte niet eensleinmii? te denken. 3Iaar om tot de zaak weder te keeren , en eens een tegenbanger le leveren van betgeen zoo straks uit de Gids is aangehaald, zoo nenien wij de vrijlieid , aan den scbrijver van bewust artikel te vra-gen , ofhijwel weet, wat er in het hart van Belgie zel-ve , te Brüssel, in legemvoordigheid eener talrljke verle-genwoordiging van de hekwaamsle en aarizienlijkste mannen uit Belgie, door een Belgisch Minister zelvcn is voor-gedragen ? Woordelijk lezen wij deswegens in de Nieuwe Rotlerd. Cour, van 51 Jan. 18oraquo; , Editie van dingsdag avond bei volgende : In de zilling der Belgische kamer van vertegenwoordigers is dezer dagen door den Minister van Binnenlandsebe zaken medegedcehl, dat liel Gouvernement onlangs een rapport onlvangen Lad van de Cominissie, die benoernd was om proeven te nemcii met de inenling als middel tot beboeding van hei vee legen de besmet-telijke longziekte, en dal dit rapport besloot met deze twee gevolglrekkingen :
|
||
iü
|
|||
|
|||
|
|||
M
|
(1) Om door sommi^en niet verkeerd begrepen te worden, merken wij hier aan, dat liet geheel iets anders is, te spreken ran zaken die met de Kode en hare beginselen strijden, en van zaken die de Bede te boven gaan en nit hare beginselen niet kunnen worden afgeleid.
(2J Mag men in zaken van gewigt, de Stelling van den genialen Lichtenberg : laquo;aus blossem Respecte Schlechterdings Nichts zu glaubenquot;, wel uit het oog verliezen ?
|
||
t
|
|||
|
|||
li
|
|||
|
|||
|
||
53
raquo;1deg;. Schijnt de inenliug in zekere gevallen het vee voor de besmeUelijke longziekte beveiligd le hebben , in andere heeft zij de ontwikkeling der longziekte niel kun-nan voorkoinen. Deze legenstrijdige uilkomslen , die niet zelden waargenomen zijn, buitenslaods zoowel als in Bel-gie, kunnen de commissie vooralsnog niel overtuigen, dal de inenting een volslrekt of tijdelijk voorbehoedmid-del legen de longziekte is.
2deg;. Het voclit nil eeue zieke long , aan een rund in-geent zijude, onderscheidl zieh in zijne achlereenvolgende uitwerksden door geen enkel eigenaardig karakter van de werking van andere organieke Stoffen, wanncer deze op dezelfde vvijze in hei dierlijkc ligcliaam gebragt worden.quot;
Na de niecIeJeeling van bei bovenslaande, vervolgl de 3Iinister: raquo;Het Gouverncmenl is geenzlns onverschillig omtrcnt de ontdekking van den Heer Willems ; raaar bei kan dienaangaande geen besluit nemen alvorens hare uilkomslen door onwraakbare feilen gebleken zijn. Men denke ook niet, dal men in hei buitenland veel verder met het onderzoek van dat vraagsluk gevorderd is dan in Belgie ; ik beb narigtep doen inwiwnen omtrent de verklaringen der overhcden en collegien, die in andere Landen van Begeringswege over de ouldekking van onzen landgenoot zijn geraadpleegd en de hoofdinhoud dier verklaringen is mij in de volgende bewoordingen opge-ireven : In alle andere landen , alvvaar mea zieh met de inenting beeft bemoeid , is de uilslag der proefnemingen geweest, dal er een grooler aanlal feilen, dan dusver waargenomen zijn, noodig is om de wezenlijke waarde van dal middel tot zokerheid te brengen.quot; —
Bij deze verklaring van den Jlinisler van Binnenland-sebe Zaken voornoemd , nu nog voegende bei sleeds toe-nemend gelal der door de longziekte aangetaste runderen , en de meer en meer toenemende slerfgevallen , in weerwil der inenting, zoo is bier de vraag of er nog
|
||
|
||
i
|
||
|
||
|
||
04
(enueii beslaan om leed le g'ivodeu in dien zin , waar-iu de recensenl in de Gids zulks bedoeil ? (1) Niel zonder bevreemding zal men welligt liier bei antwoord verne-nieii, dal er nog leedgevoel bij oas beslaal, niet even-wel over eenig onregt Dr. Willems aangedaan, zoo als in de Gids verkeerdelijk is voorgegeven (edele mannen , die njjj met bun scbrijven vereerd bebben , denken ede-ler over hei docl, dal niij lot dezen letlerkundigen ar-bei.l beeil aangezel), maar inlegendeel daarover , dal er iemand gevonden wordt, die den zin der brochure
|
||
|
||
niel bcgrepen beefl of deze eene strekking loekent, lijn-regt in slrijd mal onze ineeniii:;. Wij gcvoelen leed, maar bei is daarover, dal er nog enkelen zijn, die, zelfs na de geluigcnis van camper en van A. H. J. ge-lezen le bebben, niel willen erkennen, dal de werken der voorzalen nullige wcnken over de inenting, ook voor onzen lijd bevallen, maar inlegendeel beweren, dal de raadgevingcn van die uitmunlende waarnemers der vorige eeuw niets beduidcn , op grond, dal men vroeger mel randerpest le doen bad en ibans de long-ziekte le beslrijden beefl. Wij gevoelen eindelijk loed , wanneer wij er aan denken, dal, ofsclioon zoo vele brave en nijvere landgenoolen belangrijke scbade lijden door de longziekle, die bun.ien veestal geheel of len deele docl uilslerven, er evenwel niel mel meer volbar-ding en moed is aangedrongen op de noodzakelijkheid, om gelijktijdig met de inenling, aldoende voorbeboed-maalregelen aan le wenden, en er niel van meerdere
|
||
|
||
(1). Wij zouden wel eons willen weten , of de Minister voornoemd ook leed hecft gcvoeld, toen Z. Exe., körten tijd na het uitbrengen van gemeld rapport, de woorden van dankzegging , uitgesproken op het Xde Nedcilandsch Landhuishoudkundig Congres, gehouden te 's Ilertogenbosch in 1855, heeft gelezen! Zoo ja , dan zoude dit een spoorslag voor ons kunnen zijn , om in den zin van den reoensent ins-gelijks leed te gevoelen, en op ZEd. verlangen ons tot droefgeestigheid te stemmen, hoe strijdig overigens die toestand is met de erkende regcleu ceucr goede gczondheidsleer.
|
||
|
||
1
|
||
|
||
|
||
55
|
||
|
||
zijtleii eene kraciitigc stem is opgegaan legen die mannen, welke, coüle 4|iii coüle, hun slelsel willen doordrij-ven , dat namelijk door de inenling alleen aan dc ziekte paal en perk moet gesleld worden (1) en de overige voorbehoedmiddelen, zlj mögen dan, wal hunne goede uilwerking in liet algemeen aanbelangt, hei zcgel der goedkeuriug van duizende bevoegde reglers wcgdrugen , niel in toepassing behoeven gebragl le worden.
Ziedaar in liet kort eenige redenen opgesonul, die vrij wal meer in slaat zijn om eenig leedgevoel le doen oul-slaan, dan de reden, die in de Gids wordl vonrgevvend ; wij hopen dan ook , dal Itij nadenken , de scbrijver van bet ailikel voorlaan anders over de zaak zal denken, en verlrouwen, dal bij bei zal belreuren, eene beschul-diging le bebben in bet midden gebragt, die alien re-delijken grond mist, en daarom den bescbnldiger meer dan den bcscliuldigde stof lot ovcrvveging geeft.
Hel tweede punt, waarover een woord moel gezegd worden is de uitdrukking in genoemd rnaandscbrifl voor-komende: raquo; Het Suum Caique past vooral den Neder-landcr, die niets bebocft le wenschen, dan dal men elkeen laat, wal hem toekomt, en dan voor zieh ruim genoeg met uitvindingen bedeeld is.quot; Hel zou er wel aardig uilzien met bet regt, betwelk de Nederlander op vele uitvindingen billijk toekomt, zoo bij bet slccbts bij wenscben liet berusten, in plaals van, nu en dan, ter verdediging en bandhaving der waarheid openlijk op le treden. Begrijp eens , dat niel slecbts caxstatt , spre-kende over de inenling in bet algeiueen, volgens de naive opmerking van H. in bet Algem, Handels!)!, van 2 3Iaart jl. , 2de Ed., Nederland niel eens noeml, maar
|
||
|
||
(1) Hoe zal het dan gaan na den ICden April? In de opr. Haarl. Cour. van 15 April jl. lecst men namelijk het volgendo, orergenomen uit de Leeuw. Cour. : Met 16 April is echter volgens de bestaande be-palingen , het tijdstip daar , dat voor rekeniug en op kosten der provincio niet meer kan worden ingeent. Eerst met I September kan daarmedo weder op die wijze ecu aanvang gemaakt •worden.
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
I
|
|||
|
|||
56
|
|||
|
|||
i. i
|
dal zelfs in ons land , diezelfde H. vroeger getoond heeft, geene kennis te dragen van de groote verdienslen , die onze voorzaten zieh op het gebied der inenting verwor-ven bebben, en vcel minder nog le weten, dat Nederland aanspraak kan maken op de eer der uitvinding van de inenting bij het nindvee, nieltegenslaande er de duide-lijkstn bewijsslukken van voorhanden zijn en het feit zelfs gecn twijfel overlaal. Waar zon het heen met onze regten , zoo wij ons maar bepaalden lot vrome wenschen, ontwarende, dat men niet alleen in het huilenland, groo-tendeels om redenen vroeger reeds vermeid, vergeet ora het suum cnique ten onzen opzigte eeilijk in toepas-sing te brengen, maar dat zelfs ecnige landgenooten, bezield door verkcerde edelmoedigheid of misplaatste grootmoedigbeid , of hoe men bet dan ook noemenmoet, immer den mond vol hehben van het goede en uitsteken-de , dat men in den vrecmde aantreft en , zoo als men zegt, weglonpen met vreemdelinccn , terwijl zij of wel zeer gering tollen, hetgeen van Nederland uitgaat, of wel de erkende Verdiensten van Nederlanders met slihwij-gen voorbijgaan (1). Heefl bet ons nu bevreemd te lezen in de Gids , raquo; dat de Nederlandcr niets behoeft te wenschen, dan datmenelkeen laat wat hem toekomt,quot; zondcrlinger
|
||
|
|||
I
|
|||
|
|||
I
|
(1) Do Grieken TimWen hnnne nationaliteit srootentlecls te dnnken aan de overlevcrineen in de lt;rczansen van homerfs bewaard. Bij de Atheners werden nit de schatkist hcerlijko praalsravcn opgerigt ter eere van hen, die voor het vaderland scvallen waren , en duurzamer nog dan hot manner waren de lofredenen, te hunner cere nitgesproken. Onze vaderen , die Vroom als zij waren , wel het niettee van aardsche onsterfelijkheid kendon , stichtten toch srraftnmben, ter eere van uitmnn-tende mannen , in plaatsen aan ziolverhefTcnde, Gode toehehoorende gedachton gewijd. Tot kort geleden , misschien zelfs nog , werden in som-migc gedeelten van Zwitsorland, jaarlijks, bij plegtice godsdienstige fees-ten , de namen opgelezen van de holden , in den vrijheidskamp gesnen-veld. En wij , wij zonden voortaan onzen grooten mannen de onsterfelijkheid honcmen , zoo vcel menschen althans die honomen kunnen 1 Nienwc wijze, voorwaar, om dantbaar de vcreerende betrekking op zul-ke vaderen te toonen door hen to doen vergeten !
Woorden van Mr. hugo beijekman.
|
||
*amp;'
|
|||
|
|||
|
J.
|
||
|
||
57
nog klonken ons de volgende woonlen in tie ooren : raquo;en dan voor zieh ruim genoeg met ullvindingeii Itedceld is.quot; Alzoo kunnen wij dan, wat uilvindingen aangaat, op gezag van den recensent, voorlaan maar ruslen op de lauweren, die onze voorouders hebben ingeoogst, en mögen wij ons zorgeloos overgeven aan Iiel: delizioso far niente , het zoo liefelijk niets doen der Italianen, ons verlustigende met het streelend denkheeld, dat wij ruim genoeg met uitvindingen bedeeld zijn. Wij hebben gemeend liier geene aaninerkingen te moeten maken, maar mögen de vcrklaringook niet lerughouden, dat wijdezeen andere redeneringen in een geacht tijdschrift als de Gids met zouden gezoclit hebben, en ofschoon bet artikel hoogst waarschijnlijk wel niet van de redactie is uitge-gaan , meenden wij loch le mögen veronderstellen, dat men opstellen van dusdanig geiialte als de bewuste re-censie niet had moeten opnemen!
Zoo selooven wij dan de taak, die wij ons voorgesteld hebben, volbragl en dus de Brochure genoegzaam loe-gelicht en verdedigd le hebben. Wij bopen, dal zaak-kundige en invloedrijke mannen onze beschouvvingen niet geheel zullen verwerpeh, maar dezelve met die mate van welwillendheid gelieven le heoordeelen, dat zij bei gebrekkige, hetwelk er in be vat is, willen verschoo-nen en het goede, dat er misscbien in mogl voorkomen, eene nadere overweging en verder onderzoek mögen waardig keuren. Wij verzoeken verder deskundigen, ons hunne aanmerkingen op eenc vriendschappelljke wij-ze le willen mededeelen, om zoodoende in de gelegen-heid gesleld te worden om de raisvatliugen te kunnen verbeteren of dwalingen, naar het voorbeeld van den onvergelijkelijken haller, die zulks meer dan eens gedaan heeft, le herroepen. Wat overigens onbevoeg-den ofongenoemden mögen zeggen of schrijven, daaraan kunnen wij ons niet sloren, en wij zullen ons daardoor ook voor het vervolg niet laten afsclirfkken ; want
|
||
|
||
™^
|
|||||||
|
|||||||
|
58
|
||||||
|
|||||||
i
|
Uis alle menschen wil bcliagcu en in al, Magh heden v.e\ beginnen , Maar quaet is 't te vcrsinncn ; quot;W'annneer hij einden sal.
COSST ASTIJN HUIJGBNS.
El duinmodo vera cl saluli homiimra utilia profera-nms, parum interest, qiüd alii de aobis sinistre, Hit consueverunt, obmurmurent, etc.
Georg. Bagliv. Op. omn. Ed. non. pag. 64,7.
|
v
|
|||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
., #9632;
|
|
||||||
|
|||||||
|
|||||||
:
|
|||||||
|
|||||||
t
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
#9632;-
|
|||||||
|
|||||||
|
|||||||
|
.
|
|
|||||
V
|
|||||||
|
|||||||
|
||
^^^^m^tmim
|
#9632;#9632;
|
mmam
|
r
|
||
|
|||||
^
|
#9632;#9632;^HIM
|
||||
r
|
||
|
||
|
||