-ocr page 1-

(jco.

De omsckpijving van kei PISICO
en Je re^elin^ van de sckade

in ket particuliere
on^evallenverzekerinèsreckt

Dp. Mr. W. Sckuurmankj Stekhoven

\ \

BIBLIOTHEEK DEK

RijKsuNnrmfïa^w-

UTRCClfef-

-ocr page 2-

'•j ''--1 Cff■':

mm'-quot;

V-

i.' 'i

te» ■

.■te

■ quot; '

iili

•■vr^

• if. ■

la

■iëm

■■V.-vf'

Él

-ocr page 3-

r* ' -vw. '

quot;Vi

'K '^J
.••y

-ocr page 4-

»

V'.TV;

i

X lt;

S '

- Î-;

i

iKiP;'

•1: ' f 'v'-: -,

-ocr page 5-

De omschrijving van het risico
en de regeling van de schade

in het particuliere
ongevallenverzekeringsrecht

PROEFSCHRIFT EN STELLINGEN TER VER-
KRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN
DE RECHTSGELEERDHEID AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS, DR J. BOEKE,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GE-
NEESKUNDE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN
SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BE-
DENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
RECHTSGELEERDHEID TE VERDEDIGEN OP
WOENSDAG 15 JUNI 1938 DES NAMIDDAGS
TE 4 UUR

DOOR

Dr. MR. WILLEM SCHUURMANS STEKHOVEN,

ARTS EN ADVOCAAT,

geboren te ermelo

's-GRAVENHAGE — G. NAEFF — 1938

BIBLIOTHEEK OER

rijksunitersiteit

U T R C C H Tl

-ocr page 6- -ocr page 7-

WOORD VOORAF.

Dit proefschrift moge beginnen met een woord van waar-
deering voor het aandeel, dat velen aan en buiten de
Utrechtsche Universiteit tot mijn wetenschappelijke en prac-
tische, rechtskundige en maatschappelijke vorming hebben
bijgedragen.

U hooggeleerde Star Busmann, hooggeachte promotor, ben
ik bij zonderen dank verschuldigd voor de wijze, waarop U
deze verhandeling als proefschrift hebt willen aa,nvaarden.

Voor de gelegenheid, die mijn werkzaamheden voor de N.V.
Eerste Onderlinge Aannemers-Verzekeringsmaatschappij en N.V.
Zwolsche Algemeene Verzekering Maatschappij te Utrecht mij
boden, om theorie en praktijk van het particuliere ongevallen-
verzekeringsrecht aan elkander te toetsen, ben ik zeer erkentelijk.

De ervaring, die ik op het terrein van de uitvoering van de
sociale land- en tuinbouwongevallenwet, mocht opdoen door
mijn werkzaamheden voor de Bedrijfsvereeniging, Centrale Bond
voor ongevallenverzekering in het Land- en Tuinbouwbedrijf in
Nederland, ,,Het Plattelandquot; te Gouda, kreeg daardoor meer
reliëf en nieuw perspectief.

De onderscheiden binnen- en buitenlandsche maatschappijen,
werkzaam op het terrein van de particuliere ongevallenverzeke-
ring, die zoo welwillend waren mij desgevraagd een „Specimenquot;-
pohs ter beschikking te stellen, maakten mij eerst recht deze
studie mogelijk.

De N.V. Levensverzekerings-Maatschappij Utrecht verge-
makkelijkte mij de literatuurstudie, door mij toegang te ver-
kenen tot haar ongeëvenaarde boekerij op verzekeringsgebied.

-ocr page 8- -ocr page 9-

INHOUD.

Biz.

Woord vooraf....................m

Inhoud....................... V

Register......................Vll

Inleiding...................... i

I- De geschiedenis van de ongevallenverzekering ... 9
II. Enkele opmerkingen over het wezen van de particu-
liere ongevallenverzekering...........25

ril. Het ongevalsbegrip...............35

IV. Insluitingen..................70

V. Uitsluitingen..................102

Aanhangsel: Territoriale beperkingen.......131

VI. Verplichtingen van den verzekerde bij voorkomende

schadegevallen.................134

VII. Verplichtingen van den verzekeraar bij voorkomende

schadegevallen.................171

VIII. De beslechting van geschillen..........207

Geraadpleegde literatuur...............221

Gebezigde afkortingen................224

bijlagen.......................225

-ocr page 10- -ocr page 11-

REGISTER
De nummers verwijzen naar de bladzijden

Aangifteverplichting, 138 ev
acte van overlijden,
148.
advies (bindend), 209.
alcoholmisbruik, iii.
Amerika,
8, 15.
appendicitis, 123
arbitrage, 208.
arbeidsongeschiktheid, 63.
attesteerverplichting, 144.

Behandelingsverplichting, 160 ev
bevriezing,
74.
bewijsrecht, 134 ev.
blaar,
122.

blindedarmontsteking, 123.
bloedvergiftiging, 83.
bootreisrisico, 131.
bijzondere (van ongeval), 40.

Causaliteit, 60 ev.
controleduldingsverplichting,
149.
controlevoorschriften, 153.

Darm vernauwing, 124.
dronkenschap, iii.
Duitschland,
19 ev.

Einheitsbestrebungen, 20.
Engeland, 16.
Erwerbsunfähigkeit, 65.

Geneeskundige behandeling, 32,

196, 201.
geschillen, 207.
gevaarsafwending, 93.
geweldsinwerking, 41.
gewelddadigheidsvereischte, 50, 77,
gezondheidsvoorschriften, 111.
gezwellen,
125.
Gliedertaxe, 176 ev.

hernia, 123.
heupjicht, 127.
hitteberoerte, 75.

Ingewandsbreuk, 123.
infectie, 82 ev.
infectieziekten, 82.
insluitingen, 70 ev.
intoxicaties, 90, iii.
invaliditeit, tijdelijke
193.
invaliditeit, blijvende, 174.
inwendige oorzaak, 47, 78.
ischias, 127.

Kraambed, 121.

krachtsinspanning, overmatige, 47.
kunstbewerkingen, lichamelijke, 99.

Letsel in betrekkelijk korten tijd

ontstaan, 44.
lichamelijkheid (ongeval), 61.
luchtvaartrisico, 97.
lumbago, 127.
lijfrenteuitkeering, 174.

Mechanische (van ongeval), 51.
middeleeuwen, 9.
momentaniteit, 43.
militaire dienst, 98.

Narcosedood, 81.
normaliseeringsbeginsel, 108.
Nederland, 22.

Ongevalsbegrip, 35 ev.
ongevalsclausules, 37.
ongewone (van ongeval), 40.
onlusten, n6.
onmiddellijkheid, 58.
ontwrichting, 71.

-ocr page 12-

onrust der tijden, 117.
onverzekerbare personen, 120.
onvrijwilligheid, 52, 55.
oorlog, 116.
operaties, 99.

operatieverplichting, 166 ev.
opgraving, 157.
oproer, 116.
opzet, 53, 115.

overlijden (uitkeering bij), 31, 171.
oververzekering, 177.

Peesscheedeontsteking, 72, 118.
personenschadeverzekering, 33.
plotselinge (van ongeval), 42.
polisuitlevering, 149.
provocatie, 114.

Rechter (bevoegde), 207.
rechtstreeksch (gevolg), 59.
reddingspogingen, 91.

Schade-erkenning, 203.
-fixatie, 30.
-taxatie, 29.
-voorzienbaarheid, 60.
schadeverzekeringskarakter, 26.
sectieverplichting, 154, 159.
sommenverzekering, 25 ev.
scheepsvolk, 12.
schuld, 53 ev., 109.
spit, 72, 127.
spoorwegongevallen, 14.
sportclausules, 93 ev.
schuldeischers (boedel), 172.
staat (als rechthebbende), 171.
strafbare feiten, 117.
spataderen' 125.

Tendovaginitis, 128.
territoriale beperkingen, 129 ev.
toerekenbaarheid, 113.
toedoen, 115.

toevalligheid (van ongeval), 52.
tumoren, 125.

Uitlokking, 114.
uitsluitingen, 102 ev.
uitstroomingseisch, 80.
uitwendigheidseisch, 47.

Varices, 125.
Veraart (definitie), 45.
verbranding, 74.
verdediging, 91.
verdrinking, 76.
verjaring, 205.
verkeersclausules, 95 ev.
verklaringsplicht artsen, 147.
verrekken, 47.
verstikking, 80.
verstuiking, 71.
vertillen, 47.
verval van recht, 205.
veiligheidsmaatregelen, iii.
voorzienbaarheid (schade), 60.

Warmtebevanging, 75.
wilsbegrip, 53.

Zelfbeschikkingsrecht, 164.
zelfmoord, iio.
zelfverdediging, 91.
zelfverminking, iio.
ziektecomponent, 49, 105 ev.
ziekteoorzaak, 108.
ziekten (bepaalde), ii8.
zonnesteek, 75.
zwangerschap, 121.

-ocr page 13-

INLEIDING

Grensgebied tusschen geneeskunde en rechts-

geleerdheid

Territoriaal bevinden zich tusschen de Rijken van Genees-
kunde en Rechtsgeleerdheid uitgestrekte gebieden
„Nie-
mandslandquot;,
waar de beoefenaren van beide wetenschappen en
vrije beroepen elkander min of meer regelmatig ontmoeten. De
ontginning van geen dier terreinen vereischt dermate de een-
drachtige samenwerking van medici en juristen als juist de
„ongevallenverzekering''.

Zelfs op het terrein van de medicina forensis zijn de verhou-
dingen nog eenvoudiger. Toch heeft de jurist ook daar veelal
het gevoel, dat de medicus hem het oordeel eer moeilijker dan
gemakkelijker maakt. Op strafrechtelijk gebied immers heeft
de jurist de wet tot richtsnoer en een betrekkelijk beperkte keus
van min of meer scherp omschreven delicten, strafbaarheid-
uitsluitingsgronden en bewijsmiddelen.

Geen medicus, zich bewust van het feit, dat niets zijn weten-
schap hem dagelijks meer leert dan bescheidenheid in het gissen
en de erkenning van aUer dingen relativiteit en onbegrensdheid,
zal zich de illusie maken meer dan een bescheiden aandeel
te hebben aan het op forensisch gebied ontwarren of veelal
doorhakken van knoopen door den jurist.

De bestaande uitzonderingen bevestigen slechts den regel,
dat de medicus ook op dit grensgebied „een goede knecht,
maar een slechte meesterquot; pleegt te zijn.

De behoefte aan samenwerking tusschen medicus
en jurist

Geheel anders is de situatie op het terrein van de ongevallen-
verzekering.

Hier bovenal een eindelooze verscheidenheid van letsels, die
in oorzaak, ernst en gevolgen slechts door den medischen des-
kundige kunnen worden begrepen.

Hier niettemin toch ook dezelfde kloof tusschen medisch en

-ocr page 14-

juridisch denken: de medicus te minder gewend exact te formu-
leeren, naarmate
hij zich meer bewust is van de betrekkelijkheid
van al zijn termen en van het niet-onaanzienlijke percentage zijner
verkeerde „diagnosenquot;, de jurist te meer strevend naar rubrifi-
ceering, naar mate de veelheid der onderscheidingen op hem
verwarrender werkt.

Doel van de eendrachtige samenwerking tusschen medicus en
jurist behoort op dit terrein bovenal te zijn het overbruggen
van die kloof:

a.nbsp;door versterking van de juridisch-wetenschappelijke grond-
slagen van de medische onderscheidingen;

b.nbsp;door versterking van de medisch-wetenschappelijke grond-
slagen van de juridische onderscheidingen.

Zoodanige samenwerking kan den jurist leeren scherper te
onderscheiden en den medicus scherper te scheiden.

Ondertusschen wil ik hier deze algemeene inleidende gedachten
over de verschillen en de verhouding tusschen geneeskunde en
rechtsgeleerdheid niet verder uitwerken en volstaan met thans
de groote lijnen te schetsen, die mij bij de keus en bij de uit-
werking van mijn onderwerp hebben geleid.

Het verschil tusschen het sociale en particuliere
ongevallenverzekeringsrecht

Bij de ongevallenverzekering kan men aanstonds den socialen
en den particulieren vorm onderscheiden.
De paradox van Manes (i)

„Wie ein Januskopf hat das moderne Versicherungswesen zwei
Gesichter: das eine zum Kapital, das andere zur Arbeit gewandt;
jene Methode bezeichnen wir als Individual-, diese als Sozial-
versicherungquot;

is intusschen meer kernachtig dan juist.

Dat de sociale verzekering een publiekrechtelijk karakter
pleegt te dragen en de particuhere een privaatrechtelijk, is
evenmin voldoende om het groote verschil te kenmerken. Daar-
gelaten of de grens tusschen publiek- en privaatrecht op be-
vredigende wijze te trekken valt.

Belangrijker is het feit, dat ook de sociale verzekering van
privaatrechtelijke origine is, waar zij haar rechtsgrond vond in
de aansprakelijkheid van den werkgever
voor zekere ongevallen,
aan zijn werknemer overkomen in de uitoefening van het bedrijf!

-ocr page 15-

Er zijn landen met privaatrechtelijken socialen verzekerings-
plicht zonder publiekrechtelijke sociale verzekeringswetten.

Uit verzekeringsoogpunt bezien bestaat er geen essentieel ver-
schil tusschen aansprakelijkheid op overeenkomst of op de wet
gegrond. De sociale verzekering kwam dan ook uit de vrijwillige
of gedwongen wettelijke- aansprakelijkheidsverzekering voort.
Het sociale verzekeringsrecht in ons land wordt evenwel geheel
door de desbetreffende wetten geregeerd.

Wettelijke eenheid of contractueele

verscheidenheid

Daartegenover staat de particuliere ongevallenverzekering in
ons land in het teeken van de meest volstrekte contractsvrijheid.

Bovendien ondervindt zij den invloed van oeconomische fac-
toren en van meer of minder goede koopmanschap.

Daaraan is de verwarrende verscheidenheid van verzekerings-
voorwaarden te wijten: nauwelijks 2 polissen zijn gelijk!

De verschillen zouden nog grooter zijn, indien onvoldoende
geoutilleerde verzekeringsmaatschappijen niet gewend waren de
polissen van oudere concurrenten te copiëeren.

Tot onderlinge samenwerking, opstellen van standaard-
voorwaarden en tot tarief af spraken, zooals reeds meer dan
30 jaar in Duitschland bestaan, kwam het zoodoende niet.

Het groote verschil tusschen sociale en particuliere ongevallen-
verzekering is nu: bij de sociale de betrekkelijk onveranderlijke
verzekeringswetten, bij de particuliere de vrijwel onbeperkte
wijzigingsmogelijkheid, en daardoor een streven de formuleering
der verzekeringsvoorwaarden regelmatig aan de ervaring te
toetsen en daarmede in overeenstemming te brengen.

Bij de sociale verzekering toetst in laatste instantie de rechter
de gevallen, waarover geschil, aan de wet en vult door zijn
jurisprudentie de leemten in de wet aan.

Bij de particuliere wijzigt de verzekeraar zijn model-polis,
zoodra zijn verzekeringsvoorwaarden leemten of onduidelijk-
heden blijken te bevatten: om de paar jaar een nieuw model!

Zoo ligt bij de sociale verzekering het zwaartepunt van de
medische
medewerking in de voorlichting van den rechter als
door dezen (of door den verzekerde of door den risicodrager) ge-
dagvaarden deskundige. Daarentegen ligt bij de particuliere het
zwaartepunt van de
samenwerking tusschen medicus en jurist

-ocr page 16-

in het opstellen van de verzekeringsvoorwaarden, d.w.z. bij de
verzekeringsmaatschappij.

Sociaal doel prevaleert boven verzekerings-
karakter

Bij de sociale ongevallenverzekering prevaleert het sociale
doel boven het verzekeringskarakter. Daardoor werden steeds
meer grondslagen van het algemeene verzekeringsrecht en van
de burgerrechtelijke aansprakelijkheidsleer verlaten.

Ondv-r de „socialequot; verzekering vallen bijv. ook de gevolgen
van eigen schuld (zelfs van grove schuid en ernstige nalatigheid,
ja zelfs van het opzettelijk nalaten van algemeen verbindende
veiligheidsvoorschriften).

Bij de sociale verzekering wordt — om een ander voorbeeld
te noemen — aan het causaal verband tusschen ongevalsgebeur-
tenis en letsel een reeks criteria gesteld van andere orde als in
de particuliere verzekering. Ook te dien aanzien prevaleert het
verzorgingskarakter van de sociale verzekeringswetgeving boven
het
verzekeringskarakter.

Beperking tot de persoonlijke ongevallen-
verzekering

Gezien mijn doelstelling: het slaan van een brug tusschen ver-
zekeringsrecht en verzekeringsgeneeskunde,
was beperking tot
de particuliere ongevallenverzekering geboden. In het bijzonder
heb ik daarvan, met uitsluiting van de
collectieve aansprake-
lijkheidsverzekering voor ongevallen van derden, nader de
persoonlijke ongevallenverzekering onderzocht.

In tegenstelling tot de omvangrijke literatuur en jurisprudentie
op het gebied van de sociale ongevallenverzekering zijn beide
over de persoonlijke ongevallenverzekering bijna even beperkt.
Zoo ontbrak tot dusver in ons land een poging om de medisch-
juridische problemen, waarvoor de particuliere ongevallen-
verzekering ons dagelijks stelt, als geheel te bezien.

Voor den jurist plegen de halfmedische clausules even duister
te zijn als voor den medicus de halfjuridische.

In alle codificaties van het handelsrecht dateeren trouwens
de neergelegde beginselen van algemeen verzekeringsrecht uit
een tijdsgewricht, toen de ongevallenverzekering nog vrijwel

-ocr page 17-

onbekend was. Het gevolg is geweest, dat deze daarna opkomende
bijzondere verzekeringsvorm, die noch in het kader van het
algemeene verzekeringsrecht, noch in het kader van het bij-
zondere levensverzekeringsrecht op bevredigende wijze paste,
zich vrijwel autonoom ontwikkeld heeft. Slechts in enkele
landen zijn voor het leggen van eigen grondslagen van onge-
vallenverzekeringsrecht bijzondere wetten in het leven geroepen.

Opzet van deze verhandeling

Aanvankelijk was het mijn voornemen de uitkomsten van
een vergelijking van de voornaamste
Nederlandsche ongevallen-
verzekeringsvoorwaarden eenerzijds en o.a. de
Duitsche en
Oostenrijksche model-verzekeringsvoorwaarden anderzijds te
verwerken tot een overzicht van het
geheele particuliere onge-
vallenverzekeringsrecht. Toen beperking noodzakelijk bleek,
koos ik als hoofdschotels de behandeling in
groote lijnen van de
beide complexen van bij
uitstek medisch-juridische problemen,
die in ongevallenverzekeringsrecht en ongevallenverzekerings-
geneeskunde op den voorgrond staan: ,,risico-omschrijvingquot; en
„schaderegelingquot;.

Buiten behandeling bleven alle algemeen-verzekeringsrechte-
lijke vragen: aanvang, duur, beëindiging en verval van de ver-
zekeringsovereenkomst, cessie-subrogatie, premiebetaling en
wanbetaling, risico verzwaring, onjuiste opgave.

Voorts heb ik mij gewacht mij te diep te begeven in den put
der theoretische ontleding van het wezen van de ongevallen-
verzekering. Geen zuiver theoretisch-wetenschappelijke verhan-
dehng over de rechtsleer der particuliere ongevallenverzekerings-
overeenkomst, maar een overwegend practischwetenschappelijke
verhandeling over de rechtspraktijk op dit terrein was het doel
waar ik naar streefde.

Een rechtspraktijk, waarvan — zooals zich trouwens af spie-
pit m de povere jurisprudentie — het zwaartepunt gelegen is
in de formuleering van de verzekeringsvoorwaarden.

Zoodoende is deze verhandeling geworden tot een critische
ontleding van de reeks clausules, die de ongevallenverzekerings-
overeenkomst onderscheiden van andere verzekeringsovereen-
komsten. Slechts bij uitzondering bleek bespreking van de
jurisprudentie verhelderend.

-ocr page 18-

De omschrijving van het risico

Het overzicht van de „risico-omschrijvingquot; is een moeizame
poging geworden om te komen tot een meer
synthetisch en bij
voorkeur ook een meer
uniform ongevalsbgrip.

Want er blijken niet alleen groote verschillen te bestaan, wat
den
omvang van het ongevalsbegrip betreft, maar zelfs wat den
aard betreft. Bijna elke polis houdt er een ander begrip op na.

Door toetsing van de onderscheiden elementen van het begrip
„ongevalquot; — gezien als letseloorzaak, als letsel, resp. als letsel-
gevolg — werd getracht een meer
constructief ongevalsbegrip te
scheppen, waaraan men meer houvast heeft.

Van de besproken elementen noem ik:

a.nbsp;het ongewone (bijzondere), toevallige (onvrijwillige), geweld-
dadige, plotselinge
en onmiddellijke (rechtstreeksche) van de
ongevalsgebeurtenis als letseloorzaak,

b.nbsp;het lichamelijke, geneeskundig vaststelbare karakter, alsmede
het
„eenig en rechtstreeksch gevolg van het ongeval zijnquot; van
het letsel.

Daarbij kwamen vanzelf de grenzen van de toelaatbare schuld
ter sprake, de verwikkeling van ongevalsletsels met ziektecompo-
nenten
en het oorzakelijke verband tusschen ongeval en letsel.

Bij de insluitingen vergden zonnesteek, warmtebevanging en
hitteberoerte, verdrinking en verstikking, infectie en infectie-
ziekten, intoxicaties, rechtmatige verdediging, reddingspogingen,
sportbeoefening en verkeer als ongevalsoorzaken en de mili-
taire dienst als bron van ongevallen, lichamelijke kunstbewer-
kingen als letselbron en ten slotte verstuiking, ontwrichting,
verbranding, bevriezing, spit en peesscheedeontsteking de aan-
dacht.

Bij de uitsluitingen ziekte als (mede-)oorzaak van ongeval,
letsel of verergering van letsel, de grenzen van de toelaatbare
schuld, ongevallen door oorlog, oproer en onlusten, ongevallen
zich voordoende na bepaalde ziekten en invaliditeit van bepaal-
den aard, ongevallen tijdens zwangerschap en kraambed en ten-
slotte diverse uitgesloten letsels, in het bijzonder blaar, breuk,
bhndedarmontsteking, darmvernauwing (of -afsluiting), gezwel-
len, spataderen, spit en heupjicht, tendovaginitis crepitans.

-ocr page 19-

De regeling van de schade

Het begrip „schaderegelingquot; is door mij gebezigd als vakterm
en prejudiceert dus allerminst of de ongevallenverzekering tot
de „sommenquot;- of de „schadeverzekeringquot; behoort.

Ik versta daaronder het nakomen van het geheel van weder-
zij dsche verplichtingen bij het optreden van een sinister met
gevolgen (de Duitschers spreken van „Versicherungsfallquot;).

Van de verplichtingen van den verzekerde worden achtereen-
volgens beschreven: aangifteverplichting en andere inlichtings-
verplichtingen (attesteerverplichting, contröleverplichting, sec-
tieverplichting), verschillende voorkomingsverplichtingen (be-
handelingsverplichting, event. operatieverplichting).

Van de verplichtingen van den verzekeraar worden behandeld
zijn plicht tot erkenning en vaststelling van den omvang van zijn
aansprakelijkheid, alsmede de betaling der schadevergoeding.
Hierbij komen o.a. de begrippen ,,invaliditeitquot; en „arbeids-
ongeschiktheidquot; ter sprake (Gliedertaxestelsel).

Ten slotte de problemen, die zich voordoen bij de beslechting
van geschillen tusschen verzekeraar en verzekerde, zoowel ten
aanzien van de uitkeeringsverplichting als ten aanzien van den
omvang der schadevergoeding.

De verdere uitwerking van deze verhandeling.

Zoowel de oeconomische als de verzekeringstechnische kanten
van de ongevallenverzekering werden buiten beschouwing ge-
laten. Het geschiedkundige is beperkt tot de groote lijnen.

Dat ik hier en daar voor de verleiding bezweken ben te treden
in de verschillen tusschen sociale en particuliere verzekering,
had een bijzondere reden en een bijzonder doel. Die
reden was, dat
ik dagelijks met beide verzekeringsvormen en dus met die ver-
schillen in aanraking kom. Dat
doel was aan die verschillen ten
behoeve van de juristen en medici, die van deze verhandeling
kennis mochten nemen, meer reUëf te geven. De ervaring leert
nl., dat vele artsen en rechtskundigen geneigd zijn de hun beter
bekende beginselen van het sociale ongevalsverzekeringsrecht toe
te passen op de particuliere ongevallenverzekeringsovereenkomst
en dan natuurlijk komen tot een volkomen onjuist oordeel.

Wat de geraadpleegde literatuur betreft, erken ik gaarne mij
in hoofdzaak beperkt te hebben tot de Duitsch-Oostenrijksch-

-ocr page 20-

Zwitsersche (gezwegen van de Nederlandsche). Weliswaar be-
staat er daarnaast een niet onbelangrijke Engelsch-Amerikaan-
sche literatuur maar deze heeft voor theorie en praktijk van
het Nederlandsche ongevallenverzekeringsrecht slechts geringe
beteekenis, omdat al onze Nederlandsche polissen geheel ge-
baseerd zijn op wat ik de „continentale usancequot; zou willen
noemen.

i) Een uitnemend overzicht van de Amerikaansche verhoudingen
geeft S.
M. la Mont (The Contract of Personal Accident and Health
Insurance, Proceedings of the Casualty Actuarial Society, No. 37 en 38).

-ocr page 21-

HOOFDSTUK I

DE GESCHIEDENIS VAN DE ONGEVALLEN-
VERZEKERING

Sporen in de middeleeuwen

De ontwikkeling van assurantie en assurantierecht in de
middeleeuwen had vrijwel uitsluitend betrekking op ver-
voersrisico's.

De geschiedenis van de personenverzekering begint eigenlijk
pas in de negentiende eeuw en die van de ongevallenverzekering
in engeren zin met het door industrialisatie — mogelijk geworden
door de ontdekking van de stoommachine — geschapen ver-
hoogde gevaar voor ongevallen.

Het denkbeeld was ongetwijfeld veel ouder.

Mejuffrouw Timmer (2) toonde aan, hoe in de middeleeuwen
de zorg voor het welzijn der arbeiders zich reeds ontwikkelde
tot een primitieve verzekering tegen de oeconomische gevolgen
van ziekte en ongeval.

Zoo bij het bakkersknechtsgilde van 1490 (Groningen). Daar-
bij stond wel het ziekengeld op den voorgrond, maar ik acht
het met Willering (3) aannemelijk, dat ,,ziektequot; mede onge-
valsgevolgen omvatte.

Het gildeboek van de kistenmakersknechten (1616) bevat o.a.
een ,,Ordonnantie op het onderhouden der kranke en behoeftige
gesellenquot; met het volgende artikel:

II. ,,Zo enig geselle zo crank wierde ofte enig Acsident hadde —
door Godes hand ontfangen, — dat hij een docter öfter chirurgijn
moste hebben, die zal hem door de olderman en hovelingen in der
üjt worden besorgt en uit het schreen worden betaalt, dog zulx zal
eerst an den olderman en der meesteren worden bekent gemaaktquot;.

Reeds m die dagen was deze verzekering gereglementeerd (uit-
sluiting van de gevolgen van dronkenschap en vechten, schat-
ting van de mate der arbeidsongeschiktheid, controle). Het is
twijfelachtig of met
„acsidentquot; wel een „ongevalquot; in engeren zin
is bedoeld: elders toch is sprake van ,,ziekte en andere ongelegen-

-ocr page 22-

heidquot;, „ziekte of ongemakquot;, „ziekte, zucfit of andere toeval-
lenquot;, zoodat blijkbaar tusschen plotselinge ziektegevallen en
ongevalsletsel geen scheiding bestond. Dus meer een ongedif-
ferentieerde tijdelijke-invaliditeits-verzekering.

Ik herinner voorts aan de „Arm- und Beinbruchgildenquot;, die
men in Duitschland in de i8e eeuw kende (Manes) (4).

Waren dit voorloopers van de sociale of van de particuliere
verzekering of meer charitatieve instellingen?

Het beginsel „draagt elkanders lastenquot; was aanvankelijk
minder
oeconomisch dan philantropisch georiënteerd: het ver-
zekeringskarakter was secundair, niet primair.

Voorloopers van de aansprakelijkheids-
verzekering?

Zoowel Ehrenberg (5) als Manes (4) wijzen als eerste sporen
van ongevallenverzekering de verzekering van scheepskapiteins
in het bekende zeerecht van Wisby (1541) aan. Een soortgelijken
vorm van aansprakelijkheidsverzekering kan men ook in andere
zeerechten terugvinden.

De republiek der Nederlanden zou volgens veler meening
(overal in de literatuur overgenomen) — omstreeks 1665, nog
een anderen vorm van ongevallenverzekering gekend hebben.
Aan soldaten zou zij nl. bepaalde uitkeeringen bij verlies van
oogen, armen, handen of beenen gewaarborgd hebben. Reeds
toen was de uitkeering in geld voor „rechterquot; lichaamsdeelen
hooger dan voor Knker (Willering) (3).

Schadeloosstelling van verminkte soldaten in de
gouden eeuw

Ik wendde mij ter zake om nadere inUchtingen tot den Direc-
teur van het krijgsgeschiedkundig archief van den generalen
staf. Deze, de gepensioneerd Kolonel C. C. de Gelder, was zoo
vriendelijk mij de navolgende gegevens te verstrekken:

„Volgens het Staatsche leger door F. G. J. ten Raa en F. de bas,
deel II, blz. 288 en 289, was pensioen in het begin van de 17e eeuw
een gunst, geen recht; een krijgsman, die ongeschikt werd voor den
actieven dienst kon geen pensioen of vergoeding eischen; voor-
schriften dienaangaande bestonden niet; toch hielp de Staat naar
vermogen. Zoo werd o.a. aan personen, die een arm verloren had-
den, octrooij verleend tot het maken van een ijzeren arm.

Ook werden somwijlen verminkten tegen een gering salaris aan-

-ocr page 23-

gesteld bij de Compagniën als „appointésquot; of in een of andere
functie op forten en posten.

Eveneens in deel IV van bovengenoemd boekwerk werden ge-
vallen aangehaald op het appointeeren van invaliden tegen lager
salaris dan hun rang medebracht.

Op blz. 306 van deel IV van het vermelde Staatsche Leger staat
aangegeven, dat verminkte matrozen volgens hun artikelbrief, ook
na genezing, op 's lands kosten onderhouden werden en het niet meer
dan billijk was, dat ook toe te passen op landsoldaten.

's Lands Regeering beschouwde het echter als geldverspilling
om hen voor het verlies van ledematen met een
jaargeld te beloonen,
vooral voor jongelieden, die daarvan langen tijd konden genieten.
Men vond het voordeeliger met hen ,,in redelicheyt een discreten
ujrtcoop te makenquot;, als bij verlies van den rechter arm L. 300, linker
arm L. 250, styvicheyt ende lammicheyt van drie vingeren aende
rechter hand L. 60, andere verminctheden na advenantquot; (Resolutie
Staten Generael 21 Mei 1639).

In beginsel alzoo, zelfs nog omstreeks 1665, verleende de Staat
geen pensioen en trok zich weinig van het verdere lot der oudge-
dienden aan. (Staatsche leger, deel V, blz. 236).

Van ongevallenverzekering in engeren zin was dus geen
sprake.

Romeinsch- en kanoniekrechtelijke belemmeringen
De vraag rijst of in de middeleeuwen het adagium ,,in libero
corpore hominis nulla aestimatio estquot; belemmerend werkte. Zij
zou volgens Hiestland (6) in het Noorden niet hebben gegolden,
maar in de landen, waar het romeinsche en kanonieke recht meer
invloed uitoefenden, des te meer (zie o
.a. Ordonnance de la
Marine, 1681, VI, 9—11). Voor dien invloed zijn ook in ons land
wel aanwijzingen te vinden.
Simon van Leeuwen (7) schreef niet voor niets:

,,Dat men alle saken en Koopmanschappen mag doen versekren,
uitbesondert de Vragten en Huyren van de Schippers, en Boots-
gesellen, nog ook de toerusting van Schepen,
Mensen, Leven, . . .
Ze-rechten van Koning Philips 2), tit. van Versekring, art. 8, 9.
Costuymen tot Amsteldam, cap. 30, art. 10, 11 en art. 17, 24quot;. '

En Hugo de Groot (8) had het een halve eeuw eerder onge-
veer met dezelfde woorden gezegd:

1)nbsp;Zie ook Rooms Hollands Regt IV, 35, 9 „een mense lighaam
in syn waarde niet kan geschat werdenquot; . . .

2)nbsp;Ordonnantie op de zeevaart van 1549 (Groot Plakkaatboek IV,
1215 en 1219), resp. op de assurantiën van 1571 (I 828); zie verder Dor-
HouT Mees (55) blz. 40.

-ocr page 24-

„Men mag alles doen verzeeckeren, uitgezeit menschen leven,
weddinghen, loon van schippers, schippers-ghezellen, krijgsluiden...quot;.

Ongevallenverzekering van het scheepsvolk

Ter illustratie van de ontwikkeling, die de ongevallenverzeke-
ring van het scheepsvolk in de i8e eeuw gekregen had, ontleen
ik zonder commentaar het volgende aan de gewijzigde ordonnan-
tie op de scheepvaart, van 29 Januari 1754 (Amsterdam).

5.nbsp;Wanneer iemand van de Schiplieden / gedurende de reyze in
Scheepsdienst of Arbeid zig bezeerd / of gekwetst word / sal daar
van geneezen worden op Scheepskosten/in deeser voegen / namentlijk,
indien het mögt koomen te gebeuren / terwyl het Schip nog binnen
deeze Landen is / of dat de beseerde of gequetste met het Schip
binnen deeze Landen arriveert / zoo zal dezelven door den Schipper
of den Boekhouder van 't Schip besteed worden in het Verbandhuys /
in het Gasthuys deser Steede i) ten einde beseerde of gekwetste
Persoenen behoorlyk sullen kunnen werden hersteld / en sal voor
ieder Persoon door den Schipper of deszelfs Boekhouder werden
betaald drie gulden per Week. En zal den Schipman / dewelke als
vooren is gemeld / bezeerd of gekwetst word / eer het Schip uyt deeze
Landen is vertrokken / indien hy by de maand is aangenomen / trek-
ken twee Maanden Gagie / booven het geene hy mögt ontfangen heb-
ben en by de reyze vaarende / sal hy behouden de halve huur hem
op hand betaald / maar by aldien het is gebeurd / eer hij zijn halve
huur heeft ontfangen / sal hy genieten een vierde van syn bedongen
huur: dog thuys komende / sal hy geneezen worden als vooren / en
Gagie trekken / tot soo lange / als het Scheepsvolk voor die reyse
word afgedankt.

6.nbsp;Maar by aldien het gebeurde buyten 's Lands / en de Schip-
man aan Scheepsboord niet konde geneezen worden / zo zal alzulken
bezeerden of gekwetsten door den Schipper aan Land worden onder-
houden en geneezen / en zullen de kosten / zo wegens het onder-
houd / als de geneezing zyn voor Reekening van den Schepe / en zal
den bezeerde of gekwetste Schipman / Gagie trekken / indien het
Schip direct zeyld na deeze Stad / tot soo lange als de Reyze zal zeyn
afgelegd / en het Volk afgedankt: Maar indien het Schip niet direct
na deze Stad retourneerd / maar na een andere plaats is gedestineerd
/ zal hy Gagie trekken / tot 'er tyd / dat het Schip zal zyn gearriveerd
op zyn eerste losplaats: en zal daar en boven den Schipman moeten
worden betaald voor zyn Transport op hier / zo veel als Commis-
sarissen van de Zeezaaken naar de afgeleegenheid der plaats / en de
omstandigheeden / sullen oordeelen te behooren.

i) ,,Hetwelk door myne Heeren van den Gerechte, opdat de Zee-
vaarende Luyden beeter sullen kunnen werden geneezen, werd geper-
mitteerdquot;. — (le Vervolg van de Handvesten, enz. van Amsterdam
MDCCLV).

-ocr page 25-

7- Doch by aldien de Schipheden geduurende de reyze buyten
s Lands met siekte of krankheid / natuurlijk en van selfs aange-
komen worden overvallen / en den Schipman aan Scheepsboord niet
konde gehouden worden / soo sal alsulken kranken Schipman voor
den Schipper aan Land onderhouden worden / ten kosten van den
Scheepe / en sal den kranken Schipman Gagie trekken / en Transport
/ soo als vooren Art. 6 van den beseerden of gekwetsten staat ge-
meld.

8. Alle Schippers zullen voor hun Schip by ieder Monstering / ten
behoeve van de Zeevaarende / geeven of betaalen / als volgt:

Alle Scheepen vaarende na

De Westindien.........ƒ 10.—■

Groenland en Straat Davids . . .nbsp;„ 10.—

De Middelandsche Zee....... 5.—

Engeland (Schotland) Ierland en

Vrankryk...........ƒ 2.—

Spanjen / Portugal........„ 3.—

De Oost-Zee..........„ 2.—

Noorweegen...........„ i.—

En ten aanzien der plaatsen / welke alhier niet zyn genoemd / zullen
de Schippers sig moeten reguleeren / na de Plaatsen in desen gemeld /
die het naasten by zyn leggende / en sal aan de Schippers een qui-
tantie door den Waterschout of desselfs Dienaars gegeeven worden /
ten einde behoorlyk sal kunnen blyken / dat deselve hebben gegeeven
of betaald / gelyk meede alle Zeevaarende Luyden / by ieder Mon-
stering sullen gehouden syn / ieder naar desselfs qualiteit ten be-
hoeven van de Zeevaarende in de Bos te geven: Alle welke Penningen
door Commissarissen van de Zee-zaaken sullen worden ge-emploieert
/ so als hier na Art. 9 staat gemeld.

9- Indien iemand van de Schiplieden geduurende de Reyse in de
Scheepsdienst of Arbeid verminkt word / sal de selve daar voor van
den Schipper of het Schip niets konnen praetendeeren; maar sal den
selven door Commissarissen van de Zeezaaken (uyt de Penningen
gemeld hiervooren Art. 8) gegeven worden als volgd:

10. Voor het verliezen van beide de Oogen .... ƒ 1000.—

Een Oog.................... 200.—

Beide de Armen...............__ 1000.__

Een Arm..................

Beide de Handen..........1000 —

...............:; ;; 300;-

Beide de Beenen ...nbsp;600 —

Een Been.................; quot;

Beide de Voeten................. 300._

Een Voet..................200.—

En ten opzigten van andere ligtere of swaardere Accidenten / ter
arbitrasie van Commissarissen van de Zee-Zaaken / zo als dezelve
na de omstandigheid der zaken zullen oordeelen te behooren.

-ocr page 26-

II. Dog indien eenig Schipper zal nalaten te geven en te betalen /
zooals Art. 8 is bepaald / sal de pretentie van den verminkten Schip-
man komen ten lasten van het Schip / en indien de Scheeplieden in
gebreeken zyn gebleeven / naar hunne qualiteyt in de bos by ieder
monstering te geeven / sullen dezelve voor de verminking niet trek-
ken of genieten / wordende in dit bovenstaande Articul niet gesproken
van verminkingen in de Defensie van Scheepen / of in 't doen van
eenige salut / als moetende dezelve gedragen worden / als Avary
grosse over Schip en Lading.

Ten slotte nog een hierbij aansluitend document uit de ,,zee-
rooverswereldquot; (9) uit dienzelfden tijd.

Ook stellen ze eenige voorwaarden in geschrift die yder verbonden
is na te komen / en door allen of wel de voornaamste onder hun
ondertekend worden / hier word ordentelijk in ter neer gesteld hoe-
veel geld ze hoofd voor hoofd voor de Reys zullen hebben / als
voor eerst hoeveel de Capitain zal hebben voor zijn Schip / ten
tweeden het salaris van de Scheeps-Timmerman / 't welk gemeenlijk
100 of 150 stukken van agten komt te belopen. Dan het salaris van
de Wondheeler en voor zijn Kist met geneesmiddelen / die gemeen-
hjk geschat wordt op 200 of 250 stukken / eyndelijk wat yder be-
hoorden te hebben die of gewond of verlamd is of eenig Lid kwijt
raakt / als / voor 't verlies van de regter arm 600 stukken van agten
of 6 Slaven: voor de linkerarm 500 stukken van agten of 5 Slaven
/ voor 't rechterbeen 500 stukken van agten of 5 Slaven / voor 't
linker been 400 stukken van agten of 4 Slaven / voor een oog 100
stukken van agten of i Slaaf / voor een vinger zoveel als voor een
oog / Voor Provisie en Victualie rekenen ze doorgaans omtrent
200 stukken van agten / de Fonds daar deze betalinge uyt moet
komen / is niet anders als hetgeen ze op deze togt zullen komen te
veroveren / want andersints is onder dit Volk dezelfde Wet als onder
andere Zee-Rovers /
geen prijs geen betaling. Nadat nu deze zommen
van de hoofdzom afgetrokken zijn / word het overschot onder hun
regtmatig verdeeld / na de rang der personen / want de Capiteyn
krijgt doorgaans ses maal zo veel als een gemeen Matroos / d'andere
Bevelhebbers na proportie.

De eerste spoorwegongevallenverzekering

De eigenlijke ontwikke' ng van de particuliere individueele
ongevallenverzekering begon eerst, toen de kans op ongevallen
niet zoozeer door de invoering van de stoommachine i), als wel
door intensiveering van het verkeer als gevolg van de opening
van de eerste spoorwegen belangrijk toenam.

De eerste werkelijk geslaagde Engelsche ongevallen verzeke-
ringsmaatschappij was de
quot;Railway Passengers Insurance Com-

1) Georges Stephenson (1825).

-ocr page 27-

fanyquot; (die nog steeds bestaat), opgericht 15 December 1848,
18 jaar na de opening van de eerste Engelsche spoorlijn van
Liverpool naar Manchester.

De eerste Duitsche maatschappijen waren de „Allgemeine
Eisenhahn Versicherungs-Gesellschaftquot;
(de tegenwoordige Vic-
toria'^))
en de „Thuringia, Eisenbahn- und Allgemeine Rück-
Versicherungs Bankquot;
beide opgericht in 1853, ook 18 jaar
na de opening van de eerste Duitsche spoorlijn van Neurenberg
naar Fürth.

De ontwikkeling in amerika

In Amerika dateert de eerste ontwikkeling van 1864—1867.
Vele maatschappijen kwamen ... en gingen. De bekende
„Tra-
velersquot;
(1863) en de „Casualtyquot; hielden het vol, maar populair
was daar aanvankelijk deze vorm van verzekering niet. Wal-
ford (10) voorspelde echter reeds in 1868: quot;we predict for it
neverthless a steady and healthful growthquot;.

Dunham (ii) wijst er terecht op, dat de Engeischen de Ameri-
kanen op
dit gebied voor geweest zijn. Het is James Batterson
uit Hartford geweest, die bij een bezoek aan Engeland in 1859
met de quot;tickets for insurancequot; ») van de
quot;Railway Passengersquot;
kennis maakte en, bij terugkeer in de Vereenigde Staten, de
„Travelersquot; stichtte. Toch had hij reeds een voorlooper gehad.

In 1850 was nl. in Massachusetts de Franklin Health Assu-
rance Comp,
geoctrooieerd. Dunham (ii) drukt de eerste polis,
die 25 Oct. 1850 zou zijn uitgegeven, af:

President

Hon. Sherman Leland, Judge of Probate

Vice President
Gen. H.
A. S. Dearborn, Mayor of the city of Roxbury
FRANKLIN HEALTH ASSURANCE COMPANY
OF MASSACHUSETTS
Capital f
50.000

quot;tv,-nbsp;empowered to insure against accidents
-policy of insurance witnesseth that, in consideration of

1)nbsp;Zie Victoria-Versicherung 1853-1928; zij begon met ée persoonlijke
ongevallenverzekering eerst in 1882.

2)nbsp;Zie „75 Jahre Versicherungsgesellschaft Thuringia 1928, direct in
1853 met de persoonlijke ongevallenverzekering begonnen.

3)nbsp;Ter grootte van een spoorkaartje (prijs leklas 3 d., 2e kl. 2 d., 3e kl.
1 d., ongeacht den afstand) geldig voor één reis. Soortgelijke kaartjes
in Duitschland later door Victoria en Thuringia ingevoerd.

-ocr page 28-

15 cents, paid therefore the Franklin Health Assurance Company
do assure the party, whose name with the time of purchase and
delivery is endorsed hereon, for the term of 24 hours, from and after
the date as endorsed, and promise to pay to the said party, or to
the legal representatives of the said party the sum of two hundred
dollars, provided the said party shall during the continuance of
this policy, receive any
bodely injury in consequence of an accident
by a railroad or steamboat, and thereby be detained for the term
of ten days; or is by such accident, caused by a railroad or steam-
boat, the said party shall be totally disabled from attending to
any business for the term of two months next succeeding such
accident and injury, this Company hereby agree and promise to
pay, in lieu of the above named sum, the sum of four hundred
dollars, payment to be made within thirty days after notice and
proof are given to the companyquot;.

(get.) Stephen Bates, Secretary.

Boston, July ist 1850.

De ontwikkeling in Engeland

De publieke belangstelling voor ongevallen en ongevallen-
verzekering werd in Engeland in 1846 levendig, toen de
quot;Lord
Camphell's Actquot;
(ook genaamd de quot;fatal accidents actquot;) een
einde maakte aan de leer, dat de rechtsvordering uit hoofde van
overkomen schade door schuld een zuiver persoonlijk karakter
droeg (,.actio personalis moritur cum personaquot;).

Binnen een paar jaar werd een tiental ongevallenverzeke-
ringsmaatschappijen opgericht, die alle begonnen met
quot;Railwayquot;
(o.a. Railway British and Foreign Life and Property Insu-
rance, Railway Steam Vessel, Life and Casualty, Railway Life).
Op het lijstje van Andras (12) komt de Railway Passengers als
nummer 10 voor. Toch mag zij gerust als ,,dequot; pionier van de
Engelsche ongevallenverzekering — alsmede van de Ameri-
kaansche en continentale — gelden, omdat zij de eenige is, die
het tot een zeer voorspoedige ontwikkeling bracht.

De eerste algemeene ongevaMamp;npolissen van de Accidental
Death Insurance Comp.
dateeren van 1850 of 1851.

De verdere ontwikkeling in Engeland hangt nauw samen met
die van de industrie. Bij de
quot;Employers Liability Actquot; van 1880
werd de primitieve aansprakelijkheid bij letsel door
schuld van
den werkgever
(de zg. quot;theory of negligencequot;), zonder schuld
van de zijde van den werknemer (quot;contributory negligencequot;) en
met uitsluiting van de schuld van andere werknemers (quot;fellow
servant rulequot;) vervangen door een socialer orientatie. De ge-

-ocr page 29-

volgen van de nalatigheid van medearbeiders (quot;common employ-
mentquot;) werden onder de aansprakelijkheid van den werkgever
gebracht en het oude romeinsch- en kanoniekrechtelijke ada-
gmm „volenti non fit injuriaquot; werd buiten werking gesteld
(Frankel en Dawson) (13).

Bij de quot;Workman's Compensation Act van 1897 werd ten slotte
voor enkele bedrijven het
nalatigheidsbeginsel (law of negligence)
geheel vervangen door het
schadevergoedingsbeginsel (quot;law of
compensationquot;). Uit diezelfde dagen dateeren de tariefafspraken
van de Engelsche ongevallenverzekeringsmaatschappijen.

In 1910 kwam, 40 jaar nadat de levensverzekering wettelijk
geregeld was, de
quot;Insurance companies Actquot; tot stand.

Snelle ontwikkeling in drie richtingen

Geleidelijk ontwikkelde zich het ongevallenverzekeringsbe-
drijf in alle landen in drie richtingen:

le. breidden spoedig alle „spoorwegongelukkenverzekerings-
maatschappijenquot; hun werkkring uit tot
alle ongelukken.

2e. breidden tal van brand-, transport- en levensverzekerings-
maatschappijen hun arbeidsveld ook daartoe uit.

3e. wierpen al deze verzekeringsmaatschappijen zich op de
collectieve en op de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.

Alleen in Frankrijk is de afzonderlijke aansprakelijkheids-
verzekering aan de persoonlijke ongevallenverzekering vooraf
gegaan. De
„Automédonquot; (1825), verzekerde bezitters van paar-
den en wagens tegen de aansprakelijkheid voor bedrijfsonge-
vallen (,,assurance contres les accidents de chevaux et voituresquot;).

De eerste Fransche algemeene ongevallenverzekeringsmaat-
schappij was de
„Securité Géneralequot;, (1865).

Uitbreiding van de wettelijke aansprakelijkheid
van de werkgevers

Een nieuwe phase brak aan, toen in verschillende landen de
aansprakelijkheid van den werkgever voor bedrijfsongevallen werd
uitgebreid, hetzij bij de wet, hetzij bij overeenkomst. Zij beperkte
zich aanvankelijk tot de ongevallen, waaraan hij schuld had (cf.
Code Civil art. 1382 e.v., BW. 1401 e.v.), een schuld, die maar
al te vaak moeilijk te bewijzen was.

Zij werd in Duitschland belangrijk uitgebreid door de „Reichs-
Haftpflicht-Gesetzquot;
van 5 JuH 1871,

-ocr page 30-

„betreffend die Verbindlichkeit zum Schadenersatz für die bei
dem Betriebe von Eisenbahnen, Bergwerken, usw herbeigeführten
Tötungen und Körperverletzungenquot;.

Deze wet breidde de aansprakelijkheid van den werkgever
voor verschillende bedrijven in verschillende mate uit, keerde
bijv. den bewijslast voor spoorwegongelukken om Zij maakte,
dat de behoefte aan dekking van het verhoogde risico door de
ondernemers in toenemende mate gevoeld werd, mede omdat zij
voorschreef, dat van de den getroffene toekomende schadever-
goeding uitkeeringen van een verzekeringsinstelling mochten
worden afgetrokken, wanneer de ondernemers tenminste ^/je van
de premie betaalde. Van het daardoor tot bloei komen van het
,,Haftpflichtversicherungswesenquot; profiteerde de particuliere on-
gevallenverzekering .

In sommige bedrijven werden specifieke „bedrijfsvereeni-
gingen voor ongevallenverzekeringquot; opgericht. Ook sloten meer
sociaal voelende ondernemers collectieve ongevallenverzeke-
ringen voor hun personeel af, of droegen een deel van de premie
der door het personeel zelf afgesloten collectieve verzekering.

Uitbreiding van werkgevers-aansprakelijkheid
bij overeenkomst.

De aansprakelijkheid van den werkgever werd hier en daar
ook bij overeenkomst uitgebreid:

a. sociaal-voelende werkgevers verbonden zich bij arbeidsover-
eenkomst hun personeel tegen bepaalde risico's te ver-
zekeren; zij sloten daartoe collectieve contracten
h. fuhliekrechtelijke lichamen stipuleerden bij aanbestedingen
verzekering van het werkvolk tegen ongevallen.

Ook in ons land werd reeds vóór de invoering van de onge-
vallenwet 1901 een dergelijke verzekeringsclausule in de aan-
bestedingsvoorwaarden van rijk en gemeenten aangetroffen.

In deze phase zien we geleidelijk de ongevallen verzekerings-
maatschappij en een groote „Haftpflichtversicherungsquot;-porte-

1)nbsp;Voortaan moest de Spoorwegmaatschappij „höhere Gewaltquot; en
„eigenes Verschuldenquot; van den getroffene bewijzen.

2)nbsp;Cf. Mulder, De rechten der arbeiders bij collectieve verzekering
tegen ongelukken, Acad. proefs. 1895; contractpolis, zieMoLENüRAAFF(23)
blz. 844—845.

3)nbsp;Beding ten behoeve der werklieden; Rb. Almelo 8 Jan. 1902,
W 7824.

-ocr page 31-

feuüle krijgen. In vergelijking daarmede was de omvang van
de particuliere ongevallenverzekeringsportefeuille voorloopig
maar klein.

De opkomst van de sociale ongevallenwetten.
De derde phase werd ingeluid door de opkomst van de sociale
verzekeringsgedachte. Als zoodanig kan men met recht de
Keizerlijke boodschap van 17 November 1881 bestempelen,
waarin het heet — de woorden zijn van Bismarck afkomstig —

,,die Heilung der sozialen Schäden nicht ausschliesslich im Wege
der Repression sozialdemokratischer Ausschreitungen, sondern
gleichmässig auf dem der positiven Förderung des Wohles der
Arbeiter zu suchenquot;.

Als doel werd aangegeven:

,,dem Vaterlande neue und dauernde Bürgschaften seines inneren
Friedens und den Hilfsbedürftigen grössere Sicherheit und Ergiebig-
keit des Beistandes, auf den sie Anspruch habenquot;,

te waarborgen (Kaskel) (14).

Zoo kwamen in Duitschland (1884—1889) vijf sociale onge-
vallenverzekeringswetten 1) tot stand, beheizende een verplichte
verzekering, uitgevoerd door „bedrijfsvereenigingenquot; (Berufsge-
nossenschaften), met pubUekrechtelijk karakter (Quentin) (15).

Alle beschaafde landen volgden: 1887 Oostenrijk, 1894 Noor-
wegen, 1895 Finland, 1897 Engeland, 1898 Frankrijk en Italië,
1899 Zwitserland, 1900 Spanje, Nieuw-Zeeland en Zuid-Austra-
lië, 1901 Nederland, Zweden en Griekenland, 1903 Rusland,
Denemarken en België, enz.

De beteekenis van de sociale verzekering voor de

ontwikkeling van de particuliere
De invoering van een sociale ongevallenwet .... beteekende
veelal de vernietiging van een belangrijk deel van de ,,Haft-
pflichtversicherungs'' -portefeuille.

Als regel wierpen de desbetreffende maatschappijen zich dan
met des te meer ijver op de particuliere ongevallenverzekering.

Deze nieuwe phase begint in de verschillende landen op een
verschillend tijdstip, al naar de invoering van de desbetreffende
wet. Ook maakte het uiteraard verschil of de wet risico-over-
dracht aan particuliere verzekeringsmaatschappijen toeliet.

i) Thans maken deze als ,,III Buchquot; deel uit van de „Reichsversiche-
rungsordnungquot;
(van 19 Juni ign)-

-ocr page 32-

Zoo liet de Fransche wet van 9 April 1898 „concernant les
résponsabilités des accidents dont les ouvriers sont victimesquot;
de bedrijven vrij hun risico over te dragen aan particuliere
verzekeringsmaatschappij en.

Zweden en België volgden het Fransche voorbeeld, terwijl men
in ons land tot dusver, ondanks risico-overdracht, slechts staats-
monopolie kent.

„Einheitsbestrebungenquot; en samenwerking

Een volgende phase is te onderkennen in die landen, waar
öf door samenwerking van toonaangevende verzekeringsmaat-
schappijen of door wettelijke voorschriften (of door beide)
stappen gedaan werden in de richting van unificatie.

„Hetquot; land van dergelijke „Einheitsbestrebungenquot; is Duitsch-
land. (Zie voor Amerika blz. 86)

Reeds in 1886 sloten een 30-tal maatschappijen een ,,Ab-
kommenquot; met de Duitsche „Ärztevereinsbundquot; over „Attestho-
norarequot;. In 1890 werd, als onderlinge herverzekering van uit-
zonderlijkerisico's het,
„Unfall-Katastrophen-Verbandquot; (herzien
in 1911) gesloten.

In 1891 kwam bij wijze van „zwarte lijstquot; het „Mitteilungs-
Verbandquot;
tot stand (wederkeerige mededeeling van „bedenk-
lich erkannter Einzel-Unfall-Risikenquot;).

In 1892 werd met het oog op de te Chicago te houden wereld-
tentoonstelling, het
„Chicago-{Versicherungs)-Verband opge-
richt 1).

Dit Verband werd na de wereldtentoonstelling omgezet in
een Middeleuropeesch
„Seereise- Unfall- Ver sicherungs- Verband'',
dat in 1923 het slachtoffer van de inflatie is geworden.

Teneinde aan de, door stijgende concurrentie en dalende
premietendens dreigende, gevaren voor de rentabiliteit paal en
perk te stellen kwam in
ïgoï'hamp;t eerste „Unfall-Versicherungs-
Verbandquot;
tot stand, in 1904 als eerste „Unfallsyndikatquot; of
„Preiskartellquot; gevolgd door „Tarifvereinigung zur Einzel-Unfall-
Versicherungquot;.

Deze laatste werd spoedig gecombineerd met een „Tarif-

i) Dit verband telde naast 31 Duitsche, 5 Zwitsersche, 9 Fransche,
5 Oostenrijksch-Hongaarsche, 4 Scandinaafsche, 2 Belgische, i Engel-
sche, I Russische, i Italiaansche ook één Nederlandsche (Eerste Neder-
landsche) Maatschappij
(17).

-ocr page 33-

Vereinigung für Haftpflicht-Versicherungquot;-, beide hadden „die
Pflege freundschaftlicher Wettbewerbsgrundsätzequot; ten doel.

In 1910 sliep dit verband in, om in 1920 te herleven als „Tarif-
vereinigung der Unfall-Versicherungquot; i).

Ten slotte wil ik nog het Luftkonzern 1920, de Luftpool 1924
en het „Verband öffentlicher Unfall- und Haftpflichtversicherungs-
anstalten in Deutschlandquot;
van 1926 noemen, om een denkbeeld
te geven van de groote activiteit en vruchtbaarheid van de
Duitsche „Einheitsbestrebungenquot;. 2)

De Duitsche „Versicherungsaufsichtquot;- en „Ver-
sicherungs-Vertrags-Gesetzquot;

Deze ontwikkeling werd bevorderd door de Duitsche wet-
geving:
„Reichs-Haftpflichtgesetzquot; (1871), „Gesetz über die privaten

Sicherungsunternehmungenquot; (1901) en „Gesetz über den Ver-
sicherungsvertragquot;
(1908).

Een van de rijpe vruchten van deze wetgeving is de tot stand-
koming van ambtelijke model-verzekeringsvoorwaarden ge-
weest, die weliswaar niet verplichtend zijn, maar waarvan de
inhoud vast staat en die dan ook algemeen gevolgd worden 3).

Het staatstoezicht heeft in Duitsland belangrijk bijgedragen
tot beperking van het aantal ongevallenverzekeringsmaatschap-
pijen. Tn 1925 werkten er slechts 32 (26 Duitsche en 6 buiten-
landsche, waaronder 12 naamlooze vennootschappen, 19 weder-
keerige waarborgmaatschappijen en 2 andere instellingen).

In ons kleine land zijn op dit terrein driemaal zooveel maat-
schappijen en maatschappijtjes werkzaam (19).

Origineel waren het staatstoezicht in Duitschland en de wet
van 1901 niet: daaraan was de Zwitsersche
,,Bundesgesetz zur
Beaufsichtigung von Privatunternehmungen im Gebiete des Ver-
sicherungswesensquot;
(1885) voorafgegaan. Ook de Zwitsersche
quot;Bundesgesetz über den Versicherungsvertragquot; van 2 April 1908

1)nbsp;De algemeene verzekeringsvoorwaarden van deze vereeniging
goedgekeurd door het Reichsaufsichtamt, zullen wij nader leeren keLen

een voortreffelijke codificatie van de tegenwoordig vrijwel uniforme
Uuitsche ongevallenverzekeringsvoorwaarden (zie bijlage i van deze
verhandeling).

2)nbsp;25 Jahre Unfall-Versicherungs-Verband, 1900—1925.

3)nbsp;Zoo algemeen, dat de polissen van de meeste Duitsche verzeke-
ringsmaatschappijen voor ongevallen plegen te bestaan uit een omslag,
waarin een exemplaar van de ambtelijke modelvoorwaarden bevestigd is

-ocr page 34-

was de Duitsche wet van 30 Mei 1908 juist even voor geweest.

Terecht wordt er in het Winterthur-jubileumboek (20), op ge-
wezen, dat wettehjke voorschriften leiden tot vereenvoudiging
en verduidelijking van de wederkeerige rechtsbetrekkingen tus-
schen verzekeraar en verzekerde.

De Oostenrijksche wet op de verzekeringsovereenkomst, met
als rijpe vrucht eigen Oostenrijksche ambtelijke modelverzeke-
ringsvoorwaarden (zie bijlage 2) verdient eveneens vermelding.

De geschiedenis van de Nederlandsche ongevallen-
verzekering

Opzettelijk heb ik eerst in groote lijnen de „internationalequot;
geschiedenis geschetst: in groote lijnen is vrijwel overal de ont-
wikkeling gelijksoortig geweest.

In 1894 waren in ons land pas vier verzekeringsmaatschappijen,
die ook aan ongevallenverzekering (21) deden:

1.nbsp;De ,,Eerste Nederlandsche Verzekering-Maatschappij op het
Leven, tegen Invaliditeit en Ongelukkenquot;,
in 1882 onder directie
van Goeman Borgesius en Jhr. Six opgericht. Onder de
commissarissen telde men niemand minder dan Patijn,
Hartogh en Cremer en van Zinnicq Bergmann). Als doch-
termaatschappij kwam daaruit in 1902 de
,,Nietiwe Eerste
Nederlandschequot;
voort.

2.nbsp;De ,,Algemeene Verzekeringsmaatschappij de Philanthroopquot; te
Bolsward, in 1885 opgericht als
„Onderlinge Verzekering-
Maatschappij bij besmettelijke ziektenquot;,
in 1890 met levensver-
zekering en in 1896 met ongelukken en invaliditeit begonnen.
Zij is eerst kort geleden — 1937 — een dochter-instelling
geworden van de
Eerste Rotterdamsche.

3.nbsp;De ,,Onderlinge Verzekering-Maatschappij tegen de geldelijke
gevolgen van Ongelukkenquot;,
30 April 1892 bij acte opgericht en
koninklijk goedgekeurd 5 April 1892, Stbl. 38. Deze heeft in
1901 de portefeuille overgedragen aan de toen opgerichte
,,Verzekerings- en herverzekeringsbank Novaquot;, die in 1906
samensmolt met de
Nieuwe Eerste Nederlandsche.

4.nbsp;De „Amsterdamsche Maatschappij van Verzekering op het
Leven tegen Ongevallen en Invaliditeitquot;,
in 1892 opgericht en
waaruit in 1912 als dochter-maatschappij de tegenwoordige
,, Amster damsche Maatschappij van Ongevallenverzekeringquot;
voortkwam.

-ocr page 35-

Volgens Willering (3) waren er in 1900 15, in 1910 26, in
1920 62, waarvan geen enkele zich uitsluitend met de persoon-
lijke ongevallenverzekering bezig hield. Thans zijn er ongeveer
100 (v. Doornewaard) (19).

Grooten invloed had de voorbereiding en de invoering van
de industriëele ongevallenwet
(1901).

Een groot deel van de portefeuille van door werkgevers aan-
gegane collectieve of door werklieden geslotene persoonlijke con-
tracten dreigde verloren te gaan, indien men er niet in slaagde
bij de risico-overdracht te worden betrokken. De wetgever
opende ten slotte de mogelijkheid van inschakeling van parti-
culiere verzekeringsmaatschappij en.

Naast combinaties van werkgevers (Bond van Schilders-
patroons en Centrale Werkgevers-Risico-Bank) nemen thans nog
slechts de
le Rotterdamsche Maatschappij van verzekering tegen
Ongevallen (de dochter-maatschappij van de Nationale Levens-
verzekering}) ank N.V.), Fatum (dochter-maatschappij van de
levensverzekeringsmaatschappij
,,De Nederlanden van 1845quot;) en
de verzekeringbank
,,De Nieuwe Eerste Nederlandschequot; (dochter-
maatschappij van de
Eerste Nederlandsche Verzekeringmaat-
schappij op het leven en tegen invaliditeit N.V.)
deel aan die
overdracht.

Uiteraard kan ik hier noch de geschiedenis van de ongevallen-
wet
1901—1921, noch van de land- en tuinbouwongevallenwet
1921, noch van de risico-overdracht bij de eerste en de ontwikke-
ling van de uitvoering door bedrijfsvereenigingen van de tweede,
schilderen. Zij zijn overigens genoegzaam bekend.

De schade, die de sociale ongevallenverzekering aanvankelijk
aan de particuliere verzekeringsmaatschappijen toebracht, werd
spoedig ingehaald.

De wet van 22 December 1922, Stbl. 716 tot regeling van het
levensverzekeringsbedrijf, is indirect in twee opzichten voor het
ongevallenverzekeringsbedrijf van groote beteekenis geweest:

I. deze wet verbiedt maatschappijen voor levensverzekering
andere bedrijven als levensverzekering uit te voeren. Alle ge-
combineerde levens- en ongevallenverzekeringsmaatschappijen
moesten dus hun bedrijven splitsen. Sommige deden hun levens-
verzekeringsportefeuille over, andere richtten dochter-maat-
schappijen voor ongevallen op of liquideerden hun ongevallen-
portefeuille.

-ocr page 36-

2. bij de uitvoering van deze wet bleek hoe nuttig het staats-
toezicht op het verzekeringsbedrijf kon werken en hoe noodig
het was om groote belangen, bij wanbeheer bedreigd, te bevei-
ligen. Onder de bedrijven door zijn ook in ons land wel pogingen
tot georganiseerde samenwerking tusschen de grootere ongeval-
lenverzekeringsmaatschappijen ondernomen; geslaagd zijn zij
niet. Dit feit vindt zijn afspiegeling genoegzaam in den chaos
met betrekking tot de omschrijving van het risico en de regeling
van de schade. Weinig Nederlandsche ongevallenpolissen be-
naderen structureel het peil van de Duitsche ambtelijke model-
verzekeringsvoorwaarden.

De toekomst van de particuliere ongevallen-
verzekering

Meer dan het verleden heeft het heden mijn aandacht gehad: bij
de bespreking van de beide groote groepen van vraagstukken,
die het huidige Nederlandsche particuliere ongevallenverzeke-
ringsrecht beheerschen — risico-omschrijving en schaderegeling
— heb ik mij zooveel mogelijk tot de ontleding van het bestaande
beperkt en slechts nu en dan voorzichtig wegen van toekomstige
ontwikkeling trachten te wijzen.

De toekomst van ongevallenverzekeringswezen en ongevallen-
verzekeringsrecht liet ik terzijde. Daartoe was ik mij te zeer be-
wust van de beteekenis, die de „Umwertung aller Wertenquot;, die
wij op oeconomisch-politiek en eigenlijk toch ook op juridiek
gebied beleven, voor de toekomstige ontwikkeling van het ver-
zekeringswezen en vooral van het verzekeringsrecht wel eens
zou kunnen hebben.

Ongetwijfeld heeft Don ati (i6) gelijk, als hij uitvoerig betoogt,
hoe verschillend de plaats, de ontwikkeling en de vorm van
het verzekeringswezen in den communistischen, staats-socialis-
tischen of corporatieven staat zal zijn, vergeleken bij de huidige
in staten op kapitalistischen (juister wellicht liberaal-individuaHs-
tischen) grondslag. Mochten ooit fundamenten van de tegen-
woordige samenleving en van de daarmede innig verbonden
levens- en rechtsverhoudingen wegvallen en o.a. begrippen als
eigendom, contractsvrijheid, particulier initiatief verdwijnen of
van inhoud veranderen en bijv. monopolie of corporatieve
normen het oeconomisch- en rechtsleven gaan beheerschen, dan
zal ook de tegenwoordige phase van de ontwikkeling van de
particuliere ongevallenverzekering wel tijdelijk of blijvend worden
afgesloten.

-ocr page 37-

HOOFDSTUK II
ENKELE OPMERKINGEN OVER HET WEZEN VAN DE

particuliere ongevallenverzekering

Sommen- of schade-verzekering?

j je schrijvers rekenen algemeen de ongevallenverzekering
■L/ tot de sommenverzekering.

VöLLMAR (22) noemt haar zelfs als „het specimenquot; van de on-
eigenlijke, personen- of sommenverzekering.

Ook Molengraaff (23) behandelt haar onder het hoofdstuk
,,sommenverzekeringquot; en geeft als definitie:

,,de verzekering eener vastgestelde uitkeering, ingeval een on-
geval of ongeluk den persoon van den verzekerde treftquot;, (blz. 934).

Maar niettemin laat hij er op volgen:

,,De verzekering tegen ongelukken kan voorkomen als schade-
verzekering, doch is in den regel een sommenverzekeringquot;. (blz.
935).

Ofschoon het niet mijn bedoeling is dit vraagstuk en het
standpunt van den Hoogen Raad i) nopens de draagkracht van
artikel 284 K, uitvoerig te behandelen, wil ik toch kort mijn
meening formuleeren.

Criteria ter onderkenning van sommen- en
schadeverzekering

De gebruikelijke criteria ter onderkenning van sommen- en
schadeverzekering zijn:

1.nbsp;het al dan niet bepaald zijn van de uitkeering door de werke-
lijk geleden schade;

2.nbsp;het al dan niet op geld waardeerbaar zijn van de schade.
Deze critena, welHcht zeer geschikt voor de karakteriseering

van de verhoudmgen op het gebied van de levensverzekering,
zijn met bruikbaar op het terrein van de ongevallenverzekering.

i) H.R. 31 Dec. 1931, W. 12401 (ann. S.B.), N.J. 1932, 419 (ann.
E.M.M.); zie ook Rb. Utrecht 14 Dec. 1910, W. 9149, Rb. A'dam 8 Jan.
1926, W. 10505, Rb. Arnhem 3 Nov. 1927, W. 11745, Ktg. den Haag
28 Juli 1926, W. II579, cf. Dorhout Mees (55) blz. 286.

-ocr page 38-

Immers niets draagt zoozeer bij den mensch het kenmerk
van „vermogensbestanddeelquot; als juist de anatomische en
functioneele ongereptheid van zijn lichaam en van zijn geest.

Zij vormen samen het substraat van zijn geestelijke en licha-
melijke vermogens, die op hun beurt 's menschen geschiktheid
tot arbeiden, tot deelneming aan het maatschappelijk en oeco-
nomisch leven bepalen.

Men behoeft geen Amerikaan te zijn om de oeconomische
beteekenis van die ongereptheid scherp te accentueeren. Wel
misschien om met Dublin (24) uit te rekenen, dat

quot;The elimination of accidents would add more than a year to
the average expectation of lifequot; (blz. 15);

quot;senility is considerably less important than accidents as a cause
of old-age mortalityquot; (blz.
159).

Ik laat in het midden of een en ander juist is.

Het schadekarakter van de ongevalsgevolgen

Bij de ongevalsgevolgen staan veelszins de rechtstreeksche
oeconomische nadeelen, aan gezondheid en arbeidsvermogen
toegebracht, zoo zeer op den voorgrond, dat het juist de com-
pensatie van de bij ongeval te verwachten tijdelijke of blijvende
invaliditeit, annex loonderving, is, die bij het sluiten van een
ongevallenverzekeringsovereenkomst wordt nagestreefd. Ik zou
dan ook liever willen beginnen de stelling van Molengraaff (23)
om te keeren:

De ongevallenverzekering kan voorkomen als sommenverzekering,
doch is in den regel een schadeverzekering.

VöLLMAR (22) komt mij in deze richting reeds een geheel eind
tegemoet, als hij schrijft:

„Dit soort verzekering (nl. levens- en ongevallenverzekering)
wijkt in een belangrijk opzicht van de schadeverzekering af en wel
in zooverre het verband tusschen schade en het door den verzekerde
c.q. te incasseeren bedrag óf niet bestaat óf zooveel minder spreektquot;

(blz. 333);

Deze schrijver stelt dus het verschil aanstonds betrekkelijk
voor en werkt dat nader als volgt uit:

„wie tengevolge van een spoorwegongeval invalide wordt en
krachtens een gesloten assurantieovereenkomst een aanzienlijk be-
drag beurt, kan daardoor in een financieele positie komen, die veel
beter is dan die, waarin hij, ongedeerd zijnde, verkeerdequot; (blz.
333).

-ocr page 39-

Herinnerend aan het wettehjk vereischte „belangquot; bij schade-
verzekering, wijst
VöLLMAR dan op de mindere veeleischend-
heid van de wet te dien aanzien bij de levensverzekering. Maar
hij voegt er onmiddellijk aan toe:

„Men bedenkt, dat ondanks deze vrijheid in de praktijk het belang
wel degelijk een voorname rol speeltquot;.

,,Ook het bedrag, waarvoor men een ongevallenverzekering sluit,
zal toch bijkans steeds worden vastgesteld, in eenig verband met,
althans niet hooger dan het gebrek aan inkomsten, dat de even-
tueele invaliditeit ten gevolge zal hebben. Verschillende ongevallen-
verzekeringsmaatschappijen stellen trouwens zelf deze grens in haar
polissenquot; (blz. 333).

Inderdaad dragen, voor zoover invaliditeitsverzekering, de
meeste polissen kennelijk het karakter van schadecontract.

Schijnbare sommenverzekering
Niettemin zijn er ongevalspolissen, die het karakter dragen
van een al dan niet geoorloofde sommenverzekering.

Slechts schijnbaar is dat karakter bij de vele „getaxeerdequot;
ongevalspolissen, waarin voor bepaalde letsels vaste invaliditeits-
graden zijn aangenomen. Dit z.g.
„Gliedertaxequot;-sielsé. wordt in
hoofdstuk VII nader bezien.

De verzekeringsrechtelij ke en verzekeringstechnische voor-
deelen van een dergelijke ,,vaste schadetaxatiequot; kunnen het feit
niet uitwisschen, dat daardoor de eisch van het belang meer
gerelativeerd wordt dan wenschelijk
kan zijn of principieel
verdedigbaar
kan zijn. Maar dat is evenzeer het geval bij de
zuivere schadeverzekering, waarbij het stelsel van vaste taxaties
evenzeer bestaat.

Intusschen wordt juist in polissen met op deze wijze gefixeer-
de uitkeeringen overigens volledig vastgehouden aan den eisch,
dat de uitkeering evenredig behoort te zijn aan de mate van
invaliditeit. Zoo wordt een dergelijke „Gliedertaxequot; als regel be-
sloten met een clausule van den navolgenden aard:

„Kan de graad der invaliditeit volgens het bovenstaande niet
worden bepaald, dan wordt bij de vaststelling daarvan in aan-
merkmg genomen, in hoeverre de verzekerde blijvend buiten staat
is in zijn levensonderhoud te voorzien door middel van werkzaam-
heden, welke met zijn krachten en bekwaamheden overeenkomenquot;
(B
loma).

Hier gaat dus slechts op grond van practische overwegingen

-ocr page 40-

een deel van de evenredigheid tusschen schade en uitkeering,
verloren.

Namelijk voor zoover het bijzondere beroep van den verzekerde
medebrengt, dat zijn
concrete invahditeit afwijkt van de abstracte,
juister wellicht gestandaardiseerde invaliditeitsschatting van de
„Gliedertaxequot;.

Er zijn ook polissen, waarin dit verband niet alleen in de
Gliedertaxe zelf verzwakt is, maar ook de slotclausule eliminatie
van den beroepsfactor eischt. Zoo bijv.:

„In alle andere gevallen van levenslange gedeeltelijke ongeschikt-
heid is het percentage, met inachtneming van bovenstaande schaal,
evenredig aan den omvang der ongeschiktheid. Met het beroep
van den verzekerde wordt daarbij geen rekening gehoudenquot; (
Er).

Van principiëelen aard is het verschil niet. In het eene geval
vormt de „Gliedertaxequot; een zekere inbreuk op den zuiveren
„evenredigheidseischquot;. In het andere geval is die eisch geheel
door het
„standaardisatiebeginselquot; vervangen. Maar wat gestan-
daardiseerd wordt, verliest daardoor zijn schadekarakter niet.

Werkelijke sommenverzekering

Werkelijke afwijkingen van het schadeverzekeringskarakter
zijn in twee richtingen mogelijk:

1.nbsp;door de mogelijkheid zich bij tijdelijke en blijvende invali-
diteit een veel hoogere uitkeering te verzekeren, dan met de
werkelijke schade (loonderving, kosten voor geneeskundige be-
handeling en ziekenhuisverpleging, enz.) overeenkomt;

2.nbsp;door het feit, dat als regel de verzekering der schade door
blijvende of tijdelijke invaliditeit gekoppeld is aan een
uitkeering
bij overlijden
(door zoodanig ongeval). We hebben dan tevens
met een „levensverzekeringquot; te maken.

ad i. De overeenkomst kan slechts rekening houden met een
beperkt aantal, den omvang van de toekomstige schade be-
palende, factoren (maatschappelijken welstand van den ver-
zekerde op het oogenblik van het afsluiten van de overeen-
komst).

Die omstandigheden van den verzekerde — denk aan loon-
peil en levensstandaard — kunnen zich snel wijzigen.

De behoefte de werkelijke schade te standaardiseeren, vloeit
dus voort uit het feit, dat die schade bepaald wordt door tal
van te voren niet te beoordeelen factoren en zelfs veelal ten tijde

-ocr page 41-

van de schade moeüijk in maat en getal uit te drukken waarden.

Personenverzekering niet identiek met sommen-
verzekering

Dit alles heeft evenwel minder te maken met de vraag „schade-
of sommenverzekeringquot;
(indeeling volgens prestatie) dan wel met
de vraag
„zaken- of personenverzekeringquot; (indeehng volgens
object). Men zal goed doen noch zakenverzekering met schade-
verzekering, noch personenverzekering met sommenverzekering
te identificeeren.

Zoodra het gevaarsobject geen levenloos voorwerp, maar een
levend wezen en vooral een menschelijk wezen, een individu,
IS, belemmeren de verscheidenheid en de wisselvalligheid van
de schadebepalende factoren een bevredigende taxatie èn van
het
risico èn van de schade. Ook in dit opzicht had het oude
adagium ,,liberum corpus nullam recipit aestimationemquot; i)
een zeer reeëlen achtergrond. Maar het was niet minder reeël,
dat men dit ten opzichte van den vrijen mensch, juist op grond
van diens individualiteit, aangenomen standpunt, niet hand-
haafde ten aanzien van den slaaf die geacht werd geen indivi-
dualiteit te bezitten en slechts een oeconomische waarde te ver-
tegenwoordigen. Toch heeft de vrije mensch behalve een indivi-
dualiteit zonder tvnjfel een oeconomische waarde, waaraan op
geld waardeerbare schade kan worden toegebracht, die men door
verzekering kan dekken.

Moeilijkheid de schade bij den mensch te
bepalen

De voornaamste moeilijkheid bij de personenverzekering is
echter niet het
bezit van individualiteit en van oeconomische waarde
door den verzekerde, maar de bezwaarlijkheid van de schade-
taxatie.
Wanneer men door fixatie van die schade deze moeilijk-
heid uit den weg ruimt, verliest daardoor naar mijn meening
de verzekering het karakter van schadeverzekering niet.

i-en en ander verklaart het doolhof van beperkende bepalin-
gen, van de ongevalspolissen met betrekking tot den omvang
van het verzekerde risico (zie hoofdstuk 111—V). En voorts het
streven de uitkeering te fixeeren en te standaardiseeren (zie
hoofdstuk VII).

1)nbsp;Gaius: L. 7. D. 9,3.

2)nbsp;Actio legis Aquiliae wegens damnum injuria datum.

-ocr page 42-

Het verklaart tevens het streven van tal van verzekerden
zich, als hun finantieële draagkracht het toelaat, „ruimquot; te
verzekeren. Zij zullen met name ook rekening houden met de
mogelijkheid van stijging van loon- en levensstandaard, aange-
zien het bij dezen vorm van verzekering ongebruikelijk is regel-
matig het verzekerde bedrag te herzien, zoodra de oeconomische
waarde van de arbeidskracht van den verzekerde en de oeco-
nomische waarde van de ongereptheid van zijn lichaam wijziging
mochten hebben ondergaan.

Ik zie hierin wel een bij uitstek practisch verschil tusschen
de
zaken- en personenvtizekerixig, maar geen theoretisch verschil
tusschen de
schade- en sowmmverzekering.

Eerst wanneer de afstand tusschen verwachte schade en
verzekerde som zóó groot wordt, dat welbewust de eisch van
het belang geschonden wordt en de verzekering een speculatief
karakter krijgt, houdt het geoorloofde karakter dezer relatieve
oververzekering op.

De verzekering wordt zoodoende van schade- geen sommen-
verzekering, maar ongeoorloofde oververzekering. Daartegen
waken in enkele polissen bepaalde clausules (zie hoofdstuk VII).

De eisch van het belang en de schadefixatie

Het staat met de schadefixatie bij ongeval als met de schade-
fixatie bij
wanprestatie, zooals we die o.a. kennen bij het boetebe-
ding (BW 1285 jo 1340): ook daar houdt de schade niet op schade
te zijn door een fixatie, waaraan hetzelfde motief ten grondslag
ligt (moeilijkheid der taxatie, enz. zie Van Brakel (25) 72 e.v.).

Wordt dit standpunt als juist aanvaard, dan moet strenger
dan tot dusver de
eisch van het belang — die zooals Völlmar (22)
terecht opmerkt „als een roode draad door het geheele ver-
zekeringsrecht looptquot; — op het terrein van de ongevallenver-
zekering worden gehandhaafd.

Dan rijst ook hier het bij de personen-verzekering inderdaad
theoretisch en practisch bij uitstek moeilijke probleem van de
verzekerde en verzekerbare waarde (Star Busmann (26).

Naast de toepasselijkheid van 274 K vraagt hier de moge-
lijkheid eener „getaxeerdequot; (ongevallen)polis op den grondslag
van 275 K de aandacht. Ook in die richting biedt het onder-
werp perspectieven, die belangrijkheid aan belangwekkendheid
paren, maar gegeven het kader van deze verhandeling hier niet

-ocr page 43-

verder kunnen worden uitgewerkt (zie ook blz. 64 e.v.).

De uitkeering bij overlijden
ad 2. Vele ongevallenverzekeringen beoogen mede de uit-
betaling van een bepaalde geldsom bij overlijden als gevolg
van het sinister.

Toch zou het onjuist zijn reeds deswege op deze overeenkom-
sten het stempel „sommenverzekeringquot; te drukken.

Beslissend is de mate van evenredigheid tusschen uitkeering en
geleden schade. De som, uit te keeren bij overlijden, beoogt
bovenal te zijn de gekapitaüseerde waarde van de gestandaardi-
seerde, gefixeerde schade („Abfindungsquotequot;).

Molengraaff (23), die de sommenverzekering niet als schade-
verzekering wil zien, maar als „contrat de capitahsation
aléatoirequot;, maakt wel melding van andere opvattingen (blz. 912).
de verzekering eener uitkeering bij overlijden is wel een
schadeverzekering, nl. verzekering van een te vormen kapi-
taal tegen het gevaar van ontijdigen dood, welke verhindert
door verder sparen het gewenschte kapitaal bijeen te brengen
(Herbeault, Couteau, Goldschmidt, Köhne, Rüdiger,
Ehrenberg);

zij is de verzekering van den mensch zelf, als vertegenwoor-
digende een kapitaal („capital humainquot;, Mornard, Ro-
batel).

Na mijn bovenstaande beschouwingen zal het duidelijk zijn
dat en in hoeverre ik dit standpunt deel. Het lost evenwel de
twistvraag niet op, ofschoon die niet onoplosbaar is.

De essentiëele elementen bij de sommen-
verzekering

De spraakverwarring, die op dit gebied ontstaan is, vindt,

naar het mij voorkomt, voor een niet onbelangrijk deel haar

oorzaak in onvoldoende onderscheiding van de verschillende

elementen, die de meeste vormen van sommenverzekering ken-
merken.

Ook de voor de sommenverzekering betaalde premie moet
in overeenstemming daarmede in twee componenten verdeeld
worden:

I. een spaarpremie, beoogende te zorgen, dat op een te voren
overeengekomen oogenblik zekere som beschikbaar is;

-ocr page 44-

2. een risicopremie, beoogende de kans te dekken, dat de som

op een eerder oogenblik beschikbaar zal moeten zijn.

De spaarpremie wordt gereserveerd en maakt deel uit van
de „afkoopwaardequot;, de risicopremie niet.

Het door de risicopremie gedekte deel van de z.g. sommenver-
zekering is in werkelijkheid schadeverzekering.
Bij de ongevallen-
verzekering wordt uitsluitend risicopremie betaald, de desbe-
treffende polissen hebben dan ook geen afkoopwaarde. Haar
essentiëel karakter is: schadeverzekering.

de kosten van genees- en heelkundige behandeling

Intusschen waarborgt de persoonlijke ongevallenverzekering
soms behalve uitkeeringen bij dood en bij tijdelijke of blijvende
invahditeit, nog een derde schadevergoeding, nl. de kosten van
genees- en heelkundige behandeling, inclusief ziekenhuisver-
pleging. Het schadevergoedingskarakter van deze laatste uit-
keeringen — zg. „Kurquotequot; — is duidelijk i).

In aansluiting hieraan zou ik ter adstrueering van mijn mee-
ning, dat de ongevallenverzekering een overwegend schade-
verzekeringskarakter draagt, willen herinneren aan andere
vormen als de particuliere ongevallenverzekering.

Immers, naast de particuliere ongevallenverzekering (de „as-
surance réparationquot;
van de Franschen), kent men de verzekering
ter zake van de
aansprakelijkheid voor de gevolgen van onge-
vallen, die men aan derden toebrengt (de
„assurance réspon-
sabilite'
der Franschen, de „Haftpflichtversicherungquot; der Duit-
schers).

Deze laatste is volgens Molengraaff (23) een schadeverzeke-
ring. Inderdaad staat de schadeplichtigheid van den schade-
veroorzaker geheel op den voorgrond.

Men verlieze echter niet uit het oog, dat schadeplichtigheid
zoowel wettelijk (BW 1401, BW 1638 y, sociale ongevallen-

i) Het „meesterloonquot; van de actio legis aquiliae utilis ten aanzien
van den vrijen man („iudex computat mercedes medicis praestitas
ceteraque impendia, quae in curatione facta suntquot; . . .; L. 7, D. 9 3)
via
Hugo de Groot (Inl. B Hl, D 34 § 2) en Simon 'van Leeuwen
(Rooms Hollands Regt IV, 35, 9) in 1407 B.W. terug te vinden. (Ver-
gelijk voorts Exodus 21 : 19 slot en Decret. Greg. lib. V, tit.36, cap. i,
en verschillende oude landrechten zooals o.a.Het Lantrecht van Drenthe
1614, IV art. 47).

-ocr page 45-

wetten), als contractueel (arbeidsovereenkomst, aannemers-
contract) verankerd kan zijn.

Men moet hier de werkelijke schade, bezien van het stand-
punt van den beschadigde, onderscheiden van de schade, die de
schadeplichtige wettelijk of contractueel gehouden is te dragen.

Beide behoeven elkander geenszins te dekken. Ik denk hierbij
o.a. aan het waardeeringscriterium van 1406 en 1407 BW, nl.
de
„wederzijdsche stand en fortuinquot;, terwijl de werkelijke schade
wel door stand en fortuin van den beschadigde, maar niet door
die van den schadeplichtige wordt bepaald.

Bij

contractueele schadevergoedingsplicht staat niets aan
partijen in den weg de vergoeding te fixeeren en min of meer
onafhankelijk van de werkelijke of berekenbare schade vast te
leggen. Verliest daardoor de „vergoedingquot; het karakter van
„schadevergoedingquot;? Naar mijn meening niet.

Sociale en particuliere ongevallenverzekering zijn

beide vormen van „personen-SCHADEVERZEKERINGquot;

Het karakter van de particuliere ongevallenverzekering als
„personenschadeverzekeringquot; i) wordt niet slechts duidelijk bij
vergelijking van dien verzekeringsvorm met dien der wettelijke
en contractueele aansprakelijkheidsverzekering, maar ook bij
vergelijking met de sociale ongevallenverzekering.

Bij de sociale staat het schadevergoedingshavakter geheel op
den voorgrond. De eisch van evenredigheid tusschen uitkeering
en schade, is de roode draad, die door de sociale ongevallen-
wetten loopt en de mogelijkheid van oververzekering is hier
buitengesloten. Ik deel dan ook de meening van Donati (16):

,,Zwischen den beiden Formen existiert kein grundlegender
Unterschied in re ipsaquot;.

AI moge de sociale verzekering politiek een sociaal-oecono-
mische instellmg van arbeidersbescherming zijn, juridiek heeft
men met een vorm van aansprakelijkheidsverzekering te doen.

Slotsom

Ik ben het dus geheel eens met Ehrenzweig (27), dat aan
de scheiding tusschen vermogens- en personenverzekering de

i) Dit is bij wijze van spreken dus het omgekeerde van de „Sachlebens-
versicherungquot; !

-ocr page 46-

„Undurchsichtigkeit des wirtschaftlichen Wertes der Personquot; ten
grondslag ligt met dien verstande, dat het minder gaat om de
waarde van zijn stoffelijk omhulsel,dan wel om het feit van zijn
productiviteit. Deze „ondoorzichtigheidquot; zal ongetwijfeld ver-
minderen, wanneer door samenwerking van juristen, medici,
en oeconomen „de oeconomische waarde van den persoonquot; beter
zal worden benaderd dan tot dusver het geval was.

De jonge wetenschap der „geneeskundige oeconomiequot; (quot;medical
economicsquot; der Amerikanen) zal in deze richting nuttig werk
kunnen doen.

Ook Hiestand (6) staat op een overeenkomstig standpunt
en met hem kom ik tot de gevolgtrekking, dat de particuliere
ongevallenverzekering bovenal als schadeverzekering bezien en
behandeld moet worden. Deze verhandeling beoogt mede het
schadeverzekeringskarakter van de particuliere ongevallenver-
zekering beter tot zijn recht te doen komen en de behoefte te
accentueeren op dit gebied de beginselen van het schadever-
zekeringsrecht meer dan voorheen toe te passen.

-ocr page 47-

HOOFDSTUK III
HET ONGEVALSBEGRIP

Drieërlei ongevalsbegrip

|n de gebruikelijke polissen wordt het woord „ongevalquot; of
A „ongelukquot; i) in drie beteekenissen gebruikt:

I- ,,ongevalsgebeurtenis in ruimeren zinquot;, nl. het geheel van
opeenvolgende en samenhangende voorvallen, handelingen en
verwikkelingen van het bijzondere historische gebeuren, dat tot
bepaalde schadelijke gevolgen leidde. Plastisch uitgedrukt: het
..tafereelquot; (meer van toeschouwersstandpunt bezien).

Zoo spreekt men van een ,,spoorwegongelukquot;, een ,,motor-
ongelukquot; en wordt als ,,ongelukquot; aangeduid: van de trappen
vallen, ergens tegenaan rijden of loopen.

2. „ongevalsgebeurtenis in engeren zinquot;, nl. de laatste schakel
in de keten van opeenvolgende en samenhangende voorvallen
enz., die de ongevalsgebeurtenis in ruimeren zin vormen.

Dus het schadetoebrengende onderdeel van het „tafereelquot;:
net bij het van de trappen vallen onzacht met de treden en ten
slotte met den vloer in aanraking komen, het bij de botsing
pijnlijk en event. bloedig getroffen worden.

We hebben hier dus te doen met het min of meer noodlottige
gevolg van de gebeurtenis in ruimeren zin, met de inwerking op
(meer bezien van slachtoffersstandpunt).

i) De leek gebruikt het woord „ongelukquot; bovendien nog ter aan-
duiding van
„het onverwacht krijgen van een ziekelijke afwijking of Macht,
waarvoor geen andere oorzaak aangewezen kan worden, als een verondersteld
„tets van bijzonderen aardquot;.

o/ennbsp;een scherpe pijn in de kuit, hij kijkt

T quot;quot;nbsp;geslagen hebben

-er moet t.fc bijzonders gebeurd zijn - niets komt van zelf!

De medicus heeft de diagnose onmiddellijk klaar: „coup de fouètquot;
(tenmsleg), de spontane scheur van spier of bloedvat, die de leek tot in
lengte van dagen als een ,,ongevalquot; zal blijven bestempelen, omdat
„spontaanquot; optreden van een letsel zijn „Kausalitatsbedürfnisquot; niet
bevredigt. De niet aanwijsbare schadeoorzaak wordt verondersteld en
tot ongeval gepromoveerd.

-ocr page 48-

3. het bekomen letsel, het ongevalsgevolg: het oploopen van
bepaalde beleedigingen, verwondingen, het breken van beenderen,
het verlies van lichaamsdeelen, het tijdelijk of blijvend verlies
van arbeidsgeschiktheid. We hebben hier te doen met wat men
verzekeringstechnisch de
,,schadequot; en verzekeringsgeneeskundig
het
„letselquot; i) pleegt te noemen.

De eenheid dezer drie aspecten (phasen)

We hebben hier te doen met drie, ten deele zeer kenmerkende,
aspecten van eenzelfde historisch gebeuren, resp. met drie onder-
scheiden, zij het niet altijd scherp te scheiden,
phasen) drie on-
misbare schakels of complexen van schakels in de keten van
oorzaak en gevolg.

Bij de beoordeeling van elke aanspraak op schadevergoeding
is het bovenal de taak zich een zoo scherp mogelijk beeld te vor-
men van de ongevalsgebeurtenis in ruimeren en engeren zin
en van het resulteerende letsel.

Een dergelijke reconstructie van het „ongevalquot; — hier in
den zin van het geheel der beschreven drie aspecten of phasen
— maakt het eerst mogelijk zich een oordeel te vormen over
den invloed van tal van factoren van uitwendigen of inwendigen
aard, alsmede over het oorzakelijk verband.

De sociale verzekeringswetten als bron van spraak-
verwarring ten aanzien van het ongevalsbegrip

Een bron van spraakverwarring, niet alleen bij de leeken, maar
ook bij de geneeskundigen, zijn de sociale ongevallenwetten.

Sedert in 1921 verschillende „letsels, in betrekkelijk korten tijd
ontstaanquot;, met ongevallen in den zin der genoemde wetten wer-
den gelijkgesteld: peesscheedeontsteking, bevriezing, hitte-
beroerte, warmtebevanging, zonnesteek, blaar en dergelijke
drukt daarop, ofschoon de meeste dier letsels zoowel volgens
spraakgebruik als medisch-wetenschappelijk geen „traumatischquot;
karakter dragen, een ongevalsstempel.

1)nbsp;De artsen gebruiken het woord „traumaquot; ook zoowel voor de bij-
zondere gebeurtenis (iwwerking van het geweld) als voor de gevolgen
daarvan in den vorm van een letsel
{uUwerking van het geweld) en ,,trau-
matischquot; ter aanduiding zoowel van het
karakter als van de vermoede-
lijke
oorzaak van het letsel. Dus ook daar weer dezelfde spraakverwar-
ring.

2)nbsp;Zie Smit (75).

-ocr page 49-

Dat verklaart de neiging van vele particuliere verzekerden
dergelijke letsels ook voor schadevergoeding bij de particuliere
ongevallenverzekeringsmaatschappijen aan te melden. En dat
ongeacht het feit, dat sommige meestal uitdrukkelijk in de polis
zijn buitengesloten.

Waar uniformiteit ontbreekt i), is het voor de beoordeeling
van de rechten op uitkeering in een bepaald geval noodig steeds
nauwkeurig
ongevalsgebeurtenis in ruimeren en engeren zin en het
letsel te toetsen aan de verzekeringsovereenkomst, die door de be-
trokkene is afgesloten.

Zoolang in ons land de invoering van een modelongevals-
polis wel tot de vrome wenschen zal blijven behooren, zal het
dubbel noodzakelijk zijn zich zoo scherp mogelijk rekenschap
te geven van de verschillende criteria, die aan het ongevals-
begrip in het algemeen, en in een bepaalde polis in het bijzonder,
worden gesteld.

De voornaamste ongevalsclausules

Eerst een kleine bloemlezing van de voornaamste ongevals-
clausules uit Nederlandsche polissen:

1.nbsp;ifXotstXin^i gewelddadige inwerking van buiten af op het
het hchaam van den verzekerde, den dood of kwetsing van dezen
rechtstreeks tengevolge hebbend en geschied tegen
zijn wil en buiten zijn grove schuld (Fat).

2.nbsp;de plotselinge, rechtstreeksche inwerking van ONGE-
WOON,
van hui t en af komend geweld zóó, dat daardoor
een geneeskundig vast te stellen lichameüjk letsel ontstaat
(NEN).

3.nbsp;een gebeurtenis, waarbij een geneeskundig vast te stellen licha-
melijk letsel ontstaat door plotseling rechtstreeks op
den verzekerde
inwerkend uitwendig geweld (N. Lloyd).

4.nbsp;gebeurtenis, welke plotseling, v an buiten «ƒ, en onaf-
hankelijk van den wil van den verzekerde, op diens
lichaam
inwerkt en daaraan letsel toebrengt (Bloma).

5.nbsp;alleen de zoodanige {ongevallen), waarbij de verzekerde getroffen
wordt, plotseling, onafhankelijk van zijn wil, door
een
uitwendig onmiddellijk op hem inwerkend ge-
weld,
waardoor hem hchamelijk letsel wordt toegebracht, het-
welk de O n m i d d e 11 ij k e oorzaak is of van zijn dood. of van
zijn ongeschiktheid, mits een van beide intreedt binnen 365 dagen
na het ongeval
(Er).

i) Het komt herhaaldelijk voor, dat door dezelfde maatschappij in
den loop der jaren polissen met een verschillend omschreven
ongevals-
begrip zijn uitgegeven.

-ocr page 50-

6.nbsp;iedere lichamelijke beleediging. die de verzekerde onafhan-

ondergaat door een plotselinge en
gewelddadzge mwerkzng ^^n ui t w en d i g e oorzaak den
lnbsp;blijvende of tijdelijke, geheele of gedeeltelijke 'onge-

schiktheid tot werken ten gevolge hebbend (Winterthur)

7.nbsp;een lichamehjk letsel, dat den verzekerde tegen zijn wil
door eene toevallige inwerking van eene
van buiten
komende oorzaak treft (Pres.).

8.nbsp;het hekomen van een geneeskundig met zekerheid vast te stellen
letsel, als rechtstreeksch gevolg van een
uitwen-
d l g e gewelddadige,
plotseling inwerkende oorzaak, die n i e t
Het karakter draagt van zelfmoord, poging tot zelf-
moord of opzettelijke zelfverminking en builen de grove
schuld of roekeloosheid van den verzekerde of van hen die
bij de verzekering belang hebben ontstaan is (O. Haag) '

9.nbsp;de plotselinge onmiddellijke, uitwendige oorzaak
van een medisch vastgesteld lichamelijk letsel, alsmede

zoover een en ander den verzekerde is overkomen o n a f h a n-
k e 1 ij k V a n z Ij n w i 1 O f van den wil van degenen, die bij
de verzekering belang hebben en n i e t i s o n t s t a a n v e r-

bandhoudtmetofbeïnvloedwordtdoorkwa-

len ziekten of gebreken of wel een gevolg is van
dronkenschap, krankzinnigheid, verstandsverbijstering roeke-
loosheid, provocatie, ongeoorloofde handelingen of het niet na
leven van voorschriften in het algemeen belang gegeven (EOA).

Met kleine variaties komen alle andere mij bekende clausules
op de bovenstaande neer, die voor een deel wel veel op elkander
gelijken, maar toch tal van typische verschillen vertoonen

Uit deze bloemlezing blijkt inderdaad, dat nu eens (zie bijv
nos. 3 en 4) onder ongeval de gebeurtenis in ruimeren, dan weer
(zie bijv. nos. i en 2) in engeren zin wordt verstaan en in een
derde geval (zie bijv. nos. 6 en 7) weer het letsel zelf als ongeval
wordt beschouwd.

Soms is het de m-werking van geweld (zie bijv nos i en 2)
soms^de mV-werking (zie bijv. nos. 6 en 7), die op den voorgrond

Het oorzakelijk verband tusschen inwerking en uitwerking
wordt m een polis (EOA) geaccentueerd door het ongeval alf
letsel-oorzaaA te bestempelen.nbsp;^

De aard van het letsel op zich zelf is verzekeringsgeneeskundig
en verzekermgsrechtelijk van belang-, èn met het oog op de
relatie tusschen letsel en letseloorzaak, èn met het oog op de relatie
tusschen letsel en letselgevolgen.

-ocr page 51-

l)e relatie letseloorzaak - letsel - letselgevolg

Scherper dan veelal geschiedt, moet tweëerlei causaal verhand
onderscheiden worden:

1.nbsp;tusschen ongevalsgebeurtenis (letseloorzaak) en het daaruit
voortgekomen letsel;

2.nbsp;tusschen letsel (ongevalsgevolg) en de daardoor veroorzaakte
dood of invaliditeit (letselgevolg).

Op beide relaties kunnen bijkomstige factoren van inwendi-
pn aard invloed uitoefenen, waardoor wijziging gebracht wordt
in de verplichting van den verzekeraar tot schadevergoeding.

Zoo kunnen op de relatie tusschen letsel en \amp;t?,%\oorzaak
o.a. invloed hebben schuld (of nalatigheid) en van te voren be-
staande ziekelijke afwijkingen. Daarenboven kunnen op de
relatie tusschen letsel en
\amp;tsQlgevolgen nog bijkomende ziekelijke
afwijkingen invloed uitoefenen.

Een ongeval zonder letsel en een letsel zonder ongeval zijn
voor de ongevallenverzekering even irrelevant, maar ik ga
niet zoover als
Hiestand (4), die een ,,Unfall ohne (Schadens)
Folgenquot; een contradictio in adjecto noemt. Wel heeft
Brocx
destijds terecht op het primaire karakter van de gebeurtenis ge-
wezen, maar zijn opmerking, dat het letsel als gevolg nooit een
conditio sine qua non kan zijn en dus het
letsel niet primair is,
ontzeg ik waarde.

Letsel en gebeurtenis zijn voor de ongevallenverzekering even
primair. Zij vormen een twee-eenheid, twee pijlers, waarop de
geheele ongevallenverzekering dient opgebouwd te worden.

De voornaamste elementen van het ongevalsbegrip
De meest belangrijke elementen van het ongevalsbegrip,
d.w.z. de positieve en negatieve vereischten, waaraan de onge-
valsgebeurtenis (als letseloorzaak), het letsel zelf en dood of
mvahditeit (als letselgevolgen) moeten voldoen, zijn opgenomen
m de op blz. 40 afgedrukte tabel I.

Hoe belangrijk de algemeene omschrijving van het ongevals-
begrip
m een bepaalde polis ook moge wezen, de werkelijke
inhoud van dat begrip en de beoordeeling van de aanspraken op
schadevergoeding bij een bepaald letsel, worden veelal meer
bepaald door de
bijzondere omschrijving van het risico. Het zijn
de „insluitingen en uitsluitingenquot; en de groote variabiliteit

-ocr page 52-

Tabel I

Positieve ver-
eischten

Negatieve ver-
eischten

Ongevalsgebeu-

ren als letsel-
oorzaak.

1.nbsp;ongewoon (bijzon-
der).

2.nbsp;plotseling.

^3. uitwendig (van bui-
tenkomend).

4. gewelddadig.

' 5. toevallig (onvrijwil-
lig).

,6. onmiddellijk (recht-
streeks)

Afwezigheid van opzet
-h schuld en bijkomen-
de oorzaken.

Letsel.

1.nbsp;lichamelijk.

2.nbsp;geneeskundig vast te
stellen.

3.nbsp;eenig en recht-
streeksch gevolg zijn
van het ongeval.

Afwezigheid van opzet
-f- schuld en van bij-
komende oorzaken en
gevolgen.

Dood of invali-
diteit als let-
sel-gevolgen.
1

I. eenig en recht-
streeksch gevolg van
letsel.

Afwezigheid van opzet
-)- schuld, bijkomende
oorzaken en gevolgen.

daarvan — een variabiliteit, die heel wat grooter is dan de ver-
schillen in omschrijving van het algemeene ongevalsbegrip — die
in hoofdzaak de grenzen van het verzekerde risico bepalen.

Het is juist het medische karakter van deze materie, dat de
beoordeeling voor den jurist zoo moeilijk maakt.

i. Het „ongewonequot; (bijzon ere) van het ongeval

De aanduiding ongewoon is slechts in één enkele ongevals-
clausule
(NEN) te vinden (men vergelijke het lijstje op blz.

37-38).

Men kan stellen, dat elementen, als „geweldadigquot; en „toevalligquot;
en wellicht ook „plotselingquot; al impliceeren, dat er „iets bij-
zondersquot; gebeurd moet zijn. Een „evenementquot; i) dus!

Er komen echter tal van normale inwerkingen van geweld
zonder letsel voor, terwijl
„toevalligquot; alleen onafhankelijkheid
van den wil van den getroffene
{onvrijwilligheid) impliceert en
tal van normale gebeurtenissen
plotseling optreden zonder bij-
zonder te zijn of letsel te veroorzaken.

I) Dit is de „Ereignisquot; van de DAMVW. en OAMVW.

-ocr page 53-

Kijzer (28) accentueert het „ongelukkigequot; i) karakter van de
ongevalsgebeurtenis (accidens malum) en spreekt van

„Een onvoorzien, van buitenaf, plotseling op lichaam of geest in-
werkend geweld van
bijzonder karakterquot;

en voegt daar ter verklaring en verduidelijking aan toe:

„Het geweld mag niet zijn eigen aan het werk; het moet een
bijzonder geweld zijn, dat den normalen arbeidsgang verstoortquot;.

Bijzondere geweldsinwerking, bijzonder gev^^eld of bij-
zondere geweldsuitw^erking

Deze definitie van Kijzer kan mij niet bevredigen. Immers
„onvoorzienquot; en „bijzonderquot; zijn hier geenszins identiek.

Voorzienbaarheid staat aan het ongevalskarakter niet in den
weg en evenmin impliceert onvoorzienbaarheid ongewoonheid
of bijzonderheid.

Waar het bij een ongeval op aankomt is op het ongewone,
bijzondere. En dan op het bijzondere karakter niet zoozeer van
het inwerkende geweld, als wel van de inwerking van het geweld.

En in tal van gevallen — maar dat dan vooral bij bijzondere
vatbaarheid voor de inwerking van geweld — bovendien nog
op het bijzondere karakter van
de uitwerking van het geweld

Ik zou dus liever uit de definitie van Kijzer het „onvoor-
zienquot; vervangen door „ongewoonquot; of „bijzonderquot; en in plaats
van een bijzonder karakter van de mwerking een bijzonder
karakter van de mYwerking eischen.

Met dit al vormt zoowel theoretisch als -practisch de eisch der
bijzonderheid {ongewoonheid) een van de allerbelangrijkste criteria
voor de beoordeeling van het ongevalskarakter van een bepaalde
gebeurtenis, resp. van een bepaald letsel.

Steeds weer moet men de vragen stellen: is er iets bijzonders
gebeurd? Wat is er voor bijzonders gebeurd? Waarin ligt het
bijzondere van het gebeurde? Juist omdat de leek ten onrechte
geneigd is bij onvoorziens optreden van een letsel - zonder aan-
wijsbare aanleiding of oorzaak - een ongeval te veronderstellen.

Larousse spreken van een „événement fortuit, plus sou-
vent fâcheux
terwyl het Engelsche „accidenf reeds in de Fatal Accidents
Act van 1846 werd omschreven als „unexpected occurrencequot;.

2) Bij de particuhere ongevallenverzekering wordt in tegenstelUng
tot de sociale verzekeringswetten als regel eenig gevolg van niet onge-
wone geweldsinwerking bij verhoogde vatbaarheid voor schade niet
schadeloos gesteld.

-ocr page 54-

Het gevaar der uiterste konsekwentie

Veel juister is ontegenzeggelijk de ongevalsdefinitie van
PiccARD (29):

„die plötzliche, nicht beabsichtigte schädigende Einwirkung eines
mehr oder weniger
ungewöhnlichen aüssern Faktors auf den mensch-
lichen Körperquot;,

al kan men er gevoegelijk over twisten of het noodig is, dat de
„uitwendige factorquot; zelf een ongewoon karakter draagt en of
het niet voldoende is, wanneer de wwerking van dien factor dat
karakter draagt.

PiccARD (30) accentueert later nog meer de eisch der „Un-
gewöhnlichkeitquot; en eischt dan ,,etwas Besonderesquot;. Dat zou
echter niet een zelfstandig maar meer een bijkomstig criterium
zijn en met name een

,,Stossriegel gegenüber gewissen aüssersten Konsequenzen eines
allzu wissenschaftlich ausgebauten Unfallbegrifs mit denen dieser
selber ad absurdum geführt wurdequot;.

Men bedenke hierbij, dat hij het over de sociale ongevallen-
wetten heeft, bij de toepassing waarvan de kans op absurditeit
zeker veel reëeler is dan bij de particuliere ongevallenverzeke-
ring 1).

2. Het „plotselingequot; van het ongeval

Bijna alle definities bevatten de aanduiding „plotselingquot;. Zij
is als regel een
kwaliteit van de geweldsjwwerking, en bij uitzon-
dering van de wijze, waarop de verzekerde door de gewelds-
inwerking getroffen wordt (men vergelijke het lijstje op blz.
37—38). Beide beoogen kennelijk, wat trouwens geheel in over-
eenstemming met het spraakgebruik is, den
beperkten duur van
de
geweldsinwerking te stipuleeren.

Men moet echter tweeërlei tijdsverloop onderscheiden, nl.:
I. den duur van de
inwerking van het geweld (causa);

i) Wanneer men niet slechts ingewandsbreuken (de bekende „Unfug
mit den Hernienquot;), maar ook alle gevolgen van overmatige krachts-
inspanning en in één woord van „overbelastingquot; geneigd is als „ongevals-
letselsquot; te aanvaarden, is zeker een dergelijke„Stossriegelquot;niet overbodig.
Terecht eischte dan ook het Bundesgericht bij ingewandsbreuken, om
als ongevalsgevolg aanvaardbaar te zijn, ,,den Nachweis eines
ausser-
gewöhnlichen, nicht
betriebsüblichen und auch sonst nicht alltäglichen
Ereignissesquot;.

-ocr page 55-

2. den duur van de uitwerking van het geweld, d.w.z. met be-
trekking tot de ontwikkeling van het letsel (effectus).
Tegenover mwerking gedurende korten tijd
{causale momen-
tamteit),
staat wwerking gedurende längeren tijd.

Tegenover een ««^werking, gedurende korten tijd ontstaan,
{effectueele momentaniteit), staat een letsel gedurende längeren
tijd ontstaan.

Deze tegenstellingen zijn van meer dan zuiver theoretisch
belang, omdat
tusschen den duur van de inwerking en den duur
van de uitwerking geenerlei relatie behoeft te bestaan:

kortstondige geweldsmwerking kan een letsel veroorzaken,
dat langen tijd noodig heeft om zich te ontwikkelen i).
O. langdurige geweldsmwerking kan toch een letsel veroorzaken,
dat slechts korten tijd noodig heeft om zich te ontwikkelen

Verwisseling van causale en effectueele momentaniteit
ongeoorloofd

Hiestand (4) stelde dus ten onrechte een „plötzlicher Vor-
gangquot; tegenover een „allmählich sich entwickelnder Körper-
schädigungquot;.

Piccard (30) wees er terecht op, dat het plotselinge slaat
op de inwerking en dat plotsehng
optreden van een bepaald
letsel met voldoende is om plotselinge ««werking aan te nemen »)
Ook
Ehrenzweig (27) wijst er op, dat het niet op den ont-
wtkkehngsduur
van het letsel aankomt.

Bij de herziening van de sociale ongevallenwetten in 1921
heeft men een en ander over het hoofd gezien door toevoeging
van een clausule, op grond waarvan met een ongeval werd gelijk-
gesteld „een letsel in betrekkelijk korten tijd ontstaanquot; (in
verband met de dienstbetrekking): hier dus tegenover een
een langzamerhand ontstaan
gevolg.

belichtini of SalL/lr h'^ ^^r fnbsp;kortdurende overmatige

2)nbsp;Hierbi denknbsp;'^'quot;g^lyks ook bij infectie en intoxicatie.
aan^erschliletÏblr^^^^^^^^^nbsp;^^^^^^^ ^^ overbelasting en

3)nbsp;Bij plotseling uittreden van ingewand in een reeds jaren bestaande
breukzak bij een germge aanleiding, bij plotseling krijgen van spit in
den rug of ischias, is bij den leek de neiging om van een ongeval te spreken
groot: met ongevallen in engeren zin hebben wij daarbij nooit te doen
als er geen sprake is van veroorzaking door plotselinge geweldsinwerking'

-ocr page 56-

Het „letsel in betrekkelijk korten tijd ontstaanquot;

in de ongevallenwet

Die toevoeging was de vrucht van een amendement van den
heer
Van Wijnbergen, die bhjkens de handeUngen der 2e
Kamer zijn voorstel aldus toelichtte:

„Het geval komt voor, dat er heeft plaats gehad een ongeval
overkomen aan een arbeider in een verzekeringsplichtig bedrijf
in verband met de dienstbetrekking, maar waarbij
alleen ont-
breekt het
plotselinge, dat volgens de jurisprudentie als essentieel
element noodig wordt geacht. Nu is het de bedoeling van dit amen-
dement om het begrip
ongeval zoover uit te breiden, dat indien het
plotselinge er niet is, maar het toch betreft een geval in betrekkelijk
korten tijd ontstaan, zoodat het het plotselinge dicht nadert, ook
in zoodanig geval schadeloosstelling wordt gegevenquot;.

De door den voorsteller bedoelde jurisprudentie was die van
den Centralen Raad van Beroep, die inderdaad het plotselinge
veel sterker accentueerde en dus den duur van de gewelds-
inwerking tot een veel kleiner tijdsruimte beperkte, dan het
spraakgebruik pleegt te doen.

In de Duitsche sociale verzekering omvatte sedert jaren het
ongevalshegrip de bedoelde letsels door inwerking van geweld ge-
durende betrekkelijk korten tijd.

In de ongevallenwet genoemde letsels in betrekkelijk
korten tijd ontstaan

Aan de nieuwe Nederlandsche clausule werd toegevoegd:

,,zooals peesscheedeontsteking, bevriezing, hitteberoerte, warmte-
bevanging, zonnesteek en dergelijkequot;.

Kijzer (28) wijst er op, dat hierdoor met het plotselinge ook
het
bijzondere overboord geworpen werd. Ofschoon veelal het
plotselinge van de inwerking van geweld mede tot het bijzondere
behoort, is het niet juist, dat het bijzondere wegvalt, als men

1)nbsp;Dat behalve het plotselinge veelal óók nog het gewelddadige, het uit
wendige en het bijzondere, alsmede het verband met de dienstbetrekking
ontbreken zij terloops opgemerkt (zie blz. 45 en 72 bij de tendovaginitis).

2)nbsp;In de jurisprudentie ten aanzien van artikel 544 RVO (31), is over-
al sprake van
,,zeitlich begrenztes Ereignisquot;, met de toevoeging ,,ein in
einen verhältnismäszig kurzen Zeitraum eingeschlossenes Ereignisquot; en
als nadere beperking ,,Einige Stunden, höchstens aber einen Arbeits-
schichtquot;. Oa. worden dienovereenkomstig sedert jaar en dag in Duitsch-
land ook als ongeval aanvaard ,,in kurzer Zeit schädigend wirkende
Witterungsverhältnisse''.

-ocr page 57-

het plotseHnge laat vallen. Het plotselinge is een kvi^aliteit van
de
inwerking van het geweld, het bijzondere daarentegen is
gelegen in de inwerking van
geweld zelf. Minder door het -plotse-
linge
te verdoezelen werpt het „letsel in betrekkelijk korten tijd
ontstaanquot; het
bijzondere overboord, dan wel door de geweld-
dadigheid
geweld aan te doen.

Intusschen heeft men hier ook losgelaten

,,den Nachweis eines aussergewöhnhchen, nicht betriebsübhchen
und auch sonst nicht alltäghchen Ereignissesquot;.

Integendeel vielen voortaan tal van heel gewone, „betriebs-
üblichequot; en alledaagsche ziekelijke afwijkingen en klachten onder
het ongevalsbegrip.

Ook van den aanvankelijk door den voorsteller gestelden eisch,
dat het minder plotselinge toch het plotselinge zou moeten
„naderenquot;, is in de praktijk niet veel overgebleven.

Zoo werd in een uitspraak van den Centralen Raad (1930,
No. 361) wel een ,,aanwijsbare betrekkelijk korte tijdquot; gevraagd,
maar daaraan toegevoegd, dat ,,ook een termijn van 3 ä 4 weken
geenszins te langquot; is. Ook kwam in 1930 (No. 175) die Raad tot
de slotsom, dat bij een der in de wet opgesomde voorbeelden
van letsels, in betrekkelijk korten tijd ontstaan, ,,een bijzonder
onderzoek naar den juisten duur van den arbeid, waardoor het
letsel is ontstaan niet te pas komtquot;. Zie ook
Smit (75).

De nieuwe ongevals-definitie van VerAART
Veraart (32) stelde sedert voor, om uit de definitie van het
ongevalsbegrip (onder de ongevallenwet) het plotselinge dan
maar heelemaal te schrappen. Deze mijnarts suggereerde:

,,Een ongeval is een ongewilde gebeurtenis, waaruit beschadiging
is voortgekomenquot;.

Deze definitie komt neer op de eenvoudige clausule van de
Duitsche modelverzekeringsvoorwaarden minus het plotselinge.
Uit zijn toelichting blijkt, dat hij het onjuist acht het min of
meer plotsehnge als „hoofdeigenschapquot; van een ongeval te
noemen, daar de beschadiging, een kwaliteit zijnde, in rang
hooger staat dan het plotselinge. Overigens meent hij, dat het
plotselinge aan alle ongewilde gebeurtenissen eigen is en dus
reeds in zijn definitie verwerkt is.

Aan dit betoog ligt volgens mij verwarring van ongevals-
gebeurtenis (causa) en letsel (effectus) ten grondslag.

-ocr page 58-

Het plotselinge is eigenschap noch kenmerk van het letsel
(de „beschadigingquot; van
Veraart).

Het is evenmin een wijze van optreden als een modus van de
ongevalsgebeurtenis.

Het is een kwaliteit van de bijzondere geweldsinwerking, die
op haar beurt geacht moet worden een essentieel element van
de ongevalsgebeurtenis uit te maken.

Deze kwaliteit is aan de „ongewilde gebeurtenissenquot; van
Veraart, voor zoover ze in het dagelijksch leven als „ongevalquot;
plegen te worden bestempeld, wel in zeer verschillende mate
eigen. Maar toch dermate eigen, dat ze niet ter nadere aanduiding
en beperking kan worden gemist. Want de veronderstelling van
Veraart, dat een niet plotselinge, dus geleidelijke, ongewilde
gebeurtenis een contradictio in terminis zou zijn, is kennelijk
onjuist.

3. Het „uitwendigequot; van het ongeval
Het uitwendigheidsvereischte komt in de meeste ongevals-
clausules 1) voor, maar in zeer verschillenden vorm;

„inwerking van huiten af op het lichaamquot; (F a t.),
,,inwerking van
van buiten af komend geweldquot; (NEN),
„inwerkend
uitwendig geweldquot; (N. Lloyd, ER),
„uitwendige oorzaakquot; (W i n t e r t h u r, O. H a a g, EOA.),
„van buiten komende oorzaakquot; (Pres.).

De uitwendigheid is dus nu eens een modus van de inwerliing,
dan weer een kwaliteit van het geweld of een aanduiding van den
aard van de oorzaak.

Ook is in dit verband de aard van het causale verband tusschen
inwerking en letsel niet zonder belang.

1.nbsp;wordt een rechtstreeksch causaal verband geëischt, dan is de
uitwendige oorzaak een conditio sine qua non.

2.nbsp;is eenig causaal verband voldoende, dan wordt de eisch der
uitwendigheid verzacht tot
uitwendige aanleiding.
Aangezien „rechtstreeksch causaal verbandquot; meestal recht-
streekschequot; of zelfs „onmiddellijkequot; geweldsinwerking
'óp het
lichaam veronderstelt, wijst opneming van één der termen
„rechtstreekschquot; of „onmiddellijkquot; op het onvoldoende zijn van

i) In de Engelsch-Amerikaansche polissen is sprake van „external
meansquot;,
in de Fransche van „cause exterieurequot;, verg. de algemeene clau-
sule
„van huiten aankomende onheilenquot; (637 K), in de OAMVW. en in
DAMVW. van
„von aussen (ein)wirkendquot;.

-ocr page 59-

een uitwendige aanleiding voor de aanvaarding van een ongeval.

Wat is een „inquot;-, resp. „uitwendigequot; oorzaak?

Het tegenovergestelde van uitwendig geweld is niet inwendig
geweld of inwendige inwerking van geweld, maar het bestaan van een
inwendige {bijkomende) oorzaak
i). Daarbij pleegt men grooten-
deels ten onrechte de niet door kwaal, ziekte of gebrek bepaalde
inwendige oorzaak over één kam te scheren met een wel daardoor
bepaalde inwendige oorzaak of medeoorzaak van het letsel.

Als Bruck (33) er dus op wijst, dat volgens de jurisprudentie
van het Reichsgericht de beschadiging van de gezondheid niet
door een zuiver inwendig, organisch
froces in het Uchaam ver-
oorzaakt mag zijn, is dat duidelijk. Maar als hij daaraan toevoegt,
dat zij wel veroorzaakt moet zijn door een
gebeurtenis, die zich
buiten het lichaam voltrekt en zijn uitwendige of inwendige
beschadiging ten gevolge heeft, dan voelt men dat hier juist de
quintessens ontbreekt: in hoeverre geeft een gebeurtenis van
bijzonderen aard — die geen verband houdt met ziekte, kwaal
of gebrek — die zich in aansluiting aan een
uitwendige aanleiding
1-n het lichaam voltrekt en zijn uitwendige of inwendige be-
schadiging ten gevolge heeft, nu wel recht op schadevergoeding?

In de praktijk gaven vroeger bovenal de plotselinge overmatige
krachtsinspanning, vertillen en verbeuren, verrekking van spieren
en peezen
enz. moeilijkheden.

De uitwendige oorzaak bij overmatige krachtsinspanning,
verrekken, vertillen

Indien men door met te groote kracht te trekken aan een
vastzittend voorwerp een spier of pees verscheurt, kan men met

1)nbsp;Zie o.a. Hof A'dam 24 Febr. 1913; N.J. 1913, 929 en bovendien
Wof A'dam 5 Dec. 1913, N.J. 1914, 209 (waarin bij
opzet of schuld de
uitwendigheid ontkend wordt!). Overigens kan men verzekeringsrechte-
fkeerennbsp;oorzaakquot; met „eigen gebrekquot; van 249 K identi-

2)nbsp;Voorts de verstikkings- en verdrinkingsdood (zie blz. 75 e v )
PiccARD (30) meent dat het uitwendigheidsvereischte ook moeilijk-
heden geeft bij vergiftiging en infectie. Ik meen, dat deze ,,Schädigende
Ereignissequot; minder uit een oogpunt van
uitwendigheid bezwaren op-
leveren, dus wel uit een oogpunt van veelal zeer twijfelachtige of ont-
brekende
gewelddadigheid, onverminderd het feit, dat in tal van vergifti-
gings- en infectiegevallen, zoowel het
plotselinge als het bijzondere ont-
breken (zie blz. 82 e
.v.).

-ocr page 60-

evenveel recht zeggen, dat het lichaam aan het voorwerp trok
als dat het voorwerp aan het lichaam trok.

Ook Ehrenzweig (27) construeert bij de bespreking van het
uitwendige, het van buiten inwerken van de eigen krachts-
inspanning.

Er is dan ook te meer rede dergelijke door ongewone, plotse-
linge krachtsinspanning optredende lichamelijke letsels als
ongevalsgevolgen te aanvaarden naar mate het ongewone en
plotselinge meer op den voorgrond staan en dus deze essentiëele
kenmerken aanwezig zijn. (Zie voor de gebruikelijke opneming
onder „insluitingenquot; blz. 72) en voor de opneming onder de
uitsluitingen blz. 103.

Toepassing van den uitwendigheidseisch op de

ongevalsoorzaak

Moet de eisch der uitwendigheid echter ook gesteld worden aan
de
oorzaak van de ongevalsgebeurtenis zelf?

Zonder twijfel kan nl. ook de ongevalsoorzaak van inwendigen
aard zijn: bijv. val door duizehgheid of beroerte.

Indien bij lijkopening een hersenbloeding op een bepaalde
plaats wordt gevonden, is het niet twijfelachtig, dat de hersen-
bloeding en de dood niet het
gevolg van den val, maar de oorzaak
van den val en als regel ook van den dood waren.

Behoudens die uitzondering echter, geven alle ongevalsoorza-
ken, die niet uitdrukkelijk buitengesloten zijn, recht op uit-
keering, indien overigens ongeval en letsel aan de vereischten
voldoen.

Ik ben het echter geheel eens met de opmerking van Molen-
graaff
(13) (blz. 937), dat in de jurisprudentie herhaaldelijk
in geval van verdrinken en in geval van lichamelijke beleediging
bij het doen van een val, ten onrechte het ongeluk of de van
buiten komende gebeurtenis wordt gezien in het vallen in het
water of in het vallen. Niet het vallen zelf, maar de botsing van
het hchaam tegen eenig voorwerp, is het ongeluk (over verdrin-
king: zie blz. 76).

Maar de fout van verschillende aldaar vermelde vonnissen is
niet, zooals
Molengraaff meent, de identificatie van ongevals-
gebeurtenis
in ruimeren zin met de ongevalsgebeurtenis in engeren
zin
(zie mijn betoog op blz. 35), maar het stellen van den eisch,
dat uitwendige inwerking van geweld de oorzaak van de
ongevals-

-ocr page 61-

gebeurtenis (dus oa. van den val) moet zijn, in plaats van van het
letsel. De bij uitstek verwarde jurisprudentie, die Molengraaff
opsomt, kan ik daarom verder onbesproken laten (zie blz. 76 e.v.).

Verwikkeling van ongevalsletsels met
ziektecomponenten
In de veelal samengestelde causale keten, die bij een bepaalde
geweldsmwerking aard, omvang en gevolgen van het resulteeren-
de letsel bepaalt, spelen steeds wwendige factoren een rol. De
vatbaarheid voor letsel („beschadigbaarheidquot;, medisch: „disposi-
tiequot;) wisselt ook bij den normalen mensch binnen ruime grenzen.

Indien het getroffen deel niet gezond is — dus bij te voren
bestaande ziektecomponent
{primaire ziektecomponent) — is als
regel de beschadigbaarheid verhoogd. Dan is het letsel ernstiger
dan bij den normalen mensch. Veelal duurt dan de genezing
langer of verergert de ziekte door het ongeval.

Omgekeerd vermindert de beschadiging van een deel het
weerstandsvermogen ten opzichte van na het ongeval inwerkende
(uitwendige en inwendige) ziekteoorzaken. Dan wordt het
ongevalsletsel medeoorzaak tot, bevordert althans het optreden
van, ziekte
{secundaire ziektecomponent), die op haar beurt weer
invloed op den afloop van het ongevalsletsel uitoefent.

Verder is het nog mogelijk, dat de gewelddadige inwerking
gepaard gaat met rechtstreeksche inwerking van een ziekte-
oorzaak, nl. met binnendringing van ziektekiemen
{inhaerente
ziektecomponent). Deze wordt in de particuliere verzekering ten
deele aanvaard (zie blz. 82).

Ten slotte kan de ongevalsgebeurtenis zich ook beperken tot
de invasie van ziektekiemen
{essentiëele ziektecomponent).

Volgens de geldende leer van de particuliere ongevallenver-
zekering voldoet de hier bedoelde invasie van ziektekiemen
evenwel niet aan den gewelddadigheidseisch. Daarvoor is het
geweld van te geringe intensiteit. Maar in de sociale verzekering
worfen deze gevallen wel als ongeval aanvaard (zie blz 84)

Bij de sociale verzekering is de arbeider met al zijn goede en
slechte risico s verzekerd, zoodat ook de gevolgen van ziekte-
componenten mee schadeloos gesteld worden. Bij de particuliere
verzekering daarentegen worden — uitgaande van de veronder-
stelde normaliteit van het risico — als regel door opneming van
de beperking „rechtstreeksquot; (zie blz. 59) (en, of „eenigquot;) zooveel

-ocr page 62-

mogelijk alle primaire (en secundaire) ziektecomponenten uit
het ongevalsbegrip geëlimineerd. Soms vindt men onder de uit-
sluitingen nog een uitdrukkelijke uitschakeling van den invloed
van dergelijke ziektecomponenten (zie blz. 104).

Als vijfde groep kan men nog die der ziektecomponenten als
oorzaak van de geweldsinwerking {causale ziektecomponent)
onderscheiden. Ook die pleegt door de sociale ongevallen-
verzekering niet en door de particuliere wel zooveel mogelijk
te worden buitengesloten (zie blz. 105).

Wat de sociale verzekering betreft, bestaat over het pro-
bleem der schadeloosstelling van ongevalsletsels bij ziekte-
toestanden een uitgebreide literatuur (zie
Metz) (35), (Schuur-
mans Stekhoven)
(36)).

Een en ander verdient ook te worden bezien uit een oogpunt
van risicoverzwaring. Alvorens een verzekeringsovereenkomst te
sluiten wordt nl. door den verzekeraar een schifting toegepast.
Uitdrukkelijk wordt als algemeene regel op de aanvraagformu-
lieren geïnformeerd naar eventueel bestaande ziekten.

Zij, die aan bepaalde ziekten lijden of geleden hebben, worden
niet als verzekerde aanvaard. Soms worden uitdrukkelijk uit-
gesloten ongevallen, die door bepaalde ziekten veroorzaakt of
in hun gevolgen verergerd mochten worden.

Dat is de achtergrond van den, nog in sommige polissen naast
en behalve den onmiddellijkheidseisch voorkomenden, uitdrukke-
lijken eisch
„zonder medewerking van andere oorzakenquot;

4. Het „gewelddadigequot; van het ongeval

In de meeste ongevalsdefinities komen de woorden „geweldquot;
of „gewelddadigquot; voor (men vergelijke het lijstje op blz. 37-38)

Nu eens is gewelddadig een kwaliteit van de inwerking, dan weer
aanduiding van de oorzaak, van het agens der inwerking. Practisch
kom dat wel ongeveer op hetzelfde neer.

Er bestaat echter een streven deze aanduidingen weg te laten,
op grond van de veronderstelling, dat ongeval, althans letsel-

1)nbsp;Deze clausule is kennelijk afkomstig uit de Engelsch Amerikaansche
polissen. De Amerikaansche standaardpolis bevat
„independently and
exclusively of all other causesquot;
(Dunham III 358), andere weer „sole and
immediatequot;.

2)nbsp;In de Engelsch-Amerikaansche polissen is sprake van „violent
meansquot;,
in de Fransche van „cause violentequot;.

-ocr page 63-

toebrenging, gewelddadigheid impliceert of ten minste ongewone
(bijzondere) inwerkingen steeds gewelddadig zouden zijn.

Ik acht dit niet juist en kom op tegen het streven ,.ongevallenquot;
te construeeren bij al die weinig intensieve inwerkingen van het
agelijksch leven, die bij normale menschen en onder normale
omstandigheden geen letsel plegen te veroorzaken.

Bij de uitvoering van de sociale ongevallenwetten is men in
1 opzicht m.i. op den verkeerden weg gekomen, door alle
binnendringing van ziektekiemen op zich zelf — voor zoover
verband met de dienstbetrekking aannemelijk is — als
ongeval

aanvaarden. Van gewelddadigheid blijft dan niet veel over,
vooral als de toegangspoort voor de ziektekiemen niet in een
wonde behoeft te bestaan. (Zie het infectievraagstuk blz. 82 e
.v.).

Om de ongevallenverzekering zuiver te houden kan men niet
genoeg vasthouden aan den eisch, dat
geweld (om als ongevals-
oorzaak te kunnen worden aanvaard)
zoowel letselioebrengend als
bijzonder moet zijn. De eisch der gewelddadigheid moet dus in
worden gezien met den eisch der
ongewoonheid
[bijzonderheid)
en der letselveroorzaking.

Gewelddadig niet identiek met mechanisch

Van welken aard kan of mag het geweld zijn, om voor erkenning
als ongevalsoorzaak in aanmerking te komen? Als regel worden
aleen
mechanische geweldsinwerkingen als letseloorzaken aan-
vaard. (Slechts zelden komt de aanduiding „mechanischquot; voor
o.a. m de OAMVW!).

Ik acht dat in strijd met de beteekenis, die volgens het spraak-
gebruik, zoowel het ongevalsbegrip, als het geweldsbegrip hebben.
geweld in ruimeren zin omvat de inwerking op het lichaam
— met een zekere minimum-intensiteit — van alle mogelijke krachten,
onverschillig of die van natuurkundigen of scheikundigen aard zijn.

Als nu eens wel en dan weer niet mechanisch nadeelig op het

loowrnbsp;gecomprimeerde lucht,

l^^i^eeuw, electriciteit, gifgassen^). In vele gevallen

t Jlnbsp;- geen essen-

en die welke via d.Tnbsp;^nbsp;weefsels aantasten

en die, welke via de longen de anatomische of functioneele ongereptheid
van andere organen m gevaar brengen

Gassen staan in dit opzicht op één lijn met vloeistoffen en vaste
stoffen; ook bestaan er overgangen tusschen die aggregatietoestanden
en eenzelfde stof bevindt zich nu eens in dezen dan weer in genen p(Tlt;Tr»
gatietoestand.nbsp;^gre-

-ocr page 64-

komen mechanisch veroorzaakte letsels naast niet mechanisch
veroorzaakte voor. Het heeft geen zin de eene groep letsels wel,
de andere niet schadeloos te stellen.

De aard van de resulteerende beschadiging als criterium

voor de gewelddadigheid van de krachtsinwerking

Beter criterium dan de aard van de kracht is dan ook de aard
van de resulteerende beschadiging i).

Deze oude controverse is dan ook in de meeste polissen opge-
lost in dien zin, dat uitdrukkelijk onder de insluitingen is ver-
staan, dat dergelijke letseloorzaken en letsels mede als ongeval,
len, resp. als ongevalsletsel worden beschouwd.

Het is goed er hier even op te wijzen, dat een dergelijke uit-
drukkelijke opneming onder de insluitingen nog allerminst im-
pliceert, dat zonder zoodanige uitdrukkelijke insluiting een en
ander niet in de verzekering begrepen zoude zijn.

Evenmin als een uitdrukkelijke uitsluiting inhoudt, dat zonder
die uitsluiting de verzekering zich wel tot het buitengeslotene
zou uitstrekken. Juist omdat de polis voor leeken bestemd is,
dragen tal van insluitingen en uitsluitingen meer een illustratief
— geen constitutief, maar meer een declaratoir — karakter, wat
de wetenschappelijk-juridische analyse bemoeilijkt.

Het ,,gewelddadigheidsvereischtequot; geeft nog aanleiding tot de
vraag: zijn ook moord en doodslag, resp. zelfmoord ,,geweld-
dadigquot; in den zin der polis? Ook als men deze vraag bevestigend
beantwoordt, schept dat nog geen recht op uitkeering (zie bij de
bespreking van het
vrijwilligheids- of toevalligheidsvereischtè). Bij
de gewelddadigheid hebben we uitsluitend te maken met den
aard
van het geweld, bij de vrijwilligheid kan de bron of oorzaak van
het geweld, desnoods het
motief van het geweld worden getoetst.

5. Het ,,onvrij willigequot; (toevallige) van het ongeval

Het onvrij willigheidsvereischte komt in zeer verschillenden
vorm voor:

,,tegen zijn wil en buiten zijn grove schuldquot; (Fat.).
„onafhankelijk van zijn wilquot; (Bloma, ER, Winterthur).

1)nbsp;Een brandwond is een brandwond, onverschillig of die is ontstaan
door aanraking met een gloeiend voorwerp, met een vlam, met den elec-
trischen stroom, met een bijtende vloeistof, met phosphor of met een gas.

2)nbsp;Fransche polissen ,,cause involontairequot;, Engelsch Amerikaansche
,,accidental meansquot;.

-ocr page 65-

„onafhankelijk van zijn wil of van den wil van degenen, die bij de
verzekering belanghebbenquot;
(EOA),

„niet het karakter draagt van zelfmoord, poging tot zelfmoord of
opzettelijke zelfverminking en huiten de grove schuld of roekeloosheid
van den verzekerde of van hen, die bij de verzekering belang hebben
ontstaanquot;
(O. Haag),

„tegen zijn wil door eene toevallige inwerkingquot; (Pres.),
„toevallige van zijn wil onafhankelijke gebeurtenisquot; (RP).

Dit criterium wordt dus nu eens betrokken op de gewelds-
inwerking,
dan weer op het letsel i). Dat maakt een groot verschil:
het oogmerk gericht op de
geweldsinwerking behoeft immers in
het geheel niet gericht te zijn op
letseltoehrenging\

In theorie zijn „onafhankelijk van zijn wilquot; en „tegen zijn
wilquot;
niet identiek, maar in de praktijk is het verschil klein.

Hoever moet de onafhankelijkheid van den wil van den ver-
zekerde echter gaan? Impliceert
„wilquot; toerekeningsvatbaarheid ?
Hier stuiten we op de oude strijdvraag of behalve de toereke-
ningsvatbare zelfmoord (poging) en zelfverminking (spoging) ook
de niet toerekeningsvatbare buitengesloten zijn en op wien de
bewijslast der (on)toerekeningsvatbaarheid rust?

Objectieve of subjectieve inhoud van de begrippen

wil, opzet en schuld
Algemeener genomen gaat het om den inhoud van de be-
grippen
„opzetquot; 3) en „schuldquot;.

Het uitdrukkelijk uitsluiten van de gevolgen van opzet is
overbodig, omdat er dan reeds geen sprake van een „onzekerquot;
voorval in den zin van
246 K is. Overigens moet verzekering
tegen gevolgen van opzet in strijd met de goede zeden en met het
wezen van de verzekeringsovereenkomst geacht worden
(254 K,
jo
14 AB).

Indien we onder „eigen schuldquot; van 276 K „het opzetquot; be-
grijpen, komen we bij het schuldvraagstuk in ruimeren zin uit.

Hebben de begrippen wil, opzet en schuld in dit verband een
objectieven of een subjectieven inhoud?

1)nbsp;Vergelijk in dit verband de DAMVW. en OAMVW.

2)nbsp;Ehrenzweig onderscheidt ,,gewillkürte Handlungenquot; en ,,gewollte
Schädigung der Personquot;.

3)nbsp;Ook het voorwaardelijk opzet (dolus eventualis) komt om den hoek
kijken. Maar die zullen we er, evenals de culpa in causa-constructie
maar buiten laten.

-ocr page 66-

Kennelijk is het laatste het geval en moet dus hier het objec-
tieve schuldbegrip van
1401 BW geheel ter zijde worden gesteld.
Maar daarvoor komt dan automatisch de toerekeningsvatbaar-
heid — met als componenten „onderscheidingsvermogenquot; en
„weerstandsvermogenquot; (
Wiersma) (34) — als verwikkeling
naar voren, i)

Daardoor wordt de situatie wel eenvoudiger bij de levens-
verzekering,
waar — mits de verzekering zekeren tijd bestond —
geen bezwaar is tegen aanvaarding van zelfmoordgevolgen en
als regel het ziekelijke karakter van het suicidium in aanmerking
genomen wordt.

Bij de ongevallenverzekering, waarbij men de gevolgen van zieke-
lijke stoornissen van lichaam en geest pleegt buiten te sluiten
(„eenig en rechtstreeksch gevolgquot; of „afwezigheid van inwendige
oorzakenquot;) staat de zaak anders.

Uitsluiten van alle schuld in strijd met het wezen
der ongevallenverzekering

Overigens mag hier het wezen van de ongevallenverzekering niet
uit het oog verloren worden.
Hiestand (4) wijst er op, dat een
te star vasthouden aan den eisch der afwezigheid van schuld de
practische beteekenis der risicodekking bij ongevallen tot een
minimum zou terugbrengen. Aan de meeste ongevallen ligt ,,een
zekere mate van onvoorzichtigheidquot; ten grondslag.

Daarom is ongevallenverzekering zonder insluiting van ,,lichte
schuldquot; onmogelijk of waardeloos en is zeker ondeugdelijk
de clausule:

,,Van de verzekering zijn uitgesloten ongevallen, welke het gevolg
zijn van
eigen schuld van den verzekerdequot;.

Waar ligt echter de grens tusschen lichte en grove schuld
(die op haar beurt weer aan het opzet grenst)? Grove schuld
kan, maar behoeft niet, te worden uitgesloten: de polis kan,
evenals aan
249 K, uitdrukkelijk of stilzwijgend derogeeren aan
276 K). Zij vallen hier ten deele samen

1)nbsp;Het oude adagium ,,volenti non fit iniuriaquot; is in art. 44 van het
Zwitsersche verbintenissenrecht 1911 terug te vinden.

2)nbsp;Zie L 223 pr en 226 D 50, 17; onverminderd het adagium „imperitia
culpae adnumeraturquot; van L 132, D 50, 17 (terug te vinden in arrest
H.R. 25 Febr. 1916, N.J. 1916, 497).

3)nbsp;Als men een oogenbhk het menschelijk lichaam als verzekerde zaak
ziet overwege men, dat een zekere mate van onvoorzichtigheid tot
de

-ocr page 67-

In de praktijk van de ongevallenverzekering blijft er in over-
eenstemming met het spraakgebruik van het
„toevalligheids-
ver eischtequot;
niets over als onvrijwilligheid in den zin van buiten-
sluiting van opzet of bewiUiging.

Onvrijwilligheid van geweldsinwerking en (of)

ongevalsgebeurtenis

Soms wordt in dit verband de oorzaak van het letsel (nl. de
geweldsinwerking) en de oorzaak van de geweldsinwerking (nl. de
ongevalsgebeurtenis in ruimeren zin) verwisseld en bij bestaan van
schuld het ontbreken van een van buiten komende oorzaak
geconstrueerd (zie blz. 46).

Schuld zou dan neer kunnen komen op „eigenmachtige risico-
verzwaringquot;.
In het feit, dat in vele polissen ongevallen, tijdens
en door aanvallen van verstandsverbijstering en bij krankzinnig-
heid opgeloopen uitdrukkelijk buitengesloten zijn, zou ik een
erkenning willen zien van de aanvaarding van de toerekenings-
vatbaarheid als pijlers van de schuld (resp. a fortiori van het
opzet). Bij de beoordeeling van de grens der toelaatbare schuld
zal de rechter dus volgens mijn meening het redelijkheidscrite-
rium niet kunnen missen. Ook mag ,,'s menschen aard en natuurquot;
niet vergeten worden.

Een beroep op „alle vlijt en naarstigheidquot; van 283 K (ook
ten einde de schade te voorkomen) zou ongevallenverzekering
voor een belangrijk deel doel en recht van bestaan doen verliezen.

Bevredigender komt het mij voor alleen de prestatieverHch-
ting van den verzekeraar buiten te sluiten — tenzij uitdrukkelijk
anders bedongen — bij „grovequot; schuld. Ik zou dus willen pleiten
voor meer algemeene toepassing van de clausule
„merkelijke
schuld en nalatigheidquot;
van 294 K.

De bewijslastmoeilijkheden blijven: dat een gebeurtenis on-
afhankelijk van den wil des verzekerden heeft plaats gegrepen,
IS niet voor rechtstreeksch bewijs vatbaar, maar moet als het
regelmatige geval worden aangenomen, als de feiten geen aan-
leiding geven daaraan te twijfelen
(Molengraaff) (23). Wie in
dat geval den bewijslast moet dragen, is veelal in de polis aan-

meest algemeene menschelijke gebreken behoort en dus ,,uit den aard
en de natuurquot; van die verzekerde zaak voortvloeit. (Voor den mensch
geldt m.i. de beperking,die arrest H.R. 22 Febr. 1924. N.J. 1924, 488,
W. 11189 aan 249 K geeft, niet.)

-ocr page 68-

gegeven of zal door den rechter moeten worden vastgesteld.

Met schuld pleegt te worden gelijkgesteld „roekeloosheidquot;:
d.w.z. het zich zelf scheppen van bijzondere gevaren, waaraan
een verstandig en redelijk mensch zich niet blootstelt. Hier
komen we weer in de buurt van de risicoverzwaring. In ver-
schillende polissen wordt de blootstelling aan bepaalde gevaren
uitdrukkelijk buitengesloten (zie hoofdstuk V).

Een uitzondering vormt het risico, verbonden aan rechtmatige
zelfverdediging en reddingspogingen (zie blz. 91).

De mate van toelaatbare schuld in de sociale verzekering

Ook in de sociale verzekering komt men van oudsher dit
vraagstuk tegen en wordt daarbij het doel van deze verzekering
in het oog gehouden i). Als regel is alleen opzet uitgesloten.

De spanning en ondergeschiktheid, waarmede en waaronder
in fabriek en werkplaats wordt gewerkt onder omstandigheden,
die verhoogd ongevalsrisico met zich brengen, wettigen het laden
van de volle aansprakelijkheid voor ,.schuldhafte Unfallsfolgequot;
op bedrijf en verzekering.

Ook in de Nederlandsche industriëele ongevallenwet is alleen
bij opzettelijk veroorzaken van het ongeval (waarbij ook weer
het opzet niet op het
letsel, maar op de geweldsinwerking behoeft
te zijn gericht) verval van aanspraak voorzien (art. 26).

De Centrale Raad van Beroep heeft destijds uitdrukkelijk
bij grove schuld het behoud van aanspraken erkend (o.a. 27 April
1920. AB. 1920, blz. 152) 2). Inmiddels schijnen de denkbeelden

1)nbsp;Ik citeer in dit verband een paar Zwitsersche uitspraken: ,,gerade
die Unfallversicherung bezweckt vor allem auch die Sicherung des Ver-
sicherten gegen die Folgen seiner eigenen Fährlässigkeitquot; (Bundesgericht,
12 Oct. 1894, Entsch I 194).

,,I1 est absolument conforme au but naturel de l'assurance contre
les accidents que l'assuré entende se garantir, non seulement contre les
accidents fortuits, indépendants de tout faute de sa part, mais aussi,
dans une certaine mesure, contre les conséquences dus à sa propre faute
du négligencequot; (Trib. féd. 22 Juni 1900, Entsch I 195).

„On ne peut exiger d'un ouvrier qu'avant chacun de ses actes il pèse
toutes les conséquences possibles. Certains oublis et certains défauts
d'attention sont inévitables, ils rentrent dans les risques professionels ...quot;
(Hof te Freiburg
10 Mei 1905)-

2)nbsp;In de Zwitsersche ongevallenwet is de grove nalatigheid wel uit-
gesloten: ,,Eine grobe Fährlässigkeit ist die Ausserachtlassung eines
masses von Sorgfallt und Aufmerksamkeit das jeder, auch der minder

-ocr page 69-

te kenteren. De verruiming van de ongevallenwet tot alle onge-
vallen
,,in verhand met de dienstbetrekkingquot; en zoodoende ook tot
die, op weg van en naar het werk, heeft tot die kentering bij-
gedragen.

De toelaatbare schuldmaat bij ongevallen op weg
van en naar het werk

Op een gegeven oogenblik is nl. door den Centralen Raad
aangenomen, dat de blootstelling aan een gevaar, dat de ver-
zekerde zich zelf schept en dat niet onvermijdelijk is verbonden
aan den gang van het werk naar huis of omgekeerd, evenzeer
het verband met de dienstbetrekking onderbreekt als afwijking
of onderbreking van den gewonen gang van en naar het werk.

Zoo werd elke onvoorzichtigheid en nalatigheid, dus niet
alleen grove schuld, maar ook lichte schuld in den vorm van
onoplettendheid
op weg van en naar het werk gestraft met verlies
van aanspraken bij ongeval.

Dit is echter niet bereikt door wijziging van den inhoud van
het ongevalsbegrip (zie boven mijn beschouwingen over het
onvrij willigheidselement — dat in de sociale ongevallenwetten
niet geldt), maar via ,,verband met de dienstbetrekkingquot;. Ook
tijdens het werk kan volgens enkele jongere uitspraken van den
Centralen Raad van Beroep het verband met de dienstbetrekking
worden verbroken door „handelingen, die tot het particuliere
leven behoorenquot; (1933, No. 103, Maandblad 1933, blz. 176, het
bekende geval Toeter).

Nog steeds maakt de Centrale Raad intusschen verschil
tusschen ongevallen onder het werk en op weg naar of van het
werk, onder motiveering:

„dat in het eerste geval (ongeval gedurende den werktijd op de
werkplaats) de invloed van de dienstbetrekking uit zich zelf op al
hetgeen er gebeurt zoozeer overweegt, dat wel zeer bijzondere om-
standigheden noodig zijm om een oorzakelijk verband tusschen onge-
val en dienstbetrekking uit te sluiten, terwijl de invloed van de dienst-
betrekking bij gebeurtenissen tijdens den gang van de werkplaats
en omgekeerd veel geringer is, zoodat meer beteekenis moet worden
gehecht aan de persoonlijke gedragingen van den getroffene als oor-
zaak van het ongevalquot; (1933, No. 416).

sorgsame, anzuwenden pflegt, das non intelligere quod omnes intelliguntquot;
(Hof v. Cassatie Bern, 9 Oct. 1907, Entsch I, No. 200.

Zie ook de ,,Bundesgesetz über die Haftpflicht der Eisenbahn- und
Dampfschiffahrt-Unternehmungen und der Postquot; van 28 Maart 1905.

-ocr page 70-

Dit is geen principiëel verschil meer, maar een gradueel. Er
is trouwens een tusschengroep tusschen de werkers op de werk-
plaats en de werkers op gang van het werk van en naar huis,
nl. de arbeiders, die gedurende het werk zich van de eene plaats
naar de andere begeven (denk aan reizigers). Er is zeker reden
bij hen het verband met de dienstbetrekking sneller door parti-
culiere handehngen verbroken te achten dan op de werkplaats
en minder snel dan tijdens den tocht van en naar het werk.

De Centrale Raad van Beroep achtte voor het verbreken van
het verband met de dienstbetrekking op weg van en naar het
werk 1)
een bewuste wilsdaad niet noodzakelijk: ook de epilepticus,
die in een schemertoestand op zijn fiets een „ommetjequot; maakte
en gedurende een dergelijke periode van ondubbelzinnige on-
toerekeningsvatbaarheid een ongeval kreeg, werd door het ver-
laten hebben van den kortst en en meest gcbruikelijken weg
geacht het verband met de dienstbetrekking te hebben ver-
broken. Bevredigen kan mij die constructie niet.

Noodzakelijkheid bij overeenkomst of wet de toelaatbare
schuldmaat nauwkeurig aan te geven

Het komt mij noodzakelijk voor bij wet of overeenkomst
de mate der toegelaten schuld aan te geven. Bij de sociale
verzekering wettigt de wisselende innigheid van het verband
tusschen de omstandigheden, waaronder gewerkt wordt en de
dienstbetrekking, toch eigenlijk allerminst de toelaatbare schuld-
maat zoo te laten wisselen, dat nu eens lichte schuld het verband
met de dienstbetrekking wel en dan weer grove schuld dat ver-
band niet verbreekt.

Juist het van geval tot geval afmeten van de mate van de
schuld tegenover de innigheid van het verband tusschen de
omstandigheden, waaronder gewerkt wordt en de dienstbetrek-
king verzwaart de taak van den beroepsrechter ten zeerste.

Voor de particuliere ongevallenverzekering is het zeker gemoti-
veerd alleen de aan het opzet grenzende mate van grove schuld
uit te sluiten en als dienaangaande niets is bepaald moet die
ook geacht worden buitengesloten te zijn op grond van algemeene
beginselen van verzekeringsrecht (276 K jo 294 K).

i) Zie ook verder de door Smit {75) vermelde jurisprudentie tot 1932.

-ocr page 71-

6. De „onmiddellijkheidquot; van de ongevalsgevolgen.

De vraag of in de keten van oorzaak en gevolg tusschen
geweldsinwerking en letsel nog een schakel mag bestaan, wordt
in tal van pohssen ontkennend beantwoord door den eisch, dat
het letsel een
„rechtstreekschquot; of „onmiddellijkquot; gevolg van het
ongeval moet zijn i). Rechtstreeksch is dan een aanduiding van
den aard van het oorzakelijk verband tusschen letseloorzaak en

letsel(uitwerking).

Soms is van „rechtstreeksch en eenigquot; gevolg sprake. Het
verschil is, dat
rechtstreeksch resp. onmiddellijk de afwezigheid
van
tusschenschakels en eenig de afwezigheid van bijkomende
oorzaken,
die mede de geweldswi'^werking bepalen, veronderstelt.
Die „bijkomende oorzakenquot; van het letsel staan dus niet
tus-
schen
geweldsinwerking en letsel in, maar nemen een plaats in
naast de geweldsmwerking.

In sommige polissen is „rechtstreekschquot; een kwaliteit van de
wijze van wwerking en dus niet betrokken op de MjYwerking.

Theoretisch is dat niet hetzelfde. Zoo is de dood van iemand,
die bij val in het water kouvat en een longontsteking krijgt,
geen rechtstreeksch gevolg van den val in het water.

Daarentegen valt de gewelddadigheid weg, indien het geweld
niet rechtstreeks inwerkt.

Het is dan ook de vraag of in die polissen, waarin van recht-
streeksche inwerking sprake is, eigenlijk niet beoogd is recht-
streeksch verband tusschen geweldsinwerking en letsel te
eischen s).

De „onmiddellijkheidquot; van de ongevalsgevolgen is dus een
criterium, dat bepaalde eischen stelt aan het oorzakelijk ver-
band «).

„rechtstreeksch gevolgquot; in art 48«^ pensioenwet

De term ,,rechtstreeksch gevolgquot; komt ook voor in artikel ^M
van de Pensioenwet, waarbij verhoogd invaliditeitspensioen

1)nbsp;Cf. de bijzondere — en verstrekkende — EOA-clausule ,,niet is
ontstaan, verband ho dt met of beïnvloed wordt door . . . .quot;

2)nbsp;Soms wordt van ,,uitsluitende oorzaakquot; gesproken.

3)nbsp;Het is niet uitgesloten, dat zij nog met de Engelsche clausule
,,proximale and sole causequot; verband houdt.

4)nbsp;Het „corpore corpori datumquot; bij het „damnum injuria datumquot;
stelde soortgelijke eischen.

-ocr page 72-

wordt toegezegd bij zgn. „in en door den dienst verkregenquot;
ziekten en gebreken. De Centrale Raad van Beroep gaf dienaan-
gaande de volgende interpretatie (uitspraak 2 October 1923).

, Om recht te hebben op verhoogd invaliditeitspensioen is het
niét voldoende, dat tusschen de bij een ambtenaar geconstateerde
ziekte en zijn ambtelijke werkzaamheden
verband bestaat, doch
moet de ziekte van de uitoefening van zijn dienst en
daarvan alleen
het rechtstreeksch gevolg zijn. Aan dezen eisch wordt voldaan,
wanneer bij en als gevolg van de uitoefening van den dienst op den
ambtenaar voor zijne gezondheid nadeelige invloeden hebben mge-
werkt, die zoo sterk waren, dat het aannemelijk is, dat physiek en
psychisch normale personen bij gelijken arbeid, in gelijke mate,
aan gelijke invloeden blootgesteld zijnde veelal voor hunne gezondheid
even nadeelige gevolgen zullen ondervinden. Krijgt een ambtenaar
door het verrichten van zijn ambtelijke werkzaamheden een ziekte,
die een normaal gezond persoon gelijken arbeid doende, niet bedreigt,
dan ligt de eigenlijke oorzaak van de ziekte niet in de dienstuitoefe-
ning, maar in 's mans gestelquot;.

Adaequate veroorzaking en de normaliteitseisch
Hier wordt behalve „adaequate veroorzakingquot; nog de „nor-
maliteitseischquot;
gesteld. Daaronder wordt hier verstaan, dat
van te voren bestaande medewerkende „ziekteoorzakenquot; — uit
de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van den betrokkene
voortvloeiend (in den zin van 246 K!) — worden uitgeschakeld
Wel te verstaan:
hij het ontstaan van de ziekte medewerkende
oorzaken en niet
hij het verdere verloop van de ziekte medewerkende
oorzaken.

Ik zou in dit verband primaire en secundaire medewerkende

oorzaken willen onderscheiden.

Wordt „rechtstreekschquot; en „eenigquot; gevolg geëischt, dan wor-
den behalve de
primaire ook de secundaire medewerkende
oorzaken van anderen als traumatischen aard geëlimineerd.

De voorzienbaarheid van de schade
Wij stuiten hier tevens onwillekeurig op het moeilijke probleem
van de „voorzienbaarheidquot;, in dit geval van de
„schadequot;
die door de ongevalsgebeurtenis wordt aangericht.

Hier vinden wij ongezocht aanknoopingspunten bij algemeene
rechtsbeginselen uit de aansprakelijkheidsleer, hetzij in verband
met 1283—1284
BW, hetzij in verband met 1401 BW (zie
Van Brakel (25) No. 60 e.v.).

1) Niet die van de ongevalsgebeurtenis in ruimeren zin.

-ocr page 73-

Inderdaad ligt het trekken van meer dan één parallel voor de
hand. Ook in de ongevallenverzekering moet men voorzienbaar-
heid bij het afsluiten van de overeenkomst onderscheiden van
voorzienbaarheid bij het optreden van het sinister.

Daarnaast blijkt het noodig de objectieve voorzienbaarheid
— juister wellicht de
abstracte voorzienbaarheid (in verband met
den kennelijk gestelden „normaliteitseischquot;) — te scheiden
van de
subjectieve en concrete.

Wij naderen hier den bodem van het zoowel juridisch als
medisch uitermate moeilijke vraagstuk: de grens tusschen trau-
matische en niet-traumatische componenten van het resul-
teerende letsel. De laatste moeten dan weer worden onder-
scheiden in primaire en secundaire eenerzijds en in normale en
abnormale anderzijds (zie blz. 49).

DE LICHAMELIJKHEID VAN ONGEVAL EN LETSEL

In vele polissen komt nog een uitdrukkelijke beperking voor,
nu eens ten aanzien van het
ongeval, dan weer ten aanzien van
het
letsel: de zgn lichamelijkheid i) De bedoeling van beide for-
muleeringen is de
fhysieke zijde te isoleeren van de psychische en
alleen de physieke gevolgen te compenseeren. Die bedoeling is
op zich zelf niet zoo vreemd: zoodra men nerveuze verschijnselen
gaat schadeloosstellen, is het hek voor de „traumatische neurose'^
van den dam en geen einde aan de „begeertevoorstellingenquot;
te maken Dat ondervond men bij de sociale wetgeving

Toch deugt uiteraard de tegenstelling „physiek-psychischquot;
(lichamelijk-geestelijk) niet. Daaraan ligt nl. de veronderstelling
ten grondslag, dat psychische verschijnselen geen Uchamehjk
substraat bezitten.

Dat is alleen met de genoemde „begeertevoorstellingenquot; het
geval, maar niet met de medisch zgn. „functioneelequot; gevolgen
van tal van „organischequot; beleedigingen van het zenuwstelsel.
Die moeten wel degelijk geacht worden tot de „hchamelijke
letselsquot; te behooren.

Ik zie overigens verband tusschen de beperking tot lichamelijke
gevolgen van geweldsinwerking en den eisch der „onmiddellijk-
heidquot; van die inwerking: middellijke inwerking van geweld op
het lichaam is nl mogelijk via de psyche (schrikneurosen)

~17ook in de Engelsch Amerikaansche polissen is steeds sprake van
„hodily injuryquot;.

-ocr page 74-

Een bijzondere oplossing is:

„Onder blijvende invaliditeit worden niet gerekend: de zoogenaamde
neurosen van allerlei aard (ook traumatische), zooals epilepsie,
hysterie, neurasthenie, zenuwschokquot; (RP).

Een betere oplossing van dit inderdaad moeilijke vraagstuk i)
is te vinden in DAMVW § 7,4. Een vrijwel letterlijke vertaling
daarvan is de volgende clausule:

,,Voor psychische en nerveuze storingen, waardoor in aansluiting
aan een ongeval de geschiktheid tot werken verminderd is, wordt
alleen schadevergoeding gegeven, indien en voor zoover deze sto-
ringen teweeggebracht zijn door een door het ongeval veroorzaakte
organische ziekte van het zenuwstelsel of door een in aansluiting
aan het ongeval nieuw ontstane epilepsiequot; (Bloma).

De eisch „geneeskundig vast te stellenquot; letsel

Vrijwel identiek met „lichamelijkquot;, als aanduiding van letsel,
is volgens mijn meening de eisch
„geneeskundig vast te stellenquot;,
d.w.z. tastbaar, meetbaar, objectief controleerbaar. Vage klach-
tegen geven geen recht op schadeloosstelling, tenzij aannemelijk
is, dat die veroorzaakt worden door ontwijfelbare beschadiging
van weefsels of organen, die op zich zelf vermindering van
arbeidsgeschiktheid of arbeidsvermogen met zich brengen 2).

Het oorzakelijk verband tusschen ongeval en letsel

Min of meer pro memorie stel ik hier den eisch van het bestaan
van oorzakelijk verband tusschen ongeval en letsel aan de orde:
het causaliteitsvraagstuk.

Het is ondoenlijk, dat vraagstuk hier breeder te behandelen.
Daartoe is het veel te ingewikkeld ... en ook al weer te verward,
als gevolg van de zoo verschillende juridische en medische pro-
bleemstelling.

Fricke (37) typeert een en ander raak aldus:

„lm Strafrecht (wird) jede Bedingung (d. h. jede conditio sine
qua non) als Ursache anerkannt, im bürgerlichen Recht nur die
dem Erfolge adäquate, in der Medizin die wichtigste, in der Sozial-
versicherung die wesentlich mitwirkendequot;.

1)nbsp;Bij uitzondering heeft de Centrale Raad van Beroep bij letsel als
gevolg van ernstige gemoedsbeweging wel verband met de dienstbetrek-
king aangenomen (XIII, 7).

2)nbsp;In oudere polissen vindt men inplaats van letsel soms ,,verwondingquot;
(zie Hof A'dam, 24 Febr. 1913, N.J. 1913, 929).

-ocr page 75-

De heerschende leer der adaequate veroorzaking

Ook voor het Nederlandsche burgerhjk en handelsrecht kan
men zonder bezwaar de leer van de adaequate veroorzaking als
de heerschende aanmerken, zooals dat ook in het Duitsche,
Oostenrijksche en Zwitsersche ongevallenrecht het geval is
(in tegenstelling tot de
causa proxima van het Engelsche recht.

Bruck (38) geeft nog het volgende belangwekkende argument
voor de geldigheid van de leer van de adaequate veroorzaking:

,,Versicherungsrechtliche Gefahrengemeinschaft: Die Gefahr ist
die
Möglichkeit der Entstehung eines Bedarfs. Wie gross diese
Möglichkeit zu bewerten ist, ergibt sich aus den Erfahrungsgrund-
sätzen, nach denen der Ablauf der einzelnen Gefahr nicht gesondert,
sondern in Zusammenhalt mit einer
möglichst groszen Anzahl
gleichartiger Gefahrabläufe zu beurteilen ist. Die Gefahrengemein-
schaft beruht auf einer gewissen Gleichmäszigkeit hinsichthch der
Folgen eines bestimmten Ereignisses. Der Versicherer kann nur die
Haftung für die Folgen eines Ereignisses übernehmen, die sich
erfahrungsgemäsz aus ihm ergeben. Mithin ist die Gefahrverwirk-
lichung des Bedarfs, wenn sie erfahrungsgemäsz geeignet ist, den
Bedarf herbeizuführenquot;.

Bij de „onmiddellijkheidquot; van de ongevalsgevolgen (zie
blz 59), maakten wij reeds kennis met een van de meest gebrui-
kelijke beperkingen van het oorzakelijk verband, waardoor in
de ongevallenverzekering
practisch de kloof tusschen ,,adaequate
veroorzakingquot; en „causa proximaquot; overbrugd wordt En bij de
verwikkeling van ongevalsletsels met ziektecomponenten weer
met een andere zijde van hetzelfde vraagstuk (Zie blz
49)

Arbeidsongeschiktheid als gevolg van het letsel
„Schadequot; in den zin van de ongevallenverzekering is noch
de
ongevalsgebeurtenis in ruimeren en engeren zin, noch in vele
gevallen het
letsel als zoodanig, maar de door het letsel bepaalde
• •arbeidsongeschiktheid''.

In enkele ongevalsdefinities (Er, Winterthur) is de resul-
teerende arbeidsongeschiktheid tot element gepromoveerd van
het letsel. Dan is dus een letsel zonder resulteerende arbeids-
ongeschiktheid geen ongevalsletsel in den zin der polis.

Dit is o.a. van belang met het oog op de aangifteverplichting
en het feit, dat er tusschen de ongevalsgebeurtenis en het op-
treden van'arbeidsongeschiktheid een kortere of langere termijn
kan verloopen en het de vraag is, of de aangiftetermijn begint

-ocr page 76-

te loopen van het oogenbhk van de letseltoebrenging af of van
het oogenblik der arbeidsongeschiktheid af

Verschillende aspecten van arbeidsongeschiktheid

PiccARD (30) onderscheidt terecht:

„Arbeitsunfähigkeitquot;: het onvermogen arbeid te verrichten.

„Erwerbsunfähigkeitquot;: het onvermogen door arbeid iets te
verdienen.

„Erwerbseinbüssequot;: de feitelijke (werkelijke) vermindering van
de verdiensten.

„Beeinträchtigung der körperliche Integritätquot;: het verlies van
eenig lichaamsdeel of gedeelte daarvan.

Het feitelijke vermogen arbeid te verrichten kan ongewijzigd
zijn, terwijl toch de kans dat arbeidsvermogen productief te
maken belangrijk verminderd is, bijv door verminderd uit-
houdingsvermogen of verminderde „Konkurrenzfähigkeitquot;.

Bij geringe vermindering van het vermogen arbeid te verrich-
ten kan de verdienste toch gelijk blijven
De werkelijke schade
wordt dus minder bepaald door wijziging van het arbeidsvermogen
{Arbeitsunfähigkeit) dan wel door wijziging van de verdienst-
mogelijkheden {Erwerbsunfähigkeit) i)

De feitelijke (werkelijke) wijziging van de verdiensten is weer
ten deele afhankelijk van de arbeidsgelegenheid. Zij kan dus
onafhankelijk van de verdienstmogelijkheden veranderen.

Ten slotte kan inbreuk op de lichamelijke ongereptheid voor-
komen zonder eenigen invloed op arbeidsvermogen en verdienst-
mogelijkheden. Het ,,Gliedertaxequot;-stelsel schakelt tal van moei-
lijkheden op dit gebied uit (zie blz. 176 e
.v.).

Zgn. ,,practischequot; en ,,medischequot; ongeschiktheid bij de
toepassing van de ziektewet

Hier doen zich dus minder de moeilijkheden voor, die men bij
de toepassing van de ziektewet ontmoet, als het er op aankomt

i) Zie voor de beoordeeling van de invaliditeit in de Sociale verzekering
het verslag van
Penris (Geneesk. Tijdschrift Rijksverzekeringsbank
Februari 1937) van besprekingen Nov. 1936 te Genève gehouden op uit-
noodiging van het „Bureau international du travailquot;.

-ocr page 77-

practische en medische ongeschiktheid te onderscheiden (zie
Schuurmans Stekhoven) (30). (Federatierapport) (40).

Toch is die strijdvraag ook voor de particuliere ongevallen-
verzekering wel van belang. Jurist en medicus stellen zich nl.
ook daarbij veelal op verschillend standpunt.

Voor den jurist is „arbeidsongeschiktheidquot; (resp. invaliditeit)
bovenal een
feitelijk begrip: de man kan werken of hij kan het
niet. Beshssend is dan het peil van arbeidskrachten, noodig
voor het behoorlijk verrichten van bepaalde handgrepen.

Voor den medicus is arbeidsgeschiktheid een medisch begrip:
past dit werk voor dezen man, past deze man voor dit werk, is
het medisch verantwoord hem dit werk op te dragen, is er kans
op schade voor zijn leven en gezondheid?

De „Theoretische Erwerbsunfähigkeitquot; in de
particuliere ongevallenverzekering
De medicus stelt zich dus op zgn. „keuringsstandpuntquot;: na
deskundig onderzoek toetst hij behalve de feitelijke (practische)
ook de theoretische geschiktheid tot werk en de sociale en
individueele toelaatbaarheid van zoodanig werk.

In de particuhere ongevallenverzekering wordt veelal niet
gewerkt met wat
Piccard (30) de „Theoretische Erwerbs-
unfähigkeitquot; noemt, maar uitsluitend de „praktische Arbeits-
unfähigkeitquot; vergoedt, die geacht wordt voort te vloeien uit een
bepaalde „Beeinträchtigung der körperhche Integritätquot;

Door toepassing van het Gliedertaxe-stelsel wordt voorverlies
van eenig lichaamsdeel een schademaat gefixeerd, die min of
meer onafhankelijk is van de werkelijke schade in casu

Voor de beoordeeling van de arbeidsongeschiktheid gaat men,
doordat men veelal uitdrukkelijk verbiedt rekening te houden
met het beroep, uit van een veronderstelde gemiddelde arbeids-
ongeschiktheid van „normalequot; menschen voor „gewonen arbeidquot;
Piccard (30) wijst niet ten onrechte op de bezwaren van deze
methode: er bestaat geen dusdanige ongespecificeerde arbeid
(„Handlangerberufquot;) en hij voegt er aan toe:

„Wie es keinen Normaltypus der beruflichen Arbeit gibt, so auch
keinen Durchschnittsgrad der beruflichen Anforderungenquot;.

De ontwikkeling van het ongevalsbegrip
De veelheid der ongevalsbegrippen, die ik in de verschillende
polissen ben tegengekomen, maakt niet alleen een chaotischen

5

-ocr page 78-

indruk, maar men mist daarin zelfs een redelijk streven om door
vereenvoudiging tot een helderder definitie te komen.

Ik maak mij niet de illusie, dat het mogelijk is eens en voor
altijd in korte en kernachtige woorden het ongevalsbegrip en
deszelfs inhoud te fixeeren.
Piccard (30), die Bundesversiche-
rungsrichter te Luzern is, heeft het zoo aardig en juist gezegd:

Denn wer da glauben möchte, der Unfallbegriff leuchte als

Fixstern am juristischen (oder auch am medizinischen) Begriffs-
himmel, der würde sich schwer täuschenquot;.

Inderdaad is het ongevalsbegrip noch vast, noch bovenaardsch
en dus onderworpen aan den „Wandel der Dingequot;.

Ook de geneeskundige opvattingen ondergaan op dit gebied
voortdurend wijzigingen, waarbij een verschuiving van grenzen
tusschen ongevalsgevolgen en andere letsels onmiskenbaar is.

Daarom heeft elke ongevalsdefinitie — aldus Piccard (30) —
na verloop van enkele jaren weer behoefte aan herziening.

De behoefte aan een meer uniform ongevalsbegrip

Waar ik juist tegen op wil komen, is het feit, dat men in de
Nederlandsche ongevallenpolissen blijkbaar zoo weinig gestreefd
heeft naar regelmatige herziening en nog minder naar een zekere
mate van uniformiteit.

In dit opzicht is men ons in Duitschland en Oostenrijk ver
vooruit.

DAMVW § 21: ,,Ein Unfall liegt vor, wenn der Versicherte durch
ein plötzlich von aussen auf seinen Körper wirkendes Ereignis unfrei-
willig eine gesundheitsschädigung erleidetquot;.

Maar ook in Engeland en Amerika is de formuleering veel
eenvormiger en ook veel eenvoudiger.

Metropolitan-, ,,insures against the results of bodely injuries caused
directly and independently of all other causes by violent and ac-
cidental meansquot;.

De moeilijkheid is, dat men of een of meer van de reeds uit-
voerig besproken ongevalskenmerken uit de definitie moet
weglaten of moet trachten door samenvatting van zoodanige
kenmerken de definitie te vereenvoudigen.

Kijzer (28) heeft dat gedaan door van een

„onvoorzien, van buitenaf, plotseling op lichaam of geest inwerkend
geweld van bijzonder karakterquot;
te spreken (zie mijn kritiek op blz. 41).

-ocr page 79-

Hij liet dus, Veraart (32) heeft daar terecht op gewezen,
een essentiëele eigenschap, nl. de letseltoebrenging, weg. Ook
stipuleerde hij het bijzondere karakter van het geweld in plaats
van dat van de geweldsinwerking (gezwegen van de gewelds-
MïWerking, dus van het letsel).

Veraart is nog veel verder gegaan door van

„ongewilde gebeurtenis, waaruit beschadiging is voortgekomenquot;

te spreken (zie mijn kritiek op blz. 45).

Hij wierp dus eenvoudig over boord de eischen der bijzonder-
heid, der gewelddadigheid, der plotselingheid en der onmiddellijk-
heid, ja zelfs der lichamelijkheid, onverminderd het feit, dat de
strenge causaliteitseisch in „waaruit is voortgekomenquot; niet
voldoende tot zijn recht komt.

Een vereenvoudigde ongevalsomschrijving
Ik meen, dat men in elk geval den eisch der bijzonderheid (niet
van het geweld, maar van de geweldsinwerking), der schadetoe-
brenging en der onopzettelijkheid moet stellen („ongewildquot; laat
de vraag naar de toelaatbare schuldmaat open).

Zoowel de eisch der plotselingheid als die van de uitwendigheid
zou gevoegelijk kunnen vervallen, vindende zij toch voor een
deel voldoende weerklank in den eisch van de bijzonderheid. Zoo
kom ik tot

„onopzettelijke Ujzondere schadetoebrengende (gewelds-) inwerking
op het menschehjk hchaam, den dood óf arbeidsongeschiktheid ten
gevolge hebbendquot;.
Deze definitie sluit zich dicht aan bij die van Piccard en
impliceert dus niet alleen letseltoebrenging maar schadetoe-
brenging (zie blz. 42).

De aanduiding „onopzettelijkquot; beoogt alleen opzet uit te
sluiten; wil men ook „grove schuldquot; uitsluiten, dan kan onop-
zettelijk vervangen worden door „niet door grove schuld veroor-
zaaktequot;. Moord (doodslag) en mishandeling vallen er buiten.

Wil men de niet rechtstreeksche ongevalsgevolgen — dus den
invloed van de bijkomende primaire en (of) secundaire inwendige
oorzaken (ziektecomponenten: zie blz. 49) — uitsluiten, dan kan
men óf van
„rechtstreeks den dood of arbeidsongeschiktheid ten
gevolge hebbendquot; spreken óf bij voorkeur onder de uitsluitingen
een desbetreffende clausule opnemen.
In het algemeen verdient het
aanbeveling het aantal elementen van het ongevalsbegrip zelf te

-ocr page 80-

beperken tot de bovenstaande en eventueele andere beperkingen onder
de uitsluitingen op te nemen.

In de bovengegeven definitie zijn die letsels, in betrekkelijk
korten tijd ontstaan, die het gevolg zijn van
bijzondere gewelds-
inwerking, begrepen. In het algemeen kan men zeggen, dat dat
de zoodanige zijn, waarbij de duur van de geweldsinwerking
aan het plotselinge nadert (dit ten gevolge van de aanduiding
„bijzonderquot;). Vergelijk mijn beschouwingen op blz. 44 en 45.
quot; De groote moeilijkheid, geboren door den term „van buiten
komendquot; of „uitwendigquot;, is uitgeschakeld en alle gevolgen van
verrekking, verstuiking, werkelijk overmatige krachtsinspanning,
vallen onder het begrip, ook al door den eisch van de bijzonder-
heid. Wil men die toch ten deele buiten het ongevalsbegrip laten,
dan kan men ze uitdrukkelijk onder de uitsluitingen opnemen.

Waar de bron van het geweld en de aard van het geweld
in het midden gelaten zijn, vallen niet slechts de mechanische,
maar ook de door bijzondere inwerking van vergiften, gassen,
vloeistoffen veroorzaakte letsels onder het begrip.

Wil men dat nog meer accentueeren, dan bestaat er feitelijk
heel weinig bezwaar — ook weer door den eisch van de bijzonder-
heid — het gewelddadige uit te lichten en kort en goed van
schadetoebrengende inwerking te spreken.

Wil men dan echter ziektekiemen als bronnen van schade-
toebrengende inwerking elimineeren, dan kan men die weer
uitdrukkelijk geheel of ten deele onder de uitsluitingen opnemen.

Het probleem „infecties en infectieziektenquot; wordt evenwel
nog nader bij de „insluitingenquot; behandeld (zie blz. 82).

Een dergelijke algemeene ongevalsclausule wint aan waarde,
naar mate meer ongevalsverzekeringsmalatschappijen zich van
diezelfde clausule bedienen. Een bezwaar is en blijft in ons land,
dat het ongevalsbegrip van de sociale verzekeringswetten zich,
vooral sedert de ontwikkeling van het begrip „letsel in betrekke-
lijk korten tijd ontstaan in verband met de dienstbetrekkingquot;,
steeds verder van het spraakgebruik en van den wetenschappe-
lijken inhoud van het ongevalsbegrip verwijderd heeft.

Geheel bevredigende verhoudingen zullen eerst worden bereikt,
zoodra het ongevalsbegrip van de sociale verzekeringswetten
weer meer in overeenstemming met theorie en praktijk van het
algemeene ongevallenverzekeringsrecht en met het spraak-
gebruik zal zijn gebracht. Vooral sedert de invoering van de

-ocr page 81-

ziektewet, bestaat er heel weinig behoefte meer aan een uit-
breiding van het ongevalsbegrip als de ongevallenwetten sedert
1921 hebben te zien gegeven. Hoe dichter het ongevalsbegrip
van de sociale verzekeringswetten zich aansluit bij het gangbare
ongevalsbegrip van de particuliere verzekering — scherp-
omschreven bijzondere insluitingen en uitsluitingen voorbe-
houden — des te grooter zal de waarde voor de praktijk van beide
vormen van verzekering worden.

-ocr page 82-

HOOFDSTUK IV
INSLUITINGEN

De behoefte aan „insluitingenquot;

Naar mate men het „ongevalsbegripquot; scherper omlijnt,
_ neemt het aantal ,,grensgevallenquot; toe, waarin één of meer
elementen ontbreken of twijfelachtig zijn.

Bij zoodanige scherpe omlijning verwijdert men zich echter
onvermijdelijk van den min of meer vagen inhoud, die het
,,spraakgebruikquot; aan het ongevalsbegrip toekent.

Dus zou reeds het ,,rechtsgevoelquot; van den gemiddelden ver-
zekerde worden gekwetst, als men alle grensgevallen zou afwijzen.

Vooral als de voornaamste ongevalskenmerken aanwezig zijn
en slechts minder gewichtige criteria ontbreken.

Daarom plegen in de polis enkele groepen ongevallen of letsels
te worden genoemd, die
ondev ongevallen ,,mede verstaanquot;, ,,be-
schouwdquot;, ,,aangemerktquot;, ,,begrepenquot;, of die ,,als
ongevallen in
den zin der verzekering
worden beschouwdquot; (ER), resp. ,,in de
verzekering
medebegrepen zijnquot; (NHAV, Winterthur) i).

Het is duidelijk, dat de omvang van dit grensgebied afhanke-
lijk i van de getrokken grenzen. En die zijn bij de ongevallen-
verzekering niet alleen afhankelijk van het ongevalsbegrip zelf,
maar ook in hooge mate van de ,,uitsluitingenquot;. Men moet dus
feitelijk van polis tot polis insluitingen en uitsluitingen in onder-
ling verband bezien, in het licht van de gegeven ,,ongevalsrisico-
definitiequot;. Ik wil mij in dit hoofdstuk beperken tot een over-
zicht van de voornaamste groepen van insluitingen en in hoofd-
stuk V tot de uitsluitingen.

De voornaamste groepen insluitingen

Groep I: plotseling opkomende onvrijwillige letsels, waarhij het
uitwendig geweld ontbreekt of twijfelachtig is:
o.a. verstuiking en

i) De eerste definitie wil eigenlijk zeggen: ,,wij plakken voor het
gemak op bepaalde gevallen een etiquet, dat daaraan eigenlijk niet toe-
komtquot;, de tweede: ,,wij gebruiken een eigen etiquetquot;, en de derde ,,wij
gebruiken maar heelemaal geen etiquetquot;.

-ocr page 83-

ontwrichting, verbranding, bevriezing, zonnesteek, verdrinking,
verstikking door gassen of dampen, infectie, intoxicatie.

Groep 2: plotseling opkomende letsels door uitwendig geweld,
waarbij de onvrijwilligheid {vermijdbaarheid) ontbreekt of twijfel-
jichtig is:
o.a. als gevolg van ongevallen bij rechtmatige zelf-
verdediging, bij het redden, bij sportbeoefening, onder militairen
dienst, operatiegevolgen, verkeersongevallen bij gebruikmakmg

van vervoermiddelen.

Groep 3: al dan niet plotseling opkomende acute ziektetoestanden,
door overbelasting veroorzaakt en daardoor een traumatischen
indruk makend:
o.a. spit (lumbago), peesscheedeontsteking.

De ongelijksoortigheid van deze groepen is duidelijk: sommige
betreffen het
ongevalsbegrip, andere het ongevalsrisico: insluiten
van ongevallen onder omstandigheden, die gewoonlijk worden
buitengesloten Dat verklaart waarom eenzelfde „deelnsicoquot; bij
de eene maatschappij onder „insluitingenquot; en bij de
andere onder
. .uitsluitingen'' kan voorkomen. Ik wil thans de insluitmgen,
die in de theorie en praktijk van het ongevallenverzekermgsrecht
moeilijkheden geven, van naderbij bezien.

Verstuiking en ontwrichting
In tal van polisvoorwaarden vindt men deze beide letsels
onder de insluitingen vermeld. Soms staat er nog in één adem
..verrekkingquot; bij (B1 o m a) of „scheuren van spieren
(Zürich). Soms is dit lijstje samengestelder:

„scheuring van spieren, ontstaan door plotselinge krachtsinspan-
ning
en mits gepaard gaande met bloeduitstortingquot; (BI oma).

„spierverscheuring, klaarblijkeUjk veroorzaakt door een plotselinge

en buitengewone inwerkingquot; {^ in ter thur).

„spierverrekkingen en spierverscheuringen, ook ontstaan ais ge-
volg van
plotselinge inspanningquot; (Pres.).

„het bekomen van lichamelijk letsel tengevolge van bovenmatige
krachtsinspanning, vertillen of verrekken, mits een plotselinp en
onverwachte
gebeurtenis . . . daartoe aanleiding gaf (MADB). .

„verstuiking, ontwrichting, scheuring van spieren en verrekking
mits deze aandoeningen rechtstreeks voortspruiten uit een onder deze
polis gedekt
ongevalquot; (O. Zwol.).
Aan al deze omschrijvingen gemeen is: „er moet iets bijzonders
gebeurd zijnquot; (zie mijn beschouwingen op blz. 40 en 41).

Dat bijzondere zit niet in de inwerking van uitwendig maar van
inwendig geweld: de overmatig krachtige en onvoldoende ge-
doseerde spierfunctie (zie ook blz. 47).

-ocr page 84-

Die letsels verdienen met ongevalsletsels op één lijn te worden
gesteld, vooral wanneer er een
uitwendige aanleiding bestaat,
bijv. misstap, als men dreigt te vallen, poging overmatig zware
voorwerpen te tillen of te verplaatsen, e.d.).

We hebben hier met overgangen naar ziekelijke toestanden
en naar groep 3 te maken. Het eenige verschil tusschen spit en
spierverscheuring is, dat bij de eerste de aanwijsbare uitwendige
aanleiding vaker ontbreekt dan bij de laatste.

Het spreekt van zelf, dat men met tevoren normale personen
te doen moet hebben. De zgn. „habitueele ontwrichtingenquot;
— het telkens weer de kom verlaten zonder aanleiding van
belang — vallen dus niet onder deze groep.

Ook onder de sociale verzekering worden die „habitueele
luxatiesquot; niet als ongeval aanvaard
(Rostock) (41).

In de DAMVW kan men een even eenvoudige als doelmatige
definitie vinden, die ik aldus zou willen vertalen:

,,door plotselinge krachtsinspanning veroorzaakte verrekkingen,
ontwrichtingen en verscheuringenquot;.

Het „gepaard gaan met bloeduitstortingquot; (Bloma) is een
ondeugdelijk criterium. Zoo ernstig behoeft het geweld niet te
zijn, dat bloeduitstorting aantoonbaar is en de niet aantoon-
bare is daarom toch niet minder reëel. Men vergelijke nog de
Oostenrijksche definitie, die voor mijn gevoel iets te veel de
onvoorziene uitwendige aanleiding accentueert.

Onder de sociale ongevallenwetten wordt van oudsher de
,,overmatige krachtsinspanningquot; als ongeval aanvaard (zie voor
literatuur en casuïstiek
Kaufmann, I 12) (42).

Onder dit begrip wordt gewoonlijk zoowel „ongewonequot; in-
spanning, als gewone inspanning onder
abnormaal ongunstige
omstandigheden
gebracht. Daaronder valt behalve absolute
,,Ueberanstrengungquot; ook de relatieve ,,overbelastingquot; d.w.z. in
verhouding tot leeftijd, lichaamskracht en lichaamstoestand
overmatige belasting (in verband met het feit, dat de sociale
verzekering den ,,normaliteitseischquot; niet kent).

Spit en peesscheede-ontsteking

In dit verband verdienen een paar min of meer plotseling
opkomende acute ziektetoestanden vermelding, die soms door
overbelasting veroorzaakt worden en daardoor een traumatischen
indruk maken: spit (lumbago) en peesscheede-ontsteking (ten-

-ocr page 85-

dovaginitis). Terwijl in verschillende polissen zoowel „over-
belastingquot; 1) als „knerpquot; (synoniem voor den krakenden vorm
van de peesscheedeontsteking), uitdrukkelijk zijn uitgesloten,
worden beide uitdrukkelijk ingesloten in de polis van Fat,
met deze toevoeging, dat alleen verschuldigd is vergoeding voor
tijdelijke onbekwaamheid en wel tot een maximum bedrag van
14-maal de per dag verzekerde som per geval.

Deze insluiting is, vooral sedert bij de herziening van de
sociale ongevallenwetten verschillende „letsels, in betrekkelijk
korten tijd ontstaan, in verband met de dienstbetrekkingquot; — en
met name peesscheede-ontsteking — met een ongeval in den zin
dier wetten werden gelijkgesteld, voor die peescheede-ontsteking
verklaarbaar. Telkens weer wordt bij de aangifte van dergelijke,
gevallen bij de particuliere verzekeringsmaatschappijen een
beroep gedaan op het feit, dat ,,de RVB ze toch ook als ongeval

aanvaardtquot;.

Voor spit is die insluiting uit dien hoofde niet te verdedigen,
omdat gevallen van spit nu eenmaal ook onder de sociale ver-
zekeringswetten niet als ongeval of letsel, in betrekkelijk korten
tijd ontstaan in verband met de dienstbetrekking, worden aan-
vaard. Ondertusschen kan men volhouden, dat ook dit een letsel
is, dat in betrekkelijk korten tijd ontstaat en waarbij in een deel
van de gevallen wel degelijk verband met den arbeid en dus
met de dienstbetrekking is aan te wijzen.

De beperking van den uitkeeringsduur tot 14 dagen in de polis
van Fat. heeft het feit als achtergrond, dat de meer zieke-
lijke vormen van de bedoelde aandoeningen meer tijd noodig
hebben om te genezen, dan de meer een traumatischen indruk
makende (door zuivere overbelasting ontstane). De Centrale
Landbouwonderlinge heeft daarom destijds, overeenkomstig het
advies van
Metz (35), besloten tot dit stelsel van maximum
14 dagen uitkeering bij deze aandoeningen.

Sedert de opneming in de sociale ongevallenwetten van de
letsels, in betrekkelijk korten tijd ontstaan, heeft dit stelsel
eigenlijk niet veel meer dan historische beteekenis.

Zie verder bij de uitsluitingen voor spit (blz. 127) en voor
peesscheede-ontsteking (blz. 128).

quot;^r^^TTTin een van de oudere polissen van de EOA de „overmatige
kyachtsinspanningquot;
uitgesloten en bij de RP „ de gevolgen van hoven-
batige krachtsinspanningquot;.

-ocr page 86-

Verbranding en bevriezing

Overmatige accentueering van het mechanische moment ten
aanzien van de
gewelds-ïrmamp;rking leidde aanvankelijk tot buiten-
sluiting van deze door
thermische invloeden veroorzaakte letsels.

Trouwens ook de electrische ongevallen worden veelal gerekend
buiten het klassieke ongevalsbegrip in engeren zin van de parti-
culiere verzekering te vallen (zie blz. 50 e
.v.). Dat verklaart,
waarom tal van polissen behalve verbranding en bevriezing nog
insluiten bliksemslag, electrische ontlading (soms met de toe-
voeging „onvoorzienquot;, Z ü r i c h), met als bijzondere clausules;

„lichamelijk letsel, ontstaan door . . . verbranding, bijtende
stoffen bliksem of electrische schokkenquot; (O. Haag.).

„verbranden en de gevolgen van den bliksem, wanneer de ver-
zekerde door dezen
getroffen wordtquot; (Nat. O n d.).

Terecht heeft de O. Haag nog de chemische ongevallen
toegevoegd.

Deze groep insluitingen wordt overbodig, als men bij de om-
schrijving van het ongevalsbegrip de suggestie „mechamschquot; m
den vorm van het woord „geweldquot; vermijdt (zie blz. 67).

In tegenstelling tot de ouderwetsche formuleering van de
Oostenrijksche ambtelijke modelvoorwaarden mist men o.a. m
de Duitsche het „mechanischequot; element.

Opneming onder de insluitingen van niet-mechanische onge-
valsoorzaken en letsels ontbreekt bij F a t., ER, NHAV.

Bij bliksemslag staat naast het physieke, aan het mechamsche
grenzende geweld, het plotselinge - vrijwel ondeelbare van het
oogenbhk van inwerking — op den voorgrond. Moeilijkheden
plegen psychische gevolgen te geven (zie blz. 62)

Bij electrische ontladingen spelen stroomsoort en sterkte een
rol en kan er tusschen het oogenblik van inwerking en het
optreden van functiestoornissen een latente periode bestaan.

Bij bevriezing en verbranding is het letsel afhankelijk van
intensiteit, duur, oppervlakte, vatbaarheid.

Bovendien bestaat er een latente periode tusschen iwwerking
en «'^werking. Die periode is langer, naarmate de intensiteit

geringer was.

Kaufmann (42) concludeert dan ook terecht; „bevriezen
wordt als ongeval beschouwd, wanneer de invloed van de koude
een kortdurende en intensieve is, zoodat de eerste verschijnselen

-ocr page 87-

van de kwaal binnen enkele uren optreden (en het letsel zich bij
een enkele, bepaalde, zonder onderbreking verrichte bedrijfs-
handeling voltrokken heeft: deze laatste toevoeging heeft
uiteraard alleen beteekenis voor de sociale verzekering).

Het element „plotselingquot; kan hier dus evenzeer moeilijkheden
geven als het element „gewelddadigquot;. Het oordeel wordt moei-
lijker naar mate de inwerking minder intensief was en langer
van duur en de latente periode grooter.

Ook inwendige factoren als vatbaarheid (alcoholgebruik en
vermoeidheid verhoogen o.a. de vatbaarheid) en eigen schuld
(onvoldoende bekleeding kan grove nalatigheid zijn) spelen
een rol. Gewone
„gevatte koudequot; wordt zelfs door de sociale ver-
zekering nooit aanvaard als ongeval.

Acute longontsteking na onvrijwillige val in ijskoud water, als
regel door de particuliere verzekering niet, maar — voor zoover
verband met de dienstbetrekking — wel door de sociale.
(Zie verder
Rostock (41), Kaufmann (42), Reichmann (43),
Tschmarke (44), Schridde en Alvensleben (45).

Zonnesteek, warmtebevanging en hitteberoerte i)
Zonnesteek komt bij de EOA onder de insluitingen voor en
in andere polissen onder de uitsluitingen (Fat., Winter-
thur).

Zij draagt, volgens het spraakgebruik, een ongevalskarakter,
zoodat zij ook bij de particuhere verzekering telkens weer als
ongeval wordt aangegeven.

De thermische component en de constitutioneele component
zijn vaak zelfs bij lijkopening moeilijk te scheiden 2). Zij viel
wel sedert lang onder de Duitsche ongevallenwet maar eerst

1)nbsp;Geneeskundig bezien is zonnesteek (= hersenbeschadiging door
directe overmatige zonbestraling, vooral door slapen in de zon), heel
iets anders als
warmtebevanging en hitteberoerte (= als regel een stoornis
van hartswerking en bloedsomloop).

2)nbsp;Blijkt dus, dat ernstig zieken (hart patiënten) slechts in beperkte
®ate aan de warmte en nog niet eens onder ongunstige omstandigheden
blootgesteld geweest zijn, dan wordt het verband met de dienstbetrek-
•^ing op zijn zachtst twijfelachtig. Het etiquet „zonnesteekquot; (met name
ook de etiquetten „warmtebevangingquot; en „hitteberoertequot;) beteekenen
vaak niet meer dan ,,ziekte of dood
op een warmen dagquot;.

3)nbsp;Zij werd ook van oudsher in Zwitserland door particuliere en sociale
verzekering als ongeval aanvaard (zie
Entsch I, 331 en 329), d.w.z. als
..plötzliche, körperschädigende Einwirkung eines äussern Tatbestandesquot;.

-ocr page 88-

sedert 1928 onder de Nederlandsche sociale verzekeringswetten
als „letsel in betrekkelijk korten tijd ontstaan in verband met
de dienstbetrekkingquot;.

De ervaring, ook bij de „hittegolfquot; van 1923 opgedaan, heeft
geleerd, dat de schadelijke gevolgen van de warmte op het
menschelijk leven bovendien afhankelijk zijn van intensiteit,
duur, omstandigheden en vatbaarheid. Er bestaat in vele ge-
vallen een typische latente periode i) (langdurige inwerking en
langdurige jn'iwerking komen voor).

Zoowel het ongewone, plotselinge, gewelddadige, uitwendige en
onmiddellijke kan twijfelachtig zijn, gezwegen van het onvrij-
willige, als men zich welbewust aan de helaas overmatig blijkende
zonbestraling (zonnebad!) blootstelt.

De insluiting „zonnesteekquot; in een polis moet m.i. eng worden
geïnterpreteerd (zij omvat dus warmtebevanging en hitte-
beroerte
niet). Zij moet als uitsluiting ruim worden opgevat (dan
zijn dus warmtebevanging en hitteberoerte mede uitgesloten).
(Zie verder
Kaufmann (42), Rostock (41), Reichmann (43),
Kijzer (47), Korteweg (48), Muntendam (76).

Verdrinking

Dood door verdrinking is lang een van de moeilijkste problemen
van ongevallenverzekeringsrecht geweest.
Vanwege de vraag:

1.nbsp;of in het algemeen verdrinking wel onder het ongevalsbegrip
viel;

2.nbsp;of in een bepaald geval de val in het water onvrijwillig ge-
schiedde en

3.nbsp;of de dood bij vrijwillig verblijf in het water — dus bij baden
en zwemmen — gevolg van
ziekelijke stoornissen eenerzijds
en gevolg van
roekeloos zich blootstellen aan gevaar ander-
zijds was.

De voornaamste ,,verdrinkingsclausulesquot; zijn:

„Onder ongeval wordt mede verstaan .... onvrijwillige val in
het waterquot; (Fat., IRO).

,,Als ,,ongevalquot; wordt mede aangemerkt verdrinkingquot; (NEN).

i) Bij mijn onderzoek in 1924 (46) is het merkwaardige feit aan het
licht gekomen, dat de eerste „slachtoffers van de hittequot; eerst op den
derden of vierden dag van de hittegolf beginnen te vallen en de laatste
nog 3—4 dagen na afloop daarvan!

-ocr page 89-

„Onder ongeval wordt mede verstaan----verdrinken door een

onvrijwillige val in het waterquot; (AMO).

„In de verzekering begrepen zijn .... ongevallen .... als gevolg
van zeilen en mits onder toezicht zwemmen en badenquot; (NHAV).

„Als „uitwendig geweldquot; wordt ook aangemerkt verdrinken
(ENG). quot;

„Onvrijwillige verdrinking, wanneer deze plaats vindt tijdens een
boottocht op een meer of op zee, is slechts dan onder de verzekering
begrepen, indien deze tocht te zamen met een ander volwassen
persoon is ondernomen; indien zij plaats vindt bij het baden of
zwemmen valt zij slechts dan onder de verzekering, indien zij een
gevolg is van een onder de verzekering vallend lichamelijk letsel

(Winterthur).

„Deze polis strekt zich ook uit tot ... . verstikking door het onvrij-
willig in het water vallen-,
onder ongelukken worden mede verstaan . . .
onvrijwilhg verdrinken onder uitsluiting van
verdrinken door kramp
of ziekte of andere inwendige oorzaak,
alles met inachtneming van het

in art. i bepaalde (Pres.).

„onvrijwillig verdrinken door vallen in het water of door een
andere
van huiten komende te bewijzen oorzaak, onder uitsluiting van
verdrinken als gevolg van congestie, kramp of een andere soortge-
lijke of
onbekende oorzaak (Z ü r i c h).

„De dood door verdrinking is slechts dan in de verzekering be-
grepen, indien door
eischer het bewijs wordt geleverd, dat de overledene
tengevolge van een ongeluk te water geraakt, is of, indien het ongeval
tijdens baden of zwemmen plaats vindt,
bewezen wordt, dat het ver-
drinken tengevolge van een
toevallige inwerking van eenig vast
lichaam
en niet door begeving van krachten, beroerte, krampaanval
of andere
inwendige stoornis veroorzaakt is gewordenquot; (RP).

„Het enkele feit, dat een menschelijk lichaam in het water wordt
gevonden geldt niet als be\vijs van een ongevalquot; (IRO) (cf. blz. 136).

Het gewelddadigheidselement bij den verdrinkingsdood

Bron van veel verrwarring is identificatie van de ongevals-
gebeurtenis in ruimeren of engeren zin met het ongeval. De
schadetoebrengende inwerking bij verdrinking is nl. noch
de val
in het water,
noch het water i),maar hetzij het binnendringen van
quot;^ater in de luchtwegen,
hetzij krampachtige afsluiting van de
luchtwegen:
in beide gevallen is zuurstofgebrek de doodsoorzaak.

De schadetoebrengende inwerking, dus het ongeval in engeren
zin, resp. het gewelddadige, is dus de
zuurstof onthouding. ^ De
val in het water is slechts
ongevdlsoorzaak en het onvrijwillig-
heidscriterium pleegt hier dus van het ongeval naar de ongevals-

I) Ook niet het „onder water gerakenquot;{\): Arb. 9 Dec. 1911, W. 9270.

-ocr page 90-

oorzaak overgebracht te zijn (behoort eigenlijk bij de uitsluiting
thuis). Zie mijn beschouwingen op blz. 48.

De moeilijkheid met betrekking tot de constructie van de
gewelddadigheid bij verdrinking bestaat slechts in zooverre, als
men bij geweldsinwerking op het lichaam slechts oog heeft voor
de mechanische beschadiging van de
anatomische ongereptheid.
Daarnaast is ten minste even gewichtig de
functioneele ongerept-
heid, die voldoende toevoer van zuurstof en een zekere zuurstof-
spanning vereischt, alsmede de afwezigheid van bepaalde, voor
leven en gezondheid gevaarlijke, gassen en dampen. Zuurstof-
onthouding, plotselinge of overmatige wijzigingen van den
zuurstof(lucht)druk, aanwezigheid van bepaalde gassen en dam-
pen staan dus als „schadetoebrengende inwerkingenquot; op levens-
gewichtige lichaam/ï-mctóes geheel op één lijn met de mechanische
inwerking op den samenhang der weefsels en organen.

De invloed van inwendige oorzaken

Een tweede bron van moeilijkheden is, vooral wanneer er reden
bestaat voor de veronderstelling, dat de betrokkene wel zwem-
men kon, de mogelijkheid van het (mede) in het spel zijn van
inwendige oorzaken en wel van een causale of primaire ziekte-
component 1) (zie blz. 49). Dus weer van „eigen gebrekquot; (249 K!)

De zgn. „krampquot; blijkt echter veelal een reflectorische, recht-
streeks veroorzaakt door de afkoeling en draagt dus minder
een ziekelijk karakter dan men vroeger meende. Misschien zijn
er personen met ziekelijk verhoogde vatbaarheid voor kramp
(overgevoeligheid voor koudeprikkels). De eisch van de RP, dat
de eischer de afwezigheid van inwendige oorzaken bewijst,
is redelijk noch billijk. Negativa non sunt probanda!

Mijn slotsom is, dat
le. de vraag of verdrinking wel onder het ongevalsbegrip valt,
niet meer zal behoeven te worden gesteld, als men de
ongevalsdefinitie in den door mij aangegeven zin wijzigt,
2e. dat de (on)vrijwiUigheid, echter niet van den
val in het water,
maar van de zuur stof onthouding, op dezelfde wijze zal kunnen
worden getoetst als bij andere ongevallen en,
3e. dat zoowel de bewijslast van de
vrijwilligheid van de ver-

ij Zie o.a. Rtb. R'dam 3 Maart 1920, W. 10555, Hof Haag, 4 Nov. 1921.
W. 10839, Rtb. R'dam, 23 Nov. 1926, W. 11678.

-ocr page 91-

drinking als van de aanwezigheid van inwendige oorzaken

op den verzekeraar behoort te worden gelegd.

Verschillende andere aspecten van dit vraagstuk
In een deel van de zgn. verdrinkingsgevallen kan door lijk-
opening worden aangetoond, dat hetzij de val in het water, hetzij
de dood in het water, het gevolg was van causale of primaire
ziektecomponenten, dus van een
„inwendige oorzaakquot;.

Beroerte (hersenbloeding) pleegt geen gevolg maar oorzaak
van een val in het water te zijn. Zoo ook een
epileptisch toeval:
beide ongevalsoorzaken zijn in vrijwel alle polissen ten over-
vloede nog uitdrukkelijk buitengesloten (zie blz. ii8).

Zeer rationeel is het voorts, zooals enkele polissen doen, het
risico terzake van verdrinking bij
vrijwillig verblijf in of op het
water afhankelijk te stellen van de omstandigheden. Bij zwem-
men en baden bijv. van het beoefenen van deze sport in een bad-
of zweminrichting onder voldoende toezicht en bij watertoeren
van een soortgelijke beperking i). Bij de ontwikkeling van de
watersport gaan niettemin deze beperkingen in tal van opzichten
te ver en verdient het de voorkeur het bezit van een zwemdiploma
te eischen en het recht op schadeloosstelling bij ongevallen door
zwemmen of baden te beperken tot plaatsen en tijden, waarop
dit hetzij uitdrukkelijk toegestaan of althans bij verordening
niet geheel of ten deele verboden is. Ook dit behoort bij de

uitsluitingen thuis.

Door de tegenwoordigheid van een derde bij het onheil te
eischen, wordt de opheldering van de ongevalsoorzaak verge-
makkelijk (O. Haag).

Irrationeel is de eisch, dat de verdrinking een gevolg moet
zijn van een
„onder de verzekering vallend lichamelijk letselquot;
(W i n t e r t h u r), resp. van „een toevallige inwerking van eenig
quot;quot;(ist lichaamquot;
(RP). Wie als gevolg van een ongevalsletsel te
Water raakt, of zich te water bevindend als gevolg van een onge-
valsletsel zich niet zwemmende kan houden en in een van beide
gevallen verdrinkt, mag geacht worden als gevolg van het
eerste
ongeval te zijn omgekomen en daartoe is de constructie van een
iweede ongeval overbodig. Zie verder
Gravenhorst (52), Reu-

I) O. H a a g is de eenige die het onverschillig acht of het baden en
zwemmen geschiedt in een
badkuip(\), badhuis of open water.

-ocr page 92-

Verstikking door gassen of dampen

Op grond van overwegingen van soortgelijken aard als bij de
verdrinking omschreven, wist men voorheen in de polissen en
in de rechtsliteratuur veelal niet goed raad met de vraag:
le. of het begrip „verstikkingquot; wel onder het ongevalsbegrip be-
grepen was en

2e. of de inademing of verstikking wel onvrijwillig geschied was.

De voornaamste „gasverstikkingsclausulesquot; onder de insluitin-
gen zijn:

,, onvrij willige inademing van schadelijke gassenquot; (Fat., IRO).
„verstikking door inademing van gassen of dampenquot; (NEN.,
ENO, N. L 1
o y d, O. Zwol.)

„verstikking door onvrijwillige inademing van gassen of schade-
lijke dampenquot; (AMO) (Pres.).

,, onvrij willig stikken door uitstroomende gassen of dampenquot;
(NHAV, ER, Nat. Ond.).

„overlijden tengevolge van inademing van gassen of dampen, mits
deze inademing heeft plaats gevonden buiten het domicilie van den ver-
zekerde en tengenoege van de maatschappij het bewijs wordt ge-
leverd, dat de
oorzaak ligt in een gebrek of fout van de inrichting
van leiding of toestel,
hetwelk de gassen of dampen bevattequot; (MADB).

,,stikking door onverwachts uitstroomen of onvermoed aanwezige
gassen of dampenquot; (RP).

„onvrijwillige verstikking, tengevolge van plotseling uitstroomende
dampen of gassenquot; (O. Haag).

Nu eens vormt reeds de inademing een ongeval (mits letsel
natuurlijk) en valt dus
elfie gasvergiftiging (ook de niet doodelijke)
er onder, dan weer wordt „verstikkingquot; of „stikkenquot; of uit-
drukkelijk „overlijdenquot; geëischt en beperkt zich de werking
van de clausule tot
,,dood door gasvergiftigingquot;.

Ook de beperking tot ,,schadelijlie gassenquot; is van belang,
omdat de inademing van onschadelijke gassen wel gevaarlijk
kan zijn (door zuurstofonthouding) en
„scfiadelijfie inwerking van
gassenquot; niet identiek blijkt met ,,inwerking van
schadelijke
gassenquot;! Gezwegen over het wetenschappelijke verschil tusschen
dampen en gassen.

Het uitstroomingsvereischte

Een beperking van geheel anderen aard is de soms opgenomen
„uitstroomingseischquot;. Deze veronderstelt de aanwezigheid der
gassen in een reservoir of toestel, resp. leiding. Bij koolmonoxyde-

-ocr page 93-

vergiftiging (kolendamp) b.v. ontbreekt veelal een dergelijk
reservoir, toestel of leiding.

„Plotselingquot; uitstroomen staat tegenover „geleidelijkquot; uit-
stroomen (plotseling tegenover geleidelijk opgetreden vergifti-
gingsgevallen).

In de clausule van de MADB heeft het „huiten domiciliequot;-
vereischte niet veel zin. De „oorzaakquot; is niet die van het ongeval
(het overlijden), maar van de inademing.
„Gebrek of fout van
inrichting
van leiding of toestelquot; sluit niet slechts tal van ver-
giftigingen door niet uit toestellen of leidingen gestroomde gassen
(gezwegen van de dampen) uit, maar bovendien fouten in de
bediening van gashoudende toestellen en(of) leidingen.

Wat ik bij de verdrinking over de toepassing van het geweld-
dadigheidscriterium heb gezegd, is veelal ook op de verstikking
door gassen en dampen van toepassing. Deze moeilijkheid valt
hij mijn algemeene ongevalsdefinitie (zie blz. 67) eveneens weg.

Is de narcoseverstikkingsdood een ongeval?

Merkwaardig is, dat onder vele verstikkingsclausules feitelijk
de narcose valt, althans de narcoseverstikkingsdood door
overdoseering. Daaraan kan het feit, dat men zich vrijwillig aan
de narcose onderwerpt, niets afdoen, want de verstikking is
nooit vrijwillig, tenzij men zelfmoord pleegt door opzettelijke
inademing van een narcoticum.

Voorts rijst in verband met de tegenwoordige organisatie van
de luchtbescherming, waarbij de gasweer in het middelpunt van
de belangstelling staat, de vraag of en in hoeverre ongevallen bij
gasoefeningen als gevolg van fouten in constructie en gebruik
van gasmaskers in het ongevalsrisico zijn begrepen.

Voor zoover het leden van brandweer of reddingstroepen
betreft met een vrijwillig karakter, zal men meestal van de
nader te bespreken clausule, dat ongelukken bij reddingspogingen
m het risico begrepen zijn, kunnen profiteeren.

De beroepsbrandweer en de beroepsgassers (desinfectie met
blauwzuur-gas of met andere schadelijke gassen of dampen)
'Worden als regel van de gewone particuliere ongevallenverzeke-
ring buitengesloten en dekken hun belangrijk verhoogd risico
uit dien hoofde door bijzondere verzekeringsovereenkomsten.

-ocr page 94-

Infectie en infectieziekten

Een van de oudste en vi^ellicht moeilijkste problemen van
ongevallenverzekeringsrecht is het „infectievraagstukquot;.
Dit kan zich in zeer verschillenden vorm voordoen:

1.nbsp;bij de verwonding worden ziektekiemen in het lichaam ge-
bracht
{primaire wondinfectie);

2.nbsp;de wonde wordt later geïnfecteerd {secundaire wondinfectie);

3.nbsp;zonder aanwijsbare wonde kan plotseling een, door kennelijk
van buiten af in het lichaam binnengedrongen ziektekiemen
veroorzaakte, kwaadaardige
infectie optreden [primaire septic-
haemie);

4.nbsp;idem kan plotseling een, door kennelijk van buiten af in het
lichaam binnengedrongen ziektekiemen veroorzaakte,
infectie-
ziekte
optreden met hijzonder karakter.

5.nbsp;idem kan een infectieziekte, veroorzaakt door alomtegen-
woordige ziektekiemen, optreden.

ad i. Bij de primaire wondinfectie is het binnendringen van
de ziektekiemen onafscheidelijk van de schadetoebrengende
(gewelds) inwerking. Ofschoon men er over twisten kan of het
infectieproces als „rechtstreekschquot;
letselgewolg, wel „recht-
streekschquot; en „eenigquot;
ongevalsgevolg is, wordt algemeen het
traumatische karakter van deze
primaire wondinfectie erkend
en deze hetzij als ongeval, hetzij als rechtstreeksch ongevals-
gevolg erkend,
ook zonder uitdrukkelijke vermelding in de polis.

Theoretisch kan men zeggen: geen wonde zonder infectie;
van „wondinfectiequot; in engeren zin is evenwel eerst sprake,
wanneer de infectie, als verwikkeling van het wondgenezings-
proces, tot waarneembare ziekteverschijnselen aanleiding geeft.

De strijd tusschen het verwonde organisme en de binnen-
gedrongen ziektekiemen wordt bepaald door ernst en plaats
van de verwonding, aard, aantal en kwaadaardigheid van de
binnengedrongen ziektekiemen en wisselend peil van het plaat-
selijk en algemeen weerstandsvermogen van het organisme.

ad 2. Bij de secundaire wondinfectie is het binnendringen van
de ziektekiemen niet onafscheidelijk verbonden aan de schade-
toebrengende (gewelds)inwerking. Ook is de infectie zeker geen
eenig, noch rechtstreeksch
letselgQYolg en allerminst ongevals-
gevolg.
Maar waar primaire en secundaire wondinfectie vloeiend
in elkaar overgaan en het trekken van een grens theoretisch en

-ocr page 95-

practisch niet mogehjk is, lag het voor de hand ook de secundaire
Wondinfectie als ongevalsgevolg te aanvaarden i).

Daartoe was vermelding onder de insluitingen vooral aange-
wezen in die polissen, waarin de eisch van het „eenig en recht-
streeksch ongevalsgevolgquot; (resp. letselgevolg) werd gesteld.
Zoowel de primaire als de secundaire wondinfectie kan het
karakter van een acute algemeene infectieziekte dragen.

De gelijkstelling van „bloedvergiftigingquot; met
ongeval(sletsel)

Zoo ontstond de gelijkstelling van „bloedvergiftigingquot; 2) (=
septichaemie), uitgaande van een ongevalsverwonding, met
ongeval of ongevalsletsel.

Nu eens werd de indringing van de ziektekiemen zelf als schade-
^oebrengende inwerking
(ongeval) aanvaard, met verdoezeling of
terzijdestelling van den gewelddadigheidseisch (zie blz. 50). Dan
Weer de
infectie als verwikkeling van de wonde (het letsel) als
letselgevolg aanvaard, met terzijdestelling van den strengen
eisch van het „eenig en rechtstreeksch gevolgquot; (zie blz. 59).

3- Tusschen primaire en secundaire wondinfectie eener-
zijds en primaire septichaemie anderzijds, bestaan vloeiende
overgangen. Herhaaldelijk komen gevallen van „bloedvergifti-
gingquot; voor uitgaande van minimale letsels of zelfs zonder dat
®en met zekerheid een dergelijk letsel heeft waargenomen
(vooral aan de handen, die regelmatig zijn blootgesteld aan
kleine beschadigingen). De individueele vatbaarheid wisselt.

1)nbsp;Kaufmann (42) wijst op het feit, dat beide „in ononderbroken,
quot;let den normalen gang van zaken overeenkomend (adaequaat) verband
quot;»et het ongevalquot; staan. Inderdaad ontbreekt in de meeste gevallen een
aantoonbare tusschenbeidekomende factor.

2)nbsp;Verzekeringsexperts hebben telkens weer ten onrechte de neiging
aan een vorm van „gewone vergiftigingquot; (in den zin van intoxicatie)
of aan een ,,infectieziektequot; te denken en waar beide in de meeste polissen

uitengesloten zijn, gevallen van ,,bloedvergiftigingquot; af te wijzen, ook
m die gevallen, waarin uitdrukkelijk de polis de ,,wondinfectiequot; insluit,
(cf. de in Engelsch-Amerikaansche polissen min of meer gebruikelijke
clausule ,,This insurance shall not cover injury, disability, death or any
other result caused wholly or partly, directly or indirectly by ptomaines
or disease germs or any kind of infection, whether introduced or con-
tacted accidently or otherwise (exepting only septic infection of and
through a visible wound caused directly and independently of all other
causes by violent and accidental means). (Metropolitan).

-ocr page 96-

Ook bij niet direct aanwijsbare verwonding, ligt de bijzondere
uitwendige oorzaak
der primaire septichaemie zóó voor de hand
— en wordt overigens door de verzekerden stilzwijgend veronder-
steld — dat aanvaarding als ongeval of als ongevalsletsel van-
zelf sprak. En dat vooral bij verzekerden, die door werken in
besmet miheu in bijzondere mate aan infectie zijn blootgesteld.
Zoo kwam
de infectieclausule voor de artsen (tandartsen, vee-
artsen, vroedvrouwen) tot stand (zie blz. 88).

ad 4. Tusschen de primaire septichaemie en de hier be-
doelde infectieziekten bestaat verwantschap. Het bijzondere
karakter van bepaalde ziektekiemen wordt bepaald door hun
zeldzaam, slechts onder bepaalde omstandigheden voorkomen,
zoodat bepaalde arbeid of arbeid onder bepaalde omstandig-
heden met bijzonder infectiegevaar gepaard gaat. Bijv. infectie
van een slager met miltvuurbacillen, besmetting van een dokter
of verpleegster met de van een hunner patiënten afkomstige
verwekkers van cholera, pokken, buiktyphus, diphtherie, enz.

ad De groep van de alledaagsche infectieziekten grenst
aan die van de bijzondere. Bij ziekten als mazelen, roodvonk,
kinkhoest, influenza, draagt het infectiegevaar voor bijna
niemand een dermate uitzonderlijk karakter, dat gelijkstelling
met ongeval of ongevalsgevolg gewettigd is. Het komt er dus
op aan in polissen, die de vierde groep gelijk stellen met onge-
vallen, de grens tusschen groep 4 en 5 duidelijk te trekken. (Zie
verder
Kaufmann (42) H 30 e.v., I 251 e.v.).

Het infectievraagstuk in de sociale verzekering
Reeds in een vroeg stadium van de ontwikkeling van de
sociale ongevallenwetten stelde de Centrale Raad van Beroep
zich op het standpunt,

,,dat het indringen van ziektekiemen met ziekte als gevolg, mits
het plotsehng geschiedt, is te beschouwen als een ongevalquot;.

Sedert de gelijkstelling van ,,letsels in betrekkelijk korten tijd
ontstaan in verband met de dienstbetrekkingquot; met ongevallen
in engeren zin, heeft dit standpunt van den Centralen Raad
een verruiming ondergaan. Deze Raad overwoog (1932, No. 975,
Maandblad Maart 1933, blz. 86):

„al moge het binnendringen der ziektekiemen niet plotseling zijn
geschied, onder gelijke voorwaarden bestaat aanspraak, indien de

-ocr page 97-

door het binnendringen veroorzaakte ziekte in een betrekkelijk
korten tijd is ontstaanquot;.
Dit illustreert nog eens de vereenzelviging van inwerking
(causa) en Mt^werking (effectus) met betrekking tot den „betrek-
kelijk-korten-tijdsquot;-eisch (zie blz. 43).

Medisch is het zwakke punt van deze constructie,dat een ziekte-
kiem niet meer dan een ondeelbaar oogenbhk voor de
hinnen-
dringing
noodig heeft. De tijdsduur, die het „ontstaan van de
infectieziektequot; (medisch = incubatieperiode) kenmerkt, is echter
niet afhankelijk van de
hinnendringing, maar van den tijd, die
de kiemen noodig hebben zich in het lichaam te vermenig-
vuldigen. De ziekte wordt trouwens niet rechtstreeks door het
binnendringen veroorzaakt.

Aanvaarding van roodvonk, diphtherie, alastrim, miltvuur, haard-
schurft
(sycosis parasitaria, trichophytia profunda), ziekte van Weil
als ongevallen kan men vinden in uitspraken van 1932 (No. 66,
Maandblad 1932, blz. 185; No. 203, Maandblad 1932,
hlz. 182;
No. 975, Maandblad 1933, blz. 86) en van 1937 (Periodieke ver-
zameling 1937, blz. 633), terwijl de eenige afwijkende uitspraak uit
de beginperiode dateert van 193° (D. 840) en in de uitspraak van
1937 vermeld is.

Sedert 1928 wordt in de sociale verzekering dus de vraag, of
een infectieziekte een ongeval is, beheerscht door de vraag of
al dan niet is ontstaan
„in verhand met de diensthetrekkingquot;.
Zoodanig verband mag slechts worden aangenomen, indien de
beroepswerkzaamheden met kennelijk verhoogd infectiegevaar
gepaard gaan en de verzekerde buiten die beroepswerkzaam-
heden — dus in zijn particuliere leven — niet of in veel mindere
quot;late aan het infectiegevaar is blootgesteld.

De ouderdom van de infectieclausules

Hoe oud de infectieclausule in de particuliere verzekering is,
bleek mij niet. In de polis van de Thuringia kwam reeds in
1890 de volgende clausule voor:

,,Eine Ausnahme von dem vorstehendem Ausschluss der Vergif-
tungen bildet die Blutvergiftung, welche in
unmittelbaren Anschluss
an gleichzeitig erlittene äussere Verletzungen
(inbesondere also der
Aerzte bei Operationen und Obduktionen) entstehtquot;.

Terwijl hier nog een uitzondering op een uitzondering werd ge-
construeerd, bevatte de polis van de Allianz te Berlijn van
hetzelfde jaar de
gelijkstelling met ongeval:

-ocr page 98-

„Ebenso gelten Blutvergiftigungen, welche in unmittelbaren
Anschluss an
gleichzeitig erlittene äussere Verletzungen entstehen
als UnfäUe im Sinne der Versicherungquot;.

Mehler (49) wees er trouwens in 1890 op, dat als regel toen
medeverzekerd waren bloedvergiftigingen, die een arts bij het
verrichten van lijkopening en operaties oploopt. Hij voegde er
de opmerking aan toe, dat deze voor de artsen gewichtige kwestie
niet uniform geregeld was bij de gebruikelijke artsenpolissen.
Sommige polissen stelden den eisch, dat de verwonding, welke
de infecteerende stof als ingangspoort diende, ook gedurende
het verrichten van de infecteerende lijkopening of operatie
opgedaan moest zijn. Andere polissen omvatten mede het bij
operatie of sectie geïnfecteerd worden (dan ontbreekt het
„gelijktijdigheidsvereischtequot; dus) van een reeds tevoren bestaande
verwonding.

Dunham (50) vermeldt, dat in Engeland eerst in 1893 — in
aansluiting aan de Engelsche besmettelijke-ziektenwet van 1889
— door een verzekeringsmaatschappij tegen ongevallen over-
gegaan werd tot een „combination policyquot;, die behalve spoor-
wegongevallen ook buiktyphus, vlektyphus, roodvonk en pokken
omvatte. Dit voorbeeld vond in Engeland navolging. In 1897
waren er reeds 26 maatschappijen, waarvan 12 diphtheric, 20
mazelen en 3 cholera hadden toegevoegd. In ons land heeft de
Philanthroop (zie blz. 22) zich in een vroeg stadium met deze
verzekering beziggehouden. (Zie verder de huidige infectie-
ziektenclausule van de Fat. op blz. 89).

Het internationale rapport van 1891

De Committee on uniform policy-phraseology, van de Inter-
national Association of Accident Underwriters (opgericht 1891,
voorzitter Franklin J. Moore), oordeelde in 1905 een aparte clau-
sule
niet noodig, omdat de „modernequot; polissen geen excepties
meer zouden bevatten. Wilde men de aansprakelijkheid beperken
tot de gevallen van
gelijktijdige infectie, dan werd de volgende
clausule aanbevolen:

,,injuries received solely bij accidental septic poisening caused
by quot;cuts or wounds sustained by a physician or surgeon while per-
forming a surgical operation or autopsy, by a dentist while performing
a dental operation, or by an undertaker while embalming, inocula-
tion of infection in either case being
simultaneous herewithquot;.

-ocr page 99-

Een eenvoudiger clausule ontleent Dunham (50) aan een
Amerikaansche polis:

„in event of death or disability from septicemia or blood poisoning
due directly to a bodily injuryquot;
Kaufmann (42) (51) heeft speciaal studie gemaakt van de
ontwikkeling van de „Infektionsklausel für Ärztequot;. De oor-
spronkelijke „Morian'sche Klauselquot; luidde:

„bloedvergiftigingen bij operatie of obductie opgeloopen gelden als
ongevallenquot;.

Daardoor werd alleen het bewijs van de veroorzaking van de
infectie door verwonding overbodig.

De Duitsche verruimde „Infektionsklauselquot; voor artsen
Later is in Duitschland de volgende „erweiterte Infektions-
klauselquot;
voor artsen vastgesteld, die op verzoek ook in de polissen
van tandartsen, tandtechnici, natuurartsen(!), veeartsen en
Vroedvrouwen werd opgenomen:

„eingeschlossen sind alle Infektionen bei denen durch Ausübung
des Berufes der Ansteckungsstoff
nachweislich durch äussere Ver-
letzungen oder durch
Einspritzen infektiöser Massen in Auge, Mund
oder Nase in den Körper gelangt istquot;.
Met de toevoeging „onopzettelijkquot; en verplichte aangifte bij
eerste vermoeden, alsmede

„ohne nachweisbare gröbliche Ausserachtlassung der gebotenen
Vorsichtsmassregeln seitens der Versichertenquot;.
Het „inspuitings-mechanismequot; heeft in de Duitsche jurispru-
dentie tot verschillende belangwekkende uitspraken aanleiding

gegeven 1).

Infectieclausules standaardpolissen
Aan de voornaamste standaardpoUssen ontleen ik de navol-
gende infectieclausules:

I) Bij een geval van roodvonk, waarbij niets van ,.inspuitingquot; bekend
of gebleken was en kennelijk ..druppelinfectiequot; (Tropfcheninfektion) in
tet spel was, stelde het Reichsgericht in 1932 de Maatschappij, die urt-
keering geweigerd had, in het ongelijk, overwegende, dat voor „Emsprit-
^ungquot; toch ..Anhauchenquot; en „Einatmenquot; voldoende was, terwjl van
..infektiösen Massenquot; niet alleen bij tastbare deeltjes, maar ook bij niet
waarneembare kleinste deeltjesquot; sprake zou zijn.
De aantoonbaarheids-
eisch (..nachweislichquot;) werd dus heel ruim genomen.

-ocr page 100-

„onder de verzekering begrepen: bloedvergiftigingquot; (O. Zwol.)
„als ongevallen worden mede beschouwd:
wondinfectie, waarbij
de'smetstof door een ongeval in het lichaam komtquot; (Bloma) i).

„als ongeval wordt beschouwd: bloedvergiftiging, gelijktijdig ont-
staande
met letsel bij een in de verzekering begrepen ongevalquot; (ER).

„onder de verzekering zijn mede begrepen: bloedvergiftiging, mits
een
rechtstreeks gevolg van een ongevalquot; (F a t.) (IRO).

„onder de verzekering zijn begrepen: infectie en bloedvergiftiging,
voor zoover zij tot oorzaak hebben een onder de verzekering vallend
lichamelijk letselquot; (Winterthur).

ook als gevolg van een ongeval verstaan: bloedvergiftigingen als
onmiddellijk gevolg van ter zelf dertijd uitwendig bekomen verwon-
dingenquot; (RP).

„de verzekering strekt zich ook uit over: infectie, voor zoover deze
prinmir is en dus het direct gevolg van een door een ongeluk ont-
staan onvrijwillig
uiterlijk letsel en wanneer blijkt, dat voor de
verwonding op zich zelf uitkeering verplicht zoude zijnquot; (O.
Haag), terwijl onder uitsluitingen „besmettingenquot; opgenomen zijn.

„in de verzekering zijn begrepen: bloedvergiftiging als onmiddellijk
gevolg
van een ongeval, dat recht op schadevergoeding geeft, als-
mede die, welke het onmiddellijk gevolg is van verwondingen, die
artsen bij operaties o//iiftsc/ïOMi«;mg'eMbekomenquot;;maar„nietinbegrepen
de gevolgen van bloedvergiftiging, veroorzaakt door zweren, ab-
cessen en dergelijke ziekteverschijnselenquot; (NHAV).

onder de verzekering zijn niet begrepen: ziekten ontstaan door
bloedvergiftiging, tenzij
de vergiftiging direct door een door de Mij.
erkend ongeluk veroorzaakt isquot; (Pres.).

Al deze verouderde clausules omvatten niet veel meer dan de
primaire en hoogstens de secundaire wondinfectie, wat zoo van-
zelf spreekt, dat het geen bijzondere vermelding noodig had
Het heeft geen zin „gelijktijdig ontstaanquot; en nog minder „uit-
wendig bekomen verwondingenquot; te eischen (onmiddellijk gevolg).

De primaire septichaemie is niet ingesloten, als er geen aan-
wijsbare verwonding is en dat is zeker een leemte.

Bij moderniseering van het ongevalsbegrip op de door mij op blz. 67
aanbevolen wijze, kunnen zonder bezwaar al deze primitieve infectie-
clausules geschrapt worden.

Infectieclausules artsenpolissen
Thans de infectieclausules uit de voornaamste artsenpohssen®):

1)nbsp;Cf. DAMVW § 2 en Veröffentl.-Reichsaufsichtamt für Privatver-

sicherung 1913, 113 No. 767 en 1923, 42, No. 767-

2)nbsp;Terecht bevat de EOA-polis dan ook geen infectieclausule.

3)nbsp;Zie ook de eigenaardige constructie van de Phil. blz. 92.

-ocr page 101-

„Mede is in de verzekering begrepen infectie, waaronder ook
primaire septicaemie, primaire pyaemie of primaire septico pyaemie
als gevolg van een plotseling ontstane uitwendige verwonding, ook al
heeft de infectie
niet plaats gehad tegelijk met of onmiddellijk na het
ontstaan der verwondingquot; (Fat.).

„mede in de verzekering is begrepen: wondinfectie (waaronder
ook primaire septicaemie, primaire pyaemie en primaire septico
pyaemie) onverschillig of al dan niet verhand met de uitoefening van
het beroep
kan worden aangetoond en ook al kan geen ongeval (kwet-
sing)
worden heivezen (ER, NHAV), zonder „en ook----quot; (EOA).

De eerstgenoemde clausule omvat alleen de primaire en secun-
daire ze'onrfinfectie en is voor den arts vrijwel waardeloos.
Deze artsenpolis bevat voorts de volgende clausule:

„onder de verzekering zijn mede begrepen: pest, cholera, gele
koorts,
vlektyphus, febris recurrens en variola major (pokken), zoo-
lang de wet houdende voorzieningen tegen besmettelijke ziekten er
op toepasselijk isquot; (Fat.).
De meeste hier opgesomde, tot groep A van de besmettelijke
ziektemvet behoorende, exotische infectieziekten i) komen in
Europa heelemaal niet voor en had men gerust kunnen weglaten.

De beperking „zoolang de wet, houdende voorzieningen tegen
besmettelijke ziekten, er op toepasselijk isquot; heeft geen zin.

Staat men eenmaal op het gezonde standpunt, dat onder het
ongevalsrisico van den arts ook de kans op besmetting met de
voornaamste infectieziekten behoort gerekend te worden, dan
is het niet meer dan consequent om ook de, in groep B van de
besmettelijke-ziektenwet bedoelde, ziekten op te nemen.

Voor den arts is de beroepsbesmetting met een van de hier
bedoelde infectieziekten zeker een „onopzettelijke, bijzondere

I) Alleen de vlektyphus kan den arts bedreigen, gezwegen van de
pokken. Maar daartegen kan men zich vrij afdoende door regelmatige
revaccinatie beveiligen en daartegen zal elke arts zich bij dreigend pokken-
gevaar zeker ook beveiUgen (heel irrationeel is, dat men de variola minor
of alastrim met voorbedachten rade heeft uitgezonderd).

In enkele polissen zijn nog uitdrukkelijk ,,muskietenstekenquot; (Fat,
reispolis) opgenomen (in de Fransche polis van de Pres. vond ik be-
halve ,,morsures de serpentsquot; ook de „piqures d'insectesquot;). Deze behooren
onder de gebruikelijke ongevalsdefinities te vallen.

I'e O. Haag sluit uitdrukkelijk alle infectie- en invasieziekten uit
-ook indien deze, zooals bijv. bij gele koorts, malaria, slaapziekte, aan-
genomen worden door insektensteken veroorzaakt te zijnquot;; de MADB
beschouwt niet als ongeval het bekomen van lichamelijk letsel tengevolge
■^an insectenbeet.

-ocr page 102-

schadetoebrengende inwerking op het lichaam, den dood of
arbeidsongeschiktheid ten gevolge hebbendquot;, (zie blz. 67).

Intoxicaties

/«werking van vergiften kan zeer verschillende gevolgen
hebben. Sterkte van het vergif (werkingswfensitoi), duur van de
inwerking (werkingslt;?MMr), oppervlakte van de inwerking (wer-
\amgsduur), oppervlakte van de inwerking {^er^mgsextensiteit)
en zoowel 'de plaats van inwerking als de gevoeligheid van het be-
trokken individu bepalen de wiiJwerking. alsmede het tijdsverloop
tusschen wwerking en MiYwerking.

Kortdurende mwerking van een sterk vergif geeft onverwijlde
(zgn. acute) vergiftigingsverschijnselen, langdurige mwerking van
kleine hoeveelheden van een zwakker vergift,
na verloop van tijd,
zgn. chronische vergiftigingsverschijnselen. Tusschen beide be-
staan vloeiende overgangen. Bij de per acute intoxicaties is de
momentaniteit zoo uitgesproken, dat het
„plotselingequot; (zoowel
van de wwerking als van de wj^werking) onbetwistbaar is. Bij
bijtende vergiften, die oogenbUkkelijk versterf van huid of slijm-
vliezen veroorzaken, althans wonden, is het
„gewelddadigequot;
evenzeer als het „uitwendigequot; en „onmiddellijkequot; ongevalsver-
eischte aanwezig, terwijl het
bijzondere en onvrijwillige als regel
vaststaat.

Hier zijn dus alle voorwaarden voor het ongevalsbegrip
vrijwel volledig vervuld (tenzij men gewelddadig met mecha-
nisch of met physiek geweld vereenzelvigt, wat in het spraak-
gebruik zeker niet het geval is; zie blz. 51).

De moeilijkheden bij meer subacute en
chronische intoxicaties

Moeilijkheden geven natuurlijk de meer subacute en chroni-
sche intoxicaties, die uiteraard minder plotsehng optreden.
Dat
verklaart het feit, dat men in verschillende polissen een poging
waagt om de onder het ongevalsbegrip vallende vergiftigingen
nader aan te duiden:

„vergiftiging, hetzij door misdadig opzet van derden, of door
het bij vergissing tot zich nemen van een vergiftig of bijtend, niet
voor drinken bestemd vocht, mits genoemde oorzaak behoorUjk wordt
bewezen, onder uitsluiting van alle andere gevallen van vergiftigmgquot;
(Zürich)

-ocr page 103-

„vergiftiging door het onvrijwiUig gebruik van schadelijke spijzen
of drankenquot; (Pres.).

„de verzekering strekt zich ook uit over: lichamelijk letsel,
ontstaan door
bijtende stoffenquot; (O. H a a g).

In dit verband is het ook goed steeds onder de uitsluitingen
te zoeken:

„Onder de verzekering zijn niet begrepen, ongevallen ontstaan
in verband met gebruik van schadelijke
spijzen of dranken (Fat).

„onder de verzekering zijn niet begrepen vergiftiging) nadeelen,
die door het gebruik van spijs, drank,
medicamenten of schadelijke
stoffen ontstaan (NHAV, Nat. ond., O. Haag).

,,als ongeval worden niet beschouwd gevolgen van het gebruik
van schadelijke spijzen, dranken of stoffenquot; (O. Zwol.).

..uitgesloten beleedigingen door het innemen van spijs of drank
van medicamenten of schadelijke stoffen (RP).

Deze materie is te minder bevredigend geregeld, waar het
vaststaat, dat een belangrijk deel van de gevolgen van schade-
lijke spijzen en dranken juist niet op de aanwezigheid van
..vergiftquot; in engeren zin berusten, maar op „infectiequot; (Para-
typhus, dysenterie).

De DAMVW en OAMVW sluiten alle vergiftigingen uit. Door
quot;quot;erruiming van de ongevalsdefinitie in den door mij aangegeven
^in
(zie blz. 67) vallen vele vergiftigingen er wel onder.

Rechtmatige verdediging en reddingspogingen
als ongevalsoorzaak

In vele polissen komt men als uitzondering op de uitsluiting
Van de gevolgen van vermijdbare gevaarlijke situaties (waarbij
dus het
onvrijwilligheidselement ontbreekt), onder de insluitingen
enkele „vermijdbare gevaarlijke situatiesquot; tegen, die wel recht
laten bestaan op schadevergoeding. Rechtmatige verdediging en
reddingspogingen nemen daaronder een eerste plaats in.

,,onder de verzekering zijn begrepen dood of kwetsing recht-
streeks
tengevolge van rechtmatige verdediging van eigen of eens
anders lijf, of van poging tot redding van
personenquot; (Fat.; IRQ).

„ongevallen als gevolg van rechtmatige zelfverdediging, bij het
redden van personen of
goederen of het afwenden van dreigende ge-
varenquot; (NHAV).

„ongevallen, welke den verzekerde overkomen Uj rechtmatige
zelfverdediging, bij poging tot redden van personen of
goederen of
tot
afwending van dreigend gevaarquot; (ER).

„als ongeval wordt beschouwd het bekomen van hchamelijk letsel

-ocr page 104-

bij pogingen van den verzekerde tot redding van mensch of dier
of bii afwering van dreigende gevarenquot; (MADB).

ongevallen den verzekerde overkomen bij rechtmatige verdedi-
ging van eigen of eens anders lijf en redding van menschenlevens
of
door noodzaak geeischte poging daartoe (O. Z w o 1.).

ongevallen ontstaan bij het redden van personen of goederen
bijquot;verdediging uit
noodweer en ten opzichte van artsen bij noodzakelijk
geachte operatiên met gevaar van infectiequot; (Phil).

Men verlieze de mogelijkheid niet uit het oog, dat in dezelfde
polissen uitsluitingen voorkomen, die weer een uitzondermg op
deze insluitingen maken (bijv. oproer, onlusten, samenscholingen,
uitgesloten sport- of reisvorm).

De draagkracht van het begrip „rechtmatige
zelfverdediging' '

Rechtmatige zelfverdedigingquot; is niet identiek met de „nood-
zakelijke verdediging van eigen (of eens anders) lijf, eerbaarheid
(of goed) tegen oogenblikkelijke wederrechtelijke aanrandmg
van 41 Sr. Zoekend naar een antwoord op de vraag, of „recht-
matigheidquot; behalve noodweer ook noodweerexces omvat, komt
men tot de slotsom, dat de ontwerpers van deze clausules zich
in het geheel niet om den inhoud van de genoemde strafrechte-
lijke begrippen bekommerd hebben.

In 41 Sr. vormen zij trouwens een strafbaarheid-uitsluitmgs-
grond voor den
dader, zonder dat daardoor de strafbaarheid

van het feit weggenomen wordt.

Als men dus ziet, dat in de meeste polissen uitdrukkelijk
worden uitgesloten de ongevallen bij begaan van misdaden of
overtredingen (resp. bij pogingen daartoe), dan is het duidelijk,
dat de „rechtmatige zelfverdedigingquot; daarop een uitzondering
bedoelt quot;te maken.
Als criteria voor de rechtmatigheid der {zelf)-
verdediging moet men dus uitsluitend verzekeringsrechtelijke redelijk-
heidsnormen aanleggen.

Noch de noodzaak van 41 Sr., noch de oogenblikkelijkheid en
wederrechtelijkheid van de aanranding, behoeven dus element
van de
rechtmatigheid van de zelfverdediging te vormen en
zoowel de grenzen van de noodzakelijkheid van de verdediging
als de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn verder

irrelevant.

-ocr page 105-

Reddingspogingen en „afwending (afwering) van
dreigende gevarenquot;
Tn sommige polissen is alleen sprake van rechtmatige zelf-
verdediging: dus valt daar de rechtmatige verdediging van
anderen
niet onder. Maar waar verdediging en reddingspogingen
veelal in één adem genoemd worden, is het aannemelijk, dat
rechtmatige verdediging van eens anders lijf begrepen is in
(poging tot) redding van personen. Opmerkelijk is, dat in vele
Pohssen de verdediging
van eigen goed evenmin genoemd word
als de redding van
anderer goed. Zoo zijn ongevallen, ontstaan bij
plegenheid van brand door poging tot redding van goederen,
in sommige pohssen wel, in andere weer niet ingesloten.

De vraag of „goederenquot; al dan niet „dierenquot; omvatten, is
minder belangrijk dan zij schijnt en dat wel door de toevoeging
in de meeste polissen van de clausule
„afwending {afwering) van
dreigende gevarenquot;
zonder beperking tot personen, dieren of
goederen. Die clausule beschermt zelfs de „eerbaarheidquot;.

Die clausule omvat nl. niet slechts de rechtmatige verdedi-
ging van eigen en anders lijf en goed, laat staan de „nood-
zakelijkequot; verdediging, maar
elke redelijke maatregel ter voor-
koming en bestrijding van eenig gevaar.
Dat gevaar omvat heel
wat meer dan (wederrechtelijke) aanranding en bijv. elke schade-
dreiging (storm, brand, overstrooming, hagel, enz.).

Redelijkerwijs omvat „reddenquot;, „verdedigingquot;, „afwenden
van gevarenquot; tevens
elke poging daartoe, anders zou het recht
op schadeloosstelling afhankelijk zijn van de vraag of de poging
met succes bekroond wordt. Niet redelijk is dan ook de beperking
van de O. Zwol. tot pogingen „door noodzaak geëischtquot;, in
het midden gelaten welke maatstaf men aan het noodzakelijk-
heidsvereischte zou moeten en mogen stellen. Waar zelfs de m
450 Sr. strafbaar gestelde verlating van hulpbehoevenden
de afwezigheid van, redelijkerwijs bij de reddingspogingen te
duchten, gevaar veronderstelt, kan de aard van de in de genoemde
lt;^lausule bedoelde noodzaak moeilijk een strafrechtelijk karak-
ter dragen.

Sportbeoefening en verkeer als ongevalsoorzaken

In theorie gaat sportbeoefening gepaard met min of meer
Verhoogd ongevalsrisico.

In de praktijk moet een redelijke beoefening van amateur^^oxi

-ocr page 106-

onder normale omstandigheden als een normale levensuiting wor-
den beschouwd.

Met heroepss^ori staat het anders en zeker is ook de stelhng
te verdedigen, dat
wedstrijdsport niet zonder meer tot „normale
sportbeoefeningquot; mag worden gerekend. Hoe dit zij, vele pohssen
maken een verouderden indruk door ellenlange „sportclausules
met opsomming van toegelaten spelsoorten, steeds zonder wed-
strijdspel en beroepsspel uit te zonderen.

In theorie gaat deelneming aan het verkeer en zeker het gebruik-
maken van
vervoermiddelen als fiets en auto gepaard met een
ongevalsrisico, dat zeker grooter is, dan dat aan de sportbeoefe-
ning verbonden. In de
praktijk is het echter tegenwoordig de
vraag of fietser en automobihst per eenheid van tijd en althans
per eenheid van afstand meer risico loopen dan de voetganger.

Voor den èeroe^schauffeur en heroepsiieisex staan de zaken
weer anders. Hoe dit zij: het in één adem vermelden van de
verschillende sporten en gebruik van fiets of auto, dateert mt
den goeden ouden tijd, toen het gebruik van deze vervoermidde-
len als sportbeoefening beschouwd werd, zooals het gebruik van
bobslede of ski thans. Evenals normale sportbeoefenmg, behoort
deelneming aan het normale verkeer door de ongevallenpolls
gedekt te worden.

De gebruikelijke sport- en verkeersclausules
Enkele voorbeelden van sport- en verkeers-clausules:

inbegrepen: ongevallen als gevolg van athletiek, bandyspelen.
badmintonspelen, biljarten, ericketen, golfspelen, gymnastiek,
hockeyspelen, kaatsen, kegelen, kolfspelen, korfballen, paardrijden,
ping-pongspelen, roeien, rolschaatsenrijden. schaatsenrijden scher-
mel schLen. tennissen, voetballen, worstelen, zeilen en mits onder
toezicht zwemmen en baden; wielrijden en antomobielnjden (wieler-
wedstrijden en snelheidswedstrijden voor auto's en de voorbereiding
tot beide uitgesloten, luchtvaart, mits
. . . . quot; (NHAV).

..verzekering dekt ongevallen: tijdens het rijden met of besturen
van automobielen; bij wielrijden. mennen, paardrijden, gewone
jacht, visschen, skiloopen (behalve in het hooggebergte), tochten
in de bergen, zoolang de verzekerde hetzij gebaande wegen volgt
ofwel over terreinen gaat, welke ook voor ongeoefende personen
gemakkelijk begaanbaar zijn; bij roeien of zeilen, zwemmen schieten,
Lmnastiek, schermen, tennis, golf, voetbal, hockey, korfbal, kaat-
sen athletiek, cricket en schaatsenrijden, terwijl bij de sporten m
dez'e alinea (dus roeien, enz.) deelname aan
wedstrijden mede ver-
zekerd isquot; (Zürich).

-ocr page 107-

..inbegrepen: ongevallen bij wielrijden, uitgezonderd bij wed-
strijden of training daartoe; bij
alle sport als liefhebberij of als ont-
spanning
begaanquot; (Pre s.).

inbegrepen: „het bekomen van lichamelijk letsel bij voorbereiding
tot of deelnemeing aan de navolgende
wedstrijden', voetbal, cricket-
tennis-, kaats-, kolf-, rolschaats-, golf-, hocky-. bandy-, roei-, zeil-,
zwem-, biljart-, kegel-, schiet-, scherm-, gymnastiek-, en worstel-
wedstrijdenquot; (MADB).
Een zeer voorzichtige en omvangrijke clausule is de volgende:

..Met inachtneming overigens van het bepaalde in het vorige
artikel (dat de ongevalsdefinitie — zie blz. 38, No. 9—bevat), geldt
de verzekering voor ongevallen in of buiten bedrijf, hetzij die plaats
vinden door eenige
vervoermiddel te water of te land, door wiel-
rijden, door autorijden, hetzij als bestuurder of als passagier, dan
wel door het als passagier gebruikmaken van vliegtuig of luchtschip
eener geregelde lijn. en voor ongevallen overkomen bij voorbereiding
tot of deelneming aan korf-, cricket-, tennis-, kaats-, kolf-, schaats-,
rolschaats-, golf-, hockey-, bandy-. roei-, zeil-, zwem-, biljart-,
'^egel-, schiet-, scherm- en
gymnastiekwedstrijden, alsmede, mits
uitdrukkelijk overeengekomen, ten aanzien van ongevallen veroor-
zaakt door andere takken van sport hier niet met name genoemdquot;
(motorrijwielgebruik en duorijden moeten uitdrukkelijk verzekerd
zijn. alsmede het gebruik van krachtwerktuigen) (EOA).

Sport- en verkeersclausules onder uitsluitingen
Bij de uitsluitingen komen in tal van poUssen ook sport- en

verkeersclausules voor. bijv.:

„Tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, worden
niet als ongevallen aangemerkt die. welke den verzekerde treffen
in verband met tochten te water door den verzekerde alleen onder-
nomen, baden of zwemmen zonder toezicht van officieel daartoe
aangestelde personen, luchtvaart anders dan als passagier in een
vliegtuig of luchtschip van een geregelde lijn, het berijden van of
meerijden met een motorrijwiel, bergsportquot; (NEN, Pres).

„niet begrepen: ongevallen bij: gletschertochten, zweefvliegen,
luchtreizen anders dan als ... .. tochten in onderzeebooten, rijden
per motorrijwiel als bestuurder of als passagier, rijden in een aan
snelheidswedstrijd deelnemende automobiel, voorbereiding tot of
deelneming aan
wedstrijden, behalve . . . wedstrijdenquot; (ER).

In de Blom a-poUs valt ..duorijden, alsmede rijden in een
bijspanwagenquot; onder motorwielrijden.

„Deze verzekering geldt niet voor ongevallen direct of indirect
ontstaan gedurende de voorbereiding tot — of de deelname aan -
wedstrijden of wedrennen op paarden, met voertuigen en op rijwielen.

-ocr page 108-

onderzee-, vlieg- of luchtvaarttochten en steeple chases of bij het
rijden op wielerbanenquot; (BI oma).

„uitgesloten ongelukken ter gelegenheid van als algemeen bekend
staande gevaarlijke sporten of lichaamsoefeningen,
zooals snelheids-
wedstrijden van allerlei aard, wedstrijden met motorwagens of
andere en hunne daaraan voorafgaande trainingsoefeningen, wed-
kampen, wedvechten, worstelwedstrijden van allerlei aard, drijf-
jachten, jachten te paard of jagen op wilde dieren, luchtvaartquot;
(Winterthur).

Tegenover de steeds uitgeslotene, staan de altijd ingeslotene en
daartusschen in de
,,insluitbarequot;\

,,Zonder meer zijn onder de verzekering niet begrepen, doch
kunnen door een bijzondere overeenkomst en betaling eener extra-
premie daaronder begrepen worden, de risico verbonden aan het ge-
bruik maken van .... aan tochten op gletscher of in het hooggebergte
en de gevaren verbonden aan skiloopen in bergstreken (Winter-
thur).

Uitgesloten gevaarlijke sporten, spelen

en waagstukken

Een algemeene clausule, die slechts ten doel heeft deelneming
aan sport of spel, waaraan
bijzonder risico verbonden is, uit te
sluiten, komt in enkele pohssen voor:

„uitgesloten ongelukken bij beoefening van algemeen als gevaar-
lijk bekend staande sporten of lichaamsoefeningen .... bij gebruik-
making van
ongewoon gevaarlijke vervoermiddelen (ER).

„uitgesloten ongevallen, ontstaan door beoefening van boksen,
ijshockeyen, bobslederijen en
andere gevaarlijke sportenquot; (Fat.).

Een algemeene clausule, die ten doel heeft zoo mogelijk de
verzekerden te weerhouden zich onnoodig aan gevaar bloot te
stellen, komt in den vorm van uitsluitingen in verschillende
polissen voor, meestal in aansluiting aan de sport-m- en
uit-
sluitingsclausules:

,,geen recht op uitkeering, indien het ongeval het gevolg is van
onnoodig blootstellen aan gevaarquot; (NHAV).

,,uitgesloten ongevallen aan den verzekerde overkomen bij wille-
keurige en onnoodige
blootstelling i) aan gevaarquot; (ER).

,,waagstukken, waaraan bijzonder gevaar verbonden isquot; (O. Z w o 1).
,,in het algemeen de gevolgen van
waaghalzerijenquot; (Zürich).
,,door
onwettige en nodelooze blootstelling aan gevaarquot; (Phil.).

De „gevaarlijke waagstukkenquot; zijn van Duitsch-Oostenrijksch-

i) Zie Rtb. A'dam 12 Oct. 1928, N.J. 1929, 814.

-ocr page 109-

Zwitsersche origine (zie o.a. art. 3,4amp; DAMVW i) verzekerings-
voorwaarden).

In sommige pohssen wordt weer achter deze clausules de be-
perking opgenomen „tenzij ter rechtmatige zelfverdediging of
bij reddingspogingenquot; (zie blz. 91).

Zoowel aan de overzichtelijkheid als aan de uniformiteit van
deze in- en uitsluitingen ontbreekt heel wat. Dat de opsomming
Van alle mogelijke, al dan niet onnoozele, sporten en spelen geen
zin heeft, is duidelijk: insluiting van alle
amateursporten en
-spelen
onder normale omstandigheden, uitsluiting van beroeps-
sporten en -spelen, afzonderlijke verzekering van motor en auto
en van enkele met bijzondere gevaren verbonden
wedstrijd-
sporten (wedrennen, zweefvliegen bijv.), resp. wintersport (spe-
ciaal skiën) en
bergsport zou de voorkeur verdienen.

Strenger schuldcriterium in sport- en verkeers-

clausules gewenscht

Ook door toe te voegen

„behoudens die ongevallen, die kennelijk veroorzaakt zijn door
roekeloosheid of grove schuld van den verzekerdequot;
en dus ten aanzien van deze groep een strenger schuldcriterium
te eischen, is belangrijke vereenvoudiging en verbetering mo-
gelijk.

Luchtvaartrisico
In de meeste moderne Nederlandsche ongevallenpolissen is
tegenwoordig een eenvoudige luchtvaartclausule opgenomen 2):
.„ongevallen, door het als passagier gebruik maken van vliegtuig
of luchtschip eener
geregelde lijnquot; (EOA).

„luchtvaart, mits als passagier van een vliegtuig of luchtschip eener
geregelde lijn of als passagier van rondvluchten der KLM in vliegtuigen
personeel bestuurdquot; (NHAV).
ï) Sommige Engelsch Amerikaansche polissen spreken van
„wilful and
banton selfexposure to unnecessary dangerquot;
en van „perilous adventurequot;;
^f- art. 67 slot van de Zwitsersche ongevallenwet: ,,Die Anstalt ist befugt
quot;■■^ssergewöhnliche Gefahren und Wagnisse von den Versicherung aus-
^uschliessenquot; (zie besluit 215 en 1919).

2) De O. H a a g sluit uitdrukkelijk ongevallen bij tochten per lucht-
quot;^aartuig uit; cf. de Engelsch-Amerikaansche clausule: ,,This insurance
shall not cover injuries, fatal or nonfatal, sustained as a result, directly
indirectly, of travel or flight in any species of aircraft, exept as a fare-
Paying passenger on a licensed aircraft by a licensed pilot on a scheduled
airservice regularly offered between specified airportsquot;. (Metropolitan).

-ocr page 110-

met kleine variaties, zooals

„rondvluchten boven Nederlandquot; (Fat).

„bestuurd door een piloot in dienst van de KLMquot; (AMO).

„rondvluchten welke zijn georganiseerd door de KLM en geschieden

met vliegtuigen, welke bestuurd worden door personeel in dienst van

genoemde maatschappijquot; (ER).

De vraag rijst of verzekerden, met oude polissen zonder lucht-
vaart clausule, recht hebben op uitkeering bij luchtvaartonge-
vallen, wanneer dit risico niet uitdrukkelijk is buitengesloten
en niet onder een algemeene uitsluiting valt.

In het algemeen dus de vraag of nieuwe risico's mede door de
verzekering worden gedekt, indien niet uitdrukkelijk buiten-
gesloten of niet onder een algemeene uitsluitingsclausule vallend.

Ik zou daarop een bevestigend antwoord willen geven. Zoodra
het reizen per vliegtuig op een geregelde lijn of bij een normale
rondvlucht dermate ingeburgerd is, dat men van een „normaal
vervoermiddelquot; spreken mag — al is het risico per eenheid van
tijd of afstand dan ook wellicht niet onbelangrijk hooger dan
het risico, aan meer gebruikelijke vervoermiddelen verbonden —
mag men redelijkerwijze veronderstellen, dat dat risico verdiscon-
teerd is in de ongevallenpremie van een verzekering, die derge-
lijke niet-meer abnormale risico's niet uitdrukkelijk buitensloot.

Zoodra een dergelijk gebruik geen „roekeloosheidquot; meer vormt
en geen „gevaarlijk waagstukquot;, mag men zich, zonder uitdrukke-
lijke uitsluiting, voor de ongevallen, daarbij bekomen, verzekerd
achten, ook zonder uitdrukkelijke insluiting.

Militaire dienst als bron van ongevallen

Terwijl alle polissen oorlog en oorlogsgevaren buitensluiten

_ geen verzekering zou het risico voor de gevolgen van den

oorlog als „traumatische epidemiequot; kunnen dragen — maken de
meeste een uitzondering voor ongevallen tijdens het nakomen
van militaire verplichtingen in vredestijd i):

i) In één polis (Bloma) vond ik verval van de verzekering gestipuleerd
bij in militairen (of politie-)dienst treden. Daaronder valt naar mijn
meening slechts het in
„actievenquot; militairen dienst treden en niet het
opkomen voor eerste oefening of herhalingsoefeningen, noch het afsluiten
van een vrijwillige verbintenis bij het reservekader of den vrijwilligen
landstorm.

Zie voor de uitsluiting van ongevallen door oorlog, oproer en onlusten
verder blz. ii6.

-ocr page 111-

„tijdens militaire herhalingsoefeningen in vredestijd, onder uit-
sluiting van alle andere diensttijdenquot; (Zürich).

„in vredestijd tijdens militairen dienst van een niet längeren duur
dan
45 dagenquot; (W i n t e r t h u r).
Niet rationeel is de beperking tot herhalingsoefeningen
(dus met uitsluiting van
„eerste oefeningquot;) en tot opkoming
gedurende een bepaalden termijn. Gedurende de „eerste oefe-
ningquot; is het ongevallengevaar kleiner dan bij „manoeuvresquot;.
De duur is voorts geen factor.

Soms is een en ander onder de uitsluitingen geregeld. Eén polis
(RP) sluit ongevallen uit „in militairen en marinedienst bij
«lobiUsatie of in oorlogstijdquot; (eerste oefening en herhalingsoefe-
ningen zijn dus ingesloten).

Een andere polis (O. Z w o 1.) sluit uit ongevallen „in verband
niet oorlog, oproer, onlusten en
militaire oefeningen of expedi-
tiesquot; („mihtaire oefeningenquot; omvat kennelijk eerste oefening en
herhalingsoefeningen).

Daarentegen moet de tusschen „zeilen op zeequot; en „het motor-
wielrijdenquot; opgenomen uitsluiting van
„wapenoefeningenquot; (O.
Haag) niet geacht worden op „militaire oefeningenquot; maar op
..schermenquot; betrekking te hebben.

De vraag of de „wapenoefeningenquot;, vrijwillig verricht, zij het
in semi-militair verband — denk aan vrijwillige landstorm-
burgerwacht (in tijd van vrede en rust) — onder de meeste polis-
sen vallen, moet als regel ontkennend worden beantwoord. Zij
vallen noch onder „sporten en spelenquot; (tenzij uitdrukkelijk
genoemd), terwijl zeker ook geen sprake is van „militaire (her-
hahngs)oefeningenquot;. Dit is dus een leemte in de gebruikelijke
ongevallenpohssen: zie de uitvoerige regehng in § 2i DAMVW.

Lichamelijke kunstbewerkingen als letselbron

Een bijzonder trauma is de „operatiequot;, de lichamelijke kunst-
bewerking, die met een redelijk — in casu geneeskundig (explo-
ratief, curatief, preventief) — doel wordt verricht en waarbij
opzettelijk letsel wordt toegebracht: door uitwendige inwerking
Van geweld, plotseling en rechtstreeks, bijzonder.

Alleen de toevalligheid ontbreekt, behalve dan bij de letsek
die onvrijwillig het gevolg zijn van kunstbewerkingen, die
niet het toebrengen van letsel beoogen. Het ligt in de rede aan
gewone operatieletsels het „ongevalsquot;-karakter te ontzeggen.

-ocr page 112-

Maar er is één groep van operatieletsels, vi^aarbij dat onbillijk
zou zijn, nl. bij letsels, gevolg van operaties, die op haar beurt
noodzakelijk bleken om dood of invaliditeit als
gevolg van een
ongeval
geheel of ten deele te voorkomen. Die operaties, door
ongevalsgevolgen noodig geworden, zijn op haar beurt —zij het
meer verwijderde — gevolgen van het primaire ongeval.

Uit- resp. insluiting van bepaalde lichamelijke
kunstbewerkingen

Dit verklaart de navolgende in- en uitsluitingen:

inbegrepen: ,,de directe gevolgen van een operatie op den ver-
zekerde toegepast, wanneer een ongeval de operatie
rechtstreeks
noodzakelijk
maaktequot; (Fat., IRO).

uitgesloten: „verwonding van den verzekerde bij operatiên, die
hij aan zijn lichaam verricht of laat verrichten (zullende het knippen
van nagels of opperhuid en het snijden van eksteroogen niet als
zulk een operatie worden beschouwd), voor zoover die operatiên
niet ten gevolge van een ongeval noodzakelijk zijn gewordenquot;

(BI oma: = DAMVW §3,3)-

uitgesloten: „beleedigingen bij of tengevolge van operatien, die
aan den verzekerde worden voltrokken of bij zelf verrichte, opera-
tieve en andere inwerkingen op eigen lichaam, ook bij het snijden
van nagels en likdoorns of bij krabbenquot; (RP), (zelfde strekking
O. Haag.).

uitgesloten: „operaties, door den verzekerde zelf, of door een
pedicure, manicure of dergelijk persoon, aan zijn lichaam ten uitvoer
gebracht, zoomede andere operaties, die de verzekerde ondergaat,
tenzij deze noodzakelijk zijn als gevolg van een ongevalquot; (N a t.

Ond.).nbsp;.

uitgesloten: „verwondingen en de gevolgen daarvan, chirurgische
operaties voor zoover deze niet noodzakelijk zijn wegens een door
de verzekering gedekt ongeluk, evenals alle verwondingen, hoe ook
ontstaan, bij operatieve handelingen of kunstbewerkingen — ook
die voor het toilet — die de verzekerde aan zich zelf verricht of door
anderen aan zich laat verrichtenquot; (Winterthur).

Door een ongeval noodzakelijk geworden operaties en de
gevolgen daarvan worden dus uitdrukkelijk (soms met eenige
beperking: zie de woorden
rechtstreeks en direct bij Fat) of
blijkbaar stilzwijgend mede in de verzekering begrepen. Onvrij-
willig toegebrachte letsels bij kunstbewerkingen, die — zooals
één polis het elegant uitdrukt — tot
„het toiletquot; behooren,
worden nu eens uitdrukkelijk, dan weer stilzwijgend ingesloten
en ook weer geheel of ten deele buitengesloten.

-ocr page 113-

Cosmetiek en schoonheidschirurgie gaan echter vloeiend in
elkaar over.
Ook grenzen letsels, toegebracht door zgn. schoon-
heidsspecialisten
bij het verwijderen van overtolligen haargroei en
van wratten, evenals letsels als gevolg van ongelukken bij het
kappen (verbrandingen en vergiftigingen bij permanent-wave)
en bij het
scheren en haarsnijden, aan de letsels toegebracht of
opgeloopen bij knippen van nagels en snijden van likdoorns of
eksteroogen.
Toch is het in beginsel niet juist alle „normale
toilet-ongevallenquot; met de min of meer abnormale over één kam
te scheren en uit te sluiten.

-ocr page 114-

hoofdstuk v
uitsluitingen

De bedoeling van „uitsluitingenquot;

In de inleiding tot hoofdstuk IV wees ik er reeds op, dat de
grenzen van het ongevalsbegrip in de verschillende polissen
zeer verschillend getrokken worden. Zoo kan hetzelfde ongeval
of letsel in de ééne polis onder de „insluitingenquot; en in een andere
onder de de „uitsluitingenquot; voorkomen.

Steeds moet men dus bij het vaststellen van den inhoud van
het ongevalsbegrip in een bepaalde polis ongevalsdefinitie,
insluitingen en uitsluitingen in onderhng verband bezien.

De verscheidenheid is zelfs op het terrein van de uitsluitingen
nog grooter dan op het gebied van de insluitingen. Ik zie daarin
een aanwijzing van achterblijven der Nederlandsche ongevallen-
verzekeringsmaatschappijen. De ontwikkehng van de ongevallen-
verzekering toch gaat in alle landen in de richting van verruiming
van het ongevals- en ongevalsrisico-begrip, wat met vermindering
van het aantal uitsluitingen gepaard gaat; zie o.a. de DAMVW
en in iets mindere mate de OAMVW.

De vorm der uitsluitingen

Ook bij de uitsluitingen wisselt de omschrijving:

A.nbsp;bepaalde ongevallen worden

1.nbsp;,,niet als ongevallen aangemerktquot;-,

2.nbsp;,,van de verzekering uitgeslotenquot;-,

3.nbsp;geven „geen aanspraak op uitkeeringquot;-,

B.nbsp;bepaalde letsels worden uitgesloten;

C.nbsp;bepaalde „ongevalsoorzakenquot; (omstandigheden) worden bui-
tengesloten;

D.nbsp;onder bepaalde omstandigheden wordt de verzekering tijdelijk
of gedeeltelijk huiten werking gesteld.

Slechts ten deele hangt deze wisselende omschrijving samen
met de ongelijksoortigheid der uitsluitingen (zie beneden).
Nu eens is de uitsluiting gegoten in den vorm van een be-

-ocr page 115-

perking van het ongevalsbegrip — de uitsluiting is dan element
het ongevalsbegrip —
dan weer is zij niets meer dan een uit-
zondering, een den verzekeraar
van aansprakelijkheid ontheffende
omstandigheid.
Voor den bewijslast kan dit van beshssende be-
teekenis zijn: als regel moet de verzekerde aantoonen, dat het
hem overkomen ongeval onder het ongevalsbegrip valt, terwijl
de verzekeringsmaatschappij moet aantoonen, dat er een, haar
van aansprakelijkheid ontheffende, omstandigheid bestaat.

Ik moet mij beperken tot een poging eenig systeem in het
systeemlooze geheel te brengen, door een kort overzicht te geven
Van de voornaamste groepen van uitsluitingen.

De voornaamste groepen uitsluitingen
^roep i: ongevallen en ongevalsgevolgen, veroorzaakt of verergerd
door ziekte,

^roep 2: ongevallen door opzet, grove schuld, grove roekeloosheid,

alcoholgebruik, bij misdrijf of overtreding,
^roep 3:
ongevallen door oorlog, oproer, onlusten,
^roep 4: ongevallen door sportbeoefening en gebruik van bepaalde
middelen van vervoer
(reeds besproken bij de insluitin-
gen: zie blz. 93),
^roep 5:
letsels, veroorzaakt door operatie of behandeling (reeds

besproken bij de insluitingen zie blz. 99),
^roep 6: ongevallen, opkomende na optreden van bepaalde ziekten

en invaliditeit van bepaalden aard,
^roep 7: ongevallen tijdens zwangerschap en kraambed,
^roep 8: letsels, veroorzaakt door atmospherische invloeden, be-
smettingen en vergiftigingen
(reeds besproken bij de
insluitingen; zie blz. 82),
^roep 9:
diverse letsels, onverschiUig of die door ongeval geacht
moeten worden ontstaan of verergerd te zijn (inge-
wandsbreuk, beenzweer, spatader, darmafsluiting,
blindedarmontsteking bijv.).
Als aanhangsel de territoriale beperkingen.
Niets is duidelijker dan de ongelijksoortigheid van de boven-
staande 9 groepen.

Wij komen daaronder uitsluitingen tegen, die door algemeene
beginselen van verzekeringsrecht worden bepaald: opzet, schuld
(276 K) of waarop algemeene beginselen van verzekeringsrecht

-ocr page 116-

van bijzondere toepassing kunnen worden geacht: eigen bederf,
eenig gebrek, aard en natuur van de verzekerde zaak (249 K).

Voorts beperkingen, die betrekking hebben op bijzondere
omstandigheden
van persoonlijken aard (invahditeit) of onper-
soonlijken
aard (oorlog, oproer), die tot onvoorzienbare en onbe-
rekenbare
risicoverzwaring zouden leiden.

En ten slotte een restgroep van „schadenquot;, die telkens weer
moeilijkheden geven, zoodat men die bij voorkeur buitensluit.

Ik wil thans de voornaamste vertegenwoordigers van de
bovengenoemde groepen van iets nader bij bezien, voor zoover
zij voor de praktijk van het ongevallenverzekeringsrecht, als-
mede voor de theorie van dat recht, van belang zijn.

Ziekte als (mede-)oorzaak van ongeval, letsel of
verergering van letsel

Meer theoretisch bezien werd bij de bespreking van „verwikke-
ling van ongevalsletsels met ziektecomponentenquot;
in hoofdstuk III
(zie blz. 49) reeds een primaire, secundaire, inhaerente, essentiëele
en causale ziektecomponent onderscheiden. Meer practisch be-
zien onderscheiden wij de primaire, secundaire en causale
ziektecomponent hier alsvolgt:

1.nbsp;geweldsinwerking op ziek organisme of lichaamsdeel kan met
optreden van letsel gepaard gaan, dat bij inwerking van hetzelfde
geweld op normaal organisme of lichaamsdeel niet zou zijn
opgetreden of in mindere mate zou zijn opgetreden (voorbeeld:
door ziekte broos been breekt bij veel geringer geweld dan een
normaal been).

De gevolgen van de geweldsinwerking worden dus door de
primaire ziektecomponent bepaald of vergroot. Hiertoe behoort
ook de zgn. ,,verergering van ziekte door ongevalquot;.

Ziekte als (mede-) oorzaak van letsel en van verergering van
letsel gaan vloeiend in elkander over (primaire ziektecomponent).

2.nbsp;ziekte-inwerking op door ongeval getroffen organisme of
lichaamsdeel
kan met verergering van de letselgevolgen gepaard
gaan, terwijl dergelijke gevolgen achterwege zouden zijn ge-
bleven, indien er geen bijkomende ziekte was geweest.

Van beteekenis is dan of die ziekte-inwerking nog in eenig
verband met het ongeval staat of niet (voorbeeld: door ongeval
bedlegerige krijgt als gevolg van de door die bedlegerigheid
verminderde longventilatie longontsteking, resp. door ongeval

-ocr page 117-

in ziekenhuis opgenomen patiënt wordt daar met typhus of
Diphtherie besmet (secundaire ziektecomponent).

3- ziekte kan oorzaak {althans aanleiding) zijn van de ongevals-
gebeurtenis in ruimeren zin
(voorbeeld: val als gevolg van beroerte
of „toevalquot;). De ziekte is dan dus eigenlijk „oorzaak van de
geweldsinwerkingquot;, korter gezegd: „oorzaak van het ongevalquot;
(causale ziektecomponent).

Ik wees er reeds op, dat in de sociale verzekering vrijwel
alle ziektecomponenten mee schadeloos gesteld worden i). Het
Verzorgingskarakter dezer verzekering brengt met zich, dat het
„schadevergoedingsbeginselquot; op den voorgrond staat.

ßij de particuliere verzekering daarentegen heerscht het
•''quot;'Ormaliteitsbeginselquot;: alleen de vermoedelijk normale gevolgen
Van een ongeval worden gecompenseerd.

Uitsluiting van elke ziektecomponent

Sonis is min of meer uitdrukkelijk elke ziektecomponent,
onverschilHg of die primair, secundair of causaal is, uitgesloten

„Ongeval .... voor zoover een en ander niet is ontstaan, verhand
houdt met
of beïnvloed wordt door kwalen, ziekten of gebrekenquot; (EOA).

„Indien het overlijden of de invaliditeit direct of indirect veroor-
zaakt
is door eenige ziekte, ook al mocht de dood verhaast of de
invaliditeit bespoedigd of verergerd zijn door een ongeval, dan heeft
de verzekerde geen recht op eenige uitkeering, tenzij bewezen worde,
dat de
ziekte een rechtstreeksch gevolg is van een ongeval, ontstaan
na den ingangsdatum dezer polis, onafhankelijk van eenige
praedis-
positie
van den verzekerdequot; (B 1 o m a).

In de eerste clausule is „afwezigheid van elke ziektecompo-
nentquot; tot
element van het ongevalsbegrip gepromoveerd.

Hier wordt dus de „onmiddellijkheidseischquot; (zie blz. 59) uitge-
breid: zij beperkt zich niet meer tot de ongevalsgevolgen (het

I) Alleen wanneer bewezen kan worden, dat de val niet de oorzaak,
Haar het gevolg was van den dood, resp. dat er tusschén de bijkomende
piekte en het letsel geen enkel verband bestaat, wordt recht op schade-
oosstelling in het eerste geval voor den dood, in het tweede geval voor
de niet in eenig verband met ongeval en letsel staande ziektegevolgen

ontzegd.

Cf. de Engelsch-Amerikaansche clausule: „This insurance shall not
cover accident, injury, disability, death or any other loss caused wholly
or partly, directly or indirectly, by desease or bodily or mental infirmity
or medical or sugical treatment thereforequot; (Metropolitan).

-ocr page 118-

letsel). Practisch is deze clausule echter vrijwel identiek met den
eisch
„eenig en rechtstreeksch gevolgquot; (zie blz. 59).

De tweede bovengenoemde, meer ingewikkelde clausule, heeft
dezelfde strekking. De ziekte, die
direct of indirect oorzaak van
dood of invaliditeit is, kan immers zoowel vóór als na het
ongeval hebben ingewerkt en ook causa van het ongeval zijn
geweest.

Slechts voor de bewezen (omkeering van den bewijslast) recAi-
streeks door het ongeval veroorzaakte ziekte wordt een uitzonde-
ring gemaakt. Maar die ziekte zou ook als ,,eenig en recht-
streeksch gevolgquot; mogen gelden.

De toevoeging „onafhankelijk van eenige praedispositiequot; accen-
tueert de uitsluiting van alle ziektecomponenten, die niet in-
haerent aan het zuivere ongevalsletsel zijn.

Causale ziektecomponenten

Meestal wordt meer in het bijzonder de causale ziektecompo-
nent buitengesloten, in zeer verschillende bewoordingen (som-
mige varianten op de onderstaande voorbeelden dalen af in
medische detailleering van de ziekelijke ongevalsoorzaken).

Ik citeer de navolgende uitsluitingen:

,,ongevallen ten gevolge van beroerten, toevallen, bewusteloosheid
flauwten, duizelingen, krampen, geestes- en bewustzijn-storingen,
(B 1 O m a = DAMVW §
3,4).

„de gevolgen van alle ziekten, kwalen of ongesteldheden, waaronder
ook begrepen . . beroerte en toevallen, met de daaruit ontstane
verwondingenquot; (AMO)

„ongevallen, overkomen aan een verzekerde als gevolg van een
ziekelijken
toestand, waarin verzekerde verkeerde, of van een lichame-
lijke afwijking,
die bij verzekerde bestond op het oogenblik van het
ongevalquot; (ER).

,,ongevallen ontstaan in verband met kramp, duizeling, vallende
ziekte, beroerte, zinsverbijstering en andere ziekten of ziektetoe-
standen.quot; (Fat.).

,,verwondingen tengevolge eener ziekte, waaraan de verzekerde
mocht lijden
of geleden hebben.quot; (NHAV).

,,ziekten en haar gevolgen, aanvallen van beroerten en vallende
ziekte, zoomede het lichamelijk letsel veroorzaakt door een ongeval,
daaruit voortspruitende (Pres.).

„de directe of indirecte gevolgen van een gebrekkigen gezond-
heidstoestand, in het bijzonder aanvallen van beroerte, vallende
ziekte, slagaderbreuken, toevallen, duizelingen, congesties, krampen,
zoomede het lichamelijk letsel, voortkomende uit een ongeval,

-ocr page 119-

hetwelk door een der voornoemde aandoeningen of door welken

ziekelijken toestand ook ontstaan isquot; (Zürich).

Er zijn belangrijke verschillen in constructie.
Nu eens zijn alleen
rechtstreeksche, dan weer ook meer verwijder-
^^ gevolgen van ziekte uitgesloten.

Soms is het ziektebegrip heel ruim genomen, soms worden bij
wijze van illustratie de belangrijkste ziekten vermeld.

Dan weer zijn alleen enkele, met name genoemde, ziekelijke
^gevalsoorzaken
als uitgesloten aangewezen (vooral beroerte,
vallende ziekte). Nu eens zijn
bepaalde „ongevallenquot; {veroorzaakt
door ziekten)
buitengesloten, dan weer bepaalde ongevalsletsels
(veroorzaakt door ongevallen, veroorzaakt door ziekten).

Pogingen tot (onder)scheiding van

ongevals- en ziektecomponent

Vervolgens is er een groep polissen, waarin men met de alge-
nieene uitschakeling van ziektecomponenten geheel gebroken
heeft en ook niet den eisch stelt, dat dood en (of) invahditeit het
«uitsluitendquot; gevolg van het ongeval moeten zijn, maar men bij
verwikkehng van ongevalscomponent (en) met ziektecompo-
'^ent(en) streeft naar
{onder)scheiding van beide componenten, met
het oogmerk alleen de ongevalscomponent schadeloos te stellen.

Dat is zoowel het geval bij verergering van een ongeval of
ongevalsgevolgen door
tevoren bestaande ziekte, als bij verergering
Van de ongevalsgevolgen door een
bijkomende ziekte.

„indien zulk een ziekelijke toestand of lichamelijke afwijking
slechts oorzaak is, dat de gevolgen van het ongeval worden vergroot,
komen bij de vaststelling van de hoegrootheid der uitkeering alleen
in aanmerking de gevolgen, welke het ongeval bij een
normaal
persoon zou 'hebben gehadquot; (E R).

„Wanneer echter de dood of de blijvende of tijdelijke ongeschikt-
heid niet het
uitsluitend gevolgd) van het ongeluk alleen is, zal
de Maatschappij een
zoodanig deel der schadeloosstelling betalen, als
overeenkomt met dat deel der schade, dat volgens medische ver-
klaringen het
onmiddellijk zuiver gevolg van het ongeluk is, zonder
''Medewerking
van ziekten of gebrekenquot; (Winterthur).

I) Het ongeluk moet zijn „de directe en uitsluitende oorzaak (zonder
medewerkine van andere
wezenlijke omstandigheden, als bijv. reeds De-
staande of bekomende gebreken, ziekten of ziekelijke toestanden van . . .
(dood of invaliditeit)quot;.

-ocr page 120-

„Indien door ziekelijke omstandigheden (als bijv.....) waarin

de verzekerde verkeerde op het oogenblik van het ongeval, de ge-
volgen van dat ongeval
vergroot worden, betaalt de Maatschappij
geen hoogere schadeloosstelling, dan die, welke zij zou hebben
moeten uitkeeren aan een normaal (en valide) persoon, door hetzelfde
ongeval getroffenquot; (N. L1 o y d, AMO) en met de toevoeging „of
de genezing wordt vertraagdquot; (NHAV).

,,Indien oorzaken, omstandigheden, gezondheids- of ziektetoe-
standen, welke reeds vóór het ongeval bestonden of daarna,
doch
daarvan onafhankelijk
ontstaan zijn, de gevolgen van het ongeval
verergeren, heeft de Maatschappij slechts voor die gevolgen schade-
vergoeding te geven, welke zich zonder invloed dezer omstandig-
heden of toestanden zouden hebben voorgedaanquot; (Zürich).

,,Mochten de gevolgen van een ongeluk verergerd worden door
oorzaken, omstandigheden, ziekte of een toestand van gezondheid
of invaliditeit onafhankelijk van een ongeluk, door bewezen slechte
verzorging of door een empirische behandeling, dan betaalt de Maat-
schappij de vergoeding, overeenkomstig de gevolgen, die hetzelfde
ongeval zou hebben gehad bij een persoon, die zich in normale om-
standigheden bevindt, vrij van bovengenoemde oorzaken en om-
standigheden, en die een afdoende geneeskundige behandeling
genietquot; (Pres.).

,,De maatschappij verzekert de onbetwistbare en uitsluitende ge-
volgen van het ongeluk, niet echter die beleedigingen of die nadeelen,
welke als gevolg van andere gebreken of ziekten van den verzekerde
beschouwd wordenquot; (RP).

Het „normaliseeringsbeginselquot; en gedeeltelijke
uitkeering

Aan al deze clausules ligt het ,,normaliseeringsheginselquot; ten
grondslag in den zin van (gedeeltelijke!) uitschakeling van
,,eigen gebrekquot; (249 K).

Alleen de „rechtstreeksche en uitsluitendequot; ongevalsgevolgen
worden vergoed, voor zoover die zich bij een verondersteld
„normaalquot; persoon ook zouden hebben voorgedaan.

Soms worden primaire en secundaire ziektecomponenten over
één kam geschoren. Soms beperkt de „normaliteitseischquot; zich
tot den toestand vóór het ongeval, maar wordt veelal elders de
secundaire ziektecomponent uitgesloten. Verergering door een
ongeval van een bestaande ziekte of invaliditeit, wordt slechts
bij uitzondering als bron van aanspraken erkend.

Regel is de zgn. „gedeeltelijkequot; vergoeding, juister: ,,evenredigequot;
schadevergoeding. Vergoed wordt in evenredigheid van de ver-

-ocr page 121-

houding, die verondersteld wordt tusschen ziekte- en ongevalscom-
Ponent te bestaan.

Grooter dan de theoretische zijn de practische moeihjkheden,
Voortvloeiende uit de bezwaren, verbonden aan de
taxatie van
de schade, die hetzelfde ongeval bij den gemiddelden „normalen
menschquot; zou hebben veroorzaakt.

Ook zij gewezen op enkele theoretische onvolkomenheden.
Ziekelijke afwijkingen of klachten als „krampquot;, „flauwtequot;,
..duizeligheidquot;, ,,geestes- of bewustzijnsstoringquot; kunnen ook
ongevalsgei;oZg zijn. Dan is het niet redelijk schadevergoeding
te weigeren voor de gevolgen van de ongevallen, die weer van
die ongevalsgevolgen het gevolg zijn. Juist is dan ook de toe-
voeging in de
DAMVW:

..es sei denn, dass diese Anfälle oder Störungen durch einen Ver-
sicherungsfall hervorgerufen warenquot;.
Voorts moet de „normahteitseischquot; niet betrokken worden
op den
„idealen gezonden menschquot;, maar op den „gemiddelden
formalen menschquot;: ziektecomponenten van lichteren aard zijn
gemiddeld bij elk „gezondquot; mensch mede in het spel

Zoo bezien is het aantrekkelijk,met de DAMVW § y,i,'evenredige
Verlaging van de uitkeering, bij medewerking van ziekten of
gebreken, niet te doen plaats hebben, wanneer het aandeel van
de ziektecomponent beneden de 25 % blijft.

De grenzen van de toegelaten schuld
Thans een overzicht van het in de praktijk ingesloten en
uitgesloten schuldelement (cf. blz. 56).

In verschillende pohssen worden, onverschillig of zij de af-
wezigheid van eenigen schuldgraad in de ongevalsdefinitie
hadden opgenomen, (nog eens) uitdrukkelijk buitengesloten:

„grove schuld- (Fat.);

„verregaande roekeloosheid of onachtzaamheidquot; (P h i 1.),
„grove roekeloosheidquot; (NEN; N. Lloyd; Winterthur);
-eigenschuldquot; (Bloma);

„grove onachtzaamheid, roekelooze handelingquot; (AMO).
„aan opzet grenzende roekeloosheidquot; (O. Zwol.).
„opzetquot; (NHAV; ER).

„grove {resp. ernstige) nalatigheidquot; (Pres.).
'.^elf de oorzaak zijnquot; (RP).

I) Voor de ongevallenverzekering gaan dan ook de beschouwingen van
Mees (35) blz. 239—241 niet op.

-ocr page 122-

De toevoeging „grovequot;, „ernstigequot; of „verregaandequot; impli-
ceert, dat geringere graden van schuld ingesloten zijn.

Daartegenover de beide uitersten: de clausule van B 1 o m a,

die_in strijd met het wezen van de ongevallenverzekering —

elke schuldmaat buitensluit en de clausule van de NHAV, die in
beginsel^) elke schuldmaat, met uitzondering van opzet, toelaat.

Thans enkele groepen van opzettelijke of culpose handelingen,
die in tal van polissen worden uitgesloten.

i. Zelfverminking en zelfmoord-poging

Zij zouden ook, uit hoofde van de onverzekerbaarheid van de
gevolgen van
opzet, buitengesloten zijn, indien toerekenings-
vatbaarheid niet een van de pijlers van de schuld (en dus van
opzet) was. De bezwaren, verbonden aan de onderkenning van
al dan niet opzettelijken zelfmoord enz. worden vaak onder-
vangen door ook de niet-toerekenbare buiten te sluiten

„hetzij willekeurig of niet, onverschillig of de verzekerde al dan
niet wel bij zinnen wasquot; (IRO).

„onverschillig hoe de staat der geestvermogens zijquot; (Pr e s.).
„de in welken geestestoestand ook beproefde of volvoerde zelf-
moord of zelfbeleedigingquot; (RP)-

Daarentegen wordt in andere polissen óf „opzettelijke zelfver-
minking en zelfmoordquot;
(P h i 1.) óf „zelfverminking en zelfmoordquot;
zonder meer (NHAV, O. Z w o 1., enz.) uitgesloten.

Practisch verschil maakt het uitsluiten van de „ontoerekenings-
vatbarequot;
zelfmoord en zelfverminking echter niet, omdat zij toch
vallen onder „ongevallen door
krankzinnigheid veroorzaaktquot;.

Mooi voorbeeld van met één hand geven en met de andere
terugnemen is de volgende uitsluitingsclausule:

„verwondingen en de gevolgen daarvan, veroorzaakt door een
vrijwillige daad van den verzekerde of van den bij de schadeloosstel-
ling belanghebbende of die welke de verzekerde verkrijgt, in een
toestand van blijvende of wel tijdelijke
storing van geest of bewust-
zijn
(bijv. delirium, slaapwandelen), enz.quot; (W interthur).

1)nbsp;,,In beginselquot;, omdat men de vraag, of dat principe ook konsekwent
wordt doorgevoerd, slechts kan beantwoorden door systematisch alle
„uitsluitingenquot; te toetsen op de event. aanwezigheid van een schuldele-
ment, dat aan de uitsluiting ten grondslag mocht liggen.

2)nbsp;Cf. de in Engelsch-Amerikaansche polissen min of meer gebruike-
Hjke clausule „This insurance shall not cover suicide or any attempt
there at
while sane or insanequot;.

-ocr page 123-

Op deze wijze heeft het schuldbegrip bij zelfmoord en zelf-
verminking(poging) een kleurloos karakter gekregen.

2. Dronkenschap en vrijwillige intoxicatie
De voornaamste „dronkenschapsclausulesquot; i) zijn:

..ongevallen in verband met dronkenschapquot; (F,a t.).
„indien het ongeval plaatsgrijpt
nadat verzekerde zich, door
gebruik van alcohol of andere bedwelmende middelen, in een toe-
stand had gebracht waardoor het risco kennelijk was verzwaardquot;
(NEN).

„ongevallen, die den verzekerde overkomen, terwijl hij onder den
invloed van alcoholhoudende dranken
of andere bedwelmende mid-
delen, minder dan gewoonlijk in staat was voor zich zelf zorg te
dragen,
tenzij deze hem onafhankelijk van zijn wil zijn toegediendquot;

(AMO).

..indien het ongeval een gevolg is van dronkenschapquot; (NHAV),
Idem „door dronkenschapquot; (O. Zwo 1.).

„indien het ongeval plaats grijpt, terwijl de verzekerde in een
staat van dronkenschap
door alcohol of in dien van bedwelming door
een of ander genotmiddel verkeerdequot; (N. Lloyd), idem
„in een toe-
stand van dronkenschapquot;
(RP).

„in kennelijken staat van dronkenschapquot; (W i n t e r t h u r).
..ongevallen den verzekerde overkomen,
terwijl hij onder den
invloed van bedwelmende dranken of andere bedwelmende mid-
delen,
door eigen toedoen, minder dan gewoonlijk in staat was voor
zich zelf te zorgenquot;, alsmede „aan een verzekerde, die verkeert in
eeu staat van bedwelmingquot;. (ER)

Soms wordt dus verband met alcoholmisbruik geëischt. Soms
elk ongeval tijdens dronkenschap, enz. uitgesloten.

Nu eens wordt uitdrukkelijk „dronkenschapquot; geëischt, dan
Weer is een
zekere mate van invloed van den drank voldoende.

Soms wordt uitdrukkelijk „eigen toedoenquot; geëischt (de bewijs-
last voor de schuld aan den intoxicatietoestand rust op den
quot;quot;^^-zekeraar). In andere is alleen
„toediening onafhankelijk van zijn
' een van schuld bevrijdende omstandigheid (de verzekerde
draagt den bewijslast).

..Delirium, ten gevolge van alcoholmisbruik, met zijn gevolgen
komt niet ten laste van de Maatschappij, zelfs niet, indien dit zich
zou openbaren ten gevolge van een ongevalquot; (Zürich).

3- Nalaten van gezondheids- en veiligheidsmaatregelen.

is bedoeld de niet met straf bedreigde overtreding van

Cf. art. 26 lid 2 der Ongevallenwet 1921.

-ocr page 124-

gezondheids- en veiUgheidsvoorschriften (zie voor de wel met
straf bedreigde onder nummer 4.)

Men kan dezen vorm van nalatigheid zonder bezwaar als
„grovequot; nalatigheid bestempelen. Dan valt zij als regel reeds
onder de algemeene uitsluitingen uit dien hoofde.

Overigens dragen deze clausules deels een illustratief, deels
een opvoedend karakter. Slechts enkele voorbeelden:

,,ongevallen, die het gevolg zijn van verwaarloozing van voor
het behoud van leven en gezondheid geldende
wetten en voorschriftenquot;
(AMO).

,,ongelukken door handelen in strijd met wettelijke veiligheidsvoor-
schriften
en openbare waarschuwingenquot; (RP).

,,wanneer de verzekerde de voorschriften, in het belang van de
veiligheid gesteld heeft verwaarloosdquot; (IRO).

„indien de verzekerde voorschriften of waarschuwingen in het
belang der veiligheid heeft verwaarloosdquot; (MADB).

In de beide laatstgenoemde clausules wordt geen (recht-
streeksch causaal) verband tusschen de nalatigheid en het
ongeval geëischt, in de beide eerste wel.

Terwijl ,,verwaarloozenquot; ruimer is en „niet in achtnemingquot; van
waarschuwingenquot; omvat, beperkt
,,handelen in strijdquot; zich tot
overtreding van geboden of verboden en is dus enger.

Behalve overtreding van „wettelijke voorschriftenquot; sluiten
sommige polissen ook die van
particuliere veihgheidsvoorschrif-
ten uit. Een voorbeeld:

,,ongevallen medeveroorzaakt: bij het reizen op andere wijze dan
voor reizigers is bepaald)
of bij het overtreden van de reglementen,
bepalingen en voorschriften van of voor
ondernemingen tot vervoer
van personenquot;
(IRO).

idem als gevolg van ,.handelingen in strijd met wettelijke bepa-
lingen, verordeningen of
spoorwegreglementenquot; (O. H a a g).

Ik laat in het midden, in hoeverre spoorwegreglementen
(gebaseerd op de spoorwegwet van 1875) een privaatrechtelijk
karakter dragen.

Voor zoover handehngen, in strijd daarmede, met straf bedreigd
worden, zijn zij „in strijd met
wettelijke bepalingen en verorde-
ningenquot;.
De toevoeging ,,of spoorwegreglementenquot; heeft alleen
zin ten aanzien van event. privaatrechtelijke bepalingen.

4. Strafbare feiten
Vele uitsluitingen zijn ruim gesteld: ongevallen overkomen

-ocr page 125-

quot;bij, door of in verband metquot; strafbare feiten (onverschillig in of
krachtens welke wet strafbaar gesteld).

Ook bij de sociale verzekering erkent men het recht van
weigering van uitkeering in dergelijke omstandigheden ten deele.

Terwijl in de Ziektewet-1913 aan de uitvoeringsorganen de
bevoegdheid was verleend uitkeering te weigeren, indien de
ziekte was
„veroorzaakt door misdrijfquot; van den verzekerde, heeft
men bij de zgn. „technische herzieningquot; van 1934 de weigerings-
quot;logelijkheid uitgebreid tot de gevaUen, waarin de
„ongeschiktheid
^oi werken wegens ziekte in verhand staat met eenige, als misdrijf
strafbaar gestelde, gedraging
van den verzekerdequot;.

Daarentegen kennen de sociale ongevallenwetten deze be-
Perkmg niet. Aan de particuHere ongevallenpohssen ontleen ik:

..ongevallen ontstaan in verhand met opzettelijk gepleegde strafbare
feiten, waaraan de verzekerde heeft
deelgenomenquot; (Fat.).

..ongevallen, die den verzekerde treffen hij het begaan van mis-
daden of overtredingen of
pogingen daartoequot; (Bloma).

..indien het ongeval een gevolg is van handehngen in strijd met
publieke voorschriften of politieverordeningenquot; (NHAV).

..ongelukken tengevolge van een strafbare handeling van den ver-
zekerde, of van een duel of van een vechtpartijquot; (Winterthur).
..ongevallen, welke
voortkomen uit misdrijven en misdadenquot;

(Zürich).

..ongevallen door handelingen in strijd met bepalingen in Rijks-
wetten of in Koninkhjke besluitenquot; (PhiL).

..lichamelijk letsel, ontstaande door misdadige handelingen van de
zijde van den verzekerdequot; (O. Haag.).

..ongelukken hij of tengevolge van misdadige handelingenquot; (RP).

Toerekeningsvatbaarheid
De toevoeging „opzettelijkquot; (alleen bij F a t.) is noodzakelijk
om toerekeningsvatbaarheid te impliceeren. Practisch verschil
maakt dat niet, omdat als regel, ongevallen als gevolg van krank-
uigheid of zinsverbijstering, uitgesloten zijn.
De clausule van de P h i 1. is veel te ruim; de
„misdadige
'indelingenquot; van de O. Haag. moeten niet geacht worden de
ovCTtredingen van politieverordeningen te omvatten.

Het woord „deelgenomenquot; in de clausule van de Fat. is mis-
plaatst 1).

I) Bedoeld zal wel zijn de uitsluiting te beperken tot „opzettelijk
den verzekerde gepleegde feitenquot;, onverminderd het oogmerk
„plegenquot; mede te begrijpen: doen plegen, medeplegen, uitlokken,
alsmede medeplichtigheid (dus zoowel daderschap als medeplichtigheid).

-ocr page 126-

In al deze clausules heeft men niet de scherp omschreven
begripsbepalingen van het wetboek van strafrecht voor
oogen
gehad. Anders zou men wellicht ongevallen bij, krachtens art.
46 Sr. niet strafbare poging tot overtreding, niet buitengesloten
hebben. Voor zoover in dergelijke clausules misdrijf „met poging
daartoequot; als uitsluitingsgrond is gelijkgesteld, zou ik dien willen
beperken tot de „strafbare pogingquot; van 45 Sr. (cf. 78 Sr; i34
bis Sr.)

In enkele polissen worden nog bepaalde delicten genoemd:
Duel (of tweegevecht): (Winterthur, Pres., Zürich,
O. Haag., Fat.). Duelleeren (RP). Vechterij (NHAV). Vechtpar-
tijen: (Winterthur, Pres., O. Z w o 1., Z ü r i c h, O. H a a g-)-
Vechten: (AMO). Kloppartijen: (AMO). Vecht- of kloppartij: (RP)-
Ook hier is de delictsomschrijving van het W. v. S. (art.
152 e.v., 306, enz.) niet gevolgd en dus niet beslissend. In vele
gevallen zal de verzekeraar aan een verzekerde, die strafrechtelijk
niet vervolgbaar is, uitkeering kunnen weigeren (zoo bijv. wan-
neer hij buiten het kader van het „tweegevechtquot; van 152 Sr.,
e.v. zonder een ander letsel toe te brengen, bij een relletje zelf
letsel opgeloopen heeft). Scherpere omschrijving en strafrechte-
lijke formuleering verdient de voorkeur.

De insluiting van „rechtmatige zelfverdediging en reddings-
pogingenquot;
zie blz. 97) vormt in sommige gevallen een uitzonde-
ring op deze uitsluiting.

5. Uitlokking (provocatie)
In sommige polissen worden alle ongevallen uitgesloten, waar-
toe men zelf
aanleiding gegeven heeft. Goed beschouwd lokte
men niet het
ongeval uit, maar een wederrechtelijke gedraging van
een ander,
veelal strafrechtelijk bezien een mishandeling. Het
letsel, dat men opliep, is dus slechts een indirect en veelal ook
verwijderd gevolg van de ,,uitlokkingquot; (Uitzondering: 206 Sr?)-
Ik vond de volgende uitsluitingen:

„ongevallen in verband met opzettelijk gepleegde strafbare feiten,
waartoe de verzekerde zonder redelijken grond
aanleiding heeft
gegevenquot; (Fat.).

„mishandelingen of verwondingen, indien deze door den ver-
zekerde zijn
uitgelokt of bevorderdquot; (O. H a a g.).

„indien het ongeval een gevolg is van een mishandeling of ver-
wonding, welke door den verzekerde is
uitgeloktquot; (MADB).
,,gevolgen van
provocatiequot; (EOA).
Strafrechtelijk bezien is hier geen sprake van „uitlokkenquot; of

-ocr page 127-

quot;bevorderenquot; in den zin van 47 en 48 Sr. Het opzet van den
Verzekerde zal wel nooit gericht zijn op de
mishandeling (waarvan
hij het lijdend voorwerp zou worden), of op de
verwonding (die
Weer het gevolg van zoodanige mishandeling zou kunnen zijn).

Er is geen sprake van causaal verband, laat staan van adae-
quaat oorzakelijk verband, tusschen de daad van den „uitlokkerquot;
en de reactie van den „uitgeloktequot; (behalve in den zin van
Buri) .

Wat er overblijft, is een zekere mate van „aanleidingquot; geven
(..prikkelen totquot;, althans „prikkelenquot;). Elementen van „aan-
zettenquot; en „uitdagenquot; van 152 Sr. en van „aanhitsenquot; in 425 Sr.
zijn wel aan te wijzen, dus een zekere mate van „schuldquot;.

De redelijkheid van dergelijke provocatieclausules is afhanke-
quot;jk van de vraag of er een redelijke verhouding tusschen
quot;Schuldmaatquot; en „strafmaatquot; (de weigering van de uitkeering,
het vervallen van aanspraken) bestaat. Daarvan blijkt uit de
bovenstaande clausules niets.

Opzet en toedoen van belanghebbende derden

.^an „onafhankelijk van den wil van den verzekerdequot; wordt
quot;iet zelden toegevoegd:

quot;Of van een ander bij de uitkeering belanghebbendequot; (N.

Lloyd).

..of door toedoen van een bij de uitkeering belanghebbendequot;

(NEN).

Dat is redelijk, als men het begrip „belanghebbendequot;'^) eng
neemt in den zin van dengeen, aan wien de uitkeering moet
Worden gedaan. Doel is te voorkomen, dat iemand uit eigen
belang den verzekerde een ongeval bezorgt, althans doet krijgen.

«laar het is onredelijk elke uitkeering aan alle erfgenamen,
in het algemeen aan alle
andere belanghebbenden te weigeren,
Wanneer één hunner het ongeval met of zonder opzet of schuld

Veroorzaakte.

Wie veroordeeld is, ter zake dat hij den overledene heeft
onigebracht of getracht heeft om te brengen, is trouwens op

I) De O. H a a g sluit nog een niet belanghebbende derde uit: „door
toedoen van personen, die het risico van de burgerechtelijke verantwoor-
delijkheid hebben gedekt, overkomenquot;(!). Achtergrond: 284 K? Dan toch
®aar liever een . toock for knock agreementquot; (cf.
Dorhout Mees (55).
blz. 298.

-ocr page 128-

grond van 885 BW van de erfenis uitgesloten en houdt door de
veroordeeling op „belanghebbendequot; te zijn.

Bij ongevallen, veroorzaakt — met of zonder opzet — door de
echtgenoote of één der kinderen, heeft het, als het ongeval goed
afloopt en de verzekerde zelf opkomt voor de uitkeering, geen
zin
hem uitkeering te weigeren, omdat het ongeval door een
„weie-belanghebbendequot; veroorzaakt is.

Iets anders is, of het niet gewenscht is ,,zich doen of laten
verwonden of verminkenquot;
gelijk te stellen met zelfverminking en
dat onafhankelijk van de vraag of degeen, die zich daartoe leende,
zelf „belanghebbendequot; bij de verzekering moest worden geacht.
(,,vrij willige verminkingenquot; omvat beide).

Ongevallen door oorlog, oproer, onlusten

In vele polissen worden in één adem als uitgesloten bronnen

of oorzaken van ongevallen genoemd:

„oorlog of oorlogstoestanden, burgerlijke onlusten, samenscholing, op-
zettelijk gepleegde strafbare feiten, waaraan de verzekerde heeft deelge-
genomen of waartoe hij zonder redelijken grond aanleiding heeft gegeven
en waagstukken, waaraan bijzonder gevaar is verbondenquot; (Fat.).

Er zijn inderdaad vloeiende overgangen. Zoo tusschen oorlog
en oorlogstoestand i). Daaronder kan behalve de staat van oorlog
en de staat van beleg, als bedoeld in art. 195 van de Grondwet
en in de wet van 23 Mei 1899, S. 128, ook wel de oorlog zonder
oorlogsverklaring — tegenwoordig meer en meer in zwang in den
vorm van militaire
,,expeditiesquot;, „wandelingenquot; en ,,inciden-
tenquot; — en waarschijnlijk ook wel mobilisatie vallen
{„mobilisa-
tiequot;
vermeld bij RP.)

Niet irrationeel is dan ook gelijkstelling met oorlogsgebeurte-
nissen van

„vijandelijken inval, daden verricht op last van- of krachtens
een verordening, vastgesteld door eenige Nederlandsche of vreemde
militaire macht, militaire expeditiën, krijgsonlustenquot; (Bloma).

Of „muiterijquot; in dit kader thuis behoort, is twijfelachtig.

Dat „oorlogstoestandquot; buiten oorlog bestaanbaar is, wordt
kennelijk ook aangenomen in de clausule:

„eenigen oorlogstoestand, al behoort Nederland niet tot de krijg-
voerende mogenhedenquot; (ER).

1)nbsp;Zie noot i van blz. 117.

2)nbsp;Art. 119 Wetb. v. Militair Strafrecht.

-ocr page 129-

Minder juist is in deze clausule de uitsluiting van ongevallen
„als
gevolg van eenigen oorlogstoestandquot;.

Immers de ongevallen zijn niet gevolg van een „toestandquot; (er
is geen sprake van adaequate veroorzaking); zij staan er wel m
rechtstreeksch of meer verwijderd
verband mede. Evenmin juist
is in diezelfde pohs de woordenkeus „ongevallen
bij oproer of
samenscholingquot;, omdat er toch om te beginnen wel meer
verband
moet worden geëischt dan tijdelijke of plaatselijke coïncidentie.

ja bij voorkeur „deelnemingquot;.

De vraag of het begrip „samenscholingquot; hier den strafrechte-
lijken inhoud van artikel i86 Sr. heeft, zal wel ontkennend moeten

Worden beantwoord.

Tegenover „militairequot; situaties staan de burgerlijke^). Het
Verschil tusschen onlusten en samenscholingen is meer van
kwantitatieven dan van kwalitatieven aard. Even geleidelijk is
de overgang tusschen samenscholing (i86 Sr) en straatschenderij
(424 Sr) eenerzijds en div. overtredingen van politieverordeningen

anderzijds.

Aan redelijke eischen voldoen deze clausules in zooverre met,
dat het kennelijk
niet de bedoeling is de gebruikelijke insluiting
van
„rechtmatige verdediging en reddingspogingenquot; (zie blz. 91)
in eenig opzicht te beschouwen als een uitzondering op den regel
der uitsluiting van „oorlog, oproer en
onlustenquot;.

Gevolgen van onrust der tijden vallen onder

het risico!

De redelijkheid brengt mede, dat binnen zekere grenzen ook
de
gevolgen van onrust der tijden onder het verzekerde risico vallen.

Hoe redelijk uitsluiting van ongevallen door oorlog en oorlogs-
toestanden (de DAMVW spreekt samenvattend van „Kriegs-
ereignissequot;) ook moge zijn, uitsluiting van alle ongevallen door
burgerlijke onlusten (buiten staat van beleg of van oorlog) en
Vooral door of zelfs in verband met „samenschohngquot; gaat te ver.

De oplossing van de DAMVW is: uitsluiting van alle ongevallen
door misdrijf of overtreding, inclusief die door

..bürgerliche Unruhen, sofern der Versicherte auf Seiten der Unruhe-
stifter teilgenommen hatquot;
(§ 3, 2).

Ï) Art. 87 Sr. begrijpt onder oorlog burgeroorlog en onder tijd van
oorlog den tijd, waarin oorlog dreigende is.

-ocr page 130-

Wie niet aan een samenscholing deelneemt, maar op een
Zaterdagavond, tijdens de kermis of bij een verkiezingsactie
buiten grove schuld het slachtoffer van een
„relletjequot; wordt,
verdient door de ongevallenverzekering niet te worden afgewezen.
En bij burgerlijke onlusten, althans bij samenscholingen van
een minder ernstig karakter dan „oproer en onlustenquot;, verdient
zeker voor rechtmatige verdediging en
reddingspogingen een
uitzondering te worden gemaakt op den regel der uitsluiting
van de verzekering.

Terecht beperken de OAMVW de desbetreffende uitsluiting
tot oproer, opstand en „sonstige
gewalttätige Unruhenquot;. „Onge-
regeldhedenquot;
(IRO) gaat te ver.

In meer dan één polis worden nog ,,ongevallen ten gevolge van
aardbevingquot; uitgesloten (AMO, NHAV, RP, P r e s. Zürich,
RP, bovendien
„vulcanische uitbarstingenquot;). In één polis wordt
van „ongevallen in verband met
molestquot; gesproken (NHAV) en
in één van
„oorlogsdadenquot; (Zürich).

Ongevallen bij lijders aan bepaalde ziekten
en invaliditeit van bepaalden aard

Het feit, dat bepaalde ziekten, kwalen en gebreken gepaard
gaan met een aanmerkelijk verhoogd ongevalsrisico, is vol-
doende om eenerzijds dergelijke lijders en invaliden niet als
verzekerden te aanvaarden (,,niet verzekerbaarquot;), anderzijds te
stipuleeren, dat de aanspraken uit hoofde van de verzekerings-
overeenkomst wijziging ondergaan of eenvoudig vervallen („niet
verzekerdquot;, „niet meer verzekerdquot;), zoodra de verzekerde een
dergelijke ziekte of invaliditeit krijgt.

De tot uitsluiting of vervallen van de verzekering leidende
kwalen, ziekten en gebreken behooren voldoende duidelijk te
zijn omschreven.

Rechtszekerheid en billijkheid eischen, dat de verzekerde in de
polis de
objectieve criteria vindt, waaraan de geldigheid van zijn
aanspraken ook door hem zelf ten allen tijde kan worden getoetst.

Aan dit vereischte voldoet meer dan één desbetreffende clau-
sule niet, hetzij door het invoeren van
subjectieve criteria of door
aanleggen van
abstracte maatstaven. Enkele voorbeelden:

,,Niet verzekerd zijn zij, die lijdende zijn aan kwalen, ziekten
of gebreken, waardoor volgens het
oordeel van den geneeskundigen
adviseur der Bank
het gevaar voor ongevallen aanmerkelijk grooter
wordt, zoomede zij, die een beroerte hebben gehadquot; (NHAV).

-ocr page 131-

„Niet verzekerd kunnen worden noch blijven, personen, die met
eenig gebrek behept of aan een ernstige ziekte lijdende zijn, zooals
blindheid, doofheid, verlamming, beroerte, vallende ziekte, geestes-
stoornis of eenig ander gebrek of ziekte van
dergehjk ernstigen
aardquot;. (Winterthur).

Nauwkeurige omschrijving van ziekten en gebreken

noodzakelijk

Waar kleine afwijkingen van den norm, onbeteekenende mis-
vormingen en mismakingen, eerder „normaalquot; dan „abnormaal
zijn, behoort een dergelijke opsomming alleen die ziekten, kwalen
en gebreken te omvatten, die kennelijk het ongevalsrisico aan-
nierkelijk verhoogen.

Vele Nederlandsche pohssen voldoen in dit opzicht met aan
bescheiden eischen. Ter illustratie een enkel voorbeeld (ik cursi-
veer de criteria, die
voldoende concreet zijn en objectief ernstige
nsicoverzwaring geven):

„Uitgesloten van de verzekering: krankzinnige, lamme doove,
hardhoorige, blijde, sterk bijziende, aan hartkwaal nier- of suiker-
^iekte. tuLrculose, jicht, duizeling of
vallende ziekte ^A.nAe, ver-
minkte en mismaakte personen, alsook zij. die een beroerte gehad
hebbenquot; (Fat.; O. Zwol.).
Het is onredelijk bijv. lichte suikerziekte en rustige, niet-
actieve tuberculose uit te sluiten.

Voor relatieve verminderingen van belangrijke zmtuigelijke
functies, zooals gezichtsvermogen en het gehoor, behooren
objectieve grenzen te worden aangewezen.

Zoo concretiseert de O. H a a g het abstracte begrip „sterk
bijziendquot; door toevoeging van
„Ujziendheid van 9 dioptneen of
daarbovenquot;
(de bedoeling zal wel zijn, dat op beide oogen de
brekingsafwijking ernstiger moet zijn dan
9 D.).nbsp;, ,, ,

Adjectiva als „buitengewoonquot; (kortzichtige), „bijzonder (hard-
hoorige)
(RP) „zwaarquot; (gebrek, resp. zware ziekte) brengen de
zaak niet verder.

„Ongevallen, die de verzekerde treffen, nadat hij door krank-
zinnigheid volkomen
blindheid of volkomen doofheid, door een ver-
lamming als gevolg van
beroerte, door epilepsie of ernstige zenuw-
ziekte
is getroffen of door ongeval of ziekte meer dan 60 U^vend
wheidsongeschikt
is gewordenquot; (DAMVW § 3.6).

Deze goede clausule (alleen: wat is
is
„volkontenquot; blind) vond ik min of meer gedenatureerd terug

in den volgenden vorm:

-ocr page 132-

„De verzekering vervalt terstond nadat de verzekerde door
krankzinnigheid, blindheid, doofheid, verlamming ten gevolge
van een beroerte, epilepsie, of een zware zenuwziekte aangetast
of door een ongeval of ziekte
geheel of gedeeltelijk blijvend invalide
geworden isquot; (Bloma).

Bijzondere uitsluitingsclausules van dezen aard:

,,zij die reeds (eenmaal) aan delirium tremens hebben geledenquot;
(Pres.; Zürich; RP).

„stomme personenquot; (O. Zwol.; RP).

,,diegene, die aan den drank verslaafd zijnquot; (O. Zwol.; RP).

Het verdient de voorkeur dergelijke uitsluitingen zooveel
mogelijk te beperken en dan nog alleen schadevergoeding te
weigeren, indien en voor zoover kwaal, ziekte of gebrek werkelijk
oorzaak van het ongeval, van het letsel of van verergering van
het letsel was (zie blz. 104).

Enkele andere groepen onverzekerbare personen

In enkele polissen komen nog andere groepen van ,,onver-
zekerbare personenquot; voor:

,,personen, die zich bezig houden met de bereiding van dynamiet,
nytro-glycerine, kruit, naphtha of andere licht ontvlam- of ontplof-
bare stoffenquot; (O. Z w O 1.).

,,zij die zich bezig houden met de bereiding of bewerking van
dynamiet, nytro-glycerine, kruit, naphtha en andere licht ontvlam-
of ontplofbare stoffen en
artikelenquot; (Fat.).

,,bij het bereiden, verwerken of vervoeren van licht ontplofbare of
ontvlambare stoffen, of terwijl hij daarbij
desbewust tegenwoordig
was, een en ander ter beoordeeling van de Directiequot; (Nat. O n d.).

Valt „omgaanquot; met benzine, niet-onbrandbare film, kamer-
vuurwerk
of ,,magnesiumpoederquot; (voor fotografische doeleinden)
onder deze uitzonderingsbepalingen?

Dat elke automobilist ,,benzine vervoertquot; staat vast; hem
deswege op grond van de laatste der bovengenoemde clausules
onverzekerbaar te achten, zou onjuist zijn. In het midden gelaten
of en in hoeverre ongevallen bij „omgaanquot; met benzine
voor
huishoudelijke doeleinden
(wasschen van kleedingstukken of haar)
gevolg van ,,roekeloosheidquot; moeten worden geacht, is het zeker
juister de formuleering van de bovenbedoelde uitsluitingen te
verduidelijken door toevoeging van
,,bij wijze van beroep op
bedrijfquot;.

-ocr page 133-

Ongevallen tijdens zwangerschap en kraambed

Zwangerschap en kraambed nemen een bijzondere plaats in
onder de „normale toestandenquot;, die invloed kunnen uitoefenen
op ongevalsgevaren en ongevalsgevolgen.

De ziektewet (art. 23, lid 3) stelt beide met ziekte gelijk,
terwijl onder de sociale ongevallenwetten ook ongevalsletsels,
verergerd door zwangerschap of kraambed, volledig schadeloos-
gesteld worden.

De particuliere ongevallenverzekering daarentegen sluit veelal
deze bronnen van (tijdelijke)
risicoverzwaring uit:

„Ingeval de verzekerde een vrouw is, is de verzekering niet van
kracht gedurende haar zwangerschap tot en met veertien dagen
na haar bevallingquot; (B 1
o m a. Fat., O. Zwol.).

,,geen aanspraak op uitkeering geven ongevallen een vrouw over-
komen gedurende den tijd harer zwangerschap en gedurende veertien
dagen na de bevallingquot; (AMO).

In het licht van het stelsel der „evenredige schadeloossteUingquot;,
gebaseerd op het „normahteitsbeginselquot; (zie blz. 108), is deze
oplossing niet billijk voor ongevallen en ongevalsgevolgen, die
«iet kraambed en zwangerschap niets te maken hebben en daar-
van ook in aard en omvang geen invloed ondervinden.

Toepassing van het stelsel der „evenredige
schadeloosstelling' '

Enkele Maatschappijen hebben dan ook een oplossing gezocht
in de richting van „evenredige schadeloossteUingquot;.

„Als gevolg van een ongeval wordt niet beschouwd dood, blij-
vende invaliditeit of tijdelijke ongeschiktheid, mede veroorzaakt
door verwonding van een vrouw,
geheel of gedeeltelijk toe te schrijven
aan een bevalling of zwangerschap, ook al mocht de dood verhaast
of de ongeschiktheid zijn verergerd of bespoedigd door een ongevalquot;

(IRO).

Een andere Maatschappij tracht, niet alleen bij zwangerschap
kraambed, maar ook bij
„gynaecologische letselsquot; elke ziekte-
component uit te schakelen:

„In geval van bloeding uit inwendige organen, alsmede bij sto-
dingen in de nabijheid der vrouwelijke geslachtsorganen:
wordt alleen
schadevergoeding gegeven, indien deze schaden
uitsluitend veroor-

-ocr page 134-

zaakt zijn door een ongeval, zonder medewerking van een inwendige

ziektequot; (Bloma).

Deze clausule is vrijwel letterlijk overgenomen uit de DAMVW
§ 7,2. Zij verdient de voorkeur boven het, gedurende zwanger-
schap en kraambed, opschorten van de verzekering.

Diverse uitgesloten letsels

De tot deze ,,restgroepquot; der uitgesloten letsels behoorende
ziekten hebben slechts gemeen, dat zij in alle landen en bij alle
maatschappijen moeilijkheden van uiteenloopenden aard hebben
gegeven.

Blaar

Bij blaarvorming door druk of wrijving ontbreekt in meerdere
of mindere mate
zoowel het plotselinge als het gewelddadige,
alsmede ook het ongewone.

Een andere moeilijkheid is, dat een geïnfecteerde blaar een
zweer geeft en dat er aan de huid tal van zweertjes kunnen
voorkomen, waarvan men niet kan uitmaken of ze door ver-
wonding, door blaarvorming of door infectie van barstjes en
kloofjes, als gevolg van verwaarloozing van de huid,ontstaan zijn.

Een en ander verklaart, dat men in de sociale ongevallen-
wetten de blaar opgenomen heeft onder de ,,letsels in betrekkelijk
korten tijd ontstaan in verband met de dienstbetrekkingquot;
(zie blz. 44).

Onder de uitsluitingen vond ik de blaarvorming feitelijk terug
in de volgende clausule:

„geen ongevallen zijn de gevolgen van wrijving of druk aan de
huid van handen of voeten, bij het werk of bij het loopen ontstaanquot;
(AMO).

,,het door stukloopen of het door wrijven van schoeisel bezeeren
der voetenquot; (W interthur).

Hierdoor zijn dus „doorgewerktequot; handen en „doorgeloopenquot;
voeten en alle gevolgen daarvan uitgesloten.

Waar in de particuhere verzekering (in tegenstelling tot de
sociale) de infectie als zoodanig niet als ongeval wordt aanvaard,
brengt de vraag, of een blaar al dan niet geïnfecteerd is, geen
wijziging in de uitsluiting.

-ocr page 135-

Blindedarmontsteking i)
De veelvuldigheid der blindedarmontsteking, de mogelijkheid
«en traumatische genese te construeeren en de onmogelijkheid
de juistheid of onjuistheid van die constructie in een gegeven
geval aan te toonen, verklaart haar uitsluiting:

„uitgesloten ongevallen, voor zoover daardoor----ontsteking

van den blinden darm of zijn aanhangsels is ontstaan of verergerdquot;
(Blom a).

„uitgesloten ontsteking van den blinden darm en zijn aanhangsels
hoe deze beleedigingen ook mochten ontstaan zijn en welke de ge-
volgen ook mochten zijnquot; (RP).

„als ongeval wordt niet beschouwd „blindedarmontstekingquot; (W i n-
terthur).

De eerstgenoemde clausule is letterlijk overgenomen uit de
DAMVW. Ook bij afwezigheid van deze uitsluiting worden in-
tusschen gevallen van appendicitis als regel als „niet door on-
geval veroorzaaktquot; afgewezen.

Ingewandsbreuk (Hernia)
De ingewandsbreuk is jarenlang een verzekerings-geneeskundig
en verzekeringsrechtelijk verzekeringskruis geweest (de befaamde
den Hernienquot;).

Men moet bij een breuk ontstaan, resp. uittreden onderscheiden.
I^e „breukzakquot; is als regel een
aangeboren afwijking. Zonder deze
Praedisponeerende factor leidt geweldsinwerking niet tot uit-
treden van ingewand.
Zoodanig uittreden kan als gevolg van
drukverhooging in de buikholte
geleidelijk of plotseling geschieden.
In de sociale verzekering worden slechts breuken als trauma-
tisch aanvaard, wanneer zij door inwerking van
zwaar geweld

f I) Zie voor literatuur Kaufmann (42) II, 526 ev. De appendix vermi-
^ormis („wormvormig aanhangselquot;) is een uitstulping van het coecum
'.blinde darmquot;). Appendicitis is dus feitelijk geen ontsteking van den
blmden darm maar van het wormvormig aanhangsel daarvan.

2) Wel te onderscheiden van beenbreuk (fractura). Zie voor literatuur
Kaupmann (42) II 543 e.v. De z.g. „waterbreukquot; (hydrocele) (literatuur
Kaufmann (42) II 639) is in medischen zin heelemaal geen breuk, al
gaat de hier bedoelde uitstorting van vocht tusschen de vliezen van den
teelbal in een deel van de gevallen gepaard met de aanwezigheid van
een echte breuk (hernia). De DAMVW sluiten haar uit. Ook de
„kramp-
'^derbreukquot;
(varicocele) (literatuur zie Kaufmann (42), II, 645) is medisch
geen breuk en verdient te worden buitengesloten.

-ocr page 136-

op buik of lies zijn veroorzaakt öf wanneer de breukinhoud
plotseling uitgetreden en terstond beklemd is geraakt. De particuliere
verzekering sluit de hernia uit:

„uitgesloten ongevallen, voor zoover daardoor onderlijfshrevken
zijn veroorzaakt of verergerdquot; (Bloma).

,,uitgesloten ingewandsbreuken (herniën, darmvernauwing, of
darmsluiting, ileus)quot; (RP).

„geen ongeval de gevolgen van kwalen, ziekten of gebreken,
waaronder ook begrepen zijn
onderlijfsbreuken (herniae)quot; (AMO).
,,alle
onderlijfsbreuken en haar gevolgenquot; (Zürich).
„tot ongevallen worden niet gerekend: .... ontstaan of uit-
treden van
breuken (hernia)quot; (Nat. O n d.).

,,als ongeval worden niet beschouwd .... breuk (hernia)quot;
(O. Z w o 1. W i n t e r t h u r).

De eerste clausule wijst de breuken af, ondanks de erkenning
van de traumatische herkomst (B 1 o m a), de
2e en 4e, terwijl de
al dan niet traumatische genese in het midden gelaten wordt
(RP), de derde wijst breuken aan als kwalen, ziekten en gebreken.
Geen deugdelijke term is
„onderlijfshre\x]lt;Le.nquot; (breuken kunnen
aan den geheelen buikwand voorkomen, terwijl ,,onderlijfquot;
slechts een deel van den buik omvat). De goede Nederlandsche
term is:
„ingewandsbreukenquot; (beter dan de ,,Bauch- oder Unter-
leibsbrüchequot; van de DAMVW).

Medisch onjuist is de vermelding van darmvernauwing of
darmsluiting als species van het genus ,,ingewandsbreukquot;.

Een indruk van de problemen, die bij de beoordeeling van de
al dan niet traumatische origine rijzen, geeft mijn ,,breuk-
formuherquot; (bijlage
3).

Darmvernauwing (of -afsluiting) ®)

Bij de voornaamste oorzaken van darmafsluiting (ileus):

1)nbsp;Cf. de in Engelsch-Amerikaansche polissen min of meer gebruikelijke
clausule: ,,This insurance shall not cover hernia of any kind, or disability,
death or any other loss resulting therefrom whether the hernia be caused
or aggravated by violent or accidental means or otherwisequot; (Metro-
politan).

2)nbsp;Dit formulier wordt aan de behandelende artsen van een, zich bij
de bedrijfsvereeniging voor land- en tuinbouwongevallen „Het Platte-
landquot; om uitkeering wegens breuk aanmeldenden, verzekerde, ter in-
vulling toegezonden.

3)nbsp;De DAMVW spreken van „Darmverschlingungen und Darmver-
schliessungenquot;; de eerste moeten met
darmkronkel (volvulus) worden

-ocr page 137-

breukbeklemming (incarceratio), „draaiing van den darmquot; (vol-
vulus) en in elkander schuiven van darmstukken (invaginatio),
IS rechtstreeksch oorzakelijk verband met een ongeval even
onwaarschijnlijk, als moeilijk met zekerheid buiten te sluiten.
Voorbeelden van uitsluitingsclausules:

„uitgesloten ongevallen, voor zoover daardoor darmvernau-
wingen of darmafsluitingen zijn veroorzaakt of verergerd (Bloma).

„uitgesloten ingewandsbreuken (herniën, darmvernauwing, of
darmsluiting, ileus)quot; (RP).

„uitgesloten ziekten als____darmkronkelingenquot; (O. Haag).

„als ongeval wordt niet beschouwd----occlusie der ingewandenquot;

(Winterthur).

Gezwellen (tumoren)

Het ware wezen en de juiste oorzaak van de meeste gezwellen
IS vrijwel onbekend, zoo ook de invloed, dien aangeboren en ver-
Worven eigenschappen van het lichaam en uitwendige factoren
op de ontwikkehng kunnen hebben.

„Kausalitätsbedürfnisquot; van het publiek brengt echter
quot;lede, dat men gaarne een, korteren of längeren tijd vooraf-
gegaan, trauma als oorzaak beschuldigt.

Naar mate die termijn korter is, is de zekerheid grooter, dat
net ongeval niet eens de oorzaak
kan zijn: het gezwel heeft voor
^ijn ontwikkeling veel meer tijd noodig dan de termijn, die in
dergelijke gevallen verloopen is tusschen ongeval en
ontdekking
Van het gezwel. Veelal is het ongeval niet meer dan de oorzaak
Van de ontdekking van een gezwel!

In een enkele pohs komt een uitsluiting voor:

„uitgesloten, ongevallen voor zoover daardoor----gezwellen zijn

ontstaan of verergerdquot; (Bloma).
Ik zou bij voorkeur gezwellen willen uitsluiten door te stipu-
leeren, dat ze nooit geacht worden door ongeval ontstaan of
Verergerd te zijn.

Spataderen (varices)
-—^^^afeen zijn aangeboren of verkregen, op minderwaardig-
■^«rtaald, de tweede met darmafsluiting (ileus). Waar darmkronkel darm-
^'sluiting veroorzaakt en aan afsluiting vernauwing voorafgaat, terwijl
'Vernauwing ook door andere oorzaken als darmkronkeling kan ontstaan,
Verdient de term
„darmvernauwing of afsluitingquot; de voorkeur. Literatuur

zie Kaufmann (42) II 518 e.v.

^ I) Literatuur zie Kaufmann (42) II 178-239 en Lubarsch (54),

rostock.

-ocr page 138-

heid van den aderwand berustende, aderuitzettingen (vooral aan
de onderste ledematen).
Constitutioneele en ziekelijke factoren
overwegen.

Noch bij het ontstaan, noch bij de verergering speelt plotselinge
geweldsinwerking een rol van beteekenis. Wel kan gewelds-
inwerking op spataderen verwikkelingen tengevolge hebben:
barsten en zweervorming (beenzweer, ulcus cruris). Primaire
en secundaire ziektecomponenten, alsmede infectie, zijn dus van
groote beteekenis (zie blz. 49 en 82).

In de sociale verzekering worden de gevolgen van verwonding
van een spatader of van een variceus gedegenereerde huid
schadeloos gesteld. Daarentegen ligt het, met het oog op het
„normahteitsbeginselquot;, in de rede, dat men in de particuliere
verzekering de aderspatten en hun gevolgen als regel uitsluit.

Voorbeelden van uitsluitingsclausules:

„uitgesloten aderspatten en aderspattige zwerenquot; (Pres.),
„uitgesloten
beleedigingen der spataderen en van het als gevolg
van de spataderen ziekelijk aangedaan weefselquot;
(RP).

,,tot ongevallen worden niet gerekend üq gevolgen van aderspattenquot;
(Nat. Ond.).

„complicaties door welke oorzaak ook van aderspatten, welke
voor het ongeval bestondenquot; (Zürich).

,,geen ongevalsgevolg dood of invaliditeit wsiieveroorzaakt door
____aderspattenquot; (IRO).

Ook algemeene uitsluitingen, zooals bijv. die van de EOA
(„niet is ontstaan, verband houdt met of beïnvloed wordt door
ziekten, kwalen of gebrekenquot;) zijn voldoende om aderspatten
en hun gevolgen uit te sluiten.

Ten slotte is het nog mogelijk, dat uit de constructie van het
ongevalsbegrip zelf (o.a. door opneming van de clausule ,,eenig
en rechtstreeksch gevolgquot;, zie blz. 59) de uitsluiting van spat-
aderen volgt.

Uit didactische overwegingen is bij wijze van illustratie soms
een feitelijk overbodige uitdrukkelijke uitsluiting opgenomen
(zie ook de DAMVW).

i) Indien de spataderen een zekeren omvang hebben, laat de bloed-
verzorging van de huid in de omgeving te wenschen over en
genezen
verwondingen van die huid slecht (ulcus cruris varicosum).

Literatuur Kaufmann (42) II, 496, Walter ( ) (König-Magnus
III, 496).

-ocr page 139-

Spit en heupjicht

Spit en heupjicht zijn twee kwalen, die van oudsher den onge-
vallenverzekeraars moeilijkheden bezorgd hebben.

Vooral de „spitquot; of „spit in den rugquot; (lumbago of lendenschot),
l^e pijn pleegt hierbij „plotseHng in den rug te schietenquot;. Nu eens
zonder eenige aanwijsbare aanleiding, dan weer bij of in aan-
sluiting aan min of meer overmatige krachtsinspanning. En ten
slotte bij voorvallen, die een bijzonder karakter dragen: dreigen
te struikelen, plotselinge ernstige overbelasting.

Tusschen de zuiver „rheumatischequot; spit aan den eenen kant
en de duidelijke verscheuring van spier- of peesweefsel aan den
anderen kant, bestaan vloeiende overgangen. Het dubieuze
element is bovenal het
„ongewonequot; („bijzonderequot;); ook het uit-
■^endige en gewelddadige kan ontbreken, alsmede het plotselinge.

Alles bijeen dus een groep van ongelijksoortige en moeilijk
te differentiëeren gevallen.

In de sociale verzekering tracht men de al dan niet traumati-
sche te scheiden (gevallen met en zonder geweldsinwerking, al
dan niet plotseling ontstaan, met of zonder kennelijk overmatige
krachtsinspanning) de meeste worden afgewezen en naar de uit-
voeringsorganen van de Ziektewet verwezen.

Een indruk van de problemen, die bij de beoordeehng van de
al dan niet traumatische origine rijzen, geeft mijn „lumbago-
lormulierquot; i) (bijlage 4).

Tot dusver heeft de Centrale Raad van beroep geweigerd ge-
vallen van spit 2) als „letsel in betrekkelijk korten tijd ontstaan
in verband met de dienstbetrekkingquot; te aanvaarden.

De schiftingsmoeilijkheid is in de particuliere verzekermg
Vrijwel algemeen grootendeels ondervangen door uitsluitmg:

..de verzekering strekt zich niet uit tot----lumbago (spit in den

(O. Haag).

..geen ongeval____lumbago en ischiasquot; (AMO).

..als ongevallen worden niet beschouwd----spit. lumbago. jicht,

ischiasquot; (Winterthur).

..uitgesloten lendenjichtquot; (Pres.).

Bovendien valt „spitquot; veelal ook reeds onder de clausule,

1)nbsp;Dit is eveneens een formulier van „Het Plattelandquot;.

2)nbsp;Literatuur: zie Metz (35) en Kaufmann (42) (I 427. 665).

-ocr page 140-

waarbij de gevolgen van overmatige krachtsinspanning, vertillen,
verrekken,
enz. plegen te worden uitgesloten (zie blz. 71).

Slechts één nieuwere Nederlandsche ongevallenpolis heeft de
spit weer uitdrukkelijk met een zekere beperking — uitkeering
niet langer dan 14 dagen — ingesloten (zie blz. 73).

Minder moeilijkheden geeft de heupjicht (ischias) Hier
hebben we te doen met een prikkelings- of ontstekingstoestand
van de heupzenuw met een
uitgesproken ziekelijk (rheumatisch,
diabetisch, luetisch)
karakter.

Slechts bij uitzondering is rechtstreeksche geweldsinwerking
op die zenuw aannemelijk (val of slag op bil of heup).

Onder de sociale verzekering wordt soms de door afkoeling
ontstane ischias nog als ongeval in verband met de dienstbetrek-
king aanvaard, indien de afkoeling — bijv. door val in het water
bij het werk of door natregenen, bijv. van een politieagent op
post — een plotseling en ernstig, dus bijzonder karakter draagt.

In de particuhere verzekering pleegt men de ,,atmospherische
invloedenquot; buiten te sluiten en wordt overigens veelal de ischias
door de formuleering van het ongevalsbegrip of door algemeene
uitsluitingen of ten slotte door bijzondere uitsluitingen (zie
boven bij spit) buitengesloten.

Tendovaginitis (crepitans)

De zgn., al dan niet „krakendequot;, peesscheede-ontsteking
(kararm, knerp) is een, door relatieve of absolute overbelasting
min of meer plotsehng optredende en hardnekkige pijnlijke,
aandoening van één of meer peezen of spieren van den onderarm
(bij uitzondering van het onderbeen).

Nu eens ontstaat ze zeer plotseling bij bijzondere, overmatige
krachtsinspanning of zelfs bij
directe geweldsinwerking. Dan weer
geleidelijk in den loop van dagen of uren bij eindeloos verrichten
van bepaalde, soms ongewone, bewegingen of ook bij gewoon en
sedert jaren gewend werk.

Ook hier dus weer twijfelachtig zijn of ontbreken, niet alleen
van het
plotselinge, maar ook van het gewelddadige, uitwendige
en(of) bijzondere en een reeks vloeiende overgangen.

Een denkbeeld van de vragen, die bij de beoordeeling van de

1)nbsp;Literatuur: zie Kaufmann (42) I 651.

2)nbsp;Literatuur: zie Metz (35), Kaufmann (42) (II 672).

-ocr page 141-

lierquot;i) (bijlage 5)-

Sedert de uitbreiding der sociale ongevallenwetten met
„letsels in betrekkelijk korten tijd ontstaan, in verband met de
dienstbetrekkingquot; en uitdrukkelijke aanwijzingen van pees-
scheede-ontsteking als zoodanig, worden dergelijke gevallen bi]
de
sociale verzekering als ongeval aanvaard of daarmede gelijk-
gesteld.nbsp;,, .

Sedert de Centrale Raad heeft uitgemaakt, dat men zelfs m
een bepaald geval van tendovaginitis niet meer mag vragen,
hoe lang het letsel blijkbaar noodig had zich te ontwikkelen,
(zie blz 45) worden dergelijke gevallen zonder onderscheid en
onderzoek aanvaard, voorzoover het verband met de dienst-
betrekking niet kan worden ontkend.

De meeste particuliere polissen sluiten ze uit. Hetzij, dat zij
niet voldoen aan de ongevalsdefinitie, hetzij dat zij geacht moe-
ten
worden te vaUen onder algemeene uitsluitingsclausules, hetzij
dat men dienaangaande een bijzondere uitsluitingsclausule heeft
opgenomen:

„niet begrepen de gevolgen van knerpquot; (EOA-oud model),
„als ongelukken worden niet beschouwd, zelfs met als een plotse-
linge en gewelddadige inwerking van een uitwendige oorzaak daartoe
mocht hebben Ujgedragen,
de navolgende gevallen: .... tendovagmitis
crepitans (peesschede-ontstekingquot;) (W i n t e r t h u r).

De eerstgenoemde clausule moet m.i. aldus worden geïnter-
preteerd, dat aUeen de kennelijk niet traumatische tendovagmitis
is buitengesloten. De tweede clausule sluit behalve de met-trau-
matische
ook de kennelijk wel traumatische uit.

AANHANGSEL

TERRITORIALE BEPERKINGEN

Territoriale beperkingen van wisselenden aard worden in alle

ongevalspolissen gevonden.nbsp;. .

Inderdaad is op bepaalde plaatsen in het buitenland het risico
van den verzekeraar grooter uit hoofde van:

I. verhooging van het ongevalsgevaar (hooggebergte, met voi-

quot;V^i^eveneens een formulier van „Het Plattelandquot;.

-ocr page 142-

doende gepacificeerde gebieden, gebruik van gevaarlijke middelen
van vervoer).

2.nbsp;bemoeilijking van aangifte, onderzoek en controle
(verhoogde kansen op misbruik en hoogere administratiekosten.)

3.nbsp;mindeugdelijke of onvoldoende bereikbare geneeskundige be-
handeling
(kansen op verergering van de ongevalsgevolgen en
vermindering van de genezingskansen).

Toetst men de gebruikelijke beperkingen aan de bovenstaande
criteria, dan ontbreekt evenveel aan de rationaliteit als aan de
uniformiteit.

Drieërlei territoir

Veelal wordt reeds niet voldoende onderscheid gemaakt tus-
schen drieërlei territoor, te weten de plaats waar:

1.nbsp;het ongeval geschiedde,

2.nbsp;het letsel zich openbaarde,

3.nbsp;de getroffene zich bevindt.

Die drie plaatsen behoeven niet samen te vallen (bij sommige
letsels duurt de „latente periodequot; dagen, weken, maanden).
Gebruikelijke clausules van dien aard:

,,de verzekering is van kracht binnen de grenzen van . . . .quot;(Fat., ER,
AMO, N. Lloyd, Pres., IRO, MADB, O. Z w o L, Z ü r i c h,
PhiL).

„Deze verzekering waarborgt uitkeeringen terzake van ongevallen,
(den) verzekerde overkomen, in ... .quot;
(NEN, ENO).

De eerste is voor meer dan één uitlegging vatbaar en dus on-
deugdelijk, de tweede is ten minste duidelijk, maar daarom nog
niet rationeel.

Slechts in één polis, die mede het besmettingsgevaar voor be-
paalde besmettelijke ziekten omvat, is de plaats, waar de ge-
troffene zich bevindt, richtsnoer:

,,Wegens besmettelijke ziekte echter bestaat slechts aanspraak op
uitkeering bij
verpleging in het Rijk in Europaquot; (Fat., artsenpolis.)

De plaats, waar men de met ongeval gelijkgestelde, infectie
heeft opgeloopen is, hierbij dus irrelevant.

De gebruikelijke territoriale beperking
Alle normale polissen i) spreken primair van „binnen de grenzen

i) Uitteraard niet de reispolissen, Indiëpolissen, meestal ook niet de
artsenpolissen.

-ocr page 143-

■quot;an Europaquot; of „in Europaquot;. Vermoedelijk zijn onder de eerste
aanduiding de
territoriale wateren niet en onder de tweede wel
begrepen Voorts strekt de geldigheid zich als regel uit tot de
(niet-Europeesche)
kuststreken langs (van?) de Middellandsche
zee — de oude wereldzee — maar zeer ongelijk:

1.nbsp;soms alleen de kuststreken (F a t.), waarbij men m het
duister tast ten aanzien van de breedte en diepte dier streek,

2.nbsp;soms zelfs alleen de havenplaatsen (van Noord-Afrika: ER),
Waarbij weer veelal niet vermeld is of men daar al dan niet bij
debarkeeren ook nog verzekerd is,

3.nbsp;soms geheel Algiers, Tunis, Marokko, als regel inclusief
Egypte (maar dan meestal „tot den 2^en breedtegraadquot;): ER,
AMO, N. Lloyd;
„tot aan den tweeden kataraktquot;: Winter-
thur).

De Zürich sluit van Marokko de „niet-gepacificeerde zónequot; uit!
4- soms bovendien
Palestina (ER, AMO, bijv.), Azoren,
Madeira, Canarische eilanden
(Fat., en zonder de Azoren o.a.
ER, AMO).

Een „Indiapolisquot; breidt de verzekering uit tot:

„de grenzen van Europa, in de Nederlandsche Koloniën, in de
Straits Stettlements, benevens op passagiersbooten van geregelde
stoomvaartüjnen tusschen havens van alle
beschaafde landen der
Wereldquot; (Fat.).

Ik zal mij maar niet wagen aan een poging den inhoud van
dat „beschaafdquot; te peilen.

Slechts bij uitzondering is behalve de reis, ook het verblijf
op de plaats van bestemming uitdrukkelijk mede verzekerd

(NHAV, N.Lloyd).

„ongevallen den verzekerde overkomen in de havenplaatsenquot;. (MADB,
Zürich), (met een beperking tot 3 maanden Winterthur).

Deze „debarkeerkwestiequot; is niet van ondergeschikte beteeke-
nis: in elke oude „reispohsquot; van de vorige eeuw was terecht
— onverschillig of het een „zeereispolisquot; of een „spoorreispolisquot;
Was — scherper de grens van het risico omschreven i).

Wisselende uitsluiting van bootreisrisico's
. Nog onbevredigender dan deze verscMUen zijn de wisselende
in- en uitsluitingen van „bootreisrisico'squot;.

~~^T^^^sterpolice van het „Seereiseunfall-Versicherungsverbandquot; van

'898, § 2, de pohs van het „Europäische Verband zur Versicherung

-ocr page 144-

Het begint reeds met de volgende onderscheidingen:

a.nbsp;„geregelde stoomvaartlijnenquot; (soms aangeduid als „stoom-
schepen, in geregelden dienst varendequot;).
Vallen daaronder alleen
de
vaste lijnen ? Of ook de bekende „zomercruisesquot; van de groote
scheepvaartmaatschappijen. Wil men alleen de „ongeregelde
vaartquot; uitsluiten?

Mogen „schepen van geregelde stoomvaartlijnenquot; wel motor-
schepen zijn?, (juister is zeker de aanduiding ,,stoom- of motor-
schepenquot; (N. Lloyd).

b.nbsp;passagiersschepen en vrachtschepen) soms nog afzonderlijk
,,passagiersbooten, die ook dienen voor het vervoer van goederenquot;
(O. Haag). Deze beperkingen missen goeden grond voor de
moderne vrachtschepen met passagiersaccomodatie.

Een nieuwe „reispolisquot; eischt, dat zeereizen gemaakt worden
met:

„passagiersbooten (waaronder ook te verstaan vrachtbooten, die mede
voor vervoer van passagiers ingericht zijn), die een bewijs van zeewaar-
digheid van de bevoegde autoriteit hebbenquot;
(Fat.).

Verwonderlijk is het ontbreken van het criterium van al dan
niet aan boord hebben van een
scheepsarts, gezwegen van de
nationaliteit van het schip. Onduidelijk is de aanduiding
„le klas-
se schepenquot; (Nat. Ond.).

Wat de zeeën betreft, die bevaren mogen worden, pleegt
behalve de Middellandsche veelal ook nog de Zwarte zee (O.
Haag, Phil, Nat. Ond., Pres., Fat., ER, NHAV,
Winterthur e.a.) te worden genoemd en bij uitzondering
de Kaspische zee (RP). Daarentegen schittert de Atlantische
Oceaan door afwezigheid. Raadpleging van de DAMVW en
OAMVW maakt de herkomst van de eerstgenoemde Zeeën wel,
maar de afwezigheid van den Atlantischen Oceaan niet duidelijk.
Blijkbaar is ook „de 25ste breedtegraad in Egyptequot; van Duitsche
origine, terwijl de „geregelde lijnenquot; weer van Oostenrijksch
maaksel zijn.

Niet onredelijk is de beperking tot normale vredesverhoudin-
gen in de bezochte streken:

a. „tenzij de plaats (of het gebied), waarin de verzekerde zich be-

von Besuchern der Weltausstellung in Chicago-1893quot;, enz. en de pohssen
van de groote Engelsche en Duitsche spoorwegongevallenverzekerings-
maatschappijen.

-ocr page 145-

vindt, in staat van oorlog of beleg is verklaardquot; (NEN, N. Lloyd,
ENO).

Ik laat in het midden of het oè/ectóew „verklaringscriteriumquot;
in de praktijk niet even gemakkelijk tot moeilijkheden aanleiding
kan geven als het meer
subjectieve:

b. „in tijd van vredequot; (AMO, ER, PhiL).

Overigens bedenke men, dat het reisrisico minder afhankelijk
is van de bezochte plaats en van het gebezigde —
niet-abnormale
— vervoermiddel, dan wel van den reiziger zelf!

-ocr page 146-

HOOFDSTUK VI

VERPLICHTINGEN VAN DEN VERZEKERDE BIJ VOOR-
KOMENDE SCHADEGEVALLEN

De verdeeling van den bewijslast

Het, zoowel theoretisch als practisch gewichtige, vraagstuk
van de verdeehng van den bewijslast wordt hier aan de
orde gesteld, omdat als regel voorschriften dienaangaande in de
polisvoorwaarden onder ,,verplichtingen van den verzekerde bij
voorkomende schadegevallenquot; opgenomen zijn.

De algemeene verdeehng van den bewijslast in het verzeke-
ringsrecht is aldus
(Dorhout Mees (55) blz. 242 en Molen-
graaff
(23) II, 818, 823, 837, 922): i. de verzekerde moet het
sinister en het causaal verband tusschen sinister en schade aan-
toonen, alsmede dat hij aan zijn verplichtingen voldaan heeft.
2. de
verzekeraar moamp;t de, hem van aansprakelijkheid bevrijdende,
omstandigheden bewijzen: eigen gebrek (249 K), eigen schuld
(251 K), nietigheid van de overeenkomst (251 K), uitgesloten zijn
van de schadeoorzaak (o.a. ook opzet).

Als voorbeelden van bijzondere bewijsrechtelijke voorschriften,
ontleen ik aan ongevallenpoHssen:

„Wie op grond van dit contract aanspraak maakt op schade-
vergoeding, is verplicht zoo spoedig mogelijk nadat de dood is
ingetreden of de geneeskundige behandeling is afgeloopen, het be-
wijs te leveren, dat
omstandigheden of feiten, waaruit de verplichting
tot betaling van die schadevergoeding door
Fat. voortvloeit, zich
hebben voorgedaanquot; (Fat.).

„Bij het aanspraak maken op uitkeering rust de bewijslast
van het
ongeval op den verzekerde, of bij het overlijden op den be-
voorrechte, in de polis genoemdquot; (NHAV).

„Hij, die op grond van de polis aanspraak op uitkeering maakt,
is gehouden het bewijs te leveren, dat de Maatschappij tot uit-
keering verplicht is en in het bijzonder, dat het lichamelijk
letsel,
dat de dood, blijvende of tijdelijke invaliditeit van den verzekerde
veroorzaakte,
rechtstreeks en onmiddellijk het gevolg is van het onge-
val,
als bedoeld in art. 2 en dat het ongeval plaats had onafhankelijk
van opzet
van den verzekerde of van iemand, die bij de uitkeering

-ocr page 147-

belang heeft (AMO) (ongeveer gelijkluidend IRO; N. Lloyd).

(Verzekerde) „verplicht het bewijs te leveren, dat de aanspraak
op het verzekeringscontract is gegrondquot; (EOA).

„Indien verzekerde (in geval van dood de rechtverkrijgende)
op grond van deze verzekering aanspraak op uitkeering doet gel-
den, moet door hem het bewijs geleverd worden, dat de
omstandig-
heden zóó
zijn, dat zonder twijfel de Maatschappij tot uitkeermg
verplicht is; in het bijzonder, dat de bekomen
lichamelijke beleedi-
ging.
welke het overlijden of de blijvende invaliditeit van den ver-
zekerde tengevolge heeft gehad,
uitsluitend en alleen door een onge-
val
veroorzaakt isquot; (RP)-
In verschillende polissen komt de overbodige toevoeging voor,
dat, indien een dergelijk bewijs niet wordt geleverd, de ver-
pHchting van de maatschappij om de schadevergoeding uit te
keeren vervalt (RP, IRO, MADB, AMO).

Duidelijke omschrijving van den omvang van den bewijs-
last gewenscht
Onbevredigend is, dat in vele dier bewijsrechtelijke clausules
de omvang van den bewijslast niet duidelijk omschreven is.

Ik neem aan, dat onder „omstandigheden en feiten, waaruit de
quot;verplichting tot betaling van schadevergoeding voortvloeitquot; (Fat.)
slechts de aanwezigheid van positieve en niet de afwezigheid van
negatieve vereischten voor de aansprakelijkheid van verzekeraars
Wordt verstaan: maar dan is de clausule vrijwel overbodig.

Wat wordt onder „bewijslast van het ongevalquot; (NHAV) ver-
staan? Behoeft bij die Maatschappij de verzekerde het
causaal

verband niet aan te toonen?

In strijd met goede bewijsrechtelijke beginselen is de eisch,
dat de verzekerde de
afwezigheid van opzet bewijst (AMO); idem
de
afwezigheid van twijfel(!). resp. de afwezigheid van ziekte-
componenten
[letsel „uitsluitendquot; ongevalsgevolg) (RP). De clau-
sule van de EOA is niet veel meer dan een herhahng van 1902 BW
en gaat te ver, voorzoover bedoeld is, dat ook de verzekerde de
afwezigheid van aansprakelijkheidopheffende omstandigheden

nioet bewijzen.

Aan het bewijs zelf te stellen criteria
Rationeel zijn de volgende clausules, die de-negatieve -
waarde van, naar leekenoordeel voor de hand liggende vermoe-
dens stipuleeren, in verband met 1952 BW en dus den bewijslast
omkeeren:

-ocr page 148-

„Het verdwijnen of verdrinken van den verzekerde levert geen
vemoeden op van diens door een ongeval veroorzaakten doodquot;
(AMO).

„In geval van verdrinking of gasverstikking geldt het enkele
feit van het vinden van een menschelijk lichaam in het water of
in een met schadelijke gassen gevulde ruimte, niet als bewijs van
een ongevalquot; (Fat.) (zie ook blz. 76 e
.v.).

Met de bev^^ijslast in engeren zin houdt dit slechts zijdelings
verband. Het zelfde geldt met betrekking tot den eisch, die aan
het bewijs zelf moet worden gesteld. Terecht wees reeds in 1895
het Reichsgericht ,,unbedingte mathemathische Gewissheitquot; af:
hooge mate van waarschijnlijkheid is voldoende i).

De sociale verzekering huldigt het standpunt der vrije bewijs-
voering. Het ,,in dubio pro aegrotoquot; wordt daar aldus toegepast,
dat een
„zekere overblijvende mate van twijfelquot; geen bezwaar
vormt om de grieven van getroffene tegen afwijzing van zijn
aanspraken gegrond te verklaren en hem alsnog in het genot te
stellen van de uitkeeringen, bij wet of reglement voorzien. Men
eischt dan niet
,,aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijk-
heidquot;,
maar ,,genoegzarne mate van waarschijnlijkheidquot;.

Dit verschil tusschen sociale en private ongevallenverzekering
moet niet daaraan worden toegeschreven, dat het ,,uberrima-
fides-beginselquot; in het eene geval anders wordt toegepast als in
het andere, maar hieraan, dat in de sociale wetgeving bovendien
nog een
„heschermingsheginselquot; werkzaam is (bescherming van
den zwakkeren werknemer tegen den sterkeren werkgever) en
bovendien een
„aans-prakélijkheidsbeginselquot; (aansprakelijkheid
van den werkgever voor alle bedrijfsgevolgen).

Buitenlandsche bewijsrechtelijke voorschriften

Aan de buitenlandsche literatuur ontleen ik slechts enkele
bijzonderheden. Historisch belangwekkend is de rechtsoverwe-
ging van het Reichsgericht (1887):

„Die Beweislast ist für den Versicherten nicht anders zu beurteilen,
wie für den Beschädigten bei einer Klage aus der____lex Aquiliaquot;!

Thans, 50 jaar later, zweert men liever bij „moderne(re)
praetuurquot;. Veel waarde hebben bewijsrechtelijke opvattingen
omstreeks 1900 evenmin
(Hiestand) (6).

Banfield (56) verdedigt het Engelsche standpunt, dat voor-

ij Onredelijk is dan ook zeker de eisch der RP dat de dood „ontwijfel-
baarquot;
een direct en uitsluitend gevolg van het ongeval moet zijn.

-ocr page 149-

waarden er zijn ter bescherming van den verzekeraar en deze
bewijzen moet, dat niet aan die voorwaarden voldaan is. Drie din-
gen vragen bovenal om een bewijs: de ongevalsgebeurtenis,de wer-
king van excepties en het tijdstip, waarop het ongeval geschiedde.
De verzekerde moet bewijzen, dat de oorzaak van de schade de
in de polis opgenomen, ongevalsgebeurtenis was, maar de exceptie
moet weer door verzekeraars worden aangetoond. Gedocumen-
teerde beschouwingen en casuïstiek (Duitsche en Oostenrijksche)
kan men bij
Hanausek (57) vinden. Belangrijk is zijn vraag: of
bewijsrechtelijke overeenkomsten wel geldig zijn? Inderdaad zijn
verschillende bewijsrechtelijke wetsvoorschriften dwingend recht
en dat is maar goed ook, als men ziet, dat sommige polissen on-
redelijke, den bewijslast van den verzekerde overmatig verzwa-
rende, ja soms onmogelijke, bewijslastafspraken, bevatten, die
het doen gelden van aanspraken uit hoofde van de verzekerings-
overeenkomst illusoir kunnen maken. Terecht komt
Hanausek
tot de slotsom:

De verzekerden hebben behoefte aan de bescherming door dwin-
gende rechtsnormen tegenover de oeconomische overmacht van de
verzekeringsmaatschappij enquot;.

In DAMVW en OAMVW zoekt men bewijsrechtelijke voor-
schriften te vergeefs en ik geloof, dat de ontstentenis erg ver-
standig is en het geen aanbeveling verdient van het gemeene
bewijsrecht — ook voor zoover mogelijk — af te wijken.

Verplichte bevi^ijsmiddelen?

Uiteraard mag men bij de verzekeringsovereenkomst bepa-
lingen maken, die afwijken van de regelen, die het 4e boek van
het BW voor het bewijs geeft. En dan is het practisch de bewijs-
verplichtingen scherp te omlijnen, mits men dat maar op redelijke
wijze doet en geen bewijsmiddelen verplicht stelt, waarover hij,
op wien de bewijslast rust, de beschikking niet heeft en soms
ook niet kan krijgen. Ik neem intusschen aan, dat in een dergelijk
geval rechter of arbiter redelijkerwijs een beroep van den ver-
zekeraar op het ontbreken van het bedongen bewijsmiddel zou

refuteeren.nbsp;. .

Verschillende poUssen bevatten inderdaad aanwijzingen over
de te bezigen
bewijsmiddelen. Zoo zullen we bij de attesteerver-
Plichting
(zie blz. 144) „verplichte bewijsmiddelen m den vorm
van „attestenquot; tegenkomen.

-ocr page 150-

„De maatschappij is gerechtigd, tot nadere vaststelling van het
ongeval, de oorzaak en de gevolgen daarvan, de
tusschenkomst van
de autoriteiten
in te roepen, en bijzonderlijk alle rechtsmiddelen over-
eenkomstig art. 876 e
.V. Rv. ter hand te nemen.

,,De daaruit voortvloeiende kosten, alsmede alle kosten voor het
constateeren van de oorzaak van het overlijden des verzekerden
gemaakt, moeten door de beide partijen, elk voor de helft gedragen
wordenquot; (RP).

Nu betreft 876 ev Rv primair een rechtsmiddel en secundair
een
bewijsmiddel. Dat secundaire karakter komt in dit geval
indirect ook tot zijn recht, waar de verzekeraar de verzekerde
mede aansprakelijk kan stellen voor de kosten. Het komt dus
neer op den eisch ,,gij verzekerde moet geheel of ten deele op eigen
kosten U, als ik dat wensch, van dit of dat bewijsmiddel be-
dienenquot;.

Dergelijke clausules zijn ongewenscht, omdat zij het den ver-
zekeraar mogelijk maken den verzekerde op kosten te jagen,
zonder dat hij zich daartegen kan verzetten.

Weigering brengt kans op verlies van elke aanspraak met zich.

Aangifteverplichting (ex 283 K.)
In de keten van,,inlichtingsverplichtingenquot;, die uberrima fides,
wet en polisvoorwaarden aan den verzekerde opleggen, vormt de
,,aangifteverplichtingquot; (Anzeigepflicht) een van de belangrijkste
schakels. Men onderscheide echter wel:

1.nbsp;niet-nakomen hij het sluiten van de verzekering van de inlich-
tingsverplichtingen, als bedoeld in 251 K, maakt de
geheele
overeenkomst
nietig;

2.nbsp;niet nakomen van die verplichtingen tijdens den loop van de
verzekering
in den zin van risico verzwaring (cf 293 K),doet de
verplichtingen van den verzekeraar
ophouden;

3.nbsp;niet-nakomen van die verplichtingen bij het ontstaan van
schade,
als bedoeld in 283 K, doet slechts een verbintenis
tot
vergoeding van kosten, schaden en interessen geboren worden
zoo daartoe gronden zijn!

Intusschen derogeeren vele polissen aan deze voorschriften.
In beginsel eischt 283 K
kennisgeving dadelijk na het ontstaan
van de ,,schadequot;.
,,Schadequot; is niet het ,,ongevalquot;, maar het
,,letselquot; of de arbeidsongeschiktheid ! Dit is van belang, omdat er,
zij het bij uitzondering, geruime tijd tusschen ongeval en zich
openbaren, althans vastgesteld worden van het letsel kan ver-

-ocr page 151-

loopen. Het zou dus onredelijk zijn het geoorloofde tijdsverloop
voor het doen van aangifte te rekenen van het oogenbhk van
het ongeval af i).

Ehrenzweig (58) wijst er trouwens terecht op, dat de „An-
zeigepflichtquot; niet behoort betrekking te hebben op het „Unfallquot;,
maar op het „Versicherungsfallquot;. Beslissend zijn volgens hem
niet de
„mogelijke schadelijke gevolgenquot;, maar de „vermoedelijke
'Aansprakenquot;. Bovendien moet eerst verband tusschen het letsel,
dat aanspraken wettigt, en het ongeval worden herkend, alvorens
aangifte kan geschieden. Hij scheidt:

I- „Anzeigepflichtquot; (mededeehng van het plaats gehad hebben
Van een ongeval, plus opgave van den naam van den behande-
lenden arts, inclusief machtiging aan dien arts om hem van zijn
zwijgplicht te ontheffen);

2. „Auskunftpflichtquot; (invullen formulier, verder onderzoek
hogelijk maken). Deze scheiding of onderscheiding heeft naar
mijn meening geen practische beteekenis.

Over het algemeen zijn de desbetreffende Nederlandsche polis-
voorschriften streng. In verscheidene begint de termijn van het
ongeval te loopen, en moet dan ook het ongeval worden aan-
gegeven 2), blijkbaar op voetspoor van DAMVW en OAMVW.

1)nbsp;Een soortgelijke opmerking maakt Dorhout Mees (55), blz. 277
(^54 K is in dit opzicht gelukkiger geformuleerd dan 283 K). De door
hem opgegeven jurisprudentie over, ook door den rechter onbillijk
ge-
^chte, al te letterlijke, interpretatie van een in de polisvoorwaarden ge-
mischte „onmiddellijke kennisgevingquot; spreekt terzake voor zich zelf.

2)nbsp;Art. 66 OW 1921 en art. 62 LTOW stellen de aangifte van een
ongeval verplicht binnen 24 uur
na het verleenen van de geneeskundige
^^IP
en in alle gevallen binnen tweemaal 24 uur, nadat de gevolgen van

ongeval (d w z het letsel) geneeskundige hulp noodig maken.
Bovendien'zij gewezen op de „socialequot; = royale wijze, waarop art.
73 OW, lid 3 en art 70 LTOW het verval van recht regelen: de aan-
gifte moet plaats gehad hebben binnen een jaar na het ongeval en by
«^^erlijden binnen een jaar na het overlijden, tenzij de aanvrager aan-
toont. dat de gevolgen van het ongeval zich niet terston na e ongeva
hebben geopenbaard of als zoodanig zijn herkend (anders begint de ver-
jaringstermijn te loopen van den dag, waarop zich die gevolgen hebben
geopenbaard of als zoodanig zijn herkend).

Bij de ziektewet geeft de aangifteverplichting meer moeilijkheden
(^ie2w.47en voor de sanctie op overtreding Zw. 53lg: be-egdheid
tnt,„ •nbsp;quot;
nbsp;A^A^ap-n voorafgaande aan den derden

tot weig „„g uitkeering overnbsp;i, verband met de

^ag na dien van de ontvangst van de ziekmeiamg

-Jachtdagenquot; van Zw. 37 üd 2)- ^en soortgelijke clausule vond ik in

-ocr page 152-

Voorbeelden van aangifteclausules:

„onverwijldquot; (Fat.).

„binnen 3 maal 24 uurquot; (AMO, EOA); 5 dagen (Nat. Ond.,
NHAV); 7 dagen (Winterthur, enz.).

,,zoo spoedig mogelijk na het plaats vinden van een ongeval,
dat recht geeft op schadevergoeding . . . (Bloma, cf. NEN).

,, Wordt de verzekerde getroffen door een ongeval, hetwelk recht
geeft op uitkering wegens tijdelijke ongeschiktheid,
dan behoort aan
De Phil.quot; kennis te worden gegeven
voor of op de tiende dag
na het ontstaan
daarvan, bij gebreke waarvan de uitkeering in geen
geval eerder ingaat, dan van de dag dier kennisgeving afquot; (P h i 1.).

„Alle termijnen worden gerekend van den dag en het uur, waarop
het ongeval plaats vond. Hij, die aanspraak op schadevergoeding
doet gelden, kan er zich nooit op beroepen dat het overschrijden
der termijnen aan anderen te wijten is, of dat de gevolgen van het
plaats gevonden ongeval niet te voorzien warenquot; (RP).

„Alle bijzonderheden omtrent het ongeval en het letsel moeten
zoo spoedig mogelijk aan de ER worden medegedeeld, door inleve-
ring van een behoorlijk ingevuld (kosteloos te verkrijgen) formulier
van aangifte. Is die inlevering niet geschied in geval van dodelijke
afloop ten minste 24 uur vóór de teraardebestelling of de verassing
en anders binnen 21 dagen na het ongeval, dan moet de vertraging
ten haren genoege worden verklaardquot; (ER).

Een ongeval geeft echter eerst recht op schadevergoeding (d e
NEN spreekt van „aanspraak op uitkeeringquot;), wanneer er een
letsel of arbeidsongeschiktheid, althans behoefte aan genees-
kundige hulp, optreedt. Afgezien van het navolgenswaardige
voorbeeld van OW en LTOW is de beste formule nog die van
de ER.

Verzachtingsclausule en redelijkheidsbeginsel
Zoodanige clausule behelst veelal, dat bij niet inachtneming
van de gestelde termijnen (met of zonder toevoeging van een
maximum-overschrijding, na afloop waarvan elke verplichting
ophoudt), de belanghebbende niettemin aanspraak houdt op uit-
keering,

,,indien hij aantoont, dat de niet-inachtneming van de gestelde
termijnen hem
redelijkerwijs niet kon worden toegerekend (NEN,
O. Zwol., N. Lloyd, ENO).

een ongevallenpolis': ,,Indien de kennisgeving van invaliditeit later
inkomt dan 2 maal 24 uur na het ongeval, dan heeft de Directie het
recht, de uitkeering evenveel later te doen ingaanquot; (IRO, een organisatie
die nauwe betrekkingen onderhoudt met een van de uitvoeringsorganen
van de ziektewet).

-ocr page 153-

„ten genoege van de Directie wordt gerechtvaardigdquot; (AMO,
MADB).

„tenzij hij bewijze, dat hem zoodanige kennisgeving owmo^eZyft

wasquot; (Fat.).nbsp;, ^ ,

„tenzij ten genoege van de Directie blijken mocht, dat het den-
geen, die uit de bestaande verzekering aanspraken kan doen gelden
onmogelijk was de genoemde kennisgeving en stukken op tijd aan
de Directie te doen toekomen, doch dat niettemin de
meest mogelijke
spoed
is betrachtquot; (Nat. On d.; NHAV).
De maximumtermijn, waarna geen rechtvaardigingsgrond
meer wordt aanvaard, is
3 maanden (Fat., NHAV, Nat.
D n d.);
30 dagen (AMO, Pres., MADB), 60 dagen (N.Lloyd,
ENO, O. Z w 01., NEN). Beter acht ik enkele korte aanwijzingen
(zie §
9 DAMVW en art. 12 OAMVW), plus een algemeene „ver-
zachtingsclausulequot; 1).

Rechter en arbiter plegen intusschen niet geneigd te zijn al
te stringente polisbepalingen als richtsnoer te aanvaarden en
passen eenvoudig krachtens
1374 en 1375 B.W. — ondanks
1378 B.W. — het redelijkheidsbeginsel toe:

„Bij de uitlegging van polisvoorwaarden moet worden nage-
gaan, wat de
strekking daarvan is; bovenbedoelde voorwaarde zoo
spoedig mogelijk en binnen tien dagen) is gegrond op het
belang
van den verzekeraar
onmiddellijk kennis te nemen van de bijzonder-
heden van het ongeval; in casu werd hij echter
door late kennisgeving
riiet geschaad.

De voorwaarde moet aldus worden opgevat, dat de termijn van
tien dagen mag worden overschreden, indien het niet mogelijk is
binnen dien tijd kennisgeving te doen. Kennisgeving binnen tien
dagen was in casu
redelijkerwijze onmogelijk, daar het hier betreft
een dikwijls voorkomend
ongeval, waarvan nagenoeg niemand aan-
gifte doet t^zij zich onmiddellijk

wat in deze echter ^iet ^^^^^^^
geving in casu noch eenig nadeel voor den verzenbsp;'nbsp;J^pke

zuim van den verzekerde gelegen, kan een

raar op bovenbedoelde polisvoorwaarde met opgaan (Arbitrale

Ci^o-i 6nbsp;1 „^«rhied met vermelding van zooveel

drie dagen na het ongeval is gescmeunbsp;s

bijzondLheden daaromtrent en omtrent het bekomen letsel a s
toen bekend waren, de belanghebbende elke aanspraak op uit-

Cf. de Amerikaansche ..Standardprovisionquot; No 6
n;;tice Within the time providednbsp;^^ —^^^^^

claim if it shall be shown not to have been reas J f j^ossiblequot;
«ich notice and that notice was given as soon as was reasonably possible

(^Metropolitan).

-ocr page 154-

keering verbeurt, moet redelijkerwijze aldus worden opgevat, dat

zoodra hetzij getroffene, hetzij, bij diens overlijden, de belanghebben-
den,
in Staat is van eenig ongeval en de gevraagde bijzonderheden

(Rtb. Amsterdam i6 Juni 1936 N. J. 1932, 67; cf. Rtb. Groningen

i Maart 1929, N. J. 193°. 287).

DE WIJZE, WAAROP AANGIFTE MOET GESCHIEDEN.

De meest voorkomende vereischten zijn:

a.nbsp;„telegrafischquot;, speciaal bij doodelijken afloop (DAMVW,
OAMVW, Fat., Bloma, IRO, O. Zwol., Zürich).

b.nbsp;„schriftelijk en bij voorkeur telegrafischquot;, speciaal ook bij
doodelijken afloop (NEN, ENO, schriftelijk
of telegrafisch:
AMO, MADB).

Het is mij niet duidelijk, waarom „telefonischquot; niet vermeld is.
Ook de suggestie ,,zoo
mogeli]^ bij doodelijken afloop bovendien
rechtstreeks door den behandelenden geneesheer aan den me-
disch-adviseur van den verzekeraarquot; (met vermelding van tele-
foonnummers), zou een spoedige kennisgeving bevorderen, vooral
wanneer men den artsen een honorarium voor hun bemoeiingen
garandeert, zooals de RVB doet).

c.nbsp;„per aangeteekende briefquot; (Bloma). De rechtbank te Am-
sterdam besliste reeds in 1920 (W. 10667, NJ, 1921, 527), dat
dit geen verschil maakte met een gewoon schrijven, behoudens
het feit, dat zoodanige wijze van verzending alleen voor den ver-
zekerde zelf van belang is, om te kunnen bewijzen, dat de ver-
zekeraar de kennisgeving ook werkelijk ontvangen heeft.

d.nbsp;„gedagteekende en onderteekende aangifte op het schadefor-
mulierquot;
(van den verzekeraar) wordt soms alleen (Bloma, ER,
EOA, NHAV, AMO, zooveel mogelijk Pres.)
soms aanvullend ver-
mischt.
De praktijk is, dat de verzekeraar de aangifte per brief
beantwoordt met toezending van een schadeformulier en ver-
schillende polissen bevatten voorwaarden ten aanzien van de
termijn van terugzending van dat
formulier, „binnen xo dagen
na het ongeval, resp. het kennisnemen daarvanquot; (Fat., terwijl bij
deze maatschappij het ongeval
zelf eerst „onverwijldquot; moet
worden aangegeven, O. Zwol.).

DE OMVANG VAN DE INLICHTINGSVERPLICHTINGEN

Deze is verschillend omschreven:

„De verzekerde (resp. zijn rechthebbende) is verplicht andere

-ocr page 155-

(dan de op het schadeformuUer voorkomende) eventueel door Fat.
aan hem gestelde vragen
nauwkeurig, volledig en naar waarheid te
beantwoordenquot; (Fat., nog iets eenvoudiger ER).

„Den verzekeraars of hun gemachtigde de door hen verlangde
inlichtingen betreffende het
ongeval, de oorzaken en de gevolgen te

verstrekkenquot; (Bloma).

„mede te deelen, waar, wanneer, waardoor en onder welke omstan-
digheden het ongeval
heeft plaats gehad, welke getuigen daarbij tegen-
woordig waren en onder welk
polisnummer de verzekering is gesloten'
(NEN, ongeveer gelijkluidend MADB, ENO).

RP vraagt terecht naar naam en adres van behandelend arts
Ten aanzien van de sanctie op overtreding van deze voor-
schriften derogeeren de meeste pohssen aan
283 K.

In strijd met het, in het algemeene verzekeringsrecht vrijwel
algemeen gehuldigde, beginsel, dat de „sanctie veelal parallel
loopt met den regel, dat voor
schade, door schuld en nalatigheid
van den verzekerde veroorzaakt, geen vergoeding wordt gegevenquot;
(Dorhout Mees (55), blz. 278), worden in vele pohssen schuld
en nalatigheid
van den verzekerde met betrekking tot de kennis-
geving van ongeval en letsel, onverschillig of die eenige schade
Voor den verzekeraar met zich bracht, met verlies van aanspra-
ken gestraft, krijgt althans de verzekeraar het recht elke uit-
keering te weigeren; de woordenkeus herinnert telkens aan 251 K:

„Zijn door verzekerde of zijn rechthebbende onware opgaven ge-
daan, dan is Fat.
niet tot uitkeering verplichtquot; (Fat.).

„Het niet naleven van een terzake van eenig ongeval opgelegde
verplichting, dan wel het ten aanzien daarvan verstrekken van
onware of onvolledige inlichtingen, of wel het gebruik maken van
valsche of vervalschte bescheiden, doen het recht op uitkeering on-

herroepeliik verloren gaanquot; (EOA).

„Alles (aangifte, verklaring van de vertraging, mlichtingen,
onderik^toelaten) op straffe van verlies van elke aanspraak op

andere wijze, oi onvolledig gedaan, kunnen worden

beschouwd niet te zijn geschiedquot; (IRO).

„De maatschappij behoudt zich het recht alle vergoedmg te

weigeren indien de verklaringen onjmst of onwaar -J» of mdien
gcieii Iiiuieu Unbsp;Kptreffende oorzaak, omstandigheden,

er verzwijgingen begaan zijn betreiieiiuc

aard, gevolgen, enz., van het ongeval (i^ r e s.).

Deze sanctie op overtreding van polisvoorwaarden kan ^s
blijkt, dat geen belangen van den verzekeraar geschaad zijn,
onevenredig'zwaar zyn' Maar rechter of arbiter kunnen ook hier
de toepassLg in een gegeven geval ontoelaatbaar achten op

-ocr page 156-

grond van goede trouw en billijkheid. (Cf. DAMVW § lo en
OAMVW, art
12,5).

Alleen bij opzettelijk verstrekken van valsche opgaven (binnen
het bereik van
225 Sr, indien daaruit eenig nadeel kan ontstaan)
staat de zaak anders.

Attesteerverplichting

Dit is geen rechtstreeksche maar een indirecte inlichtingsver-
plichting ex
283 K 1). Ik zou haar willen omschrijven als de ver-
plichting van den verzekerde, als schriftelijke bewijsstukken ten
aanzien van het hem overkomen letsel, een of meer verklaringen
van deskundigen over te leggen 2).

Geeischt worden resp. een verklaring van:

a.nbsp;den arts, die de eerste hulp verleende — „deoorzaak,aarden
gevolgen van het ongeluk daarbij aangevendquot; — (Pres.);

b.nbsp;den behandelenden geneesheer: op eigen formuHer (NHAV),
op verzoek zelfs wekelijks (P h i 1.), bij begin en einde (Blom a),
aan het eind van elke week (Nat. O n d.,);

c.nbsp;„eenquot; bevoegd geneesheer — „waarin de aard van het licha-
melijk letsel wordt omschrevenquot; — (MADB); in het algemeen
„een geneeskundige
verklaringquot; (EOA, Nat. Ond.), binnen
8 dagen elk door verzekeraars verlangd „geneeskundig
attest,
of eenig ander bewijsquot; (Bloma).

Bij a en amp; moet de getroffene toezien, dat met name aange-
wezen artsen hem een verklaring bezorgen; bij c is hij vrij in de
keus van den attesteerenden arts.

Een dergelijke geneeskundige verklaring (zg. doktersattest) is
bewijsrechtelijk een onderhandsch geschrift met het karakter
van een akte (zou zij eigenlijk niet gezegeld moeten zijn?).

Het opzettelijk afgeven door den arts van een valsche schrif-
telijke verklaring is strafbaar gesteld bij
228 Sr, het valschelijk
opmaken of vervalschen, met het oogmerk verzekeraars te mis-
leiden, bij
229 Sr. In een civiele procedure over de aanspraken
van den verzekerde op eenige prestatie van verzekeraars kan,

1)nbsp;Zie voor algemeene literatuur M. J. Coert, R.M. 1915, 78, onder-
schrift arrest
H.R. 3 April 1914, W. 9773; concl. adv. gen. Ledeboer,
H.R. 25 April 1924, N.J. 1924, 719-

2)nbsp;§ 182 van de Deutsche Versicherungs-Vertragsgesetz onderscheidt
behalve „Pflicht zur
Anzeige des Versicherungsfallsquot;, een „Pflicht zur
Auskunftquot;, en „zur Beschaffung von Belegenquot;.

-ocr page 157-

met betrekking tot de overlegde geneeskundige verklaring, het
valschheidsincident, bedoeld in 176 sub 2 en 3 Rv. opkomen.

MEDISCH-ETHISCHE EN JURIDISCHE BEZWAREN

Terecht worden van geneeskundige zijde ernstige bezwaren
tegen de, sub a en
b omschreven, attesteerverphchtmg ge-
opperd: zij
verplicht den verzekerde iets te verstrekken, waarover
hij niet te beschikken heeft, nl., waartoe de medewerking van
een derde, die geen partij bij de overeenkomst is, vereischt wordt
en dan nog wel een derde, die veelal meent,
dat zijn beroepsge-
heim i) hem dit verbiedt 2). Onverminderd het feit, dat de be-
handelende arts ten opzichte van zijn patiënt, wiens uitkeerings-
hegeerte hij in tal van gevallen niet gemotiveerd acht, in een
verkeerde positie gedrongen wordt, wanneer hij niet bereid is
®en „GefaUigkeitsattestquot; af te geven.

De patiënt, die weet, dat de eene dokter wel en de andere
arts niet bereid is „verklaringen ad libitumquot; af te geven, zal
geneigd zijn zich ook met de behandeling tot
een minder scrupu-
leuzen arts te wenden, zoodat het attestenstelsel gemakkelijk
ontaardt tot een vorm van oneerlijke concurrentie.

In de polissen van verschillende maatschappijen ontbreekt een
attesteerverplichtingsclausule sedert langer of korter tijd»).

Verschillende plaatselijke bindende verbodsbepahngen om der-
gelijke verklaringen af te geven, die ter zake in enkele afdeelingen

I) Ik kan hier niet treden in de verhouding tusschen beroepseed
bedoeld in art 21 van de wet van 25 Dec. 1878. Stbl. 222), beroepsgeheim
(sanctie: 272 Sr) en versohooningsrecht (218 Sr.; BW. 1946, sub 3), en
l^at
ook de vraag onbesproken in hoeverre de patiënt zijn dokter zoowel
^an -Jn beroepsLd als van zijn beroepsgeheim kan ontslaan en m hoe-
^«^e verschooningsrecht getuigenisplicht zou kunnen beteekenen, mdien

'le betrokkene dit eischt.nbsp;. ^ ...nbsp;,

In rechte kan de arts zich natuurlijk met op zijn beroepsgeheim
«f beroepseed beroepen, wanneer het geldt een verklaring, die hij aan
patiënt afgeeft. In feite is echter die patiënt slechts tusschenpersoon
de verklaring voor een derde - den verzekeraar - bestemd.

3) Een goed geoutilleerde maatschappij met een geneeskundige adv -
die zfch overal in den lande door middel van
J'^ndigen alle gewenschte inlichtingen kan

^°efte aan rechtstreeksche inlichtingennbsp;quot; ^ÏeÏnde

^an volstaan met aanvullende inlichtingen bij de behandelende genees
k-^^digen in te winnen door bemiddeling van haar medischen adviseur
van haar controleerende geneeskundigen.

Tr»

-ocr page 158-

van de Maatschappij ter bevordering der geneeskunst gelden,
kan men vinden in het Artsenboekje
(59) 1934 (blz. 174),
terwijl het vraagstuk van de zg. ziektebriefjes in het algemeen
en „attesten aan verzekeringsmaatschappijen in het bijzonder l.c.
blz.
90 ev. en 100 ev. wordt besproken i).

„Machtigingquot; bij voorbaat van behandelende artsen tot
het verstrekken van inlichtingen aan derden

In dit verband verdient voorts een clausule vermelding, die
in sommige aanvraagformulieren als
voorwaarde voor het sluiten
van de overeenkomst
en in sommige polisvoorwaarden als grond-
slag dier overeenkomst
afzonderlijk voorkomt, nl. de machtiging
van den (candidaat)verzekerde aan alle artsen, die hem behan-
deld hebben (met of zonder de bijvoeging ,,of nog behandelen
zullenquot;) om aan den verzekeraar alle door hem verlangde in-
lichtingen te verstrekken.

De uitdrukking „machtigenquot; (ER, O c e a n) wordt soms ver-
vangen door
„er mede accoord gaanquot; (B 1 o m a), „geen bezwaar
hebben.quot;
(N. L 1 o y d), „er mede instemmenquot; (NEN).

Ook de inhoud van de machtiging is in zooverre verschillend,
dat zij zich nu eens tot inlichtingen omtrent
doodsoorzaak en
ongeval, dan weer omtrent tegenwoordigen en toekomstigen gezond-
heidstoestand
en doorgemaakte ziekten uitstrekt:

,,Indien Fat. dit ter vaststelling van de oorzaak van eenig
letsel of van den dood van den verzekerde noodig oordeelt, is de
verzekerde (of zijn
rechthebbende) verplicht op uitnoodiging van
Fat. den geneeskundigen, die den verzekerde hebben behandeld
of diens dood hebben geconstateerd, schriftelijk te
verzoeken, le.
aan Fat. alle door haar gewenschte inlichtingen te dier zake te
verstrekken-, 2e. zich eventueel in rechte niet te verschonen van het
te dier zake geven van getuigenisquot; (Fat.).

,,de doctoren, onder wier behandeling de verzekerde staat of
vroeger gestaan heeft, gemachtigd worden, om aan de Maatschappij
alle andere (dan de wekelijksche attesten) eventueel gevorderd
wordende verklaringen te verstrekken en omtrent alle, den
gezond-
heidstoestand van den verzekerde
betreffende beschouwingen te ver-
strekkenquot; (RP).

,,.... medici, die den verzekerde vroeger behandeld of onder-

i) De weigeringsverplichting der artsen, die lid zijn der genoemde
beroepsorganisatie, maakt deel uit van hun lidmaatschapscontract,
waarin ook een sanctie op niet nakoming dier verplichtingen is opge-
nomen (boete bij wijze van bindend advies op te leggen door z.g. recht-
sprekende organen).

-ocr page 159-

zocht hebben, te machtigen den verzekeraars desverlangd alle
door hen gewenschte inlichtingen te verstrekken over zijn
vroegeren
en tegenwoordigen gezondheidstoestandquot; (Bloma).

Een dergelijke machtiging „bij voorbaatquot; i) of „ad hoequot; schept
natuurlijk evenmin een inhchtingsverphchting voor den betrokken
arts als de op den verzekerde drukkende, bovenbesproken,
. .attesteerverplichting''.

Uit het ongeschreven „behandelingscontractquot; tusschen arts
en patiënt kan men ook met behulp van „goede trouwquot;, „bil-
lijkheidquot; en „gebruikquot; (van 1374 en 1575 BW) geen „verkla-
ringsplichtquot; voor den arts afleiden, terwijl ontheffing van het
beroepsgeheim door den belanghebbende in strijd met het wezen
van dat geheim is.

Het is een bezwaar, dat de (candidaat-) verzekerde een ver-
plichting op zich neemt, die hij niet in haar strekking, laat staan
in haar gevolgen kan overzien. Niet zonder reden hebben de art-
sen neiging aan de wilsovereenstemming tusschen maatschappij
en verzekerde ter zake te twijfelen.
Reeds op deze gronden
Verdient schrapping alleszins aanbeveling en dat te meer, waar
de ervaring leert, dat de medisch adviseur der maatschappij die
zich vertrouwelijk met de desbetreffende artsen in verbinding
stelt, de onmisbare inUchtingen krijgt over zaken, die hij door
eigen onderzoek niet kan vaststellen.

i^e verklaringsplicht der artsen in de sociale verzekering

De „verklaringsplichtquot; van de behandelende geneeskundigen
althans van de bij de rijksverzekeringsbank mgeschreven of
althans eerste hulp verleenende, artsen is bij de sociale ongevaUen-
verzekering verankerd in art.
66 lid 5 OW 1921 (art. 62 hd 3
LTOW 1922):

De geneeskundige, die de eerste hulp verleende:

„vermeldt in de aangifte het tijdstip, waarop hij de eerste hulp

quot;TpÏ^of (60) meent zelfs, dat „een (candidaat)verzekerde niemand
l^ij voorbaat kan machtigen iets omtrent hem mede te deelen, tenzy
hij zelf weet, wat omtrent hem zal worden medegedeeld . Coert (61)
blz. 3974) noemt dit een „versleten spitsvondigheid . De machtiging
houdt allerminst de toekomstige verklaring in, maar beoogt uitsluitend
^00 mogelijk den arts te ontheffen van zijn „nietverklarmgs-plicht
Pinkhof (60) heeft niettemin gelijk, dat een dergelijke machtiging de
vertrouwensverhouding tusschen arts en patiënt ontwrichten
kan.

-ocr page 160-

verleende, en zijn oordeel over den tijd, gedurende welken de getroffene
vermoedelijk gedeeltelijk of geheel ongeschikt tot werken zal zijn.
Hij is mede verplicht zijn
oordeel over den aard van het letsel in de
aangifte te vermelden of dat oordeel binnen 24 uur, nadat hij de
eerste hulp verleend heeft, schriftelijk mede te deelen aan het bestuur
der bank en in spoedeischende gevallen bovendien aan den con-
troleerend-geneeskundige, binnen wiens ambtsgebied het ongeval
heeft plaats gehad. De aangifte draagt de
onderteehening van den
geneeskundige, alsmede van den aangeverquot;.

Art. 14 van de OW 1921 bepaalt, dat de verleening van de
genees- en heelkundige behandeling volgens
bij algemeenen maat-
regel van bestuur te stellen regelen
zal geschieden.

Art. 2 van het desbetreffende KB van 3 Sept. 1921, stbl. 1043
spreekt van deskundigen, die zich ,,tegen een door het bestuur
der bank vastgesteld tarief en
onder de door het bestuur vastgestelde
voorwaardenquot;
bereid verklaren de genoemde hulp te verleenen.
(de zg. ,,ingeschreven geneeskundigenquot;).

Door hun inschrijving verbinden zij zich om het — geheele —
aangifteformulier in te vullen ,,en zoo dikwijls het Bestuur der
Bank dit noodig acht, betreffende ieder geval een korte schrifte-
lijke verklaring of een uitvoerig wetenschappelijk-practisch rap-
port af te gevenquot; en ,,aan den controleerend-geneeskundige, als-
mede aan diens assistent de gewenschte inlichtingenquot; te ver-
strekken. De beperkte
'publiekrechtelijke, wettelijke, attesteer-
verplichting is dus met een, bij overeenkomst tusschen RVB en
arts in het leven geroepen,
onbeperkte privaatrechtelijke aangevuld.

Practisch is dus in ons land de situatie als in Duitschland:
§ I543d RVO legt op den behandelenden arts kort en goed de
verplichting, den drager van de verzekering inlichtingen over de
behandeling en over den toestand te verstrekken. De geheele
attesteerverplichting is trouwens een woekerplant van Duitsche
origine: zie ook § 9 sub 6 van de DAMVW, waarin men ook de
machtigingsclausule kan terugvinden (cf art. 12 OAMVW).

Nog twee „akte-uitleverings-verplichtingenquot;.

I. Akte van overlijden', in sommige polissen wordt, bij overlijden
door ongeval van den verzekerde, van rechthebbenden de over-
legging geeischt van de in art. 50 en 51 BW bedoelde ,,akte van
overlijdenquot; i). De NEN, spreekt van
,,overlijdensactequot;, de N a t.
O n d. van
,,doodaktequot; (idem NHAV).

-ocr page 161-

In verband met het verbod van 59 BW, op de acte melding
te
maken van de gewelddadigheid van den dood, bewijst zij alleen
de
aangifte van overlijden en tenzij de acte valsch of vervalscht
is of de identiteit twijfelachtig is, het
overlijden zelf.

Deze acte kan de verzekeraar zich ook zelf verschaffen (open-
baarheid van de betrokken registers).

Bij overlijden in het buitenland zal een en ander vooral
moeilijkheden geven, als het overlijden plaats had in een land
zonder behoorlijken burgerlijken stand.

Bij, met man en muis, vergaan van een schip zal de procedure
bedoeld in art.
70 BW onvermijdelijk zijn.

II. De polis: bij de uitkeering van de volle verzekerde som na
overlijden of bij levenslange volledige invaliditeit, wordt nog al
eens inlevering gevraagd van de polis (NHAV, EOA, Nat.
O n d.) en soms van de laatste premiekwitantie (N. L 1 o y d,
MADB, RP).

Twee oogmerken kunnen daarbij voorzitten:

1.nbsp;legitimatie ®) als rechthebbende;

2.nbsp;de mogelijkheid van cessie of verpanding«) van de rechten,
uit de pohs voortvloeiende, (resp. van beslag)

CONTROLEDULDINGSVERPLICHTING

Tot de indirecte „inlichtingsverplichtingenquot;®) behoort ook de
„controleduldingsverplichtingquot;. Terwijl de verzekerde bij de

1)nbsp;Zie art 60 BW voor de akte van overlijden, op te maken van een
sterfgeval gedurende een zeereis en voor de bewijskracht van de afge-
geven „uittrekselsquot; art. 24 BW,

2)nbsp;Zie Asser-Scholten, Personenrecht onder „tijdperk van ver-
moedelijk overlijdenquot;, en art.
62 BW.nbsp;i,.^ j

3)nbsp;Cf „De maatschappij heeft het recht, doch is met verplicht de
legitimatie, van hen, die aanspraak op schadevergoedmg maken te onder-
zoeken (RP, ongeveer gelijkluidend Bloma).

4)nbsp;Cf. „Cessie of verpanding van de rechten, uit de polis voortvloeiende
is slechts geldig zoo de maatschappij haar schriftelijk heeft goedgekeurd
(resp. „na uitdrukkelijke schriftelijke goedkeuring van de Maatschappij )

kS het ook als „contrólerechtquot; bedongen door den verzekeraar
omschrijven; Amerikaansche
„Standard provision Nonbsp;de -the

Company shall have the right and opportunity ^^

the insured when and so often as it may reasonably require during the
pendency of claim hereunderquot; (Metropolitan).

-ocr page 162-

„attesteerverplichtingquot; derden in de gelegenheid moet stellen
zich te overtuigen van de, tot aanspraken leidenden, situatie,
moet hij bij de contrôleduldingsverplichting daartoe een, door
den verzekeraar aangewezen, deskundige in staat stellen.

Men onderscheidt leekencontróle — onderzoek door een niet-
arts — en
geneeskundige controle — onderzoek door een arts.

De ,,leeken-controleurquot; heeft geen recht van onderzoek aan
den lijve en beperkt zich als regel tot het vaststellen of de ver-
zekerde thuis is, zich houdt aan de voorschriften van den arts,
die hem bekend zijn (bijv. op bed moet blijven, niet mag wande-
len, enz.). Hij heeft recht op
„toegangquot; „inlichtingenquot;.

De controleerend geneeskundige heeft verdergaande controle-
rechten
(zie beneden), resp. de verzekerde verdergaande „contróle-
duldingsverplichtingenquot;.
Zijn taak is aan den verzekeraar een
deskundig rapport uit te brengen over den
toestand (bij onge-
vallen: over het
letsel) en over de oorzaak daarvan (bij ongevallen:
verband tusschen ongeval en letsel, ziektecomponent) .voorts over
de mate van arbeidsongeschiktheid, over het vermoedelijke ver-
loop en over den vermoedelijken afloop, resp. over de doel-
matigheid van de ingestelde behandehng. Hij heeft recht op
„toegangquot; „inlichtingenquot; „onderzoekquot;.

Soms is in de verzekeringsvoorwaarden den verzekeraar de
bevoegdheid voorbehouden, den verzekerde voor dit doel op zijn
kosten ter
observatie in een ziekeninrichting te laten opnemen.

Anders als in geval van nood mag de controleerende genees-
heer niet ingrijpen in de
behandeling. En dan nog slechts met
uitdrukkelijke of stilzwijgende instemmingvan den verzekerde

i) De organisatie van deze contrôle (verhouding tusschen medisch-
adviseur en directie eenerzijds en door hem gekozen controleerende
artsen anderzijds), de vraag of geneeskundig controleeren geneeskunst
uitoefenen is (cf. art. 143 lid 2 Hooger Ondervi^ijswet), mede in verband
met de vraag of de controleerende arts een beroepsgeheim heeft, zijn
plicht tot overleg met den behandelenden arts bij twijfel aan de juist-
heid der behandeling, (van welk overleg en de uitkomsten daarvan in
zijn rapport moet blijken) zijn vraagstukken van internen aard, die
buiten het kader van deze verhandeling vallen.

Over theorie en praktijk met betrekking tot wat men in ons land veelal
„geneeskundige contrôlequot; noemt, maar voor een belangrijk deel meer
behoort, tot wat de Duitschers ,,Begutachtungquot; (deskundige beoor-
deeling) noemen, bestaat een vrij uitgebreide literatuur, (zie
Kaufmann
(42) 219-245, Molineus (86), Claus (66).

-ocr page 163-

De meeste polissen bevatten slechts enkele eenvoudige zg.
„controle-voorschriften:

„Den door verzekeraars aan te wijzen medicus te allen tijde toe-
gang en onderzoek
te veroorlovenquot; (Bloma — DAMVW).

„het den, door de Maatschappij gezonden personen te allen tijde
mogelijk te maken,
toegang tot den verzekerde te bekomen en de
doctoren der Maatschappij in de gelegenheid te stellen hem te onder-
zoekenquot;
(RP) (cf. Nat. Ond.).

„Aan den geneesheer van Fat. moet te allen tijde toegang tot
den gekwetste worden verleend en aan de door dezen of Fat., m
overleg met den hehandelenden geneesheer, gegeven voorschriften, ge-
volg worden gegevenquot; (Fat.).

„Den door verzekeraar daartoe aangewezen geneesheer gelegen-
heid geven het lichamelijk
letsel te onderzoekenquot; (NEN, AMO, N.
Lloyd, MADB, ENO),quot; ten plaatse en ten tijde, waar de verzeke-
raars zulks wenschenquot; (EOA).

De patiënt is verpUcht om de controleerende geneesheeren en
ambtenaren der IRO te
ontvangen. Bovendien is hij verplicht zich
te
onderwerpen aan een onderzoek, dat door den controleerenden
geneesheer wordt noodig geacht, hem of den ambtenaar der IRO
Lle gewenschte inlichtingen omtrent het geval te geven en
op het spreekuur van den controleerenden geneesheer te vervoegen,
indien er geen geldige redenen zijn, die hem dit verhinderen (IRO).

De eerste pohs is de eenige, die ten omechte aan de controle-
verplichting („toegang en onderzoekquot;) toevoegt de verplichting:

„alle voorschriften welke hij (controleerend geneesheer) of ver-
zekeraars ter bevordering van de genezing meenen te moeten geven
stipt op te volgenquot; (Bloma).
Zoodanig ingrijpen in de behandeling is ongeoorloofd en zeker

buiten den behandelenden arts om.

De laatste polis is de eenige, die uitdrukkelijk voorschrijft.

„overleg van een door haar aangewezen geneeskundige met den

behandelenden geneesheerquot; (IRO),

alvorens de directie van haar bevoegdheid, een verzekerde voor

observatie of behandeling op kosten van de maatschappij m een

ziekeninrichting op te nemen, mag gebruik maken.

De grenzen van de contröleduldingsverplichting

VAN DEN VERZEKERDE

De vraae waar de grens van de „onderzoekingsbevoegdheidquot;
Lgt;e vraag waar ae gnbsp;moeilijk te beantwoorden

van den controleerenden arts ligt, is moe j
(in hoever is afnemen van gewone verbanden, van gipsverbanden

-ocr page 164-

geoorloofd, is proefpunctie, aftappen van bloed voor onderzoek,
enz., hem geoorloofd?)

In het algemeen behoort ook voor den contróleerenden ge-
neesheer het lichamelijk, geestelijk en zedelijk welzijn van den
patiënt eerste richtsnoer te zijn i). Hij moet alle onderzoek ver-
mijden, dat de genezing zou kunnen vertragen of belemmeren.
Voorts onderzoek, dat pijnlijk is of het schaamtegevoel onnoodig
kwetst.

Soms zal het gewenscht zijn den behandelenden geneesheer in
de gelegenheid te stellen bij het onderzoek tegenwoordig te zijn
en steeds onderzoek van vrouwelijke patiënten zoo mogelijk in
tegenwoordigheid van echtgenoot, ouder, vrouwelijk famiüehd
of een verpleegster te verrichten en dat in elk geval, wanneer
daarop door verzekerde of familie wordt aangedrongen.

Het stellen van een dergelijken redelijken eisch van de zijde
van de verzekerde, mag nooit als weigering van onderzoek worden
aangemerkt.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele, die ik op
grond van ervaring zou kunnen geven. Zij zijn wellicht vol-
doende om den aard van de problemen, die hier ook juridisch
rijzen, aan te duiden.

De sanctie op overtreding van de contróleduldings-
verplichting

De redelijkheid van de voorschriften, door maatschappij of
contróleerend geneesheer gegeven eenerzijds en de redelijkheid
van de weigerachtigheid of nalatigheid van verzekerde daaraan
te voldoen anderzijds, bepaalt de bevoegdheid van den ver-
zekeraar om de schadevergoeding (uitkeering) te weigeren.

Zoowel het niet nakomen van inlichtingsverplichtingen, als het
niet nakomen van ,,schadeverminderingsverplichtingenquot; worden
door 283 K bedreigd met vergoeding van kosten, schaden en in-
teresten, zoo daartoe gronden zijn. Geen sanctie zonder
schade
en geen sanctie zonder schuld: ziedaar de beide criteria die hier
moeten worden gesteld. De verzekeraar zal — wil hij de uitkee-
ring weigeren — moeten aantoonen, dat zijn
belang geschonden
werd, bij ontstentenis van schade zou weigeringsbevoegdheid tot
onrechtmatige verrijking leiden, althans gebruikmaken van die
bevoegdheid misbruik van recht zijn. (Cf. DAMVW § 10).

i) Salus aegroti suprema lex.

-ocr page 165-

Ondertusschen kan ook in dit opzicht de polis derogeeren aan
283 K. Elke regeling, die „kosten, schade of interessenquot; ver-
vangt door automatisch verval van recht, doet dat. Bijv.:

,,Weigert de verzekerde zonder rechtmatigen grond gevolg te geven
aan de door de Directie voorgeschreven maatregelen, of zich aan
een ond-erzoek te onderwerpen, of maakt hij dit feitelijk onmogeüjk,
dan verliest hij elk recht op uitkeeringquot; (AMO).
Juister acht ik het stipuleeren van de bevoegdheid van den
verzekeraar om onder dergelijke omstandigheden uitkeering ge-
heel
of ten deele te weigeren.

Voorts is het wenschelijk geschillen over de redelijkheid van
de toepassing van deze bevoegdheid op korten termijn door
arbitrage te beslechten of dienaangaande een bindend advies
uit te lokken op de wijze als bij moeilijkheden, voortvloeiend
uit de „behandelings-quot; en met name uit de „operatieverplich-
tingquot;, zal worden besproken (zie blz. i6i) i).

Vermelding verdient in dit verband de wijze, waarop een en
ander geregeld is in 53! ZW, waaraan de uitvoeringsorganen
dier wet de bevoegdheid ontleenen uitkeering van ziekengeld
geheel of gedeeltelijk te weigeren:

„indien de verzekerde zonder deugdelijken grond nalaat gevolg te
geven aan een verzoek, ingevolge deze wet gedaan door (het uit-
voeringsorgaan) om te
verschijnen of inlichtingen te verstrekken, of
indien het geneeskundig onderzoek door een door (het uitvoerings-
orgaan) aangewezen geneeskundige, door
toedoen van den verzekerde
niet kan plaats hebbenquot;.
(Zie ook de desbetreffende jurisprudentie (62) en commentaren)
(van
Bruggen-Slotemaker) (63).

bijzondere contrólevoorschriften

De uitvoeringsorganen der ziektewet plegen bovendien nog

Zoo is het bijv. een verzekerde van den Raad van arbeid te 's-Gra-

venhage in geval van ziekte verboden:

a.nbsp;zijn woning in strijd met, door den controleerend geneesheer gegeven,

Voorschriften te verlaten;

b.nbsp;misbruik te maken van sterken drank;

c.nbsp;de plaats van inwoning te verlaten, zonder toestemmmg van den
Voorzitter van den RVA; enz.quot;

terwijl soortgelijke voorschriften van de Algemeene bednjfsvereemgmg

voor iiektevLLring o.a. het verbodbevatten: bezoeken van café s of

openbare vermakelijkheden, fietsen, schaatsenrijden, dansen, het deel-
nemen aan wedstrijden en het beoefenen van eenigen tak van sport .

-ocr page 166-

speciale zg. „contrölevoorschriftenquot; te geven, die in meerdere of
mindere mate de bewegingsvrijheid van den verzekerden arbeider
beperken.

Als sanctie op zich niet houden aan deze voorschriften is
krachtens 531g ZW weer de bevoegdheid aan het uitvoerings-
orgaan toegekend de uitkeering geheel of ten deele te weigeren.

Aanduidingen van dergelijke controlevoorschriften vindt men
in verschillende polissen:

a. controle door ambtenaren en controleerende geneeskundigen
van verzekeraar mogelijk maken (inclusief
lichamelijk onder-
zoek)-,

h. zich zoo noodig voor observatie in een, door de Maatschappij
aan te wijzen inrichting, op haar kosten laten opnemen (wel
te scheiden van de opneming ter
behandeling)-,
c.
bijzondere controlevoorschriften.

Ten aanzien van deze laatste zij alleen vermeld de clausule:
,,Het zich buitenshuis begeven tegen het voorschrift van den
behandelenden geneesheer, kan alle recht op uitkeering doen ver-
vallen. Wanneer de behandelende geneesheer voorschrijft, dat de
patiënt zich buitenshuis mag begeven voor verder herstel, zal deze
de Directie der IRO daarmede in kennis stellenquot; (IRO).

Sectieverplichting
Een bijzonder species van het genus „inlichtingsverplich-
tingenquot; is de zg. „sectieverplichtingquot;. Deze beoogt den verze-
keraar een onderzoek naar de oorzaak van den dood van een
getroffene — althans vermoedelijk getroffene — mogelijk te
maken door lijkopening te verrichten.

Men kan ook van ,,lijkschouwingsverplichtingquot; i) spreken;
men onderscheidt ,,uitwendigequot; en „inwendigequot; schouwing;
alleen de laatste gaat met lijkopening gepaard. Clausules:
,,in- en uitwendig onderzoekquot; (ER, ENO, NEN),
„in- en uitwendige schouwingquot; (AMO, N. Lloyd, IRO),
„lijkschouwing{sectie)quot; (NHAV, Nat. On d.); obductie (RP),
„lijkschouwingquot; (Pres.), „lijkschouwingenquot; (Bloma).
„den geneesheer van de maatschappij in staat te stellen de
oorzaak
van den dood te constateeren en tot het doen van de te dien einde
gevorderde stappen
bij de bevoegde autoriteitenquot; (F a t., O. Z w o 1.).

i) Men kan ook van een „lijkschouwingsyecAiquot; (bedongen door den
verzekeraar) spreken; cf. de Amerikaansche ,,Standard provisionquot; No. 8b:
„The company shall have the right and opportunity to make an autopsy
in case of death, where it is not forbidden by lawquot; (Metropolitan).

-ocr page 167-

De „Stappenquot; in de laatste clausule beoogen minder verwerven
van toestemming tot de
sectie dan wel voorde, in vele gevallen
onvermijdelijke,
„opgravingquot; van het stoffelijk overschot.

In tal van pohssen worden dan ook die opgraving en de ver-
plichting van belanghebbenden mede te werken tot het toestem-
ming krijgen of tot het „ongestoord plaats vindenquot; vermeld.

Alleen enkele polissen bevatten op gebrek aan medewerkmg )

als bedoeld een sanctie:

„op verbeurte van elke aanspraak op uitkeeringquot;, (Na t.^ O n (1);
„op straffe van verlies van de aanspraak op uitkeeringquot; (AMO).

Het afhankelijk stellen van de aanspraak der rechtverkrij-
genden van hun toestemming en medewerking aan iets, wat
velen ten zeerste tegen de borst stuit kan voor minder bonafide
Verzekeringsmaatschappijen ontaarden tot een middel om van
een verplichting te worden ontslagen. Dat zou zeker misbruik
van recht en in strijd met de goede trouw zijn, zoodat naar het
mij voorkomt, bij sectieweigering de verzekeraar slechts uitkee-
ring mag weigeren, als hij aannemelijk kan maken, dat hij bij de
sectie een redelijk belang heeft.

Het wezen der sectieverplichting
In de overeenkomst tusschen verzekeraar en verzekerde,
waarbij de rechtverkrijgenden geen partij zijn, bedingt dus de
eerste een verphchting van rechtverkrijgenden. Is dat met reeds
in strijd met het „alteri stipulari nemo potestquot;?

Ziet men echter in de sectieverplichting slechts een voor
waarde, waarvan de vervulling van een derde afhankelijk is, dan
krijgt de, door het ongeval geboren, prestatieverplichtmg van den
verzekeraar een voorwaardelijk karakter.

Op zich zelf is er reeds in de gestelde verplichting een minder
gewenscht element, waar bij verschillende personen en gezindten
(o.a. Joden) overwegende bezwaren van moreelen en religieuzen
aard tegen de lijkopening bestaan. Tegen opgraving rijzen m

beginsel niet minder ernstige bezwaren.

Beide behooren zeker beperkt te worden tot gevallen, waarm
daarvoor een zeer ernstige reden bestaat; dat is m -su reeds een
eisch van goede trouw (i374 BW). In de praktijk maken de meeste
verzekeraars een beperkt en voorzichtig gebruik van deze be-

zoover gevorderd (cf. ^tb. Groningen i Maart 1929,
N.J. 1930. 287), zie ook H.R. 15 Febr. 1934- N. J. i935, 983.

-ocr page 168-

voegdheid. De vrij belangrijke kosten i) dragen ook daartoe bij.

De DAMVW § 9,2 kent een sectierecht toe aan den verzekeraar,
de OAMVW spreekt van „inwilligingquot;.

De inhoud van de sectieverplichting.

Wat de inhoud der sectieverplichting betreft moet men onder-
scheid maken tusschen:

a. lijkopening. Daarover hebben rechthebbenden op het lijk de

beschikking; voor zoover de justitie geen beslag op het lijk heeft
gelegd en (of) de overledene bindende voorschriften voor zijn
begrafenis heeft gegeven. De overledene kan uitdrukkelijk lijk-
opening hebben verboden, in strijd met letter of geest van de
overeenkomst in sommige gevallen. Formeel kan curateele,
executeele, resp. de aanwezigheid van minderjarige kinderen, ook
nog verwikkelingen geven 2). Rechthebbenden op het
lijk zijn
intusschen als regel andere rechthebbenden, als die op de
uit-
keering:

„Voor lijkopening of gedeeltelijke ontleding, door of onder toe-
zigt van een geneeskundige, waardoor de begraving binnen den na
te melden termijn niet wordt verhinderd, is het
verlof des burge-
meesters niet noodig.
Voor onderzoek van lijken op regterlijk gezag
wordt noch dat verlof, noch de toestemming der personen, in het
tweede lid van dit artikel genoemd, vereischtquot; (Begraafwet 1,4).

Deze slotzin is van belang, in verband met de regeling, die
dat tweede lid van art. i der begraafwet bevat ten aanzien van
„niet begraven, maar ontleden of bewarenquot;:

„Zoo de niet gescheiden echtgenoot, of, bij ontstentenis of niet
aanwezigheid van echtgenoot,
de naaste ter plaatse van het sterfgeval
aanwezige meerderjarige bloed- of aanverwanten tot den derden graad
ingesloten en, ook deze niet tegenwoordig zijnde, de aanwezige meerder-
jarige erfgenamen of diegenen, die anderzins voor de begrafenis te zor-
gen hebben, verlangen of vergunnen,
dat een lijk niet begraven, maar
ontleed of bewaard worde, of zoo de overledene dergelijke béschik-

1)nbsp;In één polis worden evenwel kosten geheel „ten laste van dengeen
die uit de bestaande verzekering aanspraak kan doen geldenquot; gebracht
(Nat. Ond.), in een andere voor de helft (RP), zoodat dan de finantiëele
rem geheel of ten deele wegvalt.

2)nbsp;Bijzondere verhoudingen treft men ook aan in de gevallen, waarin
door den burgemeester schriftelijk begraving is gelast als bedoeld in
art. 6 lid 2 van de begraafwet (wet van 10 April 1869, Stbl. No. 65).
Het eenige lijkopeningsverbod, dat de wet voorheen kende, was dat bij
pest (oude landquarantainewet, uitvoeringsbesluit).

-ocr page 169-

king over zijn lijk bij uitersten wil of bij eene akte, zooals omschreven
is in art. 892 van het Burgerlijk Wetboek, heeft bevolen, kan dit
met
verlof van den burgemeester geschiedenquot; (hooger beroep op den
Commissaris van de Koningin bij weigering).
Hierin ligt naar mijn meening, behalve een beschikkingsrecht
van den betrokkene over zijn lijk, ook wel opgesloten, dat „ver-
langen of vergunnenquot; van lijkopening door
de genoemde personen
wel voldoende moet worden geacht en daartoe met de toestem-
ming van
„alle rechthebbendenquot; wordt vereischt. In de praktijk
plegen de verzekeraars dan ook te volstaan met een gezegelde
schriftelijke verklaring, houdende toestemming van
deze per-
sonen.

Bijzondere vragen bij opgraving
b. opgraving heeft meer voeten in de aarde. Art. 12 van de
begraafwet vereischt zoowel voor de opgraving als voor vervoer
van een opgegraven lijk - behalve voor zoover een en ander
op regterlijk gezag geschiedt - toestemming van den eigenaar
van het graf én verlof van den burgemeester (van de genieente,
waar begraven is), terwijl als eigenaar wordt aangewezen hij, die
het uitsluitend regt tot het begraven in een bepaalde grafruimte
voor onbepaalden tijd heeft, waar dan weer degene die een
tijdelijk uitsluitend regt heeft, mee gelijk gesteld wordt. Uokm
dit geval weer beroep op den Commissaris van de Koningin bij
Weigering door den burgemeester.

Waar als regel de rechthebbenden uit denbsp;quot;^t

samenvallen met de rechthebbenden op het graf (en da P ^gn
zelfs weer andere rechthebbenden te zijn als die op het hßl) kan
ook daardoor de sectieverplichting illusoir blijken.

De verzekeraar die in strijd met art. 12 van de begraafwet
ue verzekeraar, aie
nbsp;jnbsp;schuldig aan overtreding

een lijk mocht opgraven, maakt zich scnum gnbsp;5

,nbsp;1 „intr met overlijden aan boord van een

1)nbsp;Geen enkele pohs houdtnbsp;Q^^iber 1869, Stbl. No. 162
«chip op zee of in het buitenland ^^^ ^^ toenemende
tot uitvoering van art.
3 van de begraafwet) ^^^^^^nbsp;^^^ ^

gewoonte der lijkverbranding (zie v. Eijknbsp;^^^ zoodanige toe-

2)nbsp;Ik zou willen pleiten voor hetnbsp;(c.q. den direc-
stemming zonder g-stig advies van d n gezLd'heidsdienst)
teur van den gemeenlijken geneesk^^^^^^^^ de volksgezondheid,
en xn geval van twijfel
van den ^^ P®quot;^' ^ den verzeke
^elke deskundigen zich van het redelijk belang

de

sectie zouden moeten overtuigen.

-ocr page 170-

van 150 Sr. (zie interpretatie v. Eijk-Verstegen (67), blz. 187).

Volgens sommigen is lijkopening zonder toestemming — niet
gepaard gaande met opgraving noch met „wegnemingquot; in den
zin van 150 Sr. — niet strafbaar, omdat in het algemeen een lijk
geen voorwerp van civielrechtelij ken eigendom is en bepalingen
omtrent diefstal en beschadiging daarop dus niet van toepassing
zouden zijn (zie v.
Eijk-Verstegen (67), blz. 187).

Ten slotte nog een vraag van practische beteekenis: hebben
rechthebbenden op de uitkeering, die toestemming geven tot
lijkopening, recht op afschrift of inzage van het rapport van den
deskundige, met de lijkopening belast.

Deze vraag wordt actueel, als de verzekeraars afgaande op het
ontvangen rapport geen verband tusschen dood en ongeval aan-
nemen, of dien dood geen uitsluitend en rechtstreeksch gevolg van
het ongeval achten en uitkeering weigeren. Veelal weigeren zij
dan ook het rapport over te leggen.

Het verdient aanbeveling den rechthebbenden op het lijk ook
recht op inzage van het rapport te geven i), te meer, waar men
hun het recht niet kan ontzeggen een geneeskundige aan te wijzen
om hunnerzijds bij de sectie tegenwoordig te zijn.

Als die bevoegdheid uitdrukkelijk in de pohs werd opgenomen,
van die bevoegdheid meer gebruik werd gemaakt en de sectie
uitsluitend pleegde te worden opgedragen aan ervaren patho-
loog-anatomen, liefst met ervaring op gerechtelijk geneeskundig
terrein, zouden vele moeilijkheden, die zich thans telkens weer
over de lijkopening en de interpretatie van de uitkomsten voor-
doen, voor goed een einde nemen

Het verdient aanbeveling, dat bovendien de medisch-adviseur
van den verzekeraar, gewapend met zijn kennis van de polis-
voorwaarden, bij de sectie tegenwoordig is. Bij onvoldoende

1)nbsp;In RVO § 1567 is uitdrukkelijk aan de ,,betrokkenenquot; — waartoe
ook de nagelaten betrekkingen behooren — het recht toegekend inzage
te nemen in en afschrift van de processenverbaal van het politioneele
onderzoek (waartoe dus ook het sectieverslag behoort), maar alleen zoo-
lang de stukken nog in handen van de politie zijn, die ze na afloop aan
de verzekeringsorganen toezendt.

2)nbsp;Zie gerechtelijk geneeskundig onderzoek: Artsenboekje (59), i934.
158) Ook in Duitschland is bij herhaling gepleit voor beperking van de
lijkopening tot speciale deskundigen op dit terrein (zie de literatuur
bij
Kaufmann (42) II, blz. 732).

-ocr page 171-

vraagstelling komt anders de deskundige patholoog-anatoom ge-
makkelijk tot een uitspraak, die op zijwegen leidt.

Geen sectieverplichting in de sociale verzekering

De sociale verzekeringswetten kennen de sectieverplichting
niet (cf art. 68 en 69 OW, 1921 en art. 64 en 65 LTOW, 1922 en
de daarbij behoorende uitvoeringsbesluiten, het onderzoek naar
ongevallen en letsels betreffende).

Evenmin kent de RVO formeel de lijkopeningsplicht; maar ter-
wijl in ons land de uitvoeringsorganen der ongevallenwetten zelf
het onderzoek instellen — onverminderd hun bevoegdheid dat
onderzoek te doen geschieden door een commissaris van rijks- of
gemeentepohtie — is in Duitschland zoodanig onderzoek opge-
dragen aan een „ausserhalb der Parteien stehenden Stellequot; (RVO
§ I559_i567). De daarmede belaste „Ortspolizeibehördequot; heb-
ben het recht en zoo noodig de plicht lijkopening te verrichten
Voorzoover dat noodzakelijk is: we hebben hier feitelijk met een
gerechtelijk onderzoek te doen^).

In de praktijk gaat het daar zoo, dat de uitvoeringsorganen
van de sociale wetten (bedrijfsvereenigingen) of de nagelaten be-
trekkingen het Polizeipresidium om sectie vragen en dit daaraan
gevolg 2) geeft. De kosten zijn voor rekening van de pohtie en
bij een overeenkomstige regeling in Oostenrijk (§
31) van de ver-
zekeringsinstelling. Wanneer behandelende, of door de verzeke-
ringsorganen reeds te voren met een onderzoek belaste, artsen
een lijkopening noodig achten, vestigen zij de aandacht van de

Politieorganen op een en ander.

Toch schijnen de nagelaten betrekkingen de sectie daar te
kunnen weigeren, wat in twijfelgevallen ten ongunste van de
aanspraken op uitkeering wordt uitgelegd, anderzijds wordt een
ten onrechte nagelaten lijkopening in twijfelgevallen ten guns e
van de aanspraken uitgelegd (als de verzekermgsorganen schuld
hebben aan deze nalatigheid).

^ , .nbsp;^ T?VO S 1S64 en de beschikking van den

1 Zie aanteekenmgennbsp;binden bij Kaufmann (42)

Pruisischen minister van 3 October 1903, te vinoei j

quot;^ryol' 115 legt aan de „Ortspolizeibehördenquot; de pHcht J op
verU van de „Lufsgenossenschaftenquot; ter zake m te gaan (zg.

quot;Rechtshilfequot;), zie de aanteekeningen bij dit artikel.

-ocr page 172-

Behandelingsverplichting (ex 283 K)
Onder de „voorkomingsverplichtingenquot; staat in de ongevallen-
verzekering de „behandelingsverplichtingquot; op den voorgrond. Zij
omvat in den vorm van zeer wisselende „behandelingsclausulesquot;
de volgende elementen:

a.nbsp;tijdig geneeskundige behandeling inroepen,

b.nbsp;zoolang noodig onder geneeskundige behandeling blijven,

c.nbsp;de geneeskundige voorschriften opvolgen (in het algemeen na-
laten alles, wat de genezing vertraagt of belemmert).

Ook de nakoming van deze reeks verplichtingen wordt door
goede trouw, redelijkheid en billijkheid beheerscht.

De tijdigheid van de geneeskundige behandeling.
Ad a. I. tijdigheid:

„onverwijldquot; (NEN, AMO, N. Lloyd, MADB, Phil).
„onmiddellijkquot; (NHAV, Winterthur, O. Zwol, EOA).
,,zoo spoedig mogelijkquot; (Bloma, Pres).
„zoodra mogelijkquot; (Fat, ER, IRO).
„terstondquot; (Zürich) of „directquot; (RP).

„Tijdigquot; verdient de voorkeur omdat:

I.nbsp;de ongevalsgevolgen zich soms geruimen tijd na het ongeval
openbaren en het van zelf spreekt, dat men ook redelijkerwijs
geen geneeskundige hulp kan inroepen, alvorens er verschijnselen
zijn, die zoodanig inroepen wettigen;

II.nbsp;soms geneeskundige hulp aanvankelijk niet bereikbaar is.
Heel juist is de formuleering van art. 66 OW 1921 (idem, art.

62 LTOW 1922):

,,De werkgever is verplicht te zorgen, dat zoodra de gevolgen van
dat ongeval geneeskundige hulp noodig maken, die
hulp wordt inge-
roepenquot;.

In de ziektewet (53ld) is een bevoegdheid tot geheel of gedeel-
telijk weigeren van ziekengeld opgenomen:

,,indien de verzekerde niet binnen redelijken termijn geneeskundige
hulp inroeptquot;.

Dit komt per slot van rekening op hetzelfde neer (zie de
desbetreffende jurisprudentie (6).

Minder doelmatig is het voorschrift van de DAMVW § 9 sub 3:

-ocr page 173-

..Uiterlijk den vierden dag na het ongevalquot; (de OAMVW spreken
weer van „onverwijldquot;).

De deskundigheid van de behandeling

2. deskundigheid. Mede in verband met art. 3 der wet van i
Juni 1865, Stbld 60, regelende de uitoefening van de geneeskunst

(waarbij aan anderen als „geneeskundigenquot; verboden wordt m

het openbaar aan te kondigen, dat zij de geneeskunst uitoefenen
of een titel te voeren, die hen aan het pubüek als geneeskundige
aanwijst) is de aanduiding
„geneeskundigequot; afdoende.

In de pohssen treft men intusschen verschillende ten deele
minder juiste aanduidingen aan:

„artsquot;nbsp;{Va t). „een geneesheerquot; [Vre s),

„bevoegd^) geneeskundigequot; (NEN, AMO, NHAV, N. L 1 o y d,
ENO, MADB)nbsp;^^ ,

„desbevoegd geneeskundigequot; (Winterthur),
„wettelijk bevoegd^) geneesheerquot; (IRO),

„gediplomeerd genees\ieerquot; (Zürich),
„praktizeerendquot; geneesheerquot; (O. Zwol., RF),
„geneeskundige hulpquot; (EOA),
„medische hulpquot; (Bloma).

„geneeskundige hulpquot; in den zin van ^^^^ ƒ ^^ ^
alleen die van den arts wordt verstaan, bleek ook de -eemng van den

minister in de M. v. A.:......hulp. niet verleend doornbsp;^

bezit van het artsdiploma, en bevoegdnbsp;.^in^

- niet als geneeskundige hulp tenbsp;™ ^^nbsp;furispru'dentie).

van hetzelfde begrip in 53id ZW (zienbsp;waarin de be-

2)nbsp;Vergelijk art. 143 ^ ^ der hooge^'^^^l^fquot; ^^^^
voegdheid als vrucht van de hoedanigheid wordt a^nged ^^^^ ^^
aan gelijkluidende art. i van ^e -et v^D^nbsp;de'bevoegdheid
houdende regeling der voorwaarden tot vertrijging

van arts, enz.nbsp;staatlich zugelassener Arzt

3)nbsp;Dat de DAMVW § 9.3 spreken vaquot; eennbsp;^^ Duitschland
(Aerztin)quot; is veel minder irrationeel, gezien ^^^^ ^ ^^^^ ^^^
de uitoefening van de geneeskunst vrij is

..approbierten Arztquot;).nbsp;1 verleent, „gevestigdquot;

4)nbsp;De eisch, dat de geneeskundige d^e P
quot;loet zijn, is zeker overbodig (de ^et staat met t P „practiseerend
vestiging). Het spraakgebruik echter ^aa^
artsquot; - in tegenstelling tot den specialist den h pnbsp;^^^
den „medicus practicusquot;: quot;^^^uurlxjk heeft
lt;liverse pluimage (met name chirurgen) buiten te sluite

behandeling.

-ocr page 174-

De continuïteit van de behandeling

Ad b. Ook de continuiteitseisch wordt heel verschillend gefor-
muleerd:

„onder behandeling te blijven, totdat hij weer geheel hersteld isquot;
(Bloma, ER).

,,te doen behandelen, totdat hij geheel of zoover mogelijk hersteld isquot;
(NHAV, Nat. Ond.).

De tweede clausule is rationeeler. Volledig herstel kan uitge-
sloten zijn.

Navolgenswaardiger is hier de strekking van DAMVW .§ 9,3:
„die ärztliche Behandlung ist
bis zum Abschluss des Heilver-
fahrens
regelmässig fortzusetzenquot;; de regelmatigheid is een der
essentialia van de
continuiteit en het objective criterium (be-
eindigung der kuur) geeft meer houvast dan het veelal
subjectieve
(herstel). Terecht eischen de DAMVW bovendien een „ange-
messene Krankenpflegequot;; de clausule in de OAMVW eischt kort
en bondig „dauernde ärztUche Behandlung und nötige Pflegequot;).
Alleende Phil, kent „verplegingquot;.

Profijt trekken van de behandeling

Ad c. De eisch, de ontvangen geneeskundige voorschriften op
te volgen en de genezing redelijkerwijs te bevorderen, is eigenlijk
de meest essentieele. De ,,vlijt en naarstigheidquot; van 283 K
moeten bij uitstek op deze genezingbevordering gericht zijn.

,,diens voorschriften nauwkeurig op te volgen en in het algemeen
datgene te doen, wat voor een spoedige genezing bevorderlijk is en
na te laten wat daarvoor nadeelig isquot; (Fat., IRO, O. Zwol.),

,,en niets verzuimt, wat het spoedig herstel zoude kunnen be-
vorderenquot; (N. Lloyd. ENO).

,,en zoo goed mogelijk voor het behoud en het herstel van ver-
zekerde zorggedragenquot; (Pres., Zürich),

,,en voor zijn genezing door behoorlijke geneeskundige hulp en
verpleging
te blijven zorgdragenquot; (Phil.).

Passieve behandeling-duldingsverplichting

Tot zoover hadden we uitsluitend te doen met aanwijzingen
van den eigen geneeskundigen vertrouwensman van
verzekerde.

Verschillende polissen eischen bovendien nakoming van de
aanwijzingen van den geneeskundigen adviseur of controleerende
geneeskundigen, in één woord van de geneeskundige vertrou-
wensmannen van den verzekeraar:

-ocr page 175-

„alle voorschriften welke hij (de door de verzekeraars aan te
wijzen medicus) of verzekeraars ter bevordering van de genezmg
meenen te moeten geven stipt op te volgenquot; (Bloma).

„zich te schikken naar alle maatregelen, die de Maatschappij
op advies van haren
geneesheer noodig acht te nemen ten einde
de genezing van den verzekerde te bespoedigen en zijn toestand te
verbeterenquot; (Winterthur).
Hier wordt de {actieve) „behandelingsverplichtingquot; aangevuld
met een
passieve behandelingduldingsplicht — als species van
welk genus wij de „operatieverpUchtingquot;, juister „operatie-
duldingsverplichtingquot; zullen leeren kennen (zie blz. i66 e.v.).

Ook is in verschillende polissen nog de {ziekenhuis)behandelings-
'quot;erplichtingquot;
gestipuleerd:

„Ingeval de Maatschappij opneming in een door haar aan te wijzen
inrichting ziekeninrichting tot observatie of ter behandehng van den
verzekerde verlangt, of eenige bijzondere behandeling voorschrijft,
moet daaraan op straffe van verbeurte van de uitkeering gevolg worden
gegeven. In dat geval worden de kosten ^er verpleging en behande-
ling door de Maatschappij betaald (N. L 1 o y d. zie ook MADB, ENO.
RP, Nat. Ond. NEN. AMO).
Enkele polissen bevatten de, reeds door de re Jlijkheid ver-
aschte, mLr in de practijk allerminst overbodig blijkende, toe-

Voeging:

„na overleg van een door haar (de directie) aangewezen genees-
kundige met den behandelenden geneesheerquot; (IRO).
Bij deze passieve behandehngduldingsverplichtmg hebben

We ook weer met een

„toestemming bij voorbaat te doen v
een strekking, die de verzekerde onmogelijk kon overziem Hier
Wordt bovendien in de relatie arts-patiënt een element -n on-
vrijheid gebracht (nog wel door finantiëel be^^J^ fquot; ^
beheerscht), dat daaraan volko^^^^^^^^^^
de bespreking van de grens van bet^^ ^^^ x64^reden wij
den verzekerde over zijn eigen lichaam ^zienbsp;ty

daarin nader.

Sanctie op schending behandelingsveeplichting

Ve,e polissen bevatten een -«^X —„7—

handehngsverphchtingquot;, voor zoover die ovexnbsp;s

ring of vLra'ging van de genezing me ^^nbsp;^^ _

„Indien door nalatigheid ten deze ^et ^
traagd wordt zijn de gevolgen voor reKenii g
resp. zijn rechthebbendequot; (Fat.),

-ocr page 176-

„worden de gevolgen daarvan niet door deze verzekering gedektquot;
(AMO),

,,behoeven de gevolgen niet voor rekening van de Mij te zijnquot;
(IRO, idem Phil.).

Deze bijzondere bepaling derogeert dus aan de meestal opge-
nomen algemeene clausule, dat bij niet nakoming van de ver-
plichtingen de rechten
geheel verloren gaan. Het is redelijk en
bovendien geheel in overeenstemming met het algemeene be-
ginsel van 283 K, dat de rechten slechts verloren gaan
naar
evenredigheid van de verergering
(= de anders door verzekeraar
geleden schade), die een gevolg is van schuldige nalatigheid in
deze. Wij komen hier uit in de buurt van 276 K! De moeilijkheid
in de praktijk is slechts het ,,evenredige deelquot; vast te stellen.

Een en ander herinnert aan de bevoegdheid der uitvoerings-
organen van de ziektewet ziekengeld geheel of ten deele te wei-
geren krachtens art. 53ld, wanneer de verzekerde zich niet „ge-
durende het geheele verloop der ziekte onder behandeling blijft
stellen, of indien hij de voorschriften van den behandelenden ge-
neeskundige niet opvolgtquot;, jo. 53le „indien de verzekerde ge-
durende de ongeschiktheid tot werken zich schuldig maakt aan
gedragingen, waardoor zijn genezing wordt belemmerd . . .quot; (zie
de desbetreffende jurisprudentie).

Het zelfbeschikkingsrecht van den verzekerde over

eigen lichaam

Waar ligt de grens van het zelfbeschikkingsrecht van den ver-
zekerde over eigen lichaam en geneeskundige behandeling? Met
andere woorden: hoever strekt de ,,behandelingsverplichtingquot; —
zoowel de actieve als de passieve — zich uit?

Die vraag geeft in de praktijk telkens weer tot moeilijkheden
aanleiding, die niet gemakkelijk op te lossen zijn.

Ehrenzweig (58) onderstreept het „Recht an der eigenen
Personquot;, waarin niet zonder noodzaak mag worden ingegrepen.
Zoo noemt hij bijv. ziekenhuisopneming niet noodzakelijk, als de
verzorging thuis voldoende is. Ook mag men van iemand, die
door zijn zaken thuis niet gemist kan worden, geen tijdroovende
kuur in een badplaats vergen. En niet toelating van een operatie
mag men volgens hem een getroffene slechts dan verwijten,
wanneer het om een ongevaarlijke ingreep gaat, waarvan de
pijnlijkheid wordt gecompenseerd door ,,ein gesicherten Heiler-

-ocr page 177-

folg,quot; zoodat een „rücksichtlose selbstsüchtige Aussnutzung der
Haftung des Versicherten (Hagen II, 565)quot; ^ou moeten worden

^iraSe^ene bepaling (DAMVW, § sub 5c, OAMVW a^
X2 sub 2a) verankert in Duitschland^) ^^^ostennjk ) het
..redehjkheidscriteriumquot;: „wobei den Versicherten «^^s Un-
billiges zugemutet werden darfquot;, resp. „soweitnbsp;f
unbilliges zugemutet wirdquot;. Voor het
Nederlandsche rech jor
men
1374 L 1375 BW voldoende richtsnoer. Het verdient
aanbeveling arbitrage of bindend advies door een deskundige
commissie mogelijk te maken om geschillen over de „behanae-
lingsverphchtingenquot; op bevredigender wijze te regelen, dan acn-
teraf na weigering van uitkeering pleegt te geschieden.

Een dergdijke oplossing bevat één polis (IRO), -^ij de
maatschappij bevoegd is de uitkeering te weigeren of te doe
ophouden (na schriftelijke waarschuwing, indien de verzekerd
bezwaren heeft tegen de voorschriften, die de f ^^ ^ ^
belang eener goede behandeling of genezing nootofe^J^ acht)^
Tegen die beslissing kan hij binnen
3 dagen m ^eroeP Jomen
bij een commissie van drie artsen (één aan te wijzen door de
directie, één door den verzekerde en de derde door d^e ^^e^;

De beste tijd voor het alsnog nakomen van de,nbsp;^

missie noodzakelijk geachte .-behandelingsvoorsctaften van^^
maatschappij is dan nog niet voorbij, en

^ijn, dat de verzekerde - indien deze ongelig ^^^It overtuigen

^ich van de redelijkheid van de voorschriften laat over^^^^^^

Op soortgelijke iij.e regelt art. 27
50 LTOW X922 de behandehng vannbsp;^^^ g^^^^^^ ^^^

digen aard tegen de voorschnft n welke d^^^^^ geneeskundigen

bank (resp. de bedrijfsvereenigmg) aangew^^nbsp;g^ noodzakelijk

^n ke, öelang eener ^oe'^'/'^f Z
achtenquot;. De getroffene heeft bet rech e^ ^

geven, die met de «venge geneeskun^^^^^ ^^ ^^
controleerend geneeskundige)^nbsp;^^ ^^ ^^

jwaren te onderzoeken. Blijken f^^fe komen, dan pas is het

troffene weigeren de voorschri en na tenbsp;;nbsp;^^^

verzekeringsorgaan bevoegd het reent op

, 183 ^-tsche
2) Vergelijk § 60 Oostenrijksche Versicneru e

-ocr page 178-

datum van de uitspraak van de geneeskundige commissie af —
gelieel of ten deele verloren te verklaren. Op overeenkomstige
wijze worden bezwaren van niet geneeskundigen aard (bijv. tegen
voorgeschreven observatie of tegen de keus van een bepaalde
ziekeninrichting) behandeld. § 606 RVO stelt op het „ohne ge-
setzlichen oder sonst triftigen Grundquot; niet nakomen van derge-
lijke voorschriften —
wanneer daardoor de „Erwerbsfähigkeitquot;
(niet de „Arbeitsfähigkeitquot;) een ongunstigen invloed ondervindt —-
de sanctie van tijdelijke geheele of gedeeltelijke weigering van
schadeloosstelling i), mits de verzekerde op deze gevolgen ge-
wezen is.

Terecht merkte het Reichsversicherungsamt in een beslis-
sing op:

„Das gesamte Rechtsverhältnis zwischen Versicherer und Ver-
sicherten muss von Treu und Glauben beherrscht sein, so dasz
kein Teil durch engherzigen Eigensinn die Last des anderen ver-
gröszeren darfquot; (Die Berufsgenossenschaft 20,42).

En in een van de Zwitsersche Entscheidungen heet het:

,,Darin findet das freie Selbstbestimmungsrecht der Verletzten
über seinen Körper seine Grenzequot;.

Operatieverplichting
Kan men van den verzekerde redelijkerwijs vergen, dat hij
zich ter beperking van de gevolgen van het ongeval onderwerpt
aan operatieve behandeling, voor zoover daaraan risico's ver-
bonden zijn? M.a.w.: omvat de behandelingsverplichting opera-
tie-verplichting (actief) en operatieduldingsverplichting (passief)-
Einiger (69) stelt aan een dergelijke behandeling de volgende,
door deskundigen vooraf te toetsen, eischen:

1.nbsp;ongevaarlijkheid (operaties onder algemeene narcose zijn niet
ongevaarlijk);

2.nbsp;onpijnlijkheid (niet mamp;t noemenswaardige pijn verbonden zijn);

3.nbsp;doeltreffendheid (een belangrijke verbetering van de arbeids-
geschiktheid moet met
zekerheid worden verwacht);

4.nbsp;kosteloosheid [kosten voor rekening van verzekeraar).

i) Deze sanctie wordt als regel alleen bij niet nagekomen operatie-
verplichting toegepast als er een aanwijsbare verergering van de onge-
valsgevolgen van ten minste 10 % bestaat (terwijl de invaliditeit zelf
daardoor tenminste 20 % bedraagt). Aan de toepassing moet een, voor
beroep vatbare, beslissing ten aanzien van de verplichting tot,,Operations-
duldungquot; voorafgaan.

-ocr page 179-

Magnus-Martius (66) maakt onderscheid tusschen:
operaties, die een Lltreffend en zoo volkomen mogelijk her-
stel van den getroffene mogelijk maken en
operaties, die eerst na afsluiting van de behandehng vermm
dering van de invahditeit beoogen.
In beginsel acht hij een getroffene verplicht
tieve ingrepen als onder « bedoeld (openen van etterende^
cessen, verwijdering van losse beensplinters en van vreemde
lichamen, enz.) toe te laten. Voor grootere

voor afzetten van ledematen acht hij toestemming, behoudens

in geval van dringende noodzaak, onmisbaar.

Wat de sub b bedoelde operaties betreft (latere afzet mg van
verstijfde vingers of enkele leden daarvan, die hinderlijk zijn
opheffing van pseudarthrosen, verwijdering van neuromen en
van pijnlijke vergroeiingen) heeft sedert
nbsp;het Reichsve-

sicherungsamt in verschillende gevaUen de verplichting daartoe
uitgesproken, mits ongevaarlijk in dien zin, dat ^e oper
volgens den tegenwoordigen stand van de medische ^etenscn^p
^et hooge waarschijnlijkheid geen gevaar met zichnbsp;•

pijnlijkheid moet niet overmatig zijn, terwijl er een
Aussicht auf Heilungquot; - dus laten we zeggen: een ^^edelijke kans
op succes - zou moeten bestaan. Het moet om een vermoedelijKe
vermindering van de invahditeit van ten minste 10 /o gaa •
Men ziet hieruit, dat alle criteria van
Liniger (zie boven) ver-

'^St Zwitsersche Eidg. Versicherungsamt heeft in 1920 en
^921 in een „Müitärversicherungsfallquot; ^^fnbsp;^^nn sie

„die Operation sei dem Versicherten aa ^^^^^nbsp;Lebensgefahr

sich als ein erfahrungsgemäss unbedenkltcne ,nbsp;grosse

verbundener Eingriff darstelle, der mi g^jigUiche Besserung
Wahrscheinlichkeit völliger Heilung oder doc

Leidens versprechequot;nbsp;^^

Het verzekeringsgerecht tenbsp;.j, noch gevaarlijk

steld, dat de operatie noch bijzonder pijnUjK,nbsp;g

moest zijn en met zekerheidnbsp;bovendien, dat de

Lauber (Gklpke-SchlaxxekH^nbsp;Entstellung)

operatie niet tot belangrijke vern^iquot;^^ ^^nbsp;^^ weigeren

leidt en wijst op het feit, datnbsp;voorkeur niet

van meer dan „goede kansen te ^P^®nbsp;grenzende mate

van zekerheid, zelfs niet van „met aan je^®^^® ^
van waarschijnlijkheid- wiUen weten. Zijn slotsom is.

-ocr page 180-

„Damit ist für den Richter, der ohne einen bestimmten Grad
von Gewissheit, zu allermindestens von grösserer Wahrscheinlich-
keit, die Pflicht zur Duldung eines chirurgischen Eingriffs nicht
aussprechen kann, nicht viel gewonnenquot;.

Het wezen der operatieduldingsverplichting

De ,,operatieplichtquot; is geen reëele — laat staan voor executie
vatbare — verplichting zich werkelijk aan een operatie te onder-
werpen, op straffe elke aanspraak op uitkeering te verliezen.
Tegen zoodanige verplichting zouden reeds onmiddellijk —
overwegende juridische en medisch-ethische bezwaren rijzen.
De Nederlandsche artsen wereld staat in het algemeen afwijzend
tegenover ingrepen in de ongereptheid van het menschelijk
lichaam zonder vrije toestemming van den betrokkene of zijn
wettelijken vertegenwoordiger.

Operatieve ingrepen brengen bovendien steeds — nu eens
kleiner, dan weer grooter —
kwade kansen of verwikkelingen,
gevaar voor, direct of later intredende, nadeelige gevolgen, met
zich, waarvoor de deskundige — ook bij juiste operatietechniek —
geen verantwoordelijkheid kan aanvaarden.

Weliswaar staan daar goede kansen op verbetering van toestand
en arbeidsgeschiktheid
tegenover.

Maar we hebben hier niet met zuiver kwantitatieve begrippen
te doen, die men tegen elkander zou mogen afwegen — veronder-
steld, dat men met eenige zekerheid beide kansen in maat of
getal zou kunnen weergeven.

Kansberekening heeft slechts massale, geen individueele
waarde: dengeen, die i goede op lo kwade kansen of i kwade
op 10 goede kansen heeft, laat na afloop de kans, die voor
een
ander
zekerheid werd, onverschillig.

Wordt hij het slachtoffer, hem baat het feit, dat zoovele
anderen in gelijke omstandigheden gespaard bleven,
niet.

Bereikt hij zijn doel, hem deert de verongelukking van zoovele
anderen in gelijke omstandigheden nauwelijks meer.

De aansprakelijkheid voor een positieve daad — een doen —
is bovendien van andere orde als die voor een negatieve daad —
een nalaten.

Het standpunt der sociale verzekering

De Zwitsersche sociale ongevallenwet 1911 geeft in art. 71
derde lid
„bei unentschuldbarer Nichtbefolgung (der nötigen An-

-ocr page 181-

Ordnungen zur zweckmässigen Behandlung des Versicherten)quot; de
verzekeringsinstelling de bevoegdheid „die Versicherungsleistun-
gen für die Folgezeitquot; geheel of ten deele m te trekken

Lauber (70) meent, dat de verzekerde, die zich met aan de
operatie onderwerpt, slechts
aanspraak heeft op een rente, die
overeenkomt met het
economisch nadeel, dat over zou blijven,

wanneer de operatie had plaats gehad.

Daarentegen is de verzekeraar aansprakelijk zoowel voor üe
kosten als voor alle operatiegevolgen (indirecte ongevalsge-
volgen).

Vroeger stonden de Duitsche sociale verzekeringsorganen en
beroepsinstanties op het standpunt, dat niemand krachtens
§ 606 RVO verplicht was een operatie te ondergaan — onver-
schillig of die klein was of groot, onschuldig of gevaarlijk — en
dat
weigering, zich daaraan te onderwerpen, onder geen beding
een vermogensrechtelijk nadeel voor den verzekerde mocht heb-
ben. Later is men meer en meer het Zwitsersche standpunt gaan

huldigen.nbsp;, . ,

Sedert 1932 is het Reichsgericht echter op het gebied van üe
..Operationsduldungquot; een belangrijke stap verder gegaan, ^an
voorheen het
Reichsversicherungsamt gewoon was: ««k °peratie
onder narcose zouden mogen worden geëischt^) .Volgens den tegen-
woordigen stand der wetenschap, zou het aan de algemeene ge-
voelloosmaking verbonden, risico niet zoodanig zijn dat zij
..gevaarlijkquot; zou moeten worden bestempeld 2).nbsp;,

Vermelding verdient nog deze rechtsoverweging uit hetzelfde

Vonnis:

„Vloeien uit de lichamelijke gejeldheid - ^^^^

bijzondere bedenkingen ^^^^''^^rrZ^t^ practisch gesproken
operatie onder narcosenbsp;J

minimaal ,,in fast verschwindenden M^^nbsp;van de kwaal

vergen, wanneer anders een S^-^^ff^JlJ,^ Jnbsp;middel

met zekerheid te verwachten is en de operat

overblijftquot;.

UI . apriteerd door Magnus-Martius (68)

1)nbsp;E.u.M,, RVA, deel 34. blz. 47.nbsp;^^ g u.M., RVA. deel 42,
blz.
84, zie ook E.U.M., RVA. deel 39. b -^^quot;nbsp;'nbsp;^^ ^^^
blz. (geciteerd in
Reùhs RVA.

van d jongste uitsprakennbsp;ongeveer 3000-4000

2)nbsp;Tegenwoordig zounbsp;h nd uLluitend een gevolg van de
narcosen voorkomen, waarbij de dood uitsluitenü ë

narcose zelf zou zijn.

-ocr page 182-

Voor zoover ultimum remedium, was operatie dus rechtsplicht.
En toen stond men nog op het „zelfbepalingsrechtquot;, terwijl men
onder het nieuwe regiem in Duitschland meent, dat

,,dem einzelnen Staatsbürger Opfer zugunsten der Gesamtheit
zugemutet werden können und es in viel geringerem Masse als früher
zulässiger scheint, dass Unfallverletzte durch Verweigerung von
nach ärztlichen Erfahrungen ungefährlichen und erfolgverspre-
chenden Operationen die Allgemeinheit finanziell belastenquot; i).

Magnus-Martius juicht deze ontwikkeling toe, maar voegt er
terecht aan toe, dat de verantwoordelijkheid van den deskundige,
die een rapport moet uitbrengen over de ,,erzwingbare Opera-
tionsduldungquot;, wel buitengewoon zwaar — volgens ons weinig
benijdenswaardig ook — is. Hoe moeilijk is de mate van onge-
vaarlijkheid te beoordeelen! Hoezeer is de arts bij zijn voor-
spellingen (prognose) afhankelijk van toevalligheden, die zich niet
met zekerheid, vaak niet met waarschijnlijkheid, laten voorzien.

Theoretisch zijn de moeilijkheden in zooverre grooter dan in
de praktijk — ook daarop wijst
Magnus-Martius terecht — daar
een serieus medicus, die het vertrouwen van den getroffene heeft,
er bijna altijd in slaagt hem te overtuigen van de noodzakelijk-
heid van een bepaalde ingreep. De mededeeling, dat alle — ook
onverhoopt intredende minder gunstige — gevolgen voor reke-
ning en gevaar van de verzekeringsinstelling zijn, mist in de
meeste gevallen haar overtuigende werking niet.

Bruck ( ) wijst er terecht op, dat men van een verzekerde
mag verwachten, dat hij zich laat opereeren

,,wenn er sich auch ohne rechtliche Bindung als vernünftiger Mensch
unter Abwägung aller Umstände zur Vornahme der Operation
entschliesstquot;.

Verdere literatuur: Lohmar (71), Knoll (72), de monografie
van
König (74).

1)nbsp;Zie Entsch. des Oberversicherungsamtes Dortmund, 16 Oct. 1933,
Die Berufsgenossenschaft 1934, blz. 23, geciteerd door
Magnus-Martius
(68) blz. 85.

2)nbsp;Cf. Veröffentl. Reichsaufsichtamt igo6, 60, No. 217 en 61, No. 218;
igog, 53, No. 457; 1912, 67, No. 673; rpjj, No. 740 en ig2i. 42, No. 1142.

-ocr page 183-

HOOFDSTUK VH

VERPLICHTINGEN VAN DEN VERZEKERAAR BIJ
VOORKOMENDE SCHADEGEVALLEN

Schadevergoeding bij doodelijken afloop

De overeengekomen „schadevergoedingquot; bij doodehjken af-
loop, pleegt een kapitaalsuitkeering te zijn:
,,uitkeering van de verzekerde somquot; (Fat., IRO, MADB, O.

Zwol. enz.).

,,het voor deze rubriek verzekerde maximum-bedragquot; (Bloma).
„het
volle verzekerde bedragquot; (EOA).

,,uitkeering van het verzekerde kapitaalquot; (Winterthur).
,,het
volle kapitaalquot; (Pres.).
De extra-prestatie van de EOA: „voor begrafeniskosten een
bedrag gelijk aan
3omaal de voor tijdelijke invahditeit bedongen
uitkeering per dagquot;, herinnert aan de overeenkomstige schade-
vergoeding, die art.
19 OW — 19211) aan de nagelaten betrek-
kingen verzekerd^).

Uitgekeerd moet worden aan de ,,rechtverkrijgendenquot; uit hoofde
van wettelijke of testamentaire
erfopvolging, tenzij in de polis
bepaalde personen als
bevoordeelden zijn aangewezen.

Uitsluiting van den staat als rechtverkrijgende
Sommige polissen sluiten „de staaf' (Zürich), of „de schat-
kistquot;
(Pres.) uit. Daar gelaten de verdedigbaarheid van een
dergelijke clausule (wordt de verzekeraar niet onrechtmatig be-
voordeeld?) moet, als er een curator van de „onbeheerde na-
latenschapquot; benoemd is, deze krachtens
1174BW de uitkeering
innen en mag die
hem — aangezien hij geen vertegenwoordiger
van staat of schatkist is — niet worden geweigerd. Hij moet het
geld consigneeren en na verloop van 3 jaar volgens 1175 BW
..slotrekeningquot; doen aan den staat: zou de verzekeraar er dan

quot;quot;T^tiekosten worden door de RVB evenwel niet vergoed: Cen-
trale Raad van beroep 31 Mei 1926, AB 1926, blz. 514 sanctioneerde

deze beperking).nbsp;. ,

2) Ook in enkele buitenlandsche polissen terug te vinden.

-ocr page 184-

in slagen den staat het eenmaal geconsigneerde weer afhandig
te maken met de condictio indebiti?

De formule van de Z ü r i c h „de staat krachtens de wet als
erfgenaam optredend is uitgesloten van het voordeel der verzeke-
ringquot; acht ik reeds daarom onjuist, omdat de staat in casu niet
als ,,erfgenaamquot; optreedt: in 879 BW staat tegenover elkaar
„tot de erfenis door de wet geroepen wordenquot; en ,,aan den staat
vervallenquot; en in 880 BW het van regtswege in het bezittreden
van de erfgenamen en het zich, door den rechter, in het bezit
doen stellen van den staat.

Een trouvaille is:

,,Bij ontstentenis van wettige erfgenamen vergoeden de verzeke-
raars alleen de noodzakelijke kosten der medische behandeling en
der begrafenis tot hoogstens. . .quot; (Bloma; cf. RP.)

Hier wordt dus de prestatieverplichting aldus gewijzigd, dat
daarvan de staat niet kan profiteeren.

Verdedigbaar is de clausule, dat ,,de staat nimmer als rechtver-
krijgende
zal worden beschouwdquot; (N. Lloyd), maar baat deze
fictie den verzekeraar?

Uitsluiting van de schuldeischers van den boedel als

bevoordeelden

Nog een andere uitsluiting:

,,de schuldeischers van de nalatenschap van den verzekerde, die
geen erfgenamen zijn, zijn formeel uitgesloten van het voordeel
van deze polisquot; (Pre s.).

Onder ,,schuldeischers van de nalatenschapquot; zullen wel bedoeld
zijn die ,,van den
overledenequot;, die krachtens 1153 BW een rechts-
vordering tot afscheiding van den boedel tegen de schuldeischers
van den
erfgenaam hebben. Maar op welken grond kan de ver-
zekeraar de tegen hem ingestelde rechtsvordering tot uitkeering
van het, in den boedel vallende, bedrag bestrijden?

De clausule zou eventueel nog kunnen slaan op de mogelijk-
heid, in 1078 BW neergelegd, dat de beneficiaire erfgenaam zich
van de betaling der schulden en lasten der nalatenschap ontslaat
door den boedel aan de beschikking der schuldeischers (en lega-
tarissen),, over te latenquot;. Dit komt practisch in ons land niet voor
(zie
Asser-Meyers, 1930, blz. 256) en heeft geen eigendoms- of
rechtsovergang ten gevolge, zoodat de genoemde schuldeischers
dan geen zelfstandige aanspraak op de uitkeering (kunnen)

-ocr page 185-

maken, maar slechts als vereffenaars van den boedel optreden.
Op welken (rechts)grond kan de verzekeraar in zoodanig geval
uitkeering weigeren aan die vereffenaars?

Hiestand (6) meent, dat men rekening moet houden met de
bedoeling van den verzekerde, dat zijn „rechtverkrijgendenquot;
indien zij de nalatenschap mochten verwerpen, toch de ongevaUen-
uitkeering zouden beuren. Als de levensverzekeringuitkeering
niet in den boedel viel, zou men zijn schuldeischer kunnen be-
nadeelen, wat bij de ongevaUenverzekering niet het geval zou zijn.
Een enkele pohs kent een eigen stelsel van erfopvolging:

„Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing zullen de volgende
personen als tot schadevergoeding gerechtigden worden
beschouwd:
a.
de echtgenoot (e), b. de wettige kinderenden kleinkinderen van den
verzekerde,
c. zijn vader en moeder, d. zijn broers en zusters, e. zijn
grootouders,
met tntsluiting van alle andere rechtverkrijgenden. Het
recht op schadevergoeding wordt bepaald naar de hierboven ge-
noemde volgorde in dier voege, dat de eerstgenoemde personen de
volgenden uitsluitenquot; (Winterthur; cf. AMO).

Als „Ujzonetere aanwijzingquot; is niet het testament bedoeld, maar
aanwijzing
in de polis. De volgorde, waarin de verzekeraar door
de wet of door het testament tot de nalatenschap geroepenen als
gerechtigden „beschouwtquot;, praejudiceert
echter niets ten aanzien
van de definitieve verdeehng van den boedel (de geheele uit-
keering valt in den boedel).

De vraag of van de verplichte uitkeering bij overlijden eenige
reeds verstrekte uitkeering mag worden afgetrokken,
doet zich voor,
indien binnen het jaar een door een ongeval invahde overlijdt,
die uitkeering wegens tijdelijke of blijvende invahditeit heeft
gehad Als regel wordt de uitkeering wegens tijdelijke invalidi-
teit niet van de uitkeering bij later overlijden afgetrokken en de
uitkeering wegens
blijvende invahditeit wel. Is de uitkeering
wegens blijvende invahditeit hooger, dan behoeft het teveel be-
taalde niet te worden gerestitueerd (Fat., EOA).

Overlijdt een verzekerde, die blijvend invalide is door een
ongeval als gevolg van eenige, niet met het ongeval verband
houdende oorzaak dan bestaat de neiging bij sommige verzeke-
raars een, nog niet plaats gehad hebbende, uitkeering wegens
blijvende invaliditeit te weigeren.

De aanspraak op schadevergoeding voor blijvende invaliditeit
„ue
aanspraanbsp;rechtverkrijgenden of

IS een zuiver persoonlijk reent, nieu i' , „ ,-p-p,
erfgenamen van den verzekerde overgaande (KP).

-ocr page 186-

„Ieder recht op uitkering voor levenslange ongeschiktheid ver-
valt en
wordt geacht nimmer te hebben bestaan, indien vóór of op de
365e dag na het ongeval als gevolg daarvan de dood intreedt, on-
verschillig of een verzekering voor uitkering bij overlijden al of
niet is geslotenquot; (ER).
Ik twijfel aan de bruikbaarheid van deze constructies; zoodra
de aanspraak door den verzekeraar is erkend en de uitkeering
is vastgesteld, maakt zij deel uit van het bij overlijden realiseer-
bare vermogen van den overledene.

Schadevergoeding bij blijvende invaliditeit
Het zwaartepunt van de particuhere ongevallenverzekering
vormt het recht op uitkeering bij
blijvende invaliditeit. Dit
risico is veelal voor een hooger bedrag verzekerd, dan dat van
dood ten gevolge van het ongeval.

De ongevallenverzekering fungeert dan als aanvulling van de
levensverzekering en de, bij de eerste voorziene, uitkeering bij
overlijden heeft slechts ten doel bij ontijdigen dood door ongeval
de uitkeering van de levensverzekering te verhoogen. Wie zijn
leven voldoende verzekerd of geen betrekkingen te verzorgen
heeft, kan volstaan met een ongevallenverzekering, zonder uit-
keering bij overlijden: dan staat die bij blijvende invaliditeit op
den voorgrond.

De overeengekomen schadevergoeding bij blijvende invahdi-
teit, pleegt bij de particuliere verzekering een kapitaalsuit-
keering te zijn („Abfindungs-quotequot;).

Bij de sociale verzekering (art. 80 OW-1921) komen voor
„afkoopquot; alleen 15 % en minder invahditeit (bij minder dan
50-jarigen
op verzoek) in aanmerking en voorts vreemdehngen en
langer dan een jaar in het buitenland verblijvenden.

Lijfrente-uitkeering
De, bij de sociale verzekering gebruikelijke, periodieke uitkee-
ring in den vorm van ,,rentequot; komt bij de particuliere ook, doch
bij uitzondering voor. De keus is veelal aan den verzekeraar, die
zich daarbij laat leiden door de vraag of nog vermindering van
invaliditeit of dood als gevolg van het ongeval is te verwachten.

Een clausule in verschillende polissen (Fat, ER., NHAV,
Pres., Nat. Ond., Zürich) maakt den verzekeraar in be-
paalde gevallen bevoegd de uitkeering in eens te vervangen door
een overeenkomstige rente of lijfrente.

-ocr page 187-

In sommige oudere polissen kwam een lijfrentetabel voor
(idem in DAMVW^ en OAMVW); in de nieuwere wordt meestal
Verwezen naar de tarieven van de geallieerde levensverzekering-
maatschappij (Fat. — de Nederlanden van
1845; NHAV—HAV;
terwijl bij de Nat. Ond. wordt verwezen naar „een door de
directie aan te wijzen algemeen gunstig bekend staande levens-
verzekeringsmaatschappij quot;).

Tijdstip van uitkeering en veranderlijkheid van de rente

wisselen:

„Het recht op kapitaal- of renteuitkeering ontstaat op den dag,
dat
naar de meening zoowel van den rechthebbenden als van Fat.
verbetering van den toestand niet meer te verwachten
is en overlijden
ten gevolge van het ongeval
niet waarschijnlijk geacht wordt.

Telkens wanneer Fat. zulks verlangt is hij, die wegens blijvende
invaliditeit rente van Fat. geniet,
gehouden aan te toonen, dat de
invaliditeit nog in denzelfden graad aanwezig is als op het oogen-
blik van de vaststelling der rente.

De door Fat. op den grondslag van blijvende invaliditeit uit
te keeren rente vermindert van het oogenblik af, dat de graad van
invaliditeit vermindert en wel in dezelfde verhoudingquot; (Fat).
Onder „verbetering van den toestandquot; zal wel „vermindering
Van den graad van invahditeitquot; (zie Gliedertaxe) bedoeld zijn;
zoowel de waarschijnlijkheidsclausule als de eenstemmigheids-
clausule kan moeilijkheden geven.

Het zelfde is met den negatieven bewijslast (dat de mate van
invaliditeit niet gewijzigd is) het geval. Verplichte medewerking
tot elk, door de maatschappij gewenscht, onderzoek ligt meer
Voor de hand.

De verlagingsbevoegdheid behoort geboren te worden op het
oogenbhk, dat als vrucht van onderzoek wijziging van den in-
^ahditeitsgraad vastgesteld wordt. Tegenover verlagingsbe-
^oegdheid behoort verhoogingsverplichting bij toeneming van de

n^ate van arbeidsongeschiktheid te staan!

Om de kans op wijziging te beperken, gaat veelal de rente met
eerder in dan een jaar (de traditioneele „366e dag ) na het on-
geval (ER, NHAV), of mag de verzekeraar de vaststel mg van
het schadebedrag uitstellen tot een jaar na het ongeval (AMO,

NHAV).

Tijdelijke uitkeering van lijfrente
Soms is alleen tijdelijke uitkeering van rente voorzien, zoolang
niet vaststaat of de invaliditeit blijvend zal zijn.

-ocr page 188-

„Indien later ten genoege van de Bank mocht blijken, dat de
invaliditeit levenslang zal zijn, zoo zal alsnog de verschuldigde
kapitaalsuitkeering geschieden en de reeds uitgekeerde lijfrente
daarop niet in mindering worden gebrachtquot; (NHAV, zie ook ER).
Eén polis (ER) beperkt de bevoegdheid lijfrente uit te keeren

tot gevallen van twijfel.

Soms (Pres.) kan de tijdelijke uitkeering tot 2 jaar duren;
dan wordt de vergoeding voor blijvende invahditeit vastgesteld,
onder aftrek van de vergoeding wegens tijdelijke ongeschiktheid,
genoten gedurende het tweede jaar.

Minder aanbevelenswaardig is de beperking:

,,uitkeering wegens blijvende invaliditeit geschiedt niet zoolang
naar de meening van den geneeskundigen adviseur vrees bestaat
voor overlijden als direct gevolg van het ongevalquot; (Nat. Ond.).
Deze maatschappij keert bij twijfel tijdelijk — onbeperkt —
lijfrente uit, maar kort ten slotte de uitgekeerde lijfrentetermijnen
geheel op de, bij blijvende invaliditeit, verschuldigde som

Ook bij een andere maatschappij (Z ü r i c h) bestaat de moge-
lijkheid de definitieve vaststelhng van de uitkeering 2 jaar uit te
stellen en na afloop van de geneeskundige behandeling tot op het
oogenblik, waarop die 2 jaar zijn verstreken — mits de invahdi-
teit tenminste 20 % bedraagt — een rente uit te keeren, die
geheel in mindering komt van het definitieve kapitaal (intus-
schen bedraagt bij deze maatschappij die rente 10 % van de ver-
zekerde som bij algeheele invaliditeit en bij gedeeltelijke invalidi-
teit een evenredig gedeelte daarvan).

De RP betaalt, als de maatschappij dat wenscht, de eerste drie
jaar een rente van 5 % en na afloop daarvan de, alsdan verschul-
digd blijkende, kapitaalsom (kennelijk zonder aftrek van de uit-
gekeerde rente). Ook de O. Zwol. heeft deze regeling.

De DAMVW en OAMVW kennen een termijn van drie jaar en
een voorloopige rente van 6 %, terwijl deze rente niet in minde-
ring van de definitieve uitkeering wordt gebracht.

De ,,gliedertaxequot;
De wijze, waarop de blijvende invaliditeit moet worden ge-
waardeerd, is een oude strijdvraag.

i) Dit is reeds verzekeringtechnisch onjuist: alleen voorzoover de
lijfrentetermijnen de rente te boven gaan van de, in dergelijke
gevallen
toch geheel voor den verzekerde te reserveeren, uitkeering-in-eens wegens
blijvende invaliditeit, kan hij geacht worden meer te ontvangen dan hem
toekwam. Feitelijk houdt men gederfde rente af van de hoofdsom!

-ocr page 189-

Er is een strooming, die de voorkeur geeft volkomen „vrije
taxatiequot;,
al zijn ook de voorstanders van dit stelsel niet geheel
afkeerig van het in de polis opnemen van
enkele algemeene richt-
snoeren.

Een tweede strooming geeft de voorkeur aan „vaste taxatiesquot;
(een soort ,,getaxeerde polisquot;).

Men heeft nu eenmaal bij de ongevallenverzekering met een
eigenaardige verzekering van één enkel oneigenlijk „voorwerpquot;
te maken: het menschelijk hchaam.

Een voorwerp, dat geen directe „handelswaardequot; heeft, maar
Welks ongereptheid groote oeconomische beteekenis bezit, die
bij overeenkomst tusschen partijen, zoowel voor het geheel als
Voor de deelen kan worden gefixeerd, zonder dat men het on-
deugdelijk gebleken ezelsbruggetje van de „evenals-of-clausulequot;
behoeft te bezigen en toch slechts bij uitzondering kans loopt,
dat rechter of verzekeraar gebruik maken van 274 K.

De verschillende schademogelijkheden aan het menschelijk
lichaam worden in dit geval min of meer schematisch, mm of
meer gedetaiUeerd, in de polis omschreven en gewaardeerd en zoo
kwam men tot het opstellen van zg.
„Gliedertaxequot;. Daaronder
Verstaat men :

„vaste maatstaven voor de beoordeeling van de blijvende arbeids-
ongeschiktheid of der invaliditeit, aldus, dat eens en voor altajd
vaststaand een bepaald percentage voor de overeengekomen of
wettelijk toelaatbare maximumrente bij verlies van een bepaald
lid
als schadeloosstelling betaald wordtquot; (Manes) (4).

VoORLOOPERS VAN DE GLIEDERTAXE

Ofschoon een historische studie van de ontwikkeling van de
Waardeering van bepaalde deelen van het menschehjk hchaam
^eer belan^ekkend is, moet ik mij hier beperken tot een korte
verwijzing naar waardeeringspogingen in een ver verleden.

Deze stonden niet in verband met het verzekeringswezen, maar
quot;iet schadevergoeding bij letseltoebrenging.

In de Zeeuwsche keuren uit de 13e eeuw onderscheidt men
reeds verschillende „inkenquot; en werd de boete afhankelijk gesteld
van den ernst van de „inkequot; (i beeninke =4

den buik = 10 vleeschinken). Verschillende verminkingen
werden uitdrukkelijk op onderdeden van een man gewaardeerd:
verlies van oog, hand of voet = 1/2 man, verhes van een duim

-ocr page 190-

= 1/4 man, verlies voorste vinger = ^/g man, van de pink = ^/j«
man; de twee middelste vingers ieder 1/32 man (keur 1290, art. 33).

Ook in verschillende Landrechten komen dergelijke taxaties
voor (zie a.o. Landtrecht van Drenthe, 1712 IV art. 27, 28, Ordon-
nantiën van Frieslandt, 18 Febr. 1601 enz.).

Op blz.. 13 en 14 heb ik reeds een paar voorbeelden uit de
i8e eeuw van typische, nauwelijks meer primitief te noemen,
Gliedertaxen, met een uitgesproken verzekeringskarakter, afge-
drukt.

De meening van Thoresby (12), dat de Gliedertaxe van Ameri-
kaansche origine en in 1866 voor het eerst bij de Accident
Insurance comp, ingevoerd zou zijn, is m.i. echter on-
houdbaar. Want de Thuringia kende in haar Reglement
van 1853 § 8 reeds de volgende, behoorlijk ontwikkelde, Gheder-
taxe:

verlies beide armen, of handen of voeten of volkomen

blindheid op beide oogen............75%

verlies rechter oog, rechter arm of hand......60%

verlies linker arm, linker hand of één voet .... 50%
verlies linker oog.................30%

de ontwikkeling van de gliedertaxe

Reeds in een vroeg stadium van de ontwikkeling der ongeval-
lenverzekering openbaarde zich een neiging tot schematiseering.
Men trof dan in polissen, die overigens geheel op het standpunt
van de ,,vrije taxatiequot; stonden, algemeene richtsnoeren aan
(Hiestand) (6):

„Blijvende invaliditeit wordt aangenomen bij verlies of volkomen
onbruikbaarheid van beide armen of handen, van beide beenen of
voeten, resp. van één arm en één voet te samen, bij volledige blind-
heid of volkomen verlamming of bij tot volkomen arbeidsongeschikt-
heid aanleiding gevende geestesstoornisquot;.

„Halve invaliditeit wordt aangenomen bij verlies of volkomen
onbruikbaarheid van één voet, één arm of één handquot;.

Dit is reeds een primitieve, weinig gedifferentieerde „Gheder-
taxequot;. Zoodra men richtsnoeren gaat opstellen, is het met de
volkomen taxatievrijheid gedaan en tusschen ,,beperkte taxatie-
vrijheidquot; en ,,primitieve Gliedertaxequot; bestaat geen essentiëel
verschil.

Ook Kaufmann (42) I 108 is van meening, dat de Gliedertaxen

-ocr page 191-

Zich ontwikkeld hebben uit dergelijke „loo %—50 %-normee-
ringenquot;.
Dat blijkt overigens duidelijk bij vergelijkende studie
van oude polissen:

Thuringia (1853): verdeeling in 75, 60, 50, 30.
R h e n a n i a (1873): verdeeling in
100 en 50 /o-
Zürich (1875), Winterthur (1882): 3 groepen
(100,
meer dan 50 en 10—25 %:

„bei bedeutender, unheilbarer bleibender Nachteil am Körper,
welcher Nachteil die Erwerbsfähigkeid bleibend wesenthch ver-
mindert, wie z.B. Totalverlust von einen oder mehreren Fingern' .

Allgemeine Deutscher Versicherungsverein Stuttgart (1885) 00k
drie groepen: 100 %, 50 %, 33 Vs %•

Frankfurter Transport-, Unfall und Glasversicherungs-A.G.^
(1889) brengt dan de gewone, ik zou haast zeggen „modernequot;
Gliedertaxe met groepen 100, 60, 50, 40, 25,
15, 10 en 5 %, die
men dan met kleine variaties bij
Allianz (1890) en Allgemeine
Unfall-Versicherungs-gesellschaft
(Erste Oesterreichische) van

1892 terugvindt.nbsp;, t^ u rgt;

Sedert bevatten alle ongevallenpohssen van het Duitsch^os-
tenrijksch-Zwitsersche „blokquot;, waartoe men ook ons land wel
kan rekenen, dergelijke
Gliedertaxe.

Minder regelmatig is de ontwikkeling in Engeland, Amerika en
ook in
Frankrijk geweest. De strijd liep in de eerstgenoemde
landen zelfs zoo hoog, dat het ontwerp
-1897 van de Zwitsersche

wet op de verzekeringsovereenkomst het opnemen van een Ghe-

dertaxe in de ongevallenpolis eenvoudig verbood (Hiestand) (6).

In de uitvoerinivoorschriften van de Italiaansche wet op de
burgerrechtelijke
aansprakelijkheid voor de gevolgen van aan
derden overkLen, ongevallen, is daarentegen een - tot op
zekere hoogte dus officiëele - Gliedertaxe opgenomen

(Hiestand) (6).

De gliedertaxe in aansprakelijkheids- en sociale ver-
zekering

Afgezien van het genoemde Itahaansche voorbeeld, heeft de
Gliedertaxe bij de aansprakelijkheidsverzekeringnbsp;^^^

gang gevondei. Weliswaar werd dienbsp;!J^ii ^

door dezelfde verzekeringsmaatschappijen beoefend, die b^j de

uitkeeringen voor dezelfde beoordeehngsmoedijkheden tonden
niaar de situatie is bij deze verzekering immers een geheel andere.

-ocr page 192-

de uitkeering komt niet toe aan den verzekerde, die medezeggen-
schap heeft gehad bij de formuleering van de overeenkomst, maar
aan een derde, den
benadeelde, die geen partij is geweest in het

verzekeringscontract.

Hier zijn de contracteerende partijen niet vrij in hun beschik-
kingsrecht, waar het rechten van derden geldt. Normalisatie doet
zonder twijfel min of meer afbreuk aan het „evenredigheidsbe-
ginselquot;, waarvan afwijkingen door de benadeelden niet zoo ge-
makkelijk in hun nadeel worden geaccepteerd. Wel heeft ook bij
dezen
verzekeringsvorm de Gliedertaxe een zekere waarde als
maatstaf voor het treffen van minnelijke regelingen.

In de Duitsche sociale verzekering is aanvankelijk nog wel op
eenige schaal gebruik gemaakt van Ghedertaxen. Er bestaat
zelfs een verzamehng van dergelijke tabellen (
Bähr) (73).

Het Reichsversicherungsamt wilde echter reeds in een vroeg
stadium van de invoering van de Duitsche
ongevaUenwetten
niets weten van de, toen juist in de particuhere ongevallenver-
zekering tot bloei komende taxen.

Gezien de rol van het aansprakelijkheidsbeginsel in de
sociale ongevallenverzekering, is dat niet onbegrijpelijk. Toch is
de invloed van de Gliedertaxen ook in de sociale verzekering
groot geweest (
Kaufmann (42) I 109).

Er zijn zelfs letsels — zooals het verlies van één oog — waarbij
men ook onder de Ongevallenwet 1921, als gevolg van de ten
slotte constant geworden jurisprudentie van den Centralen Raad
van beroep, tot een dusdanige uniformeering de taxatie gekomen
is, zoo dat individueele factoren nauwelijks meer een rol spelen 2).

Om de Ghedertaxen te kunnen vergelijken met de renten m
de sociale verzekering, moet men niet uit het oog verhezen, dat
de laatste de ongevallenschade slechts gedeeltelijk dekt (in
Duitschland 2/3, in ons land 70 %).

Aanvankelijk kwam men — om de sociale verzekerden niet in
ongunstiger positie te brengen dan de particuhere — door om-

1)nbsp;Daarin zijn afgedrukt het eindelooze schema van een officiëele
Oostenrijksche commissie (van 1895), de tabellen van
Blasius, Bode,
Riedinger, Konen en de beperkte, in de Italiaansche ongevallenwet
opgenomen, taxe.

2)nbsp;Zie voor de zeer samengestelde verhoudingen bij de schatting van
de arbeidsgeschiktheid bij verminderde gezichtsscherpte
Zeeman, Ned.
Tijdschr. v. Geneesk. i Jan. 1938.

-ocr page 193-

rekening van de Gliedertaxenormen tot zeer hooge invaliditeits-
cijfers. Later zijn de taxaties, vooral bij verdieping van inzicht
m den gunstigen invloed van de „aanpassingquot;, tot
een veel lager

peil gedaald (van Eden).nbsp;.

Zoowel bij de particuliere als bij de sociale verzekering gaat

de ontwikkehng der schadewaardeering in de quot;^^ting van be-
perking van het aantal schadegroepen. Dat komt bij de sociale
neer op invoering van een gematigd Ghedertaxstelsel en bi] de
private op inkrimping van de lengte der taxen r).

De voor- en nadeelen van het Gliedertaxestelsel

Zonder twijfel is het voor beide partijen een voordeel, dat zij
precies weten, hoe hoog het verlies van bepaalde ledematen ol

functies gewaardeerd wordt.

Als he? letsel op de taxe voorkomt, zijn
gesloten. Dat verklaart de aanvankelijke neigmg de taxen teed
langer en gedifferentieerder te maken. Denbsp;^

en bedrijfskennis van de niet sodaal-oeconomisch ^^on^^^^^de
geneeskundige wereld, vele ervaren schatters met uitgezonderd,
vergroot de behoefte aan objectieve normeenng.

Hoeved ervaring van de dschen van landbouw en veetedUs
om een voorbedd te noemen, niet noodig om te kun-^e^o^
deelen.
wdke vingerletsels van een boer (la^bouwe^
nog wd of juist niet meer vereenigbaar -Jquot;

te melken of te zaaien, resp. om te

van de „jaartaakquot; in een bepaald geval of m een bepaalde

dergelijke verrichtingen uitmakemnbsp;^^^ ^^^

Natuurlijk zijn de zeldzame
wekere hoogte instaat de leemten ^nbsp;gnbsp;^^^ ^^

dee ing van de arbddsgeschiktheid doonbsp;^ uitzondering

vuUen. maar m de P-^tyk - dit toch ^
mogelijk. Zoolang het aantal, voor d^

tmgen geschikte, beroepskund ge

een bevredigende oplossing wd u tb 13ve hoogleraren, ter zake
Centralen Raad uitgebracht door ^fnbsp;blijkt, dat

toetst, stelt vast. dat daaruit slechts ''^^TL h^zondere
de steller zich voldoende rekenschap gaf van
dj

-----------„ n AMVW reeds jaren de ver-

1) Zoo zijn bijv. nit de Gliedertaxe van de DAMV W

schiUen tusschen rechts en links verdwenen.

-ocr page 194-

eischen, die het beroep van den getroffene stelt (vaak wordt het
beroep niet eens vermeld!)

Theoretisch gesproken, wordt aan het schadekarakter van de
ongevallenverzekering des te meer afbreuk gedaan, naar mate
de kans grooter is, dat eenerzijds uitkeeringen volgens de Glieder-
taxe worden gegeven in gevallen, waarin feitelijk van vermin-
dering van de arbeidsgeschiktheid geen sprake is en anderzijds de
uitkeering volgens de taxe ver blijft beneden de werkelijke
schade. Die kans nu is inderdaad groot. Ik laat nog in het midden,
dat verschillende Gliedertaxen kleine invaliditeitspercentages
kennen — van 5 % en lager — die wetenschappelijk even onvol-
doende gefundeerd zijn als practisch.

Zoo vermindert het verlies van één of meer teenen slechts bij
uitzondering en het verlies van een bepaalden vinger of gedeelte
daarvan, alleen in bepaalde beroepen en dan nog veelal in be-
perkte mate, de arbeidsgeschiktheid. Onder de sociale verzekering
is de homogeniteit van de massa verzekerden — én sociaal én
technisch-beroepskundig èn verzekeringsgeneeskundig — dan
eerder voldoende om nivelleerende gemiddelden, als de Glieder-
taxe wil brengen, te verdedigen, dan juist bij de particuliere.

Een bezwaar van het Gliedertaxestelsel is, dat de meeste ver-
zekerden de verzekeringsvoorwaarden niet kennen en te laat
bemerken, dat ,,schadequot; niet op bevredigende wijze door de ver-
zekering gedekt wordt.

Dit bezwaar doet zich vooral sterk gevoelen, indien het een,
niet in de taxe opgenomen, letsel betreft en de verzekeringsvoor-
waarden verbieden bij de waardeering daarvan rekening te hou-
den met het beroep van den getroffene.

Aan deze bezwaren komt men bij sommige verzekeringsmaat-
schappijen tegenwoordig tegemoet door:

a.nbsp;de Gliedertaxe te beperken

b.nbsp;bij niet opgenomen letsels rekening te houden met het beroep,

c.nbsp;voor bijzondere beroepen speciale taxen vast te stellen (tand-
artsentaxe bij ER bijv.).

1)nbsp;Cf. de zeer beperkte Gliedertaxe der moderne Amerikaansche
ongevallenpolissen:
loo % (dood, volkomen blindheid, verlies beide
handen of beide voeten, een hand èn een voet, een hand óf een voet èn
een oog), 50 % (verlies één hand óf een voet), 33^/3 % (verlies één oog)
(Metropolitan).

2)nbsp;In hoeverre er behalve de bijzondere taxe voor tandartsen van
de ER nog andere bijzondere taxen bestaan voor andere beroepen en

-ocr page 195-

kleine renten in de sociale verzekering
Renten beneden lo % hebben geen zin (in de Zweedsche on-
gevallenwet is in 1916 een minimum van lo % invahditeit vast-
gelegd en bij de sociale verzekering in ons land worden nooit
lagere uitkeeringen vastgesteld).
De meeste deskundigen ge-
bruiken bij lagere invahditeitsgraden de sacramenteele woorden
..niet meer in maat en getal uit te drukkenquot;; men bevmdt zich
hier trouwens binnen de „foutengrensquot; en binnen de perken van
de zg. reservevahditeit, die een normaal mensch
boven de nor-
male 100 % arbeidsgeschiktheid pleegt te bezitten.

Vele schatters moeten reeds daarom niets hebben van de
..kleine rentenquot;: liefst zou men die van lo %, 15 en 20 en zelfs
Wel die van minder dan 25 % geheel geschrapt zien.

Met Kaufmann (42) (I, m), Remijnse e.a. ben ik van oor-
deel, dat
aanwezigheid (resp. hernieuwde ontwikkehng) van
..reservevahditeitquot; onder invloed van aanpassing m dergelijke
gevallen tot beperking van de werkelijke arbeidsongeschiktheid
leidt. Dergelijke kleine invaliditeiten zijn van geringer beteekenis
- oeconomisch bezien - dan de last, dien zij op het beroeps-
en bedrijfsleven en op de uitvoeringsorganen van de sociale
verzekering leggen.
Lohmar (71) blz. 29 oordeelt hard maar juist:

„In diesen Fällen eine Rente zu gewahren ^eiszt nichts anderes,
als ohne Not für ein grosze Zahl von Unfallversicherten d^ nach-
teiligen Erscheinungen der Rentesucht, Übertreibung
lation. der unbegründeten Zurückhaltung in der Abnutzung der
Erwerbsfähigkeit und des Rentenkampfes heraufzubeschwören .

De Gliedertaxe in de praktijk

Het Gliedertaxestelsel wordt in D-tschland Zwitserland^Oos-
tenrijk en ook in Nederland, practisch gesproken, by alle maat-
schappijen voor particuliere ongevallenverzekering toegepast.

Tabe II geeft een overzicht van de taxen van enkele voorname

NederlandsL maatschappijen en van c^e i ^

sprekende landen geldende (Hiestand) (6), alsmede de taxe 193ö
van de DAMVW.

ï^^^^^^van de mogelijkheid, afwijkende taxen te bedingen, wordt

gebruik gemaakt, is mij niet bekend.

-ocr page 196-

VERPLICHTINGEN VAN DEN VERZEKERAAR
Tabel II

Verloren

ER

ER-T*)

NEN

Fat.

DAMVW

lichaamsdeel

R

L

R

|L

RL

R

|L

Hiestand

1936

arm of hand......

60

50

100

75

60]

50

60

|50

R 50-67
L 40-50

60

been of voet......

50

50

50

50

50

een oog...........

30

25

30

25-40

30

duim.............

25

20

100

40

18

16

25

20

R 18-27
L 12-20

20

wijsvinger.........

15

12

75

14

12

15

12

Ri2-i7i
L 8-12

10

midden- of ringvinger

8

6

25

(

5

10

8

R 5-10
R10-15

5

pink..............

10

8

10

8

10

7

R10-15

5

*) tand-

L 7-10
5-10

groote teen........

5

artsen
Dolis

5

5

5

andere teen.......

3

3

3

3-

2

doofheid 2 ooren . .

50

40

65

60

een oor.......

20

10

25

15

Voorts geef ik bij wijze van voorbeelden een paar zeer uitge-
werkte zg. „lindwormtaxenquot;: (Bloma, EOA).

DE GLIEDERTAXE VAN BLOMA
„In geval van blijvende invaliditeit, ontstaan als eenig en rechtstreeksch
gevolg en binnen 365 dagen na den datum van een ongeval, wordt het
voor deze rubriek verzekerde maximumbedrag uitgekeerd of zoodanig
gedeelte daarvan als overeenkomt met den graad der invaliditeit.

Als vaste en onveranderlijke invaliditeitsgraden worden aangenomen:
bij verlies van beide armen of beide handen of alle (10) vingers 100

bij verlies van beide beenen of beide voeten........100

bij verlies van één arm (hand) en één been (voet).....100

bij geheel en onherstelbaar verlies van het gezichtsvermogen

van beide oogen (totale blindheid).........

bij zoodanig gezichtsverlies, dat met het totale gezichtsver
mogen van beide oogen alleen handbewegingen worden waar

genomen.....................

bij verlies van den rechter arm............

bij verlies van den linker arm............

bij verlies van den rechter onderarm boven i) of in het elleboogs-
gewricht .......................

%
%

100

80 %

75 %
70 %

70 7o
65 %

bij verlies van den linker onderarm boven i) of in het elleboogs-
gewricht .......................

i) „Bovenquot; kan niet anders dan distaal (in de richting van de periferie=
beneden) beteekenen, in casu tusschen elleboog en pols. Deze zelfde fout
is ook in de polis van de EOA gemaakt en heeft vermoedelijk een Engelsch
Amerikaansche origine.

-ocr page 197-

bij verlies van de geheele rechter hand of alle (5) vingers
bij verlies van de geheele linker hand of alle (5) vingers .
bij verlies van alle leden van den duim der rechter hand
bij verlies van alle leden van den duim der linker hand .
bij verlies van één lid van den duim der rechter hand .
bij verhes van één lid van den duim der linker hand. .
bij verlies van alle leden van den wijsvinger der rechterhand
bij verlies van alle leden van den wijsvinger der hnker hand

verlies van het 2e en 3e lid van een wijsvinger
verlies van alle leden van een der andere vingers der rechte
hand

verlies van alle leden van een der andere vingers der linke

hand.......................

verlies van een been in het heupgewTicht of van het boven

been.......................

verlies van een onderbeen.............

verlies van een voet................

bij amputatie van een voet naar Lisfranc........

bij verlies van alle teenen...............

bij verlies van een grooten teen.........

bij verlies van meerdere teenen behalve den grooten
bij eenzijdig totaal verUes van het gezichtsvermogen
bij eenzijdig zoodanig verlies van het gezichtsvermogen, da
met het verminkte oog alleen handbewegingen worden waar

genomen..............

bij totaal verlies van het gehoor ....
bij eenzijdig totaal verlies van het gehoor

bij volledige en ongeneeslijke verstijving of verlamming van

den geheelen rechter arm..............

den geheelen linker arm..............

den rechter arm in het schoudersgewricht
den hnker arm in het schoudersgewricht

het rechter elleboogsgewricht......

het linker elleboogsgewricht.......

het rechter handgewricht........

het linker handgewricht........

den geheelen rechter duim......

den geheelen linker duim.......

het eindhd van den rechter duim . • •
het eindhd van den linker duim. . • •
den geheelen rechter wijsvinger . • • ■

den geheelen linker wijsvinger.....

een geheelen anderen vinger......

een been in het heupgewricht.....

een been in het kniegewricht.....

een been in het voetgewricht.....

Bij verlies of ongeschiktheid tot gebruik van meer dan -n d^r ^
genoemde lichaamsdeelen of zintuigen, worden de vorenstaande percen-

60

50
25

20
12-
10
12
10
5

Jo
%

%
%

0/

i%
%

%

bij
bij

bij

bij

bij
bij

7i

5 %

%
%
%
%
%
%
%

75
50

40

30
15
5
3

33

teen

%
%
%

25

40
10

60
55

%
%

37r/o
25 %
25 %

20 %

I2l%
10
15
10 %

7i%
5 %
7i%
5 %
2i%
30 %
15 %
10 %

%
%

-ocr page 198-

tages te zamen gevoegd, met dien verstande, dan nooit meer dan loo %
wordt aangenomen (Bloma).

DE GLIEDERTAXE DER EOA

,,In het geval, bedoeld in letter B van art. i, bij blijvende geheele
arbeidsongeschiktheid, waaronder verstaan wordt het verlies van beide
handen, beide voeten, dan wel één hand en één voet te zamen, of onge-
neeslijke verstandsverbijstering, alsook het algeheel verlies van het ge-
zichtsvermogen van beide oogen, het volle verzekerde bedrag;

bij blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, eene uitkeering be-
rekend naar het volgens letter B verzekerde bedrag en wel met toepassing
van den hierna volgenden maatstaf:

70 pet. bij geheel verlies van den rechterarm, van af of boven'^) het
schoudergewricht;

65 ., bij geheel verlies van den rechterarm, van af of 60WM 1) het elle-
boogsgewricht;

60 ,, bij geheel verlies van de rechterhand, van af of boven i) het pols-
gewricht;

30 ,, bij geheel verlies van den duim van de rechterhand;
40 ,, bij geheel verlies van duim en wijsvinger van de rechterhand;
20 ,, bij geheel verlies van de laatste drie vingers van de rechterhand;
40 ,, bij geheel verhes van de vier vingers van de rechterhand, terwijl

de duim behouden is;
55 ,, bij geheel verlies van de vier vingers en den duim van de rechter-
hand;

15 .. bij geheel verlies van den wijsvinger van de rechterhand;
10 ,, bij geheel verlies van een der overige drie vingers van de rechter-
hand;

15 ,, bij geheel verlies van twee der overige drie vingers van de rech-
terhand;

15 ,, bij geheel verlies van de eerste kootjes der vier vingers van de
rechterhand;

30 ,, bij geheel verlies van de eerste en tweede kootjes der vier vingers

van de rechterhand;
15 .gt; bij geheel verlies van het eerste kootje van den rechterduim;
bij geheel verlies van het eerste kootje van een der vingers van de rechter-
hand 1/3 van de uitkeering voor het verlies van den geheelen vinger;
bij de overeenkomstige verliezen van hnkerarm, -hand of -vingers
van de hierboven aangegeven percentages;

60 pet. bij geheel verlies van een been,van af of boven i) het heupgewricht;
50 „ bij geheel verlies van een been, van af of
boven i) het kniegewricht;
40 ,, bij geheel verlies van een voet, van af of
boven i) het voetgewricht;
25 ,, bij geheel verlies van de vijf teenen;

15 ,, bij geheel verlies van vier teenen, terwijl de groote teen behou-
den is;

i) Zie noot i, blz. 184.

-ocr page 199-

20 pet. bij geheel verlies van den grooten teen;

15 ,, bij geheel verhes van het eerste kootje van den grooten teen;
25nbsp;bij geheel verlies van het gezichtsvermogen van een oog;

bij gedeeltehjk verlies van de hiervoren genoemde hchaamsdeelen, een
naar evenredigheid mindere uitkeering, terwijl in de gevallen, hier niet
genoemd de vaststelling zal geschieden naar den graad der blijvende
arbeidsongeschiktheid, met dien verstande echter, dat bij het bepalen der
uitkeering,
het beroep of bedrijf van den verzekerde buiten beschouwing
blijft en algeheele opheffing van de functie van eenig hchaamsdeel met
verlies wordt gelijk gesteld, terwijl reeds verloren, of voor het gebruik
ongeschikt geworden lichaamsdeelen, als nog aanwezig en voor het ge-
bruik geschikt worden aangemerktquot; (EOA).

Een en ander geeft een denkbeeld van de cijferverhoudingen.
Bij vergelijking van de invaliditeitscijfers bij verschillende maat-
schappijen voor eenzelfde letsel blijkt, hoe klein vele en hoe groot
enkele andere verschillen zijn.

Sommige taxen maken verschil voor links- en rechtshändigen,
de cijfers voor links en rechts moeten dan verwisseld worden
(F a t., AMO, bijv.).

Objectief verlies- of subjectief bruikbaarheids-
criterium

Met verhes pleegt „algeheele onbruikbaarheidquot; te worden ge-
lijkgesteld (Fat., ER spreken van „ongeneeslijke verminking,
verlamming of verstijvingquot;, wat minder doeltreffend is, omdat
daar de zg. „Schlottergelenkequot; moeilijk onder te brengen zijn,
IRO spreekt van „geheele opheffing van het gebruiksvermogenquot;,
wat niet fraai, maar wel duidelijk is, en mogelijk een vertahng
van vollständiger Gebrauchsunfähigkeitquot; van de DAMVW).

Deze onderscheidingen zijn van beteekenis, omdat „vermin-
king, verlamming en verstijvingquot;
objectieve (anatomische, phy-
siologische) begrippen zijn, terwijl de resulteerende vermmdenng
van de bruikbaarheid een
subjectief teleologisch begrip is, dat in-
tusschen voor den
verzekerde veel gewichtiger is dan de obpctieve

afwijking.nbsp;,,nbsp;...

Moeilijkheden rijzen speciaal in gevallen, waarin de verlam-
ming en de verstijving niet
volledig zijn, maar de onbruikbaarheid
y^el volkomen is. Billijkheid, redelijkheid en goede trouw brengen
dan mede, dat onder „volledigequot; verlamming en verstijving
wordt verstaan
„zoodanige mate van verlamming en verstijving
als tot
volkomen onbruikbaarheid leidtquot;. Op deze wijze wordt dus

-ocr page 200-

het subjectieve bruikbaarheidscriterium geïnterpoleerd; uit-
drukkelijke opneming verdient de voorkeur.

Waardeering bij gedeeltelijk verlies, resp. on-
bruikbaarheid

Gedeeltelijk verlies kan volkomen onbruikbaarheid ten gevolge
hebben, terwijl in sommige gevallen
gedeeltelijke onbruikbaarheid
van een lichaamsdeel meer arbeidsongeschiktheid voor den ge-
troffene met zich brengt dan algeheel verhes: verstijving van
een vinger in ongunstigen stand geeft ,,hinderquot;, die slechts door
alsnog wegnemen van dien vinger kan worden opgeheven. Het
eerste bezwaar kan worden ondervangen door ook algeheele
onbruikbaarheid met geheel verlies gelijk te stellen.

Het tweede bezwaar is inhaerent aan het Gliedertaxestelsel.

Bij gedeeltelijk verlies, ligt evenredige vermindering van de uit-
keering voor de hand. De uitkeering moet dus echter niet even-
redig zijn aan
het verloren gegane gedeelte, noch aan de vermindering
van de bruikbaarheid
maar aan de resulteerende arbeidsongeschikt-
heid!
Slechts bij uitzondering komt dit tot zijn recht.

Een sprekend voorbeeld uit de praktijk: de drie kootjes van
een vinger hebben ieder hun eigen functie; verlies van één kootje
kan meer dan verlies van den vinger beteekenen, verlies van
twee kootjes echter minder dan 2/3 verlies van den vinger.

Dat sommige verzekeringsmaatschappijen bij voorkeur naar
evenredigheid van het verloren gegane gedeelte — ik zou haast
zeggen volgens maat en gewicht, in cm en kg, — de schade-
vergoeding bepalen, ligt voor de hand (het is veel gemakkelijker,
maar daarom nog niet juist).

,,naar evenredigheid van het verloren gegane gedeeltequot; (Fat): ,,Met
verlies wordt gelijkgesteld algeheele onbruikbaarheidquot;. (Fat.).

,,evenredig aan den omvang van de ongeschiktheidquot; (ER, N.Lloyd,
IRO, O. Zwol).

,,de mate van invaliditeit wordt door verzekeraar vastgesteldquot;
(NEN).

„naar den graad der ongeschiktheid ter beoordeeling der Directiequot;
(AMO).

,,In geval van gedeeltelijk verlies of verlamming van ledematen
of organen zullen de hierboven vastgestelde percentages
naar ver-
houding
worden verminderd, zonder echter de helft van het percen-
tage voor algeheel verlies te mogen overschrijden.quot; (W i n t e r-
thur).

,,bij gedeeltelijk verlies of gedeeltelijke bruikbaarheid wordt de

-ocr page 201-

graad der invaliditeit vastgesteld in verhouding van de belangrijkheid
van dat gedeelte
tot algeheel verlies of algeheele onbruikbaarheidquot;
(Pre s.).

Bij slechts gedeeltelijk verUes----wordt een daarmede overeen-
komend deel____berekend. Voor de beleediging van enkele vinger-
leden wordt alleen dan schadevergoeding betaald, als het geheele
amputatie (afzetting) van het geheele lid betreft, en wel wordt voor
het verlies van een duimlid de helft, voor het verlies van ieder ander
vingerhd een derde der voor den betreffenden vinger vastgestelde
schadevergoeding uitgekeerdquot; (RP).
Als men de lindwormtaxe van Bloma op de keper be-
schouwt, blijkt, dat deze bij verhes van één hd van den duim
ook de helft uitkeert van verhes voor den geheelen duim, maar
voor den wijsvinger twee leden met half verhes gelijk stelt. Ook
ontbreekt de evenredigheid, als men het bruikbaarheidscriterium
aanlegt en ook als men
cm-maat of grammenweger te hulp roept.

De status quo ante trauma
In bijna alle pohssen komt nog de clausule voor:

„Verlies van een lichaamsdeel, dat reeds tevoren onbruikbaar was,

wórdt niet vergoedquot; (Fat., cf. NEN).nbsp;,nbsp;^ ,

Zoodanige (reeds tevoren verminkt of gebrekkig of onbruikbaar)
lichaamsdeel of orgaan wordt bij de vaststelling van de uitkeermg
als nog aanwezig en bruikbaar beschouwdquot; (NHAV, of „wordt geen
rekening gehoudenquot;, N. Lloyd, IRO, zie ook EOA).

Een vóór het ongeluk bestaande invaliditeit wordt bij het vast-
stellen van de aan den verzekerde toekomende vergoeding
in ver-
mindering gebracht.
Hieruit volgt dus, dat het verlies van ledematen
of organen die reeds vóór het ongeluk onbruikbaar waren, geen
recht op schadevergoeding geeft en dat de aandoening van ledematen
of orgaLn, die reeds vóór het ongeluk gebrekkig waren slechts ver-
goed wordt op grondslag van het
verschil tusschen den toestand voor

en nä het ongevalquot; (Pres.).nbsp;j- t, j 1

Wanneer een reeds vóór het ongeluk mmderwaardig lichaamsdeel

of'órgaan tengevolge van het ongeluk geheel verloren gaat of nog

meer in waarde vermindert, heeft de verzekerde slechts recht op

zoodanig gedeelte der boven vastgestelde schadevergoeding als m

. •nbsp;hp door het ongeluk veroorzaakte waarde-

overeenstemming is met ae aoui uc amp;nbsp;, , ,

vermindering van dat lichaamsdeel of orgaan- algeheel verlies van
vermindering vannbsp;ongeluk reeds met te ge-

een lichaamsdeeloforgaa^nbsp;schadevergoeding. Verlies

bruiken was, geelt geen reciii-nbsp;onbsp;hp-

van of gebrek aan ledematen of organen, vóór het ongeluk reeds be
van of gebreü aan lenbsp;^^ hoogere waardeering

staande, kan nimmer aanleiding geven runbsp;^nbsp;orExanen

van dei; graad der ongeschiktheid van^e ledem^n o organen,
welke door het ongeluk getroffen zijnquot; (Winterthur).

-ocr page 202-

Theoretisch wordt de schade bepaald door het verschil in bruik-
baarheid vóór en na het ongeval. Practisch is de situatie inge-
wikkelder. De eenoogige, die zijn tweede oog ook nog verliest,
wordt geheel blind. VerHes van een oog pleegt op 30 % invalidi-
teit te worden gewaardeerd, dus beteekent verlies van het tweede
70 % bijkomende invahditeit; hij krijgt echter slechts 30 %.

Intusschen moet men dit probleem mede bezien in het licht
van de onverzekerbaarheid van personen met bepaalde vermin-
kingen en letsels (zie blz. 118). (Zie ook de oplossing van de
DAMVW).

In de sociale (mgevalletw^rzekering wordt dit stelsel niet ge-
volgd en is de arbeider verzekerd, zooals hij reilt en zeilt met alle
inwendige en uitwendige gebreken, waarbij de schade van geval
tot geval door vergelijking van de maatschappelijke bruikbaar-
heid voor en na het ongeval wordt geraamd.

Daarentegen kent de ziektewet in art. 53 Ia het uitvoerings-
orgaan de bevoegdheid toe uitkeering geheel of gedeeltelijk
te
weigeren
bij arbeidsongeschiktheid bij den aanvang der ver-
zekering, terwijl iemand die ,,in gelijke mate arbeidsgeschikt is
als bij den aanvang van de verzekering of sedert langquot; niet
arbeidsongeschikt wegens ziekte in den zin der wet moet worden
geacht. Ook daar impliceert dus ,,arbeidsongeschikt wegens
ziekte
wordenquot; wijziging (vermindering) van arbeidsgeschiktheid
(Schuurmans Stekhoven) (39).

Samenloop van gliedertaxeletsels

De meeste taxen bevatten de bepaling, dat bij samenloop van
in de taxe opgenomen letsels, de percentages worden opgeteld
(summatie), met deze beperking, dat:

1° in totaal nooit meer dan 100 % wordt vergoed;

2° bij meerdere letsels aan eenzelfde lid nooit meer dan het,
voor het volledige verlies van dit
lid aangegeven percentage
wordt vergoed (zoo bij verlies van meerdere vingers nooit meer
dan voor het verhes van de hand).

Waardeering van niet in de taxe gespecificeerde letsels

Taxatie van niet met name genoemde letsels kan geschieden
door
a. interpolatie, b. min of meer vrije txaatie.

Voor zoover aan de taxe vaste normen ten grondslag liggen.

-ocr page 203-

past men die ook voor niet gespecificeerde letsels toe. Voor zoover
zoodanige normen plegen te ontbreken, is vrije(r) taxatie onver-
mijdelijk.

Een ernstig bezwaar blijft, dat aan vele taxen, in het algemeen
aan het Gliedertaxestelsel, twee normatieve min deugdelijke be-
ginselen ten grondslag liggen: uitschakehng van het subjectieve
bruikhaarheidscriterium (zie boven), en uitschakehng van het
beroep. Meer nog dan bij de gespecificeerde letsels geeft dat
moeihjkheden bij de waardeering der niet gespecificeerde.

Eigenlijk eischt het Ghedertaxestelsel meestal het schatten
Van een
gemiddelde schade van een ledepop bij verhes of onbruik-
baarheid van een bepaald hd:

,,terwijl in de gevallen hier niet genoemd, de vaststelhng zal ge-
schieden naar den graad der blijvende
arbeidsongeschiktheid, met dien
verstande echter, dat bij het bepalen der uitkeering, het beroep of
bedrijf van den verzekerde buiten beschouwing blijftquot; (EOA).

,,In alle andere gevallen van levenslange gedeeltelijke ongeschikt-
heid
is het percentage, met inachtneming van bovenstaande schaal,
evenredig aan de omvang der ongeschiktheid. Met het beroep van
den verzekerde wordt daarbij geen rekening gehoudenquot; (ER).

„evenredig met de mate van invaliditeit, onafhankelijk van het
beroep van verzekerdequot; (NHAV)

„in verhouding van hunne belangrijkheid tot die der vorenge-
noemde gevallenquot; (Pres).

Men zou de opmerking kunnen maken, dat de begrippen
'.{^rh(tids)ongeschiktheidquot; en „invaliditeitquot; verband met het be-
roep impliceeren en dus een subjectieven inslag moeten hebben;
Voorzoover echter uitdrukkelijk is voorgeschreven-geen rekening
te houden met „het beroepquot;, hebben zij kennelijk een objectieven

— niet zeer reëelen — inhoud.

Sommige pohssen (NEN, AMO, MADB) geven den verzekeraar
in dergelijke gevallen de volle taxatievrijheid, wat natuurlijk bij
toepassing te goeder trouw en naar billijkheid, zooals 1374 en
1375 BW eischen, geen moeilijkheid behoeft te geven.

Minder gelukkig is de volgende oplossing:

„Voor de gevallen hiervoren niet met name genoemd, zal het per-
centage der geschiktheidsvermindering worden vastgesteld naar ver-
houding van den ernst der betrekkelijke gevallen, waarbij de grond-
regels en voorschriften van de hiervoorgaande ahnea's . . . . tot niaat-
staf zullen dienen, zonder dat rekening zal worden gehouden met het
beroep van den
verzekerde en zonder dat in eemg geval het percentage
50 zal kunnen worden overschredenquot; (Winterthur).

-ocr page 204-

Vooral deze slotzin is onbillijk met het oog op, niet in de taxe
opgenomen, ernstige letsels.

Ontwikkeling in de richting van vrije taxatie

Nu de historische ontwikkeling van het taxestelsel gaat in de
richting van beperking van den omvang der taxen, ligt het voor
de hand, dat de waardeering van niet op de lijst voorkomende
letsels meer en meer gaat in de
richting van vrije taxatie, met de
bevoegdheid, rekening met het
beroep te houden:

,,In alle hierboven niet genoemde gevallen .... wordt de graad
van invaliditeit bepaald op den grondslag van de door het ongeval
rechtstreeks veroorzaakte geheele of gedeeltelijke
onbekwaamheid tot
het uitoefenen van het in de polis genoemd beroep
of eventueel van
andere beroepen voor den getroffene openstaande in verband met
zijn
geschiktheid en maatschappelijke positie.quot; (Fat).

,,Kan de graad der invaliditeit volgens het bovenstaande niet
worden bepaald, dan wordt bij de vaststelling daarvan in aanmer-
king genomen, in hoeverre de verzekerde blijvend
buiten staat is in
zijn levensonderhoud te voorzien
door middel van werkzaamheden, welke
met zijn krachten en bekwaamhedem overeenkomenquot; (Bloma).

Ik wil hier het moeilijke element ,,levensonderhoudquot; van de
laatste clausule buiten bespreking laten.

Deze voorbeelden illustreeren de wijze, waarop getracht wordt
de ,,depreciatie van den getroffene op de arbeidsmarktquot; beter
tot zijn recht te doen komen dan de andere Gliedertaxen toe-
laten.

Zij herinneren aan het criterium van i8 OW-1921 (cf. 22 OW-
1901 en 72 IW-1913):

,,arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheden is berekend, en
die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem
in billijkheid
kan worden opgedragen . . . .quot;

De herkomst van beiden is niet twijfelachtig, nl. § 1255 RVO,
(de eerste Duitsche invaliditeitswet dateert al van 1889).

In de Duitsche particuhere ongevallenverzekering is reeds
vroeg deze RVO-definitie overgenomen (cf de modelpolissen van
de Tarifverein 1904 en 1924. Zie ook DAMVW §11,36 en
OAMVW, art. 15,3e.

Slechts enkele Nederlandsche maatschappijen zijn in dit op-
zicht reeds zoover als de Duitsche sedert een kleine 25 jaar.

Verdere ontwikkeling in deze richting zal de uniformiteit in
het taxeeren onder de particuliere ongevallenverzekering ten

-ocr page 205-

goede komen. De meeste geneeskundigen met ervaring op het
gebied van invahditeitstaxaties zien nl. zeker lomaal zooveel
RVB-patiënten als particuhere verzekerden, zoodat reeds vanzelf
de neiging bestaat bij de laatste de beproefde normen van de
ongevallenwet toe te passen, te meer, waar voor de meeste ge-
neeskundige taxateurs de poliswaarden onbekend of onduide-
lijk zijn.

Voor de toekomst verdient uniformeering van pohsvoorwaar-
den op dit gebied in elk opzicht aanbeveling. Tevens zullen daar-
door verschillende kennelijk onredelijke clausules vervallen en
daarmede een ernstige bron van oneenigheid tusschen verze-
keraar en verzekerde — in het belang van een populaire ongeval-
lenverzekering — worden opgeruimd.

De korte, eenvoudige, duidelijke en billijke regehng van de
DAMVW verdient hier meer navolging dan de meer gedetail-
leerde regehng van OAMVW.

Schadevergoeding bij tijdelijke invaliditeit

De derde pijler der particuhere ongevallenverzekering is het
recht op uitkeering bij
tijdelijke invahditeit. Voor de groote massa
verzekerden is dit de belangrijkste: meer dan
95 % van alle
ongevallen eindigen binnen 6 weken met volkomen herstel Oeco-
nomisch bezien wordt het kleine aantal betrekkelijk hooge uit-
keeringen wegens blijvende invaliditeit verre overtroffen door
het groote aantal, naar verhouding veel lagere, „uitkeeringen
wegens tijdelijke invahditeitquot;. In deze schadevergoeding worden
de kosten aan de geneeskundige behandeling verbonden ver-
disconteerd geacht (zie blz. 201).

Ook verzekeringstechnisch is deze groote groep „kleine scha-
den, met name uit een oogpunt van contrôle en van de oplossmg
van geschillen, het belangrijkste. De verzekeringsrechtehjke pro-
blemen, die hier rijzen, zijn echter van beperkter omvang en
belang, dan die we bij de blijvende invahditeit tegenkwamen.
De vraag, wat onder
„invaliditeitquot; moet worden verstaan, werd
reeds beantwoord (zie blz. 63).

Maatstaven voor de waardeering van tijdelijke
invaliditeit

Terwijl het Gliedertaxestelsel veelal beroepsfactoren uitscha-
kelt bij de waardeering van de blijvende invaliditeit, staan deze

-ocr page 206-

terecht bij de beoordeehng van de mate van tijdehjke arbeids-
ongeschiktheid op den voorgrond.

Dit heeft kennelijk een principiëelen achtergrond. De uitkeering
wegens
blijvende invaliditeit wil niet verhes van arbeidsgeschikt-
heid,
maar van het substraat daarvan, nl. van de lichamelijke
ongereptheid
compenseeren. Irrelevant is bij het Gliedertaxe-
stelsel of werkelijk de inkomsten verminderen. De uitkeering
wegens tijdehjke invaliditeit abstraheert zich van het substraat
en plaatst juist de (veronderstelde)
vermindering van inkomsten
in het middelpunt en daarmede de stoornis in de continuïteit
der beroepsuitoefening:

,,ongeschiktheid tot het verrichten van Aingewone werkzaamhedenquot;
(NEN, ER, N. L 1 O y d); „bezighedenquot; (Pres).

,,onbekwaamheid tot uitoefening van het beroep van den ver-
zekerde (Fat.)

,,ongeschiktheid tot werken, terwijl als basis voor de vaststelling
van den graad hiervan uitsluitend het
beroep van den verzekerde
en de daarmede verbonden werkzaamheden dientquot; (Bloma),
„tot werkenquot; (AMO, MADB); „tot werken of handelenquot; (RP),

,,ongeschiktheid tot uitoefening van ambt, beroep of bezigheid'
(IRO)

,,tot het uitoefenen van het beroep of bedrijf, waarvoor de ver-
zekering geldtquot;
(EOA).

veelal met de toevoeging ,,ook niet als beheerder, leider of toe-
zichthouderquot;, ofschoon het wel duidelijk pleegt te zijn, dat
daarbij het
eigen beroep van verzekerde maatstaf is .Slechts
enkele pohsvoorwaarden bevatten nog een uitdrukkelijke om-
schrijving van ,,gedeeltelijke ongeschiktheidquot;:

,,de tijdelijke ongeschiktheid tot het verrichten van des verzeker-
den gewone werkzaamheden in vollen omvang, waardoor echter niet
de waarneming wordt uitgesloten van elk gedeelte dier werkzaam-
hedenquot; (ER).

,,Hij wordt geacht gedeeltelijk ongeschikt te zijn, wanneer hij iö
staat is, om door het houden van toezicht of het geven van
orders
of leiding zich met zijn werkzaamheden in enig opzicht te bemoeien,
of wanneer hij persoonlijk, zij het ook af en toe in beperkte mate,
zijn werkzaamheden kan verrichten, in welk geval de uitkeering
naar evenredigheid van de ongeschiktheid wordt bepaaldquot; (P h i l )-

Niet de ,,bemoeienisquot; zelf, maar de oeconomische waarde daar-

i) Amerikaansche polissen spreken wel van ,,loss of timequot;, herinnerend
aan het bekende „time is moneyquot;. De DAMVW spreekt van „Tagegeld' ,
de OAMVW van „Tagesentschädigungquot;.

-ocr page 207-

van voor den betrokkene, beslist de vraag, of iemand, die
als „medewerkend patroonquot; verzekerd nog wel eenige orders of
leiding kan geven, nog dit deel van zijn in theorie overgebleven
arbeidsvermogen in de praktijk productief kan maken. Dit moet
Van geval tot geval worden bezien.

Het schadekarakter van dit gedeelte van de ongevallenver-
zekering staat op den voorgrond. Dat dit echter wel eens mis-
kend wordt blijkt o.a. uit de toevoeging in meer dan één pohs,
dat voor verzekerden, die
geen beroep uitoefenen, de tijdelijke vol-
komen ongeschiktheid tot werken (lees: wandelen) geacht wordt
te hebben opgehouden, zoodra de verzekerde — „zijn kamerquot;
kan verlaten! (Winterthur, Pres., Z ü r i c h).

Difficile est satyram non sribere: welke kamer is al de meest
voor de hand hggende vraag, die tot de conclusie brengt, dat het
in ieder geval juister ware „kamerquot; door „woningquot; te vervangen
Hier is met het schadekarakter het evenredigheidsbeginsel
zoek. Gedeeltelijk zoek is dat beginsel in sommige beperkingen
van de vergoeding bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid:

„Een ongeschiktheid van minder dan 25 % komt niet in aan-
merking voor een uitkeeringquot; (AMO).nbsp;.

De schadevergoeding wordt tot de helft teruggebracht, zoodra de
verzekerde, die een beroep uitoefent,
een deel zijner werkzaamheden

kan hervattenquot; (Winterthur)

„uitkeering .... een vierde tot de helft, voor zoover en zoolang de
geschiktheid van den verzekerde tot werken of handelen nog
aan-

tot een maximum van 75 % -n

de-rordaSLchi uitkeering, indien de

geschikt is tot het uitoefenen van zijn beroep of bednjf (EOA).

Feitelijk hebben we hier te doen met een, aan de grondslagen

van het Ghedertaxestelsel herinnerende, normeenng van de
graden
van tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Zij is met geheel

irrationeel.nbsp;, .nbsp;i

Bij de sociale verzekering is een beperking van de uitkeermg
tot 70 of 80 % van de loonderving onmisbaar geb eken om de
prikkel tot herkrijging van de volle arbeidsgeschiktheid en dus
tot herstel van het letsel niet te laten verloren gaan en zelf deze
bleek dan in vele gevallen nog onvoldoende en door str ng con-
trôle allerminst
op bevredigende wijze te vervangen. Bij de par-
ticuliere verzeker^g kan het nuttig effect van deze beperk ng
weer verloren gaan door de vrijheid van den verzekerde, zich een

-ocr page 208-

uitkeering tot een hooger bedrag per dag te w^aarborgen dan
met zijn werkehjke verdiensten overeenkomt.

Beperking van den duur der schadevergoeding

De duur van de uitkeering vi^egens tijdeUjke ongeschiktheid
pleegt aan een zeker
maximum gebonden te zijn, ter beperking
van het risico en om misbruik tegen te gaan.

Onder invloed van de concurrentie bedraagt het maximum bij
vrijwel alle groote verzekeringsmaatschappijen tegenwoordig i
jaar (de traditioneele ,,365 dagenquot;).

Deze termijn heeft het voordeel, dat in de ernstige gevallen
met blijvende invaliditeit het tijdstip, waarop het recht op
tijdelijke uitkeering eindigt, samenvalt met het tijdstip, waarop
het recht op blijvende of voorloopig blijvende uitkeering wordt
geboren, zoodat er dan een zekere continuïteit in de uitkeering
kan zijn.

In de praktijk komt daarvan minder terecht als gevolg van
de gebruikelijke bepaling, dat afrekening van het, wegens tijde-
lijke invaliditeit verschuldigde, plaats heeft na afloop van den
termijn, zie blz. 203).

De termijn van één jaar houdt anderzijds verband met de be-
perking van de ongevalsgevolgen tot dezen termijn. Soms is deze
termijn zelfs element van het ongevalsbegrip i) (zie ER).

De werkelijke duur is in meer dan 95 % der gevallen veel kleiner
dan het maximum.

Als binnen het jaar ,,een blijvende toestandquot; wordt aangenomen,
pleegt het recht op tijdelijke uitkeering te vervallen (NHAV,
N. LI
o y d, O. Zwol.,), soms echter op het oogenblik, waarop
,,eene blijvende uitkeeringquot; is ,,vastgesteldquot;, bij een enkele ,,op den
dag, waarop ,,de verzekeraars het
bestaan van blijvende invaliditeit
hebben erkendquot; (Bloma).

Verband met begin en einde geneeskundige
behandeling

Heel gebruikelijk is de beperking tot den duur van de genees-
kundige behandeling.
Het ontzeggen van recht op tijdelijke uit-

1)nbsp;Dit kennelijk aan het Duitsche verzekeringsrecht ontleende ,,Jahres-
fristquot;-element kan men ook in OW 1921 art. 73 terugvinden.

2)nbsp;Voor de eischen, waaraan zoodanige erkenning moet voldoen, zij
verwezen naar arbitraal vonnis 17 Sept. 1935 (A.R. 203).

-ocr page 209-

keering in gevallen waarin geen geneeskundige behandeling heeft
plaats gehad (AMO) valt geheel in deze lijn.

Als geen geneeskundige behandeling noodig is, is veelal twijfel
aan het bestaan van arbeidsongeschiktheid gemotiveerd. In-
dien wel behandeling noodig is en deze achterwege blijft, is weige-
ring wegens niet-nakoming van de behandehngsverphchtmg i)
gemotiveerd, terwijl bij afwezigheid
van deskundige behandelmg
nakoming van de „attesteerverplichtingquot; veelal buitengesloten

is (zie blz. 144).

Als regel wordt uitgekeerd van den dag, waarop de genees-
kundige hulp ingeroepen werd
af (B 1 o m a; ER), soms van den
daarop volgenden dag af (Fat., O. Zwol. bijv.), soms
van
den dag na het ongeval af, mits
de patiënt zich onder behandeling
stelde en anders van den dag van het zich onder behandehng
stellen af (NEN, NHAV. N. L 1 o y d bijv.) of van den daarop-

volgenden dag (AMO).

Met betrekking tot de ..beëindigingquot; van de geneeskundige
behandeling worden drie verschillende standpunten ingenomen:
«. het recht op tijdelijke uitkeering eindigt, zoodra de genees-
kundige behandeling
tn feite ophoudt: de dokter^ en de
patiënt hebben het in hun hand de „laatste visite uit te

stellen.........., j v

h. idem, wanneer de behoefte aan geneeskundige behandehng op-
houdt (dan pleegt van
„noodzakelijkequot; geneeskundige behan-
deling te worden gesproken en behoudt de verzekeringsmaat-
schappij zich kennelijk het recht voor die noodzakelijkheid

c.nbsp;toestand is ingetreden, waaraan

kenndijk voortgezette geneeskundige

in den zin van verhooging van de arbeidsgeschiktheid kan

a?quot; v'lal wordt de bepaling toegevoegd, dat de termijn dien
van de onbekwaamheid niet overschrijdt maar de moeilijkheid
is, dat de patiënt uit voortzetting van de behandeling ontbreken
van zoodanige bekwaamhdd meent te mogen afleiden^

ad b- de beoordeeling van de grens der „noodzakehjkheid is
al even mo^ aÏ de beoordeeling van het al dan met

de behandelingsvei^Hc^
1 Deze clausules houden geen rekening met a g
vankehjk geen
geneeskundige behandeling bereikbaar was.

-ocr page 210-

brokenquot; zijn van de behandiling (verschillende voorwaarden
spreken nl. van „ononderbroken geneeskundige behandelingquot; en
nemen onderbreking aan, zoodra de regelmatige periodiciteit van
het consulteeren van den dokter verloren gaat en de patiënt niet
meer tegen een zekeren dag of op een zekeren termijn wordt
terugbesteld).

ad c: hier komen we weer andere moeilijkheden tegen:

„houdt de aansprakehjkheid der verzekeraars in elk geval op,
indien bij door een ongeval veroorzaakt letsel, de wond of het be-
schadigde lichaamsdeel
zoover als mogelijk genezen is, ook al mocht
nog eenige verminking bij den verzekerde bestaanquot; (Blom a).

De bedoeling is, dat het einde van de tijdelijke uitkeering niet
bepaald wordt door het oogenblik van
„volkomen herstelquot; (niet
in den leekenzin van het woord, maar in den medischen zin van
,,restitutio ad integrumquot;), maar door het oogenblik, waarop de
bovenbedoelde
„blijvende toestandquot; is ingetreden.

De strijdvraag is in de praktijk of dit toestandsbegrip anato-
m,isch
of functioneel moet worden geïnterpreteerd? In het eerste
geval houdt het recht op uitkeering bij verhes van een hd
on-
middellijk
op en zeker zoodra de wonde gesloten is. In het tweede
geval eerst op het oogenbhk, waarop de getroffene zich aan dat
verlies heeft
aangepast.

Ik ben geneigd het „zoover als mogelijk genezenquot; niet aan te
nemen, alvorens het aanpassingstijdperk zoover is gevorderd, dat
de geneeskundige behandeling kan worden gestaakt (niet meer
„noodzakelijkquot; is). Een bijzonder formule is nog de volgende:

,,alles echter voor zoover de tijdelijke arbeidsongeschiktheid een
onafgebroken medische behandehng met zich brengtquot; (EOA).

Afgezien van de bezwaren verbonden aan „onafgebrokenquot; (zie
boven), rijst hier de vraag: moet onder „met zich brengenquot;
worden verstaan
„inderdaad ten gevolge hebbenquot; (althans ge-
volgd worden door zoodanige
feitelijke behandeling) of „nood-
zakelijk
makenquot;, nog daargelaten wie de noodzakelijkheid zal
beoordeelen.

Ik zou aan de eenvoudigste formuleering (zie DAMVW, § 6,1, i)
de voorkeur geven.

En eveneens het opnemen van een clausule willen aanbevelen,
zooals ook in de DAMVW wordt gevonden, op grond waarvan
bij voortduren van de arbeidsongeschiktheid na afloop van de
geneeskundige behandeling — terwijl toch nog niet van blijvende

-ocr page 211-

invaliditeit kan worden gesproken - de mogelijkheid van voort-
gezette tijdelijke uitkeering open blijft.
Ten slotte de volgende bepaling:

Schadevergoeding door de Maatschappij voor den duur van het
oponthoud in een herstelhngsoord of badplaats wordt slechts dan
uitgekeerd, als de Maatschappij een dergelijk verblijf van te voren
schriftelijk heeft goedgekeurd. In dit geval wordt de dagehjksche
uitkeering al naar den toestand van den verzekerde ten volle ten
halve of voor een vierde gedeelte betaald. Dit heeft ook betrekking
op het geval, wanneer door de Maatschapij opname m een bepaalde
geneesinrichting wordt voorgeschrevenquot; (RP).

Een deel, nl. de vereischte toestemming en de beperking van
de uitkeeringsmogelijkheden tot Vi. y2 en ^U, vindt men terug
in art. 17 lid 2 van de OAMVW.

Tegenover het rechtstreeksche verbod, dat de controlevoor-
schriften op grond van de ziektewet plegen te bevatten, ten aan-
zien van verlaten van de woonplaats of verblijfplaats zonder toe-
stemming van het verzekeringsorgaan, staat hier een indirect
verbod tegen oponthoud op bepaalde plaatsen zonder goedkeu-
ring Het minimum van 1/4 en de taxeering in drie groepen {% %
en 1/4) beteekent niettemin, dat bij een
dergelijk verblijf-zooals
het heet „voor volledig herstelquot; of „ter herkrijging van de door
ziekte of ongeval verdwenen reservekrachtenquot; — het uitkee-
ringspercentage niet langer automatisch gebonden is aan het
percentage van de
werkelijke arbeidsgeschiktheid.

De slotzin van de bovenaangehaalde bepaling geeft den ver-
zekeraar de
bevoegdheid een deel van de uitkeering in te houden,
indien hij den getroffene op zijn kosten in een inrichting ver-
plfeS. VoorzooL de opneming vrijwillig geschiedt, is dit voor-
Lhoud niet onredelijk (vergelijk een overeenkomstig voorbehoud
ten aanzien van niet-kostwinners m 49 ZW).

Maatregelen tegen „oververzekeringquot;
Hiestand
(6) wees er destijds op, dat het in Duitschland de
„Kurquotequot; (kosten geneeskundige behandeling) is, die de „uit-
Litersquot; van de ongevallenverzekering tot m het oneindige

Ïa Men te rekken. In ons land is de kans op misbruik groot
trachten te rexnbsp;normale loon evenaart of

wanneer de uitkeering per uag

'Tdezen oeconomischquot; slechten tijd, komt daar nog de
in
üezen „oecounbsp;^^^^^

werkloosheid bij: een ongeval kan aldus een u

-ocr page 212-

komsten vormen (die veelal niet voor de „steunquot; wordt opge-
geven). Ook komt cumulatie van wettelijke en particuliere onge-
vallenverzekering voor en overtreffen dan beide uitkeeringen
samen niet onaanzienlijk de normale inkomsten.

De groote ongevallen verzekeringsmaatschappij en streven er
dan ook naar „dat de uitkeering per dagquot; min of meer in overeen-
stemming is met het normale inkomstenpeil van den verzekerde.
Verder gaan de meeste niet.

Het twijfelachtige karakter van sommenverzekering, heeft ten
gevolge, dat men de wettelijke bepahngen tegen te'hooge en
dubbele verzekering (K 252, 253, 266, 277) voor de levens- en
ongevallenverzekering meer ter zijde stelt dan redelijkerwijs
verdedigbaar is en ook dan in overeenstemming is met de eischen,
die de leer van „het belangquot; ook bij dezen verzekeringsvorm be-
hoort te stellen om ongerechtvaardigde verrijking te voorkomen.

Bij de sociale verzekering is de zaak als volgt geregeld:

a.nbsp;in de ongevallenwetten komt geen artikel over dubbele ver-
zekering voor. Men meende blijkbaar, dat het voldoende was,
door een bepaalde verhouding tusschen loon en uitkeering te
scheppen, de kans op bevoordeeling buiten te sluiten en boven-
dien door regehng van den invloed van de verzekering op het
burgerhjk recht (OW 1921 art.
93—95) te voorkomen, dat de
actie ex 1401 ev met de aanspraken uit hoofde van de ongevallen-
wet meer zou cumuleeren i) dan door de beperktheid van de
wettelijke uitkeering gerechtvaardigd zoude zijn.

b.nbsp;art. 45 der ziektewet bepaalt, dat ziekengeld loon niet
hooger mag zijn dan het normale loon. Ook contractueele uitkee-
ringen en vergoedingen bij ziekte en ongeval komen in mindering.

Daar ongevallen buiten het bedrijf, alsmede bij de beroepsuit-
oefening van personen, die niet onder de ongevallenwetten vallen,
recht geven op ziekengeld, is 45 ZW een zeer belangrijke rem
tegen ,,oververzekeringquot;.

Deze wordt uitdrukkelijk toegelaten in enkele polissen:

„Ingeval van tijdelijke onbekwaamheid .... betaalt Fat

onafhankelijk van de omstandigheid, dat de verzekerde in het genot 'blijft

van zijn salaris of inkomen ...quot; (Fat.).

Daarentegen tegengegaan in de navolgende clausules:

i) Waar 284 K niet op de sociale verzekering van toepassing is, is in
95 OW en in ZW tevens uitdrukkelijk aan den risicodrager een overeen-
komstige subrogatie toegekend.

-ocr page 213-

„Bijaldien de verzekerde wegens enig ongeval geldelijke uitkering
ontvangt krachtens de bepalingen van de ongevallenwet of van de
land- en tuinbouwongevallenwet, wordt door de Phil. alleen voor
tijdelijke ongeschiktheid uitgekeerd en wel een vierde (van de uit-
kering per dag)quot; (Phil).

De verzekerde tijdelijke uitkeering per dag ,,mag nimmer het ge-
middelde der dagelijksche verdiensten te boven gaan. Loopen ten
behoeve van verzekerde
meerdere ongevallenverzekeringen, wettelijke
verzekeringen
inbegrepen, dan mag het totale volgens c (uitkeering
per dag) verzekerde bedrag het gemiddelde der dagelijksche ver-
diensten niet te boven gaan. Is dit wel het geval, dan geldt deze
verzekering niet voor het meerderequot;, (nat. ond.)

In Amerikaansche ongevalspolissen vindt men herhaaldelijk
de clausule

„no recovery or indemnity in excess of the average weekly earningsquot;,
alsmede bij meervoudige verzekering verlaging van de uitkeering
naar verhouding („pro-ratingquot;).

Vergoeding van kosten voor genees- en heelkundige

behandeling

Tot de „onkosten door den verzekerde gemaakt, ten einde de
schade te voorkomen of te verminderenquot;, die volgens 283 K
lid 2 ten laste van den verzekeraar zijn, behooren zonder twijfel
ook die, welk bij een ongeval worden gemaakt voor genees- en
heelkundige behandeling. De meeste ongevallenpolissen dero-
geeren echter in dit opzicht uitdrukkelijk of stilzwijgend aan
283 K. Ik meen, dat het de voorkeur verdient een en ander
steeds uitdrukkelijk te regelen.

Sommige pohssen beperken geheele of gedeeltelijke vergoeding
Voor genees- en heelkundige behandeling
tot ongevallen, die geen
tijdelijke invaliditeit met zich brengen,
blijkbaar uitgaande van de
veronderstellmg, dat overigens in de uitkeering wegens tijdehjke
ongeschiktheid de kosten van geneeskundige behandehng ver-
disconteerd zijn.

De steeds opgenomen beperking tot de „noodzakelijkequot; kosten
(Fat, NEN,
Bloma, N. Lloyd, Pres. ,MADB, EOA,
Nat. Ond) vloeit reeds uit de goede trouw voort.

De soms opgenomen beperking tot kosten „der onafgebroken
behandelingquot;
(NEN, N. Lloyd, Pres., MADB, EOA) moet
gezien worden in het hcht van de beperking op deze uitkeermg
tot den duur van de tijdelijke invahditeit en tegen den achter-
grond van de „behandelingsverplichtingquot; (zie blz. 160).

-ocr page 214-

De duur is als regel beperkt tot dien termijn, waarover ten
hoogste uitkeering voor tijdelijke invaliditeit kan worden ge-
noten (365 dagen, Fat., Nat. Ond.; 52 weken B 1 o m a).

Veelal is ook het bedrag per dag beperkt tot het bedrag, dat men
bij tijdelijke invahditeit per dag zoude kunnen ontvangen (Fat.,
Bloma, MADB) óf het
totale bedrag tot het bedrag, dat men bij
tijdelijke invaliditeit zoude kunnen ontvangen (NEN, N. L o y d.
Pres., EOA, Nat. Ond.). Uit de formuleering blijkt niet
steeds overtuigend welke dezer beide beperkingen bedoeld is.

Een eenvoudige formule is in de DAMVW te vinden.

Eén polis (Nat. Ond.) laat deze uitkeering ingaan op den
dag, volgende op dien, waarop de verzekerde zich onder behan-
deling van een geneeskundige heeft gesteld.

De uitvoeringsorganen der ongevallenwetten verkenen als
regel (art. 14 OW 1921, cf art. 35 LTOW 1922) als schadeloos-
stelling zelf onbeperkt genees- en heelkundige
behandeling'^),
waaronder mede begrepen, het verstrekken van bepaalde bij mi'
nisteriëele beschikking aangegeven kunstmiddelen en het onderricht
in het gebruik
van die kunstmiddelen.

De uitvoeringsorganen van de ziektewet verleenen geen genees-
kundige behandeling (terwijl een ziekenfondswet vooralsnog ont-
breekt).

Daarentegen omvat § 537 RVO zoowel de geneeskundige be-
handeling bij ongeval als bij ziekte. Echter verleent de RVB nog
bij uitzondering geneeskundige behandeling aan niet door een
ongeval getroffenen, en wel krachtens art. 99 IW. (ter afwending
van het gevaar voor dreigende invaliditeit

Soortgelijke verstrekking van behandehng of verpleging komt
bij de private ongevallenverzekering slechts bij uitzondering voor:
Wij zagen bij de behandeling van de ,,behandeHngsverplichtin-
genquot; (zie blz. 160), dat de verzekeraar bepaalde voorschriften,
(opneming in ziekeninrichting voor observatie of voor
behande-

1)nbsp;De mogelijkheid is geopend daarvoor vergoeding te geven, volgens
regelen bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen: zie KB 3 Sep-
tember 1921, stbl. 1043, voor wat de OW, en KB 12 Maart 1923, stbl. 63,
voor wat de LTOW betreft.

2)nbsp;Zie de ministerieele beschikking van 20 Sept. 1921, ex art. 14 lid 2
OW en van i December 1922, ex art. 35 lid 2 LTOW. Beperkte toetsings-
bevoegdheid van den administratieven rechter, pm.

3)nbsp;Zie voor nadere regeling KB 22 Juni 1921, Stbl, 809.

-ocr page 215-

Hng, beide op kosten van den verzekeraar) kan geven en de ver-
zekerde dan verplicht is die voorschriften op te volgen.

Erkenning, vaststelling en betaling van de schade

AUe pohssen bevatten bepahngen van meer formeelen aard
omtrent de wijze, waarop de binnenkomende „schadegevaUenquot;
Worden behandeld en afgedaan:

I. erkenning van het bestaan van aanspraken imphceert, dat
dood of letsel, resp. invahditeit het gevolg zijn van een ongeval
in den zin der pohs en bevrijdende omstandigheden ontbreken.

Over den omvang van de betahngsverplichting, dus over het
bedrag van de uitkeering kan dan nog verschil bestaan. Men moet
dus vaststelhng van
aanspraak ( = erkenning) onderscheiden van
vaststelling van de
uitkeering (= vaststelhng).

Deze onderscheiding is van gewicht, omdat geschillen over het
bestaan van aanspraak soms voor den bevoegden rechter moeten
Worden gebracht, terwijl geschillen over het bedrag door scheids-
lieden of bindend advies worden beslecht:

„Omtrent eene aanspraak neemt verzekeraar een beslissing zoodra
hij'in het bezit is van de daarvoor noodige bewijsstukkenquot;. „Het
bedrag der uitkeering wordt betaald, terstond nadat de aanspraak

daarop is vastgesteldquot; (NEN).

„De uitbetaling der schadevergoeding geschiedt binnen 14 dagen,
nadat de
verplichting van de verzekeraars daartoe, alsmede het bedrag,

zijn vastgesteldquot; (Bloma).

„Na ontvangst van de noodige bewijsstukken .... beslist de

directie of en welke aanspraak op uitkeering bestaat----

De betahng der definitief vastgestelde uitkeering geschiedt binnen
een maand na hare vaststellingquot;
(AMO).

„Na erkenning en vaststelling der vordering heeft de betahng zoo
spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 2 weken plaats. (NHAV).

In de praktijk worden erkenning en vaststelhng veelal in één
adem genoemd. Gedachtenwissehng over het bedrag imphceert
trouwens stilzwijgende erkenning van het bestaan van een aan-
spraak.

Minder scrupuleuze verzekeraars zijn echter gewend steeds
..onder voorbehoud van alle rechtenquot; van gedachten te wisselen
over het bedrag, om den weg open te houden de geheele aan-
spraak ten slotte te ontkennen.

Duidelijke regeling is gewenscht, omdat het den zg. „reclame-
termijnquot; soms voor beide en soms slechts voor één van beide

-ocr page 216-

geldt. Bovendien is vaak de ééne beslissing veel vroeger mogelijk
dan de andere beslissingen.

2. vaststelling van het bedrag der uitkeering moet veelal wach-
ten tot het „schadegevalquot; afgeloopen is. De uitkeering terzake
van tijdelijke invaliditeit wordt eerst na afloop daarvan vast-
gesteld 1). Ook is de verzekeraar veelal bevoegd de vaststeUing
van de schadevergoeding wegens blijvende invaliditeit één tot
drie jaar uit te stellen, indien er geen blijvende toestand is of
doodelijke afloop dreigt. Bij wijze van gunst verstrekken vele
verzekeraars op de uitkeering wegens tijdelijke invahditeit in den
loop der maanden een voorschot. De voorkeur verdient een recht
op voorschot ten hoogste na afloop van elke maand. Bij één
Maatschappij (ER) is wekehjksche uitkeering voorzien maar
pleegt van de
bevoegdheid de uitkeering uit te stellen tot na het
einde der tijdelijke ongeschiktheid vrijwel steeds gebruik te
worden gemaakt, wat ik niet juist acht: voor het gebruik maken
van een bevoegdheid moet een bijzondere reden zijn.

Gunstiger voor den verzekerde is de clausule:

„Is de gekwetste na een maand nog niet uit de behandeling ont-
slagen of nog niet genezen, dan
kan op zijn verzoek de uitkeering
wegens tijdelijke onbekwaamheid aan het einde van iedere maand
geschiedenquot; (Fat).

Reclametermijn: vrie niet accoord gaat, moet als regel binnen
14 dagen na
ontvangst van de „beslissingquot; (of men aanspraak heeft,
resp. hoeveel men te vorderen heeft) bij
aangeteekend schrijven
bezwaar maken, anders wordt aangenomen, dat men zich bij de
beslissing neerlegt en daarmede onvoorwaardelijk genoegen
neemt (NEN, AMO, IRO, N. Lloyd, MADB, alleen na af-
wijzing ENO).

Misbruik en misverstand kunnen alleen worden voorkomen,
indien de verzekeraar expressis verbis het „beslissingsquot;-karakter
van een mededeehng aan verzekerde stipuleert en uitdrukkelijk
den reclametermijn vermeldt

1)nbsp;Alleen de IRO spreekt van bij de aangifte bedingen van wekelijksche
of maandelijksche uitkeeringen. Overigens is de aanspraak op schadever-
goeding wegens tijdelijke invaliditeit een ongedeelde en ondeelbare die
in eens, maar eerst na afloop opvorderbaar wordt. Cf. § 14,2b DAMVW
en art. 19,1 OAMVW.

2)nbsp;Op gelijke wijze als de zg. ,,voor beroep vatbare beslissingquot; van
13 ZW het college, waarbij beroep kan worden ingesteld en den beroeps-
termijn moet vermelden (Zie ook DAMVW § 12,2b slot).

-ocr page 217-

Uit het feit, dat soms naast den reclametermijn nog een fatale
beroepstermijn is opgenomen, maak ik op, datongebruiktvoorbij
laten gaan van den eersten de aanspraak niet automatisch doet
vervallen!). Vele verzekeraars denken er anders over.

Dat door de reclame — soms „verzetquot; geheeten (AMO) — de
oorspronkelijke beshssing vervalt, zou men geneigd zijn af te
leiden uit het feit, dat bij enkele maatschappijen de betaling in
het vooruitzicht gesteld wordt binnen 14 dagen na de beshssing
„of, in geval van reclame, binnen 14 dagen nadat de verphchting
der maatschappij tot betahng is vastgesteldquot;.

3. betaling van het vastgestelde bedrag is de laatste phase van
de schaderegehng.

Dat sommige maatschappijen behalve legitimatie uitdrukkelijk
volledige kwijting eischen, heeft deze strekking, dat slechts een-
maal betahng plaats heeft, d.w.z. de geheele schade slechts één-
maal vastgesteld en als één ondeelbaar geheel behandeld en afge-
daan wordt (de EOA spreekt van „niet ten tweeden male in be-
handeling nemenquot;).

Behalve door eventueele betalingen, waarvan uitdrukkeHJk is
bedongen, dat zij als voorschot geschieden, wordt de maatschappij
door de betahng der schadevergoeding van alle verdere aanspraken
uit hoofde van het geregeld ongeval onthevenquot; (Winterthur).

Verval- en verjaringstermijnen

Ten slotte bevatten verschiUende pohsvoorwaarden nog een
Tiitdrukkelijken „vervaltermijnquot; ten aanzien van:

„Uitkeeringen, die uiterlijk een jaar na de vaststelling, niet zijn

opgevorderd, zijn verjaardquot; (EOA),

Gelden welke niet binnen 360 dagen, nadat ze opeischbaar zijn
geworden, door de rechthebbenden zijn
opgeeischt. vervallen aan Fat.quot;

AlidLe'spreken van „verjaringquot; en rekenen de termijnen van

den datum van het ongeval af:

Alle rechten voor den verzekerde of dengeen, die aanspraak op
uitkeering der
schadevergoeding maakt, uit deze verzekering voort-
vloeiende vervallen, indien ze niet binnen een jaar nadat de
gebeur-
tenis
terzake waarvan een vordering tegen de verzekering wordt ge-
pretendeerd, is voorgevallen, door den verzekerde of door dengeen,
die aanspraak op uitkeering der schadevergoeding maakt, voor den
bevoegden rechter te Amsterdam zijn aangebracht (Blom
a).

de EOA een reclametermijn van 14 dagen, terwijl elk recht
verloren gaat, indien niet binnen
3 maanden na de beslissing een geschil
bij den bevoegden rechter aanhangig is gemaakt.

-ocr page 218-

„Worden de vorderingen uit de verzekering niet binnen een jaar
na den dag van het ongeluk of als rentebetaling is toegestaan, niet
binnen een jaar na het ophouden van deze renteuitkeering, bij den
bevoegden rechter aangebracht, en geregeld door gezet, dan zijn deze
verjaardquot; (RP).

Waar als regel de ongevalsgevolgen, die recht geven op ver-
goeding, beperkt zijn tot die, welke binnen
een jaar na het ongeval
optreden, is het duidelijk, dat de verjaringstermijn van een
jaar redelijkerwijs noch gerekend kan worden van den dag van
de
ongevalsgebeurtenis af, noch van den dag van het optreden van
de
ongevalsgevolgen af. Maar van het verstrijken van den uitkee-
ringstermijn af. Art. 73 OW-1921 (idem art. 70 LTOW-1922)
neemt als norm een jaar na den datum van het ongeval ,bij
doodelijken afloop een jaar na het overlijden, met verlenging van
deze termijnen ,.indien aangetoond wordt, dat de gevolgen van
het ongeval zich niet terstond na het ongeval hebben geopen-
baard of als zoodanig zijn herkendquot; (dan begint de verjarings-
termijn te loopen van den dag nadien, waarop de gevolgen zich
hebben geopenbaard of als zoodanig zijn herkend).

Reeds vastgestelde schadeloosstelling vervalt krachtens art. 79
OW bij niet invordering binnen een jaar na den eersten dag van
betaalbaarsteUing, tenzij de belanghebbenden aantoonen. dat zij
deze niet hebben kunnen invorderen; recht op niet ingevorderde
rente vervalt pas na 5 jaar, onverminderd de bevoegdheid van
den minister de belanghebbenden in het genot van hun vervallen
recht te herstellen.

De rechter zal, bij beroep op overmacht van de zijde van den
verzekerde als beletsel tegen aangifte of invordering, zeker ge-
neigd zijn overmatig formalisme van de zijde van den
verzekeraar
binnen redelijke grenzen terug te dringen.

Onredelijk is een clausule als:

,,De aansprakelijkheid van de Phil. voor uitbetaUng van enig
bedrag houdt op. wanneer het niet binnen twee maanden na toe-
kenning wordt
aangenomen of ingevorderdquot; (Phil.).

Waar de verzekeraars niet bereid plegen te zijn gelden af te
geven, indien men voorbehoud van rechten maakt, is het on-
redelijk op straffe van verval van recht aanvaarding en dus kwij-
ting te vragen, alvorens voldoende gelegenheid tot overleg is ge-
geven: 2 maanden is daarvoor veel te kort. vooral als voor het
af loopen van dien termijn gedagvaard moet zijn!

-ocr page 219-

hoofdstuk vni

de beslechting van geschillen

Als „sluitstukquot; van de „schaderegelingquot; is de wijze, waarop
eventueele moeilijkheden, die daarbij rijzen, tot oplossmg
worden gebracht, niet van belang ontbloot. Weinig verzekerings-
overeenkomsten — met uitzondering welhcht van de „wettelijke
aansprakelijkheidsverzekeringquot; — geven tot zooveel feitelijke
vragen en rechtsvragen aanleiding als juist de ongevallenver-
zekering.

In de particuhere ongevallenverzekering is deze beslechting
van geschillen zeer verschillend en veelal onbevredigend geregeld,
soms bevoegde rechter, soms arbitrage, soms bindend advies.

Ongeacht het fundamenteele verschil tusschen arbitrage en
bindend advies, kan het uitermate moeilijk zijn de grens tusschen
beide scherp te trekken, terwijl bij verschillende verzekerings-
maatschappijen een deel van de geschillen aan den bevoegden
rechter en een ander deel aan arbiters of bindende adviseurs is
voorbehouden en zelfs de formuleering van de verdeeling van
beider arbeidsveld nog wel eens te wenschen overlaat.

De bevoegde rechter

e r-
rech-

Als geen rechter wordt aangewezen (ER, Z ü r i c h, W in t
t h u r, MADB) is uit den aard der zaak automaüsch de r,
terquot; ook de bevoegdequot;. Deze „ongeschreven beslechtmgs-
clausule is in zooverre de beste, dat de mogelijkheid van geschil
niet geaccentueerd wordt, want de ervaring leert dat reeds een
eenvoudige vermelding voor sommigen een prikkel tot ageeren
Vormt.

sociale ongevallenwetten is de beslechting van geschillen
opgedraLr larcolleges belast met administratieve rechtspraak: de
cSLr vrscSeden, resp. raden van bero^ (SV) m^t^hoog^^^
beroep op den centralen raad van beroep te Utrecni j^eu
formeel nader geregeld in de beroepswet (wet van 8 December 1902,
stbl. No. 208).

-ocr page 220-

Bij beroep op den „bevoegdenquot; rechter laat de vs^oordenkeus
van art. 4 ten 3° Rv veelal een ruime keus en soms wel eenige
twijfel open. Verschillende polissen geven er daarom de voorkeur
aan den bevoegden rechter te „domicilieerenquot; (NEN, F a t.).

Minder gelukkig acht ik de domicilieering „ter plaatse, waar
de polis is uitgegevenquot; (O. ZWOL).

Bijzondere behoefte aan domiciheering van den bevoegden
rechter bestaat uit den aard der zaak in de polissen van de, in
ons land werkende, buitenlandsche verzekeringsmaatschappijen:

„rechter, welke zitting houdt ter plaatse, waar de Succursale der
Maatschappij in Nederland is gevestigdquot; (Zürich),

„de rechtspraak van den Nederlandschen Rechter, overeenkomstig
de bestaande wettelijke regelen van bevoegdheidquot; (Winterthur),
„door den bevoegden rechter te Amsterdam, alwaar de Maat-
schappij domicilie heeft ten kantore van haren directeur der Neder-
landsche Succursalequot; (Ocean).

Soms is in de polis niet uitdrukkelijk eenige rechter aange-
wezen als de bevoegde, maar behoudt de verzekeraar zich domi-
cilieering voor, door als bevoegden rechter aan te wijzen den
rechter:

,,ter plaatse, waar de Maatschappij domicilie heeft gekozen''
(N. Lloyd) (EOA).

„Van dit domicilie wordt door den verzekeraar op eerste aanvraag,
aan den belanghebbende mededeeling gedaan (EOA).

De laatste maatschappij behoudt zich derhalve de bevoegd-
heid voor van geschil tot geschil een anderen bevoegden rechter
aan te wijzen. Dit heeft het voordeel, dat bij verplaatsing van
den zetel der maatschappij wijziging van „den bevoegdenquot;
rechter niet onvermijdelijk is.

Arbitrage

Naar mate ageeren gemakkelijker is en met name de formali-
teiten, die vervuld moeten worden van geringer beteekenis
zijn, is de kans op acties grooter. Zoo blijken vele verzekerden
lichtvaardiger tot het „aanvragen van arbitragequot; over te gaan
dan tot het aanleggen van een proces voor den bevoegden rechter.
Reeds dit zou een reden kunnen zijn, waarom verschillende ver-
zekeringsmaatschappijen in hun latere pohssen de oorspronke-
lijke arbitrale clausule door een beroep op den bevoegden rechter
hebben vervangen.

Zij zijn het dus op grond van de ervaring niet eens met Jones,

-ocr page 221-

als hij in quot;The business of Insurancequot; (Dunham, 1922, III, 123)
schrijft quot;a bad compromise is better thans a good law suitquot; en
daaraan toevoegt quot;one Htigant must, and both Ktigants may
losequot; (gezwegen van de al heel weinig respectabele opmerking
quot;the only persones sure to win are the lawyersquot; ....)•

Ik zou de steUing hever omkeeren en op grond van eenige
ervaring op het gebied van de beslechting van geschillen bij de
particuliere ongevallenverzekering door arbitrage willen zeggen:
quot; a good law suit is better than a bad compromisequot;, onder toe-
voeging, dat inderdaad de arbitrale clausule maar al te vaak
slecht is.

De gemiddelde advocaat verkiest als regel de gewone proces-
orde verre boven de arbitrale procedure:

omdat de eerste hem gemeenzaam is, de tweede veel minder

of in het geheel niet,
b. omdat het optreden van zg. „deskundigequot; leeken als rechters,
zijn bezwaar heeft en „rechtspraakquot; zonder rechtskenms on-
denkbaar is.nbsp;....
Een goede arbitrale clausule in de ongevallenpohssen imph-
ceert voldoende rechtskundige medewerking aan de arbitrale
procedure De onbevoegdheid van vele arbiters op dit gebied
vormt een verklaring voor het discrediet, waarin de arbitrage
in de ongevallenverzekering gekomen is; dat is echter met de
schuld van het arbitrage-instituut op zich zelf, maar van de

gebrekkige hanteering.

Bij goede hanteering kan men juist op dit zeer moeilijke errem
bij uitstek van de groote voordeden der scheidsrechterlijke be-
slechting van geschillen profiteeren: snel recht met weinig kosten,
het rechtsgevod der verzekerden en ook der verzekeraars bevre-
digend.

Fundamenteels verschillen tusschen arbitrage en

bindend advies
De fundamenteele verschillen tusschen arbitrage en bindend

advies zijn:nbsp;, , . .

I- arbitrage is „rechtspraakquot;, bindend advies met!

een arbitraal vonnis kan onder omstandigheden worden ge-
ëxecuteerd, een „bindend adviesquot; nooit
3.
arbitrage veronderstelt een verbintenis tot onttrekking van
het gesLl, althans in eerste instantie, aan de jurisdictie van

14

-ocr page 222-

den anders bevoegden rechter; ook hooger beroep op dien

rechter is buitengesloten, tenzij uitdrukkelijk bedongen (646

Rv.). Bindend advies daarentegen verspert den weg naar den

bevoegden rechter allerminst.

Terwijl door arbitrage het geschil werkelijk ,,beslechtquot;yNoró.i,
stelt het bindend advies slechts den inhoud van de partijen tot
wet strekkende overeenkomst vast en doet het dus slechts een
vorderingsrecht tot nakoming geboren worden.

Theoretisch kan men dus betwisten, dat de bespreking van het
bindend advies in dit hoofdstuk thuis behoort.

Practisch is het over dit theoretische bezwaar heen te stappen.
In werkelijkheid wordt zoowel door arbiters als door den be-
voegden rechter primair de inhoud van de overeenkomst vast-
gesteld, de executeerbaarheid is een secundair gegeven en het
ontbreken daarvan is het voornaamste, wat het bindend advies
van rechterlijk en scheidsrechterlijk vonnis onderscheidt.

In de praktijk wordt trouwens de overgroote meerderheid der
arbitrale vonnissen evenmin geëxecuteerd als de vonnissen van
den bevoegden rechter, maar vrijwillig nagekomen.

En de overgroote meerderheid der bindende adviezen leidt
evenmin tot instelling van een rechtsvordering: vrijwillige na-
koming is regel.

Ongeacht de onbetwistbare waarde van een executorialen
titel is de voorkeur van verzekeraars en verzekerden voor het
bindend advies verklaarbaar:

1.nbsp;de arbitrale procedure (620 Rv e.v.) pleegt minder een-
voudig en goedkoop te zijn als zij schijnt en vereischt door-
loopende rechtskundige leiding, wil zij niet vroeg of laat ont-
sporen en de kans groot maken, dat het arbitrale vonnis als
nietig bestreden kan worden (649 Rv).

2.nbsp;de meeste geschillen bij schaderegeling in de ongevallen-
verzekering vinden hun oplossing in de beantwoording van spe-
cifiek medische vraagpunten, zoodat men veelal door daarover
een bindend advies van deskundigen in te winnen, zonder for-
maliteiten van eenige beteekenis, in staat is de bron van geschil
weg te nemen.

Onderkenning van arbitrage en bindend advies

De beantwoording van de vraag of de polisvoorwaarden in een
bepaald geval
arbitrage beoogen of bindend advies, is minder een-

-ocr page 223-

voudig dan het schijnt. In beide gevallen wordt nl. als regel
zoowel van
„scheidsrechterlijke uitspaakquot; als van de „beslech-
tingquot; van het geschil gesproken: ten onrechte voor zoover een

bindend advies bedoeld wordt.

Zelfs de toevoeging „welke uitspaak door partijen aanvaard
wordt als een haar bindend
adviesquot; is geen bewijs, dat geen
sprake van arbitrage is. Het is immers irrelevant, welke waarde
partijen aan de „uitspraakquot; hechten, het
wezen van die uit-
spraak is beshssend. Zelfs kan men heel best een arbitrale uit-
spraak als bindend advies „aanvaardenquot; (dat impliceert slechts
afstand van executie). Van clausule tot clausule moet men dan
ook dat wezen toetsen. De twee eenige daartoe bruikbare criteria
zijn volgens mijn meening:

«■ is er wel een verbintenis het geschil aan scheidsheden te onder-
werpen?

h. is beroep op den bevoegden rechter wel uitdrukkelijk buitenge-
sloten (of voorbehouden)?

Deze twee criteria kan men samenvatten tot: is er wel een
verhintenis tot onttrekking aan den bevoegden rechter! In geen
enkele pohs wordt gesproken van „partijen verbinden zich
steeds wordt zoowel de arbitrale, als de
bindend-advies-clausule
gegoten in den vorm van: „Geschillen .... worden onderworpen
aan . . . Deze wijze van formuleering bemoeilijkt onderken-
ning tusschen beide clausuleeringen in hooge mate.

De uitdrukkelijke onttrekking aan den bevoegden rechter komt

nieer voor:

„De uitspraak dezer scheidslieden is niet aan beroep onderworpenquot;
''',!me?2;sluiting van iederen rechterlijken weg en alle rechtsmid-
quot;'IZet^Sluiting van den bevoegden rechter, in hoogste ressortquot;
''!met uitsluiting van elk
rechtsmiddel en in hoogste ressortquot;
Van den gewonen rechterquot; en „in hoogste ressortquot;

(ENO).

De twijfel of partijen bij overeenkomst „uitspraak, aanvaard
als bindend adisquot; stipuleerend ^ toch eigenlijk geen arbitrage

quot;Twijfelachtige omschrijving is ,^elke uitspaak voor beide
partijen
beslissend en bindend zal zijn (RP)-

-ocr page 224-

bedoelden, wordt nog versterkt, door, in het kader van de arbi-
trage heel goed, maar in het kader van het bindende advies
heelemaal niet passende en soms weinig rationeele bepalingen als:

,,De leden van de commissie van advies zullen uitspraak doen als
goede mannen naar billijkheidquot; (NEN),

„komen zij ter zake van de benoeming (van de bindende advi-
seurs) niet tot overeenstemming, dan wordt het derde lid
benoemd
door den kantonrechter
tequot; (NEN).

En als de kantonrechter het verrichten van die benoeming
weigert?

In een andere pohs (N. L 1 o y d) is ten minste alleen de moge-
lijkheid opgenomen, bij verschil van meening over de benoeming,
een
verzoek tot benoeming aan den voorzitter van den kamer
van koophandel te doen. Een leemte is weer, dat de wijze van
benoeming bij weigering door dien voorzitter, niet is aangegeven.
Dit is in het algemeen een zwak punt in de bindende-advies-
regeling.

Opmerkelijk is de volgende voorwaardelijke arbitrale clausule:

,, Tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen.znWen alle (andere)
geschillen tusschen belanghebbenden en de verzekeringsbank ont-
staan, voor zoover die voor scheidsrechtelijke uitspraak vatbaar zijn,
worden beslecht door 3 scheidsliedenquot; (O. H a a g).

Het vinden van den weg in dezen chaos wordt vergemakkelijkt,
indien men de Duitsche, Oostenrijksche en Zwitsersche regehngen
beziet en bedenkt, hoezeer men voorheen in ons land buiten-
landsche polisclausules placht over te nemen.

De Duitsche, Oostenrijksche en Zwitsersche regeling van
de beslechting
VAN geschillen

Duitschland. De Duitsche wet op de verzekeringsovereenkomst
kent „vaststellingquot; van de hoogte van de schade (en van enkele
pijlers van het vorderingsrecht) door deskundigen en voegt daar-
aan toe, dat die vaststeUing niet
bindend is, als zij kennelijk van
de werkelijkheid afwijkt: dan heeft de vaststelling door den rech-
ter plaats, zoo ook als de deskundigen niet tot de vaststelling kun-
nen of willen komen of die vertragen. De Duitsche wet wijst
ook
den competenten rechter aan om de deskundigen te benoemen,
indien bij overeenkomst benoeming door den rechter is bedongen,
zonder dat die rechter in de overeenkomst is aangewezen (§ 64
en 184). In het hcht van deze wettelijke bepalingen moet men

-ocr page 225-

ook de „Ärztekommissionquot; van § 12/13 DAMVW zien. Ofschoon
daar sprake is van „meeningsverschihenquot;, waarin die commissie
..beshstquot;, hebben we toch niet te doen met arbitrage, maar met
een bindend advies. Dat advies beperkt zich tot aard en omvang
van de ongevalsgevolgen en tot de vraag in hoeverre er verband
tusschen letsel en ongeval bestaat. Het strekt zich niet eens uit
tot de vraag of een ongeval in den zin der verzekeringsvoorwaar-
den heeft plaats gehad. Terecht merkt
Liniger (69) op:

„Die Ärztekommission ist kein Schiedsgericht, sondern eine
Schätsungskommission; ihre Mitgheder sind keine Schiedsrichter,
sondern nur mit gewissen rechtiichen Befugnise ausgestattete
Gutachter. Es handelt sich um einen Vertrag, durch den die Parteien
nur ein
bindende Gutachten herbeiführen wollen, ob ein bestimmte
Tatsache, meist medizinischer Natur, als vorliegend zu erachten istquot;.

Oostenrijk. In § 11 van de Oostenrijksche wet is de arbitrage
over de hoegrootheid van de uitkeering verboden. Wel is ter
..vaststellingquot; van die uitkeering, inwinnen van een bindend ad-
vies mogelijk. „Bestimmenquot; is nl. geen „auferlegenquot; in den zin
van § 409 van de Oostenrijksche Zivilprozesordnung. Het oordeel
Van een
dergelijk „Sachverständigenkollegium' met beperKt
.Spruchgewaltquot; kan alleen
worden ingeroepen, indien de ver-
zekeraar zijn gehoudenheid tot uitkeering niet betwist.

Over de gehoudenheid tot uitkeering zelf is arbitrage wel
mogelijk (acte van compromis). Aangezien in Oostenrijk de
Wederkeerige waarborgmaatschappijen wel onder de wet op de
vereenigingen van 1852 vallen, kunnen de desbetreffende onge-

vallenverzLeringsmaatschappijen ook nog gebruik maken van
de
„ständige Vereinsschiedsgerichtequot;.

Het „scheidsgerechtquot; van art. 18 OAMVW is dus geen scheids-
gerecht in engeren zin, maar ook een commissie voor bmdend

advies

Zwitserland. Ook de Zwitsersche wet onderscheidt arbitrage
(Schiedsgericht) en bindend
commissoriaal deskundigen-advies
(Schiedsmänner, arbitratores). Het Bundesgencht (30 Nov. 1900;

Entsch I 65 66 67) besliste, dat de deskundigen met de „rich-
terliche Erläigung der Streitsache selbstquot; bezorgden, maar
alleen geroepen waren tot beantwoording van feitehjk ^
Dus dat er geen sprake was van een procesrechtelijk
„Schiedsver-
tragquot;,
maar van een materiëelrechtelijk „Schudsmannsvertrag .
(..Schiedsmannsklauselquot; of clause d'expertise).

-ocr page 226-

Op die gronden neemt men ook in Zwitserland i) een „Fest-
stellungskommissionquot; aan, indien in de polis geen duidelijke
,,Schiedsgerichts- oder Kompromisklauselquot;, opgenomen is.

Het bindend advies der experts kan alleen op grond van zake-
lijke gebreken (sachlicher Mängel, vices matériels) worden aan-
gevochten (zie Entsch. I, No. 70). Het Bundesgericht bestempelde
30 Nov. 1900 (Entsch. I, No. 70) de bepaling van een „Schieds-
mannsklauselquot;, waarbij de eene partij bevoegd verklaard werd
de meerderheid der deskundigen aan te wijzen, als ,,onzedelijkquot;
en verklaarde die dus ongeldig en gaf daarbij als zijn meening
te kennen, dat de commissie, ofschoon geen eigenlijk scheids-
rechterlijke functie vervullend „ihre Tätigkeit der praktischen
Wirkung nach einen Schiedsspruch durchaus ähnlichquot; was.
Garantie voor onpartijdigheid achtte het Bundesgericht door de
bona fides geeischt.

Tegen den achtergrond van deze buitenlandsche regelingen is,
in verband met het in ons land ontbreken van een speciale wet
op de verzekeringsovereenkomst en mede in verband met de
nauwheid van het wettelijk keurslijf der arbitrage, de poging van
verschillende verzekeraars om daarop bij wijze van
bindend
advies 2) de ,,vaststellingscommissiequot; te enten, verklaarbaar.
Geheel geslaagd komt mij die poging niet voor.

Moeilijkheden bij de gebruikelijke arbitrale en bindend-

ad vies-clausules

Competentieregeling.
N. Lloyd, NEN: geschillen betreffende premiebetaling be-
voegde rechter, alle andere geschillen bindend advies,
Bloma:

,,Geschillen over de verplichting tot schadevergoeding worden be-
slecht door den bevoegden rechter.

1)nbsp;Art. 13 van de ,,Bundesgesetz betreffend Beaufsichtigung von Pri-
vatunternehmungen im Gebiete des Versicherungswesensquot; van
25 Juni
1885 bepaalde trouwens, dat „alle Streitigkeiten privatrechtlicher Naturquot;
door den ,,rechterquot; zouden worden besiecht. Aanvankelijk bestond zoo-
doende twijfel of arbitrage niet geheel buitengesloten was. Het Bundes-
gericht besliste evenwel, dat onder ,.rechterquot; ook ,,scheidsrechterquot; be-
grepen was (Entsch. I, No.
68, 69),

2)nbsp;Zie literatuur over „bindend adviesquot;: WPNR 2866, 2867, 2880,
NJ 1924, 193, 715, proefschrift v. Ittersum, 1927 en Creveld in Rechtsk.
opstellen, aangeboden aan prof. Mr. P. Scholten 1932, blz. 70.

-ocr page 227-

„Geschillen welke alleen betrekking hebben op de hoegrootheid
der schadevergoeding worden onderworpen aan een scheidsgerecht,
bestaande uit . . . .quot;

O. Z W O 1.: geschillen over het bedrag van de schadevergoeding
bindend advies.

„Afgezien van de door het scheidsgerecht te beslechten geschillen-
moeten alle geschillen, met uitzondering van die betretfende de
premiebetahng, voor den bevoegden rechter worden aanhangig
gemaaktquot;,

geschillen over bedrag schadevergoeding arbitrage

„Afgezien van de door het scheidsgerecht te beslechten gevallen,
moeten alle geschillen tusschen de maatschappij en die personen
welke op grond der verzekering een aanspraak doen gelden, zoowel
als de vorderingen tot betaling van achtMstallige premiën, voor den
bevoegden rechter aangebracht wordenquot;.

EOA (vóór 1922)- geschillen van medischen aard over de hoegroot-
heid van de uitkeering en over weigering van uitkeering
arbitrage. Alle andere geschillen bevoegde rechter.
De grens tusschen geschillen over het
bestaan van eenige uit-
keeringsverplichting en geschillen over den
omvang van de uit-
keeringsverplichting is soms twijfelachtig.

In de jurisprudentie (Arbiters 17 Sept. 1935- AR 203) is een
belangwekkend geval van verschil van meening over de boven
aangegeven Blom a-clausule te vinden. De maatschappij stelde
toen nl., dat

van het percentage dier invaliditeit .

Deze verzekeraar was blijkbaar van oordeel dat arbiters
Slechts
Undend advies mochten uitbrengen. De arbiters meend n
echter, dat nu de verzekeraar de verplichting tot mtbetaling van
schadevergoeding erkend had, partijen gehouden waren hun ge-
heele gescL ten aanzien van de hoegrootheid van de schadever-
goeding ter beslechting aan arbiters voor te leggen. Echte arbi-
trage dusi).

uitsluiting vL elk rechtsmiddel en in hoogste ressort (EOA).

-ocr page 228-

Onderscheiding van „medische geschillenquot;

De beperking tot „geschillen van medischen aardquot; (EOA) kan
tot moeilijkheden aanleiding geven,vooral omdat er tevens sprake
is van het „medische gedeelte van een beshssingquot;: een geschil van
medischen aard is derhalve een geschil over een gedeelte van de
beslissing. Door de mogelijkheid van multiple geschillen over een-
zelfde beshssing wordt de ondeelbaarheid van de aanspraak op-
geofferd. In theorie is het dus mogelijk, dat over eenzelfde aan-
spraak zoowel een proces voor den bevoegden rechter, als een
arbitraal geding moet worden gevoerd. Als dan de eene partij
op het arbitrale vonnis zal willen wachten, alvorens de civiele
procedure te vervolgen en de andere het omgekeerde in zijn
belang acht komt men niet gemakkelijk tot een goed einde.
Partijen, rechter en arbiters zullen het ook niet gemakkelijk eens
worden over strekking en inhoud ook van het (wan) begrip
,,medisch geschilquot;.

Benoeming van arbiters. In verschillende pohssen wordt in
afwijking met 624 Rv de benoeming van arbiters door den
rechter, in geval partijen niet kunnen overeenkomen omtrent de
keus, beperkt tot de keuze van den tweeden, resp. derden arbiter.

Wanneer echter een rechter de gedeeltelijke benoeming van
arbiters mocht weigeren, zal men het déraillement van de pro-
cedure niet gemakkelijk verhelpen.

O. H a a g is de eenige, die uitdrukkelijk naar 624 Rv. ver-
wijst.

In de meeste polissen is het ongelukkige stelsel van de „vecht-
arbitersquot; gekozen: beide partijen wijzen ieder een arbiter aan,
terwijl de derde arbiter door de beide partij arbiters wordt aan-
gewezen. Alleen de Ocean maakt daarop een gunstige uitzonde-
ring door te eischen, dat de drie scheidsmannen „bij onverdeelde
keuze door partijenquot; zullen worden benoemd. De IRO is de
eenige die de mogelijkheid van
één of meer scheidslieden openlaat
en ook de eenige, die uitdrukkelijk „rechtdoen volgens de regelen
des rechtsquot; eischt.

Formaliteiten. Alleen de O. H a a g eischt nog een speciale acte
van compromis. Keus van de plaats van samenkomst door
arbiters (ENO), door verzekerde (RP) of door de maatschappij
(EOA).

In sommige pohssen wordt uitdrukkelijk het scheidsgerecht

-ocr page 229-

Vrijgesteld van alle formaliteiten (RP, EOA: oude polis); wel-
sprekend is het, dat dit ook ten aanzien van de commissie tot
uitbrengen van een bindend advies met overeenkomstige woor-
den het geval is (NEN).

Voor mijn gevoel is „arbitrage zonder formaliteitenquot; min of
meer een contradictio in terminis.

Zeker, het hgt in de rede, een uit niet-juristen en nog wel uit
geneeskundigen bestaand, scheidsgerecht vrij te stellen van alle
overbodige formahteiten.

Maar de moeilijke rechtsvraag is: welke formahteiten zijn over-
bodig? M.a.w. welke voorschriften van 620 e.v. Rv zijn dwingend
recht? Dwingende voorschriften moeten toch ook door een, van
formahteiten vrijgestelde, arbitragecommissie worden nage-
komen !

Arbiters zullen bijv. overlegging van machtiging van den kanton-
rechter moeten eischen, indien rechten van minderjarigen bij de

arbitrage betrokken zijn (620 Rv).nbsp;.. ^ x

Een vrouw zal geen lid van het scheidsgerecht mogen zijn(622Rv.).

Indien een acte van compromis wordt opgemaakt, zullen de op
straffe van nietigheid voorgeschreven vereischten aanwezig moeten
zijn (623 Rv.).

De scheidslieden zullen hun last schriftelijk moeten aannemen
(627 Rv.). en zich zonder medewerking van partijen met kunnen
terugtrekken, zonder ontslag aan den rechter te vragen (628 Rv.).

Zij zullen een valschheidsincident niet zelf mogen afdoen, maar

naar den rechter moeten verwijzen (633 Rv.).

De uitspraak zal schriftelijk moeten worden gegeven en althans
den minimuminhoud moeten hebben door de wet voorgeschreven

^^SjÏlL executeerbaar te worden, moeten worden gedeponeerd
met de acte van benoeming (638 en 639 Rv.).

Uitspraak naar de regelen des rechts of als goede mannen naar
billijkheid
Waar de arbitrage hier inhoud en uitvoermg van een
overeenkomst betreft, maakt in verband met 1375 BW de
toekenning van de
bevoegdheid uitspraak te doen „als goede
mannen naar billijkheidquot; geen verschil. Geheel overbodig is de
clausule „rechtdoende volgens de regelen van het recht (IRO),
terwijl de opneming van de billijkheidsclausule in de artike en,
die beoogen bij
geschillen een bindend advies uit te lokken
heelemaal geen zin heeft en weer een bewijs temeer vormt,
dat men bij de
formuleering van de procedure voor het uitbrengen
van bindend advies ten onrechte aansluiting aan de arbitrage

-ocr page 230-

heeft gezocht, onder miskenning van het wezen van de ,,bin-
dend-ad vies-overeenkomst ''.

Uitspraak schriftelijk en door arbiters onderteekend (RP, ENO).
De opneming van deze schijnbaar overbodige clausule spreekt
boekdeelen.

Arbitragekosten: worden begroot door oudsten arbiter en bij
vooruitbetaling aan hem door partijen voldaan, doch ten slotte
ten laste van de verliezende partij gebracht
(ENO); komen ten
laste van beide partijen ieder voor de helft, met bevoegdheid van
den verzekeraar ze geheel te voldoen en het door den
verzekerde
verschuldigde af te houden van zijn event. te vorderen uitkeering
of op andere wijze in te vorderen
(EOA: oude polis); elke partij
draagt de kosten van eigen arbiter en die van het derde lid worden
door beide partijen elk voor de helft gedragen
(NEN); de kosten
worden door verzekeraars gedragen, indien de
scheidsrechterlijke
schadevergoeding hooger is dan de door de verzekeraars aange-
bodene, in andere gevallen door den verzekerde (Bloma); te
bepalen door arbiters
(IRO, N. Lloyd).

Wanneer een geschil aanwezig geacht wordt te zijn: indien een
der partijen zulks beweert (sic)
(NEN); zoodra een der partijen
de uitspraak van scheidsHeden inroept
(IRO); terwijl de EOA
en de RP de eenige zijn, die den beroepstermijn beperken tot
14 dagen nadat de verzekeraar zijn beshssing ter kennis van
verzekerde bracht (dan moet per aangeteekenden brief
verzet
worden aangeteekend tegen die beshssing, onder opgaaf van den
door verzekerde aangewezen arbiter).

Ervaringen met arbitrage en suggesties tot verbetering

Het is mij bekend, dat de ervaringen van verzekeraars en ver-
zekerden met arbitrage bij ongevaUenverzekeringsgeschillen niet
gunstig zijn.

Slechts zelden bevredigen de uitspraken van de „deskundigenquot;
het rechtsgevoel. Drie artsen met of zonder witte jassen onder-
zoeken den verzekerde, bespreken de zaak en het slot is als regel
een telefoontje of mondelinge mededeeling aan den verzekeraar:
„U heeft gelijk en behoeft dus niets meer te betalenquot;, of „u
heeft ongelijk en moet nog maar zooveel betalenquot; of — en dat
schijnt nog meer voor te komen — ,,voor beide standpunten is
wat te zeggen, we vinden het maar het beste en billijkste, dat
het verschil gedeeld wordtquot;.

-ocr page 231-

Het bemiddelende vonnis van Hartzfelt in karikatuur.
Een behoorlijk geformuleerd, gedeponeerd en executeerbaar
arbitraal vonnis ontbreekt steeds en dat de betrokkenen mets
van de rechtsoverwegingen vernemen is misschien m zooverre
maar goed, dat nu ook niet blijkt, dat heeren „rechtersquot; noch het
procesrecht (in casu de dwingende voorschriften van Rv) noch
het materieele recht (de ter zake geldende bepalingen van
BW
en K), noch het bijzondere recht (in casu de partijen tot wet
strekkende, verzekeringsovereenkomst) kenden.

Zoo bezien is het begrijpelijk, waarom men in één van de polis-
sen een clausule vindt, die kennelijk geen ander doel heeft als
het mogelijk maken van inschakeUng van den bevoegden rechter,
Wanneer de arbitrage .... mislukt is:

„Indien de Commissie over de aan haar voorgelegde vragen niet
tot een uitspraak kan geraken, of zich geen
meerderheid van stemmen
heeft kunnen vormen, omdat elk der drie Commissieleden een andere
meening is toegedaan, dan beshst hierover de bevoegde rechter (KF).

Zoo bezien is het ook heel begrijpelijk, waarom verschillende
verzekeraars op
voetspoor van de Duitsch-Oostenrijksch-Zwitser-
sehe usance de voorkeur aan een bindend advies hebben gegeven.
Wij zagen reeds, dat en waarom bij ontstentenis van een wette-

hjke regeling van de verzekeringsovereenkomst, ook de regehng

van het bindend advies vaak zeer gebrekkig is, en men ten on-
rechte aansluiting aan de arbitrale gedingvoering heeft gezocht.

Zoowel arbitrage als inroepen van bindend advies vereischen
behalve een zeer specifieke medische ongevallenverzekeringser-
varing o2 voldoLde juridische scholing, althans medewer-
king. De voor de hand hggende oplossing van dit probleem is
dan ook volgens mijn meening - met name zoolang een speci-

fleke wet op de (ongevallen-)verzekeringsovereenkomst ontbreek

- vaste commLies van arbitrage in te stellen, die event ^ tevens
met het uitbrengen van bindende adviezen op ongevallenver-

zekeringsgebied kunnen worden belast.

Voor zoover het arbitrage betreft bij voorkeur onder voor-
zitterschap van een jurist, althans uitgerust met een jurist-

secretaris.nbsp;betreft, is wellicht de mede-

Voor zoover het bindend advies oetieii,

werking van een jurist-secretaris voldoende.

Voor het vinden van deze oplossing zou samenwerking tus

sehen de voornaamste ongevallenverzekeraars natuurlijk de beste

-ocr page 232-

grondslag vormen. Als men elkaar eenmaal gevonden had, zou
het ontwerpen van een modelpolis slechts een kwestie van tijd
zijn. De groote voordeelen daarvan behoeven hier geen betoog:
men vergelijke nog maar eens de DAMVW en OAMVW en geve
zich rekenschap van het veel hoogere peil van ontwikkehng, dat
daardoor reeds in die landen het ongevallenverzekeringsrecht

bereikt heeft.

Maar er is nog een andere weg mogelijk: het aan dit doel
dienstbaar maken van een, buiten verzekeraars staande, onaf-
hankelijke arbitrage-instelling. Mij zweeft in dit verband het
apparaat voor oogen, door de
,,Vereeniging: Orde van Arbiters
op Technisch en Nautisch Gebiedquot; i) in het leven geroepen.

Deze vereeniging stelt zich ten doel het bevorderen van een
goede rechtspraak door scheidsheden en het geven van
bindende
adviezen in technische en nautische geschillen. Zij tracht dat
doel te bereiken o.a. door een acte van compromis vast te stellen,
waaraan partijen zich in voorkomende gevallen kunnen
onder-
werpen, het op verzoek van partijen aanwijzen van scheidsheden,
gekozen uit haar leden en het geven van bindende adviezen.

Een soortgelijke orde van medische arbiters met voldoende
juridische scholing of medewerking, zou zeker op het gebied
van de ongevallenverzekering in een behoefte voorzien.

i) Gevestigd te Rotterdam (goedgekeurd bij KB van ii Sept. 1934»
No.
92, statuten opgenomen in het bijvoegsel van de Nederlandsche
Staatscourant van 16 October 1934, No. 199, onder No. 9^o).

-ocr page 233-

geraadpleegde literatuur

1.nbsp;Manes, Versicherungswesen (System der Versicherungswissenschaft,

2.nbsp;TiÏjLquot;kn?chtsgilden en knechtsbossen in Nederland; arbeiders-
verzekering in vroeger tijden. Amsterdam 1913-

3-nbsp;Willering, Ongevallenverzekering, 1924-

4-nbsp;Manes, Versicherungslexikon, 3e druk, 1930-nbsp;.

5.nbsp;Ehrenberg, in Enzyklopaedie der Rechts- und Staatswissenschaft

(Kohlrausch-Kaskel), XIII, 1923-

6.nbsp;Hiestand, Grundzüge der privaten Unfallversicherung 1900.

7.nbsp;Simon van Leeuwen, Rooms Hollands-regt, 6e druk (1686 blz 33ö-

8.nbsp;Hugo de Groot, Inieidinge tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid,

9.nbsp;HiTortrder Boecaniers of Vruybuyters van Amerika {± 1700).
10. Walford, The Insurance Guide and Handbook, 1868.

II- Dunham, The Business of Insurance, 1912.nbsp;^„H Hand-

12.nbsp;Thoresby, Accident Insurance in „the Insurance Guide and Hand

bookquot; (Andras), 1912.nbsp;ttnmoe (1910).

13.nbsp;Frankel en Dawson, Working men's insurance in

14.nbsp;Kaskel, Das soziale Versicherungsrecht in -.Lehrbuch der Arbei^

Versicherungsmedizinquot; (Gumprecht, Ffarrius

15.nbsp;Quentin, Unfall-Gesetzgebung (Geschichtliches) in Handbuch

gesamten Unfallheilkunde (König-Magnus) 1932. I. ^^

Hatnbsp;H.n^f^ t»

23. Hoiekoraaff. Leidraad b.j d« beoMenrng

Handelsrecht, deel II,nbsp;,1,« economie, of world

24- Dublin, Health and wealth, a survey

vanTakel! Leerboek van het Nederlandsche verbintenissenrecht,

StÏbusInn, De verzekerde en de verzekerbare^^^^^^^^^

27. Ehrenzweig, Die Rechtsordnung der Vertragsversicherung. 1929.

-ocr page 234-

28.nbsp;Kijzer, Nederi. Tijdschrift v. geneeskunst, 25 Sept. 1937-

29.nbsp;Piccard, Haftpflichtpraxis und soziale Unfallversicherung, 1918-

30.nbsp;Piccard in „Unfallkunde für Aerzte und Juristen sowie für Ver-

sicherungsbeambtequot; (Gelpke-Schlatter) 1930.

31.nbsp;Reichsversicherungs-Ordnung 1911.

32.nbsp;Veraart, De definitie van het begrip ongeval, (zonder jaartal), uitg.

P. Jansen, Kerkrade.

33.nbsp;Bruck, Reichsgesetz über den Versicherungs-Vertrag, 7e druk 1932-

34.nbsp;Wiersma, Over toerekeningsvatbaarheid (Strafrechtelijke en crimi-

nologische onderzoekingen, deel i), 1932.

35.nbsp;Metz, Schadeloosstelling van ongevalsletsels bij ziektetoestanden,

1920.

36.nbsp;ScHUURMANs STEKHOVEN, Schadeloosstelling van ongevalsletsels bij

ziektetoestanden. Geneeskundig tijdschrift der Rijksverzekerings-
bank 1923, Nederi. Tijdschr. v. Geneesk. 1923, Sociale Voorzorg

37.nbsp;Fricke, Unfall und Ursache, in „Handbuch der gesamten Unfall-

heilkundequot; (König-Magnus), 1932, I 183-

38.nbsp;Bruck, Die Gefahren-gemeinschaft, Marburg 1931. blz. 1267.

39.nbsp;Schuurmans Stekhoven, De beoordeeling van de arbeids(on)ge-

schiktheid van verzekerden onder de ziektewet, 1932.

40.nbsp;Rapport van de Commissie, ingesteld door de Federatie van Bedrijfsver-

eenigingen en de Vereeniging van Raden van Arbeid, tot bestudeering
van het vraagstuk van de toepassing van het bepaalde in art. 53-
le lid sub a der Ziektewet, 1935.

41.nbsp;Rostock, Entscheidungen des Reichsversicherungsamtes über den

Zusammenhang zwischen Unfall und Erkrankungen, 1931-

42.nbsp;Kaufmann, Handbuch der Unfallmedezin, 4e druk, 1919-

43.nbsp;Reichmann, Infektionskrankheiten und Krankheiten durch ther-

mische Einwirkungen, in „Handbuch der Gesamten Unfallheilkun-
dequot; (König-Magnus) 1932 I, 218.

44.nbsp;Tschmarke, Thermische Unfallverletzungen in Handbuch der Ge-

samten Unfallheilkunde (König-Magnus) 1932 I, i37-

45.nbsp;Schridde en Alvensleben, Die electrische Verletzung, in „Hand-

buch der Gesamten Unfallheilkunde (König-Magnus) 1932 I. 94-

46.nbsp;Schuurmans Stekhoven, Geneeskundig Tijdschrift RVB, 1924-

47.nbsp;Kijzer, Vox medicorum. Februari 1938.

48.nbsp;Korteweg, Ongevallengeneeskunde, 6e druk 1932, blz. 82.

49.nbsp;Mehler, Vergleichende Zusammenstellung der Unfallversicherungs

gesellschaften mit besonderer Rücksicht auf die Versicherung von
Aerzte und Ärztliche Vereine, 1890.

50.nbsp;Dunham, The Business of Insurance.

51.nbsp;Kaufmann, Korrespondentzblatt Schweizer Ärzte, 1916, blz. I779-

52.nbsp;Gravenhorst, Der Tod im Wasser als versicherungsrechtliches Pro-

blem (Afl. 20 der Hefte zur Unfallheilkunde (i937)-

53.nbsp;Reuter, Lehrbuch der Gerichtlichen Medizin, 1933-nbsp;,

54.nbsp;Lubarsch, Gewächse (Geschwülste, Blastome, Tumoren) in Hand^.

der Gesamten Unfallheilkundequot; (König-Magnus), 1932 I. 284-33 •

-ocr page 235-

55.nbsp;Dorhout Mees, Vezekeringsrecht, Zwolle 1929-

56.nbsp;Banfield, The principles and practices of accident insurance, 1935-

57.nbsp;Hanausek, Unfallversicherung und Beweislast nach Oesterreich!-

sehen Rechte, 1916.nbsp;,nbsp;j

58.nbsp;Ehrenzweig, Versicherungs-Vertragsrecht (Reichsrecht und Oester-

reichischen Recht, mit den Tschechoslowakischen Besunderheite),

59.nbsp;Ansfnboekje 1934. uitgegeven door de Nederlandsche Maatschappij-

tot bevordering der Geneeskunst (niet in den handel).

60.nbsp;Pinkhof, Nederl. Tijdschr. voor Geneesk. 1936, blz. 3690 en 4 7-

61.nbsp;CoERT, Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1936, blz. 4227-

62.nbsp;Periodieke Verzameling van administratieve en rechterlijke beslissingen

betreffende het openbaar bestuur in Nederland met register volgens
kaartsysteem.

63.nbsp;van Bruggen en Slotemaker, Commentaar op de Ziektewet, i935-

64.nbsp;Molineus, Praktische Begutachtung in Handb. der gesamten Un-

fallheilkundequot; (König-Magnus) 1931. H 444-nbsp;„nbsp;H r

65.nbsp;Grunthal, Psychologie des ärztlichen Gutachters, m „Hanao. aer

gesamten Unfallheilkundequot; (König-Magnus), 43^ 1- 47^

66.nbsp;Claus, Gewöhnung an Unfallfolgen (Eine Sammlung von l^ntsc^iei-

dingen der obersten Spruchbehörden, Reichsversicherungsamt und
Landesversicheringsämter in der Unfallrechtsprechung 192^

67.nbsp;van Euk en verstegen, Arts en Wet, rechtskundige handleiding

voor geneeskundigen, 2e druk, 1929-nbsp;.nbsp;/T?oirhlt;;

68.nbsp;Magnus en Martius, Vademecum der Sozialversicherung (Reichs

Unfallversicherung), 1936-nbsp;^^ ,, ,nbsp;Tltifall-

69.nbsp;Einiger. Die private Unfallversicherung in ,, an

heilkundequot; (König-Magnus), i933 H. f^-nbsp;, y

70.nbsp;Gelpke en Schlatter, Unfallkunde für Aerzte, Juristen und Ver

Sicherungsbeamte, 1917.nbsp;„.nbsp;-o„cht Organisation und

72. KS^r^chtliche Grundlagen der Unfall-Gesetz^

d. Ges. Unfallheilkunde-^ (K^^^^^
73- Bahr, Rentensätze fur glatte ScUaaen f

Unfallversicherung, 1899.nbsp;welchem Umfange ist der

74.nbsp;König, Operationsduldungspfhcht Innbsp;ärztlicher

ersatzberechtigte Kranke verpflichtet, ai

Eingriffe an sich zu dulden?, I937-

75.nbsp;Smit, Geneesk. Tijdschrift RV^ Jan 1932^

76.nbsp;Muntendam, Geneesk. Tijdschrift RVB, J^ov. 7

-ocr page 236-

GEBEZIGDE AFKORTINGEN

AMO; N.V. Amsterdamsche Mij. v. Ongevallenverz.; Amsterdam.
Bloma: Firma Blom en van der Aa (gemachtigden van de N.V. Am-
sterdam-Londen Verz. Mij en N.V. Standaard-Verz. Mij); Amster-
dam.

DAMVW: Duitsche ambtelijke modelverzekerings-voorwaarden.

ENO: Eerste Rotterdamsche Mij. v. Verz. tegen Ongevallen; Rotterdam.

ENO; Eerste Nederl. Onderl. Verz. Mij; 's Gravenhage.

EOA: Eerste Onderl. Aannemers.-Verz. Mij; Utrecht.

ER: Eerste Rotterdamsche Mij v. Verz. tegen Ongevallen; Rotterdam.

Fat.: N.V. Fatum, Ongevallen Verz. Mij van ,,de Nederlandenquot; van

1845quot;, 's Gravenhage.
IRO: Individueele
Risico-Onderlinge (Ongevallen); 's Gravenhage.
MADB: N.V. Mij v. Assurantie, Disconteering en beleening der Stad

Rotterdam, anno 1720; Rotterdam.
NEN: Verzekeringsbank De Nieuwe Eerste Nederlandsche; 's Graven-
hage.

NHAV: N.V. Nieuwe Hollandsche Mij Verzekerings Bank; Schiedam.
N. L 1
o y d : N.V. De Nederlandsche Lloyd Ongevallen; Amsterdam.
OAMVW: Oostenrijksche ambtelijke modelverzekerings-voorwaarden.
Ocean: Accident and guarantie Corporation Ltd ,,The Oceanquot;.
O. Haag: N.V. Verzekerings Bank der Oude Haagsche van
1836;
's Gravenhage.

O. Zwol: N.V. ,,De Oude Zwolsche van 1895quot;, 's Gravenhage.
Pres.: La Préservatrice, Compagnie anonyme d'assurances a primes

fixes contre les risques d'accidents.
PhiL: N.V. Algemeene Verz. Mij „De Philantrhoopquot;, Bolsward.
RP: Railway-Passengers Assurance Company.
RVO.: Reichsversicherungs-Ordnung.

Winterthur: Zwitsersche Mij v. Verzekering tegen Ongelukken te
Winterthur.

Z ü r i c h: Alg. Mij. v. Verzekering tegen ongelukken en wettelijke aan-
sprakelijkheid te Zürich.

Wetten.

BW: Burgerlijk wetboek.

IW: Invaliditeitswet.

K: Wetboek van Koophandel.

LTOW: Land- en tuinbouwongevallenwet.

OW: Ongevallenwet.

Rv: Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
Sr: Wetboek van Strafrecht.
ZW: Ziektewet.

-ocr page 237-

BIJLAGE 1.

duitsche model-verzekeringsvoorwaarden

(1936, geldend April 1938)

(Verband der privaten Unfall- und Haftpflicht-Versicherer
E V Berlijn, C 2, Kaiser Wilhelmstrasse 1-3, goedgekeurd
door het Reichsaufsichtamt für Privatversicherung, Berhjn
W 15, Ludwigkirchplatz 3/4).

Allgemeine Versicherungs-Bedingungen
für Unfall-Versicherung.

I. Der Versicherungsschutz (§§ 1—8).

§ 1. Gegenstand der Versicherung.

Die Gesellschaft gewährt auf Grund der nachfolgenden Bedingungen
Ve«Lerrnisschutz%egen die Folgen der dem Versicherten während der

Vprslrherunesdauer zustoßenden Unfälle.

B^ZZS^gen der Gesellschaft richten sich nach Höchstbetragen, dae
für de^Ml der vorübergehenden Arbeitsunfähigkeit, der dauernden
Arbeitsunfähigkeit („Invaliditätquot;) und des Todes je besonders zu verem-
baren sind („Tagegeldquot;, „Invaliditätssummequot;, -.Todesfallsumn^e ). Die
einzelnen Höchstbeträge werden im Versicherungsschein vermerkt.

§§ 2—5. Anfang des Versicherungsschutzes.
§ 2. Unfallbegriff. Grenzfälle.

T Fin Unfall liegt vor, wenn der Versicherte durch ein plötzlkh von
außen ruf sten lörper wirkendes Ereignis unfreiwillig eine Gesund-

heitsschädigung erleidet.

a)lil^Ä'SSt:;tngungnbsp;hervorgerufene Verrenkungen.

b)nbsp;'XnSlfbquot; Ansteckungsstoff durch eine Unfall-
verletzung in den Körper gelangt ist.

^quot;quot;^^^I^/^Mllaria Flecktyphus und sonstige Infektionskrank-
^
SS Srut'unfG^^^^^^nbsp;Erkrankungen infolge psy-

chischer Einwirkung;nbsp;Temperatur- und Witterungs-

b)nbsp;Gesundheitsschädigungen durc^nbsp;P ^^^^

einflüsse, es sei denn, aau uci

eines Versicherungsfalls ausgesetz^^^^^^^^^

c)nbsp;Gesundheitsschädigungen durch Konxg ,

sonnen- und ähnliche Strahlen.nbsp;^^

-ocr page 238-

§ 3. Ausschlüsse.

Ausgeschlossen von der Versicherung sind:

1.nbsp;Unfälle durch Kriegsereignisse (vgl. § 21, B);

2.nbsp;Unfälle, die der Versicherte erleidet bei'der'Ausführung oder dem
Versuche von Verbrechen oder Vergehen, ferner durch bürgerliche
Unruhen, sofern der Versicherte auf Seiten der Unruhestifter teilge-
nommen hat;

3.nbsp;Beschädigungen des Versicherten bei Heilmaßnahmen und Ein-
griffen, die der Versicherte an seinem Körper vornimmt oder vor-
nehmen läßt, soweit die Heilmaßnahmen bezw. Eingriffe nicht durch
einen Versicherungsfall veranlaßt waren. Das Schneiden von Nägeln
Hühneraugen, Hornhaut gilt nicht als solcher Eingriff;

4.nbsp;Unfälle infolge von Schlag-, Krampf-, Ohnmachts'- und Schwindel-
anfallen, von Geistes- oder Bewußtseinsstörungen, es sei denn, daß diese
Anfalle oder Störungen durch einen Versicherungsfall hervorgerufen
waren;

5.nbsp;Unfälle, soweit durch sie Bauch- oder Unterleibsbrüche irgend-
welcher Art, Wasserbrüche, Unterschenkelgeschwüre, Krampfadern,
Darmverschlingungen oder Darmverschließungen, Entzündungen des
Blinddarms oder seiner Anhänge herbeigeführt oder verschhmmert
worden sind;

6.nbsp;Unfälle, die der Versicherte erleidet, nachdem er von Geisteskrank-
heit, völliger Blindheit oder völliger Taubheit, von einer Lähmung durch
Schlaganfall, von Epilepsie oder schwerem Nervenleiden befallen oder
durch Unfall oder Krankheit mehr als 60 Prozent dauernd arbeitsunfähig
geworden ist. Für die Bemessung der Invalidität durch Unfall gelten
die Bestimmungen des § 11, Ziffer II.

§ 4. Gefahränderung. Sondergefahren.

1.nbsp;Aenderungen in der Berufstätigkeit oder Beschäftigung des Ver-
sicherten sind unverzüglich anzuzeigen. Solche Aenderungen sind ohne
Einfluß auf den Fortbestand der Versicherung, sofern die Gesellschaft
für die neue Berufstätigkeit oder Beschäftigung überhaupt Versicherungs-
schutz gewährt.

a)nbsp;Ergibt sich für die neue Berufstätigkeit oder Beschäftigung nach
dem zur Zeit der Veränderung gültigen Tarif der Gesellschaft eine niedri-
gere Prämie, so ist vom nächsten Fälligkeitstage ab nur diese zu zahlen

b)nbsp;Ergibt sich eine höhere Prämie, so wird auf die Dauer eines Monats
von dem Zeitpunkt an, an dem der Gesellschaft die Anzeige hätte zugehen
müssen, auch für die erhöhte Gefahr der volle Versicherungsschutz
gewahrt. Tritt ein auf die erhöhte Gefahr zurückzuführender Versiche-
rungsfall nach dem Ablauf dieses Monats ein, ohne daß inzwischen eine
Einigung über die Mehrprämie erzielt worden wäre, so bemessen sich
die Leistungen der Gesellschaft nach den im Verhältnis der neuerdings
erforderhchen zu der bisherigen Prämie herabgesetzten Versicherungs-
summen.

2.nbsp;Eine Verschlechterung in den GesundheitsVerhältnissen des Ver-

-ocr page 239-

sicherten ist ohne Einfluß auf den Fortbestand der Versischerung. Die
Bestimmungen des § 3, Ziffer 6 und § 7 werden hierdurch jedoch nicht
berührt.

3.nbsp;A. Die Versicherung erstreckt sich ohne weiteres auf Unfälle,

welche der Versicherte erleidet:

a)nbsp;als Fluggast eines Verkehrsflugzeuges, das sich im Dienste
eines behördlich genehmigten Luftverkehrsunternehmens
auf einem planmäßigen Streckenflug oder einem Rund-
flug befindet;

b)nbsp;als Fahrgast eines Luftschiffes der Zeppelin-Gesellschaft.

B.nbsp;In Abänderung des § 5 gilt diese Ausdehnung jedoch nur inner-
halb der Grenzen Europas; sie ist ferner innerhalb der verein-
barten Versicherungssummen auf folgende Höchstbeträge be-
grenzt:

RM. 100 000.— für den Fall des Todes.

100 000..— für den Fall der Invalidität (Kapital- oder
Rentenzahlung),
10 000.— feste Rente,

100.— Tagegeld für vorübergehende Arbeitsunfähig-
keit

1 000.— für Heilkosten.

C.nbsp;Für jede weitere Ausdehnung des Versicherungsschutzes bei
Luftfahrten ist besondere Vereinbarung erforderlich.

4.nbsp;Besondere Vereinbarung ist erforderlich für die Ausdehnung der
Versicherung auf Unfälle beim Motorradfahren oder Mitfahren auf
Motorrädern, oder im Beiwagen ferner auf Unfälle bei Beteihgung an
Preis-, Wettbewerbs-, Zuverlässigkeits- und Tourenfahrten mit Kraft-
fahrzeugen, sofern es bei diesen Fahrten auf Erzielung einer Höchst-
oder Durchschnittsgeschwindigkeit oder Zuverlässigkeit ankommt, sowie
bei Trainingsfahrten auf der Rennstrecke.

5.nbsp;Für den Eintritt in die Wehrmacht, und für den Kriegsdienst gelten
die Vorschriften des §21.

§ 5. Örtliche Geltung.

Die Versicherung umfaßt Unfälle, die sich ereignen:
innerhalb der Grenzen
Europas,

bei Seereisen auf dem Atlantischen Ozean bis 15° westlich von
Greenwich zwischen dem
35. und 72. Grade nördlicher Breite,
auf dem Mittelländischen, dem Schwarzen und dem Kaspischen
Meer
einschl. der außereuropäischen Hafenstädte an diesen
Meeren,

in Algier und Tunis, in Aegypten bis zum 25. Breitengrade, in

Kleinasien und Palästina,
auf Madeira und auf der direkten Seereise von einem europäischen
Hafen nach dieser Insel und zurück.

-ocr page 240-

228nbsp;BIJLAGEN

§§ 6—8. Leistungen der Gesellschaft.

§ 6. Vorübergehende Arbeitsunfähigkeit. Invalidität. Tod.

1.nbsp;I. Im Falle der Beeinträchtigung der Arbeits-
fähigkeit wird während der Dauer der ärztlichen Behandlung
Tagegeld gezahlt. Das Tagegeld wird nach dem Grade der Beeinträchti-
gung abgestuft (vgl. § ii, Ziffer I).

2.nbsp;Wird geltend gemacht, daß die Arbeitsfähigkeit auch nach Ab-
schluß der ärzthchen Behandlung noch beeinträchtigt sei, so sind weitere
Leistungen der Gesellschaft davon abhängig, daß die Fortdauer der
Beeinträchtigung von zwei zu zwei Wochen ärztlich bescheinigt wird,
sofern der behandelnde Arzt nicht längere Zwischenräume für zweck-
mäßig hält. Die Kosten dieser Bescheinigungen hat der Versicherte zu
tragen.

3.nbsp;Ist die Arbeitsfähigkeit überhaupt nicht beeinträchtigt worden,
so werden während der Dauer der ärztlichen Behandlung deren not-
wendige Kosten bis zu 1/4 des versicherten Tagegeldes ersetzt.

4.nbsp;Die in Ziffer i—3 aufgeführten Leistungen werden höchstens
für ein Jahr, vom Unfalltage an gerechnet, gewährt.

II.nbsp;Ergibt sich innerhalb eines Jahres, vom Unfalltage an angerechnet,
daß eine dauernde Beeinträchtigung der Arbeits-
fähigkeit zurückbleibt, so wird Entschädigung nach der
Invahdi-
tätsfallsumme und dem Invaliditätsgrade gewährt (vgl. § 11, Ziffer II).

Ein Anspruch auf Invaliditätsentschädigung ist spätestens innerhalb
einer Frist von 3 Monaten nach Ablauf des auf den Unfall folgenden
Jahres anzumelden und unter Vorlage einer ärztlichen Attestes zu
begründen.

III.nbsp;Tritt innerha b eines Jahres, vom Unfalltage an gerechnet, der
Tod ein, so wird Entschädigung nach der Todesfallsumme geleistet.
Auf die Todesfallentschädigung werden die gemäß Ziffer II gezahlten
Beträge angerechnet.

§ 7. Einschränkung der Leistungspflichf.

1.nbsp;Haben zur Herbeiführung der vorübergehenden Arbeitsunfähigkeit,
der Invalidität oder des Todes neben dem Unfall Krankheiten oder Ge-
brechen mitgewirkt, so wird die Versicherungsleistung im Verhältnis des
auf diese Mitwirkung entfallenden Anteils gekürzt. Dieser Anteil bleibt
jedoch unberücksichtigt, wenn er weniger als 25 % beträgt.

2.nbsp;Bei Blutungen aus inneren Organen, sowie bei Störungen im
Bereich der weiblichen Geschlechtsorgane wird eine Leistung nur
gewährt,
wenn diese Schäden ausschließhch durch einen Versicherungsfall, ohne
Mitwirkung einer inneren Erkrankung verursacht sind.

3.nbsp;War der Versicherte schon vor Eintritt des Versicherungsfalls
durch Krankheit oder Gebrechen in seiner Arbeitsfähigkeit
dauernd
beeinträchtigt, so wird von der nach dem Unfall vorhandenen Gesamtin-
vahdität der vorher bereits vorhanden gewesene Invaliditätsgrad ab-
gezogen, soweit nicht für den Verlust der Sehkraft und des Gehörs in
§ ii, Ziffer II A, i b abweichende Bestimmungen getroffen sind.

-ocr page 241-

Eine dauernde Beeinträchtigung ist ohne weiteres anzunehmen, wenn
Körperteile bereits vor dem Unfall ganz oder teilweise verloren, ver-
krüppelt verstümmelt oder gebrauchsunfähig gewesen sind. Der Grad
der hierdurch bedingten Invalidität wird unter entsprechender Anwen-
dung der Vorschriften des § 11, Ziffer IIA, I a,
2 und 3 berechnet.

4. Für psychische und nervöse Störungen, durch welche im Anschluß
an einen Unfall die Arbeitsfähigkeit beeinträchtigt ist, wird eine Ent-
schädigung nur gewährt, wenn und soweit deise Störungen auf eine
durch den Unfall verursachte organische Erkrankung des Nerven-
systems oder auf eine im Anschluß an den Unfall neu entstandene Epi-
lepsie zurückzuführen sind.

§ 8. Nebenleistungen.

Neben den in den §§ 6 und 7 aufgeführten Leistungen übernimmt
die Gesellschaft:

1.nbsp;alle notwendigen Kosten, die durch die Erfüllung der im § 9, Ziffer
6 aufgeführten Obhegenheiten erwachsen;

2 Die Kosten der sonst von der Gesellschaft zugezogenen oder be-
fragten Aerzte, dagegen die Gebühren für die zur Begründung
des Versicherungsanspruches erforderlichen Zeugnisse nur bis zum
Betrage des versicherten Tagesgeldes oder, falls Tagegeld nicht
versichert ist, bis zu i der Invaliditätsfallsumme oder bei Ver-
sicherung einer festen Rente (§
22, I B) bis zu i % dieser Rente;
etwaige Mehrkosten hat der Versicherungsnehmer zu tragen;

3. Die Kosten der von der Gesellschaft angeordneten Besichtigung
und Oeffnung der Leiche.

II. Der Versicherungsfall (§§ 9—14).

§ 9. Anzeige. Arzthille.

Ist ein Unfall eingetreten, so sind der Gesellschaft gegenüber folgende

Obhegenheiten zu erfüllen:

i Der Unfall ist unverzüghch anzuzeigen (§ 20).

2.nbsp;Hat der Unfall den Tod zur Folge, so ist dies dem Vorstand der
Gesellschaft binnen 24 Stunden telegraphisch anzuzeigen, und zwar auch
dann, wenn der Unfall bereits angemeldet ist. Die Gesellschaft hat das
Recht, durch einen von ihr beauftragten Arzt die Leiche besichtigen und
öffnen zu lassen.

3.nbsp;Spätestens am vierten Tage nach dem Unfall ist ein staatlich
zugelassener Arzt (Aerztin) zuzuziehen; die ärztliche Behandlung ist bis
zum Abschluß des Heilverfahrens regelmäßig fortzusetzen; evenso ist
für angemessene Krankenpflege, sowie überhaupt nach Möglichkeit für
Abwendung und Minderung der Unfallfolgen zu sorgen.nbsp;,, ^

4 Binnen einer Woche nach Zustellung des von der Gesellschaft zu
liefernden Vordrucks für Schadenanzeigen ist dieser sorgfältig auszu-
füllen und ihr zuzusenden; außerdem sind alle weiter verlangten sach-
dienstlichen Auskünfte zu erteilen.

-ocr page 242-

230nbsp;BIJLAGEN

5.nbsp;Der behandelnde Arzt ist zu veranlassen, auf den Vordrucken der
Gesellschaft alsbald einen Bericht über den Schadenfall und nach Ab-
schluß der ärztlichen Behandlung einen Schlußbericht zu erstatten;
außerdem ist dafür Sorge zu tragen, daß alle etvi^a weiter noch von der
Gesellschaft eingeforderten Berichte des behandelnden Arztes geliefert
werden.

Die behandelnden Aerzte, auch diejenigen, von denen der Verletzte
aus anderen Anlässen behandelt oder untersucht worden ist, sind zu
ermächtigen, der Gesellschaft auf Verlangen Auskunft zu erteilen.

6.nbsp;a) Der Verletzte ist verplichtet, sich, sofern dies sein Zustand er-
laubt, den von der Gesellschaft bezeichneten Aerzten zur Untersuchung
zu stellen. Im Falle der aufgeschobenen Kapitalzahlung (§ 14, Ziffer I,
2, Abs. a) hat er sich auf Verlangen der Gesellschaft von sechs zu sechs
Monaten einer ärztlichen Untersuchung und Begutachtung zu unter-
werfen.

b)nbsp;Den von der Gesellschaft beauftragten Aerzten ist jederzeit Zutritt
zum Verletzten und dessen Untersuchung zu gestatten.

c)nbsp;Den von diesen Aerzten nach gewissenhaftem Ermessen zur För-
derung der Heilung getroffenen sachdienlichen Anordnungen ist Folge
zu leisten. Dies gilt insbesondere auch für den Fall, daß die Behandlung
oder Untersuchung des Verletzten in einer Heilanstalt angeordnet wird,
wobei dem Versicherten nichts Unbilliges zugemutet werden darf.

§ 10. Rechtsverlust.

Wird eine Obliegenheit verletzt, die nach dem Eintritt des Ver-
sicherungsfalles der Gesellschaft gegenüber zu erfüllen ist, so ist die Gesell-
schaft von der Verpflichtung zur Leistung frei, es sei denn, daß die
Verletzung weder auf Vorsatz noch auf grober Fahrlässigkeit beruht,
oder daß sie nachweislich der Gesellschaft keinerlei Nachteil
Rebracht
hat.nbsp;®

§§ 11—14. Feststellung und Auszahlung der Entschädigung.

§ 11. Maßstäbe für den Grad der Arbeitsunfähigkeit.

I.nbsp;Im Falle vorübergehender Beeinträchtigung
der Arbeitsfähigkeit ist für die Bemessung des Grades der
Beeinträchtigung die Berufstätigkeit und Beschäftigung des
versicher-
ten maßgebend.

II.nbsp;Im Falle dauernder Beeinträchtigung der Ar-
beitsfähigkeit sind für die Bemessung des Invaliditätsgrades
die nachfolgenden Bestimmungen maßgebend:

A. I. Als feste Invaliditätsgrade werden unter Ausschluß des Nach-
weises eines höheren oder geringeren Grades angenommen:

a) bei vollständigem Verlust oder vollständiger Gebrauchsunfähigkeit

eines Armes oder einer Hand...........60 Proz.

eines Beines oder eines Fußes . . . . ,......50

eines Daumens..................20

eines Zeigefingers.................10

-ocr page 243-

eines anderen Fingers............... 5 Proz.

einer großen Zehe................ 5

einer anderen Zehe................ 2

b) bei gänzhchem Verlust der Sehkraft beider Augen . , 100
bei gänzhchem Verlust der Sehkraft eines Auges . . 30
sofern jedoch die Sehkraft des anderen Auges vor
Eintritt des Versicherungsfalles bereits verloren war 50
bei gänzlichem Verlust des Gehörs auf beiden Ohren. 60
bei gänzlichem Verlust des Gehörs auf einem Ohr . . 15
sofern jedoch das Gehör auf dem anderen Ohre vor
Eintritt des Versicherungsfalles bereits verloren war 30

2.nbsp;Bei teil weisem Verlust oder teil weiser Gebrauchsun-
fähigkeit der vorgenannten Körperteile oder Sinnesorgane werden die
vorstehenden Sätze entsprechend herabgesetzt.

3.nbsp;Bei dem Verlust oder der Gebrauchsunfähigkeit von mehreren
der vorgenannten Körperteile oder Sinnesorgane werden die sich nach
Ziffer
i und 2 ergebenden Prozentsätze zusammengerechnet, jedoch nie
mehr als 100 % angenommen.

B. Läßt sich der Invaliditätsgrad nach vorstehendem nicht bestimmen,
so wird bei Bemessung desselben in Betracht gezogen, inwiewit der Ver-
sicherte imstande ist, Erwerb durch eine Tätigkeit zu erzielen, die seinen
Kräften und Fähigkeiten entspricht und ihm unter billiger Berücksichti-
gung seiner Ausbildung und seines bisherigen Berufs zugemutet werden,
kann.

§ 12. Parteierklärung. Ordentliches Gericht.

1.nbsp;Die Gesellschaft ist verplichtet, sich, soweit Tagegeld oder Todes-
fallsumme beansprucht werden, spätestens binnen eines Monats, soweit In-
validitätsentschädigung beansprucht wird, binnen dreier Monate dar-
über zu erklären, ob und inwieweit eine Entschädigungspflicht anerkannt
wird Die Fristen beginnen je mit Eingang der Unterlagen, die der
Ansprucherhebende zur Feststellung des Unfallhergangs und der Unfall-
folgen, sowie zum Nachweis des Abschlusses des Heilverfahrens beizu-
bringen hat.

2.nbsp;a) Im Falle von Meinungsverschiedenheiten über Art und Umtang
der Unfallfolgen oder darüber, ob und in welchen Umfang der einge-
tretene Schaden auf den Versicherungsfall zurückzuführen ist, ent-
scheidet die Aerztekommission (§13); für alle sonstigen Streitpunkte
sind die ordenthchen Gerichte {§
19) zuständig.

b) In den der Aerztekommission vorbehaltenen Streitfällen hat der
Versicherungsnehmer innerhalb zweier Monate, nachdem ihm die Er-
klärung der Gesellschaft zugegangen ist, Widerspruch zu erleben und
binnen eines Monats nach Erhebung des Widerspruchs eine Kommis-
sionsentscheiding zu beantragen; andernfalls sind weitergehende An-
sprüche als sie von der Gesellschaft anerkannt sind, ausgeschlossen.
Auf diese Rechtsfolge hat die Gesellschaft in ihrer
Erklärung hinzuweisen.

Das Recht, Kommissionsentscheidung zu beantragen, steht auch der

Gesellschaft zu.

-ocr page 244-

§ 13. Ärztekommission.

I. Z u s a m m e n s e t z u n g. Die Kommission setzt sich regel-
mäßig zusammen aus zwei Aerzten, von denen jede Partei einen benennt
und aus dem für den Wohnort des Verletzten zuständigen Kreis- Amts-
oder Bezirksarzt als Obmann. Ist dieser behandelnder Arzt oder behin-
der, so tritt an seine Stelle der beamtete Arzt eines Nachbarbezirkes

Zum Obmann kann auf Verlangen einer Partei anstelle des beamteten
Arztes der leitende Arzt einer öffentlichen Heilanstalt oder ein deutscher
Hochschullehrer berufen werden. In den Fällen des § 7, Ziffer 4 soll der
Obmann ein hervorragender Nervenarzt oder Psychiater sein Die
Benennung der vorbezeichneten Aerzte ist Sache der Gesellschaft Dem
Versicherungsnehmer steht binnen zweier Wochen, nachdem ihm die
Benennung zugegangen ist, das Recht der Ablehnung zu Ist fristge-
mäße Ablehnung erfolgt, so wird der Obmann von dem Vorsitzenden
der für den letzten inländischen Wohnort des Versicherten zuständigen
Aerztekammer ernannt. Hat der Versicherte einen inländischen Wohnort
nicht gehabt, so ist die für den Sitz der Gesellschaft zuständige Aerzte-
kammer maßgebend.

Benennt eine Partei ihr Kommissionsmitglied nicht binnen zweier
Wochen, nachdem sie von der anderen Partei hierzu aufgefordert ist so
erfolgt die Ernennung dieses Kommissionsmitgliedes gleichfalls durch
den Vorsitzenden der oben bezeichneten Aerztekammer.

II. V e r f a h r e n. Sobald die Kommission zusammengesetzt ist hat
die Gesellschaft unter Einsendung der erforderlichen Akten den Obmann
um die Durchführung des Verfahrens zu ersuchen.

Der Obmann bestimmt im Benehmen mit den beiden Kommissions-
mitghedern Ort und Zeit des Zusammentritts und gibt hiervon den
Parteien mindestens eine Woche vor dem Termin Nachricht Es bleibt
Ihm unbenommen, sich wegen weiterer Aufklärung des Sachverhalts
an die Parteien zu wenden. In der Sitzung ist der Verletzte, soweit tun-
hch, zu hören und erforderlichenfalls zu untersuchen. Wenn er trotz
rechtzeitiger Ladung nicht erscheint, aber sein Ausbleiben rechtzeitig
und genügend entschuldigt hat, so ist ein neuer Termin anzuberaumen
Erscheint der Versicherte auch dann nicht, so kann die Kommission auf
Grund der Akten entscheiden.

Die Entscheidung ist schriftlich zu begründen und vom Obmann zu
beurkunden.

IIL Kosten. Ist die Entscheidung der Aerztekommission für
den Versicherten gunstiger als das vor ihrem Zusammentritt erfolgte
Angebot der Gesellschaft, so sind die Kosten voll von dieser zu tragL'

Srjd tTtnbsp;Versicherungsnehmer auferlegt, wenn

Tagegeld strittig is bis zum 20 fachen Betrage des Tagegeldes, sonst
bis zu 2 % der Invahditäts- oder Todesfallsumme bezw. bei Versicherung
einer festen Rente (§ 22, I B) bis zu 20 % dieser Rente.

§ 14. Zahlung der Entschädigung.

I. I. Die Zahlung erfolgt binnen zweier Wochen, nachdem die Ent-
schädigung gemäß §§ 12 und 13 festgestellt ist.

-ocr page 245-

2. Im Falle der Invalidität steht jedoch der Gesellschaft, soweit es
sich nicht um Gliedverluste handelt, das Recht zu, nach erfolgter Fest-
stellung die Auszahlung des Kapitals auf drei Jahre, vom Abschluß
der ärztlichen Behandlung angerechtet, auszusetzen.

a)nbsp;Nach Ablauf dieser Frist wird die nunmehr auszuzahlende Kapital-
entschädigung nach dem für diesen Zeitpunkt festgestellten Invaliditäts-
grad bemessen. Für die Zwischenzeit werden sechs vom Hundert aus
dem dem jeweils festgesetzten Invaliditätsgrad entsprechenden Kapital-
betrag entrichtet, und zwar von dem Tage an, an dem die Zahlung des
Tagegeldes aufhört, oder, wenn ein solches nicht in Frage kommt, vom
Tage des Abschlusses der ärztlichen Behandlung an. Die Zahlung dieser
Zinsen er folgt je nach Ablauf von drei Monaten.

b)nbsp;Stirbt der Versicherte, ehe die Kapitalentschädigung gezahlt ist,
so hat die Gesellschaft, sofern nicht Entschädigung für den Fall des Todes
zu leisten ist, die letztmalig festgestellte Kapitalentschädigung zu zahlen.

II. Auf Verlangen des Versicherungsnehmers werden frühestens nach
Ablauf je eines Monats Vorschüsse auf das Tagegeld geleistet; jedoch
darf hieraus die Anerkennung einer Entschädigungspflicht weder dem
Grunde noch der Höhe nach hergeleitet werden.

III. Das Versicherungsverhältnis (§§ 15—20).

§ 15. Antrag. Versicherungsschein.

Der Antrag auf Versicherung ist schriftlich zu stellen. Der Antrag-
steller, welcher persönlich für die Richtigkeit der hierbei abgegebenen
Erklärungen verantwortlich ist, bleibt an seinen Antrag einen Monat
lang, von der Unterzeichnung an gerechtet, gebunden.

Die Gesellschaft händigt im Falle der Annahme des Antrags dem
Versicherungsnehmer einen Versicherungsschein aus, dem eine Abschrift
des Antrags beigefügt ist. Der Inhalt des Vertrags bestimmt sich unter
Ausschluß mündhcher Nebenabreden nach dem Versicherungsschein und
seinen etwaigen Beilagen und Nachträgen. Weicht der Inhalt dieser
Urkunden von demjenigen des Antrags ab, so gelten erstere als geneh-
migt, wenn der Versicherungsnehmer nicht binnen eines Monats, nach-
dem er dieselben empfangen hat und auf die Abweichungen schrifthch
hingewiesen worden ist, gegen ihre Richtigkeit Widerspruch erhoben
hat. Das Recht des Versicherungsnehmers, den Vertrag wegen Irrtums
anzufechten, bleibt unberührt.

§ 16. Rechtsverhältnis Dritter.

1.nbsp;Ist die Versicherung gegen Unfälle genommen, die einem anderen
zustoßen, so steht die Ausübung der Rechte aus dem Versicherungs-
vertrag ausschließlich dem Versicherungsnehmer zu. Dieser ist auch für
die Erfüllung der Obliegenheiten verantwortlich.

2.nbsp;Alle für den Versicherungsnehmer geltenden Vorschriften finden
auf dessen Rechtsnachfolger und auf sonstige Ansprucherhebende ent-
sprechende Anwendung.

3.nbsp;Die Versicherungsansprüche können vor ihrer endgültigen Fest-

-ocr page 246-

Stellung ohne ausdrüchliche Zustimmung der Gesellschaft weder über-
tragen noch verpfändet werden.

§ 17. Prämienzahlung. Prämienverzug. Prämienrückerstattung.

1.nbsp;Die Leistungspflicht der Gesellschaft beginnt, wenn nicht ein
späterer Zeitpunkt im Versicherungsschein selbst bestimmt oder ein
früherer Zeitpunkt von der Gesellschaft schriftlich zugesagt ist, mit der
Einlösung des Versicherungsscheins durch Zahlung der Prämie
nebst
dem im Antrage angegebenen Kosten und etwaiger öffentlicher Abgaben,
des verauslagten Portos
und einer Geschäftsgebühr . Wird die erste
Prämie erst nach dem als Beginn der Versicherung festgesetzten Zeit-
punkt eingefordert, alsdann aber ohne Verzug gezahlt, so beginnt der
Versicherungsschutz mit dem vereinbarten Zeitpunkt.

2.nbsp;Die später fälligen Prämien sind am jeweiligen Fälligkeitstage
zuzüglich etwaiger öffentlicher Abgaben, des verauslagten Portos
und
einer Geschäftsgebühr i) zu entrichten. Unterbleibt die Zahlung, so ist
der Versicherungsnehmer auf seine Kosten unter Hinweis auf die Folgen
fortdauernden Verzugs durch einen an seine letztbekannte Adresse ge-
richteten Brief zur Zahlung innerhalb einer Frist von zwei Wochen
aufzufordern. Tritt der Versicherungsfall nach Ablauf dieser Frist ein
und ist der Versicherungsnehmer zur Zeit des Eintritts mit der Zahlung
der Prämie oder der Kosten noch im Verzug, so ist die Gesellschaft von
der Verplichtung zur Leistung frei. Nach dem Ablauf der Frist ist die
Gesellschaft, wenn der Versicherungsnehmer mit der Prämie noch im
Verzug ist, berechtigt, das Versicherungsverhältnis ohne Einhaltung einer
Kündigungsfrist zu kündigen. Kundigt die Gesellschaft nicht, so ist Sie
für die gerichtliche Geltendmachung der rückstandige Prämie nebst
Kosten an eine Ausschlussfrist von 6 Monaten seit Ablauf der
zwei-
wöchigen Frist gebunden.

3.nbsp;Endet das Versicherungsverhältnis infolge Kündigung durch den
Versicherungsnehmer gemäß § 18, Ziffer II, la oder b oder durch unter
die Versicherung fallenden Tod des Versicherten, oder kommt das ver-
sicherte Interesse im Hinblick auf § 3, Ziffer 6 in Fortfall, so
gebührt
der Gesellschaft die Prämie für das laufende Versicherungsj'ahr, in allen
übrigen Fällen der vorzeitigen Beendigung nur der Teil der Prämie,
welcher
der abgelaufenen Versicherungszeit entspricht.

War die Prämie auf mehrere Jahre vorausgezahlt, so ist der Berech-
nung des der Gesellschaft zustehenden Betrags die Prämie zugrunde
zu legen, die bei Vorauszahlung auf die Zeit, während der die Versicherung
tatsächlich in Kraft war, zu zahlen gewesen wäre.

§ 18. Vertragsdauer. Kündigung.

I. Der Vertrag ist zunächst für die in dem Versicherungsschein fest-
gesetzte Zeit abgeschlossen. Beträgt diese mindestens ein Jahr so bewirkt

i) In dem jeweihgen Betrage, der dem Reichsaufsichtsamt für Pri-
vatversicherung durch geschäfsplanmäßige Erklärung der
Gesellschaft
bekanntgegeben ist.

-ocr page 247-

die Unterlassung rechtswirksamer Kündigung eine Verlängerung des
Vertrags jeweils um ein Jahr. Die Kündigung ist rechtswirksam, wenn
sie spätestens drei Monate vor dem jeweiligen Ablauf des Vertrags
schriftlich erklärt ist; sie soll durch eingeschriebenen Brief erfolgen.

II. i. Das Versicherungsverhältnis kann ferner gekündigt werden:

a)nbsp;wenn eine Entschädigung gezahlt worden ist,

b)nbsp;wenn es zu einem Prozeß über den Entschädigungsanspruch oder

zum Zusammentritt der Kommission (§ 13) gekommen ist,

c)nbsp;wenn einer der Fälle des § 3, Ziffer 6 eingetreten ist.

2. Das Recht zur Kündigung, die seitens der Gesellschaft mit einer
Frist von einen Monat, seitens des Versicherungsnehmers mit sofortiger
Wirkung zu erfolgen hat, erhscht, wenn es nicht innerhalb eines Monats
ausgeübt wird. Diese Monatsfrist beginnt mit dem Tage, an dem die
Entschädigung gezahlt, der Rechtsstreit durch Klagerücknahme, An-
erkenntnis oder Vergleich beigelegt, das Urteil rechtskräftig geworden
oder der Spruch der Kommission dem Versicherungsnehmer zugestellt
ist, bezw. mit dem Tage, an dem der kündigende Teil von dem Vorliegen
eines der Fälle des § 3, Ziffer 6 Kenntnis erhalten hat.

§ 19. Klagefrist. Gerichtsstand.

1.nbsp;Ein von der Gesellschaft bestrittener Versicherungsanspruch ist,
soweit nicht nach §12, Ziffer
2 die Aerztekommission zuständig ist,
bei Meidung des Verlustes durch Erhebung der Klage binnen Frist von
sechs Monaten geltend zu machen. Die Frist beginnt mit dem Tage, an
dem der Anspruchberechtigte durch eingeschriebenen Brief unter Hin-
weis auf die Rechtsfolgen der Fristversäumung davon in Kenntnis gesetzt
worden ist, inwieweit sein Anspruch bestritten wird.

2.nbsp;Für die aus diesem Versicherungsverhältnis entstehenden Rechts-
streitigkeiten ist neben den gesetzlich zuständigen Gerichten das Gericht
des inländischen Wohnsitzes des Versicherten zuständig.

§ 20. Anzeigen und Willenserklärungen.

AUe für die Gesellschaft bestimmten Anzeigen und Erklärungen sind
schriftlich an den Vorstand der Gesellschaft oder an diejenige Geschäfts-
stelle, welche in dem Versicherungsschein oder dessen Nachträgen als zu-
ständig bezeichnet ist, zu richten. Die Ä genten sind zu deren
Entgegennahme nicht bevollmächtigt.

Die für den Fall des Todes vorgeschriebene telegraphische Anzeige
(§ 9, Ziff. 2) darf nur an den Vorstand der Gesellschaft gerichtet werden.

IV. Sonderbestimmungen (§§ 21, 22).

§ 21. Wehrdienst.

A. Im Frieden.

I. Im Falle des Eintritts in die Wehrmacht oder eine der Wehrmacht
angegliederte Formation gilt folgendes:

I. dienstliche Unfälle sind nur dann eingeschlossen, wenn hierüber
eine besondere Vereinbarung getroffen wurde.

-ocr page 248-

2. beide Parteien sind berechtigt, die Versicherung mit einmonatiger
Frist zu kündigen. Das Kündigungsrecht erhscht:

a)nbsp;für die Gesellschaft einen Monat nach erhaltener Kenntnis vom
Eintritt in die Wehrmacht,

b)nbsp;für den Versicherungsnehmer einen Monat nach erfolgten Eintritt.
II. Unfällen bei militärischen Reserve
-Übungen sind im Rahmen

dieser Bedingungen prämienfrei in die Versicherung eingeschlossen.

B. Im Kriege.

Für den Dienst während des Krieges gelten außer den unter A ge-
troffenen Bestimmungen noch die folgenden:

I.nbsp;In dem Antrag auf Abschluß einer die Fortsetzung des Versicherungs-
schutzes regelnden Vereinbarung muß ein nicht zum Kriegsdienst einge-
zogener Bevollmächtigter bezeichnet werden.

II.nbsp;Versichterten, die einem mobilen Truppenteile angehören, wird
Versicherungsschutz nur für außerdienstliche Unfälle unter Ausschluß
der Entschädigung für vorübergehende Arbeitsunfähigkeit (§ 6, Ziffer
I,
i und 2) gewährt.

C. Gemeinsame Bestimmungen für A und B.
Als dienstliche Unfälle solche Unfälle, die ingefolge einer Dienst-
verrichtung oder während der Ausübung des Dienstes eingetreten oder
durch die dem Wehrdienst eigentümlichen Verhältnisse verursacht
worden sind. Die Bestimmungen des § 3 bleiben bestehen.

§ 22. Rentenzahlung im Invaliditätsfalle.

Ist für den Fall der Invalidität vereinbart, daß die Entschädigung
nicht durch einmalige Kapitalzahlung, sondern durch Entrichtung einer
lebenslängUchen Rente zu erfolgen hat, so gelten folgende besonderen
Bestimmungen:

I. (Zu § 6) A. Bei Versicherung mit vom Lebensalter abhängiger Rente:
Die Rente wird nach der am Schlüsse der Bedingungen abgedruckten
Tabelle berechnet und hierbei für Ganzinvalidität die volle, für teil-
weise Invalidität die dem festgesetzten Invaliditätsgrade'entspre-
chende Invaliditätsfallsumme zugrunde gelegt.

B. Bei Versicherung mit gleichbleibender Rente: Bei Ganzinvali-
ditat wird die volle versicherte Rente, bei teilweiser Invalidität die
dem festgesetzten Invaliditätsgrade entsprechende Teilrente gezahlt.
II. I. (Zu § 9, Ziffer 6a). Der Versicherte ist verplichtet, im Laufe
der auf die erstmalige Festsetzung der Entschädigung folgenden
fünf Jahre sich auf Verlangen der Gesellschaft einer Untersuchung
und Begutachtung seiner Arbeitsfähigkeit durch den von der Gesell-
schaft beauftragten Arzt zu unterwerfen, und zwar während der
ersten zwei Jahre von sechs zu sechs Monaten, dann von Jahr zu
Jahr.

(Zu §12). Tritt während der fünf Jahre eine Aenderung im

2.

-ocr page 249-

Zustand des Versichterten ein, so haben beide Teile das Recht, eine
Aenderung der Rente zu verlangen. Die Vorschriften über Geltend-
machung und Feststellung des Versicherungsanspruchs finden ent-
sprechende Anwendung. Nach Ablauf von fünf Jahren seit erst-
mahger Festsetzung der Rente findet weder eine Erhöhung noch
eine Herabsetzung derselben statt.

Die Festsetzung der Rente bleibt in den ersten zwei Jahren
mindestens je sechs Monate, später mindestens je ein Jahr m Kraft.

III. Die Rente wird von dem Tage an, an dem die Zahlung des Tage-
geldes aufhört, oder, wenn ein solches nicht in Frage kommt, vom
Tage des Abschlusses der ärzthchen Behandlung an bis zum Ende
des Vierteljahres, in dem der Versicherte stirbt, entrichtet und
jeweils auf den Vierteljahrsersten vorausgezahlt.

Die erstmalige Zahlung einer abgeänderten Rente (Ziffer II, 2)
erfolgt auf den der Aenderung folgenden Vierteljahrsersten.

63.71
64.58
65,47

66,40

67.37
68,43
69,42
70,51
71,64
72,84

74,08

75.38
76.74

77,99
79,66
81,21

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66
und

darüber

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

bis 20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

54,17

54.55
54.95
55.36

55.80
56,27
56.77
57.31

57.88

58,49
59,14
59,83

60.56
61.30
62,08
62,87

Tabelle für Versicherung mit vom Lebensalter
abhängiger Rente.

Für eine Invaliditätsfallsumme von 1000 M. ergeben sich die nach-
stehend aufgeführten Rentenbeträge. Der Berechnung wird das am
Unfalltag vollendete Lebensjahr zugrunde gelegt.

Alter

Betrag
der Rente

Alter

Betrag
der Rente

Alter

Betrag
der Rente

Jahre

RM.

Jahre

RM.

Jahre

RM.

82,86

84.59

86,42
88,48

90,36
92,51

94,79

97,23

99.86
102.66
105,69
108,91
112,38
116,12

-ocr page 250-

§ 23. Heilkosten-Ersafz.

Bei Mitversicherung von Heilkosten gilt folgende Bestimmung: Ausser
der auf Grund der Allgemeinen Versicherungsbedingungen zu leistenden
Entschädigung werden im Versicherungsfalle die für die Behebung der
Unfallfolgen innerhalb des erstes Jahres nach dem Unfall erwachsenes
notwendiges Kosten des Heilverfahrens (Arzthonorare, soweit sie nach
der amtlicher Medizinaltaxe unter Berücksichtigung der Verhältnisse
des Versicherter begründet sind, Kosten für Arzneien und sonstige
ärztlich verordnete Heilmittel, Verbandzeug, Verbringung zum Aerzt
oder in eine Heilanstalt, Behandlung und Verpflegung daselbst und für
Röntgenaufnahmen) und für künstliche Glieder und anderweitige nach
dem ärztlichen Ermessen erforderliche Anschaffungen bis zum versicher-
ten Beträge für jeder Versicherungsfäll ersetzt.

Ausgeschlossen vom Ersatz sind die Kosten für Nahrungs- und Genuss-
mittel, für Bade- und Erholungsreisen sowie für Krankenpflege, soweit
nicht die Zuziehung von beruflichem Pflegepersonal ärztlich angeordnet
wird.

-ocr page 251-

BIJLAGE 2.

OOSTENRIJKSCHE MODEL-VERZEKERINGS-
VOORWAARDEN (1935).

ter kennis van de maatschappijen gebracht bij besluit van
het „Bundeskanzleramtquot; van 26 Jan. 1935 (ZI. 95. 980—
12/35). (Blijkens informatie April 1938 nog van kracht).

Allgemeine Versicherungsbedingungen für
die Unfallversicherung.

Vorbemerkung: In jenen Absätzen, bezvir. Sätzen, welchen
Paragraphen-Nummern des Gesetzes über den Versicherungsvertrag
(V. V. G.) beigesetzt sind, werden zur Information der Versicherungs-
nehmer die praktisch wichtigsten Bestimmungen dieses Gesetzes, zum
Teile in gekürzter Fassung, mitgeteilt.

Begriff des Unfalles.

Art. 1. i. Als Unfall im Sinne dieses Vertrages gilt jedes vom Willen
des Versicherten unabhängige Ereignis, das plötzlich von außen mecha-
nisch auf seinen Körper einwirkend, in unmittelbarer Folge dessen Tod
o der bleibende oder vorübergehende Invalidität nach sich zieht. Verbren-
nung, Gasausströmung und elektrischer Schlag werden der mechanischen
Einwirkung gleichgehalten.

2. Die Versicherung erstreckt sich demnach insbesondere nicht auf
psychische Einwirkung, Witterungs- und Temperatureinflüsse, Strahlen-
wirkung (Sonnenhcht, Röntgen-, Radium- und dergl.), Vergiftungen,
Infektionen, Ueberanstrengungen. Dagegen sind Muskelzerrungen,
Verrenkungen und Verhebungen, die durch ein unvorhergesehenes
äußeres Ereignis (Abs. i) entstanden sind, sowie Blutvergiftigungen in
unmittelbarer Folge eines gleichzeitig erlittenen Unfalles in die Ver-
sicherung eingeschlossen.

Zeitliche Begrenzung der Haftung.

Art. 2. Der Versicherer ist von der Verpfichtung zur Leistung frei,
Wenn die Folgen des Unfalles erst nach Ablauf eines Jahres eintreten.

Sachliche Begrenzung der Haftung.

Art. 3. I. Der Versicherer haftet, wenn die Folgen des Unfall-
ereignisses durch eine mit dem Unfälle nicht zusammenhängende Krank-
heit oder krankhafte Veränderung beeinflußt sind, nur für die Folgen,

-ocr page 252-

wie sie ohne diesen Enfluß eingetreten wären; er haftet nicht, wenn dieser
Einfluß überwiegt.

2.nbsp;Schlag-, Krampf- und epileptische Anfälle und deren Folgen,
Eingeweidebrüche (Hernien), Darmverschließungen, Entzündungen des
Blinddarmes und seiner Anhänge, Krampfadernverletzungen, Krank-
heitsübertragung durch Insektenstich gelten in keinem Falle als Unfall
oder Unfallsfolge.

3.nbsp;Der Versicherer haftet nicht:

a)nbsp;für Unfälle, die sich nach Eintritt eines der folgenden krankhaften
Zustände ereignen: Bewußtseinstörung, Krampf, Lähmung, Ohn-
machts- oder Schwindelanfall;

b)nbsp;für Unfälle bei chirurgischen Operationen, auch bei kleinen opera-
tiven Eingriffen, wie Hühneraugenschneiden, gleichviel von wem
dieselben vorgenommen werden.

4.nbsp;Der Versicherer haftet ferner nicht:

a)nbsp;für Unfälle, welche der Versicherte durch Zuwiderhandeln gegen
behördliche Sicherheitsvorschriften, bei Begehung strafgesetzwidriger
Handlungen, im Zweikampf, im Raufhandel oder in der Trunkenheit
erleidet;

b)nbsp;für Unfälle bei akrobatischen und equilibristischen Uebungen, bei
Jagden zu Pferde, bei Wettrennen, Wettfahren und sonstigen Preis-
oder Wettübungen, sowie bei allen Arten gefährlicher Wagnisse, es
sei denn, daß das Wagnis zur Rettung von Menschenleben unter-
nommen wurde;

c)nbsp;für Unfälle durch Erdbeben, Kriegsereignisse, durch Aufruhr, Auf-
stand und sonstige gewalttätige Unruhen;

d)nbsp;für Unfälle im Militärdienst, sowie während der Betätigung in Wehr-
formationen; vom Tage der an den Versicherer über die Einrückung
erstatteten Anzeige bis zur Beendigung dieses Dienstes wird keine
Prämie gerechnet.

Art. 4. Der Versicherer haftet nur bei besonderer Vereinbarung:

a)nbsp;für Unfälle bei Ausübung eines anderen als des im Vertrage bezeich-
neten Berufes oder Gewerbes;

b)nbsp;für Unfälle bei Ausübung eines Sportes, auch beim nichtsportlichen
Radfahren, Rodeln, Skilaufen, Segeln, Reiten und Selbstkutschieren,
ferner für Unfälle bei Benützung von Kraftfahrzeugen Jeder Art,
von Flugzeugen, Luftschiffen und Tauchbooten. Doch sind ohne-
weiters in die Versicherung eingeschlossen: Unfälle beim Turnen,
Eislaufen, Fischen (ausgenommen Fischen auf dem Meere) und bei
leichten Bergtouren, die in der Regel auch von Ungeübten unter-
nommen werden, ferner Unfälle bei Benützung eines dem öffent-
lichen Verkehr dienenden Kraftfahrzeuges und bei nur gelegenthcher
Mitbenützung fremder Kraftwagen, die von einem mit dem behörd-
lichen Führerschein versehenen Führer und nicht vom Versicherungs-
nehmer, beziehungsweise Versicherten (Art. 9) selbst gelenkt werden
endlich Unfälle bei Wasserfahrten, die in Begleitung einer erwachsenen
Person unternommen werden, jedoch mit Ausschluß von Faltboot-
iahrten.

-ocr page 253-

örtliche Begrenzung der Haftung.

Art. 5. Die Versicherung gilt für Europa mit Einschluß von Fahrten
auf Passagierdampfern regulärer Linien zwischen europäischen Hafen-
plätzen oder zwischen solchen und afrikanischen oder asiatischen Hafen-
plätzen des Mittelländischen und Schwarzen Meeres.

Schuldhafte Herbeiführung des Unfalles.

Art. 6. D3r Versicherer ist von der Verplichtung zur Leistung frei,
wenn der von dem Unfälle Betroffene den Unfall vorsätzlich oder durch
grobe Fahrlässigkeit herbeigeführt hat. (§ 158. i, Satz i. V. V. G.)

Angabe der Gefahrumstände beim Vertragsabschlüsse.

Art. 7. i. Wenn der Versicherungsnehmer bei dem Abschlüsse des
Vertrages Fragen über erhebliche Gefahrumstände, die an ihn vom
Versicherer mittels eines Fragebogens oder sonst in schriftlicher Form
bestimmt und unzeideutig gerichtet worden sind, unrichtig oder un-
vollständig beantwortet hat, so kann der Versicherer vom Vertrage
zurücktreten. Jeder Gefahrumstand, nach dem der Versicherer derart
gefragt hat, gilt im Zweifel als erheUch. (§ 3, Abs. i, 3, V. V. G.)

2.nbsp;Ist nicht in der bezeichneten Art oder ist überhaupt nicht gefragt
worden, so kann der Versicherer nur zurücktreten, wenn der Versiche-
rungsnehmer einen erheblichen Gefahrumstand arglistig verschwiegen
oder aus grober Fahrlässigkeit unrichtig angegeben hat. (§ 3, Abs. 2,
V. V. G.)

3.nbsp;Der Rücktritt muß vom Versicherer binnen Monatsfrist, nachdem
er von dem Mangel der Angaben Kenntnis erlangt hat, schriftlich erklärt
werden. (§ 6, V. V. G.). Durch die Rücktrittserklärung wird der Versiche-
rer von der Verpflichtung zur Leistung frei, auch wenn der Unfall vorher
eingetreten ist.

4.nbsp;Der Rücktritt ist insbesondere ausgeschlossen, wenn der Ver-
sicherer bei der Annahme des Antrages von dem Mangel der Angaben
Kenntnis hatte oder haben mußte oder wenn dem Versicherungsnehmer
ein Verschulden an der unrichtigen oder unvollständigen Beantwortung
(Abs. i) nicht zur Last fällt oder wenn der verschwiegene oder unrichtig
oder unvollständig angegebene Gefahrumstand weder den Eintritt des
Versicherungsfalles noch den Umfang der dem Versicherer obüegenden
Leistung beeinflußt hat, es sei denn, daß in letzterem Falle dem Ver-
sicherungsnehmer Arglist zur Last fällt. (§ 4 V. V. G.)

Schriftliche Form der Erklärungen beider Teile.

Art. 8. I. Für alle Anzeigen und Erklärungen, die auf Grund des
Gesetzes oder des Vertrages dem Versicherer gegenüber vom Versiche-
rungsnehmer oder von einem Dritten zu machen sind, wird die schrift-
liche Form bedungen.

2 Alle in den vorliegenden Allgemeinen Versicherungsbedmgungen
vorbehaltenen sowie alle etwa von diesen Bedingungen abweichenden

16

-ocr page 254-

oder sonstigen besonderen Vereinbarungen sind nur dann gültig, wenn
hierüber eine schrifthche Erklärung des Versicherers erfolgt ist. '

Versicherung anderer Personen.

Art. 9. i, Bei einer Versicherung gegen Unfälle, die einem anderen
zustoßen — sie gilt im Zweifel als für fremde Rechnung genommen —,
kommt, soweit nach den Verschriften des Gesetzes das Verhalten und
die Kenntnis des Versicherungsnehmers von rechtlicher Bedeutung
smd, auch das Verhalten und die Kenntnis des andern in Betracht.
(§§ 155. 71. Satz
i, V. V. G.) Insbesondere hat der Versicherte bei Ein-
tritt des Unfalles dem Versicherer gegenüber dieselben Pflichten zu
erfüllen wie der Versicherungsnehmer.

2.nbsp;Der Versicherungsnehmer kann bei der Versicherung für fremde
Rechnung über die Rechte, die dem Versicherten aus dem Vertrage
zustehen, im eigenen Namen verfügen und ist zur Annahme der Zahlung
und zur Uebertragung der Rechte ohne Zustimmung des Versicherten
befugt, selbst wenn er nicht im Besitze der Versicherungsurkunde ist;
doch kann der Versicherer die Leistung an den Versicherungsnehmer
davon abhängig machen, daß ihm die Zustimmung des Versicherten
zur Versicherung und zur Empfangnahme der Zahlung nachgewiesen
wird.

3.nbsp;Der Versicherte kann über seine Rechte aus dem Versicherungs-
verhältnisse nicht verfügen, selbst wenn er im Besitze der Versicherungs-
urkunde ist, und die Zahlung nur mit Zustimmung des Versicherungs-
nehmers vom Versicherer verlangen, soweit dieser nicht bereits an den
Versicherungsnehmer gezahlt hat.

Prämienzahlung. Nebengebühren.

Art. 10. Die Prämie wird nach ganzen Jahren bemessen; als Ver-
sicherungsperiode im Sinne des Gesetzes gilt daher der Zeitraum eines
Jahres (§ 23, Abs. 4, V. V. G.).

2.nbsp;Der Versicherungsnehmer hat die einmalige oder wenn laufende
Prämien bedungen sind, die erste Prämie einschheßhch der Nebenge-
bühren (Abs. 5) in dem Zeitpunkte zu bezahlen, welcher für den Beginn
der Versicherung in der Versicherungsurkunde festgesetzt ist.

3.nbsp;Wird deise Zahlung nicht rechtzeitig geleistet, so kann der Ver-
sicherer, solange die Zahlung nicht erfolgt ist, vom Vertrage zurücktreten
Es gilt als Rücktritt, wenn der Anspruch auf die Prämie nicht innerhalb
dreier Monate vom Verfalltage gerichtlich geltend gemacht wird. Ist
die Prämie zur Zeit des Unfalles noch nicht gezahlt, so ist der Versicherer
von der Verpflichtung zur Leistung frei, es sei denn, daß er den Prämienan-
spruch gerichtlich geltend gemacht und nicht nachher, jedoch vor Eintritt
des Unfalles, auf ihn verzichtet hat (§ 28 V. V. G.).

4.nbsp;Die Folgeprämien einschließlich der Nebengebühren sind am ersten
Tage des Jahres oder Jahresabschnittes, für die sie bestimmt sind, fallig
Wird die Zahlung nicht am Verfalltage geleistet, so ist der Versicherungs-
nehmer auf seine Kosten zur Zahlung schrifthch unter Bekanntgabe der

-ocr page 255-

Rechtsfolgen eines weiteren Zahlungsverzuges aufzufordern, wobei ihm
eine Nachfrist von einem Monat zu bestimmen ist. Diese Aufforderung
kann unterbleiben, wenn der Versicherungsnehmer frühestens acht Tage
vor dem Verfalltag unter Bekanntgabe der Rechtsfolgen eines Zahlungs-
verzuges an die Zahlung schriftlich erinnert und ihm eine vom Verfalltage
laufende Nachfrist von einem Monate gewährt worden ist. Ist der Ver-
sicherungsnehmer beim Ablaufe der Nachfrist mit der Zahlung im Ver-
zuge, so kann der Versicherer, solange die Zahlung nicht erfolgt ist, den
Vertrag ohne Kündigungsfrist kündigen. Es gilt als Kündigung, wenn
der Anspruch auf die Prämie nicht innerhalb dreier Monate nach Ab-
lauf der Nachfrist gerichtlich geltend gemacht wird. Tritt der Unfall
nach dem Ablaufe der Nachfrist ein und ist zur Zeit des Eintrittes der
Versicherungsnehmer mit der Zahlung im Verzuge, so ist der Versicherer
von der Verpflichtung zur Leistung frei, es sei denn, daß er den Prämien-
anspruch gerichtlich geltend gemacht und nicht nachher, jedoch vor
Eintritt des Unfalles, auf ihn verzichtet hat (§ 29, V. V. G.).

5.nbsp;Unter den Nebengebühren sind die in der Versicherungsurkunde
berechneten Schreib- und Manipulationsgebüren sowie die bestehenden
oder erst während der Vertragsdauer hinzutretenden, vom Versicherungs-
vertrage zu entrichtenden oder nach den Prämien oder Versicherungs-
summen bemessenen öffenthchen Gebühren und Abgaben aller Art, ferner
im Falle des Abs. 4 die Kosten der Aufforderung zur Prämienzahlung
verstanden. Der Versicherungsnehmer hat auch die Schreibgebühren für
die Nachträge zur Versicherungsurkunde sowie die nach den Entschädi-
gungsbeträgen jeweils zu entrichtenden öffentlichen Gebühren und
Abgaben zu vergüten.

6.nbsp;Die Prämien sind an jene Geschäftsstelle des Versicherers, welche
die Versicherungsurkunde ausgestellt hat, oder an jenen Agenten zu
zahlen, bei welchen die Versicherungsurkunde zur Verfügung gestellt
wurde. Die Zahlung von Folgeprämien an den Agenten kann jedoch
nur dann wirksam erfolgen, wenn er sich im Besitze der vom Versicherer
ausgestellten Prämienquittung befindet.

Anzeige der Gefahrerhöhungen.

Art. 11. I. Die nachstehenden Aenderungen der Gefahr werden als
Gefahrerhöhungen bezeichnet und deren Anzeige vereinbart (§§162, 135
V. V. G.):

a)nbsp;Wenn der Versicherungsnehmer an Tuberkulose, Zuckerkrankheit,
Syphilis, Epilepsie, Krebs oder einer anderen bösartigen Neubildung,
an Gicht, Gelenksrheumatismus, einem chronischen Herz-, Lungen-,
Leber-, Nieren-, Unterleibs-, Nerven- oder Rückenmarksleiden, an
einer wenn auch nur vorübergehenden Geistesstörung erkrankt, wenn
er einen Schlaganfall oder einen Anfall von delirium tremens erleidet,
das Seh-, Sprech- oder Hörvermögen ganz oder teilweise verliert,
wenn er hochgradig kurzsichtig wird oder wenn ein Fall von bleibender
Invahdität im Sinne des Art. 15 eintritt;

b)nbsp;wenn der Versichrungsnehmer von bloß kaufmännischer oder Kanzlei-
Tätigkeit zur Tätigkeit im technischen Betriebe oder Außendienste

-ocr page 256-

oder zur Reisetätigkeit (bei Militärpersonen zum Truppendienste),
von bloß leitender zu aufsichtführender Tätigkeit oder von einer
dieser beiden Tätigkeiten zu körperlicher Arbeit oder Mitarbeit
übergeht oder wenn die Aenderung dahin geht, daß er fortan mit
Maschinen, Sägen, Geschützen, Fuhrwerk, Reit-, Nutz-oder Lasttieren,
auf Bauten, Gerüsten, in Tunnels, Bergwerken, Steinbrüchen, Stal-
lungen, Kellereien oder an Orten zu tun hat, wo Explosivstoffe er-
zeugt, verwendet oder gelagert werden.

Bezüglich der Unfälle bei Ausübung eines anderen als des im Vertrage
bezeichneten Berufes oder Gewerbes vergleiche Art. 4a).

2. Der Versicherungsnehmer hat alle nach Abschluß des Vertrages
oder in der Zeit zwischen Stellung und Annahme des Antrages eintreten-
den Gefahrerhöhungen der in Abs. i bezeichneten Art dem
Versicherer
anzuzeigen, und zwar solche, welche ohne sein Zutum herbeigeführt
worden smd oder die herbeizuführen oder zu gestatten er durch von
semem Willen unabhängige Umstände genötigt worden ist (nichtge-
wollte Gefahrerhöhungen), unverzüglich, nachdem er von ihrem Ein-
tritte Kenntnis erlangt hat, alle übrigen noch vor ihrem Eintritt. Unter-
läßt er die rechtzeitige Anzeige, so ist der Versicherer von der Verpflich-
tung zur Leistung frei, es sei denn, daß dem Versicherungsnehmer an der
Unterlassung oder Verspätung der Anzeige ein Verschulden nicht zur
Last fällt oder daß die Erhöhung der Gefahr weder den Eintritt des
Versicherungsfalles noch den Umfang der dem Versicherer obliegenden
Leistung beeinflußt hat (siehe auch Abs. 4). (§§ 34, Abs. i 2 (Zahl l
und 2), 37 V. V. G.).

3- Ist eine solche Gefahrerhöhung eingetreten, so kann der Versicherer
binnen Monatsfrist, nachdem er von der Gefahrerhöhung Kenntnis er-
langt hat, den Vertrag kündigen, und zwar, wenn eine
nichtgewollte
Gefahrerhöhung vorliegt, mit einmonatiger Kündigungsfrist, sonst ohne
Kündigungsfrist (§ 33, Abs. 2 bis 4 V. V. G.).

4. Die Befreiung des Versicherers von der Leistungspflicht gemäß
Abs. 2 tritt nicht ein, wenn beim Eintritte des Unfalles die Frist für die
Ausübung des Kündigungsrechtes des Versicherers abgelaufen und eine
Kündigung nicht erfolgt ist und falls eine nichtgewollte Gefahrerhöhung
vorliegt, auch dann nicht, wenn der Unfall früher als einen Monat nach
dem Zeitpunkt eintritt, in dem die Anzeige dem Versicherer hätte zugehen
müssen (§ 34, Abs. 2 (Zahl 3 und 4), V. V. G.).

Obliegenheiten nach Eintritt eines Unfalles,

Art. 12. i. Voraussetzung der Geltendmachung des Entschädigungs-
anspruches ist die Beibringung der ärztlichen Berichte und zwar-

a)nbsp;Uber den Eintritt eines Unfalles der in Artikel i bezeichneten Art;

b)nbsp;über den Abschluß des Heilverfahrens (§ 161, Abs. i, V. V. G.).

Der Versicherer ist berechtigt, die Kosten dieser ihm vom Arzt un-
mittelbar zukommenden Berichte (Abs. 2) von der Entschädigungs-
summe abzuziehen.

2. Der Versicherungsnehmer, im Falle des Artikels 9 auch der Ver-
sicherte, ist verplichtet:

-ocr page 257-

a)nbsp;unverzüglich nach Eintritt des Unfalles einen approbierten Arzt
zuzuziehen und für dauernde ärztliche Behandlung und nötige Pflege
wie auch sonst für die Abwendung und Minderung der Folgen des
Unfalles nach Möghchkeit zu sorgen und dabei die Weisungen des
Versicherers zu befolgen, soweit ihm nicht etwas Unbilliges zugemutet
wird {§
160 V. V. G.);

b)nbsp;den Eintritt des Unfalles unverzüglich, nachdem er von ihm Kenntnis
erlangt hat, dem Versicherer anzuzeigen (§ 39, Abs. i, V. V. G.). Die
Anzeige hat Ort, Zeit, Hergang und Art des Unfalles und den Namen
des behandelnden Arztes zu enthalten, der gleichzeitig zur unmitel-
baren Erstattung der in Abs. i bezeichneten Berichte an den Ver-
sicherer — nach Einsichtnahme durch den Versicherungsnehmer —
zu ermächtigen ist;

c)nbsp;dem Versicherer auf Verlangen jede zur Feststellung des Unfalles
oder des Umfanges der Leistung des Versicherers erforderliche Aus-
kunft zu erteilen {§
39, Abs. 2, V. V. G.), insbesondere.

aa) die Fragen, die an ihn vom Versicherer mittels eines Frage-
bogens gerichtet werden, binnen acht Tagen zu beantworten, wenn
nicht schon die Anzeige unter Beantwortung eines solchen Frage-
bogens erfolgt ist,

bb) den etwaigen Eintritt des Todes unverzüglich oder mindestens
so rasch (wenn tunlich telegraphisch) mitzuteilen, daß es dem Ver-
sicherer möglich ist, noch vor der Beerdigung eine ärztliche Unter-
suchung, allenfalls die Obduktion der Leiche zu veranlassen;

d)nbsp;dem Versicherer die zur Feststellung des Unfalles und seiner Folgen
erforderhchen Erhebungen zu gestatten (§ 39, Abs.
2, V. V. G.), ins-
besondere

aa) die Aerzte, in deren Behandlung der Versicherte steht oder früher
gestanden ist, zu ermächtigen, dem Versicherer auf Verlangen Aus-
kunft über die Gesundheitsverhältnisse des Versicherten zu erteilen,
bb) auf Verlangen der Versicherers die Untersuchung des Ver-
sicherten durch einen vom Versicherers die Untersuchung des Ver-
sicherten durch einen vom Versicherer bestimmten Arzt zulassen
und allenfalls, soweit es billigerweise verlangt werden kann, in eine

klinische Beobachtung einzuwilligen,nbsp;, ,

CC) auf Verlangen des Versicherers in die Besichtigung, Obduktion,
allenfalls
auch Exhumierung der Leiche des Versicherten emzu-

willigen;nbsp;,nbsp;,nbsp;,

e)nbsp;die vom Versicherer im Zuge der Erhebungen etwa beforderten Belege
z B Abschriften von behördlichen Protokollen, Röntgen- und sonstige
Lichtbilder ärztliche Zwischenberichte (vergl. dagegen oben Abs. i)
gegen Vergütung der Barauslagen beizubringen, insoweit ihm deren
Beschaffui billigerweise zugemutet werden kann (§ 39, Abs.
3.

3quot;quot; sTew'das Recht auf die Leistung einem Dritten zu, so liegt diesem

die Anzeigepflicht ob; das Gleiche gilt von der Pfhcht zur Auskunft und

zur Beschaffung von Belegen (§§162, 140 V. V. G^).

4. Alle schrifthchen und mündhchen Angaben, die der zur Erfüllung

-ocr page 258-

der Obliegenheiten Verpflichtete dem Versicherer macht, muß er richtig
und vollständig machen.nbsp;^

5. Die Verletzung einer der dem Versicherer gegenüber nach den
vorstehenden Bestimmungen zu erfüllenden Obliegenheiten hat den
Verlust des Rechtes auf die Leistung des Versicherers zur Folge. Diese

VertflichfVquot;quot;nbsp;Obliegenheit

Verpflichteten weder Vorsatz noch grobe Fahrlässigkeit zur Last fällt

oder wenn die Verletzung weder die Feststellung des Unfalles noch die

Let 1 S fnbsp;Versicherer obliegenden Leistung

beeinflußt hat. (§ 32. Abs. 3. V. V. G.).

Feststellungskosten.

.T' 'inbsp;Erhebungen zur Feststellung des Unfalles

nicht'dnbsp;fallen dem Versicherer zur Last, soweit sie

nicht durch unrichtige Angaben des Versicherungsnehmers verursacht

Ztrnbsp;quot;nbsp;bei unrichtigen

Angaben des Versicherten (Art. 9) und des Dritten (Art. 12. Abs. 2).

Umfang und Höhe der Entschädigung.

a) Im Todesfälle.
Art. 14. Im Falle des Todes wird die hiefür vereinbarte Versicherungs-

^r vh !nbsp;und 16 für bleibende

Invahditat geleisteten Entschädigungen gezahlt.

b) Im Falle der bleibenden Invalidität.

Art 15. I. Es werden zwei Grade der bleibenden Invalidität unter-
schieden, und zwar:

1.nbsp;Ganz-Invahdität. welche mit der vollen für bleibende Invalidität
vereinbarten Versicherungssumme entschädigt wird

II. Teil-Invahdität. welche mit einem Teile der für bleibende Invalidität
vereinbarten Versicherungssumme bis höchstens 60 % derselben
entschädigt wird.

2.nbsp;^s Ganz-Invalidität gilt nur der gänzliche Verlust beider Arme

Oder Hände, beider Beine oder Füße, eines Armes und eines Fußes

einer Hand und eines Fußes, der Sehkraft beider Augen, sowie die gänz-

Rnbsp;Geistesstörung, die jede Arbeitsverrichtung oder

Beschäftigung unmöglich macht

mungen^'tmSi-''quot;^' Teil-Invalidität wird nach folgenden Bestim-
a) Die Entschädigung beträgt

für den gänzlichen Verlust

des rechten Armes oder der rechten Hand .nbsp;go

des linken Armes oder der linken Hand ...nbsp;' ' 'nbsp;„ 0/

eines Beines oder Fußes..................\ ij

der Sehkraft eines Auges ......... .'......^s

des Daumens der rechten Hand .....'.......jg

des Daumens der linken Hand..............16 »/

des Zeigefingers der rechten Hand .nbsp;.......0/°

..........14/0

'o

-ocr page 259-

des Zeigefingers der linken Hand............12%

des Kleinfingers der rechten Hand............12%

des Kleinfingers der linken Hand............10%

des Mittelfingers der rechten Hand............8 %

des Mittelfingers der linken Hand............6 %

des Ringfingers der rechten Hand............8 %

des Ringfingers der linken Hand.............6 %

der großen Zehe.................... 5 %

jeder anderen Zehe................... 3 %

der für bleibende Invalidität vereinbarten Versicherungssumme.

b)nbsp;Bei Verlust mehrerer Gliedmaßen oder Organe entspricht, insoweit
nicht Ganz-Invahdität vorliegt, die Entschädigung der Summe der
für die einzelnen verlorenen Gliedmaßen und Organe entfallenden
Prozentsätze innerhalb der für Teil-Invalitität festgesetzten Höchst-
grenze.

c)nbsp;Die gänzliche und unheilbare Lähmung und die dadurch entstandene
gänzliche Gebrauchsunfähigkeit von Gliebmaßen oder Organen wird
ihrem gänzlichen Verluste gleichgehalten. Bei nur teilweisem Verluste
oder nur teilweiser Gebrauchsunfähigkeit derselben wird eine ent-
sprechend geringere Invalidität angenommen.

d)nbsp;Der Verlust einzelner Fingerglieder gilt nur dann als bleibende In-
vahdität, wenn es sich um die vollständige Abtrennung der ganzen
Fingerglieder handelt, und zwar wird für den Verlust eines Daumen-
gliedes die Hälfte, für den Verlust eines jeden anderen Fingergliedes
ein Drittel der für den betreffenden Finger entfallenden Entschädi-
gung geleistet.

e)nbsp;Bei sonstigen, hier nicht angeführten Fällen bleibender Teil-Invalidität
ist die Höhe der Entschädigung nach dem Ausmaße zu bestimmen,
in welchem die Erwerbsfähigkeit des Versicherten unter Berück-
sichtigung seines Berufes, seiner Lebensstellung, Bildung, Kenntnisse
und Fähigkeiten für seine ganze Lebensdauer wesentlich beinträchtigt
ist.

4. In allen Fällen bleibender Invalidität begründet der Verlust oder
die Beschädigung eines vor dem Unfall bereits verkrüppelten, verstüm-
melten oder gebrauchsunfähigen Gliedes oder Organes einen Anspruch
auf Entschädigung für bleibende Invalidität nur so weit, als der bereits
bestandene Invahditätsgrad gesteigert wurde; dieser Grad ist bei Be-
messung der Steigerung ohne Rücksicht auf die Entstehungsursache der
Invalidität so zu bewerten, wie wenn sie durch einen Unfall herbeigeführt
worden wäre. Die Erschwerung der Unfallsfolgen, die sich daraus ergibt,
daß ein anderes als das beschädigte Glied oder Organ schon vor dem
Unfall fehlte, verkrüppelt, verstümmelt oder unbrauchbar war, wird
selbstverständhch nicht berücksichtigt, vielmehr wird der Unfall so
entschädigt, wie wenn jenes Ghed oder Organ vorhanden und vollkom-
men gebrauchsfähig wäre.

Art. 16. I. Die Bemessung der Invahdität hat, wenn eme Aende-
rung des Zustandes noch zu gewärtigen ist, nach dem voraussichtlichen
Endergebnisse zu erfolgen.

-ocr page 260-

2.nbsp;Wenn infolge gänzlicher Zerstörung von Organen oder Abtrennung

von Gliedern außer Zweifel steht, daß der Zustand unveränderlich ist
wird ohneweiters Kapitalszahlung geleistet.nbsp;veränderlich ist,

3.nbsp;In allen anderen Fällen hat der Versicherer das Recht während

sZn7T r ^^^ Beendigung der ärztlichen Behang ^n
Stelte der auf welchem Wege immer festgesetzten Entschädigungssumme

!Z fnbsp;drei Jahren hat der Versicherer wenn

—n entsprechenden

lld^utrrilt^ir^^'nbsp;Xodesfan-Ent-

5. Soweit die Invalidität in einer nervösen Erkrankung oder in einer

JS Grund dnbsp;Entschädigungskapital entsprechende,

6nbsp;Z '^'^'^'--l^ten Rententafel zu berechnende Rente!

der eStln -quot;f rf f dreijährigen Zinsenzahlung als auch während
JeststeHrn. H 1nbsp;^^«quot;tenzahlung kann auf Grund erneuerter

Sr ^il f Zmsen- oder Rentenzahlung geändert und bei Wegfall

Zwect de f.nbsp;Versicherer ist berechtigt, Lm

äLnsilndnbsp;r f fnbsp;den Versicherten in angemessenen

c) Im Falle der vorübergehenden Invalidität.

vorübergehende, jedoch üner vier

ler^eTstrnbsp;Erwerbsunfähigkeit zur Folge, so zahlt

Sh! ens r'r quot; rnbsp;nächstfolgenden Tage und durch

höchstens 200 Tage die versicherte Tagesentschädigung, und zwar zur

Oder aiioTdnquot;nbsp;^nbsp;^^^nbsp;nicht leitend

S zur Hämfinbsp;. Tnbsp;™ --- Viertel

der bleibenden Invalidität gezahlt; mit der Auszahlung einer Entschä-

-ocr page 261-

Schiedsgericht.

Art. 18. i. Die Höhe der Entschädigung oder im Falle des Zinsen-
oder Rentenbezuges die Höhe des diesem jeweils zugrunde zu legenden
Kapitalsbetrages oder endlich nach Aufhören des Zinsenbezuges die Höhe
der endgültigen Kapitalszahlung ist, wenn eine Einigung nicht zustande
kommt, durch ein Schiedsgericht mit Stimmenmehrheit zu bestimmen.

2.nbsp;Jeder Teil bestellt schriftlich einen Schiedsrichter. Zeigt ein Teil
den von ihm bestellten Schiedsrichter nicht binnen 14 Tagen schrifthch
an, nachdem er hiezu vom anderen Teil unter Benennung des von ihm
selbst gewählten Schiedsrichters schriftlich aufgefordert worden ist, so
erfolgt auf Antrag des anderen die Bestellung durch das Gericht, in
dessen Sprengel sich die Geschäfsstelle des Versicherers befindet, die
den Vertrag abgeschlossen hat.

3.nbsp;Die beiden Schiedsrichter bestellen vor Beginn des Verfahrens
den Obmann, der Professor oder Dozent an einer inländischen medizi-
nischen Fakultät sein muß. Einigen sie sich nicht über die Bestellung
des Obmannes, so wird dieser auf Antrag beider oder eines der beiden
Teile von dem in Abs. 2 bezeichneten Gerichte bestellt. Wenn einer der
bestellten Schiedsrichter oder der Obmann die Annahme des Schieds-
richteramtes ablehnt oder die Erfüllung seiner Verpflichtungen verwei-
gert oder ungebührlich verzögert, stirbt oder aus einem anderen Grunde
wegfällt, so ist an dessen Stelle unter Anwendung der vorstehenden
Bestimmungen ein anderer Schiedsrichter oder ein anderer Obmann zu
bestellen..

4.nbsp;Das Schiedsgericht tritt am Sitze der Fakultät zusammen, deren
Mitglied der Obmann ist.

5.nbsp;Das Schiedsgericht hat in seinem Schiedssprüche unter Anwendung
der allgemeinen und der etwa vereinbarten besonderen Versicherungs-
bedingungen die Höhe der zufolge der Parteianträge in Frage kommenden
Entschädigungen gesondert zu bestimmen.

6.nbsp;Die Akten des schiedsrichterlichen Verfahrens werden vom Ver-
sicherer verwahrt. Der Versicherungsnehmer oder der Bezugsberechtigte
hat die Kosten des von ihm bestellten Schiedsrichters zu tragen.

7.nbsp;Der Versicherer kann sich auf die Vereinbarung, daß die Höhe
der ihm obliegenden Leistung durch ein Schiedsgericht zu bestimmen
ist, nicht berufen, wenn er die Leistung verweigert (§ 11. Abs. V. V. G.);
er kann sich auf diese Vereinbarung auch rücksichtlich jener Art von
Unfallsfolgen (bleibende Invalidität, vorübergehende Invalidität) nicht
berufen, deren Vorhandensein er überhaupt bestreitet.

Zahlung der Entschädigung.

Art. 19. I. Die Entschädigung ist vierzehn Tage nach dem Abschlüsse
des Heilverfahrens fällig; wenn aber die zur Feststellung des Unfalles
und des Umfanges der Leistung des Versicherers oder die zur Feststel-
lung der Bezugsberechtigung nötigen Erhebungen ohne Verschulden des
Versicherers innerhalb dieser Frist nicht beendigt werden können, tritt
die Fälligkeit erst am vierzehnten Tage nach dem Abschlüsse der Erhe-

-ocr page 262-

bungen ein. Im letzteren Falle kann der Versicherungsnehmer, dessen
Bezugsberechtigung feststeht, vierzehn Tage nach Abschluß des Heil-
verfahrens eine Abschlagszahlung in der Höhe des Betrages verlangen,
den Ihm der Versicherer nach Lage der Sache mindestens zu zahlen hat.
Ist Tagesentschädigung zu leisten, so kann jedesmal nach Ablauf eines
Monates eine Abschlagszahlung verlangt werden, die der Höhe der Tage-
sentschädigung für den abgelaufenen Monat entspricht (§§
40, 41 und
161 V. V. G.). Die Zahlungen erfolgen, wenn nichts anderes vereinbart
wird, bei der Geschäftsstelle des Versicheres, die die Versicherungs-
urkunde ausgestellt hat.

2. Im Falle eines nicht vom Versicherer verursachten Zahlungshinder-
nisses kann der Versicherer von der gerichthchen Hinterlegung des
fähigen Entschädigungsbetrages gegen Leistung von
4 % Zinsen Ab-
stand nehmen. Die entsprechende Erklärung an den Versicherungs-
nehmer hat die Rechtswirkung der gerichtlichen Hinterlegung.

3- Die von den Entschädigungsbeträgen zu entrichtenden öffent-
lichen Gebühren und Abgaben sind vom Empfänger zu tragen und
werden von der Entschädigung abgezogen (§ 27 V. V. G.).

4.nbsp;Im Todesfalle erfolgt die Zahlung nur gegen Rückstellung der Ver-
sicherungsurkunde. Lautet die Versicherungsurkunde auf den Inhaber
oder Ueberbringer, so kann der Versicherer gleichwohl die Leistung an
den Inhaber oder Ueberbringer verweigern, wenn dessen Berechtigung
nicht nachgewiesen ist.

5.nbsp;Die Zahlung der in Art. i6 festgesetzten Zinsen und Renten erfolgt
vierteljährhch im vorhinein gegen jedesmalige Beibringung eines ärzt-
hchen Zeugnisses über den Gesundheitszustand des Verletzten.

6.nbsp;Solange der Entschädigungsbetrag nicht einverständlich oder
durch Schiedsspruch (Art.
18) bestimmt ist, kann die Abtretung des
Entschädigungsanspruches dem Versicherer gegenüber nicht geltend
gemacht werden.

Befristung des Versicherungsanspruches im Ablehnungsfalle.

Art. 20. Hat der Versicherer den gegen ihn erhobenen Anspruch ab-
gelehnt, so ist er von der Verpflichtung zur Leistung frei, wenn der
Anspruch auf die Leistung nicht innerhalb sechs Monaten'
gerichtlich
geltend gemacht wird. Diese Frist beginnt mit dem Ablaufe des Tages,
an dem die Ablehnung unter Angabe der Frist und der mit ihrem Ablaufe
verbundenen Rechtsfolge dem Versicherungsnehmer oder dem Bezugs-
berechtigten gegenüber mittels eingeschriebenen Briefes erfolgt ist.

Kündigung der Versicherung nach dem Unfälle.

Art. 21. Nach dem Eintritte des Unfalles ist jeder Teil zur Kündi-
gung berechtigt, der
Versicherer jedoch nur, wenn er Entschädigung
geleistet oder der
Versicherungsnehmer einen unbegründeten Entschädi-
gungsanspruch argUstig erhoben hat, der
Versicherungsnehmer nur dann,
wenn der
Versicherer die Anerkennung eines begründeten Entschädigungs-
anspruches ganz oder teilweise verweigert oder verzögert hat.
Die Kün-

-ocr page 263-

digung muß seitens des Versicherers innerhalb eines Monates nach
Leistung der Entschädigung oder Ablehnung des unbegründeten An-
spruches, und zwar mit einmonatiger Kündigungsfrist erfolgen, seitens
der Versicherungsnehmers innerhalb eines Monates nach Ablehnung oder
Fälligkeit der Entschädigung, und zwar nicht für einen späteren Zeit-
punkt als den Schluß der laufenden Versicherungsperiode. Im Falle
der Kündigung gebührt dem Versicherer die Prämie bis zur Beendigung
des Versicherungsverhältnisses und, wenn die Kündigung von ihm aus-
gegangen ist, außerdem jener Teil der Prämie, der auf den Betrag der
geleisteten Entschädigung für die restliche Dauer der laufenden Ver-
sicherungsperiode entfällt.

Rententafet

jährliche, vierteljährig vorhinein zahlbare Rente für 1000 Schilling
Versicherungssumme.

Alter

Rente

Alter

Rente

Alter

Rente

S

g

S

g

S

g

15

50

45

35

59

91

55

88

48

16

50

81

36

60

68

56

91

09

17

51

16

37

61

48

57

93

88

18

51

52

38

62

32

58

96

84

19

51

88

39

63

21

59

100

-

20

52

23

40

64

15

60

103

36

21

52

59

41

65

14

61

106

95

22

52

95

42

66

20

62

110

77

23

53

33

43

67

32

63

114

84

24

53

73

44

68

53

64

119

19

25

54

15

45

69

81

65

123

85

26

54

59

46

71

18

66

128

84

27

55

06

47

72

64

67

134

19

28

55

55

48

74

20

68

139

93

29

56

08

49

75

86

69

146

II

30

56

64

50

77

64

70

152

77

31

57

22

51

79

53

71

159

95

32

57

84

52

81

56

72

167

70

33

58

50

53

83

72

73

176

04

34

59

19

54

86

02

74

185

03

75

194

69

Anmerkung: Für die Berechnung der Renten ist das Alter des
Rentners an seinem, dem Beginne des Rentenbezuges nächstgelegenen
Geburtstage maßgebend.

-ocr page 264-

Stillschweigende Verlängerung des Vertrages.

Art. 22. Ein für bestimmte Zeit vereinbartes Versicherungsverhältnis
gilt jedesmal als für ein Jahr verlängert, wenn es nicht mindestens zwei
Monate vor Ablauf der Vertragszeit von einem der Vertragsteile mittels
eingeschriebenen Briefes gekündigt worden ist.

Gerichtsstand des Versicherungsnehmers. Wonungsänderung.

Art. 23. i. Klagen gegen den Versicherungsnehmer können auch
bei dem Gericht am Sitze des Gerichthofes erster Instanz erhoben wer-
den, in dessen Sprengel sich der Wohnsitz oder die gewerbhche Nieder-
lassung oder das landwirtschaftUche Gut des Versicherungsnehmers be-
findet. {§
12, Abs. 3, V. V. G.).

2. Hat der Versicherungsnehmer seine Wohnung geändert die Aende-
rung aber dem Versicherer nicht angezeigt, so genügt für ein^ Erklärung,
die Ihm gegenüber abzugeben ist, die Ansendung eines Briefes nach der
letzten dem Versicherer bekannten Wohnung (§
15, V. V. G.).

-ocr page 265-

BREUKFORMULIER

Betreft O.....inzake .... Aangegeven door dr.

„ongevalquot; ..... datum le hulp.

datum

i. Waar zat de breuk (lies, dij, bal-
zak, enz.), en hoe groot was zij?

2. Zat de breuk links of rechts?

3. Was de breuk direct of indirect?
(indien liesbreuk)

4. Waaruit bestond de inhoud?
(darm, net)

5. Hoe wijd was de breukpoort?

6. Waren er verschijnselen van het
gebruik van een breukband?

7. Was de breuk gemakkelijk te repo-
neeren en trad zij bij staan, persen,
hoesten gemakkelijk te voorschijn?

8. Hadden de breuk-, resp. de even-
tueele inklemmingsverschijnselen
reeds eenigen tijd bestaan?

9. Moet in dit geval het ontstaan
van de breuk-, resp. de inklem-
mingsverschijnselen tengevolge van
een ,,ongevalsgebeurtenisquot; moge-
lijk of waarschijnlijk geacht wor-
den; eischten althans de bezig-
heden van den patiënt zoo bij-
zondere krachtsinspanning, dat
deze het leggen van verband tus-
schen den arbeid en het uittreden
van den breukinhoud in den be-
staanden zak wettigen?

Datum en onderteehening

-ocr page 266-

Betreft O.................inzake...............

Aangegeven door Dr....................... ^jg

aangifte van den werkgever .

datum „ongeval'
. datum „le hulp'

1. Op welke plaatsen was de pijn
precies gelocaliseerd, zoowel bij
druk als bij beweging?

2. Was de pijn plotseling ontstaan of
geleidelijk?

3- Had er direct geweld ingewerkt op
rug of ruggegraat, zoo ja, welk?
Waren daarvan
zichtbare kentee-
kenen bij het eerste onderzoek
aanwezig ?

4- Welke bewegingen zijn pijnlijk of
onmogelijk?

5- Indien er geen direct geweld inge-
werkt heeft, was er dan in dit ge-
val sprake van
ongewonen over-
matigen arbeid of krachtsinspan-
ning.
resp. van bijzonder ongun-
stige omstandigheden. Zoo ja,
welke?

6. Heeft de verzekerde reeds vaker
spit, ischias of rheumatiek gehad?

7. Heeft verzekerde direct den arbeid
pstaakt en geneeskundige hulp
ingeroepen? Hoeveel tijd na het
optreden van de pijn werd die hulp
verleend? Is verzekerde zonder
hulp naar huis gegaan?

8. Hoever is intusschen het herstel
gevorderd, c.q. wanneer hervatte
de patiënt den arbeid?

Datum en onderteekening:

-ocr page 267-

TENDOVAGINITISFORMULIER

Betreft O..................inzake

aangegeven door Dr....................als........

..................................datum ongeval

aangifte van den werkgever........datum le hulp

I. Was de pijn plotseling ontstaan of
geleidelijk?

2. Had er direct geweld ingewerkt,
zoo ja, welk geweld en waar? Waren
daarvan zichtbare kenteekenen bij
het eerste onderzoek?

3. Waar was de pijn precies gelocali-
seerd bij betasting?

4. Welke functie (flexie, extensie,
pronatie, supinatie, abductie, ad-
ductie enz.) was gestoord of pijnlijk,
zoowel actief als passief?

5. Indien er geen direct geweld inge-
werkt heeft, was er dan sprake van
ongewonen arbeid of overmatigen
arbeid
of van bijzondere krachts-
inspanning,
resp. van bijzonder on-
gunstige omstandigheden, (niet in
het algemeen, maar voor den be-
trokken pees, resp. spiergroep)?
Zoo ja, welke?

6. Heeft de verzekerde reeds vaker
terzelfder plaatse of op overeen-
komstige plaatsen aan andere lede-
maten pijn gehad?

7. Hoeveel uren of dagen na het eerste
optreden van de pijn heeft de ver-
zekerde geneeskundige hulp inge-
roepen ?

8. Is de verzekerde geheel of gedeel-
telijk ongeschikt tot het verrichten
van zijn arbeid? Indien gedeelte-
lijk, voor welk deel?

Datum en onderteehening:

-ocr page 268- -ocr page 269-

STELLINGEN

I

De reclame, welke het eigen product met dat van een ander,
door diens woordmerk aangeduid, vergelijkt, houdt merken-
schennis in.

II

Het toetsingsrecht van den ambtenarenrechter, strekt zich
mede uit tot beslissingen der Kroon, waarbij besluiten, genomen
door administratieve organen ten aanzien van ambtenaren als
zoodanig, vernietigd zijn.

III

De joumahst, die kennende de misdadige herkomst van eenig
nieuwsbericht — in casu met schending van zijn ambts- of
beroepsplicht door een derde ter zijner kennis gebracht geheim —
opzettelijk verdere bekendmaking bewerkt of bevordert, maakt
zich schuldig aan medephchtigheid aan het bij art. 272 Sr.
strafbaar gestelde misdrijf.

IV

De bevoegdheid van den gemeenteraad krachtens art. 43 der
woningwet voorschriften vast te stellen, strekt zich niet uit tot
het gebruik der bebouwing.

-ocr page 270-

Terecht begrijpt het Hoog Mihtair Gerechtshof onder , ieders
verantwoordehjkheid volgens de wetquot;, als bedoeld in art 7 der
pondwet, ook de verantwoordelijkheid van den mihtair volgens
het reglement van krijgstucht (Besch. H.M.G.. 24 September
1918).

VI

Onder „handelingen, die het vertrouwen in den stand der ge-
neeskundigen ondermijnenquot;, in den zin van art. i der wet van
2 Juh 1928, stbl. 222, vallen noch handehngen, die slechts het
vertrouwen m den dader ondermijnen, noch handelingen, die
slechts met de eer en de waardigheid of met de belangen van den
stand der geneeskundigen in strijd zijn.

VII

Het m de statuten of reglementen van een zedelijk lichaam,
ter zake van overtreding van eenige aan de leden opgelegde
verphchtmg. bedingen van een boete, waarvan het bedrag door
derden zal worden vastgesteld, is geen beding van straf in den
zm van art. 1340 B.W.

Vin

Artsenmonopohe en gesloten beroepsorganisatie der genees-
kundigen hebben ten gevolge, met name door te hooge calcu-
atie van de ziekenfondspremie ten plattelande. dat het ..debietquot;
hjdt onder het peil van den prijs van de geneeskundige hulp

IX

De bevoegdheid, in art. 56 Sv. aan den officier van justitie

Lllenquot; n b'' fquot; Tnbsp;-saris toegekend

bepalen en bevelen dat een verdachte ,.aan zijn persoonquot; (resp.

„aan zijn lichaam ) zal worden onderzocht, strekt zich niet
uit tot onderzoekingen, die niet zonder aantasting van de onge-
reptheid van het lichaam kunnen worden verricht, zooals
bloedonderzoek.

-ocr page 271-

Voor het tijdig „instellen van den eischquot; in den zin van art.
821 lid 2 Rv. is dagvaarden binnen den genoemden termijn
van 14 dagen voldoende en het doen inschrijven ter rolle binnen
dien termijn niet vereischt (Hof Amsterdam 21 Dec. 1933, NJ.
1934, blz. 854; anders: vonnis president Rb. Utrecht in kort
geding 23 Februari 1938.

XI

In het wetsontwerp op de stichtingen worde de nietigheid
ex tune door die ex nunc vervangen.

-ocr page 272- -ocr page 273-

m

' /'i y

-ocr page 274-

-

.-Vf V - -C--' ■

■ .V- ••'.- r.,,

-, ■ .....

r.-.-^ - ..- .v.? ■
„-quot;Î . .'; ,
'V. ■ - ■

.... - v' r ■ ■. v'

. ■ ■

■ ; •.■■■ ^^ ■■.; - ^ . ■.•-..

: ■ V.''

•il.

mmm

rn-mmmmmm.--^-

-ocr page 275-

■.m

fer

-

Vi:'

■^^■■is;':

ii''';-.

.r';^

-ocr page 276-