A
AAN HET
VAN DE
ÉATHOLIEKE j^ERK.
--5—S--
I. De H. Benedictus Labre of de heilige Bedelaar.
II. De II. Laurentins van Brnndisi.
III. De H. Clara van 't Kruis.
IV. De H. Joannes Baptista de Rossi.
—•gt;■:lt;—
NAAK HET HOOQDUITSCH
DOOR
- . KJM'ELAAN TE GELEEN.
j / j ; •
. God is'^ wonderbaar in zijne Heiligen, i/^S S W. 67 , 36.
Kcvkelijke Goedkeuring.
V VAN M. ALBKRTS.
'S BOSCH.
BIJ W. VAN GULICK.
Je
Typis mandari perraittitur.
j. si. sciioltis, Par. et Dec., ad hoc delegatus.
Galopiw, 0 Novembris 1883.
Den 8stequot; Doccmbcr 1881, feestdag der Onbevlekte Ontvangenis van Maria heeft onze allerheiligste Vader Paus Leo XIII, omgeven van de Kardinalen der Kerk en van een groot aantal Bisschoppen, verordend, dat vier zalige Dienaars Gods in de lijst der Heiligen moeten opgenomen en hunne gedachtenis op een bepaalden dag des jaars door de geheele Katholieke Kerk ! moet gevierd worden, of in andere woorden, de Paus heeft vier dienaren Gods »heilig verklaardquot;. Deze vier Heiligen zijn de volgende :
I. Benedictus Labre,
II. Laurentius van Brundisi,
HI. Clara van het heilig kruis en IV. Joannes Baptista de Rossi.
Alvorens het vroom en godewelgevallig leven dezer vier Heiligen te beschrijven, willen we u eerst een en ander raededeelen
Vit» N. STERREN, \
6 EEK WOÖUDJt; AAN DEN LEZEK.
over do zalig- en heiligverklaring door den Paus; van den eenen kant omdat andersdenkenden den Paus voorwerpen, als matigde deze zich liet recht aan en hadde de macht om naar eigen willekeur menschen tot Heiligen te maken en naar goedvinden in den hemel te plaatsen, en van den anderen kant, omdat vele niet goed onderrichte katholieken oen flauw of valsch begrip hebben van de canonisatie der Heiligen.
Eene zaak staat vast, namelijk deze, dat de Paus hot recht noch de macht heeft om menschen onder het getal der Heiligen op te nemen of in den hemel te verheffen) dat kan God alleen, de bron aller heiligheid, het begin en het einde van alle heil.
In het kort willen wij den lezer bekend maken met het uitgebreid veld waarop zich do wijze van onderzoek in het proces der zalig- en heiligverklaring beweegt, hoe het door de kerkelijke overheid wordt geleid en ten einde gebracht en met welke namen de rechtvaardig afgestorvene betiteld wordt.
Heeft een christen mensch, een leerling van Jesus Christus met en door de genade hem dooi1 God verleend ter wille van do
ËEN WoOFiDJE AAgt;f DEM LEZEU. 1
verdiensten van Jesus Christus het zoo ver in de christelijke volmaaktheid gebracht, dat hij in roep van buitengewone godsvrucht of gelijk men maer algemeen zegt »in roep van heiligheidquot; gestorven is; is deze roep onder de geloovigen al luider en algemeencr verkondigd geworden; worden de gebeden der geloovigen verhoord en hebben wonderen plaats gehad door de voorspraak des afgestorvenen, dan ontvangt deze den titel van — dienaar Gods (servus Dei). — Zoodra de Paus hiervan onderricht wordt, doet hij een onderzoek instellen naar het leven van den dienaar, wiens roep van heiligheid gerechtelijk bewezen is en ter inleiding van wiens proces eene commissie van geleerde mannen benoemd wordt. ') Van af dit oogenblik wordt de dienaar Gods betiteld met den naam van — eerwaardig (Venerabilis). —•
Het bewijs van de faam der heiligheid steunt op de verklaring van zes of acht
1) Deze commissie is saamgesteld uit geleerde mannen zoowel geestelijke als -wereldlijke; kardinalen, bisschoppen, priesters, genees-, heel- en natuurkundigen, advocaten , enz.
8 EEN WOORDJE AAN DEN LE^Eft.
geloofwaardige getuigen, op geschiedkundige oorkonden, op votief tafelen die bij liet graf zijn opgehangen enz. ') De bisschop of de ordinaris van het diocees, •waartoe de overledene behoorde is gelast omtrent deze faam een volledig proces in behoorlijken vorm op te maken. Al de akten worden vervolgens aan den secretaris van de congregatie der Riten te Rome gezonden, door dezen den notaris der congregatie ter hand gesteld om tot de opening van het proces der beatificatie over te gaan.
De «zaligverklaringquot; (beatificatie) van den dienaar Gods. De opening van dit proces geschiedt op verzoek der postulatores, dat wil zeggen, van hen die om de zaligverklaring hebben verzocht door den Kardi-naal-prefcet van de congregatie der Riten-Ten dien einde worden behalve den notaris, den promotor fidei of den openbaren advocaat, die ambtshalve verplicht is al de mocielijk-heden en bedenkingen tegen de zaligverklaring in het midden te brengen en te behandelen, de getuigen opgeroepen, die
4) Kirchen-Lexicon, 1. 714. J. D. L. Muller, Studiën voor cateohetisohe preeken.
EEN WOORDJE AAN DEN LEZER.
9
omtrent de echtheid der onderteekeningen en der zegels dier akten inlichting kunnen geven. Nadat de Paus een verslaggever (referent) onder de Kardinaals der congregatie en deze een tolk en revisor in geval do processtukken in een vreemde taal zijn geschreven, hebben gekozen, gaat men tot het onderzoek der gedrukte en onuitgegevene geschriften van den overledene over. Wordt niets ontdekt dat eene theologische censuur verdient, zoo komt het op de signatura commissionis aan, dat wil zeggen, op de machtiging van de congregatie der Riten door den Paus om het apostolisch proces omtrent de faam der deugden en wonderen, alsmede omtrent de waarheid en de hoedanigheden derzelve in te leiden. Van dat oogenblik af is de zaak in do handen van den H. Stoel overgegaan zoodat door den bisschop of den ordinaris voortaan niets moer op een geldige wijze in deze zaak kan worden ondernomen-Deze pauselijke machtiging mag echter eerst tien jaren na de ontvangst der bisschoppelijke stukken door den secretaris worden aangevraagd. Andere brieven van den bisschop na verloop van dertien jaren be-
10 EEN WOORDJE AAN DEN LEZER.
krachti^cn het voortbestaan van den roep der heiligheid, die misschien zelfs versterkt is; en bevestigen dat geenc openbare bedenking, die later wellicht nog door een ander onderzoek uit den weg moest geruimd worden, tegen do zaligverklaring ontdekt is; en dat eindelijk met het oog op deze zaligverklaring vrijwillige smeekschriften van den vorst of andere aanzienlijke personen als organen der openbare meening zijn opgezonden. Is aan deze voorwaarde voldaan, zoo rust de plicht op de postulatores (de aanvragers) een verzoekschrift om de signatura commissionis (machtiging tot het proces) bij de algemeene congregatie der Riten in te dienen. Bij gunstige beschikking van den Paus komt hierop liet onderzoek aan de orde, of en in hoever don dienaar Gods reeds oen wederrechtelijke openbare hulde bewezen is. Hieromtrent worden de akten van den bisschop door de congregatio nauwkeurig onderzocht. Vindt zij dat aan alles voldaati is, en schenkt zij na de uitspraak van der. eersten rechter hare toestemming, zoo kunnen de postulatores van haar breven vragen, waarin aan drie bisschoppen of
EEN WOORDJE AAN DEN LEZER. 11
con bisschop met twee dignitarissen opdracht wordt gedaan, om gemeenschappelijk het forrneelo proces omtrent den roep der heiligheid en der wonderen in te leiden. In dit proces komt het voornamelijk op de bevestiging van hot bewijs aan, dat de dienaar Gods ten minste bij do meerderheid des volks vooral op de plaats van zijn overlijden in den reuk van heldhaftige deugden en wonderen staat, dat het bewijs steunt op de eenparige uitspraak van zes of acht getuigen, die vrij van alle lichtzinnigheid, partijschap of bekrompenheid, als zoodanig het volle en algemecne vertrouwen genieten. Deze naar Rome opgezonden adviesen worden in tegenwoordigheid van de postulatores geopend en dooide congregatie, zoo wel wat de formeele geldigheid van de handelwijze der gedelegeerde rechters als het door hem geleverd bewijs aangaat, onderzocht en beoordeeld. Is uit het pleidooi tusschcn de postulatores, die om de zaligverklaring aanzoek doen en den promotor fidei, die alle denkbare zwarigheden daartegen opwerpt, gebleken, dat alles in orde wordt bevonden, zoo rust do plicht op de postulatores om andere breven
te verzoeken, die de vergunning behelzen om tot het onderzoek der deugden en wonderen over te gaan. De opdracht van de congregatie der Riten geschiedt op dezelfde wijze als de eerste maal. Het doel van dit onderzoek is, op overtuigende wijze na te gaan of de in roep van heiligheid gestorven christen de vercischte deugden werkelijk in een heldhaftigen graad beoefend en ware wonderen verricht heeft. — Het minste gebrek in den vorm door den openbaren ambtenaar opgemerkt, heeft de vernietiging van het proces ten gevolge; bovendien mag het onderzoek eerst vijftig -i jaren na den dood van den dienaar Gods plaats grijpen met het doel om zich voor alle mogelijke dwaling, die uit overijling of anderszins kan voortvloeien, vrij te waren. Het onderzoek geschiedt in drie verschillende Congregatiën: 4) in de congregatie anteprseperatoria, d. w. z. eene vergadering van raadgevers (consultores) en ceremoniemeesters van de congregatie der Riten, die p de tot verslaggever benoemde Kardinaal in zijne woning bijeenroept, om hem voor te lichten; 2) in de congregatie prseperatoria, d. w. z. eene vergadering van al de tot de
EEN WOORDJE AAN DEN LEZER. 13
congregatie dei' Riten behoorende Kardinalen, van de consultores en ceremoniemeesters, die op uitnoodiging van den verslaggever in de pauselijke residentie samenkomen , waarin de consultores tot advies voor de Kardinalen hunne stemmen afgeven; eindelijk 3) in de congregatio generalis, d. w. z. eenc vergadering waarin al de gehoorde personen in tegenwoordigheid en onder voorzitterschap van den Paus hunne stemmen uitbrengen. Na do opneming daarvan bedankt de Paus de leden, verzoekt om hunne gebeden, maar behoudt zich het eindoordeel voor. — Ten minste twee derden der stemmen zijn noodig om zulk een oordeel te vellen. Is alles ten gunste dor zaligverklaring afgeloopen, zoo komt dezelfde vergadering nog eenmaal bij elkander om de vraag te beantwoorden of de Paus met zekerheid tot do beatificatie kan overgaan. — Is het antwoord bevestigend zoo volgt toch 's Pausen oordeel nog niet; eerst later maakt hij het aan den secretaris van de congregatie der Riten on den promotor fidei bekend en gelast den eerstgenoemde het in den vorm van eene breve, met do noodige clausulen en indulten voorzien, op te
1*
ii EEN WOOnDJE AAN TiEN LEZER.
maken, welk stuk aan de postulatores wordt ter hand gesteld.
Do plechtigheid dor zaligverklaring geschiedt in de Sint Pi eters kerk en bestaat hoofdzakelijk in het volgende: 1. de afkondiging van een aflaat aan allen die na gebiecht en gecommuniceerd te hebben do solemneelo dienst bijwonen of op dien dag de S1 Pieters-kerk bezoeken; 2. ia de aanwezigheid van al de tot de congregatie der Riten behoorendo Kardinalen en consultoros; van den kardinaal-aartspriester de kanunniken en overige geestelijken van het Vatikaan; 3. in de aanbieding van de apostolische breve door den postulator aan den prefect van de congregatie der Riten en door dezen aan den kardinaal-aartspriester, om met zijne toestemming in de kerk openbaar te worden gemaakt; 4. in de voorlezing van do breve; 5. in een plechtig Te Deum door den celebreerenden bisschop aangeheven; 6. in het wegnemen van het hulsel, waarmede het beeld van den Zalige op het altaar bedekt was; 7. in de vereering van hetzelve door de aanwezigen; 8. in het aflezen der collecte door den fungeerenden bisschop; 9. in drie-
EEN WOORDJE AAN DEN LEZER. 15
bewierokingen van het beeld door denzelf-den; 10. in de solemneele heilige Dienst; 11. in 's Pausen bezoek der Kerk na de vespers ter vereering van den Zalige. En van af dit oogenblik wordt de eerwaardige dienaar Gods bestempeld met den naam van — Zalige (beatus). —
De heiligverklaring (canonisatie) is de plechtige uitspraak des Pausen dat een overleden dienaar Gods als een met God in den hemel heerschende Heilige moet worden beschouwd en in de geheele wereld vereerd. In den regel geschiedt deze verklaring eerst nadat door de zaligverklaring van denzelfden dienaar Gods zijne vereering in zekere streken en onder zekere beperkingen reeds was toegestaan. Zij veronderstelt dat sinds de zaligverklaring ten minste twee wonderen op zijn voorspraak door God gewrocht zijn. — Het proces omtrent deze wonderen wordt op dezelfde nauwgezette wijs geleid, als bij de zaligverklaring heeft plaats gehad. — De plechtigheid der heiligverklaring vindt eerst plaats nadat over het pauselijk besluit, dat tegen de wonderen geen redelijke twijfel geopperd is, door den promotor fidei en den secre-
■16 FEN WOORDJE AAN DEN LEZER.
taris van de congregatie der Riten een formeel decreet is opgemaakt. Een der drie congregatiën op wier verhandeling dit decreet steunt geschiedt in het openbaar. — Op een door den Paus bepaalden dag wordt in gewone tijdsomstandigheden de heiligverklaring of canonisatie in de basilica van Sint Pieter voltrokken. Een feestelijke processie met vaandels van de beeltenis des zaligen voorzien voorop, opent deze plechtigheid. De Paus met de kardinalen, bisschoppen , prelaten enz. vergezelt haar. Daarna plaatst zicli do Paus op den troon om de obedientie der hoogwaardigheidsbe-kleeders te ontvangen. Door den tweeden ceremoniemeester wordt de procurator, die van de Orde of het land waar de zalige overleden is de volmacht ontvangen had om de canonisatie te bewerken en de mogelijke bedenkingen daartegen uit den weg te ruimen, in gezelschap van een advocaat van het consistorie die voor hem spreken moet, aan den ondersten trap van den pauselijken troon geleid. Hier richt de advocaat in den naam van den procurator do dringende bede tot den Paus, dat het Zijne Heiligheid moge behagen den zaligen die-
EEN WOORDJE AAN DEN LEZER. 17
naar Gods onder het getal der Heiligen op te nomen. De Paus wijst op het belang der zaak door den eersten secretaris en op don plicht om eerst Gods bijstand in te roepen. Nadat do Litanie van Allo Heiligen gezongen is, wordt voor do tweede maal op dezelfde wijze de bede tot 'den Paus herhaald. Nogmaals wordt tot gebed aangemaand en do Veni Creator gezongen. Na de derde herhaling van de bede door den advocaat, maakt de secretaris der breven het voornemen van den Paus bekend om tot canonisatie over te gaan; nu volgt da uitspraak des Pausen, waarin hij ter eere der II. Drieëenheid, ter verheerlijking van het katholiek geloof, ter beuordering van den christelijken godsdienst, in de macht van onzen Heer Jesus Christus, van de apostelen Petrus en Paulus en uit eigen macht verklaart en verordent, dat de zalige in de lijst (canon) der Heiligen moet worden opgenomen en diens gedachtenis op een bepaalden dag des jaars door de ge-heele Kerk moet worden gevierd. Van nu af moet de overledene dienaar Gods betiteld worden met den naam van — Heilige (sanctus). —
18 DE II. BENEDICTUS LADRE.
Op deze wijze geschiedde ook de heiligverklaring der vier genoemde Heiligen; mot dit verschil echter dat de heiligverklaring niet plaats had in de Sint Pieters-kerk maar in eene der zalon van het Vatikaan omdat men vreesde dat do plechtigheden in de Sint. Pieters-kerk zouden verstoord worden door de woedende vijanden van den H. Stoel en van de katholieke Kerk.
De eerste Heilige, van wien wij u het leven gaan verhalen, is
een bedelaar.
Wel nu, hooi1 ik aanstonds iemand vragen, hoe is het mogelijk dat de Paus een bedelaar in de lijst der Heiligen heeft opgenomen, dat hij dezen op het altaar heeft geplaatst en verordend, dat diens gedachtenis door de geheele Kerk moet worden gevierd ? En dat in onzen tijd, in onze eeuw, waarin slechts rijkdom , zilver en goud de bovenhand heeft, waarin de rijke alleen geacht en geëerd , daarentegen de arme miskend en veracht wordt, zich schuw
DE H. BENEDICTUS LABRE. 19
voor het oog der menschen verbergt, om geen afkeer, geen afschuw op te wokken? Heeft de H. Vader goed bedacht, wat hij deed toen hij een bedelaar de hoogste eer waardig keurde; had hij niet vooruit gezien, dat derhalve de H. Kerk door hare vijanden met hoon en spot zoude overladen worden? O ja, de Paus heeft het rijpelijk overwogen en bepaald vooruit gezien, en om die reden heeft hij gedaan wat hij niet achterwege laten koude! Heeft niet Jezus, do Zoon van God, de armoede en de armen boven alles lief gehad en alle achting toegedragen, zoodat Hij zelf de diepste armoede tot zijn deel koos, toen hij op de aarde verscheen. Trouwens, hij nam Joseph, een armen en behoeftigen timmerman als voedstervader aan; hij koos tot zijne moeder een arme onbevlekte Maagd; hij verhief arme visschers tot de waardigheid van apostels zijner Kerk en sprak het wee uit over de rijken dezer aarde: de armen van geest heeft hij zalig geprezen; de rijke brasser is in de hel begraven, terwijl de nooddurftigen Lazarus door de Engelen werd ten hemel gedragen. Wat Jesus, Gods Zoon, voor zich koos en in anderen hoog-
20 DE H. BENEDICTUS LABRE.
schatte dat kon, mocht ja moest de heilige Vader in den bedelaar Benedictus ecren en hoogschatten, die op het voorbeeld van Jesus aan de armoede had do voorkeur gegeven en gedurende geheel zijn leven met den uitstekendste trouw Jesus op den weg der verloochening, der versterving en der wereldversmading navolgde en dewijl hij bij de wereld in eer en aanzien zijn konde, door haar met smaad heeft willen overladen worden. ■—
Maar, zult gij me vragen, wat eigenlijk heeft die bedelaar voor iets groots gedaan, dat hij zoo groote eer is waardig bevonden? Welke groote, buitengewone werken van liefde en barmhartigheid heeft hij verricht tot welzijn en troost van het menschdom? Heeft hij hot H. geloof in vreemde landen den wilden verkondigd; is hij den martelaarsdood gestorven? Neen, niets van dat alles. Wat heeft hij dan gedaan? Hij heeft gedurende zijn geheel leven bij God en de menschen gebedeld! Onbekend, door niemand opgemerkt of geacht) ja zelfs misacht en miskend, gehoond en bespot, maar alles versmadend wat de wereld en de zinnelijke lust aanbieden, Jesus alleen van
DE H. BEKEDICTUS LABRC. 21
ganscher harte minnend, aan hem trachtend gelijkvormig te worden, leefde en wandelde de arme bedelaar te midden van een tijd, waarin Christus en zijne heilige Kerk van alle kanten werden aangevallen en vervolgd, waarin de hoogen van geboorte en de ne-derigen van afkomst slechts in de bevrediging der meest schaamtelooze hartstochten hun geluk en hun heil zochten en God vergetend het hun dreigend ongeluk te gemoet snelden.
De heilige Benedictus Labre behoort onder het getal van die Heiligen die volgens de juiste uitdrukking van een vroom schrijver zijn — het merg der Kerk — der bruid van Christus. Gelijk het merg verborgen en niet opgemerkt door het gebeente van het menschelijk lichaam vloeit en hieraan den grootstcn dienst bewijst, want zonder merg bestaat er beweging noch kracht, maar verlamming en dood, zoo vloeide het leven van den H. Benedictus verborgen eu niet opgemerkt voorbij: het was een leven van aanhoudend gebed, een leven van lijden en opoffering, van boetvaardigheid voor de wereld en eigene schuld.quot; In hem leefde en werkte de Geest Gods en stroomde
DE II. IJENKDICTUS LAÜBE.
verzoenend, levend makend, verlichtend en heiligend in do ledematen tot zegen dei-Kerk , tot begenadiging en redding der menschen. De wereldling heeft geen begrip van zulk verborgen leven, doorgebracht in gebed en in boetvaardigheid tot delging der zonden; maar in den dag des gerechts zullen de kinderen der wereld, als zij in het oordeelsdal tegenover de rechtvaardigen zich bevinden volgens de woorden van het boek der wijsheid (5 — 3, 4, 5.) «Zuchten door »de benauwdheid hunner ziel: deze zijn hot «die wij weleer belachten en stelden tot »een voorwerp van bespotting! Wij zinno-sloozen hielden hun levensgedrag voor «dwaasheid en hun einde voor eerloos. — «Ziet, hoe zij gerekend zijn onder de kinsderen Gods en hoe hun lot is onder de «Heiligen.quot;
Onder het getal dezer Heiligen wordt ook de bedelaar Benedictus Joseph gerangschikt. Hij werd geboren te Amettcs, een dorp in Frankrijk, gelegen in het diocees Boulogne, don 26 Maart van het jaar 1748. Zijne oprecht christelijke ouders hadden voldoende inkomsten van hunne landerijen en hun specerijhandcl, dat zij de vijftien
2-2
DE H. BENEDICTUS LABRE.
23
kinderen, met welke God hun echt had gezegend en waarvan Benedictus do oudste was, konden onderhouden. — Dewijl zij zeer vroom waren, lag hun niets meer tor harte dan de christelijke opvoeding hunner kinderen. Hierin baarde Benedictus hun niet de geringste zorg. Hij was wel is waar van eene levende inborst maar ook begaafd met een helder verstand, een getrouw geheugen en met een hart voor allo goed ontvankelijk. Slechts vijf jaren oud kon bij reeds lezen en korten tijd daarna had hij de grondwaarheden van ons heilig geloof in het geheugen geprent. Daarom werden in hem levendiger zijne liefde tot God, de vreeze des Hoeren, zijn afschuw voor elke zonde en zijne godsvrucht ter eere van do allerheiligste Maagd. — In do school, waarheen do ouders hom vroegtijdig hadden gezonden, won liij door zijn vlijt, zijn goed gedrag, zijne zachtzinnigheid en gehoorzaamheid de achting en de liefde van zijn leermeester, die in latere dagen van hem getuigde, »dat hij onder de ongeveer tweesduizend kinderen, aan welke hij in den »loop van meerdere jaren had onderlicht ))ge geven nooit een zoo beminnenswaardig
24 DE H. BENEDTCTUS LABRE.
»kind gekend had »en ik,quot; zeide een andere , sik herinner mij niet hem ooit om »een vergrijp te hebben moeten berispen.quot; Een derde gaf van hem de getuigenis: sBenodictusquot;, zeide hij vaak, ))was zoo lief »en beminnenswaardig, dat ik hem na eene «tijdruimte van acht en twintig jaren niet «vergeten kon.quot;
Deze lieftallig- en beminnenswaardigheid des Heiligen was niets anders dan de weerschijn zijner deugden. Het gebed was toen ter tijd reeds zijn lievelingswerk en als men hem bidden zag, meende men een Engel te zien. — Deze voorliefde tot het gebed stemde Benedictus reeds vroegtijdig tot ernst en hield hem terug van alle kinderachtige spelen en beuzelarijen, waarvoor hij niet den minsten lust had. Deze ernst en bedaardzaamheid van gemoed maakten op zijne medescholieren, broeders en zusters zoo diepen indruk, dat deze zijne vermaningen gaarne aannamen en zijne aansporingen tot gehoorzaamheid en eendracht, tot vrede, vlijt en arbeidzaamheid, tot zedigheid en ingetogenheid willig nakwamen» want altijd gaf hij hun hot schoonste voorbeeld, — De ouders zeiyen stelden hem als
i)Ë li. BENED1CTUS LAIÜiÈ. 25
voorbeeld aan hunne kinderen, wanneer zij zeiden: »Zoo iets doet, zoo iets veroorlooft »zich Benedictus niet.quot;
Do liefde tot Jesus zette Benedictus reeds aan in de kinderjaren, om verstervingen van allerlei aard en boetewerken te doen. Hij at weinig en nam voor zich dc slechtste spijzen; hij sliep niet gaarne in een bed, koos nu eens eene tafel dan weer dc harde aarde tot zijn rustbed, terwijl een stuk hout hem tot peluw diende. Hij was gaarne alleen en hield voel van eene geestelijke lezing. Te huis bouwde hij voor zich in eene kamer een klein altaar: daar bootste hij de priesters na in het lezen der H. Mis, zong psalmen, hield ommegangen , edocli, altijd met den grootsten ernst. De kerk, het huis van God was zijn lievelingsoord; daar zag men Benedictus eiken morgen en eiken avond met de grootste godsvrucht en de diepste aandacht neerknielen om te bidden en met den meesten eerbied den priester behulpzaam zijn aan 't altaar. In den ouderdom van vijf jaren ging hij reeds meermalen biechten met de wonderbaarste vernedering en vermorzeling des harten, en verzuimde nooit bij de
DÉ li. BENEDtCTUS LAi3HE.
christelijke leer in de kerk tegenwoordig te zijn.
In liet diocees Boulogne bestond de al-durende aanbidding van het allerheiligste Altaarssacrament. Kwam de beurt aan de parochie van Amettes, dan kende de vreugde van Benedictus geen einde. Dan snelde hij aangedreven door de vurigste liefde tot Jesus jubelend ter kerke en uren lang zag men hem onbeweeglijk op de knieën zitten, bidden en verzonken in het aanschouwen van zijn Verlosser met de oogen des ge-loofs. Met deze vurige liefde tot Jesus verbond hij eene algeheele overgave aan Maria, de gezegende Moeder van God, wier altaren en kapellen hij met kransen, bloemen en kaarsen versierde, eene vereering, waartoe hij ook zijne broeders aanzette. Met deze zong hij ter eere van de hoogverhevene Maagd psalmen en andere heilige gezangen en trok door zijn voorbeeld ook andere kinderen tot deze godsvrucht. Buitengewoon groot was Benedictus' verlangen naar het hemelsch paradijs; alle zijne hartewenschen smachtten naar den hemel. Toen op zekeren dag eene zijner jongste zusters stierf, bleef hij een geheele uur bij het lijkje der
26
i)Ë H. ËENEblCTÜS LAÊRE. S1?
kleine, terwijl men onophoudelijk hem hoorde herhalen: »0 liefkind, waarom kan »ik mv geluk niet deelen, waarom ben ik »niet zoo gelukkig als gij!quot;
Allo, die Benedictus kenden, geloofden dat hij wegens zijne ongekunstelde vroomheid tot den priesterlijken staat geroepen was. Zijne ouders verkeerden in dezelfde meening, zagen er echter tegen op om dc menigvuldige onkosten, die met de opleiding tot den geestelijken stand verbonden waren, te meer dewijl hun echt met zoovele kinderen gezegend was. Doch, daar treedt een zijner doopborgen in hot midden, oen broeder zijns vaders, do pastoor van Erin. Hij nam den twaalfjarigen Benedictus bij zich in huis en nam de verplichting op zich zorg te dragen voor het onderhoud en de studiën van den knaap. Alvorens de vrome en ijverige priester een begin maakte met de studiën, bereidde hij Benedictus met alle mogelijke zorg voor tot de H. Communie. Hoe dieper Benedictus in de kennis des geheims van het allerheiligste Altaarssacrament doordrong, des te vuriger en des te smachtender werd zijn verlangen naar de Spijs der Engelen en hoe meer de dag
28 DE li BENEDICTÜS LA.BUE.
naderde, des te onwaardiger achtte hij zich om tot de H. Tafel te naderen. Hij deed eeno rouwmoedige algemeene biecht en volgde met blinde gehoorzaamheid den raad van zijn biechtvader. Uren ja dagen bracht hij door in het gebed en de overweging en toen eindelijk de groote dag daar was, waarop hij voor de eerste maal zijn Heiland in zijn hart zou ontvangen, zag men hem aan de Tafel des Heeren aanzitten een aan liefde gloeienden Engel, wiens hart brandde van do vurigste liefde tot Jesus.
De H. Communie, die Benedictus van nu aan zoo dikwijls ontving versterkte en vermeerderde zijn verlangen naar versterving. Niets begeerde hij van 't geen de jeugd gewoonlijk verlangt, elke aangename spijs ontzeide hij zich, de slechtste beten nam hij voor zicli; hij nam zoo weinig voedsel dat men hem dwingen moest het noodige te nuttigen. Wat hij van zijne spijzen overhield gaf hij in het geheim den arme. Gelijk te huis bij zijne ouders, zoo koos hij ook op de pastorie van zijn peter een afgelegen kamertje, waar hij in het gebed en in het lozen van boeken vf.n godsvrucht zijn tijd doorbracht. Aan geen
Ijë ö. beMedicius labue. 29
vermaak hoe onschuldig ook nam hij ccuig deel. Hij vond zijne grootste vreugde aan de voeten van het kruis en voor het H. Tabernakel. Verscheen hij te midden van zijne vrienden eu makkers, dan deed hij dit alleen om hun goede lessen te geven, die zij gaarne en willig van Bonedictus aannamen ter wille van de vriendelijkheid, waarmede hij hen bejegende en zijne vroegtijdige wijsheid. — Bij iedere gelegenheid zocht hij de beleedigingen Gods te voorkomen of te verhinderen en de eer van Hem te bevorderen. Uit de verkeering met Jesus in het allerheiligste Altaarssacrament en uit zijne liefde tot de eenzaamheid en de beschouwing, putte hij den geest van zachtzinnigheid en nederigheid, waarmede hij steeds onder de menschen verscheen. —
De knecht van den pastoor, zijn oom, overlaadde hem vaak met harde en ruwe woorden, ja zelfs nu en dan mishandelde deze Benedictus. De jongeling echter beklaagde zich nooit, nam den smaad met vreugde aan en gedroeg zich in zulke gevallen ten opzichte van den knecht voorkomender en dienstvaardiger dan ooit. In huis nam hij steeds de laatste plaats iiij
VIER N. STERREN. 2
DE II. DENEDICTt'S I.AUnE.
en was vol vreugde telkenmaal, als hij bij tafel dienen mocht. Arm zijn , ja onder de armen verwijlen en hun goed bewijzen was zijne aangenaamste uitspanning. Overigens stelde hij zich niet tevreden met zich dagelijks in het gebed te oefenen, in de naastenliefde en in den deemoed, maar niet minder leidde hij zich toe op de versterving zijner zinnen en op de ontzegging van elk zinnelijk genot. In het leven van Benedictus vinden we opgeteekend dat hij een geheelen winter doorbracht zonder zich in het minst aan het vuur te hebben verwarmd.
Deze vooruitgang in liet geestelijk leven hield in den begin gelijken tred met zijne vorderingen in de wetenschappen. — Hij studeerde zeer vlijtig onder de leiding van zijn oom en peter, in het bijzonder de doode talen. Niet zoodra had hij van deze eenige kennis verworven, of hij las met ijver de boeken van het nieuw Testament. Hoe meer liij niet hun inhoud bekend werd, des te minder legde hij zich toe op de wereldsche wetenschappen. Zoo ver kwam het, dat Heeroom Benedictus moest berispen en met allen ernst wijzen op het
30
i)E li, BENEUiCTÜS lAbre. 34
groot belting der studie van de Latijnsche, Grieksche en Hebreeuwsche talen. Ofschoon Benedictus zich alle moeite gaf om de lessen en de vermaningen van zijn oom na te komen, dan toch was het hem onmogelijk den behoorlijken vlijt aan te wenden. Dagelijks gevoelde hij zich meer en meer aangetrokken tot het gebed en de overweging alsook tot het lezen van boeken van godsvrucht. Inzonderheid las hij in dezen tijd gaarne de preeken van den beroemden blinden kanselredenaar Pater Lejeune. — Diens preek over do straffen der hel en het klein getal der uitverkorenen maakte een zoo diepen indruk op den heiligen jongeling, dat hij meende elk offer te moeten brengen om aan do hel te ontgaan. «Wanneer er slechts eene «verdoemde ziel zal bestaanquot;, zoo zeide, hij dikwijls, ))dan moeten wij vreezen die te »zijn.quot;
Van nu aan dacht hij er slechts aan, om zich los te maken van de banden der wereld en aan alles vaarwel te zeggen, wat hem aan de aarde kon hechten. Benedictus telt slechts zestien jaren — zijn hart verlangt niets anders dan hot arme
32 i)E H. BENEDICTÜS LAÖhË.
leven van den gekruisigden Jesus te leiden om Hem daardoor zijne liefde te betuigen. Hij deelt zijn maaltijd met de armen, ja, hij verdeelt ze meerendeels gelieel en al onder hen en slaapt op de koude, harde aarde. Slechts met weerzin, ja met afschuw denkt hij aan de wereld en hare ijdelhe-den en voor de eerste maal komt in hem de gedachte op om in eene orde, in eene strenge orde, die van La Trappe te treden. Toen hij zijn oom en peter met zijn voornemen had bekend gemaakt, ried deze hem af dezen stap te doen; meer nog, zijne ouders verzetten zich geheel en al er tegen, omdat zij de gedachte, zich te moeten scheiden van hun vroom kind, niet konden verdragen. Dit echter stonden zij hem toe op zijn aanhoudend smeeken, dat hij het ten uitvoer leggen van zijn voornemen zou uitstellen tot op die jaren, dat hij meester ware van zijn persoon.
Benedictus gehoorzaamde, keerde naar zijn oom den pastoor van Erin terug en hervatte zijne studiën, doch met zulken tegenzin en zoo weinig goed gevolg, dat zijn oom hem meermalen moest te recht wijzen. Benedictus spande alle krachten in,
DE H. BENEDICTUS LABHE. 33
maar te vergeefs. Van den anderen kant echter verdubbelde bij zijne verstervingen en vond zijn geluk in het gebed, waarin hij zich dag en nacht oefende, ofschoon God hem sedert eenigen tijd door inwendige bekoringen en troosteloosheid beproefde.
Zoo vervlogen wederom twee jaren: Be-nodictus had den ouderdom van achttien jaren bereikt, toen in Erin een aanstekende krankheid uitbrak. Do pastoor, een goede herder, verliet zijne schapen niet. — Zonder vrees en onvermoeid snelt hij tot de kranken en stervenden, troost, verpleegt en helpt hen zalig afsterven. Zijn neef Be-nedictus staat hem getrouw tor zijde. Hij bedient zijn oom bij hot toedienen der heilige Sacramenten der stervenden, hij verdeelt de aalmoezen van dezen onder de arme zieken, zet de hulpeloozen overeind en legt ze weerom neer, dient hun geneesmiddelen toe , verricht hun arbeid en troost hen in het sterfuur. De pastoor valt uls offer der liefde, hij sterft, maar Bene-dlctus verlaat de zieken niet. Den dood niet vreezende verdubbelt hij zijne moeite en inspanning totdat eindelijk de besmettelijke
DE H. EENEDICTUS LAI3RE.
ziekte verdwijnt. Hij echter blijft te Erin zoo lang de inwoners aan zijne hulp behoefte hebben; keert dan naar zijne ouders terug, zonder zich in 't minst over de nalatenschap van ziju oom te bekommeren en niets anders medenemende dan den naam van — Engel — hem floor do dankbare bewoners van Erin geschonken.
Tc huis zette hij zijne vrome oefeningen wederom voort; en de gedachte van de wereld te verlaten maakte zich dezen keer met moor gewold van zijn gemoed meester. Hij herinnerde zijne ouders aan zijn vroeger voornemen en verzocht hen op nieuw hem hunne toestemming te geven. Eindelijk na een hevigen strijd met zijne moeder, die hem niet wilde laten heengaan, verkreeg hij verlof onder de voorwaarde, dat hij in de Orde der Karthuizers moest treden.
Eerst verzocht hij om aanneming bij de Karthuizers te Val-saihte-Aldegonde; maar hier afgewezen klopte hij aan bij de Karthuizers van Neuville, die hom onder hun getal opnamen. Hier echter vond Boncdic-tus geen vrede. Een onverklaarbare zielenangst maakte zich van zijn gemoed moester
34
DE H. BENEDICTÜS LADRE. 35
cn als de Oversten zijn strijd bemerkten, ontsloegen zij hom en lieten hem heengaan in weerwil der deugden, die zij in den novice zagen uitschitteren. Nu begaf hij zich met toestemming der ouders naar La Trappe, ten einde opneming te verzoeken. Onder een aanhoudenden regen logde hij een weg van zestig mijlen af en bood zich in het klooster aan; nogmaals werd zijn verzoek van de hand gewezen, omdat hij eerst twintig jaren oud was.
Met diepe smart in het hart, edoch niet moedeloos keerde hij terug naar het ouderlijk huis. Hier gaf men Bcnedictus den raad, dewijl hij toch nog vier jaren moest wachten, alvorens in het klooster van La Trappe te mogen treden, zijne studies voort te zotten. In weerwil van zijn vlijt maakte hij geene vorderingen en moest nu zijn vader in den land- en akkerbouw de behulpzame hand bieden. Bcnedictus gehoorzaamde: maar de stem, die in zijn binnenste sprak, sprak zoo luide, dat hij vreesde tegen den wil van God te handelen, indien hij niet aan de wereld vaarwel zeide en in het klooster trad.
Eindelijk na meermalen zijn aanzoek te
DE H. BENEDICTÜS LABRE.
hebben vernieuwd werd hij aangenomen in het Trappisten-klooster te Sept-Fons. Van allo middelen verstoken, slechts levende van aalmoezen bereikte Benedic-tus na oenen weg van honderd mijlen te hebben afgelegd hot dool zijner wenschen don 11 October 1769.
Als novice overtrof hij alle anderen in hot onderhouden dor Regels. De levendige geest, die hern bezielde, zette hem aan tot de beoefening der strengste verstervingen; door zijne lieftalligheid, bescheidenheid er. zijn ootmoed won hij de genegenheid en liefde aller medebroeders; zijn gebed en zijne betrachting duurden, om mij zoo uit te drukken, dag en nacht. Wederom overvielen hem de duisternissen des geestes, die hem in verwarring brachten; zijne gewetensangsten vermeerderden, ja die angstvalligheden worden zoo groot en menigvuldig , dat Benedictus in zes weken niet naderde tot do H. Communie, omdat hij zicli bepaald onwaardig achtte deze te ontvangen. Hij werd ziek; een heete koorts teisterde en kluisterde hem aan het zieke bed in hot hospitaal der armen. Gedurende tie drie weken dat de zieke novice daar
36
DE H. BENEÜICTUS LABRE.
vertoefde, was liij voor allen een voorwerp van stichting. De broeder, die de zieken verzorgde, verzocht den eenen monnik na den andere den zieke te bezoeken: »de sjonge Labre is een Heilige,quot; zeide hij hun, «komt en bezoekt hem.quot; Nadat hij hersteld was liet de abt Benedictus uit het klooster vertrekken onder de volgende woorden; »mijn zoon, gij zijt voor ons klooster niet «bestemd; God roept u elders.quot; Deor den abt gezegend en voorzien met de beste getuigschriften verliet Benedictus het klooster. — Ternauwernood had hij den voet buiten het hospitaal gezet of rust en vrede waren weerom zijn aandeel. »God wil het,'' zeide hij tot zich zeiven en keerde zich met enn innig gebed tot God, ten einde van den hemel verlicht te worden aangaande zijn levensstaat. God verlichtte hem: Benedictus hoorde in het binnenste van'zijn hart eene stem, die hem zeide: »Hot is de ))wil van God, dat gij gelijk de H. Alexius »aan uw ouderlijk huis, aan uwe ouders »cn vrienden, aan de gemakken van het «vaderlijk erfgoed vaarwel zegget, om het «armste, moeizaamste en boetvaardigste le-))ven te leiden, niet in de woestijn, niet
2*
37
38 DE H. CENEMCTUS LABRE.
»in con klooster, maar te midden dor wc-))reld, doordien gij als een arm pelgrim de »meest beroemde heiligdommen zoo ver «mogelijk bezoeket.quot; De innerlijke vrede, de vreugde en het innig verlangen Gods. wil te volbrengen, een zeker kenteeken van don waren Goddelijken Geest, die op deze ingeving volgden, waren Benedictus niet vol-
o o '
doende. Hij liad de gewoonte in het gecso-lijk leven niets tc ondernemen zonder den raad en do toestemming van den biechtvader. Hij vond een wijzen biechtvader ervaren in de leiding van vrome zielen; dozen opende hij vol vertrouwen zijn hart. Do biechtvader keurde het voornemen goed en bemoedigde Benedictus om het ten uitvoer te brengen.
Overtuigd van de toestemming des hemels begon hij in den ouderdom van twee en twintig jaren den 31 Augustus 1770 zijne pelgrimstochten. Uit Oniers eene stad in Piemont schreef hij een brief aan zijne ouders, waarin hij voor altijd afscheid van hen nam en hen hiermede troostte, dat zij na een korten levensloop elkander in den hemel zullen wederzien.
Op dit oogcnblik ondernam hij de eerste
DE II. UENEDICTUS LABRE.
pelgrimsreis. Hij legde alle reizen te voet af, gestoken in een havelooze plunje, met een koord om het lichaam en geflikte schoenen aan de voeten, zonder geld en zonder voedsel, zich zonder voorbehoud overgevende aan en betrouwende op de Goddelijke voorzienigheid. Hij vreesde de hitte des zomers noch de koude van den winter; vaalt verliet hij de gebaande wegen en nam hongerig en dorstig bij voorkeur zijn weg door eenzame dalen en over nauwelijks begaanbare bergen. Gewoonlijk sliep hij onder den vrijen hemel op den harden grond, omdat hij de goddelooze gesprekken der herbergen wilde vermijden. — Kwam hij door landen, steden en dorpen, dan volgde Benedictus liet voorbeeld van den Goddelijken Heiland. «Die rondwandelde om goed te doen.quot; Hier troostte hij een bedroefde, daar genas hij een zieke door zijn gebed, anderen gaf hij goeden raad en een vierde, die hem beher-bergde verwierf hij zegen van God: overal waar Benedictus ook verscheen was hij een voor- en toonbeeld van ootmoed van volmaakte liefde jegens God en den even-mensch. —•
Het eerste heiligdom dat hij bezocht was
39
DE H. BENEDICTUS LABRE.
het huis van Lorotto, — het beroemdste van de geheele wereld. Don 14 November 1770 betrad hij voor de eerste maal den drempel van het-huis dor allerzaligste Maagd en Moeder van God, die hij van kindsbeen af de innigste liefde had toegedragen. Van den vroegen morgen tot den laten avond vertoefde Benedictus meerdere dagen in dien tempel, terwijl hij onverpoosd zijne gebeden hemelwaarts zond. Hij biechtte en communiceerde met de grootste aandacht en de meest stichtende godsvrucht. Van den biechtvader, die medelijden met hem had wilde hij niet de geringste ondersteuning aannemen , onder voorwendsel, dat anderen er grootere behoefte aan hadden dan hij.
Van Loretto begaf Benedictus zich naar Assisië, naar het graf van den H. Francis-cus, waar hij zich liet aannemen in de broederschap der Condigeri of gordeldragers die gesticht door Paus Sixtus IV en PiusV met menigvuldige aflaten is verrijkt. Hij liet zich eerst in de broederschap inschrijven na de heilige Sacramenten van biecht en communie te hebben ontvangen ten einde de aflaten aan de broederschap ver-
40
DE H. BENEDICTUS LABRE. 41
leend te gewinnen. Van hier nam hij in don beginne van December zijn weg naar Rome, waar hij drie dagen werd opgenomen in het hospitaal van den H. Ludovi-qus. Dagelijks bezocht hij bij beurten de graven der heilige Martelaren en de kerken der stad. Van 's morgens tot 's avonds bleef hij bidden op die heilige plaatsen en bracht den nacht door in de buurt van het vroeger amphitheater, waar duizende christenen den dood der martelaars gestorven waren.
Tot Mei verbleef Benedictus te Rorne en reisde alsdan voor den tweeden keer naar Loretto. Op zijne reis derwaarts begaf hij zich naar Fabriano om liet graf van den H. Romualdus, stichter der orde van de Gamalducensen, te bezoeken. Door zijne buitengewone godsvrucht trok hij de blikken van alle vromen op zich. Dit gebeurde in nog hoogeren graad in do kerk van den II. Jacobus, waar hij geknield zonder zich in het minst te verroeren met den dieps ton eerbied bad van 's morgens tot 's avonds. Bij het vallen van den dag, wanneer de deuren der kerken gesloten werden, keerde hij terug naar het hospitaal, om eene klei-
DE H. BEXEDTCTUS l ABRE.
42
nigheid to gebruiken. Nauwelijks vertoonde zich het daglicht aan den hemel of men vond Bencdictus wederom in de kerk verzonken iu liet gebed, vooral op de dagen dat hij naderde tot de H. Communie. Eeiw ieder, die hem zag, hield hem voor een Heilige. Benedictus' naam lag op aller lippen, hijzonder na de volgende gebeurtenis: op zekeren regenachtigen dag zag hem eene vrouw met name Vincenza Rocca druipnat haar huis voorbijgaan. Door modelijden bewogen smeekte zij hem toch een weinig te schuilen. Benedictus gaf gehoor aan hare bede en trad het huis binnen met den groet: »Geloofd zij Jesus Christus!quot; Toen de vrouw hem aanzag werd zij tot in het binnenste harer ziel getroffen: de armoedige kleeding, het kruis op de borst, de rozenkrans om den arm, Benedictus' woorden, zijn gedrag, ja alles stemde tot aandacht, tot godsvrucht. Zij smaakt de zoetste vreugde hem in haar huis te hebben opgenomen en vatte den moed Benedictus een zeker lijden, dat haar drukte, mede te doelen. De Heilige troostte haai' op eene wondervolle wijze. Aan dezen troost wilde de goede vrouw ook hare buur-
DE IJ. BENEDICTIJS LARRE.
43
vrouw, die sedert jaren het bed niet meer had verlaten en hare smarten verdroeg met volle overgeving in den wil des Hee-ren, deelachtig maken. Met dat inzicht ge-l^iddo zij den armen bedelaar naar haar bed. Bonedictus groette de zieke vriendelijk en nadat hij haar woorden van den zoet-sten troost had toegesproken, ontdekte hij aan haar geheimen van haar hart, die niemand zonder door den hemel te zijn ingelicht , konde weten. — Hierop tor tafel genoodigd om aan het middagmaal deel te nemen, at Bonedictus slechts weinig, doch sprak met de dischgenooten zoo liefdevol en overtuigend over God en Ai ne werkzame liefde tot hem dat allen het eten vergaten. Nadat de arme bedelaar God voor dc spijs en alle anderen voor het vriendelijk onthaal bedankt had, sohreef hij hun een gebed op ter cere van Jesus Christus; hun verzekerende, dat zoo dikwijls zij dit gebed met aandacht deden hun huis en dat hunner buren van den geesel dei-aardbeving, van brand en bliksem zoude verschoond blijven. Dit gebed luidt als volgt: Jesus Christus, de koning der glorie, komt in vrede. God is mensch geworden. Het
44 DE H. BENEDICTUS LABRE.
woord is vlccsch geworden. Christus werd uit do Maagd Maria geboren. Christus is gekruisigd geworden. Christus is gestorven. Christus werd begraven. Christus verrees van den dood. Christus is ten hemel geklommen. Christus gebiedt, heerscht en overwint. Christus spaar ons voor den bliksem. Jesus is met ons. Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Eere zij den Vader, enz. Tijdens eeno aardbeving te Fabriano in het jaar 1781 stortten zeer vele huizen in; het huis der zieke vrouw, dat der weduwe en vele huizen in do nabuurschap bleven gespaard , niettegenstaande deze in het meest beproefde gedeelte der stad lagen. Nadat Benedictus het huis had verlaten, verspreidde zich in de stad het gerucht van zijn bezoek en van zijne gesprekken met de kranke vrouw: meerderen kwamen hem alsnu raad vragen. Toen de heilige bedelaar dat bemerkte, verliet hij ijlings en in het geheim Fabriano, omdat hij van alle eerbetoon een afkeer had.
Van dit óogenblik af leidde Benedictus het leven van een armen pelgrim, die slechts bedevaarten doet van de eene plaats naar de andere. — Rome en Loretto zijn de
DE H BENEDICTUS LABRE.
45
plaatsen die hij jaarlijks bezoekt. Van daaruit trok hij door geheel Italië, Zwitserland, Duitschland, Frankrijk en Spanje. In do steden gino- hij 's nachts een onderkomen zoeken in de arme- of ziekenhuizen: en op het land overnachtte hij waar hij zich bevond. Men zag hem aankomen uitgeput van inspanning, uitgeteerd, het hoofd bedekt met een ouden hoed, zijn lichaam gewikkeld in lompen die om het midden van het lichaam met eene koord waren samengesnoerd, een kruisbeeld op de borst met den rozenkrans om den arm of den hals. Regelrecht vervolgde hij zijn weg zonder naar iemand om te zien en deed op zijne pelgrimages alle heiligdommen aan. Daar knielde hi j neder en was geheel verslonden in het gebed: zijne aandacht was zoo vurig zoo gloeiend dat men meende een Serafijn voor Gods troon te zien. Uren en uren lang blijft de arme bedelaar op de knieën zitten gewoonlijk in Gods beschouwing verslonden, totdat de deur der kerk gesloten word. Wie hem ziet, houdt hem voor een Heilige. Te Bari bidt hij op het graf van den H. Nikolaus en begeeft zich naar de gevangenissen na het sluiten der kerken.
DE 11. BENEDICTUS LABBE.
Nadat hij ocne wijle de gevangenen dooide tralies beschouwd had, valt hij op do knieën, logt zijn hoed op de aarde daarop zijn kruisbeeld en bidt; daarna staat hij op en zingt do lauretanische litanie. Tor-stond verzamelen zich een groot aantal menschen om den zingenden pelgrim: van allo kanten werpt men hem aalmoezen toe. Bencdictus neemt ze aan, kust ze en geeft last, om ze onder de gevangenen te verdoelen.
Zijne vroomheid echter beschermt hem niet tegen de belecdigingen. Een zedeloos jongeling wierp Bencdictus bij het verlaten der kerk zoo hevig met een steen tegen het been, dat hot bloed er uit sprong. Bencdictus wankelt: hij drukt van smart het kruisbeeld tegen do borst, ziet om zich heen, grijpt den steen, kust dezen, legt hem weder weg bij den eersten den besten muur en vervolgt zijn weg zonder een enkel woord te zeggen of zich te beklagen. Deze goddelooze mensch viel ten prijs aan do algemeene verachting en werd in latere dagen door een steenworp dermate aan den voet getroffen, dat hij aan de bekomene wonde in een stal overleed,
•46
DE II. BENEDICTUS HHRE.
Nadat do Hoiligo midden in den winter de Appenijnen was overgetrokken, Napels en op Monte Cassino het graf van den H. Bencdictus bezocht had, keerde hij naar Rome terug in het jaar 1772. Op zijne terugreis kwam hij uitgeput van vermoeienis in een klein dorp aan. Een herbergier biedt hem een weinig wijn aan, dien hij aanneemt als eene aalmoes. Do waard echter wilde er voor betaald worden: dewijl de heilige bedelaar geen geld bezat en bij gevolg niet vermocht te betalen, braakte de herbergier de gruwelijkste godslasteringen uit. De Heilige vol leed over de be-leodigingen Gode aangedaan, richtte zijne oogen ten hemel en op het eigen oogenblik was het glas, waaruit hij gedronken had, met nieuwen wijn gevuld.
Na eenige dagen toevens te Romp, begaf Bencdictus zich (1772) voor de derde maal naar Loretto. Toen hij op deze reis bij toeval langs de oevers der Adriatische zee wandelde, kwam hij in eene kleine stad aan genaamd Cassignano. Daar vond hem een jonge priester uit de kerk naar huis gaande, leunende tegen de deur van zijn huis, in lompen gekleed, terwijl Bc-
47
48 DE It. CENEDICTUS I.ARRE.
nedictus luid bad in het Fransch den »de profundisquot; tot lafenis der arme zielen in het vagevuur. Het jeugdig uitzicht, de roerende stem te zamen met de waardige en edele houding des bedelaars zetten den priester aan om den arme te vragen naar zijn beroep en zijne familie. De Heilige gaf antwoord in de Fransche taal. De jonge priester met name Santucci was juist bezig met het aanleeren van die taal. On-willekevjrig kwam bij hem de gedachte op zich van dezen pelgrim te laten onderrichten. Santucci deed den Heilige het voorste!: Benedictus gaf een weigerend antwoord en zeide dat hij diens woning niet durfde betreden om do onzindelijke kleeding. Eindelijk stemde de pelgrim toe en weldra werd een begin gemaakt met het onderwijs. Eene verzameling van prceken werd, gelezen en zoo gebeurde- het dat er meer acht gegeven werd op hun inhoud dan wel op de taal. Op zekeren dag toen beide eene preek over de onkuischheid gelezen hadden, klaagde Benedictus diep zuchtend bitter over de verschrikkelijke uitgebreidheid dezer ondeugd in Frankrijk en met tranen in de oogen riep hij weemoedig uit: »men beleedigt God,
DË H. BENEDICTUS LABRE. 49
»omflat men Gods goedheid jzaam kent; wie liaar kent is niet in staat ))te zondigen.quot;
Hoe langer het onderwijs duurde, des te moer achting koesterde de priester voor zijn heiligen leermeester, die elke belooning hoegenaamd ook van do hand wees. Bene-dictus nam slechts esnisre oude versletene kleederen en een hemd aan, terwijl hij nog het beste doel ervan onder do armen verdoelde. Eiken nacht bracht hij door in het armhuis, van de spijzen die de priester hem dagelijks liet dienen, nuttigde hij zeer weinig en bracht den tijd na het onderwijs in do kerk door. De priester scheidde eindelijk met de grootste smart van den armen bodelaar, dien hij gedurende tien dagen als een heiligen dienaar Gods had leeren kennen. Bij het vertrek wilde Santucci den Heilige eenige stukken geld in do hand duwen; doch deze verschrok, gaf onmid-dolijk het geld terug en na ootmoedig de hand des priesters te hebben gekust verliet hij hem. Van dien dag afhad Santucci niets meer gezien of vernomen van zijn heiligen dienaar; eerst bij de tijding van den zaligen dood van Benedictus herleefde
fiE H. B^NEDICTUS LAUliiï.
bij hom wederom de gedachte aan zijn leermeester in de Fransehe taal.
De Heilige begaf zich naar Loretto en nadat hij daar in het heilige huis aan zijne liefde tot Jesus en aan zijne godsvrucht jegens Maria voldaan had vertrok hij, geeno gesteldheid dei' lucht vreezende, over Frankrijk naar Spanje: waar hij liet wereldberoemd heiligdom van den H. Jacobus te Compostella bezocht, alsook de even beroemde Onze lieve Vrouwe kerk op den berg Montserrat. In Frankrijk ontmoette men Benedietus te St. Cloudc, Besanpon, waar hij den heiligen Zweetdoek van Christus vereerde: men zag hem op den Kal-varieberg en op den Mont-Valerien in do omstreken van Parijs alsook te Paray-le-Monial, waar in het klooster der Visitatie de zalige Margareta Alacoque met de verschijning van het Goddelijk Hart van Jezus begunstigd werd en van waar die vereering zich over do geheele aarde verspreid heeft. Daar zag men de arme pelgrim nederknie-len bij den tuinmuur die tegen de kapel ligt waarin het gebeente van de Z. Marg. Alacoque opbewaard wordt. In Zwitserland bezocht de arme bedelaar meermaals
50
DE 11. BLN'EDICTÜS LAËRP.
51
de beroemde bedevaartplaats van Maria der Woestijn of van Einsiedlen eu van (3nze lieve Vrouw van Mariastein. Toen hij zijne pelgrimage langs den Rijn vervolgde kwam hij ook te Coblenz aan. Daar leefden twee zusters te zamen en leidden oen vroom en godvruchtig leven. Hare eenige vreugde bestond in het gebed en tien naaste wel te doen. Op zekeren dag kwam eene der zusters uit de Jesuiëten-kerk te huis en werd niet moede met verwondering te spreken over een vreemden man, die reeds meerdere dagen met eene buitengewone godsvrucht iu genoemde kerk zijn gebed verrichtte, zelfs zoo dat men meende in dezen een Heilige te aanschouwen. Hierop zeide zuster Catbarina: »ga en vraag don man of hij bij »ons een bord soep wil komen eten.quot; Do vreemdeling nam de uitnoodiging dankbaar aan. De pelgrim kwam Catharina zoo .wondervol en ootmoedig voor, dat zij dezen alleen uit bescheidenheid in een zijkamertje de soep liet dienen. Wijl Benedictus zich alleen bevond begluurden de twee zusters hem heimelijk en zagen welk innig gebod hij hemelwaarts zond telkens, als hij het kommetje aan den mond zette. De bede-
DE H. BENEDICTÜS LAtiRË.
laar stichtte haar in alles. Nadat hij slechts een weinig gegeten had, deed hij zijn dankgebed met gelijke godsvrucht en verliet zonder verdere woorden met neergeslagen oogen en een hartelijk «God zal »hct u honderdmaal loonenquot; het huis. De goede zusters durfden het niet wagen aan Benedictus eene vraag te stellen, maar fluisterden hem toe: «Geloofd zij Jesus »Ghristusquot;, waarop hij onder de woorden »nu en in alle eeuwigheid. Amenquot; den drempel der deur van zijne weldoensters overschreed.
Doch niet altijd werd Benedictus op zijne pelgrimstochten met dezelfde liefde onthaald en opgepast: al te dikwijls moest hij mot eenige beten van het hardste brood, met koolstronken of met op de straat weggeworpen salaatbladeren of met peulen van vruchten zijn honger stillen: nooit kon men hem er toe overhalen om eene aangename en lekkere spijs te gebruiken. Ontving hij om zijne armoede en zijn mager uitzicht eenig geld, dan gaf hij er van het grootste deel den armen. Waren zijne schoenen versleten, dan leide hij barrevoets deti meest ruwen en ongebaauden weg af, Op
52
t)ë h. bexemctus laöré. 53
vele plaatsen dreef men den spot met den heiligen bedelaar en werd hij, wanneer hij om een aalmoes vroeg, wegens zijne verscheurde en onreine kleeding barsch en onbeleefd, ja met afkeer van de deur gewezen. Overlaadde men hem met hoon en verachting, dan ergerde hij zich niet, neen, maar hij verdroeg dien smaad en dien spot met geduld, ja met vreugde en een opgeruimd gemoed. Een jonge priester zond Bene-dictus op zekeren dag uit viesheid van de H. Communiebank weg en een koster duldde hem niet aan het altaar. Dit alles liet Benedictus zich goedsmoeds gevallen zonder de minste klachte te uiten. —
In het jaar 1775 ontmoetten wij den pelgrim weder te Rome om den jubilee-aflaat door Paus Pius VI afgekondigd te verdienen. Een jaar later bezocht hij wederom O. L. V. van Einsiedelen in Zwitserland zonder te hebben vergeten een groet te brengen aan de allerheiligste Maagd Maria te Loretto. Nadat Benedictus de meest beroemde heiligdommen en bedevaartplaatsen bezocht had, keerde hij in het jaar 1777 naar Rome terug, om deze stad niet meer te verlaten tot aan zijn dood, met uitzondering
vieu n. steuren, 3
ÜE II. BENF.DICTÜS LADRE.
54
ochter van zijn gewonen jaarlijksclicn pel-grimstocht naar het liuls van Lorctto. — Hij liad van kindsgebeente Maria tot zijne moeder, voorspreekster en beschermster gekozen. Toen hij een begin maakte met zijn streng en boetvaardig leven, voedde hij de hoop zijne lichamelijke moeder slechts in den hemel weder te zien. Hij wilde door de menschen voor een kind van Maria en haren getrouwen dienaar gehouden worden. Daarom droeg hij altijd den rozenkrans of om den arm of om den hals. Dagelijks bad hij geknield eenige rozenhoedjes met do grootste aandacht en geestverheffing. — Deze liefde en kinderlijke godsvrucht tot Maria waren de oorzaak, dat Benedictus zoo vaak hij die bedevaartplaatsen en kerken bezocht, waar hare beeltenis vereerd werd, daar den ganschen dag doorbracht, zonder aan eten of drinken te denken. Op zekeren dag-werd hem gemeld, dat door de bedienden van het heilig huis van Loretto iederen morgen en avond brood en wijn onder de armen werd uitgedeeld. Benedictus echter bevond zich niet onder hun getal, maar bleef in het huis van God dooi' liefde verslonden , totdat de kerkdeur gesloten werd.
llE tl. BENEDICTUS LAbRÈ.
55
| •i'
x
riM Wk sffi i m
IL :|l l!xl
Zijn lievelingsoord was dc Lieve-Vrouwe-kerk Dei Monti te Rome, waar een aanvallig en wonderbaar beeld van Maria vereerd werd. Kwam hij daar dan wierp Bene-dictus zich op de knieën en staarde het beeld aan als ware hij een standbeeld. Af en toe hoorde men hom zacht zuchten: «Mijne Moeder, Maria, mijne moeder!quot; Velen begaven zich mot opzet naar die kerk, namen zoo eene plaats in dat zij den Heilige gemakkelijk konden gadeslaan en werden dan door hom waar te nemen zoo aangegrepen, dat zij berouwvol en vermorzeld van harte naar huis gingen. — Om iu de nabijheid van zijne Moeder Maria to zijn, woonde hij to Rome eerst in eene nis naast do wijk di Monte Cavallo en later meerdere jaren in eene nis van het Coliseum achter de vijfde statie van den kruisweg. Hier bracht hij den nacht door op eene handvol stroo of op don blooten grond in eene kleeding slechts toereikend om zijn lichaam te bedekken, maar niet om hem togen de koude te beschutten. Zijn rok met vischblauwe mouwen was zoo verscheurd, dat deze hem bij flarden en stukken om het lijf hing, zijn hemd was zeer onzindelijk, daarin wemelde
56 tllï It. liENElitCTUS LABRË.
liet van ongedierte; zijn hoofd was steeds ongedekt, de baard ongeschoren; zijne schoenen dienden hem tot niets in modder en water en de kousen waren zoo versleten, dat men door de scheuren heen het naakte been zien kon. In deze kleeren sliep hij, wandelde hij door de straten en bezocht de kerken als de armste onder de bedelaren. Men kan zich licht voorstellen, dat Bencdictus derhalve een voorwerp van verachting, bespotting en viesheid was. De Heilige echter sloeg er geen acht op; hij wilde den armen gekruisigden Jesus, die niet eens had waarop hij liet hoofd neder-leide, zoo veel en best mogelijk navolgen.
Zij ik! spijs was gelijk aan zijne kleeding en woning. Deze bestond uit slechte kruiden, die door anderen waren weggeworpen of uit hetgeen hij op de straten vond. De openbare plaatsen en de mesthoopen dienden hem tot eetzaal. Omtrent middag verliet hij gewoonlijk de kerk en vond hij op zijn weg eenig afval van spijzen, dan nuttigde hij ze met de grootste matigheid. Toen op zekeren dag eene rijke dame J3enedictus op het middageten verzocht, gaf
DE H. BENEDICTUS LABRE. 57
hij haar ten antwoord: «middageten, middageten, ik eet op de straat.quot; Zette men hem een stukje brood voor, dan weigerde hij dit aan te nemen, zeggende: »de arme «moet slechts de overblijfsels eten.quot; Zijn eetschotel was van hout, wiens rand gebroken en tot in het midden gespleten was, doch mot een ijzeren draad aan elkander, zoo slecht aan elkander gehecht dat hij geen vloeibare spijzen inhield. Nooit dronk hij wijn: had hij dorst of wilde hij drinken, dan laafde hij dien met liet water dei-openbare fonteinen of klare beken. Toen eene vrouw hem eens geld wilde geven, om wijn daarvoor te koopen, weigerde hij het onder de woorden: »de arme draagt sgeen geld bij zich, hij drinkt altijd water.quot; Op den dag van zijn dood vond men in zijne zakken geen anderen mondvoorraad voor dien dag als een stukje brood, eenige schellen van oranjeappels en anders niets. — Een vijand van geld verlangde hij nooit een penning en weigerde steeds het aan-te nemen indien men het hom aanbood. Eens werden hem acht koperen munten gegeven en terstond gaf hij ze eenen andere ; werden hem schoenen, kousen of hemden aan-
58 DE H. BENEDICTUS LABRE.
geboilen, dan weigerde Benedictus ze aan te nemen of wel verdeelde ze onder de armen. Had de arme pelgrim behoefte aan eea kleed,, om zijne eigene naaktheid te dekken, dan koos hij altijd het slechtste uit. Eu toch gevoelde hij zich bij eene zoo groote armoede tevreden en gelukkig. Wel is waar nam hij de slechtste spijs, maar hij had eene spijs gevonden keuriger en kostelijker dan alle lekkernijen der rijken; slechts water diende hem tot drank, doch hij had een anderen drank gevonden beter en reiner dan den zuiversten wijn; hij had geene woning, geene schuilplaats, maar hij had een huis gevonden heerlijker dan alle paleizen van koningen en keizers, zijne verblijfplaats was Godshuis; zijne spijs en zijn drank het lichaam en bloed van Jesus Christus in hot allerheiligste Altaarssacrament! —
De kerken waren zijne aangenaamste verblijfplaatsen, daar bracht hij het grootste gedeelte van den dag en gewoonlijk ook van den nacht door in de nabijheid van Jesus, onder de gedaante van brood verborgen. Werd het Allerheiligste bij gelegenheid van het veertigurengebed in eene
DE H. BENEDICTUS LABRE.
59
kerk ter aanbidding uitgesteld, daar vond men zeker den dienaar Gods in de diepste aandacht neergeknield en in het gebed verslonden, zoodat men te Rome Bene-dictus algemeen bestempelde met den naam van »11 povero delle Quarunt' Orequot; of »de »armo van het veertigurengebed.quot; Zijne houding voor het Allerheiligste was zoo vol aandacht, zijn lichaam, zijn hoofd en zijne oogen, die voortdurend naar den verborgen Jesus gericht waren, waren zoo onbeweeglijk , dat in het proces der zaligverklaring getuigen de verklaring hebben afgelegd , dat de arme bedelaar meer gelijkenis had met een aanbiddenden Engel, dan met een biddenden mensch. Zijn aangezicht was gewoonlijk bleek en ingevallen, gelijk dat van een lijk, maar voor het Allerheiligste scheen het roodgloeiend, zelfs schitterend en vol bevalligheid. Niettegenstaande Be-nedictus zeer geplaagd werd door ongedierte en opgezwollen knieën had, bleef hij vaak onbeweeglijk, zonder zich te verroeren bij het allerheiligste Sacrament van den vroegen morgen tot den laten avond zonder de minste spijs te nemen. De gloeiende liefde tot Jesus nagelde den
DE 11. DEN'EDICTUS LABRE.
dienaar Gods als het ware aan den grond vast, want »de liefde verdraagt allesquot; en in den omgang met Jesus is geen bitterheid gelegen. Benedictus hoorde dagelijks meerdere heilige missen met de grootste aandacht en de innigste godsvrucht; altijd vereenigde hij zich in den geest met do meening des priesters, die de H. Offerande opdroeg en niets was in staat om hem de oogen van het altaar te doen afwenden.
Op zekeren dag werd Benedictus door een priester gedurende de heilige Mis in de sacristie geroepen; hij antwoordde norh bewoog zich, eerst dan begaf hij zich naar die plaats, als het Misoffer geëindigd was. Wanneer het den dienaar Gods geoorloofd was den priester aan het altaar behulpzaam te zijn, dan waren zijne aandacht en ingetogenheid zoo groot, dat de priester zelf er door getroffen en beschaamd voor zich zeiven was. Waren de liefde en de godsvrucht van Benedictus reeds zoo vurig in tegenwoordigheid van het allerheiligste Sacrament, o hoe vlammend en gloeiend werden deze op het oogenblik dat hij het geluk smaakte zijn Heiland te ontvangen jn de 11. Communie. Met de toestemming
60
DE H. BEXEDICTUS LABRE. 61
van zijn zielbestuurdor, aan wien Bericdictus steeds als een getrouw kind gehoorzaamde, ontving hij de H. Communie meermalen in den loop der week. Van den diepsten eerbied doordrongen, bereidde hij zich met de meeste zorg. Gewoonlijk ging hij eerst biechten, biecht, die hij altijd deed met de grootste vermorzeling en oprechtheid des harten. Wanneer men hem met den grootsten rouw in het hart aan de voeten van zijn zielbestuurder zag, meende men den verlorenen zoon voor zijn vader te zien, o(-schoon Benedictus, volgens de getuigenis zijner biechtvaders nooit de onschuld verloren heeft. Na afgelegde biecht naderde hij niet terstond tot de tafel des Hoeren, maar eerst wierp hij zich aan de voeten van Jesus in het allerheiligste Sacrament en vergeleek zich bij oen der tien melaat-schen, die door .lesus waren gereinigd geworden; daarna vernieuwde hij zijn berouw en voornemen en volbracht de hem opgelegde boete. Naderde eindelijk het oogen-blik der H. Communie dan geraakte iiij, doordrongen van de oneindige grootheid van God, in bewondering, hoe het toch mogelijk was, dat eene zoo verhevene Majesteit haar
3*
62 DE ir. BENEDICTCS LABRE.
intrek kon nemen in liet menschclijk hart. Alsdan zonk liij weg in flcn afgrond zijner nietiglieid, terwijl hij dikwijls herhaalde do woorden; «Heer, ik ben niet waardig!quot; En was het oogenblik daar, dat Benedictus zijn Jesus, Dien hij boven alles beminde, ging ontvangen, dan hoorde men hem overluid zuchten: »Mijn goed, mijn eigen-))dom, mijn alles! — o kom... ik verlang snaar U... ik smacht naar U... ik wacht »op U... kom mijn Jesus, toef niet!... Op het eigen oogenblik weende hij van vreugde en geluk. Nadat hij de H. Communie had ontvangen, waren de gevoelens en gewaarwordingen van zijn hart, die hij altijd aan zijn biechtvader bekend maakte, met geene pen te beschrijven. Buiten zich zeiven van verwondering over de groote vernedering des Heeren, bad hij zijnen God aan te zamen met de allerzaligste Maagd en alle Engelen: hij erkendo zijn niet, achtte zich zulke genade onwaardig en bracht zijnen Heer en God het grootmoedigste oller.
De schoone deugden, die Benedictus' ziel versierden waren de vruchten en het uitwerksel dor menigvuldige waardige en
DE 11. BENEDICTUS LABRE.
63
godewelgevallige Communies. Zijno liefde tot God was zoo innig en vurig dat hij den grootsten afkeer liad van do geringste beleediging. Toen hij als knaap m hot huis zijns ooms te Erin in den tuin aardbeziën plukken moest, naderde hein een meisje van zeven jaren en vroeg hem eenigen: Hij antwoordde haar ronduit en kortaf, dat hij haar geene geven mocht ais onder de voorwaarde dat zij bij den eerw. heer pastoor ging verlof vragen. Zij kwam terug zeggende: ))dat zij het gevraagde verlof niet »verkregen hadquot;. In weerwil hiervan hield zij aan en vroeg slechts eenigen, want zei :1e zij »Oom zal dat toch niet te weten krijgen.quot; sVVann eer mijn oom het ook niet verneemtquot;, vervolgde hij, »dan toch zal God het zien.quot; »Dat beteekent nietsquot;, gaf het meisje ten antwoord; »ik verlang slechts weinigen, »twee of drie zijn mij voldoende, dat is eeno «kleinigheid en kunt ge gemakkelijk doen.quot; «Eene kleinigheid zegt gijquot;, hernam Bene-dictus, «waardoor men God beleedigt kan »goene kleinigheid heeten.quot; — Hij weigerde haar de gevraagde aardbeziën en smeekte het meisje op den ernstvolsten toon, dat zij hare lichtzinnigheid mocht berouwen en biechten.
DE H. BEN'EDICTUS LABRE.
64
Bencdictus beminde God, het lioogste Goed, boven alles, om die reden vluchtte en vermeed hij de zonde als het grootste en eenigste kwaad. Hij maakte zich los van al het. aardschc om slechts met zijn Heer en en God te kunnen vereenigd zijn. Om hiertoe te geraken bad Bencdictus zonder ophouden dikwijls gedurende gchccle nachten cn bezocht hij gewoonlijk het Coliseum, waarin zoovele Christenen den martelaarsdood gestorven waren; hij overwoog hot bitter lijden en sterven van zijn Goddelijken Heiland onder het nagaan van den kruisweg , die daar was aangebracht. Omdat Benedictus Jesus beminde en de zonde haatte, was hij altijd verslonden in de beschouwing dor majesteit, heiligheid, goedheid en barmhartigheid van God. Altijd was hij in zich zclven gekeerd, vermeed den omgang met de menschcn en in het bijzonder alle nutteloozc gesprekken. Ging de arme bedelaar door de straten der stad dan waren zijne blikken ter aarde gericht. Wanneer iemand met hem wilde spreken, dan moest deze hem luid bij den naam roepen, want nimmer wendde Benedictus zijn hoofd ter rechter- noch ter linker-
DE H. BEMEDICTUS LABRE.
65
zijde. — Velen, die den dienaar Gods zoo ingetogen en in zich zelven gekeerd zagen gaan, getuigen, dat zij hem overal in de tegenwoordigheid van God verslonden met gebogen hoofd, m -c neergeslagen oogen als in geestverrukking zagen voortwandelen. Zoodra hij van God of' Goddelijke dingen hoorde spreken dan scheen zijn bleek gelaat geheel ontvlamd: hij werd met een heiligen ijver vervuld en uitte gevoelens, die duidelijk het groote vuur der liefde, dat in zijn hart brandde, verrieden. Integendeel men ontwaarde bij den dienaer Gods do grootste terneergeslagenheid en droefheid, wanneer hij iets vernam van eene beleedi-ging Gode aangedaan; dan wendde hij alle mogelijke middelen aan, om de zonde te verhinderen, 't geen dikwijls de oorzaak was dat hij zich spot en hoon op deti hals haalde. Zoodra hij begon te bidden had zijn geest zich alreeds aan de aarde onttrokken. Op zijne knieën liggend, het hoofd voorover, de handen kruiselings over de borst, wendde hij allengskens het hoofd naar achteren, richtte zijne oogen naar den hemel en bleef uren en uren lang onbeweeglijk in dezelfde houding. Niet zelden
DE H. BENEDICTUS LADRE.
was zijn gelaat schitterend als dat eons hemellings.
Het doet iemand goed te vernomen, hoe de Heilige over de liefde spreekt: »Om God ))te beminnen,quot; zegt hij, »moeten wij drie «harten in één hebben. Het eerste moet «slechts liefde tot God bezitten, doordien »het altijd van God spreekt, aan God denkt sen voor God werkt. Het tweede hart moet «slechts liefdevoorden naaste hebben, doorsdien het zich alle moeite geeft dezen lief-sderijk te helpen, niet alleen in het tijde-slijke maar bijzonder in het geestelijke door »gebod en onderwijs. Het derde hart moot ver-»vuld zijn met bitterheid jegens ons zeiven, «doordien het alles inspant, om den eigen «wil en de eigenliefde te behoorschon en «te onderdrukken, het vleesch door boote-«werken te verstorven en de hartstochten «te overwinnen.quot; Dat de Heilige met zoo oen hait begiftigd was, bewijst ons zijne brandorde liefde tot God, zijn streng boetvaardig leven en zijne oprechte naasteliefde.
In den ouderdom van vijftien jaren, zooals wij vroeger reeds hebben gemeld, verpleegde Benedictus met eigen levensgevaar
66
HE H. BENEDICTUS LAnRE.
67
to Erin de zieken, die dooi' eene aanstekende krankheid getroffen waren. De armen beschouwde hij als zijne broeders: in zijne jeugd deelde hij reeds met hen zijne spijzen en in latere jaren verdeelde hij vaak onder hen de aalmoezen, die hij van anderen ontvangen had. Dikwijls onthield hij zich van het gebrutk der soep, die hij aan eene kloosterpoort voor zich ontvangen had, om ze anderen te geven, welke hij dacht dat ze grooter noodig hadden dan hij; of wel hij stelde zich in de laatste rij onder de armen, ofschoon hij de eerste van allen aanwezig was. Om de reden hiervan ondervraagd, gaf hij ten antwoord: »wijl ik «bevreesd ben dat voor hen die na mij ko-»rnen niets meer overig is.quot; Menigmaal wanneer hij onder de menigte eene arme moeder zag, wier aandeel niet toereikte in de behoefte van haar gezin, schonk hij haar uit modelijden zijn eigen deel en leed zelf honger. Op zekeren dag kwam een arme aan de kloosterdeur, nadat de soep reeds was uitgedeeld: deze was zoo brutaal en driest dat hij het deel van Benedictus nam en in zijn eigen schotel borg! — De Heilige liet zich dit welgevallen en als de klooster-
DE IT. BENEDICTÜS LABRE.
broeder, die mot do uitdccling belast was den man terecht wees, stelde Bencdictus hem gerust met de opmerking: die man hoeft meer behoefte aan do soep dan ik. — Iedereen vermeed Benedictus' nabijheid wegens het ongedierte waarmode hij als hot ware bezaaid was, uit vrees van ook met die diertjes behept te worden. Benedictus wist dit zeer goed en ging derhalve niet eerder in den biechtstoel, dan nadat alle biechtelingen dezen hadden verlaten. Hij vertoornde zich tegen niemand, die hem met smaad of hoon liad bejegend.
Op zekeren dag gelastte hem de biechtvader te zeggen, welke gevoelens hij koesterde jegens tien, die hem mishandelden of met spot bejegenden. Hij antwoordde : »Ik »zie hen aan als mijne beste vrienden, bm-»dat zij mij in de gelegenheid stellen het «gebod van Jesus te kunnen navolgen : — «bemint uwe vijanden, doet goed aan die »u haten en bidt voor hen, die u vervolsgen.quot; Benedictus bad dagelijks voor de bokeoring der zondaars en ongeloovigen ,a het bijzonder gedurende de H. Mis. — Eenigo Franscho pelgrims, die in het gasthuis hun verblijf hadden naast de cel van
68
BE H, BENED1CTUS LABRE. 69
den armen berlclaar, hoorden gedurende het grootste deel van deu nacht iemand die niet slechts bad, maar ook bitter weende. Benedictus vergat evenmin in zijne gebeden de arme zielen in het vagevuur: hij trachtte zoo vele aflaten mogelijk tot lafenis harer zielen te gewinnen.
Wanneer do H. Paulus zegt: »de liefde »is geduldig.. .. zij verdraagt alles,quot; dan vinden wij deze woorden bewaarheid in Benedictus. De vaste overtuiging dat hij »een der grootste zondaren der aarde zij »en een verachtingswaardig schepselquot; deed hem allen hoon en spot, elke verguizing en verachting, alle beleedigingen en mishandelingen met geduld verdragen, ja hij schepte er vreugde in miskend en beleedigd te worden. Op eene pelgrimage naar Loretto geraakte hij onder eene menigte losbandige rondreizende rnenschen , die godslasterlijke en zedelooze gesprekken voerden. De dienaar Gods konde de straat niet verlaten en trachtte op eene zachtzinnige wijze de onverlaten terecht te wijzen. Zij dreven echter den spot met de woorden van een armen man, die slechts met lompen en lappen was omhangen, beschimpten hem.
DE II. BENEDICTUS LABRE.
wierpon hern op den grond en mishandelden hem door voettrappen en vuistslagen. Benedictus zweeg en liet hen geworden. Tot zijn geluk kwamen cenige aanzienlijke mannen te paard aangereden, die zich den armen man aantrokken en de goddelooze bespotters verjoegen. Toen Benedictus van den grond was opgestaan, zeide hij nederig en bedaard tot zijne beschermers: »dat zij sniet wisten welk een groot zondaar hij was, sdie eene zoo slechte behandeling verdient, »want indien zij hem hadden gekend dan »voorzeker zouden zij de mishandelingen sniet hebben verhinderd.quot;
Werd de Heilige van den eenen kant gaarne met smaad en hoon overladen, van den anderen kant echter had hij een groot afkeer en afschrik van iedere eerbewijzen, van elke hoogachting. Op zekeren dag gaf eene zekere vrouw acht op Benedictus' groote godsvrucht en ingetogenheid in het gebed, terwijl de zegen met het allerheiligste werd gegeven in de kerk sSancta Maria dei Monti.quot; Zij trad naar hem toe met de woorden: shoe gelukkig zijt gij, wees »toch zoo goed en beveel mij den Heer »aan.quot; Benedictus stond verslagen, als door
70
DE II. BENEDICTUS LABRE. 71
den bliksem getroflen, zijn aangezicht zag droef en treurig uit; hij stond op, boog zijn hoofd meer voorover dan naar gewoonte, keerde de vrouw den rug en verdween in allen haast uit hare oogen. Bij het uitdee-len der soep in het Convent supra Minerva zag do portier dat Benedictus altijd onder de laatsten der bedelaars geschaard stond èn bescheiden èn geduldig zijne beurt afwachtte. Do portier meende Benedictus een dienst te bewijzen, als deze naar hem toetrad en hem de portie overhandigde. Dit gering bewijs van achting was meer dan voldoende voor den dienaar Gods om op die plaats niet meer te verschijnen. Eeno nonne, die Benedictus in de spreekkamer van top tot teen in lappen en lompen gewikkeld bedaard en zedig zag staan, zeide hem vol medelijden: »arme man.quot; De dienaar Gods antwoorde; snoem hen slechts arm, die in sde hel zijn en nooit Gods aanschijn zullen szien,quot; en het hoofd diep buigend maakte hij het toeken van het heilig kruis. Wanneer zijne biechtvaders (van wie hij nooit of nimmer eene aalmoes begeerde of aannam), die Benedictus streng hadden op de proef gesteld en tot de erkentenis van zijn heilig leven
72 DE II. EEN'EDICTTIS LABRE.
waren gekomen, hem slechts het geringste teeken van hoogachting bewezen, dan vertoonde de dienaar Gods zich niet meer aan hun biechtstoel, maar hij zocht een anderen op, die hem voor een nietswaardigen luien mensch hield. Aan zijn biechtvader schonk hij eene blinde gehoorzaamheid en deze mocht er op rekenen, dat Benedictus alles op het nauwkeurigste deed, wat hem werd voorgeschreven. Voor dezen kende hij geen geheim, hij liet den biechtvader in zijn hart lezen, gelijk in een boek; zijn zielbe-stuurder kon in hem geone fouten ontdekken en was overtuigd dat de dienaar Gods de onschuld bij den heiligen doop ontvangen geheel zijn leven had bewaard: en toch rekende Benedictus zich onder het getal der groote zondaren.
Bij eene zoo groote heiligheid van leven viel het niet te verwonderen, dat God zijn dienaar met vele buitengewone genade begunstigde. Wanneer hij voor het Allerheiligste aanving te bidden bemerkte men al ras dat hij geheel verslonden was in de diepste overweging. Liggende op zijne knieën, waaraan een gezwel hem de grootste pijnen veroorzaakte, het hoofd gebogen, beide
ÜE li. MNEDICftrS LAISRË.
armen kruiselings over de borst, zag men hem allengskens het lioofd naar achteren wenden en de oogen naar den hemel richten. In deze houding bleef hij uren en uren onbeweeglijk zoodat men in de mce-ning verkeerde, dat hij elk oogenblik moest omvallen. Van daar kwam liet, dat sommigen naar hem toetraden om hem te helpen en vast te houden, doch spoedig ontwaarden zij, dat de dienaar Gods ua eenigen tijd het hoofd wederom voorover boog en zijne vroegere houding aannam. Zoo gebeurde het, dat iemand, die onbekend was met de manier waarop de Heilige bad, met diep gebogen hoofd, hem wilde grijpen. De koster echter gaf een teeken , dit niet te doen er bijvoegejule : ))iii die houding «bidt deze arme man altijd.quot;
Wanneer Benedictus geknield zat voor het allerheiligste Sacrament dan was de eerste oogslag op de H. Hostie voldoende om zijn geest van de wereld los te maken en tot de zaligste geestverrukking te vervoeren. De Heilige zocht te vergeefs kerken, waarin geene menschen zich bevonden, om daar in donkere hoeken met zijn beminden Jesus alleen te zijn en door niemand te
de ii. uexi:dictus Labrë.
worden opgemerkt. — Neen, hij kon zich niet onttrekken aan de oogen der menschen. Zij sloegen den armen pelgrim heimelijk gade en bemerkten gewoonlijk met welk geweld Benedictus zich tot Jesus voelde getrokken en op welke wijs hij aan de aarde ontrukt duizenden zuchten van liefde slaakte. De liefdevlam, die zijn binnenste verslond, toonde zich ook uiterlijk. Een zeker priester, bevond zich in de laatste dagen van den vastenavond in de kerk Sancta Maria Maggiore, waar in de kapel Borghese het Allerheiligste ter aanbidding was uitgesteld. — Hij zag den Heilige met opgeheven hoofd in de diepste beschouwing voor het allerheiligste Sacrament. Eensklaps geleek het aangezicht van den Heilige op een stralende licht: het was zoo klaar en schitterende, alsof hot scheen tc branden. Men zag vuurvonken langs zijn lichaam afvallen tot op den steenen vloer. De geestelijke volgde ze onwillekeurig met de oogen om acht te geven, waar deze uitdoofden. Deze stralen duurden zoolang totdat de priester werkelijk van het wonder overtuigd was. Eindelijk verdween de stralenkrans en het gelaat van den bedelaar
DE H. HI-MïDICTL'S LABRE.
75
schoen gulijk gewoonlijk bleek en uitgemergeld.
Eene schoolzuster met name Barbara Fracassi zag den Heilige dikwijls in geestverrukking. Iedere week der vaste van het jaar 1783, de laatste dagen van Benedictus' wonderbaar leven, bevond zij zich in de kerk Sancta Maria Dei Monti dicht genoeg bij den Zalige om van dezen het gelaat te kunnen aanschouwen. Zij zag hem de handen gevouwen op de borst: een boek lag voor hem opengeslagen,') terwijl hij de oogen gesloten hield. Eensklaps ziet de zuster het gelaat schitteren en met een stralenkroon versierd. Zij schrikte en het kwam haar voor, alsof de Heilige van alle kanten door vlammen was omgeven. Zij keerde zich tot hare gezellinnen zeggende; »Ziet, de arme man staat in brand.quot; Nadat zij dit gezegd had, richtte zij hare oogen wederom naai' den Heilige; zij zag op welke manier de vlam verdween en bij hare verdwijning nog een laatsten gloor wierp op het gelaat van Benedictus, die bedaard het boek van den
') Benedictus bad het brevier der priesters, omdat hij de Latijnsche taal verstond.
ÖË li. ÈÈNEDlCTtiS LAnttË.
grond opnam eu op cene andere plaats ging neerknielen. —-
Behalve dezen woudervollen stralenkrans schonk God zijnen dienaar de gave om in de toekomst te zien, en toekomstige dingen te openbaren. Hij zeide aan zijn biechtvader Marconi, dat groote ongelukken Frankrijk en Rome treffen zouden, omdat hij op zijne pelgrimstochten iu Frankrijk in die plaatsen waar hij had overnacht, zich vuur had zien verspreiden van de eene plaats naar de andere. Deze voorspelling ging in vervulling, toen in de jaren 1794 en '90 in Frankrijk de verschrikkelijke revolutie uitbrak en de volkswoede alles te vuur en te zwaard verwoestte. De Heilige zag en voorzeide ook het einde van zijn eigen leven. Op zekeren dag kwam hij zeer opgewonden in den biechtstoel van den priester Marconi. »Nooitquot;, zoo verhaalt de priester, »heb ik Benedictus »zoo erg buiten zich zeiven gezien.quot; De Heilige bekende hem dat liij zijn eigen lijkstoet gezien had, terwijl eene groote volksmenigte zijn armzalig en ellendig lichaam groote eer bewees.
Deze eerbewijzingen, die ter eere van zijn lichaam geschiedden, kou de ootmoedige
*76
de h. üemewctüs labrë. 7'?
Heilige niet verdragen; alleen de gedachte eraan deed hem beven en sidderen. De biechtvader trachtte Benedictus gerust te stellen, doordien hij hem zeide, dat dit alles slechts droomerij en inbeelding was. Latere dagen bewezen meer dan voldoende, dat de Heilige werkelijk zijne lijkstaatsie had gezien. Ook wist hij het uur van zijn dood.
Op zijn laatsten pelgrimstocht naar Lo-retto nam hij zijn intrek bij den vriendelijken waard Gaudenzio en Barbara Soci. Deze bemerkten, dat Benedictus meer dan ooit in zich zei ven gekeerd was, maar tevens vroo-lijk en vol vreugde gelijk iemand, die aan iets aangenaams denkt. Bij het vertrek wilde do gastvrije herbergier Benedictus nog eenige dagen bij zich in huis houde n. De pelgrim echter gaf hem ten antwoord: »ik moet weggaan en kan niet langer blijvenquot;. «Mankeer niet,quot; hervatte de andere, »ons het toekomende jaar met een bezoek te vereerenquot;. Benedictus zeide glimlachend : «wanneer ik niet kom, dan zullen wij ons wederzien in het paradijs!quot; Toon de priester Valori, die den Zalige teeder beminde en tevens groote hoogachting toedroeg, hem op zekeren dag vroeg, of hij het aanstaande
vjer n, sterren, 4
78 DE II. BENEDICTUS LABRË.
jaar ■wederom naar Loretto toog, antwoordde Benedictus: «wanneer gij mij niet meer ziet, »treffen wij ons in het Paradijsquot;.
Behalve deze voorzeggingen werd zijn dood vooraf gegaan door een levendiger verlangen naar eene volkomene vereeniging met God. In de overwegingen en betrachtingen had God zijn dienaar met een klaar licht zijner majesteit en schoonheid begenadigd; om die reden smachtte Benedictus onophoudelijk naar Gods aanschouwing en verlangde met den apostel Paulus — ontbonden te worden om met Christus te zijn. — Weldra zou dat verlangen bevredigd worden. Benedictus' zwakte, die wegens zijn armoedig en verstorven leven, groot was, nam van dag tot dag toe: zij werd zelfs zoo groot, dat hij van zijne gewone pelgrimsreis naar Loretto moest afzien. Hij gevoelde, dat de dood in aantocht was en bereidde zich met alle mogelijke zorg er op voor. Nogmaals deed hij eene algemeene of generale biecht, bezocht nog dikwijler de kerken, in het bijzonder de kerk Sta Maria Dei Monti en naderde vaker tot de heilige Sacramenten van Biecht en Communie.
Wanneer Benedictus zich van het gast-
I)E It. tiENEDICTUS LABKE. 79
huis St. Martino, waar hij woonde, naar de kerk Dei Monti begaf, werd hij dikwijls gezien door de slagers Zaccarelli en diens zoon Fortunate. Deze reikten den arme een aalmoes, dat door hem werd aangenomen. Zij droegen den Heilige alle achting toe en beminden en eerden hem van ganseher harte. In de maand Februari 1782 werd Fortunato ziek en verlangde vurig den heiligen bedelaar bij zich te zien. Anna Zaccarelli zag üe-nedictus over de straat gaan, naderde, en bad hem den kranke een bezoek te willen brengen. De Heilige gaf gehoor aan hare bede. Hij bleef echter de handen over de borst gekruist met neergeslagen oogen op een kleinen afstand van het bed van Fortunato staan, die door cene kwade koorts was aangetast. De dienaar Gods vermaande de ouders en den zoon tot geduld, sprak verder nog eenige woorden en verwijderde zich. Dat kleine bezoek vervulde de familie met vreugde en de brave slager voedde de hoop den Heilige in zijn huis te mogen opnemen. Die hoop ging in vervulling, maar op eene geheel andere manier als hij verwacht had. Zaccarelli had wel is waar het geluk met den Heilige dikwijls eenige woor-
80 de ii. ëeneijiciüs LACni-,
den to wisselen, hem aalmoezen, ook een paar oude schoenen en een versleten iioed te geven, maar de Heilige zette nooit een voet in diens kamer.
In liet begin der Vaste 1783 had Bcne-dietus zich eene zware verkoudheid gepaard met een hevigen hoost op den hals gehaald. In deze ongesteldheid liet do Zalige zich niet afhouden noch door de bitterste koude, noch door weer of wind, zelfs niet door den regen, die hom druipnat maakte, van het bezoeken der kerken, ten einde het H. Misoffer bij te wonen en zijne gewone geboden te verrichten. Het hoesten belette hem 's nachts te slapen. Door het gemis aan rust en wijl hij elke ondersteuning, hoo vriendelijk zij ook was aangeboden, van do hand wees en in zijne strenge levenswijze volhardde, werd hij zoo zwak en ellendig dat hij op een lijk geleek en zijne krachten dermate afnamen dat hij gelijk was aan een wandelenden stervende. Altijd was zijn geest bezig met den gekruisigden Josus, Dien hij tot in «ijn dood trachtte na te volgen. Benedictus wilde geen gebruik maken van een bed, bleef in het gasthnis der armen bij liet
DE H. BENED1CTUS LABIiE. 81
gemeenschappelijk avondgebed, bad geknield en weigerde onder het gebed te zitten.
Toen de dienaar Gods 's woensdags in de goede week zijne ce.1 verliet, was hij zoo uitgeput en krachteloos, dat hij nauwelijks op zijne beenen staan kon. Niettemin waggelde hij op een stok gesteund naar zijne kerk St. Maria Dei Monti. In de kerk aangekomen wierp Benedictus zich voor de laatste maal aan de voeten van Jesus in het allerheiligste Altaarssacrament en zijne gezegende Moeder Maria. Hij woonde verschillende H. Missen bij: wie hem zag begreep niet hoe Benedictus staan of knielen kon. Hij had meer gelijkenis met een geraamte dan met eenen mc n-cli. Meermaals zette hij zich op eene bank neder, wanneer hij op het punt stond om in bezwijming te vallen. Om negen uren kon of wilde hij niet moer uitgaan, gelijk Benedictus 's daags to voren had gedaan, ten einde een weinig lucht te scheppen. Zijn wankelende gang en zijn lijkkleurig gelaat werden door allen, die zich in de kerk bevonden, opgemerkt. Eindelijk verliet de Zalige al waggelend de kerk en viel ter aarde voor den drempel
DE II. BENEDICTUS LABRE.
82
der kerkdeur. In een oogenblik stond eene groote menigte menschen om den Heilige verzameld: iedereen bood hom de behulpzame hand. Mot eene zwakke stom wees hij alle dienstbetoon at, zeggende : sdat hij »wilde blijven, waar liij was.quot; Nu vroeg l'Ü een weinig waters; een brandende dorst verteerde hem. Op staanden voet bracht men hem het gevraagde water. Alvorens te drinken hief hij met bevende hand het glas naar den hemel, om ten minste dat water den Hecre te offeren ter gedachtenis aan den azijn en de gal, die Josus wilde drinken aan het kruishout aleer Hij voor ons zijn Geest gaf. — Oin Benedictus beter te kunnen verplegen, wilde men hem naar het gasthuis overbrengen, maar ook dit aanbod sloeg hij van de hand. Eensklaps verscheen op de plaats de goede slager Zaccarelii, die zoo even in de parochiekerk de paasch-communie had ontvangen. Wijl hij eene groote menigte menschen voor de deur van St. Maria Dei Monti zag staan, trad hij nader. Men sprak hem van een armen zieke, die zich niet wilde naar het gasthuis laten vervoeren. Zaccarelii baande zich een weg door de menigte en in het eerste
DE H. BENEDICTUS I.ADRÜ.
oogenblik, als hij Bonedictus uitgestrekt op de trappen zag liggen, het hoofd in do handen, bleek, met gesloten oogen dacht hij een doode te zien. «Benedettoquot;, zoo riep hij, «Benedetto gij zijt doodziek, gij hebt «behoefte aan verpleging; wilt gij met mij «meegaan?quot; De Heilige herkende de stern, zag Zaccarelli met stervende oogen aan en
O o
zeide: «naar u?quot; — )).Taquot;, hernam deze, »naar mij.quot; «In uw huis?quot; »Ik ben tevreden,quot; antwoordde de bedelaar mot eene zwakke stem. Dit antwoord ontroerde den slager, die £ich alle moeite gaf om Bonedictus overeind te zetten, maar de krachten van den Heilige waren ten einde toe uitgeput. Zaccarelli bemerkte onder de schare zijn zoon Pietro Paolo en riep hom tot zich. Beide namen den zieke op en voerden hem naar hun huis; de arme was niet bij machte om alleen de trappen op te klimmen. Pietro nam hem dus op zijne armen maar stond verstomd don zieke zoo licht te bevinden (hij had te nauwernood de zwaarte van een kind), droeg hem op eene kamer en wilde Bonedictus in een bed leggen, dat reeds gereed was gemaakt. De Heilige gaf echter te kennen,
83
84 DE 11. BENEDICTUS IAKRE.
dat hij liever op den grond wilde liggen. Dcwij hij zich niet meer helpen kon liet hij zich in naam van de gehoorzaamheid op het bed leggen, doch onder voorwaarde, dat men hem niet van zijne klee-deron ontdeed. Dadelijk deed Zaccarelli den priester P. Piecili ontbieden, die aanstonds toesnelde en na den zieke te Lebben gezien, zeide: »dat is een stervende man, hier valt »geen tijd te verliezen; het H. Oliesel »moct hem toegediend worden.quot; — Men zond terstond om den kapelaan der parochie St. Salvator, die den stervende, wiens verstand reeds weg was, het H. Oliesel toediende. Ook kwamen de karmeliten van het klooster St. Agatha om welke Zaccarelli gezonden had ten einde den stervende bij te staan, te aanroepen en het kruisbeeld aan te bieden.
Benedictus bleef bewusteloos. Onbeweeglijk , met gesloten oogen eii lippen, de armen over de borst gekruist, — lag hij daar en vernam men slechts een licht steunen dat al zwakker en 'zwakker werd. — Bij het ondergaan der zon werd de ademhaling al korter en korter. Het huis was vol menschen. Do arme van het veertig
DE H. DENED1CTUS LVBuE.
urcngebed was door de gohcclo stad bekend; de personen, die liij tijdens zijn leven gesticht had, wilden hem voor den laatsten keer zien. Daar lag voor hunne oogen de arme bedelaar, als een beeld dos vredes. Aan hem bespeurde men stuiptrekkingen noch doodzweet: rust en vrede lagen op zijn gelaat getoekend. Men hoorde slechts het bidden der menschen. Eindelijk ontwaarde een hunner dat het laatste oogen-blik was aangebroken. Deze smeekte alle aanwezigen de Lauretaansche litanie te bidden. Bij den groet »Heilige Maria, bid voor ons,quot; verspreidde zicli eene buitengewone bleekheid over het gelaat van den stervende en Benedictus gaf zijne reine ziel weder aan do handen van den Goddelijken Schepper den 16 April 1783. Ter nauwer-nood was hij gestorven als op bevel van Paus Pius VI allo klokken der stad het — Salvo Regina — luidden.
Toen de Heilige dood was, wilde Sac-carelli aan het lijk den laatsten plicht dor liefde bewijzen. Met behulp van eenige personen ontdeed hij don Heilige van de ha-velooze plunje en kleedde hem met een wit linnenkleed. De broederschap van O. J,.
4*
85
86 DE H. DEXEDICTUS LABnE.
Vrouw ter sneeuw, wier leden do licliamen der armen ter aarde bestelden en wion de dood des Heiligen was bekend gemaakt, zond een witten doodsmantel om liet lijk er in te Indien. De slechte kleederen, waarin liet wemelde van ongedierte sloot Zaccarelli in een kast: de boeken te zamen met de broodkorsten, limoen- en, oranjeschellen, dio zich in den bedelzak van den Heilige bevonden werden zorgvnldig opbewaard. Zaccarelli met do zijnen, die zich zeer getroost en gelukkig gevoelden, waakten bij het lijk. — In den vroegen morgen kwamen buren en bekenden van den slager om het lijk te zien; zij waren opgetogen van vreugde bij het aanschouwen des lichaams en gingen verrukt naar huis. Plotseling weerklonk op de straat den roop : »dc Heilige is gestorven!quot;' — Een groot aantal menschen begaven zich naar het huis van den slager, die zich weldra in de noodzakelijkheid bevond, om reden van het hevig gedrang, do hulp der Corsische soldaten in te roepen. Middelerwijl trachtte Zaccarelli de permissie te verkrijgen, dat het lichaam van den Heilige niet op het gewore kerkhof werd bijgezet, maar in de kerk St. Maria Dei Monti aan
DE H. DEXEDICTU3 LABRE.
de voeten van het altaar der allerheiligste Maagd, die in deze kerk door den armen bedelaar op eene zoo bijzondere wijs was vereerd geworden. — Het gelukte hem dit verlof te verwerven en weldra werd alles voor de uitvaart in gereedheid gebracht. Terwijl men daarmee bezig was, werd do toevloed van menschen naar het huis des slagers al grooter en menigvuldigcr, zoodat de leden der broederschap van St. Maria ter sneeuw, alsook de geestelijken slechts met behulp der soldaten door de groote menigte bij het lijk konden komen. — Met alle moeite werd het lichaam op de lijkbaar gelegd. Het aangezicht bleef onbedekt, mot de armen over de borst gekruist werd het lijk op de straat gedragen. Nauwelijks stond het lichaam op de straat of van alle kanten riep men overluid: »De Heilige, zie »dcn Heilige! Hoe schoon is hij; 't is een «Heilige.quot; De kinderen riepen hardop: »De «Heilige is dood, de Heilige is dood!quot;
De lijkstoet zette zich zachtjes aan in beweging, kwam bij de kerk aan op het oogenblik dat de »Tencbr;equot; gezongen werden en het heilig graf bereid was, want het was goede donderdag, 's Avonds moest
87
DK II. BENEDICTUS LABRE.
88
een sermoon gehouden worden over het bitter lijden des Heeren. Derhalve werd hot lijk in de sacristie gedragen, waar gedurende de laatste dagen der goede week het Allerheiligste wordt opbewaard. Na het eindigen der Metten deed P. Rector het lijk in de kerk dragen om te voldoen aan do nieuwsgierigheid van het toegestroomde volk. Do kerk was te klein, iedereen wilde den Heilige zien. Het gedrang was zoo groot dat men op de banken, op de biechtstoelen, ja zelfs op de altaren klom om een laatsten blik te werpen op den Heilige van het veertig urengebed. Men omwond de handen en voeten van den overledene met banden, die later werden weggenomen; men bestrooide zijn lichaam met bloemen, die de menigte onder elkander verdeelde. De toeloop van volk bleef voortduren, totdat men 's avonds het lijk in eene kamer achter het koor had gebracht. In den morgen van goeden vrijdag had dezelfde aandrang plaats; slechts met de hulp der soldaten konden de hooge geestelijkheid, de priesters, de heeren en dames van hooge geboorte zich een weg naar het lijk banen. Op goeden zaterdag liet P. Rector het heilig
DE H. BENEDICTUS LABRE.
89
lichaam in ecne zijbeuk plaatsen, zoodat het volk van den eonen .kant in- en door de tegenovergestelde deur uitgelaten werd. De gelegenheid oin den Heilige te naderen maakte zich de maagd Angelica Gardellini te nutte. Een ongelukkige val had hare gezondheid geknakt. Zij leed aan eene hartziekte, gaf dikwijls bloed op en deerde aanvallen van kramp en verstikking, die haar overvielen, scheen zij dikwijls den dood nabij. Te vergeefs wendden de artsen alle middelen der kunst aan om haar te genezen. Thans hoopte zij door de voorspraak dos Heiligen van haar kwaal bevrijd te worden: en inderdaad in hare verwachting vond zij zich niet bedrogen. Ternauwernood had zij door de hulp van een soldaat het lichaam van den Heilige aangeraakt, als zij opsprong en genezen huiswaarts ging. Men riep seen wonder, een mirakel is geschied!quot; De jubel en de begeestering van hen die van dit wonder ooggetuigen waren overschreden alle grenzen. — De toeloop echter op goeden vrijdag, op welken dag het Allerheiligste ter aanbidding niet mag uitgesteld worden alsook op goeden zaterdag betee-kende niets in vergelijking met hetgeen
DE II. DEN'EniCTUS I-ATIRE.
op Paaschclag voorviel. •— Wegens het overgroot gedrang der menschen kon geene lioogmis gezongen worden en moest men zich bepalen bij stille missen. Het graf was gedolven in den nacht van zaterdag op zondag. De Generaal-Vikaris had do ter aarde bestelling bevolen. Alvorens men hiertoe overging werd het lijk door eene commissie in oogenschouw genomen. 01-schoon reeds vier dagen waren vervlogen sedert het overlijden van den Heilige, bespeurde men aan het lijk niet het geringste tcekon van ontbinding, integendeel het verbreidde een aangenamen geur. — Alle ledematen waren buigzaam, het vleesch was week en aan de knieën zag men een gezwel.
Zaccarelli en de vrienden verlangden het portret des Heiligen. Men droeg derhalve het lichaam nogmaals naar de sacristie waar een maler het beeld teekende. Gedurende dien tijd begon de in de kerk saamgestroomde menigte hardop te morren : »den Heilige, den Heilige,quot; weerklonk bet al luider en luider, »wij willen den «Heilige zien!quot; Andermaal werd het lijk in de kerk gedragen. Op het oogenblik dat
90
DE H. BENEDICTÜS LABHE. 91
het lichaam in een lijkkleed werd gehuld en de kist moest worden dicht gespijkerd, viel do hand van den doode op den rand der grafzerk neer alsof deze haar wilde grijpen. Alle arm- en borstsspieren bewogen zich gelijk die van een levend lichaam. — Het lijk werd ten grave gedragen, dat gedolven was voor het genadebeeld van Onze lieve Vrouw; èn onder de gebeden dor priesters èn onder hot roepen dei- menigte «genade, genade! wonder!quot; liet men de doodkist zinken. Talrijk waren de genezingen, die plaats hadden gegrepen. — Ook nog na de begraafnis bleef de toeloop des volks naar het graf des Heiligen voortduren en dagelijks vermeerderde het getal der wonderbare genezingen, die op zijne voorspraak geschiedden: zooals door rozenkransen die op de doodkist gelegen hadden; door zich te leggen op het bed waarop de Heilige gestorven was; door hot eten van een gedeelte zijner lleliquiön; floor het gebruik van zijn portret; door het neerknielen op zijn graf; door zijne machtige voorspraak aan tc roepen. Ja tot den huidigen dag vinden vele menschen verhooring die den heiligen Bedelaar voreeren en aanroe-
DE H. BENEDICTUS LADRE.
pen. Zoo werd op den dag der zaligverklaring in de Sint Pieterskerk (1800) eene vrouw, wier borsten door de artsen waren afgezet wegens kanker en die in weerwil der kunst geene genezing vond, eindelijk bij het zien van het beeld des Heiligen, dat men kwam te onthullen, genezen. Zij konle hare handen tegen hare borsten drukken zonder do geringste pijn te bespeuren en wandelde naar huis alsof zij nooit ziek was geweest.
In dezen Heilige is waarheid geworden, wat de H. Schrift zegt; »die zich vernedert zal verheven worden.quot; (Matth. 23, 12.) en wat de allerheiligste Maagd Maria in den Magnificat heeft gezongen: »Dc geringen sheeft de Heer op den troon verheven.quot; (Luc. 1. 52.)
92
II.
DE
God in zijne oneindige barmhartiglieid heeft in de achttiende eeuw den armen bedelaar Benedictus uitverkoren, opdat deze als een vat van heiligheid door volhardend gebed en buitengewone werken quot;van boetvaardigheid do schuld allosse, die een godvergeten geslacht door onverzadelijke genotzucht, zondigen moedwil, overdreven en schaamtelooze kleederdracht, slaafsche aan-gehechtheid aan het aardsche en volslagen miskenning van zijn laatste doel zicli had op den hals gehaald. Hij, Benedictus, hij zou don vertoornden arm der Goddelijke gerechtigheid ontwapenen, opdat het menscli-dom niet kwaad maar goed, geen vloek maar zegen ten deel viel.
Op gelijke wijs heeft God ook inde zeventiende eeuw een bedelaar uitgekozen om hot hoofd te bieden aan het verschrikkelijk kwaad, dat de leer van Martinus Luther in Duitsch-land aan de Kerk en den Staat had berok-
94 DE H. r.AURENTIUS VAN BRUND1SI.
kcnd, opdat Irij door gebed en boote-werken, door tranen en preeken de onwetendheid , zonden en boosheid bestrijden en duizenden verloren kinderen der Katholieke Kerk zoude redden uit den maalstroom des verderfs. Deze begenadigde bedelaar is
de heilige Laurentius van Brundisi
van de Orde der arme Kapucijnen.
Deze Heilige werd den 22 Juli 1559 geboren te Brundisi eene oude niet onbekende stad van Zuid-Italië. Zijn vader Willem do Rossi. een trouwe zoon der kerk kon na den heiligen doop zijn Kind, dat den naam van Julius ontving en op wiens gelaatstrekken zich iets buitengewoons, iets bovennatuurlijks afteekende, niet genoeg bewonderen. De opvoeding van Julius baarde den ouders zorg noch moeite. Hij vervulde den geringsten hunner wenschen en tor nauwernood was hij gekomen tot de jaren van verstand als ook reeds in hem ontwaakte de kennis van God en het verlangen om zijn Schepper getrouw te dienen en Hem aangenaam te zijn. In zijne woorden en gebaren, in zijn doen en laten. Ja in geheel zijn handel en wandel toonde
DE H. LAURENTIUS VAN BRÜNDISI. 95
Julius te zijn een lieveling van God. Men bestempelde hem derhalve met den naam van — de kleine Engel. — Men zag in Julius niets kinderachtigs, integendeel men bewonderde de verachting die hij had voor verstrooiende vermaken, zijne ingetogenheid en zijn grooten ijver, dien hij aan den dag legde om dc groote waarheden der katholieke Kerk te leeren kennen.
Toen Julius in den ouderdom van vier jaren vernam, dat het kloosterleven Gode in het bijzonder aangenaam was, deed hij aanzoek om liet kleed der Minoriten, die dikwijls in het huis zijns vaders kwamen. De vader hield dit verlangen voor eene hoogere ingeving en bracht zelf zijn zoon naar het klooster St. Paulus. Mot vreugde gaven hem de kloosterbroeders het heilig kleed en Pater Virgilius zelf nam de taak op zich, om Julius te onderrichten en op te leiden.
In Italië bestaat het gebruik, dat men tot aandenken aan en ter vereering van den twaalfjarigen Jesus in den tempel gedurende dc octaaf van Kerstmis in het openbaar een knaapje laat predigen. Julius, slechts zes jaren oud, predigte in de dom-
96 DE H. LAURENTIUS VAN liRÜXDISI.
kerk voor eene aanzienlijke en talrijke schare volks met zulke ontwikkeling van geest en zalving, dat aller harten diep getroffen waren en meerdere groote zondaren zich bekeerden.
God beproeft de zijnen. Ook Julius werd door God op de proef gesteld. De onverbiddelijke zeis des doods maait den vader van het land der levenden. Met volle overgeving verdroeg Julius dit verlies, troostte zijne moeder en zette ijverig zijne studiën voort. Begaafd met een scherp verstand en een buitengewoon geheugen maakte hij snelle vorderingen in de wetenschappen. In do beoefening der deugden bleef hij geenszins ten achter: in het bijzonder nam Julius toe in de liefde tot God en steeds luider hoorde hij eene stem in zijn binnenste , die hem zeide, dat hij der wereld moest vaarwel zeggen en zich in een klooster geheel en al, onverdeeld aan den dienst des Heeren toewijden. Alleen zijne moeder verzette zich tegen dit voornemen. Zij echter liet hem toe naar Sicilië te reizen naar zijn oom Peter do Rossi, een priester verbonden aan de kerk van St. Marcus, onder wiens leiding de jeugdige Julius zijne studiën zou voortzetten.
t)Ë Ö. UÜRENTlUS VAV liRÜXDISt. 07
In den ouderdom van veertien jaren beklom hij liet schip en begaf zieh naar zijn oom te Venetië, eene groote zeestad in Zuid-Italië. Toon bij op het Marcusplein, na het plein van Sint Pieter te Rome, het schoonste der wereld, aangekomen was, zocht hij vooreerst, zonder zich om de pracht en de heerlijkheid, die zich van allo kanten aan zijne oogen vertoonde, te bekommeren, naar het huis van zijn oom. Terwijl hij om zich heenzag, ontwaarde Julius in zijne nabijheid een zedigen en lieven knaap. Hij vroeg dezen op vriendelijken toon naar het huis van zijn oom, den priester de Rossi, en verzocht hem dit te wijzen. De knaap zeide tot Julius' groote verwondering, dat hij den priester zeer goed kende en een zijner leerlingen was. Met vreugde sloegen beide den 'weg in naar diens woning. Zoodra Julius zijn oom zag, wierp hij zich op de knieën en vroeg den zegen. Deze beurde hem op en omarmde hem hartelijk; hij meende een engel voor zich te zien.
Peter de Rossi had zich belast met de opleiding van jonge geestelijken, die zich tot den priesterlijken staat voorbereiden.
08 DE Jt. LAÜRENTIÜS VAN ÈRÜNDtSI.
Julius werd onder hun getal opgenomen en moest derhalve het kloosterhabijt afleggen, dat hij tot hieraan gedragen had en het kleed der geestelijken aantrekken. Zonder te dralen, gehoorzaamde hij, behield echter in zijn binnenste een voorliefde tot het kloosterleven. Vast besloten allo bevelen en wenschen van zijn oom nauwgezet na te komen en te vervullen, legde hij zich met allen mogelijken ijver op de studie toe, maar verwaarloosde niet het minst zich te oefenen in alle christelijke deugden en zijn lichaam in streng bedwang te houden. De knaap, die Julius naar oom gebracht had, koesterde dezelfde gedachte; onderling knoopten zij de innigste vriendschap aan. — Naar een levensregel, dien zij zeiven met do goedkeuring van hun leermeester gemaakt hadden, gingen zij iederen Zondag naar de kerk der Jesuïeten, waar zij biechten, tot de H. Communie naderden en den priester aan het altaar behulpzaam waren. Elk een was gesticht door beider aandacht en godsvrucht. In den namiddag voeren beide per gondel') naar de kerk der
1) Een klein schip. Venetië ia in de zee ge-
DE H. LAÜRENTIÜS VAN ERÜNÖISI. 90
Kapucijnen, waar zij do vespers en de preek bijwoonden. — Toen zij op zekeren dag met drie verwanten des ooms, die bij dezen inwoonden naar huis terugkeerden, verhief zich eensklaps een hevige storm: den dood nabij schreeuwden allen, die zich op den gondel bevonden, om hulp; Julius alleen bleef kalm en bedaard. Hij maakte met het Agnus Dei') dat hij omzijn hals droeg een kruis over de schuimende en opgezweepte golven. Op het eigen oogenblik bedaarde de storm en alle kwamen behouden aan land.— Dit vast betrouwen op God had Julius verworven door zijn voortdurend gebed. Hij legde zich met zoo grooten ijver toe o/i de overweging, zoodat hij dikwijls zijn bewustzijn en alle beweging verloor. Menigmaal zag hij bij het honden zijner betrachting zoo uit alsof hij in zweet hadde gebaad; vaak, wanneer Julius het bitter lijden van den Goddelijken Heiland overwoog, vergoot een stroom van tranen en slechts met
bouwd; de stad heeft geene straten, maar is met kanalen doorsneden, zoodat men genoodzaakt is per schip de huizen en kerken te bezoeken.
quot;1) Een beeld uit was vervaardigd en door den Paus op den feestdag der H. Agnes gewijd.
dÖÖ DE It. LAÜRËNTtÜS VAN BRÜNÖtSt.
moeite vermocht men hem uit zijne geest-verrukking optewekken.
Toen Julius den ouderdom van zestien jaren had bereikt, werd het tijd dat hij een levensstaat koos. Van kindsbeen af had hij eene sterke neiging voor het kloosterleven. Na rijkelijke overweging besloot hij te zamen met zijn vriend in de Orde der Kapucijnen te treden, van den oenen kant, omdat in deze Orde eene strenge tucht heerschte, van den anderen kant omdat zij door hare missiepreeken aan het volk eene groote werkzaamheid aan den dag leide en ten derde omdat in haar de volmaaktste armoede werd beoefend.
De kloosterbroeders kenden alreeds de twee vrome jongelingen en toen deze verzochten, om in het klooster te worden opgenomen, ftam de Provinciaal hen met vreugde aan onder voorwaarde, dat zij naar Verona moesten reizen om er het noviciaat te doen. De vreugde van Julius hierover was buitengewoon groot. Spoedig bereidde hij zich met zijn vriend tot de afreis voor. Zijn oom, voor wien hij geen geheim kende, keurde het besluit goed en door hem gezegend aanvaardde hij de
DË H. LAUREMTIÜS VAM IJRUXDISr. dOl
reis naar Verona. Wanneer de beide vrienden op den derden dag van hun vertrek de stad in de verte zagen, stapten zij uit de reiskoets, wierpen zich ter aarde, kusten, den grond, en zongen vol vreugde den —-Te Deum. —
Mot achting en liefde werden zij te Verona in het klooster opgenomen en na verloop van eenige dagen werd hun het arme kleed van den H. Franciscus gegeven. Julius ontving als kloosterling den naam van — Laurentius. — Het arme leven van den Goddelijken Heiland zou hem tot voor- en toonbeeld verstrekken. Met al den gloed der liefde omhelsde hij ook het kruis der armoede, overweging en versterving. Het was voor zijn ijver onvoldoende, dat hij de reeds strenge regels der Orde nauwgezet onderhield, daarenboven maakte hij zich iedere gelegenheid te nutte, om zich te vernederen en zijn lichaam to kastijden, zoodat de novicemeester Julius dikwijls moest vermanen zijn ijver voor boetewerken niet te ver te drijven. Altijd in zich zolven gekeerd en met God bezig vond men Julius dikwijls buiten zich zeiven in het gebed en moest men hem opwekken, wanneer het
VltR N. STERREN', 5
102 DE H LAL'RF.NTIL'S VAN BRUNDISI.
uur der overweging vervlogen was. — In het jaar 1576 den 24 Maart legde Julius de kloostergelofte af. Hij liad zich geheel en al zonder het minste voorbehoud aan den dienst van God en het heil der inen-schen toegewijd: de wereld had van dit oogenblik af geen aandeel meer aan hem.
Te dien tijde had in Duitschland, Boheme en Frankrijk de zedeloosheid eene tot dus verre ongekende hoogte bereikt: dit kwaad had alle schaamte afgelegd, vertoonde zich zonder masker en trotseerde alles. Het zout der aarde, de geestelijkheid zelve, was bedorven; in de kloosters zelfs hadden lauwheid, onverschilligheid en wereldschgezind-heid ingang gevonden. Daarbij kwam nog, dat de nieuwe leerstellingen van Luther en Calvijn al meer en meer onder het volk verspreid werden, de geesten verwarden en duizenden kinderen aan het moederhart der Katholieke Kerk wreedaardig ontrukten. De Kerk had derhalve behoefte aan de hulp en den bijstand van hen, wien godsdienst en deugd, geloof en goede zeden nog dierbaar waren. Onder hen, die zich voor de hoogste goederen der menschheid in de bres stelden en hunne krachten ten
DE It. LAÜRENTIÜS VAN BRUN'DISI. 103
oiler brachten vinden we op de eerste plaats de jeugdige Orde der Kapucijnen. De Paters dezer Orde hadden begrepen, dat slechts een leven in overeenkomst met den geest van Jcsus en eene grondige kennis van de verschillende vakken der kerkelijke wetenschappen het wapen en middel waren, om met goed gevolg tegen de ongebondenheid des volks en de ketterijen te strijden. Daarom onderwierpen de Oversten de jonge novicen, die do gelofte reeds hadden afgelegd niet aan eene, maar aan meerdere proeven, om ze in de liefde tot God en den naaste en in de verachting van al het aardsch te bevestigen cn te versterken; daarom drongen zij in het bijzonder aan op eeno grondige kennis der kerkelijke wetenschappen ten einde de jonge Paters tot ware strijders te vormen met het woord cn de daad.
Do Provinciaal der Orde was overtuigd, dat een kloosterling, die een zoo volmaakt en heilig leven leidde als Laurentius geene verdere proeve noodig had te doorstaan. Om don talentvollen jongen man begaafd met een scherp verstand en een bijna wonderbaar geheugen ook met het wapen der wetenschap uit te rusten zond rne.i Lau-
104 DE H. LAUREXTIUS VAN BRUN'DlSl.
rentius naar do lioogoscliool te Padua. Onder de leiding van P. Frans van Messina maakte Laurentius de grootste vorderingen, zoo zelfs dat zijne medescholieren zich om hem verzamelden om uit zijn mond kennissen te vernemen, welke hij zich reeds had eigen gemaakt. — Met eene bijzondere voorliefde en buitengewonen vlijt legde Laurentius zich toe op de studie der H. Scbriit en leerde derhalve alle talen, die hij dacht noodig te hebben om eene goede en juiste opvatting, eene grondige kennis van de schriftuur te verwerven. Hij leerde het Hebreeuwsch, Kaldeeuwsch en Syrisch. Na verloop van ecu korten tijd had Laurentius zich do Hebreeuwscho taal zoo eigen gemaakt, dat de joden, die hem deze taal hoorden spreken, zich verbeelden dat hij een beroemden rabbijn tot leermeester badde gehad. — Dewijl hij de H. Schrift als een boek der Goddelijke geheimen betrachtte , las hij haar gewoonlijk geknield en leerde haar zoo goed van buiten', dat liij van iedere plaats, die hem aangehaald werd, het bock, het hoofdstuk, het vers ja zelfs den regel wist aan te geven. Ook leerde hij van do studenten, die uit allo
DE II. LAURLNTIUS VAN BRUNDISI. 105
oorden der aarde to Padua op studie waren, het Hoogduitscli, Boheemscli, Fransch en Spaansch, zonder in liet minst te vermoeden, dat liij vroeg ;of laat de lanien zoude bezoeken waar die talen gesproken worden.
Nadat Laurentius zijne studies geëindigd had, werd hij, slechts 22 jaren oud tot Lector te Venetië benoemd en uitgekozen om gedurende de vasten de preeken te houden: daarom werd hij eerst tot diaken gewijd. Als predikant moest hij optreden te Venetië in de nieuwe Sint Joannes-kerk. Slechts uit gehoorzaamheid nam hij deze zware taak op zich. Laurentius bereidde zich meer voor door het gebed, de betrachting en de versterving, dan wel door aanhoudende studie en riep vaak Maria, de Moeder der wijsheid, aan om hare voorspraak. Aan de voeten van haar beeld neergeknield bad hij uren lang. Geen wonder dat hij met zulke zalving en kracht het woord Gods verkondigde, flat alle toehoorders geroerd en getrofl'en werden en zeer velen tot het besluit kwamen van leven te veranderen. — Onder hun getal bevond zich ook een voorname ijdelheidmin-
106 DE H. LAURENT1US VAN BRUND1SI.
nendo cn wereldschgezindc dame die slcclits uit nieuwsgierigheid den jongen predikant had willen aanhooren. Reeds de eerste woorden doorvlijmden hare ziel en ternauwernood was de preek ten einde als zij, vermorzeld van harte, zich naar den biechtstoel begeeft onder een vloed van tranen berouwvol hare zonden belijdt en voortaan voor het geheelc volk een even groot voorbeeld van stichting was als voorheen van ergernis.
In den ouderdom van 24 jaren werd Lau-rentius priester gewijd. Hij sidderde voor de aanneming van de hooge waardigheid van het priesterschap cn slechts met moeite kon men den nederigen dienaar Gods overhalen zich de H. wijding te laten toedienen. — In het volgende jaar preekte hij geduren le de vasten in de domkerk te Verona, daarna te Padua en te Pavia, waar zijn woord eene volslagene verandering onder de studenten te weeg bracht, want we vindon in de annalen der Orde over Laurentius het volgende opgeteekend: «Laurentius be-»zat zulke kracht cn zalving van spreken, »was zoo machtig in woorden, dat hij ijze-»ren en diamanten harten week maakte
DE H. LAURENTIUS VAN' DRUNDISr. 107
»cn gecne beilorvenheid van zeden komle «gevonden worden, die niet verstoof voor ))den adem van zijn mond.quot;
De faam van den wondervollen goeden uitslag der preeken van den dienaar Gods in de slecht beruchte stad Pavia verbreidde zich naar alle zijden en kwam ook ter ooren van Paus Clemens VUL Deze Paus had allo zijne gedachten gesteld op de bekeering der joden. Om dit plan te volvoeren dacht hij, dat voor zijne handen geen beter werktuig konde gevonden worden, dan Laurentius, die zoo ervaren was in de kennis der H. Schrift en der Kebreeuwsche taal. Laurentius begaf zich te dien einde naar Rome, werd door don Paus liefdevol ontvangen en sloeg aanstonds de handen aan de hem opgelegde taak. De joden hielden hardnekkig aan hunne gebruiken. De dienaar Gods zocht hen door goedheid en zachtmoedigheid te gewinnen, bediende zich in zijne preeken van den Hebreeuwschen bijbel en verklaarde | hun overtuigend alle voorzeggingen, die betrekking hadden op de komst van den Messias en hare vervulling. Op deze wijze gelukte hot Laurentius een groot aantal joden te bekeeren en te ge-
408 DE H. LA.URENTIUS VAN DRUN'DISr.
■winnen voor het geloof van den gekruisigden Jesus. Zijne sermonen te Ferrara, waarbij de Paus in persoon tegenwoordig was, werden met denzelfden uitslag bekroond, alsook te Mantua te Verona en Venetië.
De Rabbijnen waren ontroostbaar, dewijl hunne synagogen van dag tot dag lediger werden en meerdere van hen ontwierpen in hunne boosheid het plan den dienaar Gods te vermoorden. God echter beschutte zijn dienaar. Laurentius ging onvermoeid en zonder vrees voort de verlorene schapen van Israel den schaapstal van den goeden Herder door gebed en preeken binnen te leiden. Dit geschiedde insgelijks te Praag en te Munchen, waar hij langeren tijd vertoefde om het groot belang der zaak. — Zooals we reeds gezegd hebben had do Heilige het goed gevolg zijner sermonen gedeeltelijk te verdanken aan zijne groote ervarenheid in de Hebreeuwsche taal on zijne buitengewone kennis van de H. Schrift.
Toen de Ordebroeders eens met Laurentius over deze groote gaven spraken, zeide hij hun in zijn eenvoud, »dat wanneer »(lo H. Schriftuur verloren ging, hij zo in »dc Hebreeuwsche taal kon neerschrijven,quot;
DE H. LAURENTIU3 VAN' ERUXDISI. 109
Deze genade, zeide hij verder, had hij to verdanken aan de allerzaligste Maagd Maria, tot wie hij voortdurend zijne toevlucht nam in het aanleeren en bestudeeren dezer moeielijke taal.
De roep van den zegen, waarmede de sermonen van dezen eenvoudigen, armen, ootmoedigen en weisprekenden kapucijn bekroond werden verspreidde zich heinde en verre en de Bisschoppen wedijverden onder elkander, om Laurentius als predikant in hunne domkerken te zien optreden. Zijne Oversten waren echter van gedachte, dat nu de tijd gekomen was om den nederigen dienaar Gods een anderen werkkring aan t'quot; wijzen; derhalve kozen zij in het jaar 1587 Laurentius tot Guardiaan van liet klooster te Venetië. Allen waren verheugd over de keuze, uitgezonderd Laurentius. Vast besloten meer door zijn voorbeeld dan door zijn woord de leider zijner medebroeders te zijn, en zich zeiven mistrouwend, koos hij voor zich een vromen leekebroeder tot monitor (waarschuwer), die hrm op de geringste feil, welke hij beging, moest opmerkzaam maken. De broeder echter bevond niet het minste in den Guardiaan, waarin hij hem
5*
110 DE H. LAURENTIUS VAN CitUNDISI.
kon of moest terecht wijzen; integendeel liij moest zich vele moeite geven, opdat Lau-rentius niet te ver ging in zijn geest van gebed, van overweging en versterving. Lau-rentius was altijd de eerste en de laatste in het koor. Hij was een zoo groot beminnaar der armoede, zoodat hij van weldoeners nooit grooter aalmoezen aannam, dan voor een dag noodig waren; het overige verdeelde hij met vreugde onder de armen en zieken.
In het jaar 1593 werd Laurentius te Venetië tot Provinciaal der Orde gekozen. Buitengewoon groot was de vreugde dei-inwoners van die stad over deze keuze. Honderden gondels voeren hem te gemoet en onder duizenden gelukwenschingen betrad Laurentius de stad. Geestelijken en loeken verdrongen zich om den dienaar Gods, ten einde hem hunne liefde en hoogachting te betuigen en uit zijn mond een goeden raad of een woordje troost te ontvangen. Hier behaagde het God zijn nede-rigen dienaar, die nooit naar eer of aanzien gestreefd had, door mirakelen te verheerlijken. Toen eenige dagen na zijne aankomst cene groote schare volks uit alle rangen was te zamen gestroomd om
DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI. Hl
zijn zegen tc ontvangen, bevond zich onder do menigte een blinde, die wegens het groot gedrang tot don dienaar Gods niet kon doordringen en daarom met luider stemme riep: ))breng mij toch bij Pater »Laurentius.quot; Zoodra do Pater den blinde zag, naderde hij hem, raakte de oogen aan, toekende ze met het H. kruisteeken en van stonde af was de zieke genezen. Allen die van dit wonder getuigen waren, stonden verstomd en riepen: sGezegend zij hij, die »komt in den naam des Hoeren!quot; Het nieuws van dit wonder verspreidde zich snel als een bliksemstraal door de geheele stad. Allen loofden den Heilige. Die jubel echter bereikte het toppunt toen Laurentius een meisje, dat reeds langen tijd ziek was en den dood nabij scheen, door zijn zegen plotseling do gezondheid wedergaf. —
Laurentius, die niets vuriger wenschte dan onbekend te blijven en veracht te worden, zocht op alle mogelijke manieren de bewijzen van hoogachting, waarmede men hem vereerde, te ontwijken. Om die reden verliet hij de stad en begaf zich te voet op weg om de verschillende kloosters der provincie Toskane te visiteeren. Hij schuwde
-112 DE II. LAURKNTIUS VAN BRUXDISI.
de liobbelige wegen tiocIi hot onstuimige weder, het harde nachtleger noch dc slechte spijzen: integendeel dit alles baarde hein de grootste vreugde. Hij droeg do grootste zorg, om het vuur der liefde tot God, die zijne ziel verslond, even als den waren geest van versterving en den ijver voor het heil der zielen aan dc harten zijner medebroeders mede te deelen. Toen Laurentius te Verona, waar hij zijn noviciaat had gemaakt, aankwam, bad hem een arts, wiens vrouw aan een ongeneesbaar kwaal leed, toch met oen bezoek te vereeren. De dienaar Gods begeeft zich naar den arts, geeft de kranke den zegen en in het eigen oogen-blik gevoelt ze zich genezen, ofschoon verschillende geneesheeren alle middelen der kunst hadden aangewend. Hij genas verschillende kranken door het teeken van het H. kruis: onder anderen eene vrouw, die aan den kanker leed en een man, die de vallende ziekte had. Het gevolg hiervan was, dat de man Gods zich slechts met moeite van de eene naar de andere plaats kon begeven wegens den grootcn toeloop van het volk. Om aan dit gewoel te ontkomen sloeg Laurentius dikwijls afgelegene
DE II. LAUREXTIUS VAN BRUNDISt. 113
wegen in, of verborg zijn gelaat zoo diep in zijne monnikskap, dat men hem niet kondo herkennen of' wel nam hij een bedelzak met zemelen gevuld aan den rug.
Toen de dienaar Gods den ouderdom van veertig jaren had bereikt, werden de Paters-kapucijnen op verlangen van den keizer Ru-dolpli II. naar Duitschland beroepen, dat door de leer van Luther in het geloof verdeeld en door alle mogelijke kwalen ge-geteisterd werd. — Dit beroep van de pas ontstane Orde ging met vele moeielijkhe-den gepaard, te meer omdat de Paters-kapucijnen de Hoogduitsche taal niet machtig waren; maar betrouwende op den Goddelijker! bijstand begaven zij zich op weg. Aan hun hoofd stond Laurentius, die nooit schroomde noch terugtrad wanneer het gold de eer van God, de verheerlijking der kerk of liet heil der zielen. Uitgerust met den Pauselijken zegen trok hij te voet 'met elf priesters der Orde, alle mannen vol Apostolischen ijver, over Tyrol naar quot;VVee-nen. Hier namen zij hun intrek in een oud huis gelegen in eene der voorsteden, leefden van de aalmoezen der goede menschen en volbrachten nauwgezet de werken hun
114 DE II. LAURENTIUS VAN URUKDISI.
door den H. Regel voorgeschreven, totdat de aartshertog Muthias uit Hongarije terugkeerde. Op den wensch van den aartshertog begaf zicli Laurentius met vijf metgezellen naar Praag, waar do keizer resideerde. Hij werd door den keizer en den aartsbisschop zeer vriendelijk ontvangen. De keizer liet de keuze van de plaats om een nieuw klooster te bouwen aan Laurentius over. In het jaar 1600 werd met den nieuwen bouw een aanvang gemaakt.
Intusschentijd bewoonde Laurentius met zijne medebroeders een gasthuis aan gene zijde van de MoMau. Hoe groot ook de vreugde der katholieken was, des te groo-ter was de verbittering en de haat der aanhangers van Luther en Calvijn. Het ontbrak den Paters niet aan hoon eu spot, zelfs niet aan feitelijke mishandeling; ja men stond hen naar het leven. Doch Laurentius verdroog alles met geduld, geheel overgegeven aan en berustende in den wil van God en zeide hun glimlachend, die hem hunne deelneming betuigden; «Lijden »uit liefde tot Jesus is een kostbare »schat!quot; —
Laurentius was met zijne metgezellen ge-
DE li. LAt'RENTIUS VAN niiUXDISI. 415
komen, om het rijk van dwaling, logen en bedrog te bestrijden en te verstoren. Geen wonder dat de vorst van dit rijk alles in het werk stelde oin de strijders van Christus te verdrijven. De keizer die in den beginne den kapucijnen zeer toegenegen was en zich zeer welwillend betoonde, werd door slechte tongen tegen de Paters opgehitst. Men wist den keizer zoo ver over te halen, dat hij van meening was, rlat de kapucijnen vijanden van zijn rijk waren en verbood hun derhalve het preeken. En toen de keizer ziek werd en van dag lot dag meer verzwakte, zettcmen ook dit op de rekening der arme Paters, die eindelijk genoodzaakt werden niet alleen de stad maar ook het land te verlaten. Voordat de Paters echter vertrokken, hield Laurentius voor eene groote menigte, waaronder mannen van den hoogsten adel zich bevonden, alsook personen, die de leer van Luther waren toegedaan, eene boeiende afscheidspreek , waarin hij onder andere het volgende zeide: sik weet dat het den keizer «berouwt ons in zijn land te hebben gesroepen en dat hij dagelijks aan eenigen Miwer zegt, dat men ons de grenzen moet
116 DE H. LAURENTIUS VAN BRUN'DISf.
»wij zen. Do licfile echter die gij ons toe-»(1 raagt was tot nu toe de schuld, dat »dcn wil des keizers niet is uitgevoerd. »Gij zijt wel bewust, dat wij niet verlangd «hebben ons hier te vestigen. Op bevel Mies Pausen zijn wij hierheen uitgevoerd, »van wien de keizer ons verzocht had en »de keizer op zijne beurt heeft ons wel-»willend ontvangen. Wij van onzen kant, »gel ijk gij zeiven hot kunt getuigen, wij «hebben niets gedaan, waardoor wij die «welwillendheid zouden hebben kunnen vor-sliezen. — Men heeft ons bij den keizer «verdacht gemaakt, en wijl wij overtuigd «zijn, dat wij in zijne oogen geen goed «meer doen kunnen, willen wij zonder te «dralen afreizen en naar Rome terugkeeren. «Van Romo zijn wij gekomen met een «kruisbeeld en een stok : dit kruisbeeld «on die stok is alles wat wij van hier «medenemen. Wij danken u voor de weisdaden , die wij van u hebben ontvangen «en zullen den Heer mot volharding aid-«don, dat Hij n met Zijne genade rijkelijk «moge overladen. Zou hot ons niet meer «vergund zijn in persoon don keizer te dien, «dan verzoeken wij u hem de verzekering
DE It. LAURENTIUS VAN BRUXDISI. '117
»tc geven, dat wij niet zullen nalaten den »zegcn Gods over hem en zijn rijk door »de vurigste gebeden af te smeeken.quot; — Deze woorden persten een stroom van tranen uit veler oogen. De dienaar Gods kon niet meer verder spreken. Hij zegende do toehoorders met zijn kruisbeeld en verliet deu kansel om zich reisvaardig te maken.
Middelerwijl was het uur der keizerlijke tafel aangebroken; de katholieke edellieden, die uitgenoodigd waren, begaven zicli regelrecht van de kerk naar het paleis. — Toen zij voor den keizer verschenen en deze de diepe droefheid zag, die op hun gelaat lag geteekend, wilde hij hiervan de oorzaak weten. Een hunner nam het woord zeggende: s VVij waren in de preek van «Pater Laurentius tot tranen toe bewogen «zoowel door zijne treffende woorden als »door het afscheid, dat hij van zijne toeshoorders nam. Morgen zal hij de terugreis snaar Rome aanvaarden, om door zijne en «zijner medebroeders tegenwoordigheid niet «langer den vorst te bedroeven en hem te «mishagen voor wiens welstand en geluk P. «Laurentius bereid is zijn leven te geven.quot; De keizer zweeg eenige oogenblikken; ea
118 DE II. LAL'RENTÜIS VAN CRUNDIST.
vervolgde dan: ))P. Laurentius is een waar «apostel, hij is een Heilige, neen, driewerf »neen, hij zal niet vertrekken; een monarch, ))die machtiger is dan ik, gebiedt hem hier te «blijven.quot; Na deze woorden ontbood de keizer P. Laurentius, onderhield zich met hem oj) zeer vertrouwden voet, wees hem ter bestrijding en dekking der bouwonkosten den keizerlijken schat aan en gaf den Pater last kloosters te bouwen te Weenen en te Graets. Van dezen dag af bleef do keizer een getrouwe vereerder en milddadige weldoener van P. Laurentius.
De Heilige had een moeielijk werk, ja een werk van belang ten einde gebracht. Hij had behoefte aan rust, toen een grooter en belangrijker werk hem wederom riep. De sultan van Turkije Mohamed, een bloeddorstige, tegen de christenen met den bit-tersten haat vervuld, had een vreeselijk leger op de been gebracht en uitgerust om eerstdaags Hongarije te veroveren. Tegen dezen verschrikkelijken vijand moest de keizer de hulp der keurvorsten inroepen. De keizer gelastte Pater Laurentius bij die vorsten om hulp aan te kloppen. —■ Alles viel hom mee, — De vorsten beloofden be-
DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI. 119
reidwillig hunne hulp; onder hen ook rle lieftog van Beieren Maximiliaan I., die bij deze gelegenheid den Heilige leerde kennen en beminnen. — Nadat het leger der christenen zicli had verzameld, moest liet onder het bevel van den aartshertog Mathias oprukken. Met de goedkeuring van den Paus zouden Laurentius en nog drie andere Paters als veldpaters den aanvoerder vergezellen.
Het christenleger lag reeds in de velden van Hongarije, toen Laurentius met zijne spitsbroeders in hun midden verscheen. Hij kwam tenjuisten tijde aan, want reeds hadden moedeloosheid en angst zich meester gemaakt van de officieren en soldaten dei-christenen. Hun leger telde slechts 18,000 man, terwijl dat der Turken op 80,000 geschat werd; en omdat zij in de zekere meening verkeerden, dat zij verslagen werden, hadden zij besloten naar huis terug te koeren. P. Laurentius alleen, vervuld van den hemelschen Geest, hield in het barnen van het gevaar tot de soldaten eene toespraak vol vuur en versprak hun de overwinning met zoo een vaste overtuiging, dat allen, officieren en soldaten, bereid waren
120 DE U. LAURENTIUS VAN URUXDISt.
den vijand in weerwil dor ovormaclit aan te vallen. Daar hij echter dacht zonder den machtigen bijstand van God de overwinning niet te mogen verhopen, bad, vastte en biechtte Laurentius en moedigde ook de soldaten aan om te bidden en eene oprechte en berouwvolle biecht hunner zonden te spreken.
De opperbevelhebber aartshertog Mathias koos voor zijn klein leger eene gunstige stelling tot den aanval. In den vroegen morgen zag hij echter, dat de vijand zijn leger in den nacht was omgetrokken en hem in den rug zat. Men was op het punt var. den aanval af' te zien, toen P. Laurentius het woord nam, den officieren nieuwen moed insprak, de volslagenstc overwinning beloofde en verklaarde zich zeiven aan het hoofd van het leger te stellen. Weldra werd het teeken tot den aanval gegeven. P. Laurentius lijdend aan de jicht en niet in staat om te gaan steeg te paard en trok met het kruisbeeld ') in de hand aan het hoofd der soldaten tegen den vijand cp.
•1) Dit metalen kruis wordt met meer andere reliquieën des Heiligen, zooals: een houten kru-cifix, een Hebreeuwsclie bijbel en de reisstok in het kapucijnenklooster te Inspruck opbewaard.
DE H. LAURENTIUS VAN CRUNDISI. 1'il
De aanval was lievig: de vijand vocht verwoed en bood hardnekkigen wederstand. Woest en woedend gelijk gewoonlijk vielen de Turken aan, doch weldra keerde zich de overwinning naar den kant der keizerlijke troepen. De vlucht der vijanden was algemeen; 30,000 Turken werden in de pan gehakt en een rijke buit viel in de handen der Christenen. Met den besten uitslag verdedigden zij de stad Stoelwittenburg, waarvan de Turken zich wederom trachtten meester te maken. In het gevecht van den len en 4a'n October vielen de kogels der vijanden als regendroppels om den Heilige, zonder hem in het minst to deeren of to treffen, zoodat de Turken P. Laurentius voor een toovenaar hielden. Midden in het gevecht sprong het paard bereden door Laurentius in een hoop vijanden. Een Turk had reeds den sabel getrokken om den Heilige te doorsteken, maar was niet in staat om hem do geringste wonde toe te brengen. De kolonels Altein en Rosburg riepen den Pater toe: hij moge zich terugtrekken, omdat hij daar niet op zijne plaats was. De Heilige riep hardop: jiGij vergist »u, hier bevind ik me op de rechte plaats:
i'2'-2 DE ri. LAURENTIUS VAN liliÜNDI-SI.
«voorwaarts, voorwaarts, ons is zeker de «overwinning!quot; Van dit oogenblik. zochten de vijanden hun heil in de vlucht; de ineesten sneuvelden door het zwaard der keizerlijken. Het was eene wonderbare overwinning. In het algemeen zcide men, dat men die na God en de allerheiligste Maagd Maria aan P. Laurentius moest toeschrijven. De Heilige schreef de overwinning aan God alleen toe, en wanneer men hem om de behaalde zege loven en prijzen wilde, dan wees hij naar het kruisbeeld, 't geen hij altijd op zijne borst droeg. — Groot waren de huldeblijken waarmede men den Heilige overal vereerde. Laurentius echter om zicli hieraan te onttrekken trok zich terug in een klooster te Weenen.
Op eene zijner reizen door Beieren moest P. Laurentius, omdat hij door de nacht was overvallen geworden, in een herberg overnachten. Het arme kleed des Paters en het tamelijk groot reliquieënkruis, dat hij op de borst droeg, gaven aanleiding, dat eenige ongeloovigen den spot met hem dreven, ja zelfs zoo ver gingen godslasteringen tegen het H. Kruis uit te braken. P. Laurentius deed zijn best om hen liefdevol te
t)E Ö. LAUUKNtlÜS VAX fittUNUI I. 123
recht te wijzen, maar te vergeefs. Ten
langen laatste ging men zoo ver met de
versmadingen, dat een uit hun midden zich
verhief en tot den grootsten spotter zeide;
»Kom, laat dien vromen man in rust
»en vrede: Hij immers, hij heeft de keizer-
»lijke troepen de grootste overwinning bij
»Stoelwittenburg helpen behalen en zoo als
«men zegt dooi' middel van het kruisbeeld .. .. ' »dat hij op zijne borst draagt. Het ge-
swrochte wonder was zoo zonneklaar, dat xzelfs de onzen het niet durfden loochenen.quot; Deze woorden waren de oorzaak van nieuwen en grooteren spot. Toen de Heilige bemerkte , dat do vermetele ketter al meer en meer woedend werd, nam hij het kruis in de hand en bad godvruchtig den Heiland, dat Hij toch zijn eigene eer mochte ophouden en verdedigen. Nauwelijks had P. Laurentius het gebed geëindigd, als de ellendige lasteraar ter aarde stortte en onder de vreeselijkste stuiptrekkingen den geest gaf. De anderen door vrees aangegrepen wierpen zich aan do voeten van den Heilige en verzaakten eenparig aan hunne dwaalleer.
De Heilige, God dankend, zette zijne reis
124 DE H. LAURENTIÜS VAK BRL'MÖISt.
te voet voort. De tijding van dit wonder-l)aar strafgerecht Gods verspreidde zich met de snelheid eener bliksemstraal door het geheele land. De keurvorst Maximiliaan, die zelf den Heilige in persoon dit reliquieen-kruis geschonken had, wilde de gedachtenis aan dit mirakel door een gouden opschrift vereeuwigen.
In het jaar 1602 zou een generaalkapittel van de Orde der Kapucijnen te Rome plaats hebben. P. Laurentius, die middelerwijl do verschillende kloosters bezocht had, om zich van hun geregelden toestand te overtuigen en bij onderscheidene andere gelegenheden voor rijk en arm met de grootste vrijmoedigheid het woord Gods had verkondigd, moest ook in het kapittel verschijnen. Hierom nam de dienaar Gods afscheid van den keizer en van de grooten des hofs die den Pater niet wilden laten heengaan. Laurentius legde den weg naar Rome te voet af, werwaarts de roem van zijn Apostolisch leven hem reeds was vooruitgegaan. Door den Paus met de meeste welwillendheid ontvangen en door zijne Ordebroeders allervriendelijkst begroet, nam P. Laurentius zijn intrek in het kloos-
bE H. laüreMTIÜS VAN ÈuüNDisi. 125
ter, waar hij door de vergaderde Oversten na kort beraad den 24 Mei tot Generaal der Orde gekozen werd. Elkeen was hoogst tevreden over deze keuze; Laurentlus echter niet; want in zijne nederigheid achtte hij zich onwaardig deze hooge waardigheid te bekleeden. De gedachte echter, — het is Gods wil, — deed hem besluiten de op hem gevallene keus aan te nemen. Ter nauwer-nood had de Heilige zijn nieuw ambt aanvaard, als hij besloot om alle Ordesprovinciën te bezoeken. Daar Laurentius zeer veel van de jicht te lijden had, stond de Paus hem toe, dat hij of' wel te paard ofwel per as zijne reizen maken mocht. Van dit verlof maakte de Pater Generaal nimmer gebruik, maar ging altijd te voet, mochten hem ook de smarten, regen of' sneeuw, hitte of koud:, storm of onweder het reizen tot eene marteling maken. De Generaal begon zijne visitaties in Lombardije reisde van daar naar Zwitserland, Vlaanderen, Frankrijk en Spanje en keerde over Duitschland naar Italië terug. P. Laurentius bezocht alle groote kloosters en deed de broeders der kleinere huizen daarheen komen, om zoo mogelijk allen te leeren kennen. Dagelijks legde do Heiligo
VIER N. sïerhex, 6
126 bii li. laüuènTiüs van' uisUN'iJisi.
tien uren to voet af en kwam altijd op den bepaalden dag aan, hoe moeielijk de reis ook geweest was. Na «enige oogenblikken rnst genomen te hebben, opende de dienaar Gods nog moede en hongerig de visitatie met ecne hartelijke toespraak, daarna bezocht hij de cellen, de kerk en bezichtigde alles wat zich in het klooster bevond. Riep de klok tot het koorgebed, dan gehoorzaamde hij aan hare stem even als de minste broeder. Hoe vermoeid hij ook was van het reizen, te middernacht stond Laurentins altijd op om in het koor met de andere broeders te bidden. Niettegenstaande zijne reizen sliep Pater Laurentins altijd op den grond en voedde zich slechts met brood en groenten. Streng, zeer streng ten opzichte van zijn eigen zeiven, was hij goed en vriendelijk jegens zijne medebroeders. Was de Heilige verplicht iets af te keuren dan deed hij dit in den geest van zachtmoedigheid: moest hij waarschuwen dan deed hij dit in ernst en met het grootste gevoel van medelijden en ontferming. Voor de eerzucht vermaande hij zijne broeders in het bijzonder en toonde hun altijd de nederigheid in het liefelijkste licht. Zijne reizen richtte hij altoos zoo in
DE Ü. LAÜRENflÜS VAN BUUXDISI. 12?
dat liij zoo veel als het mogelijk was de steden en de groote plaatsen kon ontwijken, omdat men hem overal op plechtige wijze wilde ontvangen. Deze voorzichtigheid echter hielp hem niet altijd, ja baatte hem somtijds niet. Hoe geheim en verborgen P. Generaal ook het uur zijner aankomst hield, al kwam hij des middernachts overal werd hij met huldeblijken en eerbewijzingen overladen, overal strooide men hloemen op zijn weg en versierde men de huizen en pleinen met bloemkransen en vlaggen. Het volk verlangde den Heilige te zien en zijn zegen te ontvangen.
Toen hij Marseille, eene stad in Frankrijk, naderde, kwam hem eene talrijke schare te gemoet en begroette Hem met jubelzangen. God zelf gaf' te kennen dat Hem dit aangenaam was. Een doofstomme, die midden door liet volk tot den dienaar Gods doordrong en Laurentius' habijt kuste, verkondigde plotseling luide den lof des Heiligen. In Spanje vond P. Laurentius in eene kloosterkerk een groot monument, dat een vorst der kerk ter eere van zijne persoon tijdens het leven had doen oprichten. Hierover verstomd en brandende van liefde tot
428 DE II. LAUREN'TIUS VAN BRÜXDtSt.
dc armoede gaf hij den gnaidiaan des kloosters bevel, dat hij dien vorst moest trachten over te halen het monument uit de kerk te doen verwijderen. Toen de groote heer zicli daartegen verzette, hield hij tot de broeders eene toespraak over de heilige armoede, die allen praal verafschuwt, en zeide tenslotte; »zou men echter er aan vasthouden het «monument niet te verwijderen, dan be-»veel ik u met nadruk de kerk en het kloos-»ter te verlaten.quot; Zoodra de kerkvorst dat vaste besluit van den Heilige vernam, gaf hij terstond bevel om het gedenkteeken weg te ruimen.
Nadat P. Laurentius de visitaties dei-kloosters in Spanje had ten einde gebracht, beklom hij een schip om zich naar Napels te begeven. — Daar bevond hij tot zijne groote smart, dat in eenige kloosters de heilige armoede in spijzen en meubels, in de op-bewaring der levensmiddelen voor meerdere dagen niet onderhouden, noch bij tafel de door den Regel voorgeschreven eenvoudigheid werd nagekomen. Te vergeefs trachten do kloosterlingen zich te verontschuldigen, dat het niet passend ware de giften van aanzienlijke weldoeners van dc hand te
DE 11. LAURENTIUS VAN BRUNDI5I. -129
wijzen, want daardoor konden zij deze bc-leedigen. De Heilige gaf ten antwoord: «Wijst eiken weldaad van de hand en ver-»inijdt alles wat in strijd is met de lioilige «armoede, waarvan gij de gelofte hebt «afgelegd: men zal u omdat gij uwe Regels «getrouw naleeft des te hooger schatten.quot; Toen P. Laurentius op zijne reizen oj» zekeren dag een klooster aandeed, dat meer geleek op een paleis, dan op een huis van arme Pators-Kapucijnen, sprak hij zijn vloek uit over dat trotsche gebouw en voorspelde dat het tot den laatsten steen toe zou ver-woestworden. De Paters vol angst en ontzetting wilden opstaanden voet het klooster verlaten. P. Laurentius keurde dit af en gaf hun de verzekering, dat allen aan den ondergang zouden ontkomen. Wat de Heilige voorspeld had, gebeurde werkelijk. Toen de Paters-Kapucijnen op zekeren dag eene openbare processie bijwoonden, stortte het geheele gebouw onverwachts in elkander met uitzondering van de kerk, wier inrichting groote armoede verried. Deze gebeurtenis vernieuwde onder allo leden der Orde den geest der heilige armoede, van welken geest de H, Franciscus, stichter der
130 DK II. LXURENTIL'S VAN DRUNDISt.
Orde, wildo, dat zijne navolgers tot in het merg van hun gebeente doordrongen waren.
De. Heilige hield gedurende zijn verblijt te Napels de vastenprceken in de domkerk dier stad. Do toeloop van volk om den zegen van den dienaar Gods te ontvangen was zoo groot, dat do bisschop van Nola, die ook was toegesneld in verwondering uitriep: Waarlijk indien de HH. Petrus en Paulus op de aarde terugkeerden, kondc gecne grootere menigte menschen worden op de been gebracht.
Op zekeren dag preekte P. Laurentius in eene kloosterkerk van arme nonnen, van wie hij had hooren zoggen, dat zij in de grootste armoede verkeerden en aan ondersteuning groote behoefte hadden. Hij schilderde in zijne preek voor de toehoorders den nood der arme zusters met de levendigste kleuren; daarna nam hij zijn mantel van de schouders zeggende: »Ik de Gene-sraal van de geringste Orde der wereld ben «slechts moester van dezen mantel; gaarne, »zeer gaarne schenk ik u dezen als een saaimoes, verkoop den mantel en ik zal »mij gelukkig achten iets te hebbe i bijge-sdragen ter ondersteuning van vrome maag-
DE H. LAUREN'TICJS VAX BRUN'DISt. 131
»clen.quot; Deze woorden en het voorbeeld des Heiligen hadden hunne goede uitwerking. Rijk vloeiden de aalmoezen en iu den nood der arme zusters was voorzien. Zij wilden den Heilige den mantel teruggeven, doch P. Laurentius gaf haar ten antwoord: »zecr «gaarne gaf ik u mijn mantel; hadde ik iets «schooners en beters met vreugde zou ik het »ten olïer hebben gebracht.quot; He zusters bewaarden den mantel van den Pater als een dierbaar aandenken terwijl de Provinciaal van Napels die do liefde des Heiligen voor de armoede kende, Laurentius een ouden mantel schonk, waarvan hij zich voortaan bediende.
Drie jaron lang bekleedde P. Laurentius de waardigheid van Provinciaal; nu verlangde hij naar rust. Den 27 Mei 1605 werd wederom een generaal-kapittel te Rome gehouden. De dringende bede zijn ambt te mogen nederleggen werd bewilligd. Toen men P. Laurentius dezen zwaren last van de schouders had genomen, begaf hij zich naar het klooster te Venetië, om daar als eenvoudige broeder den Heer te dienen. De rust echter, waaraan hij behoefte had, was niet van langen duur. Onverhoeds
132 DE H. LAUHENTIUS VAN BRUNDtSt.
kwam van den Keizer het, bevel om den strijd, die heerschte tusschen den Hertog van Mantua en een naburigen markgraaf, bij te leggen. Laurentius begaf zich onverwijld naar Mantua. De Hertog in weerwil van alle gunstige voorwaarden weigerde toe te geven. Door de smart overmand zeide P. Laurentius tot den onwilligen Hertog: sZie »wel toe, vorst, gij zijt niet ongehoorzaam mi an een mensch maar aan God. Zijn arm ))is nog niet verkort; deze zal zwaar op u »ncdervallen en gij zult ondervinden dat »mon niet ongestraft met den Heer den ))spot drijft.quot; De Hertog lachte met deze bedreigingen. Doch ziet, nauwelijks had de Heilige het paleis verlaten als in de stad onder het volk een oproer uitbrak. De Hertog moest de vlucht nemen om aan den dood te ontkomen. In dit gevaar was P. Laurentius de eenige, die de oproerige menigte tot bedaring bracht. De Hertog diep beschaamd ontbood den Heilige, verontschuldigde zijn gedragen gaf gehoor aan de bevelen des Keizers.
Zonder lang te dralen keerde do Heilige wederom terug naar zijne stille kloostercel te Venetië. Buiten het srebed en de over-
DE H. LAURENTIUS VAN BRÜNDISI. 133
weging, die hij voortdurend beoefende, zocht en vond de Heilige zijne grootste vreugde in het heilig Misoffer aan God op te dragen. — Dikwijls bracht hij acht uren door aan het altaar om aan zijne godsvrucht en liefde tot Jesus te voldoen. Zijn slaaptijd na de metten van af middernacht tot den morgen besteedde hij aan de meditatie, terwijl het niet zelden gebeurde, dut hij luid weende bij de overweging van het bitter lijden van den Godmensch.—Nu eens lag diepe droefheid op zijn aangezicht getee-kend, dan weer hoorde men hem jubelende uitroepen: »0 Jesus! o Maria! o mijn God! »mijne liefde! Hoe goed zijt gij, hoe heilig, «hoezeer verdient gij bemind te worden.quot; Ontstoken aan het heiligste vuur der liefde vergoot Laurentius zoo een vloed van tranen, dat hij meerdere zakdoeken moest bij zich dragen, om ze af te droogen. Na de H. Mis was zijn gelaat lichtend en als met een stralenkrans omringd; hij moest den mond open houden om door middel van de lucht den gloed van zijn hart te temperen; zelfs midden in den kouden winter baadde hij gloeiende van liefde tot Go I in het zweet zijns lichaams. Hoe veel moeite hij zich ook
' ' 6*
434 DE II. LAünENTIUS VAN BRUNDISI.
gaf, om de groote genaden, die God hom waardig achtte, voor hot oog der menschen te verbergen, dan tocli was het zijnen medebroeders en aan andere vrome personen gegeven getuigen te zijn van zijne zielsverrukkingen. Velen zagen Laurentius' go-laat schitteren als de zon en do gcheele kapel, waarin hij het H. Misoffer opdroeg als door een vuur verlicht. — Hut ter ] laatse willen we oen wonder verhalen dat te Munchen is vocrgevallon.
Onder het H. Misoffer des Heiligen verscheen na de Consecratie op het altaar een wonderschoon kind, van wien stralen uitgingen in dier mate dat de geheele kapel verlicht werd, niettegenstaande het eerst drie uren 's nachts was. De broeder, die den Heilige de Mis diende werd door den glans opmerkzaam gemaakt, verhief de oogen en zag het kind hoe het van een hemelsch licht omstraald, glimlachend den Heilige liefkoosde en met de kleine handjes Laurentius' aangezicht streelde. De broedt j', door eene heilige vrees aangegrepen, viel ter aarde gelijk weleer de apostelen op den berg Thai,er. toen zij den Zaligmaker in zijne verheerlijking aanschouwden.
DE II. I.AUnENTlUS VAN BRUNDISI. quot;135
Het was den Heilige niet lang vergund, om in zijne cel den Heer in stilte te dienen. Keizer Rudolf, die reeds zeer veel wonderbaars over den Heilige gehoord had , liet hem ontbieden. Te dien einde wendde de Keizer zich tot den Paus, die aan Lau-rentius beval, dat hij zich tot heil der Kerk in Duitschland naar Praag tot don Keizer moest begeven. Zonder voorbehoud gehoorzaamde Laurentius en reisde voorzien met eene Breve des Pausen, waarin hem toegestaan werd op zijne reis overal te predigen, te voet naar Duitschland. — Hij nam zijnen weg over Donauwörth, eene stad in Beieren, wier inwoners niet alleen , maar ook de monniken in de Benedictijner-abdij de nieuwe leer van Luther waren toegedaan. Nauwelijks had de Heilige de stad betreden als eene groote menigte dweepachtige menschenhem met allen mogelijken laster overlaadden en hem bespottende en honende naar het klooster vergezelde. Be abt echter en de kloosterlingen ontvingen P. Laurentius met vreugde en klaagden hem hun veelvoudig lijden; oudi-r andere ook dat de aanhangers van Luther op do schandelijkste wijze eene processie met het Allerheiligste gehouden
-136 DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI.
hadden. De Heilige troostte hen, sprak hun moed in liet hart en beloofde hun eene spoedige hulp. Toen hij te Praag was aangekomen, gaf Laurentius terstond den Keizer van alles kennis eu deze op zijne beurt beval den Hertog Max van Beieren om den smaad den katholieken godsdienst aangedaan met het geweld dor wapenen te wreken. De Hertog legde het bevel ten uitvoer, maakte zich meester van de stad , verjoeg de Lu-thersche predikanten en herstelde de katholieke godsdienstoefeningen. Intusschentijd hield de Heiliga zich alleen bezig met het verkondigen van Gods woord, maakte vrede tusschen den Keizer en zijn broeder en smaakte de vreugde dat het getal der leden zijner Orde in Duitsehland, Boheme en Steiermark van dag tot dag toenam, die hem met allen ijver in zijn Apostolisch werk ondersteunden en de behulpzame hand boden.
Middelerwijl werd de echtgenoote des Hertogs van Beieren door een geheel eigenaardige ziekte aangetast, die aan alle geneesmiddelen weerstand bood. De Hertog liet den Heilige, vertrouwende op de kracht van zijn gebed, ontbieden, die spoedig dooide hulp der Goddelijke genade en zijn gebed
DE 11. LAURENTIUS VAN BRUNDISI. 437
do gezondheid aan de Hertogin wedergaf. P. Laurentius voorspelde haar ook dat Itaar gebed was verhoord en zij een zoon zou baren ; 't geen werkelijk geschiedde tot groote vreugde van het geheele land.
In het jaar 1608 begaven zich meerdere vorsten te zamen met den Hertog Christiaan II en een protestanschen prediker naar den rijks-dag te Praag. Deze laatste heette Polycarp Laiser. Hij was rap van tong en goed ter tale en waagde liet zelfs aan het keizerlijk hof toespraken te houden, waarin hij beweerde, dat alleen liet geloof en niet de goede werken zalig maakt. P. Laurentius, opgewonden dooide stoutmoedigheid van Polycarp Laiser en tot in het binnenste van zijn hart getroflen over het kwaad dat deze aan de Kerk berokkende , daagde hem uit tot eene openlijke redetwist. Toen deze niet tot stand kwam, liet Laurentius den prediker aanzeggen, dat hij hem van af den kansel zoude weerleggen. Op den bepaalden dag verschenen in tie kerk der Paters-Kapucijnen de vorsten, de adel, de afgezanten, de ministers des Keizers en eene zoo groote menigte volks , dat de kerk te klein was. De Heilige beklom den kansel en bewees de
138 de H. laurextius van imuNnisr.
noodzakelijkheid der goelt;1e werken uit de H. Schrift en de Kerkvaders zoo duidelijk en grondig, dat alle toehoorders luide bekenden, dat P. Laurentius de waarheid verdedigde en vasthield. Bij het slot zijner preek vernietigde hij als het ware zijn tegenstander door woorden, die allen verbaasden.
De domine nam bij de twistrede de houding aan alsof hij zijne bewijzen getrokken had uit den Hebreeuwschen, Kaldeeuwschen en Griekschen bijbel zonder er het minst van te begrijpen. Om de vermetelheid en de onwetendheid van dien man in het heldere daglicht te stellen, had P. Laurentius bijbels, in de drie talen geschreven, meegebracht zeggende: »ziethier bijbels, brengt ze tot den sdomine; ik durf wedden, daarvoor stel ik »mijn hoofd te borg, dat de hoogmoedige «man niet in staat is deze bijbels te lezen »veel minder uit te leggen.quot; Na deze woorden te hebben gesproken wierp hij de bijbels midden onder de toehoorders en verliet den kansel. De baron van Birbisse, secretaris des keizers, nam de bijbels op, om ze den protestantschen prediker voor te leggen. Men kon echter het bedoeld onderzcek niet houden, omdat de domine door Saksische
DE H. LAUREKTIUS VAN BRUXDISI. quot;lOO
Heeren over het gebeurde onderricht, in den nacht heimelijk vertrokken was om aan de proef te ontkomen. Te Leipzig aangekomen , stierf de domine van verdriet.
Toen de protestansche baron Ghinzichi, die zich in het Saksische leger bevond, dit vernam, ontstak hij in woede. In zijne eerste opwelling riep hij uit: »Bij mijn woord dit »zal den Kapucijn het leven kosten!quot; Lau-rentius hoorde deze woorden en zeide bedaard : «Indien God het wil dan ben ik »bereid de waarheden, die ik verkondig met «mijn bloed te bezegelen!... De baron, die srnij naar het leven staat is niet zoo ge-svaarlijk, als hij schijnt. Ik zal hem een «bezoek brengen en ik beu overtuigd, dat »lnj zoo zachtzinnig zal worden als een lam.quot; Hierop nam P. Laurentius zijn bedelzak en begaf zich naar de woning van den baron, die zich juist met onderscheidene anderegasten aan tafel bevond. Met zij ne gewone nederigheid en bescheidenheid trad P. Laurentius naar den baron toe. En zie, bij het zien van den armen bedelmonnik werd het hart van den baron week, de toorn verdween, hij onderhield zich op een vriendelijken toon met den Pater, opende hem zijn hart en be-
440 DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI.
stempelde Laurentius voortaan met den naam van svader en vriendquot;.
Dewijl in liet jaar 1(309 de protestantschc vorsten van Duitschland onderling een verbond, »dc Uniequot; genaamd, gesloten hadden, zoo warende katholieke vorsten genoodzaakt hetzelfde te doen. Aan liet hoofd van dit verbond, ))Ligaquot; genaamd, stond de Hertog Max van Beieren. Ook Philippus III koning van Spanje werd uitgenoodigd om zich bij dit verbond aan te sluiten. Laurentius werd met deze taak belast en naar den Koning gezonden. Omdat het den godsdienst betrof nam de Heilige met vreugde dien last weerom op zich. Koning Pliilippusontving hem vriendelijk en beloofde de noodige hulp, die men van hem verzocht. Bij deze gelegenheid riep eene hofdame, die reeds sedert tien jaren aan rhumatiek leed, de hulp in van P. Laurentius. De Heilige gaat naar haar, maakt over haar het kruisteeken en op het eigen oogenblik gevoelde zij zich van alle pijnen bevrijd. — Alvorens den Koning te verlaten vroeg hem de Koningin om eenige reliquieën. De Heilige opende het kruis dat hij op de borst droeg, nam daaruit een weinig aarde, besprenkeld met het bloed
DE H. LAUREXTIUS VAgt;f DRUNDISI. 141
van Christus, legde die in do kapel op eon corporaal, en zie, de aarde werd rood als bloed ten aanschouwe van alle aanwezigen, die over dit wonder als aan don grond stonden vastgenageld.
Nadat Laurentius zich van de hem opgedragen taak bij den Koning gekweten had, keerde hij naar Munchen terug, waar hij op voordracht van den Pauselijken nuntius en den Spaanschen gezant tot Apostolischen nuntius aan het hof van Beieren benoemd werd. Do Hertog Maxi-miliaan was vol vrongde, dat hij den Heilige aan zijne zijde had, maakte hem tot don vertrouwdste van zijn hart en stichtte met zijne medewerking het kapucijnen-klooster te Landshut, ja hij zelf, de Koning diende dikwijls do Mis van P. Laurentius.
Tc midden zijner werkzaamheden als nuntius dacht de Heilige dikwijls met het grootste medelijden aan de vele zielen, die door de dwaalleer van Luther en Calvijn, in de Phaltz en in Saksen op liet dwaalspoor gebracht waren. Hij kwam tot liet besluit om zich midden in den winter als missionaris naar die streken te begeven, waar de ketterij reeds het diepet had wortel
142 DE II. LAURENTIUS VA\ RRUNDISI.
geschoten. De Hertog echter trachtte P. Lai rentius terug te houden, hem zeggende dat hij hierdoor zijn leven in gevaar stcld( e — Do Heilige volhardde in zijn genome besluit en wilde, van eenc bescherming of cc geleide van vijf en twintig ruiters onder d j, aanvoering des Graven \ a i Visconti niet ( weten. De Hertog echter bestond daaro in weerwil de Heilige dezen van te vore
Toei ekom nige et oo re
a de n t it oc
iK.'er
L
verzekerde, dat hem geen leed zoude ovei Missie
komen.
Alvorens de dag van het vertrek aan icm: brak, vermaande P. Laurcntius den Graal ))1(.m dat hij toch zijn geweten zou reinigen doo tlcgg eene goede en oprechte biecht en verzoch hem do H. Mis te dienen. De Graaf stemd -outii hierin gaarne toe. De H. Mis, die de Hoi)nr]el lige gewoon was in de grafkapel te lezen leilij viel den Graaf wat te lang, zoodat bi |,est0 bekoord werd het altaar te verlaten. Eei (, ernstvolle blik, dien Laurentius den Graa rei(gt; toewierp, op het oogenblik dat hij bij he tius Offertorium de kannetjes reikte, was vol waslj doende om hem terug te houden. — Graa van Visconti stond verstomd, dat de Heiligi (|or zijne gedachte kende. Weldra zal hij nolt; vell( meer gewaar worden en opmerken. niet
an
'• DE 11. LAURENTIUS VAM BRUXDISI. 143
*• Lau Tocn Laurontius aan het eerste Memento genrle gkornon was, verhief zich zijn lichaam stelchCriige voeten boven de trappen des altaars; neme ct 00g ten hemel gericht bleef hij meer-; of eo et,(. UI.0ll onbeweeglijk in die houding, id er (i ja de H. Mis boo Ischapte Graaf Visconti i niet cn Hertog wat hij gezien had. Van af daaro oogenblik verzette de Hertog zich niet vore jjppj. togen het besluit van den Heilige om 1 0VC1 lissiëu onder de aanhangers der dwaalleer •an Luther te houden, integendeel hij zeide ■ aaniem: »ga mijn vader, ga werwaarts de Graal,hemel u roept, wat gij wilt ten uitvoer n dooreggen, daarin zal ik u niet verhinderen.quot; rzoch (jp den bepaalden dag aanvaardde P. Lau-temd -entius de reis met twee Ordesbroeders 3 Hei nKier het geleide van twee ruiters. De lozen rjeilige verkondigde Gods woord met het l'i. beste gevolg op alle plaatsen waar hij . Eei loortrok. Menige versteende zondaar en Graa rej0 dvvalenden bekeerden zich. P. Lauren-Ü 'lü tins predikte zonder de minste vrees en 3 V01 waagde het zelfs in de tegenwoordigheid Graa van een vorst te spreken over de zonden eiliglt; dor grooten. De vorst, die een ergernisge-j nolt; venden levenswandel leidde, was daarover niet vertoornd, neen, integendeel hij be-
142 DE 11. LAURENTIUS VAN' RRUNDISI.
g(^schoton. De Hertog echter traclitte P. Lau-rcntius terug te houden, hein zeggende, dat hij hierdoor zijn leven in gevaar stelde. — De Heilige volhardde in zijn genomen besluit en wilde van eene bescherming ofquot;een geleide van vijf en twintig ruiters onder de aanvoering des Graven va i Visconti niets weten. De Hertog echter bestond daarop in weerwil de Heilige dezen van te voren verzekerde, dat hem geen leed zoude overkomen.
Alvorens de dag van het vertrek aanbrak, vermaande P. Laurentius den Graaf, dat hij toch zijn geweten zou reinigen door eene goede en oprechte biecht en verzocht hem de H. Mis te dienen. De Graaf stemde hierin gaarne toe. De H. Mis, die de Heilige gewoon was in de grafkapel te lezen, viel den Graaf wat te lang, zoodat hij bekoord werd het altaar te verlaten. Een ernstvolle blik, dien Laurentius den Graaf toewierp, op het oogenblik dat hij bij het Offertorium de kannetjes reikte, was voldoende om hem terug te houden. — Graaf Visconti stond verstomd, dat de Heilige zijne gedachte kende. Weldra zal hij nog meer gewaar worden en opmerken.
DE 11. LAUKENTIUS VAM BRUXDISt. 143
Toen Laurcntius aan bot ccrsto Memento gekomen was, verhief zich zijn lichaam eenige voeten boven do trappen fles altaars; het oog ton hemel gericht bleef hij meor-dere uren onbeweeglijk in die houding. Na do H. Mis boolschapto Graaf Visconti don Hertog wat hij gezien had. Van af dit oogenblik verzette do Hertog zich niet meer tegen het besluit van den Heilige om Missiën ouder de aanhangers der dwaalleer van Luther te houden, integendeel hij zeido hom: »ga mijn vader, ga worwaarts de «hemel u roept, wat gij wilt ten uitvoer «leggen, daarin zal ik u niot verhinderen.quot;
üp den bepaalden dag aanvaardde P. Lau-rontius do reis met twee Ordesbroeders onder het geleide van twee ruiters. De Heilige verkondigde Gods woord met hot beste gevolg op allo plaatsen waar hij doortrok. Menige versteende zondaar en vele dwalenden bekeerden zich. P. Lauren-tius predikte zonder de minste vrees en waagde het zelfs in do tegenwoordigheid van een vorst te spreken over de zonden der grooten. De vorst, die een ergernisge-venden levenswandel leidde, was daarover niot vertoornd, neon, integendeel hij be-
•144 DE H. LAURENT1US VAN DRUNDISl.
rouwde alles van ganscher harte, bekeerde zich opreclit en overlaadde den dienaar Gods met alle mogelijke eerbewijzen. —
Toen een protestansche vorst vernam mot welken goeden uitslag de prceken van P. Laurentius bekroond werden, nam deze het besluit om hieraan paal en perk te stellen. Te dien einde wapende hij cenige mannen, die den last ontvingen om den Heilige niet over de grenzen te jagen, maar om hem met het geweld van wapenen te vervolgen. Toen P. Laurentius in de nabijheid van den vijand kwam waarschuwde hij den Graaf Visconti op zijne hoede te zijn, omdat er gevaar dreigde, maar God zou hen beschermen. Alsdan nam de Heilige het kruis van de borst en verhief het ver boven het hoofd in de hoogte. Nauwelijks hadden de vijanden dit gezien of zij werden door vrees aangegrepen en gingen op de vlucht. Gedurende acht maanden reisde de Heilige van stad tot stad en van land tot land, zonder dat hem het geringste leed overkwam, gelijk hij zelf voorspeld had.
In het jaar 1613 vertrok de Heilige naar Rome om tegenwoordig te zijn b j het ge-neraal-kapittel, nadat hij te Munchen van
t)É H. LAURENTIUS VAN' BRÜNDiSI. quot;140
deu Hertog Max het hartelijkste afscheid had genomen. P. Laurentius bespoedigde zijne reis, omdat hij den vastentijd in het H. huis van Loretto wilde doorbrengen. Daar bracht hij dagen door in het gebed en de overweging en leetde slechts van brood, dat hij als een aalmoes gebedeld had. Nadat hij de H. Mis gelezen had, diende hij de Mis van een anderen priester die de II. Offerande nog moest opdragen.
Den 24 Mei werd het kapittel te Rome geopend. Men wilde P. Laurentius wederom wegens de vele eu groote verdiensten tot Generaal der Orde kiezen. Het gelukte P. Laurentius de keus op een andere te doen vallen; hij kon echter niet verhinderen, dat hij zelf tot definitor verheven eu later als Provinciaal werd aangesteld. Hij protesteerde tegen zijne benoeming en gaf als voorwendsel aan, dat de jicht hem niet veroorloofde de voorgeschreven visitaties te houden. De Generaal hield raad met den Paus. Deze antwoordde: de Heilige wordt verzocht de benoeming aan te nemen en mag bij het houden der visitaties zich bedienen van een wagen of een paard, wanneer de voeten hem hun dienst weigeren. Iemand
diti DE H. LAÜRENTitlS VAN ËRÜN'blSt.
die het loven van den Heilige beschreven heeft, maakt bij deze woorden de opmerking: Zij dachten zonder twijfel en mot recht, dat men om eene Provincie goed to bestieren verre weg eerder een goed hoofd dan goede voeten noodig had en dat de voeten konden vervangen worden maar niet het hoofd. Hoe minder de Heilige zich in staat achtte het hom opgedragen ambt naar behooren te vervullen, des te meer werd zijn arbeid gezegend. Zijne visitaties waren tevens eene missie voor hot volk, dat gesticht werd door zijn voorbeeld, tot het goede opgewekt door zijn woord en hulp verwierf in allo aangelegenheden naaide ziel en naar het lichaam door zijne voorspraak. —
Toen P. Lanrentius in het jaar 1618 in Lombardijo de vastenpreeken hield, had hij veel en groot lichamelijk lijden te verduren. Hij klaagde noch bad om ei- van bevrijd te worden; integendeel hij smeekte om sterkte ten einde andere lijdenden en bedroefden van dienst te kunnen zijn. In dezen tijd had do volgende wonderdadige genezing op voorspraak van den Heilige plaats: Een aanzienlijke burger dei stad
bic it. lAüüëntiüs Van imtjNbisr. quot;147
met name Juliaan Piatti was door eone langdurige ziekte gelijk geworden aan een geraamte, wiens aanblik elkeen met vrees en schrik vervulde. Do geneesheercn hadden alle hoop op redding verloren. Plotseling vernam de familie do aankomst van den Heilige in Lombardije. — Juliaan Piatti verlangde bij den Pater gebracht te worden. Na de heilige Sacramenten van biecht eu Communie te hebben ontvangen, liet hij zicli naar het klooster, waar de Heilige vertoefde, dragen. P. Laurentius stortte tranen van medelijden op het gezicht van het vreeselijk lijden des zieken, legde hem biddend driemaal de handen op, hield zijne oogen op het kruisbeeld gevestigd zeggende: «vertrouw mijn broeder, gij zult genezen worden.quot; En waarlijk de kranke gevoelde zich van stonde af verlicht on na verloop van twee maanden was hij geheel en al genezen. —
Nadat de Heilige do vastenpreeken geëindigd had, toog hij naar Venetië, waar hij slechts een korten tijd verbleef. Den i Juli wilde hij naai' Rome vertrekken. De Ordesbroeders namen een roerend afscheid van den dienaar Gods en voogden
448 DÉ H. LAÜHEXTILS VAX BRtWDISf.
hem de woorden toe: »Kom, o vader ))kom toch terug tot ons, om de reste »uwer dagen bij ons door te brengen: hier »zijt gij in de Orde opgenomen, hier ook »zullon uwe asschen rusten.quot; — Glimla-chend antwoordde do Heilige: »Ik zal stersven in do Provincie van den H. Antonius.quot; Deze woorden vervulden alle broeders met troost, juist omdat de Provincie van Venetië den H. Antonius tot patroon had. P. Laurentius echter bedoelde de Provincie Lissabon, die ook aan denzelfden Heilige was toegewijd. Tot zijn medebroeder P. Ambrosias, die meerdere jaren zijn biechtvader was geweest, zeide P. Laurentius duidelijke en met klare woorden: »het einde »mijns levens is nabij.quot; Toen deze hierop antwoordde: »0 kom dan spoedig, opdat wij »te zamen in hetzelfde klooster onze dasgen eindigen,quot; hernam hij: »Mijn beste «broeder, wij zullen elkander niet meer «weerzien. Wanneer gij mijnen dood ver-»neemt, dan wees mijner aan het altaar sdes Hoeren indachtig.quot;
De Heilige toog naar Rome. Daar aangekomen in het klooster van den H. Bo-naventura werd hij door eene schare ver-
bE It. LAÜftENTIÜS VAN ËUÜN'blSI. d4f)
eerders omringd. P. Laurentius stond bij liet volk in zoo hooge vereering, dat velen tijdens zijn leven hem stukken uit de kleederen sneden en eenieder zich quot;-elukkiquot;-
ö O
achtte, indien hij slechts in bezit was van een klein stukje. In het generaal-kapittel werd P. Laurentius op zijn eigen verzoek ontslagen van het ambt van Provinciaal, maar belast met dat van definitor. — Dewijl het volk overal, waar de Heilige zich vertoonde, zich om hem verdrong en hem, ofschoon hij lijdend was, geene rust vergunde, trok hij zich terug in het afgelegen klooster Caserta in de Provincie van Napels, met het doel om, zoodra de jicht hem had verlaten, naar Brundisi te reizen, zijne geboorteplaats. —
De Spaansche stadhouder te Napels legde de burgers der stad ondragelijke lasten op, verachtte den adel, lei de vrijheid der Kerk aan banden en stelde zich zeiven boven de bevelen van het hof van Spanje. Met overeenstemming des Pausen kwam men tot het besluit, om een gezantschap naar den Koning Philippus III van Spanje te zenden, ten einde den stadhouder aan te klagen en 'sKonings hulp in te roepen.— P. Laurentius
VIER N. 5TEHRIN. 7
150 DE It. LAUREXTItJS VAN BRUS'DlSt.
stond op do lijst aan het hoofd van flit gezantschap. Men zond weldra een bode naar Caserta om hem naar Napels te ontbieden. Ofschoon lijdend begaf do dienaar Gods zich op weg naar do genoemde stad, waar twintig der voornaamsten hem verwachtten. Toen P. Laurentius hunne rechtvaardige klachten vernomen bad en hunne tranen vloeien zag, zeido hij: ))I!v ben bereid mijn leven voor »hct heil van den godsdienst en voor het «welzijn van het vaderland ten offer te »brengenquot;. Terstond bepaalde men den dag van het vertrek: de stadhouder zocht dit op alle mogelijke wijze te verhinderen. Op iedere straat liet hij twee wachten uitstellen en deed twee kleine schepen de zee doorkruisen om alle afvarende schepen waar te nemen en te doorzoeken. Doch de Heilige, die op God vertrouwde en Hem om hulp aanriep troostte allen, die de reis meemaakten , zeggende: »Ik hoop dat deze »tocht een der gelukkigste zijn zalquot;. Waarlijk in weerwil van de onstuimigheid der zee landde hot schip, dat den Heilige naar Spanje moest overbrengen, gelukkig in een der havens van dat land aan. Hier vernam P. Laurentius, dat de Koning op het punt stond
ÈE ii. LAÜRENtlUS VAN BRUNDISI. 151
om naar Portugal to vertrekken ten einde zicli te laten kronen. Alsnu verhaastte hij zijne reis, trof echter den Koning niet meer aan in de hoofdstad. De Heilige reisde den Koning op staanden voet na en kwam behouden te Lissabon aan, waar hem den Koning, die reeds kennis droeg van de reis van P. Laurentius, onder de gewone bulde-blijken eene audientie verleende. — De Koning was van vreugde opgetogen dat hij nogmaals den man zag van wiens deugden en wonderwerken hij reeds zoo veel vernomen had: hij aanhoorde zijne klachten over den stadhouder van Napels, overtuigde zich van de waarheid der zaak en beloofde hem hulp te verleenen. De Heilige mocht in de tegenwoordigheid van den Koning verschijnen, zoo dikwijls hij het goedvond, en werd iederen keer met de grootste vrien lelijkheid ontvangen. Op eene dezer audiënties nam P. Laurentius de vrijheid den Koning onbewimpeld te verklaren, dat de vorst slechts weinig tijds meer leven zou, bijgevolg alle voorzorgen moest nemen voor de regeering van zijn land en zijn geweten in orde brengen. De Koning nam deze prophetische woorden met kinderlijken eerbied aan en
152 DE H. LAUIiENTrUS van BntjMDisi.
volgde lt;l«n raad des Heiligen. Wat de Heilige voorzegd had, gebeurde werkelijk; de Koning leefde slechts een korten tijd. Maar ook het levenseinde van P. Lau-rentius was nabij.
Intusschen dat de dienaar Gods met den Koning beraadslaagde over de maatregelen, die genomen moesten worden tot welzijn van het koningrijk Napels, werd hij door een sterke diarrhée overvallen. Men was van geen gevaar bewust, omdat P. Lau-rentius dagelijks de H. Mis las. Den vijlden dag verklaarde hij zelf, dat men het ergste moest vreezen en zijn einde nabij was. Don Pedro van Toledo, in wiens huis de Heilige zijn intrek had genomen, boodschapte dit den Koning op staanden voet. Men ontbood de kundigste geneesheeren, die de kwaal voor niet gevaarlijk hielden. P. Lau-rentius bleef bij 't geen hij gezegd had en verklaarde ronduit dat hij sterven ging.
Ondertusschen had de kroning desKonings plaats. Alsnu werd de Heilige naar het paleis van zijn gastvriend Don Pedro, die hem met alle mogelijke zorg deed verplegen, te Lissabon gebracht. Niet alleen het lijden van den Heilige nam van dag tot dag toe,
DE H. TAUnENTIUS VAN BRUNDISI. 153
maar ook do troost, quot;waarmcdo de H. Communie, die liij dagelijks ontving, zijn hart vervulde, omdat hij geene Mis meer lezen kon.
Den 21pn Juli zeide hij tot zijne Ordes-broeders, die hem vergezelden, dat de dood met rassche schreden naderde. De Heilige smeekte hen met tranen in de oogen om vergiflenis over hetgeen hij tegen hen zoude kunnen misdaan hebben en bedankte hen voor alle moeite en alle opofleringen, die zij om zijnentwille verduurd en zich getroost hadden. Hierna gaf hij hun last, om den Generaal der Orde in zijn naam ook vergiflenis van alles te vragen en dezen
O O
voor alle zijne liefde dank te zeggen. Hij verzocht hen tevens den Generaal te zeggen, dat deze het H. kruis, 't geen de Heilige op de borst droeg en van den Hertog Max van Beieren ten geschenke ha l ontvangen, naar Brundisi moest laten overbrengen, om het daar met de andere reliquiecn van het klooster der Paters-Kapucijnen, door den Hertog gesticht, te vereenigen; er bijvoegende , dat zij de grootste zorg. moesten dragen totdat het beeld op de bestemde plaats was aangekomen. Na deze woorden liet P, Laurentius een andcreri Pater met
454 DE II. LAURENT1US VAN BRUNDIS1.
name Joannes Maria aan zijn sterfbed roepen; dozen belastte hij met meerdere geheime bevelen voor Hertog Max, welke hij hem gebood voor anderen te zwijgen. Don volgenden dag zeide hij in alle vroegte tot zijne medebroeders, dat de laatste dag zijn levens was aangebroken. Allen weenden bitterlijk; hij echter, hij troostte zich mot de hoop op wederziens en ontving de laatste [1H.Sacramenten. Deindruk, die de godsvrucht, waarmede de Heilige het allerheiligste Sacrament des Altaars ontving, op aller harten maakte, bleef met onuitwisch-bare letteren in hun geheugen gegrifd. Kort daarna viel hij in eene zachte sluimering. Met het aangezicht en de oogen ten hemel gekeerd lag hij op zijn sterfbed, terwijl hij smachtend de aankomst des Hoeren verbeidde. Toen P. Laurentius eenige teekens van zich gaf, die verrieden dat hij het bewustzijn niet verloren had, vroeg hem een heer van hooge afkomst om den zegen. Mot de uiterste inspanning hief de stervende Pater de band op en zegende dezen te zamen met de inwoners des huizes, die zich om zijne legerstede verzameld hadden. Pit was de laatste daad van P. Laurentius;
DE H. LAURENTIUS VAN MUXDISt. quot;155
thans naderde het oogenblik van scheiden.
Graaf Melzi een der grootste vereerders schrijft over de laatste oogenblikken des Heiligen het volgende: «Om 2 uren'snamid-»(lags trad ik de kamer binnen en zag dat »P. Laurentius met den dood te strijden slag, het aangezicht eu de oogen ten hemel sgekeerd. Ik bleef voortdurende bij hem en «bespeurde in zijn uiterlijk niet de minste »verandering. Integendeel ik zag altijd den-szelfden ernst, dezelfde ingetogenheid die »den stervende steeds eigen waren. Eenige «oogenblikken voor het afsterven begaf »ik mij naar de linkerzijde van het bed: »ik zag hem strak in de oogen en be-smerkte, dat op het gelaat van P. Lau-»rcntius groote vrede en groote opgeto-sgenheid geteekend lagen, die het voor-»spel waren van zijn overgang naar den «hemel, om in den schoot der Godheid te sgaan rusten — op hetzelfde oogenblik dat »de ziel zicli van het lichaam scheidde smaakte de linkerknie twee tot driemaal scene kleine beweging naar omhoog, juist »alsof deze een trap wilde opstijgen. Dit swas de laatste beweging van den die-
156 DE n. LAÜREXTIUS VAN DRUXDISI.
Snaar Gods. Hij stierf ccnigo oogenblikkcn slater den 22 Juli 1619, don dag, waarop »hij voor zestig jaren geboren was. —quot;
Don Pedro, wiens gastvriend de Heilige was, wilde dat het lichaam van den afgestorvene gebalsemd wierd. Daar het echter midden in den zomer was, in de grootste hitte der dagen en reeds veertien uren sedert het afsterven verloopen waren, verklaarden de geneesheeren, dat men onmogelijk tot de balseming van het lijk konde overgaan, omdat de ontbinding reeds een aanvang had genomen en daardoor eene ondragelijke lucht zou verspreid worden. Dewijl echter dertig dukaten voor de balseming werden aangeboden, had men spoedig iemand gevonden om ze te verrichten. De arts nam alle mogelijke maatregelen van voorzichtigheid om de bedorven lucht, die hij meende dat het lijk wegens het bederf zoude verspreiden, af te weren en tegen te gaan. -— Doch hoe verbaasd en hoe verwonderd stond hij daar als hij ontwaarde, dat van het lichaam des Heiligen een liefelijke en welriekende geur uitging. De balseming werd zonder het minste ongemak gedaan en na verloop vau eenige dagen werd het
DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI. 1J7
lijk naar Villafranca gebracht, om daar in het klooster Sancta Clara te worden bijgezet. —
De Heilige had in zijn leeftijd door zijn gebed en door het maken van hot kruis-teeken tot getuigenis van zijn geloof zeer vele wonderen gewrocht. De mirakelen echter, die na den dood van P. Laurentius door zijne voorspraak hebben plaats gegrepen, zijn, hoe sprakeloos ook, welsprekende getuigen van zijne zaligheid en heiligheid in den hemel. In het proces zijner zaligverklaring vinden we zeven-en-negentig mirakelen opgeteekend gewrocht tijdens het leven van den Heilige en drie-en-zestig, die na zijn dood plaats grepen, buiten degenen, die op het graf plaats hadden.
Onder deze menigvuldige wonderen wil ik er slechts twee uitkiezen, van deze alleen wil ik gewag maken: het eerste gebeurde voor zijne zaligverklaring en het tweede voor zijne heiligverklaring.
Clara Cursaga uit Lombardije leed aan den kanker, die hare borst reeds zoo ver verteerd had, dat de dood dreigend scheen. Alle hulp op genezing was te vergeefs. — Op zekeren dag toen zij zich in liet ge-
7quot;
138 ME H. LAUREKT1ÜS VAN BRUSDISI.
zeischap van twee Paters-Kapucijncn bevond, hoorde zij spreken over de vele wonderen, dio God wrochtte door de voorspraak van zijn dienaar Laurentius. Met een vast betrouwen op de voorspraak des Heiligen deed zij de gelofte drie zaterdagen op water en brood te vasten en de kloosterkerk der Kapucijnen te bezoeken. Hare gelofte volbracht zij en haar gebed werd verhoord: den derden zaterdag was zij van hare gevaarlijke, ja doodelijke ziekte hersteld. — Petrus Paul us Friggeri, te Rome geboren, van oen zwak en krom lichaamsgestel leed van af zijn vijfde jaar zeer vele smarten aan zijn linkerknie. In de maand Juli van het jaar 4765 ontboden de ouders van den lijdenden knaap, toen zij zagen dat het been zeer gezwollen was, een geneesheer. Deze lionde de natunr der ziekte niet erkennen, schreef ecnige geneesmiddelen voor, dieevenwel niet baatten. Na verloop van eenigen tijd kwam wederom de geneesheer die door de ouders andermaal was ontboden en bevond dat het kwaal toegenomen en eene verzwering zich had aangezet. In weerwil van alle middelen ging deze ver zwerins; al verder en vérder, totdat ten
DE If. LAURENTIUS VAM BRUXDISl d59
langen laatste een gezwel zich ook in de linkerzijde des lichaams vertoonde. Ken tweede geneesheer wordt geroepen, die door insnijding het gezwel wil wegnemen, maar alles is vruchteloos; het kwaal wordt van dag tot dag erger. De beeneter vertoonde zich, daardoor ontstonden vijf opene wonden aan de knie. Na gedurende meerdere maanden alle middelen der kunst te vergeefs te hebben aangewend, ontsloegen de ouders den geneesheer, die alle hoop op genezing verloren had. — In de maand September 178ü verklaarde een derde arts, dien men gehaald had, dat de kwaal ongeneesbaar was, omdat liet bederf zicli van de beenderen had meester gemaakt: tevens gaf hij ile moeder den raad, om de voorspraak van den eenen of anderen Fleilige aan te roepen. — De moeder in bare angstige zorgen ging bij een kapucijnen-broeder te rade, die haar bekend was. Deze bemoedigde haar en gaf haar ten antwoord, dat zij zich tot den H. Laurentius van Brun-disi zou wenden. De moeder volgde dezen raad en bad vertrouwvol tot den genoemden Heilige. Ook werd haar toegestaan dat de kranke knie van haar zoon met een
-160 DE H. LAÜRENTIÜS VAN BUUNDISI.
reliquie des Heiligen aangeraakt en gezegend werd. Op het eigen oogenblik, dat de aarraking geschiedde, was de jonge man genezen en had in het vervolg der tijden niet moer den minsten last van zijn boen.
Deze mirakelen en nog honderd anderen zullen voor hen, die de buitengewone hei-liglieid van den armen Kapucijn weten te waardeeren en hoog te schatten, niets vreemds in zich besluiten. — Van af de kindsheid bewaarde de Heilige liet kleinood der onschuld rein en onbevlekt gelijk een Engel door zijn lichaam streng te behandelen en te vluchten het gezelschap van personen van het ander geslacht. Plicht alleen of gehoorzaamheid konden bern dwingen niet eene vrouwspersoon te spreken of haar aan te hooren. Moest bij met deze spreken, dan gebeurde dit met de grootste behcedzaambeid en voorzichtigheid. Hij had de gewoonte te zeggen: »Vlucht allen ver-»troiiweIijken omgang met vrouwspersonen «zelfs met de braven. Het onschuldigste ge-ssprek doet nadeel aan uw goeden naam. »Wanneer het vuur ons niet verbrandt, »dau toch maakt de rook ons zwart.quot; Zoo kuisch en rein als P. Laurentius leefde, zoo
DE H. LAURENTIUS VAN BRUND1SI. 161
nederig was liij tevens. Hij achtte zich onwaardig alle genaden te ontvangen, die God hem verleende. Hij ontvluchtte alle eerbewijzingen, zooveel als hij bij machte was. Bemerkte hij, dat men hem op de eene of de andere plaats eene bijzondere eer wilde bewijzen, dan vertrok hij reeds van deze plaats in den vroegen morgen, als do duisternis nog heerschte. Hoon, spot, verachting en versmading verdroeg hij met de grootste onverschilligheid. Toen een pro-testantsch prediker hem op zekeren dag eenige spitsvondige vragen deed, antwoordde hij dezen allerminzaamst op allo vragen. De domine echter gaf geen gehoor aan de waarheid en beleedigde P. Laurentius op de grofste wijze. De Heilige hief de oogen hemelwaarts en dankte God voor die versmading. Hij stond op oen vertrouwelijken voet met Hecren van de hoogste afkomst, met den Paus, met vorsten, koningen en keizers; hij sprak en onderhield zich met deze allen, zat neer aan hunne tafel, bezorgde de belangrijkste aangelegenheden met de zeldzaamste wijs- en kloekheid en bleef bij dit alles de nederige, bescheiden en voor zich zeiven belanglooze Pater-Kapucijn. In
162 t)E 11. LAURENTIUS VAN IHlUNDISt.
het gewoel van hot hofleven, in de paleizen tier grooten, op zijne veelvuldige reizen leefde P. Laurentius even zoo regelmatig en streng als in zijn klooster. Als Overste ■\vas hij een voorbeeld van liefde jegens zijne onderdanen en als onderdaan was hij een toonbeeld van gehoorzaamheid en onderdanigheid. Altijd met Goddelijke dingen bezig vond hij zijn grootste geluk in de H. Schrift. Uit deze putte P. Laurentius de veelvuldige kennissen, de deugden en dm ijver, die noodig waren, om met vrucht voor het heil der zielen te arbeiden. God had zijnen dienaar de gave gegeven om in de harten der menschen de zondige neigingen te ontdekken en in het bijzonder die met de heilige deugd van zuiverheid in strijd waren.
Toen P. Laurentius op zekeren dag in Lombardije was en alleman toesnelde om zijn zegen te ontvangen drong een persoon door de volksmenigte meer uit rieuwsgie-righeid dan niet het verlangen om den zegen te ontvangen. Deze mensch leefde in overspel en wilde de zondige verkeering niet afbreken. Zoodra hij in de naaste omgeving van den Heilige gekomen was
zeide toon: szelft Gods overs tot ii De konii hart kend tran hart en c uitv harl eem tocl van her ma die wo
DE 11. LAUflENTlUS VAN DRUNDIS'. '103
zeide deze hem op den moest ernstvolsten toon; »Hoe, mijnheer, zijt'gij altijd de-szelfde? zult gij dan nooit de oordeelen Gods vreezen?quot; Deze woorden trollen den overspeler als een donderslag; hij kwam tot inkeer, beterde en bekeerde zich.
De liefde tot God had waarlijk als de koningin der deugden haar troon in het hart van den Heilige opgeslagen. Zijn blakende ijver, de gloed van zijn gelaat, de tranen, die hij stortte, de liefdezuchten zijns harten, zijne werken voor de eer van God en de verheffing der Kerk, deze alle waren uitwerksels van de gloeiende liefde, die zijn hart verteerde. Ofschoon Laurentius nooit eene enkele doodzonde had begaan, dan toch biechtte hij dagelijks onder het schreien van bittere tranen. Toen de biechtvader hem op zekeren dag zeide, dat hij die overmaat van tranen zou overlaten aan anderen, die zware zonden hadden af te boeten, antwoordde de Heilige: »Ik weet wel wat ik ïdoen moet en ik doe niet het honderdste ïgedeelte van 't geen ik doen moest.quot;
In een hart, waarvan de liefde tot God geheel en al meester was, moest ook de volmaaktste naastenliefde heerschen. Lau-
464 DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI.
rentius' leven was geheel toegewijd aan het welzijn van zijn evenmensch. Hij beminde katholieken en dwalenden, joden en heidenen met dezelfde liefde in Jesus en trachtte allen op den weg dor zaligheid te geleiden. Hij hielp de armen, doordien hij aalmoezen voor hen vroeg, verpleegde de zieken, onderrichtte de onwetenden , troostte de on-gelukkigen; aan allen zelfs aan zijne vijanden weldoen, hield de Heilige voor zijne levenstaak.
To midden van zijn meer dan menschelijkon arbeid, onaangezien do smarten zij ns lichaams, die hij bijna altijd moest verduren , vond Laurentius zijn grootsten troost in de gods-vruchttot hel allerheiligste Altaarssacramcnt en tot de allerzaligste Maagd Maria. Ieder vrij oogenblik maakte hij zich te nutte, om neer te knielen aan de voeten van Jesus verborgen onder de gedaante van brood in het H. Tabernakel. In de tegenwoordigheid van zijn Zaligmaker ontvlamde zijn hart aan zulk een levendig geloof, dat men meende een Seraf te zien. Onophoudelijk smachtte hij naar het oogenblik waarop het hem gegeven was hot hemelsch Manna, de Spijs der Engelen te mogen ontvangen. Niettegen-
DE !!. LAURENTIUS VAN BRUNDISt. iG5
staande de dringendste bezigheden en zijn vnenigvuldigen arbeid, te midden der moeie-lijkste reizen ja te midden der hevigste smarten, die hij van de jicht te verduren had, liet Laurentius geen enkelen dag voorbijgaan zonder de H. Mis op te dragen; van het altaar wegblijven, gold voor hein zoo veel als den hemel verliezen. Telkens bereidde hij zich met de grootste zorgvuldig-digheid tot de Ollerande voor en bijna altijd door eene berouwvolle biecht te spreken. Onder de H. Mis bleef hij langer toeven bij het Offertorium en de Memento's der levenden en der dooden. Laurentius' godsvrucht nam toe en vermeerderde bij het midden der Mis en had haar toppunt bereikt bij de H. Communie. Alsdan scheen zijn gelaat ontvlamd en zijn hoofd met een stralenkrans omgeven, de adem scheen hem te ontbreken wegens den gloed die zijn hart verslond; 's zomers en 's winters baadde hij op dat oogenblik in zweet.
Wanneer de Heilige door het rheuma-ti.smus zoo hevig werd aangegrepen, dat hij staan noch gaan konde, dan liet bij zich naar het altaar dragen. Niet zoodra had hij dit bereikt of hij kon staan en de
166 DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI.
smarten verlieten hem. Was het H. Mis-ofl'er ten einde dan was hij weer even zoo krachteloos als te voren en de pijnen overvielen hem op nieuw. Toen P. Laurentms op zekeren dag te Piacenza door eene hevige koorts geteisterd werd en de genecsheeren hem bereids den dood aankondigden, begaf hij zich den volgenden morgen naar het altaar, las de H. Mis en gevoelde zich wederom zoo sterk en gezond, dat hij eenc uur later te voet zijne reis voortzette.
De godsvrucht, die de Heilige in zijn hart koesterde voor de heilige Maagd Maria was allerinnigst en alleroprechtst. Sedert den dag dat hij in het noviciaat door Maria's voorspraak de gezondheid had herwonnen, verdubbelde hij zijne liefde tot haar. In dien tijd had hij het besluit genomen alle zaterdagen en elke vigilie van hare feesten op water en brood te vasten. Op reis stelde hij zich niet alleen tevreden met hare getijden te lezen maar bad daarenboven dagelijks den Rozenkrans. Mocht hij met de Ordesbroeders zich onderhouden over de heerlijkheden van Maria of eene hymne uit du gedichten van Petrarcha te harer eer zingen dat was zijne lievelingsuitspanning.
DE H. LAURENTIUS VAN BRUNDISI. i(l7
Meermalen scheen liij buiten bewustzijn. Men kon den dienaar Gods geene grootere vreugde veroorzaken dan wanneer men hem oen afbeeldsel van de allerzaligste Maagd Maria schonk of daarmede zijne cel versierde. Derhalve was men er steeds op bedacht om in do kloosters of in de huizen, die hij bezocht, de kamer, die door Lau-rentius bewoond werd, met het schoonste Moedergodsbeeld te versieren. Dit beeld deed den Heilige vaak tranen storten. Zijne brieven begonnen altijd met de woorden: sGeloofU zijn de namen van Jesus en Mariaquot; ! De brieven, die hij aan kardinalen on vorsten schreef, eindigden altijd met de spreuk: )gt;Nos cum prole pia henedicat Virgo Mariaquot;, de Maagd Maria met haar kind zegene ons.
P. Laurentius droeg in zijn hart alle kenteekenen van een waren dienaar Gods en oen getrouw kind der Kerk. —dc liefde en de vereering van Gods moeder. —
De heilige Laurentius van Brundisi beminde de armoede en leidde een zeer armoedig leven. Ofschoon hij bij keizers, koningen en vorsten, graven en bisschoppen, kardinalen en Pausen in hoog aanzien stond.
168 DE H. LAURENTIÜS VAN DHUNDISt.
bleef hij altijd de arme, vriendelijke en bescheiden monnik die niets, volstrekt niets op de aarde bezat of begeerde. Hij was vreemd aan zelfzucht, eigenbaat en hebzucht, die de wereld beheerschen en duizendmaal duizenden in het ongeluk storten. De armen waren P. Laurentius' vrienden; met hen deelde hy zijne laatste bete broods; ten gunste van hen nam hij den bedelzak op den rug om aalmoezen te gaan bedelen. —- Te midden vaa zijne groote armoede was Laurentius steeds tevreden , opgeruimd, ja gelukkig : hij benijdde niemand en niemand werd gevnnden, die hem nijd toedroeg. Alleenlijk arm voor de menschen was hij rijk voor God, rijk aan deugden, rijk aan goede werken, rijk aan verdiensten en rijk aan genaden. quot;Waar Laurentius zijn voet ook zette , ontwaarde men Gods zegen in de rijkste mate tot welzijn van het menschdom: »Wij »zienquot;, zoo schrijft Paus Urbanus VIII aan den keizer Ferdinand, die dezen om de zaligverklaring van den armen Kapucijn verzocht had, »wij zien nog in onze dagen smachtige veroveraars hunne toevlucht ne-»rnen tot arme priesters en hoeren deze
bE H. LAÜRENTIÜS VAN BRUNDISI. iÖÖ
»hun lof verkondigen--—---wij
»danken God, die wonderbaar is in zijne «bedienaren, dat een priester zonder an-Kler wapen dan liet teeken onzer verslossing, de kracht zijner welsprekendheid sin het barnen van het gevaar, zijne skristelijke liefde en zi jn Apostolischen moed sheeft doen bewonderen, niet alleen door «keizers, wier overwinning de overwinning «van den godsdienst was, maar ook door «barbaren die, al wat Goddelijk is, versachten.quot;
En aan den Hertog Max van Beieren, die hetzelfde als Keizer Ferdinand van den Paus verlangde, schrijft Urbanus: «Hier «zien wij zonneklaar den triumf der Evan-«gelische armoede! Menschen die de rijk-«dommen verachten, verplichten aan zich «koningen en keizers door de grootheid «hunner weldaden. Hertog Maximiliaan die «de woede der afgevallenen wist te beteu-«gelen, vereert een armen Kapucijn, wien «hij gelooft den bijstand van God te moeten «verdanken, en die nu in den hemel de «eeuwige zaligheid geniet.quot;
Acht-en-twintig jaren na den dood verklaarde Paus Pius VI Pater Lau-
470 DE H. LAURENTIUS VAN BRÜNDISI.
rentius zalig , op grond van de menigvuldige mirakelen, die door zijne voorspraak hadden plaats gegrepen en den achtsten December '1881 nam Paus Leo XIII den Zalige onder het getal der Heiligen op.
III.
DER
«Wonderbaar is God in zijne Heiligen.quot; (Ps. 67, 36.) Deze woorden der H. Schrift zien we bewaarheid in de Heilige, wier leven we gaan beschrijven.
In liet diocees Spoleto ligt op een berg het stadje Montefalco. Hier werd Clara geboren uit zeer brave ouders van den burgerstand. Van af hare prille jeugd gaf Clara steeds blijken van eene bijzondere liefde tot God, haar hoogste Goed. Men zag haar vaak geknield voor een kruisbeeld biddend het — Onze Vader en wees gegroet — en als de gelegenheid zich aanbood snelde zij ter kerke om daar met kinderlijke aandacht hare gebeden te verrichten. 't Is te bewonderen dat zij in den ouderdom van vier jaren zich reeds verstierf in eten en drinken.
Om beter in het gebed onderricht te worden begaf Clara zich dikwijls naar hare
472 DE H. CLARA VAN 'T KRÜIS;
oudere zuster Joanna die in eene kluis iii do nabijheid der stad een eenzaam, verborgen en Gode welgevallig leven leidde Satan, die vooruit zag, welk nadeel dat kind hein in latere dagen zou berokkenen zocht Clara nu eens door de verlokkelijkste inblazingen dan weer door gekrijsch en ge huil, en eindelijk door verschrikkelijke voorspiegelingen van het gebed af' te houden Op zekeren dag vertoonde do duivel zich aan haar onder de gedaante van eene vrouw en zeide haar; »Wacht u, Clara, «wees op uwe hoede zoo dikwijls gij snaar uwe zuster begeeft om te bidden, »dat ik u niet doode, gelijk ik uwe kleine «zuster Theodoritia heb om het leven ge-«bracht.quot; Clara echter liet zich niet afschrikken: van nu af bad zij nog meer en inniger, verdubbelde haar vasten, ontzegde zich elke aangename spijs en voedde zich slechts met groenten, die zij met wijngaardbladen vermengde.
Toen hare zuster Joanna met andere Gode gewijde maagden eene nieuwe kluis ging bewonen, om daar verre van het gewemel en gewoel der wereld hare dagen ongestoord in het gebed door te brengen,
t)ë a. ölara vaM 't kruis. i73
liet Clara, ofschoon zij eerst zes jaren ou l was, niet na liare zuster te smeeken, dat deze haar toch mocht opnemen. Joanna werd tot Overste der communiteit gekozen en de jeugdige Clara onderwierp zich in alles aan haar met den diepsten ootmoed en de bereidwilligste gehoorzaamheid. Met een ongeloonijken ijver legde zij zich toe op het gebed en de overweging; daarbij gebeurde het dikwijls, dat, wanneer zij bad, zij 's nachts van een buitengewoon licht en bij dag van eene dikke duisternis omgeven was. Eens door den slaap overmand, gebeurde het, dat zij onbewust een gedeelte van haren voet niet bedekt had. Hare zuster zag dit bij toeval en berispte haar daarover. Clara schreide tran 'n van berouw en legde zich nooit meer tor ruste neer, alvorens hare voeten tot aan de schenkels met haar onderkleed te hebben omwonden. — Nooit stond zij toe, dat de andere zusters haar bij de handen namen en zij liet nooit den geneesheer een gedeelte haars lichaams zien. God beloonde deze engelachtige kuischheid met hemelsche vertroostingen. Clara zag dat zij dikwjls van een wonderbaar licht was oragiven en
tiell n. steuren, ü
174 DE II. CLARA VAN 'T KRUIS.
hoorde, wanneer zij ziek was, -de gezangen der Engelen, waardoor zij met nieuwen moed werd vervuld. Maar ook Satan rustte niet Clara en hare medezusters te vervolgen. Clara echter kende en zag de geheime listen en vonden des duivels, vermaande, troostte en bemoedigde hare zusters.
Het kloosterlijk stilzwijgen onderhield zij stiptelijk. Slechts eenmaal verbrak zij het tijdens haar leven, als zij op zekeren dag met hare moeder sprak en deze fout kon zij niet genoeg berouwen. Moest Clara op bevel harer Overste met iemand spreken, dan hulde zij zich zoo diep in haar mantel dat zij door niemand kon gekend worden. Nooit kwam eene onwaarheid over hare lippen: in hare oprechtheid geloofde zij dat niemand liegen kon. Dikwijls vergat zij, in het !gebed verslonden, het eten; zij was met zoo weinig spijs tevreden dat zij, slechts tien jaren oud ternauwernood ei van leven kon. — De zusters, bezorgd voor het jeugdig leven van Clara smeekten haar eensdaags toch een ei te willen gebruiken Daar men echter vergeten had de Overste om Ipermissie te vragen, vergoot Clara gedurende meerdere dagen de bitterste tra-
bE H. CLARA VAN 'T KFUIS. 475
nen over hare ingebeelde ongehoorzaamheid. —-
Wijl het aantal kluizenaarsters van dag tot dag toenam, besloten zij in do nabijheid der stad een grooter klooster te bouwen; zij konden echter het gebouw niet voltooien uit gebrek aan geld. Desniettemin betrokken zij het nieuwe klooster, ofschoon het dak niet vaardig was, de cellen niet bewoonbaar en blootgesteld waren aan de guurheid van weer en wind. Bij deze gelegenheid bereikte de liefde tot de armoede haar toppunt in Clara. Zij schepte vermaak in den grooten nood, overliet aan hare medezusters het beste gedeelte van het huis, nam ze in hare cel op en stond beur haar eigen bed af, opdat deze beschut waren tegen het guro weder.
Eindelijk was de bouw van het klooster voltooid. De bisschop Gerardus van Spoleto vergunde aan de kluizenaarsters op haar verzoek naar de Regels van den H. Augns-tinus een kloosterlijk leven te leiden. De H. Clara had in dien tijd den ouderdom van veertien jaren bereikt. Het vrome, Gode aangenaam leven dat de kloosterlingen leidden deed aanhoudend het aantal der
i?ö DE II. CLASA. VAN 'l KRÜiS-
maagden toenemen; maar deze vermeerdering deed ook het gebrek grooter worden om te voorzien in liet onderhoud van zoo vele zusters. Men kwam tot het besluit eenige zusters uit te kiezen, ten einde bij goede menschen om levensmiddelen aan te kloppen. — De liefde tot de armoede zette Clara aan, hare Overste te verzoeken, dat deze haar toch met deze taak mochte belasten. Clara's wensch werd verhoord, de noodige toestemming gegeven en terstond begaf zij zich met den bedelkorf in den arm op weg. Van het hoofd tot de voeten in haren mantel gewikkeld, ging zij met neergeslagen oogen aan de zijde harer begeleidster van huis tot huis voor welks deur zij staan bleef en in nederigheid om een aalmoes bad. Dikwijls scheepte men haar af met barsche woorden; te midden van regen en wind zette zij haar bedeltocht voort, en klaagde over ongemak noch smaad. — Vier weken lang ging zij van deur tot deur totdat de bisschop van Spoleto dit verbood. Onmiddelijk gehoorzaamden de zusters.
Middelerwijl stierf de brave en vrome Overste Joanna, de zuster van Clara; de andere zusters kozen eenparig de nog jeug-
DE ii. CLaRA van 't kruis. 477
dige, maar in het geestelijk leven zeer ervarene en in alle (lengden gegrondveste Clara tot hare Overste. Zij weigerde op alle mogelijke wijze deze waardigheid te aanvaarden; alleen uit gehoorzaamheid aan den bisschop nam zij ze aan.
Als Overste was Clara van meening, dat zij meer door liefde en goedheid dan door haar eigen voorbeeld de zusters tot een waar Gode welgevallig leven leiden moest. — Derhalve gedroeg zij zich jegens allen liefdevol en dienstvaardig, maar voor haar zelve was zij uiterst streng. In het donkere van den nacht verliet zij haar harde legerstede, wikkelde zich in een mantel der zusters, om niet erkend te worden en begaf zich naar een afgelegen hoek, ten einde zich daar met koorden en doornen tot bloedens toe te geeselen. In haar bed strooide zij brandnetels om daarop uit te rusten. Haar kleed bestond uit ruw vilt; om haar lichaam droeg zij een gordel van paardehaar of borstels en hare voeten waren nooit geschoeid. Gewoonlijk sliep zij op den harden grond; alleen dan als zij ziek was maakte Clara slechts gebruik van een bed gevuld met hooi en stroo. Haar
178 DE H. CIAIU VAN 'T KRUIS.
voedsel bestond uit enkele groenten; somtijds at zij niet gedurende meerdere dagen, ja haar loven was een aanhoudend vasten.
Eiken vrijen tijd besteedde Clara behalve de algemeen voorgeschreven gebedsoefeningen aan de overweging. In die oogen-blikken zag men haar de oogen ten hemel gericht, als buiten haar zelve stralende aan een hemelsch licht. Ofschoon Clara in zoo hoogen graad door God met genaden begunstigd was, bleef zij steeds de nederigste onder hare medezusters, tevreden met het slechtste kleed, met de slechtste spijs en de armzaligste cel. Clara was vol medelijden voor de armen; zij gaf haar eigen kleed weg om de naaktheid harer mede-menschen te bedekken. Bleef er iets over van de aalmoezen, die ter bestrijding van de noodzakelijkste behoeften der kloosterlingen waren bijeen verzameld dan verdeelde zij ze onder de armen. Nooit wierp zij een blik op personen van het ander geslacht; altijd zag men haar diep in den mantel gehuld met neergeslagen oogen voortschrijden. Toen Clara op zekeren dag een man in het aangezicht gezien had, werd zij geheel verward en legde zich eene
DE 11. CLARA VAN 'X KRUIS. 179
zware boete op. Dikwijls sprak zij met hare medezusters over de onvergelijkbare schoonheid eener reine maagdelijke ziel, om haar aan liefde ter bewaring van die hemelsche deugd te doen ontvlammen. Met angstige zorgen hield zij elke bekoringen hoegenaamd ook van hare zusters verwijderd ; daarom ging zij zoo ver dat zij voor haar den naam van den biechtvader verborg en haar nooit een onderhoud met dezen veroorloofde. —
Clara had een afschrik van allen lof en van elk eerbetoon; zij verheugde zich over den smaad, die haar werd aangedaan en werd zij gelasterd, 't geen dikwijls het geval was, dan bad zij niet alleen voor den lasteraar met de innigste godsvrucht, maar overlaadde dezen ook nog met weldaden. — Ton tijde dat Clara leefde voerden de steden van Italië onder elkander oorlog en voedden de onverzoenelijkste veeten. Clara echter verscheen onder de strijdenden als een Engel van vrede. Door hare tusschenkomst verzoende zich hare vaderstad met de steden Trevi, Floren en Arezzo, Spoleto en Reate. Den generaal-vicaris des bisschops van Spoleto ontrukte zij aan de
180 CE H. CLARA VAN 'T KRUIS.
gevangenis, meester Guallerus aan de handen zijner vijanden en een uit de gevangenis ontslagene gaf zij haren mantel. De Geest Gods sprak uit alle hare woorden; overal verbreidde en verspreidde zij vrede en zegen.
Clara had van den H. Geest, wiens tempel zij was, de gave ontvangen om in de toekomst te zien en in de harten der menscheu te lezen. Alzoo voorspelde zij den kardinaal Jacobus Columna de gevaren waarin hij zou geraken maar ook dat hij wederom op de eervolste wijze in zijne waardigheid zou hersteld; ook voorzeide zij den bisschop van Spoleto, dat hij tot de waardigheid van kardinaal van Ostia zoude verheven worden. Op een anderen tijd waarschuwde zij eene harer medezusters, dat deze zich toch mocht reinigen van de fouten die haar geweten bevlekten, want de H. Clara zag op welke wijze Satan haar dagelijks bekoorde. Tevens voorspelde zij haar na zes maanden van den duivel verlost te zijn. Eene novice werd door Clara aangezet, om eene zonde, die zij in het H. Sacrament der biecht vrijwillig had verzwegen, te biechten. Eenen abt, met name
DE H. CLARA VAM 'T KRUIS. 181
Erasmus, die haar dikwijls bezocht, ontdekte zij alle de geheime zonden van zijn hart. Haar broeder Franciscus, die door den duivel misleid, de Orde waarin hij was getreden, heimelijk wilde verlaten, berispte zij met de ernstvolste bewoordingen. — Deze wonderbare gaaf om in de toekomst te zien en in de harten der mensehen te lezen verbreidde heinde en verre den roem der nederige maagd en van alle oorden kwamen menschen, zelfs bisschoppen en geleerde mannen om Clara te spreken en raad te vragen. Dagelijks vermeerderde de aalmoezen tot onderhoud der zusters. De Heilige echter, die zeer gaarne arme maagden in het klooster aannam, indien zij daartoe beroepen waren, verheugde zicli van harte dat zij allen konde onderhouden en liet den overvloed onder de armen verdeden.
Van af hare kinderjaren ondervond Clara een groot medelijden bij de gedachte aan het bitter lijden van den Goddelijken Heiland ; dit medelijden werd van lieverlede grooter en inniger door de aanhoudende ovei'weging van ieder geheim dos gekruisten Jesus in het bijzonder. Door de meditatie
8*
182 DE H. CLARA VAN 'T KRUIS.
met droefheid en smart vervuld, vergoot zij eene beck van tranen. Deze liefdesmart zette Clara aan om zich op het diepst te verootmoedigen, haar maagdelijk lichaam te kastijden ten einde haren Goddelijken bruidegom al meer en meer gelijkvormig te worden. Alsnu had Clara den ouderdom van drie en dertig jaren bereikt, juist den ouderdom, waarin do Goddelijke Zaligmaker onder naamloos lijden op hot altaar des kruises zich voor het heil der menschcn opofferde. Ten dien tijde gebeurde het dat Clara, als zij verslonden in de betrachting van'het bitter lijden, van den Verlosser en door het grootste medelijden en de innigste liefde aangegrepen was, Jesus zag in de gedaante van een pelgrim, omhangen met een witten mantel, terwijl hij een wit kruis op zijne schouders droeg. Jesus spreekt haar aan, zeggende: »Wces gegroet mijne «dochter, reeds lang dacht ik over 't geen »ik doen zoude tot vreugde uwer ziel. sNeem dit kruis, dat nergens vaster en KÜeper staat dan tusschcn uwe armen. »Schcnk mij uw hart, mijne dochter, op-»dat gij in dat kruis moget sterven.quot; -—■ Op het eigen oogcnblik gevoelde Clara dat
DE 11. CLARA VAN 'X KRUIS. 183
de geheimenissen van liet lijden van Christus in haar hart ingeprent waren. Overmeesterd door de grootte dezer genade, haar geschonken door den Goddelijken Verlosser, was Clara niet bij machte een enkel woord te spreken. Van nu af' werd zij onophoudelijk verteerd door een brandend verlangen naar lijden; aanhoudend overwoog zij het smartvol lijden van.Iesus: en niet tevreden met de smarten die zij zonder tusschenpoozing in haar hart gevoelde, behandelde zij haar lichaam met do grootste gestrengheid.
Ondanks haar zwak lichaamsgestel werd Clara door hare aanhoudende nachtwaken, die zij in het gebed doorbracht geheel verzwakt en op het ziekbed neergeworpen. Tien dagen bracht zij door iu de diepste overweging der Goddelijke geheimen, üe zusters vreezende dat hare Overste daardoor nog meer verzwakken zoude, brachten voor haar een zacht draagbaar bed in gereedheid. Uit gehoorzaamheid legde Clara zich op dit rustbed, zeggende: »Gij zult »111 ij weldra van alle ziekte bevrijden.quot; Met deze woorden kondigde zij haar naderenden dood aan. Wederom in diepe be-
184 DE. H. CLARA VAN 'T KRUIS
trachting verzonken hoorden de zusters, die haar verpleegden, de zieke na weinig tijds zeggen; »0 Engelbewaarder, zeg aan de sallerzaligste Maagd, dat zij mij in den «hemel opneme.quot; En terstond daarna riep zij als zong zij haar' triumfgezang: »Ver-»1 leugen wij ons èn jubelen wij in God »èn verkondigen wij zijn lof'. U, o God, «prijzen wij, want de bruidegom komt tot »mij om mij in Zijne heerlijkheid binnen »te leiden.quot; Eene andere zuster hoorde Clara zeggen; »Ik zie alles wat God gemaakt sheeft en 't is zeer goed; maar Satan wil «alles verwoesten. Wat verlangt gij van )gt;mij, o vreeselijk dier? Wijk van mij, ver-svloekte, en vlucht van hier, gij die reeds «duizenden jaren onder den vloek vau God «leeft en onder dien vloek in eeuwigheid «leven zult.quot; Eene der zusters vreezende een list des duivels trad naar de Heilige toe en teekende haar met het teekeu des H. kruises. Clara echter, als uit den slaap ontwakend, sprak haar toe: «Vrees niets, «mijne dochter, want ik draag het kruis «van Christus in mijn hart geprent:quot; eu tot eene andere medezuster zeide zij: «XVan-sneer gij het kruis van Christus zoekt,
DE H. CLARA VAN 'T KRUIS. 185
«neem dan mijn hart, waarin gij liet beeld svan Christus den gekruiste vinden zult.quot; Hierop hief zij een gezang aan, waarvan de zusters den inhoud niet verstonden. Zeker is het dat Clara tot aan haar laatsten ademtocht zich voortdurend met God en Goddelijke dingen bezig hield. —
Intusschen naderde het feest van Maria Hemelvaart, 's Avonds geraakte Clara in eene verrukking dos geestes en men hoorde haar wonderbare dingen verhalen over de oneindige barmhartigheid Gods en het smartvol lijden van Jesus Christus aan het kruis. Dringend en tevens waarschuwend sprak Clara hare medezusters over de gehoorzaamheid, de kuischheid en den ootmoed ; in het bijzonder echter zette zij haar aan tot de overweging van het bitter lijden van den God-mensch. Na deze woorden verhief zij hare handen ten hemel zegende allen , zeggende : ))God van hemel »en aarde, bescherm en bewaar te allen stijde mijne zusters!quot; Alle zusters weenden en snikten. Clara bemoedigde en troostte haar en verlangde het H. Sacrament des Oliesels te ontvangen. Nadat zij van dit H. Sacrament was voorzien, verviel zij we-
186 DE H. CLAHA VAN 'T KRUIS.
rlerom in geestverrukking en in den jubel haars hartcu riep zij luide: sGroot, over-»groot, o Heer, is het loon der glorie dat »Gij mij schenkt!quot; — En zich naar de zuster keerende , zcide zij: «Voort mij naar »mijn Bruidegom, ik zio den hemel open, sik zio de Apostelen en Maagden, die mij smet vreugde verwachten.quot;
In die dagen was haar jongere broeder, een geestelijke zoon van Vader Franciscus, aangekomen, die zich langen tijd met haar onderhield over de schoonheid van hot rijk Gods. Clara beval haren broeder de zusters en het klooster aan, en daar zij, in weerwil van hare buitengewone zwakheid, steeds vreugdevol was en opgetogen, dacht deze, dat zijne zuster wederom zou genezen. Clara echter verlangde van ganscher harte het aardsche met het eeuwig gelukzalig leven te verwisselen. Toen zij den dood voelde naderen, liet zij zich van het bed op een stoel dragen en biechtte een laatste maal aan Pater Thomas. Clara zette zich overeind, vouwde hare handen, richtte hare oogen hemelwaarts en zeide met luider stem; »Blijft allen in God, tot Wien ik »ga.quot; Onder het uitspreken van deze woor-
DE H. CLARA VAN 'T KRUIS. 187
[
(k-n scheen haar aangezicht verlicht, zij boog haar hoofd, even als iemand die wil gaan inslapen en gaf zacht haren geest 's zaterdags na het feest van O. L. Vrouwe Hemelvaart in het jaar 13U8 onder de regeering van Paus Clemens V.
De zusters betrachtten lang bittere tranen weenende het lieflijk gelaat harer Overste en bemerkten, dat haar lichaam lenig en slap was alsof het nog leefde.
Daarna hield men raad onder elkander of men het lichaam der dierbare Overste niet openen en onderzoeken moest, om in haar hart de teekens van het lijden van Christus, waarover zij tijdens haar leven zoo vaak gesproken, te vinden. Allen wierpen zich op de knieën en baden langen tijd te zamen; daarna verstoutte zich zuster Francisca in Clara's borst te snijden. Zij vond het hart der Heilige ter grootte van een kinderhoofd en de galblaas harder dan naar gewoonte, 't geen onder de zusters opzien baarde. — De galblaas met meer andere deelen der ingewanden werden in een kistje gesloten en in de kapel begraven: wat echter met het hart gebeuren moest, daarover konden de zusters het niet
188 DE H. CLARA VAN 'l KRUIS.
eens worden. — Derhalve vielen zij op hare knieën en smeekten God allervurigst haar te onderrichten wat zij doen moesten. Toen zij haar gebed hadden geëindigd stonden zij op en allen kwamen hierop neer het hart van zuster Clara onder elkander te verdeden. Zuster Francisca nam sidderend en bevend onder een stroom van tranen het mes in de hand. Uitwendig was het vleesch des harten week, maar van binnen of inwendig hard, ja zeer hard. Om het inwendig beter te kunnen zien, ontstaken de zusters eenige waskaarsen, namen ze in de hand, ten einde zich niet te bedriegen. Nadat zuster Francisca met een scheermes eene snede in hot hart gedaan had, spuitte het bloed uit die wonde en zij voelde met haren vinger, dat eene pees midden door hot hart liep. Zij sneed het hart midden door in twee stukken. Tot hare grootste verwondering zagen alle zusters in eene holte van de rechte zijde het beeld van don gekruisten Heiland in het vleesch uit-gowassen en met vele vezels doortrokken. Onbeschrijfelijk was de verbazing dor zusters, maar nog onbeschrijfelijker hare vreugde en hare dankbaarheid jegens God. die zoo
DE II. CLARA VAN 'T KRUIS. 189
iets wonderbaars had gewrocht on zoo wonderbaar is in zijne Heiligen. Doch die verwondering bereikte haar toppunt, toen zuster Francisca, aangemoedigd door zuster Joanna, de twee doelen van het hart nog verder onderzoekende in eene holte van de linker zijde vond het afbeeldsel van den geesel uit zeer dunne poesjes saamgesteld. Zoodra de zusters van hare verwondering waren bekomen, kwamen zij tot het besluit om 's anderendaags de navorschingen voort te zetten. Zij verzamelden het bloed in een glazen beker en bewaarden het te zamen met het hart in de kapel in eene kast.
Reeds in den vroegen morgen verbreidde zich het gerucht dezer wonderbare gebeurtenis onder de inwoners van Montefalco. Eene volksmenigte stond alras voor het klooster verzameld. De eersten, die na deze gebeurtenis het klooster betraden waren oen edelman uit het geslacht der Giliberti's, zijn secretaris, de' guardiaan der Franciscanen van Foligno die toevallig in de stad was, en de dokter des kloosters. Deze lieten zich door de kloosterlingen alles haarklein vertellen wat zij gezien hadden en daarna het hart, het beeld van den Zaligmaker te
J
190 de h. clara van 't kruis.
zamcn met den gccsel toonen. De nieuwsgierigen stonden verbaasd, ja verstomd over 't geen zij zagen en waren vast overtuigd, dat dit niet het werk van een mensch maar het werk van den almachtigen God was. Tevens waren zij van meening, dat men dit feit den bisschop van Spoleto moest berichten; 't geen dan ook gebeurde. De bisschop hechtte niet terstond geloof aan het bericht, maar gaf last aan zijn vicaris generaal, met name Beringarius Donadri, om een nauwkeurig onderzoek over de zaak in te stellen. Doch de looze vijand, wiens listige aanvallen de Heilige zoo dikwijls had moeten gevoelen, trachtte dit onderzoek te verijdelen en bediende zich hiertoe van een ketter Petrus de Salamine genaamd als werktuig. Petrus begaf zich naar Spoleto en onder den schijn van te wedijveren voor de eer van God en zijne Kerk, stelde hij den vicaris generaal voor toch geen gehoor noch minder geloof te schonken aan het gepraat en de inbeelding van onverstandige nonnen; want daardoor, voegde de ketter erbij, zoude de vicaris generaal groot nadeel doen èn aan de Kerk èn aan de eer van zijn bisschop. Verder beweerde hij
de h. CLARA VAN 't KRlirS. 491
dat do werktuigen van liet bitter lijden des Hollands, die men in hot hart van Clara gevonden had , door eene bekwame hand konden vervaardigd zijn. Hierop besloot Beringarius, die zeer ontevreden was over de toedracht der zaak, om zich in persoon naar Montefalco te begeven ten einde aan de zusters wegens hare bedriegerijen, eene ernstige vermaning toe te dienen. Juist dit verzinsel van Satan droog veel bij om de eer van de heillgo Clara ia nog voller daglicht te stellen. Do vicaris generaal Beringarius vol achterdocht reisde derhalve, maar met tegenzin, naar Montefalco en in de tegenwoordigheid vau de voor-naamsten der stad, die hij had laten roepen , namelijk den pastoor, eenige godgeleerden en rechtskundigen, de Augustiner-en Franciscaner-Paters^beschuldigde hij de kloosterlingen, die hij voor zich deed verschijnen, dat zij, door 't geen zij met het lichaam harer Overste gedaan hadden, do eer van den bisschop en der geestelijkheid hadden aan de kaak gesteld en dreigde haar deswege streng te straffen. Do verschrikte nonnen verdedigden zich zoo goed als zij konden en verzochten den vicaris generaal,
192 DE H. CLARA VAN 'T KRUIS.
om datgecn, wat men in het hart van Clara gevonden had, aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
Alsnu werd liet hart binnengehracht en allernauwkeurigst onderzocht. Hoe stond echter de vicaris generaal en zijn gezelschap verslagen, als zij in hot hart eene duidelijke afbeelding van den Gekruiste en des geesels zagen ! Ja meer nog, toen zij het hart verder onderzochten vonden zij tot hunne allergrootste verwondering nog andere afbeeldingen der geheimenissen van het bitter lijden van Christus: de kolom der geeseling, de doornekroon, de drie nagels der kruisiging, de lans en het riet met de spons!! De vicaris generaal bezag alles in den grootsten eerbied, met eigen oogen, raakte alles aan met eigene handen en was geheel en al overtuigd, dat hier niet het minste bedrog schuilde, veeleer dat een wonderwerk der Goddelijke almacht had plaats gevonden.
Gerust gesteld en God in zijn hart lof-zingend keerde Beringarius naar Spoleto terug, waar hij voor het vergaderde kapittel, andere beroepen Prelaten en mannen, ervaren in beide rechten, verhaalde 't geen
DE H. CLARA VAN 'T KRUIS.
193
liij met eigene oogen gezien had. De getuigen werden gehoord en een protokol werd opgemaakt. Nadat dit met de grootste omzichtigheid gedaan was, overlegde de vicaris generaal of hij de afbeeldingen der geheimen, die hij had gezien, openlijk zou benend maken en het proces der zaligverklaring van Clara ter inleiding naar Rorne zenden. Niet wetende wat te doen begeeft hij zich naar do bisschoppelijke kapel ten einde God om ingeving te smeeken. Nauwelijks had hij met het gebed een begin gemaakt, en zie, drie zwarte gedaanten stonden voor hem, die hem aanzetten om de geheele zaak te laten rusten en wat bereids opgeteekend was in het vuur te verbranden. Door dit gezicht beangstigd richtte de vicaris generaal zijne oogen tot den gekruisten Heiland onder het uitspreken van de volgende woorden: »Heer sJesus, Gij weet, dat ik de maagd «Clara nooit gezien noch gekend heb en »dat ik niets doen zal ter cere van den »H. Petrus of den H. Paulus of van een «anderen Heilige, die in den hemel is, sdan wat U behaagt en met Uwen »wil overeenstemt. Daarom smeek ik U,
194 DE H CLARA VAN 'T KRUIS.
»0 Heer, dat Gij mij openbaart, wat ik »iloen moet!quot;
Toen do vicaris generaal zijn gebed had geëindigd, zie, daar verschijnt hem eensklaps de H. Clara in een wit gewaad, van de schouders tot de voeten bedekt met een glinstcrenden, roodblauwen sluier, die met veelkleurige zijde was omzoomd; een mantel, waarin zij zich verborg, golfde om haar lichaam en hij hoorde eene stem, die hem zeide: «Broeder, ik ben Clara die voor u »staat.quot; Nu begreep Beringarius dat de dienaresse Gods de glorie des hemels was ingegaan. Spoedig werd het proces ter inleiding der zaligverklaring aanhangig gemaakt en stond de vicaris generaal toe, dat de afbeeldingen der geheimen van het bitter lijden in het hart van Clara openlijk aan het volk , dat van alle kanten toesnelde, getoond werden. Deze geheimen van het bitter lijden willen we u nader beschrijven.
In de rechter zijde van het hart van Clara, dat men in twee deelen had gedeeld, zag men duidelijk het beeld des Gekruisigden, iets grooter dan een gewone vrouwelijke duim, met uitgestrekte armen en het hoofd naar den schouder gebogen. Do
rechtc was 1 bloed men bloed bloed vezel bond lans De J door bom juisl gen zijn wor kru roo( 'tg me dri vai uit
de tt. Clara van 't kuuis. 105
rechterzijde, waarin de wonde zich bevond, was blauwrood van kleur en met gestold bloed overdekt. Aan den linker kant zag men den lendendoek besproeid met kleine bloeddroppels. IJ it de zijdewonde vloeide veel bloed. Het kruisbeeld was door middel van vezels met het vleesch des harten verbonden. Naast het kruisbeeld zag men de lans scherp van punt, ijzerkleurig en hard. Uc pees, die de lans vormde, was slechts door het hecht der lans met het hart verbonden en kwam uit eene holte te voorschijn, juist alsof zij steken wilde. Toen de vicaris generaal haar aanraakte, gevoelde hij dat zijn vinger als door een scherpca doorn gewond werd. Aan den anderen kant van het kruisbeeld zag men een soort van kussentje, rood van kleur uit kleine vezels saamgesteld, 't geen de spons moest afbeelden. Ook vond men nog op dezen kant van het hart de drie nagels, zwart van kleur, zeer scherp van punt en hard als metaal. Zij waren uit dunne pezen gevormd en -hingen aan drie vleeschvezeltjes, doch zoo, dat de langste nagel aan de langste vezel hing en de twee anderen daar zij alle drie onderling gescheiden doch nabij elkander
iÖ6 bK Ö. CLARA VAN 'ï KRÜfS.
waren, aan gelijke kleinere vezels zich bevonden.
In de linker helft van het hart der H. Clara ontdekte men in het midden de geeselroede bestaande uit vijf dunne riempjes aan wier uiteinde zich knoopen bevonden: zij hadden het uitzicht als waren zij met zwart bloed bevlekt en stond in geen ververhand met het vleesch dos harten. De steel of het handvatsel der geeselroede was een dikke harde riem, een weinig dikker naar den onder- en bovenkant. Aan den onderkant zag men een eenigszins breed lint, dat tot strik diende en deze met het hart verbond. Het handvat had de kleur van hout. Naast dc geeselroede zag men in eene kleine holte de zuil der getiseling, met riemen omwonden. De zuil was met het hart verbonden, terwijl de riemen met bloedvlekken overdekt waren. De doornkroon was rond, gevormd uit kleine zwarte door elkander gevlochten pezen met paarschkleurige punten: alle lijdenswerktuigen bestonden uit hard vleesch. De kloosterzusters bewonderden en vereerden ze met den grootsten eerbied. Zij bewaarden ze te za,meii met het hart als het grootste heiligdom in een
üs It. clara van 't KRÜ1S. 197
zilveren vat. Het bloed, dat bij het doorsnijden uit het hart was gevloeid en een balsemgeur verspreidde, hadden de zusters in een glazen beker verzameld, waarin het opbruischte zoo dikwijls de Katholieke Kerk met eenig gevaar bedreigd werd. Dit bloed bruischte ook toen de Turken het eiland Cyprus bemachtigden en Italië bedreigden.
Wij hebben reeds gemeld, dat de zusters bij het openen van het lichaam der H. Clara de galblaas vonden, die verhard was, en ze ook opbowaarden. De vicaris generaal liet ze door de geneesheeren en heelkundigen opensnijden en onderzoeken. Men vond er drie kleine kogeltjes grijs van kleur met bloed bcsprengt zoo hard als een kiezelsteen, alle drie van denzelfden omvang en van hetzelfde gewicht en liggende in de blaas in den vorm van een triangel. Zij waren alle drie juist dezelfde; maar het wonderbaarste van alles was, dat een kogeltje juist zooveel woog als de twee anderen te zamen. Leide men een kogeltje op deze schaal en op de andere de twee overgeblevenen, dan stonden de beiden schalen in evenwicht: geen van beiden gaf den doorslag. Kortom, ieder kogeltje op zich woog even zwaar ais
VIUi N. Sri HIIEN. 9
198 t)E tl. CLARA VAN 'l KRÜtS.
de twee anderen te zamen: alle drie waren van denzelfden omvang, van dezelfde kleur en hetzelfde gewicht. Hierin zag men eene wonderbare gelijkenis met het geheim der allerheiligste Drievuldigheid, hoogvereerd eu lofgeprezen dooi' de H. Clara tijdens haar leven. Zoo zijn in God drie personen van dezelfde natuur en zelfstandigheid en alle drie maken maar één God; alle drie zijn van eeuwigheid, alle drie zijn één, even goed, even wijs, even machtig, even volmaakt. De Vader is God, de Zoon is God, de H. Geest is God, drie personen in één God!
Deze drie kogeltjes werden tevens bewaard: zij bleven gaaf en ongeschonden tot het jaar 1536, in welk jaar Calvijn zijne ket-tersche dwalingen verbreidde. Omstreeks dezen tijd brak een der kogeltjes. De levensbeschrijver van Clara, met name Pier-gili, roept God tot getuige, dat hij en met hem dertig andere personen deze kogels van een wonderbaar gewicht met eigen oogen gezien hebben.
In het klooster der Augustinessen is ook het wonderbaar behouden en ongeschonden lichaam der H. Clara te bezichtigen: het
bfc h. cLaba van 't KRÜtS. 199
is wit als albaster en zoo gaaf als ware het eerst lieden begraven geworden. Het rust op het altaar van het koor der nonnen achter het hoogaltaar der kerk. Aldus zag haar driehonderd jaren na haren dood de Augustijner-Pater Raevi.
In het jaar 180Ü kwamen de twee geleerde Paters Godefridus Heinschius en Daniel Papebroch beide van de Societeit van Jesus en schrijvers der beroemde »Acta Sanctorumquot; op hunne pelgrimstochten te Montefalco aan, om de reliquieën der H. Clara te bezoeken en te vereeren. Zij zagen hot lichaam der dienaresse Gods ongeschonden in een zilveren reliquiekast, wier zijden van kristallen glas waren. Men toonde hun ook twee kistjes; in het eene bevond zich een vinger der H. Moeder Anna, dien de H. Clara van don kardinaal Sala-mone had ten geschenke ontvangen, en in het andere het bloed, dat uit het hart spuitte toen men het doorsneed. In een zilveren borstbeeld der Heilige werd hun het doorgesneden hart'getoond ter grootte van een kinderhoofd. Het beeld van den Gekruiste, uit vleesch gevormd en aan diens voeten de geeselroede te zamen met de drie kogeltjes,
200 DE H. CLARA VAN 't KHÜlS.
waarvan een gebroken was, waren in een zeer schoon kruisbeeld ingewerkt en inge sloten. Ten einde alle reliquieën nauwkeu ris: te kunnen beschouwen, ontstak men een groot getal waskaarsen en beide geleerden bekenden bij monde, dat het een Goddelijk werk was. Ten huidigen dage kan men de reliquieën en het lichaam der H. Clara, dat gaaf en ongeschonden i.s bewaard gebleven, nog zien, als een bewijs van het Gode welgevallig leven der Heilige.
Steunende op de getuigenissen van ooggetuigen en op de talrijke wonderen die zoowel tijdens het leven der H. Clara als na haren dood hadden plaats gegrepen, leidde de bisschop van Spoleto het proces der zaligverklaring in. Van alle kanten werden smeekschriften naar den Paus Joannes XXII (1316) gezonden, waarin men de zaligverklaring van Clara verzocht. De Paus stelde eene commissie aan ten einde onderzoek te doen naar de deugden en de wonderen der Heilige. — Deze commissie bestond uit drie kardinalen : Nicolaus, bisschop en kardinaal van Ostia, den kardinaalpriester Vitalis, bisschop van Albano en den kardinaal Napoleon Ursini. Het re-
DE H. CLARA. VAN 'T KRUIS. 201
sultaat van hun nauwkeurig onderzoek werd naar behooren den Paus ter hand gesteld. Joannes XXII was voornemens den naam der H. Clara op de lijst der zaligen te plaatsen, indien de dood hem niet uit het leven hadde weggerukt.
In den loop der tijden verbreidde zich de roep van Heiligheid der H. Clara al verder en verder. De wonderbare genezingen van verscheidene zieken, die door hare voorspraak geschiedden, werden dagelijks talrijker en menigvuldiger. Daarom veroorloofde Paus Urbanus VIII (1624) aan de Augustijnen de openbare verecring der Heilige en eenige maanden later genoot dit voorrecht het geheel diocees Spoleto. —
De heiligverklaring der H. Clara lag den Augustijnenmonniken in het bijzonder aan het hart. Zij wendden zich in vereeniging met vele prelaten, kapittels, vorsten en magistraten tot Paus Clemens XII met het verzoek, dat het onder den Paus Joannes XXII begonnen proces der zaligverklaring wederom onder de handen zou genomen en voortgezet worden. Hun verzoek werd verhoord en eene nieuwe commissie ter onderzoeking benoemd lt;}eti 20 Februari 1737,
202 DE H. CLARA VAN 'T KRUIS.
In het jaar 1850 verklaarde Paus Pius IX na voor dm derden keer onderzoek te hebben gedaan naar de deugden en wonderen van Clara, dat mot de heiligverklaring een begin zou gemaakt worden, bij aldien twee wonderen door de voorspraak der Heilige gebeurd feitelijk konden bewezen worden. — Intusscheu kwam Pius IX te sterven. Zijn opvolger de thans regeer'mie Paus Leo XIII veroorloofde, dat cene nieuwe commissie bestaande uit de kardinalen Do-minicus Bartlioliui, Aloïsius Bilio, Aloïsius Serafini, Thomas Martinelli, Miecislaus Le-dochowski en meer andere prelaten van den heiligen Stoel gekozen werden om de deugden en de wonderen der H. Clara, die reeds vroeger ter onderzoeking waren voor-
D O
gelegd, op nieuw te onderzoeken.
De H. Clara zelve hielp de uitspraak barer heiligverklaring bevorderen. Buiteu alle verwachting werden de authentieke akten, die het resultaat bevatten der drie kardinalen benoemd onder Paus Joannes XXII ter inleiding van het proces gevonden. —-Meer nog, men vond ook de uitspraak der getuigen, de vragen en de antwoorden en in het bijzonder de verklaringen onder eede
DE IT. CLARA VAN 'T KRUIS. 208
afgelegd door hen die persoonlijk do afbeeldingen der lijdenswerktuigen van Christus in het hart van Clara gezien hadden. — In dit verslag en in andere documonten waivu moer dan driehonderd wonderen op-geteekenl, die door de voorspraak van do H. Clara hadden plaats gehad. Uit deze allen werden vijf en dertig uitgekozen te zamen met hot verslag der kardinalen en do verklaring dor getuigen. —
Den 30 Juli 1880 werden uit de vijf en dertig wonderen, vijf als boven allen twijfel verheven, uitgekozen en aan een zeer streng onderzoek onderworpen, namelijk:
lu het doorgesneden hart van de 11. Clara bevonden zich de geheimenissen of de tee-kens van het lijden van Christus, te weten het kruis of boter gezegd het afbeeldsel van den gekruisigden Christus met uitgestrekte een weinig naar omhoog gehcvene armen en het hoofd naar do rechter zijde gebogen: verder een opcne wonde in de rechter zij le, alsook de beeltenissen van de geeselroede met vijf geeselriemen, eeno zuil met een dun band, de doornenkroon.
204 M: n. CLARA VAN 'ï KCiUIS.
drie nagels en de lans. Die bedden waren allen uit stlt; rke en liar de pezen of zenuwen samengesteld; daarenboven vond mor.
een andere pees ter grootte van een gan-zeveder aan wier uiteinde een soort kussentje stak bruin gcsprilikeld. *)
Ceptus Speranza van Montefalco, een knaap van ongeveer negen jaren had van af zijne geboorte kromme en misvormde vo( ten, 'zoodat bij niet gaan kon. Gedragen naar het graf van de H. Clara kon Ceptus na de Heilige te hebben aangeroepen niet alleen goed staan maar ook gaan en zijne
') De afbeelding van de s(ions en den rielstaf.
DE H. CLARA VAN 'T KRUIS. 205
voeten werden weldra gelijk aan die van andere menschen.
Antonius Romano, een jongeling geboortig van Montcfalco, den hinkende genoemd, omdat hij den linker voet korter had dan den rechter en met dezen een weinig sleepte als hij ging, begaf zich naar het graf der H. Clara, offerde haar een wassen voet en bad met de grootste godsvrucht, om door de voorspraak der Heilige zijne genezing te verwerven. Den volgenden nacht verschijnt hem de H. Clara in den slaap, raakt zijn voet aan, en ziet! de voet strekt zich uit en wordt zoo lang als de andere. Voortaan was hij van zijn kwaal genezen en had niet meer uoodig te hinken.
XV.
Flora Nikolai leed sedert drie jaren aan eene verschrikkelijke vrouwel jke ziekte. Zij kon van de pijn niet slapen, moest de bitterste smarten verduren en geen geneesheer wist raad voor haar. Dewijl alle geneesmiddelen te vergeefs waren, stemde zij er in toe dat haar het lijdend deel zou worden
9*
206 DK II. CLARA VAN 'T KRUIS.
afgezet. Eerst echter deed zij volgens den raad harer moeder de gelofte, op water en brood te vasten ter cere van de H. Clara in zoover de gezondheid haai' dit toeliet. — Nadat zij de gelofte gedaan had, sliep zij een uur. In dien tijd verscheen haar de H. Clara met eene andere heilige maagd in witte kleederen, eene verschijning, die veel overeenkomst had met de beeltenis, die zij zoo dikwijls bij het graf der Heilige gezien had. Op dit gezicht ontwaakte de zieke met vreugde vervuld. De H. Clara zeide haar: «Christelijke ziel, doe niet, wat »gij besloten hebt.quot; »Ik kan de smarten j)niet meer verdragen,quot; gaf Flora ten antwoord. De Heilige vervolgde: «Verdraag die snog drie dagen, dan zult gij van alles «bevrijd zijn.quot; Na deze woorden verdween de verschijning. Flora gevoelde in het eigen oogenblik niet meer zooveel pijn en na verloop van drie dagen was zij genezen, zoodat zij in liet vervolg der tijden niet meer het minste ongemak van haar kwaal bespeurde.
XIX.
Lacarellus Jacometti, ecu knaapje uit (k
DE II. CLARA VAN 'T KRUIS.
Spolcto Iced aan ecne vreeselijke oogziekte. Zijne oogen puilden buiten de oogkassen, ja hingen hem zelfs op de wangen, zoodat liet kind niet meer zien kou. In een zekeren nacht overviel den vader de grootste droefheid om het ongeluk van zijn zoon; hij was als het ware zinneloos. In hetzelfde oogenblik vcrschiiut hem de H. Clara in
de gedaante ccner nonne ca spreekt hem aan met de volgende woorden; «Geleid uw «zoon naar mij en hij zal van zijne oog-sziekte genezen.quot; In het vast betrouwen dat het de 11. Clara was, voert hij den jongeling naar haar graf te Montefaleo en na verloop van eene uur is de knaap geheel en al hersteld; do oogen hernamen hunne oude plaats en Lacarcllus kon weerom even goed zien als vroeger.
XXIII.
Chini Raynaldutius was sedert acht jaren lijdend aan eene breuk. Hij begeeft zich naar het graf der II. Clara bidt daar ter plaatse met de meeste aandacht om hare tusschenkomst cn bemerkte 's anderendaags tot zijne allergrootste vreugde, dat hij genezen was.
207
208 DE H. CLAHA VAN 'T KRUIS.
Den 8 December 1881 werd de naam der H. maagd Clara op verlangen der Congregatie door Pans Leo XIH op de lijst der Heiligen geschreven. Clara mnnt in het koor der Maagden uit niet alleen door hare engelachtige onschuld, maar ook door hare brandende liefde tot Christus. Moge door het voorbeeld en de voorspraak dezer H. Maagd, wier hart zoo diep was doorgedrongen in de smarten van den lijdenden Godmensch de geest van versterving in de ware navolgers van Christus worden opgewekt. —
DE
Eene maatschappelijke vraag houdt ten huidigcn dage de geheele wereld bezig. Mannen van kunde en wetenschap, staatslieden van den eersten rang, geleerden van den grootston roem en don besten naam zien uit en zoeken naar het middel om den nood van den arbeider of werkman en van zijn gezin zoowel in de stad als op het land te lenigen, hun een menschen-waardig bestaan te verschaffen, eene zekere vereffening of gelijkheid tusschen den rijke en den arme tot stand te brengen en tevredenheid en rust onder den werkenden stand te bevorderen. Doch alle deze mannen hebben met den praal hunner geleerdheid nog geen probaat middel gevonden. Nood en ellende, troosteloosheid en ontevredenheid schieten al dieper en dieper wortel in het maatschappelijk leven en verspreiden zich al verder en verder. Zou dan geen redmiddel voor dezen betreu-
210 DE H. JOANNES B.VPTISTA DE ROSSt.
renswaardigen toestand te vinden zijn? o ja! Wij behoeven dat middel niet te zooken; 't is alreeds gevonden en ligt voor de hand. 't Is het werkdadig Christendom gelijk het zich zoo vaak openbaart in liet leven der Heiligen van zijne Kerk. Bezat de wereld meer Heiligen gelijk een Joannes de Rossi en werden aan hunne werkzaamheid, die slechts ware christelijke naastenliefde ademt en beoogt, geene hinderpalen in den weg gelegd, dan zonde het aanschijn der aarde weldra veranderd zijn. Hiervan legt het leven van reeds genoemden Heilige de getuigenis af. —
Joannes Baptista de Rossi (Joannes van Nood) werd in het jaar '16f)8 den Februari te Voltaggio in het bisdom Genua geboren. Zijne ouders gesproten uit een aanzienlijk geslacht voedden hun zoon op met alle mogelijke zorgen. Joannes beantwoordde aan hunne verwachtingen. Ofschoon opgeruimd van geest en levendig van aard nam hij nooit deel aan de luidruchtige spelen der jeugd; zijn goed gedrag, bescheiden uiterlijk en steeds vriendelijk en innemend gelaat deden hem de gunst van een ieder gewinnen. Dagelijks
DE 11. JOANNES BAPTISTA DE BOSSI. 2H
begaf hij zich naar de school en reeds in den vroegen morgen naar de kerk, waar hij met zoo groote godsvrucht bad cn zoo ingetogen den priester de H. Mis diende, dat hij aller oogen op zich trok. ■— Eene dame van hooge geboorte met name Maria Cambiasi uit Genua zag op zekeren dag den vromen knaap in de H. Mis. Joannes' eerbied voor liet Allerheiligste, zijne aandacht en godsvrucht zetten haar aan, om de ouders te verzoeken, dat deze de opvoeding van haar zoon aan haar overlieten. De ouders stemden hierin toe, omdat de familie Cambrasi bij hen als bijzonder godsdienstig en edelmoedig bekend stond. Joannes, die eerst tien jaren oud was, toog mot zijne pleegouders naar Genua, waar hij zich vlijtig op de studie toelegde. In het gezin en de familie stichtte hij allen door zijn eenvoud, zijne bescheidenheid en zijne onschuld.
Eens kwamen twee Paters-Kapucijneu uit Rome op bezoek bij de familie Cambiasi. Joannes maakte zich deze gelegenheid te nutte hen te verzoeken, de goedheid te willen hebben, om den broeder van zijn vader, die Provinciaal-Overste der Kapu-
212 DE H. JOANNES BAPTIS TA DE ROSSI.
cijncn was cn Pater Angelus heette, in zijn naam te groeten. Dit deed het kind op ingeving van God. A\ ant toen zijn neef Laurentius de Rossi kanunnik van de kerk St. Maria in Cosniedia te Rome zoo veel goeds uit den mond der Kapucijnen van het kind hoorde, nam hij het bij zich in huis te Rome. Joannes had den ouderdom van dertien jaren bereikt, toen hij met de toestemming en den zegen zijner moeder (de vader was middelerwijl gestorven) in de hoofdstad van het Christendom aankwam en daar door zijn neef' zeer vriendelijk ontvangen werd.
Te Rome bezocht Joannes het Romeinsch College, dat tot aller bevrediging bestierd werd door de Paters Jesuïeten. W eldra overtrof hij alle medescholieren door zijne leergierigheid eik scherpzinnigheid en in het bijzonder muntte hij door zijne ingetogenheid, ongekunstelde vroomheid en die onschuld van leven zoover uit, dat zijne leeraren hem tot voor- en toonbeeld aan alle kweekelingen aanbevalen. In de Schoolsche wijsbegeerte maakte hij zoo snelle vorderingen, dat hij verschillende wetenschappelijke theses met den grootsten lof ver-
DE II. JOANNTS HAPT I ST ,\ DK llOSSI 213
dedigde. Maar niet alleon in do studie en wetenschappen maar ook in do beoefening der schoonste en Gode welgevaltigste deugden maakte Joannes goeden voortgang onder do leiding van zijn biechtvader P. Gal-luzzi. Op den raad van een priester, wien hij dikwijls de Mis diende, liet hij zich in verschillende Congregaties als medelid aannemen en verstrekte allen tot het schoonste voorbeeld.
In dezen tijd werd Joannes door een zware ziekte overvallen, weshalve hij zijne studies een tijd lang moest onderbreken. Bezield met het verlangen om zich geheel en al aan God toe te wijden en het ziele-heil van den evenmensch te bevorderen legde hij zicli met alle kracht toe, nadat hij de gezondheid had herwonnen, in het college van St. Thomas op de studie der geestelijke wetenschappen. In den ouderdom van zestien jaren trad hij in den geestelijken stand en ontving op drie-en-twintigjarigen leeftijd de H. priesterwijding in het jaar i7'21 na eerst de gelofte te hebben gedaan geen kerkelijk ambt te aanvaarden, indien hij niet door de gehoorzaamheid daartoe gedwongen werd. Het eerste H. Mis-
214 DE H. JOANNES BAPTISTA DE ROSSI.
offer droog Joannes op aan bet altaar \cin den H. Aloïsius mot de innigste aandacht en de glooiendste lief le tot Jos us. Deze aan-dacht en liefde b'J het lezen dor H. Mis namen van dag tot dag in dier mate too, dat onder de Consecratie zijn gelaat schitterde en zijn lichaam aan allo ledematen beefde. Geknield bad Jpannos altijd hot brevier: do psalmen en de andere geboden overwoog hij in don geest en bad zo met de grootste vurigheid. Uit zijne gehoele levenswijs kon men opmaken, dat hij Jesus bezat en geheel en al door Jesus was in bezit genomen. — Zijne kleedingwas hoogst eenvoudig en zindelijk; zijn gedrag zeerornst-vol maar zijn gelaat altijd vriendelijk en innemend: zijn voedsel was gering; met weinig stolde Joannes zich tevreden, ja ter nauwornood at hij iets om de zuiverheid naar de ziel en het lichaam ongeschonden to bewaren. Hij sprak gaarne over kerkelijke aangelegenheden, maar was karig aan woorden wanneer over Goddelijke dingen gesproken word. In de overtuiging dat de waardigheid van priester meer een last dan een eereambt was, wijdde hij zich geheel en al toe ^an het heil der zielen: in het
DE H. JOANNES DAPTIST.V DK ROSSI. 215
bijzonder had hij het oog gevestigd op de aanwassende jeugd; deze lag hom na aan het hart. Do studenten zocht hij van al te groote vertrouwelijk en al te vrijen omgang met elkander af te houden, opdat zij der verleiding niet te prooi vielen. De Heilige waakte over hunne zeden, spoorde hen aan dikwijls tot de H. Sacramenten te naderen, leidde hunne spelen en verschafte hun eerbare uitspanningen. Zijn liefdevolle ijver, vooral echter zijn eigen goéd voorbeeld en zijne vriendelijke woorden werden met den besten uitslag bekroond: Joannes werd genoemd; »de apostel der jeugdquot;.
Intusschen koesterde de oom van Joannes, do kanunnik van Cosmedio, die alreeds op jaren gekomen was en zich niet goed meer van zijne plichten kon kwijten , de stree-lende hoop zijn neef tot medearbeider te mogen kiezen. Ter nauwernood had Joannes dit vernomen of hij weigerde bepaald zich tot deze plaats te laten bestemmen, dewijl hij de gelofte had gedaan nooit ten dage een beneficie van de kerk aan te nemen tenzij hij door de gehoorzaamheid aan zijn biechtvader of anderszins er too zoude verplicht worden. Na lang beraad en uit gehoor-
Sit) DE II. JOANNES BAPTIST A I)E liOSSt.
zaamheid gaf Joannes zijne toestemming on werd hij opgenomen in Viet College der kanunniken. Hij echter wilde de woning, die men voor hem bestemd had, niet betrekken, maar koos zich een nabij gelegen zolderkamertje van waar hij niet verre behoefde ter kerke te gaan. Alle zijne plichten vervulde Joannes met de grootste nauwgezetheid; hij was de eerste en de ijverigste in het koor; het laatste zag men hem dit veriaten. Met de vurigste aandacht droeg hij dagelijks het H. Misoffer op en zorgde uit zijn eigen vermogen voor de versiering en den luister der kerk. Joannes ijverde voor den eeredienst van de allerzaligste maagd Maria, wier overoud beeld in de kerk, waaraan hij verbonden was, gaarne door godvruchtige personen bezocht werd. In liet bijzonder droeg hij zorg, dat de godsdienstoefeningen zoo plechtig mogelijk en naar voorschrift gehouden werden: zijn ijver kende hierin geene grenzen, zelfs dan niet, wanneer hij om die reden berispt of gelasterd werd; meer nog, dan zocht hij de gelegenheid om den kwaadspreker door weldaden voor zich te gewinnen.
Dag en nacht zon hij op welke manief
bë li. joanMeS baptista dé rossi. /
l'Ü ziolon voor God konde gewinnen, armen troosten en heipon. De liefdevolste en tee-derste zorgen leide hij aan den dag voor die armen en behoeftigen, die reeds door velen werden verstoeten en die het meest, uit gebrek aan onderwijs en om hun lagen stand in de maatschappij, aan nood en ellende waren prijs gegjven: namelijk voor de schaapherders, de koe- en ossendrijvers, die wekelijks hunne kudde naar het oud-Romeinsch forum dreven. Daarheen richtte Joannes 'smorgens en 'savonds zijne schreden, om ze in den Godsdienst te onderrichten, met vriendelijke woorden te troosten, tot het waardig ontvangen der heilige Sacramenten voor te bereiden en hun zoo den vrede des gewetens te bezorgen. — Joannes zocht ook op de veedrijvers, de maaiers, de sjouwers, de lastdragers en bedelarmen en die zonder huis en dak waren ; hij onderhield zich met dezen op vriend-schappelijken voet, voorzag in hunne nooden en behoeften en gaf zich alle moeite om ze voor een Christelijken levenswandel te gewinnen. Het grauw, het uitvaagsel des volks waren zijne lievelingen; voor dezen droeg Joannes de meeste zoric en nooit werd
218 DE H. JOANNES BAPWSTA DE ftOSSl.
liij moede ze tot God te voeren. Van daar kwam het dat liij bestempeld werd met den naam van szielejager.quot; — Het grootste medelijden bad Joannes met de ongehuwde vrouwspersonen, die in de stad dagelijks haar brood van deur lot deur bedelden en gedurende den nacht aan het grootste gevaar waren blootgesteld, omdat zij geen onderkomen hadden. Hij dacht voor haar een gasthuis te stichten. Tot dit doel had Joannes bereids 500 scudi van eene brave persoon ontvangen en 400 scudi van den toenmaals regeerenden Paus Clemens XII, die van dit plan had kennis gekregen. Joannes huurde een huis gelegen achter het hospitaal van Sinte Galla en leide zoo den grondslag van het gasthuis, dat heden onder den naam van gasthuis van den H. Aloï-sius nog bestaat. Alle zijne inkomsten en wat hij elders nog ontving, wierp hij in den schoot der arme en verlatene rnenschen. Toen Paus Benedictus XIV de werkdadige liefde van Joannes ten gunste van die klas van menschen vernam, gelastte deze hem om den huisbedienden en dienstboden christelijk onderwijs te geven: en dewijl dezelfde Paus het schoon gebruik had inge-
bE tt. JOANNES CAPTIStA DE ROSSt. 219
voerd, dat hierin bestond, dat de gerechtsdienaren der stad van tijd tot tijd in den godsdienst onderricht werden, leide de Paus
O 7
ook dezen last op de schouders van den Heilige , dien hij gaarne op zich nam. Joannes' hart brandde van liefde tot de gevangenen, die hij troostte eu bemoedigde en met God trachtte te verzoenen. Op zekeren dag verleende hij ook zijne geestelijke hulp aan een scherprechter en toen hij eens twee beulen met elkander verzoend had, zeide Joannes glimlachend tot zijn vriend: «Heden heb ik eene gevaarlijke «staatszaak met den besten uitslag ten nit-»voer gebracht.quot; Onbeschrijfelijk groot was de liefde, die Joannes' hart verteerde voor de armen en zieken. Hij vloog, om mij zoo uit te drukken, van het eene ziekenhuis naar het andere zonder zich door de koude of de hitte, door den regen of den wind te laten afschrikken, om de zieken vooral de aan longziekte lijdenden, op welke hij gelijk hij de gewoonte had te zeggen —- recht had — te troosten, hulp en bijstand te verleenen. —
De vervreemding en de afkeer van God, het verwaarloozen van elke godsdienstoefe-
'i'iO DE Hi JOANNES BAPTÏSTA bE ROSgt.
ning hoegenaamd ook, als ook de bevrediging der vurigste hartstochten, liet opeenstapelen van alle mogelijke zonden zijn de rijke bron van de millioenen kwalen, die de menschen nederdrukken, rust en vrede uit hun hart verbannen en hen in den groot-sten jammer en in de diepste ellende storten. Do heilige priester Joannes trachtte deze kwalen daardoor te bestrijden, dat hij, afgezien van zijne zorg voor zieken en armen, ofschoon hij altijd aan hoofdpijn leed, onvermoeid iu den biechtstoel zat en de zondaars, die gebukt gingen onder den last der zonden, met God trachtte te verzoenen en den vrede des harten terug te geven. Om elk uur was hij bereid biecht te hooren; niets was in staat om hem van dit werk van liefde en barmhartigheid af te trekken, waarbij hij steeds ondervond dat God hem de behulpzame hand bood. Aan velen veropenbaarde hij hunne verborgene zonden; aan anderen de zonden, dij zij in het H. Sacrament der biecht vrijwillig verzwegen hadden: zijne woorden drongen steeds diep door in de harten, zoodat de verhardste zondaars en verstoktste boosdoeners tot tranen bewogen werden , berouw hadden
bE It. JOANNES lUPTISTA t)E UOSSI. 221
over hunne bedrevcne zonden cn aan hun goddeloozen levenswandel vaarwel zelden.
Toon de faam van de wonderbare gave van Joannes namelijk dat hij de zondaars tot boete en bekeering bracht, zich al verdelen verder verspreidde, werd de toeloop naar zijn biechtstoel, zelfs uit de verste streken, zoo groot en talrijk, dat men dien met geene pen kan beschrijven. Het goed dat Joannes in den biechtstoel stichtte door zijn onvermoeiden ijver was zoo groot, dat hij op zekeren dag plechtig verklaarde; »Dat »hij geen kortoren weg ten Hemel wist »dan door het H. Sacrament der biecht.quot;
Een andere werkkring van zijne ^verk-dadige liefde was liet gasthuis Sinte Galla. Dit arm- en ziekenhuis werd door do vorstelijke familie Odescalchi ten tijdo van Paus Innocentius XI op do plaats van het huis, waar eens de heilige Galla dagelijks twaalf armen spijzigde, gebouwd. In dit gasthuis werden alle armen en behoeftigen opgenomen, die naar Rome kwamen en gedwongen waren om onder de deuren dei-paleizen of in de hoeken der ruïnen te overnachten. Daar ook heeft do H. Benodic-tus Labre, wiens loven wij het eerst hebben
TIER N. STERREN, IQ
222 DE H. JOANNES BAPTIST A DE ROSSI.
trachtten to beschrijven, zijuo toevlucht gezocht en gevonden. Te Rome vindt men ten allen tijde vrome priesters, die uit medelijden en liefde zich het lot dezer armen aantrekken. In de vorige eeuw stond onder dezen op de eerste plaats de heilige Joannes de Rossi. Hij was vol erbarming en ontferming voor den ruwsten, laagsten en moest verdorven bedelaar. Reeds in liet jaar 1715. zes jaar voor zijn priesterschap, bezocht Joannesquot; dagelijks hot gasthuis, om zich alstoen roods in den Evangelischen dienst der armen te oefenen. Daar gaf hij • met het grootste geduld onderricht aan do onwetenden in de geloofs- en zedenleer en zette ook andere priesters aan ter uitoefening van dit groot christelijk liefdewerk. Tot heil en welzijn der armen voerde Joannes het gebruik in, dat op vastgestelde dagen het Lvangelie door een priester verklaard werd, de armen den Rozenkrans baden ter eere van de Moeder Gods, novenen hielden en door oefeningen van godsvrucht bij het naderend paaschfeest zich voorbereidden tot het waardig ontvangen der heilige Sacra-i menten van biecht en Communie. — Hij zelf, hij trok de armen door zijn voorbeeld
bE it. Joannes baptista üe Rossi. 223
en door zijne vriendelijke taal naar deze godsdienstoefeningen en wanneer iemand te zwak was of niet gaan konde, dan nam Joannes dezen onder den arm en leidde hem er heen. Maar niet alleen het heil der armen in het gasthuis lag hem aan het hart, maar ook voorzag hij in hunne lichamelijke behoeften, van den eenen kant uit zijn particulier vermogen en van den anderen kant doordien hij bij meer vermogenden om hulp aanklopte vooral als het gold een gevaar van zonde te verwijderen of te voorkomen. — Veertig lange jaren ja alle de jaren van zijn priesterschap wijdde Joannes onafgebroken alle zorgen en moeiten aan het welzijn der armen, dio opgenomen werden in het gasthuis van Sinte Galla. Gedurende al dien tijd liet hij geene gelegenheid voorbijgaan, om het volk door woord en daad te onderrichten en te stichten en zijne medebroeders, werkzaam in hetzelfde gesticht, met denzelfden ijver te bezielen.
In de preeken, die Joannes dikwijls en bij verschillende gelegenheden in de stad en op het land hield, sprak hij gaarne over de goedheid en de oneindige barmhartigheid
Ö24 De ir. joannes baptISta de tloSSt.
Gods. Tot zijuo lievelingsspreuk had hij gekozen do woorden van den H. Franciscus van Sales: »Onzo ellende is de troon der «Goddelijke barmhartigheid.quot; Op zekeren dag gaf hij eenen missionaris, die de gewoonte had steeds en altijd zijne toehoorders door het bewijs van Gods strenge rechtvaardigheid te ontmoedigen en te verschrikken, den raad, dat liet verreweg boter ware meer te spreken over de Goddelijke barmhartigheid, ten einde daardoor in do toehoorders op te wekken een levendig betrouwen op God. Joannes was van meening, dat men do zondaars door deze overweging gemakkelijker tot leedwezen over de bedreven zonden kon bewegen ton einde ze alsdan oprecht en berouwvol te belijden en vergiffenis to verwerven. Do missionaris nam dezen raad ter harte, volgde hom op en bekende zelf in latere dagen aan Joannes, dat zijne preeken met een beteren, ja met den besten uitslag waren bekroond geworden.
Nadat Joannes negen jaren lang naast de kerk St. Maria do Cosmedia op een zolderkamertje had doorgebracht, vond hij zich gedwongen wegens de ongezonde lucht
DE II, JOANNES BAPTISTA DE RO S*. 255
naar het gasthuis van do allerheiligste Drievuldigheid te verhuizen, waar hij zich met do eenvoudigste kamer tevreden stelde. Hij was van een zwak lichaamsgestel en bijna altijd ziek: edoch hij verdroeg de smarten met een wonderbaar geduld, met een vroolijk en vriendelijk uitzicht tor liefde van den Zaligmaker en tot heil der zielen. Dikwijls was de dienaar Gods door aanhoudenden en vermoeienden arbeid zoo uitgeput, dat hij zich met moeite naar het altaar en den biechtstoel voortsleepte, en slechts met de grootste inspanning den kansel kon beklimmen en het bed der zieken naderen.
Den 27 December 1703 werd de Heilige onverwachts door eene beroerte getroffen en van de HH. Sacramenten der stervenden voorzien. Joannes ontving ze met de grootste godsvrucht en ootmoedigheid. Toen hij wederom op beter hand was, droeg hij dagelijks ondanks zijne groote zwakte het H. Misoffer op in de kapel van het gasthuis. Omdat echter de aanvallen der ziekte zich al te vaak hernieuwden, deed hij nogmaals eene algemeene biecht en ontving zeer dikwijls de H. Communie.
Eindelijk naderde de dag, waarnaar hij
226 DE H. JOAXSES BAPTISTA DE ROSSI.
smachtend verlangde. Den 23 Mei 1764 gaf Joannes in tegenwoordigheid zijner medebroeders na hevige doodsangsten zacht en zalig den goest, twee dagen voor het feest van den H. Philippus Nerius, dien hij kinderlijk vereerde en wiens trouwe navolger hij geweest was gedurende zes en zestig jaren. In zijne langdurige krankheid hoorde hij steeds de bieclit van de armen des gasthuizes en beval ze dringend aan in de g'-beden der priesters van Sint.e Galla. Do weinige en geringe meubelen , die hij bezat, verdeelde hi in zijn leven onder zijne vrienden. In baar geld werd slechts één gulden twintig cents gevonden, terwijl zijne andere goederen den armen toebe-hoorden.
Een groot aantal priesters bewezen Joannes de laatste eer en vergezelden zijn lijk naar het graf; niet uit droefheid maar uit hoogachting en liefde. — Plechtig, zeer plechtig was de uitvaart. Zijn lichaam werd begraven voor de kapel der allerheiligste Maagd Maria in de kerk der allerheiligste Drieëenheid, om den Heilige te onttrekken ran het gedrang des volks, dat den afgestorvene als om strijd zien wilde. Spoedig
DE II, JOANNES BAPTIST A DE ROSSI. 227
verheerlijkte God Zijn dienaar, die Hem trouw gediend en zijne quot;ziel had zalig gemaakt door de beoefening van deugden en goede werken door vele wonderen. — Van af de kindsheid heerschte in Joannes een levendig geloof, dat zonneklaar uitschitterde uit de vurige aandacht, waarmede hij de H. Mis bijwoonde en zelf in latere dagen diezelfde ofïerande den Heere opdroeg. — Dikwijls vond men Joannes neergeknield voor Jesus in het heilig Sacrament des altaars, verslonden in het gebed en de overweging. Op bepaalde dagen bezocht de dienaar Gods de graven der heilige Apostelen Petrus en Paulus, om door hunne voorspraak de genade des H. Geestes, namelijk nieuwen ijver in den dienst des Heeren voor zich zeiven en zijne medebroeders, te verwerven. — Kwam het Joannes ter oore dat ergens eene leerstelling in strijd met het geloof der katholieke kerk verkondigd werd, dan begaf hij zich terstond naar het altaar van quot;den H. Petrus en smeekte het hoofd der apostelen dringend, dat onder zijne bescherming het geloof rein en onvervalscht mocht bewaard blijven.
228 CE n. JOANNES IUPTISTA DE UOSSI.
Toen Joannes bij de H. priesterwijding de gelofte deed, geen kerkelijk ambt, tenzij uit gehoorzaamheid aan te nemen, stelde hij alle zijne hoop in God, die in zijn noodig onderhoud wel zou voorzien. Diezelfde hoop koesterde Joannes, toen hij ter eere van God en uit liefde tot de zielen alles voor niets deed en voor hen die door het volk hot meest veracht werden alle mogelijke zorgen droeg. «Wie neerziet op »de armen en ootmoedigen,quot; placht do Heilige te zeggen,; »hem zal, eeuwig loon ten »deel vallen.quot; — Hoe vurig zijn hart aan liefde tot God brandde, bewijzen zijne gesprekken , die altijd op God betrekking of God tot voorwerp hadden en de tranen, die hij stortte, wanneer over Gods liefde gesproken werd. Meerdere uren van den dag bracht hij door in het gebed zoowel in de kerk als te huis, in het bijzonder voor het H. Tabernakel en voor de beeltenis der allerzaligste Maagd Maria, wier vereering hij door woord en daad trachtte te verspreiden. Vertrouwende op do voorspraak van de Moeder Gods bekeerde hij verschillende verstokte zondaars.
Joannes' gedachten en gevoelens waren
DE H. JOANNES BAPTISTA DE ROSSI. 229
altijd op God gericht; wat hij ook deed, deed hij in den naam des Heercn. Deze vlammende liefde tot God was de bron van zijne onbeschrijfelijke naastenliefde, waarmede hij met onvermoeiden Apostolischen ijver voor het heil der zielen tot aan den avond van zijn leven arbeidde. Dagelijks toog hij van jhet eene ziekenhuis naar het andere, om de lijdenden te bezoeken, te troosten en moed in het hart te spreken, met alle voorkomendheid en ootmoed den nederigsten dienst te bewijzen en dezen aan te zetten tot het doen eener generale biecht en verandering van leven. — Om dezelfde beweegreden bezocht Joannes in de stad iederen kranke in het bijzonder en schuwde bij de uitoefening van dit liefdewerk noch de koude des winters, noch de hitte des zomers, noch de hevigste regenbuien. Vol medelijden zette Joannes zich neer bij het bed van den zieke, bemoedigde en troostte dezen met de zoetste woorden, wekte in hem op vertrouwen op God en stond hem bij tot in den dood. Met geen pen is te beschrijven de vaderlijke liefde en zorg , die Joannes koesterde voor en wijdde aan de ruwe en onbeschaafde ar-
10»
230 DE 11. JOANNES BAPTISTA DE ROSSI.
men des volks cn der bedelaars, die opgenomen waren in het gasthuis Sinte Galla. Niet alleen schonk hij hun alles, wat tot zijn eigen onderhoud dienen moest, maar ook de rijke erfenis, die hem door den dood zijns vaders was ten deel gevallen, verdeelde hij binnen weinige dagen ouder do armen en gaf hij als uitzet aan de verlatene meisjes. Ja Joannes ging in zijne liefde zoo ver, dat hij zelf gebrek leed, om in den nood der armen te kunnen voorzien. Zijn grootste vermaak bestond hierin, dat hij onder het uitvaagsel des volks kon verblijven, om op die wijze zijn Goddelijken meester na te volgen.
Onder de vortreflelijke deugden, die de dienaar Gods beoefende, schitteren in het bijzonder zijne engelachtige kuischheid en reinheid van zeden, zijne gebondenheid der oogen en zijne voorzichtigheid in het spreken. Tot de deugd van onschuld spoorde hij allen aan niet alleen in privaat gesprekken , maar ook in openbare redevoeringen met de nadrukkelijkste woorden en zijne woorden zette hij kracht bij door zijn voorbeeld. Zoo groot was zijn ijver voor ecu Teiuen levenswandel onder het volk,
DE H. JOANNES BAPTIST.1 DE HOSSI. 231
dat rle dienaar Gods, toen hij op zekeren dag in een plaatwinkel een oneerbare beeltenis te koop zag aangeboden, zieh onverwijld naar den vicaris-generaal begaf en dezen dringend smeekte dat beeld te doen verwijderen. Ia het gebruik der spijzen, in de huishouding en in zijne kleeding heerschte de grootste eenvoudigheid. Ofschoon Joannes met hoon en spot overladen en veel kwaads van hom gesproken werd, week liij niet af van den ingeslagen weg; integendeel liij schreed met nog vas-teren tred voort op den weg der volmaaktheid en verdroeg alles mot geduld en gelatenheid, bedankte zelfs zijne lasteraars. —• Altijd bezig, altijd van het eene naar het andere gasthuis wandelend, altijd ijlende door de straten der stad tot zieken en stervenden, liet de heilige priester nooit blijken, dat hij moede en afgemat was, niettegenstaande liij door vele lichaamskwalen gekweld werd. Hij onthield zich van elke aangename en lekkere spijs en sliep nooit op een gemakkelijk bed.
Joannes had dit gebouw van christelijke volmaaktheid gebouwd op het fundament des ootmoeds: hij hield zich voor een on-
232 DE H. JOANNES BAPTISTA DE ROSSI.
nuttën knecht en zeide dit vaak vooral als men hem lof toezwaaide. — Indien hij bemerkte, dat iemand goed van hem dacht, dan glimlachte hij en zeide: sik hen de «biechtvader der beulen en scherprechters!quot; In zijn ongekunstelden deemoed was hij de dienaar van hen, die geen onderkomen hadden, der bedelaars, der ruwe menschen en der zieken, wier bedden hij maakte en wier kamerpot hij reinigde en omspoelde. Zeer dikwijls bekeerden zich de hardnekkigste zondaars bij het zien van dezen ne-derigen dienaar Gods.
Eindelijk toonde Joannes zijne heldhaftige liefde voor den naaste in do gaven, die God hem geschonken had tot heil der zielen. Hij verwierf door zijn gebed niet alleen dat de zieken de gezondheid herwonnen, maar ook verlicht door de Goddelijke genade, wist hij in den biechtstoel de grootste geheimen des harten; nog meer, hij maakte den biechteling bekend met verborgen en geheime zonden, die doze uit valsche schaamte had verzwegen en zette zijn biech'kind dan aan tot berouw en bekeering van levenswandel. Meermalen gebeurde het, dat hij als door Gods Geest
DE 11. JOAN'NES BAPTtSTA DE ROSSI. 233
gedreven naar het ziekenhuis snelde, daar een stervende met God verzoende en van de laatste heilige Sacramenten voorzag.
Deze hemelsche gaven en de glans dei-deugden, die in Joannes uitblonken en die God na diens kostbaren dood deed uitschitteren, verspreidden den roep zijner heiligheid zoo snel, dat de Kardinaal vicaris der stad slechts acht jaren na don dood van den dienaar Gods het proces der deugden en wonderen ter inleiding tot de zaligverklaring overgaf.
Het onderzoek van het proces werd voortgezet onder Paus Pius VU; doch eerst onder Paus Gregorius XVI den '28 December 1835 verscheen het decreet over de heldhaftige deugden door den Heilige beoefend en den 8 December 1S5S onder Paus Pius IX het decreet der wonderen, geschied door de voorspraak van Joannes de Rossi. Deze wonderen zijn ; de plotselinge en volkomene genezing der jeugdige Mariana Montanari, van Rome geboortig, van eene ongeneesbare longenziekte, alsook het plotselijk en algeheel herstel van den priester Bernardus Richino. Den 7 Maart 1859 begaf Paus Pius IX zich naar de
234 DE H. JOANNES BAPTISTA DE ROSSI.
kerk van Sinte Galla, in wier gasthuis hij zelf in de eerste jaren van zijn priesterschap was werkzaam geweest en waarin Joannes do Rossi veertig jaren onafgebroken in het beoefenen van allerlei soorten van liefdewerken had doorgebracht en verklaarde krachtens een decreet, dat mocht overgegaan worden tot de zaligverklaring) van den eerwaarden dienaar Gods Joannes Baptista de Rossi, den heldhaftigen apostel vau Rome. D:t gebeurde werkelijk den 43 Mei|i860 op eene solemneele wijze in de Sint Pieterskerk in tegenwoordigheid en ten aanhoore van eene groote volksmenigte. Na verloop van weinige dagen verheerlijkte God zijn dienaar door nieuwe mirakelen, ter welker onderzoek eene nieuwe commissie van kardinalen , genees- en heelkundigen, geleerden en deskundigen benoemd werd, die de waarheid er van bevestigen. Deze mirakelen zijn de volgende:
1. Maria Sartori uit Rome, gehuwd, sterk en bloedrijk van lichaamsgestel en moeder van vele kinderen, voorzag zooveel als zij het vermocht in de behoefte van haar gezin door het weven van bed- en andere dekens. Op zekeren dag brak de weefstoel: Maria
DE H. JOANNES BAPTISTA DE ROSSI. 235
viel er op en had het ongeluk haar onderlijf te bezeeren in een puntig stuk ijzer. Eene hevige smart pijnigde haar, die echter verdween, toen doeltreffende middelen werden toegediend. Heden echter gevoelde zij hier, morgen daar eenig ongemak. Na verloop van een jaar op het einde van 1855 moest zij aanhoudend veel overgeven; do rug, de armen en de schouders worden door hevige pijnen en krampen geteisterd. Weldra vertoonde zich aan haren onderbuik een gezwel ter dikte eener citroen 't geen haar zoo sterk tot overgeven aanzette, dat zij alles wat zij at en dronk teruggaf. Vruchteloos waren alle geneesmiddelen der artsen, die ten langen laatstö gedwongen waren te bekennen, dat de ziekte van Maria ongeneesbaar was, omdat het gezwel ontaard en verhard was. Een laatste middel werd beproefd: de wonde werd met een gloeiend ijzer uitgebrand en dit verschafte haar eenige leniging.
In het jaar i860 werd Maria. Sartori wederom zeer ziek, terwijl zekere teekens deden vermoeden, dat het gezwel in eene hersenontsteking was ontaard; van daar kwamen de hevige krampen en de hcete
236 DE H. JOANNES BAPTISTA DE HOSSt.
koortsen. Hierbij voegde zich nog een hevig tezamentrekken der zenuwen, zoodat zes personen ter nairwernood vermochten de lievige bewegingen der zieke te onderdrukken. Dikwijls verloor zij haar bewustzijn, viel in onmacht, scheen don dood nabij en men voorzag haar van de HH. Sacramenten der stervenden. In dezen hulpeloozen en hulpbehoevenden toestand riep zij met hare familie vol !betrouwen 'den H. Joannes de Rossi om voorspraak aan, die haar. toen zij reeds met den dood streed, verscheen en door zijne tusschenkomst de gezondheid teruggaf.
2. Zuster Maria Teresia Leonori in hef klooster der H. Cecilia te Rome, werd in hot jaar 1850 door eene boosaardige keelziekte aangetast. Eene heete koorts ging gepaard met buitengewone hevige smarten en daarbij kwam nog een gezwel, dat haaide spraak benam. Naast het strottenhoofd bespeurde zij sterke polsslagen, dia haar vreeselijke pijnen veroorzaakten; ook de halsklieren zwollen aan en de pijn verbreidde zich over de armen. Terwijl de geneesheeren met groote voorzichtigheid alle middelen aanwendden, verergerde de
DE It. JOANtfES BAPTISTA DE RÖSSr. 237
kwaal hoe langer hoe meer. De ontstokeue klieren geleken op eene sponsachtige met etter gevulde massa, waarin do artsen Gene insnede deden, zonder evenwel de minste verlichting aan te brengen. De ziekte dreef den spot met alle middelen der kunst en eene operatie verergerde den gevaarlijken toestand der lijderes. — Alsnu ontstonden hevige hartkloppingen en de heete koorts kwam weer terug; de keelholte werd geheel ontstoken en eene nieuwe verettering trad weer in.
In dezen angstvollen toestand, van de spraak beroofd, geheel vermagerd, krachteloos, van tijd tot tijd lijdende aan krampen, in het gevaar van te verstikken, na alle mogelijke geneesmiddelen te hebben beproefd en daarenboven door de mondklem aangetast, riep zuster Maria Teresia de hulp en voorspraak in van den H. Joannes de Rossi. God deed een wonder ter eere en ten gevallen van zijn dienaar. De boosaardige en gevaarlijke ziekte week allengs-kens, zoodat de zuster weldra het ziekenbed verliet en gezonder dan ooit naar het lichaam was.
Op grond van deze wonderen mocht
238 üe h. Joannes èaptista de rössI.
overgegaan worden tot do heiligverklaring, die na meermalen den H. Geest om licht te hebben aangeroepen plechtig gedaan werd door Paus Leo XIII op den feestdag van Maria-Onbevlekte-Ontvangenis den 8 December 1881.
Moge de H. priester Joannes Baptista de Rossi, die tijdens zijn leven op de aarde met de teederste zorgen aan het eeuwig en tijdelijk welzijn der handwerkslieden en armen gearbeid heeft, nu in den hemel aan den troon van God voor hen bidden, opdat deze in alle hunne behoeften en noo-den alleen op God vertrouwen en nooit uit het oog verliezen, dat hun eerste en laatste doel zij, — de heiliging hunner ziel! —
239
Bladz.
Een woordje aan den lezer ... 5 De H. Benedictus Labre .... 18 De H. Laurentius van Brundisi . . 93 De H. Clara van 't Kruis .... 171 De H. Joannes Baptista de Rossi . 209