■gt; * c.
.^T
a
^T7
jVEfW
VEfWTEEKÜiFEBn
- —^— : i—
GUNNING A^r
83
[IsiacliH ei opiiierBiipi op Gisiieiistii en Zeielijl! pM
B IJ E E N V E R Z A M E L 1)
DOÖR
T. M. J. HOOG,
Emeritus Predikant.
3j
BLITHE EK DER RIjKS UNIVERSITÉn UTRECHT.
KIJMEGEN, P. J. MILBORN.
9
Neerbosch. — Snelpersdruk der Weesinrichting.
Reeds geruimen tijd hen ik gewoon geweest om invallende gedachten en opmerkingen ter neder ie schrijven, en ook op te teekenen wat ik hij verschillende schrijvers opmerkenswaardig vond; een groot gedeelte daarvan wilde ik gaarne mededeelen, mij vleiende dat het eenig nut zou kunnen stichten. Zoo ga dan dit hoekske als een geschenk de wereld in en moge nog menig voordeel opleveren voor de Weezeninrichting te Neerbosch.
Haarlem, 1884.
•--- //d gnv—--
I
S! - - 82
GEDACHTEN EN OPMERKINGEN.
1
Hoe onder men wordt, des te opgeruimder moet men trachten te zijn, al komen er vele gebreken•. want men nadert het einde des levens en dat is zalig voor den geloovigen Christen. Niets treuriger dan een knorrige oude man of vrouw.
2
Oude mensehen zitten als 't ware in de wachtkamer van een spoorweg-station, waar ieder oogen-blik de roepstem gehoord wordt om in den trein te gaan; gelukkig, die daartoe gereed is.
3
De trein wacht niet, de dood ook niet, beter te vroeg dan te laat bereid.
4
Hoe noodig is het, dat oude mensehen waken en strijden tegen zinnelijkheid en tegen het onmatig genot van spijs en drank; gebreken en zwakheden wekken behoefte en begeerte daartoe op
eu liet is toch zoo uadeelig voor het verlangen naar en liet leven voor den hemel Menig geloovig Christen ziet daardoor zijnen vrede zoo menigmaal verstoord en de blijdschap zijner hoop weggenomen. Wij hebben tot in onze laatste uren te strijden en te bidden. Och dat wij er getrouwer in mochten zijn.
5
Naar huis! woord van lieflijken klank voor den reiziger, die een aangenaam te huis bezit; maar heerlijk voor den reiziger naar het huis des Heinelschen Vaders; hij kan door geloof en vaste hoop dat woord „naar huisquot; zich aanhoudend voor den geest roepen.
6
Die sterft eer hij sterft, hij sterft niet als hij sterft. En hij die moed heeft om te sterven, heeft ook moed om te leven.
7
Oude menschen merken gewoonlijk de onvolmaaktheden in de wereld en de gebreken van anderen op. Zij moeten zich zooveel mogelijk bedwingen in liet beoordeelen en berispen- dit wordt eene hebbeli jkheid, zeer onaangenaam voor anderen. Als de Hemel meer het hart vervult, dan trekt men zich het onvolmaakte minder aan, men trekt daar niet tegen te velde en bewaart liever den
vrede in zijn huis en liart: en die vrede is liet lieflijk schijnsel van oude mensehen.
8
In den gebrekkigen ouderdom van den oprecht geloovigen Christen, wordt het van binnen helder. Achter de duistere oogeu staat de schoonste kandelaar , en achter de doove ooren wordt het toeder-ste en zaligste gesprek gevoerd. Dit is de jeugd van den ouderdom.
Ahlfeld.
9
Toen gij geboren werd. weendet gij en die u in de armen hielden, verheugden zich. Maak het zoo, dat, als gij sterft, gij u verheugt, en allen treuren die om U staan. (Perzisch spreekwoord.)
10
Het leven des Christens is een gestadig sterven aan hetgeen hij had. en een gestadig verwachten van hetgeen hij nog niet heeft. S.
11
Het hart van den regtgeaarden oude is eene vriendelijke huiskamer, in welke het geloof als huisvader met al zijne kinderen gezeten is. Hij heeft meer dochters dan zonen. Daar zitten bij elkander: liefde, vreugde, vriend el ijkheid, goedheid. zachtmoedigheid, hoop enz.
Meenen wij toch niet, dat de vrienden der wereld zicli ongelukkig gevoelen. Zij zijn het alleen in ons oog, die weten waar alles op uitloopt, maarniet voor zich zeiven. Bij hunne gastmalen en drinkgelagen. in schouwburg en danszaal zijn zij opgeruimd, vroolijk en doorgaans gevoelen zij zich ge-Inkkig. Alle hunne levensdagen zijn feestdagen en zelfs hunne rouwdagen worden daarin herschapen. Het is daarom dat zij degenen, die God vreezen en eene betere vreugde kennen . naargeestige lieden noemen.
13
Indien de bijbel eens den zekeren weg aanwees om rijk naar de wereld te worden of tot eer en aanzien te geraken en lang gezond op aarde te leven, hoeveel meer dan nu zou hij gelezen worden.
De eerste bladzijde van den Bijbel leert ons. dat wij uit een Paradijs zijn gekomen, de laatste dat wij tot een Paradijs mogen wederkeeren.
Welk eene aangename verwachting mag men koesteren van den omgang met Engelen en ge-zaligden . daar men nooit zal behoeven te vreezen. dat misverstand den vrede verstoren zal. noch
ongeduld eu drift het verkeer onaangenaam zal maken. Dat heeft hier op aarde zoo dikwerf plaats. zelfs bij de beste menschen, die elkander liefhebben en eeren. Gelukkig als wij zooveel mogelijk daartegen waken eu ons door de aanhoudende voorstelling van het verkeer dor hemelingen met elkander zoeken te stemmen tot zulk eenen omgang met elkander.
10
Er blijft eeue rust over voor het volk van God (Hebr. 4:9); hoe kan men weten dat men tot dat volk behoort? Als men die rust ten allen tijde boven alles zoekt en niet rust voor men haar heeft gevonden en haar dan ook als een schat bewaart.
Zouden er in den hemel ook blijde en heerlijke verrassingen kunnen zijn voor dwi geloovigeu bidder, die hier op aarde zoo menigmaal zich gedrongen gevoelt om voor ellendigen te bidden en wiens bidden door God verhoord is. zonder dat hij er hier kennis van gekregen heeft, en waardoor hij voor zelfverheffing is bewaard gebleven?
18
Gemeenschap met Jezus, hoe is dit mogelijk? Het heeft niets van sentimentaliteit het heeft plaats, wanneer men leeft in en door aanhoudend gebed, en daardoor kracht verkrijgt om inzonderheid de
zonden van het verborgen leven te bestrijden eu te boven te komen. Hoe reiner geweten, des te meer gevoel van Jezus nabijheid: liet opmerken van Zijne gebedsverhooring versterkt het geloof in Heni en bindt het hart aan Hem met de tee-derste banden.
19
Velen zeggen den aartsvader Izaak na; „Ik weet den dag mijns doods niet,quot; maar kunnen zij er ook bijvoegen: ik vergeet den dag van mijnen dood niet?
20
Wij bekommeren ons misschien wel eens te veel om van onze christelijke gevoelens en daden iets te laten blijken, bij' de gedachte, dat men na onzen dood wellicht verkeerd over ons zal oordee-len. Wij moesten eigenlijk daaraan niet hechten , wanneer wij toch in vrede mogen ontsla pen door het geloof in Christus, wat hinder kan dan het oordeel der menschen ons toebrengen. Wij zullen toch niet minder gelukkig zijn, al worden wij door menschen niet als zaligen beschouwd en de uitbundigste lofuitingen na ons sterven baten ons niet. als wij geen deel aan Christus gehad hebben. Wij kunnen niet te eenvoudig van gemoed zijn en moeten ons vooral voor de minste roemzucht wachten.
21
Op reis naar een onbekend land is het eeue groote vertroosting te weten, dat wij daar iemand hopen te ontmoeten, dien wij kennen als onzen vriend, die daar onze woonplaats en werkkring beschikt heeft. Christenreiziger naar de eeuwigheid ! heb gij dan ook goeden moed. want de Heer Jezns is vooruitgegaan om plaats te bereiden en Hij wacht u.
22
De ongerechtigheid der wereldvrienden spreekt zich openlijk uit, maar het werk des Heeren blijft meestal voor het oog der menschen verborgen; men kan dus moeilijk beslissen welk werk is heer-schende. De toekomst zal het aan het licht brengen. Dat er maar veel worde gebeden om verbreking en vernietiging van de macht der duisternis,
23
Als ons iets ten nadeele van een medemensch verhaald wordt, moeten wij dit niet aan anderen vertellen, indien het niet noodig is. Het moet alleen onze vreugde zijn om het goede van anderen, zoo wij dat vernemen te verbreiden. dat is liefde; maar het kwaad te verspreiden komt uit geen liefderijk hart voort, Keeren wij liever tot onszelven in en letten wij op onze eigene gebreken tot onze verootmoediging voor God,
a .(amp;
--ö 8 }amp;gt;-
■2i
Zonder ootmoed kan er geen waar geloof zijn. Zie den hoofdman te Kapernaüm.
25
Wat is het ongeloof toch onbarmhartig jegens degenen. die nog eene heilige vrees bezitten voor het oordeel des Heeren; het doet alle moeite om die vrees weg te spotten en als kinderachtig te bestempelen. Zoo verleidt men eenvoudigen tot datzelfde verwerpen van de verschrikkingen Gods, en liet bloed dier ongelukkigen zal eens van de de hand des verleiders worden geëischt, geene barmhartigheid zal hun ten deel vallen.
26
Hoe komt het dat oude menschen zooveel behoefte gevoelen aan eene vriendelijke omgeving en bejegening. Zou bet bij geloovigen ook veroorzaakt worden, door dat zij zich der Engelen en der Zaligen omgang voorstellen eu daarnaar verlangen, en nu ook zooveel te gevoeliger zijn £n zich bedroeven, dat vele menschen niet zoo liefderijk met elkander omgaan'?
27
Het is niet bevorderlijk aan eigen zielrust en vrede om altijd op de gebreken van anderente letten, al zijn zij soms moeilijk om te verdragen.
88 85
Ook is liet niet goed om over die gebreken steeds ongunstig te spreken, dan wordt liet bij ons eene neiging tot vitten eu wij veroorzake i onaangenaamheden en twist, want niet een ieder is zoo geduldig om vitzucht te verdragen.
28
Is er volgens Jezus' zeggen, blijdschap in den hemel bij de Engelen (lods over éénen zondaar die zich bekeert, dan mogen wij aannemen, dat er eiken dag stof van vreugde is bij de Engelen; of is dat te ruim gedacht ? Mogen wij niet hopen, dat er van de 1-100 millioen mensehen op deze wereld dagelijks ten minste één getrokken wordt uir de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van den Zoon van Gods liefde?
29
Er moet geen dag voorbijgaan, waarop de Christen niet ernstig bidt om de overvloedige uitstorting van den H. Geest. In de eeuwigheid zal liet bekend worden eu verrassend misschien blijken. wat die gebeden door Gods zegen hebben uitgewerkt.
30
De Heer Jezus spreekt van achter Hem te willen komen, men heeft dien Heiland niet
10
begrepen, als men een leerstuk vaststellende van '
'smenschen zondigen toestand, volgens welken het willen niet meer mogelijk en eene leer van genade waarin het willen niet meer noodig is.
Wilt gijquot;? vraagt de Heer; nooit vraagt Hij;
kunt gij? nooit zegt Hij: gij kunt niet. Hij reikt ieder de hand, die, al is het bevende, zegt; „Ik wil.quot; Hij vraagt niet naar het kunnen, omdat Hij zelf bij ieder die wil, de kracht wekt tot het kunnen; het gekn akt eriet breek t Hij ni et,
en de rookende vlaswiek bluschtHij niet uit.
31
Licht, warmte en een vriendelijk gezicht zijn onschatbare genoegens in het leven.
32
Partijzucht is eene onbegrijpelijke krankzinnigheid , die het gezond verstand verderft,
33
Indien men zelf geen vrede heeft, kan men geen vrede verkondigen.
AJs wij door onzen hoogmoed, bitterheid of
onrechtvaardigheid en door onze zelfzucht tegenstand opwekken en ondervinden, dan kunnen en
i
1
11 te
mogen wij ons niet ijdel vertoslden, dat wij dat als Christenen lijden, wij ondervinden liet dan jnist om hetgeen in ons nog onchristelijk is en onze God tuchtigt ons dan, opdat wij zouden loslaten, wat ons in Zijn heilig oog bevlekt.
Alleen dan. als het waarlijk het leven Gods is. dat tegenstand opwekt, mag de gelijkvormig heid aan het lijden van Christus onze troost zijn.
(Zie Rom. 8 : 17.)
35
De wereld is daarom zoo onvermoeid in hare vijandschap tegen Christus, omdat Hij met Zijn woord en Geest haar niet met rust laat.
30
De atmosfeer des cngeloofs is stiklucht, die ons ziek maakt en doodt.
L
De menschen spreken gewoonlijk veel van doen en laten, maar de H Schrift veel van het h e-denken.
38
Wie door het geloof zeker mag zijn van zijne zaligheid moet zich door de vrees voor de ster-vensure niet al te zeer laten beheerschen, want de getrouwe Heiland maakt voor de zijnen het
-33
sterven lic'ut. Reinheid bovenal van het verborgen leven geeft de meeste kalmte.
39
Spurgeon zegt ergens: „het denkbeeld wil er bij mij nooit in, dat er meer verlorenen dan ge-zaligden zullen zijn; want ik vind in de Schrift dat een getal, dat niemand kan tellen, zalig zal worden; maar nergens vind ik, dat een getal dat niemand kan tellen, zal verloren gaan.
40
Het is lichter geheel te zwijgen dan in zijn spreken niet te ver te gaan.
41
Er wordt door sommige Christenen met veel roemzucht over hunnen strijd gesproken, maar het is eigenlijk de bewarende genade van God, die zij liever in stilte moesten danken.
42
Als men bedrevene zonde met rechtzinnigheid en met het ijveren daarvoor zoekt te bedekken, dan is er van de bekeering, die men daardoor voorwendt, niet veel te verwachten.
43
Men moet niet te beschroomd zijn om zijne kleine zorgen den hemelschen Vader bekend te
maken en zijne bijzondere wenschen. die ook oj) het tijdelijk leven betrekking hebben. Hem voor te dragen ; dat kinderlijk vertrouwend naderen tot Hem is Hem welgevallig en Hij bekroont het met Zijnen zegen; de ervaring leert, dat Hij dikwerf ongedacht, het een en ander doet samenloopen en medewerken om onze wenschen te vervullen. De eenvoudigen en kinderlijk gezinden hebben veel voor. Zij verwerven een schat van vreugde.
44
Hoe meer het verlangen in de ziel is naar het gezelschap der Engelen. des te meer zal de he-melschgezinde Christen zich toeleggen op vriendelijkheid en bescheidenheid, toegevenheid en hulpvaardige liefde; het moet er ons steeds om te doen zijn om den Engelen gelijk te worden.
45
Het ijveren voor de eer van God en van Christus moet niet zijn een ijveren tegen hen. die daaraan te kort doen en die miskennen. Vijandschap tegen dwaling moet geen vijandschap zijn tegen hen die haar volgen; door zachtmoedige liefde moet men hen trachten te winnen voor de waarheid.
40
Er is een kunstmatig geloofsleven, dat gehecht doet zijn aan allerlei vormen; liet kan gepaard
a----------------------_------------ __ffi
-'•§lt; 14 ®=-
gaau met oprechtheid des harten, maar het kan 1
ook eene zelfgenoegzaamheid worden, die valsche rnst en vrede geeft. 3[en verkieze daarom een natuurlijk geloofsleven. dat zich vrij beweegt.
Onder de groote zegeningen van een zending-feest mag wel gerekend worden. dat de afloop van zulk een feest van duizenden een getuigenis geeft aan de wereld van eene orde- en vredelievende stemming der naar huis gaande feestgenooten. Welk een onderscheid met het eindigen van de meeste feesten der wereld! van een tiende gedeelte. dronkenschap, losbandig, vechtpartijen, enz. volgen gewoonlijk.
48
Er is eene zoogenaamde Leergere chtigheid zeer onderscheiden van de gerechtigheid des geloofs.
49
Gelijkvormig te zijn aan het beeld van Gods Zoon brengt dezelfde heerlijk lie id aan als waartoe de mensch oorspronkelijk bestemd was.
£8quot;
Menig lied in de toekomst zal zijne toonen ontleend hebben aan de smarten die op aarde geleden werden.
15
51
Vele mensohen zeggen wat zij doen. maar doen niet wat zij zeggen.
52
Een leeraar moet niet te veel naar bevindingen vragen in liet bijzijn van meer toehoorders; dit wekt zoo ligt hoogmoed op en ook wel huichelarij.
53
De achting en eer door huisgenooten aangedaan . heeft meer waarde dan die van anderen . die ons niet in onzen dagelijkschen omgang kennen.
54
Het onvermogen ten goede wordt even als het water van Pilatus gebruikt om de handen in onschuld te wasschen. maar het geweten wordt er niet door gereinigd.
55
Van het getrouw bezoeken der gemeente mag een Evangeliedienaar de meeste vrucht zijner prediking verwachten.
56
Als uw geweten krachtig spreekt dan zult gij
32
-^gi 10
aan de sentiraenteele onbepaaldheid uwer vrijzinnig'e godsdienstigheid niet genoeg hebben.
57
Ootmoedige zelfkennis is een zekerder weg tot God dan diepzinnig zoeken naar wijsheid.
58
Alle vertooning van Godsvrucht en heiligheid heeft geene waarde zonder reinheid van hart en leven. Waar God in het verborgene wordt gediend en gevreesd, openbaart zich onwillekeurig het heiligen.
59
Wij komen met onzen hoogmoed en eigenwaan de enge poort niet door.
00
Het geloof kan bidden, de ootmoed wil bidden; het geloof kent God. de ootmoed zoekt God.
01
Wie niet kan bidden. kan wel oms in eigen kracht opstuiven en een geweldigen aanval doen, maar wanneer het er op aankomt om eenvoudig vol te houden in den aangevangen strijd, dan blijkt zijn onvermogen.
IS
- si 1' '
62
(ïods liefde doet den ouderdom gepaard gaan met allerlei zwakheid en gebrek, ojidat de dood ons niet als een roover in de wopstijn overvalle.
03
Het is een eigenaardig kenmerk vau het klein-geloof. dat het groote teekenen begeert. terwijl de geloovige in het kleine het groote leert zien.
04
Het verstand. dat de leer over den Heer J. C. vaststelt, is koud en verwijdert zelfs vrienden van elkander; het gemoed, dat de liefde tot den Heer koestert, is warm en verbindt de harten zelfs van vreemden. H. d. G.
05
Volgens het Evangelie bezit en verwacht de Christen drie kronen:
1. de kroon des levens.
Jao. 1:12. „Zalig de man. die de verzoeking verdraagt, want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heer beloofd heett dengenen die Hem liefhebben.quot;
2. de kroon der rechtvaardigheid.
2 Tim. 7 ; 8. „Ik heb den goeden strijd gestreden.
ik heb den loop geëindigd, ik heb
KS rS
-lt;•amp; 18 ®o-
het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaar- 1 digheid, welke mij de Heer, de rechtvaardige rechter in dien dag geven zal en niet alleen mij, maar ook allen die Zijne verschijning hebben lief gehad.quot;
3. kroon der h e e r 1 ij k h e i d.
1 Petr. 5:4. „Als de overste Herder verschenen zal zijn. zoo zult gij de onverwel-kelijke kroon der heerlijkheid behalen.quot;
65
Ik geloof aan de waarheid van het woord omtrent de Engelen Hebr. 1:14: „Zijn ze niet allen gedienstige geesten, dietotdienst ■ uitgezonden worden om dergenen wil, die do zaligheid beërven zullen.
Engelen bewaren en omringen ons onzichtbaar, maar wij moeten rein van harte zijn; zoodra wij onreine en zondige gedachten koesteren of onheilige daden verrichten, dan verwijderen zij zich en de gevolgen onzer verkeerdheden worden niet van ons afgewend.
06
Menschen beoordeelen het hart naar de woorden. Jezus beoordeelt het woord naar het hart
Menschen vragen dnizend dingen. eer zij u liet raisdrevene kwijtschelden. Jezus vraagt slechts ééne zaak. llenschen verdoemen den zondaar, maar beminnen de zonde. Jezus veroordeelt de zonde, maar heeft den zondaar onbeschrijflijk lief.
V. O.
67
Ieder mensch heeft de gewoonte om in zijn spreken eenige woorden te gebruiken, die gedurig voorkomende, meestal zijne gezindheid en stemming openbaren. Zegt bijv. iemand onophoudelijk. ..hoe jammer, hoe naar. hoe ellendig.quot; dan is hij bezwaard en tobachtig; zegt liij: hoe heerlijk en prettig,quot; dan is hij opgeruimd. Een ongemaklijk mensch haalt altijd oude koeien uit de sloot en zal zonder verwijt zelden iets bevelen. Een hoogmoedige is altijd kenbaar aan het gereed hebben van eenige bijnamen om anderen mede aan te duiden.
08
Bij vele menschen is de godsdienst meer eene zaak van het openbare dan van het bijzon dere leven. Hun godsdienst staat op hunne stoep. maar komt in hunne woning niet binnen.
09
Het wordt gewoonlijk kleingeestig genoemd. en te recht, om den ernst des levens altijd te ver-toonen in een streng gelaat en houding en allerlei
-iö
uitwendigheden. De ernst moet door God worden gezien in onthouding van iedere verborgene zonde, in nauwgezetheid en teederheid van geweten en daarmee kan uitwendige vrooljjkheid en een opgeruimd gelaat zeer goed gepaard gaan.
70
Hoe matiger en arbeidzamer een mensch is. des te aangenamer is zijn bed en ook zijn graf. Een dronkaard. een wellusteling slaapt en sterft niet goed.
Werkheiligheid en werkzaligh eid.
Stel u voor. een vader heeft twee zoons. De een doet het hem opgedragen werk. maar zijne stemming is daarbij niet altijd goed , het werken behaagt hem niet recht, maar hij verricht het, om voor eenen gehoorzamen zoon gehouden te worden niet hoop op belooning. En als hij zijn werk heeft verricht, zegt hij tot zijn vader: Ik heb alles volbracht. AVat heb ik nu verdiendquot;? Dat is werkheiligheid.
De ander doet met liefde wat hem is opgedragen. is nauwgezet en getrouw en verheugt zich. dat hij eenigszins aan de liefde des vaders kan beantwoorden. Hij kont ook tot den vader en vraagt: Vader, hebt gij ook nog wat voor mij te verrichten. kan ik u ook nog in iets anders dienen en gehoorzamen. Dat is werkzaligheid.
21 ^:gt;-
72
Op een vrolijk uitgaan volgt dikwijls een treurig tliuiskomen en op een' lustig doorleefden avond een smartvolle morgen.
73
Zoek u nooit niet opzet den smaad der wereld op den lials te halen, want daarmede kan men zichzelven behagen, en er loopt licht geestelijken hoogmoed onder, wanneer men toont haar niet te vreezen door hare beschimpingen als't ware uit te lokken.
74
Het is eene treurige zaak. als alles ons schijnt tegen te loopen. te vergeten, dat God vóór ons is, maar het is nog treuriger zich alles te zien medeloopen. maar reden te hebben om te denken ; God is tegen mij.
75
De gedachten der ziel drukken zich af op liet gelaat des menschen; voor een lijnen menschen-kenner zijn zij zichtbaar, wellicht ook voor Engelen en geesten. die ons onzichtbaar omringen. Ernstige waarheid, die ons vermaant, om steeds reine God-verheerlijkende gedachten te koesteren ; aanmoedigende waarheid bij de voorstelling van de wolk der getuigen, maar vooral bij de zekerheid, dat het oog des Hemelschen Vaders ons altijd gadeslaat en een welgevallen heeft in de herstelling van het verloren beeld Gods in ons.
SS
22 ©0-
76
De dood geeft uLtzichten. die voor ons bedekt blijven, tot in het oogenblik zijner nadering. O! dat kan niet worden beschreven!
77
Gods Hemel begint, waar de Wereld in ons eindigt. T. K.
78
Hij is een slecht Christen, die over zijnen tegenspoed mort. en daardoor de heilzame vrucht verderft, die God op dezen stam wil laten groeien.
79
De hoogmoed is een schaamtelooze bedelaar.
80
Liefde zonder de waarheid is eene weekelijk-heid, die de Godsdienst beleedigt, en eene verkeerd gewijzigde genegenheid, die de zielen laat verloren gaan . onder voorwendsel van ze te sparen. De waarheid zonder liefde is eene barse he gestrengheid. die alles bederft om alles te verkrijgen en die afbreekt in stede van op te bouwen.
81
Waar de gebeden als blanke duiven ten hemel stijgen, daar worden de zwarte raven derb e z o rs: d-heid uit het hart verdreven.
in
82
Het is niet de hoeveelheid. die wij bezitten . maar de hoeveelheid, die quot;\vij genieten, welke het ge-lak bepaalt.
83
Zorgen en bekommeringen zijn ongenoodigde gasten, maar raenschen, die gewoon zijn tetob-b e n, zenden zelfs het leed een wagen te gemoet om het als een gast thuis te halen.
84
Die niet aanhoudend aan den Hemel denkt. kan niet recht voor den Hemel leven.
85
Wat is een recht leven voor den Hemel? Niet zoozeer en alleen vrome gesprekken te honden; maar getrouw en ijvering in roeping en werkkring hier op aarde te verkeeren met een oog op den Heer, Wien men rekenschap is verschuldigd.
80
De Heer wil. dat zijne discipelen niet uit de wereld zich afscheiden, niet aan de wereld zich aansluiten , maar van de wereld zich onderscheiden zullen, om juist alzoo haar tot zegen te worden.
87
De profetie is het licht der geschiedenis en de sleutel barer raadselen.
88
quot; De liefde in het havt. den vrede in de ziel en liet gezang in den mond. dat geeft voorsmaak van He-melleven.
89
Hoe schoon valt het licht van G-ods Woord op den stamboom der menschheid! Alleen het geloof heeft het recht om in gezonden zin van men-schen waarde te spreken, omdat het tegenover de stofvergoding aan de helijdenis vasthoudt: „wij zijn Gods geslacht.quot;
Gij. o mensch! zijt het eigen kind des Vaders, de jongste zoon des huizes, maar.... de verlorene, en — wederaangenomene. zoo.... gij wederkeert.
90 *
Wie kan de zorg en waakzaamheid voor de
zuivere leer der Openbaring Gods veroordeelen? — Maar hoe licht wordt het goede overdreven of wordt men eenzijdig vooringenomen, partijdig, twistgierig, als het leerbegrip gewetenszaak wordt en het Christelijk leven bijzaak is, als Godsdienstijver de liefde vergeet, als geestelijke hoogmoed de nederigheid buitensluit en onverdraagzaamheid de plaats der verdraagzaamheid inneemt.
V. d. H.
91
Spoedig houdt men ons voor overdreven en dweepzuchtig, als wij ons Christus niet schamen en Hem trachten te belijden voor de menschen.
32
-H5i 25 ©■gt;-
92
Vele mensclien passen de woorden „met tranen zaaien.quot; op zich zeiven toe, maar storten alleen tranen zonder te zaaien.
93
Ware ootmoed is een parel uit den schat van Jezus' leven. Zij is de wetenschap aller Godzaligen.
T. v. K.
94
Hoe meer gelijkvormigheid aan Christus' beeld . des te meer vrede in de ziel.
95
In het verborgen leven van den Christen wordt soms het toegeven aan zondige liiston met bittere tranen beweend. Is daar ook ontferming Gods in te zien, die de zonde voor eenige oogenblikken laat heerschen. opdat er meer v e r o o tm o ediging en strijd en vasthouden aan Zijne genade uitzon voortvloeien ?
97
Hoe eenvoudiger men van gemoed mag zijn, des te meerder en hoogere dingen worden zonder moeite verstaan, want van boven moet het licht der kennis komen. ï. v. K.
98
Een Evangeliedienaar moet niet beloond willen worden door mensohen.
20 fê»
99
Veler onstuimige bekeeringsijver opeubaart rte dwaze meening. dat het werk Ciods van hen afhangt.
100
De voorstelling van het ideaal van het Christelijk leven heeft meer kracht tot opwekking ook van onbekeerden. dan de vrees voor hel en verdoemenis.
101
Poovere waarheid. die door een heirleger vrijzinnigen zon kunnen omvergeworpen worden, armzalige kerk. die de vrijheid aan banden zou leggen om uwen G-od niet te verliezen: dan is uw God een afgod, uwe waarheid geene waarheid.
C. d. 1. S.
102
De ultra-orthodoxe prediking, uit behaagzucht, oogst steeds wrange vruchten, want die zulke prediking begeeren , zijn nooit voldaan, eischen steeds meer en werpen dan de predikers uit, die hunnen lof gezocht hebben.
103
Bij getrouwen en ijverigen arbeid in de dienst van den Heer. komt er zoo licht bij ons zelfver-hefling in liet hart en een denken aan de eerekroon en de vervulling der heerlijke beloften; die voorstelling mag wel tot opwekking dienen, als wij
maar niet vergeten, dat wij als arme zondaars moeten behouden worden,
104
Heerlijk voorzeker is de verwachting, maar die alleen met het ootmoedig zondaarsgeloof is verbonden . want het Evangelie spreekt van eene gelijkvormigheid aan Christus' beeld, als beschikking van God. De Heer Jezus belooft zijnen vrienden een zitten op zijnen troon, een heerschen met Hem. Hij noemt beu ook het licht der wereld en Hij zal op hen schrijven Zijnen nieuwen naam.
105
God is te rijk om de zaligheid te verkoopen. wij zijn te arm om er voor te betalen.
' ' L.
100
Een leeraar moet niet door heerschzucht schrik eu angst verwekken, dan bevordert hij huichelarij.
107
De Satan heeft onder zijne knechten er vier. dio veel kwaad doen, vooral aan jonge menschen. Zij heeten:
1 daar is geen gevaar.
2 alleen maar eens.
3 ieder doet het.
-t straks.
108
Het uitspruiten van al de vruchten des Geestes
28
-SS
a
te gelijk is liet beste kenmerk van geestelijken wasdom; het gaat als in de natuur in den Lentetijd. Als de bron des levens vernieuwd is. komen allé deugden als uit eenen stam daaruit te voorschijn.
109
Het huiselijk geluk door vrede en eensgezindheid hangt dikwijls af van de liefde tot orde.
110
Er is in de stilte der Natuur iets Godsdienstigs. De stilheid der ziel is reeds een lofzang, die uit Zion opklimt. (Ps. 05 :1.)
111
Het is onbegrijpelijke lankmoedigheid van God, na een lang leven vol zonden gedurig wel beleden en betreurd, maar toch, weder opnieuw bedreven, nog niet verworpen te worden, maar altijd den troon der genade toegankelijk te zien; wei een bewijs, dat God geen lust heeft in den dood des zondaars, maar daarin, dat hij zich bekeere en leve.
De liefde is het welriekende van het geloof, het licht der hoop en het innige en gelukzalige leven Gods.
113
Een vast geloof is de beste theoloog.
Een braaf leven de beste wijsgeer.
Een zuiver geweten de beste advocaat.
Eerlijkheid de beste staatsman.
Matigheid de beste doctor.
Het hart is het beste gebedenboek.
Bidden moet aanbidden zijn, het uitstorten van de ziel voor God. gelijk Hanna deed. 1 Sam. 2 :1 —10.
Er is zooveel kermend Christendom dat geheel anders zou zijn. wanneer er meer gesteund werd op hetgeen God ons gegeven heeft.
Er wordt in de wereld veel muziek gemaakt en heerlijk is het uitvoeringen bij te wonen, vooral van die treffende Godsdienstige stukken van Bach. Jlendelzon en Haydn. maar gelukkig hij die bij a' het genot dat hij daardoor smaken kan, zich steeds voorstelt het zingen der Engelen te zullen hooren en die verlangt eens met hen mede te zingen.
118
Hoe kan men elkander het leven aangenaam maken door vriendelijkheid en toegevendheid . als wij het egoïsme maar meer en meer afteg-gen dat ons daartoe zoo ongeschikt maakt Waarlijk wij kunnen reeds hier een voorsmaak van
30 gi
llet Hemelleven hebben en er ook meer eu meer voor bereid worden; bet zijn toch gewoonlijk nietige eu beuzelachtige dingen, waarover wij soms zoo haspelen kunnen.
119
Indien de sommen gelds, die aan het misbruiken van spijs en drank, aan tafelgenot en weelde. aan wijn en geestrijke dranken, aan allerlei lekkernijen en versnaperingen verloren gaan, verstrekken konden •'.ot betere voeding der arbeidende klasse hoe zou de welvaart en de gezondheid der maatschappij er bij winnen. ^ ^ ^
120
Het geloof kent geen vrees.
Met kleingeloof heeft geene rust.
Het ongeloof wordt wanhoop.
121
Zouden innige vrome hemelschgezinde menschen niet wel eens ontmoetingen met Engelen kunnen hebben....?
122
Als in den ouden dag ons vrienden door den dood ontvallen of als men van wege onze zwakheden en gebreken des ouderdoms ons meer en meer ontwijkt of ignoreert, dan moeten wij maar veel aan het gezelschap der Engelen denken en daarnaar verlangen.
31
HP
123
Vele Christenen klagen, dat zij op hun bidden om vergeving geene verhooring schijnen te ontvangen en geen rust en vrede verkrijgen; komt dit ook daarvan, dat zij alleen de geruststelling-verlangen zonder de gemeenschap met Grod te begeeren ?
124
Wij hoeren gedurig van verschrikkelijke rampen, waarbij honderden menschen jammerlijk omkomen of allersmartelijkst worden gewond; hoe dat overeen te brengen met een wijs en liefderijk bestuur van God? dat is de vraag van het ongeloof, maar het ootmoedig en kinderlijk geloof van den Christen, die God vreest, is er zeker van dat God, die niet antwoordt van Zijne daden, de allerwijste en genadigste bedoelingen heeft en dat er meer goed uit het kwaad voortkomt dan het kwaad teweegbrengt, daarbij worde nooit vergeten, dat de zonde op de aarde heerscht. en dat er eene rechtvaardige vergelding is.
125
Het is gemakkelijker eenigen tijd geheel onvoorbereid tot wetenschappelijk ontwikkelde menschen te spreken, dan een uur even zoo onvoorbereid, tot kinderen het woord te voeren om hen
werkelijk te onderwijzen.
32
1-20
G-elukkig- hij. die zijne aansta ande verhuizing naar de Eeuwigheid met blijmoedig verlangen te geinoet ziet, zonder daartoe gedrongen te worden door de onvolmaaktheden des tegenwoordigen levens; neen. werken terwijl het dag is, eer de nacht komt, dat moet hier hoofddoel blijven, dan zal het verlangen van zelf meer en meer met verrukking worden gevoeld en steeds nieuwen aandrang tot werken geven.
127
Bij al wie één is met Christus . wordt door het geloof een nieuwe, een hemelsche levenskiem in het hart gelegd . die de dood niet vernietigen. maar alleen ontwikkelen kan.
128
Indien lasteraars en kwaadsprekers eens ééne maand stom konden zijn. hoeveel rust zon het in huisgezin en gemeente geven.
129
Bejaarde Christenen, die door de hope op het Hemelsch Vaderland leven, hebben nog gedurig te strijden tegen aardsohgezindheid en gehechtheid aan het leren en deszelfs betamelijk genot. Dat maakt den teeder godvruchtigen en gemoedelijken Christen wel eens bezorgd, maar, als bij in waarheid kan zeggen, dat de Hemel hem boven alles begeerlijk blijft, dan mag hij getroost zijn door
■-■Si 33
de gedaclite. dat een betamelijk levensgenot, met dankbaarheid genoten, door (iod niet wordt afgekeurd en dat zijn Heer, als het op 't sterven aankomt, de ziel zijner vrienden losmaakt van eiken band, die haar nog aan het aardsche verbindt.
130
Het is zoo goed om iederen morgen bij ons ontwaken te denken. „Heden kan de Heer voor mij komenquot;, en ons zeiven dan te beproeven of wij Hem met gerustheid kunnen ontvangen. Oude menschen moeten dit vooral niet vergeten.
131
Hoe verschrikkelijk moet de dood voor onzen Heer geweest zijn, die in zijne reinemenschheid geene kiemen des doods had. gelijk wij zondige menschen, maar Die nu in onze plaats zonde voor ons werd gemaakt. De laatste oogenblikken aan het kruis, bij de duisternis in zulk eenen toestand, verklaren eenigszins zijne klacht: Mijn God. Mijn God waarom hebt gij mij verlaten'?
132
De drie zwaarste lijdensstonden in Jezus' leven waren; Zijne verzoeking in de woestijn. zijn lijden in Gethsemané. en cie drie laatste uren van zijn lijden aan het kruis.
S!
3
'-■si 34 ©•—
133
Welke allersmartelijkste uren ook van lichamelijk lijden waren de laatste van onzen Heer aan het kruis ; geene verkwikking of lafenis, dan alleen de spons met edik. dat eigenlijk geene lafenis was, en dat nog onder hoon of spot Hem toegereikt, onder zulk eenen brandenden dorst. Welk een onderscheid met de omstandigheden waarin vele menschen sterven, die omringd zijn van hunne betrekkingen, die allr liefde betoenen om verkwikking en lafenis aan te brengen. Mochten wij onder zulke omstandighnden stervende, dan het oog op onzen Heiland gevestigd honden, die om onzentwil zooveel heeft uitgestaan, opdat het ons aan niets zoude ontbreken 1 —
134
Wat is de genadeleer toch heerlijk om ons allen hoogmoed af te leeren. Eer- en roemzucht, zelfs over werken van geloof en liefde is nooit geheel van ons geweken, zelfs ons belijden en getuigen van Christus is er mede besmet en onze hoop! ach. zij wordt dan gekweekt op onzen eigen akker. En dit alles zal ons ontvallen, als wij voor onzen Rechter verschijnen moeten.
135
Ik geloof, dat het in den tijd der beproeving, die over de gemeente van Christus komen kan, blijken zal, dat het woord des levens voor meerderen is gezegend geweest dan wij gedacht heb-
ben; liet uitgestrooide zaad zal ontkiemen en vruchten dragen, want Gods woord keert niet ledig weder en dan zal liet blijken, boevelen er voor Christus zijn gewonnen. die dan niet vrijmoedigheid voor Hem en zijne zaak zullen uitkomen. Denken ivij toch niet ongunstig over 's Hoeren werk aan de harten.
130
.,Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijtquot;, zegt Apostel Jacobus van God, en wijst daarmede tot onze beschaming op dat Goddelijk voorbeeld, aan hetwelk wij gewoonlijk zoo slecht beantwoorden, Het vitten en verwijten kan zulk eene gewoonte bij ons worden, zelfs bij het betoonen van goedwilligheid aan onze medemenschen, die dan onze weldaden dikwerf zeer duur van ons ontvangen en er geene blijdschap over gevoelen, omdat zij door verwijtingen zoozeer verbitterd worden. Bidden wij toch maai1 veel om een liefderijken geest en denken wij aan Jezus' woord. „ Woest dan volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is.quot;
137
De klank van het geld is machteloos tegenover de nooden der ziel. Aan het hart van een mede-mensch kan men nog uitweenen en hij weent met ons, maar goud en zilver blijven koud.
138
Het dagelijksch bidden om vergeving van zon-
lt;amp;
quot;■■ft 30 gt;
tien is op zichzelve niet genoeg om zicli voor bekeerd te houden, als er niet werkelijke afstand van en strijd tegen de zonde mede gepaard gaat. en er lust in het harte is, om ook in het verborgene voor God te leven. Ach, hoevelen vleien zich met den weg van boete, maar kennen de zelfverloochening nog niet: geene vrees voor straf ■ alleen moet ons tot G-od brengen, maar de dorst naar Zijne gemeenschap.
139
Wat men zich van ontmoetingen en genietingen na het sterven voorstelt en bij eene rijke verbeelding met verrukking verwacht, zal mis-. schien geheel anders in werkelijkheid zijn, maar wij behoeven daaromtrent geene teleurstelling te vreeaen. Wat Grod heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben, zal alle verbeelding te boven gaan, en niet minder zijn dan wij ons hebben voorgesteld.
140
Bij het ontvangen van erfenissen of legaten is men meestal tot het een of ander verplicht ' overeenkomstig den wil van den erflater; is het zoo ook niet met de Hemelsche erfenis; kan het onverschillig zijn hoe men zich omtrent Gods geboden gedraagt, als men zich Zijn erfgenaam mag noemen?
141
Erfgenaam Gods en medeërfgenaam van Christus is de hoogste Adellijke titel.
S -ffi
is
142
Hoe gelukkig is het eene vaste hoop te bezitten op de beloofde zaligheid des Hemels. In gezonde krachtvolle levensdagen schijnt het sterfuur nog zoo ver verwijderd en dan is het voor den aardschgeziuden mensch vrede en geen gevaar, en toch is liet gevaar te aller ure aanwezig; wanneer men oud en krank is, wordt die waarheid meer voor den s'eest gebracht met eene waarschuwende stem en toch nog dikwijls weinig geteld : hoe allernoodigst is daarom de zekere hoop levendig te houden en aan te kweeken. Zoo wordt men bevrijd van stervensvreeze, ook voor het onverwacht sterven en men vertrouwt zich te aller ure aan den machtigen en getrouwen Herder en zegt: „al ga ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zal geen kwaad vreezen, want ik ga naar huis. De Engelen worden ook voor mij uitgezonden om mij te geleiden.
143
Hoevele duizenden gaan er dagelijks de eeuwigheid in, velen, ach, het is te vreezen, in verwijdering van God en rijp voor het eeuwig verderf; maar hoevelen ook waarover wij onze gedachten niet kunnen uitspreken, geen beslistegodloozen; maar toch ook geene openbare volgelingen van den Heer. Wij moeten hierover maar niet diepzinnig willen denken, eu vooral geen oordeel, hetzij gunstig of ongunstig willen uitspreken. maar des te nauwkeuriger op ons zeiven letten en beproeven
38 fg-:-
of wij waarlijk vrede eu hoop hebben tloor geloofs-verbiiitenis met Christus den Heer.
144
Beproevingen en smarten zijn dikwerf voor ons menschen, wat in de Natuur een verhoogde warmtegraad is voor liet uitgestrooide zaad, dat koud en zonder leven in den grond lag: het zaad begint te ontkiemen en belooft wasdom en vrucht. Zoo ook het zaad des woords: het ligt menigmaal schijnbaar dood in het hart, maar God de Heer wekt leven en warmte in de harten, als Hij met Zijne bezoekingen komt eu het uitgestrooide zaad is niet meer onvruchtbaar.
145
Woorden en handelingen van liefde van God brengen den zondaar nog eerder tot verootmoediging dan strenge wetprediking en oordeelen; de laatste werken veelal vrees, indien niet lastering bij een verhard gemoed. De stem der liefde breekt eindelijk het verstokt gemoed.
140
Twijfelzucht en ongeloof is ook de zonde die den geloovigen Christen lichtelijk omringt; hierdoor ontstaat de begeerte wel eens in het hart om door een zichtbaar teeken zekerheid te verkrijgen, en in zi jn geloof versterkt te worden. doch wij moeten niet uit het oog verliezen, wat de Heer tot Thomas heeft gezegd : „Zalig die niet zullen gezien en nochtans zullen geloofd hebben.quot;
Beter is dau liet ernstig aanhoudend gebed om versterking van liet geloot'. En wij moeten vragen: zou zulk een begeerd teeken wel op den duur de twijfelzucht en het ongeloof onmogelijk maken ? Ach, wie zijn wij zwakke licht verleidbare mcn-i sohen, zijn wij bestand tef^eii de scherpzinnige redeneringen van de ongeloovige wetenschap?Houden wij ons liever dicht bij het woord en bij het ernstig gebed eu de Heer zal ons kracht schenken om te blijven gelooven en met lijdzaamheid te verwachten. wat wij nog niet zien.
147
„G-ij bidt en gij ontvangt niet. omdat gij kwalijk bidt.quot; Dat woord van Jacobus wordt dikwijls misverstaan, omdat het niet in deszelfs verband gelezen wordt; en men is dan niet tevreden met zijn bidden, als men geene schoone woorden heeft kunnen vinden om daarmede tot God te naderen. Ach , laat ons toch bedenken, dat de Heer niet zoozeer op woorden Iet noch om de woorden verhooring schenkt, maar het hart van den bidder kont en reeds eer hij zijn gebed heeft ontboezemd . met genadig welgevallen de stemming beschouwt, in welke hij de toevlucht tot God neemt; de aandrang van het hart om God zijne nooden te klagen, de dorst naar God, is reeds voor Hem een gebed dat hij verhoeren wil.
148
Wij moeten altijd denken. dat de Heer nog onein-
- * 40 © gt;
dig meer geloovige en gehoorzame discipelen heeft, zelfs onder degenen die niet met ons medegaan, dan wij ons kunnen voorstellen. D. C.
149
Ach, dat wij ons toch niet in staat en gerechtigd achten om de waarde des geloofs van anderen te stempelen.
150
Kennis der waarheid is geene kennis der geloofsleer op zichzelve. maar het erkennen van de waarheid in de geloofsleer uitgedrukt. S.
151
Door het geloof in Jezus' offer onzer verzoening hebben wij eeneu vasten grond gevonden . waarin ons anker eeuwig houdt.
15-2
Wie zal niet gaarne verzekerd zijn. dat hij in Gods liefde deelt: wij spreken hier niet van de algemeene liefde Gods tot de menschen, waarmede velen zich lichtvaardig vleien en geruststellen. maar van Gods bijzondere verkiezende liefde. waardoor wij verzekerd zijn van in Gods gunst te •deelen en Gods heil in de eeuwigheid met blijmoedig vertrouwen verwachten en hopen. Van die liefde wordt men verzekerd, als er waarlijk edele beginselen in het hart ontstaan en aanhoudende strijd plaats heeft tegen alle. ook verborgene. zonde; als er lust is tot heiligmaking
— 85
-^$41
en werkelijke afsterving der zonde. Het is onmo-g'elijk zicli daarop te kunnen verlioovaardigen, of daarvan een grond van hoop te maken. want het is geen eigen werk, maar Gods werk in ons door zijnen H. Geest, en dat is een bewijs zijner onveranderlijke liefde. Als dus ons geweten ons getuigenis geeft, dat wij waarlijk door gebed en strijd de zonde in ons tegengaan en meer en meer in ons overwinnen, dan kunnen wij tot onze blijdschap en troost het daarvoor houden, dat God ons liefheeft en voor eeuwig behouden zal.
153
Vergeving om niet.. Zulk een woord noemt Luther de dood der eigengerechtigheid en der Roomsche kerk.
154
Waarom wil men toch op eene andere wijze behouden worden, dan God ous wil behouden? vroeg Da Costa.
155
Op het gebied van God behooren vrede en waarheid onafscheidelijk bij elkander, want waarheid zonder vrede is twist, en vrede zonder waarheid is eene valsche vrede.
156
Plaats Christus in den verwardsten ingewik-keldsten toestand en de orde herstelt zich. Ja Hem in het midden te plaatsen is niet alleen het
42
kerklierstel maar ook liet staatslierstel en het zielsherstel, want van Hem gaat de H. Geest uit en deze is eene orde-herstellende kracht.
157
Wilt gij bestraften, begin met te prijzen, dat neemt de drift weg.
158
Nederigheid, reinheid eu liefde zet schoonheid bij aan het middelmatigst gelaat; een schoon gelaat zonder die deugden is niet aantrekkelijk.
159
Men klaagt tegenwoordig zeer over het verkeerd gedrag der dienstboden en er heerschtook bij velen groote lichtzinnigheid en ontrouw, een geest van wereldliefde eu hoogmoed, waardoor velen zich boven haren dienstbaren stand verheften en zich in kleeding en opschik met hare meesteressen gelijkstellen, maar zou niet een deel der schuld aan de heeren eu vrouwen moeten worden toegekend, die door hunne levenswijze maar al te zeer aanleiding geven, dat hunne onderhoorigen hun voorbeeld volgen? Die dan nog recht meenen te hebben om hun gedrag te verdedigen, met de betuiging dat zij het geld, dat zij aan opschik en pleizier besteden door het werken verdiend hebben, terwijl hunne heeren en vrouwen veelal niet eens hunne schulden betalen die zij door een weelderige en kostbare levenswijze maken. Maar behalve dit, de klacht
'■amp; 4:5 -
a
over het verkeerd gedrag der dieustbüdeu mag wel eens tot zelfonderzoek leiden. Is de bekan-deling van onze dienstboden wel altijd overeenkomstig met den Christel ijken geest? Worden zij niet meer als slaven. dan als ondergeschikte huisgenooteu bejegend? Die personen van minderen stand en gebrekkige opvoeding hebben toch ook gevoel en geweten en verdragen niet altijd geduldig eene harde bejegening noch de hoogmoedige vertooning van meerderheid, en de ondervinding leert, hoeveel zachtmoedige liefde, zelfs bij onwilligen kan teweegbrengen. Wanneer men daarentegen altijd op gebreken vit om iets gedaan te krijgen, altijd het vergeten verwijt, als men iets beveelt of een ongunstig vermoeden omtrent het karakter openbaart, dan verwijdert men de harten van zich, verwekt ongeduld, bevordert kwaad humeur sticht alzoo onrust en twist en verstoort den vrede, die elk gezin zoo gelukkig kan maken. Hoeveel beter is het, wanneer zachtmoedige liefde geduld heeft met de gebreken en het verzuim der dienstboden met vrolijkheid tot verbetering opwekt, prijst waar men prijzen kan en goeden moed inboezemt om te doen wat bevolen is. Men zal het ondervinden luie men de harten kan winnen en lust en opgewektheid verlevendigen kan tot meerderen ijver eu getrouwheid. En wat ware Christenzin. liefde voor God en Zijne dienst daartoe doen kan. behoeft, niet gezegd te worden. Trachten wij dan ware geloovige nauwgezette Christenen te zijn en meer dan
wij denken, zullen -quot;'ij bij onze dienstboden uitwerken.
160
Wat Zacheüs betuigde: „Zie, de helft van mijne goederen geef ik den armenquot; enz. — dit was zijn dankoffer voor de ontvangene genade. Zoo moet ook ieder Christen door een ernstig voornemen om zich in alles te verbeteren. zijn dankoffer brengen voor de verlossing hem door Christus aangebracht.
161
Het zich vastklemmen alleen aan een rechtzinnig leerstuk of systeem zal de ziel niet redden, maar het ootmoedig geloof in Jezus Christus en het aandoen van den nieuwen mensch.
162
Nuttig mag men de uitvinding van den Telegraaf noemen, die ons in zoo ongelooflijk korten tijd mededeelt wat op verren afstand gebeurt en onze berichten even spoedig naar ver verwijderde plaatsen overbrengt, wondervol mag die uitvinding worden genoemd, maar nog wondervoller is het, dat er voor den mensch hier op aarde eene gemeenschap bestaat met den Hemel. zoodat onze gebeden gehoord en verhoord worden op het zelfde oogenblik dat wij ze in ons hart hebben en ontboezemen, zie Jes. 05:24. Jes. 58:0a. Dan. 0: 20—23.
163
Een open oog: voor onze zonden en een open hart voor den Heer Jezus geeft alleen vrede. —
164
Als wij soms werken voor bet Godsrijk, dan willen wij zoo gaarne wat groots en veel doen, maar wij vergeten hoe God uit het kleine dikwerf veel groots kan doen voortkomen, een enkel goed woord op zijn tijd gesproken kan van groote gevolgen zijn, een beker koud water aan een' discipel uit liefde voor Jezus, geeft een schat in den hemel.
165
Persoonlijk heil kan niet door het deelgenootschap aan eenig kerkgenootschap, maar slechts door persoonlijke gemeenschap met Christus verkregen worden.
166
Het geloof verzacht wat het niet kan wegnemen , ondersteunt wat anders zou bezwijken; doet hopen, waar anders wanhoop zou heerschen.
D. C.
167
Br is geen andere Hemel dan voor arme bedelaars , zooals de Verloren Zoon. Ziet opwaarts! daar is het feestmaal, daar is de Bruiloftsdisch; alle gasten hebben het feestkleed aan, maar zij
zijn opgeraapt geworden uit alle straten en wijken der stad. zij waren arm. verminkt. kreupel, blind. In dat gezelschap moet gij zijn zoo gij bij den Vader wilt wezen, in zijn huis. C. d. 1. S.
108
Kinderen vertrouwen op hunne moeder allicht te veel en varen er toch niet slecht bij. Wij echter vertrouwen te weinig op God. en daarom zijn wij ook zoo arm aan vrede en vreugde, vooral wanneer wij midden in de verwarringen en duisternissen des levens verkeeren. F.
109
De kinderen dezer wereld hebben een' inwen-digen eerbied voor eene ootmoedige en moedige belijdenis, zelfs wanneer zij daarover lachen als over een oud bijgeloof.
170
Zegevierend redetwisten en andersdenkenden bespotten en vernederen is geen bewijs van oprecht geloof.
171
Waar vinden wij zoo weinig stelselzucht en daarom zoo veel leven als daar, waar wij op ééne bladzijde lezen- „niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader hem trekke,quot; en op de andere: „gij wilt tot mij niet komen, opdat gij liet eeuwig leven hebt.quot; terwijl de eerlijke consciëntie op beide uitspraken Amen zegt.
S8-
-'-■gi 47 ^
172
De verhooring is door den Heer niet zoozeer toegezegd aan het opgewekte, maar aan het volhardende gebed.
173
De weg, dien de Heer gewoonlijk niet de Zijnen houdt, is gewoonlijk anders dan wij raenschen meenen, dat geschieden zal. Bij de bekeering juicht men even als Israel, toen het de Roode zee was doorgegaan; maar evenmin als Israël denkt men er aan. dat de weg door de woestijn loopt, waar wel palmboomen en waterfonteinen, maar ook dorre zandplaatsen te vinden zijn.
17-1
Het geloof in eene toegerekende gerechtigheid van Christus baat ons niet, zoolang wij den nieuwen mensch niet hebben aangedaan, die naar Grod geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
175
De genade maakt den mensch groot en houdt hem klein.
176
Het oordeel (rods is voor den geloovige kracht en steun in de wereld, maar het wordt voor den ongeloovigen de niet-stervende worm in het hart.
fS
177
De onmacht om te gelooven is geenzins het „Ik kan nietquot; der physieke onmogelijkheid. maar het „Ik kan nietquot; van den zedelijken onwil.
178
De vloek der zonde kan niet worden weggenomen dan door hem te ondergaan.
179
„ü-ij hoort hen, die Uw heil verwac hten,quot; zoo zingen wij met Ps. G5, dit is een zeer bemoedigend woord nit de Schrift. Als wij dit dagelijks zingen en door dat woord leven, dan isergeene donkerheid meer op onzen weg en geen twijfel behoeft ons meer te verontrusten; al wat wij voor onze ziel begeeren om zeker te zijn van onze zaligheid dat schenkt de Heer op het gebed.
180
Hoe onzeker is toch het leven, eene schrede slechts misschien tussehen ons en den dood! Ge-Inkkig hij. die dat te aller ure, ja ieder oogen-blik voor 'den geest heeft, zich bereid houdt. Hij heeft nimmer angst en vreeze eu bezit eene levende hoop. Hoe digt nabij kan de Hemel zijn met de lieflijke Engelen.
181
Alle goud is niet te vergelijken met één zucht van heilig Verlangen naar boven; zonder dat verlangen te zijn, dat is sterven. Verlang! en gij zult weten te leven. Neander.
SS
a
0% 49 ^
182
Waar de oogen in do Gemeente meer opengaan voor de waarde, die eene menschemdel heeft in Gods heilige oogen, daar zal de liefde voor de zending ook algemeener worden.
183
Als de macht en de vorderingen van het Mohammedanisme ons met droefheid vervullen, dan mogen wij aan Gods beloften denken, het hoofd blijmoedig opwaarts heffen en de belijders van den Islam met de volgende woorden toespreken, die ik ergens las.
Ismael1 van dorst versmachtend In Mohammeds zandwoestijn,
Weet, dat Izak uw geleider,
Naar de levensbron zal zijn.
Daar hij zijn Messias groetend.
In den man van Golgotha,
Nieuwe Paulus, zal getuigen Van Gods wondren van gena.
184
In Christus' hoogepriesterlijk medelijden ligt de grond en de kracht van Zijne koninklijke heerschappij.
185
Rijkdommen baren zorgen, wanneer men zo verkrijgt, geven onrust als men ze behouden wil, maken ellendig als men ze misbruikt, en veroorzaken smart wanneer men ze verliest.
ES -.........—®
4
50
Spreek sleclits 15 minuten met eenen menscli,
dan kunt gij wel weten, of zijn scliat in den Hemel dan wel op aarde is.
187
Niemand is zoo arm, dat hij geen millionair in den Hemel kan worden. F.
188
De rijke God geeft altijd veel meer dan Hij neemt.
189
Een Duitsch spreekwoord zegt Waar geloof is, daar is liefde,
Waar liefde is. daar is vrede.
Waar vrede is, daar is zegen,
Waar zegen is. daar is God,
Waar God is, daar is geen nood.
100
Het reizen door het leven, met een blik op Jezus, dat is gelooven.
191
Hen verwikkelt het hart des te dieper in de
netten der zonde, naarmate men het hoofd te meer met godgeleerde spitsvondigheden opvult.
-lt;■%{ 51 fêo-
193
Er is slechts één koninkrijk dat geenen ondergang kent of kennen zal, doch dat is niet een rijk louter van Christelijke begrippen van dwaal-zieke menschen, maar het Kijk van den levenden Christus zeiven.
194
Alleen dan wanneer het hart des menschen niet zijne eigene eer, maar het heil van allen liefheeft , wordt niét alleen voor hem zeiven in de toekomst een' troon, maar ook voor allen een gelukkig verschiet verzekerd. Dat zal aan het einde der eeuwen blijken, wanneer de wereldtroon bestegen wordt door dien grooten Koning, wien het heil van allen zoozeer op het hart woog, dat Hij om het voor allen te kunnen verwerven, voor zichzelven gewillig een kruis verkoos. d. L.
195
De natuurlijke trots van het. onbekeerd gemoed verwerpt des Heeren Woord als dwaasheid.
190
De volgende woorden van Koozemeijer zijn in de tegenwoordige dagen lezens- en behartigenswaardig ;
„Allerlei maatregelen van uitwendigen aard, die men aanwendt om de zaak des geloofs in kerk of maatschappij te doen triumfeeren, mislukken of stichten meer kwaad dan goed. Maar wat de
reddende liefde aanwendt voor weezen en Ter-waarloosden . tot lenig-ing der oorlogsrampen en wering der armoede. tot opbeuring en bescherming en bewaring van allerlei aard, dat wordt met rijken zegen gekroond, dat staat daar in de wereld als een opgericht teeken. dat de gemeente van Christus met eenen levenden Heer te doen heeft en door Zijne kracht wonderbaar wordt gesterkt in hare eigene zwakheid.quot;
197
De meeste gevallen van zelfmoord komen niet diiar voor, waar de uitwendige ellende het grootst is. maar juist daar, waar men de grootste wereld-sche beschaving en de ruimste mate van allerlei genietingen aantreft; de wereld geeft hare gunstelingen vergift naar het genot. De zelfmoord neemt toe met toenemende weelde en ook ongeloof.
198
Geen nieuwe naam in den Hemel zonder een nieuw hart op aarde.
199
Wie het kruis van zijne schouderen schuift, heeft geen kroon op zijnen schedel te wachten.
200
Hemelsche rust is kracht op aarde.
F.
^ 53
-82
3S
201
Zie. hij bidt. Voor liet lot van eenquot; mensch rtie werkelijk bidt. behoeft men niet meer te vreezen. „Zie, hij bidt.quot; Zegt de Heerdatook, met het oog op onze binnenkamer van ons?quot;
202
Zichzelven vergeten en daarentegen het wel en wee zijner medemenschen in het hart te dragen en te gevoelen, dat is de adel der uit God geborene koningskinderen. *
103
T ijd verdr ij ven. Akelig woord V(tor een akelig werk, voor menschen die den tijd als een kostbaren schat hebben ontvangen om daarmede voor zichzelven winst te doen.
204
Altijd van zonde en genade te spreken is niet altijd een bewijs van het kennen zijner zonde als zonde, en het waardeeren der genade. Vrome klanken getuigen niet altijd van ware vroomheid.
205
Wrevelig toornen en ijveren tegen andersdenkenden vervangt wel eens de oprechte belijdenis.
206
Dr. Jonker zegt terecht en beschamend: „Tn onze kerkelijke en godsdienstige kringen moet
niet meer klem dan tot heden geschiedde. de stelling worden gehandhaafd : wie liefdeloosis, is go ddeloos.
207
De persoon van Christus is de blijvende kracht en roem van het Christendom.
208
De handelwijze van vele partijzuchtige en blinde ij vera ars voor do rechtzinnigheid. die voorgangers en leiders in de gemeente willen zijn, is het tegenovergestelde van hetgeen do Heer tot de 70 discipelen zeide, toen hij hen uitzond om te prediken Luc. 10 : 3. „Ik zend u als lammeren in het midden der wolven,quot; alsof Hij zou gezegd hebben „als wol v en in het midden der lammeren,quot; De drijvers en harde beoordeelaars van hunne medezondaren zullen het hard te verantwoorden hebben, zoo zij zich niét bekeeren.
209
Wie geene blijdschap des geloofs kent, jaagt naar zinnelijk genot.
210
De eigenliefde maakt blind , zoodat wij onze verborgene gebreken niet kunnen ontdekken.
211
De voorbede voor anderen is de kracht onzer liefde.
212
Do geest der ootmoedige, zachte, dienende liefde deze geest alleen kan de kerk vernieuwen en
55 gt;§■gt;-
geene nieuwe reglementen, geen onderteekende formulieren, geene liturgieën en partijen.
ünk de maatschappij, thans door donkere onweerswolken bedreigd, kan alleen door dien geest gered worden.
213
Joh. 15:10. „Grij he h t m ij niet uitverkoren, maar Ik hel) u uitverkoren en heb u gesteld, dat gij zoudt henengaan en vrucht dragen en dat uwe vrucht blijve; opdat zoo wat gij van den Vader begeeren zult in mijnen naam. Hij u dat geve.'' Er is hier geene spraak, zegt Roozemeijer, van een voorwereldlijk raadsbesluit: dat alles heeft zijne be-teekenis voor systemen, waarin de menschelijke geest, zoover dit mogelijk is, het wereldplan zoekt tc ontwikkelen; een pogen, dat zelfs voor de krachtigste en meest begaafde geesten tot niets anders dan tot een stukwerk leiden kan en waarbij wij de bede des dichters moe'ten overnemen :
„En ga ik verder dan eens Christens ootmoed past. Bestraf mij in genade en log mijn dwaasheid vast.quot;
214
Het geeft aan het gemoed eene onbeschrijfelijke gerustheid, zich bewust te zijn, dat men den Heer Jezus Christus te aller uur verwacht en zich voor zijne komst bereid houdt.
50
U. die als Heer der heerlijkheid
Verreest tot heil der volken,
Verwachten wij in majesteit Eens weder op de wolken.
Hij komt! elks ooge zal Hem zien,
Ook die Hem heeft doorstoken,
Elk zal Hem juichend hulde hiên Of om ontferming smeeken.
Hoe ras of traag de tijd verdwijnt,
Die dag zal zeker komen;
Het licht, dat aan de kim verschijnt,
Wordt reeds van ver vernomen. Ja, Halleluja! Ja, Hij komt'
Juicht meuschen, Englen samen Juicht met een vreugd, die 't al verstomt, Juicht allen , Amen! Amen !
Ev. (iez. 44 : 3, 4.'
^ ïjz?