-ocr page 1-

DE VBIJIETSELAAB,

DE SOCIALIST EN DE JESUÏET.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

DE VRIJMETSELAAR,

DE SOCIALIST EU DE JESUÏET.

DOOR

jf. yj. yHoyviPSON.

hut ^-ui-toc-A-.

TWEEDE DRUK.

Rotterdam , G. W. VAN BELLE.

1883.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

Moeder en Zoon.

Aan een der schoonste rivieren van Midden-Duitschland verheft zich eene oude stad. Eeuwenheugende kerken, welke uit de huizen zich met hare torens hemelwaarts verheffen, getuigen van de oudheid der stad en van de vroomheid hare vroegere bewoners. Aan het eind der stad staat een vervallen wachttoren, die door wilde druiveboomen met vriendelijk groen wordt bekleed. Treedt men de stad binnen, dan verandert haar aanblik, en neemt zij het voorkomen eener moderne fabriekstad aan met al hare weelde en al hare armoede. Daar loopen breede straten door het hart der stad met huizen, die op paleizen gelijken, en voor welker vensters zich de bonte menigte verdringt; daar staan, zoover dé ruimte zulks gedoogt, kastanjeboomen, die met hunne lange, breede bladeren een aangename schaduw geven; op een der schoonste pleinen staat zelfs een monument van Schiller. Ter rechter- en linkerzijde zijn de straten nog steeds ruim, de huizen van behoorlijke bouworde, doch de trottoirs zijn verdwenen. Hoogstens heeft de aanzienlijkste der winkeliers iets gedaan ter verfraaiing van de ruimte voor zijne woning, eu groepeeren zich daar eenige zwaarmoedicje acacia's om een half vervallen fontein.

O O

Een weinig verder komt men in de wijk der lagere volksklasse, der proletariërs. Hooge huizen met vervallen gevels, die misschien driehonderd jaren voorbij zagen gaan, zien thans, volkomen zwart geworden, op de nauwe straten neder, waarvan keukenafval en allerlei andere onreine overblijfselen de oppervlakte hier en daar soms tot groote hoogte bedekken. In deze tijden hoort men er des daags het twisten en schreeuwen der volwassenen; half naakte kinderen met ongekamde haren luisteren daarnaar met open mond; zij, die reeds knaap geworden zijn, mengen zich niet zelden in het luidruchtig gesprek. Des nachts verneemt men het gekerm en hulpgeroep van mishandelden , en de politie kan steeds tusschen beide komen, of zij laat de steenen, die haar te zwaar zijn, liggen en de lieden toezien hoe zij zich uit den nood redden. Zoo leeft de bevolking der fabrieken niet enkel in deze maar in de meeste moderne fabrieksteden.

Vroeg in den morgen, wanneer in de voorname wijken der stad nog eene diepe stilte heerscht, wordt het in die donkere kwartieren levendig, en de bewoners stroomen bij honderden naar buiten: mannen van iederen ouderdom tot knapen , die bijna nog in den kinderlijken leeftijd zijn, doch een zoo groot mogelijke driestheid aannemen, om hunne jeugd te verbergen. Hun zit de

-ocr page 6-

6

muts het scheefst, en al ontbreekt de baard, zulks is niet het .geval met het hier of daar gevonden stukje cigaar, dat onophoudelijk van den eenen hoek van den mond naar den anderen wordt overgebracht. Voorts bemerkt men in hun gezelschap een aantal meisjes, die allerlei onbeschofte uitdrukkingen tot morgengroet ontvangen en ze soms even brutaal beantwoorden.

Allen zijn fabriekarbeiders of arbeidsters, die zich naar het tooneel hunner werkzaamheid begeven.

Een klein aantal hunner bevond zich reeds in dat gedeelte der stad, waar de woningen zeldzamer beginnen te worden. Het waren een half dozijn krachtige gestalten; de blauwe kielen, die zij droegen, waren op vele plaatsen met zwarte vlekken bedekt, en ook hun gelaat en handen toonden duidelijk aan, dat zij arbeiders waren in eene stoomfabriek.

Ongeveer twintig schreden voor hen uit gingen twee mannen , wier tocht naar hetzelfde doel gericht scheen. Ook hun voorkomen deed aan den fabrieksarbeider denken, doch hun gelaat was bleek en hun gang eenigermate onzeker; ofschoon het geen grijsaards waren, maakten zij toch een indruk, alsof zij het grootste gedeelte huns levens achter zich hadden.

„Hé! stoker, neem ons mede!quot; riep er een uit den achtersten hoop. „ Het is toch aangenamer met ons te beginnen , dan iederen morgen om drie uur de vuren aan te leggen.quot;

„ Gij hebt goed praten , Eoode,quot; riep een der voorsten terug, „ de meester had het reeds voor lang kunnen vaststellen , dat ieder op zijne beurt de vuren aanlegde! Maar hij doet wat hij wil, tot wij hem de ijzeren haken voor de voeten werpen. Het zal nog wel erger worden, wacht maar, wij zullen het nog beleven.quot;

Een hevige aanval van hoest onderbrak den stoker in zijne rede.

„Nu, hoesten moogt gij, dat verhoogt uwe waardigheid; het ware intusschen te wenschen dat gij er ook beter om betaald werdet!quot; riep de Eoode, om zijn zwaren rooden baard aldus bijgenaamd , onder het gelach zijner makkers.

„ Gij lacht om ons?quot; riep een van hen , „ wij hebben toch doorgedreven , dat ons toegestaan werd wat wij begeerden. Ziet nu of gij het ook zoo ver kunt brengen.quot;

„Wat moeten wij dan doordrijven?quot;

„Weet gij niet, dat men den vrijen tijd in den namiddag op tien minuten stellen en den tijd van den arbeid met een half uur verlengen wil ? quot;

„ Dat zal men niet.quot;

„Dat zal men wel, zeg ik u.quot;

„ En ik zeg ti, dat men het niet doen zal,quot; beweerde de Roode nadrukkelijk.

„Waarom dan niet?quot;

„Wijl wij de macht in handen hebben!quot;

Een algemeen O ! volgde op deze bewering.

-ocr page 7-

„ Ik zeg u dat het zoo is. Gelooft gij, stoker, dat zij uit zuivere menschlievendheid in uwe vordering hebben toegestemd? Zij hebben ons noodig; dat heb ik reeds sinds lang bemerkt.quot;

„Zij hebben ons steeds het merg uit de beenderen gezogen riep een ander.

„ Gij zijt een schaapskop, want gij bemerkt daar niets van; trouwens ik heb u sedert een half jaar niet meer in de club gezien. Waart gij daar geweest, dan zoudt gij weten, dat de wind thans uit een geheel anderen hoek waait.quot;

„ Uit welken hoek dan ? quot;

„Van over de bergen; laat ik het maar zeggen : uit het Concilie.quot;

Een luid gelach beantwoordde den spreker.

Hij liet zich echter niet van zijn stuk brengen, maar vervolgde; „ Ik heb thans geen tijd, want wij zijn aan de poort gekomen, doch laat ik u alleen dit zeggen: Sinds het spektakel met het Concilie vertoond wordt, verschijnen in de arbeidersvereenigingen weder de oude bekende gezichten, die een tijd lang geheel verdwenen waren. De democraten met glacé-handschoenen komen daar en houden voorlezingen over de hoogere beschaving der

O 00

arbeiders, over de kolonisatie in Amerika en meer andere dergelijke onderwerpen. Daar zitten wij met open mond en oogen, maar verstaan heb ik er geen woord van; evenwel ik heb iets anders bemerkt. Wanneer de voorlezing ten einde is, zetten zich de heeren onder de arbeiders, drinken bier met ons, zijn de beminnelijkste menschen van de wereld, en dan gaat het los op het Concilie en de priesters.quot;

„Zoudt gij hen misschien in bescherming willen nemen?quot;

„Ik? Ik denk er niet aan en bekommer mij weinig om hen, maar daarom behoef ik nog niet het instrument te zijn van andere Heden, die alleen verschijnen, wanneer zij de arbeiders kunnen gebruiken , om de kastanjes uit het vuur te halen. De duivel hale mij liever! Wanneer ik ditmaal de hand brand, doe ik het voor mij zeiven, en wie de kastanjes, welke ik uit het vuur gehaald heb, machtig worden wil, moet een schedel hebben, die harder is dan mijn voorhamer.quot;

„Ja, ja, de Roode heeft gelijk; ik heb gelezen, dat zij op het Concilie de arbeiders-quaestie willen behandelen.quot;

„Kom, kom, zouden de priesters zich over ons bekommeren? De arbeider weet zelf het best, waar hem de schoen wringt; hij is de man, die besloten heeft krachtige middelen aan te wenden; de anderen hebben schoone woorden en doen niets. Doch stil, wij zijn aan de fabriek.quot;

De arbeiders waren voor een groot huis aangekomen, en een hunner trok aan de schel bij eene zijdeur. Deze werd geopend, en ieder arbeider nam een kaart in ontvangst, die tot bewijs diende voor den opzichter der afdeeling, waartoe de bezitter der kaart behoorde^ dat hij op den bepaalden tijd in de fabriek verschenen was.

-ocr page 8-

8

Achter den laatsten arbeider werd de deur van het. gebouw, dat op een kazerne geleek , gesloten , om weder geopend te worden , toen een halve minuut later een nieuwe groep arbeiders verscheen.

Immer talrijker kwamen zij nu, de levende machines van onzen tijd, de geweldige mannen van hamer en aanbeeld, en de Cerberus aan de deur had het zeer druk. Eindelijk luidde de fabrieksklok tot teeken, dat de arbeid moest beginnen; in vliegen-

' O ' O

den haast verschenen nog eenige arbeiders aan de deur, die echter met den laatsten klokslag gesloten werd ; wie nu nog binnen wilde treden, moest wachten tot na schofttijd; een vierde van den dag was intusschen voor hem verloren. Op hetzelfde oogenblik, dat de deur gesloten werd, begon een stoomwerktuig van 20 paarde-kracht zijn adem uit te blazen; de slagen van zware hamers deden het gebouw dreunen, en zwarte rookwolken stegen uit de hooge schoorsteenen op.

Al dat gewoel en gedruisch maakte een vrij onaangenamen indruk, die misschien nog versterkt werd door het onderscheid, dat onmiddellijk in het oog viel tusschen de vleugels en de achterzijde eensdeels en het middengedeelte des gebouws. Terwijl ginds kolendamp en hamerslag oog en oor pijnlijk aandeden , heerschte hier eene aristrocratische rust; breede en hooge vensters, waarvan de jalouzieën nog gesloten waren, gaven voldoend lichten lucht voor het elegante woonhuis en het kantoor van den eigenaar der fabriek. In het midden van het meer breede dan hooge gebouw

O O

bevond zich een met ornamenten overladen portaal, tot hetwelk een stoep van vier treden toegang verleende. Boven het portaal stond met allerlei heraldieke figuren omgeven het volgende opschrift te lezen : Machinenfahriek van Leopold Gutimann en Zoon.

Tot de arbeiders in deze fabriek behoorde ook de jongste der beide mannen, die op een Augustus-morgen omtrent zeven uren de stad verlaten hadden en op het punt stonden met een handdruk van elkander afscheid te nemen. De jongste scheen ongeveer twintig jaar oud te zijn. Uit zijne vurige donkerbruine oogen sprak levenslust, terwijl het gefronste voorhoofd het vermoeden opwekte, dat hij reeds op jeugdigen leeftijd door groote zorgen gedrukt ging. Lang bruin haar, dat in natuurlijke lokken langs de slapen hing, benevens een korte donkere baard gaven zijn hoofd iets idealistisch, dat nog verhoogd werd, als men hem van ter zijde beschouwde. Zijne handen hadden een aristocratischen vorm; ze waren slechts een weinig gebruind; men zag het haar echter aan, dat zij niet gewoon waren handschoenen te dragen. Hij droeg een donkere broek, een grijzen jas, en de stroohoed stond hem een weinig schuins op het hoofd. Het linnen, dat hij droeg, was niet nieuw maar van eene uiterste reinheid. Deze man was een dier bevoorrechten, die niet slaafs onderworpen waren aan de klok der fabriek.

-ocr page 9-

9

Hij was als teekenaar werkzaam; de flinke kennis, die hij op de polytechnische school had opgedaan, maakte het vernemen van zijn oordeel in alle mechanische moeielijkheden zeer wenschelijk, en de firma won niet zelden bij het maken van plannen voor nieuwe machinen zijn raad in.

Zijn makker was langer van gestalte en naar het scheen ook eenige jaren ouder. Zijn gelaat maakte niet den gunstigen indruk van dat des jongelings. Integendeel brandden zijne pekzwarte oogen vreeswekkend in hunne diepe kassen, en de wenkbrauwen, die tot op den neus afdaalden, gaven het gelaat een trotsche en spottende uitdrukking, waaraan het kort geschoren haar weinig kon veranderen. Zijne wangen waren doodsbleek, meer geel dan wit, en hij zag er tamelijk afgeleefd uit. Daarbij waren zijne bewegingen zeer onregelmatig; zijne oogen dwaalden rusteloos van het eene voorwerp naar het andere, en met een dunnen rotting zwaaide hij voordurend in de lucht.

„Tot morgenavond dus, Wahr, leef wel!quot;

„Tot morgenavond, Cesari, ik kom u balen!quot;

Wahr sloeg den weg in naar de fabriek. Cesari begon zijne wandeling om de stad en vond er klaarblijkelijk groot genoegen in met zijn rotting de bloemen, die te dicht aan den weg groeiden, van hare stengels te slaan. Nu en dan lachte hij, alsof hij met iemand in gesprek ware, wat vermoeden deed, dat hij in diepe gedachten was verzonken.

In den avond van denzelfden dao; zat eene vrouw van ongeveer

O O

vijf en veertig jaren, wier gelaatstrekken zeer groote overeenkomst hadden met die des jongelings, welke de betrekking van teekenaar in de machinenfabriek van Guttmann vervulde, in een eenvoudig gemeubelde kamer en hield zich met eenigen handenarbeid onledig. Haar oog had denzelfden glans, die evenwel eenigszins gematigd werd door het schitteren van een zilveren bril; op haar voorhoofd schenen zorg en kommereven-eens indrukken achtergelaten te hebben, Heur haar was insgelijks donkerbruin maar hier en daar gemengd met eenig zilver; op eenvoudige wijze op het achterhoofd samengevlochten, liet het de slapen bijna geheel ontbloot, waardoor de bleekheid der vrouw nog meer uitkwam. Zij droeg een eenvoudig kleed van grauwe serge, dat aan den hals door een sneeuwwitten kraag gesloten werd.

De kamer, waarin de vrouw onvermoeid met haren arbeid bezig was, was niet groot, de inrichting alles behalve weelderig; beide waren veeleer hoogst eenvoudig, doch alles droeg het kenmerk eener buitengewone zindelijkheid en orde. Men zag op het eerste gezicht, dat ieder voorwerp de plaats innam, die het toekwam. Boven de goed onderhouden sofa, die aan betere dagen herinnerde, hingen twee portretten in olieverf, waarvan het eene een man voorstelde met gelaatstrekken, wier strenge

-ocr page 10-

10

Rrnst slechts door een vriendelijken trek om den mond verzacht werd. Hij was de echtgenoote der vrouw, en de rouwband, die aan den spiiker, waaraan het portret hing, was vastgemaakt, toonde aan, dat de afgestorvene nog immer diep betreurd werd. Het andere portret was dat der vrouw, waarvan wij zoo even spraken, maar op het gelaat lag de kleur der gezondheid en jeugd. Tusschen beide portretten hing de photographie van een twaalfjarigen knaap, klaarblijkelijk de zoon van beiden, het evenbeeld zijner moeder. Ook zag men tegen den wand een schoon kruisbeeld van ebbenhout met een ivoren Christusbeeld, beschaduwd door een palmtak. Een in het midden der kamer staande tafel was met een wollen kleed bedekt, en op dezelve stond in het midden een vaas, waarin een bloemruiker prijkte, welks geuren de kamer vervulden. Aan den wand bevond zich in een boekenhanger de bibliotheek der vrouw, bestaande uit eenise gebedenboeken en andere stichtende werken. Eenige

O O B '

stoelen en een ouderwetsche kast voltooiden het huisraad.

De vrouw zelve zat in een hoogen leunstoel voor het geopende venster en arbeidde zonder ophouden, zonder zelfs een enkelen keer op te zien naar den kanarievogel, haren lieveling, wiens kooi naast haar aan het venster hing. Het arme diertje had zich moe gevlogen en zijne schoonste tonen uitgeput om hare opmerkzaamheid te trekken, doch, toen niets baatte, zich op het plekje nedergezet, waar het den nacht zou doorbrengen.

Zoo bemerkte de vrouw dan ook niet, dat een meisje van ongeveer tien jaar zacht de deur opende en binnentrad. Zij droeg een mandje, waarin drie groote perziken lagen, en plaatste het zonder eenig gedruisch te maken, op de tafel. Daarna sloop zij met de behendigheid eener kat achter den stoel der vrouw en bedekte plotseling hare oogen niet beide handen.

„ Kleine wildzang! Wilt gij het laten? Gij zult mijn bril breken!quot;

„Zoo, zoo, tante Wahr, mama heeft gezegd, dat gij reeds lang den arbeid had moeten staken en uw bril afleggen. „ Ga naar boven,quot; zeide zij, „daar zit tante Wahr nog immer aan het venster, zonder te zien dat het donker wordt, zonder te begrijpen dat zij hare oogen bederft.quot;

„Zoo, en toen zijt gij naar boven gekomen, om tante Wahr te bestraffen.quot;

„Eu daarenboven, tante, hebben wij perziken geplukt en mama zeide: neem ook een proefje voor tante Wahr mede, en dan zal zij doen wat gij verlangt.quot;

„Wat verlangt gij dan?quot;

„ Dat gij mij weder iets vertelt.quot;

Zonder antwoord af te wachten, nam de kleine het voetbankje onder de voeten der vrouw weg, zette zich daarop, legde de ellebogen op de knieën en zeide: „Nu, tante, nu ben ik bereid

-ocr page 11-

11

om naar u te luisteren. Weg thans met uw borduurwerk en uw bril; het wordt donker, en mijnheer Herman zal weldra thuis komen; dan komt er niets van uwe vertelling. En ik weet nog altijd niet wat de drie reuzen met de koningsdochter gedaan hebben. Toen gij over haar spraakt, werden wij eergisteren onderbroken.quot;

„Gij hebt gelijk, dus moet ik mijn verhaal ten einde brengen,quot; antwoordde de vrouw lachend, nam haar bril van de oogen, veegde zorgvuldig de glazen af en verborg het kostbare stuk in den koker. Daarop sprak zij; „ Ik zal u zeggen wat zij met haar gedaan hebben. Zij sloten haar op in een grooten ijzeren toren en zeiden tot haren vader, dat hij haar loskoopen moest met de helft van zijn rijk; deed hij zulks niet, dan zouden zij haar dagelijks mishandelen en eindelijk zelfs doodslaan.quot;

„Ach tante, gij doet mij beven.quot;

„Toen ontstond een groot gejammer in het rijk, en alle bewoners vreesden onder het bewind der reuzen te komen.quot;

„ Dat wil ik gaarne gelooven.quot;

„ De koningsdochter in den toren wrong zich intusschen de zachte handen en weende zich schier blind, en daar niemand op de wereld haar helpen kon, bad zij tot den lieven God en smeekte Hem haar uit haar nood te redden. En zie, omdat zij zoo goed was, verhoorde God haar gebed; de reuzen aten en dronken, en op zekeren dag zulks zeer onmatig gedaan hebbende, vielen zij in een diepen slaap, en de koningsdochter ontnam den opperste den sleutel van den toren en ontvluchtte. Toen de reuzen ontwaakten, beschuldigden zij elkander de koningsdochter de vrijheid gegeven te hebben; van twisten kwam het tot vechten , en eindelijk hadden zij elkander doodgeslagen en verslonden de raven en gieren hun vleesch.quot;

„ Dat was goed.quot;

„En thans, Marianne, weet gij hoe het afgeloopen is met de koningsdochter en de reuzen. Wees ook zoo goed als die dochter, en God zal u altijd bijstaan.quot;

„Het verheugt mij, dat zij de koningsdochter niet mishandeld hebben.quot;

„Ja kind,quot; antwoordde mevrouw Wahr zuchtende, „het gaat in het leven niet altijd zoo goed als in de vertelling, doch ook daar helpt steeds de lieve God. Ga thans en dank uwe moeder recht hartelijk; ik moet het avondmaal gereed maken. Herman zal weldra tehuis komen.quot;

„Ja, tante Wahr, gij hebt altijd iets te doen, en de vertellingen worden steeds korter.quot;

„Tot Zondag, mijn kind, tot Zondag; ga ik dan niet uit, dan zal ik u een nog veel schooner geschiedenis verhalen.quot;

„Goeden nacht, tante Wahr!quot; En de kleine huppelde even snel uit de kamer, als zij er in gekomen was.

-ocr page 12-

12

Mevrouw Walir stond nu op, legde haar borduurwerk weg, deed zich een voorschoot voor en begaf zich naar de keuken, waar zij vuur aanlegde, water kookte en vervolgens het avondmaal gereed maakte.

Zij was nog ijverig bezig, toen de huisdeur openging, en zij de welbekende voetstappen van haar zoon op den trap hoorde. Haastig wierp zij de eieren in het kokende water, mengde de salade en stond jui'st op het punt ze in de kamer te brengen , toen haar zoon verscheen en haar hartelijk goeden avond wenschte.

Het was de jongeling, die des morgens afscheid van Cesari genomen had en thans in zijne nederige woning terugkeerde. Weinige minuten later zat hij in zijn huisjas tegenover zijne moeder en gebruikte met veel graagte het avondmaal. Thans, nu beiden recht tegenover elkander zaten, kwam de gelijkenis nog meer uit, en deze droeg niet weinig bij tot de moederlijke trotschheid, waarmede mevrouw Wahr hare oogen op den jongeling, wiens eetlust hare kookkunst alle eer aandeed, rusten liet.

Toen het maal geëindigd was, haalde de moeder een flesch wijn te voorschijn en schonk haar zoon een glas in.

„ Moeder, moeder,quot; zeide deze lachend, „ wij doen alsof wij rijk waren; dat past armen lieden niet.quot;

„De wijn is verdiend en betaald, Herman, en daar de lieve God hem voor de menschen liet groeien, geloof ik niet slecht te doen, wanneer wij nu en dan een glaasje drinken.quot;

„ O ik heb niets tegen het drinken van den wijn , indien....quot;

„Nu?quot;

„Vrouw Bardolf heeft mij zoo even gezegd, dat gij weder tot den laten avond hebt zitten borduren.quot;

„ Daaraan heb ik het te danken, dat mijn werk voltooid is.quot;

„ Gelooft gij dan , dat mij de wijn smaakt, wanneer gij dien.... met zulk een harden arbeid verdient?quot;

„Vrouw Bardolf zou wijzer doen, als zij zich minder bemoeide met de aangelegenheden mijner huishouding.quot;

„ Zij meent het toch goed. Toen mijne verdiensten een paar maanden geleden vermeerderden, verheugde zulks mij vooral daarom, wijl ik dacht dat daardoor nu uwe zorgen zouden verminderen. Nu brengt gij mij in plaats van kaas, eieren en wijn en arbeidt even als vroeger.quot;

„Kind, kind, hoe zouden wij na den dood uws vaders zonder onze arbeid kunnen rondkomen?quot;

„Dat is waar, moeder,quot; antwoordde Herman ras, en de herinnering aan die tijden bracht een blos op zijn aangezicht, „dat is helaas waar, en ik schaam mij over dien tijd.quot;

„ Daar behoeft gij u niet over te schamen.quot;

„ O ik schaam mij niet met betrekking tot mij zeiven,quot; hernam Herman, „ maar over het ministerie en de hooge ambtenaren en hun geheelen aanhang.quot;

-ocr page 13-

13

„Hoe zoo?quot;

„Hoe zoo, moeder? Vraagt gij mij dat?quot; riep Herman, zijn glas ledigende. „ Meer dan twintig jaar heeft mijn vader den Staat trouw gediend , zijne beste krachten er voor opgeofferd, de schoonste jaren en een vermogen, om zich de noodige kennissen te verzamelen prijs gegeven, en voor al zijn arbeid heeft men hem zoodanig beloond, dat hij nauwelijks zijne familie onderhouden kor;, en nu hij dood is, geeft men zijne weduwe en zijn kind een jaargeld , dat men zich schaamt te noemen.quot;

„Vergeet niet, lieve Herman, dat andere vrouwen en kinderen, wier mannen en vaders sterven, volstrekt niets ontvangen.quot;

„Mannen van verstand, kennis en eerlijkheid verdienen aan het hoofd van den kleinsten handel zooveel als een raadsheer of ander voornaam beambte en zijn daarbij vrij en onafhankelijk. Laai de tegenwoordige toestand zoo voortduren, en de tijd zal komen, waarin de Staat met een lantaarn zal moeten zoeken, om eerlijke menschen te vinden, zot genoeg om in zijn dienst te treden.quot;

„Gij zijt bitter, Herman; dat mag niemand wezen en vooral'' niet op uw leeft'jd. Toen ik zoo jong was als gij, lag de wereld voor mij open als een bloemengaard.quot;

„Zoo ligt ook de wereld voor mij, maar van hen, die daarin leven , zweeten duizenden bloed, en hiervan bedienen zich enkelen om er champagne van te bereiden.quot;

„Iedere stand heeft zijne rozen en zijne doornen. Over het algemeen is het recht goed in de wereld, en hij, wien de goede God kruisen toezendt, moet ze aannemen en denken: dat is tot mijn best.quot;

„ Deze redeneering is ten allen tijde die van hen geweest, welke den ellendigen arbeider met aanwijzingen op een toekomstig leven afschepen. Dan wordt de lieve God te hulp geroepen, en Hij moet als voorwendsel dienen voor elk juk, dat men de menschheid oplegt.quot;

„Als Trooster, Herman, in ieder lijden.quot;

„Nu, het is maar goed, dat daaraan in dezen tijd een einde gemaakt wordt. Binnen weinige maanden komt het Concilie bijeen, om het testament des geloofs te maken, want dat ligt te sterven; eerst dan, wanneer het volk het geloof volkomen heeft afgelegd, zal alles beter worden.quot;

„Spreek zoo niet. Herman, ik kan en mag het niet hooren. Toen ik met uw vader voor het altaar trad, was het 't geloof aan den goddelijken bijstand, die mij steun gaf in mijne bezorgdheid voor de toekomst. Toen gij als zesjarige knaap in een gevaarlijke koorts drie dagen en drie nachten met den dood worsteldet, en het moederhart van vertwijfeling dreigde te breken, was het 't geloof aan Gods goedheid, dat mij staande hield, en toen uw vader werd weggedragen ter eeuwige rust, lag ik weenend van smart voor dat kruisbeeld en bad en smeekte tot

-ocr page 14-

14

God, en Hij richtte het geknakte riei weder op, en het geloof gaf mij de kracht ook dezen slag te boven te komen.quot;

„Ik wil uw geloof niet lasteren, al kan ik het niet deelen. Ik spreek van hen, die anderen willen doen gelooven, wat zij zelf verwerpen, van die verleiders van het arme volk, die hun dén olympischen nectar en de ambrosia toonen, terwijl zij zelf op zeer aardsche wijze hun buik vullen.quot;

„Wie bedoelt gij , Herman ? quot;

„ De rijken en de in hunnen dienst staande priesters.quot;

„God is mijn getuige. Herman, dat gij deze woorden niet van mij gehoord hebt. Wie ze u evenwel heeft gezegd — ik wil het niet weten — maar wie het gedaan heeft, hij is uw vifand, uw doodvijand; hij heeft u het hoogste geluk ontnomen, dat de mensch bezit: het geloof aan de goddelijke Voorzienigheid, het geloof, dat ik u leerde en met u beoefende van het oogenblik, dat gij het eerste woord stameldet. En thans zie ik, dat ik vergeefs gearbeid heb.quot;

„Wend uw gelaat niet van mij af, moeder; gij hebt geen reden om u over mij te schamen.quot;

„ O, ik heb het gevoel, dat eene verandering in uontstaan is.

„Nu doet gij mij ongelijk. Ik ben dez;elfde, die ik tot heden was. Sinds jaren word ik door onrust vervolgd; sedert jaren is er zoo veel, dat ik niet kan begrijpen; sinds jaren zoekt mijn verstand naar licht, en immer wordt het mij klaarder en duidelijker, dat bedriegers of bedrogenen met het argelooze volk spelen. Menigen strijd heb ik gestreden, alvorens ik mij lief geworden dwalingen van mij wierp. Maar de strijd is volstreden, en mijn verstand heeft gezegepraald. Ik heb met het geloof wellicht mijn geluk verworpen maar de waarheid daarvoor in de plaats gekregen. Ik wil uw geloof niet aanranden, omdat het u gelukkig maakt. Blijf gelukkig, maar de waarheid moet tusschen ons heerschen, en daarom zeg ik u, dat ik aan het einde van den strijd ben gekomen.quot;

„ Daar waarheid tusschen ons moet heerschen, wil ik ook zeggen wat ik denk. Ik denk niet, dat God mij met Zijne vaderhand tot hiertoe heeft geleid, dat Hij mij gesterkt heeft in den strijd, dien ik om uwentwille zelfs met den honger heb gevoerd, om aan het einde mijns levens, wanneer Hij mij de ziel vraagt, die Hij mij heeft toevertrouwd, te moeten zeggen: „Heer, ik heb haar verloren!quot; Gij zult uwen weg gaan, en deze zal u voeren door den diepen nacht van den rampspoed, waar geen ster u meer verlicht. Al de strijden, die gij gestreden hebt, zult gij nogmaals moeten strijden, tot gij u weder uit de duisternis gewerkt hebt tot het licht van den dag.quot;

„ Gelooft gij dat ? quot;

„Ik weet het. Maar beloof mij iets; het zal uwe overtuiging niet te zeer hinderen.quot;

-ocr page 15-

15

„Wat verlangt gij?quot;

„In welken toestand gij ook komen moogt, bespot anderen niet om den wil van hun geloof; spot niet met God.quot;

„ Ik zal mijne overtuiging verdedigen, des noods met mijn bloed, maar nimmer zal ik iets bespotten wat u heilig is.quot;

„Ga dan uw weg; ik had een beteren, een gemakkelijkeren voor u gewenscht, maar de wegen, waarlangs God ons voert, zijn steeds de beste. Ga, uw uur zal slaan; ik zal intusschen niet ophouden te bidden en zal zien of de machten der hel meer vermogen dan het gebed eener moeder.quot;

Herman stond op en bood zijne moeder zwijgend de hand. Zij drukte die met aandoening en kuste haar zoon op het voorhoofd. De laatste nam een licht en begaf zich naar zijne kamer. Daar brandde het nog geruimen tijd, en eveneens duurde het lang, eer de moeder zich ter ruste begaf. Zij had in een vurig gebed haar zoon in de goddelijke barmhartigheid aanbevolen.

Victor Cesari.

Toen Cesari van den met hem be vrienden Herman Wahr afscheid genomen had, ving hij zijne gewone morgenwandeling om de stad aan. Terwijl hij daarheen slenterde, ontmoetten hem nog vele arbeiders, die zich naar de in de nabijheid der stad liggende fabrieken begaven. Klaarblijkelijk telde Cesari vele bekenden onder hen; zij trokken de mutsen van het hoofd, riepen hem een morgengroet toe, en Cesari beantwoordde die met een zeer vertrouwelijk hoofdknikken. Eindelijk trad hij een kofBehnis binnen, dronk zijne koffie en las de morgenbladen. Met deze bezigheden doodde hij een goed uur en ging vervolgens naar huis.

Cesari's woning lag in het miden der stad en scheen zoodanig uitgekozen te zijn, alsof haar bezitter er voor hadde willen zorgen niet verrast te worden. Gelijk de Engelschman in figuurlijken zin zegt: Mijn huis is mijne vesting, zoo kon Cesari dit in werkelijkheid van zijne woning beweren. Het uitwendig voorkomen des huizes had niets bijzonders, en de bewoners waren allen stille, bedaarde lieden , die zich om Cesari zoo weinig bekommerden, als hij zich om hen te bekommeren scheen. Door het huis kwam men in een kleinen hof, aan welks einde zich een achterhuis bevond, waarvan Cesari de bovenste uit twee vertrekken bestaande verdieping bewoonde. Een trap voerde uit den hof naar zijne woning, en van daar kon Cesari den geheelen hof overzien. Langs dezen trap had Cesari sterke houten laten slaan en aan den voet daarvan een deur doen aanbrengen, waar zijne bezoekers schellen moesten, en Cesari zag niet op tegen de moeite om zelf de deur te gaan openen. De woonkamer onderscheidde

-ocr page 16-

16

zich door niets, tenzij door een in het oog vallende slordigheid; de meubelen waren bedekt en behangen met kleederen en andere voorwerpen. Door deze kamer kwam men in eene andere, na een^zeer zware deur geopend te hebben, welke van twee groote grendels voorzien was. Dit vertrek was Cesari's slaapkamer. Ook hier heerschte weinig zindalijkheid; slechts twee zaken schenen het voorwerp van huns meesters ijverige zorgen, namelijk een geladen zesloop, die op het bed, en een dolk met driesnijdenden kling, die op het nachttafeltje lag. Vrij hoog boven het bed bevond zich een venster, dat op den tuin van een aangrenzend huis uitzicht gaf en door ijzeren staven tegen iederen indringer beschermd scheen te worden. Een opmerkzaam waarnemer zou echter ontdekt hebben, dat de staven doorgevijld waren en gemakkelijk uitgerukt konden worden , en wie over de reden daarvan in het onzekere mocht verkeeren, werd spoedig ingelicht door een uit het venster hangend touw, van strikken en sterke knoopen voorzien, waarlangs de bewoner der slaapkamer in den tuin van zijn buurman kon komen, wanneer het niet mogelijk was zijne woning langs den trap te verlaten.

Tot nog toe gaf Cesari intusschen geen aanleiding tot dergelijke vermoedens. Het was een stil, rustig bewoner, die zelden thuis was, nauwkeurig betaalde wat hij schuldig was, en niemand hinderde, wanneer hij 's avonds Iaat thuis kwam, maar zich zeer stil naar zijne kamer begaf, na zorg/uldig de huisdeur gesloten te hebben.

Toen Cesari den hof voor zijne woning betrad, kwam hem eene oude vrouw te gemoet, die eene kamer van het benedenhuis bewoonde, en door wie hij zich liet bedienen, omdat zij lezen noch schrijven kon en daarenboven vrij doof was.

„ Mijnheer Cesari, mijnheer Cesari,quot; riep de oude vrouw op luiden toon, alsof niet zij maar hij hardhoorig was, en greep hem daarenboven bij den arm.

„Nu vrouw Nolte, wat is er?quot;

„ Nauwelijks waart gij uitgegaan en was ik bezig uwe kamer in orde te brengen, of er verscheen iemand, die u verlangde te spreken.quot;

,, En gij hebt hem verzocht later terug te komen ? Daaraan hebt gij goed gedaan, vrouw Nolte.quot;

„Neen, hij is niet heengegaan.quot;

„Niet? Waar is hij dan?quot;

„ Boven.quot;

„ Schreeuw toch zoo niet,quot; sprak Cesari, terwijl hij den mond aan het oor der oude vrouw legde. Een lichte rilling liep door zijne leden, en instinctmatig greep hij in den zak, om zich te overtuigen of hij den sleutel van een der kamers bij zich had. Toen hij dien voelde, werd hij rustiger.quot;

„Wie is het?quot;

-ocr page 17-

17

„Ik weet het niet; ik heb hem nimmer bij u gezien; het schijnt een vreemdeling te zijn.quot;

„ Hoe ziet hij er uit ? quot;

„ Als een graaf, een kleermaker of een reiziger in wijnen.quot;

„Wanneer hebt gij den vreemdeling in mijne wonino- o-e-laten ? quot;

„Toen hij eenmaal in de kamer was, wilde hij niet heengaan. Hij zette zich op de sofa. legde het eene been over het andere en verklaarde dat hij u wilde wachten.quot;

„ Is de vreemdeling alleen ?quot;

„ Geheel alleen.quot;

„Nu, wij zullen zien.quot;

Langzaam beklom Cesari den trap, na de deur achter zich gesloten en den sleutel in den zak gestoken te hebben. Eveneens deed hij met de deur van het portaal, dat naar zijne kamers voerde. Daarna opende hij de deur en bevond zich voor den zonderlingen bezoeker, die bij zijne verschijning van de sofa opstond' en door middel van een gouden lorgnet hem van het hoofd tot de voeten monsterde.

„Ongetwijfeld de heer Cesari?quot; vroeg hij eindelijk, een weinig door den neus sprekende.

Alvorens Cesari antwoord gaf, beschouwde ook hij zijn bezoeker van het hoofd tot de voeten. De man kon ongeveer dertig jaar oud zijn, had roodachtig blond haar en een baard van dezelfde kleur, grauwe oogen zonder uitdrukking en over het algemeen een gelaat, dat aan een fat denken deed. Hij was smaakvol gekleed, en zijne kleine handen waren bedekt met fijne vuurroode glacé-handschoenen, terwijl hij in de rechterhand een batisten zakdoek droeg, waarmede hij zich op zeer geaffecteerde wijze eenige verkoeling trachtte te bezorgen, hoewel het niet bijzonder heet was. Om zijn beeld te voltooien, had de man, die een sterken geur van eau de cologne om zich verspreidde, slechts den dunnen rotting, die op de tafel lag, in de hand behoeven te nemen en den ivoren knop aan den mond te brengen. Wierp hij dan nog een weinig de borst vooruit, en plaatste hij schilderachtig het rechterbeen voor het andere, dan ware hij een volmaakt model voor een of andere modeplaat.

„ Om u te dienen, antwoordde Cesari op tamelijk scherpen toon, „ en mag ik van mijne zijde mij de vraag veroorlooven____quot;

„ O zeker,quot; onderbrak de andere, „ ik geloof dat wij oude bekenden zijn?quot;

„ Ik kan mij niet herinneren. ...quot;

„O zeker, yes, yes, sir! te Londen hebben wij elkander ontmoet. Waart gij niet te Londen?quot;

„Ik geloof, mijnheer, dat de beurt om te vragen aan mij is. Gij begeeft u en blijft tijdens mijne afwezigheid in mijne kamer. Gij zult mij veroorlooven zulks zeer zonderling te vinden en u De Vrijmetselaar. 98

-ocr page 18-

18

eene verklaring te vragen van deze.... hoe zal ik mij uitdrukken...

ongegeneerdheid.quot;

„ Zeer goed , mijnheer. Mijn naam is Hernal, Eichard Hernal. Ik ben reiziger voor het huis Marx amp; Co. te Londen. Gij staat met dit huis in verbinding, niet waar?quot;

„Voor eenigen tijd, ja, stond ik in betrekking tot een huis, waarvan de lieer Karl Marx associé was. Ik bezorgde er chemicaliën voor. Waarschijnlijk is het u onbekend, dat ik vroeger in de geneeskunde studeerde.quot;

„O neen, ik geloof integendeel, dat men mij zulks gezegd heeft. Voor dit huis heb ik zaken, zoowel particuliere als handelszaken

af te doen met den heer Victor Cesari hier ter stede. Daar het intusschen der firma veel er aan gelegen is, dat ik mijn last aan het juiste adres volbreng, moet ik vóór alles weten of....

„Of ik Victor Cesari ben, uien gij zoekt?quot;

quot;Ja-quot; .

„Wanneer men u aanziet, mijn waarde, zou men niet vermoeden , dat gij zoo voorzichtig zijn kunt. Hebt gij misschien bij de politie onderzocht of ik uw man ben, waardoor mij het onvergelijkelijk genoegen ten deel valt, u in mijn afgelegene woning te

mogen begroeten?quot;

„ Daartoe heb ik de politie niet noodig gehad, omdat gij zoo vriendelijk waart den heer Marx uw adres met juistheid op te geven. Dat ik in de woning ben van mijnheer Cesari weet ik; het is slechts de vraag of gij de bedoelde heer zijt, dan wel of gij u hier bevindt met hetzelfde recht als ik.quot;

„Nu dat kan spoedig uitgemaakt worden. Gij zijt dus werkelijk reiziger voor het huis Marx amp; Co.quot;

„Om u te dienen.quot;

„Waarheen voert deze deur?quot;

„Naar uwe slaapkamer.quot;

„En het bezit van dezen sleutel?quot;

,, Is voor mij een voldoend bewijs, dat gij de persoon zyt, bij wien ik mijne zending te vervullen heb.quot;

„Hier is hij.quot;

„ Geef hem mij.quot;

„ Eer wij zooveel vertrouwen in elkander stellen, zullen wij de kamerdeur sluiten, waardoor wij drie sloten tusschen ons en de buitenwereld hebben. Sta mij thans toe de deur mijner slaapkamer te openen.quot;

Cesari opende de deur, trad binnen en verscheen onmiddellijk daarna weder op den drempel. In zijne hand glinsterde de dolk, dien hij haastig van de nachttafel genomen had. Bij den aanblik van het wapen speelde een lachje om den mond des bezoekers, en zijn gelaat veranderde geheel van uitdrukking. Het oog werd vast, en van den fat was niets meer te bespeuren. Ook de toon der stem had den neusklank verloren en klonk zeer beslist.

-ocr page 19-

19

„Mijnheer,quot; sprak Cesari, „thans zult gij u legitimeeren als een afgezant van het Londensche comité der Internationale, of ik houd u voor een spion der politie, waarmede ik zeer korte metten maak.quot;

„ Zie mijn geloofsbrief inantwoordde de vreemdeling en overhandigde den gewapende een schrijven, dat deze haastig opende en las;

„Londen, 14 Juli 1869.

„Overbrenger dezes, de heer Eichard Hernal, is voor onze zaak als huitenlandsch reiziger voor de Duitsche Staten aangesteld. Hij reist door Noord- en Midden-Duitschland en zal al de aan ons te richten orders aannemen. Vooral zal hij al het mogelijke doen ten einde de belangen der Internationale Tentoonstelling van Pluimgedierte te Berkley, waarvan wij als generale agenten zijn aangesteld, te bevorderen. Hij zal tevens den agenten'; met wie hij over enkele drukwerken, de Tentoonstelling betreffende, te spreken heeft, de respectieve bevelen van 't centraal comité tot het houden der Tentoonstelling, voornamelijk met betrekking tot de exemplaren ter verzending mededeelen.

Maex amp; Co.quot;

Deze volkomen onschuldige brief scheen Cesari tevreden te stellen. Hij had dan ook, zoodra hij de dagteekening had gezien, niet den geheelen brief maar den lsteü, 4^1^ 711™ enz. regel gelezen, en dus luidde de brigf als volgt:

„ Overbrenger dezes, de heer Eichard Hernal, reist door Noorden Midden-Duitschland ten einde de belangen der Internationale te bevorderen. Hij zal tevens den agenten de respectieve bevelen van 't centraal comité mededeelen.quot;

„'t Is goed,quot; zeide Cesari. „Uw pas?quot;

Hernal reikte zijn ondervrager een pas van het Britsche ministerie toe, welk stuk allen ambtenaren in het binnen-en buitenland den last oplegde den drager zoo noodig behulpzaam te zijn.

Cesari onderzocht den pas nauwkeurig en gaf hem daarna terug. Op de eerste bladzijde had hij in den hoek drie puntjes gevonden, die een driehoek vormden en op gelijken afstand van elkander stonden; zij waren evenwel zoo klein, dat het zeer moeielijk was ze met ongewapend oog te zien.

„Nu, heer Klcliard Hernal, of hoe gij ook heeten moogt, ik ben van de waarheid uwer zending overtuigd. Wat hebt gij mij te zeggen?quot;

„ Ik wensch van u te weten hoe het hier met onze zaak staat.quot;

-ocr page 20-

20

„Niet slecht, doch de aanvang was zeer moeielijk. Ik vond hier eene arbeiders-club, die geheel in de handen was van de nationaal-liberalen. Ik wist mij zeiven er evenwel in te werken. De stijgende belastingen, een lokale crisis en de verscherping der militaire lasten kwamen mij hierbij zeer te stade. Mijne theorieën bevallen beter dan die der nationaal-liberalen. De arbeiders verlangen naar brood, vrede en vermindering hunner lasten. De nationalen hebben dat alles beloofd maar kunnen hun woord niet houden. Een dozijn flinke arbeiders uit de club is zoo vol geestdrift voor ons idee, „ den oorlog aan de paleizen!quot; dat ik ieder oogenblik de stad in vlammen kan laten opgaan. Onder de overigen bestaat eene groote gisting: een vonk in het kruit, en alles vliegt in de lucht!quot;

„Waarom hebt gij tot heden geen sociaal-democratisch arbeidersgenootschap opgericht?quot;

„ Omdat ik geen lust heb mij de politie op den hals te halen. Het is zoo beter. De lieden behooren ons geheel toe, en de politie heeft geen vat op hen. In den jongsten tijd zoeken de nationalen weder meer invloed te verkrijgen, maar zij vinden geheel andere denkbeelden dan zij er gebracht hebben. Eer, roem, aanzien, grootheid, vaderland, dat alles is in rook opgegaan voor de woorden: brood, verkorting van den arbeidstijd, verhooging der loonen, aandeel in de winst, sociale republiek. Niemand weet van waar deze denkbeelden gekomen zijn; zij zijn er evenwel. Indien wij een sociaal-democratisch arbeidersgenootschap hadden, zouden wij de politie inzage van onze boeken moeten geven; nu zeilt de sociale democratie lustig onder de vlag der nationaal-liberalen, tot de nood dringt of de tijd gekomen is, waarin wij er aan denken het roede vaandel op te heffen.quot;

„Zeer goed. Tracht de vereeniging in uwe macht te houden.quot;

„Het geheele bestuur is in onze macht, en morgen denk ik aan de club een president te geven, die zich verheugt in de achting van alle arbeiders.quot;

„Hoe heet hij?quot;

„Herman Wahr.quot;

„Wahr? Wahr? Ik heb dien naam nog niet gehoord.quot;

„ De man is ook nog zeer jong en niet verder dan binnen de muren dezer stad bekend. Hij is teekenaar in een machinen-fabriek, staat in hooge achting bij zijn patroon wegens zijne bekwaamheid en eerlijkheid, terwijl de arbeiders hem zeer toegenegen zijn, niet alleen omdat hij hunne vorderingen ondersteunde en gedeeltelijk wist te doen toestaan, maar ook wijl zij, en niet ten onrechte, hem beschouwen als den voornaamsten bestrijder van de aan de arbeiders vijandelijke invloeden. Vooral verzet hij zich tegen de opzichters. Deze ondersteunen op prachtige wijze onze plannen. Zij drukken den arbeiders het bloed uit de vingers, om zich bij de patroons verdienstelijk te maken, en

-ocr page 21-

21

bevorderen daardoor zoozeer de ontevredenheid, als wij het met den besten wil niet zouden kunnen.quot;

„Deze Wahr dusquot;____

„ Is een uitmuntende verovering en heeft mij menigen zweetdroppel gekost.quot;

„Kunt gij mij niet iets meer over dien man mededeelen?quot;

„ Hij komt uit eene in merg en been ultramontaansche familie. Zijn v^ader was een ambtenaar, die zijn leven lang door de Loge werd tegengewerkt. Zijn honorarium was nauwelijks voldoende, om hem volgens zijn stand te laten leven en zijn zoon een behoorlijke opvoeding te geven. Toen hij na eene korte ziekte overleed, liet hij zijne weduwe niets na dan dezen zoon, die nog anderhalf jaar op de polytechnische school moest studeeren, en een weduwenceld van 350 thalers. Met ontberingen van

o O

allerlei aard, met honger en kommer, met zorgen en ellende bracht de moeder de noodige middelen bijeen, om haren zoon zijne opvoeding te laten voltooien. Hij aanbidt zijne moeder en draagt den Staat een kwaad hart toe, omdat deze haar gebrek'' liet lijden. Dat was het archimedisch punt voor mijn hefboom. Een Staat, die op dergelijke wijze handelt, verdient tenonderge-bracht te worden. Een God, die zoo iets toelaat, kan niet rechtvaardig en nog minder barmhartie wezen.quot;

o o o

„ En met deze onbeduidende argumenten quot;....

„ Met verlof, de argumenten, waarmede sans comparaison de slang onze voorouders won, waren nog veel onbeduidender.quot;

„Ik heb onze voorouders ook steeds als groote domooren beschouwd.quot;

„En ten tweede, bij werd door deze argumenten niet gewonnen. Zij wierpen slechts de eerste kiem des twijfels in zijne jeugdige ziel. De tijd, mijn gezegend gezelschap en de ondervinding van het dagelijksch leven, dat ik hem steeds in het geschikte licht plaatste, deden het overige. Thans is hij gelukkig zoo ver gekomen, dat hij zijnen overigen denkbeelden vaarwel heeft gezegd en van begeerte brandt om voor de rechten

O O O

der proletariërs in het strijdperk te treden.quot;

„Kent hij uwe verhouding tot de Internationale?quot;

„Neen, die zal hij dok niet kennen. Een natuur als de zijne verzet zich tegen eiken teugel. Hij moet gelooven, dat hij den strijd voor eigen rekening voert, en ik zal daarbij achter hem staan en hem het wachtwoord geven.quot;

,, Ik zou hem gaarne leeren kennen.quot;

„ Kom morgen in de vergadering.quot;

„ Dat is goed. Onder welken titel zult gij mij daar introdu-ceeren?quot;

„De vrouw, die u hier ontmoette, zeide mij, dat gij een graaf, een kleermaker of een reiziger in wiin waart.quot;

„ Dan besluit ik tot den kleermaker. Noem mij dus Hendrik

-ocr page 22-

22

Muller, kleermaker te Eostock, lid van de arbeidersvereeniging aldaar, op reis naar Lyon. Is het zoo goed?quot;

„Volkomen. Wilt gij ook eene redevoering houden?quot;

„ O neen, ik wil slechts zien, niet gezien worden.quot;

„Ik introduceer u dus eenvoudig als gast?quot;

„Ja. Nu over iets anders. Hoe staat het hier met de ultra-montanen ? quot;

„ Zij hebben eene vereeniging, die mij meer moeielijkheden oplevert. Ook daarin had ik gelukkig den voet gezet. Drie mannen, waarop ik mij verlaten kon, had ik als leden laten aannemen. Aanvankelijk maakten zij ook propagande, maar die ellendige priestersquot;....

„Nu?quot;

„Zoodra mijne vrienden hunne denkbeelden openbaarden, was de zaak verloren. Twee hunner werden uit de vereeniging

o o

gestooten; enkele anderen volgden hen, die nu de onzen geworden zijn, maar de vereeniging was gezuiverd, en nu is zij zooveel te meer op hare hoede.quot;

„Wat gebeurde met den derde, dien gij naar de vereeniging zondt?quot;

„ Hij liep tot de ultramontanen over.quot;

„ Dat is gevaarlijk. Kan hij uit de school klappen ?quot;

„Neen, ik verspreid slechts denkbeelden onder de arbeiders, en daardoor kan niets verraden worden. Wij zijn niet te vangen.quot;

„Houd niet op alles te doen wat mogelijk is om deze vereeniging ten onder te brengen. Dat is vooral in dezen tijd van belang. Laat u met dien derden man opnieuw in. Wellicht laat hij zich weder winnen. Vertrouw hem echter niet; tracht voorloopig slechts van hem te weten te komen, wat men in het kamp der tegenstanders voornemens is. Hebt gij misschien nog andere mededeelingen te doen?quot;

„ Neen.quot;

„Luister dan. Binnen weinige maanden komt het Vaticaan-sche Concilie bijeen. De ultramontanen verwachten er wonderen van. Het centraal comité deelt wel is waar die verwachtingen niet, maar het is in ieder geval te vreezen, dat de samenkomst van alle Katholieke notabiliteiten plannen doet ontstaan, welke voor de ontwikkeling der Internationale gevaarlijk kunnen zijn. Wij moeten dus het gevaar voorkomen en de agitatie tegen het Concilie ook brengen in de voor ons toe^ankeliike kringen van

O C? J O

het lagere volk. De Loge is ons in deze richting reeds voor-

O O o

uitgegaan en bestrijdt niet geheel zonder gevolg het plan der Jesuïeten, om de onfeilbaarheid des Pausen te doen uitspreken. Of de Jesuïeten waarlijk in deze zaak betrokken zijn, weet ik niet, doch dit is onverschillig, als het volk het slechts gelooft. Voor alles is noodig het Concilie bij de openbare meening in discrediet te brengen. Spaar daarom geen moeite; de pers zal

-ocr page 23-

23

ter uwer beschikking zij»; ga in de arbeidersvereeniging met kracht op onze vijanden los; beschimp den Paus, het Concilie en de Jesuïeten; speel r u en dan een weinig den geleerde; dit maakt op het volk vaak veel indruk, vooral als gij een goed gebruik weet te maken van groote woorden. Poog daarbij in zekere aanraking met de Loge te komen. Doe de meening bij haar geboren worden, dat wij op haar commando werken, doch laat u daarbij niet te ver voeren. Doe wat gij kunt om de agitatie der Loge onder de arbeidende klasse te brengen en te bevorderen, maar verbind u niet tegenover de Loge. Zorg slechts, dat bij de agitatie, voor zoover zij ons gebied betreedt, geen onzer beginselen verloochend worde. Daarom zult gij niet aandringen óp gewelddadige tusschenkomst van den Staat maar die veeleer bestrijden, wanneer de Loge voort mocht gaan die aan te bevelen. Maak het Concilie belachelijk en wanneer het u aan feiten ontbreekt, kunt gij ze verzinnen. Tijdens het Concilie zal de Internationale een correspondentie-bureau te Eome vestigen, dat haar steeds van al wat plaats heeft op de hoogte houdt. Opdat de Komeinsche politie geen beletsel stelle, zullen de berichten in ultramontaanschen geest geschreven worden en met verontwaardiging spreken over de leugens der liberalen, waarmede deze de feiten zoeken te verdraaien. Gij zult evenwel deze raadselachtige berichten met de hulpmiddelen, die ons ten dienste staan, gemakkelijk kunnen ontcijferen. Hebt gij mij begrepen ? quot;

„Volkomen, het centraal comité zal over mij tevreden zijn.quot;

„ Het comité is verder in het bezit gekomen van berichten vervolgde de gezant der internationale arbeidersvereeniging, terwijl hij Cesari sterk aanzag en op ieder woord nadruk legde, „waaruit blijkt, dat het u zeer gemakkelijk moet vallen in aanraking te komen met den Meester van Stoel van de Loge dezer stad.quot;

„Hoe zoo?quot; vroeg Cesari, terwijl een lichte blos over zijne wangen vloog.

„Volgens die berichten moet gij zelfs reeds in betrekking tot hem staan, en wel in betrekking van zeer treurigen aard.quot;

„Wat moet dit beteekenen?quot; vroeg Cesari nogmaals, terwijl hij den blik van den gezant trachtte te trotseeren maar spoedig de oogen nedersloeg.

„ De heer Heimthal heeft eene vrouw, die hem in den weg stond, in een krankzinnigengesticht doen opsluiten. Wat is u hieromtrent bekend?quot;

„ Niets meer dan het centraal comité.quot;

„Het comité weet ook, dat gij quot;• • • •

„Gij hebt gelijk; ik betaal nog heden het kostgeld voor het kind dier vrouw.quot;

„ En wat is er van de moeder geworden rquot;

-ocr page 24-

24

„Reeds vroeger ontwikkelde zich bij haar een zwaarmoedige stemming, die later in volslagen krankzinnigheid overging. Naar ik meen te weten, bevindt zij zich in een krankzinnigengesticht, waar zij een zorgvuldige verpleging geniet.quot;

„Het coinite weet, dat de directeur van dit krankzinnigengesticht een vrijmetselaar is en daarbij een intiem vriend van den heer Heimthal.quot;

„'t Is mogelijk, ik weet het niet. Intusschen begrijp ik niet wat het centraal comité met deze zaak, die van zuiver particulieren aard is, te maken heeft.quot;

„ Het comité heeft er groot belang bij, dat zijne agenten zich niet in zulke zaken mengen, dat zij met zuivere handen strijden voor de zaak der proletariërs. Het centraal comité heeft er belang bij, dat in een crimineel proces de strafrechter niet zeggen kunne: de agent van deze vereeniging heeft kinderen doen verdwijnen en het rustig aangezien, dat de moeder, waanzinnig geworden over het verlies van haar kind, in een krankzinnigengesticht werd op-

1 TT . / . , 0 ^

gesloten. Het comité voorziet u van voldoende middelen, zoodat gij 11 niet met dergelijke zaken behoeft bezig te houden.''

„En nu zoekt de Internationale nut te trekken uit de zaken, die ik als particulier doe?quot;

Dat maakt de zaak geen haar beter, en het is de bepaalde wil van liet comité, dat het onrecht hersteld worde, in zooverre het nog te herstellen is. Waar is het kind?quot;

„ Het wordt op een naburig dorp door vrouw Immig verpleegd.quot;

„ Alleen ?quot;

„Neen, zij verzorgt meer kinderen.quot;

„ Ah zoo, eene inrichting voor kindermoord. De orders woi'den snel opgevolgd onder belofte van de strengste discretie. Hoe lang trotseert dat kind den dood reeds?quot;

„ Ongeveer zes maanden.quot;

„En zoolang is ook de moeder in het krankzinnigengesticht?quot;

quot;Ja;quot;

„ Gij zult zorg dragen , dat de geneesheer eene verklaring geve, dat de moeder hersteld is, dat haar het kind worde teruggegeven en beiden door uwe tusschenkomst de noodige middelen bekomen, om in het buitenland onbezorgd te kunnen leven. Heimthal is rijk.quot;

„ Het zal moeielijk vallen hem daartoe te doen besluiten.quot;

„Zeg hem slechts, dat, wanneer hij weigert, hij de geheele geschiedenis in de Social-Democrat oVm den VolksstaatzoX kunnen lezen.quot;

„Ik weet niet of de zaak zooveel om het lijf heeft, dat gij mij het mes op de keel moet zetten.quot;

„ Bedenk dat gij tot verdediger van de zaak der proletariërs zijt aangesteld en niet tot beschermer van een bourgeois, die als een heul handelt.quot;

„ En wanneer gij mij in het kamp der tegenstanders zoudt drijven?quot;

-ocr page 25-

25

„ Dan bannen wij u uit de vereeniging.quot;

„ Denk dat ik veel weet.quot;

„Veel weet! Gij weet dat wij strijden voor de rechten van den vierden stand.quot;

„ Ook de wijze waarop wij dezen strijd voeren.quot;

„Toen het u twijfelachtig voorkwam of ik een gezant der Internationale of een spion der politie was, toondet gij mij dezen dolk — een zeer fijn stuk inderdaad — en zeidet mij , dat men met spionnen korte metten maakt. Denk daaraan. Waartoe dient overigens dat vechten tegen windmolens? Wij kennen u en gij ons te goed, dan dat wij niet zouden wenschen deze zaak op eene voor allen bevredigende wijze uit den weg te ruimen. Ik beschouw daarom deze aangelegenheid als afgedaan. Waar woont vrouw Immig? Gij zeidet, meen ik, te.... te... .quot;

„Te Audorf.quot;

„Juist, te Audorf. Morgenavond is dus vergadering. Hoe laat?quot;

„Te acht uren.quot;

„Kan ik u met Herman Wahr niet voor dien tijd spreken?quot;

„Hij komt voor den aanvang der vergadering bij mij.quot;

„Goed, dan zal ik te zeven uren hier zijn. Vergeet dus niet: Hendrik Muller, kleermaker uit Rostock. Laat mij thans gaan.quot;

Cesari stond op en opende de deur. Hernal zette zijn lorgnet voor het oog en was weder dezelfde fat van voor een uur. Aan den knop van zijn rotting zuigend, ging hij, door Cesari begeleid, langzaam de trap af.

„Het verheugt mij zeer u thuis gevonden te hebben,quot; zeide hij. „Tot wederziens.quot;

Aan den voet der trap vond hij vrouw Nolte, die nieuwsgierig was naar den afloop van het bezoek.

„Vaarwel, beste vrouw,quot; zeide Hernal, „de heer Cesari is zeer verheugd, dat gij mij niet weggezonden hebt.quot;

Cesari keerde naar zijne woning terug, terwijl Hernal door den hof wandelde als een mandie overweegt hoe hij het best den tijd dooden zal.

Een feest bij den raadsheer.

't Is vrij buitengewoon, dat men in de hondsdagen aan de schetterende tonen der feestmuziek denkt en in een feestzaal een drukke menigte ziet rondzweven. Thans was het Augustus; de zon wierp hare gloeiende stralen, en daarbij zoo'n feest.

Evenwel eene feestpartij bij de groote lui is soms geheel iets anders dan een gewone partij. De raadsheer Guttman was geen allerdaagsch persoon, kon ook in den zomer eene partij geven, en daar hij dit doen wilde op den geboortedag van zijn kind, en deze in Augustus viel, kon hij het feest niet tot Januari verschuiven.

De raadsheer Guttman was de stichter der groote machinen-

-ocr page 26-

26

fabriek, tot welker deur wij onze lezers bereids hebben gevoerd. In het bezit van een niet onaanzienlijk vermogen was hij daarenboven zoo gelukkig geweest een in zijn vak ervaren bestuurder voor zijn etablissement te vinden , aan wiens arbeid en pogingen de firma weldra een roem te danken had, die zich zelfs tot over de Duitsehe grenzen uitstrekte. Van jaar tot jaar moest de fabriek vergroot worden. In deze gelukkige omstandigheden was het hem naar zijne meening mogelijk eene vrouw te kiezen, bij wie hij niet uitsluitend op vermogen behoefde te letten, en al kon hij zich niet beroemen op hooge geestesgaven , hij had ten minste hart genoeg, om zich bij de keuze zijner levensgezellin ook door zijne neiging te laten besturen. Zijne vrouw behoorde wel is waar tot eene der aanzienlijkste familiën der stad, maar zij bezat een gering vermogen, vooral in verhouding tot het zijne. Toen evenwel latei-zijne vrouw eene beduidende erfenis verwierf, deed hem dit zeer veel genoegen, en met behulp van dit nieuwe kapitaal gelukte het hem of liever zijn ervaren technicus de zaken tot een zeer groote hoogte te brengen.

o o

Uit zijn echt waren twee kinderen geboren, een zoon Ferdinand en eene dochter Hermina. Beiden groeiden tot vreugde hunner

O O

ouders op, en Guttman zou volkomen gelukkig zijn geweest, zoo een volmaakt geluk op aarde denkbaar ware. Hij had evenwel nog andere verlangens, die hij op alle mogelijke wijze trachtte te vervullen.

Vooreerst beviel hem zijne firma niet. „Leopold Guttmanquot; was hem te eenvoudig, en hij wilde geen compagnon nemen, omdat hij het beter achtte de winst geheel alleen te behouden en zijn technicus met een gering tantième liever aan zich te verbinden

amp; O

dan een ander de helft der voordeelen te geven. Hij zag daarom met vurig verlangen den dag te gemoet, waarop hij zijn zoon als lid in zijne firma kon opnemen, en nauwelijks had deze zijne studiën geëindigd, of met groote metalen letters werd in plaats van het bescheiden „Leopold Guttmanquot; „Leopold Guttman amp; Zoonquot; geschreven. Nu had de firma beteren klank.

Ten tweede beviel hem zijn visitekaartje niet. Hij liet deze wel is waar drukken bij den eersten lithograaf der hoofdstad, maar hoe elegant Leopold Guttman ook was afgedrukt, hij zou er gaarne een titel, b. v. van „ raadsheer bij de kamer van koophandelquot; of iets dergelijks bijgevoegd zien. Een vriend, wien hij in een oogenblik van bijzondere vertrouwelijkheid een blik liet slaan op deze zwakke zijde zijns harten, gaf hem den raad in de Vrijmetselaarsorde te treden, daar deze hem gemakkelijk den zoo vurig begeerden titel zou kunnen bezorgen. Zijne pogingen om onder de Eerwaarde Br.-, opgenomen te worden, werden met goed gevolg bekroond, en weinige maanden later kon hij zich het slooije aanbinden, dat hem het recht en den plicht toekende om mede te helpen bouwen aan den tempel van

-ocr page 27-

27

Salomon. Omstreeks dezen tijd was hij reeds eenmaal millionnair, en zijne middelen stelden hem in staat den pogingen der Loge zoo niet een intellectuëelen dan toch een materiëelen steun te verkenen, en hij was in dit opzicht zoo vrijgevig, dat hij verwachten mocht zijn verlangen eerlang bevredigd te zien. Toen hij zich te dien einde tot den Hoogwaardigen Meester van Stoel, den directeur eener openbare opvoedingsinrichting, den heer Frans H eiir.thal, richtte, drukte deze hem zijne vreugde er over uit, dat hij in staat gesteld werd hem een bewijs zijner innige hoog-achtins; te geven. De heer Guttmann liet toen door den techni-

O O

schen bestuurder zijner fabriek eene memorie schrijven over eene verlaging van de tarieven op het ruw ijzer en zond die bij het ministerie in. De memorie verdiende misschien gelezen te worden, maar werd het niet; niettemin ontving Guttmann een zeer vleiend schrijven over de daarin voorkomende theorieën en als erkenning zijner verdienste ten opzichte der ijzer-industrie den titel van raadsheer bij de kamer van koophandel. De visitekaartjes konden nu aan den eisch voldoen.

De derde wensch van den heer Guttmann werd eerst veel later vervuld. Zijn rok was hem te eenvoudig, en hij zou die gaarne versierd hebben gezien door een lintje in het knoopsgat. Keeds had de nieuwe raadsheer zijn tweede millioen in veilige waarden belegd en zich uit den handel teruggetrokken, die nu onder de oude firma door zijn zoon Ferdinand gedreven werd, toen hem de hooge eer ten deel viel bij den doortocht van den regeerenden vorst dezen uit naam van den handel te begroeten. Zijne Hoogheid nam de hulde genadig aan en bood den spreker der deputatie de witte Iltisorde, zesde klasse, aan. Ook dit maakte wederom eene verandering van het visitekaartje noodig, daar de raadsheer, die nu ridder geworden was, zich gerechtigd achtte boven zijn naam en titel een heraldieken helm te laten gfaveeren.

Een tijd lang scheen de heer Guttmann de, gelukkigste mensch op aarde te zijn. Aan het einde zijner wenschen, genoot hij het otium cum dignitate in volle mate. Daar de werkzaamheden van een raadsheer niet veel beteekenen, zoo verdeelde hij zijn tijd tusschen de vreugde van een ongestoord familieleven en het bouwen aan Salomons tempel. Tehuis had hij eene. vrouw, die verstandig genoeg was, om de kleine ijdelheden van harenechtgenoot te verdragen, en daarbij zefopofïerend genoeg, om hem het leven zoo aangenaam mogelijk te maken. Slechts zijne toetreding tot de Vrijmetselarij had bij haar op hevigen tegenstand ge-stooten. Instinctmatig had deze vrouw gevoeld , dat het geheim, waarin de orde zich hult, of kinderachtige dwaasheden of din-

' O

gen verbergt, die het daglicht niet verdragen kunnen. De heer Guttmann gaf evenwel den strijd niet op, en nadat de uitslag zijne berekening had gerechtvaardigd, en de Loge, afgezien van

-ocr page 28-

28

de aanzienlijke geldsommen, die zij van den millionnair wist te verkrijgen, geen slechten invloed op zijn goedaardig karakter scheen te maken, begon zij eindelijk te gelooven, dat in den tempel slechts sprake was van onschuldige vermaken. Zij sprak ei ^ daarom niet meer over, bepaalde zich uitsluitend tot haar huis en poogde voor haren man een zorgvuldige gade, voor hare kinderen eene liefdevolle moeder te zijn.

Deze laatsten waren zeer voordeelig opgegroeid. Op het oogenbhk van ons verhaal was de zoon vier en twintig jaar oud en bestuurde, door den technicus bijgestaan, de fabriek. Hij was het evenbeeld zijns vaders ook in diens ijdelheden, en hij had zelfs hoop het nog wel tot den adelstand te zullen brengen. Hermina daarentegen, die juist achttien jaar oud was, had sprekende overeenkomst met hare moeder; ook deze was in hare jeugd zeer schoon geweest en op haar vijftigste jaar nog eene zeer bevallige vrouw.

Is het gelaat een spiegel der ziel, dan moeten er door God begunstigde naturen zijn, die ook in een poel hare reinheid, waarvoor zelfs de bekoring terugschrikt, bewaren. Zijn er zulke naturen, dan was Hermina eene dier gelukkigen. Sedert twee jaar in de wereld gevoerd , waren alle vreugden en alle bekoringen dier wereld langs haar voorbijgegaan. De vleierij was de dochter van den millionnair onder duizend vormen genaderd; Hermina was herhaalde malen het gevierde middelpunt der schitterendste gezelschappen; daar troffen allerlei sirenenzangen haar oor, en niettemin had zij hare kinderlijke onschuld weten te bewaren, en iedere blik van haar, elk woord, dat zij sprak, scheen er getuigenis van af te leggen, dat haar hart nog een onbeschreven blad was, als ten tijde dat zij haar pop in slaap zong.

Hermina werd door hare ouders verwend, en bij een minder goede natuur zou dit zeer bedenkelijke gevolgen gehad hebben. Zonder uitwerksel bleef deze overdreven ouderlijke liefde echter niet geheel. Haar wil, die iederen tegenstand, tegen hare wen-schen nederwierp, kreeg bijna mannelijke kracht en gaf haar in haar optreden en in hare handelingen eene zelfstandigheid, die zonder twijfel uitmuntend zou geweest zijn, indien de harde noodwendigheden des levens en een behoorlijke ernst in hare opvoeding ook de scherpte haars oordeels hadden bevorderd. Zoo kreeg zij eene neiging tot buitensporigheden, die bijna de grens der vrouwelijke waardigheid overschreden, en welke hare ouders ongelukkig niet alleen niet afkeurenswaardig maar zelfs beminnelijk vonden, omdat zij steeds een mengsel waren van kinderlijken eenvoud en maagdelijke vroolijkheid; dat zij verwend werd was en bleef een feit.

Was het dus wonder, dat haar geboortedag steeds een feestdag voor hare ouders was, en de inrichting van het feest den rijken industriëel weken lang bezig hield? Zoo was het

-ocr page 29-

29

ook in dit jaar, en in Augustus zou het feest plaats hebben.

Het zou gevierd worden op de buitenplaats van den heer Guttmann ongeveer op een half uur afstands van de stad, waar de familie gewoonlijk de zomermaanden doorbracht. Sedert veertien dagen sprak men in de kringen, die eene uitnoodiging meenden te mogen verwachten, over niets dan over het genot, dat men zou smaken onder den vrijen hemel, over de illuminatie van den tuin, over het prachtige vuurwerk, de uitstekende keuken en voortreffelijke kelders van den raadsheer. Te gelijk verhaalde men, dat zekere baron Von Schlucker niet ongeneigd was met het oog op zijn eigen gebrek aan de goederen dezer aarde en den overvloed daarvan van den handelsraad, diens plebeïsche afkomst te vergeten en Hermina tot baronesse Von Schlucker te verheffen. Nog sprak de faam van een majoor Zungschwert, die nog in de kracht zijns levens was en altijd de banden des huwelijks ver van zich verwijderd had gehouden. De majoor, zoo zeide men, maakte de moeder het hof, om door hare tusschenkomst de gunst der dochter te winnen. Daar' alle goede dingen in drieën zijn, verhaalde men ook, dat zekere jonge Eus, die Ozikoff heette en de zoon was van een rijken mijnbezitter, welke zooveel land bezat als menig Duitsch vorst, het oog op Hermina had laten valllen. Dat de laatste naar aller meening de meeste kansen had, was zeer natuurlijk, en dat zij, die alle tongen in beweging bracht en op haar geboortefeest ook het feest harer verloving zou vieren, niet het minste van dat alles vermoedde, zal de lezer gaarne willen gelooven.

Eindelijk kwam de dag, naar welken door zoovelen met verlangen was uitgezien. In het park was een orchest tusschen de prachtige platanen opgeslagen. Tuin en park waren met duizenden veelkleurige ballons versierd; in de tuinkamer stond de tafel gedekt, en na het souper zou het gezelschap van af het terras het vuurwerk bewonderen, waarvoor op den achtergrond van den tuin tegen een dicht bosch de noodige toebereidselen gemaakt waren.

Het was tegen den avond. Mevrouw Guttmann, in zwarte zijde gekleed, had nogmaals alles in oogenschouw genomen en overal de volmaaktste orde gevonden, waarna zij naar een klein salon was teruggekeerd, waar de familie vergaderd was, om de genoodigden te ontvangen. De raadsheer droeg een zwarten rok met het ordeslint in het knoopsgat, een wit vest en zwarte pantalon. Zijn gelaat straalde van geluk. Op de sofa gezeten, beschouwde hij met zichtbaar welgevallen zijne dochter, die inderdaad den vaderlijken trots rechtvaardigde. Vroolijk en vol levenslust stond zij daar in een eenvoudig wit kleedje, met blauwe zijde gegarneerd. In haren aanblik verdiept, hoorde de vader het rollen van een wagen niet, en bemerkte evenmin den aangekomene, voor de bediende de vleugeldeuren wijd openwierp en met luide stem riep: Mijnheer de baron Von Dahlen.

-ocr page 30-

30

Den heer Von Dahlen was een eerbiedwaardig grijsaard met een fier en indrukwekkend voorkomen, die bijna vergeten deed, dat bij reeds meer dan zeventig jaren achter den rug bad. Toen de raadsheer zijn naam hoorde noemen, sprong hij schielijk op en bood den baron hartelijk de rechterhand. Ook mevrouw Guttmann stond op, terwijl de vreugde op haar gelaat zichtbaar werd, doch voor iemand aan het woord komen kon, had Hermina reeds uitgeroepen: „Ah mijn vaderlijke vriend!quot; en viel den grijsaard in de wijd geopende armen.

„ Ei, beste' Hermina, jonkvrouw moest ik liever zeggen, want in de twee jaren, waarin wij elkander niet gezien hebben, is het kind eene dame geworden.quot;

„Voor wie gij het kind geheel en al vergeten hebt, waarvoor gij zoo dikwijls amandelen en noten medebracht, en dat gij tegen papa en mama in bescherming naamt, als het soms iets gedaan had} wat niet goed was. Hebt gij nu ook amandelen medegebracht ?quot;

„Neen, ik rekende er op geen kind meer te vinden en zocht dus iets voor juffrouw Hermina.quot;

„ O wat zal dat zijn!quot;

„ Ik bied u, lieve Hermina, hiermede mijne beste gelukwen-scben aan,quot; antwoordde de baron, haar een in blauw fluweel gebonden boek, op welks band een zilveren kruis prijkte en dat aan een gebedenboek deed denken, aanbiedende.

Hermina opende het boek en las op de eerste pagina eenige regelen, die de baron er opgeschreven had. Zij las:

„Er is geen toestand in het menschelijke leven, waarin de godsdienst ons niet met zijn raad bijstaat. Hij leert ons gelukkig zijn zonder overmoedig, en lijden zonder kleinmoedig te worden. Eduard Von Dahlen.quot;

„Gij weet steeds bet beste te kiezen, baron,quot; zeide mevrouw Guttmann, „gij schenkt de wandelaarater in het leven een nieuwen steun, nu de oude zwak beginnen' te worden.quot;

„ Zoo ■ heb ik het niet bedoeld, waarde vriendin,quot; antwoordde de baron, „ik hoop niet, dat deze steun voor Hermina een nieuwe zij, en het schijnt mij toe,quot; vervolgde bij, haar en haar echtgenoot de hand biedende, „dat de oude nog zoo zwak niet zijn. Maar er komt een tijd, waarin de jeugdige wildzang de oude steunsels wegwerpt, een tijd, waarin hij alles beter verstaat en liever zijn hoofd dan zijn hart volgt.quot; Hij nam vervolgens plaats in den hem aangeboden leunstoel.

„Ik heb u reeds gisteren verwacht,quot; zeide de heer Guttman.

„ En wij vreesden reeds u ook dit jaar niet te zullen zien, zooals in de drie laatste jaren het geval was. Daarom heeft uwe komst ons nu te meer verrast.quot;

„Ja ik had gisteren verschillende zaken den vorst voor te leggen; eigenlijk had ik zulks eergisteren moeten doen. Tengevolge evenwel van de militaire revue kon ik den vorst niet spreken , en

-ocr page 31-

31

deze stelde mij voor mijn verlof van drie dagen in te gaan en dan op eene volgende audiëntie de zaken af te doen.quot;

„Dus hadt gij toch gisteren kunnen komen?quot;

„ Zeker, maar onder de stukken bevonden zich ook eenige verzoekschriften om genade, en deze wilde ik ondersteunen, waarom ik eisteren eene buitengewone audiëntie den vorst verzocht. Ter-

O O

wijl wij ons nu hier verheugen, heeft de telegraaf de gratie van den vorst reeds in de gevangenis gebracht, en vijf menschen, die een kleine misdaad met zware straf boetten, zijn aan de vrijheid en aan hunne familie teruggegeven. Onder deze omstandigheden

OO O O

meende ik mijn bezoek een dag te mogen uitstellen.quot;

„ Gij hebt edel gehandeld, al hadt gij ons ook geheel het genot van uwe tegenwoordigheid moeten onthouden.quot;

O O

„Ja,quot; zeide Ilermina, ,-,het verheugt mij te meer, omdat wij nu ook in zekeren zin iets tot het geluk dier lieden bijgedragen hebben.quot;

quot; ^ gij pluimstrijker, zoo jong nog en reeds zoo____quot;

„Nu, mijnheer de baron?quot;

„ Zoo gevat in uwe woorden.quot;

„Mijnheer Frans Heimthal met zijne gemalin en dochters!quot; meldde de bediende, en de genoemden volgden hem op den voet.

Nog was men met de begroetingen niet ten einde, toen weder

O O O '

nieuwe gasten aankwamen. Het gesprek werd algemeener, en weldra waren de tuin en zalen met feestelingen gevuld. Voor ieder had mevrouw Guttman een vriendelijk woord; de raadsheer was alom tegenwoordig, en om Hermina had zich ras een schaar van vleiers verzameld, waarvan zij zich moeielijk kon verlossen. Baron Von Dahlen sprak weinig; hier en daar ontmoette hij een ouden bekende, met wien hij een woord wisselde. Overigens bleef hij steeds in de nabijheid van Hermina, ergerde zich over de platte vleitaal, die men haar deed hoeren, en verheugde zich, wanneer zij een indringer een antwoord gaf, dat hem van nieuwe onwelvoegelijkheden terughield. De grijsaard met zyn streng gelaat was den jongelieden geheel onbekend; slechts eenige ambtenaren van de rechterlijke macht, die wisten dat hij raadsheer bij het ministerie van justitie was, brachten hem een beleefden groet en hielden zich overigens op zoo grooten afstand van hem, als mogelijk was.

Ook baron Von Dahlen scheen weinig gezelschap te zoeken; zoodra de eerste tonen der muziek in den tuin weerklonken, vond hij zich bijna geheel alleen, daar ook de meeste oude heeren verdwenen waren, zonder dat hier eenige' reden voor te geven was. Het liefst had de baron den avond in den kring der familie doorgebracht. Voor hij in het ministerie werd geroepen, had hij als landraad het district vertegenwoordigd, waarin Guttmann woonde, en zeer bevriend met de familie van diens echtgenoote, werd hij na Guttmanns huwelijk diens huisvriend en later de bijzondere vriend van Ferdinand en Hermina.

-ocr page 32-

32

Vooral Hermina had hem lief. Wanneer men haar zeide: „Mijnheer Von Dahlen zal het afkeuren,quot; kou men zeker zijn, dat zulks op hare plannen of daden van beslissenden invloed was. Van den anderen kant stond zij ook bij hem in blakende gunst, en als zij hem bij zijn' binnentreden haar beschermer noemde, sprak zij niets meer dan de waarheid. Nu had de baron in de residentie over Hermina's verloving met mijnheer Von Schlucker als van eene afgedane zaak hooren spreken, en de bloedverwanten van Von Schlucker poogden zijn invloed in hun belang te winnen. De slechte toestand van Von Schluckers financiën was hem volledig bekend, en hij kon daa:rom gemakkelijk de motieven beoor-deelen, welke tot dit huwelijksplan hadden geleid. Hij voelde behoefte daarover zoowel met Hermina als met hare ouders te spreken en was daarom zoo vroeg mogelijk op het feest verschenen. Echter was hij door de spoedige aankomst der overige gasten genoodzaakt het gesprek over dit onderwerp af te breken, toen hij juist op het bepaalde punt kwam. Nu had hij vernomen, dat de baron onder de genoodigden behoorde, en vreesde dus dat de zaak heden tot een gevreesd einde zou komen, wanneer hij niet te voren in de gelegenheid was zijn gevoelen er over uit te spreken. Maar de raadsheer was nergens te vinden; de vrouw des huizes had de handen vol, en Hermina zweefde aau den arm van majoor Zungschwert door den tuin. Daarom trok zich de baron iets verder in het park terug, om zijn operatie-plan nogmaaïs te bestudeeren. Spoedig vond hij eene geschikte plaats, waar hij zich kon nederzetten en waar hij hoopte, omdat het reeds donker werd en de veelkleurige ballons hun licht niet scherp tot daar konden doen doordringen, door niemand gestoord te zullen worden.

Nauwelijks had hij zich echter nedergezet, of hij hoorde de stemmen van twee mannen, die zich in de nabijheid bevonden en zijne zitplaats naderden. De eene stem, die van een Jood scheen te komen, klonk ontevreden, soms dreigend, terwijl de andere aan iemand deed denken, die medelijden of hulp inriep. Eindelijk kwamen de stemmen zoo dicht in zijne nabijheid, dat hij de woorden kon verstaan.

„Ik wil geen geduld meer hebben,quot; zeide de Joodsche stem. „Wat doe ik met geduld? Ik verlang mijn geld.quot;

„Wacht nog slechts acht dagen; binnen dien tijd zal het uitgemaakt zijn of Hermina mij neemt.quot;

„Waarom acht dagen? Dat zelfde heb ik reeds vijf weken lang gehoord; hedennacht moet alles afloopen, of ik ga naar de politie...

„En dan ontvangt gij volstrekt niets, Jood!quot;

„Ik zal dan ten minste het genoegen hebben den bezitter van mijn geld achter slot te zien.quot;

„ Gij hebt den wissel voor een spotprijs gekocht, en ik betaal

-ocr page 33-

33

20 0/0 interest. Overmorgen komen misschien mijne gelden uit Rusland.quot;

„Gelden uit Rusland? O wai! Wanneer gij fondsen uit Rusland wachttet, zoudt gij geen 20 % interest betaald en den naam Goldsclimitt amp; Zonen op den wissel geschreven hebben. Hermina van den raadsheer, dat is de goudvisch! Wanneer zij niet aan den 'angel bijt, zal ik mijnheer zelf aanslaan.quot;

„Het zij zoo, ik zal alles wagen. Maar maakt dat gij u verwijdert. Of de zaak gelukt, en dan ben ik morgen van alle zorgen verlost, öf ik jaag mij een kogel door het hoofd, en dan kunt gij met den wissel doen wat gij wilt.quot;

„ Gij kunt mij niet doen sidderen; de kogel, dien gij u door het hoofd zult jagen, moet nog gegoten worden.quot;

De steramen verwijderden zich, en baron Von Dahlen verliet ras de plaats, waar hij onvrijwillig dit gesprek had aangehoord, om, zelfs al zou hij de maatschappelijke vormen over het hoofd moeten zien, Hermina en haren ouders kennis te geven van de plannen, die tegen hen gesmeed werden.

Het geluk was hem gunstig; toen hij de plaats in het park naderde, die thans het middelpunt van het gezelschap uitmaakte, ontmoette hij mevrouw Guttmann, die aan eenige bedienden bevelen betreffende het souper gaf. Hij ging recht op haar af en verzocht voor een paar oogenblikken haar arm, om haar mede-deelingen van het hoogste gewicht te doen. De ernstige toon zijner woorden verwekte bij mevrouw Guttmann zekeren angst; zij vatte aanstonds zijn arm en liet zich een weinig ter zijde voeren.

„Er is, om kort te gaan, quaestie van een huwelijk van Hermina sprak de baron.

„Hoe, weet gij het reeds? Ik dacht dat ik alleen____quot;

„Gij? Hij kan zich toch nog niet gepresenteerd hebben?quot;

„O ja, zoo even heeft hij Hermina's hand gevraagd.quot;

„Wie?quot;

„Wel, majoor Zungschwert. Overigens verzoek ik u discretie; zelfs mijn man wTeet er niets van. Hij is sinds een uur nergens te zien.quot;

„Majoor Zungschwert? Wie spreekt dan van dien majoor?quot;

„Ja, van wien anders? Hij was zoo even bij mij en verzocht om mijne voorspraak.quot;

„Nu, de zaak begint koddig te worden. Heeft dan niet baron Von Schlucker...

„ Zou hij misschien ook plannen hebben ?quot;

„Deze heeft dus nog geen voorstellen gedaan? Nu dan zal het wellicht heden avond geschieden. In de residentie spreekt men over dit huwelijk als over eene uitgemaakte zaak.quot;

„Het is het eerste woord, dat ik er over hoor.quot;

„ Kent gij ook niet een man, die betrekkingen in Rusland en daaruit wellicht geld te verwachten heeft?quot;

„Zeker, dat is de heer Ozikoff, de zoon van een grooten mijn-De Vrijmetselaar. 99

-ocr page 34-

34

bezitter, die zich aan ons liet voorstellen en sedert eenige weken meermalen in ons midden verscheen?quot;

„Vermoedt gij niet, dat ook deze aanzoek om Hermina's hand zal doen ? quot;

„Volstrekt niet.quot;

„ Ik wel. Deze zal ongetwijfeld in den loop van den avond u zijne plannen bekend maken.quot; Op dit oogenblik hoorde men een algemeen gelach onder de menigte.

„Om Godswil,quot; riep mevrouw Guttmann, „ik verkeer in de grootste verlegenheid. Mijn man schijnt weggetooverd. Wat raadt gij mij te doen?quot;

„Laat dezen Ozikoff aan mij over; hij heeft zich te verantwoorden voor het departement van justitie.quot;

„Hoe zoo, beste baron? Gij doet mij schrikken!quot;

„Ik zal morgen met den officier van justitie spreken; laat ik hem niet dadelijk gevangennemen, het is omdat ik de vreugde der feestelingen niet verstoren wil; hij heeft een wissel vervalscht.quot;

Opnieuw hoorde men een luid gelach op den dansvloer.

„ Het jonge volk schijnt zich te vermaken. Men vermoedt niet in welken pijnlijken toestand mij uwe ontdekking van Ozi-koffs misdaad gebracht heeft.quot;

„Zwijgen wij daar thans over. Wat den heer Von Schlucker betreft, als een uwer oudste vrienden reken ik het mij ten plichtquot;...

„ O zeker, heer baron , zeg mij onbeschroomd uwe meening.quot;

„Ik geloof, dat de baron Von Schlucker door hoogst onwaardige beweegredenen geleid wordt.quot;

„En hoe denkt gij over den majoor Zungschwert? Hij is wel is waar arm, maar moet overigens een braaf militair zijn , zooals trouwens de decoratiën bewijzen, waarmede zijne borst versierd is.quot;

„Ik ken hem niet en hoorde heden voor het eerst zijn naam. De hoofdzaak zal wel zijn hoe Hermina over hem denkt.quot;

„ Zeer zeker; overigens verzekerde de baron mij, dat hij haar er nog niet over gesproken heeft.quot;

„ Dat is dus weder groote bescheidenheid of groote speculatie. Ik moet den man eerst leeren kennen. Geef hem in ieder geval niet dadelijk een beslissend antwoord.quot;

Ten derde male verhief zich een luid gelach, en nu vlogen de jongelieden uit elkander. Eenige jonge dames, waaronder ook Hermina, kwamen lachend de laan in, waarin mevrouw Guttmann en baron Von Dahlen zich bevonden.

„Indien gij er geen bezwaar tegen hebt,quot; hernam de baron, „wil ik met Hermina spreken en van haar vernemen, hoe zij over al die plannen denkt.quot;

„ O , dat is zeer goed, heer baron , doe dat! quot;

„ O dat hadt gij moeten zien,quot; riep Hermina, op eens hare moeder naderende, zoodra zij deze ontdekte.

-ocr page 35-

35

„Dames, wüt gij niet de illuminatie met mij gaan zien van af het terras,quot; sprak mevrouw Guttmann tot de jonge dames, die Hermina vergezelden. Het aanbod werd vriendelijk aangenomen , en de baron was alleen met Hermina.

„En nu zal Hermina mij verhalen,quot; sprak hij, „wat hare lachspieren zoozeer in beweging heeft gebracht, niet waar, mijn kind? Gij hebt voor uw ouden vriend wel eenige minuten; de last mijner jaren veroorlooft mij niet mij te begeven in den kring dier jeugdige vroolijke lieden.quot;

„Zeer gaarne, baron,5' verzekerde Hermina oïiophoudelijk lachende.

Terwijl mevrouw met hare dames naar het terras wandelde, gingen baron Von Dahlen en Hermina eenige schreden vooruit in tegenovero-estelde richting.

O O O

„Nu Hermina,quot; vroeg de baron, „wat heeft zoozeer uw lachlust opgewekt?

„O mijnheer Von Dahlen, ik kan niet tot mij zelve komen.-. Het was al te bespottelijk. Denk eens, die baron Von Schluckerquot;...

„Nu, wat gebeurde met hem?quot; viel de heer Von Dahlen, wiens aandacht door dien naam nog meer getrokken werd, haar in de rede.

„ Een zijner vrienden verzocht een oogenblik stilte, omdat de heer Von Schlucker voornemens was een door hem vervaardigd gedicht voor te dragen.quot;

„Ei, ei!quot;

„Wij schaarden ons om den nieuwen dichter, die zich juist tegenover mij had geplaatst met zijn blad in de hand. Nadat eene diepe stilte ingetreden was, begon hij zijn pathos direct tot mij te richten en sprak mijne onbeduidende persoon aan met de woorden :

„ Beminnelijke, onovertroffene....!quot;

„Zoover was hij gekomen, toen majoor Zungschwert met zijn diepe basstem uitriep: „Mijnheer Ozikoff, wees voorzichtig, gij weet dat de baron aan likdoorns lijdt.quot; Dat hoorende, kon ik mij niet bedwingen. Ik moest lachen, en anderen lachten mede. Maar mijnheer Schlucker gaf zijne zaak zoo gemakkelijk niet op. Hij begon opnieuw, doch had nauwelijk het „beminnelijkequot; uitgesproken, of de grap begon opnieuw: links de majoor Zungschwert, rechts mijnheer Ozikoff en in het midden mijnheer Von Schlucker, die naar beide zijden woedende blikken wierp. Ditmaal stemden allen met het gelach in.quot;

„En verder?quot;

„ Hij begon ten derde male. Nauwelijks ' had hij echter de eerste lettergreep van het „beminnelijkequot; doen hooren, of hij trok met een pijnlijken schreeuw den voet weg, die met Ozikoffs laars in aanraking was geweest, en sloeg Ozikoff met zijn

-ocr page 36-

36

papier tegen het hoofd. Nu ontstond een onbeschrijfelijk tooneei. Allen vielen bijna omver en liepen schaterlachende uit elkander. Ik heb zeker tegen de welvoegelijkheid gehandeld daartoe het sein te geven, maar wie kan altijd meester over zijne lachspieren blijven? Gij zult mij bij den baron verontschuldigen, niet waar?quot;

„Stelt gij dan zooveel belang in mijnheer Von Schlucker?quot;

Ik'quot;

)) -Liv *

„Ja, men zegt dat hij met u in het huwelijk treden wil.quot;

„Mijnheer Von Schlucker?quot;

„ Inderdaad.quot;

„ Gij schertst, mijnheer de baron.quot;

„Ik spreek geheel in ernst. Men zegt zelfs, dat het bewuste gedicht de strekking had...quot;

O O

„Nu?quot;

„ Om uw hart voor hem te verwerven.quot;

„Dan heb ik alle reden gehad, om den heer Ozikoff dankbaar te zijn.quot;

„ En zoudt gij uw leven gaarne willen slijten aan de zijde van den heer Ozikoff?quot;

„ Hij is mij even onverschillig als ieder ander.quot;

„Toch zegt men, dat ook de heer Ozikoff bij u een poging doen wil.quot;

„ Ik ken hem nauwelijks.quot;

„ Dat doet niets ter zake.quot;

„ Kom, mijnheer de baron, ik geloof dat gij misbruik maakt van de plaats, die gij naast mijn vader in mijn hart inneemt.quot;

„Hoe zoo?quot;

„Wijl gij mij sprookjes op den mouw speldt. Wie weet of zelfs de majoor Zungschwert nu niet een beurt krijgt.quot;

„ Gij hebt het geraden.quot;

„Wil hij mij ook huwen?quot;

„Hij heeft reeds om uwe hand gevraagd.quot;

„Spreekt gij dan werkelijk in ernst?quot;

„Op mijn woordquot;

„Nu dan geloof ik u, en verzoek u mij tegen die lieden in bescherming te nemen, zooals gij mij, kind zijnde, zoo menigmaal hebt gedaan tegen den toorn mijns vaders.quot;

„Wat hebt gij dan tegen den majoor Zungschwert.quot;

„Ik wil hem niet huwen.quot;

„Wanneer echter uwe ouders dit huwelijk goedkeurden?quot;

„ Mijne ouders zijn niet voornemens een huwelijk aan te raden, heer baron!quot;

„Ha, ha, gij denkt zelve een keuze te doen. Hebt gij misschien reeds gekozen?quot;

„Sta mij toe, mijn vaderlijke vriend, u te zeggen hoe ik over deze zaak denk. De huwelijken, heeft men mij gezegd, worden in den hemel gesloten, en dus weet de goede God wie mij tot

-ocr page 37-

echtgenoote hebben zal; dien zal Hij mij dan ook wel te gemoet voeren, mij zeggende: „Hij is het,quot; en ik geloof dat mijn hart dan onmiddellijk zeggen zal: Met hem ga ik door het leven; zijn mond zal lachen bij mijne vreugde, zijn oog ween en bij mijn lijden, zijn arm mij beschermen in ieder gevaar. Aan dezen man wil ik mij verbinden met geheel mijne ziel; hem wil ik toe-behooren voor tijd en eeuwigheid.quot;

„Wie is deze man?quot;

„Wachten wij slechts, tot de goede God hem mij tegemoet voert, dan zal ik het u zeggen.quot;

„En Zungschwert, en Schlucker, en Ozikofï?quot;

„ Die zijn het niet.quot;

„ Zal ik dat den heeren mededeelen ?quot;

„ Gaarne. Daaraan zal ik ondervinden, dat gij mij nog altijd de oude vriendschap toedraagt.quot;

„ Goed. Ik zal u thans naar uwe moeder terugvoeren en daarna met de heeren spreken.quot;

Beiden sloegen den weg in naar het terras, waar zich inmid-..

O O '

dels het grootste deel van het gezelschap had verzameld om het vuurwerk te aanschouwen. Achter hen kwam een groep jongelieden , die zich vrij luid met elkander onderhielden. Aan de stem van een hunner meende hij den man te herkennen, dien hij in gesprek met den Jood had gehoord.

„ Hoort gij den heer Ozikoff niet onder de jongelieden, die ons volgen ?quot; vroeg hij aan Hermina.

„O ja, hij is bij hen.quot;

„Nu let op, en gij zult zien hoe ik u van hem verlossen zal.quot;

„O, gij zult mij verlegen maken!quot;

„ Toch niet, beste.quot; — „ Mijne heeren ! quot; dit zeggende , wendde hij zich tot het gezelschap, „ weet iemand uwer, waarom een wacht van gendarmes zich voor de poort bevindt?quot;

„Gendarmes?quot; riep een der heeren, „wij hebben niets van gendarmes gehoord.quot;

„Gij zijt de heer Ozikoff, niet waar?quot; dus wendde de baron zich tot den genoemde.

„Om u te dienen, ik heet Ozikoff.quot;

„ Er vraagt een heer naar u; het schijnt een Jood te zijn. Gij zult hem bij de muziektent vinden; daar wacht hij u.quot;

„Waarschijnlijk een rentmeester van de goederen mijns vaders, dien ik dezer dagen verwacht.quot;

„'t Is mogelijk,quot; antwoordde de baron droogjes.

„Vergeef mij, mijne heeren, zelfs in het aangenaamste gezelschap heeft men soms geen oogenblik rust.quot; Met deze woorden nam Ozikoff met een vluchtige buiging van zijne makkers afscheid en verwijderde zich ijlings in de richting der muziektent. Ook de overige heeren verwijderden zich. Slechts baron Von Dahlen en Hermina bleven staan.

-ocr page 38-

38

„Zie, thans blijft hij staan,quot; zeide de baron. „Ik wed dat hij zijn rentmeester niet opzoeken, maar spoedig dezen tuin verlaten zal.quot;

Inderdaad was Ozikoff, na ongeveer vijftig schreden gedaan te hebben, blijven staan, en had hij een anderen weg ingeslagen, die van de poort direct in het park voerde. Hij liep op de poort toe, doch bleef na eenige schreden nogmaals staan.

„ Hij schijnt zich te herinneren, dat ik de poort met gendarmerie bezet heb.quot;

„Wat bedoelt gij toch, heer baron? Houden daar werkelijk gendarmen de wacht?quot;

„Neen, mijn kind.quot;

Na eenige oogenblikken nadenkens verwijderde Ozikoff zich haastig van de poort en trad naar het park, in welks schaduw hij verdween. Hij werd inderdaad niet meer gezien.

Nauwelijks was Ozikoff verdwenen, of er kraakten drie schoten , en het vuurwerk werd afgestoken. Als een tooverslag liep op eens langs den zoom van het pad een rij bengaalsche vlammen, die het geheele park met een tooverachtig licht beschenen. Een algemeene kreet van bewondering begroette het heerlijke schouwspel, en zij, die nog niet op het terras gekomen waren, haastten zich om een geschikt plaatsje op te zoeken.

Daar was in weinige oogenblikken het geheele gezelschap weder vereenigd. Ook de heer Guttman was weder zichtbaar geworden en ging van de eene groep tot de andere, waar hij, stralend van geluk, de complimenten der bewonderaars van zijn vuurwerk ontving. Terwijl het vuur de lucht vervulde en den omtrek verlichtte, liet de heer Von Schlucker zich door den raadsheer aan den heer Von Dahlen voorstellen en verzocht dezen een onderhoud op den volgenden morgen, waarmede hij, zonder het te weten , den wensch van den baron voorkwam.

Terwijl dit alles in het park had plaats gegrepen, waren in een ander gedeelte van het buitengoed ellendige kuiperijen gesmeed. Onder de genoodigde gasten bevond zich ook de meester der vrijmetselaars-loge der stad, namelijk de heer Heimthal, directeur eener inrichting van openbaar onderwijs. Deze was zelfs een der eerste gasten , die verschenen waren , en niet zonder opzet had hij zich vroegtijdig naar het feest begeven. Hij had berekend, dat de heer Guttmann, omdat hij vrijmetselaar waë, ook de voornaamste vrijmetselaars zou uitgenoodigd hebben , en daar Heimthal denzelfden morgen een brief van de Groot-Loge had ontvangen, waarin gewichtige mededeelingen werden gedaan omtrent de houding, die de Loge tegenover het Concilie zou aannemen, hoopte hij voor het begin of tijdens het feest gelegenheid te vinden, om met de Br.*, in gesprek te kunnen treden. Zijne berekening had een goed gevolg. Hij vond onder de feestelingen ongeveer twintig vrijmetselaars en maakte van het eerste gunstige oogenblik

-ocr page 39-

39

gebruik, om den raadsheer van zijn voornemen kennis te geven.

De heer Guttmann verzuimde niet aan het verzoek van. zijn geëerden ma^onnieken meester te voldoen; hij opende een klein salon op de eerste verdieping van den zijvleugel der villa en sloot zorgvuldig alle gordijnen. Daarna ontstak hij licht, en onder de feestelingen terugkeerende, gaf hij het wachtwoord aan de vrijmetselaars, die nu de een na den ander zich ongemerkt naar het salon begaven. Toen allen bijeen waren, sloot hij zorgvuldig de deur, die naar den tuin voerde, ook dia van het salon en verzekerde zich dat het gezelschap ongestoord zijne werkzaamheden kon verrichten.

Toen de heer Guttmann binnentrad, om aan te kondigen dat niets de opening der vergadering verhinderde, vond hij de aanwezigen in druk maar fluisterend gesprek. Sommigen zaten, anderen stonden in groepen bijeen. De Meester stond aan eene tafel, waarop een brief lag, en onderhield zich met twee heeren, wier borst met ordekruisen was versierd. Hij was een man van ongeveer vijftig jaren, maar op het eerste gezicht zou men hem ouder geacht hebben. Het oorspronkelijk donkere haar was hier en daar grauw, en zijne houding sprak van zekere afmatting. De oogen, door borstelige wenkbrauwen beschaduwd, gloeiden nog van het vuur der volle mannelijke kracht, en het was zeer moeie-lijk hun doordringenden blik te doorstaan. Daarbij liepen van de hoeken des monds naar de eenigszins vooruitstekende kin twee scherpe voren, die het gelaat eene uitdrukking van strengheid gaven. De meeste aanwezigen waren fabrikanten en kooplieden, doch ook bevonden zich eenige ambtenaren en militairen onder hen.

„Mijne heeren,quot; aldus begon Heimthal, nadat Guttmann hem verzekerd had, dat alles in orde was. Bij den klank zijner krachtige, ofschoon ook een weinig gedempte stem ontstond plotseling eene diepe stilte, en op aller gelaat lag gespannen verwachting geteekend.

„Mijne heeren,quot; herhaalde hij, „ik kan u heden niet op de gewone wijze als Meester begroeten, daar wij niet langs regel-matigen weg tot den arbeid verzameld zijn. Daar het onderwerp, dat ons bezig houden zal, evenwel van zeor groot gewicht is, geloofde ik de genoodigden tot deze voorloopige bijeenkomst te moeten uitnoodigen en zal in de eerstvolgende dagen eene vergadering van de Loge beleggen, om de te nemen maatregelen behoorlijk vast te stellen. De Groot-Loge Sirius heeft aan hare dochter-loges, dus ook aan ons, eene circulaire toegezonden, waarin zij voorstelt de oppositie tegen het Concilie gemeenschappelijk te organiseeren. Hel schijnt inderdaad, alsof de waanzin waarheid worden zal, alsof de gestorven boom, dien men Katholieke Kerk noemt, onze eeuw een gebladerte wil vertoonen, dat slechts decoratie maar geen leven is.quot;

Onze Italiaansche broeders hebben reeds besloten tegenover het

-ocr page 40-

40

Concilie der vervloeking een Concilie van verlichting te Napels te openen. De wereld moge dan oordeelen. Ook wij zullen krachtiger dan vroeger aan de agitatie deelnemen, en de Groot-Loge heeft de ons ten dienste staande dagbladen aangewezen, waaraan wij dagelijks artikelen zullen hebben te leveren.quot;

„Het zou nuttig zijn,quot; onderbrak den redenaar eene schrille stem, die aan een klein, oud man met gerimpeld gelaat en spiegelglad hoofd toebehoorde, „wanneer men voor dergelijke zaken eenige theologen winnen kon. Die lieden kennen het best de zwakke zijden der tegenstanders en weten hunne artikelen wetenschappelijk in te kleeden, hetgeen op het beschaafde publiek steeds een grooten indruk achterlaat.quot;

„Er zal nog iets meer kunnen geschieden,quot; merkte een ander op. „ De Onfeilbaarheids-quaestie heeft reeds twiststof geleverd, die iederen dag in omvang toeneemt. Daarbij bezitten wij een genoegzaam getal Protestantsche theologen, die de rationalistische richting zijn toegedaan; zij kunnen een handje helpen.quot;

„ Kom mij niet voor den dag met uwe Protestantsche theo-logen,quot; hernam de eerste. „Wanneer deze over Katholieke zaken spreken , is het andere woord een dom- of dwaasheid. Wij hebben Katholieke theologen nöodig.quot;

„ Die zullen wel te vinden zijn verzekerde Heimthal geruststellend. „ De Onfeilbaarheid is eene tot nu toe onbesliste strijdvraag , en de duivel zou wel in het spel moeten zijn, wanneer niet ergens een professor der Katholieke theologie gevonden werd, die zich tegen de dogma-verklaring er van verzette. Wordt er werkelijk zoo een gevonden , dan moeten wij zorgen, dat hij niet weer terug kan. Het overige schikt zich dan van zelf, en de voornaamste arbeid komt op de schouders der Loge, in wier bereik de gelukkige vondst gedaan is.quot;

„Heeft men reeds bepaald maatregelen genomen,quot; vroeg een der beide aanwezige militairen , „ om zich de hulp van een dagblad te verzekeren, dat onder wetenschappelijk opzicht eenigen naam heeft ? quot;

„ In die richting zijn bereids stappen gedaan,quot; antwoordde Heimthal. De Augsburger Allgemeine Zeitung zal de plannen der Loge tot in de uiterste consequentiën doorzetten.quot;

„ Zij heeft tot heden met niet gering succes in die zaak gearbeid.quot;

„ De Allgemeine Zeitungriep het mannetje met het ka'le hoofd, „ staat sinds lang niet meer op de hoogte , waarop 't het blad der staatslieden genoemd werd. Om de Janus-theorieën te verbreiden, heeft liet evenwel nog wetenschappelijk relief genoeg. Zorgen wij slechts dat zij de hoofdbron worde, waaruit de kleinere bladen hunne Concilie-wijsheid scheppen.quot;

„Voorts vestigt de Groot-Loge,quot; zoo ging Heimthal voort, „ onze aandacht op de bevordering der agitatie. W^j zijn natuurlijk eensgezind in onze beginselen, maar wij moeten ook anderen

-ocr page 41-

41

voor onze meeningen trachten te winnen. In de beschaafde kringen zal dit geen moeielijkheid kosten. Zij deelen reeds onze beginselen of zijn verlicht: genoeg, om bij eenigen voortgezetten arbeid in de pers de belachelijkheid der Onfeilbaarheids-geschie-denis in te zien. De lagere volksklassen zijn daarentegen nog weinig onderwezen, en met het oog daarop doet de Groot-Loge aan de dochter-loges het verzoek, krachtigen invloed op de arbeiders-vereenigingen uit te oefenen, om met hare hulp de agitatie tot in de onderste lagen des volks voort te planten.quot;

„ Eenige weken geleden,quot; zeide zekere dr. Silberberg, een man met dichten, zwarten baard en van zwaren lichaamsbouw, blijkbaar de jongste der vergadering, „ heb ik in de arbeidersver-eeniging alhier een voordracht gebonden over plannen tot kolonisatie in Brazilië en onderzocht, hoe de arbeiders daarover denken. Ik moet bekennen geheel iets anders gevonden te hebben dan ik dacht aan te treffen. De geestdrift voor hoogere quaestiën is volstrekt ondergeschikt aan alle vraagstukken, die de maag betreffen, en er zal vrij wat arbeid toe noodig zijn, om in dat opzicht veiv andering aan te brengen.quot;

„ Zoo spoedig mogelijk zal dus de hand aan het werk moeten geslagen worden quot; verklaarde zeer beslist een deftig heer met gouden bril, die aanhoudend met zijne zilveren snuifdoos speelde. Als om kracht aan zijne woorden te geven, sloeg hij met de hand op het deksel der snuifdoos, nam een snuifje en veegde met veel gratie een snuifkorreltje, dat op zijn overhemd gevallen was, daarvan weg.

r, Ook in dit opzicht,quot; hernam Heimthal, „ geloof ik den weg te kunnen aanwijzen , die ons tot het beoogde doel voeren moet. Een der toonaangevers van de arbeidersvereeniging alhier, de heer Victor Cesari, is mij persoonlijk bekend. Hij heeft de universiteit bezocht en in de medicijnen gestudeerd, maar werd door allerlei tegenspoeden verhinderd zijne studiën te voltooien. Door hem werd mijne aandacht gevestigd op zekeren Wahr, over wien onze geëerde Guttmann ons ongetwijfeld eenige gewenschte inlichtingen zal kunnen geven , daar Wahr als teekenaar werkzaam is in de fabriek van den jongen heer Guttmann.quot;

„Gaarne wil ik u mededeelen wat ik van Wahr weet,quot; sprak Guttmann , zeer gestreeld door dit op hem gedaan beroep. „ Mijn zoon verklaarde mij meermalen, dat Wahr niet onbeduidende talenten bezit en zoowel wat zijn speciaal vak, het teekenen, als de machinenbouw betreft, een zeer bruikbaar sujet is. Voor zoover ik weet, is hij de zoon van een voor eenige jaren overleden ambtenaar, en heeft hij de polytechnische school bezocht.quot;

„Eerlang,quot; vervolgde Heimthal, „zal de keuze van een nieuwen president der arbeidersvereeniging plaats hebben, en volgens mijne inlichtingen zal zij ongetwijfeld op Wahr vallen. Wanneer wij ons verzekeren van de medewerking dezer beide mannen, die een

-ocr page 42-

42

overwegenden invloed op de arbeidersvereeniging hebben, kunnen wij met de vereeniging doen wat wij willen.quot;

„Zeer juist, merkte een der hoeren op, „de vraag is slechts hoe wij het moeten aanleggen om tot ons doel te geraken.quot;

„TV ij moeten in nauwere aanraking tot die beide mannen trachten te komen.quot;

,, Ik zie geen bezwaar daartegenantwoordde het mannetje met het kale hoofd, „wanneer de eene de universiteit, de andere de polytechnische school heeft bezocht, zijn het in ieder geval lieden, die de maatschappelijke vormen machtig zajn, en wier persoonlijke omgang met ons geen opzien kan verwekken. Ja, ik geloof zelfs, dat wij hen en hun invloed versterken kunnen. Ieder arbeider zal zich vereerd achten en gestreeld voelen , en wij bewijzen, dat wij verheven zijn boven de bekrompen denkbeelden omtrent de afscheiding der standen.quot;

„Ik geloof ook,' vervolgde Heimthal, „'lat de hulp van onzen gastheer ons tot deze toenadering zeer te stade zal komen. Hij behoeft slechts de fabriek van mijnheer zijn zoon te bezoeken, met

ahr in gesprek te treden en hem ten zijnent te noodigen. Ik neem de taak op mij , Cesari, zonder dat zulks eenige achterdocht opwekt of opzien baart, in ons gezelschap,te brengen , waarna het slechts van onze minzaamheid zal afhangen , om de heeren voor ons geheel te winnen. Afgezien van mij zeiven , zullen wij in deze zaak in den heer Guttmann een steun vinden , die ons ongetwijfeld ter zegepraal zal voeren.quot;

„Zeer vereerd, zeer vereerend!quot; sprak de heer Guttmann. „Ik verzoek u over mij te beschikken, wanneer ik iets kan bijdragen tot de zegepraal van ons heilig verbond.quot;

„Dat, mijne heeren,quot; aldus besloot Heimthal zijne mededee-lingen , „ is de wezenlijke inhoud van de circulaire der Groot-Loge; den tekst daarvan zal ik u mededeelen, wanneer wij in onze gewone vergadering vereenigd zijn. Plet voornaamste hebben wij bespioken, en ik geloof, dat wij thans eindigen moeten, want het is 10 uur; het vuurwerk gaat afgestoken worden, en op het terras zal het zeer levendig zijn.quot;

Allen stemden toe, en de een verliet na den ander, op dezelfde geheimzinnige wijze als men gekomen was, de zaal en begaf zich naar den tuin. De laatsten hadden juist de zaal verlaten , toen de schoten kraakten, ,om den aanvang van 't vuurwerk aan te kondigen. Guttmann doofde de kaarsen uit, en de diepste rust heerschte weder in het salon en in den geheelen zijvleugel.

Na het vuurwerk zetten zich de feestelingen aan het souper en deden de keuken en kelder van den raadsheer de verschuldigde eer aan. Vervolgens vermaakten de jongelieden zich weder met den dans en de heeren niet het dooden van champagne-flesschen. Lang na middernacht riep men om de equipages, en toen eindelijk alle gasten verdwenen waren, zocht de familie Guttmann in doodelijke

-ocr page 43-

43

vermoeienis hare slaapkamers, den baron Von Dahlen benijdende, die sinds lang in diepe rust lag. Nog eenige dagen was het feest bij den raadsheer Guttmann het onderwerp van aller gesprekken, tot nieuwe gebeurtenissen de indrukken daarvan kwamen uit-wisschen.

Twee baronnen.

De familie Guttmann bracht een groot deel van den morgen in rust door na de vermoeienissen van den afgeloopen avond. Slechts de dienstboden waren ijverig werkzaam; zij namen de overblijfselen van het souper weg, brachten de zaal in haar gewonen toestand, terwijl de tuinman en zijne knechts de verwoestingen trachten te herstellen, die het feest daar noodzakelijk had aangericht. Ook de timmerlieden waren vroegtijdig verschenen, om de estrade voor de muziek weg te nemen, en de staketsels, die bij het vuurwerk waren gebruikt, te doen verdwijnen. Kortom, er heerschte alom eene ongewone bedrijvigheid, toen op eens eene deur der villa geopend werd, en baron Von Dahlen verscheen. Aan den wolkenloozen hetnel schitterde de zon in al hare pracht, en de baron trad, nadat hij den omtrek overzien had, naar een boschje platanen, wier schaduw hem een aangename morgenwandeling befoofde. Hij had er echter nauwelijks een kwartier uurs doorgebracht, toen een dienstbode hem naderde en zeide, dat baron Von Schlucker aangekomen was en gevraagd had of

O O O

hem een onderhoud met den heer Von Dahlen kon toegestaan worden. Deze verklaarde zich bereid den baron onmiddellijk te ontvangen. Inderdaad verscheen de heer Von-Schlucker na eenige minuten in de laan, die naar het platanenboschje voerde. Toen Von Dahlen hem bemerkte, ging hij hem eenige schreden te ge-moet, en nadat beiden elkander gegroet hadden, begon Von Schlucker, die een weinig opgewonden scheen, volgenderwijze het gesprek:

„Ik heb u gisteren om een onderhoud verzocht, en gij waart zoo vriendelijk mij dit heden toe te staan.quot;

„ Gij ziet mij in afwachting van de dingen, die komen zullen.quot;

„ Daar ik u ken als een oud huisvriend, aan wiens oordeel door de familie Guttmann veel gewicht wordt gehecht, kom ik uwe vriendelijke tusschenkomst en hulp inroepen in eene vrij delicate aangelegenheid.quot;

„ Spreek, baron !quot;

„ Ik ben sinds eenige maanden met deze familie in kennis gekomen en heb in mejuffrouw Hermina een dame leeren kennen, wier schoonheid en beschaving slechts op de juiste plaats in de maatschappij wachten, om door ieder bewonderd te worden. Ik heb daarover met mijne familie gesproken en deze verklaard, dat ik besloten heb mejuffrouw Hermina met mijne hand mijn adel-

-ocr page 44-

44

lijken naam en wapen aan te bieden. Na eenigen verklaarbaren tegenstand stemde mijne familie toe, en het zou reeds in den loop van het feest tot eene verklaring gekomen zijn, indien niet een nietswaardig complot gepoogd had mij belachelijk te maken in de oogen van haar, die ik naar het altaar hoop te voeren. Gij hebt ongetwijfeld gehoord hoe ik gestoord werd in de voordracht van een door mij vervaardigd gedicht. Ik heb den heer Ozikoff en den majoor Zungschwert reeds eene uitdaging gezonden en denk, eer drie dagen verloopen zijn, bewezen te hebben, dat men de eer van een baron Von Schlucker niet ongestraft beleedigt. Intus-schen verzoek ik u, en dit schrijven mijns vaders, dien gij persoonlijk kent, ondersteunt dit verzoek, mijn aanvraag om Her-mina's hand, waarmede ik onmiddellijk na het duël bij haar vader komen zal, met uwe veelvermogende voorspraak te willen ondersteunen.quot;

Von Schlucker reikte baron Von Dahlen den brief zijns vaders loe. De baron verbrak het zegel, las den brief, vouwde hem naderhand weder toe en verborg hem in den borstzak van zijn morgenjas.

Daarna zeide hij: „Heer baron, ik heb u ten einde toe aangehoord, om geheel met uwe wenschen bekend te worden, en daar ik reeds in de residentie over deze huwelijksaanvraag heb hooren spreken, kan ik u onmiddellijk mijne meening over deze zaak mededeelen.quot;

w O gij zult mij zeer.....quot;

„Voor alles moet ik u zeggen, dat mejuffrouw Hermina het voorval van dezen avond niet minder betreurt dan gij zelf, en zij heeft mij verzocht u haar leedwezen daarover mede te deelen niet alleen, maar ook u om vergeving te smeeken , wijl zij door het komieke der scène zich een oogenblik liet medesleepen, om de beleefdheid uit het oog te verliezen.quot;

„ O zij is beminnelijk...

„Veroorloof mij daarbij te voegen, dat hiermede het incident als geheel geëindigd kan worden beschouwd. Een duël met den heer Ozikofï is reeds daarom onmogelijk, omdat hij waarschijnlijk de stad heeft verlaten en voorloopig niet gemakkelijk zal te vinden zijn. Ook, hoop ik, zal het bloed van den majoor Zungschwert niet vergoten behoeven te worden, om de eer van den baron Von Schlucker te herstellen.quot;

„ Gij vergeet hoe onverdraaglijk belachelijk men mij heeft gemaakt.quot;

„ Dat lag meer in den toevalligen samenloop van komieke tegenstellingen dan in de woorden van den majoor. Hij waarschuwde n. De aanwezigen lachten om het voorval. Gij kunt niet beter handelen dan met de zaak te nemen, zooals zij ligt, en mede te lachen. Geen mensch ter wereld zal er eene beleediging in zien, dat majoor Zungschwert u waarschuwde, dat de heer OzikofF u te na

-ocr page 45-

45

wilde komen, en geen raad van eer zal om die reden een duël toestaan.quot;

„ Een man van adel heeft liet voorrecht op het punt van eer geen andere rechten te erkennen dan zijn eigen gevoel.quot;

„Een man van adel, mijnheer Von Schlucker, is vóór alles verplicht aan liet volk een voorbeeld van alle ridderlijke deugden te geven.quot;

„ Daartoe behoort evenwel de zuiverheid van het wapen.quot;

„Daartoe behoort vóór alles, dat de adel de wetten eerbiedigt, waaraan hij gehoorzaamheid heeft beloofd, en de wetten verbieden het duël.quot;

„ Heer baron, wat zou er worden van het gevoel van eer, indien de adel geen ander wapen had om die eer te verdedigen dan het woord eens rechters, die misschien in een kommenijswinkel opgegroeid is?quot;

„ Lees de wetten en zeg mij wat gij aan te merken hebt op de mannen, die ze maakten.quot;

„Vergis ik mij niet, dan werden zij door godsdienstige beweegredenen geleid.quot;

„'t Is mogelijk, maar wat zegt dat? Is de adel misschien boven godsdienstige beweegredenen verheven? Wat kunt gij inbrengen tegen de Tempeliers, die leeuwen van het slagveld, die lammeren der hospitalen? Zijn de Löwensteiners en Isenburgers en al de overige edele geslachten van Beieren, Zwaben, den Eijn en quot;Westfalen van minderen adel, omdat zij aan het hoofd en aan de zijde des volks voor het heiligste strijden, wat het geheele menschdotn gemeen is, voor de zaak van den godsdienst? Mijnheer de baron, zwijgen wij hierover: wij moeten spreken over uwe aangelegenheid, en gij brengt mij op een onderwerp, welks grootheid mij vervoert in weerwil van mijne zeventig jaren, een onderwerp, dat wenschen bij mij oproept, die ik allen lieden van onzen stand zou willen inscherpen; zwijgen wij daarover.quot;

„ Het doet mij leed, heer baron, een u zoo onaangenaam onderwerp aangeroerd te hebben.quot;

„ Komen wij ter zake.quot;

Beide mannen wandelden zwijgend onder de platanen. Eindelijk had de heer Von Dahlen weder in zooverre zijn gemoedsrust teruggekregen, dat hij den draad van het gesprek weder op kon vatten, waar hij dien losgelaten had. „ Spreken wij thans,quot; zeide hij, „ over uw aanzoek om Hermina's hand.quot;

Nogmaals verliepen eenige oogenblikken, eer de baron Von Dahlen vervolgde: „ Ook met betrekking tot deze zaak heb ik eene zending te vervullen. Uw voornemen om Hermina's hand te vragen is haar niet onbekend gebleven, en hoezeer zij het vereerende van uw aanzoek erkent, verklaarde zij in de onmogelijkheid te zijn om er gevolg aan te geven. Ik wil intusschen niet beweren,quot; vervolgde hij eenigermate geruststellend, daar hij den vuurgloed zag op Von Schluckers gelaat, dat dit besluit

-ocr page 46-

46

onveranderlijk is. Het is plotseling genomen, en rijpere overweging kan mejuffrouw Hermina tot eene andere meening brengen. Ik weet liet niet. Wanneer gij intusschen prijs stelt op den raad van een man, die menigmaal gelegenheid had den loop der menschelijke dingen te beschouwen , dan .

„ Spreek, heer baron, en wat gij ook zeggen zult, ik zal het in ernstige overweging nemen.quot;

„Ik ben een vijand van huwelijken tusschen personen van verschillenden stand.quot;

„Dat verbaast mij; gij hebt zoo even betoogd, dat de eer des adels seen voorrechten mag hebben boven die des volks en met

O O

zekere geestdrift gesproken over de deelneming van oude adellijke fatniliën aan de godsdienstige beweging der massa; daarom meende ik te mogen besluiten, dat gij verheven zijt boven de vooroordeelen betreffende ongelijke huwelijken.quot;

„ In deze quaestie komt er alles op aan of men den adel eenvoudig beschouwt als een bevoorrechten stand of wel van meening is, dat de hoogere stand des adels ook hoogere plichten medebrengt. De eerste meening is ongetwijfeld de gemakkelijkste ; de laatste is echter de waardigste, en zij is de mijne. Ik beschouw den adel daarom hooger geplaatst, opdat hij door allen gezien zoude worden, en daarom moet hij zorgen, dat allen iets ordelijks zien. Hij moet de burgerij voorlichten op den weg der eer, in de trouw aan de vorst, in de gehoorzaamheid aan de wetten, in den strijd voor recht en waarheid, en waar de adel dezen plicht vervult, brengt het volk hem gaarne de hulde en eer, die hem toekomen. De bewoners der Rijnstreken zijn waarlijk niet beroemd om hunnen eerbied voor verbruinde perkamenten , maar gij had daar geweest moeten zijn, heer baron, gelijk ik, en daar gezien hebben hoe de edelen de tribunen bestijgen en het volk, burgers en boeren, in woorden vol vuur en geestdrift, aansporen om standvastig te blijven in den strijd voor recht en waarheid; gij moest gezien hebben met welke achting men deze telgen der oude geslachten bejegent, en met hoeveel fierheid het volk naar hen opziet! Het zijn zware en moeielijke plichten, die de adel te vervullen heeft, en om daartoe de kracht te hebben, heeft de adel eene geschiedenis noodig. Hij moet zich zijne voorbeelden zoeken onder zijne voorouders en tot zich zeiven zeggen kunnen: gij zult niet minder zijn dan zij. Hij moet aan den langen keten hunner verdiensten een nieuwen schakel toevoegen; dat moet hem in zijn stand een spoorslag zijn, en daartoe moet hij zich verbinden met de spruit uit een eveneens adellijk geslacht. Hij behoeft eene gemalin, die denkt en gevoelt als hij en eveneens een rij van voorvaderen kan aanwijzen, die hetzelfde dachten en gevoelden. Zie, heer baron, daarom ben ik tegen huwelijken tusschen personen van verschillenden stand.quot;

-ocr page 47-

47

„Veroorloof mij u op te merken, heer baron, dat, hoe edel ook uwe meening moge zijn, zij niet door de meerderheid van den adel gedeeld wordt, en dat de burgerij zich tot eene zoo groote hoogte opwerkt, dat de afstand beduidend vermindert.quot;

„ De feiten schijnen uwe bewering te rechtvaardigen. Doch de rechtvaardiging, ik herhaal het, is slechts schijnbaar, want het beste deel van den adel denkt als ik, en wanneer de burgerij zich naar boven werkt, is dit voor den adel geen reden om te dalen.quot;

„Noemt gij dat werkelijk dalen, heer baron?quot;

„ Dalen van de hoogte, van de waarde, waarop de adel staan moet. Niet dat ik laag op den burger nederzie. Ook hij heeft zijne positie, zooals de adel de zijne, en zijne eer bestaat hierin, dat hij zich zijner positie waardig gedraagt. Ik geloof, dat de burger, die een adellijke huwt, evenzeer tegen zijn stand zondigt, als de adellijke, want hij verlaat een gebied, waarop hij onbeschrijfelijken zegen verspreiden kan, zonder daarvoor een ander in te nemen.quot;

„Hoe verstaat gij dat? Gelooft gij, dat de kring mijner echt-genoote een geringere zal zijn dan die van een burger?quot;

„ Niet geheel, maar de echtgenoote uit den burgerstand zal dien kring niet vullen. Zij zal geïsoleerd zijn; een afgrond scheidt haar van hare oude, een andere van hare nieuwe standgenooten. Sommigen ergeren zich aan haar huwelijk, anderen aan hare geboorte. En het verpletterende gevoel zich als een indringster beschouwd te zien, terwijl men op lagere plaats het geluk van eene familie kon uitmaken, moet ten laatste zelfs het zachtmoedigste gemoed verbitteren en een ijzeren band leggen om een hart, dat sterk beminde. Gij ziet, heer baron, dat ik een slecht advocaat voor uwe plannen ben.quot;

„En zult gij deze meeningen ook bij mejuffrouw Hermina doen gelden ? quot;

„Wanneer zij er mij naar vraagt, ongetwijfeld.quot;

„ In dat geval blijft mij weinig hoop over.quot;

De baron trok de schouders op en sprak na eenige oogenblik-ken: „ Intusschen is mijne stem in dit kapittel niet beslissend. Ik ben een oud vriend der familie en voor eeniee daeen haar gast.

O O o

Wanneer Hermina's ouders mij vragen, zal ik met dezelfde openhartigheid als ik u getoond heb antwoorden, maar het beslissende antwoord ligt bij Hermina of bij hare ouders.quot;

„Ik dank u voor uwe openhartigheid, heer baron, ik weet zeer wel de stelling te waardeeren, die gij hier inneemt, en voorzie dus hoe het antwoord op eene aanvraag van mijne zijde zal uitvallen. Ik kon er aan denken, mejuffrouw Hermina tot mijne gemalin te verheffen, maar zal mijne oud-adellijke familie niet blootstellen aan de afwijzing van een parvenu.quot;

„Heer baron, gij vergeet dat de man, dien gij een parvenu noemt, mijn vriend is.quot;

„Ik wil door deze benaming uw vriend niet beleedigen, maar

-ocr page 48-

48

slechts aanduiden, dat ik uwe lessen over liet hooge standpunt van den adel volkomen begrepen heb.quot;

„En toch heb ik u nog niet eens gezegd,quot; antwoordde de baron op vrij scherpen toon, „ dat onder alle ongelijke huwelijken dat het ergste is, hetwelk tusschen den erf- en den geldadel gesloten wordt. En uwe beweegredenen mogen zoo rein zijn als de zon , zij verbreiden steeds een verachtelijken geur.quot;

„Heer Von Dahlen,quot; hernam de baron Von Schlucker grimmig, maar onmiddellijk verzachtte hij zijn toon, toen hij den waardigen blik des grijsaards op zich gevestigd zag, „ons gesprek heeft eene wending genomen, die ik niet kon voorzien. Ik betreur het zoo lang over uwen tijd beschikt te hebben.quot;

Na een stijve buiging, die de baron even stijf beantwoordde, verwijderde zich de ongelukkige Von Schlucker. De heer Von Dahlen zag hem na en bespeurde dat zijn hoofd, aanvankelijk trotsch opgeheven, weldra op de borst zonk. Langzamerhand werden zijne bewegingen onstuimig, en ten laatste rende hij als een waanzinnige naar de poort.

„ Goeden morgen, heer baron!quot; klonk op eens eene liefelijke stem nabij den mijmerenden grijsaard; toen hij opzag, stond Her-

mina voor hem.

„ Ik heb u niet durven storen,quot; zeide zij, „ gij waart in een druk gesprek verdiept met den heer Von Schlucker, en thans loopt hij als een razende, zonder zich den tijd te gunnen papa en mama te groeten.quot;

„ Een man , wiens verwachtingen in rook zijn verdwenen, heeft recht op toegevendheid, wanneer hij de vormen der wellevendheid vergeet.quot;

„Gij hebt hem toch niet hard bejegend?quot;

„Ik had hem nog harder kunnen bejegenen, zonder dat hij zich had mogen beklagen.quot;

„ Zijne meening was echter goed.quot;

„Ja, ten opzichte van zich zeiven. Doch zwijgen wij nu hier over; ik geloof niet, dat hij u verder lastig vallen zal. Mocht hij zich echter nogmaals aan u vertoonen, vergeet dan niet, dat hij belang stelt niet in u maar in uwe huwelijksgift.quot;

„ Dat is toch al zeer weinig hoffelijk, wat gij mij daar zegt; alsof ik naast de geldzakken niets waard ben!quot;

„Neen, dat bedoel ik niet, maar dat hij uwe waarde----doch

wat behoef ik, oud man, u vleierijen te doen hooren, die gij onophoudelijk te bestrijden hebt!quot;

„Ja maar niet in den baron Von Dahlen!quot; bemerkte Hermina. „ Intusschen,quot; voer zij voort, „staat het ontbijt sinds lang gereed en wacht het, tot het den heer baron behaagt het te komen

gebruiken.quot;

„Zoo, waar zijn dan uwe ouders?quot;

„ Op het terras.quot;

-ocr page 49-

49

„Deugniet, waarom mij dit niet dadelijk gezegd?quot;

„ Omdat de aangelegenheden der dames steeds den voorrang hebben/' antwoordde Hennina, en beide begaven zich naar het terras, waar de heer en mevrouw Guttmann hen wachtten.

denzelfden das; werd Hermina ook van den derden mede-

o o

dinger naar heur hand verlost, en zonder dat dit eenig opzien baarde. Op de mededeelingen van hare moeder gaf Hermina een weigerend antwoord, en dit werd den majoor schriftelijk toegezonden. Deze wist zich in den kring zijner makkers daarover zeer gemakkelijk te troosten, en ten slotte meende hij, dat de militaire eer de beste vrouw voor een soldaat is, en daaraan is hij tot op dezen stond getrouw gebleven.

o o __

Een Moordinricliting.

Op den straatweg naar Audorf rolde eene elegante door twee prachtige schimmels getrokken equipage; koetsier en bedienden waren in rijke livrei. Op de portieren der koets was een gouden-leeuw afgebeeld, hetgeen deed vermoeden, dat het rijtuig aan een adellijke familie behoorde. Beter onderrichten wisten, dat het eigendom was van den eigenaar van het hotel de Gouden Leeuw, die het met bedienden en toebehooren ter beschikking stelde van ieder, die den bepaalden prijs daarvoor betaalde. Met grond mocht men evenwel aannemen, dat buiten de stad niemand met deze bijzonderheid bekend was.

In den wagen, die gesloten was, zat een rnan in het prachtig geborduurd costuum van een hoveling; zijne borst was met tal van schitterende ridderordes bedekt. Zijn vrij zware lichaamsbouw en raet zilver vermengd bruin haar deden een ongeveer vijftigjarigen leeftijd veronderstellen, waarmede echter de jeugdiger uitdrukking van zijn gelaat in tegenspraak was.

Dit zou nog meer opgevallen zijn, indien niet een bril met groote donkere glazen het verschil sterk gematigd had.

Toen de wagen hel dorp inreed, verwekte dit natuurlijk groot opzien. De vensters werden geopend, en de jeugd van beiderlei geslacht vervoegde zich achter en naast het rijtuig. Op een ruk aan den teugel stonden de paarden stil. De bediende wenkte een vijftienjarigen knaap , die met wijd geopenden mond en de handen in den zak den wagen aangaapte, en vroeg hem naar de woning des burgemeesters. Na de verlangde inlichting ontvangen te hebben, legde de koetsier de zweep op de paarden , en deze zetten zich weder in den draf; het korte oponthoud was echter lang genoeg geweest,om een honderdtal gapers om het rijtuig te verzamelen.

Dit stond eindelijk stil voor de woning des burgemeesters. De lakei sprong van zijne zitplaats en trad met den hoed in de hand aan het portier. De hoveling reikte hem eene kaart toe, en deze bracht hij onmiddellijk in de woning des burgervaders.

De Viujmetskt.aar. 100

-ocr page 50-

50

Deze had nauwelijks liet opschrift: „ Graaf Streng, geheimraad in actieven dienst,quot; gelezen of hij gebood zijne vrouw, die voor haar jongste kind een pap gereed maakte, zijn Zondagsrok te halen, en dien aangetrokken hebbende, vloog hij naar buiten, om den hoogen bezoeker te ontvangen. Met de eene hand opende hij de huisdeur, met de andere nam hij het fluweelen mutsje, dat zijn kaal hoofd bedekte, af en sprong onder diepe buigingen naar het rijtuig, dat gelijktijdig door den lakei geopend werd, zoodat het hoofd des geachten burgervaders in zeer onaangename aanraking met het portier kwam. In zijn ijver wilde de man daarvan echter niets gevoelen.

„Kan ik u eenige minuten zonder getuigen spieken?quot; vroeg de vreemdeling.

„ Mijn geheele huis staat Uwe Exc. ter beschikking,quot; antwoordde de burgemeester met eene diepe buiging.

Nu werd de graaf door den burgemeester in diens woning gevoerd.

„ Ik kom u spreken over eene zaak van het hoogste gewicht zoo opende de vreemdeling het gesprek, toen beiden in de kamer aangekomen waren.

„ Ik kan 't begrijpen , Excellentie , ik kan 't begrijpen ; anders zou Uwe Hoogheid zelf niet gekomen zijn.quot;

„Eene zaak, bij welke de Staat op uwen ambtsijver, op uw onverbrekelijk stilzwijgen rekenen moet.quot;

j, Stom als het graf, Excellentie.quot;

„ Ik sprak gisteren nog over die zaak met den minister van justitie. Aanvankelijk was het ons plan een ambtenaar met schriftelijke instructiën tot u te zenden; ik merkte Zijne Excellentie evenwel op, dat de zaak van te kieschen aard was, om ze enkel op papier te verhandelen. De minister gaf mij volkomen gelijk.quot;

„Volkomen.quot;

„ En daar bovendien een zeer hoog geplaatst persoon.....quot;

„Een zeer hoog geplaatst persoon!quot; herhaalde de burgemeester in de diepste verbazing.

„Belang in de zaak stelt, besloot ik zelf te gaan en de noodige maatregelen met u te bespreken.quot;

„Uw onderdanigste dienaar. Excellentie.quot;

„ Luister dus. Er woont te dezer plaatse eene vrouw Immig.quot;

„Zooals gij zegt. Wel niet juist in de plaats zelve, maar op kleinen afstand in het veld.quot;

„ Deze vrouw Immig verpleegt een zeker aantal kinderen.quot;

„Soms drie, soms ook meer; ja zij heeft er zelfs negen tegelijk gehad.quot;

„ Daartoe behoeft zij het verlof der politie.quot;

„ Natuurlijk.quot;

„ Is op dezen vorm steeds gelet ?quot;

„Ongetwijfeld, Excellentie. In eene plaats, waarin ik het hoogste gezag...

-ocr page 51-

51

„Genoeg, genoeg. Ongeveer zes maanden geleden heeft vrouw Iinmig opnieuw een kind ter verpleging ontvangen.quot;

„Voor zoover ik mij herinner, kan dit zes maanden geleden zijn.quot;

„ Gelief uw boek na te zien; het ministerie stelt er het grootste belang in, dat er geen vergissing plaats hebbe.quot;

De burgemeester bracht haastig een boek te voorschijn en opende het voor den vreemdeling. Met den vinger streek hij langs de volgnummers, tot hij het verlangde gevonden had.

„ Flier, hier hebben wij het. Albert Cesari.quot;

„Juist, dat is het kind. Onthoud nu goed wat ik u zeg.quot;

De vreemdeling legde den mond aan het oor des burgemeesters en fluisterde: „In het lot van dit kind is een zeer hooggeplaatst persoon betrokken. Begrepen?quot;

„ Een zeer hooggeplaatst persoon ! quot; herhaalde de burgemeester, van eerbied huiverend.

„ Meer kan ik u niet zeggen, daar het Staatsbelang de diepste geheimhouding eischt. Maar gij zult mij begrepen hebben.quot;

„Ik begrijp u.quot;

„ Zooveel kan ik u mededeelen, dat de naam Albert Cesari slechts een aangenomene is.quot;

„Ik begrijp u.quot;

„ Het kind raag niet langer aan de verpleging van vrouw Immig over gelaten blijven.quot;

„Natuurlijk niet, die heks! Wij zullen het haar ontnemen.quot;

„ Maar onder de grootste discretie.quot;

„Hoe durft deze vrouw het wagen____ wij zullen haar in de

gevangenis werpen.quot;

„ Daaromtrent zullen u later aanwijzingen gedaan worden. Binnen weinige dagen zal men de noodige maatregelen nemen, om het kind in een kring te brengen, die met zijn stand overeenkomt. Maar het ministerie wil het geen minuut langer bij deze heks laten. Kent gij geene achtenswaardige familie in het dorp, bij welke het kind gedurende veertien dagen tegen behoorlijke vergoeding eene zorgvuldige verpleging vinden kan?quot;

„Wanneer Uwe Excellentie de goedheid wilde hebben het oog te laten vallen op uwen alleronderdanigsten dienaar....quot;

„Gij? Dat ware in ieder geval het beste. Het geheim zou het zekerst bewaard blijven. Hoeveel verlangt gij?quot;

„Ik verzoek Uwe Excellentie daarover te zwijgen.quot;

„ Gij hebt gelijk; een man a]s gij wordt voor zulken dienst niet met geld betaald.quot;

De burgemeester antwoordde met zijne diepste buiging.

„Ik zal onmiddellijk het kind afhalen.quot;

„En vrouw Immig het diepste stilzwijgen opleggen.quot;

„ Anders in den kerker.quot;

„ Minstens dreigt gij haar daarmede. Ik zal het kind bij u doen afhalen.quot;

-ocr page 52-

52

De voorname bezoeker ruim hierop uit een prachtig étui eene kaart, scheurde die in tweeën en gaf de eene heitt aan den burgemeester, terwijl hij de andere weder bij zieli stak.

„ Onthoud goed wat ik n zeggen zal. Gij geeft het kind aan hem of haar, die u de halve kaart, welke juist past aan de helft, die gij bezit, brengt. De drager der kaart zal geen woord tot u spreken en gij geen woord tot hem. Hij zal u de kaart aanbieden , gij zult die onderzoeken en hem het kind afgeven, als de zaak in orde is. Tot dien tijd mag niemand iets van de zaak weten. „Stom als het graf.quot;

„ De zaak is dus in orde. Wanneer gij later hulp ot voorspraak in de residentie zoeken mocht, spoort gij mij op, en het zal u blijken , dat de geheimraad graaf Streng de diensten niet vergeet, welke men den Staat bewijst.quot;

Door den onophoudelijk buigenden burgemeester geleid, verliet de vreemdeling de woning en tra'1 op zijn rijtuig toe, waar nevens den lakei de veldwachter stond , die met zijn donderend : „Weg! het volk terughield en met zijn dikken stok in de lucht zwaaide als een tamboer-majoor, die aan het rumoer zijner soldaten een

einde tracht te maken.

Alvorens de geheimraad zich in den wagen nederlegde, dankte

hij met een stijf hoofdknikje den burgemeester, die nog altijd als

een knipmes boog, en den veldwachter, die op militaire wijze

groette. _ ,

„Waarheen wenscht de heer geheimraad zich te begeven.''

vroeg de lakei.

„Naar huis!quot; was het antwoord.

De koetsier legde de zweep op de paarden , en weinige oogen-blikken later was het prachtige rijtuig uit de oogen der verbaasde

dorpelingen verdwenen.

De burgemeester riep nu den veldwachter tot zich en beval hem zich gereed te houden om hem te vergezellen en behulpzaam te zijn in het uitoefenen van een dienstplicht.

Daarop trad hij weder in zijne woning en liet de dorpelingen,

in zoover zij nog voor zijn huis vergaderd waren, in sprakelooze

verwondering achter. Vervolgens deed hij zich door zijne vrouw de teekenen quot;zijner waardigheid brengen en wekte ook niet weinig hare verwondering op, toen hij op alle vragen het eenige antwoord gaf: „Staatsgeheimen, vrouw. Staatsgeheimen.

Die verwondering steeg tot den hoogsten graad, toen hij , op het punt zijne woning te verlaten, tot haar zeide: „Vrouw, maak bet een en ander gereed. Bij mijne terugkomst breng ik een knaap

van zes maanden mede.quot;

„Wa_a_at?quot; riep de vrouw, die hare ooren niet vertrouwde.

I Staatsgeheimen ! quot; was het onveranderlijke antwoord des burgemeesters , en toen hij uitging, herhaalde hij nogmaals, terwijl )in den vinger op den mond legde: „Staatsgeheimen.

-ocr page 53-

53

De vrouw volgde met de oogen , terwijl zij het hoofd schudde, de beide overheidspersonen, tot de vederbos van den veldwachter achter den hoek der straat was verdwenen. Dan keerde zij naar hare kamer, om het bevel van haar waardigen gemaal te volbrengen.

Op ongeveer tweehonderd schreden afstands van het dorp, niet ver van den straatweg lag eene vervallen hoeve, die uit een huis en hof bestond, beiden ingesloten door slechts één muur, tusschen wiens verbrokkeld gesteente allerlei groen plaats had gevonden om te ontkiemen. De kleine vensterglazen waren deels gebroken en met papier beplakt, deels achter houten luiken verborgen. Was het uitwendige der hoeve onaanzienlijk te noemen, de onzindelijkheid had daar binnen zich een duurzamen troou gevestigd. De spinnen hadden de grootst mogelijke vrijheid , om overal hare netten op te hangen, en de atmosfeer, waarin de bewoners moesten leven, was van dien aard, dat men verwonderd moest zijn, dat zij het er een half uur in konden uithouden.

In een der beide kamers van het huis — men had het ook een hok kunnen noemen — bevonden zich ten tijde onzer geschiedenis zes kinderen, waarvan het jongste nauwelijks acht weken oud was. De vier kleinsten, waarvan het oudste ongeveer negen maanden telde, lagen op een hoop stroo, dat met een handvol lompen bedekt was, en hadden onbeschrijfelijke voorwerpen in den mond , waaraan zij met onverzadelijke gulzigheid zogen. In een hoek zat een knaap van ongeveer anderhalf jaar, met zijne glazige oogen strak voor zich op den grond ziende, terwijl een meisje van omtrent drie jaar naast hem zat en de handen tegen het lijf hield geklemd, alsof het smart leed. Al deze kinderen, even onzindelijk als alles wat zich in de kamer bevond, droegen verscheurde kleederen, bijna lompen.

Zoo lagen zij daar, de ongelukkige kinderen! Zoo lagen zij daar met hunne uitgeteerde lichaampjes, hunne bleeke gezichtjes, hunne verglaasde oogen, op het akelige, vochtige stroo, en wanneer zij de armpjes uitstrekten, was er geen moeder, die hen aan het hart drukte, en wanneer zij de oogen ophieven, geen moeder, die hen toelachte.

Zoo lagen zij daar, de getuigen van de misdaden der moderne verlichting! Zij moesten er heen gesleept worden, de misdadigers, voor wier gruwelen geen straf te zwaar zou zijn, naar de holen, waar de ongelukkige, verschopte wichtjes langzaam voor geld vermoord worden, opdat zij hunne ellenden zouden zien, en deze hen tot berouw mochten brengen.

Zoo lagen zij daar, de rampzalige wezens. Verschopt, ter-doodgewezen, sleepen zij hun ziek lichaam eenige weken of maanden met zich voort, tot de barmhartige Vader des hemels hunne zielen tot zich roept, indien ten minste de moderne ver-

-ocr page 54-

54

lichting of barbaarschlieid niet met het H. Doopsel heeft gespot en hunne lichaampjes als die van redelooze dieren aan de aai-de overgeeft. Deze neemt het kind op, versiert ieder jaar zijn graf met groen gras en veelkleurige bloemen, tot het zaad opgroeit om rijp te worden voor den grooten oogst. Dan heft het zich op en ontkiemt, en alle verwenschingen, die zijn hoofd onder de aarde bedolven hebben, zullen op hen terugvallen , die het in zulk een hol lieten voeren, en de magere handjes zullen zich opheffen als vreeselijke getuigen tegen de ellendelingen, die de heiligste rechten van het kind verkrachtten, tegen de duivels, die het voor eeniü bloedcreld doodmartelden.

O C1

Zulk een duivel zweeft ook tusschen de onn;elukkilt;ïe kinderen.

C5 O

Vrouw Imraig had de vijftig jaar reeds achter den rug; haar vaal gelaat werd nog afzichtelijker gemaakt dooi' een haviksneus en twee groote grijze oogen. Uit hare dunne lippen kwamen groote, scherpe tanden te voorschijn. Heur haar, dat uit een gescheurde muts op vele plaatsen zich naar buiten werkte, was van zeer dubbelzinnige kleur. De voeten staken in oude, versleten pantoffels; een smerig jak en dito rok voltooiden hare kleeding. Zoo vinden wij haar op het oogenbük, dat zij in een brij roerde, die op een verroeste kachel stond te koken,

Nadat zij de pan van het vuur genomen en op een houten tafel had geplaatst, ging zij naar de vensterbank, nam een flesch, die daar stond, en dronk er uit als een oud soldaat. Zij scheen moed uit de flesch geput te hebben, want met nieuwen ijver ging zij aan het werk. Met een houten lepel schepte zij een gedeelte van de dunne brij uit de pan in een nap, haalde uit eene kast een fleschje, dat met een donkerkleurig vocht was gevuld, en wierp eenige druppels daarvan in den nap, waarop zij deze aan het meisje toereikte. Het kind weerde echter de brij af, met een blik, waarin de diepste angst lag uitgedrukt, tot de vrouwde opziende.

„Neen, neen, ik wil niet; de pijn is reeds verdwenen.quot;

„Wilt gij eten, varken?quot;

„Ach, vrouw Immig, gij hebt er droppels in geworpen, even-als gij eergisteren deedt, en toen meende ik van pijn te zullen sterven.quot;

„Wilt gij eten , of....quot;

Vrouw Immig zag om zich heen, of zij iets zocht.

„Neen, neen, ik wil niet eten ,quot; riep bet kind in vertwijfeling, en stiet den nap met zooveel geweld terug, dat een gedeelte van den inhoud er uit vloog.

„Wacht, varken, dat zal ik u afleeren.quot;

Vrouw Immig zette den nap op de tafel, nam een dunnen rotting, liep op het meisje toe, greep het bij den arm en sloeg het op rug en schouders. Het kind hief een jammerlijk gehuil aan, zoodat vrouw Immig niet hoorde, dat de huis-

-ocr page 55-

55

deur geopend werd, voetstappen naderden, daarna ook de kamerdeur open ging, en eindelijk een luid: „ Afschuwelijke heks!quot; haar deed opschrikken en tot het bewustzijn bracht, dat zij de laatste brutale daad van haar familie-leven had gepleegd in tegenwoordigheid van een volstrekt niet aangenaam getuige.

Haastig sprong zij terug, en daar zij in de kamerdeur het door gramschap hooggekleurde gelaat des burgemeesters zag, zocht zij den straffenden arm met den rotting voor hem te verbergen , door hem achter den rug te houden.

De burgemeester was geen man, die de verfijnde meeningen van onzen tijd over opvoeding van kinderen deelde; integendeel geloofde hij , dat voor een ongehoorzaam kind geen beter correctief bestaat dan eene duchtige kastijding, en dezen grondregel volgde hij dan ook nauwkeurig op bij de opvoeding zijner dierbaren. Daarbij bezat hij geen scherp verstand, doch niettemin was hij huisvader, en wat zich hier aan zijne blikken vertoonde: die vermagerde kinderen, die afschuwelijke hoopen stroo , en daarenboven die naar onreinheid en brandewijn stinkende atmosfeer eri' daarin de vrouw, die meer geleek op een helsche furie dan op een menschelijk wezen, maakten zulk een overweldigenden indruk op hem dat hij als instinctmatig bijna tot het vermoeden der waarheid kwam.

„Afschuwelijke heks!quot; herhaalde hij, en de toon zijner woorden deed de kamer dreunen; vervolgens trad hij tot in het midden des vertreks.

„Vervloekte tooverkol!quot; was de echo, die de veldwachter deed. hooren, terwijl hij met den zwaren stok op den steenen vloer stampte en een verschrikkelijke revolutie deed ontstaan in de spin-newebben, waarmede zijn hoofd en armen in aanraking kwamen.

„ Het ziet er hier fraai uit. Waarom hebt ge dat kind geslagen?quot; vroeg de burgemeester.

„ Het had buikpijn, en daarom kookte ik het een brij; die wilde het evenwel niet eten.quot;

„Waarom wilt gij die niet eten, kleine?quot; vervolgde de burgemeester, zich tot het kind wendende.

„Zij heeft er druppels in geworpen.quot;

„Druppels? Ik zal u leeren! Veldwachter!quot;

„TTw dienaar, burgemeester!quot; antwoordde de veldwachter en deed eene schrede in de kamer, waarbij echter de vederbos tegen den deurstijl stiet en van het hoofd op den grond viel.

„Neem de druppels in beslag.quot;

Vrouw Imrnig reikte hem de brandewijnflesch toe, die op de vensterbank stond.

„Waren dat de druppels?quot; vroeg de burgemeester aan het meisje.

„Neen, zij zijn in een fleschje, dat in de kast staat.quot;

„Veldwachter!

-ocr page 56-

56

„Uw dienaar, burgemeester!quot;

„Haal dat fleschje uit de kast.quot;

De veldwachter opende de kast, nam een met een glazen stopje gesloten flesclije en reikte het den burgemeester toe. Het was ongeveer half gevuld met een donkerbruine vloeistof. Hij opende het en hield den neus boven de opening. Een geur, gedeeltelijk als van brandewijn, gedeeltelijk als van bloemen, vloog hem in den neus Hij raakte met het stopje aan zijn tong; het vocht brandde een weinig en liet een bitteren smaak achter Na het fleschje gesloten te hebben, gaf hij het den veldwachter terug.

„Veldwachter, de schoolmeester moet een verslag schrijven aan den districts-inspecteur. Begrepen?quot;

„Uw dienaar, burgemeester!quot; dreunde hel antwoord des veldwachters, die het fleschje in den borstzak van zijn dienstrok liet glijden.

Inmiddels was de furie een weinig van den eersten schrik be-komen. Zij begreep, dat er niet weinig op het spel stond, wanneer het fleschje, dat opium-tinctuur bevatte, in de handen van de bevoegde overheid kwam. Van den anderen kant voelde zij zich niet weinig sterk, omdat lieden, wier invloed ver genoeg reikte, om alle onderzoek in den aanvang te doen verstikken, belang had-

O ' c?

den bij hare wijze van verplegen. Zij vond daarom spoedig de noodige koelbloedigheid, om haren toestand te overzien, en besloot zich voorloopig niet over te geven.

„Heer burgemeester,quot; sprak zij met groote radheid van tong, terwijl zij de handen in de zijde zette en het bovenlijf sterk naar voren boog, „ik moet u zeggen, dat het de overheid niet voegt, arme lieden, die niemand hinderen, den schrik op het lijf te jagen. Het fleschje bevat cholei a-droppels, die nog van het jaar '66 zijn en voor mij bestemd waren. Ik heb er den kinderen niets van gegeven, en wat de kleine leugenaarster zegt is valsch, volkomen valsch; slechts een paar droppels brandewijn heb ik in hare brij geworpen, omdat zij klaagde over pijn in den buik. Dat zij de droppels kent, is zeer natuurlijk, want de kleine bemoeial snuffelt overal rond; maar wacht maar, galgebrok, de rotting kan nog dikwerf met uwen rug in aanraking

' O O O O

komen, eer hij breekt.quot;

„Zwijg!quot; onderbrak de burgemeester de vrouw.

„ Ik ben hier in mijn eigen huis en spreek, zooals het rnij behaagt, en voor hem, die het niet hooren wil, heeft de timmerman een gat in den muur gelaten.quot;

„ Tooverkol! quot; bromde de veldwachter.

„En dat wil ik u zeggen, mijnheer de burgemeester/' ging vrouw Immig voort, „ik ben maar een arme weduwe, die met moeite haar onderhoud vindt in de verpleging van de kinderen van anderen; maar zooveel vrienden heb ik toch nog wei, dat ik mij niet door den eerste den beste laat beleedigen.quot;

-ocr page 57-

57

„quot;Wilt gij zwijgen , of.,.

„Wanneer hier iemand zwijgen moet, heer burgemeester, clan zijt gij het. Wanneer gij meent, dat gij bij uwe hoogeren lof zult verwerven met mij te hinderen, dan vergist gij u zeer. Gij zoudt daarvoor uit de residentie een niet zeer gewenschte belooning kunnen ontvangen. Hebt gij mij begrepen?quot;

\ oor dezen rijkdom van taal stond de burgemeester verstomd.

De woorden van vrouw Immiff misten niet geheel de uitwerkine, 11 0 en de burgemeester begon zelfs te vermoeden , dat het gebeurde

met de droppels wel overeenkomstig kon zijn aan het verhaal der vrouw. Daarbij herinnerde hij zich, dat de geheimraad het diepste geheim over de geheele zaak wilde bewaard hebben , en dit zou niet kunnen geschieden bij eene gerechtelijke behandeling. Hij besloot daarom voorloopig zich een weinig terug te trekken, zich streng te richten naar de ontvangen instructiën en rijpelijk te overwegen wat hij met de vrouw zou aanvangen. In ieder geval zou hij wachten, tot de aangelegenheid met den geheimraad geheel tot een einde gebracht was.

Vrouw Imtnig maakte zich een zeer juist denkbeeld van de beteekenis van het zwijgen des burgemeesters en besloot het reeds behaalde voordeel niet te verliezen, ja het slagveld geheel te behouden.

„ Ik wil mijne druppels terughebben, burgemeester,quot; zeide zij; „zij zijn mijn eigendom, dat ik voor God en de menschen eerlijk verkregen heb, en niemand zal het mij ontnemen. Geen mensch ter wereld zal mij bewijzen kunnen, dat ik iets kwaads met die droppels heb gedaan of iets kwaads in het schild voer.quot;

„Veldwachter, zij heeft gelijk, geef de heks het fleschje terug.quot;

„Ik ben geen heks maar een eerlijke vrouw, al ben ik arm. Mijnheer de burgemeester geve zijne vrouw de namen, die hij verkiest te gebruiken; mij gelieve hij vrouw Immig te heeten.quot;

„Daar, vrouw, neem uw brouwsel!quot; sprak de veldwachter, met moeite een zeer krachtige uitdrukking terughoudende.

„Nu ga ik volbrengen waartoe ik hier gekomen ben,quot; zeide de burgemeester. „Welk van deze kinderen heet Albert Cesari, vrouw Immig?quot;

„Hier deze knaap, wat moet er mede gebeuren?quot;

„Veldwachter!quot;

„Uw dienaar, burgemeester!quot;

„ Neem dezen knaap.quot;

„Halt,quot; riep vrouw Immig en plaatste zich voor het kind. „Niemand heeft hier den knaap weg te nemen tenzij hij, die hem ter verpleging gebracht heeft.quot;

„Veldwachter!

„Uw dienaar, burgemeester!quot;

„Neem dezen knaap!quot;

-ocr page 58-

De veldwachter duwde de vrouw zoo onzacht ter zijde, dat zij tegen den muur rolde, en nam den knaap.

„Ik zal u aanklagen wegens het geweid, dat gij op mij uitoefent. Dat is kinderroof!quot; schreeuwde de vrouw.

„Stom als het graf, anders in den kerker! Op hooger bevel ! Begrepen ? quot; zeide de burgemeester.

„Ik behoef mij dit geweid niet te laten welgevallen?quot;

„ De minister van justitie is op uwe handelingen opmerkzaam geworden en heeft mij instructiën gezonden, waaraan ik mij te houden heb. Gij behoort dus te gehoorzamen.quot;

Het beroep op den minister van justitie trof de vrouw, en zij vermoedde dat een geheime vijand haar vervolgde, waarom zij het geraden oordeelde den knaap aan den burgemeester over te laten. Deze vervolgde:

„Na veertien dagen kunt gij spreken en doen wat gij wilt; de gevolgen blijven dan voor uwe rekening Wanneer evenwel iemand binnen dien tijd iets van de zaak hoort, betrekt gij onmiddellijk de gevangenis, waar reeds eene plaats voor u ie. gereed gemaakt. Begrepen?quot;

Vrouw Immig zwoeg, en de beide dragers der openbare macht stonden op het punt de onreine woning te verlaten , toen het meisje van drie jaren op smeekenden toon zeide:

„Ik wil weg, ik wil weg, zij slaat mij!quot;

„Veldwachter,quot; beval de burgemeester, „gij begeeft u morgenochtend nogmaals herwaarts en onderzoekt of zij het kind geslagen heeft, of alle kinderen behoorlijk gewasschen en eindelijk gekleed zijn.quot;

„Uw dienaar, burgemeester.quot;

Met waardigen ernst verliet de burgemeester het vertrek; de veldwachter evenwel, die het kind op den arm droeg, talmde nog een weinig en sprak, toen de burgemeester verdwenen was, tot de vrouw ;

„Vrouw Immig, ziet gij dezen dikken stok?quot;

„Wat moet ik daaraan zien?quot;

„Wanneer ik, morgenochtend hier komende, verneem dat gij het kind met uw kleinsten vinger aangeraakt hebt, of zie dat hier niet alles ordelijk en zindelijk is, sla ik u met dezen stok al de ribben aan stukken, en wanneer de veldwachter u iets belooft, kunt gij er zeker van zijn, dat hij woord houdt. Goeden avond , heks!quot;

Dit gezegd hebbende, verliet hij met schier dezelfde waardigheid als de burgemeester de kamer, zette den hoed met den vederbos op het hoofd en trachtte den burgemeester in te halen.

Vrouw Immig; bleef schier radeloos in hare woninjr achter.

O O

Dat de- burgemeester haar den knaap had afgenomen, was een duidelijk bewijs, dat hoogere personen zich in hare zaken gemengd hadden. Hij had van den minister van justitie gespro-

-ocr page 59-

59

ken, en dit maakte haar ongerust. Geen oogenblik twijfelde zij er aan, dat liet meisje, welks sterk lichaamsgestel alle martelingen had weerstaan, door hare openbaringen haar veel kwaad gedaan had. Toch durfde zij, vooral met het oog op de bedreiging des veldwachters, niet naar den rotting grijpen; zij vergenoegde zich dus met van tijd tot tijd woedende blikken op het arme kind te werpen, terwijl zij zich de algeheele bevrediging harer wraak in een lateren tijd voorbehield. Voor het oogenblik moest zij voor den burgemeester buigen en den verderen loop der zaak afwachten. Mettertijd hoopte zij een duidelijker inzicht daarin te verkrijgen en daarnaar te handelen. En zij begon al dadelijk de door den dikken stok van den veldwachter ondersteunde bevelen te volvoeren.

De jonge Albert Cesari verheugde zich inmiddels spoedig in eene gelukkige verandering van zijn toestand. De vrouw des burgemeesters was aanvankelijk over de zeer onverwachte vermeerdering van haar huisgezin alles behalve tevreden. Doch welke moeder zou zich op het zien van het kind er niet ovef' erbarmd hebben? En daar zij bovendien hoorde dat de knaap binnen hoogstens 14 dagen afgehaald zou worden, voegde zij zich gaarne naar de kleine ongelegenheid , welke de kinderlijke gast haar veroorzaakte. Zij wiesch en zuiverde hem, gaf hem versche melk, die de kleine met gulzigheid verslond, en nadat zij hem gekleed had, legde zij hem op een bedje, waar de jonge wereldburger zijn eersten gerusten slaap sliep, sinds den tijd, waarop men hem naar 't afzichtelijk hol van vrouw Immig had laten voeren, om daar zijn leven te verkwijnen.

In de arbeidersvereeniging.

De wagen, waarmede de geheimraad Audorf had verlaten, reed, nadat de graaf, buiten het dorp gekomen, zijne instructiën aan den koetsier gewijzigd had, naar de stad terug en hield stil voor het huis, waarvan het achterste gedeelte door Cesari werd bewoond. De graaf wenkte den lakei, stopte hem een paar goudstukken voor hem en den koetsier in de hand en beval hem naar het hotel terug te rijden. Hij zelf verliet snel den wagen en was in een oogwenk in het huis verdwenen. Zonder omzien beklom hij de trap , werd door Cesari onmiddellijk ontvangen en bewerkstelligde haastig eene geheele verandering zijner persoonlijkheid. Het uniform van den geheimraad verdween met de grauwe pruik en den donkeren bril in een reistasch, en nu verscheen een man met tamelijk kort gesneden haar en nauwe broek, die bij de heupen door een lederen riem opgehouden werd. Op dien riem stonden de woorden geborduurd; „Beschaving maakt vrij.quot; Een scheef op het oor staande hoed met

-ocr page 60-

60

een blauwen kiel voltooide vervolgens het toilet van den man, die des avonds de rol van den kleermaker moest spelen.

Nadat hij zich geheel gekleed had, zette de agent der Internationale, dien wij onder den naam Kichard Hernal hebben lee-nen kennen, zich op de sofa, leunde gemakkelijk tegen den rug van het meubel en sloeg de beenen over elkander.

„Mijn beste Cesaridus sprak hij, „thans hebben wij nog eenigen vrijen tijd, dien wij het best kunnen doorbrengen met een goede sigaar te rooken. Ik zie daar een sigarenkistje staan. Mag ik mij zei ven bedienen?quot;

„Met genoegen.quot;

„Rookt gij ook niet?quot;

„Ik dank u,quot; was het korte antwoord.

Hernal scheen zich weinig over die affret rokken beid of'droog-

O O O

heid te bekommeren; bij stak zijne sigaar aan en wierp blauwe rookwolken in de lucht. Cesari stond aan het venster en trommelde een marsch tegen een vensterruit. In deze houding bleven beide mannen eenige oogenblikken, tot eindelijk Hernal aan de tromoefeningen van den agent een einde maakte.

„Zeg eens, mijn waarde Cesari, hebt gij reeds een bezoek afgelegd bij dien Heimthal, die zijn onwettig kind in een moord-inrichting heeft geplaatst, en hem over de zaak gesproken?quot;

„Ik heb mij naar zijne woning begeven, maar hem niet thuis gevonden.quot;

Weder volgde een zwijgen van eenige minuten.

„Wanneer ik de zaak goed overweeg,quot; ging Hernal voort, „schijnt het mij het best toe, dat ik het onaangenaamste der zaak schriftelijk afdoe. Ik denk aan het geld, dat Heimthal zal hebben te betalen.quot;

„Zooals gij wilt. Gij kunt ook de zaak geheel alleen ten einde brengen, als u dit behaagt.quot;

„Neen, de geschiedenis met het krankzinnigengesticht kunt gij beter behandelen. Gij zijt nu eenmaal zijn vertrouweling, en tegenover u zal hij minder achterhoudend zijn. Het overige wil ik voor mijne rekening nemen.quot;

„Maar in 's hemels naam, welke redenen moetik opgeven?quot;

» Zeg. dat uw geweten begon te kloppen.quot;

„ Dat gelooft hij niet.quot;

» zeg hem dan, dat gij u beveiligen wilt tegen de nasporingen der politie.quot;

„ Dan antwoordt hij mij, dat de zaak geheel de zijne is en mij niet aangaat.quot;

„ Dat kan hij niet zeggen, nadat gij u als vader van het kind hebt doen inschrijven.quot;

„Hoe weet gij dat?quot; vroeg Cesari haastig.

„ De Internationale weet alles wat hare agenten aangaat.quot;

„ Daar komt Heimthal.quot;

-ocr page 61-

61

Inderdaad kwam de genoemde door den hof naar Cesari's woninjr.

„ Laat mij haastig mij in uw slaapkamer verbergen en poogt gij een brief' van hem te verkrijgen , waarin hij toonder machtigt Carolina Gelther in ontvangst te nemen, om haar naar hare bloedverwanten te voeren.quot;

Op dit oogenblik hoorde men de schel.

„Een schrijven aan toonder, verstaat gij?quot; fluisterde Hernal en verdween in de slaapkamer, waarvan hij de deur achter zich sloot.

Cesari opende Ileimthal de deur en geleidde hem in zijne kamer.

Nadat de bezoeker hoed en stok afgelegd en, Cesari's uit-noodiging opvolgend, op de sofa had plaats genomen, nam Cesari een stoel en zette zich tegenover zijn bezoeker neder.

„ Gij hebt mij de eer van een bezoek toegedacht/' zeide Heim-thal , „ daarmede hebt gij een wensch van mijne zijde voorkomen ; te meer betreurde ik het dus, dat gij mij niet thuis vondt.quot;

„ Alleen de aangelegenheid betreffende Gelther voerde mij tot u, doch deze zaak heeft tijd. Mag ik weten in hoeverre ik uvV^ wensch heb voorkomen ? quot;

„ Ik zou gaarne met u gesproken hebben over de organisatie eener volksbeweging..... Wij zijn immers alleen? Hoort ons niemand?quot;

„Wees onbekommerd.quot;

„ Eene volksbeweging, waaraan alle verlichte gaesten van onzen tijd moeten deelnemen.quot;

„ Denkt gij aan het Concilie ?quot;

„ Gij hebt het geraden. Gij bezit invloed onder de arbeiders. Het is noodig van dezen invloed gebruik te maken, om ook onder de arbeiders eene verstandige wereldbeschouwing ingang te doen vinden.quot;

„Gij weet reeds, dat ik bereid ben daartoe mede te werken.quot;

„ Mocht gij geld noodig hebben , dan kunt gij over mij beschikken.quot;

„ Daarop zullen wij later terugkomen.quot;

„Gij hebt gelijk. Voorloopig is het de hoofdzaak de meeningen te leeren kennen, die omtrent deze zaak bij ons gelden. Wanneer gij deze dagen eenige uren ter beschikking hebt, zal ik u introdu-ceeren bij den raadsheer Guttmann, die eveneens belang inde zank stelt, en bij wien gij zeer dikwerf'heeren vinden kunt, met wie gij over de te nemen maatregelen in relatie kunt blijven.quot;

„ Gij kunt mij iederen namiddag bereid vinden.quot;

„Dan zal ik u schrijven , wanneer het mij het best gelegen komt. Die zaak is dus in or.de.quot;

„Volkomen.quot;

„Nu, wat wenscht gij met betrekking tot Gelther van mij te weten ? quot;

„Ik weet niet in welke woorden ik mijn wensch het best zal uitdrukken. Ik wenschte dat die zaak uit de wereld ware.quot;

„Hoe zoo? Er is geen quaestie meer van; het kind zal ons

-ocr page 62-

62

geen zorg meer baren, en de moeder is eveneens in goede handen.quot;

„ De geheele zaak is ruchtbaar geworden.quot;

„In hoever?quot; vroeg Heimthal ras, terwijl hij verbleekte,

„ Men heeft mij er over aangesproken.quot;

„W ie heeft er belang bij?quot;

„Voor zoover ik mij een oordeel kan vormen, moet er een belang bestaan, dat ik evenwel nog niet kan overzien; men treedt echter zeer krachtig op en wil niets minder dan.....quot;

„Gij martelt mij, wat wil men?quot;

„ De geheele geschiedenis openbaar maken.quot;

„Dat mag niet!quot; riep Heimthal, terwijl hij zich met zijn zakdoek het zweet van het voorhoofd droogde. „ Dat gaat niet, dat gaat niet, ik ware geruïneerd.quot;

„ Men wil het geheim bewaren, maar onder voorwaarden.quot;

„Men, men, wie is die men?quot;

„ Mijn eerewoord verbiedt mij op die vraag een antwoord te geven.quot;

„Uw eerewoord? Spreek mij niet van uw eerewoord in eene zaak, die ik vóór alles moet kunnen overzien.quot;

„Hoe leed het mij ook doet, heer directeur, ik mag niet.quot;

„ Moogt gij niet, mijnheer Cesari? Ik wil toch niet gelooven dat gij de „menquot; zijt?quot;

„ Ik ben zelf in de zaak te veel betrokken, om te wenschen , dat zij openbaar worde.quot;

„Nu, wat vordert men dan?quot;

„ Dat Carolina Gelther uit het krankzinnigengesticht verlost, met haar kind weder vereenigd worde en een voldoend jaargeld ontvange, om in beider behoeften te voorzien.quot;

„En dan zult gij haar huwen?quot;

„Daaraan heb ik nog niet gedacht.quot;

„Misschien denkt gij er thans aan?quot;

„Het zou zeker het veiligste middel wezen.....maar neen, ik

kan mij de handen nog niet binden; het kan niet.quot;

„Wat moet ik dan doen?quot; vroeg de directeur, zich andermaal het zweet van het voorhoofd vegende.

„U aan het noodlot onderwerpen; ik weet geen anderen uitweg , om de openbaarmaking te ontgaan.quot;

„Maar wie weet of men niet meerdere eischen stelt, wanneer ik mij onderwerp. Wie zou mij ook in ongelegenheid kunnen brengen? Gij, Cesari, hebt uw naam gegeven aan het kind, dat als Albert Cesari bekend is. Wat mj aangaat, ik heb de gouvernante in een gesticht gebracht, waar zij op mijne kosten verpleegd wordt, terwijl ik haar met schande bedekt had kunnen wegjagen. Bij dezen toestand der zaak schijnt het mij beter toe het schandaal af te wachten.quot;

„Het is mogelijk, mijnheer de directeur, maar vergeet niet, dat dan de zaak openlijk besproken wordt, en het gerecht zich er mede

-ocr page 63-

63

bemoeien zal. Men zal dan in een krankzinnigengesticht eene vrouw vinden, die daar sedert zes maanden opgesloten is, zonder dat voldaan is aan de wettelijke formaliteiten. Een onderzoek zal al zeer spoedig aan liet licht brengen, dat zij niet krankzinnig is, en dan kan een proces tegen u en uw vriend, den directeur van het gesticht, niet uitblijven. Dat zijn de minste gevolgen, die de openbaarmaking der zaak voor u hebben zal.quot;

quot;Mensch, gij brengt mij tot vertwijfeling. Nosr eens, wie stelt belang in de zaak?quot;

„Ik kan u niets anders zeggen, dan dat gij best zult doen met u te voegen naar de noodzakelijkheid.quot;

De directeur antwoordde niet. Hij scheen met zijne oogen den grond te doorboren, en zijne hand woelde aan een der knoopen van zijn jas. Docli in zijn binnenste woedde een vulkaan; dit bewees de snelle ademhaling, die hem deed hijgen ; dat bewees de doode-lijke bleekheid van zijn aangezicht; dat bewezen de dikke zweet-diuppels, die op zijne slapen glinsterden. Eindelijk scheen hij een besluit genomen te hebben. Hij stond haastig op en veegde zich'-het zweet van het hoofd.

„Wat verlangt gij?quot; vroeg hij met zwakke stem.

„Dat gij mij een brief aan dr. Rothan geeft, waarin hij gemachtigd wordt Carolina Gelther aan mij over te geven. Over de middelen voor haar onderhoud zal men het later wel eens worden ; ik geloof niet, dat de zaak u in dit opzicht veel leed zal veroorzaken.quot;

„Wanneer het niet anders zijn kan, zal ik uw raad opvolgen en zoodanigen brief voor u schrijven. In allen geval zorgt gij, mijnheer Cesari, dat wij niet vijandig tegen elkander behoeven'op te treden. Het is in ons beider welbegrepen belang, dat wij vrienden blijven.quot;

„Dat is ook mijn innigste wensch, en wilt gij mij veroorlooven u den blief te dicteeren, dan zal ik u dit bewijzen. Gij zijt te opgewonden en zoudt iets kunnen schrijven, waarover gij later berouw zoudt hebben.quot;

„Gij hebt gelijk. Spreek, wat moet ik schrijven?quot;

De directeur plaatste zich aan de tafel, en Cesari dicteerde.

„Toonder dezes is een vriend van de in uw gesticht verpleegde Carolina Gelther. Men heeft mij het verlangen te kennen gegeven , om haar naar hare betrekkingen te laten terugvoeren; ofschoon ik overtuigd ben, dat zij bij u de zorgvuldigste verpleging geniet, meen ik toch aan dit verlangen te moeten voldoen. Wanneer alzoo haar verstandelijke toestand het mogelijk maakt, is er van mijne zijd.® geen beletsel om haar te laten vervoeren. Mochten er ten behoeve der verpleegde nog eenige uitgaven noodig zijn, dan zal ik u die in dank vergoeden.quot;

„ Gelief nu den brief te teekenen en het adres te schrijven.quot;

„ De brief is voorzichtig gesteld, merkte de directeur op,

-ocr page 64-

64

plaatste er zijn naam onder en vouwde hem Cesari had inmiddels eene kaars ontstoken , en Heimthal verzegelde den brief, waarbij hij zicli van den ring bediende, dien hij aan den vinger droeg. Vervolgens schreef hij het adres op liet couvert: „Den Weledelen Zeergeleerden heer dr. Eothan te Nordheim.quot;

„ Ziedaar, Cesari, neem den brief en vaar er wel mede. Ik zal u dus dezer dagen doen weten, wanneer wij den heer Guttmann een bezoek gaan brengen. Thans moet ik vóór alles lucht schpppen.quot;

De directeur nam stok en hoed en verwijderde zich, door Cesari tot aan de huisdeur begeleid. Hij was nog steeds bleek en zijn gang eenigszins onzeker. Inderdaad had hij de vrije lucht noodig, want er was eene gedachte bij hem opgekomen omtrent de mogelijkheid om aan de zaak op andere wijze een einde te maken. Doch daarover moest hij nadenken.

Toen Cesari in zijne kamer terugkeerde, vond hij er Hernal. De brief van Heimthal lag op de tafel, en op den stoel, waarop de directeur gezeten had, zat de agent der Internationale, bezig met de punt van een pennemes in de vlam der kaars gloeiend te maken. Zijn gelaat was zeer bleek, en de hand, waarin hij het mes vasthield, beefde.

„Wat wilt gij doen, Hernal?quot; vroeg Cesari.

„Ik wil den brief lezen, dien Heimthal geschreven heeft.quot;

„Ik kan u zeggen wat er in staat, want ik heb hem zelf gedicteerd.quot;

„Wat gij dicteerdet heb ik gehoord. Het is evenwel noodig te zien of hij geschreven heeft wat gij dicteerdet. Daar, maak gij het zegel los; ik weet niet wat mij overkomt, maar mijne hand beeft quot;

Cesari nam het mes en trok daarmede een halven cirkel om de bovenste helft van het zegel.

„Moet ik onder het zegel komen of dit doen smolten?quot;

„Dat is vrij gevaarlijk,■ scheur liever het papier.quot;

Cesari sneed het papier door ter plaatse, waar hij het lak losgemaakt had, en opende hierop den brief, zich zorgvuldig wachtende het papier meer dan noodig was te beschadigen. Beiden lazen het schrijven en bevonden , dat het van woord tot woord overeenkomstig was aan hetgeen Cesari had gedicteerd.

„Ik vertrouw den schurk niet!quot; mompelde Hernal. „Hij dacht een oogenblik na en verklaarde zich toen onmiddellijk bereid. „Hij voert liet een of ander in het schild.quot;

Cesari had inmiddels den brief weder gevouwen; hij maakte nogmaals de punt van het mes heet, deed het lak smelten, en dit vloeide daarop zoodanig over de snede van 't papier, dat er geen spoor van overbleef. Aan den brief was niet te zien, dat hij geopend was.

„Zeg eens, Cesari,quot; sprak Hernal op eens, „hebt gij geen betrekking met onze geaffiliëerden te Nordheim?quot;

-ocr page 65-

G5

„Ik heb relatie in het geheele land, maar, zooals gij weet, zijn in dit opzicht mijne instructiën zeer beperkt.quot;

„Binnen weinige dagen ben ik zelf te Nordheim, om daar naar den toestand een onderzoek in te stellen, en bezit dus ook een lijst van de namen onzer geaffiliëerden. Maar deze bevindt zich in mijn hotel, en daarheen keer ik eerst terug na den afloop der vergadering.quot;

„ Het doet mij innig leed.quot;

„Geen grappen, Cesari, ik neem de verantwoordelijkheid op mij.quot;

„ Het kan niet.quot;

„Ik heb mij immers bij u gelegit'meerd?quot;

„Dat is zoo, maar dit geeft mij geen recht om buiten mijne instructiën te gaan.quot;

„ In uwe instructiën staat, dat gij den gezant der Internationale alle mogelijke hulp moet verleenen. Zeg mij daarom of wij een geaffiliëerde op het postkantoor te Nordheim hebben, en zoo ja, geef mij zijn adres.quot;

„Dat is iets anders,quot; merkte Cesari op, „mijne lijst kan ik u niet geven, maar dien naam mag ik u mededeelen.quot; Hierop ging hij in zijne slaapkamer, opende een dik boek, en kwam na eenige oogenblikken terug, zeggende: „Postbeambte Schalier.quot;

„Ik dank u, dat is mij genoeg.quot;

Onmiddellijk zette hij zich aan tafel, nam een vel postpapier en beschreef dit met cijfers en allerlei mathematische en astronomische figuren. Daarna vouwde hij het papier in den briefvorm en vroeg Cesari, terwijl hij den brief met een ouwel sloot, of Schalier het geheime schrift kende. Op Cesari's bevestigend antwoord sloot hij den brief ten tweeden male met lak en schreef er het adres op: „Den heer Schalier, postbeambte te Nordheim.quot; Na den brief van een postzegel voorzien te hebben, stak hij hem bij zich met het voornemen hem zoo spoedig mogelijk in een brievenbus te werpen. Ook -den brief van Heimthal verborg hij in zijn jaszak.

„ Met uw verlof, mijnheer Hernal, de brief behoort mij zeide Cesari.

„ Gij hebt het uwe gedaan; laat nu het overige maar voor mij over,quot; antwoordde Hernal.

„Dat verheugt mij; ik mag dus verwachten over deze aangelegenheid niet meer lastig gevallen te worden!quot;

„ Ik zie niet in , waarom ik eene belofte zou afleggen, waarvam ik niet weet of ik haar zal kunnen houden. Zooals de omstandigheden zich thans laten aanzien, zijt gij veilig. Maar de omstandigheden kunnen veranderen, mijn waarde. Verbinden kan ik mij dus niet.quot;

Deze woorden gaven aan de zaak eene wending, die Cesari gansch niet aangenaam was Hij wilde ook dadelijk zijn misnoegen te kennen geven, doch op hetzelfde oogenblik deed de

De Vrijmetselaar 101

-ocr page 66-

G6

huisbel zich hooren. Cesari zag door het venster naar buiten.

„Het is Wahr!quot; riep hij. „Zou het reeds zoo laat zijn? Inderdaad, het begint te schemeren; bij het licht der kaars hebben wij zulks niet opgemerkt.quot;

Met deze woorden ging hij den trap af, om Wahr de deur te openen.

„ Het huis Guttman en Zoon schijnt groote plannen met mij te hebbenhoorde Hernal den nieuw aangekomene reeds op de trap vrij luid en vroolijk zeggen. „ De zoon heeft heden mijn salaris met 20 gulden 's maands verhoogd, zonder dat ik er om gevraagd heb , en de raadsheer...

Op dit oogenblik bemerkte Wahr, die bereids in de kamer getreden was, de tegenwoordigheid van den vreemdeling.

„Gij hebt bezoek?quot; zeide hij verbaasd tot Cesari.

„Ik stel u mijn vriend voor, den heer Müller uit Rostock,quot; antwoordde Cesari. „Hij is wel is waar slechts een kleermaker maar een der meest verlichte strijders voor de arbeiders.quot; Daarop Wahr aan Hernal voorstellende, zeide hij: „De heer Wahr, teekenaar in de machinenfabriek Guttmann en Zoon.quot;

„Het verheugt mij zeer,quot; sprak Wahr, den vreemdeling de hand reikende, die deze greep en hartelijk drukte. „Ten onrechte spot mijn vriend met uw stand; de kleermakers nemen in de plannen en aangelegenheden der arbeiders in den regel het grootste aandeel.quot;

„ Ik geloof, dat men niemand zijn stand ten kwade duiden kanantwoordde Hernal, „want het lot legt ons niet de verschillende standen voor, om daaruit eene keuze te doen. Maar hoe iemand zich in zijn stand gedraagt,quot; voegde hij er bij met een ondeugenden blik op Cesari, „dat is min of meer zijn eigen verdienste.quot;

„Zeer juist,quot; sprak Cesari en wendde zich tot Wahr, om het gesprek eene andere richting te geven.

„Wat hebt gij mij te melden ten opzichte van den raadsheer?quot;

„Hij was in de fabriek, onderhield mij over perstoestellen en noodigde mij ten slotte uit hem met een bezoek te vereeren; iK geef u zijne eigene woorden.quot;

„Gij moet hem dus met een bezoek vereeren?quot;

„Hij wil een fontein laten maken voor een terras op zijn buitengoed en heeft daartoe een perstoestel noodig, om het water in de hoogte te drijven. Ik moet dus de lokale gesteldheid opnemen en advies geven.quot;

„Nu, ik zal gelegenheid hebben u daarbij van dienst te zijn.quot;

„Gij? Hoe zoo?quot;

„Eenige oogenblikken geleden was de directeur Heimthal, dien ik vroeger een dienst bewees, bij mij, en met kracht drong hij bij mij er op aan, mij door hem bij Guttmann te laten intro-duceeren. Wanneer gaat gij er heen?quot;

-ocr page 67-

fi?

„ Morgenmiddag.quot;

„Ik wed dat wij er elkander ontmoeten.quot;

„ Zonderling!quot;

„Mij is de zaak duidelijk. Men heeft niet den mechanicus Wahr uitgenoodigd maar den president der arbeidersvereeniging.quot;

„ Onzin ! Ik ben 't nog niet.quot;

„Maar gij wordt het hedenavond. Heeren, het is tijd, willen wij gaan ? quot;

Alle drie stonden op, cm de woning van Cesari te verlaten. Cesari vergat niet, zorgvuldig de deur zijner slaapkamer te sluiten; dezelfde operatie deed hij zijne kamerdeur, de deur van 't portaal en de huisdeur ondergaan. Middelerwijl waren de kleermaker Müller en Wahr vooruitgegaan.

Müller maakte van deze gelegenheid gebruik, om Wahr een kaart in de hand te stoppen en hem toe te fluisteren:

„Gij boezemt mij vertrouwen in, mocht gij ontdekken, dat Cesari de belangen der arbeiders verraadt, deel zulks dan mede aan het adres, dat gij op deze kaart uitgedrukt ziet.quot;

„ Ik laat mij niet gebruiken tot spion mijner vrienden.quot;

„Dat behoeft ook niet. Wanneer gij echter mocht bemerken, dat hij een verrader is, dan houdt hij op uw vriend te zijn; en hen te waarschuwen, die hem de bevordering der heilige zaak van het proletariaat toevertrouwden, is eene taak, waarover geen man van eer zich behoeft te schamen.quot;

„ Cesari is geen verrader.quot;

„ Des te beter.quot;

Op dit oogenblik naderde Cesari, en het gesprek werd afgebroken.

„Waar is in de nabijheid eene brievenbus?quot; vroeg hem Müller.

„In de eerste straat, die wij bereiken; ik zal er u opmerkzaam op maken,quot; antwoordde Cesari.

Inderdaad bevond zich eene brievenbus aan den hoek der straat. Müller of Hernal nam twee brieven uit den zak, trad naar een lantaarn, want het was inmiddels volkomen donker geworden, en las met aandacht de adressen. Den brief aan dr, Rotlian stak hij weder in den zak, dien aan den postbeambte Schalier wierp hij in de bus en verzekerde zich zorgvuldig, dat hij niet in de schuif bleef zitten, maar werkelijk in de bus was gevallen. Daarna zetten de drie mannen zwijgend hun weg voort.

Zoo kwamen zij in de meer bezochte straten der stad en verdwenen in het portaal eener restauratie van den middelsten rang, in welker achterst gedeelte zich een vrij groote zaal bevond, die des Zondags als balzaal en op de werkdagen door de arbeidersvereeniging tot vergaderzaal gebruikt werd. Toen de drie mannen de zaal naderden , klonk hun het zonderlinge mengsel van geluiden toe, dat groote vergaderingen steeds als een atmosfeer omgeeft. Cesari opende eene deur en trad het eerst binnen. Er waren ongeveer 150 a 200 arbeiders bijeen, die in groepen bijeenstonden en

-ocr page 68-

08

levendige gesprekken hielden. Onder hen waren oude bekenden, arbeiders uit de machinenfabriek van Guttmann. Daar bevond zich de Koode, wiens naam Schreiber was; daar verschenen ook de arbeiders, die Cesari op zijne wandeling vertrouwelijk gegroet hadden. Tegenover de deur bevond zich de met een rood kleed belegde bestuurstafel, en achter deze stond een fauteuil met zes stoelen. Boven den presidialen zetel hing het wapen der vereeni-ging: een bijenkorf, waarom tallooze bijen vlogen. Om het wapen was een banderole geslingerd, waarop de woorden: „Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap, Arbeid,quot; in groote letters prijkten, en achter het schild kruisten zich twee roode vanen. Tegen de muren hingen de portretten, in vergulde lijsten gevat, van de voornaamste revolutionairen op politiek en sociaal gebied. Men zag Robert Blum en Lasalle, den ouden Blanqui naast Labet; zelfs Herzen en Bakunin ontbraken niet naast de portretten der voornaamste revolutionaire Poolsche generaals.

Toen de drie mannen in de zaal traden, verstomde het gedruisch voor een oogenblik, om plaats te maken voor een hartelijke begroeting. „Goeden avond, mijnheer Cesari! Goeden avond, mijnheer Wahr!quot; riepen gelijktijdig twintig stemmen, en twintig handen wenkten hun het welkom toe.

Arm in arm gingen Cesari en Wahr van de eene groep naaide andere, terwijl de derde, dien Cesari als den kleermaker Müller nit Eostock had voorgesteld, ras verdween en zich in een afgelegen hoek voorloopig nederzette.

De beide anderen vonden overal dezelfde wrarme ontvangst, en toen zij de groep naderden, waarin de Eoode het hooge woord voerde, riep deze den jongeling te gemoet: „ mijnheer Wahr, gij zijt onze candidaat voor het presidentschap; wij moeten een man hebben, die trouw de zaak der arbeiders verdedigt.quot;

„ En die zich hunner niet schaamtvoegde een tweede er bij.

„ En die in de tijden der reactie niet de glacé-handschoenen uit den zak haalt en den schijn aanneemt, als hadde hij nimmer de hand van een arbeider gedrukt,quot; meende een derde.

Het gesprek dreigde hier verward te worden. Wahr wenkte stilte en zeide: „Niet te spoedig veroordeelen, mijne vrienden; niet iedereen is arbeider gelijk ik, en niet ieder kan zijne neigingen volgen. Wie mijne teekeningen noodig heeft, moet ze betaien. Is het niet Guttmann, dan is het een ander; maar honderd anderen , die eveneens een warm Jhart voor de arbeiders hebben , zijn aan omstandigheden gebonden, die hun als een zwaar juk op de schouders liggen.quot;

„Volkomen waar,quot; antwoordde een der stokers uit de fabriek, „ maar tot hen behoort b. v. doctor Silberberg niet. Een half jaar geleden was hij te trosch om een arbeider aan te zien, en hedenavond hield hij mij op straat staande en vroeg mij naar mijne gezondheid.quot;

T

-ocr page 69-

fig

„ De ezelriep er een van den achtergrond , „ spreekt ons over de slavernij in Brazilië, opdat wij niet aan de slavernij zouden denken, die ons kwelt.quot;

Een algemeen gejuich begroette de woorden van den laatsten spreker.

„ M ijne vrienden,quot; sprak Gesar!, op de klok wijzende, „ het wordt laat; laat ons de vergadering openen.quot; Dit zeggende plaatste hij zich op den voorzitterstoel en bewoog de schel, zeggende;

„Ik verzoek den leden van 't bestuur plaats te nemen.quot;

Herman Wahr en éenige andere aanwezigen plaatsten zich aan de bestuurstafel.

Daarop de vergadering toesprekende, zeide Cesari:

„Arbeiders, als oudste lid van 't bestuur heb ik plaatsgenomen op den presidialen zetel en stel u thans voor een nieuwen president te verkiezen; ik geloof met genoegen te kunnen consta-teeren , dat gij over den nieuwen president reeds tot eenstemmige gevoelens zijt gekomen, en dat uwe stemmen, waarbij ik gaarne de mijne voeg, onzen vriend Wahr zullen benoemen, om ge-'-durende het aanstaande jaar de vergadering te leiden. Ik verzoek u uwe meening hieromtrent te openbaren.quot;

Een langdurig bravo verkondigde Cesari, dat hij de vergadering, die inmiddels meer dan 200 leden sterk geworden was, naar het hart had gesproken, en Cesari noodigde Wahr uit op den voorzitterstoel plaats te nemen Doch deze verzocht Cesari zijne plaats te blijven behouden. Toen de vergadering zag, dat Wahr spreken wilde, ontstond plotseling eene diepe stilte.

„Arbeiders,quot; zoo sprak hij, „het is voor mij inderdaad zeer vereerend, dat gij zonder stemming mij tot uw president benoemt, maar ik kan dergelijke keuze niet aannemen. Men kan voorzien , dat het aanstaande jaar zeer gewichtige gebeurtenissen zal opleveren: de vijanden van de verlichting en den vooruitgang der gansche wereld hebben hunne hoop gevestigd op het Concilie te Rome. Hunne macht is nog altijd groot, misschien zelfs de grootste, die bestaat, omdat zij niet alleen het lichaam maar ook den geest in slavernij houden. Wie weet welke besluiten deze vergadering neemt! Maar dat weten wij, dat zij op de krachtigste wijze moeten tegengewerkt worden. Onder deze omstandigheden is aan het ambt des voorzitters van eene crroote vereenieins eene

O O O

zware verantwoordelijkheid verbonden, en ik zou deze niet kunnen dragen, indien ik niet het bewustzijn hadde door uw vrij en volledig vertrouwen tot deze betrekking geroepen te zijn. Ik kan dit bewustzijn evenwel niet putten uit eene keuze bij acclamatie. Laat daarom ieder den naam zijner keuze opschrijven, en valt de meerderheid der stemmen op mij, dan zal ik u verzoeken mijn warm hart voor de zaak der arbeiders aan te nemen en de betrekking , waarmede gij mij vereert, zoo goed vervullen, als mijne krachten mij zulks mogelijk maken.quot;

-ocr page 70-

70

Wahr zette zich neder, en overa] schreeuwde men om papier; eene commissie van stemopneming werd benoemd, en middelerwijl de zitting voor eenige oogenblikken opgeheven. Opnieuw vormden zich groepen, welke zoowel de presidentskeuze als de aanstaande gebeurtenissen bespraken.

Inmiddels was de kleermaker uit Rostock druk bezig zich te oriënteeren. Nadat hij de decoratie der zaal met zeker welgevallen had aanschouwd, 4)^gt;nd hij op en mengde zich onder de arbeiders; hij ging van de eene groep naar de andere, sprak weinig, hoorde alles, wierp hier en daar slechts eene kleine opmerking in het gesprek en ging verder. Wat hij zag en hoorde, scheen hem te bevredigen ; Cesari had hem niets te veel van zijne werkzaamheid gezegd. Hij vond overal de'neigingen en wenschen, die men bijna uitsluitend in sociaal-democratische arbeidersvereenigingen aan-^treft^quot; en beschouwde het denkbeeld van Cesari om roode proga-gande te maken onder nationaal-liberale vlag zoo uitmuntend, ^jdat hij besloot dit middel ter bevordering der Internationale in een - fiopport aan het centraal-comité te Londen aan te bevelen. Te^w^J hij daarover nog in stilte nadacht, klonk opnieuw de schel van den voorzitter, en Cesari deed mededeeling van het resultaat der stemming.

„Arbeiders,quot; sprak hij op luiden toon, „ik heb u als resultaat der stérüming mede te deelen, dat Herman Wahr met 223 stemmen'-tegen eene, die op mij gevallen is, tot president is gekozen, en dezePeene stéja', de zijne, geef ik hem terug; ik noodig u uit een „Hij leve lang!quot; op onzen nieuwen president uit te brengen.quot;

Terwijl Wahr nu den voorzittersstoel innam, weergalmde door de zaal het gejuich der arbeiders; zij klapten in de handen, zwaaiden met hoeden en mutsen en gaven op alle mogelijke wijze hunne vreugde te kennen. Toen het gejuich een weinig bedaarde, dankte Wahr voor het hem gegeven bewijs van vertrouwen en sloot, daar de orde van den dag was uitgeput, de vergadering, na voor de volgende bijeenkomst de vraag aan de orde gesteld te hebben :

„Welke houding hebben de arbeiders tegenover het Concilie aan te nemen?quot;

De aanwezigen bleven nog een geruimen tijd bijeen, om onder het drinken van een glas bier de keuze en hare mogelijke gevolgen te bespreken, en het was bereids middernacht, toen Wahr met Cesari en den kleermaker Müller de zaal verliet. Buiten het gebouw scheidde zich Wahr van de beide anderen en gins naar huis.

o o

Cesari geleidde Müller naar het hotel „ De Gouden Leeu w.quot; Müller verzweeg hem niet hoe gunstig hij over de arbeidersver-eeniging dacht en spoorde Cesari aan zijne werkzaamheid in de ingeslagen richting krachtig voort te zetten. „Wij gaan,quot; zeide hij, „onvermijdelijk een crisis te gemoet; de toestanden zijn niet anger houdbaar; het sociale spook heeft op vreeselijke wijze vieesch en gebeente aangenomen. Gij leeft in een gezegend land

-ocr page 71-

en kent den nood niet in die mate, waarin hij werkelijk bestaat. Wat de bladen over Oont-Pruisen en de grootere steden melden, is verschrikkelijk maar blijft niettemin beneden de waarheid, die in onze berichten vervat is. Wij staan aan den vooravond van een grooten oorlog of van eene sociale revolutie. De ultramontanen hebben dit het eerst begrepen , en ik geloof niet, dat zij onrecht hadden, die aan het sociale vraagstuk een groote rol op het Concilie toeschreven, terwijl ik vrees, dat vorsten en priesters eenstemmig denken over eene gewelddadige oplossing dezer quaestie. Doet gij daarom al het mogelijke, opdat wij ten dien opzichte gerust mogen zijn.quot;

„ Het zal van mijne zijde aan geen pogingen ontbreken, en gij zult mi] van een geduchten last bevrijden, wanneer gij mij geruststellende berichten doet toekomen omtrent de zaak van Gelther.quot;

„Ik kan niet voorzien welke besluiten het centraal-comitq omtrent nemen zal en zijne handen niet binden.' Daar wij e^ op goeden voet met de Loge wenschen te staan , geloof ik,

niet verder zal behoeven te «aan dan noodig is , om deze-ffóchter

O O '

des volks met haar kind tegen verdere vervolgingen te bescher-men; wanneer dus Heimthal geen nieuwe moeielijkhedert,maakt, zal ik waarschijnlijk ook geen last ontvangen tot verdere ^tóppen.quot;

Onder deze gesprekken waren beiden aan het hote^faange-komen; zij reikten elkander de hand om afscheid te nemerr;

„ Blijft gij nog langer hier ?quot; vroeg Cesari.

„Ik vertrek. Of en onder welke omstandigheden wij elkander zullen wederzien, weet niemand; misschien in de gevangenis, misschien op de barricaden, misschien in de vorstelijke residentie. Leef wel en laat ieder zijn plicht doen!quot;

De kleermaker trad het hotel binnen, en Cesari wandelde met tragen tred huiswaarts.

De nieuwe huisvrienden van den raadsheer.

Den volgenden middag daalden van het terras van Guttmanns

O O

woning twee mannen in den tuin; in den een herkennen wij den raadsheer zeiven, die met bijna overdreven hoffelijkheid zijn bezoeker geleidde.

„Zie, beste Wahr,quot; zeide hij, met de linkerhand levendig gesticuleerend, terwijl hij den duim der rechterhand in zijn vestzak hield, „deze graspartij is mij te groot; de bloemperken zijn te klein en kunnen, zonder den indruk van het geheel te verzwakken, ook niet grooter gemaakt worden , bijgevolg blijft er in het midden te veel groen over; daarom wil ik er een fontein laten aanleggen, maar weet niet hoe ik het water de noodige drukking geven kan. Ik heb er gaarne wat geld voor over, vooral

-ocr page 72-

72

omdat mijne dochter dit plekje zeer bemint en er zicli steeds ophoudt, wanneer zij in den tuin is.quot;

„De moeielijkheid schijnt mij zoo groot niet toe,quot; merkte Wahr op, „wanneer gij ia de nabijheid een reservoir wilt aanbrengen en____ maar ik geloof dat deze bediende u iets heeft

O O

te zeggen.quot;

'—' amp;

De raadsheer had den bediende niet bemerkt, die hem naderde. Hij keerde zich om en wenkte hem om naderbij te komen.

„Wat is er?quot;

„De directeur Heimthal en een vreemd heer verzoeken....quot;

„ Zij zijn welkom; geleid de heeren herwaarts.quot;

De bediende verwijderde zich, en spoedig verscheen Heimthal met Cesari op het terras; op een wenk van den bediende begaven zij zich naar het grasperk nabij het platanenboschje.

Cesari was thans niet zoo slordig in houding en voorkomen als naar gewoonte; hij had zich in fijn zwart laken gestoken, en zijn voorkomen kwam met zijne kleeding overeen. Scherp daarentegen stak de deels nijdige, deels spotachtige uitdrukking van zijn gelaat, die hij ondanks alle pogingen niet kon doen verdwijnen, daarbij af. Toen de beide heeren den raadsheer genaderd waren, nam de directeur het woord op.

„Ik nam de vrijheid, in het vertrouwen op uwe goedheid, den heer Cesari, dien ik de eer heb u voor te stellen, mede te brengen. In zijn naam verzoek ik u verlof om uwe broeikasten te zien, waarvan hij wonderen gehoord iieeft, en waarmede hij, als botanicus, gaarne kennis zou maken.quot;

„ Het doet mij groot genoegen antwoordde Guttmann, „wanneer mijne broeikasten der wetenschap in eenig opzicht van dienst kunnen wezen. Behaagt het u, mijnheer Wahr, dan gaan wij te zamen in de palmenkast, en daarna bewijst gij mij de eer, een glas wijn met mij te drinken.quot;

Tegelijk wenkte de heer Guttmann den bediende, die nog op het terras stond, gaf hem eenige bevelen en voerde daarna zijne bezoekers naar de rotonde, die ongeveer 100 voet in doorsnede en geheel uit ijzer en glas opgetrokken was.

Toen de heeren binnentraden, liet Cesari een luiden uitroep van verwondering hooren, en inderdaad, de aanblik was zoo verrassend schoon, als slechts de liefhebberij van een millionair dien kan voortbrengen. In het midden van het glazen huis bevond zich een vijver, waaruit vijf dunne waterstralen in de hoogte sprongen; breede, schoon gevórmde planten omzoomden den vijver en doopten de punten harer groote bladeren in het water. Langs de wanden verhieven zich hooge tropische gewassen. Uit groepen van chameropen en pandanus sprongen slanke palmen, en van hunne kronen hingen orchideeën en lianen, die hun stam omslingerden, als een donkergroen tapijt neder. Tusschen het gebladerte sprongen kakatoe's en papegaaien, die op de verschij-

-ocr page 73-

73

nine der heeren een laid geschreeuw aanhieven. Maar een noo;

O O c

schooner beeld — en het scheen alsof het rijke tropische landschap slechts de stoflage van dat beeld was — bood zich aan de oogen der binnentredenden. Tusschen reusachtige varens, welker hooge bladen zich tot een soort van krans vormden, zat op een bank een meisje van ongeveer achttien jaren, in een lichtkleurig gewaad, waarop haar blonde lokken nedervielen.

Op haren schouder zaten twee vogelen, die uit hare hand kruimeltjes suiker aten.

Het is niet uitgemaakt of de verwonderingskreet van Cesari de plantenwereld of het gelaat gold van haar, die bij het binnenkomen der heeren verschrikt opsprong en in het eerste oogenblik der verrassing zich in een niet geringe verlegenheid bevond.

De raadsheer maakte daaraan echter spoedig een einde, daar hij de anderen vooruitliep, de hand der dame nam en haar den heeren voorstelde met de woorden: „ mijne dochter Hermina. Den heer Heimthal kent gij reeds; deze is een vriend van den directeur, de heer Cesari----quot;

„Die gekomen is,quot; vervolgde Cesari, „om de schoonheden dezer tropische plantenwereld te bewonderen, maar ongelukkig zou zijn, wanneer hij de schoone bewoonster dezer heerlijkheid ook maar één oogenblik in hare genoegens gestoord had.quot;

„Hoe kan deze mensch zulke laffe vleitaal voortbrengen?quot; dacht Wahr.

„De heer quot;Wahr,quot; dus besloot Guttmann zijne voorstelling, „de heer Wahr, die zoo vriendelijk was herwaarts te komen, om niet mij over de fontein te spreken.quot;

Wahr, die zich op den achtergrond gehouden had, geraakte op den aanblik van Hermina in geen geringe verlegenheid en kon niet eens een dier uitdrukkingen voortbrengen, waarvan de lafheid hem in Cesari zoozeer geërgerd had. Hij maakte een tamelijk linksche buiging, stotterde iets, dat als hooge eer en groot genoegen klonk, en waarbij hem allerlei gedachten door het hoofd vlogen, die allen evenwel betrekking hadden op Hermina, wier onverwachte verschijning een sterken indruk op hem gemaakt had.

En zonderling: de verlegen, schuchtere jongeling, die bijna geen woorden vinden kon, scheen eveneens op Hermina een diepen indruk gemaakt te hebben. Zijne mannelijke houding, de edele uitdrukking van zijn gelaat en voor alles zijn donker, helder oog, dat haar tijdens de voorstelling een oogenblik had aangestaard en onmiddellijk daarna ter aarde zag, deden haar weldadig aan , en op denzelfden stond maakte zij eene vergelijking tusschen, hem en de drie heeren, die aanzoek naar hare hand gedaan hadden. Zij moest bijna lachen over deze vergelijking, en toch herinnerde zij zich het gesprek, dat zij den vorigen dag met den baron Von Dahlen had gehad, en het was alsof in het

-ocr page 74-

74

diepste Van haar hart een sterke stem zich deed hooren ten zijnen gunste, en die stem sprak: „deze is het.quot;

Zij moest zich schier geweld aandoen , om het oog van Wahr af te wenden. Haar blik gleed daarbij langs het gelaat van Cesari, en zij huiverde onwillekeurig, toen zij diens aschgrauw oog op zich zag gevestigd. Zoo zwevend tusschen een gevoel van genegenheid en een gevoel van afkeer, zocht Hermina de eenzaamheid weer op, waaruit zij was verdreven. In korteren tijd dan wij noodig hebben om het te beschrijven, had zij hare tegenwoordigheid van geest hervat, en met een glimlach een vriendelijke buiging makende, zeide zij:

„Mijne heeren, mijne tegenwoordigheid alhier kan u slechts storen. Gij, mijnheer Cesari, legt u toe op botanische, en gij, mijnheer Wahr, op mechanische studiën. Ik verheug mij te midden der bloemen en vogelen, maar tegenover vertegenwoor-

O 7 O O

digers der wetenschap zult gij mij veroorloven mij bescheiden terug te trekken.quot;

En eer nog iemand een antwoord op deze woorden kon geven, was zij tusschen de struiken verdwenen, en een oogenblik later verliet zij het palmenhuis.

Van het oogenblik af dat Hermina een zoo plotseling afscheid had genomen, was het gesprek der heeren alles behalve levendig, en den last daarvan hadden uitsluitend Heimthal en Guttmann te dragen. Cesari trad wel is waar tot eenige der schoonste

O O

planten, bewonderde hare aankweeking en prees over het algemeen de schoone inrichting der broeikast; Wahr liet zich wel door den raadsheer de fontein en haar détails beschrijven, maar beiden zag men het aan, dat zij aau geheel iets anders dachten dan aan planten en fonteinen. Guttmann noch Heimthal bemerkten er iets van; beiden wisten, dat Cesari en Wahr niet voor de palmen of de fontein gekomen waren, maar om de agitatie der Loge tegen het Concilie te ondersteunen; beiden trachtten bij deze eerste samenkomst het ware doel daarvan zorgvuldig te verbergen. Men bevond zich in zekere verlegenheid tegenover elkander en bepaalde er zich toe elkander oppervlakkig te leeren kennen; zelfs de fijne wijn van den raadsheer was niet in staat eenig leven in den kleinen kring te brengen.

O .00

Men kon slechts komen tot de uitnoodiging om het bezoek zoo spoedig mogelijk te herhalen, welke uitnoodiging met wonderlijke gretigheid zoowel door Cesari als door Wahr aangenomen werd.

Zij beschouwden de uitnoodiging als een wenk om te vertrekken. Het was inmiddels avond geworden; de zon, welke de randen der wolken en de bergtoppen verlichtte, de blauwe lucht, de stille vrede, die over de natuur lag uitgespreid, dat alles noodigde tot mijmeren uit, en zoo kan het niet wonderlijk toeschijnen, dat de beide mannen zwijgend en ieder in zijne eigene gedachten verdiept naast elkander voortwandelden.

-ocr page 75-

75

Het schoone gelaat, dat zich aan Wahrs oog in den tuin vertoond had, verdween hem niet uit het hoofd. Niet dat hij zich bewust was, dat het een diepen indruk op hem gemaakt had; hij dacht slechts aan de schoonheid van het beeld en aan 't aangenaam geluid der stem , die hij gehoord had, en zonder het te bemerken of te weten , schonk hij ook zich zei ven een plaats in de schilderij, die zijne fantasie hem voor den geest tooverde. Hij moest lachen over de betrekkingen, die hij tusschen Hermina en zich zeiven schiep, en welke hem zelfs ongerijmd voorkwamen. Maar zij konden immers niemand leed doen. Zou hij eenmaal huwen — waaraan nog in langen tijd niet te denken was, omdat hij de steun zijner moeder moest wezen -— dan zou hij een meisje tot zijne vrouw willen nemen, dat in zekeren zin op dezelfde natuurlijke voorrechten mocht roemen als Hermina. Ach, zulk een gade zou hem gelukkig maken, dacht hij, en zuchtte daarbij zoo luid, dat Cesari er bijna door uit zijne droomen gewekt werd.

Want ook Cesari droomde. Echter had Hermina op den gewetenloozen man, die geen anderen God kende dan zich zei ven,, een minder onschuldigen indruk gemaakt. Toch dacht hij evenmin als Wahr aan de mogelijkheid om haar ooit te bezitten.

Ook Hermina bracht het overige van den dag in bijna onafgebroken stilzwijgen door. Ware de baron Von Dahlen niet naar de residentie vertrokken, zij zou hem misschien onbeschroomd gezegd hebben: „ Dat is hij; ik heb hem wel is waar slechts een minuut gezien en gehoord, maar hij is het,quot; Baron Von Dahlen zou haar ongetwijfeld met het doorzicht van een menschkundig grijsaard en een vaderlijk vriend gezegd hebben, wat zij doen en laten moest. Misschien ook had Hermina zich niet tot den baron gewend. Hoe dit ook zij, zij gevoelde een instinctmatigen tegenzin, om zich tot hare ouders te wenden, en zoo begreep zij dat de last haar schouders alleen drukte. Gelukkig had tot heden toe haar verstand haar niet in den steek gelaten , doch zulk een gewichtige quaestie was haar ook nog nooit voorgekomen. Overigens kon zij zich niet voorstellen, dat voor de eerste maal haars levens zich hinderpalen zouden opwerpen tegen de vervulling barer wenschen, allerminst hinderpalen, die onoverkomelijk waren. De droomen van H ermina hadden dus zeer spoedig eene bepaalde gedaante aangenomen en wel voornamelijk, wijl zij nooit naar beginselen maar naar plotselinge invallen handelde, omdat zij het hooge gewicht van de quaestie niet volkomen begreep en de sympathieke gevoelens, die Wahr in haar had opgewekt, in volle onschuld maar met geheel haar hart deelde. Het oogenblik was gekomen , waarop zich het geheele gevaar harer eenzijdige opvoeding openbaarde. Aan geen ontbering gewoon, opgegroeid met een nooit bedwongen eigenzinnigheid, moest deze sympathie haar te machtiger aangrijpen, naarmate grooter hinderpalen zich tegen de

-ocr page 76-

76

Yervulling van haren wensch dreigden te verheffen. Haar met de rijkste gaven bedeelde geest moest middelen vinden om deze hinderpalen te overwinnen, of zij moest vergaan in een strijd, die hare krachten te boven ging. Voor alles was nu noodig te onderzoeken, wie eigenlijk deze Wahr was.

Toen daarom na het avondmaal de raadsheer zich naar gewoonte in zijn leunstoel plaatste om de dagbladen te lezen, die de bediende had gebracht, vroeg Hermina op onverschilligen toon:

„Papa, wie waren de heeren, die heden middag met u den tuin bezochten ? quot;

„De een heet Cesari, de andere Wahr,quot; was het antwoord van den raadsheer, die zijn bril afveegde en zijne courant openvouwde.

„Wie is deze Wahr, papa?quot;

„Teekenaar op de fabriek van Ferdinandantwoordde Gutt-mann en begon op de vierde pagina de advertentiën te lezen.

„Zoo,quot; sprak Hermina, en van het onderwerp afstappende, begon zij met hare moeder over andere zaken te spreken.

Twee dagen daarna — Guttmann dacht niet meer aan Her-mina's vraag naar Wahr — drukte Hermina het verlangen uit, cm het inwendige van Ferdinands fabriek te bezien. Zij had groote gedachten van den arbeid, die daar verricht werd, en meende, dat zij tot nu toe wel wat weinig belangstelling had getoond omtrent het welzijn van haar broeder, wiens fabriek zij nog nimmer bezocht had.

„Wacht nog een veertien dagen,quot; zeide Guttmann, „zij maken juist den inventaris op, en alle handen zijn druk bezigquot;

„Kom, papa, laat mij hedenmiddag gaan; ik heb het mij nu eenmaal in het hoofd gezet.quot;

„Dwaas kind! Ferdinand heeft geen tijd, en ik heb hedenmiddag bezigheden, dat weet gij.quot;

„ Er zal mij niets kwaads wedervaren. Kasper kan mij er heen rijden, en ten vijf ure ben ik weder tehuis.quot;

„Ga, nu ga, maar ik zeg u, dat gij alles behalve welkom zijn zult.quot;

Zoo ging dan Hermina naar de fabriek, voor welker hoofdportaal het rijtuig te drie uren stilhield. De poortwachter, die de arbeiders gewoonlijk barsch en brommend ontving, snelde met zijn vriendelijksten lach toe en opende het portier.

„Is mijn broeder thuis?quot; vroeg Hermina, terwijl zij den wagen verliet.

„ Om u te dienen; de patroon bevindt zich op het kantoor.quot;

Hermina beklom de stoep en ging door het portaal naar de haar welbekende kamer, waar de bedienden van haar broeder werkzaam waren. Zoodra deze haar zagen, groetten zij zeer beleefd. Hermina antwoordde met eene vriendelijke buiging en

-ocr page 77-

77

trad door het kantoor naar de tegenovei'gestelde deur, die toegang gaf tot het kantoor van haar broeder.

„Goeden dag, Ferdinand!quot; zeide zij zoo vriendelijk mogelijk bij het binnentreden der kamer.

„Goeden dag, Hermina!quot; klonk het van achter een hoogen lessenaar, waarop een zeer groot boek geopend lag. Van den spreker kon men weinig meer zien dan de punt van zijne muts, en de toon zijner stem klonk niet zeer innemend, ofschoon hij er de woorden bijvoegde: „Neem plaats.quot;

Hermina nam evenwel de uitnoodiging aan, zette zich op een canapé neder en hield, terwijl een fijn lachje hare lippen krulde, liet oog gevestigd op haar broeder, die in een boek schreef, op een naast hem liggend blad papier berekeningen maakte of een bundel brieven en facturen met den inhoud van zijn boek vergeleek, zonder van zijne zuster de minste notitie te nemen.

Eenige minuten lang heerschte het diepste stilzwijgen. Hermina speelde met haar parasol; Ferdinand was in zijn boek verdiept. Eindelijk begon Hermina.

„Ik moest mij eigenlijk schamen, dat ik tot heden uwe fabriek nog niet bezocht hebzeide zij.

O, dat neem ik u niet kwalijkwas het korte antwoord van haar broeder.

„ Ik ben daartoe thans opzettelijk herwaarts gekomen.quot;

„Zoo!quot; antwoordde Guttmann junior, en de toon, waarop hij dat woord sprak, kon zijne zuster niet doen denken, dat hij verheugd was over haar bezoek.

„Gij zult toch wel zoo galant zijn, Ferdinand, om mijne reis niet te vergeefs te doen wezen?quot; vroeg zij lachend.

„Het doet mij leed, gij hebt een zeer slechten tijd gekozen antwoordde Ferdinand ontevreden.

„ Gekheid! Ik maak het u zoo zelden lastig, dat gij zelfs voor een gril wel een uurtje kunt opofferen.quot;

„Het kan niet; kom over veertien dagen.quot;

„Dat is niet beleefd, Ferdinand. Sluit nu uw boek; gij weet dat, wanneer ik eenmaal iets wil, gij uw tijd verliest met tegenstreven. Toen ik hier aankwam, maakte de machine zulk een geraas, dat ik het vaste voornemen maakte te zien hoe het raderwerk zich beweegt.quot;

„In Gods naam!quot; hernam Ferdinand, terwijl hij met een spijtig gelaat zijn boek sloot. Daarna bood hij zijne zuster den arm.

„Zoo, Ferdinand, nu zijt gij galant, en tot belooning zal ik u introduceeren in een kransje, waarin men mij uitgenoodigd heeft.quot;

Beiden gingen arm in arm door den gang naar eene achter-

O o o O

deur, die toegang gaf tot eene binnenplaats. Aan de overzijde dezer plaats lag het fabrieksgebouw.

„Allereerst bezoeken wij de teekenzaal,quot; verklaarde Ferdinand,

-ocr page 78-

78

terwijl hij eene deur opende en zijne zuster in de zaal leidde.

In de zaal werkten acht heeren, die de binnentredenden groetten en vervolgens hun arbeid voortzetten.

„Ha, daar is mijnheer Wahr,quot; riep Hermina, op den genoemde, dien zij spoedig ontdekt had, toetredende. „ Hebt gij over de fontein nagedacht? Zal het plan uitgevoerd kunnen worden ? quot;

„Ik geloof het wel, juffrouw,quot; stotterde quot;Wahr, die zich opnieuw tegenover Hermina in eene thans meer verklaarbare verlegenheid bevond.

„Zijt gij bij mijn vader geweest?quot; vroeg Ferdinand.

„ Ik heb voor eenige dagen de eer gehad aan hem voorgesteld te worden.quot;

„ Zoo, dat wist ik niet.quot;

„ Hebt gij ook reeds een plan van de teekening opgevat ?quot; vroeg Hermina. „ Gij geeft ons in 's hemels naam geen eeuwig waterspuwende tritons of miniatuur-walvisschen.quot;

„Wanneer gij, juffrouw, misschien zelve een schets zoudt willen maken , zal ik gaarne volgens uwe denkbeelden de teekening uitwerken.quot;

„Ik? neen, ik hanteer al te slecht de teekenpen. Dat gaat niet, mijnheer Wahr.quot;

Ferdinand, die een breede ontwikkeling van dit gesprek voorzag, stond als op gloeiende kolen. Hij brandde van verlangen om naar zijne boeken te komen. Daar kwam hem op eens eene gedachte in het hoofd....

„Mijnheer Wahr, zou ik u mogen verzoeken mij een dienst te bewijzen ? quot;

„Ik ben geheel tot uw dienst, mijnheer.quot;

„Mijne zuster wenscht de fabriek te zien. Nu heb ik het juist buitengewoon druk; wanneer gij dus de goedheid wildet

hebben in mijne plaats haar cicerone te zijn____quot;

Wahr, niet weinig verwonderd, antwoordde met een stomme buiging.

„Deze heer, Hermina, zal u alles veel beter dan ik kunnen verklaren, want ik ben koopman, en hij is technicus.quot;

„ En daar gij buitendien zoo buitengewoon weinig tijd hebtquot;.... bemerkte Hermina spottend.

„Neen, hij kan het inderdaad beter,quot; verzekerde Ferdinand,

„het is waar, ik heb de handen vol____ Nu, eer gij vertrekt,

zie ik u nog.quot;

„Ik weet het niet; gij hebt met uwe boeken zooveel te doen____quot;

„Inderdaad, beste zuster!quot; antwoordde de jonge fabrikanten verdween met grooten spoed uit de teekenzaal.

„Ik ben tot uw dienst, mejuffrouw !quot; zeide Wahr, nadat haar broeder de zaal verlaten had.

„En ik tot den uwen,quot; antwoordde Hermina. „Waar voert gij mij heen?quot;

-ocr page 79-

79

„Hier naast, naar de model-zagerij.quot;

Met deze woorden opende Walir eene in die zaal voerende deur, en Hermina trad binnen. Zij stonden nu te midden van het gewoel en gedruisch eener in volle werking zijnde fabriek.

Het dwarrelde Hermina voor de oogen bij den aanblik van dezen chaos. Bij al dat zagen, kloppen en stampen scheen het, als kon men zijn eigen woorden niet verstaan. De grond was met spaanders bedekt, en Hermina verwonderde er zich niet weinig over, dat de arbeiders, wier voeten slechts met ellendig schoeisel waren bekleed, op dien grond konden gaan, zonder die voeten te wonden. De voorname dames zouden zich echter nog geheel anders verwonderen, indien zij de moeite namen de werkplaatsen binnen te treden, waaruit de prachtige voorwerpen harer boudoirs voortkomen.

Men was juist bezig niet het model eener lithografische pers ineen te zetten. Toen de arbeiders met een groot stuk naderden, wilde Hermina ter zijde treden; zij deed eenige schreden achterwaarts om uit te wijken, toen de beide arbeiders, die het' stuk droegen, plotseling riepen: „Halt! halt!quot; Eer Hermina vermoeden kon, dat dit geschreeuw haar gold, voelde zij zich door Wahr bij den arm gegrepen en weggetrokken. Verbaasd zag zij Wahr aan; zijne wangen waren kleurloos. Zij zag om, en een siddering doorliep hare ledematen. In hare onmiddellijke nabijheid draaide, onhoorbaar door het gedruisch der werkplaats, een cirkelzaag van vijf voeten middellijn om hare as. Wel waren de gewone veiligheidsmaatregelen genomen, maar eene beweging van haar arm, of een luchttocht, die hare mantille naar de gevaarlijke richting dreef, kon haar in de ijzeren tanden voeren.

„ Ik dank uzeide zij, nadat zij van den schrik bekomen was. Zij beproefde over het dreigende gevaar te schertsen, maar haar hart verweet haar, dat zij een gevaarlijken weg had uitgekozen, om Wahr te leeren kennen.

„Wat wordt hier eigenlijk gemaakt?quot; vroeg zij, om toch iets te zeggen.

„Wanneer eene machine geteekend is, wordt zij in hout uitgevoerd,quot; antwoordde Wahr, „en dit geschiedt in deze werkplaats; wij hebben hier een volledigen timmermanswinkel. De afzonderlijke stukken gaan dan naar de gieterij, om daar in ijzer veranderd te worden.quot;

„En wanneer komen wij bij de stoommachine, welker geraas wij hier kunnen hooren ? quot;

„ Zij staat in de belendende zaal; deze deur voert naar een gang, die toegang geeft tot de machine-kamer. Maar wilt gij thans de machine nog wel zien?quot; vroeg Wahr bezorgd.

O O O

„Thans juist!quot; antwoordde Hermina. „ Laat ons daarheen gaan.quot;

Wahr opende de deur. Het gedruisch der werkende machines klonk nu nog luider, en in de machine-kamer was het waarlijk

-ocr page 80-

80

oorverdoovend. Het geknars der raderen, het op-en nederstijgen der kolven, het gesis van den ontsnappenden stoom maakten een beangstigenden indruk op Hermina, en zij greep onwillekeurig Wahrs arm, alsof zij tegen die geweldige krachten nogmaals de bescherming verlangde, die hij haar voor eenige oogenblikken verleend had.

„Yrees niets, mejuffrouw, merkte Wahr lachend op, „de Titan is gekneveld.quot;

„Toch overweldigt mij de ongewone aanblik daarvan; zie die stokers, als een paar duivels uit de hel bewegen zij zich in de vlammen.quot;

„ Dat alles is volstrekt zoo vreesèlijk niet, als het er den schijn van heeft; voor hem, die een begrip heeft van de oorzaken en de werking, verliezen al de vreesaanjagende vertooningen der dommekrachten haar invloed. Hij weet zich op een haarbreedte verwijderd te houden van de baan, welke de verpletterende raderen doorloopen. Zij moeten nu eenmaal loepen, en de stoker brengt zijn leven door, met kolen in het vuur en olie tusschen de voegen van het raderwerk te werpen.quot;

„ Dit leven moet ontzettend prozaïsch zijn.quot;

„O neen, mejuffrouw!quot; antwoordde Wahr, die allengs zijne verlegenheid aflegde, naarmate het gesprek op onderwerpen viel, waarin hij tehuis was. „ Het schijut dat in alle menschen iets dichterlijks ligt; de stoker krijgt zijne niachine lief; hij leert haar kennen met hare deugden en ondeugden, spreekt met haar alsof' zij een levend wezen ware, dat hem verstaat en wederkeerig bemint, en daarin ligtpoezië, die mijns inziens verdient opgemerkt te worden?quot;

„ En kunt gij uwe mathematische figuren op uw teekenraam ook met dien poëtischen atmosfeer omgeven ?quot;

„Ongetwijfeld, mejuffrouw!quot; sprak Wahr, en zijne stem werd luider; zelfs begon er zekere geestdrift uit te spreken. „Wat ik op het teekenraam werp, zijn de kiemen van nieuwe machines, zijn het resultaat van waarnemingen, die de menschelijke geest in de werkplaatsen der natuur gedaan beeft. Zooals de reuzen den hemel bestormden, zoo bestormen wij de vesting der eeuwige krachten; wij ontrukken den dondergod zijn bliksem, om dezen aan onzen geest toe te vertrouwen, die het hem toevertrouwde over land en zee voert. Het is een trotsch bewustzijn, dat ons vervult, het bewustzijn van nieuwe wegen op te sporen en hemel en aarde dienstbaar te maken aan den menschelijken geest.quot;

„Slechts weinige arbeiders zullen zich met dergelijke overwegingen bezig houden.quot;

„ Geloof dat niet, mejuffrouw. De smid, onder wiens machtigen hamer het ijzer zich uitstrekt, voelt zich heer over het taaiste metaal, en wanneer hij ook geen volkomen bewustzijn heeft van de poëtische zijde van zijn dagelijkschen arbeid, het ontbreekt

-ocr page 81-

81

hem niet geheel, en wat mij betreft, ik zou geen arbeider kunnen zijn zonder dat bewustzijn.quot;

„Zijt gij dan gaarne arbeider?quot;

„Zeer zeker! Met geen koning zou ik willen ruilen. Zorg en nood hebben met mij uit denzelfden schotel gegeten, maar daarom weet ik wat ik waard ben. In den armen Walir stelt niemand belang, maar, — en dit zeg ik niet om mij te prijzen — men waardeert wat ik weet en wat ik doen kan; dit is het bewustzijn, dat mij in de stormen des levens staande heeft gehouden.quot;

„ Ik geloof niettemin dat gij niet inoogt zeggen, dat niemand belang in u stelt.quot;

„Het gaat met den arbeider als met de soldaten in Wallen-steins leger; hij is slechts waard wat hij van zich zolven weet te maken; in zijn persoon stelt niemand belang. Hij is koopwaar, die men koopt, wanneer men ze noodig heeft, en prijsgeeft, wanneer men ze niet kan gebruiken; waarom zou ik eene uitzondering maken?quot;

„Gij hebt vrienden, ouders, zusters en broeders?quot;

„Ja, mejuffrouw, ik heb eerie moeder, die mij uit geheel haar hart bemint; zij stelt belang in mij, en het is eene goede schikking, dat ook de arbeider eene moeder heeft, die hem bemint om hem zeiven en vreugde en leed met hem deelt.quot;

„ Gij zult ook wel vrienden hebben..,

„Neen,quot; antwoordde Walir ietwat opgewonden. „Neen, neen!quot;

„Ei, ei, mijnheer Wahr, zijt gij een misanthroop?quot;

„Mejuffrouw,quot; sprak de jongeling, wiens verlegenheid terug begon te keeren, „gedoog dat ik u de draaierij toone; zij ligt tegenover deze zaal,quot; — dit zeggende, opende hij eene deur, die op de binnenplaats voerde en vervolgens op eene aan de andere zijde gelegen werkplaats.

„ Gij zijt zeer vriendelijk, daar gij mij herinnert aan het doel van mijn bezoek. Laat ons gaan.quot;

Beiden verlieten de zaal, om zich naar de draaierij te begeven.

„Nu, mijnheer Wahr,quot; vroeg Hermina, toen zij over de binnenplaats wandelden, „zijt gij werkelijk een misanthroop?quot;

„Mejuffrouw, het is mij niet mogelijk dit onderwerp met u te bespreken.quot;

„En waarom niet, wanneer ik zoo onbescheiden durf zijn u te vragen ? quot;

„ Omdat.... omdat.... ik tot geen prijs mij in uwe oogen belachelijk wil maken.quot;

„Gij hebt mij reeds zooveel gezegd, dat uwe bezorgdheid mij tamelijk overbodig toeschijnt. Ik geloof wel, dat ik uwe redenen zou billijken, wanneer gij ze mij zoudt mededeelen.quot;

„Nu dan, mejuffrouw, ik deel het lot, waaronder reeds zooveel arbeiders hebben geleden; opgevoed op eene wijze, die mijne

De Vrijmetski.aar. 102

-ocr page 82-

82

middelen te boven gaat, moet ik aanspraken maken, waartegen ik geen equivalent plaatsen kan.quot;

„ Schat gij dan uw hoofd en uw hart van zoo geringe waarde ? quot;

„Hoe hoog ik ze schat is de vraag niet; de vraag is alleen op welke waarde anderen ze schatten/'

„Op welke waarde mag mijn vader u wel schatten?quot; deze vraag deed Hermina, terwijl zij met den knop van haar parasol speelde, meer tot zich zeiven dan tot Wahr. Deze antwoordde er echter op:

„Op de waarde van een fontein.— Vergeving, mejuffrouw!quot; voegde hij er haastig bij, daar hij zag dat Hermina, door zijne woorden smartelijk verrast, vuurrood werd. „Ik wil niemand beleedigen en u allerminst, maar mijn gemoed is verbitterd , en ik oordeel misschien veel strenger, dan de toestand gedoogt, of de billijkheid toelaat.quot;

„Zeker doet gij dat, mijnheer Wahr. Gij hebt mij grooter verdriet aangedaan dan gij vermoedt.quot;

„Ik wil niet hopen, mejuffrouw....quot;

„Eindigen wij ons gesprek, mijnheer Wahr,quot; antwoordde Hermina ernstig, „ik zal niet naar de draaierij gaan; heb de goedheid mij naar mijn broeder terug te geleiden.quot;

„Neen, mejuffrouw,quot; sprak Wahr, terwijl hij stilstond, „ik zal u thans niet tot uw broeder voeren; ik zal niet dulden, dat een ondoordacht woord, in een oogenblik van verbittering uitgesproken, uwe ziel met afkeer tegen mij vervulle; die gedachte zou ik niet kunnen verdragen.quot;

Bij de laatste woorden gleed een nauw merkbaar lachje over Hermina's mond, en zij antwoordde, niet zonder eenige verlegenheid : „ Toch zult gij u aan deze gedachte moeten gewennen, en al zoudt gij ons huis ook dikwerf bezoeken, het zal u moeite kosten dat verdriet uit mijne ziel te verdrijven. Voer mij thans naar mijn broeder.quot;

„ Mag ik uit die woorden de overtuiging putten, dat gij mijne woorden niet gehoord wilt hebben?quot;

„Ik kan u niet beletten aan mijne woorden de gunstigste verklaring te geven. Het verheugt mij overigens zeer een man gevonden te hebben, die trotsch gaat op hetgeen hij vermag.quot;

„Ben ik in dit opzicht de eerste, dien gij ontmoet hebt?quot; vroeg Wahr lachend.

„Ja,quot; antwoordde Hermina zonder eenigen schroom ,„ ik heb genoeg jonge mannen leeren kennen, waarvan de een trotsch was op zijn voorkomen, de andere op zijn baard, deze op zijn nagels, gene op zijn rijkdommen of geboorte, paarden of honden. Maar gij zijt de eerste, die trotsch is op zijne kennis. Mocht ik u later nog onderhouden over uwe misanthropic, herinner mij dan daaraan.quot;

Wahr wist niet wat hij van Hermina's woorden denken moest; hij vond niets om er op te antwoorden en geleidde haar zwijgend

-ocr page 83-

83

naar het kantoor van Ferdinand, die weder achter zijne boeken verscholen zat. Daarop keerde Wahr naar de teekenzaal terug. Eenige oogenblikken later steeg Hermina in haar rijtuig.

Eene verklaring.

Weinige dagen na het gesprek, dat wij zoo even hebben beschreven, vinden wij Wahr weder op het landhuis van den raadsheer, om de beraadslaging over de fontein voort te zetten. Dit maal was echter het gezelschap , dat hij er aantrof, eenige hoofden sterker. Behalve Cesari en Heimthal, die hij kende, vond hij verscheidene heeren uit den aanzienlijken stand; het waren de vrijmetselaars, die op het feest in 't geheim eene vergadering hadden gehouden. Onder deze omstandigheden kon slechts terloops over de fontein gesproken worden , en in het genot van de edelmoedige gastvrijheid des raadsheers deelende, kon Wahr zich niet genoeg verwonderen over de welwillendheid, waarmede al dé' aanwezigen hem bejegenden. Spoedig kwam de sociale vraag op het tapijt, en Wahr had ten tweeden male gelegenheid zich te verwonderen over de kennis en de hoogachting, waarmede de

cT» O 7

heeren over den vierden stand spraken. Hij had zich van de bourgeoisie een geheel ander denkbeeld gevormd; zij scheen hem hooghartig en ongevoelig voor den arbeidenden stand, en alles wat hij hier hoorde en zag, getuigde van het tegendeel. Dit verwonderde

o 7 o o O

hem zoozeer, dat hij zich niet beletten kon daaromtrent eene opmerking te doen hooren.

„ Ik vind uwe opmerking natuurlijk ,quot; antwoordde hem een der heeren, „en toch berust uw oordeel op eene dwaling. Het is niet de stand der arbeiders, waarvan de aanzienlijken een afkeer hebben , maar uitsluitend de lage graad van beschaving, boven welke zij zich niet hebben kunnen verheffen. Hoe kan ik omgang hebben met een mensch, wiens blik niet verder reikt dan tot zijn hamer of nijptang? Hij begrijpt niet wat ik hem zeg, en wat hij mij zeggen kan is voor mij zonder belang; niettemin draag ik hem toch de achting toe, die elk eerlijk mensch verdient, en doe ik wat ik kan om zijne ontwikkeling te bevorderen. Waar echter de arbeider zich verheft boven de gewone sferen, laat ik mij niet door zijn stand terughouden , om hem in beschaafde kringen als mijn gelijke te behandelen.quot;

Het geheele gezelschap verzekerde, dat het die ineening deelde.

Terwijl Wahr aldus met rondborstigheid aan de gesprekken deelnam, was Cesari meer afgetrokken , en als hij woorden van lof hoorde over den arbeidersstand, krulde een spotachtige lach zijne lippen. Hij schatte die vleierijen, waarmede de behendigste leden der Vrijmetselarij de invloedrijkste leden der arbeidersver-eeniging trachtten te winnen, op hare juiste waarde. Hij wilde

-ocr page 84-

84

zulks echter niet doen blijken; ware hij evenwel de eenige arbeider onder de gasten van den heer Guttmann geweest, dan zou men zijne ware gevoelens gemakkelijk ontdekt hebben, doch men hield zich te veel met Wahr bezig, en op Cesari werd schier geen acht geslagen.

In den loop der volgende weken werden de bijeenkomsten voortgezet; soms hadden meerdere in eene week plaats. Toen namelijk in het begin van September de herderlijke brief der Duitsche bisschoppen uit Fulda verscheen, die bestemd was om de Katholieken gerust te stellen omtrent den omvang en de beteekenis der toenmaals reeds hevig bestreden pauselijke onfeilbaarheid, werd dat stuk het onderwerp van lange gesprekken, en op een wenk der Groot-Loge beschouwde men de bisschoppen als tegenstanders der Onfeilbaarheid. En terwijl de Loge deze meening door haar organen liet verspreiden, zorgden Wahr en Cesari, dat zij ook toegang vond in de arbeidersvereenigiiircen. Daardoor geloofde

, 1 1 OO c

men zich in tweederlei opzicht verzekerd te hebben van een wapen tegen de Katholieke Kerk. Wanneer, zoo concludeerde de Loge, slechts algemeen geloofd wordt, dat het Duitsche Episcopaat tegen het dogma is, dan zijn bij eene eventuëele definitie van bet dogrna twee gevallen mogelijk: öf de bisschoppen onderwerpen zich niet, en dan zal hun afval van Eome het Katholicisme in Duitschland eene onheelbare wonde toebrengen; óf zij onderwerpen zich wel, en dan zal het gemakkelijk vallen allen, die aan den tegenstand der bisschoppen geloofd hebben, van hunne karakterloosheid te overtuigen, en die lieden zullen zonder veel moeite van de Katholieke Kerk afgescheurd kunnen worden. In het eerste geval heeft men de herders van de kudden en in het laatste geval de kudden van de herders gescheiden. Wahr begreep niets van het duivelachtige van dit plan; hij was te rondborstig en te groot vijand van de leugen, om spoedig aan bedrog te denken, en wanneer hij in de arbeidersvereeniging verklaarde, dat de bisschoppen tegenstanders der Onfeilbaarheid waren, deed hij zulks, omdat hj het geloofde, en omdat hij, door zoo te spreken, meende de zaak van verlichting en vooruitgang te dienen. Cesari daarentegen doorschouwde onmiddellijk de helsche manoeuvre, maar zij viel in zijn geest: hij haatte de Katholieke Kerk, omdat zij de natuurlijke vijandin was van zijn boosaardig hart, en daarom leende nij gaarne de diensten van handlanger, ja, den storm voorziende, verheugde hij zich in het te voorschijn roepen daarvan een werkzaam aandeel te hebben.

Terwijl Herman Wahr, gestreeld door de vleierijen zijner nieuwe vrienden en door de in het booze zoo geoefende hand van Cesari meer en meer in den strijd gewikkeld, de verschillende partijen niet meer wist te onderscheiden; terwijl hij zich gedurig meer verwijderde van den weg, hem door de hand zijner brave moeder aangewezen; terwijl hij zich zoo immer gehuld zag in de duisternis

-ocr page 85-

85

van den nacht, begon voor hem eene ster te flikkeren, die geruimen tijd een helder licht was, hetwelk hem voor den volkomen val in den afgrond bewaarde.

Reeds bij zijne eerste ontmoeting in den tuin had Hermina op het gemoed van Wahr een diepen indruk gemaakt; haar welluidende stem had in zijn ontvankelijk hart een echo gevonden en hare kinderlijke onschuld, die op haar geheele verschijning in hare houding en manieren lag uitgedrukt, hem geheel overmeesterd. Wat was dus natuurlijker dan dat haar beeld hem levendig bezig hield en den wensch bij hem deed ontstaan, steeds in zijne nabijheid te verblijven, steeds er mede vereenigd te zijn. Reeds toen Hermina de fabriek van haar broeder bezocht, uitsluitend om Wahr nader te leéren kennen, had de aanvankelijk vormlooze wensch van Wahr een concrete gestalte aangenomen, en daar hem de onmogelijkheid van de vervulling van dien wensch duidelijk voor oogen stond, had hij haar toenmaals bijna op scherpen toon van zich afgewend, toen het gesprek eene wending begon te nemen, die de grenzen van zijn gemoedsleven dreigde te overschrijden.

Eu hoeveel hooger stegen deze gevoelens, toen hij bij zijne herhaalde bezoeken in het huis van Guttmann met Hermina meermalen in gesprek kwam, en deze persoonlijk den invloed op hem begon u;t te oefenen , die vroeger slechts het werk zijner fantasie was.

En deze gesprekken werden talrijker en langzamerhand van vertrouwelijken aard. Mevrouw Guttmann begon behagen te scheppen in den jongeling, op wiens geheele wezen zekere genialiteit lag uitgedrukt. Zij onderhield zich gaarne met Wahr, daar hij het verstond, aan de eenvoudigste zaken eene dichterlijke zijde te vinden en wars van alle vleierijen steeds het hart op de tong droeg. Zij zag hem daarom gaarne in hare woning verschijnen en vond , bij de welwillendheid, waarmede de raadsheer en diens talrijke vrienden hem bejegenden, in zijne armoede noch in zijne positie in de fabriek van haar zoon den minsten aanstoot.

Veel inniger nog voelde Hermina zich tot Wahr aangetrokken; nadat het in haar hart zekerheid was geworden, dat de jongeling haar dierbaar was, dacht zij aan geen moeielijkheden, geen zwarigheden. Zij meende niemand te hebben, aan wien zij haar hart kon openbaren, en zoo leefde zij in een droom van geluk, waarvan niemand zelfs het geringste vermoeden had. Daardoor wierp zij echter onophoudelijk brandstof op het vuur liarer neiging, en het verkeerd opgevoede meisje dacht er niet aan, dat dit vuur haar eenmaal noodlottie zou kunnen worden.

Wahr leefde, zooals wij zeiden, eveneens in een droom, maar voor hem was het geen droom van geluk, want dit scheen hem onbereikbaar toe. Hoe zou hij het wagen de hand tot haar uit te steken, hij, de arme arbeider, die haar niets te bieden had als zijn hart, een hart, dat voor de wereld zoo weinig waarde heeft! Hij mocht wellicht door haar bemind- worden, maar zou die neiging

-ocr page 86-

86

tot eenig resultaat kunnen leiden? Hij zag haar door hare familie bovenmate gevierd; zou hij misschien de kiem der tweedracht in die familie, welke hem met zooveel welwillendheid opgenomen had, de kiem van onrust in het hart van het meisje, brengen, dat hem boven alles dierbaar was?

Wahr nam zich voor het huis van Guttmann te mijden; hij wilde daar de rust en den vrede niet verstoren; maar met nieuwen aandrang trok de speelbal der Loge hem in den partijstrijd, en Wahr gaf aan Guttmanns uitnoodigingen , die zoozeer overeenkwamen met den wensch van zijn hart, maar al te zeer gevolg. Deze bestendige zielestrijd, deze afwisseling van vaste voornemens en gemakkelijke verzaking daarvan deden zijne wangen verbleeken, en zijn oog scheen droevig en mat.

Hermina bemerkte die verandering spoedig, en instinctmatig begreep zij er de oorzaak van. Onder deze omstandigheden waardeerde zij het zeer in Wahr, dat hij haar nimmer een woord over zijne neiging gesproken had. Deze edele terughouding, waarvan de beweegredenen haar duidelijk waren, deden haar voortdurend vergelijkingen maken tusschen Wahr en de overige jongelieden, die zij kende, en deze vergelijkingen vielen natuurlijk ten gunste van Wahr uit. Een tijd lang duurde die toestand, maar ten laatste werd hij ook Hermina ondraaglijk, en toen eenmaal de meening bij haar vaststond, dat aan dien toestand een einde moest komen , op welke wijze ook, besloot zij tot een stap, waarvan zij het gewicht nauwelijks besefte.

De gelegenheid, waarnaar zij nu zocht, liet niet lang op zich wachten. Op zekeren dag bevond Wahr zich met haar en mevrouw Guttmann onder de platanen, waar de fontein zou aangelegd worden. Opeens werd mevrouw Guttmann geroepen, en de beide jongelieden waren alleen.

„Nu of nooit!quot; dacht Hermina, en na eenig aarzelen gaf zij het gesprek de begeerde wending.

„Weet gij wel, mijnheer Wahr,quot; zeide zij, „dat gij mij nog een antwoord schuldig zijt?quot;

„Hoe zoo?quot;

„Gij zoudt mij nog zeggen, waarom gij een menschenhater zijt quot;

„Ik?quot; antwoordde Wahr, vuurrood wordende.

„Ja, gij zult u herinneren, dat ik u deze vraag deed op de binnenplaats der fabriek.quot;

„Toenmaals heb ik u verzocht van dit onderwerp af te stappen, en thans verzoek ik u nog dringender er niet op terug te komen.quot;

„ Moet dit het antwoord zijn ?quot;

„Ik moet u verzoeken mij een antwoord te besparen , waarvan ik de gevolgen niet kan overzien.quot;

„Gij prikkelt mijne nieuwsgierigheid in plaats van die te bevredigen.quot;

„ Ik smeek u, mejuffrouw, laat ons mevrouw Guttmann opzoeken.quot;

„ Even sterk verlangde ik toenmaals naar mijn broeder,

-ocr page 87-

87

maar aan mijn verlangen werd niet onmiddellijk voldaan!....

„ Maar wat kan het doel van uwe vraag wezen ? quot;

„ Een man als gij , die met zooveel geestdrift naar idealen streeft^, kan niet ontoegankelijk zijn voor sympathie, voor genegenheid.^

„Ik heb het ook niet beweerd; 't was slechts uwe vraag.quot;

„Ik heb de zaak overwogen en hen tot het besluit gekomen, dat gij hopeloos bemint. Is het niet zoo ?'

„Indien dit zoo ware?quot; vroeg Wahr, het gelaat afwendende.

„Dan klaag mij uw leed,quot; antwoordde Hermina, al hare genegenheid in die woorden leggende. „ Ik ben wel nauwelijks de kinderschoenen ontwassen, maar gij zult zeker de deelneming vinden, waarnaar uw hart verlangt.quot;

„En gij zijt degene, aan wie mijn hart zijne smart in geen geval mao; openbaren,quot; sprak ahr met een diepen zucht.

„Waarom ik juist?quot; vroeg Hermina lachend.

„ Orndat mijne gevoelens ten opzichte van u in een licht zullen verschijnen, waarover ik mij zou moeten schamen.

„Is uwe geliefde die gevoelens onwaardig?quot;

„O neen,'' rien Wahr vol geestdrift en citeerde half luid een vers, waarin de onschuld, trouw en zuiverheid des harten van een jonkvrouw worden geprezen.

„Nu, dan?quot; vroeg Hermina.

„ Zij is schatrijk, ik ben arm.quot;

„ Gij hebt met een citaat uit een dichter geantwoord; veroorloof mij u er ook een te doen hooren: „ De trouw des braven mans alleen is een hecht dak in deze stormachtige tijden.quot;

„ Ja, mejuffrouw, dat zegt de dichter, de man der idealen, maar de wereld spreekt anders. Zij zegt; „Ziedaar den doortrapte , die zijne strikken uitgeworpen heeft, om eene rijke bruid te vangen. Ik geef er daarom de voorkeur aan, mijne sympathie in het diepste mijns harten te verbergen, liever dan ze aan bespotting of den laster der wereld bloot te stellen.quot;

„ Trotschheid, mijnheer Wahr, niets dan trotschheid, die gelooft kwade longen tot zwijgen te kunnen brengen en inmiddels harten gaat breken.quot;

„ Ik lijd alleen.quot;

,, Zijt gij daar zeker van ?quot;

„ Ik heb haar ten minste mijne gedachten niet geopenbaard.quot;

„Ah zoo, en gij gelooft dat zij niets weet of ziet, zoolang alles niet voor notaris en getuigen is vastgesteld?quot;

„O, gij weet niet hoe gruwzaam gij zijt, terwijl gij mij een beeld voor oogen houdt, aan welks verlies mijn hart zich reeds gewoon gemaakt heeft.quot;

„Welks verlies? Een verlies zonder strijd? Laat mij dit woord niet meer hooren. Wanneer hinderpalen zich tegen u verzetten, tracht ze te overwinnen; valt gij in den strijd, dan zal uw onder-sanc u meer vereeren dan uw verlies.quot;

O O

-ocr page 88-

„En dat zegt gij mij, Hertnina?quot; riep Wahr buiten zicli zeiven. „En wanneer gij eens den prijs waart van dezen strijd?quot;

„Ik? ik zou niet de prijs maar de deelgenoote van den strijd zijn,quot; merkte Hermina schier fluisterend op.

„Maar, Hermina, ik weet niet wat ik hoor, wat moeten deze woorden beteekenen ? quot;

Wahr kon nauwelijks gelooven , wat hij gehoord had, en riep opeens uit: „O Hermina! gij maakt mij gelukkig! Nu vrees ik den strijd op leven en dood niet. Wanneer gij de mijne worden wilt, zal, wat de arme AVallr heeft, het uwe zijn, het uwe voor geheel uw leven. Nu naar uwe ouders, Hermina ! quot;zeidehij vervolgens.

„ïsog niet,quot; antwoordde Hermina, „geef mij eenige dagen tijds, opdat ik met mijne moeder spreke.quot;

„ Er moet waarheid zijn tusschen u en mij. Ik zal u niet wederzien voor ik weet of er oorlog of vrede zal zijn. Eu het zal oorlog wezen,quot; voegde hij er zacht bij.

„t Zij zoo, sprak Hermina, „wij zullen te zamen strijden.quot; Op dit oogeublik verscheen mevrouw Guttmann, en daardoor werd aan het gesprek een einde gemaakt. Wahr vond echter nog tijd om tot Hermina te zeggen. „ Lang kan ik deze onzekerheid niet verdragen; over eene week kom ik terug en hoop dan uit den mond uwer moeder mijn vonnis te hooren.quot;

Ten gevolge van mevrouw Guttmanns tegenwoordigheid werd nu het gesprek op andere onderwerpen gebracht, maar deze wending, hoe natuurlijk, was voor de jongelieden zeer pijnlijk. Nimmer had W ahr zoo vurig als thans naar eene gelegenheid gezocht om zich te verwijderen, en zoodra deze zich vertoonde, verliet hij, geslingerd tusschen hoop en vrees, het landgoed van den raadsheer, om zich naar zijne nederige woning te begeven. Hij kon zich niet ontveinzen, dat ontzaglijke hinderpalen zich op zijn weg zouden opdoen.

De handelwijze van Hermina, niet minder dan die van Wahr, verdient zeker in elk opzicht strenge afkeuring. Het onervaren meisje besliste, zonder hare ouders, haren biechtvader of wien ook geraadpleegd te hebben, over het lot haars levens, daarbij alleen afgaande op de neiging van haar hart, dat zich aangetrokken gevoelde tot den rondborstigen, beschaafden jongeling. Zij liet zich niet eens terughouden door de meeningen en beginselen, die Wahr aankleefde op godsdienstig gebied, welke zij waarschijnlijk had leeren kennen ten gevolge van de bezoeken des jongelings in haars vaders huis. Kende zij die niet, dan was haar stap nog on-verantwoordelijker. Wahr toch loochende alle geopenbaarde waarheid , ja was een volslagen godloochenaar; de godsdienstige gevoelens, hem door zijne brave moeder ingeprent, waren op de polytechnische school uit zijn hart gerukt, en van den eertijds godsdienstigen jongeling was slechts, wat men in de moderne terminologie een beschaafd mensch noemt, overgebleven.

-ocr page 89-

89

Toch was Hermina niet de voornaamste schuldige. Hare ouders hadden haar eene verkeerde opvoeding gegeven ; werd de godsdienst in het huis van Guttmann al niet bespot, men luisterde weinig naar zijne voorschriften, en de opvoeding van Hermina was bloot wereldsch. Nimmer had men er zich op toegelegd hare verkeerde neiginffen tegen te gaan, nog minder haar geleerd al hare hande-

O O O O 7 O o

lingen in te richten naar den wil van God.

De daad van Hermina kon daarom beschouwd worden als eene straf, die over hare ouders kwam. Die daad toch was een formeel verzet tegen, eene verachting van het ouderlijk gezag en liet voorzien , dat de ouders genoodzaakt zouden worden voor den wil van hun kind te bukken. Dat later zich alles ten goede heeft geschikt, kan Hermina, Wahr, noch hunne ouders verontschuldigen, maar moet alleen worden toegeschreven aan de eindelooze barmhartigheid Gods, die medelijden heeft met de dwaasheden van hen, die Hem vergeten.

Heilrijke les voor alle ouders! Willen zij door hünne kinderen ten allen tijde geëerd worden, dat zij hun eerbied voor Gods geboden en voor het ouderlijk gezag van hunne prilste jeugd af inprenten.

Fatsoenlijke lieden uit den tegenwoordigen tijd.

De postambtenaar Schalier te Nordheim geraakte in groote verlegenheid, toen hij den brief van Hernal opende en de letters bestudeerde. Hoe verder hij kwam, des te ontevredener werd zijn gelaat. Eindelijk had hij den brief ten einde gelezen, en mompelde hij tusschen de tanden: ,, Eene vervloekte geschiedenis! Hoe zal dat afloopen?quot; Daarna snelde hij, ofschoon hij vrijen tijd had, naar het postkantoor en hielp met groote bereidwilligheid zijne collega's in het sorteeren der brieven. Zijne collega's zouden zeker voor die hulp gedankt hebben, indien zij den brief van Hernal gezien en de daarin voorkomende figuren en letters ontcijferd hadden. De brief was van den volgenden inhoud:

„Brieven, welke binnen de eerstvolgende drie dagen van hier aan den directeur van het krankzinnigengesticht te Nordheim, dr. Rothan, gezonden worden, moeten achtergehouden en aan het onderstaande adres gezonden worden:

„Voor het centraal-comité der Internationale „Eichard Heknal, Hotel de Gouden Leeuw.quot;

Dit bevel was het, dat den postbeambte in zoo groote verlegenheid bracht en hem aanleiding gaf, zijne collega's in hun arbeid bij te staan.

Hij, die dit laconieke bevel had afgezonden, zat inmiddels

-ocr page 90-

90

in zijne kamer in den Gouden Leeuw. Hij verliet haar bijna niet. Schier den ganschen dag bracht hij in correspondentie door, en de brieven, die hij schreef, en waarvan sommige zeer lang waren, gingen naar verschillende steden. Opmerkelijk genoeg waren deze brieven steeds aan personen gericht, die de alledaagsche namen Müller, Schmidt, Meyer en dergelijke droegen. Wanneer de dagbladen aangekomen waren, liet hij ze door den kellner op zijne kamer brengen en bestudeerde ze zorgvuldig. Daarbij maakte hij veelvuldig uittreksels. Ook ontving hij brieven, waarvan verscheidene geschreven waren in dezelfde letters als die, welke hij aan den postambtenaar Schalier had gezonden. Nadat hij ze gelezen had, gingen zij zonder onderscheid ten vure.

Op den tweeden dag, toen hij weder in zijne correspondentie verdiept was, vond hij onder de brieven, die de kellner hem bracht, er een uit Nordheim; haastig verbrak hij hetzegel. Het couvert bevatte een verzegeld schrijven aan dr. Rothan. Zonder zich te bedenken, brak hij ook dezen brief open, doch vond niets dan een blaadje wit papier.

Een boosaardige lach krulde bij deze vondst zijne lippen. „ Gelooft de stumpert mij met zulke listen der Vrijmetselaarsloge te vangen?quot; mompelde hij.

Haastig stopte hij een pijp, stak ze aan, en hield het blaadje boven de brandende tabak, zoodat. het overal verwarmd werd.

Het gevolg dezer operatie beantwoordde volkomen aan zijne verwachting.

Achtereenvolgens verschenen op het papier bleeke strepen, die voortdurend duidelijker werden en zich tót letters en vervolgens tot woorden verbonden. En Hernal las:

„Men heeft mij een schrijven afgeperst, dat toonder machtigt Carolina Gelther af te halen; zend haar naar de andere wereld, dan zijn wij beiden beschermd tegen allerlei onaangenaamheden; het kan u als geneesheer niet moeielijk vallen zulks te doen, zonder dat er iets van blijkt. Ik bescherm u met mijn eerewoord en met de geheele macht der Loge/'

O O

Het stuk was onderteekend met een H.

Met eene verwensching op de lippen sprong de gezant der Internationale van zijn stoel op. „Bravo, bravo!quot; riep hij, „ daar hebben wij eene correspondentie tusschen twee fatsoenlijke lieden uit den tegenwoordigen tijd, voor welke de bevolking van alle mogelijke tuchthuizen respect hebben moet, maar ik zal u ontmaskeren, wolven in schaapsvel, en wel zóó, dat alle duivels uit de hel er zich in zullen verheugen.quot;

Terwijl hij sprak, trok hij aan het schelkoord; de binnentredende kellner vond hem bezig met het maken van zijn toilet.

„Bezorg mij onmiddellijk een rijtuig voor heden en morgen; ik ga een kleine reis doen en zal waarschijnlijk niet voor morgenmiddag terugkeeren. De brieven, die voor mij in dien tijd

-ocr page 91-

91

mochten aankomen, legt gij op de tafel, want, zooals gij begrijpen zult, ik houd deze kamer.quot;

De kellner verwijderde zich even snel als hij gekomen was; blijkbaar bad de gast, die reeds de pantoffels weggeworpen en de laarzen aangetrokken had, grooten haast. Lang voor het rijtuig verscheen, stond Hernal reisvaardig in het portaal des hotels, terwijl hij ongeduldig in de straat zag en een sigaar tusschen de tanden fijn maalde. Eindelijk kwam de wagen. Hernal opende zelf het portier en sprong in het rijtuig.

„Waar wilt gij heen?quot; vroeg de koetsier.

„ Naar Nordheim.quot;

„ Zeer goed!quot; antwoordde de koetsier, en de zweep op de paarden leggende, reed hij met eene vreeselijke snelheid, die Hernal echter veel te gering voorkwam.

Op ongeveer vijf minuten afstands van Nordheim lag op eene hoogte een groot vierkant gebouw, te midden van hoven en tuinen, die door muren omgeven waren. Het was het krankzinnigengesticht van dr. Eothan, een geneesheer, die zich in een groote reputatie verheugde.

In den namiddag van den dag, waarop Hernal den brief uit Nordheim had ontvangen, hield zijn rijtuig stil voor de poort van het gesticht. De rit had drie uren geduurd, en dezen tijd had Hernal gebruikt om na te denken over de rol, die hij besloten had ten einde toe te spelen.

Een eenvoudig gekleed bediende opende de poort, en Hernal verliet den wagen en trad het gesticht binnen.

„ Is dr. Rothan te spreken rquot; vroeg hij den bediende.

,, De dokter bevindt zich in zijne studeerkamer. Wien heb ik de eer bij hem aan te dienen ?quot;

7^g hem slechts, dat een heer verschenen is, die den dokter persoonlijk een brief van den directeur Heirathal te overhandigen heeft.quot;

De bediende verdween en kwam na eenige oogenblikken terug met de uitnoodiging aan den vreemdeling om hem te volgen.

Een halve minuut later stond Hernal tegenover dr. Eothan.

Ofschoon gewoon aan allé mogelijke vermommingen en in staat om in moeielijke toestanden zijne kalmte en tegenwoordigheid van geest te bewaren, liep Hernal toch, toen hij binnentrad, eene doodelijke bleekheid over het gelaat. Daarop werd het vuurrood, en zijne oogen fonkelden als die eens tijgers, welke zich tot den sprong op zijne prooi gereed maakt. Zijne lippen beefden; de bovenlip trok een weinig op, zoodat de op eikander geklemde tanden zichtbaar werden. De handen balden zich krampachtig, en het schrijven van Heimthal, dat hij in de rechterhand hield, ondervond daar duidelijk zichtbaar de uitwerking van.

Dit alles duurde evenwel slechts eene seconde; zijn gelaat nam

-ocr page 92-

92

onmiddellijk de uitdrukking aan der diepste smart, en zwijgend reikte hij den geneesheer den brief van Heimthal toe.

Terwijl dr. Eothan den brief las, bestudeerde Hernal zijn gelaat. De geneesheer was een man van ruim vijftig jaren met een glad geschoren, onbeteekenend gelaat; slechts het grauwe oog sprak van schranderheid en scherpzinnigheid; hij had den vasten blik, den geneesheeren van krankzinnigen eigen en waarmede zij een betooverenden invloed op de hun toevertrouwde zieken uitoefenen. De studeerkamer, waarin hij zich bevond, was eenvoudig maar smaakvol gemeubeld; tegen de muren stonden groote kasten, die met tallooze boeken gevuld waren. De dokter zat aan een met papieren bedekte schrijftafel, waarop onderscheidene wetenschappelijke tijdschriften plaats gevonden hadden. Ook lag er een dagblad, en Hernal erkende aan de vele quadraten, welke in den tekst gedrukt waren, dat het een vrijmetselaarsblad was

„ De heer Heimthal schrijft mijzeide de geneesheer, „ dat gij den last hebt om Carolina Gelther af te halen. Zijt gij bekend met haar toestand ? quot;

„ Neen.quot;

„Zij leed aanvankelijk aan hevige aanvallen van krankzinnigheid; thans is zij rustiger, ofschoon de aanvallen niet geheel en al wegblijven. Ik zie niet in wat het vervoer naar hare familie zou kunnen verhinderen; integendeel zal de reis met de daaraan verbonden lucht verandering weldadig op haar werken. Waarheen gaat gij met haar ? quot;

„ Haar ootn woont te Cuxhafen, en ook hare moeder is voornemens zich naar die plaats te begeven. Wij willen hopen, dat de zeelucht een gunstigen invloed op haar zal uitoefenen.quot;

„ Zonder twijfel.quot;

„Gij hebt dus geen bezwaar tegen het vervoer?quot;

„Niet het minste; integendeel persoonlijk doet men mij daarmede een dienst. Want ik heb die vrouw alleen opgenomen op aanbeveling van den heer Heimthal, die mij beloofde mij de noodige ambtelijke papieren te zullen bezorgen; dit is evenwel tot heden ten gevolge van de officiëele langdradigheid en de afwezigheid der bloedverwanten niet mogelijk geweest.quot;

„ Ik dacht niet aan ambtelijke papieren en vroeg u alleen of er met het oog op hare gezondheid geen bezwaar is tegen haar vervoer. Wat de eerste betreft, de familie heeft van den goeden naam der familie Heimthal zoowel als van den uwen zulk een hoog denkbeeld, dat bij haar niet de minste twijfel is gerezen, of de overbrenging van Carolina naar dit gesticht werd gevorderd door haar toestand, en veroorloof mij er bij te voegen, ook de naastenliefde heeft haar deel in dit werk gehad.quot;

Bij de laatste woorden verscheen een grimmige uitdrukking op Hernals gelaat, doch slechts voor een oogenblik; dan verkondigde

-ocr page 93-

93

het weder de diepe droefheid, die door een ongelukkige gebeurtenis wordt veroorzaakt.

„Die meening heeft voor mij groote waarde,quot; antwoordde dr. Kothan. „ Niettemin is er mij veel aan gelegen de redenen op te geven van de niet-aanwezigheid der bedoelde papieren, omdat mij dit ten minste om den vorm een verantwoordelijkheid zou kunnen kosten, welke ik tot geen prijs voornemens ben te dragen. Wanneer denkt gij Carolina af' te halen?quot;

„Als haar toestand hot gedoogt, neem ik haar onmiddellijk mede; mijn rijtuig staat voor de deur.quot;

„Uw wensch kan vervuld worden. Mocht zij u op de reis van haar kind spreken, zeg haar dan slechts, dat gij haar naar hetzelve heenvoert, en zij zal u volgen waarheen gij gaat.quot;

„Acht gij geen verdere voorzichtigheidsmaatregelen noodig?quot;

„Neen, wanneer gij haar toegeeft in haar idee fixe, zal zij u als een hond gehoorzamen.quot;

„Dus blijft mij nog slechts over de geld-quaestie te behandelen; wilt gij mij zeggen hoeveel de familie van Carolina Gelther'u schuldig is?quot;

„Niets, mijnheer. De heer Heimthal heeft alle kosten gedekt en mij integendeel opgedragen, wanneer ten dienste der zieke nog iets noodig mocht zijn, daarvoor te zorgen. Gij kunt dus tegen re^u over mijne kas beschikken.quot;

„Ik dank u,quot; antwoordde Hernal opstaande, „wij zijn u en den heer Heimthal reeds zooveel verschuldigd, dat wij deze verplichtingen niet kunnen vermeerderen. Moge ons gelegenheid worden geschonken, om u te vergelden wat gij voor de ongelukkige gedaan hebt.quot;

„Daartoe verplicht mij het beroep van arts — Wat zullen wij doen met de goederen der zieke?quot;

„ Het noodzakelijkste kan zij in een reiszak medenemen, en het overige verzoek ik u te zenden aan het adres; „Carolina Gelther te Cuxhafen, poste restante/'

„Zeer gaarne, ik zal de zieke doen roepen.quot;

De geneesheer trok aan het schelkoord en beval den binnen-tredenden bediende, de zieke op No. 15 tot hem te brengen.

Na eenige oogenblikken van angstige spanning hoorde Hernal schreden in den gang; zijn hart klopte schier hoorbaar, en zweetdruppels bedekten zijne slapen; de trekken van zijn gelaat geraakten in rustelooze beweging. Eindelijk werd de deur geopend; een vrouw van ruim twintig jaar in een eenvoudig grauw gewaad trad binnen. Het bleeke en magere gelaat had eenige overeenkomst met dat van Hernal, doch het oog had bijna allen glans verloren, en de oogleden waren bloedrood, getuigen van lange, doorwaakte nachten. Haar bruin haar was kort afgesneden en hing glad tot

O O O

in den hals. Toen Carolina binnentrad, stond Hernal zoo, dat zij hem niet kon zien; zij geloofde daarom met den geneesheer alleen

-ocr page 94-

94

te zijn, tot deze, met de hand op Hernal wijzende, zeide: „Deze heer.....quot;

Bij deze woorden keerde Carolina zich in de richting, waarheen de arts wees; toen zij Hernal zag, stond zij een oogenblik als wezenloos, streek de hand langs de slapen, slaakte een snijdenden gil en wankelde. Hernal snelde toe en greep de ongelukkige in zijne armen.

De geneesheer stond op. „Wie zijt gij ?quot; vroeg hij Carolina schijnt u te kennen.quot;

Het meisje kwam langzaam tot bewustzijn en sloot eindelijk den gezant der Internationale krampachtig in hare armen.

„ O mijn broeder,quot; riep zij , „ God zendt u ter mijner redding, help mij, verlaat mij niet!quot;

„Stel u gerust, Carolina, gij zult met mij gaan; moeder verwacht u, maar wees rustig en niet zoo opgewondensprak hij geruststellend en streek het haar van hare oogen weg.

„Naar moeder! Neen, neen, ik heb onzen naam onteerd; ik kan haar niet onder de oogen komen en ben toch slechts het offer der schandelijkste boosheid.quot; En zij brak los in een stroom van tranen.

„ Zij krijgt een aanval,quot; zeide de geneesheer met een bedenkelijk gelaat. „Waarom hebt gij mij niet gezegd, dat gij in zoo nauwe betrekking tot de zieke staat; dan hadden wij baar kunnen voorbereiden , en alles zou gelukkig afgeloopen zijn. Thans weet ik niet of ik veroorloven kan...

„Wat kunt gij niet veroorloven?quot; riep Hernal of liever Lode-wijk Gelther uit, en het scheen alsof zijne hand in zijn zak een wapen zocht. „ Gij gelooft toch niet, dat ik zonder mijne zuster dit huis verlaat? De aanval zal voorbijgaan en mijne zuster herstellen.quot;

„ Gij kunt doen wat gij wilt, maar het blijft ter uwer verantwoording; ik heb eigenlijk geen recht om haar terug te houden.quot;

„ Zeer zeker zal ik haar medenemen; zie, zij wordt reeds bedaarder.quot;

Inderdaad scheen Carolina met bijna bovenmenschelijke kracht hare aandoening te bedwingen, en de geneesheer, die inwendig verheugd was van haar ontslagen te worden, maakte geen verdere bedenkingen. Zoo begaf zij zich dan, door haar broeder en dr. Eothan geleid, naar hare kamer, om de noodige beschikkingen voor haar vertrek te nemen. In minder dan een half uur was zij reisvaardig en verliet aan den arm van haar broeder het gesticht, waar zij zes maanden lang het vreeselijkst lijden had doorstaan.

Lodewijk hielp zijne zuster het rijtuig beklimmen en antwoordde op de vraag van den koetsier, waarheen hij hem brengen moest: „ Naar Audorf.quot;

De beide reizigers zetten zich in het rijtuig neder en spraken geruimen tijd geen woord. Lodewijk was zeer ernstig en treurig,

-ocr page 95-

95

en soms beet lüj op de lippen, als bedwong hij de uitdrukking zijner gemoedsaandoeningen. Carolina was in nog veel pijnlijker toestand. Nadat zij nu hare vrijheid had teruggekregen, beefde zij bij de gedachte hare moeder onder de oogen te moeten treden, en bijna wenschte zij weder in het krankzinnigengesticht te zijn. Zoo woedde een hevige storm in haar hart, tot eindelijk een vloed van tranen haar eenige verlichting aanbracht.

O O

Haar broeder zweeg en liet haar weenen; hij begon eerst het gesprek, toen zij een weinig bedaarder was geworden. Allereerst wilde hij van haar weten wat haar in het huis van Heimthal wedervaren was.

Was de vraag pijnlijk, het antwoord niet minder, doch Carolina begreep dat zij aan het verlangen moest voldoen. Zij herinnerde hem hoe zij als een eenvoudig meisje van achttien jaren als gouvernante in het huis van Heimthal gekomen was. Zoodra zij het gevaar bemerkt had, dat haar in zijn woning bedreigde, had zij naar eene andere betrekking omgezien, doch daar men zich tot den

O O '

booswicht om inlichtingen wendde, was 't hem gemakkelijk haar pogingen te verijdelen. Toen zij ongelukkig was geworden, joeg Heimthal haar uit zijn huis. Zij werd in de woning van Cesari opgenomen. Daar zag haar zoon het levenslicht. Weinige dagen daarna viel zij in een diepen slaap en ontwaakte in het krankzinnigengesticht.

O O

Lodewijk vroeg haar waarom zij niet bij de justitie hulp gezocht had tegen de schandelijke aanslagen van Heimthal.

Daarop antwoordde Carolina, dat vooreerst Heimthals rijkdommen en zijn aanzien haar groote vrees hadden ingeboezemd ; maar bovendien was hij het hoofd der Vrijmetselaarsloge, waartoe bijna alle leden der rechtbank en de voornaamste politie-ambte-naren behoorden. Zij was overtuigd geweest, dat bij hengeen hulp voor een arm meisje te vinden zou zijn.

Toen zij geëindigd had, zeide Lodewijk: „ Carolina, gij zult uw zoon terugzien.quot;

„Mijn kind? Waar is het? O Lodewijk, ik verga van angst.quot;

„ Blijf bedaard, Carolina, en gewen u aan de gedachte van uw kind terug te zullen zien. Gij moet volkomen onverschillig schijnen voor de menschen, van wie gij het ontvangen zult. Zij mogen niet gelooven, dat het u behoort.quot;

„Waarom niet?quot;

„ Omdat zij meenen, dat het kind door u slecht zal verpleegd worden. Zij gelooven dat en hebben daarom slechts toegestemd het kind voor eenigen tijd tot zich te nemen. Het was in slechte handen.quot;

„Waar, waar?quot;

„Daarover later; denk er nu slechts aan, dat gij uw kind zult terugzien. Het zal wel een weinig verwaarloosd wezen, doch bekommer u daar niet over.quot;

-ocr page 96-

96

„Zijn wij er spoedig?quot;

„Wij hebben nog een uur te rijden. Ik heb u nog eenige instruction te geven, doch laat mij er thans over nadenken wat ik te doen heb.quot;

De gezant der Internationale zonk in de kussens van het rijtuig en sloot de oogen. Welke gedachten woelden wel in zijn geest!....

De wet is wel voor armen en rijken, voor nederigen en aanzienlijken , maar de onbevlektste deugd, de hoogste zuiverheid des karakters zijn noodig om haar te handhaven. Zeer zeker zal een man, die op het hooge standpunt der wet staat, uit dit standpunt zelf een niet onbeduidende kracht putten, maar hij blijft een mensch met politieke sympathieën en antipathieën, en die zich niet zelden door de begrippen van arm en rijk laat beheerschen, of daardoor een invloed op zich laat uitoefenen. En komen dan daarbij nog de geheimzinnige banden , waarmede de Vrijmetselarij hare broeders weet te binden, hoe kan dan de arme gerechtigheid verwachten ?

Zoo was het ook hier. De rampzalige durfde niet eens een beroep doen op de gerechtigheid, omdat de booswicht haar had bespot en gewezen op de geheime macht, die hem ten dienste stond, ja gedreigd hare klacht in haar bloed te verstikken. En bij dat alles bleven die mannen van kalkbak en schootsvel, de directeur der Hoogere Burgerschool en de geneesheer van het krankzinnigengesticht, fatsoenlijke lieden, ja tegenover hen werd zelfs het recht machteloos.

Maar ik zal recht over u doen, zoo bruischte het in de ziel van den man, die met zijne zuster naar Audorf reed. Ik zal over u komen als de bliksem, en gij zult zien en voelen, dat de tijden voorbij zijn, waarin het een voornaam woesteling vrijstond het bestaan van een arme te vernietigen. Gij zult voelen, dat ook wij eene macht zijn, dat ook bij ons de geheele stand zich wapent om een enkel lid te beschermen.

Zulke gedachten hielden Lodewijk Gelther bezig, tot de koetsier met de zweep op een kerktoren wees en den reizigers zeide, dat dit de toren van Audorf was.

De gezant der Internationale trok zijne portefeuille uit den zak en nam er de helft uit van de kaart, welker andere helft bij den burgemeester van Audorf berustte.

„Neem deze halve kaart, Carolina,quot; zoo verbrak Lodewijk het stilzwijgen, dat tot nu toe had geheerscht, „ en let wel op hetgeen ik u zeggen zal. De koetsier zal u brengen naar den burgemeester van Audorf. Bij dien heer aangekomen , geeft gij hem deze halve kaart, zonder een woord te spreken. Hij zal evenmin spreken en slechts onderzoeken of de helft der kaart, die gij hem geeft, behoort tot de helft, die hij in zijn bezit heeft. Daarna zal hij u het kind geven. Gij neemt het, maar zonder een woord te spreken, begeeft gij u weder in het rijtuig en rijdt weg.quot;

„ Gaat gij dan niet mede ?quot;

-ocr page 97-

97

„Neen, ik heb daarvoor mijne redenen. Dezer dagen bevond ik mij in liet rijke gewaad van een edelman bij den burgemeester, en al geloof ik niet, dat hij mij weder herkennen zou, ik wil mij niet aan dit gevaar blootstellen. Daarbij is niet het geringste voordeel te behalen, en ik houd er niet van zonder noodzakelijkheid iets te wagen. Gij moet alleen gaan en kunt dit op mijn woord zonder gevaar doen. Hebt gij mij goed begrepen?quot;

„ Ja.quot;

„Nu, dan is het goed. Hé, koetsier!quot;

„Ja, mijnheer.quot;

„Ik wensch hier uit te stappen.quot;

De koetsier hield stil en opende het portier, waarna Lodewijk het rijtuig verliet. Men was reeds in de nabijheid van het dorp gekomen.

„Koetsier,quot; zoo sprak nu de gezant der Internationale, „ gij rijdt deze dame naar den burgemeester van Audorf, met wien zij iets te verhandelen heeft. Is zij gereed, dan rijdt gij naar huis terug. Buiten het dorp zal ik u wachten; mocht ik er. evenwel nog niet aangekomen zijn, dan wacht gij eenige oogen-blikken op mij; hoogstens binnen een paar minuten zal ik mij ter plaatse bevinden.quot;

Mét deze woorden sloeg hij een weg in, die buiten het dorp liep, en de koetsier vervolgde de reis.

Op het bureau des burgemeesters geschiedde alles, gelijk Lodewijk voorspeld had, De burgemeester voegde zwijgend de beide stukken der kaart te zamen, en toen dit onderzoek tot zijne tevredenheid was afgeloopen, verdween hij in een achterkamer en kwam spoedig terug met zijne vrouw, die het kind droeg.

De medelijdende burgemeestersvrouw wilde de vreemdelinge aanbevelen het kind goed te verzorgen, omdat het zeer verwaarloosd was geworden, maar haar man sloot haar haastig den mond, daar hij een gebiedend gesis deed hooren, dat zooveel als: „Stil!quot; moest beteekenen. Carolina nam het kind in hare armen en verliet de kamer zwijgend, zooals zij gekomen was.

Buiten gekomen, hoorde zij de vrouw des burgemeesters dezen vrij barsch vragen, waarom hij haar het stilzwijgen had opgelegd, waarop de edele burgervader iets mompelde van „ Staatsgeheimen dat met een vrij luid „ oude ezelquot; beantwoord werd.

Meer was van het gesprek der echtelieden niet te hooren, daar Carolina inmiddels het rijtuig had bereikt, dat in de richting der naburige stad wegreed. Voor het dorp bevond zich Lodewijk reeds in afwachting van den uitslag zijner list.

„Het is thans zes uur,quot; sprak hij tot den koetsier. „Om zeven uur vertrekt de trein naar Hannover; breng ons onmiddellijk naar het station.quot;

De koetsier sloeg den weg in naar het aangegeven adres,

„ Thans zal ik u de laatste instructiën geven , Carolinazeide De Vrijmrtsfxaab, 103

-ocr page 98-

98

Lodewijk, „want onze wegen scheiden zich, wanneer gij in den waggon treedt. Hier zijn vijftig gulden, waarmede gij zoo spaarzaam huis moet houden als u mogelijk is. Overigens zult gij van mij hooren, vóór het geld verbruikt is. Ik zal u eene plaatskaart naar Hannover bezorgen, maar gij rijdt slechts tot Weimar. Daar verlaat gij den trein zoo onbemerkt mogelijk. Gij overnacht in het hotel, waarvan ik u hiermede de kaait «■eef. Hier is voorts een brief aan een heer te Weimar, dien gij zult opzoeken, en die u een verblijf zal aanwijzen, waar gij vooreerst tegen alle vervolgingen zult beschermd zijn. \ ooi-dezen heer evenwel, vergeet het niet, heet ik niet Lodewijk Gelther, maar Richard Hernal.'

„Richard Hernal?quot;

„Ja, hier hebt gij eene kaart met dien naam, opdat gij hem niet moogt vergeten.quot;

„Ik zal hem niet vergeten.quot;

„Inmiddels zal ik vóór alles een ernstig woordje spreken met Heimthal, dien ik dwingen zal uwe toekomst te verzekeren , en heeft dit plaats gehad, dan zal ik nog eens persoonlijk met dien schurk afrekenen.quot;

„Doe dat niet, Lodewijk, hij zal u vervolgen, gelijk hij mij vervolgd heeft.quot;

„ Laat dat aan mij over.

Onder dit gesprek had men de stad bereikt, en eenige oogen-blikken later stond men stil voor het station. Lodewijk nam een plaatskaartje, en een kwartier uurs later stoomde de trein

naar het Noorden.

De gezant der Internationale betaalde den koetsier en ging te voet naar het hotel „De Gouden Leeuw,quot; waar hij, in zijne kamer aangekomen, zich verdiepte in de lezing der ontvangen brieven en dagbladen. Na tot laat in den nacht verschillende brieven te hebben geschreven, begaf hij zich te rust.

Openbaringen.

Hermina had zich voorgenomen , zoodra Wahr het landgoed zou verlaten hebben, onmiddellijk aan haar moeder alles mede te deelen, om haar zegen te verzoeken en hare voorspraak bij haar vader in te roepen. Toen Wahr evenwel vertrokken was, ontviel Hermina daartoe allen moed, en zij besloot hare mede-deeling tot een gelegener tijd uit te stellen, ofschoon er geen enkelequot; reden bestond, om dat oogenblik minder gelegen dan welk ander ook te beschouwen.

Maar zoo zijn wij, menschen. Wij wachten steeds een ge-schikteren tijd af om dat te doen, waarvan wij afkeerig zijn.

-ocr page 99-

99

En Hermina begon nu werkelijk te huiveren. Tot nu toe had hare moeder onbeperkte heerschappij over haar uitgeoefend; dit wil niet zeggen, dat Hermina haar wil aan dien harer ouders had onderworpen, daaraan was zij nooit gewoon gemaakt; maar zij erkende in hare ouders hare beste en meest belangelooze vrienden, en zij had in al hare aangelegenheden, zoo niet hare ouders geraadpleegd, dan toch aan haar hart gevraagd wat zij er van zeggen zouden. Dit was dan ook de reden, dat zij nimmer een geheim voor hare ouders had. Haar geheele hart lag voor hen open, en zij voelde van hare zijde, dat hare ouders een grenzenloos vertrouwen in haar stelden en haar eene onbeperkte liefde toedroegen. Nu moest zij evenwel aan hare moeder openbaren, dat in het diepste haars harten toch een plooi was geweest, die zij haar niet geopenbaard had, en dat zij behalve de liefde tot hare ouders nog eene andere liefde had gekoesterd. Een gevoel als van schaamte, waarvan zij zich evenwel niet geheel rekenschap wist te geven, maakte zich van haar meester.

Zoo verliep de eene dag na den anderen, zonder dat Hermina het waagde met hare moeder over de zaak te spreken. Reeds was van de acht dagen, die Wahr haar had toegestaan, de zevende bijna verstreken, en op den volgenden dag zou hij om een antwoord komen, dat Hermina hem niet kon geven. Dit wilde zij evenwel tot geen prijs, en daarom zou 't, het kostte wat het wilde, op dien dag tot eene beslissing komen.

Hermina vond eene gelegenheid, wel niet beter dan op den eersten dag, maar zij vond er toch eene.

Moeder en dochter hielden zich met eenig handwerk bezig. Beiden schenen geruimen tijd in gedachten verdiept; althans er heerschte een volkomen stilzwijgen.

„Nu of nooit,quot; dacht Hermina. „Dus moed gevat. In 't ergste geval kan ik er toch het hoofd niet bij verliezen.quot;

Mevrouw Guttmann ontdekte niets van den zielstoestand van haar kind.

„Mamalquot; begon Hermina eindelijk, op luideren toon dan zij gewoon was, terwijl zij haar haakwerk op den schoot legde.

„ Hermina ? quot;

Maar Hermina had reeds al haar moed verloren, en daar zij toch iets zeggen moest, zeide zij: „Hoe bevalt u mijn arbeid?quot;

„ O , zeer goed , Hermina.quot;

Eenige oogenblikken verliepen; mevrouw Guttmann vervolgde haar arbeid, en Hermina verweet zich zelve hare zwakheid. Nogmaals vatte zij dus moed en hernam:

„ Mama.quot;

„Wat wilt gij toch, Hermina?quot;

„Ik.... ik.... ik....quot;

„Wat zie ik, Hermina, gij bloost?quot;

„ Ik wenschte u iets mede te deelen.quot;

-ocr page 100-

100

„ Zoo!quot; antwoordde mevrouw Guttmann , die nu opmerkzaam werd en haar borduurwerk nederlegde.

„ Maar gij moet mij niet berispen.' _ ^

„Berispen? Hebt gij dan iets gedaan, dat niet goed is? '

„ Dat niet____ maar---- maar----quot;

„Nu, wat dan?quot;

„ Gij zoudt het misschien kunnen afkeuren.quot;

„Lief kind, de zaak wordt bedenkelijk. Dan hadt gij ^ net niet raceten doen, maar spreek, zeg, wat hebt gij gedaan?

„Ach, mama, ik bemin hem.quot;

„Gij bemint hem? Wat is er gebeurd? Wien bemint gij?

„Wahr.quot;

„En deze heeft uwe hand durven vragen?quot;

„Neen, mama, op Wahr rust niet de minste schuld.quot;'

Ën nu hare spraak terugkrijgende, verhaalde zij hare moeder al hetgeen voorgevallen was. Toen zij geëindigd had, zeide

O c-'

hare moeder:

„Zoozeer gij in den aanvang stotterdet, zoo rad van tong zijt gij op het einde. Ik zou hot echter beter gevonden hebben, Hermina, indien gij mij dat alles had gezegd, vóór gij Wahr spraakt. Ik meende eenig recht op uw vertrouwen te bezitten.

Aan zulke ernstige woorden weinig gewoon, gevoelde Hermina er hare smart te levendiger over, omdat zij zich zelve bekennen moest, dat zij ze verdiend had. Hare oogen vulden zich met tranen, en zij zag hare moeder aan met een blik, die zoo deemoedig om vergeving bad, dat deze in hare ontroering daarover zich haastte haar gerust te stellen. „ Dat gij Wahr lier-hebt,quot; zeide zij, „heeft mijne afkeuring niet opgewekt. Op uwen leeftijd is zulk een gevoel zeer verklaarbaar, en wanneer Wahr werkelijk zoo belangeloos heeft gehandeld, als gij zegt, is hij zeer zeker een eerlijk man. Intusschen kan ik u mijne meening over de zaak nog niet mededeelen. Spreek voorloopig niet met uw vader. Wanneer het noodig is, zal ik het doen.

Hiermede nam het gesprek een einde, zonder dat Hermina wist of hare moeder hare liefde tot Wahr billijkte of afkeurde. Zij hoopte en vreesde, maar onverzettelijk was haar besluit van Wahr getrouw te blijven, wat ook mocht gebeuren.

Herman Wahr had in de laatste acht dagen evenmin op rozen gewandeld. Een storm der tegenstrijdigste gevoelens slingerde her- en derwaarts. Het leven lag nu eens in heerlijke zonneschijn voor hem. Gemakkelijk meende hij alle hinderpalen uit den weg te kunnen ruimen, die zich op zijn weg mochten vertoonen, en zou dit ook moeite kosten, welnu, hij was op een harden strijd voorbereid. Maar een weinig tijds later scheen het hem een harde plicht toe, zich het verlies van Hermina te getroosten, wanneer hare ouders, wat te voorzien was, hem haar geluk niet wilden toevertrouwen. Doch hoe akelig en

-ocr page 101-

101

treurig zou hem dan de toekomst niet tegenblikken! Hij liad dan niets meer te hopen, en de dood zou hem een welkome verlossing aanbrengen.

O O

Deze voortdurende strijd in Wahrs hart kon twee personen niet ontgaan, die met Wahr in de nauwste betrekking stonden, namelijk zijne moeder en zijn vriend Cesari.

De eerste vergiste zich evenwel geheel in de oorzaak van dien

O O

strijd. Zij gevoelde zich gelukkig in 't vermoeden, dat haar zoon weder behoefte begon te gevoelen aan de hulp en de vertroostingen van den godsdienst. Zij was zich zelve bewust de kiemen der godsvrucht diep in zijn hart gelegd te hebben en kon de gedachte niet van zich afwerpen , dat haar zoon tot de waarheid des geloofs zou terugkeeren. Biina uitsluitend voor hare huise-

O O c

lijke plichten levend, had zij weinig van de wereld gezien, en bezat zij niet het minste denkbeeld van de duivelachtige wapenen, waarvan de moderne verlichting zich bedient, om het geloof aan God en Zijne Kerk uit te roeien. Zij kende den bitteren hoon niet, waarmede de wereld iedere Christelijke levensuiting begroet, evenmin de toejuichingen, die zij bij iedere godslastering laat hooren. Zij had geen vermoeden van den onzaligen invloed, dien Cesari op haar zoon uitoefende, van het vergif, dat hij hem dagelijks in het eenvoudige en argelooze hart goot. Zoo meende zij dan een strijd tusschen de ontwakende waarheid en de in het hart baars zoons tijdelijk heerschende leugen te ontdekken , en bad God om Zijnen heiligen bijstand, opdat de waarheid de overwinning mocht behalen.

't Was verre er van verwijderd, dat Cesari dezelfde gedachten zou koesteren. Onder 't opzicht van godsdienstige gevoelens was hij volkomen van Wahr zeker. Dat er iets buitengewoons in Wahrs hart omging, was hem duidelijk, en even vast stond het bij hem, dat hij achter het geheim moest trachten te komen. Het kostte hem dan ook geen groote moeite Wahr aan het spreken te brengen, en toen Wahr eenmaal begonnen was, wist Cesari spoedig alles.

Cesari was zeker geen mededinger van Wahr, en het minst van alles dacht hij aan eene poging, om Hermina's hand te verwerven. Hij was al te zeer scepticist, om zoo iets voor mogelijk te houden. Doch toen Wahr hem alles geopenbaard had, werd Cesari vertoornd op zich zeiven , omdat hij begonnen was met de onmogelijkheid aan te nemen. Waarom zou dat voor hem onbereikbaar zijn, waarop Wahr zijne begeerte durfde richten? En herinnerde hij zich hoe gemakkelijk hij door zijn verkeer in het huis van Guttmann eene poging had kunnen beproeven, dan trok hij zich bijna de haren uit het hoofd. Hij, die zich sterk genoeg gevoelde om Staten in hunne grondvesten te ondermijnen en tot hunne instorting mede te werken, had de verovering van het hart van een meisje onmogelijk geacht! Door zijne listen

-ocr page 102-

102

bood hij tegenstand aan de goed georganiseerde politie-macht van den Staat, en hij had zich onbekwaam geacht, om dezen onnoozelen Guttmann voor zijn wil te doen buigen? Hij was woedend over zijne eenvoudigheid. Hij was te zeer gewoon , om zijne gevoelens te verbergen, dan dat hij Wahr ook het geringste liet bespeuren van den indruk, dien zijne openbaringen op hem gemaakt hadden. Een spotlach krulde even zijn mond; zijne oogen rolden een oogenblik woester in hunne kassen , maar dat was ook alles. Ja, hij wist zich zoo zeer te beheerschen, dat hij zijn vriend de hand drukte en hem zeide: „Ik moet erkennen, dat gij een goede keuze hebt gedaan; er zal ten minste één proletariër gelukkig worden.quot;

De spottende toon, waarmede hij die woorden uitsprak, trof Wahr smartelijk, en hij zou aan zijn gevoelen hebben lucht gegeven, indien hij zich niet bedacht hadde, dat Hermina hem wachtte. Hij had toch Cesari zulk een diepen blik in zijn hart laten slaan op den dag, dat hij Hermina zou opzoeken, om het antwoord uit haren mond te vernemen. Hij onderdrukte zijne ontevredenheid en verliet Cesari, niet zonder zekeren heimelijken afkeer tegen hem, dien hij tot nu toe als zijn vriend had beschouwd.

Cesari gevoelde, dat hij Wahr gekwetst had, en besloot zich vóór alles met hem te verzoenen, opdat hij door hem op de hoogte der gebeurtenissen zou gehouden worden. Want nu begon het plan belang voor hem te verkrijgen, van namelijk Wahr te verdringen en Hermina voor zich te verwerven, en hij ging in vollen ernst overwegen, welke middelen hij daartoe zou moeten aanwenden Dat het hem op een gegeven oogenblik niet moeielijk zou vallen eene scheiding tusschen de jongelieden te bewerken, begreep hij al dadelijk; was deze scheiding op het bevel der ouders — hetgeen niet moeielijk te voorzien was — een feit, dan stonden Cesari's kansen niet slechter dan die van Wahr, ja zelfs beter, want hij zou zich als een geheim tusschenpersoon aan Hermina en Wahr kunnen opdringen, zoodra de deur van Guttmanns huis voor den laatste gesloten was. Stond hij aan alleen op het terrein tegenover Hermina, wat zou het hem dan kosten hem ook uit haar hart te verdringen ? Zoo trad het beeld van Hermina uit de lijst der onmogelijkheid te voorschijn, en Cesari zette al zijne scherpzinnigheid aan het werk, om de beste middelen op te sporen, ten einde tot een goed resultaat te komen.

Intusschen had mevrouw Guttman rijpelijk de zaak overwegen. Afgezien van hare zwakheid ten opzichte van Hermina, was zij eene verstandige vrouw en daarom niet toegankelijk voor de dwaasheden eener romantische liefde. Van den anderen kant kon zij er nog minder toe besluiten een huwelijk eenvoudig als een handelszaak te beschouwen, waarin het bruidspaar de weinig

-ocr page 103-

103

benijdenswaardige vol van handelsartikel speelt. Daarbij kwam nog eene andere overweging in het spel, die wel niet ten gunste van Wahr maar wel van een onbevangen onderzoek zwaar gewicht in de schaal legde. Toen zij den raadsheer huwde, bezat zij ook geen schatten De raadsheer kon toen wel evenmin over zulk een aanzienlijk vermogen beschikken als thans het

... J •• 1

geval was, maar het was toch aanzienlijk genoeg, om den nijd en de ijverzucht op te wekken van hen, die er op gespeculeerd hadden, en mevrouw Guttmann herinnerde zich zeer goed, welke smart het haar veroorzaakte, als hare vriendinnen, haar geluk wenschende, op dit verschil van vermogen boosaardige zinspelingen maakten. Dat zij toenmaals de onwaardigheid dezer denkwijze gevoelde, bewaarde haar er thans voor ze zelve te koesteren. Behoedde deze omstandigheid, die Wahr niet kende, hem voor eene scherpe afwijzing, mevrouw Guttmann kon evenmin tot een dadelijke toestemming besluiten. Daartoe schenen haar de verhoudingen al te ongelijk, en zou zij in de plannen van Wahr toestemmen, dan moest deze ongelijkheid door schitterende persoonlijke eigenschappen van den jongeling eeniger-mate wecr^enomen worden. Om daarover evenwel althans een

.. • • tt • •

oordeel te vellen, kende zij Wahr te weinig. Hij was zeer onderhondend in het gezelschap; zijne houding, zijne manieren bevielen haar; dat was evenwel niet voldoende, om hem met gerustheid het lot van haar kind toe te vertrouwen. Zij besloot daarom vóór alles hem nader te leeren kennen en haar oordeel afhankelijk te maken van hetgeen zij omtrent hem vernemen zou. Natuurlijk zon zij hare dochter liever geschonken hebben aan iemand uit aanzienlijken stand, en liet zij zich door dezen wensch niet onmiddellijk tot eene beslissing brengen, het geschiedde niet zonder eenigen tegenzin en alleen omdat zij zich, na alles wat gebeurd was, verplicht achtte het voor en tegen der zaak behoorlijk te overwegen.

Het was zeer zeker een pijnlijk oogehblik voor Wahr, toen hij zich naar het huis van Guttmann begaf, want hij kon zich niet verbergen, dat zijne kansen uiterst gering waren, en dat eene afwijzing hem niet alleen het huis van den raadsheer sluiten, maar ook misschien berooven zou van zijne betrekking in de fabriek van den jongen Guttmann. En al hechtte hij aan dit laatste minder, omdat hij overtuigd was, dat zijne kundigheden overal geld waard waren , hij bedacht niettemin, dat hij voor het oogenblik broodeloos zijn zon , waardoor niet alleen hij zelf maar ook zijne moeder zou getroffen worden. En dit laatste vooral drukte hem zwaar op het hart. Het eenige wat hem in deze omstandigheden eenigszins geruststelde was dat hij gehandeld had als een man van eer, en dat hij, nadat hem de bekentenis zijner gevoelens door Hermina als het ware afgeperst was, niet anders had kunnen handelen dan hij gedaan had. Zoo ging hij dan,

-ocr page 104-

104

ofschoon de bleekheid van zijn gelaat van inwendige ontroering getuigde, met rustigen en vasten tred naar het salon, dat de bediende hem had aangewezen.

Hermina was weder met haakwerk bezig, terwijl hare moeder in een boek las; dit legde zij neder, toen Wahr binnentrad.

Een bemoedigend lachje van Hermina begroette hem ; mevrouw Guttmann beschouwde hem daarentegen met nauwlettende aandacht. De bleekheid van zijn gelaat, die uitzijn lang, krullend haar nog te meer uitkwam, moest haar in den eersten stond opvallen. De diepe ontroering, welke op de mannelijk schoone trekken zichtbaar was, trof mevrouw Guttmann, en zijn geheele houding, die bij alle bescheidenheid toch een zekere waardigheid bezat, maakte een goeden indruk op haar. Vroeger had zij Wahr niet zoo opmerkzaam gadegeslagen. Vriendelijker dan zij zich voorgenomen had noodigde zij hem uit zich neder te zetten.

Bij deze uitnoodiging viel Wahr een zware last van het hart. „Dat zegt men toch niet tot iemand, wien men zedelijk het huis uitjagen wil,quot; zeide hij tot zich zeiven. Hij nam dus een stoel, plaatste zich tegenover mevrouw Guttmann, terwijl Hermina zich diep over haren arbeid boog.

Aanvankelijk liep het gesprek, natuurlijk in zeer korte volzinnen, over algemeene onderwerpen. Ieder gevoelde, dat er geh.eel andere dingen op het hart lagen dan het weder der laatste dagen of dergelijke onderwerpen van alledaagsch gesprek. Zoo herinnerde zich dan ook mevrouw Guttmann spoedig, dat zij een zijden doek op eene bank in het park had laten liggen en verzocht Hermina dien te halen. Het meisje, dat den wenk begreep, verlier. de kamer, niet zonder een blik van verstandhouding, dien mevrouw Guttmann niet scheen te willen opmerken, met Wahr gewisseld te hebben.

Nauwelijks had Hermina de deur achter zich gesloten, of mevrouw' ving aldus het gesprek aan:

„ Mijne dochter heeft mij gisteren den inhoud medegedeeld van een gesprek, dat gij acht dagen geleden met haar gevoerd hebt, en het zal u natuurlijk voorkomen, dat die mededeeling mij zeer verrast heeft.quot;

Wahr antwoordde met een toestemmende diepe buiging.

„ Ik wil daarmede niet zeggen, dat uwe handelwijze bij dit gesprek op mij een indruk heeft gemaakt, alsof gij niet als eerlijk man zoudt gehandeld hebben.quot;

Wahr viel een steen van het hart.

„Het is evenwel duidelijk, dat niet ik maar mijn echtgenoot in deze zaak het beslissende woord te spreken heeft quot;

„Ik heb mejuffrouw Hermina verzocht den raadsheer met het gebeurde bekend te maken.quot;

„ Dit is op mijn verzoek voorloopig nagelaten, wijl ik mij wensch voor te behouden dit. zoo noodiir, zelve te doen.quot;

-ocr page 105-

105

„Mag ik daaruit besluiten, mevrouw, dat mijne hoop niet geheel en al kans heeft van in rook op te gaan?quot;

„ Daaruit moogt gij niets anders besluiten, dan dat ik het verlangen heb u nader te leeren kennen.quot;

Wahr zag mevrouw Guttmann ietwat verwonderd aan.

„Begrijp mij wel,quot; vervolgde zij. „Ik ken u tot heden als een jonkman, die zoodanige opvoeding heeft genoten, dat hij zich in beschaafde kringen gemakkelijk kan bewegen; ik weet daarbij, dat gij aangenaam in een gezelschap zijt, en ik menig uurtje in onderhoudend gesprek met u heb doorgebracht. Houd het mij echter ten goede, dat het mij nooit ingevallen is, dat gij er naar streefdet mijn sclioomoon te worden.quot;

„Ik ontken geenszins, dat er een diepe kloof bestaat, welke door het verschil van maatschappelijke positie en geldelijk vermogen tusschen Hermina en mij gegraven is.quot;

„Gij gelooft intusschen, dat die kloof te vullen is, en ik erken, dat zulks ook mij niet geheel en al onmogelijk toeschijnt.quot;

„Gij geeft mij verlof om te hopen, mevrouw?quot;

„Gij zijt al te voorbarig, mijnheer Wahr. De keuze mijner dochter is op u gevallen, en zij heeft mij zulks medegedeeld. Zij heeft het recht in deze zaak, die over haar geheele leven beslist, den raad harer ouders in te winnen. Om dezen raad nu te kunnen geven, moeten wij u nader kennen. Eene zoo oppervlakkige bekendheid is evenmin voldoende om raad te kunnen geven, als de omstandigheid dat uw fortuin geringer is mij kan bewegen, om zonder verdere overweging uw verzoek weigerend te beantwoor-

O O

den. Karakter, kennis, beschaving zijn goederen, welke niet uitsluitend het bezit der rijken zijn en ook tegen het grootste vermogen kunnen opwegen.quot;

„Mevrouw, ik ben hier gekomen mot de overtuiging, dat mijne verwachtingen zouden vernietigd worden, en geen andere troost bleef mij over dan de gedachte dat ik als een man van eer gehandeld heb Gij geeft mij troost en hoop.quot;

„Geen zelfbedrog, mijnheer Wahr!quot; zeide mevrouw Guttmann en voegde er lachend bij: „Vóór alles is te onderzoeken of gij deze goederen in zoo hooge mate bezit.quot;

O O

„Dat ik daardoor een recht op de hand uwer dochter zou hebben, — neen. Maar dat ik alles aanwenden zal, om haar een trouw en minnend echtgenoot te zijn, — ja.quot;

„Wij zullen zien. Mijn echtgenoot moet beslissen, en tot op den dag, waarop hij een besluit genomen heeft, zou ik n moeten verzoeken ons geen bezoek meer te brengen, indien uwe handelwijze mij niet toeliet mij op uwe eer te verlaten.quot;

„Gij veroorlooft mij dus....quot;

„ Ilc veroorloof u ons als naar gewoonte te bezoeken en wensch zelfs, dat gij daarin geene verandering brengt, maar ik verlang uw eerewoord, dat gij geen samenkomsten met mijne dochter alleen

-ocr page 106-

106

zult zoeken, en zoo het toeval u samenvoert, gij haar niet over deze zaak zult spreken.quot;

„Ik beloof u dit, maar ik ben van mijn woord ontslagen, zoo-dra gij een besluit zult genomen hebben.quot;

„Hoe bedoelt gij dat?quot;

„Mij dunkt, dit is duidelijk,quot; merkte Wahr met eenige verlegenheid op.

„Niet volkomen, wel in het geval dat gij onze toestemming ontvang-t, maar in het tegenovergestelde geval----

. ÖO ~ -l ))

„ Ook dan zou ik mij van mijn woord ontslagen moeten rekenen.

„Dat wil zeggen,quot; zeide mevrouw Guttraann, terwijl zij opstond en Wahr scherp aanzag, „dat gij in dit geval achter onzen rug eene betrekking met Hermina zoudt voortzetten , die naar het oordeel van mijn echtgenoot en mij niet tot haar doel zou kunnen komen.quot;

„ Mevrouw,quot; antwoordde Wahr met eene van aandoening bevende stem, terwijl hij insgelijks opstond, „ gelief nog eenige oogenblikken naar mij te luisteren. Het was misschien onvoorzichtig, dat ik u dit zeide, en nog onvoorzichtiger wat ik zeggen ga, maar wanneer het geluk mijns levens er van afhangt, kan ik niet liegen: ik kan mij niet anders voorstellen dan ik ben. Uwe beslissing kan mij tot den gelukkigsten der menschen maken en mij met de innigste dankbaarheid jegens u vervullen; om dezen dank uit te drukken , zal de duur mijns levens te kort zijn. Maar ook kan uw besluit mij onafzienbaar ver van mijn doel verwijderen; zij kan de kloof, die tusschen Hermina en my bestaat, verdiepen , zij kan bergen tusschen ons opwerpen. Maar wat deze beslissing niet kan is mij van den weg afbrengen, aan welks eind de ster mijns levens schittert.quot;

„ Gij bevestigt mijne woorden in ietwat dichterlijker vorm.

„Ik zou niet waard zijn mijne oogen tot uwe dochter opgeheven te hebben, wanneer iets op aarde in staat ware mij van haar af te rukken. Mevrouw, ik beminde uwe dochter, toen ik haar de eerste maal zag; ik streed na dit oogenblik dag en nacht tegen mij zeiven om dat gevoel te vernietigen, daar het mij ondenkbaar toescheen , dat Hermina het zou beantwoorden. Nu ik echter weet, dat dit inderdaad liet geval is, vraag ik u of gij mij een man noemen, of gij mij eenige achting zoudt toedragen, indien ik haar weder opgaf?quot;

„Ga zitten j mijnheer Wahr, de loop, dien ons gesprek neemt, boezemt mij te veel belang in, dan dat ik het reeds zou willen afbreken.quot;

Daarmede noodigde mevrouw Guttmann W ahr uit weder plaats te nemen, en beiden zetten zich neder.

„Bij zulke meening,quot; sprak zij na eenige oogenblikken, „komt het mij .eenigszins vreemd voor, dat gij eenige waaide hecht aan onze toestemmingen u niet tevreden stelt met de liefde mijner dochter.

-ocr page 107-

107

„ Ik geloof niets gezegd te hebben, mevrouw, waaruit door u de gevolgtrekking zou mogen gemaakt worden, dat uwe toestemming mij onverschillig is Ongetwijfeld hebt gij het recht te vorderen , dat uwe dochter u onvoorwaardelijk vertrouwen schenkt, gelijk ik het mijne moeder doe.quot;

„Uw moeder! Wat zegt uwe moeder er van?quot;

„ Zij weet nog niets.quot;

„Niet? En dat moet dan de maatstaf van de openhartigheid mijner dochter zijn ?quot;

„Versta mij goed, mevrouw. Heb ik mijne moeder nog niets gezegd, dan geschiedde dit, omdat ik in het zeer waarschijnlijk geval eener afwijzing haar verdriet besparen wilde. Overigens ben ik zeker van hare toestem mins;.quot;

„ Zwijgen wij voorloopig hierover. Gij hebt alzoo Hermina verzocht ons van de zaak kennis te geven, opdat het vertrouwen, dat tusschen ouders en kinderen moet heerschen , niet verstoord zoude worden.quot;

„ Daarom op de eerste plaats;quot;

„Gij hebt derhalve nog een tweede reden ?';

„Ik heb mij toenmaals van de redenen eigenlijk geen rekenschap gegeven; ik gevoelde instinctmatig, dat het aldus behoort te geschieden, en daarom raadde ik aan zulks te doen. Maar bepaaldelijk zweefde mij ook het doel voor den geest, dat gij awe dochter zoudet raden.quot;

„ Met het stellig voorbehoud den raad op te volgen als hij gunstig was, en er niet op te letten, wanneer hij streed met uwe verwachtingen.quot;

„Met het voorbehoud hem rijpelijk te overwegen, de gronden, waarop hij steunen zou, te onderzoeken, en daarna een zelfstandig besluit te nemen.quot;

„ En wanneer bij dit besluit het ouderlijk gezag meer woog dan de plotselinge opwelling van een jeugdig hart?quot;

„Mevrouw,quot; antwoordde Wahr opstaande en zijne stem trilde, „wanneer dit gebeuren mocht, dan ware het beter, dat Hermina mij nimmer een woord hadde toegesproken.quot;

„Mijnheer Wahr, ik zeg niet dat het zoo wezen zalmerkte mevrouw Guttmann troostend op, „ ik vooronderstelde slechts het geval.quot;

„Het is gruwzaam dat gij dit geval vooronderstelt; het is gruwzaam , dat gij de mogelijkheid van dat geval mij voor den geest brengt.quot;

„En wat zondt gij in dit gruwzame geval doen?quot;

„Hier zijn slechts twee dingen mogelijk. Of Hermina schat mij hooger dan de o-eheele wereld met ai haar gezag, al hare vreugde,

O o amp; O ' o 7

al hare schatten en dan zal het geval zich niet voordoen; dan

O '

wordt het, wat gij ook denken moget, slechts eene quaestie van tijd en arbeid, dat zij de mijne zijn zal; of ik geld bij haar

-ocr page 108-

108

niets, en dan mevrouw, is 't der moeite niet waard er over te denken wat de arme T\rahr dan doen zal. Hij is uit de duisternis zijner positie opgevlogen naar liet licht, heeft zich de vleugels gebrand en is machteloos in de duisternis teruggezonken.

„Zulk een elegische stemming schijnt mij voor een man weinig passend. De weg van ons leven is bezaaid met teleurgestelde verwachtingen, en men wordt er oud bij.quot;

„ Zeer juist voor hem, wien buiten die teleurgestelde verwachtingen nog iets hoogers wacht. AYanneer echter het hoogste verloren gaat, dan vergaat men in de schipbreuk.'

„Eindigen wij thans; ik hoor Hermina komen; wij zuilen over dit onderwerp verder spreken, wanneer gij werkelijk een schipbreukeling geworden zijtquot;

Bij de laatste woorden was Hermina binnengetreden. Zij hijgde, waaruit bleek, dat zij zeer veel geloopen had.

„Ik heb niets op de bank gevonden, mama,quot; zeide zij, „gij moet u vergist hebben.quot;

„'t Is mogelijk, denkelijk ligt de doek in de slaapkamer.

Mevrouw Guttmann stond op, en \\ alir zag daarin een wenk om zich te verwijderen.

„Het blijft dus tusschen ons afgesproken,quot; mijnheer Wahr.

„Ja zeker,quot; riep Hermina plotseling.

„Ik zal uwe bezoeken gaarne ontvangen,quot; antwoordde mevrouw Guttmann en bood Wahr de hand aan.

„Wat heb ik daar van eene schipbreuk hooren spreken?quot; sprak Hermina. „Gij wilt toch niet naar zee gaan?quot;

„Ik ben reeds op zee,quot; antwoordde Wahr lachend en mijn scheepje wordt nu eens tot de sterren opgeheven , dan weder in den diepen afgrond neergeploft.quot;

j, „Bekommer u niet over dit scheepje,quot; hernam Hermina, „gij zult op die zee geen gevaar loopen van schipbreuk te lijden.

„'t Is te hopen, Hermina!quot; sprak Wahr; daarna boog hij nogmaals voor mevrouw Guttmann en verwijderde zich snel.

Hoe geheid anders dan Wahr gekomen was, vertrok hij. Men had hem niet verstooten , zooals hij gevreesd had; hij had meer bereikt dan hij in zijne droomen had durven hopen. Hij had, wei is waar, geene toestemming verkregen, maar men had hem toch een onderzoek waard geacht, en de mogelijkheid om zijn doel te bereiken bestond. En daarbij was hij van Hermina zeker. Hij mocht met haar wel niet over de zaak spreken , maar hare vastberadenheid zeide hem duidelijker dan duizend woorden, dat hij van haar alles te hopen, niets te vreezen had.

-ocr page 109-

109

Brieven.

In de eerstvolccende dacjen had mevrouw Guttmanii niets se-

O O O

wichtisers te doen dan een onderzoek in te stellen naar den toestand

O

en de positie van Wahr. Dientengevolge vernam zij, dat hij behoorde tot eene arme maar achtenswaardige familie, in de schoonste eendracht met zijne moeder leefde, haar eerde en hoogachtte en haar het grootste gedeeite van zijne verdienste schonk, en eindelijk dat hij begaafd met uitmuntende hoedanigheden en haar zoon van zeer groot nut was. Daar het gebrek aan vermogen reeds daarom bij haar minder zwaar woog , omdat haar echtgenoot over meer dan toereikende middelen kon beschikken, om het lot zijner dochter te verzekeren, kwam allengs de gedachte bij haar op, dat de verwezenlijking van Wahrs plannen toch niet geheel en al onmogelijk was; ja ten slotte zag zij er een niet onbelangrijk voordeel in voor de fabriek, wanneer de technische talenten van Wahr zich met de handelskennis van haar zoon verbonden; zulk eene ver-eenio-injx scheen haar een niet onbeduidenden waarborg te leveren

O O O

voor den meerderen bloei der firma Guttmann amp; Zoon.

Zoo werden de kansen van Wahr dagelijks beter, en daar hij gedurig met meer minzaamheid, ja eindelijk zelfs met hartelijkheid ontvangen werd, kon zulks hem niet onbekend blijven. Hij voelde zich daardoor recht gelukkig, en daar hij iemand moest hebben, aan wien hij zijn geluk moest mededeelen, en zijne moeder nog niet over de zaak durfde spreken, opende hij zijn hart aan Cesari, die zich thans wel wachtte hem door de eene of andere onaanee-name opmerking te grieven.

Terwijl deze dingen langzaam hunne ontwikkeling te gemoet

j o o o o

gingen, had de aangelegenheid betreffende Carolina Geither een sneller verloop gehad. Dr. Rothan had den heer Heimthal schriftelijk medegedeeld, dat hij op zijn last de verpleegde aan haren broeder had uitgeleverd en te gelijk zijne vreugde er over uitgesproken , dat hij van haar verlost was. Met dezen brief was Heimthal in den eersten schrik naar Cesari geijld, om hem te verwijten, dat hij zijne volmacht uit de handen gegeven had. Cesari was niet weinig verrast, toen hij van de plotselinge verschijning van een broeder van Carolina Gelther hoorde. Wie was deze broeder ? Was het een vriend van Hernal of waren beide een en dezelfde persoon? In het laatste geval kon de geschiedenis hare gevaarlijke zijde hebben, want men had dan met een even sluwen als moedigen tegenstander te doen. Hoe meer hij de zaak overwoog, des te waarschijnlijker scheen hem deze meening toe, en wanneer Carolina aan haar broeder openbaarde welke schandelijke rol hij , Cesari, daarbij gespeeld had, zou niet alleen zijne positie in de Internationale op het spel staan, maar zou hij ook bij de kennis, die hij had van deze vereeniging, hare geheime organisatie en haar uit-

-ocr page 110-

110

gebreide hulpbronnen, ernstig moeten gaan denken aan eigen veiligheid. Hij stond niet slechts bloot aan de particuliere wraak van een der invloedrijkste leden van dit bond, maar wist ook uit eigen ondervinding, hoe weinig de hoofden zich bekommerden om een menschenleven, wanneer het noodig was een gepleegd verraad te straffen of' een gevreesd te voorkomen.

Al deze gedachten drongen zich met bliksemsnelheid aan 2ijii geest op. Maar wat zou hij doen? De eenige uitweg, die zich op dit oocenblik aan hem vertoonde, was zich voorloopig zoover uit de zaak te trekken, dat hem tijd overbleef, om zich van de noodige middelen te voorzien, ten einde spoorloos te kunnen verdwijnen.

Hiertoe had hij evenwel wederom een steun noodig, en wel een, die sterk genoeg was, om zijn leven te verzekeren, waar hij zich ook wenden mocht. Daartoe bood zich de Loge met hare talrijke vertakkingen op bijzondere wijze aan. De misdaad , die Heimthal had begaan, en meer nog de vrees dat ze ontdekt zou worden had de beide ellendelingen zoo vast aan elkander gehecht, dat de een tot redding van den ander als veroordeeld was.

Cesari overzag den toestand intusschen met helderder blik dan de directeur Heimthal. Van de eene zijde stond voor Cesari minder op het spel; van den anderen kant was hij meer gewoon zich in toestanden te bewegen, die eene groote sluwheid vorderden. Bij Heimthal was daarentegen de bedoelde misdaad niet de eenige, die hij op het geweten had, wel echter de eerste, wier gevolgen hem met groote gevaren dreigden, en de man, die aan dergelijke gevolgen niet gewoon was, sidderde voor het nakende onheil.

„Vóór alles moeten wij den toestand geheel kunnen overzien,quot; zeide Cesari in den loop des gespreks. „ Ik wil aanstonds naar Audorf vertrekken, om naar het kind een onderzoek in te stellen. Zijn wij het eerst in het bezit daarvan, dan kunnen wij bedreiging tegenover bedreiging plaatsen.quot;

„Doe dat, breng het kind mede; het is waar, zulk een onderpand kan ons redden. Ik schrijf intusschen onmiddellijk aan Rothan en vraag hem, waarom hij niet gehandeld heeft volgens mijne instruction.quot;

„ Hebt gij dezen Rothan instructiën gegeven ? Langs welken

O

weg:

„ Per post.quot;

„Ongelukkige, wat hebt gij gedaan? TJw schrijven is opgevangen en in het bezit van Grelther gekomen/

„Hoe weet gij dat?quot; vroeg Heimthal, terwijl hij doodsbleek werd, en het angstzweet zich op zijn gelaat vertoonde.

„ Ik weet niets, of liever ik weet het al te goed. Hernal vermoedde dat.... o, hij is sluw..... en gaf bevel....quot;

„Hernal? Wie is Hernal?quot;

„ Richard Hernal of Lodewijk Gelther! De zaak wordt immer

-ocr page 111-

Ill

klaarder. Nu begrijp ik waarom hij zooveel belang stelde in de zaak; nu begrijp ik de bevelen der Internationale.....quot;

„Wat raaskalt gij van de Internationale?quot;

„De Internationale, mijnheer Heimthal, is uw tegenstander, en deze Geklier een harer werkzaamste agenten. Wij zitten thans zoo diep in deze zaak gewikkeld, dat ik er u niet langer een geheim van maken wil. Dé postambtenaar Schalier te iNordheim heeft uw brief opgevangen en aan Gelther, zooals deze hem bevolen had, toegezonden.quot;

„Dood en duivel, dezen ellendeling zal ik verpletteren! Maar gij, waarom zegt gij mij dit eerst nu?quot;

„En gij, mijnheer Heimthal, waarom speeldet gij voor mij den geheimzinnige? Gij gaaft mij machtiging, om Carolina uit het gesticht te halen, en achter mijn rug geboodt gij Rothan haar van kant te maken. Haddet gij dit niet gedaan, dan zou met een paar duizend gulden een einde aan de zaak hebben kunnen gemaakt worden; dat had Hernal mij bijna toegezegd. Wat zou u het verlies van zulk eene som geschaad hebben?quot;

„Nu, misschien kan de zaak nog met geld afgemaakt worden. Hij kon den brief niet lezen.quot;

„Waarom niet?quot;

„Wijl slechts een stuk wit papier in het couvert zat.quot;

„ Gekheid! Kom toch met zulke kinderachtigheden niet bij volleerde samenzweerders!quot;

„Ik moet dezen brief terughebben, tegen eiken prijs!quot;

„Dat geloof ik ook,quot; antwoordde Cesari droogjes, „ gij zult den patiënt daarin een goede dosis strychnine toegedacht hebben.quot;

„ Raad mij wat ik doen moet.quot;

„Voorloopig niets. Men zal niet nalaten u een eisch te stellen, dan zullen wij zien. Ik ga thans naar Audorf. Hedennamiddag kom ik u het resultaat van mijn onderzoek mededeelen.quot;

Daarmede was Heimthal tevreden, en het onderhoud nam een einde. Heimthal ging naar huis, Cesari naar Audorf; beiden gingen zeer onaangename ontdekkingen te gemoet.

Te Audorf zocht Cesari natuurlijk onmiddellijk vrouw Immig op en vernam tot zijne groote verbazing, dat zij niet meer in het bezit van het kind was. Zij verhaalde hem, dat de burgemeester haar het kind afgenomen en daarbij van een vorstelijk bevel gesproken had; ook de persoon des ministers van justitie was genoemd. De burgemeester bezat evenmin het kind meer; voor weinige dagen had eene dame het bij hem afgehaald en was er mede weggereden. Dat Gelther in dit alles de hand had, was Cesari duidelijk, en hij vatte vrij goed den samenhang, toen hij overtuigd was, dat de agent der Internationale in het uniform van een aanzienlijk ambtenaar een uitstapje naar Audorf gemaakt had. Klaarblijkelijk had hij den burgemeester bedrogen en hem, door hem te wijzen op des vorsten wensch, aan zijne plannen dienstbaar

-ocr page 112-

110

gebreide hulpbronnen, ernstig moeten gaan denken aan eigen veiligheid. Hij stond niet slechts bloot aan de particuliere wraak van een der invloedrijkste leden van dit bond, maar wist ook uit eigen ondervinding, hoe weinig de hoofden zich bekommerden om een menschenleven, wanneer het noodig was een gepleegd verraad te straften of' een gevreesd te voorkomen.

Al deze gedachten drongen zich met bliksemsnelheid aan Zijn geest op. Maar wat zou hij doen? De eenige uitweg, die zich op dit oogenblik aan hem vertoonde, was zich voorloopig zoover uit de zaak te trekken, dat hem tijd overbleef, om zich van de noodige middelen te voorzien, ten einde spoorloos te kunnen verdwijnen.

Hiertoe had hij evenwel wederom een steun noodig, en wel een, die sterk genoeg was, om zijn leven te verzekeren, waar hij zich ook wenden mocht. Daartoe bood zich de Loge met hare talrijke vertakkingen op bijzondere wijze aan. De misdaad, die Heimthal had begaan, en meer nog de vrees dat ze ontdekt zou worden had de beide ellendelingen zoo vast aan elkander gehecht, dat de een tot redding van den ander als veroordeeld was.

Cesari overzag den toestand intusschen met helderder blik dan de directeur Heimthal. Van de eene zijde stond voor Cesari minder op het spel; van den anderen kant was hij meer gewoon zich in toestanden te bewegen, die eene groote sluwheid vorderden. Bij Heimthal was daarentegen de bedoelde misdaad niet de eenige, die hij op het geweten had, wel echter de eerste, wier gevolgen hem met groote gevaren dreigden, en de man, die aan dergelijke gevolgen niet gewoon was, sidderde voor het nakende onheil.

„Vóór alles moeten wij den toestand geheel kunnen overzien zeide Cesari in den loop des gespreks. „Ik wil aanstonds naar Audorf vertrekken, om naar het kind een onderzoek in te stellen. Zijn wij het eerst in het bezit daarvan, dan kunnen wij bedreiging tegenover bedreiging plaatsen.quot;

„ Doe dat, breng het kind mede; het is waar, zulk een onderpand kan ons redden. Ik schrijf intusschen onmiddellijk aan Rothan en vraag hem, waarom hij niet gehandeld heeft volgens mijne instructiën.quot;

„Hebt gij dezen Rothan instructiën gegeven? Langs welken

weg ?

„ Per post.quot;

„Ongelukkige, wat hebt gij gedaan? Uw schrijven is opgevangen en in het bezit van Grelther gekomen.

• „^Hoe weet gij dat?quot; vroeg Heimthal, terwijl hij doodsbleek werd, en het angstzweet zich op zijn gelaat vertoonde.

„ Ik weet niets, of liever ik weet het al te goed. Hernal vermoedde dat.... o, hij is sluw..... en gaf bevel....

„Hernal? Wie is Hernal?quot;

„Richard Hernal of Lodewijk Gelther! De zaak wordt immer

-ocr page 113-

Ill

klaarder. Nu begrijp ik waarom hij zooveel belang stelde in de zaak; nu begrijp ik de bevelen der Internationale.....quot;

„Wat raaskalt gij van de Internationale?quot;

„De Internationale, mijnheer Heinithal, is uw tegenstander, en deze Geklier een harer werkzaamste agenten. Wij zitten thans zoo diep in deze zaak gewikkeld, dat ik er u niet langer een geheim van maken wil. De postambtenaar Schalier te JSordheim heeft uw brief opgevangen en aan Gelther, zooals deze hem bevolen had, toegezonden.quot;

„Dood en duivel, dezen ellendeling zal ik verpletteren! Maar gij, waarom zegt gij mij dit eerst nu?quot;

„En gij, mijnheer Heimthal, waarom speeldet gij voor mij den geheimzinnige? Gij gaaft mij machtiging, om Carolina uit het gesticht te halen, en achter mijn rug geboodt gij Eothan haar van kant te maken. Haddet gij dit niet gedaan, dan zou met een paar duizend gulden een einde aan de zaak hebben kunnen gemaakt

O O

worden; dat had Hernal mij bijna toegezegd. Wat zou u het verlies van zulk eene som geschaad hebben?quot;

„Nu, misschien kan de zaak nog met geld afgemaakt worden. Hij kon den brief niet lezen.quot;

„Waarom niet?quot;

„Wijl slechts een stuk wit papier in het couvert zat.quot;

„Gekheid! Kom toch met zulke kinderachtigheden niet bij volleerde samenzweerders!!'

„ Ik moet dezen brief terughebben, tegen eiken prijs I quot;

„ Dat geloof ik ook,quot; antwoordde Cesari droogjes, „ gij zult den patiënt daarin een goede dosis strychnine toegedacht hebben.quot;

„ Raad mij wat ik doen moet.quot;

„Voorloopig niets. Men zal niet nalaten u een eisch te stellen, dan zullen wij zien. Ik ga thans naar Audorf. Hedennamiddag kom ik u het resultaat van mijn onderzoek mededeelen.quot;

Daarmede was Heimthal tevreden, en het onderhoud nam een einde. Heimthal ging naar huis, Cesari naar Audorf; beiden gingen zeer onaangename ontdekkingen te gemoet.

Te Audorf zocht Cesari natuurlijk onmiddellijk vrouw Immig op en vernam tot zijne gioote verbazing, dat zij niet meer in het bezit van het kind was. Zij verhaalde hem, dat de burgemeester haar het kind afgenomen en daarbij van een vorstelijk bevel gesproken had; ook de persoon des ministers van justitie was genoemd. De burgemeester bezat evenmin het kind meer; voor weinige dagen had eene dame het bij hem afgehaald en was er mede weggereden. Dat Gelther in dit alles de hand had, was Cesari duidelijk, en hij vatte vrij goed den samenhang, toen hij overtuigd was, dat de agent der Internationale in het uniform van een aanzienlijk ambtenaar een uitstapje naar Audorf gemaakt had. Klaarblijkelijk had hij den burgemeester bedrogen en hem, door hem te wijzen op des vorsten wensch, aan zijne plannen dienstbaar

-ocr page 114-

112

femaakt. Slechts daarover deed Cesari de vrouw bittere verwijten , dat zij hem niet alles had medegedeeld, maar de vrouw antwoordde , dat de burgemeester haar met de gevangenis had bedreigd, wanneer zij binnen veertien dagen een woord over de zaalf spreken zou, en zij had gevreesd, dat de vervulling dier bedreiging voor haar de treurigste gevolgen zou kunnen hebben. Voorts vermoedde Cesari, dat zuster en broeder beiden van Nord-heim naar Audorf moesten gereden zijn, doch liet verbaasde hem, dat Lodewijk zich niet in den wagen had bevonden. Hij vroeg nog naar liet nummer der koets, om daardoor den koetsier op te sporen en van hem iets naders te vernemen , maar daaraan had niemand gedacht. Vrouw luimig kon ten minste dit nummer niet opgeveu. Zoo vertrok hij dan weder, in den hoogsten graad ontevreden over de mislukking van zijn plan, en na vrouw Immig nadrukkelijk bevolen te hebben hem alles mede te deelen wat zij noo- over de zaak vernemen mocht.

Cesari begaf zich onmiddellijk naar Heimthal en werd in de studeerkamer van den directeur, die hem verwachtte, ontvangeu. Hij vond Heimthal onrustig op en neer wandelend, in eene bonte huisjas gehuld en met een donkerroode muts op het hoofd, waardoor de bleekheid van zijn gelaat nog te meer uitkwam.

Toen Cesari binnengekomen was, wees Heimthal hem met de hand naar zijne schrijftafel, op welke een geopende brief lag.

„Lees!quot; zeide hij.

Cesari zette zich neder op den stoel, die voor de schrijftafel stond, en greep den brief, welks inhoud zeer kort en categorisch was. Hij luidde:

„ Morcenavond ten acht uur zal ik u in de herberg de Zwaan nabij het dorp Herzbach, aan den straatweg naar Nordheim, verwachten, om 10.000 gulden in ontvangst te nemen, welke gij mij betalen zult. De interesten van dit kapitaal zullen zoo lang strekken tot onderhoud van mijne zuster en haar zoon , tot den laatste daarmede een bestaan verzekerd kan worden. Nordheim 6 December 1869.quot;

De brief was onderteekend: „Lodewijk Geklier;quot; aan den voet van het schrijven stond het adres; „Den Weled. Zeergel. heer Heimthal.quot;

Cesari las den brief, keerde hem om en beschouwde hem van alle zijden. Daarna las hij hem nogmaals en legde hem vervolgens op de schrijftafel. Hij bedekte het gelaat met beide handen en verzonk

in diepe overweging.

„Hoe denkt gij daarover?quot; vroeg Heimthal na eenige oogen-

blikken.

Ik o-eloof, dat gij zonder uw brief aan Rothan met de helft der souf van Gelther bevrijd zoudt geweest zijn. Thans moogt gij verheugd zijn , indien gij voor 10.000 gulden uw brief terug kunt bekomen.quot;

-ocr page 115-

113

„Gij gelooft dus, damp;t ik het geld betalen moet?quot;

„In ieder geval moet gij in de Zwaan verschijnen. Vooreerst echter zonder geld. Hoor van hem wat hij doen wil, indien gij hem niet betaalt. Daaruit zal het u blijken, of hij den brief werkelijk bezit. Deze zou eveneens verloren kunnen gegaan of door eene of andere vertraging te laat bij dr. Eothan kunnen aangekomen zijn.quot;

„ Dat ware zeker mogelijk.quot;

„Bezit hij den brief, dan zal hij er mede dreigen.quot;

„ Zonder twijfel.quot;

„ Beloof hem dan het geld in eene volgende samenkomst. Er dwaalt mij een plan door het hoofd, om Geltber eene geduchte streep door de rekening te halen , doch ik heb tijd noodig om er over te denken. Natuurlijk vorder ik , in het gelukkig geval, een wederdienst.quot;

„Wat noemt gij een gelukkig geval ?quot;

„Wanneer gij uw geld behoudt en Gelther buiten staat wordt gebracht u verder last te veroorzaken.quot;

„ Eeken op mijne onbegrensde dankbaarheid!quot; riep Heimthal vol geestdrift.

„A propos, zijt gij in den jongsten tijd bij Guttmann geweest?quot;

„Sinds hij zijne buitenplaats verlaten en zijne woning in de stad betrokken heeft, heb ik hem niet gezien.quot;

„Zoo? Niet? Hm, ik wil u een voorstel doen.quot;

„Ik luister.quot;

„ Ik wil uw slaaf zijn tegen Gelther, wanneer gij de mijne wilt zijn tegen Guttmann quot;

„Tegen Guttmann? Wat hebt gij tegen hem? Hij doet geen dier kwaad.quot;

«Wilt gij?quot;

„Wanneer ik u een dienst doen kan. .

„ Ik heb, hoe zal ik het zeggen !.... ik heb het oog op zijne dochter.quot;

„Gij, Cesari , gij?quot; riep Heimthal verbaasd uit.

„Nu ja, waarom ik niet?quot; vroeg Cesari onverschillig.

„Maar wat kan ik in deze zaak voor u doen?quot;

„Ik weet, dat de oude dwaas veel gewicht hecht aan uw raad.quot;

„ Daarvan wasch ik mijne handen in onschuld.quot;

„Het zij zoo, mijnheer Heimthal,quot; antwoordde Cesari, langzaam opstaande en naar hoed en stok grijpende, „dan wasch ik ook mijne handen in onschuld.quot;

„Nu, haast u zoo niet, wat wilt gij van mij?quot;

„Dat gij hem aanraden zult, wat ik u zeg.quot;

„Wat zult gij dan zeggen?quot;

„ Dat weet ik nog niet.quot;

„Nu, ik wil zien wat ik doen kan,quot;

„Dat is verstandig gesproken. Het blijft dus afgesproken dat De Vrijmetselaae. 104

-ocr page 116-

114

gij morgenavond naar Herzbach rijdt; uiterlijk overmorgen zal ik u mijn plan mededeelen.quot;

„Wij zullen doen wat mogelijk is.quot;

De beide edele mannen scheidden. Toen Cesari naar zijne woning terugkeerde, ontmoette hij Wahr, wiens gelaat van vreugde straalde

„Cesari, Cesari,quot; sprak hij, terwijl hij de hand van zijn vriend o-reep, „ik ben gelukkig, gelukkiger dan ik dacht te worden.quot;

„Wat is er dan gebeurd?quot;

„ Ik kom zoo even van Hermina Hare moeder heeft mij gezegd, dat de inlichtingen, die zij omtrent mijn persoon heeft ingewonnen, gunstig luiden, en dat zij het niet als onmogelijk be-scliouwt, dat haar echtgenoot zijne toestemming zal geven.quot;

„Nu vriend, ik wensch u van harte geluk. Zoo is dan toch één arme duivel tot zijn doel gekomen; het geval komt zoo zelden voor, dat ieder eerlijk man zich daarover verheugen moet. Hebt gij reeds met uwe moeder gesproken?quot;

„ Neen , maar ik zal haar niets zeggen, voor de zaak geheel in orde is, en ik haar mijne verloofde kan voorstellen. Wat zal dat mijne moeder eene vreugde zijn!'

„Ja, dat geloof ik gaarne. Waarheen wilt gij thans gaan ? quot;

„Ik weet het niet, ik wil dwalen door berg en dal, over veld en heide quot;

„En misschien bloemen plukken op den 6dcn December.quot;

„Koude spotter, wanneer men de lente in het hart heeft, schijnt ook de natuur in den glans der lente te schitteren. Vaarwel!quot;

Wahr verwijderde zich met rasse schreden. Cesari zag hem eenige oogenblikken na en mompelde: „ Het wordt hoog tijd, dat ik een woordje meespreek; anders zou de dwaas werkelijk in staat zijn mij het meisje voor den neus weg te nemen.quot; Dan vervolgde hij weder zijn weg.

Thuis gekomen, ontstak hij licht, want de duisternis viel spoedig in, en het was mistig weder. Vervolgens wierp hij zich op de canapee en dacht eenige oogenblikken na; peinzend staarde ny in de rookwolken, die hij uit zijne sigaar trok, en het spotlachje, dat wij bereids als een karakteristiek teeken zijns gelaats hebben leeren kennen, verscheen nu en dan op zijne lippen. Eindelijk sprong hij schaterlachend op, legde zijne sigaar weg en zette zich aan tafel, om brieven te gaan schrijven. Hij schreef niet op de gewone wijze maar met de linkerhand, en de letters, die hij op het papier bracht, waren daarom stijf en onbevallig, zoodat het scheen alsof eene kinderhand ze geschreven had In geen geval zou iemand op het denkbeeld kunnen komen , dat hij , Cesari, de brieven had geschreven. Hij schreef:

„ Geachte raadsheer,

„ Men maakt een schandelijk misbruik van uw vertrouwen.

-ocr page 117-

115

Gij hebt met edele welwillendheid voor zekeren W^ahr uw huis

geopend, en deze ellendeling bewijst u daarvoor zijn dank, door

te beproeven heimelijk uwe dochter weg te nemen. Zorg voor de

eer uws huizes. „ , , , . , „

„ Een onbekend vriend.

Nadat Cesari dit briefje tweemaal had gelezen, sloot hij het en schreef er het adres op. „Den Weled. heer Guttmann.quot;

Vervolgens nam hij een ander blad papier en schreef het volgende:

„ Mejuffrouw,

„Uw zoon bewandelt slechte wegen. Het is hem niet genoeg, het heilige geloof zijner Kerk verlaten te hebben en tegen zijne heilige Moeder den bittersten haat te koesteren, hij heeft zich ook gewikkeld in eene liefdes-intrigue, die niet anders dan slecht kan afloopen. Houd, indien het u mogelijk is, hein terug op den gevaarlijken weg, waarop hij zich bevindt.

„ Een voormalig vriend.quot;,.

Ook dezen brief las hij over, sloot hem en adresseerde hem aan de weduwe Wahr. Na beide brieven van postzegels voorzien te hebben, stak hij zijn sigaar aan en verliet zijne woning, om de brieven in de naburige bus te werpen.

„Ga uw gang, verderf!quot; mompelde hij, toen hij de brieven op den bodem der bus hoorde vallen, en begaf zich daarop naar de arbeidersvereeniging, waar hij zijn vriend Wahr de hand drukte en eene geweldige rede hield over de intriges der Jesuïeten, die zelfs den heiligen band der familie en der vriendschap niet ontzien, wanneer zij hunne kwade bedoelingen slechts kunnen bereiken. Ja, hij geraakte in geestdrift in zijne zedelijke ontroering, en zijn auditorium onderbrak zijne rede meermalen door levendige bijvalsbetuigingen.

En het verderf, dat Cesari gezaaid had, ging zijn gang. Op den volgenden morgen begaf Wahr zich naar de fabriek, om er zijne teekening, waarmede hij in den namiddag gereed wilde zijn, af te werken; daarna zou hij bij de familie Guttmann een bezoek brengen en Hermina's moeder verzoeken de zaak nu aan den raadsheer bloot te leggen eu daarbij zijne voorspraak te zijn.

Guttmann ontving te 10 uren des morgens den brief van Cesari, en daar hij bij al zijne goede eigenschappen ook de slechte eener felle en dan niet te bedwingen hartstochtelijkheid bezat, zou een hevig tooneel hebben plaats gegrepen, wanneer niet gelukkig zijne vrouw en dochter afwezig waren geweest. Hij bepaalde er zich nu toe, een half uur lang als een waanzinnige door zijn kabinet te vliegen, onophoudelijk uitroepende: „Een schoone historie, een prachtige historie!quot; — en dezen kreet nog meer kracht bijzettende door zijn mutsje bij den

-ocr page 118-

116

gouden kwast te grijpen, het door de lucht te zwaaien en eindelijk op eene kast te slingeren. Daar zijne vrouw en dochter niet terug schenen te willen komen, inaakte hij het plnn Heimthal, die Wahr bij hem geïntroduceerd had, voor de gevolgen verantwoordelijk te stellen. Weinige minuten later begaf hij zich naar de woning van zijn hooggeschatten vriend, ditmaal echter niet met de vriendelijkste bedoelingen.

Hij vond Heimthal in diens studeervertrek, en nadat beiden elkander getrroet hadden, reikte Guttmann den directeur den

o e 1

brief toe, zonder een woord te spreken,

De laatste opende zeer bedachtzaam het schrijven, las het en gaf het aan den raadsheer terug, nadenkend zeggende: ,,Wie mag de schrijver van dezen brief zijn?quot;

„Mij dunkt, dat is vrij onverschillig!quot; antwoordde de raadsheer.

„Niet zoo geheel,quot; hernam Heimthal, en daarbij had hij van zijn standpunt volkomen gelijk, want hij had er groot belang bij te weten, of Cesari de hand in dit spel had. Zulks kon liet geval maar ook niet het geval zijn. Kwam de brief van Cesari, dan behoefde Heimthal zich slechts op het standpunt van den brief te plaatsen, maar was hij door een ander geschreven, dan was de zaak voor Cesari even bedenkelijk als voor Wahr. Immers het lag voor de hand, dat, wanneer aan Wahr de toegang tot Guttmanns huis ontzegd werd, ook voor diens vriend de deur zou gesloten worden. Hij besloot daarom te zorgen, dat dit geval voorkomen werd. Daarbij kwam nog eene andere overweging. Al bewees Heimthal de grootste opmerkzaamheid aan zijne eigene aangelegenheden, zoo vergat hij toch de zaken der Loge niet. De agitatie tegen het Concilie was in vollen gancr, en de woede over de zoo-genaamde pauselijke aanmatigingen nam met den dag toe. Slechts

in de Katholieke kringen was het rustig gebleven. Hoe meer

. . ii de dag naderde, waarop het Concilie zou geopend worden,

met te grooter ijver schaarde zich het Katholieke volk om zijne geestelijkheid, en deze verzuimde niets om de zwakker, te versterken, den vreesachtigen moed in te spreken en de geheele Katholieke wereld in het gebed te vereenigen. Alle kansels hadden weerklonken van geestdriftvolle woorden, om den ijver aan te wakkeren; overal werden openbare gebeden en missiën gehouden. De Katholieke pers trad met beradenheid als' met éene stem voor de Katholieke waarheid in het strijdperk en bestreed in bladen, brochures en zelfs grootere werken de leugens en lasteringen. Ook in de stad, waarin onze geschiedenis voorvalt, zou in de eerstvolgende weken eenemissie gehouden worden, en men wist nog niet of men de arbeiders-vereeniging niet voor een ketelmuziek of oproer zou noodig hebben. Zou Heimthal in dezen staat van zaken aan de onderwerping der arbeidersvereeniging aan de Loge, die tot heden

-ocr page 119-

117

Jo gevvenschte gevolgen opleverde, een einde maken? Dat kon, dat moclit niet. Veeleer was liet noodig tijd te winnen.

„Ik betreur het ten. zeerstesprak dé raadsheer, „vroeger aan uwe wenschen toegegeven en voor deze beide sujetten mijne deur geopend te hebben.quot;

„Ik geloof ten onrechte,quot; antwoordde Heimthal, „want zelfs aangenomen dat de inhoud van dezen brief met de waarheid overeenstemt.

„Hoe, twijfelt gij daaraan?quot;

„Weet gij wellicht iets naders?quot;

„ Neen, maar het geval is zoo gemakkelijk mogelijk.quot;

„Wie weet of deze brief geen ultramontaansehe intrigue is, die ten doel heeft den band, die tusschen de Loge en de arbei-dersvereeniging bestaat en welke den ultramontanen zeer ongelegen komt, te verbreken!quot;

„Niet onmogelijk, ik zal er Hermina over spreken.quot;

„Gij ziet, geachte heer Guttmann, hoe gemakkelijk men dwalen kan.quot;

„ Gij hebt volkomen gelijk; daaraan heb ik niet gedacht.quot;

„Maar nemen wij eens aan, dat de brief waarheid spreekt, ook dan moogt gij het niet betreuren, dat ik de arbeiders in uw huis gevoerd heb. Want gij hebt daarmede de zaak der verlichting groote diensten bewezen quot;

,, Ik ben ook gaarne bereid met deze diensten voort te gaan maar niet ten koste van het geluk mijner dochter.quot;

„ Dat begrijp ik. Daarvoor moet onder alle omstandigheden gezorgd worden , en dat kan zeer goed geschieden.quot;

„Wilt gij mij uwe meening daaromtrent mededeelen ?quot;

„Volgaarne. Twee dingen moeten onvoorwaardelijk in het oog gehouden worden: het welzijn uwer dochter en de invloed der Loge op de arbeiders.quot;

„Zeer wel, mijnheer de directeur. Het aangenaamste zou mij zijn, dat ik mij met mijne dochter en de Loge zich met de arbeiders belastte.quot;

„Wanneer eene volledige scheiding thans nog mogelijk ware, zou ik daartoe gaarne medewerken. Nu evenwel de dingen zoo ver gekomen zijn, moeten wij onderzoeken hoe beide zaken kunnen vereenigd worden.quot;

„Ik moet erkennen, dat mij thans de vervulling mijner verbintenissen aan de Loyie zwaarder valt dan vroeger.quot;

O .. ,gt;

„ Daarom ben ik bereid u met raad en daad bij te staan.'

„Nu, wat raadt gij mij dan?quot;

„Voor alles moet onderzocht worden of Wahr het inderdaad gewaagd heeft uwe dochter te naderen. Wordt dit toegestemd, dan verneemt gij te gelijk hoe uwe dochter over zijn aanzoek gedacht heeft. Het is ondenkbaar, dat zij dezen armen jongen als haar toekomstigen echtgenoot zal beschouwen. In het ergste

-ocr page 120-

118

geval hebben wij dus te doen met eene hoogst belachelijke historie, waarvan uwe dochter slechts in zooverre notitie neemt,* als de vleitaal van Wahr hare vrouwelijke ijdelheid streelt. Zij mag er misschien behagen in vinden, toch lijdt het geen twijfel, dat zij Wahr achter zijn rug uitlacht.quot;

„ Gij zijt zeer optimistisch in uwe beschouwing.quot;

„ Ik beschouw de zaak gelijk zij is. Maar ook aan die vleierijen kunt gij een einde maken. Verhaal uwe dochter wat gij vernomen hebt en maak haar opmerkzaam op het gevaar, dat zij loopen kan, wanneer Wahr werkelijk zoo dwaas en verblind zou wezen, als gij vermoedt. Mocht Hermina, wat, ik zeg het nog eens, ondenkbaar is, eenig wezenlijk belang in Wahr stellen, zeg dan dat gij nimmer in dergelijke echtverbintenis zult toestemmen Spreek vervolgens met uwe vrouw; de moeders zijn in dit opzicht de beste raadslieden. Stel er haar verantwoordelijk voor. En mocht gij ontdekken, dat Wahr zijne bezoeken vermeerdert, verzoekt dan uw zoon hem met arbeid te overladen. Dan eindigt de geschiedenis van zelf, zonder dat Wahr bemerkt, wie hem den slag heeft toegebracht.quot;

„Ha, dat is goed.quot;

„En wanneer hij des avonds mocht komen, zend dan uw zoon en dochter naar den schouwburg, en schenkt gij aan Wahr de eer van uw gezelschap. Is het hem werkelijk om Hermina te doen, dan zal uw gezelschap hem ras vervelen.quot;

„Kostelijk!quot; riep de raadsheer en wreef de handen van genoegen. „ Ik zal met hem schaken en hem elke vijf minuten een pion laten vangen; dat houdt op den duur niemand uit.quot;

„Gij gelooft dus, dat langs dezen weg de belangen uwer familie verzekerd zijn ?quot;

„Volkomen quot;

„ Maar hiermede moeten wij ons niet vergenoegen. Gij ziet dat ik het ernstig meen met uwe rust. Maak slechts voor het oogenblik geen opschudding, die u zelf onaangenaamheden berokkenen zou. Kunt gij berekenen wat de lieden zeggen, die voor hen partij trekken zullen? Weet gij welke praatjes men ten opzichte uwer dochter verspreiden zal?quot;

„Gij hebt gelijk, mijnheer de directeur.quot;

„Volg dus mijn raad en doe voorloopig niets dan uwe familie in kennis stellen van uw bepaald verlangen Laat voor het overige alles bij het oude. De Concilie-agitatie zal misschien voorbijgaan, wanneer het Concilie zich slechts belachelijk gemaakt heeft; dan behoeven wij deze krachten des volks niet meer, en men maakt van zelf een einde aan de bestaande betrekkingen. Of wij doen andere krachten aanrukken en schuiven Wahr eenvoudig ter zijde. In tijd van nood eindelijk kan men een klein schandaal óp de fabriek provoceeren, dat tot eene breuk met den patroon leidt, en dan is natuurlijk de

-ocr page 121-

119

betrekking met den vader des patroons eveneens gebroken.quot;

„Wat bedoelt gij daarmede?quot;

„Men kan Wahr b. v. verdenken van diefstal.quot;

„Neen, mijnheer, dat kan men niet,quot; antwoordde Guttmann haastig. „Zijn eerlijke naam is het eenige wat Wahr bezit, en dien wil ik hem niet ontnemen.quot;

„ Dat is ook niet noodig. Eene vluchtige aanduiding onder vier oogen zou genoeg zijn om hem het hazenpad te doen kiezen. Overigens was het slechts een denkbeeld, wTaarmede ik Wahr volstrekt geen leed berokkenen wilde.quot;

„Voorloopig wil ik mij aan onze afspraak houden en hopen, dat wij onder beide opzichten tot ons doel komen.quot;

Nadat de heer Guttmann aldus zijne instructie gehaald had, begaf hij zich weder naar huis, en nauwelijks had hij zijn huisjas aangetrokken, of hij vernam dat zijne vrouw en dochter teruggekomen waren. Haastig greep Guttmann den brief van Cesari en trad, zich zeiven zooveel mogelijk opstokende, in de voorkamer; hij wenschte in zijn eigen vol vaderlijk gezag op te treden, en hiertoe behoort bij lieden, die een goedaardig karakter hebben, gewoonlijk eene onnatuurlijke, kunstmatige heftigheid. Daar zijn toorn nu door zijn gesprek met Heimthal vervlogen was, fabriceerde hij eene kunstmatige gramschap.

„Wat is dat?quot; riep hij zijne vrouw toe, haar den brief van Cesari voor de oogen houdende.

• • • 1

Mevrouw Guttmann bleef zeer bedaard, want zij was zich geen schuld bewust, nam den brief aan en gaf dien, na hem gelezen te hebben, ietwat onverschillig terug, zeggende: „Dat is een anonieme brief, die over eene aangelegenheid handelt, waarover ik dezer dagen met u spreken wilde.quot;

„Dus is er iets van waar?quot;

„ Er is iets van waar, maar niets van hetgeen de briefschrijver zegt; doch, zooals ik u reeds gezegd heb, ik zal u daarvoor spreken, en wel eerst onder vier oogen.quot;

„Zoo, Hermina, heeft dan Wahr u eene verklaring gedaan?

„Ja, papaquot;'

„Hel en duivel, 't Is goed. Vergeet niet, dat zeg ik u kort en bondig, dat ik nimmer dergelijke betrekking tusschen u en Wahr dulden zal, en dat gij hem dus buiten de grenzen houdt, die tusschen mijne dochter en dezen armen arbeider getrokken zijn.'

„Ik smeek u, papa ...quot;

„Gij hebt niet:- te smeeken; gij kent thans mijn wil, meisje, en daarnaar richt gij u, of gij zult zien wat gebeuren zal, wanneer gij een haarbreed van den weg, die ik u voorschrijf, afwijk.quot;

Hierop wendde de raadsheer zich tot zijne vrouw en zeide:

„En gij zijt moeder; van u verwacht ik, dat gij uwe dochter beschermt en haar bewaart voor alles wat haar toekomst schaden kan.quot;

-ocr page 122-

120

Mevrouw Guttmann antwoordde geen syllabe, en ook hare dochter bewaarde het diepste stilzwijgen. Eenige oogenblikken heerschte eene pijnlijke stilte, die de raadsheer eindelijk af brak, om zijne laatste bevelen te geven.

„Al heb ik nu aan dien toestand een einde gemaakt, ik wensch niet, dat men Wahr daarvan kennis geve. Ik wil niet, dat de zaak tot dat punt gedreven worde, dat Wahr genoodzaakt zou zijn zijne bezoeken te staken. Daarnaar hebbe men zich te richten. Dat is alles wat ik u te zeggen heb. En wanneer gij,quot; — met deze woorden richtte hij zich tot zijne vrouw, — mij nog iets hebt mede te deelen, verwacht ik u in mijn kabinet.quot;

Na deze woorden gesproken te hebben, verliet de raadsheer de kamer en trok de deur vrij onzacht achter zich toe.

Hij liet eene zeer onaangename stemming achter. Hermina zat op een stoel, met de oogen strak op den grond gericht. De ongewone barsehheid, waarmede haar vader haar bejegende, had haar in de eerste oogenblikken verbluft; thans herinnerde zij zich de verschillende uitdrukkingen baars vaders, en de verachting, waarmede hij over Wahr gesproken had, smartte haar diep.

Doch Hermina was geen karakter, dat zich lang door onvruchtbare smart liet beheerschen, en nadat zij zich een weinig hersteld had, legde zij zich de vraag voor: „Wat nu?quot; Dat de wil baars vaders haar thans geen wet zou zijn, was bij haar uitgemaakt; zij moest beproeven hem van gedachte te doen veranderen. Hare moeder had de kamer verlaten, en Hermina was overtuigd, dat zij zich tot haar vader had begeven, en zij, Hermina, het onderwerp van beider gesprek was. De levendige wensch kwam bij haar op, te weten wat tusschen hen verhandeld werd ; zij vond het wel onwaardig hare ouders te gaan beluisteren, maar eindelijk kon zij dat verlangen niet meer wederstaan, en nadat zij in het huismutsje, dat zij aan haar vader wilde brengen, een geschikt voorwendsel had gevonden, om hare verschijning in het kabinet haars vaders te verklaren, daalde zij zacht den trap af, om aan de deur van 't kabinet te luisteren.

Inderdaad hoorde zij de stem harer ouders, en kon zij al niet elk woord verstaan, zij kon den gang van 't onderhoud behoorlijk volgen. Zoo hoorde zij dan, dat hare moeder met veel ijver de zaak van Wahr verdedigde, terwijl haar vader met ongewone onstuimigheid daartegen streed en iedere gedachte aan zoodai ige V verbintenis eene dwaasheid noemde. Van den anderen kant hoorde

zij tot hare groote verbazing, dat haar vader van eene breuk met Wahr niets weten wilde, althans voorloopig niet. Ook mocht Wahr hiervan niets vernemen; hij zou ontvangen worden als vroeger; slechts moest Hermina van hem verwijderd gehouden worden en over het algemeen niets weten. Wahr had eene eerlijke verklaring gegeven, en men was hem een openhartig antwoord schuldig. Het zou zeer onedel zijn de hoop op Hermina's bezit in

-ocr page 123-

121

hem levendig te houden, terwijl men de vervulling dier hoop onmogelijk maakte. Guttmann maakte nog wel eenige tegenwerpingen, doch zijne echtgenoote hield vol, dat zij zijne meening niet kon deelen en vast besloten was Wahr eerlijk den stand der zaak mede te deelen en aan hem over te laten of hij zijne bezoeken al dan niet wilde voortzetten.

Daar Hermina nu genoegzaam ingelicht meende te zijn , begaf zij zich even stil naar de huiskamer, als zij van daar gekomen was. Het duurde inderdaad ook slechts weinige minuten , of haar moeder trad binnen, zonder zich echter met de zaken der huishouding bezig te houden. Klaarblijkelijk wilde zij een gesprek met Hermina vermijden, en de laatste had eveneens zeer weinig lust tot spreken.

Zij zat aan het venster en zag met starren blik naar het dorre winterlandschap.

De raadsheer was in zijn kabinet teruggebleven. Hij wreef zich lachend de handen en wenschte zich zeiven geluk, dat hij met zulke mannelijke vastberadenheid opgetreden was en zijn gezag had doen gelden. En toch moest hij zich inwendig bekennen niet tevreden te zijn. Van de opmerkingen zijner vrouw was een niet te miskennen indruk in zijn geest achtergebleven. Hij was wel is waar overtuigd, dat de plannen van Wahr vermetel, zelfs onbeschaamd waren , maar moest toch toegeven , dat hij , in tegenstelling met den anoniemen briefschrijver, buitengewoon eerlijk had gehandeld Eveneens moest hij erkennen, dat zijn eigen gedrag onedel was, en de arme arbeider, zooals hij hem noemde, rond-borstiger had gehandeld dan hij, die voornemens was een dubbelzinnige rol tegenover hem te spelen. Hij werd ontevreden tegen Heiinthal, omdat deze hem den raad daartoe gegeven had, die hem in het eerste ooffenblik van hartstocht goed toescheen, maar

O c?

die hem thans, nu hij met het gedrag van Wahr geheel bekend was geworden, onaannemelijk voorkwam. De ontevredenheid vermeerderde nog, toen hij overwoog, dat Heimthal er zelfs niet voor terugdeinsde Wahrs eerlijkheid in verdenking te brengen, en het was hem eene wezenlijke geruststelling, dat hij ten minste dit voorstel met kracht had afgewezen.

Onder deze omstandigheden was het natuurlijk, dat hij zich met tegenzin naar de huiskamer begaf, om er het middagmaal te gebruiken, en wat hij daar zag, was weinig geschikt om hem in eene aangename stemming te brengen. Hermina had rood geweende

O f» O O

oogen, at weinig en sprak geen woord; mevrouw Guttmann voelde zich nog immer beleedigd door den ruwen toon, waarop haar echtgenoot haar toegesproken had, en beantwoordde zijne vragen slechts zeer kort, zoodat over het algemeen eene zeer onaangename stemming aan de tafel heerschte.

De raadsheer bleef daarom niet langer dan noodig was'en trachtte

O Ö 4

zoo spoedig mogelijk zijne vrouw en dochter uit den weg te gaan. Niet alleen begreep hij hare smart, maar ook dat hij er de voor-

-ocr page 124-

122

naamste schuld van droeg. Daar hij bovendien niet zonder grond vermoedde, dat Wahr weldra zijn gewoon bezoek zou komen brengen, ruimde hij te liever het veld, daar het dan aan zijne vrouw overgelaten bleef, de zaak met Wahr af te maken.

Intnsschen had de heer Guttmann nauwelijks een kop koffie in zijn kabinet gedronken, of Wahr verscheen in 't salon bij zijne echtgenoote en dochter.

Bij den eersten oogopslag begreep hij. dat er iets bijzonders voorgevallen moest zijn. De zoo vriendelijke lach van Hermina begroette hem ditmaal niet, en het gelaat van mevrouw Guttmann was ernstiger dan ooit.

Hij zette zich niettemin neder, maar het gesprek wilde niet vlotten, tot eindelijk mevrouw Guttmann een einde maakte aan den pijnlijken toestand en de rnededeeling deed, waartoe zij zich jegens Wahr verplicht achtte

„Het doet mij leed,quot; zeide zij, „u -eene onaangename mede-deeling te moeten doen.quot;

Wahr voelde, dat het bloed hem naar het hoofd steeg.

„ Mijn echtgenoot heeft door een anoniemen brief kennis van uwe plannen gekregen, en hij gelooft, dat het niet mogelijk is uwe wenschen te vervullen. Intusschen zou hij het zeer betreuren, indien gij u hierdoor liet bewegen, om aan de vriendschappelijke verhouding een einde te maken, die tusschen u en ons bestaat. Hij wilde zelfs niet eens, dat ik u zijne meening mededeelde, in' de hoop dat gij mettertijd tot andere gedachten komen en , zonder eene verklaring te provoceeren, u terugtrekken zoudt. Gij hebt u evenwel als een eerlijk man tot mij gewend, en ik achtte m:j verplicht u in kennis te stellen van de inzichten mijns écht-genoots.quot;

„Ik dank u, mevrouw,quot; antwoordde Wahr, alle pogingen aanwendende, om zijne ontroering te beheerschen. „In ieder geval is de waarheid eene kostbare en nuttige zaak, en wat gij mij daar meedeelt, heb ik reeds vroeger tot mij zei ven gezegd.quot;

„Gij erkent dus dejuistheid der rüeening van den heer Guttmann ? quot;

„Ik geef toe, dat ik het van den beginne voor waarschijnlijk hieid, dat hij aldus over de zaak zou denken. Laat mij evenwel, mevrouw, verklaren, dat ik thans niet meer in de mogelijkheid verkeer kortweg te kunnen terugtreden.quot;

„Niet? Waarom niet?quot;

„Omdat uwe dochter mijn woord heeft, en ik gebonden ben.quot;

„ Laat deze zorg aan mij over,quot; bemerkte mevrouw Grutt-mann lachend.quot; „

„De zorg voor mijn woord?quot; vroeg Wahr, groote oogen opzettende, terwijl een zegevierende lach Hermina's lippen krulde. „De zorg voor mijn woord?quot; herhaalde hij. „ Neen, mevrouw, deze zorg behoud ik voor mij zeiven.quot;

„Mag ik n daaromtrent eenige verklaring vragen?quot;

-ocr page 125-

1.23

„ Om over mijne toekomstige handelingen te kunnen beslissen, moet ik noodzakelijk een onderhoud met uwe dochter hebben. Slechts zij kan mij aan mijn woord houden of mij er van ontslaan. Wilt gij mij dit onderhoud toestaan, dan zal ik met de meeste openhartigheid den uitslag daarvan mededeelen. Staat gij het niet toe, dan kan ik natuurlijk niet langer hier blijven. Ronduit moet ik u echter verklaren, dat ik langs iederen weg een onderhoud met uwe dochter zal trachten te verkrijgen, en ik geloof niet, mevrouw, dat gij dit zult kunnen verhinderen.quot;

„Wat dit laatste betreft, geloof .ik van eene andere meening te kunnen zijn; evenwel heb ik er niets tegen, dat gij met Hermina raadpleegt, doch door deze concessie wordt onze vrijheid van handelen in geen opzicht beperkt.quot;

„Gij veroorlooft het dus? Mag ik u verzoeken, Hermina?quot;

Hermina had niet gewacht, tot Wahr haar uitnoodigde. Bij de toestemmende woorden van haar moeder was zij opgesprongen, en beiden gingen in de belendende kamer, waarvan zij de deur open lieten staan.

Hermina verhaalde alles wat voorgevallen was en verzweeg zelfs niet met welke geringschatting haar vader over hem gesproken had; evenmin vergat zij, dat hare moeder hem had verdedigd. En toen zij alles gezegd had, eindigde zij; „En nu. Herman, zeg mij wat ik doen moet, ik zal het doen. Uw lot zal het mijne zijn. Ik deel met u zorg, kommer en ellende.quot;

Herman was gelukkig door deze vaste trouw van Hermina.

O O

En toch vroeg hij zich af, of hij zulk een offer mocht aannemen. Hij stond eenige oogenblikken nadenkend aan het venster, wierp een droevigen oogslag naar builen en wendde zich dan tot Hermina. Zijn besluit stond vast:

„Van scheiding kan geen sprake zijn. Zoo min deze boomen zich van de aarde laten scheiden, zoo min kan ik mij scheiden van u. Maar toch is het eene zware onderneming u tot mijne vrouw- te nemen zonder den zegen uwer ouders. Ik ben niet bijgeloovig en geloof dus niet, dat de ouderlijke zegen bepaaldelijk noodig is tot het geluk des huwelijks. Niettemin is het een knagende smart gescheiden te zijn van hen, die ons beminnen, die het eerste en heiligste recht hebben op onze liefde en dankbaarheid. Kunnen wij dat vermijden , dan moeten wij het doen. Wij zijn beiden nog jong, en de tijd kan de meening uws vaders doen veranderen. Wie weet welke bedoe-lingen hij mij toeschrijft; geef hem tijd, om daarover beter ingelicht te worden. Misschien beschouwt hij uwe liefde als eene voorbijgaande opwelling; laat hem de zuiverheid en standvastigheid daarvan leeren kennen. Hij heeft mij veroorloofd mijne bezoeken voort te zetten; wij kunnen dus elkander zien en spreken. Daarbij zijn wij verzekerd van de bescherming uwer moeder.quot;

-ocr page 126-

124

„ Het is goed zoo, Herman, keeren wij thans naar mijne moeder terutr.quot;

O

„ Mevrouw,quot; sprak Wahr, toen hij weder in het salon plaats had genomen, „wij zullen beproeven de neiging onzer harten met den plicht der kinderlijke liefde in overeenstemming te brengen.quot;

„ Dat wil zeggen ? quot;

„Wij verwachten van den tijd en van uwe voorspraak eene verandering in de meening des raadsheers Wanneer gij mij intusschen wilt veroorlooven onder dezelfde voorwaarden als tot heden u mijne opwachting te. komen makenquot;.

„Maar geen afzonderlijke gesprekken of briefwisselingquot;....

„Dat beloof ik u plechtig, mevrouw.quot;

„ Dan zult gij mij hartelijk welkom zijn, al vrees ik,quot; voegde zij er nauw hoorbaar bij, „ dat mijn echtgenoot niet tot andere gedachten komen zal.quot;

Met dit bescheid verliet Wahr het huis van den heer Gutt-mann. Dat hij niet met de aangenaamste gewaarwordingen ging, laat zich begrijpen. Hij had voor Hennina trachten te verbergen, hoe diep de minachting des raadsheers hem gekwetst had, en alle bezwaren, die zich bij hein verheven hadden, vertoonden zich weder in volle kracht. Zoo kwam hij eindelijk tehuis, de hinderpalen verwenschend, die hem zoozeer in den weg stonden.

Zijne moeder legde hem den brief voor, dien zij ontvangen had; aanstonds onderzocht hij met de uiterste nauwkeurigheid het schrift, doch het bleef hem geheel onbekend. Daar zijne moeder hem nu over de zaak sprak, maakte hij er niet langer een geheim van, waarop zij hem onder het oog bracht, hoe licht men hem onedele bedoelingen kon toeschrijven, en hoe zelfs in het irelukkisrste geval de eerste vreugde ras zou voor-

O O O O

bijgaan en hij zijn leven lang het knellende bewustzijn zou met zich omdragen, van alles wat hij bezat aau zijne vrouw te danken te hebben Doch Wahr hoorde nauwelijks wat zijne moeder zeide en hield met starren blik de oogen op het vuur van den haard «revestigd.

O O

Eindelijk stond hij op; hij moest Tiaar buiten, en ofschoon de nacht naderde, hij ging De stad verlatende, wandelde hij in de omstreken, waar slechts zeer zelden een eenzame lantaarn de duisternis voor een wijl verdreef. Dat kwam overeen met zijne gemoedsstemming. Geen ster verlichtte den donkeren nacht en geen straal van hoop zijne duistere toekomst; vlokken sneeuw bedekten de aarde als het lijkkleed, waarin zijn hart gewikkeld was.

Moede en afgemat keerde hij naar huis terug. Hij legde zich te bed en viel in slaap, maar zijne slaap was kort. Al te zeer was zijn geest werkzaam, om zijn lichaam rust te gunnen. Met de heerlijkste kleuren schilderde hij zich zijn voorgesteld

-ocr page 127-

125

geluk af, en welk vooruitzicht had hij, dat liij ooit dat geluk zou genieten? Met al zijne kracht verzette hij zich tegen de minachting van den raadsheer, die op niets zich kon verheffen dan op zijn geldzak en in kennis en gevoel ver beneden hem stond. „W ie is dan toch die Guttinannvroeg hij zich af, „die op mij durft nederzien , omdat hij rijk is geworden door de kennis en het zweet van anderen ? Heeft hij misschien één dag gearbeid om het dagelijksch brood en één oogenblik tegen rampspoeden geworsteld? Anderen hebben voor hem den heeten strijd des levens gestreden, en hij heeft er zich toe bepaald de gouden vruchten van hun arbeid in te zamelen. Laf en onbarmhartig vernedert hij mij, wanneer ik afwezig ben, en drukt mij de hand, wanneer ik zijn huis bezoek; hij verheft zich op de deelneming, die hij toont in het lot van den arbeider, en bespot hem, wanneer hij zich onbespied waant! O, welk een verachtelijke huichelaar! En toch oordeelt de wereld gelijk hij; zij staat aan zijne zijde en bespot met hem den moed, waarmede ik„ het oog ophef tot den kring, waarin hij leeft. Waar vind ik een oord, waar de mensch zooveel geldt als hij waard is, waar men de deugd weegt en niet het vermogen ? W aar vind ik de gelukkige streek, waar de waarheid troont en de leugen wordt gebrandmerkt, onverschillig, of rijken of armen zich met haar bezoedelen ?

Op dit oogenblik rolde een dofïe toon door de duisternis. Het was de groote klok der naburige Genovevakerk, en een oogenblik later klonk een vroolijk klokkengelui. Spoedig ver-eenigden zich de klokken van alle kerken tot een onbeschrij-felijken jubelklank. Het was de morgen van den 88ten December, den dag der opening van 't Concilie, en de klokken van alle Katholieke kerken brachten haar dank aan den Vader der waarheid, omdat Hij het groote werk tot hiertoe had laten gelukken.

En op zijn eenzaam leger woelde in onvruchtbare zielepijn de arbeider, wien de hemel zelf antwoord scheen te geven op zijne vragen; maar in den diepen nacht zijns ongeloofs verstond hij de metalen tongen niet, hoe duidelijk zij ook spraken voor hen, die ooren hadden om te hooren.

In de herberg de Zwaan.

Het was in den avond van 7 December 1869, ten 8 ure, dat een rijtuig door het stille dorpje Herzbach rolde. De inlichtingen, die de koetsier inwon, zeiden hem, dat de herberg de Zwaan een kroeg was, die in kwaden geur stond en op ongeveer 10 minuten afstands van het dorp was gelegen. Spoedig was het rijtuig de huizen voorbijgereden en bevond het zich in het vrije veld.

-ocr page 128-

126

Het was zeer donker. De wolken hingen loodzwaar neder, en een koude wind huilde akelig door het geboomte, dat langs den weg stond. Sedert eenige dagen was er veel sneeuw gevallen , en tegen den witten grond staken de boomstammen als zwarte spoken af. De geheele omtrek maakte een akeligen ,

somberen indruk. t-i • i i j- - u

In het rijtuig bevond zich de directeur Heimthal, die zich

naar de herberg de Zwaan begaf, waarheen Lodewijk Gelther

hem bevolen had te komen. De misdaad, door hem begaan,

drukte hem zoo min op het geweten, als de moord, dien hij

bad willen plegen; tegen alle zedelijke indrukken was zijne booze

ziel volkomen0gehard. Maar dat hij rekenschap zou moeten

gaan afleggen aan een man , die hem volkomen onbekend was,

en waartoe deze hem onverbiddelijk kon dwingen, dat deed zijn

hart o-eweldig kloppen en bracht hem van ^ tijd tot tijd het

doodzweet op het gelaat. quot;Wie weet of hij niet naar de Zwaan

gelokt was, om als een offer te vallen onder den dolk van

den wreker. Deze gedachte liep als een bliksemstraal door zijn

geest en hij haalde uit den zak van zijn pelsjas een necessaire ,

waaruit hij een kaarsje nam, dat hij aanstak; vervolgens trok

hij uit denzelfden zak een revolver en onderzocht bij het licht

van het kaarsje, of hij goed was geladen. Alles was in orde,

en een «redwongen lachje van geruststelling verhelderde een oogen-

blik zijiT flets gelaat. Daarna doofde hij het kaarsje uit, verborg

het maar hield0 den revolver in de rechterhand, den wijsvinger

op den haan geklemd.

De straatweg liep diep het gebergte in en voerde eindelijk op een heuvel, waar de koetsier opeens een licht bemerkte. Men kwam nader en ontdekte een man, die een lantaarn in de hoogte hield en naar het scheen den wagen had afgewacht. Gelijktijdig sprongen twee groote honden op, en het gerammel hunner ketens

deed den directeur sidderen.

Toen de wa^en stilstond, naderde de man met de lantaarn en opende het portier. Hij scheen ongeveer 50 jaar en had een voorkomen , dat Heimthal niet veel goeds voorspelde; zijn gelaat was gebruind als van lieden, die gewoon zijn in de vrije lucht te leven , en zijn roode neus toonde aan, dat hij geen vijand was van sterken drank. De kleine, eenigszins scheef staande oogen fonkelden als diamanten onder de met vossepels omzoomde muts, die het hoofd bedekte. Dat was de kastelein uit de Zwaan.

„ Zijt gij de directeur Heimthal ?quot; vroeg hij aan den man in

het rijtuig. . j tv.'

„Die ben ik; waarom vraagt gij dat.''

„ Omdat een heer in mijne herberg u wacht en mij bevolen heeft u tot hem te geleiden.quot; ^

„Goed, breng mij tot hemquot; _ , . „

De directeur verliet den wagen, zonder zijn revolver los te laten,

-ocr page 129-

127

en volgde den waard, die het ter zijde liggende huis binnentrad. Dit bevatte twee verdiepingen en had, zoover zulks met het licht der lantaarn op te merken viel, een zeer verwaarloosd voorkomen. Boven de deur zwaaide bij iedere windvlaag een uithangbord, dat vroeger een witte zwaan had voorgesteld, doch sedert lang met een dikken roest bedekt en daardoor onkenbaar seworden was.

Op de kamers der verdieping, die aan de straat uitkwamen, zag hij licht branden. De directeur trad achter den waard de herberg binnen, en een walm van tabaksrook en een geur van brandewijn kwamen hem tegemoet; terwijl hij eene kamer voorbijging, zag hij daarin drie of vier mannen van een verdacht uiterlijk. Hij had echter den tijd niet daarover ra te denken, want de waard verzocht hem eene trap te beklimmen. Weldra kwam hij aan eene deur, die hij op de aanwijzing van den waard opende.

De beide doodvijanden stonden tegenover elkander.

Toen Heimthal binnentrad, stond de agent der Internationale aan eene zware eikenhouten tafel, waarop zijne linkerhand rustte. De rechter was verborgen in zijn broekzak, waar zij ongetwijfeld den greep van een wapen vasthield. Zijn gelaat was aschgrauw, en deze bleekheid kwam te duidelijker uit, daar het licht, dat op de tafel stond, zijn gelaat geheel bescheen, terwijl het overige van 't vertrek in een half duister gehuld bleef. Zoo stond Lodewijk Gelther een geruimen tijd onbeweeglijk, het fonkelend oog stijf op den directeur gericht, die in de eerste oogenblikken door dien blik als aan 'den grond was genageld en dicht bij de deur was blijven staan De waard had deze intusschen gesloten en zich verwijderd.

Ongeveer twee minuten hadden beiden tegenover elkander gestaan; — een lange, pijnlijke tijd voor den directeur, die eindelijk met moeite zijne tegenwoordigheid van geest terug had gekregen en de overtuiging dat hij voor alles moest trachten zijn tegenstander te beheerschen. Hij verhief zich daarom in zijne volle lengte, fixeerde Gelther scherp met zijne grauwe, doordringende oogen, en terwijl hij Lodewijks brief uit den zak trok, vroeg hij met snijdende stem;

„ Zijt gij de man , die onbeschaamd genoeg is geweest mij dezen brief te schrijven?quot;

„Ik heb,quot; antwoordde Gelther, terwijl hij alle kracht inspande, om in zijn toon de diepste verachting uit te drukken, terwijl hij geheel van verontwaardiging gloeide, „u door dezen brief bevolen herwaarts te komen.quot;

„Bevolen?quot; wilde Heimthal onderbreken , maar hij verstomde voor eene gebiedende handbeweging van Gelther, die vervolgde:

„ En , gelijk ik niet anders verwachten kon , hebt gij mijnen bevelen gehoorzaamd. Waar is het geld?quot;

„ Mag ik niet eerst vragen, met welk recht gij u dergelijke houding veroorlooft?quot; vroeg- Heimthal trotsch.

O O

-ocr page 130-

128

„ Neen, gij hebt slechts te betalen.quot;

„ Dat ik herwaarts gekomen ben , is alleen omdat ik----quot;

„ Treed in geen verdere bijzonderheden quot; riep Gelther woedend, „ of ik sla u den schedel in stukken.quot;

„Tegen de woede van een waanzinnige moet ik voor mijne veiligheid zorgensprak de directeur en wees daarbij op den revolver, dien hij in de hand had.

Met één sprong stond Gelther borst aan borst tegen zijn vijand en had hij de hand, die den revolver vasthield, gegrepen.

„Laat uw wapen vallen, of gij zijt verloren!quot;

Deze eisch was niet noodig geweest. Het wapen ontgleed van zelf aan Heimthals hand, en Gelther schopte het naar een anderen hoek der kamer. Hernal begaf zich weder rustig naar zijne plaats, terwijl de directeur in de richting der deur achteruittrad.

„ Gij ziet met wien gij te doen hebt. Betaal het geld of....quot;

„ Ik heb het. geld niet bij mij!quot;

„Waarom zijt gij dan hier gekomen? Toch niet om het genoegen van mijn gezelschap te genieten ?

„quot;ik kwam, omdat ik geloofde, dat het mogelijk was een misverstand weg te nemen, dat bij u schijnt te bestaan.quot;

„En daarom hebt gij uw revolver medegebracht?quot; vroeg

Gelther hoonend.

„Ik geloof nog, dat zulks niet onmogelijk is, indien gij naar

mij wilt hooren.quot;

„ Geen uitvluchten , oude zondaar; met zulke lijm zult gij geen vogels van mijne soort vangen. Gij hebt mijne zuster in het verderf o-estort, haar kind zoeken te vermoorden , haar vervolgens in een krankzinnigengesticht opgesloten , en toen men u de volmacht afperste om haar de vrijheid terug te geven, uw ellendigen makker uitgenoodigd haar door middel van vergif om het leven te brengen. Gij ziet, dat er geen misverstand meer weg te nemen, o-een moeielijkheid uit den weg te ruimen is. De rekening behoort nog slechts betaald te worden. En zie, het gebeurt wat ik voorzag: ik erlang de toekomst van het kind te verzekeren, en gij hebt bezwaar, quot;m daarvoor een ellendige tien duizend gulden op te offeren. Is het u, ellendige schurk, dan onmogelijk een enkele maal uwe schurkachtigheid af te leggen?quot;

„Uij bezit den brief, hij weet alles!quot; dacht de directeur, en hij quot;antwoordde na eenig nadenken: „Goed, gij zult het geld hebben, maar onder eene voorwaarde. ^

„ Uit nieuwsgierigheid wil ik de voorwaarde hooren.quot;

„Gij hebt een brief van mij onderschept?quot;

„Ik nam daartoe de vrijheid.quot;

„Gij zult het geld ontvangen, wanneer gij mij den brief teruggeeft.quot;

„Neen, dat gebeurt niet; gij zoudt zelf geen respect voor mij hebben, indien ik zoo dom ware. Gij geeft mij tien duizend gulden,

-ocr page 131-

129

omdat ik den brief bezit; wat ik in het vervolg nog meer verlang, zult gij eveneens geven, altijd omdat ik den brief bezit. Wanneer gij den brief haddet, zou ik mijn plan eveneens kunnen doorzetten maar dan met grootere moeite. Daarom is het bepaaldelijk beter, dat ik den brief behoude.quot;

„ Dan zal ik u iets anders zeggen: een zoodanige brief bestaal niet, en mocht hij bestaan, dan is hij valseh. Gij flanst eene geschiedenis bijeen, die allen grond mist, alleen om mij door middel daarvan geld af te persen.quot;

„Gij staat aan het hoofd eener inrichting van onderwijs,quot; hernam Gelther met snijdenden spot, „beoefent de paedagogie en weet niet eens, dat de leugen korte beenen heeft? Hoe kunt gij er toch toe komen mij tien duizend gulden aan te bieden voor een brief, die niet bestaat? Laat mij nu ook eens iets zeggen. Dat de brief bestaat, weet gij zoo goed als ik; den inhoud kennen wij eveneens even goed, want gij hebt den brief geschreven en ik hem gelezen. Gij twijfelt er evenwel aan of ik hem in mijn bezit heb-Het zij zoo, breng morgen het geld, en ik zal u toonen , dat gij niet met een veracbtelijken leugenaar te doen hebt, zooals ik. Gij zult u met eigen oogen mogen overtuigen, dat ik in het bezit ben van een voor u gevaarlijk schrijven. Dus zijn wij voor heden aan het einde onzer taak. Tot morgen. Sta mij toe u te lichten ! quot;

Gelther greep de kaars, en Heimthal deed eene schrede naar de plaats, waar de revolver lag, om dien tot zich te nemen. Zijn vijand bemerkte dit en versperde hem ras den weg.

„ Daar is de deur, mijnheer,quot; zeide hij.

„ Ik wil slechts mijn revolver medenemen.quot;

Doch Gelther hernam : „ Men heeft zelden genoegzamen voorraad van dergelijke dingen.quot;

Zonder nog een woord te spreken, verliet de directeur de kamer en het huis, wierp zich in zijn rijtuig en reed huiswaarts.

Het was ongeveer tien uren, toen Heimthal in zijne woning aankwam In weerwil van dit late avonduur ontbood hij onmiddellijk Cesari, om hem den afloop van zijn tocht mede te deelen, en nauwelijks een half uur later trad Cesari bij hem binnen, want deze had de uitnoodiging van Heimthal voorzien en zich bereid gehouden daaraan haastig gevolg te geven. Hij vond den directeur, zeer onrustig in zijn studeervertrek wandelende. Hij had zich een grog laten bereiden, om zijne schier verstijfde ledematen te verwarmen , en nam van tijd tot tijd een lange teug uit het glas Toen Cesari verscheen, wees hij hem zwijgend op het op de kachel kokende water, waarmede hij hem uitnoodigde zich eveneens een grog gereed te maken. Cesari sloeg dit niet van de hand en nam plaats op een stoel, met het glas voor zich, terwijl hij op den directeur een vragenden blik , wierp.

De stilte duurde nog eenige minuten, tot eendelijk Heimthal met

Du VHIJSItTSBLAAB ICi

-ocr page 132-

128

„Neen, gij hebt slechts te betalen.quot;

„Dat ik herwaarts gekomen ben, is alleen omdat ik....quot;

„ Treed in geen verdere bijzonderhedenriep Gelther woedend, „ of ik sla u den schedel in stukken.quot;

„ Tegen de woede van een waanzinnige moet ik voor mijne veiligheid zorgensprak de directeur en wees daarbij op den revolver, dien hij in de hand had.

Met één sprong stond Gelther borst aan borst tegen zijn vijand en had hij de hand, die den revolver vasthield, gegrepen.

„Laat uw wapen vallen, of gij zijt verloren!quot;

Deze eisch was niet noodig geweest. Het wapen ontgleed van zelf aan Heimthals hand , en Gelther schopte het naar een anderen hoek der kamer. Hernal begaf zich weder rustig naar zijne plaats, terwijl de directeur in de richting der deur achteruittrad.

„Gij ziet met wien gij te doen hebt. Betaal het geld of....quot;

„ Ik heb het geld niet bij mij!quot;

„Waarom zijt gij dan hier gekomen? Toch niet om het genoegen van mijn gezelschap te genieten?quot;

„Ik kwam. omdat ik geloofde, dat het mogelijk was een misverstand weg te nemen, dat bij u schijnt te bestaan.quot;

„En daarom hebt gij uw revolver medegebracht?quot; vroeg Gelther hoonend.

„Ik geloof nog, dat zulks niet onmogelijk is, indien gij naar mij wilt hooren.quot;

„ Geen uitvluchten, oude zondaar; met zulke lijm zult gij geen vogels van mijne soort vangen. Gij hebt mijne zuster in het verderf gestort, haar kind zoeken te vermoorden, haar vervolgens in een krankzinnigengesticht opgesloten, en toen men u de volmacht afperste om haar de vrijheid terug te geven, uw ellendigen makker uitgenoodigd haar door middel van vergif om het leven te brengen. Gij ziet, dat er geen misverstand meer weg te nemen, geen moeielijkheid uit den weg te ruimen is. De rekening behoort nog slechts betaald te worden. En zie, het gebeurt wat ik voorzag: ik verlang de toekomst van het kind te verzekeren, en gij hebt bezwaar, om daarvoor een ellendige tien duizend gulden op te offeren. Is het u, ellendige schurk, dan onmogelijk een enkele maal uwe schurkachtigheid af te leggen?quot;

„Hij bezit den brief, hij weet alles!quot; dacht de directeur, en hij antwoordde na eenig nadenken: „Goed, gij zult het geld hebben, maar onder eene voorwaarde.quot;

„Uit nieuwsgierigheid wil ik de voorwaarde hooren.quot;

„Gij hebt een brief van mij onderschept?quot;

„Ik nam daartoe de vrijheid.quot;

„ Gij zult het geld ontvangen, wanneer gij mij den brief teruggeeft.quot;

„Neen, dat gebeurt niet; gij zoudt zelf geen respect voor mij hebben, indien ik zoo dom ware. Gij geeft mij tien duizend gulden,

-ocr page 133-

129

omdat ik den brief bezit; wat ik in het vervolg nog meer verlang, zult gij eveneens geven , altijd omdat ik den brief bezit. Wanneer gij den brief haddet, zou ik mijn plan eveneens kunnen doorzetten maar dan met grootere moeite. Daarom is het bepaaldelijk beter, dat ik den brief behoude.quot;

„ Dan zal ik u iets anders zeggen: een zoodanige brief bestaat niet, en mocht hij bestaan, dan is hij valsch. Gij flanst eene geschiedenis bijeen, die allen grond mist, alleen om mij door middel daarvan geld af te persen.quot;

„ Gij staat aan het hoofd eener inrichting van onderwijshernam Gelther met snijdenden spot, „beoefent de paedagogie en weet niet eens, dat de leugen korte beenen heeft? Hoe kunt gij er toch toe komen mij tien duizend gulden aan te bieden voor een brief, die niet bestaat? Laat mij nu ook eens iets zeggen. Dat de brief bestaat, weet gij zoo goed als ik; den inhoud kennen wij eveneens even goed, want gij hebt den brief geschreven en ik hem gelezen. Gij twijfelt er evenwel aan of ik hem in mijn bezit helj. ?Iet zij zoo, breng morgen het geld, en ik zal u toonen, dat gij niet met een verachtelijken leugenaar te doen hebt, zooals ik. Gij zult n met eigen oogen mogen overtuigen, dat ik in het bezit ben van een voor u gevaarlijk schrijven. Dus zijn wij voor heden aan het einde onzer taak. Tot morgen. Sta mij toe u te lichten ! quot;

Gelther greep de kaars, en Heimthal deed eene schrede naar de plaats, waar de revolver lag, om dien tot zich te nemen. Zijn vijand bemerkte dit en versperde hem ras den weg.

„ Daar is de deur, mijnheer,quot; zeide hij.

„ Ik wil slechts mijn revolver medenemen.quot;

Doch Gelther hernam : „ Men heeft zelden genoegzamen voorraad van dergelijke dingen.quot;

Zonder nog een woord te spreken, verliet de directeur de kamer en het huis, wierp zich in zijn rijtuig en reed huiswaarts.

Het was ongeveer tien uren, toen Heimthal in zijne woning aankwam In weerwil van dit late avonduur ontbood hij onmiddellijk Cesari, om hem den afloop van zijn tocht mede te deelen, en nauwelijks een half uur later trad Cesari bij hem binnen, want deze had de uitnoodiging van Heimthal voorzien en zich bereid gehouden daaraan haastig gevolg te geven. Hij vond den directeur, zeer onrustig in zijn studeervertrek wandelende. Hij had zich een grog laten bereiden, om zijne schier verstijfde ledematen te verwarmen , en nam van tijd tot tijd een lange teug uit het glas Toen Cesari verscheen, wees hij hem zwijgend op het op de kachel kokende water, waarmede hij hem uitnoodigde zich eveneens een grog gereed te maken. Cesari sloeg dit niet van de hand en nam plaats op een stoel, met het glas voor zich , terwijl hij op den directeur een vragenden blik . wierp.

De stilte duurde nog eenige minuten, tot e'ndelijk Heimthal met Du VBIJMtlSKLAAB 105

-ocr page 134-

130

een diepen zucht begon ; „Deze Gelther is een verschrikkelijk mensch.'quot;

„Als zoodanig heb ik hem u bereids leeren kennen.quot;

„ Hij bezit niet alleen den brief, maar wil hem ook onder geene omstandigheden afgeven, zelfs dan niet, als ik hem de tien duizend gulden betaal.quot;

„ Dat vermoedde ik.quot;

„ En hij bezit eene onbeschaamdheid , zooals ik ze nog nimmer heb aangetroffen. Toen ik hem zeide, dat hij den brief gestolen had, beproefde hij zich niet eens te rechtvaardigen, maar zeide kort weg: „Ik nam daartoe de vrijheid.quot;

„ Ik wil niet hopen dat gij u daarover verwonderd hebt!quot;

„ Zeker heeft zulk cynisme mij getroffen.quot;

„Mijnheer de directeur, gij oordeelt al te vleiend over ons.quot;

„Wat zal ik nu aanvangen? Hij wil mij morgen bewijzen, dat hij werkelijk den brief bezit.quot;

„Hij wil u dien dan toonen?quot;

„Natuurlijk. En ik moet de tien duizend gulden medebrengen. Ik vraag nogmaals wat nu te doen?quot;

O o

„Uwe zaak staat niet slecht.quot;

„Gelooft gij dat?quot;

„Ik heb reeds een plan gereed.quot;

„ Laat hooren.quot;

„ Eerst heb ik eenige voorzorgen te nemen omtrent mijn eigen persoon.quot;

„Wat bedoelt gij?quot;

Cesari sprak nogmaals duchtig zijn glas aan, legde zich gemakkelijk tegen den rug van den leuningstoel en zeide: „Wanneer ik u mijn plan ontwikkeld heb, zult gij het ongetwijfeld opvolgen. Maar in dit geval zal ik binnen weinige weken, misschien weinige dagen, genoodzaakt zijn spoorloos te verdwijnen. Ik denk in dit geval naar Bucharest te gaan, waar mij niemand zoeken en ik een anderen naam aannemen zal. Maar daartoe heb ik noodig: vooreerst een paspoort op een vreemden naam, ten tweede aanbevelingsbrieven, die mij in kringen kunnen voeren, waar ik levensonderhoud vinden kan, en ten derde eene som gelds om derwaarts te gaan en eenigen tijd te kunnen leven.quot;

„Wanneer ik uw plan aannemelijk vind, zult gij morgenochtend een paspoort en een warmen aanbevelingsbrief aan de Loge te Bucharest bekomen en bij mij over duizend gulden kunnen beschikken Zijt gij daarmede tevreden?quot;

„Dat alles morgen vroeg? Goed, dan kan morgenavond de geschiedenis afloopen.quot;

„Welnu, laat mij dan niet langer op de pijnbank liggen.quot;

„Ik herhaal,quot; sprak Cesari nogmaalsdat ik morgenochtend alles hebben moet, want voert gij het plan uit, dan ben ik mijn leven sreen oosenblik meer zeker.quot;

O O

-ocr page 135-

131

„In aller duivels namen ja. Kom toch eindelijk ter zake.quot;

„Luister dan,quot; sprak Cesari bijna fluisterend, „ de officier van justitie is uw vriend, wat meer is, hij is uw Logebroeder. Laat hem een bevel tot inhechtenisneming tegen Lodewijk Gelther schrijven en u de noodige gendarmen ter beschikking stellen. Wanneer gij u overtuigd hebt, dat Gelther den brief bezit, dreigt gij hem met onmiddellijke gevangenneming en eene aanklacht van hoogverraad, indien hij den brief niet teruggeeft. Blijft hij weigeren, dan Iaat gij hem gevangennemen en boeien en ontneemt hem alle papieren, die hij bij zich draagt; gij levert deze papieren aan den officier uit, maar houdt natuurlijk uw brief achter, en laat het verder aan den officier over, de zaak tot een einde te brengen.quot;

De oogen van den directeur vlamden van genot en vreugde. Het vooruitzicht, den even machtigen als gehaten vijand te kunnen vernietigen deed zijn hart bijna hoorbaar kloppen. Doch reeds in het volgende oogenblik vertoonden zich allerlei moeie-lijkheden voor zijn geest, en het hoofd schuddend vroeg hij: „Waar zijn de bewijzen van hoogverraad?quot;

„Laat Gelther slechts gevangennemen; wanneer ik verdwenen ben, zult gij de bewijzen in mijne slaapkamer vinden.quot;

„En waarom zult gij niet dadelijk de vlucht nemen, waardoor gij mij nu reeds de bewijzen ter hand kunt stellen?quot;

„Wanneer gij met de bloote bedreiging uw doel bereikt,quot; verklaarde de schurk, „kan ik beproeven mij tegenover de Internationale te rechtvaardigen, in welk geval het mij wellicht mogelijk is voorloopig hier te blijven. Wanneer ik evenwel vluchten moet, dan zie ik niet in, waarom ik Hermina Guttmann niet zou medevoeren; en om haar meester te worden, moet ik het juiste tijdstip gebruiken.quot;

De directeur, die voortdurend op en neder had gewandeld, bleef bij de laatste woorden van Cesari staan, en zag hem aan met oogen, waarin de afschuw van zulk een daad zich spiegelde.

„Mensch,quot; riep hij, „gij zijt een duivel!quot;

Cesari leegde onverschillig zijn glas en antwoordde droogjes: „Niet zoo ernstig, mijnheer de directeur, indien ik een duivel ben, behoort men u denzelfden naam te geven. Welk onderscheid bestaat er toch tusschen u en mij?quot;

De directeur beet zich op de lippen en hernam zwijgend zijne wandeling. Na eenige minuten sprak hij: „Wij moeten het ergste geval vooronderstellen, nl. dat Gelther zich laat gevangennemen. Dan wordt een onderzoek ingesteld, dat de geheele zaak aan het licht brengt.quot;

„Misschien ook niet. In ieder geval ontbreekt dan aan de geheele geschiedenis de grondslag, namelijk de brief; zijne verklaringen worden door u als leugenachtig en als eene wraak-

O O O

neming voorgesteld. Ik ben alsdan tevens verdwenen. Daarbij

-ocr page 136-

132

kunt gij de noodige maatregelen nemen, om den gevangene het leven in zijn kerker niet al te aangenaam te doen zijn, en misschien vindt gij wel een Logebroeder, die door vergif of iets dergelijks de natuur een weinig te hulp komt. In ieder geval zal het onderzoek eenige jaren duren, en van het proces zal niemand het einde zien. Bevalt het plan u niet?quot;

„Het zou mij toelachen , indien Gelther reeds gevangen ware! Overigens,quot; ging de directeur voort op een toon, alsof hij eene ingeving ontvangen hadde, „ik heb de hulp van den officier niet noodig. Ik neem slechts eenige sterke mannen met mij, die hem den brief met geweld ontnemen quot;

„ Daaraan heb ik ook gedacht, maar ik ben er van teruggekomen. Vooreerst weten wij niet of Gelther zich ook niet heeft voorzien van eenige sterke mannen, die zich wel niet met gendarmes zullen meten maar voor uw ongeregelden troep gevaarlijk zouden kunnen worden. Ten tweede echter, en dit is de hoofdzaak, zullen uwe mannen ongetwijfeld met de geschiedenis bekend worden , en dan dragen ten minste een half dozijn personen van uwe misdaad kennis, die elk oogenblik als getuigen tegen u opgeroepen kunnen worden. Ik heb daarom beslist,quot; voegde Cesari op ietwat trotschen toon er bij, „voor eene tusschenkomst van de gendarmerie.quot;

„ In 's duivels naam antwoordde de directeur na eenige oogen-blikken stilzwijgens, met een diepen zucht „iets moet er geschieden , en daar het ten laatste toch tot een strijd komen moet, heb ik liever te doen met een geboeide dan met een, die de handen vrij heeft. Ik zal morgen met den officier van justitie spreken, en wanneer het plan kan uitgevoerd worden, ontvangt gij het paspoort, den aanbevelingsbrief en het geld.quot;

Het was middernacht geworden, toen de voorzitter der Vrijmetselaarsloge en de agent der Internationale scheidden.

Op den volgenden morgen begaf Heimthal zich vroegtijdig naar den officier, om met hem over de zaak te spreken. Deze maakte niet alleen geen bezwaar, zooals Heimthal gevreesd had, maar toonde zich zeer begeerig om Gelther gevangen te nemen. Hij verlangde slechts zelf bij de gevangenneming tegenwoordig te zijn en zou zich er niet tegen verzetten, wanneer Heimthal zich meester maakte van eenige papieren, die van particulier belang waren. Op deze wijze poogde de officier de plichten van zijn ambt met de wenschen van zijn Meester in de Loge in overeenstemming te brengen. Heimthal was echter met deze beleefdheid niet gediend; indien de brief bij den gevangene niet gevonden werd , zou zijn toestand eerst recht bedenkelijk beginnen te worden , •en kwam bet gebeurde aan den dag, dan zouden de verklaringen, die Gelther er natuurlijk bij zou voegen, den officier kunnen nopen , in weerwil van zijne ma^nnieke onderdanigheid tot geheel andere maatregelen over te gaan; want Heimthal had niet gezegd,

-ocr page 137-

133

dat er in die particuliere papieren sprake was van een moord, maar van iets, waarmede hij 't eenvoudig publiek niet bekend wilde doen wezen. De directeur had er dus het grootste belang bij zelf den brief in handen te krijgen, om hein dadelijk te kunnen vernietigen; dan zou Geklier kunnen zeggen wat hij wilde, ongetwijfeld moest hij het onderspit delven. Het onderzoek had overigens slechts in zooverre belang voor hem, als door de daarmede verbonden gevangenschap van Gelther deze verhinderd werd zijne plannen voort te zetten.

Met veel moeite bewoog hij eindelijk den beschermer van wet en recht om zich naar zijn wil te voegen, en deze ontving een bevel aan de gewapende macht, om Lodewijk Gelther gevangen te nemen en ter beschikking te stellen van den officier. Dit bevel zou Heimthal op het beslissende oogenblik den kommandant der gendarmerie overhandigen, die dan op grond daarvan de gevangenneming voltrekken zou. Voorts beloofde de officier aan Heimthal, vier gendarmes te zijner beschikking te zullen stellen.

Nadat deze zaak aldus tot tevredenheid van den directeur wa's geregeld,-i verschafte hij zich een paspoort voor Cesari, dat hem gestempeld en onderteekend, maar zonder den naam van den houder of zonder signalement, overhandigd werd. De betrekkin^

o ' o o

van Heimthal als Meester der Loge maakte hem ook in dit opzicht het slagen gemakkelijk, en toen Cesari tegen den middag bij hem kwam, kon hij hem het paspoort, den aanbevelingsbrief aan den meester der Loge te Bucharest benevens 300 gulden

O O

in specie en een wissel van 1500 franken op Bucharest aanbieden. Nadat Cesari zijn loon in ontvangst had genomen, verwijderde hij zich, zeer tevreden over den afloop van den handel.

Bij het invallen der schemering verscheen Lodewijk Gelther in de herberg de Zwaan en had zich nauwelijks op zijne katner begeven, of een zacht geklop op de kamerdeur deed zich hooren. Op zijn „binnenquot; werd de deur geopend, en de waard trad onder een aantal linksche buigingen in de kamer.

______o o

„Welk nieuws brengt gij?quot; vroeg Gelther.

„Niet veel, mijnheer Hernal, te Herzbach zijn vier gendarmes binnengekomen , drie man en een wachtmeester.quot;

„Ei, ei!quot; antwoordde Gelther, terwijl zijn voorhoofd zich nadenkend fronste. „Zijn in den laatsten tijd de diefstallen, van wild b. v., talrijker dan vroeger?quot;

„Zoover ik weet niet; ik heb er ten minste niets van gehoord.quot;

„ Zou het niet mogelijk zijn, dat die gendarmes een onzer tot eerewacht willen zijn?quot;

„Zij zijn mij zeker eenigszins verdacht voorgekomen.quot;

„Zijn mijne mannen beneden?quot;

„Ja, behalve de schoenmaker. Deze was eenige uren geleden ook hier, maar zoodra hij van gendarmes te Herzbach hoorde, is hij derwaarts vertrokken.quot;

-ocr page 138-

134

„Zend hem onmiddellijk tot mij, wanneer hij teruggekomen is.quot;

De waard had reeds de kamer verlaten, toen Lodewijk Gelther hem terug riep: „Zeg mij eens, welke wapens bezit gij?quot;

De waard krabde zich achter de ooren; klaarblijkelijk wensehte hij, dat zijn gast met diens mannen liever eene andere herberg voor het tooneel zijner heldendaden uitgekozen had.

„Gij behoeft niet te vreezen,quot; haastte Gelther zich hem gerust te stellen, „dat in uw huis een gevecht zal geleverd worden. Wanneer iets gebeurt, zal het in het bosch zijn, en voor uwe wapens zult gij eene goede belooning ontvangen.quot;

„Ik heb een goed jachtgeweer. Gij begrijpt, mijnheer Hernal, dat wij gaarne nu en dan ter jacht gaan.quot;

„Dat begrijp ik; een jachtgeweer dus. Wat nog meer?quot;

„ Ook bezit ik nog een oude karabijn, die echter niet veel waard is.quot;

„Onverschillig, wij slaan niets af.quot;

„ Dan heeft mijn overleden vader mij een Fransche kurassiers-sabel nagelaten.quot;

„Goed, nog iets anders?quot;

„ Neen , dat is alles.quot;

„ Gij zult toch nog wel een bijl of iets dergelijks weten te vinden.quot;

„ O ja, ik kan u ook nog van hooivorken, dorschvlegels, enz. voorzien.quot;

„ Goed, breng dat alles dan hier. Nog iets: hebt gij ook sterk ijzerdraad in huis?quot;

„Neen, maar er is een kramer in het dorp, die in ijzerdraad handelt; bij hem zal het verlangde wel te bekomen zijn.quot;

„ Het is goed.quot;

De waard verliet de kamer doch was nauwelijks beneden gekomen , toen men haastige voetstappen op den trap hoorde, de deur wijd open geworpen werd en een klein onstuimig mannetje zich vertoonde. Zijn verhit gelaat bewees, dat hij snel moest geloopen hebben, en toen hij de pelsmuts van het hoofd nam, zag men, dat, in weerwil van het gure weder, dikke zweetdroppels hem op het voorhoofd parelden. Het was de man, dien de waard als de schoenmaker had aangeduid.

„Wij zijn verraden, Hernal,quot; sprak hij haastig, „de gendarmes zitten ons op de hielen; kiezen wij ijlings het hazenpad.quot;

„Zijn zij reeds op weg?quot;

„Neen, zij wachten een heer, die in een rijtuig moet aankomen , en ter wiens beschikking zij zich moeten stellen.quot;

„Nu, dan hebben wij tijd; die heer komt eerst ten acht ure.quot;

Op dit oogenblik bracht de waard de aangeboden wapenen en legde ze in den hoek der kamer.

„Ha, gij wist het reeds?quot; vroeg de schoenmaker aan TTernal. „Wij zullen er dus op losgaan? Ik van mijn kant heb daar

-ocr page 139-

J 35

niets tegen. Ik heb niets te verliezen dan mijn hoofd, en dit zal het niet kosten.quot;

De waard verwijderde zich weder.

„ Zet u neder,quot; beval Grelther den schoenmaker, „ en verhaal mij wat gij weet.quot;

„ Heden middag te twee uren reed een voerman door het dorp en verhaalde, terwijl hij zijne paarden voederde, dat gendarmes Herzbach binnengerukt waren. Ik vermoedde dadelijk, dat deze aankomst op ons betrekking hebben kon, en begaf mij ijlings naar Herzbach, om iets naders te weten te komen. Daar Herz-hach vier herbergen heeft, ging; ik van de eene naar de andere,

O 7 O O

tot ik eindelijk de gendarmes vond. Ik liet mij een glas bier geven en sprak zoo vertrouwelijk met den waard, dat ieder denken moest, dat ik een geboren Herzbacher was. Ik dronk rustig mijn glas bier, en bij de kachel zittende, luisterde ik aandachtig naar hetgeen de gendarmes zeiden. En ik vernam dat zij zeiven niet wisten wat zij te doen handen; zij wachtten een heer, die in een rijtuig komen zou, en ter wiens beschikking zij zich moesten stellen. De goede lieden begrepen niets van de zaak en verloren zich in duizend gissingen. Nadat ik vernomen had wat zij wisten, — en dat is niet veel — ledigde ik mijn glas en spoedde mij herwaarts.quot;

„Gij hebt braaf gehandeld; ga thans naar de mannen in de herberg en verzoek hen bij mij te komen.quot;

De schoenmaker verliet de kamer, en eenige oogenblikken daarna ontstond een hevig geraas in de herberg en op de trap;'zeven krachtige mannen, wien men het kon aanzien, dat zij tot den arbeidersstand behoorden, traden bij Gelther binnen.

„Hebt gij moed?quot; vroeg Gelther hun.

Een' toestemmpnd gemompel doorliep het zevental.

„ Hedenavond komen gendarmes hier, om mij gevangen te nemen. Wanneer gij moed bezit en het op een gevecht durft laten aankomen, blijf ik hier; zinkt n echter het hart in de schoenen, dan gaan wij op den loop. Zegt rondborstig hoe gij er over denkt; wij kunnen zoowel het een doen als het ander.quot;

„ Ik geloof,quot; antwoordde een der aangesprokenen , „ dat, wanneer wij de gendarmes uit den weg kunnen gaan, wij het moeten doen, zoo niet, dan hen afwachten.quot;

„Luistert eens, mannen,quot; zeide Gelther, „ik zal u den toestand geheel bloot leggen; de man, die gisteren avond hier was, is een burger, een booswicht, die juist zooveel liefde voor het proletariaat koestert, als hij gelegenheid zoekt om het te ontsnappen. Deze burger heeft een aanslag gedaan op het leven mijner zuster.quot;

Een algemeene kreet van afschuw deed zich hooren.

„Moet hij opgehangen worden?quot; vroeg een der aanwezigen.

„Thans nog niet, maar zijn uur zal komen. Ik wil hem voorloopig straffen in datgene wat hem het dierbaarst is. Ik

-ocr page 140-

136

wil hem dwingen zooveel geld te geven als wij eischen. Opdat nu de arme proletariër zijn goed recht niet zal kunnen verwerven , stelt de Staat dezen schurk zijne gendarmes en zijn tuchthuis ter beschikking. Wilt gij de zaak thans doorzetten of opgeven?quot;

„Eer wij de zaak opgeven, hangen wij de vier gendarmes in een kring om den braven burger,quot; bemerkte de schoenmaker, en allen stemden in zijne verklaring in.

„ Goed, dan zullen wij het beproevensprak Gelther. „ Nog altijd geloof ik de zaak zonder een gevecht tot een goed einde te zullen brengen. Slechts wanneer er geen andere uitweg is, zullen wij geweld gebruiken. Het uur der barricades is nog niet geslagen; derhalve is het onze plicht, zoolang den strijd te vermijden als mogelijk is. Gaat het niet, dan reken ik op uwe vuisten, mannen.quot;

„Ja, ja!quot; riepen allen om het hardst.

„ Bepalen wij thans hoe wij te werk zullen gaan. Wie uwer heeft wapenen?quot;

Eenige pistolen en dolken alsmede een paar degens kwamen te voorschijn.

„Daar in den hoek liggen nog eenige wapens, die de waard mij geleend heeft, en hier zijn nog twee revolvers. De eene behoort mij, den anderen heb ik gisteren den burger ontnomen. Wapent u zoo goed het gaat. Hebt gij munitie?quot;

„In overvloed, maar welk wapen zult gij gebruiken?quot;

„ Ik heb er geen noodig. Let nu goed op. Een uwer gaat naar Herzbach en koopt bij den kramer ongeveer 40 el sterk ijzerdraad, ongeveer zoo dik als driedraadsch touw. De overigen kunnen nog eenige flesschen ledigen om zich te versterken. Zoodra de duisternis volkomen is, wordt aan het einde van het dorp een wachtpost uitgesteld, die toeziet langs welken weg de gendarmes het dorp verlaten. Hoogstwaarschijnlijk zullen zij zich bevinden in het rijtuig van den schurk en dit op een paar honderd schreden afstands van de herberg verlaten , opdat ik geen kwade vermoedens krijge. Aan den voet van den heuvel, ter plaatse waar de straatweg kromt, legt gij u in hinderlaag tus-schen de struiken, en laat het rijtuig rustig zijn weg tot aan de herberg vervolgen. Is de wagen u voorbijgegaan, dan spant gij het ijzerdraad dwars over den straatweg op anderhalf voet hoogte boven den grond. Rechts en links wordt het ijzerdraad vastgebonden aan boomstammen. Wanneer het rijtuig terugkomt, en ik inmiddels geen tegenbevel heb gegeven, komt gij, zoodra de paarden over den draad vallen en het rijtuig misschien omslaat, uit uw schuilhoek te voorsch'jn , en valt onder een luid geschreeuw op de gendarmes aan.quot;

„En wat doet gij inmiddels?quot; vroeg een der arbeiders.

„Ik blijf hier om te beproeven langs anderen weg de zaak tot een einde te brengen.quot;

O

-ocr page 141-

137

„Mij dunkt,quot; riep er een uit den hoop, „dat wij kortere nietten moesten maken. Laat ons dadelijk de gendarmes aanvallen ; wat behoeft Hernal zich bloot te stellen aan het gevaar eener gevangenneming?quot;

O O O

„Neen, dat gaat niet!quot; bemerkte Gelther. „Gij kunt een aanval wagen, om mij te bevrijden, maar niet om dezen schurk het geld te ontnemen. Dat zou onze zaak onteeren. En dan is het de vraag of deze aanval noodig is en hij het werkelijk tot eene gevangenneming laat komen.quot;

Gelthers mannen namen genoegen met deze verklaring, en men ging de toebereidselen maken, om den aanslag uit te voeren. Ongeveer na een half uur kwam de naar Herzbach gezondene met het ijzerdraad terug en met het bericht, dat de gendarmes nog immer in de herberg zaten en lustio; aten en dronken. Tegen

O O O

zeven uur voerde Gelther zelf zijne mannen op de bepaalde plaats, die hij tot de overrompeling uitgekozen had, zocht de boomen uit, waaraan het ijzerdraad zou bevestigd worden, beval nogmaals met de meeste voorzichtigheid en moed te handelen en begaf zich naar de herberg terug, om den directeur af te wachten.

Heimthal verscheen op den bepaalden tijd en werd op dezelfde wijze als den vorigen dag door den waard bij Gelther gebracht. Deze was niet zoo bleek als den vorigen avond, en zijn gelaat had de gewone uitdrukking. Een fijn opmerker zou misschien op zijne lippen een spottend lachje hebben kunnen ontdekken.

„Hebt gij het geld?quot; vroeg hij den directeur, toen deze binnengetreden was.

„Hier is het,quot; was het antwoord; tegelijk klopte Heimthal met de hand op den borstzak van zijn jas. „ Gij zult het geld bekomen zoo vervolgde hij , „wanneer gij bewezen zult hebben , dat de brief, waarop gij u beroemt, werkelijk bestaat en in uw bezit is.quot;

„Daar gij zoo vriendelijk zijt, mijnheer de directeur, zal het ook van mijn kant aan de vervulling der belofte niet ontbreken; de zaak kan dus zeer spoedig afgemaakt worden. Gij verlangt het bewijs? Hier is het.quot;

„ Bij deze woorden nam hij uit zijne portefeuille een blaadje papier en reikte het den directeur over de tafel over. Deze hield het blaadje bij het licht en onderzocht het nauwkeurig. Het. was hetzelfde papier, waarvan hij zich bediend had, en in bleekbruine kleur stonden er de regels op, die hij aan dr. Eothan had geschreven. Dat het zijn schrift was, kon niet

geloochend worden---- Maar thans was hij het papierquot;machtig,

waarmede hij den onverbiddelijke!! vijand van zijne eer en zijne vrijheid in zijne hand had. Zou hij het hem weder teruggeven? Dat nooit.

Op dit oogenblik begonnen de honden hevig te blaffen, en men hoorde de stem van den waard, die hen tot rust trachtte

-ocr page 142-

138

te brengen. De gelaatstrekken des directeurs spraken van eene buitengewone opgewondenheid; hij rekte den hals uit als iemand , die met de meeste aandacht luistert. Tegelijk blikte hij, oogen-schijnlijk onnadenkend, op het blaadje papier.

Nu deed zich een scherp gefluit hooren.

Eene siddering doorliep Lodewijk Gelters ledematen; de slag was gevallen; de gendarmes hadden het huis bezet, en aan ontvluchten was niet meer te denken.

Ook op den directeur had het fluitje zijne uitwerking niet gemist. Hij lachte zegepralend, vouwde het blaadje toe, legde het op de tafel en bedekte het met de hand.

„ Ik wil u een eerlijk en oprecht gemeend voorstel doen,quot; zeide hij. „Laat mij dit blaadje papier behouden; beloof mij, dat gij nimmer met nieuwe eischen tot mij zult komen, en ik betaal u twee duizend gulden en wil u gezien noch gekend hebben. Wij zullen dan, zoo niet als vrienden, dan toch als mannen scheiden, die vriendschap gesloten hebben.quot;

Terwijl de directeur sprak, had Gelther zijne kalmte en bedaardheid geheel terugbekomen , en hij antwoordde: „Ik geloof, mijnheer de directeur, dat gij den spot met mij komt drijven. Geef mij de tien duizend gulden en den brief, en vertrek zooals gij wilt.quot;

„Het is een oprecht gemeend voorstel, dat ik u doe,quot; drong de directeur nogmaals aan, „bedenk wel wat gij doet; de gevolgen een er weigering; komen over u.quot;

o o o

„ Geen uitstel, miinheer de directeur, als ik u bidden mag. Mijn geld!quot;

„Gij wilt dus den oorlog?quot;

„Ik geloof het wel,quot; lachte Gelther. „Verwondert u dat?quot;

„Welaan dan, gij zult dien henben,quot; antwoordde Heimthal, terwijl hij de aschgrauwe oogen bijna geheel toekneep. „ Hier zijn tien duizend gulden, tel ze na Iquot;

„ Met deze woorden greep de directeur in zijn borstzak en wierp verscheidene pakjes banknoten op de tafel. Gelijktijdig had hij met eene snelle beweging zijner hand het blaadje van de tafel geschoven, zoodat het op den grond viel. Gelther opende een der pakjes en begon de banknoten te tellen. Dat het briefje op den grond was gevallen, was aan zijne aandacht niet ontsnapt; hij scheen evenwel verdiept in het tellen van zijn geld.

De eentonige arbeid van zijn vijand scheen den directeur te vervelen; hij trok een sigarenkoker te voorschijn, nam er een sigaar uit en zocht naar een zwavelstok, lucifer of iets dergelijks. Onverschillig weg nam hij het blaadje papier van den grond, vouwde het toe en strekte het uit naar de vlam der kaars.

„Ik zal de vrijheid nemenquot;____ zeide hij.

„ Acht en dertig, negen en dertig.... ik bid u , bedien u !quot;

-ocr page 143-

139

zeide Gelther en schoof zonder op te zien den kandelaar naar Heimthal, „ veertig, een en veertig quot;----

De directeur stak zijn kostbaar papier aan en hield het zoo lang vast, totdat het in de vlam der kaars geheel verbrand was. Daarop zag hij lachend naar den teller van zijn geld, die het eene pakje na het andere opende en, na de banknoten geteld te hebben, ze weder samenbond. Eindelijk was zijn arbeid ten einde.

„Is het geld in orde?quot; vroeg Heimthal.

„Volkomen.quot;

„Nu, het verheugt mij, dat mijn bankier mij niet heeft bedrogen; geef het mij thans weder terug.quot;

„Mijnheer de directeur,quot; antwoordde Gelther lachend, „ik betaal gaarne met mijn eigen geld, maar voel mij niet geroepen om met dat van andere lieden te betalen.quot;

„ Dan zal ik mijn verzoek met een dwangbevel moeten ondersteunen.quot;

„ Eihernam Gelther, „ hebt gij een dwangbevel tegen mij ? Ik ben werkelijk nieuwsgierig daarnaar.quot;

„Daarvan is thans geen sprake; wilt gij mij mijn geld terugs-èven ? quot;

„Kom!quot; sprak Gelther, terwijl hij den spreker als met verwondering aanzag.

„Nu dan, lees dit stuk,quot; hernam Heimthal, aan Gelther zijne volmacht toonende, om hem gevangen te laten nemen.

Gelther wreef de hand over het voorhoofd, wierp op den directeur een doorborenden blik en sprak, terwijl zijn gelaat de diepste verachting teekende: „Dat gij den officier van justitie bezig houdt met mijn gering persoon, is voor mij zeer ver-eerend. Het verwondert mij slechts, dat hij deze volmacht gaf, want gij zijt geen openbaar persoon en zult mij wel zooveel verstand willen toeschrijven, dat ik niet toelaten zal mij op gezag van dit dwangbevel aan den officier voor te stellen.quot;

„Dat is inderdaad mijn plan,quot; antwoordde Heimthal, „en daarom is op dit oogenblik het huis met gendarmes bezet.quot;

„Dus zijn alle wegen om te ontkomen afgesneden?quot; vroeg Gelther schijnbaar zeer verrast.

„Begint gij eindelijk eenig begrip te krijgen var. uw toestand?quot;

„Van mijn toestand?quot; vroeg Gelther, Heimthal nog meer verwonderd aanziende; daarop wierp hij zich met de meeste kalmte in een leuningstoel en herhaalde: „Van mijn toestand?quot; En nu een sigaar nemende, zeide hij. „Mag ik u even verzoeken, mijnheer de directeur?quot;

Geheel verbluft door de wending, die de zaak scheen te nemen, reikte de directeur zijn vijand werktuigelijk zijne sigaar toe, en nadat Gelther aangestoken had, gaf hij met een beleefde buiging Heimthal zijne sigaar terug.

-ocr page 144-

140

»Ja)quot; ging hij voort op een medelijdenden toon, de directeur uit de hoogte behandelend, „gij liebt u inderdaad in een treurigen toestand gebracht. Het blijft immer waar: Eerlijkheid is altijd de beste politiek. Onder ons, spitsboeven, wint gewoonlijk de een het van den andere, maar de laatste en grootste bezwijkt voor een eerlijk man.quot;

Zonder een woord te antwoorden, trad Heimthal naar de deur.

„ Mijnheer Heimthal!

„Wilt gij mij mijn geld teruggeven?quot;

„ Spreek toch niet over zulke beuzelarijen. Wilt gij de gendarmes roepen ?quot;

„Zeer zeker.quot;

„Maar bedenkt gij dan niet, dat ik morgenmiddag ten 12 ure in de residentie moet wezen?quot;

„Wat bekommer ik mij over uwe zaken in de residentie?quot;

„Meer dan gij denkt,quot; antwoordde Gelther en vervolgde daarop, op ieder woord nadruk leggende: „Wanneer ik morgen ten 12 ure niet in de residentie ben, begeeft zich een mijner vrienden met eene uitgewerkte memorie, waarbij behoort een met chemische inkt geschreven brief van zekeren directeur Heimthal aan zekeren dr. Rothan, naar den raadsheer in het ministerie van justitie, baron Von Dahlen, om hem al die bewijsstukken ter hand te stellen. En wanneer hij ze gelezen heeft, wees verzekerd, hij zal er zijne sigaar niet mede aansteken.quot;

De agent der Internationale sprak deze woorden kalm en met nadruk, terwijl hij doordringende blikken wierp op den directeur en een spotlach zijne lippen krulde.

De indruk dier woorden was verpletterend. De directeur werd doodsbleek; zijne lippen trilden; zijne beenen wankelden, en hij moest zich aan de tafel vasthouden.

„ De brief.stamelde hij eindelijk.

„ Dien gij verbrand hebt, was een goed geslaagde photographie vau uw schrijven. Zij heeft mij veel geld gekost. Uwe sigaar is uit, wilt gij nog niet eens aansteken? — hier, mijne middelen stellen mij in staat....quot;

En hij reikte den directeur eene tweede photographie van zijn brief over, die natuurlijk in alle opzichten op de eerste geleek. De directeur wierp er een blik op en zonk op een stoel neder.

„Maar het stuk, dat aan baron Von Dahlen voorgelegd zal worden, is het origineele; daar kunt gij pp rekenen,quot; vervolgde Gelther met onmeedoogenden nadruk. •

„Von Dahlen, de slaaf der priesters?quot; mompelde de directeur.

„ Slaaf of niet; in ieder geval is hij geen vriend der Loge, en dat komt mij in mijne zaak juist van pas.quot;

„Wat moet ik doen? Wat moet ik doen?quot; kermde de directeur, die alle kalmte verloren had.

„Vóór alles zorgen dat ik ongedeerd de residentie bereik.quot;

-ocr page 145-

141

De directeur kromde zich als een worm onder de onverbiddelijke logica van den agent der Internationale. Neen, er was geen uitweg; en wilde hij zich zei ven niet in de gevangenis helpen, dan moest hij Gelther uit de handen der gendarmes bevrijden.

Vijf minuten lang heerschte de diepste stilte, slechts afgebroken door het duidelijk hoorbaar ademhalen van den directeur, die daar met het hoofd op de borst gezonken zat als een jammerlijk beeld der volslagen radeloosheid, terwijl Gelther rustig zijne sigaar rookte en met het onverschilligste gelaat van de wereld om zich heen zag. Eindelijk kwam de directeur lot zich zeiven.

„Ik moet bekennen, dat ik het spel verloren heb. Het zal evenwel niet het laatste zijn, dat wij samen spelen.quot;

„Neen, mijnheer de directeur,quot; antwoordde Gelther, „ dat zal het zeker niet.quot;

„Wat raadt gij mij te doen?quot;

„ Laat uwen gendarmes eenige flesschen wijn geven, dan hebben de arme duivels ten minste niet geheel nutteloos den weg gemaakt, en zegt gij, dat de man, dien gij vangen moest, lont geroken en het hazenpad gekozen heeft. Mij noemt gij, en zóó, dat de gendarmes het hooren: „mijnheer de baron;quot; wij klimmen dan beiden in uw rijtuig en rijden weg.quot;

„ Ook dat nog !quot;

„ Denk aan de residentie.quot;

De directeur stond langzaam op en verliet de kamer, om aan de raadgevingen van Gelther gevolg te geven. Toen hij beneden gekomen was en op het punt stond met den daar post gevat hebbenden gendarme te spreken, riep Gelther hem toe: „Kunnen wij spoedig heenrijden, mijnheer de directeur?quot;

„Binnen vijf minuten ben ik ter uwer beschikking, mijnheer de baron!quot; riep Heimthal.

„ De zaak is in ordesprak Gelther eri keerde naar de tafel terug, waarop hij de asch van zijne sigaar stiet. Deze vermengde hij met speeksel en bestreek met dit mengsel zijne oogleden en slapen. Deze vermomming kon natuurlijk bij het zwakke licht der herberg eenig effect hebben. Gelther bereikte dan ook volkomen zijn doel, en al zouden de gendarmes hem, in weerwil der verklaringen van den directeur, met wantrouwen gadeslaan, zoo had hij niettemin het geruststellend bewustzijn , dat zij zich een valsch beeld van hem zouden vormen.

Hij was nauwelijks met deze operatie gereed, toen de directeur binnentrad om hem te zeggen, dat alles voor het vertrek gereed was. Gelther trok nu een ruige overjas aan en verliet met den directeur het huis. Hoestend en kuchtend trad hij midden dooide in de herberg verzamelde gendarmes, die rechts en links voor den „ baronquot; plaats maakten en hem met bescheiden nieuwsgierigheid nastaarden. In hunne oogen scheen hij een vijftiger.

-ocr page 146-

142

De waard stond met de lantaarn aan het portier, en Gelther fluisterde hem toe, dat hij binnen weinige dagen zou terugkomen, om zijne rekening te betalen, en stopte hem te gelijk een der banknoten van den directeur in de hand. Na Gelther beklom Hcimthal het rijtuig; de waard sloot het portier, wenschte den heeren eene goede reis, en de paarden zetten zich in den draf.

Op ongeveer vijftig schreden afstands van de plaats, voor den aanval aangewezen, liet Gelther den koetsier stilhouden en beval hem, toen hij het rijtuig verlaten had, te wachten, totdat hij zou teruggekeerd zijn.

Vol angst vroeg de directeur wat dit heteekende.

„Dat zal ik u zeggen, als ik teruggekomen ben. Over vijf minuten ben ik weder hier.quot;

De wagen stond stil. Gelther stapte langzaam den straatweg af en verdween in de duisternis. In den stillen nacht hoorde de directeur duidelijk het knallen van meerdere geweerschoten , waarna alles weder stil werd. Eenige minuten later werd het zeer levendig op den straatweg; er verschenen eenige lieden, doch om dadelijk weder te verdwijnen. De koetsier geloofde twee mannen , met geweren gewapend, gezien te hebben.

Den directeur stond het angstzweet op het gelaat.

Plotseling trad Gelther uit de struiken te voorschijn en vertoonde zich aan het portier.

„ Gij kunt langzaam voortrijden,quot; zeide hij tot den koetsier.

De paarden zetten zich in beweging, en Gelther liep naast het rijtuig. Toen zij ter plaatse kwamen, waar de koetsier de lieden ontdekt had, deed hij nogmaals stilhouden, opende het portier en zeide tot Heimthal:

„ Mijnheer de directeur, beschouw deze plaats nauwkeurig, en wees blij, dat uw plan om mij gevangen te nemen niet gelukt is. Te dezer plaatse zou ik bevrijd en gij met knuppels doodgeslagen zijn. Herinner u dat, wanneer hel u weder in den zin mocht komen u met mij bezig te houden. En nu vaarwel!

Met deze woorden sloot de agent der Internationale het portier, keerde zich om en verdween in het houtgewas. Gedurende eenige minuten hoorde men het gekraak der struiken, door welke Gelther zich een weg baande. Daarna werd alles stil.

Meer dood dan levend beval Heimthal den koetsier zoo snel mogelijk huiswaarts te rijden. Hij had allen lust tot verdere ontmoetingen met zijn verschrikkelijke!! vijand verloren.

Verrassingen.

Ongeveer vier weken waren sedert de boven verhaalde gebeur-tenissen verloopen. Natuurlijk had de directeur het gebeurde op den gedenkwaardigen avond dadelijk aan Cesari medegedeeld

-ocr page 147-

143

en door die mededeeling hem geen zeer aangename verrassing bereid. Zelfs Cesari had den agent der Internationale zulk eene energie niet toegeschreven, en nu liet hij, zoowel als de directeur, in de eerstvolgende dagen mismoedig het hoofd hangen , in afwachting van het onweder, dat over hen zou losbreken.

Deze verwachting werd evenwel niet vervuld. De eene dag verliep na den anderen, zonder dat men iets nieuws van Gelther vernam, en zoo begonnen beiden weder met grootere gerustheid de toekomst te gemoet te zien. De directeur begon de hoop te koesteren , dat Gelther met de tien duizend gulden tevreden zou zijn, en de geheele zaak zou hem ten laatste als een kwade droom zijn voorgekomen, indien niet zijn bankier hem met onverbiddelijke cijfers aan de ruwe werkelijkheid had herinnerd.

Het meest ergerde hij zich er intusschen over, dat hem de zaak, behalve de vernederingen, die hij ondergaan had, niet tien maar elf duizend gulden gekost had. Want Cesari dacht aan niets minder dan aan het teruggeven van de ontvangen, duizend gulden. Hij had het plan ontworpen, en dit was aangenomen; dat het mislukt was, daarvan droeg hij de schuld niet. Hij behield dus het geld en den wissel voor het geval, dat hij tot eene vlucht genoodzaakt mocht worden.

I Inmiddels was de agitatie tegen het Vaticaansch Concilie eer toe- dan afgenomen. Wel is waar was het door de Loge opgezette tegen-concilie, waarop Heimthal en zijne ma^onnieke broeders de grootste hoop gevestigd hadden, volkomen mislukt onder den spot der geheele wereld, maar in Duitschland werd de strijd met de pen dagelijks heviger, en men schaamde zich niet meer de hatelijkste leugens en lasteringen overal uit te strooien. Inmiddels was de agitatie tegen het Vaticaansch Concilie eer toe- dan afgenomen. Wel is waar was het door de Loge opgezette tegen-concilie, waarop Heimthal en zijne ma^onnieke broeders de grootste hoop gevestigd hadden, volkomen mislukt onder den spot der geheele wereld, maar in Duitschland werd de strijd met de pen dagelijks heviger, en men schaamde zich niet meer de hatelijkste leugens en lasteringen overal uit te strooien.

Eene bijzonder practische aanleiding tot deelneming aan dien strijd in de stad, waar ons verhaal speelt, bood de bevestiging van het gerucht, dat eerlang drie Jesuïeten eene missie in de Genoveva kerk zouden houden. Daar zouden zij in talrijke predikatiën de waarheden der Katholieke leer verdedigen en het vertrouwen in de harten versterken, dat God, als altijd, ook in deze gevaarlijke tijden Zijne Kerk trouw zou bijstaan. Terwijl de Katholieken met vurig verlangen deze missie te gemoet zagen, waren alle vijandelijke elementen krachtig werkzaam, om haar op de eene of andere wijze onmogelijk te maken.

Allereerst beproefde men het met de politie, doch in dit opzicht was zelfs geen schaduw van een voorwendsel te vinden, en dus begon men te denken aan eene gewelddadige verstoring der missie, om daardoor de politie gelegenheid te geven de door de missie veroorzaakte wanordelijkheden te verbieden.

Om zulk eene verstoring te doen plaats hebben, behoefde men geschikte werktuigen, en deze schenen zich in de arbeiders-vereeniging in voldoend aantal te bevinden. Zoo werden dan de conferentiën in het huis van Guttmann menigvuldiger, en was de

-ocr page 148-

144

missie het voorwerp der nauwkeurigste overwegingen. Maar nu deden de heeren van het schootsvel eene ontdekking, die hen niet weinig verraste.

Terwijl namelijk Cesari niet het minste bezwaar had tegen de plannen der Loge en zijn geheelen invloed in de arbeiders-vereeniging ter harer beschikking stelde, vonden deze plannen in Wahr een onverbiddelijken tegenstander. Zoolang er slechts sprake van was, het Concilie in de pers en in de kringen, waarin hij verkeerde, te bestrijden, was hij vuur en vlam, maar tegen een strijd met behulp van behoorlijk gearrangeerde straat-demonstratiën verzette hij zich met eene vastberadenheid, welke de heeren der Loge hem niet toegeschreven hadden. Toen het bleek, dat deze tegenstand niet te buigen was, scheidde men in de grootste ontevredenheid.

„Mijne heeren,quot; sprak Wahr voor het scheiden, „bedenkt wel wat gij doet. Ik ben bereid de missie in de arbeiders-vereeniging tot een onderwerp van discussie te maken; ik wil, zooveel mijn tijd mij zulks veroorlooft, de predikatiën bezoeken, om er rapport over uit te brengen, en de gevaarlijke grondstellingen, die zij ongetwijfeld bevatten, te wederleggen. Maar ik kan het niet goedkeuren, dat men met stokken en straat-steenen losgaat op lieden, die niets anders doen dan hunne overtuiging met de pen en den mond verdedigen.quot;

„Gelooft gij, dat de Jesuïeten in hunne predikatiën hunne overtuiging uitdrukken?quot; vroeg men hem.

„Is het hunne overtuiging niet, die zij uitdrukken, dan zijn het ten minste hunne beweringen, en deze moeten wederlegd worden, echter met argumenten en niet met straatsteenen. Ik spreek niet ten gunste van de Jesuïeten maar van de vrijheid der rede. quot;Wat wij hier den Jesuïeten doen, mijne heeren, moeten wij ons elders ook van hen laten welgevallen, en het is gevaarlijk zulk een precedent te stellen.'

„Handelen de Jesuïeten niet juist zooal? gij zegt?quot;

„Dan moeten wij juist daarom anders handelen. Wij mogen, als strijders voor vrijheid en verlichting, niet grijpen naar de wapenen eener gewelddadige onderdrukking.

„ Kom, kom,quot; bromde Heimthal, „ tegen zulk schadelijk volk is elk middel geoorloofd.quot;

„ Dat is de leer der Jesuïeten,quot; antwoordde Wahr, eenigermate gekwetst, „die ik niet met woorden bestrijden kan, wanneer ik haar met de daad huldig.quot;

Cesari zag met helsch genot, hoe Wahr zich door zijneer-lijk hart liet medesleepen. Was hst hem door zijn anoniemen brief niet gelukt zijn vriend uit het huis van Guttmann te verdrijven, nu zag hij hem handelen op eene wijze, die dergelijke resultaat ongetwijfeld moest voortbrengen. Al kwam liij zelf daardoor geen schrede verder tot zijn aanslag op Hermina, hij ver-

-ocr page 149-

145

wijderde ten minste een hinderpaal, die hem in den weg stond.

Men zou intussehen een al te gunstig oordeel over Wahr vellen, wanneer men aannam, dat hy zich, uitsluitend omdat hij zulks onwaardig vond, met zooveel energie verzet had tegen eene openlijke en gewelddadige demonstratie tegen de Jesuïeten. Er was in de laatste tijden veel gebeurd, dat hem in dezen afkeer versterkte.

Z ker is het, dat zijn rond en open karakter een afschuw koesterde tegen elke daad, welke hij als gemeen en oneerlijk beschoüwde. Maar er kwam nog bij, dat hij zijne moeder plechtig beloofd had, niemand om zijn geloof te bespotten, en wat de heeren van de Loge voornemens waren, was nog veel erger dan eene bespotting. Eindelijk was de houding van Guttmann niet zonder invloed op hem gebleven. Zijne meeningen mochten er niet door aan het wankelen zijn gebracht, die houding wierp evenwel een donker licht op het karakter der lieden, die beweerden met hem dezelfde overtuiging te koesteren. Had Guttmann zijne liefde afgekeurd en hem iederen verderen omgang met zijne dochter verboden.., het zou hem vreeselijk bedroefd, maar hij er Hermina's vader geen verwijt over gemaakt hebben. Deze zou dan slechts het huwelijk onvoegzaam hebben geoordeeld, wat Wahr van den beginne af voorzag, en daartoe had hij immers het recht, want hij was haar vader. Hij ontveinsde zich niet, dat, wanneer hij in Guttmanns plaats geweest ware, hij waarschijnlijk eveneens zou hebben gehandeld. Maar zeer zeker had Guttmann geen recht, zich van intriges te bedienen; deze mocht niet tot de zijnen zeggen, dat hij het huwelijk afkeurde, en hen verbieden hem zulks mede te deelen, nadat hij eerlijk en openlijk opgetreden was; deze mocht niet spelen met het geluk zijns levens, door eene hoop levendig te houden, die hij dacht nimmer te vervullen. Dat achtte hij voor een eerlijk man onwaardig, en daar hij het niet van zich kon verkrijgen het gedrag van Guttmann hem persoonlijk toe te schrijven , en niet geloofde dat Guttmann 'uit zich zelf daartoe in staat was, geloofde hij aan vreemde vijandelijke invloeden, in welk geloof hij niet weinig versterkt werd door de anonieme brieven.

Maar waar moest hij die invloeden zoeken ? Zij konden slechts uit kringen voorkomen, waarin Guttmann en hij zelf bekend waren, bijgevolg van de mannen, waarmede hij in den laatsten tijd zoo menigmaal vergaderd had. In deze bijeenkomsten, die steeds onder den vorm van gezellig onderhoud onder beschaafde personen plaats vonden , had men hem en Cesari steeds met al de overigen op gelijken voet behandeld. In aller houding ten opzichte van Cesari en hem was niets opvallends, en viel het gesprek altijd op het Concilie, ook dit kon hem niet bevreemden, want het Concilie was het onderwerp van aller gesprekken. Thans begon hij zich evenwel twee bijzonderheden te herinneren. Toen hij aan Cesari kennis gaf van de eerste uitnoodiging van Guttmann, had De Vrijjietselaab. I0G

-ocr page 150-

146

zijn vriend hem gezegd, dat men niet den meclianicus maar den president der arbeidersvereeniging uitnoodigde; dit was de eene, en de andere? Dat hij namelijk op iedere vergadering den last ontving, om de agitatie zooveel mogelijk te bevorderen. Hij begon dan te vermoeden, dat men met de bijeenkomsten iets anders bedoelde dan bloot gezellig onderhoud; dat men hem tot zich getrokken en gaarne in den kring ontvangen had, niet omdat hij in beschaving aan hen gelijk was, maar omdat hij over een invloed beschikte, die de overigen niet bezaten en voor hun doel ten zeerste behoefden. Het gedrag van Guttmann bewees hem, dat men hem zou laten vallen, zoodra men hem niet meer noodig had, zoodra zijn invloed in de arbeidersvereeniging ophield of men dien niet meer behoefde. Dat alles was hem nog wel niet geheel duidelijk, maar er bestond toch bij hem een vermoeden, dat hij de dupe dezer lieden was, en men een huichelachtig spel met hem gespeeld had, niet alleen in betrekking tot zijne liefde jegens Hermina, maar ook ten opzichte van de Loge en de vertrouwelijkheid , die deze hem bewees en waarover hij zich meer gestreeld had gevoeld dan hem nu lief was.

Deze overwegingen, waaraan hij zich schier dagelijks overgaf, wierpen in zijne borst een vonk van wantrouwen, die door eene andere gebeurtenis tot een laaie vlam aangeblazen werd.

Op zekeren avond — sedert de ontvangst van den anonietnen brief waren ongeveer drie weken verloopen — zat hij op zijn kamertje en hield zich onledig met wetenschappelijke studiën. Opeens werd aan zijne deur geklopt, en op zijn „binnenquot; verscheen een man, die hem met de woorden: „ Gij zult mij wel niet meer kennen, mijnheer Wahr,quot; de hand bood. De stem klonk den aangesprokene bekend toe, doch eerst nadat hij het scherm der lamp weggenomen en een onderzoekenden blik op zijn bezoeker had geworpen, erkende hij hem en bood hem een stoel, terwijl hij zeide: „ha, mijnheer Muller uit Eostock; ik dacht, dat gij reeds lang op de plaats uwer bestemming waart.quot;

Het was Lodewijk Gelther. Beide mannen bleven lang in een druk gesprek gewikkeld, en Lodewijk vertrok ongeveer :wee uren later. Wahr deed den gezant der Internationale uitgeleide j zijn gelaat was doodsbleek, en terwijl hij hem bij liet afscheid de hand drukte, zeide hij op eenigszins somberen toon. „ Zooals ik zeide, kan ik u de vervulling van uw wensch niet toezeggen. Aan mijne moeder, die helaas ernstig ziek is, behoort de beslissing. Maar zij is eene vrouw, bij wie het hart op de rechte plaats zit, en die steeds bereid is ongelukkigen te helpen, voor zoover dit haren zwakke krachten mogelijk is.quot;

De naaste gevolgen van dit gesprek waren, dat Wahr allen vertrouwelijke!) omgang met Cesari afbrak; toen hij op een der volgende avonden hem in de arbeidersvereeniging ontmoette, behandelde hij hem zoo koel, dat deze het voor goed achtte zich

-ocr page 151-

147

op een afstand te houden. De mededeelingen van Gelther hadden Wahr de zedelijkheid van zijn intiemen vriend leeren kennen en hem een blik doen slaan in het karakter van een van Guttmanns vertrouwelingen, welke blik Wahr deed huiveren. Hij begreep, dat hij het werktuig was geworden van lieden, die op de galeien en niet in eene beschaafde maatschappij thuis behoorden.

En toch putte lüj uit de overweging daarvan eene zekere geruststelling. Hij trachtte zich te overtuigen, dat de raadsheer, zooals hij zelf, het bedrogen werktuig dezer bende van sluwe intriganten moest wezen. Hoe zou het anders mogelijk zijn, dal eene zoo heerlijke bloem van maagdelijke reinheid ontwikkeld ware geworden in den schoot eener familie, indien de pestwalm der zedelijke bedorvenheid daarin hadde kunnen doordringen! En dat Hermina hem niet bedroog, dat zij uitmuntte door deugd, stond bij hem boven allen twijfel verheven.

Dit alles bracht de gevoelens van Wahr in hevige spanning en hem zeiven iri hartstochtelijke opgewondenheid. In dien toestand ontving hij weder eene uitnoodiging tot eene bijeenkomst, waarop ook Cesari zou verschijnen. Hij begaf er zich heen, in de vaste overtuiging, dat weder een of ander zou besproken worden, tot welks uitvoering men zijne hulp behoefde, en hij maakte het voornemen zich niet langer als een gewillig werktuig te laten gebruiken maar zijn wil te plaatsen tegenover dien van anderen. Gelukkigerwijze kwam men te voorschijn met het plan, waarvan wij boven spraken, namelijk van eene gewelddadige verstoring der missie. Dit streed niet alleen tegen zijn eerlijk karakter maar ook tegen de verschillende gevoelens, die de openbaringen van Gelther in zijn hart verwekt hadden.

Wahrs moeder was kort na het ontvangen van den anoniemen brief ziek geworden. Op hevige hoofdpijn volgde eene afmattende koorts. Zij geloofde evenwel, dat zij, door eenige dagen het bed te houden, geheel herstellen zou, doch hierin bedroog zij zich. Eeeds den volgenden dag verhief zich de koorts met meerdere kracht, en andere gevaarlijke verschijnselen voegden zich bij die der koorts. De geneesheer, dien Wahr ontboden had, schudde bedenkelijk het hoofd; er moest, zou genezing mogelijk wezen , vóór alles eene ziekenverpleegster aanwezig zijn, die zijne bevelen stipt opvolgde, en zulk eene verpleegster ontbrak geheel en al. De overige bewoners van het huis betoonden mevrouw Wahr wel de grootst mogelijke oplettendheid, maar niemand kon zich uitsluitend met hare verpleging belasten. De fabriek van Gutt-mann beschikte over Wahrs geheelen tijd, en kon hij ook al eenige vrije oogenblikken aan zijne moeder wijden, die oogen-blikken waren schaars en afgemeten, zoodat hij zich onmogelijk het genoegen verschaffen kon zijne moeder te verplegen. Van eene betaalde verpleegster wilde mevrouw Wahr niets weten; zij verlangde daarentegen, dat eene Liefdezuster zou ontboden t ' .

-ocr page 152-

us

worden. Maar hiertoe wilde Wahr niet besluiten, tot eindelijk de liefde tot zijne moeder, die dagelijks kranker werd, alle andere overweging ter zijde drong, en bij op zekeren avond in vertwijfeling naar bet klooster der Zusters der Liefde snelde en aan de overste eerie verpleegster voor zijner moeder verzocht.

Aanvankelijk had Wahr getwijfeld of bij in het late avonduur de overste nog zou kunnen spreken; de uitkomst bewees hem echter, dat er bij de Liefdezusters geen sprake van tijd is, wanneer de Christelijke liefdadigheid moet uitgeoefend worden. Ook had hij zich eene geheel andere ontvangst voorgesteld. Hij vond in de overste eene vrouw van een eerbiedwaardig voorkomen, die hem, tot eene Zuster zich gereed had gemaakt om met hem te gaan, op de liefdevolste wijze troostte en verzekerde, dat, wanneer men-schelijke verpleging zijne moeder redden kon, zij gered zoude worden.

Na eenige minuten verscheen de Zuster, die zijne moeder zou verplegen. Wahr liet in het klooster zijn adres achter en begaf zich toen met de Zuster huiswaarts.

Een straal van vreusde vlooe over het vermagerde gelaat der

O O O O

zieke, toen de Zuster binnentrad, en met verbazing bemerkte Wahr, dat zij zich met ongeloofelijke snelheid in hare nieuwe woning inrichtte. Nauwelijks waren eenige minuten voorbijgegaan, of zij was reeds bekend met alle voorschriften des geneesheers, wist waar alles wat zij noodig had, zich bevond, kende de behoeften der zieke, had baar bed een weinig geschud en zich eindelijk in den leuningstoel nedergezet, om de behoeften der kranke te bespreken. En dat alles geschiedde zonder eenig gedruisch; met de meeste kalmte en bedaardheid ging de Zuster te werk, alsof alles natuurlijk zoo wezen moest en het nooit anders geweest ware. Alvorens Wahr zich naar zijn kamertje begaf, wees hij er de Zuster de deur van en verzocht haar, zoodra zij zijne hulp mocht noodig hebben, hem onmiddellijk te roepen. Hij ging heen met het geruststellende bewustzijn, dat de verpleging zijner moeder in de beste handen was. Dat moest hij, na hat-geen hij gehoord en gezien had, zich zeiven bekennen.

Vroeg in den morgen kwam eene tweede Zuster, om de eerste

O O '

te vervangen, en was Wahr geneigd aan de eerste eene bijzondere goedheid van harte en geschiktheid voor hare taak toe te schrijven, reeds na een half uur kwam hij tot de ervaring, dat de tweede Zuster niet alleen hetzelfde kleed droeg, maar zich ook met hetzelfde geduld en dezelfde toegenegenheid aan de verpleging zijner moeder wijdde

„Jammer,quot; zeide hij tot zich zeiven, toen hij op weg naar de fabriek over het gedrag der Zusters nadacht, „ dat zij het schoone beroep, waaraan zij zich met zooveel opoffering wijden , niet vervullen uit zuivere menschenliefde maar uit godsdienstig fanatisme. En het kan ook niet anders zijn! Wie alleen uit

-ocr page 153-

149

godsdienstzin zich zeiven zoo geheel aan den naaste ten beste geeft, moet den godsdienst wel uitsluitend ais het hoogste goed beschouwen. Het werken voor haar godsdienst moet bij haar nog oneindig hooger staan dan het werken uit godsdienst. Van daar dan ook die vrome proselietenmakerij, die zoo noodzakelijk uit haar vroom geloof volgt, dat men er haar niet verantwoordelijk voor maken kan. Ik zal dit ondervinden, eer drie dagen voorbijgegaan zijnvoegde hij er bij en overwoog dan hoe hij, zonder onhofielijk te zijn, tegenover de Zuster zijne grondstellingen zou vasthouden.

Hij behoefde er zich het hoofd waarlijk niet over te breken. Want er gingen niet alleen drie, maar vier, vijf en meer dagen voorbij, en immer was er slechts sprake van de voorschriften des geneesheers en de wenschen der zieke. Eindelijk begon dit Wahr te vervelen, en daar de gevreesde proselieten makerij zich niet vertoonen wilde, bracht hij in zijn ongeduld het godsdienstig vraagstuk zelf op het tapijt.

„Gevoelt gij u wel gelukkig in het beroep, dat gij gekomen hebt?quot; vroeg hij op zekeren dag aan de Zuster, die zijne moeder verpleegde.

„Of ik mij gelukkig gevoel?quot; antwoordde de Zuster, „ik zou mij niet kunnen voorstellen hoe ik de plichten er van zou kunnen volbrengen, indien ik mij ongelukkig gevoelde.quot;

„ Gij ontbeert toch al het schoon , dat de wereld aanbiedt.quot;

„Integendeel, ik geniet het schoonste wat de wereld aanbieden kan.quot;

„ Dat begrijp ik niet.quot;

„Het is toch duidelijk. „Wat gij aan een der geringsten gedaan hebt, dat hebt gij aan mij gedaan,quot; zegt de Heiland. Zoo verschijnt ons dan iedere zieke als de Heiland zelf. En wat kan de wereld schooners aanbieden dan het bewustzijn van Hem verkwikt te hebben als Hij leed. Hem, die zijn bloed voor de wereld vergoten heeft.quot;

„Ha, bedoelt gij dit? Ik versta de genoegens der wereld anders. Gelijk het voor anderen een genot is geld opeen te hoopen, zoo is het uw vermaak verdiensten voor de eeuwigheid te vergaderen.quot;

„Het is mogelijk, ofschoon die vergelijking mij niet zeer treffend toeschijnt.quot;

„ Maar dan zou het immers een grooter verdienste zijn zielen te winnen dan lijdenden te verplegen?quot; merkte Wahr op.

„Zonder twijfel,quot; antwoordde de Zuster, „maar dit is niet onze taak. Wie alles doen wil, doet niets goed. Wij dienen God in de verpleging onzer zieke medemenschen. Zielen te winnen is zeer zeker een hoose en sewichticre taak, maar daarom

o o o 1

heeft ook de Kerk veelomvattende maatregelen daartoe genomen. Het winnen van zielen is de taak der Kerk bij uitnemendheid quot;

-ocr page 154-

150

„ En zoudt gij ook niet wenschen eenig deel te hebben in deze taak ?quot;

„ O zeker, ieder Christen is er toe geroepen het Eijk Gods op aarde uit te breiden. Wij ook werken daartoe mede door een Christelijken levenswandel, door ons gebed, door werken van naastenliefde en dergelijke; dat is nu zeker wel eene indirecte medewerking, maar de Kerk heeft ook andere organen, welker taak het is Gods woord te verkondigen en de waarheden van onzen H. Godsdienst tegen alle aanvallen te verdedigen. Deze organen zijn de bisschoppen en printers, maar, zooals ik zeide, onze taak is van anderen aard.quot;

Zooveel had Wahr uit dit onderhoud geleerd, dat het de Liefdezuster niet om proselieten makerij te doen was, en hij zijn geloof aan de eeuwigheid- van het stof tegen haar niet behoefde te verdedigen.

En toch, had Wahr nauwkeuriger zijn hart onderzocht, had zijn vriend Cesari hem bij dit onderzoek den juisten weg aangewezen , hij zou misschien ontdekt hebben, dat het zpo gevreesde spook der proselietenmakerij werkelijk bestond. Cesari zou hem wellicht gezegd hebben: „Zie eens, mijn vriend, welk eene loosheid! Zij spreekt geen woord over hare alleen zaligmakende Kerk; zij bestrijdt met geen enkele lettergreep de waarheid uwer overtuiging; daartoe bestaan andere organen, welke het beter verstaan de waarheid door de leugen te verdringen. Zij ondersteunt echter deze orgapen, daar zij goede voorbeelden geeft; zij verzaakt aan alle wereldsche genietingen en wijdt zich met ongehoorde opoffering aan armen en ^zieken, maar alleen opdat bisschoppen en priesters op haar zouden kunnen wijzen en zeggen: „Ziedaar de heerlijke vruchten van ons geloof!quot; „Vriend,quot; zou Cesari hem gezegd hebben, „ dat deze geen proselieten maken is juist de schandelijkste proselieten makerij! quot;

Maar tegen dergelijke verleidingen van Cesari beschermden hem thans de mededeelingen van Gelther; hij had geen omgang meer met zijn gevaarlijken vriend, en zoo kwam hij niet verder dan tot de meening, dat godsdienstig fanatisme in de orde der ziekenverpleging een werk had voortgebracht van de meest omvattende naastenliefde, waaraan de mannen der verdraagzaamheid en humaniteit nog niet eens gedacht hadden. Dit was eene bekentenis, die hij met diepe schaamte aflegde

Eenige dagen later deed de dokter, toen hij dezen uitgeleide deed, hem de gelukkige mededeeling, dat hij thans, wanneer geen onvoorziene voorvallen zich opdeden, zijne moeder als gered kon beschouwen; de ziekte had haar hoogste punt bereikt en begon reeds in kracht te verminderen De geneesheer schreef deze gelukkige uitkomst in de eerste plaats toe aan de zorgvuldige verpleging, die de zieke van den kant der Liefdezusters ontvangen had.

-ocr page 155-

151

Bij dit aangenaam bericht vulden zich de oogen van Wahr met tranen, en hij ging naar zijne kamer om ze af te drogen , opdat zijne moeder niet ontdekken mocht in welken gevaarlijken toestand zij verkeerd had.

Toen hij zijne vorige kalmte teruggekregen had, keerde hij naar de ziekenkamer terug, om zijne moeder mede te deelen, dat de geneesheer vooruitzicht geschonken had op haar spoedige genezing.

„Nu,quot; zeide mevrouw Wahr, haar zoon de vermagerde hand toereikend, „ik heb er ook geen oogenblik aan gedacht, dat jk thans sterven zou.quot;

„Lieve moeder, ik kan.^.,thans wel zeggen, dat uw toestand niet geheel zonder sevffa?'Ts creweest. Thans is Goddank echter het gevaar voorbij. Maar wij zijn toch allen sterfelijk.'

„Ik zal ook sterven. Herman, ,mq^T thans nog niet,quot; zeide mevrouw Wahr met de meeste kalmte^

„ Zeker zult gij thans blijven leven, maar waarom geloofdet gij nu niet te zullen sterven?quot;

„ Omdat de lieve God mij niet tot zich roepen zal,quot; antwoordde zij, een teederen blik op haren zoon werpende, „vóór mijn gebed u tot Hem teruggevoerd heeft.quot;

Dit kinderlijk vertrouwen op de goedheid ,v«(n God, voor wien Wahr zeer geneigd was om op zijne knieëa' Ie vallen en Hem voor de redding zijner moeder te danken, hadde hij zich niet geschaamd voor wat hij zijne grondstelHngen nojamp;rfde, trof hem tot in het diepste zijns harten, Hij^J^prde zj^ti^om, ten einde het gloeiend rood van zijn gelaat', ^ffe bevende lippen, zijne opnieuw doorbrekende voor zijfte nvoedér te verbergen.

Na hare hand met warmte gedrukt ^e hebbenverliet hij de kamer. Het zou hem onmogelijk geweest zijn een enkel woord uit te brengen.

O -

Op den avond van dien d'ag' had de bijeenkomst ten huize van Guttmann plaats. In deze' gemoedsstemming verkeerde hij, toen men zijne hulp inriep, om door middel der arbeidersvereeniging eene straat-demonstratie tegen de missionarissen te organiseeren, eene demonstratie, welke 't gevoel van de trouwe verpleegsters zijner moeder op het diepst zou gekwetst hebben. Wanneer deze demonstratie werkelijk plaats vond, en het gerucht daarvan doordrong tot het ziekbed zijner moeder, wier liefde tot hem haar den dood had doen overwinnen , en zij vernam dat het haar zoon was, die aan de spits der oproermakers gestaan had, hoe zou hij haar onder de oogen durven komen ? En wanneer hij terugkeerende de Liefdezuster aan het ziekbed zijner moeder vond, en zij hem vroeg; „Wat hebben wij misdaan, dat gij de onzen aldus ver volgt?quot; en hij, aan de waarheid getrouw, zou moeten antwoorden: „Gij hebt mijne moeder gered, en tot dank daarvoor heb ik het gepeupel aangehitst, opdat dit het vreedzame huis zou aanvallen, waarin de priesters van uw godsdienst

-ocr page 156-

152

gastvrijheid vonden! — neen, dat kon nimmer of nooit geschieden. „ Nimmer of nooitzeide hij tot zich zeiven, kan een Wahr zoo diep zinken, dat hij tot een Cesari zal moeten opzien.quot;

Wahr verliet, zooals gewoonlijk het geval was, het huis van Guttmann in gezelschap van Cesari. Op de straat gekomen, nam hij echter een zeer koel afscheid van hem en trad in een naburig koffiehuis.

Hij had geen lust zich te mengen in de gesprekken, die daar gehouden werden, en zette zich neder in een hoek der zaal, om een glas bier te drinken; eenigen tijd zag hij werktuigelijk naaide wolken, die uit zijne sigaar opstegen, en nam eindelijk een dagblad, dat hij op een tafeltje vond,

„Wenden wij den smaad af!quot; zoo luidde het opschrift van een hoofdartikel, dat bezaaid was met woorden, in cursieve letters gedrukt; deze woorden trokken zijne aandacht, en hij begon het artikel te lezen.

„Wenden wij den smaad af! Wat wij in onze eeuw van verlichting niet voor mogelijk hadden gehouden tegenover eene zoo verstandige burgerij als de onze, zal niettemin in ons midden plaats grijpen. Men wil bij ons de farce eener missie opvoeren en heeft, om aan de zaak een zekere kracht te geven, naar men ons verhaalt, drie gasten van buiten, natuurlijk uit het genootschap der Jesuïeten, uitgenoodigd. Binnen veertien dagen zullen , zooals wij vernemen, de predikatiën beginnen. Reeds hebben eenigen onzer geachte medéburgers in overweging genomen, langs welke wegen de hooge regeering in kennis gesteld zal worden van de meening der overgroote meerderheid van onze burgerij, dat de haat tegen andersdenkenden niet opgewekt en het godsdienstig fanatisme niet aangestookt mag worden. Ondersteunen wij deze plannen. Moge onze verstandige burgerij zich vereenigen in den kreet: „Geen Jesuiëten!quot;

„Ha, ha!quot; dacht Wahr, en wierp ontevreden het blad weg, „ ciaar begint de aanstoking reeds. De heeren zullen eene petitie aan de regeering richten en, voor het geval dat de missie niet verboden wordt, de vrees voor schandalen, die zij zelf zoeken voort te brengen, doen gelden. Vervolgens moet de arbeiders-vereeniging als keur van de schandaaltroepen oprukken, en alle schavuiten en schelmen der stad zullen zich bij haar aansluiten, — en ik ben uitgekozen om aanvoerder van de geheele bende te zijn! Geen wonder dat Guttmann, in de meening dat ik tol zulke onwaardige rol in staat ben, mij zijne dochter niet tot vrouw wil geven! Nu, ik zal hem toonen, dat ik mij c.oor Heimthal niet als een ezel laat gebruiken.quot; Daarmede dronk hij zijn glas nit, stond op en ging naar de arbeidersvereeniging.

Op dien avond was wel is waar geen vergadering uitgeschreven, maar in het lokaal bevonden zich, evenals gewoonlijk, niettemin 50 tot 100 leden, die daar het avondmaal gebruikten, de courant lazen of er ook kwamen, om in een gesprek den tijd te dooden,

-ocr page 157-

153

wijl zij hun glas bier of wijn even goed in de arbeidersvereeniging konden drinken als elders.

Toen Wahr binnentrad, vond hij Cesari bereids aanwezig. Het artikel in het lokale dagblad was ijverig geëxploiteerd, en men liet vrij duidelijk zijne meening hooren, dat, wanneer de paters het waagden in de stad te verschijnen, zij moesten ge-steenigd worden. Cesari had de opruiing van het blad met groote drift voortgezet en overal een geopend oor gevonden. Toen Wahr binnentrad, toonde men hem het artikel en verzocht hem de missie zoo spoedig mogelijk in discussie te brengen, opdat de vereeniging een besluit over het verderfelijk drijven der Jesuïeten zou kunnen nemen. Deze resolutie zou dan openbaar gemaakt worden, en wanneer zij geen gehoor onder de burgerij vond, zou men haar met straatsteenen den noodigen nadruk geven. Bij deze bedreiging toonde men gebalde vuisten, vnur-roode aangezichten en krachtige gebaren.

O O O

Wahr verzocht een oogenblik stilte en zeide: „Ik ken, mijne vrienden, den geheelen samenhang. De aanstoker dezer agitatie,quot; dus vervolgde hij met stemverheffing en met de oogen Cesari zoekende, die zich in de achterste rijen teruggetrokken had, „heeft mij een dieperen blik in onze sociale toestanden laten slaan dan hem waarschijnlijk lief is. Ik zal de missie-predikatiën bijwonen en daarna de quaestiën, die daar behandeld worden, in discussie brengen en op het gebied der discussie de missionarissen met alle kracht bestrijden. Ik verwacht van de medeleden, die daartoe lust gevoelen, dat zij mij in dezen strijd zullen ondersteunen door eveneens te handelen als ik. Wij willen hooren wat de missionarissen zeggen; is het goed, dan zullen wij het als zoodanig erkennen, is het kwaad, dan met de meeste kracht bestrijden.quot;

Op de woorden van Wahr volgde een doodsche stilte, en deze duurde nog eenige minuten voort, toen hij reeds de zaal en het huis verlaten had. Alle aanwezigen schenen als het ware verbluft. Wahr genoot in de arbeidersvereeniging een onbe-

O O O

grensden invloed, en zijne woorden moesten een te dieperen indruk maken, daar hij den strijd tegen de missionarissen edeler en billijker dacht te voeren dan door een straatoproer. Cesari ontmoette daarom slechts een bedenkelijk hoofdschudden, toen hij na het vertrek van Wahr de zaak weder wilde aanvatten, en gelukte het hem ook den indruk van Wahrs woorden eeniger-mate te verzwakken, hij bemerkte, dat hij dien avond bij de arbeiders geen geschikt terrein meer vond, waarom hij besloot zijn aanval langs een anderen meer bedekten weg op Wahr te richten. Het stond nu bepaald bij hem vast, dat hij Wahr nog vóór den aanvang der missie als president moest doen vallen, en dat hij niets gewichtigers te doen had dan onmiddellijk dien val te gaan voorbereiden.

-ocr page 158-

154

Cesari's plan.

De ziekte van mevrouw Wahr en de T'ele werkzaamheden, die Wahr op de fabriek van Gnttmann te verrichten had, veroorloofden hem maar zelden, en dan nos slechts voor enkele

' O

oogenblikken, mevrouw Gnttmann en hare dochter te bezoeken. De onderlinge verhouding was sinds de laatste verklaringen in geen enke'1 opzicht veranderd. Mevrouw Guttmann was steeds vriendelijk, maar nam ten gevolge van de uitgedrukte wenschen baars gemaals eene zekere terughouding in acht, die het Wahr onmogelijk maakte verder te gaan. Hermina bleef hem daarentegen hare volle toegenegenheid bewijzen; zij vroeg onophoudelijk naar den toestand zijner moeder, legde de innigste deelneming aan den dag, en het vervulde Wahr met niet weinig

o o3 o

blijdschap, dat Hermina zoowel zijne zorgen als zijne vreugde met hem deelde.

Intusschen was de genezing van mevrouw Wahr aanmerkelijk toegenomen. Zij kon reeds gedurende een gedeelte van den dag het bed verlaten en begon zich weder aan hare huishouding te wijden. De Liefdezusters hadden afscheid genomen, om anderen te gaan helpen, die grootere behoeften hadden aan hare hulp, en de overste had ieder bewijs van dankbaarheid afgewezen, onder opmerking dat wanneer mevrouw Wahr God wilde danken, zij den eersten den besten ongelukkige moest helpen, die zich amp;.an haar vertoonde. Mevrouw Wahr nam met deze verklaring geen

O O

genoegen, maar vormde het plan om, zoodra het mogelijk was, een altaardoek voor de kapel der Zusters te vervaardigen. Wahr zou de teekening daarvan ontwerpen; dit meende hij te kunnen doen, zonder aan zijne beginselen ontrouw te worden.

Eenige dagen later verhaalde Wahr aan zijne moeder de geschiedenis van Gelther en maakte haar tevens bekend met een wensch, door dezen geuit. Tot heden had Wahr dien niet willen vervullen, zonder zijne moeder er over gesproken te hebben, omdat hij haar meer dan hem betrof. De agent der Internationale vreesde namelijk, dat men het verblijf zijner zuster opsporen en aan haar wreken zou, wat men aan hem niet durfde. Misschien kon men zelfs het plan koesteren daardoor een waarborg te hebben tegen nieuwe vorderingen van de zijde van Gelther. Hij had zich afgevraagd, waar hij haar het veiligst kon verbergen , tot hij in staat zou zijn een eindbesluit te nemen, en hij kwam op het denkbeeld, dat zulks ongetwijfeld daar zou zijn, waar men haar het minst zou zoeken, namelijk in de stad zelve, waar Heimthal en Cesari woonden. Nu hadden het voorkomen en het gedrag van Wahr, in zoover hij dit laatste had leeren kennen, den besten indruk op hem gemaakt, en hij geloofde de veiligheid zijner zuster niet beter te kunnen verzekeren, dan wanneer hij haar aan Wahr en diens moeder toevertrouwde. Daarom had

-ocr page 159-

155

hij zich tot dezen begeven en hem het daartoe strekkende verzoek gedaan, met de mededeeling dat zijne zuster hem niet tot last zou verstrekken , daar zij in de door Heimthal betaalde som genoegzame middelen van bestaan vond. Die som had hij belegd voor de helft in Oostenrijksclie papieren, voor de andere helft in spoorwegaandeelen , en Wahr behoefde slechts de coupons te knippen, om voor alle uitgaven gedekt te zijn. Deze zaak legde Wahr nu aan zijne moeder bloot.

Mevrouw quot;Wahr hoorde dit verhaal aan, zonder haar zoon een enkelen keer te onderbreken. Toen hij geëindigd had, vouwde zij haar handen, zag haar zoon aan en sprak op een toon, waaruit een zacht verwijt klonk:

„En dat, Herman, was steeds uw gezelschap? Gij kondet u verbinden aan dezen Cesari? Ja, thans wordt mij veel verklaarbaar, wat ik tot heden niet begrijpen kon.quot;

„ Ik heb hem niet gekend, zooals ik hem thans ken.quot;

„Ik wil er niet over twisten, of gij hem misschien niet slechter gekend hebt.quot;

„ Neen , zeker niet.quot;

„Was hij het misschien niet, die u onder het masker der vriendschap uw geloof heeft ontstolen? Thans ziet gij den duivel in zijne ware gedaante.quot;

„ Daardoor is hij ook opgehouden mij gevaarlijk te zijn.quot;

„Dat is eene genade, die God u bewezen heeft, een onderpand der zekerheid, dat Hij mijn gebed verhoeren zal.quot;

„En hoe denkt gij te handelen met Carolina Gelther?quot; vroeg Wahr, die het gesprek gaarne tot zijn uitgangspunt terug wilde voeren, „wilt gij haar opnemen?quot;

„Ongetwijfeld wil ik dat,quot; antwoordde mevrouw Wahr. „ Zij kan komen. Haar aanblik zal u dagelijks, ja ieder uur herinneren, wie deze Cesari is; ja zeker, wil ik God danken, dat Hij mij iemand zendt, wier tegenwoordigheid alleen u leert, waartoe een mensch in staat is, die het geloof aan God en aan de zedelijke wereldorde verloren heeft.quot;

„Gij geraakt in geestdrift, moeder,quot; sprak Wahr, „ik zal haar dus schrijven, dat zij komen kan.quot;

„Doe dat, Herman; hoe spoediger zij komt, hoe beter zulks zijn zal. Er staan twee kamers in dit huis ledig, ik zal met vrouw Bardolph spreken en haar die kamers voor Carolina vragen; wij kunnen wel eenig huisraad missen, en wat nog ontbreekt, kan wellicht gekocht worden.quot;

En het gebeurde zooals mevrouw Wahr zeide. Om alle opzien te vermijden en alle praatjes te voorkomen, gaf AVahrs moeder Carolina uit voor de vrouw van een pas overleden verren bloedverwant, en weinige dagen later betrok Carolina Gelther de be-

' O O

doelde kamers.

Mevrouw Wahr, die haar het diepste medelijden toedroeg, had

-ocr page 160-

156

liaar met de haar eigen goedheid verwelkomd en door hare vriendelijke ontvangst de verlegenheid verminderd, waarmede Carolina in haar nieuwen toestand trad. Zij bezat niets van de woeste energie van haar broeder. Eerst toen de krachtige vuist van Lode-wijk hare boeien verbrak, was zij weder tot werken geschikt geworden, en in de stille vreedzame woning van mevrouw Wahr begon zij zich geheel op te richten. Zij waagde het niet, het huis te verlaten, uit vrees, dat de machtige vijanden, die zij wist dat in hare nabijheid leefden, haar zouden ontdekken.

Langzamer ging het met het kind. Zeker was het van sterke constitutie, anders zou het de afschuwelijke mishandeling niet zes maanden lane in het huis van vrouw Imtnia; doorstaan hebben. Maar het was hoog tijd, dat eene zorgvuldige verpleging begon, die het dan ook ontving, en waaronder het langzaam herleefde en ontwikkelde.

Het maakte op mevrouw Wahr een geruststellenden indruk, dat Carolina Gelther het geloof niet geheel had verloren. Wel was dit in het huis van Heimthal merkelijk verzwakt , en meer dan eenmaal was zij tot vertwijfeling gekomen, toen zij zich volkomen machteloos in het krankzinnigengesticht bevond, maar toen zij zich onder de bescherming gevoelde van haar broeder, die gekomen was om haar de vrijheid terug te geven , voelde zij haar hart zich weder openen, en onder een tranenstroom drong de gedachte haar hart binnen; ja, er is goed en kwaad, er is gerechtigheid. En de oprechte godsvrucht van hare moederlijke vriendin kwam haar vertrouwen nog versterken en deed weer de duizend kiemen ontluiken van Christelijk geloof, welker ontwikkeling ma(;onnieke zedeloosheid wel had kunnen verstoren maar niet geheel vernietigen.

O O

Terwijl Carolina Gelther in de nabijheid harer vervolgers, zonder dat deze zulks vermoedden , een stil en teruggetrokken leven leidde, waren deze met geheel andere dingen dan met hare vervolging bezig.

jt» c?

De Loge had eene petitie gericht aan het ministerie van justitie, waarin op 'gronden, die op de openbare orde betrekking liadden, verzocht werd, dat de missie zou verboden worden, en daar Heimthal en alle overige leden der Loge in hunne kringen voor die petitie ijverig werkzaam waren, brachten zij een niet onbeduidend aantal onderteekeningen bijeen. Zij zeiven, hunne arbeiders, die zij tot onderteekening deels overreedden, deels noodzaakten, de kleine winkeliers, die voor hunne klandizie bevreesd waren, en het groote getal lieden, dat overal gevonden wordt, en 't welk voor verdraagzaam en verlicht gelden wil, maakten in de groote industriëele stad geen gering getal uit, en zij allen teekenden de petitie.

Ongelukkig had deze niet het gewenschte gevolg. Het ministerie van justitie verzocht den baron Von Dahlen om advies, en het

-ocr page 161-

157

antwoord luidde, dat de tijd van preventive politie-maatregelen tegen uitingen van opinies voorbij en daarenboven de vrije uitoefening van den godsdienst in de grondwet gewaarborgd was. Wanneer

O O O O

door de missie de openbare rust en orde mochten gestoord worden , was de politie verplicht die verstoring te keer te gaan. De politie beschikte daartoe over de noodige krachten, daar een geheel bataljon infanterie in de stad in garnizoen lag. Rustverstoringen konden daarom in geen geval geduld worden, ook dan niet, wanneer de paters zich in hunne predikatiën lieten vervoeren tot uitdrukkingen, die de wettelijke grenzen overschreden. Want ook in dit geval was het niet de zaak van het gepeupel maar van politie en justitie, om de majesteit der wet te verdedigen en de verachters der wet rekenschap te vragen.

Aan deze even natuurlijke als vrijzinnige verklaringen hechtte de vorst zijn zegel, en daarmede werden de petitionarissen afgescheept.

Deze uitslag deed in de Loge zeer lange gezichten ontstaan, en de verklaring van den officier van justitie, dat hij de paters zou doen bespieden en beluisteren en bij de eerste wetsovertreding de beste in de volmacht zijner macht optreden zou, stelde de vrijmetselaars maar weinig tevreden. Want zij wisten vooruit, dat de Jesuïeten geen aanleiding zouden geven tot een optreden der justitie, en zoo moest men zich bepalen tot het besluit, om alle pogingen in het werk te stellen, ten einde den clericalen invloed aan het hof te breken.

Niettemin gaf men het toch niet op, eene straat-demonstratie te organiseeren. Men wist wel, dat zoowel het bestuur der politie en de officier van justitie als de militaire kommandant de nauwkeurigste bevelen hadden ontvangen, en dat zulk eene demonstratie misschien een bloedigen strijd ten gevolge zou kunnen hebben, maar hierover bekommerde zich de Loge niet. Hare leden hadden geen plan , om op de straat te verschijnen en hunne borst tegen de bajonetten te werpen; zij bepaalden er zich slechts toe het oproer te organiseeren; het bloed van eventuëele gevallenen en gewonden, het lijden op het smartbed en in den kerker wekten slechts in zooverre hun belang op, als deze dingen hun gelegenheid gaven hunne plannen in hunne bladen aan te bevelen.

Op den invloed van Wahr kon men bij deze zaak niet rekenen. Nog liever zou hij tegenover de Loge eene vijandelijke houding aannemen. Dat scheen allen duidelijk, die de laatste bijeenkomst met Wahr en Cesari hadden bijgewoond, en wat daarna in de arbeidersvereeniging had plaats gegrepen, hetgeen Cesari natuurlijk zoo spoedig mogelijk aan Heirathal had medegedeeld, liet ook niet den minsten twijfel over Wahrs meeningen over. De vraag was nu slechts, of het in den korten tijd, waarover men te beschikken had, mogelijk was den invloed van Wahr in de arbeidersvereeniging te breken.

-ocr page 162-

158

Voor deze zaak had men een zeer geschikt werktuig in Cesari. De koele, bijna grove wijze, waarop Wahr in de laatste dagen elke toenadering van Cesari had afgewezen, gaf dezen veel te denken, en spoedig vroeg hij zich zei ven af, of Wahr ook te weten was gekomen, dat hij de schrijver der anonieme brieven was. Mocht dat het geval zijn, dan kon Wahr vermoeden, dat Cesari ook eene poging wilde wagen, om Hermina's hand te verwerven , en dan was het eveneens noodzakelijk het plan spoedig uit te voeren of op te geven.

Van opgeven wilde hij minder dan ooit weten! Aanvankelijk was de gedachte aan het bezit van Hermina slechts het spel zijner fantasie geweest, maar mettertijd begon hem hoe langer hoe minder een goede uitslag van eene poging, met voorzichtigheid gewaagd, onmogelijk voor te komen. Heimthal was met zijne plannen bekend en had hem ook zijne hulp toegezegd, wel niet in duidelijke woorden, maar toch vrij verstaanbaar; in ieder geval had hij dezen schurk in zijne hand.

Ijverig dacht hij over de volvoering van zijn plan na. Wanneer hij Hermina kon afzonderen? Wanneer zij misschien thans, in den winter, geheel alleen op het landhuis woonde? Welke reden zou Guttrnann kunnen hebben, om haar nu daarheen te verbannen ? Om haar van Wahr te scheiden? Halt! riep Cesari tot zich zeiven, dat is een spoor, dat wij vervolgen willen. Dat zou ons tot een goed eind kunnen brengen. Waarom zou hij haar nu van Wahr scheiden? Omdat zich een geval heeft voorgedaan, dat Wahr voor de Loge onmogelijk maakt, een geval, dat eene verbintenis met Wahr voor Guttrnann niet langer noodwendig maakt. En

welk geval zou dit kunnen zijn? Thans eene slimme gedachte!____

Alles gaf ik voor eene slimme gedachte!.... Hij wil de missie niet tegenwerken. Wanneer hij mij nu slechts het genoegen deed en hij liep met pak en zak tot de ultramontanen over, dat zou een geluk zijn, dat mij niets te wenschen zou overlaten! En

wanneer hij niet overloopt---- wat hindert mij dat?.. . En

Cesari brak in een schaterlach uit____Het is zoo koddig.... naar

bij alle duivels, wat belet mij te doen alsof hij overgeloopen ware! Hij wil de predikatiën bijwonen! We! bekome 'them!

Nadat Cesari zich aldus een plan had gevormd over den weg, welken hij zou inslaan, ging hij onmiddellijk aan de uitvoering. Nog denzelfden avond begon hij Wahr in de arbeidersvereeni-ging in verdenking te brengen en met aanvankelijk goed gevolg. Hij wist een uitmuntend gebruik te maken van het feit, dat Wahr eene Liefdezuster bij zijne zieke moeder ter verpleging gebracht bad. Zijne weigering om vijandig tegen de missie op te treden, zijn plan om de predikatiën te bezoeken, dat alles werd als argument gebezigd voor het vermoeden, dat Wahr ontrouw was geworden aan de beginselen der arbeidersvereeni-ging. Wel waren er leden, die Cesari tegenspraken, en begon-

-ocr page 163-

159

nen er zich partijen te vormen, maar allengs kreeg Cesari's aanhang de bovenhand, en zijne partij bestond hoofdzakelijk uit de mannen, die, zooals hij verklaarde, in staat waren de stad in brand te steken, wanneer dit noodlg mocht zijn.

Van al deze beraadslagingen en woelingen, die met den dag

o o o ' o

in hevigheid toenamen, wist Wahr niets. Nadat hij zijn programma had medegedeeld, was hij te trotsch, om het met een enkel woord te verdedigen. Wanneer de kracht der waarheid het niet genoegzaam kon ondersteunen, zag hij van de uitvoering af. Hij zou dan de leiding eener vergadering laten varen, waarvan de meerderheid der leden geen adel van geest eenoeir

O O O O

bezat, om zijn programma te begrijpen en te vvaardeeren.

Zoo naderde de dag, waarop de missie beginnen zou. Aan den vooravond van deu eersten dag had Cesari nog een langdurig

O O O O

onderhoud met Heimthal.

„De zaak is zoo goed als geklonken,quot; merkte de eerste op. „Morgen gaat Wahr naar de predikatie. Des avonds wordt de vergadering gehouden, en alles is voorbereid tot zijn val.- Doch de arbeiders van de fabriek van Guttmann, die hem meer van nabij kennen , willen hem niet loslaten.quot;

„Daarvoor is gezorgd.quot; antwoordde Heimthal. „De jonge Guttmann laat morgenavond tot 10 uur werken. Geen zijner arbeiders zal alzoo de vergadering bijwonen.quot;

„Het overige van de oppositie-partij is zoo zwak, dat het onder den grooten hoop verdwijnt. Als Wahr gevallen is, gaat de tocht naar de pastorie. . Om 9 uur zal het spektakel losbreken. De straten zijn dan vol, en wij zullen toeloop genoeg hebben, vooral daar ons blad de gemoederen voorbereid heeft.quot;

„ Ik zal morgenavond met de moedigste leden in de Loge aanwezig zijn. Wanneer de oploop begint, kunt gij er nog kennis van geven.quot;

„Zeer goed. Eer ik het vergeet, mijnheer'de directeur, met deze demonstratie zal mijne werkzaamheid haar einde bereikt hebben.quot;

„Waarom?quot;

„ Ik acht mij hier niet meer veilig. Met deze demonstratie ga ik reeds de instructiën te buiten, welke ik van het centraal comité der Internationale ontvangen heb. Daarenboven is Gelther mijn persoonlijke vijand, en ik weet niet wat in beide opzichten de gevolgen kunnen zijn. Eigenlijk moet het u ook aangenaam wezen, dat ik het veld ruim. Eer ik evenwel vertrek____quot;

„Nu?quot;

„Wil ik u herinneren aan het woord, dat gij mij met betrekking tot Guttmann gegeven hebt.quot;

„Welk woord?quot;

„Van mij hulp te verleenen.quot;

„ Misschien omdat uwe hulp mij zoo buitengewoon nuttig geweeest is?quot; vroeg de directeur sarcastisch.

-ocr page 164-

160

„ Gij naamt haar aan en keurdet mijn plan goed.quot;

„ Ik heb het ook betaald, mijnheer Cesari,quot; sprak Heimthal scherp.

„Natuurlijk,quot; antwoordde Cesari, „het plan is mislukt, maar daaraan ben ik onschuldig.quot;

„ Maar slechts voor het geval van welslagen gaf ik mijn woord.quot;

„Wij zullen daarover niet twisten. Ik zal de vraag concreet stellen. Gij zult den heer Guttmann ongetwijfeld mededeelen, dat Wahr gevallen is.quot;

„Ja zeker.quot;

„ Hem ook zeggen, dat hij gevallen is, omdat hij de ultra-montaansche denkbeelden aanhing.quot;

„ Ook dat.quot;

„ Zoudt gij hem ook niet zeggen, dat Wahr tot de ultramon-tanen overgeloopen is?quot;

„ Daar heb ik evenmin bezwaar tegen.quot;

,, Ongetwijfeld zult gij hem ook onder 't oog brengen, dat thar.s de tijd is aangekomen om met Wahr te breken.quot;

„ Dat zou hij doen, ook zonder dat ik hem daartoe den raad gaf.quot;

„ Dat is ook mijne meening,quot;

■ „ Mocht gij dit soms niet verlangen..,.quot;

„O zeker! Gelooft gij niet, dat het noodzakelijk is Hermina uit het bereik van dezen Wahr te verwijderen?quot;

„ Dat kunnen wij het best aan den heer Guttmann overlaten.quot;

„ Denk toch na, mijnheer de directeur; wanneer Hermina hier blijft, zal daaruit volgen, dat Wahr geheime betrekkingen met haar onderhoudt.quot;

„ Dat is mij zeer onverschillig.quot;

„Maar mij niet, mijnheer,quot; lachte Cesari, „quot;ik verlang, dat zij uit het huis haar vaders verwijderd worde.quot;

„ Daar gij de goedheid hebt mij hiervan kennis te geven, wensch ik mij geheel buiten de zaak te houden.quot;

„ Maar bedenk toch, dat ik hier blijf, wannneer ik in mijn plan niet slaag.quot;

„Zooals gij verkiest, mijnheer Cesari.quot;

„Ik word dan niet ontrouw aan mijne instructiën,quot; vervolgde Cesari onverschillig, „ik zal Wahr niet doen vallen maar hem staande houden en zijn vriend blijven. Mocht Gelther verdere stappen doen, dan zal ik hem ondersteunen, om mijne positie in de Internationale, die wankelend geworden is, te bevestigen. Ik zal, wanneer Gelther zich tot den rechter wenden mocht, een zeer gevaarlijk getuige zijn en, duid het mij niet ten kwade, mijnheer de directeur, wanneer gij onverschillig blijft bij mijne plannen, zal ik onverschillig zijn, wanneer uwe belangen in het spel komen.quot;

„Altijd die Gelther,quot; mompelde de directeur, „die man is mijn booze geest.quot;

-ocr page 165-

Ifil

„ Bedenk verder, mijnheer de directeur, dat gij op mijne rekening zooveel kunt schrijven als gij wilt, wanneer ik verdwenen zal zijn. Zelfs de vreeselijke brief kan door mij vervalscht wezen.quot;

„Nu, waarheen moet Hermina gebracht worden?quot;

„ De geschiktste plaats ware Guttmanns buitenverblijf in de nabijheid der stad. Wahr zal haar zoo nabij de stad niet zoeken. En daar kan zij in 't verborgen leven.quot;

„ Gelooft gij, dat Heimtlml zijne dochter daarheen zal zenden zonder eenige bescherming? Dat is immers de hoofdzaak?quot; vroeg, de directeur.

„O neen,quot; antwoordde Cesari lachend. „Zij kiest tot hare bediening eene vrouwelijke dienstbode, en voorts is er een portier noodig. Gij vraagt dan aan mij of ik geen persoon voor die betrekking ken, want wij gaan er natuurlijk morgen beiden heen.quot;

„Dat is eene duivelsche geschiedenis, Cesari,quot; hernam de directeur en wandelde nadenkend eenige malen door de kamer. Eindelijk bleef hij voor Cesari staan. „Luister eenszeide hij, „ik wil u een ernstig, een welgemeend voorstel doen. Zie af van dit plan, regel de demonstratie en vertrek. Vraag eene som gelas; de Loge zal, indien de zaak goed afloopt, niet gierig zijn.quot;

Cesari dacht eenige oogenblikken na. Dan stond hij op van den stoel, waarop hij gezeten had, en zeide: „Neen, mijnheer de directeur, dat gaat niet Geld is wel is waar eene schoone zaak, maar het heeft voor mij op dit oogenblik de hoogste waarde niet Mijn doel kan ik voor geld niet bereiken. Ik sta tegenover Guttinann zoo als gij tegenover Gelther.quot;

„Zwijg toch van Gelther.quot;

„Dat is juist mijn toestand. Gij weet, dat de jongelieden nit de aanzienlijke kringen dezer stad, die uitmunten door geboorte, rang en rijkdom, tevergeefs alle pogingen aanwenden, om een blijk van opmerkzaamheid van Hermina te mogen ontvangen. £n ik, die slechts bij gratie in die kringen word toegelaten , zal Hermina bemachtigen! Gelooft gij niet, dat ik mijn leven lang met die jongelieden spotten zal ? En zie, mijnheer de directeur, deze verovering kan mij al uw geld niet verschaffen.quot;

„Maar wanneer uwe onderneming mislukt?quot;

„Wees niet bezorgd voor mijn persoon, mijnheer de directeur,quot; lachte Cesari. „Wanneer gij mij niet verraadt, loopt gij bij eene eventuëele mislukking geen gevaar.quot;

„Welnu, herhaal dan in het kort wat ik doen moet.quot;

„Ik kom overmorgen bij u; dan gaan wij samen naar Gutt-mann. Gij beweegt hem zijne dochter naar de buitenplaats te zenden en geeft mij gelegenheid, om een bediende naar mijne keus aan te bevelen. Dat is alles.quot;

„ En als ik dat gedaan heb, hebben wij dan volkomen afgerekend ? quot;

De Veijmetselaar. 107

-ocr page 166-

162

„Volkomen, mijnheer de directeur; verlangt gij misschien ook eene quitantie?quot; vroeg Cesari lachend.

„En gij verdwijnt om nimmer terug te komen?quot;

„ Spoorloos.quot;

„ Goed, dau zal ik het doeu; maar dit zeg ik u, Cesari, de gevolgen komen over uw hoofd; ik ben van mijne zijde niet voornemens aan Guttmann iets te zeggen, dan hetgeen ik reeds als huisvriend doen zou.quot;

„ Des te beter, mijnheer de directeur, de gevolgen komen over mijn hoofd.quot;

Hiermede vertrok Cesari, met een helschen grijnslach op de lippen, om naar de arbeidersvereeniging te gaan en zijne kuiperijen tot het laatste oogenblik voort te zetten.

De missie.

Op denzelfden avond, waarop Heimthal en Cesari over hunne plannen en wenschen overeengekomen waren, hield een eenvoudig rijtuig stil voor de pastorie van de St.-Genoveva-kerk. De gasten moesten wel verwacht zijn, want nauwelijks had de koetsier het portier geopend, of de pastoor trad uit zijne woning en reikte den aangekomenen de hand tot een hartelijken welkomstgroet. Het waren drie priesters van de Jesuïeten-orde, die den volgenden dag de missie-predikatiën zouden aanvangen.

De eerste der drie paters was een grijsaard van ruim 70 jaren, pater Neumann, wien de roep vooruitging, dat hij een man was van groote geleerdheid en scherp oordeel; en inderdaad het uiterlijk van den pater scheen dien roep te bevestigen. Zijn lichaam was door den last der jaren wel een weinig gebogen, en onder het gaan steunde hij op een wandelstok, maar het hooge, breede voorhoofd verried den denker, en het oog, dat eenigszins diep in de kas lag, had een eigendommelijk scherpen en doordringenden blik. Overigens spraken uit zijne houding eu gang een bescheiden waardigheid en ernst. Zijne beide gezellen waren minstens tien jaar jonger; op den eersten aanblik was men overtuigd, dat zij zich met al het vuur der jeugd aan hunne heilige bediening wijdden.

Nadat de pastoor hen op de minzaamste wijze ontvangen had, geleidde hij hen in de pastorie. Op zijn gelaat lag eene zegepralende vreugde; het scheen hem buitengewoon te verheugen, dat de missie in weerwil van al de hinderpalen, die men er tegen opgeworpen had, toch zou gehouden worden. Het bekende dagblad had er dagelijks vuur en vlam tegen gespuwd; de ijver, waarmede men voor de petitie aan het ministerie had gearbeid, had zelfs welwillende lieden verleid, om van gevaarlijk godsdienstig fanatisme te spreken. Zelfs Katholieken, wien de rust boven

-ocr page 167-

163

alles dierbaar was, hadden den pastoor tot zijne groote ergernis bezwaren voorgehouden, en ten slotte kwam de politie met allerlei geheimzinnige wenken. Maar de pastoor was vast als op eene rots blijven staan. Het geschreeuw van het dagblad wekte slechts zijn spotlust op; tegenover de petitie wees hij op de wet, en den vreesachtigen Katholieken zeide hij, dat het tijd werd als mannen voor hun godsdienst op te komen, in plaats van er zich angstig over te bekommeren wat anderen er wel van zeggen zouden. Aan de politie eindelijk gaf hij te verstaan, dat het niet zijne zaak was ds rust en de orde te bewaren maar die der politie. De pastoor had slechts te zorgen voor de verkondiging en verdediging der Katholieke leer; deed de politie ook haar plicht, dan was geen rustverstoring te vreezen. Thans zag hij zijne bemoeiingen met een goeden uitslag bekroond; de missionarissen waren gekomen; de predikatiën zouden den volgenden dag beginnen, en wanneer de pastoor zich hierover verheugde , was zijne vreugde licht te verklaren.

De missie werd volgenderwijze georganiseerd. Zij zou op 'den volgenden dag, Donderdag, beginnen en drie dagen duren, gedurende welken tijd ieder pater dagelijks eene predikatie houden zou, en wel pater Neumann des morgens te 10 uren over de geloofswaarheden, de tweede missionaris des middags te 2 uren over de plichten van den mensch jegens God en den naaste, en de derde des avonds te 5 uren over den Paus, het Concilie en de gevaren , welke in den tegenwoordigen tijd de Kerk bedreigen. Op Zondag zou een plechtige Hoogdienst met eene alge-meene H. Communie de missie besluiten.

Dang voor 10 uren waren den volgenden dag de wijde beuken der St.-Genoveva-kerk gevuld met eene talrijke volksmenigte, die deels uit godsvrucht, deels uit nieuwsgierigheid., deels uit onwaardige beweegredenen gekomen was. Ook Wahr bevond zich sedert jaar en dag voor de eerste maal weder in eene Katholieke kerk; hij was vroegtijdig gekomen en had zich tegenover den predikstoel eene plaats gezocht, zoodat hem geen woord der predikatie ontgaan kon. Hij moest immers zijne belofte vervullen en de Jesuïeten in de arbeidersvergadering, die des avonds gehouden zou worden, wederleggen.

Toch kon hij zich niet verzetten tegen den indruk, dien eene Katholieke kerk op ieder eerlijk, zij het dan ook ongeloovig, gemoed uitoefent. De hooge gewelven, de altaren met hunne prachtige versierselen, de plechtige stilte, die boven de in biddende aandacht geknielde menigte zweefde, dat alles greep hem sterk aan, en het pêle inele van arm en rijk, arbeider en meester op denzelfden grond der kerk bood hem een beeld van de ware gelijkheid der kinderen Gods op aarde. Daar zaten de arbeidersvrouw zonder haar verlegenheid, waarmede zij in de wereld tegen de rijken opziet, en de rijke koopmansdochter zonder haar

-ocr page 168-

104

trotschheid, waarmede zij in de wereld haar minderen behandelt; heiden erkenden elkander als zusters in- het huis Gods. Slechts eenige jonge heeren met den aristocratischen trots op 't gelaat vonden stof om spottende opmerkingen te maken, terwijl zij met het lorgnet voor de oocen de kerk rondzagen. Wal ir kende de meesten hunner; hot waren zoons van de heeren, die hij bij Guttmann ontmoet had; hunne houding en gebaren wekten wrevel bij hem op. ,

Op eens klonken de majestueuse tonen van 't orgel door de hooge gewelven , die 't heerlijk kerkgezang begeleidden. Het in een zee van licht gehulde altaar, de wierookwolken, waarin de. monstrans scheen te zweven , do ffcdvruchtisre volksmenigte , alles

O O ~

scheen het hart van Wahr op te heffen tot Hem, die aller harten tot zich poogt te trekken Het gevoel eener diepe verlatenheid overviel hem. „Al die menschen,quot; dacht hij, „die zich geloovig buigen onder de zegenende hand des priesters, vertrouwen op God, die, gelijk zij gelooven, van den hemel nederdaalt, om onder hen te wonen. Zij bezitten een barmhartig wezen, dat hen in geen nood verlaat, een steun, die nimmer faalt, een God, dien zij danken kunnen voor hunne vreugde, danken kunnen zelfs voor hun. lijden. En wat ben ik? Zwijg, arm hart, gij jubelt ook in geluk, gij vergaat ook in smart. Gij zwemt aan de oppervlakte van hooggaande levensgolven; het geloof mag daarin een dieperen blik doen slaan, maar ik.... ik hoor wel de boodschap, maar mis het geloof.quot;

De tonen des orgels verstomden; pator Neumann stond op den predikstoel. Met geweld brak Wahr zijne overwegingen af. Hij wilde hooren, hooren om te bestrijden. Hij was weder geheel de materialist, de vijand der Kerk, de president Ier ar beiders vereen i wins,

O O

En wat zag en hoorde hij?

In plaats van een woesten dweeper, die op donderenden toon de vervloekingen Gods over de wereld afroept, in plaats van een aalgladden hoveling, die met diplomatische sluwheid zijne hoorders .bedriegt, zag hij een eerbiedwaardig quot;grijsaard, de tvDe van een denker, rustig en ernstig daar staan, om hot woord Gods te verkondigen.

En wat zeide hij ?

„Ik behoef het bestaan van God niet te bewijzen; wijl iedere verschijning eene oorzaak, iedere daad een dader, iedere wet een wetgever vooronderstelt, zoo vooronderstelt ook de schepping een Schepper. Dat is zoo natuurlijk en noodzakelijk, dat alleen de waanzin het loochenen kan.quot;

Plij zeide verder:

„ Heeft God wezens geschapen , die door hunne rede in staat zijn Hem te erkennen, dan wil Hij ook door hen erkend zijn; anders hadde hij de menschen daartoe het vermogen niet gegeven.

^ O O O

-ocr page 169-

ir..i

„ Heeft Hij hun een vrijen wil gegeven , dan wil Hij ook, dat zij, door daarvan gebruik te maken, de door de kennis Gods versterkte betrekking tot Hem in meer of minder lioogen graad bepalen.

„ Om evenwei in volle vrijheid er over te beslissen in welke betrekking wij tot God willen staan, is het niet genoeg, dat wij kennis hebben van Gods bestaan, wij moeten ook Zijne natuur, Zijn wezen, Zijne plannen ten onzen aanzien kennen.

„En .daar wij in den toestand, waarin wij verkeeren, dit alles niet genoegzaam uit ons zeiven kunnen kennen, betaamde het in de hoogste mate aan de goddelijke liefde en wijsheid, dat God zich aan ons openbaarde.

„ Deze goddelijke openbaring maakt den inhoud uit van de geloofsleer van onzen heiligen godsdienst.

o O O

„Halt!quot; dacht Wahr, „wanneer ik a priori het bestaan van God aanneem, dan zijn de gevolgtrekkingen tot de noodzakelijkheid eener goddelijke openbaring juist. Maar om van hier te komen tot de bewering, dat het juist het .Katholicisme is, hetwelk met het gelukkige bezit van deze openbaring is begunstigd, dat is een salto mortale der logica, tot welks welslagen een blind-

~ ' O

geloovig publiek een onvoorwaardelijke noodzakelijkheid is.quot;

Het was alsof de pater deze opwerping in Wahrs hart had gelezen, want hij vervolgde.

„Waaraan erken ik nu, dat de Katholieke geloofsleer inderdaad en waarachtig de goddelijke openbaring voor het menschelijk geslacht bevat ?quot;

„Bah!quot; dacht Wahr, „daar.ben ik nieuwsgierig naar/'

„Dat erkennen wij,quot; ging de pater voort, „eerstens aan den tijd, welken de openbaring omvat. Wanneer eene goddelijke openbaring voor liet menschelijk geslacht gegeven werd, moet zij zoo oud zijn als dat geslacht, dat wil zeggen, zij moet aanvangen ten tijde van den eersten mensch en nog heden van kracht zijn. Onder alle godsdiensten draagt slechts eene dit kenteeken, en wel het Katholicisme. Alle overige zijn latei-ontstaan of ook vergaan. Zij kunnen mitsdien niet van godde-lijken oorsprong geweest zijn.quot;

„Welnu dan, pater!quot; dacht Wahr, „ het Katholicisme is latei-ontstaan, en het Jodendom duurt nog voort.quot;

„ Het spreekt van zelf,quot; vervolgde de prediker, „ dat God niet de geheele volheid Zijner openbaringen aan de menschheid reeds bij haar oorsprong wilde mededeelen ; daar het nog zwakke menschelijk verstand niet in staat zou geweest zijn haar op te nemen. Maar zooveel moest Hij hun mededeelen, dat zij kennis konden krijgen van Zijn bestaan als een almachtig en waarachtig wezen, en daar hun wil een vrij besluit kon nemen of zij Hem aannamen of vei-wierpen, gaf Hij hun een voor hunne geesteskrachten vatbaar en licht gebod, door welks vervulling of overtreding zij van hunnen wil konden doen blijken.

-ocr page 170-

](gt;fi

„Ofschoon nu de. eerste menschen dat gebod overtraden, ging de goddelijke openbaring niet verloren, maar zij nam in omvang toe. Had God zich aanvankelijk doen kennen als een waarachtig en almachtig, nu openbaarde Hij zich als een rechtvaardig en barmhartig Wezen; rechtvaardig omdat Hij strafte, barmhartig, omdat Hij een Verlosser beloofde.

„ En die openbaring ging voort van geslacht tot geslacht. Duizenden familiën, honderden stammen en volkeren dwaalden van haar af, maar immer bleef zij voortbestaan; hare bron hield niet op te vloeien; zij stroomde door de geheele geschiedenis van het Joodsche volk voort en werd trouw bewaard, en wanneer omringende volken haar trachtten te vernietigen, werd zij opnieuw in herinnering gebracht door den mond der profeten.

„ Endelijk verscheen Christus. Hij vervulde de beloften van God en bracht van den hemel de volheid der openbaring en met haar de volheid van genade op aarde.

„ Een tweede kenteeken van de goddelijke openbaring is haar onafgebroken duur. Zoover de Katholieke openbaring reikt, aldus tot aan het ontstaan van het menschelijke geslacht, zien wij niet eenmaal een barer leerstellingen als valsch verklaren. Bij alle andere godsdiensten ontmoeten wij eene verwisseling en verandering van dogma's; de geschiedenis van alle sekten leert, dat zij in den beginne soms slechts in één punt van de Katholieke leer afdwalen maar spoedig het eene geloofstuk na het andere verwerpen , tot zij eindelijk in het ongeloof ondergaan.

„ Het derde kenteeken der goddelijke openbaring is haar inhoud. Wij knnnen niet altijd de diepte van dezen inhoud met ons verstand peilen , omdat dit zoover niet reikt. Maar dit zegt toch in het algemeen het verstand: hoe meer de godheid aan den mensch gelijk wordt voorgesteld, des te zekerder is zij door de menschen uitgevonden. En vergelijken wij nu de godsdiensten. Er is slechts een enkele godsdienst, die God als een geest erkent, die de wereld geschapen heeft en regeert, als de God der geheele tnenschheid, dat is de Christelijke godsdienst. Zelfs de Islam heeft het niet verder kunnen brengen dan tot een nationalen God, die niet der tnenschheid zijn wetten gaf maar de wetten der Arabieren als de zijnen aannam.

„ Ziedaar in het algemeen de bewijzen voor den goddelijken oorsprong der Christelijke openbaring, zooals zij in den schoot onzer H. Kerk bewaard wordt. Ik zal heden geen bijzondere bewijzen bijbrengen, als de vervulling der beloften en profetieën, de volbrachte wonderen, de overwinning der wereld door het geloof, de werkdadige naastenliefde, die zij overal ten gevolge had, maar herhaal slechts in het kort: Er moet eene goddelijke openbaring zijn, en de Katholieke Kerk alleen is in het bezit der volkomen openbaring; dit bewijst de geschiedenis dezer openbaring, de kracht, waarmede de Katholieke Kerk de geopen-

-ocr page 171-

107

baarde waarheden staande houdt, en de inhoud harer leer in vergelijking met dien der leer van andere godsdiensten.quot;

Dit was in het kort de inhoud der predikatie. Wahr had geheel iets anders verwacht dan dat de pater zich uitsluitend tot het verstand wenden zou, om de goddelijkheid van het geloof te bewijzen. Hij overwoog, herinnerde zich de geheele predikatie, om de zwakke plaats te vinden , die hij kon aanvallen , maar hoe meer hij nadacht, des te duidelijker werd het hem, dat hij zich voor een logisch samengesteld geheel bevond, waartegen niets aan te vangen was.

De beide andere predikatiën van dien dag gaven quot;Wahr nog veel minder aanleiding tot bestrijding. De eerste behandelde de weldaden, die God den mensch bewijst; de tweede sprak over de goddelijke instelling van het Pausschap. Beide predikatiën waren gegrond op de waarheid der Christelijke, dat is der Katholieke openbaring en deze weder op het bestaan van God.

Indien men de voordrachten wilde aanvallen, moest men bijgevolg vóór alles het bestaan van God bestrijden, want hiermede viel al het overige van zelf.

Dit was het resultaat zijner overwegingen , en met dit resultaat ging hij des avonds naar de arbeidersvereeniging.

Dat de leden in buitengewoon groot getal opgekomen waren, bewees hem het gedruisch, dat hem bij den ingang van het gebouw reeds te gemoet kwam Toen hij de deur der zaal opende, zag hij, dat deze gevuld was. In de naastbijzijnde groepen hielden de gesprekken bij zijne verschijning onmiddellijk op, maar zijne ontvangst was ijskoud. Men bepaalde zich tot eene stomme buiging, waarna men Wahr den rug keerde.

o o 7 o

Wahr trad aan de presidentstafel en opende de vergadering.

Uit den hoop verhief zich eene stem, die inlichting vroeg omtrent de orde van den dag.

Nadat het onderwerp der discussie medegedeeld was, stond de spreker op; het was een jong mensch met een vuurrood aangezicht en fonkelende oog-en.

O O

„Onze president,quot; zeide hij, „heeft voor de vergadering van hedenavond de missie gesteld tot het onderwerp der beraadslaging; naar mijne zienswijze kan deze. quaestie niet beter opgelóst worden dan door iu massa bij den pastoor van de St.-Genoveva-kerk onze opwachting te gaan maken en hem uit te noodigen de heeren Jesuïeten op straat te zetten.quot;

„Ja, ja,quot; klonk het in alle hoeken der zaal, „wanneer hij zich daartoe te zwak gevoelt, zullen wij hem helpen.quot;

Te midden van het geschreeuw deed zich de schel van den voorzitter hooren.

„Dat is een voorstel,quot; riep Wahr, „hetwelk strijdt tegen de wetten van onzen Staat, de beginselen onzer vereeniging en de eenvoudio-ste eischen van het gezond verstand; ik zal niet toelaten ,

O O

dat het in discussie worde gebracht,quot;

-ocr page 172-

IC 8

„ De algeuieene vergadering is souvereinschreeuwde een arbeider met dichten, zwarten baard, van zijn stoel opspringend. „Wanneer zij een voorstel wil bespreken, zal zij zich dat door geen president laten verbieden.quot;

„Toen gij mij tot uw voorzitter koost. ..quot;

„Waart gij nog niet de speelpop der papen gewordenaldus besloot een arbeider uit de achterste rijen het woord van Wahr, en een donderend „ bravo !quot; ging uit de vergadering op.

Wahr verbleekte en wierp de schel met eene heftige beweging op de tafel. Cesari stond op.

„Ik moet tegen zulke uitdrukkingen protesteeren,quot; zeide hij. „Wanneer men eenig bezwaar tegen Wahr heeft, brenge men het ter tafel, in zoodanigen vorm dat hij zich verdedigen kan.quot;

„Wij hebben niets tegen Wahr,quot; riep een ander, „maar hij moet aan zijn voorzitterschap niet de beteekenis hechten, dat hij daardoor onze voogd geworden is.quot;

„Waartoe dit comediespel,quot; sprak een arbeider, „ik heb zeer zeker iets tegen Wahr eu anderen ook. Wij kunnen geen president gebruiken, die aan zijne beginselen ontrouw geworden is.quot;

„W ie durft dat beweren?quot; riep Walir gloeiend van toorn.

„ Dat beweer ik,quot; vervolgde de spreker, naar de bestuurstafel vooruitdringende. „ Is het misschien onwaar, dat de Liefdezusters bij u in- en uitgaan? Dat gij alle middelen in het werk stelt, om eene demonstratie tegen de Jesuïeten te beletten? Zijt gij niet heden in de predikatie geweest, en hebt gij geen boete gedaan voor uw tot nog toe gevolgden levenswandel? Is dit alles onwaar?quot;

„Dat alles is zoo, behalve de boete,quot; sprak Wahr. „De Liefdezusters zijn tot mijne zieke moeder gekomen, om haar te verplegen. De bedoelde demonstratie heb ik tegengewerkt, omdat het een schurkenstreek is op groote schaal, en ik heb de predikatie bijgewoond, om mij een zelfstandig oordeel te vormen, en ik kan u verzekeren, dat hetgeen ik daar gehoord heb, lang zoo afkeurenswaardig niet was als hetgeen ik hier in een kwartier uurs verneem.quot;

Eene algemeene gramschap gaf zich in de woedendste uitdrukkingen lucht. „Werpt hem naar buiten, den onverlaat!quot; zoo riep men van verschillende zijden, en te gelijk drongen de arbsi-ders naar de bestuurstafel. Cesari greep de schel en trachtte de woedenden tot bedaren te brengen, wat hem met veel moeite eindelijk gelukte.

Wahr stond tijdens dit tumult achter de tafel. Het hoofd trotsch in den nek teruggeworpen, beschouwde hij met bliksemende oogen en bevende lippen de ziedende volksmassa.

„ Maar daarom ben ik mijnen beginselen niet ontrouw geworden !quot;

1 1 • • gt; »'0 O

sprak hij, toen de rust eenigermate was teruggekeerd. Daarop zette bij zich neder.

-ocr page 173-

169

Nu nam Cesari het woord en zeide: „Arbeiders, met zulke handelingen doen wij onzen vijanden het grootste genoegen. Hoort mij daarom rustig aan. Het kan niet ontkend worden, dat de aangevoerde feiten een zekere schaduw op onzen voorzitter werpen. Maar van den anderen kant heeft hij verontschuldigingen ingebracht.quot;

O O O

„O neen,quot; viel Wahr hem op kouden toon in de rede, „het is volstrekt mijn voornemen niet geweest mij te verontschuldigen.quot;

„ Of zoo hij dit liever wilvervolgde Cesari, „verklaringen, die een afval van onze beginselen ten minste twijfelachtig maken. Wanneer hij nu een bewijs wilde geven voor zijn trouw____quot;

„Is mijne verklaring geen .voldoend bewijs?quot; vroeg Wahr scherp.

„Voor mij zijn de verklaringen niet geheel voldoende. Wanneer wij beschikken konden over den kansel der Genoveva-kerk, ik zou zeggen; laat ons dien beklimmen en wederleggen wij de

OO O O J

beweringen der Jesuïeten. Wij hebben echter slechts de straat, en waarom zou het nu een schurkenstreek zijn, wanneer wij op de straat met duizend monden den Jesuïeten toeroepen; „Wij willen niets van u weten!quot; Het is zeker eene lofwaardige poging de Jesuïeten te wederleggen, maar het is toch vergeefsche moeite.

OO ' O

Voor ons is eene wederlegging niet noodig. Zij zijn duizendmaal wederlegd en komen toch immer terug en zeggen immer weder

O O oo

hetzelfde. Wij willen hen daarom niet wederleggen maar hen eenvoudig ons van het lijf houden.quot;

„Dat willen wij, ja, ja!quot; klonk het door de zaal.

„Wat nu Wahr betreft, het zal hem gemakkelijk vallen te bewijzen, dat zijn ridderlijk karakter, hetwelk zelfs een Jesuïet geen ongelijk wil doen, niets gemeens heeft met de voor de orde zoowel als voor de vrijheid gevaarlijke strevingen van het nltramon-tanisme.quot;

„ Hoe zoo ? quot; zeide Wahr.

„Wanneer hij besluiten wil tot na middernacht in den kring onzer vrienden onder een goed glas te vertoeven en vervolgens

O O c?

morgenachtend de Communie te ontvangen, dan heeft hij daardoor het bewijs geleverd, dat hij voor de ultramontaansche denkbeelden ontoegankelijk is gebleven.quot;

Enkele bravo's lieten zich op dit afschuwelijk voorstel hooren. Over het algemeen bleef het echter stil in de zaal; allen verwachtten in spanning wat Wahr er op antwoorden zou.

Wahr bleef rustig zitten; hij scheen over de zaak na te denken. Daarop opstaande vroeg hij: „ Neemt de vergadering genoegen met dit voorstel?quot;

Een algemeen „jaquot; was het antwoord; het gezicht van Cesari werd zeer lang, want hij had verwacht, dat Wahr dit voorstel met-verachting zou afwijzen, waardoor hij Cesari brengen zou aan het hoofd zijner tegenstanders. De vraag van Wahr scheen

-ocr page 174-

170

intusschen aanleiding te geven tot het vermoeden, dat hij het voorstel zou aannemen.

Een oogenblik liet Wahr zijn oog met onbesehrijfelijken weemoed over de vergadering dwalen; daarna krulde een spotlach zijne lippen. Hij greep naar den hamer, en terwijl hij dien met de schel Cesari aanbood, zeide hij: „Dan sta de vergadering mij toe het voorzitterschap over te dragen aan hem, die dit het waardigst is.quot;

Daarmede zette hij den hoed op, verliet zijne plaats en trad naar de deur. Men week rechts en links ter zijde en verleende Wahr den doortocht; aan de deur stond echter een hoop der woedendste gezellen, die van geen wijken weten wilden.

„ Laat mij vertrekken,quot; zeide Wahr, met moeite zijn toorn bedwingende.

„ Eerst zult gij ons verklaren wat uwe laatste woorden beteeke-nen moeten,quot; riep er een uit den hoop, Wahr vol woede in het gelaat ziende.

„Zij moeten beteekenen,quot; riep Wahr, die zich niet langer be-heerschen kon, „ dat mannen en schurken niet bij elkander be-hooren, en dat de mannen vertrekken, wanneer de schurken aan het bewind komen.quot;

„Gij zijt zelf een schurk!quot; brulde zijn vijand en hief de vuist op om hem te slaan.

Eenigen der omstanders wierpen zich ras tusschen beiden , om een gevecht te voorkomen , maar van alle zijden verhief zich een verschrikkelijk rumoer. Alles drong naar Wahr; verwenschingen deden zich hooren; stokken verhieven zich, en tevergeefs omringde

' ' O O

hem eene kleine schaar zijner aanhangers. Zonder er iets tegen te vermogen, werd Wahr voortgesleept; hij zonk welhaast op de knie en dekte het hoofd met de handen, om het tegen de stokslasren

o o

te beschermen. Van den anderen kant rukte men hem weder weg;

O '

hij werd bij de armen gegrepen en naar de deur der zaal gesleurd. Een dozijn arbeiders had eindelijk besloten tegen iederen prijs aan het schandaal een einde te maken en Wahrs leven te redden. Zij waren het, die de razenden terugstieten, Wahr in hun midden namen en hem eindelijk buiten de zaal brachten, zoodat hij door de vlucht aan de woede zijner vijanden kon ontkomen.

Inmiddels stond Cesari met over elkander geslagen armen en

o o

een helschen lach om den mond aan de bestuurstafel. In zijne trekken las men zijne vreugde over het slagen van zijn slim beraamd plan. Nu was er geen tegenstander meer, die de demonstratie tegen de Jesuïeten kon verhinderen.

Cesari schreef haastig eenige regels op een blad papier, vouwde en sloot het met een ouwel en schreef er een adres op ; daarna wenkte hij een arbeider tot zich.

„Bezorg dezen brief zoo spoedig mogelijk aan zijn adres,quot; zeide hij, „ hij is van het grootste gewicht.

-ocr page 175-

171

De arbeider las het adres en zag eenigszins verwonderd Cesari

O o

aan.

„Daar is de vrijmetselaarsloge!quot; zeide hij.

„Gij hebt gelijk,quot; was het antwoord, „ geef den brief slechts aan den portier af en kom haastig terug.quot;

De arbeider verliet de zaal. Toen hij de trap afgeklommen was, vond hij Wahr, uitgeput tegen den muur leunend. Zijn hoed had hij verloren, en het hoofdhaar hing hem over het gelaat. Zijne kleederen waren hier en daar gescheurd, en met den rug der hand, waarin hij een stuk van zijn gebroken stok vasthield, veegde hij het bloed weg, dat uit zijn gewonden wang vloeide.

Een gevoel van schaamte beving den arbeider, die zoo even

O O

misschien nog tot de woedendste vijanden had behoord, toen hij quot;Wahr in dien toestand aantrof. Hij wendde het hoofd af en ging zwijgend verder. Toen hij evenwel eenige schreden gedaan had, scheen hij tot andere gedachten te komen, en zich omkeerende ging hij tot Wahr terug.

„Maak dat gij wegkomt, mijnheer Wahr,quot; zeide hij op eén toon, waaraan hij zekere schamperheid trachtte te geven, daar hij zich schaamde over het in hem ontwakende betere gevoel, „wanneer men u hier vond.....quot;

„Men kan mij niets doen, wat men mij niet reeds gedaan heeft,quot; antwoordde Wahr.

„ Luister naar mijne waarschuwing; het zal nog slechts kort duren, en men trekt op naar de Jesuïeten; in dat geval komen al de gezellen langs dezen kant.quot;

Daarmede ging de arbeider zijns weegs.

„Naar de Jesuïeten!quot; herhaalde Wahr werktuigelijk en richtte zich op. Hij gevoelde hevige pijn in het hoofd, en dit betastende, vond hij het met builen bedekt. Daarna streek hij het haar van het gelaat weg.

„Naar de Jesuïeten!quot; herhaalde hij nogmaals en trachtte nu zijne gedachten te verzamelen. „Ja, juist, dat is het plan! Het moet hun gaan gelijk mij... gelijk mij! ...mompelde hij tus-schen de tanden. „Maar thans niet!quot; vervolgde hij na eenig nadenken, „neen. nu zult gij ondervinden, dat gij met uw schurkerij niets gewonnen hebt,quot; — hij besloot zijne mishandeling, zijn hoofdpijn, het vloeiende bloed, alles te vergeten.

Op dien avond ging een doodsbleek man met wankelende schreden door de straten. Hij was blootshoofds, en opdat het haar hem niet in het aangezicht zou hangen, had hij een zakdoek om het hoofd gebonden. Hij scheen er niet op te letten , dat het bloed langs zijne wangen vloeide. Hoe verder hij kwam, des te vaster en sneller werd zijn tred; hij sloeg de Grenoveva-straat in en bevond zich weldra voor de pastorie naast de Genoveva-kerk. Keeds had hij den eenen voet op den stoep gezet, en nu scheen hij te overleggen. Doch dit duurde slechts een oogenblik; dan wierp

-ocr page 176-

172

liij het hoofd trotsch terug, veegde het bloed van zijne wangen, trad naar de fleur, en toen de liuisbel zich luide deed hooren, was het alsof eene stem in ziju binnenste zeide: „ Gij zijt de .Rubicon overgetrokken.quot;

De godloochenaar was opgetreden ter bescherming van..... Jesuïeten.

Toen de dienstbode des pastoors met de keukenlamp in de hand de deur opende, meende zij een bedelaar voor zich te zien, wijl er dagelijks zoo velen aan de pastorie verschenen, en zij tastte in den zak om een aalmoes te zoeken, maar kon zich niet weerhouden half luid den wensch uit te spreken, dat de armen liever op den dag dan in het late avonduur zouden komen.

„Ik wensch onmiddellijk den heer pastoor te sprekenzeide de man, die voor haar stond, op den meest beslissenden toon.

De dienstbode hief hare lamp op, om den spreker in het aangezicht te zien ; deze zag er zeer gehavend en ontdaan uit, maar een bedelaar ■was het niet; dat verrieden ook de weinige woorden, welke hij had gesproken. Zoo verzocht zij hem dan in den gang te komen en vroeg naar zijn naam.

„ Mijn naam zal den pastoor wel onbekend zijn ; ik heet Wahr en verlang dringend den pastoor te spreken.quot;

De dienstbode trad in de kamer, en na weinige oogenbiikken kwam zij met den pastoor terug, nog immer de lamp in de hand houdende.

„Waarmede kan ik u van dienst zijn, mijn vriend?quot; vroeg de pastoor een weinig verwonderd.

„Zend onmiddellijk een boodschap naar de gezellenvereeniging,quot; antwoordde Wahr, „en laat alle leden, die zich in het lokaal bevinden, herwaarts komen, en versterk vervolgens deuren en vensters, want eer een half uur verloopen is, zal men de pastorie bestormen.quot;

„Kom binnen,quot; antwoordde de pastoor, die door deze woorden hevig verschrok,quot; bespreken wij haastig wat ons te doen staat.quot;

„Jesus, Maria, Joseph!quot; riep de dienstbode en werd als sen lijkdoek zoo wit.

Wahr trad met den pastoor in de kamer, waar hij de drie Jesuïeten , den kapelaan en eenige aanzienlijke Katholieken vond.

In vliegenden haast verhaalde Wahr wat in de arbeiders vereeniging voorgevallen was en drukte zijne maar al te gegronde vrees voor droevige tooneelen uit. „ Ik ben uw tegenstander, mijne heerenzoo besloot hij zijn verhaal, maar niet op de straat, slechts op de tribune.quot;

„Ontbieden wij de leden der gezellen vereeniging!quot; zeide een der heeren.

„Neen,quot; antwoordde, pater Neumann rustig, „wij kunnen het niet tot een strijd laten komen, die bloed kosten kan. Wanneer het tot het uiterste komt, moeten wij de eenige offers wezen.quot;

-ocr page 177-

173

„Ik zal voor uwe veiligheid doen wat mogelijk is,quot; sprak de pastoor. „Mijne dienstbode zal onmiddellijk de hulp der politie gaan inroepen. Vervolgens zal ik een telegram zenden aan den baron Von Dalilen in de residentie, die dan nog tijdig genoeg per telegraaf zijne bevelen aan de autoriteiten kan doen toekomen, want op de vrijwillige medewerking der politie reken ik niet. De commissaris is een vrijmetselaar.'quot;'

Een der aanwezige heeren begaf zich onmiddellijk naar bet telegraafbureau, en de dienstbode werd naar den commissaris van politie gezonden.

„En nu, mijne lieerenzoo sprak pater Neumann tot Wahr en de overige personen , die niet tot de pastorie behoorden , „ verwijdert u thans, en laat ons aan God over, in wiens band wij zijn.quot;

„Dat is volstrekt mijn voornemen niet, mijnheer,quot; antwoordde Wahr. „Heb liever de goedheid mij een glas wijn te geven, want ik gevoel daaraan groote behoefte.quot;

o o

De pastoor haastte zich een glas voor hem in te schenken, en Wahr dronk het langzaam ledig. Inmiddels verklaarden quot;de overige heeren even vastberaden, dat zij in deze omstandigheden de pastorie niet verlaten zouden.

„Haasten wij ons thans,quot; zeide Wahr, „ de deuren te sluiten en te barricadeeren. De vensters der benedenverdieping zijn van zware ijzeren staven voorzien; men kan daar dus niets aan doen dan de ruiten verbrijzelen.quot;

„Maar indien mijne dienstbode van de politie terugkomt, wat dan?quot; vroeg de pastoor.

„Als deze terugkomt, zal het oproer wel reeds losgebroken zijn, en dan mag zij God danken , dat zij niet hier is. Nu, mijnheer de pastoor, waarmede zullen wij de deur barricadeeren?quot;

„ Gelooft gij inderdaad, dat men trachten zal de deur op te breken ? quot;

„ Dat weet ik niet. Ik geloof echter, dat het in geen geval kan schaden, wanneer wij er ons op voorbereiden.quot;

„Deze heer heeft gelijk,quot; zeide pater Neumann, „wij moeten tijd zoeken te winnen, want op den langen duur kan de politie, ook met den slechtsten wil, niet blijven, toezien. Wij moeten ons desnoods tot op den hoogsten zolder terugtrekken en de toeo-ano-en

r , • ï O O

achter ons afsluiten. ^

„ Mijne heeren ,quot; sprak nu een der aanwezigen . „ wanneer gij allen met mij naar mijne woning wildet gaan, zou uw persoon veilig zijn, en met de pastorie kan dan het gepeupel doen wat het wil. De stad is in ieder geval verplicht de schade te herstellen.quot;

„ Dat zou zeker het beste zijnmerkte Wahr op , „ wanneer gij niet in iedere straat gevaar liept de woedenden in de handen te vallen.quot;

„ Ik mag dat ook niet doen,quot; zeide pater Neumann, na een oogen-blik nagedacht te hebben. „ Men zou vermoeden, dat wij vreesden

-ocr page 178-

174

getuigenis af te leggen van onze innige overtuiging. Zelfs de schaduw van een verwijt wil ik niet op mij laden.quot;

„Nu dan, mijne heeren,quot; sprak Walir,,, wat talmen wij langer?quot;

Onmiddellijk zetten de aanwezigen zich aan het werk. In de keuken stond eene zware eikenhouten tafel; daarvan nam men het blad en plaatste dit tegen de zorgvuldig gesloten en gegrendelde deur. Tegen dit blad schoof men eene kast, waarin men, om ze te bezwaren, boeken wierp. Het blad werd met stukken hout aan beide zijden van den muur vastgespijkerd, zoodat men nu vertrouwen kon een vrij sterken aanval te kunnen afwachten.

Men was hiermede nauwelijks ten einde, of een der heeren, die voor een venster der hoogste verdieping stond, kwam naar beneden, roepende: „zij komen! zij komen!''

En inderdaad liet zich, wel is waar nog uit de verte maar toch reeds vrij duidelijk, het gedruisch eener aanrukkende volksmenigte vernemen.

De pastoor reikte Wahr, die op de kast stond en de laatste versterkingen aanbracht, de hand en zeide: „ Heb dank, wakkere man. Moge God u den vriendschapsdienst, dien gij ons bewezen hebt, vergelden !quot;

„ Beschaafde lieden, mijnheer de pastoor, moeten elkander helpen, ook al zijn zij elkanders tegenstanders,quot; antwoordde Wahr, terwijl hij van de kast sprong.

Middelerwijl naderde de volksmenigte meer en meer. De voorhoede bestond uit knapen, die hier eene verpoozing kwamen zoeken in de tirannie, waaronder zij in de fabrieken gebukt gingen. Schreeuwend en tierend liepen zij de massa vooruit, die de straat over hare geheele breedte vulde. Te midden dei-menigte bevonden zich de leden der arbeidersvereeniging, aangevoerd door Cesari, die den kraag van zijne jas opgeslagen en de muts diep over het voorhoofd gedrukt had. In de hand droeg hij een grooten stok, waarmede hij in de lucht zwaaide. Alvorens men aftrok, had Cesari bier besteld, en de meesten zijner aanhangers waren, zoo niet beschonken, ten minste in een toestand, waarin het verstand weinig gehoor kon krijgen voor zijne vermaningen.

Zoo kwamen zij dan, vergezeld door het schuim uit de fabrieken, herbergen en kroegen, en zongen allerlei revolutionaire liederen, waarvan sommige woorden als Jesuïeten , hangen, braden, dompers, enz. met kracht uitgestooten werden. Overal waar zij verschenen, verspreidden zij angst en schrik; alle deuren en vensters werden zorgvuldig gesloten; angstige gezichten vertoonden zich aan de vensters der hoogste verdiepingen en beschouwden met vrees en ontsteltenis de losgelaten elementen.

Eindelijk was de menigte voor de pastorie aangekomen en hield daar stand. Eenige arbeiders traden naar de deur en trokken aan de huisbel.

-ocr page 179-

175

Niemand verscheen.

„Pastoor, kom naar buiten!quot; riepen verscheiden stemmen, en onmiddellijk herhaalde de volksmenigte onder een hevig rumoer die woorden.

Het bleef in het huis donker en stil, en niemand vertoonde zich.

„Naar buiten, papen!quot; klonk de kreet der ongeduldig wordende arbeiders,

„Verbrijzelen wij de deur!quot; riepen anderen.

Een half dozijn sterke mannen traden nader en trachtten de deur open te dringen.

De deur week geen haarbreed.

„De Jesuïeten mogen naar den duivel loopen!quot; riepen de teleuro-estelde mannen.

O

„Ja, ja,quot; schreeuwden allen door elkander, „naar den duivel met de Jesuïeten! Wij willen van de Jesuïeten niets weten!quot;

Ondertusschen hadden zich eenigen herinnerd, dat in de nabijheid een huis gebouwd werd. Zij waren daarheen gegaan en kwamen terug met een langen, zwaren balk.

„Houdt u goed, mannen!quot; riep Cesari. „Loopt de deur open! Vooruit!quot;

In weinige oogenblikken had men met behulp van steenen en stokken al de vensterramen verbrijzeld. Daar de ijzeren staven niet toelieten in de kamer te dringen, wierp men er zware steenen in, om te vernielen wat de armen niet vermochten te bereiken.

Een twintigtal arbeiders had inmiddels den balk aangegrepen en zich tegenover de deur gesteld.

„ Een , twee, drie ! quot; telde Cesari, en de balk beukte de deur.

Een doffe slag overstemde het rumoer; de deur dreunde in hare hengsels maar bezweek niet.

„Nog eens!quot; beval Cesari.

Nogmaals rammeiden de mannen de deur, en 't gekraak, dat op den slag volgde, bewees dat ditmaal het resultaat niet ongunstig was.

Een paneel was geheel verbrijzeld maar het eikenhouten blad achter de deur onbeschadigd gebleven.

O O

„ Altijd vooruit!quot; riepen de mannen en traden eenige schreden naar achter.

Op dezen oogenblik drong eene lichtstraal uit het venster der tweede verdieping. Onder Wahrs leiding was ook de trap gebarricadeerd, en pater Neumann was in de kamer getreden, in de hoop van ongezien de vensterluiken te kunnen sluiten. Hij had er niet aan gedacht, dat het licht uit den gang in de kamer viel en hem moest doen opmerken, wanneer hij aan het venster trad.

Cesari had het licht ontdekt, en toen de pater aan het venster verscheen, brulde hij, met zijn stok op hem wijzend: „Werpt dien hond dood! Het is een Jesuïet!quot;

-ocr page 180-

176

Wahr had onmiddellijk het gevaarlijke van des paters toestand ingezien. Hij sprong in de kamer om hem terug te trekken.

Het was te laat. Eeeds bij het eerste woord van Cesari vloog een half dozijn steenen tegen het venster; een daarvan trof het voorhoofd van den grijzen priester, en Wahr kon nog slechts den gewonden pater in zijne armen opvangen.

Terwijl deze onder een hagelbui van steenen uit de kamer gebracht werd, en de pastoor water en linnen ging halen , zeide een der aanwezigen: Er schijnt hulp in aantocht, want het rumoer vermindert.quot;

Inderdaad werd het buiten aanmerkelijk stiller, en de kapelaan, die zich aan een dakvenster had geplaatst, om naar hulp uit te zien, kwam eensklaps de trap afgevlogen.

„Ik heb bajonetten zien glinsteren,quot; riep hij, „wij zijn gered!quot;

„Verraad, verraad! Voort, voort!quot; brulde men buiten, en met groote snelheid verliet liet gepeupel het tooneel zijner heldendaden. De plotselinge stilte na het helsch rumoer verwekte een zekeren angst.

Daar klonk eene krachtige stem door de stilte: „Voorwaarts, marsch!quot;

De trommen deden zich hooren in het tempo van den storm-marsch; weder kwam het gedruisch nader, doch thans van den kant der redders. Een officier met de sabel in de vuist voerde eene afdeeling infanterie aan. In de straat, die op de Genoveva-straat uitliep, gekomen, kommandeerde hij: „Luitenant Hellmuth, neem de vijfde en zesde sectie en zuiver de quot;Wahlstraat. De belhamels zult gij zooveel mogelijk arresteeren. Voorwaarts, marsch!quot;

Weder werden de trommen geroerd: 't geroffel verwijderde zich snel, en spoedig was het in de verte weggestorven.

In de pastorie had men zich onmiddellijk met pater Neumann bezig gehouden. De wond scheen niet gevaarlijk; nadat men met natte doeken het bloeden gestild had, kon de pater nog, in weerwil de schrik hem hevig had aangegrepen , over zijn lot schertsen. In het huis was men bezig de barricaden weg te nemen, en nauwelijks was men met de deur zoover gevorderd, dat men haar openen kon, of de dienstbode van den pastoor verscheen, door twee politie-agenten vergezeld, welke de onder-commissaris van politie na lang talmen ter bescherming der pastorie afgezonden had. De commissaris was niet te vinden geweest,

„Hemelsche Vader!quot; jammerde de dienstbode, toen zij de verwoesting aanschouwde, „wanneer zulke ellendige kerels niet naar de galeien gezonden worden, is er geen recht meer in het land!quot;

„Durft gij het recht hoonen?quot; zeide een der politie-agenten haar op barschen toon.

Thans eerst viel de aandacht van den pastoor op de beide politie-

-ocr page 181-

agenten, en de verontwaardiging deed hem liet bloed naar liet hoofd stijgen.

„ Zeg eens , goede vrienden sprak hij op vrij scherpen toon , „wat komt gij eigenlijk hier doen?quot;

„Wij zijn herwaarts gezondenantwoordde de een, „ om de pastorie te beschermen, doch de volksmenigte was zoo groot, dat wij ze niet konden bereiken.quot;

„Gij zijt thans volkomen overbodig. Wanneer gij hem, die u gezonden heeft, zeggen wilt, dal ik een klacht zal indienen bij het ministerie over de handelingen der politie, zult gij mij een dienst bewijzen.quot;

De politie-agenten verwijderden zich met vrij lange gezichten.

Inmiddels bleef de dienstbode hare hooge ontevredenheid over de verwoesting op zeer scherpe wijze uitdrukken, tot de pastoor haar eindelijk naar de keuken wees, om daar de orde zoo goed mogelijk te herstellen.

Toen de goede vrouw in de keuken trad, vermeerderde haar ergernis niet weinig, want een zware steen had het porcelein, dat in eene glazen kast prijkte, vernield en daarvan een hoop scherven gemaakt.

Allengs verscheen een aantal menschen, zoodat weldra de pastorie met nieuwsgierige en beangstigde gezichten schier was opgevuld. Vele aanzienlijke Katholieken, waaronder eenige priesters, waren op het vernemen van het schandaal toegesneld, en toen het bericht in de Gezellenvereeniging doordrong, waren de leden eenparig opgesprongen, hadden alles wat hun onder de hand kwam als wapen aangegrepen en waren naar de pastorie gesneld. Zoo hadden zich weldra nieuwe volkshoopen op de straat gevormd, ditmaal met het plan om verdere vijandelijke aanvallen te beletten.

Daar klonk op eens een paardengetrappel, dat met groote snelheid naderde. De officier van justitie, twee officieren van de gendarmerie met twaalf gendarmes te paard vertoonden zich in de straat.

„Laat de straat ontruimen!quot; beval de officier, en de gendarmes joegen hunne paarden tegen de lieden, die gekomen waren om de pastorie te beschermen. Hij zelf en de beide officieren begaven zich in de pastorie.

In de Loge ea in de pastorie.

In de ververschingkamer der Loge had zich in den avond, waarin de in het vorig hoofdstuk beschreven gebeurtenissen plaats grepen, een grooter getal Broeders verzameld dan gewoonlijk het geval was Daar zaten de directeur Heimthal, de officier van justitie, die het ambt van tweeden spreker bekleedde, de commissaris van politie, benevens eenige bekenden uit den kring van den heer Guttmann. Tusschen hen bewoos zich rusteloos

Du VRIJMICTSKLAAR, l OS

-ocr page 182-

178

liet mannetje, dat wij vroeger als den Eerwaardigen Broeder secretaris hebben leeren kennen, om zich te vergewissen of alle beraamde maatregelen op voldoende wijze genomen waren. Aan eene andere tafel was de redacteur van het dagblad in druk gesprek met dr. Silberberg, die herhaalde malen bedenkelijk het hoofd schudde, als de redacteur hem de hoop uitdrukte, die hij koesterde aangaande het slagen van de onderneming der arbeidersvereeniging.

o o o o o

Heimthal, die aanvankelijk den onrustigen secretaris lachend tot kalmte had aangemaand, begon ten laatste zelf eenige onrust te gevoelen. Onophoudelijk haalde hij zijn horloge uit den zak; reeds wees de wijzer op half negen, en het voorhoofd van den achtbaren Meester begon te bewolken.

Eindelijk echter verscheen de reddende Mercurius in de gedaante van een arbeider met het briefje van Cesari. Gretig scheurde Heimthal den brief open, en een zegepralende lach krulde zijne lippen. „Mijne heeren,quot; sprak hij vervolgens, „de zaak staat voortreffelijk.quot;

Ijlings snelden de Broeders naderbij, staken de hoofden bijeen, en Heimthal las: „ Het plan is gelukt. Wahr is gevallen en uit de zaal gejaagd. Te negen uren staan wij voor de pastorie.quot;

De directeur zag op zijn horloge en zeide: „Kwart voor negen! Dus binnen een kwartier zal de storm losbreken.quot;

„Ik had het werkelijk niet gedacht,quot; merkte dr. Silberberg op, terwijl hij het hoofd over Heimthals schouder boog, om een blik in het schrijven te werpen.

„Ha!quot; antwoordde Heimthal, „onze maatregelen waren uitstekend getroffen. Mijnheer de commissaris, gij hebt immers goede instructiën aan uwe ondergeschikten gegeven?quot;

„Wees gerust in dat opzicht. Wanneer hulp gerequireerd wordt, veinst de onder-commissaris aan geen gevaar te gelooven, en na lang bidden zendt hij twee politie-agenten. Hij kan er ook niet meer missen, want de geheele politie heb ik verspreid over afgelegen wijken der stad.quot;

Een spottend lachje doorliep de rijen. Zelfs de gewoonlijk ernstige officier van justitie moest lachen over de wijze, waarop de commissaris meende zijn plicht te moeten vervullen.

„ Draag zorg,quot; zeide hij hem, „ dat de redacteur onbekend blijft met uwe maatregelen; anders zou hij u morgen een slechte kool kunnen stoven.quot;

„ Geen vrees,quot; sprak de redacteur, „ ik sta met de politie op zulken goeden voet, dat ik haar slechts nu en dan fatsoenshalve aanval, want iets moet men toch doen, om het aanzien van het blad op te houden. En zelfs de artikelen, die ik met dat oogmerk schrijf, worden vóór het drukken door den commissaris van politie gelezen.quot;

„Én wat zult gij over het gebeurde van dezen avond schrijven?quot; yroeg de secretaris.

-ocr page 183-

„ Een artikelwas liet antwoord, „waarover èn de politie èn de verstandige burgerij tevreden zullen ziin.quot;

Allen schaterlachten.

„ Gij kunt u geen voorstelling makenging de redacteur voort, „van hetgeen men het publiek kan voorleggen, wanneer men slechts zijne ijdelheid streelt en tegen de Jesuïeten te veld trekt.quot;

„Nu, sterker liegen dan gij doet is niet wel mogelijk!quot; merkte een der heeren op.

„Wat, mijne heeren!': riep de directeur, door die opmerking aangevuurd, „lees de Kemptener Zeituny maar eens. Dat blad heeft een tegen de Jesuïeten geschreven gedicht, een fantasie vol onmogelijkheden, omgewerkt en als een deftig hoofdartikel zijnen lezers voorgelegd.quot;

„ Dat is zeker nog sterker,quot; riep de officier, „ het is te hopen, dat dit niet aan het licht komt.quot;

„ Bah Iquot; hernam de redacteur, „het publiek gelooft alles wat wij van de .lesuïeten verhalen.quot;

„Mijne heeren,quot; sprak Heimthal, met het horloge in de hand, „ het is negen uur; wij willen dit oogenblik niet laten voorbijgaan, zonder een glas te drinken op den ondergang der Jesuïeten.quot;

Haastig werden de glazen gevuld en even haastig geledigd op het gelukken van het boosaardig plan.

„Eene dépêche uit de residentie voor den officier van justitie!quot; meldde de knecht der Loge, en hij reikte het telegram den officier toe. „ De huisknecht van den officier heeft haar zoo even gebracht.quot;

De officier opende het couvert en ontstelde zichtbaar.

„Mogen wij van den inhoud kennis nemen?quot; vroeg Heimthal, „of zijn het ambtsgeheimen?quot;

De officier reikte Heimthal de dépêche over, en de Meester las:

„Er is een oproer tegen de paters Jesuïeten beraamd Ik stel u persoonlijk verantwoordelijk voor de bewaring der orde en de veiligheid der personen. Binnen een kwartier vertrek ik van hier met den sneltrein en komt te 10 uren bij u aan. Beveel de politie voor een rijtuig te zorgen, dat mij aan het station moet afhalen. Op last des ministers, baron Von Dahlen.quot;

„ De duivel hale dien slaaf der Papisten ! quot; riep de commissaris van politie, woedend opspringend. „Wat moeten wij nu doen?quot;

„Tegen zulk een bepaald bevel is het moeielijk zich te verzetten,quot; zeide Heimthal. „Gij, mijnheer de officier, gaat naar de gendarmerie-kazerne en requireert alle beschikbare manschappen , waarmede gij naar de pastorie vertrekt, en gij, mijnheer de commissaris van politie, zorgt voor een rijtuig.quot;

„En ons standje op straat?quot;

„Nu ja, dat moet tot zwijgen gebracht worden, en het zal de taak van den redacteur zijn , zich daarin verdienstelijk te maken. Treedt gerust met alle gestrengheid op. Wat bekommeren wij ons om een paar uebloede koppen! De aanvoerder is veel te sliiii,

-ocr page 184-

180

dan dat hij zich zou laten vangen. Hij weet heen te gaan, wanneer het tijd is. De overigen zijn marionetten. Zij hebben onze plannen gediend; thans er gerust op losgetrokken!quot;

De officier van justitie en de commissaris van politie verwijderden zich, om de bevelen uit de residentie te gaan volbrengen, — en zoo kwam de eerste met zijne gendarmerie voor de pastorie, waar hij het volk uiteen liet jagen. Weinige oogenblikken later verscheen ook de commissaris van politie en bracht nog een half dozijn politie-agenten mede. Ook hij trad de pastorie binnen.

Inmiddels had Wahr zijne gescheurde jas aangetrokken en wilde zich nu verwijderen. Aan de deur werd hij echter tegengehouden door den officier van justitie en de gendarmes, die hem van het hoofd tot de voeten beschouwden en onmiddellijk kwaad vermoeden vatten.

„Wie zijt gij? Wat doet gij hier?quot; vroeg de officier van justitie barsch.

„Ik heet Wahr,quot; was het antwoord, „en wil mij naar huis begeven.quot;

„Wahr? Een bloedverwant van den president der arbeiders-vereeniging? quot;

„Ik ben de Wahr, dien gij bedoelt, zelf,quot; antwoordde Wahr, de oogen nederslaande, want het hinderde hem in de pastorie aangetroffen te worden.

„Zeker een der belhamels!quot; vervolgde de officier.

Op dit oogenblik verscheen de commissaris van politie; de officier wendde zich onmiddellijk tol hem, zeggende: „Mijnheer de commissaris, ik ben zoo gelukkig geweest een goede vangst te doen. Geef dezen arrestant aan uwe agenten ter bewaring.quot;

„Wilt gij mij zeggen, mijnheer,quot; sprak Wahr, met fonkelende oogen en gloeiend van verontwaardiging, „ welke misdaad ik gepleegd heb?quot;

„ Dat zal bij het rechterlijk onderzoek blijken. Voer hem weg !quot; riep de commissaris tot twee agenten, die zich naast Wahr geplaatst hadden. De agenten grepen hem aan.

„Dat is een schandelijk, hemeltergend geweld!quot; schreeuwde Wahr buiten zich zeiven van woede en slingerde de agenten van zich af. Deze sprongen evenwel haastig terug en grepen hern nogmaals aan.

Het rumoer, dat hierdoor ontstond, drong tot in de kamer, en eenige heeren snelden met den pastoor den gang in; de laatste had nauwelijks bemerkt wat de politie voornemens was met Wahr te doen, of hij wendde zich hoogst verontwaardigd tot den officier en zeide; „Welk recht hebben die agenten......quot;

„Hij is onze arrestant!quot; antwoordde de commissaris.

„ Met welk recht durft gij iemand in mijne woning gevangennemen? Laat oogenblikkelijk dien man los!quot;

„Hij is een der oproermakers en op de daad betrapt; hij blijft mijn gevangene!quot; antwoordde de officier barsch.

-ocr page 185-

181

Bij de verschijning van den pastoor had Wahr opgehouden tegenstand te bieden. Onverwijld haalde daarom een der politieagenten een ketting te voorschijn en boeide Wahr de handen. Dit had met zulke snelheid plaats gehad, dat de pastoor er niets van had bemerkt. Thans ti'ad hij op Wahr toe en, een blik van onbeschrijfelijke verachting op den officier werpende, zeide hij: „Wanneer gij gelooft de oproermakers in de pastorie te vinden—quot;

Hij hield op, want hij zag de geboeide handen van Wahr; zonder een woord te spreken, bood hij zijne handen den politieagenten aan.

Intusschen hadden zich alle Katholieken, die zich in de pastorie bevonden, zoomede de paters en de overige priesters in den gang verzameld en waren met de hoogste verbazing getuigen van dit schouwspel.

„Dat is eerloos!quot; riep de jongste Jesuïet. „Waarom neemt men dezen heer gevangen ? quot;

„Mij nheer de officier,quot; sprak de pastoor, „wat talmt gij? hoe lang moet ik de handen opgeheven houden, om de eer waardig te worden de ketenen te dragen ?quot;

Op dit oogenblik ging de huisdeur open, en men zag een rijtuig voor de pastorie stilhouden. Baron Von Dahlen trad met vasten tred in den gang. Het schitterende oog, de bevende lippen getuigden van eene hevige opgewondenheid. Het gefronste voorhoofd, welks aderen gezwollen waren, verkondigde allen, dat in dien toestand met baron Von Dahlen niet te gekscheren viel.

„Wat is hier gebeurd, mijne heeren, verhaalt mij onmiddellijk wat er heeft plaats gehad!quot; sprak de baron, zich tot de ambtenaars wendende.

Niemand antwoordde.

„Geeft antwoord, mijne heeren,quot; hernam Von Dahlen ongeduldig , er moet toch iemand uwer bij tegenwoordig geweest zijn ! Spreekt! quot;

Het stilzwijgen werd niet afgebroken.

De baron beson den toestand in te zien.

O

„Mijnheer de pastoor, wilt gij de goedheid hebben mij eenige inlichtingen te geven?quot;

„ Dat kan ik tot mijn leedwezen niet doen, mijnheer de baron ,quot; was het antwoord, „ik moet mij als arrestant beschouwen!quot;

„Wat?quot; riep Von Dahlen grimmig.

„De officier van justitie zocht de oproermakers in mijn huis, en zoolang men dezen man gevangen houdt.. .

Nu eerst bemerkte de baron den geboeide, en hij vroeg den pastoor: „Wat wil men met dezen man?quot;

„Hij is de president der arbeidersvereeniginghaastte zich de officier vóór de pastoor te antwoorden, „ en blijkbaar een der hoofdaanleggers van het oproer.quot;

Wahr beet zich de lippen ten bloede en achtte het beneden

-ocr page 186-

182

zijne waardigheid op zulk eene beschuldiging te antwoorden. Pater Neumann trad echter op den baron toe, en het maakte op dezen een diepen indruk, toen de priesterlijke grijsaard, het bebloede hoofd in een doek gewikkeld, hem bij de hand vatte en tot Wahr leidde.

„ Bescherm dezen man, mijnheer de baron zeide hij ernstig. „Zie zijne verscheurde kleederen, zijn gewond aangezicht, zoo heeft het gepeupel, dat hij bestreed, hem toegetakeld. En zie zijne handen , die keten heeft hij aan de politie te danken.quot;

„ Heeft hij het gepeupel bestreden ? quot; riep de officier, de hoogste verwondering aan den dag leggende.

„ Den keten af!quot; donderde de baron den beiden politie-agenten toe; en sneller dan hij te voorschijn gekomen was, verdween de keten in den zak van den agent.

Wahr sprak geen woord maar beschouwde zijne hand, die veel van de keten geleden had. De baron volgde zijn blik en zag, dat de keten diepe indrukken aan de hand had achtergelaten. Dat schouwspel scheen de hevigste verontwaardiging bij hem op te wekken.

„ Ik heb bij de mededeelingen der paters nog te voegen sprak de pastoor, „dat wij aan dezen man het eerste berichtte danken hebben gehad van het ons bedreigende gevaar; dat door zijne even gelukkige als snel uitgevoerde maatregelen mijn huis in staat van tegenweer is gebracht...

„ En dat hij mij te hulp is gekomenzoo besloot pater Neumann, „toen ik door een steen aan het hoofd gewond werd.quot;

De baron wierp een toornigen blik op den officier en den commissaris en wendde zich tot Wahr, tot wien hij met de meeste hoffelijkheid zeide: „Wilt gij mij uw naam noemen, mijnheer?quot;

„Ik heet Wahr.quot;

„Mag ik u een kort onderhoud verzoeken?quot;

Wahr antwoordde met eene beleefde buiging; de pastoor opende zijne studeerkamer en noodigde de heeren uit er in te gaan. Ook die kamer zag er ontredderd nit; wel had men er geen steenen kunnen inwerpen, omdat zij aan den tuinkant lag, na aar men had haar van hare boeken beroofd, om de deur te versterken , en na het einde van het oproer de gehavende folianten op een hoop in de kamer geworpen.

„ Daar gij president der arbeidersvereeniging waart en het oproer bestreedt,quot; zoo opende de baron het gesprek, „moet gij ook weten wat aan het oproer voorafgegaan is. Wilt gij de goedheid hebben mij mede te deelen wat u daaromtrent bekend is?quot;

„ Het doet mij leed , mijnheer de baron, u in dit opzicht niet van dienst te kunnen zijn. Men heeft mij behandeld op eene wijze, die eene uitvoerige mededeeling zeker zeer verklaarbaar maken zon, doch liet stnit mij tegen de borst lieden in het ongeluk te storten, wier beginselen de mijne zijn, al kan ik mij

-ocr page 187-

183

in geeiien deele vereenigen met de middelen, die zij gebruiken om ze toe te passen.quot;

„Uw gedrag en de behandeling, die men u aangedaan heeft, doen mij niet gelooven, dat gij nog langer tot hunne partij zult behooren.quot;

„Ik kan hen niet verantwoordelijk stellen voor hetgeen zij gedaan hebben en nog minder als hun aanklager optreden, daar zij hun werk met mijne mishandeling aanvingen. Ik wil zelfs den schijn eener private wraakneming niet op mij laden.quot;

„Ik moet u om die denkwijze hoogachten, mijnheer, al geloof ik tevens dat uw edelmoedigheid hier misplaatst is. Daarmede moogt gij de massa redden, maar niet de aanleggers van het oproer.quot;

„ Gij hebt uwe politie.quot;

„Helaas!quot; sprak de baron onwillekeurig, „gij hebt door eigen ondervinding deze politie leeren kennen. Hoe lang had het schandaal geduurd, toen de politie verscheen?quot;

„Zij kwam in het geheel niet. Toen het oproer ongeveer een kwartier uurs had geduurd en men met balken bezig was de deur open te beuken , verscheen eindelijk eene compagnie soldaten , en onmiddellijk waren de oproerlingen verdwenen.quot;

„En de autoriteiten?quot;

„Allereerst kwamen twee politie-agenten; zij verklaarden, niet door de volksmenigte te hebben kunnen heendringen. Deheeren, die zich op dit oogenblik nog in de pastorie bevinden, lieten zich slechts zien, toen reeds de halve stad op de been was. Nauwelijks tien minuten genieten wij de eer hunner tegenwoordigheid.quot;

„Wat gij mij daar zegt, doet bijna de meening bij mij ontstaan, dat de aanleggers van het oproer in den kring dier autoriteiten jiezocht moeten worden.quot;

Wahr haalde zwijgend de schouders op.

quot; Mij nheer,quot; vervolgde de baron ernstig, „gij hebt in deze aangelegenheid gehandeld als een man van moed en eer. Ik ben

~ D O

u deze verklaring schuldig, na de smadelijke bejegening, die u van den kant der politie ten deel gevallen is. Breng thans door uw zwijgen geen lieden in verdenking, waarvoor wellicht geen grond bestaat.quot;

„ Mijnheer de baron, gij hebt geen recht om aan mijn zwijgen eene verklaring te geven, die anderen benadeelen kan. Ik ben in het oproer slechts in zooverre betrokken, als ik beproefd heb, zooveel in mijn vermogen was, de schadelijke gevolgen af te wenden.quot;

„Welaan, dan zal ik met de andere heeren spreken.quot;

Beiden begaven zich weder in den gang, die opgevuld was met menschen.

„ Mijne heeren,quot; zoo sprak de baron den officier en den

-ocr page 188-

184

commissaris aan, „het ministerie is hoogst ontevreden over het gebeurde te dezer plaatse, en ik weet niet hoe gij het zult kunnen verontschuldigen, dat niet de minste veiligheidsmaatregelen genomen zijn, te meer daar ik mij herinner uwe namen onder de petitie te hebben gelezen , waarin de vrees voor wanordelijkheden tijdens de missie uitgedrukt werd. Gij, mijnheer de officier vau justitie, zult zorg dragen, dat onverwijld een gerechtelijk onderzoek ingesteld worde. Nog in dezen nacht zult gij procesverbaal maken van de verwoestingen, die hier zijn aangericht, en de toegebrachte schade schatten En gij, mijnbeer de commissaris van politie, zult de zekerste maatregelen nemen, om de schuldigen te ontdekken en verdere schandalen te voorkomen. Ik verwacht hoogstens binnen 24 uren een gedetailleerd verslag van het oproer en van hetgeen door u gedaan is om het te voorkomen of er een einde aan te maken, opdat ik in staat zij den minister de noodiVe voorstellen te doen.''

Isa een stijven groet, dien alle aanwezigen eerbiedig beantwoordden , verliet de baron de pastorie en reed naar zijn hotel. Officier en commissaris waren doodsbleek geworden bij de laatste woorden van Von Dahlen, die hun weinig goeds voorspelden. Intusschen hadden die woorden het goede gevolg, dat zij hun ambtsijver prikkelden, en dus begonnen zij onmiddellijk na het vertrek des barons de ontvangen bevelen uit te voeren.

Daar de tegenwoordigheid van Wahr nog geruimen tijd noodig was, om verschillende inlichtingen van hem te bekomen , was middernacht reeds lang voorbij, toen hij, onder de hartelijke dankbetuigingen van den pastoor, de pastorie, het tooneel zijner gelukkige werkzaamheid, verliet, om zich uiterst vermoeid huiswaarts te begeven.

Op de kamer zijner moeder brandde nog licht. Het gerucht der demonstratie was ook tot haar stille wonincr doorgedrongen ,

O O O '

en mevrouw Wahr had soldaten door de straten zien trekken. Had haar zoon aan het oproer deelgenomen ? Zij verzette zich tegen dit denkbeeld, maar zij wist, dat hij zich naar de arbei-dersvereem'ging had begeven en vernam, dat van die vereeniging

quot;O O * Ö C?

het oproer was uitgegaan. Misschien had een gevecht plaats gehad! Hoe later het werd, des te meer nam haar angst toe. Middernacht was reeds voorbij, en in de straten heerschte dood-sche stilte. Slechts nu en dan deed zich eene patrouille hooren.

Eindelijk meende zij den voetstap van een man te hooren, maar het was niet de vlugge, lichte tred van haar zoon. Moede en zwaar klonk hij, ais de voetstap van een beschonkene P]n toch moest hij het zijn. Hij bleef aan de huisdeur staan en opende die. Mevrouw Wahr greep de lamp en snelde naar den gang.

Daar verscheen haar zoon, doch.... zij kon haar oogen niet gelooven. *

-ocr page 189-

185

„Om Godswil, Herman! riep zij, „ zijt gij bij het oproer geweest? quot;

„ Ja, moeder, maar niet bij de schurken op de straat maar bij de aangevallenen in de pastorie.quot;

„In de pastorie?quot; herhaalde mevrouw Wahr, met open mond haar zoon aanstarende. Had zij eerst hare oogen niet vertrouwd, thans geloofde zij haar ooren niet.

Wahr was middelerwijl de trap opgeklommen en trad met zijne moeder in de kamer.

„In de pastorie?quot; herhaalde zij nogmaals ouwillekeurig. „Ja, moeder, het is eene lange geschiedenis, die ik u morgen zal verhalen. Thans sterf ik bijna van vermoeienis. Ik heb heden veel beleefd en veel geleerd.quot;

,, Maar zeg' mij dan slechts____quot;

„Morgen, lieve moeder. Tusschen mij en de arbeidersver-eeniging is alle betrekking afgebroken. Doch laat mij thans met rust.quot;

Met deze woorden ontstak hij zijne lamp en ging naar zijne kamer.

„Hij was in de pastorie en heeft met de arbeidersvereeniging gebroken!quot; mompelde mevrouw Wahr. „Ja, ja, de lieve God trekt hem tot zich terug, maar langs een moeielijkeren weg dan waarover ik hem gevoerd heb; doch de goede hemelsche Vader weet het best welken' weg hij moet inslaan, en Hij zal hem geen zwaarderen last op de schouders leggen dan hij kan dragen.quot;

De goede vrouw begaf zich ter ruste met aangenamer gevoelens dan sinds lang haar hart bewogen hadden.

O O

Ook Wahr legde zich te bed, maar de slaap ontvlood zijnen oogen. Zijn lichaam was vermoeid, en de rust verkwikte hem, doch zijn geest verkeerde in groote opgewondenheid. Onophoudelijk trokken de gebeurtenissen van den afgeloopen avond zijne ziel voorbij, en immer en immer herhaalde hij de vragen: „Zijn dat nu de mannen, die de humaniteitsbanier van den modernen tijd verheffen? Zijn dat nu de gevreesde, gevloekte Jesuïeten? Hier het brutaalste geweld, daar geen andere vrees dan dat ook anderen met hen er het slachtoffer van kunnen zijn. Hij had een warm hart getoond voor de belangen der arbeiders, en men had hem mishandeld; in de pastorie had hij niets meer gedaan dan waartoe ieder welopgevoed mensch verplicht was, en men had getuigenis voor hem afgelegd en verlangd zijn lot te deelen, toen hem onrecht geschiedde. Het beeld van den pastoor, die zijne handen den politie-agenten aanbood om ze te laten boeien, verscheen voortdurend naast dat van Cesari, die spottend toezag, toen vijftig woedende mannen op hem aanvlogen.

En dan verscheen hem de eerbiedwaardige Neumann, zooals hij op den kansel stond en de waarheid der Katholieke openbaring bewees. Bewees? Ja, hij had bewezen, behoudens dat hij het bestaan van God had aangenomen. Maar wat hadden

-ocr page 190-

hem de anderen bewezen? Niets. Met holle phrasen hadden zij hem gestreeld en gelokt, en toen hij weigerde hun willoos werktuig te zijn, hem aan de woede van het canaille overgegeven. O, de handelingen der arbeidersvereenicnno- stelden zich

J * 1 • ... O O

dien nacht in een vreeselijk licht aan hem voor. Daar hij het oproer niet wilde leiden, nam Cesari de taak op zich, en zijn val was slechts de uitbarsting van een goed aangelegde mijn. Hij zag hoe de massa's aan galgestrikken als marionetten heden dansten, morgen raasden, en een onbeschrijfelijke verachting maakte zich van zijn hart meester.

Met d eze verachting in het hart sliep hij tegen den morgen in.

De zon stond reeds hoog aan den hemel, toen Wa.hr nog altijd sliep. Meermalen was zijne moeder aan zijn bed gekomen om hein te wekken, maar had zich iederen keer stilzwijgend verwijderd.

Doch er verscheen in den loop van den morgen een bediende ■van den heer Guttmann met een brief voor Wahr, en nu meende zij haren zoon te moeten wekken, ofschoon de bediende had verklaard geen antwoord te verwachten.

Mevrouw Wahr trad in de kamer van haar zoon, wekte hem en zeide: „Er is een brief gebracht van den raadsheer.quot;

„Een brief van Guttmann?quot; riep WTahr en greep er met beide handen naar.

Na den brief geopend te hebben, las hij hem met zichtbaren haast. Spoedig verbleekte zijn gelaat; de aderen van zijn voorhoofd zwollen, en met den kreet': „Ook dat nog!quot; wierp hij den brief weg, wendde het gelaat naar den muur en drukte de handen tegen het hart, als wilde hij de hevige kloppingen doen bedaren.

Zijne moeder nam den brief en las:

„ Mijnheer, de plannen, welke gij ten opzichte mijner dochter koestert, zijn mij niet onbekend gebleven. Ofschoon het verschil van ons beider maatschappelijken toestand bij mij de grootste bezwaren verwekte tegen eene vervulling uwer wenschen, zou ik mij door den tijd wellicht hebben laten bewegen dit groote onderscheid te vergeten. Nu gij echter uit de vereeniging, welker voorzitter gij waart, gejaagd zijt, omdat gij de verrader uwei-heiligste overtuiging zijt geworden, zult gij begrijpen, dat gij mijn schoonzoon niet worden kunt. Ik behoef er nauwelijks bij te voegen, dat mijne dochter onder deze omstandigheden mijne gevoelens volkomen deelt, en ik laat het aan uw gevoel van betamelijkheid over te beslissen of gij nog voortaan mijn huis met uwe bezoeken kunt vereeren. Leopold Guttmann.quot;

„Arm kind,quot; zuchtte mevrouw Wahr, „de siag is zwaar, en toch.... ik verwachtte niets anders.quot;

Zij verliet zwijgend de kamer, daar zij begreep, dat haar zoon alleen wilde zijn. De smart was te hevig dan dat zij getuigen zou dulden.

-ocr page 191-

187

Een half nar later trad Wahr, met grooter zorgvuldigheid dan gewoonlijk gekleed, in de huiskamer. Hij was nog zeer bleek, maar in zijne trekken lag de uitdrukking eener vastberadenheid , die hem tot heden vreemd was.

„Waar wilt gij heen, Herman?quot; vroeg zijne moeder vol bekommering.

„Naar Guttmann , om hem in persoon antwoord op zijn brief te brengen/'

„ Doe hot niet; gij stelt u aan nieuwe vernederingen bloot.quot;

„ Ik verneder mij zelf, wanneer ik hem niet in het aangezicht zeg, dat hij een nietswaardig sujet is. En ik kan het hem zeggen, want ik kan het hem bewijzen. Vaarwel!quot;

„Herman, Herman!quot; riep zijne moeder en wilde hem terughouden , doch hij rukte zich los en snelde met vasten tred de trap af.

Er is een God.

De brief, dien Guttmann geschreven had, was het eerste succes van Cesari's plannen. Reeds vóór acht uur hadden Heimthal en Cesari, de beide deelgenooten in zoo menige misdaad , zich naar den handelsraad begeven. Deze bevond zich

7 O

aan het ontbijt en was niet weinig verrast door dit buitengewoon vroegtijdig bezoek. Niettemin werden de heeren naar het kabinet van den heer Guttmann verwezen, en eenige oogenblikken later verscheen hij er zelf.

Natuurlijk was het oproer van den vorigen avond den raadsheer niet onbekend gebleven; de kuiperijen, die er aan waren voorafgegaan, had men voor hem echter zorgvuldig \erborgen

c5 O ' O O O

gehouden , daar hij te goedhartig en te eerlijk was om een andere rol dan die van machine der Loge te spelen. Evenmin wist hij op welke schandelijke wijze men Wahr uit den weg geruimd had. Thans deelden de beide schurken hem meer in bijzonderheden het voorgevallene mede, en we! op eene wijze, die hunne plannen moest bevorderen. Dat de directeur het tijdstip gekomen achtte, waarop zijn vriend de raadsheer met Wahr definitief breken moest, was Guttmann zeer aangenaam, en hij nam met genoegen het voorstel aan, om aan den jongeling den brief te schrijven, dien Heimtha! hem zou dicteeren. Minder gemakkelijk was het, hem de noodzakelijkheid aan te toonen, om Hermina naar zijne buitenplaats te zenden. Hij begreep, dat het van het hoogste belang was zijne dochter huiten alle verkeer met Wahr te brengen, maar waarom moest zij naar zijne buitenplaats?

„Dat is toch zeer natuurlijk!quot; zeide de directeur. „ Hoe minder deze geschiedenis bekend wordt, des te beter is het voor allen, die daarin betrokken zijn. Blijft uwe dochter hier, dan zal Wahr

-ocr page 192-

188

alle pogingen aanwenden om haar te spreken. En dit wilt gij onder alle omstandigheden beletten?____quot;

„Ja zeker!quot; antwoordde de raadsheer.

„ Dus moet zij van hier verwijderd worden!quot; vervolgde de directeur.

„'t Was het eenvoudigste, dat ik haar naar een bloedverwant zond,quot; sprak Guttmann.

„ Gij kunt doen wat gij het best acht,quot; zeide de directeur, „ ik van mijn kant zou dat niet doen.quot;

„ En waarom niet?quot;

„Houd liet mij ten goede,quot; antwoordde de directeur eenigszins verlegen, „maar ik kan mij niet in uwe familiezaken dringen; daartoe heb ik geen recht, en ik wil mij dit niet aanmatigen. Volg in dit opzicht volkomen uw meening.quot;

„Ik zie daarin volstrekt geene inmenging maar den raad van een beproefd vriend, wiens woorden ik gaarne in overweging neem, en dus verlang ik ook de gronden te leeren kennen, waarop uwe meening rust.quot;

„ Mijnheer, ik wilde liever dezen raad niet gegeven hebben. Daar zouden misschien gevolgen uit kunnen voortkomen.....quot;

O O

Cesari wierp een blik vol woede op Heimthal.

„Wanneer het mij geoorloofd is hier een woord mede te spreken,quot; sprak Cesari, „moet ik erkennen dat de raad, om midden in den winter het landgoed te betrekken, mij zoo zonderling, ik zou bijna zeggen zoo buitensporig voorkomt, dat ik reeds uit nieuwsgierigheid de redenen zou willen leeren kennen, die den heer directeur daartoe aanleiding geven.quot;

O O

„Mijnheer Cesari heeft volkomen gelijk,quot; zeide Guttmann. „ik wil eveneens die redenen leeren kennen. Gij begrijpt toch, dat de zaak voor mij van liet hoogste gewicht is.quot;

„Het zij zoo, maar ik stel voorop, dat ik daarmede geen invloed wil uitoefenen op uw besluit.quot;

„Natuurlijk,quot; antwoordde de raadsheer.

„Naar mijne meening biedt het verblijf bij bloedverwanten volstrekt geen waarborg. Gij hebt het plan uwe dochter voor eenigen tijd in de onmogelijkheid te stellen Wahr te zien of te spreken Maar Hermina is eene jonge dame, die zich niet meer met de roede laat dwingen , wanneer zij zich voor een half uur aan het toezicht harer familie wil onttrekken.quot;

„Dat is zeer juist, maar wat wilt gij daarmede zeggen?3'

„Dat Hermina altijd gelegenheid zal vinden aan Wahr te schrijven en haren brief op de post te brengen.quot;

„Daaraan heb ik niet gedacht, maar zal zij dat doen?quot;

„ Ongetwijfeld!quot; haastte Cesari zich te antwoorden.

„En wanneer Wahr haar poste restante schrijft, kan de zaak jaar en dag aangehouden worden.quot;

„ Dat zou te vragen zijn.quot;

-ocr page 193-

189

„Ja, maar inmiddels wordt uwe dochter mondig, en kan zij doen wat zij wil. Intusschen is dit mijn voornaamste grond niet; die ligt elders.quot;

„Nu?quot; vroeg Guttmann begeerig.

„Wanneer ik in uwe plaats ware, zou het mij hinderen anderen, al waren het dan ook bloedverwanten, in deze buitensporigheid van een meisje in te wijden en hun mijn vaderlijk gezag toe te vertrouwen.quot;

„Ik kan zulks niet ontkennen. Men weet niet welke praatjes in dit opzicht kunnen verspreid worden.quot;

„ Maar al te waar, mijnheer,quot; vervolgde Heimthal. „ Men zou daardoor gemakkelijk aanleiding geven tot de hoonende opmerking , alsof men zelf niet in staat geweest ware een ongehoorzaam kind tot rede te brengen.quot;''

„Dat zou mij zeker zeer onaangenaam zijn. Men is meester in zijn eigen huis en wil ook gaarne door anderen als zoodanig erkend en beschouwd worden.quot;

,, Daarom wilde ik u aanvankelijk dezen raad niet gevend Ook is eene overbrenging naar bloedverwanten misschien niet noodig.quot;

„Hoe bedoelt gij dit?quot;

„Het is nog niet zeker, dat Wahr op het ontvangen van den brief niet alle betrekking afbreekt.quot;

„ Gij schijnt de zaak van al te gunstige zijde in te zien,quot; antwoordde de raadsheer, „ ik vrees veeleer het tegendeel.quot;

„Alles is mogelijk!quot; riep Cesari, die onmiddellijk begreep welken weg Heimthal wilde inslaan.

„Ik geloof,quot; zeide Heimthal, „dat de heer Cesari, die zijn voormaligen vriend zeer goed kent, daarover de beste inlichtingen zal kunnen geven.quot;

„Zoo gemakkelijk niet als gij gelooft,quot; antwoordde Cesari. „Wanneer mejuffrouw uwe dochter van Wahr eischt, dat hij aan zijn woord getrouw blijft, zal hij zulks doen. Hij ware dan misschien in staat tot eene wanhopige daad, b. v. tot eene ontvoering. Wordt het daarentegen uwe dochter onmogelijk gemaakt met hem briefwisseling te houden, dan zal hij tot de meening komen, dat zij hem inderdaad opgeofferd heeft, en vergaan in de diepte zijner smart.quot;

„ Er is intusschen nog een derde geval mogelijk,quot; sprak Heimthal, „beiden kunnen door eene volledige scheiding tot de overtuiging, de eenige verstandige, komen, dat de maatschappelijke kloof tusschen hen te groot is; dat hunne jeugd hun een ideaal heeft voorgespiegeld, dat de armoede zoowel als de rijkdom plichten oplegt, die ongestraft niet verwaarloosd kunnen worden.quot;

„ Ja,quot; antwoordde de raadsheer, wien deze redeneering buitengewoon beviel, „armoede en rijkdom leggen plichten op, die niet ongestraft verwaarloosd kunnen worden. Dat is zeer waar.quot;

„Om dit beiden te doen begrijpen,quot; vervolgde de directeur,

-ocr page 194-

190

„zal een tijdsverloop van twee a drie weken, waarin uwe dochter scliier als een gevangene moet geïsoleerd worden, voldoende zijn. En voor die afzondering is uwe buitenplaats bijzonder geschikt.quot;

„Zij zal evenwel, juist zooals gij opmerkt, een gevangene zijn.quot;

„Laat het zijn, het is het eenige practische en voldoende middel, om uwe dochter van Wahr verwijderd te houden. Binnen de muren van de buitenplaats geniet zij eene volkomen vrijheid, en het zal u gemakkelijk vallen het verblijf aldaar niet alleen aangenaam maar ook nuttig voor haar te doen wezen.quot;

„ Dat is zoo ,quot; antwoordde de raadsheer, die nog immer niet in het voorstel scheen te kunnen toestemmen.

„Ontdekt gij na verloop van dien tijd, dat zij bij hare meening is blijven volharden, dan zoudt gij van het onaangename middel van tot uwe bloedverwanten uwe toevlucht te nemen gebruik kunnen maken, maar ik geloof niet, dat Hermina het zoo ver zal laten komen, en mocht dit niettemin het geval zijn, dan zal dit bewijs van de onverzettelijke handhaving van uw gezag u bewaren voor bespotting en uwe dochter misschien tot de overtuiging brengen, dat het niet voorzichtig is zonder uwe voorkennis met Wahr in kennis te blijven.quot;

„ Ik erken sprak de raadsheer tot het uiterste gebracht. „dat dit plan zijne nuttige zijde heeft, maar kan toch niet besluiten mijne dochter in het eenzame huis op te sluiten. Aan welke brutale aanvallen zou zij niet blootgesteld kunnen zijn! Neen, het gaat niet, hoe gaarne ik ook van dat middel gebruik zou maken.quot;

„Mijnheer de raadsheer heeft gelijk,quot; merkte Cesari op, „er moet niet alleen gezorgd worden voor bescherming maar ook voor behoorlijke bediening.quot;

„ Dit laatste heeft geen bezwaar in,quot; antwoordde Guttmann, „een onzer dienstboden zou met Hermina kunnen gaan. Maar die kan haar niet beschermen.quot;

„Wanneer gij een man kendet, opquot; wien voldoende te vertrouwen is,quot; zeide Heimthal nadenkend, „hij zou zich in het portiershuisje kunnen vestigen.''

„Daar zou ik mijn koetsier wel voor kunnen gebruiken, maar al de bedienden loopen voor Hermina door het vuur. Hij zou in staat zijn haar in het complot ter zijde te staan.quot;

„Mijnheer Cesari,quot; zeide de directeur, „gij kent veel tnenschen, weet gij geen geschikt persoon aan te wijzen ?quot;

„Dat is een netelige vraag,quot; was het antwoordik ken wel lieden genoeg, waarin men vertrouwen stellen kan, maar het zal de vraag zijn hoeveel mijnheer Guttmann wil betalen.quot;

„In dergelijke zaak,quot; sprak Heimthal op gemaakt scherpen toon, „ komt het op trouw en bescheidenheid aan en niet op eenige guldens.quot;

„Natuurlijk,quot; bevestigde de raadsheer.

-ocr page 195-

191

„Nu, dan zal ik iemand zenden. Wanneer moet hij in diensf treden?quot;

„Onmiddellijk,quot; zeide Heimtha! haastig.

„ Ik moet toch eerst liooren, hoe mijne vrouw over het plan denkt,quot; merkte de raadsheer aan, „ en wij zullen eveneens met Hermina moeten spreken.quot;

„Ua zoo,quot; zeide Heimthal, „ik dacht, dat gij als huisvader zelf zulke dingen in overweging naamt, en na rijpelijk er over nagedacht te hebben tot een besluit kwaamt en dit uitvoerdet. Ik hield mij verplicht u mede te deelen wat ik in uwe plaats doen zou, omdat ik tot zekere hoogte de oorzaak van het gebeurde ben, daar ik Wahr in uw huis heb gebracht. Doe overigens, zooals ik reeds de eer had u op te merken, volkomen wat gij wilt; leg de zaak uwe vrouw en dochter voor, en handel dan naar haar verlangen.quot;

Deze woorden, uitgesproken met al de scherpte, die de directeur daaraan wist te geven, wondden ten zeerste de eigenliefde van den raadsheer. Hij kleurde tot achter de ooren, dacht nog'een oogenblik na en zeide: „Welnu, het blijft er bij, mijnheer Cesari, zend uwen man naar het buiten; uiterlijk over twee uren ben ik met Hermina ter plaatse. Maar bewijs mij den dienst, daar gij met do zaak geheel bekend zijt, den man de noodige instructiën te geven; ik zou het niet van mij kunnen verkrijgen over zulke dingen vertrouwelijk met een vreemde te spreken.quot;quot;

Ook dit beloofde Cesari, en men scheidde, zeer over elkander tevreden.

Guttmann begaf zich weder naar de huiskamer, om zijne vrouwen dochter kennis te geven van zijn besluit.

„Er zijn,quot; zoo begon hij, „met Wahr allerlei onaangename dingen gebeurd, die mij tot het besluit hebben gebracht, Hermina gedurende eenige weken onze buitenplaats' te laten betrekken, opdat tusschen hem en haar geen betrekking meer besta.quot;

Mevrouw Guttmann beschouwde haar man met de hoogste

O

verbazing.

„Wat is er dan gebeurd?quot; vroeg zij.

„Hij is tot de ultramontanen overgeloopen en daarom gisterenavond uit de arbeidersvereeniging gejaagd. Ten gevolge daarvan heb ik hem mijne meening doen kennen over de plannen, die hij koestert omtrent Hermina's hand.....quot;

„ O vader!quot; riep deze verschrikt.

„Ja, ja,quot; vervolgde de raadsheer op vasten toon, „en hem den toegang tot mijn huis ontzegd. Daar ik nu niet wil, dat deze betrekking achter mijn rug blijft aanhouden.....quot;

„ Leopold, ik verzoek, niet beleedigd te worden,quot; zeide mevrouw Guttmann snel.

„Mijne woorden hebben geen betrekking op u, Mathilde,quot; antwoordde de raadsheer, waarna hij vervolgde: „Zoo ben ik tot

-ocr page 196-

192

het besluit gekomen, dat ik u heb medegedeeld. Hermina kan het noodzakelijkste in een koffer pakken, en ik breng haar onmiddellijk weg.quot;

„ Daar is toch zooveel haast niet bijmerkte mevrouw Gutt-mann op, „en wanneer Hermina naar buiten gaat, ga ik natuurlijk mede.quot;

„ Neen, dat is niet natuurlijk antwoordde de raadsheer, „ want wanneer gij medegingt, zou Wahr binnen drie dagen alles weten, en dit wil ik niet.quot;

„ Maar gij kunt Hermina toch niet zonder eenige bescherming naar het landhuis zenden. Het is midden in den winter, en buiten is alles eenzaam en doodsch.quot;

„ Dat komt juist met mijne plannen overeen. Overigens zal Hermina niet zonder bescherming zijn. Theresia kan met haar gaan om haar te bedienen, en voor een vertrouwden mannelijken beschermer is reeds gezorgd. Zoolang Hermina buiten is, zal een geschikt persoon de portierswoning betrekken.quot;

„Zoo? Het schijnt, dat gij de zaak reeds geheel op orde'hebt gebracht. Hebben dat misschien de heeren met u besprokendie u zoo even verlaten hebben?quot;

„Inderdaad, en de raad, dien de directeur Heimthal mij gegeven heeft, komt mij voortreffelijk voor.quot;

„Ik vind het echter weinig voortreffelijkantwoordde mevrouw Guttmann scherp, „dat gij uwe huiselijke aangelegenheden bespreekt met de heeren Heimthal en Cesari in plaats van met uwe vrouw.quot;

„Het toeval wilde het zoo. Overigens zou de bespreking met u tot geen resultaat geleid hebben.quot;

„Twijfel daaraan niet. Ik zal intusschen niet toelaten, dat Hermina zonder mij naar de buitenplaats gaat: of beiden , of geen van beiden.quot;

„Wij zullen zien , wie baas in huis isantwoordde Guttmann, die in toorn ontstak. „ Gij blijft bij mij, want ik ben uw echtgenoot , en mijne dochter betrekt de verblijfplaats, die ik goedvind haar aan te wijzen, want ik ben haar vader.quot;

Dit zeggende trok hij aan de schel.

Mevrouw Guttmann had een scherp antwoord op de tong. Het binnentreden van den bediende belette haar echter te spreken.

„Gaspar moet het rijtuig voorbrengen,quot; beval Guttmann den bediende.

„Lieve moeder,quot; sprak Hermina, trachtende mevrouw Guttmann gerust te stellen, „laat het toch geschieden. Niemand zal mij eênig leed doen, en papa wil het volstrekt.quot;

„ Het is schandelijk aldus bejegend te worden ,quot; riep mevrouw, terwijl de tranen haar in de oogen kwamen. „ Ik zal onderzoeken of dit voor God en de menschen geoorloofd is.quot; Met deze woorden sprong zij op en verliet de kamer.

-ocr page 197-

193

„ Maak u gereedsprak de raadsheer tot zijne dochter, „ wij rijden onmiddellijk weg.quot; „ Maak het kort.quot;

„Wanneer gij mij naar de buitenplaats verbannen wilt, kunt gij dit doen; maar gelooft gij, dat daardoor iets zal veranderd worden in mijne betrekking tot Wahr, dan verkeert gij in dwaling.quot;

„Onbeschaamde!quot; riep de raadsheer woedend, „ wanneer gij het nogmaals waagt zulk een toon tegen mij aan te slaan , zal ik u doen voelen welke rechten een vader heeft over een ongehoorzaam kind. Naar uwe kamer, en haast u!quot;

„ Oogenblikkelijk, papa!quot; antwoordde Hermina, die vuurrood geworden was bij deze bedreiging. Een kwartier uurs daarna zat zij met haar vader in het rijtuig en reed naar de buitenplaats.

Toen zij aan het einde der straat kwamen, ontmoette hen Cesari, die daar gewacht had, om zich te vergewissen of Guttmann zijn woord gestand zou doen. Hij herkende het rijtuig en begroette de reizigers met eene diepe buiging. De raadsheer dankte met een zegepralend lachje, dat scheen te willen vragen of hij ook baas in zijn huis was. Hermina gevvaardigde zich niet een blik'op den schurk te werpen.

De raadsheer kon ongeveer zijne buitenplaats bereikt hebben, toen baron Von Dahlen in zijne woning verscheen. Deze wilde de stad niet verlaten , zonder zijnen vrienden ten minste een groet gebracht te hebben. Hij vond mevrouw Guttmann nog met betraande oogen. Toen hij binnentrad, stond zij op en snelde hem te gemoet.

„Baron,quot; riep zij, „de hemel heeft u herwaarts gezonden. Zeg mij, kan mijn echtgenoot tegen mijn wil mijne dochter naar elders vervoeren en mij dwingen hier te blijven?quot;

De baron beschouwde haar met verbazins.

o

„Wat is er gebeurd, mevrouw?quot; vroeg hij.

„Beantwoord eerst mijne vraag.quot;

„Waarheen heeft hij Hermina dan gebracht? Dat is de eerste vraag.quot;

„ Op onze buitenplaats.quot;

„Zeker mag dat.quot;

„ Maar ik wil er ook heen.quot;

„Wie belet u dat?quot;

„Mijn echtgenoot, hij houdt mij terug.quot;

„Gij spreekt in raadselen, mevrouw. Wilt gij mij zeggen wat er voorgevallen is, dan zal ik u naar mijn beste vermogen mijne meening daarover uitdrukken.quot;

„In den laatsten tijd ontvingen wij herhaalde bezoeken van zekeren Wahr. Hij vatte, helaas, genegenheid op voor Hermina en deze voor hem. De jongeling gedroeg zich evenwel zoo ridderlijk en eerlijk, dat ik, hoe arm hij ook zij, mij een gunstig denkbeeld maakte van zijn karakter. Uit de inlichtingen, die ik ingewonnen heb, blijkt het mij, dat hij een uitstekend zoon is, en daarbij uitstekende' geestesgaven, kundigheden en talenten De Vkijmeisklaab. 109

-ocr page 198-

m

bezit, welke door mijn zoon Ferdinand niet genoeg geroemd kunnen worden.quot;

„En ik kan er bijvoegen, dat ik, in zooverre ik de gelegenheid liad hem te leeren kennen, zelden een man heb aangetroffen van zulke edele grondbeginselen.quot;

„Gij kent hem dus ook?quot;

„Hij was president der arbeidersvereeniging.quot;

„ Dat is hij.quot;

„ Ik ken hem wel is waar slechts sinds zeer korten tijd, namelijk eerst sedert dezen nacht. Alleen aan zijne voorzichtigheid en moed is het te danken, dat het schandaal, hetwelk gisterenavond deze stad verschrikt heeft, niet tot misdaden aanleiding gaf, waarvoor misschien op het schavot had moeten geboet worden.'

„ Gij doet mij ontstellen, mijnheer de baron.quot;

„En ofschoon hij op de afschuwelijkste wijze mishandeld werd, is geen woord van haat tegen zijne vijanden over zijne lippen gekomen. Hij noemde geen enkelen naam. Ik betreurde zulks, maar moest er Wahr om achten.quot;

„Mijn echtgenoot keurde de plannen van Wahr af, om het groote verschil van maatschappelijken stand, maar wilde, om voor mij onbegrijpelijke redenen, niet, dat Wahr van zijne afkeuring kennis zou krijgen en hij dus voort zou blijven gaan ons te bezoeken.quot;

„Zoo?quot; zeide baron Von Dahlen, „dat is zekér zeer zonderling.quot;

„ Guttmann schijnt Wahr ongaarne te missen in de bijeenkomsten , die sinds eenige maanden in ons huis plaats vinden.quot;

„De zaak begint meer en meer mijne belangstelling te trekken.quot;

„Nu kwamen heden morgen de directeur Heimthal en Cesari----quot;

„Wie?quot;....

„ Cesari. Hij schijnt een vriend te zijn van Wahr ot ten minste geweest te zijn. Deze deelden hem meê, dat Wahr tot de ultramontanen overgegaan was.quot;

„Wat deert het Heimthal of den raadsheer of Wahr naar de Katholieken overloopt of niet? Wie is eigenlijk deze Cesari? Van waar kent gij hem? Van waar kent Wahr hem?quot;

„Cesari werd door Heimthal in ons huis gebracht, en omstreeks denzelfden tijd verscheen Wahr bij ons. Hem zal Cesari waarschijnlijk in de arbeidersvereeniging hebben leeren kennen.quot;

„Zoo, zoo,quot; antwoordde de baron, oogenschijnlijk verstrooid. Allerlei combinatiën zweefden hem voor den geest. Eindelijk zeide hij: „Verscheen deze Cesari ook in de bijeenkomsten der heeren ? quot;

„Natuurlijk, altijd.quot;

„En Heimthal ook?quot;

„ Zeer zeker.quot;

-ocr page 199-

195

„Veroorloof mij den naam van Cesari op te schrijven. Ik mocht hem vergeten. Kunt gij mij zijn adres opgeven?quot;

„Neen, mijnheer de baron.quot;

Von Dahlen schreef den naam van Cesari in zijne portefeuille en sprak: „De beide heeren verzekerden dus, dat Wahr tot de ultramontanen overgeloopen was. Eu verder?quot;

„ Daarop brak mijn echtgenoot met Wahr, verbood hem den toegang tot ons huis...

„Dat alles op dezen morgen?quot;

„Ja, hij schreef hem.quot;

En verder?quot;

„ Hij bracht Hermina naar onze buitenplaats.''

„ Ook al dezen morgen ? quot;

„Nog geen uur geleden.quot;

„Zonder zich met u daarover te verstaan?quot;

„ Hij heeft de zaak uitsluitend met de beide heeren behandeld.quot;

„ Dat is alles zeer zonderling. Streng genomen is uw echtgenoot in zijn recht. Hij schijnt echter onder verkeerde invloeden te staan. Gij weet misschien niet, dat de directeur Heimthal een vrijmetselaar is?quot;

„ O, dat is Guttmann ook sinds langen tijd; maar afgezien van de geldsommen, die het lidmaatschap der Loge hem kost, heb ik daarvan nog geen schadelijke gevolgen kunnen bespeuren.quot;

„Dat mag u zoo toeschijnen. Vat intusschen de feiten bijeen. Uwe echtgenoot houdt bijeenkomsten, waarin de Meester dei-Loge en de president der arbeidersvereeniging benevens een ander wellicht aanzienlijk lid geregeld verschijnen. In deze bijeenkomsten mag de president der arbeidersvereeniging niet ontbreken, ofschoon hij in onaangename relatie tot uw echtgenoot staat. Deze breekt echter de vriendschap af, zoodra Wahr ophoudt president der arbeidersvereeniging te zijn. Ik zal u deze feiten in verstaanbare taal uiteenzetten, want gij zijt minder op de hoogte van den stroom der politiek van den dag. De Loge heeft getracht in aanraking te komen met de arbeiders, en zoolang Wahr met de Loge overeenstemde, was hij hier zeer gezien. Daar echter een man met een karakter als van Wahr niet op den duur met de Loge kan samengaan, ontstond er verschil, en als ik mij niet bedrieg, was het schandaal van gisterenavond juist de steen des aanstoots. Daar Wahr bij het oproer niet zeer gewillig het werktuig der Loge wilde zijn , werd hij uit de arbeidersvereeniging gejaagd, en uw echtgenoot verbiedt hem nu den toegang tot zijn huis, omdat men Wahrs hulp niet meer noodig heeft. Begrijpt gij nu, dat de Loge de oorzaak is, dat uw echtgenoot uw gezag als vrouw en het welzijn uwer dochter prijsgeeft?quot;

„Maar, baron, gij schetst mij daar een beeld, dat onmogelijk is. Dat zou zeer vreeselijk wezen.quot;

-ocr page 200-

196

„Dat is zoo, mevrouw, maar wees verzekerd, dat uw echtgenoot niet in de verte vermoedt welke onwaardige rol men hem laat spelen. En ik twijfel niet of het zal nog mogelijk zijn hem tot andere gedachten te brengen.3'

„Ik zal hem alles mededeelen.quot;

„ Doe dat niet. Zie voorloopig toe en laat de zaak zich rustig ontwikkelen. Hij heeft een goed hart en is niet in staat de rol van despoot in zijn huis vol te houden. Ik zal in den eersten tijd herhaaldelijk te dezer stede moeten vertoeven, daar ik een onderzoek moet instellen betreffende het plaats gehad hebbende schandaal. Ik zal dan zelf met Guttmann spreken. Doet gij voorloopig niets.quot;

„ En hoe denkt gij over de betrekking tusschen Hermina en VV ahr ? quot;

„Mevrouw,quot; zeide de baron weifelend, „dat is eene zeer gewichtige vraag, op welker beantwoording ik niet genoegzaam ben voorbereid. Ik heb u reeds gezegd, dat Wahr een uitmuntenden indruk op mij gemaakt heeft. Maar deze indruk, ontstaan door eene enkele ontmoeting en onder buitengewone omstandigheden, kan mij niet tot een beslissend oordeel brengen in eene quaestie, waarbij het geluk van Hermina op het spel staat, want gij weet, het kind is van hare jeugd af mijn oogappel geweest. Maar laat mij iiooren welke bezwaren uw echtgenoot heeft.'

„ De ongelijkheid van vermogen en maatscliappelijken stand.

„Dit bezwaar weegt ongetwijfeld niet licht. Huwelijken moeten liefst tusschen lieden van dezelfden stand gesloten worden. Gelijke beginselen, gelijke ouderdom, gelijke stand, gelijke beschaving, gelijk vermogen, en daarbij de zegen Gods, — ziedaar de voorwaarden, die uitzicht geven op een gelukkig huwelijk.

„Ik was echter ook arm, toen Leopold mij naar het altaar voerde, en heb tot dusverre gelukkig met hem geleefd. Ik moet erkennen, dat het verwijt, hetwelk hij Wahr van zijne armoede heeft gemaakt, mij bitter gekwetst heeft.

,, Het is evenwel geheel iets anders of een rijk man een arm meisje huwt of omgekeerd. In het eerste geval volgt hj zijn hart; in het tweede luistert hij naar zijn belang.quot;

„Ik geloof evenwel, dat dit laatste bij Wahr niet het geval is.

„ Op welke gronden ? quot;

„Wijl het hem gemakkelijk gevallen zou zijn ons te bedriegen , want wij hebben geen oogenblik aan dergelijke betrekking gedacht. Denk eens na wat hij had kunnen doen, als hij alleen naar zijn belang had willen luisteren! Intusschen was het eerste woord, dat hij tot Hermiua zeide, toen zij tegenover elkander in verklaringen getreden waren: ,, Spreek er uwen ouders over.

„ Dat verraadt ongetwijfeld een edel karakter, want hij kon voorzien, dat hij daardoor zijne verwachtingen ten grave droeg.quot;

„ En ik moet erkennen, dat deze edele handelwijze mij een

%

-ocr page 201-

197

zeer gunstig denkbeeld van Wahrs karakter gegeven heeft. Hij aarzelde om te spreken, omdat hij aan het groote onderscheid van stand en vermogen dacht, en Hermina, zooals zij mij later verklaarde, heeft hem zijne verklaring als het ware afgeperst.quot;

„Wat?quot; riep de baron. ,,Ja, daar is Hermina toe in staat. Ik kan mij dergelijke buitensporigheid van haar denken. Maar dit verandert den stand der zaak volkomen. Ik geloof dat, wanneer zij zelve hare keus gedaan heeft, men het onderscheid van stand niet al te zwaar wegen mag.quot;

„ Overigens is alles gelijk.quot;

„ Hij bekleedt toch slechts eene ondergeschikte betrekking in de fabriek van uw zoon?quot;

,, Hij is teekenaar, en zijne kundigheden sluiten voor hem de mogelijkheid niet uit, om zich met mijn zoon te associëeren.quot;

„Hebt gij daarover reeds nagedacht?quot; vroeg de baron lachend.

„Ja zeker.quot;

„ Dan zal dit huwelijk slechts eene quaestie van tijd zijn merkte de baron op, terwijl hij opstond. „Mijne beste geluk-wenschen, mevrouw! Wanneer Wahr zich gedurende zijn gansche leven gedraagt, gelijk hij zich tegenover u en mij getoond heeft, dan zal de wereld misschien wel met dit huwelijk spotten, maar beiden zullen zich om de wereld weinig bekommeren.quot;

„Wanneer slechts geen kwade geesten mijn echtgenoot ter zijde stonden !quot;

„Wees daaromtrent gerust!quot;

De baron verliet het huis van Guttmann. Hij was langer gebleven dan hij eigenlijk gewild had, en nu moest hij zich naar den officier van justitie begeven, om dezen te gelasten het spoor te vervolgen, dat zijne ontdekking ten opzichte van Cesari hem in handen had gegeven.

O O

Mevrouw Guttmann, nog zeer ontevreden over de ruwe handelwijze van haren echtgenoot, had zich tegenover den baron door haar gevoel verder laten voortslëepen dan zij tot hiertoe gedaan had. Zonder zulks te bemerken, werd zij al warmer en warmer, en had zij vroeger slechts in het voorbijgaan aan eene associatie van Wahr met haar zoon gedacht, de wijze, waarop de baron dit denkbeeld opnam, deed haar gelooven, dat het werkelijk uitvoerbaar was Daarmede verloor eene vereeniging van Wahr met Hermina opnieuw een deel van hare moeielijkheid, en in haar toorn besloot zij te bewijzen, dat zij het geluk van haar kind niet wilde ten offer brengen aan de grillen van haar echt-

O O

genoot, dat wril zeggen; zij besloot de plannen van Wahr ten krachtigste te ondersteunen.

Terzelfder tijd evenwel dat deze plannen zulk een veelver-mogenden steun kregen, onderging Wahr eene nieuwe vernedering. Hij was in het huis van den raadsheer verschenen, om zich te rechtvaardigen en ophelderingen te geven. Doch voor

-ocr page 202-

198

dit geval was de bediende van de noodige instrnctiën voorzien.

„ De raadsheer is uitgereden en heeft bevolen u mede te deelen, dat hij voor u niet meer te spreken is.quot; Dat zeide de knecht, terwijl hij zich recht voor Wahr plaatste en het hoofd trotsch in den nek wierp.

„En mevrouw Guttmann?quot; vroeg Wahr, die de hand moeielijk kon bedwingen, om den onbeschaamde te tuchtigen.

„ Heeft juist bezoek en ontvangt u evenmin.quot;

„Ook dat dus,quot; dacht Wahr, terwijl hij het huis verliet. „ Als een hond weggejaagd en met grooter minachting behandeld dan men het een misdadiger doet! Dezen hoort men immers, eer men hem veroordeelt; mij vertrapt men als een schadelijk insect.quot;

„Zonder juist te weten wat hij deed, sloeg hij instinctmatig den weg naar zijne woning in. Hij wilde alleen zijn op zijn kamertje, alleen met de ondraaglijke smart, die zijn hart doorsneed. En toch, thans was hij ook alleen, want zijne smart vervulde zijne geheele ziel, en hij sloeg geen acht op de talrijke groepen van menschen, die hij in de Genoveva-straat ontmoette. De godsdienstoefening was juist geëindigd , en groote scharen van geloovigen verlieten het kerkgebouw.

Daar voelde hij zich op eens met beide handen aangegrepen, en opziende zag hij voor zich de eerwaardige gestalte van pater Is eumann.

„Gij zijt mij hedennacht in de verwarring ontsnapt, waarde heer, en ik heb u niet kunnen danken voor den grooten dienst, dien gij ons bewezen hebt. Moge God u daarvoor beloonen!'

„Er is geen God voor de ongelukkigen!quot; mompelde Wahr en trachtte den pater te ontkomen.

„Ah, ik vergat,quot; zeide pater Neumann, „dat gij mijn tegenstander zijt.quot; Ondertusschén beschouwde hij Wahr opmerkzamer, en hij bemerkte de bleekheid van zijn gelaat, de uitdrukking zijner zielesmart, die uit zijne oogen straalde en zijn mond krampachtig verwrong. „Kom, kom,quot; zeide hij, „het is uwe overtuiging niet, wat gij zoo even zeidet. Zijt gij door een ongeluk getroffen?quot;

„Bah!quot; antwoordde Wahr, eene onverschilligheid voorwendende, die in tegenspraak was met den traan, die uit zijn oog rolde,quot; „het is de oude geschiedenis, doch ditmaal misschien iets belangwekkender dan gewoonlijk. Doch leeszeide hij na een oogenblik peinzens, terwijl hij hem den brief van den raadsheer aanbood, „ het is geen geheim.quot;

„Uw moedig optreden ten onzen beste heeft dus uwe dierbaarste hoop vernietigd!quot; zeide pater Neumann, na den brief gelezen te hebben, „ stel vertrouwen in mij, ga met mij in de pastorie; daar willen wij deze zaak bespreken.quot;

De welwillende toon, waarop pater Neumann tot Wahr sprak, miste zijne uitwerking niet op diens hart, dat aan deelneming zulke groote behoefte had. Het was toch het eerste vriendelijke.

-ocr page 203-

199

deelnemende woord, dat hij na al de harde slagen, die hem in de laatste smartelijke uren zoo zwaar getroffen hadden, hoorde. Hij liet zich dus gewillig leiden en zat weinige minuten later in eene kamer der pastorie, terwijl de pater nadenkend in het vertrek heen en weder wandelde. Al de smart der ziel had de Yoorzienigheid in snelle, verpletterende slagen op dit g-root en edel hart laten vallen en het hem daarna te gemoet

O c?

gevoerd. Misschien had de Voorzienigheid hem geroepen dezen in den aandrang naar waarheid afgedwaalden geest tot God terug te brengen, door hem den troost te reiken, waaraan zich de ziel kan vasthechten, wanneer alle aardsche hoop verdwenen is. „ Ik wil het beproeven zeide de pater tot zich zeiven, „ en gij, barmhartige God, die den ongelukkige niet verloren laat gaan, wanneer hij zich tot U wendt, leg mij woorden in den mond, die hem tot U terugvoeren.quot;

„Gelooft gij aan den trouw uwer verloofde?quot; vroeg hij na eenig nadenken.

„Die is onwankelbaar als de rots!quot; riep Wahr vol geestdrift.

„ Gij gelooft dus, dat het gelogen is wat omtrent hare meéhing in dezen brief geschreven staat?quot;

„ Ongetwijfeld.quot;

De Jesuïet wandelde nogmaals de kamer op en neder. „ Dat is het eenige onderwerp, dat belang voor hem heeft!quot; dacht hij. „Daar moet ik dus van uitgaan. Maar hoe? Hoe breng ik haar

en hem met God in verbinding?____ Zoo zou het gaan.... maar

neen.... het is al te gewaagd,... Wanneer hij eens met zulk een misverstand van mij ging, dan ware hij nog ongelukkiger.... En toch, ik weet niets anders, niets beters!.... God sta mij bij!quot;— Terwijl de Jesuïet aldus nadacht en r.iet wist welk besluit hij nemen zou, was Wahr na de oogenblikkelijke geestdrift, waartoe hij gekomen was, weder in de diepte zijner smart verzonken. Eindelijk scheen de pater een besluit genomen te hebben. Het moet!quot; 'dacht hij, „ik zal hem onder geene omstandigheden laten gaan.quot; Daarop trad hij weder tot Wahr en zeide hem:

„Wanneer gij zeker zijt van den trouw uwer verloofde, wat bekommert gij u dan over den tegenzin der ouders?quot;

„Pater!quot; riep Wahr opspringend, en naar zijn hoed grijpend, terwijl zijn gelaat vuurrood werd, „ik ben niet door de Jesuïeten opgevoed, en bij mij heiligt het doel de middelen niet!quot;

„Bij mij ook niet,quot; antwoordde de pater bedaard blijf overigens zitten; ik geloof wel dat wij elkander zullen verstaan.quot;

Wahr trad evenwel trotsch op de deur toe. In zijne verontwaardiging had hij zijne smart vergeten. De Jesuïet kwam hem evenwel voor en trad hem in den weg.

„ Laat mij gaan, pater, mijne tegenwoordigheid kan hier niet meer van nut zijn. Na de opmerking welke gij mij gedaan hebt, kan ik zelfs uwe deelneming niet meer verdragen.quot;

-ocr page 204-

200

„ God beware mij u zulk eene opmerking als een raad te geven. Ik heb u slechts gevraagd waarom gij niet aldus handeldet.quot;

„ Dat zijn Jesuïetische spitsvondigheden en haarkloverijen.quot;

„Mijnheer,quot; antwoordde pater Neumann, „van uw standpunt vind ik geen enkel redelijk bezwaar tegen zulk eene handelwijze; van mijn standpunt ligt de zaak geheel anders.quot;

„Ik ben nieuwsgierig om uw standpunt te leeren kennen,quot; sprak Wahr vol bitterheid.

„Ik geloof aan een eeuwig beginsel van het ware, schoone en goede. De inhoud van alle geluk is de vereeniging daarmede; mijn weg wordt mij daarom door dat beginsel voorgeschreven. En de scheiding er van is mij de hel. Ziedaar,'' ging hij voort, „de reden, waarom ik zulk eene handelwijze zou verafschuwen. En thans, mijn waarde heer, herhaal ik mijne vraag , want ik ben ook begeerig den redelijken grond te leeren kennen, die u er toe noopt een afschuw te hebben van zulk eene handeling.quot;

„Ha zoo!quot; zeide Wahr, en een bitter lachje gleed langs zijn mond. „Ik dacht, dat gij mij van uwe deelneming wildet verzekeren , en in plaats daarvan behandelen wij practische philosophie.quot;

„Een weinig,quot; antwoordde de pater lachend en vervolgde dan op ernstigen toon : „ Ik zit sinds bijna 50 jaar in den biechtstoel, en er is geene menschelijke afdwaling, die men mij niet bekend gemaakt, geen menschelijk lijden, waarover men mij niet geklaagd heeft. Daar leert men practischen troost geven en ongelukkigen weder oprichten. Eu daar nu niet alleen mijne heilige bediening maar ook een bijzondere plicht van dankbaarheid mij gebiedt u dezen troost te geven, zoo ziet gij mij mijne heilige bediening uitoefenen , en met Gods hulp denk ik u van uwe smart te ontlasten, alvorens gij deze kamer verlaat. Daartoe behoort echter de kleine philosophische cursus, die ik u niet onthouden kan.quot;

„Gij belooft meer dan een mensch beloven kan,quot; sprak Wahr nog steeds op bitteren toon en liet zich door den pater naar zijn stoel terugvoeren.

„ God zij gedankt!quot; sprak de pater tot zich zeiven , „ thans is hij gewonnen.quot; En hij vervolgde tot W^ahr: „Daarom hoop ik ook op de goddelijke hulp,quot; en hij nam plaats tegenover TV ahr.

„Gij wilt dus weten waarom ik zoodanige handelwijze verafschuw? Vóór alles moet ik zeggen, dat die afschuw niet voorkomt uit de grondstellingen, waarin mijne ouders mij opgevoed heboen.quot;

„Uwe ouders? Hebben zij aan God geloofd?quot;

„Mijn vader is in dit geloof gestorven, en mijne moeder is geloovig Katholiek.quot;

„Dus hebben zij u ook in het Katholieke geloof opgevoed!quot;

„ Natuurlijk.quot;

„En toch hebt gij dit geloof verlaten. Ik kan dus dezen grond niet laten gelden. Wanneer uwe ouders u hebben opgevoed in een geloof, naar uwe meening eene dwaalleer, is dit nog in veel

-ocr page 205-

201

grootere mate het geval met de zedelijke grondstellingen, dit uit dit geloof voortkomen.quot;

„Toegegeven, daarom geef ik als tweeden grond op, dat mijn verstand dien afschuw wettio-t.quot;

O

„Dat is geen antwoord op de vraag. Ik vraag u juist, waarom uw verstand deze handelwijze afschuwelijk vindt, en gij antwoordt mij: omdat mijn verstand deze handelwijze afschuwelijk vindt.quot;

Wahr zette groote oopen op.

„ Maar mijne eer, de achting voor mij zeiven verbieden mij aldus te handelen.quot;

„Waarom? Omdat uw verstand deze handelwijze afschuwelijk vindt? Zoo blijven wij in den zelfden cirkel.quot;

„Ja, welken grond moet ik u dan opgeven?quot;

„Den grond, dien uw verstand voor dezen afschuw aangeeft, maar niet de gevolgen, welke gij uit dezen afschuw trekt.quot;

„leder eerlijk man zou mij verachten.quot;

„Uw schoonvader zal zorg dragen, dat de eerlijke lieden daar niets van vernemen.quot;

„ Gij zijt een uitstekend verdediger van die laxe moraal.quot;

„Tot welke het standpunt van het atheïsme voert,quot; antwoordde de pater. „Vergeet evenwel niet, dat ik het atheïsme bestrijd.quot;

„Keeren wij de stelling om. Mijne gronden komen u ongerijmd voor, de uwe mij niet minder. Gij steunt op een goddelijk gebod, dat wil vóór alles zeggen op het bestaan van God. Kunt gij dit bewijzen? Neen, anders zoudt gij het gisteren gedaan hebben.quot;

„ Gisteren ?quot;

„In uwe predikatie.quot;

„Waart gij daarbij tegenwoordig?quot;

„Ja, en ik heb de juistheid uwer gevolgtrekkingen bewonderd.quot;

„Gij geeft die toe?quot;

„Volkomen. Alleen de grondslag ontbreekt!quot;

„ En die was ? quot;

„ Het bestaan van God. Gij hebt ü de moeite bespaard het bestaan van God te bewijzen.quot;

„Toch alleen omdat ik in de kerk wel lieden verwachtte van verschillende geloofsbelijdenis maar geen godloochenaars? Daarom bewees ik uit het bestaan van God de waarheid van het Katho-cisme, en gij erkent zelf, dat ik dit bewijs geleverd heb. Overigens zeide ik toch dat de schepping een Schepper vooronderstelt.quot;

„ O , gij koost het woord goed. De wereld is niet geschapen.quot;

„Niet? van waar moet zij dan gekomen zijn?quot;

„Van waar is uw Schepper gekomen?quot;

„ Die was van eeuwigheid.quot;

„Met hetzelfde recht kan ik beweren: de wereld was van eeuwigheid.quot;

„Is er tusschen deze twee beweringen nosr een derde?quot;

„Neen.quot;

-ocr page 206-

202

„ Zijt gij daar zeker van?quot;

„Ja!quot; riep Wahr vol overtuiging. „Ik haat de stelsels, die tusschen hemel en aarde zweven. Ik haat de goden, die de gemoederen zich raar hun wensch maken. Als er een God is, is het geen andere dan die van het Katholicisme. Al het andere voert consequent tot de waarheid, dat er geen God is.quot;

„Houden wij dus als vastgesteld, waarde heer, dat er een God bestaat, die de wereld heeft geschapen, of dat de wereld van eeuwigheid is. Een derde geval bestaat er niet. Geeft gij dit toe ?quot; quot;Ja.quot;

„ En wanneer ik nu bewijs, dat de wereld niet van eeuwigheid is, dan besluit gij daaruit?quot;

„Dat er een God is, die haar geschapen heeft.quot;

„ Goed, daar zullen wij later op terugkomen quot;

„Waarom later?quot;

„ Eerst wil ik u mijne indirecte bewijzen doen vernemen.quot;

„Ik wil die hooren.quot;

„ Ten eerste noem ik uw afschuw voor eene booze daad, voor welken afschuw gij mij nog immer geen redelijke gronden gegeven hebt. Gij neemt een onderscheid aan tusschen goed en kwaad en verwerpt liet beginsel, dat daaraan ten grondslag ligt. Dat is inconsequent. Ook uwe achting der eerlijke lieden kan geen steek houden. Want allen, die u verachten zullen, erkennen ook het onderscheid tusschen goed en kwaad, en wanneer zij het beginsel, dat daaraan ten grondslag ligt, loochenden zooals gij, zouden zij even als gij zonder eenig motief hunne achting of verachting uitspreken. Consequente hoofden evenwel, die op uw standpunt staan, zouden uwe handelwijze niet verachten, maar de scherpzinnigheid en de energie bewonderen, waarmede gij uw doel wist te bereiken. Kunt gij dit ontkennen?quot;

„ Het is waar, ik heb zulke meeningen dikwerf hooren uitspreken.quot;

„Wij hebben vervolgens het gevoel van de onsterfelijkheid onzer ziel.quot;

„ Dat berust op de menschelijke eigenliefde.quot;

„'t Is mogelijk. Maar het kan ook rusten op de overweging , dat voor alle wezens, die wij om ons heen zien, de voorwaarden van een volmaakt geluk aanwezig zijn, behalve voor den ménsch. En dat is mijn derde grond.quot;

„ Geen andere oorzaak dan dat de mensch met verstand begaafd is. Dit drijft hem steeds vooruit en doet hem altijd naar iets nieuws streven.quot;

„En deze gaaf, welke de menschen boven de wereld verheft, zou hem tot liet ongelukkigste schepsel maken ? Dan vind ik toch de meening verstandiger, dat ook de mensch tot een volkomen geluk geroepen is, en daar hem dit geluk hier beneden niet ten deel kan vallen, er een leven na den dood moet zijn.quot;

-ocr page 207-

203

„ Ik kan dene gevolgtrekking toegeven noch tegenspreken.quot;

„ Ik wil haar ook niet met apodictische zekerheid volhouden; het is slechts een indirect bewijs.quot;

,/t Mag zijn, maar geen absoluut bewijs.quot;

„Toch is het eigenaardig, dat ieder volk zich van dezen voort-duur na den dood zulk een denkbeeld vormt, als met zijne meeningen over het geluk overeenkomt. Hebt gij er nimmer over nagedacht, dat o. a. het Walhalla der Noordsche volken, de visch-rijke stroom der Groenlanders, de wildrijke bosschen van den Grooten Greest dit kenteeken gemeen hebben?quot;

„ Ik moet toegeven dat dit opvallend is , maar ik herhaal het, een bewijs is het niet/'

„Dan eindelijk het vijfde, waarmede ik eindigen wil, ofschoon ik nog meerdere punten zou kunnen aanvoeren: het Godsbewust-zijn bij alle volken en in alle tijden. Een zoo algemeen verschijnsel moet toch wel een redelijken grond hebben.quot;

„ Zeker, Eerwaarde pater. De menschheid ziet in hare kindsheid alle dingen, die zich aan haren wil niet onderwerpen, als hoogere wezens aan. Dat is de zeer natuurlijke bron van het Godsbe-wustzijn.quot;

„ Dan behoef ik slechts te vragen, wanneer de menschheid in hare kindsheid was. Zij is immers van eeuwigheid?quot;

„ Dat heb ik niet beweerd.quot;

„Niet? Gij zeidet toch, dat de wereld van eeuwigheid is?quot;

„Maar daaruit volgt niet, dat ieder afzonderlijk schepsel van eeuwigheid zij. Integendeel, ik deel de meening van hen, die beweren, dat het meer volkomene zich steeds uit het meer onvol-komene ontwikkeld heeft, en dat deze ontwikkeling in alle eeuwigheid voortduurt.quot;

„Dat is een proces, waarvan de geschiedenis onzer wetenschappen niets weet. Zoover onze berichten reiken, was op aarde de eene tijd aan den anderen gelijk.quot;

„Ja, maar van hoe lang hebben wij berichten? De spanne tijds, welke wij kunnen overzien, is in vergelijking van de bil-jioenen jaren der ontwikkelingsperiode een druppel in de zee.quot;

„ En ik denk, dat de biljioenen jaren uwer ontwikkelingsperiode en de spanne tijds, die wij overzien kunnen, in vergelijking van de eeuwigheid, welke gij aan de wereld toekent, zoo wat dezelfde lengte hebben.quot;

Wahr zag verbaasd op. De pater had bepaald gelijk. Voor de eeuwigheid slonken de biljioenen jaren, die hein steeds ontzag ingeboezemd hadden, tot denzelfden druppel als de periode onzer geschiedenis.

„Doch dit tusschen twee haakjes,quot; vervolgde de pater, „gij gelooft d us, dat de mensch zicli uit de hoogste diersoort en deze zich uit de lagere ontwikkeld heeft. En wat was er vöor het eerste dier?quot;

„ De eenvoudige organische cel.quot;

-ocr page 208-

204

„ En vóór die cel ?quot;

„Was er geen organisch leven.quot;

„Wanneer kwam dit dan?quot;

„Toen de aarde reeds een vorm had.quot;

„Had zij dien dan niet van eeuwigheid?quot;

„ Gij kent zoo goed de resultaten en verklaringen der wetenschap als ik en weet dus eveneens, dat de wereld zich uit den chaos ontwikkelde en hare ontwikkeüno; door eeuwige natuur-

O O

krachten voortduurt.quot;

„Zoo, geef dan nu goed acht op mijne vraag. Indien gij mij die voldoende beantwoordt, dan zweer ik God af en behoor tot de uwen. Hoe kwam het, dat de wereld zich uit den chaos ontwikkelde ? quot;

„Niets eenvoudiger dan dat!quot; verklaarde Vfahr. „Er behoefden slechts twee atomen, die tot eene chemische verbinding in staat zijn , in dezen chaos tegen elkander te stooten, om daardoor de kern te vormen van een zonnestelsel.quot;

„Ja, beste heer,quot; hernam de pater met een fijn lachje, „dat schijnt mij toch zoo eenvoudig niet toe. Ik twijfel niet, dat twee atomen de kern van een zonnestelsel kunnen vormen ; dat is inderdaad zeer eenvoudig. Maar hoe kwamen die twee atomen bij elkander? Gij verwijst mij ongetwijfeld naar de aantrekkingskracht, maar deze verklaart niets, is slechts een sport van den ladder, waarlangs wij in den chaos afdalen. Want begon de aantrekkingskracht te werken, nadat zij van eeuwigheid af in rust was geweest, dan moet daar een grond voor zijn. Ja, mijn vriend, wanneer de chaos van eeuwigheid is, — let daar wel op: van eeuwigheid!quot; — riep de pater vol geestdrift, terwijl hij opstond, „wie was er dan buiten den chaos, die deze beide atomen den stoot gaf en de aantrekkingskracht toeriep: Werk thans, opdat de beide atomen elkander kunnen naderen! Wie was het, die daarmede de tijd in de eeuwigheid, de afwisseling in de rust, het leven in't onbeweeglijke voerde? Daar is de grenspaal, tot welke uwe wetenschap gaat; een schrede verder, en gij staat voor den God, dien gij loochent. Doe deze schede, mijn vriend. Gebied uw verstand, dat u aan den chaos gebracht heeft, niet stil te staan, op het oogenblik, waarin gij den geest Gods, zwevende over de wateren , erkent! quot;

Wahr voelde zich diep getroffen door de woorden des grijzen priesters, wiens eenvoudige trekken door heilige geestdrift bewogen werden. Het was hem, als werd hij overstroomd door eene zee van licht. In plaats van perken aan zijn verstand te stellen , voerde de pater het heen over de grenzen, door de materialistische wetenschap getrokken, en binnen welke geene plaats voor God was. Zoo natuurlijk het hem altijd voorgekomen was, dat de beide atomen tegen elkander stieten , zoo oneindig onnoozel scheen hem nu die theorie, en hij vroeg af hoe het hem mogelijk was geweest er een oogenblik bij stil te staan.

-ocr page 209-

205

„ Begrijpt gij dan nietvervolgde de pater, „ dat het eeuwige onveranderlijk is, dat de chaos nog chaos wezen moest , indien hij van eeuwigheid geweest ware? Dat hij niet veranderen kon tenzij door eene van den chaos onafkankelijke kracht? Daarom kan ik zeggen : God is van eeuwigheid, want Hij is heden nog dezelfde, die Hij van eeuwigheid was, maar gij kunt niet zeggen: de wereld is van eeuwigheid, want zij is heden eene andere dan die van gisteren, en morgen zal zij weder anders zijn dan heden.quot;

„Houd op, pater!' riep Wahr, „ik moet dat alles overwegen; dat is een geheel andere gedachtengang voor mij!quot;

„Dat is het niet!quot; riep pater Neumann, „dezen gedachtengang zijt gij onbewust gevolgd, toen gij de achting uwer vrienden op het spel zettet om ons ter hulp te snellen; gij zijt hem gevolgd, toen gij uwe hoop liever in rook zaagt opgaan, dan haar door een schandelijk middel te verwezenlijken. Gij hebt toen tot u zeiven gezegd: daar is een absoluut goed, dat ik niet opgeven wil, al zouden ook de menschen mij vervolgen, al zou ook het hart mij breken. Gij hebt God gediend in uwe daden; gij'hebt Hem gediend in uwe ontberingen en zoudt Hem willen verloo-

O O

chenen in uwe woorden?quot;

„Neen, neen, ik kan niet meer, doe met mij wat gij wilt!quot; riep Wahr, en het gelaat met de beide handen bedekkende, weende hij heete tranen.

De pater beschouwde hem met een blik vol heilige liefde. Daarop vroeg hij op zachten toon: „Mijnheer Wahr, gelooft gij dat er een God is?quot;

Wahr hief het hoofd op; het was hem, als ontwaakte hij uit een droom. „Ik geloof alles, wat gij mij zegt!quot; riep hij.

„En als gij aan God gelooft, gelooft gij dan aan Zijne H. Kerk?quot;

„Ik wil alles gelooven, ik wil terugkeeren tot den tijd mijner geloovige jeugd, waarin ik zoo gelukkig was.quot;

„Laat het dan uw eerste zorg zijn U.met de bron van alle goed te verzoenen. Wanneer gij vertrouwen in mij stelt, zal ik u morgen wachten, om uwe biecht te hooren , en ik zal gelukkig zijn , wanneer ik u aan het einde onzer missie het Brood des Levens toedienen mag, aan welken liefdedisch Cesari u tot geheel andere doeleinden noodigde.quot;

„ Ik zal komen.quot;

„En thans, mijn vriend, zullen wij tot uwe aardsche aangelegenheid terugkeeren. Het is zeker niet zonder doel geschied, dat gij uw verloofde leerdet kennen en hoogschatten, misschien om door haar verlies het hoogere goed te verwerven , misschien om door eene vereeniging met haar een Christelijk huisgezin te stichten. Dit mag zijn zoo het wil, ongetwijfeld werden de plannen Gods door Zijne wijsheid en goedheid ingegeven. En in dit bewustzijn zult gij u zeiven er naar schikken, niet door de handen in den schoot te leggen, maar door bij alles wat gij doet u te

-ocr page 210-

ÜÜ6

blijven richten naar de geboden, dié God tot richtsnoer onzer dagen gegeven heeft. En laat de uitkomst gerust aan God over. De raadsheer Guttmann is in de hand Gods ook slechts een zwak riet, dat door den wind bewogen wordt, en wanneer God het wil, zult gij uw doel bereiken, ook al zou de gansche hel zich tegen u verzetten. Vertwijfel dus niet, blijf hopen en handelen. God is heden zoo oneindig barmhartig jegens u geweest, dat het vermetel ware ook in de kleine aardsche zaken niet op Zijne goedheid te vertrouwen.quot;

Getroost kwam Wahr naar huis. Plet scheen hem, als ware hem een centenaars-last van het hart gevallen. Het deed hem ongetwijfeld nog wel leed, dat Guttmann hem zoo onbeschoft had behandeld, maar zijne smart had hare bitterheid verloren, en hij beklaagde Guttmann bijna nog meer dan zich zeiven. Zijne moeder was over het lange uitblijven baars zoons bezorgd geworden. Zij vreesde, dat het bezoek bij Guttmann treurige gevolgen hebben zou, en was dus aangenaam verrast, toen zij Wahr in veel opgeruimder stemming zag terugkomen, dan hij was heengegaan.

„Nu, Herman,quot; zeide zij, „wat is u bij Guttmann wedervaren?quot;

„ Ik werd aan de deur afgewezenantwoordde hij, „ de bediende had mij wel wat vriendelijker kunnen bejegenen.quot;

„Gij schijnt er u niet zeer over te bekommeren?quot; vroeg zijne moeder, verwonderd over zijne onverschilligheid.

„Gij hebt gelijk, moeder, het heeft mij kouder gelaten dan ik gedacht had. Ik heb u nog iets anders te zeggen, moeder,quot; ging hij na eenige oogenblikken voort.

„Wat dan?quot;

„Toen ik vroeger zeide, dat er geen God is, was dat zeer on-noozel, moeder, want het is de waarheid, dat er een God bestaat, en wanneer er weder iemand mij mijn geloof ontnemen wil, dien—quot;

„Nu, nu, Herman?quot;

„ O, ik wil niemand eenig kwaad toewenschen, maar dien moge een Jesuïet in den weg loopen gelijk mij.quot;

Daarmede ging Wahr naar zijne kamer; zijne moeder zag hem verbaasd na en wist niet wat zij van deze woorden denken moest. De beteekenis er van werd haar echter duidelijk, toen haar zoon evenals in de dagen zijner jeugd met haar weder bad, toen zij den maaltijd gingen nemen.

Toen mevrouw Wahr na den maaltijd weder alleen was, wierp zij zich voor haar kruisbeeld op de knieën en bad;

„Goede God, als het Uw wil is, roep mij dan tot U, nu Gij mij hebt laten zien, dat mijn kind rustig in Uwe armen is teruggekeerd.quot;

Wahr hield woord. Zooals hij pater Neumann had beloofd, verzoende hij zich met God, en onder de tallooze geloovigen, die zich bij het sluiten der missie aan de H. Tafel verdrongen, zag men ook den voormaligen president der arbeidersvereeniging.

-ocr page 211-

207

Met dezen vrede was ook tegelijk de aardsche vrede in zijn hart teruggekeerd, en de weg, dien hij te bewandelen had, scheen hem duidelijk afgebakend. Men had hem in het huis van Guttmann afgewezen; daarom schreef hij den volgenden brief aan den raadsheer:

„ Mijnheer, ik weet niet, waardoor ik den brief heb verdiend , dien gij tot mij gericht hebt. Zoo veel in mijn vermogen was, heb ik steeds mijne innigste overtuiging uitgedrukt, en iets anders doe ik nog niet. Dat ik vroeger iets anders voor waar

o o

hield dan thans, kan voor mij geen reden zijn het nu nog te nemen tot richtsnoer mijns levens, nadat ik erkend heb, dat ik mij in dwaling bevond, of eene erkende waarheid te loochenen, omdat zij mij nu eerst duidelijk geworden is. In mijne betrekking tot uwe dochter kan intusschen door uw schrijven niets veranderd worden, zoolang zij zelve haar woord niet intrekt. Ik zal het steeds als mijn heiligsten plicht beschouwen uw vaderlijke rechten te eerbiedigen, maar deze kunnen mij niet ontslaan van het woord, dat ik uwe dochter gegeven heb.

Herman Wahr.quot;

Vervolgens schreef hij een brief aan zijn patroon.

„ Mij nheer, na de bejegening, dio mij in het huis uws vaders wedervaren is, moet ik aannemen, dat mij eene gelijke behandeling van uwe zijde ten deel zou vallen, waarom ik mij tot mijn groot leedwezen verplicht zie mijne betrekking in uwe fabriek vaarwel te zeggen.

oo

„ Met alle hoogachting blijf ik

„Uw dienstw. dienaar Herman Wahr.quot;

Cesari's aanslag.

De raadsheer ontving het schrijven van Wahr zeer onverschillig en wierp het in den snipper mand. De jonge fabrikant daarentegen kon van verbazing nauwelijks spreken. Hij schatte de uitgebreide kundigheden van Wahr hoog, en het was hem alles behalve aangenaam, dat Wahr zijne fabriek verlaten zou. De technische directeur der fabriek werd oud en ziekelijk, en de diensten, die Wahr bewees, werden voortdurend door hem op hoogeren prijs gesteld. Geen wonder dus, dat hij met den brief naar zijne ouders snelde, om van hen te vernemen water voorgevallen was.

Ferdinand was niet weinig verwonderd bij het ontdekken van de betreurenswaardige stemming, die tusschen zijn vader en moeder heerschte en in niets minder haar oorzaak vond dan in het verlangen van Wahr, om met zijne zuster in het huwelijk

-ocr page 212-

208

te treden. De moeder zeide beslist ja, omdat Wahr een fatsoenlijk man was en de edelste hoedanigheden toonde te bezitten, en de vader zeide even beslist neen, wijl Wahr geen rooden duit bezat en eene zoo onbeduidende positie in de maatschappij innam, dat hij zijne vrouw niet eens behoorlijk zou kunnen onderhouden. De fabrikant wist niet welk besluit hij nemen moest. De stand zijner familie en de trots op zijn vermogen drongen hem aan de zijde des vaders, terwijl zijn welbegrepen eigenbelang hem naar de zijde zijner moeder deed overhellen. Eindelijk nam hij een besluit. Hij zeide niet neen tot zijn vader, ook niet ja tot zijne moeder, maar gaf hun veeleer den raad deze zaak met elkander uit te maken; hij kon niet inzien, waarom zijne zaken daaronder zouden moeten lijden. En dit gezegd hebbende, nam hij zijn hoed en ging naar Wahr.

„Wat hebt gij mij voor een brief geschreven?quot; vroeg hij, toen hij de nederige woning binnengetreden was, aan den jonge-lino-, die even weinig rekende op een bezoek van zijn patroon als op dat van een engel uit den hemel.

„Ik heb u geschreven wat de eer mij gebood, al geschiedde zulks ook met het innigste leedwezen.quot;

„ Gekheid!quot; antwoordde de jonge Guttmann, „ niemand bij mij heeft u iets in den weg gelegd.quot;

„Ik weet niet of gij van alles onderricht zijt.quot;

„Ja, ik kom zoo even van mijne ouders. Gij wilt met mijne zuster in 't huwelijk treden. Dat is, duid het mij niet ten kwade, eene dwaasheid, maar dat raakt mijne fabriek niet. Ik ben in deze quaestie volkomen neutraal. Mijn vader zegt neen, mijne moeder zegt ja.quot;

„Stemt mevrouw Guttmann toe?quot;

„Ku, dat zal u wel geen geheim zijn.quot;

„ Aanvankelijk vleide ik mij hare gunst te hebben gewonnen.quot;

„Dit moge zijn, zooals het wil,quot; antwoordde Ferdinand, die begreep, dat hij Wahr een dieperen blik in den toestand had laten slaan dan noodig was, „zoolang uwe plannen ten opzichte mijner zuster eerlijk zijn, bekommer ik er mij niet over; ik kan het niemand ten kwade duiden naar iemands hand te dingen. Of gij in uwe plannen slagen zult, is eene andere vraag, en ik geloof niet eens, dat het slagen uw geluk zou bevorderen. Maar dat heeft niets te maken met onze fabriekszaken. Intus-schen wil ik u in het belang van den vrede met mijne ouders een voorstel doen, dat zoowel op uw belang als het mijne

gegrond is.quot;

„ Daar wil ik gaarne kennis van hebben.quot;

„Onze technische directeur wordt oud. Hij was reeds niet jong meer, toen hij voor 30 jaar de zaak mijns vaders begon te leiden. Ik moet hem jeugdiger krachten ter zijde stellen. Wilt gij uwe plannen op de hand mijner zuster laten varen, dan

-ocr page 213-

209

maak ik u onderdirecteur met een lionorarium van 2000 gulden. Sterft de eerste of Jegt hij zijne betrekking neder, dan neemt gij zijne plaats in met een inkomen van 3000 gulden en 5% van de winst.quot;

Mevrouw Wahr sloeg in blijde geestdrift de handen samen. Haar zoon dacht eenige oogenblikken na maar schudde eindelijk het hoofd en zeide:

„Neen, mijnheer Guttmann, ik kan uw voorstel niet aannemen. Al zoudt gij mij twintig en dertig duizend gulden aanbieden, ik zou weigeren. Gij zijt niet volkomen op de hoogte van den toestand. Uwe zuster heeft mijn woord, en a] legde men mij de geheele wereld aan de voeten, ik zou mijn woord niet willen breken.quot;

„Wanneer gij bedenkt, dat eene rijke gift u schadeloos zou stellen.quot;

„Mijnheer Guttmann!quot; riep Wahr opspringende, „mijne armoede geeft u geen recht mij onwaardige beweegredenen toe te schrijven.quot;

„ Ik spreek slechts van het standpunt des koopmans. Eene rijke gift veronderstelt niet, dat zij de beweegreden uwer handelwijze was, maar zij kan met het oog op den toestand van uw vermogen gewicht in de schaal leggen en op uw besluit invloed uitoefenen/'

„ Uwe zuster is voor mij geen koopwaar. Ik denk noch aan hare huwelijksgift noch aan den prijs, dien gij mij daarvoor biedt.quot;

„Beste mijnheer Wahr, tien uren in het rond zou geen jongeling in uwe omstandigheden dit aanbod afslaan; bedenk dit wel.quot;

„ Dit doet mij leed om de jongelieden, die tien uren in het rond wonen.quot;

„'t Is mogelijk, maar ik zie nog altijd niet in, waarom gij mijne fabriek verlaten wilt.quot;

„Geef mij eenige dagen tijd om na te denken. Na de verklaringen, die gij mij gegeven hebt, heeft de zaak een anderen keer genomen. Gelief voor korten tijd mijne betrekking onvervuld te laten.quot;

„ Toegestemd.quot;

De fabrikant verwijderde zich, en Wahr begon op nieuw te hopen. Hij wist immers nu, dat Hermina's moeder zijne partij gekozen had, wat hem een stellig bewijs was, dat Hermina hem niet ontrouw was geworden. Daarenboven was de jonge Guttmann zoo snel over deze verklaring, die hem klaarblijkelijk ontsnapt was, omdat hij meende dat Wahr alles wist, heengegaan, dat de laatste meende te kunnen aannemen, dat mevrouw Guttmann zeer beslist zijne zijde had gekozen. Onder zulke gunstige omstandigheden hield hij het geenszins voor onmogelijk, dat de raadsheer van gedachten kon veranderen, en deze overweging deed hem besluiten er nog eens rijpelijk over na te denken De Veijmetsslaab 1 ig

-ocr page 214-

210

of het raadzaam was zijne betrekking in de fabriek op te geven.

Wanneer Wahr ongestoord met zijne gedachten alleen wilde zijn, begaf hij zich gewoonlijk buiten de stad op wegen, waar niemand0hem ontmoette. Daar in de vrije natuur voelde hij zijn geest verlevendigen Daarom wilde hij ook heden naar buitelt gaan. De koude der maand Januari boezemde hem weinig zorg in; hij trok een warmen overjas aan, zette eene pelsmus opquot; en verliet de stad. Wandelaars trof hij niet aan, en het was overal eenzaam en verlaten. Weinig vermoedde hij, dat deze wandeling over zijn leven beslissen zou.

In den morgen van dien dag had Cesari van Heimthal een laconisch briefje ontvangen, luidende: „maak dat gij wegkomt; men heeft het oog op u!quot;

Toen Cesari dit briefje ontving, krulde een spotlach zijn mond. Hij dacht aan eene list van Heimthal, die, naar hij meende, hem liever in de Donauvorstendoramen dan in zijne nabijheid zag. Daar Cesari evenwel een sluw mensch was, be^af hij zich naar den directeur.

Wat hij van dezen vernam, vervulde hem met eenige bezorgdheid. De directeur zou de mededeeling van den officier van justitie zelf ontvangen hebben en wel uitdrukkelijk om den bedreigde een wenk te geven. De officier had het bevel om Cesari in het oog te houden van den baron Von Dahlen ontvangen , daar de tegenwoordigheid van Wahr in de pastoris den baron op het spoor van zijn vorigen vriend had gebracht. Cesari braakte een afschuwelijke verwensching uit, toen hij dit alles vernam. Dat de zaak niet zonder beteekenis was, scheen uitgemaakt, en dat Cesari alle reden had om de politie uit den weg te o-aan, daarvan was niemand meer overtuigd dan hij zelf.

Mijne zaken,quot; zeide Cesari, „zijn spoedig geregeld, en nog heden ga ik de wijde wereld in. Hermina is immers nog buiten?quot;

„Bekommer u niet om die jonge dame; breng uw eigen hoofd in veiligheid!quot;

„Bah, de gevolgen komen voor mijne rekening, en thans zal ik te stelliger mijn plan uitvoeren, omdat ik mij daardoor op Wahr wreken kan.quot;

De directeur trok de schouders op. Hij zag, dat de aanslag bij Cesari een idee fixe geworden was.

„Nu, mijnheer de directeur,quot; zeide Cesari, „leef wel, wij zien elkander niet weder.quot;

„ Dat weet ik nietantwoordde Heimthal met een diepen zucht en gaf Cesari de hand tot afscheid.

Nadat Cesari zich verwijderd had, overwoog de directeur of hij den heer Guttmann onder een of ander voorwendsel naar het landgoed zenden zou, zoodat zijne tegenwoordigheid het plan van Cesari om haar te dooden zou verijdelen. Maar hij begreep dadelijk, dat Cesari met zekerheid weten zou aan wien hij die

-ocr page 215-

211

tusschenkomst had te danken, en niemand kon voorzien wat de booswicht in de eerste opwelling zijner gramschap doen zou. Dat hij het mislukken van zijn plan wreken zou aan hem, wien hij daarvan de schuld gaf, was voor Heimthal buiten twijfel, en de eene schurk vond zich zoo vast r.usschen de handen -Tan den anderen, dat hij meende niets te kunnen doen, en hij besloot den zaken haren loop te laten gaan.

Cesari had zich inmiddels naar zijne woning begeven, om de noodige maatregelen te nemen tot zijne afreis. Daarvoor had hij niet veel tijds noodig. Na alle papieren verbrand te hebben, die hij in zijn bezit had, pakte hij zijne kleederen in een koffer. Geld en wissel alsmede een donkere pruik en blauwen bril stak hij bij zich. Zijn baard, dien hij sinds geruimen tijd had laten groeien , nam hij zich voor zoo spoedig mogelijk te laten afscheren, waardoor hij naar zijne meening zich voldoende onkenbaar maken kon. Eindelijk nam hij zijn paspoort en schreef er den niet zeldzamen naam Frits Smit op. Van hetzelfde adres voorzag hij zijn koffer, dat hij, met het merk restante Weenen, maar het station van den spoorweg wilde laten brengen.

Toen hij gereed was, riep hij de vrouw, die hem bediende, en zeide haar, dat hij op reis moest en voor het einde der maand terug hoopte te keeren; daar wellicht zijne reis langer duren kon, dan hij berekende, wenschte hij haar de huur voor de geheele maand te betalen. Nadat deze zaak geregeld was, verzocht hij haar een voerman op te sporen, die zijn koffer naar het station brengen zou De man was spoedig gevonden, en zoodra hij vertrokken was, verliet ook Cesari het huis en begaf zich op weg naar het buitengoed van Guttmann, om er zijn duivelachtig plan uit te voeren.

Had Cesari zijn plan volvoerd, dan zou de spoortrein hem ras naar het buitenland voeren, waar hij onder een vreemden naam leven en tegen alle nasporingen beveiligd zijn zou.

Met den vasten wil om zijn plan ten uitvoer te brengen van huis gegaan, voelde Cesari zijn besluit wankelen, toen hij eenige schreden gedaan had. Hermina had hem niet de minste belee-diging aangedaan, en thans zou hij een aanslag op haar leven doen.

Nu stond hem bijna niets tneer in den weg; hij had slechts den dienaar, die hem blindelings gehoorzaamde, weg te zenden.

Deze gedachten zweefden voor zijn geest, terwijl hij zich naar zijn slachtoffer begaf. Doch slechts voor een oogenblik, want al dadelijk vroeg hij zich af: „Wilt gij u voor Heimthal belachelijk maken?quot; Wanneer het booze een hart geheel en al overmeesterd heeft, vindt het tallooze middelen om de stem van het geweten te verstikken. Altijd doet deze stem zich hooien, zij het slechts zwak soms, want ook de diepst gezonkene is niet zoo geheel door God verlaten, dat die stem bij eene nieuwe misdaad hem niet waarschuwend toeroept. Nauwelijks had zij

-ocr page 216-

212

echter bij Cesari zich doen hooren, of de ijdelheid deed zich veel luider vernemen. Ware zijn plan een geheim zijns harten gebleven, misschien zou hij het in 't laatste oogenblik hebben opgegeven, missöhien ook niet. Thans echter scheen hem de volvoering eene zaak van eer toe.

Met haastigen tred. vervolgde hij nu zijn weg en bereikte weldra de voorstad. Nogmaals stond hij stil, om het geheele plan te overzien, zich nogmaals de vraag te beantwoorden of alles genoegzaam voorbereid was, en of het plan voldoende waarborgen voor den uitslag opleverde.

Hij trad een koffiehuis binnen.

Eenzaam zette hij zich in een hoek neder en liet zich eene flesch wijn brengen.

Nogmaals dacht hij over den moordaanslag na.

Het eene glas volgde het andere. Zijn pcfts, begon heviger te slaan; zijn gelaat werd vuurrood; zijne oogen begonnen te vonkelen.

Toen het laatste glas gelecügd was, vervolgde hij den weg naar het landhuis, dat op ongeveer twintig minuten afstands gelegen was.

Het landschap lag in diepe winterrust. De hard gevrozene sneeuw kraakte onder de voeten des eenzamen wandelaars.

Plotseling brak Ge sari in een schaterlach uit.

Deze lach klonk akelig in de stilte.

Alleen het geschreeuw van een kraai, die op een don-en tak zat, antwoordde hem.

Eindelijk had hij de buitenplaats van den raadsheer bereikt. Uit den schoorsteen van de portierswoning steeg rook op.

Toen Cesari aan de schel getrokken had, werd de poort geopend, en de doorquot; Cesari aanbevolen ny-beider verscheen.

„Ha, zijt gij het, mijnheer Cesari?quot;

„Ja, Koenraad,quot; zeide Cesari binnentredende, „gij kunt mij een belangrijken dienst doen.quot;

„Zeer gaarne,quot; sprak de arbeidergt;. en legde de bijl, waarmede hij hout gehakt had, en die hij nog- ih de hand hield, tegen het houten blok, waarvan hij zich bij dezen arbeid had bediend.

„Willen wij binnentreden?quot;

Beiden traden de portierswoning in.

„Hebt gij pen en inkt?quot;

„Neen, maar kan ik u met een potlood helpen?quot;

„Ook goed,quot; zeide Cesari, en een blad uit zijne portefeuille scheurende, schreef hij daarop eenige regelen in de Fransche taal. Daarop gaf hij het blad aan den arbeider en zeide: „zoek nu dadelijk Wahr op en geef hem dit blad papier.quot;

„Aan Wahr? Dit blad?quot; vroeg de arbeider verwonderd.

„Ja, ik heb zoo even eene mededeeling ontvangen, die ik Wahr noodzakelijk moet doen toekomen. Er is haast bij.quot;

-ocr page 217-

•m

„Waarom kwaamt gij dan herwaarts? Gij hadt immers gemakkelijk de boodschap in de stad kunnen doen verrichten?quot;

„Zeker, domoor, wanneer ik het bericht in de stad ontvangen had, zou ik daar iemand er mede weggezonden hebben.quot;

„ Gij kunt er even snel heengaan als ik, mijnheer Cesari, gij weet....quot;

„Na alles wat tusschen ons voorgevallen is, kan ik Wahr niet meer ontmoeten. En ga ik thans naar de stad, dan moet ik eerst een bode zoeken, wien ik het blad kan toevertrouwen. Daarom dacht ik: ik zal een honderd schreden verder gaan; Koenraad is een vertrouwd persoon, die mij den dienst niet weigeren zal; indien gij echter niet wilt.quot;

„ Gij weet toch, dat ik deze plaats niet raag verlaten.quot;

„Heb daarover j^ene zorg. Ik neem de verantwoording bij den raadsheer

De portier bleef aarzelen.

„Ik weet een middel, om aan al uwe bezwaren een einde te maken,quot; vervolgde Cesari, „i.k-fzal hier blijven , tot gij teruggekeerd zijt.quot; /'■'

„Wanneer gij dit doen wilt, zal ik u gaarne dezen dienst bewijzen.quot;

De arbeider trok zijn buis aan en verwijderde zich snel met het blad papier, opdat de heer Cesari ni^K'Jamp;ng zou behoeven te wachten. Deze sloot de deur achter zich en voelde zich nu onbeperkt heer op het landgoed. '

In de diepe rust der buitenplaats was het geluid der huisbel zulk eene buitengewone gebeurten^, dat zoowel Hermina als hare dienstbode naar het venster snelden, om te zien, wie een bezoek brengen kwam. Het Ijo'ófd der eerste verspWeen aan een venster, der tweede verdiepuf^^erwijl de laatste drfór een raam der keuken naar buiten zag. Daar geen van^beiden de poort konden zien, moesten zij een oogenblik wachten', tot zij. eindelijk Cesari met lang-zamen tred het landhuis^Zagen naderen. Hermina trad vrij ontevreden van het venster terutj^; de dienstbode plaatste zich echter aan de keukenkamer, nieatosgierig om te weten wat Cesari verlangde.

Deze kwam binnen'en trad op het meisje toe.

„Zeg eens, Theresa____quot;

Terwijl hij deze woorden langzaam sprak, was hij het meisje dicht genaderd en gaf haar plotseling zulk een hevigen slag, dat zij in de keuken tuimelde. Eer zij zich weder kon oprichten ,. had Cesari de keukendeur gesloten en den sleutel omgedraaid. Daarop sloot hij de huisdeur, nam er den sleutel af, stak dien in den zak en begaf zich naar eene hoogere verdieping.

Met het inwendige des huizes voldoende bekend , had hij spoedig de kamer bereikt, waarin hij, toen hij nog in den tuin liep, gezien had, dat zich Hermina bevond.

Hermina had, zoo haast zij Cesari ontdekt had, weder op de

-ocr page 218-

214

canapee plaats genomen en hare lezing, een oogenblik onderbroken, voortgezet. Thans nu Cesari zich onaangediend in hare kamer vertoonde, zag zij angstig en verbaasd op.

„Komt gij op last mijner ouders?quot; vroeg zij, haar boek nederleggende.

„Ik hebquot; antwoordde Cesari, „misschien met u eene zaak te bespreken.quot;

Nu leschouwde zij Cesari aandachtiger, en zij schrok terug voor den onheilspeilenden glans, die uit zijne oogen sprong. Haar hart begon te kloppen, en een onbeschrijfelijke angst overmeesterde haar. Snel als de bliksem sprong zij op en trok aan het schelkoord.

„Ik ben niet zoo geheel zonder bescherming, mijnheer Cesari,quot; zeide zij, „ dat ik mij uwe beleedigingen zou moeten laten welgevallen.quot;

„ Gij kunt schellen zooveel gij wiltantwoordde de booswicht, „ uwe dienstbode heb ik in de keuken opgesloten en den portier naar de stad gezonden.quot;

Deze woorden toonden Hermina het gevaar aan, waarin zij verkeerde. Cesari, die zulke voorbereidende maatrecelen eenotnen

' O O

had, moest booze plannen koesteren, ofschoon het haar niet duidelijk was wat hij wilde.

Aan vertwijfeling ten prooi, beefde Hermina door al hare leden , en onwillekeurig greep zij een waterkaraf, die op de tafel stond. Dit ziende trad Cesari op haar toe, om haar tegen te houden, maar op hetzelfde oogenblik slingerde zij hem de kristallen karaf naar het hoofd, zoodat zij in duizend stukken sprong.

Dit geschiedde zoo snel, en de aanval was zoo onverwacht, dat Cesari er niet aan dacht (iien af te weren; hij tuimelde eenige schreden terug; uit een breede wonde stroomde het bloed , «n het water sloot zijne oogen.

Hiervan maakte Hermina gebruik om, hem voorbij, uit de kamer te springen, de deur achter zich toe te' trekken en den sleutel om te draaien. Cesari, tot zich zeiven gekomen, sprong als een woedende en bloedgierige tijger op de deur aan en die niet kunnende openen, trachtte hij ze te verbrijzelen met alles wat hem in de hand kwam. Hermina stond in doodsangst en riep om hulp, maar niemand antwoordde haar; de deur kraakte inmiddels onder Cesari's slatren, die akelig door het huis weergalmden en deden hooren, dat de deur weldra zou bezwijken. Toen het meisje zulks ontdekte, vloog zij den trap af, snelde naar de huisdeur, maar vond ook deze gesloten en bezat geen enkel voorwerp, om ze te openen of te verbrijzelen. Ten einde raad, vloog zij in eene kamer, die op den tuin uitkwam, en sloot de deur daarvan achter zich. Het venster ziende, was zij voornemens dit te verbrijzelen en naar buiten te springen, doch terwijl zij daartoe op de tafel wilde klimmen, begaven haar heure krachten, en ondsr een akeligen kreet zonk zij bezwijmd op den grond.

-ocr page 219-

215

Die kreet wees Cesari den weg; toen het hem gelukt was het paneel der denr aan stukken te slaan, vloog hij den gang in , de trap af en stond welhaast voor de kamer, waarin Hermina bezwijmd nederlag. Als een getergde leeuw begon hij op de deur zijn vernielingswerk uit te oefenen; met onverbiddelijk geweld volgde de eene slag op de andere.

De brief van Cesari.

Wahr had den weg ingeslagen, die rondom de stad liep, en overwoog wat hij doen zou na het edelmoedig aanbod zijns patroons. Hoe hij ook nadacht, hij kon tot geen besluit komen. Het was hem zeker aangenaam door middel van den jongen fabrikant in betrekking met de familie Guttmann te blijven, doch hij kon zich niet ontveinzen, dat hij tegenover zijn patroon zich in eene scheeve positie bevinden zou. Van een vertrouwelijken omgang kon na het gebeurde wel geen sprake meer zijn.

Terwijl hij alzoo over de gevolgen van een te nemen besluit nadacht, kwam hij voorbij eene straat, langs welke men de stad verliet. Eene weemoedige herinnering kwam bij hem op. Hoe menigmaal was hij met blijden moed in den afgeloopen zomer door die straat lt;reeaan , tusschen de half steedsche en half lande-

O O

lijke huizen, die aan beide zijden zich verhieven. Het was de weg , die naar Guttmanns buitenplaats voerde, welke hem herinnerde aan zoovele verwachtingen, die nu voor altijd verijdeld schenen.

En thans? Eene ruwe hand had al die ideale droomen verstoord! Alles was verloren wat hij had gehoopt te bereiken, en met die hoop zou hij zelf vergaan zijn in de zee zijner smart, indien hij zich niet weder tot den godsdienst had gewend.

Hij bleef een oogenblik staan en wierp een langen blik op den hem zoo goed bekenden weg. Een traan wilde in zijn oog opkomen ; hij hield dien terug en ging verder.

Dit korte oponthoud had intusschen veroorzaakt, dat een man, die op weg naar de stad was, hem zag Hij gaf hem een teeken, doch Wahr bemerkte het niet en zette zijne wandeling voort. Thans versnelde de man zijne schreden; spoedig hoorde de jongeling achter zich roepen: „mijnheer Wahr! mijnheer Wahr!quot;

Wahr keerde zich om, en toen hij den man zag, die hem riep, bleef hij staan. Hij kende hem niet, doch de man moest hem kennen; immers hij riep hem bij zijn naam. Toen hij nader kwam, haalde hij een blad papier uit zijn borstzak.

„Wat wilt gij, mijn vriend?quot; vroeg Wahr.

„'t Is goed, dat ik u juist aantref; daardoor bespaar ik mij den wee naar uwe woninff, waar ik u trouwens toch niet aan-

o O 7

getroffen had.quot;

„Gij hebt gelijk, maar wat wilt gij?quot;

-ocr page 220-

21«

„ De heer Cesari zendt mij tot u.quot;

„ Ik ken geen Cesari,quot; antwoordde Wahr kortweg, het papier afwijzend, dat de bode hem toereikte.

„Nu, gij kunt toch den brief aannemen. Cesari zeide, dat het bericht van groot gewicht voor u is.quot;

„Cesari heeft mij niets meer te zeggen,quot; antwoordde Wahr en wilde zijn weg vervolgen.

„Ik heb hem echter beloofd u dit papier te bezorgen. Er zit geen vergif aan.quot;

Wahr wierp een onverschilligen blik op het blad en las Hermina's naam. Ras trok hij nu den arbeider het papier uit de hand en las:

„Terwijl gij deze regels leest, wordt aan Hermina's leven door mijne hand een einde gemaakt. Mocht dit u leed doen , klaag dan uw verdriet aan pater Neumann, die zonder twijfel u eene zalf voor deze wonde zal weten te verschaffen, Cesari.quot;

Deze weinige regels verlamden voor een oogenblik Wahrs krachten. Hij voelde al zijn bloed naar zijn hart stroomen; dan begon zijn hoofd te gloeien, en het was alsof hij met alles wat hem omringde, ronddraaide.

In het volgende oogenblik vond hij echter al zijne geestkracht terug.

„De brief is inderdaad zeer gewichtig,quot; zeide hij, „en ik moet onmiddellijk Cesari spreken. Waar vind ik hem?quot;

„Ik ga dadelijk terug; gij kunt dus met mij gaan; hij bevindt zich op het landgoed van den heer Guttmann.quot;

„Is hij alleen buiten?quot;

„Ja, dat wil zeggen....quot; de arbeider bedacht zich en zweeg.

„Gij wilt zeggen dat ook mejuffrouw Guttmann buiten is, dat weet ik, maar zijn er ook bedienden op het landgoed?quot;

„ Neen.quot;

„Nu, luister dan, vriend, den weg naar het landhuis zal ik alleen wel vinden. Deze tijding is even gewichtig voor den raadsheer als voor mij; loop dus wat gij kunt en geef het hem. Mócht hij iets vragen, zeg hem dat ik op weg naar zijne buitenplaats ben.quot;

Terwijl hij deze instructiën gaf, trok hij zijn overjas uit en wierp dien den arbeider over den arm; dan trok hij den lederen riem, dien hij om het lijf droeg, nauw toe.

„Wanneer gij bij den raadsheer gevveest zijt, kunt gij dezen jas bij mijne moeder brengen.quot;

Nu zette hij beide handen in de zijden en begon te rennen in de richting der buitenplaats.

Terwijl hij alzoo tot verbazing der voorbijgangers de straat doorrende, zag hij aan het einde der straat de herberg, waarin Cesari vertoefd had. Daar moest een ruiter binnengetreden zijn, want een gezadeld paard stond aan eene paal voor het huis vastgebonden.

-ocr page 221-

217

Binnen hoogstens twee minuten moest hij daar aankomen en besloot om, wanneer de ruiter niet inmiddels naar buiten was gekomen, zich van het paard meester te maken. Als in alle lichaamsoefeningen was hij ook in het rijden niet onbedreven; als leerling van de polytechnische school had hij menigmaal op het paard van een zijner vrienden vrij groote uitstapjes gemaakt. Met iedere seconde werd de afstand kleiner, en Wahr zag, dat het paard ongeduldig met den voorpoot tegen den grond sloeg. Thans was hij ter plaatse; in de herberg was het vrij levendig, maar niemand kwam naar buiten. De teugel was losweg om de paal geworpen. In een oogenblik wierp Wahr dien het paard over den kop, zette den voet in den stijgbeugel en zat in het zadel.

„Vooruit, vooruit!quot; riep hij het dier toe, gaf het een lichten slag in den nek en stiet het tegelijk met de voeten in de zijden. Het paard begon te draven.

„Houdt den dief! houdt den dief!quot; riep de ruiter, die .buiten kwam en zag dat een vreemdeling met zijn paard v/egreed.

Hij kwam eenige seconden te laat. Wel bleven aan het uiterste punt der voorstad eenige mannen staan, maar toen ros en ruiter in galop kwamen aanrennen, zoodat de vonken uit de steenen vlogen, toen Wahr zich in den stijgbeugel verhief, om den eerste neder te slaan, die hem naderen durfde, sprong men rechts en links ter zijde en gaf den ruiter gaarne de baan vrij. De eigenaar van het paard liep den dief wel eenige oogenblikken na, doch spoedig waren paard en ruiter uit zijn gezicht verdwenen.

Intusschen vloog Wahr op den hard gevrozen straatweg daarheen. Kom ik nog ten rechten tijde? dat was de gedachte, die hem pijnigde. Zeker had Cesari niet op zulk eene snelle tusschen-komst• gerekend; hij had gedacht, dat de arbeider naar Wahrs woning moest gaan en hem daar waarschijnlijk niet vinden zou, en thans was Wahr buiten de stad aangetroffen, en hij kwam te paard naar de buitenplaats. Dit stelde hem gerust, maar ook dacht hij: hoeveel tijd heeft de arbeider gebruikt om tot mij te komen? En dit bracht hem weder tot vertwijfeling.

Als een razende dreef hij het paard voort, dat waarlijk geen aansporing behoefde, want het vloog daarheen als de bliksem, den kop met de wijd geopende neusgaten wijd vooruitgestrekt, als wist het dat van zijne snelheid een menschenleven afhing.

Reeds lang was Wahr de muts van het hoofd gevallen, en hij had er niets van bemerkt; ook voelde hij niet, dat de koude snijdende wind in zijne haren woelde; zijne wangen gloeiden, zijne oogen vonkelden, en het hart scheen hem uit de borst te willen springen.

Nog eene kromming van den weg, en hij moest het landhuis zien !

Daar scheen het hem toe, alsof een langgerekte klaagtoon door de lucht drong!

-ocr page 222-

21«

„ Men roept u!quot; schreeuwde hij, buiten zich zalven van vertwijfeling. „Voorwaarts, voorwaarts, nog honderd schreden!quot;

Eindelijk lag het huis voor hein. Nog eenige oogenblikken en hij wierp, aan de poort gekomen, de teugels weg. Het paard stond stil.

Wahr sprong af. Nutteloos, de poort was gesloten. In een oogwenk zat hij weder in het zadel en reed dicht aan den muur. Hier streelde hij het paard, zoodat het zich rustig hield, en mat met de oogen de hoogte van den muur. Hij sprong op, stond op het zadel, greep met beide handen de muurlijst, liet zich aan de andere zijde afzakken en stond in den tuin.

Voor alles zag hij naar een wapen uit. Op eenigen afstand lag pas gekloofd hout. Een stuk hout willende nemen, ontdekte hij de bijl, die tegen het blok stond.

Een wilde kreet ontsprong zijne borst; hij greep het wapen en het door de lucht zwaaiende, vloog hij naar het huis.

„Hermina, Hermina!quot; riep hij, zoo luid hij kon.

„Hulp, hulp!quot; klonk het antwoord. Dat was lier mina's stem, zij kwam uit een der benedenkamers.

En in snelle sprongen vloog hij den hoogen stoep op.

De deur was gesloten.

Zonder zich te bezinnen, sloeg h'j met de bijl tegen het slot, zoodat de deur dreunde; een tweede slag, en de beide vleugels vlogen open, en een schouwspel vertoonde zich aan zijn oog, dat hem het bloed in de aderen deed stollen.

Cesari had juist de deur der kamer verbrijzeld. Aan zijn hoofd had hij twee diepe wonden, waaruit het bloed langs zijne wangen vloeide, en uit zijne oogen bliksemde de afschuwelijkste moordzucht.

„Verfoeielijke schurk!' riep Wahr en stormde met opgeheven bijl op Cesari los.

Cesari, wegspringende, week voor den doodelijken slag, en zijne tegenwoordigheid van geest niet verliezende, greep hij zijn aanvaller om het lijf.

Een vreeselijke worsteling ontstond nu; allengs gelukte het Wahr zijn vijand uit de kamer te dringen, zoodat de breede gang het strijdperk werd. Cesari zocht zijn tegenstander de kin op diens borst te drukken en hem op den grond te krijgen. Wahr greep met de eene hand Cesari's haar, om diens hoofd terug te trekken, terwijl hij met de bijl, die hem tot slaan niet meer dienen kon, Cesari tegen de slapen stiet. Zoo streden beide mannen op leven en dood; nu had de eene, dan de andere een oogenblik overwicht. Eindelijk noodzaakte de volledige uitputting beiden den strijd een oogenblik te staken. Doch lang kon die rust niet duren. Cesari voelde zijne krachten verdwijnen. Rij wilde vluchten. Tusschen hem en de buitendeur stond Wahr, met vonkelende oogen elk zijner bewegingen bespiedende. Op eens nam hij een loop om Wahr omver te rennen. Deze week ter zijde, en toen Cesari hem voorbijkwam, kreeg hij zulk een geduchten bijlslag, dat hij

-ocr page 223-

219

met een akeligen kreet ter aarde stortte. Zoo bleef hij liggen.

Nu had Wahr eerst een oogenblik tijds om verder om te zien. Hij zag, dat Hermina door den schrik nog als dood neerlag. Op eens werd hij opmerkzaam op het kloppen tegen de keukendeur, en toen hij die opende, kwam de dienstbode bevend en jammerend daaruit gevlogen. Thans had Wahr de zoo noodzakelijke vrouwelijke hulp, en nadat hij het meisje tot kalmte had aangespoord, gebood hij haar naar haar meesteres te gaan , om deze weer tot bezinning te helpen.

„Dat is alles!quot; dacht Wahr, „wat ik op dit oogenblik doen kan.quot; „ Zorg gij voor uw meestereszoo beval hij aan de dienstbode, „ ik wil een geneesheer gaan halen.quot;

„Neen, neen!quot; riep Theresa, „ik blijf niet alleen hier: wanneer gij u verwijdert, verlaat ik ook dit huis.quot;

„Wat? En zoudt gij uwe meesteres aan haar lot overlaten? Hij, die daar ligt, zal u geen leed meer doen.quot;

„Voor geen duizend gulden blijf ik hier.quot;

„ Het zij zoo, zorg dan ten minste voor Hermina; ik zal dan buiten wachten, tot iemand komt.quot;

In den gang komende, zag hij Cesari nog liggen , zooals deze nedergevallen was; op het gelaat, dat tegen den marmeren grond geslagen was, lag eene groote bloedvlek. Toen Wahr aldus zijn doodvijand hulpeloos op den steenen vloer zag liggen , verdween uit zijn hart alle vijandelijk gevoel tegen den ellendeling, en een innig imdelijden greep hem aan. Hij keerde hem om en trachtte het hoofd des gewonden gemakkelijker te leggen, daar hij zijn jas uittrok en hem dien onder het hoofd schoof. Vervolgens haalde hij een vat met water uit de keuken, wiesch de wonden en verbond ze met zijn zakdoek. Een licht steunen was het antwoord op zijne bemoeiingen , en eindelijk opende Cesari de oogen. Op dit oogen blik verscheen Theresa in den gang.

„Mijnheer Wahr!quot; riep zij.

„Wat is er?quot; vroeg hij haastig.

„ Mejuffrouw Hermina verzoekt u bij haar te komen.quot;

„Zij leeft!quot; jubelde Wahr en spoedde zich naar binnen.

Hermina was in zooverre hersteld, dat zij tot bewustzijn teruggekeerd was en zich het gebeurde herinnerde. De kleur harer wangen had voor eene doodelijke bleekheid plaats gemaakt. Op de bovenmate groote spanning der zenuwen was natuurlijk eene groote ontspanning en daardoor uitputting gevolgd, en toen Wahr binnenkwam, begon zij bitter te schreien.

„ Gij zult u niet meer van hier verwijderen riep zij, „ ik ben hier bijna zonder eenige hulp.quot;

„Wees rustig, Hermina,quot; troostte Wahr.

. „ Zij staan allen in verbond tegen mij,quot; klaagde zij.

Hare gedachten waren nog niet helder; de moordaanslag be-heerschte nog geheel haar geest.

-ocr page 224-

220

„Gij bedriegt u, Hermina,quot; sprak Wahr, „uw vader zal onmiddellijk hier verschijnen en u in zijne bescherming nemen.quot;

„Mijn vader?quot; sprak het meisje barsch en wierp een strengen blik op Wahr, „spreek mij niet over hem.quot;

„Maar Hermina!quot;

Op dit oogenblik klonk de huisbel.

„Ik ga even heen, Hermina, ik wil zien wie er gekomen is.quot;

Wahr trad aan het venster maar kon de poort niet zien, slechts een gedeelte van den tuinmuur, doch nu bespeurde hij, dat een knecht van den raadsheer over den muur klom en naar de poort liep met het blijkbare doel om die te openen. Een oogenblik later verscheen de heer Guttmann met twee bedienden en den koetsier ; allen sloegen ijlings het pad in, dat naar het huis voerde, en waren met geweren gewapend. Tegelijkertijd zag Wahr Cesari op den stoep verschijnen. De moordenaar was weder in zooverre tot bewustzijn gekomen, dat hij het gevaarlijke van zijn toestand inzag en instinctmatig trachtte de vlucht te nemen. Zoodra de raadsheer hem bemerkte, vloog hij op hem toe. In zijn angst voor deze nieuwe vijanden, wilde Cesari ter zijde wenden, zette echter den voet verkeerd, wankelde, terwijl hij met de handen wild om zich greep, om zich aan een of ander voorwerp vast te houden, en viel eindelijk van den stoep, aan welks voet hij bewusteloos in de sneeuw bleef liggen. Het zwakke verband werd door den val losgerukt, en opnieuw stroomde het bloed uit zijne wonden.

Niettemin wilden de bedienden toch den ongelukkige aangrijpen , doch een donderend „haltquot; van Wahr hield hen terug. Ook de raadsheer, die nu Wahr aan het venster ontdekte, riep hen tot zich en beklom toen ijlings den stoep , door de bedienden gevolgd, die aan den ingang van het huis post vatten.

Middelerwijl was een nieuwe groep menschen in den tuin verschenen , die zich om den bloedenden Cesari verzamelden. Het waren de ruiter, wiens paard Wahr in de voorstad bestegen had, en zijne vrienden. Zij hadden wel is waar het paard op den straatweg teruggevonden, maar tevens de bedienden den muur zien overklimrnen en den raadsheer uit den wagen stijgen, en aan hunne nieuwsgierigheid toegevende, waren zij den tuin ingedrongen.

Inmiddels had in de huiskamer een hartverscheurend schouwspel plaats. De raadsheer was naar zijne dochter gesneld, had hare beide handen gegrepen en klaagde onder bitter zelfverwijt. Hermina weende bij het zien baars vaders zoo hevig, dat zij geen woord kon uitbrengen. Toen zij echter een weinig tot bedaren was gekomen, zocht zij haren vader in zijne verwijtingen te matigen , hem te troosten en gerust te stellen, „'t Gevaar is nu toch reeds voorbijquot; zeide zij, en haar betraand oog zocht Wahr, die bij de verschijning van den heer Guttmann zich bij een vensterbank teruggetrokken had.

-ocr page 225-

De raadsheer volgde den blik zijner dochter, en Wahr ontdekkende, ging hij tot hem, de beide handen tot hem uitstrekkende

„Mijnheer Wahr, ik heb mij zwaar aan u vergrepen/'zeide hij, „en gij hebt u op de edelmoedigste wijze gewroken.quot;

„Vergeving, mijnheer,quot; antwoordde deze, de hand van den raadsheer aannemende, „ik heb slechts mijne verloofde verdedigd en geef u thans het ambt van haar beschermer, dat mij voor een half uur toevertrouwd was, weder over. Mij is daarvoor niemand dank schuldig.quot;

„O zeer zeker, mijnheer Wahr, gij hebt de gevolgen mijner verschrikkelijke lichtvaardigheid afgewend, welke gevolgen mij tot waanzin zouden gebracht hebben, indien gij niet tusschen beide getreden waart.quot;

Zijn tact zeide Wahr, dat het niet edel was den raadsheer te laten voortgaan met zijne bittere zelfverwijtingen. Eveneens begreep hij, dat hij niet langer op het buitengoed blijven kon; het moest thans tusschen vader en dochter tot verklaringen komen, die geen getuigen duldden. Hij wees daarom nogmaals den^dank op beleefde wijze af en vertrok met de opmerking, dat het noodig was een geneesheer te ontbieden; dezen wilde hij zenden.

Toen Wahr in den tuin kwam, waren eenige mannen bezig Cesari op een baar te leggen, die zij uit eenige stukken hout in der haast vervaardigd hadden. De ongelukkige gaf geen teeken

O O O O O

van bewustzijn. Hij rochelde aanhoudend, en bij iedere ademhaling kwam bloedig schuim op zijn mond.

..Hei daar, mannen,quot; riep Wahr, „wat wilt gij met den gewonde aanvangen?quot;

,, Men kan hem toch niet in den sneeuw laten liggen.quot;

„Ha, daar is de paardendief!quot; riep de ruiter, die zijn man erkend had.

„ Ik hoop, dat gij uw paard teruggevonden zult hebben,quot; sprak Wahr en trad tot de baar. „Maar mannen,quot; vervolgde hij, na een oogenblik nagedacht te hebben, „dat gaat niet. Wanneer gij den man op dit paar stokken naar de stad wilt vervoeren , sterft hij onderweg. Laten wij hem in huis dragen, dan is hij ten minste onder dak. Ik ga naar de stad en zal uit het gasthuis een gesloten baar doen afzenden.quot;

„ De bedienden van den raadsheer zullen dit niet gedoogen,quot; merkte een der mannen op.

„ Laat dat maar aan mij over; pakt aan, mannen!quot;

Wahr greep een der stokken; Gesari werd van den grond opgeheven en zorgvuldig den stoep opgedragen. Maar bij den ingang stonden inderdaad de beide bedienden met den koetsier, schijnbaar met het voornemen van niet te zullen wijken. Alvorens zij evenwel tijd hadden om zich te verzetten, verscheen Theresa met de boodschap aan Wahr: „Mijnheer, ik moest u een bediende nazenden. De raadsheer heeft tot zijn leedwezen verzuimd u te

-ocr page 226-

222

verzoeken, wanneer gij naar de stad wilt terugkeeren, u van zijn rijtuig te bedienen.quot;

De bedienden begrepen nu onmiddellijk, dat zij zich niet mochten verzetten tegen de bevelen van een man , wien de raadsheer zijn eigen rijtuig aanbood, en gaven hem dus de baan vrij.

De mannen brachten de baar in den gang.

„Voorzichtig,quot; riep Wahr, „nu hebben wij een matras of stroozak noodig, om daarop den gewonde neder te leggen.quot;

Theresa haalde het gevraagde, en spoedig lag Cesari zoo gemakkelijk, als de omstandigheden het gedoogden.

De ruiter naderde nu Wahr en reikte hem de hand. „Mijnheer ,quot; zeide hij, „ gij schijnt een wakker man te zijn , doch mocht gij nogmaals mijn paard behoeven, gelief mij daarvan dan ten minste kennis te geven.quot;

„ Ik zou u ook ditmaal verlof hebben gevraagd , om mij van het paard te bedienen, wanneer ik niet al te grooten haast hadde gehad. De man, die hier ligt, is een moordenaar, en van de snelheid uws paards hing het leven af van zijn slachtoffer.quot;

„Dan hebt gij braaf gehandeld met het paard te nemen, al zoudt gij het dood gejaagd hebben.quot;

De beide mannen drukten elkander de hand, en Wahr wendde zich tot Caspar.

„Is het rijtuig gereed?quot;

„Ik ben tot uw dienst; het rijtuig staat voor de poort.quot;

Wahr ging met den koetsier naar de poort, stapte in het rijtuig en reed naar de stad. Toen hij ongeveer halfweg was, kwam hem een ander rijtuig te gemoet. In het rijtuig zat mevrouw Guttmann. Toen zij haar eigen rijtuig naderen zag, gebood zij den koetsier stil te houden. Ook Wahr had mevrouw Guttmann erkend, en hij sprong uit het rijtuig en trad op haar toe.

„Gij, mijnheer Wahr?quot; vroeg zij verwonderd, „maar om Godswil, wat is er voorgevallen rquot;

„Wees volkomen gerust, mevrouw; Hermina is wel waar hevig ontsteld en afgemat, maar ik kwam toch ten rechten tijd.quot;

„Ja, maar wat is er gebeurd? Ik ben met al het voorgevallene onbekend.quot;

„ Cesari heeft haar willen dooden. Maar nu is 't gevaar geheel voorbij, en mijnheer uw echtgenoot bevindt zich bij uwe dochter.quot;

„ Daar hebben wij 't nu!quot; riep mevrouw Guttmann, in tranen losbarstende, „ik wilde niet toestemmen.....quot;

„Wees bedaard, mevrouw,quot; herhaalde Wahr, alles aanwendende om haar gerust te stellen, „ de zaak is gelukkig goed afge-loopen; ik ben op weg naar een geneesheer, die evenwel meer aan Cesari dan aan Hermina zijne zorgen zal hebben te wijden.quot;

„Ik zal u geen seconde langer ophouden, maar houd u van mijne onbegrensde dankbaarheid verzekerd. Mijn kind, mijn arm kln'd!quot;

-ocr page 227-

223

Van verlangen brandende, om hare dochter te zien, gaf mevrouw Guttmann haren koetsier bevel den weg te vervolgen. Ook Walir steeg weder in het rijtuig van den raadsheer, liet zich brengen bij den naasten geneesheer, wiens woning hen! bekend was, en deze spoedde zich in het rijtuig van den heer Guttmann naar de buitenplaats. Vervolgens begaf hij zich naar het gasthuis en verzocht, dat men een baar zou afzenden, om Cesari te vervoeren.

Natuurlijk was het uur van den maaltijd reeds lang voorbij, toen Wahr eindelijk thuis kwam en zijne goede moeder nogmaals in hare zorg over hem kon geruststellen.

Onberekenbare wegen.

Van de vraag of bij de nieuw geprojecteerde spoorweglijn, die langs Audorf zou loopen, voor deze gemeente een station zou gebouwd worden of niet, hing het lot van den directeur Heimthal af. Deze had zich nimmer om deze spoorweglijn bekommerd', en of Audorf een station hebben zou, was hem volmaakt onverschillie. Hij kende niemand te Audorf, en geen enkel bewoner dier plaats kende hem. En toch was de stations-quaestle het uitgangspunt van de straf, die den directeur Heimthal hier op aarde treffen zou. En alles ging daarbij zoo natuurlijk, alsof het niet anders had kunnen zijn.

Bekommerde Heimthal zich niet om dat station, de goede Audorfers zooveel te meer, en ongeveer drie weken voor de boven beschreven gebeurtenissen was het geheele dorp in opschudding bij het vernemen, dat de kansen op het verkrijgen van het station tot nul teruggebracht waren. In dezen voor Audorf zoo beklagenswaardigen toestand nam de burgemeester het mannelijk besluit van zelf naar de residentie te gaan en de hooge regeering onder het oog te brengen, dat Audorf ten gronde gericht werd, wanneer het 't zoo vurig verlangde station niet kreeg. Eer hij evenwel dit besluit uitvoerde, begaf hij zich naar een vriend, om met dezen zijn plan rijpelijk te overwegen.

„Ik ken in de residentie een geheimraad , graaf Streng,quot; zeide de burgemeester, „ dien heer heb ik eenmaal eenquot; niet onbe-duidenden dienst bewezen , en hij heeft mij gezegd , dat ik , wanneer ik de tusschenkomst van voorname personen mocht hoodig-hebben, mij slechts tot hem te wenden had. Ik wil dus tot hem gaan, wat dunkt u?quot;

„ Heer burgemeester,quot; antwoordde deze, „ de heeren in de residentie vergeten gewoonlijk spoedig de diensten, welke men hun bewezen heeft. Ik ken dien geheimraad niet, doch wilt gij hem opzoeken, dat kan in geen geval uwe zaak schaden. Wellicht maakt hij eene uitzondering onder de groote heeren. Maar ik wil

-ocr page 228-

■224

u nog iets anders zeggen. Wanneer gij in de residentie komt, ga dan naar den baron Von Dahlen; dien ken ik als een braaf man. Hij heeft in deze zaak wei is waar niets te beslissen, want hij behoort tot het ministerie van justitie, maar hij is een man, die op de hoogte is van alle zaken, en u zeker zeggen zal welke de beste weg is, dien gij rnoet inslaan, om tot uw doel te komen. Daarbij zal hij, indien het hem mogelijk is, en hij gelooft dat uw belang met het staatsbelang vereenigbaar is, u zeker met zijn machtigen invloed ondersteunen. Wend u dus het eerst tot hem en hoor, wat hij u zeggen zal.quot;

Deze raad beviel den burgemeester, en reeds den volgenden dag stond hij met een aanbevelingsbrief in de voorkamer van den baron. Nadat hij door een bediende het schrijven aan den baron had laten overhandigen, werd hij eenige oogenblikken daarna geroepen, op het minzaamst ontvangen en verzocht plaats te nemen en zijne wenschen voor te dragen.

Nadat de burgemeester den toestand van Audorf geschilderd en een breed tafereel had opgehangen van diens belangen bij het plaatsen van het station, antwoordde de baron Von Dahlen, dat deze quaestie niet tot zijn ressort behoorde maar tot dat van den minister van binnenlandsche zaken; overigens wilde hij een onderzoek instellen naar de aanhangige plannen. In ieder geval moest de gemeente een adres zenden aan den minister. Ten slotte vroeg de baron of hij niemand kende, die dit adres bij den mimster zou willen ondersteunen.

„Ik heb de eer den geheimraad, graaf Streng, te kennen/' antwoordde de burgemeester.

„Wien ? quot; vroeg debaron , die verkeerd verstaan meende te hebben.

„Den geheimraad, graaf Streng,quot; herhaalde het achtbare hoofd van Audorf.

„Er bestaat geen graaf van dien naam,quot; sprak de baron.

„Dat moet toch wel, met uw verlof, want in den afgeloopen zomer heeft hij mij een bezoek gebracht.quot;

„Bij u? Wat wilde hij?quot;

„ Het was een zeer gewichtige zaak, waaraan de vorst — hier maakte de burgemeester eene allernederigste buiging — niet vreemd was.quot;

„ De vorst?quot; hernam Von Dahlen, „zeide deze graaf Streng dat?quot;

„Ja, en ook de minister van justitie....quot;

„Heeft hij zich ook op dezen beroepen?quot;

„ Om u te dienen.quot;

„Heer burgemeester,quot; sprak Von Dahlen, een bedrieger heeft u bij den neus gehad. Evenwel, wat gij mij verhaalt, is zeer ernstig.quot;

„ Het kan geen bedrieger geweest zijnstotterde de burgemeester. „ Hij kwam in eigen equipage met koetsier en bedienden, droeg uniform en gaf mij zijn visitekaart.'

-ocr page 229-

225

„ Laat zien!quot;

De burgemeester haalde eene dikke portefeuille te voorschijn en zoclit met bevende hand, tot hij de visitekaart vond, die hij vervolgens aan den baron overreikte.

„Dat verwondert mij,quot; zeide de baron, na een blik op het kaartje geworpen te hebben. „ Er kan wellicht ergens een geheimraad van dien naam gevonden worden, maar bij ons is er geen. Droeg hij werkelijk ons uniform?quot;

„Uw Excellentie zal wel willen geloöven, dat ik ons uniform ken?quot;

„En sprak hij van onzen vorst? van onzen minister van justitie?quot;

„Van geen anderen,quot; antwoordde de burgemeester, wien het angstzweet op het gelaat kwam.

„Deze zaak, burgemeester, behoort tot mijn departement. Ik Iaat onmiddellijk het rijtuig komen, en wij rijden naar den minister van justitie. Daar zal het blijken of deze man last had zich aan u achter een masker te vertoonen dan wel of wij met een doortrapten bedrieger te doen hebben.quot;

Een kwartier uurs later trad baron Von Dahlen in het kabinet van den minister van justitie, terwijl de burgemeester in de voorkamer wachtte. Natuurlijk wist de minister niets van de zaak, en de burgemeester moest in zijn kabinet komen.

„ Heeft graaf Streng zich op mij beroepen, mijn vriend ?quot; dus begon de minister.

„Om Uwe Excellentie te dienen.quot;

„Kunt gij u zijne woorden herinneren?quot;

„Hij zeide ongeveer het volgende: „Ik heb met den minister van justitie gesproken. Aanvankelijk was hij voornemens een ambtenaar met een brief te zenden. Maar ik merkte Zijne Excellentie op, dat , de zaak te gewichtig was, om haar aan het papier toe te vertrouwen.quot;

„Wat!quot; riep de minister, „en wat moest er dan gebeuren?quot;

„Ja, de zaak — is — is — zoo — zeldzaam!quot; stotterde de burgemeester.

„Wanneer iemand u in mijn naam een bevel heeft gegeven, moogt gij het immers mij wel mededeelen.quot;

„Dat is waar!quot; antwoordde de burgemeester en wierp een blik ter zijde op den baron Von Dahlen.

„Ik machtig u ook in tegenwoordigheid van den baron Von Dahlen het bevel te herhalen.quot;

„Er was quaestie van een kleinen knaap, in welks lot de vorst het levendigst belang stelde.quot;

De beide hooge ambtenaren zagen elkander verbaasd aan.

„En wat geschiedde verder?quot; vroeg de minister.

„Ik nam het kind tot mij.quot;

„ Ah 1quot; zeide de minister, „hebt gij uw verpleeggeld ontvangen ?quot;

„ Het kind zou na eenige dagen afgehaald worden.quot;

„En gij hebt het immers nog?quot;

Du VlUJMETSRI.AAR, 111

-ocr page 230-

226

„Neen, na eenige dagen kwam eene vreemdeliiige, die het kind tot zich nam.quot;

Ten tweede male beschouwden de ambtenaars elkander met de hoogste verbazing.

„Wat weet gij nog meer van de zaak?quot;

„Geen enkel woord,quot; antwoordde de burgemeester.

„Gij kunt gaan. Wilt gij evenwel in de voorkamer wachten?quot;

De burgemeester verwijderde zich.

„Wat denkt gij van deze geschiedenis?quot; vroeg de minister van justitie na eenig nadenken.

„ Ik begrijp er niets van quot; was het antwoord van den baron, „in geen geval kunnen wij de zaak voor den vorst verzwijgen.

„ Gelooft gij dat?quot; vroeg de minister, „wanneer Zijne Hoogheid echter...

„Wij zijn gerechtigd tot het vermoeden, dat een onbeschaamd, misschien misdadig misbruik is gemaakt van den naam van onzen vorst.quot;

„ Eene beslissing daarover staat alleen aan Zijne Hoogheid, die ons de noodige bevelen zal hebben te geven.quot;

„Goed,quot; zeide de minister, „binnen een kwartier heb ik audientie; wij willen te zamen naar het slot rijden. Ik zal de zaak aan Zijne Hoogheid mededeelen. Blijft gij in de nabijheid, voor het geval dat de vorst uwe meening vernemen wil.quot;

De beide heeren, zoomede de burgemeester, die zijne bedaardheid moeielijk wist te bewaren, toen hij hoorde, dat hem de hooge eer zou te beurt vallen aan den vorst voorgesteld te worden , reden naar het slot.

Eenige minuten na het begin der audientie werd de baron Von Dahlen bij den vorst ontboden.

De portefeuille des ministers lag nog ongeopend op een met eenvoudig groen laken bedekte tafel, aan welke de minister stond. De vorst, een eerbiedwaardig grijsaard, wandelde in de kamer. Een wolk van ontevredenheid lag op zijn altijd welwillend gelaat.

„Daar verhaalt mij mijn minister,quot; sprak hij tot Von Dahlen, „ dat een bedrieger de onbeschaamdheid heeft gehad onder mijn naam en met misbruik van het staatsuniform de ambtenaars te misleiden. Wat weet gij van de zaak?quot;

„ Niets meer, mijn vorst, dan wat de minister u bereids heeft medegedeeld. Hoe meer ik over de zaak nadenk, hoe meer ik tot de meening kom, dat wij vóór alles een nader onderzoek moeten instellen.quot;

„En hoe heeft zich de zaak bij den burgemeester toegedragen?quot; vroeg de vorst.

„ Daarover zal misschien de burgemeester van Audorf zelf u het best inlichting kunnen geven.quot;

De vorst drukte op een metalen knop, die tegen den wand

-ocr page 231-

227

aangebracht was. Onmiddellijk werd de deur geopend, en een kamerheer vroeg de bevelen van den vorst.

„ De burgemeester van Audorf!quot; klonk het bevel.

Deze verscheen en bleef onder eindelooze buiginsen aan den

O O

iiiffanir der kamer staan.

o n

,, IJoe heette het kind, dat aan den geheimraad Streng is uitgeleverd?quot; vroeg de vorst.

„ Het heette Albert — Albert....quot;

„Nu?;;

„Het is een ellendige naam — Cesari — Hij staat....quot;

„Kent gij dergelijken naam, mijne heeren?quot;

„Volkomen onbekend,quot; antwoordden de minister en de baron

tegelijk.

„ En waar is de knaap gebleven ? quot;

„Met verlof van Uwe Hoogheid, dat weet niemand.quot;

De ontevredenheid des vorsten vermeerderde zichtbaar.

„Het schijnt, dat in mijn land kinderen opgelicht worden, zonder dat iemand het de moeite waard acht naar zulk een roof onderzoek te doen.quot;

„Men zal het nauwkeurigste onderzoek moeten instellen,quot; merkte do minister van justitie op.

„Dat verwacht ik, mijne heeren, en ik vvensch geregeld op de hoogte te worden gehouden van den loop en de resultaten daarvan.quot;

Het gevolg van dit alles was, dat een der bekwaamste agenten van politie den last ontving een nauwkeurig onderzoek omtrent de geheele zaak in te stellen; de volmacht, die hij ontving, bevatte tevens het bevel aan alle ambtenaren, om hem daarbij alle mogelijke hulp te verleenen.

Deze geheime agent begaf zich nu allereerst naar Audorf en vernam uit de registers van den burgerlijken stand, dat de knaap Albert Cesari heette. Voorts vernam hij, dat de knaap tot op den dag van de tusschenkomst des burgemeesters verpleegd was door eene vrouw, Immig geheeten.

„Wie is deze vrouw Immig?quot; vroeg de agent, en uit het antwoord bleek, dat liet eene weduwe was, die in haar onderhoud voorzag door het verplegen van kinderen. „ Maar,quot; voegde de burgemeester er bij, „de kinderen kunnen daar geen behoorlijke verpleging vinden, en zoo sterven velen.quot;

„Zoo,quot; zeide de agent, zijn bril van den neus nemende. „Hoeveel kinderen verpleegt zij?quot;

„Thans slechts drie. Twee zijn er in den afgeloopen herfst gestorven, en de kleine Cesari werd haar ontnomen.quot;

„ Laat mij nog eenmaal de registers nazien.quot;

Met behulp van die boeken rekende de agent uit, dat vrouw Immig in de laatste drie jaar twee en twintig kinderen ter verpleging opgenomen had, waarvan vier er haar weder ontnomen,

-ocr page 232-

•2-2S

drie nog in hare woning en de overige vijftien overleden waren.

„Hoe hebt gij over dat alles gedacht?quot; vroeg de agent in de hoogste verbazing; aan den burgemeester.

O O

„De vrouw is zeer ongelukkig met de kinderen!quot; dacht ik.

„Ik zal hedenavond met eigen oogen mij van dezen toestand gaan overtuigen, en gij zult zoo goed willen zijn mij te vergezellen.quot;

„ Zeer wel.quot;

Des avonds kwamen drie mannen aan het huis van vrouw Immig, om door het venster te zien, wat in de kamer voorviel. Het waren de agent, de burg:emeester en de veldwachter.

O ' O

Sinds lang had vrouw Immig het bezoek in Augustus vergeten. De bedreiging van den veldwachter had intusschen uitgewerkt, dat de kinderen een tijd lang beter verzorgd werden. Toen aan de bedreiging echter geen nadruk werd bijgezet, was zij tot hare oude gewoonten teruggekeerd. Evenals op bedoelden avond was zij ook thans weder beschonken. Zij zat op een bank bij de kachel en had een flesch met brandewijn in de hand. Nu en dan sloeg zij een der kleinen met een touw, dat zij in de andere hand had, tot het kind begon te schreeuwen, wat door haar met een luid gelach werd begeleid.

„En dat alles is u onbekend, heer burgemeester?quot; vroeg de agent.

„Wij zullen haar onmiddellijk arresteerenantwoordde de burgemeester.

O

„Neen, ik wil voorloopig geen alarm. Kunt gij haar niet wat vrees inboezemen?quot;

„Veldwachter!quot;

„Mijnheer de burgemeester!quot;

„Verbied die vrouw dien knaap te mishandelen.quot;

„'t Helpt niet, mijnheer de burgemeester. Doch wanneer ik eensquot; — en de veldwachter maakte een veelbeteekende beweging.

„Hij is mijn man!quot; zeide de agent. „Wij trekken ons terug. Hij is voorbij het huis gekomen, heeft het geschrei van den knaap gehoord en wil nu zien wat er gebeurt. Het overige maakt hij met de vrouw af. Wanneer de veldwachter u dan morgen rapport inlevert,quot; vervolgde de agent tot den burgmeester, „ontneemt gij haar het verlof kinderen te verplegen, omdat zij ze mishandelt. Ik moet geheel buiten de zaak blijven. Zooveel schijnt zeker, dat de kleine Cesari niet te beklagen is; hij is uit slechte handen verlost.quot;

De beide mannen verwijderden zich op eenigen afstand, terwijl de veldwachter op het huis toetrad en aan de deur klopte.

„Wie is daar?quot; zoo klonk na eenige oogenblikken de zware stem van vrouw Immig.

„ Tk ben het, de veldwachter, haast u te openen!quot;

„Wat wilt gij!quot;

-ocr page 233-

229

„ Ik moet u spreken.quot;

Nu hoorde de veldwachter in de kamer een druk gefluister; daarna werd de grendel van de deur geschoven, en de man trad binnen.

„Waar is het kind, dat ik zoo even heb hooren schreeuwen ? quot;

„Waarom wilt gij mij dat ook ontnemen?quot;

„Zwijg! Waar is het kind?quot;

„ Het ligt te bed en slaapt.quot;

„Slaapt?quot; vroeg de veldwachter dreigend. „Wie schreeuwde dan voor eenige oogenblikken zoo luide, dat ik het op de straat hoorde?quot;

,, Plet schaap heeft weder buikpijn gehad, en gij hebt mij verboden het eenig pijnstillend middel toe te dienen.quot;

„En terwijl ik binnenkwam is het ingeslapen? Breng het onmiddellijk hier, of ik zal u eenige druppels toedienen , afschuwelijke heks!quot;

„ Ik weet niet wat gij wilt, het ligt daar in bed; ga zelf zien wanneer gij mij niet gelooft.quot;

De veldwachter stiet de deur open, trad in een kamertje en riep: „ Kom, kleine, er zal u geen leed geschieden.quot;

Het kind verscheen aan de deur.

„Kom eens hier, kleine! Dat kind heeft dus buikpijn gehad, niet waar?quot;

„Ja, hebt gij geen buikpijn gehad?quot; vroeg vrouw Immig.

„Ja,quot; stamelde het kind.

„ Zoobromde de veldwachter en den rug van het kind ont-blootende, toonde hij de vrouw de blauwe striemen, met het touw er op aangebracht; dan vervolgde hij: „is dat buikpijn?quot;

„Gij hebt met mijne zaken niets te maken!quot;

„Wat, kinderbeul! Wacht ik zal u ook eens ranselen!quot;

En de veldwachter begon nn de vrouw op stokslagen te onthalen op eene wijze, d;.e meer een gevolg was van zijn innigen afschuw en verontwaardiging dan van de wettelijke voorschriften. Toen hij geëindigd had, verliet hij de huilende heks met de belofte spoedig terug te zullen komen en dan nogmaals met haar te handelen, zooals zij het met de arme kinderen deed. Mocht haar dit niet bevallen, dan moest zij hem slechts aanklagen.

Daar wilde vrouw Immig echter niets van weten; misschien zou zij het gedaan hebben, indien hij haar daartoe niet had uitge-noodigd. Nu liet zij zich echter de straf welgevallen.

Omtrent graaf Streng kon de burgemeester weinig belangrijks mededeelen, en derhalve moest hij zich bepalen tot eene persoonsbeschrijving; de veldwachter gaf eenige inlichtingen omtrent de equipage, waarin de graaf in het dorp verschenen was.

Na nog eenige andere ophelderingen te hebben erlangd, begaf de agent zich naar de stad, om bij de politie nadere informatiën omtrent Cesari in te winnen. Over Oesari was niets te weten te

-ocr page 234-

230

komen dan zijn adres. Betreffende de vrouw, die den knaap had opgeëischt, vernam hij, dat zij vroeger bij den directeur Heimthal als gouvernante had gediend en later zijn huis verlaten en eene eigene woning betrokken had. Ook uit deze was zij echter verdwenen , zonder dat de politie wist waarheen zij zich had begeven. Later was zij weder in de stad verschenen, en men wist op het bureau van politie, dat zij zich thans bevond ten huize van zekere Bardolph.

Na dit alles vernomen te hebben, moest de agent inlichtingen inwinnen omtrent hetgeen van het kind g-eworden was en in welke

O O

betrekking het stond tot graaf Streng. Vooreerst onderzocht hij bij de koetsiers wie op den opgegeven tijd te Audorf was geweest. Daarna vroeg hij of hun eene equipage bekend was, welke door den agent zooveel mogelijk beschreven werd. Algemeen erkende men in den beschreven wagen het rijtuig van het hotel de Gouden Leeuw. Van dit rijtuig had de graaf zich dus bediend.

Uit het onderzoek bij den kastelein, den koetsier en den lakei uit den Gouden Leeuw bleek, dat omstreeks dien tijd zekere Richard Hernal met een Engelsch paspoort aldaar gelogeerd had en zich van het rijtuig bediende, om naar een huis in de stad, dat de woning van Cesari bleek te zijn, te rijden. Daar had hij den koetsier en lakei bevolen te wachten, om het rijtuig ter beschikking te stellen van een aanzienlijk heer, die onmiddellijk verschijnen zou. Hernal was daarop het huis binnengegaan, en tien minuten later kwam uit het huis een deftig gekleed heer, die den koetsier beval naar Audorf te rijden. Daar had de heer een onderhoud gehad met den burgemeester en was dadelijk daarop naar hetzelfde huis in de stad teruo-orereden. Koetsier en lakei

o rr

verklaarden eenstemmig, dat Hernal en de heer niet dezelfde persoon geweest waren; Hernal had een rooden baard, eene zachte stem en sprak gebroken Duitsch; de heer was minstens 20 jaar ouder, had een geheel ander voorkomen en sprak het Duitsch zeer vloeiend.

Nu werd onderzocht welke huurkoetsiers te dier tijde te Audorf geweest waven. Al spoedig werd de koetsier gevonden, die een heer uit den Gouden Leeuw had afoehaald en met hem naar het

O

krankzinnigengesticht te Nordheim gereden was; daar had de heer eene dame afgehaald en was met haar naar Audorf gereden. Nabij deze plaats was de lieer uit het rijtuig gestegen, waarop de dame zich naar den burgemeester had laten brengen. Voor

O O

het dorp was vervolgens ook de heer weder in het rijtuig geklommen; de koetsier had toen bevel ontvano-en naar het station

' O

van den spoorweg te rijden; daar was hem zijn loon betaald, en verder had hij van beide personen niets meer vernomen.

De agent wist nu, dat hij op den goeden weg was. Thans moest hij onderzoeken wie de vrouw geweest was, dis uit het krankzinnigengesticht was afgehaald. Om dit te weten te komen ,

-ocr page 235-

231

■wendde hij zich tot den inspecteur van den geneeskundigen dienst, wien hij met de zaak, voor zooveel noodig was, bekend maakte.

De inspecteur begaf zich naar Nordheitn, om het gebruikelijke officiëele bezoek in de inrichting van dr. Rothan te brengen. Nadat hij de zieken had bezocht, verlangde hij de registers van het gesticht te zien. Hieruit bleek, dat omstreeks den aangegeven tijd slechts eene kranke de inrichting verlaten had, wier naam gelijk die der anderen stond ingeschreven. Uit de verschillende aanmerkingen bleek, dat zij op den 27sten Maart in het gesticht aangekomen en op den 5len September door haar broeder afgehaald was. Als hare ziekte stond melancholie aangeteekend.

„ Heer collega,quot; sprak de inspecteur, „ik vind daar een naam, waarvan ik mij niets herinner. Wilt gij de goedheid hebben mij het attest te laten zien, dat ik voor deze zieke gegeven heb.quot;

Dr. Rothan geraakte in pijnlijke verlegenheid.

„ Met deze zieke is juist niet de gewone weg gevolgdstotterde hij eindelijk.

„Hoe zoo?quot; vroeg de inspecteur.

„ De dame was eigenlijk niet krankzinnig.quot;

„Zij staat hier toch als aan melancholie lijdende ingeschreven.quot;

„Verschillende verschijnselen deden vreezen, dat zij door die ziekte zou getroffen worden. Ik nam haar daarom op, om toezicht op haar te houden.quot;

„Dat is een zeldzame onderscheiding, waarde collegamerkte de inspecteur op «Wie heeft u die zieke toegezonden?quot;

„De directeur Heimthal. Zij was vroeger in zijn dienst, en dit was ook de reden waarom hij haar hier zond; later kwam haar broeder om haar af te halen, en aan dezen werd zij afgegeven.quot;

„Zonder meer?quot;

„ De broeder toonde zijne volmacht daartoe in een schrijven van den heer Heimthal.quot;

„ Ah!quot; sprak de inspecteur. „ En heeft zich werkelijk de melancholie vertoond?quot;

„Neen,quot; antwoordde dr. Rothan. „Haar toestand bleef volkomen dezelfde. En dit was de oorzaak waarom ik geen haast maakte met het bijbrengen van getuigen en de vervulling van de overige wettelijke voorschriften. Haar geest was niet krank, en het stond haar volkomen vrij te blijven of te gaan.quot;

Natuurlijk deelde de inspecteur den geheelen inhoud van dit gesprek aan den geheimen agent mede.

Uit de inlichtingen, die deze iritusschen omtrent Cesari ingewonnen had, bleek dat diens financiëele toestand geen zeer gunstige was, zooals onder andere was af te leiden uit zijne bescheiden woning in een achterhuis alsmede uit zijne levenswijze en verkeer, dat zich hoofdzakelijk' tot arbeiderskringen bepaalde. Bovendien had men opgemerkt, dat Gesari zeer dikwerf den directeur Heimthal bezocht.

-ocr page 236-

232

Eindelijk moest nog onderzocht worden of de persoon, die onder den bekenden naam bij de politie aangeteekend stond, dezelfde was, die in het krankzinnigengesticht opgesloten was geweest, en waarvan de burgemeester van Audorf gesproken had.

Hierom begaf de agent zich met den burgemeester naar het

O O O

huis van vrouw Bardolph, waarin, zooals de lezer weet, mevrouw Wahr en haar zoon benevens Carolina Geklier met haar kind woonden.

Dit bezoek had plaats in den namiddag van den dag, waarop de moordaanslag van Cesari op Hermina geschiedde, en Wahr had nauwelijks thuis de gebeurtenissen van den voormiddag medegedeeld of een zacht geklop op de deur deed zich hooren, waarna vrouw Bardolph met de twee heeren binnentrad. De agent droeg een aanteekenboekje in de hand, en een lange pen stak hem achter het oor. Hij had zijn hoed in de kamer van vrouw Bardolph achtergelaten. Een tot aan de kin toegeknoopte jas sloot hem bijna geheel in, terwijl zijn hals nog bovendien door een dikke pelskraag tegen de koude beschermd werd. Hij zoowel als de burgemeester van Audorf was den goeden lieden volkomen onbekend. Alleen juffrouw Gelther geloofde den burgemeester eenmaal gezien te hebben, doch zij kon zich niet herinneren bij welke gelegenheid zulks had plaats gehad. Immers toen zij de woning van den burgemeester bezocht, had zij op dezen niet de minste aandacht gevestigd, en diens kleeding was thans die van den fatsoenlijken stedeling, terwijl zij hem vroeger in de eenvoudige dracht van een plattelandsbewoner had gezien. Met geheel overbodige voorzorg hield de burgemeester zich zooveel mogelijk op den achtergrond en liet den agent het woord.

„Mevrouw Wahr,quot; zeide vrouw Bardolph, „ deze heeren zijn leden van de commissie voor brandverzekering van dit district en willen de schoorsteenen inspecteeren.quot;

„Ik vraag u beleefd verschooning,quot; zeide de agent, „indien ik u eenige moeite veroorzaak.quot;

„Geen plichtplegingen,quot; antwoordde Wahr hoffelijk, „gij hindert ons volstrekt niet.quot;

„Mag ik u vragen, mevrouw Wahr,quot; zeide de agent, de pen van achter zijn oor nemende, „hoeveel schoorsteenen gij in gebruik hebt?quot;

„ Drie: een in deze kamer, een in de kamer mijns zoons en een in de keuken.quot;

„Wilt gij ons de twee laatsten aanwijzen?quot;

Mevrouw Wahr stond op, voldeed aan het verlangen van de leden der commissie, en nadat de aeent eenige aanteekeningen had gemaakt, begaf men zich weder naar de huiskamer, waar de agent tot vrouw Bardolph zeide: „Wonen nog meer lieden in uw huis?quot;

„Juffrouw Gelther bewoont eene achterkamer.quot;

-ocr page 237-

233

„Die ben ik,quot; zeide de genoemde.

De agent maakte eene beleefde buiging en vroeg: „Hoeveel sclioorsteenen hebt gij in gebruik?quot;

„ Slechts één.quot;

„ Mogen wij dien zien ?quot;

Carolina ging met de heeren, Wahr en vrouw Bardolph naar ha.re kamer, waar het oog des burgemeesters onmiddellijk getrokken werd door eene wieg, waarin een kind sliep. Terwijl de agent den schoorsteen onderzocht, naderde de burgemeester de wieg en zeide: „Een rustig kind! Is 't het uwe?quot;

„ Jawas het korte antwoord.

„Een meisje?quot;

„ Een knaap.quot;

„Zoo, zoo, een jongen, Plij groeie flink op!quot;

„ Onze taak is hier dus afgedaan sprak de agent, „ of wordt uw huis nog door andere lieden bewoond?quot;

„ Neen,quot; antwoordde zij.

Na eene herhaalde verontschuldiging wegens de veroorzaakte

O O O

moeite verwijderden zich de heeren; nauwelijks waren zij buiten gekomen of de agent vroeg: „Wat is uwe meening, mijnheer de burgemeester, over deze vrouw?quot;

„Het is dezelfde, aan wie ik het kind gaf.quot;

„Kunt gij u niet vergissen?quot;

„Onmogelijk; hetzelfde gelaat, dezelfde gang en ook hetzelfde kind!quot;

„Hetzelfde kind?quot; vroeg de agent verbaasd, „hoe weet gij dat zoo stellig?quot;

„ Omdat het op den linkerwang een klein litteeken heeft. Gij zult wel willen gelooven, dat dit litteeken niet onopgemerkt bleef.quot;

„ Gij zijt een burgemeester, die goud waard is,quot; riep de agent verheugd en teekende de bevinding in zijn boek aan. „Thans ben ik zeker van mijne zaak. Vaarwel en, groet uwe vrouw recht hartelijk van mijuentwege.quot;

Met deze woorden reikte hij den burgemeester de hand, die die deze met levendigheid drukte.

Toen de agent weder alleen was, stelde hij uit de verzamelde bouwstoffen de geschiedenis samen en kwam tot het volgende besluit: Zekere juffrouw Gelther is in dienst bij een directeur Heimthal, vriend van zekeren Cesari. Het onwettig kind dier vrouw wordt ter verpleging gegeven aan een wijf, dat het zoo spoedig mogelijk ten grave brengen zal. Inmiddels wordt de juffrouw in een krankzinnigengesticht gevoerd, zonder dat de noodzakelijke formaliteiten vervuld worden. Heimthal draagt hiervan de kosten en breekt zijne betrekkingen met Cesari niet af. Daar Cesari de middelen niet bezit, om vrouw Immig te betalen, is het waarschijnlijk, dat ook Heimthal in deze uitgaaf voorziet. Zes maanden later verschijnt zekere Hernal, die dezelfde is als de broeder van juf-

-ocr page 238-

234

frouw Gelther en misschien de zoogenaamde graaf Streng, die hem in ieder geval moet kennen; deze broeder weet de onmiddellijke tusschenkomst van den burgemeester van Audorf tot bescherming des kinds te verwerven en bevrijdt daarna zijne zuster uit het krankzinnigengesticht. Om de nog duistere punten tot klaarheid te brenoren , is thans nog noodig Heimthal en Cesari te

O O O

ondervragen, wijl zij zich beiden aan misdadige handelingen hebben plichtig gemaakt. In ieder geval moest nu evenwel de taak van den geheimen politie-agent als geëindigd beschouwd worden, en was de tijd aangebroken voor de justitie, om de zaak ter hand te nemen.

In dien geest zond de agent een rapport aan den minister van justitie en aan baron Von Dahlen, hetwelk ten gevolge had, dat reeds den volgenden morgen de baron aankwam, om met den agent het onderzoek aan te vangen. De baron kwam dus daags

o ö o

na den aanslag van Cesari, waarvan hem natuurlijk niets bekend was. Wahr had zich juist gekleed om uit te gaan. Hij wilde zich naar het landgoed van Guttmann begeven, om te vernemen naar Hermina's toestand. En hij zou zulks zoo spoedig mogelijk doen , eensdeels. uit bezorgdheid omtrent Hermina, ten andere om den raadsheer zonder omwegen te kennen te geven, dat hij na het voorgevallene het recht meende te hebben zijne verloofde te komen bezoeken.

Doch toen hij zich op weg wilde begeven, verscheen een politieagent, die juffrouw Gelther het bevel bracht onmiddellijk op het bureau van politie te verschijnen. Natuurlijk geraakte zij daardoor in eene niet geringe bezorgdheid. De angst, waarin zij voortdurend had verkeerd, dat hare vijanden haar opsporen en vervolgen zouden, scheen in dit bevel der politie bevestiging te vinden. Onder deze omstandigheden verklaarde Wahr zich bereid haar te vergezellen en haar ter zijde te staan. Zij nam dit aanbod dankbaar aan, en Wahr geleidde haar naar het bureau der politie, waar men haar, vriendelijker dan zij het verwachtte, eene bijzondere kamer aanwees. Daar vonden zij den baron Von Dahlen enden ambtenaar, die den vorigen dag de schoorsteenen had geïnspecteerd.

„Wanneer er slechts sprake is van verzekeringsaangelegenheden bemerkte Wahr.....

„Neen, geheel andere zaken zullen ons bezig houden,quot; antwoordde de agent.

„ Dan moet ik verzoeken bij het verhoor dezer dame tegenwoordig te zijn, daar zij aan mijne bescherming is toevertrouwd,quot;

De baron had Wahr opmerkzaam beschouwd; hij geloofde hem niet voor de eerste maal te zien.

„Ah, mijnheer Wahr!quot; riep hij plotseling. „Gij verscheent mij in de pastorie onder zoo geheel andere gedaante, dat ik u thans niet op den eersten aanblik erkende. Is deze dame aan uwe bescherming toevertrouwd? Door wie?quot;

-ocr page 239-

235

„ Door haar broeder.quot;

Een glans van genoegen kwam op het gelaat des agents, terwijl de trekken des barons verduisterden. Beide mannen hadden dezelfde gedachte: Indien deze Wahr graaf Streng eens ware!

„Kent gij den geheimraad, graaf Streng?quot; vroeg de baron en wierp een doordringenden blik op Wahr.

„ Ik heb de eer niet dien heer te kennenantwoordde Wahr en zag den beiden heeren zoo vrijmoedig in het gelaat, dat de agent meende, dat Wahr een doortrapte schelm moest zijn, indien hij inderdaad graaf Streng was. Het gelaat van den baron verhelderde zichtbaar. De vrijmoedigheid van Wahr had hem volkomen gerustgesteld ; hij was overtuigd dat de jongeling niet schuldig was.

„ Gij kent echter den broeder dezer dame?quot; vervolgde de baron.

„Eigenlijk ook niet, ik zag hem slechts tweemaal; een eersten keer bij Cesari en later toen hij mij verzocht zijne zuster onder de bescherming mijner moeder en dus onder de mijne te mogen plaatsen.quot;

„Wij zullen deze zaak onderzoeken ,quot; onderbrak hem de baron, „ begeef n in de belendende kamer, tot wij u doen roepén.quot;

Toen juffrouw Gelther met de heeren alleen was, moest zij de. bijzonderheden harer opsluiting in een krankzinnigengesticht verhalen.

Nauwelijks had zij haar verhaal geëindigd, of de baron vroeg haar: „ Maar waarom deedt gij geen beroep op de bescherming der justitie?quot;

„Omdat de leden der rechtbank en voornamelijk de officier vau justitie vrienden zijn van den heer Heimthal; ik had alle vertrouwen op de menschen verloren.quot;

„Wel,quot; riep de baron opspringend, „gij zult ondervinden, dat er nog gerechtigheid op aarde is.quot;

De baron trok aan het schelkoord, en oogenblikkelijk verschenen eenige politie-agenten uit de voorkamer.

„ De heer, die in de belendende kamer wacht, moet binnenkomen!quot; beval de baron.

De natuurlijke opgewondenheid, die uit de stem van den baron klonk, deed bij de agenten de meening ontstaan , dat Wahr een misdadiger was, en deze voelde zich aangegrepen en vrij onzacht voor den baron gebracht.

„Het schijnt,quot; riep de baron toornig, „dat de politie hier gewoon is op Turksche wijze te werk te gaan.quot;

De agenten erkenden hun misslag en dropen af. Toen de kamer weder gesloten was, sprak de baron zonder verdere inleiding:

„ Hebt gij van Gelther een brief ontvangen , die door Heimthal met chemische inkt geschreven en aan dr. Rothan gericht was?quot;

„Dat weet ik niet,quot; antwoordde hij, nadat hij met een lachje van voldoening den aftocht der politie-agenten had gezien.

„Wat moet dit antwoord beteekenen, mijnheer Wahr?quot;

-ocr page 240-

236

„De heer Gelther heeft mij een gezegeld pak, aan uw adres gericht, gegeven, met den last liet u te overhandigen, warneer Heimthal iets kwaads tegen üijne zuster ondernemen mocht. Wellicht bevindt zich de brief, waarvan gij spreekt, in dat pak.quot;

Nogmaals schelde de baron en gaf aan den binnentredenden politie-agent het bevel met Wahr naar diens woning te gaan en een gezegeld pak papieren te halen; tevens verzuimde hij niet den agent er aan te herinneren, dat hij niet met een gevangene te doen had.

Na verloop van een kwartier uurs verscheen Wahr met het pak. Met koortsachtige drift scheurde de baron er den omslag af. Hij vond er eene memorie in, welke niet slechts in overeenstemming was met de verklaringen van de ondervraagde en de resultaten van het onderzoek des agents, maar die ook de redenen bevatte van de vermomming, waartoe Gelther was overgegaan , toen hij zich onder het masker van een geheimraad, graaf Streng, verborg. Voorts vond hij den gewichtigen brief van Heimthal aan dr. Eothan.

„Voorzie u van de noodige manschappen,quot; dus beval de baron den geheimen agent, „en arresteer onmiddelijk den directeur Heimthal en Cesari. Zend vervolgens eene depêche aan den commissaris van politie van Nordheim, opdat hij dr. Eothan gevangenneme. Ik zal inmiddels deze acten met uwe berichten aan den president der rechtbank zenden, opdat hij het gerechtelijk onderzoek inleide.quot;

De agent verliet de kamer, terwijl de baron haastig een begeleidend schrijven ontwierp. Hij was daarmede nog niet gereed, toen de agent zeer opgewonden terugkeerde en den baron eenige woorden in het oor fluisterde.

„Wat!quot; riep de baron ongeloovig, „ zoudt gij nog in een andere zaak gewikkeld zijn, mijnheer Wahr! Of hebben wij hier met een naamsverwisseling te doen? Cesari moet dezen nacht aan de gevolgen eener mishandeling overleden zijn; men noemt zekeren Wahr als zijn moordenaar, en de officier van justitie vervolgt den misdadiger. Hebt gij u wellicht door drift laten vervoeren?---- Dat zou verschrikkelijk zijn!quot;

„Ik was de dader!quot;

„Wat hebt gij gedaan! ü voor uw leven ongelukkig gemaakt!quot;

„Ik heb gedaan wat ieder eerlijk man in mijne plaats zou gedaan hebben!quot;

„Wat is er dan geschied? Welke raadsels?quot;

„Ik kwam juist, toen Cesari op het punt stond mijne verloofde te vermoorden.quot;

„Wat! Hermina ?quot;riep de baron buiten zich zeiven van ontsteltenis.

„Zijt gij met de zaak bekend, mijnheer de baron?quot;

„ Hermina, die zelfs geen dier leed zou doen! O duivel! En gij vergistet u niet?quot;

-ocr page 241-

237

„ De heer Guttinann zal den brief wel bewaard hebben, waarin Cesari, zeker van het slagen van zijn duivelachtig plan , dit mij mededeelde. Een aantal toevallige omstandigheden was oorzaak, dat ik een half uur vroeger ter plaatse was dan hij verwacht had.quot;

O afgrijselijkste aller misdaden! Weet gij, dat Hoimthal den raadsheer aanspoorde zijne dochter naar het landgoed te zenden?quot;

„ Ik vermoedde het.quot;

„Wanneer de officier van justitie een bevel tot uwe gevangenneming uitgevaardigd heeft, kan ik u tot mijn leedwezen een dag gevangenschap niet besparen. Evenwel zal ik zorg dragen, dat zij u zoo draaglijk mogelijk worde gemaakt. Geef mij in-tusschen met vertrouwen uwe zaak in handen. Volgt gij mijn raad, dan stelt gij u vrijwillig ter beschikking van den officier van justitie of den commissaris van politie. Of beter nog, ik ontbied den commissaris herwaarts en geef zelf u aan hem over.quot;

„En mijne moeder?quot;

„ Ik zal haar dadelijk bezoeken en over uw lot geruststellen. Daarna moet ik naar Guttmann.quot; En nu zich tot den agent wendende, verzocht hij dezen den commissaris van politie uit te noodigen zich tot den baron te begeven.

De commissaris verscheen, en de baron zeide hem: „ Mijnheer de commissaris, zoo even heb ik vernomen, dat Cesari aan de aardsche gerechtigheid ontrukt is. De officier van justitie meende gegronde vermoedens te hebben omtrent den moordenaar. Hier staat hij. Maar hij kent zich aan geene misdaad schuldig en geeft zich aan u over, opdat gij naar uwen plicht zoudt handelen.quot;

De commissaris trad tot Wahr, legde de hand op zijn schouder en zeide: „In naam der wet, gij zijt mijn gevangene.quot;

„Nog eene opmerking, alvorens wij scheiden, mijnheer de commissaris. Ik heb in de laatste tijden zonderlinge zaken hier ontdekt; ik heb feiten vernomen, die men in de residentie geloofde, dat alleen in China of Japan mogelijk waren. Zeker zal ik niet verzuimen den vorst mijne ontdekkingen mede te deelen, en hij, die zich schuldig gevoelt, kan zich op vergelding voorbereiden.quot;

De laatste woorden sprak de baron op bijna dreigenden toon, en de commissaris van politie verbleekte.

„Wanneer deze laatste woorden, mijnheer de baron,quot; sprak de commissaris, „eene zinspeling mochten zijn, kan ik u verzekeren ....quot;

„Mijne woorden treffen slechts hem, die zich van schuld bewust is,quot; onderbrak hem de baron nog gestrenger. „Overigens is het hier de plaats niet de zaak nader te bespreken. Gij zult ongetwijfeld gelegenheid vinden uwe handelingen voor den minister van justitie te rechtvaardigen.quot;

-ocr page 242-

238

Op nieuw verbleekte de commissaris, en om den baron, die blijkbaar groot belang stelde in het lot van Wahr, voor zich te winnen, beproefde hij het laatste middel, dat hem ten dienste stond.

„Wanneer gij grond meent te hebben, mijnheer de baron, dat Wahr onschuldig is, wil ik mij met uwe borgstelling en met zijn woord, dat hij tot op nadere aanzegging de stad niet verlaten zal, versenoe^en.quot;

' O O

„Tot op nadere aanzegging!/' riep Wahr. „Wat moet dat beteekenen? Tot gij mij zegt: gij kunt de stad weder verlaten?quot;

„ Dat is hetgeen ik bedoel.quot;

„O neen, wanneer de officier van justitie zonder mij te hooren mij als moordenaar vervolgt, eisch ik recht. Ik verlang mijn proces en een vonnis, dat mijne eer herstelt. Ik ben uw gevangene, en zonder borgstellino: en zonder woord van eer zal

O 7 O O

ik de gevangenis verlaten en gaan, waar zulks 'mij goeddunkt.quot;

„ Dat zijn woorden van een eerlijk man, mijnheer de commissaris,quot; sprak de baron ernstig. „En dezen eerlijken man vind ik binnen weinige weken driemaal in de handen der politie. Eerst vind ik hem als muiter geboeid, terwijl de ware oproermakers tot heden door de politie met rust gelaten zijn; een half uur geleden sleepen zes politie-agenten hem herwaarts op eene wijze, die hun ontslag ten gevolge moet hebben, en nu weder staat hij onder verdenking van moord, terwijl de politie in verbond staat met de moordenaars. Mijnheer de commissaris,quot; vervolgde hij, terwijl zijne oogen van verontwaardiging vonkelden , „ Zijne Hoogheid zal nog geheel andere dingen moeten hooren. Men maakt zich aan afgrijselijke misdaden schuldig, en de justitie straft niet; o. a. zendt men hier gezonde lieden in krankzinnigengestichten, en in uw district bestaat eene inrichting, waar kindermoord stelselmatig bedreven wordt. Waartoe uw budget, wanneer gij dit alles niet weet?quot;

De commissaris sprak geen woord meer maar sidderde door al zijne leden.

„ Maar ik heb de spin gegrepen,quot; ging de baron voort, „die in het middelpunt van dit web zat, en er zal gerecht gehouden worden, dat hare handlangers tot in de uiterste draden zal doen beven.quot;

De baron zweeg; de verontwaardiging had den grijzen edelman vervoerd. De commissaris maakte van dit stilzwijgen gebruik, om onder eene mislukte buiging de kamer te verlaten.

„Mijnheer de commissaris,quot; riep Wahr, „gij vergeet uw gevangene.quot; Dit zeggende nam hij zijne muts en trad tot den baron, wien hij op beleefde wijze de hand bood. „Ik ga met tevredenheid en gerustheid in de gevangenis,quot; zeide hij, „want na hetgeen ik zoo even gehoord heb, neem ik de overtuiging met mij, dat het oog der gerechtigheid over mij waakt.quot;

-ocr page 243-

239

De baron beojaf zich vervolgens naar Wahrs moeder en deelde

O O

deze zeer voorzichtig mede, welke vreeselijke beschuldiging tegen haar zoon werd ingebracht. Met veel moeite trachtte hij haar gerust te stellen, daar hij haar niet alleen de spoedige bevrijding maar ook de volkomen eerherstelling haars zoon beloofde.

O O

Daarna verliet hij haar, en reed vervolgens naar het landgoed des raadsheers, te recht vermoedende dat de familie ra het gebeurde en in weerwil van het winterseizoen zich zoo lang in de stilte zou terugtrekken, tot Hermina volkomen hersteld zou zijn, en de eerste praatjes een weinig verstomd waren. Toen de baron bij zijne vrienden verscheen, vond hij hen in een levendig gesprek verdiept.

Mevrouw Guttmann had haar man duidelijk trachten te maken, dat wanneer Wahr thans om Hermina's hand bleef aandringen, hij hem niet opnieuw een weigerend antwoord geven kon. De raadsheer was daarover te meer ontevreden, naarmate hij de waarheid daarvan te minder kon bestrijden. Uit de verschrikkelijke ondervinding, die men opgedaan had, bewees mevrouw Guttmann hem daghelder hoeveel een eerlijk karakter, een trouw hart en een gezond verstand voor Ilermina meer waard waren dan rijkdommen. Hij moest Wahrs daad nu toch eens beloonen! Wanneer hij den jongeling al zijn geld gaf, bleef' hij nog diens schuldenaar. En hij kon hem niets aanbieden dan de hand zijner dochter, want eene andere belooning zou Wahr niet aannemen, maar met dien stap waren ook alle partijen tevreden gesteld. De raadsheer bevond zich in pijnlijke verlegenheid. Hij moest erkennen, dat zijne vrouw gelijk had en voelde even innig als zij, dat hij immer Wahrs schuldenaar blijven zou. Maar hij was tegenover hem zoover gegaan, dat het hem buitengewoon vernederend toescheen thans te moeten toegeven. Hij verwenschte de raadgevingen van zijn vriend Heiinthal en dezen zelf; ook had hij er volstrekt niets tegen, dat de duivel de geheele vrijmetselarij haalde. „Wat bekreun ik mij om hunne plannen!quot; riep hij uit. „Daardoor bevind ik mij thans in dezen ellendigen toestand, omdat ik mij voor deze agitatiën heb laten gebruiken. Hadde ik zulks niet gedaan, dau zou ik Wahr noch Cesari ooit gezien hebben.quot;

Deze openbaringen, die de ergernis aan Guttman ontrukten, brachten zijne echtgenoot in de hoogste verbazing. Het was dus de waarheid hetgeen de baron Von Dahlen haar gezegd had over den onzaligen invloed van het vrijmetselaarsgenootschap op de orde en rust van haar huisgezin.

„Zeg eens, Leopold,quot; sprak zij na eenige oogenblil^ken na-denkens, „wanneer dat alles waar is, wordt het nu eindelijk voor u tijd als man op te treden. Zeg tot Heimthal: Mijnheer de directeur, ik wil uw werktuig niet langer zijn, ziedaar uw vrijmetselaarssloofje, hang dit een ander om! en dan zou ik

-ocr page 244-

240

tot Wahr gaan en hem zeggen: Mijnheer TVahr, het zou mij aangenamer geweest zijn, indien gij mijne dochter niet hadt leeren kennen. Doch daar gij haar nu eenmaal kent en bemint en een man zijt, wien ik mijne achting niet onthouden kan, neem de liand mijner dochter met mijn zegen, en wees haar steeds een beschermer, zooals gij het gisteren waart. Zie, dat zou ik zeggen, en wanneer gij dit doet, zullen vreugde en geluk in ons huis terugkeeren, en gij zult weder eerbied voor u zeiven kunnen hebben.,,

Eer Guttmann hierop iets kon antwoorden, meldde de bediende den baron Von Dahlen aan, en deze volgde den bediende op den voet.

„Wel, mijne vrienden, is het waar, wat men mij verhaald heeft? Hoe gaat het met Hermina?quot;

„Zij zit op hare kamer te mijmeren en te weenen!quot; antwoordde mevrouw Guttmann.

„Natuurlijk, het arme kind moet vreeselijk ontsteld zijn. Hebt gij geen geneesheer ontboden?quot;

„Zeker, maar die kan haar niet genezen. Zij behoeft rust, en die kan mijn echtgenoot haar geven, doch hij doet het niet.quot;

„Maar vrouw, hoe kunt gij nu zoo spreken?quot;

„Ja, ja, Guttmann,quot; zeide zij hem, „het beste middel voor Hermina zou zijn, dat gij tot haar gingt en zeidet: „Hermina, ik ga naar Wahr om hem voor zijne edelmoedige daad te danken. Hebt gij er niets bij te voegen?quot; Gij zoudt zien welke goede uitwerking dit had.quot;

„Waar denkt gij aan, vrouw?quot; riep de raadsheer verbaasd, hoewel niet meer zoozeer als hij twee dagen geleden over zulk voorstel zou geweest zijn.

„Dat zal niet gaan, mevrouw,quot; zeide de baron, „Wahr bevindt zich in de gevangenis.quot;

„En waarom?quot; vroeg Guttmann ontsteld.

„Hij is aangeklaagd wegens moord op Cesari, die hedennacht overleden is.quot;

„Wat!quot; riep Guttmann opspringende. „Dat is volstrekt niet waar; ik heb den geneesheer uit het hospitaal gespreken. Cesari is gestorven ten gevolge van eene hersenschudding, hem overkomen, toen hij van den stoep viel. De arts zeide., dat wanneer deze hersenschudding had plaats gegrepen tijdens den strijd, Cesari niet eens den stoep zou hebben kunnen bereiken; hij zou bewusteloos zijn blijven liggen. En thans brengt men zulke beschuldiging tegen Wahr in! Dat is eene tegen mij gerichte persoonlijke beleediging! Ik rijd naar den officier van justitie, neen, ik rijd naar de residentie, ik vraag audiëntie bij Zijne Hoogheid.... ik....quot;

„Blijf bedaard in uwe kamer,quot; antwoordde de baron. „Er is reeds zorg voor gedragen, dat deze gevangenschap niet al

-ocr page 245-

te streng zij en niet te lang dure. Overigens ben ik hier in zijne plaats.quot;

„Hoe zoo?quot; vroeg mevrouw Guttmann verwonderd.

„De lieer Wahr heeft mij met de zending vereerd u in zijn naam de hand uwer dochter te vragen.quot;

„ Dat is voor mij.... eene____ liooge.... eer,quot; stotterde

Guttmann , „ maar....quot;

„Ga in Hermina's kamer, Leopold,quot; zeide mevrouw Guttmann, „beschouw uw kind, kom dan terug en zeg neen.quot;

„Ik moet toch de zaak in overweging nemen,quot; riep de in de engte gedreven raadsheer.

o o

„Zeer zeker, mijn vriend,quot; sprak de baron ernstig. „Overweeg om een goed besluit te nemen. Bedenk voor alles, dat gij zonder den moed en de zelfopoffering van Wahr thans geene dochter meer te schenken zoudt hebben, dat gij thans weenen zoudt aan het graf der vermoorde Hermina , wanneer deze man er slechts een oogenblik over nagedacht had of hij zijn leven voor uwe dochter op het spel zetten zou, en dat deze man de gevolgen zijner daad trotsch en vol vreugde in den kerker draagt. Zal deze kerker de eenige herinnering zijn aan zijne edeie daad?quot;

Heete tranen rolden mevrouw Guttmann over de wangen bij de gedachte aan de gevolgen, die de misdaad had kunnen hebben, en ook de raadsheer zocht te vergeefs zijne diepe ontroering te bedwingen.

o o

„Nu dan,quot; zeide hij, „ik zal met Hermina spreken.quot;

Hij verliet het vertrek. Nauwelijks was hij verdwenen, of daar verscheen Ferdinand Guttmann bijna buiten adem en met de grootste ontsteltenis op het gelaat.

„Waar is papa?quot; vroeg hij. „Ha, gelukkig ontmoet ik u, heer baron! Gij moet ons helpen; gij kunt het.quot;

„Wat is er nu weder gebeurd ?quot; vroeg mevrouw Guttmann ontsteld.

„Bedenk eens, hoe afschuwelijk! Daar hebben zij Wahr gevangengenomen onder verdenking van moord op den schurk Cesari! Natuurlijk heb ik onmiddellijk mijn advocaat last gegeven, om eene behoorlijke borgstelling aan te bieden. Daarop ging ik naar het bureau van politie. Maar dien lieeren heb ik een hartig woordje toegesproken! Overigens bevindt Wahr zich wei; hij is alleen vroolijk en opgeruimd in het politiegebouw, terwijl de geheele politie door schrik of angst schijnt aangegrepen.quot;

„ Dat geloof ik,quot; zeide de baron, „ ik heb hun nog wel andere woorden doen hooren !quot;

„Zoo, maar waar is papa dan?quot;

„Hij is bij Hermina,quot; antwoordde mevrouw Guttmann, „om haar namens een beschermeling van den baron een huwelijksplan voor te leggen.quot;

„tiet. doet mij leed, mijnheer de baron, dat gij voor uw De Vrijmetselaab. 112

-ocr page 246-

242

voorstel slechte kansen hebt. Ik zou gaarne als mijn zwager aannemen den man, dien gij mijn papa tot schoonzoon aanbeveelt; maar zooals de dingen thans staan----quot;

„O,quot; antwoordde de baron, „de vooruitzichten van mijn beschermeling staan zoo slecht niet als gij meent.quot;

„Onder andere omstandigheden neen, maar thans schijnt het aanzoek van Wahr niet geminacht te moeten worden.quot;

„Ik ben het volkomen met u eens,quot; bemerkte de baron, „mijn beschermeling is dezelfde Wahr.quot;

„Ah zoo!quot; riep Ferdinand verwonderd, „ja dan is de zaak anders; dan wensch ik u het beste succes op uwe onderneming toe.quot;

Tijdens dit gesprek der beide mannen had mevrouw Guttmann zich verwijderd. Nu kwam zij met haar echtgenoot terug; beide hadden in hun midden Hermiua, eene gelukkige verloofde. De vreugde had sinds eenige oogenblikken hare wangen gekleurd; om haar mond speelde weder het betooverend lachje, en uit hare oogen straalde de oude opgeruimdheid.

De baron ging haar te gemoet, de beide handen tot haar uitstrekkende. „Moge God!quot; zeide hij, „de vervulling van uw wensch tot uw .geluk doen strekken.quot;

„ Ik dank uantwoordde Hermina, hare hand in die des barons leggende, terwijl zij lachend en met een traan van geluk in het oog haar grijzen vriend beschouwde.

Thans naderde ook Ferdinand, om haar zijne gelukwenschen aan te bieden, en ook de raadsheer, die sedert langen tijd zijne huisgenooten zoo vroolijk en opgeruimd niet om zich heen verzameld had gezien, werd door de algemeene vreugde aangegrepen.

Op eens kwam een wanklank zich in deze vreugde mengen. De bediende meldde aan: „den heer directeur Heimthal!quot;

„ Ik ben niet te sprekenriep de raadsheer den bediende toe.

„ Integendeelsprak de baron haastig, „ de heer directeur is ons zeer welkom.quot;

De raadsheer zag den baron vragend aan.

O O

„Luister naar hetgeen hij u zegt; wij verwijderen ons in de belendende kamer,quot; zeide Von Dahlen.

„'t Zij zoo!quot; antwoordde Guttmann, en gaf den bediende een wenk, om Heimthal te laten binnentreden, nadat de overigen in eene andere kamer gegaan waren. De directeur trad binnen.

Terwijl Heimthal zijne innige deelneming uitdrukte in het !ot, dat de familie Guttmann had getroffen, zijn grenzen-loozen afschuw omtrent de daad van den gewetenloozen Cesari deed blijken en er zijne vreugde over te kennen gaf, dat de zaak nog een goeden afioop had gehad, noodigde de baron Hermina uit hare aanstaande schoonmoeder een bezoek te gaan brengen, om kennis met haar te maken. En daar Ferdinand aanbood zijne zuster aan mevrouw Wahr voor te stellen eu

-ocr page 247-

243

mevrouw Guttmann geen bezwaren daartegen had, stelde de baron haar zijn rijtuig, dat in het park wachtte, ter beschikking en drong tot vertrek aan op zulk eene wijze, dat zulks de aandacht van mevrouw Guttmann trof.

Deze zou intusschen over de aanleiding tot dezen haast niet lang in het onzekere blijven. Zoodra liermina met Ferdinand het landgoed verlaten had, wendde de baron zich tot mevrouw Guttmann, om haar mede le deelen, dat hij opzettelijk Hermina had verwijderd, om haar niet getuige te doen zijn van eene handeling, die een pijnlijken indruk op haar maken moest, en haar zelve deed hij deze inededeeling, opdat ook zij niet geheel onvoorbereid wezen zou.

„Wat moet er dan gebeuren?quot; vroeg mevrouw Guttmann op angstigen toon.

„ Heimthal zal dit huis niet als vrij man verlaten. Reeds is een bevel tot zijne gevangenneming in handen der politie. Heeft hij tehuis het bericht achtergelaten, dat hij herwaarts is gegaan, dan zal het geen kwartier meer duren, alvorens de politie verschijnt. Heeft hij dit niet gedaan, dan zal ik mij met behulp uwer bedienden van zijn persoon verzekeren, tot de politie herwaarts ontboden kan zijn.quot;

„ Maar dat zal ontzettend opzien verwekken !quot;

„Dat zal het, doch ik kan er niets aan veranderen. Thans heb ik hem in mijne macht; wie weet of ik hem ooit weder binnen mijn bereik krijg.quot;

Inmiddels had het gesprek tusschen den raadsheer en den directeur eene geheel andere wending genomen, en plotseling hoorde men de zeer luide stem van den heer Guttmann.

„Wat gij mij voorstelt, is eene schurkenstreek zonder weerga!quot; hoorde men den raadsheer zeer ontroerd uitroepen.

„Ah!quot; riep de baron en snelde naar de tot het salon voerende deur en opende die. Snel trad hij binnen.

„Vergeef mij, wanneer ik u gestoord heb,quot; sprak hij plotseling en blijvende staan, terwijl hij den schijn aannam, als wilde hij terugkeeren.

„ Neen , neen , blijf hier, baron riep de vertoornde raadsheer. „ Stel u eens voor wat de heer Heimthal van mij verlangt.quot;

„Vergeet niet, mijnheer de raadsheer,quot; bemerkte de directeur op strengen toon, „dat mijne mededeelingen slechts onder discretie gedaan zijn, en dat, wanneer mijn voorstel uwe goedkeuring niet wegdraagt, gij het kunt afwijzen, zonder er verder gebruik van te maken.quot;

„ Laat u niet op een dwaalspoor brengen, Guttmannviel de baron den spreker in de rede, „deel mij zonder vrees de voorstellen mede, welke deze heer u gedaan heeft. Zijn ze eervol, dan beloof ik u eveneens discretie; zijn zij het niet, dan zijt gij geen discretie schuldig.quot;

-ocr page 248-

■241

„ Mijn heer de baron, ook eervolle voorstellen kunnen onder discretie gedaan worden.quot;

„En ik zeer u nogmaals, dat het een schurkenstreek was, wat gij mij voorsteldet.quot;

in plaats van verder te antwoorden, gaf' de Meester der Loge het teeken, dat den vrijmetselaar het zwijgen oplegt.

„Laat u doör die grimassen geen vrees aanjagen, Guttmann. Geen eerlijk man verbindt zich schurkenstreken geheim te houden.quot;

„Mijnheer de baron,quot; riep Heimthal dreigend, „gij moogt bedenken, dat mijne bliksems, wanner ik het wil, ook tot in het ministerie van justitie kunnen treffen.quot;

„Mijnheer Heimthal.....quot; antwoordde de baron verachtelijk.

„ Mij nheer de directeur, als 't u blieftsprak Heimthal scherp.

„ Mijn heer Heimthal,quot; herhaalde de baron met nadruk, „ik heb uwe bliksems niet gevreesd, toen gij nog op het toppunt uwer macht stond; hoe voel te minder zou ik u thans vreezen, nu gij nog slechts een gegalvaniseerd lijk zijt.quot;

„ Neem u in acht! quot;

De baron trok de schouders op en zeide, zich tot Guttmann wendende: „nn, wat wilde uw vriend?quot;

„ Hij wenscht dat ik bij de instructie, die gehouden zal worden omtrent den dood van Cesari, mijn getuigenis zoodanig zal afleggen, dat de officier aanleiding zal vinden, om Wahr van moord te beschuldigen.quot;

„Dat is een leugen, een schandelijke lastering; dat heb ik niet gezegd. Mijnheer de baron, gij zijt er getuige van welke eerlooze beschuldiging de raadsheer mij naar het hoofd werpt.quot;

„Wat!quot; riep Guttmann woedend, „ gij durft mij een lasteraar noemen, gij, aan wiens ellendige raadgevingen ik al deze jammeren, ja bijna den moord mijner dochter te wijten heb?quot;

Een bediende onderbrak het gesprek, dat eene bedenkelijke wending begon te nemen.

O O

„ Mijnbeer de raadsheer, er is een heer, die u wenscht te spreken.quot;

„Gij, die mij sinds een halfjaar als het werktuig uwer afschuwelijke plannen gobruiktet en tweedracht in mijn huisgezin bracht — ik kom dadelijk!quot; riep hij den bediende toe. — „Ik zie af van de eer om langer met u aan het welzijn der mensch-heid te arbeiden; gij kunt uw sloofje bij mij laten halen, wanneer gij wilt.quot; En woedend ijlde de raadsheer de kamer uit, om te hooren wat men van hem verlangde.

„ Mij ne eer veroorlooft mij niet, na zoodanig beleedigd te zijn, langer in dit huis te vertoevenzeidë de directeur en greep zijn hoed.

„ Een oogenblik, mijnheer de directeur. Het schijnt mij toe, dat de heer, tot wien de raadsheer is gegaan, eigenlijk u wenschte te spreken.quot;

Tegelijk ging de deur open; de raadsheer trad binnen en met

-ocr page 249-

hem de agent der geheime politie. In den gang bemerkte men onderscheidene politie-agentcn.

„Hier is de heer, dien gij zoekt,quot; zeide de raadsheer op Heim-thal wijzende.

De agent trad op Heimthal toe. „Heb ik de eer,quot; zeide hij, „tot den directeur Heimthal te spreken?quot;

„Die ben ik. Wie zijt gij? Wat wilt gij?quot;

„In naam der wet, gij zijt mijn gevangene!quot;

De politie-agenten traden in het salon.

„Bedenk wat gij doet!quot;

„ Ik volbreng slechts de mij gegeven bevelen..... Maakt u

meester van dezen man.quot;

De agenten traden op den directeur toe.

„Halt, terug!quot; riep deze verbleekend. „ Ik ben een der hoogste ambtenaren dezer stad en zal deze smadelijke beleediging weten te wreken. Wie klaagt mij aan? Waarvan beschuldigt men mij?quot;

„ Dat zal u aangewezen worden in het bevel der gevangenneming, dat men u morgen Iconen zal.quot;

„Ik kan het u ook reeds heden zeggen,quot; sprak nu baron Von Dahien. „Men beschuldigt u van on teering, wederrechtelijke opsluiting, poging tot moord en kinderroof, gepleegd op Carolina Gelther en haar zoon; men beschuldigt u van medeplichtigheid aan den aanslag, op de dochter van den heer Guttmann gepleegd, en tien minuten geleden hebt gij u aan meineed schuldig gemaakt. Als Meester der vrijmetselaars hebt gij medegewerkt aan het onheil van duizenden; — ga met mij, Guttmann , wij hebben in deze kamer niets meer te doen.quot;

De beide heeren verwijderden zich.

Zoodra de baron den naam der genoemde vrouw uitsprak, werd het gelaat des directeurs aschgrauw. Zijn hoed ontviel zijn sidderende hand, en wezenloos staarde hij den baron aan. Eerst toen de politie-agenten de hand aan hem sloegen , ontvjfaakte hij uit zijne wezenloosheid. Met een schreeuw rukte hij zich los, slingerde de agenten van zich af en wilde de vlucht nemen.

Tevergeefs; aan dergelijke pogingen gewoon, waren de agenten er geheel op voorbereid; zij klampten zich aan den directeur vast; er ontstond eene korte worsteling, en aldra voelde de directeur zich de handen geboeid. Zijn tegenstand was gebroken , en werktuigelijk liet hij zich wegvoeren.

Oplossingen.

De besliste optreding van den baron Von Dahien had mevrouw Wahr wel serustaesteld, doch slechts vooreen oo£enblik. Toen

O O ' O

de baron zich verwijderd had, had de angst zich opnieuw van haar meester gemaakt; zij bedacht, dat haar zoon door zijn partij-

-ocr page 250-

246

trekken voor de vervolgde Jesuïeten zich machtige vijanden had berokkend, en schreef met volle recht aan de bemoeiingen dier vijanden de anders onverklaarbare beschuldiging van moord toe, waarmede men haar zoon bezwaarde. Welken invloed de heer ook had, die bij haar was geweest, kon zij niet beoordeelen , doch zijn arm reikte in ieder geval niet zoover, dat hij de aanklacht had kunnen beletten; anders immers zou Herman zich niet in de gevangenis bevinden. De goede vrouw wist er niets van , dat men gemakkelijk iemand aan den rechter kan overleveren , zonder dat het daarom gemakkelijk is een vonnis tegen hem te verkrijgen. En wanneer deze heer ook machtig genoeg ware, om haar zoon te beschermen, wie verzekerde haar, dat hij om haars zoons wille den strijd tegen zijne onverbiddelijke vijanden aannemen en doorzetten zou ? En dan de gedachte dat haar zoon in den kerker zuchtte! Welk een vreeselijk denkbeeld voor eene minnende moeder! Haar fantaisie toonde haar den kerker als een onder-aardsch gewelf met een handvol stroo, een steenen bank tot zitplaats, met zwart brood en een kruik water tot spijs en drank!

Het eten stond nog onaangeroerd op tafel. Mevrouw Wahr had zich aan het venster geplaatst en een godsdienstig boek genomen , om daaruit eenigen troost te putten. Daar vond zij de schoone plaats uit de Bergrede: „Zalig zijn zij, die vervolging lijden!quot; Ja, zeide zij tot zich zelve, er is eene rechtvaardige zaak, om den wille waarvan men vervolgt wordt. En toch bad het moederhart: Heer, indien het mogelijk is, geef dat mijn zoon spoedig de vrijheid herkrijge!

Zoo bad zij al weenende, tot eindelijk een zacht kloppen, dat weldra iets sterker herhaald werd, haar uit hare overpeinzingen wekte. Zij opende, en een heer en dame traden binnen. Den heer kende zij; het was Wahrs patroon, die ook den vorigen dag haar een bezoek had gebracht , maar de dame? Er kwam haar wel eene gedachte voor den geest, maar zij verdreef die onmiddellijk.

„Het doet mij leed, mijnheer,quot; zeide zij mijn zoon is niet thuis.quot;

„ Dat weet ik , mevrouw,quot; antwoordde Ferdinand , „ wij hebben echter alles aangewend, om hem spoedig huiswaarts te doen keeren.quot;

De tranen kwamen de goede vrouw in de oogen, en zij bedekte deze met haar zakdoek.

„ Inmiddels komen wij tot uvervolgde de jonge Guttmann. „ Ik wil u mijne zuster FTermina voorstellen , die u verzoekt haar als uwe dochter te willen aannemen.quot;

Mevrouw Wahr liet hare hand met den zakdoek in haar schoot zinken en zag den jeugdigen fabriekant en diens zuster een wijle sprakeloos aan. Deze geheel onverwachte gebeurtenis verlamde hare tong, en zij wist niet of zij hare ooren vertrouwen zou, of dat men zich te haren koste een onedele scherts veroorloofde.

„Hebt gij dan geen enkel vriendelijk woord voor mij?quot; vroeg Hermina op treurigen toon na eenige oogenblikken.

-ocr page 251-

■m

Op deze woorden stond de vrouw als eensklaps uit een droom ontwaakt op, en hare gevouwen handen ten hemel heffende, riep zij uit: „O God! wat is alle tnenschelijke wijsheid tegen de wonderen der wegen, waarlangs Gij ons voert! Kom aan mijn hart, mijn kind! Gezegend zij de dag, waarop gij in mijne woning verschenen zijt!quot;

En de armen openend, trad zij op Hermina toe, die zich aan hare borst wierp, om haar zegen te ontvangen.

Op dit oogenblik werd zeer zacht de deur geopend, en verscheen Herman Wahr op den drempel; hij had zijne moeder meenen te verrassen , maar werd nu zelf door de grootste verbazing aangegrepen, daar hij zijne verloofde in de armen zijner moeder zag.

Een stroom van geluk daalde op hem neder. Alle hinderpalen, die de vervulling zijner wenschen in den weg stonden, waren dus weggenomen. De tegenwoordigheid van zijn patroon zeide hem, dat hij niet denken mocht aan een buitensporigen stap zijner verloofde, maar dat zij zich hier bevond met de voorkennis en de toestemming harer ouders, en dat hij haar, zooals eertijds voor God, nu ook voor de menschen zijne verloofde noemen mocht.

De gelukwensch van zijn aanstaanden zwager bevestigde hem in deze meening. Welke woorden hij bij zijn antwoord bezigde, wist hij niet; hij kwam eerst tot bezinning, toen allen rustig gezeten waren, en hij mot allerhande vragen bestormd werd: hoe donker en nauw zijn kerker, hoe groot zijne vertwijfeling, hoe slecht zijn voedsel, hoe zwaar hij geboeid geweest was, enz.

Het kostte hem eenige moeite de bezorgde gemoederen gerust te stellen, door hun te Verklaren dat zijne gevangenis een gewone kamer was geweest, en hij aan voedsel geen gebrek had gehad, „'t Is waar,quot; voegde hij er bij, „ mijn toestand zou onaangenamer geweest zijn, als de baron Von Dahlen niet voor mij in de bres gesprongen ware quot;

„En hoe kwam de zaak zoo spoedig tot een gunstig einde? vroeg Ferdinand.

„ Dat heb ik eveneens aan de tusschenkomst van den baron te danken. Heden morgen nog als een moordenaar vervolgd, gebruikte ik mijn middagmaal in de gevangenis en werd twee uren later op bevel der rechtbank ontslagen, wijl men geen gegronde vermoedens tegen mij opvatten kon. En ik voel mijn geweten ook geheel vrij!quot; voegde quot;Wahr er, de stem verheffende, bij. „Ik betreur het, dat mijn bijl' hem doodelijk trof, maar ik heb gedaan wat God en de wet veroorlooven; daar geen andere uitweg mogelijk was, heb ik mijn verloofde verdedigd met mijn bijl en mijn vuist.quot;

„Ook in dit opzicht kan ik u geruststellen,quot; zeide Ferdinand. „ Gij hebt Cesari het leven niet benomen , maar God heeft hem

-ocr page 252-

218

voor Zijn rechterstoel gedaagd. Cesari stierf niet ten gevolge der wonden, welke gij liem toebracht, maar van den val, dien hij deed, toen hij vluchten wilde.quot;

„ Dan dank ik God, die mijne ziel zelfs van den schijn van schuld bevrijdde!quot; riep Wahr.

„Laten wij ons thans naar huiten begeven,quot; zeide Ferdinand. „Wij kunnen onze ouders niet langer in onzekerheid laten omtrent het lot van onzen vriend Wahr.quot;

Wahr verklaarde daar genoegen mede te nemen; ook zijne moeder stemde na eenig aarzelen toe, en spoedig brachten de vlugge paarden van den raadsheer vier gelukkige menschen naar Guttmanns landg-oed.

In de voorstad hadden zij eene treurige ontmoeting. Daar kwam hun het rijtuig te gemoet, dat den directeur Heimthal naar het landgoed had gevoerd en thans langzaam terugkeerde. Aan de beide portieren liep een politie-agent. Twee agenten zaten op den bok, terwijl de Meester der Loge met geboeide handen en den geheimen agent aan zijne zijde in het rijtuig zat. Hij werd naar de gevangenis gebracht.

Toen het rijtuig des barons aan den stoep van het landhuis stilhield, verscheen daar de bediende, die Wahr een paar dagen vroeger zoo barsch afgewezen had; ditmaal snelde hij ijlings toe om het portier te openen, en toen Wahr en Hermina den stoep beklommen, om het huis in te gaan, sprong hij hen vooruit, om de deur te openen, en zijn neusbeen stond thans niet parallel met de wolken maar loodrecht op den grond. In den corridor vonden zij den raadsheer, die hen te gemoet gesneld was.

De heer Guttmann bevond zich tegenover Wahr in niet geringe verlegenheid. De jongeling trad evenwel onbeschroomd op hem toe en greep zijne handen, zeggende: „Ik dank u, dat gij mij waardig acht mij het geluk uwer dochter in handen te geven. Ik zal zoo trachten te handelen , dat u dit nimmer berouwtquot;

„Ik betreur inderdaad 'tgeen gebeurd is, 't was misverstand.quot;...

„ Betreuren wij dit nietviel Wahr den raadsheer in de rede , „daar de gebeurtenissen tot zulk een heerlijk einde zich ontwikkeld hebben. Mij liet de tegenspoed een hooger geluk vinden dan de aarde schenken kan , namelijk het geloof in de goddelijke Voorzienigheid.quot;

Men begaf zich nu in het salon, waar mevrouw Guttmann en de baron de aangekomenen wachtten.

Tot laat in den nacht bleven de gelukkigen bij elkander en bespraken allerlei plannen voor de toekomst, die hun nu zoo helder toescheen, als het verleden duister geweest was.

Het was lang na middernacht, toen het rijtuig van den raadsheer Wahr en zijne moeder huiswaarts bracht.

Terwijl de jonge verloofden eenige weken in ras voorbijsnellend geluk doorbrachten, nam het onderzoek tegen Heimthal immer

-ocr page 253-

249

grooteren omvang aan. De gevangenneming van dr. Rothan volgde die van den heer Heimthal op den voet, en Rothan trachtte alle schuld op den Meester der Loge te schuiven. Ook vrouw Immio; werd door de jrerechtigheid achterhaald; kon men haar

O O O 7

al den moord niet bewijzen van de door haar verpleegde en overleden kinderen, zij werd toch wegens de mishandeling van het haar toevertrouwde driejarig kind tot langdurige gevangenisstraf veroordeeld onder bepaling, dat zij na hare invrijheidstelling eene andere kostwinnino; zou moeten zoeken.

Bij zijne eerstvolgende audiëntie had de baron V^on Dahlen den vorst de resultaten van het onderzoek medegedeeld en ontving als eerste gevolg de opdracht, om maatregelen voor te stellen, welke de oprichting van zaken als vrouw Immig had gedreven, voortaan zouden onmogelijk maken. Hierom stelde de baron eene verordening voor, welke verbood meer dan één kind tegelijk te verplegen, om te verhinderen dat van het verplegen van kinderen een beroep werd gemaakt. Eveneens zouden de plaatselijke overheden onder toezicht van den geneeskundigen inspecteur nu en dan een onderzoek instellen naar den toestand der verpleegd wordende kinderen, en een lijkschouwing plaats hebben op ieder overleden kind. Mocht als waarschijnlijke oorzaak van den dood kunnen opgegeven worden verwaarloozing van het kind, dan zou men aan den verpleger of de verpleegster het verlof ontnemen meerdere kinderen te verzorg-en. AI deze voorstellen wer-den door den vorst goedgekeurd.

O O

Eindelijk werd vanwege de regeering eene zeer strenge berisping gezonden aan den officier van justitie en den commissaris van politie onder bijvoeging, dat men verwachtte, dat het onderzoek tegen Heimthal met den grootsten ijver zou worden voorgezet.

Heimthal had nog al de hoop niet opgegeven , dat het den invloed der Loge gelukken zou het tegen hem aangevangen onderzoek

Co O O O

te doen smoren, en tot dit doel werden dan ook aanvankelijk door de Loge krachtige pogingen aangewend. De reeks zijner misdaden trad evenwel zoo duidelijk in het daglicht, en de vorst was zoo verbitterd over de handelingen van dezen man, dat alle pogingen faalden, en de Loge eindelijk deed, wat zij in dergelijke gevallen gewoon is te doen. Nadat zij de onmogelijkheid had ingezien om den Meester te redden, liet de Loge hem los, en in eene vergadering onder voorzitterschap van den Nationalen Grootmeester werd hij plechtig van zijne waardigheid vervallenverklaard.

De officier van justitie begaf zich naar de gevangenis en deelde hem zijne verbanning uit de Loge mede. Deze tijding verpletterde den rampzalige. Nog steeds had hij gehoopt, ja, zich met de kracht van den vertwijfelde aan de hoop vastgeklampt. Hij vleide, smeekte den officier, terwij! hij zich op de knieën wierp, dit vonnis te doen casseeren en te zijnen gunste tusschen beide te treden. Tevergeefs. De officier keerde hem den rug: hij had geen gevoel

-ocr page 254-

250

meer voor den man , dien hij jarenlang zijn Eerwaarden Meester had genoemd. Maar nu sprong de directeur op en dteigde in zijne wanhoop zijne vrijheid des noods door middel van vrijmetselaarsgeheimen te koopen. De officier haastte zich hiervan bericht aan den Grootmeester te zenden.

Weinige dagen daarna verscheen een bode uit de residentie in de woning des officiers en bracht dezen een met vijf zegels gesloten brief. De zegels vertoonden een driehoek, van een aureool omgeven, op welks oppervlakte truweel en hamer elkander kruisten. De officier opende den brief, die slechts weinige regels in cijferschrift bevatte. Toen hij het schrijven ontcijferd had, was al het bloed uit zijn gelaat geweken.

„Maar dat kan men toch onmogelijk van mij eischen !quot; stamelde de officier, terwijl dikke zweetdruppels op zijn gelaat verschenen.

De bode zweeg.

„Kent gij den inhoud van dit schrijven?quot; vroeg de officier na eene lange pauze.

„Neen, ik ken slechts mijne instructiënantwoordde de bode kortweg.

„Goed, let dan op.quot;

De officier opende den haard en wierp den brief in het vuur. De bode zag opmerkzaam toe, tot de brief geheel vernietigd was. Daarop sloot de officier den haard.

„Wat moet ik antwoorden?quot; vroeg de bode.

„Ik kan dat niet doen!quot; riep de officier wanhopig.

„Denk aan den eed, dien gij gezworen hebt!quot;1)

„ Geef mij eenigen tijd tot beraad !quot;

„ Een minuut.quot;

„Dat is verschrikkelijk!quot;

„Wilt gij gehoorzamen, ja of neen?quot;

De officier wandelde gejaagd door de kamer. Hij kromde zich als een getrapte worm onder den afschuwelijken eisch der Loge.

„Eerwaardige Broeder, ik wacht uw antwoord!quot; zeide de bode na eene minuut.

„Ik zal____ gehoorzamen!quot; stamelde de officier en viel uitgeput in een stoel.

Den volgenden dag onderzocht de officier tegen den avond

O O ~

naar den toestand des gevangenen. Men meldde hem, dat

O O 1

hij gedurende den ganschen dag geen voedsel had willen nemen; sinds hij den officier gesproken had, verkeerde hij in de hevigste opgewondenheid.

„ Ik wil zien of ik hem niet tot kalmte brengen kan ,quot; zeide de officier.

De vrijmetselaar zweert o. a.: „Ik zweer gehoorzaamheid zonder voorbe-houd aan mijne oversten of hunne vertegenwoordigers.... Alle zwaarden zullen tegen mij gericht worden en mijne borst doorboren, wanneer ik het ongeluk mocht hebben mijne verplichtingen niet te vervullen.quot;

-ocr page 255-

251

„Wilt gij, dat wij hem voor u brengen?quot;

„ Neen, ik zal hem in zijne cel bezoeken.quot;

De directeur der gevangenis ontbood den cipier en zeide dezen: „ De heer officier van justitie wenscht den gevangene no. 27 te bezoeken.quot;

De cipier haalde een bos sleutels en bracht den officier door verschillende gangen voor eene cel, waarvan hij de zware ijzeren deur opende.

„Mijn vriend,quot; zeide de officier, „ik zal wellicht geruitnen tijd bij den gevangene vertoeven. Gij behoeft dus al dien tijd hier niet te wachten en kunt aan uwe bezigheden gaan.quot;

„ Maar indien de gevangene u mocht willen----quot;

„Zijt gij zeker, dat hij geen wapens bezit?quot;

„Bij zijne inhechtenisneming is hem alles ontnomen, en thans draagt hij de kleeding der gevangenen. Het is onmogelijk, dat hij in het bezit van eenig wapen zij.quot;

„ Nu, dan vrees ik hem niet. Doch hoe roep ik u, om de cel weder te openen ? quot;

„ Gij behoeft slechts op dezen knop te drukken, en onmiddellijk verschijn ik met den sleutel der denr.quot;

„ Het is goed.quot;

De cipier verwijderde zich, na de cel achter den officier gesloten te hebben.

Het duurde langer dan een uur, eer de officier het afgesproken teeken gaf. Toen de cipier verscheen, was het gelaat des officiers doodsbleek, en hij trachtte den blik des gevangenbewaarders te ontwijken.

„Laat den gevangene heden met rust,quot; zeide hij, „hij heeft zich te bed gelegd en wil trachten te slapen.quot;

Den volgenden morgen trad de directeur der gevangenis zeer vroeg in het bureau des officiers; groote ontsteltenis stond op zijn gelaat te lezen.

„Welk nieuws brengt gij?quot; vroeg de officier, zonder van zijne acten op te zien,

„Heden morgen heeft de cipier, bij zijn bezoek der gevangenen, Heimthal dood op zijn bed gevonden.quot;

„ Zooantwoordde de officier, en zijn hoofd daalde nog dieper op zijne papieren. „Geef onmiddellijk den dokter kennis, opdat deze de oorzaak van het overlijden constateere.quot;

Het gerechtelijk onderzoek gaf als resultaat, dat de bloedvaten des hoofds sterk gevuld waren: eveneens bevond zich eene ophooping van bloed in de longen. De ma^onnieke geneesheer meende dus, dat een hevige bloedsaandrang naar het hoofd den dood veroorzaakt had.

Daarmede was de zaak van Heimthal voor den aardschen rechter afgedaan.

-ocr page 256-

252

Besluit.

Tusschen hooge met mos bedekte rotsen, welker toppen met eeuwenoude dennen zijn gekroond, ligt een klein meer. Zijn gewoonlijk rustig water is donker blauw als de hemel, die er zich in spiegelt. Achter de dennen verheffen zich de kruinen der Alpen met eeuwige sneeuw bedekt.

Het is een heerlijk leven aan dit kalme bergmeer, waarover slechts nu en dan een kunstelooze boot zich beweest, en dat

O '

niets hoort dan de liederen der herders en herderinnen of de echo van een schot, als een gelukkig jager den immer zeldzamer wordenden gemsbok treft.

In dit meer dringt een landtong ongeveer 300 schreden diep in. Het is eene harde rotsmassa, die zich fiei; boven den stroom verheft. Aan het uiterste einde dezer rots verheft zich, als kwam zij uit den vloed, eene kleine villa in den trant der Zwit-sersche landhuizen. Een rank balkon loopt om de bovenverdieping, dat het vrije uitzicht biedt over het bergmeer en veroorlooft den blik te werpen over de Alpenketen, die in vuur gehuld schijnt, wanneer de dagvorstin zich verheft.

Op dit balkon stond Herman Wahr met zijne jeugdige echt-genoote, mijmerend de heerlijke natuur beschouwend, die God te Zijner eer geschapen heeft, en opdat de menschen zich over Zijne weldaden verheugen zouden. Uren lang konden zij daar vertoeven, de wolken nastaren, die door de lucht zwierven, en naar het gemurmel der beekjes luisteren, welke in den bergstroom vielen.

In het salon bevond zich de raadsheer Guttmann, die een pak opende, dat zoo even door den postbode gebracht was; mevrouw Guttmann en Wahrs moeder wachtten nieuwsgieria; naar den

o o

inhoud van het pak. Aan een der vensters zat juffrouw Gelther, zich met eetiig handwerk bezighoudende.

~ O

„Daar is vooreerst een brief van Ferdinand!quot; zeide de raadsheer. „Wat schrijft hij?quot; vervolgde hij, tot zich zeiven sprekende en haastig den brief lezende.

„Nu, wat schrijft hij?quot; vroeg mevrouw Guttmann.

„Hij wenscht, dat wij naar hem terugkeeren. Wij hebben nu lang genoeg den tijd gedood met niets doen. Tengevolge van den gesloten vrede vermeerderen de bestellingen zeer, en de technische directeur verlangt naar rust. Ferdinand wil dus, dat Wahr de leiding der fabriek op zich neemt.quot;

„Maar dat is verschrikkelijk!quot; zeide plotseling mevrouw Wahr, die een der jongste nieuwsbladen ingezien had.

„Wat is er dan?quot;

„ Men heeft te Parijs de gijzelaars doodgeschoten, den aartsbisschop en vele priesters.quot;

-ocr page 257-

253

„Dat is niet mogelijk,quot; riep Guttniann en nam haar het blad uit de hand.

Inderdaad, het stond er geschreven; „Op den 218ten Mei werden Mgr. Darboy, Deguerry, de paters Ducoudray en Clerc met 21 andere personen door de insurgenten doodgeschoten. Meer dan 300 gijzelaars zijn door de troepen bevrijd.quot; De raadsheer trad op het balkon, om Wahr het ontzettende nieuws mede te deelen.

Ook juffrouw Gelther was doodelijk verschrikt opgestaan. Zij wist dat haar broeder met vele andere voorname leden der Internationale naar Parijs gesneld was, om aan den strijd der Commune tegen de troepen van Versailles deel te nemen.

Men was in de laatste dagen van Mei 1871. Jaar en dag waren voorbijgegaan, sedert een plotselinge dood Heimthal wegrukte. Wahr had na langen strijd en tegenkantingen Hermina naar het altaar gevoerd en was op verlangen van mevrouw Guttmann als deelhebber in de machinenfabriek zijns zwagers opgetreden. Eer hij evenwel de technische leiding der fabriek op zich nam, wilde hij de plaatsen bezoeken, waarheen ieder kunstenaarshart zich getrokken voelt, Zwitserland en Rome.

De ouders van Hermina maakten van deze o-elegenheid gebruik,

O O O '

om al de praatjes, die de gebeurtenissen, in de familie gedurende de laatste maanden voorgevallen, deden ontstaan, te ontwijken, en sloten zich bij het jonggehuwde paar aan. Ook Wahrs moeder moest de reis medemaken, en zelfs juffrouw Gelther, over wier lot mevrouw Guttmann voortdurend meer medelijden had, vond bij haar eene haar passende betrekking, nl. als gezelschapsjuffrouw. Zoo bleef de geheele familie vereenigd, met uitsluiting van Fer-

O O 7 O

dimuid, die aan zijne handelsboeken niet wist te ontkomen.

En Wahr kwam te Rome. Hij wandelde verbaasd door de stad, die ten tweede male de wereld had veroverd. Hij doorzocht hare ruïnen, zag de heerlijke galerijen en zalen van het Vaticaan en de vele grootsche instellingen der Christelijke liefde. Hij aanschouwde het grootste gebouw der wereld, de St. Pieterskerk , met hare machtige kolommen en gewelven, hare beroemde portalen en zuilengangen, haren koepel, die het kruis tot in de wolken schijnt te dringen.

Hij zag den herder der volken, den herder der vorsten, hem, van wien men hem eenmaal had gezegd, dat hij de menschen vervloekte; hij zag hem, den majostueusen grijsaard, met de milde gelaatstrekken, die bijna niet meer tot deze wereld behoorde, de handen zegenend over de wereld uitstrekken. En nadat hij Christus' Stedehouder op aarde had gezien, trok hij naar de heilige plaatsen, waar de eerste belijders gestreden en geleden hebben, naar de Catacomben, die de overblijfselen van millioenen martelaren bevatten, naar het Colyseum, waar deze stierven met de woorden van den Godmensch op de lippen: „Vader, vergeef

-ocr page 258-

254

het hun, want zij weten niet wat zij doen!quot; naar het Colyseum, welks zand heilig is om hun bloed, dat het gedronken heeft, welk reuzengebouw tot puinhoopen vergaat, terwijl in het midden van dit groote doodenveld het kruis zich verheft.

Eene heilige vreugde smaakte Wahr, toen hij den indruk bemerkte, dien Rome op zijne echtgenoote maakte. Zij had wel is waar nimmer haar geloof over boord geworpen, maar hare opvoeding en omgeving hadden toch zoozeer op haar gewerkt, dat dit geloof bij haar geen zegenrijke vruchten kon voortbrengen. De kiemen lagen onbeschadigd in haar gemoed, doch het waren slechts kiemen gebleven. Maar thans, nu zij de lucht van het Christelijke Rome inademde , nu haar bij iedere schrede bijna de sporen van een tweeduizendjarigen strijd in het oog vielen, een strijd, die zijn vreeslijkst lijden maar ook zijne heerlijkste overwinningen had, beiden evenzeer het goddelijke in het Christendom aantoonend: nu zag Wahr, dat de kiemen in haar gemoed zich begonnen te ontwikkelen en haar spoedig in een geheel ander mensch hadden herschapen. Hij rekende de uren, waarin hij met haar de Christelijke monumenten bezocht, waarin de heiligende macht van Rome in haar bewerkte wat in hem het vreeselijkst lijden had bewerkt, tot de zaligste zijns levens.

Maar ook een zeer smartelijk bericht kwam hem te Rome treffen. Een brief van Ferdinand meldde, dat de baron Von Dahlen tot een beter leven was overgegaan. Hij was slechts zeer korten tijd ziek geweest, en eene aanvankelijke ongesteldheid had zich zeer snel tot eene doodelijke krankheid ontwikkeld. De vorst was zeer getroffen over het verlies, dat hij en de Staat door het overlijden van den trouwen en rechtvaardigen ambtenaar leden, liet den overledene groote eer bewijzen bij zijne begrafenis en een prachtig gedenkteeken op zijn graf plaatsen. Met gouden letters werd op dat gedenkteeken gegrift: „Hij was een man, bij wien de waarheid boven alles gold.quot;

Toen de Italiaansche roovertroepen door de bres van de Porta Pia Rome binnendrongen, verliet de familie Guttmann de heilige stad en begaf zich naar Milaan, waar zij den winter doorbracht. Van hier trok zij in het voorjaar naar Zwitserland, waar men den zomer dacht te genieten , om tegen den herfst huiswaarts te keeren , wijl Herman Wahr alsdan de technische leiding der fabriek op zich nemen zou. In dit plan bracht nu de brief van Ferdinand eenige verandering, doch men besloot ten minste eene maand in de omgeving van het stille aangename bergmeer door te brengen.

Toen de raadsheer Wahr het vreeselijke bericht van den moord der gijzelaars kwam brengen, was de opmerkzaamheid van den jongen man gevestigd op een bootje, dat het meer overstak. In het bootje zat een man, die met krachtige roeislagen het vaartuig voortbewoog, benevens een tweede persoon, die niet de kleeding des lands maar die der stedelingen droeg.

-ocr page 259-

255

Het bootje was nog op eenigen afstand van de villa verwijderd, toen de roeier een oogenblik stilhield en zich omkeerde. Hij wees op de villa en scheen den vreemdeling iets toe te roepen, waarop deze zijn zakdoek ophief en dien wuifde in de richting der villa.

„Wie 'mag dat zijn?quot; dacht Wahr, want de afstand was nog te groot, om het gelaat des vreemdelings duidelijk te onderscheiden. Inmiddels kwam het bootje immer nader, en de vreemdeling scheen Wahr meer en meer bekend te worden. Daar schoot plotseling eene gedachte door zijn hoofd, en naar het salon ijlende, riep hij: „Juffrouw Gelther, uw broeder!quot;

De aangesprokene snelde naar het balkon; ja, hij was het, Lodewijk Gelther. Hij stond recht in de boot en wenkte haar met de hand.

„Wel,quot; riep zij, „hij is niet te Parijs!quot;

Het bericht, dat Lodewijk Gelther aangekomen was, bracht in den kleinen kring eene groote opschudding teweeg. Wahrs moeder had hem slechts een enkele maal ter loops gezien, en bij de familie Guttmann was hij volstrekt onbekend. Maar men had een zekere achting voor hem opgevat, voornamelijk om den moed en de scherpzinnigheid , waarmede hij tegen Heimthal opgetreden was en geheel alleen tegen den machtigen Meester der Loge de toekomst zijner zuster verdedigd en dezen strijd tot een goed einde gebracht had.

Juffrouw Gelther snelde haren broeder te gemoet. Wahr wilde baar volgen, doch zijne moeder hield hem terug.

„ Herman,quot; zeide zij, „ gij kunt dezen man de hand niet reiken.quot;

„Waarom niet, moeder?quot;

„Omdat hij behoort tot de Commune, die de gijzelaars heeft laten doodschieten 1quot;

„Wat?quot; riep Wahr ontsteld. „Hebben de onmenschen de gijzelaars vermoord ? quot;

„Ja,quot; antwoordde de raadsheer, „ik wilde u juist het bericht brengen. Daar, lees.quot;

Wahr las het bericht.

„En wij moeten voor den vluchteling de deur sluiten!quot; riep Wahr smartelijk aangedaan, en hij vervolgde na eenige oogen-blikken nadenkens: „God moge hem verder helpen; wij kunnen het niet.quot;

Intusschen werd de deur geopend, en Lodewijk Gelther trad met zijne zuster binnen.

„ Mag een door geweld vervolgde het wagen binnen te treden ? quot; vroeg hij, aan de deur blijvende staan, daar hij zag, dat niemand hem welkom heette.

„De vervolgde kan immer op onze sympathie rekenen,quot; zeide Wahr, „maar de moordenaar van onschuldige priesters____quot;

„Dan kunt gij mij de hand drukken,quot; antwoordde Gelther, tot Wahr gaande en hem de hand biedende. „ Ik heb gedaan wat

-ocr page 260-

256

ik kon om de gijzelaars te redden, en toen mijne pogingen mislukten, heb ik in den nacht van 20 en 21 Mei Parijs verlaten.quot;

„ Dan zijt gij ons allen welkom! quot; riep men als uit één mond.

„ En gij hebt mij werkelijk in staat geacht tot zulk eene daad van grenzenloos fanatisme!quot; riep Gelther verwonderd. „Wanneer mijn hart er zich niet tegen verzet had, zou ten minste mijn hoofd het gedaan hebben.quot;

Men verzamelde zich nu om den vluchteling en deed hem de verschrikkelijke gebeurtenissen van het tweede beleg van Parijs verhalen. Wat de gijzelaars betreft, Gelther verzette zich reeds tegen hunne gevangenneming. Zij moesten, had hij gezegd, een afschrikkend middel tegen de Versaillanen blijven. Deze nu geloofden zoo weinig aan een moord der gijzelaars, dat zij er nauwelijks het denkbeeld van opvatten, en zoo miste de maatregel zelfs het doel van schrik te verwekken. Eerst later, met het voortrukken der troepen was het fanatisme tot waanzin gestegen, en was de gedachte opgekomen, om de stad te verbranden en de gijzelaars te vermoorden. Gelther had dit denkbeeld bestreden, omdat de uitvoering een onuitwischbaren smet op de Commune werpen zou, en Parijs verlaten, toen hij zag , dat zijne pogingen op de invloedrijkste Communards zonder gevolg bleven. De vlucht leverde hem weinig moeielijkheid op, en de vraag waarheen hij zich zou wenden, was eveneens spoedig beantwoord. Hij kende het adres zijner zuster in Zwitserland, en zijne eerste gedachte was bij haar eene schuilplaats te zoeken. Zoo kwam hij gelijktijdig met het bericht van den moord op de villa aan het bergmeer aan.

Half twijfelend, half verbaasd bestudeerde Gelther in de eerste dagen van zijn verblijf in de villa het door den godsdienst veredelde leven van de familie Guttmann. Wij behoeven nauwelijks op te merken, dat ook de raadsheer, nadat hij de middelen, waarvan de Loge zich bedient om tot haar doel te komen, tot zijne groote schade had leeren kennen, zich met afschuw van dat geheim genootschap afscheidde en onder den invloed van zijn voortreffelijken schoonzoon, die onderwees, terwijl hij zelf nog leerde, tot den Christelijken levenswandel zijner jeugd was teruggekeerd. Met welmeenenden ernst stond zijne echtgenoote hem ter zijde, en het verblijf te Rome bracht zijne bekeering totstand.

Gelther zag hoe alle armen uit den omtrek hunne toevlucht tot de steeds geopende beurs des millionairs namen; hij zag hoe mevrouw Guttmann met de moeder van Wahr, dan weder deze met Hermina de hutten der noodlijdenden binnentraden, om er hulp en troost te brengen. Een bijzonderen indruk maakte het op hem, toen hij den eerstvolgenden Zondag de geheele familie zich gereed zag maken om ter kerk te gaan. In de plechtige Zondagsstilte klonk de diepe klokketoon, die de geloovigen derwaarts riep, met heiligen ernst over het kalme bergmeer. Aan den voet der rots wachtten twee booten, welker feestelijk gekleede roeiers

-ocr page 261-

'257

de familie over het meer naar het naburig dorp zouden brengen. Een vrome ernst lag op het gelaat van allen, toen zij afstegen, om in de boot plaats te nemen. En hij alleen bleef terug. H;j stond op het balkon en blikte de vrome kerkgangers na, en voor de eerste maal na vele jaren betreurde hij het, niet met hen te kunnen gaan en zich niet te kunnen vereenigen met de lieden in de tallooze booten, die de bewoners der omliggende hutten ter kerke brachten. Hij stond alleen, de man zonder God!

Nog iets anders merkte hij op, dat hem veel te denken gaf. Bij de bewoners der omstreken vond hij geen spoor van haat der armen tegen de rijken. Er was daar geen sociaal vraagstuk op te lossen, waar eene rijke familie de beste oplossing vond in de practische toepassing van de acht woorden : Het is zaliger te geven dan te ontvangen. „Ik ben zoo rijk,quot; had de raadsheer gezegd, „ dat het zonde zou zijn geld over te leggenen als een nauwgezet boekhouder was hij reeds begonnen dit besluit uit te voeren. Het geheele overschot zijner jaarlijksche inkomsten besteedde hij, om hen, die zonder arbeid waren, voor hen, die niet Werken konden, te laten arbeiden, en zoo zorgde hij voor beiden.

Op een der eerste Junidagen begaf Lodewijk zich met Herman Wahr op het meer. Geen luchttochje deed zich gevoelen; de geheele hemel was helder en blauw, en niets onderbrak de liefelijke stilte. Toen men midden op het meer gekomen was, legden de mannen de roeiriemen neder en lieten het bootje aan zich zelf over.

„Gelooft gij wel, mijnheer Wahr,quot; sprak Lodewijk dat gij in uw geloof een groot goed gevonden hebt?quot;

„Ongetwijfeld,quot; antwoordde Wahr, „ maar het staat ieder vrij dit goed te verwerven, mits hij slechts van goeden wil zij.quot;

„Gelooft gij dat?quot; vroeg Gelther, en het scheen als klonk een lichte spot in den toon zijner woorden.

„ Dat geloof ik zeker. Toen de Heiland geboren werd, zongen de engelen: Vrede den menschen op aarde, die van goeden wille zijn.quot;

Gelther had reeds eene spotternij op de lippen, doch hij wist zich te bedwingen. Zijn makker had evenwel het spottend lachje ontdekt, dat een oogenblik om zijn mond had gezweefd.

„Zwijgen wij hier verder over,quot; zeide Wahr ernstig. „ En toch moesten de gevolgen van eene maatschappij zonder God, dien zij verzaakt heeft, u tot ernstifre overweging van uwe srondbecin-

' o o o o o

selen aansporen.'

„Hoe zoo, mijnheer Wahr? Gelooft gij, dat de Versaillanen edeler gehandeld hebben, nadat zij Parijs hadden veroverd?quot;

„Toch is er een groot onderscheid tusschen een Staat, die God loochent, en een, die Hem erkent. De daden der Commune zijn de logische consequentiën van een valsch beginsel, en eene maatschappij, die deze valsche beginselen huldigt, zal immer tot deze en nog vreeselijker rampen komen , tot zij hare principiëele dwaling De Vrumrtset-aar, 113

-ocr page 262-

258

erkent en deze prijsgeeft. Bij u hebben deze gevolgen zich ras ontwikkeld, omdat de hartstochten opgewekt waren, en de tegenstand tegen deze gevolgen slechts zwak was. Bij een Staat daarentegen, die zich op God grondt, zouden zulke daden eene onlogische afdwaling van zijn beginsel zijn en den Staat ten ondergang voeren , of met onwederstaanbaar geweld tot zijne beginselen terugbrengen.quot;

De agent der Internationale zweeg. Hij scheen na te denken.

De volgende dagen boden geen gelegenheid aan, om op dit gesprek terug te komen. Wahr zocht trouwens daartoe geen aanleiding, en Geltlier trachtte die te ontwijken. Eenzaam dwaalde deze door de bergen of zocht de dichtste bosschen op; en wanneer hij thuis was, zag hij de levenswijze, die hem daar te aanschouwen gegeven werd, zwijgend aan. Hij scheen over een plan na te denken en niet tot eene beslissing te kunnen komen.

Op zekeren morgen verscheen hij geheel reisvaardig voor Wahr, die juist zijne kamer had verlaten , om naar het salon te gaan. De • voormalige agent der Internationale had hem afgewacht.

„Vaarwel, mijnheer Wahr, ik moet mij van hier verwijderen.quot;

„Waarom?quot; vroeg Wahr, „men heeft u toch niet ontdekt?quot;

„Neen, en dat zou mij ook geen zorg baren, want mijn aan-, deel in den opstand is zoo gering, dat het de moeite der vervolging niet zou loonen; ook heeft men de handen te Parijs vol, en 2j\vit-serland zal er niet gemakkelijk toe besluiten mij uit te leveren. Maar ik moet van hier.quot;

„Gij verbaast mij ten hoogste, mijn vriend, wat noopt u dan u te verwijderen?quot;

„Gij zult mij uitlachen, wanneer ik het u zeg, en toch wil ik van hier gaan, zonder voor de vriendelijke ontvangst te danken , die ik u verschuldigd hen.quot;

„Spreek openhartig: ik verzeker u, dat ik uwe beweegredenen zal weten te waardeeren.quot;

„Nu dan, ik wil mij niet tot uwe beginselen bekeeren; uwe woorden en nog meer uwe levenswijze hebben twijfel in mij opgewekt, waaronder ik lang geleden, en die ik eindelijk gelukkig verjaagd heb. Ik wil mijne grondstellingen niet opgeven , ik wil niet, ik wil niet,quot; sprak hij hartstochtelijk, „en wanneer ik hier bleve,quot; vervolgde hij iets zachter, „dan zou misschien al de kracht van mijn wil niet toereikend zijn, om mij van een overgang te weerhouden.quot;

„In dit geval raad ik u juist zeer dringend aan hier te blijven. Werp de vooroordeelen weg, Gelther, die uw geest bevangen hebben; toon de kracht van uw wil, want men maakt zich voor God schuldiger door een dwaling te erkennen en er in te volhar-den, dan door haar onwetend te blijven aanhangen.

„Neen,quot; riep Gelther, en een woest vuur straalde uit zijne oogen, „zooals ik geleefd heb, wil ik sterven. Men heeft den

-ocr page 263-

25ii

proletariër uit de maatschappij gestooten; men heeft hem zijne rechten ontnomen en tot den staat van machine gebracht. De tijden zullen komen, waarin de stoomkracht den ketel doen springen en de machinisten dooden zal. Laat mij met deze gedachte scheiden. Ik verwacht den dag der wraak, waarop het proletariaat opstaan en de pijnigers wegvagen zal van het aardrijk.quot;

„ En waar wilt gij heen ?quot;

„ Over de Alpen naar Italië.quot;

„Mag ik u een eind weegs vergezellen?quot;

„ Indien u zulks geen moeite kost.quot;

Beide mannen verlieten zwijgend het huis en wandelden eveneens zwijgend naast elkander. De weg was eenigen tijd zeer steil en liep door een bosch; eindelijk verliet men het woud en kwam op een langs het meer loopenden bergrug. Van af dit punt had men een heerlijk gezicht op het omliggende landschap.

„Gelther,quot; zeide Wahr, „beschouw dit stille vreedzame dal, waarop de zegen Gods rust. Zie aan den hemel de zon, die Hij laat schijnen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en gij wilt bloed en wanhoop in deze hutten brengen; gij wilt het wereldbestuur van God verbeteren, die alle schepselen gelukkig tracht te maken en Zijne rechtvaardigheid in het andere leven uitoefent? Gelther, Gelther, de hand Gods heeft u geleid, toen gij tot ons kwaamt; nu gij van ons scheidt, wordt gij misschien voor altijd door uw goeden engel verlaten.quot;

En Wahr greep met aandoening zijne hand; Gelther liet dit toe doch wendde het gelaat af.

Daar klonk uit het dal klokkege'ui.

„ Hoor, Gelther, naar dezen toon, die u op de eeuwigheid wijst, die u aanspoort tot vrede en verzoening.quot;

„ Ga heen , ga heen.quot;

„Laat ons met de gedachte aan verzoening scheiden. De men-schen zijn eene familie; zij is in zeker opzicht verdeeld en van elkander gescheiden, maar toch, al hare leden zijn vereenigd in den éénen vrede, de ééne verzoening, die het Christendom van den hemel op aarde heeft gebracht.quot;

Gelther zweeg, doch Wahr voelde den levendigen druk zijner hand.

„Nog een woord, eer wij scheiden. Gij zijt socialist, Gelther. Eer gij aan de verstoring der maatschappij dacht, had de Kerk reeds een redmiddel voor haar uitgevonden. Niet Spartacus met zijne slaven, niet Thomas Munzer met zijne boeren, niet de Juni-strijders van Parijs of de Commune van dit jaar hebben der wereld de verwachte verbetering aangebracht. Beschouw daarentegen

O O O

de Kerk. Verheven boven de staatsvormen, ondersteunt zij den Staat en schenkt eene zelfde majesteit aan de wetten der monarchie en die der republiek.quot;

„Woorden, woorden!quot; riep Gelther bitter.

-ocr page 264-

260

„ Daden ! quot; antwoordde Wahr. „ De Kerk leert mij de overheid achten, onverschillig of zij zich vertoont in den monarch of in den president. En zij leert mij, dat in beide gevallen de macht van God komt en beveelt mij haar te gehoorzamen, zonder dat ik mij daardoor verneder.quot;

Gelther zweeg.

„Maar nog meer,quot; vervolgde Wahr. „Zij beschermt de maatschappij, die op het fondament des eigendoms rust, zoowel als de instelling, die zich op de organisatie van ien arbeid toelegt.quot;

„En waar vind ik zulk eene instelling?quot;

„O. a. bij de Trappisten!quot;

„ Ik kan het niet loochenenzeide Gelther na een oogenblik zwijgens meer tot zich zeiven dan tot Wahr. Daarop vervolgde hij luide: „Maar ga nu heen! Ga en breng mijne zuster en uwen bloedverwanten mijn dank eu mijn laatsten groet. Ik moet alleen zijn, verlaat mij. De Trappisten! De Trappisten!quot; mompelde hij.

„ Ik ga, Gelther, mag ik mijne bloedverwanten, mag ik uwe zuster.....quot;

„Zeg hun,quot; antwoordde Gelther plotseling ,„ dat ik het werk dezer Trappisten bestudeeren zal.quot;

„Moge God bij die studie u geleiden!quot;

Nog een handdruk en Wahr daalde van den bergkruin af. Zoo lang hij de plaats, waar hij van Gelther gescheiden was, in het oog kon houden, zag hij dezen op dezelfde plek staan. Hij overzag de vreedzame landstreek, den zonnigen hemel, en door de stilte klonk de liefelijke toon van het stille dorpsklokje.

Toen Wahr thuis kwam, vroeg men hem naar Gelther.

«Hij is heengegaanantwoordde Wahr, „ opdat hij zich niet zou bekeeren, maar aan zijn levendigen handdruk heb ik gevoeld , dat hij tevergeefs vlucht, en toen wij op den spits van gindschen bergtop scheidden, verzocht hij mij zijne zuster te zeggen, dat hij het werk der Trappisten bestudeeren wil.quot;

Aller oogen volgden Wahrs hand, die naar den bergtop waes. En daar stond Gelther nog, nauwelijks herkenbaar. Maar nu fladderde een witte doek in de lucht; het was de laatste groet van den scheidenden Internationalist.

Of hij bekeerd is?

-ocr page 265-

INHOUD.

Blads.

Moeder en Zoon..............5

Victor Cesari...............15

Een feest bij den raadsheer..........25

Twee baronnen..............43

Een moordinrichting............49

In de arbeidersvereeniging..........' .59

De nieuwe huisvrienden van den raadsheer.....71

Eene verklaring..............83

Fatsoenlijke lieden uit den tegenwoordigen tijd .... 89

Openbaringen...............98

Brieven.................109

In de herberg de Zwaan...........125

Verrassingen...............142

Cesari's plan...............154

De missie................162

In de Loge en in de pastorie.........177

Er is een God...............187

Cesari's aanslag..............207

De brief van Cesari.............215

Onberekenbare wegen............223

Oplossingen...............245

Besluit.................252

-ocr page 266-
-ocr page 267-
-ocr page 268-
-ocr page 269-

t '^fj '.~w-gt;quot;'Ci^aJL'r» ': :' '^fj '.~w-gt;quot;'Ci^aJL'r» ': :' OZ**^ -:'w.-;quot;- ' *f**0

ëj *$* ±4quot; :- ^v*-

• \'j/f . ' '■-••■quot;vV.- -irvYv): • v-T's ■ • \ A / - ' cvoi ■ ■-. • •* . -ry^-.! ^ A

i^r'-'Vl5r tv:? quot;quot; --te ' ''•• quot;^V --.V^

:'fe9- ■ ^ •; :lt; vA-'TJ ''T:-'^ - ■• '-i h ■: gt;TV^ . tA-h'.

' ^ . sir;

JJL.