-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

tj.ia Na^R^/

lera, Hrtltal en WoMn

van de

H. BARBARA,

JAaagd en JAartelares , Bescliermheilige van eenen zaligen dood,

I)OOE

H. WELTEHS,

Rector der cUrsuhnen te ^rulhenvont.

„Mihi enim vivere Christus est et mori lucrum.quot; Phil. 1; 21« Want Christus is mij het leven en sterven mijn gewin.

BREDA,

EIDXJ-AJRID •V-AJST WEES,

Snelpers, Boek- en Muziekdrukker^. 1884.

-ocr page 6-

13yc P RIM-A. T TJ H Datum in HOEVEN, hac 27 Jaunara 1883.

C. VAN DEB VEEKEN,

Lür. Censor.

SnelpersdrBk, Eduakd tas Wees, Breda.

-ocr page 7-

I^STLEIIDIITG.

„Maguificabitur Christus in éorpore ineo, sive per vitam, sive per mortem.quot;

(S. Paul. Puil. 1. 20.

Christus zal in mijn lichaam verheerlijkt worden, hetzij door het leven, hetzij door den dood.

Toen de goddelijke Verlosser door Zijne alleen-zalipmahende leer, de wereld kioam gelukkig maken, zond Hij Zijne Apostelen uit om de gedaante der aarde te vernieuwen. Door de overredende kracht en troostrijke zalving van het H. Evangelie werden de verstanden zelfs der grootste heidensche wijsgeeren overtuigd. Maar ook terzelver tijd verwekte Jezus-Christus ontelbare Uoedgetuigen van eiken rang, ouderdom en kunne, om de harten te trekken der volkeren, daar deze geloofshelden en heldinnen de leeringen des heils, door hunne onwrikbare standvastigheid feitelijk bekrachtigden en deze geloofsleer zelfs door hunne beulen en vervolgers deden eerbiedigen.

In dit blanke leger van martelaren schitterden, vooral gedurende de drie eerste eeuwen van het Christendom, vele vrouwen en maagden, die in

-ocr page 8-

II.

hare persoon, alle deugden der ziel, alle hoedanig heden van het lichaam, van hart en geest, benevens alle voorrechten der hoogste maatschappelijke stelling vereenigden, en die zich nochtans, om de zuiverheid van haar geloof en het geloof tn hare zuiverheid te bewaren, ter liefde van Jesus-Christus, dit uit liefde tot haar leed en stierf, aan alle tormenten, ja zelfs aan den smadelijksten en bit-tersten dood hebben overgeleverd.

Hieruit volgde, dat er voor de heidensche wereld, zulk aandoenlijk en hemelsch schouwspel betrachtende, en verbaasd over zoodanige heldhaftige en grootmoedige opoffering in zulke broze en zwahce naturen, geen twijfel meer aan de waarheid en Godheid des Christendoms kon overblijven.

Op deze wijze werd reeds bij de ochtendschemering des geloofs, Jezus-Christus, de Bewerker en Volmaker van dit geloof, in het onschuldig lichaam der Christelijke Martelares, in haar leven gelijk in haren dood, op eene bijzonder luisterrijke wijze verheerlijkt.

Door millioenen dezer heilige bloedgetuigen, die alle goederen en genietingen dezer wereld met voeten traden, en de wreedste pijnigingen met een standvastig geduld tot den dood toe verdroegen, leerden de oogen geopend aan de volkeren, welke sedert zoovele eeuwen in de slaapdronkenheid der wellusten bedwelmd en in de vergetelheid hunner eeuwige bestemming verzonken waren.

Bij het luondervol schouwspel der bloedige ge-

-ocr page 9-

III.

tuigenis welke de christelijke vrouw voor Jezus-Christus aflegde, werd het Heidendom beschaamd over zich zelf, sloeg de oogen nederwaarts en bekende zich overwonnen.

Wij gaan in, de volgende bladzijden het stichtend en indrukwekkend tafereel ontrollen van het heilig leven en den roemrijken dood eener geloofsheldin dier eerste tijden, eener heilige Maagd en Martelares, wier nagedachtenis en ivonderwerken, steeds onder het Christenvolk tot op onzen tijd toe, eene teedere godsvrucht, eene bestendige vereering en een levendig vertrouwen, bleven opwekken. Het is de H. Barbara, die door Gods bijzondere genade, te Nicomedië in Klein-Azië, den 4 December van het jaar 237, de lelie-kroon der Bruiden van Jezus-Christus en den martel palm des geloofs wist te verwerven.

De verwoestingen door de kerkvervolgingen der eerste eeuwen en het lange tijdverloop, hebben het meerendeel der beivijsstukken betreffende onze Heilige doen verloren gaan. Wij verheugen ons nogtans in het bezit te zijn van ten minste eenige bijzonderheden, sinds vele eeuwen overgeleverd door de vereerders dezer Heilige, die bij de Christenen der Oostersche en Westersche Kerk zoo zeer beroemd is.

Wij hebben het OfScie der H. Barbara in de Roermondsche Diocees gebruikelijk, tot grondslag van dezen arbeid genomen en uitgebreid door aardrijkskundige, oudheid — en geschiedkundige

-ocr page 10-

IV.

mededeelingen van goed befaamde schrijvers, die ter betreffende plaats worden aangehaald. Wat aangaat de authenticiteit of echtheid der toon-derlijke genaden door de voorspraak van de H. Barbara verkregen, onderwerpen wij ons aan het decreet van Z. H. TJrbanus VIII, van het jaar 1631.

Moge de Heer Jezus, voor wiens liefde de H. Barbara eenen aardschen bruidegom en alle ijdelheden dezer wereld versmaadde, en voor wiens geloof zij haar bloed en leven te beste gaf, door hare minnelijke voorspraak, — dezen arbeid ter eere van Zijne U. Bruid en Martelares ondernomen , zegenen; opdat deze bladzijden in het gemoed van den katholieken lezer, de gehechtheid aan het Roomsch-Katholiek geloof meer en meer hevestigen, en tevens het vertrouwen op de H. Barbara , inzonderheid als Patrones van eenen zuiveren levenswandel en eenen zaligen dood, meer en meer verlevendigen en bewaren !

De Schrijver.

-ocr page 11-

Leren, MartelW ei f onierei

VAN DE

!Eï_ B -A_ IR 33 .A. IR ^é\. y

Maagd en Martelares.

Hoofclistiili I.

Bel gcboorleland en de geboortestad der 11. Barbara. — Hare geboorte en jeugd. — Zij wordt door haren Vader in een toren opgesloten.

„ProBoiebat sapientia etaetate et gratia spud Deum et homines.quot;

Luc. 2. 52.

Zij nam toe in wijsheid en ouderdom en genade hij God en de menschen.

ij verzoeken den Christelijken lezer zich in de verbeelding met ons te v j willen begeven naar het landschap T Bithynië, in de stad Nicomedië, in K lein-Azië.

Het Koningrijk Bithynië, dat thans deel maakt van deTurksche provincie Anatolië, bezat reeds onder de Perzen, eene eigene alhoewel

-ocr page 12-

HET LEVBN VAH

afhankelijke of vazallen-dynastie. Na den dood van Alexander den Grooten, die ook dit land op de Perzen had veroverd, maakten zich de Vorsten van Bithynië van lieverlede onafhan-kelijk. De eigentlijke stichter van dit rgk was Zipoëtes, Hg werd in het jaar 278 opgevolgd door zijnen zoon Nicomedes I, die eene stad stichtte welke hij, naar zijnen naam, Nicomedië noemde. Zijn zoon Prusias was op het punt geweest zich met Antiochus 111, Koning van Syrië tegen de Romeinen te verbinden, maar werd door de afgezanten van den Romeinschen Senaat er van ternggehouden. Antiochus werd in het jaar 191 vóór J. C. door Scipio Asiaticus ter zee bij Chios en te lande, bij Magnesia overwonnen en moest nu met de Romeinen vrede sluiten. De beroemde Karthaagsche veldheer Hannibal had bij Antiochus tot dusverre eene schuilplaats gevonden, maar thans kon hem deze Koning niet verder meer beschermen; nu vluchtte Hannibal naar Koning Prusias van Bithynië, wien hij groote diensten bewees bij eenen oorlog tegen Eumenes, den naburigen Vorst van Pergame. De Romeinen wisten Prusias echter over te halen om hun Hannibal uitteleveren en nu maakte de ongelukkige krijgsheld , zulks vernomen hebbende, door vergift een einde aan zgn leven, 183 v. J. C.

Prusias begaf zich nu naar Rome, alwaar hij ten prijze van de laf hartigste vernederingen,

8

-ocr page 13-

DE H. BAHBAEA.

de gunst van den Senaat poogde te bejagen. Toen hij in zijne staten terug kwam, verklaarde hij den oorlog aan Attalus, Koning van Per-gama, overwon hem en nam zijne hoofdstad in, maar werd nu zelf door de Romeinen gedwongen om alles terug te geven en den overwonnen Vorst eerherstelling te doen (154 v. J.C.) Prusias beliep door dezen schandelgken oorlog en meer nog wegens zijne wreedheid, de verachting zijner onderdanen, die hem afzett'en en zijnen zoon Nicomedes ten troon verhieven. Wel hoopte de onttroonde Vorst nog op de hulp der Romeinen, maar te vergeefs; hij moest naar de stad Nicomedië de wijk nemen en werd er volgens Titus-Livius, door zijn eigen zoon Nicomedes II, spottender wijze Philopater (vader-vriend) bijgenaamd, in het jaar 148 v. J. C. voor het altaar van Jupiter gedood.

Deze vadermoord bleef echter niet ongestraft. Alhoewel Nicomedes in vrede regeerde, kreeg hij in zijne laatste levensjaren een geschil met Mithridates Koning van het naburig Pont. De Romeinen namen dezen twist te baat: zij beroofden Mithridates van de provincie Cappadocië en Nicomedes van de provincie Paphlagonië,

Nicomedes II, stierf in het jaar 90 v. J.C.

Hij werd opgevolgd door zijnen zoon Nicomedes III, die eerst door zijn oudsten broeder Socrates en vervolgens door Mithridates werd onttroond, maar telkens door de Romeinen her-

9

-ocr page 14-

HET LEVEN VAN

l

steld. Hij stierf in het jaar 75 v. J. C., en stelde de Romeinen uit dankbaarheid, tot erfgenamen van zjjn land, dat nu met Paphlagonië en een gedeelte van Pont, tot eene Pretori-aansche provincie, dat is, eene provincie door eenen Romeinschen Praetor bestuurd, gemaakt werd. (Diet. hist. Art. Nicomedes. De Cham-pagny, les Césars, p. 109.)

Het rijk Bithynië lag op de kust van Klein-Azië, Deze kust, van af de Propontide of Meer van Marmora, tot aan het punt tegenover het eiland Rhodos gelegen, was in de tijden dezer geschiedenis, het eigeutlijk beschaafde Griekenland en een der schoonste onderdeden van het Romeinsche gebied. Hier op dit heerlijk en uitgebreid strand alwaar de golfslag zoovele zeeboezems en havens heeft gevormd, hier, in deze eilanden zoo beroemd en door de natuur met allerhande schatten vervuld, hier op de lachende oevers dezer stroomen welke in hunne eindelooze kronkelingen eene frischheid en wasdom verspreiden die aan Griekenland zelf onbekend zijn, (Asiil amoena et foecunda, zegt Tacitus, Germ, 2. — Ann. HI. 7) hier, in deze bekoorlijke landschappen met hunne onafmeet-bare gezichteinders, hier was het, dat eertijds de Perzische Vorsten als beheerschers van het heelal werden begroet, waar iets later de Macede-nische heerschappij nimmer oproerlingen aantrof en waar eindelek een Praetor en eenige slaven met

10

-ocr page 15-

UE H. BAEBAUA.

onnoodige pijlenbundels gewapend, zon der behulp van legioenen of kohorten, goedwillig als meesters werden opgenomen van eene landstreek, alwaar volgens Flavius Josephus, 500 bloeiende steden den Romein schen schepter eerbiedigden. (Cham-pagny, les Césars, T. 11. pp. 24.25.)

Hier in deze Oostersche provinciën en vooral in Egypte, regeerde Rome enkel; het had er eene hoogere beschaving en grootere wetenschap dan ten zijnen t aangetroffen en vreesde nu zijne wingewesten door te veel toenadering al te zeer te versterken.

De volkeren van het Oosten en vooral de Aziatische provinciën hadden veel van den verfijnden Jonisch-Griekschen volksaard; zij waren een geestig, gevoelig, vlijtig, maar ook minder krachtig en krygszuchtig ras.

Zelfs na al de schatheffingen van veroveraars en tollenaars, bleven deze gewesten de rijkste van den Romeinschen staat, en ook bleven al deze welvarende steden ofschoon zij door de verovering waren onderworpen, door hare rijkdommen onafhankelijk.

Bij de Grieksche overheersching nam het Koningrijk Bithynië ook spoedig de Grieksche beschaving over; geen wonder dus dat Nicomedië,

O 1 O

Bithynië's hoofdstad, onder het Romeinsch Keizerrijk, eene zuiver Grieksche stad was geworden die slechts door weinige andere steden in pracht en rijkdom werd overtroffen.

11

-ocr page 16-

BET LEVEN VAN

De stad Nicomedië, gelijk hiervoren reeds is bemerkt, werd door Nicomedes den I gebouwd en volgens dien Vorst genoemd. Zij heeft eene zeer fraaie ligging op de zeegolf van Marmora r en wordt thans Iznik-Mid geheeten, telt nog 20,000 inwoners en drijft veel handel.

Zij was vroeger de Hoofd- en Residentie-stad van de Bithynische Vorsten, (1) later ook de standplaats van een Romeinschen Praetor en het geliefkoosd verblijf van Keizer Diocletianus. De heer Fontanier geeft haar 5300 huizen, anderer nieuwere schrijvers spreken slechts van 1000 (Adr. Balbi. Geogr.- en Vosgien, Diet, geogr.)

Het was in deze stad, volgens het waarschijnlijkst en meest aangenomen gevoelen, (2)

(1) Deze Koningen hebben ook geresideerd te Bronssa of Prnsa, (wellicht aldus naar Koning Frnsias genoemd.) Bronssa was in de Middel-eeuwen de hoofdstad van het geheel Otto-mannisoh rijk, tot aan de inneming van Andrianopel; is thans de hoofdstad der Turksche provincië Asatolië en telt nog 100,000 inwoners.

De katholieke metropool van Bithynië was Nicea, zoozeer beroemd wegens de le algemeene Kerkvergadering aldaar in £25 gebonden. Nicea heet Isznik, en is slechts een samenraapsel van ellendige hutten; echter thans zijn de muren, poorten en torens der aloude stad nog goed bewaard. (Balbi.)

(2) Vele schrijvers stellen de H. Barbara in de vierde eenw onder Keizer Galerius Maximianus of onder zijnen opvolger Maximinns Daja.

Anderen stellen haar onder Maximinns I, (235 — 238.) Volgens deze laatste meening was zij eene leerlinge van Origenes. (Zie Off. H. Barbara, en de omstandigheden hiervan in het II Hoofdstuk.)

Tot bevestiging dezer meening dient het Oostersch jaarboek of Chronyk in hetwelk men leest dat de U Barbara geleden heeft ten tijde van den Bisschop Heraclas, leerling van Origenes, die i 7 jaren lang, tot in 248, de Kerk van Aleiandrië bestuurd heeft.

12

-ocr page 17-

DE H. BARBARA.

dat de H. Maagd en Martelares Barbara, wier geschiedenis wij hebben ondernomen, is geboren, en alwaar zij ook den marteldood heeft ondergaan in het midden der 3e eeuw.

Over hare afkomst ontleenen wy de yolgende mededeeling uit een latijnach werk over de H. Barbara, reeds aangehaald in het leren dezer Heilige, in 1861 te Gent uitgegeven. (2)

gt;Ten tgde dat de Bomeinsche Keizer Ves-pasianus en zgn zoon Titus heerschten en de stad Jeruzalem verwoest hadden, is Agab, Ko-

De schrijver dezer Chronyk schijnt echter van gevoelen te zijn geweest dat de H. Barbara, zoowel als de H. Catharina, nit Egypte was, of ten minste aldaar geleden heeft. De hagiograaf Butler, zegt nopens onze Heilige, dat de heer Jos. Assemani, (in Calend. aniv. T. V. pag. 408,) als nanwkeuriger «n echter betracht de Akten der H. Barbara, in Methaphrastes en Montbritins, waar men leest dat de H.Barbara den marteldood leed te Heliopolis in Egypte, onder de regering vau Keizer Galerius, in 306. Dit verhaal komt overeen met de Menoloog van Keizer Basilius en de Synaxarium der Grieken.

Wij volgen echter in onze geschiedenis, met Darras, hist. Eccl. T, VIII. p. 127, en Off. Dioec. door den H, Stoel, den 7 Nor: 1748, goedgekeurd voor de Akten onzer Heilige, de lezing van den Kardinaal Baronius De vele hanilschriften dezer Akten zijn nog niet door de Bollandisten onderzocht of geregeld. Nochtaus is men meer genegen om Nicomedië voor hare geboorteplaats, alwaar zij ook geleden heeft, te houden Hiervoor pleit de eeredienst dien de Grieken aan de U Barbara bewijzen , (hetwelk niet zeer voordeelig ia aan de meening van hen die beweren dat zij uit Toscane in Italië zou geweest zijn )

De Grieken immers namen zelden de Heilgen der Latijn-flche Kerk over om hen bijzonder te vieren en te vereeren , eu zoo zij deze Heiligen ook al vereerden, dan was het gemeenlijk ni^t met zulke plechtigheid, als men bevindt dat zij aan den feestdag der 11. Barbara hebben toegevoegd (Zie Hoofdstuk VII ) De kloekmoedigheid der 11H. Martelaren en Martelaressen, Antw. J. van Soest. 1760. Deel IV, p 1907 ) (2) J. en H. van der Schelden, Ouderstraat, 26

13

-ocr page 18-

HET LBTBN VA»

ning van Bemen, (elders leest men Lemen,) te Jeruzalem gekomen en is aldaar met eens Jodin gehuwd, die Esther werd genoemd en afstamde uit het geslacht van David. Zg wonnen in hun huwelijk eenen eenigen zoon, Marcellus genoemd.

Deze Marcellus trouwde de dochter van den Koning van Alexandrië, en won in huwelijk vooreerst eene dochter, en na den dood zijner ouders, twee zonen, van welken hij den eenen, naar den naam zijns vaders, Agab, en den tweeden Theophilus noemde.

Deze Theophilus nu, werd na den dood van zijn vader, moeder, zusters en broeders. Koning van Bemen, en huwde eene Koningin, Beppis genoemd, uit het Keizerlijk huis van Bome. Zg kregen in hun huwelijk drie dochters: De oudste Theodosia genoemd werd Koningin van Bemen en huwde Dioscorus, zoon van den Koning van Barbarië; zij wonnen eeno dochter, die Barbara werd genoemd.quot; —

De H. Barbara was alzoo van koninklijk geslacht, zoowel naar vaderlijke als moederlijke zgde, en naar deze zijde ook van het geslacht der allerheiligste Maagd Maria en van Christus onzen Zaligmaker. (1)

(1) De H. Epiphanns zegt dat wij niet het tiende deel der werken van Origenes bezitten, en dat onder de verloren boeten, waarschijnlijk zich ook de Akten der H. Barbara bevinden. (Hoer. 64.)

14

-ocr page 19-

BE H. BARBARA.

De H. Barbara werd geboren omstreeks het jaar 229. Toen zij voor de eerste keer in een heidenschen tempel werd gebracht, vroeg zij aan hare ouders: swie deze menschen waren, welker beelden men hier geplaatst had?quot; — Het zijn geen menschen, antwoordde haar vader Dioscorus, het zijn de Goden, die wij moeten aanbidden.quot; — sik begrijp het, sprak het geestig kind; thans zijn zij Goden, maar voorheen zijn zij menschen geweest.quot; — Ja, zeide Dioscorus , zeer verwonderd over de gevatheid zijner dochter. Nochtans had zijn antwoord niet zoo volledig als hg wel meende, het gezond verstand en de natuurlijke begrippen des kinds bevredigd. (Darras. Hist, de l'Eglise. T. 8. p. 128.)

Theodosia, de moeder onzer Heilige, die vroegtijdig stierf, beleed heimelijk den waren godsdienst en had in het hart van hare dochter, zoo het schijnt, een vonk van het christelijk geloof achtergelaten.

Haar vader Dioscorus was edel, rijk en machtig volgens de wereld, maar arm aan deugden, woest en oploopend van aard en door zijne gehechtheid aan de heidensche afgoden, een ellendige slaaf van den duivel.

Zijne eenige dochter en erfgename groeide schoon en lieftallig op naar het lichaam, maar schooner nog en beminnelijker in hare hoedanigheden van hart en geest.

Toen Dioscorus bemerkte hoe zijne dochter

15

-ocr page 20-

HET LEVEN VAN DB H. BARBARA.

Barbara, aan hare buitengewone schoonheid, eene edele inborst en een schrander verstand paarde, beminde hij haar zoozeer, dat hg haar even hoog schatte als zijne valsche godheden. Uit vrees dat hem iemand de genegenheid zijner dochter zoude ontrooven, sloot hij haar van af hare jeugd, in een toren van zijn paleis, waarin hij haar een geriefelijk verblijf deed gereed maken en haar van dienstmaagden, om haar te dienen en haar gezelschap te houden , voorzag, terwijl hij tevens door de ervarenste meesters haren geest deed ontwikkelen, en haar in allerhande wetenschappen, vooral echter in de afgoderg en de heidensche godenleer deed onderwazen. (1)

Barbara nam met de jaren toe in bevalligheid en wijsheid voor God en voor de menschen die haar leerden kennen.

16

Terwijl echter haar vader op aarde er slechts op dacht zijne dochter eene volmaakte heidene te doen worden, bracht haar de Hemelsche Vader tot het ware geloof, door hetzelfde middel, waarvan haar natuurlijke vader zich bediende om haar in het heidendom te bewaren.

(I) Pater Hillegeer S. J. zegt in zijn Strijd en Zegepraal der HH. Gods, dat de vrouwen in het Oosten afgezonderd en doorgaans op de hoogste verdieping woonden, en dat men om deze reden de II. Barbara in eenen toren heeft gezegd te hebben gewoond.

-ocr page 21-

Hooidstuh: 11.

De D Barbara wordl door de zorg van den Termaarden Origenes onderwezen, bekeerd en gedoopt.

quot;Coeli eaarrant gluriam Dei, et opera rnanuum ejus auuuntiat firmameatum.quot;

Ps. 11. 1.

De hemelen verhalen Gods glorie en bet sitspansel verkondigt de wtrken Zjjaer handen.

• Invisibilia ipslus per ea quae facta sunt, conspiciuntur.quot; Rom. 1. 20.

Gods onzichtbare dingen worden door de geschapene dingen erkend.

• Kidesei auditu ; auditus autem per verbum Christi.quot; Bom. 10. 17.

Het geloof is uit het gehoor; het gehoor echter is uit Gods woord.

fgescheiden van het gewoel der wereld, zocht onze heilige jonkvrouw in hare eenzame stonden, geheel haar vermaak er in, de hemelen te aanschouwèn ■die Gods glorie zoo luisterrijk verkondigen.

Zij gaf acht op den zoo bewonderenswaardig nauwkeurigen omloop van zon en maan, van sterren en planeten, op de regelmatige terugkeering der jaargetijden, op de vruchtbaarheid der aarde, in één woord, op al de wonderen die ons de Sthepping vertoont, en, zich door het

2

-ocr page 22-

HET LEVE» VAN

licht van het nai uurlijk verstand boven harezinnen verheffende, redeneerde zij bij haar zelve-hoe oneindig groot de Macht en de Wijsheid moesten wezen van Hem, die al deze wonderen uit het niet heeft getrokken, en die de werken Zijner handen zoo treffelijk heeft geregeld en zoo wel weet te bewaren en te onderhouden; zij kon dan onmogelijk aannemen dat dit Heelal uit zich zelf of bij toeval zou zijn ontstaan. Integendeel,' zij kwam aldra tot het denkbeeld van een almachtig Opperwezen en van eene oneindige Wijsheid, die al deze dingen heeft voortgebracht en ze onderhoudt en bestiert.

Zij besefte heel klaar en duidelijk de ongerijmdheid en belachelijkheid van het heidensch veelvuldig Godenstelsel, en begreep, hoe weinig de Goden der heidenen hunnen naam verdienden , want men wist den tijd waarin zij geboren waren, men wist dat zij niet altoos geweest waren en zich zeiven niet hadden voortgebracht. Barbara besloot dus met haar gezond verstand volgens hetgeen zij duidelijk las in het altoos opengeslagen boek der natuur, dat er noodza-kelijkerwijze een eerste beginsel van alles moest wezen, een Opperste Wezen namelijk, dat van niemand anders voortkomt, maar uit hetweJs alle andere dingen ontspruiten.

Zoo zien wij de waarheid bevestigd van hetgeen de H. Apostel Paulns zegt: »dat Gods onzichtbare dingen worden gezien en erkend door

18

-ocr page 23-

de h. barbara.

de geschapene dingen, ook zelfs de eeuwige kracht en Godheid, zoodat zij die deze schepping bewonderen en den waren God niet erkennen, onverschoonbaar zijn. (Rom. 1. 20.)

Maar deze kennis is nog geen geloof, zij is slechts eene goede voorbereiding tot het geloof, maar nog geenszins het alleen waar en alleenzaligmakend geloof dat door de liefde werkt. Immers verzekert ons dezelfde Apostel: »dat het geloof is uit het gehoor, maar het gehoor is uit het woord Gods.quot; (Rom. 10, 17.)

Barbara had nog niet gehoord. Het ware geloof was haar nog niet verkondigd geworden; welnu, ook dit zal geschieden, en door de genade Gods gaat het werk van hare roeping tot het Christendom voltrokken worden.

In dien tijde was er een helder stralend licht in het Oosten opgegaan, in den persoon van den vermaarden priester en leeraar Origenes, discipel van den H. Clemens van Alexandrië, en bijgenaamd »de Diamant,quot; wegens zijne onverdroten vlijt en aanhoudende werkzaamheid. Origenes werd in het jaar 185, te Alexandrië, toenmaals de tweede wereldstad geboren; (1) zijn vader Leonides was zoozeer getroffen door

(1) De eerste wereldstad was immers Rome: volgens dea (lichter Martialis.

quot;Terrarum Dea , gentiumqne Roma, cui uil est par et nihil secnndam,quot; (Epigr.)

(Rome is de Godin der aarde en der volkeren, niets is haar gelijk, en er is geen tweede stad zooals zij.)

19

-ocr page 24-

HJST LEVËN VA»

de jeugdige onschuld van zijn slapenden zoon , dat hij zjjne borst, als het heiligdom des H. Gees-tes, kustte.

Door zijn aangeboren vernuft en naarstigheid bracht het Origenes zoover, dat hij, slechts 18 jaren oud zijnde, als Catechist of geloofs-ondenvijzer van den Bisschop-Patriarch Demetrius te Alexandrie optrad in de Christelijke Leerschool aldaar, Didaskaleon genoemd.

Origenes heeft meer dan zesduizend werken geschreven. Men heeft hem echter eenige dwaal-leeren toegeschreveu, die in het jaar 553, onder den naam van Origenismus door de Vde alge-meeue kerkvergadering van Constantinopel zijn veroordeeld geworden. Indieu het geoorloofd is te denken dat Origenes zelf vreemd was aan deze dwalingen, kan men nochtans niet ontkennen dat de ketters deze meeuingen als door Origenes geleeraard, hebben voorgegeven, (Darras T. 8, p. 2ó, 27.)

Eusebius verhaalt ons, (Hist. eccl. L. 6, C. 4) dat Origenes niet enkel mannen, maar ook vrouwen en jonkvrouwen, die naderhand den marteldood hebben ondergaan, tot leerlingen had, zooals bij name Rhais, eene catechumene die gelijk Origenes zelf zegt, door de vlammen van haren brandstapel werd gedoopt, en de H. Potamiana, maagd en martelares, met hare moeder Marcella. Ook heeft Origenes te Anti-ochië eenigen tijd bij Keizer Alexander Severus

20

-ocr page 25-

DE H. BARBARA.

en zijne moeder Mammasa gewoond en dikwerf voor hen over de leer van Jezus Christus gepredikt. Deze invloed der Christelijke beginselen, bleef den Keizer geheel zijn leven bij. (Darras T. 8. p. 9.)

De school van Origenes was waarlijk eene school van bloedgetuigen des waren geloof's; de groote leeraar had zelfs zijnen eigen vader moed ingeboezemd tot den marteldood. Toen zijne leerlingen Ambrosius en Protoctetes in de VIe vervolging (zie Hoofdstuk III) waren gevangen genomen geworden en in 't diepst van Gallië naar Keizer Maximinus gesleept, schreef hun Origenes zijne »Aanwakkering tot den marteldood.quot; (Darras T. 8. p. 121.)

Volgens de overlevering werd ook de H. Barbara door dezen geleerden man op eene zijner reizen naar Palestina, te Nicomedie, in het ware geloof onderwezen.

Dat Origenes zelf te Nicomedië is geweest, blijkt uit zijnen brief aan Julius Africanns, een der geleerdste priesters van dien tijd, over de authenticiteit of echtheid der bijbelsche geschiedenis van Susanna, waarin Origenes zegt o. a: »dat de enkele dagen die hij te Nicomedië heeft doorgebracht, hem niet den noodigen tijd hadden overgelaten, om elke van zijne tegenwerpingen afzonderlijk te beoordeelen.quot; (Darras T. 8. p. 14.)

Andere schrijvers zeggen dat Origenes door den priester Valens of Valentinns de H. Bar-

21

-ocr page 26-

HET LEVEN VAN

bara in het geloof deed onderwazen en haar het H. Doopsel toedienen, nadat de H, Jonkvrouw, de groote wijsheid en geleerdheid van Origenes door de volksstem vernomen hebbende, besloten had, buiten weten haars vaders eenen brief tot dien vermaarden leeraar te zenden, om van Hem den waren God en den waren Godsdienst te leeren kennen. (1)

De brief dien Barbara aan Origenes schreef was van volgenden inhoud:

» Hoog geleerde vader en wijd vermaarde leeraar Origenes.

Met groote begeerte en blijdschap des harten heb ik vernomen dat gij een leeraar en be wijzer zijt der ware Godheid. Van af dat ik de jaren van verstand heb bereikt, heb ik uit geheel mijn hart getracht tot de kennis van den waren God te komen. Ik heb opgemerkt dat een beeld van hout, steen, zilver goud of eenig ander metaal geen God kan wezen, dat zulk beeld, hoe schoon het ook mocht zijn, toch niets anders is dan eene gevoellooze stof.

22

Dikwijls stond ik bij de beelden der goden, enkel om de waarheid te beproeven en niet om die beelden te aanbidden. Nimmer schenen ze mij iets anders te zijn, dan beelden, die niet zien, noch hooren, noch voelen, noch eenige andere macht bezitten.

(I) Leven en mirakelen van de H. Barbara, Gent. 1861.

-ocr page 27-

de h. barbara.

Somfcjjds vroeg ik of het menschen geweest waren die men nu als goden eerde; men antwoordde mij: ja. En aanmerkende het schan-delijk leven dat zij geleid hadden, besloot ik bij mijzeive, dat het geen goden konden zijn die zulke booze menschen waren geweest, ja, dat menschen geene goden kunnen worden omdat zij een begin hebben en sterfelijk zijn. Ik vermeen dat God geen begin, noch einde heeft en overzulks dat God vóór alle tijden geweest is en zonder ophouden zal bestaan.

Met deze en dergelijke overdenkingen heb ik mij dikwijls bekommerd; en alhoewel de ware God mij onbekend is, heb ik Hem nochtans bemind, geëerd en geloofd; ik heb mij aan Hem aanbevolen, want door Hem ben ik hetgeen ik ben. Hg heeft mij gemaakt en geschapen; aan Hem heb ik mgn leven te danken.

Ik wil niet ophouden te zoeken tot ik Hem vinde.

Daarom Eerwaarde vader, indien het waar is wat men van u zegt, zoo bid ik u ootmoedig, verdrijf uit mijn hart den duisteren nacht der afgoderij en bestraal het met het waarachtig licht der goddelijke kennis, want ik begeer vurig den waren God te kennen.

Ik hoop uw antwoord te ontvangen, zoo gg mij een waardig acht.

Uwe Dienares, Barbara, van Nicomedie.quot;

23

-ocr page 28-

HET LEVEN VAN

Deze brief toevertrouwd aan eenen getrouwerf boodschapper, werd door de maagd van Nico-medië naar Alexandrië gezonden. Niettegenstaande den grooten afstand van de twee steden,, kwam de bode gelukkig te Alexandrië aan.

Zoo haast Origenes den brief van Barbara ontvangen en gelezen had, kuste hij dien met groote blijdschap, God lovend en dankend wegens de gunst die Hij aan Zijne dienstmaagd-Barbara had bewezen.

quot; Terstond gaf hij haar antwoord als volgt r »Origenes, onwaardige Priester en dienaar-van denwaarachtigen God, en Zijn verkondiger, zoo veel het mogelijk is in Alexandrië; aan de edele dochter van het Barbarisch volk, Barbara, zaligheid in Onzen Heer Jezus-Christus!

Eene nieuwe manier van Gods werking verwekt in ons eene nieuwe blijdschap en dient ons tot verwondering; want wie hoorde ooit dat er eenige mensch, door de inspraak Gods alleen met eigen verstand en vrijen wil, zonder eenig behulp van uitwendig onderwijs, zich uit de dwaling der afgoderij heeft getrokken?' Gij kent reeds den waren God, daar gij schrijft wie, hoedanig en hoe groot God is... Maar hetgeen gij niet schijnt te weten, is, dat God, alhoewel Hij één in wezen is, nochtans drievuldig is in personen. Deze personen zijn de Vader, de Zoon en de H. Geest.... Mijn gezant, dien ik u met uwen bode zal toezenden r

24

-ocr page 29-

DK H. BARBAE A.

zal u dit breedvoeriger uitleggen, en u verder in de goddelijke geboden onderwijzen volgens de boeken die hg u zal medebrengen;

Ondertusschen vermaan ik u dat gij standvastig moogt volharden in uw geloof en bereid zijn om alle pijnen voor hetzelve te verdragen, want God zelf heeft gezegd: »Die zijne ziel in deze wereld haat, zal ze bewaren tot het eeuwig leven.quot; (Jo. 12. 25.)

»Blgf welvarend, uitverkorene dochter der eeuwige zaligheid, en groei altoos in deugden voor God.quot;

Volgens zijne belofte zond Origenes, den Priester Valens of Valentinus, als zijnen afgezant met den bode van Barbara, naar Nicomedie. Toen deze mannen in de stad gekomen waren, vernamen zij dat de maagd ziek te bed lag en haar vader zeer bedroefd en ongerust was. Het scheen dat Barbara niet van lichaam ziek was, maar dat hare ziel uit liefde tot den waren God verkwijnde.

De bode van Barbara ging vooruit en boodschapte haar dat er een afgezant van Origenes met hem gekomen was en haar, om alle achterdocht van haren vader te verdreven, onder het voorkomen van een ervaren geneesheer, begeerde te bezoeken.

Barbara was tfeer verwonderd en verheugd over deze blijde tijding en gebood haren bode den gezant van den grooten leeraar zoo spoedig mogelijk tot haar te brengen.

25

-ocr page 30-

HET LEVEN VAN DE H. BARBARA,

Dioscoras, door het statig voorkomen van Valentinus getroffen, en niets zoo zeer wen-schende dan zijne dochter zoo spoedig mogelijk hersteld te zien, gaf hem verlof haar te bezoeken.

De eerste zorg van Valentinus was aan Barbara den brief en de boeken van Origenes zooals de 4 Evangelien, de Brieven van den H. Paulus, de Psalmen van David enz., te overhandigen. Verder onderwees bij haar in al de punten van het Christelijk geloof, en diende hij haar het H. Doopsel toe.

Sommige schrijvers beweren dat zij door eenen Engel of door den H. Joannes den Dooper werd gedoopt. (Leven en Mir. van de H. Barbara, Gent 1869, p. 9—13.)

Wij zullen in de volgende bladzijden zien hoe de JET. Barbara Gode dankbaar is geweest voor hare wonderlijke roeping tot het ware geloof, hoe zij zich zelve aan Jezus-Christus heeft toegewijd, en haar geloof aan de leering van Jezus-Christus geenszins heeft verborgen, maar openlijk heeft beleden en ondanks alle pijn en vervolging, tot den dood toe standvastig heeft bewaard.

26

-ocr page 31-

Iloordsstulc 111,

fiioscorus biedl zijne dochler een voordeelig huwelijk aan. — Hij doel io haren loren eene badkamer vervaardigen en begeeft zich op reis. — üe geeslelijke verloving der 11. Barbara. — Bel derde vensler. — Bel B. Kruisleeken der B. Barbara.—Terugkeer van Dioscorus.—üe geheimen der H. Drievuldigheid en der Verlossing. — ïluchl en gevangeneming der U. Barbara.

'Sponsabo te mihi in «empitermim.quot;

(Osee, 2. 19.)

Ik zal u Toor eeuwig met Mij verloven.

quot;Tres sunt qui testimonium dant in coelo. Pater, Verbum et Spiritus Sanctui.quot;

(S. Jo. Ep. 1 5. 7.)

Er zijn er drie die getuigenis geven in den hemel: de Vader, het Woord en de H. Geest.

• Non enim judicavi me scire «liquid inter vos, nisi Jesum et banc Crucifiinrn.quot;

(S. Paul. Cob. II. 2.)

Ik heb geoordeeld dat ik onder u niets anders wete dan Jezus en Jezus den Ge-kruisten.

erlicht door de schitterende waarheden des geloofs, vond Barbara slechts smaak in de zoete en troostrijke overweging der Goddelijke leer; zij onderhield niet alleen de H. wet van Christus, maar ook Zijne Evangelische raden tot de volmaaktheid. (Mgr. J. Th. Laurent, Hagiologische Predigten,T. I., p. 295.)

-ocr page 32-

HET LEVEN VAN

getrouw aan de inspraken der genade, verlangde zij niets meer dan het geluk des hemels ; de wereld scheen haar niets te bezitten dat een Christelijk hart waardig was.

Ook onze Heilige legde de belofte van eeuwige zuiverheid af. Want de maagdelijke zuiverheid scheen haar eene zoo kostbare en liefelijke deugd, dat zij besloot liever alles, ja ook het leven , dan dezen schat te verliezen. De verhevene waardigheid eener bruid van Jezus-Christus, den aller-reinsten en allerschoonsten minnaar der zielen, was het eenig voorwerp van hare eerzucht (Speciosu? forma prae filiis hominum Ps. 44. 3.) en het vurigste verlangen van haar leven.

Men kan niet zonder stichting en aandoening de geschiedenis lezen der H. Maagden die in menigte Martelaressen zijn geworden, wijl haar eene huwelijks-verbintenis werd aangeboden, welke zij weigerden, zeggende, dat zij belofte van eeuwige zui.erheid hadden gedaan, en dat zij in haar hart aan de liefde van Jezus-Christus, den voorkeur boven alle aardsche liefde hadden gegeven.

Zoo zien wg de fT. Agnes aan den zoon van den Romeinschen Praetor Symphronius, op zijne huwelijksaanvraag tot antwoord geven: »wijk van mij, gij spijze des doods, want reeds een andere minnaar is u bij mij voorgekomen; hij heeft mij zijnen ring tot onderpand gegeven en mg als eene Bruid met eene kroon versierd.quot;

28

-ocr page 33-

UE H, BARBABA.

Hierop werd zij op bevel van den Praetor gevangengenomen en stierf, eerst 13 jaren oud, den marteldood.

De H. Catharina weigerde standvastig de hand van keizer Maxirninus, omdat zg hare zuiverheid aan Jezus-Christus had toegewijd. Ook zij stierf dientengevolge in vele pynen.

Ook de H. Agalha hield getrouw tot den dood toe hare belofte van zuiverheid, toen Quintianus, Praetor van Sicilië haar wilde huwen.

De overlevering verhaalt dat de H. Petro-nella dochter van den H. Petrus, door eenen graaf met name Flaccus, alhoewel deze haar nooit gezien had, bemind en ten huwelijk gevraagd werd, maar drie dagen uitstel vroeg, en ondertusschen al biddende den geest heeft gegeven.

De H. Thecla wierp zich in den brandstapel om niet tegen hare gelofte, eenen zekeren Tamiridis tot bruidegom te moeten nemen. De H. Susanna (11 Aug.) werd ook, na vele tormenten , op last i es Keizers Diocletianus in haar huis onthoofd, wijl zij Galerius 's Keizers zoon weigerde te huwen.

De H. Ursula en hare gezellinnen ondergin-

O O

gen den marteldood om hare zuiverheid te bewaren.

Hetzelfde wordt verhaald van de HH. Lucia, Rufiaa, Secunda, en ontelbare H. Maagden.

29

-ocr page 34-

HKT LEVEN VAN

Deze H. Maagden waren allen met Jezus-Chris-tus »dien de Engelen dienen, wiens schoonheid zon en maan bewonderen, »(0ffic. S. Agn.) verloofd en werden ook met Jezus-Christusquot; dien zij op aarde met de innigste toegenegenheid beminden, in den hemel voor eeuwig vereenigd.quot; (Offic. S. Agn.)

De liefde, zegt de H. Dionysius Areopagiet, (Lib. de dev. nom. Cap. 4. Gen. 2.) vervreemt de beminnende persoon van haar eigen zelve en doet haar geheel en al in het beminde voorwerp overgaan. Zoo konden de HH. Maagden en Martelaressen ook wel met den H. Paulas uitroepen: gt; ik leef wel, maar ik ben het zelve niet meer die leef, Jezus-Christus leeft in mij.quot; (Galat. 2.)

Konden zij dan wel anders denken, anders spreken, anders handelen dan de Heer Jezus-Christus zelf? Is het dan te verwonderen dat hare liefde sterker was dan den dood, daar zij bezield waren door den sterken God, die den dood heeft overwonnen.

De H. Ambrosius zegt: »niet daarom is de kuischheid prijzenswaardig omdat zij bij Martelaren gevonden wordt, maar omdat zij kracht geeft om Martelaren te worden. (C. 1. de Virg. en Brev. Rom. 1. 4. de Comm. Virg.)

De verdere geschiedenis der lieve H. Barbara zal zulks ook meer en meer bevestigen, daar wij zullen zien hoe de bewaring der zuiverheid ook aanleiding gaf tot Barbara's martelaarschap.

30

-ocr page 35-

DE H. BARBARA

Dioscorus, die groote bezorgdheid voor zijne dochter had, ja die er een soort van afgod van maakte, was er op bedacht haar eenen stand in de maatschappij te bezorgen, die aan hare verdiensten en schoone hoedanigheden evenredig was. Hg bood dan Barbara een zeer voordeelig huwelijk aan, dat haar tot eene der voornaamste Dames van het land zou verheffen.

Barbara antwoordde dat zij van het huwelijk in het algemeen aikeerig was, en verklaarde dat de teederheid welke zij haren vader toedroeg, haar wederhield hem te verlaten en eenen bruidegom te volgen; tevens voegde zij er bij dat zij haren vader, die reeds op hooge jaren begon te komen, in zijnen ouderdom wilde verzorgen.

Dioscorus duidde haar dit antwoord geenszins ten kwade; hij vermeende dat de tegenzin om in het huwelijk te treden, bij zijne dochter uit haar eenzaam leven was ontstaan, en hoopte dat deze afkeer door den tijd wel zou verdwg-nen; hij dacht haar bij zijne terugkomst van eene reis die hij moest ondernemen, in eene betere stemming te vinden en besloot ook zijne dochter in het vervolg meer deel te doen nemen aan de openbare vermakelijkheden der stad en haar in de aanzienlijkste gezelschappen in te voeren.

Ook deed Dioscorus, in den toren die zijner dochter tot verblijf diende, eene fraaie badkamer vervaardigen, alwaar de jonkvrouw deze

31

-ocr page 36-

HEÏ LEVEN VAN

voor de Oostersche volkeren zoo noodzakelijke als gezonde verfrissching der baden zou knnnen genieten.

Den werklieden werd uitdrukkelijk door Dios-corus geboden ia deze kamer twee vensters te maken, een aan de zuidzijde en een aan de noordzijde, opdat de opkomst der zon aan den oostkant, de teedere maagd in haren morgen-slaap niet zoude storen, en dat ook de ondergang der zon aan de westzijde, haar insge-Ips des avonds niet zou hinderen.

Een geheimzinnig licht zou door spiegelstee-nen dit vertrek opluisteren, terwijl de lotgevallen der heidensche goden op de muren geschilderd en hunne marmeren standbeelden er een soort van tempel van zouden maken.

Toen Dioscorus op reis moest, was de badkamer nog niet geheel klaar. Op zekeren dag dat Barbara bij de werklieden wilde gaan om het nieuw badvertrek te bezichtigen, had zij volgens de legende, (Leven en Mirak. van de H. Barbara, Gent 1561, p. 18,) eene wonderbare verschijning.

Zij zag eenen Engel des Heeren, die haar sprak van de goedheid en onuitsprekelijke liefde van den Heer Jezus-Christus, welke voor de zaligheid der menschen het vleesch had aangenomen en eanen schandelijken dood had willen quot;sterven. Vervolgens verscheen haar Jezus-Chris-tus zelf in de gedaante van een klein kind vol

32

-ocr page 37-

SE H. BARBARA.

glans en luister. Dit kind bood haar met de éene hand eene veder of pluim van eenen struisvogel en met de andere hand eenen gouden gordel aan, en haar vriendelijk groetende, zeide het: »Mijne uitverkorene vriendin, uw rein en deugdzaam leven heeft mij zoozeer behaagd dat Ik u met deze giften trouwe als eene eeuwige bruid.quot;

De edele maagd door de tegenwoordigheid van onzen Heer verblijd en nog meer verheugd door de zoete woorden die zij uit Zijnen mond hoorde, viel met de grootste ootmoedigheid ter aarde en ontving de minnelijke giften die de Heer haar bracht tot panden van eeuwige trouw.

Men verwondere zich niet dat de Koning der glorie met dusdanige zinnebeelden Zijne uitverkorene bruid Barbara heeft willen trouwen; zoo heeft Hij immers ook aan de H. Catha-rina van Senen en nog andere maagden eenen gouden ring tot teeken Zgner trouw aangeboden.

De veder van den struisvogel was hier het zinnebeeld der kracht, waarmede Christus de H. Barbara begaafd heeft om de pijnen van haren marteldood te kunnen verdragen. De gouden gordel was als een teeken dat zij gedurig moest gereed zijn om de reis uit dit leven naar de eeuwigheid te beginnen.

Toen nu deze H. Maagd met haren hemel-schen Bruidegom Jezus-Christus op zulke geheimzinnige wijze was verloofd geworden, ver-

3

33

-ocr page 38-

HET LEVEK VAN

haalde haar de Engel de onbegrijpelijke pijnen r den schandelijken en bitteren dood welke haar minnelijke Bruidegom had geleden, om haar en alle menschen van de eeuwige pijnen der hel te bevrijden, en op hetzelfde oogenblik werd het klein kind geheel rood, en scheen geheel doorwond en als met bloed overgoten te zijn.

De H. Maagd dit ziende, weende en klaagde met eene groote droefheid des harten over het Igden en den dood des Zaligmakers, en alsdan voorspelde haar de Engel welke pijnen zij zelve-om den naam des Heeren zou moeten lijden, opdat zij niet alleen de kroon der maagden r maar ook de kroon der martelaren in den hemel zou verwerven.

Na deze verschijning gevoelde de heilige jonkvrouw eene groote blijdschap; zij bedankte den Heer en gaf zich geheel over aan Zijnen goddelijken wil.

Toen zij nu bij de arbeiders gekomen was en het werk in oogenschouw had genomen, vatte zij de gedachte op nog een venster te doen vervaardigen langs de oostzijde, opdat dan de drie vensters dezer kamer ter eere van het geheim der H. Drievuldigheid zouden strekken.

De bouwmeester gaf wel voor dat Dioscorus nadrukkelijk bevolen had slechts twee vensters aan te brengen, maar Barbara bleef bij haar voornemen en zeide tot den bouwmeester: jgt; wanneer mijn vader u eenige aanmerking hierover

34

-ocr page 39-

Ï)J5 H. BARBARA.

zal maken, zeg dan maar, dat ik n zulks heb bevolen, ik zal hem dan de reden hiervan wel opgeven.quot;

Sedert het visioen van dat bloedend kind had ook de maagd gedurig hare betrachting op het bitter lijden en den kruisdood van Jezus gesteld. De meeste schrijvers zeggen ons dat de H. Barbara het kruis, het teeken van onze verlossing in den vloer van de badkamer deed inleggen. (Offic. Dioec.)

De legende verhaalt ons ook dat deze maagd zich op zekeren dag in deze kamer bevond, die voor haar als eene bidkapel was geworden. Het water trouwens van het bad, herinnerde haar aan het H. Doopsel, en de drie vensters in dit verblijf aan de H. Drievuldigheid in wier naam zij dit H. Sacrament had ontvangen. (Hillegeer. Strijd- en zegepraal der HH. Gods.) Zjj leunde tegen een marmeren pilaar, waar 1 het water der fontein voor de baden uitliep; naar gewoonte was Barbara verdiept in de over-: weging van de smarten des Zaligmakers, en hare tranen van innig medelijden stroomden als blinkende paarlen in het heldere water. In hare overweging verslonden, maakte zij werk-tuigelijk met den vinger een kruisteeken op het marmer, en ziet, alsof die steen van week was geweest ware, bleef voortaan het merkmaal van het verheven en eerbiedwaardig teeken onzer j verlossing duidelijk in den marmersteen geprent.

35

-ocr page 40-

ilET LEVEN VAN

Nog langen tijd, nadat de H. Maagd den marteldood had geleden, bleef dit kruisteeken in hare badkamer bestaan en vele zieken die er zich gingen wasschen en het bedoelde kruisteeken , onder aanroeping van de H. Martelares aanzagen, werden er van hunne ziekten genezen. (Legendario delle Santissime Vergini, per Gio Batt. Rossi, in Pavia, 1619.)

De vrome middeleeuwsche legende verhaalt ons ook nog dat de H. Barbara, in hare volledige afgescheidenheid van Priesterlijke hulp, door Gods Engelen met de H. Spgs der Engelen, en wel onder de gedaanten van brood en wyn wierd gesterkt. Mgr. J. Th. Laurent, Hagiol. Predigten. T. I. p. 296.) Tevens dat zij om zich het II. Altaargeheim steeds te herinneren, eenen kelk met eene hostie op den muur van haar verblijf toekende. Hetzelfde deed later de H. Aloysius van Gonzag. (Die Hl. Stadt Got-tes, 1883, Steijl, Missionshaus.)

Daar haar vader zoovele afgodsbeelden in dit verblijf, tot sieraad niet alleen, maar ook ten bewijze zijner gehechtheid aan den heidenscbeu godsdienst, had doen plaatsen, was de chris-telijke jonkvrouw bij hot zien dezer ergerlijke vertooniugen, vaak zoozeer verontwaardigd, dat zij den standbeelden in het gezicht spuwde en uitriep : »mogen allen die u aanbidden en hunne hulp van u verwachten, ook aan u gelyk worden!quot; Ook sloeg ze de beelden der afgo-

36

-ocr page 41-

DE H. BARBARA.

den van goud en zilver aan stukken, die zg dan aan de arme menschen uitdeelde.

In gebed en overweging der geloofsgeheimen, in vasten en verstervingen , sleet nu deze Heilige Maagd hare jeugdige dagen tot aan de terugkomst van haren vader. Dioscorus was terstond benieuwd om de voltooide badkamer in oogenschouw te nemen en begaf zich met de werklieden derwaarts, Toen hy nu in plaats van de twee door hem bestelde vensters, er drie aantrof, vroeg hij naar de oorzaak hiervan. De metselaars antwoordden dat zijne dochter dit zoo geregeld had. De huisheer zeide niets, maar toen hij met zijne dochter alleen was, gaf hij haar zijne verwondering wegens het derde venster te kennen en zeide hij dat er twee vensters voldoende zouden geweest zijn. Barbara antwoordde geheel bedaard: »wel, vader, er zijn immers ook drie vensters om eiken mensch te verlichten die in deze wereld komt.quot; — »Ik begrijp u niet,quot; hernam Dioscorus. — »Kom dan maar even mede naar de badkamerquot; verzocht hem de jonkvrouw. Aldaar gekomen zijnde, toonde zij haren vader ook het kruisteeken dat er zich bevond en sprak zij aldus: »Vader, deze drie vensters beteekenen den Vader, den Zoon en den H. Geest, door wier licht elke mensch wordt verlicht, wanneer hij ook tevens gelooft aan het geheim van het kruis, waarop Jezus-Christus de Zoon Gods, de tweede persoon van

37

-ocr page 42-

HET LBVJSN VAN

deze Heilige Drievuldigheid, voor het heil der menschen is gestorven.

Ook maakte zij haren vader opmerkzaam er op hoe onverstandig het was de afbeeldsels der godheden, voorwerpen door 's mensehen handen vervaardigd, als goden te beschouwen. Ook sprak zij van de laagheden en buitensporigheden der personen welke door deze beelden waren voorgesteld, en van de verregaande dwaasheid door het beginsel alleen van de menigvuldigheid der goden reeds in zich bevat.

»Er is slechts één Opperste Wezen, één Godquot;, zeide zij. »De Schepper van alles, almachtig, oneindigquot;. Heer en Meester van het heelal, de eenige Rechter en Beslisser van bet lot der menschen, en deze eenige God in drie Personen, de eenige aanbiddelijke is de God der Christenen; iedere andere Godheid is louter inbeelding. quot;

In den eersten oogenblik was Dioscorus als verstomd over hetgeen hij van zijne dochter moest hooren, maar welhaast nam zijne aangeboren woestheid van aard de overhand. Nooit was er een door de honden achtervolgende stier of een gewonde leeuw woedender dan deze heiden , toen hij begreep dat zyne dochter die hij zoo zeer beminde, nochtans gevoelens had omhelsd, welke zoo hemelsbreed van zyne geloofsbegrippen verschilden, en dat zij deze leeringen zoo rondborstig durfde aan den dag leggen. Hy

38

-ocr page 43-

DE H. BARBABA.

zag dat Barbara de goden had verlaten voor het gehaat en veracht geloof van Christus, den Nazareër. Toen hij zich nu ook herinnerde dat Barbara, voor zijne reis het aangeboden huwelijk had van de hand gewezen en hij gehoord had dat er onder de Christenen velen den ongehuw-den staat verkozen, werd hij zóó vergramd dat hij zijn zwaard trok om zijne dochter het hart te doorboren.

De maagd echter voor welke veel grootere beproevingen en luisterrijke zegepralen waren weggelegd, ontweek de woede haars vaders en nam glings de vlucht.

Dioscorus achtervolgt haar als een jachthond die met den vinnigsten ijver het eens gevatte spoor blijft drakken. üe maagd was op het punt door haren vader bereikt te worden, nu opende zich volgens de legende eene steenrots om haar eenen doortocht te verleenen. (Rosweij-dus-Ribad. en P. Math. Vogel, Lebensb. der EI. H. Gottes, T. II. p. 621.) Barbara vond eene schuilplaats in eene bergkrocht, en zou niet ontdekt zijn geworden, zoo het niet ware geweest dat een schaapherder hare verbergplaats aan Dioscorus had bekend gemaakt. Deze herder werd tot straf, zegt eene andere Legende, (Gent 1861, Leven en Mirak. van de H. Barbara, p. 24,) in eenen steen en zijne kudde in sprinkhanen veranderd. Toen Dioscorus haar eindelijk in gemelde krocht, alwaar zij in het gebed was ver-

39

-ocr page 44-

40 het LEVEU TA»

diept, gevonden had, wierp hij haar op den grond, sloeg en stiet haar wreedelijk en sleurde haar bij de haren naar eene naburige hut, waaruit by haar vervolgens door zijne dienstboden deed naar huis voeren.

Hier begonnen de mishandelingen van den ontaarden vader op nieuw, en poogde Dioscorus met alle geweld zijne dochter tot de aanbidding der valsche goden over te halen.

De jonkvrouw wist echter zeer goed dat het beter is zijne ouders dan Jezus-Christus te beproeven. (S. Jo. Climac.) zij bleef standvastig en lijdzaam. Toen nu Dioscorus wel inzag dat al zijne moeiten en geweld niets konden baten, bracht hij zijne dochter gebonden en duidelijke sporen van mishandeling dragend naar het paleis van den landvoogd of Praetor Marcianus en beschuldigde hij haar dat zij eene Christene was en de goden des Rijks verachtte, er tevens er op aandringend dat de Praetor haar niet vrij moest laten, voor dat zij het Christendom zon afgezworen en de goden zou gehuldigd hebben. Zoo gebeurde hier ook wat de Zaligmaker had voorspeld: »vaders zullen hunne kinderen overleveren. quot;

Door deze manier van doen hoopte Dioscorus dat zijne dochter de folteringen der beulen niet zou kunnen verdragen, maar reeds op de bedreiging of het eerste gezicht daarvan het chris-telijk geloof zou verzaken. In alle geval zoo

-ocr page 45-

DE H. BARBABA.

hg een schitterend bewgs van zijne eigene gehechtheid aan den godsdienst der Cesars geven en zyne goederen behonden, die anders, wanneer de Keizer zou vernemen dat zijne dochter tot de aanhangers van het Christendom behoorde, zeker zouden verbeurd verklaard zijn geworden. (Rosw, Ribad. T. II, p. 616.)

Mocht Barbara onverhoopt in de belijdenis van het Christendom volharden, dan zou hij het genoegen smaken, haar in de hevigste pgnen voor hare hardnekkigheid te zien boeten.

41

-ocr page 46-

Hoofdstuk IV.

Keizer Baxirainusl, en de zesde algemeene vervolging der Kerk.

Heleersle verhoor en de eersle folieringen der H. Barbara.

2ij wordt des nachls door den Heer Jezus bezocht, genezea en gesterkt. - Tweede verhoor.—Nieuwe pijnigingen.

De 11. Barbara wordt door de straten der stad gesleurd ea eindelijk ten dood veroordeeld.

quot;Non veni pacem mittere, aed gladiam... Tradet autem frater fratrem in mortem et pater ^ilium.,, Mat. X. 34, 21.

Ik kom niet den vrede brengen, maar het zwaard... De broeder zal zijaen broeder en de vader zijnen zoon overleveren.

•Cum dnxerint vos tradentes; nolite prae-cogitare quid loquamini; sed qnod datum vobis fuerit in illa hora, id loquimini, non enim vos estis loquentes, sed Spiritus Sanctus.'!

Math. XIII. II.

En wanneer zij n wegvoeren. om u over te leveren , bedenkt niet te voren wat gij spreken zult; maar hetgeen u in die are gegeven zal worden, spreekt dat; want niet gij zgt het die spreekt, maar de Heilige Geest.

«Omnia possum in Eo, qui me confortat.'* Phil. IV. 13.

Ik kan alles in Hem, die mij versterkt.

oen Rome's beschaving met de Griek-sche in aanraking kwam, namen beide beschavingen niet hare wederzijdsche deugden, maar veeleer hare ondeugden over. Het bleek al spoedig dat de stoffelijke vooruitgang van het Eomeinsche Keizerrijk met

-ocr page 47-

DB H. BARBARA.

reuzenschreden den zedelijken achteruitgang der -onderdanen bevorderde. Zulks geschiedde door het beginsel zelf van de veelvuldigheid der goden.

De heidensch-Romeinsche wereld had den eenigen en waren God, die nochtans in Zijne werken zoo duidelijk kenbaar is, miskend; zij had de waarheid, zegt de H. Paulus, in de onrechtvaardigheid begraven; (Rom. I, 18,) en de glorie van eenen onsterfelijken en onbeder-felijken Schepper in het vergankelijk en beder-felijk beeld van menschen en dieren en van veelsoortige ijdele maaksels veranderd, die als godheden werden aangebeden. (Rom. I, 20, 23.)

Derhalve leverde God de rampzalige maatschappij aan de losbandige begeerten des harten, aan de ontucht en aan alle soorten van misbruiken over. (Rome I. 24 — I, 28, 31.) Rome was toen ia den waren zin het onkuische vrouwspersoon geworden, waarvan de H. Joannes in het boek der Openbaring gewag maakt.

De H. Apostelen Petrus en Paulus en na hen, de Pausen, de geloofsverkondigers, de belyders en ontelbare martelaren zouden door het woord der waarheid en het bloed der getuigenis aan het oude bedorven en vermolmde Rome der Cesars, eenen nieuwen en duurzamen, ja eeuwigen luister schenken, den luister name-lijk der Christelijke beschaving, door welke de mensch tot zijne ware bestemming en zijn waar geluk wordt aangeleid.

43

-ocr page 48-

HKT LEVEN VAN

Het heidensch Rome, wiens adelaren in hunne zegevierende vlucht het aardrijk met hunne scherpe klauwen hadden omklemd, gaf zich echter niet dan na hevigen en stuiptrekkenden tegenstand over.

Gedurende drie eeuwen hield het heidendom dezen strijd op leven en dood vol tegen het Kruis van Christus en vervolgde het op allerlei wijzen, met ongehoorde verwoedheid de aanhangers van het Christelijk geloof. Maar het werk Gods zegepraalde; hoemeer bloed er stroomde, hoemeer er ook Christenen, als uit een vruchtbaar • zaad, ontsproten, zegt Tertullianus: » Semen sanguis Christianorumquot;, een zaad is het bloed der Christenen.

Eindelijk moest de wormstekige Keizertroon naar Bijzantium, (Cons tan tin opel) de wijk nemen en plaats ruimen voor den Bisschoppelijken Zetel van den stedehouder van Christus. » Galilee Vicisti!quot; Gij hebt overwonnen, o Galileeër, riep de verbitterde Christenvervolger, Juliaan de afvallige , terwijl hij het bloed dat uit Zijne wonde spatte, ten hemel wierp.

De duisternissen van de lange nacht der dwaling, moesten zwichten voor den blinkenden dageraad van het waar geloof: »haec est victoria quae vincit mundum, fides nostra.quot; Het is ons geloof dat over de wereld zegeviert.

Een woordje in het algemeen zij hier gezegd over de zesde groote vervolging der Christenen ^

44

-ocr page 49-

DE H. BARBARA

onder welke ook onze Heilige Barbara den marteldood voor de geloofsleer van Jezus-Christus heeft geleden.

Na den dood van Keizer Septimins-Severus die de vijfde algemeene vervolging der Kerk had geboden, liet men gedurende een tgdver-loop van vier en twintig jaren de Christenen ongemoeid. Keizer Alexander-Severus was hun zelfs gunstig; de leeringen van Origenes hadden in zgne jeugd eenen gunstigen indruk op hem gemaakt; hij eerde Jezus-Christus als eenen zijner goden en had Zijne beeldtenis met die van Orpheus, Abraham en Apollonius van Thyane in zijne huiskapel geplaatst. Hij had eene bijzondere voorliefde voor de Christelijke spreuk: »doet niet aan anderen wat gij niet wilt dat men aan u zeiven doe.quot;

Men zegt dat zyne moeder Mammsea, ook door Origenes onderwezen was geworden en in het geheim tot het Christendom was bekeerd; daar deze vrouw op haren zoon eenen grooten invloed had en hem altoos vergezelde, was nimmer eene Keizerlijke regering den Christenen zoo gunstig gezind dan deze.

T.oen Keizer Alexander oud 28 jaren en na 13 jaren geregeerd te hebben, in het jaar 235 met zijne moeder, te Siklingen bij Mainz, onder voorwendsel zijner gestrenge legertucht door eenige oproerige Gallische soldaten, opgehitst door den veldheer Maximinus , vermoord

45

-ocr page 50-

HET LEVEN VAN

werden, veranderde terstond deze gunstige toestand.

Maximinus, de moordenaar van Alexander Severus, werd zijn opvolger.

Cajus Julius Verus Maximinus, werd in het jaar 173, in eene ellendige hut van een Thracisch dorpje geboren. Hij was de zoon van Micca of Meek een Gothschen vader en van Abaca, eene Alaansche moeder. Hij was eerst een veehoeder en stelde zich in zijn land aan het hoofd der andere herders, wanneer zij zich tegen de baan-stroopers wilden verweren. Hij werd soldaat onder Septimius Severus die hem wegens zijne groote dapperheid zeer gunstig was en hem in rang deed opklimmen; onder Caracalla was hij Centurio of honderdman (kapitein), onder Helio-gabalus, van wiens verwijfde zeden hg eenen walg had, Tribunns of Legeroverste. Keizer Macrinus was hem minder goed gezind, weshalve hij naar zijn geboorteland, Thracie, terug keerde. Onder Alexander-Severus kwam hij weer in aanzien, werd Senator en bevelhebber van de legioenen tegen de Perzen benoemd, in welke betrekking hij zich wederom zeer onderscheidde; vervolgens werd hem door den Keizer de vorming der nieuw aangeworven troepen in Ger-manië opgedragen.

In dien tijde, zegt Chateaubriand, (Etud. Hist. T. I. p. 262), was het Keizerrijk aan een pachthof gelijk, dien de Keizer aanpachtte op voorwaarde

46

-ocr page 51-

DE H. BARBARA.

van spoedig te zullen sterven. Alexander Severus had reeds te lang geregeerd; reeds hunkerden de soldaten naar de geschenken en fooien van eenen nieuwen meester.

De hoop van te regeren en ook wellicht zijn woeste aard, maakten nu van Maximinus eenen oproerling. Hij was het hoofd van den moordaanslag op den Keizer Alexander en werd ook als zijn opvolger erkend.

Hij was de eerste Barbaar die Keizer werd, en zijne troonbestijging was werkelijk het voorspel van de bepaalde overwinning der Barbaren op de Romeinen.

Maximinus was en bleef in Germanje en mocht nimmer als Keizer den voet op het Capitool zetten. Ook was hij en bleef hij een echte Barbaar, een gekroonde reus, zonder beschaving, want hij sprak niet eens tamelijk het latijn. Nimmer, zegt Capitolinus, was er een woester dier op aarde. Hij was acht en een halve voet lang, zegt men, en de armbanden zijner vrouw konden hem gerust tot vingerringen dienen. Men verhaalt dat hij dagelijks 40 pond vleesch en een amphora (14 flesschen) wijns verzwolg. Ja, dat hij, eeu os in één etmaal kon oppeuzelen. Zijne lichaamskracht was buitengewoon; hij trok alleen een zwaar geladen wagen voort, kon met één vuistslag eenen beer nedervellen, of de tanden en beenen van een paard vermorzelen, en steenen in zijne handen

47

-ocr page 52-

HET LEVEN VAN

stuk wrijven. Ook verhaalt men van hem, dat hij 20 a 30 worstelaars kon te bodem werpen, zonder wat adem behoeven te scheppen. Het was een eerste wangedrocht, die na voorheen Hercules, Achilles, Ajax, Milo van Crotone bijgenaamd te zijn geweest, thans Keizer geworden zijnde, wegens zijne wreedaardigheid een Cycloop, een Phalaris en Busiris, een pest voor de maatschappij werd uitgekreten. (Pestis Reipu-blicae, zegt Capitolinus apud Berti, Brev. Hist, eccli.) Hij gaf al spoedig redenen genoeg hiertoe. Enkel zijne echtgenoote,Paulina, kon hem som-tijds in zijne onstuimige aanvallen van wreedheid en bloeddorst tot bedaren brengen.

Daar hem eenige officieren verdacht waren geworden, deed hij om te beginnen vierduizend menschen zonder onderscheid of onderzoek ten dood brengen; de meesten hadden geene andere misdaad begaan dan den dood van Keizer Alexander Severus betreurd. En daar de Christenen bijzondere reden hadden tot spijt over den dood van dezen Keizer, waren zij de aangewezen vijanden, in de oogon van Maximinus, zijnen moordenaar. (Bér. Bercastel. T. II, p. 36.) Wraak over hen nemen: ziedaar de algemeene oorzaak van de zesde groote Kerkvervolging. Eenige schrijvers, zegt Chateaubriand, (Etud. Hist. T. I, p. 271,) meenen dat het voornaam doel dezer vervolging was om Origenes, die in het oosten de Kerk zoo-

48

-ocr page 53-

DB H.BABBAKA.

aeer deed bloeien, te doen afvallen. Het ver-Tolgings-bevel was enkel tegen de geestelijke Herders gericht, en vooral was Origenes er bepaald bij aangewezen, men kon hem echter niet in handen krijgen; men vatte enkel Ambrosius en Protoctetes, zijne leerlingen, die met ketenen geboeid, naar het legerkamp, van Maximi-nns diep in Gallië werden gevoerd.

Origenes schreef hun ^ Aanwahhering tot den marteldood;quot; zij beleden standvastig het geloof, maar de val van den dwingeland redde hun het leven. (Darras p. 121.)

De Pausen Pontianus en Anterus stierven onder de vervolging als martelaars, de eerste in Sardinië 335, en de tweede te Rome in 236. Buiten deze namen, staan er geene andere van de slachtoffers der vervolging opgeteekend, dan een enkele naam, maar ook een der roem-rijksten van alle, die der H. Barbara.

Alvorens den strijd en de zegepraal der H. Maagd van Nicomedië, te verhalen, stippen wg eerst nog aan de bijzondere aanleiding tot het uitvaardigen van het decreet der zesde algemeene Kerk-vervolging, volgens (Bérault Bercastel T. II, p. 38,) welke aanleiding door het volgende voorval werd gegeven;

Toen Maximinus als Keizer was uitgeroepen geworden, deelde hij, volgens de bestaande gewoonte, geschenken uit onder de soldaten. Elk manschap moest zich om die te ontvangen ,

4

49

-ocr page 54-

HUT LEVEN VAS

met een lauwerkroon op het hoofd aanbieden. Een hunner echter verscheen met zijn lauwerkroon in de hand en was reeds voorbg gestapt r zonder dat zijn hoofdman er acht op gegeven had, maar deze werd er oplettend op gemaakt door het gefluister en gespot der omstaanders. De officier vroeg nu den bewusten soldaat naar de reden van zijn zonderling gedrag. Deze antwoordde »dat hg een Christen was en dat hem zijn godsdienst verbood hunne kronen te dragen. Hierop werd de soldaat van zijne wapens-en montering beroofd en in de gevangenis ge worpen. Alhoewel de meeste christenen zijn gedrag berispten, wijl hij door een ijdelen ge-wetensschrupel, de geheele Kerk aan de vervolging des Keizers blootstelde, beweerde Ter-tullianus, (die echter toen reeds in de strenge dwaalleeren van de Montanisten was gevallen,) in zgne verhandeling: » De corona militis over de kroon des soldaten, dat dusdanige kroon een bepaald teeken was van afgoderij en dat gemelde man slechts een volstrekten plicht was nagekomen; en alhoewel Tertullianus te ver gaat in de rechtstreeksche vraag hierover, staaft hij zijne bewering met grondige bewijzen uit

de overlevering.

Ondertnsschen deed dit voorval 's Keizers haat tegen de Christenen al meer en meer ontvlammen , zoodat hg hunne vervolging gelastte, welke duurde zoolang hg geregeerd heeft (235—237.gt;

50

-ocr page 55-

SB B. BARBARA.

De stomme en onwetende Cesar betichtte de Christenen van alle onheilen die den staat wedervoeren , zoodat ook onder hem de verzekering van Tertullianns in zijn ;gt;Lofschrift,quot; (C. 40 Apol.) bewaarheid werd: »wanneer de Tiber buiten zijne oevers treedt, wanneer de Nijl geen vrncht-baar slib schenkt, als de luchtkring beroerd wordt, de aarde beeft, pest en hongersnood ontstaan, dan schreeuwt men allerwege: »de Nazareëers of Christenen moeten voor deleeuwen geworpen worden! (Christiani ad leones.)

De doodstraf werd echter niet bevolen dan voor hen die anderen onderwezen en de Kerken bestuurden. Maximinus was een echt Cultuur Kamfer, want hij hield zich verzekerd, dat indien de herders zouden geslagen zgn, de kudde weldra zou verstrooid worden. Tevens vreesde hij door de toepassing der doodstraf op de Christenen, het Rijk te zeer te zullen ontvolken, wijl volgens de getuigenis van Ter-tullianus, toenmaals reeds (21(5) de steden en vlekken, velden en eilanden, de legers en de gerechtshoven met Christenen vervuld waren.

— Na deze voorafgaande bijzonderheden gaan wij over tot het verhaal van het glorierijk martelaarschap der H. Barbara. —

Toen Dioscorus zijn onschuldig slachtoffer voor den Praetor bracht, werd deze door medeleden getroffen. Bij het zien dezer tengere, pas negentienjarige maagd, wier zachtheid

51

-ocr page 56-

HET LEVEN VAN

en zedigheid hare schoonheid evenaarden, deed hare boeien losmaken, en alhoewel hg de ■wreedheid des vaders afkeurde, begon hij alle listen te gebruiken om haar van haren godsdienst te doen afvallen.

Hij prees haar verstand, roemde hare schoonheid, vei'hief hare zeldzame hoedanigheden en deed groote beloften aan de jeugdige maagd om haar over te halen tot gehoorzaamheid aan de bevelen des Keizers en om haar aan te sporen de goden des Rijks te aanbidden en de bijgeloovigbeden der Nazareers te laten varen.

Onze heilige die tot hieraan steeds het stilzwegen had bewaard, verklaarde den Praetor nu met groote zachtmoedigheid, doch met hoogeu ernst, dat al hare verwachtingen niet op deze aardsche goederen, maar op de onzichtbare goederen des hemels gevestigd waren, op het erfdeel namelijk der verlossing in Jezus-Christus, en dat bet eene dwaasheid was te vertrouwen op goden, die het werk van men-schen zijn en geen gevoel hebben, noch hulp kunnen verleenen. Immers zij zijn slechts van goud en zilver en voorwerpen door mensche-lijke kunst vervaardigd; alle goden der Heidenen zijn slechts booze geesten, de ware God is echter de Heer die de Hemelen gemaakt heeft,quot; (Ps. 113, 95.)

De geheele vergadering was opgetogen van verwondering. Marcianns zelf bewonderde de

52

-ocr page 57-

DK H. BARBARA.

aangeklaagde, maar hij gaf toe aan bet men-schelijk opzicht dat maar al te vaak het recht verdraait en de deugd verdrukt. Alhoewel het edikt der vervolging slechts bepaald tegen de bisschoppen en priesters luidde, vond zich Mar-cianus nochtans bewogen om deze verordening op deze voorname jonkvrouw toe te passen, wier bekeering in de stad als ook in de geheele provincie opspraak had gemaakt. Hij gebood dan de folterwerktuigen voor de oogen der maagd te brengen om haar van gedachte te doen veranderen, maar hij bedroog zich.

Nu deed hij Barbara van hare kleeding he-rooven en haar met ossen-pezen zoolang geeselen totdat haar lichaam slechts éene enkele wond meer vertoonde; vervolgeus deed hij zout in hare wonden wrijven, haar met een ruw haren kleed omhangen, en in een akeligen kerker opsluiten, waarvan de bodem met pot- en glasscherven was bedekt opdat haar teeder ea gewond lichaam nog meer zonde gekwetst worden; tevens werden hare voeten in een houten blok bevestigd om haar alle beweging te beletten die hare pijnen slechts eenigzins zou kunnen verzachten.

De H. Barbara doorstond deze onmenschelijke wreedheden met mannelijke kloekmoedigheid uit liefde tot Hem die uit liefde tot haar was ontkleed en gegeeseld geworden, (Mgr. Laurent. Hagiol. Pred. T. I, p. 299,) geene klachten

53

-ocr page 58-

HET LEVEN VAN

ontsnapten haren mond. Integendeel herhaalde zy dikwijls deze woorden: »Gezegend zij de Heer die mijti gebed niet verstooten heeft, en Zijne barmhartigheid van mij niet heeft afgekeerd.quot; (Ps. 65, 23.)

De engelachtige lijderes dacht niet zoo zeer aan harequot; smarten dan aan de vreugde dat zij kon deel nemen aan het lijden des Heeren ea de daarop volgende verheerlijking: zij smeekte gedurig om de genade der standvastige volharding in de belijdenis van haar geloof.

Onder de toeschouwers in de gerechtszaal bevond zich ook eene godvreezende Chnstene met name Juliana, (Rosw. Ribaden.) welke, bij het zien der heldhaftigheid waarmede de jonge martelares aan de vleiereien zooals aan de tormenten des Praetors had wederstand geboden, hare blijken van bewondering en innig medelijden, zoo opvallend aan den dag legde, dat ook zij bewogen werd voor Christus te lijden , zich als Christene bekende en ten gevolge daarvan met onze heilige in dezelfde gevangenis

werd opgesloten.

Hier was Juliana omtrent middernacht van een groot wonder getuige: de Heer Jezus-Christus, van een helderstralend licht omgeven, verscheen en sprak tot Zijne H. Dienares: » Houd moed, o Mijne bruid; Ik verzeker u dat Ik altoos bij u zal wezen en u zoodanig beschermen dat de beulen en pijnigingen geen macht op u

54

-ocr page 59-

,1)8 H. BAEBARA.

-zallen hebben. Reeds vlechten de Engelen uwe kroon in den hemel.quot; (Darras. T. 8. p, 31.) Toen gaf haar de Heer eenen bloementuil zeggende: gt; deze zal in eeuwigheid niet verwelken.quot;

Daarna beloofde haar Jezus dat zij des anderendaags de martelkroon zoude ontvangen, Hjj maakte nog het teeken des H. Kruises over haar waardoor oogenblikkelijk haar lichaam geheel gezond werd en vervolgens steeg Hy, omringd van een schitterenden Engelenstoet ten hemel.

De heilige, vervuld met eene onuitsprekeliike vreugde, riep dankend uit: »Ik heb den Heer Tan aanschijn tot aanschijn gezien, en myne ziel is behouden gebleven.quot; (Gen. 32.) (1).

Des anderendaags deed Marcianus de Heilige Barbara wederom voor zich verschijnen, en toen hij bemerkte dat hare wonden volkomen genezen waren, schreef hij dit uitwerksel in zijne verregaande verblindheid toe aan de gunst en macht van zijne valscche goden en wilde hy hebben dat Barbara hiervoor een dankoffer zoude opdragen aan de goden die haar, zeide hg, ■ondanks haar zelve beminden en hare wonden hadden geheeld.

De Maagd wierp eenen medelijdenden blik op den Heiden en sprak: »o Praetor, wil toch iu 4e verblindheid uwer ziel mijne genezing niet -toeschrijven aan datgene wat zelf geen leven

(1) (Brev. Katisp. et Cod-Col. apud: Levea en Mirak. der H. Barbara. Gent 1861.)

55

-ocr page 60-

HBT LEVEN TAN

heeft. Ik ben genezen geworden door de kracht van Jezus-Christas, dien nw door de dwalingen verbijsterd verstand niet verdient te kennen r die zgne dienaren steeds beschermt en bewaart en die aan hen welke uit liefde voor Hem lijden de eeuwige belooning verleent.quot; (1).

De trotscbheid van den Rechter werd door dit stoutmoedig antwoord beleedigd; in zijne gramschap gebood bij nu de maagd bij de voeten aan eene soort van galg te hangen, vervolgens dat twee beulen met ijzeren kammen hare zijden zouden verscheuren en deze wonden eerst met brandende fakkels, daarna met gloeiende yzers verschroeien. Alsdan deed bij haar hoofd op een blok nederlaten, en met een hamer slaan. Het bloed der onschuldige martelares stroomde in beken op den grond, die er geheel door bevochtigd werd.

Te midden dezer smarten verhief Barbara haar hart tot haren Zaligmaker en bad zij aldus:

»0 goede Jezus, Gij doorziet het binnenste-van mijn hart; Gij weet wel dat ik al mijn vertrouwen op U gesteld heb; onttrek mij niet Uwe barmhartige hand, want zonder ü ben ik zwak en hulpeloos, maar ik kan alles in Ur die mij versterkt.

56

Door de onverschrokkenheid der martelares-werd de woede des Praetors nog heviger en»

(1) (Damasc. Metaphr. et alii.)

-ocr page 61-

DE H. BARBAE A.

nu gebood hg dat men haar de borsten zoude afsnijden, welke pgn en beschimping voor de-engelreine maagd onverdragelijk schenen, maar nochtans verzacht werden door hare groote liefde tot den hemelschen Bruidegom en hare vurige begeerte voor Hem te lijden. Het latijnsch boek van Ingolstadt zegt dat haar vader zelf dit beulenwerk met zijn zwaard verrichtte; Metaphrastes zegt dat hare borsten met een scherp mes werden uitgestoken en Stephanus Binetus dat dit met gloeiende nijptangen is geschied.

»Ik wil een man worden, zeide de H. Maagdr toen dit vreeselijk gebod werd gegeven, om mannelijk te overwinnen; mijne armen zullen' des te vrijer strijden. —quot; Onder hare pijniging riep zijluid: »ik vereer de H. Drievuldigheid, één God.quot;

Om de kloekmoedige heldin nog meer schande aan te doen en door dit voorbeeld andere maagden met afschrik voor het Christendom te vervullen , beval de Praetor dat men Barbara, geheel naakt, door de straten der stad zoude sleuren , en dat men haar middelerwijl gedurig zoude geeselen.

Bij dit schrikkelijk en beschamend bevel, sloeg, de heldin van geloof en kuischbeid in deze uiterste bedruktheid hare betraande oogen naar den Hemel en smeekte in dezer voege:

» O mijn opperste Koning en allerzoetste Heer,, die de hemelen met ondoordringbare wolken en

57

-ocr page 62-

HET LEVEN TAS

de aarde met het donker floers der nacht bedekt, moge het U behagen ook mijn lichaam te bedekken, opdat geen enkele ongeloovige mij kunne •zien en Uwen H. Naam lasteren!quot; (Steph. Bin.)

En de Heer die niet kan weigeren hetgeen Zijne dienaren ia hunnen nood van Hem be-geeren, de God van zuiverheid, die in Zijne geeseling, ook deze allergrootste pijn der schan-delijke berooving van al Zijne kleederen heeft willen Igden, (Revel. S. Brigittae, L. 1. Cap. 10,) en er zoozeer gevoelig aan was, zegt de H. Ansel-mus, dat Hij de slagen der geeseling niet heeft gevoeld, Jezus-Christus stortte eene hemelsche blijdschap in het hart Zijner bruid en omhulde de zuivere maagd van liet hoofd tot de voeten met eene oogverblindende klaarheid die haar als een lang kleed bedekte, zoodat zij gedurende drie uren door niemand kon gezien worden; de beulen ook geleidden haar zonder iets van haar te bemerken dan slechts het bloedig spoor dat zij op den grond achterliet. (1).

(1) quot;Pudoris magis qnam doloris vindex. Deus animam gao-dio. corpus stola indnit.quot;

(Vetos offic. S. Barb. 2. noct. lect. 3 — apud P. Jos a S. Barbara, Carm. Disc. *het geestelijk Kaertspel— Antv. 1666.quot;)

Ik lees in een handschrift getiteld: Choorboek van het hoog-adelijk en weltelich Kapittel te Thorn , in bezit van den WelEerw. Zeergel. Heer Rijks Archivaris Jos. Habets, het volgende Res-ponsorinm over deze folteringen onzer Heilige!

58

«rPraecepto Praesidis, Christi Virgo nudatur; nndata rursum iflagellatur, nuda per Provinciam ab irapiis viriis agitatur, sed nuda ne videatnr, petit k Domino qnod tegatur et ecce ab Eo atolo Candida velatur.*'

£

-ocr page 63-

DE H. BiEBAEA.

Nogmaals maakte een Engel haar gezond en ioen haar Marcianus hersteld zag, was hij als versteend en geheel buiten zich zeiven.

De Heilige Barbara trok hem uit zyne gevoelloosheid met deze woorden: »gi) zijt gelijk geworden aan den duivel uwen vader, gij zijt beschaamd gemaakt door den Heer Jezus-Christus. Mogen zij allen aldus beschaamd worden die beelden aanbidden en zich beroemen op hunne afgoden.quot;

Marcianus door de zgnen opgewekt, herhaalde zijne wreedheid en deed de maagd over scherpsnijdende zwaarden trekken, zoodat haar lichaam van alle kanten op de gruwelijkste wijze werd doorkorven.

Ook in deze marteling toonde de geloofsheldin eene onoverwinnelijke sterkte, zoodat de Rechter op nieuw met schrik en angst werd bevangen en uitriep; »zij is eene tooveresse die het gevoel der zinnen kan verdooven; indien wij haar nog lang in het leven laten, zal zij ons veel kwaads toebrengen.

Alsdan sprak Marcianus het vonnis uit, dat Barbara met het zwaard ten dood zou gebracht worden.

59

-ocr page 64-

Tloofclstuli V-

Dioscorus Terzoekl aan den landvoogd om zelf de beul lijner dochter le mogen wezen. — Laalsle gebed ïan de H. Barbara. — Haar roemrijke dood. — Dood van de H. Juliana. — Slraf van Dioscoms en Marcianus. — Begrafenis der D. Barbara. — Hare bcgraafplaals toen en Ihans. — Afbeeldingen der H. Barbar».

Snrge, propera, arnica mea, colnmha mea, formosa mea, et veni. Jam enim hiems trans-iit; imber abiit et rbcesfit.quot; (Cant. II)

Sta op, haast U mijne vriendin, mijne geheel schoone dnif en kom. Want de winter is voorbij ; weg is da regen en verdwenen.

-Veni sponsa mea, veni de Libano, vent veni coronaberis.quot; (Cant. IV. 8.)

Kom o mijne bruid; kom van den Libanon , gij znlt gekroond worden.

•Ecce qnod concupivi jam video , qnod spe-ravi, jam teneo: ipsi sum jnncta in coelis, qnem in terris posita , tota devotione dilrxi.quot;

(Off. S. Agn ) Ziet: ik aansehonw thans wat ik begeerd heb, eu ik bezit thans wat ik gehoopt heb ; ik ben nu in den hemel vereenigd met Hem dien ik op aarde met al mijne genegenheid bemind heb.

e aloude vijand van het menschelijk geslacht, had in den tijd gezien, hoede H. Ondvader Abraham aan God» bewl zoo zeer gehoorzaam was, dat-hij reeds den arm had opgeheven om zijnen lieven zoon Isaac te dooden. Een felle nijd maakte

-ocr page 65-

DE H. BARBARA.

aich na zoozeer meester van den boozen geest f ziende welke groote glorie aan den Allerhoogsten werd gegeven door eene daad van gehoorzaam-èeid, welke nochtans aan de menschelijke natuur, aan bet hart eens vaders zoo hard moest vallen; nu zocht en vond de duivel, de naaper van God insgelijks in de persoon van •den verwoeden en ontaarden afgodendienaar Dioscorus, een gewilligen slaaf, die uit haat van Christus, en Zijne leer, niet aarzelde met ■eigen handen zijne eigene en eenige dochter te slachtofferen.

Zien wij echter eens hoe deze toeleg des duivels, nu ook weer, gelijk altoos, tot niets anders heeft geleid dan tot zegepraal van het geloof, tot eeuwigen roem en geluk van het onschuldig slachtoüer en tot schande en straf van hare beulen.

Dioscorus stelde zich geenszins tevreden de folteringen zijner dochter bij te wonen en door zijn vaderlijk gezag in zekeren zin het gezag des wreeden rechters te ondersteunen, maar hitste ■ook nog de beulen aan om haar zooveel mogelijk te doen lijden, en toen zij eindelijk ten dood was veroordeeld, wilde hij de onnatuurlijke voldoening smaken van. haar met eigen hand te doen sterven. Hij verzocht verlof van den Praetor om de beul van ziju kind te wezen, hetgeen hem ook door Marcianus werd toegestaan. Barbara werd nu buiten op eenen berg

61

-ocr page 66-

HOT LEVEN VAN

die de'stad Nicomedië beheërschte, gevoerd om er haar jeugdig leven te beslniten.

Op dien lijdensweg was zij vergezeld van Juliana, die nadat ook zij wreedelijk was ge-pijnigd geworden, en nadat haar ook gelijk de H. Barbara, de borsten waren afgesneden, eveneens ten dood was verwezen. (Rosw, Ribad. T. II, p. 617.)

God openbaarde ondertusschen aan de H, Barbara hoe dat haar vader, wijl hg haar zoo onmenschelijk vervolgde, met een haastigen en onvoorzienen dood zoude gestraft worden.

Toen men nu aan den opgang van den berg der strafplaats was gekomen, verzocht Barbara * een oogenblik rust om nog eens en voor het Taatst haren Heer en Goddelijken Bruidegom te kunnen aanbidden, hetgeen haar ook werd bewilligd.

62

Dit gebed van de H. Barbara wordt door Pater Josephus van S. Barbara (1) in de volgende bewoordingen medegedeeld: »O oneindige God, die hemel en aarde geschapen hebt, die aan de wolken gebiedt te regenen en aan de zon te schijnen over zondaars en rechtvaardigen; o goedertieren God aan wien alle dingen onderdanig zijn, verleen aan uwe dienares de genade dat al degenen die den dag van mijn lijden jaarlijks tot Uwe eer en lof zullen her-

(1) Geestel. Kaertspel, p. 376, Anlw. 1866.)

-ocr page 67-

DE H. BABBAEA.

denken, door geenen haastigen en onvoorzienen dood mogen overvallen worden, maar na eene oprechte en rouwmoedige biecht, versterkt worden met het EL Sacrament des Altaars, en wil o Heer, omdat Gij weet hoe zwak, ellendig en broos wij zijn, hunne zonden niet gedenken in den dag des oordeels.

Het Brevier van Regensburg voegt er bij: gt;dat zij in de uur des doods niet verschrikt worden door de bedreigingen des duivels en in alle andere noodwendigheden Uwe hulp mogen gevoelen.quot; Daarop, zegt hetzelfde Brevier, weêr-galmde eene stem uit den hemel die antwoordde: »Kom o mijne bruid, ontvang de kroon die u van alle eeuwigheid bereid is in Mijn Rijk. Al hetgeen waarvoor gij gebeden hebt, is u toegestaan.quot; (1)

Vele heidenen van beide geslachten hoorden deze woorden en bekeerden zich tot den Heer. (Brev. Ratisp. idem.)

Barbara stond nu op als een kloeke reus om haren weg te vervolgen, komende boven op den berg, knielde zij in het zand en ontving den doodelijken slag uit de handen van hem die de oorsprong van haar leven geweest was..

(1) Dal dit laatste gebed onzer heilige degelijk verhoord is geworden door God , zullen wij door menig treffend en wonder feit, in den loo|i der volgende bladzijden , knnnen opmerken.

Gelijk haar wreede en hardvochtige vader dooreen iilotselijken dood zon weggernkt worden, zoo zouden integendeel de toekomstige vereerders barer bloedgetuigenis, van ceu soortgelijken doods bevrijd worden.

ea

-ocr page 68-

HKT LEVEN VAN

die de'stad Nicomedië beheerschte, gevoerd om er haar jeugdig leven te beslniten.

Op dien lijdensweg was zij vergezeld van Juliana, die nadat ook zij wreedelijk was gepijnigd geworden, en nadat haar ook gelgk de H. Barbara, de borsten waren afgesneden, eveneens ten dood was verwezen. (Rosw, Ribad. T. II, p. 617.)

God openbaarde ondertusschen aan de H. Barbara hoe dat haar vader, wijl hij haar zoa onmenschelijk vervolgde, met een haastigenen onvoorzienen dood zonde gestraft worden.

Toen men nu aan den opgang van den berg der strafplaats was gekomen, verzocht Barbara * een oogenblik rust om nog eens en voor het laatst haren Heer en Goddelijken Bruidegom te kunnen aanbidden, hetgeen haar ook werd bewilligd.

62

Dit gebed van de H. Barbara wordt door Pater Josephus van S. Barbara (1) in de volgende bewoordingen medegedeeld: » O oneindige God, die hemel en aarde geschapen hebt, die aan de wolken gebiedt te regenen en aan de zon te schijnen over zondaars en rechtvaardigen; o goedertieren God aan wien alle dingen onderdanig zijn, verleen aan uwe dienares de genade dat al degenen die den dag van mij a lijden jaarlijks tot Uwe eer en lof zullen her-

(i) Geestel. Kaertspel, p. 376 , Antw. 1666.)

-ocr page 69-

DE H. BARBARA.

denken, doorgeenen haastigen en onvoorzienen dood mogen overvallen worden, maar na eene oprechte en rouwmoedige biecht, versterkt worden met het H. Sacrament des Altaars, en wil o Heer, omdat Gij weet hoe zwak, ellendig en broos wij zijn, hunne zonden niet gedenken in den dag des oordeels.

Het Brevier van Regensburg voegt er bij: gt;dat zij in de uur des doods niet verschrikt worden door de bedreigingen des duivels en in alle andere noodwendigheden Uwe hulp mogen gevoelen.quot; Daarop, zegt hetzelfde Brevier, weergalmde eene stem uit den hemel die antwoordde: »Kom o mijne bruid, ontvang de kroon die u van alle eeuwigheid bereid is in Mijn Rijk. Al hetgeen waarvoor gij gebeden hebt, is u toegestaan.quot; (1)

Vele heidenen van beide geslachten hoorden deze woorden en bekeerden zich tot den Heer-(Brev, Ratisp. idem.)

Barbara stond nu op als een kloeke reus om haren weg te vervolgen, komende boven op den berg, knielde zij in het zand en ontving den doodelijken slag uit de handen van hem die de oorsprong van haar leven geweest was.,

(1) Dal dit laatste gtbeil onzer heilige degelijk verhoord is geworden door God , zullen wij door menig treffend en wonder feit, in den loop der volgende bladzijden, kunnen opmerken.

Gelijk haar wreede en hardvochtige vader door een jilotselijken dood zou weggernkt worden , zoo zouden integendeel de toekomstige vereerders harer bloedgetuigenis, van eeu soortgelijken dood' bevrijd worden.

ea

-ocr page 70-

HET LEVKN VAN

Het was de 4 December van het jaar 237; Barbara had den ouderdom van vijftien jaren bereikt, (Anderen 18 a 20 jaren.)

Juliana werd door eenen beul onthoofd.

Het bloed der H. Barbara was het laatste dat in de 6de vervolging werd vergoten. Keizer Maxi-minus werd met zijn zoon, door de soldaten onder de muren der stad Aquileja vermoord. (237.)

Opdat echter Gods rechtvaardigheid zou uitblinken en men zien kon hoe zeer verschillend het einde der brave menschen van het einde der boezen is, zoo werd Dioscorus, de moordenaar, nog bevlekt zgnde met het bloed van zijn onschuldig kind, en zich beroemende dat hij zijne dochter aan de goden had opgeofferd, in het naar huis keeren, door het hemelsch vuur getroffen en tegelijkertijd van het tijdelijk ■en het eeuwig leven beroofd. Ook Marcianus werd door den bliksem zoo zeer geslagen dat men de stukken van zijn lichaam naar alle ■kanten moest gaan zoeken.

Een godvruchtig man, Valentinianus genoemd , nam de lichamen der H. H. Martelaressen des nachts weg en bestelde ze ter aarde onder lofzangen en gebeden, op eene plaats, Galasius geheeten, alwaar spoedig vele wonderen gebeurden. (Rib. Rosw. T. II. p. 617.)

De Romeinsche wet betrachtte de lichamen •der terechtgesteld en niet als eerloos. Het werd onder hen als eene bijzondere daad van gods-

lt;64

-ocr page 71-

DG H. BABBABA.

dienstigheid en menschlieTendheid aangerekend, als iemand aan een ten dood gebrachte eene eer-Iflke begrafenis gaf. Zoo verklaart zich ook dat Jozef van Arimathea en Nicodemus, het lichaam van Jezus durfden vragen aan Pilatus, om het te begraven. Zoo werd ook de H. Petrus door zijne leerlingen plechtig begraven. Ook de H, Cyprianus bisschop en martelaar, werd te Carthago met fakkellicht en lofzangen ter aarde besteld, tgdensde felle vervolging van Keizer Decius.

De heidenen dit vernemende, legden het lichaam der dochter van Dioscorus in eene echoone kist welke zij met goud en edelsteenen versierden en in eenen tempel hunner afgoden droegen; aldaar werd die lijkkist met vier gouden ketenen aan het gewelf gehangen, en aan deze ketenen waren kostbare lampen gehangen die met welriekenden olie gevuld werden en er dag en nacht bij brandden.

Dikwerf was er in dit gewest gebrek aan water; er vloeide slechts éene rivier. Wanneer dan deze rivier bijna droog was, droegen de inwoners de kist der H. Barbara, met groote plechtigheid naar de rivier, stelden ze op het water, en aanstonds vermeerderde het water zoozeer dat de rivier overstroomde en al de omliggende velden bevochtigde en vruchtbaar maakte. (Codex Ingolst.)

Omstreeks het jaar 900 werd het lichaam der H. Barbara naar Constantinopel overge-

5

65

-ocr page 72-

HET LBVBN VAN

bracht, alwaar Keizer Leo, bijgenaamd de Wijsgeer, eene prachtige kerk ter harer eer had laten bouwen, en Keizer Emmanuel Com-nenes gaf in de XIIde eeuw een bevel »dat de feestdag der H. Barbara, die door de Grieken de s schitterende hoogverheven martelaresquot; wordt genoemd, onder het getal der gebodene feestdagen zou gerangschikt worden. (Goldhagen. Kurze Lebensbeschr. der HH. Gottes.)

Niet alleen de Grieken en Latijnen, maar ook de Moscovieten (Russen) en Syriërs vereerden de H. Barbara van af de eerste tijden.

Vroeger was er te Edessa in Macedonië een Klooster onder den naam der H. Barbara. (1)

In het Jaar 991 werd het heilig lichaam dezer martelares door Keizer Basillius aan eenen Venetianer ten geschenke gegeven en later (in 1258 volgens Lev. en Mir. der H. Barbara Gent, p. 37,) door de zorg van den edelen heer Raphael Baseggio naar de stad Venetie overgebracht en in de Kerk van O. L. Vrouw der

(1) Hier in I-imburg, nabij Lom, gehucht van de parochie Arcen , bestond tot in de XVIde eenw een klooster genoemd Beters-weert, eigenlijk S. Barbara's Weert, dat door de staatsche troepen onder aanvoeriag van den beruchten veldoverste Maarten Schenk van Nijdeggen werd verbrand en verwoest, na een allermoord-dadigst gevecht, waarin Schenk roet groote overmacht den Spaan-schen hopman Pedro Corvera had verpletterd. (Ferber, Gesch. der fam. Schenck van Nijdeggen , p. 205—207.)

De H. Barbara is ook (V v- clicrmlieilig(; van de Bisschoppelijke stad Breda, en Patrones der volkrijkste parochie aldaar.

■66

-ocr page 73-

DE H. BARBARA..

Paters Cruciferi, of Kruisdragers geplaatst. Sedert dien tjjd zijn er talrijke relikwieën der H. Barbara naar alle gewesten der wereld gezonden geworden, om aan de verlangens harer godvruchtige vereerders te voldoen. (1)

Perdanns, een zeer geloofwaardige schrijver verhaalt in zijn boek der mirakelen, dat er binnen Maastricht, in het Koor van O. L. Vrouwe-Kerk een put was, waarvan het water gezegend wordt, met een kakebeen van de H. Barbara. (Lev, en Mir. enz., p. 98.) Ik lees in de opgaaf der Relikwieën van gemelde Collegiale-Kerk dat men er een relikwie-schrein heeft van zilver, waarin een partikel van het hoofd en één van een kakebeen der H. Barbara worden bewaard en vereerd.

67

Deze relikwie-schrein van zilver {XVde — XVF6 eeuw,) is in den vorm van een toren , wijl de Heilige Maagd in een toren heeft gewoond en in de badkamer van dien toren drie vensters deed maken ter eere van de H. Drievuldigheid. (Bock et Willemsen, Antiq. Sacrées de Maestr. p. 239.) Ook in de hoofdkerk van S. Servaas te Maastricht bezit men eeue relikwie onzer Heilige (ibid. p. 226.) Te München-Gladbach in het naburig Pruisen worden alle 7 jaren o. a.

(1) Den 12de Februari wordt er eene translatie van de H. Barbara gevoerd, de 3de van Rome naar Fiacenza (Stadler en Helm, toll. Heil. Lexicou T. I. art. H. Barbara.)

-ocr page 74-

HET LEVEN VAN

verscheidene relikwieën der H. Barbara ter vereering getoond.

De H. Barbara wordt op verscliillende wijzen afgebeeld.

Men stelt onze heilige tevens voor: zij wordt afgeschilderd met zachte liefelijke trekken, en eenen lichten glimlach. Op het hoofd draagt zij eene kroon, wegens haren hoogen vorstelijken rang. In de middeleeuwen heeft zij zelfs den toren als hoofdtooisel.

Ten eerste leunende tegen eenen toren met drie vensters, als Patrones ter bewaring van het waar geloof. (Zie Hoofdstuk. II.)

Veelal vergezelt zij de H. Katharina in het gezelschap der allerheiligste Maagd, Katharina is de macht des geestes; Barbara is de diepte des gemoeds, het geheim verlangen der ziel waardoor zij vermoedde wat haar later als christe-lijke leering bekend werd. (Vollst. Heiligen Lexicon Stadler de Heim, Augsburg. B. Schmidt, 1 Band.)

Ten tweede, met eenen door den bliksem getroffen mensch aan hare voeten, als Patrones tegen eenen haastigen dood.

Ten derde, met eenen Kelk en de Hostie er boven in hare handen, als Patrones, ten einde het geluk te verkrijgen van de laatste H. Sacramenten waardig te mogen ontvangen. Ook wel ter herinnering aan de legende dat zij in haren toren door de Engels, de H. Communie

68

-ocr page 75-

DE H. BARBARA

onder beide gedaanten zou ontvangen hebben. (Zie 3de Hoofdstuk.)

De H. Barbara is ook afgeschilderd door den beroemden Raphael in zijn bekend beeld der Sixtijnsche Madonna: (Galerij van Dresden.)

FJoofdstuis. VI,

De Besclierining der B. Barbara door onderscbeideDe wonderbare ïoonalleD bevestigd en gewelligd.

„Expecta quotidie finem vitae, et ad illum iter te para.quot; (S. Ephhem.)

Verwacht alle dagen uw levenseind en maak u gereed voor de reis naar de eeuwigheid,

„Barbara decora. Pro peccatis sine mora fortiter implora Genitorem, mortis in hora.quot;

O H. Barbara bid voor ons spoedig en krachtiglijk den Hemelschen Vader in de uur van onzen dood (Uit Hymnen en Seqnentien verzameld, door Dr. W. Moll, p. 38,)

e H. Barbara wordt sedert aloude tijden vereerd als bijzondere Patrones tegen de gevaarlijke uitwerkselen van het hemelsch vuur, doch meer algemeen nog, tegen alle zoo schrikwekkende en noodlottige gevallen van eenen haastigen en onvoorziene dood; hare machtige tusschenkomst bg God, verschaft aan hare godvruchtige dienaren en dienaressen en aan allen, welke met een oprecht leedwezen over hunne zonden, tot

69

-ocr page 76-

HET LEVEN VAN

haar met vertrouwen hunne toevlucht nemen, de gunst dat zij niet van deze wereld scheiden , zonder door het H. Sacrament van Boetvaardigheid gezuiverd, (1) door het H. Sacrament des Altaars als laatste teerspijze en Reispenning en door de H. Zalving, getroost en gesterkt te zijn geworden. Met de HH. Catha-rina en Margaretha behoort ook de H. Barbara tot de 14 noodhelpers. (2)

De H. Barbara is de Patrones der krijgslieden van de wapens der genie en artillerie, wier kunst en moed de sterkste vestingen en versterkingen bemachtigen, omdat ook haar geloof den toeleg haars vaders verijdelde, die haar in een toren opsloot om haar in het Heidendom te bewaren.

De Gilde-Broeders, Busschieters of Kannon-niers werden volgens hunne Patrones vroeger wel eens Barharisten genoemd. (3)

(1) Id dezen zin moet men eene vrome overdrijving verstaan, waardoor de H. Barbara in eenige oude Litanien wordt aangeroepen als -Moeder van de Biecht.quot;

(2) De HH. 14 Noodhelpers, schier allen martelaren in den bloei des levens, voor het geloof geslachtofferd, zijn de volgende; Christophorus, Vitus, Blasius! Cyriacus, Pantaleon, Georgius, Eaitachius, Catharina, Margaretha. Baebaba, Egidiui, Dionysias en Erasmus.

In Dnitschland worden zy byzonder vereerd sedert het jaar 1416.

(Die H. Stadt Gottes , 3 Jaarg. No. 23,) en byz. uitgaaf van het Missiehuis de Steijl: quot;die 14 H. Nothhelfer.quot;

(3) P. Jos. amp; Barbara, het geestel. Kaartspel p. 182.

70

-ocr page 77-

DE H. BAEBARA.

De christelijke bergwerkers aan de Saar en de Roer, in het Harz-gebergte in Silesië, in Thuringen en in het Beiersch Hoogland, trekken op S. Barbara's dag in feestkleed^ en in goed geregelden optocht ter Kerk om er hunne dierbare patrones voor hare bescherming te bedanken en zich op nieuw in hare machtige hoede aan te bevelen.

Trouwens is ook voor bergknapen, mijn- en vuurwerkers, voor machinisten, spoorwegbeambten en zeelieden, wier leven door ontploffingen van grauwvuur en buskruid, door het springen van stoomketels of geschut, door stormen en schipbreuken onophoudelijk bedreigd wordt de H. Barbara eene aangewezen Beschermheilige.

Op Fransche en andere oorlogschepen, noemt men het scheepshok waar buskruid en kogels bewaard worden, ter eere van de H. Barbara, en om hare bescherming te verkrijgen; gt;la Sainte Barbequot;

Elkeen van ons is in zekeren zin aan zich-zelven verplicht de H. Barbara tegen een schie-1 ijken dood aan te roepen, omdat de dood ons dagelijks kan overkomen, zelfs wanneer men het minst er aan denkt.

Elk van ons wenscht immers voor zich zei-ven met den Profeet Balaami (Numer. 23, 10.) »Moriatur anima mea morte justorum,quot; Moge mijne ziel den dood des rechtvaardigen sterven! Maar wjjl de dood de weerklank ia des levens ,

71

-ocr page 78-

HET LEVEN VAN

gt;Qualis vita finis ita,quot; zoo zullen echter slechts zij den bijstand der H. Barbara in den dood genieten die haar in htm leven eeren en, zonder vermetel vertrouwen gedurende hun leven niets zullen verzuimd hebben, om in hun sterfuur, door den bijstand dezer H. Maagd, eene zoo groote genade des hemels waardig te worden.

Thans gaan wij over tot het verhaal van eenige wondere voorvallen, waardoor het vertrouwen op onze Heilige, als Patrones tegen een haastigen dood, en vóór een zaligen dood, wordt gesteund en bekrachtigd.

I.

Wij lezen in het leven van den H. Stanislaus Kostka, dat schoon sieraad van de orde der Jesuieten, die in het jaar 1568 te Rome, op achttienjarigen leeftijd overleed; dat toen hij te Weenen zijne lagere studieën deed en gedwongen was voor eenigen tijd in het huis van een Protestant te wonen, hg aldaar doo-deljjk ziek werd. Hij verzocht zelf de laatste H. Sacramenten te mogen ontvangen, maar de huis-eigenaar belette dat er een Priester tot hem kwam. De H. Jongeling wendde zich na in zynen nood met tranen en smeekingen tot de H. Barbara, en ziet: terwijl hg bad, zag hg twee Engelen die hem het H. Sacrament brachten en vergezeld waren van eene schitterende maagd welke hem zjjne aanstaande genezing

72

-ocr page 79-

DB H. BARBARA.

aankondigde en hem den raad gaf in de Socie-teit van Jezus te treden.

(Off. dioec. propr. S. Barb. 2 noct. 1. 3.)

11.

gt;Maer sonderlinghe leest men datter te Gor-com in Hollant wonderlijck werck gebeurt is in 't jaer 1448 op Sint Augustgnsdach over een vleeschbouwer van Utrecht, die Hendrick de Cock genoemt was. Desen Hendrick hadde altijts goede devotie tot Sinte Barbara, dag-helijcx wat lezende 't haerder eere, hopende door haer ghebet nimmermeer sonder biechte, noch sonder 't Heylich Sacrament van den autare te sterven. Het ghebeurde in 't jaer voorseijt dat zijn bugs te Gorcum, daer hi) op dien tjjd woonachtig was, bij nachte soo verbrandde, dattet teenemael op zijn hooft viel eer hg daer nijt koste gheraken, ghemerckt datter hg wat gelts en de noch wat anders aerbegde daar uijt te dragen.

Doen hij in deze benautheijt was, niet en jammerde hem so seere, dan dat hg sonder biechte en de sonder sijn Sacramenten sterven moeste. Daerom dede hg tot S. Barbara sgn ghebet, seggende aldus:

gt; O H. Maeght, helpt mij nu toch door uwen brugdegom ugt desen noot, dat ick door u ghebet niet sonder biechte en sterve, ghelijck Christus uwen brugdegom u belooft heeft.quot;

73

-ocr page 80-

HET LEVEN VA1T

Met dat Hendrick dit ghebet ghesproken badde, siet, hg sagh eea maeght, met haeren mantel het vijer van hem weeren en de hem van boven door de vlammen uijtdraeghen. Dit was een wonderlyck werck om sien, te meer dat alle sijn vleesch meestendeels afghebrant was, zoodat hij maer eenen ghebranden stock scheen te wesen. Hij giuck nochtans van de plaetse waer hg gestelt was tot sijn dochters hugs, en de sprack met goeden verstande sijn generale biechte voor Theodoricus Pauwels, Pastoor van Gorcom, ende ontvinek van hem het H. Sacrament van den autare. Hij vermaende het Tolck tot penitencie ende tot eer der Heij-lighe, die hem met groote menichte quamen besien ende oorlof nemen aen alle sijn vrienden, gaf soo sgnen gheest, op den 28sten van Oostmaand, toen hij omtrent 70 jaer out was.

Dit heeft de Theodoricus Pauwels aldus selve beschreven,

(üijt Legende, oft leeven , doot ende lijden, der Heijlighe, enz, door den Heere Mathias Lambrecht, Licentiaet in de Godthegt, Archi-diaken en naderhant Bisschop van Bruggen, fol. Tot Loven, bg Jan van den Bogaerde, A0. 1610,)

III,

lek kenne een persoon, zegt de Eerw. Pater Josephus a S. Barbara, (in zgn Gheestelijck

74

-ocr page 81-

SB H. BARBARA.

75

Kaertspel met Herten Troef, p. 380,) die devotie hadde tot dese mijne lieve Patroneisse. Desen wierd totter doodt sieck tot Duwaij in 'tjaer 1644 ende hadt een apostema of nwee-ringhe in de keele, welcke toe sloot sijnen mont, zoodat hij niet en konde biechten noch het H. Sacrament des Aataers ontvanghen, den Biechtvader seijde tot desen persoon, gheeft een theecken van berouw over uwe sonden, ende ick sal u geeven de absolutie, want t' is onmoghelrjck dat gij kont biechten: den stervenden persoon dit hoorende sprack de H. Barbara aen , en seijde inwendich. O mjjn lieve Patronersse, ick hebbe u van joncks af gbedient om te moghen doen een goede biechte voor mijn doodt, en nu soo seght men mjj dat ick moet sterven sonder biechten. Ver-krijght mg gratie bij Godt en helpt uwen dienaer die op u betrouwt. Daer- en tusschen komt er in eenen Doctoor met naem Remi, en hoorende dat desen siecken veriaeten was van drij ander Doctooren, en dat bij haest moest sterven, seijde tot hem soon sijt ghij te vreden te sterven een ure vroegher met hope van te ghenesen, ende men sal met alle geweld de zweringhe doorsteeken, en weet, soo ghij dit niet toe en laet, dat ghij gheen ses uren meer kont leven. Desen persoon gaf teecken°met sijn hooft, dat hij wel te vreden was dese te laeten open vlimmen, betrouwende

-ocr page 82-

HUT LEVEN TAN

op de fl. Barbara, dat sg hem niet en sonde laeten alsoo sterren: den Barbier wordt gheroe-pen ende den ment wierd geopent met een instrument, ende de Apostema door het laxet wiert doorsteken en op staende voet wiert hij ghenesen, verklaerende dat sijn allerliefste Patronersse Barbara hem hadde bij ghestaen ende verlost van een doodt sonder biechte.

IV.

(Ibidem p. 383.) Daer quamen drij jonghe-linghen het landt besien, ende wesende in de herberghe op den 3den December, de vigilie (of vooravond) van de H. Maghet Barbara soo seijde den eenen teghen den anderen, belieft ghij-lieden, van den avont te eeten, mooght het doen, ick voor mg sonde gheerne onderhouden mgn oude devotie van te vasten ter eeren van mijne bijzondere Patronersse de H. Barbara, wiens feestdagh wij morgen vieren. De andere twee dit hoorende, seijden: wij sijn oock te vreden dese devotie te doen, want men seght voor een ghemeijn spreeck-woort dat al die dese devotie onderhouden en op haeren dagh te biechten en te communie gaen, dat sij niet en sterven sonder biechte. Den Weert dit hoorende, en sijnde wat roecke-loos van leven, seijde: ick hebbe eenen goeden vetten Capugn gebraden voor U.-L. wilt ghg-lieden dien niet, ick sal hem self eten ende

76

-ocr page 83-

OB H. BARBARA.

en sal daerom niet sterven sender biechte: en gesproken hebbende, heeft wel ghe-eten ende gedroncken, ende is slaepen ghegaen wel te pas, ende op den morghenstont heeft-men hem doodt vinden ligghen in sijn bedde. Dat dit een exempel sij aen die daer uijt lachen dese goede devotie tot de H. Barbara om niet te sterven zonder biechten.

V.

(Ibidem p. 400 en 99.) Pipinus doctoor in de H. Godthegt, ende vermaerden predikant van de orden van den H. Dominicus, verhaelt in sijne sermoonen van den Advent, op den feestdag van de H. Barbara, dat een seker moordenaer om sijne boosheden ende dieverijen binnen de stadt van Geulen is ghevangen geweest, ende tot de galghe veroordeelt; desen niettegenstaende sijn quaet leven, was nochtans bijzonderlijck devotich aen de H. Barbara, daege-lyckx een goet ghebedt haer opdragende: hg dan hangende aen de galghe en heeft niet konnen sterven voor dat hg met de H, Sacramenten der biecht ende des Autaers eerst versterkt was; want alsoo een seker regsende persoon , naer den tweeden dach passeerende voorbij de galghe, ende hoorende hem suchten ende kermen, hier in verwondert sijnde, vraechde hoe dat hij koste noch leven, segde, ick en kan niet sterven ten sij al vooren ontvangen

77

-ocr page 84-

HET LEVEN VAN

hebbende het hoogbweerdigh H. Sacrament des Antaers , die godddelyke teerspij se. Desen vrem-delinck komende tot Geulen, heeft 't selve te kennen ghegheven aen den scherp-rechter: desen vreesende gekastyt te worden van 't magistraet dat hij syn dingen niet wel en soude hebben gedaen, is in den naoht heijmelijck gegaen onder den patient ende heeft hem met eene tancie doorsteecken, dan al even-wel is noch blijven leven. Dese maere is gekomen ter ooren van 't Magistraet van Geulen, die ter plaetse komende, hebben hem noch levende ghevon-den, aen wie als hij gheseydt hadde dat hij niet en koste sterven, ten zij hij wel ghebielit ende gewapend ware met het H. Sacrament des Autaers, hem doen afdoen, ende in het gast-bnijs der melaetscben binnen Geulen doen legden, alwaer hij ghebiecht ende devotelijck ghecommuaiceert hebbende heeft sijnen gheest aen Godt ghegheven.

VI.

(Jb. p. 402.) Men leest in de Ghronijcken van die eenighe verscheijde (afgescheiden) men-schen dezer wereldt ghenoemt Gharthuijsers, Religieusen en naervolgers van den H. Bruno die al sijn plaeijsier nam in te wesen alleen met Godt, (in 't vierde boek aen 't derde Gapit-tel, Dorland. Ghron. Gartus.) hoe dat den weer-dighen Pater Auduinus, die heel devotigh was

78

-ocr page 85-

DE H. BAUBABA.

79

tot de H. Barbara, welcke oock is gheweest een liefhebster der eenigheid, levende, gheslo-ten tusscben vier meuren in eenen toren vrg-willicblijck met alle contentement; desen goeden Religieus las alle daegbe haere gbetijden om soo sekerlijck door haer voorspraecke te ghenie-ten, 't geen wij al tevsaemen sullen wenschen, te weten een voorsienighe doodt. Het is ghe-scbiedt dat de sneeuwberghen met alle gewelt sijn gevallen op eenige cellen der Religieusen, ende ses Religieusen en een Novitias sijn leven dicb begraven onder den sneeuw, en zijn aldaer gbestorven: twelf daeghen daer naer den sneeuw wat vergaen ende ghesmolten sijnde, men heeft gaen besoecken de Religieusen. men doet d' een celle open en d' ander, maer men bevindt dat ijder celle badde gbedient voor bun graf, nu komende tot de celle van den Eer-weerdighen Pater Auduinns, men vindt hem wel te pas naer 12 daegen geen spijse nochte dranck ghenomen hebbende, ende alleen soo hg selve vermelde, door de voorspraecke van sgn allerliefste Patronersse Barbara miraecku-leuselijek bewaert, opdat hij (soo hij zelf zeijde) niet en soude sterven sonder eerst ghenoten te hebben al de gerechten van onse Moeder de H. Kercke, dese ontfanghen hebbende, en een ijder verweckt hebbende tot deze zoo profijtighe devotie, is salichlijck in den Heer gherust.

-ocr page 86-

HET LEVEN VAN

VII.

(Hid. p. 403.) Den vermaerden predikant in Misnia, met naem Meffreth in sijn eerste ser-moon van de H. Barbara verhaelt aldaer datter gheweest is een seker Abt in Vrieslandt des ordens van Cisteauz. Die met twee andere Monie-ken gesonden was naer het Capittel generael. Na als sjj ghekomen waeren omtrent eenen bosch, alwaer de moordenaeren dickwils quae-men, ende de reijzende lieden dooden, soo hoorden sg een stemme roepen; Eerweerdige Vaders om den naem ons Heeren Jesu Christi, ende om de eere van de H. Maghet en de Martelaeresse Barbara komt bij: van deze stem wierden sg veel meer verbaest en haasten hun veel meer oock van die plaatse te veriaeten. Maer dese stemme riep noch maar ende luijder: komt, komt, om den naem Christi, ende de liefde van de H. Maghet Barbara. Den Abt hoorende wederom den naem Godts ende die van de H. Barbara, keert terstont sonder vreese naer die plaatse, waer hij dese stemme hoorde, daer komende en heeft niet ghasian, noch ghe-hoort, shegghende in sij selven: O Haar Jesu wat stemme is dese, welcke mij soo seer gha-beden heeft om uwen naame; naar dese inwan-dighe woorden, hij sach een mans-hooft mat opane ooghen onder eenen boom ligghen, hem toespreeckende, lieven Vader en weest niet ver-

80

-ocr page 87-

DB H. BAEBAEA.

vaert, maer roept uwe twee andere Broederen, «n dan sal ick U. L. segghen de wonderlgcke dinghen die mg den Heere Heeft ghedaan door lt;le verdiensten van de H. Barbara.

Als sij nu ghekomen waeren met al hun volck, het hooft seyde: 't gheen ick U. L. nu sal ver-haelen, verkondight dat voor alle volcken ende plaatsen daer ghij suit komen, ter eere Godts, ende ter eeren ende glorie van de H. en weer-dighe noijt ghenoech lief-beminde Patronersse Barbara.

Ick hebbe gheweest eenen rgcken Coopman, en als ick nu quam tot dese plaetse, soo quae-men die moordenaeren ende naemen mij af alle mijn coopmanschap, ende sneden mij het hooft af, en omdat ick in quaeden staet was, ende mgn siele beswaert met groote sonden, quaemen daer met menichte helsche geesten als haeghe-len ugt de woleken om mjjn siele wegh te voeren, maer terstond quam mg ter hulpe, de glorieuse H. Bruijt Barbara, en mij omringhe-lende met haer blinckende kleedt, verloste mg nijt dese helsche handen, om den dienst (al hoe wel kleijn) die ick haer placht te doen, te weten, ik vastede op haer Vigilie, en op haeren dagh ghinck ick te biechte en ontfinck 't haerder eere de H. Communie.

Tot bevestinghe van desen bgstant neemt mijn hoofd van hier, ende voeght het aen mgn lichaem, 't welck licht ter rechterhandt van de

6

81

-ocr page 88-

HET LBVEN VAN

haege bedeckt met de blaederen, en de daernaer sal ick opstaen ende gaan met U. L. opdat ick door waerachtich berouw ende biechte verkrjj-ghen mach vergifienisse van alle mijne sonden. Den Abt ende sijn medeghesellen hebben Godt ghelooft ende de H. Maghet Barbara, endesij hebben volbracht alle die dinghen die 't hooft begeert hadde, ende terstont soo stont dien mensche recht op, ende ghinck met den Abt tot het naeste Dorp inde Kerke, alwaer hij spreekende met groot berouw sijn biechte ende-ontfhangende de gerechten van de H. Kercker inde tegenwoordighejjt van al die daer waeren is saelighlijck ghestorven, ende sijn lichaem is eerlijck begraven.

VIII.

(Ibid. p. 405.) Augustinns Wichmanns (in sua Brabant. Mariana,) vertelt hoedat omtrent Loven in Brabant inde Abdije van Parck was een Religieus met naam Henncus van Reding-hem, die als doen was Proviseur van 't Cloos-ter seer devoot tot de H. Barbara. Desen op eenen tijdt rijdende te peerde, is onversiens ghevallen met het peert, in eene groote diepte des waters, soo datter gheen hope en scheen te wesen van de doodt te konnen ontkomen. Ende siet terstont aen hem veropenbaert een schoone Maeght, nemende het peert by den toom, ende hetselve uijt het perijckel legdendfr

82

-ocr page 89-

DE H. 6AHBAEA.

ende stellende op een versekerde plaetse, seijde tot hem: lek ben Barbara de dienst-maeght ons Heeren Jesu Christi, ghij hebt mg dickmaels aanghenaemen dienst ghedaen, en de hierom en hebdij niet konnen onversienlijck sterven, soo langhe ghg in mijne dienst blijft. Deselve H.Mae-ghet heeft hem voorseijt dat hij soude worden Abt van 't voorseijde Clooster, ghelijck hij oock is geweest den 14den van getalle; desen Abt is ghestorven in 'tjaer 1339.

IX.

(Uit Magnum speculnm exemplorum, studio R. P. Joais Majoris. S. J. Thgi Col. Agr. 1611.) p. 859.

Pater Nijder van de Orde der Predikheeren verhaalt ons het volgende: toen ik te Keulen aan de hoogesehool studeerde, vernam ik van een geloofwaardigen studiemakker dat er in de omstreken van Erkelenz in het land van Gulik, een man had geleefd met name Simpli-cianus die dikwerf de H. Barbara door gebed en vasten trachtte te vereeren, en baar daar benevens gedurig smeekte voor' hem de genade te verwerven dat hg niet zoude sterven, zonder de H. Sacramenten der Biecht en des Altaars te hebben ontvangen. Deze man werd in eenen burgeroorlog gevangen genomen en met vele andere gevangenen in een kerkerhok opgesloten, alwaar hij van honger zou hebben moeten ster-

83

-ocr page 90-

HET LBTBK VAK

ven geljjk vele zijner rampgenoten, wijl men vergat hun het voedsel te geven. Nadat deze gevangene in ongeveer 12 dagen bjjna niets genoten had, herinnerden zich zijne wachters dat hg niets te eten had ontvangen en bij hem komende, verwonderden zij zich, dat hij nog niet gestorven was. Hij antwoordde: ik ben altoos een dienaar en vereerder der H. Barbara geweest en zal niet sterven vooraleer men mij de laatste H. Sacramenten zal toedienen. Men gaf hem nu eenen Priester die hem bediende, waarna hij terstond in den Heer ontsliep.

XI.

De feestdag der H. Barbara, werd in de Kerk der Minderbroeders te Keulen met groote plechtigheid gevierd, hare wouderen werden er in welsprekende sermoonen voorgedragen.

Talrijke geloovigen vereerden de H. Maagd Barbara met menigvuldige offeranden. Zekere goddelooze mensch riep nu met verontwaardiging uit: »Het ware boter dat men mjj die offeranden gave; want hare mirakelen zijn zoo waarachtig als ik hier dood lig.quot; Nauwelijks had hij deze woorden gesproken, of hij viel dood ter aarde.

(Getrokken uit de Leg. van Keulen, enz. Zie als ook voor de volgende: Leven en Mirakelen van de H, Barbara. Gent 1861),

84

-ocr page 91-

DE H. BABBAKA.

XII.

Een voorname schilder die een groot vereerder was der H. Barbara, had ondernomen de geschiedenis van het leven en den dood dezer H. Maagd te verbeelden.

Toen hij ter plaatse was gekomen alwaar hij sprinkhanen moest schilderen, in welke de schapen van zekeren herder veranderd waren, (zie hoofdstuk,) kon hij zich geen nauwkeurig denkbeeld van de gedaante dezer diertjes maken, en het was ook juist in den tgd dat ze nergens te vinden waren.

Daarom viel hg op zijne knieën en bad deze waardige Bruid van Christus tot dat zij hem toch de gedaante van eenen sprinkhaan zoude toonen, en ziet, terwijl hij bad, kwam er een sprinkhaan vóór hem gesprongen.

De kunstenaar vong het dier zonder moeite, en sloot het in een glazen doos. Alzoo kon hij zgn werk voortzetten en verbeelde hij de sprinkhanen zoo schoon en zoo natuurlijk als of zij levend hadden geweest.

Toen hij nu het diertje de vrijheid wilde geven , was het uit het glas verdwenen, ofschoon het glas gesloten en door niemand was geopend geweest. (Id. als voren.)

XIII.

Zekere rijke jongeling, die noch vader noch moeder had, was zoo godvruchtig tot de H. Bar-

85

-ocr page 92-

HET LEVKN VAM

bara, dat hg dagelgks vele gebeden stortte en goede werken tot hare eer verrichte, en bjj-zonder haar leven, lijden en dood aandachtig overwoog.

De booze geest hierover njjdig zgnde, spande alle middelen in, om hem deze godvruchtige oefeningen te doen achterlaten, hg wekte des jong-mans vrienden en kennissen op hem aanteradeu den huwelijken staat te aanvaarden, denkende dat deze jongeling zoodoende met wereldsche bekommernissen zoude overstelpt worden en den dienst van de H. Barbara zoude verlaten.

De jongeling luisterde naar den raad zijner vrienden; welhaast had hg met hunne medehulp eene brnid gevonden die hij ten huwelijk wilde nemen.

Op zekere nacht droomde hij dat hg in eene alleraangenaamste weide wandelde, waar hg vele schoone jonkvrouwen zag, onder welke er éene vooral uitmuntte. Zoo haast hem deze bemerkt had, keerde zij haar aangezicht met verontwaardiging van hem af. Eene andere jonkvrouw vroeg haar nu, weshalve zij op dezen jongeling verstoord was?

Zij antwoordde: »deze jongeling heeft mg dagelgks zeer godvruchfig gediend; maar nu bekommert hg zich over iets dat hem hoe langer hoemeer zal beletten mij te eeren en te dienen. De duivel heeft hem door toedoen zgner vrienden bedrogen.quot;

86

-ocr page 93-

DB H. BARBASA.

Toen de jongeling zulks, hoorde, was hg zeer •verwonderd. Alsdan naderde hem eene der jonkvrouwen en sprak: » Waarom hebt gg den dienst dezer maagd, die haar aangezicht van u heeft Afgewend, verlaten?quot;

gt; Ik weet niet wie zij is,quot; zeide de jongman, »ik ken geen enkele van u allen.quot;

ï Wy zijn alle bruiden van Jesus-Christus antwoordde zjjde jonkvrouw die u niet wil bezien, is de H. Barbara, en ik ben de H. Catha-rina; indien gy wilt, ik zal u helpen, en u met uwe beschermster verzoenen.quot;

De jongeling stemde toe en verzaakte aan al hetgeen zgner beschermheilige kon mishagen.

Toen keerde zich de H. Barbara minzaam tot hem en sprak: dBereid u tot den dood, want uw einde is aanstaande.quot;

De jongeling ontwaakte vol schrik; hij aanzag deze verschoning niet als een ij delen droom, maar als eene ernstige vermaning.

Denzelfden dag nog maakte hg aan zgne vrienden bekend dat hg aan zijn voorgenomen huwelgk verzaakte. Terstond werd hg ziek; hij ontbood . «enen Priester aan wien hg dit alles vertelde. Weldra nam de ziekte in hevigheid toe, en nadat de jongeling de laatste H. Sacramenten godvruchtig had ontvangen, gaf hg den geest. (Uit de Leg. van Keulen en den kostbaren schat van mirakelen. Idem).

87

-ocr page 94-

HET LSTEM VAK

XIV.

Te Hoei in het land van Luik was eene zeer godvruchtige kloosterzuster, die telkens als zg zich ter biecht voorbereidde, een gebedje las ter eere van de H. Barbara, om dit Sacrament wel te ontvangen.

Op zekeren keer gebeurde het dat zg voor den Priester geknield zijnde om te biechten, niet een woord kon spreken; zg herinnerde zich volstrekt niets van hetgeen zij had vermeend te zeggen. Zg bleef als eene stomme, tot groote verwondering van den biechtvader zitten.

Eindelijk viel het haar binnen dat zg haar gewoon gebed tot de H. Barbara vergeten had; zg vroeg nu aan den Priester tgd om te bidden, en nauwelijks was haar gebed ten einde of zij herinnerde zich den staat van haar geweten , en kon hare biecht spreken. (ld. bl. 46).

XV.

Eene vrouw had veertig jaren lang in on-kuischheid geleefd; gedurende dien tgd had zg dikwerf gebiecht, maar telkens hare zonden van onzuiverheid vrgwillig verzwegen en alzoo haar boos leven nog door heiligschennissen verergerd

Vernomen hebbende dat de fl. Barbara eene machtige voorspreekster was om hulp en genade-in het ontvangen der H. Sacramenten en in de uur des doods te bekomen, begon zg deze-H. Maagd dagelgks aanteroepen en te vereeren.

88

-ocr page 95-

DB H. B ABB ABA.

Het liep niet lang aan , of zg verzaakte aan hare zonden en kreeg er zoo groot leedwezen over dat zij ze bitterlijk beweende en eindelijk eene rechtzinnige biecht aflegde van geheel haar leven. Zij deed boetvaardigheid en leefde verder geheel stichtend. (Litt. ann. Flandro Belg. S. J. ad a. 1652. Num. 4. Idem. 47).

XVI.

't Was winter: twee juffrouwen van Brussel gingen naar het klooster van Ter Kameren. Op den weg kwamen zij aan een bevrozen water en verstoutten zich er over te gaan. Doch ongelukkigerwijze scheurde het ijs onder hare voeten. Eene harer zonk in het water en werd zoo geweldig tegen den scherpen kant van het ij» gedrukt, dat haar hoofd werd afgesneden en op het ijs bleef liggen.

Dit hoofd behield nog leven en riep gedurig i »biechten, biechten!quot;

De nieuwsgierigen die toegesneld waren, verwonderden zich grootelijks en alsdan sprak dit hoofd: »Ik heb de H. Barbara gediend, en reed» lang alle dagen een gebed te harer eer gebeden r daarom kan ik niet sterven zonder te hebben gebiecht.quot;

Het volk dit hoorende, deed nu aanstond» eenen biechtvader komen; het hoofd sprak met groot leedwezen zijne biecht en de absolutie

-ocr page 96-

HET LBV EN VAN

ontvangen hebbende, verloor hefc alle teekens van leven. (Idem Oud Handschrift, bl. 51).

XVII.

Op zekeren Kerstavond lagen in de haven van St. Betulphus in Engeland verscheidene kooplieden, die zeer weinig werk maakten van ■den Godsdienst. Zij zeilden op Kerstdag uit, zonder hunne Christelijke plichten te volbrengen.

Toen zjj in zee waren ontstond er een hevige storm, waardoor zy schipbreuk leden en verdronken, ter uitzondering van twee mannen van Leuven, die langen tijd van te voren de H. Barbara dagelijks door eenige gebeden hadden geëerd.

In bunnen uitersten nood riepen zij deze beschermheilige der stervenden aan. Drie dagen en drie nachten dreven zg op eene plank in zee en werden eindelijk aan land gespoeld, alwaar zij door eenige visschers werden opgenomen.

Zij verklaarden dat zij door de bescherming der H. Barbara in het leven waren behouden geworden, en zjj door eene hemelsche openbaring verstaan hadden dat zij niet zonder de rechten van onze Moeder de H. Kerk zouden sterven. Inderdaad, zij ontvingen de H. Sacramenten der stervenden, waarna zjj in den Heer ontsliepen. (Idem bL 60, 61).

90

-ocr page 97-

db h. baubaea.

xviii.

Id het laad Hessen, nabij de stad Wolfagen, Stortte de toren van een groot kasteel in, en overrompelde eene jonge dochter in dier voege dat er een zoo groote last steenen op haar lag, geljjk twee honderd wagens konden vervoeren.

Men twjjfelde niet of het meisje was dood.

Nochtans gingen er spoedig talrijke arbeiders aan het werk om de puinhopen weg te voeren. Toen zij reeds eenen ganschen dag gewerkt hadden, hoorden zij de dochter roepen: »Ik leef noch en kan niet sterven alvorens ik eene goede biecht gesproken en het Heilig Lichaam des Heeren heb ontvangen, wijl ik •een kleinen dienst verricht heb ter eere der H. Maagd Barbara die mij beschermt.quot;

Nadat men haar onder de puinhopen had weggehaald, ontbood men eenen Priester, die haar de H. Sacramenten toediende, waarna zjj godvruchtig stierf. (Idem bl. 63, 64).

XIX.

Te Nijmegen, onder Reinoud, hertog van Gelder, leefde een zeer godvreezend man die ook met eene zeer deugdzame vrouw was getrouwd.

Voornoemde Vorst beminde hen zeer en ging hen ook dikwerf bezoeken.

Deze echtelieden hadden van jongs af aan de H. Barbara by zonder in eere gehouden. Na «enige jaren met elkander gelukkig te hebben

91

-ocr page 98-

HET LEVEN VA1I

geleefd, werd de man van tijd tot tijd door vlagen van krankzinnigheid overvallen, zoodat hij nooit zonder bewaker werd gelaten. Nochtans had hij op zekeren keer zonder iemands weten een groot mes in handen gekregen, hetwelk hg tot aan het hecht toe in zijn lijf stak.

Men oordeele welk groot misbaar door dit ongeluk in het huis ontstond.

De krankzinnige kwam alsdan tot zijn verstand, hg wilde niet dat men het mes uit zijne wonde trok, wijl dit den dood zoude veroorzaken, maar dat men aanstonds eenen Priester zou halen om hem te bedienen.

Hij verklaarde terzelfdertijd dat hij door de voorspraak der H. Barbara had verkregen van met de H. Sacramenten der stervenden te worden voorzien.

Hertog Reinoud dit ongeval vernemende, was aanstonds toegesneld om hulp en troost te verschaffen.

De gekwetste ontving in zijne tegenwoordigheid de H. Sacramenten; na de dankzegging werd het mes uit de wonde getrokken, en aanstonds \7as hij dood.

Op bevel van den Hertog werd zgn Igk geopend en de heelmeesters bevonden dat het mes dwars door het hart was gegaan, waaruit zg oordeelden dat die man, enkel door eene bovennatuurlijke kracht, zijne wonde had kunnen overleven. (Idem bl. 75, 76.)

92

-ocr page 99-

DE U. BAKBAEA.

XX.

Drie arbeiders die eene bjjzondere godvruchtigheid hadden tot de EL Barbara en haar in alle noodwendigheden aanriepen, werkten in de zilvermijn Rowenahy, nabg Kuttenberg in Bohemen, en werden door eene schrikkelijke instorting overvallen. Men groef verscheidene dagen en nachten om hen te ontdekken, maar alle pogingen waren vruchteloos, zoodat eenieder dacht dat deze mijnwerkers nu van honger en dorst moesten gestorven zijn, zoo zij niet reeds door de instorting waren verpletterd geworden.

Gevolgentlijk zag men niet meer naar hen om. Nochtans een geheel jaar daarna kwamen zij levend uit de mjjn. Ziet hier wat hun was wedervaren, gelijk een hunner heeft kunnen verbalen.

De instorting had eene soort van gewelf over hen 'gemaakt, zoodat zij niet verpletterd hadden kunnen worden. Zij konden in de mijn nog over en weder wandelen. Alsdan verscheen hun de H. Barbara, zij voorzag hen dagelijks van brood en water en maakte dat hunne lampen gedurig brandden. Aldus van voedsel en licht voorzien zijnde, begonnen zjj naar den westkant te mijnen om zich te redden. Met de uitgehaalde stoffen vulden zjj de ledige ruimte waar zij zich bevonden, zoodat hunne verblijfplaats bijna even groot bleef. Maar de grond was voor het meeat

93

-ocr page 100-

HET LEVEN VAN

van hardsteen, waardoor hun werk zeer weinig vorderde.

Nochtans nadat zij een jaar met groot geduld hadden gearbeid, kwamen zij aan het daglicht, op den zoom der rivier Opper-hach genaamd, neven de kerk der H. Barbara te Kuttenberg.

Toen zij nog in de mijn waren, had ieder van hen eenen wensch gedaan.

De eerste had gewenscht ten minste nog eens het daglicht te mogen aanschouwen; de tweede, uog eens zijne vrouw en kinderen te mogen zien en de derde nog ten minste éen jaar, na zijne verlossing, te mogen leven.

Deze wenschen werden letterlijk vervuld. Zoohaast de eerste boven den grond was en het daglicht gezien had, stierf hg.

Nadat de tweede was te huis gekomen en met groote blijdschap zijne vrouw en kinderen had begroet, viel hij neder en was dood.

De derde leefde nog een geheel jaar, en stierf godvruchtig, juist op den verjaardag zijner verlossing. (Idem. 77, 78).

XXI.

Een matroos werd gedurende eenen storm door eenen rukwind van het verdek van het schip geslagen. De woedende baren slingerden hem welhaast ver van het vaartuig; nochtans zonk hij niet en bleef hij langen tijd op het water ronddobberen, tot dat hij door een ander

94

-ocr page 101-

SS H. BARBARA.

schip werd ontmoet. Men wierp hem een koord toe en trok hem uit het water.

Hij verhaalde nn aan zijne levensredders ^ dat hem de H. Maagd en Martelares Barbara, die hg dagelijks met eenige gebeden had.vereerd en wier feestdag hij had gevierd met daag» te voren vastendag te houden, beschermd en. gered had. (Idem. bl. 79, 80).

XXII.

De Kronykschrijver Langius verhaalt het volgende: In het jaar 1436, toen ik te Krakau, in de hoofdstad van Polen, mijne studieën voortzette, werden vier gevangenbewaarders aldaar veroordeeld om onthoofd te worden, als overtuigd zijnde, dat zij des nachis, voor eene zekere som gelds, eenen dief uit de gevangenis hadden gelaten.

Drie hunner werden onthoofd; maar de vierde kon niet ten dood getroffen worden. De beul deed alle moeite maar te vergeefs; het zwaard had nauwelijks dien man het vel van den hals eenig-zins gekwetst; men moest hem eindelijk losmaken.

Men vroeg hem om uitlegging van dit verbazend wonder. »Ik kan mijne redding aan niemand anders toeschrijven, antwoordde hij, dan aan de voorspraak der H. Barbara, aan welke ik mij in dit uur heb aanbevolen.quot;

Hij verkreeg genade en leefde nog vele jaren. Idem. bl. 84).

95-

-ocr page 102-

HST LEVEN VAN

XXIII.

Zeker Priester en Deken in Oostenrijk, eertijds broeder en bestuurder der Broederschap van de H. Barbara, in het Collegie te Weenen, voer met zyn neef en vele andere reizigers op den Donau. Door het geweld van den snellen stroom liep het schip op eene onder het water verborgen rotspunt en werd stuk geslagen.

De Deken riep in dit uiterste gevaar de H. Barbara om hulp, ten einde niet zonder de H. Sacramenten uit dit leven te scheiden. De H. Maagd wier broederschap hij gedurende zoovele jaren had bestierd en begunstigd, verhoorde zjjn gebed.

AI de opvarenden, ter uitzondering van een enkelen matroos, verdronken in de golven, maar de Deken bevond zich eensklaps, zonder te weten, hoe, op den oever van den stroom.

Hg dankte God en de H. Barbara voor deze wonderbare redding. Druipend van het nat, begaf hg zich aanstonds, zonder hoed en mantel , want deze waren in den stroom geraakt, regelregt naar het Collegie, alwaar hg verhaalde op welke wondere wijze, hij van den dood was verlost.

(Ex litt. ann. Prov. austr. S. J. coll. vienn. no. 1608. Idem. 85).

96

-ocr page 103-

DE H. BA EB ARA.

XXIV.

In eene stad van Polen was zekere dochter dicht bg eenen watermolen in het water gevallen; zij werd door den geweldigen stroom naar het rad gedreven, zoodat zij den dood niet meer scheen te kunnen ontgaan. Zjj riep met grooten schrik: »Jezus, Maria!quot; Eensklaps stond bet molenrad stil. Het meisje klampte zich eraan vast totdat zij op den oever werd geholpen.

Zg begaf zich denzelfden dag naar de Kerk der Jesuieten om God, Zgne H. Moeder en de H. Barbara voor hare redding te danken; haren biechtvader ziende, zeide zg tot hem:

»Eerwaarde vader, toen ik op den feestdag der H. Barbara bij u biechten kwam, vermaan-det gij mij dat ik altoos godvruchtig tot deze heilige zou wezen. Ik heb uwen raad gevolgd, en heden hare hulp op eene bijzondere wgze ondervonden, want aan hare voorspraak ben ik mijn leven verschuldigd. (Idem. bl. 86).

XXV.

Toen de Hoogw. Heer Lodewijk van Bourbon, Prins-Bisschop van Luik, zijnen voorma-ligen landvoogd Willem van der Mark, bijgenaamd »het Everzwijn der Ardennenquot; , uit het land had gebannen, vielen de krggslieden van dezen vaak op Limburgschen grond en in het gebied van het bisdom, welke streken zg met roof en moord bedroefden.

97

7

-ocr page 104-

HET LEVEN VAN

De Bisschop besloot den geweldenaar met de wapens te beteugelen. 'Er had in der daad een strijd plaats. In dit gevecht ontving een soldaat zes deerlijke wonden in zijn lichaam T en zijn hoofd was van de kruin tot het bovenste kaakbeen opengekloven. Desniettemin leefde hij nog en zeide hg tot degenen die hem vonden: »Ik ben tegen mijnen wil gedwongen geweest aan het gevecht deel te nemen; mijne ziel heb ik te voren aan de H. Barbara bevolen, die ik altoos vereerd heb. Terwijl ik in mgn bloed lag, verschenen mij vele helsche gedrochten, die mij tot wanhoop zochten te brengen, maar de H. Barbara kwam mij beschermen en aanmoedigen; zij beloofde mij dat ik nog goed zou kunnen biechten en de H. Communie ontvangen. Daarom bid ik u, neemt mij op en draagt mij spoedig in eene kerk opdat ik er de H. Sacramenten ontvange, alvorens ik sterve.quot;

Zijn verzoek werd volbracht. Hij biechtte en communiceerde zeer godvruchtig en gaf daarna den geest. (Idem. bl. 90, 91).

(Ibid, op 860.) Dezelfde Pater Nyder verhaalt ook dat er in het klooster Eichstadt van zijne orde een geprofeste broeder was die aanvankelijk ter eere van de H. Barbara eenige bewijzen van godsvrucht had getoond, door welke hij ook van verschillende ongelukken was bevrijd geworden. Zijn eerste ijver verflauwde echter zoodat hij deze godsvrucht niet meer

98

-ocr page 105-

DB H. BARBARA.

beoefende. Nu verscheen hem de H. Barbara des nachts in den droom en zeide tot hem: hebt mijne vereering verzuimd en ik zal u mijne hulp onttrekken.quot; Aanvankelijk was deze broeder verschrikt en hernam hij zijne godsvrucht tot de H. Barbara, maar allengs vergat hij ze weer; hij gaf zich over aan een lichtzinnig gedrag, verliet de orde en werd een apostaat. Ziek van lichaam en ziel geraakte hij eindelijk te Nuremberg in het hospitaal alwaar hij zijn einde voelde naderen. Onze Pater Conrardus, een wijs en voorzichtig man werd bij den afvalligen geroepen; hij nam ook een ordenskleed mede om het den verdwaalden, indien hij zich zoude bekeeren, wederom aan te doen. Maar toen de ongelukkige het ordens-habijt zag dat hij had bezoedeld en weggeworpen , werd hij woedend als een schichtig paard en riep: » Waarom wilt ge mij beschaamd maken? Weg er mede, ik wil er niets van weten.quot; Onze Pater zeer bedroefd, vertrok van daar en de zieke gaf terstond zijnen geest,

Plinius verhaalt ons in zijn 22 boek, aan het 21 Hoofdstuk, van de zonnebloem, (Heliotro-pium) hoe zij zich altoos zoo wonderlijk naar de zon keert, ja, zoo standvastig is in deze beweging, dat niettegenstaande de zon door dichte wolken is verdonkerd en door regens of stormen niet gezien wordt, deze bloem zich nochtans altoos keert en wendt naar het punt

99

-ocr page 106-

HET LEVES VAN

waar de zon zich bevindt, zoo groot is hare liefde en genegenheid tot dit hemellichaam:

(» Tantus sideris amor etiam nuhilo diequot;)

Zoo durven wij ook wel zeggen dat zich de H. Barbara tot hare vereerders neigt, vooral ook in die bange donkere uur, dat de mensch door de angsten des doods wordt overvallen en de booze geesten hunae laatste stormen op de ziel van den stervenden wagen. In dit oogen-blik snelt de H. Barbara ter hulp, en zorgt zij door hare machtige voorspraak dat hare vrienden en dienaars kalm en zalig in de liefde des Heeren ontslapen.

(»Tantus Barharac amor etiam nubilo diequot;)

De hier reeds meer aangehaalde Pater Jozef a S. Barbara, heeft in sijn geestelijk kaertspel, ter eere zijner H. Patrones de volgende naieve maar treffende versregels gezongen:

»'t Is zeer goed devoot te sijn Aen Barbara hoogh verheven,

Die haer dienaers hier doet leven feonder vrees van d'helsche pijn,

Want al die haer bijstand vraghen Die verlaet zij nimmer neer.

En sij sal oock sorghe draghen Dat sij komen bij den Heer.

100

-ocr page 107-

DE H. BARBARA.

Dit heeft sij van haeren Godt,

Voor haer dienaers hier verkreghen, 't Welck noijt en mach sijn versweghen, Want het is een salich lot,

Met een suijver siel te sterven En door Jesum wel bewaart,

't Is blij scheiden om te erven 't Hemelsch goed oneindich waert.

Hoofdstials: Vil.

lercering der 11. Barbara. — Klein Officie. — litanie en Gebeden Ier eere van de 0. Barbara. — Broederschappen Ier eere onzer Deilige. — Allalen. — Lofzangen en liederen ter eere van de B. Barbara.

IBIESILXJIT.

101

Vereering der 11. Barbara.

en weet niet Wimneer de feestdag der H. Barbara bij de Grieken is ingesteld geworden, het kan echter niet veel later zijn dan in de 8ste eeuw, omdat men hem bg de Latijnen in de volgende eeuw aantreft in de Martelaarsboeken van Addon en Usuardus, op den 16 December.

-ocr page 108-

HET LE7EN TA»

De Grieken hebben baren feestdag op den 4 December gesteld, waarop by ook tbans bij de Latijnen wordt gevierd.

In de XIIde eeuw gaf Emmanuël of Manuël Comnenes, Keizer van Constantinopel, een ordonnantie uit, waarin de feestdag der H. Barbara begrepen was als een der feestdagen die geboden waren te vieren. (De kloeckmoedigbegd der HH. Martelaren en Martelarerssen. IV Deel p. 1907. Antw. bij J. Van Soest 1860).

Kleii Officie vai Je Heifc Bartera.

De Metten en Lauden.

Onze Vader, enz. Wees gegroet Maria, enz. y. Heer, open mijne lippen,

pf. En mijn mond zal Uwen lof verkondigen. y. Mijn God, kom mij ter hulp.

Heer, haast U mij te helpen.

Glorie zij den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, gelijk het was in het begin, nu en altijd, en in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Lof sang.

Heilige Barbara, Heilige en voorzichtige Maagd, die uwen wellust in de heilige boeken vondt en aan welke God eene bijzondere ken-

102

-ocr page 109-

DB H. BAEBAHA.

nis van het geheim der H. Drievuldigheid schonk; bid voor ona, opdat wij iederen dag ia de kennis der liefde Gods vooruitgaande tot aan den dood aan zgnen dienst mogan getrouw blijven.

Antiphoon.

Kom, beminde Bruid van Jezns-Christus, ontvang de kroon die u de Heer in alle eeuwigheid heeft voorbereid.

f. Bid voor ons, Heilige Barbara, Maagd en Martelares.

JJ'. Opdat ons God de genade schenke van wel te sterven.

GEBED.

Heilige Barbara, waardige Bruid van Jezus-•Christus, help ons door uwe machtige voorspraak bij God, verkrijg ons de genade van vóór ons afsterven gezuiverd door het H. Sacrament van Boetvaardigheid, voorzien van de H. Communie en gesterkt te worden door het H. Oliesel; zorg dat wij, na het verlaten van dit sterfelijk leven, met U de tegenwoordigheid mogen genieten van Hem, die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

ƒ. Heer, verhoor mijn Gebed.

Jt'. En dat mijn geroep tot U kome.

Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.

103

-ocr page 110-

HET LEVEN VAN

De Priemen.

Onze Vader, enz., als boven bij de Metten.

Lofzang.

Heilige Barbara, getrouwe beminnares van Jezus-Christns, wien gij van uwe eerste jeugd eene altijddurende kuischheid en maagdelijke reinheid hebt toegewijd; bid voor ons, dat wij, in welken staat ons God ook moge plaatsen, ons steeds beijveren om Hem onophoudelijk met een kuiseh en zuiver hart te dienen.

Antiphoon, Gebed en slot als bij de Metten.

Lofzang.

Heilige Barbara, beminde Bruid van God, die reeds vroegtijdig de rijkdommen, vermaken, wellusten en ijdelheden der wereld hebt vaarwel gezegd, om u geheel aan de beoefening der christelijke deugden over te geven; bid voor ons, opdat wij, afkeerig van de begeer-lijkheid dezer bedriegelijke wereld, onze harten en ons verstand slechts gebruiken, om hier in alles den goddelijken wil te volbrengen, zooals-de gelukzaligen dit doen in den hemel.

Antiphoon, Gebed en slot als bij de Metten.

De Sexten.

Onze Vader, enz., als boven bij de Metten.

Lofzang.

Heilige Barbara, onverschrokken martelares r die tot aan uwen laatsten zucht met onwrik-

104

-ocr page 111-

DE H. BARBARA.

bare getrouwheid in de beoefening der christelgke deugden en in de belijdenis van den geheilig-den Naam van Jezus-Christus hebt volhard; bid voor ons en verkrijg ons bi; God een levendig geloof, eene vaste hoop en eene vurige liefde, opdat wg, na uwe deugden op aarde te hebben nagevolgd, met u in het verblijf der eeuwige glorie mogen heerschen, Amen.

Antiphoon, Gebed en slot als by de Metten.

De Nonen.

Onze Vader, enz., als boven bij de Metten.

Lofzang.

Heilige Barbara, Heldin van Gods Kerk, welke uit liefde tot Jezns-Christus met onover-winnelijken moed de wreedheid eens afgodischen vaders, de akeligheid der gevangenis, het verdriet, den honger, de zweepslagen, het ijzer, het vuur, tallooze en onbeschrijfelijke folteringen hebt verdragen, bid voor ons opdat wij de tegenspoeden en moeilijkheden van dit sterfe-lijk leven, met onderwerping en in den geest van boetvaardigheid verdragende, van de schrikkelijke pijnen der hel mogen bevrijd blijven. Amen.

Antiphoon, Gebed en slot als bij de Metten.

De Vesperen,

Onze Vader, enz., als boven bij de Metten.

Lofzang.

Heilige Barbara, welbeminde Bruid van Jezus-Christus, die u in de gevangenis bezocht, troostte

105

-ocr page 112-

106 HET LEVEN VAN DE H. BARBARA.

en met Zijne eigene handen de doodelijke wonden genas welke de beulen aan uw maagdelijk lichaam hadden toegebracht, bid voor ons, opdat deze goddelijke Verlosser, zich gewaardige, ons door de kracht Zijner genade, in onze ziekten en zwakheden te ondersteunen, en door de uitwerkselen Zijner barmhartigheid de wonden onzer ziel te genezen. A.men.

Antiphoon, Gebed en slot als bij de Metten.

De Completen.

f. Bekeer ons, o God, onze Verlosser.

pT. En wend uwe gramschap van ons af.

ƒ. Mijn God, kom mij ter hulp.

pf. Heer, haast U mij te helpen.

Lofzang.

Heilige Barbara, machtige beschermster der Christenen, gij, aan wie het boven de andere Heilige van het Paradijs vergund is de stervenden bij te staan, en die zeer bijzonder uwe godvruchtige dienaars vertroost bij den ge-vreesden overgang van de aarde tot voor de rechtbank van den oppersten Rechter van levenden en dooden: verwerf ons van God de genade van niet te sterven zonder onze zonden door een waar leedwezen uitgewischt en waar-diglijk de laatste Sacramenten der H. Kerk ontvangen te hebben. Amen.

Antiphoon, Gebed en slot als by de Metten.

-ocr page 113-

LIT-A. HST IE

TER EERE VAN DE

H. BARBARA,

MAAGD EN MARTELARES,

OM EENEN ZALIGEN DOOD TE BEKOMEN.

cr •

P-lt;

O O

O

e

Heer, ontferm U onzer!

Christus, ontferm U onzer!

Heer, ontferm U onzer!

Christus, hoor ons!

Christus, verhoor ons!

God, Hemelsche Vader, ontferm U onzer! God, Zoon, verlosser der wereld, ontferm ü onzer!

God, Heilige Geest, ontferm ü onzer!

Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer! Heilige Maria, bid voor ons.

Heilige Maagd der Maagden,

Heilige Maria, Koningin der Martelaren, Heilige Barbara,

Getrouwe dienares des Heeren,

Zuivere bruid van Jesus Christus,

Wijze en voorzichtige Maagd,

Kloekmoedige Martelares,

Troosteres der zieken,

-ocr page 114-

HET LEVEN VAN

Toevlucht der stervenden, bid voor ons. Machtige beschermster in het uur des doods, Die in uwe jeugd door God werdt uitverkoren, Die vroegtijdig aan de rijkdommen, eer, vermaken en wellusten dezer wereld verzaakt hebt,

Die uwe maagdelijke zuiverheid aan God

hebt opgeofferd,

Die meestal in de overweging van Gods

geheimen verslonden waart,

Die van God eene bijzondere kennis van het geheim der H. Drievuldigheid verkregen hebt.

Die met vurigheid het kruis des Heeren

vereerd hebt,

Die met kloekmoedigheid het geloof in

Christus beleden hebt,

Die met aischuw aan de valsche goden verzaakt hebt,

Die door uw eigen vader bij den rechter

aangeklaagd zijt.

Die hevig gegeeseld en gefolterd zijt,

Die door de hand van uw eigen vader onthoofd geworden zijt,

In dreigende gevaren, H. Barbara, bescherm ons. Bij bliksem en onwcder, H. Barbara, bescherm ons. Bij brand en overstrooming, H. Barbara, bescherm ons.

In alle gevaren van aardbeving, H. Barbara, bescherm ons.

108

-ocr page 115-

DE H. BARBARA.

In ziekte, hongersnood en oorlog, H. Barbara,

bescherm ons.

In het uur van onzen dood, H. Barbara, bescherm ons.

Opdat wij den Heer, onzen God, steeds met een zuiver hart en eene reine ziel mogen dienen, H. Barbara, kom ons ter hulp.

Opdat lijden, noch smart, zelfs de dood niet in staat zij ons van de liefde Gods te scheiden. Opdat wij door waken en bidden ons op de komst van onzen Rechter mogen voorbereiden ,

Opdat wij iederen dag zóo mogen leven, alsof deze de laatste ware van ons leven. Opdat wij ons mogen onthechten van de

goederen dezer wereld,

Opdat wij getrouwelijk aan de inspraken der

genade mogen gehoor geven,

Opdat wij vurig naar den hemel mogen verlangen ,

Opdat wij met een heilig geduld en volle overgeving aan Gods H. wil, ziekte en smart mogen verdragen.

Opdat wij behoed mogen blijven tegen eenen

haastigen en onvoorzienen dood,

Opdat wij met gevoelens van geloof, hoop, liefde en berouw, de H. Sacramenten der stervenden mogen ontvangen,

Opdat wij met een rouwmoedig hart onze zonden mogen belijden,

109

-ocr page 116-

HET LEVEN VAN

Opdat wij met vurige liefde de H. Teerspijs mogen ontvangen, H. Barbara, kom ons ter hulp.

Opdat wij in onze laatste ziekte door de H. Zalving en het gebed des priesters mogen versterkt worden,

Opdat wij de vruchten van het H. Oliesel

mogen genieten.

Opdat wij in onzen uitersten nood mogen

verlicht en geholpen worden.

Opdat wij bij ons overlijden, volkomen vergiffenis der zonden en straffen mogen bekomen,

Opdat wij den dood der rechtvaardigen mogen sterven,

Opdat wij spoedig uit het vagevuur mogen

verlost worden,

Opdat wij ons in den hemel eeuwig met u

mogen verblijden,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm ü onzer!

Jezus, sterkte der martelaren, hoor ons!

Jezus, zuiverheid der maagden, verhoor ons!

/• H. Barbara, maagd en martelares, bid voor ons!

Opdat het uur van onzen dood zalig zij.

110

W

tel P

CT*

P

*r

O

3

O

ts

Cr-C

-ocr page 117-

DE H. BARBARA.

LAAT ONS BIDDEN.

O Heer, wij bidden U, dat de voorspraak der H. Maagd en Martelares Barbara, ons de genade moge verkrijgen, dat wg vóór ons overlijden door eene ware boetvaardigheid en eens rouwmoedige biecht voorbereid, het allerheiligste lichaam en bloed van onzen Heer Jezus Christus mogen ontvangen, die met u leeft en regeert in alle eeuwigheid. Amen.

Gebeden tot de H. Barbara, om door hare voorspraak te verkrijgen, van niet te sterven zonder voorzien te zijn van de fï. Sacramenten der Heilige Kerk.

1. O buitengewone troosteres der stervenden, Heilige Barbara, aan wie God op eene bijzondere wijze het vermogen en de genade heeft gegeven , van hen, die zich in doodstrijd bevinden, te beschermen, bid voor mij, smeek ik u, opdat mij het groot ongeluk niet overkome van uit dit leven te scheiden, zonder de H. Sacramenten der Kerk ontvangen te hebben. Het is waar dat mijne zonden mij deze gunst onwaardig maken, en dat de weinige gver, waarmede ik tot nog toe de H. Sacramenten heb ontvangen, mg van een goed, hetwelk ik zoo weinig geacht heb, moest beroovcn; maar ik heb er leedwezen over, o groote Heilige; het zal voortaan

Ill

-ocr page 118-

HET LEVEN VAN

niet meer zoo wezen; bidt dan Jezus voor mij, opdat Hij medelijden hebbe met mijne ziel en mg behandele volgens Zijne oneindige barmhartigheid. Amen.

2. O God, die de H. Barbara tot troost der levenden en stervenden hebt uitverkoren, vergun ons door hare voorspraak, dat wij altijd in üwe goddelijke liefde mogen leven en onze hoop stellen op de verdiensten vau het bitter lijden van Jezus Christus, opdat ons nooit de dood in zonden verrasse, maar dat wij door de H. Sacramenten van de Biecht, de H. Communie en het H. Oliesel in het uur des doods mogen versterkt worden en onbevreesd overgaan naar eene gelukkige eeuwigheid. Dit bidden wij u, door onzen Heer Jezus Christus. Amen.

3. O Heilige Barbara, Maagden Martelares,bijzondere vereerster der H. Drievuldigheid, gij, die voor de eer van God met zooveel standvastigheid de smartelijkste folteringen hebt ondergaan , wij bidden u, voor ons van God te willen bekomen , Hem zoodanig te mogen dienen, dat wij voorzien van de de laatste H. Sacramenten, en gesterkt tegen de bekoringen en listen des duivels , God, den Heer, daarna voor altijd in de hemelsche glorie mogen genieten, die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

4. O Heilige Maagd en Martelares Barbara J kom mij toch iu het uiterste ter hulp, opdat ik niet onvoorbereid sterve; maar verkrijg mij

112

-ocr page 119-

DE H. BAEBAEA,

113

van God Almachtig, dat mijne ziel, eer zij van het lichaam scheidt, door de H. Biecht gezuiverd, met het H. Sacrament des Altaars gewapend , en door het H. Oliesel versterkt worde; opdat wij, uwe dienaars en dienaressen aan de eeuwige zaligheid deelachtig worden en ons met ü in alle eeuwigheid verheugen. Amen.

Broederschappen ter eere der H. Barbara, ioor-den er gevonden, afzonderlijk, zooals te Breda, Berlicum, enz., of onder gelijktijdige aanroeping van den B. Jozef en van haar, zooals onder de Eerw. Priesters der Diocees Roermond, en te Reuver. Wij voegen hierbij de Statuten en Aflaten dezer Broederschap te Reuver, {diocees Roermond.)

8

-ocr page 120-

BROEDERSCHAP

VAN DEN

H. liSïfH IS BE fl. BAEBA8A,

Patronen tegen eenen haastigen dood,

goedgekeurd door Z. D. Hoogw. den Bisschop vaa Roermond, den 2. November 1880.

en opgericht in de parochiale kerk van den H. Lambertus te BEUVEH.

DEN 12. DECEMBER 1880.

ST-A-TTTTEKT.

Art. 1. Het doel van deze Broederschap is, om door gezamenlijke gebeden en goede werken den H. Joseph en de H. Barbara te vereeren, ten einde door hunne voorspraak van eenen haastigen dood bevrijd te blijven en eenen zaligen dood te sterven.

Abt. 2. De pastoor van Reuver in rechtens de Bestuurder van deze Broederschap en kan zich door zijnen kapelaan laten vervangen.

Art. 3. Alle Roomsch-katholieken van elk geslacht en iederen leeftijd kunnen als leden van deze Broederschap worden opgenomen.

Art 4. Zij, die verlangen lid te worden, geven hunnen doop- en familienaam op aan den

-ocr page 121-

de h. barbara.

Bestuurder van deze Broederschap ter inschrijving in een daartoe bestemd register, dat steeds op de pastorie te Reuver blijft berusten.

Art. 5. De eenige verplichting der leden van deze Broederschap (welke verplichting echter niet op zonde verbindt) is, dat zij dagelijks één Wees gegroet bidden met de aanroeping:

»Heilige Joseph en heilige Barbara, bidt voor mij, opdat het uur van mijnen dood zalig zij.quot;

Art. 6. Alle leden zijn onder elkander deel-genooten van alle H. Missen, gebeden en goede werken, die zij verrichten.

Art. 7. Ieder jaar zal eene solemneele Mis gezongen worden:

a. Op de feestdagen van den H. Joseph (19 Maart) en van de H. Barbara (4 December), voor de levende broeders en zusters.

h. Op eenen dag van de octaaf van Allerzielen, voor de overledene leden van de Broederschap.

Art. 8. Op eiken Zondag van het jaar, en eiken dag van de octaaf der H. Barbara zal na het Lof gemeenschappelijk in de Kerk driemaal het Wees gegroet gebeden worden voor de leden van de Broederschap en vooral voor hen, die in gevaar zijn van sterven.

Art. 9. Bij zijne intrede in de Broederschap geeft ieder lid eene aalmoes naar goedvinden, ten voordeele der kerk te Reuver.

Art. 10. Een lid, dat bij zijne intrede minstens vijftig cents zal betaald hebben, en in zijn

115

-ocr page 122-

het leven van

leven ieder jaar omstreeks den feestdag der H. Barbara vijftien cents zal blijven betalen, heeft na het derde jaar recht op een solem-neelen lijkdienst, zoodra aan den Bestuurder kennis is gegeven van zijn overigden.

Art. 11. Deze statuten kunnen zonder toestemming van Zjjne Hoogwaardigheid den Bisschop van Roermond niet veranderd of gewijzigd worden.

De Broederschap van de H. H. Joseph en Barbara te Reuver is opgericht en de statuten daarvan zgn goedgekeurd den 2 November 1880 door

116

den Bisschop van Roermond,

J. A. PAREDIS.

-ocr page 123-

DE H. BARBARA.

-A-IPZLi-A-TElSr

verleend door Z. Tl. Paus LEO Xlll, bij breve van 17 December 1880, aan de parochiekerk van den H. Lambertus en aan cle Broederschap van de H. H. Joseph en Barbara te Reuver.

I. Volle Aflaten, mits men rouwmoedis

' O

biechte, waardig communiceere, de parochiale kerk van Renver eerbiedig bezoeke, en aldaar godvruchtig fcidde volgens de intentie van Z. H. den Paus.

A. Aan alle geloovige Christenen:

1°. Op den feestdag van den H. Joseph (19 Maart)

of op een der zeven eerstvolgende dagen. 2°. Op den feestdag van de 11. Barbara (4 Dec.)

of op een dag onder de octaaf.

3°. Op den eersten zondag der maanden Januari,

April, Juli en October.

4°. Op den eersten vrijdag der maanden Februari, Mei, Augustus en November.

B. aan de leden der Broederschap van de H. H. Joseph en Barbara, opgericht te Reuver:

1°. Op den eersten dag hunner intrede in de

Broederschap.

2°. Op den feestdag van Allerheiligen (1 Nov.), den voornaamsten feestdag der Broederschap, of op een der zeven eerstvolgende dagen. o0. In het uur des doods voor de leden, die na met een oprecht berouw gebiecht en

117

-ocr page 124-

118 HET LEVEN TAN

gecommuniceerd te hebhen, of indien zij dit niet kunnen, ten minste met een waar berouw den Heiligen naam Jezus met den mond, als dit mogelijk is, zoo niet, dan met het hart eerbiedig zullen aanroepen, en den dood, als boete der zonde, uit de hand des Heeren geduldig aannemen. II. Gedeeltelijke Aflaten aan de leden der Broederschap:

A. Aflaat van zeven jaren en zevenmaal veertig dagen, als zij op den derden Zondag der maanden Maart, Juni, September en December, de kerk vau Reuver eerbiedig bezoeken en aldaar godvruchtig bidden voor de eendracht der Christen-Vorsten, voor de uitroeiing der ketterijen, voor de bekeeriug der zondaren en voor de verheffing van onze Moeder de H. Kerk.

B. Aflaat van zestig dagen.

1°. Eiken keer dat de Broeders of Zusters in de kerk van Reuver eene H. Mis of eenen anderen goddelijken dienst bijwonen; 2°. Telkens als zij de door den Bisschop goedgekeurde processiën bijwonen; 3°. Zoo dikwijls als zij het allerheiligste Sacrament, wanneer dit in processie, of naaide zieken, of anderszins wordt omgedragen, vergezellen. — Zouden zij hierin belet zijn, dan kunnen zij denzelfden aflaat verdienen, indien zij, bij het hiertoe gegeven teeken

-ocr page 125-

de h. b4e3aea.

der klok, één Onze Vader en één Wees gegroet zullen bidden;

4°. Eiken keer als zij vijfmaal het Onze Vader en Wees gegroet voor de zielen der overledene Broeders en Zusters zullen bidden. 5°. Voor elk werk van godsvrucht of liefdadigheid, dat de leden der Broederschap zullen verrichten.

Aanmerkingen. Al deze aflaten kunnen ook toegevoegd worden aan de geloovige zielen in het vagevuur.

Gezien en goedgekeurd,

Roermond, 2C Februari 1881.

De Bisschop van Roermond, t J. A. PAREDIS.

119

-ocr page 126-

120 HET LEVEN VAN

Het volgende Lied ter eere van de H. Barbara, komt voor in een oud boekje, getiteld: »Een Gheestelijck Lust-Hofkenquot; met schoone lieffe-lijcke Geestelijcke Gesangen beplant door een Catholgcken Pastoor, — Tot Kevelaer, bij Richardus Heersten , in den Boeckwinckel, 1683, CXXI, pag. 128.

fan de B. Maghel en Hartelaressc Barbara.

Stemme: Weest nimph gegroet, etc.

Dióscorus :

Barbara, kindt, ick bid u, verzint,

Mijn God u terstont doet offerhant, Of ick brengh u tot groote scbandt.

Ghij mij verweckt: als ghij die begeckt, En gaet oprechten in mijn huys,

In plaets van dees een verzwooren Cruys.

Barbara:

Neen Vader, ick bate,

U Goo'n onbevreest,

Die doen mij niet laten,

Soon, Vader en Geest.

Ick vlucht voor u Goden opstaende voet. Geen Godt ick aenbidde als 't opperste goet.

-ocr page 127-

1

DE H. BARBARA.

Dioscorus;

O harden neck! uit mijn oogh verkeek, Komt Martiaen, voldoet mij begeer,

Wilt niet verschoonen, dit mij zweer, Maekt President, drae een kort ent.

Kapt, brant en geesselt haer boesem scheen, Doet alle wreetheijt, aght geen gesteen.

Barbara:

lek achtet voor niet,

Wat ick sal lijden mogen.

Al wat ghij ghebiedt,

Ick sal wel ghedooghen.

Want alles sal wezen voor Christus eer, Die mij sal verstereken in tegenkeer.

Martianus:

Princes, neemt waer; hoet u voor 'tgevaer, Neemt bid ick doch u geluck ter hant, Vermagh ick iet op u, toont verstant,

Ghij hebt geen noot voor de felle doot. Voor boei, voor slagen, voor vlam of schandt. Als ghij maer willigh doet offerhant,

Barbara:

Swijght Rechter, u slagen,

Sal ick in mijn leer,

Blijmoedigh verdragen.

Al doen zij seer.

Nog smeken, nog vleijen, nog sterekte, nog kracht. En konnen mij scheijen van d'opperste macht.

121

-ocr page 128-

HET LEVEN VAN

Martianus:

lek vast vertrouw, dat hitte ende kouw, Oock schant en slagen met den tijran, U van den Christen Godt scheijden kan, Schandt ende dood, suleken bangen noodt, U zullen doen wijeken van desen Heer, Al lijt ghij ghewillich tot sijnder eer.

Barbara:

Al laet ghij mij spetten,

Mijn oxelen braen,

Mijn hooft oock verpletten,

lek sal het uitstaen.

Ick hope Jesus in dese myn pijn,

Mijn bijstant, mijn huiper, mijn trooster sal zijn.

Martianus :

Wijl ghij mij verght, en tot gramschap terght. Toont u coragie dan hoofdigh mensch, Ick salt volbrengen al naer u wensch, Een ander sal ugt dit droef geschal, D'obstinaetheijt konnen verstaen,

Dat het de Christenen soo sal vergaen.

Barbara:

Nu moet sijn gepresen,

Mijn Heer en mijn Godt,

Gedanckt moet hij wesen,

Voor dit groot Lot,

Komt beulen, komt Rechter, komt Vader present. Kastijdt mij, verbrant mij, en maakt een kort endt.

122

-ocr page 129-

DE H. BAHBAEA.

Dioscorus:

Als het dan moet sijn en helpt daer geen pijn, Reikt hier het stael opdat ick haer onthooft, Die mijne kroon den luister berooft.

Of keert noch weer, voldoet mijn begeer. Ja doet ons Goden offerhandt.

Volgens de wette van dit lant.

Barbaras

Neen Vader ick keere,

Noijt van mijnen Godt,

Ick volge Godts leere,

En houw zijn ghebodt.

Al sijt ghij. Heer Vader, verbittert en fel, Ick acht het niet meerder als kinderspel. Komt dit besien en wilt u verblien, O menschen, in 't steryen van de maeght,

Siet hoe verduldigh sij haer draegt,

Siet daer gaet heen met vrolijcke schreen. Gehecht in boeijen dat heiligh Lam.

Haar harte dat blaeckt van hemelsche vlam. En als sij gekomen,

Waer haer wort ontrooft,

Waer haar wort benomen,

Haer adelick hooft,

Zij eerst heeft gebeden, vercregen oock mêe, Haer dienaers een saligh afsterven ter stee, Dit wonder werck vierdt nu Godts kerck, Ghedachtenis houdt sij van haer doodt.

123

-ocr page 130-

HET LEVEN VAN

Die bij de raenschen en Godt is groot, 't Is recht beweert dat wordt vereert,

Voor patronersse op de aert,

Die voor een haeste doot ons bewaert.

Laet neder ons vallen.

Met groot ootmoedt,

Laet o/is met ons allen,

Aen haer doen ous groet,

Laet ons tot haer seggen : o Maeght, in ons end, Wilt ons toch besorgen het Sacrament.

Wij eindigen met de fraaie latijnsche versregels van Augustus Casimirus Redelius, Hofpoëet , in zijn werkje: Annus Coronatus Hymnis Sanctorum omnium, Leuven, 1761, voor den 4 December, ter eere van de H. Barbara, vervaardigd :

»Quam pulchri sunt gressus tui in calceamentis

filia Principis..... collum tuum sicut turris

eburnea. Cant. 7.

Virgo Barbara beata.

Ex illustri stirpe nata

ürbi Nicomkdl-e,

Sponsa Christi instar rosse,

Liquit mundo gloriosas.

Speculum tragoedi®,

Pater exuens naturam;

Hanc Dioscorus ter puram,

Decollavit filiam,

124

-ocr page 131-

DE H. BARBARA.

Post supplicia exosa,

Adit Virgo gloriosa,

Martyrum familiam.

ASP1RATI0.

Virgo, gratiam implora, Mihi, ut in mortis hora, Sacramentis muniar; Fac, ut per Confessionein, Sacram et Communionem Deo meo uniar!

De Hollandsche vertaling van deze versregels luidt: »Hoe schoon zijn uwe schreden in uwe schoeisels, o dochter des Vorsten!quot; Uw hals is gelijk aan een ivoren toren. Hoogl. 7.

O Heilige Jonkvrouw Barbara, uit edelen stam te Nicomedia geboren, o Bruid van Christus, schoon alseene roos, hebt gij aan de wereld den spiegel van een roemrijk treurspel voorgehouden.

Haar vader Dioscorus heeft de natuur ontdaan en zijne driewerf reine dochter onthoofd. Na afschuwelijke tormenten schaart zich deze glorierijke Maagd in het gezelschap der Martelaren.

Aanroeping. O H. Maagd! Verwerf mij de genade dat ik in mijn sterfuur met de heilige Sacramenten voorzien worde en door de H. Biecht en Communie met mijnen God worde vereenigd. Amen.

125

-ocr page 132-

INHOUD.

Bladz.

Inleiding...............3

Hoofdstuk I. Het geboorteland en de geboortestad der H. Barbara. — Hare geboorte en jeugd. — Zij wordt door haren Vader in een toren opgesloten .... 7

Hoofdstuk II. De H. Barbara wordt door de zorg van den vermaarden Origenes onderwezen, bekeerd en gedoopt. . . . 17

Hoofdstuk IH. Dioscorus biedt zijne dochter een voordeelig huwelijk aan. — Hij doet in haren toren eene badkamer vervaardigen en begeeft zich op reis. — De geestelijke verloving der H. Barbara. — Het derde venster. — Het H. Kruisteeken der H.Barbara. - Terugkeervan Dioscorus.— De geheimen der H. Drievuldigheid en der Verlossing. — Vlucht en gevangenneming der H. Barbara..........27

-ocr page 133-

INHOUD.

Bladz.

Hoofdstuk IV. Keizer Maximinus I, en de zesde algemeene vervolging der Kerk. — Het eerste verhoor en de eerste folteringen der H. Barbara. — Zij wordt des nachts door den Heer Jezus bezocht, genezen en gesterkt. — Tweede verhoor. — Nieuwe pijnigingen. — De H. Barbara wordt door de straten der stad gesleurd en eindelek

ten dood veroordeeld.......42

Hoofdstuk V. Dioscorns verzoekt aan den Landvoogd om zelf de beul zijner dochter te mogen wezen. — Laatste gebed van de H. Barbara. — Haar roemrijke dood. — Dood van de H. Juliana. — Straf van Dioscorus en Marcianus. — Begrafenis der H. Barbara. — Hare begraafplaats toen en thans. —

Afbeeldingen der H. Barbara.....60

Hoofdstuk VI. De Bescherming der H. Barbara door onderscheidene wonderbare voorvallen bevestigd en gewettigd. . . 69

Hoofdstuk VIL Vereering der H. Barbara. — Klein Officie. — Litanie en Gebeden ter eere van de H. Barbara. — Broederschappen ter eere onzer Heilige. — Aflaten.— Lofzangen en Liederen ter eere van de H. Barbara...........101

-ocr page 134-

: ' ' quot;

■-■•r-v.

r-

.

-ocr page 135-
-ocr page 136-
-ocr page 137-