19\
iA.N ALLEN
DIE IN DEN HEILIGEN GEEST GELOOVEN,
INZONDERHEID , quot;
TE 'S GRA.VENTÏAGtE ,
-ooO^C-cx^
'S GRAVENHAGE,
M. J. . V I S S E R. 1864.
ïfJ-
Deze bladzijden bespreken eene behoefte die ook elders bestaat, maar de schrijver denkt toch allereerst aan de Haagsche gemeente, van welke hij medelid is.
Er is onder ons eene bijzondere openbaring van den geest die van beneden is, den geest des kwaads, der leugen die tegen Gods Woord strijdt. Met dat het kwaad dezer dagen ontstaan zij, o neen, het was reeds lang meer bedekt aanwezig onder minder onrustwekkende vormen. Maar thands openbaart het zich zeer duidelijk.
Ik ben ook niet gezind bepaalde afzonderlijke personen boven alles te beschuldigen. In hen komt dat kwaad slechts tot zijne uiting, maar overigens is het door het geheele lichaam der gemeente verspreid. Alle deelen te zamcn hebben schuld , en over het meer of minder oordeele de Heer. Wij hebben ons te zamen te verootmoedigen voor Zijn aangezicht.
Maar nu zijn vele harten bewogen; vele gemoederen geschokt. quot;Velen vragen: waar heb ik mij aan vast te houden? Er is groote ontroering allerwege.
Deze tijd is daarom hopgstgewichtig. De Heer spreekt groote dingen tot ons. Eu het is eene beklemmende ge-
4
d ach te, dat Zijne stem wellicht door zoo velen niet opgemerkt wordt.
De Heilige Geest alleen kan ons in de waarheid leiden. De Heilige Geest alleen kan ons de teekenen der tijden, ook van deze dagen, doen verstaan. De Heilige Geest alleen kan onze oogen en harten openen.
Er is dringend behoefte aan gebed om den Heiligen Geest. Mij aangaande, mijne ziel dorst er naar met hijgend verlangen. Ik spoor dan allen die met mij in den Heiligen Geest gelooven, als broeder in dat geloove, dringend aan om zich in het gebed te vereenigen, opdat de Heer ons den Heiligen Geest in vernieuwde volheid geve. Opdat er nieuw leven in onze zielen en in onze gemeente ontstaan moge.
Gebed is daartoe noodig. Vereenigd gebed. „Waar „ twee of drie vereenigd zijn in Mijnen naam, daar ben „Ik in het midden,quot; spreekt de Heer. En wederom: ,, quot;Waar twee van u zullen zamenstemmen omtrent eenige „ zaak die- zij zouden begeeren, Ik zeg u dat die hun zal „ gegeven worden van den Vader. quot;
Twee of drie. Laat ons op dat woord letten.
Er zijn allerwege, inzonderheid in de laatste jaren, groote zamenkomsten, openbare meetings gehouden. En veel is er gesproken en geschreven van de opwekkingen en bekeeringen daaruit voortgevloeid. Ik wil dit alles niet ontkennen, maar integendeel mij er dankbaar in verheugen, als eene ziel behouden wordt, hoeveel te meer dan als
5
er vele behouden worden. Maar er is bij deze dingen iets, dat mij bekommert — het drukke, luidruchtige, vertoo-ning-makende. Dit stuit mij in alle geestelijke dingen tegen de borst. Zoodra men van zulke dingen uitvoerige verhalen en verslagen leest, zoodra de bekeeringen worden opgesomd, zoodra de stormende haast eener eigenwillige vroomheid zich daarbij ruim baan maakt, is voor mij het teere waas dei-heilige kieschheid verdwenen, dat zulke gewijde dingen behoort te omsluijeren. Menigmaal woonde ik in verschillende gemeenten uit behoefte des harten dergelijke zamenkomsten bij. Doorgaands werd aan het einde daarvan, of naderhand in openbare verslagen, gewag gemaakt van den zegen, die er op gerust had. Ik heb dan vaak reden gehad om mij te verblijden in het voorrecht, dat anderen, blijkens die mededeelingen, genoten hadden. Maar zelf was ik onvoldaan gebleven. En zulks zeker ook mede uit gebrek aan eigen geestelijke opgewektheid. Maar ik geloof niettemin, dat de schuld voor een deel aau den onvermijdelijken aard van zulke zamenkomsten ligt. Ik heb er dikwerf gevonden een geloof aan eene bijzondere kracht van het gebed van zeer velen tegelijk, hetwelk ik, op grond van liet bovenvermelde woord des Heeren, niet deelen kon. Ook een geloof aan de noodzakelijkheid van zekeren hartstocht en langdurigheid der smeekingen. Een kennelijk zamenvloeijen niet alleen om het gebed , maar om den persoon des Voorgangers, of omdat men, blijkens latere gesprekken, er bedektelijk eene zekere verdienstelijkheid in stelde om daar te komen. Alle
\
6
deze dingen vermeld ik waarlijk niet om op deze zamen-komsten laag te vallen. Wil de Heer er een zegen aan schenken, Zijn Naam zij ook daarin dankbaar geprezen, en ook ik wil ze gaarne verder bijwonen om in dien zegen te deelen. Maar ik wilde alleen reden geven, waarom ik nog liever een anderen voorslag doe.
Ik noodig dringend al diegenen uit die met mij in God den Heiligen Geest gelooven, om zicli in huis tot het gebed te vereenigen, namelijk in zamenkomsten van beneden de tien personen. Zijn er een paar huisgezinnen die met elkaar omgaan, eenige vrienden die in den Heer verbonden zijn, laat die dan zamenkomen om, met lezing van Gods Woord , in eenvoudigheid te bidden, dat de Heer Zijn Heiligen Geest uitstorte over de gemeente en Zijner waarheid ingang en voortgang geve-: dat er eene nieuwe opwekking ontstaan moge , niet in luidruchtige eu opzienbarende bewegingen , maar in betooning van geest eu kracht. Geene bijzonder gezochte voorgangers. Geene verslagen in couranten of tijdschriften, geene opsomming van zegenbe-wijzen, alsof er ook geen zegen stellig aan te nemen ware overal waar in het geloof gebeden wordt, al ziet men juist dien zegen niet. Geene stijfheid en vormendwang. Geene zucht om treffend of bijzonder krachtig te bidden, alsof de Heer aan het vurig, in plaats van aan het aanhoudend gebed verhooring beloofd had.
Zeker zullen velen onder ons deze opwekking niet noodig hebben. Ik houd mij vast overtuigd, dat velen allerwcge
gedurig in stilte Gods aangezicht zoekeu ook voor het heil der Gemeente. Maar vooreerst weet ik uit eigen beschamende ervaring hoezeer eene vernieuwde broederlijke opwekking daartoe soms noodig en heilzaam is. Ten andere ligt ook in het gemeenschappelijke, op de kleine schaal en op de stille wijze die ik voorstel, een onwaardeerbare zegen. Vooral zullen onze harten ons wel dringen om bijzonder ook aan de behoeften onzer voorgangers te denken, opdat in deze moeijelijke dagen hun oog en hart bijzonder verlicht en gesterkt worde en zij met de kracht des Heiligen Geestes mogen spreken en handelen naar de roeping die de Heer hun heeft opgelegd.
Mogen er zeer vele zulke kleine stille zamenkomsten onder ons ontstaan. Ik ben verzekerd dat er een zegen op rusten zou voor onze gemeente en voor het vaderland. Ook tot opwekking der onderlinge liefde van Gods kinderen, der liefde die onder allerlei verdeeldheid zoo jammerlijk verkoeld is. Ook voor de helder geestelijke beschouwing van de gewichtige dingen die in ons midden gebeuren. Waakzame strijd, heilige ernst der liefde zullen met deze smeekingen gepaard worden , als wij oprecht en t o e g e w ij d bidden. Bovenal, ik herhaal het en vat er alles in zamen, laat ons voor den Heer ons verootmoedigen. Hij is een God die de overtredingen uitdelgt en de schulden vergeeft. Laat ons vrijmoedig tot Zijn troon gaan op grond der verdiensten vau het heilig zoenoffer van Golgotha,
Er is geene smeeking, op welke zóó stellig verhooring
beloofd is. als op het gebed om deo Heiligen Geest Om die .eden »n het mlaten dsatvan ook sohnkkehjk tegen
ons getuigen.
De Heer '/.egt: Ik =1 .«termieten op het dorst,ge en stroomen op het drooge, Ik tal uitstorten den Geest der 'fcnade en der gebeden.
° Laat ons dan .eel.oldig en vertrou.end tot Hem roe!».. i„ den naam van tos den Hoogepriester, d.e «oor ons in het binnenste des heiligdom, is ingegaan. Ons gebed»,/ d.„ zekerlijk.-1,verhoord .orden, want dan .o.dt he een. zaak tnssehen den Yader en den Zoon, M.en de Vader altijd hoort.