-ocr page 1-
M
-ocr page 2-
V
-.
i. . -ll'lf.
m^plusmn;
-ocr page 3-
p
HANDBOEK
C /t//€*ß
DEU
r :
copy;JKSfiaSSlaquo; IEreg; TISIamp;aiDSIElffKriDlS
VAN
la 12 ^j ^i
IIHGERIG^^AAR BE BEIIORETEN VAN HET
KONimRIJK der WEDERLANDEN,
ONDER OPZIGT DEB MAATSCIIAPPIJ:
Tm-NUT VAN T ALGElMEElf
vERVAARDIGDr/
'JO
nomTv
I
Ridder der Orde van den Nederlandscben Leeuw;
brtxuurvm'f Rijks ree-Arlsenij school. Hoogleeraar in de PraJt.
i titche Vee-Artsemikunde aim dezelve. SecretarU der Commissie
vairLandbomv ilaquo; Utrecht, Lid van l,et Koninklijk-Nederlandsche
Insliluut van tVelenschappen , Letterkunde en sc/toone Kun-
tten, en pan andere geleerde Genootschappen.
TIXRDB, MET VEIE BIJVOEGSEIEN ACHTEB ELBE AFDEBLING, TEBMEEKDBBDE DRÜK
),
-r-^
5 gt;-'/;•.jjt-^X piATJEÜf.
11
! ^i-'V ^E GBONIftGEFlaquo;, BW
^ ^JE^VEN^Äi J. SCHIERBEEK.
-ocr page 4-
..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 3
#9632;
#9632;
i
Li
#9632;
^^t^B^'.. #9632; ..^-#9632;^#9632;^;^iraquo;
Sm^L^^—MM
-ocr page 5-
VOORBERIGT.
De Maatschappg Atf nut van '/ Algemeen, hoe zeer voornamelijk en in de eerste plaats, be-doelende íeltjke verlichting en verbetering, beschouwt bet echter niet buiten hare taak, om zieh onledig te houden met onderwerpen van eenen stoffelijken aard: de zoodanige namelijk, als welke eenen onmiddellijken invloed op de ge-zondheid en den huishoudelijken toestand van den lezer kunnen hebben, zoo als verschillende der door haar uitgegevene werken hiervan getuigen.
De bebandeling echter dezer onderwerpen moot, volgens hare inrigting, algemeen zvp.., zoodanig dat zij, ofschoon voor dezen of genen stand meer bepaaldelijk ingerigt, echter niet ge-heel onnuttig voor alien worde. Dit was het ge-val niet van een vee-artsentjkundig Handboek , hetwelk niet voor allen, althans niet voor alle Leden der Maatschappij, van gelijke nuttigheid kan geacht worden. Intusschen bestond er bij den Veeman eene dringende behoefte tot een zoo­danig Handboek, waartoe bij, bij voorkomende ongeraUen, zijne toevlugt kon nemen, daar het
*2
Duit-
-ocr page 6-
4
VOORBERIGT.
Duitsche werk van rohlwes, in het Nederduitsch #9632;vertaald , deels te kostbaar was, deels en vooral niet bruikbaar genoeg, uit hoofde dat daarin ver-scheidene ziekten behandeld werden, in DuitscL-laud gewoon, doch in de Nederlanden niet of zeldzaam voorkomende; terwijl daarentegen in helzelve , ongeamp;teldheden , in Nederland dikwerf plaats hebbende, zijn overgeslagen of oppevvlak-kig behandeld geworden.
Ten einde nu in deze behoefte te voorzien, zonder de aanmerkelijke en, voor verriehetgroot-ste deel barer Leden , nuttelooze kosten te ma-ken , welke het verschijnen van hare gewone wer­ken vergezellen , getroostte zieh de Maatsehappij gaarne eenige opoffering, en volmagtigde alzoci haar Hoofdbestuur, cm met den eigenaar derge-noemde Hollandsche vertaling te onderhandden over eene nicuwe, naar de behoefte van ons vaderland omgewerkte, vertaling van dit werk, te drukken op de wijze , waarop de wer­ken der Maatsehappij , in klein octavo, gedrukt worden , en uit te geven voor denzelfden gerin­gen prijs , bij het blad berekend , waarvoor dc genoemde klein-papieren exemplaren van hare werken, bij derzelver gewone uitgevers, te be-komen zijn , zonder daarvan groot-papieren af-drukken voor de Leden op te leggen.
De Maatsehappij maakt het zieh ten pligt , te #9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ver-
^i
m
it
-ocr page 7-
TOORBERIGT.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;6
verklaren: dat zij , in deze oaderhandeliag, I)ij den genoemden, den tegenwoordigen eigenaar K. J. schiekbkek , alle die regtschapenlieid heeft aangcti-offeu, weUte eene onbaatzuclitige poging om nut te stich ten zoo zeer kenmerkt. De over-cenkomst was dan ook spoedig getroffen en be-stond hoofdzakelijk daarin: dat de uitgever, met ter zijdestelling van den voorraad zijner, toen nog onverkochte, exemplaren, de nieuweuitgave, op de bovenvermelde voorwaarde, op zieh nam; terwiji, daarentegen, de Maatschappij zieh met de billijke erkentenis belastte van bet Honora­rium aan hem, welke, onder opzigt van eene Commissie, door haar daartoe nit deskundige le-den te benoemen, deze om te arbeidene verta-^' *nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ling zoude ondernemen.
Voor deze taak kon wel niemand geacht wor­den beter berekend te zijn, dan de man, welke, door de eerste vertaling, zoo zeer met alle de deelen des ondervverps was bekend geworden: de Heer a. human, Med. Doct. te Hooge%andy en met bereidwilligheid nam gemeide Heer deze taak op zieh, en overeenkomstig bet oogmerk der Cemmissie, liet hij bij de bewerking, de min bruikbare gedeelten uit, en verving die door zoo-*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; danige meer noodzakelijke opgaven, als zijne vlij-
tige nasporing hem, als belangrijk voor Neder-land , hadden doen kennen.
*3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Hoe-
-ocr page 8-
m
r wupmraquo;
VOORBERIGT.
1
Hoezecr derhalve dit werk (waarvan de tegen-Vvoordige uitgever, of zijn regt verkrijgende de vvettige eigenaar blijft), niet onder de gewone werken der Maatschappij kan worden opgenomen, besckouwt zlj, uit hoofde van hare bemoeijing daarmede, hetzelve als haar werk, en zij hoopt dat hetzelve voor den Yeeman ten bestendigeu handboek zal blijven dienen, om vooral bij voor-komende ongemakken, onder zijne levende have ontstaande, hem raad te geven, ten eiude zijne schade te voorkomen.
Op last der Maatschappij:
HENDRIK RAVEKES,
Secretari$.
AMSTERDAM,
den 26,teB van Sprohhelmaani,
#9632;
1819.
.
- #9632;
. ,, ,
#9632;
.
V'
VOOR-
v
?^a_
- —i- #9632; :-lt; l'IBr m
-ocr page 9-
... . quot;„f.quot;.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;. #9632; ; #9632;
VOORREDE.
Mße overmging van den gehrekhigen staat der Vee-artsenijkunde in ons land en de wensch, otn, bij hel, steeds voortdurend gemis, van genoegzame, kundige en bekwame, Vee-artsen, het nadeel hierdoor teweeg ge-tragt, eenigermate te doen verminderen, door den land-man van een getchikt Handioek te voorzien, icaarin, op eene eenvotidige en levattelijke tcijze, over de meest ge~ tcone vee~ziekten en derzelver genezing gehandeld vierd, ten einde zieh daarvan, in voorkomende gevallen, Mj de ongesteldheden van zijn vee, te kunnen bedienen, deed mij, in den jare 1812, op aanzoek van den toenma-Kgen Uitgever, het besluit opvatten, om het algeueikes
VIEH-ABZNEIBDCB Van JOB. NIC. BOULWES, tot dtt OOQ-
merk, te vertaten, en ik meen mij overtuigd te mögen houden, dat deze mijne verrigting niet nutteloos is ge-weest; daar toeh niet alken de gretige aftrek van het werkje, waardoor het reeds, sedert hng, is witverkocht, de groote behoefte van zoodanig Handboek genoegzaam. heeft aan den dag gelegd, maar ook tele lieden mij de verzekering hebben gegeven, dat zij daarvan met een
voordeelig gevolg gebruik hebben gemaakt en nog maken, Vnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Intussehen merkte ik torn reeds in de voorrede voor dat
werkje aan, hetgeen deskundigen mij insgelijks hebben J,oen opmerken, dat bij al het nuttige en doelmalige,
* 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; daar-
-ocr page 10-
Y 0 0 R RE BE.
1
daarin bevat, hetzelvc, wegens ccne al te beknopte en oppervlakMge iehandeling van sommige onderwerpen, die volkomenheid miste, welke gevorderd wordt, om geheel aan het oogmerk te voldoen, waartoe het voor den Ne-derlander dienen moet; iBordenAe daarenboven vele ge-wigtige ongesteldheden, die Mj de verschillende vee~ soorten in ons Vaderland worden waargenomen, daarin of geheel niet, of slechts als ter loops aangeroerd, ter-wijl eenige andere siekten, bij het inlandsche vee zeld-xaam of nimmer voorkomende, daaruit zondernaäeel Icon-den worden gemist; zoodat derlmlve eene omwerking en vitbreiding van het werkje, m gemelde opeigten, meer geschoeid nmr de behoeften van ons komngrijk, zeker-lijk niet te anregt, als eene nuttige en belangrijke soak mögt worden beschouwd.
Daar de maatsciuppu : tot Nut van 't Algemeen zieh dit sink heeft aangetrokken, met het weldadig oogmerk, om daardoor ook aan het onmiddcllijk belang van den vee-houder, tot deszelfs voordeel, werkzaam tezijn,xoo heb ik, op Haar aanzoek, gaarne de taak op mij ge-nomen, om daaraan op nieuiv mijncn arbeid te beste-den, mij hiertoe te meer opgewekt gevoelende, sedert ik als Lid der Vommissic van Landbouw dezer Provincie, #9632;mij met derzelver aangelegenheden in eene naauwere be-trekking vind geplaatst, en in die hoedanigheid, de be-vordering van. de welvaart des Landmans onder mijne aangenaamste pligten rekenen mag.
Omtrent den inhoud en de strekking van het werk, zoo als het thans te voorschijn kamt, zal het noodig zijn te herinncren, dot ik hetzelve met een tweevoudig doel heb vervaardigd, namelijk vooreerst, opdat het zoude kunnen dienen ten gebruike van ellcen vee-man, om, bij voorkomende, eenvoudige ongemakken en ligte ongesteld-
he-
^cwr
-ocr page 11-
VOORREDE.
f
heden van zijn vee, daarin de teekenen te kunnen rin­den, waaraan deselve worden gekend, en tevens de noodige raadgevingen, omtrent hetgeen hij, in die geval-len, als nwttig ter genezing aanwenden, o/quot; als schade^ Hjlc vermijden moet, en voorts om eene teregtwijzing te erlangen, aangaande die middelen en voonorgen, welke ter afwering en voorbehoeding van vele, zoo heerschende als andere ziektew, ktmnen en behoorcn te icorden in het uerk gesteld; en, in de tweede plaats, om tot eene ge-sehikte handleiding te vcrstrekken voor hen, die, hoetvel geene Vee-artsen van grondigen aanleg zijnde, zieh even-wel met de uitoefening der veeartsenijkunde opzettelijk bemoeijen, en die reeds door eigene vlijtige oefening , voor de kennis en behandeling van vee-ziekten, eene meer-dere geschiktheid hebten verkregen, dan men bij elken gewonen Landman verwachten lean, en tot hoedanige Vee-meestcrs deze, in gevallen van eenig meerder gewigt,
Vi
waarin hij zieh zclven de behandeling niet kan toever-
tromcen, of waarbij het op het doen van eenige hand-verrigting aankomt, het zij met het mes of met andere werktuigen , meestal verpligt is zyne toevlugt te nemen. Ten nutle voornamelijk van dezen, heb ik aan onder-tcheidene onderwerpen eene meerdere uitbreiding gegeven door namelyk de werking der ziekte-oorzaken , den aard der ziekten, en de aanwijzingen tot eene doelmatige en verschillende geneeswijze enz., eenigzins meer uit een ge-xet en beredeneerd voor te stellen, dan in het oorspron-Jtelijk Handboek, te Hunnen behoeve, plaats had. Ook heb ik, vooral ten dienste dezer Vee-meesters, de meest Vnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gewone kunstverrigtingen (operatien) beschreven, welke
aan zieke of gezonde dieren somwijlen moeten worden verrigt, en die de Landman, als daartoe veelal de noo­dige handigheid ontberende, voorieker niet op zieh xal
*Snbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ft„n.
-ocr page 12-
w
rOORÄJSDE.
10
Runneraquo; nemelaquo;. Door dit een eraquo; onder laquo;let laquo;ft raquo;ni; oan de laquo;oordrojft cene meerdere volledigheid en leertaamheid ie hebhen Mjgezet voor velen, die sich op de leoefening der Vee-artsenißunde wenschen toe te leggen, en hun daardoor erne ruimere gelegenheid te hebben verschaft, ier verhrijging van die ononfbeerlijke kennis en ie-laoaamheden, weihe hen het vertrouwen Mnnen waardig maken van degenen, die genoodzaaht zijn, de hehande-Ung van het vee, door gewigtige sieMen of ongemahken mngedaan, aan hunne zorgen over te geven. Op deze vdjze nu ftan elkeen van het hoeh een nuttig gebruik maken; de Fee-mow, namelijk, bediene er zieh van, in soo verre de saken onder zijne levatting en uitvoering vollen, en voor het overige plege hij met meer ervarene lieden raad.
Wat de vordere hoofdveranderingen hetreft, welke liet werk, bij deszelfs omarbeiding, heeft ondergaan, zoo zal eene vergelijking van hetzelve met het oorsprmkelijke Handboek doen zien, dat de afdeeling over, het aan-kweeken, opvoeden en voederen der dieren uit het te-genwoordige zijn weggelaten. Hoe nuttig en noodzahe-Kjk het voor den Landman zijn möge te weten, wat hij hieromtrent in acht te nemen hebbe, ten einde schoon, sterk en gexond vee te erlangen, zoo kan nogtans dit tluh gerekend worden meer een eigen onderwerp der landhuishoudkunde, dan der Yee-artsenijkmde uit te malen, en hetwelk hier bovendien te beter kan worden gemist, daar het Landbmwkundig schoottoek van h. ponse , mtgegeven door de maatschapph tkr bevobderinq vam ben LANDBOirw te Amsterdam, te dezcn opzigte, tot eene geschikte handleiding kan verstrekken. — Voor zoo ver nogtans, als. eene gebrekkige aankweeking en opvoeding, of een verkeerde leefregel van het vee, tot menigvuldige
ge-
snr
-ocr page 13-
,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;VOORREDE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;11
r
gebrekm en ongesteldheden van hetzelve aankiding kan geven, vindt men zulks bij ledere ziehte, daardoor voort-gebragt, opgegeven, tevens met de aanwijzing van fatgeen daarhij ter verbetering dient te worden aangewend.
Be afdeeling over de ziehten der Geiten heb ik ins-gelijks, ter besparing eener meerdere ruimte voor de behandeling van andere onderwerpen, gemeend, zonder aanmerkeli/k nadeel, te kunnen overslaan, daar toch de ongesteldheden dezer dieren met de ziekten der Sclia-pen eene groote overeenkomst heblen, zoodat derzeher geneeswijze gemakkelijk mar die der laatsten zal kun­nen worden geregeld.
Daarentegen is de verloskunde der Paarden, der Koei-jen en der Schapen met die meerdere uitvoerigheid voor-gesteld, welke derzeher gewigt scheen te vorderen. Het atomraquo; mij voor, dat eene duidelyke handleiding tot dit belangrijke vak der Vee-artsenijkunde aan het oogmerk des werks allezins voegde. Want ofschoon het niet ont-ireekt aan werken in onze taal geschreven, welke em grondig onderwijs in de verloskunde van het vee bevatten, zoo verheeren evenwel de voornaamsten van dezelve] vooral uit hoofde hunner kostbaarheid, of om andere reden, niet genoegtaam in de handen van velen, om. dat algemeene nut te verspreiden, hetwelk men anders van derzeher voortreffelijke waarde zou mögen verwach-ten. Ten einte derhalve ook aan de behoefte, welke er, te dezen opzigte, bij het algemeen bestaat, eenigzins te gemoet te komen, zoo heb ik getracht den Landmm een naauwkeurig onderrigt te geven, omtrent hetgeen hi; met betrekking tot het dragtige vee in acht hebbe te ne-men, alsmede wathij, bij de gewone verlossingen, doen of laten meet, met herinnering vooral van onderscheidene verkeerde gewoonten, welke, in dezen, bij onze landlie-
*6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; den,
-ocr page 14-
12
rOORREDE.
den, meermalen plaats hebten, en die als sehadelijk moe-ten vermijd worden. De Yce-helper zal ook hier, be~ halve eene ruimere verloskundige kennis, aangaande het maaksel en de werking der geboorte-deelen de ligging r en ontwikkeling der vrucht bij de moeder-dieren, enz., in de afdeeling over de verloskunde der Koeijen, de hand-grepcn en handelwijzen vinden voorgedragen, welke, bij moeijelijlce en tegennatuurlijke vcrlossingen, het zij met of zander de aanwending van geschikte werktuigen, tot redding van het vce, kunnen en moeten worden in het werk gesteld; wordende voorts de meest gewone onge-makken en ongesteldheden, waardoor het onderscheiden vee, bij en na de verlossing, als derzelver onmiddellijke gevolgen, niet zelden overvallen wordt, alsmede de ge-breken en siekten der jonggeborene dieren, in elk dezer afdeelingen behandeld, met opgave van derzelver genees~ wijzen.
Voor het grootste gedeelte heb ik, wat het overige aang'aat, den inhoud, en, zoo veel mogclijb, ook den stijl en leiddraad van het oorspronkelijk Handboek be-houden; behalvc dat de hoofdstukken somwijlen in eene andere, naar mijn oordeel meer geschikte, volgorde zijn geplaatst. In enkele zaken ben ik van het gevoe-len van den Schrijver afgeweken en heb dat van andere vee-artsenijkundigen aangenomen , wanneer namelijk het-xelve mij, op voldoende gronden, aannemelijker voor-kwam. De onderscheidene volks-henamingen , onder welke de zickten in verschillende streken onzes lands, bij de Landlieden het meest bekend zijn, heb ik doorgaans, voor zoo veel ik dezelve heb kunnen opsporen, duide-lijkheidshalve, er bijgevoegd, gclijlc ook, tot meerdere zekerheid, opzigtelijk de verschillende benamingen van tommige geneesmiddelen, derzelver Latijnsche artsenij-
meng-
)#9632;
-ocr page 15-
VOORREDE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 13
meng- of kruidhundige namen er bij xijn geplaatit; tcaardoor men dus, in geval van twijfeling, welke mid-delen bcdoeld worden, bij den Apotheker, of andere des­kundigen de noodige inlichting erlangen kan.
Zoo veel ik kon, heb ik bij de zamenslelling van dit werk, onze inlandsche schrijvers geraadpleegd, en vooral omtrent de ongesteldheden van het Rundvee en der Scha­fen, hebben mij de schriflen onser uitstekende Landge-nooten, met name campee, ie i'iuncq van berkheu, alsmede de werken der maatschappij ter BEVORDEHiNa
VAN DEN IANDBOUW TE AMSTERDAM, HET UAGAZUN VAÄ
vadeelandschen landbodw , door den Heer jan kops, eenen ruimen voorraad van zaken verschaff, van wel­ke ik vele, onder eene gepaste verkorting en veran-deringen, overeenkomstig het bestek en den aangenomen stijl des werks, heb overgenomen. De verloskundige af-deeling der Koeijcn bevat insgelijks em zakelijk uit-treksel uit de werken van eberbard en eeisshan , die der Schapen uit het ondebwus voor schaapherders laquo;on dauienton, en die der Paarden is genotnen uit het magazijn der thierarzneikcnde van raquo;ohlwes , laquo;on hetwelk ik buitendien, in andere opzigten, gelijk mede van de Hoogduitsche werken van pilger , bdsch . #9632; am-mon en anderen, meer bepaald voor de ziekten der Paarden, gebruik heb gemaakt. Onder sommige blad-zijden vindt men de Nederduitsche werken bij de be-handelde ondcrwerpcn zelve aangewesen, ten einde deze daarover breedvoeriger zoutkn kunnen worden nagezien. Uit dit alles blijkt dan, dat het Handboek der Ge-nees- en Verloskunde van het vee, hetwelk hier mijnen Landgenooten wordt aangcboden, een werk is, waarvan dat van joh. nig. eohlwes, zoo als het te voren door mij is vertaald, wel den algemeenen grondslag uit-
* 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; maaht,
iquot;.
-ocr page 16-
14
VOORREDE.
maaU, maar hetwelk nu zoo vele vermeerderingen, af-latingen, en verandcringen heeft ondergaan, dat het daardoor tgeenszins den titel, ah aan dezen sehrijver toebehoormde, meer kon hehouden; orraquo; weifte reden ih daaraan dien heb gegeven, weihe aanduiät, dat hetwerh hoofdzdkelijh is getrohken uit onderscheidene in- en uit-landsclie vee-artsenijkundige Schriften; ik voeg er daar-om tmI opzet bij: hoofdzakelijk, dewijl niet alles} wat het werk bevat, door mij uit de gemeide schriften is bij een verzameld, maar ik daarenboven het een en an­der er heb bijgevoegd, hetwelk ervarene Vee-meesters of bijzmdere geneeskundige en andere vrienden mij, beirek-kelijk eenige [ ziekten van hit vee, hebhen medegedeeld, en hetgeen mij niet onbelangrijk scheen, om algemeen bekend gemaakt te worden, terwijl ik eindelijk hierbij ook te baat heb genomen, hetgeen eigene opmerkingen, aangaande onderscheidene voorwerpen der vee-artsenij~ künde, mij zelven hebben geleerd; leunnende tochiemand, die te lande de geneeskundige praktijk uitoefent en om-trent de zaak der vee-artsenifkunde niet geheel belan-geloos verheert, niet wel verondersteld worden daarvan geheel of in alle deelen onkundig te blijven. Ja, is de geneeskunde van het vee slechts als eene eigene wyzi-ging der algemeene geneeskunde aan te merken, welke, voor het ^overige, grootendeels, op geli/ke leerstellingen en grondbeginselen rust, hoe gemakkelijk zou het den gewonen Geneesheer kunnen vallen, zieh de kennis, welke tot de uitoefening der eerste vereischt wordt, eigen te maken, en hoe veel voordeel zou niet aan dete wetenschap en der maatschappij worden toegebragt, wan-neer sommigen mijner kunstgenooten te lande de Genees~ en Verloskunde van het vee, op het voetspoor van vele omer beromdste mannen, meer ter harte en onder
hm-
-ocr page 17-
VOORREDE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;15
bunne besckerming namen, in soo vcrre sulks namelijh, sonder eenig nadeel voor hun hoofdberoep, met hetzelvlaquo; in overeenstemming zoude kunnen worden gebragt!
Daar het somwij'len moeljelijk is, doorenkeUieschrij-vingen, omtrent het zamenstel van werktuigen een vol~ Itomen duideUJk denkbeeld te verkrijgen voor derzelver gebruik, veelmin om zieh dezelve daarnaar te kun­nen toten vervaardigen, indien deze niet tevens aan het oog worden voorgesteld, zoo heb ik de afbeeldingen van verscheidene werktuigen, welke in de heel- of ver-loskunde van het vee te pas kamen, op twee platen, achter het werk gevoegd. Be Uitgever heeft, op mijn voorstel, de onkosten daartoe vereischt wordende, wel willen aanwenden, ten einde de bruikbaarheid des werhs ook hierdoor te vermeerderen, zander evenwel den prijs van hetzelve daarom te verhoogen. De meeste dezer afbeeldingen zij'n uit de onderscheidene bovengemelde werken overgenomen. Eenigen zij'n er, volgens de heschri/ving van anderen, naar mij'ne opgave lij ge-plaatst.
Eindelijk mag ik hier bijvoegen, dat, mder goed-beuring der Commissie, belast met het opzigt over dit werk, hetzelve, vöör het afdrukken, is onderworpen aan de herzicning en beoordeeling der Hooggeleerde Heeren p. driessen, g. bakker en j. a. dilkens , Hoogleeraren, onderscheidenli/k in de schei- en plant-kunde, enz., in de ontleed- en verloskunde, enz., en in de landhuishoudkunde, ens., aan de Hoogeschool te gko-hingen, wier goedkeuring mij tot cene aangename vol-doening verstrekt. Aan deze mij'ne hooggeachte vrienden betuig ik voor de moeite, daaraan besteed, en voor de toelichtingen, welke ik van hen heb mögen ontvangen, mijnen opregten dank.
In-
-ocr page 18-
16
VOORREDE.
Indien ik mag ondcrvinden, door deze mijne pogin-gen iefs tot wesenlijk nut der Maafschappij te heiben toegebragt, zoo sal ik mij daarover te alien tijde mo-gen verbeugen.
i
HOOGEZAND
den 30Mo van Lentemaand 1819.
A. WUMAir.
...
#9632; #9632;
,
'
VOOR-
-ocr page 19-
' :' #9632; 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;#9632;#9632;#9632;'..;...' -' .#9632;quot; • ;! •
' :': #9632; '' #9632; ' : • #9632; - #9632;#9632;#9632;#9632;: '#9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; • ' 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; . ;
*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; VOORREDE
. : - ;,
#9632; ' #9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; : 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ' ' ;
TOOK DS
TTTEEDE UITGAVE.
- -nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632;#9632;'#9632;#9632;
#9632; O HI
Ufsclioon de voordeelige aftrek van dit Hand-boek, zoodra het in den jare 1819 in het licht wras -versclienen , reeds spoedig eene genoegzame geruststelling verzekerde otntvent den goeden uit-slag ottzer pogingen , had men evenwel niet kön­nen verwacliten , dat de , voor ons Land , on-gewoon zware oplage van dit werk, binnen wei­nige jaren , geheel zou zijn uitverkocbt geworden. — Daar er bij de voortdurende aanvrage, geene exemplaren meer voorhanden waren, gaf de Heer R. J. schiirbeek raij zijn voornemen te kennen,
on
-ocr page 20-
18nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;VOORREDE.
om tetzelve te doen herdrukken, tnij verzoekeude andermaal de herziening van het werk op mij te willen nemen. Hoe aangenaam en aanmoedigend het voor zijn möge, mijnen arbeid, op deze wQze, door een günstig onthaal en de goedken-ring mijner Landgenooten bekroond te zien, zoo meet ik betoigen tbans voor mij zelven meer-dere zwarigheid te maken in bet uitgeven van dit Handboek dan te voren; betgeen irouweas een ieder zal kunnen billijken, die mijne, sints dien tijd j veranderde betrekking in overweging neemt. Hetgeen ik toch, te voren , als practiserend Geneesheer, ter bevordering van bet, zoo lang in ons Land verwaarloosde, vak der Vee-artsenij-kunde meende te moeten toebrengen, docb het-welk alleen nit licfhebberij en als een bijwerk door mij kon worden verrigt, is tbans mijn boofd-werk geworden , betwelk de gehesle verpligting-vau mijn beroep uitmaakt. Door Zijne Majesteit, den Koning, als Hoogleeraar voor bet praktisch onderwijs aan 's Rijks Vee-Artsenij-Scbool te Utrecht geplaatst zijnde, is het tbans mijne taak geworden, om bekwame Vee~artsen te vormen, ten dieuste der Maatscbappij. Niet dan streelend voorzeker kon bet voor mij zijn met bet vec-trouwen van Zijne Majesteit te worden vertierd, om de mede-grondlegger te mögen zijn van eene Inrigting, welke men reeds lang en algemeen voor
ons
'
-ocr page 21-
VOORREDE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 19
ons als ecne zaak van het hoogste belang heeft beschouvvd, over welker gemls men zieh evenwel tot das ver vruchteloos had beklaagd, enwaarvan de tot standbrenging , gelijk die van zoo vele an­dere nuttige zaken, aan de vaderlijke zorgen van onzen wijzen en geeerbiedigden Koning, ter be-vordering van bet geluk en den voorspoed des Nederlandschcn Yolks, was voorbehouden.
Hierdoor dus in de beste gelegenbeid. gesteld zijmle, om , in deze Wetenscbap, mcer en meer door te dringen, mij met derzelver omvang van nabij bekend te makeu, en haar proefondervindelijk te beoefenen, moest bet bij mij eenige huivering verwekken, om in mijae tegenwoordige hoedanig-heid, op nieuw een Handboek uit te geven, waarvan de bevatte zaken, voor een groot gedeelte, uit andere Schrijvers geput, en tot een geheel zijn bij een verzameld, en waarvan ik de ge-grondheid, bij de ervaring trouwens, welke een verblijf op het Land van der jeugd af aan mij Omtrent de ziekteu der dieren heeft kunnen ver­schaffen, alleen kon beoordeelen naar de begin-selen, welke eene vergelijkende ziektekunde van den mensch en der dieren aan de hand kon geven.
Met dat al heb ik, na eene ernstige overweging dez^r zaak, geene voldoeüde redenen gevönden ,
,i . wear-
-ocr page 22-
20nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; V00RRKDE.
I
waarom ik zou oordeelcn , dat het onderhavigr werk, voor als nog, niet tot een geschikt Hand-en Volksboek ;zou kunnen verstrekken, waartoe het, zoo als ik meen, tot dus ver, niet zonder nut gediend heeft. De aanbeveling, wdke hctzelve van wege ondeischeidene autoriteiten, als de
PROVINCULE COMHISSIE VAN GEfTEESKÜMHü ÖNDER-ZOEK EN TOEVOORZIGT VAN TRIESLANO (*) , die Van 1ANDBODW TE GRONINGEN (-{-) , Zijne EXCELLENTIE DEN HEERE GOUVERNEUR DER I'ROVINCIE GELDER­LAND (S) en andere heeft ontvangen, staan daar-mede borg voor, daar ik mij vleijen mag, dat dezelve alleen kunnen gegrond ziju op het voor-deel, dat men er van ondervonden heeft, of hetgeen men naar den aard en de behandeling der zaken, veronderstelt daar van te kunnen ver-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
wachten.
Later hebben hh. GOUVERNEURS van de pro-viNciEN N.-BRABAND bij besluit in dato den 24 Junij 1825, — vaw oost-vlaanderen in dato 27 April 1826, laquo;— tan west-vlaanderen in dato 27 Junij 1826, aan hunne respective Gemeente-besturen aangeschreven om zieh dit werk, ten koste hunner provincie, aan te schaffen, om in voorkomende ziektegevallen raad te plegen.
'
Iknbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;fa
(raquo;) Zie dlaquo; Leeuwarder Courant van den 10 Sept. 1819. (f) Zie de Groninger Courant ran den 8 October 1819. (sect;) Zie het Prorinciaal Dagblad yan Geiderland If a. 88.
-ocr page 23-
VOORREDB.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;21
Ik heb hetzelve derhalve f op verzoek des üit-gevers, aan eene herziening onderworpcn, ea van eenige ingeslopen onnaauwkeurigheden , gezui-verd, terwijl ondei-scheidene Afdeeiingen met nieuwe Uoofdstukkca over beJangrijke zfieklen zijl^ vermeerderd, en aan sommige onderwerpen meer-dere uitgebreidheid en ophelderingen^ hetzij in den tekst, betzij bij wijze van aauteekeningen onder de bladzijden ziya toegevoegd wovden. — Voorts meen ik, door bet bijgevoegde stukje övef het Hoefbeslag del Paards, het wei'kje belang-rijker te Lebben gemaakt voör velen, die zieh in deze verrigting verkiezeti te oefenen, of ter be-, waring van gezonde of ler verbeterlng van gebrekkige hoeven. eene grondige kennis vaa' het beslag deraquo; gt;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Paards wenschen te bezitten; iets betwelk voof
deszelfs gebruik, als eene zaak yiamp; het grootste gewigt moet worden bescliouvvd.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;!.;.
.... '#9632;'quot;'#9632;.'#9632;•#9632;#9632;#9632; #9632;#9632;#9632;#9632;,- ~ohj '.#9632; Intusschen wensch ik, dar men dit werk mag blijven beschouwen uit het oogpünt der bedoe-ling, waartoe het geschreven is, als moetende in de eerste plaats dienen Tool; den Veehoüder, om, in vooikotnende gevallen van~fflettsn quot;ottäte zijn vee, te kunnen worden geräadpl^gd. Moest het fnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; alleen of voornamclijk voor eigenlijke Vee-artsen
dienen , dan zou, het te yeel en te weiaig bevaöen. Xe veel, omdat een aantal ziektep Van gelijken
aard,
-ocr page 24-
22nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;VOORREDE.
aaxd , welke nu, naar Het verschll der dieren i in onderscheldene afdeelingen zijn yoörgesteld, meer nit een algemeen ziektekondig gezigtspunt zouden hebben kunnen worden beschouwd , waar-door vele herhalingen Tan dezelfde zaken yermijd, en beknoptheid zoude zija bevorderd gewor­den ; te weinig, vermits de behandeling der onlaquo;* derwerpen alsdan Toorzeker meer op eenen voet had behooren geschoeid te worden, beantwoor-dende aan den trap der vorderingen, welke de Tee-artsenljknnde, als wetenschap, beeft bereikt, hoedanige leerwijze door mij wordt gevolgd voor de kweekelingen, die in dezelve eene geregelde opleiding, aan onze scbool, erlangen. Hoewel ook deze van dit Uandboek, op bunnen tijd, in de dagelijksche praktijk, gebruik zullen kunnen maken, zoo acht ik betzelve evenwel meer bijzonlaquo; der bestemd voor zooclanige lieden, die van gron-dig onderwijs vers token zijnde gebleven, nog tans eene boofd-bemoeijing van de uitoefening der Vee-artsenijkunde maken.
Meer beb ik dan ook omtrent deze tweede nitlaquo; gave bier niet bij te voegen, dan alleen, dat bet werk, bij den kleineren letter, door de bij-gevoegde zaken, een' meer uitgebreiden inboud heeft verkregen, waardoor de prijs van betzelve Weinige stuivers is verhoogd geworden.
Har-
-ocr page 25-
VOORREDE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 23
Hartelijk wensch ik, dat dit Handboek aau zijne bestemming, ten dienste mijner Landgenoo* ten, vvier belangen met de Vee-teelt, als eene bron van bijzondere en algemeene welvaart, in betrekking staan, möge blijven beantwoorden.
A. N ü M A N. Utrecht, den S7 December, 1825.
#9632;
.
1
. •
#9632;#9632;
-#9632; #9632;quot; , #9632;
#9632; #9632; #9632;'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632; #9632; #9632;
-.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632;
,#9632;#9632;#9632;...
. , #9632;•nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632;:•;'#9632; i
#9632; #9632;#9632;#9632;#9632;-
TOOK-
-ocr page 26-
#9632;.. in Pi oquot;
:' • ..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;gt;:..'•. .1 :.c: #9632;.,,7 i-it. - ]
. . '-#9632;.;#9632; :;; #9632; '#9632;::..'.:gt; #9632;#9632; .': , T;rquot;:;.:r .:.#9632;,' . %?,
VOORREDE i
#9632; #9632; - dnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;•#9632; : .. : ., :-. ,: :.: #9632;•-; \. •;,.:,,
TOOK DB
#9632; #9632;..... ij
VIERDE UITGAVE.
Indien men uit den aanhoudenden aftrek van eenig werk het besluit mag afleitlen, dat hetzelve bij voortduring aan deszelfs bestemming blijft beantwoorden , dan meenen wij, dat deze gevolg-trekking op dit handboek zal mögen worden toe-gepast, daar de derde, aanzienlijke, oplage van betzelve, in 1833 versehenen , reeds sedert eenigen tijd, gebeel is uitverkocht. Wijlen de Heer R. J. schierbeek beeft geene zwarigbeid gemaakt eene vierde uitgave te ondernemen, welke tbans, eerst na zijn overlijden, gebeel afgedrukt zijnde, door zijne opvolgers; onze Landgenooten wordt aange-boden.
-ocr page 27-
VOORREDE.
25
if
In de Foorrede en het Voorberigt voov de vroegere uitgaven , zijn de aanleiding, het doel, en de strekking van het werk , zoowel als mijae verschillende heti'ekking tot hetzelve, breedvoerig aangewezen. Dewijl al deze gezigtspuuten onver-anderd zijn gebleven, heb ik daaromtrent hier niets verder bij te yoegen.
De hoofd-inhoud van het Handboek is dezelfde gebleven. Het scheen ons , om meer dan eer.e reden , doch bepaaldelijk ook , ten einde tot geene te groote prijsverhooging aanleiding te geven, onraadzaam toe, aan het werk eene ineerdere uit-breiding le geven.
Hoewel in de Vee-artsenijkunde, gelijk in de overige wetenschappen, bestcndig vorderiugen worden gemaakl, waarbij aanhoudend andei'e be-schouwingen geboren worden , uit welke tevens sonwijlen andere behandelings-wijzen der zlekten voortvloeijen, zoo is het niet wel mogelijk , een Volks-boek, als het onderliavige, naar deze, steeds afwisselende , theorien zoo in te rigten , dat het kan geacht worden~met Tiet standpunt der wetenschap bestcndig, in alle opzigten, over een te komen. Wij oordeelen ook, dat een dusdanig Handboek , bij eene , zooveel mogelijk , beknopte ea duidelijke, beschrijving van de verschijuselen en oorzaken der meest voorkomende Vee-ziekten, ten aanzicn der behandeling van dejelve, naauwelijks
* *
meer
-ocr page 28-
26
TOORRKDE.
meer belioeft, noch behoort te be vat leu, dan zooda-nige eenvpudige ea algemeene practische genees-regelen, welke, als de meest beproefde, door hen, voor wie hetzelve hoofdzakelijk bestemd is, in vooy-koraende gevallen, veilig kunnen worden opgevolgd en aangewend. Ik meen hieromtrent nogmaals te mögen verwijzen naar hetgeeu in bet Voorbe-rigt voor de Tweede Uitgave, op bladz. 21 en 22, breeder is ontvouwd.
Ten einde echier bei nut van bet Handboek, ook met opzigt tot den, meer wetenschappelijk opgeleiden , Vee-arts, te vermeerdereri , is achter elke Afdeeling een Bijvoegsel geplaatst, waarin nopens de, in dezelve voorkomende, ziekten en gebreken der Huisdiei'en terug wordt gewezen naar ondcrscheidene, zoo builenlandsche als in-lamlsche, Vee-artsenijkundige Schriften , in welke over dezelfde en aanverwante ziekten gehandeld wordt. Onder deze komea vooral in aaanmerking bet, door mij uitgegeven: Magaztjn der fee-ctrtsenijkunde en bet Handboek der Vee-arlse-hundige Heelkunde, van J. f. dieterichs , uit bet Hoogduitsch vertaald, door s. w. A. HART en c. kulstra, welke beide werken te Groningen uitgekomen, en alsnog bij de Erven E./. schieu-beek, verkrijgbaar zijn.
Wij meenen hierdoar de bmikbaarbeld van bet werk te hebben bevorderd , daar zij , die hetzelve
wen-
-ocr page 29-
VOORREDE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 27
wenschen te raadplegen, des verkiezende, aan huane kennis, ten aanziea van de mceste Vee-ziekten, en derzelve uit- of inwendige behandeling , eene ruimere uitbreiding zullen kunnen geven, en zieh bekend maken met vei'scbillende zaken en beschouwingen, tot het vak der Vee-ai-tsenij-kunde betrekkehjk.
Aldus hopen wij, dat de Vierde Uitgave van dil Handboek der Genees- en Verloskunde van het Vee, waarvan de eerste druk voor omtrent vijfentwmlig jaren het licht zag, voortdurend het gunstig onthaal möge ondervinden, hetwelk hetzelve tot dus ver heeft genoten , en dat het in ruime mate aan de bevordering der belangen van den Landbonw en der Volks-welvaart, waar­van de Veeteelt een zoo voornaam gedeelte uil-maakt, dienstbaav möge blijven.
A. N ü M A N. ^ Utrecht Mci 18 4 4.
:. •
* *
AAN-
-ocr page 30-
AANWIJZIIVG
DER
HOOFDSTUKKEN, enz.
I. AFDEELING.
Otfr de Vitwendige Ziehten äer Paardeti,
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Bladz.
1. Over de gebrelen van den Mond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1, I. Zweren aan de binnenzijde van de
boven- en onderlip.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i. II. Het bederf in den Mond , ook de
Water-hanker genoemd,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;2.
III.nbsp; nbsp; Ranker aan de Tong of de Tongblaar.nbsp; nbsp; nbsp;3.
IV.nbsp; nbsp; Over de beleediging van de hoeken des Monds, der Lagen, en van de Tong.nbsp; nbsp; nbsp;3.
Y. Over het hangen der Roosters of het
opzwellen van het vliezig gehemelle. S. VI. Over de gebreken der landen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;6.
Hoofdst.
-ocr page 31-
AANWIJZING deu HOOFDST.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;29
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
2.nbsp; nbsp; Over het bloeden van den Neus.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;9.
3.nbsp; nbsp; Over het spons- of vleeschachtig uitwas, of
den Polypus in den Neus.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;10.
4.nbsp; nbsp; Over de zieklen der Oogen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 12.
5.nbsp; nbsp; Over do kliergezwellen ondcr de KinnebaLnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 23.
6.nbsp; nbsp; Over hot gezwel op het bovenste gedeelte van
den Hals.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 26.
7.nbsp; nbsp; Over het drukken des Zadels.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;29.
8.nbsp; nbsp; Over het heete Borstgezwel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 34.
9.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der huid onder de Borst.nbsp; nbsp; 35,
10.nbsp; nbsp; Over de Kreupelheid in de Borst of de Boeg-lamheid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;36.
11.nbsp; nbsp; Over do Kreupelheid in het Kruis of de Len-denlamheid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 41,
12.nbsp; nbsp; Over de Kreupelheid in de Hcup of de Hcup-lamhcid. -nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;43.
13.nbsp; nbsp; Over de verstuiking en ontwrichting der Knie-schijf.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 47.
ii. Over de verstuiking van het Koolgewricht.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;50.
15.nbsp; nbsp; Over de zwelling der Hakkcn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;54.
16.nbsp; nbsp; Over de Gewrichts-verstijving.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;57,
17.nbsp; nbsp; Over de Gallen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 58.
18.nbsp; nbsp; Over den Pezcnklap of de Nerf.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;62.
19.nbsp; nbsp; Over den Hazen-hak.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 66.
20.nbsp; nbsp; Over de Spat en het Overbeen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 67.
21.nbsp; nbsp; Over de zuchtige zwelling der Achterbecneu
en de Bloed-Gallen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;73.
22.nbsp; nbsp; Over de Zwammen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;75.
23.nbsp; nbsp; Over de Mok.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;77.
24.nbsp; nbsp; Over den Overhoef.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 83.
25.nbsp; nbsp; Over de verzweringen aan de Kroon.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 86.
** 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Hoofdst.
-ocr page 32-
30nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; AANWIJZING dee
Hoof dst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz,
26.nbsp; nbsp; Over de verzwering in den Voet of den Etter-hoef.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 89.
27.nbsp; nbsp; Over de gebreken der Voetzool,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;92.
I. Over het verballen der voeten of de
gekwetstc Zool.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 92.
II. Over de Steen-gallen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;94.
III.nbsp; nbsp; Over den Kanker in den voet of de Zool-verrotting.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 96,
IV.nbsp; nbsp; Over het intrappen van Nagels of andere
spitse ligchamen in de voetzool.
97.
V. Over het Vernagelen.
99.
28.
Over den Hoornkloof of gescheurden Hoef.
100
29.
Over de Zwelling van den koker en onder
den bulk.
102.
30.
Over de Breuken.
104,
31.
Over de ziekten der Manen en van den
Staart.
108.
32.
Over de Jeukerigheid.
109.
33.
Over de Schürft.
110.
34.
Over de Luizen.
112.
3S.
Over de Kneuzingen.
112.
36.
Over het Ettergezwel.
114.
37.
Over de Wonden.
I. Over de oppervlakkige Wonden, of
116.
Schavingen.
117.
II. Gesnedene of gehouwene en gescheurde
Wonden.
118.
III. Gestokene wonden.
125.
IV. Geschotene wonden.
128.
38.
Over de Wratten.
132.
39.
Over de Beenbreuk.
133.
II. AF-
-ocr page 33-
HOOFDSTUKKEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;31
II. A F D E E L I N G. Over de Inwendige Zühten der Paar den.
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
1. Over de Onstekingskoorts.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; J37.
•2. Over de Galkoorls.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1*1.
3.nbsp; nbsp; Over de Rotkoorts.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 144.
4.nbsp; nbsp; Over de Hoofdzwelling.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 148.
5.nbsp; nbsp; Over de Ontsteking van het Snot- of Slijm-vlics
van den neus.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ISO.
6.nbsp; nbsp; Over de Keel-ontsteking.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;151.
7.nbsp; nbsp; Over de Long-ontsteking.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 153.
8.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Lever.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;157.
9.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Nieren.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;158.
10.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Pisblaas.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 160.
11.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Maag.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; . 161.
12.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Därmen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 162.
13.nbsp; nbsp; Over de ontsteking van den Draagzaknbsp; nbsp;of
het Veulen-huis.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;163.
14.nbsp; nbsp; Over den Droes.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 164.
15.nbsp; nbsp; Over den kwaden Droes en den inwendigen Worm.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;172.
16.nbsp; nbsp; Over den Hoest.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 180.
17.nbsp; nbsp; Over de Dampigheid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;182.
18.nbsp; nbsp; Over de Bevangenheid of Verstijving.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 184.
19.nbsp; nbsp; Over den Kolder.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 192. 2Ü. Over de Duizeligheid en Beroerte.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;198. 21. Over de Vallende ziekte.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;200. •22. Over den Mondklem.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;201.
23.nbsp; nbsp; Over het Buikwee.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 204.
24.nbsp; nbsp; Over den Doorloop.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;211.
** 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Hoofdst.
-ocr page 34-
32nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;A A N W IJ Z I N G deb
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
25.nbsp; nbsp; Over de moeijelijke quot;Walerloozing en denbsp; op-stopping der Pis.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 216.
26.nbsp; nbsp; Over den Lauterstal of de klare Pis.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;220.
27.nbsp; nbsp; Over het Bloedpissen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 221.
28.nbsp; nbsp; Over de Wonnen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;222.
laquo;I. AFDEELING.
Over de Verloskunde der Paarden.
1.nbsp; nbsp; Over de kenmerken en tgdrekening der drag-tigheid, en het geen omtrent de Merrie, gedurendc dezelve, dient te worden in acht genomen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 228.
2.nbsp; nbsp; Over de natuurlijke verlossing, en de hulp, #9632;welke daarbij sorawijlen vereischt -wordt, als-mede over de behandeling der Merrie na de verlossing en van het veulen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;231.
3.nbsp; nbsp; Over de tegennaluurlijke verlossingen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 240.
I. De voorbeenen kruiswijze over elkan-
der geplaatst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;241.
II. De kop te ver tusschen de beenen
doorgezakt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;241.
III.nbsp; nbsp; Een been met den kop in of yoor dc geboorte-deelen, terwijl het andere been terug blijft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 241.
IV.nbsp; nbsp; De beide beenen terug, terwijl de kop in deszelfs natuurlijke ligging geplaatst is.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;242.
V. De beide beenen natuurlijk vborwaarts gelegen, met den kop en hals naar de eene of andere zvjde des veulens teruggebogen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;243.
Hoofdst.
-ocr page 35-
HOOFDSTUKKEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;33
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Bladz,
VI. De beide beenen, zoowel als de kop
teruggelegen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;243.
VII. Het gebeele veulen verkeerd, namelijk met het achterdcel naar voren, en met het voorste gedeclte des ligchaams naar achteren gelegen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;243.
VIII. Het veulen verkeerd en tevens op den
rug gelegen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 244.
#9632;4. Over het afzeltcn des Veulens of eene te vroeg-
tijdige verlossing.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;245.
BIJVOEGSELEN tot dc Uilwcndige en Inwendige Zickten en de Verloskunde der Paarden. I. Afdeeling. Over de üitwendige Ziek-
ten der Paarden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 248.
II. Afdeeling. Over de Inwendige Ziek-
ten der Paarden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 2ö0.
HI. Afdeeling. Over dc Vcrloskunde der
Paarden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 254.
IV. AFDEELING.
Over de üitwendige Ziehten van het Itundvee.
1. Over de gebreken van den Mond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;255.
I. Over de Spruw,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;255.
II. Over de Worraen op de Tong.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 256.
III.nbsp; nbsp; Over de gebreken der Tanden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;257.
IV.nbsp; nbsp; Over de verwonding der Tong.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 258. V. Over de zwelling van de inwendige
deelen des Monds.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 258.
** 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; HoofUst.
-ocr page 36-
34
AANWIJZING dek
Hoofdst. 2. Over de ziektcn der Oogen.
Bladz. 259.
261. 262. 263.
263.
265. 266. 266. 267. 269. 270. 273. 275. 275. 277. 277. 278. 278.
278.
278. 280. 281.
3.
*.
5. 6.
Over hat afstooten der Hoornen, of de Hoorn-
breuk.
Over dc Wormen en verzweringen in het Dor.
Over de Kni.e-zwam,
Over de zuchtige Zwelling der gewrichten
en der beenen.
Over het intrcden van spitse ligcharaen in
den Voet.
8.
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Over de verstuiking van het Koolgewricht.
Over de Mok.
Over de Ziokten der Klaauwen.
Over de kneuzing der Voetzool.
Over de Beenbreuk.
Over de quot;Wormbuilen.
Over de Boeglamheid.
Over dc Lendelamheid.
Over de Heuplamheid.
Over de Wonden.
Over de Gezwellcn.
I. Over de Kneuzingen. II. Over de Gezwellcn, door het steken van venijnige dieren vcroorzaakt.
III.nbsp; nbsp; Over de Gezwellcn, uit inwendige oorzaken ontstaande.
IV.nbsp; nbsp; Over het Ettergezwel. 19. Over de ziekten van den Uijcr.
I.nbsp; nbsp; nbsp;Ontsteking van den Uijer.
II.nbsp; nbsp; Over de verstopte Spenen.
III.nbsp; nbsp; Over de vurigheid aan den Uijer, en de zeere Spenen.
IV.nbsp; nbsp; Over de Koepokken,
281. 284.
285. 286.
Hoofdst.
-ocr page 37-
HOOFDSTUKKEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 35
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Bladt.
20.nbsp; nbsp; Over de Vungheid of het Schürft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;289.
21.nbsp; nbsp; Over de Luizen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 292.
22.nbsp; nbsp; Over de Wratten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 293.
23.nbsp; nbsp; Over de ziekten van den Staart.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 294.
V. AFDEELING. Over de Inwendige Ziehten van het Rundvee.
Over de heerschende Ziekten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;296.
1.nbsp; nbsp; Over de Tongblaar, of den Ranker innbsp; nbsp;den Mond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 297.
2.nbsp; nbsp; Over het bederf in den Mond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;299.
3.nbsp; nbsp; Over het Millvuur.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 302.
4.nbsp; nbsp; Over de rotachtigeof kwaadaardigeLongziekte. 310. ö. Over de Runderpest.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;314.
6.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Hcrsenen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;319.
7.nbsp; nbsp; Over de Kcel-ontsteking.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;320.
8.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Maag.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;322.
9.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Nieren en Pisblaas. 323.
10.nbsp; nbsp; Over de Duizeligheid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 323.
11.nbsp; nbsp; Over den Hoest.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 325.
12.nbsp; nbsp; Over de Bevangenbeid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 333.
13.nbsp; nbsp; Over de Geelzucht.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 335.
14.nbsp; nbsp; Over de Waterzuchtige gesteldheid ofnbsp; nbsp;het Ongans.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 338.
15.nbsp; nbsp; Over het zwellende of loopende Vuur,nbsp; nbsp;ook
de Blaar genoemd.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 344.
16.nbsp; nbsp; Over het Bloedpissen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 347.
17.nbsp; nbsp; Over het Ruggebloed.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;353.
18.nbsp; nbsp; Over faet Buikwee of de Darmjicht,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 354.
** 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Hoofdst.
-ocr page 38-
36
AANWIJZING deh
Hoofdst.
19.nbsp; nbsp; Over de Opgeblazenheid.
20.nbsp; nbsp; Over den Doorloop.
21.nbsp; nbsp; Over de Wormen der logewanden.
Bladlaquo;. 3Ö6. 360. 364.
VI. A F D E E L I N G.
Over de Verloslcunde der Koeijen.
1.nbsp; nbsp; Over de dragt en helgeen omlrent de Kalf-dragende Koeijen dient in acht te worden genomen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;366.
2.nbsp; nbsp; Over de geboorle-deelen der Roe.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;370.
3.nbsp; nbsp; Over de verbinding van bet Kalf met den draagzak, en do ligging van hetzelvebij de Koc. 374.
4.nbsp; nbsp; Over de natuurlpe Verlossing.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 378. ö. Over de moeijclijke Verlossingen. 388. (i. Over de tegcnnatuurlijke Verlossingcn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;397.
Tegennatuurlijke verlossingen, -waarbij de kop of voorpooten, vcrkecrd zijnde geplaatst, of terug blijvendc, te regl of naar voren moe-len worden gebragt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 401.
I. De kop tusschen de voorpooten door-
gezonken.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;401.
U. Een of de beide voorpooten voor-waarts gelegen, met den kop aan dc cene of andere zijde van bet lijf des Kalfs terug geplaatst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;404.
HI. De kop in of voor de beenbuis, in deszelfs natuuriyke ligging ge­plaatst, terwijl de voorpooten terug blijven.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;405.
IV. De kop verkeerJ in de geboorte ge-
Hoofdst,
-ocr page 39-
HOOFDSTUKKEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 37
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Bladz.
plaatst, terwijl dezelve zieh met of zonder de voorpooten aanbiedt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 407.
V. De beide voorpooten, zoowel als de
kop tcrug blijvende.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 410.
Tegennatuurlijke verlossingen, -waarbij een of beide achterpooten gezecht en naar voren moeten worden gebragt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 412.
I, Een der achterpooten in degeboorte,
terwijl de andere tcrug blijft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;412.
II. Beide de achterpooten terug blij­vende , terwijl hot Kalf met den buik naar voren, naar achteren, naar onderen gelegen is , of op den rug ligt. 412.
III.nbsp; nbsp; llet Kalf met het achterdeel regt voor
het bekken körnende.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;415.
IV.nbsp; nbsp; Het Kalf dwars voor het bekken ge­legen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 418.
7.nbsp; nbsp; nbsp;Over de verlossingen, waarbij het gebruik van snijdende of sclierpe werktuigen gevor-
derd wordt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 420.
I. Over de ontleding van het Kalf bin­nen den draagzak.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;420. II. Over de verlossing van een Kalf, het-
welk een waterbuik heeft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 423.
III.nbsp; nbsp; nbsp;Over de verlossing van een Kalf, het-
welk een windbuik heeft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 426.
IV.nbsp; nbsp; Over de verlossing van Dubbelingen, alsmede van een Kalf met twee höofden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 426.
8.nbsp; nbsp; Over het verleggen des Kalfs.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 428.
9.nbsp; nbsp; Over het achterblijven der Nageboorle.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;431. 10. Over het uitzakken van den Draagzak.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 436.
* * 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Hoofdst.
-ocr page 40-
J8nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;AANWIJZING dkr
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Bladz.
11.nbsp; nbsp; Over de ontsteking van den Draagzak,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 440.
12.nbsp; nbsp; Over de Melkvcrplaatsing of het Melk-vuur. 444.
13.nbsp; nbsp; Over het liggenblijven der Koeijen nanbsp; nbsp;het afkalven of de Kalver-ziekte.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;448.
14.nbsp; nbsp; Over het Springvuur.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;*51.
15.nbsp; nbsp; Over het opdroogen der Melk.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 455. Over de gebreken der Melk.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 456.
I.nbsp; nbsp;Over het spoedig zuur worden der Melk.nbsp; nbsp; 456.
ü.nbsp; nbsp;Over de bloedige Melk.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;457.
III.nbsp; nbsp; Over de taaije Melk.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 458.
IV.nbsp; nbsp; Over de blaauwe Melk.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 459. V.nbsp; nbsp; Over den kwaden smaak des Bolcrs.nbsp; nbsp;462.
BIJVOEGSELEN tot de üitwendige cn Inwendige Ziekten en de Verloskunde van het Rundvee. IV. Afdeeuivg. Over de Uitwendige Ziek­ten van het Rundvee.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 463. V. Afdeeling. Over de Inwendige Ziek­ten van het Rundvee.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;463. VI. Afdeeling. Over de Verloskunde der
Koegen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;466.
VII. AFDEELING.
Over de Uitwendige Ziekten der Schapen.
1.nbsp; nbsp; Over den vurigen uitslag cm den Mond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 470.
2.nbsp; nbsp; Over het afbreken der Hoornen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 471.
3.nbsp; nbsp; Over het groeijen van den punt des hoorns
in het Oog.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;*7I.
4.nbsp; nbsp; Over de Beenbreuk.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 471.
5.nbsp; nbsp; Over het intreden van spitse ligcbamen in
den Voet.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;473.
Hoofdst,
-ocr page 41-
HOOFDSTUKKEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;39
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
6.nbsp; nbsp; Over het klaauw-zeer en de ontsteking der Voelen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;473.
7.nbsp; nbsp; Over de Brenten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 480.
8.nbsp; nbsp; Over het zwellen van den Uljer.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 480.
9.nbsp; nbsp; Over den Rooden uitslag of het loopende Vuur.nbsp; nbsp; 48t. 10. Over de Schürft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;482.
VIH. A F D E E L I N G.
Over de Inwendige Ziehten der Sehapen.
i.
Over de verhitting der Sehapen.
489.
2.
Over de ontsteking der Hersenen.
491.
3.
Over de Draaijing.
492.
4.
Over de Keel-ontsteking of de Bron.
495,
5.
Over de Long-ontsteking.
497.
(i.
Over het Miltvuur.
498.
7.
Over de Pökken.
500.
8.
Over den Hoest.
505.
9.
Over de Verstopping en het Koliek.
506.
10.
Over den verloren Eetlust.
508.
11.
Over de Opgeblazenheid.
509.
12.
Over het Ongans of de Leverziekte.
510.
13.
Over het Bloedpissen.
S20.
14.
Over het Ruggebloed.
522.
15.
Over den Loop en Bloedloop.
523.
16.
Over de Wormen.
525.
IX. A F D E E L I N G.
Over de Verlossingen der Sehapen. Over de dragt en de natuurlijke Verlossingen der Sehapen, alsmede over de eerste behan-deling der Lammeren.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;526.
Hoofdst.
-ocr page 42-
40
AANWIJZING der
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
2.nbsp; nbsp; Over de raoeyelijke en tegennatuurlijke Vcr-lossingen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;52raquo;.
I. Moeijelijke verlossingen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 529.
II. Tegennaluurlijke verlossingen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;330.
3.nbsp; nbsp; Over het uilvallea van den Draagzak.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;531.
BIJVOEGSELEN tot de Inwendige Ziek-ten der Schapen. VIII. Afdeeling. Over de Inwendige Ziek-ten der Schapen.
332.
X. A F D E E L I N G.
Over de üüwendige Ziehten der Zwijnen of Varkens.
1.nbsp; nbsp; nbsp;Over de ziekten der Oogeh.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 534.
2.nbsp; ' Over de Wormen en verzwering in de Ooren. 334.
3.nbsp; nbsp; Over Uet verstuiken van de gewrichten der
Beenen.
335.
336, 336. 537. 338. 539. 539.
4.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der Voeten en verzwe­ring der Klaauwen.
3.nbsp; nbsp; Over de Rotachtige ziekte der Borstelen.
6.nbsp; nbsp; nbsp;Over de Verlamming van achteren.
7.nbsp; nbsp; nbsp;Over de Schürft en Luis-ziekte.
8.nbsp; nbsp; nbsp;Over de Wonden.
9.nbsp; nbsp; Over do Kneuzingen en Ettergezwellen.
XI. A F D E E L I N G.
Over de Inwendige Ziehten der Zwijnen of Tarhen$.
1. Over de Keel-ontsleking of Keel-ziekte.
541. Hoofdst.
1
-ocr page 43-
HOOFDSTÜKKBN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 41
Iloofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
2.nbsp; nbsp; Over de ontsleking der Hersenen of Razernlj.nbsp; nbsp; 543.
3.nbsp; nbsp; Over den GarstenVorrel of Tongblaar.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 544.
4.nbsp; nbsp; Over de Gorligheid of Vinnigheid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;545.
5.nbsp; nbsp; Over de Pokken.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;547.
6.nbsp; nbsp; Over de Roodheid of de Mazelen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 548.
7.nbsp; nbsp; Over den Hoest.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;548.
8.nbsp; nbsp; Over de Bevangcnhcid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;549.
9.nbsp; nbsp; Over de Braking.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 550.
10.nbsp; nbsp; Over de Miltzuchl of Duizcling.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;551.
11.nbsp; nbsp; Over de Buikpijn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 652,
12.nbsp; nbsp; Over de Buik-waterzucht.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 553.
13.nbsp; nbsp; Over den Loop en den Blocdloop.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;554.
^BIJVOEGSELEN lot de Uitwendige cn Inwendige Zickten der Zwijnen of Varkens. X. Afdeeling. Over de Uitwendige Ziek-
ten der Zwijnen of Varkens.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;55C. XI. Afdeeung. Over de Inwendige Zick­ten der Zwijnen of Varkens.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 556.
XII. AFDEELING.
Over de Uitwendige Ziehten der Honden.
1.nbsp; nbsp; Over de riekten van den Mond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;557.
2.nbsp; nbsp; Over de tiekten der Oogen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;558.
3.nbsp; nbsp; Over de ziekten der Ooren.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;559.
4.nbsp; nbsp; Over de Keel-ontsleking.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;661.
5.nbsp; nbsp; Over de Vurigheid of hei Schnrft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 561.
6.nbsp; nbsp; Over den Huid-uitslag.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 564.
7.nbsp; nbsp; Over de quot;Wrallen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 564.
lloofdsl.
-ocr page 44-
42
A A N W 1J Z I N G der
Hoofdsl.
8.nbsp; nbsp; Over de Spons- of Zwamachtige Gewassen.
9.nbsp; nbsp; Over de Wenden.
10.nbsp; nbsp; Over de Gezwellen.
11.nbsp; nbsp; Over de Zweren.
12.nbsp; nbsp; Over de ongeraakken, door Branden vcr-oorzaakt.
13.nbsp; nbsp; Over de Kreupelheid, te weeg gebragt door uitrekking der gewrichtsbanden.
14.nbsp; nbsp; Over de ongemakken aan de Vocten.
15.nbsp; nbsp; Over de Beenbreuk.
16.nbsp; nbsp; Over de Vlooijen.
17.nbsp; nbsp; Over de uitlering der Lederaaten.
filädz. 565. 565. 567. 567.
568.
568. 569. 570. 571. 571.
XIII. AFDEELING.
Over de Inwendige Ziehten der Honden.
1.nbsp; nbsp; Over de Koorlsen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 573.
2.nbsp; nbsp; Over de Galkoorts.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;S75.
3.nbsp; nbsp; Over de Bolkoortsnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; S76. *. Over de Ontstekingskoorls.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 577.
a. Over de ontsteking der Longen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;577.
6, Van het Ribbenvlies en Middenrif.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 578,
c.nbsp; nbsp; nbsp;Over de ontsteking der Maag.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;579.
d.nbsp; nbsp; Over de ontsteking der overige Buiks-ingewanden, als der Lever, der Milt,
der Nieren en der Därmen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;579.
5.nbsp; nbsp; Overnbsp; de Waterzucht,
ß.nbsp; nbsp; Overnbsp; de Duizeligheid.
7.nbsp; nbsp; Overnbsp; den Hondshonger.
8.nbsp; nbsp; Overnbsp; de Slaapzucht. 9i,nbsp; nbsp; Overnbsp; den Hoest.
579. 580. 581. 582. 582. Hoofdsl,
11
-ocr page 45-
HOOFOSTUKKEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 43
Hoofdst.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bladz.
10.nbsp; nbsp; Over do Vcrkoudhcid. .nbsp; nbsp; nbsp; 583.
11.nbsp; nbsp; Over den Loop.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 584.
12.nbsp; nbsp; Over lt;le Verstopping.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 584.
13.nbsp; nbsp; Over de zoogcnaamde Honds-ziekte.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;585.
14.nbsp; nbsp; O'er den Lintworm. #9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;586.
15.nbsp; nbsp; Over de Wormcn in de Maag cu Därmen,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;587.
16.nbsp; nbsp; Over de Jicht.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;588.
17.nbsp; nbsp; Oter de Kramp,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 588.
18.nbsp; nbsp; Over de Buikpijnen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;589.
19.nbsp; nbsp; Over de Hondsdolheid.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 590.
BIJVOEGSELEN tot de Uitwendige en Inwendige ZieiUen der Honden. XII. Afdeeling. Over de Uitwendige Ziek-
ten der Honden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 601. XIII. Afdeelijig. Over de Inwendige Ziek-
ten der Honden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 601.
B IJ V O E G S E L.
Over de Vergiften.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 604.
I. Over de Dicrlijke vergiften.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 605.
II. Over de Dclfstoffelijke vergiften.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;606.
III. Over de Plant-vcrgiften.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;608.
BIJVOEGSEL tot de Vergiften.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;612.
Over bet waaracmen van den Pols.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 613.
Over onderscheidene heelkundige Verrigtingen.nbsp; nbsp; nbsp;617.
I. Over het Aderiaten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 617.
II. Over het zettea van Etterdragten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;629.
III. Over de wijze, om ligchamen, welke
in den Mond of de Slikbuls blyven
ste-
-ocr page 46-
44nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; AANWIJZ. der HOOFDST.
sleken, uit dezelve te verwijdercn. 62S. IV. Over de wijzc, om een Paard de Ooren
op te zetten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 627.
V. Over de -wyze, om de Oareu te yer-
kleinen en af te snijden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;628.
VI. Over hct afslaan en afzctten van den
Staart.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 630.
VII. Over de wijze, om een Paard te An-
gliseren.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;63].
VIII. Over de wijze, om de Bloed-aders aan
de achterbeenen derPaarden af te zetten. 637. IX. Over de wijze, cm een' Hengst te
snijden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 638.
X. Over de wijze, om een' Slier te snijden. 642.
XI. Over de wijze, om Lammeren te snijden. 643.
Overde wijze, om een Varken en Hond te snijden. 644.
Over de wijze, om Vrouwelijke dicren te snijden. 644.
BIJVOEGSELEN tot onderscheiden heel-
kundige Verriglingen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;647.
Over het Hoefbeslag des Paards.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;648.
I. Over het ontleedkundig zamenslel van
den Voet des Paards.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;649.
11. Over de Hoef-ijzers en Nagels, 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 654.
III.nbsp; nbsp; Over het bcslaan van gezonde en wel-gemaaktc Voeten.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;666.
IV.nbsp; nbsp; Over het beslaan van zickelijke of ge-brekkigc Hoeven.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;673.
BIJVOEGSEL tot het Hoef-beslag deraquo; Paards.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;684.
Over het zuiveren van besmctte Stallen-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 685.
BIJVOEGSEL over het zuiveren van be-sraelle Stallen en Goedercn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 687.
_nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I. AF-
-ocr page 47-
I. A P JXamp;HB L I N G.
UIT#^INDIGE ZIEKTEN DER PA ARD Elf.
#9658;rt^raquo;lraquo;t€Hee-i-
BERSTE HOOFDS^TIJK.
Ove?quot; 6?e gebreken van den Mond.
I. Zweren aan de linnenzijdo van draquo; boven- en onderlip.
Aan de inwendige oppervlaktc der Hppen en somwij-len ook van den mond, ontslaan sprouwachtige puislen, zweren of vurige bleincn , die een holder of geel water-achlig vocht in zieh bevatten , welke het Paard , inzon-derheid in hot cten , hinderlijk zijn, en met vcrhitting van don mond gepaard gaan. Hetzelvc vertoont daarbfj geene andere teekenen van ongesteldhcid. De genczing is eenvoudig en bestaat daarin, dat de blcinen of zweren met een scherp mes opengesneden en, met zout inge-#9632;wreven of met water, waarin zout is ontbonden , van tijd tot tijd , gewasschen worden. Somwijlen wordt er een krachliger middel ter genezing gcvorderd , en men kan zieh dan van het volgende bedienen :
Neem : Salie-hladen , vier looden. Laat dezelve trekken, gedurende een half nur , in een pond kokend water, en voeg bij het doorgezijgde vocht:
Gewone Honig of Rosen-honig, vier looden. ee-sout-zuur , een vierendeel loods.
Anbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;On-
-ocr page 48-
Onder een gemengd zijnde, worden de vurige plaat-sen daarmede , twee of drie malen daags , door middd van een' linnen lap, welke om een stok gewonden is, bevochtigd.
II, Hct iederf in den Mond, ook de Water-hanker genoemd.
Dit ongemak gaat met de volgende verschijnselen ge-paard. Het Paard is treurig, hecft den cetlust ver­loren en laat den kop naar den grond hangen ; uit den mond vloeit onophoudelijk een overvloedig speeksel, hetwelk taai en beider is. Bij bet onderzoek van den mond worden aan de tong en aan bet verbcmelte ron-de plekken waargenomen , die van opperhuid ontbloot zyn. Sonrwijlen is deze ontvelling zoo erg, dat de ge-heele tong, als ook bet bovenste en onderste verhe-melte, derzelver bekleedsel geheel verloren bebben en naar raauw vleesch gelijken. Deze ziekte duurt onge-veer acht of negen dagen en schijnt met een slijmach-tige gesteldbeid des bleeds gepaard te gaan. Zij meet op de volgende wijze behandeld worden.
Men neemt acht ponden honig, ontbindt dezelve in twiec ponden azijn en mengt daaronder drie looden gewoon laquo;out. Men neemt nu eenen gladden stok van een el lang en een' duim dik, maakt op het einde in denzel-ven cene kruis-kerf, waarin eenige fijne linnen läppen, door middel van een draad, bevestigd worden. Met deze läppen meet eerst de mond met zuiver water uit-gewasschen worden ; alsijan doopt men dezelve in het, zoo even voorgescbreven middel, eo bevocbtigt daar­mede den geheelen mond, betwelk eenige malep daags moet herhaald worden; cm dit middel nog werkza-mer te maken , kan men bij hetzelve twee looden af-treksel van mirrhe voegen. Men moet het Paard, lot . dit einde , den thondspiegel {PI, I. Fig. 1.) in den mond leggen , dewijl anders even min de mond van slijm ge? zuiverd , als het geneesmiddel aangewend worden kan. Het middel, bestaande uit een aftreksel vaii Salie-hladin, Honig en Zee-zout-zuur, op de vorige bladzijde, opge-? geven , kan bier insgelijks njeermalen diepstig zijn,
Daar het Paard, bij deze ongesteldheid, geene harde voeders eten kan. moet men hetzelve gemalen koqtn
of
-ocr page 49-
.
of larwenzemelen, met water nat gemaakt, te eten geven.
Sommigen willen, dat deze ziekte voor de Paarden niet nadeclig zij , als wordende het bloed door de plaats-hebbende overvloedige afschciding van slijm, van scha-delflke Stoffen gezuiverd.
Hoewel dit ongemak ook meermalen de Waterkanker genoemd wordt, meet hetzelve nogtans vooral onder-scheiden worden van den eigcnlijk zoogenaamden
III. Kanker aan de Tong of de TongMaar,
Deze behoort tot de heerschende en besmettelijke Vee-zickten, en is somwijlen hoogst gevaarlijk , indicn men daaraan niet op het spoedigst, door eene gepaste ge-necswijzc te hulp komt. Men vindt derzelver kenmer-ken en bchandeling onder de ongcsteldheden van het Rundvce (hetwelk bovenal aan deze ziekte onderhevig is) voorgedragen; kunnende hetgene , dienaangaande, aldaar wordt opgegeven, op de Paarden , alsmede op de Ezels en de Schapen, Indien dezelve door de Tongblaar aan-gedaan zijn, worden toegepast, weshalve ik daar been verwijze.
IV. Over de beleediging van de heclcen des Monds, der Lagen en van de Tong.
1.nbsp; nbsp; Dikwijls wordt de hoek des moods, daar het mondstuk van den toom ligt, door hetzelve raauw ge­maakt. Men meet den toom alsdan niet weder aan-doen, voor dat de mond genezen is, hetwelk bevorderd wordt, door dezelve dagelijks , tot volkomene genezing toe , cenige malen, met honigven ?7ijn vermengd, te bestrijken. Men kan zieh ook daartoe , vooral bij eene dieper verwonding der vleeschige deelen, bedienen van het volgende middel:
Neem : Rozen-honig , twee looden ,
Aftreksel van mirrhe, een half lood, om de gewonde deelen daarmede, eenige malen daags, te bestrijken , tot dat dezelve genezen zijn.
2.nbsp; nbsp; Wanneer de lagen van den mond, dat is, dat gedeelte van de kaak, hetwelk den afstand uitmaakt tusschen de kiezen en hoektanden, waarop het mond-
A2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;stuk
-ocr page 50-
4
stuk van den toom rust, gcwond of verplclterd zijn , moct men met den vingcr onderzoetcn , of er zieh ecu of mecrdcre beensplintcrs in dc wond bevinden, wel­ke , zoo zij aanwezig zijn, terstond met liet wond-tangetje of pincct , PI, 1. Fig. 6, er uit moeten wor­den genomen. Want laat men zoodanigc beenstukkea in de wond blijven, zoo mocten dczelve vervolgens, door den cttcr , die geboren wordt, uitgedreven wor­den , hetwelk de genezing zcer vertragen zoudc. Men moct de wonden der lagen met zorgvuldigheid behan-delen , dewijl er anders ligt bederf aan hct kakebceu of cene kaaklistel ontstaat , welke zeer mocijolijk to ge-nczen is. Zij worden op dezelfde wijzc en met de-zelfde middclen hersteld, als de wenden der lioeken van den mond. Vooral komt daartoc hct laatste mid-dcl , uit Rozcn-honig en geestig aftrekscl van Mirrhe, ter verhoeding van het beenbederf, bij uitnemendheid te pas.
3. Er ontstaat ook wel, door de geleding van het raondstuk, een gat in de tong, of dezelve wordt aan de eene of andere zijde geheel doorgescheurd. Men moet het voeder, dat zieh gewoonlijk in deze wonden zet, zorgvuldig uit dezelve vcrwijderen en dan worden zij , op de, zoo aanstonds voorgeschrevene, wijze bchandeld.
Ecnigen hebben voorgeslagen, om de gescheurde tong, door dc bechting met naald en draad , wederom aan een tc brengen. Zulks is nogtans in de meeste ge-vallen gcmakkelijkcr aan te bcvelen dan uit te voeren , daar de groote beweeglijkheid van dit deel zulks niet toelaat. Ook kan men , Indien dc wond ver naar ach­teren plaats heeft, deze bechting, wegens gebrek aan genoogzame ri\inile in den mond , nict verrigten. Is er door dc verwonding .^en stuk van dc tong bijna afge-scheurd , zoo dat de volkomcne aaneengrocijing niet mogelijk is , zoo snijde men het loshangcndc stuk met de schaar of eene bistourie, of met een sclicrp mes, geheel af. Dc wond wordt met het laatst voorgeschreven mid-del, tot de genezing toe, eenige malen daags gewasschen. In alle deze bcleedigingen van de deelen des monds, is ook eene mondspoeling uit rooden ivijn, met honig, of (het-gecn nog beter is) i met roien-honig vermengd, bestaan-de, zecr gesebikt , om dc genezing tc bevorderen. Daar het Paard in deze gevallen niet dan met moeite
etelaquo;
rüwrifMlaquo; -#9660;
-ocr page 51-
etcn en volstrekt gecn hard of scherp vocder, als hakscl, haver, hooi, enz., nuttigen kan, moet men hctzelve aangcmcngd voeder geven, waartoe Vooral roggemeel met water vermengd dienstig is, hetwclk het Paard als drank gebmiken kan.
V. Over het hangen der Roosters of het opzwellen
van het vliezig Gchcmelte,
Wanneer de vliezige zelfstandigheid, welke het gchc­melte van den mond bekleedt, opgezet is en daardoor lager dan gcwoonlijk nedcrhangt, ondcrvindt het Paard moeijelijkheid in hot cten, dewijl het gczwollcn dcel alsdan gedrukt wordt of de spitse haverkorrels in het-zclve sleken, hetwclk pijn vcroorzaakt.
Bij jonge Paarden, van het dcrdc tot in het vijfde jaar, zoo lang namclijk als de landen kort zijn, heeft er ecne schijnbare opzwclling van het tandvleesch cn gchcmelte plaats, hetwclk evcnwel natuurlijk is cn overgaat, zoodra de landen langer worden. Bij oude-re Paarden wordt dit als een tegennatuurlijk ongcmak waargenomen. Men merkt op, dat het Paard, bij het uitwendig aanzien van gezondheid, niet cet, of dat het wel trek tot etcn toont te hebben, doch daarmc-de begonnen zijnde, het voeder half in de krib over-laat, waardoor het, na cenige dagen, dun in het lijf wordt en ook minder vlug is. Den mond van het Paard openende, vindt men dat het gchemelte-vlics met den ondersten rand der boventanden gelijk Staat of zelfs lager nedcrhangt, waarbij hetzelvc gespannen is of bloeit, gelijk men het noemt.
De geneeswijze bestaat daarin, dat men drie of vier insnijdingen, van achteren naar voren, in de derde groef van het voorwaarts staande verhemelte maakt, de gemaaktc wenden uitbloeden laat, en dezelve vervolgens met honig, met een weinig azijn vermengd, uitwascht, waarna zij spoedig genezen. Men moet deze insnij­dingen met een scherp mes en geenszins met eene vlijm verrigten, dewijl hierdoor, vvanncer het Paard het hoofd onverwacht heen cn weer slaat, het gchcmelte geheel kan worden opgescheurd. Is de bloeijing van het gchcmelte zcer sterk en het Paard volbloedig cn verhit, zoo is hot noodzakelijk, cm hetzelre tevens twee A3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; of
-ocr page 52-
of drie ponden bloed uit de halsader af te tappen. Men heeft algemeen de gewoonte om het opgezette gehemelte te branden, met oogmerk om hetzelve daardoor te doen inkrimpen. Dezc handelwijzc is somwijlen nadeelig, xoo lang als het namclijk sterk bloeit en de zwelling ge-spanncn is. Is hetzelve, na het herhalen der plaatselijke aderlatingen in den mond, hetwelk twee of drie malen, namelijk om de vijf of zes dagen, geschieden kan, nog wel dik, doch niet meer gespannen, maar week en slap geworden, zoo kan men hot gehemelte, eenige malen daags, wasschen met een mengscl, bestaande uit gelijke deelen azijn en brandewijn, waarin tevens eenige aluin is opgelost. Verdwijnt de verslapping en opzwelling hierdoor niet, zoo kan men beproeven hetzelve met een rood of liever bruin-gloeijend ijzer zacht te bran-den, hetwelk evenwel zeer voorzigtig geschieden moet, dewijl anders ligt de gehemelte-beenderen kunnen be-nadeeld worden, hetgeen nadeelige gevolgen, als ver-zweringen, beenbederf enz. te weeg brengt. Men kan hiertoe gcbruik maken, van het platte brandijzer, het­welk op PI. II. Fig. 3 afgebeeld is. Hiermede strijkt men zacht over het gezwollen gehemelte, totdat het genoegzaam is terug gekrompen. De gebrande plaatsen worden vervolgens met honig in azijn ontbonden, eenige malen bestreken, totdat zij genezen zijn. (*)
Is de verlenging en verslapping van dit vlies zoo-danig, dat hetzelve de gedaante van een aan- of uit-was verkregen heeft, dan moet dit weggesneden wor­den. De wond wordt dan met azijn en brandewijn, eenige malen daags, tot de genezing toe, gewasschen. Men kan zieh tot dcze en meer andere heelkundige be-werkingen van dezen aard bedienen van de schaar, die op PL I. Fig. 7 of van de bistourie, welke op PL I. Fig. 3, achter dit werk, zijn afgebeeld.
VI. Over de gebreken der landen.
1. Bij het wisselen der voorste tanden gebeurt het dikwijls, dat de een of ander der oude tanden, door den nieuwen, ecne verkeerde rigting, naar buiten of naar binnen verkrijgt, waardoor hij het Veulen of Paard in het eten hindert, als aok, dat de nieuwe tand eenen
sche-
(*) Het smeren van een weiniggeviovie ofgroene zeepop de ge­brande plaatsen , brengt vecl toe tot eeue spoedige genezing van dezelyo.
-ocr page 53-
schcven stand bekomt, wanneer de oude te sterkeu ic-gcnstand biedt en niet weg valt. Men moet daarom, in lyds, gedurende dat de tandwisseling plaats heeft, den mond dikwijls onderzoeken, en bevindt men dat eto tand scheef staat, zoo moet allijd de oude land uitgebroken worden, waartoe men zieh van eenen gewo-nen sleutel bedienen kan.
2. Het jonge Paard verwisselt insgelijks de zes kiezen m iedere kaak, waarmede het geboren wordt of de Veulen-baktanden, op den ouderdom van het tweede tot het vijfde half jaar. (*) Kan hetzelve dus om dezen tyd niet behoor-iyk eten, zoo moet men den mond onderzoeken , of mis-schien de oorzaak daarin gelegen zij , dat de oude kies niet vroeg genoeg wegvalt. Heeft immers zulks plaats, zoo komt dezelve, wanncer zij door den, van onderen opgroeijen-den tand, omhoog gedreven wordt, boven de overigen uittesteken, hetwelk belet, dat de kaakbeenderen op el-kander kunnen sluiten. In deze gevallen moet ook de oude kies, die de onderste, bij wijze van een fcap bedekt, weggenomen worden, waartoe, indien zulks op geene andere wijze geschieden kan, mengebruikkan maken van het ijzer, hetwelk tot het afstooten der tan-den geschikt is. {PI. I. Fig. 4.)
Dit ijzer bezit aan deszelfs eind eene Vierkante ge-daante, ter breedte van twee en ter lengte van tTvee eraquo; een halven duim; op beide zijden van dit vierkant staat een rand, insgelijks van ijzer, welke eenen halven duim hoog is, om op de landen te kunnen worden go-echoven, zondcr dat het daar afglijdt. De steel van dit werktuig moet een tot anderhalf voet lang zijn.
Wanneer nu de mond door den mondspiegel geopend is, wordt het ijzer over de landen geschoven, totdat het platte eindc legen den uitstekenden tand stool, waartegen men hetzelve stevig bevestigd houdt, lerwQl men , met een hamer, legen het ander einde desijzm
slaat,
(*) De eersle Veulen-baltand namelijk valt weg tegen den nfloop van het tweede levensjaar, de tweede ongeveer in het midden des vierden , en de derde in het midden des vijfden jaars. De overige kiezen of Paarden-baktandenwisselennitet. Zi) komen te voorschijn , de' eerste ,' tusschen 6 en 9 raaan-den , de tweede op het einde des tweeden jaars, terwijl de derde in het vierde , somwijlen eerst in het vijfde jaar door-brek^n, too wel in de boven- als ouderkaak A4
-ocr page 54-
8
slaat, waardoor de uitstekende tandkap, welke niets an­ders dan de cude land is, afspringt.
Het is bekend, dat de landen, ondcr hot kaauwen, zieh tcgen elkander wrijven en daardoor afslijten. Van hier gebeult bet, dat, wanneer ecn land af-of uitgebro-ten is, de tegcnovcrslaande land, die nu deze wrijving of ufslijting mist, le lang uitgroeit en daardoor niet zelden de zachte dcelcn van den mond kwetst. Zulke, to lang uitstekende, tanden meet men, van tijd tot tijd, afvij-len, zoo dat dezelve met de overigen gclijk staan.
3.nbsp; nbsp; De baktanden hebben eene schuinsche rigting tot elkander' en bierdoor geschicdt bet dikwijls, dat de ön-dorste kiezen, wier boogste kanten naar buiten staan, #9632;/.oo lang worden, dat derzelver punten in de wang-spieren groeijen en dezelve beleedigcn, waardoor het Paard insgclijks in het cten gehinderd wordt. Men noemt dit gebrek spitse- of haalitandcn. Het Paard toont daarbij gewonen eetlust, reerat het hooi in deii mond, doch kaauwt bet tot een bal, welken het we-derom laat uitvallen. Ook kan het kortvoeder niet dan zeer langzaam, door zulke Paarden, gegeten wordeil. Deze punten moeten met een' beitel en bamer afgeslagen, of hetgeen betcr is, afgevijld worden, dewijl men bier­door minder gcvaar loopt den mond te kwetsen.
4.nbsp; nbsp; nbsp;Er groeijen, bij sommige Paarden , voor de baktan­den , nog kleine ronde tanden uit, welke wolfstanden genoemd worden-. Deze kunnen dan alleen eenig önge-inak veroorzaken, wanneer zij, te lang wordende, het bekleedsel van het tegenovergestelde kaakbeen beschä­digen; als dan meet men dezelve afvijlen of uitbreken. Anders doen zij geen nadcel.
5.nbsp; nbsp; Somwijlen bevindt men, dat de tanden los in derzelver kassen zitten, zoo dat zij waggelen , hetwelk het Paard verhindert behoorlijk te kunnen eten. Om dezelve wederom vast te doen worden, wascht men het tandvleesch dikwijls met eene onlbinding van twee looden aluin en zes of acht looden azijn, waarbij men een lepel honig voegen kan. Helpt dit niet genoeg-zaam, zoo bezigt men daartoe een afkooksel van eiken-hast in water, met cenigen aluin vereenigd.
t w B B-
mmmr' quot;#9660;
-ocr page 55-
9
TWEEDE HOOFDSTUK.
Over het hloedcn van den Neus.
Er beeft mcermalcn een vermeerderde aandrang van bloed naar en ophooping van hctzelve in het hoofd plaals. Men kent zulks daaraan, dat het Paard min­der vrolijk. en suf of ongerust is. Het draagt den kop laag; de slagaders aan de slapen kloppen schielijker en sterkcr , dan natuurlijk; de oogen staan vurig en ge-zwollcn. Indien bij deze gesteldhcid cene matige neus-bloeding volgt, houdt dezelve doorgaans, binnen kör­ten tijd, van zelve op, en het Paard wordt daarop vrolijker, tcrwijl de opgenöemde teekenen der onge-steldheid verdwijnen. Men meet dezelve daarom niet onvoorzigtig , door uitwendige middelcn , stoppen , de-vvijl daaruit, meer nadeelige gevolgen, alä cene berocrte, zouden kunnen ontstaan. Het bloed vlocit druppels-Avijzc, of met een' straal en doorgaans uit een', zeldeu uit beide neusgaten, somwijlcn ook uit den mond.
Is de blooding sterk en houdt zij niet van zelve op , zoo doct men het Paard eenc aderlating van twee of drie ponden uit den halsader, en gceft hetzelve , vier-malen daags, een lood salpcter in twee ponden wa­ter in.
Hot bloeden uit den neus ontstaat verder door onmati-gen arbeid of sterk rijden, vooral bij warm weder of le­gen den wind. Bijaldien immers een Paard zoodanig over den adem gejaagd of gccjrcvcn wordt, dat de omloop van het bloed door de longen belet wordt, moet het­zelve in andere deelen , zoo als bet hoofd , worden op-gehoopt, waardoor de blocdvaten uitgezot worden en bersten kunnen. Gclukkig dan, Indien er ecnig vat breekt, waardoor het bloed zieh naar buiten, door den neus, kan onllasten, dewijl er anders gevaar is, dat er uitstorting binnen het hoofd plaats heeft , of dat de hersenen gedrukt worden , waardoor bet Paard oogenblikkelijk, door cene berocrte, dood, voor deraquo; plocg of het rijtuig, kan nederstorten.
Mcesttijds houdt deze neusbloeding op , wanncer het Paard wordt uitgespanncn en het bloed, ua eenigc rust, vederom vrij door de borst en bet ligchaam iau roBClloopen. Doch houdt dezelvo aan en vreest men .
A 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dat
-ocr page 56-
10
dat de krachten van het Paard daardoor te veel zullen #9632;verzwakken, zoo moet dezelve worden tegengegaan. Men bindt het, te dien cinde, cen linnen doek , aan-houdend nat gcmaakt in koud water , om den hals en besproeit insgelijks den neus dikwijls met koud water. quot;Wordt het bloeden hierdoor niet gcstild , zoo kan men , eenige malen, azijn in den neus spulten, waarbij ook een gelijk gedeelte brandcwijn en een vijfde of zesde deel alula gevoegd kan worden, of men maakt, Indien ook deze inspuiting niet voldoende is , om het bloeden te stempen , eenquot; prop van vlas of werk , bevochtigt denzelven in het voorschreven mengsei, en brengt dien in de neusholte, zoo hoog, als mogelijk is. Dozen laat men daarin twee of drie dagen zilten , en trekt denzelven er dan voorzigtig ult. Inwendig kan het Paard tevens een half lood aluin , in een' halven kroes of een mengsei water of karnemelk ontbonden, gege­ben worden, hetwelk men , naar eisch der omstandighe-den, om de twee uren , tot vier of vijf malen toe, ber-halen kan.
DEHDE HOOFDSTDK.
(her hot spans- of vleesachtig tiitwas of den Polypus in den Neus.
In het cen of ander neusgat groeit somwijlen een sponsachtig gezwel, hetwelk, tot eenc aanmerkelijke grootte toenemende , belet, dat het Paard behoorlijk ademhalen kan. Houdt men de hand voor het neusgat, waarin het gezwel plaats heeft, zoo ontdekt men, dat er, bij de ademhaling, weinig of geen lucht, door het-zelve gaat. Dit gezwel is niet altijd van den zelfden aard; maar is nu van cene meer slijmachtige of weeko, dan van eene meer vaste of vleesachtige zelfstandigheid, en is met eene of meerderc wortelen , hoogcr of lager vastgehecht, alsmede in grootte zeer verschillende. Wordt de ademhaling door dit tegennatuurlijk uitwas grooten-deels belet, of ncerat hetzelve een' kwaadaardigen of kankerachtigen aard aan , dan moet hetzelve tegenge­gaan of weggenomen worden. — Dit geschiedt op
dric-
-ocr page 57-
n
drierterlei w|jzen, namelijk door hctzelve weg tc ialen by ten, uit te trekken of af te binden.
Om den Polypus weg te laten bijten, bedient men zieh het best van kaarsjes, die in den neus wOGCten gestoken. Deze bestaan uit een stevig rolletjc linnen ter diktc van een of anderhalven duim, hetwelk zoo lang zijn meet, dat het door de onderste openingen van den neus tot aan de keel komt. Zoodanig kaarsje wordt doortrokken met eene ontbinding van een viei-endeel loods bijtend kwikzilver in een pond kalkwaler, alsdan in den neus gestoken en door een touwtje, het­welk zieh aan deszelfs onderste eind bevindt, aan den halster vast gemaakt, zoo dat het niet uit den neus kan vallen. Men trekt hetzelve er twee malen daags uit, am het op nieuw te bevochtigen, en houdt daarmede acht of tien dagen aan, na welks tijdsverloop men ver-wachten kan, dat het gezwel verdwenen is en de ver-zwering, die er plaats mögt hebben, cenen zuiveren grond verkregen hebbe. Nu laat men het bijtende water staan en week de kaarsjes in een afkooksel van drie oncen eiken bast in twee ponden kalkwater, zoo lang gekookt, dat er een pond vocht van is overgeble-ven. Het doorgezijgde vocht wordt vermengd met een derde gedeelte uitgeperst sap van gewone gele wortelen. Met deze bchandeling houdt men aan, totdat de uit-vloeijing des etters ophoudt.
Wanneer de Polypus slechts eenen dünnen eenvoudi-gen steel heeft, kan dezelve gemakkelijker door uittrek-king weggenomen worden. Het Paard wordt ter neder-geworpen en door helpers wel vastgehouden; men laat het hoofd dan tegen het licht houden en opent de neusholte een weinig met de vingeren van de eene hand , terwijl men met de andere hand, door middcl van eene tang, [die van voren platte, wel op elkandcr sluitende, uiteinden heeft, den Polypus grijpt en denzelven lang-zaam afdraait, terwijl men de tang tevens zacht naar zieh toe haalt.
Wanneer de Polypus niet zeer hoog zit, kan dezelve, op de volgende wijze, door af binding weggenomen worden. Men voorziet zieh namelijk van het werktuig-hiertoe uitgedacht, zoo als het, op de hier achter ge-vocgde Plaat I. Fig. 2, is afgebeeld, bestaande uit eene dubbelde, van dun koper of zwaar blik vervaair-
-ocr page 58-
12
digile, buis, ter dikte van ccne laquo;ware pennescliacht, en eene lengtc hebbende van lien, twaalf of meer duimen, en Staande ecnigzins gebogen, naar den ingang der neusholte. Door dczclvc gaat ecn dunnc, gegloeide kopcrdraad, wiens eene cind aan den ring, die zieh aan ecne der buizen be-vindt, bevestigd wordt, terwijl het ander einde van den kopcrdraad uit de andere buis vrij nederhangt. Uierdoor tan van boven een luts of oog gemaakt worden, welke zieh, naar willokeur, vergrooten of verkleinen laat. Dit werktuig wordt nu, op deze quot;wijze, in den neus gebragt, dat het oog des koperdraads over den wortel of steel van den Polypus tc liggen kome en wel, zoo na mogelijk, aan de oppcrvlaktc van het neusvlies, waaruit dezelve ;;ijnen oorsprong heeft. Nu wordt Let werktuig rond gcdraaid, zoodat de luts zieh loe-draaije en den wortel vast inshiitc, welke eindelijk, bij eene vordere omwinding, doorgesneden wordt, wanneer dc Polypus uitvalt. Meermalen evenwel, vooral Indien uezclve vele wortelen heeft, groeit de Polypus wederora aan, hetwelk de herhaüng dezer kunslbewerkingen, na vcrloop van tijd, op nieuw uoodzakelijk maakt.
Men moot bij het doen van dezelve, zooveel mo­gelijk, zorg dragon, dat de inwendige oppervlakte van den nous nict door de werktuigen beleedigd worde, dewijl daardoor verzweringen en bedcrf der neusbcen-deren kan vcroorzaakt worden.
Ontslaat er bij de bewerking eene min of meer stcrke neusblocding, zoo moet dezelve door inspuiting ge-stild worden, zoo als zulks in het einde van het voor-gaande hoofdstuk opgegeven is.
VIERDE HOOFDSTUK.
Over de ziehten dor Ooyen.
Wij zullen het eerst handelen over de belcedigingen der oogen, welke door uitwendige, en dan over der-zelver zicktcn, welke uit inwendige oorzaken ontstaan.
De uitwendige belcedigingen bepalcn zieh tot de dee-len, die het oog omringen en bevciligen, of tot den oogbol zelycu.
Wan-
-ocr page 59-
13
Wanncer de oogledcn door eon' stoot of slag of deraquo; beet van cen ander Paard, slechts ontstoken en gezwol-len zijn, zoo kan dezc zwelling en ontsteking, door dikwijls baden met koud water, doorgaans genezen worden.
Heeft het Paard zieh door ecnig uitstckend scherp of spits ligchaam ecne wende tocgebragt aan dc uiUvcn-digc declcn van het oog, zoo raad ik insgelijks het baden met koud water aan, waardoor de zwelling en ontste­king verdeeld en dc wond geheeld wordt. Bijaldien ook het binnenste gcdecltc des ooglids gewond is, zoo is het baden met koud water voldoende, cm de wond tc doen heclen, en zulks is, in dit geval, te meer nootlzakelijk, om den etter, die zieh tusschen het cog-lid en den oogbol verzamelt, uit te wasschen.
Hot gebeurt somwijlcn, dat or ecu stuk van het bo-venstc ooglid afgescheurd wordt, hetwclk daar niet weder aan kan gebragt worden. Dit stuk moet er met eene schaar afgesneden ea de wond, oy de hier voor bcschrcvcne wijze, genezen worden.
Bij de wenden der oogen kan men nict wel etter-makende of heelende zalven, noch ook geestige aftrek-sels ter genezing aanbrengen, dewijl dezelvc in het oog vloeijen en ontsteking te weeg kunnen brengen. Bij dc uitwendige bcleedigingen van het oog, moet men naauwkcurig onderzoeken of de oogbol ook mode beschadigd is; laat men dit na, zoo kan het oog dik­wijls verloren gaan. In het algemeen raad ik hier cenraquo; voor altijd aan, om bij icdere schijnbaar uitwendige ziektc der oogen, het inwendige oog tevens mede te onderzoeken, want dc zwelling en ontsteking der oog-leden zijn nict allcen de kenmerken cener uitwendige beleediging, maar zij maken ook tevens dc kentce-kenen mede uit, dat het inwendig dcel des oogs be-ieedigd, of door ecne inwendige oorzaak, ziekclijk aangedaan is.
Is de oogbol door een' hevigen stoot of slag getrof­fen , zoo heeft er somwijlen uitstorting van bloed in de kamers of holliglieden van het oog plaats, waar-door de vochten troebel worden, en het oog een rood, blaauw of zwart aanzicn verkrijgt. Het gezigt gaat hierdoor niet zelden verloren. Men nocmt dit gewoon-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i
lijk cen blocd-oog.
A 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Men
-ocr page 60-
14
Hen moet hier eenc plaatselijke ontlasting van bloed ult hct oog bewerkstelligen, lietwelk geschiedt uit de ader, die van den binnenooghoek benedenwaarts naar den neus loopt. Men drukt deze ader ongeveer twee duimen onder bet oog op bet neusbeen met den vinger toe, waardoor zij, boven de drukking, opzwelt; opent haar alsdan met een lancet ofsnepper, enlaathet bloed, doorgaans, zoo lang uitloopen, totdat het van zclf op-houdt. Doch is de opening groot geworden en houdt het bloeden na acht minuten niet op, zoo moet de-zelve gesloten worden, op de wijze zoo als men zulks bij eene aderlating uit de halsader verrigt. (*)
Het oog kan insgelijks daardoor beleedigd worden, dat er een haverkaf of icts dergelijks in stuift, het-welk zieh op het doorschijncnde hoornvlies vast zet, zoodat hetzelve daarop zitten blijft niet alleen, maar dat het zelf daar indringt, gelijk opgemerkt wordt, dat hetzelve, nadat het uitgenomen is, eene diepte in het hoornvlies nalaat. Men ontdekt zoodanige belee-diging hieruit: het Paard houdt de oogleden gesloten, dezelve zijn weinig gezwollen, doch er vloeijen trä­nen uit het oog. Opent men de oogleden, zoo ont­dekt men het vreemde ligehaam, dat zieh op den oog-
bol
(*) Tot dit zelfde oogmerk kan men ook , met het beste ge-volg , Bloedzuigers aanzetteo. Hethaar wordt rondom het oog weggeschoren , en alsdan worden op dieplaatsvijf of zes bloed­zuigers aangezet; om dezelye des te beter te doen vatten, wasch t men de plaa ts yooraf met laauw water af, en strljkt er een weinig melk en suiker op. De Bloedzuigers vatten alsdan spoedig aan, wanneer men hen in de hand neemt en met den kop tegen hetdeel houdt, waaruit zij moeten zuigen. Zoodra zij volgezogen zijn , yallcn zij af; men kan het bloeden dan nog eenigen tijd onder-houden, indien de wenden met warm water enzout, vantijdtot lijd, gewasscheu worden.Van deze wijze van bloedontlasting kan men zieh overal bedienen, daarplaatselijkeaderlatingentepas komen , zoo als bij plaatselijke out stclangen , kneuzingen en/.., alwaar , wegen s de fijnheid der äderen, niet wel eene gewone aderlating in het werk kan gesteld worden, - bij heetegezwellen, met oogmerk om derzelver verdeeling te bevorderen enz. Men bedient zieh hiertoe van den Geneeskrachtigen Bloedzuiger (Si­rudo Meäicinalis). Dit wormdier heefteene langwerpige plat ne-dergedrukte gedaante , is zwartachtig van kleur , en heeft van boven zes gele streepen , het lijf is van onderen aschgraauw, zwart gevlekt. De braine Blocdzuiger is hiertoe minder bruikbaar.
-ocr page 61-
16
bol heeft gezet, hetwelk terstond met een scherp werk-tuig afgcligt en uit het oog verwijderd moet wordea , dewijl daardoor anders ontsteking en verdonkering van hot hoornvlies wordt veroorzaakt. Om zulks zcker en zonder alle gevaar te doen, moet het Paard ter ne-dergeworpcn en de kop , door ecnige lieden , vastge-houden worden, dewijl het dier doorgaans onder het staan to onrustig is, om dit, zonder beschadiging van het oog, te kunnen doen. Het -werktuig , dat men ter afligting van het kafje gebruikt, bestaat in eene scherpe naald of zeer fijn puntig mesje. Ook kan dit somtijds met het pincet geschieden. Nadat het vreemde lig-uhaam uitgenomen is, kan het oog, eenige malen, met koud water gebaad of ook met goulards water gewas-schen worden , waardoor de ontsteking voorgekomen , of zoo dezelve reeds mögt ontstaan zijn, spoedig weg-genomen wordt.
Het doorschijnende hoornvlies kan, door het liijtm van een ander Paard, of door een scherp en spits lig-chaam, gewond worden, zoodat hetzelve geheel of ge-deeltclijk doorgescheurd of doorgestoken is. Is de wond groot, dan vloeijen met de waterachtige, tevens het kristallijnen en glasachtige vocht uit het oog, waar­door de oogbol plat te zamen valt , hetwelk een volko-men verlies des gezigts ten gevolge heeft. Doch is de wond klein, gelijk meest plaats heeft, als dezelve door den steek met een spits werktuig is toegebragt, of sluit eene grootere wond zieh spoedig, door de bijkomende zwelling en ontsteking, toe, dan vloeit wel het waterachtige vocht uit het oog , doch hetzelve wordt spoedig daarmede wederom aangevuld en het gezigt zoo goed als hersteld. Er blijft nogtans een likteeken op het hoornvlies terug, waardoor hetzelve, in het eerst, meer of min verdonkerd blijft. Het oog moet, in dit geval, ecnige malen daags, met koud wa­ter gewasschen worden, zoowel, om de opvolgende ontsteking tegen tc gaan, als om den etter, die geboren wordt, uit het oog weg te spoelen; vervolgens smeert men, 's morgens en 's avonds, loodwit-zalf, ter dik-te van een' stroohalm over het gehecle bovenste ooglid, tot zoo lang dat de ontsteking en de verdonkering weggenomen en do wond genezen is. Grootere woo­den van het hoornvlies, waarbij de kristallyne en glas-
ach-
-ocr page 62-
16
achtige vochten zljn uitgevloeid, vorderen dezelfde be-handelingen, ofschoon het gozigtdaarbij niet hcrsteld wordt.
quot;Wannecr con of beide de oogen gczwollen zijn, wan-necr er bestendig tränen uitvloeijen en de oogappel door de oogleden bedekt wordt, terwijl alle deze dec-len pijnlijk op het uitwendig aanraken zijn, zoo geeft zulks ontsteking te kennen. Dczclve -wordt door uit-of inwendige oorzaken te wecg gebragt. Tot de eer-sten behooren alle, tot dus vor opgenoemde, oorzaken, welke , door cene wcrktuigelijke bclccdiging , eene ont­steking van de uit- cn inwendige declcn des oogs te wecg kunnen brengen. Verder, — het instuiven van xand , klei of andere onzuiverheden , welke, door ver-waarloozing, aan de oogleden blijven hangen en dc­zclve omkorsten, — scherpe stallucht, waardoor de deelen van het oog gcprikkcld worden, — het opval-Icn van kondc, vooral van togtlucht, als het ligehaam verhit is, cnz. Ecne ligte oogontstcking uit de laatst-gemelde oorzaak betert doorgaans gemakkelijk, wan-neer het Paard in cen' warmen stal in het stroo gc— zet en gehouden wordt, waarbij de uitwaseming der huid door het wrijven met stroo bevorderd kan wor­den. Uitwendig wordt het ontstokea oog met laauw water en melk dikwijls gebaad. Zijn de oogleden door onzuiverheden van klei of slijk bezet, zoo moeten deze vooraf met zuiver water geweckt cn afgcvvassclicn wor­den , waartoe men zieh het best van ecne zachtc spons bedienen kan. Is de oorzaak der oogontstcking in eene scherpe , al te warme , stallucht te zocken, waar-in het Paard aanhoudend zijn veiblijf moet houden, dan zal dezelve , zclfs onder de beste bchandeling, niet beteren, indien niet de stal van deze onzuivere lucht ontdaan , en door ecne frissche zuivere , lucbt ver-vuld wordt.
Men moct, in dit geval, het ontstoken oog, vijf , zes of meermalen daags, met zuiver koud water, of ook met gowlards water baden. Betert de ontsteking, na vcrloop van twee dagen, niet, zoo kan men eene plaat-selijke aderlating aan het oog in het werk stellen (zic bl. 14.) of blocdzuigers aanzetten. Indien deze bewerking niet voldoende bevonden wordt, moet dczclve nog eens herhaald of cene algemeene aderlating van twee ponden bloed uit de halsader in het werk worden gesteld. De
vor-
-ocr page 63-
17
vcrrnindcring der zwclling en van dc pijp. zijn dc teekenen, dat de ontsteking zieh verdeelt. Alsdan kan men, een-maal daags, loodwit-zalf op hcl ooglid smeren, zoo als hierboven is voorgeschreven, tot dat de ontsteking ge-heel vcrdwenen is.
Tot de inwendige oorzaken ; waaruit oogontstekingen ontstaan kunnen , moct voorcerst worden gebragt : eene al tc groote hoeveclheid van sappen in hct ligchaam, of volbioedighcid. Dezc worden meest aangetroffen bij sterk gevocde Paardcn , die weinig werk verrigtcn. Hier moeten de adcrlatingtn , naar mate van de he-\igheid der ontsteking , herhaald worden ; tevens wor­den aan het Paard verkoelcnde laxeermiddelen gegeven, waardoör de aandrang des bloeds van het ontstoken deel afgelegd en de volsappigbcid verminderd wordt. Tot dat einde geeft men het Paard, in plaats van ha­ver of haksel, natgemaakte tarwenzemelen, waaronder , twee malen daags, vier looden wonderzout gemengd worden. Alle verbittend voeder j bij voorbeeld, boo-iich , cnz. moet, aan lict Paard onlhouden en hetzelve moet , zoo lang als de ontsteking duurt, voor aanzetteiv-den arbeid , in acht genomen worden, Naderhand kan integendeel, door meerderen arbeid , de volblocdigheid cn voorgeschiktheid tot de oogontstcking weggenomen worden. Dc nitwendige bchandcling is dezelfde, zoo als die bij de oogontsteking uit nitwendige oorzaken voor-gedragen is. Ik moet hier nog doen opmerken , dat het aanleggen van verbanden over het oog, in dc meeste gevallen , weinig dienst doet. Wcl is waar, men kan daardoor compressen , met het een of ander dienstig oogwater bevochtigd , op hct aangedane deel aanbren-gen , dan zullen deze daarop bevesligd blijven; zoo moet het verband daarop al te stijf aangelegd worden, waardoör dc zwelling en de pijn vermeerderd worden. Ook tracht het Paard , daar de drukking van het. ver­band , hetzelve lastig is, zieh daarvan tc ontdoen, door met den kop legen nabij zijnde ligehameh te wrijvcn , waardoör het gevaar loopt hct ontstoken oog te stooten en de ziekte daardoor te verergeren.
Bij Paardcn, die aan den droes onderhevig zijn , wordt niet zelden eene oogontsteking waargenomen, daaruit ontstaande, dat dc zoogenaarade droes-stoffe jich op het oog werpt. Behalve de aanwending der
op-
-ocr page 64-
18
opgevenc uitwcndige behandeling, moetcn bij deze oogontstcking zoodanige middelen worden aangewend, als legen den droes dienstig kunnen zijn. {Zie het hoofdstuk over den Droes.)
Gaat de oogontsteking met leekenen van galachtigc on-zuiverheden in de maag of buiksingewanden gepaard, als bij voorbeeld, gcbrek aan eetlust, een geheel groenach-tig of slijmig beslag op de long , verstopping van den afgang enz., dan moeten verkoelende afvoerende ge-necsmiddelen gcgevcn worden, waartoe, drie malen daags , vier looden wonderzout, gemengd onder natge-maaktc tarwenzcmelen, of in een' halven kroes of een mengel karnmelk ontbonden, ingegeven kunnen worden.
Ook uit wormen , die in de ingewanden huisvesten, kan eene oogontsteking worden te weeg gebragt, door de mcdelijdcnde aandocning namelijk, welke het oog van de prikkeling dezer dieren op de ingewanden, on-dergaat. Hier komen die middelen te pas, welke eenc wormdoodende en afdrijvende kracht bezitten. [Zie het hoofdstuk over de Wormen der Paardcn.)
Jongc Paarden krijgen dikwijls , onder het verwisse-len der landen , ontstokene oogen, waardoor zij in ge-vaar geraken vlekken op het hoornvlies te krijgen of staarblind te worden. Deze Paarden is het voordeelig dat men hen, van tijd tot tijd, doe laxeren door won­derzout, en dat zij een en andermaal adergelaten wor­den, waardoor de aandrang van het bleed naar boten verminderd wordt: zij moeten zacht voeder, als zeme-melen, grof gemalen gersten meel, jong gras gebruiken, met vermjjding van al wat verbitten kan. Eene etter-dragt voor de borst is hier dikwijls zeer voordeelig. Willen de oude tanden niet op den regten tijd uitvallen, zoo moeten deze uitgebroken worden, opdat de nieuwe des te gemakkelijker voorschieten, waardoor meermalen de oogontsteking alleen wordt weggenomen.
De Paarden zijn nog aan eenebijzonderc oogontsteking, van eene zinkingachtigen aard onderhevig, die gewoon-Hjk laquo;aan- of maanMindheid genoemd wordt, waarschijn-lijk dewijl men voormaals geloofde, dat het terug ko­men dozer ziekte in meer of minder geregelde tijdperken, met de wisseling der maan, in verband stortd; waarme-de zij evenwel niets gemeens heeft. Welke de ware oorzaak van dit bijzonder ongemak zij, is nog niet
vol-
W-W
-ocr page 65-
19
volkomen uitgemaakt. Waarschijnlijk huisvest bij som-mige Paarden eene eigene voorgeschiktheid tot hctzelvtquot;. Men wil, dat de Deensche, Holsteinsche, Vlaamsche en Vriesche Paardcn daaraan , boven anderen , onder-hevig zijn. Lage en moerassige landen kunnen als op-wekkende oorzaken worden bescbouwd , waardoor zoo-danige voorgeschiktheid meer ontwikkeld wordt. Voor-al zjjn Paarden met zoogenaamde zwijnsoogcn, welklaquo; diep in bet boofd liggen en zeer vleescbig zijn , aan de maanblindheid onderworpen. Daar dit ongemak, altbans de voorgeschiktheid tot hetzelve, van de enden op de jonge Paarden wordt overgebragt en dus tot de erfclijkc zickten beboort, moet zoodanig Paard, hetwelk maanoogen heeft of aan de maanhlindheid onderhevig is, nict tot de voortteeling worden aangehouden. Men kent deze ziekte aan de volgende teekenen: bet oog H in het begin beet en er vloeijen tränen uit hetzelve ; dc uitwendige bekleedselen zyn gezwollen en dc oogie-den half gesloten ; de oogappcl heeft eene melkachtige klcur en bet doorscbijnende hoornvlies heeft bet aan-zicn van een agaat. Het bindvlies van het oog is rood en bet oog zelf gevoelig voor het licht en pijnlijk. Het paard is treurig en weigert somwijlen te cten. Dit on­gemak is gevaarlijk , dewijl door het dikwijls terug ka­men der ontsteking de vochten van het oog bederven, en de graauwe staar daaruit geboren wordt. Het is op-merkelijk , dat, wanneer de staar ontstaan is, de pnt-stekingen ophouden en niet wederom terug komeu. Daar de oorzaak dezer terugkomende oogontstekingen grootendeels in eene aangeborene gesteldheid van bet Paard schijnl gelegen te zijn, is derzelver genezing , volgens de getuigenis der ervarenste Vce-artsen, onge-incen zeldzaam. Men kan nogtans de genezing beproe-ven, door het Paard eene fontanel of etterdragt aan den hals of de borst te zetten. Inwendig geve men hetzelve eenige malen wonderzout cm te laxeren ; ver-volgens geeft men een tgdlang eene gewone lepel vol ruw' spiesglans, met de helft zwavel vermengd , over icder kort-voeder-j en eindelijk kan men nog , eenige weken lang, bij ieder dezer giften , telkens een lood kina, of Indien dit middel te kostbaar is, drie looden fijn gemalen eikenbast, benevens eenmaal daags, acht greinen verzoete kwik voegea, Om hiervan evcnwel
eene
-ocr page 66-
20
eene goedc uitwcrking te lamncn vcrwachten, moct men zulks in hct vicrk stellen , lenvijl dc ziektc nog in het begin is, vcrmits bij ccnen racer gevorderden trap van dezelve , Avanncer het oog reeds bedorven is, alle mocile en kosten ter genezing vruchteloos zouden zijn.
Uitwcndig kan, gedurende do tusschenpoozen , dat er geenc ontsteking plaats heeft , eene 'dagelijksche beroo-king van het oog met wierook of tabak dienstig zijn,
Ook kunnen de oogen van cen Paard ziekelijk worden aangedaan uit zvakheid , hctwelk inzonderheid.menigvul-dig plaats heeft bij Paarden , die bij aanlioudend nat we­der in de weide geloopen hebben. Dc Paarden . welkc op läge, vochtige strcken opgevoed worden , zijn aan deze ziektc meer onderhevig , dan die, wclke op hoogc lan­den gewcid zijn. Deze toeb zijn voor de gezondheid en den aard van het Paard bet meest geschikt, dewijlhetop läge en moerassige landen minder gezond is, waardoor het ligchaam zvvak en de vochten kwalijk toebcreid en afgescheiden worden , zoo dat ook het water van het oog hierdoor eene tegennatuurlijke gcsteldheid verkrijgt.
Dc tcekencn , waaraan men deze ziekte kent, zijn de volgcnde : het oog is gezwollen en er vlocit besten-dig vocht uit: het hoornvlies is uitwendig gewoonlijk beider ; doch somwijlen trocbel. Is het beider, zoo kan men in de voorste kamcr van het oog ecn verdikt yocht of cene wölk zien drijven en het water zelf heeft een kleur, welke naar het groenc overhclt. Is het hoorn­vlies verdonkerd, zoo kan men de inwendige gesteidheid van het oog eerst dan zien, wannecr de verdonkering ver-dwenen is. uitwendig kan men bier bet volgendc middel aanwenden, waarmede het oog dikwijls gewasschen wordt.
Men giet op twee banden vol kamilleblocmen , twee ponden kokend water , en klaart hclzelve , nadat bet daarop een kwarticr uurs getrokken heeft, af, alsdan worden er twee scrupels witte vitriool in opgelost.
Inwendig laat men het volgende middel gebruiken, waar­door de krachten vcrstcrkt, de spijsvertering bevorderd, en kwade gesteidheid der vochten verbeterd worden.
Ncem : Roode Gentiaan-wortel, Engcl-icortcl,
Valcriaan-wortel, alle tot poeder gestampt , van icder twaalf looden.
Meng het te zamen.
Men
-ocr page 67-
21
Men gceft de Paarden dagclijks van dit pocder twee looden over hct vocder.
Als gcvolgcn van vvonden of oogontstekingcn, blijven cr op het hoornvlics, nict zelden, liktcckcnen of vlek-' ken over, die hctzclvc gedecltclijk of gchcel verdonkeren. Om dezclvc te verdclgcn of, zoo vcel mogelijk, te verminderen, bedient men zieh van hct volgcnde middel: Neem: Wit Kopcrrood.
Loodsuilter, van elks ecu vierendeel lood. Witte Kanariemiker, con half lood.
Meng het tot ccn fijn pocder onder elkandcr.
Van hetzelve wordt dagelijks eenmaal de hoeveelheid tcr zwaarte van ccne erwt in hct oog gebragt. De gewone vvijze om dit poeder door middel van eenc pen-neschacht in het oog te blazen, is niet zeer aan te bc-vclen, dcwijl de Paarden daardoor ligtelijk schuw wor­den. De beste vvijze om zulks te doen is dcze: men necmt het pocder tusschen den duim en do voorste vinger van de regterhand, ligt hot bovenstc ooglid met de linkerhand op en drukt het poeder in het oog. De volgcnde zalf is tot hetzclfde oogmcrk insgclijks zeet. vermögende bevonden:
Neem: Roode netirgepldfte Kivik, cen half lood. Varlcens Reusel, ecu lood.
Meng het te zamen.
Van dcze zalf wordt, eenmaal daags, censtukje, ter grootte van eene erwt, in hct oog gebragt, en met het ooglid over hct likteeken gewreven.
Ter ontbinding van vlekken op het hoornvlies ge-bruikt men de volgcnde zalf:
Neem: Goudglid-zalf, ecu half lood, Zoetc Ktcik, twintig greinen.
Meng hct volkomen good door elkander.
Twee malen daags wordt hicrvan ccn stuk als cene groote erwt in het oog gcbragt en met het ooglid over het hoornvlics gewreven.
Dit middel vordert somwijlen cen vrij aanhoudend gebruik. Er zijn wel vlekken, die spoedig door het­zelve worden weggenomen, doch zijn dezclve verou-derd, zoo wordt er cen' längeren lijd tot derzelvcr genezing gevordcrd.
Wanneer de vlekken niet spoedig worden ontbonden en weggenomen, kan eenc plaatselijke aderlating uit de
ader,
-ocr page 68-
22
ader, die van den binneuooghock naar den neus loopt, of hot aanzctten van Bloedzuigers daartoe nog zeer be-vorderlijk zijn. Ook iraquo; het dan dienstig, eenigen tijd, ecne etterdragt aan de borst tc onderbouden. Eeni­gen raden aan, deze zoo na mogelijk aan het aan-gfedane cog te zetten. Dan , dcze wijzc is, in vele ge-vallen, mcer nadeelig dan nuttig, dewjjl de ontsteking, welke de dragt op die plaats te weeg brengt, zieh lig-telijk aan het aangedane oog, op nieuw , kan mede-deelen en daardoor de kwaal verergeren. Het is daar-om bclcr dezclve aan een meer afgelegen deel te zetten.
Het gebeurt, dat er door eene ongewone prikkeling, welke het oog aandoet, een witachtig ondoorschijnend vlicsje op het hoornylies ontstaat, hetwelk van den grooten ooghoek uitwäst, en allengs het gcheele hoorn-vlics bedekt, zoo dat het paard blind wordt. Men noemt dit een nagel, schil, of houw op het oog. Dit moet op de volgende wjjze van het oog geligt worden. Men laat het Paard den kop vastbouden en tracbl de vaatjes , welke, in den inwendigen ooghoek, aan dit vlies voe-ding verschaffen, zeer voorzigtig door te snijden. Het vlies droogt alsdan spoedig van zelf uit, en wordt door de beweging der oogleden afgewreven , of, Indien het niet van zelfs afvalt, neemt men het met een klein tangetje uit.
Van bet, zoo aanstonds beschrevene ongemak , moet men het volgende wel onderseheiden. By iedere ontste­king der oogen , wordt het zoogenaamdc vogelvlies mede aangedaan, zoo dat hetzelve gezwollen is en zieh gedeeltelijk over den oogbol uitbreidt. Dit verschijnsel heeft ecrtijds onkjindige Vee-artsen op de gedachte ge­bragt , dat dit gezwollen vlies de oorzaak der oogont-slelung ware, om welke reden zij ondernamen , dat deel uit het oog weg te nemen. Zij namen tot dat einde eene naald met een draad, staken dezelve door het voorstc gedeelte van het vlies en trokken den draad onder hetzelve, waarmede dan het vlies van het oog verwijderd en, zoo ver mogelijk, weggesneden werd. Men rekende bet zieb als eene groote handigheid en be-kwaambeid toe, bet Paard op deze wijze, van den zoo-genoemden oogsteen, of de han te snijden. Hoeongerijmd evenwel deze handelwijze is, zal men gemakkelijk besef-len, Indien men ovcrweegt, dat dit vlies, hetwelk van
eeneo
-ocr page 69-
23
eenen spierachtigen aard is en in den binnen ooghoek deszelfs zitplaats heeft, dient om het oog tegen uit-wendige beleedigingen, te weeg gebragt, door het in-vallen van vreemde ligchamen, te bevciligen. Het Paard bezit het vermögen om dit vlies naar willekeur U; kunnen bewegen en hetzelve over den oogbol te schui-ven , om, op dezc wijze, insekten of iets dcrgelijks, dat in het oog gevallen is, af te vegen en uit het­zelve te brengen. Is dit vlies op zieh zelve of te-• vens met andere deelen van het oog sterk gezwollen en ontstoken, zoo behoeft men, met cen lancet, slechts vijf of zes kleine schrapjes in hetzelve te ma-ken , alsdan vlijtig met koud of goulards water te be-vochtigen, waardoor het spoedig genccst.
Het is ecn algemeene regel, welke bij oogzickten , vooral die van ontsteking vergczeld gaan, opgcvolgd moet worden, dat men den stal, waarin bet Paard staat, donker moet houden, dewijl de sterkc prikkeling van het licht, waarvoor het oog dan zeer gevoelig is, de ontsteking vermeerdert.
V H F D E H 0 O F D S T U K.
Over de Kliergezwellen onder de Einnehak.
Bij de klierziekte zweiten dikwijls de klieren onder de Kinnebak op en maken een ettergczwel, hetwelk op de volgende wijze moet behandeld worden.
Zoodra men een gezwel onder de Kinnebak be-speurt , moet men hetzelve elken dag met eene zalf, bestaande uit gelijke deelen heemstzalf en laurier-olie, of, bij gebrek aan dezelve, met ganzen-vet inwrijven en een schaapsvel of wollen lap daarover binden. Wanneer de etter, welke in het gezwel geboren wordt, rijp is, moet hetzelve geopend worden; de rijpheid de$ etters kent men daar uit, dat zieh eene weeke plaats op het gezwel vertoont; wordt het gezwel op deze plaats nat en valt hot haar daaruit weg , zoo moet hetzelve aldaar geopend worden, hetwelk met een geschikt lancet (PI. I. Fig. 11) of, bij gcbreke van hetzelve, met de punt van een scherp mes ge­schieh
-ocr page 70-
24
tchicden kan. De groottc der opening moet aan den omtrck van hct gezwel gecvenredigd zijn , zoodat dc ettcr zieh behoorlijk kan entlasten. Voor het overige moet men zorg dragen, dat dc opening niet genecst, voor dat de verzwering grondig gejjccld zij; anders verzamelt zieh #9632;wederom op nieuw ctter daarin, welke de huid van nieuws moet doorboren , hetwelk de ge-nezing zeer langwijlig maakt. Hct haar moet op hct gezwel , zoo zuiver als mogelijk is, afgeschorcn wor­den. Met het inwrijven der gemelde, wcekmakende, zalf of van het ganzen-vet, meet zoo lang aangchou-den worden, tot dat de .zwecr grondig genezen is. Ontstaan cr meer zoodanige verzweringen, de eene -na de andere, zoo moeten dczclve alle op dc voor-schrevene wijze bchandcld worden. Niet alleen ont­staan dcze Kliergezwellcn onder, maar ook achter de Kinnebak, aan hct bovenstc gedeelle van den hals, onder de oorcn , wclkc insgelijks dezelfde behandeling vorderen. Hicrbij worden dikwijls de spcekscl-buizen van den ctter doorgeknaagd, hetwelk men daaraan kent, dat er cen beider water uit de wond of verzwering loopt; bespeurt men dit , zoo moet de wonde op de volgende wijze bchandcld worden.
Ncem : Geestig aftrckscl van A he ,
-------—---------van Mirrhc, van icder twee
looden, Tcrpentijn-olie , ecn half lood. Meng hct onder elkauder. r Men bevochligt biermede wat fijn werk, en brcngt hetzelve, zoo diep men kan , in de wonde; zulks wordt dagelijks , twee malen , berhaald, totdat dczclve genezen is.
Dezelfde gcneeswijze moet worden opgevolgd, bij Kliergezwellcn , welke aan andere ligchaamsdeelcn plaals hebben. Men moet altijd zorg dragon , dat de ope­ning in het gezwel, zoo veel mogelijk , naar onderen gemaakt worde , opdat de ctter des te gemakkelijker kan uitvloeicn, alsmcde dat de gemaakte wonde niet te spoedig toeheele De opening moet dagelijks vati den uitvloeijenden ctter gezuiverd worden.
Zeldzaam zal men hier andere middelcn ter genezing noodig hebben. Immers heclt dc Natuur de meeste wonden of verzweringen der dicrcn van zelve, indien
de
-ocr page 71-
25
de etter maar een' vrijen uitgang hecft en de wen­den dagelijks gezuiverd worden.
Bij de bovengemclde Klierziekte moet men de Paar-den legen de koude in acht nemen en hun des winters gecn ijskoud water te drinken geven. Het toedienen van inwendige geneesmiddelen, als droes-poeders en dergelijkc, is hierbij ook zelden noodig , dewijl de Na-tuur de Klier- of droes-scherpte, door deze verzwe-ringen, buiten het ligehaam voert en hetzelve, längs dezen weg , daarvan ontdoet. Dat men de Paarden, ge-durende deze ziekte, van zwaren arbeid verschoonen en goed oppassen moet, zal naauwelijks noodig zijn te hcrlnneren.
Bijaldien deze Klicrgczwellen onder de Kinncbak of onder de ooren zoo groot zijn, dat de ademhaüng daardoor zoo bezwaarlijk mögt worden, dat men vreesde, dat het Paard zoude stikken , is het nood-zakelijk hetzelve eene aderlating van twee of drie pon-den bloed uit de hals-adcr te doen en het gezwel , zoo dra mogelijk, tot rijpheid te brengen, hetwelk daar­door kan bevorderd worden, dat men gesneden uijen in honig braadt cn dezelv? dikwijls, bij wijze van eene pap , warm op het gezwel legt. Zoodra zieh eene weekc plaats laat waarnemen , meet men met het openen dos gczwcls nict zuimen.
Somwijlcu gaan de gezwollen Klieren , in plaats van tot verettcring, tot verharding over. De vochten stellen dan in de vaten , of dezclvc worden in het cehvijsweef-sel, dat de vaten omringt, uitgestort, alwaar zij verdikken cn, op deze wijze, de opgezette Klier tot een' harden klomp doen zamengroeijen. Het is zeer mocijclijk zoodanige verharde Klier te ontbinden. Men kan zulks beproeven , door , twee malen daags , het vlugtig smeer-sel, beslaande uit twee deelen olijf- of raap-olie en ^en deel bijtcndcn ammonialt-gcest, rondom dezelve in te wrijven, of er eene oplossende pleistcr op te leggen bestaande uit gelijkc deelen gomachtige pleistcr en scheer- ' ling-plcister. Wordt de verharde Klier hierdoor niel week of opgclost, zoo moet dezelve, Indien zij te zeer misvormt of op andere deelen drukt, met het mes weggenomen worden. Men maakt, tot dat einde , met de bistourie , eene langwerpige insnijding over de Klier in de huid , drukt de wanden of lippen der gc-
Bnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;maak-
-ocr page 72-
26
maakte wond van eeu, -zoodat de klier ontblool wordt. .Vu laat men dezelve door een' helper valten met hct haakje , afgebeeld op PZ. I. Fig, 13; scheidt dezelve vcrvolgcns voorzigtig, met behulp van hct pineet en dc bistourie , bij wijze van uitpelling , van liet celwijswcefscl af, en neemt haar weg. De -wond inoct gcliccht en genczen worden op de wijze, zoo als zulks bij ecnvoudigc wonden plaats heeft, en in bet hoofdstok. liicrtoe bctrekkelijk , yoorgcschreven wordt.
Z E S il E BOOFDSTUK.
Over hci
Geswel np het bovenste gcdcdtc van den hals.
Dit ellcrgerwel wordt ook, uit hoofde van deszelfs gewone zitplaats, de nekbuil geuoemd en is tevens algemeen bekend onder den naam van de Varent. Het lievindt zieh tusschen het achterhoofdsbeen en den derden halswervcl aan dc regter of linker, of aan beide zijdcn van den hals ,* tusschen de huid , de Spie­ren on het beenvlies, of tusschen dit vlies, het ach-terhoofds-bcen en de wcrvelbeenderen zelve , en is dan van cene meerdcrc , dan van cene mindere uitgestrekt-heid. Dit gczvvel bevat, in de meeste gevallen, eenen dünnen , scherpen cttcr, welke de deelen doorknaagt t'i\. niet zeldcn , door vcrzakking , gcvaarlijke pijpzvvc-ren te wceg brengt. \roor het overigc is helzelve , nitwendig, volkomen gelijk aan ccn gewoon, goed-aardig , cttergezvvel.
De oorzakon, waardoor dit gezvvel wordt te weeg gebragt , zijn uitwendigc bcleedigingen , als slaan , stoo-len of wrijven tegen harde ligchamen. Het gevaar is verschillende naar het onderschcid der deelen, welko, door helzelve zijn aangedaan , en het is onbeduidender wannecr dc cttcr slechts onder do algemeene bekleed-selen, dan wanncer dezelve tusschen het beenvlies en hct been zclf huisvest , in welk geval het leven van het Paard daarbij wel cens in gevaar wordt gebragt.
Niet allecn zijn dc Paardcn , maar ook de Ezels en Muildicren aan dit gczvvel onderhevig.
Is dit ongemak nog in hct begin en klein. zoo kan
men
-ocr page 73-
27
men trachten hot gezwel te vcrdeclen , door dc aavol-gende zalf, dric dagen achter elkander , op hetzelve in te wrijven:
Neem : Spaansche Vliegen , tot pocder gcbragt, een vierendeel loods , Enphorbium , een half vierendeel loods , Varkens-Reuzel , twee looden.
Meng het te zamen.
Wordt het gezwel hierdoor niet verdeeld , zoo moot men niet verzuimen hetzelve , hoe - ccrder hoe heter ,
te openen , ten einde aan den schcrpen ettcr uitgang te verschaffen, en te verhoeden , dat dezelve verzakke en holligheden te weeg brenge. Dit is te mecr noodza-kelijk , dcwijl het gezwel zeldzaam van zelf doorbrcekt, en zoo dit al mögt geschieden , is de opening te klein, om den etter behoorlijk to kunnen ontlasten. In dit geval is het echter voldoendc , dat de wond , zoo veel als noodig is, verwijd worde. Men moot altijd traeh-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; %
ten het gezwel aan dc onderste zijde te openen , op-dat de etter te bcter kunne uitvloeijen. Deze opening wordt in de lengte gemaakt en nioet zoo groot zijn , dat men gemakkelijk op den bodem der wond kan kö­rnen. Als dan neme men vlas , of fijn werk, bevochtige het met het geestig aftrcksel, hetwelk, in het vijfde hoofdstuk, bij het klicrgczwel aan de Kinncbak , als de speekselbuizen doorgeknaagd zijn, voorgeschreven is , en brenge zoodanige wick tot op den bodem der wond. Men moot dit, tw-ee malen daags , herbaten en daar-medc zoo lang aanhouden , tot dat de wond . die be-steudig van den uitvloeijendcn etter gezuiverd moct worden, genezen is.
Kan men evenwel, op doze wijze, niet beletten, dat er verzakking van etter komc of heeft deze reeds plaats, voor dat het gezwel op den nek ontdekt wordt, zoo moet de holligheid of pijpzweer terstond geopend worden. Heeft de uitvlocijende etter cen' stinkenden renk, en is dezelve dun , dan zijn , of de peesachtige nekband, de banden der halswervelen , of de beendc-ren zclve doorgaans reeds aangedaan. Men kan zieh van dc dieptc en den loop der holligheid , door mid-del der sonde, PI. I Fig. 10 verzekeren. Is zulks geschied , zoo brenge men eene stevige, holle of sleuf-sonde PI. I Fig. 9 in dc holligheid tot op derzelver B 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;bo-
-ocr page 74-
28
bodem; drukke dezelve op den grond buitenwaarts, en make daar, waar men de uitpuiling waarneemt, ecne opening längs den hals, in de lengte, welke, door de uitwendige dcelen, op den grond der pijp-zweer moet doorgaan. Daar de pijpzweer 'doorgaans haren loop längs den peesachtigen nekband neemt, moet men zorg dragen, dat dezelve, bij bet doen dezer operatie, niet beleedigd worde.
De gcmaakte opening wordt vervolgens met fijn vlas , bevochtigd met bet, te voren (biz. 27) voorgeschreven geestig aftreksel en terpentijn-olie, zacht opgevuld, opdat zij zieh niet sluite en daardoor de insnijding andermaal noodzakelijk gemaakt worde : want zonder zoodanige tegenopenihg kan de pijpzweer onmogclijk genezen, dewijl de etter , die in de holligheid wordt teruggebouden , zulks belet. Op deze wijze moet de wond dagelijks eenmaal, verbonden worden, totdat dezelve volkomen genezen is. Men heeft gegronde hoop , deze zoo gevaarlijke pijpzweer te genezen, In­dien de uitvlocijende etter dik en wit wordt, en hij zijnen kwaden renk verliest.
Bijaldien er nogtans teekenen mogten zijn, dat de nekband of de beendcren van den hals reeds aangedaan zijn , hetwelk nit de opgegevene kenmerken, alsmede daaruit kan worden afgeleid, dat er zieh een voos, ^ponsachtig of wild vleesch in de wonden vertoont , hetwelk zeer pijnlijk bij het aanraken, en roodachtig of vuil van kleur is , alsdan is bet noodzakelijk , ter zuivering der verzwering , in dezelvc^dagelijks een of twee malen, het voorgeschreven vocht in te spulten (sie het wcrhtuig hicrtoe op PL I Fig. 12.) Het best is, in zoodanige gevallen , de holligheid zoo vcr te ver-wyden, dat hetgene aangedaan of bedorven is , en tot de zachte deelen bchoort, met het mes weggeno-men kan worden, opdat de verzwering eene zuiverc oppervlakte verkrijge, welke vervolgens met Egyptisehs zalf tot genczing gebragt wordt.
I E-
mm. mm m.
-ocr page 75-
2d
ZEYBNDE HOOFDSTDK.
Over het drukken des Zadels.
Onder deze algemeene benaming kunnen gevocgelijk al die beleedigingen begrepen -worden , welke door de drukking van zadels, pakkussens , gareclen , hamen , alsmede van zelcn, aan de borst van trekdieren, wor­den te weeg gebragt; daar de oorzaken , waardoor zy schaden , nagenoeg van denzelfden aard zijn en bc-staan in wrijving en drukking der onderliggende dee-len, waardoor. dezelve gckneusd of raauw gemaakt worden , hetwelk verschillende gevolgen hebben kan.
De beleedigingen , welke door het drukken des *a-dels enz. worden te weeg gebragt, bepalen zieh hoofd-zakelijk tot den rug , van de schüft tot aan de plaats , alwaar de nieren gelegen zijn. Zij zijn in aard en trap onderscheiden ; naar welk onderscheid ook de be-behandeling verschilt.
Bij den eersten en ligtsten trap neemt men alleen een* laquo;welling waar, op de plaats, daar de zadel gedrukt heeft. Dezelve moet met koud water gedurig bevoch-tigd en somwijlen met brandewijn , waarin zeep is op-gclost, gewasschen worden. Ook kan men met voor-deel het volgende middel aanwenden :
Neem : Lood-extract, drie looden ,
Gekamferden Brandewijn ,twee looden , Water , een pond.
Meng het te zamen.
Dit middel moet, bij het gebruik , goed omgeschud en het gezwel dikwijls daarmede bevochtigd worden.
Het wasschen der gedrukte plaats met schrijf^inkl, kan insgelijks als een middel , dat meermalen geschikt is bevonden , om de zwelling weg te nemen, aange-prezen worden ; om van vele andere middelen, niet te gewagen, die wegens hun ontbindend of versterkend vermögen , daartoe nuttig kunnen zijn, als een afkook-tel van elzen- of eiken-bladen, in gelijke deelen tier en asijn , met bijvoeging van eenig getooon zout, en soort-gelijke.
Bij den tweeden trap heeft er eene uitstorting van
vocht onder de huid plaats , waardoor eene ronde ver-
hevenhcid of waterblaas gevormd wordt, welke men
B 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;daar-
-ocr page 76-
30
daardoor gemakkelijk onderschcidcn kan, dat zieh hct water daarin , door hct drukken met den yingcr, ont-dekken laat, tcnvijl hetzelre daardoor heen en #9632;wear wordt bewogen. Dcze watcrblaas ontaart, Indien zij veroudert , in cene zwam : wcshalvc men dezelve spoe-tiig genezen moct. Zulks geschiedt op doze wijze : men maakt met de bistourie of vlijm, waarmede men gewoon is de Paardcn ader te latcn , ecnige insnijdingen in dezelve en drukt er het water uit. Na-dat het -water er uit is , wrijft men do plaats met de zalf, welke ik tegen den nekbuil (biz. 27) voor-gesehreven heb , en laat dezelve onaangcroerd, tot dat zij volkomen genezen is. Door dcze zalf , die eene prikkelende eigenschap bezit, worden de ver-slapte vvatervaten tot opslorping aangezet en eene nieu-we ophooping van vochten daardoor voorgekomen. Wanneer de zwelling zcer aanmerkelijk is , moot dezel­ve door eene kruissnede geopend en daarna de vvond door verettcring genezen worden.
Tot dczen tweeden trap van beleedigingen door het drukken des zadcls kan ook gebragt worden de zooge-iiaamdc hrandvleli. Men kent dezelve daaraan , dat de huid hard is en cr even als gebrand leder uit ziet. Zoodanig gedecltc der huid moet als dood beschouwd en door verettering van het ligchaam afgescheiden wor­den. Men bevordert zulks , door elken dag , de brand-vlck met ganzenvct, varkensreuzel of met eenige etter-makende zalf als bijv. heemstsalf, of don lalsem van Arceus te bestrijken. Zij wordt dan het cerst aan de randen lös, het losgewordene moet met de schaar weg-gesneden worden, en daarmede houdt men zoo lang aan , tot dat de brandvlek geheel losgemaakt en weg-gesneden is. Dc wond genccst door aangroeijing der nicuwc huid , binnen körten tijd , van zelve. Er komen ovenwel op die plaatsen, alwaar de huid verloren is •jcgaan, naderhand altijd wittc harcn to voorschijn.
Niet zclden gaan ook dc dcclen onder de brandvlek tot ettering over , waardoor dezelve wordt los gemaakt. Hecft dit plaats , zoo moet dc huid, zoo ver als zij hard is , weggesneden worden. Op dc wond strooit men nu en dan hct poedcr van gebrande schoenzolcn of van den world van Tormentilla , en zuivere dezelve behoorlijk van den uitvloeljcnden ettcr , wanneer zij spoedig gene­zen
-ocr page 77-
31
zen zal. Indien de brandvlek zieh nict spoedig afsclieidl, kan men dezelvc ook uitsnijden, nadat dezclve cerst met cenc weetmakende sloffe zacht en cenigzins losge-maakt is. Ilet is wreedaardig dezelve in eens, met eene tang , af te halen , zoo als sommige smeden doen. De viond wordt hierna bchandeld, zoo als terstond is voorgeschrcven.
Voor een derden trap van drukking der zadcls kan men houden , wanneer de dcclen onder de huid gekwetsi zijn eh vervolgens lot vercttering ovcrgaan. Men voelt alsdan den etter onder de huid, nadat dc zwelling verdwenen is. Aan dezen moet terstond , door cene ope­ning , uitgang worden verschaft , (men mag hierbij niel zoo lang wachten, totdat hij van zelven doorbrcekt;) want gedurende dezen tijd, kan dezelve tussrheu de spicren indringen en pijpzweren veroorzaken , of zelfs de banden of beendcren aandoen. Deze opening moet , gelijk altijd , zoo veel mogelijk, naar onderen geschie­den , op dat de etter vr|j kan uitvloeijen. Is dit ge-schied, zoo moet men met de sonde of met den vin-ger de wond onderzoeken , of er naar onderen nog hot-ligheden aanwezig zijn , welke, bijaldien er gevonden worden , tot op derzelver bodem moeten worden open-gesneden, vermits de etter zieh daarin verzamelt, en aanhoudend voortknaagt. Nadat de gemaakte wond heeft uitgebloed, moet dezelve schoon afgewasschen en vervolgens met droog werk bedekt worden. Den volgendcn dag , neemt men hetzelve wederom af , zui-vert nogmaals de wond van het gestolde bloed, dat laquo;ich in dezelve bevindt, en legt wederom eene wiek op dezelve , die nu met de volgende zalf moet bestreken worden: Neem : Fijn gewreven Spaansch groen, 'iMastik ,
-------------------Wierook,
Heemstzalf,
Populierzalf,
Laurierolie ,
Terpentijn-olie , van ieder twee looden. Meng alles te zamen, Met het gebruik dezer zalf kan men , Indien maar de wond van den toegevloeiden etter zuiver gchouden wordt, tot de volkomene genezing aanhouden.
B 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Over
-ocr page 78-
32
Over het algemeen laten' zieh alle wonden aan de schoft, zoo als de Landman deze plaats des ligchaams noemt, al zijn dczelve ook eenigzins dicp en de etter zieh maar entlasten kan , door deze zalf ge-nezen, indien men werk of vlas te zamenvocgt tot cene -wiek , en met dczelve bestrijkt en in de wond brengt ; men moet sleehts zorg dragen, om deze daar-door niet te versteppen , opdat de ontlasting des otters uict verhinderd worde.
Op deze -wijze kunnen de kwetsingen , welke door de opgegevene oorzaken zijn voortgebragt, genezen wor-dep, zonder dat het Paard daarbij ecnig gevaar lijde, in­dien men dczelve sleehts met zorgvuldigheid behandele, en het ongemak in tijds ontdekt wordt. Geheel anders is het daarmede gelegen , wanneer de beleedigingen; door den zadcldruk veroorzaakt , vcrouderd , verwaar-loosd of verkeerd behandeld zijn. Aisdan worden de rugband , de kraakbeenige uiteinden der graatvormige uitsteeksels der wervelen , de wervelbeenderen zelve of de ribben door verzwering en bederf aangetast, welke niet alleen zeer moeijelijk zijn om te herstellen , maar waardoor het Paard in levensgevaar wordt gebragt. Het-zelve sterft daarbij dan gewoonlijk aan uitterende ziek-ten, dewijl de vochten eindelijk , door de opslorping des etters, ten eenemale bedorven worden , en het dier door de sterke afscheiding des etters te veel verzwakt. De etter, welke hierbij wordt voortgebragt, is dun en heeft zijne witte kleur verloren, stinkt als een verrot kreng en deelt aan het linnen en zilver eene zwarte kleur mede. De randen der verzweringen worden hoog, en zijn bruin van kleur of zwartaehtig. Eene ronde, harde zwelling omgeeft het aangedane deel in een' aanmerkelijken omtrek. Zoodanige toestand laat ge-noegzaam alle hoop op herstelling varen. Daardoor, dat men somwijlen geheele stukken vleesch wegsnijdt, am eene zuiverc oppcrvlakte der verzwering te erlan­gen of door met het mes tot den bodem der hollig-heden, die door de verzakking des etters gemaakt zijn, door to dringen, kan men somtijds nog verbe-tering toebrengen. Men verbindt dan de wonden met dikke wieken of kussens van werk , bevochtigd in een afkooksel van eijkenbast, rosmaren , zevenioom of het xaad van watervenhel van elk drle oncen, in vier pon-
den
#9632;:#9632;
i
-ocr page 79-
33
den water, waarbij men twee oncen geestig aftrekscl van mirrhe, aloe en even zoo veel terpeniyn-olie voe-gen kan. Tcvens strooije men, twee malen daags, poeder van houtskool in do wond, en vare op deze wyze voort , totdat men uit de vcrmindering van den stank möge besluiten , dat de gesteldheid der verzwlaquo;-ring zieh verbeterc en bet doode van bet levende af-gescbeiden worde. Ziet men intusschen, binnen kör­ten tijd, geene betcrschap, zoo brenge men bet dicr lievsr tcr dood, dan hctzelve langer te doen lijden.
Is er door de drukking der zelen of van bet jok, bij trekdieren, eene zwelling voor de borst of op de schoft ontstaan , zoo moet dezclve op gelijke wijzc bchandcld worden als bij de zwelling , door den druk des zadels voortgebragt, opgegeven is. Ontstaat daardoor een el-tergezwel , zoo moet betzelve geopend worden, opdat de eltcr vrijelijk uitvloeije. Men zuiverc de wond da-gclijks van den ettcr en bevocbtige dezelve , vijf of zes malen daags, met koud water , waarna zij spoedig ge-ncest.
Somwijlen ontstaat, door bet drukken der zelen , een eelt- of sponsachtig , docb ongevoelig gezwel; wil men dit verdiijven, zoo moet bet uitgesneden worden , het-welk op de volgende wijze gescbiedt; men maakt eene kruiswijze insnijding over bet gezwel, sebeidt de lip-pen daarvan af en snijdt betzelve , zoo zuiver als mo-gelijk is, uit; men legt de lippen der dan weder over de wonden en becht vervolgcns de bovenste en beide zjj-delingscbe insnijdingen met eene naald en een' sterken draad te zamen. Men kan zieh hiertoe van eene ge-wone dikke naald bedienen : doeh die zieh mecr op-zettelijk met de behandeling van de veezickten bemoei-jen, zullen beter doen zieh hechtnaalden aan te schaf­fen , zoo als men die , van draden voorzien, op PL II. Fig. 6, 7 , afgeteekend vindt, als zijnde deze tot bet hecbten van wonden beter gescbikt. De. onderste insnijding laat men open, om den etter ccn vrijen uitgang te laten. Men bevoebtigt de wonde dikwijls met koud water en boudt dezclve tcvens van den aanhangenden etter zuiver, tot dat zij volkomeu genezen is. Is bet in den zomer , zoo dat bet Paard , gedurende de behandeling , in de weide gaat en er lig-teiyk maden in de wond ontstaan, zoo moet dezelve
B 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; da-
-ocr page 80-
34
liagelijks eenmaal, met terpentijn-olie beslreken worden , welke het ontstaan der maden tegengaat.
Eij het aflosscn der huid moet nicts van dezelve wcggesncden #9632;worden, dewijl daardoor eene ontbloote of dunnc plaats overblijft , welke naderhand zeer ligt cicior de zelcn doorgetrokken wordt.
Het sprcekt van zelf, dat de genezing der wonden of kwetsingen , door het drukkken des zadels, van kus-sens of gareclcn te wecg gebragd , bevordcrd wordt, In­dien de dieren , gedurende deze ongcmakken , van den arbeid kunnen verschoond worden ; in alle geval moel men vcrmijden , het zadel of dc kussens van eenig ga-reel op de bclecdigdc plaatsen te leggcn, dewijl het ungemak daardoor telkens op nieuw vcrcrgert.
ACHTSTE HO0FBSTÜK.
Over het heete Borsi-gezwel.
Er ontslaat bij het Paard een heet of onsteking-achtig gczwel voor de borst , hetwelk somwijlen eene aanzienlijke uitgebreidheid vcrkrijgt, en met zware ioevallen gepaard gaat, zoo dat er hevige koorts bij p.anwezig is, terwijl het paard gehcci lusteloos is, den kop hangen laat, en allen eetlust verloren heeft. — Men noemt dit gczwel ook de voorborst, of het gc­zwel voor hot hart {avant-cocur). Hetzelve is heet en zeer pijnlijk op het aanvoelcn, en dringt vrij diep in de zachte deelcn door.
Dit gezwel ontslaat doorgaans uit eene inwendige ziekte-stof, waarvan de natuur zieh tracht te bevr^j-don , door dezclve naar buitcn te drijven ; deze stof, zieh op deze plaats nedcrwerpende, brengt aldaar de gotncldc verschijnselen der outstcking to weeg.
Het vatten van koude kan insgelijks daarvan de oor-zaak zijn.
Daar dit gezwel zelden voor verdeeling vatbaar is, moet men trachten hetzelve spocdig tot rijpheid te brengen , om geopend te worden, ten einde de ctter te ontlastcn. Hierloe besmeert men hetzelve , dage-bjks een of twee malen, met heemst-mlf, varkens-
reu-
#9632;
-ocr page 81-
35
reuzel of eenc andere vettc zelfstandigheid, en wanneer er zieh cene weeke plaats op hetzelvc laat waarnemen , waar men eenige golving van ctter voclen kan (ver-gelijk blz. 25), zoo meet het gezwcl aan de onderztj-de geopend worden, opdat de ettcr uitvlocije , waar-op het vcrvolgens tot genezing -wordt gebragt, zoo als omtrent de Miergezwelkn onder den hals is opge-geven.
Sommigen raden aan , om, terstond in het begin , wanneer het borstgezwel ontstaat , ceno dragt door het-zelve te trekken, ten cinde door het verwekken van verettering , de ziekte-slof aftolciden.
Wanneer de koorts, welke dit ontstekings-gezwel vergczelt , zeer hevig is, moet men het Paard ter­stond cene adcrlating van twee of drie ponden uit de halsader doen. Bij Sterke en volblocdige Paardcn kan men zelfs eenc grooterc hocveclheid van vier tot zes ponden bleed aftappen. Men geve het tevens, drie malen daags, twee looden wonderzout en een half lood salpeter, in natgemaakte tarwenzcmelen gemengd, of anders met water in, en bevordere den afgang , als dezelve traag is, door het zelten van weekmakende en verkoclende klisteren, volgens het voorschrift ,quot; in het hoofdstuk over de ontstekingskoorts en eiders in dit werk te vinden,
NEOEMDE HOOFDSTUK.
Ooer de ontsteking der huid onder de Borst.
De huid der borst van het Paard wordt somwijlcn door ontsteking aangedaan. Dezelve strekt zieh van tusschen de borst naar de binnenzijdcn der voorbeenen uit. De huid is gezwollcn , heet, pijnlijk en met kor-sten bedekt. Het Paard gaat daarbij stijf, even als of het bevangen is , en er heeft koorts plaats.
Dezelve is het gevolg der werking van den scher-pen kouden wind, -welke on de huid valt, cn eene roosachtige ontsteking in dezelve teweeg brengt. Paar-den , welke doorgaans in warme stallen gehouden wor­den , en dan aan een sterken wind , die legen de borst.
B 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;waaii ,
-ocr page 82-
36
#9632;waait, worden blootgestcld, zijn hieraan het mcest onderhevig.
Deze liuid-ontsteking laat zieh op de volgende #9632;wijze genezen : Men doe eene aderlating uit de hals-ader van twee of dric ponden , en geve verko elende zou-tcn , gelijk in het vorige hoofdstuk is opgegeven ; de huid wordt meermalen daags gewasschen met een af-kooksel van Lijnsaad, Kaasjes of Populierbladen en Kamille-bloemen, of bij gcbrek aan deze middelen, met laauw zeep-water. Na verloop van twee of drie da-gen bestrijke men de deelen cenmaal daags , dun met loodwit-zalf met kawfer bcreiJ , of met hecmst—salf. Men kan ook deze zalvcn onder elkander mengen , bijv. van ieder twee looden , en dczelve op de geraclde wijze aanwenden , waardoor het ongemak mccstal spoe-dig genccst.
TIENDE HOOFDSTUK.
' Over de Kreupelheid in de borst of de Boeglamheid.
Deze bestaat in eene hinderende en pijnlijke bewe-ging van het schoudcrblad in deszelfs gclcding met het voorbeen. Dit ongemak , hclwclk zeer menig-vuldig wordt waargenomen , onlstaat door uitwendige of inwendige oorzaken.
Tot de uitwendige oorzaken behooren alle soorten van uitwendig gcweld, op de schoudergewrichten aan-gebragt, als b. v. een val, slag of valsche stap enz. r waardoor verstuiking tc wecg wordt gebragt, bij welke de pezen , banden en spieren des schoudcrs sterk gcrckt of uitgezet worden , door hctwclk tevens eene uitstor-ting van vochten veroorzaakt wordt , en waarop door-gaans , een zckere trap van ontsleking in de deelen , die tot het aangedane gewricht behooren , volgt. Ook door den zadelboom , Indien dezclvc te ver naar boven geplaatst is , kan het schoudcrblad gcdrukt en daar-door boeglamheid te weeg gebragt worden.
De kenteekenen der lamheid zijn de volgende : Indien men het paard naar voren leidt, zoo maakt het met het kreupel been een cirkel buitenwaarts en heft
het
-ocr page 83-
37
het niel 100 hoog op als het gezonde: last men het over den hoogen drempel van eene deur of een dik stuk hout stappen , zoo stapt hot daar niet over , maar het been sleepl na, hetwelk insgelijks gcschiedt , wan-neer hetzolve terug gcschoven wordt. Vertoont zieh bij dit alles gecne zwelling aan het bovenbeen of aan de achterste groote buigende pees, is het kootgewricht en de koot tot aan de kroon des hoefs niet heet of gezwollen en geen ongemak aan den hoef waar te ne-men , zoo is het Paard hoeglam of, zoo als men het ook noemt , Tereupel in de borst; men wordt daarin nadcr bevestigd , wanneer men den schouder betast, dewijl het Paard dan teekens van pijn geeft.
Om dit gebrek te genezen, moet men trachten de, door sterke rekking , verzwakte deelen te versterken en de uitgestortc vochtcn te verdcelen. Dewijl er , zoo als wij gczegd hebben , meestal eene mindere of meerdere ontsteking bij plaats heeft, moet men eerst zoodanige middelen aanwenden, welke in Staat zijn , de ontste­king te verminderen of weg te nemen. De vrij alge-meene gewoonte , om dadelijk het verstuikte deel met heele middelen , als vitriool-olic, terpentijn en derge-lijke te smeren, en met een heet ijzer of door vuur in te droogen , is daarom nadeelig, dewijl hierdoor de ontsteking vermcerdert, de uitgestorte vochten uitg^-droogd en daardoor het ongemak vastgemaakt wordt , waardoor het, niet zeldcn, voor een grondige genezing onvatbaar wordende , door eene uitterende vermagering van den schouder of ook door een gezwel aan dat deel achtervolgd wordt.
Om de ontsteking voor te komen of te matigen, moet men eene aderlating in dc bocgader van de aangedane zijde in het werk stellen ; ook zal men in plaats van dezelvc, met groot voordeel, acht of tien bloedzuigcrt kunnen aanzetten. Eene aderlating uit de halsader van twee ponden kan bovendien, als de pijn en ontsteking hevig zijn , noodzakelijk worden. Uitwendig wascht men het schoudergewricht nu en dan met eene ontbin-ding van twee oncen gewoon zout, of van anderhalve once ammoniak-zout in een halfpond azijn of even zoo vcel goulards waler, of men legt wollen läppen , hiermede bevochtigd , bestendig op het deel. Men kan zieh hiertoe ook bedienen van klei met azijn of
B 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gon-
-ocr page 84-
38
gaulards water bevochtigd , welk middel, bij wijze van ecne pap aangclegd, cen zeer ontbindend en tevens ontstckingwercnd vermögen bczit.
Is dc ontstcking genoegzaam weggenomen , hctwelk vooral uit de vermindering der pijn bij bet betasten van den sebouder moet worden raquo;fgeleid, daar de ove-rige teokenen der ontstcking, als bitte , zwelling enz. doorgaans , in dit geval, niet zeer merkbaar zijn, zoo kan men de verzwakte declen, door de volgende mid-dclcn , versterken, en de uitgestorte v echten verdeclen. Men smecrt den boeg , twee malen daags , met eene zalf, bestaande uit twee deelen lauricr- of raapolie en ecn deel bijtenden ammoniali-gecst. Ook kan men daartoe ncmen cen mcngsel van cen pond hrandewijn met twee looden tcrpentijn-olie, waarin ecn half lood kamfcr is opgelost, en waarbij men drie looden Spaan-sche zecp voegt.
In plaats van meer zamengcstelde en omslagtige mid-delcn , doet bet volgende , in gewone gevallcn van boeglamhcid , ter versterking , de beste uitwerking.
Ncem : Sterken Brandewijn , vier en twintig looden , Terpentijn-olie, twee looden. Zwavel-zuur , een vierendeel loods of half lood.
Meng dczelvc te zamen.
Om hicrmede de oppervlakte van den schoudorge-wricht, twee of drie malen daags , te wasschen. (*)
Indien bet Paard , door eene ligte oorzaak, slechtsin cen geringen trap vcrboegd is, en daarbij gcene tee-
ke-
(*) Wanneer het ongemak opdeze wijze niet bctert, maar de kreupelheid blijft voortduren , zoo is zulks een teeken , dat er eenzwakheids-toestandindegewrichtsbandenaamvezig is, welke meerdere versterking vordert. En hiertoe doet de aanwending van hetbrand-ijzer de beste diensten. Menmaakt, tot dat einde, een geschikt plat ijzer roodgloeijend, en strijkt hetzelve , op een' afstand , over den omtrek van het aangedane deal, op zoodanige wijze, dat de warmte-stoffe doordringt, zon-der dat de huid wezenliik geschroeid worde. Deze bewerking kan , eenige malen , op den tweeden of derden dag , herhaald worden. Somwijlen kanhet ook noodzakelijk zijn, het sireek-oipunkt-vuur aan te wenden, gelijk ten opzigte van het branden der gaben wordt voorgeschreven ; doch deze behandelingen moeten aan een' geschikten Veearts worden toevertrouwd.
-ocr page 85-
39
kcnen van ontsteking plaats hebben, zoo kan men terstond deze laatst voorgestelde middelen ter genezing aanwenden.
In hct algemeen vorderen do verstuikingen eenigen tyd ter herstelling, welke men met geduld moot afwach-tcn ; hct is vcrkcerd, de genezing, door zoogenaamde sterk doordringendc middelen, aan de Natuur, als het ware, te willen afdwingen, daar het onmogelijk is, dat de verzwakte of gerekte deelen , zoo spoedig der-zelver .kracht kunnen herkrijgen , en men brengt, door sommigc kunstgrepen (*), mecr nadeel dan voordeel aan het ongemak toe, helwelk, door eene zachterc en doelmatige behandeling, zoo als hier voorgeschreven is , en door rust, beter zal herstellen.
Is de boeglamheid reeds veroudcrd en het plaatselljk gcbrek , door verzuim of door eene vcrkeerde behande­ling vastgeworden , zoo dient men het Paard eene fon-tanel aan den schoudcr te zetten, welke twaalf of veer-tien dagen lang moet blijven liggen en dan uitgeno-men -worden. Hierdoor kan het ongemak dan nog dik-wijls hersteld of verbeterd worden.
De meest gewone inwendige oorzaak, waaruit de boeglamheid ontstaat, is gelegen in teruggedrevenc uitwasemingstoffe op het schoudergewricht, door het
vat-
(*) Hier too mcen ik temogea brengon de zoodanige , als in den frieschen stalmeestbr en KOEIJENDOCTOR en elders worden aangeraden, cm bijv. een zwaar gewigt of een steen of weleenianonkogcl tenemenendaarmede, terwijl bet Paard op dengrondligt, metdekwadezijde omhoog , dezelye , zoo hard als doenltjt is, te wrijven , met bijvoegiug van een good aantal vlijmslagen op die zieke plaats enz.; ofook, omden voetyan het goedeyoorbeenmeteentouwaan de knie vast te binden, en het Paard op het kwade been huppelende in hetrond telatcn loopen, totdathetbraaf zweet; welke geneeswijze men den naam van droog zwemmen geeft. Hoe zoodanige bchandelingen, welke ik voorwaar zeer geschikt zou achten, om eene boeglamheid te weeg te brengen of te verergeren, dezelve immer hebben kun­nen genezen, verklaarik, totdus verre,niet tebcgrijpen: schier zoude ik dezelve in ondoelmatigbeid durven gelijtstellenmet de, Yoormaals, enhelaas ! nogmaaral te dikwijls , in gebruik zijnde,gewoonte om den schijndooden drenkeling op een tonte rollen; met oogmerk om hem wederom blj het leven terug te brengen, ofschoonook deze martelingeerder geschikt is,-om het nogaanwezige, zwakke, leven gehecl uitte blusschen, dan, in eenig opzigt , iels toe te brengen, om hetzelyeop tc wekken.
-ocr page 86-
40
vallen van koudc, hetwelk dikwijls plaats heeft bjj Paarden , wclke, bezweet zijnde , op den togt der lucht staan, of te spocdig in koud water gereden -worden, of hetzelve drinken. Zij vatten te ligter koude aan den boeg , dewijl het Paard doorgaans aan de borst stark zweet. Deze soort van bocglamheid meet als eene plaatsclijke bevangenheid bcschouwd cn behandeld worden.
Men meet dus trachten , de uitwaseming te herstel­len , door het Paard in de wärmte, tot aan den buik in het stroo, te houden; de huid, vooral het lijdend deel , vlijtig met stroo te wrijven en het ligchaam met kleederen te dekken. Een deeg van lijnkoek in water , gedurende eenige uren , tusschen een doek, op den ver-stijfden schouder bestendig warm aangewend, neemt de bevangenheid dikwijls spoedig cn geheel weg ; men geve aan het Paard, in plaats van haver, natgemaakte tar-wenzemclcn of grof gcmalen gerst , te eten, waar-onder, drie malen daags tclkens een half lood Salpeter kan gemengd worden. Bijaldien ook deze ziektc lang aan mögt houden , is het zetten van eene fontanel of etlerdragt aan den schouder nuttig, öm den jicht-achtigen of rheumatischen prikkcl, welke in de spicrach-tige en peesachtige dcelen des schouders huisvest, door deze kunstig aangebragte prikkeling weg te nemen. Voor het overige komt hierbij zoodanige hchandeling te pas, als bij de algemcene bevangenheid, onder de inwendige zickten der Paarden, aangcwezen wordt.
Als een gevolg der bocglamheid, teert sorawijlen de schouder uit , dcwijl de voeding van dat deel belet is ; hetzelve vermindert zigtbaar in omtrek cn is ongelijk veel magerder dan de tegenovergesteldc schouders; ook is het Paard zwak op den gang met het aangedane been. Hicrtegen valt gewis, in vele gcvallen, niet veel, met een goed gevolg , te doen. Men kan daar-aan somwijlen nog Verbeteringen toebrengen , door het deel dikwijls met een afkooksel van eikenbast in hier of azijn , cn tusschen beiden met eene oplossing van zeep in gekamferden brandewijn te wasschen. Het nut­tigst van allen is, dat men de versch uitgenomen in­gewanden van geslagte dicren warm op het vermagerde deel legge cn zulks mccrmalcn herhale. Men moet het Paard de hoefijzers laten wegnemen en hetzelve , des voorjaars, bij matig warm weder, eenige weken , in eene goede weide laten gaan.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; e i. f~
-ocr page 87-
41
ELFDE BOOPDSTÜK.
Over de kreupelheid in het Kruis of de Lendenlamheid.
Deze bestaat in een onvermogen , om het achterdeel des ligchaams behoorlijk te kunnen bewegen , door eene beleediging of werkeloosheid det- rugge- of lende-spieren , of ook van het ruggemerg en der ze-nuwen te weeggebragt. Dit ongemak heeft verschillendc trappen.
In den eersten trap valt het opstaan zcer moeijelijk , doch het Paard rigt zieh , na vcle aangewende pogin-gen, nog op de beenen , en het achterdeel sleept, hoe-wel slingerende, van de eene naar de andere zijde , na. In den tweedcn trap kan het Paard ook nog opstaan, ofschoon bezwaarlijker, maar het kan het achterdeel weinig of volstrckt niet voorwaarts bewegen en het dreigt ieder oogenblik van achteren om te vallen. In den derden trap van lendenlamheid is het Paard ten eene-male buiten staat, om het achterdeel van den grond op te brengen ; het kan zieh slechts van voren opheffen en zit dan even als een' bond op zijn achterdeel.
De oorzaken der lendenlamheid zijn , even als die der boeglamheid, verschillende soortcn van uitwendig ge-weld, als het uitglijden met de achterbeenen , staan of stooten op het kruis van den rug, enz. Dezelve kan tevens het gevolg zijn eener beroerte. Het verdient nader onderzocht te worden , of en in hoe verre het eten van sommige planten, als bijv. der watervenkel {Phellandrium aquaticum), het vermögen bezitten , om aan de Paarden lamheid te vcroorzaken, hetwelk mis-schien verkeerdelijk is toegeschreven aan zeker insekt, daarom het yerlammend snuitkevertje {Curculio Para-plecticus) , genoemd, hetwelk op de gemelde en an­dere waterplanten huisvest (*). Ook kunnen zieh ziekte-stoffen uit het ligchaam op dit deel zetten, waardoor de werking der spieren belet wordt. Eene verrekking der wervelbeenderen door forsch geweld is tevens mo-gelijk.
De geneeslijkheid dezes ongemaks kan niet altijd ze­ker
(*) Blumekb ach , Sandbotk der Natwtrlijkt HistorU , biz, 447.
-ocr page 88-
kcr bepaald worden, dewijl men niet vast wetcn kan , in hoc verre de spieren of pczen en zcnuwcn verrckt of verzwakt zijn, en als hcrstelbaar kunncn bcschouwd worden.
Is de onbe\recg])aarheid van het achterdeel te wecg gcbragt door cenen feilen slag op den rug of door andere uitwcndige oorzaken , en er zwclling of ontsteking uitwendig merkbaar, zoo meet men verkoelende om-slagcn op het deel loggen, hoedanig in het vorige hoofdstuk zijn opgegeven.
Zoo men dezo nict bcstendig op de aangedane plaats kan bevestigd houden, . moet men dezelve daarmede dikwijls wasschcn. Men kan tevens eenc adcrlating in de beide spoor-adcren doen, of eenige blocdzuigers op het onlstokcn dcel aanzctten.
Nadat de zwelling en ontsteking geweken zijn, of ook indien dczclvc niet aanwczig zijn geweest, en de onbruikbaarheid van het deel in ccnvoudigc verzwak-king , als het gcvolg cencr al te Sterke uitrekking der deelcn, die tot de beweging noodzakelijk zijn, moet gezocht worden, als dan moet men gcbruik maken van de, bij dc boeglamheid, aanbevolene, versterkcnde middclen, waarmede het verzwakte deel, drie of vier malen daags, moet gesmeerd worden. (*)
Wannecr de verlamming in het kruis het gevolg is eencr voorafgegane beroerte, of dezelve te wceg is ge-bragt door de plaatsing van eenige ziekte-stoffe op dat deel, zoo moet men eenc fontanel midden op het kruis en cene ettcrdragt aan elk der dijen zetten. Be ottering moet zoo lang ondcrhouden worden, totdat er merk­bare bcterschap volgt; hetwelk somwijlen verscheidene #9632;weken aanhoudt. Het wrijven met de, tegen de boeg­lamheid aanbevolene , verstcrkende middclen , is hier tevens nuttig.
Betert evenwel bij dit alles, de verlamming, na ver-loop van eenige weken, niet, zoo is het vruchte-loos meerdere kosten en moeite tot derzelver herstel-ling aan te wenden; het is beter alsdan het dier te
doo-
(*) Dc aanwending van het vnur op eenen afstand (heta^pro-scimative vuur), gelijt in het vorige hoofdstuk isaanbevolen, doet dan ook hier somwijlen de krachtigste nitwerking, in­dien het ongemak uit zwakheid der deelea blijft voortdwen.
-ocr page 89-
43
dooden , daar het voor het gebruik niels waaf-dig is.
Eenc vcrrckking der lendewcrvelen heeft dikwijls, en eene volkomcne ontwrichting dcrzdve altijd zoo-danige onherstelbaarlieid ten gevolge, als #9632;wordendc daardoor het ruggemerg gedrukt, -waardoor eene on-geneeslijke larabcid van het geheele achtcrdecl wordt te wecggebragt.
TWAALFDE HOOFDBTÜK.
Over de Kreupclheid in de Heup of de HeuplamheÜ,
Eene moeijelijke en pijnlijke beweging van het dij-been in deszelfs geleding met het heupbeen, wordt heuplamheid genoemd. Dezclve ontstaat uit verschillendc porzakcn.
1. De inwendige spieren, welke het dijbeen moeten bewegen , kunnen uitwendig beleedigd worden, waaF-door zlj opzwcllen eii van het vermögen worden beroofd , om de beweging van dat deel behoorlijk te verrigten, Dezelve zijn dan pijnlijk, wanneer men er op drukt, en het Paard gaat aan dat deel kreupel. Hetzelve staat wel op het been, even als in den natuurlijken staat, doch als het gaat, sleept hot been na , en bij hot on-derzoek der inwendige zijde van het dijbeen, bevindt men, dat dezelvc geheel gezwollen is, of dat deze zwel-ling zieh slechts bepaalt tot eene streep aan dit deel. Drukt men op dezelve met den vinger, zoo trckt het Paard het been in de hoogte, vermits hetzelve daarjn alsdan eene hevige pijn gevoolt.
. Om dit ongemak te genezen is het noodig de ontste-king te verminderen, ten welken cinde het voordeelig is, het Paard, twee malen daags, telkens gedurende een kwartier nurs, zoo diep in het water te jagen, dat het gezwollen deel bespoeld worde. Is het water te ver van huis, zoo dat het Paard om derwaarts te komen, te lang zoude moeten loopen, hetwelk hier na-deelig is, zoo meet het gezwollen deel dikwijls met koud water bevochtigd worden. Men kan hetzelve te-vens, drie malen daags, wasschen met het volgcnde ihiddel.
Neemt i
#9632;:
-ocr page 90-
44
Keeml: Ammoniak-zout,
Geest van kamfer van elk vier deelen,
Lood^cxtract, zes looden,
Water, twee ponden. Meng dit te zamen.
2.nbsp; nbsp; Ook ontstaat de kreupelheid aan het dijbeen daar-door, dat de gewrichts-banden, waarmede het aan het heupbecn verbondcn is, door cenig geweld uitgerekt #9632;worden. Dit ongcmak -wordt aan de volgende teekc-nen gckend. Onder het gaan bewfcgt het Paard -wel het onderste gcdeelte van het been geheel natuurlijk; hetzelve kan evcnwel dit been niet zoo ver vooruit zetten , dan het gezonde, en wanneer het gewigt des ligchaams daarop komt tc rüsten, namelijk op het oogenblik, dat bet Paard het gezonde been wil optil-len, zoo bemerkt men, dat hetzelve pijnlijk trekt. Dik-wijls is er eene zwelling van bet hcupgewricht merk-baar, en er wordt aan dat decl eene vermeerderde wärm­te #9632;waargenomen: doch dit heeft niet altijd plaats, de-wljl het Paard, even als in de boeglamheid, ook in dit gcwricht kreupel kan zijn, zonder dat men dcze uit-wendige teekenen van ontsteking duidelijk waarneemt. Heeft men zieh nu van de oorzaak der kreupelheid o-vertuigd, en heeft jnen reden om tegelooven, dat er gee-ne of slechts geringe ontsteking plaats hebbe, zoo kan het deel, twee malen daags, met de versterkende was-sching, uit brandewijn, spaanscbe zeep, en terpentijn-olie of met het vlugtig smeersel, zoo als hetzelve op biz. 38 voorgeschreven is, gewasschen of gesmeerd worden. (*)
Doch zijn er duidelijke teekenen van aanmerkelijke ontsteking aanwezig, zoo meet men eerst een of twee dagen of zoo lang, totdat deze verschynselen genoeg-zaam verminderd zijn, vertoelende middelen op het deel aanwenden, zoo als deze insgelijks bij de boeg­lamheid zijn aanbevolen.
3.nbsp; nbsp; De ergste oorzaak, waaruit de heuplamheid ontstaan kan, heeft plaats, Indien door hevig geweld, het hoofd des dybeens uit de gcwrichtsholligheid of pan des
heup-
(*) Eene langdurige en slepende kreupelheid in het heup-gewricht, wordt almede het test door eene doelmatige aau-weuding des yuurs hersteld. (Zie biz. 38i 42.)
-ocr page 91-
45
heupbeens gedraald of ontwricht is. Het onderschei-dend kcnmerk daarvan is , dat hct Paard nog wel op het been Staat, doch hetzelve is kortcr dan het andere. De voet heeft daarbij tevens meermalen eene rigting naar buiten of naar binnen. Het hoofd des dijbeens valt buitenwaarts en rijst, als het Paard op het been treedt, sterk omhoog, zoo dat men hetzelve boven de heup-pan , onder de bcklccdselcn , zien en voelen kan. Daarbij zijn de pijn en ontstekingen zeer hevig, het-welk den eetlust doct vergaan, waardoor hct Paard somwijlcn sterft.
Daar de onUvrichting des dijbeens met verscheuring van den beursband des heupgewrichts of van den pees-achtigen, ronden, band, welke het hoofd des dijbeens in de holligheid des heupbeens bevestigd houdt, gepaard gaat, — welks aaneengroeijing, bij eeno volkomene af-scheuring, onmogelijk bewerkstclligd kan worden , of-schoon al het bcenhoofd wederom in deszelfs plaats wierd hersteld, — zoo is het vmchteloos de genezing van dit ongemak te bcproeven.
4. Somwijlen ontstaat dc gchinderde beweging van het bovenste gedcelte des dijbeens, uit eene kramp-achtige aandoening van dc groote dijzenuw, welke naar de bewegende spieren van dit deei gaat. Men kan deze oorzaak van de ovcrige, reeds gemeldc , daardoor onderschciden, dat de verhindcring der beweging of de lamheid meer bij tusschenpoozen plaats heeft , schielijk komt en dan ook wederom eensklaps verdwijnt. Men doct hier het best om de declen in den oratrek van het gewricht en zelfs verder naar bencden, längs de dij, aan de binnenzijde, drie malen daags , tc wrijven met een warmen lap, waarop men fijn gewreven kam-fer strooit. Deze lap kan men ook laten doortrekken met den rook van mastik en alsdan de deelen daarmedc wrijven. Het herhaald wrijven met een' warmen lap doet reeds op zieh zelven goede diensten. Men kan zieh ook bedienen van een smeerscl, bestaande uit drie looden laurier-olic, 6en lood bijtenden ammoniak-geest, een half lood heulsap en een half lood Icamfer, om daarmede de deelen, twee malen daags, in to wrijven.
Inwendig kan men het volgende geneesmiddel in-geven.
Neemt;
-ocr page 92-
46
Neemt: Valkruid,
Valcriaantvortel, van leder zes looden. Duivels-drck , drie looden , Kamfer, een lood. Tot poedcr gestampt zijnde, maakt men daarvan een pillendeeg, hetwelk in acht gelijke deelen verdceld wordt. Van dczc geeft men er dagelijks een of twee in.
5.nbsp; nbsp; Ook kan de hcuplamheid van eenen rheumatischen of jichtigen aard zijn, wanneer de belette uitwaseming-stoffe der huid op het heupgewricht of de deelen , die hetzelve omringen, terug gedreven wordt. Men kent zulks uit de afwezigheid der teekenen, die de overige soorten der hcuplamheid kenmerken, cn uit de bewust-heid der voorafgaande oorzaak, namclijk het vatten van koude. Men neemt daarbij waar, dat hot Paard, In­dien het vooruit geleid of achteruit geschoven wordt, slijf van achteren is, door de belette verrigting der spieren, die ter beweging van het dijbcen dienen. Is dit ongcmak nog nicuw, zoo kan hetzelve worden weggenomen, Indien het Paard in een' warmen stal tot aan den buik in het stroo .gezet wordt, tcrwijl het iigchaam, bijzonder het aangedane deel, dikwijls met stroo gewreven wordt. Verder overdekt men het be-vangen deel wel met wollen kleeden, om de uitwase-ming tc herstellen. Een warm decg van lijnkoek, over hetzelve te binden en, twee malen daags, het deel met e-en vlugtig smeersel uit drie deelen raap-olie en twee deelen Mjtende ammmialc-geest te smeren, zijn midde-ien, welke alhier van groote dienst zijn.
Is de heupjicht reeds verouderd, zoo moet eene et-terdragt aan de dij gezet ch de verettering eenigen lijd onderhouden worden.
Voör het overige moet hier op dezelfde wijze gehan-deld worden, als bij de bevangenheid der Paarden voorgeschreven wordt.
6.nbsp; nbsp; Er kan bij de veulens nog uit eene andere oorzaak eene kreupelheid der heup ontstaan, welke niet door eene verrekking des gewrichts, maar door cone bclcedi-ging van het heupbeen zelf wordt te weeg gebragt. Ik bedoel het afstooten der heupen. Indien namelijk twee of meer veulens tegen elkander aandringen, wanneer zij tc gelijk door eene naauwe ruimte, als bijv. eene deur,
loo-
'
-ocr page 93-
47
loopen, zoo is het mogclijk, dat zij met de houpen le­gen den stijl of inuur stooten, waardoor dc beenderen, welke bij de veulens nog week zijn , gekwetst worden. Ook kunnen zij op ccn' gladden weg of hot ijs loo-pendc, onder het springen te vallen komen, waar-door de heupbeenderen of derzelver kraakbeenige ran-den insgelijks kunnen worden ingedrukt. Aan do zijde, daar zulks plaats vindt, gaat het Paard kreupcl, en wegens de kneuzing deraquo; zachte deelen, wordt er op dc beleedigde plaats eene zwelling geboren. Zulks verhindert somtijds dat men terstond het indrukken van het heupbeen kan waarnemen; hetwelk, in dit ge-val, eerst dan geschieden kan, na dat het gezwel ver-minderd of verdwenen is.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;i
Orn de zwelling tc verdeelen moet dezelve eerst, meer-malen daags, met koud water en tusschen beide met (/ou/anZs-water bevoehtigd worden. Vcrvolgens kan dc plaats nog eenigen tijd , twee of dric malen daags, ter versterking der deelen, met brandewijn, spaanschc zeep cu terpentijn-olie gewreven worden.
7. Uitlering of vermagering van de spieren der dij zijn mecrmalcn dc gcvolgcn der heuplamheid, wanneer de voeding in dezelve belet wordt, hetwelk vooral vcr-laquo;Mjrzaakt wordt, door de rekking, drukking en verlam-ming, welke de dij-zenuwen daarbij ondergaan. Men kan hier, ter genezing, een' tijd lang, aan de dij ecno etterdragt onderhouden en de deelen dagelijks wasschen met een afkooksel van opwekkende, specerijachligc krui-den , als kamille-blocmcn, rosmarijn, salie enz. in wijn of bier. Het dikwijls wasschen met spooling uit de gencverstokerij verdient daartoc insgelijks aangeprczen to worden.
DEETIENDE HOOFDSTUK.
Dvcr dc vcmlniking en ontwrichting der Knie-sehijf.
De knieschijf wordt, bij wijze van een katrol , over het ondcrstc en voorste gedeeltc van het dij-becu bewegen. Dezelve is door banden aan het schenkel-becn en aan de spieren. welke haar bewegen, beves-
liffd .
-ocr page 94-
48
tigil, en deze banden kunnen, door onmatige kracht-oefening der achtcrbeenen, eene te zware uitrekking en verzwakking ondergaan , hetwelk kreupelheid ten gevolge heeft. De Landman noemt dit gebrek het verreklten van de smeerschijf.
Men kent hctzelvc daaraan, dat het Paard het been niet behoorlijk bewegen, en niet zondcr groote moeite bultenwaarts draaijen kan. Het rust niet volkomen op hetzelve, maar ligt het aangedane been op, en geeft , als men op de plaats der knieschijf drukt, pijn te kennen; wordende aldaar ook wel eenige zwelling en vermcerdcrde warmtc waargenomen.
Deze verrekking wordt vooral veroorzaakt door het trekken van zware lasten, waarom de trck-paarden, als ploeg- en slepers-paarden daaraan het meest ondcr-hevig zijn. Ook wordt dezelve ligt tcweeg gcbragt, door het uitglijden der achtcrbeenen op een gladden bodem , door de sterkc uitrekking des beens ach-terwaarts in den noodstal, en zelfs bij het schiclijk opstaan verrekt het Paard niet zeldcn de smcer- of knieschijf.
Ter genezing wordt hier dezelfde behandeling ge-vorderd, als bij do voorgaandc verrckkingen is aan-bcvolcn. Zijn er namclijk teekenen van ontsteking in het aangedane deel aanwezig, zoo wassche men. her-zelve met vcrkoelende middelcn uit water, azijn, ge-vtoon- of ammoniak-zout bestaande, tot dat dezelve verdwencn zijn, en trachte vervolgens, door de aan-wending van versterkende middelen , als hrandcwijn met zcep, tcrpentijn-olie en leamfcr of soortgelijke, (zic biz. 38) de verslapte toestand der banden te her­stellen ; eene genoegzame rust is mode voor de genezing allezins noodzakelijk.
De knieschijf kan ook ontwricht worden , doch al-leen naar boven, en wel, zoo het schijnt, ter oor-laquo;akc van eene te sterke werking der regte uitstrek-kende spier van hot schenkclbeen, zijnde de regte dij-spier. De knieschijf wordt alsdan te hoog opgetrok-ken, en blijft met harcn rand achter het uitsteeksel des dijbeens zitten.
Het Paard kan alsdan nog wel op het zieke been rüsten, mäar hetzelve is stijf, zoodat het noch in de achtcr-knie of het sprong-gewricht, noch in het knie-
ge-
-ocr page 95-
49
gcwriclit bulging loclaat. Bij hct omdraaijen sleept het aangedane been na; het Paard tracht op den toon te rüsten, en zwikt bij het gaan in do koot voorovcr. Bij het ondcrzoek der knie bevindt men . dat de knicschijf iets hooger en iets meer buitcnwaarts geplaatst is, dan aan het tegenoverstaande been.
Om deze ontwrichting te herstellen, ga men op de volgende wiizc te -werk; terwijl iemand dc hand ta­gen den buitenhoek van de knicschijf zct , en dczelve binnen- en bencdemvaarts drukt, brengt cen ander het Paard censklaps cen sterken sloot toe legen de ge-zonde dij , -waardoor de zwaarte des ligchaams bui-ten de zljde van het beleedigdc achterbeen komt te vallen. Hierdoor zal dikwijls de knicschijf in derzol-vcr natuurlijke ligging teruggebragt, en het ongcmak oogenblikkclijk hcrsteld worden. Gelukt cvenwel hier­door de herstelling der knicschijf niet, zoo moet het Paard op de gezonde zijdc voorzigtig ter neder worden geworpen; men trekt alsdan het been van onderen, door middel van cen touw, om do koot bevestigd , naar voren , en drukt de knie zoo stark mogelijk, terwijl men, tevens op de bovengamelde wijze op dc knicschijf werkende, dczelve op hare plaats tracht te brcngen.
Paarden, welkc eenmaal zoodanige ontwrichting der knicschijf gchad hebben , staan daarvoor nadcrhand liraquo;-tclijk op nicuw bloot; waartegen cenc krachtige ver-sterking der gcrektc en vcrslaptc banden , door da aan-wending van dc reeds genoemde vcrsterkendc wasschin-gen , of der zoodanige, welkc nog sterker werken als het vuur (zie biz. 38, 42, 44) het best bevei-ligen.
Wanncer hct Paard , bij de verstuikingen of ontwrich-tingen der knicschijf, wegens langdurigc werkaloos-heid des beens , niat genoegzaam op hetzclve rust zoo doet men hetzelvc onder den gezonden voct, hct zoogenaamdc stelt - of schaats-ijzer aan , waardoor het genoodzaakt wordt op hct zwakkc bean meer tc rüsten an da vcrslaptc banden der knicschijf in meerdcrc werk-zaamheid worden gebragt. Dusdanig ijzer moet even-wcl slechts bij tusschenpoozen worden gebruikt, dewijl anders hct gezonda , zoowel als het zicke been , te sterk vermoeid worden.
Cnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; VEER-
-ocr page 96-
50
VEERTIENDE HOOPDSTIK.
Over de verstuiking van liet Kootgewricht.
Er heeft, voorecrst ccne koot-verstuiking plaats, wan-neer dc pecsachtige gcwrichtsbanden, welke het scheen-been of dc pijp met het kootbeen of dit met bet kroonbeen vereenigen, onmatig gerekt worden.
Zulks wordt veroorzaakt, door een' valschen of sche-ven trap, — door het trappen op een steen, in een hevigen galop, voor 'dat het Paard den voel behoorlijk neder kan zetten, zoodat het van denzclven met den voet afglijdt, — door de noodzakelijkheid om al te sterk aan den voet te moeten trekkcn, bij het gaan in een' taaijen , diepcn, kleigrond; hetwclk ook gebeurt, wan-neer do voet tusschen ijsschollen, gcvrozen aardklompen, steenen, of iets dergelijks zitten blijft.
Dit ongemak wordt aan dc volgende teekenen gekend: het Paard staat gewoonlijk met den toon des voets op den grond, waarbij het kootgewricht naar voren over-gebogen is, hctwelk ook zelfs dan zoo blijft, wanneer het met den voet regt op den grond mögt staan. Onder het gaan beweegt het Paard het bovengedeelte des beens volkomen vrij ; sommigen zetten daarbij den voet regt op den grond, terwijl anderen den toon of de punt des voets het eerst toezetten. In beide gevallen buigt het kootgewricht zieh niet terug, gelijk aan het gezonde been plaats heeft, Bij sommige verstuikingen is het gewricht aanmerkelijk gezwollen; bij anderen zeer weinig; in beide gevallen wordt eene vermeerderde wärmte in het deel waargenomen. Indien men op hetzelve drukt, of wanneer het Paard op den voet gaat, vooral in den draf, trekt het aan denzelvep en geeft het teekenen van pijn tc kennen.
Om dit te herstellen, is het noodig vooraf dc ontste-king, welke aanvyezig is, weg tc nemen , en dan de verzwakte dcelen te versterken. Men moot dus eerst het verstuikte deel dikwijls wasschen met eene ontbinding van gewoon of ammoniak-zout in water, en azijn, — met goulards water enz., of doekjes, in het een of an­der dczer middclen, of een mcngscl van klei met gou­lards water of azijn om het deel leggen , gelijk zulks bij lt;ie Boeglamheid is voorgeschreven. Men kan tevens
eene
-ocr page 97-
51
cene of meer bloedlatingen doen uit de ader, die aan de buitenzijde van den hiel loopt. Nadat de zwelling , Hitte en pijn verminderd zijn, wascht men het deel met een mengscl, bestaande uit acht looden lood-cxtract, vier looden gcest van Kamfcr, en twee ponden -water. Zijn de gemelde teekenen genoegzaam verdwencn, maar is er desniettemin nog eene zwakheid in de koot overgebleven, — hclwclk men daarult kan afnemen, dat het Paard , wanneer het wat lang geloopen heeft, vvederom hinkt, terwijl het zulks anders niet meer deed, of dat het. Paard ligtelijk op den voet zwikt, helwelk uit een' al te lossen zamenhang der beenderen, door verslapping der banden ontstaat, — zoo kan men nog eenen tjjd-lang, de reeds mcermalen aangeprezene, verstcrkende , wassching uit brandewijn, zeep en terpentijn-olie aan-wenden. Als een meer zamentrekkend middcl, ter versterking der verslapte banden kan dienen , een af-kooksel van drie banden vol eikenbast in vier ponden azijn, waarbij , nadat het vocht doorgezegen en ver-koeld is, vier looden geest van Kamfcr gevocgd wor­den. Hicrracde wordt do koot dikwijls bevochtigd, of worden läppen, in dit vocht nat gemaakt, bestendig om dit deel gcbonden. Bij eene gedurige zwikking der koot-beenderen, uit groote verslapping der gewrichts-banden ontstaande , is het nutlig eene soort van schoen aan te leggen , gemaakt uit een geschikt stuk leder, hetwelk het knotgewricht omvat en, door middel van eenen riein tot meerderen sleun van het deel, tamelijk vastgesnoerd wordt.
Daar het kootgewricht van vele band- of peesachtige deelen voorzien is, in welke de ontsteking niet zeer gc-raakkelijk tot ontbinding gcbragt wordt, moet men zieh met do aanwending van prikkclcnde of verstcrkende mid-delcn vooral niet te zeer haasten, hetwelk de genczing vertragen zou. Ook zoudc het de grootste onkundc ver-raden, Indien men, door uitrekking of teregtzclting van den voet, aan dit ongemak verbetering wilde toebrengen, daar hetzelve daardoor natuurlijk eene verergering moet ondergaan, als wordende de , reeds te veel gerckle, deelen, op dezc wijze, nog meer gerekt en verzwakt.
Ten tweeden, kan ook, door dezelfde oorzaken , eene
kootverstuiking ontstaan, bijaldien de banden, welke
de beide drichoekige beentjes des voets aan de achter-
C 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; *#9632;•;•_
-ocr page 98-
52
zijdc vin het kootgewricht bevestigcn , boven hun ver­mögen gcrckt worden, waardoor de grootc pecs, wel­ke den voet buigt, mede lijdt. Men kent zulks daar-aan , dat het Paard zware, somwijlcn met koorts ver-bondene, pijnen lijdt. Achter in de koöt ontstaat, kort daarna, ecne zwelling, -welke eene soort van gal uit-maakt en eenigzins ontstoken is. Dcze zwelling slijgt l)inncn twaalf uren, gewoonlijk tot aan de knie op. In het staan, zet het Paard den voct allccn op den toon cn het kootgewricht Staat voorwaarts. Den pols voelt men sterk kloppen, alwaar dezelvc, in den natuurlijken Staat, naauwelijks kan gevoeld worden. Dit ongemak wordt, in het begin , gemakkelijk herstcld, doch is hctzelve verwaarloosd en verouderd, zoo kan het niet dan moei-jelijk genezen worden..
Daar de geraclde zwelling tc weeg wordt gebragt, door eene uitstorting van een waterachtig, sornwijien bloedig , vocht, in den schederok der , gcwcldig uitge-rekte en verzwakte , buigende pecs van den voet, waardoor ontsteking en eene hoogstpijnlijkc beweging van den voet wordt veroorzaakt , vooral bij het ne-rlerzetten van denzelven, zoo is hier het maken ecner opening, het zekerste middel tot hcrstcl. Men nocml deze bewerking het uitsnijden der blaas. Deze blaas of gal is niets anders dan de buitenste celachtige, rok der peesschede, waarin de uitzetting en ontsteking plaats heeft en door de opening van welken aan de uitgestorte en stilstaando vochten uitgang wordt ver-raquo;chaft. Men verrigt deze kunstbewerking op de vol-gende wijze: het haar wordt aan het achterste gedeel-te der koot , rondom de , zieh aldaar bevindende, hoornachtige wrat, kort afgeschoren. Men stelt het Paard in den noodstal en zet hetzelve, als het onrustig is, een' praam op den neus. Aisdan wordt de voet, aan welken het ongemak zieh bevindt, opgcligt en vast-gebonden. Men maakt dan boven den hoornwrat eene insnijding, in de lengte, door de huid, waarop de zoo-genaamde blaas geheel wit te voorschijn komt, welke daarop voorzigtig wordt doorgestoken, opdat het, daar-in bevattc, vocht behoorlijk kan uitvloeijcn. Sommi-gen snijden deze blaas geheel uit; doch zulks wordt, door anderen, met regt voor nadeclig gehouden. In de wond wordt eene wick van vlas of werk gestoken,
die
-ocr page 99-
53
die de holligheid gcheel opvult, en deze wordt da-gelijks kleiner gemaakt , naarmatc dc wond van onde-ren op tocheclt, en cindclijk wordt dczclve gehcel wcggclalen. Het gewricht wordt met ccn' lap, nalge-raaakt in goud-glid azijn, omwonden, en deze met een' rondgaanden zwachtel om hctzelve vastgemaakt. Dit verband kan dan dikwijls, zondcr dat hct losgemaakt wordt, met hetzelfde middel bevochtigd worden, ten cinde ecnc nieuwe ontsteking te vorhoeden en de zwel-ling te verdeclen.
Eene dcrdc soort van krcnpelheid of verstuiking der koot heeft plaats, wanneer de kootbeenderen inderdaad gedecltolijk uit derzclver plaats gewckcn zijn. Er is dan eene onvolkomcne ontwrir.hting der koot aanwezig. De­ze geschiedt doorgaans slcchts aan de uitwendige of aan de inwendige zijde: want voor- of achterwaarts is deze ontwrichting niet wel mogelijk, tenzij tevens de ge-wrichtsbanden , vooraf, in eene sterke mate, verslapt waren. Men kent deze ontwrichting daaraan, dat liet scheenbeen of de pijp met dcszclfs uitwendige vcrheven-heid in de inwendige verdieping van het kootbeen slaat, of omgekeerd. Staan integendeel de beide beenderen volkomen naast elkander, — hetwelk een bijna onglaquo;-hoord geval is, — zoo is de ontwrichting volkomon. Deze kan ook voor- en achterwaarts plaats vinden , In­dien de evengemelde, slcrke, verslapping der banden daarmede gepaard gaat.
Om den ontwricbten voct te herstellen wordt het Paard in den noodstal gezet en, door een praam op den neus, tot stilstaan gebragt. Alsdan wordt om den voet, boven de kroon, een touw gebenden, waarvan een tamelijk lang cind blijft nedcrhangen. Een dergelijk touw wordt onder de knie aangebragt. Met deze touwen wordt, door behulp van eenige sterke lieden of, des noods, door twee welingcrigte katrollen, de uit- en tcgen-rekking verrigt, waarbij hct kootgewricht, ten cinde dczelvc gcmakkelijker geschiede, eenigzins moet ge­bogen zijn, terwijl de Vcearts zieh tegenover het deel stelt en de ontwrichte beenderen, zoodra de uitrekking genoegzaam is, wederom in bunnen natuurlijken stand herstelt.
Om de opvolgende ontsteking en nablijvcnde ver-zwakking , van den voet te herstellen, moet men de-
C 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; zclf-
-ocr page 100-
54
zelfUe middclen aanwenden, welkc hierboven zijn aan-bevolen. Het is tevcns dienstig, het Paard, een' tijdlang, den hierboven beschreven schoen te laten dragen.
VIJFTIENDE IIOOFDSTÜK.
Over de zwelling der Haklcen.
Er kan wel eene zachte zwelling aan alle ge-wrich-len der ledematen voorkomcn, doch dezelve doet bo-venal de hakken of het zoogenaamde sprong- of knic-gewricht van het achterbeen aan. Men kent dit on-gemak aan cenen vergrooten omtrek van het gewricht, door eene zachte zwelling, welke aan hetzelve plaats heeft. De golving, welke men, bij het drukken met den vinger op doze zwelling, in dezelve bespeurt, geeft te kennen, dat eene yitstorting van vocht daar-in aanwezig is. Peze vochtcn, welke aldaar stil staan, worden, door dc opslorping van derzclver vloeibare deelen , meer en meer verdikt, waardoor de bewe-ging van het gewricht steeds moeijelijker wordt gc-raaakt. Men noemt zoodanige uitgezette gewrichten, ook Ringbeenen.
De natuurlijke voorgeschiktheid tot dit ongemak, ligt in eene oorspronkelijke, slappe, gesteldheid der deelen; waarom ook Paarden, welke zoogenaamde voile of zware beeuen hebben, en die in lags , vochtige, streken ge-vallen en opgevoed zijn, aan hetzelve het meest onder-hevig zijn. De gelegenheids-oorzaken zijn doorgaans in eene onmatige krachtoefening of uitwendige beleediging des gewrichts te zoeken, waardoor eene al te groote afscheiding of uitstorting van vocht in hetzelve wordt veroorzaakt.
Om dit gebrck te genezen moet men geenszins onder-nemen het stilstaande vocht te ontlasten. Men moet trachten het opslorpend vermögen der watervaten aan te zetten, ten eindc het uitges^prte vocht door dezelve opgenomen en in den algemeenen vochtstroom terug worde gevoerd. Hiertoe moet het vocht, wanneer hetzelve reeds verdikt is, tevens ontbonden en voor
de
-ocr page 101-
55
de opslorping vatbaar worden gcmaakt; waartoc höt volgcndc middcl dienstig is:
Neem : Gemalca Lijnkoek, vier ponden , Sterken Wijnazijn , twee ponden ,
Kook hetzelvc te zamen op cen zacht vuur, tot cene dikke brij. Men doet daarbij:
Honig , een half pond;
Roert alles zoo lang onder clkander, op het vuur, tot dat het dik wordt. Aisdan wordt de pan van het vuur genomen en nog een half pond zwijn-vet, of rcuzel er onder gemengd.
Men •wascht nu vooraf het gewricht met Sterken bran-dewijn en slaat de brij, dik op cen doek gesmeerd, laauw-warm om hetzelve. Dit omslaan wordt om den anderen dag herhaald. Voigt hierop, binnen Teertien dagen , geene beterschap, zoo moet men , twee of drie malen , om den anderen dag, spaanschc vliegen-zalf op het, van haar ontbloote, gewricht inwrijven. Hierdoor wordt een uitslag cn, als het ware, eene kunstige moli ver-oorzaakt, waardoor de stilstaande vochteu naar buiten geleid worden. Be korsten, welke hierdoor ontstaan, moeten , tweemalea daags , met loodwit-zalf besmeeid worden, totdat de- zweren genezen zijn. Is nu de zwel-ling, op deze wijze, verdwenen, zoo moeten de ver-slapte deelen versterkt worden, ten einde het terug komen des ongemaks te verhoeden. Zulks kan geschie­den door dezelve dikwijls te wasschen met kouden azijn en brandewijn: door een af kooksel van eikenbast in azijn, met bijvoeging van gekamferden brandewijn, door herhaald koud baden in den vloed, het wasschen met genever-spoeling, enz.
Tot deze soort van zwelling kan eck de djftfcc hah, scheut-, schijthak of fcrop gebragt worden, welke be-laquo;taat in eene tegennatuurlijke dikte of zwelling van de punt des kniegcw.richts van den of beide de achter-beenen. Dezelve ontstaat door een' stoot of slag op dat deel:, waardoor, eene uitstorting. van vocht wordt te weeggebragt, terwijl misaehiea ook inwendige ooe-saken, als; de verplaalsing van eenige ziekte-stoffe, daartoe aanleiding kunnen geven. Wanneer dit onge--mak- terstond cn in het begin wordt waargenomen, kan men , om de dikte spoedig weg te nemen, het deel, drie malen daags, wasschen met spaansche zecp in bran-
C 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;de-
-ocr page 102-
56
dcwijn onlbomlen, en hetzclve daarbij ook ditwijls met koud water bcvochtigen. Is de dikte meer verouderd, zoo werkt het volgcndc middel krachtiger:
Nccmt: Gecst van Kamfcr , acht looden, TerpenUjn-olie, zeven looden.
lliermcde wordt de dikke hak, dagelijks, eenmaal ge-wasschen.
Vermindert de zwelling hierdoor niet, hetwelk reeds ecu teeken is van de mcerdere verdikking of verharding der uitgestorte vochten, zoo kan men de \olgende zalf aanwenden.
Neemt: Spaansche Vliegen ,
Gorn Euphorbium, van elk een lood, Operment, cen half lood.
Alles tot pocder gestampt zljnde, doet men er bij: tcrpcntijn-olic , twee looden, Varkens-reuzcl, vier looden.
Meng het tot een zalf.
Van dezclve smeert men, alle dagen, eenmaal, drie dagen aan elkander, lets op de dikke hak, en laat het-zelve onaangerocrd, daarop zoo lang zitten, totdat het van zelf afvalt. Wanneer de dikte hierdoor, de eerste maal, niet gehcel vcrdwijnt, moet men de inwrijving nog eens herhalen; doch alsdan moet de hak eerst van de vorige zalf gczuiverd zijn.
Wanneer de uitzetting der hak ongemeen groot is, kan men dezelve door eene langwerpige snede openen , cm de stof, in dezclve bevat, te ontlastcn; de wond wordt alsdan tot genezing gebragt. (*)
Z E 8-
(*) Dewljze , door von sind, tergeneziug van den schljt-hak als voordeelig opgegeven, is de volgende:
Men neemt klei-aarde en maatt deze met aziju lot eene dikke pap, welke dagelijks eenige malen op de hak wordt gesmeerd. Tasschenbeide wordt deze,pap , als zij droog wordt, hestendig Tocktig gehoudcn met eenmengsel van twee ponden azijn , eea mengsel brandewijn, en vier of zes looden ammoniak-zout. In­dien menhiermede eenige weken aanhoudt, zoo verzekert hij , dat de genezing doorgaans bereikt wordt, indien namelijk het gebrek nog niet verouderd is. — Heeftevenwelzulksplaats, aoo raadt hij aan , om sterker prikkelende middelen, als de bovengemelde te bezigen. Von TENNECKERbeveelt alazeer Tennogende ter verdrijving van den schijt-hak aan, een smeersei nit zes looden terpentijn- en taurier-olij, met bijyoeging van
vier
-ocr page 103-
57
ZESTIENDE HOOFDSTÜK.
Over de Gewrichts-verstijving.
Er -nordt niet slcchts eene voldoende hoeveclheid, maar ook cene behoorlijke vloeibaarheid van hct lid-vocht gevorderd, indien de gewrichten, zieh , naar be-hooren, zullen kunnen bewegen. Wanneer deze hoe-danighoden ontbrcken, of het lidvocht, zoo als som-wijlen plaats heeft, te taai en te dik is, zoo worden de gewrichten stijf en het Paard gaat moeijelijk of kreu-pel. Is dit gebrek in cen' hoogen trap, aamvezig; zoo groeijen ook wel de beenhoofden in het gewricht aan elkander vast, en de bcwegelijkheid der geleding houdt geheel en voor altoos op. De oorzaken, welke tot de gewrichts-verstijving aanleiding geven, zijn: al te lang stil staan en gebrek aan beweging, — beenbreuken , voor-al indien dczclve in de nabijheid van eenig gewricht plaats hebben, — verrckkingen — zwrellingen of wonden der gewrichten — de spat enz. Is het ongemak vcrouderd en is het Paard, dat hetzelve heeft, reeds bejaard, zoo is de verstijving doorgaans onherstelbaar. Doch is dit het geval niet, zoo kunnen herhaalde, warme omslagen van spooling uit de geneverstokerijen — het omleggen van de warme ingewanden van versch geslagte dieren, of het inwrijven der zenuw-zalf , hct gebrek genczen, of ten minste in zoo verrc vcrbetercn, dat het Paard daardoor, tot velerlei gcbruik geschikt blijft. Eene ontbinding van twee of drie looden loogsoutige zwavellevcr in cen of anderhalf pond water, bij herhaling , warm , bij wijze van omslagen of wassching, op het verstijfde deel aange-wend , zal ter verbetering van het ongemak,. ccniger-matc het gebruik der natuurlijke loogzoutige zwavel-baden kunnen vergoeden, waarvan men , in dergelijke ongemaktcn, met voel voordeel, ook voor Paardcn, gebruik maakt, in die landen, alwaar dezelve gevonden worden.
ZE-
vier looden bijtende ammoniak-geest te zamengesteld , waar-mede dezelve eeumaal dangs wordt gesmeerd. Somwijlen helpt ook het streck- of punktvuur, aangewerid op de wijze, zoo als bij de gallen en spat wordt voorgeschreven ; doch meerma­len is de huid bij verouderde schijl-hakken te zeer verdikt , en nlsdan zija doorgaans alle middelen ter genezing vruchteloos. C 5
-ocr page 104-
58
ZEVENTIENUE IlOOFDSTUK.
Over de Gallen.
Onder den naam van Gallen, worden verstaan bol-roiidc, veerkrachtige zwellingen, welke een waterach-tig vocht in zieh bevatten, en die, gcwoonlijk, in de nabijheid der gewrichten, aan de beenen der Paardcn, vijorkomcn.
Het menigvuldigst worden de Gallen aan het kootge-laquo;rieht, zoowel der vuor- als achterbeenen waargeno-inen; doch men treft dezclvc ook aan de kniegewrich-ten aan, en wel, wat de voorbeenen betreft, aan de huitcnzijde boven de knie, doch aan de achterbeenen vcrlooncn zij zieh nict zelden aan de buiten- en bin-nenzijde van den hak, en deze dragon den naam van doorgaandc Gallen. Ook aan de binnenzijde van hot kniegewricht der achterbeenen, naar voren toe, ontstaat cene gal, aan welke, door de Paarden-kenners, den naam van bus of bos gegeven wordt. Ook zogt men van een Paard, dat zoodanige 60s heeft , dat het hloeit op den dolh. Aan het kootgewricht komen dczelve zoowel aan de buiten- als binnenzijde dos beens, alsmede ach­ter aan hetzelve voor. Deze zwellingen zijn somwij-Jen grooter, dan kleiner; ook veranderen dezelve meer-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ^
malen van plaats en worden dan Vlotyalkn genoemd. De Gallen doen, zoo lang zij klein zijn, het Paard niet allijd hinken, doch ouder wordende nemen zij (iikwijls in grootte too, terwijl de Stoffe, die zij bevat­ten, meer en meer verdikkende, de trekkors of pezen der spieren daardoor gedrukt worden, hetwelk derzelver vrije beweging verhindert en het Paard min of meernbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gt;
kreupel maakt; ook geven zij hetzelve een kwalijk aan-zion, on men houdt het Paard, dat Gallen heeft, voor ongaaf. De 60s vooral maakt het Paard zwak op den gang en hinkende.
Vermils de Gallen zieh bestendig in den omtrek der ircwrichlcn onthouden en zij eenc Stoffe bevatten, welke tnet het lidvocht overeenkomt, schijnt derzelver aan-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;)
m ezigheid in betrekking tc staan tot de overvloedige afseheiding van dit vocht in de holligheid' des gewrichts; waarom de Gallen ook, door sommigen, niot ten onregt, iidwater-gezwellcn genoemd worden.
In
-ocr page 105-
59
In ieder gewricht namelijk bevinden zieh, zoo als be-kend is, cene menigte klieren, -welke dienen ter afschei-ding van het lidvocht, strekkende om de geleding be-hoorlijk te vochtigen en glad te houden. Deze klie­ren zijn , in de gewriehtsbcurs, zoo geplaatst, dat zij, onder de beweging , door de beenhoofden, eene druk-king ondcrgaan, waardoor zij het afgeseheidene vocht in de gewrichtsholligheid entlasten. Nu is het -waar-schijnlijk, dat, bij eene overvloedige afscheiding van dit vocht, en door eene ongemeene Sterke drukking der klie­ren , bij onmatige krachtoefening des gewrichts, een gcdcelte van het vocht zieh buiten de gewrichtsbeurs, in het celwijsweefsel, uitstort, en alzoo de Gallen daar-stelt. — De Gal nogtans, welke gewoonlijk een bos genoemd wordt, is geene uitstorting des lidvochts in het celwijsweefsel, maar eene uitzetting der verslapte ge­wrichtsbeurs zelve.
Dit gcvoclen wordt nader bevestigd door de beschou-
wing (Jer oorzaken , welke tot het ontstaan der Gallen
.aanleiding geven. — Deze zijn deels in den natuur-
lijken aanleg van het Paard zelven gelegen, deels in de
werking van uitwendige omstandigheden.
De aanleg bestaat, in het algemeen, in eene slappe gesteldheid der zachte deelen. Men treft zoodanige ge-steldheid het meest aan bij Paarden van een zwaar ras, en die op läge, vochtige en zeer vette, weiden opgevoed zijn, waardoor tevens eene aanmerkelijke waterachtige volsappigheid geboren wordt. Paarden daarentegen, die op drooge landen, in woud- of bergachtige streken gevallen en opgekweekt zijn, hebben doorgaans magere drooge of fijne beenen en krijgen daarom minder Gal­len, tenzij dezelve mishandeld worden. Om dezelfde reden, worden de Gallen ook menigvuldig gevonden bij Paarden, die, bij een overvloedig voeder slechts gerin-: gen arbeid doen of weinig beweging hebben.
Tot de uitwendige of aanleidende oorzaken moeten gebragt worden; alle soort van onmatige krachtoefening der gewrichten, als zwaar trekken in diepe, klei- of moerassige gronden; vooral het verrigten van zwaren arbeid door jonge Paarden enz., waardoor de gewrichls-beurzen gerekt en uitgezet worden, zoo als bij de 6os-sen plaats vindt, of bet lidvocht buiten dezclvc wordt geperst.
C 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; De
-ocr page 106-
60
De genezing der Gallen geschiedt op eene drievoudige wjjze , 1) door dczelve tc vcrdeelen; 2) door dezelve te opencn; 3) door dezelve te branden.
Wanncer de Gallen voornamclijk door uitwendige oor-zaken tc -wecg gebragt en nog nieuw zijn, zoo kan men op dezelve, twee of drie malen daags, warmen traan of lijnolie inwrijven, waardoor zij zieh verdeelen , In­dien dcze behandcling een' tijdlang naauwkeurig wordt volgehoudcn. Eene hcrhaalde zachte wrijving der Gal­len met gekamferden brandewijn, waarin zecp is opgclost, kan daartoe ook dienstig zijn. Sommigen leggen tot dat telfde oogmcrk een mengsei van klei-aardc in azijn op de Gallen, -waardoor zij insgelijks kunnen verdeeld worden. Gelukt de genezing hicrdoor niet, zoo kan inen op de Gallen, de scherpe zalf, welke, op biz. S6, tot het ver-drijvcn van den dikken hak is opgogeven, aanwenden cn daarmede op dezelfde wijze liandelen, als aldaar is voor-geschreven. Dewijl, door de prikkeling dezcr zalf, eene afleiding der, in de Gal bevatte, vochten, naar buiten, en tevens eene ligte ontsleking in den zak der Gal wordt veroorzaakt, waardoor dezelve te zamen groeit, verdient dit middcl, boven de vorigen, de voorkeur.
Zijn de Gallen reeds meer verouderd, of lieeft er eene natuurlijkc voorgeschiktheid tot dit gebrek bij het Paard plaats, zoo is dcrzelver volkomene genezing moeijelijker. Men kan dan door de opgegevene uitwendige behande-ling de Gallen wel voor eenen tijd verdrijven, maar zij komen dikwijls, vroeg of laat, terug. Wanneer bij dikke, vette, Paarden, die volbloedig zijn, de Gallen ontstaan, is het noodig, hen eene aderlating van drie ponden uit de halsader te doen; dezelve minder voeder te geven cn eenen matigen arbeid te laten verrigten, •waarbij men tevens, ter vermindering der volsappigheid, het volgende laxeermiddel geven kan.
Necm: Aloe,
Room van wijnstcen, van elk twee looden,
Jalappe , een half lood,
Wüte seep, zoo veel als noodig is, om de
overige zclfstandigheden, welke vooraf tot poeder ge-
stampt moeten zijn , daarmede tot eene pilledeeg te
maken.
Men geneest insgelijks de Gallen, door dezelve te opencn, waardoor hot bevatte vocht op eens ontlast
wordt,
-ocr page 107-
61
wordt , tenvijl men den zak of den beurs vervolgens tot verettering brengt , zoo dat zij goheel vcrnictigd, en daardoor derzclver aanvulling op nieuw voorgekomen wordt. De opening wordt met eene bistoerie , in de lengte , over de Gal gcmaakt -; daarna wordt bet vocht, zoo zuiver mogclijk, uitgedrukt en de holligbeid met eene wiek van pluksel, besmcerd met Egypiische zalf opgevuld. Om bet uitvallen der wick te beletten, legt men een', in Goulards water natgemaakten, linuen lap over dezelve , en maakt dien vast door middcl van een geschikt verband. Den twecden dag , wordt bet eerste verband afgenomen en door een nieuw vervangen. Wanneer men nu opmcrkt, dat er ontsteking plaats heeft, en dat er etter geboren wordt, zoo laat men de Egyp-tische zalf weg , en besracert de wieken met eene zalf, die de verettering bevordcrt, bestaande uit gelijke dee-len van verdikte terpentijn en gemeenen lionig. Na vier of vijf dagen worden de wieken verkleind , opdgt de wond, van onderen op, kan heelen. Eindelijk, als do-zelve bljna gesloten is , worden de wieken gehcel weg-gelaten en men legt er slechts een' lap om , bevochtigd in Goulards water , totdat zij volkomen genezen is.
Er is bij bet doen dezer operatie ecnige omzigtig-heid noodig, om de pezen, in wier nabijbeid de gallen zicb bevinden, niet mede te kwetsen; ook de gewrichts-banden moeten zorgvuldig vermeden worden , dewijl men, door derzelver beleediging met bet mes, ligt eene uit-vloeijing des lidvochts of gewrichts-fistel zoude veroor-zaken. Hieruit volgt dus ook, dat deze kunstbewer-king niet kan worden aangewend op dc Gal of Bos, die zicb aan de voorzijde van bet ftiiegewricht des achter-beens of in de waai bevindt, welke ongeneesbaar is.
De derde wijze om dc Gallen te genczen of om derzel­ver aangroeijing te beletten , bestaat in dezelve tc bran-den. Hierdoor wordt de omtrck van bet gczwel vcrmin-derd, terwijl bet vocbt in hctzclve stolt en met den zak , door de te wecg gebragte ontsteking, te zamen groeit.
Dit branden wordt verrigt met bet knop- otpmtvor-mig hrandijzer {PL II, Fig. 1) , of met bet mes-vormig brandijzer {PI. II, Fig. 2).
Om deze bewerking te verriglen , moet bet Paard in den noodstal gezet en door een praam op den neus in
C 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; be-
-ocr page 108-
I
1
bedwang gehouden of ter neder geworpen en wel vast gebonden geworden Nu raakt men met het ijzer, dat vooraf rood gloeijend gemaakt is, het gezwel ligt aan. De afbeeldingen op PL II, Fig. 15, 16, 17, 18, stellen Gallen voor , die met hot Mop- of puntvormig brandijser of hot punht-vuur, en Fig. 9, 10, 11, 12, 13, 14, zoodanigen, welke met hot mesvormig brandijzer of het streek-vuur aangeraakt zijn. Met dit laatste werktuig moeten de streken naar den loop van het haar gemaakt en hetzelve moot slechts zacht over de huid getrokken worden, zoo dat dezelve alleen geschroeid, doch niet doorgebrand, werde. Voor het overige is het hetzelve, van welk der beide ijzers men zieh bediene, en het gctal der aanrakingen moot naar de grootte van het gezwel geschikt worden , alleen moet men zorgen, dat -deze niet zoo na aan elkander kö­rnen , dat zij , door de opvolgende verettering, in el­kander vlocijen. Somwijlen is eene herhaling dezer kunst. bewerking noodzakelijk, om de Gallen geheel te verdrij-ven. Er blijven na dezelve altijd likteekens over, waar-door men weten kan, dat het Paard aan de Gallen, onderhevig is geweest.
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
Over den Pezenhlap of de Nerf.
Dit ongemak bestaat in eene pijnlijke zwclling der achterste groote, buigende, pees der beenen, — wel­ke, aan de voorbeenen, van de knie tot aan het kootgewricht, aan de achterbeenen van den hak tot helzelfde gew rieht loopt — en van de declen, die de­zelve omgeven. Men noemt dit gebrek Pezenklap, vermits men te vorcn geloofde, dat het Paard met den toon van den achtervoet, onder het gaan, tcgen het voorbeen sloeg en daardoor de gemelde pees kwetste. Eene naauwkeurige beschouwing van den gang der Paar-den, zoowcl als de waarneming, dat deze zwelling, hoewel meer zeldzaam, ook aan de pees van de door-boorde spier der achterbeenen voorkomt, moet ons van de ongegrondheid dczcr, stelling overtuigen.
De
,
-ocr page 109-
63
De verscliijnselcn, •welke de zwclling dezcr pees ver-gezellen, zijn deze: het Paard hinkt sterk aan hct aan-gedane been en, onder hct gaan, hinkt het met het koot-gewricht voor over. De pees is, volgens derzclver be~ schreven loop, geheel of gedecltelijk, en min of meer sterk gczwollen cn heet; bij hct voelen van hct gezwollene decl gceft het Paard hevige pijn te kennen. Als het Staat, zet hctzelvc het pijnlijke been bestendig voor, en het kootgewricht staat voorover.
De oorzaken zijn, uitwendige belecdiging door een' zwaren slag, schop of stoot; doch het menigvuldigst wordt de zwelling te wceg gebragt, door ecnc onmatige uitrekking der pezen of trekkers, wanneer het Paard een' mistred doet, bijv. als het, met den toon, op cen' steen of ander ligehaam tredende, met den hkl afglijdt, waardoor deze sterk wordt nedergebogen. Het-zelfdc heeft plaats bij alle soort van arbeid, waarbtj het Paard groote krachtinspanning met deze trekkers moet doen, zoo als bij het gaan in dlcpe wegen., het springen over slooten, galoppcrcn enz.
Dewijl de bitte, zwelling cn pijnlijkhcid te kennen geven, dat er ontsteking plaats heeft, moet de behandcling strekken, om dezelvc tegen te gaan. Men moet das omslagcn van koud water en 'azijn, waarin gewoon zout ontbonden is, of eene oplossing van twee oneen amino-niakzout in vier ponden azijn en even zoo veel water, bij aanhoudendheid, cm het gezwollcn been loggen; waardoor de zwelling meestal binnen vicrentwintig uren vermindert.
Deze vochten kunnen, door middel van een wollen lap, die in dezelve wordt natgemaakt, om het been worden aangewend. Men kan zulks ook op de volgende wijze doen:
Neera: Tot poeder gevvrevene Roodcn Bolus, een pond.
----------------------------Ammoniak-zout, vier
looden.
Meng dit te zamen met azijn tot eene dikke pap. In plaats van roodcn Bolus kan men zieh ook van klei-aarde bedienen, welke onkostbaar is.
Hiermede wrijft men eerst de gezwollene deelen in, en smeert daarna zoo vecl van het mengsei er op, dat het er ler dikte van een' vinger opligt; vervolgens bindt men van het kootgewricht tot aan de knie een wollen lap er
over;
-ocr page 110-
64
over; hetwelk nogtans nict te stijf moet geschieden. Dit verband wordt, van tijd tot tijd, bevochtigd met ccne oplossing van ammoniak-zout in azijn en water, zoo als het boven beschreven is, of eck met Goulards wa­ter. Is nu de zwelling, na verloop van twee dagen, niet weggenomen, zoo moet hetzclfde verband nog eens, op dezelfdc wijze vernieuwd worden. Vervol-gens, kan men, ter versterking der verzwakte declen, dezclvc nog cenigen tijd, dagelijks, wasschen met ge-/nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; kamferden brandewijn, waarin zeep is opglost. Het
Paard moet, bij deze geneeswijze , van den arbeid vol-strekt verschoond worden en rust genieten; hetzelve moet op hoog stroo staan en de vrijheid hebben, zieh naar willckcur neder to kunnen leggen.
Meermalen gebeurt het, dat er zieh bij den Pezenklap vocht in de pcesscheedc vindt opgehoopt, als eon gevolg van uitstorting, welke door de rckking of kneuzing is veroorzaakt. Zulks wordt daar aan gekend, dat de hitte van het gezwel minder aanmerkelijk is, dan in het ecrst beschreven geval en men bij het aanvoclen duidelijk de golving' van eenig vocht waarneemt. De overige tcekenen zijn dezclfde, als welke bij de eerste soort van ontstckingachtigc zwelling zijn opgegeven. Men kan hier, wannecr het gcbrek nog nieuwis, dc uitstorting verdeclen, door dc plaats dikwijls te wrij-ven met het laatst voorgeschreven middel, uit gekam-ferden brandewijn en zeep bestaandc. Doch is het on-gemak verouderd, en zijn de vochten reeds verdikt, zoo moeten er stcrker prikkclcnde middclcn worden aan-gewend, ten cindc dezelve te entbinden. Dc volgcnde pleister is daarloe geschikt.
Neem: Tot poeder gewrevene Spaansche vliegen,
-------------Euphorhium, van elk twee
looden.
Spiegelhars,
Saffraanpleister, van ieder een lood , Zivarte Pik, zes looden. Om dezelve op het bclcedigdc deel, naar vcreisch, te bezigen, moeten deze immengselen, vooraf in een' aarden pot, op een zacht kolcnvuur , gcsmolten worden. De Spaansche vliegep moeten er bij gevocgd worden, nadat de andere zelfstandighcden reeds gcsmolten zijn en de pot van het vuur genomen is. Is het mcngscl dan zoo veel ver-
koeld
-ocr page 111-
65
koeld, dat Let op den spadcl, waarmede hot opgesmeefd moet worden, gecnc blazen mecr maakt, zoo moct het-zelvc met den spadcl zeer schielijk op het gezwel ingewre-vcn worden, opdat hot, door het haar, do huid onmid-dellijk aanrakc; Want komt het slcchts op het haar te lig-gen , zoo werkt het nict. — Smcert men hetzclve te hect op, zoo valt het, na ccnige uren, met het losgebrande haar af. Wanneer nu het gezwel met de zalf overdekt is, moet men daarover terstond losgeplukte wol leggen, en in dezclve vastdrukken, en de pleister zoo lang on-aangcroerd latcn liggen, tot dat zij van dezelve afvalt. Indien het gezwel nog niet gehcel mögt verdwenen zijn, nadat dc pleister is afgevallen, zoo kan men dezelve er nog cens weder opleggen.
Doch büjft ook deze geneeswijze zonder gcvolg, zoo is er niets anders overig, dan de zwelling met het 'punt- of strcelivuur to branden, waardoor het ohgemak wel niet gehcel genczen wordt, maar belet, dat hetzclve verergerc. Men maakt dan gewoonlijk twee rijen aanra-kingen , met het knopvormig hrandijzcr over het gezwel, of ecnige streken, van Loven naar beneden, met het mes-vormig hrandijzcr, op de wijze, zoo als dit, in het voorgaande hoofdstuk , is voorgeschreven.
Men wil, dat door ecne hevige werking der, in het begin dczes hoofdstuks, opgegevene oorzaken, de pees-scheede der buigende spier kan afscheuren, hctwelk men daaraan kent, dat de zwelling , in Viet midden, ecne verdieping heeft, doordien de beide afgescheurde cinden der scheede zieh van elkander verwijderd hebben, welke opgezet en vlocibaar zijn. Men moet aan dit gebrck, op dc volgende wijze, te hulp komen.
Men legt, längs beide zijden der pecs, strooken van zaamgevouwd linnen {longuettcn) , welke met gelijke dcelen water, azijn en brandcwrijn bevochtigd worden, en van de knie tot aan het kootgewricht slrekken. De­ze worden, cm het been, door middel van een rond-gaand windsel, bevesligd, waarbij zorg moet gedragen worden, dat dezelve wel stevig worden aangelegd, om te kunnen steuncn, doch niet te slijf, zoodat de om-loop der vochten in de vaten daardoor belet wordt, Om den hoef legt men eene soort van lederen schoen, welke, achter aan den vetlok, van een riem voor-zien wordt, die tot aan den buik van het Paard reikt.
Om
-ocr page 112-
66
Om denzelven wordt een gordel gelcgd, waaraan de ricm des schoens zoo vastgemaakt wordt, |dat het Paard genoodzaakt is, den voet ccnigzins krom te houden. Om de twee dagen wordt het Paard, een' tijdlang, van dozen riem bevrijd, en alsdan moeten doekcn met koud water bevochtigd, cm het kootgewricht gelegd worden, Ook moct de bulging, waarin hetzelve gehoudtn wordt,' slechts gering zijn, dewijl het Paard anders gevaar loopt om overkootig te worden. Na de genczing blijft aan de be-leedigde plaats meest eene knobbelachtige dikte over, welke met den volgendcn balsem, twee of drie malen daags, kan ingewreven worden:
Ncem: Zwavel-zuur, twee looden, Terpentijn-olie, vier looden, Lijn-olie, acht looden.
Meng dezelve onder elkander. Deze bijmenging moet zoo geschieden, dat men het zwavelzuur, slechts drup-pelswijze en dan nog zcer langzaam, in een aarden vat of kruik, bij den terpentijn en de lijnolie mengt. Door eene schiclijke bijmenging raken dezelve ligt in brand. Nadat hot mengsel, hetwclk altijd warm wordt, verkoeld is, doet men daarvan zoo veel bij een mengsel sterken brandewijn, dat dezelve eene melkkleur verkrijgt.
Deze zure, geestachtige balsem, doet ook in andere verhardingen en verstijvingen, zoo als bijv. die der ge­wrichten, dikwijls uitnemende diensten.
NBGE^TIENDB UOOFDSVUK.
Over de Hasen-zak,
Het gebrek, onder dezen naam bekend, bestaal in eene wceke zwelling, van eene langachtige gedaante, zittende gewoonlijk eene hand-breedte onder de punt der hiel of van het sprongbeen. Dit gezwel is nu van eene grootere, dan van eene geringere dikte; in het begin is hetzelve week, heet en pijnlijk, doch verouderd zijnde, wordt het meer hard, en koud op het gcvoel. Vele Paarden gaan door den hazen-hak kreupel, wanneer het gezwel sterk op de buigende pees des achterbeens drukt; doch sommigen dragen den­zelven zonder nadeel,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Te
-ocr page 113-
67
Te stcrkc kracht-oefening der achterbeenen , dooi het oprigten des ligchaams, op dezelve, of op welke andere wijze ook , is als de oorzaak te beschouwen , waardoor het gcbrck ontstaat, als waardoor de banden en peesachtige viiezen, welke zieh met de buig-pees verbinden, alsmcde de banden, waardoor de beende-ren des gewrichts vereenigd worden, geweidig wor­den uitgerekt, zoo dat zij pijnlijk opzwellen , en er tevens uitstorting van vocht wordt te weeg gebragt. Jonge en slappe Paarden zijn vooral aan den ha-zen-hak onderhevig; alsmede de zoodanigen , die smal-le achterknieen hebben, en wier beenen' tusschen de pijp , en het sprong-gewricht ccne stcrkc buiging, en aan de uitwendige zljde der achterknie aanmcrkelijke verhevenheden bczitten.
Dc behandcling is gelijk aan die , welke bij de pezen-klap is opgegeven. In het eerst komen verkoelende raiddclcn te pas, uit water, azijn en gewoon of ammo-niak-zout (biz. 63), vervolgcns strckken de wasschin-gen uit irandetcijn, seep of liamfcr , of de op biz. 64 voorgeschrevene pleister, en zijn deze middclcn niet voldoende, zoo moet men het streek- of punkt-vuur aanwenden , (zie biz. 65).
TWINTIÖ8TB UOOPDSTUK.
Over de Spat en het Overbeen.
De Spat bestaat in eene tegennatuurl.ijke, knobbelach-tige verhevenheid aan de inwendige zijde van het kniege-wricht des achterbeens. Deze verhevenheid bezit dc grootte van een walnoot of is ook kleiner, docb som-wijlen aanmerkelijk grooter, gelijk een hoenderoi, en is rond of van eene oneffene gedaante, Belialve deze teeke-nen, welke het best zigtbaar zijn, wauneer men van vo-ren längs de binnen zijde der achterbeenen, doorziet , terwijl de staart opgebonden is , en tevens door het ge-voel nader gekend worden , neemt men bij de Spat waar, dat het Paard hinkt, wanneer het dc cerste tre-den doet. Heeft de Spat aan beide de beenen plaats, hetwelk nogtans niet zeer dikwijls het geval is, zo o
hinkt
-ocr page 114-
68
hinkt het Paard wcl nict, maar het gaat met de aclilor-beericn stljf, wijd en pijnlijk , ten minste tot zoo laug het begint warm te worden. Evenwel gaan ook niet alle Paarden , die de Spat slechts aan cen been heb-ben , daaraan krcupel, cn sommigen zijn , ongeacht dit ongcmak , nog voor vele gebruiken geschikt. Inlus-schen is het altijd een gebrck, hetwclk men schuwen moot, en het is nimmer raädzaam zulk een Paard te koopen, dcwijl men niet weten kan , tot -welk een trap het gcbrek vercrgeren zal.
Men moet de natuurlijke uitstecskels der beenhoof-den des gcwrichts, die, bij sommigc Paarden, wat buitengewoon zwaar of grof vallen , niet met de Spat vcrwisselen.
Somwijlen is de Spat nog door gcene verhevenheid meikbaar , doch de volgende teekcnen waarschuwen , dat dozelve op het punt Staat om uit te breken. Het, Paard staat namclijk op den stal, dikwijls op den toon van het eene been , en wanneer hetzclve -wordt uitge-leid , hinkt het, cen tijd lang, met dit been, doch gaat naderhand wederom goed. Neemt men deze krcupel-heid waar, zoo mag men dezelvc als cen zeker voor-tecken der ophanden zijnde Spat beschouwen. Vele Paarden-handelaars houden zoodanige Paarden , op de markten, in aanhoudende beweging, opdat de kooper het gcbrek niet bemerke; doch zoodra hctzelve slechts een körten tijd staat , gaat het telkens eenige treden , of ook wel langer, kreupel.
Maar welke zijn de ware gesteldheid en oorzaken van dit, zoo gewoon, ongemak der Paarden ? — De ontleedkundige nasporing leert, dat de Spat cen uit- of aangroeiscl is der beenderen , die het knic-gewricht te zamen stellen, meest van het hoofd des scheenbeens, doch somwijlen ook van het groote en kleine sebuit-vormige been.
Deze uitzetting des beens of dit becn-uitwas schijnt het meest algemeen te worden voortgebragt, door ge­weidige uitrekkingen der gewrichtsbanden , welke zieh inplanten aan dat gcdcclte , alwaar de Spat ontstaat. Door zoodanige uitrekkingen worden de buitenste zelf-laquo;tandigheid des beens en het becnvlics , dat dezelvc om-klecdt , op die plaats, beleedigd , en er onstaat eene ligte pntsteking in die dcclcn. Zulks heeft een vermeerder-
den
-ocr page 115-
69
den loevlocd van vochten ten gcvolge, cn alzoo wordt de becnstoffc door de vatcn , die het been voe-den , buitcn de natuurlijke oppervlakte des becns ge-voerd, welke zieh aan dczelve vastzet en waardoor dus het been zieh uitgezet of uitgegroeid vertoont. Som-wijlen zet zieh dczelfde been- of si;at-stüffc tevens tussclien de straks genoemde beenderen des gewrichts, cn alsdan heeft het geval plaats, dat met de Spat eene vcrstijving van hetzelve gepaard gaat. Ook de gcvvrichts-banden worden daarbij niet zclden verdikt en als ver-beend bevonden. Door Je vergrooting of uitzetting van het zoogenoemde Spatbcen , worden de zachtc deelen, welke over hetzelve heen loopen, bij de bewoging , daar legen gewreven, hclwelk pijn cn kreupelhcid veroor-zaakt. Zulks duurt zoolang , tot dat die deelen , warm wordende , ecne meerdere rekking ondergaan , waardoor dan het hinken vermindert of ophoudt. Zoodanige wrij-ving heeft vooral plaats omtrent de been-ader, Indien zij van het navoctsbecn naar boven , juist over de Spat loopt, dezelve hecht zieh somwijlen door zamengroei-jing aan het Spatbeen vast ; hctwelk men evenwel kan voorkomen, door de ader, aan dat deel, in tijds, te laten afzetten, of inkorten.
De heschouwing der oorzaken, welke de Spat te weeg-brengen , bevestigt dit gcvoclen , daar dezelve het meest wordt waargenomen bij Paarden van een zwaar , slap cn volsappig ras , die op läge, vochtige en vette weiden getrokkeu zijn , en wier becnen , vooral derzelvcr ge-wrjehtshoofden , van een minder vasten, maar spons-achligen aard zijnde , voor de Spat-uitgrocijing cenc grootere voorgeschiktheid hebben , dan de zulken, wel­ke drooge , fijne beenen hebben en in schrale, booge , bergachtige strekon gevonden worden. Bij de eerstentoch , waartoe ook , in het algemeen , ons Vaderlandsch ras bchoort, onlwikkelt zieh somwijlen de Spat, zelfs bij veulens , als van zclve , schier zonder de kennelijke mc-dcwerldng ecner uitwendige , of gclegenhcidsoorzaak.
Tot de uitwendige oorzaken behooren alle sterke krachtoefening der achterbeenen , waarbij het vooral op de beenhoofden en de banden der kniegewrichten aan-komt ; als : onmatig zwaar trekken , geweidig cn aan-houdend loopen , springen over slooten , vooral het op-rigten der Paarden op de achterbeenen , cnz.; door al
wel-
-ocr page 116-
I
70
welke bewegingen de Spat, zoo als men hot noeml , wordt uitgedreven.
Men meet gcene Paarden, die spatfig van aard zijn , voor de aanfokkcrij houden , vermits de voorgeschikt-heid tot dit gebrek ligtelijk op de veulens overerft , schoon zulks niet altijd vast doorgaat.
Wat de genezing der Spat bctreft, dezelve berust daarop , dat men het uitgezette been dwingt , zieh wc-derom , zooveel mogelijk , in zljne vorige gedaantc to herstellen , door namclijk de uitgegroeide beenstoffe te ont-binden, of, door het vcrwekken eener nieuwe en juist geevenredigdc ontsteking , de werking der vafen , die de spatstoffe aanvoeren , te ondcrdrukken, en alzoo te bc-letten, dat dit gebrek verergere.
Eene volkomene genezing is alleen mogclijk, wan-neer de Spat nog gering en bij veulens of jonge Paar­den aanwezig is, welke daaraan niet hinken, gelijk zulks, zoo als hckend is, mcestal geene plaats heeft, voor dat zij lot den arbeid gebruikt worden. Men gc-bruike daartoe do volgcnde zalf : Neem: Tot poeder gestampte Spaanschc vlicgen ,
Gom Euphoriium ,
Wit Jtoperrood, van elk een half lood,
BijUnde liwik [Suhlimaat), een vicrendeei loods.
Terpcntijn-olie, een vierendcel loods.
Jcncver-olie, een lood.
Zcnuw-zalf, een half lood. Meng alles (de drooge Stoffen vooraf tot poeder gc-maakt zijnde) onder elkander.
Van dcze zalf wordt, twee dagen achter elkander . telkens eenmaal, icts op de verhevenheid der Spat in -gewreven. Door de prikkeling, wölke zij op de huicl verwekt , wordt er eene blaar getrokken , waaruit cersl een waterachtig vocht vloeit; alsdan maakt zij op die plaats eene korst, welke men zoo lang moot laten zitten , totdat zij van zelvc afvalt, waarmede tcvens het haar wegvalt. Hicrdoor ontstaat nu eene , van haar ontblootte vlek, die evenwel, dewijl de. haar-wortelen niet vernietigd zijn, spoedig wederom over-groeit. Zoodra zulks geschied is , wrijft men de zalf, op nieuw in , hetwc'.k vijf of zes malen kan herhaald worden. Men mocl dus niet vcrwachten , dat dc zalf ,
dc
bl
-ocr page 117-
71
de eerste kcer, de verlangde uitwerking doen zal. — Om dezelvc eene nog meer krachtdadige werking tc doen erlangen, kan men , in de huid, op de Spat, ee-nige oppervlakkigc insnijdingen naast elkander maken . waarbij men evenwel zorgen moet, dat de huid geheel worde doorgesneden. Nadat het bloeden heeft opge-houden, wordt de zalf, op de voorgeschrevene wijze ingewreven,
Zoodra het Paard reeds kreupel gaat of de Spat ee-nigzins verouderd is, hclpt deze geneeswijzc niets, maar men moet alsdan het vuur gebruiken. Som-wij-len gaat daardoor het hinken over, indien hetzelve namelijk nict sterk is en nog niet lang geduurd heeft.
Men brandt, met het mesvormig brandijzcr , (Pi. II Fig. 2) over de Spat, :volgens den loop van het haar, drie of ook vier streken van boven naar beneden, naar mate derzelver omlrek grooter of kleiner is. Om de diepte der streken in de huid naauwkeurig te kunnen zien, is het noodig het haar weg te scheren, op d6 plaats , daar men branden wil. Men moet zieh in acht nemen , om het mes niet te sterk op de huid te druk-ken, dewijl men dezelve, op die plaats, alwaar zij zeer dun en over de Spat gespannen is , ligtelijk door kan branden , hehvclk naderhand een' kwalijk aanzien geeft veeleer moet men zoo zacht mogelijk , met het mes heen en weer strijken, opdat men zulks ten minsten vier of vijf malen herhalen kan, voor dat de streken diep genoeg zijn. Men kan de branding ook met het knopvormig brandijzer verrigten op de wijze , zoo als zulks in het hoofdstuk over de Gallen is opgegeven. Het hinken hetwelk door de Spat veroorzaakt wordt, houdt niet altijd terstond, maar somtijds eerst, na verloop van een ige we-ken , na het branden op. Men moet intusschen het Paard een tijdlang, van zwaren arbeid verschoonen. Is de Spat geheel verouderd en het Paard sterk kreupel, of heeft daarbij eene gewrichtsverstijving plaats, zoo spare men alle mocite en kosten tot genezing.
Van soortgelijken aard als dej Spat is het Overbecn ook klos, schevel- of schcuvelbeen genaamd, als zijn-dc insgclijks een beenknobbel of been-uitwas, het welk zieh aan een of beide de voorbeenen bevindt en doorgaans aan derzelver zijdelijk of achterste gedcelte zit. Hetzelve volbrengt doorgaans zijnen wasdom in
kor-
-ocr page 118-
72
körten lijd , doch is, even als de Spat, nimmer van zulk ccne vaste zclfstandighcid als hot been zclf. Ook gaat het wel eens van zclf weder weg ; in welk op-zigt het dus van de hoedanigheid der Spat verschilt. Zit dit beenuitwas in de nabijheid van cen gewricht, of op eene plaats , alwaar gedurende de de beweging, de pezen der spicren tegen hetzelve wrijven , zoo gaat het Paard daardoor kreupel.
De oorzaken , waardoor het wordt te weeg gebragl . zijn : uitwendige belecdigingcn , als een slag of stool, of het gedurig aanslaan van ccn blok , dat de Paarden aan den voet gedaan wordt , waardoor hot becnvlics en de zclfstandigheden des bcens beschadigd worden , hetwelk , zoo als boven getoond is, eene uitvloeijing der beenstoffe en aangroeijing van dezelve , buiten dc oppervlaktc des beens , ten gevolge kan hebben.
Om het Overbeen te verdrijven , kan men hetzelve met de Kapelsche Ktvilczalf, cen' tijd lang , eenmaal daags , inwrijven, waardoor de beenstoffe, bij aldien het ongemak nog nieuw is , opgelost en , door de op-slorpende vaten , wederora wordt opgenomen. Men kan hicrloe ook nemen cen mengsei, bestaandc uit acht deelen wijngeest en een deel zwavelzuur, waarmede de verhevenhcid, nadat het haar tc voren op die plaats is weggeschoren , dikwijls met den vinger of bcter met een' wollen lapje, wordt overgestrcken.
Verdwijnt het Overbeen, op deze wijze , niet, en hindert het door deszclfs groolle of wanslaltigheid , zoo kan hetzelve somwijlen door middel van een beitel en hamCr weggenomen worden. Het Paard wordt, tot die bewerking, tcr ncdergeworpen en men laat den voet , door cenige stcrkc helpers, wel verzekeren. Men snijdt nu de uitwendige beklcedsclen tot op het becnig uitwas door; schcidt en venvijdert al het cclwijs-wecfsel van hetzelve , zoodat het geheel en al onlbloot is. Is zulks gescbied , zoo zet men den beitel schuins tegen den grond van het uitwas , derwijze, dat dit werktuig genoegzaam rcgtlijnig met het been loope, waaraan bet zit; mi slaat men met den hamer op den beitel en ncemt het Overbeen weg. De afschilfcring van het beschadigde been wordt bevorderd door de wond tc verbinden met wicken van werk of vlas, bevoclitigd in geestig aftrcksel von mirrhe of mastik. Over dezelve wordt een
com-
-ocr page 119-
73
laquo;ompres, in Goulards-water natgemaakt, gclegd, en fcet eon en ander door eenen rondgaanden zwacbtel om hct been vastgemaakt. De wond wordt vervolgens, na dat hct been is afgcschilferd, op de gewone wijze genezen. (Zm hot Huofdstuli over de Wanden.)
y.liX EN T W I N T I G S T E H 0 O F D S T U K.
Over de zachtige zivelling der Ächterhecncn en de Bloed-galkn.
De achterbeenen zwellcn somtijds zuchtig op , het-welk van onderen, boven hct kootgewricht, begint en zieh naar boven uitstrekl. Men noemt dit ook hct bioeijen dor beonen. Somtijds is deze zwclling slechts gering, doch nict zeldcn wordt dczclvc zoo uitgebreid, dat zij, längs het been, over hot kniegewricht, tot aan de dij gaat. Dit ongemak wordt van de ontstc-kingachtigc zwelling dor beonen, welke bij den Pozen-klap plaats hooft, daardoor onderscheidcu, dat hetzelve niet , gelijk bij denzelvcn, pijnlijk bij hct aanralcen, en ook minder gospannon is, torwijl hot opdrukkcu met den vinger cene kuil in dc declen nalaat. Ook is de Pezenklap of Nerf ocn gebrek, hetwclk gcwoonlijk aan dc voorbeenen, en slechts zcldzaam aan de acbterbecnen voorkomt. De zachtige zwelling wordt vooral des win­ters waargenomen , wanncor do Paarden op stal lang stil staan , zondcr, van tijd tot tijd, gcbruikt of afgereden te worden. Vooral heeft dit plaats , wanneer do Paar­den , in don herfst , veel geledcn hebben, in hot koude en natte wecr buiton hebben geloopca, waar-door de huid-uitwaseming bolct is, en zij dus ongo-zond op stal komen.
Ontslaat nu de dikhdd der beenen alleen uit gebrek aan genoegzame doorstraling der vochton, uit hoofdc van te weinig beweging, en is dczclvc slechts boven het kootgewricht zigtbaar, waarbij het Paard, voor hct overigc volkomcn gozond is, alsdan zal dit ongc-mak spoedig verdwijnen, wanneer aan het Paard. van tijd tot tijd, eenc matigc beweging wordt verschaft,
Dnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ter-
i1
-ocr page 120-
74
terwijl men de gezwollcn beenen dikwijls wrijft met stroo , om den omloop der vochten te bevorderen, en dezelve tcvens wascht met koud water, waarbij men ook eenig zout en brandewijn vocgen kan.
Doch is de zwelling sterker, en tot aan het kniege-wricht, of zelfs boven hetzelvc, opgeklommcn, — toont het Paard daarbij tevens teekenen van ongezondheid, zoo dat bet niet volgens gewoonte eet, en de huid tevens gespannen of stijf is, cnz., zoo mag men vooronderstel-len, dat bet zoogenaamde kwade Stoffen heeft, welke ^ich naar dc beenen zetten.
In dit geval moet er eene fontcnel aan dc dij gczet worden. Men wrijve het geheele ligchaam dagelijks met stroo , waardoor de huid los gemaakt, de uitwase-ming hersteld en bet ligchaam dus van teroggeboudene, nadeelige, Stoffen bevrijd wordt. De opgegevene uitwen-digc behandeling dient hierbij insgelijks tc worden in het werk gesteld. Men geve daarbij , tcr bevordcring der spijsvertering en verbetering der vochten, het vol-jjonde geneesmiddel:
Neem; Valeriaan-wortel,
Roode Gentiaan-icortel, van ieder acht loodea. Valkruid, vier looden. Gencver-hcziiin, twaalf looden.
Meng alles, tot poeder gestampt zijnde, onder el-kandcr.
Van dit Poeder wordt het Paard, dagelijks, drio malen, twee looden over het vocdor gcgeven.
Zijn de beide beenen in dcnzelfden trap gezwollen , zoo moet ook aan de beide dijen eene fontenel gezet worden.
Somwijlen zijn ook de bloedaders aan de achterbee-nen, vooral in den oratrek van bet kootgewricht, hier en daar, gezwollen of uitgezet , welke zwellingen men aderspattcn of hloedgalkn noemt. Dezelve ontstaan door eene plaatselijke verzwakking der rokkeu dezcr va-ten , door uitwendige oorzaken . als kneuzing , rekking of drukking enz. Volblocdighcid kan daarbij tevens aanwezig zijn, waardoor de uitzetting der Taten ver-ergerd wordt. Daar bet bleed, in de uitgezetto vaten, uit hoofdc van derzelver verzwakking, wordt opge-houden, gceft znlks tot vcrdikking en stilstand van het-
zel-
-ocr page 121-
75
zelve aanleiding, en wanneor zoodanigc bloedgallen groot •vsordcn , zijn dczclvc pijnlijk en minder of raeer hin-dcrlijk aan de beweging van het kootgewricht.
In het begin kan men dc bloedgallen door vcrsterkendc en ontbindende middelen vcrdeelcn; welke in het begin van dit hoofdsluk, ter vcrdrijving van de zuchtige zwel-ling der becnen , opgegeven zijn. Men kan hiertoo insgelijks cenc wasscliing bezigen van brandewijn, waarin zecp is opgclost. Bij cene plaatshcbbcnde volbloedig-heid, kan de vermindcring van dozelvc, door cene aderlating , van dienst zijn.
Wannccr het bloed in dc uitgezette adcrs verdikt is, zoo dat do zwellingen zicli , door de voorgestdde mid­delen , niet laten verdrijven , alsdan moct men de bloedgallen gonezen, door da adcr tc openen en het gestoldc bloed te entlasten. Men maakt dan, met eene bistoerie, cene insnijding , ter Icngte van een' halvcn duim , in de uitgezette adcr, en drukt het bloed uit dczelve. Vervolgens bevochtige men een vier-dubbelden drukdoek in slcrken brandewijn; bevestige dcnzelvcn door middel van ' eencn zwachtel op de wond: welk verband dagclijks vernieuvsd moct worden, en waarmede men tot de genezing der wond kan aun-houden.
TWEE EN TWINTIGSTE II GO FD STCK.
Over de Zivammcn.
Ondcr den naam van swam, krcupcUas of ligger, verstaat men een vecrkragtig of eclachtig gczwcl , hctNvclk ecrst zacht is , maar vervolgens vaster wordt, en dan eene vcnlikte, somwijlen naar visch-kuit gclijkcnde, stoffc bevat. Hetzelve ontstaat aan zooda-nige deelen, alwaar cene gcdurige drukking plaats heeft, door de kneuzing, welke daardoor aan dczelve wordt te weeg gebragt, en waarvan cenc uitstorting van vocht en verharding der huid hel gevolg is. Zulks is dik-wijls het gcval bij Paardcn , die dc gewoonte hebben, om altijd met het achtcrdcel van het voorbcen, juist legen den elleboog, op den binnensten tak des hoef-D 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ijzers
-ocr page 122-
76
ijzers le rüsten, waardoor aan die plaats een liggcr ontstaat, welke stol-zicnm genoemd wordt. Ook komt dezclve wel aan de knie voor, en zij draagt aldan den naam van hnie-zwam of luip. Dit gezwel gecft nict allccn , een kwalijk aanzicn, maar kan ook somwijlen nabij het gcwriclit zittendc , aan de vrije beweging des beens mccr of miu hindcrlijk zijn.
Om de zwammen te verdrijven, bediene men zieh van de scherpe zalf, welke op biz. 55 is voorgeschre-ven. Van dezclve wordt alle dagen eenmaal en dat drie da-gen na elkander, lets op de zwam gesmeerd; vervol-gens late men dezelve, onaangeroerd , zoo lang daarop bitten , totdat zij van zelve afvalt. Gewoonlijk valt het haar mede uit. Zoodra hctzclvc evenwel wedcrom aan-gegrocid is, moot dc zalf op nieuw op de zwam in^ gewrcven worden, dcwijl de zwam zelden , na de eerste maal geheel weggaat. Ziet men dat do zwam telkens vermindert, zoo moet men deze handchvijze zoo lang aanhouden, totdat dezclve geheel verlccrd is. Is de zwam door de drukking van den tak des hoefijzers ontslaan , zoo moet men , bij het beslaan , de takken in het vervolg zoo rigten, dat zij de vorige plaats , als het Paard ligt, nict wedcrom aanraken , of wel het-zelve ijzers zonder takken latcn onderlcggen.
Somwijlen blijft er, na voorafgeganc kneuzingen, waarbij ecne uitstorting van vocht onder de huid plaats heeft, en waarvan dc genczing vcrzuimd is, een uit-puilende zak over, waarin men het water voclen kan. Wordt zoodanig vocht nict ontlast, en het gezwel ver-dcr verdceld, zoo droogt dc vcrslaptc huid cindelijk lot ecne zwam uit. Men moet daarom hot vocht ont-lasten, door den zak, aan de onderzijde , met den punt van een mes of lancet te opencn; waarna de plaats met dc bovengemelde zalf , op dczelfde wijze, wordt ingewrcveu. Men laat dc zalf onaangeroerd daarop zoo lang zitten, tot dat zij van zelve afvalt. Mögt er ua de vcrdeeling van lict gezwel nog ecne kleine vcrhar-ding overblijven , zoo moet men. dc zalf daarop nog eens inwrijven.
Men kan zieh hiertoe ook bedienen van de volgen-dc zalf, welke, drie dagen na elkander, op dc zwam wordt ingewreven.
Necm: Tot pocder gestamplc lange Peper,
-ocr page 123-
11
iüuphorbium, van ieder twee looden,
Spijk-ulic,
Terpcntijn-olie, van ieder twee looden en ecn vierendeol lood ,
Salpeler-zuur, een vierendeel lood. Meng het onder elkandcr.
Is de zwam te groot of tc zecr verouderd en ver-hard , om door de slraks opgegevene middelen, verdre-ven te worden, zoo blijft er niets anders overig, dan dezelve door het mes weg te nemen, waarna de wond, op de gewone wijze , tot genezing moet worden gebragt. (Zie het hoofdstuk over de wanden.) Oratrent de ge­nezing van het zwamgezwel, hetwelk aan de schoft voorkomt, door een kneuzing aan dat deel, kan men nazien hetgene daaromtrent bij de behandeling van de beleedigingen, te. weeg gebragt door het drukken desnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;|
zadels, op blz. 31, gezegd is. (*)
Draquo; IE EN TWINTICSTE HOOFDSTl'K.
Over de Mok.
De Mok bestaat in eene roosachtige ontstekirg aan de beenen, waarbij eene scherpe, waterachtige, somwij-len stinkende, uitvloeijing van vocht plaats heeft. In een ligten graad plaats hebbende, en zieh alleen naar boven aan de Inicen bepalcndo, wordt dezelve ook Rasp genoemd, terwijl de eigenlijke Mot den omtrck der koot inneemt. Wanneer het haar aan dit deel, in plaats van effen en plat neder te liggen, even als de borsteis van een egel, in de boogte en door elkander Staat,
wordt
(*) Beslaat de zwam geene breede opperrlakte, maar zit zij los , en kan men haar geheel omvatten , zoo wordt dezelve ool, op eene geschikte wijze , door af binding weggenomen. Men brengt * tot dat einde , een Sterken band achter dezelve , en trekt dezen zoo sterk mogelijk. aan; de band wordt, eilen dag, of om den tweeden of derden dag, naarmate dezelve iels losser is geworden , op nieuw aangehaald , en door een vasten knoop bevestigd. Hierdoor wordt de toevoer van bloed naar de zwam belet, zoodat de voeding in het deel ophoudt, ?a hehelve dus , na korter' of längeren lijd, afvalt. D 3
-ocr page 124-
wordt het ongemak cen struif- of cgelsvoel genoemd. Dezc ongcnjakken zijn dus allccn in graed en uit-wendig aanzicn verschillende, doch wat dcrzelver aard betreft, gclijksoortig, althans na aan elkandcr verwand.
De Mok ontstaat doorgaans aan een of beide ach-terbecnen, doch ook somwijicn aan de voorbeencn, wel­ke daarbij gczwollen zijn. Deze zwclling begint van onderen aan den vellok en rondom de koot, tcrwijl dezelve zieh soimvijlen tot aan het bovenste gedeelte des scheenbeens, ja zelfs tot de dij uilstrekt, Voor dat de Mok uitbreekt, is het Paard ncerslagtig, meermalen koortsig, en het heeft dikwijls den eetlust verloren. Uit de gezwollcno deelen heeft vervolgcns dc bovenge-melde uitvloeijing van vocht plaats, welke zieh als sme-rlge of meer drooge korsten , of ook als een wit, droog, meelachtig stof op de huid zet. In het eer-ste geval noemt men het de gewone of vochtige, in het laatste de drooge Mok. Sorawijlen -wordt het haar daarbij los en valt uit, zoo dat de huid kaal wordt, #9632;waarbij dan de uitvloeijing op die plaats ophoudt, doch bestendig verder voortloopt, zoo dat, ihdien men het ongemak zijncn gang laat gaan, hetzelve meer en meer het been naar boven toe inneemt. Ook ontaardt het niet zclden , en necmt eene zwamachtige hoedanig-heid aan, zoo dat er wratten op de zwerende plaat-sen ontstaan, die bij de ligtsle aanraking hevig bloeden en niet gcmakkclijk te genezen zijn. De zwelling en uitvloeijing zijn bij de drooge Mok doorgaans minder sterk dan bij de vochtige, en dezelve is tevens , ofschoon langdurig, cvenwel, in het algcmeen, minder gevaarlijk dan de laatste.
De oorzaken, vvaaruit de Mok algcmeen ontstaat, zijn uitwendige en inwendige. Tot de eersten behooren al de zoodanigen , welke eene sterke prikkeling op de huid te weeg brengen, als onzuiyerheden van klei, stof en morsigheid des stals ,• welke, door' nalatigheid van borsteling, in het haar en op de huid, blijven bangen; koude en scüaving der huid, wanneer het Paard, door modder en sneeuw, welke van boven hard en bevrozen zijn , loopen moet, cnz. Als inwendige oorzaken der Mok kunnen worden aangemerkt, alle zoodanige omstandigheden , welke in Staat zijn de ge-stcldhedcn der vochten te bederven , als siecht voeder,
aan-
-ocr page 125-
79
aanhoudend builcn loopen in den herfst, wannccr hct wit nat en guur is, naltc weiden, het drinken van siecht water, afmattende arbeld , alsmede overgeblevenc ziektcstofTen , waartoe vooral cene, in hct ligchaam schui-lendc, zinkingachlige of droesstoffe (*) bchoort, em. Somwijlcn^ kan eene te groote volblocdigheid , bij Paar-den die veel voedcr krijgen en weinig arbeid verrigten, daartoe aanleiding geven.
Ontstaat de vurighcid alleen door eenige der uilwen-dige oorzaken , zoo als opzigtelijk de Rasp meestal plaats vindt, dan genccst dezclvc doorgaans door het wasschen met zout-water of pekel, met Goulards-vAler, of met ecne ontbinding van vier looden gewone witte vitriool en even zoo veel aluin in twee of drie ponden water, waarbij tevens de zuivering der beenen door borsteling, of lievcr, door' gedurig baden in het water , dient in acht genomen te worden, door welk middel alleen de Rasp niet zelden gcheel wordt weggenomen.
Bij de Mok, uit inwendige oorzaken ontstaande, moet men de ongesteldheid des ligchaams verbeteren. Men laat dus het Paard eerst, door het volgende middel, laxeren.
Neem : Gezuivcrde Aloe,
Room
(*) PILGER maakt van eene bijzondei-e soort vanMokge-wag , welke alscen gevolgvandenvcrslagendroes, zieh slechts aan den eenen voet vertoont, of, bijaldien zulks aan beiden plaats heeft, den eenen voet veel sterker dan den anderen aan-doet. Op het gezwollen deel brekenmetden vljfden dagblnasjes uit, TvelKe een blaauwachtig aanzien hebben en een beider wate-tig [Xymphatischj vocht bovatlen. Hij is van meeningdatbet deze Mok is. welke de Engelschen the Grease noemen, van welkemcn heeft gewild, datzij, doorbesmetting, aan de mjers der koeijen . de koepokken zpude voortbrengen; Systemati­sches Handbuch der theoretisch-praktischen freterinär-Urissen-schaft, Th. II , sect;. 2134. dessen dSOd.
Daar dit laatste stuk, zoo het schijnt, nog niet tot eene genoegzame zekerheid gebragt is , zoude het voor de kennis omtrenthet oufstaander pokkenbij de koeijen, wier overbren-ging door inenting, zulk eene allerweldadigstenitwerkingop het meuschdom heeft, van het grootst belang kunnen zijn , Indien onze kundige landlieden of Vccartseii, dienaangaande opmerkzame nasporingeu deden , waartoe zij toch doorgaans betcr dan den gewonen Genee sheer in de gelegonbeid gestcld zijn. D 4
I
-ocr page 126-
80
Room van Wijnsteen, van icder twee looden,-Jalappc-wortel, een half lood. Alles tot poedcr gostampt zijnde, maakt men daarvan met witte zeep cene pil.
Voor dat men het P;gt;ard dezc pil gecft, nioct het-zelve in den zomer, uric dagen, met gras gevoederd worden; doch in den whiter , moot het bevochtigd tarwen-meel en slcchts woir.ig hooi hebben. Op den vierden dag gceft men hetzelve, des morgen nüchteren, deze pil in, en houdt met het voederen, op de zoo even gezegde wijze , zoo lang aan, als de werking der purgatie duurt. Het ingeven der pil kan, na verloop van acht dagen, nog cenmaal herhaald worden. De uitwendige behandeling blijft dezelfde, als hier boven is opgegeven , met bijvoeging, Indien de Mok reeds verouderd is, en de gehcele koot, of zelfs een gedeelte van het been heeft ingenomen, — waarbij het tevens sterk gezwollen is, — men het Paard eene fon-tenel aan de lenden zetlen moet. Tot wassching kan men zieh tevens bedienen van eene ontbinding van een vierendeel lood lijlend zoulzüur-litoilc in een pond kalk-water of ook van lialkwatcr op zieh zelf. Heeft nu het Paard van de purgatie bchoorlijke uitwerking gehad, zoo geve men hetzelve vervolgcns, ter verbclering der kwaadsappigheid , het volgende middol: #9632;Neein : A landswortcl,
Spiesglans, van t\k een ha!f pond, Zwwuel,, een vierendeel pond. Tot poeder ' gebragt zijhäe; worden dczelve onder el-kander gemengd, en het Paard daarvan, drie malen daags, telkens cenen gewonen lepcl vol over het kortvoeder ge-geven.
Ontstaat de Mok na het doorstaan van zware vermoei-Jenissen en geleden gebrek, waardoor het ligchaam ten eene male verzwakt is, en het bleed eene siechte, rot-achtige , hoedanigheid, dat is, eene neiging tot ont­binding verkregen heeft, zoo moet men deze gesteldheid door prikkelendc en versterkende middelcn, wegnemen. Men geve alsdan het volgende:
Neem: Poeder van Gentiaan-wortel, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Genevcr-bezien,
raquo; raquo; KalmusHvortel, van ieder twaalf looden,
On-
-ocr page 127-
81
Onder clkander gemcngd zijnde, diene men hctzelvc, even als het voorgeschrevene poeder toe.
Daarbij kan men in icder euimer drink-water vier looden zuurdeeg oplossen; of men mengt daaronder vier looden azijn , of, hetgeen nog betcr is , een lood zwavel-zuur.
Door dcze gcneesmiddelen, worden de verzwakte spijsvertcring , welke daarmede altijd gepaard gaat, en de krachten over het gehecl vcrsterkt, zoowel als de rotachtige gestcldheid des bloeds vcrbelerd. Men moet het Paard daarbij tcvens van gezond en gemakkelijk verteerbaar voeder voorzien; ten welken einde men hetzclve de noodigc hoeveelheid haver, met een ge-lyk gedeelte grof gemalen gerst, tot kort-voeder geeft.
Is er cenc zicktc , als bij voorbceld do droes , voor-afgegaan , gedurendc of na welke de achtcrbeenen dik worden, waarbij eene vocht-uitvlooijing aan de koot ontstaat, zoo dient, bij voorkeur het volgende middel gegeven te worden:
Neem : Kruid en do hlocmcn van Valliruid,
Valcriaan-wortel, van elk tv.aalf looden,
Ammoniak-gom.
Bloem van zwavel, van elk vier looden ,
Siriesglans-lcvcr, twee looden.
Tot poeder gestampt en onder elkandcr gemengd zijnde , geeft men daarvan , 's morgens en 's avonds , telkens twee looden, over het kort-vocder. — In dit geval moet men de aanwending der, hierboven, op-gegevene uitwendige middelen, als van Goulards-vta-ter, de oplossing van vitriool en aluin in water enz. niet te vroeg in het werk stellen. Men kan de beenen evenwel , ten alle tijde , met koud -water wasschen of in hetzelve baden. Eene matige beweging is , in al deze gevallen , voordeelig , de-wijl aanhoudend stilstaan den toevloed der vochten naar de beenen bevordert. Morsige beenen moeten nogtans vermijd worden. Het brengt veel ter genezing toe, dat het Paard goed opge-past wordt; waartoe vooral behoort het vlijtig borste-len der huid , en het luchten van den stal. Ook moet het Paard altijd op schoon stroo slaan , enz.
quot;Wanneer de Mok waargenomen wordt bij gezonde ,
volbloedige , Paarden , die veel voeder krijgen , terwiil
D 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;4
-ocr page 128-
P
82
zij geringen arbeid verrigten , zoo moot men hun een gedeclte van het vocder onthouden , en mccrderc bewe-ging geven. Men kan hun tevens eene aderlating van tvi-ee of dric ponden blood uit dc halsader docu, en hen doen laxeren , eerst doc.- het tocdienen van vier looden wonderzout, telkens des avonds en des morgens, over het voeder. Nadal zij dit acht dagen gebruikt hebben, geve men nog de , in dit hoofdstuk , voorgeschrcvene , afvoerende pil.
Is de Mok-verzwering reeds ingewortcld, zoodat zij diepe kloven gemaakt heeft, en er zieh vijgwratten, die een bruin , blaauw, of wit aanzien hebben en, dikwijls , tot de groolte van eene hazelnoot aangroei-jen , daarbij vertoonen , waarbij de hoef, vvegens den vermecrdcrdon toevloed van vochten naar den voet,. tegennatuurlijk aanvvast, zoo kan dezelve niet tot ge-isezing worden gebragt . tenzij de vemvering vooraf can' zuiveren grond verkregen hebbe. Men bewerkt dit het best door aanwending van eene seherpe, blaar-trckkende, zalf. Voor dat men dezelve gebruikt, moetcn de korslcn en dc' randen der kloven, indien dezelve hard zijn, door dc volgcndc pap verweekt worden. Men neemt twee banden vol gemalen lijn-zaad , een hand vol gestarapt bokshoornzaad , twee kort gesnedene gekneusde uijen, en menge deze zelfstan-digheden met eene genoegzame hoeveelheid honig tot eene pap. Deze legge men laauwwarm om het been , en herhale zoodanigen omslag alle vier urcn. Met voor-deel kan hieronder eene hoeveelheid, bij voorbeeld, een vierde gedeclte Gowiards-water gemengd worden. Zijn nu de korsten genoegzaam geweckt en zacht ge­maakt , zoo neemt men eerst zoo veel van dezelve weg , als los zit, en smere nu eene zalf op dc ver-zwering in, beslaande uit zes onsen varkens-reuzel en eene ons poeder van Spaansche vliegen. Zulks moet naar mate van de dikte der korsten, twee of drie dagen na elkandcr, geschieden. Somwijlen is het voldoende de zalf slechts eenmaal aan te wenden, wanncer slechts de oppervlakte der verzwering daar-door zuiver geworden zij. Er ontstaat nu eene nieuwe korst , welke zoo spocdig mogelijk moot opgcdroogd worden, betwelk het best geschicdt, door cr loodwit-zalf, met kamfcr bereid, op te smefen. De ontsteking-
ach-
-ocr page 129-
83
achtige laquo;welling, welke de prikkcling dezer zalf, in
het overige gedeelte van het been, te weeg brengt ,
wordt hot best weggenomen door ecne vlijtige was-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,
sching met laauwc goudglit-azijn. Bijaklicn , na ceni-
gen tijd, op de heclendc plaafs, op nicuw, cenigen
uitslag mögt ontstaan; zoo zal het wasschen met de
opgegeveue onlbinding van bijtcnd zoulzuur-kwik in kalk-
water hetzelvc verdrijven, cn tevens voorkomen , dat
hcizelvc wederom verschijnc.
Men kan somwijlen de vijgwratten längs ecn' korte-ren weg genezen , door dezclve met ecn gloeijend of ook gewoon mes weg te snijdcn. In het laatstc ge-val moeten ook de raauwe plaatsen met ecn gloeijend brandijzer toegesehroeid worden, cm het bloeden te stillen.
De drooge Mok wordt doorgaans door het was­schen met de op bladz. 79 voorgeschrevene middelcn genezen ; doch is dezelvc hardnekkig, zoo kan de-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; (
zelvc door het opsmeren der gcmelde prikkclendcnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; '
zalf, in eene vochlige mok veranderd en even als deze behandcld worden.
VIER EN TWIJiTIGSTE IIOOFDSTUK.
Ofcr den Overhoef.
De Overhoef of Leest bestaat in eene hardc zwel-ling , welke derzelver zitplaats heeft aan het gewricht des voets, dat door het kroot- cn kroonbeen wordt gemaakt. Hetzelve is kenbaar aan eene verhevenheid dezes dcels. Doorgaans doet het zieh voor in de ge-daante van een wrong of plooi, ecn duim breed boven de kroon des hoefs gelegen. Het wordt daargesteld door eene oneffene uitzetting of uitgrocijing van de zelfstandighcid der genoemde beenderen, even als, ten opzigle van de spat , aan het scheenbeen, enz. (zie bladz. 70) plaats heeft, waarmede de aard des gebreks genoegzaam overeenkomt. — Door de vergrooting van de oppcrvlakte des beens worden de banden, welke het koot- en kroonbeen vereenigen, alsmcde de huid uit-gezet, en de kroon gezwollen. Somwijlen gaat deze D 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; zwel-
-ocr page 130-
84
laquo;welling rondom de g;heele kroon , doch mcermalen is dezclve slechts aaii ccne of beide de zijden merk-baar , terwijl het voorstc gcdeeltc daarvan vrij is. Hel Paard gaat niet alleen aan dit ongcmak kreujicl, wan-neer hetzelve zieh hecft gcopenbaard, maar men neerat sonrwijlen, zelfs voor dat hetzelve ziglbaar is, waar , dat het Paard , eenigen tijd , kreupel is geweest, zon-der dat men daarvan de ooVzaak heeft cutdekt ; waar-na dan de zwelling langzamerhand vorscliijnt. Ook gaat de kreupelheid wel cons over , terwijl e'e uit-puilende verhevenheid bestendig grootcr wordt, Mcer­malen gaat het Paard daaraan alleen kreupel in den draf, daar het in den stap niet hinkt. De oorzaken van dit Iccljjk ongcmak zijn tc zocken in ccne eigene vooze of sponsachtige gestcldhcid des bcengestcls , ge-lijk ten aanzien van het ontstaan der spat is aangc-merkt , — voorls in alle uitwendige oorzaken , welke eenen ontstekingachtigen toestand in dc beenhoofden of het bccnvlics kunnen te wecg brengen , als zware kneuzing door bet trappen op dit dcel, of eenen slag , door zware krachtocfening des gewrichts , enz. Dikwijls ontwikkclt zieh ook de overhocf, even als do spat en andere bccn-gcbrekcn , als van zelf, en dezclve dient mode on der de erfclijko gcbrcken tc worden gcrangschikt. (*) Dit gebrek wordt mcnigvul-diger aan dc voor-, dan aan dc achterbecneb waargenomen. Het Paard rust gewoonlijk op den gczonden voet, terwijl hetzelve den zwakken voct voortzct.
De volkomcne genezing van den Overhocf heeft slechts zelden plaats, en is alleen niogelijk, indien dezclve vroegtijdig ontdekt wordt, wanneer dc uilzetting nog niet zeer aanmerkclijk is. Men wascht het gczwel, tot dat einde , twee malen daags, met het volgende middel hetwelk, telkens voordat het gcbrnikt wordt, moct wor­den omgeschud;
N.eem : Geest van Kamfcr , acht looden , Terp.entijn-olie, twee looden.
Meng
( *) In de verzameling van ziektekundige voorwerpeuder Veeartsenij-school, welke door mlj wordt bijeengebragt, hevindt zieh het kroongewricht van een ongeboren Veulen , waaraan zieh reeds kennelijke sporen der oiUwikkeling vaa den oyerhoef vertooaen.
-ocr page 131-
85
Meng het onder elkander.
Heeft men den Overhocf daarmede vyf of zcs dagen gewasschcn , zoo lean men drie dagen ophouden en , gedurende dien tijd , de plaats met lijn-olie of var-kens - vet inwTijvcn; ven'olgens wordt wederom met hot wasschen begonnen. Mögt het haar hierdoor uit-vallen , zoo meet men zieh daaraan niet stören, maar zoo lang met het -wasschen aanhouden, tot dat de Overhoef genezen is. Is dezolve na verloop van' drie wcken niet genezen, zoo kan men met het wasschen ophouden, om een lerachtiger middel tc beproeven. Men wrijft dan , zoodra het haar eenigermate wederom over den Overhoef is gegroeid , twee dagen na el-kander, telkens eenmaal, denzelvcn in met de volgende zalf :
Neem : Spaanschc vliegen ,
Gom-cuphorhium , van elk cen lood , Opcrtr.cnt, cen half lood, Terpentijn-ulie, twec looden , Varkens-reuzcl, vier looden.
De eerste zelfstandighedcn vooraf tot poeder gestampt zijnde , worden dezelve onder de olie en het vet tot cene zalf gemengd.
Deze zalf maakt, op de plaats, daar zij ingewre-ven wordt, eerst blarcn , die vervolgens in cene korst veranderen; deze moeten onaangeroerd zoo lang zit-ten blijvcn, totdat zij van zelve afvallen. Ncemt men nu waar , dat de overlioef , op deze wijze , ver-minderd, ofschoon niet geheel weggenomen is, zoo kan dezclfde inwrijving nog wederom herhaald wor­den. Doch is het ongemak in dcnzclfden toestand gebleven , zoo bcwijst zulks dcszelfs hardnekkigheid , en dat ook dit middel niet in Staat is , om hetzelvc tc genezen. Er blijft dan niets ander over , dan om , In­dien het paard aan het gebrek krcupel gaat, hetzelve te branden , waardoor de krcupclheid dikwijls wegge­nomen wordt.
Men brandt dan, met het mes-vormig brandijzer , streken over den Overhoef, welke eene vingerbreedte van elkandcr verwijderd zijn , en van boven naar be-nedon tot op de kroon des hoefs loopen. Het vuur moet hier voorts met dezclfde omzigtigheid aangewend worden. als in het hoofdstuk over de gallen en de D 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; spat
1
-ocr page 132-
86
spat voorgeschreven is. Drie dagen ra het branden . kan het Paard, Indien er gelegcnhcid voorhanden is, twee malen daags , ecn kwartier uurs, in het water geleid worden : kan zulks nict geschieden , zoo plaat-se men den gebranden voet in een emmer met water, en wil het Paard zulks niet verdragen, zoo bevochti-ge men de gebrande plaatsen dikwijls met eene nattc spons, tot zoo lang dat dc gebrande wenden geheel genezen zijn. Duurt dit te lang, zoo kunncn dezclve ook dagelijks verbonden worden met eene wick, besmeerd met de Egyptische zalf, waaronder cen wcinig roode Kwilekalk gemengd is, of ook met de groene heelzalf, welke op bl. 31 is voorgeschreven.
-Gedurcnde den tijd , dat de hier opgeschrevene genees-wijzen worden aangewend, moct het Paard van den arbeid verschoond en , om beweging te houden , alleen , van tijd tot tijd, in den stap rondgeleid worden.
VIJF EN TWINTIGSTE HOorDSTUK.
Over de verziveringen ami de Kroon.
Er ontstaan aan de kroon des hoefs verzweringen, welke het gevolg zijn van de uitwendige belcedigingen dezes deels, of van cene vcrzameling van ctter in den voet, welke aan de kroon uitbrcckt.
Het gebeurt zeer dikwijls, dat het Paard zieh zelven met den eenen voet op de kroon des anderen treedt, hetwclk liroonictrapping genocmd wordt. Is hierdoor dc hoorn van dc kroon eenigzins losgegaan , zoo moct dezclve, zoo verre hij los is, weggesneden worden ; want snijdt men den losgetreden hoorn met tot op den gezonde en vastzittendc deel weg , zoo zet zieh ligte-iijk modder of zand daar achter, en er ontstaat eene verzwering aan de kroon. Men kan de gctrapte wond dagelijks cenmaal met ecn mengsel van gelijke dcelen inkt en water hevochtigen , totdat dezclve genezen is. Dcze zclfde genccswijzc kan in het werk worden ge­steh! , bijaldien zoodanige beleediging aan dc kroon , door andere , uitwendige , oorzaken , is te weeg gebragt.
Lv^a
-ocr page 133-
87
Er ontstaat bij de Paarden, doch vooral bij de Veu-lens, welke in aanhoudcnd nat weder in de weide loopen, alsmede bij Paarden , die des winters vcel in ontdooide snecuw en in cenen diepen grond mocten verkeeren, cen ontstckingachtig gezwel boven de kroon van den hoef tot aan het kootgewricht , waaraan het dicr de hovigste pijncn lljdt, waarom hetzclvo den voet niet op den grond dürft zetten. Deze ontstekingach-tige- zwelling van den voet wordt algemeen de toolf genaamd. De pijn, welke dit gebrek veroorzaakt, kan niet weggenomen worden, weshalvc men trach­ten moet het gezwel zoo spoedig raogelijk , tot rijp-heid te breiigen , dewijl alsdan, door de ontlasting des etters , alle pijn ophoudt. Men moet het gezwel dus , elken dag, cenmaal met ganzenvet , of bij gebrek van hetzelve, met varkcnsrcuzel, insmeren. Is hetzclve hierdoor tot voldoende rijphcid gebragt, zno dat het tan geopend worden of van zelf doorbreekt , hctwelk ge-woonlijk in de koot, doch ook somwijlen aan de zij-den van , of voor op de kroon geschiedt, zoo vloeit er eene bruinc , dünne, stinkende etter uit. Breekt het gezwel van zelf open , zoo wordt daarbij ook cen stuk der huid los gemaakt. Valt dit niet van zelf af, zoo moet het met de schaar , bistoerie of met cen gewoon scherp mes afgesneden en de wond dagelijk cenmaal verbonden worden met de groene zalf, welke op bl. 31 is voorge-schreven, waarmede men tot de volkomcne genezing loe kan aanhouden.
Wannecr de gcmelde verzweringen, hetzij dezelve door het trappen op de kroon of andere beleediging , of door het beschrevene ontstckingachtig gezwel zijn te weeg gebragt, zieh op de kroon mogten hebben uit-gebreid , zoo ontstaan er dikwijls hollighcden onder den hoorn. Men moet alsdan met de Sonde (PL I. Fig. 10) of bij gebrek van dezelve , met cen' dünnen stok , de openingen zocken, waaruit de etter voorkomt, en de­zelve , tot op den grond, met cen klein , rond , gloeijend ijzer, uitbranden , waartoe het somwijlen noodig is, dat de openingen , vooraf, met de bistoe­rie behoorlijk verwijd worden. Yeeltijds behoeft men, bij deze gebrandc wonden, geene middclen ter gene­zing aan te wenden , dewijl zij van zelve heelen. An­ders kan men daartoe gebruik maken van cen meng­sei ,
-ocr page 134-
88
raquo;el, bestaande uit een lood terpentijn-olie en vier looden brandewijn , waarvan, cenmaal daags, lets in de wond wordt gegotcn, tot zoo lang, dat dezelve gonezen zijn, tevens zorgdragcnde , dat er zieh geene vuiligheid in zette, het-welk de genezing vertraagt.
Is men somwijlen niet genocgzaam verzekerd, of de vcrzwcring aan de kroon door uitwendige oorzakcn ont-staan zij , zoo moot men aan dezelfdc zijdc, regt onder de vcrzwering , nabij den rand van den hoorn , ia de tool des vocts, eene opening maken , om de oorzaak nadcr te kunnen ontdekken. Bevindt zieh alliier ctter, zoo moet de zool zoo verre weggenomen #9632;worden , als dezelve door den eller losgemaakt is; want , in dit geval, mag geenszins dc gehecle zool uit den voet ge-noraen worden. In de wond giet men het zoo even opgegeven mcngsel, uit brandewijn en terpentijn-olie bestaande , bedekt de wende met droog werk, en maakt, ter bevestiging van hetzclve , een verband om den voet.
Wordt er geen ctter in den voet gcvonden, zoo kan men zeker wezen, dat de verzwering door eene uitwendige oorzaak aan de kroon is veroorzaakt gewor­den.
Somwijlen komen er bij de kroon - verzweringen groote sponsaehtige uitwassen te voorsehijn. Men kan trachten dezelve weg te ncmen, door cr dagelijks lets op te strooijen van een poeder, bestaande uit vier deelen gchranden alnin en een deel roodc kwih-kalk. Ilierover legt men wieken van werk , bevoch-tigd in enkel kalkwater , of ook in kalkwater, waarin op ieder pond, een vierendeel loods bijtend zoutzuur is opgelost; ook kan de Egyptische zalf bier somwijlen dienstig zijn. Worden dcze middelen niet voldoende bevonden , om bet sponsaehlig of weelderig vleesch te bedwingen , zoo kan men hetzclve , eenmaal daags , met den hchchen steen oppervlakkig aanraken; daar dit middcl evcnwel zeer kostbaar is , kan men ,. in deszelfs plaats, tot hetzelfde oogmerk, gebruik maken van hot brandijzer [PL II. Fig. 3), waarmedemen, nadat het rood gloeijend gemaakt is, het wilde vleesch, eenmaal daags, even aanraakt; hetwelk tot zoo lang herhaald moet worden, dat hetzclve niet meer zigtbaar is, en dc ver­zwering eene gelijke en zuivere oppcrvlakte verkre-
gen.
-ocr page 135-
80
#9632;
quot;eft hebbe; zij wordt dan verder door dc Egyptisehe zalf tot gonezing gebragt, -waarbij bet dikwijls zuiveren der wonden, door wassching met koud water , niet meet veronaclitzaamd worden. Men kan ook de spons-achlige uitwasscn, längs een' kortcren weg . met een gtoeijend mes, wcgsnijdcn. Dit kan ook geschieden met een ander mes, doch alsdan meet men terstond een gloeijend ijzer bij de hand hebben , om de groote menigte van sterk blocdende vaten er mede toe te schroei-jen. Op welke cene wijze men , voor hetoverige, zieh te gedragen hebbe, in het gcval , alwaar zieh ctter in den hoef verzameld hecft , zal in het volgende hoofdraquo; stuk gelcerd worden.
ZES EN TW1NTIGSTE ÖOOFDSTÜK.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;
l
#9632;
Over de Verzwering in den voct of den Etterhoef.
AtVanneer er ontstcking in de inwendige deelen van den voct onstaat , waardoor verettering geboren wordt , zoo maakt deze , indien hij geen uitgang door de hoorn-zool vindt, verschillende wegen en holllgheden in de vleeschachtige deelen des hoefs, en dringt eindclijk nan den rand van dezen of de kroon uit. Zoodanige ver­ettering is doorgaans het gevolg van verplaatsing eener ziektestoffe , als van den zoogenaamden verslagen droes, of eener zinkingachtige [rhettmaUsche) Stoffe, naardenvoet. Dezclve is. daarom niet zclden het gevolg eener vcr-waarloosde of verkecrdelijk behandelde bevangenheid. Ook kunnen kwetsingen der zool, zoo als in hot vorige hoofdstuk is opgegeven, of verzakking van ettcr bij de verzweringen aan de kroon des hoefs , te weeg ge­bragt door uitwendige beleedigingcn , daartoe aanleiding gcven.
Men kent dit ongemak vooral daaruit, dat het Paard den aangedanen voet niet dürft gebruiken ; de­zclve zweit tcvens om de kroon en aan de koot sterk op, en is heet. Daar het te vreezen is, dat, in dus-danig gcval, de ettcr zieh reeds door den geheelen voet heeft verbreid, of zulls zal doen, zoo is het noodzakelijk de hoornzool uit te trekken , om daardoor
een
-ocr page 136-
90
een vrijcn uitgang aan den etler te verschaffen, en voor te koraen , dat de gcwrichlsbanden , kraakbeenderen of het hoefbeen niet door ecu ongenecslijk bederf worden aangedaan.
Om deze pijnlijke kunstbewerking, op de geschik-ste wijze te vcrrigten, moet de hoornzool, vier en twintig uren te voren, door het opsmeren van een mengsel van koemest, Hjnolie en keukcu-zout ver-wcckt worden: waardoor de hoorn zieh betcr laat snijden, hetwclk d-e bewcrking minder pijnlijk maakt. Hierna wordt de hoornzool met het vecg- of hoef-mes dun afgewcrkt. Vervolgens wordt dezclve , met den hock van het veegmes, van den wand des hoefs tot op het Mocd , gelijk men zegt, dat is , tot op de vlccschzool losgcsneden, en wel zoo , dat men daarmede van den toon begint en aan het achterste gedcelte des voets cindigt. Indien men slechts de halve zool behoeft uit te nemen , zoo geschiedt dit los-maken alleen aan dc cenc zijde , doch trekt men de gc-hccle zool uit, zoo moet zulks aan beide zijden plaats hebben. Nu moet het Paard in den noodstal wel vast-gemaakt worden; men legt ccn' band , in de koot, stijf om den voct, ten cinde de toevloed van bleed daardoor belet werde. Alsdan snijdt men met eene stevigc bis-tocrie , de zool , längs den straal , van voren naar ach­teren , op zljn hoogst, ter diepte van anderhalve lijn, door, waarbij men het mes altijd eenigzins naar buiten rigten moet. Is dit alles geschied , zoo brengt men voorzigtig een plat stuk ijzer -of staal, voor aan den toon, tusschen de hoorn- en vlecsch-zool, ligt daar­mede een gedeelte der eerste , ter lengle van ccn duim, van de vleesch-zool, los, en drukt dit losgemaakte stuk , zoo veel mogelijk is, omhoog. Men vat het-zelve dan met cenen stompen nijptang , en trekt de gc-heele hoornzool, in eene regte strekking, van voren naar achteren , af. Dit losrukken geschiedt gemakke-lijker Indien de vereeniging der hoornzool met dc vlecschzool, door den etter of andere vochten, reeds aanmcrkelijk is afgescheiden. Blijft er hier of daar nog lets van de hoornzool aan den wand des hoefs hangen, zoo moet dit zorgvuldig weggenomen wor­den , zoodat de vlecschzool geheel zuiver en ontbloot vergchijne. Nu laat men de onderbinding der koot los
en
-ocr page 137-
91
en laat de vleeschzool lamelijk bioeaen. Houdl het bloeden niet op, of is zij te stcrk, zoo stilt men de-zelve door brandewijn op de wond tc gictcn. Is dit niet voldoende cm het bloeden tc slerapcn , alsdan meet men de vatcn met het platte brandijzer, dat rood sloeijend gemaakt is, voorzigtig toeschroeijen. Men verbindt den ontzoolden voet vervolgens dage-lijks met kussens van -werk, bevochtigd in gelijke deelen geestig aftrckscl van mirrhe , aloe en terpentijn-olie, welke onder den voet, door middel van cen stuk leder of hoedenvilt, hetwelk met cenigc nagels, aan den hoef bevestigd wordt, los worden vastgehou-den. Zijn er , door den etter , holligheden in den voet gemaakt, zoo moeten deze telkens, bij het ver­binden , met het voorgeschreven vocht, ingespoten worden,
Gewoonlijk duurt het drie of vier maanden , eer er zieh eone nicuwe hoornzool behoorlijk gevormd heeft. Zoo lang moet dus het Paard van den arbeid verschoond blijven. Ook zelfs, wannecr de zool reeds redelijkdik, maar nog week is, moet men den voet, van onderen, met ecn grof vilt bedekken, en het ijzer daarover leggen.
Somwijlen verliest het Paard, bij dc vercttering in den voet den hoorn of hoef; hetwelk men onthoeving of den hoornval noemt. Dit is niet zelden ecn hulpmid-del der natuur, waardoor de Vcearts toegang totdever-zwering krijgt. Dc nicuwe hoef grocit, na eenige maanden, weder aan , in dit geval, wordt het onge-mak het grand igst genezen. Is het kleine voetbeen aan-gedaan , zoo is de herstclling meer twjjfelachtig: doch het ergst van fallen is, wannecr het halvemaanswijze beentje , dat in de holligheid des kleinen voetbeens ligt, door bederf aangedaan is, dewijl alsdan gewoonlijk alle hulp vruchteloos is, vermits , in dit geval, ook altijd de banden .en buigende pezen van den voet grooten-deels mede bedorven zijn.
ZE-
-ocr page 138-
92
ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDStDK.
Over de gcbrclicn der Voetzool.
r
1. Over het verhallen der Voeten, of de fjektcetstc Zool.
Bij sommigc Paarden verheft zieh de voetzool min of meer naar buiten , zoo dat dezelve, ia plaats van uit-gehold le zijn, veelccr eene platte of wel gewelfde oppervlakte daarstelt, -waarbij de onderranden van den lioorn koii zijn, en zieh nict genoeg beneden de zool uitstrekken. Men nocmt zulke Paarden volhoevig of volvoctig. Hot valt gcmakkelijk te begrijpen, dat, bij zoodanige gestcldheid van dc voetzool, welke daarbij ook doorgaans zecr dun is , dezelve op harde , onef-fene , \gt; egeu , vooral in den -winter, op ecnen bevro-zen , bultigcn grond , ligtelijk eene kneuzing moot on-dcrgaan , waardoor bet Paard pijn gevoelt en hinkt. Dit gebrek -wordt hot verhallen of verpcllcn der voeten genoemd, gelijk het aan sommige oorden onder den naam van stol bekend is. Het Paard treedt als dan niet regt op den voet , maar raakt den grond slcchts met den toon aan. Ook wordt er, bij het oploggen der vlakke hand op den straal of bal der voetzool, eene vermcerderde wärmte , als cen gevolg der plaats-hebbende ontsteking, in dat dcel waargenomen. Neemt men nu dcze teekenen waar', zoo moet men den straal met een hoefmes dun afsnijden en aan beide zijden van denzclven, in de lengte , eene insnijding maken, van een duim lang, doch zoo diep, dat dezelve sterk bloedt; ook kan men, achter, den bal, drie of vier insnijdingen maken, welke insgelijks moeten bloeden. Door dcze blooding uit de straalvaten wordt de ont­steking in de voetzool verminderd. Nadat het bloe­den hecft opgehouden , kan men den geheelen voct in frisschen koemest of ook in versehe leem , met azijn bevochtigd, zetten en een verband daarom 1 eggen, door welke behandcling het ongemak doorgaans spoe-dig genccst. Indien het doen der insnijdingen verzuimd
wordt,
-ocr page 139-
93
wordt, zoo gaat de ontsteking dikwijls tot verzwcring over, en cr wordt ctter onder den straal geboren, waar-daar dezelve som-wijlen geheel en al wordt losgemaakt. Snijdt men dezelve alsdan niet zoo verre weg, als de etter is doorgedrongen, zoo dringt deze tot onder dc zool, waaruit cene langdurige, rottige , verzwering ge­boren wordt.
Daar bij volvoctige Paarden, de vleesch-zool laag zit, meet de smid, bij bet bcslaan, in bet afsteken der hoornzool, voorzigtig te werk gaan, dewijl anders met het hoefmes, ligtelijk door dezelve been geveegd en daardoor de vleesch-zool bescbadigd wordt. De volvoe-tigheid is een gebrek der Paarden, waarop men bij hot koopen wel mag leiten, dewijl daarbij bctzelfde onge-mak der verballing telkens wederom ontstaat, zoodra het Paard slechts op ruwc en harde wegen moot loo-pen , men kan dit alleen eenigzins voorkoracn, door, bij het bcslaan weinig van de wanden des' hoefs, en aau de dragten zoo veel weg tc snijden , dat de straal goed op den grond drukke, om aklus het toon-gedcelte des voets , zoo veel mogelijk, van het dragen des ligchaams tc verschoonen. Om dezclfde reden moot men het vol-hocvigc Paard ijzers geven, zondcr kalkoencn, of met zulke, welke zcer klein zijn. — Men dient ook bet ijzer voor den volhoef icts breeder te maken dan gcwoonlijk, on bet gedcclte , dat de zool bedekt, moet hoi taan, mcer of minder, naar mate bet ongemak erger is. Een rond-gaand of zoogenaamd halk- of slmt-ijscr, doet, in de meestc gcvallen, tor vermindering van de krcupelheid der volhoevigc Paarden, als zij op harde wegen raoctcn loo-pen . de beste dienst. (*)
II.
(*) De volvoutigheid iraquo; zeer dikwijls het gevolgeener voor-afgegane ontsteking in den voet, waarblj ophoopiDg en uit-storting van bleed , binnen den hoorndoos, plaats heeft ge-had , hetwelk zieh niet heeft kunnen ontlasten , noch opge-nomen is geworden, ea das aldaar blljft staan en uitdroogt of stolt. Door dezo stof, welke zieh tusschen den hoornwand en het hoefbeeu bevindt, wordt niot alleen de verbinding dezer deelen verbroken , zoodat zieh tusschen dezelve som-wijlen cene aanzicnlijke holligheid bevindt, door de Fran­schen , mieren-hol {lafourmilläire) gonoemd , maar ook on-dergaat het hoef been , ton gevolge daarvan , ecne verplaatsing
Qf
-ocr page 140-
94 II. Over de Stcenyallen.
Onder dezen naam verstaat men kwetsingen aan dc voetzool, welke het aanzicn van roodc of blaauwo vlek-ken hebben, en hct gevolg zijn van uitstorting van blood . tusschen dc hoornachtige- en vleesch-zool. Dezc worden te weeg gcbragt door het drukken van spitsc steenen of andere hardc ligchamon op de voetzool, waardöor de bloedvaten der vleesch-zool , onder het gaan, gekncusd worden. De steengallen hebben gewoonlijk hare zitplaats in den inwendigen hoek, nabij den bal, ncvens den straal des voorste voeten; somwijlcn zittcn dezclve digt bij de punt der vork, tegen den voorhoef; en doze zijn dc ergsten. Slechts zclden treft men dezclve aan in de inwendige hocken of in de voorste voctcn. Eene al te Sterke afdunning der hoornzool, vooral hct diep uitsnij-den der hoek,cn, alsmede het laag wegnemen van den onderrand des hoorns, zijn de raeest gewone oorzaken, welke tot de gczcgde kneuzing der zool aanlciding gcven. Zij kunncn tevens ontstaan door te naauw beslag, en cen te stcrken dwang des ijzers, Om deze reden treft men de steengallen zeldcn aan bij Paarden, welke nict besla-gen worden.
Men kent dezelvc aan de volgende teekenen: het Paard vermijdt hct gaan en zet den voet niet plat, raaar op den toon neder, en het buigt dc koot niet volkomen door, zoo dat het hinkt. Ook zal men op de plaatsquot; al-waar zieh de steengallen bevinden, bij het hevoelen met de hand, eene meorderc wärmte bespeuren, dan aan het
ovc-.
ofveranderde ligging in denhoef. Het wordtdoor de gemelde raquo;tof, en vooral ook. door den hoefwand , welke, ter oor-zake der ontsteking, niet zclden eene aanmerkelijke ver-dikking heeft verkregen , z^vaarts , doch nog meer aan den toon , nedergedrukt, en neemt daardoor die rigting aan , welke de voetzool buitengewoon vlak of wcl bolrond doot worden, hetwelk veroorzaakt, dat het Paard , daar de zool, bij het Ireden gedrukt wordt, pijn ondervindt en kreupel gaat. — Dit ongemak vordert, als het nog in het begin is, eene eigene handelwijze , bestaande iu het wegnemen van den hoorn-wand , om de gemelde stof nit den hoef te verwijderen, welke alleen door fen bokwarnen Veearts kan worden in het werk gcsteld. — Is het gebrek reeds veroudcrd , zoo laat hct geene genezing toe.
^J*
-ocr page 141-
95
overigc gedcelte der hoornzool, hctwelk een gcvolg van ontsteking is. Neemt men nu -waar, dat hct Paard aan-houdend hinkt, zonder dat aan het been of den voct uitwendig gebrek bespeurd wordt, waaruit de oorzaak der kreupelhcid kan worden afgeleid, zoo moet men de voetzool ondcrzoeken, wanneer men dezelve, somwijlen , in de opgegevene kncuzing, of stecngallen , vindcn zal.
Om dezelve te genezen is hct noodig, dat men zoo vecl van dc hoornachtige zool vvegneemt, als voldoende is, om aan hct uitgcstorte, en somwijlen reeds gestolde , blocd uitgang tc verschaffen. Men snijdt dus zoo veel van dezelve wog, als de vlek of stcengal bcslaat, wanneer men ook meermaten, opdieplaats, ecn geelachtig vocht, ook zelfs reeds etter zal aantreffen. Bijaldicn hierdoor iaanvankclijk een gedeelte der zool los mögt zijn geworden, moet dezelve worden weggesneden. In de wond giet men brandewijn met terpentijn-oltc, zoo als in het vorige hoofd-stuk is aanbevolen, of men besmeert de wond met Egyp-tische zalf, overdekt dezelve met droog werk, en maakt ecn verband om den voct, opdat er zieh geene onzuiverheden in den wond zetten. Om dc ontsteking in den voet le­gen tc gaan , bcstrijkt men de hoornachtige zool en den wand des hoefs, tcr diktc van tweo vingeren, met fris-sche koemest of leem, hetwclk alle twaalf uren kau her-haald worden. Indien de vleesch-zool in de wond der hoornachtige zool mögt doordringen, zoo strooije men daarop, eenmaal daags, een weinig, tot poeder gcvallen, ongcleschtcn kalk. Nadat het Paard nict moer kreupel is, is het noodig, hetzelve een hoeQjzer onder telcggen, waarvan de zijde, welke over de gemaakte opening in de hoornachtige tc liggen komt, eenigzins breed moet zijn. De ruimte tusschen het ijzcr en de zool moet worden opgevuld met werk, opdat er zieh gecne onzuiverheid in de wond zetten kan. Op dezc wijze zal het Paard in laquo;taat zijn. zijnen arbeid tc verrigten. (*)
III.
(*) Als een middel om de steengalleu te genezen , of het gebrek te verbeteren , is het nuttig, dat men het Paard , des winters, de ijzers onder weg neemt, en hetdan opeenvoch-ligen zandbodem laat staan , wanneer zij meermalen allongs ver-dwijnen , wegens gemis van den druk ende knelling der ijzers.
-ocr page 142-
96
UL Over den Kanlier in den voct, of de Zool-verrotting.
Dit gebrek, heiwelk ook wcl de vijt of file gcnocind wordt, bestaat in cen bederf aan de voetzool, waarbij een vuil, spousachlig uitwas onder aan de biel, maar nog ineciquot; aan de vork of den sUaal onlstaat, hctwelk cenigo gelijkheid heoft met cenen weekachtigen hoorn. ler grooltc van ecnen noot of ook wel als con hoen-derei, en een' ondragelijken stank van zieh geeft. Som-wijlen is dit uitwas takachtjg en heeft het aanzien van eene blocmkooL Men trlaquo;ft dit ongemak bot meest aan bij Paarden, die zeer ruirac cn hollc vooten en •cene wijde vork hebben. De aclitervoeten zijn daar-aan meer dan de voorston onderhevig. Somwijlcn neemt het gemeldc sponsaclitige uitwas dcszclfs oorsprong uit de pezen of gewrichtsbanden van don voet of uit het kleine \oelbecn. In dit geval is hetzelve door-gaans ongcnceslijk en veroorzaakt ecue kankerachtige of kwaadaardige verzwering in den voct, waardoor de zool bij stukken wegrot cn uitvalt. Als oorzalccn , welke tot dit bederf aanleiding geven, kan men be-scliouwen het verzamelen van oozuiverhedeo, als inest of andere vuiligheden in den voct, waardoor de uit-waseming der zool wordt verhinderd , cn deze eene weeke , rotachtige gesteldheid verkrijgt. Dit heeft het meest plaats, iudien de wanden des hoefs te lang blijven of er al te hooge takken onder de ijzers ge-maakt worden. Hierdoor blijft de slraal nict alleen de ver van den grond verwijdcrd, waardoor dczelve voor-cerst bare bestemming verliest, om den last des ligchaams van het dier medc te dragen, maar ook wordt te voet daardoor hol en tot het ontvangen van scherpe, prikkdende, onzuiverbeden , die de hoornachtige zclf-slandigheid der zool aandoen , geschikt gemaakt. Daf, aithans de verwijdcring der voetzool van den grond cene voorname aanleidende oorzaak der rotlige zool- of straal-verzwcring zij , blijkt vooral daaruit, dat men deze minder waarncemt bij vlakhoevigc Paarden, wier hoornwanden van onderen kort zijn, zoo dat de slraal, bij iederen tied, den grond aanraakt. (Vlaquo;n de ver­zwering. door het verbauen der vocten, als cene uit-werking der volhoevigheid, wordt hier niet gesproken.
Zij
-ocr page 143-
97
Zij kan nogtans ook tevens het gevolg zijn van doze of andere verzweringen van den voet, die verwaarloosd zijn.
Hot beste middel, om hct gemeide uitwas weg Ic nemcn, bcstaat daarin , dat men hetzclve tot op de oppervlakte des straals, of zelfs, indien het diepere wortelen heeft, tot in den straal wegsnijdt. Men ver­bind! de wond met Egyptische zalf, en zorgt tevens, dat de voet met werk opgevuld worde, zoo dat daar-door eene behoorlijke drukking worde te wecggebragt tegen den straal, wanneer het Paard op den voet staat, welke drukking voor de genezing volstrekt noodzake-lijk is. Bijaldien het uitwas wederom aangroeit, kan men hetzelvc bedwingen, door het ecn en ander maal, met hct roodgloeijcnd gemaaktc , platte, brandijzer [PI. II. Fig. 3.) aan te raken. Men kan hetzelvc ook, eenmaal daags, met ongebluschte kalk bestrooijen , en daarover wicken leggen, met bovengemelde zalf bestreken, of ook werk , bevochtigd in eene ontbinding van bijtend zout-zuur-kwik in kalkwater, bereid op do wijze zoo als op bl. 80 is voorgeschreven.
Bijaldien bij de vljt of den kanker in den voet, de zool ook reeds mögt zijn aangedaan, moet dezelve ge-heel of gedeeltelijk worden uitgenomen en behandeld zoff als zulks in het vorige hoofdstuk geleerd is.
IV. Over het intrappen van Nagels of andere spitse Ugchamen in de voetzool.
Wanneer een Paard zieh vreemde ligchamen, als nagels , stukken ijzer of glas in den voet treedt, zoo wordt dezelve daardoor meer of minder gevaarlijk ge-kwetst. Dezc belecdigingen kunncn in dric verschil-lende trappen plaats hebben, en worden , overeenkom-stig dezelve , verdeeld in eenvoudigen , gevaarlijken en ongeneeslijken nageltrap.
I. Dringt het vreemde, spitse ligchaam , sleehts door de hoornzool of even in de vlecschzool zonder dat hetzelvc daarin blijft steken, of wordt de vleesch-zool bij het beslaan, door den smid, met het hoef-mes, bij het al te diep afwerken der hoornzool sleehts oppervlakkig gekwetst , zoo is dcze wond zon--der eenig gevaar. In de meeste gevallen is het alleen
quot;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; noo-
mm
-ocr page 144-
f
98
noodig le zorgen , dat er zieh , ten einde dczelvc te doen heclen, geene onzuiverheden inzettcn. Men kan ecnige tcrpentyn-olie of ccnig gccstlg aftreksol van mirrhe in dc wond laten droppelen , en den hoorn , door het bestrijken met traan of olie , zaclit houden , cm dczelvc volkomcn te genezen.
2. Indien hot belcedigende ligchaam zeer diep in de vleeschzool indringt, en daardoor de pezen, kraak-heendcren , hel hoefbeen of de banden van lict hoef-gewricht geraakt of doorgeboord zijn , zoo is zoodanigo bcscliadiging gevaarlijk. Men kent zulks uit de pijn-lijkheid , bitte , en belette werking van den voet, wel­ken het Paard optilt en tracht te verschoonen , en som-wijlen ook aan de uitvloeijing des lidvochts.
Ter genczing wordt bier , in de ccrste plaals , ver-uischt, dat het vreemde ligchaam , Indien hctzelve nog in den voet mögt steken , dadelijk , op de mecst ge-schikte wijze , uitgetrokken worden. Verder meet de wond met eene stevige bistoeric behoorlijk verwijd wor­den , om aan den ctter, welke daarbij altijd geboren wordt, eenen vrijen uitgang te verschaffen. Ook is het somwijlen noodzakclijk een gedeclto der zool weg te nemen. Men moct de wond met los te zamenge-vouwen werk of vlas , in brandewijn en tcrpentijn bevochtigd , bedekken , hetwelk onder den voet door middcl eener hoede-vilt, die los ouder den hocf wordt genageld, kan bcvesligd worden.
De beenderen en kraakbeendcren schilferen , onder dcze bchandeling , gewoonlijk af, en de genezing volgt somwijlen, niettegenstaande vele mocijclijkheden, nog al spoedig. Indien de gewrichtsbanden beschadigd zijn, is bet gevaar altijd groot, en dikwijls blijft het Paard, hetwelk op deze wijze, door den nageltrap , gewond is, allijd kreupel.
,'{. AVanneer dcze belcedigingen verzuimd worden , zoo-dat de ctter in den voet , uit gebrek aan eene vol-doende opening, blijft staan , zoo wordt bet hoefbeen door bedcrf aangedaan. Zulks wordt erkend aan den bloedigen, dünnen ctter, welke uit de wond vloeit, en ecu' bijzonderen , dikwijls ondragelijken stank bczit. Onderzoekt men bet been met de sondc , zoo onder-vindt men, dat deszelfs oppervlakte ruw en oneffen is. Daar cr , in dcze omstandigheid, wcinig hoop op
hcr-
M^fe**-..
-ocr page 145-
99
herstel is, moot men aan zoodanig Paard geene groote kosten aan wenden, maar hetzelve liever dooden. — Zoo lang hct lecft, moet men de wond behandelcn , zoo als hier boven is opgegeven.
V. Over hct Vcrnagelcn.
Hetgeen, tot dus vcrre, over het intrappen van scherpe ligcharaen in de voetzool gezcgd is , gcldt ook omtrcnt bet vcrnagelen Lij hct bcslaan der Paarden; daar toch ook het indringen des nagcls in de inwendige deelcn , of, gelijk men hct noemt, in het leven van den voet, naar gelang der. dicpte en van de onder-scheidene deelcn , die door denzelven gekwest worden , dezelfde nadeelige gevolgen geboren worden.
Wanncer het Paard, kort nadat het op nicuw be-slagcn is , begint te hinken , zoo moet het ijzer ter-stond weggenomen en ieder uitgetrokken nagel naauw-keurig bezigtigd worden , wanncer men aan den nagel, waardoor het Paard is vcrnageld geworden , eenen zwartachtigen etter zal waarnemen. Men moet het gat, waarin dcze nagel gezeten heeft, in de dicpte , zoo vcrre openen , dat men de etter ontdekt. In de wond wordt wat brandewijn en terpentijn gegoten. Yoor het overige gaat men hicrbij op dezelfde wijze te werk, als omtrcnt den nagclirap , in deszelfs ver-schillende trappen , voorgeschrcven is.
Vindt men , door hot uitlrekkcn des nagcls, de plaafs niel , daar het Paard vcrnageld is geworden, zoo moet men met cen nijptang rondom slsjf aan den rand des hoefs drnkken en naainvkeurig acht geven, wan­ncer het Paard pijnlijk trekt; alsdan moet het nagel-gat, hetwelk zieh op dcze plaals BcVindt, verwijd worden , zoo dat de etter zieh kan ontlasten.
Somwijlen gebeurt het , dat cen nagel, welkc ecn weinig te hoog gedreven is , slechts ecne drukking op het leven veroorzaakt, waardoor insgclijks het Paard , spoedig, na het bcslaan , mcer en meer begint te hin­ken. Indien zoodanige nagel nict wordt uitgenomen . zoo worden daardoor onlsleking , veretlering en de ove­rige toevallen te weeg gcbragt, die hct vernagelcn vcr-gczellcn.
Men kan , op hct uilwcndig gczigt, doorgaans aan E 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; de
-ocr page 146-
100
de hoogte, alwaar de nageis in den hoorn uitkomen, wel veten, wie derzelver de drukking te weeg brengt;; eene vroegtijdige uittrekking van denzelven is genoeg om de verdere gevolgen voor te komen.
ACHT ES TWINTIGSTE U 0 0 F D S T U E,
Over den Eoornkloof of getcheurden Hoef.
De gescheurde hoef, ook Ewartier-voet geheetcn , is kennelijk aan eene spieet in den wand des hoorns, welke gewoonlijk van de kroon benedenwaarts loopt, en wel doorgaans aan de binnenzijde van den hoef aan de voorstc voeten. In enkele gevallcn loopt deze scheur regt van voren van den toon tot aan de kroon , waar-door de hoef zieh gekliefd vertoont. Den voct, waar-aan zulks plaats heeft, noemt men kalfspoot of splijthoef. Somwijlen zijn er meer dan eene spieet in denzelfdeii voet aanwezig. Gaat zoodanige scheur geheel door den hoorn , zoo wijkt dezelve, wanneer het Paard loopt, bij iederen tred, vaneen, hetwclk aan het bovenste gedeelte des hoefs of de kroon eene pijnlijke rekking der huid en vliezige zelfstandighcid des voets verpor-zaakt, waardoor het Paard genoodzaakt wordt den voct te verschoonen of wel te hinken, hetgeen op een' harden bodem altijd het ergst is.
De oorzaken van dit gebrek zyn gelegen in eene te groote dunheid en sprokheid van den hoorn, waardoor dezelve ligtelijk openscheurt. Zoodanige gesteldheid van den hoorn is veeltijds het gevolg ecner al te Ster­ke droogheid van dezelve, ontstaandc uit gebrek aan vocht, hetwelk denzelven zacht moet houden, waar-om z[\ het meest plaats heeft bij Paarden die besten-dig op een' hoogen , droogen , bodem , of op stal ge-houden worden. Eene al te sterke afrasping van den hoorn, bij het beslaan, maakt denzelven dun en zwak. Ook als het gevolg der bevangenheid kan de hoorn bersten , of bros worden, Indien de ziektesloffe in den voel slaat, en de noodigehulp daartegen verzuimd wordt.
De hoornkloven , welke diep indringen , zijn moeije-lijkcr tc genezen , dan die , welke niel doordringen. De
zuK
-ocr page 147-
101
/ulken, welke regt voor in den hoef plaats hcbben, zijn minder geneeslijk, dan die zieh aan de zijden bevinden.
Om den gescheurden hoef te genezen, is het noodig, dat men het aangroeijen van den nieuwen , gezonden, boom , zoo veel mogelijk , zoeke te bevorderen : want de eens gespleten hoorn groeit niet wederom aan een. Hiertoe is de rust eene eerste voorwaarde, want : bij-aldien het Paard, vooral op harde wegen, blijft loo-pen, zoo splijt de, op nieuw aangegroeide, doch teedere , hoorn ligtelijk wederom open. De scheur wordt, nadat dezelvc met zeepwater, of hetgeen nog beter is , met kalkwater, zuiver is uitgewasschen, met was digt gesmeerd. Men besmere den geheelen hoorn, ten einde denzelven week te houden, en den wasdom te bevor-#9632; deren, met eene eenvoudige zalf, bestaande uit var-kens-reuzel, waarin kleingesnedene uijen gebraden zijn. Alle veertien dagen wordt het hoefijzer , hetwelk, op zyn hoogst, met drie of vier nageis los aangehecht moet worden , afgenomen , en zoo veel van den onder-rand des hoorns weggesneden , als geschieden kan. Het Paard moet, gedurende al dien tijd, niet op een' stee-nen, maar op een' aarden bodem , of op zacht stroo staan. Binnen vijf of zes weken zal de nieuwe hoorn ter lengte van, ten minsten, twee duimen beneden-waarts aangroeijen, en alsdan kan het Paard , op een' wecken bodem, dagelijks langzaam uitgereden of geleid worden.
Somwijlen gaat er met den hoornkloof tevens een overhoef gepaard. Deze vordert dezelfde gcneeswijze als in het hoofdstuk over dat gebrek voorgesteld is; doch dezelve vertraagt de genezing van de hoorn-scheur.
Het beste beslag voor een Paard , dat hoornkloven heeft , is het Pantoffel-ijzer zonder takken , zoo dat het achterste gedeelte des voets op den grond kome te staan, waardoor de hoornwand, bij het nederzetten van den voet, minder te lijden heeft. (*)
(*) Om den hoom-kloof in eens en voikomen te genezen , kan de nayolgende kunstbewerking dienen, -welke ik aan onzs Vee-artsenijschool reeds met een uitmuntend gevblg in het werk lieh doen stellen. Nadat de hoefwand door hetbesmerenmet
E 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;vet,
-ocr page 148-
102
REGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Over de ztvclUng van den Kolwr cn ander den Buik.
De zwelling van den koter is van een' tweevou-digen , namelijk van cen ontstekingachtigen of zuchtigen aard.
De ontstcking van den koker wordt gekend aan de zwelliug, roodheid, pijnlijklieid cn vermeorderde wärm­te dezes deels. Dczelve wordt algemeen door uitwen-dige beleedigiug te weeg gebragt, waarbij ook som-wijlen afschaving of kueuzing plaals heeft ; doeh meest komt zij voort door de aanhechting van onzuiverheden, welke door derzclver prikkcling ontsteking in de huid verwekken.
Tcr genezing wordt gevorderd , dat men de onzui­verheden met enkel water of ook met zeep-waler afwassehc , zoo dat het deel daarvan geheel gezuiverd
vet, hetomslaan van koemest, kleiaarde oflijnkoekmetazijn gemengd , vooraf zachtis gemaakt, ivordtdezelve met een rasp, oyerdüoppervlakte der scheureerst eenigzius dun afgewerkt. Aisdan snijdt men met een groefmes den hoorn voorzigtig tot op de vleeschzool door, van boveu naar beneden werkende. Nu wordt de rand deshoornwands onder van de zoollos gemaakt; zulks Lehoorliik geschied zijnde, wordt de rand meteenge-schiktcu lang gevat, en naar boyen in eens van den vleeschwand en de kroon afgerukt. Op de wond worden drooge wieken van vlas gelegd, cn deze, door een geschiktvoet-verband, bevestigd. Vervolgens wordt de wond, op degewone wijze , verbünden. Om dezo operatic te ondergaan , moet het Paard ter neder wor­den gc\¥orpen , om de koot wordt een band gelegd , ten einde cene Sterke bloedvloeijing te beletten. Ook voorzietmen den voet vooraf van een eigen, hiertoegeschikt, ijzer, hetwelkde plaats , waar de hoornkloof zichbevindt, onbedekt laat , om na de operatic, alle drukkingte vermijden. Na verloop van wei­nige wekenzal men bevinden, dat de plaats , alwaar de hoefwand is weggenomen , allcngs van boven regelmatig met den overigen hoef nedergroeit, en wederora met hoorngevuld wordt, ter-wijlhct geene kloofnalaat. Menkan den hoorngroci bevorderen door de reeds aanbevolenmiddelen , waardoor hare zelfstan-digheid zacht en week wordt gehouden. Met het gebruikdes Paards moet gewacht worden, tofdat het weggenomen deel groo-teudeels is volgegroeid. Men kan het ook dan wederomeeuge-woou ijzer met läge, of nog liever , zonder kalkoenen geven , enhet eerst opeenea zachteu bodemen stapvoets gobruiken.
-ocr page 149-
103
•worde , hctwelk vceltijds allcen voldocnde is, om lict ongemak weg te nemen. Doch geschiedt zulks hici-door nict, en is, door dc scherpte dor onzuiverhe-den , reeds eene etterachtige uitvlocijing geboren , waarbij kloven in het deel zijn ingevreten, of lieeft cr schaving der huid aan hetzelvc plaats , zoo moet het na -voorafgaande zuiverlng, cenige malen daags, met i/ouZards-water gewasschen worden : ook kan men het deel, eenmaal daags, beslrijken met eenigc op-droogende zalf, als, bij voorbeeld loodwit-zalf met Kam for bereid, of met cenvoudige loodzalf, {Vng. Nu-tritum.)
Is dc koker stcrk gezwollcn, zonder dat daarbij dc hittc , pijn en wärmte aanmcrkelijk zijn , tcrwijl , door het drukken met den vingcr , kuilen in het gezwollen deel nablijven, zoo is de zwelling van cen zuchtigen aard. Deze ontstaat door belette uitwaseming, of is het gevolg van voorafgaande ongesteldheden. Zooda-nige zuchtige zwelling heeft ook somwijlen onder het lijf plaats. Hier is dus eene verzameling van water-achtigc dcelen in het eclwijs-weefsel aanwezig, welke , nithoofde van de onwerkzaamheid der opslorpendc va-tcn, aldaar biijven staan. Men wassche de zwelling dikwijls met koud water , of met goulards-water en gekamferden brandewijn, tot gelijke deelen onder cen gemengd. Ook helpt hier somwijlen het baden van het gezwollen deel met cen sterk aftreksel van hooi-zaad in water. Helpt gcen dezer middelen, zoo maakt men met een lancet, in de opperhuid des gezwels, eenige schrapjes, opdat het verzamelde water zieh hier-door langzaam kan entlasten. Dc geinaaktc wonden worden vervolgens, door het wasscheii met goulards-water genezen. Als afdrijvcnd Iniddel kan men het Paard, om den derden dag, des morgens, nüchteren, een der volgende pillen ingeven.
Neem : liourgondtsche Ears, acht looden. Prunel-zout, vier looden. Zwavcl-Balsem een loöd.
Meng het tc zamen en maakt er van drie pillen.
Na het ingeven der derde pil , kan men acht dagen wachten. Is het gezwel, in dien tijd, aiet verdwe-nen , zoo kan de gift der drie pillett hog cens herhaald worden,
E 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Daar-
-ocr page 150-
104
Daar Je zuchligc zwellingen , indicn dezelvc uit in­wendige oorzaken ontstaan , doorgaans een gevolg van zwakheid zijn, tc weeg gebragt door hot aanhoudend buitenloopen in nat en koud weder, gebrek , of zware vennoeijenissen , cnz. zoo kan men, tgr verbetering der siechte ligchaamsgesteldheid , het volgende middcl toedienen :
Neem : Vahriaan-wortel,
Roode Gentiaan-wortel, van ieder aeht looden , Vallmiid, vier looden , Genever-bezien , twaalf looden.
Meng dezelve tot poeder, gestampt zijnde, ondcr elkander.
Men geeft het Paard van dit poeder , drie malen daags, twee looden over bet voeder. Tevens zette men het Paard eene fontanel voor de borst. Hetzelve moet bij het verrigten van gematigden arbeid, van goed , ligt verteerbaar, en ruim voeder voorzien worden.
Ilceft er bij dragtige merrien eene zuchtige zwelling onder het lijf of op den uijer plaats, zoo moet men claartegcn geene middelen aanwenden. Deze verdwijnt na de verlossing van zelve.
DER1IGSTE HOOFDSTCK.
Over de Breulien.
Wanneer ccnig ingewand uit deszelfs natuurlijke lig-ging, naar buiten geweken is, en door de algemee-ne bekleedselen des ligchaams , bij wijze van een' zak, omvat wordt, noemt men zulks eene breuk. Dezelve is op het gezigt en gevoel kennelijk aan een zacht ge-zwel, hetwclk zieh door uitwendige drukking geheel of gcdecltelijk laat terug brengen. De meest gewone breuken zijn de Ues-ireulc, lalsaks-breuk en de na-velbreuk. De balzaks-breuk verschilt alleen daarin van de Lies-breuk, dat de ingewanden, bij de ecrste, door den ring , waardoor de ballen en zaadstreng naar buiten gaan , wanneer dezelve niet goed gesloten is, met dezc deelcn, in den baizak nederdalen, terwijl dit,
-ocr page 151-
105
bjj de laatste breuk , slechts tot in de lies plaats heeft. — Derzelver gcnezing is alleen , in sommige ge-vallen, door de operatic der ontmanning of castratie, mogelijk, daar men geene geschikte verbanden bij bet Paard kan aanleggen , cm de breuk binnen te houden. Het Paard wordt tot dat einde nedergeworpen, en de beenen even als bij de ontmanning gebonden en be-vestigd, moetende het dier met het achterdeel aan-merkelijk hooger liggen, dan met het voorste deel. Nu brengt men cerst de breuk binnen den buik terug, opent dan den balzak, en verrigt de castratie , op de gewone -wilze. De houtjes, welke hier gebezigd moeten worden, om den zaadstreng en tevens den breukzak te omvatten, moeten wel bevestigd, en iets nader aan den buik gebragt worden dan gewoonlijk geschiedt. Men laat dezelve liggen , totdat zij van zelve afvallen. Door de zamengroeijing van den breukzak wordt de lies-ring gesloten, en worden de ingewanden belet naar buiten te dringen, waardoor aldus de breuk gene-zen wordt.
Het Paard moet eenige dagen voor de operatic spaarzaam , en hoofdzakelijk met natgemaakte tarwen-zemelcn gevoederd worden, en moet dezelve geschieden aan sterke en volbloedige Hengsten, zoo doe men, na de operatie eene aderlating. Het wasschen met koud-water, om de opvolgende zwelling en te sterke ontste-king tegen te gaan, moet niet worden verzuimd.
Is de breuk beklemd, hetwelk daaraan wordt ge-kend, dat de uitgezakte ingewanden zieh niet naar binnen laten brengen, terwijl er koliekpijnen en bui-tengewone bitte in den gezwollen balzaJc plaats heb-ben waarbij de ontlasting van den afgang verstopt is zoo moet de balzak eerst geopend, en alsdan de' breukring door eene insnijding zoo vecl verwijd wor­den , dat de darmen terug kunnen worden gebraut. Is zulks geschied, zoo moet de , door insnijding ge-maaktc wond, met naald en draad gehecht, en alsdan de castratie worden verrigt. — De wond wordt ver-yolgens als eene gewone wond tot genezing gebragt. Zelden intusschen heeft deze kunstbewerking cen ge-lukkig gevolg , dewijl doorgaans de ontsteking der in-gewanden , ten gevolge der belemmering, reeds te
-ocr page 152-
#9632; I
10laquo;
ver gevordcrd is, zoodat dczelve door het vuur zijn aangcdaan , waarbij dc dood spocdig volgt.
De navelbreuk komt menigvuldig bij veulens voor, en ontstaat door cene uilzakldng der buiks-ingewanden, zoo als de darmen of hcl net, door den , niet genoeg-zaara gcslolon navehing der buikspicrcn. Eene om-schrevene zwlling \Tin vcrschillende grootte , coder den buik, welke zieh naar binnen laat diukken , doch spoedig na bet ophouden der drukking zieh wedcrom vertoont, doet dit ongemak met genoegzame zekerheid kennen. Bij ecne onvolkomene sluiting van den navel-ring na de geboorte , kunncn allcrhandc gcweld , als stooten , vallen , of springen tot dc gemelde uitzakking aanleiding geven.
Alle soorten van smeersels, wasschingen of plcisters, zijn, ter genezing van dit ongemak, zoo als uit de beschouwing van dcszclfs aard blijken kan , onvoldoen-de en nutteloos. Eene werktuigelijkc terughouding der ingewanden , door cen gesebikt verband , zal hier-toe sorawijlcn van dienst kunnen zijn; in zoo ver naraelijk , als daardoor aan den vcrwijden buikring de gelegenheid wordt gegeven , om zieh te kunnen ver-naauwen en toe te groeijen. Men bezige hiertoe een' breeden gordel, voorzien van cen küssen , hetwclk juist op den buik drukt, ten eindc , op deze wrpze , de ingewanden binnen den buik tc houden, opdat dc navclring zieh aldus langzamerband sluite. Zal even-wcl dc breuk aldus genezen worden, zoo is het noodig, dat dit verband cen half of geheel jaar onophoudclijk aangclegd blijve (*).
Daar het nogtans, zeer moeijelijk is, zoodanig ver­band , wegens gedurigc beweging des ligchaams , zoo aan te leggen , dat bet küssen bestendig op dc plaats der breukquot;bevestigd blijft, beantwoordt dczc handelwijze
zeld-
(*) Een eenvoudiger verband, dan het hier boven beschre-#9632;yen , bestaat daarin , dat men een stevige prop make van vlas of werk , welke opde breukring wordt geplaatsU Deze wordt ovcrdekt en bevestigd door eenezwareen gioote pek-pleister. Dczelve Weeft zeer sterk , en blijft lang zitten. Waoneer de pleister afvalt, en de breuk niet genezen is, zoo kan men or ecne niemve opleggen , tot zoo lang zulks niet mecr noodig is , het­wclk daaruit blijkt, dat de ringgeslotenis Dit kan door het •ouderzoel mot de yingers worden ontwaard.
-ocr page 153-
107
zeldzaam aan het bedoelde oogmcrk, en men is ge-noodzaakt, zieh, tot het herstellen der navelbreuken , van eene zekerder geneeswijzc te bedienen. Dezelve is twecvoudig.
1.nbsp; nbsp; Als de breuk niet zecr groot en van eene rondc gedaanle is , kan men dezelve af binden. Men werpt alsdan het veulen, wanneer het ongeveer een jaar oud is ter neder, en laat hetzelve , door eenige helpers, wcl vasthouden. Men brengt de uitgezakte ingewanden naar binnen , en laat nu de huid, welke den breukzak uit-raaakt, in de hoogte trekken, en met de banden wel vasthouden; nu onderbindt men den zak onder de hand, zoo na mogelijk aan de oppervlakte des bulks, met een' Sterken, gepektcn draad, zoo stijf als geschieden kan. Het afgebonden deel sterft, op deze wijzc, en valt af , terwijl de huid te zamengroeit, waardoor de breuk, bin­nen körten tijd, zonder eenige andere hulp, dan die der Natuur, volkomen genecst.
2.nbsp; nbsp; Wanneer dc oravang der breuk groot en onregcl-matig of langwerpig is, zoo is deze geneeswijzc ontoe-reikende, en men moct alsdan den breukzak toenaaijen. Nadat het dier ter neder is geworpen, en de ingewan­den naar binnen zijn gebragt, zoo als boven gczegd is, vat men den breukzak stevig, tussehen twee plankjes, bij wijze van eene klcm, tot aan deszelfs grond. Nil naait men met twee sterke naalden, van goede ge-wasehte of gepekte draden voorzicn, den breukzak met een schoenmakers naald , aan deszelfs geheele op­pervlakte , längs den bulk, vast. Dc eene naald wordt van de regter, de andere van de linker zijdc ingesto-ken, zoo dat zij elkander ontmoeten, en door beide draden, het zclfde gedeclte der huid en celwijs-weef-sel bevat wordt. De ingewanden worden door deze naad niet geprikkeld, hetwelk bij de ovcrige wijzen van onderbinding ligler plaats vindt. In den tijd van twaalf tot twintig dagen valt het verstorvenc gedeelte des breukzaks af, en dc oppervlakte heelt van zelve toe, zonder dat men noodig heeft andere middelen, aan te wenden.
Het zal naauwelijks behoeven herinnerd te worden , dat men vooral zorg meet dragen , om bij het doorstc-ken der naalden, geen deel der darmen te vatten en hetzelve mede vast te hechten.
E 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;EES
-ocr page 154-
108
££N EN DERTICSTE IIOOFDSTUE.
Over de ziehten der Manen en van den Staart,
De manen zoowel als de staart der Paarden zijn aatv cenen uitslag onderhevig, waarbij een scherp, roodachtig vocht uitvloeit. Deze oppervlakkige verzwering ontstaat doorgaans bij Paarden, welke eene vette kam, of een zoogcnaamdcn speklials bebben; waarom dezelve het mccst bij de hcngsten plaats heeft. De oorzaak Tan dit ongemak is zcldzaam in ecne inwendige ongesteldhcid te zocken, raaar komt meest uit verwaarloozing van be-hoorlijkc zuiverheid voor. De Stoffen der uitwaseming, welke aan dat deel sterk plaats heeft, worden scherp, en verwekken eene roodachtige ontsteking, gepaard met jeukte, waardoor het Paard aangezet wordt om zieh te wrijveu. Hierdoor worden de hären, wier inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; wortelen reeds los zijn geworden , uitgewreven: de huid
wordt schrompelig cn laat een roodachtig water uit-vloeijen, waardoor de verzwering zieh steeds verder ver-breidt en de hals een leclijk aanzien verkrijgt. Dikwijls worden hierbij eene soort van luizen geboren, die het kwaad nog verergeren.
Het zelfde ongemak cn dezelfde verschijnselen worden somwijlcn aan den staart waargenomen, waarbij de hären uitvallen of uitgewreven worden, wanncer het Paard eenen zoogcnaamdcn rottc-staart verkrijgt.
Omaan beide dcclen dit ongemak te genezen, heeft men, althans in het begin, nicts anders noodig, dan het in acht nemen van zuivering. Men wassche de manen en den staart dikwijls met zuiver water of met zeepwater uit waardoor de verzwering dikwijls alleen genezen zal. De harcn die uitgevallen zijn, groeijen niet wederom aan, dcwijl dcrzelver wortelen mede uitgaan. Is het ongemak reeds verouderd en vermoedt men, dat er eene inwendige scherpte in het ligchaam aanwezig is, die hctzelve te weeg brcngt of ondcrhoudt, zoo kan men bet volgcndc laxeermiddel toediencn:
Meem : Lever-aloe, anderhalf lood,
Boom van wijnsteen, een half lood, Verzoet kwiksilver, dertig greinen.
Hiervan wordt met wittc zcep eene pil gemaakt, TreUce men het Paard , des morgens nüchteren, ingeeft,
waar-
-ocr page 155-
109
waarbij aan hetzelve, zoo als gewoonlijk, bij het laxe­ren der Paarden geschieden meet, gedurende vier en tvdntig uren, geen hooi, maar tarwen-zcmelen in water natgemaakt, te eten moet worden gegeven. — De vurige plaatsen bestrijkt men, drie dagen na elkander, een-maal daags, met gewone kwikzalf en wassche dezelve, telkens voor het insmeren, met zeepwater zuiver af. Ook kan men deze vurigheid genezen, door dezelve, een-maal daags, te wasschen met eene ontbinding, van bij~ tende zout-zure litoik in kalkwatcr, zoo als dezelve op blz. 80 is voorgeschreven.
De staart kan, op de eene of andere plaats, door toe-val afgebroken worden. Geneest de wond, zoo heeft men daarbij -wijder niets aan te wenden; doch ontstaat daarbij etter, welke door de huid knaagt, zoo moet de staart, op die plaats, afgesneden en de bloedende vaten door een gloeijend ijzer toegeschroeid worden. {Zie Merom~ trent, in het hoofdstuk der heelkundige KunsfbewerkingeH, wer hot afslaan van den staart.)
Er ontstaat onder den staart een spekaardig gewas. Dit moet, met eene bistoerie, tot op het gezonde vleesch zuiver afgepeld en de wond eenige dagen met ongebluschte kalk bestrooid worden; verder houdt men dezelve alleen door wasschen met water van den uit-vloeijenden elter zuiver, waardoor zij spoedig gene­zen zal. Intusschen is het noodig den staart eenigzins omhoog te binden, dewijl door het schüren, de wond wederom open geschaafd wordt, hetwelk de genezing vertraagt.
TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Over de Jeukerigheid.
Het Paard hoeft somwijlen eene tegennatuurlijke jeuk-te in de huid, waardoor het bestendig genoodzaakt wordt, het ligehaam tegen de schotten of palen te wrijven, zonder dat daarbij eenige uitslag op de huid of zweren worden waargenomen. Zulks kan uit mor-sigheid of gebrek aan zuivering ontstaan, zoodat de vuiligheid der stallen en de Stoffen der uitwaseming, E 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;door
-ocr page 156-
110
door hare scherpte, de huid prikkelen en roos in de­ceive tc weeg brengen. Somwijlen gaat daarmede ccne volbloedigheid en inwendige verhitting des ligchaaiamp;s gepaard.
Het inachtnemen van bchoorlijke zuivering, door vlijtig borstelen der huid, bet wasschen met zecp-water erf het hcrhaald spoelen der Paardcn in het -water, waarbij tevens de stallen aanhoudend gelucht en ge-laquo;uiverd moeten worden , zijn, in vele gevallen, vol-doende middelcn , om de jeukte weg te nemen. Ook is eene aderlaling van twee ponden uit do halsader, vooral bfl 'welgevoede en anders gczonde Paarden, noodzakelijk, waarbij men dezelve tevens verkoelend kan doen laxeren, door hun acht looden wonderzout, onder natgemaakte tarwcn-zemelen of in water opgelost in te geven.
DIIIE EN DERTIGSTB HOOEDSTOE.
Over de Schürft.
De schürft wordt gekend' aan kleine puisten of zweer-tjes op de huid , wier ettcr een vochtige korst maakt. Ook bestaat er een schurftachtig uitslag, welkedroog is, en waarbij de opperhuid even als zemelen of schubben afschilvert. De schurftachlige huid-zickten ontstaan door besmetting , of door eene. inwendige kwaadsappigheid , siechte verzorging , ongezond voeder , enz.
Is de schürft alleen door besmetting ontstaan en nog nieuw, zoo is eene uitwendige gcneeswijze voldoende. Men kan de schurftige plaatsen wasschen met eene war­me loog van asch, waarin eenige zwarte zeep ontbonden is; en smerc voorts dezelve in met eene zalf, be-staande uit fljn gewrevene zwavel en salpeter van elk vier looden, met lijnolie tot een vloeibaar smeersel aan-gemengd.
Maar is de schürft verouderd of uit eene inwendige oorzaak voortkomende, zoo moet men tevens inwendige geneesmiddelen toedienen, welke de kwaadsappigheid en riekelijke werking der huid kunnen verbetcren.
Neem: Gele Zwavel,
Spies-
-ocr page 157-
Ill
Spiesglans, van ieder acht looden, Wijnsteen-zout,
Roode Gentiaan- of Alands-wortel, Genever-heziiin , van icder zes looden. Alles vooraf gestampt zijnde, menge men het le zamen.
Van dit poeder menge men het Paard, drie malen daags, twee looden onder het voedcr. Heeft het nu vier of vijf dagen lang, dit middel gebruikt, zoo smere men de vurighcid overal met de, hier boven be-schrevene, zalf. Men late dezelvc daarop twee dagen zitten, en wassche de huid dan met de opgegevene loog uit asch en zeep af. Aisdan worden de insme-ring en de wassching op dezelfde wijze herhaald, totdat de uitslag geheel genezen is. Men kan zieh ook ter genezing der schürft, bedienen van eene zalf, bestaande uit gelijke deelen terpentijn-olie en varkens-rcuzel, waarmede de schurftige plaatsen , dagelijks eeu-maal gesmcerd worden, totdat de huid van den uit­slag gezuiverd zij. Aisdan wordt de zalf met gewoon zeepwater afgewasschen. De schürft wordt ook genc-icn , wanneer de vurige plaatsen , een of twee malen, met gewone Icwikzalf gesmeerd, en, eenige dagen daarna, op dezelfde wijze, als gezegd is, afgewasschen worden.
Bij de verouderde schürft is het dienstig het Paard eene fontenel onder het lijf te zetten, om eene afleiding der ziekte-stof te bewerken.
Daar de schürft tot de besraettelijke ziekten behoort, moet men de Paarden, door dezelve aangedaan, alleen zetten, terwijl al het tuig, hetwelk tot het besmette Paard behoort, wel gezuiverd moet worden. Het best is het lederwerk, cen' tijdlang, in water te leggen , hctzelve alsdan met een potasch- en zeeploog af te was-schen, en wanneer bet bijna droog is, met traan in te smeren.
Wlj hebben gezegd , dat de schurftige gesteldheid ^ler Paarden, dikwgls uit armoede en eenc siechte be-handeling ontstaat; men moet deze oorzaken daarom trachten weg te nemen, door schurftige Paarden goed en gezond voedsel te geven, en bun, over het geheel, eene goede oppassing te verschaffen, dewijl anders de kw-aadsappigheid onderhouden wordt, en de vurigheid ,
of-
-ocr page 158-
112
ofschoon al, door de aangewende geneesmiddelen, voor een' tijd, -weggenomen zijnde, evenwel naderhand te-rug kernt.
VIER EN BERTIGSTB HOOFDSTVK.
Our de Luizen.
Het ontslaan van Luizen bij Paarden , zoowel als bij andere dieren, is insgelijks doorgaans het gevolg van onzuiverheid en siechte oppassing , of van armoede, uithongering en bedorven voedsel, waardoor het Paard ongezond en kwaadsappig Tvordt, hetwelk de ontwik-teling van ongedierte op het ligehaam zeer begünstigt. Om dezelve te verdrijven is het daarom noodig dat men , behalve het aamvenden van meerdere zuivering , tevens de ongezonde gesteldheid des ligehaams, door goed en ruim voedsel, trachte te verbeteren. Hiertoe is insgelijks het, in het vorige hoofdstuk voorgeschre-ven , poeder zeer voordeelig. Men smere, ter dooding der Luizen, hier en daar, een weinig kwikzalf, met raquo;taverzaad, tabak enz. bereid, — zoo als dezelve in de Apotheken, onder den naam van Ruitersalf, bekend is — op de huid, en wrijve dezelve met een stroo-stop, dun over het haar uit een. Op deze wijzc sterft het ongedierte binnen weinigo uren. Den volgenden dag, dient het haar met -warm zeepwater afgewas-schen te worden. Deze zalf moet alleen op zoodanige plaatsen gesmeerd worden, daar het Paard zieh niet kan slikken.
YIJF EN DEBTieSTE HOOFDSTUK
Over de Kneuzingen.
Onder kneuzing wordt verstaan eene beleediging der zachte dcelen, door uitwendig geweld, als bijv. door een' stoot, val of slag te weeg gebragt; waarbij eene zamendrukking of verbrijzeling van vaten en ve-
ze-
-ocr page 159-
113
zelen in en onder de huid, alsmede uitstorting van bloed of andere vochten plaats heeft. Men kent voorts de kneuzing aan de zwelling en pijnlijkheid des belee-digden deels. Heeft de kneuzing aan den schouder, aan de lenden, of aan het onderste gcdeclte der voör-of achterbeenen plaats , zoo gaat het paard doorgaans kreupel. De kneuzingen zijn, naar mate van de kracht, waardoor dezelve zijn veroorzaakt, in trap verschillende, en kunncn in ligte of oppervlakkige, en in zware of diepe kneuzingen onderscheiden worden. Zij zijn bo-vendien eenvoudig , dat is, zonder verwonding der dee-len , of zatnengesteld, wanneer daarbij tevens eene wond plaats heeft. Over de laatsten wordt in hot Hoofdstuk over de wonden gehandeld.
Men meet bij de behandeling der kneuzingen, zoo veel mogelijk, trachten de zwelling te verdeelen. BQ ligte en oppervlakkigc kneuzingen , — alwaar de vaten, slechts werkeloos zijn en buiten Staat geworden, om het bloed en de vochten behoorlijk rond te voeren, zoodat dezelve blijven stil slaan, of ook, indien er eene ma-tige uitstorting van dezelve, buiten de vaten, in het celwijs-weefsel, aanwezig is, kan men dit oogmerk mccstal volkomen bereiken, door het gezwel drie malen daags, met eene ontbinding van zeep in brandewljn, te was-schen , en het deel, van tijd tot tijd, met koud water te bevochtigen. Ook kan het volgende middel , vooral als de kneuzing plaats heeft aan deelen , alwaar de huid dik en tevens zwaar met haar bezet is, tot derzelver verdeeling dienstig zijn.
Neem: Looi-Suiker,
raquo; Extract, van elk twee looden, Sterken azijn, twee ponden.
Meng dezelve te zamen, om dikke compressen van linnen in dit mengsel te bevochtigen en koud op het ge-kneusde deel te leggen. Daze moeten zoo dikwijls op nieuw natgemaakt worden, als zij, door de wärmte van het deel, droog geworden zijn. Het is tevens som-wjjlen ter bevordering der verdeeling dienstig, dat men eenige bloedzuigers op het gekneusde deel aanzette {Zie biz. 14). Worden de kneuzingen verwaarloosd, zoo blijft er, niet zelden , eene , met water gevulde, blaasachtige zwelling der huid over, welke langzamer-band uitdroogende, in eene zwam kan veranderen. Zoo-da-
-ocr page 160-
ii •
114
danig gezwel vordert dezclfde geneeswijze als op bh. 31, bij dc uitwerking van bet drukken des zadels, alsmede op biz. 76, in bet boofdstuk over de Zwammen , is opgegeven. Is de kneuzing diep, of zijn de vaten ge-licel verplelterd, waarbij eene slerke uitstorting aanwezig is, zoo is dc verdecling niet raogelijk, maar dezelve gaat dan tot ccn ontstekingachtig gezwel en tot verettering, of somwijlen tot bet vnur over. Neemt men dus , on-der de voorgedragenc bandehvijzc, binnen vijf dagen , gecne dc minstc sporen van beterschap of ontbinding waar, — daaraan kcnnelijk, dat de zwclling en jjijn verminderen, — zoo meet men van deze geneeswijze afzien, en bet gezwel tot verettering brengen, en ver-dcr behandelen, gelyk zulks in bet volglnde boofdstuk gelcerd wordt.
I
fES EN DERTIGSTE BOOFDSTUK.
Over het EHergeswel.
Hct ettergezwel ontstaat na cenc voorafgegane ont-steking, -welke niet tot verdecling is gebragt, maar waarbij dc opgeboudenc crt stilstaande vochten,. door cenc gebeel eigene wcrking dor natuur, in ctter ver-anderd -worden. Men kent het ettergezwel aan eene meer of minder hardc swelling , -waarin eene vcrhoog-de wärmte wordt waargenomen en welke pijnlijk is. Naar mate dit gezwel meer tot rijpheid komt, neemt men rondom den etterzak cen decgacbtig gezwollen rand of dam waar, in hct midden van welken eene verbevenheid aanwezig is, die eene mcerdcre week-heid bczit, en waaronder als het gezwel volkomen is, de golving des etters gcvocld wordt, wannecr men met den vinger op dezelve drukt. Laat men dit gezwel aan zieh zelf over, zoo wordt het haar en de opper-huid op de punt der verbevenheid los , na dat dc laat-stc vooraf door de wärmte en spanning geborsten is, eh eindelijk barst de buid zelve open, wanneer de etter uitvloeit.
De ettergczwellcn worden te weeg gebragt door uit-wendige oomken, als bijv. door zware kneuzingen,
welke
r
-ocr page 161-
115
Svelke niet verdeeld zijn; doch ook dikwijls ontstaan dczelve uit inwendige oorzaken en zij zijn dan nict zel-dcn als gunstige pogingen der natuur tc beschouwen , om ziektestoffen , als bijv. zinkingachtige of droesstoffe , enz. uit hct ligchaam af te leiden , waardoor het Paard naderhand gezoud wordt.
Om de rijpwording des etlergezwcls te bevorderen , is er geen middel hctwclk zoo gocd voldoet, als het opleggen van warme pappen. Men neme dus tot dit oogmerk drie banden vol gestamptc lijnzaad of lijnkoek, twee kortgesnedene uijen en menge deze zelfstandighe-den , met eene genoegzamc hoeveelheid honig, tot ecno dikkc pap te zamen, van welke een zeker gcdeelte, naarmate van de grootheid des gezwels, vooraf in ccne pan warm gemaakt en voorts dik op een doek gesmeerd zijnde, op het gezwollcn deel gelcgd, en op do best mogelijfce wijze , vastgemaakt wordt. Zulks moct zoo dikwijls herhaald worden, als de pap koud geworden is. Is het gezwel zoo gelegen , dat men daarop niet wel pappen kan aanleggen , zoo lean men hetzelvc met de eene of andere, warmgemaakte vette olie, als boter, lijnolie , heemst-zalf , reuzel , ganzenvet of laurier-olie, eenige malen daags inwrijven , tot dat het rijp is.
Begint nu op dc punt des gezwels hct haar uit te vallen en schilfert da opperhuid af, terwijl men de golving des ctters, door hct opdrukken met een of twee vingcren ontwaart , zoo is het tijd om hetzelvc te ope^-nen. Men bedient zieh hiertoe het best van een ge-schikt lancet [PL I. Fig. 11.), of bjj gcbrck van het­zelvc , v^n een scherp mcs. Ook kan men in sommigc gevallcn daartoe gebruik maken van de snepper, waar-jnedc men aderlaat. De o-pcning moct zoo groot zijn, dat de elter behoorlijk uit kan vloeijen. Dezelvc moct daarora, zoo veel mogclijk , naar de onderstc zijde des gezwels gemaakt worden. Men kan de onllasting des ctters, door eene zachte drukking met de vingcren, be-vorderen. Om te verhinderen, dat de gemaaktc wond zieh te vrocg sluite , make men eene wiek van vlas of pluksel, besmere deze met eene ettering-bevorderende zalf , als bij voorbeeld, met den balsem van Arcaeus of met een mengsel van twee cijer-doijeren en drie looden verdikten terpentijn, en brenge deze in de opening, slcchts zoo diep, dat de lippen der wond daardoor alleen van
elkander
-ocr page 162-
116
clkander gehouden en belet worden aan cen te groejjen. Men herhale dit tweemaal daags en drukke daarbij den etter telkens zacht nit, — ik zeg opzettelijk zacht, dewyl eene ruwe behandeling op nieuw kneuzing en ontsteking in het dec! zoude kunnen veroorzaken. Houdt nu het uitvloeijen des etters bijna of geheel op , en wordt de hardc omvang des gezweh week, zoo laat men de zalf weg ; leggc slechts cenmaal daags, eene eenvoudi-ge , drooge wiek over de opening, en late vervolgens de genezing aan de natuur over , welke dezelve spoedig ge­heel volbrengen zal.
Men gevc zieh geene moeite, cm den gezwollen om­vang des ctterzaks te verdeelen , zoo lang er nog etter in dezelve aanwezig is. Deze rand maakt, als het ware, een dam, welke verhindert, dat de etter naar de zijdcn uitbreekt en vcrzakkingen in het celwijsweefsel maakt, waardoor anders fistuleuse holligheden en lang-durige verzweringen ontstaan.
ZEVEIK EH SEBTIGSTE UOOFDSTUK.
Over äe Wanden.
Wanneer de zamenhang der zachte deelen, door eene uitwendige beleediging , gescheiden of bcleedigd is, gepaard met uitvloeijing van bloed of andere vochten , zoo wordt dit eene wond genoemd. Naar de verschil-lende wijze, waarop dusdanige beleediging plaats hecft, kunnen de wonden onderscheiden worden in gesnedene , of gehouwene en gescheurde — in gestokene en gescho-Une wonden. Bovcndien kunnen er ook door het wrijven of schüren der Paarden tegen palen , schotten of andere hardc ligehamen verwondingen worden te weeg gebragt, waarbij de huid oppervlakkig of dieper afgeschaafd en raauw gemaakt wordt, en met welke doorgaans eene meerdere of mindere kneuzing der deelen gepaard gaat. Wij zullen eerst kortelijks over deze , en dan over de bovengenoemde wonden handelen.
^
-ocr page 163-
117 I. Over de oppervlakkige Wonden, of Schavingen.
Wanneer een Paard zieh legen palen of schotten ge-schaafd heeft, zoodat de huid slcchts raauw is geworden of tevens door eene kneuzing gezwollen is, zoo ge-neest zoodanige beleediging gemakkelijk , indien het deel dikwijls met koud -water bevochtigd wordt. Ook kan men hetzelvc , tusschen beide, met goulards-vialer wasschen. Is de verwonding dieper, zoo dat de huid geheel doorgeschaafd is , zoo kan men daarop , eenmaal daags , de groene heelzalf strijken, welke op biz. 31 is voorgeschreven,
Paarden, welke, zoo als men het noemt, naauw op de beenen zijn , strijken zieh somwijlen met den tak des ijzers van hot eene achterbecn, of met de kant des hoefs zelven legen de koot van het andere, waardoor dc huid aan die plaats gewond wordt. Men geneest zulks ins-gelijks, op de zoo even genielde wijze, tevens zorgende, dat de wond telkens, door het wasschen met water, van morsigheid zuiver gehouden worde. Dit gcbrek moet men vervolgens trachten voor te komen , door, bij het beslaan, den binnensten tak van het ijzer kor-ter te maken en lets meer buitenwaarts den voet te leggen, of iets aan den onderrand des hoefs , aan des-zelfs binnen-zijde, weg te nemen. (*)
quot;Wanneer het Paard , bij toeval, het been over dc halster-ketting krijgt, wordt de huid daardoor somwij­len aan de koot niet alleen gekneusd, maar tevens doorgescheurd. Men moet alsdan het'haar aan dat deel afscheren en hetzelve met do bovengemelde middelen dikwyls bevochtigen , of, bij eene diepere verwonding, dc gezcgde heelzalf aanwenden.
Heeft de voet lang over de ketting gehangen, zoo wordt niet alleen de huid doorgeschaafd, maar zijn te­vens
(*) Men kan ookdikwijls het strijken daardoor verhelpen, dat de binnen-tak des ijzers hooger wordt gemaakt dan den buiten-tak. In eenige gevallen namelijk , als de zwaarte des ligchaams onder het gaan , terwijl het Paard beurtelings op het eene been rüst , te veel naar halten overhelt, waardoor das het tegenoverstaande been, dac opgeligt wordt, het rostende te na aankomt, en hetzelve met den voet strijkt, zoo kan het, ter verbetering des ongemaks , nuttig zijn , den buitentak hooger dan den binnentak te maken.
-ocr page 164-
118
vens de onderliggcnde , peesachtige , deelen belecdigd, Wordt dit gebrck met olie of andere zalven , die alleen uit vet bestaan , behandeld, zoo ontstaat er op die plaats een eeltachtig gezwel, hetwelk, er dikte van cen' vingcr of grooter, dwars in de hollighcid der koot te zittcn komt. Dit hindert in het vervolg hetPaard in hetgaan, dewijl de eeltachtige dikte, bij het loopen in morsige wegen , raauw 'en pijnlijk wordt. Om dit ongemak te genezcn, moct do eelt met de huid voorzigtig door het mes weggenomen en de oppervlakte der wood, met het, rood beet gemaakte , platte brandijzer [PI. II. Fig. 3 ,) ligt aangeraakt worden. Wanneer de korsten, door dit branden veroorzaakt, zijn afgevallcu , moet de wond , dagelijks twecmaal, met het volgende middel worden bevochtigd , totdat dezelve geheeld is :
Neem : Wit-lcoperrood,
Aluin, van ieder twee looden , Water, een pond.
Meng het te zamen.
II. Gesnedene of gehouwene en gescheurde Wonden.
Deze vorderen eene verschillende behandeling, naar mate van dcrzelvcr diepte en lengte, zoowel als met opzigte tot bet onderscheid der bcleedigde deelen, en van de volgende toevallen.
Wanneer de huid alleen is doorgesneden en de wond slechls klein is ,, waarbij de etter behoorlijk kan uit-vloeijen, zoo kan men dezelve, nadat het bloeden ge-stild is , cenmaal daags, verbinden met eene wiek van vlas of werk , besmeerd met de gewone , groene heel-zalf (bladz. 31.) Bcvindt de wond zieh aan eenig deel , waarop geen wiek kan vastgemaakt worden , zoo wordt dezelve alleen met deze zalf bestreken. Dc ran-den der wond mocten telkens , bij het verbinden, van den aanhangenden etter gezuiverd worden; doch de oppervlakte der wond moet dan alleen van den elter ontdaan worden , wanneer dezelve al te overvloedig wordt afgescheiden en zieh niet wel ontlaslen kan. Men veegt denzelven alsdan voorzigtig met wat vlas of pluksel af, zonder het nieuwe opgroeijende vlcesch te beleedigcn. Het is nadeclig den clter schoon af te vegen, dcwijl daardoor de wond van die zelfslandig-
heid
-ocr page 165-
,m
119
heid beroofd wordt, welke dezelve heelen moet. Wen­den , welke met verlies van zelfstandigheid gepaard gaan, dat is, #9632;waarbij eenig gedeelte der huid is weggenomen, vorderen dezelfde behandeling.
Is zoodanige gesnedene of gehouwene wond aan-zienlijk lang, zoo wordt zij, door de hechting, nict alleen spoediger genezen, maar dezelve laat dan ook een kleiner likteelen , of witte plek na. Dezelve gc-schiedt op deze -wijze: men steckt de, tegen elkandcr overslaande , lippen der wond met een' der hechtnaaldcn (PL II, Fig. 6, 7), van stcrke, wel gewaschtc dra-den , of een smal lint voorzien door; trekt dc huid te zamen, en knoopt dezelve met den draad vast aan een. Met zoodanige hechting hegint men van het bovenste gedeelte der wond, on vaart daarraede naar bencden voort, zoo dat iedcre steek eenen halven duim van de andere verwijderd zij. Aan het onderste eindc der wond wordt eene opening gelaten, ten cinde de otter, die geboren wordt, behoorlijk lian uitvloeijen. Men moet vervolgens dc wond, eenigc malen daags, met water be-vochtigen en den uitvloeijenden otter afvegen, waardoor dezelve, doorgaans, zonder de aanwending van andere middolen , genezen zal.
Blijven nogtans de randen der wond droog, zoo kan dc ettcring Ijcvorderd worden, door dezelve met de ge-melde hcelzalf of met eene andere ettermakende zalf, bestaande uit eene vermenging van twee cijer-doijeren en drie looden dikken terpentijn, of ook met den lalsem can Arcacus te verbinden.
Zijn dc spieren tevens dieper gewond of doorgeklicfd, zoo is dc hereeniging der wond door dc hechting nog noodzakclijker. Hier moet niet alleen de huid, maar ook een gedeelte van de zelfstandigheid der spier raedc doorgestoken worden , opdat ook deze mode gehecht worde : want steckt men de huid alleen door, zoo zou-lt;le men dezelve zonder de doorgesnedene spier aan een brengen , hetwelk meer nadeel dan voordeel zoude te weeg brengen.
Dikwijls eischt dc bloedvlieting, welke bijwonden, als een onmiddellijk gevolg der van een gescheidene vaten , plaats hecft, eene bijzondere behandeling , voor dat men tot derzelver genezing kan overgaan. Bij geringe en oppervlakkige wenden houdt wel het blocdcn doorgaans
spoe-
-ocr page 166-
120
spoedig van zeit op, dewijl de lucht het bloed doct stollen, waardoor do openingen der bloedende vaten gesloten #9632;worden; doch bij diepere vcrwondingen, wor­den dikwijls aanzienlijke bloedvaten doorgesneden, waar-uit eene hevige bloedontlasting plaats heeft, -welke moot gestuit •worden. Hiertoe zijn verschillcnde middelen voorhandcn. Wanneer cene aanmerkelijke slagader doorgesneden is, hetwelk men daaraan kent, dat er zieh een helder rood bloed, als boogswijze springende, ontlast, is het veiligst dezelve te onderbinden. Men zoekt dan de bloedende opening der slagader; vat dezel­ve met een wondtangetje of pincet, {PI. I. Fig, 6) of met het adcrhaakje {PI. I. Fig. 13, trekt het bloedvat daarmede een weinig voorwaarts en bindt hetzelve met een' gewaschten draad toe. Komt het bloed uit vele kleine openingen , zoo kan men brandewijn in de -wood gicten, of wicken, met denzclven bevochtigd, op de wond houden. Ook door de bloedende vaten met het rood hect gemaakte, geknopte of platte brandijzer , te schroeij-en, kan men het bloeden stuiten, doch men loopt daarbij wel eens gevaar, dat, indien de korstcn, na eeni-gen tijd, door de opvolgende verettering, afvallen , het bloeden op nieuw begint. In de meeste gevallen kan men zieh van de volgende middelen bedienen, om het hevig bloeden bij wenden te bedwingen. Men neemt namelijk een , in evenredigheid van de grootte der-wond , geschikt stuk lovist, en drukt hetzelve op het bloe­dende vat, doch kan men de opening des bloedsvals niet ontdekken, zoo moot men den geheelen om-trek der wond met lovist bedekken, waardoor-dan ze-ker lets op de opening van het bloedvat te liggen komt. Is de wond aan een der beenen of aan een ander deel toegebragt, waarom men een windsel kan slaan, zoo meet men er een omleggen , ter breedte van eene hand, en door middel van hetzelve den hovist op de wond trachten vast te maken. Kan nogtans geen windsel worden aangelegd, zoo meet men zieh de moeite geven om den hovist met de hand , zoo lang op de ader in de wond te drukken, totdat het bloeden gestild is. Men laat den hovist zoolang op de wond liggen, totdat dezelve door den etter wordt losgemaakt, hetwelk ongeveer op den derden dag geschiedt; in­dien men denzclven vroeger wegneemt, zoude men
waar-
-ocr page 167-
121
waarschijnüjk eene nieuwe bloeding te wceg brengcn. Heeft men cen windsel gclegd over den bovist, zoo meet dit, na vcrloop van zes uren , weggenomen wor­den , dewijl eene aanhoudende drukking de ontsteking der wond zou kunnen vermeerderen , hetwelk gevaar-lijke toevallen kan te weeg brengen.
Alle wonden gaan met eenen meerderen of minderen trap van ontsteking en zwelling gepaard, die , in eene zekere mate , noodig zijn, om verettering te weeg te brengen, en daardoor de wond te doca genezen. Oin evemvel dczelve, Indien zij hevig zijn, te matigen , is het hcrhaald baden met koud water, of somwijlen ook met Goulards-ivater bet beste middel.
Zijn er peesaebtige deelen , of banden, gelijk bij voorbeeld, de peesaebtige nek- en rugband , enz. , ge-wond , zoo mocten dezclvc niet met zalvcn , maar met geestaebtige middclen, als het 'volgende, verbonden worden.
Neera: Geestachtig aflreksel van Mirrhe,
------!--------------------------Aloe, van ieder twee
looden.
Terpentijn-olie , een half lood..
Meng het te zamen.
Hiermede wordt eene wiek van fijn werk bevoebtigd. en over de gewonde , peesaebtige deelen gelegd; het overige gedcelte der wond wordt met droog werk, be-dekt. Zijn de band- of peesaebtige deelen genezen . zoo worclt de wond verder met de gewone groene zalf geheeld.
Bevinden er zieb beensplinters in de wond , zoo moeten deze, zoo vcel mogelijk , terstond uit dezelve verwijderd worden ; kan dit niet geschieden, zoo moe­ten zc zoo lang daarin blijven zitten , totdat zij , door verettering , los geworden zijn. Gedurende de aftchii-fering des beens , welke hier noodzakelijk volgen moel wordt de wond met het evengemelde , geestachtig mid­del , en naderhand met de groene beelzalf verbonden . tot dat dezclvc genezen is.
Is eenig gew rieht gewond, hetwelk men daaraaii kent, dat er bestendig een geel water uit de wonde vloeit, zoo is zulks gevaarlyk. Dczc uiUlocijing wordt gewoonlijk het loopen van het lid-watcr genoemd. Bij deze wonden der gewrichten, hebben doorgaans eene Fnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ster-
-ocr page 168-
122
sterke zwelling en hevige ontsteking plaats , welke niet rolden tot vervuring overgaat. Geschicdt dit niet, en wordt de wond inderdaad genezen , zoo blijft er dik-#9632;nijls cene verstijving des gewrichts over. Is de -wond raquo;lechts klein , zoo is het mogelijk , dat men dczelve door sterk zamentrekkende middclen spoedig sluiten , cn op deze wijze, genezen kan, zoo dat de natuurlijke huigzaamhcid des gewrichts bchouden blijft; doch bij grootere wonden is dit laatste moeijclijk en onzeker, ofschoon al de wond genezen worde.
Men moet zoodanige wenden der gewrichten dage-lyks , vier of vijf malen , met het volgende water wasschen,
Neem : Lood-extract, een pond, Wafer , twee ponden ,
Meng het te zamen.
Van dit water neemt men telkens zoo veel als men lot het wasschen noodig heeft, en maakt hetzslve in eene steenen pan laauw warm. Houdt het uilvloeijen van het vocht uit de wond vervolgens op , zoo moet de gezwollcne plaats , dagelijks eenmaal, met vaikens-reuzel, of — hctwelk nog beter is — met een meigt;g-sel, bestaande uit gclijke deelcn heemst-zalf cn laurier-olic, ingewreven worden. Om de achterblijvende stijf-licid des gewrichts te verbetcren , bediene men zieh voorts van die middelcn , welke in het hoofdstuk over de gcwrichtsverstijving zljn aanbevolen. Men kan hier toe ook, met voordeel , gebruiken een sterk afkooksel van hooizaad in water, waarmede het gezwollen en verstijfdo deel , vijf of zes malen daags , moet gewas-schen worden.
Bij deze wenden ontstaat meermalen eene uitterende vennagering van hot bcleedigde been. Geschiedt zulJi* aan het voorbeen , zoo teert de schouder uit : heeft de wond aan het aehterbeen plaats , zoo vermagert de dij. Men moet in dit geval, het vermagerde deel met de volgende zalf eenmaal inwrijven.
Xecm : Tot poeder gewrevene Spaansclie Tliegcn, een half lood , Varlccns-rcuzcl, zes looden.
Meng het te zamen.
Men moet zieh onthouden van de wond aan te ra-ken. of iels in dczelve te steken, dowijl daardoor het
loo-
-ocr page 169-
123
ioopen van het lid-water ligt wedcrom aan deu gang wordt gcbragt.
Worden de wenden verwaarloosd, of kwalijk met zeer vettc of olieachtige zalven behandeld, zoo gaan dezelve dikwijls tot langdurige verzweringen over, waarbij zij, in plaats van ccn' gocden, dikken , een' siechten, dünnen of stinkenden etter geven, en waar­bij wild of vuil vleesch geboren wordt. Men kent het-zelve daaraan, dat het boven de oppervlakte der huid laquo;itsteekt, een sponsachtig, misklcurig aanzien heeft, en , bij ecne ligte aanraking, telkens bloedt en pijnlijk is ; ook worden de randen der wond daarbij niet zel-den hard, of zij krullen cm. Daar zoodanige gcsteld-heid de genezing der verzwering in den weg Staat, moet men het wilde vleesch wcgnemen, en de wond-randen, zoowel als den etter , zoeken te verbeteren. Hot ecrste geschiedt door de wond dagelijks met witte suiker te bestrooijen, of, hetgeen krachtiger werkt, men be-strijke het wilde vleesch met eene 'zalf, beslaande uit vier looden honig, een lood gchranden aluin, en een viercndeel loods rooden Kuilaalf. Vermögender werkt hier nog eene ontbinding van een vierendeel loods heischen steen in acht looden zuiver water ontb.qnden , waarmede men wieken bevochtigt, en deze over de wond dekt. Is het vuile vleesch wratachtig en zoo hardnckkig, dat hot, telkens op nieuw wederom aangroeit, zoo dient het, met het rood-hect gemaaktc, platte brandijzer , aangeraakt en bedwongen te worden. De harde droo-ge, wond-randen moeton dagelijks met ecne zalf be-staande uit twee looden honig en een half lood spies-glans-hoter, of, in deszelfs plaats, even zoo veel roodm Kwik-halk , bestreken worden , waardoor dezelve raauw en tot het afschciden van goeden etter geschikt wor­den gemaakt. Zijn dezelve omgekruld, zoo doct men het best, om dezelve met het mes weg te nemen, ten cinde eene nieuwe, zwerende oppervlakte daar te stel­len. Is nu, op deze wijze, het vuile vleesch weg-genomen, en zijn de wond-randen verbetcrd, zoo zal ook dc etter hierdoor reeds eene betere hoedanigheid hebben aangenomen. Men kan de wond alsdan ver-der met de Egyptische zalf verbinden, of daartoe ge-bruiken het afkookscl van prikkelendc en versterken-de middelen , als cikenlast, rosmarin , nevenhoom enz.,
F 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; met
-ocr page 170-
124
met bijvoeging van gcestig aftrekscl vanafoe, mirrhe en terpentijn-olic, waarvan mm ecn voorschrift, op biz. 32, vindt opgegeven.
Ontstaan er maden in dc wonde, zoo bestrijke men derzelvcr oppervlaktc, eenmaal daags, met terpentijn-olie of wasche dezelve met bet volgende raiddel:
Neem: Wijnruit, een band vol, Potasch, een lood.
Laat liet, een half nur lang, in twee ponden ko­kend water trckken, en voeg bij bet doorgezegen vocbt:
Wijn-asijn, ecn pond, Gewoon zont, een lood.
Ik moet bier nog doen opmcrken, dat alle widen of verbanden, bij de wonden der Paardea, in bet al-gemeen, zoo vcel mogelijk, ligt, los en weinig druk-kendc moetcn zijn, daar dezelve anders te stcrk broei-jen, den etter bederven, deszelfs vrije uitvlocijing be-letten en de pijn en ontstcking vcrmcerderen. Op gewonc vleeseh-wonden scbijnt zelfs de dampkrings-lucht cene meer voor-, dan nadeelige uitwerking le hebben, daar dezelve doorgaans ondcr den toe-gang der lucbt bet best genezen. Met wonden , waarbij pezen, beenderen of kraakbeenderen of in­gewanden ontbloot zijn , is bet, te dezen opzigt, anders gelogen, welke men tegen den invlocd des dampkringS bedekken moet. Men ga voorts in alle gevallcn, op do meest eenvoudige wijze, in bet bcbandelen der wonden te werk. De natuur behoeft slcchts geringe bulp tot derzelvcr genezing , en zij volbrengt die , bij dieren , dikwijls van zelve, Indien slechts de be-letselen, in bet begin, nit den weg worden geruimd, welke daaraan hinderlijk kunnen zijn.
Geschcurde wonden. De uitwendige deelen worden somwijlcn door uitstekende, sebcrpe ligebamen , als ha­ken, spijkers cnz. , onrcgclmatig of met hoeken, opge-reten. Om zoodanige verwondingen te genezen , moet men de geschcurde declcn, zoo vcel mogelijk, in der­zelvcr natuurlijke ligging #9632;wedcrom bij een voegen, dezelve alsdan met naald en draad, of door middcl van bechtplcisters, verccnigen, en vorder op de hier boven best'brevene wijze behandclcn. — Gaan deze wonden met eenc aanmerkelijke versebcuring der gewricbtsban-
den
-ocr page 171-
125
den of zenuwen gepaard, zoo kunnen daaruit zeer ge-vaarlijke krampachtige toevallen, als de mondklem, enz., ontstaan.
Het gebeurt dikwijls, dat Paardcn over schuttingen of omheiningen pogen te springen, waarbij zij niet zelden daarop blijven hangen en zieh een uitstekend spits stuk hout of paal in het lijf stooten. Wanneer, in zoodanig gcval, de darmen door de gescheurde wond naar buiten dringen, zoo moet men het Paard, Indien het mogelijk is, op dczelfde plaats ter nederwerpen, en trachten de ingewanden, door de opening, weder in het lijf terug te brengen, nadat dezelve yan splinters . of onzuiverheden, die aan dezelve mogten hangen, ont-daan en met een weinig olie of traan besmeerd zijn. Als dan wordt de wond met naald en draad gehecht, en op dc gewone wijze behandeld. — Men moet het Paard, zoo lang als de genezing duurt , geen hooi of stroo , maar alleen haver, met tarwen-zemelen vermengd, te eten geven.
III. Gestohene wonden.
Deze wonden, welke door het onvoorzigtig steken met den mest-gaffel of hooi-vork, of, zoo als in de krijgsdienst plaats heeft , door degens en bajonetten, worden te weeg gebragt, onderscheiden zieh daardoor, dat zij mecst al vrij diep doordringtn, en, naar even-redigheid der diepte, slechts eene kleine opening heb-ben. Dewijl zoodanige opening zieh somwijlen spoe-dig na de beleediging sluit, is het meermalen moeije-lijk deze te vinden. Ook nemen de gangen, door deze wonden veroorzaakt, verschillende rigtingen aan, die niet altijd gemakkelijk zijn na te sporen. Om deze redenen zijn de gestokene wonden, in het algemeen ge-vaarlijker dan gesnedene te achten, en zijn tevens moeijelijker te genezen.
De behandeling der gestokene wonden is verschillende naar derzelver aard, en het onderscheid der beleedigdc deelen.
Gaat de holligheid der wond, onder de huid , naar boven, terwijl de opening naar onderen gekeerd is, xoodat het bloed of andere vochten zieh vrij kunnen ontlasten, zoo laat men de wond eerst een weinig
F 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nit-
-ocr page 172-
126
uitbloedcn, wascht alsdan derzelvcr onitrek, met een mengsel van twee dcelcn water en een deel brandewijn af, en steckt cene wiek , besmeerd met lalscm van Arcaexis of cenige andere ettcrmakende zalf, (zie biz. 113) in de opening der wond. Ook kan men , in plaats der zalven, de wieken bevochtigen met het volgend af-kookscl:
Necm : Rosmarin, een hand vol;
Laat dezelve, een half nur lang, in twee ponden kokend water trekken, en voeg bij het doorgezegen vocht:
Witte Suiker , twee looden , Witten Wijn ,, een pond , Verdana Zwavel-zuur , een lood.
Is de opening integendeel naauw , of loopt tevens de rigting dor holligheid zoodanig, dat de vochtcn niet kunncn uitvloeijen, of dat cr verzakking van dczelvc in het eelwijs-weefsel plaats heeft, zoo moct de ope­ning der wond verwijd worden. Nadat men zieh, in dit geval , door het inbrengen der gewone sonde , [PI. I Fig, 10) in de holligheid der wond , van derzelver loop heeft verzekerd, - brcngt men de holle of slcufsonde [PL I Fig. 9) in dezelve , laquo;n snijdt, op geleide van deze, de opening der wond, met dc geknoptc bistoerie, [PI. I Fig. 5) zoo vcr open , als noodig is , om aan de opgehoudene vochten outlasting te verschaffen. Sa wordt dczelvc, volgcns dc voorgeschrevene wijze, behandcld en tot vereltering gebragt. Worden dc om-trck of de randen der wond ontstoken, hetwelk men uit derzelver zwelling, bitte en hardheid kent, zoo moct men in de huid , nadat het haar op die plaats is weggeschoren , eenige oppcrvlakkige insnijdingen (scarifica-tien) maken , en het deel vervolgens dikwijls met koud water of met Goulards-v/aler bevochtigen.
Indien de verwijding van zoodanige wonden ver-zuimd is, of men, bij derzelver aanwending, zelfs niet heeft kunncn verhocden, dat er verzakking van ettcr in het celwijsweefsel kwame, zoo moet er eene tegenopening gemaakt worden , om aan den ettcr uit-gang te verschaffen. Men brenge dan de sonde in de wond tot op derzelver hodem ; drukke dczelvc aldaar buitcnwaarls, en make op de plaats, daar men het einde der sonde voelt uitpuilen, cene opening in de
leng-
-ocr page 173-
127
lengte , door de deelcn hecn , lot in de holligheid der wond. Menkannu, ccnmaal daags , inspuitingcn in de-zelvc doen met liet voorgeschreven vocht. Bevindt zieh de wond aan ecne plaats, alwaar ccn gcschikl verband kan worden aangelegd , zoo kan men hare gc-nezing door de zamcndruliking' der holligheid bevorderen. Men legt alsdan ecn compres of drukdoek over dc geheele uitgeetrektheid der holligheid, en over den-zclven een zwachtel, zoo slcvig, als voldoende is, om de wanden der gestokene wond aan elkander te drukken.
Wannccr, nicttegenstaande men cenc tegenopening gemaakt heeft, er geen goedc , dikke, maar eeu dunne bloedige, of stinkende etter uitde opening vlocit, en cr wild vlcesch uit de wond grocit, zoo moet men, eenmaal daags , een strook vlas-plukscl, met Spaansche viicgen-zalf besmeerd, bij wijze van een elterdragt of scton , door dc holligheid trekken , ten einde ecne meci-dere prikkcling in dezclvc , en daardoor beteren elter le verwekken. Hicrmede houdt men zoo lang aan, toldat de eller eene betere , dat is , dikkere hoedanigheid, en cene geelachlig-witte, naar melk-room gelijkcnde, kleur heeft aangenoraen. Alsdan wordt de wond op dc voor-geschrevene wijze lot genezing gebragl.
Zoo min bij de gestokene , als bij andere wonden, al­waar beendcren , kraakbeenderen , pezen of banden be-leedigd zijn , of in de wond bloot liggen , moelcn vel-te of olicachlige zalven gebezigd worden. Zelfs dc ge-wone cttermakende of digestief-zslwcn zijn daar nadee-lig. Men moet zoodanige wonden met gecstige en zui-ver balsem- of harslachlige zelfslandighedcn behandelen. Hierloe behooren bovenal gcestig aftreliscl van aloe, rairrhe , mastik , harnstcen , de Periwiaansche halscm in wijngeest ontbonden, cnz. Men kan zieh daarloe ook het volgcnde middel bereiden.
Necm : Gewoon harst ,
Vloeibare styrax.
Sterken brandewijn, een pond.
Men late dil le zamen , in eene wel geslople flesch . gcdurende eenigc dagen, in warm zand of in de zon staan le trekken, gietc alsdan de vloeibare oplossing af, en beware dezclve voor liet gebruik.
Dringen dc gestokene wonden lot in de liolligheden des ligchaams, als de borst .of den buik door , en zijn
F 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;daar-
-ocr page 174-
128
daaibij de groote blocdvaten of zenmven, hct hart , de long , de lever , of andere bulks ingewanden gekwetst, zoo zijn dczelvc, den meesten tijd , doodeljjk.
IV. Geschotene wanden.
Deze worden het nicest in de krijgsdienst toegebragt, en zijn doorgaans zeer gevaarlijk , dewijl het Paard daar-door veeltijds zoo Zeer gekwetst wordt, dat men het-zelve , ofschoon hct al niet onmiddellijk sterft, binnen körten tijd , dooden moet, of bijaldlen de belcediging geneest , het dier evenwel onbruikbaar blijft. Intus-schen kunnen vele geschotene wonden , al schijnen dezelve oofc gevaarlijk , genezen Worden , derwijze dat het Paard tot deszelfs gebruik geschikt blijft. Daar het in dezen vooral op eene juiste beoordeeling van den aard en het gevaar der verwonding aankomt, oni derzelver geriezing al of niet te ondernemen , zoo koinen daarbij de volgende zaken hoofdzakelijk in aanmerking.
De kogel gaat of gcheel door en maatt dan twee openingen, of blijft in het vleesch , of in een been, of ook in eene holligheid zitten. Men neemt alsdan slechts eene opening waar', door welke de kogel is ingedrongen. Deze opening is ingedrukt , terwijl die , waar de kogel is uitgegaan, zieh uitpuilende vertoont.
Heeft de kogel een been getroffen, en is hij längs hetzelve door het vleesch gegaan , zoo gaat het Paard wcl met dit been stijf en kreupel, doch het kan het­zelve, onder het gaan, nog voortzetten. Bevindt men hier slechts eene opening, zoo is zulks een teeken, dat de kogel nog in het vleesch steekt. Heeft dezelve het been afgesplinterd, zoo kan het Paard niet op het­zelve staan, en is het been volkomen gebroken, zoo kan men zulks daaraan kennen, dat wanneer men het been, boven en onder de opening, door den kogel gemaakt, aanvat , hetzelve zieh eenigzins krom laat buigen, of men neemt zelfs een hoorbaar gekraak der beide einden van hct gebroken been waar, wanneer dezelve tegen elkander bewogen warden. In dit ge-val is het geraden het Paard te dooden , dewijl alle moeite en kosten tcr genezing hier vruchteloos zouden zijn. Doch heeft de kogel het been slechts geschampt
of
-ocr page 175-
129
of eenige splinters van hetzelve weggenomen, dan is de genezing mogelijk.
Is de kogel van het achterdeel des beens door de pees gegaan, en heeft hij dezelve slechts oppervlak-kig beleedigd , of gedeeltelijk doorgereten, zoo is zoo-danige verwonding te herstellen; doch is de pees ten cenemale afgeschoten, dan is er aan geene genezing te denken. Heeft de kogel eenig gewricht getroffen, of is zij daarin blijven zitten, zoo kan men nog wel her-stelling verwachten, doch het Paard blijft, wegens ge-wrichtsverstijving, grootendeels onbruikbaar.
Bijaldien de togel, door den hoorn des hoefs, in den voet gedrongen is, en aldaar het hoef been verpletterd heeft, zoo is het Paard verloren •, doch is de hoorn slechts gestreken, en tot op de vleeschige zelfstandigheid des voets -weggenomen, dan kan de wond geheeld worden.
Kogels, welke tot in de borst- of buiks-holjigheid doordringen, brengen gewoonlijk doodelijke wonden te wecg, dewijl daardoor ingewanden gekwetstworden, die voor het leven noodzakelijk zijn , en waardoor het Paard, binnen korteren of längeren tijd, sterven moet. Zijn de longen of de luchtpijp gekwetst, zoo kent men zulks aan de korle en bezwaarlijke adembaling, waarbij zieh oen hoogrood , schuimend, bleed uit de wond ontlast, lerwijl er een veerkrachtig of windgezwel onstaat, het— welk zieh nict zelden in eene aanmerkelijke uitgestrekt-heid over het ligchaam verspreidt. Is de maag gs-troffen , zoo braakt het Paard door den neus, en er heeft benaauwheid plaals , waarbij het dier teeke-nen van buikpijn vertoont. Bij wonden der lever, smaakt het uitvloeijende bleed bitter, en bij darmwon-den worden dikwijls drekstoffen uit de opening ontlast. Zijn de nieren gewond, zoo toont het Paard geduri-gen aandrang om to pissen, en het water is met bleed vermengd: ook gaat het Paard moeijelijk op de achter-beenen.
In doze gevallcn late men alle pogingen ter genezing onbeproefd, en doode het Paard ten spoedigste, zoo het niet onmiddcllijk van zelven sterft. Doch is de ko­gel slechts in de spieren van de borst, in den hals, in de lenden, in de spieren van het kruis des rugs , of in den schouder doorgedrongen, zoo zijn zoodanige F 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; won-
-ocr page 176-
130
wonden, onder eene geschikte behandeling, tc genezcn, Zie hier in het kort, eenige regelen, volgens welke men daarbij te handelen hebbe.
Voorccist mocten alle vrcemde ligebamen, als pa­pier, lappen van kardoesen, en, zoo mogelijk, ook de kogcl , alsmcde loszittende beensplinters uit de wond worden weggenomen. Alsdan moot men den gang en de diepte der wond met de sende nasporen. Zulks is bij sommige geschotene wonden niet gemakkclijk, dewijl dc kogel dikwijls juist op een oogenblik de spieren doorboort , dat hot Paard beweging maakt. Wannecr nu bet Paard slilstaat, hebben de spieren eene andere ligging, en sluiten daardoor de opening. Men moot daarom het deel , waarin de wond plaats beeft, in alle mogelijke rigting brengen, toldat men die trcft, in welke de kogel ingescbotcn werd, wan-neer men den gang tot op den bodem der wond kan nagaan. In dczo rigting meet men hot deel trachten te houden , om de wond tot in derzelvcr diepte te kunnen openen. De insnijding moet volgens de ligging der spieren geschieden , en dezelve moetcn , zoo veel mogelijk, in die lengte opgesneden worden. Dit is evemvel niet altijd mogelijk, vermits de plaats der wond het noodzakclijk maken kan, om cenige spieren schuins in tc kerven, en andere dwars door te snij-den, en wanneer de gcsteldheid der wonden znlks vol-strckt vordert, moet men hetzelve tcrstond onderbin-den of toebrandpn. (Zic biz. 120.) De insnijding moet naar ondcren geschieden, opdat de etter, die vervol-gens geboren wordt, kan uitvlocijen. Bevindt de ko­gel zieh op den bodem der wond, zoo moet dezelve met eene haak, of tang, uitgehaald worden. Dit alles is tcrstond , nadat het Paard geschoten is , het gemak-kelijkst te docn; doch daar zulks niet altijd plaats kan hebben , zoo is het deel doorgaans reeds gezwol-len, vermits bij geschotene wonden meestal eene aan-merkelijke kneuzing plaats beeft, waarbij eene uitstor-ting van vocht in het celwijsweefsel uit de verscheur-de vaten, volgt , ofschoon voor bet overige, bij ge­schotene wonden, de bleeding niet zeer sterk is. Het doen cener insnijding is hier dus te noodzakelijker, om het uitgestorte vocht te entlasten. Men moet vooral zorgdragen, om daarbij gecne pezen of zooda-
-ocr page 177-
131
nigc spicrcn af te snijden, waardoor het Paard krcupcl en onbruikbaar wordt. Is de kogcl gehccl doorgcdron-gcn, zoo is het noodig de opening aan beide zijden, door insnijding, to vergrooten.
Koorts, zwelling en ontsteting zijn toevallen, welke dcze -Nvondcn, in een' sterkercn trap, dan andere, ver-gozcllen, en wier te groote hevigheid dient gematigd te worden. Bestaat dcze koorts, welke woncl-lioorls ge-noemd wordt, slcehts in eene ligtc huivering, waarbij eene voile, eenigzins snelle pols wordt •waargonomen, zoo is dczclve voor de etlerwording nict ondienstig, en behoeft alsdan nict te worden tegengegaan; doch is dc pols hard en neemt deszelfs snelheid toe, zwcet het Paard daarbij , en is hetzelve ter nedcrgeslagen , zoo moot men de koorts trachten te verminderen, door het­zelve twee ponden bloed uit de halsadcr af te tappen, en hetzelve, twee malen daags , telkens twee looden sal-peter, in water opgclost, te geven. Zijn de ontste-king en zwelling bij de wond eenigzins hcvig, zoo kan men derzelver omtrek dikwijls met kouden goudglit-asijn bevochtigen. Is de ontsteking zoo hevig, dat de-zclve drcigt tot versterving over te gaan, zoo moot men oppervlakkige insnijdingen [scarificati'm) aan den omtrek der wond, in de huid doen , en alle halve mir, läppen, in het volgcnde middel bevochtigd, koud over dezelve leggen:
Neem: Zeezout-suur, vier looden #9632;, Water, drie ponden.
Meng het te zamen.
Ook heeft men het volgcnde middel hier nuttig be-vonden :
Neem : Eihenhast, acht looden.
Kook dczclve, in drie ponden azijn, tot op twec-derde gedeelte in, en zijg het vocht door, waarbij men voegt.
Lood-extract, twee looden.
Inwendig dienen daarbij het Paard insgelijks midde-len te worden toegediend, die den voortgang der ver­sterving tegengaan. Men menge dus zoo vcel zwa-vel- of zcezout-zuur onder het drinkwatcr, als hot Paard dit nemen wil. Zoodra het doode zieh van het levende afscheidt, moct men de verettering, door de hier bo-ven aangeprezene middclen , trachten te bevorderen.
F 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ea
-ocr page 178-
132
en vorder de vond op de gcwone wijze, tot genezing brengen.
ACHT EK SERTIGSTK HOOFDSTUE.
Over de Wratten.
Men onderscheidt de wratten in drooge en vochtige. De eenvoudige of drooge -wratten worden het meest aan de oogleden, de koten, de uljers cn den buik, zoowel bij Paardcn , als bij andere dieren, gelijk Ezels, Koeijen, Honden enz. waargenomen. Hangen dezelve aan een enkelen steel, zoo kan men haar door af-binding wegnemen, doch hebben zij eene breede grond-vlakte, zoo moet men zulks met het mes doen. Door-gaans evcnwcl veroorzakea zij, behalve eenig kwalijk aanzien, geen nadccl.
De vochtige of vijgviratten ontstaan veeltijds aan den balzak en de Schacht van Hengsten en andere manite-lijke dieren, zoowel als aan de geslachts-deelen der vrouwelijke. Zij komen voorts bij sommige verzvreringen, als de Mok, en bij de voet- en zool-verzweringen voor. Zoodanige wratten bestaan in een^sponsachtig wild vleesch, hetwelk dikwijls een miskleurig, bloedig, aanzien heeft, en niet zeldcn tot eene aanmerkelijke grootte, gelijk een hoenderei uitgroclt, cn mecrmalen eenen kanker-achtigen aard aanneemt. Hetzelve neemt zijn oorsprong onder de huid, uit het vleesch, of dieper uit de pees-en bandachtige deelen.
Aan zoodanige deelen, welke niet toelaten, dat men de vijgwratten met het mes wegneemt, kan men de­zelve dagelijks, met eenig bijtmiddel, als de spiesglans-boter of met eene ontbinding van den heischen steen in water (zie blz. 123.) voorzigtig bestrijkcn , om dezelve te doen vertcren; anders is het best de vijgwrat­ten zniver uit tc snijden , en de wond met een gloei-jend ijzer ligt aan te raken. Wanneer de korsten, hier-door veroorzaakt, afvallen, kan men de wond, met de Egyptische zalf verbinden, of ook daarop dagelijks een weinig ongebluschtc kalk strooijen. Verder vcrwijze ik hieromtient naar hetgene, in de Hoofdstukken over
de
-ocr page 179-
133
de' Mok en de verzweringen aan de kroon, opzigtelijk de genezing der vijgwratten, gezegd is.
HEGEN EN DERTIGSTE HOOFDSTDK.
Over de Beenbreuk.
Daar het belang om een dierte behouden, in het alge-meen, naar deszelfs geldswaarde berekend wordt, kan men met gcen voordeel de genezing der beenbreuken ondernemen, dan bij deugdzame en kostbare Paarden. (*) Gclukt zulks -vvel, zoo blijft het Paard, althans tot som-migen arbeid, cn goede merrien vooral tot de voortte-ling, geschikt, terwijl er anders niets overblijft, dan het Paard, dat een been gebroken heeft, onverwijld te dooden. De herstelling der beenbreuken gaat evenwel met vele mocite gepaard, en is sleehts onder zekere voorwaarden mogelijk. Zij kan alleen plaats hebben, wanncer een der voorste becnen in de pijp, of der achtersten, tusschen de knie en het kootgewricht gebro­ken is. Ook gclukt dezelve zeldzaam anders, dan bij paarden beneden acht jaren, dewijl na dien ouderdom, de beenen te hard of te droog zijn, en de vorming van goeden been-cclt te mocijelijk en langdurig wordt, om
het
(*) In der allgemeine Thierarzt van S VON' TENNECKER. Iste He/t sect;, 90, vindt men een geval medegedeeld, be­treffende de genezing van eene beenbreuk van een vijfjarig artillerie-Paard , aan den onderschcnkel van het voorbeen. Wadat de been-einden door uit- en tegen rekking woderom tegen elkander waren geplaatst, en door een verband waren bevestigd, werd het gebroken been op een honten stelt ge-zet, hoedanig voor menschen dient, die het been onder de knie is afgezet, waarop bet been door riemen werd vastge-bonden. Na vier weken was er been-eelt gevormd; met zes weken was het Paard genezen; zoodat het been van de stelt werd genomon , en met acht weken kon het Paard weer op hetzelve staan , en langzaam rondgeleid worden. Er werden nu voetbaden van Genever-spoeling aangewend, en de, eenigermate verkorte , buigende pees , werd met heemst-zalf gesmeerd , om de verstijving van dat deel weg te uemen, en het loopeu te bespoedigen.
F 7
-ocr page 180-
134
hot gebrokcn been te herccnigen. Zdfs bij jongerc Paarden mag men op vijf of zes maanden rekcncn, die tot de Yolkomcne genezing noodig zijn.
Eene becnbrcuk is cenvoiulig, dal is, indicn het been slcchls regt of scliuins, in tweeen is gebrokcn; of tc zamengesteld, wanneer namelijk de breuk met afsplin-tering of verbrijzcling des becns, of met vcrwonding der zachte declen gepaard gaat; welke omslandigheden de genezing veclal te onmogelijker maken.
Men kent de beenbreuk gcmakkelijk aan de volgcnde teekenen; het been staat meer of min krom opdeplaats, daar het gebrokcn is, of het laat zieh bnigen als men hetzclve boven en onder dc breuk aanvat, waarbij dan ook #9632;wel ecn gekraak der been-cinden tegen elkandercn gehoord -wordt. Het Paard gevoelt tcvens, vooral bij het betasten van het belcedigde deel, de hcvigste pijn; het been is ten eencmaal onbruikbaar; hangt neder of sleept na, en is het reeds ecnige uren gebrokcn gewcest, zoo heeft er aanmcrkclijkc zwelling en bitte aan den omtrck der breuk plaats.
Om het gebrokene been te herstellen, moel men, door ecnige helpers, de gebrokene cinden , in eene tegenovcrgcsteldc rigting, docn uitrekken, en als deze rekking genoegzaam geschicd is , moctcn de been-einden, tegen elkander gezet worden. Men legt nu een •wollen of linnen lap, in gclijke deelen azijn en brandewijn bevochtigd, over de plaats der breuk, en maakt dien door een langen , rondgaanden, zwachtel om het been vast. Over dit verband worden twee of drie buigzame , en naar dc rondtc van het been uitgcholdc, houten spalkcn gclegd, die het been om-vatten , en door eenige platte banden vastgebonden worden. Nu moet men het Paard belctten, zieh ne­der te kunnen leggen, ten welken einde hctzclve in eenen , bijzondcr daarloe ingerigten, stal gezet wordt. Deze bestaat uit vier, regt over eind staande, zwarc palen, welke in het vierkanl , tegen over elkander staan, op dc wijze van een' noodstal. De beide pa­len van elke zijde worden met cen goeden dwarspaal vereenigd , op die hoogte, dat wanncer het Paard in den stal gezet wordt, dezelve iets hoogcr dan het on-derste gedeelte van deszclfs buik te liggen kerne. Men neemt nu eene boeide koehuid, welke met de haar-
zjj-
-ocr page 181-
135
zijde legen den buik des Paards gekeerd, onder den-iclvcn dwars doorgesloken, en aan de gcmeldc dwars-palen, längs hct Paa'rd, vastgemaakt wordt. De huid moct den buik niet onmiddcllijk aanraken, maar aan hct Paard moet de vrijheid gelaten worden, van zieh, naar -willckeur in dezclvc neder te loggen, waaraan het spoedig gewend is. Hangt het altijd in dezelve, zoo wordt, door de drukking en broeijing de huid des Paards spoedig ontsloken , en deze ontslcking gaat ligt tot het vuur over. Onder den voet van het gebroken been, moct de grond uitgegraven worden, opdat het Paard denzelvcn niet kan aanraken, wannecr het be-proeven mögt op den voet te staan. Het verband om het been moet alle uren met het volgendc middel koud bevochligd worden:
Neem: Gciooon zmit, vier looden, Salpeter ,
Ämmoniali-zoxit, van elk twee looden, Walcr , twec ponden , Äzijn, een pond.
Komen er nu geene locvallen bij , zoo tan dit ver­band' dfie of vier weken blijven liggen. Indien er eene. sterke zwelling van den voet wordt waargeno-men, zoo moet men den zwachtel een weinig losser maken. Na vcrloop van vijf of zes weken, zal men reeds hct becn-eelt, dat zieh op de plaats der breuk heeft aangezet, können voelen, doch hetzclve is dan nog week. De eelt, oneigenlijk aldus genoemd, is eene ware bcenstoffe , welke uit de vaten, die het been voe-den, wordt aangevoerd, en hel middcl is, door het-welk de gebrokene been-einden worden vereenigd. Men Vaart met de behandeling op dezclfde wijze voort, ondcr eene steeds afnemende vermindering van dc be-vochtiging des Verbands. Hct Paard kan, na zestien of achtien weken , uit zijn verblijf gclaten , en, een-maal daags, op een' zachten grond, rondgcleid wor­den; maar men dient een half jaar te wachten, voor dat hct lot zijn vorigen arbeid, wedcrom gebruikt wordt.
Het Paard meet, ondcr dcze behandeling , vooral in hct begin , cenen verkoclenden lecfregel houden. Men gevc hetzclve bevochtigde tarwen-zemelen tot kort voe-
der,
-ocr page 182-
136
der, en water te drinken, waarin roggen-meel ge-mcngd en een weipig Salpeter is ontbonden; zorge Toorls, dat het door klisteren, dagelijks twee malen, open lijf houde, en is het Paard volbloedig, zoo doe men terstond voor het eerste verband eene aderlating van drjc of vier ponden uit de halsader.
TWEE-
-ocr page 183-
137
II. A F D E E L I N G.
OVER DE
INWENDIGE ZIERTEN DER P A A R D E N
E B 11 S T K HOOPD8T0laquo;.
Over de Ontstekingskoört$.
quot;ijna alle hevige ziekten, misschien geene uitgezon-derd, gaan met meerdere of mindere koorts gepaard. Door koorts kan doorgaans verstaan worden cene alge-meene ziekelijke aandoening van het ligchaam, #9632;waarbg onderscheidene verrigtingen van hetzelve ongeregeld volbragt -worden, of onderdrukt zijn , terwijl het bloed-vaatgestel in een' Staat van vermeerderde quot;werking of prikkelbaarheid verkeert.
De koortscn zijn, zoowel wat derzelver oorsprong , aard, als bijzondere verschijnselen betraft, zeer onder-scheiden, wanneer ook de geneeswflze aanmerkelijk verschilt.
De ontstekingskoorts wordt zclden als eene ziekte op zieh zelve -waargenomen , maar zij gaat algemeen met andere ongesteldheden, vooral met ontstekingen der inwendige declen gepaard. Dezelve wordt aan de vol-gende teckenen gekend. Het Paard wordt door eene koortsige huivering aangedaan, waarbij het haar meer of minder in de hoogte staat; de uitgeademde lucht is heet; de oogen staan glinsterende, en het wit der oo-gen is rood cn als met bloed beloopen ; op de koude volgt matige bitte; de mond is heet en droog, het,
speek^
-ocr page 184-
138
Äpcckscl taai en klcverig, en het Paard is dorstig; de huid ligt vast op het ligehaam; de mest is hard en droog, en de pis hoog gckleurd; dezelve •wordt in geringe hoeveclhcid ontlast; de hoeven zijn heet, de pols is hard, groot en snel. Op het afgetapte bloed vcrloont zieh, nadal hetzelve, in een vat op-gevangen zijndc , koud is geworden, cene taaije spek-nf Icerachlige korst. Dcze kost wordt ook somwijlen op het bloed van gezonde Paardcn waargenomen , doch heeft er koorts plaats, zoo geeft dczelver aanwezighcid ontslcking tc kennen.
De ongestcldhcid des ligehaams , waarbij de onsle-kingskoorts aanvvezig is, kan worden te weeg gebragt door alle zoodanige oorzaken, welke het bloed verbit­ten , en de prikkelbaarheid van bot blocdvaatgestel kun-nen aanzetten of vermeerderen. Jonge, slerk gevoederdc on vclbloedige Paardcn, die niet gewoon zijn veel ar-beid te verrigten , bcziltcn tot dezelve de groolste voor-geschiktheid. Tot de aanleidende oorzaken behooren het aanhoudend verblljf in warme stallen , welke met scherpe prikkclende dampen vervuld zijn; vcrhitling des lig­ehaams door onmatig gebruik; vooral het vatten van koude, als het Paard bezweet is , waardoor de uitwasc-mende vaten der huid krampachlig worden tc zamen gc-trokken ; insgelijks het drinken van koud water, als het Paard verhit is, waardoor .het bloed in de kleinste vaten , ten gcvolgc ecner krampachligc toesnoering' van dezelve , door de schiclijkc vcrkoeling, aan sommige declen wordt opgehouden , en aldaar plaatselijke ophoo-ping cn ontslcking tc vvceg brengt , lietwelk aan het geheelc vaatgeslcl ecne spanning en verslerktc Averking mededcelt. Somwijlen schijnt het bloed eenc taaije of lijvigc gesteldheid te bcziüen , waardoor het tc ligter in de fijnc vaten wordt gehouden. Misschien geven ook sommige zwarc voeders , als boonen , erwten , of wikken aan hetzelve dcze hoedanigheid; dcrzelvcr aanhoudend of sterk gebruik althans, deelt aan de Paardcn, gelijk de ondervinding leert, ecne heelc of ontstekingachlige voorgeschiktheid mede. Uitwendige, plaatselijke prikkelin-gen , als wonden, kneuzingen , verrekkingen , ctlergc-zwellen enz. brongen insgelijks het vaatgestel in cene koortsige beweging, welke , bij cene aanwczig zijnde, rerhitte gesteldheid des ligehaams , ligtelijk ecn ontste-
king-
-ocr page 185-
139
kingachligcn aard aanncemt. Des voorjaars bij aanhou-dend schraal en toud wecr met drooge Ooste enNoord-ooste winden, bezilten de l'aarden de grootste neiging tot ontstekingsziekten.
De genczing der ontstckingskoorts vordert, dat dc hevige werking of prikkclbaarheid van hot vaatgestel gematigd en het bloed verdund worde , ten einde deszelfraquo; gcregelde en vrijc omloop hersteld worde.
Hiertoe bchoort in de eerste plaats eon verkoelende en schrale leefregel. Men zette het Paard op den stal, op het stroo , opdat het zieh gemakkelijk kan ncderleg-gen ; de lucht des stals meet gematigd , dat is , niet tc warm , noch te koud zijn, en dezelve moct dagelijks vernieuwd worden ; waarbij men evcnwcl moet zorgen, dat cr geene logtlucht op het Paard valle. In den winter dient het Paard met kleeden overdekt te worden. Men geve het water te drinken, waarin roggenmeel geraengd, of gekneusde garst Is afgekookt: doch wil het dozen drank nict hebben , zoo geve men hclzelvc gewoon wa­ter, daar het betcr is, dat het Paard in dezen zijncn smaak opvolgc , dan dat bet dorst lijde. Des winters moet het water even laauw warm gemaakt worden. Het paard moet weinig of gcen booi , raaar stroo-voeder gebruiken , en in plaats van haver geve men hetzclve natgemaakte tanven-zemelen te etcn. Het wrijven des ligehaams met stroo moet , cenige malen daags , in het werk worden gesteld, dewyl daardoor de kramp der huidvaten weggenomen , en de uitwaseming zoowel, als de vrijc omloop der vochlcn bevorderd wordt ; waar-om hetzclve bovenal dient aangewend te worden , al-waar de ontstckingskoorts het gevolg is eencr belette werking der huid , of van bevangenheid door de koude.
Op zoodanige wijze worden vele koortsen , die cenen ligt-ontstckingachtigen aard bezilten, als, bij voor-beeld de wondkoortsen , mccrmalen allcen hersteld, of gcnoegzaam gematigd; doch is de verhilting des bloeds sterk , en is daarmede plaatselijke ontsteking van eenig inwendig deel vereenigd , zoo dient wel dczelfde leefregel te worden opgevolgd , maar deze is ontoerci-kende om de zickte geheel te genezen. Men moct dan het Paard cene adcrlating van twee of dric ponden uit de halsader doen , welke , naar cisch der noodzake-Jykhcid, na tien of twaalf uren , of op den volgenden
dag,
-ocr page 186-
140
laquo;lag , kan herhaald worden. Wanneer na dien tijd, nog ecne of meerdere aderlatingen mogten noodzakelijk zijn , meet men telkens cen derde gedcclte of de helft min­der bleeds aftappen. De teekenen, dat de ontsteking vermindert, kunnen daaruit worden afgeleid, dat de raquo;pekachtige ontstekingskorst op het bloed dunner en minder taai, de pols minder bard en snel wordt waar-genomen, waarbij het Paard vlugger wordt.
Ora de ontstekingachtige taaiheid des blocds te ver­minderen , geve men het Paard, dagelijks, drie of vier looden Salpeter, onder het drink-water, of, in des-idfs plaats , alle vier urea , een half lood ammoniak-gout. Men kan deze middelen oot ^ met honig tot ec­ne likking gemaakt, ingeven, op welke wyze dezelve Ufh doorgaansgemakkelijker laten toedienen.
Gaat met de ontstekingskoorts traagheid of verstop-ping van den afgang gepaard , zoo geve men het Paard, dagelijks twee malen, zes of acht looden wonderzout, in water ontbonden , in, totdat het behoorlijk afgang krijge. Is de mest in den endeldarm droog en hard, zoo moet dezelve, vooraf door klisteren verweekt en ontlast wor­den. Men gebruikt daartoe de volgende middelen:
Neem : Kamüle-tloemen , twee banden vol.
Laat dezelve , gedurende een kwartier uurs, in drie panden kokend water trekken ; voeg bij het doorgezegen vocht :
Getcoon soul, of in deszelfs plaats, Wonder-zout, vier looden , Raap-olie, aeht looden.
Men brengt hetzelve door middel der klisteerspuit [Pl. II. Fig. 4.) laauw binnen.
Deze is de geneeswijze, welke in het algemeen , bij eenvoudige koorts-ziekten, die met eene meerdere of mindere ontstekingachtige of verbitte gesteldheid des ligehaams gepaard gaan, moet worden opgevolgd; over de ontstekingen der inwendige deelen, waarmede deze koorts verbonden is, cal vervolgens gehandcld worden.
TWEE-
•l*
-ocr page 187-
141
TWEEDE BOOFDSTUK.
Over de Galkoorts.
De Galkoorts behoort tot de ongesteldheden, welke #9632;het mecst in den herfst voorkomen, ofschoon zij ook op andere tijden kan ontstaan. Derzelver hoofdkenmcr-ken zijn deze: huivcring, waarbij het liaar omhoog rijst; het Paard is ncerslaglig en laat den kop en dc ooren hangen; de oogen staan flaauw en zijn half ge-slotcn; de pols is snel en klein; het Paard heeft afkeer tegen hot yoedcr; somwijlen is de afgaflg verstopt, doch ook mccrmalen heeft er eon galachtiglaquo; doorloop plaats, welke doorgaans vcrligting te weeg brcngt, en met rom-melingcn in den bulk gepaard gaat. Opent men het Paard den mond, zoo neemt men waar, dat de tong met con geelacbtig slijm overdekt is. Dit verschijnsel heeft nict altijd in hot begin der ziektc plaats, maar wordt dikwijls ecrst na vcrloop van eenigc dagen waar-genomen, wanneer ook wcl dc oogen cene geele kleur verkrijgen , terwijl or eene geele slijmstoffe uit den neus vloeit; de pis is tevens geel of bruin gckleurd; de adem stinkt. Indien de zickte niet hevig is en eenen geregelt den loop houdt, eindigt zij doorgaans met acht of tien dagen, waarbij dan veeltijds eene scheiding door het zweet of den afgang plaats vindt. Doch in somraige gevallen wordt de galkoorts kwaadaardig, en zij sleept het Paard, binnen körten tijd, weg.
De oorzaken der galkoorts zijn gelegen in aanhou-dend warnT en vochtig weder; in overmaat van zwaar voeder; in cene siechte hoedanigheid van hetzelve; in het verkeerdelijk aangewcnd gebruik van heete, bittere, of purgeermiddclen, door welke de lever gcprikkeld en tot eene vcrmccrdcrde afscheiding van gal wordt aange-zet. De overvlocdig afgescheidene gal wordt alsdan in de ingewanden uitgestort, en ondergaat, aldaar aanwezig blijvende, bederf, terwijl zij tevens onder het bloed en de vochten wordt opgenomen, waardoor het vaat-gestel cene vreemde prikkeling ondervindt, cn koortsige aandoeningen des ligehaams worden voortgebragt.
Om dc galkoorts te genezen, wordt dcrhalve ver-üischt eene spoedige en geschikte ontlasting der, in de darmen huisvestende , galachtige onzuiverheden, door
zuur-
-ocr page 188-
142
laquo;lurachlige, en verkoelende, afvocrende middelen, Meu geve hct Paard, gedurendc twee dagen, alle uren, twee looden wondcr-zout en een half lood room van wijn-tteen in water, of met honig tot eene likking gemaakt, in. Men late het tevens eene mime hoevcelheid water, waarin roggenmeel of tarwen-zemelen gemengd zijn, drinken, en doe het, voor het overige, den leefregcl opvolgen , welke, in hct vorige hoofdstuk, over de ont-stckingskoorts, is voorgeschrcven.
Zijn , op deze wijze, de Stoffen vooraf ontbonden en tot de ontlasting mccr geschikt gemaakt, zoo diene men een slcrker laxeermiddel toe; men geve dan een vieren-deel pond wonder- of Engelsch zout op eens of den voN genden drank in;
Necm; Pruimcn , een half pond ,
Sencbladen, vier of zes looden.
Kook de pruimen vooraf, een half uur lang, in eene genoegzame hoeveelheid water, tot dat er ongeveer twee ponden vocht overblijven; alsdan worden er de senc­bladen bij gevoegd, met welke het nog tien minuten lang koken, en een kwartier uurs trekken moet, waarna het vocht door een grof dobk moet gezegen worden. In hctzelve wordt alsdan opgelost:
Wonder-zout, acht looden.
Deze drank, verkocld zijnde, wordt in eens of in twee malen (des morgens en 's avonds telkens de helft) ,inge-geven. Dit middel kan, naar eisch dor omstandigheden, herhaald worden. (*)
Men moet tevens de dikke darmen, voor het ingeven des laxeermiddcls, door klistcren, hoedanig in het vorige hoofdstuk zijn opgegeven, ontledigen, waardoor dekramp-achtige aandoeningen der darmen weggenomen worden, en dc ontlastingen gemakkclijker volgen.
Neemt
(*) Men Ian evenrain algemecn bepalen , hoe dikwijU , bij dc behandeling eencr galkoorts, het gebruik van ent­bindende en afvocrende middelen moet herhaald worden , als men , bij ccne onlstekingszickte , het getal der aderla-tingen kan vaststellen. Zulks hangt volstrekt van de hevig-heid der zickte , van de krachten en gesteldheid des diers , en van de gunstige uitwerkingen af, welke zoodanige mid­delen te weegbrengen , waarvan de beoordecling in de bij-zondere gevallen, alleen aan den geoefenden Veearts kan worden toevertrouwd,
-ocr page 189-
143
Neemt men waar, dat, door de aanwending deier middeien , vele galachtige Stoffen ontlast zijn, en de afgang vervolgens #9632;wedcrom eene meer natuurlijke hoe-danigheid verkrijgt, waarbij de tong zuiver wordt, en de oogen derzelver gccle lieur vcrliezen, terwijl evenwel het Paard nog ongestdd blijft , zoo is zulks algemeen cen teeken, dat de maag en ingewanden verzwakt zijn, welke versterking vorderen, of dat er tevens eene ont-stekingachtige gesteldheid in het bloed huisvest. Men iate alsdan het volgendc middel gebruiken, hetwelk ter verbetering van beide oorzaken dienen kan:
Necm: Tot poeder gesterapte Gcntiaan-wortel, twaalf looden, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Gezuiverde Salpeter, zelaquo;
looden.
Meng dezelvc met eene genoegzame hoeveelheid honig tot eene likking, waarvan men het Paard, drie malen daags , een lepel vol ingeeft.
Heeft er in bet begin der ongesteldheid ecn galach­tige doorloop plaats, waardoor het Paard beter wordt, alsdan is het onnoodig hetzelve sterke laxeermiddeleu te geven, dewijl de natuur zieh, in dit geval, zelve redt. Men meet alsdan evenwel ook denzelfdcn Icefre-gcl in acht nemen , en geve het Paard de voorgeschre-vene verzachtendc dranken van water, waarin meel of zemelen gemengd zijn, of ook nu en dan, een aftrek-sel van water op lijnzaad. Somwijlcn houdt du door­loop langen lijd aan, waarbij het Paard mager of slap wordt: alsdan moet men denzelven tegengaan door de volgendc middeien. Men geve hetzelve eerst, drie ma­len daags, cen half lood poeder van rhaharber , met water of honig in, waardoor dikwijls nog stinkendlaquo; gal- of slijmachtige drekstoffen ontlast worden. Nadat dezelvc niet meer worden vvaargenomcu , geve men het volgendc versterkende middel.
Seem. World van Wolvcrlci, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Gcntiaan,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Tormenülla , van elk vier looden,
Kamillc-bloemcn, acht looden.
Alles tot poeder gestampt zijndc, worden het Paard daarvan , drie malen daags, twee looden, over het korl-voeder gegeven. Helpt dat niet genocg, cn geven de gedurigo rommelingen, persingen en buikpijnen te ken-
uea,
-ocr page 190-
144
raquo;en , dat er cene krampachtigc aandoening der ingewan-den plaats heeft, die den doorloop onderhoudl, zoo voege men telkens, bij iedere gift dezes middels, twintig droppcls vloeibaar heulsap.
Meermalcn gaan or, met de bovengemelde verschijn-selen der galkoorts, tevens hoest, korte en benaauw-de ademhaling gepaard, waarbij eene sterke uitvloeijing van geel snot uit den neus plaats heeft. De pols is alsdan ook harder en de koorts hcviger. Zulks gceft eene ontsteking der longen te kennen, welke, naar dcr-zelver bijzondcrcn aard, het galachtig longvuur pleegt genocmd tc -worden.
Ncemt men hetzelve waar, zoo moet het Paard terstond eene fontenel aan de borst gezet worden, ten einde, door tegenprikkeling de ontsteking af te leiden. Zljn de verschijnselen der ontsteking zeer he-Tig . zoo kunnen eene of meerdere aderlatingen in het begin der ziekte nuttig zijn; in het vervolg zouden dezclve nadeel toebrengen. Men geve hier voorts, belialve de reeds meermalen , in dit hoofdstuk aanbevo-leno, verzachlcnde meel- of lijnzaad-dranken , het vol-gende middcl.
Neem: Wonder-zout, acht looden ,
Salpeter, vier looden,
Room van IVijnsleen , twee looden ,
Zoethout, drie looden. Alles tot poeder gestampt zijnde, wordt het met honig tot eene likking gemaakt, waarvan men het Paard, alle yier uren, eene lepel vol ingeeft.
OBRDE HOOFOSTflK.
Over de Rotkoorts.
De Galkoorts neemt niet zelden een rotachtigen aard aan, wanneer de behoorlijke zuivering der ingewanden verzuimd is geworden , of ook , Indien er eene nei-ging des blocds en der overige vochten tot ontbinding in het ligehaam huisvest. Hier ziju de volgende ver-raquo;chijnselen aanwczig : de koorts is aanhoudende, en de pols zeer snel , zwak en als ingetrokken ; de tong U
sme~
-ocr page 191-
145
smcrig, of droog en zwart, even als een stuk leder ; dc lippen en landen worden met eon bruin slijm omkorst; de bitte des ligchaaras is ongcmeen sterk, onaangenaam en prikkelende op bet gcvoel; de oogen verliezen bun-nen glaus, en er vloeit ccn kieverig vocht uit dezelve; de pis is miskleurig, troepcl , bruin of zwartachtig; somwijlen is derzelvcr onliasting opgehouden; de af-gang is in bet ecrst traag of wordt met dikke keutcls ontlast, doch verändert daarna in eenen , naar varkens-drek stinkenden, doorloop, -waarbij de buik niet zolden als een trommel opgespannen -wordt; er ontstaan vcr-scbillendc tocvallen der zenuwen, als gedurige nllingen en schuddingen over het ligchaam, rekkingen der le-deinaten , landen-kncrsing, de mondklora, enz. , het hoofd wordt aangedaan , zooclat het Paard raast, of het wordt door slaapzacht en gcvocllooshcid bevangen; er breekt een koud zweet uit, waarop de dood spoedig volgt.
Ileeft de rotachtige gesteldbcid in ecnen hoogen trap de overhand genoraen, zoo wordt aan zoodanigen toestand doorgaans alle hoop op genezing ontzegd , dewijl het dier te spoedig stcrft, om hulp te kunncn ontvangen. Neemt men evenwel de eerste vcrscbijnsclen waar, zoo moet men coo spoedig mogelijk, de toevlugt ncmen tot opwekken-de, versterkende en rotlingwerende middelen , ten einde den voortgang der verzwakking en de ontbindmg des bloeds krachtdadig tegen te gaan. Men kan daartoe de volgende middelen aanwenden: Neem : Wüte Kastanjc-bast, een half pond,
Gentiaan-wortel,
Engel-toortcl, van ieder acht looden,
Kamfer , twee onceu. Alles tot poeder gestampt zijnde, wordt het met eene genoegzame hoeveelhcid bonig tot eene likking gemaakt, waarvan men aan een volwassen Paard, vier malen daags, een goeden lepel vol ingeeft. Aan jongerc Paar-den geeft men , naar cvenredigheid, minder. Tot het-zclfdc oogmcrk kan men zieh van vele andere opwek-kende en versterkende middelen, op dezelfde wijze be­dienen, als van den wortel en de hhemen van het Valkruid wortel van Fnleriaan, Slangen-tcortel, Kalmus-wortel alsmede van den Wityen-, Laurier- of Eikcnbast, bo-venal van den Koortsbast of Kina, Indien dezelve niet te duur is.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Gnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Om
-ocr page 192-
U6
Om de rotachtige gesteldheid des bloeds en der vochten te verbetcren, bezitten de plant-zuren, als de azijn en het wijnsteen-zuur, doch bovenal de delfstoffelijke zu-ren, als het zwavel- en zeezout-zuur een uitstekend ver­mögen. Men gcve dus onder het drinkwater, waarin tcvens meel mag geroerd worden, zoo veel van een of ander derzelver, dat het matig zuur is, en het Paard het drinken -wil, bij voorbeeld acht loodcn azijn, drie of vier looden wijnsteenzuur, of 6en lood zwavel- of zeezout-zuur, onder een emmer voj water. De verraen-ging van eene hoeveelheid zuurdeesem met het drink-water is tot hctzelfde oogmerk insgelijks zeer dienstig.
Heeft cr een stcrke doorgang plaats , dan kunncn de gemeide zuren, wegens de gcvoeligheid der ingewanden, nict gegevcn worden. Men bepale zieh dan tot het laatste, hetwelk minder scherp is.
Bij dit alles meet men niet verzuimen de huid met stroo te wrijven, ten cinde de kramp in dezelve weg te nemen en de uitwaseming te bevorderen; — hetwelk hier des te noodzakelijker is, dewijl het ontstaan van een matig zweet, bij deze ziekte, somwijlen nog eene gun­stige uitwerking heeft.
Is de neiging tot rotting het gevolg eener voorafge-ganc galachtige ongcsteldheid, waarbij de ontlasting der onzuiverheden verzuimd is, zoo moot men trachten, voor dat de versterkende middelen worden aangewend, nog eene zuivering der ingewanden te bewerken, door de, bij de galkoorts voorgeschrevene laxeermiddelen. — De rhdbarber verdient hiertoe algemeen de voorkeur. — Zulks moet nogtans zoo vrocg mogelijk geschieden , dewijl alle onllastende middelen hier vervolgens, daar zij het lig-chaam nog meer verzwakken, nadeelig zijn.
Gaat de Rotkoorts in het begin met teekenen eener untstekingachtige gesteldheid des bloeds gepaard, zoo moet men dezclve, zoo lang doze verschijnselen aan-wezig zijn , met verkoelende middelen behandelen, hoe-danige bij de ontstekingskoorts zijn voorgeschreven, en tevens terstond het Paard eene of meerdere fonte-nellcn aan de borst of dijen zetten. De natuur schijnt hier de afleiding der ziektestoffe zelve aan te wijzen, Jcwijl cr niet zelden , in het begin, aan de beenen , borst of buik, vlakkc ettergezwellen ontstaan, waar-door de voorlgang of hevigheid der ziekte gestuit, of
ver-
-ocr page 193-
147
verminderd wordt. Met hel aderlaten moet men zcer omzigtig zijn, en hetzclve kan slechts zeldzaam en volstrekt niet anders dan in sommige gcvallen , alwaar de ontstcking hevig is, in het begin der ziekte te pas komen. Blijft het afgetapte bloed langen tijd vloeibaar en bezit hetzelve, na dat het verkoeld is , eene vlok-achtige , -weeke, en vuile of miskleurige oppervlaktc , zoo geeft zulks ecnc aanvankelijkc ontbinding te ken­nen , die de aanwending van alle verzwakkende midde-len verbiedt.
Zoodra de ontstekingachtige. verschijnselen verdwenen zijn, en de opgegevene teekenen der rotachtige gesleld-heid zieh openbaren, moet men dezelfde versterkende en rottingwerende middelen toedienen, welke hierboven zijn aanbevolen.
De stal, waarin het Paard , bij deze ziekte, zijn ver-blijf houdt, moet luchtig en zuiver gehouden wor­den , waartoe het noodig is, dat de most gedurig weggedragen , en het Paard telkens nieuw stroo onder-gelegd wordt, Dewijl de rotkoortsen dikwijls van den beginne af aanstekende zijn, of in het vervolg ecn be-smettelijken aard aannemen , moet men de gezoude Paar-den nimmer bij de zieken in denzelfden stal laten blij-ven. Saar de gelegenheid het toelaat, dient de stal , met den damp van kokende azijn, of, hetgecn nog be-ter is, van overgezuurd zeezout-zuur, dikwijls bcrookt worden.
Somwijlen verkrijgen de Paarden eene rotachtige ge-steldheid der vochten, welke van een meer langduri-gen of slependen aard is, en veroorzaakt wordt door vermoeijenis, uithongering, siecht voedsel, of ook daar-door, dat zij , in nat weer, op läge, moerassige lan­den hebben moeten loopen, waardoor het ligchaam verzwakt en de vochten bedorven worden, hetwelk aanleiding geeft tot allerlei ongesteldhcden, alraquo; oogziek-ten, verschillende uitslag-ziekten, aanhoudende door-loop , vermagering, boost cnz. Om zoodanige gesteld-held weg te nemen of te verbeteren, is het volstrekt noodig het Paard aan de werking der schadelijke oor-zaken te onttrekken, hetzelve goed voeder, en in ee­ne genoegzame hoeveelheid , alsmcde eene goede op-passing te doen toekomen. Men late het tevens, een' tijdlang , het volgende middol gcbruiken , hetwelk uil-
G i?nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nc-
-ocr page 194-
148
nemend gcschikt is, om de spijsvcrtcring tc vcrsterken en de vochten to verbctercn. Necm: Gentiaan-ioortcl, Mosterd-zaad,
Wilgcnlast, of in deszelfs plaats, cue bast van Wilds Kastanje ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;
Gcnevcr-heziiin, van icder acht looden. Gcstampt zijnde, wordt alles onder ccn gemengd, en daarvan, driemalen daags, telkcns een lepel vol over hnt kort-voedcr gegevcn.
Dit middel kan, als een algemecn vcrsterkend middel, na koorts-ziektcn, ahvaar do maag en spijsvertering nog zwak zijn, met voordeel gegcven worden.
VIERDE HOOFDSTUK.
Over de Hoofdswelliny.
Doze zickte, welke tot de kwaadaardige koortsziek-' ten behoort, heeft haren naam daarvan ontleend, dat het hoofd bij dezelve opzwelt. Zij wordt ook de gele swelling genoemd. De volgende teekenen doen zieh daarbij op. Het Paard heoft koorts, welke, in het begin, naar eene ontstekings-koorts gelijkt; de koude is gering en duurt met lang: doch te sterker en aan-houdender is de bitte, die op dezelve volgt. Het Paard is mat, eet somwijlen nog icts, doch het drinkt in het geheel niet, het wankelt, onder het gaan, op de achterbeenen en hangt, op stal staande, met hot hoofd aan den halster en slaat, tusschen beide, met den kop tegen de krib. De ontlasting van de pis en den afgang zijn verstopt.
Na drie dagen, beginnen de bcklcedselen van het hoofd tc zwellen en heet te worden; de oogleden wor­den door de zwelling toegesloten; dezelve zijn ontsto-ken en tränen; er vlocit een geelachtigc etter nit den neus, en er ontstaat vereltcring in de klieren onder het kakebeen.
Daar deze ziekte in hot begin eene ontstekingachtige, en tevens galachtige hocdanighcid bezit, wclkc nog-tans
-ocr page 195-
149
tans zeer spocdig tot eenen tegcnovcrgeslelden , of rol-achtigen aard ovcrgaat, -waaibij een vermeerderde aan-drang des bloeds naar het hoofd plaats heeft, aioet de genecswijze, naar het tijdpcrk, waarin men de ziekte a antraft, verschillcnd ingerigt worden.
Wordt de ziekte terstond waargenomen en gekend, zoo doe men het Paard eene ruime aderlating van twee of drie ponder, uit de hals-ader; doch zijn cr reeds vier-cntwintig uren verloopen, zoo doet dezelve mcer na-decl dan voordeel. Men zette tevens aan iedere zijde van den hals , ongevecr ter plaats, daar men gewoon is ader te laten, eene fontcnel, en men bevordere de ontslc-king en ettering der klieren onder den kinnebak, door dezelve, driemalen daags , in te wrijven , met het vol-gende, prikkelcnde smeersel:
IN'eem : Lijn-olie , vier looden ,
Geestig aftreksel van Spaansche vliegen, twee
looden, Bijtende Ammonidkr-geest, een lood.
Zijn dezelve tot rijpheid gebragt, zoo moeten do ge-zwellcn spoedig geopend, en als een gewoon ettergezwcl behandeld worden. Voorts moet het Paard water, met meel gemengd, tot drinken gebruiken, waaronder zoo veel salpeter opgelost is, dat hetzelve dagelijks vier loo­den verkrijgt; tevens moet men hetzelve , alle vier uren, eene klisteer zetten, hoedanige bij de ontstckingskoorts is voorgeschreven.
Necmt men teckenen van galachlige onzuiverheden waar, zoo geve men dezelfde verkoelende en afvoerende mid-delen , welke in het hoofdstuk over de galkoorts zijn voorgedragen.
Na den vierden dag , moet de ziekte even als eene rotkoorts met opwekkende, versterkende, en rotting-werende middelen , behandeld worden, zoo als in het vorig hoofdstuk is aaigewezen.
Uitwendig moet het gezwollen hoofd dikwijls met koud water en azijn bevochtigd worden , of hetgeen nog be-ter is , met het volgende middel. Men kan ook doeken, in hetzelve natgemaakt, om het hoofd slaan.
Neem : Ammoniak-zout, twee looden, Azijn, zestien looden, Gekamferden Brandewijn , vier looden;
Meng het tc zamen.
G 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; By
-ocr page 196-
150
Bij deze zickte, die dikwijls besmettelijk is, moeten dezelfde regelen ter voorbehoeding, opzigtelijk gezonde Paarden, in acht genomen worden, welke in het vorige hoofdstuk zijn aanbevolcn.
VUFDE HOOFDSTUK.
Over de Ontsteking van het Snot- en SUjmvlies van den Neus.
Deze ziekte, welke met eene zware verkoudheid veci overcenkomst heeft, wordt aan de volgende teckenen gekend : de oogen zijn rood en tränen somwijlen; het inwendige vlics van den neus is rood en ontstoken; in het begin is de neus droog, doch vervolgens vloeit er cen waterachtig vocht uit denzelven , hetwelk, van tijd tot tijd, dikker wordt; de klieren onder den kinnebak zijn somwijlen gezwollen, doch ook dikwijls niet; de tong is slijmig beslagen, en het Paard hoest; bij dit alles hebben er somwijlen teekenen eener ligte ont-stekingskoorts plaats. Wordt deze ziekte niet verwaar-loosd, zoo herstelt zij binnen weinige dagen gemak-kelijk.
Derzelver gewone oorzaken zijn gelegen in belette uit-waseming, door het vatten van koude, vooral wanneer die plaalsclijk den neus heeft getroffen. quot;Wanneer een Paard, bij voorbeeld , verhit is, en men het koud wa­ter laat drinken , zoo steckt het gewoonlijk den neus diep in het water , waardoor het slijmvlies geprikkeld en ontstoken kan worden. Ook kan het instuiven van stof in den neus, op den weg of van stoffig voeder, daartoe aanleiding geven.
Men late, bij deze ongesteldheid, het Paard dikwijls den damp van warm water inademen, en houde het daartoe, met den kop, van tijd tot tijd , boven een emmer met heet water, in hetwelk zcmelen, hooi, of stroo gedaan zijn , waardoor het water deszelfs wärmte langer behoudt.
Deze handelwijze zal dikwijls voldocnde zijn, om de ontsteking weg te nemen, Indien men het Paard namelijk tevens den leefregel doet houden , welke bij
de
-ocr page 197-
151
fie onlslckings-koorts is voorgeschreven. Is zulks nicl voldoende, zoo moet men ook de geneesmiddelcn aan-wenden , welke aldaar zijn voorgeschreven; zeldcn even-wcl zal men eene aderlating noodig hebben. Vooral onthoudc men het Paard alle grocn voeder, en late het nict in de weide gaan; dit geeft aanleiding, dat de onlsteking aanhoudt, en somwijlen in eene slependc onlstcking verändert.
ZESDE HOOFDSTUK.
Over de Keclontsteking,
Men onderscheidt de keelonlsleking in inwendige en ttitwendige, naar dat de spieren of wel de inwendige deelcn van den hals, als het hoofd des slokdarms , der luchtpijp enz. , daardoor hoofdzakelijk zijn aange-daan. Men noemt de inwendige keel-ontsteking ook wel de würg of bron. Zijn de oogkliercn daarbij bij-zonder ontstoken , zoo draagt de ziekle den naam van vijvel.
De kenteekenen der inwendige kcelontsteking zijn : moeijelijke ademhaling, die somwijlen, als het strotten-hoofd is aangedaan, schel, of pijpend is; het Paard houdt den hals stijf, en geeft, bij de minste beweging, heyige pijn te kennen: het eet niet en kan ook nict drinken, en wanneer het tracht het water naar be-ncden te slikken, zoo komt het somwijlen den nous weder uit; de oogen zijn rood en uitpuilend ; de tong is rood, somwijlen dik en blaauwachtig en met slijm bedekt; de mond is heet , en de benaauwdheid hevig; er heeft sterke koorts plaats, en het Paard trilt over het geheele ligchaam.
i-De opgegevene teekenen hebben in een' minderen trap van hevigheid plaats bij de uitwendige kcelontsteking, doch daarbij is de omtrek des strottenhoofds uitwendig sterk gezwollen, en pijnlijk, als men er op drukt. Dcze zwclling strekt zieh somwijlen over den hals tot aan dc borst uit.
De kcelontsteking wordt doorgaans te weeg gcbragt,
door belettc uitwaseming van dat deel, ten gcvolge van
G 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ge-
-ocr page 198-
162
gevatle koude; door het slaan op den logt der lucht, iiel dringen van koud -water, als het ligrhaam heet is. Mccst onlstaat dczclve bij droog en koud weder.
Bij de inwendige keeiontsteking moot men terstond eene ruime adcrlating van drie ponden nit de halsader in het werk stellen, en die na eenige nren, herhalen. Men wrijve den omtrek der keel, tweeraalcn daags, in , met het smccrsel, hctwelk op biz. 149 is voorgeschre-ven, ten eindc door deszelfs prikkeling de ontsteking naar buiton to leiden.
Men kan tevens, tot hctzelfde oogmerk, aan elke zijdc van den bals, op de plaats daar men gcwoonlijk ader-laat, cene ctterdragt plaatsen. Het doen inademen van warmen watcrdamp, zoo als zulks in het vorige hoofd-stuk is voorgesteld, is zeer dienstig. Kan het Paard iets doorkrijgen, zoo gevc men hetzelve den volgenden out bindenden , zweetdrijvendcn drank:
IScem : Braakwijnsteen , een half lood ,
A ftreksel van Vlierhloemen , vier mengelen , Honig-azijn, twee ponden.
Meng het te zamen, en geef daarvan alle twee uren, een mcngel in, nadat het vooraf een weinig warm is gemaakt. Kan hot Paard dezen drank nict doorzwelgen, zoo neme men:
Braakwijnsteen, een lood, Salpeter, acht looden.
Meng het met honig tot eenc likking aan, waarvan het Paard alle twee uren, een lepel vol op de tong gesmecrd wordt , hetwelk het langzaam kan door-si ikken.
De uitwendige keeiontsteking vordert, over het geheel, dezelfde behandeling. De herhaalde aanwending van wa-terdamp uitwendig op het ontstoken deel, meet daarbij niet verzuimd worden. In plaats van het opgegevene prikkelende smeersel, bezige men hier het volgende, dat zachter, en mecr verdeelende werkt-
Neem : Kamfer, een half lood,
Wrijf het fijn en meng daarbij: Lijn-olie, acht looden.
Waarmede de gezwollen deelen, twee malen daags , moeten ingewreven worden.
Voor het overige moet hierbij den lecfregel worden opgevolgd, die bij de onlstckingskoorts is voorgeschre-
ven.
-ocr page 199-
153
ven. Men geve hel Paard, als het nog drinken kan, den drank altijd laauw, en hoede het tegen de koude.
Kan men de ontsleking niet verdeelen, zoo dat de-zelve tot can cttergezwel overgaat, zoo moet hetzelve tot rijpheid gebragt zijnde, geopend en verder behandeld worden, zoo als in het hoofdstuk over de ettergezwellen geleerd is.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Over de LongontsteMng.
Onder alle inwendige ontstekingen , waaraan de Paar-den onderhevig zijn, komt die der longen het meest algemeen voor. Men nocmt dezelve ook het gewone longvuur, in tegenoverstelling \an het galachtige en het kwaadaardige of rotachtige longvuur. Over de laatste ziekte wordt onder de ongesteldhedcn quot;van het rundvee gehandeld , kunnende hetgeen aldaar over dezelve gezegd wordt, ook algemeen op de Paarden worden toege-past.
Wij zullen hier allcen handelen over het gewoue , ontstekingachlige , longvuur , hctwelk door de volgende teekenen gekend wordt. In het begin der ziektc neemt men waar , dat het Paard een' gedurigen , droogen hoest heeft; vervolgens wordt hetzelve neerslagtig en verliest den eetlust; de mond is droog en heet ; de ademhaling is snel, waarbij de neusgaten wijd worden opengesperd; en even gelijk de ademhaling is , zoo slaan ook- de flanken; het Paard wordt zwak en tui-melt onder het gaan , voornamelijk met het achterdeel des ligchaams ; bij sommigen wordt het hoesten sterker, hij anderen gaat het geheel over. Wanneer men de vlakke hand , aan de linkcrzijde , achter den schouder naar onderen, op de ribben legt, neemt men de klop-piug van het hart duidclijk waar ; het Paard gaat, zoo lang de ziekte duurt, nict liggen. Voor het overige too-nen de roodheid der oogen, snelle pols, en de hilte des ligchaams genoegzaam aan, dat cr eene ontstekings-koorts aanwezig is.
Gevatle koude door het opvallen van koude lucht G5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; of
-ocr page 200-
154
of hct drinken van koud -water, als het ligchaam ver-hit is , en het bloed dus sterk door dc longcn rond-loopt, is de gewone oorzaak der longontsteking. Dit deel hecft daartoc ecne grooterc voorbeschiktheid dan eenig ander , dcwijl de koude lucht met de geheele inwendige oppervlakte der longen in onraiddellijke aanra-king komt, en deze op de longen, -wegens de hooge warmtemaat, die in dezelve plaats hecft, den sterksten indruk raaakt.
Zoodra men de bovengemelde teekenen waarneemt , moct men het Paard eene aderlating van twee of drie of meerdcre ponden uit dc halsader doen. Men zette te-\ ens , cm de ontsteking af te leiden en te verdeclen, eene fontenel aan de borst, en als dc ontsteking zeer hevig is , ook aan elk der dijen. Hierbij moet men het Paard naauwkeurig den lecfregel doen opvolgen , die bij de ontstekings-koorts is voorgeschreven , waartoe behoo-ren, hct wrijven met stroo over het ligchaam, het drinken van laauw -water , waaronder meel geroerd is, enz. Dc inademing van -warmen waterdamp is insge-lijks zeer voordeclig. Verder moet men inwendige, verzachtendc en vcrkoelende middelen toedienen, waar­toe de volgcnde voorschriften kunnen worden aangewend : Neem : Salpeter , zes looden,
Wonderzout, acht looden, Zoethout, vier looden. Alles tot pocder gestampt zijnde , wordt daarvan , met honig, eene likking gemaakt, waarvan hct Paard , alle zes uren , twee looden, met eenspadel, op de tong wordt gesmeerd : of men neemt het volgcnde • Neem : Lijn-zaad , acht looden ,
Kook het in vier mengelcn water, tot het vocht slij-merig wordt, en los in hetzelve, nadat het door een' dock gezegen is, op ;
Salpeter , vier looden , Honigazijn , twee ponden. quot;Waarvan, alle twee uren , het Paard een mengel, laauw-warm ingegeven wordt.
Men zette daarbij het Paard, alle zes uren, eene vcr­koelende en verzachtendc klisteer , welke op de volgende wijze dient bereid te worden : Neem : Kamille-Moemen.
Kaasies-bladen, van ieder drie banden vol.
Kook
-ocr page 201-
155
Kook dezelve in twaalf pondcn water en zijg hct vocht door : men doe daarblj :
Wonderzout, vier looden.
Van doze ontbinding doet men telkens anderhalf pond in eenc spuit, met twee looden lijn- of raap-olie, en brengt bet binnen.
Wanneer de polsslagen van bet hart , den volgenden dag, niet verminderd , of integendeel nog seliielijker en sterker mogten zijn , zoo moet men andermaal de ader-lating bcrhalen , en met bet gebruik der voorgeschrevene geneesmiddelen aanbouden.
Is de klopping van bet bart , den derden dag , nog niet minder, zoo dient nogmaals eene aderlating in hct werk te worden gesteld, welke men ook op den vierden dag, als de noodzakelijkheid bet vordert, en hct Paard goed bij vleescb is , mag berhalen.
Wordt bet Paard vlugger en toont het wederom cel-lust te krijgen , zoo is zulks voor een goed tceken te houden ; nogtans moet men hetzclve alsdan het vocder telkens in kleine hoeveelheid geven en hct voederen dik-wijls berhalen. Men geve het, bij voorkeur , tarwen-zcmelen, in water natgemaakt, met een weinig haver ver-mengd. Ook kan men alsdan goed en smakelijk hooi geven, dat op een hoogen bodem gewassen is, als het Paard lust tot hetzclve toont tc bebben.
Krijgt bet Paard deze zickle op een' tijd , dat men gras kan bekomen, zoo moet het daarmede gevoederd worden ; het is evenwel nog beter, Indien bet Paard bet gras, bij goed weder, in de weide zelf kan eten. In den winter kunnen ook de bladen van boeren- of irul-kool (moesbladcn) gegeven worden.
Ncemt men , bij de teekenen der afnemende ontste-king, waar , dat bet Paard begint te zwceten, zoo moet men terstond ophouden hetzclve meer door ader-latingen tc verzwakken; men kan hct zwceten bevor-deren, door het Paard met stroo te wrijven , en met kleeden te overdekken , waarbij men dan ook wel den drank, in het vorige hoofdstuk voorgeschreven , be-staande uit, iraaliwijnsteen, aflreksel van vlierhloemen en honig-azijn geven kan. Verkiest men , gemakke-lijkheids-balve, met eene likking aan te bouden , zoo menge men onder de voorgeschrevene middelen, be-staande uit salpeter, wonderzout, zoethout, en honig, een G 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;lood
-ocr page 202-
156
loüd fijn gewreven Kamfer, waarvan men het Paard , twee of drie malen daags , de bepaaldc hocveelheid ingecft. Men kan nu ook de klistercn verminderen of , als het Paard goeden afgang hceft, dczclve gehecl weglaten. Krijgt het Paard onder de zickte koude becnen, zoo moe-ten dezelve , twee malen daags, sterk en aanhoudend met slroo gewrcven worden.
Een der zekcrste teekenen der betcrschap is, dat het Paard zieh rüstig nederlegt , hetwelk niet geschiedt, zoo lang de ziekte nog gevaarlijk is. Insgelijks is het een gunstig teeken , als de hoost vochtig wordt , cn er eene ontlasling van slijmige Stoffen uit de longen te voor-scbijn .kdmt.
Vermindert de ziekte den zesdr i of zevenden dag niet; knerst het Paard met de tandcn , of vloeit hetzelve gedurig een scbuimig speeksel uit den mond , of ver-toout er zieh een gezwel onder het lijf, of aan eene an­dere plaats des ligchaams , en is het Paard hierbij zeer zwak , zoo is zulks een teeken, dat de ziekte eene an­dere hoedanigheid, namelijk die van zenuwachtige zwak-heid heeft aangenomen , -welke krarapstillende en verster-kende middclen vordert. Men kan alsdan het Paard, alle zes uren, drie looden van de volgende likking in-geven :
Neem ; ValeriaanWortel,
Wolvcrlei , (Arnica),
Roode Gcntiaan-worfel, van ieder vier looden'. Theriak , vier looden. Vloeibaar heulsap , een lood. De wortelen tot poeder gcstampl zijnde , wordt alles met vliersap tot eene likking gemengd. Indien de ziekte na het gebruik dezer likking, betert, dat is, wanneer de menigvuldige ademhalingen verminderen, het slaan der flanken minder wordt, het Paard vlugger uitziet en begeerte tot voedsel toont te hebben, alsdan kan men het vloeibaar heulsap uit de likking weglaten.
De gezwellen , welke er bij deze ziekte aan de ach-terbeenen of onder het lijf mogten zijn ontstaan, ver-dwijnen van zehre, als het Paard genezen is, door eene herhaalde beweging.
In den winter moet het Paard naauwkeung tegen het vatten van koude in acht worden genomen, waarom men hetzelve in een' warmen , doch niet darapigen
stal
-ocr page 203-
157
slal moet plaalscn, waarin beslendig droog stroo, cu nu en dan, frissche luclit moot gclaten -worden.
Is bet Paard , door dcze zickte, zecr \crzwakt en ma­ger geworden, zoo moct men hetzelve door voedzaam en ruim vocder vcderom herstellen, -waarbij tevens de mid-delen , ecnen gcruimen tijd, kunnen gegeven worden , welke op biz. 148, tcr versterking der spijsvertering zijn opgegeven.
Houdt de hocst nog langen tijd aan, nadat het Paard reeds wederom goed eet en drinkt, waarbij het op-geven van slijmachtige Stoffen te lang voortduurt, zoo geeft zulks cene slappe gesteldheid der longen te ken­nen , waartegen men met nut het volgende afkooksel geven kan .
Ncom : JJslandsche Mos , een half pond ,
De Wort-el van Senega, acht looden,
Kook dezelve , gedurende een. half uur , in acht pon-den water en zijg het vocht door, wanncer men , alle vier uren, een mengel ingeeft. Men kan ook , in deszelfs plaats, van dcze middelen , kortgesneden , drie malen daags, twee looden over het voeder geven.
Wordt de ontsteking der longen niet verdeeld , maar gaat dezelve tot vcrettering over, zoo ontstaat er, eene uitterende koorts, waardoor het Paard vermagert, en al kwijnende sterft.
ACBTSTE HOOFDSTUK. '
Over de ontsieMng der Lever.
De teekenen , dat er ontsteking in de lever plaats hecft, zijn deze: het Paard hceft pijn in de regier zijde; onder de körte ribben , welke vooral merkbaar is, als men tegen dezelve drnkt; het ligt op deze zijde; onder het gaan wankelt het op de achterbeenen ; lie oogen , het slijmvlies van den neus , de tong , mond en de pis faebben dikwijls eene gele kleur , en ver-volgens loopt het Paard een geelachlig snot nit den neus, daarbij hoest het mcer of minder en is insgelijks kort-ademig. Over het geheel heeft de ziekte vele gelijk-heid met eene longontsteking en vooral met het gal-G 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ach-
-ocr page 204-
158
achtige longvuur ; ook kunncn de longen, wegenlaquo; der-iclvcr ligging nabij aan de lever, in hare ontstcking-achtige aandoening deelen.
De ontsleking der lever ontstaat door aanhoudende droogte , door het sterk gebruik van hard cn droog voeder , verhitting , gebrek aan drinken , het vatten van koude , als ook door uitwendig gewcld , op de plaats der lever aangebragt.
Er worden ter genezing ecne of meerdere aderlatin-gen gevorderd , cn tevens het gebruik van verkoelcnde middelen , als Salpeter, Wonderzout, Room van Wijnstcen, met lionig of honigazijn tot ecne likking gemaakt , waarvan in het vorige hoofdstuk voorschriften gegeven zijn. Men geve tevens water, waarin roggenmeel of zemelen gemengd zijn , laauw-warm te drinken,
Ontstaat de ontstcking der lever uit inwendige oorza-ken , zoo kan men op de plaats der lever eene etterdragt zetten. Het aanwenden van klislercn is , ter bevorde-ring van den afgang, tevens noodzakelijk.
Betert de ziekte, op deze wijze , binnen weinige da-gen , niet, zoo geve men het volgende middcl :
Neem : Versoet Zout-zuur-kwik , een lood , Vliersap,
UitfreJtsel van Graswortcl, van elk ecn half pond.
Te zamen gemengd, worden van hetzelvc, alle twee uren, twee lepels vol , in een afkooksel van lijnzaad ingegeven.
Men kan insgclijks, op de plaats der lever , ecn maal daags , een lood kwikzalf insmeren, waartoe het haar vooraf moct afgeschoren worden. Dcgene , welke de zalf insmeert , moet een handschoen aantrekken , dewijl hij anders , door het doen van herhaalde inwrij-vingen der kwikzalf, ligtelijk eene kwijling zoude kun-nen krijgen.
HEGENDE HOOFDSTUK.
Over de ontsteking der Nieren.
Het Paard houdt bij deze ziekte den rug stijf cn gc-
voclt
-ocr page 205-
159
voelt pijn in dcnzelven , op de plaats , daar dc nicren gelegen zijn ; onder het gaan trekt het den rug in de hoogte, het kruis slecpt na , en wanneer men op die plaats drukt , toont het Paard nog hevigcr pijn te gevoe-len ; hetzclve watert in het begin weinig , en de pis is dan holder of bloedig; vervolgcns is dezclve som-wijlcn etterachtig, hetwelk een tceken is, dat de ont-steking tot verettering is overgegaan. Hot Paard werpt zieh mcerrnalen neder, even als bij het koliek, en het ziet naar de zijde om; het kan zieh ook niet goed wen-telen en het opstaan valt mocijelijk.
Behalve het vatten van koude , Indien , bij voorbeeld, het Paard to spoedig wordt afgezadcld , als het warm ge-rcden is , kunnen ook andere oorzaken tot de ontstcking der nieren aanleiding geven , als hot lang ophouden van het water, bij zwaren arbeid , in beet weer ; uitwen-dige drukking van pakkussens op het kruis; slaan op den rug; sterk springen over sloten of grachten; het eten van sommige scherpe planten, alsmede het ge-bruik van siecht drinkwater, en de aanwezigheid van steenen in de nieren.
Nadat men hier eene adcrlating heeft in het werk ge-steld , zet men , alle drie of vier urcn , eene klisteer uit twee dcclcn laauw water en een dcel azijn bestaande. Uitwendig worden op het kruis des rugs doeken gelegd, bevochtigd in koud water, of in gelijke deelen water en azijn, waarin zout is opgelost. Inwendig vermijde men alle heete en prikkelendc middelen, waarvan onkun-dige lieden , dikwijls bij de ongemakken der piswegen , zonder onderscheid, gretig gebruik maken. Hierdoor wordt het Paard ligtelijk gedood , dewijl dezelve veroor-zaken , dat de ontstcking toeneemt en lot het vuur over-gaät of dat er verettering geboren wordt, waarbij on-geneesbare ongemakken nablijven. Hoe zachter men bij dit ongemak te werk gaat, hoe beter men zijn oogmerk bereiken zal. Zelfs de, in andere gevallcn zoo voor-treffelijk , als ontstekingwerend middel, werkende Sal-peter , kan men hier dikwijls nict geven , dewijl daar-door de piswegen nog te veel gcprikkeld worden. Men geve dus verzachtende, olie- en slijmachtige middelen, gelijk de volgende :
Neem : Gewone Gom , vier looden.
Ontbindt dezelve in twee ponden water, en doe er bij ,
Olijf-
-ocr page 206-
160
Olijf-olie , zeslicn loodcn , Bitteraarde, twee looden.
Deze drank meet, binnen twee uren , in twee malen ingegeven worden. Vervolgcns late men, van tijd tot lijd , een aftrckscl van water op lijnzaad met honig ge-hruiken. De aanwending van dit middel is dikwijls al-leen voldoende en uict kostbaar.
Men moct, een' tijdlang, bet drinkcn warm geven en met droog vocder spaarzaam te werk gaan; liever gcve men droog voeder, vooral lattik-salade, indien men dezelve bekomen kan.
Wanncer de opgegevenc tcekenen lang duren, doet zulks vermocden , dat er steencn in de nieren buisves-tcn , waarfcgcn wcinig uf nicts tc doen is.
TIENDE HOOFDSTÜK,
Over de OntsteMng der PisMaas.
Is er cene ontsteking der pisblaas aanwczig , zoo neemt bet Paard dikwijls de bonding aan als of bet /ijn water wilde maken, zonder evenwel hetzclvc te ontlasten , of bet ontlast slechts met groote moeitc eenige droppels. Wanneer men door den cndeldarm op de blaas drukt , zoo bevindt men dezelve klein , naauwlijks vloeibaar en pijnlijk. Het Paard toont buik-pijn te hebben. Men kan de ontsteking der blaas daar-door van eene eigcnlijke opstopping van het water on-derscheiden , dat men in het laatste geval , de blaas , op bet gevoel van den endeldarm, groot en uitgezet waarneemt. Voorts heeft er bij de ontsteking der blaas meer buigzaamheid en minder pijn in den rug plaats, dan bij de ontsteking der nieren,
De oorzaken der blaas-ontsteking zijn grootcndeels dezelfde met die , welke eene ontsteking der nieren te weeg brengen, wesbalve de geneesmiddelen ook bij beide ziekten boofdzakelijk dezelfde zijn kunnen. De klisteren moeten nogtans , bij de blaas-ontsteking, meer verzachtende zijn, en bestaan nit een afkooksel van enkel lijnzaad of liaasjcsbladen met een bijvoegsel van zes of acht looden lijn- of raapolic. Men legt uilwen-
dig
-ocr page 207-
161
dig op de gcslachtsdeelcn , docken , in kond water en azijn bevochtigd.
1! I. 1' Igt; K nOOFDSTUK.
Over de Ontstcking dor Madg.
Bij ecne ontsteking der maag werpt hcl Paard zieh niet neder, maar Staat stil, en als in gedachten heen; telkens als bet lets gegcten of gedronken hecft, wordt het onrustig en toonl hevige pijn te hebben. Het leunt dan eenige oogenblikken op doze, dan op de an­dere beenen. Er heeft ecne gedurige uitstorting van winden plaats, Als bet vocder door den neus ontlast wordt, is zulks cen teeken, dat de maag geborsten of gewond is.
Het vatten van koude kan de corzaak van deze, zoo-wel als van andere ontstekingen zijn, doch gewoonlgk ontstaat dezelve door overvoedcring der Paarden met droog koorn, hctwelk, in de maag uitdijende, dezelve geweldig opspant. Men zegt dan, dat het Paard ver-horend of verstopt van vorcn is. Voorts kan ook Jiet eton van sommige scherpe of vergiftige planten , als-mede -werktuigclijke beleediging der maag, door spitse lichamen , als stukjes glas, kleine spijkers enz., die toe-vallig onder het kort voeder zieh bevindende, door gul-zigheid worden binnengeslikt, eenc ontsteking der maag te weeg brengen.
Eene ontsteking der maag is altijd met groot gevaar verbonden. Is het Paard overvoedcrd, dan meet men de genezing beproeven, door eerst eene ruime aderlating uit de hals-adcr te doen , en vervolgens, door veelvul-dige klistcrcn , de working der ingewanden naar on-deren bevorderen, om daardoor gelegenheid te geven, dat de maag zieh kan entledigen. Men verschaffe het Paard insgelijks eene zaclite beweging, door het rond te leiden, doch vcrmijde het sterfc jagen.
Is de maag-ontsteking aan eene der andere opgegeve-ne oorzaken toe te sebrijven, zoo geve men verzach-tende middelen , als cen af kookscl van lijnzaad, of den meergemelden slijmachtig-olieachtigen drank, met bit­ter-
-ocr page 208-
162
leraarde, welke bij de ontsteking der nieren is voor-geschrcven, en gcve alleen natgemaakte zemelcn of raeel-drank tot voeder. Hot drinkwatcr meet laauw-warm zijn.
Mogelijk laquo;ou iemand op de gedachte kunnen komen, om het Paard, in zoodanige gevallen van overvoedering of het binnenslikken van sehefpe ligchatnen, een braak-middel in te geven, ten einde eenc spoedige ontlasting naar boven te bewerken; doch een braakmiddel laat zieh bij geen ander dier, dan bij hot varken, den bond en de kat, met eenig voordeel, aanwenden.
TWAALFDE HOOFDSTUE.
Over de Ontsteking der Därmen.
Hierbij werpt het Paard zieh neder, wentelt zieh en springt weder op, slaat met de voor- en achterbeenen naar den bulk, het bijt zieh somwijlen in de zijde, raquo;oodat men de tanden hoort snappen. De mest wordt in het eerst nog in eene kleine hoevcelheid ontlast. Dikwijls bijt het Paard uit benaauwdheid in nabij zijn-de ligchamen. Het zweet loopt van den hals, längs het lijf, en de bulk wordt hard en gespannen , vooral in het weeke van het lijf of de zoogenaamde milt-kluiten. Nu houdt ook de ontlasting van den afgang en der pis geheel op; het Paard slaat met de flanken; wentelt zieh op den rug; hetzelve wordt razend; de oogen staan wild. Eindelijk bedaren niet zelden de toevallen op eens , waarbij de beenen koud worden, en een koud zweet uitbreekt, terwijl de dood volgt, Bij dit alles -worden van het begin der ziekte, dc teekenen waargenomen , welke eene ontstekingskoorts kenmerken.
Voorafgegane verhitting en schielijke verkoeling door koud drinken, of door het Paard over den bulk in het water te jagen, brengen niet zelden dcze gevaarlijke ontsteking der ingewanden te weeg. Insgclijks kunnen andere oorzaken , als siecht voeder , het eten van seherpe planten enz. daartoe aanleiding geven. In het algemeen kan alles, wat in staat is, eene krampaehtige aandoening der ingewanden of het koliek te verwekken,
(waar-
-ocr page 209-
163
(waarover in hct vervolg zal gehandeld worden), bij eeHlaquo;; ontstekingachtige voorbeschiktheid des Paards, eene darin--ontsteking veroorzaken.
De genezing vordcrt eene of meerdere aderlatingen , welke terstond in bet begin der ziekte moeten worden in bet werk gesteld. Tevens mocten dezelfde slijmach-lige en olieachtige middelen worden aangewend welke hier boven zijn voorgeschreven. Voorls moet, alle half nur, de volgende klisteer gezet worden:
Neem: Lijnzaad, vier looden;
Kook hetzelve , gedurende een kwartier uurs, in twee mengelen water, en doe bij het doorgezegen vocht, Lijn-olie, zestien looden.
Men brenge hetzelve , door middcl van eeneKlisteer-spuit, welke van cenc lange pijp voorzien is, met eenige kracht, zoo hoog mogelijk, binnen. — Men trachte tevens de uitwascming te bevorderen , door het Paard diep in hct stroo tc zelten en het ligchaam daar-mede te wrijven.
Nadat de ontsteking is weggenomen, moet men het Paard, eenigen tijd, gras of groen voeder onthouden , dewijl het opblazende is en zuur verwekt. Insgelijks vermijde men hetzelve koud water te geven , of het daar-in te baden. Zacht voeder, als lijn-zaad-meel, zeme-len , of roggen-meel met water gemengd, stroo-haksel, en tusscben beide , een weinig zacht hooi, zijn het dienstigst.
DEBTIEMDE HOOFDSTUE.
Over de Ontsteking van den Draagzah of het Veulenhuis.
Heeft er eene ontsteking dczes decls plaats, zoo is de Merrie onrustig , buikslaat en zweet; gewoonlijk wor­den de buikspieren sterk te zamen getrokken; somwijlen zweit de bulk op, en als er vrccmde ligchamen in den draagzak huisvesten , staat bet Paard in eene bonding, alsof het baren moet.
Moeijelijke verlossingcn, waarbij het veulen, doch vooral de nageboorte, met geweld wordt afgetrokken,
het
-ocr page 210-
164
hct vatten van koude op hel achterdecl, door het staan op den togt der lucht, bij of na dc vcrlossing, behooren tot dc oorzaken dezes ongemaks; waartoe tcvens kan worden gebragt eene beleediging des draagzaks, door vrcemde ligchamen, bij moeijelijke verlossingen, wan-neer men zieh van werktuigen bedienen moct, wclkc ook in den draagzak door onvoorzigtigheid kunnen vallen.
De genecswijze kan dezelfde zijn, als bij de nier- en blaas-ontsteking. Men kan alle vier uren cenc verzachtcnde in-spuiting in den draagzak doen, waartoe het af kooksel, op biz. 160 of 1C3 voorgeschreven, laauw-warm gemaakt, dienen kan. Is er eenig vrccmd ligebaam , na de ver­lossing , in den draagzak gebleven, zoo moct men hetzel-ve, op de meest voorzigtigste wyze, met de band , die voor-al wcl met olie besmeerd is, uit denzelven verwijderenraquo;
VEEIITIENDE HOOFDSTCK.
Over den Droes.
De droes is eene eigene koortsige ongesteldhcid der Paarden van een' slijm of zinkingachtigen (catbarralcn) aard, -waarbij de klieren, welke onder de kaak gelegen zijn, opzwellen.
Het Paard, hetwelk door ongewonen of goedaardige,n droes aangevallen wordt, hocst en is dikwijls lusteloos; de eetlust is verminderd, doch in de meeste gevallen , niet geheel weggenomen; er heeft mecrdere of mindere aandocning van koorls plaats, bestaande in huiveringen, waarbij de ooren en beenen koud zijn, met opvolging cener vermeerderde wärmte des ligchaams. De ooren zgn opgezet en tränen ; het inwendige vlies van den neus is rood , er vloeit eene waterachtige stoffe uit denzelven. De klieren, welke onder het kakebeen gelegen zijn, zwellen op. Na verloop van drie of vier dagen wordt het uitvloeijcnde dunne vocht in eene dikke, witte slijm-stoffe veranderd. De oogen worden dan insgelijks troe-bel, en er bevindt zieh eene verdikte, naar boter gelij-kende , stoffe in de ooghoeken. Tast dc droes het Paard heviger aan, zoo worden de opderkaaks-klicrcn beet, ontsloken en deze gaan tot vereltering over.
Dc
-ocr page 211-
165
De oorzaken van den droes beslaan in het vatten van kondc, door de veranderlijkheid des luchtgcstels, en het buiten loopen in aanhoudend nat cn guur weder, vooral in den herfst, in tc schielijke afwisseling der stallucht met de buitenlucht in het voorjaar enz. Vor­der kunnen eene tc spoedige verandering van groen of weck voeder met hard voeder of hooi, — het eten van siecht, stoffig hooi, of dat op cen' lagen , drassigen grond gewassen is, zoowcl als van muffen cn gebroci-den haver tot het ontstaan van den droes aanleiding geven, v.aartoe eene vcrvvaarloosdc cn schrale behan-deling het Paard nog tc meer voorgeschikt maakt. Jonge Paarden , beneden vijf jaren, zijn aan de gevvone droes-ziekte het meest onderhevig. Veulens staan vooral ligt voor dezclve bloot, wanncer zij van de moeder afgewend zijnde in den herfst, in bedompte stallen gehouden, aan de vrijc lucht cn beweging onttrokken worden, waarbij zij ander water en ongewoon voeder moeten gebruiken. Ook kan de droes aan andere Paarden door besmetting worden mcdegedeeld.
AI deze oorzaken bezitten het vermögen , om de uit-waseming der huid tc beletten, het ligehaam en de spijsvertcring tc verzwakken, en eene slijmachtige ge-stcldhcid aan het bloed cn de overige vochten mede tc dcelen. Worden nu de klieren tot cenc vermeerderde afscheiding van slijm aangezet, zoo wordt dezclve, längs den meest natuurlijken weg, door den neus , onder de gedaante van drocsstoffe ontlast, en , op deze wijze wordt het ligehaam van dezelve ontdaan.
Wanneer cen' Paard , in cen ligten trap , door den droes aangedaan, vrij gezond blijft , dat is , Indien het nog ectlust behoudt en vrolijk is, waarbij de drocs­stoffe , op den behoorlijkcn tijd , tot rijpheid komt en uitgeworpen wordt, zoo behoeft men ter genezing hoofd-zakelijk nicts dan ecn geschikten leefrcgcl aan tc wenden, en te zorgen, dat het geregcld beloop der ziekte niet gestoord wordt. Men boede het Paard tegen kou-de, zoowcl als tegen verhitting des ligehaams, en verschoone hot van zwaren arbeid. Het is , in het algemeen, niet raadzaam het droezige Paard in de weide te doen , dewijl het aisdan tc veel aan de af­wisseling der lucht is blootgesteld, en ook het gras doorgaans te veel verzwakt. Het Paard moet in eenen
ma-
-ocr page 212-
166
Mnatig luchtigen stal gehouden, en, van tijd tot tijd, bij gocd weder, afgcreden worden, of men kan het eenigen ligtcn arbeid doen verrigten. Voorts moel het ligchaam dikwijls met stroo of wollen läppen gewreven worden, ten einde de uitwaseming der huid te onder-bouden. Het drinkwater moet laauw-warm gegeven worden ; onder hetzelve kan men roggenmeel, tarwen-zemelen en een weinig zout of honig mengen, indien het Paard zulks drinken wil. Anders kan men hetzelve twee of drie malen daags, een lepel vol honig ingeven. De honig is een der zachtste en beste middclen , welke men ter oplossing der droes-stoffe bezigen kan. Hoest bet Paard stcrk, en is de hoest droog, zoo geve men het telkens een gewoon thcekopje vol gckneusd lijnzaad, het-welk te voren in warm water geweekt en ontbonden is, over het kortvoeder.
Wat de voedering van het Paard, dat den droes heeft, betreft, zoo geve men hetzelve slechts eene mindere hoeveclheid hooi, dan gewoonlijk, en in der-zelver plaats, stroo ; van den haver dient een derdc quot;gedeelle of de helft afgetrokken te worden ; in welke plaats men tarwen-zemelen geven kan. ' Een al te schrale leefregel is bij den droes, in het algemeen , nadeelig, dewijl daardoor de krachten van het Paard te zwak worden, om de natuur in hare poging , ter afscheiding en ontlasting der droesstoffe genoegzaam te ondersteunen. Heeft het Paard geen trek tot hard voeder, zoo moet men den haver grof gemalen , en met water natgemaakt geven. Op dezelfdc wijze kan men , met uitstekend nut, in plaats van haver, bij den droes, grof gemalen wintergarst voederen. Doch het is nog betet den garst in water tc koken , tot dat de-zelve barst , en denzelven , nog heet zijnde, in de krib te werpen. Het Paard snuift dan zoo lang bo-ven denzelven , in -den wasem , die er uitdampt, tot dat de garst koud genocg is, dat het dien eten kan. De damp, welke in den neus wordt opgetrokken, is een zeer dienstig middel, om de droesstoffe los te maken en derzelver uitwerping te bevorderen. Men kan tot hetzelfde oogmcrk, het gekookte koorn in een' zak doen, en binden den kop van het Paard in den­zelven , opdat het dus genoodzaakt zij, den warmen wasem in tc ademen. Hot doen inademen van don
-ocr page 213-
167
wasem van water, waarin Iwoitaad , vlier- of MmilU-bloemen zijn afgetrokken, kan , in plaats der voorgeschre-ven dampbadcn, nuttig zijn, indien het noodig is, de ontlasting der slijm- of droesstoffe , door zoodanige mid-delen , te bevorderen,
Oin de gezwollene klieren onder den kinnebak te ver-deelen, wrijve men dezelve, tweemalen daags, met olie, waarin kamfer is opgelost, zoo als dezelve op biz. 152 is voorgeschreven, of met een vlugtig smeer-sel, bestaande uit drie of vier deelen olie en een deel bvjtende ammoniakgeest, terwijl men een schapenvachtnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;*
over de keel dekt. — Zijn de klieren sterk gezwollen, heet en pijnlijk, zoo moet men dezelve, tot rijpheid brengen, alsdan openen , en verder bebandelen zoo als dit alles in het vijfde hoofdstuk, bij de uitwen-dige ziekten der Paarden, is voorgesteld. Gaan de klie­ren tot verettering over, zoo wordl het Paard meest op het spoedigst en grondigst van den droes hersteld -, waarbij het dan verder doorgaans geene andere genees-middelcn behoeft.
Wanneer het Paard bij den droes bcstendig lusteloos blijft, den kop laat hangen, en er geene uitwcrping van droesstoffe door den neus volgt, of dat dezelve eene dunne waterachtige hoedanigheid blijft behou-den, terwijl hot Paard evenwel nog lust tot eten heeft , zoo zijn zulks teekcnen, dat de maag en de werktuigen der slijm-afscheiding in eenen staat van werkeloosheid verkeercn , welke middelen eischen , die deze afscheiding en de spijsvertering kunnen bevor­deren. Men kan dus, tot dit oogmerk, het Paard, driemalen daags, een gewonen eetlepel vol van het volgendc poeder over het kort-vocder strooijen, het-welk vooraf moet worden natgemaakt, dewijl het Paard hetzelvc anders, daar het dit poeder ongaarne eet, wegblaast.
Neem : Gentiaan-wortel, Genever-hezien , Jiokshoorn-saad, van icder acht looden.
Tot poeder gestampt zijnde, menge men alles tc zamcn. (*)
Heeft
(*)' Er besl.aan eene menigte van pocders en anderedroes-oiiddeleu , aan welke ik hunne waarde niet ontzeggen wil.
Hat
-ocr page 214-
168
Hecft het Paard in het gelicel geen eetlust, zoo moeten de geneesmiddclon afzonderlijk worden ingcge-ven, en men mag dan de volgende likklng aanwenden, welke mecr prikkclcnde en maagversterkende is: Neem : Alands-icortel, Engel-wortcl, Gentiaan-wortel,
Gencver-bezien, van elk vier loodcn, Honig, een pond. De worteis tot poeder gcslampt zijnde , worden de-zelvc onder den honig gcmengd. Van deze likking worden aan een vohvassen Paard, drie malen daags, telkens drie looden , aan een dric— of vier-jarig, ander-halvc lood , en aan een twee- of een-jarig veulon een lood ingeven. Ook kan dit middel op de volgende wijze worden toegediend , wanneer het , in vele ge-vallcn, als het. Paard krachteloos is , nog bcter aan doszclfs oograerk voldoot,
Neem : Zwaar bier, een mengel, Maak hetzclve laauw-warm, en roer er onder: Eijerdojers ; twee , Honig , een lepel vol , Van de lovenstaande likking , drie looden. Deze drank wordt, drie malen daags , ingegeven. — Voor een drie- of vier-jarig Paard , neemt men een derde gedeelte bier en honig minder, met den dojcr van ien ei en anderhalf lood likking; aan een twee-of een-jarig veulen geve men dozen drank met een lood der likking.
Begint de droesstoffe zieh, door het gebruik dezer middelen , door den neus te entlasten , terwijl het Paard vlugger wordt en wederom eetlust krijgt, zoo
ge-
Het nut of nadeel , dat zlj tunnen doen, hangt hoofdzakc-lijk daarvan af, onder welke omstandigheden van dendroes zij worden toegediend; waarop niet altijd genoegzaam gelet wordt. Vele derzelver bestaan uit heete specerijachtige, middelen , welke doorgaans in het begin der ziekte nadeelig zijn , vermits zlj den bloedsomloop en de koorta te sterk aanzetten. Ook zijn zij schajelijk , bij aldien de drocs met ontsteking gepaard gaat. Het is altijd raadzamerecrst zach-te oplossende middelen , gelijk het voorschrevene , te be-zigen, en, als het gevorderd wordt, in het vervolgder ziek­te , meer prikkelende aan te wenden.
-ocr page 215-
169
geve men slechts eenmaal daags van de likking, of eenen drank.
Bij deze geneeswijzen moet men tevens zorgen, dat het Paard behoorlijk open lijf houde, en wannecr zulks niet van zelf volgt, moet de afgang door küsteren, uit een aftreksel van kamillebloemen, met zout en olie bcstaande, (zie blz. 140) bevorderd worden.
Somwijlen gaat de droes met eene bezetting of ont-steking der keel gepaard. De koorts cn alle ziekte-verschijnselen ztjn dan veel heviger; de klieren onder den hals en de oorklieren {vijvels), zoo wel als de ove-rige uitwendige deelen van den hals , zijn opgezet en ontstoken, zoodat het Paard den hals stijf houdt, en den kop vooruitsteekt; de hoest is rogchelende; de mond en tong zijn droog; het speeksel is taai; de slik-king is moeijelljk of belet, zoodat het Paard volslrekt niet cten kan, en als het drinkt, zoo loopt het water uit den neus weder uit; drukt men van buiten op de keel , zoo wordt het Paard tot hoesten aangezet en te­vens ongemeen benaauwd. Men moet alsdan cene aderlating uit de halsader doen , en dezelfde middelen toedienen, welke bij de gewone keelontsteking zijn voorgeschreven. Tevens moet men eene etterdragt aan den hals zetten en, zoo spoedig mogelijk, de rijpwording en verettering der ontstokene klieren bevorderen. Heeft de ontsteking zieh mede op de longen gevestigd, zoo is het Paard insgelijks benaauwd, kortademig en het gaat niet liggen. Hier moot men ook eene ofmeerdere aderlatingen doen , en terstond eene etterdragt voor de borst zetten , waarbij de ontstekingwerende likking, be. staande uit Salpeter , wondersout, zoethout en honiy, op blz. 134 voorgeschreven, moet worden aangewend. De , in dit hoofdstuk , aangeprezene dampbaden, moeten in beide gevallen, namelijk van droezige long- of keelontsteking met vlijt gebezigd worden.
Nadat de toevallen der ontsteking weggenomen zijn , zoodat het Paard wederom vrij kan slikken en ademhaien, moet de ziekte, als eenvoudigen droes, met de slraks aanhevolene geneesmiddelen behandeld worden.
Het zal noodig zijn te herinneren, dat men bij den droes met het aderlaten, in het algemeen, omzigtig moet zijn. Hetzelve wordt alleen gevorderd , wan-neer er eene ontsteking van sommige deelen als der keel
Hnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;of
-ocr page 216-
170
of longen, met denzelven gepaard gaat, waardoor het luven van het Paard in gevaar wordt gcbragt; in den eenvoudigen dipes doet het adcrlaten mcer na- dan voor-deel, dewijl daardoor het ligchaam verzwakt, en dc af-scheiding der droesstoffe nict zelden belet wordt. Ismen dus gcnoodzaakt ora , uit hoofde Jer gezegde omstandig-Ueden , blood af te tappen , zoo hoede men zieh voor alle overtollig verlies van hctzelve, ten einde de krachten van hot Paard te sparen,
Hccft de ontlasting der droesstoffe gcrogeld en in oene genoegzame hocvcclhcid plaats gehad, zoo moot dc uitwerping langzamcrhand verminderen en vervolgcns ophouden , wanneer het Paard , zoo als men zogt, ultge-ilrnesd heeft, en onder eene goede oppassing en ruinie verzorging , wederom volkomen gezond en kerk wordt. Duurt cvenwel de uitwerping langer dan twintig dagen. on is dezclve overvloedig , terwijl de klieren tcvens eenigzins gezwollen blijven, zoo wordt het Paard krach-tcloos en Invijnende, weshalve men hetzelve verstcrkendc middelen meet geven , die de slijra-ontlasling verminde­ren , gelijk het volgende:
\i;cm : Wilgeribast of de bast van Paarden-Ka.üanjfi, zestien looden , Genever-bczien , acht looden , Vijlsel van ijzer, vier looden.
.Men make hetzelve tot poeder, en geve, over ieder korl-voeder, cen of twee lepels vol van hetzelve.
Bij aldien de natuur, door eenige oorzaak , bij voor-becld, door het vatten van koude of door verhitting vies ligchaams, als het Paard den droes reeds heeft, —, door eenc zwakke gesteldheid des ligchaams, of door oene verzwakkende geneeswijze, als te veel aderlaten , door eene schrale vocdering enz. , belet wordt, om eeno hehoorlijke afscheiding en ontlasting der droesstoffe te bewerken , of dat dezelve plaats gehad hebbende, door eenige der gemelde oorzaken, ophoudt, zoo werpt do ziekte zieh meermalen op andere declen. Men noemt /ulks het verslaan van den droes. Hieruit ontstaan ver-schillende ongemakken , als stijfheid des ligchaams , welke naar bevangenheid gelijkt, valsche ontsteking der longen, hoest, dampigheid, ophooping van water in de borstholte; zuchtige zwelling van hel hoofd, voor de borst, op dc schoft , onder den bulk , aan de bee­ilen ,
-ocr page 217-
171
nen , langdurige oogziekten , kwaadaardige mok , ver-ettering in den voet of zweren aan andere declen. Zelfs geeft somwijlen de verslagen droes tot den kwaden droes en den worm aanleiding.
Wanneer de gezegde gezwellen of builen, nadat zij zieh aan eenig deel hebben vcrtoond, spoedig •verdwij-nen, en dan, op eenc andere plaats, wederom te voor-schijn komen, noemt men zulks den ronddwalenden of vliegenden droes.
Bij zoodanigc uitwerkingen van den verslagen droes moeten middelen worden aangewend, #9632;welke de slijm-ontlasling uit den neus wederom aan den gang kunncn brengen, of die tevens op de huid en bet water wer­ken , ten eindc bet ligchaam van de drocs-stoffe, die in hetzelve buisvest, längs deze wegen , te ontdoen. Men geve dus van de volgendc likking aan een volwas-sen Paard, drie malen daags, vier looden, aan een drie of vierjarig, drie looden, en aan een jonger, naar even-rcdigbeid , eene mindere hoeveelheid : Necm . Spiesglans, acht looden,
Bloera van ztoavel,
Ammoniak^gom, van elk zes looden,
liloemen van Valkruid,
Ge-ntiaan-worlel,
Zcvenbooin,
Genever-lezien, Van elks acht looden. Tot poedcr gestampt zijnde, wordt het met honig of vliersap aangemengd. Het is zeer voordeelig, Indien me;i, het Paard, tusscben beiden, met jonge distelen, met dc wortelen en bladen van den leeuwentand {Paarde-bloemen), met gele knollen voederen kan, waarbij men ook ge-schrapte mieriks- of peperwortel, of, hetgeen hctzelfdc is, telkens twee lepels vol mosterdzaad, over ieder voe-der , geven mag.
Men moet de gezwellen, zoodra zij verscbijnen, door eene dragt op dczelve te zetten tot verettering brengen, en die vijf of zes weken onderbouden. Zijn de longen door den verslagen droes aangedaan, zoo moet de dragt aan de borst gezet worden. Over de uitwen-dige behandeling der oogziekten, der mok en verzwe-ring in den voet, als gevolgen van den verslagen droes, kan datgene worden nagezien, betwelk in de boofd-stukken over deze ziekten , dienaangaaade, gezegd is.
H 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Som-
-ocr page 218-
172
Somwijlen ontstaat er bij den verslagen droes, een heil-lame doorgang, welke nict gestopt moet worden.
VIJFTIBNDE HOOFDSTUK.
Over den Kwaden Droes, en den Uitwendigen Worm.
Onder den naam van Kwaden Droes wordt verstaan, cene meestal langdurige zickto, welke uit een eigen bederf der vochten ontstaat, en waarmede eenc zieke-lijke gesteldheid der klieren cn opslorpende vatcn, niet alleen van bet snot- of slijmvlies van den neus, maav dikwyls van het geheele ligchaam gepaard gaat. Men kan ook hiertoe brengen den zoogenaamden uitwendigen worm, als zijnde eene ziekte, met den kwaden droes van gelijksoortigen aard, ofschoon onder eene andere gedaante voorkomende.
De hoofdkenteekenen van den kwaden droes ziju deze: In het begin is het vlies, dat den neus van binnen bekleed, vooral aan deszelfs middelschot , rood en ontstoken; er komen blaasjes op hetzelyo, welke openbrekende, zweren daarstellen, die een wit' bleek of geelachtig voebt afscheiden. Hetzelve neemt ver-volgens dikwijls eene groene, graauwe, of bruine kleur aan, en wordt kleverig, zoodat het den neus omkorst; het Paard snuift dikwijls door den neus; de adem is stinkende , doorgaans is slechts een der neusgaten aan-gedaan , en aan deszelfs zijde, waar zulks plaats heeft, zwellen eene of meerdere klieren, die onder de kaak gelegen zijn, op; dezelve zijn even als harde, platte of gladde knobbels, die vast aan het kakebeen lig-gen , voelbaar; over dezelve ligt de huid los en be-vveeglijk; insgelijks Staat het oog aan de aangedane zijde des hoofds dof en het traant. Bij dit alles, Wijft het Paard veeltijds, een langen tijd, deszelfs vrolijkheid, vleesch en krachten behenden, zoo dat men uitwendig naauwclijks eenige ziekelijkheid aan hetzelve waarneemt.
In een' meergevorderden trap der ziekte wordt het snotvlies loodkleurig; de uitvloeijende etterstoffe wordt met bloed vermengd, en de zweren, die steeds grooter
wor-
-ocr page 219-
173
worden en zieh meer en meer verbreiden, krijgen eene vuilc , oneffenc, oppcrvlakte , cn hoogc , spekachlige , randen. Eindelijk komen er verschijnsclen bij , welke in kennen geven , dat het ligchaam door algemecn be-derf en zwakheid wordt aangedaan ; het Paard hoest cn wordt kortademig; de eetlust gaat verloren; het liool'd , de koker , en balzak zwcllcn zuchtig op; het l'aard krijgt dikke beenen , vermagerl en wordt ruig in het haar; het wordt door gedurige koorts aangedaan; op het laatst ontstaat er doorloop van een dünnen stin­kenden , afgang, terwijl ook de pis stinkt, waarhij hei dier, na lange sukkeling, sterft.
De kwade droes wordt voortgebragl, door zooda-nige oorzaken, welke de weiachtige {lymphatieke) voebten bederven en in het klicrgcstel eu de opslor-pendc vaten verstoppingen cn ontstekingen te weeg brengen. Hierloe behooren het gebruik van siecht en bedorven voeder, zware vermoeijenissen , langdurende hongering , aanhoudend belette uitvvaseming , besmetting cnz. Dczelve ontstaat meermalen bij verouderde , rot-;ichtigc verzweringen , doordien de scherpe etter , on-der de vochlcn opgeslorpt wordende, deze betreft. De gewonc of goedaardige droes kan in den kwaden droei ontaarden, wanneer dezelve verwaarloosd, verkeerde-lijk behandeld wqrdt, verslaat of in een ongezond en kwaadsappig ligchaam plaats beeft. Men mag dezen ;ils verdachten droes , dat is , als zoodanigen aanraer-ken , welke cene groote gencigdheid heeft om in den kwaden droes over te gaan , wanneer de droes langer dan den gewonen tijd duurt, en de gezwollenc klie­ren , onder de kaak , hard, koud en onpijnlij!; worden , en meer cn meer vast legen het been liggen , waarbij eene dnnnc , graauwe , of groenc , stinkende etlerdrag-lige, Stoffe uit den neus vloeil.
1laquo; de kwade droes reeds tot een aarimerkelijken Irap gevorderd , zoo is het doorgaans vruchteloos cenige middelon ler genezing aan le wenden, dcwijl er , tot nog toe , geene bekend zijn, die denzclvcn alsdan zeker können genezen. Is de zickte nog in het begin , of alleen door besmetting ontstaan ; is het ncusvlies slechts weinig onlstoken of nog maar door cene oppervlakkige verzwering aangedaan , terwijl hol uilvloeijende vocht. witachtig is, weinig of nict stinkt, en het l'aard jong H 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;is ,
-ocr page 220-
174
is, zoo kan men de genezing beprocven, door zoo-danigc middelen , #9632;welke de siechte gestcldheid der voch-len verbcteren, en de verstoppingen , welke in de klie­ren en in de water- of opslorpende vaten plaats hebben, kunnen entbinden. Men geve daartoe het volgende middel : IVeem : Roode Gentiaan-worhl,
Blocm van zwavel, van ieder twaalf looden , Ammoniak-gom, vier looden , Duivels-drck , drie looden , Goudzwavel,
Zocto Kwik, van ieder een lood. Deze vaste zelfstandigheden tot poeder geraaakt zijnde, worden dezelve met honig tot een slikbrok gemaakt , melke in twaalf deelen moet worden verdeeld , waarvan wen twee malen daags , telkens een deel ingeeft.
Men kan tevens eene fontcnel onder de borst en eene onder het lijf zetten , en de gezwollene klieren, eenmaal daags met de napelschc kwikzalf inwrijven. Blj de aan-wending dezer middelen , moet het Paard gezond en ruim voedcr hebben , waartoe voornamelijk gemalen garst be-hoort.
Ook worden de volgende middelen , als dienstig tegen deze ziekte aanbevolen : Neem , Wit Rottenkruid ,
Gezuiverde Potasch , van elks een vierendee)
loods , Poeder van Gom, vier looden ,
---------van het zaad van Waier-venkel, zes-
tien looden. Hiervan wordt met honig een deeg gemaakt, dat in vier en twintig deelen , of zoo veel pillen, verdeeld wordt, waarvan men 's morgens en 's avonds eene toc-dient. Men kan langzamerhand met de gift dezer pillen opklimmen , zoodat het Paard, na verloop van acht da-gen, eerst drie , en dan acht dagen daarna , vier pillen daags gebruikt.
Tevens moot men het Paard dagelijks den rook doen inademen van gelijke deelen operment en spiegelharst, welke gemengd in eene platte ijzeren pan , waaraan een steel gchecht is, heet gemaakt zijnde, het Paard onder den neus gehouden worden, terwijl men den kop met e-cn kleed omhangt,
Wor-
'
-ocr page 221-
175
Worden onder hct gebruik dezer middelcn, de klie­ren dünner en wordt het vocht, dat uit den neus vloeit, dikker, meer slijmig en tevens in eene mindere hocveel-heid ontlast, en daarbij witter, zoo zijn zulks teekenen, dat de ziekte eene beterc gesteldheid verkrijgt. Men moet dan , bij de voorgeschrevene raiddelen nog ^andere, versterkende voegen, met welker gebruik, langen tijd moet worden aangehouden. Ncem: Wügen-bast,
Meekrap , van elk zestien looden , Mirrhe,
Japansche aardc, van clk vier looden. Maak biervan een poeder, hetwelk in vier dagen moet gebruikt worden; of men geeft bet volgendc: Neem: Eikeiibast, vier en twinlig looden. Kalmus-wortol.
Genevcr-bcsien , van clk twaalf looden , Zevenioom, acht looden. Tot poeder gemaakt zijnde, wordt het als het vorige gebruikt. (*)nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Som-
(*) Onder de geneeswijze van laterenttjd, legenden kwaden droesenden wormaangewend, heeftdie , welke , voor körteja-ren , door den Heer C01.1.AINE, Hoogleeraar der Koninklijke Veeartsentjkundige school te Milaan , is in het werk gesteld cn openbaar gemaakt, de aandacht bijzonder tot zieh getrokken. Dezelve bestaat hoofdzakelljk hierin; bij Paardea die worm ' hebben, wordt de hoeveelheid hooi am te eten verminderd en het stroo vermeerderd, terwijl terens zout onder hetvoeder gemengd wordt; — de wormbuilen worden uitgesneden , en de wonden , met een heet brandijzer, aangeraakt; hierop wordt, om den derden dag , eene aderlating van twee pondeu gedaan , en zulks tot drie-, vier- of meermalen herhaald ; vootts, wan-necr bij den worm zwelling der beenen waargenomen wordt, worden dagelijks vier looden mijnstoffelijke kermes gegeven, of, Indien de ziekte in een minder hevigen trap aanwezig is, twaalf looden Uoem van zwavel, elken dag. Deze zelfstandigheden worden met honig tot eene likking gemaakt, en eerst in kleinere giften toegediend, om het ligehaam aan dezelve te gewonnen.
Ter genezing van den kwaden droes, hetzij dezelve met of zonder den worm aanwezig is, wordt dezelfde leefregel opge-volgd, terwijl ook de aderlatingen op dezelfde wijze worden aangewend, en de zwavel in de, ongemeengroote, hoeveelheid van vier en twintig tot acht en veertig looden daags toegediend, met honig aangemengd,even als bijjden worm, tevens van geringe hoeveclheden beginnende, l's dit middel alleen niet voldoende, H 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; zoo
-ocr page 222-
176
Somwylen wordt er een jaar en langer' tljd ter ge-)iczing van den kwaden droes gevorderd. Daar zulks zecr kostbaar is, en de volkomene genezing dan nog onzeker blijft, is het raadzamcr, het Paard, indien het, binnen weinige -wcken niet gelieel herstelt, te dooden. Ook mag de genezing van cen kwaaddroezig Paard nim­mer anders, dan onder eene volstrekte. afzondering, en Iwhoorlijke voorzorgen, legen de besmetting van andere
Paardcn, ondcrnomen worden. De tuigen, gelijk de
halstcrs, dekken cnz., welke tot het besmctte Paard be-lioorcn, mögen niet bij anderen gebruikt worden; de cnamcr, waaruit het aangedane Paard gedronken, of de krib , uit -welke het gegeten heeft, moeten met eene loog xuiver uitgeschuurd worden. Ook is het noodig, dat hetzelve altijd door denzelfden oppasser verzorgd worde, die met andere Paarden geen omgang heeft. Indien deze voorzorgen niet kunnen worden opgevolgd, moet het ji.ingcdanc Paard terstond gedood worden. {*)nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;De
zoo wordtdeszelfsgebruik, acht of tiendagen lang, overgesla-gen , en daarmede vervolgens wederom begonnen, op zoodanige wijze, dat nu bij tvvaalf of zestien looden bloem van zwavel, tien of twaalf looden ruwe spiesglans, of ook twaalf looden spies-glanslever, vereenigd met vier en twintig of dertig looden zwavel daags , gegeven worden. — De zweren in den neus worden met cen rood heetgemaaktijzergebrand, ofmetzM/at/efauwr [vitri-ool-olie] aangeraakt. Het is somtijds voldoende, om slechts de zweren le branden of aan te i'aken , welke zieh in het ön-' derste gedeelte van de neusholte bevinden, waardoor de gene, diehooger zitten , tevens genezen worden. Ofschoclaquo; de Heer C0LI/\ine verzekert dit dikwiils te hebben waargenomen , zegt hij echter daarvan geene verklaring te kunnen geven.
Hocwel , volgens de opgave daarvan , deze geneeswijze zeer gunstige gevolgen gehad heeft, zoodat zelfs sommige Paar­dcn , die reeds langen tijd, in een vrij aanmerkelijken trap, aan don worm en kwaden droes hadden gesukkeld, en met andere middelen vruchteloos waren behandeld , door dezelve worden gezegd, binnen eenige maanden , hersteld tezijn , ter-wijl de toestand van anderen aanmerkelijk verbeterd werd, heeft zij nogtans, door andere deskundigen, met naauw-keurigheid , op een aantal Paarden, door dezelfde ziekte aangedaan , herhaald , op verre na die voordcelige uitwerking niet tewecg gebragt, zoodat men ook deze , zoo zeer kostbare, geneeswijze , in het algemeen , gelijk vele anderen , tot der-xelver oogmerk onvoldoende mag achten.
{*) Onlangs bekend geworden laquo;ijnde met de behandeling ,
-ocr page 223-
177
De uihctndige icorm, ook wel bij ons de Flaquo;arraquo;ien ge-liecten, schijnt zijn naam daarvan ontlcend te hebben , dcwijl men eerlijds geloofdc, dat dczc zickte van wormen ontstond , die onder de huid nestelen , en eindclijk builen cn vcrzwcringen vcroorzakcn. Thans wcet men, dat de-xclvc Lcslaat in ccne ziekclijke gesteldheid der klieren en laquo;pslorpende vaten, cn van cene, daarmedc gepaard gaan-de, siechte geaardhcid der vN-eivochten. Zij hecft dus met den k^adcn droes de grootsle overeenkomst, cn hct eeni-ge onderscheid dezer ziekte bestaat misschicn daarin, dat bij den Tvorm, de klieren cn watervaten der uitwendige bckleedselen dts ligehaams vooral zijn aangedaan, terwijl bij den kwaden droes, de ziekte hoofdzakelljk tot de klie­ren cn watervaten der inwendige dcelen, bijzonder der longen, van het snotvlies van den neus, enz. bcpalen. — Dikwijls gaan beide ziekten te zamen, of volgen elkande-ren op , en waarnemingen hebben bewezen , dat de kwade droes, door besmetting, aan gezonde Paarden, den vrorra kan toebrengen. Dczc is voorts dikwijls, zoo wel als de ocrslc, aanstekende, cn beiden moeten onder de meest langdurige cn verderfelijkc ziekten der Paarden gerang-schikt worden. Men kent den worm aan de volgende teckenen. Er vertoonen zieh ccne menigte knobbels of builen, welke zoo dik als ccne gewone okernoot of kleiner zijn, aan onderscheidene declen des ligehaams . als aan de lippen , de bocg, den hals, tusschen de voorbeenen, aan de binnenzijde der achterbeenen, op de ribben, enz. Somwijlcn staan deze builen op zieh zelve, terwijl dezclve ook meermalen langwerpig of even gelijk een snoer aan elkander verbonden zijn. De-zelve zijn week, of ook hard en pijnlijk, en gaan open-brekende, tot kwaadaardige vcrzwcringen over, waar-
uit
Melke , door den Heer schell , Hoogleeraar aan de Vee-artsenijschool te Landen , met goed gevolg, ter genezing van den kwaden Droes zou worden in het werk gesteld , bestaande in de aanwending van het zwavel-zuur-koper [sulphas cüpri], heb ik dit middel reeds in aanwending gebragt, doch it ben nog niet in Staat over deszelfs voordeelige uitwerkinggenoeg-zaam te kunnen oordeelen, om het als zoodanig te verklaren ; olsclioua dczelvc zieh aanvankelijk uiet ongunstig laatimien. H 5
-ocr page 224-
178
uit eon dünne, stinkende otter vloeit; er groeit wild of sponsachlig vleesch uit dezelvc, en de randcn worden oragekruld. Het Paard wordt hierbij vervolgens neer-slagtig on hceft weinig oetlust; de oogen staan dof, de oogloden zijn dik; do pols is zwak; hot haar verliest dcszelfs glans. Eindelijk zwellcn ook de lippon, de schacht, do uijers on andere, van haar ontbloote, dee-len, alsmcde de beenon, zuchtig op; — de klieren on-der den kinnobak worden tevens gezwollon. Op het laatst volgen or kenbare aanvallon van koorts, waarbij de krach­ten worden uitgoput, en het Paard sterft. De oorzaken van don worm zijn dozelfde als die, welke den kwadon droes to weeg brengen; weshalve ook, in het algomeen, gelijksoortige middolen, tor genezing dor eerste ziekte dienstig kunnen geacht worden, welke legen de laatsl-gemelde zijn aanbovolcn. Men kan dezelve ook aldus geven.
Neom: Ammoniak-gom, acht looden, Spiesglans-lever, vier looden, Goud-zwavel, cen half lood, Roode Gentiaan-wortel, Water-venkel-zaad, van ieder vier looden.
Alles tot poeder gemaakt en onder malkander gemengd zijnde, geve men van hetzelvc, driemalen daags, telkens twee looden, vooraf natgomaakt, over hot voedor. Na-dat dit poeder is opgebruikt, kan men deszelfs verder gebruik, acht dagon lang, overslaan, on hetzelve dan op nicuw toedionen, hetwelk, tot twee of drie malen moot herhaald worden. Van het volgendc middol mag men insgelijks eene goede uitwerking vcrwachten.
Neen: Verzoet Zowt-zuur-liwik, een scrupel, Goud-zwavel,
Poeder van gevlelcte Seheerling, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Zeveriboom, van elk een half vie-
rendeol loods. Dezelve worden met honig tot een slikbrok vermengd en 's morgens en 's avonds, op cens ingogoven. Hierbij moot het Paard, torstond in hot begin der ziekte, eene fontenel aan de borst, en eene onder het lijf gezet wor­den , welke men, gedurende twee of drie weken , moet openhduden.
Wat
-ocr page 225-
179
Wat de uitwcndige behandeling der worm-builcu belreft, dezelve moeten, wanneer zij opcnbreken en een siechten etter gcven , terwijl de randen der zwc-ren omgekruld zijn, met bet hectgemaakte , platte brandijzer overal aangeraakt worden. Zoodra de korst , welke door het branden is ontstaan, afgevallen is, kan de oppcrvlakte der wond , een maal daags , met teer bestreken worden.
Doet het ongemak zieh met langwerpige of groote gczwellen voor, welke opengebroken zijn, zoo kun-ncn dezelve niet zoo wel gebrand worden; men bc-strooije de oppervlakten der verzweringen als dan , da-gelijks , met ongebluschte kalk , lotdat dezelve een' goe-den, witten en dikken etter geven. Vervolgens wor­den dezelve met teer of ook met de Egyptische zalf bestreken.' De zweren, welke aan de gezwollelaquo; deelen onstaan, moeten op dezelfde wijzc behandeld worden.
Zijn deze middelen niet voldoende , om ecne goede gesteldheid der verzweringen te bewerken, of dezelve van wild vleesch zuiver te houden, zoo bestrijkc men de zweren dagelijks, met het volgendc bijtmiddel:
Neem : Roode Kiviklcalk , een vierendeel loods, Honig , vier looden •
Meng het naauwkcurig te zamen. Anderen bedienen zieh van het onderstaande:
Neem : Vermillioen, een half lood ,
Äsch van gebrand zoolleer , acht greinen , Draken-Moed , twaalf greinen , Rotten-hruid . veertig greinen.
Te zamen tot een poeder gemengd zijnde , worden de verzweringen dagelyks daarmede bestrooid.
Bij deze geneeswijze is het tevens noodig, dat het Paard van ruim en gezond voider , alsmede van cene goede oppassiag voorzien worde. Hetzelve moet in eenctt ruimen luchtigen stal gehouden, en, van tijd tot tgd, in de vrije lacht gebragt worden. — Voor het overige moet het van de overige Paarden afgezonderdA en moeten dezelfde voorzorgen tegen de besmelling in acht genomen worden, welke bij den kwaden droes ziju opgegeven.
Gaat met den worm tevens de kwade droes gepaard ,
zoo moet het Paard met dezelfde middelen behandeW
H 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; wor-
-ocr page 226-
180
worden, als legen deze ziekte zijn aanbcvolen , Indien namdijk de genezing met eenigen grond kan verwacht worden. — Anders meet men het dier terstond dooden selijk trouwens de landswetten, opzigtelijk bcsraettelijke Voc-ziekten, zulks uitdrukkelijk gebieden.
ZESTIENDE IIOOFDSTUK.
Over den Hoest.
liier wordt nict zoo zeer gehandeld over den hoest, welke met eenige andere ziekte, als: bij voorbeeld, de longonlsleking , den droes , cnz. gepaard gaat, maar in zog verre dezelve als eene eigene ongesteldheid van de werkluigen der ademhaling , op zieh zelf bestaat.
Eene zeer gewone oorzaak van den hoest Is gelegen in het vatten van koude. Om den verkoudheidshoest te genezen, geve men verzachtende , slijmachtige mid-delen. Men late het Paard laauw meel- of lijnzaad-water drinken, of geve het ontbonden lijnzaad over het kort-voeder (zie blz. 166), en doe het dikwijls water-damp inademen, zoo als zulks bij den droes is voor-geschreven. Voor bet overige moet dezelfde leefregel worden opgevolgd, bij welke de onstekingskoorts aan­bcvolen is. Kucht het Paard gedurig, Is de hoest droog en de ademhaling ecnlgzins kort en benaauwd, zoo' moot men eene aderlating doen, en het volgende middel loodienen.
Xcem : ÄmmoniaTi-zout, twee looden , ßom,
Drop van zoclhout, van elk vier looden , Ilonig, een pond.
Maak hiervan eene likking, waarvan alle twee uren , twee lepels vol worden ingegeven. De verkoelende en verzachtende likking, welke bij de longontsteking is voorgeschreven, bestaande uit Salpeter, Wonderzout, /oethout en Honig kan hier ook, in plaats der boven-staandc, aangewend worden. Hierbij is het tevens dienstig het Paard aan de borst of dij eene fontenel te zetten.
Somlijds hebben de Paardcn een hoest, welke vooral plaals heeft, als zij gereden worden of anderen arbeid
moe-
-ocr page 227-
181
moeten verrigtten , waarbij zij voor het ovcrige gezond en sterk zijn. Dit lioesten ontstaat gewoonlijk uit eene verslijming der luchlpijpcn. of van de vaten der long , hierbij kernen zacht prikkelendc en slijm-ontbindendc geneesmiddelen te stade.
Necm : Venkel-saad , acht looden. Zoethout, zestien looden.
Tot poeder gestampt zijndc. wordt het met honig tot eene likking gemaakt, en deze moet even als de boven-staande, gegeven worden. Ook kan men het volgende middel aanwenden:
Necm : Honds-draf, vier looden ,
StinJccnde Gouw, twee looden. Pcperwortel, een lood.
Men koke dezclve in twee mengclen hier, cn geve het 's morgens en 's avonds in. Een afkooksel van ge-wone, groene beide, waarvan men bezems maakt, in water, wordt als een beproefd middel legen den slijm-hoest der Paarden opgegeven. Niet zelden wordt een aanhoudende slijmhoest weggonomen, wanneer men het Paard, eenen tijdlang, des morgens, een of anderhalve lood versehe gezouten boter ingeeft.
Siecht voeder, als sloffig en schimmelig hooi, muffe of verbroeide haver, enz., breiigen niet zelden hoest voort, doordien het stof de luchtpijpen nict alleen ver-stopt en prikkclt, maar ook dewijl zoodanig ongezond voeder eene verslijming der longcn, zoo wel als der maag en darmen te weeg brengt. Om deze verslijming en met dezelve den hoest weg te nemen, is het noodig slijm-ontbindende en afvoerende middelen te geven.
Neem: Wondcr-sout, acht looden,
Braak-Wijnsteen, een half lood, Honig-azijn, acht looden, Water, een mengel.
Meng het te zamen, om op eens in te geven, Dit middel kan, twee of drie malen, om den derden dag, herhaald worden. Wordt de hoest dierdoor niet weg-genomen , zoo moeten de hiervoor beschrevene genees­middelen gegeven worden.
Hierbij moet men het Paard van beter voeder voor-
zien , dewijl de aangewende genecswijze anders weinig
baten zoude. De stal moet niet bedompt en malig
luchtig zijni doch het best van allen voor een Paard,
H 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; het-
-ocr page 228-
182
helwclk des winters, uit de gemeide oorzakcn, een' hoest verkrcgcn heeft, is, helzelve des voorjaars spoe-dig in de #9632;weide te doen gaan.
Meermalen is een hardnekkige, drooge, doch ook som-#9632;wijlen vochtige, hoest het gevolg van naar binnen ge-slagenc huidzickten, zoo als b\j voorbeeld de schürft, of van den vcrslagen droes. Hier kan men bet middel aan-#9632;wenden , hetwelk op biz. 167 , by den vcrslagen droes is voorgeschreven , of het volgcnde : Nccm : Zeveriboom,
Gentiaanwortel, van icder vier looden,
Gencver-bezien , zes looden,
Walschot, vier looden,
Mijnstolfelijhe Moor , vier looden. Alles afzonderlijk gestampt of gewrevcn zijnde , -wordt het onder elkander gemengd, met honig tot eene likking gemaakt, waarvan men het Paard, drie malen daags , e^n of anderhalve lood ingeeft.
Ook na eene voorafgaande longontsteking blijft som-wijlen de hoest, met eene voortdurende nitwcrping van slijmstoffe uit de borst over. Hier moeten die midde-len gegeven worden , welke daartegen in het hoofd-stuk over de longontsteking , op biz. 157, zijn voorge­schreven.
In al dcze gevallen moet men eene etterdragt aan de borst of dij zetten, en dezelve gedurende eenigen lijd, openhouden.
ZEVENT1ENDE HOOFDSTUK.
Over de Dampigheid.
De dampigheid bestaat in eene moeijelijke ademhaiing voortvloeijende uit een gebrek der longen, waardoor derzelver vrije uitzetting belet, en de omloop des bloeds belemmerd wordt.
De dampigheid kent men gemakkclijk aan de volgen-de teekenen; het Paard haalt bezwaarlijk adem, waar bij hot de ncusgatcn wijd openspert, terwijl de flanken sterk uit en inslaan , eenige Paarden hebben daarbij, voor-al des morgens, een hol klinkenden hoest, anderen niet.
On-
-ocr page 229-
183
Onder het rijden, of als hct Paard ccnigen arbeid ver-rigt, worden de ademtogten schiclijker en korter, en hct buikslaan sterker; hetwelk insgclijks vecltijds ge-schiedt, wanneer het Paard, ofschoon stilstaande, veel hooi gegeten heeft.
De working der koude, vooral met vochtigheid ge-paard, het gebruik van bedorven, schimmelig of rot-achtig voedcr; to starke voedering in evenrcdigheid der beweging; kwalijk genezen hocst, droes of longont-steking, terug gcslagene huid-zickten; slijmachtige ver-stopping der longcn, cnz. zijn do meest gewone oorza-ken, waaruit de dampigheid ontstaat.
Komt de dampigheid uit gevatte koude voort, door-dien het Paard laat in den herfst, in natlc of overstroom-de weiden heeft moeten loopen, waardoor de uitwase-ming belct is, zoo kan men het Paard zoodanige midde-len geven, als in hct hoofdstuk over den hoest, op biz. 180, zijn voorgeschreven, waarbij hctzelve op stal, in goed stroo, gezct, en vlijlig met stroo moet gewreven worden. Hoest het Paard tevens, en is het goed bij vleesch, zoo mag men hetzelve eene aderlaling doen en zetten het eene fontcnel aan de borst. Ook is daarbij het dikwijls inademen van waterdamp noodzake-lijk, (zie bladz. 166). Een dampig Paard moet slcchts weinig of geen hooi, maar stroo, of groen voedcr, en natgemaakte tarwen-zemclcn, gcmalen of gekookte garst tot kort-voedcr gebruiken. Hct vocdercn van zes of acht looden ijslandsche mos, over hct kort-voeder, is insgclijks voordeclig.
Bijaldien bedorven voedcr als de oorzaak der dampig­heid kan worden aangemcrkt, zoo geve men het Paard de ontbindende, afvocrende middelen, welke, in het vorige hoofdstuk, zijn opgegeven, bestaande uitwonder-sout, hradkwijnstecn. honig-azijn, en water, of een af-treksel van vlierhloemen, gclijk insgclijks dc dampigheid, welke het gevolg is van den verslagen droes, of naar binnen gcslagen huidzickten, op dczelfde wijze moet behandeld worden, als de hoest, welke uit deze oorzaken ontstaat. (zie biz. 182).
De volgcnde middelen zijn in de dampigheid, welke uit efflie slijmachtige verstopping der longen voortvloeit, zeer dienstig:
Neem: A 7nmoniak-gom,
Com
l
-ocr page 230-
184
Gom Galbanum, van icder twee looden,
Aland s-wortel,
Pimperncl-tvortel, van iedcr zes looden,
Zuavel-hahcm , twee looden,
Witte Zeep, zoo veel als genoeg is, om doze zelfstandigheden, vooraf gestampt zijade , tot een pilledeeg te maken. Hicrvan worden pillen gemaakt, welke twee en een half lood zwaar zijn, waarvan men het dampige Paard dagelijks een ingecft; of: Neem : Duivelsdrck,
Alands-icortcl, of Gentler,
Gentiaan-wortel, van elk twee looden,
Zoethout,
Anijs-zaad, van elk acht looden,
Zevenboom, twee looden. Dit alles tot poedcr gestampt zijnde, wordt het met twee ponden honig tot eene likking gemaakt, waarvan het Paard, eenmaal daags, twee looden in een mengel warm gemaakt bier, wordt ingegeven.
Indien het Paard des winters dampig wordt, moet men het, in het voorjaar, in de weide jagen, waardoor de ziekte dikwijls genezen of verbeterd wordt; doch hctzelf-de ongemak komt nict zelden den volgenden winter te-rug. — Het doen eener kleine aderlating, van tijd tot tijd, brengt, door de ontruiming, welke zij in de bloed-vaten der longen veroorzaakt, dikwijls voor cen' tijd,, eenige verlichting der dampigheid te weeg, ook zelfs in die gevallen, alwaar dit ongemak het gevolg is van zoo-danige plaatselijke gebreken der longen, als verhardin-gen, aangroeijing enz., welke niet kunnen worden weg-genomen.
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Bevangenheid of Verstijving.
Eene verstijving der ledematen, als de uitwerking van gevatte koude, wordt hevangenheid genoemd. De-zelve kan als eene zinkingachtige of jichtfichtige ziekte (r/tcu-matistnus) worden aangemerkt. Wanneer namelijk het
Paard
-ocr page 231-
185
Paard, warm gereden of bezweet zijnde, eene spoedigc vcrkoeling ondergaat, doordien hetzelve lang stil of op den togt der lucht moet staan, of in het water gere­den wordt, zoo wordt daardoor de huid krampachtig geslolen en de uitwaseming onderdrukt. Deze kramp-achtige aandocning -wordt tevens aan de spier- en pees-achtige dcelen der ledematen mcdegedeeld, ten gevoJge van hetwelk de vrije doorstraling des blocds in dezelw belet, en de beweging des ligchaams niet dan met groote moeite cn pijn wordt verrigt.
De bevangenheid gaat met deze verscliijnselen gepaard: het Paard heeft stijfheid in de schouders en in bet bo-venste gcdecltc der voorbecnen, welke deelen pijnlijk zijn , aTs men legen dezelvc drukt; bet zet de achter-beenen , zoo na als mogelijk is, aan de voorbeenen; om bet gewigt des ligchaams, dat op de voorbeenen rust, op de achterbeenen over te brengen. De spie-ren der schouders en der beenen zijn gespannen en trillen, als oen gevolg der krampachtige aandoening. Als het Paard gaan zal, kan bet de beenen niet dan met de grootstc moeite voortzetten, en het schijnt, alsof het achterste gedeeltc des ligchaams bei voorste wegschuiven moet, Het terugloopen is ten hoogste moeijelijk; daarbij is de cctlusl verminderd of geheel verloren. Meest wordt het voorste gedeelte des ligchaams door de bevangenheid aangedaan, doordien het Paard doorgaans aan de borst het sterkst zweet, welk deel dus het ligtst voor het vatten van koude blootstaat; het Paard kan nogtans ook zeer wel aan de achterdeelen bevangen worden, wanneer de kramp in de huid, spieren en peezen der dijen haisvest, welke deelen dan verslijfd en pijnlijk zijn.
Naar male de bevangenheid in een geringen of ster-keren trap plaats heeft, en een onderscheiden loop aanncemt , dient dcrzelver behandeling verschillend te zijn. Indien het Paard slechts weinig stijf is, en men zulks spoedig ontdekt, zoo geve men het een mengel warm gemaakt bitter- of jopenbier , in betwelk acht looden vliersap onlbonden zijn, of ook een half mengel warmen rooden ivijn in ; rijde het voorts zacht, tot dat het matig warm is, en zelte het daarop , wel met kleeden overdekt, in een warmen stal, tot aan het lijf in slroo. quot;VVanneer het Paard goed zweet, moet
het
-ocr page 232-
186
del met stroo over hot gcheele ligchaam, vooral aan dc verstijfdc deelen, als de schouders , braaf met stroo ge-#9632;wreven -worden, totdat het droog is. Alsdan wordt hot wedcrom overdckt, en het -wrijven met stroo dikwijls, bij voorbceld alle uren, met vlijt herhaald. In plaats der gemclde inwendige middelcn kan men zieh somwylen ook van het volgende bedienen.
Neem : Saffraan, een half lood.
Laat het eon half nur trekken in een mengel warme melk, en gecf het in eens in.
Heeft de bevangenheid sterker plaats, zoodat het Paard geheel stijf is, dan moet men hetzelve, twee, of bijal-dien het stcrk en volbloedig is, drie of vier ponden bleed, uit de hals-ader aftappen, en hetzelve daarop het een of ander der aanbevolene zweetmiddclen, of ook den volgenden drank, op eens ingeven, nadat het in zes of acht uren niets gegeten heeft.
Neem Bhemen van Wolverlei, zes looden.
Kook dezclve, gedurende een kwartier uurs, in twee ponden zwaar hier en zijg het door; doe bij het vocht, nadat het koud geworden is:
Aftrehsel van Bevcrgcil, een lood.
Hierop meet het Paard, Indien het, wegens de stijf-heid, nog loopen kan, door beweging in het zweet gebragt worden, alsdan ,wordt hetzelve diep in het stroo gezet, en met natgemaakte en wederom uitge-wrongene, linnen kleeden geheel overdekt, over welke men nog eenige wollen dekken leggen moet. Houdt het zweeten, hetwelk op deze wijze zeer versterkt is geworden, na verloop van twee of drie uren op, zoo neemt men de dekken af, wrijve het geheele lig­chaam met stroo, en overdekke het dan met drooge kleeden. De schouders kunnen nu met warmen bran-dewijn, waarin zeep is opgelost of met geneverspoe-ling, om de twee of drie uren, gewasschen worden. Is de ziekte op den tweeden dag nog niet geheel be-ter, zoo moet de behandeling en het ingeven van den drank herhaald worden. Hierbij moet men het Paard laauw water to drinken geven, waaronder eenige banden vol roggenmeel gemengd kunnen worden. Indien het nog eenigen eetlust heeft, moet aan hetzelve gecn hooi, maar slechts wcinig stroo, en in plaats van haver, eene geringe hoeveelheid roggen-meel of tarwen-ze-
me-
-ocr page 233-
187
meiert gegevcn worden. Eon bevangen Paard moet slechts spaarzaam gcvoederd worden. Sommigen hou-den zelfs het hongeren , gedurendc acht cn vecr-tig uren, als het vermögendste middel mcde , om cene krachtdadige ontspanning in de krampachtige verstijf-de deelen te weeg te brcngen. Heeft het Paard geen afgang, zoo moet men denzclven door cene klistecr, (zie blz. 140) twee malen daags , bevorderen. Her-stclt hctzelve niet spoedig onder deze behandeling , zoo moet men onverwijld eene etterdragt voor de borst of aan beide de schouders zetten, en dezelve, gedurende vcertien dagen , onderhouden, ten einde , door tegenprik-keling, de jichtachtige of rheumatische prikkeling af te leiden.
Eenige volgen bij deze bevangenheid de volgende ge-neeswijze, welke voorzeker, wanncer het Paard zeer volbloedig is, en de hard- en snelheid van den pols levens te kennen geven, dat met de verstijving eene ontstekingachtige gesteldheid des bloeds en koorts ge-paard gaan, den voorkeur verdient. Na eene of meer-dere aderlatingcn, en ouder het opvolgen van den hier boven aanbevolen, schralcn, leefregel, geeft men dezen drank :
Ncem : Poeder van Oester- of Mosselschelpcn , Salpeter ,.van ieder vier looden , Ämmoniak-sout, cen lood.
Ondereen gemengd zijnde, wordt, van hetzclve , 's mor­gens en 's avonds, een of anderhalve lood met water in-gegeven. Betört de bevangenheid, binnen vier dagen niet, zoo moet men de beide spooraderen openen en van het evengemelde poedlaquo;r, om de vier uren, cen lood inge-ven, waarbij dan nog, 's morgens en 's avonds, de volgende zweetdrank gevoegd wordt:
Neem : Zout van Hartshoorn , een scrupel, Geesi van Minderer , twee looden , Äftrelisel van Bevergeil, cen lood ,
------------van Vlierhloemen, een pond.
De beenen en gewrichten moeten daarbij, twee of drie-malen daags, gewasschen worden , met het volgende war­me aflreksel:
Neem: Genever-besien,
Hop, van ieder acht looden.
Laat
-ocr page 234-
188
Laat dezelve een half uur lang trekken ia vier pon-quot; lt;lcn kokend water , en los in hct doorgczijgde vocht op: Ammoniak-Zout, twee looden.
Anderen bedienen zieh tot dezc wassching van kalktvater.
Dikwijls ontstaan er, als een gevolg der bevangen-lieid, onderscheiden ongemakken der voeten , als uilzet-ling van het hoefbeen , en eene daardoor veroorzaakte volhoevigheid ; (*) ontsteking en verettering in den hoef, jnokverzvveringen, enz.
Om zulks, zoo veel mogelijk , voor te komen, is Iret dienstig, dat men de voeten , zoodra het Paard eenmaal goed gezweet heeft, en afgewreven is, in een verkoelend leembad zette. Men legge dus eene ge-noegzame hocveelheid , fijn gestampte , en met water tot eene dikke brij gemaakte kern , — waaronder ook eenig zout en azijn kan gemengd worden, — op de plaats daar het Paard met de voeten staat. Is hetzelve be-slagen zoo moeten de ijzers weggenomen worden. Hier-mede houdt men slechts vier dagen aan , dewyl anders de hoeven te week worden.
Gaat met de bevangenheid eene longontsteking gepaard, hetwelk vooral plaats heeft, wanneer het Paard , ver-hit zijnde, koud water gedronken heeft, zoo is de
adem-
(*) Meermalen is hetgeen men voor bevangenheid houdt, niet anders dan eese ontsteking der voeten ,voortgebragt door het loopen op harde, of in heete zandwegen, terwijl dezelve ook door het nederwerpen vau ziekte-stofien op de inwendige deeleu des hoefs kan worden veroorzaakt. Dezelve ontstaat, hij eene volbloedigc gesteldheid des ligehaams , onder eene Sterke voedering, en bij gebrel aan beweging, niet zelden onverwacht en als van zelve [die Sfalrehe], Men kent zulks aan de pijnlijkheid der voeten, bij het optreden; de slag-ader aan de binnenzijde van het been klopt sterk en de hoef is beet op het aanvoelen. Daar de ptjn zieh van de bewe­gende Spieren van het been en der schouder mededeelt, gaat het Paard stijf en moeijelijk, waardoor het schijnt, dat het ongemak in het laatste deel schuilt, even alsof het Paard bevangen ware. Aderlatingen , verkoelende inwendige mid-delen , en omslagen van kleiaarde of lijnkoek met azijn en amoniak-zout , alsmede het maken van eene opening in de zool, omeene plaatselijkebloedontlastinguitden voet tever-wckken , zljn alleen in Staat, den ontstekingstoestand weg te nemen , en de gevolgen van volvoetigheid , of eene loslating van den hoora yoor te komen , [vergelijk blz, 93],
-ocr page 235-
189
ademhaling schielijk en dc Dankfin slaan sterk; de kop hangt naar den grond; de ooren zijn koud; de pols slaat schielijk en is hard; het Paard gaat in hct go-heel niet liggen, dewijl bij het nedcrliggen, de borst gedrukt en de ademhaling daardoor nog meer benaauwd wordt. Voorts hebben hier dezelfde teekenen plaats, welke bij de gewone longontsteking zijn opgegeven. In dit geval moet de bevangenheid , even als deze be-handeld worden, terwijl tevens de vocten in het leem-bad worden gezet.
Indien het Paard, na de genezing der longontsteking nog schrooraachtig op de voorste vocten gaat, of treedt hct eerder met den bal, dan met den toon op den grond, aoo moet [men, in de beide voorste vocten, de zool, bij den toon, ter breedte van een kleine vinger , en #9632;ter lengte van drie duimen, rondom den rand, tot op de vlecschzool toe, uittrekken, en dc wond zoo lang bloedcn laten, totdat het van zelf ophoudt. Heeft de wond opgehouden te bloedcn, zoo moet men werk, xnet brandewijn bevochtigd, in dezelve leggen en een verband om den voet maken; op deze wijze wordt dc wond dagelijks verbonden, tot dat dc hoorn wederom is aangegrocid.
Daar het cvenwel ook mogelijk is, dat het Paard, door het staan in het leembad, wecke vocten gekregen heeft, en daardoor met schroora gaat, zoo behoeft men, in dat geval, slechts eenige dagen te wachten, totdat dezelve hunne vorige vastheid wederom vcr-kregen hebben, wanneer de vrees in het gaan vcrdwy-nen zal.
Wanneer de bevangenheid verwaarloosd wordt, neemt dezelve dikwijlseen' slependen of, zoo als men het noemt, kouden aard aan, waarbij de gewrichten stijf en tevens dik en pijnlijk blijven. Somwijlen ontstaat er, als een gevolg van voorafgaande rheumatische ongestcldheid, een iijnc, naar schürft gelijkende, uitslag op de huid, welke daarbij gespannen is, en waarop het haar regt overeind staat. Bij deze ongemakken kan men uitwendig het volgende laten gebruiken:
Nccm: Gesncden Kalmus-wortel, twaalf looden , Duivelsdrek, twee looden, Spiesglans. Harst van Cmjah, van ieder vier looden.
Goud-
-ocr page 236-
190
Goudr-zwavel,
Verzoet zout-zuur-kwik, van ieder een lood.
De harde zelfstandigheden tot poeder gemaakt, en alles onder elkander. gemengd zijndc, geve men daar-van , drie malen daags, anderhalf lood over het kort-voeder.
Behalve het zettcn van ctterdragten, en de aanwen-ding der , in dit hoofdstak aanbevolenc geestachtige en andere , warme wasscliingen , kan men , ter ontbinding van de jichtachtige vcrstijving der gewrichten gebruik raaken van het vlugtige smeersel, alsmede van het ver-deelende mengsel , uit brandewijn, terpentijn-olie, kam-fer en zeep beslaande , welke op biz. 38 en elders zijn voorgeschreven. De uitslag der huid moet eenmaal daags met zeep water, en alle twee dagen , met eene ontbin­ding van twee looden aluin in een pond water gewas-schen worden. Hierbij moet de behoorlijke zuivering der huid, door borstclen enz. en het verschaffen van gezond voeder niet verzuimd worden. Tusschen beide moet het Paard, door bewcgiiig, in een zacht zweet gebragt, en dan droog gewreven worden.
Het eten van zwaar voeder, als van bonen , erwten, wikken, en somwijlen ook van klaver ,. als dezclvc volwassen is en in den bloei Staat, veroorzaakt aan jonge Paarden, of dezulken, welke weinig werk ver-rigten, meermalen, dat zij stijf worden, even alsof zij bevangen zijn. Zoodanige verbittende voeders ver-dikken het bloed, en deelen aan de spieren en het vaatgestel cene kramp- of ontstekingachtige spanning mede , welke stramheid der beweging ten gevolgc heeft. Zij zweeten bij zoodanige gesteldheid door-gaans zeer ligt, waardoor zij te ligter blootstaan voor het vatten van koude. Over het geheel is het voede-ren van dergelijke aanzettende voeders, vooral van bo^ nen, voor jonge Paarden niet voordeelig; en ouden moe-ten dezelve ook spaarzaam gebruiken. Minder nadeelig zijn dezelve, indien zij gekookt of tot brood gebakken worden. Paarden, die zwaar werk verrigten, en aan dergelijke voeders gewoon zijn, verdragen dezelve ook doorgaans beter.
Wanneer men dus opmerkt, dat onder het gebruik dezcr voeders, een Paard stijf wordt, zonder dat daar-voor eenige andere oorzaak t'j vinden is, zoo moet men
het
-ocr page 237-
191
hei Paard dezelve onthouden , en hetzelve eene aderla-ting uit de halsader doen. Men geve ter verkoeling tevens salpeter of ammoniak-zout, zoo als in het hoofd-stuk over de ontsteklngskoorts is voorgeschreven. Men kan de ledematen met eene ontbinding van gewoon zout of van ammoniak-zout in water , of ook met het aftreksel, op blz. 187, in dit hoofdstuk opgegeven, wasschen.
Ook wannecr een Paard zieh in het een of ander voe-der overeten heeft, wordt het somwijlen stijf, en schijnt bevangen te zijn. De maag en ingewanden worden alsdan stark uitgezet, waardoor het Paard benaauwdis, en eene krampachtige spanning aan de spicren der ledematen wordt medegedceld.
Hierbij wordt eene spoedige ontlediging der buiks-ingewanden gevorderd. Men geve het Paard terstond twaalf looden wonderzout in twee ponden water entbun­den , in , en zette het alle drie uren, eene klisteer, (zie blz. 140). De tijd van vier en twintig uren is meestal voldoende, om de ingewanden te entledigen, gedurende welken tijd, het Paard niets dan natgemaaktetarwen-ze-melen cten moet. Men kan het Paard, nu en dan eene zachtc beweging geven , hetwelk de onllasting bevordert. Zijn de ingewanden ontledigd, zoo kan men , Indien de stijfheid niet geheel is weggenomen , de voorgeschrevene wasschingen in het werk stellen. (Men vergelijke hier-mede , het geen in de hoofdstukken over de ontsteking der maag en het kolick , omtrent de uitwerking der over-voedering gezegd wordt.)
Door aanhoudend stilstaan op den stal, vooral als de­zelve van een harden steenen vloer voorzien, en het Paard kort aangebonden is, wordt hetzelve stijf; hiertegen is het verschaffen van meerdere beweging, van tijd tot tijd, het beste hulpmiddel; tevens moet het Paard langer aangebonden worden, opdat het zieh op den stal vrijer kan bewegen. — Is het Paard door onmatige vermoeije-nissen , waardoor de spierkracht uitgeput is , verstijfd , zoo is, behalve het doen uitrusten van hetzelve op goed lig-stroo, het wasschen der ledematen met de aanbevolene versterkende geestachtige middelen vooral dienstig, om de, door overspanning verzwakte spieren hare werkkracht terug te geven.
Ook kan de oorzaak , waardoor het Paard stijf gaat,
in
-ocr page 238-
192
iu eene aandocning der spicrcn en pczen van do becnen gelegen zijn, ten gevolge van hot een of ander ge-brek der voeten , gclijk van de drukking der voet-booI , door hot gaan op harde , oneffene wegen , of van ontsteking in den voct, alsmede van siecht beslaan , Indien de ijzers te klein zijn, zoodat do hoeven te stcrk door dezelve gedwongen worden. Het wegnemen de­rer gcbreken van dc voeten kan liier alleen de stijf-heid der beenen herstellen. De aanbevolene wasschingen van dezelve kunnen hierbij naderhand sorawijlen voor-dcelig zijn.
NEGENTIEXBE ROOFBSTUK,
Over den Kolfar.
De kolder bestaat in', eenc aandoening der hersenen , waarbij het Paard zinneloos is. Men onderscheidt de-ze ziekte, naar den verschillenden toedragt der ver-schijnselen , welke bij dezelve plaats hebben , in stillen en rasenden kolder.
De stille holder wordt aan dc volgende teekenen ge-kend : het Paard Staat, daar men betzelve zet, zondcr bewustheid en roerloos. Als het rond geleid wordt, ligt het de beenen hooger dan gewoonlijk op, en laat den kop naar den grond hangen, Wannecr het eten zal, neemt het gretig den mond vol voeder, en houdt hetzelvc , een tijdlang , daarin , zondcr te kaauwen. Indien men het Paard toeroept , schijnt betzelve het geluid der stem niet te hooren, en als men de voor-beenen over elkander zet, blijft het in deze gestalte , zoo lang, totdat men hot in eene andere brengt. Onder het rijden, houdt het den kop naar den grond , en de rijder is, met alle geweld, niet in Staat, om den-zelven omhoog te brengen. Somwijlen loopt het ook naar de eene zijde, of in een kring rond, zonder dat het zieh hiervan laat afwenden. Het treedt dikwijls van de krib terug, en hangt, met alle geweld, aan den halster, totdat de streng of ketting breekt, en het somwijlen achter over slaat. Het heeft gevoel voor zweep noch sporen, en schijnt geheel gevoelloos te zijne
D
-ocr page 239-
193
De rasende holder is vooral door eeno racerdcrc he-vighcid der toevallen, van den stillen kolder onder-scheiden. Het Paard is , in het begin , lustcloos , cet niet en treedt van de krib terug ; de oogcn zijn stijf en glinsterende; de mond is licet en droog , het Paard legt zieh vervolgcns aan den halsler neder; doct dr kctting of streng springen, springt ook wcl tegen de krib op , en begint verschrikkelijk tc razen , valt som-wijlcn neder , en slaat met den kop legen den grond. of tegen de palen, of , Indien het Staat, legen de krib of ruif. Dil duurt bij sommigen maar cen körten tijd ; alsdan wordt bei een lijdlang rüstig , doch begint niet lang daarna, wederom op nieuw te razen. Meer­malen gaat de stille kolder den razenden vooraf' of de toevallen van dozen -wissclen met die van genen af, zoodat er dan de leekenen van den razenden, en . op andere tijdcn , van den stillen kolder aanwczig zijn.
In het algemeen overvalt de kolder meer veltc Paarden of die sterk gevoederd worden, en geringen arbeid ver-rigten, dan werk-Paarden. Ruinen zijn aan dczelve bij voorkeur onderhevig. Paarden van eenc slappc of teedere ligchaamsgesleldheid , alsmede die ecne suffe , neerslagtige geaardheid bezitten, hellen het meest toi den stillen kolder over, gelijk men medc wil , dat dr zoodanige , welke een klein en terug gebogen voor-hoofd hebben, als de Holsteinsche Paarden, daar-toe, uil hoofde der meerdere beperktheid van de hersenen ,_eene bijzondere voorgeschiktheid bezitten. — Sterke Paarden, integendeel van een droog gestel en van cen levendig of vurig temperament , zijn meer aan den razenden kolder onderworpen. De uitwendige oorzaken , welke tot het ontstaan van den kolder aan-leiding geven , zijn versehillende. Hierloe behooren al de zoodanige, welke cene ontsteking der hersenen kunnen levveegbrengen , als : uilwendig geweld op hei hoofd aangebragt , feile zonnehitle, al tc warme sla!-luchl, siecht of verbittend voeder, onmatige bewe­glag en verhilling des ligehaams, naar binnen gesla -gene huidziekten, onvoorziglig opgedroogdejj zweren als de mok , cnz. Ecne belette voldoening der gc-slaehtsdrift, kan bij heete merrien en hengsten den-zelven doen ontstaan, in welk geval de zieklc den naam van zaadlwlder draagt. Voorts kunnen slijm-stof
Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; fen
-ocr page 240-
194
fen en wormen , in de buiksingewanden huisveslende , de herscnen door medegevocl aandoen , en den kolder veroorzaken. Men hecft insgclijks, door de opening van Paardon , die aan den kolder gestorven zija , waar-genomen , dat cr cene ophooping van water , verhar-dingen of blaaswormen in de herscnen aanwezig was , terwijl dezc, op andere tijden door eon beenuit-was aan de binnenzijde der hcrsenpan, gedrukt werden ; in hoedanige oorzaken zcker dikwijls de on-gcneeslijkheid des kolders moet gezocht worden.
Ora den kolder te genezen is hct noodig , dat men vooraf ondcrzoek doe, welke der gemelde oorzaken dcnzelven möge hebben te weeg gebragt , ten einde daarna de behandeling in te rigten.
Ontstaat dezelve door verhitting des ligchaams of door onlsteking der hersenen, zoo moet men terstond eenc aderlating van twee of drie ponden bleed nit de hals-ader doen, welke, naar eisch der noodzakelijk-heid , mecrmalcn moet berhaald worden. Men geve voorts, twee malen daags, des morgens nüchteren, on 's avonds , na hct laatste voedcr , telkens twee loo-den gezuiverde salpeter, in twee ponden water opge-Inst, in. Wil bet Paard dezen drank nict hebben , zoo kan men de volgende ontstckingwerende en laxe-rende likking geven :
IVeom : Salpeter, zestien looden , Wonderzout, cen pond.
Meng dezelve met honig tot eene likking, waarvau hct Paard , drie of vier maal daags , twee looden wor­den ingegeven. Het is noodzakelijk dat bet Paard good laxere; heeft dus het voorgeschrevene middel die uit-werklng nict, zoo moet men eenmaal daags , nog vier of zes looden wondcrsout afzonderlijk geven.
Somnugen geven, tot dat einde, middelcn, welke de dannon stcrker prikkelen , om eene aQeiding van hct sioofu te verwekken ; bij voorbeeld:
Nccm : Poeder van Jalappe, twee looden ,
Verzoet zout-zuur-Kwik , een vierendcel loods.
Met honig tot een slikbrok geraaakt zijndc, wordt dezelve op cens ingegeven.
Hct Paard moot in een koelen stal gezet, met dik-\raquo; ijls frisch gehaald gras gcvoederd , en 's morgens yroeg en 's avonds laat, in d(; koeltc, een half nur
lang ,
-ocr page 241-
195
lang, rondgelcid of gcrcden worden. Wanncer de ge-legenhcid het toelaat, kan men hetzclve eck 's nachts en op koele dagen, in de weide laten gaan, doch zoodra het warm begint tc worden , moet het wederom op stal worden gezet. Het is nultig, hetzelve, twec malen daags , in het water te jagen, indien men name-lijk hei Paard besturen kan ; anders wassche men het­zclve met koud water over het geh'eele ligchaam, cn begiete den kop dikwijls met koud Avatcr, of legge decken , welke met water bevochtigd worden , om den-zelven. Tevens moet men eene fontcnel voor de borst of onder het lijf zetten. Eenigen zelten dezelve aan wederzijden van den hals , nabij de ooren , of voor het Yoorhoofd.
Indien de ziekte bij ecn Paard onlstaat , hetwelk te sterk is gevoederd en te weinig beweging heeft , zoo moet deze levenswijze , bij het herstellen des Paards , veranderd worden.
Kan de kolder uil naar binnen gedrevene uitslag-ziekten worden afgcleid, zoo moelen, behalve de gc-melde , uitwendige behandeling , bestaande in aderlatin-gen, baden , fonlenellen enz. , zoodanige tniddelen worden aangewend , welke het ligchaam van scherpe en nadeelige Stoffen kunnen zuiveren. Hierioc kan men zieh bedienen van het voorschrift hetwelk op blz. HO is opgegeven, of ook van' het volgende.
IVeem : Zwavel,
Sßies-glans, van ieder twaalf looden ,
Gcnevcr-bezien ,
Gczcgrnde Distel,
Engclwortel,
Bloemcn van Wolverlet, van ieder acht looden. Deze middclen, tot poeder gestampt zijnde , worden met vliersap of honig tot eene likking gemaakt en van dezelve geeft men het Paard , dne maal daags , twee looden in. Deze middelen kunnen insgelijks worden aangewend, bijaldien opgedroogde mok of andere ver-zweringen als de oorzaak des kolders kunnen worden aangemerkt. Men moet dan tevens trachten, door het smeren van Spaamchc Vlicg-salf op de plaats der ver-zwering , dezelve wederom open te maken , en tot ver-clteripg tc brengen.
1 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; zijn
-ocr page 242-
196
Zijn er teekenen aanwezig , welke te kennen geven , dat de kolder uit slijmsloffen, welke in de ingewanden huisvesten , ontstaat , zoo moot men dezelve trachten te ontbinden , en vcrvolgens , door afvoerende middelen . ontlastcn. De middelen , hicrtoe dienstig , laten zieh gevoegelijk onder de volgende gedaante aanwenden.
Xeem : Wonderzoul, vierentwintig looden , Room van Wijnstcen,
Gczuiverde Potasch, van elk twaalf looden . Ammoniak-zout , aeht looden , ISraaJc-wijnsteen , twee looden , Honig , of in deszelfs plaats , Uittrelcsel van Liceuwentand , zoo veel als gc-
noeg is , om de gemelde zelfstandigheden
te verbinden.
Men maakt daarvan dertig gelijke deelen, of zoo velc pillen, waarvan men, drie malen daags , eene geeft. Zijn dezelve alle tocgediend , zoo geve men de volgen­de laxeerpil.
JNeem : A loe ,
Room van Wijnstcen, van elk twee looden , Poeder ran Jalappe , ecn lood, Witte Zeep , zoo veel als genoeg is , om van deze middelen cenc pil te maken. WanneCT , door deze geneeswijze, de toevallen van den kolder wel verbeterd, doch niet geheel weggeno-, men worden, zoo is het noodig derzelver gebruik tc herhalen. Hierbij moet hot Paard op een' schralen lecf-regel gehouden worden , en natgemaakte tarwen-zemelen met weinig haver . en eene geringe hoeveelheid hooi tot voeder gebruiken ; des zomers geve men hetzelve gras of groen voeder , als do bladen van den leeuwentand . hoefbladen , distclen , alle soort van salade, enz., welke planten eene slijm-ontbindende kracht bczitten. Nadat le ingewanden van de onzuiverheden bevrijd zijn, en #9632;ie kolder gebeterd is, kan men, ter voorkoming eener jiieuwc vcrslijraing , de ingewanden . door het volgende middel versterken ; Neem : Gentimn-wortel. Gcnever-bezieii . Eihenbast. of, in deszelfs plaats,
Wilgeribasl
Ge-
-ocr page 243-
197
Geiooon, zout, van ieder een pond.
lot poedcr gcstampt zijnde, worden van hetzclve lel-kens twee looden, onder het voeder gemengd.
Wanneer er wormen in de maag en darmen aanwezig zijn, door welker prikkcling, de hersenen uit medege-voel, door den kolder worden aangedaan, zoo kunncn zoodanige middelen alleen denzelvcn genezen , welke het vermögen bezitten, om de wormen te dooden en uit tc drijven. (Zie het hoofdstuk over de Wonnen.)
Ontstaat de kolder uit de belettc voldoening der ge-slaehtsdrift, zoo stelle men het Paard in de gelegenheid zijne natuurdrift in dezen op te volgcn, waardoor de ziekte dikwijls genezen wordt. Men kan hctzclve tevens aderlaten, en ler vcrkoeling van het ligehaam , twee of drie malen daags, twee looden Salpeter geven, en het dikwijls in koud water baden.
Deze genecswijzen kunnen, zoo wel bij den stillen als bij den razenden kolder worden opgevolgd. Daai de laatste evenwel met mecr hevige verschijnsolen van ontsteking der hersenen gepaard gaat , moet men de aderlatingen eerst tweemaal, om de zes of acht . en dan alle vierentwintig uren, herhalcn. Bij de twee eerste aderlatingen kan men drie of vier, ja zelfs. bij volbloedige Paarden, zes ponden, doch vervolgens twee ponden bloed aftappen, totdat de loevallen bedaren , en het Paard rüstiger wordt. Gedurende den tijd, dat het Paard raast, kan men niets met hetzelve be­ginnen ; men moet dus de bedaarde tusschenpoozen waar-nemen , om het de noodige hulp toc te brengen. Voorts moet het Paard in een stal gezet worden, alwaar het­zelve zieh, gedurende het woeden en razen, niet be­schädigen kan.
De razende kolder is cene gevaarlijke ziekte, waaraan het Paard dikwijls, binnen körte dagen, sterft. . De stille kolder is van een' ineer slependen aard, waarvan ook dikwijls de Paarden, ongeacht de beste genees-wijze, levenslang, de sporen overhouden. Men kan ter verbetering van dezen toestand nog het volgende middel beproeven.
Neem: Bladcn van Nachtschade, zestien loodea, Zevenboom, acht looden, liraalt-wijnstcen, een lood.
Tot poeder gewreven zijnde, maakt men hiervan . I 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;met
-ocr page 244-
198
met lionig, twaalf pillcn, waarvan vier malen daags eene wordt ingegeven.
Wannecr er, onder de opgegevene behandclingen, bin­nen vier weken, geenc de minste betersehap volgt, is hct raadzaam bet Paard tc dooden, dcwijl er dan reden is, om te vermoeden, dat de kolder uit ophooping van wa­ter, öf andere plaatselijke oorzaken in bet hoofd ontstaat, waardoor de hersenen gedrukt worden, en welke niet kunnen worden weggenomen.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Over de Duizeligheid en Bcroertc.
Hieraan zijn dikke en vette Paarden bet mecst onder-hevig. Men kent de duizeligheid aan de volgende tee-kenen: bet Paard staat treurig en cet weinig; het laat den kop naar den grond bangen, en vvanneer hetzelve uit den stal wordt geleid, loopt bet zonder bcwuslheid om. Bij andere Paarden bebben deze teekenen niet plaats, maar zij zijn vrolijk en eten het voeder met graagte; doch zoodra deze loopen, tillen zij de voeten buitenge-v.oon hoog op, en zetten dezelve dan binnen, dan bui-tenwaarts, en tuimclcn naar alle kanten ; indien het Paard kort omgedraaid wordt, dreigt het achterdecl om te val-len; mecrmalcn valt ook bet Paard neder, en blijft, een tijdlang, op den grond liggen; zoo lang evcnwel, als het stilstaat, bespeurt men nicts ongewoons aan het­zelve. De pols is daarbij doorgaans vol en langzaam.
Do duizeligheid ontstaat gcwoonlijk uit vol- of dik-bloedigbeid, vooral, als daarbij , door beweging des ligebaams, een vermeerderde aandrang des bloeds naar het hoofd wordt te weeg gebragt. Eene al tc sterke voedering, in evenredigheid van den arbcid, alsmede het gebruik van verhittendc of prikkelendc vocders, ge-lijk booncn, maken bet Paard tot duizeligheid voorge-schikt.
Om dezelve te genozen, moet men het Paard, een of meermalen, eene aderlating van twee of drie ponden uit de hals- of spooradcren docn en geven hetzelve,
drie
-ocr page 245-
199
diie malen daags , twee looden salpctcr, in water ont-bondcn, in , #9632;waarbij men bet , ora den anderen dag , een verkoelend laxeermiddel, als bij voorbeeld, acht looden wonderzout geven kan. Hct Paard moot in ecu koelcn stal gehouden worden , en een schralen , verkoe-lenden leefrcgel houden , tcnvijl hct tevens , ter voor-koming der volbloedigheid , vervolgens meerdere be-wcging moet hebben. In het voorjaar of in den zomer, moct het Paard in de weide gaan , of anders met gras gevoe-derd worden. Is deze behandeling niet voldoeudc , om de duizeligheid geheel weg te nemen , zoo moet men eene ctterdragt voor de borst of aan den hals zettcn , en dezelve , eenigen tijd , ondcrhouden.
Ook kunnen wormen , in dc ingc^Vandcn huisvesten-de , dnizclingen verwekken , welke door zoodanige middelen moeten worden genezen , als in het hoofd-stuk over de wormen opgegeven worden.
Herhaaldc duizelingen zijn dikwijls als de voorboden eencr aanstaande beroertc te beschouwen. Deze wordt daaraan gekend, dat de Paarden ecnsklaps gevoel- en bewegingloos ter aarde nedervallen , tcrwijl dc ademha-ling en de polsslag nog voortdurcn. Wil men daarbij middelen ter redding beprocven , zoo doe men het Paard eene aderlating van vijf of zcs ponden bloed uit de halsader, of , hetgeen nog betcr is , uit de slaap-slag-ader van hct hoofd, en herhalc dezelve , in eene min­dere hoeveelheid , na weinige uren , een , of meerma-Icn. Het hoofd moet dikwijls met ijskoud water be-goten worden, of men legge docken , daarin bcvoch-tigd , bestendig om hetzelvc. Voorts zette men eene fontenel voor de borst of aan beide zijden van den hals , wrijve hct ligchaam met stroo en wassehe de beencn met warm water. Men blaze het Paard snuiflabak, met een weinig peper vermengd , in den neus, en zette hetzelve eene klisteer van tabaksrook, op de wijze, zoo als dezelve in hct hoofdstuk over het koliek der Paarden wordt voorgcschreven, of ook van water . waarin veel zout ontbonden is. Hecft men het zeld-zaam geluk, om het Paard uit deszelfs bcdwelming op te wekken, zoo geve men hetzelve eerst , cenige dagen lang , zcs of acht looden wonderzout , onj ver­koelend te laxeren, en vervolgens, ter vcrstcrking ,
I 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;van
-ocr page 246-
200
van liet volgende pocder drie malen daags, twee loo-den over het kortvocder.
Neem: Genliaan-wortel,
Gcncvcr-lciien, van ieder twaalf looden , lilocmen van Wolverlei, zes looden,
Gestampt zijndc 'worden dezelve vermengd.
Blijvcn de beenen zwak , zoo moeten dezelve dikwijls met brandewijn, met warme gencverspoeling, of ook, eenmaal daags, met ecn slcrker prikkelend middel, bestaande uit drie dcelen Mjtendc ammoniak-geest , en een deel aftreltsel van Spaansche vlicgcn gewreven -worden.
Sonvwijlen blijft hetzclve, na eene ligte beroerte, slechts aan de halve zijde des ligchaams verlamd, in welk geval dezelMe inwendige geneesmiddelen en uit-vvendige -wriivingen kunnen worden aanwend.
Ook door het eten van bedwelmende planten kunnen dc Paarden duizelingen, eene beroerte of verlamming krijgen. Men moot alsdan die middelen aanwenden, welke dienstig zijn, om dc uitwerking van zoodanige planten krachteloos le. maken, en die in het hoofdstuk over de vergiften gevonden worden.
BEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTCK.
Over de Vallende ZieMe.
Deze behoort wel onder de zeldzame ziekten der Paarden, doch het ontbreekt niet aan voorbeelden, dat zij door dezelve overvallen worden. Hare kentee-kenen zijn deze: Het Paard tuimelt , even als bij de duizeligheid, en valt ter neder; de leden worden kramp-achtig bewegen; hetzelve knarsetandt en slaat met alle de vier beenen; de ademhaling is bezwaarlijk, stau­nende, waarbij de flanken sterk slaan; de oogen wor­den verdraaid; het schuim Staat op den mond ; de af-gang en de pis gaan onwillekeurig af; somwijlen breekt het zweet over het geheele ligehaam uit. quot;Wanneer zoodanige aanval over is, blijft het Paard, eenig oogen-blikkcn stil en als bedwclmd liggen, en springt alsdan met eenen diepen zucht op; waarna het volkomen weder
ge-
-ocr page 247-
201
gezond is, en eet als tc voren. Niet altijd even Wei valt het Paard om, maar hetzelve blijft somwijlen stijf voor de krib staan, en houdt den kop in dezelve, of het blijft achter over aan den halster hangen. Dezc verschijnselen komen, na een korferen of längeren, doch onbepaalden, tijd tcrug.
Paarden , welke zcer gevoelige zenuwen hebben, ziju aan dit toeval onderhevig; bij welken do aanwezigheid van wormen, of ook van zwartgallige onzuiverheden in de maag en ingewanden, de vallende ziektc kan ver-oorzaken. In het eerste geval moeten wormdoodende en afdrijvende middelen gegeven worden. In het laat-ste geve men eerst, een' tijdlang, dric malen daags drie looden icondersout , om de stoffc te ontbinden, waarop men vervolgens een half pond van het zelfde zout op eens ingeeft, om het Paard behoorlijk tc docti laxeren. Blijft de vallende ziekte, nadat dc ingewan-den behoorlijk gezuiverd zijn, nog voortduren , zoo kan men de volgende zenuw-versterkende middelen geven:
JVeem : Valeriaan-wortel, acht looden . Duivelsdrek,
Salpeter, van ieder vier looden, Kamfer , een vierendeel foods.
Tot poeder gemaakt zijnde , menge men dezelve met honig tot eene likking, en geve van dezelve, drie malen daags , twee looden in.
Daar de vallende ziekte ook uit andere oorzaken kan ontstaan , welke in het hoofd verborgen liggen, en niet kunnen worden weggenomen, als bij voorbeeld, ver-hardingen der hcrscnen, eene ophooping van water, ot de aanwezigheid van blaaswormen in dezelve, beenuit-wassen van de hersenschaal, enz., zoo blijft de gene-zing dezer ziekte dikwijls hoogst onzeker.
TWEE E.\ TWISTIfiSTE HOO'FDSTCC.
Over den Hlondklcm.
Van alle ziekten , waaraan het Paard onderhevig is. is deze als eene der verschrikkelijkste te beschouwen,
*#9632;#9632; 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; zoo
-ocr page 248-
202
zoo wel uit hoofde van de hevigheid der toevalleti, waarmcde zij gepaard gaat, als omdat zij bijna altijd doodclijk is. Dezolve Leslaat in cenc algemcene tramp van de spiercn des ligchaams, docii zij wordl, dc\yiji de spioren der kakebeenderen doorgaans het ccrst en voornamelijk worden aangedaan , waardoor de mond gesloten wonlt, dc mondklem genocrad. De verschijn-selcn Avclke daarbij worden waargcnomcn , zijn deze. Do kaak- of kaauwspiercn trckken zieh krampachtig te zaraen, zoodat het Paard den mond niet openen kan, hetwelk zclfs dikwijls met het grootste geweld niet kan gebcuren. Tevens zijn dc spicren van het hoofd en die , welke de oogen bewegen , krampaehtig aangedaan, zoo dot doze zieh in hot hoofd verdraai-jen , terwijl de oogledon wijd geopend worden , hetwelk ecn leelijk aanzien gceft ; er loopt vcel taai speek-sel uit den mond; dc oorcn staan stijf en onbeweeglijk. De kramp valt vorder op de spiercn van den hals , der schouders en voorbeenen, alsmedc do spiercn des ruggegraads, van den bulk en den staart; eindelijk ook die der lenden en achterbeenen ; somwijlen wordt dc hals achterwaarts overgobogen , de bovenlip in de hoogtc opgetrokken, terwijl de neusgatcn wijd open staan; op andere tijden, wordt de hals naar den grond gctrokken; het lijf is opgespannen; do beencn staan wijd van elkander; zijn stijf en onbeweeglijk, einde­lijk valt het dier om, en hei steift , onder de vrees-' selijkstc kramptrekkingen. Mel deze gesteldhcid gaat ecne ontstetingskoorts, en, den mcesten lijJ , ook eene ontsteking der longen gepaard. Dc ademhaling is dan moeijclijk, kort en schiclijk, en dc pols hard en ras. Somwijlen worden do achterdcelen hot eorst door den kramp aangedaan, terwijl dezelve zieh vervolgens naar voren toe uitstrckt.
De mecst gewone oorzaak dezer gevaarlijkc ziekte is, even als de bevangenheid, in het vatten van kou-dc gelegen. Zij kan voorts door zware pijnlijke aan-doeningen der zenuwen worden voortgebragt, als door het inlredcn van spgkers in den voet, door beleedi-ging der zenuwen, bij gcschcurdc of andere wenden, hij het afslaan van den staart, of bij het snijden van hengsten , indicn dc zaad-zenuwen niet gc'iccl doorgc-sneden zijn en gerekt worden; — vorder is de mond­klem
i
-ocr page 249-
203
klem somwijlen het gevolg van liet schielijk opdroogen van verzweringen.
Wanneer de mondlilcm met geenc longontstckiiig ge-paard gaat, moet men, aan clke zijde van den hals, de ader openen, en uit ieder anderhalf of twee pondeti bloed aftappen. Is do mond nog nict geheel gcslolen. of kan men dien, door middel van een mondschrocf openen, zoo geve men den volgcnden drank in: Neem : Duivelsdrelc, een lood,
Los dezelve op ifi een pond kokend water, en vocg daarbij:
Yloeihaar Heulsap, een half lood , Kamfcr, een vierendeel loods. Men herhale het ingeven van dezen drank, alle acht iircn, of men geeft, tot hetzelfde oogmerk, om de twee urcn, het volgende: JNecm : Kamfcr, een vierendeel loods,
Versoete Geest van Salpeter, twee looden, Aftrelisel van Bcvergeil, of in deszelfs plaats Hersthoorn-geest, een lood , Water, een pond. * De Spieren van den kinnebak, moeten, alle twee uren, met het volgende smcersel, ingewreven worden: Neem : Olijf- of Lijn-olic, acht looden,
Kamfcr, een half lood. Men wrijvc de kamfer onder de olie, zoodat dezelve daarin werde opgelost, eu menge daarondcr: Ilofmans-droppcls, vier looden. Tevens tnoet men het Paard, alle drie uren, eeue klisteer zetten, hoedanig op biz. 140 is voorgeschreven.
Het is ook nullig, dat men het ligchaam aanhoudend met siroo of met warme wollen läppen wrijvc, tusschen lieide stelle men een dampbad onder het hoofd, hetwelk met een kleed omhangen is, beslaandc uit eenige ban­den vol bilsenkruid, kamille- en vlierblocmen, waarop kokend water gcgoten wordt. Het Paard moet met kleedcn overdekt en in ruim stroo gezet worden.
Bctert, bij deze behandeling de kramp of mondklem niet, binnen acht of ticn uren, zoo moeten onver-wijld , aan ledere zijde van den hals, of ook aan de borsl of dij , eltcrdragten gezet worden , en om deze te sterker te doen werken , moctcn dezelve met Spoan-sche vliegzalf besmcerd worden. Men moet ook dati
I 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dc
#9632;
-ocr page 250-
204
de ailerlating herhalcn. Kan het Paard nog loopen, zoo is het dienstig, hctzclve, van tijd tot tijd, rond te leiden.
Gaat de mondklem tevens met eene longontstcking gc-paard , zoo moeten , behalve de aderlating en dezelfdo uitwendige behandeling, deze gencesmiddelen inwendig tocgediend worden:
Neem : Kamfcr, twintig greinen, Salpeter, een half lood, Wonderzout , twee looden , Room van Wijnstcen, een lood.
Tot poeder gewreven zijnde , worden dezelve met een pond water ingegeven; hetwelk alle drie uren mocl herhaald worden.
Is de mondklem het gevolg van wenden, waarbij de zenuwen beleedigd of. gedeeltelijk zijn doorgesneden, zoo moeten dezelve geheel afgesneden worden. Indien de­zelve ontslaan is door het opdroogen van verzweringen, zoo moot men trachten deze op nieuw open to maken, en door prikkelcnde zalven, als bij voorbecld de Spaansche diegzalf, tot verettering brengen.
Wanneer bij de mondklem de mond zoo sterk gesloten is, dat men geene inwendige middelcn kan ingeven, zoo moet men zieh alleen tot de aanwending der uitwen­dige genecswijze bepalen, welke altijd kan worden in het werk gcsteld.
ÜUIE EN TWISTIGSTEHOOFDSTCK.
Over het Buikwce.
Het buikwce of kolijlt, ook de darmjicht genoemd, bestaat in eene pijnlijke krampachtige aandoening der darmen. De volgcnde tocvallcn hebben daarbij , in eene meerdere of mindere mate van hevägheid , plaats. Het Paard, Staat neerslagtig , laat den kop hangen, en eet niet; het zict dikwijls naar den buik om; de buik-spieren worden somwijlcn krampachtig ingetrokken; hei Paard krapt met de voorste voeten in den grond, werpt zieh dikwijls neder, en springt spoedig weder op, het. neemt dikwijls de houding aan, als of het wateren
moet.
-ocr page 251-
205
moet. Wanneer de pijn heviger wordt, werpt het zieh niet alleen op den grond, maar slaat ook, met de vier beenen , zoo wel als met den kop, en het -wentelt zieh. Bij den hevigsten trap der ziektc, hebben er dc-zelfde verschijnselcn plaats, welke eene ontsteldng der ingewandew. kenmerken. Doorgaans gaat het buikwee met verstopping van den afgang gepaard, wanneer het zelve geslotcn kolijJt. genoemd wordt, of er heeft een doorloop plaats, en dan zegt men, dat het Paard het open Itolijk heeft. Ook Staat de buik somwijlen opge-blazen, en men hoort eene sterke rommeling -van winden in denzelven , wanneer er wind-holijk plaats heeft.
Het buikwee kan uit zeer vcrschillende oorzakeu ontstaan, als uit het vatten van koude, wanneer het Paard bezweet is. Onverteerbaar of siecht voeder, als bedorven, schimmelig hooi; siecht drinkwater; ver­stopping van den afgang ; en eene daarbij veroorzaakte ontwikkeling van lucht in de darmen; women, die aan dezclve knagen , en in het algemeen, alles, wat eene scherpe prikkeling op de darmen te weeg brengt, kan tot het kolijk , zoowel als tot ontsteking dezer inge­wanden aanlciding geven.
De behandeling van het kolijk moet naar het onder-scheid der oorzaken , welke hetzelve hebben te weeg gebragt, op eene vcrschillende wijze in het werk wor­den gesleld.
Geeft het Paard, na het vatten van koude , door-dien het warm zijnde, op den togt der lucht heeft geslaan, of, zoo als ook meermalen plaats heeft, schielijk koud water heeft gedronken , tcrslond daarop eene aandoening van buikpijn te kennen, zoo zette men hetzelve in stroo , overdekke het met kleeden, wrijve het ligehaam, vooral onder en längs den buik, met stroo , of met warme wollen läppen , en geve het, van tijd tot tijd, eene matige beweging, om de be-lette werking of uitwaseming der huid te herstellen. Men kan hetzelve tevens een mengel warm gemaakt swaar- of jopenlier ingeven , waaronder een half lood gestampt anijs- of venhel-zaad kan gemcngd worden. Ook kan men hiertoe gebruik maken van eene halve flesch warmen rooden wijn, in welk een half lood duiveh-drek is opgelost.
! 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Helpl
-ocr page 252-
206
Helpt dat uiet genocgzaam, of is het kolijk heviger, zoo doc men het Paard ecne aderlatirg van Iwec pon-den uit dc halsader, en zette hetzelve, om het uur, eene klistecr, bestaande uit do volgcndc middelen.
Neem : Lijnzaad,
Kamille-bloemen, van elk zes looden.
Kook dezelvc in acht ponden water, en voeg bij het rocht, nadat het doorgezegen is: Lijnolie , een pond.
Hiervan doe men telkens zoo veel in de klisteerspuit, als in dezelve bevat kan worden en brenge het laauw-warm binnen. Men kan, met voordeel, cen half lood duivelsdrek tot een scrupel kamfer in het vocht voor elke klisteer ontbinden.
Voorts geve men den volgendcn drank.
Ncem : Kamille-bloemen, twee banden vol,
Laat dezelve, gedurende cen kwartier uurs, in twee ponden kokend water trckken; zijg het vocht door , en doe cr bij :
Duivelsdrek,
Salpeter, van elk cen lood ,
Lijn-olie , een half pond.
Houd het buikwee aan, zoo herhale men het ingeveu van den drank, om het uur of om dc twee uren , en voege alsdan bij denzelven:
Vlocibaar Heulsap, een vierendcel loods.
Het Paard moot laauw lijnzaad-water, of water , waaronder tarwenzcmelen of roggenmeel gemengd zijn , lot drinken gebruiken.
Is dc oorzaak van het krampachtig buikwee in eene verstopping van den afgang gelegen, zoo moct men , dezelvc, in de allerecrste plaats, trachten weg tc ncmen, door het Paard, cerst alle halve uur, en vervolgens alle uur, dc voorgeschrevenc klistecr te zetten , waaron­der men dan telkens drie of vier looden yewoon- of wondcrzout kan oplosscn. llceft men niet zoo spoedig dc klistecr bij de hand, dan brenge men een stuk zeep, tcr groollc van cen hoendcrei, vooraf met olie besmcerd en dan met zout bcslrooid, in den endeldarm, zoo ver naar binnen, als men rciken kan. Wordt deze steekpil met de drckstoffo uitgepcrst, dan moct dezelve telkens wederom, op de gczcgdc wijze, na vooraf, op nieuw mot olic besmcerd, en met zout bestrooid te zijn,
-ocr page 253-
207
worden binnengebragt, en zulks zoo dikwijls tot dat er ecne genoegzame ontlasting van den afgang volgt. Men diene intussc.hen tevens, om het nur, den voor-geschreven drank toe; doch het vlocibaar hculsap dient daarbij alleen dan gevoegd te worden, wanneer de toe-vallen van het kolijk, in een meerderen of minderen trap, blijvcn voortduren, nadat er eene voldocnde ont­lasting van den afgang plaats heeft.
Het is ecne algeraeene gewoonle, om in deze cn andere gevallen, ahvaar eene buiksverslopping plaats heeft, de drooge meststoffen uit den endcldarm met de hand af te halen. Door deze behandeling kan dit deel gomakkelijk bcleedigd AYorden; en is dezelvedus, in het algemeen, nict zcer aan te prijzen. Men trachte altijd liever eerst de Stoffen, door vlocibare en weekmakende klisteren te entbinden, cn op deze wijzc derzclvcr ont­lasting te bevorderen. Zijn deze niet voldocnde, zoo brenge men den arm, vooraf met olie besmeerd, bin­nen den endcldarm, en hale den mest, zoo ver men reiken kan , voorzigtig en met vermijding van alle ruwhcid in deze behandeling, af Dat de lange nageis vooraf van de vingeren mocten geknipt worden, is iets, hetwelk van zelf spreekt.
Wanneer de verslopping der darmen zop hardnekkig is, dat zij, door alle deze middelen niel wordl wegge-nornen, hetwelk dikwijls daaraan is toe te schrijveu, dat de darmen in elkandcr zijn geschovea, of dat er een zoogenaamde darmkronkel plaats heeft, zoo moct men ecne klisteer van tabaksrook aanwenden ; hetwelk het best, op de bekende wijzc geschiedt, zoo als zulks, met het gewone werktuig, geschikt voor menschen, wordt in het werk gesteld, Indien zoodanig werktuig slcchts van eene längere pijp voorzien wordt. Bij ge-breke vau hetzelve, kan men zieh op deze wijzc red­den. Men neemt cen stok van vlierhout , ter dikte van cen duim, cn die anderhalve voet lang is; de-zen maakt men glad, en stoot er de pit uit; in het eene einde van denzclvcn bevestigt men ecne afgebroke-nc, gewone pijp, die los met tabak gestopt is, en aan-gestoken wordt; het andere cind van den stok wordt in den , vooraf ontledigden, endcldarm gestoken. Het Paard begint alsdan , door de uit- en ingaande lucht, den tabak to rooken; door de prikkcling van welke de
in-
i
I
I
i
-ocr page 254-
208
ingewandeti tot ontlasting der drekstoffen krachtdadig worden aangezet, tenvijl tevens, de verstoppingen der darmen, uit de laalstgcmeldc oorzaak, namelijk van in-eenschuiving, onstaande, ten gevolge van derzelver uit-zetling door den rook, somwijlen nog worden wegge-nomen.
Nadat het Paard, op do ecne of andere wijze, van de verstopping is bevrijd, en daardoor het buikwee is opgehouden , moct men trachten te verhoeden, dat de-zclve op nieuw ontstaan kan. Hiertoc kan men het Paard dagelijks zes of acht looden wonderzout, in twee menge-len aftreliscl van Kamillchloemen ontbonden, met een vierendcel pond gewonc siroop of honig ingeven. Te­vens zorge men, dat het Paard allcen spaarzaam en ligt verteerbaar voeder ,'als tarwen-zemelen, grof geraalen haver of garstenmeel, benevens weinig en goed oud hooi, of stroo gegeven worde.
Men meet zieh wachten, om, ter bevordering van den afgang, bij kolijken, met verstopping gepaard , sterk wer­kende , of verhittendc afvocrendc middelen te geven, waar-door zcer ligt eene ontsteking der darmen wordt ver-oorzaalit (*). Het meeste voordcel mag men voorzeker van het geschiktc en hcrhaalde klisteren verwachten.
Het windkolijk wordt veroorzaakt door het eten vannbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,
veel versch , winderig of grocn voeder, op eenmaal,' zoo als jonge Idaver, kool- of mocsbladen, het loof van knollen enz., of ook van nieuw hooi, dat nog niet gebroeid heeft. Uit zoodanige vocders wordt eene groote hocveelheid lucht ontwikkcld, welke tcrwijl de
darm-
(*) Ik kan niet yoorbij , hier ernstig te waarschuwen , legen de misbruiken, welke te dezen opzigte , in ons land yri] algemeen plaats vinden. Doorgaans toch bedienen zieh onkundigen , tot dit oograerk , bij allerlei kolijken en buiks-verstoppingen , van yiloe , Kolokwint, Jalappe en andere heete , entlastende middelen , welke dikwijls met eene ver-bazende stonte hand , en wel in verdubbelde giften, naar mate van de toenemende hcviglieid der ziekte-toevallen, worden ingegeven , tenvijl de aanwending van verzachtende en ontbindende klisteren schier geheel nagelaten wordt; van welke ongepaste en gebrekkige handclwijze voorzeker, jaar-lijks, een gioot getal Paarden de slagtoffers wordt; die door eene meer gepaste beliandeling, totvoordeelder bljzon-dere en nationale welyaart, hadden kunnen behouden blijveu.
-ocr page 255-
209
darmbuis krampachtig gesloten wordt, zieh niet kuß-nende entlasten , opgcsloten blijft, en de ingewanden gewcldig uitzet, hetweik de hevigste pijncn en zelfs eene ontsteking van dezelve kan verwekken. In zoo-danig kolijk, moet men middelen geven, welke de gisting in de maag beletten, en die tevens windbre-kende en krampstillende zijn. Men kan tot dat ein-de , een mengsel bitter- of jopenhier , alleen of met een half lood duivehdrelc ingeven, of ook een vierde van een mengel hrandetvijn, met eon half mengel water , en een lood gestampt anijs- of verikelzaad. Ook kan men het Paard eenigc emmers vol water , bij wijze van een stortbad , over het lijf gieten; door de koude, welke daardoor verwekt wordt, vermindert de uitzet-ting der lucht in de darmen, terwijl tevens door de schielijke aandoening, welke dit middel to weeg brengt, de kramp kan worden weggenomen. Daarbij moet het Paard in gedurige beweging gehouden, en de bulk vl\jtig met stroo gewreven worden. Wil het Paard zieh wentelen , zoo moet men hetzelve daarin niet be­letten , dewijl het dicr daartoe , bij dit en andere ko-lijken, als door eene natuurdrift, ter vermindering der pijn, genoopt wordt, en welke beweging voor de bevordering van da outlasting der ingewanden als voor-deelig kan beschouwd worden. Betert op deze wijze het windkolijk niet, zoo kan men de volgende mid­delen aanwenden:
Neem: Gezuiverde Potasch, of
Delfstoffelijk Loogsout, (Soda) een half lood. Anijs- of Karwij-zaad, Kalmus-tcortel, van elk twee looden.
Tot poeder gestampt zijnde, wordt hetzelve, op eens , met een half mengel brandewijn en een mengel water ingegeven. Men kan, Indien de opspanning en pijnen, na een of twee uren, op het ingeven van dit middel, niet verminderen, hetzelve herhalen, en daarbij alsdan een vierendeel loods vloeibaar Heulsap voegen. Tevens kan er een klisteer van tabaksrook wor­den aangewend, en het doen eener aderlating uit den halsader of spooraderen moet dan niet verzuimd worden.
Nadat de opgeblazenheid opgehouden of verminderd is, zoo gevc men tien of twaalf looden iconderzout, en een half lood duivelsdreli, in andcrhalve mengel bier
ont-
-ocr page 256-
210
ontbonden in, ten einde de ontlasting der darmen mecr te bevorderen.
Men moot, na het kolijk , in het algemecn , doch bijzonder na het -windkolijli; , het Paard eencn tijdlang, alle groen voeder onthouden, en bij Paarden , die aan dit laatste ongemak ligl ondcrbevig zijn , vooral omtrent het voederen van klavcr of ander winderig voeder om-eigtig zijn ; alsmede verhoeden , dat dezelve , kort nadat zij hetzelve gcgeten hebben , daarop drinken , waardoor te ligter gisting in de ingewanden ontstaat, en waar­door derhalve het gezegde ongemak te spoediger wordt voortgebragt.
Zijn de maag en darmen, na het kolijk , zwak ge-bleven, hetwelk men vooral daaraan kent, dat het Paard geen eetlust heeft, zoo als hel behoort, dan kan men, eenigen tijd, de volgende maagversterken-de middelen laten gebruiken.
Neem : Gentiaan-wortel, Kalmus-wortel, Mosterd-zaad ,
Gemver-bezien , van ieder zestien. looden , Keuken-zout, acht looden.
Gestampt en tot eene poeder gemengd zijnde , geve men, drie maal daags, telkens een of twee lepels vol, van hetzelve over het kortvoeder.
Het is bekend , dat door de prikkeling van wormen, welke in de maag of darmen huisvesten, zeer hevige buikpijnen kunnen -worden veroorzaakt. Om dezelve op het spoedigst te doen bedaren, geve men het volgende middel :
Neem : Geivone Siroop , of Honig ,
Tarwen Meel, van elk een pond , Melh , twee of drie mengelen.
Onder elkander gemengd zijnde, wordt dit mengsel, op cens , ingegeven. Dit middel schijnt daardoor een' hcilzaam verzachtend vermögen te oefenen , dat het­zelve den inwendigen rok der maag en darmbuis , om-klecdt, en deze deelen aldus legen dc prikkelende knaging der worraen beveiligt. Mogelijk verschaft het ook aan deze dieren een aangenaam voedsel, waar­door zij , voor een' tijd, overvlocdig gespijzigd wor­dende , zieh onthouden van aan de ingewanden te
kna-
-ocr page 257-
211
knagen. Men kan dc toedicning van hetzclve meer-malen hcrhalen. Somwijlen worden door dit middcl zelfs vele wormen ontlast. Met voordcel kunnen bij hctzelye zestig droppen terpentijn-olie gevoegd worden. Ook kan men, bij het kolijk, uit wormen ontstaan-dc, van andere middelen gebruik maken; bij voor-beeld :
Necm: Gecst van hcrlsthoorn,
Hofmans-droppen, van elk een vierendeel loods. Boom-olie, ecnlood,
Aftrelisel van Ylier- of Kamille-bloemen, eon mcngel.
Om, vermengd zijnde, op eenmaal te worden ingege-ven. Vier of zes looden schoorsteenroet met een mengel warme melk gegeven, kan insgelijks, als een krampstillend middcl, in het worm-kolijk dienstig zijn.
Nadat de buikpijnen zijn opgehouden, moel men de afdrijving der wormen door zoodanigc middelen bevpr-deren, als daartoe in het hoofdstuk over de wormen worden aanbevolen.
Gaat de buikpijn met een' doorloop vergezeld, zoo kunnen daartegen, naar het onderscheid der bijzondere oorzaken, waaruit dezelve ontstaat, hoofdzakelrjk de-zelfde inwendige geneesmiddelen dienen, welke in dit hoofdstuk zijn aanbevolen. Laxeermiddelen of kliste-ren behoeven daarbij doorgaans niet te worden aange-wend.
VIER EN TWINTIG3TE UOOFDSTCK.
Over den Doorloop.
Bij den doorloop heeft niet alleen eene menigvuldige outlasting van afgang plaats, maar ook bezittcn de drek-stoffen eene dunne, somwijlen stinkende, gal-, slijmachtigc of bloedige hoedanigheid.
Onderscheidene oorzaker) kunnen tot den door- of buikloop aanleiding geven; als: galachtige, of andere onzuiverheden, welke, als het gcvolg van bedorven en siecht voeder, in do maag en darmen liuisvesten; het vatten van koude op de ingewanden; vcrhitting
des
-ocr page 258-
212
des ligchaams door omnatige beweging of zwaren arbcid; schielijke verandering van voeder; zwakheid der verte-rings-werkluigcn enz.
Over den galachtigen buikloop is reeds in het hoofd-stuk over de gallioorts gehandeld. Hceft de loop deszelfs oorsprong uit eene verzameling van andere onzuiverheden in de darmen, hetwelk aan den bedorven en stinkenden renk der ontlaste drekstoffen gekend wordt, zoo geve men hot volgende middcl.
Neem: Wijnsteen-room,
Wondersout, van ieder twaalf looden, Rhabarber, twee looden.
Tot poeder gewreven zijnde, worden dezelve met honig tot eene likking gemaakt, -waarvan drie of vier malen daags, een lepel vol kan worden ingegeven.
Bij den buikloop, uit gevatte koude ontstaande, moet het Paard in een matig warmen stal gehouden, met een kleed overdekt en in stroo gezet, alsmede dikwijls met stroo gewreven worden, cm de belettc uitwaseming der huid te bevorderen. Men late voorts slijmige middelcn gebruiken, om de ingewanden te verzachten, en derzel-ver te groote prikkelbaarheid weg te nemen; waartoe men kan bezigen: ontbonden lijnzaad over het kortvoe-der (zie biz. 166), lijnzaad-water, of laauw water, waar-onder roggenmeel is geroerd. Men kan tevens den vol-genden drank ingeyen, en zulks, naar de noodzakelijk-heid , na verloop van eenige uren, een of meermalen hcrhalen:
Neem: Kamille-hloemen,
Vlier-hloemen, van ieder twee banden vol,
Laat dezelve op twee ponden kokend water trekken, en voeg bij het doorgezegen vocht:
Poeder van Gom , vier looden, of in deszelfs plaats: yVitte Stijfsel, acht looden , Duivelsdrek , een half lood.
Bijaldicn het Paard toont hevige snijdingen en persin-gen te hebben, terwijl er sterke rommelingen in den buik gehoord worden, zoo moet telkens een vierendeel loods vloeibaar Heulsap bij den drank gcvoegd worden. — Indien de afgang meer of minder bloedig is, worden dezelfde geneesraiddelen gcvorderd.
Van een bijzonderen aard is de slijmachtige loop, welke algemecn, zeer verkeerdelijk het Vet-smelten ge-
naarad
-ocr page 259-
213
naamd wordt. Er hceft bij dcnzelven menigvuldigc ontlastingen van dikke slijmstoffe plaats, vergezcld van hcvigc pcrsingen ; de mest, welke in kleine klompen en slechts weinig afgaat, is hard en met de zelfde slijmstoffe omklecd. Vervolgens gaan er gchccle vliezen af, die als leer , dat in water geweckt is , uitzicn. Somwijlen zijn de onllaste stoffcn met blood verbonden.
Dit ongemak , hetwclk cigenlijk cene ware Persloop is, ontstaat vooral, na 'cene onmatigc verhitling des lig-chaams, en eenc daarbij gevatte koude, waardoor eenc eigene ontsleking of aandocning van do darmbuis wordt te weeg gebragt, en waarvan cene vermeerderde af-scheiding van slijm , door de slijrn-klieren dezes deels, en doorzweringen van het stolbare gedeclte des bleeds (*), uit de fijnste vatcn , het gcvolg schijnen te zijn. De schijnbare gelijkheid , welke dcze laquo;ntlaste stoffe met week vet heeft, zoowcl als de gewone oorzaak, name-lijk cene voorafgaande verhitting des ligchaams , hetzij door den -arbeid of bij beet weder , door welke dezelve wordt voortgebragt, heeft waarscbijnlijk tot het onge-grondc gevoelen aanlciding gegeven , dat bij deze ziekte het vet in het lijf des Paards gesmolten is.
Men moct tor genezing van dezelve terstond in het begin eenc adcrlating doen , welke ook nog somwijlen dient herhaald te worden. Voorts geve men verzach-tende en verkoelende middelen ; bij voorbeeid.
Neem : Lijnzaad , zesticn looden.
Kook hctzelve tot op acht ponden water. en doe bij lict doorgezegen vocht #9632;.
Salpeter, vier looden.
Lijn-olie ,
Honig , van elk een pond.
Om daarvan , alle twee uren , een pond in te geven. Tevens diene men herhaaldc klisteren toe, bestaande uit hetzelfde afkookscl van Lijnzaad, alleen met de hierbij voorgeschrcvene hoeveellieid olie vcrmengd ; knnnende ook telkens in zoo veel van dit vocht , als in 'ie klistecrspuit bevat wordl , een vierendeel loods heulsap worden ontbonden,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Be-
(*) Het is dit zelfde bestandileel dus bioeds, hetwelkzicb gt;cwoonlijk ia de onstckingziektc vanhetzelve , nadat het af-getapt is, afscheidt, en zieh op de oppervlaktc van den gc-.5toldcn bloedkock , als eenc mwr of rain t.iaijc slijm- of lecrachtiqc korst vwtoonti
-ocr page 260-
214
Feiert, na twee of drie dagcn, de pcrsloop r.ict. zoo necm : tien Maankoppen.
Kook dezelve , een mir lang , in water, zoodat er acht pondcn ovcrblijven , en meng bij het doorgezcgen vocht :
Witte Stijfscl , zoo vecl als genoeg is, om er cene niatig slijmigc drank van te maken , welke , even als de voorgaande , kan wor­den , ingegeven. —
Voorts moet hier dezelfde leefrcgcl worden opgcvolgd gt; als bij den gewonen buikloop , uit gevatte koude ont-staande , hier boven is aanbevolen.
Veulens welke nog de merric zuigen , of ook , In­dien zij, afgewend zijnde , ongewoon , hard voeder moeten eten, zijn mccrmalen aan een doorloop on-derhevig, welke uit het zuur of cene ophooping van scherpe Stoffen in de maag cn darmen ontstaat. Hier-tegen gevc men dczclvc, als zij beneden .de twec ' maanden oud zijn, eenmaal daags, een vierendeel loods rhabarber en een half lood magnesia met water in . totdat de doorloop ophoudt. Zijn de veulens ouder, zoo kunnen deze middelen in eeue dubbele hoevcelheid worden toegediend. Blijft de doorgang daarbij aanhou-den , zoo geve inen van het volgende poeder, drie maal daags , een half lood met waler in :
Neem : Gestampfe Oesterschelpen , vier looden , Tormentilla-wortel, twee looden.
Meng dczelvc te zaraen.
Is een buikloop , van welken aard dezelve in het be­gin möge geweest zijn , aanhoudend of hebbelijk ge­worden , zoo moet zulks aan zwakheid en tc groote. prikkclbaarheid der darmbuis worden toegeschreven. tegen welke hoofdzakelijk zamentrekkende versterken-de genecsmiddelcn moeten gebezigd worden, als de volgende : eiken- , wilgen- , paardekastanje- , simaruha- , kaslcarüla-tast, oranjeschillcn, tormentiUa- , nagcl-wor-tel, gcrooste rhabarber , Japansche aarde , aluin cnz., welke in vereeniging met slijmachtigc zelfstandigheden en hculsap, in afkookscls of poeders kunnen gegeven worden ; bij voorbceld:
Neem : TJslandsrhc mos, acht looden ,
Paarde-lcostanje-last, vier looden.
Kook
-ocr page 261-
215
Kook dezelve in acht ponden water tot op de helft , en voeg bij hot doorgezcgen vocht •
Poeder van gcrooste rhabarber ,
--------------Japansche aarde, van ieder cen
lood. Van dezen drank geve men , drie of vier malen daags , eon pond in , of :
Ncem : Tormentilla-wortel, acht looden, Simaruba-bast ,
Oranjc-schilkn , van ieder twee looden , Gom , of,
Witte Stijfsel, vier looden. Tot poeder gestampt en onder elkander gemengd zijndc, wordt van hetze)ve, drie malen daags , een lood met water of ook met een half mengel rooden wijn , ingegeven. Houdt de doorgang , onder het ge-bruik dezer middelen , niet op , zoo voege men bij ic-derc gift van den drank of poeder een vierendeel loods vloeihaar hculsap. Het is dikwijls noodzakelijk, om bij een aanhoudende doorloop , nu en dan, met het gebruik van onderscheidene versterkende middelen af te wisselen , waartoe men dan de overigen , die hier opgegeven zijn , op dergelijke wijzen bereid, in plaals kan stellen. Op plaatsen , daar blaauwe bezien groei-jen , leveren deze, gedroogd zijnde, vvegens derzel-ver zacgt;it zamentrckkende eigenschap, in vele geval-len , cen geschikt middel op tegen den doorloop. Men fcooke van dczelve twee of drie banden vol in een pond water , en geve deze gift elken dag in,
Somtijds is eene aanhoudende doorloop, zelfs van het begin , allcen in zwakheid der vertcrings-werktuigen te zoeken; hotwelk men daaraan weten kan, dat de drekstoffen slcchts weekcr , dan gewoonlijk, en met on-vertecrd vocder vermengd zijn , waarbij het Paard ook somwijlen een' vcrmindcrden eetlust toont. Men dieno alsdan zoodanige middelen toe , die de maag verstcrken en de spijsvertering bevorderen. Hicrtoe zijn de voor-schriften geschikt , welke , op biz. 148 en 210, tot lietzolfde oogmerk zijn opgegeven.
Wannneer do loop het gcvoig is van verandering dos voedcrs , zal dezelve doorgaans beteren , zoodra hot I'aard aan het nicuwe voeder meer gewend is. Ge-schiedl zulks niet, en bemerkt men. dat zoodanig
ni'-uw
-ocr page 262-
216
nieuw vocder voor het Paard niet geschikt is, zoo moet men hetzelve wederom het oudc of ander voeder geven. waarbij het zieh beter bevindt.
In alle soorten van buikloop , zijn , in het algemeen, grocne vocders, alsmede wortelen enz., nadeclig; terwijl integendcel vastc, drooge vocders , als haver, stroo, goed oud hooi, haver met veel haksel, zacht geroosle erwtcn enz., voordeclig zijn.
Eindelijk merk ik nog aan , dat men wel onder-scheid moet maken , of dc buikloop als eene ziekle op zieh zelve bestaat, dan of dczelve als eene poging der natuur te beschouwen is , om het ligchaam van sehadelijke Stoffen te ontdoen. Als zoodanige zijn de doorloopen aan te merken , welke mccrmalen, na voor-afgaande koortsige of andere ongestcldhedcn , ontstaan ; welke als heilzaam gehouden, en derhalve niet mocten worden tegengegaan. Men kent zoodanige scheidende doorloopen vooral daaraan, dat het Paard bij dezelve vlugger en beter wordt, terwijl hetzelve, bij de ove-rige soorten des buiksloops , lustcloos en steeds zwakker wordt.
V IJ F EN T W I N T I G S r E HOOFDSTCK.
Over de moeijclijkc Waterloozing en de Opstopping der Pis.
Dc vrijc ontlasting der pis kan op eene drieyoudigc wijze verhindcrd zijn ; namelijk de pis gaat in eene genoegzame hocveelhcid, doch met mocitc, af , en het PaarrI toont daarbij pijn te hebben; of hetzelve heeft gedurigen aandrang om het water te loozen , maar ontlast, onder mocijelijke persingen en slechts drop-pelswijze, quot;eenig water. Dit ongemak wordt ook de kmide pis genocmd ; of dc waterloozing is geheel belet.
Deze ongemakken kunnen het gcvolg zijn van ge-vatte konde; voorts kan gcbrck aan waterachtige dee-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gt;
Icn in het ligchaam, uit mangel aan drinken , of eene verslijming der vochtcn ; het gebruik van siecht voe­der ; bedorven. brak, drinkwaler, vooral wannecr het Paard daaraan niet gewend is enz. tot dezelve
aan-
-ocr page 263-
217
aanleiding govcn. Door zoodanige oorzaken wordt ccnc scherpe pis afgescheiden, welke de blaas stark prik-kelt, en tot eene gedurige ontlasting der pis aanzet, terwijl de mond der blaas dikwijls, door eene kramp-achtige werking van derzclver sluitspier, gedeeltelijk of gelieel geslolcn wordt.
De moeijelijke waterloozing vordert verzachtende en krampstillende middelen. Men geve dus lijnzaad-toater of laauw water, waarjn meel geroerd is, te drinken, en diene tevens den slijmig-olieachtigen drank toe, welke, op biz. 159 en 160, bij de onlsteking der nieren en blaas is voorgesehreven, waarbij men een vicrendeel loods vloeibaar heulsap en ccn scrupel kamfer vöegen kan. Tevens kan men , alle twee uren, eene klisleer zetten van een aftreksel van kamille-bloemen en lijnzaad, Onder elke klisteer mag een vierendeel loods kamfer gemengd worden.
Ontstaat het ongemak uit gevatte koude, zoo zette men het Paard bovendien in een malig warmen stal in stroo; wrijve hetzelve over bet ligchaam, vooral onder den bulk, op de plaats, daar de blaas gelegen is, met stroo, of met een warmen wollen lap. Het is tevens dienstig, die plaats, alle twee uren, met olie , waarin kamfer is opgelost (zie biz. 152), of met het vlugtig smeersel, zie biz. 38), te wrijven. — Somwijlen doet ook een men-gel warmen wijn, in de belette waterloozing, uit ge­vatte koude ontstaande, wanneer het terstond wordt in-gegeven, en het Paard daarbij zacht in het zweet ge-reden wordt, goede dienst.
Bij eene volkomene opstopping der pis, hebben de volgendc verschijnselen plaats: het Paard geeft teekenen van buikpijn te hebben, even als bij het gewone ko-lijk; het ziet naar achteren om, is onrustig, trap-pelt met de achterbeenen, neemt dikwijls de houding aan, om te wateren , doch ontlast niets;v Somwijlen gaat het Paard liggen, en springt wederom op; ge-woonlijk staat het met de beenen wijd van elkander, en wil bestendig wateren, zonder te kunnen. Dik­wijls worden daarbij rommelingen in den bulk waar-genijmen ; voelt men door den endeldarm op de blaas, zoo bespeurt men, dat dezelve opgezet is; drukt men onder de bulk op de blaas, zoo gevoelt men dezelve
al-
-ocr page 264-
#9632;
218
aldaar insgelijks gezwollen, welke drukkirig het Paard pija veroorzaakt.
Behalve de straks gemcldc oorzaken, kan ook de pis-opstopping daardoor worden te wccg gebragt, dat het Paard , zoo als men zegt, over het water gereden wordt, waardoor de spierachlige rok der blaas, ten gevolge eener ongcwone uitzetting van dezclve door de pis, haar za-mentrekkend vermögen verliest, of eene verlamming on-dergaat, terwijl de mond der blaas zieh krampachtig toesluit. Ruinen zijn aan dit gebrck het meest onder-hevig. Inwendig kan men hier de volgende middelen aanwenden;
Neem: Pieterselie-zaad
Genever-bezien, van icder twee loodfen, Laat dezelve trekken in twee ponden kokend water en voeg bij het vocht, nadat het doorgezegen is: Kamfer, of
Duivelsdrek, een vierendeel loods, Salpeter, een half lood. Om op cens in te geven ; of: Neem: Poeiler van Valeriaan-wortel,
Genever-bezien , van ieder twee looden , Verdikte Terpentijn, een vierendeel loods, Eonig, zoo veel als genoeg is, om met de ge-melde zelfstandighedcn eene likking te maken, welke men op cens ingeeft. Voorts zelte men klisteren , die niet groot moeten zijn, bestaande uit een afkooksel van kamiHe-bloemen met zout of het volgende:
Neem: I'abak , een vierendeel pond; Laat dezelve trekken op een pondquot; water, en voeg bij het doorgezegen vocht:
Duivelsdrek , een lood , Zijn-olie, vier looden. De wrijvingen onder den buik, met de boven aanbe-volen middelen, zijn hier van het grootste nut, en is de pols hard en snel, zoo moet het doen eener ruime aderlaling niet verzuirad worden.
Somwijlen raakt het water los, door eene plaatselij-
ke urikkeling der pisbuis; ten welken eindc men eene
andere prikkclende zelfstandigheid, zoo als bij voor-
beeld een wein ig peper of euphorhium met zeep ver-
'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; mengd,
I
-ocr page 265-
219
mengd, voor aan de opening der pisbuis strijken kan. Als het Paard gewaterd heeft, moet deze stoffe, zoo veel inogelijk , afgewasschen worden. Is er in de na-bijheid een schapenstal voor banden, zoo brenge men het Paard in denzelven en roere de mest, op de plaats, daar hetzelve Staat, om. De ammoniakale damp, welke uit dezelve, onder het lijf opslijgt, heeft dikwijls hot vermögen, om de opstopping des waters te herstellen.
Bij Merrien kan men zieh in deze gevallen, ter ontlas-ting van het water , met gemak, van den kalheler be­dienen ; welk werktuig bestaat in eene, van koper, leer of veerkrachtige gom vervaardigde, buis, hebbendc de dikte van eene zware penneschacht, en de lengte van tien of twaalf duimen. (Zie PL II. Fig. 5.) Aan hef stomp afgeronde eind des katheters bevinden zieh twee langwerpige openingen, en in denzelven steckt een ijzerdraad of ook baiein , zoo zwaar, dat de buis, daardoor gevuld wordt, maar welke priem tevens ge-makkelijk uitgetrokken kan worden. Wil men hei water aftappen, zoo bestrijke men den katheter met een weinig die en schuive denzelven door de pis­buis , welke zieh onder in de scheede opent, voor-zichtig tot in de blaas ; alsdan wordt de priem uitge­trokken , wanneer het water, zonder eenige mocite afvloeit. Bij Hengsten en Ruinen gaat het inbrengen van den katheter met meerdere zwarigheid gepaard. Men kan ook bij dezen, in plaats van denzelven , tot het-zelfde oogmerk een meer eenvoudig werktuig bezi-gen, hetwelk bestaat in eene zware darmsnaar, van genoegzame lengte, aan het eindc van welke men een klein knopje van gewoon zegcliak maakt. Dezo snaar vooraf met olie besmeerd zijnde , wordt in den Schacht voorzigtig opgeschoven ; is het knopje tot aan de bogt des schaambeens, onder den endeldarm , geko-men, zoo brengt een ander helper den voorsten vinger van den regter hand in dit deel, en leidt het knopje , dat hij aldaar voelen zal, om den bogt des schaam-heens , terwijl de snaar bestendig zacht voortgeschoven wordt. Zoodra dezclve in de blaas is gedrongen. loopt het water af.
Men moet bij het doen dezer kunstbewerking het Paard niet nederwerpen , dewijl daardoor de blaas lig-telijk zoude kunnen bersten; om zieh voor het slaan
K 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;des
-ocr page 266-
220
des Paards te beveiligen , moot men de beenen vastbin-den , of hclzelve in een noodstal zelten. (*)
Ook kan eene pis-opstopping of moeijelijke waler-loozing, als een toeval of een gevolg van het buikwce , xiit verstopping der darmen, en andere oorzaken ont-staande , plaats hebben. Aisdan houden deze ongemak-ken doorgaans van zelve op, zoodra bet buikwee is weggenomen. Men moet zieh vvel -wachten, om in zoodanig geval, de verschijnselen van het kolijk niet als uitwerkingen van de opstopping des waters aan tc zicn.
Wanneer de moeijelijke of beleltc waterloozing voort-vloeit uit de aanvvezigheid van steenen in de blaas, — gelijk zulks bij Paarden meermalen plaats heeft , — waardoor de uitvloeljing der pis belet wordt , zoo spare men moeite en kosten tot genczing. Zachte. slijmige , meel- en lijnzaad-dranken kühnen evenwel, ter vermindcring der pijnen, nuttig zijn.
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTÜK.
Over äen Lauterstal of de klare Pis.
Bij deze ongestcldheid , welke ook de hortpis genoenul wordt, maakt het Paard dikwijls zijn water, hetwelk zoo helder , is , als schoon water. Somwijlen gaat de pis daarbij in zulk eene hoeveelheid af, dat zij die Tan het drinken ver te boven gaat. Men kan het ongemak alsdan een waren pisloop of pisiloed noemen , waarvan het gevolg is, dat het Paard vermagert en krachteloos wordt. De oorzaken van dit gebrek zijn vceltijds onbekend ; doch kunnen siecht voedcr, voor-
al
(*) Daar het inbrengen der bovengemelde werktuigen in de blaas, vooral bij Ruinen of Hengsten, met groote moeije-lykheden gepaard gaat, zoo kan men eerst eene meer ge-makkelijke wijze beproeven , om de blaas te ontledigen, daarin bestaande, dat men de hand , met die behoorlljk besmeerd , binnen den cndeldarmbrenge, en de blaas, welke opgevuld zijndc , zieh daar als een hol veerkrachtig, Hgöhaam laat voelen , zacht drukke; waardoor de pis dikwijls gemak-kelijk , längs den natuurlijken weg, zal ontlast worden.
-ocr page 267-
221
al ongezond hooi, doch inzonderheid muffe haver, als-mede hct misbruik van. scherpe en pisdrijvende midde-Icn , daartoe aanleiding gcven.
Ter genezing van hetzelve dienen voohiamelijk opslor-pendc en zamentrekkende middelen. Men menge, bij voorbeeld, een half pond rooden bolus, tot ecn fijn poe-der gcwreven, in een emmer vol water, en geve dit aan het Paard te drinken. Wanneer het dit water uit-gedronken heeft, kan men nieuw water op den iolus gicten, en daarmede omroeren, tot zoo lang, als alles opgenomen is; dan moet men er wederom nieuwen höht* indoen. Men kan, in plaats van dit middel, zieh ook van het volgende bedienen, hetwelk, alle acht uren, met een mengel water ingegeven moet worden.
Neem: Magnesia,
Gestampte Oesterschelpen, van icder twee loo-den.
Meng hct to zamen,
Betert, door deze middelen, binnen drie of vier dagen, de lauterstal niet, zoo geve men het volgende.
Neem: Japansche aarde , een lood.
Gom-kino , een vierendeel loods , Spaansche Yliegen, tien greinen.
Tot poeder gestampt en vermengd zijnde, wordt zoo-danige gift, twee malen daags, ingegeven, met wa­ter, of, hetgeen beter is, met een pond wittcn wijn.
De leefregel moet ecnigzins versterkende zijn, en aan droog voeder moet de voorkeur gegeven worden. Men zorge vooral voor goed zuiver drinkwatcr, waaronder men , met voordeel, eenig roggenmeel mengen kan.
ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTÜK.
Over het Bloedpissen.
Indien het water van een Paard met bloed vermengd en daardoor rood geverwd is, kaa zulks het gevolg zijn eener ontsteking der nieren of der blaas; waartegen men de geneeswijze moet aanwenden, welke in de hoofdstuk-ken over deze zielctcn zijn aanbevolen.
Mcer-K 3
-ocr page 268-
222
Meermalen ontstaat dit ongemak uit volbloedigheid en nit eenen vermeerdenden aandrang des blocds naar de nieren, ten gevolgc van welke de nier-vaten het bloed doorlaten, dat zieh alsdan met de pis vermengt.
Men moet daarbij cene aderlating van twee of drie pon-den uit de halsader doen, en dezelve, als het noodigis, herhalen. Voorts geve men, twee malen daags, het vol-gende middel.
Neem: Salpeter,
Vitrioolzure Potasch, (dabbelzout), van elk een lood.
Tot poeder gewreven zijnde, wordt hetzelve met twee ponden lijnzaad-water ingegeven.
Ook kan de pis somwijlen daardoor met bloed vermengd zijn, dat er verzweringen of steenen in de blaas huisves-ten, waartegen weinig of niets te doen is.
Men wachte zieh, bij het bloed-pissen, voor het in-geven van pisdrijvende middden, waarvan dikwijl^ door onkundigen misbruik wordt gemaakt; vermits door deze roiddelen , uit welke oorzaak het ongemak ook onlsta, hetzelve nimmer verbeterd , maar wel verergerd kan worden.
ACHT EN TWINTIGSTE HOOFSSTUE.
Over de Wärmen,
Er huisvesten in de maag en darmen der Paarden on-derscheidene soorten van wormen, welke, yooral als zij in grooten overvloed aanwezig zijn, verschillende enge-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;L
makken kunnen veroorzaken. De gemeenzaamste dezernbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;'
wormen zijn:
1. De bruin-roode en bleeke Maagwormen. Deze zijn eigenlijk de maskers van twee verschillende insecten, nameiijk van den Paarden-horzel, (oestrcs eqüi) en van den Aars-honel, (oestrus haemorrhoidalis (*).nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;*
De
(*) Hoezeer men, ten aanzien dezer dieren, meerdere onderscheidiDgen heeft leeren kennen, zoo zal het niet noo-dig zijn , in een werk als dit, hetwelk voornamelijk of wel
ge
-ocr page 269-
223
De eerste legt zijne eijercn, aan de scliouders en knieen der Paarden. De eijeren , door dezclve afge-likt cn binnengeslikt zijnde, -worden in de ingewan­den tot Engerlingen uitgebroeid. Men vindt deze masker-dieren, des voorjaars vooral, vrij algemeen, cn dikwijls in eenc verbazende hoevcelheid, in de raaag der Paarden , aan welker binnensten of ruigen rok zij , met hunne spilse einden , als ingehaakt vast-zitten. De tweede öf Aars-horzel legt de eijeren op de lippen van het Paard , gelijk men ook wil, dat deze horzel dcszelfs eijeren ter uitbroeijing legt in den aars des Paards , vanwaar hij zijnen naam schijnt ontleend te hebben. — De zoogenaamde maagwormen , welke eene körte, dikke, eenigzins spitse of pira-miedswijze gedaante hebben , dragen op vele plaatsen , bij de landlieden, den naam van stille wormen, waar-schijnlijk van wege de geringe beweging , welke aan derzelver ligehamen waargenomen wordt. Zij zijn voor de Paarden , Indien dezclve althans in grooten overvloed raquo;anwezig zijn , als nadeelig te beschouwen, dewijl zij niet slechts de voedzame deelen des voeders tot zieh ne-men, maar ook somwijlen den inwendigen rok der maag cn darmen doorknagen.
2.nbsp; nbsp; De groote ronde, of Spoelwormcn (ascabis lum-bricoides.) Deze zijn spitse wormen, welke de dikte hebben van eene gewone penneschacht , en de lengte van een half el ; somwijlen zijn zij langer; derzelver kleur is bleekrood of wit. Zij huisvesten in de dünne darmen der Paarden en van het Rundvee , gelijk dezclve mede bij andere dieren worden aangetroffen. Zoodanige wormen, in eene groote menigte aanwezig zijnde, ne-men insgelijks eene aanmerkelijke hoevcelheid voedseldee-len der chijl tot zieh; dikwijls liggen zij, in aanzienlijke klompen opgerold, in de darmen , en verwekken daar-door verstoppingen in dezclve. Ook knagen zij meerma­len de darmen door , en banen zieh een weg, tot in de buiksholligheid , waardoor het Paard sterft.
3.nbsp; nbsp; De Meine ronde of Made-wormcn. (ascabis ver-
mi-
geheel voor een practisch oogmerk bestemd is, dezelve op te geren, daar trouwens omtrent allen deselfde behandeling dient te worden opgerolgd.
K 4
-ocr page 270-
224
MicuLABis.) Dezezclvc zijn van gelijksoorlig maaksel met de vorige, doch kleiner van gedaante, daar zij slechts de dikte en lengte van een dikke naald be-zitten; zij worden in de dikke darmen aangetroffen. Op zieh zelven aanwezig zijnde, verwekken deze ipade-wormen weinig of geene loevallen, en dezelve gaan dik-wijls van zelven met den mest af.
Behalve de gcmclde , en andere plaatselijke ongemak-ken, als iolijkpijnen, ontsteking, enz., welke de women in de maag en darmen verwekken , kunnen zij de oorzaken van veelvuldige andere ongesteldheden zijn , die, als een gevolg van derzclver prikkeling, door de medegevoeligheid, welke er tusschen de ingewanden en de overige deelen des ligehaams plaats heeft, wor­den te weeg gebragt. Hierloe behooren : duizelingen , kolder, krampachtige trekkingen der ledemalen, hinken, vallende ziekte , krampachtige hoest , oogontstekingen, blindheid, enz.
Er zijn onderscheidene üitwendige teekenen, waaruil men vermoeden kan, dat een Paard wormen heeft. Het-zelve wordt , niettegenstaande het goed gevoederd wordt, mager en kwijnt; somwijlen wil het niet eten en is suf, geeuwt dikwijls , en ziet naar de zijde om , of slaat met den voet tegen het lijf, even als of het buikpijn heeft; het haart ongeregeld af; het haar Staat ruig overeind , vooral in de flanken ; en het heeft deszelfs natuurlijken glans verloren; somtijds heeft het Paard ongewone jeukte in den staart , en hengsten , zoowel als ruinen , ook in de Schacht, welke deelen zij bestendig trachten te wrijven ; er heeft verstopping, of ook door-loop plaats , terwijl er op andere tijden eene slijmach-tige Stoffe uit den endeldarm onlast wordt. Van al deze teekenen worden dan deze, dan gene duidelijker opgemerkt. Nogtans kan een Paard meermalen wormen hebben, zonder dat zulks door üitwendige teekenen kenbaar is. Het zekerst teeken der aanwezigheid van wormen is, dat dezelve önder den afgang worden waar-genomen,
Om het Paard van wormen te bevrijden, dienen bittere, wormdoodende, alsmede ontlastende middelen te worden gegeven ; bij voorbeeld :
Neen: Wormliruid-saad, Reinevaar-zaad,
Dui-
-ocr page 271-
225
Duizendgulden-kruid, van ieder vier loodeu. Alles tot een poeder gestampt zijndc, wordt het onder elkander gemengd.
Van dit poeder geeft men, elken dag, aan een volwas-sen Paard twee looden, aan een driejarig een en een half lood, en aan een tweejarig een lood, met water in of over het voeder. Nadat het dit middel, acht dagen lang, gebruikt heeft, kan het volgende afvoerende middel ge-geven worden.
Neem: A loe, twee looden ,
Wonderzout, drie looden, Jalappe-ivortel, een vicrendcel loods. Tot poeder geslampt zijnde, worden dezelve met wittc zeep tot eene pil gemaakt. Deze pil is voor een vol-wassen Paard. Aan een driejarig geeft men twee derdc deelen van dezelve, en aan een twee en eenjarig Veulen de helft. Indien men de pil niet kan inbrengen, moet het poeder met twee of drie eijerdojeren vcrmengd en vervolgens in een pond water ontbonden,'s morgens nüch­teren , worden ingegeven. Men moet het Paard, eenige •dagen, voor het gcbruik van dit afvoerend geneesmid-del, weinig hooi of haksei, en in plaats van haver, natgemaakte tarwenzemelen voederen, totdat hetzelve heefl uitgewerkt.
Dewijl niet altijd dezelfde middelen , bij alle Paarden dezelfde goede uitwerking te weeg brengen, zai het niet ondienstig zijn, hier nog eenige vaorschriften te laten volgen van andere middelen, welke insgelijks tagen de wormen nuttig zijn.
Neem: Valeriaan-wortel, Worm-kruid,
Mannelijke Varen-wortel, van ieder vier looden , Yijlsel van Engelsch Tin, twee looden. Met honig tot eene likking gemaakt, geeft men van dezelve het Paard, des morgens en 's avonds, een lepel vol in. Men kan bij deze likking ook nog, met nut, twee looden dwiwlsdrefc voegen. Nadat dit middel, gedu-rende zes of acht dagen, is gebruikt, geve men de voor-geschrevene afvoerende pil. Zoodanige pil kan ook, op deze wijze, worden te zamen gesteld. Neem; Aloe, anderhalf lood.
Room, van Wijnsteen , een lood, Verzoct zout-zuur Kwik-zilver, dertig greinen. K 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ona
-ocr page 272-
226
om dezelve met witte zeep tot eene pil le maken, welke op ^ens wordt ingegeven. Het volgende middel doet ook meermalen voortreffelijke diensten.
Neem: Wilgcnhast, Worm-kruid,
Mijnstolfelijke Moor, van ieder vier looden, Quasia-houl, twee looden,
Tot pocder gestampt zijnde, worden dezelve met honig tot eene likking aangcmengd, en even als de laatst voor-geschrevene gebruikt.
Voorts kan men zieh meermalen, met de beste uitwer-king, van sommige eenvoudige middelcn tegen de women bedienen, als van vijf of zes looden glimmend schoor-steenroet, gekookt in een menget melk, op eenmaal in te geven, — van dc toppen of knappen van dennehoomen tot eenige banden vol, daags onder het kort-voeder gemengd. Het uilgeperste sap van knoßook verdient insgelijks als een wormdoodend middel aangeprezen te worden. Men gceft van betzelve, driemaal daagsquot;, een lepel vol, met eene dubbcldc hoeveelheid noot- of lijnolie, acht dagen achter elkander in, en daarop eene der voorgeschrevene afvoe-rende pillen. Eenigen raden aan, het Paard, dat wor-men hceft, aclit of veertien dagen lang, dagelijks een half pond hennep- of lijnolie, en daarop eene der ge-melde pillen in te geven. Aan de brandige hoorn-olie (*)#9632; wordt de vermögendste uitwerking tegen de wormen, in-zonderheid tegen de maag-worrncn , die veellijds alle andere middelen weerstaan, loegekend. Van dezelve
geeft
(*) Het Zal niet ondienstig zljn , de hereidingswijze van dit middel , zoo als het, tot het alhier hedoelde , oograerk gebruikt wordt, op te geveD. Men neerat den afvai van hoornen, hoeveo en klaauwen ; snijdt dezelve in kleine stukken en vult daarraede een steenen retort of kromhals tot op twee derde gedeelten : men voege een ontvanger aan dezelve en disfillere op de gewone wijze. Nadat de över-haling geeindigd is r neme men de zwarte, stinkende olio uit den ontvanger , en vermenge een pond van dezelve met even zoo veel terpenfijn-olie. Dit racugsel moet eerst vier dagen blijvcn stü staan ; aisdan wordt hetzelve uit een gla-zen kromhals , in een zandbad op nieuw overgehaald. Zljn er drie vierde deelen van de geheclc hoeveelheid overgegaan, zoo moet men de distillatic doen ophouden — De verkre-genc olie moet vervolgens in eene wel geslotene stopvlesch #9632;yoor het gebruik bewaard worden.
i
-ocr page 273-
227
geeft men , cenmaal daags , van twee tot zes looden, met een sterk aftreksel van boonkruid vijf, of zes da-gen achter elkander, in.
Ook zijn de Paardcn aan Lintwarmen (taenia) onder-hevig; deze zijn plat en lin^rmig van gedaanle,
wit en bezilten eene verschillj wekken onderscheidene toe gebrek aan eetlust, kratnper De aanbevolene middelen , voo?
jfe grootte (*). Zij ver-als : vcrmagering , Suikpijn , hoest , enz. . het pocder der varen-
wortel tot drie of vier looden tfaags, zijn tegen de-zelve dienstig.
Daar de zwakheid dor maag en ingewanden eene voornamelijk medewcrkende oorzaak is, waardoor de wor-men ontstaan , moot men , ofschoon dczelve zijn afge-dreven, middelen laten gcbruiken, welke de spijsver-tering versterken , leu einde de ontwikkeling der wor-men op nieiuv voor le komen. Hiertoe dienen vooreerst gezond vocder en eene goede verzorging; tcvens kan men mosterdzaad of pcperwortel over het kortvoeder geven ; zie biz. 171, of ook de middelen, op 148 en 210 aanbevolcn.
(*) Er bestaan twee soorlen van Lintwormen bij het Paard, namelyk de doorboorde Lintworm (Taenia perfo-LIATA) , welke weinige lijnen breed is, en slechts twee of drie duimen langte bezit, en de geplooide Lintworm, (Tae-via plicata) , welke ongeyeer ten duim breed, en tien of twaalf duimen lang israquo;
K G
DER-
-ocr page 274-
228
III. AFDEELING.
OVER OE
YERLOSKUNDE DER PAARDEN.
----—^@i€laquo;—^
EERSTE HOOFDSTUK.
Over de kenmcrken en tijdrekening der dragtigheid,
en hetgeen omtrent de Merrie, gedurende dezelve ,
client te worden in acht genomen.
Het eerste teeken, waaruit men met waarschijnlijk-heid mag besluiten, dat eene Merrie dragtig is, bestaat daarin , dat dezelve, gcdekt zijnde , en na negen dagen, gelijk gewoonlijk geschied , wederom voor den Hengst werdende gezet, denzelven afslaat. In söiftmige geval-len nogtans gebeurt het, dat de Merrie, gedckt zijnde, naderhand den hengst twee of meermalen weigert aan te nemen , zoo dat men haar voor dragtig houdt, ter-wijl zij het evenwel niet is , maar eerst naderhand wordl, als zij nog: wedcrom wordt gedekt, weshalvc men de Merrie , ten eindc omtrent de dragtigheid zeker te zijn, onderscheidenc malen bij den Hengst moet brengen. Ook gebeurt het, ofschoon zeldzaam, dat de Merrie , nadat zij zwanger is geworden, zieh nog wederom dek-ken laat.
Eenigc willen , dat eene Merrie, als zij dragtig ge­worden is, zieh in de weide veeltijds van de overige Paarden afzondert, terwijl , volgens de opraerking van anderen, de nieuws bezwangerde Merrien vrolijker lijn , en zieh , onder het rijden of den arbeid , meer dan gewoonlijk zouden in eeu trekken. Deze ver-
schijn-
i
-ocr page 275-
229
schijnselen moeten nogtans tot de onbepaalde en twij-felachtige teekenen der dragtigheid gebragl worden.
In het vervolg kan men zieh omtrent de dragtig­heid der Mcrrie verzekerd houden , als de buik zigt-baar begint uit te zelten , en er melk in den uijer komt, waarbij zij trager wordt, en meer dan anders eet; het-welk in de zesde maand, nadat dezelve dragtig is geworden, plaats heeft. Ook kan men, in de laatste helft der zwangerheid, de beweging des Veulens waar-nemen, Indien men, terwijl de Merrie koud water drinkt, de eene band tegen de zijde en de andere on-der den buik voor den uijer legt, wanneer men nu en dan , een zachten stoot tegen dezelve voelen zal. Zulks wordt het duidclijkst waargenomen, als het Paardvoor-af geloopen heeft.
Eene dragtige Merrie moet van zwaren arbeid en sterk loopen verschoond worden. Ook drage men, zoo veel mogelijk, zorg , dat zij niet schrikke, dewijl zoodanige oorzaken ligtelijk tot het verwerpen of vroe-tijdig afzetten des Veulens aanleiding kunnen geven. Alle ruwe behandeling, als slaan, stooten, of Schoppen enz. moet, om dezelfden reden, vermeden worden. Een matige arbeid integendeel is voor de Merrie, in de eerstc helft van de dragt en zelfs langer , meer voor- dan na-deelig , dewijl j door de beweging , de spijsvertering en de omloop der vochten bevorderd worden, en daar-door de zuchtige zwelling voor den uijer en längs de zijden des ligehaaras, alsmede der beenen , waaraan sommige Merrien , tegen het laatst van de dragt on-derhevig zijn, wordt voorgekomen of verminderd. Naar-mate de tijd der zwangerheid meer en meer vordert, moet de dragtige Merrie steeds met meer gematigdheid tot den arbeid worden gebruikt, en , vier weken voor het afveulen, moet zij daarvan geheel bevrijd blijven. Voorts moet dezelve met zorgvuldigheid opgepast en goed gevoederd worden , opdat zij niet allecn het Veu-len , dat zij drangt, behoorlijk kan voeden, maar ook bovendien zelve genoegzame krachten verkrijge, om het afveulen te kunnen doorstaan en vcrvolgens het Veulen , eenen tijdlang, met bare melk te onderhouden.
Gewoonlijk draagt de Merrie elf maanden en acht, ook wcl tien of twaalf, dagen , wannneer dezelve vol-komen wel en gezond is. Zelden duurt de dragt twaalf
K 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;vot-
-ocr page 276-
230
volle maanden , ofschoon men daarvan voorbeelden wil waargenomen hebben. (*) Mecrmalen gebeurt het, dat de Merrie het Veulen verwerpt , of te vroegtijdig bevalt, -waarover vervolgcns nader gehandeld wordt.
De teekenen , waaraan men weten kan , dat de ver­lossing kort op banden is, zijn , dat de zwelling des uijers, na gernaakte beweging , niet meer verdwijnl, en dat de melk uit den uijer begint te loopen : verloonen zieh aan de speenen droppen van een dik melkvocht , welke , nadat men dezelve afwischt, spoedig wederom te voorschijn komen , zoo mag men de verlossing bin­nen vierentwintig uren verwarhten , mits men vooraf aan de spenen niet getrokken of gemolken hebbe. An­ders gaat dit teeken niet zeker door.
Eenige dagen voor het afveulen, moet de Merrie, los, in een ruim en geschikt hok gezet worden, ten einde zij zieh vrij en naar welgevallen kan bewegen, neder leggen of zoodanige bonding aannemen, als zij, onder het baren, als de gemakkelijkste , verkiest. De grond moet met goed en hoog stroo bedekt worden , ten einde hctzclve de Merrie tot een zacht en geschikt kraambed kan verstrekken, en ook opdat het Veulen, als het door-schiet, niet, door het vallen op een' harden bodera , belecdigd worde. — Men moet, als het afveulen aan-staande is, van tijd tot tijd, de Merrie oplettend gade-slaan , cm , bijaldien zij , ter vcrlossing, eenige hulp mögt beboeven, terstond , bij de hand te zijn , ten einde dezelve, zonder verwijl, te kunnen toebrengen. Zij moet nogtans op zoodanige wijze bewaakt worden , dat men haar, als de arbeid begint , geene de minstc vcrsloring veroorzake.
T WEE-
(*) Opz?ttelijk , te dezen opzigte , gedane vaarnemingen hebben gelecrd , dat vau een getal yaa 102 dragtige Merrien, 3 op den Süden dag, 1 -------- 314------
1 -------- 325stcn —
1 -------- 326--------
2 --------330
47 --------340— tot den 350sten ,
25 -------- 350-------------360 — ,
21 -------- 360-------------377 — en
1 --------394— dag verlost werden, welle
uilkomsteu een yerschil y.m 83 dagen daarstclien.
-ocr page 277-
231
TWEE DE HOOFDSTÜK.
Over de naluurlijke Verlossing en Hulp, welke daarbij
somwijlen vereischt wordl, alsmede over de behande-
ling der Merrie na de verlossing, en van het
Veulen.
Wanneer de tijd der verlossing daar is, -worden de vol-gende verschijnselen waargenomen. De Merrie is onrustig en trippelt met de achterbeenen, waarbij zij somwijlen de houding aanneemt, als of zij stallen, dat is, het water moet maken; zij gaat dikwijls liggen en Staat wederom op. De klink is gezwollen en er wordt een slijmig vorht in dezelve afgeschciden. Vervolgcns ontstaan er persin­gen of weecn, terwijl de Merrie over het ligchaam begint te zweeten. Deze weeen zijn het gevolg eener eigene werking van den draagzah, — ook het veulenhuis , de legger of haarmoeder gcnoemd, — welke tot den hoog-sten trap van uitrekking gekomen zijnde, zieh thans, ter­wijl dcszelfs mond ontsloten en geopend wordt, cm het Veulen krachtdadig te zamentrekt, teneinde, ondersteund door de zamenlrekkende kracht der buikspieren en des middelrifs, hetzelve door het bekken of de beenbuis en de scheede uit te drijven, en alzoo te doen geboren worden.
De mond of opening van den draagzak, door de eer-ste weeen, die ook de voorbereidende arbeid genoemd worden, ontsloten zijnde , worden doorgaans eerst een gedeelte der vliezen, waarin het Veulen bevat is, buiten de klink geperst, vertoonende zieh als eene, met water gevulde, blaas. Hierdoor worden de zachte geboorte-deelen, namelijk de opening des draagzaks cn der schee­de, bij den voortgaanden arbeid, even als door eene wigge, meer en meer verwijd, Wanneer de blaas open-berst, worden deze declen, door het afvloeijende water, bevochtigd, en voor den doorgang des Veulcns meer glad en geschikt gemaakt.
Nadat de waterblaas geborsten en het water afge-vloeid is, beginnen de weeen krachtdadiger door te werken om het Veulen zelf uit te drijven, hetwelk, bij de verlossing, in deszelfs meest naluurlijke ligging, aldus geplaatst is; hetzelve ligt op den bulk met de voorbeenen naar den mond des draagzaks uitgestrekt; de kop en de hals des Yeulens liggen plat op de voor-
bee-
-ocr page 278-
232
beenen; de achterbeenen liggen opgetrokken onder den buik.
Op deze #9632;wijze bieden zieh dan de voorbeenen, waarop het lioofd rust, in de scheede aan, en worden in deze rigting het ecrste naar buiten geperst, terwijl vervolgcns het ligehaam des Veulens, tot over de schouders, en daarop geheel -wordt doorgedreven. In de meeste geval-len wordt het Veulen kort na, of wel schier gelijktijdig met het bersten der vliezen, uitgeperst.
Wanneer het Veulen geboren is en nedervalt, breekt de navelstreng op een körten afstand van den buik af. Baart de Merrie liggende, gelijk den meeslen tijd ge-schiedt, zoo breekt de navelstreng insgelijks af, als zij opstaat of door het spartelen des Veulens. Daar het somwijlcn op deze wijze geheuren kan, dat de navel­streng binnen den navelring of buik des Veulens af-breekt en eene verscheuring der bekleedselen des buiks veroorzaakt, zoo is het voorzigtiger, den navelstreng, op drie of vier vingerbreedten van den buik des Veulens, af te snijden, terwijl de Merrie nog ligt, dan dezelve op te jagen, opdat de streng daardoor afbreke. Het is niet noodig denzelven voor het afsnijden, te onderbin-den , dewijl men voor geene blocdstorting van de zijde des Veulens te vreezen heeft.
Is de Merrie gezond en alles bij de verlossing wel-gesteld, zoo volgt de nageboorte, — ook wel de .Ham of Haal genoemd, — binnen een vierendeel uurs, zon-der eenige moeite, waarbij men dan niets tc doen heeft, dan dezelve weg te nemen. Gaat de Merrie liggen, voor dat de nageboorte ontlast is, zoo moet men haar, na een half uur, met voorzigtigheid tot opstaan bewegen, en tevens een weinig gocd oud hooi in den ruif steken. De nageboorte valt alsdan dikwijls weg, zoodra het Paard den kop naar den ruif in de hoogte steekt. Men moet zieh wachten om dezelve, Indien zij niet op deze wijze ontlast wordt, terstond en met geweld af te halen, dewijl zulks tot eene blocdstorting uit den draagzak, en eene ontsteking van dat deel aanleiding gcven kan.
In het algemeen baart het Paard, in vergelijking van onze overige huisdieren, zeer gemakkelijk en spoedig, zoodat de verlossing, den meesten tijd, binnen weinige oogenblikken en zonder eenige hulp, volbragt wordt,
of
-ocr page 279-
233
ofschoon dezelve ook somwijlen cenige uren duren lan, zonder dat er daarom nog gevaar te duchten is.
Er kunnen zieh nogtans ook moeijelijkhcden op-doen , waardoor de verlossing, hocwel het Veulen in deszelfs natuurlijke ligging bij de Merrie geplaatst zij , vertraagd en tevens bezwaarlijk -wordt, en welke der-halve meerdere oplettendheid, en eene geschikte hulp vorderen.
Wanneer het Veulen, in evenredigheid der ruimte van den uitgang des bekkens , te zwaar is , bieden de punten der schouders en der borst, terwijl de voorbee-nen , het hoofd en de hals reeds gedeeltelijk, buiten de uitwendige geboortedeelen der Merrie gekomen zijri, sonrwijlen cen' sterken tegenstand, zoodat bet Veulen , door de weeen , niet of niet dan met groote moeite kan worden doorgedreven. Men moet alsdan, door aan de beenen en den kop , onder de weeen, gelijkmatig le trekken, de geboorte des Veulens belpen bevorderen.
Dit trekken moet langzaam en zonder onstuimigheid of rukken geschieden. Men moet de zachte deelcn of de klink door het ingieten van olie, voor den doortogt des Veulens glibberig houden , en door eene zachte rekking met de banden , dezelve langzamerhand en voorzigtig trachten te verwijden , ten einde de zui-ging van dezelve om de deelen des Veulens te vermin­deren en eene scheuring voor te komen.
Bij zwakke Merrien vooral gebeurt het, dat de ver­lossing vertraagd wordt, doordien de weeen te zwak zijn of te lang uitblijven , zoodat de arbeid niet sterk genoeg doorzet. In zoodanig geval moet men met geduld dep voortgang der verlossing afwachten. Alle pogingen om dezelve met geweld voort te zetten, of het Veulen af te halen , zijn, zoo lang de mond van den draagzak niet genoegzaam ontsloten is , en de beenen en het hoofd zieh niet in de geboorte aanbieden, vruch-teloos en schadelijk. Hot is nogtans raadzaam de Mer­rie te ondcrslaan, op de wijze, zoo als in het vol-gende hoofdstuk zal geleerd worden, om te ontwaren, of het Veulen in deszelfs natuurlijke ligging geplaatst zij. Men moet zieh , in het algemeen, doch bij eene verlossing , alwaar de weeen zwak zijn en niet dan na lange tusschenpoozen terug komen , in het bijzonder, onthouden, om de waterblaas vroegtijdig te broken,
de-
-ocr page 280-
234
dcwijl daardoor de arbeid nog meer vcrtraagd en de verlossing langduriger -wordt. Brcekl de -waterblaas , in enkele gevallen, #9632;wegens de slerktc der vliezen, niet van zelve, zoo kan men dczelve openen, wanneer de arbeid goed duorzet , en het Veulen reeds over de schouders, en dus zoo ver is doorgcperst , dat men het gemakkelijk kan aftrekkcn. Alsdan moet men het vlies scheuren, om het Veulen lucht le verschaffen. Mögt hctzelve gehcel in het vlies zijn doorgeschotcn , ioo moet men dit terstond openscheuren, en den kop daaruit ontwikkelen. Zulks kan nogtans alleen bij zeer spoedige en gemakkelijke verlossingen plaats hebben.
Bij eenen tragen arbeid , als het gevolg van zwak-hcid der weeen, moet men de krachten der Merrie ondersteunen, door haar van tijd tot tijd , eenig rog-genbrood -te voeren. Ter opwekkihg van den arbeid kan men haar tevens een of anderhalf pond warm ge-maakten rooden wijn , met een lood gewreven Muskaat-raquo;loof, ingeven. Men zelte, om het uur, cene klisteer van can sterk aftreksel van kamiUe-hloemcn , met twee of drie looden gewoon zout, en wrijve het ligchaam , vooral de beenen en den bulk vlijtig met stroo. Zijn de voorbeenen des Veulens tot aan de klink genaderd, zoo kan men een touw of strik om dezelve leggen, en de verlossing bevorderen, door onder de weeen, aan het touw, en vervolgcns tevens bij den onderkaak, aan den kop te trekken.
Meermalcn hebben er valsche weeen plaats, welke in eene krampachtige aandoening der darmen gelegen zijn, waardoor de verlossing, in plaats van bevorderd, tegen-gehouden of vertraagd wordt. De valsche weeen wor­den , op deze wijze, van de ware onderscheiden: bij de laatste gaat de Merrie liggen, strekt ook somwijlen het been uit, en, door de zigtbare werking der buik-spieren, wordt het Veulen legen den nitgang des bek-kens geperst. Deze persingen komen bij geregelde tusschenpoozen terug, tot zoo lang, dat het Veulen door de geboortedeelen , naar buiten is gedreven , zon-der dat, voor het overige, de Merrie zieh onrustig toont of pijnlijk is, Heeft dezelve , integendeel, • val­sche weeen , zoo hoort men rommelingen in den buik; zij krabt met de voorbeenen in den grond ; werpt
zieh
-ocr page 281-
235
iich bij herhaling neder; slaat met de beenen, of wen-1 teil zieh op den rug, en springt wederom op; welke bewegingen onophoudelijk voortduren, lot de kramp der ingewanden ophoudt. Kan men, onder de geweldige be­wegingen , die bet Paard maakt, den raond des draag-zaks onderzoeken, zoo zal men bevinden, dat dezclve hard is en zieh toetrekt, in plaats dathij, gelijk bij de ware weeen, entspannen en slap wordt, en zieh onder dezelve mecr en meer opent.
Om de kramp der darmen te doen bedaren, moet men, omhetuur, eene klisteer zetten, hoedanige op biz. 206, tegen het kolijk der Paarden is aanbevolen, en tevens den , aldaar aanbevolen, drank, waarbij vloeibaar heulsap is gevoegd, om de twee uren, ingeven. — Het doen eener aderlating uit de halsader, wordt bierbij somwij-len vooraf gevorderd. Nadat de valsche wceen zijn op-gehouden , begint de ware verlossingsarbeid spoedig door te werken.
Somwijlen gebeurt het, dat de nageboorte of Ham eenige uren en langer achterblijft, en op de straks voor-gestelde 'wijze, niet afgaat. Dit moet aan eene kramp-achlige werking des draagzaks worden tocgeschreven, of aan een gebrek van werk-vermogen dezes decls, waar-door hctzelve buiten slaat is, om zieh genoegzaam te zamen te trekken, en de nageboorte af te zcttcn. Omt de loswording van dezelve te bcvordcren, moet men het Paard onder den buik en aan de zijden des ligchaams vlijtig met stroo wrijven of borstelen; tevens kan men, om de twee uren, een mengel sterk afkooksel van mangel-wortelen, laauw-warm, ingeven. Wordt de nageboorte hierdoor nict afgedreven, zoo kan men van een der vol-gende middelen gebruik maken.
Neem; Eijer-dojeren, zes of acht, Lijn-olie, acht looden, ; Poeder van Saffraan, een half lood,
Aftreksel van Kamille-iloemen, een pond.
Behoorlijk onder elkander gemengd zijnde, wordt het-zelve op eens ingegeven, of
Neem: Zwaar Bier , een mengel, Theriak , twee looden , Conserf van Genever-bezien , vier looden.
Vcrmengd en warm gemaakt zijnde, wordt het insge-lijks op eenmaal ingegeven. Tevens zette men, alle
drie
-ocr page 282-
236
drie uren, eene klisteer uit een aftreksel kamille-hloemen, iout en olie bestaande. (Zie biz. 140.)
Voigt op het gcbruik dezer middelen de nageboorte niet, zoo kan men dezelve den volgenden dag, nog we-derom aanwenden, en alsdan tcvens door eene zachte trekking aan hat, buiten de geboorte bangende gedeelte der vliezen en van den navelstreng, het afhalen der na­geboorte voorzigtig beproeven.
Indien men verneemt, dat de nageboorte nog vast zit, moet men zieh van alle geweldig trekken onthouden, maar men brenge alsdan liever de hand, tusscben de vliezen en den draagzak, naar binnen, om dezelw voorzigtig daarvan af te scheiden en alzoo de ontlasting der nage­boorte te bevorderen, ten einde voor te komen, dat de­zelve tot rottig bederf overga, hetwelk eene ontsteking van den draagzak ten gevolge hebben kan, waaraan het Paard ligtelijk sterft.
Wanneer het Paard, na de geboorte des Veulens, nog Sterke persingen of na-weecn heeft, zoo gebeurt het, dat de draagzak naar buiten wordt gedreven; hetwelk ook door het geweldig trekken aan de nageboorte kan #9632;worden veroorzaakt, wanneer dezelve nog vast aan de inwendige oppervlakte van den draagzak is gehecht, waardoor zij alsdan insgelijks omgekeerd naar buiten valt. Men moet den uitgezakten en omgekeerden draag­zak , zoo spoedig mogelijk is, wederom naar binnen trachten te brengen. Tot dat einde moet men den arm ontblooten en denzelven met olie besmeren, alsdan neemt men een*, in warme olie gedoopten, linnen dock in de hand, en zette denzelven met den vuist in het midden van den omgekeerden draagzak, en schuive dit deel langzaam naar binnen. Heeft de draagzak reeds eenigen tijd buiten gehangen, zoodat dezelve rood beloopen of ontstoken is , zoo moet het deel vooraf in laauwe melk gebaad en dan inge-bragt worden. — Houden de krampachtige persin-gen aan, zoo is er gevaar, dat da draagzak op nieuw uitvalt, om welke persingen te doen ophouden, men, met voordeel, het volgende krampstillende middel ge-ven kan.
Neem: Aftreksel van Kamille-hloemen, een pond, Gestampte Oesterschelpen, twee looden,
Tloei-
-ocr page 283-
237
Vloeihaar Heulsap , zestig droppen.
Onder elkander gemengd zijnde , wordt hetzelve op eens ingegeven.
Indien evenwel de draagzak, uit hooofde van de slapheid van deszelfs banden en aanhoudende persingen, niet bin­nen blijft, maar telkens wederom uitvalt, zoo is het blj ecn Paard moeijelijk denzelven , door een geschikt ver­band legen te houden. Men bezige daartoe het vol-gende middel, betwelk door de ondervinding beproefd , als tot dit oogmerk gescbikt -wordt aangeprezen, Nadat de uitgevallen • draagzak is binnengebragt, neemt men eenc groote en sterke blaas van eene koe, laat de lucht uit dezelve gaan ; en maakt baar in laauw water vochtig en week, Deze blaas wordt, door middel van een' stok, die in dezelve gestoken wordt, zoo diep in den hals van den draagzak geschoven, dat er slechts een klein gedeelte van de blaas buiten de klink blijft. Alsdan wordt de stok uit de blaas ge-trokken , en eene houten pljp of buis wederotn er in gestoken , door welke dezelve stijf wordt opgeblazen; men bindt de opening der blaas nu sterk toe, opdat de lucht niet uit dezelve ga, en trekt de pijp er uit. Door zoodanige , met lucht gevulde blaas , welke veer-tien dagen lang kan blijven zitten , zonder in het gaan, loopen of eenig ander opzigt, het geringste ongemak te verwckken, wordt het uitzakken van den draagzak verhinderd , en aan denzelven , zoo wel als aan des­zelfs verslapte banden, de gelegenheid gegeven, oih zieh behoorlijk te kunnen zamentrekken. Na dien lijd wordt de band der blaas losgesneden, en dezelve , terwijl de lucht er uit gaat, weggenomen.
Wat de behandeling des Veulens betreft, zoo meet men deszelfs neus en mend, zoodra het geboren is , van het taaijen slijm , dat zieh in dezelve bevindt, met de vingeren ontdoen. Nadat het de Merrie is voor-gehouden en door haar is afgelikt, moot het Veulen aan den uijer gebragt worden. De eerste melk is voor hetzelve zeer heilzaam ter bevordering van den eersten taaijen en zwarten afgang ; weshalve dezelve niet moel worden wcggemolken.
Is rte uijer sterk gezwollen , zoodat zulks het Veulen belet den tcpel of speen te vatten , om te kunnen zui­gen ,
-ocr page 284-
238
gen , zoo moet men cene stoving of een dampbad aan-#9632;wenden, Hiertoe kan men zieh, op de eenvoudigste wijze , bciiienen van hooi of haverstroo , hetwelk in water of melk gekookt en op een doek gelegd, van tijd tot tijd, onder den uijer gehouden -wordt, opdat dezelve door den opstijgenden damp bewasemd worde , waardoor de zwelling spoedig verminderen zal. — Ook kan men, in plaats van dit middel, den gezwollen uijer, twee malen daags, met reuzel, heemstzalf, of verschen hoter zachl inwrijven.
Wil het Veulen, niettegenstaande de zwelling des uijers verminderd is, de speen niet goed aanvatten , zoo moet men hetzelve den mond openen en onder-zoeken , of er ook eenige oorzaak in dezelve te vin-den zij, waardoor het zuigen moeijelijk gemaakt wordt. Heeft het Veulen de spruw in den mond, kenbaar aan -witte zweertjes of blaren, zoo moet men den mond met zout water, of ook met water, waarin eenig aluin is opgelost, drie of vier malen daags, uitwas-schen, waardoor de spruw genezen zal.
De Merrie moet, na de verlossing, zorgvuldig op-gepast en verzorgd worden. Men geve haar, de eerste twee dagen, laauw water te drinken, waarin roggen-of garsten-meel en een weinig zout geroerd is, be-nevens goed oud hooi en roggenbrood te eten. Ver-^ volgens ga men tot hard of koornvoeder over, en geve eene behoorlijke hoeveelheid haver met haksei. Voorts moet men zorgen, dat de Merrie geen gebrek aan drinken hebbe, dewijl dezelve, gedurende den tijd, dat het Veulen zoogt, dorstiger valt dan ge-woonlijk. Indien de Merrie te weinig melk geeft, om het Veulen behoorlijk te können onderhouden, het­welk bij degenen, die voor de eerste maal baren, dikwijls plaats heeft, zoo moet men haar ruim en voedzaam voeder geven, waarbij men met voordeel ontbonden lijnzaad-kock kan voegen. — Verder be-hoort de Merrie ten minste, vier weken lang, geheel van den arbeid verschoond te worden ; doch bij goed weder kan zij dagelijks een körten tijd, met het Veu­len , in de vrije lucht gelaten worden , hetwelk voor de Merrie voordeelig is, en waardoor ook het Veu­len langzamerhand aan de buitenlucht gewend wordt.
In den zomer gaat het Veulen met de Merrie in de weide.
In-
;
-ocr page 285-
239
Indien het geschieden Van , moet het Veulen , gedu-rende zes maanden, de moedermelk genieten en dan af-gewend worden. Is het laat in het voorjaar gevallen , zoo kan zuiks ook met vijf maanden geschieden. Wan-neer het Veulen van de Merrie genomen wordt, moet het in een hok of op een stal gezet worden, zoo verre van de moeder verwijderd, dat deze hetzelve niet kan hooren schreeuwen. In het begin geeft men het hooi, en gewent het langzamerhand aan haver; ook kan mea hetzelve. nog een' tijdlang dagelijks eenige frissche koemelk geven, waardoor het beter groeijen zal. Krijgt het Veu­len , terwijl het nog de Merrie zuigt, of als het reeds afgewend is, door de verandering des voeders, een'door-loop, waardoor het krachteloos en mager wordt, zoo kunnen daartegen de middelen v/orden aangewend, welke op blz. 214 zijn aanbevolen.
Wanneer het Veulen van de Merrie is weggenomen, moet dezclve, om droog te worden, eerst spaarzaam wor­den gevoederd. Men wassche den uijer, nu endan, met koud water, karnemelk of met water en azijn, tot ge-lijke deelen vermengd.
Veulens, welke drie tot zes maanden oud zijn, krijgen somwijlen eene tegennatuurlijke weekheid der beenderen, zoo dat deze, den last des ligchaams niet kunnende dragen, in eene meerdere of mindere mate krora, of scheef worden; de beenhoofden worden daarbij tevens ongewoon uitgezet, waardoor het dier wanstallig opgroeit, ofschoon het, voor het överige, geheel gezond is. Om aan dit gebrek eenigzins te hulp te komen, is de wortel der meekrap het gcschiksle middel. Men geve dus zoo-danige Veulens, gedurende eenige weken, drie malen daags, dric vicrendeel loods of een geheel lood, van dit mid­del , tot poeder gestampt, met water in, of menge het­zelve onder het gewone voeder. — Het herhaald baden, vooral in een stroomend water, is daarbij ter versterking des ligchaams ongemeen nuttig.
raquo;KR-
-ocr page 286-
240
DERDE HOOFDSTUK.
Over de tcgennatuurlijke Verlossing.
Wanneer het Veulen of eenig deel van hetzelve in eene verkeerde ligging bij de Merrie geplaatst is, zoodat de verlossing daardoor bezwaarlijk wordt gemaakt, en de-zelve, vermits zlj door de eigene natuurkrachten niet kan worden volbragt, de aanwending van doelmalige kunst-hulp vordert, zoo kan men zoodanige verlossingen tegen-natuurlijk noemen.
Wij zullen hier de voornaamste dezer, verkeerde lig-gingen voordragen, en tevens de hanägrepen aanwij-zen , waarvan men zieh bij dezelve, op de meest een-voudige wijze , ter volbrenging der verlossing, bedienen kan.
Wanneer de Merrie barensweeen heeft, en de water-blaas buiten de geboorte-deelen gekomen zijnde, berst, terwijl bij den voorlgang van den arbeid, binnen kör­ten tijd, geen der voorpooten, of slechts ecn van dezelve zieh in de scheede aanbiedt, hetzij tevens de kop al of niet voorkomt, zoo moet men niet verzuimen dadelijk, de Merrie te onderslaan , om de ware ligging des Veu-lens te onderzoeken, ten einde haar, naar bevinding' der omstandigheden, op de spoedigste en geschikste wij-ze, hulp toe te brengen. Somtijds bersten ook, bij eene verkeerde ligging des Veulens, de vliezen nog binnen den draagzak, waardoor dan insgclijks het wa­ter afvloeit.
Het onderslaan gesehiedt het best op deze wijze ; Men opent het geborsten vlies, dat buiten de geboor­te-deelen hangt, zoodat de hand kan worden binnen-gebragt; door dezelve wordt de regter hand en arm, nadat dezelve ontbloot en met olie wcl besmecrd zijn. door de schcede en de opening van den draagzak, zacht voorwaarls naar binnen geschoven, lot dat men het Veulen bereikt. Dc vingeren moeten tot dat einde, bij wijze van een kcgel zamengevouwen worden , en de hand langzaam en al draaijende worden ingebragt, opdat de deelen, op deze wijze, eene gemakkelijke ver-wijding ondergaan. Het vlies moet buiten de geboorte-deelen met de andere hand of door een tweeden helper,
eenig-
-ocr page 287-
241
eenigzins uitgespannen worden gehouden, vermits het-laquo;elve anders somwijlen , indien hel slap blijft hangen , ligt mede binnenwaarts wordt geschoven, en daardoor aan het naauwkeürig onderzoek hinderlijk zijn kan. — Door dit onderzoek zal men dan gewoonlijk een der volgende verkeerde liggingen ontwaren.
I. De voorleenm üruiswijze over elkander geplaatst.
Dewijl hierdoor somwijlen wordt te weeg gebragt, dat de voeten zieh niet door den mond des draagzaks in den uitgang van het bekken, voorwaarts kunnen begeven, waardoor de verlossing belet wordt, meet men de hand en den arm naar binnen brengen , om de bee-nen van elkander te doen, en de voeten regt naar voren te brengen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,
II. De hop te ver tusschen de leenen doorgezakt.
Wanneer de kop , welke in deszelfs. natuurlijke lig-ging, plat op de voorbeenen rust, tusschen dezelve is doorgezonken, kan bovenstaande verkeerde ligging in eene meerdere of mindere mate plaats hebben. Is dezelve geheel doorgezakt, zoo zegt men, dat de hop in den uijer gezdkt is; de mond van het Yeulen staat alsdan tegen deszelfs borst en de ooren worden, bij het onderzoek, naar voren , voor den uitgang des bekkens waargenomen. Om deze ligging te herstellen , moet het Veulen eenigzins. te rug geschoven , alsdan- de kop van onderen opgebragt, en in eene regte ligging op de beenen worden geplaatst, tot dit einde , moet men , tusschen de beenen door , zoo ver met de hand naar beneden in den draagzak tasten, dat men de mond kan vatten , om den kop bij denzelven op te ligten.
III. Een teen met den hop in of voor de geloorte-deelen, terwijl het andere leen terug hlijft.
Biedt zieh slechts 6en der voorbeenen in de geboorle aan, zoo laat men het door iemand vasthouden , en zacht aan hetzelve trekken, opdat het ligchaam des Veulens daardoor den uitgang van het bekken nadere ,
Ilaquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;en
-ocr page 288-
242
en het leruggebleven been , gemakkeljjker bereikt kau worden. Is de kop in deszclfs natuurlijke ligging ge-plaatst, zoo treft men denzelven binnen het bekken aan , of dit deel is reeds door den uitgang van het-zelve gedrongen, en de schouders benevens het terug-gebogene been staan achter den uitgang des bekkens. In dit geval is het moeijelijk den arm in het bekken te brengen, ten einde het, binnen hetzelve liggende been, te bereiken. De kop moet alsdan eerst terug worden geschoven, om genoegzame ruimte voor den arm te maken. Heeft men zulks verrigt, zoo moet dezelve worden binnengebragt, en wanneer men het teruggeblevene been met de hand gevat heeft, moet hetzelve voorvvaarts worden getrokken. Hebben de bei­de beenen een gelijken stand gekregen , zoo moet men dezelve aanvatten, om, onder de weeen aan dezelve gelijkmatig te trekken, ten einde den doorgang der schouders en des overigen ligchaams door de beenbuis te bevorderen. Is de Merrie reeds afgemat , zoodat er geene weeen .meer plaats hebben, zoo kan men van dezelve--gecn hulp verwachten, en men is dus genoodzaakt het Veulen , zonder verwijl, af te trek­ken , ten welken einde het noodig is een strik of touw om de beenen te leggen, waaraan eenige menschen kunnen trekken. Men kan intusschen ter opwekking der krachten, de Merrie eene halve of gcheele ilesch rooden wijn met een lood gewreven mushaatnoot in-geven.
IV. De leide heenen terujf', terwiß de kop in des-selfs natuurlijke ligging geplmtst is.
Liggen de . beide beenen terug , doch ia de kop na-tuurlijk , dat is , naar voren geplaatst, zoo moet dezel­ve , indien fiij , door de weeen , den uitgang des bek­kens reeds is doorgedrongen , terug worden gebragt, om ruimte voor den arm te krijgen , ten einde de bee­nen te kunnen vatten, en naar vojen te brengen. Heeft men het Veulen in eene natuurlijke ligging her-steld, zoo moot de verdcre verlossing, op de hier boven voorgcstelde wijze, volbragt worden.
-ocr page 289-
243
V. De beide leenen natuurlijk voorwaarts gelegen, met den hop en hals naar de eene of andere zijde des Veulens terug gebogen.
Wanneer, bij de geboorte, de beide beenen zieh aanbieden, terwijl de kop en hals zijdelings, tegen het ligehaam des Veulens terug geslagea zija, zoo moet men het Veulen , door aan de beenen te trekken,raquo; tegen den uitgang van het bekken doen naderen , de-wijl het anders schier onmagelijk is, zoo ver met den arm binnenwaarts te komen, dat men den mond des Veulens kan bereikea en vatten; hetwclk noodzake-lijk is om den kop naar voren te halen. Is de kop nu, door dusdanige handgreep , in deszelfs natuurlij-ke ligging op de voorbeenen hersteld, zoo moet het Veulen worden afgetrokken, gclijk zulks boven is voor-gesteld.
VI.nbsp; nbsp; De beide beenen, zoowel als de ftqp terng-gelegen.
Veel bezwaarlijker wordt de verlossing, bijaldien met de beenen , tevens de kop en hals des Veulens terug gebogen zljn. Heeft dit plaats,, zoo moet men het been, dat men het eerst vatten kan , naar voren ha­len ; is zulks geschied, zoo moet het ligehaam, bij dit been , tegen den uitgang des bekkens worden ge-trokken, om ook het andere been te vatten, eji naast het eerste voorwaarts te brengen. Vervolgens moet de kop, op de zoo aanstonds voorgestelde wijze, in deszelfs natuurlijke ligging gebragt, en het Veulen daar-na worden afgehaald.
VII.nbsp; nbsp; Het geheele Veulen verkeerd , nameliß het aehterdeel naar voren en het voorste gedeelte des ligehaams naar achteren gelegen.
Deze ligging kan somwijlen voor de Merrie zeer gevaarlijk worden , dewijl de verlossing doorgaans met groote moeijelijkheid gepaard gaat. Kan men de ach-terbeenen met de hand vaften en dezelve, een voor een, door de beenbuis, naar buiten brengen, zoo is
zulks de beste wijze.
om de verlossing te volbren-
L 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;gen
-ocr page 290-
244
gen. Daar dit evemvel zeldzaam mogelijk is, -wegcns rtc zwaarte van het ligchaam des veulens , dat op de beenen, welke onder het lijf liggen , rust, en ook de -arm te kort is, om dezelve te bereikcn , zoo moet men dikwijls zijn toevlugt nemen tot het aanleggen van een touw of strik in de bogt van het kniegewricht van een der achterbeenen, hetwelk men maar het eerst be-reiken kan; dit touw wordt zoo ver doorgetrokken , dat beide einden buiten de klink hangen; hiermede wordt het been met geweld voorwaarts getrokken. Op dezelfde wijzc moet men het andere been te werk gaan, en vervolgens bij de beenen en den staart het Veulcn afhalen.
Sommigen stellen wel voor, om bij zoodanige ver-keerde ligging, het Veulen geheel te keeren en hetzel-ve alzoö in eene natuurlijke ligging te brengen. Dan dat deze handgreep, — hoe yoordeelig dezelve an­ders zyn mögt, ware zij mogelijk, — onuitvoerlijk is, zal men gemakkelijk toestemmen, Indien men de volgende omstandigheden in aanmerking neemt. De draagzak, in welken het Veulen besloten is, bezit geene genoegzame ruimte, om het Veulen in denzelven om te keeren, dewijl deze niet veel grooter dan het Veulen zelf is, en nagenoeg dezelfde langwerpige gedaante aan-genomen heeft. Bovendien is de menschelijke arm veel te kort, om de voorste deelen des Veulens te berei-ien; behalve dat de wending van zulk een ligchaam, hetwelk tot vijftig ponden zwaarte bezit, ten minste driemaal langer dan breed is, en daarenboven door de beenen, als zoo vele uitsteeksels, eene onregelmatige gedaante bezit, wegens de enge ruimte, moeijelijkheden ontmoet, die ons de volkomene omkeering eens Veulens in den draagzak als eene onmogelijkheid moeten doen bescbouwen Eene gedeeltelijke wending of draaijing des Veulens, bij zijdelijke en dwarsliggingen, is evenwel mo­gelijk. Over deze wordt bij de verlossingen der koeijen gesproken.
VW. Het Teulen verkeerd en Uvens op den rug gelegen,
Bij deze ligging moeten de beenen op dezelfde wij­zc voorwaarts worden getrokken, hetwelk in dit geval, minder bezwaarlijk is, dan in het voorgaande, dewijl
de
-ocr page 291-
245
de last van het ligchaam des Veulens hier niet op de beenen rust, en dezelve, dewijl zij , in de hoogte lig-gen, beter gevat kunnen worden. Vervolgens moet het Veulen insgelijks worden afgetrokken,
Daar deze verlossingen nimmer zonder grootc moeile kunnen worden volbragt, en de draagzak, zoowel als de ssheede en klink bij dezelve noodwendig kneuzing of beleediging ondervinden, zoo worden deze deelen ge-. meenlijk door zwelling, ontsteking of verwonding aan-gedaan. Men moet alsdan de deelen uitwendig dikwijls met koud water, en ook , nu en dan, met goulards-water bevochtigen. In den draagzak spuite men, bij herha-ling., een verzachtend vocht, zoo als in het hoofdstuk over de ontsteking van dit deel is iopgegeven.
Indien de endeldarm met drooge meststoffe is opge-vuld, moet dezelve , voor dat de verlossing wordt be-werkstelligd, door eene of meerdere klisteren, ontle-digd worden. Insgelijks moet men onderzoeken of ook de pisblaas met water gevuld en gespannen is. Heeft zulks plaats en is de outlasting der pis belet, zoo moet men dezelve door het inbrengen van den katheter in de blaas ontlasten, (zie blz. 219) , dewijl anders de blaas, onder het aftrekken des Veulens, ligtelijk ge-wond of verscheurd wordt hetwelk den dood ten gevolge heeft.
Over andere verkeerde liggingen en het gebruik der werktuigen, welke, bij jnoeijelijke , en tegennatuurlijke Verlossingen, somwijlen noodzakelijk zijn , kan men raadplegen hetgeen daaromtrent in de afdeeling over de verloskunde der koeijen voorgedragen wordt; kunnendc dezelfde regelen, welke aldaar worden voorgeschreven, in het algemeen op de verlossingen der Paarden wor­den toegepast.
I
:.#9632;;#9632;..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632; 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;• . .
V I E R D 15 HOOFDSTUK.
#9632; #9632;:•
Over het afzetten des Veulens , of eene te vroeg-tijdige verlossing.
Onderscheidene oorzaken kunnen aanleiding geven, L 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; dat
-ocr page 292-
246
dat de Merrie het Veulcn, binnen den gewonen draag-tijd, afzet, of, gelijk men ook zegt, versmijt. De al-gemeenste dezer oorzaken zijn gelegen in een onma-tig gebruik der draglige Merrie, door sterk jagen, zwaren arbeid, of in derzelver mishandeling, door Stooten , slaan enz. Ook kan een hevig schrikken zulks te weeg brengen. Eene schrale voedering yooral, of Indien de dragtige Merrie laat in den herfst, op natte of berijpte weiden moet loopen, /waarbij zij tevens koude vat en krachteloos wordt, doet het Veulen, wegens gebrek aan voedsel en de ongezondheid der Merrie dikwijls sterven, zoodat deze het doode Veu­len afzet. Somwijlcn ligt de oorzaak iu eene te groo-te prikkelbaarheid of andere ziekelijke gesteldheid van den draagzak, -welke geenszins loelaat, dat dezelve zieh, tot het einde van den dragt, bestendig verder uitzct. Merrien, bij welke men, zonder andere ken-nelijke oorzaken, herhaalde miskramen waarneemt, mögen van deze gesteldheid verdacht gehouden worden, en zijn dus voor de fokkerij niet geschikt.
De teekenen, dat de Merrie het Veulen wil afzet-ten , zijn deze: zij is neerslagtig, en toont, door veel-vuldige bewegingen, pijnen te hebben; zij neemt de bonding aan , alsof zij pissen moet, trappelt op de achterste voeten, werpt zieh neder, krabt met den voorsten voet op den grond, en ziet angstig naar de zijden om. De klink zweit op, en er vloeit, vooral Indien het Veulen reeds eenigen tijd dood is geweest, een kwal^jk riekend vocht uit dezelve. De Merrie zweet over het geheele ligchaam.
Doorgaans is er, ter verlossing van het onvoldragen Veulen, geene bijzondere hulp noodig. Men late de Merrie den tijd , om de weeen te kunnen door werken, ten einde de mond des draagzaks ontsloten en de ove-rige geboortedeelen , welke hier niet zoo goed zijn voor-bereid als bij eene volkomene dragt, behoorlijk gerekt en verwijd worden. Alsdan volgt het Veulen doorgaans op de gewone wijze. Is de Merrie zwak, en het Veu­len dood of gedeeltelijk verrot, waarbij de arbeid ge-woonlijk traag voortgaat, zoo moet men de verlossing bevorderen, door het Veulen, bij de voorbeenen, af te balen.
Blijft
-ocr page 293-
m
247
Ulijft de Merrie, na het afzetten des Veulens, krach-teloos, zoo moot men haar, door eenen versterkenden leefregel en naaimkeurige verzorging, wederom bij de krachten zoeken te herstellen. Is het afzetten des Veulens als de uitwerking van eenigen bjjzondere of hcerschende ziekte der Metrie te beschouwen, zoo moot dczelve be-handeld worden, door zoodanigc middelen, als ter gene-zing der plaatshebbende ziekte, op zieh zelve, dienstig: zijn.
.....
#9632;
: - . .quot;..... ;
#9632;
#9632; #9632;
,1..
1 .
' #9632;
- ^
#9632; #9632;#9632;
^
L i
VIER-
-ocr page 294-
248 Bgvoegseleu tot de nitwendige en in­wendige ziekten, en de verlos-kunde der Paarden.
____
1. AFDEELING.
UITWENDIGE ZIEKTEN DER PAARDEN.
Eerste Boofdstuk. IV. blz. 5. Voeghierbij: Men zieover de tcleedigingen van den Mond en der Tong , J. F. C. D ie-tericlis, Handboek der Kee-artsenijkundige Heelkunde, of de kunst, om de nitwendige ziekten der Paarden en van an­dere Huisdieren te kennen en te genezen, uit het Hoog-duitsch vertaald, door J. W. A. Hart en G. Kijlstra, met eene Voorrede en eeuige Aanteekeningen van Dr. A. Kuman, Höogleeraar en Directeur van 's Rijks Vee-artsenijschool, te Utrecht; 3dln. m. pl. te Groningen , bij R. J. Schierbeek, 1827, Deel II, bl.170-179.
Eerste Moofdstuk, VI, bladz. 8. Over de Lennis van den ouderdom des Paards , van het Rund, het Schaap, den Hond en het Varken, zie men de Verhandeling •yan N. F. Girard en J. Girard, uit het Fransch ver­taald , door F. C. Hekmeyer, met eene Voorrede van A. Numan. Utrecht, 1837; T. D. Schoubart, Tafel -van den ouderdom des Paards, volgens de ontwikkeling, den #9632;voortgroei , en de afslijting der tanden; Utrecht, 1841. —Over bet vregnemen van kiezen, welke door bederf zijn aange-daan , of ook uit hoofde eener te groote lengte, of -wegens andere gebreken, voor het kaauwen hinderlijk zijn, J. F. C Dieterichs, Handboek der Vee-ar tseuij kundige Heel­kunde , Deel III , bladz. 20.
Derde Hoofdstuk. bladz. 12. Zie verder over de vleesch-proppen , polijpen , of polijpeuze uitwassen. Dieterichs fiandb. D. 1, bladz. 111 en verder.
Vierde Boofdstuk. bl. 23. Men zie over de oogziekten der dieren eu de kunstbewerkingen, welke daarblj kunnen te pas kernen: Dieterichs, Handb., Deel III, bladz. 3 — 106.
Zesde Hoofdstuk, bl. 28. Men zie verder over de nekbuil of het mol-gezwel: Dieterichs, Handboek Deel 11, bladz. 329.
Zevende Hoofdstuk. bl. 34. Over de kneuzingen of be-leedigingen van de schoft, of over do zadeldrukking kan
Ter-
T
-ocr page 295-
'
. 219
verder -wonlen geraadpleegd : Dicterichs, Handb., Deel II, bladz. 342.
Achtste Hoofdstuk. bl. 35. Zie verder over de kneuzin-gen aan de borst, of over de borstbuil; Dieterichs, Handb., Deel II, bladz. 360.
Negen en Twintigste Hoofdstuk, hi. 104. Het Paard_ is mede aan zielelijke aandoeningen der teeldeelcn onderhevig raquo; welke door sommigen de Venerische ziekte of Syphilis dct paarden wordt genoemd. — Men zie hieromtrent de mcde-deeling eener Verhandeling van den Vee-arts R o u p p te Ab­beville, omtrent de venerische ziekte olSi/philisiij Paarden, in het Vee-artsemjkundig Magaiijn, door Dr. A. Nu man, te Groningen, bijR. J. Schierbeek 1827. Deel I, bladz. 400; voorts de Mjvoegselcn en waarnemingeu van Dr. Alaquo; Nu man, hiertoe betrekkelijk, t. a. p. bladz. 401.
JOertigste Hoofdstuk, bladz. 107. Waarneming omtrent eene bekleinde breuk bij een Ruin-Paard, Vee-artsenijk. Magazijn, Deel II, bladz. 194.— Genezingeener bloedbreul bij een Paard , t. a. p., bladz. 232. — Genezing eener dij-breuk (AerniacrMraZis) bij eene bejaarde Muilczelin , t. a. p., bladz. 580. — Navelbreuken bij Veulens , welke opengesneden of van zclve opengebrokea waren, door denheer Urbanraquo; t. a. p. bladz. 654.
D'rit en, dertigste Hoofdstuk, bladz. 112. Waarneming om­trent de mededeeling der schürft van het Paard , het Var-ken, en den Hond aan den Mensch , ten aaimen der twee laatstgenoemde dicreo bevestigd, door deVee-artsen F, W. fiont.ekoe en F. C. II o k m e y e r , Vee-artsenijk. Magazijn, Deel III, bladz. 253. — Schürft bij eene Koe , waarin zieh schurft-myteu bevonden, door den Vee-arts J.B. Ke­gel aar , t. a. p. , bladz. 265.
Negen en dertigste Hoofdstuk, bladz. 136. Waarneming omtrent de herstelling eener volkomene breuk des pijpbeens bij een Paard. Vee-artsenijk. Magazijn Deel II, bladz. 155.— Bijvoeging van Dr. A Nu man, waardoor de geneesbaar-heid van eene volkomene breuk van het pljpbeen bevestigdnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;'
wordt, t. a. p., bladz. 156. — Breuk van het dijbeen bij een Paard met verbrijzeliug, zijnde in acht voorname stukken gebroken , t. a,, p. bladz. 167. —
Over de uitwendige gebreken van het Paard en de overige dieren wordt uitvoeriger , dan in dit Handbook geschieden kan , gehandeld in het meermalen aangehaalde werk van J. F. C. Dieterichs, Handboek der' Vee-artsenijkundige Heelkunde enz. Dit werk kan d us met voordeel over al de overige uitwendige gebreken worden geraadpleegd.
#9632; #9632;#9632;- ir #9632; #9632; r #9632;. #9632; .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; #9632; '
L 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; TWEE-
-ocr page 296-
250
II. AFDEELING.
OVER DE INWENDIGE ZIERTEN DER PAARDEN.
Zevende Hoo/dstuk, bladz.157. Waarneming omtrenteeae bloedvloeijing uit de langen {haemoptysis) bij een Paard, door den Vee-arts A.S chuld. Vee-artsenijk. Magax., Deel H, bladz. 412.
Achistc Hoofdstuk, bladz. 158. Niet zelden treft men in de levers van Paarden , even als van andere dieren , steen-achtige zamengroeisels aan, welke tueermalen nit verdikte gal bestaan. Men zie eene waarneming, medegedeeld om­trent een sf.ecn , gevonden in de leverbuizen van een Paard , wegende ongeveer vier oncen en zes drachmen , in het Vee-artsenijk. Magazljn, Deel II , bladz. 140. —
Twaalfde Hoofdstuk , bladz. 163. Over de darmsontate-king, bij vier Paarden waargenomen , met derzelver lljkope-ningen , en beschouwingen omtrent deze ziekte, zie men het Yee-artsenijk, Magazljn, Deel II, bladz. 558.
Veerticnde Hoofdstuk, bladz. 172. Voordeelige uitwer-kiiig van het bruine g-ai-sfen-moM/, in slepende droeaachtige ongesteldheden bij Paarden, door den Vee-arts B. J. C. Rijnders, Vee-artsenijk, Magazijn , Deel II, bladz. 628.— Opening der lucht- of keelzakken , met goed gevolg aan een Paard verrigt, door den Vee-arts.N. Classen. Vee-artse­nijk. Magaz., Deel II, bladz. 390, — Bijvoeging van Dr. A^ Numan, t. a. p, bladz' 396.
Vijftiende Hoofdstuk, bladz. 180. Verschijnsolen van den kwadendroes, voortgebragt door een baktand, door bederf aangedaan , door den Paarden-arts W. Ermeling, Vee-art-aeniik. Magaz., Deel I, bladz. 158. —
INuUiglieid van de aanwending van den onder-zwaveluiater-stofzurcn-spiesglans legen den kwaden droeS en den worm, door Bartholemij, Vee-artsenijk. Magazijn, Deel I, bladz. 385. — Vruchtelooze behandeling van den kwaden droes , door de bijtende zoutzure kwik, t. a. p., bladz. 415.
Aanmerkingen omtrent den kwaden Droes , inzonderheid met betrekking tot de theorie, dat de zweren op het neus-vlies , uit verweeking van knobbelszoudenontstaau , t a. p., D. II, bladz. 216.—Geüezing van den kwaden droes in den twee-den trap , t. a. p., bladz. 240. — Waarneming omtrent eene hevige ontsteking der lijmphatieke klieren onder de kaak, door uitwendige beleedigingen veroorzaafct, t. a. p., bladz. 243. — Genezing van den uitwendigen worm, vereenigd met den kwaden droes, door den Vee-arts W. H. M o a t e n s. —
Veu-
,
-ocr page 297-
251
Veulen , he twelk door den kwaden droes we vd aangedasa , zijn-de gevallen van eene Merrie, aan deze zieite lijdcndo, t. a. p. , bladz 539. — Menigvuldig voorkomen van den worm (farcin) in de orristreken van Lyon , in 1823, t. a. p., bladz. 555, — Waameming omtrent twee kwaaddroezige Paarden, welke van zelven genazen , uadat dezelve vruchteloos door geneesmiddelen waren behandeld, t. a. p., bladz. 578. — Genezing van den kwaden droes , door dampbaden , t. a. p., D.I, bl.463. — Beschouwingen en geneesplan van deraquo; Hoog-leeraar D up u y, omtreot den kwaden droes. Vee-artsenijk. Mag. , Deelll, bl, 152.—Aanmerkingen van Dr. A. Nu man , omtrent de theorie van den beer D u p n y, ten aanzien dezer ziekte, t. a. p. , bladz. 152. — Proeven omtrent den al of niet besmettelijken aard van den kwaden droes , i door den Hoogl. Bar thelemij , t. a. p., bladz. 187. —1 Over de besmettelijkheid van den kwaden droes voor den Mensch , door Dr. A. Muman, t. a. p., Deel II, bladz. '287, Somwijlen vcrkrijgen de Paarden zoogcnaamde hitte-builen (cchauboulures) over.het ligchaam, welke met eene meer of min sterke jeukte gepaard gaan, die van de wormbuilen moeten onderscheiden worden. Men noemt die builen ook wel den vliegmden worm {feu volant) , neteluitslag {urticaria). Dit ongemak is algemeen gegrond in verhitting vanhetbloed en verdwijnt meestal gemakkelijk na het doen eener aderla— ting, en net toe dienen van eenige giften uionderzout en Salpe­ter. Men zie: Waameming omtrent het ontstaan van builen, {ichauboulures) op de ligchamen der Paarden , toegescfareven aan het eten van nieuwe voeders , welke nog niet waren nil— gebroeid. Vee-artsenijk. Magaz., Deel I, bladz. 411.
Zesiiende Hoofdstuk , bladz. 182. Uitwerking van het Lav-rier- Kers-water ea XJittrehsel van Bilzenhruid in langdurigen hoest bij het Paard , Vee-artsenijk. Magaz., Deel I, bladz. 461. — Voordeelige uitwerking van den Belladonna-woriel in een aanhoudenden hoest der Paarden, doorden Vee-arts G. Rijl-stra,Lz, t.a.p.,D. II, bladz.624. — Dezelfde uitwerking vanditmiddelbevestigd, doorden Vee-artsP. Kij 1 s tra , Llaquo;. en door Dr. Lappe, in deheerschende longziekte van het Rundvee, t. a. p. , bladz. 624.
Zeventiende Hoofdstuk, bladz. 184. Eene eigene soort van dampigheid, waaraan het Paard onderhevig is, wordt het blasen of de pijpende dampigheid genoemd [le carnage , sifflage der Franschen.) Men zie hierover vorder het Vee-artsenijk. Magazijn , Deel I, bladz. 344 .— Eene Merrie, sedert drie jaren aan de pijpende dampigheid lijdende, door middel der lucht-pijpsnede in het leven behouden, bij toeval gestorven, door den beer Barthelemij, t. a. p, bladz. 385. — Opening der luchtpijp en het inbrengen eener blikken biiis in dezelve, tta het blazen (comer) te beletten bij zekere paarden, be-li 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ne-
-ocr page 298-
252
nevens de redenen; waarom dit middcl, slechts voor ecn bepaaldeu tijd , eene gunstige uitwerking kau teweeg bren-gen, t. a. p. , bladz. 414. —Mededceling omtrenteene kramp-achtige aandoening van de Spieren der ademhaling hij een Paard , t. a. p., bladz. 428. — Aan wending der iuchtpijp-snede en yan het inbrengen eener pijp of buis in de opening, bij de pijpcnde dampigheid of cornage , t. a. p. , bladz. 546. —
Achttiende Hoofdstuk. bladz. 192. Over de moeljelijkheid van zenuwpijnen (neuralgies) te onderscbeiden, zie het Vee-artsenijk. Magaz., Deel II, bladz. 221.
Negeniiende Hoofdstuk, bladz. 198. Weekwording van het Ruggemerg bij Paarden gestorven aan den maag-kolder (vertige-abdominal), door den Vee-arts D u p u y ; — Vee-art-senijk. Magaz. , Deel I, bladz. 337. — Kolderachtige aandoe­ning, ten gevojge van sterkuhitte, injulij 1821 , bij de Paar­den, t. a. p., bladz. 379. — Duizeligheid uit gastrische oor-zakeu (vertiges aMominaux) , door het laisbruik van zemelen, t. a. p. , bladz. 413. — Medcdeeling omtrent eene soort van tusschenpoozende verstandeloosheid (vesam'e) , bij eene Mer-rie , nadai dezelve door eenen bond gebeten was , welke ver­dacht gehouden werd van dol tc zijn , door 6 ra gard , t. a. p. , bladz. 422. — Mededeeling omtrent den maagkolder, t. a. p., 429. Waarnemingen omtrent het ontstaan van den Zoo-genaamden maagkolder bij een Paard , door het drinken van eene groote hoeveelheid jnelk , door den Veearts W. J. van der Horst, t, a. p. bladz 620. —
Twintigste Hoofdstuk , bladz. 200. — Beroerte door een schedelbreuk; dezelve komt niet zelden bij Paarden voor; — beroerte en hersenontsteking , zeldzaam bij het Paard; — zij' bepalen zieh meest tot het ruggemerg , volgeus B o u 1 e y de jonge; Vee-artsenijk. Magaz. , D. I, bl. 406. — Eenzijdige yer-lamming bij een Paard volkomen genezen , t. a. p. , bl. 429.— Hersenontsteking bij een Paard , veroorzaakt door de aan-wezigheid van een zeer grooten blaas-worm , in de zijdelingsche holligheden der hersenen , t, a. p. , D. II. bladz. 195. — Dwar-sche verlamming {paraplegic) van het achtcrstelbijeen Muil-Ezc;I , t. a. p. , bladz. 238. — Waarneming van twee Paarden , lijdende aan eene verlamming van het achterdeel des ligchaams, door den Vee-arts O.Koopmans, t. a. p., bladz. 460.— Verlamming , ter oorzake van de nekbuil , t. a. p., bladz. 550. — Waarneming omtrent eene bijzondere zenuwziekte bij een Paard, door den Vee-arts Ei Veenhoven, I. a. p.. Seel II , bladz. 425.
Twee en twintigste Hoofdstuk, bladz. 204. Waarneming omtrent de genezing van de mondkletn , (Trismus) , ontstaan door het vatten van koude , bij een Paard door J. W. _A. Hart, Vee-artstenijk. Magaz., Deel I, bl. 264.—Waarneming omtrent de genezing eener algemeenc krampverstijving der
spie-
-ocr page 299-
253
Spieren {Migiditas musculorum tpasiica, Tetanus) tij een Paard, ontstaan na hct torugdrljven van een roosachtig uit-slag aan den staart, gepaard met doorloop , t. a. p. , bladz. 288. — Mededeeling omtrent eene eigenlijdige regtstijTigheid (Tetanus idiopaihicus) h'ii eea Ezel, t. a, p., bladz.428.— Waarneming omtrent de genezing eener krampyerstyving , na de ontmanning ontstaan, Lij twce Muilezels, t. a p. , Deel II, bladz. 231. — Mededeeling omtrent het ontstaan Tau de mondklem (Trismus) , ten gevolge eener verwonding , bij een Paard, door den Vee-arts ö. Th. Hoffman te Didam , t. a. p. , bladz. 436.— Dezelfde ziekte ontstaan door werktui-gelijke beleediging van den rug , bij een Paard , door den Vee-arts J.W. Slams, t, a. p., bladz,437. — Proeven om­trent de inspuiting van azijnzuur-morjihium in de halsader bij de algemeene krampverstiJTing, t. a. p., bladz., 546.— Toeyallige krampverstijving {Tetanus symptomaticus) bij een Paard, ten gevolge eener onvoorzigtige behandeling bij het beslaan , door den Vee-arts IS. Classen, t. a. p. bladz. 440, met eene bljvoeging van Dr. A. IN um an. — Zenuw-toevallen nade castratie , door afbinding van den zaadstreng , bij een Paard, door B. Jgt; C. Rij nde r s , t. a. p., bladz. 626. —
Drie en twintigste Hoofdstuk , bladz, 211. Kolieken, nit ophooping van drekstoffen (cogues stercorales), vooräl eigen aan oude Paardeu; Vee-artsenijk, Magaz., Deel 1, bladz. 387laquo;— Waarneming omtrent de genezing der windzucht, bij een Mer— rie-Veulen , door middel van den doorsteek der buiks-inge-wanden, Deel II, bladz. 238. —Waarneming omtrent eene uit-storting van bloed in den blinden darm, zieh openbarende onder de verschijnselen van trommelzucht, en gepaard met kramp der hals-spieren, bij een Paard , door den Vee-artfl W.J. v. d. Horst, t. a. p. , bladz. 402.
Zeven en twintigste Hoofdstuk, bladz. 222. Blocdpisscn bij een Paard , uit eene buitengewone oorzaak voortvloeijen— de. Vee-artscnijk. Magaz. Deel II , bladz. 169.
Acht en twintigste Hoofdstuk, bladz. 227. Behalve de aldaar , in de noot, opgegeven twee soorten van Lintwormen by het Paard , bcstnat er nog eene derde soort, zijnde een klei­ne worm, de tepelvormige lintworm genaamd {Taenia mam-melina). Dezelve huisvestinhet achterste gedeelte der dünne darmen, heeft een afgestompten Vierkanten kop; de zuig-monden zijn langachtig aani de zijden; de hals ontbreekt; het lijf is naar achteren eenigzins smaller enz. (Men zie Dr. E. F. Gurlt, Lehrbach der Pathologische Anatomie der Eaus-säugc-thiere, Berlin 1831. Theil I Seite 380. — Men zie verder over de Horzel-maskers , welke in de maag van het Paard huisvesten, A. N u m an , Waarnemingen enz. in het IVe. deel der Nieuwe Verhandelingen van net Ko-L 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;nink-
-ocr page 300-
254
umklijk-Nederlandsche Instituut van Wctcnschappen , Let­teren en Schoone Künsten, 4to. , Arast. 1840; in het Höog-duitsch overgezet, door den Hoogleeraar Dr. C. H. 11 c r t w i g, onderdentitel: Ueber ditBremsenlarven int Mögender Pferde , mit Zusatsen und mit einem Anhange ueber die uebrigenSrem-nenlarven bei dm Hausthieren. Berlin 1837.
III. AFDEELING.
OVER DE VERLOSKUNDE DER PAARDEN.
Eersie ffoofdstuk, pag, 230. • Oyerbevruchting bij een Paard , Vee-artsenijk. Magaz., D. I, bladz. 163. — Voor-beeld van vruchtbaarheid' eencr Merrie , van vijfentwintig jarigen ouderdom, t. a. p, , Deel III , bladz, 294.
VIER-
-ocr page 301-
255
IV. A F D E E L I N G.
OVER D:
U1TWENDIGE ZIEKTEN
VAN HET
R u IV D V E E.
E E li S T E HOOFOSTtJK.
Over de gelreken van den Mond. I. Over dc Spruw.
De Spruw is kenbaar aan kleine, witte of gele zweren, welke zieh op de tong en aan het verhemelte vertoonen, die gewoonlijt bij Kalveren ontstaan, wanneer zij nog met melk gevoed worden. De gewone oorzaak der Spruw is gelegen in eene ophooping van slijmige of zure Stoffen in de maag en darmen. Wanneer men waarneemt, dat het Kalf niet goed drinken of zuigen wil, en tevens min­der, vlug dan gewoonlijk is, zoo dient men den mond te onderzoeken, en ontdekt men de gemelde zweren, zoo wassche men den mond, drie malen daags, uit, met een mengsel, bestaande uit een pond azijn en twee lepels vol honig, waardoor de spruw dikwijls spoedig geneesK
Hetzelfde middel wordt nog werkzamer, Indien men er een half lood fijn gewreven aluin b\jvoegt. Wil de spruw hierdoor niet genezen, zoo geve men het Kalf eeft der volgende middelen in:
Neem:
-ocr page 302-
256
Neem: Poeder van Rhabarber,
Magnesia, van ieder een vierendeel loods, Onder een gemengd zijnde, geve men quot;van dit poeder, 's morgens en 'savonds, de helft met water; of Neem: Magnesia, twee looden,
Poeder van Lisch-wortel, een lood, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Venkel-zaad, een half lood.
Meng het te zamen, om van hetzelve, vier malen daags, een of anderhalf vierendeel loods in te geven met water.
Betert de spruw onder het gebruik dezer middelen niet volkomen, of worden de zweren dieper en geel van kleur, zoo -kan men het volgende uitwendige mid-del gebruiken , om dezelve daarmede, dne malen daags, te bestrijkcn. Neem: Water, twaalf looden ,
Wit Koperrood, een half vierendeel loods, Rozevr-honig, twee looden. Meng het te zamen.
Ontdekt men onder den afgang, welke doorgaans dun en stinkende is, roofjes der spruw, zoo is zulks een teeken, dat de maag en ook de darmen met dergelijke zweertjes bezel zijn. Men moet dan verzachtende dran-ken als lijnzaadwater, of water, waaronder roggenmeel of stijfsel geroerd is, ingeven, en zieh onthouden, om afvoerende middelen toe te dienen. Het volgende mid-del is dan dienstig. Neem: Poeder van Oesterschelpen, twee looden, raquo; raquo; Lisch-wortel, raquo; raquo; Gentiaan-^ioortel, van ieder een
lood. raquo; raquo; Venlcel-zaad, een half lood. Onder elkander gemengd zijnde, wordt het even als hei laatstvoorgaande inwendige middel ingegeven.
11. Over de Wormen op de Tong.
#9632; Er ontstaan, blj jonge kalveren , dikwijls eene menig-le wormen op de tong en aan den wortel van dezel­ve , die in blaasjes zitten, waaruit zweertjes geboren worden. Dit ongemak veroorzaakt, dat de kalveren moeijelijk drinken, waarbij zij sterk met den neus op den bodem des emmers stooten; zij worden daarbij dik­wijls.
-ocr page 303-
257
wijls, Indien hetzelve verwaarloosd wordt, kwijilen-de , en sterven. — Sommigen noemen dit ongemak de gortigheid.
Ontdekt men hetzelve, zoo moot men de long, zoo ver mogelijk, uit den mond halen , en schrappen de blaasjes of zweren, met een stomp mes door, om de— Zelve van de wormen te zuiveren. Aisdan moet de long met zout ingewreven, of, gedurendc eenige da-gen , van tijd tot tijd, met gewoon zout in water ont-bondcn, waarbij tevens wat honig en aluin kan •wor­den gevoegd, gewasschen worden. Een sterk aftreksel van alsem in water, waaronder insgelijks zout, aluin en honig gemengd zijn, is tot hetzelfde oogmerk dienstig.
Ter voorkoming van de wormen op de long, is het nuttig, de tong, onmiddellijk na de geboorte van het Kalf, met zout in te wrijven, waardoor de mond van slijmstoffen gezuiverd en tevens de lust tot drinken op-gewekt wordt.
III. Over de gebreken der Tanäen.
Wanneer de tanden of kiczen onnatuurlijk hoog uit-wassen of scherp worden , heeft zulks ten gevolge, dat het vee niet behoorlijk eten kan. Zoodanige tanden, welke gewoonlijk leegelr-tanden genoemd worden , moe-ten afgevijld worden, opdat dezelve met de overigen gelijk staan.
Indien de baktanden of kiezen los zilten, is zulks insgelijks eene oorzaak dat het Vee niet goed kaauwen kan. Zulks is het gevolg eener roosachtige zwelling of ontstekingachtige opzctting van het tandvleesch. Men kan zieh van het volgende middel bedienen, om de kiezen wederom vast te maken.
Neem : Aluin, twee looden ,
Ontbind hetzelve in drie looden heet water, en voeg er bij:
Honig, of, in deszelfs plaals , ttozen-honig, vier looden.
Met hetzelve moet het tandvleesch aan beide zij-den, door middel van een stokje , Om welks eind een lap gewonden is, twee of drie malen daags, bestreken worden.
De
-ocr page 304-
258
De voortanden zitten, gelijk bekend is, altijd eenig-zins los, zoodat dezelve door drukking kurinen -wor­den bewogen. Indien dezelve evenwel zoo los worden, dat zij waggelen, kunnen zij, door de aanwending van het opgegeven middel, wederom vaster gemaakt worden.
Bflaldien het losworden der tanden met eenige ziekte, als met den Wolf in den staart, de Runderpest enz. ge-paard gaat, dan moeten zoodanige middelen worden aan-gewend, welke ter genezing dezer ongesteldheden ge-vorderd worden.
IV. -Over de verwonding der Tong.
De tong kan daardoor somwijlen gewond of raauw ge­maakt worden, dat zieh gersten-angels, kaf of korrels van voeder-koorn in den plooi achter op de tong vast zetten, welke, door de beweging der tong, met de pun-ten door de opperhuid steken. quot;Wanneer het vee derhalve niet eet, en men, bij het onderzoek van de tong, deze oorzaak vindt plaats te hebben, zoo meet het vastgezette kaf of koorn, uit den gezegde plooi, zuiver weggenomen, en de raauwe plaats der tong, eenige malen, met azijn en honig tezamen vermengd, gewasschen worden, totdat dezelve genezen is.
V. Over de sieelling van de des Monds.
inwendige deckn
Zfl'n de inwendige wanden van den mond gezwollen, zoodat dezelve tusschen of tegen de baktanden dringen, waardoor het vee belet wordt te eten, of te herkaau-wen, zoo noemt men zulks de speer in den mond. Om dit ongemak te genezen, knipt men met eene schaar de punten van de gezwollene deelen af, en wascht dezelve vervolgens, eenige malen daags, met een mengsei van azijn en honig,
Somwylen zweiten ook de deelen, onder de tong gelegen, op, waardoor de kaauwing en slikking moei-*-jelijk of wel geheel belet worden. De ondertongklie-ren, zoowel als de tong zelve, zijn opgezet, en ont-stoken, welke ontsteking zieh dikwyls aan de kaak-spieren en het verhemeltc mededeelt, waardoor het
dier
-ocr page 305-
259
dier zware pijnen lijdt; hetzelve houdt daarbij op te herkaauwen.
Zoodra dit ongemak wordt waargenomen, moelen de gezwollene deelen, drie malen daags, met het voorge-schrevene middel, gewasschen worden , of met een af-treksel van gestampte knoflook op witten wijn of oud bier*, #9632;waarbij men tevens een scheutje azijn en wat gewoon sout voegt. Men doe eene aderlating in de hals-ader, of eene snede in de ooren, zoodat dezelve sterk bloe-den.
Heeft de ontsteking zieh reeds tot een ettergezwel ge-zet, zoo moet hetzelve, rijp zijnde, met eene histoerie of vlijm geopend worden, ten einde de etter zieh kan ontlasten. De verzwering moet dan dikwijls met water. zoüt, en asijn, of met metliwei of kamemelk, waarin zout ontbonden is, gewasschen worden. Hierbij raakt het 'dier veeltijds aan het kwiylen, hetwelk niet moet gestuit worden, daar het voordeelig is , en vervolgens ran zelf ophoudt. Men geve het maische kruiden, jong gras, koolbladen of salade te eten, en late het lijnkoek-water drinken.
Er groeit meermalen een vleeschig aanwas onder de long; hetwelk eenigzins hard is en de vorsch- of het vmrsch-gezteel genoemd wordt. Dit gezwel neemt wel eens een' knoest- of kankerachtigen aard aan, wes-halve het in tijds dient te worden weggenomen, door het geheel met eene tistome uit te pellen. De wond kan vervolgens met het voorgeschrevene middel van look op witten wijn of zuur Her getrokken, dagelijks meer-malen gewasschen worden, totdat dezelve genezen is.
1
X W 15 E D E HOOFDSTVK. .
Over de ziekten der Oogen.
Onderscheidene oorzaken können tot de ontsteking der oogen aanleiding geven, als: eene ontstekingach-tige gesteldheid of verhitting van het bloed; het in-stuiven van onzuiverheden, als klei of kaf, hetwelk tich op den oogbol vastzet en denzelven prikkelt;
het
-ocr page 306-
260
het stooten tegen harde ligchamen of van eene andere Koe; het vatten van koude of zinkingen enz.
Het ontstokene oog traant, is gezwollen, rood be-loopen, en, bij het aanvoelen, neemt men eene ver-meerderde wärmte aan hetzelve waar. De Koe houdt het oog bestendig door de oogleden gesloten, en k pijnlijk aan hetzelve, wanneer men het aanraakt.
Gaat de oogontsteking met eene inwendige verhit-ting des ligchaams gepaard ; hetwelk men mag vermoe-den,quot; indien men geene uitwendige beleediging of an­dere oorzaak kan ontdekken, en het dier somwijlen met verbittend voeder, zoo als bij voorbeeld met ge-never-spoeling, gevoederd wordt, zoo doe men eene aderlating van twee ponden bleed uit de hals-ader; het ontstoken oog moet dikwijls met koud water be-vochtigd worden. Men kan tevens, drie of vier da-gen achter elkander, des morgens acht looden wonder-zout, in water outbonden , ingeven. Bijaldien er eenig kaf op den oogbol zit, zoo moet hetzelve voorzigtig met eene naald of met een spits mesje worden afge-nomen. Zijn er onzuiverheden van zand of klei in de oogen aanwezig , welke tevens de oogleden omkorsten, zoo moeten de deelen eerst met water, door middel eenec zachte spons gezuiverd, en dan dikwijls daar-mede, of ook tusschen beiden, met goulards water ge-wasschen worden. Heeft het oog, door een' stoot, eene kneuzing ondergaan, zoodat er uitstorting van bloed in hetzelve plaats heeft, dan dient men, een-maal daags, loodwitzalf met #9632; kamfer bereid, over het bovendste ooglid te strijken, gelijk zulks bij de oogziek-ten der Paarden is voorgeschreven. Wanneer er aan-lioudende zinkingen op een of beide oogen vallen , door het vatten van koude, zoo trekke men een ctter-dragt door bet oor, welke twaalf of veertien dagen lang, moet blijven zitten. Ook kan bij deze, zoowel als bij de overige oogontstekingen, door uitwendige oorzaken le weeg gebragt, eene aderlating of snede in de ooren, zoodat dezelve sterk bloeden, dienstig zijn.
Voor bet overige kunnen bier, bij eene plaatsblt;eb-bende wölk of verduistering in het oog, bij oogvlek-ken enz., dezelfde middelen worden aangpewend, welke, ter genezing van dezelfde ziekten bij de Paar­den-
-ocr page 307-
261
den, in de eerstc afdeeling dezes werks, zijn roorge-
dragcn.
DEBDE H O O I D S T U K.
Over het Äfstooten der Hoornen of äe Boomlreuh.
Wanneer de hoorn van een Rund geheel met den pit afgebroten wordt, zoo kan men, nadat het bloeden heeft opgehouden, dagelijks een weinig teer over de wond stri­ken, totdat dezelve genezen is. Men kan daartoe insge-lijks het volgende middel gebruiken:
Neem: Terdilite Terpentijn,
Gewone Gom, van iedervierlooden,
Ondereen gesmolten zijnde, wordt de -wond daannede besmeerd. Nu neme men rooden bolus, met eiwit tot een smeersel aangemengd, en strijke hetzelve over de zalf, nadat deze eenigzins gestold is. Over hetzelve wordt eene #9632;wiek van vlas gelegd, en dit alles bindt men met een doekje vast. Na drie of vier dagen, wordt de hoorn be-zigtigd, wanneer men eene korst op de wond zal bevinden, welke binnen körten tijd van zelve afvalt. Men strooit dan op de korst, als zij niet geheel droog is, nog wat fijn gewrevene salie, jioeder van eikeribast, of soortgelijk opdroogend middel.
Het gebeurt ook, dat de hoorn niet geheel afgebroken is, maar dat, door verwringing, de hoorn-koker los om den pit zit, en eenigzins verdraaid kan worden; waarbij ook somwijlen, uitvloeijing van bloed plaats heeft. Men kan, om de hoorn wederom vast te doen worden, een-maal daags, den wortel van den hoorn met de volgende zalf bestrijken.
Neem: Rooden lolus, twee looden, Honig,
Terpentijn, van elk drie looden, Värkens-reusel, een lood.
Meng dezelve te zamen.
i
#9632;
VIER-
-ocr page 308-
262
VIBBDE HOOFDSTUK.
Over de Warmen en Verzwering in het Oor.
Er kunnen uit eijeren, welke door vliegen in de ooren gelegd worden, wormen in dezelve ontstaan, die de huid doorknagen , en somwijlen verzwering in het oor te weeg brengen. Men bemerkt daarbij , dat het vee dikwijls met den kop schudl, en het een of an­der oor tegen den ruif wrijft, of het krabt met den achtervoet aan hetzelve. Vindt men nu, bij het on-derzoek, dat er wormen in het oor aanwezig zijn, zoo neemt men eene houten spatel, waarmede men, zoo veel mogelijk, dezelve uit het oor tracht te ver-wijderen; vervolgens worden de raauwe plaatsen, een-maal daags, door middel van eene veder, met terpen-tijn-olie bestreken, tot dat dezelve genezen zijn. Het oor moet vervolgens , elken dag, onderzocht worden, of er zieh op nieuw wormen in hetzelve bevinden, welke alsdan terstond, op dezelfde wijze, moeten wor­den uitgenomen,-
Het is evenwel ook mogelijk, dat een worm, vlicg of tor van buiten in het oor is gekropen, welke kit-' teling veroorzaakt, en tot schudding en wrijving van den kop aanleiding geeft, ja zelfs kan eene koe daarr door razend worden. Men moet beproeven, om door een tangetje, of door middel van een' stok, om welks einde katoen gewonden is, het vreemde dier uit het oor te verwijderen : gelukt zulks niet, uit hoofde dat het te diep in hot oor zit, zoo giete men het oor vol water, waardoor het dier spoedig te voorschijn zal komen of het verdrinkt. Wordt de kitteling en wrijving door het invallen van andere Stoffen, als kaf of borrels van het voeder , enz. in de ooren , te weeg gebragt, zoo neme men deze, op de meest geschikte wijze, uit dezelve.
Heeft er, door de gemelde of eenige andere oor-zaken, eene verzwering in het eene of andere oor plaats, zoo houdt het dier gewoonlijk den kop op die zijde, aan welke de zweer in het oor zieh bevindt. Ontdekt men zulks nader door het onderzoek des oors, zoo moet men hetzelve trachten te reinigen, door middel van een' stokje, om hetwelk men werk
. los
-ocr page 309-
263
los heeft gewikkeld; vervolgens bestrijke men, elken dag, de raauwe plaatsen met terpentijn-olie, gelijk zoo even voörgesteld is.
VUFDE BOOFDSTCK.
Over de Knie-zwam.
Dit ongemak wordt niet zelden bij het Rundvee waar-genomen, dewijl hetzelve, bij bet opstaan, telkens eerst op de knie rust, door welke drukking gemakkelijk uit-storting van vochten wordt veroorzaakt, betwelk, ver-dikkende, tot het ontstaan dezer zwam aanleiding geeft. De genezing is dezelfde als die welke bij de zwammen der Paarden is voorgeschreven.
#9632;#9632;i
ZESDE HOOFDSTUE.
Over de zuchtige zwelling der Gewrichten en Beenen.
Dit ongemak gewoonlijk het lede- of leewater genoemd, heeft aan de achterpooten der Kalveren plaats, en wordt eerst gekend aan eene ongewone dikte der knieen, welke week op het gevoel is, waarbij vervolgens, als bet gebrek toeneemt en veroudert, de beenen zelve zuchtig gezwol-len worden.
quot;Wat betreft de oorzaken dezes ongemaks, betwelk bestaat.m eene vergadering van eene taaije, slijm-, lil of ook waterachtige stoffe in de beursband des knie-gewrichts en het celwijs weefsel der achterpooten, hiertoe behooren, vooreerst: eene teedere of zwakke ligchaamsgesteldheid der Kalveren ; voorts toegebrag-te kneuzing aan de achterpooten, door de drukking van touwen of strikken,' bij dp verlossing aangewend, of door ander uitwendige beleediging, als vallen, sl^an, enz.; gebrek aan beweging, door het opsluiten der Kalveren in enge hokken, alsmede de vochtigheid van den dampkring, bet loopen in läge, natte wei­den , of het staan op nat stroo, al betwelk de deelen
dos
i
-ocr page 310-
264
des ligchaams verslapt, en de uitwaseming belet, waar-door.tot deze en andere ophoopingen van yochlen aan-leiding wordt gegcven.
Is het ongemak nog nieuw, zoo is hetzelve genees-baar, doch verouderd zijnde, sterven de Kalveren zecr dikwijls daaraan; men meet hetzelve daarom zoo spoe-dig mogelijk trachten te herstellen.
Zijn de beenen door kneuzing verzwakt, zoo moet men dezelve dikwijls wasschen met een mengsei van gelijke deelen water, azijn en hrandewijn, waarin een tiende of twaalfde gedeelte ammoniak-zout is ontbon-den. Nadat dit - middel eeuige dagen is aangewend, gebruike men ter wassching hrandewijn, waarin zeep is opgelost. Dit zelfde middel kan ook gebezigd wor­den , indien de zuchtige zwelling, uit andere oorza-ken, als natheid, ontstaat, waarbij het Kalf dan te-vens op ruim en droog stroo, in een ruim hok moet geplaatst en .deszelfs geheele ligchaam, zoo wel als vooral de beenen en gewrichten, tusschen beiden, vlijtig met stroo moeten gewreven worden. Heeft het KaJf in natte weiden geloopen, zoo moet het bij goed weder, op hoog en droog land gejaagd worden. —— Bij dit alles is eene matige beweging der gewrichten, aanstonds in het begin der ziekte, voor de genezlng volstrekt noodzakelijk. Kan derhalve het Kalf niet loopen, zoo moet men de beweging der gewrichteh, door dezelve dikwijls been en weer te buigen, met de banden verrigten.
Inwendig kan men het volgende middel met watei ingeven:
Neem : Poeder van Jalappe , een lood,
raquo; raquo; Gedroogde Zee-ajuin , een vieren-deel loods. Gewoon zout, anderhalf lood, Siroop of Honig , vier looden.
Meng het te zamen.
Hierdoor zal het Kalf eene sterke pntlasting krijgen van eenen dünnen, waterachtigen afgang, waardoor de zwelling der beenen vermindert. Wordt dezelve daar-door niet geheel weggenomen, zoo kan men hetzelfde middel, na vier of vijf dagen, nog eens of meerma-ien aanweaden. Eenigen gevea alleea dagelijks tien
of
-ocr page 311-
265
of twaalf looden azijn op zee-ajuin getrokken , in ,#9632; met welk middel tevens de dikke beenen gewasschen worden.
Wanneer de walcrachtige stof zieh alleen binnen den beursband des gewrichts bepaall , zoo kan men denzolven voorzigtig met den troisquart of trokar (PI, I. Fig. 19.) doorboren, om op doze wijze, bet vocht, indien betzclve niet te dik of lilaclitig is, te ontlas-ten. Is zulks geschied, zoo wassche men het deel met het volgende vcrslerkende middel.
Necm : Wilgen- of Eihenbast, twaalf looden ;
Kook denzolven in vier ponden water, en voeg blj het doorgezegen vocht:
Ammoniak-zmt, twee looden, Brandewijn, zeslien looden.
Hierdoor zal de gemaakte wond spoedig genezen , en de aangroci van het vocht op nieuw vcrhindord wor­den, indien het dier tevens ecne malige beweging heeft.
Somwijlcn gebeurt bet, dat er, na Jeze doorsleking der gewr'chlsbeurs , eene aanhoudende lekking van het lidvocht nablijft, waarbij het Kalf uitleert. Men kan dan, door warme terpenlijn-olie, op vlas gedaan, en met een beet mes, eenigi; kocron daags, op de wond gehouden , de lekking dikwijls stuitcn, en dan verder, door de aanbevoiene versterkende wassching , of door bet middel, op biz. 122, ler hcrslelling van de wonden der gewrichten bij Paarden voorgeschreven , eene volkomene geneziog erlangen. Hclpen deze mid-delen niet, zoo blijft cr niets over, dan het Kalf hoe ecrder hoe beter, te slaglen.
ZEVENDE BOOFDSTUK.
Over het intreden van spitse ligchamcn in den voet.
Heeft eenig stuk Rundvee een nagel, splinter, of doorn in den voet getreden , zoo moet dezelve voor­zigtig uitgetrokken en de wond, door eene kleine in-snijding, lets verwijd worden; men giel alsdan, een-maal daags, eenige druppels brandewijn , of, het geen
Mnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;nog
-ocr page 312-
266
nog betcr is, terpentijn-olie in de wond; legt er droog werk op, en maakl eon verband om den voet, opdat er zieh geene vuilighcid in de wond zotte ; waarrae-' de zoo lang -wordt aangchouden, totdat dezelve gene-Jen is.
Is het in den voet gctredene ligchaam , reeds uitge-vallen , of in den voet afgebroken , en is er , door de ontsteking, reeds ctter geboren, welke besloten is, zoo moot de wond insgelijks door insnijding verwijd en het vreemde ligchaam, indien het nog in den voet aanwe-zig is , er uit worden genomen , opdat de ctler eenen vrijen uitgang erlange ; alsdan wordt de wond op de voorgeschrcvene wijze behandeld.
\ C H T S T E IIOOFD
T U K.
Over de verstuildng van het Kootgewricht.
Deze verstnlking vertoont zieh door krcupelheid en pijnlijke zwclling des kootgcwricbls van een der bcenen. Het gezwollcne gewricht moct, drie malen daags met het volgendc middcl gewasschen worden , toldat het on-fiemak genezen is :
Necm : Lnod-extract, zes looden ,
Gekamferden hrandewijn , drie looden gt; Water , twee ponden.
Meng het te zamen.
WEGENDE nOOFDSTUE.
Over de Moli.
De mok ontstaat voornamelijk bij Ossen, wanneer deze lot het ploegen of trekken gebruikt worden , en in diepe , modderige , wegen moelcn gaan , waardoor zieh onzuiverheden in de plooijen der koot zelten, dezelve doorscheuren en eene onlslekingachtige ver-bitling en zwelling aan dat deel en het been te weeg
brenr
-ocr page 313-
267
brengen , zoodat het dier kreupel gaat. Ora dit onge-mak te genezcn, moet men het been van alle onzui-verheden reinigen , en dagelijks , cenige malen , met het middel wasschen , hctwelk in het voorgaande hoofd-stuk is voorgeschreven.
TIENDE HOOFDSTUK.
Over de ziehten der Klaauwen.
Wanneer de klaauw-schocn of do hoorn, tot aan hel #9632;vJecschachtige gedeelte of het leven des voets, is^pge-scheurd, zoo moet de kloof van aanhangende onrei-nigheden gczuiverd worden, en alsdan de hoorn, door middel van cene schoenraakers-cls en bepektcn draad , wederom aanccngehccht worden; men bestrijke denzelven vcrvolgens, eenmaal daags, van boven met eene zalf, beslaande uit gelijke deelcn verdihte terpentijn, wat en honig , totdpt zij wedcrom aaneengegroeid is.
Indien een der klaauwen gebroken is, zoo snijde men het losse stuk geheel af. Somwijlen gaat het ook, door geweidig springen, of indien de voet tusschen steencn of in een diepen grond vastraakt, zoodat de Koe of Os sterk aan denzelven trekt, van achteren los, waardoor het Rund krcupel gaat. Men moet den voet, daar de hoorn los zit, dikwijls bevochtigen met gekamferden brandewijn. Dit ongemi.k moet niet vcr-waarloosd worden, dewijl er alsdan dikwijls ontste-king en verettering in den voet uit geboren wordt. Ook moet dc Koe op slal gezet, en de voelen dienen droog te worden gehouden, vermits de beweging en vochtigheid de genczing verhinderen.
Niet zeldcn krijgt het Rundvee eene ergc verzweraquo; ring aan de klaauwen, wclk ongernak algcmeen be-kend is onder den naam van het klaauwzcer of ktaauw-vuw. Het dier begint, zonder dat het zieh bezeerd of in de koot vergt;luikt heeft, te hinken; de klaauwen worden heet en pijnlijk; de huid boven den hoorn is gezwollen en onlstokcn; somwijlen wordt het lig-cbaam door koorls aangedaan, zoodat hetzclve trllt. Vervolgens ontstaat er uilvloeijing van een' dünnen , stin-
M 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ken-
-ocr page 314-
268
I
kenden etter, welke plaats heeft rondom de kroon van den hoorn, of tevens in het midden van de kloof der klaauwen. In beide gcvallen wordt de hoorn en ook doorgaans de huid , die met dcnzelven verbondcn is, door de vcrz-wering losgcmaakt, en niet zelden valt de gcheele klaauw-scliocn af.
Het klaauwzcer kan daaruit ontstaan, dat het vee aan-houdend in een' vochtigcn grond ioopt, of op morsi-ge stallen in weeken mest moet verkeeren, wordende de voeten alsdan door de scherpe Stoffen geprikkeld, hetwelk ontsteking te weeg brengt; doi'h in dit ge-val ontstaat het klaauwzeer slechls bij een enkel stuk vee, of bij weinigcn te gelijk Sorawijlen evenwel worden door het klaauwzeer gcheele kudden of stal­len met vee aangcdaan , en hetzelve kan dan als cone heerschendc ziekte worden besehouwd. Als zoodanig wordt dezelve het jnccst waargenomen in zeer heete en drooge zomers , en dikwijls gaat het heerschendc klaauwzeer met den tongblaar of het kwaadaardig hederf in den mond gepaard , of volgt op dcnzelven. Ecni-gen schrijven ook somwijlen het ontstaan van het klaauw­zeer , bij het Rundvee, zoowcl als bij de scbapen toe , aan den honigdauw, wcJke men wil, dat door deszelfs scherpen aard , den hoorn der voeten aandoet, en ontsteking in dezelve veroorzakt.
Ter genezing van het klaauwvuur, moet men, In­dien de ontsteking nog met tot verettering is overge-gaan , voor op den voet, even boven den hoorn , ee-nige vlijmslagcn , in de huid doen, of dezelve open-snijden , opdal het deel s crk bloedde ; eenigen snijden, tot dat einde, tevens de kleine klaauwen van achteren af. Doch is er reeds etter geboren, zoo moet de hoorn , zoo ver dezelve door den etter reeds is losgc­maakt , hetzij aan de kroon , of in de kloof , wegge-sneden worden , dewijl zieh de eller anders achter dcnzelven ophoudt, en veroorzaakt , dat de hoorn cog verder wordt afgescheiden. Daarop legt men werk op het deel, hetwelk met het volgende middel, twee malen daags, bevochtigd, en door middel van een ver-band , om den voet vastgemaakt moet worden.
Necm: Wit Koperrood ,
A luin , van ieder een lood , Smansch Groen , een half lood ,
#9632;L
-ocr page 315-
269
Water, een pond.
Meng hel te zamen.
Ten einde de bitte en de zwelling , welke , bij het ongemak , aan hel been plants hebben , te maligen . moet men een verkoelenden omslag om het been leggen. Men name twee deelen leemaarde en een deel frissche hoemest, make daarvan met azijn, of goudglit asijn eene dikke pap ; men strijke dezelve een duim dik , om het gezwollen been, en legt een verband om hetzelve , om de pap er om te houden. Deze kan, van tijd tot tijd , door het opgieten van azijn, op nieuw bevoch-ligd worden,
Wanneer het klaauwzeer ontstaat bij vee , helwelk in weeken mest heeft geslaan , zoo moet hetzelve terstond zoo lang uit den slal worden gebragt, tot dat dezelve van good droog stroo voorzien worde. Indien er een stroo-mend water in de nabijheid is, zoo is het zeer nutlig, ter vermindering der ontstcking van den voet, het vee twee of drie malen daags , in hetzelve te drijven en daarin een kwartier uurs te laten staan. Na het ba­den wordt de voorgeschrevene pap wederom aange-legd. Het baden in -Sen stroomend water is tevens een der beste voorbehoedraiddelen legen het heerschende klaauwzeer, vooral wanneer hetzelve in beet en schraal zomerweder ontstaat. Zoodra men dit onge­mak waarneemt, moet men het vee eene aderlating doen uit de halsader en geven hetzelve dagelijks, een of anderhalf lood , Salpeter, in water ontbonden, in. Dit middel kan ook onder het drinkwaler, waarin tevens roggenmeel gcvoegd is , gemengd worden. Ter voor-koming der ziekte kan men , met voordeel , insgelijks het gezonde vee adcrlaten.
E I, F D E H O O F D S T tJ K.
Over de kneuzing der voetzool.
Op harde, oneffene, bovrozene en stecnachtige wegen
wordt de bal of zool des vocts dikwijls zoo slerk ge-
drukl, dat dezelve kneuzing ondergaat, opzwell, heel,
pijnlijk en ontstoken wordt, en er zieh dikwijls etter
M 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;quot; on-
-ocr page 316-
270
under den hoorn verzamclt; waardoor het dier ver-hinderd wordt te loopen of kreupel gaat.
Men moet zoodra men de gemeide vi'rschijnselen der ontsteking waarneemt, de , in het vorige hoofdstuk op-gegevcne pap , uit leemaarde , koemest en azijn bc-staande, cm den voet leggcn, en dezclve door een verband daarom trachten te houdcn. Als de pap droog begint te worden, moet zij op nieuw door het opgieten van azijn bevochtigd worden ; door welke geneeswijze de ontsteking somwijlcn gehcel wordt weg-genomen, zonder dat er verettering geboren wordt. Ook is het dienslig vooraf in icdcren aangedanen voet-bal, met de punt van een scherp mes of met de bistoerie (PI. I. Fig. 3) drie insnijdingcn te maken , zoo dicp , dat zij bloeden; nadat de wonden liebben uitgebloed, wordt de pap om den voet gelegd.
Is cr reeds ettcr geboren, en daardoor de hoorn aan den voctbal los geworden , zoo moet dezelve , zoo vprre dit plaats heeft , weggenomen worden ; vervolgens giet men cr een weinig terpentijn-ohe op , legt er droog werk om , en maakt helzelve met een verband er op vast. Dit moet dagelijks herhaSld worden, totdat de wond genezcn is.
Onldekt men daarentegen etter onder den wecken hoorn van den voetbal, welke zieh niet onllasten kan , zoo moet men niet zoo lang wachten , totdat deze van zelf door de zool breekt, maar men moet, door eene insnij-ding , aan den ettcr uitgang verschaffen , dezelve schoon uitdrukken , en de wonde verder, op de, zoo even be-schrevene, wijze behandeien.
TWAALFDE HOOFDSTCK.
Over de Beenhreuk.
Wanneer eenig Rund, door cen' val, een der beenen gebroken heeft, kan zoodanige breuk, Indien dezelve tusschen het koot- en knie-gewricht of in de pijp des beens plaats heeft, en het dier niet oud is , op de vol-
gen-
.
-ocr page 317-
271
gcndc -wijze hcrstold worden. Men moct de gebrokene einden des beens in eene tegcnovergestelde rigting, door twee helpers, docn uitrekken , en de beeneinden, zoo gocd mogelijk is , legen elkander zelten. Nu legt men een wollen of liiinen lap, in gclijke deelcn water, aiijn en hrandeieijn bevochtigd , over de plaats der breuk , en maakt dien, door een langen , rondgaanden zwaeh-tel om het been vast. Ilicrover worden , tot mecrderen steun, twee of drie uitgeholde, honten spalkcn gelegd, die bet been oravallen , en door cenige platte banden vastgezet worden. Men moet zorgen, dat het verband niet te stijf worde aangelcgd, ten einde de gehcele doorstraling der vochten niet bclet werde. Het ver­band moct, eenige malen daags, met het voorgeschrevene middel worden bevochtigd. Op deze wijze herstelt eene cenvoudige beenbreuk doorgaans vrij gemakkclijk en spocdig, zoodat het dier, na verloop van vijf, zes of zcven wekeu , wederora op het gebroken been k;ui staau en loopen.
Er hceft somwijlen, bij het Rundvee, eene bijzon-dere voorgeschiktheid tot de beenbreuk plaats, bestaan— dc in eene tcgennatuurlijke zwakheid der beenderen. waardoor dezelve , zonder eenige of ten minste , bij eene zcer geringe uitwendige oorzaak , ligtelijk en als van zelve , broken, zoodat het dier, onverhoeds ne-dervalt ea liggea blijft (*) Misschiqa moet de uaaste
oör-
(*) Op sommige plaatsen in Duitsehlaqd heeft men bet
Trijwillig broken der bceuilcTeii , iiieunriak'n als eeu algemesa bcerschenJ (epizobtisch) nrigemEik wiHrgenomen. Helzeivc had voornanielijk plaats tics zomei's , bij droog weder , doch laquo;p con uatteu grond, die het roinstdoai den plocggebrobea was, en op wciianden , welke nog weini;; gezmverd waren van ^qre, seherpe , ouvoediaine en andere scUadclljke soorten van gras eu knmlen Vooral bepaalde zieh het breken der beenderw. totde voorbeenen en schcudurs, doch ook bra ken sonnvylen tot beupbeeu over bet kruis en denbbep, terwijl het kruiabeen, m de meeste werveleu , nu en il;in , ook in de lengtu geapleten werden Insgelijks werd waargenomeu , datde beenileren van het bukken , uaar voren toe , eenige dagen na bet Kalven, van elkanderen gingen waarop do dood van het dier apoe^ dig volgde , gelijk laquo;ulka in de andere gevallen der beeo-breuken ook dikwijls plaats had Deze ziekelijke glaquo;atlaquo;ld-heid der beendereu is boschreven doorjou. GOTXJLIGB GbE-M 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;DITSCH ,
-ocr page 318-
272
oorzaak dezer been-zwakhcid gezocht worden , of in eenquot; o\er\loed\g phosphuorznur , in helligchaam voortgebragt, helwclk de beenstof ontbindt , of in een gcbrek aan gcnoegzamc lijm- of gclei-deelen, om de aardachtige beenstof bchoorlijk te verbinden. In bet cerste geval zal er eene bijzondere weekheid, in het iaatste eene ongewone brooslieid van dezelve worden daargesteld. De Iaatste oorzaak heeft bei waarschijnlijkst hier plaals.
Deze voorondcrstelling schijnt daardoor cencn meerde-ren grond te verkrijgen , dat men door zoodanige voe-ders, welke een overvloed van lijmstof bezitten , cn dezelve aan het ligchaam en de beenderen mededeelen, in Staat is, deze been-zwakheid te verbeteren , en het vrijwillig breken der beenderen voor te komen , waar-toe ,uit dien hoofde , blijkens de ondervinding , het voe-
de-DITSCH, Abhandlungen über eine seltene Arl des Knochen-bruchs bey dem Rindvieh, und über das Norwegische Bein^ bruchs-grass. Berlin J7S7. Zie ook JOH. GÜNTHER EBER­HARD ferhandeling over het verlossen der Koeijen t uitge— geyen door de Amsturdnrasche MAATSCHAPPU VAN LAND-Botxw. Amst. 1793. jj 523.
Ofsclioon , zoo veel ik weet, dergelljke zwakke gesteld— heid der buenderen geeoszins , in dieu trap of als een beer— sehend ^izooto;ft) gubrek, in ons laud wordt waargenomen, is nogtans de vrijwillige beenbreuk der Kocljen, iu somruige gewesten ran hetzelve overbekend ; hetwelk doorgaanraquo; aan-de uit\7erking van onderscheiden nadeelige planten , die in de weiden groeijen en door het Rundvce gegrten worden , wordt toegeschreven. Eenigen kennen dit vermögen, om aan de beenderen der Koeijen eene zwakke of broze hoedanigheid mede te deelen , toe, aan hat egelgras (gele waler-affodil, beenbrekend Anlhericum, ANrnERicim ossifragitm) , wel­ke plant van deze verondurstelde eigenschap baren naam heeft onleend , ofschoon dezelve, door anderen, als niet op eene voldoende oadervinding gegrond , wordt ontkend, (Zie de Flora Batava van den Hoogleeraar JAN KOPS over deze plant )
In het Duurstwold, gelegen in de Provincie Groningen t is, volgens de verzekering van kundige Veehouders, de vrijwillige beenbreuk der Koeijen vrij gemeenzaam , en menigvuidiger dan in de nabij gelegen streken , hetwelk algemeen aan eene soort van zoogenaamd Ä/aanlaquo;;-of an/e/ier-gras (CAREX) , waarmedede schrale , onopgebrokene, groo-tendeels onvruchlbare en läge landen aldaarmenigvuldig be-zet zijn , wordt toegekend. Deze beenbreuken yaüen even-
wel-
-ocr page 319-
m
273
deren van lijnzaad-koelfen, gemalen koorn , aardappelen enz. , het best gcschikt zijn.
.i
1) F. R T I E N D K II O O F I) S T TJ K.
Over de Wormbuilen.
Deze builen zitten doorgaans boven aan de beide zij-den van den ruggegraat. Dezclve worden voortgebragt door den bekenden Ifoe-horzel of de Brcmvlicg (oestrus bovis) , welke de huid der Koe doorboort, en bare eije-
ren-
wel niet zoo zeer in de weide, als op den stal voor, wanneer het vee met het blaauw-gras-kooi gevoederd wordt, zoodat niet zelden , des yoorjaars , bij het uit-laten van hetzelve , eenige beesten , onverhoeds met ecn of meerdere gebroken beenen nedervallen Het twee- of drie-jarige vee is daaraan het meest onderhevig. Een ervaren landmaa heeft mij verzekerd , dat, sedert de blaauw-gras-landen , door het ropfkn of branded, meer of meer , eerst tot vruchtbare koornlanden , en vervolgens tot weli-ge graslanden worden gemaakt, en beteregras-soorten voort-brengen , terwijl tevens het blaauw-gras daardooi- wordt uitgeroeid , de vrijwiilige beenbreuken in die striken zeld-zamer voorvallen.— (De landbouwkundige bewerking , het ROPPKgt;f genaamd, welke nu ongeveer twintig jaren lang, in de Woldstreken , en ook reeds elders , met een voor-deelig gevolg , wordt uitgeoefund , is beschreven door den Heer Jhr. HORA SICCAMA. VA^f SLOCHTEREM. Gron. 1816,) Itet verdient , onzes inziens , een nader onderzoek , of de vermindering van dit ongemak , als een gevolg der ver-betering dezer landen , door de gemeide bewerking , toe te schrijven zij , aan de uitroeijing van het blaauw-gras op zieh zelve, of tevens van eenige andere, te voren op dezelve groeljende , nadeelige plant, dan wel , misschien met groo-tere waarschijnltjkheid , aan de, door het, roppe.v voort-gebragte , algemeene betere gesteldheid en meerdere vrucht-baarheid dier graslanden. — Hoe dit zij , hrt schijnt zeker , dat de oorzaak der vermelde ziekelijke of liever zwakke ge­steldheid der beenderen gelegen is, in den aardder onvracht-bare, weinig of niet opgebrokene, läge gronden , welke laquo;lecht, of scherp en dor voeder voor het Kundvoe opleve-ren , gelijk wij in dezen, tusschen de genoemde streken, geene onduidelijke overeenkomst meenen op te merken. M 5
-ocr page 320-
1
274
rea onder dezelve legt. Deze eijeren worden aldaar tot wormen, zijnde de poppen of maskers der Bretn-vlieg , uitgebroeid, waardoor de huid omhoog wnrdt geligt. Indien het vee cene groote menigte van zoodanige worm-builen heeft, zijn dczelve , daar zij verzwering te weeg brengen , voor hetzelve nadcelig , weshalve men de ge-zegde wormen , op de volgende wijze , moet trachten te verwijderen. Men snijdt, met een spits mes , het gat, dat zieh in iedeie buil bevindt, een wcinig op , zoodat men de worm , die onder dc huid zit, kan uitdrukken. Hierna worden cenige droppcls terpentijn-olie in de wond gegoten, waardoor dezelve geneest en tcvens verhoed wordt, dat op hicuw eijeren daarin worden gelcgd,
Velen gelooven , dat dezc wormen voor het vee gezond zijn , waarom zij gaarne zoodanige beesten koopen, wel­ke wormbuilcn hebben. Het möge waar zijn, dat do Brera-vlieg , bij voorkeur , hare eijeren logt , onder dc Imid van wel doorvoedde en groeijende Runderen , wel­ker huid zij misschien ook gemakkclijk , als zijnde de­zelve losser dan die van dor en inagor vee , met hareu angel-kan doorborcn , en dat in zoo verre de aanwezig-heid der worm-builen als een teeken van gezondheid en roordeelige groeikracht van een Rundbeest kan worden aangemerkt; op zieh zelve kunnen zoodanige vrcemdc dieren , welke zieh , al het ware , op kosten van hel Rundvee ontwikkclen en onderhouden, en hetzelve altijd meer voodsel-deelen ontnemen dan gcven , in geenen dcele voor den groei als voordcelig geacht worden.
Het vee is voor den gevoeligen steck van de Brem-vlieg zeer bevrccsd, en als hetzelve dit insekt in de weiden waarneemt, loopt hot wild door hel land met den staart in de hoogte , om deszelfs aanval te ontgaan. Ten cine hot vee legen het steken ccnigzins te bevci-ligen , kan men längs den rug en het kruis , de huid naar den loop van het haar, besmeren met vet , zeep, of met eene zalf , nit gclljkc deeleo tcer en traan ge-maakt, waardoor de vlieg nict allccn dc huid minder gemakkclijk kan doorboren , maar ook de eijeren , dilaquo; lij uitperst, op dezelve blijven hangen.
-ocr page 321-
2 75
VEEBTIENDE HOOFUSTCK.
Over de Bocglamheid.
Zeer zelden wordt de boeglamhcid bij Kocijen waai-genomen , maar des te mcer bij de Ossen , welke tat den arbcid gebruikt worden. Bij deze wordt hct on-gemak voroorzaakt door zwaar trekkcn voor den ploeg , door verrekken in den scbouder, of door hct vattcn van koude op de spieren dezes dceis. Men kent de boeglamheid aan de volgende leekcncn: het vee gaat kreupcl; en wanneer het voorwaarts gelcid wordt , zoo sleept het kreupele boon ashler aan , en hct dier kan dit niet zoo ver vooruit zctten als hct gezonde ; moel het over een drerapcl of ccno andere verhevenhcid stap-pen, of rugwaarls treden , zoo trekt hctzclve hct been niet omhoog , maar laat het insgclijks achler na slepen. Niettegenstaande nu dcze teekenen eene boeglamheid le kennen geven , moet men evenwel hct been van ondercn tot boven oaderzocken , of daaraan geen ander ongepiak plaats heeft , -waardoor de krcupcllicid kan vcroorzaakt wor­den. Men moet , tcr genezing der boeglamheid, in dien de pijn en krcnpclhcid slerk zijn , ecrst eene ader-lating doen , en dan uitwendig verdeelende wasschingen of smecrscls aanwenden , hocdanige bij de boeglamheid der Paardcn zijn voorgeschrcven. Belcrt het ongenmk na verloop van achl of tien dagen niet , zoo kan men eene fontcnel aan hot onderste gcdceltc van den schou-der zelten , hctwelk insgclijks mod plaats hebben, als de boeglamhcid uit het vattcn van koude of bevangea-heid ontstaat.
VIJFTIENDE tll O 0 F D S T U K
Over de Lcnienlamheid.
Deze kan worden vcroorzaakt door eene verrekking in het kruis des rugs, als een gevolg van uitwendig geweld , en vordert dczelfde behandcling , welke ^ het hoofdstuk over de lendch-Iamheid der Paardcn is opge-geven.
M 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Som-
-ocr page 322-
m
276
Somwijlen heeft ook de oorzaak der kreupelheid in het kruis of der lenden-lamheid, hare zitplaals in de spierachtige deelen van den rug , welke door eene pijn-lijke verslijving en onlsteking zijn aangedaan, zoodat de beweging van het achlcrdccl des ligchaams moeijelijk wordt. Dit ongemak is ook bekend onder den naam van het Lcndenbloed, Krmswee of ook van de Schote, Hlaquo;tzclve wordt dnorgaans tc weeg gebragt door het schiclijk vatten van koude op het kruis , als het vee bezweet is. Het becst , dat het lendenbloed heeft , gaat loom en slingert met het achterdeel been en weer, even alsof dit deel verslapt is ; het steent en geeft teekenen van pijn te kennen ; voelt men op het kruis of aan een van deszelfs zijrien, achler de korte rib-ben , zoo wordt men meerraaten eene zachte zwelling , trilling en een' duidclijken polsslag gewaar.
Ter genezing is hel noodig eene aderlating te doen uit Je halsader , of hetgeen , om de nabijheid des aan-gedanen deels , bier nog beter is , in den staart : doch de opening moet dan diep genoeg getnaakt worden , opdat dezelve sterk bloedt. Inwendig kan men een mengel bier , waarin een hand vol vlierbloemen en kervel zijn afgetrokken , warm ingeven ; men zette het beest, met een kleed overdekt, in een' warmen stal, diep in stroo , waarmede ook het ligchaam zacht kan worden gewreven , om de uilwaseming te bevorderen. Het aan-gedane deel kan nu en dan bevocbtigd worden met het volgende middcl:
Neem : Wolle-Kruid-hladen , of in derzelver plaats Heemst, of liaasjs-bladen , Kamille-bloemen , van ieder twee banden vol.
Laat dezelve trekken in acht ponden water en ont-bind in bet doorgezegen vocht :
Ammoniak-zout, twee looden.
Meermalen gaat bij dit ongemak de huid op sommige plaatsen van het kruis los, zoodat dezelve van den vetrok wordt afgescbeiden en er tusschen dezelve eene verzameling van vochten ontstaat. Deze plaatsen kan men , eenmaal daags , met eon mengsel van klei en goudglit azijn , besmeren, of ook dezelve wasschen met brandewijn, waarin zeep ontbomien is.
M 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;z e s-
-ocr page 323-
277
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Heuplamheid,
De kreupelheid in de heup wordt aan de volgende teekenen gekcnd. Het vee hinkt onder het gaan , met een der achterbeenen , waarbij het evenwel den voet driest en regt op den grond nederzet, terwijl er aan het onderste gedeelte des beens, noch aan den voet , eenig ongemak wordt waargenomen. Dc oorzaak van dit gebrek ligt in ecne verrekking van het heupgewricht, of hetzelve is te weeg gebragt door den stoot van eenig ander vee, of door een val op de heup. Er hebbcn alsdan doorgaans tevens kneuzing en zwelling der uitwcndige deelen van de heup piaats.
Bij eene verrekking des heupgewrichts zijn de mid-delen dienstig, welke tegcn dezelfde beleediging van den schoudcr, of de boeglamheid zijn aanbevolen.
Heeft er uitwendig kneuzing en zwelling plaals , zoo moelen de declcn dikwijls met koud water, en tevens, drie malen daags , met brandewijn, waarin zeep ontbon-den is, gcwasschen worden. Is er reeds vermagering in de dij-spieren aanwezig, zoo kan men daar tegen de middelen aanwenden , welke in het hoofdsluk , over de boeglamheid der Paarden, tegen de uittering des schouders, aanbevolen zijn, indien het namelijk niet voordeeliger zij , in deze en soortgelijke gevallen , het stuk vee te slagten , dan langdurige moeile en kosten tot deszelfs genezing in het werk te stellen.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Wanden.
De wonden ontstaan gewoonlijk door het stooten van ander vee, -waardoor de huid met de hoornen wordt opgescheurd. Somwijlen stoot het eene stuk vee het andere met de hoornen in het lijf, zoo zelfs, dat de darmen uit de wond naar buiten dringen. Het Rund-Tee kan nogtans ook op andere •wijzen , even gelijk de Paarden , gewond worden. Dezelfde middelen en rege-
M 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; len.
-ocr page 324-
^
278
len , welke ter genezing van de wondea der laatstea , in de eerste afdceling dezes works, zijn voorgedragen, moeten ook bij die van hot Hundveo worden aangewend en opgcvolgd, weshalve ik , om onnoodige herhaling; voor te komea , daar bcnen wijzc.
4CHTTIENDB HOOFDgTUK.
Over de Gezwellen.
I. Over de Kneuzingen.
Wanneer er door een val of stoot, of doar het drilt;k-kea van zelcn , aan cenig deel kneqzing ontslaat, waar-door hetzelvc gezwollcn, eenigzins gespannen en pijnlijk wordt, zoo moet men het gckneusde deal dikwijls met toud wafer bevochligcn. Men kan helzelve tcvens, eenige malen daags , met brandewijn, waarin zeep ontbonden is , of met goulards water wasschen. Voor het overige , is op de kneuzingen bij het Rundvee, al datgene toepasselijk , hetwelk omtrcnt deze beleedi-giijgen , in het dertiende- hoofdstuk der uitwendiglaquo; ziekten der Paarden geleerd is.
II. Over de Gezwellen, door het stehen vom venijnige dieren veroorzaalit.
Door het steken van horzcls , wespen , bijen , adders of andere vernijnige dieren , loopt somwijlen de huid in builen op , die zelfs heet , pijiilijk en ontsloken wor­den. Zoodanig gezwcl moet mecrtnalen met olie of traan worden bestrcken ; of men legge eene pap van nattc kleiaarde, met azijn vermengd op helzelve, waar-door de zwelling wordt weggenomen.
III. Over de Gezwellen uit inwendige oorzaken qntstaande,
Sommige gezwellen, welke uit inwendige oorzaken untslaan , doordien zieh cene zicktc-slof op eenig deel geworpea heeft, zijn koud op het gevoel, pa wanneer
men
;
-ocr page 325-
279
men sterk met den vinger op dezelve drukt , blyfV daarin een kuil lerug. Is het gezwel groot en bevindt het zieh aan het voorsle deel dos ligchaams of den kossem , zoo zette men eene fonlenel aan de botst; ont-staat het daarcnlegen aan een der acliterbeenen, zoo moet de fonlenel aan de dij van dal been gezet wor­den , aan welke bet gezwel plaats heeft. Men bade hetzelve tevens drie malen daags, met het onlsteking-raquo; werende af kooksel , hctwclk op biz. 276 is voorgeschre-von. — Dc fonlencllcn mocten twaalf of veertien dagen liggen blijven , alsdan weggenomen , en dc verzwering gehceld worden. Somwijlen worden ook de fontencllen onmiddellijk op de gezwellen zelve gezet.
Jongc lluiideren, vooral jarige Kalveren, worden dikwijls door een ontstekingachtig gezwel aangedaan, hetwelk aan een dor dijen of heupen , doch ook som­wijlen aan de schouders ontstaat , waarbij zij den eellust vcrliezcn , niet ncderkaauwen , traag zijn in het opstaan , gaande daarmede doorgaans kreupelheid aan een der achterpoolcn gepaard. Het gezwel gaat mecst , binnen zeer körten lijd, lot bet koude vuur over , waaraan het vee spoedig slerft. Men nocmt dit ongemak, op vele plaatscn , het bilvuur of ook wel de bilzuchl. De oorzaak van dit ongemak wordt loegeschreven aan eenen zeer schielijken groei , en eene, daarmede gepaard gaande, verliille of onlstckingachtigc geslcldheid des bloeds , waarotn ook zoodanige kalveren daaraan het nicest onderhevig zijn , die, mager zijnde, des voor-jaars in mime weiden, of door ander krachtig vocder, schielijk in viccsch aanwinnen. Sommigen houden dcze kwaal als volslrekt en altijd doodelijk (') , doch volgens de verzekering van anderen, wordt dezelve veellijds genezen, door eene sterke adcrlating in den staart te doen , en het ingeven van een' gewonen theekop vol raapolie.
Daar bet bilvuur tot de hevige ontsteking-ziekten schijnt le behoorcn , raad ik aan , -om terslond in het begin eene aderlaling in de halsader en tevens in den staart te doen , en het vee , eenmaal daags , een lood salpeter in lijn-zaad-ioaler of karncmelh opgelost, in te geven. Het dikwijls baden van het gezwollen deel met hcl zoo even aanbcvolene ontstekingwerende af-
kooksel gt;
(*) Zie p. camper , Over het bilvuur.
-ocr page 326-
T
280
kooksel , waarin ammoniak-zout is ontbonden , kan daarbij tevens zeer nuttig zijn.
Om het bilvuur voor tc komen , doe men de Kal-veren , des voorjaars , als zij twee of drie wekcn in de weide geweest zijn, en men ziet, dat zij sterk aan den groei zijn , eene aderlating , welk raiddcl , geschikt ter voorkoming van deze en andere ziekten van een ontstekingachtigen aard , in het algemeen le veel ver-zuitnd wordt.
IV. Over het Ettergezwel.
Het ettergezwel , hetzij dit als het gevolg eener voor-afgaande, zware kncuzing , of uit eene inwendige oor-zaak des ligchaams ontstaat, wordt gekcnd aan een rond , verheven en pijnlijk gezwel, waarin eene ver-hoogde wärmte aanwezig , en waarover de huid zeer gespannen is. Om de rijpwording van het ettergezwel te bevorderen , moet men hetzelve, een of twee malen daags, met warme olie, met ganzen- of varkensvet insmeren , totdat er eene weeke plaats op hetzelve wor-de waargenomen , alwaar de etter wil doorbreken. Indien de plaats daar het gezwel zit, hot toelaat, kan men de rijpwording, door het opleggen van eene war­me pap, {zie biz. 115) nog mser bespoedlgen. Wan-neer er zoodanige wecke plaats op het gezwel aanweeig is, moet hetzelve, zoo veel mogelijk, aan de onderzijde geopend worden , en men moet het gezwel nlet zoo lang aan zieh zelf overlaten, totdat het van zelf openbreekt.
Men zorge nu , dat de etter behoorlijk kan uitvloeijen; houde de randen der verzwering, door dezelve dage-lijks met koud water te wasschen , zuiver, en bevordere de genezing op de wijze en door de middelen , welke in het hoofdstuk over het ettergezwel der Paarden zijn voorgedragen.
Jt E-
-ocr page 327-
281
KEGENTIENDE HOOFDSTUK.
Over de ziehten van den Uijer, I. Ontsteking van den Uijer.
De ontsteking van den uijer, welke uit eene inwen­dige oorzaak ontstaat, wordt gekend aan de zwelling, spanning en pijnlijkheid van dit deel, waarbij de huid somwijlen rood van kleur is. Dczolvc gaat, den mees-ten tijd , jnct eene ontstekingachtige gesteldheid des bloeds gepaard, of zij ontstaat daardoor , dat zieh ee-nige ziektc-stof uit het ligchaam op den uijec zet, gelijk ook het vatten van koude tot eene ontsteking van denzelven aanleiding kan geven.
Indien de onsteking van den uijer eenigzins hevig is, moet men trachten dezelve , zoo spocdig mogelijk, te verdeelen, dewijl het gezwel anders tot vcretlering overgaat , waarvan dikwijls het gevolg is, dat het vie-rendeel of kvvartier van den uijer, waaraan het ge-zwcl plaats heeft , voor de melk-afscheiding , door beleediging of zamengroeijing der melkvalen , onge-schikt blijft, en de Koe dus een drie- of twee-speen wordt.
Tot dat einde doe men eene ruime lating uit de hals-adcr , of, hetgeen nog bcter is , tcvens uit de melk-aderen zelve, en geve-'het. volgende middel in.
Neem: Salpeter ,
Wonder-zout ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; -
Ammoniak-zoiit , van ieder een lood,, Kamfer , tien greinen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;],
Fijn gewreven tn vermengd zijnde, moet dit in een fleschje worden bewaard , en van hctzelve geve men , dric maal daags , eon half lood , of drie vierendeelen loods met water of karnemelk in.
Het gezwollen deel dient dikwijls met het warme af-kooksel , op biz. 276 voorgeschreven , bevochtigd te worden, of men houde läppen , daarin natgemaakt, bestendig op den uijer. Met nog meer nut kan hiertoe eene verdeelende pap worden gcbezigd , hoewel der-zelver aanwending eenigzins omslagtiger is; bij voor-beeld :
Neem : Gemalen-Lijnkoek , Kamille-bloemen y
flier-
-ocr page 328-
282
Vlicr-bloemen ,
Boks-duorn-zaad, van icder twee banden volt;.
Vermengd zijndc , worden dezelve met water of melk tot eene dikke pap gemaakt, welke op ecu doek gc-smecrd , en beslendig warm op den uijer gehouden wordt. Onder deze pap kunnen , met nut, twee looden Spaan-sche zeep worden ontbonden. Hierbij moet niet worden verzuimd , om den uijer dikwijls uit te melken ; doch de melk , welke doorgaans met bioed vermengd of be-dorven is , moet weg gedaan worden.
Het wasschen van den ontstoken uijer met genever. brandewijn of slerke oliiin , zoo als terpcntijn cn steen-olie of met andere heetc , opdroogende of zamentrek-kende middelcn , is zeer nadeelig , vermits daardoor de ontsteking verergert, of cene verharding in den uijer , die moeijelijk te verdeelen is, wordt te weeg gebragt.
Wanncer de ontsteking des uijers niet ontbonden wordt, maar tot cen ettergezwel overgaat , moet het-zelve, rijp zijnde , geopend worden , opdat de etter zieh kan ontlasten. Bij bet doen der opening , moet men zorgen , om niet door eena te diepe insnijding, de melkvaten te beleedigen. De wond kan dan , da-gelijks twee malen , met eene ettermakende zalf, zoo als bjj voorbeeld met de zwarte konings- of pikzalf, of ook met den balsem van Arceus , op eene wiek van vlas gesmeerd , verbonden , en verder tot genezing gebragt worden , gclijk zulks opzigtelijk de elterge-zwellen in bet algemeen geleerd is.
Indien de ontsteking tot verharding is overgegaan , zoo gaat de verdeeling van het gezwel somwijlen lang-wjjlig voort ; zij is cvenwel dikwijls mogelijk , indien bestendig eene entbindende pap op hetzelve gehouden wordt. Men gebruike daartoe de voorgeschrevene pap , waarbij Spaansche zeep gevocgd is. Indien de langdu-rige aanwending van zoodanig middel te moeijelijk mögt zyn, kan men ook eene onlbindeede pleister bezigen.
Neem : Scheerling-pleister, Gom-plcister, Zeep-pleistcr, van ieder gelijke deelen.
Onder elkander gekneed zijnde , make men daarvan op leer eene pleister, die groot genoeg is, om het verharde gedeclte van den uijer geheel te bedekken. Men moet dan tevens een gesehikten zak of sloop van
lin-
-ocr page 329-
w
283
Unnen om den uijer maten, waardoor verliinderd wordt , dat de pleisler afvalle.
Bij onlstckingachlige zwcllingen van den uijer, moe-ten de koeijen , als het weer nat en koud is, op stal gehouden worden, dewijl in de weide, als zij liggen, de uijer beslcndig legen den kouden en vochligen grond hangt , waardoor de ontsteking natuurlijk 'vercrgert.
Somwijlen ontstaat er spoedig eenc zwelling van den uiyer , door het nederzetten van ecnige ziektlaquo;-stof uit het ligchaatn op denzelven, wanneer men zegt, dat de wrang in den uijer is gezet. Dil gezwel is min­der heet en gespannen, dan het ontslekingachtige ge­zwel. Men kan alsdan eene fontencl van den zooge-naamden nies- of tvrangwortel aan den uijer zetten, en dezelve ecnige dagen laten eiteren, tot dal de zwel­ling. verdwenen is. De uijer dienl tcvens dikwijls be-vochligd te worden met het aanbevolcne , vaf kooksel vaa kaasjes-bladen , kamüle-hloemen enz. waarin ammoniah-. sout ontbonden is (*).
Is de onlsteking van den uijer het gevolg van eene uilwendige beleediging , als van een stoot , slag, of doordien het vee zieh op den uijer getrapt heeft , zoo wassche men denzelven met brandewijn , waarin seep is opgclosl, of bcvochlige slechts het deel dikwijls met goulards water. Het besmeren van den uijer , met een mengel van klciaarde in azijn is hier , ter verdeeling der kneuzing, ook veellijds voldoende.
Ook door het steken van venijnige dieren, kan er eene zwelling van den uijer veroorzaakt worden , waar-legen de middelen dienen aangewend te worden, welke in het vorige hoofdstuk zijn aanbevolcn.
Dikwijls ontstaat er , kort na hei af kalven , wanneer jnen verwaarloost de Koe dikwijls cn goed uit te mel­ken , of ook bij Koeijen , die in de vetweide gejaagd worden, vooral Indien dezelvc vooraf niet volkomen droog gemaakt zijn , klonters in den uijer , waardoor dezelvc zweit , ontstokeu en pijnlijk wordt. Men
moet
{*) Men 7.ie over den wrang laquo;an de laquo;yers der ECceijen en derztlver geneeswijze , het berigt van den Heer B w. YAK DER S\noe , M. Dr , cn Lid der cowmissig v*[* LAMb-BOCWin Drenthe, medegedecld aan dczelfde COMWISSIE, te Tinden in bet maüazijn van yaderlandscheraquo; Landbouw Tun den UOOGLE£RAAR J, KOPS, IF JJ. HISt. bU 526raquo;
-ocr page 330-
284
tooet alsdan terslond het gezwollen gedeelte van den uijer, elken dag, met de volgende zalf inwrijven , opdat de Hontcrs week en de zwelling verdeeld wer­de , waarbij tevens raoct worden gezorgd , dat de ge-klonterde of bedorven melk , dric malen daags, worde uitgemolken.
Neem: Eeemst-zalf,
Laurier-olie , van ioder vier looden.
Zijn tevens cene of raeerdcre spenen gezwollen , zoo moeten dczelve insgelijks, twee malen daagi , met deze zalf besmeerd en goed uitgemolken worden, op­dat dezelvc niet verslopt raken.
Sommige snijden aan vare of guste Koeijen , die vet-geweid worden , bij ontstekingachtige zweliingen van den uijer, indien dezelve niet worden verdeeld , de spenen , met eene stoutc hand , af, ten einde aan de klonters of ettcrachtige Stoffen , op de spocdigste wijze, eenen ruimen uitgang te verschaffen , wanneer, na be-hooriijke zuivering der verzwering, de wonden met eene der straks opgegevene zalven tot genezing kunnen worden gebragt. Daar dit een wreed middel is , schijnt hetzelve niet dan in de laatstc plaats te moeten worden in het werk gcstcld ; ofschoon , volgens de verzekering van ervarene landlieden , de beesten daarvan veellijds minder lijden , dan anders van het ongemak eener langdurige verzwering der uijers zelve, waardoor de . groei krachtdadig wordt terug gezet.
II. Over de verstopfe spenen.
Niet alleen kunnen de spenen verstopt raken, in­dien zieh taaije geklonlerde melk, of etterachtige stof voor of in de mclkbuis zet , maar ook bij Koeijen, die voor het eerst kalven , zijn somwijlen de spenen digt, zoodat zij de eerste , dikke melk , of biesl, niet door-laten. Het gevolg daarvan is, dat eerst het kwartier, waartoe de verstopfe speen behoort, en vervolgens de geheele uijer opzwelt en ontstoken wordt. quot;Worden de spenen niet geopend , door, bij herhaling , aan de­zelve te melken , en nadat zij met de hier boven voor-schrevene zalf, uit heemst-zalf en laurier-olie be-slaandc , of in deszelfs plaats , met varkensreuxel of versehe boter , eenige malen besmeerd zijn , zoo moet
men
-ocr page 331-
285
meti de verstopte spenen openboren ; waartoe men zieh het gevoegelijkst bedient van de speensonde , op Pl. II. Fig, 8 afgebeeld. Men bi-enge derzelver stomp geknopte einde, vooraf met een-weinig olie besmeerd, voorzigtig in de opening der speen , tot in den uijer , en trekke dezelve dan terug , opdat de klonters of etter-achtige Stoffen , die zieh in deze opening bevinden , met het knopje -worden uitgebaald. Nu brenge men , om de melkbuis open te hoiiden , eene dünne darm-snaar of een bepekten draad in dezelve , welke telkens , als de Koe gemolken wordt , uilgenomen en vervolgens wederom daarin. wordt gebragt , tot dat de speen de melk goed doorlaat.
Ook kan men zieh tot het openen van digte spe­nen , bij Kooijen, die voor het eerst kalven, van het zilveren speenbuisje, op Pl. II. Fig. 9 voorgesteld , be­dienen. Hetzelve wordt insgelijks, op eene voorzig-tige wijze , in de melkbuis ingebragt , opdat de ope-ningen , die zieh aan het boveneinde in dit werktuig bevinden , de melk uit de melk-lciders van den uijer kunnen onlvangen, en deze door hetzelve naar buiten wordt geleid. Het buisje wordt , door middel van een linlje, hetwelk door den ring , aan deszelfs onder-einde zieh bevindende, wordt getrokken , om de speen vaslgcmaakt , en kan , op deze wijze , eenigen tijd in dezelve blijven zilten.
III. Over de vurigheid aan den uijer en de zeere Spenen.
Er ontstaan dikwijls aan de spenen , zoowel als aan den uijer eene vurigheid, waarbij zieh pulsten , blei-nen of blarcn verloonen , welke een waterig voeht be-vallen , en die , openbrekende , ontvelling , en somwij-len eene oppervlakkigc verzwering veroorzaken.
Zoodanig ongemak gaat veeltijds met eene brandige of ontstekingachlige gcslcldheid van het bloed gepaard, weshalve het ter genezing dienstig is , eene aderlaling uit de hals- of niclkaderen le doen Somwijlcn zal het ook nuttig kunnen zijn , het vee een ontstckingwerend middel , zoo als op biz. 2S1 , in dit hoofdstnk , is voor-geschreven , te doen gebruiken. Uit wendig bestrijke
men
-ocr page 332-
286
men de vurige plaatten, twee malen daags, met rozcn-honig, of wassche dezclve van tijd tot lijd met gou~ lards-water. Men kan zieh hierloe, indien de vurig-heid cenigzins langdurig wordt , ook bedienen van bet volgende middel.
Neem: Water , een pond.
Wit Koperrood , een half lood.
Om daarmede, twee of drie malen daags, de raauwe plaatsen aan den uijcr en de spenen te wasschen.
Indien or eene roosachtige vurighcid aan den uijer en de spenen plaals heeft , slechts veroorzaakt zijndc door het melken met morsige banden , of doordien er zieh seberpe onzuiverbeden van buiten op deze deelcn hebben gezel , die de buid prikkelcn, zoo dient men dezelve zuiver af te wasschen en vervolgens met een der voorschrevene middclcn, op de gezegde wijze, te bebandclen.
Soimvijlen ontstaan er rondgaande bersten of kloven, die mecr of minder diep zijn , in de spenen. Om deze te hcelen , bestrijkc men dezelve, telkens na hct melken, met eenvoudige loodzalf, {ung. nutritum) of met loodwit-zalf. Hclpt dit niet genoegzaam, zoo ge-bruike men daarloe de volgende zalf.
Neem: Varkens-revzel , twee looden. Witte nedergeplofte h'wik. Loodsuikcr , van icder een vierendeel loods.
Meng dezelve te zamen , om daarmede de wonden of kloven der spenen, een of twee malen daags dun te beslrijkcn.
Men kan ook, in plaals van den wittcn nccrgeplof-ten kwili , een scrupel rooden kwikkalk, onder deze zalf mengen.
Zetlcn er zieh dikke korsten om de spenen , zoo moet men dezelve, eenmaal daags, met heemsl-zalf bestrijken , totdat dezelve afvallcn , en de wonden ge-nezen zijn. — In al deze gevallcn moet het uitmelken, hoe pijnlijk de spenen ook zijn mögen, niet ver-zuimd worden , ten einde het melkgcven aan den gang worde gehouden.
IV. Over de Koepokken.
Hoewel het aan weinigc Iwyfeling onderhevig is, dat
de
-ocr page 333-
287
de koepokken, — welker weldadig vermögen, ter voor-koming van de gcduchte kindcrpokken, alom bckend en door de ondervindig ten volle bevi-stigd is, — sedcrt onheugelijke lijdcn , aan hct Rurulvce, ook in ons land . eigen zijn gewecsl, heeft men cvenwel de-zelve ecrst, voor weinige jaren, in ondersclicidone oor-den van hclzclve, meor van nabij, en ract onderschei-ding van andere vurigheden , die aan de uijcrs der Koeijen voorkoraen , leeren kennen. Zij kunnen duraquo; gerekend worden tot de inlandsche vec-zieklcn te bo-hooren {*). — De ware koepokken bezitten de volgende kenmerken:
Er ontslaan aan den uijer kleine puisten , welke meer en mecr als pokken opzwellen , eenc blaauwach-tige klcur vcrlnonen , en met een beider vocht gevuld worden ; in derzelver midden neemt men een ingedrukt kuillje waar , en rondora iedere pok ontstaat een blaauwe , roodaclilige kring , welke vcrvolgens allengs-kens wederom verdwijnt; daarbij is de uijrr ontstokere en pijnlijk , zoodat het melken somwijlen mocijelijk wordt. Öc Koeijen zijn bij dit ongemak meer of min­der ongestcld ; velen elen nog wel als gewoonlijk, doch de melk vermindert, en er heeft doorgaans eenige aandoeningon van koorls bij dezelvc plaals. De pokken droogen, geheel blijvende, met ecne zwarte korst op , maar wanneer dczclve , door het melken of anders , afgewreven worden, laten zij vuile zweren na , welke
som-
(*) quot;Wij vinden niet allcen in hct berigt der phovin-
CIALR COMVIISS1E Van OBNKKSKU!f DIG O VDKR ZOUK laquo;H TOE-
Vehztgt in VRIKSLAND, aangaande du onldiAkiiig .lur koe-pokki'ii in d.it guuost , in hct j.iar 18)5 , vcrscliilli'ndf voor-teeldcn , welke op het zekerst bowijzen, dat ondcischcidene tieden , zoo laquo;clop dien tijd als virscheidenequot;jaren vroeger, door litt melken van Kot'ijcii , die du pokken had'lcn , hesmet zijndc , du koipokkcn luhhcn (jckrigcn , en daardoor voor de naluurlijkc kindirzirktc allijd zijn bcvriligd publuven , maar ook is di r/.i'lvur buslaan in andere Provincien onzus lands nadcrhaml buveslicil; van wulke inlanilsrhc knupokken men insgi'hjks met hut bislu pevolg menschen huilt ingeeat. 06k pcvun somnrpu ooi kondun aanUiding om le vurmouden, dat hut huvuilipund vermögen der koepokken tupen de na-tnurlijke kindurpükkun, reeds voorde uilvinding dur koepok-inenting door dun iiuroeindun Engr'lsplnn Gunuushier JKtf-VER , in ons laud , mot guheet oubekeud is geweett.
-ocr page 334-
288
somwijlon rond en regelmatig, doch ook somtijds hoe-kig en onregclinalig van gcdaante zijn.
Wanncer lieden, die de kinderpokken nog niet ge-had bebben, dcze Koeijen melken, vooral Indien er wonden of onlvellingen aan de banden plaals vinden, #9632;worden zij li^t door de stof der koepokken besmet, en krijgen alsdan dergelijke puislen, niet alleen aan de viflgercn, banden en bet voorste gedeclle van de armen, maar ook aan andere declen des ligchaams , #9632;welke puislen tot pokken opzwellen, die insgelijks een ingedrukt kniltje in bet midden bebben , en met een helder voebt gevuld worden , hetwelk vervolgens ecne meer wjtle en etleraehlige gedaanle aanneemt, terwijl de pokken op den zevenden of acblsten dag , van een' rozenkleungen kring worden omgeven , waarbij bet lig-chaam tevens door koorlsige ongcsteldheid wordt aan-gedaan.
De pokken droogen , na den negenden dag, met eene zwartachtige bruine korst op; de roode kleur wordt langzamcrband minder levendig en verdNyijnt cindelijk gebeel , waarna de koorls opboudt, en bet ligcliaam verder , zoowel voor de besmetting der koepokken als voor de naluurlijke kinderpokken , deszelfs valbaarbeid verloren heeft.
Aangaande den oorsprong der pokken bij het Rund-vee, is men bet tot dus vcrre niet volkomcn cens. Eenigen bebben gewild, dat dezelve haar bestaan ver-sc.huldigd zijn aan de besmetting door etlerslof, uit eene bijzondere soort van mok-verzwering (') , aan de becnen der Paarden ontstaande, door de banden der mclkers, welke tevens deze Paarden behandelen, op de uijers der Koeijen overgebragt. Daar nogtans doorgaans vele Koeijen te gelijk en sleebts op enkele tijdon door de koepokken worden aangedaan, zoo komt het ons,
om
(*) Men vergdijke hiermede hetgeen, tea dezen opzigte, op biz. 79 in den noot gezegd is.
Dc koepokken lalen zieh door inenting , ook aan andere Runderen , zoo wel aan de K.oe, als aan den Stiel' en som-mige andere dielen mededeelen Men kan hierover nnzien de proeven en waarnemingen omitcnt de uttwevkhtg der koem pokstoffen op onderscheidene Hwsdieren , door mij gedaan , te vinden in de VADKliL\NOSCH£ LETTERO£l'ENINGliM dezes jaars , Mo, IX , X en XL
i,
-ocr page 335-
289
om deze, zoowel als meer andere redcnen, waarschijnlijk voor, dat het ontstaan der koepokken ten minste niet altijd uit deze oorzaak kan worden afgeleid , maar dat dezelve somwijlcn voor cene eigene uitslag-ziekte van het Rundvee te houden zijn.
De koepokken vorderen op zieh zelve geene bij-zondere gcneesmiddelen, maar wanneer dezelve open-gekrabt zijnde, verzweringen aan de uijers verwek-ken , moeten daarop spoedig opdroogende middelcn #9632;worden aangewcnd. Men wassche dus de raamve plaat-sen , twee of drie malen daags, met goulards-water of met de , in dit hoofdstuk voorgcschrevene , ontbinding van wit Itopcrrood in water. Wordt deze behandeling verwaarloosd , zoo latcn do koepokken dikwijls diepe en kwaadaardige verzweringen na, welke moeijelijk te ge-nezen zijn.
Men ziet uit deze beschrijving der koepokken , dat dezelve onderscheiden zijn van den blaar-uitslag of an­dere vurigheden, insgelijks aan de uijers voorkomen-de, waardoor ook wel somwijlen de melkers vurige puislen aan de banden krijgen, doch welke, door derzelver mindere bevigheid , ongeregeld beloop, en ook daardoor dat het ligchaam bij dezelve geenszins door koorts of ongestcldbeid wordt aangedaan, van de echte koe­pokken genoegzaam verscbillen , en bet menschelijk lig­chaam niet legen de natuurlijke pokken, gclijk deze , beveiligen.
TWINTI6STE HOOFDSTUK.
Over de vurigheid of het Schürft.
De schürft beslaat in vurige peukels op do huid, welke tusschen het haar zigtbaar zijn, eene drooge korst maken , en stork jeuken , zoodat hot vce genood-zaakt wordt, zieh bestendig tegen schotten of palen tlaquo; wrijven.
De vurigheid of de schürft onlstaat gewoonlijk bij oud vee uit bonger, siechte verzorging, door bedorven on verrot voedsel, of door besmetting. Kalveren krij­gen insgelijks de schürft, als zij honger moeten ly-
Nnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; den ,
-ocr page 336-
290
Jeu , of siecht en ongeregeld verzorgd worden , als-medo , indien zij door wann voeder verLrocid worden. Ook is l)ij beide , naraelijk bij oud , zoowel als bij jong vee , hooi , dal op läge , zurc , moerige of dras-sige gronden g?grooid is , mcermalen oorzaak van dit ongeraak. Op deze oorzaken moet bij de geneziug iler schürft, voornamelijk gelet worden.
Is de schürft, bij volwassen vee , door siechte ver-zorgiog cn bonger ontstaan , zon moct de behandeling verbeterd , en aan hetzelve ruim , gezond en krachtig voeder gegeven worden. Men geve daarbij tevens van hat volgendc poeder , twee malen daags een lepel vol in :
Necm: Spiesglans ,
Zwavel, van ieder acht looden,
Gentiaan-wortel ,
Genever-bezien , van ieder zes looden.
Alles tot poeder gestampt zijnde , wordt hetzelve on-der elkander gemengd.
Nadat het vee dit poeder eenige dagen heeft ge-bruikt, moeten alle plaatsen, alwaar hetzelve den schurf-tigen uitslag heeft, met de volgende zalf ingewreven worden.
Neem : Zwavel,
Salpeter , van ieder vier looden.
Tot poeder gewreven zijndo , wordt hetzelve met een half pond lijn-olie tot eene dünne zalf gemengd.
Deze zalf moet, op den derden dag , met eene hout-asch- en zcep-loog , wederom afgewasschen worden. Bij-aldicn er zieh vervolgens nog wederom hier en daar lets van den uitslag mögt vertoonen , zoo kan de in-wrijving nog cens herhaald worden.
Men bedient zieh ter genezing van de schürft ook mcl nut van het volgende uitwendige middel :
Necrn : Wit Koperrooä , twee looden , Tahak , acht looden , Gctvoon Zout, twee ponden.
De tabak en het zout, worden ßedurendc een groot vierendeel uurs , in vier mengelen hier gekookt , waar-bij dan , even voor dat het van het vuur genomen wordt , het koperrood wordt gevoegd. Het vocht door-gezegeu en nog laauw zijnde , moet het beest daar-niede geheel gewasschen worden. Zoo eene kecr niel
vol-
-ocr page 337-
291
voldoende mögt bevonden worden cm de schürft le gene-zcn , moct de wassching, na drie of vier dagen, nog eens hcrhaald -worden.
Sommigen bereiden dit middel in plaats van met twee looden wit hoperrood, met een lood Spaansch groen en even zoo veel wit koperrood, en voegen er ook nog twee looden zwavcl bij.
Somwijlen is de schürft hardnekkig en wordt door de voorgedragene middelcn niet gcnezen. Het is alsdan nutlig eenc fonlcncl aan de borst, of eene aan icdere lende te zelten, welke twaalf of veertien dagen lang dient te blijven liggen , doch dan moct worden uitge-nomen. Eene hardnekkige schürft, laat zieh niet zel-den door de gewone Napelsche kwikzalf gcnezen , indien de vurige plaatscn daarmedo een ige malen , om den der-den dag dun worden besmeerd , en telkens vooraf met eene potasch en zcep-loog wederom zuiver worden afge-wasschen. — Ook is de volgende wassching daartoe dienstig.
Neem : Zwavel, acht looden, A mmoniak-zout, Wüte neergeplofte Ktcik, Wit Koperrood, van ieder een lood , Gewone Zeep, Water, van ieder een pond.
Te zamen vermengd zijnde , wordt het beest daarmc-de, een of twee malen daags, tegen het haar op,ge-wasschen, totdat de uitslag verdwenen is.
Wanneer men vermoedt, dat het vee de schürft heeft, moet hetzelve terstond van het overige vee af-gezonderd en alleen gezet worden , om de besmetting te verhoeden , waartoe alle mogclijke voorzorg dient aaugewend te worden; vermils , wanneer eenmaal dit ongemak zieh in een' stal onder het vee verspreid heeft, hetzelve dan niet zeer moeijelijk en met groote kosten te verdrijven is.
Men is veeltijds gewoon het vee tegen de schürft ader te Jäten, hetwelk evenwel tegen den aard der ziekte strijdt, als welke in het algemeen uit schraalheid en gebrek, en geenszins uit vol- of dikblocdigheid ontstaat.
Het vee kan nogtans onderscheidene, min of meer ,
naar schürft gelijkende uitslag-ziekten over het lig-
N 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; chaaiu
-ocr page 338-
#9632;gt;
292
chaani krijgen, welke insgelijks jeukte veroorzaken, eH mccstal uit eene inwendige verhitling des ligchaams ontstaan : doch deze worden waargenomcn bij zoodanig vee , hetwelk allijd gezond en ruim voedcr krijgt, goed bij vleesch is , en van hetwelk men zekcr wcten kan , dat het niet aan besmetting van schurftige koeijen , is blootgesteld geweest. Men necmt dozen uilslag, uit eene vcrhilte gesteldhcid des bloeds voorkomende ver-der dikwijls waar bij ossen, die voor den ploeg ge-bruikt worden.
In deze gevallen is bet nuttig, twee of drie ponden bloed uit dc halsader af te tappen, en eene fontenel voor de borst te zetten. De uitslagziekte wordt met de voorgeschrevene zalf, uit zwavel , salpetcr en lijn-olie bestaande, op de straks voorgestelde wijze inge-wreven.
Wanneer de kalveren den schurftigen uitslag door het verbroeijen gekregen hebben, zoo geve men elken dag , aan ieder dcrzelvc, een der volgcndc poedcrs:
Neem : Zwavel-blocmen , twee looden , Salpeter, drie looden.
Tot poeder gewrcven zijnde, wordt hetzelve in tien gelijke deelen verdeeld.
Heeft het Kalf zes van deze poedcrs gcbruikt, zoq meet bet met dc laatstgemclde zalf ingewrcven wor­den , en deze moet, op den dcrden dag , wederom worden afgewasscben. Doch bij aldien het Kalf schurf-tig is geworden, door bedorven voeder of uithonge-ring, zoo geve men hetzelve, twee malen, een lood van het , in het begin dczes hoofdstuks , voorgeschre­vene poeder over het voedcr. — Hierbij moet insge­lijks gezond en ruim voeder gegeven worden, waar-toe vooral grof gemalen gerst behoort, hetwelk in-zonderheid dienstig is, om de magere en uitgehon-gerde Kalveren eene betere gesteldheid tc doen ver-krijgen.
KEN KN TWINT1GSTE HOOFDSTl'K.
Over de Luisen.
IJot ontstaan van luizen bij het Rundvee is yeeltijds
hot
-ocr page 339-
293
liet gevolg cener siechte verzorging , of van verwaar-loozing, zoowcl met opzigt tot behoorlijke zulvering als vocdcring , waarora ook allecn ziekclijk , of dor , raagcr en slordig opgcpast vce aan luizcn onderhevig is. Om het vee daarvan te ontdocn , komen dus ee-ne behoorlijke zuivering van hetzclve door borstelen , en vooral door het wasschen met eenc goede seep-loog , het zindelijk houden der stallen en het toedie-nen van gezond en ruitn voedcr, in de cerste plaats, in aanmerking. Wanncer het vce hierdoor cencn be-tercn groei verkrijgt, zullen de luizcn doorgaans van zelve verdwijnen. Voor het overige kunncn hier dc-zelfdc middelen worden aangewend , welkc tot het doo-den der luizen bij de Paarden , op biz. 112, zijn voor-geschreven.
Men kan daartoe ook de volgende zalf bezigen welke met ecn borstel, op de plaatscn der huid, daar de luizco zitten , moet gesmeerd worden :
Neem : Traan , vier looden ,
Groene Zeep, twee looden, Blaauwsel, (smalt), een lood.
Meng het onder elkander. (*)
TWEE EN TW1NTIGSTE ROOFDSTUK.
Over de Wratten.
Het Rundvee krijgt, even gelijk de Paarden, droo-ge en vochtige wratten , welke op dezelfde wijze, als bij die der laatsten voorgeschreven is, genezen kun­ncn worden, weshalve ik hieromtrent naar het acht en dertigste hoofdstuk der eerste afdceling dezes werks ter-wijze.
OR I K
(*) Ook het watschen des ligchaams met een afkoottel van Schoorsteen-roct in Karnemclk zal de Luizen dikwijlt doen verdwynen,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; If 3.
-ocr page 340-
294
DBIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTDK.
Over de Ziehten van den Slaart.
De staart van een Rund kan geknakt of gebro-ken #9632;worden, hctwelk men geneest, door den staart , op de gebrokene plaats , tusschen twee uitgeholde spaan-ders tc spalken , en er een zwachtd van linncn om te binden ; moetcnde dit verband , drie malen daags, met gelijke deelen hrandewijn , azijn en water bcvochtigd worden.
Het Rundvee , vooral de kalfdragendo Koeijen, wor­den meermalcn , inzonderheid des winters , op stal , aangedaan door den zoogcnaamdcn wolf in den staart, ook den staartworm gcnoemd. Dit ongomak wordt aan de volgende teekencn gekend : de Koe kvvispelt meer dan gewoonlijk met den staart; bij bei onderzoek van dit deel ontdekt men eene grootere of kleinere plek , die gezwollen , week en slap is, en , op het gevoel, zonder been schijnt te zijn. Doze plaats wordt door-gaans het cerst aangctroffen nabij bet eind of de pluim van den staart ; doch het kwaad klimt, vvanneer het niet wordt tegengegaan, van het eene wervclbeen tot het andere, op, tot omtrent tien duimen , beneden de vereeniging van den slaart met het stuit- of heiligbecn. Somwijlen bevindt er zieh eene schurflige verzwering aan den staart, welke de huid doorknaagt en waarin zieh luizen ophouden, terwijl het haar gelijk borsteis stijf Staat en uitvalt. Indien de huid en hot been ge-heei verkankerd zijn , valt de staart af, waardoor hei kwaad ophoudt. Voor bet overige neemt men aan het vee waar, dat de tanden veellijds in den mond los zitten , en dat hetzelve krachteloos wordt, waarbij, slap-heid in het kruis of achterstel plaats heeft, helwelk bij dragtige Koeijen meer dan bij anderen kenbaar is , cn dikwijls aanleiding geeft, dat zij het af kalven niet kunnen doorstaan, en na hetzelve liggen blijven.
De aard van dit ongemak, hctwelk met eene alge-meene zwakheid des ligehaams gepaard gaat, schijnt gelegen te zijn in de schielijke vcrplaatsing eener ziek-te-stof naar den staart , waardoor eenc rotachtige ontbinding in deszelfs zachte deelen, zoowel als van de wcrvelbecnderen des staartbeens zelve, wordt te
weey
-ocr page 341-
295
wceg gcbragt. De oorzaken van lietzelve zija voorls tc-zoeken, in siecht en ongezond of scliraal voeder, in onzuivere stallen , en ccne slordige behandeling van hot vee , cnz. weshalvc do wolf in den slaart zelden wordt waargenomen op de stallen van zoodanige land-lieden , die hun vee eene , in alien opzigte , onbe-krompenc en zindelijkc verzorging doen toekomen.
Zoodra. de wolf in den slaart wordt waargenomen , mod raon op dc plaats , daar hot deel week en gc-zwollen is, met cene l)istorrie of ander scherp mes , eene kruissnede in den staart maken , tot op het been, en wrijven de wond in met zout en grocne seep cru­der elkander gemengd , of vullen dezelve op met ;olaquo;( en pepcr. Hierovcr wordt een linnen doekje gewonden en vastgemaakt , hetwelk ecnige dagen kan blijven zitten , waardoor het ongemak genczen wordt. Men kan de gemaakte wond insgelijks inwrijven , met mos-terd , ierpentijn, gencver of eerlt;ig ander prikkelend middel , welke dezelfde uitwerking docn.
Vcor het overige dient de siechte gesteldheid van het krachtelooze en slordige vee door eene goede op-passing en ruime voedcring verbeterd worden.
N inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; VMF-
.
-ocr page 342-
#9632;
296
V. AFDEELING.
OVER DE
INWENDIGE ZIEKTEW
TAN HEX
R U N raquo; V E E.
Over de Beerschende Zieliten.
Wanneer eenig Rundvee, te gelijker tijd , van eenc en dezelfde ziektc -wordt aangetast , als zijnde de uit-werking eener algemeene oorzaak , die op hetzelve ge-lijkmatig werkt, hetzij deze gelegen is in de siechte gesleldhcid des voedsels of van het drinkwater, — in gebrek of schraalheid van hetzelve , als een gevolg der ongunstige saizoenen, — in den nadeeligen invlocrt des dampkrings, enz. , zoo wordt zoodanige ongcsteld-heid eene heerschende of algemeene ziehte genoemd. Sommige dezer ziekten zijn nogtans van dien aard, dat zij, op andere tijden, ook afzonderlijk bij het vee kunnen voorkomen. Vele heerschende ziekten be-xitten tevens eene besmettende hoedanigheid , of het vermögen , om dezelfde ongesteldheid , aan ander gezond vee mede te deelcn. Wij zullen in de vijf eerstvol-gende hoofdstukken handelen over de voornaamste heer­schende en besmettelijkc ziekten, waaraan het Rundvee onderhevig is.
K B R-gt;
-ocr page 343-
297
EERSTE BOOFDSTUK.
Over de TongUaar of den Kanker in den Mond.
De tongblaar is eene gevaarlijke ziette , -waaraan hel vee spoedig sterft, bijaldien dezelve niet vroeglijdig ont-dekt en tegengegaan wordt: alsdan evenwel is derzelver genezing doorgaans vrij zeker en gematkelijk.
Het ongemak wordt daaraan gekead^ dat het vee cene of meerdere blaren of zweren aan de long of het bovenste of ondorste verhemelte krijgt. Deze blaren zijn eerst wit, worden vervolgens rood en krijgen eindelijk eene zwarte kleur. Openbrekende, verbreiden zij zieh rondom den wortel der tong welke zij doorknagen. Vermits geene andere teekenen de tongblaar vooraf gaan, kan men dit ongemak eerst waarnemen, wanneer de blaren reeds aanwezig zijn. De doorzwelging is dan zeer moeijelijk ; het vee eet #9632;weinig of niets , en by de Koeijen , die gemolken warden , vergaat de melk.
Men schrijft in het algemeen deze ziekte toe aan het nederzetten eener scherpe stof, welke uit het bloed of de vochten wordt afgescheiden , op de tong , en die, aldaar een' uitweg zoekende , eene zeer hevige ontste-king aan dat deel en de keel , gevolgd van eene kan-kerachtige verzwering en spoedige versterving , te weeg brengt (*).
Zoo-
(*) Eenigen -willen de tongblaar hebben toegeschreven aan het eten van kruiden, welke door venijnige dieren zijn aangeraakt of die met dezelve worden binnengelikt en door hunnen steek deze uitwerlingen van ontsteking en verster­ving aan de tong zouden te weeg brengen , gclijk men dezelve inigelijks aan den honigdaauw , die op het gras gevallen is, heeft toegekend. J. LE francqvan berkheij NatuurUjkt Historie van het Rundvee in Holland, idestuk , biz. 7i.
Indien wij de werking van dergelljke ootzaken op andere ligchaams-deelen in aanmerking nemen , alsmedc dat dit on­gemak door geene teekenen eener algetneene ziekelijke ge— iteldheid van het vee wordt voorafgegaan , en ter genezing ; ook veeltiids slechts eene plaatselijke behandeling voldoende is, zoo schijnt het gevoelen niet van alien grond ontbloot te zijn , dat de tongblaar somwijleti door zoodanige uitwen-dige oorzaken kan worden voortgebragt. Moeijelijk evenwel laat zieh daaruit, onzes oordeels , de heerschende ge^teld-N 5.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; heid
-ocr page 344-
298
Zoodra men waarneemt , dat de ziekte in den om-streek is uitgebroken , moeten de long en de mond van al het vee , des morgens en 's avonds, naauwkeurig onderzocht -worden , of er missrhien reeds blaren aan-wezig zijn: laat men deze voorzorg na , zoo loopt men gevaar menig stuk vee te verliezen , dewijl de b!aar , binnen een' körten lijd , zclfs van vicrentwintig uren , zoo kwaadaardig kan -worden, dat het vee niet kan worden gered. Wanneer nu blaren aan de long of op ecnige andere plaats in den mond ontdekt worden , zoo moet men dezelve terstond met ecn scherp -werk-tuig openmaken, zoodat de daarin bevatte scherpe stof ontlast worde. Voormaals bediende men zieh hier-toe van een zilveren plaatjc of stuk geld , waaraan scherpe takken , even als eene zaag , zijn uitgehouwen , en aan hetwelk een ijzeren staafje tot handvalsel is vastgehecht, waarmede men de blaren openkrabde; doch thans gebruikt men tot het^glfde oogmerk een rond ge­bogen scherp mes , hoedanig de werkliedcn gebruiken tot bet maken van houlcn lepels. Deze wijze is zelfs bcter, dewijl de blaar daardoor geheel en zuiver kan worden nitgesneden , ende wond ook spoediger geneest, dan indien de long tot bloeden toe wordt opengekrabt. De ctter, welke zieh uit de blaar onllast, moet met een' linnen lap, schoon van de tong worden afgewischt, opdat het beest dien niet binnenslikke. Ook moet dc gene , ^lie de uitsnijding verrigt , eene oude handschoen aantrekken , of de hand met linnen omwinden , dewijl de etter van de blaar , overal waar dezelvc de hand aanraakt, door zijne scherpte op de huid bijt.
Heeft de wond genoegzaam uitgcbloed, zoo moet dezelve, drie malen daags , met het volgcnde middel uitgewasschen worden , toldat zij genezen is.
Neem : Honig,
Gewoon Zoul, van ieder twee looden ,
Ster-heid der ziekte verklaren , ten zij men eene eigene inwendi­ge yoorbeschiktheid in de ligchamen van het vee mögt kua-nen aannemen , welkeaanwezigzijude , dit ongemak , opsom-mige tyden, degedaantceeneralgemeeae heerschende ^c/gt;izolt;tft-sche) ziukte kau doen verkrijgen. — Dit stuk mag intus-schen gerekend worden te behooren tot het getal van zooda-nige helatigi'Ljke zaken , betreffende de landhuishoud- en Veeartsenij kuude , welke yerder eener oplettenda nasporing onwaardig zijn.
-ocr page 345-
299
Sterbe Azijn, een half pond.
Meng dit te zamen.
Zijn de blaren reeds van zelf opengebroken , waai-door eene kwaadaardige verzwering aan de long en in de keel ontstaan is , zoo moet deze met dezelfde mid-delen uitwendig worden behandeld. Men geve dan tevens laauw #9632;water, waaronder roggenmeel en zoo veel SMttrdecj , aiijn of zwavelzuur gemengd is , dat hctzelve een zacht, zuren smaak verkrijge , gelijk in het hoofdsluk over dc rotkoorts der Paarden is voorgeschreven. Deze drank kan tevens als voorbehoedmiddel legen de tongblaar bij het gczonde vee dienen (*).
Insgelijks is hel voordeelig , ter voorkoming dezer zickte, het vee dagelijks eenig zout le lalen likken en helzelve somwijlen de long en den mond met water , waarin aluin onlbonden is , of met azijn te wasschen. Ook kan men het vee een laxeermiddel ingeven , be-staande uil acht of lien looden wondcrzout, in een pond laquo;oater of karnemelk opgelosl.
Daar doze ziekte zieh somwijlen spoedig verspreidl, moet men het gezonde vee , zoo veel mogelijk. hier-tegen hoeden, door het zieke vee af te zonderen, en hel zal tevens het veiligst zijn, dat die gene, wclke helzelve behandelen , niet met gezonde beeston omgaan.
TWBEDE HOOFDSTUK.
Over het Bederf in den Mond.
Deze zickte komt, in zoo ver , met de , in hel vorige hoofdstuk, beschrevene overeen , dat zij insgelijks de long en den mond van binnen aandoet, doch dczclvo verschilt daarvan evenwel, zoowel wal hare verschijn-sclen , als gevaarlijkheid bctrefl. Zeldzaam loch , steift het vee aan deze ziekte, ofschoon hel daardoor slerk
lijdl,
(*) Men bezigt insgelijks, met goed gevolg , hel gloeljend ijzer, om de blaren, en de hierin bevatte venijnige stof, op de krachtdadigste wijze , te vernietigeu , en de aangedanc plaatsen tot eene zuiverc verzwering te brengen.
N 6
-ocr page 346-
300
lijdt, en van vleesch en krachten schier geheel be-roofd wordt. Wanneer dezelve eens in een omstreek is uitgcbroken , blijft daarvan dikwijls bijna geen stuk vec verschoond.
De ziekte wordt aan de volgende teekenen gekend: het vee wordt neerslagtig en laat den kop hangen ; bet verliest den eetlust; er loopt bestendig slijmig speeksel uit den mond, en bij de Koeijen gaat de melk weg; de ooren zijn koud ; de oogen staan waterig en zijn half gesloten ; de mond is inwendig heet en de tong eenigzins gezwollen; op den tweedcn of derden dag gaat een gedeelte der buid op de oppervlakte der tong los; somwijlen wordt ook de tong alleen raauw of zeer;. eenige beesten verliezen de buid van het gehemelte, of aan het onderste gedeelte van den mond; bij ande­ren worden de lippen aan de binnenzijde met eene xeere korst bezet. De ziekte is dus niet altijd gelijk; bij eenig vee heeft dezelve in een meerderen , bij ande­ren in een minderen trap plaats, waarnaar zij dan ook korteren of längeren tijd duurt. Dcze bedraagt van dric, tot op het langst negen dagen. Dit ongemak, hctwelk men niet oneigenlijk den waterlianker zou kunnen noemcn, heeft eene groote overeenkomst met de ziekte, welke wij ,. onder denzelfden naam, in het ecrste hoofdstuk over de ziekten der Paarden , bebben beschreven : doch bij dezen schijnt betzelve niet zoo be-smettelijk te zijn , als bij het Rundvee.
De oorzaak dezer ongesteldheid valt even zoo weinig als die der tongblaar gemakkclijk met zekerheid te verklären ; bet is evenwel waarschijnlük, dat eene ver-slijming of eigene scherpte , in bet bloed of de ove-rige vochtcn huisvestende, tot dezelve aanleiding kan geven; door welker prikkcling de speeksel- en slijm-klieren der tong en van de binnenste oppervlakte des monds, tot eene vermeerderde afscheiding van slijm-en kwljlvocht worden aangezet, waarmede tevens eene ontstekingachtige aandoening dezer deelen gepaard gaat van welke het losworden der buid een gevolg is. quot;Voor-al wordt de ziekte na zeer koude en strenge winters waargenomen.
Wordt dezelve uit de opgevene teekenen erkend, zoo moet men het vee, twee of drie malen daags , den mond uitwasschen met het mengsei van aiijn, honig en
coul
-ocr page 347-
301
iout, 200 als hetzelve in het vorige hoofdslult is voor-geschreven, totdat de raauwe plaatsen genezen zijn. De stukken der huid, welke loshangen , moeten met eene schaar afgeknipt worden. Men kan tot het was-schen des monds ook gebruik maken, van fcno/looft, op zuur bier of witten wijn gelrokken, zoo als zulks op biz. 259 is voorgeschreven , alwaar wij reeds met een enkel woord over een soortgelijk ongemak des monds , hetwelk niet zoo zeer als eene heerschende , dan wel afzonderlijke ziekte , in ons land, bij het vee voorkomt, onder de uitwendige ongesteldheden van hetzelve, gehan-deld hebben. (*)
Vermits het vee bij deze ziekte van den mond geene harde voeders eten kan , moet men hetzelve, als het daardoor in den -winter wordt aangedaan , met vloeibaar voedsel of slobbering van water , waarin roggen-meel , zemelen of gemalen lijnkoek gemengd is, trachten te onderhouden.
Daar de melk, zoowel bij het heerschende hederf in den mond als bij de tonghlaar , meermalen eene nadee-r lige eigenschap verkrijgt , zoodat dezelve zelfs aan de xwijnen niet kan gegeven worden, zonder dat deze door dezelfde ziekte worden aangedaan, zoo moet de wci-nige melk, welk het zieke vee nog geeft, weggedaan worden.
Dikwijls volgt op de gemeide ongemakken in den mond het klaauwzeer , waarover in het tiende hoofdstuk der vorige afdeeling gehandeld is. Om derzelver hevig-heid te verminderen, kan men het vee, nadat hetzelve
! zoo ver gebeterd is, dat het wederom eet , 's morgens en 's avonds , telkens vier looden wonderzout met water ingeven , totdat het matig laxere; men houde alsdan daarmede op. Hierdoor wordt het klaauwzeer somwijlen geheel voorgekomen, Voor het overige dienen daarby de middelen te worden aangewcnd , welke in het even-gemelde hoofdstuk zijn aaubevolen.
D E R-
(*) Zoo wel bij deze , als vele andere ziekten van den mond, en ingslijks bij de tonghlaar dout eene wassching van zeezout-zuur met water tn honig geraengd nog den bes­ten dienst. Men kan daartplaquo; ook bezigen bet voorschrift, op biz. 1 voorschreven.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; N 7,
-ocr page 348-
302
bERDB HOOFDSTUB-
Over het Milivuur.,
Deze hoogst gevaarlijke ziekte hecft haren naam daarvan ontleend , dat de milt bij dczelve vrij alge-meen door ontsteking en opvolgcnde vcrsterving is aangedaan , ofschoon dit niet altijd plaats hceft, en eck de overige ingewanden in dezelfde gesteldheid veel-tijds worden bevonden te deelcn. Men noemt dezelvc ook het Hoed of het ruur , gelijk men hicrondcr , in het algemeen , ziekten van het vee verslaat , welke met ontsteking gepaard gaan. Ook mag de ziekte , in sommige oorden onzes lands, mecr bijzonder bekend onder den naam van het venijn , met het miltvuur, genoegzaam van ccn gelijksoortigen aard gehouden •worden.
Het miltvuur wordt aan de volgendc teekencn en omstandigheden gekend : het vee is neerslagtig; tie oo-gen staan flaauw , en het -wenk- of bitidvlies is veel-tijds gezwollen en ontstoken , #9632;waarbij meermalen eene taaije etterachtigc slof nil dczelve vloelt; de ooren, zoo wel als de hoornen zijn, in het begin, bij afwis-seling, heet en koud , doch worden bij den vererger-den Staat der ziekte meer koud ; cr loopt een laai speeksel nit den mond, in welken men tevens eene tegennatuurlijke hilte waarneemt; somwijlcn is de long met roode pulsten bezel ; het hart klopt schielijk en de pols is hard ; de ademhaling is schielijk en verge-zeld van een hoest of körten kuch , waarbij de beesten dikwijls steencn, welke laatstc verschijnselen bij de vetste beesten vecltijds het stcrkst plaats hebben. Dc eellust is, bij sommig vee , van het begin der ziekte verminderd , doch , in het algemeen , duurt dezelve , zoowel als de berkaauwing langer en zclfs somtijds tot-dat de ziekte haren hoogsten trap bereikt heeft, voort. Bij de melk-koeijen vermindert de melk, en dezelve wil dikwijls geheel niet schuimen , of zij schuimt min­der dan gewoonlijk. Dit teeken is meestal het eerste tegennatuurlijke verschijnsel, hetwclk wordt waargeno-men , en het ontstaan der ziekte le kennen geeft. Ver-der necmt de melk ook meermalen eene donkerblaauwe kleur aan , en wordt zclfs bloedig en stinkende. De
buik
-ocr page 349-
303
buik is voomamelijk aan de linkerzijde gespanncn , en cr heeft eene sterke beweging der spieren van den on-derbuik plaats; somwijlea is de buik geheol slap. Bij vele beesten ncemt men waar , dat de huid vaster dan gewoonlijk op bet ligchaam zit, welker betasting hetzelvc pijn veroorzaakt. Het haar Staat , vooral naar de ruggegraat toe , in de boogie, en het witle haar neeml somwijlen voor de borst en op den rug eene gele of saffraanachtige kleur aan. Ook ontstaan er niet teldcn aan sommige deelcn , zoo als aan den hals , de schouders en borst, enz. builen of gezweilen, welke een waterig, bloedig of gcelachtig vocht bcvallen ; op sommige dezer builen ontstaat in derzelver midden ee­ne drooge brandige korst. Ook wordt de uijer wel gezwollen, gepaard met slraraheid over hot geheele ligchaam , bijzondcr der achterpooten. De afgang is, bij sommige beesten, vcrstopt, terwijl anderen een doorloop krijgen. De waterlozing is pijnlijk en vhet water, dat in geringe hoeveclheid ontlast wordt , is hoog rood van kleur, en verspreidt eenen onaangena-men reuk. Voorts zondert het zieke vee zieh , bij de vermeerdering der ongesteldheid , reeds in het begin, van het gezonde af, het loopt snuifelende over het gras; gaat dikwijls naar de sloot toe te drinken en is geneigd om in het water te gaan , waarloe het, als uit eene natuurlijke aandrift om zieh te verkoclen en den dorst te lesschen, schijnt gedrongen te wor­den. — Het afgetapte bloed is zwart van kleur , dik en zoo te zamen gepakt , dat er weinig of, den meesten tijd , geheel geen water van wordt afgeschei-den , nadat het verkoeld is.
De zickte duurt ten hoogste zes of zeven dagen , wanneer de dood volgt, onder de hevigste sluiptrek-kingen, waarbij het vee meest naar de linkerzijde over-valt, of hetzelve legt zieh op deze zijde neder en sterft, stil liggende, uit zwakheid. Niet altijd even-wel houdt de ziekte dit beloop , maar vele beesten val-len op het onverwachtst , -voor dat men aan dezelve eenige ongesteldheid ontwaarde, plotseling dood ter aarde neder. Na den dood gaan de ligchamen oogen-blikkelijk tot eenen hoogen trap van bederf over; en verspreiden een' ondragelijken stank. Door de opening van het , aan deze ziekte gestorven vee, blijkt het,
dat
-ocr page 350-
304
dat zoowel de buiks-ingewanden, als die der borst, door ontsteking en bet koude vuur zijn aangedaan. De milt vooral wordt doorgaans opgezet en sterk bedor-ven aangetroffen; dezelve bezit ecne purperverwige kleur en eene papachtige brosheid ; ook dragen de le­ver , de maag, de darmen , hel net, alsmede de lon-gen, en zelfs in cenige gevallen , bet hart de duide-lijkste kenteekenen eener voorafgegane ontsteking en op-Volgende versterving. In de gevallen , waar het vee zonder voorafgaande zickte-verschijnselen , op het on-verwachtst sterft, wordt de milt mcest allecn aange­daan en ontsloken aangetroffen. Daar dit deel weinige zenuwen bezit en dus zeer ongevoelig is, zoo laat zieh daaruit verklaren, dat het vee de ontsteking van hetzelve zeer weinig gevoelt of daardoor ongesteld schijnt, voordat het koude vuur plaats heeft, en den dood veroorzaakt.
Daar bet miltvuur, volgens de algemeene waarnemin-gen , in verschillende landstrefcen gedaan , vooral plaats heeft in zoodanige saizoenen, -welke zieh door eene sterke zonne-hitte en aanhoudende droogte onderschei-den , schijnen deszelfs oorzaken hoofdzakelijk te moe-ten worden gezocht in zoodanige uitwerkingen dezer lucbtsgesteldheid, welke als derzelver natuurlijke ge-volgen voor het dierlijk gestel kunnen worden aange-merkt. Deze zijn: eene vermeerderde of verhoogde prikkelbaarbeid des ligchaams, vooral van bet bloedvat-of slagaderlijk gestel , eene aanhoudende versterkte uit-waseming der huid , waardoor het bleed van deszelfs vloeibare deelen beroofd wordende , eene tegennatuur-lijke dikheid verkrijgt , zoodat deszelfs omloop ver-traagt en alzoo aanleiding tot verstopping in de fijnste bloedvatten of ontsteking gegeven wordt. Hierbij komt het gebrek aan drinkwater, betwelk in drooge zomers plaats heeft , waardoor het bloed niet op nieuw met genoegzame watcr-dcelen wordt verdund, terwijl het vee daarbij , bovendien , dikwijls genoodzaakt is , om onzuiver of stinkend water, uit stilstaande poelen of •looten te drinken , betwelk het bloed te meer bedorven maakt, Mogelijk zijn er nog andere oorzaken aanwezig, wier nadeelige uitwerking tot het voortbrengen van het miltvuur, zoowel als van andere kwaadaardige onstekingachlige ziekten van het vee , tot dus verre,
N 5.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;min-
-ocr page 351-
305
minder duidelijk verldaard zijn , zoo als bij voorbeeld : de meel of honigdaauw , door welke niet omvaarschiJH-lijk het bloed scherpc en nadeelige eigenschappen ver-krijgt , of door welken misscliien cen overmaat van beginselen in hct ligchaam onlwikkeld wordt, die de levenskracht of de prikkelbaarheid vijandig zijn , de-zelve tc onmatig aanzctten cn daardoor schielijk uit-putten , om van andere invloeden , gelijk de , in het ligchaam opgehoopte, electrieke vlocistof, als het ge-volg eener aanhoudend drooge gesteldheid des danap-krings, hier niet te gewegen.
Zoo vecl mag men als zeker vaststcllen , dat , door de werking der gcmclde en waarschijnlijk andere oor-zaken , ecne algemeenc ontstekingachtige gesteldheid in de ligehamen van het Rundvee , gepaard met plaatslijke onlstekingen der bijzondere deelen , wordt voortgebragt, welke ,#9632; Indien dezelve niet vroegtljdig ontdekt en door eene gepaste geneeswijze wordt voorgekomen of weg-genomen , zeer schielijk , en dikwijls als in een oogen-blik , deszclfs hoogsten trap bereiken , en onmiddellijk tot versterving overgaan ; wordende de inwendige of levens-deelen , als zijnde de meest bloedrijke, cn het minst der versterving weerstand biedende , zeer spoedig door het koude vuur ;„aiigcdaan , waarop de dood van het vee onmiddellijk volgen moet.
De genezing der ziektc , welke allcen dan mogelijk is , wanncer dezelve in hct begin ontdekt wordt, vor-dert eene volstrekt verkoelende en ontstekingwerende behandeling. Hiertoe is de aderlating het voornaamste middel. Men tappe dus het zicke vee terstond, twee, drie of vier ponden bloed af, en herhale zulks, na eenige men, in meerdere of mindere hoeveelheid, meermalen, naarmate dat de ziekte-verschijnselen toe-of afnemen. Tcvens moet het vee eene fontenel aan de borst of ook op de gezwollene deelen gezet wor­den. Als teekenen van beterschap mag men aanmerken, dat de hoest vermindert, de ademhaling ruimer wordt, en de pels- of hartslag minder schielgk en hard is, waarbij het beesl , voor het overige , vlugger wordt en begint te eten. Voorst diene men verkoelende en zout-! achtige laxccrmiddelcn toe. Men kan dus elk beest, drie malen daags, een lood salpeter en vier looden wonäenout, met eene of twee lepels honig , in water
opt-
-ocr page 352-
306
ontbonden toedienen, of dczclfdc rniddclcn . in eene lik-king op de volgendc wijze ingi^cn:
Neem : Salpeter, vier looden ,
Wonderzout, zcstien looden , Honig , cen pond.
Meng dezclvc onder elkander en gecf daarvan, alle drie urcn , een lepcl vol in.
Indien de endeldarm door hardo drekstoffen verstopt is, zoo is het noodig derzelver ontlasling, een of twee malen daags, door weekmakende klisleren, beslaande uit een afkooksel van kaasjes-hladen , Immille-hloemen , met bijvoeging van lijn-olie en zout (zie biz. 140.) te bevorderen. — Deze geneeswijze wordt zoo lang voorl-gezet, totdat de bevigheidder ziekte vermindert, alsdan kan men het ingeven der gcneesmiddelen eerst op twee ma­len , en vervolgens tot op eenmaal daags, verminderen. Het kan dan nuttig zijn, bij ieder der giften vijflien greinen fijn gewrevene kamfer te voegen,
Zoodra het vee de ziekte krijgt, doet men best , hetzelve op den slal te zetten, en als het nog eet, met salade, beeren kool of met jong en frisch gras te voederen. Ook kan hetzelve, van 's morgens vroeg tot acht, en des avonds van zes tot tien uren, in een hof, waarin gras wast , of in de nabijheid van het huis, in de weide gelaten worden. Bij schoon ert zacht weer kan het ook des nachts daarin blijven wei­den , doch des daags , als het warm begint te worden, moet het binnen huis of in hutten gebragt worden. Het vee moet zorgvuldig van , drinken worden voorzien , dewijl hetzelve zeer dorstig valt, en men kan onder ieder emraer water, met nut, twee banden vol roggen-meel mengen. Daar heti. vee , wegens den inwendigen brand, welken het gevoelt, zieh ter verkoeling dik-wijls in het water begeeft, heeft zulks aanleiding ge-gcven , cm in dezen de heilzame aanwijzing der natuur te volgen en het vee, eenige malen daags, met koud water te begieten, welk middel, door sommigen, met voordeel gebezigd is.
Om deze ziekte te verhoeden , moot het nog ge-zonde vee, wanneer dezelve eens in eene omstreek is uitgebroken, worden adergelaten, waarbij tevens eene fontenel, of een zoogenaamde wrang-worlel voor de borst kan worden gelegd; ook is het nuttig elk stuk vee, -
-ocr page 353-
307
gedurende lien of twaalf dagen, des morgens, twee loodcn salpeter of vier looden tconderzout , ia water onlbonden , in te geven.
Hot is insgclijks noodig , ten einde hot vce voor de ziekte te behoeden , dat het, over dag, bij war-men zunneschijn , in cen donkcron, luchtigen en koe-len stal gezet, en alleen gedurende de koclte in de wei­de gelaten worde. Op slal moct het met frisch gras worden gevoederd ; men dient hetzclve dus des mor­gens om acht uren naar binnen, on des avonds om zes viren weder naar buiten tc drijven. Indien dit, wegens de bijzonderc inrigting op vele boerderijen , nict wel mögt kunnen worden uitgevoerd, dient er in de weide, daar hot vee graast, eene loods of hut te worden op-geslagen , binnen welke het zieh aan de feile bitte der zon onttrekken kan.
Het vce zoekt van zelf, en door zijne eigene natuur- laquo; drift, die plaatsen op , waar het, in de middag-uren , onder daken of boomen schaduw vinden kan, om zieh legen de sterke hitle en het steken van vliegen te ver­bergen ; en deswege houden wij ons overtuigd , dat hot verschaffen van beschaduwing in de weiden voor het vee hoogst nuttig zijn moet; waarom ook het verplaat-sen der beesten in belomrnerde weiden, door de voor-naamste Veeartsenijkundigen, onder de beste voorzor-gen legen het miltvuur gerekend wordt.
Voorts zorgt men, dat vooral het vee geen gebrek aan drinkwater hebbe, en dat hetzelve nict stinkend en bedorven zjj. De ondervinding heeft geleerd, dat de zickle meermalen het hevigst plaats had, waar het vee genoodzaakt was , onzuiver, rotachtig water, uit stil-staande , moorige slooton of grachten te drinken , ter-wyl hetzelve daarvan in de nabijhoid dier streken, al-waar bet overvloed van zuiver, koel of slroomend drink­water kon verkrijgen, bevrijd bleef, of minder sterk door dezelve werd aangetast.
Aangaande het aanstekend vermögen dezer ziekte is men het niet volkomen eens. De meesten houden het daarvoor, dat het miltvuur, althans in onze noorde-lijke gewesten , niet besraeltclijk zij voor hot vee van hetzelfde geslacht, dat is, dat geen Rund, door deze ziekte aangedaan , dezelve aan andere, gezonde Runde­ren mededeelt, ofschoon bij elkander verkeerende ; onraquo;
#9632;welke
-ocr page 354-
308
welke reden zjj ook de afzondcring van hei zieke cn gezonde vee onnoodig oordeelen. Anderen, daarente-gen , zieh op hunne ondervinding beroepende , #9632;verkla­ren het miltvuur, in sommige gevallen, vooral wan-necr er bij het gezonde vee reeds eene zekere voor-geschiktheid tot ontsteking aanwezig is , inderdaad voor besmetfelijk , en achten eene volstrekte afzondering van het zieke vee noodzakclijk. Daar nu de besmeltelijke hoedanigheid van het miltvuur , waarsehijnlijk, even als bij sommige andere ziekten plaats heeft , onder-scheiden zijn kan , en van verschillende omslandighe-den schijnt af tc hangen , zoodat hetzelve ofschoon den meesten tijd wel niet aan ander vee werdende mede-gedeeld, zulks evcnwel , op andere tijden , onder ze­kere omstandigheden , niet kan ontkend worden te ge-raquo;chieden , zoo is het loch , bij deze onzekerheid , en laquo; uit aanmerking van den verwoestenden aard des heer-schenden miltvuurs, het raadzaamst, te dezen opzigte, de noodige voorzorgen in acht te nemen , kunnende , in allen geval, op deze en soortgelijke zaken , in den volsten zin , worden toegepast, dat overtoiligheden niet schaden.
Maar zeker is men omtrent de allernadeeligste uitwer-kingen, welke , zoowel het warme bloed, Indien het-laquo;elve door eene kwetsing of anderzins in de huid wordt gebragt, of het gebruik van vleesch of bloed der , aan het miltvuur, gestorvene, beesten, aan ieder van een ander geslacht, en ook aan het menschelijk ligehaam, toebrengen.
Die gene , welke het zieke vee slagten , of hetzelve , als het gestorven is cn nog warm zijnde, afvillen, krij-gen, door eene daarbij veroorzaakte wonding van hun ligehaam, hevige ontstekingen aan onderscheidene deelen , als aan het hoofd, de armen , banden , enz., welke nicest spoedig tot het koude vuur overgaan. — Eenigen krijgen tevens paarsche vlekken op de huid. Dezelfde kwaadaardige ontstekingen volgen, in een* nog ergeren trap , op het eten van het vleesch dezer beesten, waarbij bovendien hevige bulk- en keelpijnen, vergezeld van benaauwdheid , braking of doorloop, enz. worden waar-genomen, en welke toevallen, Indien gepastc geneesmid-delen niet in staat zijn dezelve weg te nemen, veeltijds spoedig den dood na zieh slepen.
Of-
-ocr page 355-
309
Ofschoon het gevaar der besmetting , voor zoo verre dezelve door de uitwendige behandeling van het vee ge-schiedt, vermindert of wel geheel ophoudt , nadat het-zelve, gcstorven zijnde, koud is geworden , #9632;wordt er even-wel bij het openen en aftrekkcn der huid, groote omzig-tigheid gevorderd. Wil men de huid niet verliezen, zoo be-smere men, om dezelve af te trckken, de handen met vet of trekke handschoenen aan. —Het vlecsch mag, in geenen decle , gcnuttigd worden, daar het dcszclfs venijnige eigen-schap niet verliest, ofschoon het gezoulen en met peper of andere specerijen toebereid worde. Men moct tevens zorg dragen , dat geene honden , zwijnen , noch eenig ander dier van zoodanig vleesch eten of het bloed lik-ken , devijl dezc zelfstandigheden op hun dezelfde uit-werkingen te weeg brengen (*).
De sehielijke verrotting , welke bot doode vee onder-
gaal,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 1
(*) Deze gevaarlljle uitwerkingen , welke, volgens waar-nemingen; in onderscheidene landen gedaan , als eene ken­merkende eigenscliap des miltvuurs , of van het Veniin knn-nen worden aangemerkt, — en waardoor deze zickle zieh vooral (behalve door vele andere teekenen) van de eigenlijkc Runderpest onderscheidt, daar het vleesch der, aan deze ziekto gestorvene , beesten , hoe besmettelijk dezelve voor vee. van het zelfde geslacht anders zij , blijkens de onder-vinding, raeermalen zonder zigtbaar nadeel is genutligd ge­worden , — deze nadeelige uitwerkingen van het miltvuur , zeg ik , zijn in onsland, op nieuwbevestigd , inditjaar 1808, toen hetzelve in een gedeelte van de Provincicn QELDER-lanD en BRABAND geheerscht heeft, wanncer cen aanzicnlijk getal inwoners dier streken daardooraangedaan en onderschei­dene menschen daarvan de ongelukkige slagtoffers geworden zijn. Men zie hier omtrent de naauwkeurige en doorwrochtlaquo; verhandeling van onzen Landgenoot, de Heer DAVID HEIL-bron, C. Z. Med Doct. te Amsterdam, ten titel voeren-de: horte schets eener koortsziekte ander het Rundvee , ge­heerscht hebbende in het jaar J80S , in cen gedeelte van de Provincien gelderland laquo;laquo;brabamd, bekend ander den naam van het vuur , het bloeoo/ miltvuur , endege-volgen van dezelve voor vele bewoners dier streken, Amst.
bij JOHANNES VAN DER HEIJ , 1815
Omtrent het VENIJN, zoo als hetzelve in het jaar I8I9iu Vriesland heeft plaats gehad , verdient gehzen te worden hei berigt van den Heer Med. Doct. I. vitringa coulow , President der COMMISSIE VAN GENEESKUNDIG OSDER-zof.K en toevoorzigt in die Provincie , te vinden in da Leeuwarder Couravivin. 10 Sept. van dat jaar.
-ocr page 356-
310
gaal, gebiedt , dal hetzelve zoo spocdig mogclijk, op eene vcrwijdcrde plaats , diep bcgravcn wordc , opdat hcl niet door honden uit den grond werde gehaald.
V I E R D E H O O F D S T ü K.
Over de rolachtige of kwaadaardige Longziekle.
Wij hebben , onder de inwendige ziekten der Paar-den gehandeid , over hei gewone en galachtige longvuur, aan welke ongesleldhcden ook hei Rundvee onderhevig is , kunnende de aldaar opgegevene kenteekenen , be-handelingen enz. , ook hoofdzakelijk op dit laatsle worden toegepasl. Hier zullen wij voordragen die ziekte , welke niet zelden onder het Rundvee heersehl en , van wege hare vcrderfelijken aard, de kwaadaar­dige longziekte of hcl rotachtige longvuur kan genoemd worden.
Deze ziekte openbaart zieh het eerst door geduri-gen hoest; de pols is hard en slaat onregelraalig; er vloeit vervolgens eene slijmige slof uit den neus en montl , de eetlust vergaat , als ook de melk bij de Koeijen ; daarbij wordt het vee neerslaglig ; de ooren, hoornen cn de beenen zijn eerst bij afwisseling heet en koud , doch blijven vervolgens geheel koud; bij eenige beesten heeft er uilvloeijing van een taai slij-mig vocht uit de ooge-n plaats; het vee Staat met de beenen bij elkander en met den rug opgelrokken,
Aanhoudend regenachtig weer of natle saizoenen; gedurende welke het vee op läge , moerige en over-stroomde weiden moet loopen, rotachtig en bedorven voeder, läge en bedomple stallen , doch vooral het drinken van slilstaand en bedorven water , hetwelk tot zeer velc nadeelige en heerschende vee-ziekten aanlei-ding gcefl, zijn de algemeene oorzaken, waarin het onlstaan van hol rotachtig longvuur moet gezecht worden.
Deze loch bezitten eenen verzwakkenden invloed op de dierlijkc levenskracht of de prikkelbaarheid , waarbij de vaste deelen vcrslapt, de uitwaseming belet, de
krach-
-ocr page 357-
311
krachten der spijsvertering verminderd worden , en het bloed cene neiging tot rotachtige ontbinding ver-krijgt De longen worden bij dcze zickte door cene onzuivere of valsche onlsteking aangedaan , waarbij eene vermeerderde afscheiding van slijm plaats hceft , en welke ontsteking spoedig tot versterving ovcrgaat. Er wordt fccne besmcltingsstof in de ligchamen van het zieke vee ontwikkeld, waardoor de zickte, welke eerst door de uitwerking der gemeide algemeene oorzaken werd voort-gebragt, vervolgens door aansleking aan ander vee me-degedeeld , en alzoo wordt voortgeplant.
Om het gevaar en de mocijelijkheid der genezing dezer zickte te bepalen, kan men derzelver beloop in drie tjjdperken verdeelen.
Het eerste tijdpcrk beslaat, wanneer het vee begint te hoesten, doch daarbij nog vrolijk schijnt en met den gewonen trek cet.
Niettegcnstaande hier nog gecn gevaar plaats schijnt te hebben, zoo heef t loch de ziekle-stof, welke zieh in het bloed bevindt , zieh reeds op de longen neder-gezet , waardoor dezelve geprikkeld en tot hoest wor­den aangezet. Dit is juist de tijd, dat' men nog , tot redding van het vee, de volgende dienstige middclen aan kan wenden.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;\
Vooreerst zette men het vee eene fontenel voor de borst, en geve hetzelve , twee malen daags , den vol-genden drank :
Neem : Wijnruit,
Kalmus-wortcl,
Gencvcr-bczien,
Gentiaan-wortden, van ieder zes looden,
Duivclsdrek , vier looden.
Men make alles tot ecn fijn poeder en menge het onder clkander.
Vervolgens kookt men een pond bruine geraspte ei-kenbast in tien ponden water en zijgt het vocht door. Van dit afkooksel neemt men een pond , schudt tclkens twee looden van het voorgeschreven poeder onder het­zelve , en geeft het in,
Wordt het vee op den stal gevoederd, zoo moet men hetzelve ruim en. tevens goed en ligt verteerbaar voeder geven , als : fijn , zoct hooi, gehakte gcle knollen , ge-%-ookte en tot moes gestampte aardappclcn , grof gemaleu
koorn ,
-ocr page 358-
312
koorn , grof roggenmecl, lijn-zaadmeel, zemelen in water, enz. Het is bcter hct vee, in plaats van twee of drie malen daags, gelijk gewoonlijk geschicdt, mecrma-len te vocderen , doch men geve hct voeder telkens in eene kleine hocveelheid. Om de onlbinding des bloeds voor te komen, menge men in ieder emmer van zoo-danig vloeibaar voeder, vier looden zuurdecg, of, in deszelfs plaats, vier looden goeden azijn. — Het xwavelzuur, in de hoevcclheid gegeven, zoo als zulks , op bladz. 292 is voorgescbreven , kan bier insgelijks nuttig zijn. (Zie ook over hct gebruik der delfstoffe-lijke zuren biz. 146.)
Gaat het vee in de weide, zoo moot men hetzelve , gedurende de middaguren, #9632;wanncer de lucht te heet is, naar binnen halcn , en het op de voorgeschrevene wijze vocderen. Dc kocltc van den nacht is voor het vee niet nadcclig , vcelmeer is dcze verkwikkende voor hetzelve. In het voorjaar en in den herfst evcnwel, wanncer hct nog rijpl, of blj regenachtig en nevelig weer, raoet hct naar binnen gedreven worden.
Het tweede tijdpcrk der ziektc begint, wanneer het vee eene slifmige stof uit den neus en den mond ont-last, wanneer dc ooren en de becnen koud zijn, dc haren in dc hoogte rijzen , uit de oogen cen kleverig vocht loopt, wanneer bij de Koe de melk weggaat,. en het bcest niet goed mcer cten wil. Hceft de ziek-te dezen trap bereikt, zoo is de genezing moeijelijk en onzeker. Intusschen kan men dc opgegevene mid-delen aanwenden en beprocven , in hoe verre derzel-ver uitwerking nuttig zij. — De volgcnde middelcn zijn in dit tijdpcrk nuttig bevonden.
Men geve het vee dagclijks, des morgens nüchte­ren , eene halve flcsch wijn in , welke men vooraf of dric of vier gckncusJe linoßoüh-lollen hceft laten trek-ken. Oin den middag geve men hetzelve insgelijks eene halve flesch wijn, waarin een lood theriak is opge-lost. Men herhaalt het ingeven van dezen drank ook des avonds. In plaats van denzelven, kan men een half lood pepcr , tot pocder gestampt, en een lood gckneus-de uijen, in den voorgesehreven wijn mengen; of ook dagclijks drie malen, acht greinen opium, onder een pond wijn, ingeven, welk laatste middel alsdan inzon-
derraquo;
-ocr page 359-
313
derheid noodzakelijk is, als er een doorloop met de ziekte vergezeld gaat.
Het derde lijdperk is het gevaarlijkst en hct vec is, watinecr helzelve plaats heeft , ongpnccslijk, dcwijl de ontsteking alsdan tot die hoogte geklommen is, dat dezelve tot het vuur overgaat. Het vee wordt ten uitersten mat , tuimelt onder het gaan , wordt korta-demig en de bulk slaat. De slagcn van het hart wor­den hand over hand schielijker en meer ongeregeld, totdat hct vee sterft.
Bij deze ziekte heeft men verder nog hct volgendc in acht te nemen :#9632; de stal, waarop het vec staat, moet warm en daarbij ruim en luchtig zijn. Het stroo moet altijd zuiver en droog gehouden en het vec, ten min-ste elken dag , cenmaal afgerost en vervolgcns met stroo afgewreven worden , waarbij men de becnen nict moet vergeten.
Voorls trachte men het vee , zoo veel mogclijk , te-gen do ziekte te hocden , hetwelk het best daardoor geschiedt, dat men de , in het begin opgegevene oor-zaken , trachte te vermijden , of , bij aldicn de ziekte reeds onder eene kudde raogt zijn uitgebroken , het zieke vee van het gezonde afzondere , en wel terstond in hct .begin , wanneer zieh dcrzclver eerste kentee-ken , de hoest namclijk , openbaart, dewijl de ziekte des tc besmctlelijket wordt , naarraate dczclve toe-neemt. Even zoo nuttig is het , aan bet nog gezond schijnende vee , des morgens nüchteren den drank te geven , welke in het-begin van dit hoofdstuk is voor-geschreven , en zulks, gedurende veertien dagen of drie weken te berhalcn , als ook hetzelve cene fonte-nel voor de borst te zetten.
Daar deze ziekte uit ecne rotachtige gestcldheid des bloeds en der vocliten ontstaat , gepaard met eene groo-te zwakheid der ingewanden , zoo is het aderlaten bij dezelve nadeelig. — De gene, die het zicke vee oppast en aan hetzelve de geneesmiddelen toedient, moet nict met het gezonde vee omgaan, dcwijl hij de besmettings-stof, welke met de uitwasemings-stof in zijnc klecdcrcn is getrokken, aan de laatste kan mcdcdeclen.
Het vee aan deze ziekte gestorven, moct terstond na den dood, naar eene genoegzarae verwijderde plaats
van O
-ocr page 360-
314
van de weide of den stal vervoerd eu aldaar diep ilaquo; de aardc begraven worden.
V IJ F D F. II O O F D S T ü K.
Over de Runder-pest.
Dezc wordt ook dikwijls , als bij uitsluiting , de vee-ziekte genoemd , en is van alle ziekten , waaraan het Rundvce onderhevig is, de meest gcduchle, daar dezelve ecns losgebroken zijndc , ecne bijna algc-meene vcrwocsling onder hclzclve te weeg brengt , #9632;waardoor dikwerf de welvaart des landmans , vooral ook \an omen vaderlandschen vce-boer , geheel of grootendcels tot deszclfs ondergang werd gebragt. Hoe-wel er, tot dus verre, geene middclcn bekend zijn , door welke de Runderpest kan gonezen worden , en het dooden van bet zieke vce, zoodra bet door de­zelve wordt aangedaan , het meest zekere middel schijnf te zijn , om bet gezonde vee daartegen te behoeden , en alzoo den voortgang der besmelting te stuiten , zullen wij cvenwel derzolver voornaamste kenmerken opgeven , ten einde men in Staat zij, de veepest van andere heerschende ziekten te ondersebeiden, en het kwaad, in deszclfs begin , te kunnen sraoren , door zoodanige maatregelen , als daartoe , van wege de hooge magt in ons land zijn bepaald.
Het vee wordt Iraag en lustcloos, kenbaar aan den loomen gang , waarbij het den kop naar den grond laat hangen , of bet schudt denzclvcn heen en weer; het weigert te drinken , het wordt kicsch in het eten of cet niets ; tusseben beiden schijnt het weder-om vlugger te zijn , wanneer het nog eet , drinkt en herkaauwt. — Vervolgens wordt het vee onrustig; het knarst op de kiezen ; houdt op te herkaauwen ; is hui-verig en beeft ; het slaat overkoots. De pols slaat ras en ongestadig , doch is niet hard. Men kan 60 , 70 ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;[
75 tot 90 slagen in eene tninuut teilen , hetwelk zware koorts te kennen geeft, die met verzwakking gepaard gaat. De hoornen zijn koud en als men sterk aaa de­zelve wringt, schijnt zulks het beest pijn te veroorza-
ken ;
-ocr page 361-
315
ken; ook zijn de ooren kond en dezelve hangen slap neder. De afgang behoudt dikwijls , gedurcnde de eerste dagen der ziekte , deszelfs natuurlijke hoedanigheid , doch is somwijlon miskleurig en zcor stinkende , of be-zit den renk van musk us; somlijds is cJozclve droog, en naauwelijks te zamen hangende , dan wedcrom dim en week , lerwijl het vee op andere tijden vcrslopt is , en uit gebrck aan krachten , de opgelioople drekstoffen niet kan ontlastcn. De zwaklieid neetnl spoedig toe . wanneer ook de slaart zijnc beweging verliest ; het beest bulkt of loeit alsdan geheel niel meer; er lieeft van het begin hoest plaats, welke meer en meer tocneemt; doch dezelve is niet altijd even sterk , maar veischilt, naar mate de longcn veel of Aveinig bij de ziekte zijn aangodaan.
De oogen staan flaauw en droefgeestig, worden rood beloopen en brandig of ontstoken ; vcrvolgens puilt het wenkvlics uit ; helzelve vertoont zieh als eene bleek-roode blaas , en is ontstoken ; het geheele oog is op-gezct en schijnt uit le puilen. Uit de grootc ooghoe-ken korat eene etterachtige stof, en is dc ziekte hevig , dan loopen er tränen uit dezelve bij slralen nederwaarts.
Uit dc neusgaten wordt insgelijks eene dunne stof ontlast, welke , op den derden dag , slijmig wordt, en als etter verdikt. Deze vermengt zieh met dergclijke kwijl uit den reond en vloeit onophoiidelijk längs den snuit weg. Somwijlcn bezit deze stof eene groenach-tige gecle kleur , is stinkende , taai en klonterig , zoodat dezelve den neus vcrstopt. Het vec vecgt dezelve niet af met de tong , gelijk hctzelve het slijra , dat, als het gczond is, uit den neus en mond vloeit, altijd af-ükt. Er zijpelt of zweet uit den muil , bijzonder uit den bovenlip, insgelijks een vocht, lictwe'lk met de vochten , uit den neus en mond vlocijcnde , vcrmengd wordt en nederdruipt. Op de tong neemt men vurige roode peukels waar , en het tandvleesch en verhe-melte zijn dikwijls gezwollen en ontstoken , waarbij de landen loszittcn. De huid schijnt op den rug en de lenden als vastgegroeid, en kraakt, wanneer men op dezelve drukt ; bij somraige bcesten hecft een schurft-achtig uitslag längs den ruggegraat plaats. Somwijlen hebben zij tevens daarbjj den wolf in den staart.
O 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Wan-
-ocr page 362-
316
Wanneer de ziekte deszelfs hoogsten trap bereikt, vermecrdert de hoest; de ademhaling wordt benaauwder; het beesl afgcmat door koorts, en verzwakt uit ge-brck aan voedsel, valt ter aarde , steckt dan eens den kop regt uit , kromt dan den hals , het tracht nog met de grootste moeite adem te halen -, en stcent van pijn. De kwijl wordt dan meer schuimachtig, helwelk een leeken is , dat dc longen sterk zijn aangedaan, en het dier in groot gevaar verkeert. Bij anderen schijnt de kracht der ziekte zieh meer tot de buiksingewanden te bepalen. De pens , welke zoo als bekend is , in de linkcrzijde ligt, is alsdan door lucht sterk opgespan-nen, zoodat het beest schijnt te zullen bersten , en wanneer men tegen den buik klopt, klinkt dezelve even als een trommel. Eenige beesten krijgen , met den vijfden of zesden dag, een dünnen, stinkenden , doorloop; anderen blijven geheel verstopt , en er vloeit ecne stinkende, etterachtige of bloedige stof uit den openstaanden aars , waarbij levens de klink der koeijen ge-zwollen is, en openstaat. De waterlozing is verminderd.
Somwijlcn sterven de beesten binnen vier en twin-tig uren , nadat dezclvc ziek zijn geworden ; anderen blijven dric , vier , vljf tot zeven dagen liggen. Zeld-zaam beleeft het zicke beest den elfden dag.
Uit dezc uitwendige teekenen der ziekte en derzel-ver beloop \ zal men met genoegzame zekerheid, de vce-pest kennen en deze van andere heerschende vec-ziekten kunnea onderscheiden.
Er bestaan een groot aantal middelcn , zoo ter voor-behoeding als ter genezing dezer ziekte aangeprezen. üaar men zieh nogtans blijkcns de ondervinding, op gecn dcrzelver , tot het beretken dezer oogmerken, kan verlaten , mag men zckerlijk het dooden van het besmette vee, als het veiligst middel beschouwen , om aan den voortgang der vee-pest op de zekerste cn, spoedigste wijze , paal en perk te stellen. Dezelve im-mers ontstaat bij ons allijd door bcsmclting , en wordt , op deze wijze, door den invoer van vreemd vee of door andere gemeenschap., van buiten ons land over-bragt.
Worden nu de cerst aangedane beesten telkens ler-stond gedood, zoo wordt daardoor dc voortplanting .der ziekte door verdere bcsmclting , op het krachtda-
digst
-ocr page 363-
317
digst tcgengegaan, gelijk de ondervinding hiervan, reeds in het jaar 1813 en 1814, wanneer de vec-pcst op nieuw tot ons land in de Provincie Utrecht was overgebragt, de hcilzame uilwcrkingen volkomea hecft bevestigd.
Dcze maatregel is voor den vee-hocder, in zooda-nige omstandigheden , zeer voordeelig, dcwijl hij voor ieder beest, dat hij bierdoor verliest, den gewaar-deerden prijs , uit het daarloe bestaande vce-fonds , erlangt , tervvijl hij anders gevaar loopt , van het groot-ste gedeclte van zijn vee te moeten zien sterven , zon-der op cenige schadevcrgoeding aanspraak te kunnen raaken.
Wat de inenting der vee-pest aan gczondc bcesten bc-treft, daaromtrent rtiag men stellen , dat zij , op zieh zelve en in het algemeen, als voordeelig raoet -wor­den aangemerkt , daar er van het ingeente vee een geringer aantal sterft, dan van datgene, hetwclk de ziekte door natuurlijke besractting vcrkrijgt. Yooral is de inenting geblekcn zeer nultig te zijn, Indien dezelve wordt hewerkstelligd door stof van reeds genezende Koeijeii aan jonge Kalvcren, die nog niet in do opene of buitcnlucht zijn geweest, welke Kalvcren door de ziekte alsdan slechts op eene zeer zachte wijze worden aangedaan , en bijna alle van dezelve opkoraen ; wes-halve deze kunstbewerking , to voren , met regt, als geoorloofd en pligtmatig werd aangeprczen. — Daar evenwel ook door de inenting eene voorldurende be-smetting onderhouden wordt , moet dezelve geacht worden te strijden met het oogmerk der thans bestaan­de verordeningen , welke slrekken , om, door het spoe-dig dooden van het zieke of vermoerlclijk bosmette vee , de gelegcnheid tot verdere besractting ten eene male weg te nemen; om welke reden dezelve niet zonder grond verboden is (*) Wij zullen daarom ook
over
{*) Ofschoon de onvermoeiüe arbcid , door ccn aantal nit— laquo;nuntende Vaderlandsche mannen, met namen , nozeman, ROSKAM KOOL , I. TAK, E^GliLSM\N, GRASHUIS , CAM­PER, VltfK, MUNJJrKS, VEERBIAN, ALTA , DE VRIES , vooral GEERT HEINDERS , en anderen , aan do kennis der veepest in het algemeeu , en door soramige hunner , meer bljzondcr, aan het werk der inenting besteed , thans allaquo; raquo;uUeloos en ovcrtollig möge worden beschouivd , zou men O 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;nog-
-ocr page 364-
318
over de wijzc , waarop de inenting geschieden moet , en hctgcen daarbij dient te worden in acht genomen , niet handelen.
Hct vee , door dc vee-pest aangedaan , gestorvcn of gcdood zijnde , moct hctzelve , ingevolgc dc wet , ter-stond met huid en haar, op eene verwijderde plaats. diep begraven worden. De stal moet gehcel gezuiverd en met overgezuurd zee-zoulzuur worden berookt. Alle oragang van menschen , nil zoodanige huizen , waarin de zickle plaats heeft, met anderen , moet gehcel vermeden worden. Ook is ieder vce-houder verpligt , om, zoodra hij waarneemt of vermoedt, dat zijn vee door deze ziekte is aangedaan , onverwijld aan hct gemeente-bestuur zijncr woonplaats daarvan kennis te geven.
nogtans derzelver Verdiensten , te dezen opzigtc , te kort docn, indicn wtj hct voordeel hunner ijverige pogingen , ter vermindüi-ing van den algemecnen rampspoed des lauds , door de yecpest te weeg gcbragt , ook nu nog niet naar waarde en dunkbaar wilden erkennen: daar toch , doorhun , om van cen enkel tijdvak te gewagen , onder aanmoediging rooral van dc Maatschajjpij ter bevordehng van den Land-houw , te Amsterdam opgerigt, van het jaar 1777 tot 1786, een getal van 37Ü9 fiunderen ztjningeeot, van welke, door elkander gcrekend , niet meer dan ougeveer tvvaalf ten lion-derd zijti gestorvcn, terwijl , volgens de middelbare bere-kening , van liet vee , door de natuurlijke besmetting ziek geworden , van de vljf beesten doorgaans twee stierven. — Bovendicn hebben zij , door hunne naaawkuurige nasporin-gen en waarnemingen , eenc ondcrvinding diargesteld , welke wolligt de (ienccskiindige van de volgende tijden zal kunnen bezigen , tcr volmaking van het onvolkomene , dat er nog, opzigtelijk dc kennis , genezing of verhoeding dezer ziekte , is overgeblcvcn Schijut toch aan sommigen het onmiddel-lijk dooden van het besmette vee , — hoewel hel zekerste en, in zoo ver, het beste middel zijnde, tor stuiling van den voortgang der ziekte , — op zieh zclf en te regt eene harde noodzakelijkheid te bevatten , welke tevens , alle verdere pogingen tot eene doehnatige genezing uitsluit, wij mögen geenszina geheel wanhopen , dat cr eenmaal, zoolang de ziekte in oenig land nog bestaat, ontdekkingen geboren worden , die het raadzaam kunnen maken , aan deze wet eene ruiracre bcpaling , of wel eene geheel anderlaquo; en zachtere wijziging te rarleenen.
-ocr page 365-
319
2ESDE HOOFDSTUK.
Over de Ontslehing der Hcrsenen.
be ontsteking dor hcrsenen gaat met de volgendc Verschijnselen gepaard : de oogen staan glinstercnde , zijn rood beloopen en gezwollcn , zoodat dezelvc bui-ten hot hoofd uitpuilcn ; dc muil is licet en de long met slijtn overtroldcen ; dc oorcn en boomen zijn bui-tengewoon -warm : hct hart klopt sterk en snel ; hel vce heeft den cetlust geheel verloren ; hct ziet in het oerst slijf voor zieh neder , wordt daarna razende en wild , waarbij het -woedend uitziet , sclmimbekt , en ijselijkc benaauwdheden toont te hebben ; somwijlen krijgt hct cene trilling door al de leden. Niet zelden ontstaan dezc tocvallen zcer schielijk en onversvacht. waaraan het vee mecrmalcn, binnen weinige nren, ja, zelfs binnen cen kwarticr uurs sterft. — Men nocmt lt;Jeze ongestcldheid ook dc razende bhtar , of dolheid. Kal?eren , die gemest worden , en ook dc aanhouders zijn daaraan insgelijks ondcrhevig.
Tot de oorzaken dczcr ziekte behooren: cene verbit­te gcstcldheid des bloods , hct steken der zon bij heet zomcr-weder, waartegen hct vce zieh niet in de scha-duw verbergen kan ; cen zware slag op het hoofd , enz.; bij stieren kan dczelve ontstaan nil cene al te Sterke werking der tccldrift. De Koeijen kunnen dol worden , als men de Kalveren lang bij liaar laat , eu dezelve dan wegneemt; hierdoor schijnt evcnwel niet zoo zeer cene zware ontsteking der hersencn , als wel cene Sterke aandocning der zenuwen en hcrsenen te weeg te worden gebragt , waaruit dezelfde verschijn­selen geboren waren , als bij de eerstgemclde ongestcld­heid plaats hebben.
Zoodra de opgegevene kenteekenen worden waarge-nomen , moet men het vee , drie of vier ponden bloed uit de halsader aflappen , alle vier nren twee looden saVpeter in water ontbonden ingeven , en alle zes laquo;ren eene klisteer zetten , uit een aftrekscl van liamille hloe-men , lijn-olie , en ivonderzout. (zie biz. 140). In plaats dezer klisteren , kan men ook telkens vier looden ivonderzout bij den gemclden drank voegen. Kan men raquo;net het beest Omgaan, zoo is het zetten van eene O 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;fon-
-ocr page 366-
320
J'ontenel aan den hals of voor de borst teer nuttig ; de kop moet mel een linnen doek orawonden , en deze bestendig met koud water natgemaakt worden. Neemt de ziekte, na weinige uren , niet af, zoo moet de aderlating licrbaald worden, lietwelk ook n-jg weder-om den tweeden of derden dag kan geschieden , In­dien de leekenen der razernij niet geheel over zijn, doch dan moet men ecne mindere hoeveelheid bloed aftappen. Hot doen van aderlatingen in de ooren of in den staart, zijn bij deze en andere ontstekingsziekten geenszins af te keuren : doch dewijl uit deze deelen al-leen goenc genoegzame hoeveelheid bloeds ontlast wordt, zijn dezelve ter genezing niet voldoende., en men moet daarom aan de aderlatingen uit de halsader de voorkeur geven.
Met het ingeven van den drank en de aanwending der klisteren moet men zoo lang aanhouden, totdat de ziekte volkomen genezen is.
Wanncer de dranken, als ook de klisteren, door het woeden van het vee, op den bepaalden tijd niet kunnen worden aangewend, moet men daarmede wachten, totdat er bedaarde lusschenpoozen körnen , welke zulks toelaten ; anders moet men hetzelve zoo vast trachten te binden , dat het geen mensch beschä­digen kan.
Z 1! V F. N D I-: HOOFDSTUK.
Over de KeelontsteMng.
Bij de keel-ontsteking welke ook de Bron genoemd wordt, hebben de volgende kenteekenen plaats : het vee wordt neerslagtig , en eet in hot begin weinig, en vervolgens in het geheel niet meer; de ademhaling is moeijelijk; er heeft reutelen plaats , hetwelk besten­dig sterker wordt; de mond is heet en droog , en on-der den hals aan de sluik neemt men een gezwel waar, hetwelk , Indien men het sterk drukt, zeer pijnlijk is ; wanneer het vee drinken wil, zoo kan hetzelve het water niet doorslikken , maar hot loopt door den neuraquo; wederom uit; ook zal men daarbij een sterk ea schie-
lyk
-ocr page 367-
321
lljk kloppen van hct hart en den pols , alsmede kootl-sige huiveringen waarnemeu , -waarbij de hoornen hect zijn.
De oorzaken dezer ontsteking, zijn, even als van andere ontstekings-zieUen , gelegen in cene verhittlaquo;' gesteldheid des bloeds, door aanzettende voeders , in het vatten van koude enz. Ook gaat dezclve meer-malcn gepaard met vervuiltVig der ingewanden , wan-neer de long levcns met ecn wit of gcel slijin over-trokken is.
Neemt men deze verschijnselen der keel-ontsteking •waar, zoo moet men twee ponrten bloed uit de hals-ader aftappen , hetwelk, indien de mocijclijklieid en hel reutelen der ademhaling nict genoegzaam betercn , den volgenden of den dcrden dag moet herhaald worden. Men geve tevons bet volgcndc middel in.
Neem : Salpeter , acht looden ,
]Vonderzout, twaalf looden.
Tot pocder gewreven zijnde, worden dezelve onder een half pond honig gemengd. Van deze likking moet het zieke vee, alle drie of vier uren, een lepel vol met een spadel, op de long gestreken worden, waarbij de kop zoo lang eenigzins in de hoogte moet worden gchoii-den, loldat het is doorgeslikt.
Is de tong met een dik , wit , of geelachtig beslag overdekt , zoo voege men bij de voorgeschrcvenc lik­king , een half lood hraakwijnstcen , of geve den drank op biz. 1S2 , bij de keel-ontsteking der Paarden voor-geschreven, indien het beest dien door kan zweigen. — Tevens is bet dienstig , twee malen daags ecne klisteer te zelten , tcr bevordering van den afgang. (Zic biz. 140.)
De gezwollenc dcelen onder den hals moet men , dagelijks tweemalcn , inwrijven met hct smecrscl, be-staande uit Hjn-olie , waarin liamfer is ontbonden, het­welk op bladz. 152 is voorgeschreven. — Voorts be-zige men een dampbad, op de wijze zoo als in het hoofdsluk, over den droes der Paarden , is voorgc-steld.
Kan het vee nog iels doorkrijgen , zoo geve mcFi laauw water , waaronder roggenmeel is geroerd , of lijnkock-watcr , tot voedscl.
Wordt de ontsteking niet vcrdeeld , zoo moot men 0 Snbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; het
-ocr page 368-
322
het gczwel onJer de keel tot rijpheid brengen , het-laquo;elve alsdan openen , om den etter te ontlastca, en de verzwering vcrvolgens genezen, op de wijze , zoo als zulks in het hoofdstuk , over de ettergezwellen geleerd is.
ACUTSTE HOOFDSTUK.
Over de ontsteking der Maag.
Het Rundvee is , even als de Paarden , uit dezelfde oorzaken , aan eene ontsteking der maag onderhevig. Deze oorzaken zijn : het cten van vergiftigde kruidcn, overvoedoring, of het gcbruik van zoodanig vocder, hetwelk tot gisling overgaat, wannecr de maag , door de ontwikkcldo lueht, tc sterk kan worden uitgezet. Ook kan dezelve waarscbijnlijk door binnengcsliklc, venij-nige, diercn worden veroorzaakt. De geneeswijze komt in het algcinccn overeen met die, welke bij de maag-ontsteking der Paarden is voorgedragen.
Heeft het vee op eens te veel gegeten , waardoor de maag ongemcen opgespannen en ontstoken wordt , daar-aan kenbaar , dat hetzelve dik-wijls liggen gaat, hevig' steent en dicpen adem haalt, waarbij het den cctlust verloren heeft en niet herkaauwt , terwijl het gedu-rig naar de zijden omziet, zoo kan men, ieder nur, twee ponden water , waarin vier looden wonderzout zijn ontbonden , ingeven ; hicrdoor wordt het vocder in de maag verdund, opgclost en er uitgedreven.
Is men bewüst, dat het vee eenig scherp vergif heeft binnengekregen, waardoor dc ontsteking der maag wordt veroorzaakt, zoo moet men, naar den onderscheiden aard des vergifs handelen , zoo als in het bijvoegsel achter dit werk wordt voorgedragen.
K s-
-ocr page 369-
323
KEGENDE HOOFDSTUk.
Over de ontsteliing der Nieren en Pishlaas,
De onlstcking der nieren verioont zieh onder de vol-gende teckenen : lict vec verliest den eetlust; het hart slaat sterk en schielijk ; liet dier zet de achterbeenen on­der het lijf en maakt daarbij een' krommeu rug; de pis is hoog van kleur en wortft in cenc geringe hoe-veellieid ontlast; drnkt men op den rug , tcr plaals , daar de nieren liggen, zoo ondervindt het dier ver-meerdering van pijn ; ook zal men op deze plaats eene verhoogde wärmte waarnemen ; worden de Kocijen hior-door overvallen , zoo gaat de melk weg.
Dezelfdo oorzaken , welke eene ontsleking der nieren hij de Paarden te wecg brengen , zijn in staat, voorzoo verrc dezelve ook op het rundvee werken, om deze ziekte bij hetzelvo tc doen ontstaan. Dezelfdc uit-en inwendige genccsmiddelen , aldaar aangeprezen , kunnen ook hier worden aangewend.
De kenteekenen , oorzaken on genceswijze van de ont­sleking der pisblaas bij het rundvee, zullen insgclijks jremakkelijk kunnen worden opgcmaakt, uit betgene orntronl dezelfdc ongesteldheid der Paarden is voorge-^ d ragen.
T I E N D E HOOFDSTUK.
Over de Duizeligheid,
Deze ongesteldheid, ook de bloe of de iloei genaamd. waaraan zoowel de Kalveren, als het ouder vee on-derhevig zijn, kent men daaraan , dal betzslve wag­gelt in het gaan , dikwijls op den grond valt en spoe-dig wederom opstaat. Somwijlcn draait het vee be­stendig in het rond. Dit heeft bij tusschenpoozen plaals. en duurt zoo lang , totdat de ziekte loeneemt, en het vec krachtcloos wordt, wanneer helzelve liggen hlijft. Sterke beweging met de pooten maalU, waarbij het hijgt, zeer benaauwd is, en dikwijls in körten tijd stuft, Indien men het geene hulp toebrengt. — Het wit der oogen is rood beloopen.
0 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Bij
-ocr page 370-
324
Bij deze ongestcldheid scbijnt eene vermeerderde be-wegiug des bloeds naar bet hoofd plaats te hebben, waardoor dc hersencn gcdrukt worden , #9632;weshalve de-zelve , niet te onregt, met eene bcroerte kan wor­den vergeleken. Volbloedig vce, en vooral mest-kal-veren , welke sterk in het groeijen zijn , staan daar-voor bet raees'. bloot. Men nocmt deze ongesteldheid verkecrdelijk cen stilstand in het hloed.
De duizeligheid is doorgaans bet gcvolg eener te sterke vocdering , of van te ruimc gras- of klaver-wei-den ; dczclve ontstaat raede uit zoodanige oorzaken , welke het blocd in eene sterke beweging brengen, zoo als vcrhitling des ligebaams door slerk loopen, aan-houdende wärmte , vooral zonne-hille , enz. ; ook kan de prikkcling der wormen of andere onzuiverheden , in de ingewanden buisvestendc , daarloe aanleiding geven.
Om de duizeligheid te genezen , moet men het vee , een- of mecrmalen, slerk lalen in de halsader , als-mede in de ooren , en hetzelve vcrkoclend doen laxe­ren , door, cenige dagen achter elkandcr , des mor­gens , acht looden wondcrsout in te gcven , of minder, naar evenredigheid van den ouclerdom van bet dier. Ook kan men ter meerdcre verkoeling van het bloed , een of twee looden salpcter , in water onlbonden , da-gelijks, latcn gebruiken. Men legge docken, in koud water bevocbtigd , om den kop , of begiete denzelven daarmede gcdurig.
Nadat bet vee berstcld is , moet hetzelve minder sterk gevoederd worden , dowijl de duizeling anders ligtelijk terug komt , waardoor het onvcrwachts kan sterven.
Indien men waarnocrat, dat cr wormen in de inge-wanden aanwezig zijn , welke als de oorzaak der dui­zeligheid moglen kunnen worden aangcmerkt , zoo die­nen legen dezelve zoodanige middelen te worden ge-geven , als in het hoofdsluk over de wormen van het Rundvee worden voorgedragen.
K I V-
-ocr page 371-
325
EtFDE HOOFDSTUK.
Over den Hoest.
De hoest ontstaat bij het Rundvee nit verschillende oorzaken , doch de meest gcwone van dezelve zijn gelegen in het vatten van toude , en in het gebruik van muf en stoffig geworden hooi. Hceft het laatste plaats , zoo inoet men zoodanig hooi met beter en gezond voeder verwisselen , of bijaldien men geen an­der vocder kan toereiken , moot het schimmelige hooi , voordat het gegeven wordt, gocd uilgeklopt, en het stof er uitgeschnd , en daar en boven met water , waar-in zout is opgclost , besprengd -worden , waardoor het smakelijker en gezonder wordt. Men late daarbij te-vens de volgende likking gebruiken :
Neem : Bloem van Zwavel, zes looden , Poeder van Genliaan-wortel, Gestampt Venliel-zaad , van ieder acht looden, Geraspte Peper-wortcl , een half pond.
Deze vermengd en met honig tot ecne likking ge-maakt zijnde , wordt hel vce , des morgens en's avonds, een goeden lepcl vol daarvan ingegeven.
Wannecr do hoest het gcvolg is van gevatte koude, en dczclve nog niel lang heeft geduurd , zoo geve men den volgenden drank :
Neem: Vlicr-bloemen , twee banden vol,
Laat dezelve een half uur.in een of anderhalf mengel goed bier trekken, en rocr onder het doorgezegen vocht: Vliersap , zes looden , Eijerdojcrs , twee of drie.
De drank wordt op cens ingegeven en dezelve kan, den volgenden dag, naar cisch dor omstandigheden , herhaald worden, Hierbij moet men niet verzuimen, het beest in eenen warmen stal le zetten , en met stroo le wrijven , ten einde de uitwaseming der huid te be-vorderen. Het is tcvens nuttig een dampbad aan te wenden om het vee warmen wasera te doen inademen ; tot welk oogmcrk men den kop in een zak , waarin warme gekookte garst gedaan wordt , binden kan , ge-lijk zulks in het hoofdstuk over den drocs der Paar-den voorgedragen is.
Heeft do verkoudheidshoest reeds eencu längeren tijd 0 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ge-
-ocr page 372-
326
geduurd , zoo kan men met voordecl van de volgendt-ontbindendc likkinj; gebruik makcn ;
Neem : Bloem van Zwavcl, zestien looden . Heemst- Wortel, Zocthout , Gcneverbezien , Anijs-zaad , van ieder aclit looden.
Men make dezc zelfslandiglicdcn lot pocder , en ver-mengd zijnde , worden dezelvc met vlicrsap of , in deszclfs plaats, met honig lot ecne likking gomaakt; bij dezclve voege men voorls ook nog acht looden ge-rasplo pepirwortel. Van dit iniddel geeft men hetvee. des morgens en 's avonds , tclkens drie looden in.
Indien hel vce aanhoudond kncht , waarbij de hoest droog , do ademhaling kort en benaauw.d , de uilgea-demde lucht heel, eigt; de pols hard en snel is, ter-wijl de oogen en hct slijmviies van den neus rood zijn , en er tevciis koorlsige haiveringen plaats hebben, zoo zijn zulks tcokenen, dat er eene longontslcking plaats heeft , welke aderlalingcn en ontstekingwerendc mid-dclen vordert, boedanige in bet hoofdstuk over de long-laquo;ntsleking der Paarden zijn opgogeven.
Het Rundvce is nog aan eenen bijzonderen hoest on-derhevig, welke mecr van eenen slijmachtigen aard is, en eenrge ovcreenkomsl met den droes der Paarden beeft.
Dcze ziekle, die insgelijks door het vatten van kou-de wordt vcroorzaakt, draagl ook den naam van de snot, kwacle snot of tnot-kuch, en gaat met de volgende om-standigheden gepaard : In de eerste dagen, dat de hoest plaats heeft, is hct vee nccrslagtig en eel niel met de gewone graagte; vervolgcns wordt hct wederom vlugger en de ectlust meer natuurlyk; nil den neus vloeil eenc dunne, slijmige, stof , hetwelk insgelijks nit de oogea plaats heeft; deze stof, welke vervolgcns dikker wordt, blijft aan den neus en de baren der ondersle oogleden hangen, waardoor deze declen bckorst wor­den en aim clkander kleven. Doorgaans zijn de declen onder den hals en de kinaebak opgezet, zonder dat even-wel de klieren opgezwollen zijn. Is het vee anders gezond en gned bij vleesch , zoo herstelt dc ziekle veel-tijds , zonder dat men daartcgen bijzondere middelen behoeft aan te wenden , indien men slecbts zorg draagt, dat het vee niet aan de koudc is blootgesteld; waarbij
het
-ocr page 373-
327
het ingelijks nuttig is, laauw drinkwaler te geven, in hetwelk eenige banden vol roggen meet of gemalen lijnzaad gemengd zijn. Indien daarcntcgen het vee ma­ger en krachtcloos is, zoo is het noodig middelen nan te wenden, welke in Staat zijn, deszelfs krachten te verstärken, en dezelve, ter afschciding en ontlasting des slijms, te ondcrsteunen. Men kan, tot dat einde, hetzelve des morgens en 'savonds , het volgende middel ingeven:
Ncem: Gentiaan-wortel,
Genever-beziiin, van ieder een lood.
Tot poedcr gestampt zijnde, wordt hetzelve met een mengel water of bier ingegcven.
Het is tevens dienstig, een of twee malen äaags. een klein voedcr te geven, bcslaande nit gcelc Imollen. peperwortel, jonge distelen, en cichorei-tvortel met de bladen, wclke onder clkander gestampt en met haksel vermengd worden. Het gcwone voeder moet boven-dien ruim, gezond, en vcrsterkende zijn, waartoc be-hooren: grof gemalen gerst of ander koorn, als ha­ver , gekookte boonen , gekookte en geslampte aardap-pelen , lijn- of raapzaad-kocken, enz.
Wordt dit alles naauwkeurig opgevolgd, zoo zal de hoest weldra beteren en geheel genezen. Doch blijft het vec, gedurende dezelve, aan de koude blootge-steld , of wordt het aanwenden van de gepaste midde­len , Indien de natuurkrachten allecn le zwak zijn, om de zickte te ovcrwinnen, vcrzuimd, zoo wordt dezelve fcingdurig, en niet zelden zecr gevaarlijk. Men neemt alsdan waar , dat ecne of meerdere klieren onder den kinnebak , ter dikte van een hoenderei , opzwellcn; de uitvlocijing van slijmstof uit den nens duurt bestendig voort ; het vee vermagert en verzwakt meer en meer, niettcgenstaandc hetzelve overvloed van gezond voeder erlangt, en sterft eindelijk aan eene uittering.
Indien de ziekte niet te vcr gcvorderd is, kan de gene-zing worden te weeg gebragt, door zoodanige middelen, welke slijmonlbindcnde zijn, en tevens de vertcrings-krachten der ingewanden opwekken en dezelve, zoowel als de longen versterken ; bij voorbeeld :
Neem: Spiesglans-lever , acht looden,
Bloem van Zwavel, zestien looden. Engel-wortel, of in deszelfs plaats,
Aland*-
-ocr page 374-
328
Ä Innds-wortel,
Gentiaan-wortel,
Gcncver-hezicn ,
Zaad van watervenkcl, van iedcr tien looden.
Alles tot cen poeder geslampt zijnde , wordt hetzelvc met honifi tot cene likking geniaakl, waarvan men het vec , 's morgens en 'savonds, telkens twee looden, op de tong sraeert , of in een pond water of bier ont-bonden, ingeeft.
Heeft het vee dlt middel vier dagen lang gcbruikt, zoo meet men hetzelvc ecne fontcnel voor de borst plaatsen, welke, gedurende vcertien dagen, moet blij-ven _ liggen. Is de voorgeschrevenc hocveelheid der likking opgebruikt , en het vee nog niet gehcel her-steld, zoo kan men acht dagen wachten, en hctzelfde middel dan op nieuw aanwenden. — Eon afkooksel van ijslandsche mos, of ook van gewoon duin- of loog mos , als mede van hoefhladen , bitlcrzoct met zoeUwut (•nz., in water, kan insgelijks met voordeel, ter genezing laquo;lezes ongemaks, worden aangewend.
Jonge Kalveren , vooral bencden drie maanden oud zijnde, krijgen dilcwijls cenen hardnekkigen, en mecr-malen gevaarlijken , hocst , welke algcmeen bekend is onder de verschillende benamingen van de kuch, de jagt, de hijg of de hag. Ook noemt men dcnzelven wel, als bij uitsluiting, de Mlvcr-ziekte. Dezelve draagt zieh op de volgcnde wijzc toe : Het Kalf be-gint eerst, van tijd tot lijd , zacht te hocsten, het-welk steeds heviger en aanhoudenJcr wordt , verge-zeld van benaauwdheid; dc hoest is dioog en hecft een klinkend geluid, waarom men dezelve, in zoo verre, niet oneigenlijk dc kinkhocst der kalveren zou-de kunnen noemen. Vervolgens gaat de eellust weg. en de Kalveren beginnen te kwijncn en vcrmageren ; zij laten den kop tusschen de becnen hangen , en kugehen längs den grond. Sommigc krijgen cen Ster­ken doorloop , waardoor zij ten eenemale van krachten beroofd worden ; anderen blijven annhoudend verstopt en worden ongemeen benaauwd , zoudat zij , iudien men hun geene verlichting toebrengt, spoedig al kug-chende sterven of stikken ; tcrwijl de zicktc bij velen in eene ongcneeselijke uittering of waterzucht eindigt.
Zwakke , magere Kalveren , die onder de vcrlossing
vcel
-ocr page 375-
329
Ted gcleden hebben , schraal en slordig onderboudeu , of te Jong gespeend zijn, alsmede de zulke, welke laat in het voorjaar zijn geboren , staan aan de kuch-ziekte meer bloot , dan slcrke, vroeg geborene en wel gevoede Kalveren. De bijkomende of aanleidende oorzaken van dezelve zijn gelegen in eene onregelma-tige voedering , waardoor de Kalveren of te veel of te weinig te eten krijgen , — in de schielijke over-gang van melk tot ander bard voeder, belwelk zwaar-der te verteren is — in eeue te spoedige verandering van den invloed der luclit , welke het jonge vee on-dergaat , wanneer hetzclve , in het voorjaar , uit war­me , sorawijlen bedorapte hokken , naar buiten in het opene veld gejaagd wordt , terwijl het weer guur en vochlig, vooral de nachten kond zijn of met vorst gepaard gaan. — Eenige wcrpen de oorzaak dezer ziekte op het eten van gras, waarop honigdaauw gevallen is. Vcrder mögen hier als medewerkende oorzaken in aanmerking komen , läge , drassige of natte weiden , welke onvoedzarae grassoorten oplcveren ; vooral is in dezen het zachte vlotgras, dat in de greppen en aan de kanten der slooten grocit , hetwelk de jonge Kal­veren inzonderheid gaarne eten, bun , wegens deszelfs maagverslappende en winderige eigenschap, nadeelig; — voorts schielijke afwisseling van den dampkring , als het opvolgen van koude nachten en heele (lagen , in het midden of het laalst van den zomer.
Onder deze omslandigheden wordt niet alleen de uit-waseming des ligchaams ongeregeld of belet, maar voor­al worden de werktuigen der spijsvertcring verzwakt en ongcsteld , hetwelk ten gevolge heeft, dat er eene siechte en onvoedzarae chijl bereid wordt, en tevens eene verzameling van taaije, slijmachlige, zure en scherpe onzuiverheden in de maag en darmen wordt voortgebragt, waarom dus de liuch of hag voor eene ongesteldheid te houden is, wier zitplaats oorspronke-lijk in de laatstgenoerade ingewauden moet gezoebt worden. — Dezelve is voor eene ware maaghoest te houden , gelijk zulks door het onderzoek , bij het ope-nen der, aan deze ziekte gestorvene , Kalveren ge-noegzaam bevesligd wordt. Uit deze loch blijkt het, dat de pens doorgaans zeer bleek en zamengetrokken is, meestijds gevuld met onverteerd voedsel en zure
stof
-ocr page 376-
330
Stoffen; de boekpens is in dcszdfs plooijcn, bezef met drooge of klciachtige, taaijc , zurc of scherpe zelf- #9632; standigliedcn, die soinwijlen vaste klompen vormen; de lebbe en de darraen zijn meest ledig en ontstoken , nu en dan met zwarte stippen of vlekkcn bezct; de aarsdarm is gevuld met ecne hardc, naar klei gelij-kcnde, drekstof, die als bevrozcn mest uitziet, of, als er bnikloop lieoft plaats gohad , is dezclve ledig, maar ontstoken ; de lever vindt men vergroot, de gal-blaas ingetrokken cn van weinig gal voorzien ; het not is verraagerd.
Ofsehoon nu de boost , welke bij deze zieklc aan-wezig is, zcker, soinwijlen, gcdceltelijk kan veroor-zaakt worden door de verslijming der longen , als het gevolg der bclctte uitwaseming , door het vatten van kondc . zoo moot cvenwel de droogc cn krampachtige kuch voornamclijk beschoowd worden , als de uilwer-king der prikkeling , welke de raauwe en scherpe Stof­fen op de zenuwen des buiks-ingewanden oefenen , waardoor de longen, uit medcgcvoel , worden aange-daan. Dit wordt te meer daardoor waarschijnlijk , dat de longen van kalvercn , die in het begin der ziekte geslagt of gestorven zijn , artijd frisch cn gezond worden bCTonden ; doch als de ziekte lang heeft ge-duurd , neemt men waar , dat dezclve ontstoken , mel het ribben-vlies tc zamen gegroeid , hont of blaauw van kleur , of ook met pulsten bezct zijn.
Om de kuch-ziektc tc genezen moeten de taaijc Stoffen , welke zieh in de maag en darmen bevindeii . door ontbindende middelcn , eerst verdund en dan ont-iast worden. Tot het cerste oogmerk is het gewonc lout een der dienstigslc middelcn. Men kan dus ieder kalf, gedurende drie of vier dagen , twee of drie loo-den zout in cen menge) harncrnelk o( melk-wci, opge-lost, ingeven. Vcrvolgcns gevc men hctzelve het volgen-dc ontlastcnde middel :
Neem : Rhabarber , een lood ,
Gcwoon zout, of in deszclfs plaats, Wondcrzout , zes of acht looden, Aflrckstl van kamille-bloemen , twee ponden . Honig, of gemeene Siroop, vier looden.
Meng het te zamen.
Dit
-ocr page 377-
331
Dit geneesmiddel moet somwijlcn nog herhaald wor­den, en #9632;wel, zoo lang men kan vcrmoeden , dat er nog slijm- en vuile drekstoffen zitten, meermalen, na-melijk om de twee of dric dagen. Indien do verstop-ping hardnekkig is , zoo dient men tcvens, een of twee malen daags, eene klisleer te zetlen , van een aftreksel van kamille-bloemen, met gewoon zout of won-dcrzout en honig, (zie biz. 140.) Heeft er reeds een sterke doorgang plaats, zoo geve men van de volgen-de poeders , drie malen daags, een, met een mcngel aftreksel van kamille blocmen.
Neem : Poeder van Braakwortel,
----------------Rhabarber, van ieder een lood,
Krccftsoogen, of krijt, twee looden.
Te zameu vermengd zijnde, worden dezelve in acht gelijke poeders verdeeld.
Indien de boost met bevige benaauwdhcid of kort-ademigheid gepaard gaat , zoo is hot noodig, eene aderlating van een balf of geheel pond, nit de hals-ader te doen, niet zoo zcer om de oorzaak der ziekte weg le neinen, als wel, om de aandril't des bloeds naar de longen en daardoor de benaauwheid te verminde­ren.
Doorgaans neemt men waar, dat op de bewerkte ontlasting der Stoffen, welke taai zijn , of ook als ge-kaasde melk uitzien, de kuch vermindert, ofseboon dezelve niet geheel ophoudt. Men moet dan verder, als de ontlasting genoegzaam is geweest, en bet door teekenen blijkt , dat er geene zoodanige schadelijke Stoffen mecr in de ingewanden aanwezig zijn , de ziek­te door krampstillendc middelen, die tevens de wer-king der maag versterken, genqzen. Zulks kan door onderscheidene middelen geschieden. Met voordeel kan men zieh hiertoe bedienen van de oplossing van een balf of geheel lood duivelsdrck in een pond wa­ter, met een gelijk gedeelte melk , om den anderen morgen in te geven. Insgelijks is de volgende drank dienstig:
Neem: Hondsdraf,
Bijvoet, [wilde alsem), van ieder cen band
vol. Anijszaaä, een lood ,
De
-ocr page 378-
332
De kruiden gesneden er het zaad een weinig gekneusd üijnde, worden dezelvc in Iwee mengelen oud hier ge-kookt; bij het doorgczegen vocht wordt gedaan: Gewoon zout, twee looden.
Deze drank wordt in twee malen, namelijk 's mor­gens en 'savonds telkens de helft, ingegeven, alvo-rens laauw wann zijnde gemaakt. Heeft men het een of ander dczcr middelen twee dagen laten gebruiken , zonder dat de krampaehtige hoest betert, zoo voege men bij ieder gift, dertig druppen vlocibaar heulsap. Bit middel is te racer dienstig, Indien met de kuch een verzwaklj ende doorloop gepaard gaat : doch heeft er verslopping plaats, zoo moet men, onder deszelfs gebruik , het opcnlijf door de voorgeschrovenc kliste-ren bevorderen. Voorts doen hier de afkooksels van alands wortcl, pepcrwortcl , ijslandsch en duinmos, vau hoeßladcn, büterzoet, enz. in water of ook een af-kooksel van cenige ttijen in zoete melk zeer goedc uitwerkingen. Nadat de hoest is weggenomen, kan men, ter verdere versterking der maag en verterings krachten, van het middel, op blz. 196 voorgeschre-ven, bestaande uit gentiaan-wortel, genevcr-besiiin, el­ften- of wilgenbast cn gewoon zout , twee malen daags, telkens een lood over het voeder of met water in-geven, waardoor de Kalveren achterna beter zullen #9632; groeijen.
Om de kuch-ziekte en vele andere ongesteldheden van het jonge vee voor te komen, moet men voor-eerst, geene andere dan gezonde en slerke kalveren aanhouden; zij moeten, naar male hunner krachten, geregeld met warme melk van dezelfde Koe, waarvan zij gekomen zijn, gevoed worden. Men geve hun vooral niet te veel op eens, maar herhale de dren-king meermalen, waardoor de melk beter verteerd en de overlading wordt voorgekomen. Men zorge voor ruime hokken , opdat de Kalveren zieh vrij kunuen be­wegen. De hokken moeten luchtig en droog zijn en het lig-stroo dikwijls vernieuwd worden. Men houde de huid zuiver door borstelen of spoelen met water, en wrijve dezelve dikwijls met stroo , om de uitwase-ming te onderhouden.
Voorts moeten de jonge Kalveren niet te vroeg en •p eens van de melk genomen worden, maar men
moet
-ocr page 379-
333
mod dczelve langzamerhand spenen en aan ander voe-dcr gewennen; insge'ijks moeten dezelve, dagelijks, bij goed weer , uitgelaten worden, opdat zlj aan de lucht gewend zijn, voor dat zij in de weide gaan. Zoo veel mogelijk is, jage men de kalveren op hooge en drooge landen , zuivere de slooten en greppen van het zoogenaamde vlotgras, en zorge tevens voor zuiver drinkwalcr. Zecr voordeclig is het, dat men het jon-ge vee zout laat likken , als zijndc het beste middel ter bevordering der spijsvertcring , en om het ontstaan van slijm in de maag voor te komen , terwijl het tevens de buiksontlasting gcrcgelJ houdt. De ondervinding heeft in vele landen , de groote nuttigheid van het zout, ter bevordering der gezondheid, en bewaring tcgen vele ziektcn , zoowol voor het Rundvee , als voor de schapen , reeds overvlocdig bewezen , en zulks ver­diende , in ons land mcer algemecn nagevolgd te wor­den. Men zctte dus do Kalveren, van tijd tot tijd, in het hok een bakjo met zout voor, waarvan zij kun-ncn likken. Insgelijks mag het krijt als een tweede bchocdmiddcl legen sommige ziekten der Kalveren, welke uit cene ophooping van znre Stoffen in de maag en darmen ontstaan , of daarmede gepaard gaan , gelijk bij de kuch-ziekte plaals heeft, aangeprezen worden. Men kan dus , op dezelfde wijze , eenige stultken krijt in een bak voorzclten , waaraan de Kalveren gaarne lik­ken ; door dit middel wordt het ontstaan van zure scherpte in de maag voorgekomen, of dezelve, reeds aanwezlg zijude weggenomen.
TWAAtFDE HOOFOSTUK.
Over de Bcvangenheid.
De bevangenheid van het Rundvee , welke door het vatten van koude onlstaat, wordt aan de volgendc tee-kenen gekend: het vee cet wcinig of niets , en de oorcn en beenen zijn koud ; daarbij zijn alle vier bee-nen en het ligehaam stijf, zoodat het vee , als hctzel-ve ligt, niet dan met de grootste mocite , of in het gohcel niet kan opstaan. Ais hetzelve Staat, worden
de
-ocr page 380-
334
de beenen naar clkander toegezct, en de rug in de hoogte getrokken. Het vee trilt somwijlen , en hecft koorlsigc huiveringen. Deze verschijnselcn hebben , naar mate dal een Rundbeest mcer of minder sterk bevangen is , in onderscheidenc trappen plaals.
Om de bevangenheid weg te nemen , is het noodig, ecne aderlating van twec ponden uit de hals-ader te doen , en het vee in een matig warmen stal , op droog stroo , te zetten , het ligehaam vooral de beenen daar-mede , bij herhaling te wrijven , en hetzelve met een kleed te overdekkeh, om de belette uitwascmiug der luiid te herstellen. Hot wasschen. der beenen met warme gcncvcr-spocling is insgclijks nuttig. Aroorts geve men hetzelve den volgenden drank, in twee malen , namelijk des morgens en des avonds tclkens de helft, in:
Neem : Vlierhlocmcn,
Kirml, van ieder twee banden vol.
Laat dczelve ceh half uur lang trekken, op twee mengelen zwaar hier, en voeg bij het doorgezegen voebt:
Theriali, twee looden.
Meng het te zamen.
Heeft de bevangenheid bij het een- of twee jarige Rundvee plaats , zoo moet men, naar evenredigheid des' ouderdoms , eenc mindere hoeveelheid blocd aftappen , en den voorgeschreven drank , in drie of vier malen , ingeven.
Men kan ook, nadat te voren eene aderlating is in het werk gesteld , dezen drank toedienen:
Neem: Valkruid , drie banden vol,
Kook hetzelve, gedurende een kwartier uurs, in vier ponden zieaar hier , en zijg het vocht door.
Van hetzelve wordt het vee de helft, met een half vicrendeel loods fijn gewrevene kamfer ingegeven; men hedekt daarop het vee met een wollen deken , waaronder het drie uren lang , moet blijvcn staan; alsdan neemt men de deken weg, en wrijft het ge-heele ligehaam, voornamelijk de beenen met stroo. Den volgenden dag, wordt de andere helft van den gc-kookten drank met dezelfde hoeveelheid Kamfer ingege­ven , en de overige behandeling, op dezelfde wijze, her-baald.
-ocr page 381-
335
Bijaldien de bevangcnheid hierdoor niel geheel mögt worden weggenomen, zoo moot men dezdfde middc-len nog ccns aanwcnden , en wannccr hct beest als-dan niet volkoracn van de verslijving genezcn is , moel men ecne fontcnel voor de borst zettcn , en hetzelvc voorts in de weide latcn gaan , wanneer , door dit middel en de bewcging, de overgeblcvcn stijfheid door-gaans verdwijnt.
Hct vcc krijgt dikwijls , als bet bevangcn is , een' doorloop , waaromtrent in bet hoofdstuk over deze sngesteldhcld gchandeld wordt.
DEUTIENDE HOOFDSTUK.
Over dc Geelzucht.
Deze ziekte welke uit ecne ongesteldhcid der lever laquo;ntstaat ; waarbij zieh galdeelen in bet bleed , of de andere vochten bevinden, wordt gekend aan de vol-gende teekenen : het vee verliest langzamerhand den eetlust en hcrkaauwt nict; de muil , het vlies , het-welk van binnen den neus bekleedt, en de inwendige hoek der oogleden verkrijgen ecne gecle kleur ; de drek en de pis zijn geel geverfd. Bij ccnen hoogercn trap der ziektc , neemt de melk insgelijks ecne gcele kleur aan. — Deze ongesteldhcid onlstaat algemecn in drooge en war-mo zomers , wordende de lever , door de aanhondende bitte , tot ecne vermccrderdc afscheiding van gal aan-gezet , waarvan een gedcelte onder bet blocd en de overige vochten zijndc opgenomen, aan dezelve ecne gcele kleur wordt medegcdeeld.
Neemt men de opgegevene kenteekenen waar , zoo meet men afvoerendc middelen geven , om de , zieh in bet ligchaam bevindende ovcrvloedige galdeelen, langraquo; bet darmkauaal af te leiden , bij voorbeeld :
Neen : Wonderzout, twaalf looden , Jalappe , anderbalf lood , Rhabarber , twee looden. fol poeder gestampt en vermengd zijnde, wordt hel in ' drie gelijke hoeveelheden afgedeeld , waarvan , om
den
-ocr page 382-
336
den derden dag, een deel met water wordt ingcge-Ten; of :
Heem: Gesuiverde Aloe, een lood , Jalappe , een half lood , Wonderzout , vier looden.
Alles tot poeder geslampt en vermengd zijnde, wordt hetzelve , alle drie dagen , des morgens nüchteren, met een pond water ingegeven.
Heeft het vee hicrvan eene zachtc en genoegzame out­lasting gehad, zoo wordt hetzelve dagelijks een lepel toI teer met water ingegeven, lotdat de ziekte ge-nezen is.
Krijgt het vee de geelzucht , wanneer het nog op stal staat, zoo moet men hetzelve geen droog voeder geven , maar het moet met geslampte kool , wortelen, rapen , gekookte aardappelcn , zcmelen of gemalen koorn gevoederd worden.
Ook gaat do geelzucht meermalen met eene onlste-king der lever gepaard. In dit gcval , hebben er, be-halve de opgegevene , nog de volgende kenmerken plaats : er loopt een geel slijm of zever uit den mond; de gang is traag , stijf , of het vee gaat kreupel ; de ooren zijn koud , de muil is droog en heet ; het vee is pijnlijk, als men het in de regier zijde, onder de korte ribben, daar de lever gelegen is, drukt; de oppervlakte Van het geheele ligchaam is buitengewoon warm op het ge-voel ; het vee heeft Sterken dorst ; liet hart slaat hard en snel , en er hebben zigtbare tcekenen van koorts plaats.
Zoodra zieh deze kenteekenen openbaren , moet men twee ponden bleed uit de hals-adcr aftappen , en eene fontenel voor de borst zetten. Ook moet men dage­lijks twee klisteren zetten (zie biz. 140) , en , alle tPt uren den volgende drank ingeven :
Neem: Salpeter , een lood ,
Wonderzout, twee looden , Rhabarber , een half lood. Alles tot poeder gewreven en gemengd zijnde, wordt hetzelve met twee ponden water ingegeven.
Neemt de ziekte af, hetwelk men daaraan onder-kent, dat het vee vrolijker wordt, en de eellust te-iujj tomt, zoo behocft men dagelijks slcchts twee
drank-
I
-ocr page 383-
337
dranken tu geven en cene klisteer te zetten , totdat ds ziekte volkomcn gcnczen is.
Krijgt het vce , na het gebruik van dezen drank, te sterke buiks-ontlasting, zoo moct men, met deszelfs gebruik, zoo lang ophouden, totdat zulks niet meer plaats hceft, kunnende men intuschen ecn lood ealpettr in water ontbonden , ingevcn. Wat het drinken betreft, men geve bet vee zoo veel, als het hebben wil , en menge onder ieder emmer water, twee banden vol rog-genmcel en eenige lepels vol honig.
Belert de ziekte , op deze. wijzc , niet binnen weinige dagen, zoo wende men het middcl aan, bestaande uit verzoet zout-suurktvik, uittreksel van graswortel, en vliersap , alsmede de inwrijving der hwilisalf, op de plaats der lever, zoo als dezelve op biz. 1S8 zijn voor-geschreven.
Wanneer de geelzucht hardnekkig of langdurig is, en zieh op geene der voorgeschrevene wijzen , laat genezen , zoo is het te vermoeden , dat er Verhardingen in de lever gevonden worden , of dat er galsteenen in de galblaas aanwezig zijn , welke den galleider verstop-pen, eh waardoor de ontlasting der gal naar de darmen belet wordt. Aisdan is het nuttcloos , ter genezing der geelzucht , gencesmiddelcn aan te wenden.
De geelzucht vloeit insgclijks niet zelden voort uit eene ziekelyke gcsteldhcid der lever, waarbij zieh de zoogenaamde Icverholten of leverwormen [Fasciola He-patica) in dezelve ontwikkelen , welke de galleiders versteppen , waardoor de vrije uitvloeying der gal be­let wordt. Als zoodanig is dezelve het gevolg van aanhoudend nat weer in den zomer of herfst , van het loopen in läge moerassige weiden cnz. Zij gaat veel-tijds gepaard met of wordt gevolgd van de buikwater-zucht, in welk geval , dezc ongcsteldheid bij den landman algemeen bekend is, onder den naam van de waler-lever , de watcr-gal, galligheid , of het ongans . waarover in het volgcnde hoofdstuk gehandeld wordt.
#9660; E
-ocr page 384-
338
V E B n T I E M D E H 0 O F D S T U K.
Over de Water zuchtige gcsteldheid of het Origans.
Hierondcr wordt verstaan ecne kwijnende ongcsteld-heid van het vee, -waarbij de -werlituigcn der spijs-vcrtcring , als de maag , darmcn , de lever , milt enz. ziekelijk zijn aangedaaa, waardoor het vee krachte-loos wordt , vcrmagcrt , en eene ophooping van wa­ter of slijmige voehten in de holligheid van den bulk , of tusschen het cehvijsweefsel der spieren, als medc somwijleii cone sterke uitzctting des ligchaams, door lucht, welke zieh eindclijk in dc darmcn , uit do daarin aanwezige rotachtige Stoffen onhvikkelt , ontslaan.
De kenteckenen dezer ongesteldheden zijn doze: het vee wordt loom in het gaan; dc dljen of hot achtcr-stel zwcllen op , en wanneer men er met den vingcr op drukt, blijven er kuilen in de huid staan; vervol-gens zweit ook dc bulk op , welke zieh mccr en meer uitzct. In hot begin ligt hot vee , den mecsten tijd . en staat moeijclijk op , doch als de waterzucht op het hoogsl is , vcrmijdt hetzclve hdt nederliggcn en . blijft dan mecst overeind staan ; de ectlusl en her-kaauwing duren ecrst nog voort, doch neraen vervol-gens af, de oogen staan llaauw en als in het hoofd weggczonken; dikwijls zijn de ooglcden gezwollen ; is de lever tevens aangodaan of bedorven , zoo neemt men meermalen eene gele kleur in het wit der oogen waar; het vee watert weinig; bij de Koeijen vermin­dert de melk, en dragligc Koeijen zetten vceltijds de Kalveren af.
Het ongans is een gevolg van het weiden op dras-sige of overstroomde landen , die een siecht waterig , V^n onvoedzaam gras voortbrcngen, alsmedc van natte zoraers; na slappe winters; gelijk insgelijks het bui-tcn loopen van het vee laat in den hcrst, op laag land , in koud en regenachtig - weer, daartoe aanlei-ding kan geven. Door deze oorzaken worden de vczelen des ligchaams, inzondcrhcid der ingewanden , en dc working van hot opslorpcnd vaatsrestel verslapt,
de
-ocr page 385-
339
de uitwaseming der huid belet, waardoor de spijsverte-ring verzwakt , eenen verslijming der buiks-ingewan-den en ophooping van ovcrtollige , waterachtige deelen in het ligehaam worden voortgebragt.
Om het vee van deze ziekte te doen herstellen , is 'net noodig, hetzclve op een droogen stalte zetten, en droog, gezond en krachtig voeder toc te dienen , waar-bij men ecne matige hoeveelhcid gekooktc boonen of koorn-voeder, als ook lijnkoekcn , voegen mag. Men borstele of wrijve het geheele ligehaam dikwijls met slroo , om de uilwaseming te bevorderen. Op deze wijze herstelt het vee , Indien de ziekte nict te ver gevorderd , noch de krachten le vcel verminderd z.ijn , dikwijls ; tcrwijl de uilwaseming en pis-afscheiding mede door de wärmte van den stal worden aangezet en vermeerderd. Somwijlen evenwel sukkelen zoodanige beesten den win­ter door , en sterven , des voorjaars , in de maand Maart of April , aan verval van krachten.
Hierbij is het nuttig , het vee, dagelijks, tweeofdrie looden gewoon sout over het voeder te geven, of men besprenge hot hooi , met water , waarin zout is opge-!ost. Het zout is ook hier als een voortreffelijk ent­bindend middcl to beschouwen , ter verbcterin^ der
spijsvertcring , tcrwijl het den afgang piswegen opent. Voorts late men het
bevordert volgende
en de middel
.;:ebruiken :
Neem : Gentiaan-wortcl,
Eikcn of
wilgenbast
Engcl-wo-rtcl , Gcnevcr-hczien, van ieder acht looden.
Alles tot pocder gemengd zijnde , gove men van hel-zelve , cenmaal daags , twee looden in eene halve flesch bier in. Waarschijnlijk is ook de terpentijn-olie in deze ziekte van het fUindvcc , even als in het ongans der Schapen , een nuttig geneesmiddel.
Wij zullcn bier bijvoegen eene korte beschrijving
van bet ongans en deszelfs behandelziekte, in de jaren 1816 en 1817, gewestcn van ons land , vooral in
G E L I) E R I. A N D en HOLLAND,
vochtige gcsteli'.hcid des dampkrings ,
amp; 1
in ondcrschcidene
OVERIJSSEL,
als een gevolg der en van de, toen
plaatshcbbende , annhoudende regens en overstroomingen,
en de daardoor veroorzaakte waterachtige rotachtige,
P 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; on-
-ocr page 386-
340
onvoedzame ongesteldheid van het gras , zoowel alraquo; ran hot spaarzaam en siecht gewonnen hooi en bedorven winter-voeder, aanmerkelijke verwocstingen onder het Rundvec heeft aangerigt. Bij deze ziektcn werden, volgens hare verschillende tijdperken , de volgende ver-schijnselen waargenomen ;
Eerste tijdperh, Vermindering der levendigheid van het bcest, tragen gang , teekenen van ongevoeligheid , dikwijls geringe verlamming van eenige leden, sorawij-len gepaard met onvcrzadelijkheid in het ctcn , terwijl ook somtijds het vocder door het vee geweigcrd werd; de neus en holte van mond waren met dik slijm be­zel ; de bulk was iets opgezwollen ; de afgang duidde cene onvolkomene verduwing der spijzen aan ; uit den mond zoowel als van achteren werden vele stinkende winden onllast, zijnde koolstofsunr-waterstofgaz. Dezo toestand duurde dikwijls vijf wcken en langer, wan-nccr dcze ovcrging tot het
Ticecde tijdvak. Thans weigerde het dier geheel y.ijne plaats te verlaten en voedsel tot zieh te neraen ; de neus- en mondholte vlociden over van een zeer taai slijm; cr had sterke rogcheling plaats , en het beest loeido dof, gaf, ecne Koe zijnde, slijmerige melk, welke, even als het afgelapte bloed , cene blaauwe, roodach-tige ideur op de oppervlakte vertoonde; het beest was duizelig; de opgezelheid van den bulk was aan-merkelijk toegenomen ; en deze toestand ging snel over tot het
Derde tijdvah , waarin het dier op de eene zijde , gewoonlijk op de regter, uitgestrekt, in stuipachtige trckkingen, lag, terwijl de buik uitermate was opge-zet en dc ademhaling slechts met lange tusschenpoozen plaats had ; hot beest lict dikwijls een dof en diep uit-gchaald gesteen hoorcn ; hetzelvc stierf alsdan plolseling, uadat veeltijds, te voren, de afgang van eenen dünnen en stinkenden aard , en met vele maden vermengd, on-willekeurig gcloosd werd.
Bij de opening , werden de darmen met een taai slijm overtrokken bevonden , en in de lever, longen en her-senen waren gcheele klompcn van maden aanwezig.
De volgende behandeiing werd daarbij zeer nutlig bevonden , als door welke vele bcesten , in het eerste en tweede tijdpcrk der ziekte vcrkeerende , werden
her-
-ocr page 387-
341
hersteld. — In hot derde tijdvak had üulks evcnircl minder plants.
Zoodra het dier lusteloosheid, gebrek aan eetlusl of onverzadoiijkhcid aan den dag legde, werden helzelvc , des morgens en 'savonds, drie looden ammoniak-sout, op het voeder gestrooid, ingegeven; den dcrden avond gaf men ieder beest vier looden van dil middel. Hierop volgde gewoonlijk een vermeerderdc afgang ; het slijm werd diinner en vloeide uit den neus en raond, met vermindering der ziekte-verschijnselen. Zoo desniet-tegenstaande de ziekte bleef aanhouden, gaf men, al­le uren, een poeder naar het volgende voorschrift bereid.
Nr. I.
Ncem: Zwarte Nieswortel, twee looden,
Kolokwint, met eenige slijm van Drayant-gom
gewreven, drie vierendeel loods. Krijt, acht looden.
Tot een fijn poeder gewreven en vermengd zijndc, werden dezclve in zestien gelijke deelen verdeeld.
Na de vierde gift volgde eene sterke afzondering van slijm en ook de afgang vermeerderdc, welke, naauw-keurig onderzocht, klompen van maden bevatte. Zoo de dieren zeer onrustig werden , hield men op met meer van deze poeders te geven, doch dan werden , des avonds van het volgende middel, twee of drilaquo; looden toegediend :
Nr. 2.
Neem: Branäige Dierlijke , of Hoorn-olie. Terpentijn , van ieder acht looden.
Meng het le zamen.
Den volgenden morgen werden wederom van Nr. 1 twee poeders in eene tijdruimte van twee uren gege-ven , en een half nur na de laatste gift, drie looden van Nr. 2. In den afgang , ja zelfs in de pis, vond men dan vele duizenden van maden. Na twee uren werd de halve gift van Nr. 2 herhaald ; deze behan-deling werd den volgenden dag, naar eisch der nood-takelijkheid , op dezclfde wijze aangewend. Daarna moesten de volgende middelen gegeven en derzelver gebruik eenigen tijd worden voortgezet.
Neem: Tweejarigen hast van VHer, (in Februarij in-gezameld) drie looden.
P 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Grof
J
-ocr page 388-
342
Grof gcstampt zijnde , wordt dezelve met een half pond kokenJ water , in eene matige wärmte , een uur lang gclrokken , en dan het vocht door linncn gcze-gen. Vervolgens wordt dezelfdc bast, twee malen , met derdchalve pond water opgekookt , en hot vocht, doorgezegen zijnde , met het cerste aftreksel vermengd. Bij hetzclve wordt alsdan gcvoegd :
Ammoniali-zout , anderhalf lood.
De aldus bereidc drank wordt, het zieke beest, des morgens en 's avonds , ingegeven.
Ook het volgende pocder wordt, nadat vooraf , door gif­ten van ammoniak-zont , de water-vaten geopend zijn , als nuttig in alle tijdpcrken dezer ziekte, aangeprezen :
Nr. 4.
Neem: Wortel van Nachtschade, een lood , raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Valkruid,
Zoad van Waler-vcnkel, van ieder acht looden.
Tot een fljn poeder gestampt zijnde, wordt van het zelve , driemaal daags, eene spijslepel vol , op het voeder gestrooid , aan het vee gegeven. Hierbij wor­den tevens het gebruik van andere , inlandsche bitte­re middelen , als van het Duiiendblad , de stinkende gouw , het water-drieblad , de worteis en bladen van de hondstong of den leeuwentand enz. aangeprezen.
In het twecde tijdpcrk was het lijf dikwijls zoo op-gezct , dat deze toestand eene spoedige hulp vorderde , en dan werden koude klisteren van tahak, mosterd-zaad, en potasch aangewend. Het drinken van veel koud water , was insgclijks nuttig, om de inzuiging der , in de bulk ontwikkelde, lucht te bevorderen.
Het hooi, dat het vee werd voorgeworpen, werd met eene geringe hoeveelheid zeezout-zuur, met veel water verdund, bevochtigd , (bij voorbeeld , op de hon-derd ponden hooi , zes of acht looden van dit zuur , met eene groote hoeveelheid water vermengd.)
Voorts werd als dienstig aanbevolen, voor -het zieke vee twee stallen te bestemmen , den eenen voor die , welke zieh in het eerste tijdperk der ziekte bevon-den, den anderen voor die van het tweede en derde tijdperk. Ook moelen de stallen dikwijls gelucht, en , zoowel de gezonde als ziek wordende beesten , op den middag als het weder zulks toelaat , in opene lucht gedre-ven worden. Deze ziekte werd slechts voor aanslekende ge-
hou-
-ocr page 389-
343
houden, door de besmetting van hot slijm der zicke die-ren ; om welke reden de beestcn van elkandcr dienden verwijderd te worden, dewijl anders dit slijm zieh ondcr het eten , aan hct voeder mededeelde, waardoor de ziekte spoedig onder de kudden word voortgeplant (*).
V IJ F-
(*) Deze heschrijving is getrokken uit hetgene , door don Heer c. L. BLUMA , omtrent deze '/iekte wordt raedegedeeld, in den KUNST- EJf letterbode voor 1817 Nr. 7. — Door Z. E den GOUVERNEUR van zuid-HOLLAND is, ter zelf-der tijd , het volgende middel, door den Veearts VANCLEEF tegen deze ziekte voorgeschreven , bekend gemaakt. Neera : Gcsiampte Gentiaan-woiiel,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Tormcntilla-wortel,
ygt;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Galange-wortel,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Gemver-bezien ,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;IJzer-vilriool, (groen-koperrood).
van ieder drie looden. Mong liel te zamen.
Hicrvan werd des moigens en des avoads , eene tianen ie— pel vol , in eene ilesch bier gekookt, ingegeven.
Verde.r dient het siecht gewonnen hooi met pekel be-raquo;prengd , en de onderbuib der beesten , twee of drie malen daags , besmeerd te worden met gehamferdm brandewijn, en bijtenden ammoniak-geest.
Insgelijks vind men in den KUNST- en letterbode van 1817, IN. 10, medegedeeld hetgene door de commissie , zamengesteld uit de leden der PROVINCIALE co.MMISSreN van landbouw en geneeskundig toevoorzigt , in ovERllsswr, , ter stniting der heerschende ziekte onder het vee beraamd is , hetwelk hierin bestaat: dat, ter voorbe-. hoediug der ziekte , het vocdsul verbeterd worde , door het siechte hooi te dorschen en la kloppen , en hetzelve , kort gesneden , met eene gelijke hoeveelheid gesneden stroo te vermengen, met bijvocging van gekookt lijnzaad , of wel met vermenging van lijnzaad garsten- of havermeel, in wa­ter opgelost, en , ten minste eon theekopje vol zout, voor ieder beest, onder het dagclijksch voeder. Voorts neme men , om tot geneesmiddel te dienen, twee ponden eiken-schors, te koken in acht ponden water, tot dat hetzelve op do helft verkookt is, wanrin dan een half pond kalmus-worttl, gedurende een half uur, moet trckken , of wel , bij gebrek daarvau , tweo banden vol fijn gesnedene Alsem , met bijvoeging , ten laatste , van vier banden vol zout; van welk middel , twee malen daags , een half oord of een TJerde ' flesch behoort to worden ingogeven.
P 4
-ocr page 390-
344
VUrTIENDE HOOFDSTCH.
Over het zwellend of loopende Vuur.
Lit ongemak, mccr algcmecn bekcnd onder den naam Tan dc Blaar-ziekle, is cene ongestcldheid , wclkc , in ons land , gcenszins lot de zcldzame ' ziekten behoort, en die , uit hoofdc van de snelheid , waarraede zij ontstaat en toeneemt, zeor gevaarlijk en dikwijls doo-delijk wordt, indicn daartegen niet spoedig gepastc hulp #9632;wordt aangewend.
De blaar wordt aan dc volgende teekenen gekend : het beest heeft ecne brandende bitte over bet geheelc ligchaam, en zockt, als het dcze ziekte in de weide krijgt, naar water om zieh te verkoelen , waarin het-zclve zieh somwijlen met grootc onstuimigheid wcrpt en omwentelt; het hoofd zweit tevens stcrk op ; de oogen worden ongemeen opgezwollen, alsmcde de muil en dc wangen; naarmate dc zwclling van deze of gene deelcn meer of minder hevig is , wordt de ziekte som­wijlen onderscheiden in dc oogblaar of bet oogtmur , craquo; in de snotblaar of het snotvvmr; bij dc Koeijen vertoont zieh de klink insgclijks opgezet; er komen op het lig­chaam zelf builen of halten tc voorschijn , welke in elkander vloeijen , zoodat de zwclling zieh spocdig over het ligchaam uitbrcidt, waardoor de buid strak om bct-zelvc gespannen wordt en hol klinkt , als men er op drukt; de adembaling is mocijelijk en benaauwd ; het vee blaast sterk door den neus , waarbij veel slijm uit denzclven en den mond vloeit; de slikking is mocijelijk;, de polsslagen van het hart zijn hard en snel.
De ware oorzaken , zoo min als dc aard dezes onge-maks schijnen, vooralsnog, niet duidelijk bepaald te zijn. Sommigen houden hetzelve voor dc uitwerking van bet cten van vergiftige kruiden , welke in de weiden groeijen: doch , dewijl het gcenszins uitgemaakt is, aan welke planten zulks zou moeten worden toegeschreven , houden zij deze voorondcrstelling , bocwcl wij dezelve niet voor ongegrond durven verklären , lot dus verre , voor on-zeker; door anderen wordt het onlslaan der blaar-ziekte loegekend aan bet schielijk vatlcn van koude, waardoor de buid verstopt raakt.
Hoc dit zij , het komt ons waarschynlgk voor , dat
er
-ocr page 391-
'
MB
er- bij de blaarziekte, een hevige iramp- of ontslekingach-tige verstöpping , of ander beletscl in liet vaatgestel van eenig inwendig deel plaats beeft, waardoor de vrije om-loop des bloeds wordt verhindert, en waarvan do opzetting of zwelling der uilwendige ligchaams-declen hel gevolg is. Dit gevoelen laat zieh best vcroenigen met de ge-neeswijzc j welke legen deze ongcsteldheid, door de on-dervinding , als zeer nuttig bevonden wordt. Dczelve bestaat daarin , om door aderlatingen, alsmcdc door verkoelcnde en tevens krampstillende middelen , eene scbielljke ontspanning in bet vaatgestel te weeg tc brcngen. Het doen eener ruime aderlating uit de lials-ader van twee ponden , bij volwassen vee , en bij Jong vee, naar evenredigheid , in eene mindere boeveelheid , zoodra de eerste teekenen der zickte worden waargc-nomen , is het beste middel , om de opzwelling dadc-delijk tegen tc gaan; men kan de bcesten insgelijks over dc oorcn snijden , zoodat dczelve sterk bloeden ; sommigen zijn gewoon bet vee dc tong uit den mond te halen , en, met eene seliaar of met , ecu stukje van derzelvcr punt af te snijden of wel hetzelvc af te bijten , waardoor insgelijks de zwelling , doorgaans spoc-dig vermindert, of weggenomen wordt (*).nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Men
(*) Ecn ervaren JLandman, met name harm iiozi\ti BOSCHMA , wonendc te kropswölde , in de Provincie GRONINGEN, die zieh, sedert ecnige jaren , allecn uit eigene lief hebberij, en , om aan zijne medemenschen , xonder voor zijne dienslcn eenige belooniDg te vorderen , uuttig te zljn , op de iennis en behandeling der yce-ziekten lieeft toegelcgd, verzekert mij , dat bij onderscheidenc beesten , aau dc blaar gestorven , geopend en bestendig heeft bevonden , dat dc long- of slrotklep op de opening van den strot was temgglaquo;-slagen of nedergedrukt, zoodat deze deelen als door zamen-lljming, aau elkaAder waren gehecht, en niet dan meteenigc moeite, door middel van een geschikt werktuig, koudeu worden gescliciden. Somwijlen zou zelfs de slrotklep in de gemclde opening aanmerkelijk. dieper zijn ingedrongen dan uatuurlijk plaats heeft. Hij schrijft enkel aan deze oorzaak het ontstaandcrblaar-ziektetoo, en zegt, dat de Paarden aaa het-zelfdeongcmak , ui tdezelfde oorzaak , onderhevig zijn. Vecl-tijds komt , volgens hem, het vee dit ongemak over na sterlr vermoeijenis , als hut op den weg gedreveu wordt, ofookdoor kramp.
Daar ik dit nergens aangeteekend vind , noch vernomen
beb, datzulksdoor anderen waargenomenis, heb ik deze ªk
PSnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ur
-ocr page 392-
346
Men geve daarbij teretond den volgenden drank : Neem : Salpeter., twee looden , Duivelsdrck , een lood. Ontbindt dezelve in een mengel water en geef het-jselve op cenmaal in. llceft men d^zo middelen niet larstond bij de hand , ' zoo geve men een handvol ge-woon zout in een pond atijn of /iarncincifc ontbonden in. Ilecft de zwelling zieh reeds over hot geheelc lig-chaam uitgebreid , zoo moot, na do voorafgeganc ader-lating , de cerst voorgeschrevene drank, drie malen daags , worden ingegeven , en de opgezwollenc dcelen hier en daar met eene laatvlijm of snepper , doorgesla-gen worden , waardoor de zwelling veel verminderen zal. Uit dezelve vvordt luclil of ook een watcrig vocht ontlast; welke , zoo gt;tel raogclijk , cr uitgedrukt moe-ten #9632;worden : men wascht dcze plaatsen vcrvolgens , nu en dan , met icatcr, waarin zout onlbonden is. In­dien belaBgrljk genoeg geoordeeld , om dezelve hiermede tedeelen, ten cindcdaardooraanleiding te geyen , omnader onderzoekte doen , in hoe ver zulks algemeen plaats hebbe. De gemelde Vee-meester voegt er bij , dat het beste hulpmiddel ter ge-nezing der blaarziekte daarin bestaat, om de long terstond uit den mond te halen , en dezelve met eenige kracht voor-•waarts te rakken , waardoor de strotklep wederom los en vrij wordt gemaakt. Hij is van oordeel, dathetgeenszinsnoo-dig is , tevens een sliikje van de long te snijden of af te bij ten , gelijk gewoonlijk geschiedt; wordende, zljnsoordeels , aan de geringe blooding, hierdoor te weeg gebragi, wel algemeen , doch geheel te onregt , despoodige uitwerking van dit bekonde en boproefde middel tegen do blaar toegekend. lllj houdt evenwel do ontlasting van bloed uit dc tong , daarbij geenszins nadcelig , in zoo ver als de zelve kan die­nen , om eene ontspanning in de gezwollene declen der keel, van den raond , liet hoofd , cnz. te weeg te brengen.
Ik durf oratrent bet Wezenlijke van het onfstaan der blaar­ziekte uit dcze opgegevene oorzaak niets beslissen , ofsehoon ik, op grond der gemelde verzekeringen , zulks niet als ongegrond durf verwerpen , vermits het ralj niet onaanneme-lijk voorkorat, dat door zoodanige werktiiigellike , geheele of gedecltelijke , sluiting dec opening von den strot, de adcmhaling en met dezelve de omloop des bloeds onmiddel-lijk beleramerd , of ten eene male belet moet worden, waar-bij de schielijke verschijning van dcrgelnke opzwcllingen der uitwendige deelen de ligchaams , gepanrd met beriaauwdheid en stikking, als onafscheidbare gevolgen , zieh als zcer be-grijpelijk laat voorstellea plaats te kunnen hebben.
-ocr page 393-
347
dien, aan het cen of ander gedcelle van liet Hgchaam, etter mögt geboren zijn , zoo blijft er , nadat de zwel-ling is necrgevallen , eene verhevenhcid terug, welke tevens week is; deze moet aan de onderzijde geopend en de cttcr er uitgclaten worden. Door de wond open le houden, zoodat de ettcr ecn' vrljen uitgang liebbe , en het gezwel dikwijls met kond water te wasschen , zullen zoodanige ctterzakten spocdig genczen.
Veeltijds volgt op de blaar-ziekte , nadat de bnilon geslonten zijn , een afval of ruijing van het haar , lietwelk dan op nieuw wcderom aanwast, doch waarby het zonderlinge vcrschijnsel* plaats hecft, dat het witte haar zelden wederora le voorschijn komt , op da plaat-sen , daar de blarcn geweest zijn.
ZESTIENDK HOOÖSirR,
Ot!laquo;)' het Bloedpissen.
Deze ziekte, ook het roode water , de weerweide of de wee genoemd, komt, in sommige streken onzes lands, dikwijls voor, en wordt meest zeer gevaaiiijk: , vooral Indien dezelve verwaarloosd, of verkeerdelijk bc-handeld wordt. — Zij gaat met de volgendc kentee-kenen gepaard; het vee is neerslagtig en eet niet met de gewone graagte; de ooren zijn koud en men neemt eene sterkere en snellere klopping van het hart waar , welke in evenredigheid toeneemt , naarmate dat de ziekte heviger wordt; de cetlust gaat vervolgens geheel weg en het vee herkaauwt niet mecr; het staat in eene pijnlijke bonding , met de zijden ingekrompen en met een' krommen rug ; de pis is met blood vermengd en daardoor rood gcverwd ; dikwijls hebben er vergcefsche pogingen tot watcrlozing plaats, waarbij dan , bij tussehenpoozen , eenige gulpen roodbloedige pis ontlast wordt ; de mclkkoeijen geraken spocdig van de melk , en de spenen laten dikwijls bloed door , waardoor ins-gelijks de melk bloedig wordt.
Neemt de ziektc toe , zoo raakt dc afgang tevens ver­stopf ; de mest wordt mecr en meer hard , en als dezelve wordt afgehaald, is hij met bloed vermengd , of bezit cene bruine zwartachlige kleur ; hierbij wordt eenc sterke wärmte in den cndeldarm waargonomen • inssre-P 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;lijks
-ocr page 394-
348
lyks hecft er uitwcndig op het kruis en boven aan deif staart hitte plaals; het haar Staat aldaar, als borstelraquo; in de hoogte; de mond is heel en droog; het vee wordt daarbij korlademig, benaauwd , en sterft door-gaans binnen drie of vier dagen, na het ontstaan der siekte.
Uit dezc vcrschijnsclen blijkt , dat er een versterk-le aandrang van blocd naar de nieren plaats heeft, het-welk , door de niervaten doorgelaten #9632;wordende, zieh met de pis vermengt. Ook schijnt er, bij de vermeerde-ring des ongemaks , bloed door de vaten van de darm-buis te dringen , hctwelk zieh in den endeldarm ont-last ; wanncer men zegt dat het ruggcMoed met de wee gepaard gaat. Tevcns gaat met den vermeerderden tocvloed van bloed naar deze deelen , eene ontsteking van dezelve gepaard , welke in hevigheid loenemende , zieh verder uitbreidt, en spoedig tot het vuur overgaal, gelijk zulks bevestigd wordt, door de opening der, aan de wee gestorvenc beesten, bij welke niet alleen de nie­ren en darmen , maar zelfs andere deelen , als het net , de mill en dc long door ontsteking en vcrsterving aangedaan worden bevonden.
Wat de oorzaken betreft, welke tot het ontstaan dczcr gevaailijkc ongesteldheid aanleiding geven , zoo leert de ohdervinding, dat het bloedpissen bijzonder overkomt aan vee , dat op sommige moerige , läge , zure of dorre landen gewcid wordt. Vooral wordtj het vee daardoor ligtelijk aangedaan , Indien hetzelve , van andere landen , op zoodanige weiden wordt ge-bragt, welke de cigenschap bezitten , om dc wee voort te brengen; werdende de beesten, die op deze op-gevoed of daaraan reeds zijn gewend, zeldzamer door (lit ongemak aangedaan. Bovendien schijnt het eene stuk vee eene sterkere voorgesehiktheid tot het bloedpis­sen te bezitten, dan het andere ; van bier ook dat op lan­den , daar hclzelve minder algemeen is , sommig vee er niet van verschoond blijft. Het menigvuldigst wordt de ziekle waargenoraen in de maanden Mei en Junij , bij eene schrale of koude en aanhoudend drooge luchtsgesteldheid. Hoewel nu icder boer doorgaans, in die slreken, alwaar het bloedpissen gemcenzaam voorkomt, do eigenscbatppen der landen, met op-zigt tot het voortbrengen van dit ongemak, zeer
wel
--
-ocr page 395-
349
#9632;wel door de ondervinding kent, en er op bedacht is, om zijn nieuw aangekocht vee , niet dadelijk op de-laquo;cl?e te doen weiden, zoo is hct evenwcl, tot dulaquo; verrc , niet met zekcrheid bcpaald , -waarin dc ware oorzaak gelegen zij , #9632;welke het blocdpissen eigenlijk te weeg biengl. Men schrijft hclzelve meest toe aan de uilwerking van nadeelige of scherpe planten, wel­ke , door het vee , ah de weiden , in het voorjaar nog schaars met gras bedekt zijn , uit gebrek gegetcn , of mede worden binncngeslikt. Hierlüe worden gebragt: het loof van jonye eilten- , eschen- of olm-hoomen , het heermocs of dc paardestaart , het dekriet, disteltoppen, ncheerlingkruid , dolle- en wilde kervel, wilde zuring , onderscheidene soorten van hanevoet of boterhloemen, tormenlil, de windbloein [anemone nemorosa) , en ande­ren. Dan, ofschoon het niet onwaarschijnlijk is, dat sommige der gemcldc en meer andere planten, van wege dcrzclver scherpe en prikkelende, of ook werk-tuigelijk belecdigcnde , cigenschappen , voor het veo nadeelige uitwerkingen hebben, en tot ontstekingen der inwendige dcclcn aanleiding kunnen geven , zon zijn nogtans de voorouderstellingen , dat aan dczelve het blocdpissen zoudc raoeten worden tocgekend, als niet op voldoendc proefnemingen gcgrond, lot dui ver , onbcpaald en onzeker. Eenigcn vermocden , dat het blocdpissen veroorzaakt wordt door kevers (') of torrcn , welke met het gras kunnen worden binncnge­slikt. Dit gcvoclen schijnt , inderdaad , niet zoo ver-werpelijk, Indien wij overwegen, dat sommige dezer dicrljes (zoo als b. v. dc Meikever, (f) welke in de raaanden Mei en Junij ,- op sommige plaalscn, tusschen en aan de wortelen der bolcrbloemcn en wildc zuring gevonden worden (sect;) , en anderen) een scherp be-
gin-
(.*) Pilger, Systhemaiisches Handbuch, sect; 1582, (#9632;f-) Dal de Meikever ten minstcdeze uilwerking kan heb­ben, verkiijgl daardoor mccrderen grond, dal, voor eonige iaren, te staffoht in enoeland, eencalgeraeeneziekte van bloedwaleren onderhelrundvee werd te wecggebragl, waardoor bijna 20Ü sinks aangedaan werden, en waartan de oorzaak aan dat insekl moesl worden toegekeud. XsCHEULlN, Rindvieh-Kuchen sect; 499.
{sect;) Lb francq tan berkheij, (de stuk , bis. 133. P 7
-ocr page 396-
350
ginsei bevatten, van gelijksoortigen aard, als dal der Spaansche vliegen, hetwelk bijzonder op de werktui-gen der pis-afscheiding, als de nicren en op de blaas werkt, waardoor dcze dcelen ongemcen gcprikkeld cn ont-stoken worden; zoodat het dus nict onwaarschijnlijk is , dat zoodanige Insekten, ook, op dezelfde wijzc, bij het Rundvee het bloedpissen kunnen verwekken , als de Spaansche vliegen zulks bij menschen somwijlen te weeg brengen.
Welke ook de wezenlijke oorzaak dezcr ziekte zijn möge, zeker is het , dat zij , overecnkomstig den op-gegeven aard , eene verzachtende en ontstekingwereu-de behandcling vordert, welke terstond , zoodra zieh derzelver eerste kenmerken openbaren , moet worden in het werk gestcld , dcwijl vervolgens, wanucer de ontsteking reeds aanmerkelijk heeft tocgenomen , het vee doorgaans niet meer gered kan worden. Neemt men dus waar , dat het vee van achteren pijnlijk Staat, en gedurigen aandrang tot watcrloziiig loont tc hebben , waarbij het water hoog geklcurd of reeds met eenig bloed vermengd is, of dat ook bij de Koeijcn de meik meer of minder bloedig is, zoo doc men het vee terstond eenc ruime aderlating nit de hals-adcr, en geve betzelve den volgenden drank in.
Necm : Heemst-ivortel, of in dcszclfs plaats , Smeer-wortel, een half pond.
Kook dezelvc , gesneden zijnde , een half unr lang , in twaalf ponden water en vocg onder het doorgezegen vocht:
Witte Stijfsel, een pond , Roode Bolus , achl looden.
Te zamen vermengd zijnde , wordt hicrvan , om de twee uren , een pond ingegoven. In plaats van den roo-den bolus kan men zieh , tot hctzelfdä oogmerk, ook be­dienen van dezelfde hoeveelhcid geslampte mussdschalen, oisterschclpcn , krecflsoogen , krijt, of zelfs van klei-aardc of Icem.
Het vco moet bij koud , zoowel als bij zeer warm weer , in een luchligen stal, op stroo gczet , en met joug gras , bruine kool of moesbladcn , of met saladc gevoederd worden. Men geve hctzelve water , waar-under roggenmcel of tarwenzeraelen gemengd zijn , to drinken. Het is tevens nattig bestendig doeken , in
koud
-ocr page 397-
351
koud water, of in eene vermenging van water, zout en azijn bevochtigd, over het kruis te leggen.
Voorts moet men, twee of drie malen daags, verzach-tende klistcren zetten, bestaande uit kamille-bloemen , kaasjes-, populier- of heemsthladen met lijn-olie. Bij gebrek dezer middelen kan men zieh , tot hetzelfde oog-merk , insgelijks bedienen van een afkooksel van haveren-gort, of lijnzaad, of van ccnc dunne ontbinding van stijfsel in water, met eenigc olie vermengd. Is de af-gang hard en geheel verstopt, zoo moet dezelve vooraf vporzigtig, door de, met olie besmeerde hand uit den endeldarm worden afgehaald.
Bctert op deze wijze het bloedpissen niet volkomen , en blijven de koorts en de toevallen der ontsteking voort-duren, zoo kan men, den volgenden dag, de aanwen-ding derzelfde geneesmiddelen herhalen , en dan tevens onder ieder pond , dat men van den drank ingeeft, tien greinen Mmfer ontbinden. Naarmate dat de ziekte ver­mindert, hetwelk daaraan kenbaar is, dat het water niet zoo bloedig meer is , en met minder pijn ontlast wordt, waarbij het vee zieh vlugger vertoont, zoo kan men vervolgens het ingeven van den drank, naar evenredigheid der betersehap, verminderen , totdat het vee geheel her-steld is.
Houdt het bloedpissen , na twee of dric dagen, nog aan, waarbij evenwel de overige ziekte-verschijnse-len niet loenemen , maar integendeel het vee minder pijnlijk staat , vlugger wordt , met meerdere graagte eet , en ook wederom begint te herkaauwen, terwijl te­vens dc bevigheid van den polsslag en den hitte van den inond en des ligchaaras afnemen , en de afgang ontlast wordt, zoo zijn zulks teekencn , dat dc ontsteking ver­mindert, en de outlasting van bloed, uit verslapping der niervatcn , die hetzelvc nu nog doorlatcn , blijft voortduren. Alsdan mag men zamentrekkende geneesmiddelen beproe-ven , bij voorbeeld :
Neera : Eikcnbast , een half pond.
Kook dezelve in vier ponden water, lot zoo lang dat er vier ponden van zijn overgcbleven , en voeg bij het doorgezegen vochl:
Alain , vier looden , Siroop, een half pond.
Hiervan wordt , drie malen daags , een half pond in
ge-
-ocr page 398-
352
gegcren. — Men kan hierook andefe zamentrekkeii-de geneesmiddelen , met nut bezigen , bij voorbeeld: de wilgenbast, de tormentilla-wortel , de -wortel van tca-Ur-ridders [rnmex aqmticus) enz. gt; op dezelfde -wijze toegcdiend.
Mogelijk komen er enkcle gcvallen voor, dat het bloedpisscn terstond van hot begin met zwakheid der niervaten gepaard gaat, of een zoogenaamd lijdelijk [passief] ziekte-karakter bezit, wanneer dcszelfs ge-nezing ook niet zoo zcer aderlatingen , maar dadelijk zamentrekkend-versterkende en opwekkende geneesmid­delen vordert, gclijk de laatst voorgeschrevenc , waar-bij dan telkens, onder iederc gift, nog een lood rooden bolus, lien greinen kamfcr en een scrupel vloeibaar heuhap kunnen worden gevoegd. Om eveuwel dit on-derscheid van den aard der ziekte juist tc bepalen wordt voorzeker altijd het schrander oordeel van den kundigen on ervarencn Vee-arts gevorderd.
Er bestaan weinige vee-ziekten , -waartegon eert groo^ ter aantal van onderschcidene raiddclen, als onfeilbaar tot dcrzclver genezing, door den gemeencn man, wordt opgegeven, ofschoon sommige van deze , als zijndc heet en prikkclende, algeraecn weinig overcenkomen met den ontstckingaclitigen aard des ongemaks en , in ver-re de mceste gevalleu , eerder te schijnen te moeten strek-ken, om hetzelve te verergeren, dan te verbetcren; hoedanige zijn : de halcelaar , genever-bezien, tcrpen-tijn- , stcen- , barnstecn-olie , zwavel-balscm , of dc zoo genaamde haarlcmmer-olie , genever, roode ivijn en soort-gclijke aanzcttende en afdrijvcndc zelfstandighedcu , alsmede onllastende middelen, gelijk rhabarber, kolo-kwint enz. Meer gesehikt en veiliger zijn de zooda-nige, welke uit de klasse der verzachlende middelen gekozen worden ; zoo als , bij voorbeeld : wüte brood in olijf-oUe gedoopt: olie of spekvet met warme melk of versch bier, melk, waaronder eijeren geklopt zijn , of met tarwenmeel aangemengd. Ook wordt het uitge-pcrste sap der weegbreebladen , tot een half pint, inc| een gclijk gcdeeltc oHjfolie verecnigd , van ouds , misschien niet te onregt , als een vermögend middel tegen deze bloedvloeijing aangeprezen. Tot de midde­len , welke in het algemeen, met dc mceste veilig-lieid , in het begin vooral tegen het bloedpisseu wor­den
-ocr page 399-
353
den aangewend, behooren zckcr de opslorpende oi aard-achtige zelfstandighedcn , hier boven opgenoemd. Zulkf wordt inzonderhcid bevestigd door de gaede uitwer-king, welke de Landlicden dc/x-r strekea, vrij alge-meen , verklären tc ondervinden van een eenvoudig middel, bestaande in een stuk leem-aarde , ler grootts van een hoenderei, met melk, water of karnemelh, een of Iwec malen , ingegeven, waardoor de voort-gang des ongemaks , Indien het middel vroeglijdig ge-nocg wordt aangewend , volgens hunne getuigenis, bij-na zeker gestuit wordt. Ik heb vernomen, dat men op andere plaatsen, bijzonder in drenthe , tot het-laquo;elfdc oogmerk en met dezelfde günstige uitwerking , gebruik maakt van twee looden cement , hetwelk ins-gelijk met ivater, zoete of gekarnde melk het vce wordt ingegeven. Sommige willen aldaar zelfs , dat dit laalste middel, of ook vier of zes looden leem-tarde, op de voorgeschrevene wijze , des voorjaars , als het vee in de weide gaat, in wordende gegeven, tot een zeker voorbehoedmiddel legen het bloedpissen zoude verstrekken. In hoe verre dit doorgaat , wilik niet stellig bepalen, doch middclen , welke zoo schade-loos voor het vee , onkostbaar en geraakkelijk zijn in het werk te stellen als deze, durf ik veilig ter naderraquo; beproeving aanbcvclen.
IBVENTIENDE HOOPDSTCR.
Over het Rugge-bloed.
Deze ziekte , welke , gelijk wij in het vorige hoofd-stuk gezien hebben , dikwijls met het bloedpissen ge-paard gaat , of op hetzclve volgt, kan ook op zieh zelve voorkomen , en bestaat in eene ontlasting van bloed uit den aars-darm , waarbij tevens eene ontstc-kingachtige aandoening dezes deels plaats heeft, welke zieh tot andere inwendige deelen uilstrekt. De afgang is bij het ruggebloed verstopf , en de buik opgezet;, het vee steent, haalt mocijelijk adem , Staat geheel stijf, en buigt den mg niet in, als men de huid op de rug-
-ocr page 400-
354
graat aan het kruis knijpt, of stijf daarovcr strljkt ; zulks verwckt hetzclve evenwel merkbare pijn.
De oorzaken dezes ongemaks zijn gelegen , in hevige beweging , door loopen , springen , enz. , of in over-voedering , vooral met graan-voeder, waardoor de af-gang verstopt raakt.
Vermits dit ongemak spoedige hulp vordert, dcwijl anders de ingewanden door vervuring worden aangedaan, zoo moet men terstond eene ruime aderlating van twee ponden bleed uit de halsader doen. Men hale voorts de drooge mest voorzigtig, met de hand , wel met olie besmeerd zijnde , zoo ver men binnen reiken kan, af , en geve het vee des morgens en 's avonds , twee looden salpetcr in water of karnemelk ontbonden, in. Voorts moet , twee malen daags , eene klisteer gezet worden , hoedanige in het vorige hoofdstuk is voorge-schreven. Met deze behandelirig vaart men zoo lang voort, totdat het vee genezen is. Voor het overige , moet hetzelve , met opzigt tot de voedering en het drinken op dezelve wijze behandeld worden, als bij het bloedpissen aanbevolen is. Indien de ziekle den tweeden dag niet mögt verminderen , zoo dient de aderlating te worden herhaald.
ACHTTIENDE HOOPDSTDK.
Over het Buikwee of de Darmjicht.
Het Rundvee is aan kolijkpijnen onderhevig , welke uit gevatte koude of door verstopping der darmen ont-staan. Ook zijn dezelve het gevolg van overvoedering , of van het eten van scherp , siecht en onverteerbaar voeder. Men kent het buikwee of kolijk aan de vol-gende teekenen: het vee verliest den ectlust; het slaat met de achterpooten op den grond en het lijf wordt buitengewoon opgespannen; het gaat gedurig nederlig-gen , staat wederom op , en ziet dikwijls naar de zij-den om, of het blijft op den grond liggen, waarbij . het hevig steent.
Ontstaat de buikpijn uit gevatte koude , zoo moet het vee op stal in stroo gezet en het ligehaam , vooral
de
-ocr page 401-
355
de beenen en de buik , daarmede vlijtig gewreven wor­den , om de belette uitwaseming te herstellen , waarna men hetzelve met een kleed overdekt. Voorls volgc men dezclfde bchandeling, welke ter gcnezing van het kolijk der Paarden, uit gevatte koude ontstaande, is voorgeschreven , (blz. 206).
Is het kramp-kolijk het gevolg eener hardnekkige verstopping der darmcn, zoo moet men dezelve trach­ten weg te nemen, door het beest, alle half uur eene klisteer te zelten (zie blz. 206), waarbij men telkens een half vierendeel loods fijn gewrevene kamfer vocgen kan. Zljn de drekstoifen in den endeldarm droog , zoo is het noodig , dat dezelve , vooraf, met de hand, wel met olie besmeerd zijnde, worden afgehaald. Bij gebrek van de middelen of het werktuig, tot het klis-tcren benoodigd, kan men zieh ook, als er spoedige hulp vereischt wordt, bedienen van de steekpil , zoo als dezelve aldaar is aanbevolen. Voor het overige, dienen hier, naar het verschil der omstandigheden , dezelfde middelen te worden gegeven , welke men om-trent het kolijk der Paarden , door verstopping te weeg gebragt, op de aangehaalde plaats , uitvoerig vindt voorgesteld.
Wanneer het vee kolijkpijnen toont te hebben, na-dat het te veel siecht of bedorven voeder gegeten heeft, zoo moeten de darmcn insgelijks ontledigd worden , gelijk zulks in het achtste hoofdstuk dezer afdeeling geleerd is.
Houden de verschijnselen van het kolijk langer dan een uur aan , zoo is het raadzaam eene aderlating uit de halsader te doen, ten einde voor te komen , dat er eene ontsteking der ingewanden , of het darm-vuur ontstaat, waaraan het vee doorgaans sterft. Men mag ver-moeden , dat er reeds ontsteking aanwezig is, wanneer de buikpijnen zeer hevig en zonder tusschenpoozen voort-duren, waarbij het vee uitermate benaauwd is, zieh onophoudelijk nederwerpt, en met alle vier pooten slaat, enz. De geneeswijze, in het hoofdstuk over de darmontsteking der Paarden voorgesteld , is op dezelfde ongesteldheid van het Rundvee toepasselijk.
laquo; B-
-ocr page 402-
'
356
KEOENTIBnDB MOOFDSTDK.
Over de Opgellazenheid.
Dit ongemak , ook de Padde, de Wind, de Blas, de Bof of Pof gcnoemd, bcstaat in eene ongewone op-spanning des ligchaams, door lucht , welke zieh, in eene groote hoeveelheid, in de maag of pens onlwik-kelt, en, wegens de krampachtige toesluiting van der-laquo;elver openingen , opgcsloten wordt.
De volgende teekenen doen deze opzwelling duidelijk kennen : de buik is sterk uitgezct aan de linkerzijde , tusschen de laatste rib en den rand van bet beupbeen, alwaar de pens gelegen is. Klopt men aldaar op den buik, zoo klinkt dezelve even als een trommel; heeft de opzwelling reeds ecnigen tijd geduurd , zoo verliest het vee den ectlust; het wordt neerslagtig en kortademig, door de drukking der maag tegen het middenrif , hetwelk de vrije uitzetting der longen belet.
Ook ontslaat er, dien ten gevolge , ophooping van bloed in het hoofd, waardoor het vee toont zwara hoofdpijn te hebben , of suf, gevoel- en bewustloos been staat. Wordt het vee niet in tijds uif dozen toe-stand gered, zoo sterft hetzelve spoedig, vermits do pens , door de geweidige spanning ontstoken wordt, welke ontsteking tot het vuur overgaat.
De oorzaken, welke tot de opgeblazenheid aanleiding geven , zijn , alle groen voeder , in te groote mate ge-geten, hetwelk tot gisting overgaat, bij voorbeeld: klaver, jonge garst, tarwe , wikken of erwtcn , die groen zijn. Ook kunnen gehakte aardappelen , en vooral knollen , wanneer zij te veel op eens gegeven worden , en het vee spoedig daarop drinkt, dit on-gemak te weeg te brengen. Bovenal brengen zoodanige groene voeders hetzelve voort , wanneer dezelve afge-maaid, en binnen huis gevoederd wordende, op een grooten hoop geworpen zijn , waardoor zij broeijen, dat is, eene aanvankelijke gisting ondergaan, en in dien staat door het vee worden gegetcn. Hiertegen dient men dus, bij het geven van groen stal-voeder, vooral bedacht te zijn. Het allermcest ontstaal de op­geblazenheid , wanneer het vee op wclige, roode kla-vervelden geweid wordt. Neemt men de gemelde ver-
schijn-
-ocr page 403-
357
venchijnselen der opzwelling aan eenig beest waar, coo moet men trachten de pens, zoodra mogclijk, te doen entspannen. — Eon gemakkelijk middel, hiertoe dien-stig , hetwelk bij de hand is , bestaat daarin , dat men het vee, onverhoeds, drie of vier emmeren vol koud water, achter elkander, over het lijf stort , waardoor bet veellijds spoedig ontzwelt, ('). Waarschijnlijk kap hot insgelijks nuttig zijn, indien de gelegenheid zulks toelaat, het vee tot over den buik in het water te leiden. Helpt zoodanig stortbad niet, zoo gevlaquo; men ievens het volgende middel , op eens in :
Neem : Roode Steen-olie , twee loodun , Brandemjn, een half pond.
Meng het te zamen.
Tot hctzelfde oogmerk kan ook het volgende dienen:
Neem : Duivelsdreh , een lood,
Komijn-mad , vier looden.
laat dezelve in een mengel warm gemaakt bier trek-ken , totdat de duivelsdrek ontbonden is, en doe er bij, als het verkoeld is:
Brandewijn, zes looden.
Om op eens in te geyen.
Men kan hier insgelijks gcbruik maken , van het middel, tiestaande uit potasch, amjs-saad en kalmus-wortel, met brandewijn en water, in te gcven, zoo als deszclfs ge-bruik bij het wind-kolijk der Paardcn , op biz. 209, is voorgeschreven. — Het is dienstig het vee rond te
lei-
(*) Eenige binden het vee,. bij de opgeblazcnheid, laquo;en' stok in den mond , en verzekeren daaryan dikwljls eene ge-wenschte uitwerking te onderyinden , doordien het yce , op dcze wijzc, gedurig de locht door den mond uitsloot, waar­door het ontzwelt. Op cene doclraatige vvijze kan ook de lucht ontlast worden, door eene buis yan leer veryaardigd , door den mond en de slikbuis in de pens-maag te brengen.
Het ingeyen van gewone zeep, ter hoeveellieid van drie of vier looden, helpt mede niet zelden spoedig, ora de op-geblazenlieid weg te nemen , indien dezelve niet al te sterk is. De working yan de zeep schijnt bier to bsrusten, op het vermögen , waarmede de potasch , welke in dezeive bevatis, de koolstofzuro lucht inzuigt en vast legt, terwijldc olie der zeep, danloswordende , dc gisting teyens belet. Daaroin kan zclfs het ingeven yan enkele olie of traan reeds eene voor-dcclige uitwerkiag docn teryerminderingder opgcblazenhcid.
-ocr page 404-
358
leiden, dewijl door ecne zachte beweging des ligchaams de ontlasting der lucht naar de darraen begunsligd wordt. Ook moet de afgang, Indien dezelve verstopl is , bevorderd -worden , waartoe men zieh het best be­dient van eene steekpil van Spaansche zeep met olie en sout bcsmcerd , (zie blz. 206) ; bij gebrek van Spaan­sche zeep tan men tot dit oogmerk ook een uije , waarvan het buitenste vlies is afgenomen , van eene ma-tige dikte binnenbrengen. Wanncer de mcst zeer droog is , moet dczclvc vooraf, met de band , op de -vvijze , zoo als meermalen voorgeschreven is , afgehaald -wor­den. Is de opspanning aanmerkelijk , en hccft dezelve reeds cenigon tijd , bij voorbeeld , een uur of langer geduurd , dan moet men , ter verhoeding der ontstc-king , het vee eene aderlating doen.
Wanneer de zwelling zoo sterk heeft toegenomen, dat de linkerzijde des buiks boven den ruggegraat ver-heven is , zoo kan het vee niet anders dan door den doorsteek gcred worden; hetwelk door den trokar of trois-quart verrigt -wordt, (PL I. Fig. 19.) Dit werk-tuig bestaat uit een ronde stalen priem, welke de dikte heeft van een' kleinen vinger , die door eene pijp of buis omvangen wordt , welke van boven van een rand voorzien is. Men bedient zieh van dezeh priem op de volgende wijze: dezelve wordt namelijk te gelijk met de buis, die denzelven omgeeft, het opgeblazen dier , aan de linker zijde , eene handbreedte onder de heup , regt uit in het dünne van het lijf , zoo diep in-gestoken , dat de rand van de buis op de huid te liggen komt; alsdan trekt men er den priem uit, wanneer de lucht zieh uit de groote maag of pens, welke door de­zelve opgespannen is, en waarin de buis zieh bevindt, entlasten zal. Somwijlen komt het voeder, hetwelk in de maag aanwezig is, mede naar buiten, waardoor de buis verstopt raakt. In dit geval neemt men de sonde, (PL I. Fig. 10) of anders een dun, taai rijsje, schuive hetzelve door de buis voorzigtig been en weer , zoodat dezelve opengehouden worde , en houde hiermede zoo lang aan, als er nog voeder of lucht doordringt. Men kan de buis, eenige uren op hare plaats in het lig-cbaam laten blijven , opdat de lucht, welke vervolgens raisschien nog mögt ontwikkcld worden , zieh door dezelve kan ontlasten ; want er zijn voorbeelden , dat
de ,
-ocr page 405-
359
de, na den doorsteek, op nicuw ontwikkeldc luchl de maag even zoo stork deed uitzetten , als te vo-rcn , zoodat men dezc kunstbewerking , voor de twee-de maal, hceft moeten herhalen ; het is dus beter , dat men de pijp , cenigen tijd, late zilten, hetwelk geen hot minste nadocl to weeg brengt. Het is noodzakolijk, dat men , voordat de trokar #9632;\vorde bin-nengebragt, do beide achtcrbecnen der Koo , Indien zij tor neder mögt liggon , te zamen bindt ; dewijl de-zelve. zoodra men don trokar aanzet, met de bee-non begiiit te slaan , waardoor de kunstbewerking niet alleon wordt vertraagd, raaar ook, wannecr do spitse punt van den trokar reeds door do huid gedrongon is, en door de beweging der spieren been en weer schuift, de buikspioren zeer ligt beleodigd worden. Indien men de kunstbewerking doel aan het vee, terwijl hot Staat, zoo moot men bet linker voorbocn laten opbeuren , de­wijl de aehtervoet daardoor tot stilslaan genoodzaakt wordt.
Nadat de buis er uit is getrokken, gencost de wond van zelve; intusschen is hot nuttig, tor voorkoming van onlsteking, de gcwoiido plaats dikwijls met koud water e wasschen. — Het is tovons raadzaara, nadat do kunst­bewerking geschied is , twee ponden blood uit do hals-arier af to tappen, indicn or namolijk goene adorlating voor dezelve is in hot work gestold.
!s lict vee gcheel van de opzweiling bevrijd, zoo moot men hetzclvc, gcdurende einige dagen, zoodanig voeder, waardoor dezelve is veroorzaakt, en alle v/inderig voedsel, vooral klavcr onthouden. Wordt het vee op stal gcvoederd, zoo is het nuttig, het groene voeder kort to snijden, en met een gedeeltc stroohaksol te vermen­gen. Laat men hot voo wederom in do weide gaan, zoo is de gewoonte niet af to radon , om hetzclve, do #9632;erste dagen, een' band van stroo gearaaid , in do mond e doen , en dien achter de boomen, ora den Lop, vast te makon, waardoor hot voe genoodzaakt is , langzaam te eten , en dus voorgekomen wordt, dat de maag op eens te sterk wordt ongevuld.
TWIN-
-ocr page 406-
,;
360
TWINTI6STK HOOFraquo;raquo;!raquo;laquo;.
Over den Doorloop.
De doorloop kan , bij het Rundvee , uit onderschei-dene oorzaken ontstaan, en is voor hetzelve hcilzaam of nadeclig.
Als voordeelig mag dc doorloop worden aangemerkt, wanncer de drekstoffen, die ontlast worden, wel dun zijn, doch dcrzelvcr natuurlijkc klcur bchouden, en niet met slijra vermengd , noch blocdig zijn of onge-woon stinken , tcrwijl het vec daarbij deszelfs natuur­lijkc vlugheid en eetlust behoudt; in dit gcval is de doorloop als ecne hcilzame poging der natuur te be-tchouwen , waardoor de scherpe Stoffen, die in de dar-men waren opgehoopt, afgevoerd worden. Zijn dezel-ve daarvan gezuiverd, zoo houdt de doorgang door-gaans van zelven op. Insgelijks vordert dc doorloop, welke het vee dikwijls krijgt, wanncer het, des voor-jaars, ecrst in de weide konat, geene bijzondcre be-handeling , daar dezelve eene voordeclige uitwerking is van het jonge gras, en vervolgens oplioudt. Het vee houdt nogtans , zoo als een icder bekend is, ge-durende den tijd, dat het in de weide loopt, altijd wee-ken afgang.
De doorloop, welke voor het vee nadeclig is , ont-staat door het gebruik van hooi , hetwelk op läge, moerassige gronden gcgroaid of te vroeg gewonnen is, door het eten van soniraige scherpe planten, door het vatten van koudc, wanncer de tcruggedrevene uitwase-tningstof zieh op de darmen wcrpt, door te Sterke voedering, of ook door het drinken van siecht, bedor-ven water. Door al dczc oorzaken worden de dar­men geprikkeld en dcrzelvcr wormswijzc beweging vermcerderd , waarbij de darmen niet zelden kramp-achtig worden aangedaan, zoodat bij dc vermeerderdo ontlasting van den afgang, tcvens hevigc biiikpijnen worden waargenoman. Bij dc bchandeling van den doorloop moet bijzondcr op het verschil dezer oorzaken gelet worden.
Heeft het vec koudc gevat , waarmede een doorloop gepaard gaat; zoo moet hetzelve in huis gehaald, in raquo;troo gezet en het ligchaam, van lijd tot tijd, vlijlig met
bet-
-ocr page 407-
361
hetzelve gewrevcn worden , ten einde de uitwaseming der huid hcrsteld wordc. Älcn geve levens den drank , bestaandc uit kamille- en vlkr-hloemen met wüte stijfsel en duivclsdrck vereenigd, welke op biz. 212, bij den doorloop der Paardcn is voorgeschreven.
Wanneer het vee , uit ecne andere der opgegevene oor-zaken , cen doorloop heeft gckregen , welke langer dan drie dagen aanhoudt, waarbij de ontlaste stof stinkende on miskleurig, of met slijm vermengd is, terwijl de melk bij de Koeijen vcrgaat, en het vee lusteloos wordt, zoo geve men de volgende middelen:
Necm : Poedcr van Rhabarber ,
Magnesia, van ieder een lood.
Vermengd zijnde , worden dczelve, op eens, met een mengel water, ingegeven.
Door dit middel worden de ingewanden van de scherpe en nadeelige Stoffen, welke dezelve prikkclen en den doorloop veroorzaken , gczuivcrd. Houdl dezelve evenwcl , na verloop van een of twee dagen, wan­neer dit middel heeft uitgewerkt, niet op, zoo kan men twee malen daags, het volgende poeder, met water ingeven.
Neem : Poedcr van Tormentilla-wortcl, een lood, Gestampte Oesterscliclpen, twee looden.
Meng het te zamen.
Hiermede kan men zoo lang aanhouden, totdat het laxeren ophoudt. Op plaalscn , alwaar blaauwe bezien groeijen, kan men zieh van dezelve ter genezing van den doorloop, bij het Rundvee bedienen. Men koke twee banden vol van dezelve , in een of anderhalf mengel water, en geve het vee, des morgens de eene, en des avonds de andere helft van dit afkooksel in. Aan ecn tweejarig Rundbeest wordt de helft, en aan een Kalf, hetwelk niet boven een half jaar oud is, een vierde gedcellc der voorgeschrevene middelen toe-gediend.
Gaat de doorloop vcrgezcld van hevige snijdingen in het lijf, daaraan kenbaar, dat het beest met de voor-beenen op den grond krabt, met de achterbeenen slaat, den slaart builengewoon beweegl, of gedurig liggen gaat , wederom opstaat, en dikwijls naar den buik oroziet, zoo moet men, in de eerstc plaats, bij het poedcr van rhabarber cn magnetia', een lood duivelt-
Qnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; dreh ,
-ocr page 408-
362
drek, in kokend water ontbonden , voegen. Men neeml daarby cene goede hand vol lijn-zaad, kneust het-lelvc , en kookt het in twee ponden water tot eenen slijmigen drank , welke , nadat dezelve is verkoeld , het vee wordt ingegeven. Dit middel kan , in het alge-meen, wannccr het vee een doorloop hceft, uit welke oorzaak dezelve ook onlsta, op deze wijze, worden gegeven; of men kan van hetzelve telkens cenige hoe-
veelheid onder het drinkwater laten gebrulkcn.------
Het is tevens nuttig, het vee, alle twee urcn , eene tlisteer te zetten bestaande uit een aftreksel van fco-fnille-hlocmen en kaasjesblocmcn, waann telkens een half lood dnivelsdrek en een vierendeel loods vloeibaar heuhap is opgelost. Houden de buikpijnen en de af-gang hierdoor niet op, zoo kan men van dit zelfde aftreksel, drie malen daags , een pond ingeven , waar-bij telkens dertig droppen vloeibaar heuhap in een vierendeel loods duivelsdrek gevoegd zijn. Voorls moe-ten de oorzaken, waaruit de ziekte moet worden afge-leid, uit den weg geruirad worden , dewijl dezelve anders dadelijk tcrug komt.
Kalveren , welke nog met melk gevoed worden, krij-gen dikwijls een doorloop, daardoor vooral ontstaan-de, dat zij tc veel mclk op eons krijgen, of ongere-geld verzorgd worden , waardoor zij de mclk niet be- • hoorlijk verteren, en deze in de maag zuur en scherp wordt , waardoor de ingewanden geprikkeld en tot ecne vermeerdorde working, om zieh van deze stoifen te ontdoen, worden aangczct. Deze loop wordt daar-aan gekend, dat dc Kalveren eene wilte , dunne en kleverige , of kaasachtige, geklonterdc stof entlasten, welke een' zuron stank bezit, waarbij dezelve vervol-gens een verval van krachten bekomen en dikwijls daar-^ aan sterven.
Hiertegen geve men , twee malen daags, ieder Kalf con half vierendeel loods rhabarber en een half lood magnesia met water in, waardoor de doorloop doorgaans spoedig ophoudt. Bij zeer jonge Kalveren, die slechts eenige weken oud zijn , kan men met vcel nut gebruik raaken van bet volgende middel:
Neem : Witte of Spaansclie Zeep, een lood.
Wryf dezelve met den dojer van een ei, zoodat het daarmedc volkomen vercenigd is, voeg er alsdan bij :
Poe-
-ocr page 409-
363
Poeder van Rhabarber, een vierendn 1 loods.
In een mengel •water ontbonden zijndc, wordt het, in drie malen, namolijk 's morgens, 's middags en 's avonds , telkcns een derde gedeeltc van helzclve , in-gegeven.
Houdt dc doorloop evenwel ondcr het gebruik dezer middclen, na verloop van weinige dagen, steeds aan, ter-wijl de zurc reuk der ontlasle stof vermindert, zoo gevc men het volgende.
Neem: Gentiaan-wortel, twee looden ,
Tot een grof poeder gestampt zijnde, laat men hetzelvc een Invartier nur lang koken in een pond water, en voeg dan bij het afgeklaarde vocht:
Vlocibaar Heulsap, een half lood.
Hiervan wordt aan een zeer Jong Kalf, alle twc-e uren, een lood, aan een ouder een en een half lood, en aan een halfjarig, twee looden gegevcn. Men kan zieh, in plaats van de gentiaan-wortrl, tot hetzelfde oog-merk bedienen van den colombo-wurtel of van de laquo;ima-ruba-bast. De af kooksels van ahem , bijvoet, wUyen-of eikenbast en andere bittere middelcn, #9632; knnncn hier insgelijks tor versterking der ingewanden nuttig zijn. — Voorts moeten de Kalveren geregeld verzorgd worden. Men geve bun, op den gezettcn tijd , zoo veel melk als zij behoorlijk verteren können , doch vooral niet te vcel op eens, en zorge dat de Kalveren zuiver, alsmede de hokken, waarin dezelve hun verblijf hebben, zindelijk en luchtig gehouden worden , zonder dat de­zelve togtig zijn. In dezelve dient een bnkje met krijt of zand te worden gezet , waarvan zij kunnen likken, welk middel, zoo wel ter genezing der ziekte, als lot een voorbehoedmiddel tegen dezelve, de Kalveren nut-tig is.
Mögt de doorloop, hetzij bij volwasscn veo, hetzij by Kalveren, zeer hardnekkig en langdurig zijn geworden, waarbij somwijlen bloed ander den afgang wordt waar-genomen, en het vee sterk vcrmagcrt, zoo doet het vol­gende middel de beste dienslen.
Neem : Duizendblad, zes banden vol.
Kook dezelve in acht ponden water, totdat or drie vicrde deelen van zijn overgeblcven, en voeg bij het doorgezegen vocht, nadat het vcrkoeld is: Rooden Wijn, eene flesch.
Q 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Aran
-ocr page 410-
364
Van hctzelvc gecft men aan een volwassen Rund-becst, twee malen daags, telkens een pond, aan een tweejarig bcest do helft, en aan een Kalf een vieren-deel pond. Men tan daarbij levens, een of meerma-len daags , klisteron zetten , insgelijks bcslaande nit een afkooksel van een handvol duizendblad en dczclfde hoe-veelheid tormentilla-wortcl, op twee ponden water, bij lietwelk , doorgezegcn zijnde, een vierendecl loods vloei-baar heulsap gcvoegd wordt.
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTIIK.
Over de Wonnen der Ingewanden.
Hoewel bet Rundvee veel minder aan worraen , wel-ke in de ingewanden huisveslen, onderhevig is, dan de Paarden, zno ontslaan dcze dleren nogtans niet zelden , iiizondcrhcid bij zoodanig vee, lietwelk schraal of sleclit voeder erlangt. Men mag derzelver aan-wezigheid uit de volgende tcekenen aflciden : het vee vermagert; het haar rijst omhoog en Staat ruig door elkandcr; het beest zict dikwijls naar het Hjf achter-ora , even als bij het kolijk; of het slaat met de ach-terpooten legen het lijf en kwispelt met den staart. Daar nogtans vele dezer teekeneu ook eigen zijn aau kolijkpijnen, uit andere oorzaken ontstaande, zoo is het zekerste teeken, waaruit men weten kan , dat het vee inderdaad wormen heeft, dat dezelve, nu en dan onder. den afgang , worden waargenomen. — Deze is daarbij dikwijls ongeregeld. Ook wordt het vee, dat wormen heeft, dikwijls door duizelingen aangedaan. Is men omtrent de aanwezigheid van wormen, als de oor-zaak der gemeide verschijnselen, verzekerd, zoo geve men het volgende middel, wclks gebruik, ten minsta twaalf dagen achter elkander, dient te worden voort-gezet.
Neem ; Schadil-zaad ,
ßuizend Guldcn-kruid,
Inlandsch Wormkruid {Reinevaar), van ieder drie looden.
Alles tot tea tijn poeder gestampt en vermengd zijn--
-ocr page 411-
Nnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;365
de, gceft men van hetzelve aan cen volwassen stuk vce , dagclijks anderhalve lood, aan cene tweater of twee-jarige Koe, een lood, en aan een Kalf, een half lood. \a het gcbruik van dit middel, kan het tocdienen van een purgeermiddel, hoedanig in het hoofdstuk over de wormen der Paarden voorgeschrcven is, bestaande uit aloe , wonderzout, Jalappc-wortel, met zeep tot eene pil gemaakt, nuttig zijn, ter uitdrijving der wormen . en zuivering der ingewanden van slijmachtlge Stoffen, welke tevens dikwijls in dezclve huisvesten. Voorts dient het vee gezond en ruim voeder tc erlangen, en over het geheel wel opgepast worden , om het ontstaan van wormen op nieuw, te verhoeden; waartoc het ook somwijlen noodig is, cenigen tijd , maagversterkendc middelen te geven, gelijk op biz. 227 zijn aanbevolen.
raquo;
QS
vt.
-ocr page 412-
366
VI. A F D E E L I N G.
OVER DE
VERLOSKUNDE
DEB
K O E IJ E N.
[n deze afdeeling wordt gehandeld over hetgeen tot de zwangerheid en de verlossing van de Koeijen be-hoort, — over de behandeling van het Kalf, bij des-zelfs geboorte, alsmede over sommige ongesteldheden , vraarvan de Koeijen bij en na het afkalven , onderhe-vig zijn, in zoo verre deze ziekten naroelijk met het-raquo;filve in eenige betrekking staan , of daaruit onmiddel-lyk voortvloeijen.
EERSTE HOOrCSTVE.
Over de Dragt en hetgeen omtrent de Kalfdragmd* Koeijen dient in acht te worden genomen,
Wanncer eene Koe, als zij door den stier bcspron-gen is , na drie weken of een en twintig dagen , niet vrederom togtig wordt, mag men algemeen vaststel-len, dat dezelve dragtig is geworden. Somwijlen wordt evenwel de Koe , welke men, op dezen grond , meen-de draglig te zijn, na verloop van zes of meerdere weiten , op nieuw togtig ; wanneer men zegt, dat de Koe hecft opgebrohen of omgespeeld. Het is waarschijn-
-ocr page 413-
367
lijk , dat in zoodanig gcval, dc Roe niel gevat heb-be, en dat zij thans ook niet voor de eerste keer na het bespringen -wederdom togtig is, maar zulks , op den gewonen tijd van drie weken na hetzelve , oolf geweest zij, ofschoon men dit niet möge hebben op-gemerkt, daar de teekenen der togtigheid bij de Roeijen niel altijd duidelijk worden waargenomen.
Daar de Roe ecne groote vatbaarhcid bezit, om zwan­ger te worden , is het, den meesten tijd , voldoende , eenmaal door den stier besprengen te worden; doch sommigen vatten eerst met de tweede of derde keer, terwijl slechts weinigen vier malen behoeven bereden te worden. Het is , uit hoofde dezer hoedanigbeid , eene onnoodige en zelfs schadelijke gewoonte, de koeijen ge-never , brandewijn , of andere Sterke prikkelende mid-delen in te geven , met oogmerk om dezclvc te vatbaar-der voor de bevruchtiging te maken , en , zoo als men zegt , het Ralf te docn behouden. Wil men hiertoe evenwel lets bezigen, hetgeen onsc.hadelijk is , zoo geve men de Roe , een of meermalen , eene goede hand vol lange kervel in, waarop , volgens de verzekering van sommigen, dezelve doorgaans met eenige dagen togtig wordt. Het is insgelijks niet voordeelig, dat de Roe , voor dat zij besprongen wordt , om bij den stier te komen, een langen weg , vooral in Sterke zonnehitte, moet loopen , en dan , na het bespringen terstond weder wordt teruggeleid. Beter is het de Roe, eenigen tijd, voor dat zij besprongen wordt, te laten uitrusten , en haar, nadat zij den stier heeft toegelaten, gedurende een half of gcheel uur, te laten staan, of bij andere beesten , in de weide , van den stier venvijderd , te laten loopen.
De tijd van de dragt der Roeijen kan, in het alge-meen, op veertig weken of twee honderd en tachtig dagen bepaald worden; dezelve kan nogtans ook eenige dagen langer duren , terwijl insgelijks Roeijen, die voor de eerste keer dragtig zijn , niet zclden met negen en dertig weken afkalven (*)
Ge-
(*) Aangaande den tijd der dragtigheid bij Koeijen , heb­ben naauwkeurige waarnemingen geleerd , dat van een gefel van honderd en zestig ,
14 afkalrea Tan den 24l6ten tot den 266ften dag.
Q 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; , 3 op
-ocr page 414-
368
Gedurende de drie ecrstc maanden , is de dragtig-heid , door uitwcndige teekenen , -weinig of nict ken-baar, doch vcrvolgcns begint hct ligchaam zieh meer en meer uitlezettcn en , van de twintigste weck tot aan het cind der zwangerheid, kan men niet slcchls hot Kalf in de regier zijdc van de Koe, op het ge-voel, als de hand aldaar tegcii hct ligchaam gehou-den wordt, door eene stootende beweging, #9632;waarne-men , maar zelfs is deze beweging van hct Kalf. dikwijls met het bloote oog, van builen aan de Koe zigtbaar.
Daar de zwangere Koe, nict alleen zieh zelvc . maar ook hct Kalf , dat zij draagt , moct voeden , zoo heeft zij eene ruimere verzorging dan anders noodig ; hct is cvenwcl nadeclig de Kalfdragcnde Kocijen al te overvlocdig tc voederen of mestvoeders te geven, waardoor zij eene overmaat van sappen cn blocd krij-gen cn te vet worden. Hierdoor zijn dezelve, blij-kens de ondervinding meer onderhevig aan sommige gevaarlijke ongesteldheden bij het afkalven, bijzonder indien hetzelve in den zomer voorvalt, dan wel ge-voede , doch niet vette Kocijen. Voorzigtige landlie-den lalcn, om deze reden , hunne laat af kalvende Kocijen, ook nict in de grasrijkste landen , maar in de znlken weiden, welke, door ander vee, gedeeltelijk zijn afgegeten.
Zoodanige weiden, welke vele scherpe, zure, bitte­re of wränge kruiden bevatten, zijn voor het Rund-vce in het algernecn, doch vooral voor dragtige Koei-jen nadeelig , dewijl zij een siecht cn krachteloos voe-der oplcveren of schadelijke eigensr.happen bezitten , waardoor de Kocijen verzwakken of gevaar loopen het Kalf te verlcggen. Tot dergclijkc nadeclige plan­ten behooren: hct heermoes (eqüisetüm palostre) , de dekrict, (arundo phragmites), het rietgras (pha-labis arundinacea) , hct roode berstgras (carex bc-ka), groote spurge , (ecphobbu palüstris), dolle ker-
vel
3 op den 270sten dag , 50 van den 270stcn tot den 280sten dag, 68 van den 28Jsten tot den 290sten dag , 20 op den SOOsten dag ,
S op den 308sten dag.
-ocr page 415-
369
vel (cicuta virosa) , welrielcende waterhiezm, (oenan-the fistulosa) , onderscheidcne rawtui/cd-soortcn, hane-twet of totcrhloemen en mccr anderen.
Men moet het dragtigc Rundvec niet laat in den herfst, als het weer koud en guur, en de weide schraal wordt, buiten laten, noch des voorjaars tc vrocg uitja-gen, waardoor hctzelve te vcel lijdt en ongestcld kan worden ; hctwelk tc nadeeliger is, naarmate het af-kalven korter op banden is. Het #9632;vervocren der drag­tigc Koeijen, in de twee laatstc maanden voor het af-talven, naar andere stallen of elders , kan somwijlen aanleiding gcven, dat hctzelve vervroegd worJt , geiijk hetzelfde plaats heeft, wanneer de Koe , des voorjaars van den stal genomen en in de weide gebragt wordt.
Ten minsten acht wckep voor het afkalven , dient de dragtige Koe niet mccr gemolken le worden ; vermits zij dan meer voedsel voor het Kalf , en voor zicli zelve de noodige krachten, om het afkalven te kunnen doorstaan, behouden moet.
Het eerste tceken , hetwclk aanduidt, dat do zwan-gerheid ten einde loopt , bestaal in het zwellen van den uijer; men zegt dan , dat dc Koe uurt of uijert. Dit vcrschijnsel wordt ongeveer drie wcken voor bei kalven waargenomen. In dc eerste weck zweit de uijer alleen op ; in de tweede wordt dczelvc ecnigzins beet . en in de dcrde week, zijnde de laatste voor het afkalven . wordt dezelve met melk gcvuld. Tcvcns verslappcn ook de kruisbanJen , en dezclvc zakken meer en meer weg ; wanneer men zegt , dat de Koe los of ontsloten wordt. Hierbij wordt nog, als ecu derde kenraerk der aan-staande verlossing, de uitvlocijing van een slijmai'btig vocht uit de klink, welke nu meer gezwollen is en mi-mer wordt, dan gewoonlijk, waargenomen. Zulks begint mede ongeveer drie weken voor bet kalven , en heeft bij de eene Koe stcrker dan bij de andere plaats. fn de laatste week wordt deze zwelling der klink en de uitvlocijing sterker , en het vocht krijgt, op het laatst , dikwijls eene ecnigzins roodachtige of bloe-dige kleur.
Alle deze verscbijnselen moeten worden aangemerkt als gunstige voorbereidingen der natuur, om de ge-boortedeelen voor den doorgang van bet Kalf gesehikt te maken, en de moeder-koe in Staat te stellen , on
Q 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Uel-
-ocr page 416-
370
l.etzelve , zoodra als het geboren is , met hare melk , te kunncn vocden.
Bcbben nu do gcmeldc voorlcekcncn plaals , zoo moet de mest-gruppel achter de Koe met stroo gevuld wor­den , opdat hot Kalf , bij bet nedcrvallen , als de Koe staande verlost -wordt, zieh niet bezcerc. Voorts moet men gedurig een waakzaam oog over de Koe houden, ten einde haar , als de arbeid begint , behulpzaam te kunncn zijn , en het Kalf te redden {*)
TWEEDE H00FDSTU8.
Over de geloortc-äeelen der Eoc.
VVij zullen hier kortelijk handelen over het zamen-stel van de geboortc-declen der Koe , hoofdzatelijk
in
(*) In Jen ALMANAK : TOT nut en VEUGENOEGEN voor DE ONDERSCIIEIDENE STANDEN DES MAATSCHAPPELIJKEN
levels van den hoogleeraar j. A. uilkens, voor 1814, vindt men een middel opgegeven , om de Koeijen bij dag tt doen afkalven, hetwelk eenvoudig daarin bestaat, dat de Koe , als zij voor het kalven staan blijft, dat is, dat zij niet tncer gemolken wordt , des avonds en niet des morgens ', voor de laatste keer , wordt uilgemolken , waarna dan ver-dcr gecn hand aan den uijcr moet gezet worden , om den-zelven op nieuw uit te melken. Hoewel zekerlijk de ware reden van dit zonderlinge verschijnsel , tot dus verre , niet wcl te verklaren is , en hetzelve aan vclen als ongegrond en fabelachtig möge voorkomen , wordt hetzelve evenwel , als op de ondervinding van vele jaren gegrond , voorgedragen , en , sedert de algemeene bekendmaking dezer zaak , is de-zelve gelijk ik weet, door vele Landlieden en Veehoudcrs , beproefd ; en geldig bevonden. Onder anderen verzekertmij een oplettend Veehouder, dat hij , nu drie jaren lang , deze voorzorg omtrent een getal van ton minste vijf en twintig Koeijen heeft opgevolgd, van welker slcclits ee'ne enkele des morgens , ongeveer te zes uren , en eene des avonds te negen uren , is afgekalfd , terwijl zulks m3t al de overigen bij dag voorviel. Daar dit aan de hand gegeven middel zoo raquo;emakkelijk kan worden in het werk gesteld, raad ik elken Veeman daarvan de proef te nemen. Gaat hetzelve door,, zoo zal zulks hem menige uren rust kunnen doen genieten , welke anders aan het bewakender, op het afkalven staande, fkoeijen mosten worden opgeofferd.
-ocr page 417-
371
in zoo ver hclzelve bij de verlossing in aanmerking komt, en de kcnnis daarvan ononlbeerlijk is voor den genen , die bet vee, in gevallcn van noodzakclijkheid , geschiktc en doclmatige liulp wenscht toe te brcngen. Hctgcen in dit en het volgende hoofdstuk wordt voor^ gedragen , kan ook op de Paarden worden toegepast.
De declen , welke in dit opzigt dienen gekcnd Ic worden , zijn : het becnaclilige bekken met deszclfs ban-den , de baarmocder, de scheede en de klink.
Hot bekken is ccnc , uit onderscheidene beendcren en banden zamengesteldc buis, door welke het Kalf bij de geboorte moet worden doorgcperst. Hetzclvc wordt van boven gevormd door het staart- of kruis-been , van de zijdcn door de heup- of darmhecnderen , welker achterste uitsteckscls , de knobbels der heupbeen-deren , of ook wel de ijsbcendcren gcnaamd worden ; van onderen wordt bet bekken gesloten door het svhaam-of uijerbccn , hetvvclk ook wel den naam van de brug des bckkens draagt, omdat over hetzelve , als eeni-germate binnenwaarts af hangende , het Kalf , bij di verlossing , even als over cone brug, geschoven wordt. In het midden dcze^ beens wordt ecn graat- of doorn-achtig uitgroeisel waargonomen. Bo gcmelde beende-ren, welke, voor Let overigc, eene verschillcnde en zeer onregehnatige gcdaante bezittcn , ziju onderling zoo te zamen gevoegd, dat derzelver inwendige op-pervlakten ecn' ronden of hocpelacbtigen omtrck daar-stellcn , welke niet oneigenlijk den naam van beenring of beenhcejiel draagt. Het bekken bozit bij deszelfs in-gang binnenwaarts eeuc grooterc ruimte, dan buiten-waarts, nä de klink toe, of bij deszclfs uitgang, al-waar hetzelve, door de gcmelde uitsteckscls der henp-bcendcrcn , ceae aanmcrkeiijkc vcrnaauwing ondergaat. Van boven en tcr zijdcn des bckkens wordt dc ruim­te , welke tusschen het kruis- of staarlbecn en dc lieup-beenderen gcvonden wordt, gevuld of bedekt door banden, welke dc kruishcupbeensbanden genoerad wor­den. Door de vcrslapplng, welke deze banden, le­gen het eind van de dragt , ondcrgaan , kan niet al-leen dc aannadcring van den tijd der verlossing bc-paald worden, maar ook erlangt daardoor dc uitgang van bet bekken voor den doorgang des Kalfs, van we-ge de rekbaaiiieid dczcr deelen , eene meerdcre i nirntc
Q 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;De
-ocr page 418-
372
De afmeling van den binnenomtrek des beenhoepellaquo; verschilt in onderscheidene Koeijcn, naar derzelver grootte en gestalte. Indien het bekken wcl gevormd is, staan derzelver afmclingen in zoodanige evenre-digheid tot de grootste deelcn, namelijk tot de borst met de schouders, cn de beupch van een gewoon, voldragen Kalf, dat hetzelve, door de verlossings-weeen , ongchinderd door dozen beenring gedreven wordt. Is het Kalf cvcnwel bovenmalig zwaar , zoo kan daardoor moeijclijkheid bij het afkalvcn, en zelfs eene beklemming des Kalfs in het bekken ontslaan , #9632;waaromtrent op zijne plaats in deze afdeeling wordt gehandeld Ook kau , door cene plaats gehad heb-bende , ziekclijke gesteldbeid van het becngestel , cene vergroeijing van het bekken zijn vcroorzaakt, waardoor deszclfs afmetingen en de ruimte onrcgclmatig en kleiner zyn geworden , hetwclk insgelijks tot zware vcrlossingeu aanleiding geven kan.
De baarmoeder, ook de Hggcr , draagzalt, of het 7ca!-verhuis genoenid, is dat zachte inwendige, geboorte-deel der Koe, hetwtlk dient, ora de vrucht ter ont-wikkeling te bewaren en vervolgcns uit te drijven. In den onbezwangerden Staat bezit de draagzak slechls cen kleinen oralrek , tcr grootte van een matigen komkom-mer , doch in den toesland der dragtigheid , noemt dit ligehaam aanmerkelijk in uitgebreidheid loe , zoodat hetzelve een, of somwijlen twee Kalveren , met der­zelver vliezen , waters cnz. kan bevatten. Na de uit-drijving van het Kalf cn der nageboorte . trekt de draagzak zieh wederom tot haren gewonen omtrek te zamen. Men onderscheidt aan den draagzak dcszclfraquo; ligehaam , hals of krop , en mond of snuit.
Het ligehaam des draagzaks heeft de gedaante van t\yee tegen elkander gekeerde ramshoornen , waarvan de een met deszclfs punt naar de regier , de ander naar de linker zijde gelegen is. In cene eenvoudi-ge dragt, wordt het Kalf, in zijne vliezen besloten, in cen dezer boomen bevat; in cene dubbele dragt , bevat ieder boom cen Kalf. Wederzijds aan de einden dezer hoornen zijn de eijerstokken gelegen , met de bui-zen die trompetten genoemd -worden, welke zieh in den' draagzak openen, en het bevruchte ei uit den ei-ierstok, in denzelven overvoeren. 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Dlaquo;
-ocr page 419-
373
De hals of fcrop maakl dat gedeclle van den draagzak uit , alwaar de hoornen in elkander loopcn , en den ingang tot dezelvc daarslellen. Deze hals bezit om-trcnt drie en cen halven duim lengte. Men necmt bin­nen denzelven vcrscheidene rijen van onregelmatigc en ringswijze wrongen waar , welke dienen tot sluiting van den hals des draagzaks. Dezelve is bij de Koeijeu , die reeds gekalfd hebben, opgevuld met een taai slijm , waardoor de hals , gedurende de dragt, als toegelijmd wordt. Bij vaarzen vindt men doorgaans een meer dun graauwachlig vocht in dezelve.
De mond of snuit des draagzaks wordt gemaakt door den buitensten wrong van den hals dezes deels; dezelve heeft eenigerraate de gedaantc van ecnen varkensnuit , is in zijnen inwendigen omtrck gefronsd of gegroefd , en puilt omtrent een vierde duirn in de scheede uit. Men noemt dezen ook wel den uilwendigen mond des draag­zaks , in tegcnoverstelling van den inwendigen , waaron-der de rondgaandc wrong of sluiting van den hals des draagzaks , binncnwaarls , naar het, ligehaam dezes deels verstaan wordt.
De hals en de mond des draagzaks worden door de plooijcn, die in dezelve aanwezig zijn , niet allceu, eoo als gezegd is , naauwkeurig gcslotcn , maar ook stelt dit maakscl deze declen in Staat, om wannecr zij , ten tijdc der verlossing, ontspannen worden , eene aanmerkelijke vcrwijding te ondergaan.
De scheede is eene vliezige en zeer rekbare buis van acht of tien duimen lengte, welke aan den draagzak gehecht is , en deszelfs mond omvat. Zij neemt haar begin van de klink: hare inwendige op-pervlakte is van een groot aantal slijm-klieren voor-zien , welke , hij de verlossing, een overvloed van slijm afscheiden , dienende om den doorgang voor het Kalf glibberig en gemakkelijk te maken. Bovcn de scheede is de endeldarra , en onder dezelve de pisblaas gelegen. welke ontlast-buis zieh in dit deel opent. De scheede is van eene hoevcelheid vet omvat, waardoor dezelve tegen kneuzing beveiligd wordt, welke zij anders, on­der de baring , tegen de barde deelen des bekkens zoude kunnen ondergaan.
Ten laalstc komt hier de klink of spieet in aanmer-king , welke het begin der scheede uitmaakt. Dezelve
Q 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; wordt
-ocr page 420-
374
wordt gemaakt door twee langwerpige lippen , welke , regt onder den aars naar beneden loopen en de splect van onderen en boven sluiten. Zij bezittcn een vlie-lig maakscl , en zijn tevens van spiervezelen voor-zicn , waardoor dit deel insgelijts voor cone aanmer-kelijkc uitrckking vatbaar is , en zieh, na de verlos­sing , wederom tot dcszelfs gewonen omtrek kan te zamen -trekken.
UEBDE HOOFDSTUK.
Over de verbinding van hei Kaif met den dmagzak, en de Hg ging van hetzelve bij de Koe.
Het Kalf ligt, zoo als gezegd is, binnen den draag-zak, even als in een ei, in deszelfs vliezon, bcslotcn, door middol van welke het met den draagzak vereenigd is. Het eerste vlies , dat het Kalf onmiddcllijk insluit, is het zoogenaamde lamsvlies. Hetzelve bevat benc-vens de vruebt, het lams-vocht en den navelstreng. De hoeveelheid van dit vocht grocit aan, naar evenre-digheid der vordering van de dragt, en bedraagt legen den Kalftijd, vele ponden. Over dit vlies ligt een an­der namdijk het pis-vlies, hetwelk het ligehaam des Kalfs slcchts gcdccltolijk omvat, cn een zak volvormt. waarin de pis van het Kalf verzamcld wordt, om al-daar tot deszelfs geboorle bewaard te blijvcn. Dit vlies maakt cenc uitbreiding of verlenging uit van den pisleider, die door den navelstreng loopt. Wegens derzelver eigene gedaante, wordt hetzelve ook wel het worst-vlies, genoemd. Het derde of buitenslc vlies is het adervlies, dat de vrucht en de twee cerstge-noemde vliezen met derzelver vochten geheel insluit. Tusschen bei laatste en de andere vliezen wordt gecn wa­ter gevonden, maar het ligt onmiddellijk op dezelve en dient om het gehcele ei te verslerken , en om het­zelve met den draagzak te verbinden, hetwelk op deze wijze plaats heeft: aan de inwendige oppervlak-te van den draagzak worden, na de bevruchtiging der Koe, hier en daar verhevenheden van verscbillende
groot-
-ocr page 421-
375
grootte ontwikkeld, welke eene heuvel- of tcpelacii tige gedaante bezitten, waarom dezclvc laarmoeder-tepcls gcnoemd -worden, en uit eene zamenvlechting van vele, uit de zelfstandigheid van den draagzak daar zamenloopende, bloedvaten bestaan. Insgelijks ontstaan er, door dezelfde ontwikkclingskracht , aan de buitenste oppervlakte van bet adervlies ronde of langwcrpig ronde uitgroeisels van eene donkerroode kleur , en die een los sponsachtig maaksel bezitten, bestaande, op dezelfde wijze , uit eene ophooping of een zamenwcefscl van bloedvaten , naraelijk slagaderen en adcren. Deze uitgroeisels zijn de mocderkoeken of zoogenaamde druiven. Derzelver getal is onbepaald , bedragende van veertig tot zestig of zcvenlig. Zjj zijn over do geheele oppervlakte van bet adervlies, in geregeide rijen, verspreid. Uit de ontelbare, fijne bloedvaten van deze moederkocken, vvordt de navel-streng geboren, doordien dc vaten van elk derzelver zieh tot grootcre takken vercenigen , en met die der overige moederkocken te zamen loopen , zoodat zij eindelijk in twee slagadei lijke hoofdstammen overgaan, welke in den buik des Kalfs eindigen. Dc navelstreng, welkc ongeveer een half el lengte hecft, bestaat dus uit vier bloedvaten , namelijk : twee slagaderen, twee äderen en den blaasband, welke door een algcmeen vlies te zamen vcrbonden zijn , wordende de ruimte , wclkc tussehen dezclvc overblijft, door eene gelei-achtige stof opgevuld. ledere moederkoek hecht zieh op een der beschrevene tepels van den draag­zak vast, en vvordt daarmede ten naanwste veree-nigd, zoodat dcszell's bloedvaten , welke nu meer dan gewoonlijk verwijd zijn, met die van het ader­vlies of dc mocderkoeken in vcclvuldigc aanraking komen, ofseboon er geene onmiddellijkc inmonding dezer vaten van het Kalf en der Koc plaats hebbe. Door de slagaderen wordt het bleed nil het ligehaam des Kalfs naar de mocderkoeken gevoerd en, na al-daar, gelijk men op waarschijnlijke gronden mag aan-nemen , eene zuivering en vernieuwing van beslanddee-len te hebben ondcrgaan, waardoor bet lot de voe-ding bij voortduring geschikt wordt gehouden , wordt lietzclvc, door de äderen, wederom tot bet Kalf te-ruggehragt. Op deze wijze strekt derhalve de draag­zak
-ocr page 422-
376
zak niet allecn tot eene veilige vcrblijfplaats voor het Kalf, binnen welke liet zieh vrij bewegen kan, maar ook is, door deze inrigting, daar het Kalf bestendig nieuwe vocdseldeelen uil het ligchaam der Koe ontvangt. zeer doclmatig voor deszelfs onderhoud en groei ge-zorgd. Op het eind van de dragl zijn de moeder-koeken met de baarmocder-tepels minder stcrk te zamen-gehecht, zoodat deze deelen gcraakkelijk van elkander worden gescheiden; dcrzelver verbinding wordt bij de verlossing geheel los, wanneer, na de geboorte van het Kalf, de vliezcn, onder den naam van de nagchoorte of het navuil, door de zamentrekking van den draagzak. worden uitgedrcven , waarbij de sponsachtige verbeven-hedcn of tepcls ook gcwoonlijk verdwijnen, totdat dlaquo; Koe op nieuw wederom draglig wordt.
Het Kalf, aldus met den draagzak vereenigd zijnde , is in de tweedc helft van de dragt, in deszelfs meesl natuurlijke ligging, op deze wijzc geplaatst; hetzelve ligt op de liiikerzijdc in eene eenigzins schuinsch afda-lende strekking, van de linker naar de regtcr zijde der Koe; deszelfs rug is als een halven cirkel gebogen en tegen de maag of pens gelegen ; de kop is naar de borst gebogen, waartegen dezclve met den neuraquo; rust; de hals is naar de eene of andere zijde ge-kromd; het opperste gedeelte of de kruin van den kop is zecr laag in de regter zijde der Koe, welk deel men aldaar als een hard, rondachtig ligchaam waarneemt; de buik en poolen hebbcn eene rigting, welke zieh naar voren of het bekken heen slrekt; de voorbeenen zijn gebogen , zoodat de voetzolen van onderen logen de borst zijn gelegen , de achterbeenen zijn insgclijks opgetrokken en liggen onder bet lijf uitgestrekt; de ooren liggen plat neder en sluiten der-zelver openingen. De declen van het Kalf op deze wijze als te zamengevouwen zijnde , beslaat hetzelve eenen eivormigen of halfrondvormigen omtrek; welke gcdaanle de geschiktste is, om in den draagzak le worden bevat. Het Kalf behoudt evenwel niet tot het eindc van de dragt deze ligging; maar hetzelve ondergaat van de zevende maand eene langzame wen­ding , waardoor de kop en het voorste gedeelte des ligehaams naar boven worden gebragt, zoodat de kop au reeds twec handbreedten hooger, namelijk nabij dlaquo;
laat-
-ocr page 423-
377
laatste valsche rib, gevoeld wordt. Hierbij daall tevenraquo; het achterdeel des Kalfs meer nedenvaarts, waardoor de ophcfiing van hot voorsle deel bestendlg meer be-gunsligd Avordt; de kop wordt nu ook meer en meer van de borst verwijderd, en de beenen ontwikkelen zieh; dezclve nemen , in plaats van eene teruggebo-gene, eene voorwaarlsche strekking aan, zoodat dezelw regtuit onder den kop te liggen komen.
Op het eind van de dragt wordt het geheele lig-chaam des Kalfs tevens langzamerhand gcdeeltelijk als om deszelfs eigen as gedraaid, waardoor het meer en meer op den bulk gckcerd , en tegelijk voorwaarls ge-bragt wordt, zoodat het, kort voor de verlossing, in eene regte strekking voor het bekken tc liggen koml . waarbij de kop , welke nu op de voorbcenen rust, tegen den binnensten mond des draagzaks, in den ingang des bekkens zieh bevindt. Het Kalf aldus gekeerd of ont-wikkcld zijnde, kan men deszelfs mond of snuit dik-wijls door de uitwendige bekleedselen van het kruis en onder de kruis-heupbeensbanden voelen, wanncer men dit onderzoekt, terwijl de Koe ligt. Men ontdekt als-dan tevens eene zigtbare , afwisselende beweging, welke
I waarschijnlijk door de linker schouder en voorpoot van het Kalf veroorzaakt wordt. Deze teekencn geven te kennen , dat het Kalf goed ligt en zieh günstig tot de geboorte schikt. — Dat deze ligging als de natuurlijk-ste en meest gunstige voor de vcrlossing mag worden beschouwd, valt gemakkelijk te begrijpen, vermits de voorpooten , waarop de kop geplaatst is, als tot eenc wig dienen, door welke de zachte geboortc-deelen der Koe , op de gesebiktste wijzc, vcrwijd cn voor den doorgang van de overige deelen des Kalfs geschikt gemaakt worden. Alle liggingen, welke derhalve van deze afwijken , behooren, in eene meerdere of min­dere mate, tot de tegennatuurlijkc , waardoor de ver­lossing , naar evenredigheid dezer afwijking, moeijelijk of bezwaarlijk gemaakt wordt. Somwijlen cvenwel, In­dien de beschrevene wending van het Kalf niet be-hoorlijk plaats heeft gehad, waardoor de kop en voor­pooten opwaarts gevoerd , en voor de geboorte worden gebragt, bedient de naluur zieh van een anderhnlpmid-del , om namelijk de achterpooten , welke alsdau nader voor het bekken gelegen zijn, vooruit te doen
ko-
-ocr page 424-
#9632;
378
komen , en het Kalf verkecrd geboren te doen worden.
VIERDE I10OFDSTÜK.
Over de natuurlijke Terlossing.
lodien het Kalf in de ligging bij de Koe geplaatsl is, gelijk in het vorige hoofdstuk is voorgedragen, en deszelfs deelen , met opzigt tot hunne grootte , in be-hoorlijke evenredigheid staau tot de mimte, of den binnensten omtrek des beenhoepels, zoo wordt hetzclve , bij geregeld werkende wceen , allecn door de eigene krachten der Koe voorspoedig geboren, en zoodanige verlossing wordt met regt natuurlijk genoemd.
Wanneer de arbeid tot de verlossing begint , zoo wordt de Koe onrustig; zij kwispclt met den staart en ziet dikwyls naar de zijden om , staande met de achterpooten van elkander verwijderd, even als of laquo;j het water loozen moet; ook watert de Koe dikwijls in kleine hoeveelheden • de kruisbanden zijn geheel weggezakt ; de klink zweit sterker op, en de uitvloeijing van slijm uit dezelve wordt vermeerderd. Men neemt aan de beweging der buikspieren waar, dat de Koe barens-weeen of vlagen begint te krijgen , waarbij de buik naar achteren opzwelt. Dezelve zijn in het eerst niet sterk, duren kort en komen langzaam terug; zij worden ver-volgcns sterker, en volgen spoediger op elkander. De eerste vlagen, welke te kennen geven , dat de draagzak zieh begint zamen te trekken ter uitdrijving des Kalfs, noemt men den voorhereidenden arbeid, Avordende door denzelven, in de eerste plaats , de mond des draag-zaks ontslotcn cn geopend, door welken nu een ge-deelte van het ei-vlies , eerst in de scheede , en ver-volgens tot buiten de klink wordt voortgeperst, al-waar hctzelve zieh onder de gedaante van eene, met water gevulde, blaas vertoont. Onder de vlagen wordt deze blaas mecr gespannen, door welker kracht zjj ook , na vcrloop van korteren of längeren tijd, berst, zoodat het daarin bevatte water censklaps ontlast wordt, of dezelve wordt, Indien het vlies te sterk is, op-zettelijk doorgestoken. De gcmelde blaas, welke door
het
.
-ocr page 425-
379
het worstvlies, waarover bet adervlies ligt, gevormd wordt, noemt men gewoonlijk de waterblaas, of water-pog, en het water, dat dezelve bevat, zijnde de piraquo; des Kalfs, het voorwater. Nadat het vlies is doorge-broken of gescheurd , komt er eene tweede blaas te voorschijn, welke de zoogenaamde slijm- of voetblaat daarstelt , en het slijm- of nawater bevat. Dezelve vertoont zieh breeder dan dc eerste, zoodat zij de ge-heele ruimte der scheede opvult en dezelve uitspant, totdat zij insgelijks, door eene opvolgende persing, ge­scheurd of ook in enkele gevallen, doorgestoken wordt, blijvcnde het doorgescheurde gedeelte der vliezcn bui-ten de klink uithangen. De tijd, welke tusschen het verschijnen der eerste en tweede blaas verloopt , it verschillende. Somwijlen verloopen er twee of drie uren tusschen beiden; gewoonlijk evcnwel duurt zulks korter, en bij zcer voorspoedige verlossingen, kunnen dezelve onmiddellijk op elkander volgen, zoodat som­wijlen de beide blazen schier gelijktijdig breken, en de bevatte waters ontlast worden. Zeldzaam gebeurt het , dat de vliezen niet openbersten , maar geheel blijven, zoodat het Kalf in dezelve besloten geboren wordt.
Somtijds ontstaan er, na het doorbreken der eerste of waterblaas en voor de slijm- of voetblaas , nog eene of raeerdere blazen , na elkander, welke kleiner zijn en ligt verdwijnen i wanneer dezelve aangeraakt wor­den. Deze blazen worden daardoor gevormd, dat het voorwater belet wordt zieh geheel te entlasten. Of-schoon zoodanige blazen in sommige geboorten ver­schijnen , waarin de kop vooruit komt, zoo hecft zulks evenwel meer plaats in de gevallea , dat het achter-deel voorkomt, of alwaar eene verkeerde ligging van het Kalf plaats heeft, vermits bij dezelve het worst­vlies of de waterblaas dikwijls niet regtstreeks voor den uitgang des bekkens openscheurt, waardoor het water das in de krommingen van dit vlies wordt op-gehouden en ongeregeld afvloeit. Om deze reden b ook het verschijnen dezer blazen in het algemeen niet als een gunstig voorteeken der verlossing te beschou-wen, vooral als zulks tcvens met zwakke vlagen ge-paard gaat.
Zoodra dc voetblaas gebroken is, schiet het Kalf
oogen-
-ocr page 426-
380
•ogenblikkelijk ecn aanmerkclijk eind iu hel bekken naar voren toe, waardoor dcszelfs uitgang geslotcn en de verdere afvloeijing van hct -water, dat zieh in den draagzak bevindt, bclct wordt. — De voorpooten van hct Kalf, waarop men een weinig verder deszelfs snuit, I plat onderdrukt, kan #9632;waarnemen , komen in de scheede tc voorschijn, en worden door de \lagen verder, tot buiten de klink , voortgeperst , waardoor deze dcelcn steeds mccr en meer vervvijderd worden. De vlagen wor­den nu ook sterker; zij kecren kort op elkander terug. en houden langer aan. Deze zijn de eigenlijke verlos~ sings-xoceen, welke onraiddellijk op de uitdrijving van het Kalf werken. De Koe begint uit al haar kracht te werken , steent, en is genoodzaakt, onder de weeen. den adem in tc houden; zij is zeer ocrustig , valt neder, en slaat somwijlen wederom op; ook blijft zij wel den gcheelen tijd staan.
Door dezelve wordt nu ook hct hoofd tot in en buiten de klink gedrcven, waarop de schouders en borst volgen. Bij den doorgang dczer dcelcn ondergaat de klink eene sterkc spanning, en de Koe gevoclt de hevigste smar­ten en benaauwdheid. Is het Kalf tot aan den buik uitgekoraen, zoo werkt en wringt hetzelve mede, om zieh uit deszelfs beknelling te ontwikkelen en het koml alzoo spoedig ter wcreld. De tijd , welke onder dit al,-les verloopt, verschilt, naarmate de vlagen spoediger of langzamer korncn , en sterker of zwakker werken. Somwijlen zijn weinige of eene enkcle vlaag voldoende , om het Kalf gehcel door te schuiven. Met de doorzet-ting van het Kalf, vloeit nu het overige, in den draag­zak teruggebleven, water af.
Komt het Kalf met de achterpooten vooruit in de geboorte, zoo kan hetzelve insgelijks, indien er geene aanmerkclijke onevenrcdigheid tusschen de ruimle des bekkens en de zwaarte van het Kalf bestaat, en hetzelve zieh in eene gustige rigting aanbiedt, veeltijds door de eigene krachten der Koe, geboren worden. Het­zelve moet namelijk met den rug naar boven, dat is, tagen den rug der Koe gelegen zijn. Men kent deze ligging daaraan, dat de zolen der klaauwen naar bo­ren gekeerd staan, terwijl men , bij het verder invoe-len in de scheede, aan de puntige hielen genoegzaam de achterbeenen van de voorbeenen onderscheiden kan.
Voor
-ocr page 427-
381
Voor het overige -worden bij de verlossing, daar de achlerpooten op deze wijze vooraan komen , dezelve kenmerken tot de aannadercnde verlossing waargenomen, als bij de gcboorte met den kop vooruit plaats hebben. De achlerpooten door de vlagen bestendig verder bul­len de klink wordende gedrevcn, volgen hierop de heupen en het overige ligchaam.
Indien de Koe van twee Kalveren dragtig is, zoo wordl eerst het eene Kalf doorgaans voorspoedig ge­boren, waarop , na verloop van körten tijd, op nieuw vlagen ontstaan , ter uitdrijvlng van het Iweede Kalf. Daar elk Kalf in zljne eigene vliezen besloten is, wor­den er, bij de verlossing van het tweedeKalf, op nieuw eene waterblaas en voetblaas gevormd, welke even ah bij die van het eerstc Kalf openbreken, waardoor de walers afvloeijen. Dikwijls koml het tweede Kalf met de achlerpooten vooruil in de geboorte. De tweelin-gcn meest altijd kleiner zijnde dan de andere Kalveren, geschiedt dcrzelvcr verlossing gemeenlijk zonder ceuige /warigheid.
Somwijlen kalvcn de Kocijen , zoo als gezegd is , staande, doch den meeslen tijd gaan dezelve als zlj voelen , dat hei Kalf meet worden doorgezet , liggen, hetwelk verkieselijk is, dewijl niel aljeen de weeen , als de Koe ligl en het lijf dus door den grond onder-steund wordt, sterker en meer regelrnatig kunnen door-werken, maar ook, omdat hei Kalf dan minder ge-vaar loopt van , bij hei doorschielen, zwaar neder te valien en zieh te beschädigen , dau wanneer de Koe steande haart.
De navelstreng breekt, wegens deszelfs korlheid, gc-woonlijk af, onder de verlossing, lerwijl het achterdeel des ligehaams geboren wordt, Geschiedt zulks niet, zoo breekt dezelve, Indien de Koe ligl, door de pogin-gen , welke het Kalf doet om op te staan. Kalft zij staande, zoo breekt dezelve af, bij het nedervallen van het Kalf.
Eenigen tijd, namelijk een half nur , cen geheel nur, of ook meerdere uren, nadat het Kalf geboren is , krijgt de Koe op nieuw pogingen , waardoor de , van den draagzak losgemaakte , vliezen, uitgedreveu, worden, betend on­der den naam van het ligt, het navuil of de nageboorte. Hiermede is dan de verlossing op zieh zelvraquo; geheel
tot-
-ocr page 428-
382
Tolbragt. Vervolgens vloeit nog, gedurende cenige dagen , een slijmachtig vocht met bloedstrepen ver-mengd en somwijlen vereenigd met cenige overblijfse-Icn der vliezcn , mocderkoeken en sponsachtige uit-groeisels, uit de klink der Koe , hetwelk doorgaans de feorte stof genoemi wordt. Duurt deze uitvloeijing langer dan acht of tien dagen, zoo mag raen veron-derstcllen , dat zulks uit eene ziekclijke gcsteldheid, als ontsteking of verettering des draagzaks voortkomt. Hocwel nu zoodaaige vci'lossing, door de eigene natuur-krachten der Koe, zonder eenige andere hulp, zecr wel kan worden volhragt, zoo is het evenwel raadzaam en nuttig , haar onder het af kalven bij te staan, zoo wel om , in sommige gevallcn, aan dezelve daarbij , zoo raquo;eel mogeiijk, verligting toe te brengen en nadeeligc omstandigheden, welke bij hetzelve kunnen plaats vin-den , te verhoeden , als om hot Kalf te redden , en te verzorgen.
Altijd , doch vooral bij Koeijcn , die voor het eerst kalven , ondergaat de klink eene meer of minder sterke spanning , waniieer de kruin des kops met de voor-beenen zieh in dezelve bevinden , waardoor zuiging der Idinkspieren ontstaat , en de voortgang der verlos­sing kan worden tegengehouden. Men moet alsdan de vingeren , met olie besmeerd zijnde , tusschen de klink, en de dcelen des Kalfs brengen, en de klink, door eene zachte strijking, uitrekken, om dezelve, op de­ze wijze, langzaam te verwljdcren, en over den kop te schuiven. Zijn de decleo droog , zoo giete men, van tijd tot tijd , eenige warme olie tusschen dezelve. Is de kop buiten de klink gekomen , zoo kan men de verlossing bevorderen , door, onder de psrsingen of vlagen, aan de beenen en den mond of de onderkaak gelijkmatig te trekken.
Het is nogtans zeer nadeclig ontijdige pogingen te doen , om het Kalf af te trekken , zoodra de voorpoo-ten zieh slechts in den mond des draagzaks aanbie-den, tervvijl dit deel nog niet genoegzaam is ontslo-t.en , gelijk meerraalen, door cenen al te grooten ijver om de Koe te hei pen , ondernomen wordt, dewijl daar-door de pooten te sterk worden uitgerekt, waardoor soodanig Kalf naderhand zwak op de beenen blijft. Ook is zulks gevaarlijk voor de Koe , daar toch al-
leen
-ocr page 429-
383
leen door de langzame voortpersing van het Kalf, vol-gens eene zeer doclmatigc inrigling der naluur, de /.ach­te geboorte-deelen der Koe behoorlijk verwijd worden, om het Kalf gemakkelijker door te kunnen laten, zoo moeten deze , indien hetzelve te vroeg en met geweld wordt doorgchaald , voordat dczc declen de vereischte ontspanning en uilrekking hebbcn verkrcgen , beleedi-ging, het zij kneuzing of scheuring, ondcrgaan, waar-van eene ontsteking der geboorte-deelen het gcvolg is , terwijl tevens aan de kalvende Koe, nutteloos , zware pijnen worden toegebragt.
Dezelfde regelen van omzigtigheid dienen in acht te worden genomcn, wanncer het Kalf met de achtcrpoo-ten voorkomt, waarbij insgelijks de klink, terwijl de heupen geboren worden, in buitengewone spanning ge-raakl. Zijn de zolen der klaauwen bovenwaarts ge-keerd , zoo is zulks cen teeken , dat het Kalf goed , dat is, met den rug tegen of onder den rug der Koe gelegen is. Men haalt de achterpooten buiten de klink, dezelve zoo hoog mogelijk aanvattende, en trekt het Kalf voorzigtig, met schrocfswijze draaijingen , onder de vlagen, naar büiten; moetende deze draaijingen, meer opwaarls dan regtuit geschieden. Zijn de punten der hieien tot buiten de klink gekoraen, dan laat men de eene hand van de pooten los en legt die op hot kruiraquo; van het Kalf, om hetzelve nedcrwaarts te drukken, terwijl men nu tevens de pooten in eene rigting naar beneden trekt. Het kruis des Kaifs voorbij het hei-ligbeen zijnde, zoo moeten do pooten wederom hoo-ger aangevat, en het Kalf ncderwaarts getrokken wor­den, totdat hetzelve geboren is. Zijn de voorzolen eenig-zins zijwaarts gekeerd , hetwelk eon tecken is , dat het Kalf scheef of op de zijde ligt , zoo meet men , onder het trckken, het ligchaams des Kalfs, trachten om te draaijen, zoodat de voctzolcn naar boven wor­den gerigt, en het Kalf op den bulk komt te liggen, waarna hetzelve, rug tegen rug, op de voorgestelde wijze, wordt afgehaald.
Bij de verlossing van tweelingen, gebeurt het meer-malen , dat het eene Kalf met den kop en de voorpoo-ten, en het andere met de achterpooten te gelijk in de geboorte komen. In dit geval moet het Kalf, dat zieh met de achterpooten aanbiedt, terug worden ge-
seho-
.
-ocr page 430-
384
sohoven, om voor deu doorgaug van het andere Kalf plaats te makcn. Wanneer dit laatstc geboren is , wordt de verlossing van het andere , door lietzelve bij de ach-terpooten te vatten, vollooid.
Is de Koc verlost, zoo is het mittig het ligcliaam , inzonderheid den bulk en rug met stroo te wrijven , het welk de krachten opwekt , cn waardoor de ont-ledigde draagzak te spoediger tot volkomene zamen-trekking wordt aangezct , hetwelk voor het afzetten der nageboorte of het schoon worden der Koe zeer hevorder-lijk is. Tot dit oogmerk kan men ook een hand vol tout op den rug, ter plaatse van het kruis, inwrijven , ora eene meerdere prikkeling te verwekken.
Het is dienstig de Koe , körten lijd na het kalven, flenig versterkend vocdsel toe te dienen , als bij voor-beeld, melk , waarin eenige banden vol roggen-meel, benevens vijf of zes eijcrdojers gemengd zijnde , cn ee-nig zacht hooi. Is de Koe mager en zwak , zoo ge-ve men , drie of vier dagen lang, des morgens een of anderhalf mengcl zwaar hier , waarin hetzclfde gctal eijerdojers ontbonden is, een weinig warm gemaakt , in, Het ovcrblijfsel uit de bierbrouwerijen , {draf of horstet) en lijnzaad of raapkoehen kunnen hiertöe ins-geiijks dienen, Sommigen geven de eerste Ynelk of biest , welke de Koe wordt afgemolken, aan dezelv(j terug : deze gewoonte is evenwel niet zeer aan te ra-den , dewijl de ondervinding leert, dat de Kocijen hier-door somwijlen worden aangezct , ora haar eigen melk nit te zuigen.
Wanneer de Koe slaandc kalft, moet men trachten te verhoeden, dat het Kalf op den steenen of harden grond nedcrvallc cn beschadigd werde, waarbij de na-volstreng binnen de beklcedselen des buiks of het na-relhuisje afscheuren kan; dit heeft te mecr plaats , wanneer de navelstreng kort is. Ook kan dezelve , hoewcl op zieh zclven lang genocg zijnde , om de bee-nen geslingerd zijn, cn daardoor de behoorlijke leng-te missen. Men moet dcnzelvcn , in het laatste geval, zoodra de becnen builen de klink zijn gekomen , ont-wikkelen, en Indien de navelstreng zeer kort of zoo laquo;lerk mögt wezen , dat dezelve niet van zclven afbreekt, moet hij , op eene bandbreedte van het lijf des Kalfs, met eeue sebaar afgesneden worden, Indien dlaquo; bioeds-
oat
-ocr page 431-
385
outlasting uit denzelven aan de zijde des Kalfs to stark is, of te lang aanhoudt, waardoor men vreest, dat het zou kunncn vemvakken, zoo kan men den navelstreng met cen totrwtje toebinden.
Staat de Koe, -wannecr zij liggende gekalfd hceft, na verloop van ecn kwartier uurs, niet op, zoo moot men haar op de beencn helpen , vcrmits , door de per­singen , wölke niet zeldcn nog hevig blijven doorwer-ken, voordat de vliezen of moederkoeken geheel van de baarmoeder-tcpels zijn afgescheiden , de draagzak zelf met de nog vastzittende vliezen , het binnenstc naar buiten gekcerd, wordt uitgeperst. Zulks wordt , door het opslaan , dikwijls voorgekomen, vcrmits in de slaande heading der Koe, de persingen minder sterk werken , en omdat de draagzak daarbij , door hare eigene zwaarte , dieper in den buik afzakt, en eene meer naar binnen af hangende rigling aanneeml, dan bij dc ligging plaats heeft.
Eenige Koeijen hebben de gewoonte, om de nage-boorte op te cten, hetwelk eene belctle spijsvertering en ziekclijkheid kan veroorzaken, #9632;waarom men derhalve de noodige voorzorg dient te gebruiken, dat zoo min de afgekalfde, als andere Rocijen dezelve Luiincn bc-reiken.
Zoodra de Koe van de doorgeslane vermoeijenis der verlossing eenigzins is uitgerust en verfrischt , meet dezelve, Indien het Kalf haar niet zuigt , uitgemol-ken worden , hetwelk gedurende de eerste dagen-, drie of vier malen daags, moet geschieden, om de sterke zwelling des uijers voor te komen. Is dit dcel steri; gezwollen en gespannen, waarbij de spenen hard en verstopt zijn , zoo is het uitmelken dikwijls voor de Koe zecr pijnlijk; men meet hetzelve desniettemin niet verzuimen , dewijl er dan ligtelijk eene ontsteking in den uijer geboren wordt. Men wassche den uijer, eenige malen daags , met warme liarnemelk , of bestrij-ke denzelven, alsmede de spenen twee malen daags, met ongezouten varliens reuzel, die niet rans of gar­stig is, met versehe toter of met eene zalf bestaande uit gelijke deelen heemsl-zalf en laurier-olie, om de zwelling te verminderen en de spenen leniger te ma-ken. Het aanwenden van een dampbad of stoving , op de wijze , zoo als op biz. 238, ter ontbinding van de Rnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;zwei-
-ocr page 432-
3laquo;6
swelling des uijers, bij Merrien, na het afveulen, geleerci is, kan ook bier met nut geschieden. (Zic verder over de verstopfe spenen , biz, 284).
In enkelc gevallcn gebeurt het, zoo als gezegd is , dat het Kalf, als hetzelve namelijk bijzonder klein of de doorgang van het bekken , in evenredigheid der grootte des Kalfs , biiitengewoon ruim is, in de vliezen besloten, zonder dat dezelve geborsten of geschcurd zijn , geboren wordt. Alsdan moet men de vliezen terstond openscheu-rcn , om aan het Kalf lucht te verschaffen , cu bet van do vliezen ontdoen : dcwijl het anders, als dezelve gesloten blijven , spoedig stikt.
Geeft het Kalf, wannecr het ter wereld korat, flaauwe teckenen van leven to kennen, zoo moet men hetzelve, ter opwakkering des levens, in warm gcmaaklc dekkleeden wikkclcn , of cenige oogcnblikken in cen warm waterbad leggen , met den kop er buiten , waarbij vervolgens het wrijven des ligchaams met warme läppen, het blazcn van lucht in de neusgalen , en het wasschen met war-men genever of brandewijn, als vermögende opwekkende middclcn , niet moeten vcrzuimd worden. — De raond moet tevens vooral van het slijm , dat zieh in denzelvcn mögt bevinden, en dc adembating bclctten kan, met do vinge-r'en, gezuiverd worden.
Wat de behandeling des Kalfs , in het algemeen , m-dc gcboorte bctreft, zoo bepaalt zieh dezelve daar-toc , om den mond , op de gezegde wijze , ten eersten van slijm te zuiveren. Men wrijve den mond en de long met cen weinig zont in, en herbale zulks , ge-durende de corste vier of vijf dagen. Hierdoor wordt lt;1e lust tot drioken opgewekt, en ook het ontstaan van worracn op dc long voorgekomen. Voorts moel bet Kalf terstond dc Koc voorgelcgd worden , opdat 7.ij hetzelve aflikkc. Hierdoor wordt bet ligchaam des Kalfs niet allecn van de slijmachligc stof , welke het­zelve overdekt.cn die, daarop vastdroogendc, de hüid -zou vcrstoppen en de uilwaseming bclctten, gezui-vcrd , maar ook kan misschien het verzuimen van bet voorleggen des Kalfs, voor de Koe nadeclige uitwer-Idngen hebben -, althans hebben opmerkzame boeren waargeiiomen , dat bet nalalen dczcr voorzorg tot de medewerkende oorzaken behoort van het liggen blij-yen der Kocijen na het kalven; hetwclk waarschijnlijk
uit
-ocr page 433-
387
uit de ondcrdrukking der onweerstaanbare, en aan de Koe even als aan de overige dieren, ingeschapenc natuurdrift, om hunne jongen, zoodra zij geboren zijn, af telikken, moet worden afgelcid.
Voorts moct hct Kalf op cenc geschikte plants in d-schuur, alwaar het niet logtig of kouu, en welke van de Koe , op eenigen afstand verwijderd is , of in een hok, op droog stroo gezet en met de melk der Koe, van welke liet gevallen is, gevoed worden. De eerste melk is voor het Kalf nuttig, om de eerstc of zwarte drekstoffen to ontlasten , weshalve men hctzel-ve daarvan een en andermaal cene matige hoeveelheid, bij voorbeekl een mengel op cens, geven mag, waar-op het Kalf doorgaans beter groeijea zal. Men moci. zorg dragen , dat het Kalf, vooral in het eerst niet tc zwaar met melk gevocd wordt , hetweik de spijs-verlering ligtelijk bedcirft en aanleiding geeft tot zuur-wording der melk, alsmode tot hct ontstaan van slijm in de ingewanden, waardoor spruvv, kuch-kiekte, doorloop en andere ongesleldheden worden voortge-' bragt , over welke in de vorige afdeeliiig is gehan-deld.
Verkiest men, dat het Kalf de Koe zuigei: zal, zoo helpt men het aan den uijer; wil de Koe zulks, we-gens de pijnlijkheid der sponen , in het eerst niet verdragen , dan moct men dc acblerpooten met een toaw vast binden of spannen , opdat zij het Kalf niet kan schoppen. Daar men cvenwel, bierdoor hct voordeel der melk van de nieuw afgekalfde Koe ontbeert , wor­den de Kalveren, die aaagehoudeu worden , algeineeii met melk gedrenkt. Ook hebben de mecste Koeijen, bij hct afkalven , te vcel melk , in evenredigheid van hetgecn de Kalveren . in den eersten Iccftijd , tot him ondetlioud noodig hebben , zoodat zij den uijcr niet ent­ledigen kunnen, waardoor dezelve gezwoUen blijft, of scheef wordt, vermits het Kalf gewoonlijk aan die spenen blijft zuigen , welke de melk het gemakkelijkst dooriaten.
Het gebeurt raeermalcn , dat de Kalveren een' zwe-renden navel krijgcn, zoodat er eenc elterachtigc of stinkende stof uit denzelven vloeit, en tevens de omligcnde deelen pijulijk, gezwollen en ontstoken worden. Zulks wordt veroorzaakt , door het afscheu-
K 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ren
-ocr page 434-
388
ren van den navelstreng binnen den navelring, door lict zuigen van andere Kalvercn aan den navel, of doordien er zieh onzuiverheden, als stroo of modder aan denzel-ven vastzetten , enz., waardoor dit deel geprikkeld en onlstoken wordt.
Om den zwerenden navel te genczen, moot dezelve met koud water gezuivcrd en daarmede dikwljls gewas-schen worden. Betert het ongemak op deze wijze niet spoedig , zoo wassche men hetzelve, drie malen daags , met goulards water , of gelcamferden hrandcwijn.
Ook kan men daartoe andere opdroogende middelen. bezigen, als loodwit-zalf met kamfer bereid, of fijn ge-wreven krijt, met lijn-olie, tot eene dunnc zalf aan-gemengd, waarmede. men de verzwering, een of twee malen daags, dun bestrijkt.
VUFDE HOOFDSTUK.
Over de moeijelijke Verlossingen.
Er kunnen onderscheidene oorzaken plaats hebben, welke de verlossing, hoewel het Kalf in deszelfs na-tuurlijke ligging bij de Koe geplaatst is, vertragen en levens moeijelijk maken, waartoe behooren: trage ar-beid of zwakke vlagen, krampachtige of valsehe vlagen, alsmede eene onevenredige zwaarte des Kalfs , in be-trekking tot den inwendigen omtrek of doorgang des heenhoepels.
De traagheid van den arbeid is in het algemeen ge­legen in eene meerdere of mindere mate van onwerk-zaamheid des draagzaks, ter uitdrijving van het Kalf. Dit gebrek aan werkvermogen dezes deels vloeit voort uit eene algemeeue zwakke gesteldheid der Koe, als bet gevolg van schrale voedering, van voorafgegane of aan-wezige ziekten. Ook kan de oudheid der Koe daartoe aanleiding geven. Andere oorzaken , als de ophooping van onzuivere Stoffen in de darmen , kunnen insgelijks de zamentrekkende werking van den draagzak onder-drukt houden.
Werken de barens-wceen, na dat de waters zijn af-geloopen, niet, gelijk in het vorige hoofdstuk gezegd
is.
-ocr page 435-
389
is, ter uitdrijving van het kalf regelmatig en met gc-noegzame kracht door, maar behoudt de koe steeds ligte persingen, welke kort duren en zeer langzaam tc-rugkomen, zoo moet men de koe onderslaan, op de wijzc zoo als op biz. 240, by de verlossing der Paar-den is voorgesteld, en nader in het volgende hoofdstuk #9632;vvordt opgegeven , om te onderzoeken, of de vertra-ging der verlossing misschicn door eene verkeerde of tegennatuurlijke ligging des kalfs veroorzaakt wordt. Bevindt men, dat zulks geene plaats heeft, maar lig-geu de voorpooten, waarop de snuit is nedergedrukt. in of voor den mond des draagzaks , welke bchoorlijk zacht, entspannen en gedeeltclijk geopend is, zoo moct men vooreerst met geduld den voortgang der verlos­sing , afwachten , zonder pogingen te doen , om het kalf spoedig en met geweld af te halen. Dikwijls zal men hier vruchteloos, en niet dan tot nadeel van het kalf en dc koe, de banden aan het werk slaan, ter-wijl , in de meeste gevallen , de vlagen vervolgens sterker worden, en meer geregeld doorwerkcn, zoo-dat de koe nog door eigene krachten gelukkig, of-schoon minder voorspoedig dan gewoonlijk , verlost wordt.
Men kan nogtans, in zoodanige gevallen , zeer veel toebrengcn, om de krachten der koe te ondersteunen en de zwakke vlagen op te wekken. Men geve het becst, van tijd tot tijd, cen stuk roggenbrood, eenig goed hooi, roggen-, map- of lijnkock-meel, met water of liarnn-melk gemengd; of ook een of anderhalf mengel zwaar bier met vijf, zes of zcven eijerdojers.
Blijven de vlagen bij aanhoudendheid zwak en is dc koe magteloos, zoo kan men zieh van de volgende sterker opwekkende, middelen bedienen.
Neem : Theriah, twee looden , of in deszelfs plaats. Fijn gewrevene Muskaat-noot of Kaneel, een
of anderhalve lood. Zwaar hier, of Rooden wijn, een pond.
Tc zamen vermengd zijnde, wordt deze drank op eens ingegeven.
Tevens zctte men , om het uur, eene klisteer hoeda-nige op biz. 140 is voorgeschreven, of dc volgende:
Neem : Kamille-tloemen, Wijnruit-bladen,
R 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Fa-
-ocr page 436-
390
Valeriaan-wortcl, van ieder twee banden vol.
Laat dezelvc ecn half nur lang trekken in vier ponden water, en zijg het vocht door, waarbij men mengt; Siroop, of, Ilunig, een pond.
Om hiervan de helft op eens binnen te brengen.
Zijn de voorbecnen van het kalf tot aan of buiten #9632;Jen klink genaderd, zoodat men dezclve belioorlijk kan valtcn, zoo kan men, door aan dezelve en dc onderkaak under de \ lagen, gclijkmalig , te trekken, de verlossing helpen bevordorcn. Indien de vlagen cvenwel bij dit alles hoe langer hoe meer mogten verslappen, of een gcruimen lijd hebben opgehouden, zoo moet men dc verlossing, op de gczegde wijze, ten eerste trachten te bespoedigen. Zijn dc becnen en de kop nog niet zoo ver gevorderd, dat men dezelvc met de banden genoegzaam ratten kan , zoo moet men om de bee­ilen en de onderkaak striktomven aanleggea , waaraaa getrokken kan worden, gelijk bieronder aangewezen wordt.
Sommigc middelen of kunstgrcpen , als het inspuiten van wijn in de neusgaten, het schuiven van een' ajuin in dc keel of of het diglhoudcn der neusgaten, welko door den gemeenen man mcermalen worden in het werk gestcld ter bevordering van eenen al te tragen verlossings-arbeid zijn ondoelmalig, onvoldoendc, of tevens nadeelig.
Is dc traagheid van den arbeid toe te schrijven aan de zwakheid der Uoe, voortvlocijende uit cene ongesteldbeid, waaraan zij jiiist ten lijde van het afkalven lij'lt, zoo moet men zoodanige gcnceswijze aanwenden, als legen de ziekte op zieh zelvc dienstig is.
Meer algcmccn zijn de krampachtige of valsche vlagen als de oorzaak aan te merken cener trage verlossing, waardoor dezelvc somwijlcu moeijelijk en voor de koe gcvaarlijk wordt. Dezelve zijn te zoeken in eene te zeer vcrhoogrlc gcvoeligheid van den draagzak, waardoor dit ligchaam lharis tot ongercgelde of krampachtige za-mentrekkingen geneigd is. Veeltijds ligt de eerste oor­zaak dezer kramp in de darmen, welke door scherpe Stoffen, die in dezelve huisvesten, geprikkeld worden; wordende de draagzak alsdan door raedegevoel aange-daan, en tot eene onregelmatige en pijnlijke werking aangezet. De valsche of krampachtige vlagen worden —nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;aan
-ocr page 437-
391nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;*
aan de volgende teekenen getend en door dezelve van de #9632;ware onderscheiden: zij lasten de koe veel sterker aan en werken met onstuimigheid ; de Koe is daarbij zeer on-rustig en loont buikpijnen te hebben; men hoort dik-wijls rommelingen in den buik ; hot beest wordt on-gemcen afgemat en op hot laalst gched krachteloos. Hierbij wordt de verlossing in geenen deele bevor-derd. Onderslaat men do Koe , zoo bevindt men , dal de mond des draagzaks, onder de vlagen , zieh sterk te zamen trekt. Is dezelve te voran reeds geopeiul geweest, zoo trekt hij zieh alsdan wedcrom toe; de­zelve gelijkt op bet gevoel naar ccn harden ring , welke zoo naauw is , dat hij sorawijlen naauwelijks den top van den vinger toelaat. De ware vlagen. integen-deel beginnen zacht en gcmakkelijk; dezelve nemen , van tijd tot tijd , in duurzaamheid en kracht toe , waarbij zij evenwel dc Koe minder ongerustheid en piju veroorzaken, terwijl zij de verlossing bevorderen ; wordende onder elkc wee of vlaag de mond des draag­zaks mccr verwijd en bet Kalf verder in de geboorte geperst.
Daar in zoodanige omstandigheden , dc verlossing on-mogelijk kan volbragt worden, en de Koe , onder de hevigheid der kramp , door uitputting van krachten. kan sterven , moct men hiertegen , zoo spoedig mogclijk, geschlkte geneesmiddelcn aanwenden. Men doe alsdan, in de cersle plaats eene adcrlating van twee of drie pon-den , naar mate van de krachten der Koe , en zctte , alle uren , eene klisteer , van een aftreksel van Jyiizßöd. Tcamille-bloemcn met lijnolie , waarin tcvens kamfer en duivehdrck ontbonden zijn , (zie biz. 206) en geve tevens den, aldaar tegen het kolijk der Paarden voor-gesehreven , krampstillenden , drank , met vlöeibaar hcul-sap bereid, volgens het daarbij opgegeven gebruik . in. — Heeft men alle dezc middelen niet zoo spoedig bij de hand , zoo bediene men zieh tot het klisteren van een afkooksel van enkel lijnsaad of garst waaronder vijf of zes lepels vol lijn- of raap-olie en even zoo veel gemeene siroop, of honig gemengd zijn. Het is tevens nutlig van dit klisteervocht herhaalde warme inspui-tingen te doen in de scheede, om den mond des draag­zaks te verzachten, en deszelfs krampachtige spanning weg te nemen. In plaats van den gemelden drank,
R 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; kan
-ocr page 438-
392
kan men de koe, alle uren, Iwintig droppen vloeibaar heul.tap onder cenig vocht, met meel vermengd, of in cen aftreltsel van Ujn-zaad of ook met warme melk in-geven, totdat de krampachtige vlagen ophouden, en in waren veranderen, helwclk men zal kunnen gewaar worden , zoowel uit de meerdere rust en mindere pijn-lijke bewegingen der koe, als uit de meer geregelde doorwerking der vlagen zelve, en vooral uit de ver-anderde, meer ontspande en zachtere gesteldheid van den mond des draagzaks, waarbij dezelve zieh nu meer en meer, onder de vlagen opent, terwijl het kalf door ilenzelven de uitwendige geboorte-deelen nadert.
Heeft er eene aanmcrkelijke onevenredigheid plaats, tusschen de zwaarte van het kalf en de geboorte-dee­len van de koe , vooral wat betreft het bekken , zoo-dat hetzelve voor den doorgang des kalfs te naauw is; of, hetgeen hier op hetzelfde uitkomt, het kalf, in betrekking tot de gestalte der koe, onmatig grof valt,— hoedanig kalf gewoonlijk ecn Pol-kalf genoemd wordt, — zoo ondervindt hetzelve, onder de verlossing, naarmate van het verschil dezer onevenredigheid, eenen meerde-ren of minderen tegenstand , welke, door de kracht der vlagen, bezwaarlijk , of in het geheel niet, kan over-wonnen worden, waardoor het kalf dan in beklemming geraakt, zoodat heljelve onbewegelijk in het bekken vast blijft zitten.
Wanneer, bij dusdanige gesteldheid , het kalf in de natuurlijke ligging, met den kop en de voorpooten vooruit, in de geboorte komt, dan kan hetzelve vooral aan twee plaatsen beklemming ondergaan. Vooreerst aan de kruin, zijnde het bovenste gedeelte van den kop, met de voorpooten onder de kaken gelegen, welke dee-len van boven, tusschen bet heilig- of stuit-been, en van onderen op het schaambeen of de brug, bekneld blijven zitten; terwijl daarbij tevens de klinkspieren ongemeen gespannen worden, waardoor de beklemming sterk wordt vermeerderd. Ten tweeden, aan de schou-ders en de borst, welker beklemming, Indien deze deelen zwaar en breed zijn, bij den ingang des bekkens, in deszelfs dwarsche afmeting , tegen de heupbeende-ren plaats vindt; wordende de borst bovendien , op het breede schaam- of uijerbeen, tegen hetwelk dezelve, als over eene brug schuins opwaarts moet geheven
wor-
-ocr page 439-
393
worden , aanmerkelijk legengehouden , terwijl de pun-ten der schouders tevens, van bovcn legen het kruis-heen blijven zitten. Ditwijls gaan dezc moeijelijkheden te zamen, en er heeft alsdan eene dubbele beklemming plaats.
Om het kalf uit deszelfs beklemmingen te verlossen, moet men, naar male, dat daartoe verondcrsteld of be-vonden wordt, meerdere of mindere kracht te worden vereischt, de volgende handgrepen in het werk stellen.
Men beproeve eerst, om mel de eene band de voor-pooten, met de andere den muil des kalfs te vatten, en wringt of wiggelt dezelve , onder begunstiging der vlagen, gestadig been en weer, en trekt dezelve voor-en tevens eenigzins opwaarts, totdat de kop los wordt en uit de beklemming komt. Tevens moet een helper, zljne, met olie besmeerde, vingeren tusschen den kop en den klink inbrengen, en denzelven door zacht strijken trachten te verwijden, ten einde de spanning en zui-ging der klinkspieren te verminderen, waardoor de door-schieting van het kalf anders aanmerkelijk wordt te-gengehouden. Hij moet insgelijks den klink zorgvuldig steunen , ten einde voor te komen, dat er eene belee-diging of scheuring van denzelven of eene uitzakking der scheede ontsta.
Kan men , op deze wijze , zijn oogmerk nict berei-ken, of zijn de pooten met zoo ver genaderd, dal de­zelve behoorlijk kunnen worden gevat, zoo moet men beproeven een strikteuw om dezelve te leggen, waar-aan een of meer menschen kunnen trekken. Insge­lijks legge men een striktouw om de kin, achter de landen , moelende tusschen dezelve en het louw een dun plat houtje gelcgd worden , ten einde de kneuzing voor te komen , welke anders door knel­ling van het louw zoude worden veroorzaakl, Aan deze louwen wordt nu met gclijke kracht getrokken, terwijl de cigenlijke vee-helper , zoo vcel mogelijk is, aan de dcclen van hei kalf, met voorzigtigheid i-ene wrikkende en draaijendc beweging verschaft, ter­wijl tevens de kop op de pooten wordt ncdcrgedrukl. Worden de dcelon, op dezc wijze , los en ontklemd , zoo trekke men dezelve tot buiten den klink, nu wordt de kop meer omhoog gehouden , terwijl men de poo­ten schuins nederwaarts trekt, om het kalf vorder af R änbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;le
-ocr page 440-
394
te halen. Biedon de borst en schouders grooten te-genstand, zoo moot men trachten de vlaklse hand, tus-schcn het kalf en de scheede, binnen bet bekken te brengen en dezelve achter den schouder te slaan, om dezelve beurtclings been en weder te wrikken, en do borst opwaails en voorwaarts to bewegen, tcrwijl de overige helpers gestadig sterker , doch zonder onstui-migheid , aan don kop en de poolen blijven trekken. Dit belpen aan de scliouders is zeer nuttig , dewijl door enkcl en met te veel kracht aan de poolen te trekken , dezelve en de geheele voorschoft dikwijls verlamd wor­den , zoodat het kalf in het eerst na de verlossing , niet kan opstaan , of gclijk gezegd is, altijd zwak op den gang blijft.
Wordt het kalf, door deze handgrepen niet voor­waarts gebragt , vermits de borst voor het uijer- of schaarabeen blijft staan , en niet over deszelfs rand en doornvormig uitgroeisel henen glijdt, zoo kan men, om dit tc bewerkstelligen , zieh van den hefboom be­dienen, welke op PI. II, Fig. 20. is afgebeeld, en op deze wijze gobruikl wordt; men brengt den ontblooten en met olie besmeerden arm, onder de voorpoolen-en den kop, in dc schetde en den mond des draagz.aks, zoo­dat men met de vingeren de borst des kalfs bereikt; nu vat men het werktnig met de andere hand omtrent deszelfs midden , en brengt' het lepelswijze gebogene eind längs den binnengebragten arm en de hand, in het ligchaam der koe, zoodat de nitgeholde opper-vlakte naar het kalf gekeerd is. Is hctzelve zoo diep ingebragt , dat de hand , welke het werktnig van bui-ten bestuurt, tot aan den klink genaderd is, zoo wordt dezelve tot aan het haakswijzc gebogone einde terug-getrokken , hctwolk nu met de volle hand wordt aan-gevat, wordende bet werktnig thans zoo ver voortge-schoven , dat dc punt des lepols ongoveer eerie hand-breodte onder de borst van het kalf gckomen zij. Tenvijl nu , door cenen helper, zacht aan den kop en dc pootcn getrokken wordt, zoo werkt men te-vens met den hefboom , door deszoifs buitenste einde nedcr te drukken , tenvijl de hand , die binnen het ligchaam der koe gebleven is, dit werktnig tot een vast stennpunt en besturing dient in het werken, waar-door dcrhalve het kalf opgeligt en in den ingang des
bek-
-ocr page 441-
395
hekkens wordt gebragt. Aisdan werxi men door raquo;an de pootcn en den kop te trekken, zoo als hierboven is voorgcsteld.
In geval eener dubbele bcklemming, naniclijk van de kruin bij den klink, en van de schoiidcrs bij den in-gang des bekkens, welke door het aanlcggcn van strik-touwen , gelijk wij bebhen vöorgestcld, nict kan wor­den overwonnen , zoo bedient men zieh . ter voibren-ging der verlossing, van de groote spadcls , op PI. II. Fig. 21. voorgcsteld , waardoor het leven ffes kaüs dikwijls nog kan beboviden blijven. DezeWe. zijn van ijzcr gemaakt en bczillcn lioulcn handvatsels; welk? legen de ijzeren vcrlcngsels der spadels zijn vastge-klonken. De lepcis of spadels dienen tot aanale iiand-vatsels met sterk zeemleer of het zacht bereide leer van een ongeboren kalf overtrokken te worden , waar-bij moet in acht worden genomen , dat de naden juist op den boven- of onderkant gemaakt worden. Men maakt, in het voorgestelde geval , van deze vverktuigen , op de volgende wijzc, gebruik. De spa­dels worden, een voor een , voorziglig , binnen dlaquo; scheedc, längs de kaken , en vervolgens verder bin-nenwaarts door de beenbuis, lot over de schouderbla-den des kalfs ingebragt. Aldus behooriyk aangclegd zijnde, zoodat beide spadels even ver binnen dezelvc zijn gebragt, en ook , wat de hoogte belreft , voi-komen aan elkander bcantwoorden, zoo brengt men de handvatsels tot elkander, vat tevens de poolen van het kalf mede, en woelt deze, tusscheu de stcclcn, onwrikbaar , met een touw , vast. Nu begint men daaraan, al zaclit heen en weer wrikkende, te trek­ken , en zulks al sterker en slerker , om het kalf ui! de beklernming onder het kruis- of heiligbeen verder door de beenbuis en naar buiten te brengen. Eeni-gen gebruiken, lot dit oogmerk , honten spadels, welke van duigen gemaakt zijn , doch deze zijn minder ge-schikt, dan ijzeren , otndat de ecrstgemelde, wegens de mindere slerkte, dikker en zwaarder moeten zijn, dan de laatslen, en men door dezelve , als zij aan stukken broken, de declen der koc ligtelijk kan be­schädigen.
Sommigen zijn gewoon , om , in geval van beklern­ming , oenen scherpen ijzeren haak, van onderen in de R6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; kin.
-ocr page 442-
396
kin, alsmedc in een of beide de oogen des kalfs te slaan , welke van touwen voorzien zijn, waaraan ge-trokken wcrdt, om hetzelve door te halen. Dewijl liierdoor niet alleen het kalf altijd, maar ook dik-wijls , als de haken uilglijden , de scheede en klink der koe zwaar bcleedigd worden, is derzelver ge-bruik ver beneden dat der stompe werktuigen, als de lief boom en de spadel te stellen; moetende bij de verlossingen van het vee, zoo veel mogelijk is , de aanwencnng van scherpe werktuigen vermijd worden. Vindt men zieh evenwel genoodzaakt, om ooghaken te gebruiken, zoo bediene men zieh van de haken op Pl. II. Fig. 22. afgebeeld , welke geheel van jjzer ge-maakt en stomp zijn. Dezelve moeten voorzigtig in de oogholten, tusschen de oogbollcn cn de jukbeenderen aangelegd worden, welke beenderen, indien de haken hehoorlijk vast zijn ingezet, onder het trekken, veel kunnen uithouden.
Ontstaat er beklemming der heupen , wanneer het kalf met de achterpooten vooruit in de geboorte komt, zoo kan men zieh insgelijks, ter verlossing, van de gemeide spadels bedienen. Men brengt dezelve name-lijk binnen, op de wijze, zoo als bij de beklemming der schouders voorgedragen is, zoodat derzelver ein-den over de heupbeenderen te liggen komen. Aisdan vat men de achterpooten en bindt dezelve tusschen de handvatsels der spadels onwrikbaar vast , waarna men, onder eene wrikkende en draaijende beweging, de heupen uit de beklemming tracht los te maken, en tevens het kalf, door aan de achterpooten te trekken , af te halen.
Wanneer de onevenredigheid tusschen de zwaarte van de ligchaamsdeelen des kalfs en de ruirate van het bek-ken zoo groot is, dat ook deze poging ter verlossing der koe vruchteloos mögt worden bevouden ; of is het bekken wanstaltig , ingedrukt, vergroeid , of be-vinden er zieh beenachtige uitwassen in hetzelve , waardoor deszelfs inwendige omtrck of afmetingen zoodanig vcrkleind zijn geworden, dat de vciiossing, volgens de voorgestelde wijzen, onmogclijk raoet ge-acht worden , zoo moet men tot de ontleding van het kalf binnen den draagzak overgaan , om daardoor het
le-
-ocr page 443-
397
leven der koe te bchouden. Hierover wordt tervolgons gehandeld.
ZESDE HOOFDSTUK.
Over de tegennatuurlijke Verlossingen.
Zoodanig eene verlossing wordt tegcnnatuurlijk ge-noemd, welke, uit hoofde eener vcrkeerde ligging des kalfs, of van eenig deel van hetzelve, door de na-tuurkrachten der koe, zondcr het toebrengen van ge-schikte hulp, niet kan volbragt worden. {Zie het derde Hoofdstuk over de verlossing der Paarden.) Deze hulp moet, in alle gevallen van tegennatuurlijke verlossin­gen , dienen , om de verkeerde ligging des kalfs, zoo veel mogelijk is, in eene goede of natuurlijke ligging te veranderen , opdat hetzelve, aldus te . regt gebragt zijnde , de beenbuis kan doorgaan , ten elnde dan verder, door de eigene krachten van het bcest, te kunnen wor­den geboren, of anders door zoodanige hulp, als in de vorige hoofdstukken geleerd is, en vervolgcns wordt voor-gedragen.
Men mag eene tegennatuurlijke ligging van het kalf vermoeden, Indien er zoogenaanade afgebrohene vlagen plaats hebben, #9632; en het water, na het broken der vlie-zen , ongeregeld afvlocit , of wanneer er , tusschen het broken der water- en voet-blaas , nog andere kleine blazen te voorschijn komen, waarvan wij op blz. 379 hebben gesproken. De afgebrokeno vlagen worden daar-aan gekend, dat dczclve even als de gewone vlagen beginnen , maar terstond ten uiterste pijnlijk worden , en dan onmiddellijk ophouden. Zulks wordt veroorzaakt door den tegenstand, dien de draakzak in deszelfs wor­king ondervindt, wegens de verhindering van den door-gang des kalfs door het bekken, als een gevolg van de verkeerde ligging van hetzelve, waardoor de draagzak genoodzaakt wordt, om in den oogenblik, dat de vlaag derzelver voornaamste kracht moet doen , ter voortper-sing van het kalf, hare working te staken.
R 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ncomt
-ocr page 444-
398
Neemt men eene of meerdere van deze voorteekenen waar, waarbij het kalf niel met den kop en de voor-pooten , of met de achlerpooten in de gebeerte koml , zoo mag men niet nalaten de koe terstond te onder-slaan , om de ligging des kalfs te onderzoeken. Het tijdig onderzoek is daarom in dezen noodzakelijk, dewiji, indien er eenc verkeerde ligging van het kalf plaats heeft, dezelve gemakkolijkcr kan lierstcld worden, wanneer zulks vroeg geschiedt, terwijl al het water nog niet laquo;it den draagzak is afgevloeid, noch dit deck zieh om het kalf heeft tezamen getrokken , als waardoor de ruimte wordl verrninderd, om met de hand hinnen den draagzak bchoorlijk te kunnen werken. Ook worden de voorkomende deelen van het kalf dikwijls te ver in of door den beenhoepel gedreven , welke vervolgens wederom moeten worden terug ge­werkt , om het kalf in eene goede ligging te brengen , hetgeen somwijlen niet dan met groote moeite wordt verrigt.
Het onderslaan geschiedt op dezelfde wijze, als zulks bij de verlossingen der Paarden is voorgesleld. Bij hetzelve dienen daarenboven de volgende algemeene rc-gelen in acht le worden genomen Men plaatst zieh namelijk achter de koe , en brengt de hand , welke als een kegel zatnengevouwen , en vooraf met olie be-smeerd is, door het opengescheurde en buiten den klink hangende vlies , binnen de scheede, tot aan of in den mond des draagzaks. Deze niet genoegzaam entspan­nen en geepend zijnde , om de band binnen te taten , zoo trachtte men eerst een of twee vingeren in den-zelven te brengen, om daarmede , al hörende, den mond dos draagzaks zoo veel te verwijdcn , dat hij de overige vingers, een voorcen, en vervolgens ook den duim tusschen de vingeren gelegd, toelate. Op deze wijze moet de puntige band nu, voorzigtig en met zachte draaijingcn , vorder doordcnzelven , tot binnen den draag­zak worden geschoven , om de ligging des kaifs te ont-dekken.
Onderslaat men de koe , voordat de voetblaas gebro-ken is, zoo zal men bevinden , dat dezelve , onder de vlagen, gespannen cu naderhand wederom vcrslapt wordt. Men kan dan , door de vliezen heen, de voor-liggendc declcn van het kalf dikwijls ontdekken. Kan
men ,
-ocr page 445-
399
men, noch de vooipooten met den kop, noch de ach-terpooten gewaar worden, zoo is zulks een teeken, dat het kalf in ecne tegennatuurlijke ligging geplaatst is. Men dient alsdan de blaas met den nagel, of door middel eener naald , die voorzigtig lusschen de vingeren ver­borgen , binnen wordt gebragt, open te raaken , en tcr-slond de vcrkeerd gelegene deelen des kalfs te onder-zoeken , cm dezelve in hare natuurlijke ligging te ver-plaatsen.
Heeft de draagzak zieh, nadat het water is afge-vloeid , reeds zoo naauw cm het kalf te zamengetrokken , dat het onraogülijk is, cm de hand tot de deelen te brengen , welke men moet bereiken , zoo moot de vee-helper den draagzak, zoo ver als hij binnen denzelven is gekomen, met den rug der hand bcslendig zacht strijken , waardoor dezelve langzamerhand meer en meer verwijd wordt , en men daardoor meerdere ruimte ver-krijgt, om met de werkende hand verder te kunnen komen. — Het doen van verzachlende inspuilingen in den draag­zak , bestaandc uit een matig slijmig afkooksel van lijn-zaad, garst, haver , kaasjes- of heemst-bladen laauw warm binnengebragt, door middel van het werktuig, (Pl. II. Fig. 24) hetwelk tot het doen van dusdanige inspui­lingen geschikt is, kan tot dit oogmerk , in vele gcvallen zeer dienstig zijn.
Wanneer de kop het naast bij of voor den ingang des bekkens gelegen is, moet men altijd trachten de voorpooten met den kop in de geboorte te halen , en de verlossing op deze wijze te volbrengen. Is het achterdeel dos kalfs naderbij gelegen , zoo moet men allijd de achterpooten aanvalten , ontwikkclen en in de geboorte trekken. Zelfs bij voorkomende dwarsliggingen des kalfs, moet men de verlossing bewerken, door de achterpooten te zoeken en dezelve in de geboorte te halen.
Het inbrengen van de hand in den draagzak en de working van dezelve, om de deelen van het kalf te zoeken , ten einde deze in ecne natuurlijke ligging te brengen, moet altijd in den tusschentijd van de eene vlaag -tot de andere geschieden ; komt er evenwel, ge-durende den tijd, dat de hand zieh in den draagzak bevindt , cene vlaag , zoo moet dezelve op de plaats , daar zij is, zoo lang stil en werkeloos blijven lig-
gen.
-ocr page 446-
400
gen, totdat de vlaag over is. Mod nogtans de ver­lossing bevorderd worden, door aan het kalf te trek-ken, wanneer de beenen in of buiten de geboorte zijn gebragt , zoo moet men daartoe de medewerking der vlagen afwachten, en zulks onder dezelve ver-rigten, terwijl men tusschen de vlagen ophoudt te trekken.
Om de verleerd liggende deelcn des kalfs te zoe-ken , moet men zieh vooraf de natuurlijke ligging van hetzelve bij de koe duidelijk trachten voor te stellen , ten einde een volkomen denkbeeld te hebben omtrent de afwijkiag, welke er, opzigtelijk dezelve, plaats hebbe , en men ook, ter herstelling der verkeerde lig­ging , oogenblikkelijk wete, welke deelen men vatten moet, of waar dezelve , als bij de greep, te vinden zijn , om geen onnobdigen tijd te verspillen aan het vruchteloos zocken , op goed geluk , in den. draagzak , naar de deelen , welke in de geboorte moeten worden geh ragt.
Bij deze bewerking moet de vlatke hand niet tegen den draagzak, maar allijd tegen het kalf of deszelfs deelen gekeerd zijn. Komt de kop alleen voor, zoo ga men van den muil, längs de onderkaak en den hals, naar de borst, alwaar de voorpooten zullen gevonden wor­den. Wanneer de uitwendige leden, hetzij de voor- of achterpooten, voorkomen, zoo ga men, längs' derzelvcr binnenzijde, binnen den draagzak. Men moet dus altijd van de zieh aanbiedende deelen, regt uit tot de achter-geblevenen voortgaan, en geenszins het ligehaam des kalfs met de banden heen en weer overkruisen, en nog min­der eenig deel, op deze wijze, onberaden grijpen, om het naar buiten te halen.
Men moet geenszins mecr dan eenc hand binnen brengen, dewijl men met twee banden in den draag­zak niets kan uitrigten. Ook moet men vermijden de hand bij herhaling uit te halen en wederom in te brengen , dewijl hierdoor aan hot beest onnoodige smar­ten worden tocgebragt, en de geboorte-dcelcn droog, heet , cn ontstoken worden. Zoo veel mogelijk is, verrigte men bet werk', dat gedaan moet worden in eens , zonder dat de hand worde uitgehaald of ver-wisscld.
Yoor bet overige doe men, bij de tegennatuurlijke
ver-
-ocr page 447-
401
verlossingen, alles, zoowel wat betrcft het werk , dat met de banden , als vooral hetgene met werktuigen ver-rigt wordt, met bedaardheid, rijp overleg, zonder over-haasting, onnoodig geweld of wreedheid. Voorzekcr toeb kernt het, bierbij, in de meeste gevallen, meer aanop de oordeelkundige aan-wending, dan wel op de groote mate van -werktuigelijke krachten; deze althans , zonder door bedaard en verstandig overleg bestuurd te zijn, maar met onbesuisd geweld in bet werk wordende gesteld, kunnen in dezen niet anders, dan de nadeeligste ge-volgeu na zieh slcpen.
De tegennatiiurlijke verlossingen der koeijen kunnen tot twee hoofdsoorten worden gebragt. Tot de eerste soort brengen wij diegeno, waarbij de kop of de voor-pooten, verkeerd zijnde geplaatst of tcrugblijvende, te-regt of naar voren moeten worden gebragt; tot de tweede soort behooren de zoodanigen , waarbij een of beide de aebterpooten ontwikkeld en in de geboorte moeten wor­den geleid.
Tegcnnatuurlijke verlossingen, waarbij de kop of
voorpooten , verkeerd zijnde geplaatst of terug-
llijvende, teregt of naar voren moeten
worden gelragt.
I. De kop tusschen de voorpooten doorgesonlien. quot; (Vergelijk blz. 241.)
Indien de kop tusschen de voorpooten is doorgezon-ken, zoo kan dezelve niet door den beenhoepel gaan, waardoor de verlossing onmogelijk wordt. Het door-zinken van den kop kan in ecne verscbillende mate plaats hebben, zoodat dezelve somwijlen slechts met den snuit en de onderkaak of geheel is doorgezakt. In het laatste geval , zegt men, dat de kop achter het uijerleen vast zit of in den uijer gevallen is; hetwelk evenwel ook kan gezegd worden, Indien de kop zijwaarts buiten de pooten, naar beneden ligt. Naar mate de kop lager is gezonken, is de wijze om denzelven op te halen en teregt te leggen, verscbillende, en meer of minder moeijelijk.
Is de kop slechts weinig doorgezakt, zoo hale men met de ingebragte hand, de voorpooten uit, tot bui­ten
-ocr page 448-
402
len den klink, en legge ecn slriktouw om dezelvc, hetwelk door cen helper wordt vastgehouden, in eene gelijke rigling met den ruggegraat der koe. Nu tast men over de uitgehaalde beenen, wedcrom binnen den draag-zak, längs den kop nederwaarls, welke men grijpt met den duim in den muil cn de vingers onder de kin geplaatst. Thans moot men den helper, die het slrik­touw vasthoudt, bevelfn, dat hij hetzelve een weinig late slippen. Bij de verslapping van het sterk ge-spannen touw, haalt het kalf de beenen naar zieh toe, waardoor meerdere rulmte ontstaaf., zoo dat de kop tusschen dezclve opwaarts kan worden gebragt. In dien zelfden oogenblik nu beurt of wipt men den kop op, zoodal dezelve op de beenen te liggen kome. Aisdan moet het touw verstond wederom worden aangehaald. opdat de pooten sterker worden uitgestrekt , cn daar-door wordc voorgekomen, dal de kop wederom, tus­schen dezelve door , naar beneden valle. Men moet, om dil voor te komen, voorzigligheidshalve , ook een slriktouw om de kin leggen zoo als zulks op blz. 393 voorgedragen is , waaraan levens , zoowel als aan de pooten, onder de vlagen, tcr verdere verlossing, indien het noodig is, met golijke kracht, kan getrokken worden.
Is de kop geheel doorgezakt, zoodal de mond tc diep gelegen is, om in denzelven te kunnen vallen , ten einde den kop op te brengen, zoo bediene men zieh daartoe van bei heßuig, op Pl. II. Fig. 23. voorgesleld. Dil werktuig bestaal uil twee krorame haken, van ecn ring voorzien, waaraan een smal gewerkt linl hetwelk onge-veer anderhalve el lengle bezit, is vast gemaakt. De geraelde ring moet de vereischic wijdle hebbeo voor den middelsten vinger van den koehelper, die denzelven ge-bruiken moet, zoodal hij nielvan den zelven afvalle, maar, door den bijliggenden duim , gemakkelijk kan worden afgestroopt, en in de geboortedcelen kan worden ach-tergelaten.
Ora nu den kop, welke tusschen de beenen is door­gezakt , of anders is nedergebogen, met dit werktuig op te helfen , sleekt de koehelper , na vooraf gedaan onderzoek , waar en in welke iigging de kop geplaatst zij , lerwijl men tevens een slriktouw om de voorpooten heeft gelegd, een van de gezegde haken aan den mid­delsten vinger van die hand, aan welker zij de de kop
Hgt,
-ocr page 449-
403
ligt, en wd op die wijze, dat de haak in de vlakke hand le staan kome, en deszclfs grootste gedeelte van den vinger bedekt en verzcld worde.
Hierop gaat hij met de hand, welker buitenste zijde naar do scheedc en den draagzak gekecrd is, tot in'het laatstgemcide deel , längs de pooten , en zockt tusschen dezc door, den kop te bereiken. Hier poogt hij den mail van het kalf te krijgen, en den haak in deszelfs achtersten hoek, tusschen de boven- en onderkaak in te hrengen. Zoo bet niet mogelijk is den muil des kalfs te bereiken , tracht hij vooreerst den haak in de holte van het oog, aan deszelfs zijde, in te ze.tten. Als-dan stroopt hij den ring van den vinger, rnaar houdt het daaraan vastgemaakte lint in de hand, en trekt het tevens eenigzins sterk aan, waartoe dan de buiten zijndc hand te hulp komt, wcllce het, uit de deelen hangende elnd des lints vasthoudt; moetende de binnengebragte hand niet terstond uilgehaald worden , maar op een' körten afsland van den ring verblijven. Nu trekt hij aan het lint, om den kop uit de plaats , waarin hij ligl, op- en voorwaarts te rukken. In znlks geschied en de kop zoo ver gekomen , dat de kin kan bereikt worden, dan wordt dc eerste hand geheel uitgelrokkcn. Het lint wordt nn buiten de deelen bij voorlduring slrak gehou-den. Daarna brengt men de andere hand, van den twee-den haak voorzien , op gelijke wijze, in den draagzak, en zet dien aan de andere zijde, in den hoek van den mond, regt tegen over, waar men de eerste haak in de holte van het oog hceft gezet. Men trekt daarop de beide linlen met de hand, die in den draagzak is, te-gelijk aan , en ligt daarmede den kop op, zoodat de-zelvc , in eene behoorlijke rigting, op dc voorpooten in de geboorte te liggen komt. Daar de haak , die in de holte van bet oog gezet is, doorgaans niet vast genoeg houdt, zoo dient dezeive, indien het mogelijk is, na-dat dc kop daarmede iets omhoog is gebragt, in deh mond verplaatst te worden, voor dat de eerste hand uit den draagzak wordt genuinen.
II.
-ocr page 450-
404
II. Een of de beide voorpooten voorwaarts gelegen,
met den hop aan de eene of andere zijde van
het lijf des Ealfs terug geplaatst.
{Vergelijk biz. 243.)
Bicdcn , bij zoodanige ligging , de beide voorpooten zieh aan , zoo komt de eene pool altijd wat lager in de scheede te voorschijn dan de andere, -waaruit men kan afleiden , dat het kalf meer of minder op de eene of andere zijde gelegen is. Het hoofd ligt dan gemeen-lijk aan de laagste zijde.
Om in dit geval de verlossing te bewerken , zoo haalt men de pooten buitcn den Mink, en bindt een striktouw om dezelve, hetwelk men door den helper strak laat vasthouden, opdat het kalf dc pooten niet terug trekke. Daarop brengt men de hand längs den poot in, -welke het laagst gelegen is , om den Kop to zoc­ken. Doorgaans zal men eerst de ooren voelen ; men last dan dieper ncderwaarts tot aan den snuit, en grijpt de onderkaak, met den duim in den mond en de vin-geren onder de kin, waarbij men den kop opwaarts beurt om denzelven in eene natuurlijke ligging op de voorbeenen te brengen. Kan men, op deze -wijze, den kop niet |opbeuren, zool bediene men zieh daartoe van het heftuig, welks gebruik bij de vorige ligging is besehreven.
Is de kop in deszelfs natuurlijke ligging op de voor­pooten gcbragt, zoo moet men een striktouw om de kin leggen, en de verlossing volbrengen, zoo als te voren is geleerd.
Deze verlossing wordt dikwijls zeer moeijelijk, in-dien het water reeds lang is afgeloopen, en de draag-zak zieh om de deelen van het kalf heeft te zamen getrokken. Men moet alsdan met den rug der inge-bragte hand, den draagzak zacht strijken , om de zui-ging weg te nemen of te verminderen. Door een tij-dig onderzoek naar de ligging van het kalf, wanneer men de koe onderslaat, zoodra uit de scheeve lig­ging der voorpooten , waarbij de kop niet te voor­schijn komt, mag worden vermoed, dat dezelve terug is geplaatst, is men in staat deze moeijelijkheid voor te komen ; wcshalve dit onderzoek, in dit en derge-
lij-
-ocr page 451-
405
lijke gevallen, nimmer te lang moet worden uitge-steld.
Eene zeer nadeelige handelwijze wordt, door som-migen, bij deze verlossing, in het werk gesteld, daarin bestaan Je, dat zij eeneu zoogenaamden milt, tusschen de twee pooten in, legen de borst van het kalf zel­ten , trekkcnde dan de pooten slerk legen dien stok, welke zij tevens daaraan vastbinden , en vervolgens het kalf op eene jammerlijke wijze draaijcn en wringen, otn den kop te vinden. Kunnen zij dezelve, bij het herhaald invoelen, niet bereiken , zoo is daarvan door-gaans het gevolg, dat zij het besluit nemen , om het kalf aan stukken te snijden en alzoo af te halen, het-welk dan veeltijds op eene even ruwe manier wordt uitgevoerd.
Somwijlen biedt zieh slechls feen poot in de geboorle aan , terwijl de andere met den kop terug gelegen is. In dit geval moet men om den poot, die voorkomt, een striktouw aanleggen, en hetzelve doen vasthouden, opdat het kalf dien niet terug trekke. Aisdan ga men met de hand naar binnen, om den teruggebleven poot te zoeken. Heeft men denzelven gevat, zoo wordt hy, naast den anderen, in de geboorte gebragt, en dan het werk, om den kop op te zoeken op de voorgestelde wijze, vervolgd.
III. De kop in of voor de leeribuis in deszelfs
natuurlijke ligging geplaatst, terwijl de voor~
pooten terug blijven. (Vergelijk blz. 242.)
Indien het gebeurt, dat het hoofd zieh in de ge­boorte voordoet, terwijl de pooten bij het lijf neder-hangen, en dus, bij de voortpersing van den kop. achter het uijer- of schaambeen blijven zitten, zoo wordt de verlossing daardoor onmogelijk. Neemt men zulks vroegtijdig waar, zoo is het geenszins moeijelijk deze gebrekkige ligging te herstellen. Men gaat name-lijk , met de hand voorziglig onder de onderkaken door, längs de borst en vat de pooten , welke een voor een, naar voren, door de beenbuis worden ge-haald. Met meerderc zwarigbeid gaat deze verlossing gepaard, wanneer de kop reeds zoo ver in of door
de
-ocr page 452-
406
de beenbuis is gedreven. dat dezelve eenigzins beklcmd is geworden, of dat er geenc mimte mcer overig is, cm met de hand tusschen het bekken en den kop door te dringen , om de pooten te bereikcn, en naar voren te halcn. Men moct alsdan trachten den kop mel de banden terug te werken, om dit oograerk te volvoeren. Kan zulks op deze wijzc nict geschieden , zoo moet men gehruik maken van de kleine spadels , (Pl. II. Fig. 23) welke bij wijze van eene lang om den kop worden aangewend, waarmede dezelve wordl terug gezet. Deze spadels worden voorzigtig , d6n voor een, längs elke zijdc van den kop, tusschen denzelven en de scheede , door de beenbuis aangebragt , zoodat zij den kop geheel omvatte'n. Wanneer dezelve even diep en hoog zijn aangelegd , zoodat de handvat-sels volkomen aan clkander beanlwoorden , worden de­ze vastgebonden , met het lalje tusschen dezelve. Als­dan begint men cerst , door zacht te draaijen , den kop los te maken , en tevens denzelven naar achteren te drukken. Is de kop zoo ver terug gebragt, dat er ruira-te genoeg is , om de hand binnen le brengen , zoo hale men de pooten voorwaarts en bevordere de verlossing op de voorgesehreivene wijze.
Indien zieh con dor voorpooten met den kop in de geboorte aanbicdl, (vergclijk biz. 2M), zoo moet de­zelve insgelijks, indien hij reeds zoo ver door het bek­ken is doorgedrongen , dat er geene ruimte meer plaatlaquo; heeft, om met de band tot den achtergeblevenen poot te kunnen kernen , op dezclfde wijze , worden terug ge­werkt. Men legge vooraf een striktoaw om den voor-komenden poot , ten einde denzelven vast te hou-den , wanneer hij in den draagzak gaat, als de kop wordt terug gezet. 1s zulks geschied, zoo zoeke men den leruggeblevenen voorpoot, en trekke denzelven , naast den anderen , buiten den klink. Men wachtte zieh , in dit geval, om de vcrlossing te bevorderen , door on-besuisd enkel aan den kop of, indien er een poot met denzelven voorkomt , mede daaraan te Irekken, ten einde het kalf, op deze wijze door te balen. Hier-door wordt de vcrlossing, gelijk ligtclijk kan begrepen worden, steeds moeijelijker gemaakt, terwijl het on-mogelijk is, het kalf in deze ligging door te balen. Door bet aanleggen van haken in de kin of in de oogholten,
is
-ocr page 453-
407
is men hicrtoe even min in staat, en zulks is derhalve gelieel te verwerpen. — Hot zal naauwelijks noodig zijn te hcrinneron, flat het ook hier wederom van het groot-ste belang is, een vroeglijdig en naauwkeurig ondcr-zoek omtrent de vcrkeerde ligging des kalfs to docn, ten cinde dezelve zoo spoodig raogelijk to herstellen, door do voorpooten in do gcboorle te brongen, voordat de kop te ver in de beenbuis doorgopcrst, en beklemd is geraakt.
De handelwijze van sommigen , om, door een hauten mik , den kop terug te zetton, verdient geene aanprij-zing , dewijl, door dit werktuig, niet alleen de snuit van hot kalf, raaar ook veellijds de deelcn der koe deerlijk gekneusd worden.
IV. De kop verkeerd in de gehoorte geplaatst, ter-
wijl dezelve sich met of zonder de voorpooten
aanbiedt.
Wanneer de kop zieh het onderste boven, dat is , met het opperhoofd naar het schaatn- of uijerbeen , en met de onderkaken , naar de binnenstc of uitgcholde opperviakte van hot kruis- of staartbeen gekeerd, in de geb.oorte aanbiedt , zoo is zulks een teeken , dat het kalf op den rug ligt. Zijn tovens de beide voor­pooten bovon don kop voorwaarts gelegen , zoo komt het op eene juiste bcoordceling van den ervaren koe-holper aan, opzigtelijk do ruimtc des bekkens, met botrokking tot do groolte des kalfs, in hoe ver het-zelvc natnolijk, in zoodanige ligging, verlost kan wor­den. HoefC het bokken deszolfs behoorlijkc maat, en. is het kalf niet zeer zwaar, zoo kan de verlossing, indien daanncde, voor het overige, geene andere on-gunstige omstandigheden gepaard gaan , nog wel ge­schieden, ofschoon dezelve langzaam en veeltijds niet zonder mooite volbragt wordt. Men moot dan slrik-touwen om de beonen en om do kin leggen, om daar-aan, onder de vlagen , tor bevordering der verlossing, to trekken. Geraakt het kalf op dgze wijze, in eene sterkere beklemming , zoo dat het niet door den beenhoepel kan gehaald worden, zoo bezige men • de groote spa-dels (PI. II. Fig. 21.) , om hetzelve daaruil te red­den. Dezelve worden, in dit geval, op dezelfde wij­ze.
-ocr page 454-
408
ze, als bij de beklemming van den top in deszelfs natuurlijke ligging is voorgedragen, längs de zijden der Liken , tusschen den kop en het bekken, tot over denzelven en de schouders aangclegd. De kop aldus in deszelfs verkeerdc ligging gevat zijnde, worden de handvatsels der spadels naar elkander toegebragt, en dc , boven den kop liggendo , voorpooten daartusschen vastgebonden. Alsdan poogt men , onder zachte draai-jingen , het kalf voorwaarls le trekken en door te halen, hetwclk hier altijd met grootere moeite gepaard gaat, dan bij eenc natuurlijke ligging van den kop, vermits de doelen van het kalf alsdan, in alle opzig-ten , beter aan de afmetingen van den doorgang des beenhoepels beantwoorden.
Daar men, bij deze ongunstige ligging, niet altijd zeker vooruit weten kan, in hoe ver de ruimte des bekkens het kalf zal doorlaten , zoo is het, in de meeste gevallen, raadzamer , de verlossing riiet op deze onzekerheid te laten aankomen, maar te trachten, nadat men zieh, door de koe in tijds te onderslaan, van deze verkeerde ligging des kalfs heeft verzekerd , hetzelve, voor dat de kop in het bekken is doorgeperst, om te wen-den , en het daardoor in eene, voor de geboorte geschikte ligging, op den buik te brengen.
Dezelfde handgreep wordt gevorderd, wanneer de kop, op de gezegde wijze, verkeerd en slechts met 66n' voor-poot, of alleen in de geboorte kernt, terwijl de bei Je voorpooten tcrug zijn gebleven.
Is de kop reeds zoo ver in het bekken doorgedrongen, dat er geene ruimte voor het inbrengen van de hand tot in den draagzak , tusschen deze deelen , overig is, zoo moet men den kop hier insgelijks met de banden, of zoo zulks daarmede niet geschieden kan, met de kleine spadel (PI. II. Fig. 25.), tot achter het bekken terug zetten.
De omwending van het kalf wordt dan op de vol-gende wijze verrigt: indien met den kop zieh e6n of beide de voorpooten aanbieden , wordt er een strik-touw om dezelve gelegd, ten einde daardoor te kun-nen voorkomen, dat dezelve, bij de omwending niet geheel wederom binnen den draa gzak teruggaan. Komt er slechts amp;n poot met den kop voor, zoo laat men den achtergebleven poot eerst op zijne plaats be-
rus-
-ocr page 455-
409
rüsten, en maatt een slriklouw om den genen, die vooruit komt: doch Indien zieh de kop alleen, zonder ^en der pooten aanbiedt, zoo moet men ten minste e6n derzelvc zocken en naar boven brengen. Men houdt nu het, aan een of beide de voorpooten bevestigde striktouw, met de eene hand, buiten den klink vast, en brengt de andere hand, längs den voorliggenden poot, tot aan het schouderblad, van die zijde, waar-uit het kalf moet gekeerd worden. Met de hand drukt men, met kracht, vlak tegen het schouderblad, aan deszelfs voorste en bovenstc gedcelte, dat zieh aan den romp naar den rug toe bevindt, waardoor het ligehaam des kalfs uit zijne plaats verzet en omgewend wordt, zoodat hetzelve langzamerhand eenc belere rigting voor de geboorte verkrijgt.
De hand, welke hierloe het gevoegelijkst gebruikt wordt, is die, welke legenover de zijde is, waar-naar toe men het ligehaam denkt te keeren, of waar-heen het moet draaijen. Het is niet allijd onverschil-lig, naar welke zijde het kalf gekeerd -wordt, maar men kieze daarbij, zoo veel mogelijk , den kortsten weg.
Wanneer , door dusdariige handgrepen, het ligehaam des kalfs eene meer bekwame ligging, om geboren le worden, heeft verkregen, zoo moet men de tweede voor-poot, Indien dezelve is terug gebleven, naast den an­deren naar voren brengen. Ligt de kop tevens nog te-rüg, zoo moet dezelve insgelijks opgehaald, en in de geboorte worden geleid. (Zie bladz. 403). la dit alles geschiedt, zoo wordt de verlossing vertier, volgens de reeds voorgestelde regelen, volbragt.
Zeer moeijelijk cn gevaarlijk wordt deze verlossing , In­dien de gemeide omstandigheden reeds lang gedmml hebben en men verzuimd heeft, door vroeglijdig de koe te on-derslaan , de ware ligging des kalfs te ontdekken; ook wanneer het water uit den draagzak is afgeloopen , en dk deel zieh slcrk copy;m het kalf heeft te zamen getrok-ken, waardoor bei onraogelijk wordt de hand binnen denzelvcn te brengen, ten einde daarmede te kunnen werken. MJn heeft dan den geschiktsten fijd, om het kalf om te wenden , voorbij laten gaan, tcrwiil daarenboven de uitwendige geboorte-deelen der koo met zclden , door de herhaaldc ruwe behandcling van
Snbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; on-
-ocr page 456-
410
ütiluindigen , gezwollen , heet, droog en ontstoken zijn geworden. Hot is, in het laatste geval , veellijds nut­tig de koe eene adcrlating van twee of drie ponden bloed uit de halsader te doen, en warme verzachtende pappen of stovingen, bestaande uit eenige banden vol vlicr-, liamillc-Moemen, geslample. lijnkoek en kaasjes-of populier-bladcn in melk of karnemelk gekookt, over de geboorte-dcclen en op het kruis le leggen , en dezelve , bij hcrbaling, in een zakjc, door inidlel van eenen gordcl, daarop tc houden, om de ontstcking le ver­minderen. Ook moet bet doen van verzachtende inspui-tingen in den draagzak, gelijk op bladz. 399 is voorge-steld , niet verzuimd worden. Kan men hierdoor, eenige ruimte erlangen , om de band binnen den draagzak te brengen, zoo moet men deszelfs inwendige oppervlakte tevens , met den rug der band, beslendig zaebt strijken, waardoor de draagzak meer en meer verwijd wordt, ten cindc de omwending des kalfs te verrigten , en de verlossing le volbrcngen.
Is dezelve op geene dezer wijzen mogelijk, zoo moet men tot de ontleding des kalfs in den draagzak over-gaan.
Mögt de kop des kalfs zieh op zijde gekeerd, dat is, met de onderkaak naar het eene, en met bet voorboofd naar het tegenovergeslelde beupbeen, in het bekken aan-bieden, zoo zal men, uit het voorgcstelde, genoegzaam de handelsvijzc kunnen opmaken, welke in dezen moet worden in het werk gesteld. Is de kop terug gebragt, zoo zal de omwending des kalfs op den buik, terwijl hetzelve op zijde ligt, met gemak geschieden.
V, Be beide voorpooten, zootvel als de kop terug blijvende. (Vergelijk blz. 243).
Biedcn zieh, nadat het water is afgeloopen, noch de voorpooten, noch de kop aan , terwijl bij het on-derzoek blijkt, dat het voorsle gedcclte des kalfs het verst naar voren tegen het bekken, gelegen is, zoo kan men zoodanige ligging beschouwen, als eeniger-matc over een te komen met eene dwarsligging, naar mate dat de kop zieh verder van of nader bij den mond des draagzaks bevindt. — Het kalf komt dan namelijk met de zijde van den kop, den bals, het
schou-
-ocr page 457-
411
schouderblad of ecnig ander deel van het voorlijf voor denzelven.
Bij zoodanigc schceve llggingen moet men doorgaahs eersl trachten, mcerdere ruimle le verkrijgen voor de ontwikkeling van den kop en de voorpooten, welke nog binnen den draagzak gelegen 7,ijn; ten welken einde het kalf met de hand eenigzins op en terug wordt ge­werkt. Daar de draagzak zieh vceltijds reeds om het kalf heeft toegetrokken, en er gcene ruirate achter het-zelve overblijft, waarhecn het kalf zieh kan begeven, zoo moet het opwerken niet driftig of met geweld. maar langzaam en voorzigtig geschieden, om geene scheu-ring des draagzaks te venvekken. Het zacht strijken van de binnenzijde des draagzaks, met den rug der hand, is daarbij ook weder ter venvijding van dit deel, zeer nultig. Heeft men het kalf wat opgeschoven , zoo zoekt men datgene van den kop of de voorpooten te bereiken en naar . voren te halcn, hetwelk het naast bij ligt, en het gemakkelijkst is te vinden. Vat men eerst de voorpooten , zoo brenge men dezclve, een voor een , of beide te gelijk , in dc geboorte en binde een striktouw om dezelve; daarna wordt de kopgevat. en in eenc goede Tigting op de voorpooten gebragt. Kan men evenwel den kop het gemakkelijkst bereiken dan moet deze het eerst, en de voorpooten moeten vervolgens onlwikkeld worden, op zoodanige wijze als biz. 405 is voorgedragen.
Bijaldien , bij deze scheeve ligging van hot kalf, de rug en dc bovenzijde van den kop zijdclings of naar beneden liggeu , dan moet er eene keering van het kalf voorafgaan, voordat men den kop, door middel van het Jicftuig (PI. II. Fig. 23), of door ecnige an­dere handgreep in de geboorte kan brengen , en dus de verlossing voltooijcn.
Daar de verlossing , bij de gemeide liggingen van het kalf, even als de voorgaande, ten niterstc moeijelijk worden kan , Indien er reeds veel tijd verloopen is , voor dat men behoorlijk hulp heeft aangebragt, of de ge-boorte-dcelen dor koc, door eene aanhoudende en ruwe behandeling , veel geledcn hebben , waardoor zij licet . droog en onlstokcn zijn geworden, zoo blijkt hieruit op nieuw, van hoe veel belang het is , een vroegtij-dig en naauwkeurig onderzoek in het werk te stellen .
S 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;z00_
-ocr page 458-
412
zoodra zieh, kort na het breken der voetblaas, de deelen des kalfs, niet in cene natuurlijke ligging in de ge-boorte aanbieden , om dezelve alsdan , door de geschiktste bandgrepen, terstond te regt te kunnen brengen, ter-wijl er nog eene hoeveelheid water , achter het kalf, in den draagzak aanwezig is, cn dit deel zieh niet om het kalf heeft te zamen getrokken. — Hebben de, zoo even gemeide, omstandigheden reeds plaats, zoo moet men daarbij handelcn, zoo als in het voorgaande geval is opgegeven.
Tegcnnaiuurlijke verlossingen, waarhij Mn of
beide de achterpoolen gezocht, en naar
voren moeten worden gebragt.
I. £en achterpoot in de geloorte, terwijl de andere terug blijft.
Wanncer er zieh een achterpoot in de geboorte aanbiedt , welke met de zool des klaauws naar boven . en dus in eene goede rigting, gelegen is, terwijl de andere achter het schaam- of uijer-bccn terug blijft, zoo meet men dezen , op de volgende wijze zoeken en naar voren brengen. Men brengt de hand, längs de binnenzijde van den achterpoot, die voorkomt, binnen, tot aan het lijf des kalfs, en gaat vervolgeps met de­zelve aan de tegenovergestelde zijde , längs den terug-gebleven poot, tot aan deszelfs klaauw, of zoo ver men reiken kan. Heeft men den poot gevat, zoo brengt men dien, naast den anderen, in de scheede , en vol-tooit de verlossing verder, op de wijze, zoo als bij de natuurlijke geboorte, waarbij de achterpooten vooruit-komen , is voorgedragen.
IF. Beide de achterpooten terugblijvende, terwijl
het Kalf met den buih naar voren, naar
achteren, naar anderen gelegen is, of
op den rug ligt.
Ontdekt men bij bet onderzoek, dat hot kalf met het achterste deel des ligehaams, in eene ' scheeve of schuinschc rigting voor het bekken gelegen is , waarbij /Je beide achterpooten terug blijven, zoo moet men,
längs
-ocr page 459-
413
fangs de voorliggende deelen, de achterpootcn zocken, en dezelve gevonden liebbende, die, boven de klaau-wen , tusschen de vingers vallen, zonder dat de panten der klaauwen in de hand te liggen komen, en dezelve alsdan voorzigtig ontwikkelen en naar voren breiigen. Dat zulks bet gcmakkelijkst geschiedt, indien bet kalf met den buik naar voren gelegen is, valt gemakkelijk te begrijpen. Het is doorgaans het best de achterpoo-ten, een voor een, te ontwikkelen. Zijn dezelve over elkander gelegen,quot; zoo moet men oplettende zijn , om den poot, welke boven ligt , het eerst te vatten en in de geboorte te leiden. Kan men niet zoo ver met dc hand komen, om de klaauwen te bereikcn, zoo moet men eerst den poot hooger vatten, en allengs meer naar onderen afdalen, om bij den klaauw te komert.
Kan men de klaäuwen der achtcrpooten wel berti-ken, maar is de ontwikkeling van deze moeijclijk, zoö dat dezelve niet met eene band kunnen worden losgemaakt, dan kan men daartoe, met veel nul, ge-bruik maken van een zoogenaamd Icterlint, hetwclk bij. wijze van een strop om den acllterpoot, dien men het eerst gevat heeft, wordt gelegd. Zoodanig lint moet ruim een vinger breed, en uit linnen en zijde gewe-ven zijn , zoo dat het. niet te los, noch te vast is. Hetzelve dient ongeveer twee eilen lang en, aan des-zelfs eene einde, van eene lis voorzleh te zijn. Om hetzelve te gebruiken, haalt men het andere cind door deze lis, en steekt den hierdoor gemaakten strop over de vingeren van de hand, welke binnen wordt ge­bragt. Zoodra de hand aan den achterpoot gckomen is, die losgemaakt moet worden , zoo schuift men den strop van onderen over denzelven been en trekt dien toe; alsdan vat men met de andere hand , het bui-ten de geboortedeelen hangend einde des lints, en be-#9632;vordert de ontwikkeling van den achterpoot, door ge-lijktijdig aan het lint te trekken, terwijl de binnengc-bragte hand tevens aan de losmaking van denzelven werkzaam is.
Ontdekt de veehelper de noodzakclijkheid van bet
gebruik des keerlints niet , dan nadat hy de hand reeds
heeft binnen gebragt, gelijk, trouwens, den meesten
tijd plaats heeft, dan kan hij, ten einde niet verpligt
S3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;te
-ocr page 460-
414
te zjjn, de hand, zondcr noodzakelijkhcid, uit te ha-len en wederom in te brengcn, zieh bedienen van den keerstok (PI. II. Fig. 2G.) , om , daarmede het lint op eene gemakkclijkc wijze naar binnen tc voeren. Deze stok van balijn geraaakt, is van boven voorzien van een ijvoren knopje met eene insnede , waarop dc strop van net lint gestoken wordt , gelijk zulks in de voorgestelde figuur wordt afgebeeld. Dezelve wordt, längs den bin-nengebraglen arm, tot aan de hand, in den draagzak gebragt, en nadat men den strop er afgenomen en om den achterpoot heeft gelegd, wordt hij wederom uit-getrokken.
Nu werkt men wederom op de zoo even voorgestelde wyze, en wanneer de poot tot in de scheede is gebragt ( moct men denzelven, door middel van het lint, aldaar trachten te behouden , opdat hij , onder het zocken naar den anderen achterpoot, niet door het kalf wederom worde terug gctrokken. Het is dan niet ondienstig onder het lint een compres van linnen om den poot 16 leggen , ten eir.dc eene te sterke drukking van het-•zelve vgor te komen ; lets hetwclk, in hoi algsmeen , bij het aanleggcn van striklouwea om de pQolenj dient in acht te worden genomen.
Moeijelijker is nog de verlossing , Indien het kalf tevens op den bulk, of op zijde met de beenen naar achteren gelegen is, daar het bij deze liggingen be-zwaarlijker is tot de achterpoolen le komen. Om de­zelve te bereiken , meet men van het kruis des kalfs met de hand over het achterdcel en den staart gaan tot de achterpooten , en dezelve vatten. Heeft de draag­zak zieh reeds om het kalf te zamengetrokken, zoo moet men denzelven , door het strijken met den rug der hand, langzamerhand trachten te verwijden , om meerdere ruimte te erlangen. Somwijlen moet het kalf iets opgewerkt of aan de zijde worden gescho-ven , om tot de achterpooten te kunnen komen , het-welk altijd met de behoorlijke omzigtighcid moet ge­schieden. — Het gebruik van den keerstok met het keerlint is hierbij, ter ontwikkeling der achterpooten, dikwijls noodzakciijk. Heeft men dezelve, op de ge-schiklste wijze, in de scheede gebragt, zoo moet het ligchaam des kalfs ,- Indien hetzelve op zijde ligt, eene gedeeltelijke omivending of zij deling sehe keering on­der-
-ocr page 461-
415
dcrgaan, opdat de zolen der klaauwen naar bovea ko-raen te liggen , en de koe aldus kan verlost worden.
Is het kalf op den rug gelegen, zoo moeten de achterpooten boven op den buik gezocht worden; hccft men dczelve gevat en in de geboorte gebragt, zoo raoet het ligchaam van het kalf, dat het onderst boven ligt, geheel worden omgcwcnd of gckecrd, zoo dat hot op den buik te liggen komc. Zoodanige kcering geschiedt op deze wijze.
Men legt de geschiktste hand, dat is, namelijk bij de halve kecring, die, welke beantwoordt aan de zijde, waaruit het kalf moot worden omgekeerd, op het kruis en omvat met de andere, de beide pooten van het kalf, zoo hoog en nabij de gcboortedeelen der koe , als mogelijk is. Aisdan (rächt men , lerwijl men het kalf, op deze wijze gevat heeft, door eene spoedige beweging, hetzelve een' vierdo gcdeelte van een cir-kel om te wenden , zoodat het met de stuit onder het stuitbeen der koe te liggen kerne. Indien het kalf op don mg gelegen is, zoodat het eene volkomcne keering, of liever eene wending moet ondergaan , wel­ke eenen halven cirkcl beslaat, dan is het schier om het even , welke hand men legen het kruis legge , en met welke de achterpooten worden gevat. — Het kalf aldus in eene geschikte ligging gebragt zijnde, wordt de verlossing voltooid , gelijk te voren gc-leerd is.
III. Het Kalf met het achterdeel regt voor het
helcken körnende.
(Vergelijk blz. 243.)
Het kalf kan met het lachterdeel, dat is , met den Staart, de billen en hielen , regtstreeks, en op vierder-lei wijzcn, zieh voor de geboorte aanbieden, namelijk in eene met den buik naar de eene der zijden, naar boven of naar beneden gekeerdc ligging. — In al deze gevallcn moeten, ter verlossing, de achterpooten ge-zochl on , een voor een, naar voren gebragt worden. Ligt het kalf op den rug, zoo moet hetzelve daarby tevens geheel of gedeeltelijk omgedraaid of gekeerd worden, gelijk bij de vorige ligging is aanbevolem Het is bij deze verlossingen noodig, om het kalf, voor
S 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dat
'#9632;
-ocr page 462-
416
dat de voelen gevat en voorwaarts gehaald worden , wat lerug te werken, en bijaldien hel op een der zijden gelegen is, tevens, zoo veel mogelijk, zgdelings op te schuiven.
Ontdekt men zoodauige Jigging des Kalfs, spoedig na het afloopen des waters, door een tijdig invoelcn , als er namelijk niets te voorschijn komt , zoo kan de op-schuiving \an het Kalf doorgaans met de banden ge-niakkelijk geschieden. Anderen gebruiken hiertoe ccn hauten mile, zijnde een stokje van taai esschen-hout , aan wiens einde eene kleine vork of gaffel gemaakt. is. Dit stokje moot zoo lang zijn , dat het buiten denklink, met de hand kan gevat worden. Het vorkje wordt op cene voorzigtige wijze , met den eeneraquo; tand in den aars des Kalfs geschoven , terwijl de andere tegen de stuit onder den slaart geplaalst wordt; dit verrigt zijn­de, wordt bet achterste gedecltc van het Kalf alleen zaclit opwaarts of ook tevens zijdelings terug gescho­ven , naar mate zulks bij de bijzondere liggingen ver-eiscbt wordt , totdat er genoegzame ruimte ontstaat , om met de band , bij de achtcrpooten te können kö­nnen , ten einde dczelve in de scheede te brengen.
Daar nogtans , op deze wijze , somwijlen de endel-darm van bet Kalf, door eene ongeneeslijke beleedi-ging , kan worden gekwelst, en ook de opwerking van het Kalf, Indien hetzelve reeds ver in het bckken is doorgedrongen of bcklemd, door bet . aanwenden van den hauten mik dikwijls vruchteloos beproefd wordt, zoo is hel doorgaans raadzamer de kleine spadels (PI. II. Fig. 25.) daartoe te gebruiken. Men brengt de-zelve aan weerskanten der hillen voorzigtig in, en laat derzelver steelen door ecncn helper vasthouden. Alsdan neemt men het latje en bindt hetzelve tusschen de steelen of bandvatselsvast. De spadels wel aaugc-legd en verzekerd hebbende, wrikt men daarmede eerst zacht been en weder, om bet Kalf, als de heupen mogten beklemd zitten ,. los te maken , en scbuift het­zelve dan opwaarts. Zijn de heupen terug gebragl, zoo worden de spadels losgemaakt en voorzigtig uit de geboorte-deelen der Koe genomen; doch het latje meet, om eene nieuwe inpersing der billen voor te komen , zoo lang legen dezelve worden aangehouden,
tot.
-ocr page 463-
417
toldal men de hand hceft ingcbragt , om de acli(cr-pooten te valten.
Het is in hot algemeen niet raadzaam , ingeval het Kalf reeds in zoodanige ligging in het bekken is in-geperst, slompe haken in de liezen aan te leggcn , ten cinde het Kalf daarmede met geweld door te halen. Bijaldien al in sommige gevallen , wanneer het Kalf kleiner dan gewoonlijk , of dc beenhoepel , in cvenre-digheid van deszelfs zwaarle , buitengemeen ruim is, de verlossing op dcze wijze kan geschieden, zoodat het Kalf dubbel of te zamengevouwen, met de bil-len en beenen längs den bulk gestrekl, kan worden geboren, zoo mag men het, in alle gevallen , daarop nict laten aankomen , vermils men , Indien zoodanige gun­stige omstandigheden geene plaals hebben, door der-gelijke handelwijze, dikwijls gevaar loopt eene bc-klemming te veroorzaken, waarbij het #9632; dan somwijlen niet meer mogelijk is , het Kalf , door de aängewezene handgrepen, voor- of achterwaarts te brengen.
Heeft zulks nogtans plaats, dat het Kalf reeds te vast in het bekken is gedreven , zoo dat het niet meer met de handen , noch met kleine spadeh kan worden terug gezet , waardoor het dus onmogclijk is , een dclaquo; achterpooten naar voren te brengen , zoo kan men be-proeven om het Kalf door te halen , en zieh daartoe bedienen van de kromme haken, welke het heftuig (PI. II. Fig. 23). uitmaken. Men zet dan in clke kniegeledlng een haak , en trekt , met gclijke kracht , aan denzelven en tevens aan den staart, om het ach-terdcel 'quot;des Kalfs door te halen. — Kan zulks niet geschieden , en kan het Kalf niet voorwaarls of door den beenhoepel worden getrokken , zoo blijft cr niets over, dan tot de onlleding des Kalfs te besluitcn , waarover in het volgende hoofdsluk gehandeld wordt.
quot;Wanneer men evenwcl het Kalf zoo ver kan op-schuiven en ter zijde werken, dal slcchls een der ach­terpooten kan worden gevat , terwijl de andere nict kan bereikt en naar voren in de geboorte gebragl wor­den , zoo is het, somwijlen , mogelijk de verlossing te volbrengen , doof alleen aan den buitengebragten ach-tcrpool en den staart te trekken, terwijl de andere achterpool, längs het lijf terug blijfl, en het Kalf in
S 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dc-
,
-ocr page 464-
• 418
deze ligging wordt doorgehaald. — Zoodanige verlos­sing bij het eene achtcrbeen , behoort evenwel niet ondernomen te worden, dan nadat men vruchtelooze pogingen heeft in het werk gesteld , om de beide ach-terpooten te bereiken en naast elkander voorwaarts tc brengen.
IV. Het Kalf dwars voor het leMen gelegen.
Bij eene volkoraene dwars-ligging, is het Kalf met den kop naar de 6enc , en met den staart of het ach-terdeel naar de andere zijde in den draagzak geplaatst. Het Kalf is by zoodanige dwarsligging , met den buik en de pooten voorwaarts, naar den uitgang des bek-kens , of tegen den mond des draagzaks, gekeerd , of het ligt op de zijde met den buik en de pooten naar achteren , zoo dat de rug voorkomt , of de pooten zijn naar boven of naar beneden gelegen , waarbij dan na-tuurlijk in het eerste geval , het Kalf op den rug, en in het laatste geval op het lijf ligt.
Men moet, bij alle deze liggingen , trachten de ach-terpooten te bereiken en in de geboorte te brengen; want , ofschoon men kan aannemen , dat bij eene vol-komene dwarsche ligging des Kalfs, de kop en voor-pooten even nabij den mond des draagzaks gelegen zijn , als de achterpooten , en men dus zöude kunnen veronderstellen , dat het, ter verlossing, er meer op aankome , om de eerstgemelde deelen in de geboorte te brengen , dan wel de laatsten , zoo zal men , indien zulks beproefd wordt, het tegendeel ondervinden. Niet alleen toch is men veel minder verzekerd , de voorste deelen met de band te zullen vatten, maar ook is de kop een veel te beweegbaar en neerhan-gend deel , dan daf men zieh zoude kunnen vleijen met de verwachting, om denzelven spoedig , zonder rele en vruchtelooze mocite , onder zijn bereik te krij-gen.
Ontdekt men door het onderzoek , dat by de dwar­sche ligging van het Kalf, de pooten naar voren gelegen zijn , zoo is de verlossing geene der moeijelijksten , ver-mits daar bij niets te doen valt, dan de achterpooten te vatten , en den voor 6en, of beide tegelijk, in de geboorte te brengen; waarna dan het Kalf tevens moet worden ge-
draaid ,
-ocr page 465-
419
draaid , zoodat de zolen der klaauwen naar boven kö­rnen te liggen , om hot Kalf , aldus met den rug legen den rug der Koe gekccrd , af te halcn.
Jtfet meerdere moeite gaat de verlossing bij de ove-rige liggingcn gepaard , vooral indien de quot;buik 'en poo-ten naar achteren of ondcr het lijf gelegen zijn. Om dczelve tc berciken kan men zieh , nadat men , door het naauwkcurig onderzoek, van do ware ligging der deelcn is verzekerd geworden , bedienen van den keer-stok met het keerlint (PL II Fig. 26) , op dc wijze , zoo- als op biz. 414 is voorgedragen, om dc achter-pooten tc valten en voorwaarts tc halcn.
Kan men , wegens de afgelcgcnheid of knelling der deelen , hiermede niet tot de achlerpooten komen , om dezelve naar voren tc brengen , zoo make men daar-toe gebruik van den knie-holshaak, op {PL II. Fig. 27) vcorgesteld, welke op de volgendc wijze wordt aan-gewend ; men brengt de hand , die de gcschikste ge-oordeeld wordt, in don draagzak, tegen het achter-deel des Kalfs , zoo ver als mogelijk is , en voerc den haak , voorzigtig längs den arm , tot het uitcrste van de hand , zorgende dat de rug dor hand , naar den wand des draagzaks , en de slompo haak naar het Kalf gekeerd worde. Is het Kalf met de poolen achter-waarts gekeerd, zoo brenge men den haak van onde-ren in ; doch bij cenc naar boven en beneden gekeer-de dwarsligging moct het werktuig in die zijde des draagzaks worden aangelegd, naar welkc bet aehter-deel gelogen is. Wanneer de haak diep genocg legen het achterdeel des Kalfs is ingebragt , zoo wordt de­zelve , op zoodanige wijze, in de knieholtc gescho-ven , dat zij daarin vast te liggen komt, waartoc zoo-wel , als tot de veedcre besturing van het werktuig, de, in den draagzak aamvezige hand behulpzaam zijn moet. Nu wordt daaraan eerst zacht on vervol-gens stcrker getrokken , om het Kalf nil deszelfs plaats te bewegen en naar voren te halen. Is het achterdeel slechts zoo ver gevorderd, dat men met de hand, wel­kc zieh nog binnen den draagzak bevindt, den slaart van het Kalf kan bereiken. zoo vat men dwizelven levens, zoo na mogelijk bij de stuit, om hot Kalf dus , te gelijker tijd , verder te kecren en hclzelvc , m eene regte lijn , voor den uitgang des bckkens tc brcn-
S 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;gen.
-ocr page 466-
420
gen. DU geschied zijndc, neemt men het werttuig voorziglig uit, en door de hand, welke nog in den draagzak is, worden nu de achterpooten , ikn voor een, ontwikkeld en in de scheede gebragt, waarna de verlossing, op= de gewonc wijze wordl vollooid. #9632;
Z E V E N D G H O O F D S T U K.
Over de verlossingen , waarbij het gehruik van snij-dende of scherpe- werMuigen gevorderd wordt.
I. Over de ontleding van het Kalf binnen den Draagzah.
De ontleding varaquo; het Kalf binnen den draagzak-, • waardoor helzelve door het wegnemen van eenige le-dematen , verkleind en, bij gedeelten uit het ligchaam der Koe wordt gehaald , kan zoowel in moeijclijke als tegennatuurlijke verlossingen noodzakel\jk zijn , ten einde, indien er geen middel overig blijft, om de Koe cn het Kalf beide te redden , dan ten minste daar-door het leven der eerste le behouden. Vermits deze bewerking altijd als een uiterst middel ter, verlossing moet worden aangemerkt , zoo mag roen nimmer dan in de dringendste gevallen en zonder rijp overleg tot dezelve overgaan. Is men nogtans van de onmegelijk-heid, om de verlossing, op eene andere wijze, te verrigten , en dus van de noodzakelijkheid der ontle­ding volkoraen overluigd, zoo moet men dezelve even-#9632;min te lang uilstellen , indien zij het nut zal aanbren-gen , hetwelk er van verwacht kan worden
De ontleding des Kalfs kan zoo wel te pas komen , wanneer de kop en voorpooten , of het voorslc gedeel-te des ligchaams , vooruit komen , als bij die ligglngen , waarbij de achterpooten of het achterdeel zieh in de geboorte aanbieden.
In de eerste gevallen is dezelve onvermjjdelijk , wan­neer het Kalf, door geene der, te voren opgegevene , handgrepen kan geboren worden , ter oorzake van bc-klemming , hetzij wegens onmalige grootte of wanstal-ligheid des Kalfs, of uit hoofde , dat het bekken.,.Hi
even-
-ocr page 467-
42t
evenredigheid van de zwaarte des Kalfs, te naauw is , of ook , Indien de kop in eene #9632;verkeerdc rigling in de geboorte komt.
In het Iweede geval, wanneer namelijk hei achterdeeV voorkomt , wordt de ontleding meermalcn gevorderd, bij zoogenaamde dubbele verlossingen, (zie hladz. 408), indien de achterpooten niet können worden losgemaakt en naar voren gebragt, noch ook het Kalf dubbel of te zamcn gevouwen kan #9632;worden doorgehaald.
De ontleding van het voorste deel des ligchaams wordt, op de \olgende wijze , verrigt. Men moet de, in het bekken gedrungene, deelen eerst eenigzins terug trach­ten te zetten , waartoe men zieh van de recds aange-wezene middelen kan bedienen (zie Wz. 416) ; als-dan tracht men de band, nevens de voorpooten, in den d'raagzak te krijgen , cn wel op die wijze, dat men altijd längs de buitenzijde van den poot , welken men wil afnemen , voortga, tot dat men aan het armbeen , en vcrvolgcns tot den, met helzelve , door geleding verbonden, schouder kome.' Intusschen moet de band , waarmcde de oulleding geschieden moet , alvorens de-zelve wordt ingebragt , mzl het ringmesje of de vingcr-listoerie , op Pl. 11. Fig. 2C afgebeeld , gewapend zijn. — De ring wordt aldus ora den middelsten vinger ge daan , dal de rug van bei mesje längs de binnenzijde van den vinger ligt, en deszelfs punt , door het voorste gedeclte des vingers bedekt wordt. De vingers, welke aan beide zijden van bei mesje liggen , bedekken het-helve mede, ten einde , door helzelve bij het inbren-gen , aan de deelen der Koe geene belcediging werde toegebragt.
Wanneer de hand in den draagzak, of ook naar male dal de omslamdigheden verschillen , alleen in descheede, tot aan- het schouderblad en armbeen des Kalfs geko-men is, zet men , terwijl de poot eenigzins aangelrok-ken wordt, bei mes van achteren tusschen den borstwand en bei schouderblad, hetwelk langzamerhand geheel van het ligchaam, wordt afgesneden. Aisdan wordt de hand naar buiten gebragt, en van het mesje onldaan, om het naar buiten brengen des schouderblads met bei voorbeen gemakkelijker te kunnen verriglen. Worden dezelve door een onafgesneden stuk vleesch of vel terug ge-bouden, zoo kan men, om het schouderblad geheel S 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; van
#9632;
-ocr page 468-
422
van het ligchaam los te maken, den scherpen haak (PI. II. Fig. 29) bezigen , -waarracde de nog vast zit-tende deelen worden doorgesneden. Dcze haak -wordt op dezelfdc wijzc aangelcgd, waarbij wcl zorg moet wor­den gedragen , dat hij met de snijdonde zijde, naar het Kalf en nict naar de deelen der Koe gekeerd, werde binnen gebragt, Indien, door het wegnemen van den eenen voorpoot met het schouderblad, geene genoegzarae ruinate voor den doorgang der borst mögt zijn te weeg gebragt, zoo motten dezelve aan de andere zijdc des ligehaams insgelijks losgesneden cn weggenomen worden. Is de borst hoog of het bekken te naauw of mismaakt, zoo dat de borst niet over den rand van het schaam-of uijerbeen kan komen, zoo moet men den hefhoom (Pl. II. Fig. 20) aanleggen, op de wijze, zoo als op blz. 394 is voorgcsteld, ora daarmedo de borst over den rand dezes becns of de brug te ligten. Om nu den romp verder door het bekken le halen, bedient men zieh, — indien namelijk de vlagen niet sterk ge-nocg zijn, om het ligchaam door te persen, — van de haken, op Pl. II. Fig. 30 afgebeeld, welke op de volgende wijze worden aangewend. ledere haak wordt afzonderlijk längs den arm, die vooraf is binnengebragt, met de seherpe pnnt naar denzelven toegckeerd7 tot aan de borst des Ralfs geleid; aldaar gekomen zijndc , worden de seherpe punten naar het Kalf gewend, en aan beide zijden, tusschen de eerste en tweede of tweede en derde rib ingedrukt, zoodat de ribben volkomen in de bogt der haken liggen. Als het Kalf op den buik of op den mg ligt, worden de haken aan wcerszijden, maar bij eene zijdolingsche ligging des Kalfs, van boven en onderen ingebragl; zoodat, in allen geval, de haken aan de zijden van de borst behooren te worden inge-zet. Deze aldus aangelcgd zijnde, worden de honten handvatsels tot elkander gebragt, zoodat dezelve met eene hand kunnen worden gevat, om daaraan langzaam en met kracht te trekken, ten einde den romp door te halen. — Sorawijlen is hei, tot dit oograerk, vol-doende, slechts ecn haak aan te leggen. Is de borst nog achler het schaambeen blijven zitten, zoo kan men tevens den hefhoom aanwenden , ten einde door eene gclijktijdige werking met denzelven en de ha­ken , en de opligting der borst over dit been te he­wer-
-ocr page 469-
423
werken en het Kalf door de beenbuis voorwaarts tc trekken.
Op de voorgeschrevene wijze te werk gaande, zal het zelden noodig zijn , eenc vordere ontleding van Jen romp te verriglen ; mögt zulks in zccr enkcle gevallen noodig zijn , zoo moeten de ribben van het borstbeen en den ruggegraat voorzigtig losgemaakt, en dan uitgendmen worden.
Eenigen verrigten de ontleding van het Kalf op eene andere wijze, welke door velen , -wordt afgekenrd , daar dezclve hun toeschijnt wrceder tc zijn , dan de opgege-vene bewerking. Verrnils dezelve nogtans , door sommige boeren-Koeraeesters , met ongemeene vaardigheid en een gocd gevolg voor de Koe , verrigl wordt, en zij zeker, in een opzigt de voorkcur verdient, in zoo ver men name-lijk daarbij alleen tusschen het vel en de vlceschige dee-len des Kalfs werkende, minder gevaar loopt, om den draagzak tc beleedigen, zoo oordeelen wij, dat dezelve geenszins geheel moct worden verworpen ; waarom wij ook van deze wijze van ontleding hier eene körte beschrlj-ving zullen raededeelen. Dezelve wordt aldus verrigt : Men val de voorpooten , namclijk een voor e6n , en laat die vasthouden ; aan dczelven wordt het vel, bo-ven de koot, door eene rondgaandc snede losge­maakt ; alsdan trekt men een of twee touwtjes door het vel , waarbij het, onder het verder losmaken , gespannen wordt gehonden. Nu wordt het vel , door middel van eene platte houten spadel , welkc van vo-ren eenigzins schuins en beitels-wijzc scherp is ge-maakt , naar boven toe , tot over de borst en schou-ders, van de onderliggende declen geheel afgeschei-den. Dit geschied zijnde, worden de spieren , welke het schouderblad en opperarmbeen , met de ribben vereenigon, door den houten beitel voorzigtig losge-werkt ; daarna bindt men een lioutje dwars aan den poot, die los is geraaakt, omtrent deszelfs midden en draait denzelven daarbij verder, benevens het schou­derblad geheel af. Deze worden alsdan door het losslaquo; vel van den voorpoot , even als door eene mouw , naar buiten gehaald. Indien laquo;er, door het wegnemen vaa een voorpoot, geene genoegzame ruimte is te weeg-gebragt, om het Kalf te kunnen doorhalen , zoo wordt dezelfde bewerking, insgelüks aan den anderen voor­poot
-ocr page 470-
424
pool verrigt. Voor het overige kunnen de aanwending der haken en de overige handgrcpen hierbij , op dezelf-de wijze, te pas komen, gelijk zoo aanstonds is voor-gesteld.
Indien de ontleding gevorderd wordt , -wanneer bet Kalf, met het achlcrdeel dubbcl, in hct bckken ge-drongen en bekneld zit , hetzij helzelve voor bet overige eene naar bovcn, naar beneden of zydelings gekecrde ligging hebbe , — zoo kau dezelve niet be-ter , dan door het wegnemen van een of beide der ach-terpooten verrigt worden. Hiertoe verkiest men den-snijdenden haak (PI. II. Fig. 29), welke tusschcn de. deelen der Koe en des Kalfs wordt ingcbragt en waar-medc de achterschenkels in de kniegeleding afgesncden worden.
Kernen de achterpooten wel vooruit in de geboorte , terwijl nogtans de heupeu, uit hoofde van derzelver breedte in het bekken beklemd blijven zitten, zoodat dezelve door naiddel der groote spadels (zie biz. 335), niet kunnen worden doorgchaald, — lets , hetwelk zeker zeldzaam plaats heeft, daar de nog weeke en buigzame beupbeen-deren des Kalfs, door deze werktuigen genoegzaam kun­nen worden ingedrukt, — zoo moeten vooreersl de acb-terpooten in de gewrichls bolligheid of de heupkom worden weggenomen.
Om dan het ligchaam des Kalfs, in de beide voor-gestelde gevallen, verder af te halen, kan men zieh van de scherpe haken bedienen, welke van boven in den romp worden, geplaatst, zoodat het ronde gedeelte van ieder beupbeen, door de bogt van den, daarom liggenden haak, omval wordt. Tot hetzelfde oogmerk kunnen ook de ha­ften dienen, welke men op PI. II. Fig. 31 vindt voorge-sleld. Deze worden insgelijks, cen voor ccn , met de scherpe punt naar binnen gekecrd, ingebragt, en onge-veer twee vingeren breedte beneden het kruis, ter weers-zijden , op het uitspringende gedeelte des heup- of darmbeens, ingedrukt, zoodat dezelve wel vasthou-den ; alsdan worden de handvatsels tot elkander ge-bragt, en door overkruising vercenigd , zoodat de in-kervingen naauwkeurig in een sluiten', waarna dezelve bovendien met een louw te zamen worden vast gebonden , om dan bij dc handvatsels het ligchaam des Kalfs uit te trekkeo.
Kan-
-ocr page 471-
425
Kan bet Kalf, wegens de breedte der heupcn, door tuiddel der haken, niet worden afgehaald-, zoo mod men heproeven zulks te bevorderen , door den hefboom (PI. II. Fig. 20), welke binnen wordt gcbragt, om daarmede, op die plaats, alwaar de mecste verhin-dering aanwezig is r de heupbeenderen in te drukkcn, of van plaats te doen veranderen, zoodat zij in eene meer schuinsche rigting in hei bekken gebragt, en de beklemde deelen aldus los worden gemaakt. Indien men ook hicrmede, ter berciking van hel bedoelde oogmerk, te kort schiet, zoo blijft er geen ander mid-del over ,#9632; dan cm de verecniging van bet schaam- of uyerbeen des Kalfs., met bet ringmesje door te snij-den , waardoor dan de eene belft des bekkens, door middel van den hefboom geknakt en naar binnen kan worden gedrnkt,, of men zelte een der scherpe halten van onderen in bet eironde gat des schaambeeBS , om het bekken voorzigtig nil een te rukken, en hetzelve ver-volgens, bij gcdeelten, op de best mogelijke wijze Aveg Ic nemen.
II. Over de verlossing van een Kalf, lielwelk een
waterbuik heeft,
#9632;
Wanneer men ontdekt, dat de doorgang van het lig-cbaam des Kalfs door het bekken verhinderd wordt, ofsehoon hetzelve in eene natuuriyke ligging geplaatst is, en de voorpooten met den kop reeds in of door het bekken zijn voortgedreven, terwijl men bij het on-derzoek waarneerat, dat deze verhindering veroorzaakt wordt, door eene verzameling van water in den bulk , waardoor dezelve onmatig wordt uitgezet, zoo moet het water, door het maken eener opening , met den tro-kar (PI. I. Fig. 19), uit den buik ontlast worden. Men brcngt dit werktuig, van. deszelfs buis omgeven, ter­wijl de punt, zoo veel mogelijk van voren, door de vingeren wordt bedekt gehouden, van onderen of ter zijden des Kalfs, door de geboorte-deelen der Koe binnen , tot op den gespannen waterbuik des Kalfs. Hier steckt men den trokar in den buik , tot zoo ver, dat de rand der pijp of buis plat op de huid te lig-gen komt; alsdan wordt de priem of trokar uitgetrok-ken, wanneer het water. door de buis, uit den buik
des
-ocr page 472-
426
deraquo; kalfs in den draagzak ontlast wordt. — De buik genoegzaam ontledigd en entspannen zijnde, kan de verlossing op de gewone wijze volbragt worden.
Indien het kalf levend ler wereld komt, zoo neemt men de pijp voorzigtig nit, en wil men beproeven het kalf tc behouden , zoo legt men eenig pluksel op de wond , en omzwachtelt den buik zoo slflf, dat de-zelve cenc natuurlijke gedaante behoudt. Voor het overige, moet de herstelling van de natuur verwacht worden.
III. Over de verlossing van een Kalf, hehoelk een windbuik heeft.
Somwljlcn heeft cr eene tegennatuurlijkc opspanning van den buik des kalfs plaats , door lucht, welke den-zelven zoodanig uitzet, dat daardoor de doorgang des Kalfs door het bekken , even als door den watcrbuik, vcrhinderd wordt. Zulk een Kalf wordt door vele land-licdcn een zuiger genncrad , vermits zij meenen , dat het Kalf deze lucht heeft ingezogen. Vermits even-wcl het Kalf niet slikken, zoo min als ademen kan, zoo lang het in de vliczen besloteu is, zoo is dit ge-TCGlcIi len eenen male als ongegrond te beschouwen. Veeleer moet de oorzaak van dit ongemak gezocht worden in eene ziekelijke of rotachtigc #9632; gesteldheid der buiks-ingewanden , waardoor deze lucht in dezel-ve ontwikkeld wordt. Om zoodanig Kalf geboren te *nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; doen worden , moet men de lucht uit den buik ent-
lasten , waartoe , op dezelfde wijze, gebruik kan worden gemaakt van den trokar, gelijk bij den waterbuik is voorgesteld.
IV. Over de verlossing van dubbellingen, alsmede van een Kalf met twee hoofden.
De verlossing van twee Kalveren, welke aan elkan-deren gegroeid zijn, waarvan slechts zcldzame geval-len voorkomen, wordt het best volbragt, Indien men de achterpoolen kan vatten, en dezelve in de geboor-tc brengen, om het dubbele Kalf daarbij af te halen. Kunnen de heupen, wegens derzelver breodte, niet door den beenhöepel worden gelrokken , zoo kan men
de
-ocr page 473-
427
de groole spadels (Pl. II. Fig. 21.), daartoc gebruiken, volgens de handgrepen, aangewezen op blz. 395. Kan ook daarmede de verlossing niet gelukken , zoo moet men lot de ontlcding van het dubbele Kalf overgaan. Daar de aanecngrocijiiig der Kalveren jiiet allijd op dezelfdc wijze plaats heeft , zal men derzelver ontlc­ding, in vele gevallen , volgens eigen oordeel, doch zoo veel raogelijk is, naar de voorgestclde regelen moe-ten verrigten.
Een Kalf, twee hoofdcn hebbende , hocdanige wan-schapcnheid insgelijks zeldzaam is, zoo is het meestal onmogelijk, dat de beide hoofden, als de voorpooten vooruit komen, door het bekken kunnen gaan , wes-halve men het cene hoofd in de scheede of den draag-zak , door het mes', moet wegnemen , of het Kalf bij de achterpoolen vcrlossen. Men zal het eene hoofd, op deze wijze kunnen afnemen. Wanneer de voorpoo­ten in de geboorte komen, lerwijl de hoofden terug blijvcn, tracht men een derzelvcn, welke men het best bcreiken kan , vooruit te brengcn , door zooda-nige handgrepen, #9632; als op blz. 404 zijn voorgesteld. — Men legt dan een striktouw om de voorpooten en le-yens om den kin (zie blz. 393) , waarmede men den kop zoo ver in het bekken haalt, dat tkzelve set den snijdcnden haak (PL II. Fig. 29.), of met het ring-mesje (Pl. II. Fig 28.) afgesneden en alsdan kan wor­den weggenomen. Dit geschied zijnde , wordt het Kalf tot in den draagzak terug gezet, terwijl men zieh, door de aangelegde striktouwen, van de voor­pooten verzekerd houdt, om nu voorts den terugge-bleveu kop, op dezelfde wijze , in de geboorte te brengen en de verlossing , volgens de gewone regelen, verder te volbrcngen. Zijn de hoofden zoo kort bij het bovenste gedeelte van den hals aan elkander ge-groeid, dat de eerst naar voren gehaalde kop niet ver genoeg door het bekken kan worden gebragt, om af­gesneden te worden, zoo zet men denzelven , nadat er een striktouw om den kin is gelegd, in den draag­zak terug, en laat de striktouwen der voorpooten en van den kin vasthouden. Alsdan brengt men de hand, van het ringmesje yoorzien (zie blz. 421) , in den draagzak, en snijdt den kop daarmede binnen denzel­ven af, waarna dezelve wordt uitgehaald. Kunnen de
ach-
-ocr page 474-
428
achterpooten in de geboorte worden gebragt, zoo gc-schiedt de verlossing gemakkelijker, dewijl door de heupen alsdan meerdere ruimte voor den doorgang der hoofden gemaakt wordt , zoodat dezelve den meesten tijd kunnen worden doorgehaald. Kan zalks niet geschieden, zoo zal men een der hoofden, met bet ringmesje of bet tcherpen haak , moelen afsnijden, hetwelk dan vervol-gens , nadat het Kalf met een hoofd is geboren, uit den draagzak moet worden genomen.
ACHTSTE HOOFBSTUK.
Over het verleggen des Kalfs.
Meermalen gebeurt het, dat de Koe het Kalf, bin­nen den gewonen draagtijd afzet, of gelijk zulks ook genoemd wordt, versmijdt of vergooit. Dit valt het meest in de eerste drie maanden, minder in de vierde, en nog zeldzamer na de vijfde maand van de dragt voor, tenzij het Kalf in de laatste helft der zwanger-heid gestorven is.
Tot de oorzaken, welke eene ontijdige verlossing kunnen verwekken, behooren: van buiten aangebragt geweld of mishandeling der Roe; onmatige' vermoeije-nis of verhitting door den arbeid , loopen of springen enz.; het eten van sommige scherpe of nadeelige plan­ten (zie blz. 368.) , alsmede van berijpt gras; het laat buiten loopen in den herfst , als het weer raw en koud is; het misbruik van verbittende en afdrijvendc geneesmiddelen; zwakheid, als het gevolg van schrale voedering, van aanwezige of doorgeslane ziekten , waar-door de Koe het Kalf niet meer kan voedeu. Ook kan misschien somwijlen het voederen met boekweit-stroo, mangelworlelen enz., tot het afzetten des Kalfs aanlci-ding geven.
Wanneer de Koe het Kalf wil vergooijeu, zoo wordt de uger dun en slap; de Koe wordt onruslig en er hebben eenige teekenen plaats, welke zieh bij de ge-wone verlossing vertoonen. De klink namelijk zweit op, en er vloeit eenig vocht uit de scheede; de Koe houdt den- adem in, en staat in eene persende houding,
terlaquo;-
-ocr page 475-
429
terwijl , onder de gewone verschijnselen van meer of minder Sterke vlagen, het Kalf -wordt doorgczet. — Is het Kalf in de tweede helft van de dragt gestorven, zoo heeft men dikwijls,, reeds eehigea tljd te voren, de beweging van hetzelve in de regier zijde niet meer kun-nen #9632;waarnemcn, waarbij de Koe somwijlen lusteloos is en kwijnt.
Openbaren zieh slechts geringe voorteekenen van het afzetten des Kalfs, in de eerste drie maanden.van de dragt, als zijndc de uitwerking van uitwendig aange-bragt geweld, van verhitting of het vatten van kou-de , zoo kan men hetzelve dikwijls voorkomen, door de Koe een half of geheel pond bloed uit de halsadcr af te tappen , en het volgende, verkoelende middel toe te dienen.
Neem: Salpeter, vier looden, Wonderzout,
Gestampte Oesterschelpen, van ieder I wee loo­den.
Gewreven en vermengd zijnde , geeft men daarvan, vier malen daags, een lood, onder een meel- of lijn-zaad-dmnk, in.
Voorts zelte men het becst op slal, in slroo, en be-zorge helzelve alle mogelijke rust, toldat de teekenen van het verleggen des Kalfs verdwenen z\jn.
Vreest men, dat de Koe het Kalf zal afzetten, als het gevolg van ziekelijkheid, van eene siechte verzorging, of andere vcrzwakkende oorzaken , zoo moel men haar geens-zins aderlaten, raaar door het toedienen van gezond , ruitn en verslerkend voedsel , zoo als goed hooi , eene matigc hoeveelheid meel- of koornvoeder, en eene naauw-kcurige verzorging, het vergooijen des Kalfs trachten le verhoeden.
Is men , door deze middelen, niet in staal het ver­leggen des Kalfs af te wenden, maar geven dc tocne-mendc teekenen te kennen , dat helzelve zijn voorl-gang zal hebben, zoo laat men zulks aan de naluur over. Zijn de krachten te zwak, om de verlossing te volbrengen ^ zdo geve men de middelen ter opwekking der vlagen , welke op biz. 389 zijn opgegeven , en bevordere de verlossing , door de hand binnen den, gedeeltelijk onlslolen , mond des draagzaks te brengen, en hel Kalf, volgens de meermalen voorgestelde rege-
len.
-ocr page 476-
430
len, met den kop en lt;Je voorpooteu , of met de achterpoo-ten in de geboorte te brengen, en het af te halen.
Insgelijks moet men trachten , op deze wiize , de ver­lossing te bewerten, in geval het Kalf dood is, zoo dra er zieh namelijk teekeöen vertoonen, dat de Koe hetzelve wil afzetten. Kan de Koe niet verlost -wor­den , dewijl de hals des draagzaks nog niet geopend, maar toegewrongen is , en deszelfs mond op het ge-voel haw! is, en naar een dikken ring gelijkt, dan kan men, met een goed gevolg , het volgend middel ge-bruiken , om denzelven langzamerhand slap en lenig te maken. Men neemt een stuk Spaansche Zeep , hetwclk glad en langwcrpig rond gesncden wordt , als een ei; hetzelve wordt, een weinig in de banden gerold en in olie gedoopt zijnde , in de scheede gebragt, al-waar het tegen den harden mond des draagzaks gelegd wordt; aldaar sraeltende, -worden de deelen daardoor vochlig gemaakt, waarbij dan ook eene meerdere af-scheiding van slijm ontstaat, zoodat er een sclmimach-tig slijm uit den klink vloeit, terwijl de mond des draag­zaks zachter en meer geopend wordt. Is dezelve zoo #9660;er verwijd , dat men met de toppen der vingeren bin­nen denzelven kan komen , zoo brengt men de hand , wel met olie besmeerd , voorzigtig cn al draaijende , door denzelven, in den draagzak, om de Jigging des Kalfs le onderzoeken , en hetzelve in zoodanige rigting af te halen, als volgens deszelfs ligging gevorderd wordt.
De Koeijen lijden veel meer door het verleggen der Kalveren , dan door de gewone verlossing van een vol-dragen Kalf, en zij geven veel minder melk , dan wan-neer het afkalven op den gewonen tjjd plaats beeft. Somwijlcn blijft de melk geheel weg ; zoodat de Koei­jen niet weer aan den gang komen , voor dat zij , op nicuw dragtig zijnde geworden , van een voldragen Kalf yerlost worden: — Koeijen , welke eenmaal het Kalf bebben afgezet, zijn daaraan , in lieft vervolg , bij de geringste aanleidende oorzaak, ditwijls wederom on-derhevig , weshalve men omtrent dezelve eene meerdere oplettcndheid behoort in acht te nemen , dan omtrent andere Koeijen. (Vergelijk blz. 2'S-5.)
N E-
-ocr page 477-
431
NEGSNDE HOOFDSTDK.
Over het achterllijven der Nageboorte.
Indien de nageboorte, binnen eenige uren, nadat het Kalf geboren is, zoo als gewoonlijk plaats heeft, niet ontlast wordt, maar terug blijft, en dat de Koe , gelijk men het noemt, niet schoon wil worden of met het ligt staan hlijft, zoo kan zulks , in de meestc gevallen, aan slapheid of -werkeloosheid van den draagzak worden toegeschreven, waardoor dit deel zieh niet genoegzaam inkrimpt of te zamentrekt, om de moederkoelccn of druiven van de baarmoeper-tepels (zie biz. 236.) af te scheiden, zoodat dezelve dus aan de inwendige op-, pervlakte des draagzaks vast blijven gehecht. Wanneer er zieh derhalve , bij het terug blijven van de nage­boorte , geene teekenen van ontsteking der geboorte-deelen , noch van den mond des draagzaks, of van kramp vertoonen, zoo mag men, ter bevordering vau derzelver onlasting, zoodanige middelcn aanwenden, welke de zamentrekkende werking des draagzaks kun-nen opwekken , waardoor, de druiven losgemaakt zijnde, . het ligt afgedreven wordt.
Heeft de Koe nu tevens ecn beletten doorgang, zoo is het dienstig, dezelve een afkooksel van twee klein gesnedene hcetworlelen of kroten in twee mengelen karne-mclk , op cens in te geven-, waardoor zij, gewoonlijk , ontlasting van den afgang krijgt, en dan te gelijk de nageboorte uitwerpt. In plaats van fyeetwortelen kan men zieh ook van mangel-worlelen bedienen, en bij gebrek van beiden, kan een afkooksel van een half pond klisscn- of kladde-wortelen, in twee mengelen karne-melk in derzelver plaats gegeven worden. Wanneer de Koe natuurlijkcn afgang heeft en de nageboorte te lang achterblijft, zoo geve men haar een lood poeder van geniber-wortel, of, hetgeen betcr is, twee looden theriak met twee ponden zwaar bier in.
Ook kan men zieh van het volgende middel bedie­nen , hetwelk een sterker afdrijvend vermögen bezit :
Neem : Bidden van zevenboom, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Rosmarijn,
Lavas-zaad, van icder twee looden.
Deze middclen, vooraf een weinig gekncusd zijnde.
iaat
-ocr page 478-
432
laat men dezelve gedurende een kwartier uurs in twee mengelen oud Her , in eene wel toegedekle pan, warm trekken. Met vocht doorgezegen zijnde, wordt op eens ingegeven. Het kan tevens nutlig zijn, om dc twee uren een prikkelende klisteer te zetlcn , bestaan-de uit een aflreksel van kamille-bloemen , wijnruit-hla-den , valeriaan- of wolverlei-wortel enz, , hoedanige op biz. 389 is voorgeschreven. Hierbij moet men niet verzuimen den buik der Koe , vooral van onderen en ter zijde , van tijd tot tijd, met stroo te wrijven , en bet is dikwjjls voordeellg haar van den stal te ne-mcn , en in de schuur, of, bij goed weer , buitcn huis , zaebt rond te leiden , door welke beweging de los-wording en outlasting der nageboorle dikwijls spoedig volgt.
Voorts kunnen ook de middelen , welke ter afdrij-ving der nageboorte bij de Paarden , op biz. 235 , zijn voorgeschreven, tot hetzelfde oogmerk, bij de Koei-jen warden aangewend (*).
Het sterk gebruik van heete, afdrijvende of purgeer-middclen , als van eene groote hocveelheid zevenboom, laurierhezien , terpentijn , kolokwint enz., waarvan on-yoorzigtige lieden zieh dikwijls, ter afdrijving der na­geboorte, bedienen, is nadeelig, dewijl daardoor ligt krampachtige persingen ontslaan , waardoor de draag-zak kan worden uitgeschoven. Insgelijks is de gewoon-te af te keuren , om aan den navelstreng , of het, bui-ten de geboorte-deelen hangende , gedeelte der vlie-
zen
(*) Als een zaclit en veilig werkend mieidel, ter afdrijving draquo; nageboorte bij Koeijen , oordeel ik nog te mögen aaobe-yelen net zoogenaamdc Pijpkruid, ook wel witte kervel ge-noemd , (cH.asnoPTiijLi.uM siilvestre) , hetwelk , door sommigc Landlieden , in deze streken , tot dit oogmerk , gegeyen wordt, en waarvan tnij zelven de goede uilwerking, uit een geval , dat tnij opzettelijk is medegedeeld , befcendis. Men voederde aan eene Koe, die , sedert twee dagen met het ligt sionA, op eenen dag,~ van tijd tot tijd, eene gewone schuif-karvolvan het gemelde pijpkruid , zoowelhet loofals vooral de wortelen , hetwelk door haar met graagtegegeten en waar-na zij , binnen vier en twintig uren , geheel schoon werd. Hot aflreksel van eenige banden vol gedroogde Klimop- of boomveilbladen (heuera helix) in kokend water , wordt hiertoe insgelijks aangeprezen. Dit aftreksel , dat een' aan-genamen renk lieeft , wordt de Koeijen , na het afkalven , voorgezet, hetwelk zij gaarne drinken, zoowel als zij de iladcn zelye eten.
-ocr page 479-
433
zen een touwtje met eenig gewigt le binden, ten ein-de, door deszelfs zwaarte, de ontlasting der nageboorte te bevorderen , als kunnendc de Koe , wanneer de druiven nog vast zitten, door het pijnlijk gevoel der trekkende zwaarte , insgelijks aan het persen geraken, waardoor de draagzak wordt uitgeschoven.
Wordt de nageboorte, door het gebruik der opge-gevene middelen, op den derdea of vierden dag, niet ontlast, terwijl men intusschen, van tijd tot tijd, door zacht aan dezelve te trekken, heeft beproefd, of zij misschien los voor den inond des draagzaks ligt, — in welk geval men haar voorzigtig kan aftrekken — zoo moet men de hand naar binnen brengen, en de, nog aan de baarmoeder-tepels vastzittende, druiven, een voor een, voorziglig van dezelve los pellen of aflig-ten, waarbij men zorg dragen moet, dat de draagzak niet beleedigd werde; weshalve het zeer nadeelig is, de baarmoeder-tepcls af te knijpen. Zijn de druiven alien losgemaakt, zoo wordt de nageboorte gevat, en langzaam naar buiten getrokken. Ondervindt men dat de druiven of ook de vliezen zelve, op eenige plaat-sen , aan de inwendige opperylakte des draagzaks zijn vastgegrocid , — hetwelk het gevolg eener voorafgegane ontsteking dezes deels, teweeg gebragt doof uitwendige beleediging, zijn kan , — zoo moet men dezelve mede, zoo goed en voorzigtig als mogelijk is, afschciden en nit den draagzak verwijderen.
Eene andere hebandeling wordt er gcvorderd, iudien het achterblijven der nageboorte vergezeld gaat van eene ontstekingachtige gesleldheid des bloeds, van den draagzak of van deszelfs mond , en de uitwendige geboorte-deelen, hetwelk vooral bij volbloedige, slerk gevoedde Koeijen, of ook na zoodanige verlossingen plaats heeft, waarbij de geboortedeelen, door kneuzing of andere beleediging, veel geleden hebben, en deze door bitte, zwelling en ontsteking zijn aangedaan. Alsdan moet men vooreerst eene aderlating van 6en, twee of drie ponden bloed, naarmate van de grootte der Koe en de hevigheid der ontsteking, doen nit de halsader, of, hetwelk nog beter is, aan de achterpooten. Met zette de Koe , alle twee uren , eene verzachtende klisleer, hoedanige op biz. 351 zijn aanbevolen, waarin men telkerts een lood salpcter kan entbinden.
Tnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Te-
-ocr page 480-
434
Tevens geve men van het volgende ontstekingwerende middel, vier malen daags, e6n lood met een mengel lijn-zaad- of gersten-water in.
Neem : Salpeter,
Wonderzout,
Ammoniak-zout, van ieder een lood.
Kamfer , een scrupel.
Gewreven zijnde, worden dezelve onder elkander ge-mengd.
Onder het drinkwater, hetwelk een weinig warm zljn moel , dienen tclkens een of twee banden vol rog-gcnmecl gemengd te worden. Uitwendig op de ont-stokcne geboortedeelen en het kruis legge men, in een zak of dock, warme pappen van lynhoek-meel, hamille-on vlier-bloemen, kaasjes- of populier-bladen, in melk of karnemelk gekookt , welke, door middel van een gordel , om het achterlljf moet worden vastgemaakt. Met deze behandeling moet worden aangehouden, totdat de ontsteking van het bleed over is, of de zwel-ling der geboortedeelen ophoudt. Alsdan , en niet eer-der, mag men beproeven, of men de nageboorte met voorzigtigheid kan af hulen, op de wijze, zoo als hier boven geleerd is.
Eenc derde oorzaak van het terugblijven der nage­boorte is gelegen in eene krampachtige te zamentrekking van den mond des draagzaks. De Koe behoudt alsdan na de verlossing , gedurige persingen, en , bij het in-voelen, ontdekt men, dat de mond van den draagzak om de uithangende vliezen wordt toegetrokken , waar-door de onllasting der nageboorte verhinderd wordt. Zoodanige kramp kan veroorzaakt worden door het vat-ten van koude op bei achterdeel na het af kalven, of ook door de prikkeling van onzuiverheden, die in de darmen huisvcsten. — Heeft het eerste plaats, zoo moet het beest wel gedrenkt, in stroo gezet, en vlijtig daarmedc gewreven worden, om de belette uitwase-ming te herstellen. Men kan hierbij voorts dezelfde nil- en inwendige krampstillende middelen toedienen, welke op biz. 391 en 392 , tegen de krampachtige vla-gen , bij het af kalven , zljn voorgeschreven. De vol­gende drank kan insgelijks zeer nuttig zijn, Indien de Koe, na de verlossing, onophoudelijke persingen behoudt:
Neem
-ocr page 481-
435
Neem : Beemst-wortel, zes looden , Slaaphollen, twaalf.
Gesneden en gekneusd zijnde, worden dezelve op drie mengelen -water gekookt, totdat het op de helft ver-minderd is. Het vocht doorgezegen zijnde , -worden er twee looden olijf-olie en even zoo veel suiker bij gedaan en dan aan de Koe, laauw-warm, ingegeven.
Zijn de krampachtige ?amentrekking van den mond des draagzaks en de persingen weggenomen, terwijl even-wel de Koe met het ligt blijft staan , zoo^ moet men derzelver ontlasting, even als in vorige gevallen, door de voorgestelde middelen, bevorderen.
Indien de Koe geene koude heeft gevat, maar per-singen heeft , waarbij de afgang verstopt is, zoo moet men, voor dat de krampstillende middelen worden inge­geven , de Roe, cm de twee uren, eene klisteer zetten. hoedanige op biz. 140 is voorgeschreven, totdat zg be-hoorlijke ontlasting heeft. Nadat de Koe schoon is ge­worden , kan het dan dikwijls nog nuttig zijn een zacht laxeerenden drank te. geven, bij voorbeeld:
Neem: Pruimen, een half pond,
Kook dezelve in twee mengelen Itarnemelh, totdat zij volkomen week zijn, en voeg daarbij,
Gestampt Anijs-zaad, ein lood, Gewone Siroop, een half pond.
Verkoeld zijnde, wordt deze drank op eens ingegeven, welke toediening, gedurende twee of dric dagen, een-maal daags, kan herhaald worden. Zoo men oordeelt, dat de Koe een ontlasting-verwekkend middel noodig heeft, hetwelk sterker werkt, zoo late men met de pruimen een of twee looden sene-bladen afkoken.
VVbrdt de nageboorte wel ontlast, maar volgt de zui-vering van het navuil of der horte stof niet, waarbij de Koe eenigzins ongesteld wordt, of, gelijk men gewoonlijk zegt, aon het navuil kwijnt, zoo is zulks doorgaans aan zwakheid toe te schrijven, weshalve men de krachten der Koe, door ruim en goed voeder, waarbij men lijn- of raapkoeken, gekookte rogge, hoonen of ander koren voegen kan, dient :te ondersteuncn, ten einde de ontlasting van het navuil te bevorderen.
Zijn er eenige gedeelten der nageboorte in den draag-zak blijven zitten, zoo worden dezequot;quot; vervolgens door-
T 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;gaans
-ocr page 482-
m
gaans met het navuil, van tijd tot tijd, bij stukken, ontlast. Heeft zulks geen plaats, maar necmt men de uitvloeijing van een stinkend vocht uit de scheede -waar, zoo is zulks een teeken, dat dezelve tot verrotting is overgegaan, of geeftde outlasting van een vuilen etter te kennen, dat er verzwering in den draagzak aanwezig is, als het gevolg van ontsteking dezes deels, zoo meet men, door middel der baarmoedcr-spuit (PI. II. Fig 24) eenige malen daags, zuiverende en rotting-werende inspuitin-gen doen in den draagzak, om de stukken der nage-hoorte los te maken, en het verder bederf voor te kö­rnen. Hiertoe kan men zieh van de volgende midde-len bedienen.
Neen : Wilgenhast r
Wolverlei-wortel, van jeder zes looden.
iook de wilgenhast, een nur lang, in vier ponden water, en doe er dan de wolverlei-wortel bij. laat het dan nog een kwartier uurs koken en voeg bij het doorge-zegen vocht, nadat het verkoeld is:
Geestig aftreltsel van Mirrhe, vier looden.
Wanneer door de aanwending dezer inspuitingen, de nageboorte stukswljze is afgegaan, terwijl nogtans de uitvloeijing van stinkend of etterachtig vocht blijft aan-houden, zoo kan men dezelfde hoevcclheid wilgenlast en wolverlei-wortel in kalkwater koken en daarbij het aftreksel van mirrhe voegen, welk vocht dan op de­zelfde wijze wordt ingespuit, Hebben de uitvloeijende vochten den kwaden reuk grootendeels verloren, zoo neme men ter inspuiting gelijke deelen van het, aldus bereide middel, en goulards-water , met welk gebruik zoo lang wordt aangehouden , tot dat de uitvloeijing ophoudt, en de Koe geheel hersteld is.
T1ENDE HOOFDSTIJK.
Over het Uitzalcken van den Draagsah.
De uitzakking van den draagzak kan op tweederlei wijze plaats hebben. Dezelve zakt namelijk met den hals dieper in de seheede, zoodat de mond van dit lecl voor de Mink komt, of de bodem van den
draag-
-ocr page 483-
437
draagzak valt laquo;loor deszelfs hals en mond naar buitcn, zoodat de draagzak dus omgekeerd buiten de klink komt.
Het eerste ongeraak is alleen toe tc schrijven aan te groote slaphcid van de banden, welke den draagzak moeten ophouden , en der scheede; hetzelve wordt het ergste waargenomen, tegen den tijd van het af kalven, cn verdwijnt doorgaans na hetzelve, Om deze uit-zakking voor te komen of te verminderen, is het dien­stig de Koe op stal te zetten, zoodat zij met de voorpoo-ten lager staat, dan met het achterste gedeclte des ligehaams. Na de verlossing kan men, Indien het noo-dig is, de verslapte deelen Tersterken, door inspui-tingen te doen in de scheede, met een krachtig af-kookscl van zamentrekkende middelen, als van den wilgen of eiheribast, tormentüla-wortel, enz., waarbij een derde gedeeltc geJcamferde Irandewijn of roode teijn ge-voegd wordt.
Wanneer de draagzak geheel omgekeerd naar buiten is gevallen, hetwelk veroorzaakt kan worden door onvoor-zigtige behandelingen bij moeijelijke verlossingen; door het geweidig aftrekken der nageboorte ; door het mis-bruik van sterke afdrijvende middelen; door het blijven liggen der Koe, na het kalven, terwijl zij nog persin­gen heeft enz., zoo meet men denzelven, zoo spoedig mogelijk trachten in te brengen , dewijl de draagzak anders opzwelt, wanneer dezelve niet alleen moeijelijker wordt binnengebragt, maar ook, Indien hij lang aan de lucht blijft blootgesteld, ligtelijk door ontsteking wordt aangedaan.
Is de uitgezakte draagzak nog warm, zoo brenge men dezelve wederom naar binnen, op de wijze, zoo als zulks bij Merrien, verrigt wordt, hetwelk op blz. 236 is aangewezen. Men moet daarbij met den duim en voorsten vinger van de eene hand de klink, onder de bewerking, bestendig zoo ver toeknijpen, dat het inge-bragte gedeclte niet weder terug schiete. Het inwerken van den draagzak wordt met het meeste gemak verrigt, indien de Koe met het achterste deel des ligehaams aan-nierkelijk veel hooger Staat dan met het voorste, waar-ora zulk het best gelukt, indien men haar op de voor-pooten kan doen knielen. Is de draagzak reeds koud, of ook morsig geworden, zoo moeten de onzuiverhe-
T 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; den
-ocr page 484-
den met warme nlblk afgewasschen, en het deel door doeken , in warme melk gedoopt, die men om hetzelve hcnen slaat, vcrwarrad worden, of men baadt den uit-gezakten draagzak, in warme melk, welke in een vlak honten vat onder denzelven gehouden wordt.
Als dezelve eenigerraate verwarmd is, zoo wordt hij op de gezegde wijze binnen gebragt. Bljaldien er sterke persingen plaats hebben, waardoor het inbrengen van den draagzak tegengewerkt en moeijelijk gemaakt, of ook daardoor veroorzaakt wordt, dat het deel, binnenge-bragt zijnde, spoedig op nieuw wordt uitgeschoven , zoo geve men, ten einde de persingen te doen be-daren, het middel, op blz. 236 opgegeven, dat tot hetzelfdc oogmerk gebruikt wordt bij Paarden, of den verzachtenden slaapbollen-drank, welke op blz. 435 , tegen de krampachtige persingen der koeijen na de ver­lossing , is voorgeschreven.
Indien de draagzak reeds aanmerkelijk is opgezwollen, zoo legge men er een omslag om van warme melk, waarin een weinig saffraan is getrokken, en trachte denzelven , na verloop van een half nur, in te bren-gen. Volgens de verzekering van sommigen , zou het begieten van den opgezwollen draagzak met een üesch roode wijn het beste middel zijn, om denzelven te doen inkrimpen, en daardoor het binnenbrengen gemakkelijk te maken.
Somwijlen wordt de draagzak uitgeschoven terwijl de ei-vliezen nog door middel der druiven aan denzelven gehecht zijn. Men moet de druiven alsdan eerst van de haarmoeder-tepels afscheiden. terwijl de draagzak bui-ten is, en dan denzelven naar binnen brengen.
Wanneer de draagzak is ingebragt, moet men de klink met de hand toeknijpen, tot zoo lang, dat de rooster op PL II. Fig. 32 afgebeeld, wordt aange-legd, om te verhoeden, dat dezelve niet wederom uit kan vallen.
Men trekt den staart tusschen de tweede en derde balk door, terwijl de rooster tegen de klink gedrukt, en vervolgens op deze wijze wordt vastgemaakt Er wordt een gordel achter de voorpooten, om het voor-ste gedeelte van het ligehaam der Koe gelegd, waaraan de touwen, welke aan de bovenste eindea van den roos­ter
-ocr page 485-
439
ler gehecht zijn, en die längs de lenden en den rug getrokken worden, van bovcn worden vastgemaakt; ter-wjjl de touwen , welke zieh aan de ondereinden van den rooster bcvinden, tusschen de liezen, ter weerszijden van den uijer, längs den buik getrokken , en tevens aan den gordel bevestigd worden, zoodat de rooster vast legen de klink aansluite. Hicrmeda laat men de Koe staan of loopen, tot zoo lang, dat men ovcrtuigd kan zijn, dat zij genoegzaam gesloten en er dus geene nieuwe omkeering van den draagzak te vreezen is. Dit werktuig verwekt aan de Koe gcen het minste ongemak , daar zij met hetzelve staan , liggen en gaan, zoowel als den afgang en het water zonder hindernis kan entlasten j ook kunnen de, uit den draagzak loo-pende vochten of het navuil door den rooster af-vloeijen. Daar het dus alleszins tot deszelfs öogmerk geschikt is, behoorde men nimmer te vcrzuimen, het­zelve de Koeijen na het afkalven veiligheidshalve aan te leggen, om het uitpersen van den draagzak voor te komen. —• Het aanwenden van den voorgestelden rooster , of van het bekende net, hetwelk tot hetzelf-de einde voor de klink gespannen wordt, gelijk aan elken veehouder bekend is , is zeker ver te verkiezen boven de wreede handelwijze, welke somwijlen gebezigd wordt, om de lippeu der klink aan elkander te naai-jen ; of door naalden van hout of ijzerdraad te hech­ten , en zoodanige hechting dan geheel aan zieh over te laten; hetwelk alle af keuring verdient.
Somwijlen kan het geheuren, dat de uitgevallen draag­zak zeer zwaar beschadigd, verhard of zoo sterk ge-zwollen en ontstoken is, dat dezelve niet kan worden ingebragt, of dat hij, binnengebragt zijnde, vervol-gens spoedig tot versterving zoudc overgaan; in deze gevallen is men wel genoodzaakt denzelven door het mes weg te nemen. Men trekt dan den draagzak, zoo ver als mogelijk is, uit, bindt, eene handbreedte bo­ven den pisweg of de inplanting der scheede, ecu band stijf om denzelven, en snijdt het deel, buiten denzelven, door eene Mstoerie (PI. I. Fig. 3) af. De wond wordt, met warmen traan besmeerd en vervol-gens aan de genezing der natuur overgelaten. Vermits de Koe hierdoor niet alleen ten eene male onvrucht-
T 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;baar
-ocr page 486-
440
baar wordt, maar ook in levensgevaar komt , mag meß nimmer , dan in de uitersle noodzakelijkhcid , tot deze bewerking overgaan.
ELFDE UOOFDSTÜK.
Over de Ontstcking van den Draagzak.
Deze ziektc, zoo als de Koeijen daaraan meermalen, na het af kalven , onderhevig zijn , wordt ook de moer-ziekte genocmd, en aan de volgende teekenen gekend. De Koe wordt door dezelve onmiddellijk , of ook wel eerst op den twceden dag en lelf later , na de ver-iossing , overvallen , wanneer men #9632;waarneerat , dat dc eetlust verdwijnt, tenvijl zij , daarenlegen , algemeen een' sterken dorst hceft, ofschoon er, in sommige ge-vallen , gecn dorst aanwezig is ; zij Staat onrustig , slin-gert onder het gaan met het achterlijf heen en weer ; Je tred met do achterpoolen is gebrekkig en pijnlijk; er heeft eene sterke hitte of brandigheid over het ge-heele ligchaam plaats j de pols slaat ras en is tevens hard. Van het begin der ziekte, is de ontlasting der pis en van den afgang verstopt; de klink vertoont zieh van buiten klein en ingekrompen. De • Kofe houdt op melk te geven, ofschoon de uijer gespannen blijft, en men ontdekt , dat de melk niet lerug gedreven is, maar in de zoogenaamde melk-aders , die van den uijer längs den bulk naar voren loopen , zitten blijft. Indien de ziekte hevig is, zoo vervroegen zieh alle deze ver-schijnselen : de Koe wordt benaauwd en meer onrus­tig , zij blijft geheel liggen zonder te kunnen opstaan, knerstandt, kreunt en slaat met den kop en pooten. Gedurende de benaauwdheid, zweit de regterzijde lets op ; vermindert dezelve, zoo slinkt de zijde weer.
Neemt de ontsteking de overhand , zoo blijft de reg­terzijde niet alleen gezwollen , maar ook zweit dan de linker zijde en het gansche achterlijf tot aan het kruis geweldig op, terwijl de koorts en onrustigheid ver-meerderen; eindelijk steckt het beest de vier pooten regt uit, waarop de dood onmiddellijk volgt. — Som-wijlen sterven de Koeijen , indien de ziekte hevig aan-
valt,
-ocr page 487-
441
valt, door een schielijken overgang der ontsteking tot versterving, binnen vierentwintig uren; doch is dc-zelve minder hevig , zoo duurt zij langer , wannecr de Koe insgelijks sterft of, onder eene geschikte behan-deling, betert, Indien namelijk de ontsteking tot onl-binding gebragt wordt. In eenige gevallen volgt er verettering , of ook eene verharding van den draagzafc . waarbij de Koe bet leven nog kan behouden.
Na den dood wordt bet ligchaam geweldig opgespan-nen , en de huid kan niet van hetzelve worden afge-Irokken. Bij de opening ontdekt men, dat de pens en andere, daarnevens liggende, declen, door ontsteking zijn aangedaan, -welke aan dezelve van den draagzak blijkt mede te zjjn gedeeld. Dit deel is verbazend uitgezet en Staat nog even -wijd open, als op bet tijdstip , toeu bet Kalf werd afgehaald; de zelfstandigheid van den draagzak is ongcmeen veel grooter geworden ; deszelfs wanden zij a ter dikte van eene hand opgezwolien en het gansche weefsel is met eene geleiacbtige, slijmigc slof opgevuld ; alles heeft een blaauwachtig aanzien . als of het met bloed opgeloopen ware ; maar des zo-mers is de kleur dezer deelen meer zwartachtig. fn de hoUigheid van den draagzak, zoowcl als tusschen vel en vleesch aan het achterlijf, wordt een gelijk-soortig geleiachtig slijm aangetroffen. Hoewel de oygt;~ gespannen uijer, zoo lang de Koe leefdc, geene melk wilde geven, zoo ontlast zieh nu , als men de spenen terstond, na dat zij dood is , afsnijdt , dikwijls eene groote hoeveelheid melk, welke in de raelkbuizen op-gehoopt was, zoo dat men mecrmalen eon' halven em-mer daar mede vullen kan.
De oorzaken , welke tot eene ontsteking van den draagzak aanleiding kunnen geven , zijn: uitwendige be-leedigingen , gevatte koude na het kalven, mocijelijke verlossingen , en ruwe bchandelingen bij dezelve aan-gewend ; geweldige af haling der nageboorte , of het nadeelig afknljpeu der baarmoeder-tepels. De meeraquo;t gewone voorbeschikkende oorzaak der moer-zicktc , zoo als wij dezelve hier beschreven hebben, schijnt gelegen te zijn in eene algemeene inwendige ontste-kingachtige gesteldheid van bet ligchaam der Koe, als het gevolg eener al te groote vetheid en volbloedie-heid , gepaard met galachtige scherphcid der vochlen T 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;wel.
A
-ocr page 488-
442
welke inzonderheid deze ziekte ten gevolge heeft, als de kalflijd in de heetste zomerraaanden , namelijk : Ju-lij en Augustus, invalt , (zie blz. 368.) Wanneer blj zoodanigc gosteldheid, de aandrang van bloed naar de geboorte-deelen , gedurcnde de verlossing , door de persingen , wordt verraeerderd , is het geen won­der , dat zulks nu , vooral onder bijkomende omstan-diglicden eencr ongeschikte behandeling , te ligter eene ontsteking des draagzaks en der omliggcnde deelen kan te weeg brengen. Misschien kan ook de verlossing, door bet veelvuldig vet, dat zieh bij zoodanige Koei-jen in het bekken heeft aangezet , vertraagd en moei-jelijker worden gemaakt; althans zal hetzelve, door het uilkomend Kalf zamengeperst en gekneusd kunnen worden, waardoor verstoppingen in de vaten en ont­steking worden geboren, welke dan dikwijls spoedig tot versterving of het koude vuur overgaat.
Tcr genezing dezer zickle wordt de spoedige aan-wending van krachldadigc ontstekingwerende middelen gevorderd. Men doe , zoodra de ziekte ontdekt wordt, aan de achterpooten zoo wel als uit dehalsadcr, eene ruime aderlating van vier tot zes ponden bloeds, naarmatc van de grootte en sterktc der Koc, en herhalc dczelve, na verloop van vier of zes uren, in eene mindere mate; hiermede vare men , in gelijkc tusschentijden , voort, totdat de he-vigheid der tocvallcn rnerkbaar verminderd is. Na de eerstc aderlating en vcrvolgens , geve men, alle twee uren , ecn half lood van het poeder in, bestaande uit salpetcr , wonderzout, ammonialtzout en Mmfcr, hetwelk cp blz. 434 is voorgeschreven , met een lijnzaad-drank of met water , waaronder gersten- of roggenmeel ge-mengd is; hoedanig -water men de Koe insgelljks rij-kelijk laat drinken. Tcvens zette men , alle vier uren , eene verzachtende klisteer van een afkooksel der mid­delen , op blz. 331 , opgegeven , moetende daann telkens een lood salpeter worden opgelost (zie blz. 433) , en legge bestendig warme pappen over de ge­boorte-deelen en bet kruis, gelijk zulks bij het ach-terblijven der nageboortc\ Indien daarmede eene ont­steking van den draagzak gepaard gaat , is aan de hand gegeven.
Wanneer, onder de aanwending dezer geneeswijze , een gunstig zweeten ontstaat en de toevallen verminde­ren
-ocr page 489-
rcn , hetwelk veeltijds op den vierden dag gcschiedt , dan moet de Koe viel worden toegedekt, terwijl men het zweeten tevens mecr bevordert, door dezelve veel laauw drinken te geven , en hot voortgezet gebruik des voorgeschreven pocders.
Is de ontsteking tot den hoogsten trap geklommen, err men heeft, na de dcrdc aderlating, gcene #9632;vcrmindering der tocvallen bespeurd , zoo mag men nog cen of twee ponden blocd aftappen , en de gemeldc poedcrs telkens ingeven met een mengcl van het volgendc afkookscl :
Neem : Gele Koortsbast , (Kina) ,
Wolverlei-worlel , van ieder acht looden.
Kook dezelve , vooraf fijn gesneden of gekneusd zijnde , gedurende een half uur , in ecne genoegzame hoevcelhcid water , tot dat er acht ponden overblijven: waarna het vocht, door een doek gezogen zijnde, in (lesschcn bewaard wordt..
Indien er zieh ettcr uit de schcede ontlast, zoo moet men eerst ecnige dagen lang , herhaalde verzachlendc inspuitingen in den draagzak doen , van cen afkookse! van lijnzaad, haveren-gort of andere verzachtende zclfstandigheden , op biz. 399 voorgedragen. Vervol-gens kan men , ten einde ecne al to groote afsehei-ding des etters tegen le gaan , en om den draagzak te versterken, gebruik maken van een afkookscl van wilgenbast , wolverlci-wortel in kalkwater gekookt. met geestig aflrelisel van mirrhe en goulards-watcr verecnigd ; welk middcl terstond dient aangewend le worden , indien de ontlast wordendc etter een' stinken­den renk heeft.
Als voorbehoedmiddel tegen dezc gcvaarlijke zicktc der Koeijcn , vooral die des zomers afkalven , is het nuttig , dezelve, eenige weken voor dc verlossing, ecnen wrangwortel of eenc ettcrdragt aan cene der billen te zet-ten , waardoor de volbloedigheid en dus dc neiging tot; ontsteking in het ligchaam vcrminderd wordt. Ook is het dienstig tegen den tijd , dat dc nijer begint le zwellen, de Koeijen van drie tot vijf ponden blocd af te tappen uit de halsader , en deze lating, acht dagen vooi het afkalven, nog eons tc herhalen. De laatste dagen moet men de Koe, des avonds, als het koel begint tc worden, in de weide, ecnige keeren , op en neder laten drijven , zonder haar te vermoeijen , en nadat zij T 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; m-
-ocr page 490-
444
verlost is, laat men het Kalf , twee of drie dagcn lang r bij haar in het land loopen. ,— Voorls dient hier, op-zigtelijk het weiden en voederen der dragtige Koeijen , bijzonder in acht genomen te worden , hetgecn in het eerste hoofdstuk dezer afdeeling is aangemerkt.
'
TWAALFDE HOOFDSTUK,
Over de Melkverplaatsing of het Melk-vuur.
Waoneer dcze ziekte plaat's heeft, zeggen de landlie-den doorgaans, dat de Koe aan de melk Mijft liggen , of dat de melk niet in den uijer wil schielen, dewijl de-zelve opgelrokkcn wordt; zij -wordt aan de volgende tee-kcnen gekend: de Koe, voor de eerste keer, na de ver­lossing , gemolken wordende, geeft de behoorlijke hoe-veelheid melk , doch van dien tijd af blijft de uijer slap en leeg. Reeds op dien dag of den volgendcn ontdekt men een week veerkrachtig gczwel aan den buik, dat längs denzelven, volgens den loop der melk-aderen , van de borst af, tot den uijer toe, waargenoraen wordt. Deze zwclling vertoont zieh zelf aan de binnenzijdc van den achter-schenkel, zoodat dezelve zieh daaraan tot de hoogte, die tegenover den uijer is, uitstrekt , en benedenwaarts niet over de kniegeleiding komt. Nu blijft de Koe liggen. Er ontstaat terzelfder tijd koorts , daaraan kenbaar , dat de Koe hevige koude krijgt , en hijgt; de spieren aan de schouders en voorpooten be-ven ; de ooren, hoornen, en het uitwendig gedeelte van den kop zijn op het gevoel koud, doch worden lang-zamerhand wederora warm. Nu volgt, in plaats der kou­de , eene even sterke bitte met een' radden , sterken pols, waarop cindelijk zweet volgt , hetwelk voöral aan de voorpooten wordt waargenoraen. Hierop is de Koe vrij van koorts, en zij bevindt zieh dan eenigzins beter, totdat er een nieuwe aanval komt, die op dezclfde wijze begint en eindigt. Worden de tusschenpoozen korter, terwijl de koortsen langer duren , dan is zulks een teeken, dat de toestand verergert, wanncer de ziekte doorgaans met den dood van het beest eindigt. — De
Koe
-ocr page 491-
445
Koe blijft, van bet begin tot het einde toe, stil liggen , in die rigting als de gezonde beesten gewoon zijn te rüsten ; doch , gedurende de koorts, strekt zij den kop regt vooruit op den grond, en rigt denzelven vervol-gens wederom op. Duamp; ligt zjj zonder eenige beweging , zelfs zonder de beenen te verleggen, welke aan de einden stjjf bevonden -worden. Ten laatsten, als de ziekte op het hoogst gekomen is, legt zij den kop in de eene zljde , als of zij -wilde slapen, en in deze ge-steldheid vindt men haar dikwijls onverwacht dood.
Door de opening der Roeijen, aan deze ziekte ge-storven , wordt men overtuigd, dat het gemeide gezwel, längs den buik en aan den achterschenkel, door de verplaatsing der melk is veroorzaakt, vermits , na het aftrekken der huid, overal uit de, bij den buik , tus-schen vel en vlecsch, afgescheurde vaten , vele droppels melk loopen , waaronder ook een enkele droppel bloed ontdekt wordt. Aan den rug en vordere deelen, waaraan deze opgezwollenheid niet bespeurd wordt, ziet het vlecsch onder de huid als gewoonlijk uit. Ook neemt men aan de darmen en in de holligheid des buiks niels tegennatuurlijks waar, hetwelk met de ziekte in betrckking staat.
Deze ziekte , welker naastc oorzaak gelegen schijnt te zijn in cencn kram pachtigen toestand der werktulgen , die de melk-afscheiding verrigten , -waardoor deze belet wordt, vloeit voort uit eene te groote volsappigheid , waarom dezelve het meest waargcnomen wordt bij völbloedige , Sterke , zwaar gevoederde en velte Koeijen , of uit vuile Stoffen , waarmede het onderlijf is opge-vuld , of uit beide oorzaken te gclijk. Misschien bren-gen sommige aandoeningen der Koe , zoo als, bij voor-beeld, door het wegnemen des Kalfs kunnen. veroor­zaakt worden, meermalen nict weinig toe, ter ver-meerdering van den kramp der melk-afscheidende vaten. (zic blad. 386).
Bij de genezing van het melkvuur komt hc-l vooral aan op de juiste kennis der oorzaken , v,aardoor het is te weeg gebragt. Indien de ziekte in de eerstc helft des jaars plaats heeft, terwijl het weer koud en droog is, en de noorde- of noord-oostc-winden lang gewaaid hebben , of wanneer de voorafgegane verlos-
T 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;sink-
-ocr page 492-
446
sing moeijelijk is gcweest , zoo mag men vermoedcn , dat dezelve met ontstcking gepaard gaat. Alsdan moet men cene ontstekingwerende gcneeswüze aanwenden. Men tappe de Koc , in de koorts , als de koude over is, en de hilte eenigzins toeneemt , naarmate van de he-vigheid der ziektc en de sterkto of grootle van bet beest , vier, vijf of zes ponden bloed uit de mclk-aderen af. Dcze aderlating moet sornwijlen ook nog wel, na ver-loop van zes of acht uren , in eeno mindere hoeveel-heid herbaald worden , indien op de cerste geene bc-terschap of vcrraindering der toevallcn volgt , en de Koc tevens nog genoegzame krachten bczit. Door zoodanigc mime bloedontlasting wordt de kramp der vaten dikwijls op eenmaal weggenomen , en do melk-afschciding hersteld , zoodat dc uijer wedcrom gczwol-len -wordt.
Voorts legge men bestendig warme pappen , in een' zak of eene geschikte sloop om den uijer , bestaande uit twee banden vol gestampte lijiikoeli, of haveren-gorl , en even zoo veel liamille-, vlierhloemen en licemst- of populierlladen, in melk of karnemelk gckookt. Een­maal daags smerc men den buik en de acbterschenkels, zoo ver dezelve gezwollen zijn, alsmede bet kruis, met hct volgende verdeelende smecrsel:
Necm : Raap- of Lijn-olie , vier looden ,
Bijtenden Ammoniakgeest, anderhalve lood.
In een fleschje gedaan zijnde, worden dezelve un­der elkander geschud; betzelvc moot, telkcns na bet gebruik , vvel toegestopt worden. Om do werking de-zer middelcn , tc ondersteunen , geve men de Koe, zoo-dra de koorts afgeloopen is, twee of dric looden Gjn gewreven duhbel-zout met water, tot ecne buikzuivering in. Alle twee of drie uren moot beprocfd worden, om de Koe tc melken, waarna de warme pappen telkcns op nieuw weder om den uijer gelegd worden. Begint do melk wcer in den uijer tc schielen , dan ga men voort met dc Koc , om dc drie uren , een half lood duhbel-zout in tc gcven , in welke verminderdc giften dit mid-del dan niet zoo zeer den afgang bevordert, als wel uitnernende oplossende , en de afscheiding der melk be-vorderende krachten uitoefent. Heeft men het Kalf weg­genomen , zonder dat de Koe hetzelve heeft afgelikt, zoo legge men haar hetzelve, zoo spoedig mogeiijk , we­der-
-ocr page 493-
447
derom voor, om zulks te kunnen doen. (*) Ook zal het nuttig zijn, dat het Kalf aan den uijer worde ge-bragt, om de Koe te zuigea , -waardoor het toeschie-ten der melk , op de natuurlijke wijze , bevorderd wordt. Worden de bovengeraelde omstandigheden, waaruit men kan aüeiden, dat de melk-verplaatsing met eene ontstekingachtige gesteldheid des ligchaams gepaard gaat, niet waargenomen, zoo is het te vermoedea, dat derzelver oorzaak in eene ophooping van onzui-verheden in de darmbuis moet worden gezocht. Om deze weg te nemen, is het noodzakelijk buikzuiveren-de geneesmiddelen aan te wenden. Men geve Jus den ontlasting-verwekkenden drank , met twee looden sene-bladcn gekookt, welke op biz. 435 is voorgeschreven. Hierin kunnen met voordcel ook nog twee of drie looden wonderzout worden ontbonden. Oordeelt men een sterker wekkend laxeermiddel noodig , zoo kan in plaats van dezen drank, het volgendc middel gebruikt worden:
Neem: Aloe, of, in deszelfs plaats.
Poeder van Jalappe, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Senebladen,
Duhlcl-zout , (zwavelzure potasch) van ieder anderhalf vierendeel loods.
Anijs- of Venkcl-zaad , een half lood.
Te
(*) Sommige Koeijen hebben , hoewclgezond zijndo , ook wel de eigcnschap , dat zlj de melk niet in den uijer laten schie­len , maar dczelveoptrekten ; welke Koeljen , gelijkraen zegt, taai zijn te melken. Hiertegen raad ikaan h3t middel tebe-proeven , dat in zoodanigc gevallen , door de herders der Alpische gebergten , met nut, gcbezigd wordt, daarin be-staande , datzijde Koo , dooreeuepljp of buis , lucht in dc scheede blazen , waarop zij terstoncl de melk zonde laten schie­len. Dezeuitwerkiug zal uithetmedegevoel, dat er lutschen de geboorte-deelcn en den uljer plaats heeft, moeten verklaard worden.
Het optrekken der melk kan ook bij gezonde Koeijen, onder anderen , daardnor worden vcroorzaakt , dat dc Koc het Kalf ziet; in welk geval het voldoende is , ten einde de melk lc doen schiefen , dat haar het Kalf wordt voor oogen gchouden. Zelf wil men , dat het tot ditoogmerk voldoende zoudc zijn , een nagemaakt Kalf (phanthöme) te gebruiken , welk middel, volgons het verhaal, door de Hottentotten daartoe wordt gebczigd, Pilger , Systematisches Hand­buch enz. sect; 1587.
-ocr page 494-
448
Te zamen gewreven en vermengd zijndc , wordt dit poeder , met ecn mengel karnemelk en een viercn-rendeel pond siroop ondei een gemcngd , op eens in-gegeven.
Het tocdienen der geneesmiddelen kan , naar cisch der omstandigheden, den volgenden dag nog eens her-haald worden. Uit de goede werking, welke men al-gemeen, bij deze ongesteldheid , van het ingeven van laxeermiddelen ondervindt, mag men besluiten, dat dc-zelve, den meesten tijd , in eene ophooping van vui-le Stoffen in de darmen gelegen is. Ofschoon het doen van aderlatingen niet volstrekt vereischt wordt, Indien de Koe allcen uit laatstgemelde oorzaak , aan de melk blljft liggen, zoo is het evenwel, als zij anders wel gevoed en sterk is , raadzaam , in alien geval , voor het ingeven der laxeermiddelen , de melkaders tc openen, en eene matigc hoeveelheid bloed van twee of drie ponden, uit dezelve af te tappen , al ware het ook maar alleen, om de dwaling voor te komen , wel­ke omtrent de onderkenning van de eerste of tweede soort der ziekte mögt kunnen plaats hebben; kunnen-de deze aderlating, wanneer de ziekte van een' gemengden aard is, zoodat dezclve namelijk met ontsteking en te-vens met onzuiverheden der darmen gepaard gaat, allezins noodzakelijk zijn.
Dc opgegevene uitwendige middelen dienen dan ook gc-heel of gedeeltelijk hierbij te worden aangewend.
UERTIENDE HOOFDSTUK.
Over het liggen hlijven der Koeijen, na hot afkaken, of de Kalverziekte.
Hoewcl ondcr dc benaming van het liggen bhjven der Koeijen na het afkalven , in het algemeen , onder-schcidene ongesteldheden, als de moeniekte, de melk-verplaatsing , het springmur , enz. kunnen worden ver-staan , in zoo ver namelijk de kraamkoeijen , daardoor overvallen wordende , wegens toenemende verzwakking, cn uit hoofde dat, door deze ziekten, de achterdee-len des ligehaaras voornamelijk worden aangedaan, bui-
ten
-ocr page 495-
^449
ten Staat geraken , om hct op den been te kunnen hou-den , zoo wordt evenwel , door het liggen Mijven meer bijzonder , bij de Landlieden, te kennen gegeven een ongemak , waarvan het onvermogen , om op de beenen te kunnen komcn, hct eerste en standvastigste hoofd-kenmerk uitmaakt , als zijnde het onmiddellijk gevolg eener vcrzwakking in den rug of het kruis en van de achterbeenen , welke daarbij verlamd of verslapt zijn.
De halverziekte wordt daaraan ontdekt , dat het beest een , twee , drie of vier dagen , somtijds nog later , na het kalven , zwakheid in de achterpooten krijgt , zoo-dat het niet meer op dezelve kan slaan , maar genood-zaakt is te liggen , zonder wederom op te kunnen kö­rnen. Wanneer men de hand in de geboortcdeclen brengt, zoo ontdekt men , dat de hals des draagzaks , zieh niet hecft tocgetrokken. Voor het overige hebben er geene teekenen van ontsteking plaats, en de melk komt behoorlijk in den uijer. Meermalen sterft de Koe , bij deze omstandigheid, binnen twee of vier dagen, doch somwijlen blijft zij , alzoo liggende eenigen tijd eten en drinken, zoodat de eigenaar , indien niet, in tijds, geschikte middelen tot herstel worden aange-wend, het beest moet dooden, Deze kwaal , welke niet zelden voorkomt , wordt het meest waargenomen bij oude Koeijen , die dikwijls gekalfd hebben. Des-zelfs naaste oorzaak schijnt gelegen te zijii in een' ver-lamden tocstand der Zenuwen , welke , ter plaatse van het kruis , uit den rugstreng komen en zieh in den draagzak verspreiden , zoowel als van dc dij-zenu-wen , aan welker werkeloosheid het niet weder toe-trekken van den hals des draagzaks, en de verslapping der spieren van de achterschenkels en het kruis, moet worden toegeschreven. De volgende middelen kunnen daarbij, met het beste gevolg, ter genezing worden aan-gewend : Neem: Zeveriboom-bladen,
Holwortel,
Lavas-zaad, van ieder twee looden,
Dil-zaad, drie looden,
Meekrap , een lood,
Saffraan, een half vierendeel loods,
Bbmlaquo;;, een pond.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;.,
Deze zelfstandigheden, gekncusd en onder elkander
ge-
-ocr page 496-
450
gemengd zijnde, worden , gcdurcnde een kwarticr uurs, in twee mengelen zwaar hier , warm getrokken, en dan in twee malen, tiamelijk 's morgens en 's avonds de helft, telkens met een half pond raap-olie vermengd, ingegeven. Heeft men reeds, bij een vorig afkalven, de beginselen der Kalvcrziektc kunnen ontdekken, zoo is het raadzaam, vervolgens de eene helft van den drank, körten tijd voor de aanstaande verlossing, en eenige uren na dezelve, de andere helft in te geven. Het is levens zeer nuttig het kruis of den geheelen rug en vooral ook de beenen ,#9632; van de klaauwen af naar boven toe, vier of zes malen daags , met warmen genever of hrandewijn te wasschen, wanneer de verlamde zenuwen en werkelooze spieren opgewckt en versterkt worden. Eenige (*) prijzen tot deze wassching aan , gelljke dee-len sterken genever of hrandewijn, ondereen gemengd , welk uitwendig middel dan allcen als voldoende ter ge-nezing wordt opgegeven.
Somwijlen gebeurt het, dat eene Koe, door afmat-ting, eenigen tijd, na de verlossing, op den grond blijft liggen , en , in het eerst, moeijelijk tot opstaan te bewegen is, hetwelk evcnwel, nadat zij eenigzins van de vermoeijenis heeft uitgerust, geschieden zal , wanneer men haar daartoe aanzet; weshalve zoodanige omstandigheid geenszins tot die zwakke gesteldheid be-hoort, waarmede het liggen hlijven na het afkalven, zoo als hetzelve alhicr bedoeld en opgegeven wordt, gepaard gaat.
De wolfziektc of de wolf in de staart kan ook de oorzaak zijn , dat de Koeijen na het kalven niet kun­nen opstaan , in zoo verre zij daarbij insgelijks door eene verzwakking in het achterstel worden aangedaan , waarvan de kenteekencn en geneeswijze op biz. 294, onder de uitwendige ongesteldheden van het Rundvee , zijn voorgedragen. — Veehouders die hun vee de be-hoorlljke verzorging docn toekomen, zullen zelden in het geval komen, dat hunne Koeijen, na het afkal­ven ,
I*) Zie het berigt aan den OECONOMISCHEN TAK van de MAATSCHAPPII DER WETENSCHAPPEN TE HAARLEM, ge-
daan over een middel, ter genezing der Koeijen , welke na het kalven blijvtn liggen en niet kunnen staan , bekend ge-maakt door alphonse mirsberg, koopman te zeven-
BBRGEN,
-ocr page 497-
451
vcn , door de verzwakking, welke de wolf veroorzaakt , moeten blijven liggen.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Over het Springvuur.
Eenc Koe, die van het springvuur is aangetast, blijft ook na het kalven liggen, doch dit geschiedt zeldcn zoo onmiddellijk daar na , als bij de kalverzükte, de moersiekte en het melkvuur plaats heeft, daar zij , bij de eerslgemelde ongesleldheid, nog wel cens opstaat, na gelegen te hebben , en eerst , na eenigc dagen , ge-hecl liggen blijft. Men kan aan deze ziekte twee on-derscheidone tijdperken toekennen, welke zieh door ver-schijnselen van eenen verschillenden aard kenmerken. In het ecrste tijdperk worden de volgende kenteekenen opgemerkt: Het beest eet en drinkt, laat den mest natuurlijk vallen, en zoo lang het blijft eten, gceft het de behoorlijke hoeveelheid melk, zoodat men zel­dcn vermoedt, dat de Koe buiten de verlamming der achterpooten, nog lets anders scheelt.
Nogtans zijn er eenige Koeijen, bij welke de lust tot eten en drinken verminderd is, en deze schijnen door de ziekte in een meer hevigen trap te zijn aan­getast. Voorts ontdekt men geene koorts, geen körten adem, noch slaan der zijden; ja het schijnt , dat zij geen ander ongemak hebben, dan niet te kunnen op-staan. Ingeval even wel deze toestand langer dan drie of vier dagen duurt, binnen welken tijd de ziekte meer­malen van zelve overgaat, dan wordt dezelve gevaar-lijk, vermits er zieh alsdan de teekenen van het twee-de tijdperk openbaren, hetwelk veeltijds met den dood eindigt.
Er ontstaat dan meer of minder koorts, die even-wel, daar zij zieh door geene , in het oogloopende, toevallen vertoont, dikwijls over het hoofd wordt ge-zien; de eetlust vermindert hoe langer hoe meer; de Koe teert geheel uit, doch ligt, voor het overige, Stil, totdat ze in dc derde of vierde week, na eenig been en weer slaan, sterft. Somwijlen krijgen de Koei­jen
-ocr page 498-
452
jen, door het springvuur aangedaan , vooraf nog eenen bloedigen doorloop, -waarbij zij gebeele stukken ge­ronnen bloed ontlasten.
Dezc ziekte treft doorgaans de vetste cn volsappigste Koeijen, en tevens dezulken , -welke bij de verlossing veel hebben uitgestaan , of daarbij hard en ruw behandeld zijn.
Worden zoodanlge beesten geslagt, voordat de ziek­te deszelfs hoogsten trap heeft bereikt, dan ontdekt men de kwelsingen of kneuzingen, die bet vet en an­dere deelen in het bekken , door ecne zware verlos­sing, of wel door eene ruwc behandeling bij dezelve, geleden hebben, nog zoo versch, dat men, in vcle gevallen, dezelve als aanleidende oorzaken der ziekte moet aannemen. Tevens ontmoet men, in den omtrek dezer bezeringen , ovcral een geleiachtig slijm, even als waarmede de draagzak en het achterlijf, tusschen vel en vleesch, bij de moerziekte (zie blz, 441) zijn opgevuld, en dat alhier, op het einde der ziekte, niet raeer, wegens de aangenomene zwartachtige kleur, van de overige, mede aangestokene , deelen kan onderschei-den worden.
De huid weggenomen zijnde, ziet men längs den ge-heelen rug, zwarte brandige plekken, #9632;welke door de spieren van den rug tot in het ruggemerg doordrin-gen, waaruit het onvermogen om te kunnen staan, of de verlamming der uitwendige leden gemakkelijk kau worden verklaard. Dezelfde brandige plekken , ziet men ook, zoö als gezegd is , aan het ruggemerg van het stuitbeen en op andere plaatsen in het bekken. — Ook zijn bij eenen längeren duur der ziekte, de nie­ten en het, om dezelve liggende vet, door het kou-devuur, aangedaan, hetwelk zieh zelfs over andere ingewanden , zoo als de milt, de lever, en de longen verspreidt; de eerslgemelde deelen zijn zwart , ver-groot en vermurwd, terwijl de lever doorgaans eenig-zins gevlakt cn gemarmerd wordt bevonden. In de holte van den buik , op het middelrif en in de hollig-heid der borst, neemt men veel uitgestort, cn som-wijlen geronnen , bloed waar. Wanneer het vlies, dal het ruggemerg bekleedt, geopend wordt, dan ziet men het uitgestorte, en aldaar opgehoopte bloed , uitloopen,
en
-ocr page 499-
453
en het ruggemerg zelf vertoont zieh graairw of zwart en ontbonden.
üit deze beschrijving der ziekte en de uitwerkin-gen, welke door dezelve in het ligebaam, blijkens de openingen der beesten, die daaraan zijn gestorven , worden te wecg gebragt, mag men besluiten , dat de­zelve in bet begin eenen ontstekingachtigen aard be-zit, welke ontsteking, van een onzuiveren aard zijn-de, wegens de daarmede gepaard gaandc neiging der vocbten tot ontbinding, spoedig tot eene rot- en ze-nuwachtige gesteldheid overgaat, waarloe de gezegde kneuzingen der dcclen, vooral van het vet , onder do verlossing teweeg gebragt, de eerste aanleiding kunnen geven. Het is deze overgang der ontstekingachtige tot de rotachtige gesteldheid , welke het eerste van het tweede tijdperk der ziekte onderscheidt. Dikwijls be-paalt dezelve zieh , door de gunstige medewerking der natuur , Indien de ziekte nict hevig is , bij het eerste tijdperk , als wanneer het beest , na drie of vier da-gen , sedert de ziekte bespeurd word, herstelt; vooral als er een overvloedig zweeten over het ligchaam ont-staat, hclzij zulks van zelfs, of door aangewende mid-delen, wordt voortgebragt. Maar is de ziekte reeds tot in het tweede tijkperk gevorderd-, dan is er Weinig hoop op genezing, en het beest sterft dan veelal in de derde of vierde week na derzelver begin, of ook wel later.
De geneeswijze, welke bij het springvuur moet wor­den in het werk gesteld, verschilt naar het tijdperk, waarin de ziekte verkeert. In het eerste of ontsteking­achtige tijdperk zal het dienstig zijn, de Koe, dadelijk van twee tot vier ponden bloed, naar het verschil der omstandigheden uit de halsader af te tappen, welke aderlating evenwel, zonder groote noodzakelijkheid, niet wederom dient te worden herhaald. Tevens moet men de volgende middelen toedienen:
Neem: Ammoniak-zout, Salpeter ,
Wolverlei-wortel, van ieder een lood, Kamfer, vijftien greinen, liraakwortel, tien greinen.
Deze middelen, vooraf afzondcrlijk lot poeder ge-
_
-ocr page 500-
454
wrevcn en dan vermengd zijnde, wordt daarvan , alle twee uren , een half lood , met een meeldranlc of lijn-saad-water ingegeven. Men geve het beest laauw wa­ter tc drinken, waarorider roggenmeel is gcroerd. On-der ieder emmer van zoodanig drintwatcr kan men ook telkens een of twee looden besten azijn, of vier loo-den iuurdceg mengen. Heeft de Koe geen openlijf, zoo dient men , voor het ingevcn dezer middelen; een verkoelend buikzuiverend middel, bestaandc uit acht looden tconderzout, in een mengel karnemelk opgelost, ingevcn. Voorts moeten het kruis en de geheele rug, zoowel als de achterbeenen , alle twee uren, gewasschen worden met het volgende afkooksel, in hetwelk ook docken kunnen worden natgemaakt, die bestendig op hel kruis gelegd worden.
Neem : Wolvcrhi-wortcl,
Kamille-bloemen, van ieder zes looden.
Men laat dezelve, gedurende een half uur, in zes ponden kokend water trekken, en lost in het doorge-zegen vocht op:
Ammoniak-zout, twee looden.
Het zal tevens nuttig zijn, twee malen daags, de gcmelde deelen te wrijven met olie, waarin kamfer is ontbondcn , welke op biz. 446 is voorgeschreven.
Is de ziekte reeds in het tweede tijdperk gekomen , dan moeten zoodanige middelen worden aangewend, welke de verzwakte levenskracht opwekkcn en de rot-achtige ontbinding der vochten .tcgengaan. Men geve dus zwavel-, zeezout- of salpeterzuur onder het drink-water, op de wijze, zoo als zulks op biz. 146, en 312 is voorgeschreven, en tevens het volgende middel:
Neem : Kaskarilla-hast, acht looden ,
Valeriaan- of Wolverlei-wortel, Kalmus-wortel, van ieder vier looden. Tot poeder gestampt zijnde , worden van hetzelve, alle twee uren , twee lepels vol , onder een half men-gel rooden wijn en even zoo veel water , ingegeven. — Alsdan moet, in plaats der vorige wassching, de vol­gende worden gebruikt.
Neem : Wolverlei-wortel, acht looden,
Wilgen- of eikeribast, een half pond. Men kookt dezelve . een half uur lang, in een ge-
noeg-
-ocr page 501-
455
noegzaam gedeelte water, totdat er vier pondcn over-blijven; bij het doorgezegen vocht worden, nadat het-2elve verkoeld is, gevoegd:
Gehamferde Irandewijn, zes looden.
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Over het opdroogen der Melk.
Het gebeurt somwijlen , dat de Koeijen onverwachts droog worden , zonder dat men uitwendig eenige tee-kenen van ziekte bij dezelve waarneemt; zulks tnoet evenwel aan eene inwendige ongesteldheid worden toe-geschreven, en de oorzaak van dit gebrek is gelegen , of in de ophooping van onzuiverheden in de maag en darmen, of in eene zwakheid dezcr deelen. In zulk een geval, geve men aan eene zoodanige Koe, drie da-gen achter elkandcren , des morgens nüchteren, telkens acht looden loonderzout, in water of karnemelk ontbon-den, en vcrvolgens, gcdurende tien of twaalf dagen, 's mor­gens en 's avonds, den volgenden drank: Neem: Bruine gcraspte eikeribast,
Gestampt Icomijn-zaad, van ieder twaalf loo­den, Poeder van Gentiaan-wortel, zestien looden. Te zamen vermengd zijnde, wordt hetzelve in vier-en-iwintig gelijke hoeveelheden verdeeld, waarvaa ieder deel met een pond water wordt ingegeven.
Om eene Koe, welke in de vetweide gejaagd wordt. droog te maken, kan men zieh van het volgende smeer-sel bedienen:
ISeem: Verdikte terpentijn,
Varkens-reuzel, van ieder twee looden, Geel was, een half lood. Die te zamen, op een zacht vuur, in een potje gesmol-ten zijnde, doet men daarbij :
Terpentijn-olie, twee looden, Fijn gewrevenc kamfer, een vierendeel loods, raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Spaansch grocn, een half lood.
Men roert nu alles wel onder elkander, tot dat het kxmd is, en bewaart het voor het gebruik. Met het-
zel-
-ocr page 502-
456
zclvc bcsmeert men, elken dag, den uijer en de melk-aders. Om den anderen, derdcn of vierden dag, naar mate dat de uijer gez-wollen is, moet dezelve uilgemol-ken worden; dit opvolgende, zal men de ontsteting en verzwering des uijers, welke anders vervolgens dikwijls in de weide ontslaat, voorkomen. (*)
Om eene melk-koe droog te maken, kan men ook op-deze wijze te werk gaan: Men geeft de Koe op eens twaalf looden gewonen azi/n in, en wascht den uijer twee malen daags met de volgende ontbinding; .
NeeaK Azijn, twee ponden, Rooden Bolus,
Groen Eoperrood, van ieder acht looden , Meng het te zamen.
Als de Koe de melk uit de spenen laat loopen, zoo kan, twee malen daags, een weinig van hetzelfde vocht in dezelve worden ingespuit.
ZESTIENDE HOOFDSTUE.
Over de gebreiten der Melk. I. Over het spoedig zuur worden der Melk.
Dikwijls wordt de melk zeer spoedig, na dat dezel­ve is gemolken , zuur , waarvan de oorzaak in zekere ongesteldheid der Koe kan gelegen zijn. Deze schijnt voornamelijk in eene zwakheid van de werktuigen der spijsvertering te moeten worden gezocht, waarmede eene zure scherpte, in de maag en darmen hnisvesten-de, gepaard gaat. Zoodra dit gebrek wordt waargeno-men , moet men de melk van iedere Koe afgezonderd
be-
(*) Het is intusschen niet altijd noodig geneeemiddelea aan te wenden, om eene Koe droog te maken. Veeltijds is het voldoende , om de Koe goed uit te melken , en den uijer met zuiver koud regenwater af te wasschen, en er voorts niets meer aan te doen. De uijer wordt dan wel, binnen körten tijd , sterk opgezet en gespannen, waardoor de Koe pijn ondervindt, doch zulks duurt niet lang. Na verloop yan weiuige dagen is dit deel wederom zacht en dun gewor­den , terwijl er geene klonters overblijven. Men moet, be-haWe de eerste keer, niet wederom aan den uijer komen, om denzelven uit te melken.
-ocr page 503-
457
bewaren , om le ontdekken, bij welke Koe hctzelve plaats lieeft, en is zulks ontdekt, zoo gcve men de Koe , van welke de spocdig zuur werdende melk komt, drie malen daags , het volgende middel met water in
Neem: Itoodcn lolus , can half lood , Gcnevcr-hcsien ,
Kasliarilla-hast, van ieder een lood. Deze zelfstandigheden worden , ieder afzonderlijk, tot poeder gestampt en dan ondcr elkander gemengd.
Ook kan het middel, in het vorige hoofdstuk opge-geven , bestaande uit eikenhast , komijnsaad en genti-aamcortcl, ler verslerking der spijsvertering en de verbetering der melk, nultig zijn.
Somwijlen moet de spoedige zuurwording der melk worden tocgeschrcvcn a£n eene bijzondcre gestcldheid van den dampkring , vooral als er donder-weder plaats heeft; alsdan is deze verandering der melk slechts voor-bijgaande , even als het weder, waarvan dezelve eene uitwerking is.
II. Over de blocdige Melk.
. Wanneer men ontdekt, dat de melk bloedig is, zoo wordt zulks daardoor teweeggebragt, dat bij het mel­ken zoolang aan de tepcls wordt getrokken , dat er ee-nige kleine bloedvaten breken , waardoor het uitvioei-jende bleed tich dan met de melk vermengt, en de­zelve rood verwt. Gewoonlijk duurt het zeer lang, eer dit ongemak betert, dewijl telkens door het uit-melken, de gescheurde bloedvaten wederom worden opengereten.
Of de bloedige melk onlstaat uit volblocdighcid , en eenen vermeerderden aandrang des bloeds naar de vaten van den uijcr , welke hetzelve doorlaten. Heeft dit plaats , zoo kan het veeltijds als een voorteeken der wee , of van het hloedpissen worden aangemerkt , ofschoon dit ongemak daarbij niet altijd volgt.
Bij het ontdekken der bloedige melk, welke uit de laatstgemelde oorzaak voortkomt, moet men de Koe da-delijk twee of drie ponden bloed uit de halsader aftap-pen , en haar , eenmaal daags , een lood Salpeter in water of karnemelk onlbonden, ingeven. Daar er geene duide-lijke teekenen voorhanden zijn , welke met zekerheid te
Vnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ken-
-ocr page 504-
458
kennen geven of (lit ongemak uit de verscheuring der blocdvaten , of uit een' verraeerderden aaudrang des bloeds naar den uijer onlstaat, zoo is hot raadzaam , om , zoodra het vee bloed afgemolken wordt, de Koe altijd ader le laten; want gesteld het hlocd kwame al uit vcrscheurde vaten, zoo zal de aderlaling nimmer schaden , maar veel mi;er voordeelig zijn. — Het sprcekt van zelf, dat de bloedige melk niel onder de overi-ge melk moet worden gemengd, waardoor deze zoude veronlreinigd en bedorven worden ; weshalve men de bloedige melk moet wegwerpen. Ook trachtte men de melk door drukken uit den uijer te person , en ver-mijde het sterk trekken aan de spenen, waardoor de bloedvaten wederora kunnen worden opengescheurd. Op deze wijze zal het bloedmelkcn veel spoediger ophou-
den.
Somwijlen zwellen ook e4n of meet tepels op , en er ontstaan zweertjes of kloven in dczelve. Wanneer deze openbreken, zoo neemt men niet zeiden bloed en elter onder de melk waar. Ter genezing dczer zcere spe­nen , kan men de middelen aanwenden, welke op biz. #9632;28'6 en 286, onder de ongemakken aan den uijer voorko-raende, z\jri opgegevec.
III. Over de taaije Melk.
Mcermalen bezit de melk de eigenschap, dat zij niet bshoorliik stolt, maar taai of slijmig wordt, zoodat men dczelve in lange draden kan uillrekken. llierdoor is de melk voor het gebmik niel alleen walgclijk en ongezond , maar ook krijgl de botet, die van dezelvc gekarnd wordt een leeUjken smaak , en vermits, bij zoodamge taaije ge-Steldheid der melk, de boterdcelen zicli gedurende de verzuiming en door het kamen , niet behoorlijk van de wci- en kaas-deelen afscheides, zoo wordt dc hocveelhcid boter, die van de melk verkregen wordt, levens veel
verminderd.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; . • . -j j
De oorzaak dezer tegennatuurbjke hoedamgheid der melk is gelegen in eene ongcsleldlieid der Koe , waar-door eene gebrekkige afschciding der melk wordt le-wecquot;- gebragt, zoodat deze dus in hare naluurbjke vermenglng der bestanddeelen eene verandenng onder--aal. DikwijU komt zulks voort , uit te groote yol-0nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; bice-
-ocr page 505-
459
bloedigheid der Koeijcn, of indien dezelve op al te wc lige stcrk bemeslc en nicuwe graslanden worden gcweid: het is niet onwaarscliijnlijk , dat sommige planten , welke niet in de weilanden behooren , en die in de nieuwe doorgaans meer dan in gocde oude weilanden gevonden worden , mede tot deze siechte eigenschappen der melk aanleiding kunnen geven.
Men kan de Koc , welke slijmige melk geeft, door­gaans met voordeel eene aderlating van twee of dric pon-den bloed uit de Halsader doen. Neemt men waar, dat de melk hierna verbetcrd wordl, ofschoon zij niet volko-men derzelver naluurlijke hoedanigheid terng krjjgt, zoo mag men dc aderlating, na drie of vier dagon nog eens herhalen, doch alsdan moet een derde gedeeltc bloed minder afgetapt worden. Voorts geve men de Koe, een' goeden lepcl vol fijn gostampt vcnlcel- of komijn-saad, onder ecu mengel water geschud , in, en herhale dit elken dag, tot. dat de melk derzelver slijmige of taaijc hoedanigheid gehce! verloren heeft.
IV. Over do blaauioe Melk.
Worden er blaauwe vlakken op den room waargeno-men, en heeft men de melk van verscheidene Koeijcn te zamen gemolken , zoo kan men niet met zekerheid be-palen , van welke Koe do blaauwe melk komt, en het is daarom noodig do mcllc van iederc Koc , afzonder-lyk te houden, opdat men ontdekke, van welke Koe dezelve komt. Deze tegennatuurlijko hoedanigheid der melk, wordt op onderscheidene tijden en in verschil-ieude streken, vrij algcmeen waargenomen. Sorawijlen is dezelve zoo sterk , dat de geheele oppervlakte der melk met cone schoone blaauwe klcur overdekt is , welke zieh vervolgens aan de gehcele melk mededcelt. De kleur is zoo vast en onuitwisbaar, dat er zieh een blaauwe . rand aan de houtcn vaten, waarin de melk ecnigen tijd gestaan heeft , aanzet , welke met zand en loog geschuurd cu eenige dagen aan de zon kan worden blootgesteld, zonder dat dezelve van bei hout wordt weggenomen. Zoodanigc blaauwe melk is , noch door den renk, noch door den smaak van gewone goedc melk te. onderscheiden. By het kar-nen Scheldt zieh eenegoede, wclsmakendc, gele boter uit V2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; dc
-ocr page 506-
#9632;#9632;
460
de melk af, waaraan niets van derzelver blaauwe kleur te ontdekkcn is; doch de karnemelk is zooblaauw, alsof dezelve met indigo vermengd ware. Hct schijnt zeker te zijn, dat deze blaauwe kleur doör het eten van sommige kruiden, die in de weiden groeijen, wordt te weeg gebragt. Tot de planten , welke de melk deze cigenschap mededeelen , brengt men , de blaauwe of KOODE klaveu , (Trifolium pratense), de ossetong (.4n-chusa, officinalis) , de paardestaabt of hct heeb-moes {Equisctum arvense) , de akkermunt (Mentha arvensis) , de ründebzwam [Boletus bovinus), de blaau­we bloem der gemeene slangenkop {Echium vulgäre] , het bingelkruid {Mcrcurialis perennis), de hasekam-metjes of tl'bksche ELAVEB (Hedijsarum onolrychis). Met deze laatste plant heeft men opzettelijk proeven ger.omen, door het vee alleen met dezelve eenige dagen te voederen , wanneer men bevond dat de melk blaauw werd , hetwelk ophield, zoodra men het vee wederom ander voeder gaf.
Misschien wordt de blaauwe kleur door de indigo of blaauwe kleur-stof, welke in deze planten voorhanden is, veroorzaakt. Zoo lang deze plant leeft, is de ge-melde stof groen in dezelve bevat; doch wanneer de plant begint te sterven; en meer zuurstof uit den damp-kring aantrekt, wordt dezelve Llaauw, gelijk men vooral aan het Bingelkruid waarneemt (*), Bij vele waterplantcn heeft hetzelfde plaats.
Er raoeten intusschen nog andere oorzaken bijkomen, welke het blaauw-worden der melk begünstigen, dewijl men dit verschijnsel niet altijd en somwijlen slechts aan de melk van eenige Kocijen bespeurt, die met de overigen op de-zelfde weide gaan.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .
Hieruit volgt dan , dat eene bijzondere gestcldheid der bewerktuiging van het beest zelf, de afscheiding van de blaauwe kleurstof der planten te weeg brengt. Deze veranderde bewerktuiging kan geene ziekte genoemd wor­den , dewijl dezelve van geene wczenlijk ziekelijkc toevallen vereezeld gaat.
Om
(*) Hetiand, waarop doze plant menigvuldiggroeit, wordt, tegen den herfst, als met oene blaauwe verw overtogen.
Zou ook nict Iiet blaauwworden van het gras, bij het besterven tot hooi , gelijk zulks den Landlieden niet onbe-kend 13, aan dczelfde oorzaken moeten worden toegeschreven?
1 -
-ocr page 507-
461
Om de blaauwheid der melk weg te nerncn , geve men do Koe dageüjks dezolfdc hocveclhoid gcstampt venkcl- of komijnzaad in, zoo als in liet vorige hoofdstuk is voor-gcsrtsrcven: docli zekerder #9632;werkt in dev.cn de wortel van het bezien-dragend doodkruid of de nachtschade, (atropa belladonna); men geve elke Koe, gednrende t'.vce of drio dagen, des morgens nüchteren, twee loodsn van dezoh wortel. tot poeder gestampt zijnde, met water in, wardoor het blaauwcn der melk spoedig zal worden weg-genomen.
Somwijlen ligt de oorzaali van het blaauw-wordeo der melk in de onzuiverheid der bewaarvaten , of daarin , dat de plaats , alwaar de melk Staat , vochlig cn be-dompt is, waardoor ecn blaauwe schiramel op dezelve onts'aat.
Ileeft zulks plaats , zoo kan men alleen door cene bc-hoorlyke zuivering vati het vaatwerk, en de droogieg van helzelvc in da vrije lucht, of, bijaldien de laatst-gomeldo oorzaak te beschuldigen is, door het bewaren der melk in eene luchtige ruime, en znivere melk—kamer dit bederf der melk voorkomen. — De meeste onzer vaderlandsdie melk-bocrinncn , wier behende zindclijkhcid en goede ordc in dezen , onder naburige volken, door derzelvcr eigene Landhuishoudkundigen . ter navolging worden aangeprezen, zullen dezen raad wel niet be-hoeven. (*) #9632;
V.
(*) Door het gebruik van den Mee-lirap wordt de melk rood geverwd. — De boter, die van dezr melk wordt afgescheiden, is geheel ivit, terwljl de karneraelk insgclijks rood blijft.
De melk bezit sorawijlen nog eene andere tegennatuurlijke eigenschap , namelyk., dat de botor er zieh van afscheidt, kort nadat dezelve is afgemolken. Er drijven dan vloeibare boter-deelen op de oppervlakte , en als de melk gekleinsd wordt, blijven er gestolde boter-deelen op do teems. De oorzaak van deze gesteldheid der molk moet insgelijks ge­zockt worden in eene zwakke working der vertorings-werk-tuigen , enineenen zuron toestand van het maagsap.— Ikheb zulks meermalon zien plaats hebben , onder bet sterk voe-deren van aardappolen. Men neerat dit gebrek weg , door het voedsel te voranderen , en eenige Zuurbrekende , met bittere maagmiddelen vereenigd , in te geven , b, v. rooden bolus of Krijt, met gentiaan-wortel, en geneverbeziin of soortgelijken. (Zie blz, 457). V 3
-ocr page 508-
402 V. Over den kuaden smaak der Doter.
De oorzaken , welke tot een bitterren , Sterken , of vie-zen smaak der melk en botcr aanleiding geven, zijii mcest gelegen in het voeder der bcesten. Gersten-1.11 tarwen-stroo , doch voornamclijk haver-stroo , als-mede alle soorten van knollen , dcelen daaraan een' bitteren smaak medc , en het eenigc iniddel om den-zelven weg te nemen , bestaal daarin, dat men de raclk-koeijen zoodanige voeders onlhoudt , of haar die ten minsle in eene mindere boeveeiheid toedeelt. De akkcr-taskcrs , { thlaspi auvensis ) , de ivijngaardslook , ( allicm tineaie ) , indien dezelve op de weilanden groeijen , zoowel als andere look of uijen-planten, geven aan de boter ecnen wansrnaak, gelijk de afe-kermunt [ memtha auvessis ) , en vooral de hosch-munt , ( MEiNTHA siJLVESTBis ) , te weeg brengen , dat de melk niet stremmen wil , weshalve raun zoodanige weiden van deze en soortgclijke nadeelige planten dient te zuiveren. — Dat de melk en boter voorts eenen viezen v smaak verkrijgcu , door onzuiverheid der plaat-sen en vaten , waarin de melk bewaard wordt, zal naauwelijks noodig zijn te herinncren. Niels is na-deeiiger in dit opzigt , dan het branden van traan of het rooken van tabak in de melkkamer, waardoor een sterke damp verwekt Wordt, welken de melk aantrekt en den Loter, die van dezelve gekarnd wordt, , veronlreinigt.
-ocr page 509-
463
Bijvoegselen tot de uitwendige eu
inweuilige ziekien, eu de verlos-
kuude van het Rnndree.
IV. AFDEELING.
UITWENDIGE ZIERTEN VAN 11ET RÜNDVEE,
Vierde Hoofdstuk, blz. 263. Er ontstaan meermaleu spons-gezwelltn of zoogenaamde polijpen in de ooren yau het Rund, gelyk medo in andere holten , zooals in de scheede , den endeldarm en den ueus. In de Verzameling van ziektekundige voorwerpen van 's Rijka Vee-artsenlj-•school worden daaryan meerdere voorwerpen bewaard. — Waarneming oratrent de wegneming van een polypus uit den endeldarm van een os. Vee-artsenljk. Magaziju , Deel II, blz. 242.
Twaal/de Hoofdstuk, blz. 273. Thans wordt tot het spoedig herstellen der beeubreuken bij de dieren met goed gevolg het stijfsel-verband aangewend, — Waarneming om-trent het vrijwillig bruken van het dij-been hij Runderen , door den Vee-arts (x. Kijlstra, L z.; Vee-artscniik. Mag. Deel 1 , blz. 432,
Negentitndt Hoofd.ittik, 1. , blz. 234. Aanmerkelyk ver-hard gezwel, wcggenomen uit den uijer eener dragtige Roe , door den Vee-arts H. S. Wagenaar: Vce-artfieniik, Mag, Deel I , blz, 480.
V. AFDEELING.
OVER DE INWENDIGE ZIERTEN VAN HET RÜNDVEE.
Eerste Hoofdstuk, blz: 299. Omtrentde tongblaar(Gamp;gt;laquo;-anthrax) zie men het Vee-arts, Magazijn , Dl. I , blz 422.
Tweede Uoojdstuk, blz. 301. Men zie wijders over Let Mondzeer of de Spruw-ziekte, en het Voetzeer, zooals dezelve, sedirt 1838—1842, iu onsland geheerscht hebben , R. S m i t , Jiisserlalio Medico-politica inauguralis , de Apthis Episoötkis, inpnmit sensu medico eontideratis, Gron. 1840. V4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; — C,
-ocr page 510-
464
__C. C. Goedhart: Xorte beschouwing van hetMondzeer
en de Tonghlaar, zooals deze ziehten op vele plaatsen in ons faderland voorkomen, benevens de regelen en middelen om dezelve te genezen, Purmerende JS59. — J. Jennes, Ver­slag aangaande den aard en het beloop der algemeen heer-schende of epizoötische ziehte , welke in de maand December des jaars JS3S, en in de maand Januarij des jaars dS39 , te Kampen en deszelfs omstreken ander het Rundvee gehe erseht heeft, in den Algememen Staat van den Landbouw over 1838; uitgegeven door de Maatscliappij tcr tevordcring van Wiiverhoid, te Haarlem,— J. Bo um an, lets over de zooge-naamde Tongziekte van het Vep , in de Vaderlandache Let-teroefeningen , December 1839 , Wo. XV , biz. 761.
Men heeft , sedert korte jaren , procven gonoraen met de inenting der bovenbedoolde zickto aau gezonde Runderen en Schapen, welke {[eon ongunstig gevolg hebben gehad , als wordende de ziekten daardoor nict alleen verzacht , maar ook. in derzelver loop verkort. Men zie hierover Dr. A. Nuraan, Over de Inenting van lief Mondzeer en de Klaaiiwziehte aan Runderen en Schapen , als een middel, om de xiekten zachter en minder langdurig te maken. Utreclit 1842.
Derde Hoofdstuk, blz. 310. Waarnemingen omtrent het Miltvuur , hetwelk ia-1825, 1826en 1827 in de provincien Gelderlanden Noord-Braband hoeft geheerscht, volgens me-dedeelingen van de Vee-artsem J. ß. C. Rijnders, W. H. Montens en N. Classen, Vce-artsenijk. Mag. D, I , blz. 212, — Verslag van eene ziekte, welke ondor het Vee le Kwjk en St, Agatha geheerscht heeft, sedert 1 Aug. 1326 tot den 8 Febr. 1827/ Vee-artsenijk, Magaz. D. I, blz. 137, door den Vce-arts W, T. Rijksen. — Over de schadelijke eigenschappen, welke de voederstoffen kunnen verkrijgen voor onderscheiden Vee , door Crijp~ togamische voortbrengsclea , welke op dozolve huisvesten , voorafgogaan van eenigo mcdedeelingen omtront het Millvuur en spoedige Vce-sterften, welke in vorschillende streken vandit Koningräkziinwaargenomen, door Dr. A. Numan. Waarneming otntrent het Miltvuur te Spanbroek en Wagnum in Noord-Holland, in 1827 , door den Vee-arts M. F. Hoffmann, en op andere plaatsen, door onder-derscheidene Vee-artsen, Vce-artsenijk. Magaz, , Dcel II, blz. 1-96. — Nadere waarnemingen omtrent de schadelijke uitwerkingen der cryptogamen op de vocdselStoffen, D. II, blz, 317. — Miltvuur onder het Rundvee te Gameren in Gel­derland; te Kuijk en St. Agatha in Noord-Braband; te Roermond in Limburg ; te Mechelen; onder de Paarden , te Aalbrock en Antwerpen ; onder het Rundvee, te Anbei in
Luik,
-ocr page 511-
465
Ltiik; onder de gcdaante van kwaadaardige longontsteking in het Groot-Hertogdora Luxemburg; to Dragten en IJlst, in Friesland; als Bil- of Boutvuur, bij Dordrecht , t. a. p, hlz. 488-504. — Waarnemiogcn van Bartheleralj ora-trent het miltviror , t. a. p. , biz. 542 ; — over de bloed-ziekte bij Schapen;— inenting van hot antrax-gift, door denzelfdun , t. a p , p. 543-545.
Vierde Hoofdstuk, biz. 314, Over dezo zielte, welke sedert 1833 , in ons land schromelijku verwoeslingcn heeft, aangerigt, en welkc laquo;ij dus in baieu vcrderfelijkon aard meer van nabij hebben leeren kennen , verdienen te worden gelezen : de Verhandelingen en Verslagen , hierover medego— deeld , in het Vec-artscnijkuudig Magazijn , D. III. , biz. 1-239, als van Dr. A. .Nu man. Dr. J. H. Frauque, de Vce-artson P. Mo u we n , S. R. va n C a 1 c a r , C. T. le Cerate, J C. Rutgers, D. P. Manvis, Wz. — Zie ook waarnemingen omtrent dc longziekto onder het Rundvee tcil/ccAefcK; Vee-artsenijk. Mag., D II., btz 507. Zevende Hoofdstuk, biz. 322. Een geval van vliezige luchtp'gjjs-ontsteking of croup Vijcene Koe , vindt men me^ degedocld in hot Vee-artsenijk. Magaz., D. II., biz. 566.
Tiende Hoofdstuk, biz. 324. Ook het Rund is aan de vallende ziekte onderhevig; waarneming dienaangaande door den Vee-arts J. van Hort um, in het Vcc-artsenijk. Mag. D. III., biz. 2S1.
Zestiende Hoofdstuk gt; biz. 353. Waarneming on Proeven over eene ziekte van het Rundvee, do wee of hot blocd-pissen {mictus cruentus) genaarad; door P. Dries son, Med. Doctor en Koogleeraar aan de Hoogeschool te Gronin­gen, in het Vee-artsenijk. Magaz. , D. I , biz. 78-137. — Bloedpisseu bij een Paard , uit eene buitengewone oorzaak voortvloeijende, t. a. p. , D.1I, biz. 169. — Middeien, aan-bevolen tegen het blocdpissen of de zoogenaamdc wee, bij het Rundvee , t. a. p., D. Ill , biz. 268. — in het archil für Thierheilkunde von einer Geselschaft Schiveizerischer Thier-ärzte ,B.\, S.258, wordt de screnfioom als Ijijzonder schade-lijk voor het vee opgegeven; wordende door doszelfsgebruik de melk geheel bloedig. Bij sterke vocdering dozer plant, ontstaat er insgelijks bloedige doorloop. In zekeroweide , de Oberwyler ^Kmanigenaamd , in het Canton Zug , wordraquo; elk stuk Rundvee, wanneer het voor de eersle maal daarop wordt gedreven , door het bloedpisscn aangctast; docli ver-volgens in het tweede en derde jaar niet meer. Dit hoot de zomer-wee (sommer-harning) ; aan de winter-haming is al het Rundvee aldaar , bij alle voederingen, in alle stallen , onderhevig. De eerste is ligt te genezen, de laatstc moei-jelijk of in het geheel niet. Men houdt het voor waar-scliijnlijk , dat beida ontstaan door het eteu van yergiftige
V 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; plan-
-ocr page 512-
466
planten op schrale landen, gelljk de Oberwijhr AUmand is , en vel eerder dan op vette landen ; vermits de keus des voeders op de laquo;erste voor liet vee beperkter is , alwaar liet dus , om gecu honger tc lijden , eten moet hetgeen er is; terwijl de scliadt-lijke of Vergiftige planten ook liever op magere dan op vette gi'ondun grorijen Somraigen be­schuldigen hier dein het wild groeijende aal htzie-plant; andere de hanevoet, en de wolfsmdk; nog andere de olm-, esschen- en eiken-bladen , en ook het Bertram kruid, of den vuurwortel (Had Pijrelhri) eu meer andere. Men ziet laquo;Jus, dat omlrent de ware oor/.aak van het bloed-pissen nog raquo;eenc volkomene zekeiheid bestaat.
^ Negentimdc Hoofdstuk, blz 359. Scheikundige ontle-ding van hot gas, verkregen uit twee Runderen, welke aan opgeblazenheid leden; medegedeeld door Dr. 1' J. I. de Vremery, Hoogleeraar in de Natuur-, Schei- en Artseny-mengkunde aan 's Rijks Vec-artsunijsctiool . Vee-artsenijt. Malaquo;. , D 1 , blz. 300. — Opgeblazenheid ecner Koe , ver-oorzaakt door de aanweziglieid eener slang in de slikbuis; t. a. p , D. H i hlx. 255. — Scluikundig onderroek van het gas, verkregen uit de maag eener Koe, gestorven aan eene langzame uittering , vcrgezeld van doorluop \ t a. p. , blz. 257 '— Uitkomsten van het scheikundig onderzoek omtrent het g^s , verkregen uit de maag en darmbuis van verschillende, zoo gezonue als zieke , buisdieren; door Dr. A.. Human, t. a p., blz 611. — Opgeblazenheid bij een zoigend Ralf, genezen Hoor den penssteek aan de regter-züde lt;ies ligehaams , door den Vee arts S. A. Dup.ont; Yoc-artsemjt. Mag., D. 11 , blz. 361.
VI. AFDEELING.
OVEll DE VERLOSKÜNDE DER KOEIJEN.
Eerstt Hoofdstuk, blz 370. Nadere wanrneraingen om­trent den dragttijd der Koeijen , vindt men in de Verhau-deling over de onvruclithare fiundoren , bekend onder den naam van Kweencn , cm.; Uoor Dr. A. Nu man, Utrecht biiTN. van der Monde, blz. 62—66, in den noot.
Waarneiuing omtrent het vrooglijdig afkalven der Roei-ien ter oorzake van het nuttigen van siecht voedsel, in ket District Auhel, in de Provincio Luik , door den Vee-•laquo;rts H. D. D. Serexhe; Vcc-artsenijk. Mag , D. 11, blz. 479lt; — Vrorgtljdig afkalven van het Rundvee, epi-aoötisch waargenomeu; Vee-arfseniik. Mag,, D. II, blz.
538.
-ocr page 513-
467
538. — Overtijdige draglen bij Koeijen , waargenomen door den Vee-arts W. K Bontekoe; t. a. p., biz. 644.
fierde lloofthtuk , biz 388. Zvvangerheid van vier Kalve-ren bij cene Koc, eu van zes Lammeren bij een Schaap; Vee-artsenijk Mag. , D. 1 , biz. 16t). — Buitengewone vrucht-baarheid t'cner Koe , t a. p. , biz 477. — Twee aan clkan-der gegroeide Kalveren , tap., biz. 478. — Zeg volkomeu welgevormde Kalvercn, gevondcn in den draagzak ceuer gestor-vene Koe , t. a. p.D. II, biz. 140. — Verharde Kalveren, door uitdrooging in den draag/.ak der Koe , t a. p , D. I, biz. 274; D. Ill , biz, 285. — Waarnemingen omtrcnt het lang-durig verbliji' boveu den gewonen dragttijd van gestorvene jongin bij de mocder-dieren , door L)r A. ]N u m a n , in bet Hide Deel , Isfe Stuk der INieuwe Vcrhandelingen van het Koniuklijk-lNi'derlandsclie Instituut van Wetenschappen, Letterku-.ide en Schooue Kunslcn 4to Amst. 1831. —Voor-beelden van ongewone vruclilbaarheid bij verscliillende hais-diei'en. Vee-nrtseuijk. Mag , D II , biz. 636 — Waar-neming omtrent den invloed van de mannelijke en vrouwe-lijke kiiime op de voorlleling der dieren , t a. p , biz. 050 — Middel , om, uaar vvjlk'keur , bij de voortteling der dieren , een grooter getal van het een of ander geslacht te verkrijgen , t. a. p. , biz 659 — Waarnetning ornlrent de bezvvangering van eenKalf, op den ouderdom van vier maan-den; door den Vee-arts D. van Set ten, t. a. p, , D. HI, biz. 289. — Verscliil van dragttijd bij de Koe, naarmate zij des ochtends of des namiddags wordt besprou-gen , t a. p., biz. 326. — Over het doen afkalven der Koe bij dag; het, daartoe aanbevolen middel in Duitschland bevestigd gevonden, t. a. p., biz. 327-329; elders niet altijd.
VVaarneming omtrent ecile aangeborene zwelling van den uavelstreng der zuigeude Kalveren en Geiten , door den open— gcbleven biaasband \Vrac\\vs); Vee-artsenijk. Mag , D. II, biz. 245
Vijjde Hoofdstuk , biz. 397. Afdr'yving der joggen bij dieren , welke over den gewonen tijd dragtig hlijven ; door Dr. A. N u m a n , en den \ree-arts U. van Selten; Vce-artscnijk. Mag. , D. Ill, biz. 285
Zesde Hoofdstuk, biz. 420. Bcschrijving omtrent een verloskundig werktoie en deszelfs gcbrink , door den Vee-arts W. M o s s e 1; Vee artstnijk Mag., D. II , biz 635.
ZevendeHoofdstuk, hlz.k'lS Dr. A. IN um an, Bcsclirijving van een grootendeels dubbel Kalfsmonster, in het Vllde Deel der Nienwe Verhandidingen van het Koninklijk— Nederlandsche Instituut van Wetenschappen , Letterkunde en Schoone Künsten
Dertiende Hoofdstuk. biz, 451. Waarnemingen omtrent V 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; het
W
-ocr page 514-
468
het oiivcrmogen der Koeijen, ora op te jtaan , na het af-kalven {Paralysis lumbalis), door den Vce-arts B. J. C. -Rijndors, — en lict nut der braaknoot in dezelve ; Vee-artsenyk. Mag , D. II , biz. 338. — Vergulijk mede over het gebruik van dat middel in verlammingcn bij andere dieren, hetraedcgedcelde t. a p., biz, 174. — Weinigbekende ziekte Act Koeijen, na bet afkalvcn , t, a. p., biz. 267; — Voorbijgaandc razernij bij eeue Koe, na hot af kal­vcn , t. a. p. ,blz. 63tgt;.
Zestiende Hoofdstuk, II. biz. 458. Over het ontstaan van bloedige mclk, bij ucne Koe, door het elen van den Seven-boom {Junipcncs sabina); Vee-artscnijk. Mag., D. 1, biz. 316.
Zestiende Hoofdstuk, III. biz. 459. In don memvsten tijd , wordt hot microscoop tot de mecst verschillende onder-zoekingen van hot inwendige zamenstel dor bewcrktuigdc ligchamen gebozigd , en is zoodanig ouderzoek mode reeds op de ziekolijke melk tocgepast. Men wil door dit middel ontdekt hebhen, dat lict blaauw- en geel- worden der melk door slang-diertjes wordt te weeg gebragt, die in dc gezonde melk niet gevonden worden. In de laatste over— gebragt, voimecrdoren zij zieh in dezelve, en doelen aan haar , binnen körten tijd , dczclfdo kleur mode.
Gelijk men dus vrocger de oorzaak van hot blaauwwor-den der molk algomeen zocht in eenc gobrokkige spijsver-tering en geUjkmaking dor voedsels bij de Koeijen, en eene daaruit ontstane gchrekkige melkbcreiding, terHijl men die ongestcldheid door inwendige middelen zocht to vcrbeteren, zoo wil men thans als bewezen hebhen aangonömcn, dat het blaauwworden voortvloeit uit ecne nomade in do melk , #9632;welke het blaauwmakend slang-die? fje (vibrio cyanogenus) genoemd wordt. Zoodanige molk roagoort zwak zuur , ter-wijl volkoraen gezonde melk zwakkc sporon van loogzout le kennen geoft, wegens de daarin bevatte melkzure soda, Deze xurc gcsteldheid nu goeft do eersto aanleiding tot het voortbrengen der genoemde nomade , doch do vordere ver-spreiding van dit gehrok dor melk hangt daarvan af, dat de kiemen dor nomaden en zij-zelvo bij de gewone zmve-ring der melk-goreedschappen niet vorstoordworden, waar-door de molkvaleu met deze oorzaak besmot blijven. De #9632;wegneming van hot kwaad berust dus goheol op de zmve-ring der mcikvaten, vooral door chloorwater , en voorts , om , door bijvoeging van koohtofzure soda , de zuro gcsteld­heid weg te ncraen. Meerdere hieromtront genomene proe-Ten schijnen den volkomen goedon ui slag dczer handelwijze zonder alle verdere gcncesmiddolen te bovestigen. Practi-3ches IVochenblatt des Neuesten und JVissenswurdigsten für Landwirthschafft u. s. w., 3 Dec. 1840, No. 99. — Gurlt
-ocr page 515-
469
und Hertwig, Magaxinfür die gesammleThierheilkunde J84J. S. 133. — In hetzelfde Tijdschrift van 1842, wordt eene uitvoerige Vcrhandelingaange troffen over de vergiftige eigen-schappen der melk en hare uitwcrkingen op den mensch in America, aldaar bekend onder den naam van de mellc-ziekte (Milk-disease). — Waarneming omtrent de blaauwe melk der Koeijen, door M. W. Forke; Vee-artsenük. Mag. , D. Ill , Wz. 305,
VJI
-ocr page 516-
470
VII. AFDEELING.
OVER DE
UITWENDIGE ZIERTEN
DER
SCHAFEN.
raquo;Oi*T
BERSTE HOOFDSTÜK.
Over den vurigen uitslag om den Mond.
Doorgaans worden de lammeren alleen door dit on-gemak aangedaan. Dezelve krijgen ecne vurigheid om den mond , en aan de beide zijden van den ncus , som-wijlen tot aan de oogen , waarop korsten ontstaan , welke vcrvolgens droog worden en afvallen. Meer­malen worden daardoor al de lammeren eensr kudde aangedaan, ofschoon het nict uitgcmaakt is , of doze vurigheid besmettelijk zij.
Daar dit ongemak, den meesten tijd , gecn nadeelig gevolg heeft , zoo kan men de vurigheid van zelven laten opdroogen, opdat de korsten afvallen. Vermits de­zelve evenwel pijn veroorzaakt, en zulk in het eten hinderlijk is , zoo doet men beter de volgende zalf ter genezing aan te wenden.
Neem : Farkens-reuzel, zes looden , Terpentijn-oUe , drie looden'
Meng het le zamen.
Hiermede worden , cenmaal daags, de raauwe of vurige plaalsen dun gesmeerd, totdat dezelve gehceld zijn.
TWEE-
-ocr page 517-
471
TWEEDE HOOFDSTDK.
Over het-afbreken der Hoornen.
Wanneer cen ram of zulke ooi-schapen , die hoor­nen hcbben , cen derzelve of beide in het midden af-stoten , zoo gcneest het gebrokene eind gemakkelijk, Indien men het dagelijks met wat tcer bestrijkt. Breekt de hoorn nabij den kop af, zoo ontstaat er eene sterke bloeding , welke men stilt, door er een doekje of werk , in gelyke declen azijn en brandetcijn bevoehtigd , om le leggen. Is het bloeden geslild , en he beenvlies des hoorns onbeschadigd, zoo bindt men een linnen lap over dc breuk , om het beenvlies tegen belee-diging te beveiligen. Er groeit alsdan een nieuwe hoorn aan het afgebroken eind, doch deze krijgt geens-zins eene natuurlijke gedaante , gelijk de vorige.
DERDE HOOFDSTDK.
Over het groeijen van do punt des Hoorns in het Gog.
Wanneer de hoorn te lang en krom wordt, loodat deszelfs punt in het oog groeit, zoo kan hetzelve daar-door gedrukt worden en verloren gaan. Zulks wordt gemakkelijk voorgekoraen, indien men een paar vinger-brcedten van de punt des hoorns, door middel eener kleine zaag , wcgneemt. Het einde van den hoorn wordt eenige malen met teer bestreken.
VIERDE I100FDSTÜK.
Over dc Beenbreuk.
Zccr zcldcn hecft er eene beenbreuk plaats, aan het bovcuste gedeelte der voorbeenen of in dc lenden van dc achterbeenen , in welke gcvallen deze ook mecst-al ongcnccslijk is ; gewoonlijk wordt de onderschenkel of het zoogenaamde schcenbeen gebroken ; zulks wordt daaraan gekend , dat het scbaap niet op het gebrokene
been
-ocr page 518-
472
been staan kan, hetwelk onder bet gaan naslcept; vat men bet been aan, zoo laat bet zieh op de plaats der breuk buigen, en been weer bewegen, -waardoor bet dier pijn ondervindt,
Om bet gebroken been te berstellcn, moelen de ein-den van bet been volkomen tegen elkander worden ge­bragt, alsdan bindt men een' zwachtel, welke ougeveer drie vingercn breed is, boven en onder do breuk om bet been; dczelve wordt vooraf in gelijke deelen 6ron-dewijn en azijn natgemaakt. Deze zwachtel moet naauw-keurig omgewonden worden, zoodat dczelve geenszins oneffen is, en zoo lang zijn, dat bij drie malen over elkander om bet been gaat. Dan neeml men vier dunne gesnedene boutcn spalkcn, van ongeveer eenc vinger-breedte, die zoo lang zijn, als bet deel des bcens, dat door den zwachtel omwonden is; deze spalken legt men van boven, van onderen, en van de beide zijden over den zwachtel, en maakt dezelve door jniddel van een an­der windsel vast, hetwelk nogtans niet te stijf moet ge­schieden, dewijl, door dc sterke drukking, zwclllng en onlsteking van bet been zoude worden veroorzaakt. In plaats der gcmelde spalken, kan men zieh, tot hetzelfde oogmerk, bedienen van een wilgenbast, die bij wijze van cene scheede, rondom bet been gclegd wordt. Men zette het Schaap alleen op eene plaats, daar bet rüstig zijn kan, en bevochtige hot verband om den ' poot, in bet cerst viermalen, doch vervolgens drie of tweemalen daags, met brandewijn en azijn. Na verloop van acht dagen houdt men met deze bevochtiging gcheel op. Gaat het verband los, zoo moet het wederom vastge-maakt -worden. Het eerste verband moet men vier weken laten liggen, wanncer de been-einden reeds we­derom aan elkander zijn gegrocid, doch het beeneelt, dat dezelve vereenigt, heeft nog niet deszelfs vol-komene vastheid, weshalve het verband nog eenmaal moet worden aangelegd; na veertien dagen evenwel kan men ook dit afnemen; dewijl het gebroken been alsdan volkomen genezen is, zoodat het Schaap op hetzelve kan loopen.
V U V-
rtfc
-ocr page 519-
473
VIJFDE HOOFDSTDK.
Over hct inlrcdm van spitse ligchamen in den voet.
Hot gcschicdt dikwijls, dat een Schaap een' doom, splinter, of zclfs een' nagcl in den voet treedt, of dat een stcentje tusschen de klaauwen vast raalit, waardoor het kreupcl gaat. Wordt zulks ontdekt, zoo moot het ingetrcden ligchaam, tcrstond uit den voet worden ge-nomen, waartoe men zieh van het wond-tangetje, (PI. I, Fig. 6.) of ook van hat eind des spadels (PI. I. Fig. 8) bedienen kan, hctwelk tot het uittrekken van splin­ters gcschikt is. Is hct vreemde ligchaam uit den voet venvijderd, zoo gict men een weinig brandewijn in de wond, waardoor dezelve doorgaans spoedig geneest. Breekt de doorn of splinter af, zoodat het spitse eind in den voet blijft zitten, helwelk men er niet uit kan krijgen, zoo dopt men in een linncn zakje, eenige frisschc Icoemest, waarin de voet gezet wordt, terwijl het zakje om het been wo-dt vastgemaakt. Dit verband meet, twee malen daags, vernicuwd worden. Er ont-staat dan eene verzwering der wond, waardoor het vreemde ligchaam losgemaakt en uitgedreven wordt; gc­schicdt het laatste niet, zoo moet de wond met eene bistoerie (PI. I. Fig. 3), of bij gcbrek van ditwirktuig, met een penncmes, lots verwijd worden om heticlve er uit tc kunaen nemen. Nu wordt de verzwering da-gclijks met brandewijn of geesiig aftreksel van mirrhe bevochtigd, en over dezelve een wiek van vlas of werk gebenden, waardoor dezelve spoedig geheeld wordt.
ZESDB U0OFDSTUU.
Over het klaauw-seer en de ontsteking der Voeten.
Hct klaauw-zeer, dat op sommige lljden, in onder-scheidene streken onzes lands, onder dc schaapskudden, als eene algemecne ziekte heerscht, wordt ook de kreu-pelheid, het rotkreupel, voeteuvel, en op eenige plaat-sen de haarworm genoemd. Hetzelve wordt daaraan ge-kend, dat het vel boven den rand der klaauw-schotn,
.
-ocr page 520-
474
lt;ii om de opening of bet gaatje, dat zieh van boven tusschen de klaauwen bevindt, lets gezwollen is, waai-onder etter geboren wordt. Deze zwelling doorbreken-do , ontstaat er eene ynile of rolachtige verzwering, uit wölke eene scherpe stof vloeit, die zieh van tus­schen de klaauwen, tot onder den hoorn of schoan des voets uitbreidt, zoodat, als men daarop drukt, een dunnc etter aan den rand des hoorns uilsijpelt; duurt de verzwering eenigen tijd, zoo verspreidt dezelve een geweldigen stank; de hoorn wordt week, en er grocit een sponsachtig vlecsch onder de klaauwen; veeltijds ontdekt men wormpjes onder of tusschen den hoorn, ^n uit bet gaalje, dat tusschen de klaauwen gevonden wordt, kan men insgelijks ecu' dünnen etter, en som-wijlen een baarworm drukken; het Scbaap loopt kreu-pcl, bctwelk steeds toeneemt, zoodat hetzclve vervol-geus, om voedsel te zoeken, op de knieen moot voort-kruipen; de ectlust scbijnt eerst wel aan te houden, doch do groei en vrplijkheid worden verminderd, zoo­dat het dicr in een' kwijnenden Staat geraakt, Indien het ongemak nict, in tijds, door eene geschikte be-handeling, wordt tegengegaan.
Tot de oorzaken, welke het rotkreupel te weeg bren-gen, mögen gerokend worden: het aanhoudend loopen in vochtige landen, zonder dat de Schapen gelcgenhcid hebben, om nu en dan, op hoogtcn of ' kaden te kunnen gaan , ten cinde de voeten droog worden. Hierdoor wordt de uilwaseming aan de pooten ho­let, vooral indien dezelve met modder of klei be-zet zijn; terwijl tevcnS het gemelde gaalje tusschen de klaauwen, waaruit zieh, in den natuurlijken staat, een smerig vocht outlast, hetwelk in een eigen beursje, onder de huid bevat is, verstopt raakt. —• De ophoo-ping van dit vocht in het gemelde beursje brengt eene zwelling en pijniyke rekking van hetzclve en der bo-vcnliggende huid te weeg, en kan missc.hien in vele gtvallen, als de eerste oorzaak der zwelling en ont-steking worden aangemerkt. — Dezelfde uitwerkingen kunnen worden to weeg gebragt, indien de Schapen, in den winter in diepen en vooral in broeijenden mest moeten staan. Waarschijalyk kan ook een sterk gevallen honigdauw, wegens derzelver bijtende scherpte, de voeten der Schapen aandoea, en eene ontsteking en
ver-
-ocr page 521-
475
vcrzwering in dczelve voortbrengen. (Zie biz. 268.) — Voorts mag men het als vrij zeker stellen, dat het rotkreupel, door onmiddellijke overbrenging des etlers , van het eene Schaap aan het andere, kan worden mede-gedeeld, en dat ongemak dus voor besmeltelijk is te houden.
Dc genczing vordcrt, dat men de pooten, waaraan het klaauwzeer plaats hceft, voorecrst zuiver afwassche met water, waarin zout ontbondea is, of pekel. Vervolgens snijdt men den hoorn tussehen do klaauwen, en van bovca aan den rand, zoo ver als dezelve door den etter is los geworden, tot op de gezonde deelen, met de tis-toerie (Pl. I. Fig. 3), of met een ander scherp mesje weg , waardoor aan den ettcr een' vrijen uitgang gege-ven wordt. Men legt alsdan werk of vlas, met ecu der volgende middelen bevochtigd, over de wond.
Neem: Älmn,
Wit Koperrood, van ieder een lood. Los dezelve in een half pond water op, of:
Neem : Galnoten , een half pond, Wit Koperrood, A luin ,
Ammoniak-zont, van ieder een lood. Men bewaart hetzelve voor het gebruik in eene llesch. Hicrover nu wordt nog eenig droog werk gelegd, en dan alles, door middel van een doekje, om den voct vastgemaakt, of men maakt een zakje van linnen, waarin de voet gezet, en hetwelk om den poot boven de knie wordt vastgemaakt. — Het verband kan, van tijd tot tjjd, met de voorgeschrevene ontbinding, bevochtigd worden; doch hetzelve moet eenmaal daags afgenomen en wederom om den voet worden gelegd, waarbij men dan telkens nieuw vlas of werk nemen moet.
De volgende zalf is insgelyks ter genezing van hei rotkreupel van eene uitstekende nuttigheid bevonden:
Neem : Terpentijn-olie , veertig looden, Verdikte Terpentijn, Varkens-reuzel, van ieder acht looden, Gebluschte Kalk, twee en dortig looden, Ämmoniaii-iout, Aluin, Uenie, van ieder een lood.
Dc
-ocr page 522-
m
476
De vettighedcn eerst op cen zacht vuur, in een pot gesmollen zijnde, worden de overige zelfstandig-heden, wölke vooraf gewreven en en onder een ge-raengd zijn, cr bijgevocgd, behalvc hct ammoniaJc-sout, dat er op het laatst mede vereenigd wordt. Men be-waart deze zalf in verglaasue potten, die met eene blaas tocgebonden worden. Bij de aanwending van dezelvc dient in acht te worden genomen, dat de hoorn, zoo ver dezelvc door de veizwcring is losgemaalit, en het vuile welige vleesch vooraf zuiver worden weggesneden , gelijk hier boven is aangewczon, wraarna men de zwe-rende oppervlakte met terpeniijn moet wasschen, voor dat dc zalf gebruikt wordt; alsdan wordt dezclve daar-medc dun ovorgesmeerd, hctwelk, ten minste, viermalen des weeks, moet geschieden. — Indien het welige vleesch sterk is uilgegroeid, dient, onder ieder lood der voor-geschrevene zalf, tien greinen fijn gewreven wit koper-rood gemengd te worden. Wanneer cr bij het wegsnij-den van den hoorn eene stcrke bleeding ontstaat, zoo kan m^n dcnzelven doen ophouden, door Sterken hran-dewijn of voorloop op -de wonde te gieten (*).
Dc
(*) Behalve deze genceswljze , door den Heer c. ternb Med. Doct.cnz, teiEYDEN, aande aaistehdahschi; maat-
SCHAPPIJ TEA BEVORDERING VAN DEN LANDBOTIW, me-
dogcdceld , en door dczelre bekend gemaakt, in het zeyende deal tweede stut van dcrzelver uitgegeveno vcrhandelingen , vindt men aldaar insgclijksdegenceswijzen en middelenyoor-gedragen, welke door anderen met good geyolg tegenhctrot-kreupel zijn aangewend. Onder deze geneeswijzen , welke , #9632;wegens derzelver beproefdo nuttigheid, liier dienen te wor­den vermeld, komt de volgende behandoling, doordenHeer Mr. I. teding VAN BERKHOUT bijzonder aangeprezen, mede yooral in aanmerking, hierin bestaande , dat men op do pletken , die het meest zijn ingerot, voorzigtig met een pijpensteel of het glazen stopje van het fleschje , eea zeer kleinen droppel gocde vitriool-olie (zwayelzuur) late vallen, die men aanstonds in do vcrzwering inwrijft, cnWaaropmen oogenblikkelijk wat dunne leer doet en inwrijft,- kan men cen geteerd lapje om den poot doen, des te betcr. Men moet dagelijks, tot aan de volle genezing , het vuil van den klaauw voorzigtig af krabben , en de plaats met teer besme-ren , alsmede vooral zorgen, dat de Schapen droog en zui­ver gehouden worden. De Bidder TWENT VAN RAAPHOR3T
heeft
-ocr page 523-
477
De heilzame uitwerking der volgende zalf, welker bereiding cenvoudiger is dan de voorgaande, is, ter heeling dezes ongemaks, insgelijks door de ondervin-ding bevestigd. Neem: Teer,
Terpentijn olij, van ieder vcertig looden, Verdikte Terpentijn, acht looden, Aluin, zes looden. De vctte zelfstandigheden, op een zacht vuur gesmol-ten zijnde, wordt de alvin, welke vooraf tot een fijn
poe-
heeft de volgende zalf zeer nuttig bezonden, ter genezing des ongemaks.
Neem : Fijn gewreven kalmijnsteen (Lapis-poeder). Basilicum (Koniugszalf) , Jf^it was,
Boom olie, van alles even veel, Rottcnkruid , een twintigste gedeelte van het geheel.
De drie laatstgenoemde zelfstandigheden gesmolten zijnde, worden het kalmijnsteen-poeder en het rottenkruid, hetweli. vooraf insgelijks fijn gewreven moet zijn, er onder gemengd. Hiermede wordt de verzwering besmeerd, nadat de hoeven ter dege gezuivord, uitgesneden en met terpentijn uitge-wasschen zijn ; wordende daarbij de raad gegeven , om de Schapen , die het rotkreupel hebben , niet bij de kudde te laten blijven , maar dezelve af to zonderen.
Ook heeft men in dozen een goeden uitslag ondervonden, van de aanwending van het Goulards-water, op de volgende wijze wijze te zamen gesteld :
Keem: Lood-exiract,
Brandewijn, van ieder acht looden. Regen-water , tien looden.
Meng het te zamen.
Hiermede wordt de wond eerst zuiver uit^ewasschen , cn vervolgens een korapres, in dit water natgemaakt, daarop gelegd en met een sokje om den voet vastgelegd. Dit kom-pres wordt, dagelljks vier of vijf malen , met een watertje bevochtigd , zonder dat men hetverbandbehoeftaf te neraeu. Om den anderen of derden dag w.ordt het verband afgeno-raen en de wond gezuiverd. Men vcrvolgt met het opleg-gen der natte kompressen tot aan de genezing, welke in tien of vecrtien dagen bewerkt wordt, moetende de Schapen inmiddels op een droogen stal gehouden worden. Wanneer het water niet genoeg opdroogt en geneest, kan men een weinig meer lood-extract cn brandewijn onder hetzelve doen.
Zie ook het MAGAZIItf VAN VADERI.AN-DSCHF.tr LAND-
laquo;ouw, uitgegeven door den Heer j, kops , V. D. II st.
-ocr page 524-
478
poedcr gevrovenis, er onder gemengd. Hiermede wordt de verzwcring op dezelfde -wijze gesmcerd, als by de vorige zalf is opgegeven, moetende tevens het afsny-den van den losgeworden en rottig aaugedanen hoorn en Van het wilde of vuile vleesch, .en het wasschen der vot'trn met tcrpenlijn hierbij in acht worden genomen. — Bij al deze behandelingen van het rotkreupd is het van bet uiterst belang, dal de Schapen op eene drooge standplaats gebragt worden. Men kan'de voor-gosclirevonc middelcn in eene grootere of kleinere hocveclheid bereiden, naarmaic van de lalrijkheid dei kudden, waartoe dezelve gebruikt worden, waarhij dan de evenredigheid der zamenstellcnde deelen raoef in acht worden genomen.
Om het rotkreupel, zoo veel mogelijk, le verhoe-den, is het vooral noodig, dat er, in de weiden hooge plaatsen gevonden worden, waarop de Schepcn kunnen loopen, wanneer het land zeer laag en aan-houdend vochtig is; insgclijks moet men zorgen, dat dezelve, des winte.rs, niet lang in diepen modder of most behocven te loopen of staan, maar dat de poo-ten dikwijls gezuiverd en dc Schapen op eene drooge standplaats worden gebragt; — dat men voorts, als er veel honigdauw valt, de pooten nu en dan met pekel afwascht, en acht geeft, of de hoorn week wordt, en er zwelling rondom het galje boven dc liaauwen ontslaat, terwijl het Schaap kreupel gaat, als zijnde dit het eerste teeken, waaraan het onge-raak wordt gekend. Neemt men zulks waar, zoo most eene der opgegevene genceswijzen ten ecrsten in het werk worden gestcld.
Men kan alsdan somwijlen de verzwering nog voor-tomen, door het smcrige vocht, hetwelk in bet beursje opgehoopt, verdikt en met haartjes bczet is, uit dc opening te drukken, en dan een rogge-korrcl , die vooraf in water geweckt is, daarin te steken, terwijl men verder den pool, boven de klaauwcn, nu en dan, wascht met gucslig aftreksel van mirrlie; doch inrlicn de gemelde opening, door deze stof reeds zoodanig verstopt is, dat dezelve niet kan worden uitgrdrukt, on cr reeds aanraerkelljke zwelling en ontsleking van , ti.'n voct plants heeft, zoo raden soraraigen aan, ter voorkoraing der verzwering, om het boursje, waarin
het
-ocr page 525-
479
het gemeide vocht bevat is, geheel uit tesnijden; hel-welk op deze wijze geschiedt; men snijdt met eon scherp puntig mesje, of de histoerie (PI, I. Fig 3), de uit-wendige belclecdselen van het gatje, rondora hetzelvc door, om het beursje inwendig los te maken; vervolgenraquo; haalt men er dit met ecu klein tangetje (PI. I. Fig. 6) voorziglig en langzaam uit, zonder dat er lets van hetzclve in blijft zittcn. Men haalt de gemaakte wond met ecn naald en draad toe, ora het indringen van vuiiigheden voor te komen; alsdan wascht men dezelve, geduronde drie of vier dagen, eenmaal daags, met het voorgeschrevcn aftreksel van mirrhe. Voorls moeten de Schapen, na deze bewerking, eenigcn tijd, op eene droogc plaals worden gehouden, zonder dat zij zieh veel behoeven te bewegen {*).
Ook kan daardoor eene ontsteking en verzwering der voeten worden veroorzaakt, dat de schapen, bij aanhoudend droog weder, lang op een harden en on-effenen weg gedreven worden, waardoor de voetzo-len sterk worden gedrukt en gekneusd. Men neemt dan eene verhoogde wärmte in den voet waar, en wan-neer men op de zool des voets drukt, zoo trekt het Schaap aan den poot, laquo;n geeft hevige pijn te ken­nen. Het dürft niet op den poot staan, maar trekt denzelven op.
Hebhen deze teekenen plaats, zoo moet men met een spits mesje, juist op de plaats, daar de pijn wordt waargenomen, zacht borende, een rond gat in de hoornzool des voets maken. Is er reeds ctter aan-wezig, zoo dringt deze loor helzelve naar buiten; alsdan moet de opening in de zool nog een weinig verwijd worden, opdat de etter zieh geheel kan ont-lasten. Vervolgens laat men een weinig hrandewijn of fjecstig aflrehsel van mirrhe in de wond druipen, legt eene wiek van vlas of werk over dezelve, en zet den voet in ecn zakje, gevuld met klei-aarde en azijn, tot eene. brij onder een gemengd; welk verband des morgens en des avonds, moet vernicuwd worden, totdat de ver­zwering genezon is.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Bij-
(*) BERIGT WEGKN-S EEKIGE MltlDELEN TER. GEtfEZING VAN DB KREUPEr.IietD DEIl SCHAPEM, DOOR H. BRASSART, insgelljks te vindun in het zevende deel tweede stuk der Vcrh. , uitgegeven door de MAATSCHAPPIJ TER BEVOIl-BERING VAN DEDf LANDBOUW, biz. 94
-ocr page 526-
480
Bijaldien er zieh nog geen euer onder de hoornzool heeft verzameld, en er dus niet dan bloed uit de geraaalite opening vlocit, zoo is dit bloeden ler ver-deeling der ontsteking voordeelig. De wond meet dan insgelijks met werk bedekt, cn de voet in de meerge-melde leem-brij gezet worden.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Over de Breuhen.
Bij de Schapen neemt men zeldcn andere, dan na-velbreuken waar, aan welke de Lammeren voorname-lijk onderhevig zijn. Doorgaans wordt de navclbreuk niet grooter dan eene kleine walnoot, en dezelve ge-neest meermalen, na verloop van tijd, van zelven. Wil men evenwel de genezing der navelbreuk terstond beproeven, zoo vat men do huid, die de brenk be-vat in bet midden aan, trekt dezelve voorwaarts en bindt daarom een sterken draad, welke zoo stijf, als mogelijk is, toegelrokken en (Joor een knoop wordt vaslgemaakt; de afgebondene buid stcrft alsdan, cn valt af, tcrwijl bet andere gedeelte der huid aaneengroeit, waardoor de breuk genezen is.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Occr hct sicellen van den Uijer.
Het gebeurt meermalen, bij Schapen, gewoonlijk nadat zij gelammerd hebben, of kort voor dien tijd, dat er verhardingen of een gezwel in den uyer wor­den waargenomen. Zijn deze koud op het gevoel, zoo doet het volgcnde middel, ter verdecling van de­zelve , goede diensten:
Ncem : Lijnolie, acht looden ,
Bijtendcn Ammoniak-geest, drie looden, In helzelve wordt,, door wrijving, ontbonden: Kamfer, een half lood.
Hier-
-ocr page 527-
,
481
Hiermede wordt de harde of gezwollen u'yer, drie malen daags , gewrcven.
Neemt men eene verhoogde warrate in den gezwol­len uijer waar, zoo moet het gczwel tot rijpheid ge-bragt, geopcnd en verdcr behandcld worden , door zoodanige miildclen , als bij de zwelling des uijers van het Rundvce voorgeschrcvcn is, gclijk do bchandeling der zecre spenen, aldaar opgegevcn , insgelijks bij de-zelfdc ongcmakken der Sehapen kan worden opgc-volird.
NEGENDE HOOFDSTUK.
Over den rooden Uitslag, of het loopende Vuur.
Deze ziekte, welke voornamclijk schynt te ontstaan door eene schiclijke afwisscling van koud en warm weder, vooral indicn koude regcnbuijen op sterke zonne-hitte volgen , wordt aan de volgonde tcekenen gekcnd : het Schaap verliest deszelfs natuurlijke vrülijkheid , laat den kop hangen, en volgt de kudde slechts traag; de ectlust is verminderd , er heeft koorls plaats; met de koorts-hitte ontstaan er aan den hals, de schouders en over den geheeien rug tot aan het kruis, roode vlekken. Hebben deze eene natuurlijke roode kleur, zoo is do ziekte niet zcer gcvaarlijk, doch zijn de vlekken geel of bruinachtig rood van kleur , dan geeft zulks eene meer kwaadaardige en gevaariijke gesteld-heid te kennen.
Om het gevaar dezer ziekte voor te komen , is het noodig , het zieke Schaap in huis te halcn en betzelve, behalve goed voeder , de volgenda likking toe te dienen.
Neem : Bloem van Zwavel, twee looden , Genever-hczien, acht looden.
De genever-bezien tot pocder gestampt zijndo, menge men dezclve met den bloem van zwavel to zamen, en dan met honig tot eene likking aan. Iliervan wordt aan tin Schaap , dric malen daags, cen lood, met water tot ecu drank verdund zijnde, ingegeven. Is de ziekte goedaar-dig, zoo komen met den vijfden of zesden dag deszelfs
Wnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;p,.
-ocr page 528-
482
gcwone vlugheid en de ectlust weder terug. De roodc vlekkcn veranderen in schilfers op de huid, welke, van tijd tot tijd, los worden en wegvallen.
Is dc ziekle integendeel kwaadaardig, kenbaar aan de opgegevene veranderdc kleur der vlekken , zoo dient bij de voorgesclircvene likking nog een half lood fljn gewreven kamfer te worden gcvocgd. Krijgen de vlekken cen bruinachlig rood of zelfs een zwart aan-zien, hetwelk aanduidt, dat de huid door het koude vuur is aangedaan , zoo nioet de wol van dezc plaat-sen kaal afgeschoren en de brandige plekkcn mocten met eene listoerie (PI. I, Fig. 3) of met een ander schcrp mes ingekorven worden. Men maakt namclijk op den afstand van een breeden stroohalm ligte in-snüdingen in de huid , welke slechts zoo diep zijn, dat het bloed te voorsehijn komt. Dit gescbied ziju-de, wascht men de gewonde plaatsen, drie of vier malen daags, met cen sterk afkooksel van eilien- of wUgcrifyast.
Somwijlen gaat de, huid op de pläats, door het vuur aangedaan, geheel los en valt af, waardoor dan eene verzwering nablijft. Dczelve moot, twee malen daags. met het opgegevene afkooksel bevochtigd worden , totdat dezelve geheold is. Als het Schaap deszelfs vrolijkheid en eetlust wedcrom terug heeft gekregen, zoo kan men met hcl ingeven der inwendige gences-middclen ophouden.
TIENDE HOOFDSTUK.
Over de Schürft.
Dezc besmeltelijke huidzieklc der Schapen wordt aan de volgendc teekenen gckcud. Men neemt waar, dat op de plaatsen, welke door de schürft aangedaan worden, zoo als de voorbouten, dc rug, het boven-ste gedeelte des ligchaanis, de binnenzijden der dij-on, en ook somwijlen de hals , de wol droog wordt, en derzelver glans verliest. Dezelve wordt aldaar langzamerhand witter van kleur, hetwelk, des morgens, bij den dauw, het meest kenbaar is, ver-
mits
-ocr page 529-
483
mils de wol op deze plaatsen , door de verhoogdc wannte der huid, eerder opdroogt, dan aan de overige declcn. Hieraan zal een geoefcnd herder reeds kunncn weten, waar de schürft to voorschijn wil komen, ea alsdan kan nog derzclver voortgang , door het aanwen-den van gepasle middclen , het gemakkclpst worden tegengegaan.
Wannecr men de wol op de huid vaneen scheidt. zoo bevindt men, dat dezelve een weinig roodor en veel dikker en harder is, dan de gczonde huid. Laat men het kwaad zijn gang gaan , zoo ontstaan , op de aangedano declcn, kleine pulsten , tor groolte van eenquot; spcldekop, en sornwijlen grootcr , die met een helder vocht gevuld zijn; dcze broken open en maken cersl eene wittc schilfcrigc korst. Langzamerhand wordt dc uitvlocijing van vocht op deze plaatsen sterker, waarbij de wortelen der wol los gaan, welke uitvalt, terwijl de, van wol beroofde plaats , eene groenachtigc kleur aan-neemt. Somwijlen ontstaan er zwartachtigc korsten op dezelve, ja zelfs wordt de huid aldaar mcermalen inge-vrcten, en door eene kwaadaardige verzwering aange-daan. Do schurftige plaatsen verbreiden zieh hestendig vorder over het ligchaam uit, zoodat het Schaap niel zelden de halve wol verliest.
Dit algemeen hcerschend en vcrderfelijk ongemak wordt te vveeg gebragt door aanhoudend nat weder in den herfst en het voorjaar; door siecht bedorven voeder; door het lijden van honger en gcbrck, als door welke oorzaken het Schaap verraagert , en dc vochten eene scherpe, bedorvene gesteldhcid verkrijgen; voorts door onzuiverhcid der stallen, of doordien dezelve, in den winter, te warm en te vochtig zijn; het is om deze reden beter, dat de Schapen cenigermate koud, dan te warm gehouden worden, aangezien zij beter dc koude , dan de wärmte können verdragen. Den mees-ten tijd, evenwel, ontstaat de schürft door besmct-ling.
Indien de ecrstgemelde oorzaken bij dc schurftziekte plaats hebben , zoo moelen dezelve weggenomen en dc verzorging der Schapen verbeterd worden. Men late tevens de volgendc likking gebruiken , waarmedc twaalf of yecrtien dagen lang dient tc worden aangehouden.
Neem: Zwavel-hloemen,
W 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;p6C.
-ocr page 530-
484
Poeder van Alands-wortel, van ieder eenlood, Goud-xwavel, vijfticn greinen , Honig , vier looden.
Te zamen vermengd zijnde, geeft men van dezc lik-iing, ieder dag, een vierde gedeelte in, zoodat dczclve in vier dagen opgebruikt wordt. Men strijkt het mid-del , met een spadel , op de tong, opdat het Schaap hetzelve kan doorslikken. Door dit middcl worden de laquo;cherpe Stoffen , die in lict ligchaam huisvesten , naar bui-ten gedreven. Worden dezelvc daaruit nict wcggcnomen, zoo zal men dikwijls ondervinden, dat de schürft nict grondig, door uitwendige raiddelen wordt wcggenomcn, maar dat de uitslag terug komt, lerwijl men meendo , dat dezelve reeds genezen was.
Uitwendig kan men de volgendc zalf, ter genezing van de schürft, aanwonden.
Neem : Ongel, een pond ,
Laat denzelvcn zacht smelten, en wannecr lict vel hegiot koud le worden, wordt er bij gemengd: Terpentijn-olie, een half pond,
Deze zalf meet, drie dagen achter elkander, op de schurftige plaatsen worden ingewreven , ten welken cin-de men de wol vaneen scheiden, en do korsten met den rug van een mes van de huid moot afschrab-ben. — Dewijl dezc zalf , die men in ecne blikken bus , welke van een deksel voorzien is , bewaren meet , in den winter tc hard wordt, zoo kan men alsdan, in plaats van ongel, .varkensreuzel ncmen. — Dezelve bezit dc voordeelige boedanigheid , dat de huid, welke door de schürft hard en bros gewor­den is, daarna door dezelve wedcrom zacht en week wordt. Volgens sommigen wordt dc werking dezer zalf nog vermögender , indien daaronder een half pond gawrevenc zwavel wordt gemengd. Xadat men de schürft genezen acht , moct men cvenwcl dikwijls de raquo;enapen bezigtigen , of er misschicn nog bier of daar, op nieuw , schurftige plaatsen gevonden worden , welke dan terstond op dezelfde wijze , met de gemelde zalf, moeten worden ingewreven. Hoe vroeger dezc mid-delen worden aangewend , zoodra men de schürft onldekt, des te gemakkelijkcr wordt dezelvc genezen. Is men verzekerd, dat het ongemak enkel door bc-SHiotting is te weeg gebragt, gelijk het mecste plaats
heeft,
-ocr page 531-
485
heeft, zoo kan hetzelve alleen door de voorgedragene uitwendige behandeling genczen worden. Ncem : Potaseh , vijf ponden ,
Aluin , vier ponden,
Tabak, (van de slechtste soorl) twee ponden .
Gewone Siroop, vijf ponden,
Keukemout, vier kop of ponden (*) Dit alles meet, een half nur lang, in een vierde ton oud hier gekookt worden. Koud geworden zijnde, worden de Schapen daarmede over het geheele lig-cliaam gewasschen, uitgezonderd dc kop en pooten. Men begint doze wassching van den kop , scheidt de wol in eene streek vaneen, tot aan het ondereinde van den staart. Dit gedaan zijnde, bevochtigt men een weinig wol in het afkooksel, waarmede het Schaap van den kop tot aan het eind van den staart wordt natgemaakt. Aldus vaart men voort, lerwijl de wol, in gelijkc streken, welke vier duiraen van clkander ver-wijderd zijn, vaneen gescheiden en dus het geheele ligchaam ingewasschen wordt. Een Schaap, hetwelk door de ziekte stcrk aangetast, en bijna uitgeteerd is, moet met meer omzigtigheid behandeld worden. Men doet, in dit geval, het best, om, gedurende vier achtcrccnvolgende dagen , op elken dag, een vierde gedeclte van het ligchaam, naar de voorgcslelde wijzc , te bevochtigen.
Dit inwasschen behoeft slechts eenmaal herhaald le worden; de gezonde Schapen worden daarmede , op de-zelfde wijze, ter voorbehoeding gewasschen, Indien zij onder de schurftige kudde verkeercn. Het middel, vol-gens het opgegevene voorschrift bereid, is toereikende voor de behandeling van vijftig Schapen.
Een ander middel, hetwelk zieh , door deszelfs meer cenvoudige en minder kostbare zamenstelling, boveu het voorgaande aanbeveelt, wordt insgelijks, volgens eene beproefde ondervinding, met het beste gevolg, ter genezing van de schürft aangewend, waarvan het vol-gende voorschrift voor een Schaap dient.
Neem :
(*) Zie de verhanueling der. maatschappij ter
BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, HI. D. I. stllk , biz. 62; aan welke MAATSCHAPPIJ dit middel is medege-deeld door dirk gerritzb van beüsekom , hüisman
T£ LOENEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; W 3
-ocr page 532-
486
JSeem: Tabak (van de slcchtste soort), ecn vieren-deel pond , Wit Koperrood, andcrlialf lood. Pis , ecu kroes.
Men kookt den tabak, ecn half'nur lang, in de pis, waarna hot koperrood cr wordt bij gedaan; moclendc het dan nog te zamen ecn kwarticr uurs koken. Met dit vocht, hctwelk, voor dat men het aanwendt , wat* meer dan laauw warm moct gemaakt worden, maakt men de schurftigc plaatsen nat, terwijl do roven met dc vingers afgcliraht worden; alsdan wascht en papt men de raairwe huid met den tabak goed in , met het ovcrigc vocht wascht men , zoo veel mogelijk , het ge-hcele Schaap. Na zes of zeven dagen , wordt hetzelve goed nagczicn, en outdekt men nog ccnigc overblijfselen van schürft, zoo moeten de plaatsen nog eens, op de-zelfde wijzc behaudeld worden. (*)
Ook bedient men zieh, ter genezing der schurft-ziekte, van kwikzalven , welke evcnwel, in het alge-meen, daartoa minder dan de vorige middelen zijn aan
tc
(*) Dit middel komt inaard enwerking zeker grootendeels overeen met zekcr vocht,, genaamd Carotte-saus , hctwelk uit den Tabak, bij de Carotte-draaijers , wordt verkregen. In de Provincie Utrecht en elders is ditmiddel, reeds van over-Ian g , bij de Schaap-herders bekend , als zeer goschikt ter ge­nezing derscliurft-zickte onderhet Wolvee. Ikheb daarmedo aan de Vecartsomj-sclioolinsgelyks , met hctbeste gevolg,aene proef genomen. Men scheidt op al de schurftige plaatsen , de wol vaneen, en maakt de huidmet het gcmelde vocht goed nat. Vceltijdsis ceneenkcie bevoclitigingvoldoende , omlietonge-mak te doen genezen. Menzietdan , binnen weinige dagen, de aangedanc plaatsen heclen , en dezelvc op nieuw met wolbe-groeijen. De Schapen moeten evenwel naderhand nog e'en en andermaal bezigtigd worden , of er nog vurige plaatsen zijn overgebleven , die dan alle , op dezeifde wljze , nogeenmaal. of, als zulks vereisclit wordt, meermalen, op dezeifde wijze , moeten worden bchandeld , daar anders de uitslag zieh , op nicuws , binnen kort, over het ligchaamverspreidt.
Dit middel is ook nog daarotn boven vide andere to ver-kiezeu , omdat het volgens schcikundig onderzoek, geble-ken is , gecne vergiftige bcstanddeelen , geiijk sommige an­dere schurft-middelen , als bijv- Sublimaat, Rotien-Kruid of soortgclijken te bevatten , zoodat het veilig kan worden aangewend bij dc Schapen , en in geene deele geyaarlijk is voor degenen , die daarmede moeten omgaaa,
-ocr page 533-
487
le bevelon , vermits, Indien de Schapcn er wat te sterk mede gesraeerd worden, zulks voor dcrzelver gczondheid ligt nadcclig is. Die er gebruik van verkiest te ma-ken , kan de volgendc zalf aanwenden. Necm : Verdikte Tcrpentijn ,
Laurier-olic, van ieder een half pond, Varkcns-reuzel, een pond , ÄMnWcoift (oxydulum Hydrargyri), acht loodeu. Vricsch Groen (koperkalk , twee looden. De voltighedcn, op een zacht vuur gesmolten zijnde , worden dequot; kwikkalk en het fijn gcwrevcn Vriesch groen cr bij gcmengd, terwijl het mengsel zoo lang geroerd wordt, tot dat hetzelve verkoeld is.
Hiervan wordt een of mcerraalen een weinig dun op dc schurftige plaatsen gestreken. (*)
Wau-
(*) In het voornoemde stuk van de Verhandelingen der mcergeinelde MAATSCHAPPII TER BliVORDERING VAN DEN LANDBODW, yoor eene twikzalf tegen de schürft op-gcgeven , medegedeold door swbrus jansze , aan wien , voor derzeiver bekendmaking, eene zilvcren tabaksdoos met vijf en twintig gouden dukatenvan dezemaatschappij is geschon-ken. Dezelve wordt bereid uit een half pond kwik en an­derhalf pond lauricr-bezien-olie, welke te zamen in een nieuwcn aarden pot vermengd , en met een spadel zoo fiju raogelljk gewreven worden, Hiermede kunnen dertigoftwee en dertig Schapcn gosmeerd worden, Indien de schürftniet zeer erg is. Deze zalf wordt, op de volgende wijze , aange-wend : de wol van elkander gescheiden zijnde , wrijft men eerst daarmede op het blooto vel , over den ruggegraat, van den kop tot den staart toe , dan achter de voorbouten , zoo yer de wol loopt, en voor de achterbouten tot aan den bulk toe; dan vcrvolgens längs den buik , aan wcerskanten in het hangen van de ribben , en ten lantsten onder den hals tot de borst too. — Na verloop van drie of vier weken , ziet men de Schapen eens na , en smeert diegencu , welke uiet volkomen genezen mogtcn zijn , nog eens dun, op plaatsen , alwaar hier of daar een puistje wordt govonden, — Door— gaans wordt, volgcns dc opgegevene genezingen, door de Schapen twee malen te smeren , hot ongemak geheel wegge-nomen. Nadat de aangestokene of besmette Schapen acht dagen gesmeerd zijn geweest, kan men de gezonde er gerust bij doen , zonder dat men voor besmetting behoeft te vreezen.
Hoe beter weide aan dc Schapen gegeven wordt, terwijl deze geneeswijze duurt, hoe beter zij groetjen en hoe cerder
de-
W 4
-ocr page 534-
488
Wanneer een Schaap onder liet scheren, door on-voorzigtigheid , dikwijls gesneden , of door eenen , niet goed afgeriglcn , hond gebeten word, zoo ontstaat daar-door dikwijls cenc vurigheid, welke somwijlcn in eene schurftachtige huidziekte ontaardt, Zoodanige wondcn of vurigheid kan men genezcn door het Schaap , eenige malen, om de twee of drie dagen , met water, waarin zout ontbonden is, door middcl van een borstel, over het geheele ligchaam te wasschen.
dezelre hersteld zullen lijn , terwijl de wol dan ook aanstonds begint aan te wasscn.
Daar , bij de voorgestelde bereidingswijze dezer zalf, de kwik niet dan door denzelven lang in de laurier-olie te wrljren volkomen verkalkt en ontbonden wordt, — van welke verkalking evenwel de voorname geneeskracht des middels afhangt, — zoo dient de wrijving zoo lang te worden voortgezet, totdat men hoegenaamd geene kwikbol-letjes meer bespeurt. Dewijl dit niet altljd naauvvkeurig wordt in acht genomen, zoo zal men beter doen de zalf aldus te bcreiden, wanneer dezelve altljd eene gelijke kracht zal bezitten.
Weem: Laurier-olie , een en een half pond ,
Kwikkalk, (Oxydulum Hydrargyri) acht looden.
Meng dezelye wel te zamen.
mreg;m
vm.
-ocr page 535-
489
VIII. AFDEELING.
OVER DE
INWENDIGE ZIEKTEN
DER
SCHAFEN.
EERSTE BOOFDSTCE.
Over de verhitting der Schapen.
Deze ongesteldheid, -welke als eene algemeene ont-stckingskoorts dezer dicren kan worden beschouwd, kent men aan de volgende teekenen: de Schapen hebben eeaquot; brandenden dorst ; de äderen in de oogen worden op-gczet en krijgen eene bloedroode Ueur; de mond is hect en droog; de adem wordt snel en de Schapen ncmen zigtbaar af en worden mager. Onder deze om-standigheden is de genezing der zickte mogelijk, indien men daartegen de gepaste hulpmiddelen aanwendt; wordt zalks verzuimd, zoo gaat de ontsleking tot vuur over, waardoor de dieren gedood worden.
Doorgaans ontstaat de verhitting in heete zomerda-gen , wanneer de Schapen te ver naar de weide nioe-len gaan , of indien zij door den bond , welke bij de kudden gchouden wordt, te sterk gejaagd , of, op eene andere wijze, te fel en onophoudelijk voortge-dreven worden, alsmede daardoor, dat dezelve zieh , vooral des middags, legen den Sterken zonneschijn niet W 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;in
-ocr page 536-
490
ip de schaduw kunnen verbergen, maar bestendig in hot vlakke veld moctcn blijven, en zij bovendien ge-brck aan drinken iijden , of siecht, bedorven water moeten drinken.
Hcbben dc bovengcmcldc verschijnselcn plaats, zoo meet men dc Schapea laten grazen op eene weide , alwaar saprijk gras groeit, en tcvens laat men dezel-rc water drinken , waarin salpcterquot; is opgclost, name-lijk voor vijftig Schapen, acht looden. Men late de-zelvc op bet wärmste van den dag in cene schadirw-achtigc plaats uitrusten, en vermijdc bet sterk drijven. Op deze wijzc, eenigen tijd voortvarendc, zal de vcr-hitting doorgaans spoedig verrainderd en weggenomen worden.
Is het aangedane Schaap intusschen reeds zoo ver verhit, dat hot aanmerkelijk koorts heeft en daardoor zoodanig is afgemat, dat bet dc leuddc niet mcer volgen kan, terwijl dc adernhaling sneller wordt, zoo moet men bet-zelve acht looden blocd uit dc halsader aftappen, en het volgcndc middel aanwenden.
JVeem : Salpeter, cen lood ,
Room van Wijnsteen, twee looden.
Tot poeder gowreven en ondcr elkander gemengd zijnde, geeft men van hetzelve, vier malen daags, aan ieder Schaap, anderhalf vicrendeel loods met water.in. Het­zelve moet voorts in cen' koeleu stal worden gezet, en wil bet dier nog iets eten, zoo moet het met frisch gemaaid gras gevoederd worden. Dewijl de Schapen bij dezc ongcstcldheid, cen' hevigen dorst bebben , zoo moet men zorgen, dat zij geen gebrek aan zuiver en over-vloedig drinkwater bebben.
Het adcrlatcn van een Schaap kan op dcze wijze geschieden: men schcert aan de regier of linker zijde van den hals, ongeveer eene bandbreedte van den kop, de wol af, en bindt een' band onder om den hals , om de ader to doen zwellen, welke men alsdan dui-delijk voelca zal, waarna iemand het Schaap tusschen de beenen necmt en deszelfs kop in de hoogte houdt. Nu slaat men met een kleinen snepper een gat in de ader. Deze snepper moet een weinig breeder en ster-kcr zijn , dan zulk eene, waarmede men gewoon is menschen ader te laten. Heeft men de noodige hoe-veelheid bleeds afgetapt, zoo wordt eene naald of ijze-
ren
-ocr page 537-
491
reu speld door do lippen der wond gestoken, en men bindt dezelve vorder toe, door cen draad, die van ach­teren om de naald wordt gewonden.
Wannccr men geene vlijm heeft om de ader te ope-nen , zoo lean de ader daar, waar zij een begin ncemt aan de kaak met den top des vingers toegedrukt ^yü^den , Avaardoor de ader aan de kaak opzwelt; men zal alsdan aan de bovenkaak, op de hoogte, ahvaar de wortel des vierden baktands cindigt, eene verhevenheid vinden, onder welke de ader nagenoeg gelegen is Op deze plaats kan men haar met een spits of scherp mes openen, on de wonde , na het aderlaten, op de hier boven voorgeschrevene wijze, toehcchlen. Deze wij-ze van aderlaten aan den kinnebak kan , bij Schapen, doorgaans gemakkeiyker , dan aan den hals verriet worden.
TWEEDE HOOFDSTÜK.
Over de ontsteMng der Hcrsenen.
In het begin dezer ziekte Staat het Schaap neerslag-tig, cn laat den kop naar den grond hangen; het voorhoofd en de ooren zijn buitengewoon warm; de oogen zijn gesloten en er loopen tränen uit dezelve; het wit der oogen is rood en als met bloed beloopen; de mond is droog cn heet, en de long gewoonlijk met een wit slijm overdekt. Bij den voortgang der ziekte, krijgt het dier huivering of trilling door het geheele ligehaam ; somwijlen loopt het zonder bewustheid rond of gaat liggsn , houdende den kop digt aan den grond.
De ontsteking der hersenen ontstaat, even als de ver-hitting gewoonlijk in de heetste zomerdagen, wanneer de Schapen onophoudelijk in het open veld verkeeren, terwijl de zon hun bestendig op het hoofd brandt, waartegen zij zieh niet in de de schaduw kunnen ver­bergen. Voorts kunnen andere verhittende oorzaken, als het sterk drijven der schapen, gebrek aan kocl en zuiver drinkwater enz, daartoe mede aanleiding geven.
quot;W 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Zoo
-ocr page 538-
492
Zoodra men de opgegcvene Ifenmerlcen ontwaart, moet men hct Schaap aderlaten , en, drie malen daags, tel-kens een vierendecl loods saljpcter, in water onlbonden, ingeven , of men geeft het volgeude.
Neem: Salpeter , een lood,
Room van Wijnsteen,
Duhhel-zout (zwavelzure potasch), van ieder anderhalf lood.
Alles gewrcven en te zamen vemengd zijnde, geeft men daarvan, alle twee uren, een half lood met wa­ter in, tot zoo lang dat de verschijnselen der ziekte duidelijk vennindcrd zijn ; alsdaa wordt het middel, naar cvenredighcid van hct afnemen der ziekte, drie malen daags, gegeven , tot zoo lang, dat het Schaap genezen is. Men moet tevens terstond een linnen dock cm den kop binden, en dien bestendig met koud water vochtig houden. Ook moet het Schaap , gedurende de genezing, in een koclen en donkeren stal of op eene beschaduwde plaals worden gchoudcn, en men moet vervolgöns allijd zorgcn , dat hetzelve , onder het wei­den , de zon van achteren hebbe, opdat de kop dus in de schaduw van het ligchaam geplaatst zij.
DEBDE HOOFS8TUK.
Over de Dnaijing.
Bit ongemak, ook bekend onder den naam van dol-ligheid , is het gevolg eener wcrktuigelijke drukking der hersenen , welke veroorzaakt wordt door blazen, die aan of in de voorhersenen, als ook in de kleine hersenen en in de verlenging van het ruggemerg zitten. Deze blazen zgn van verschillende grootte en vol water. Zij worden gehouden voor eene soort van wormen , die van wege derzclver eigene gedaantc, Haaswormen (hydatis üerebralis) genoemd worden.
De verschijnselen , welke Lij de draaijing worden waargenomen , zijn verschillende , naar het onderscheid der plaatsen, alwaar de blazen zieh bevinden. Wan-neer de blaas op de regterzijde van de hersenen zit, 200 gaat of draait het ziekc Schaap naar de regier,
en
-ocr page 539-
493
en ligt de blaas aan de linker zijde, dan draait het naar den linker kant, en wcl in het begin langzaam, naarmate dat de blaas grooter wordt, schielijker. Dit omdraaijcn in een kring neemt , op hot laatst, zoo sterk loe , dat het Schaap , daardoor afgemat, op den grond valt; om deze reden nocmt men zulk een Schaap met regt een draaijer, draai-ltop of krimjhoper. Op stal ligt het becst met het boot'd naar die zijde, waar de blaas zit. Bevindt zieh, integendeel, de blaas in het voorhoofd, in het midden van de hersenen , zoo ligt het Schaap op stal met den kop voorover, vail bij het opstaan, op dezelfde wijze , en loopt, met het han­gend hoofd, schielijk regt uit , waarom men hctzelve alsdan een dracer noemt. — Eindclijk zil de blaas aan de kleine hersenen, of in en onder de groote herse­nen , of ook in het verlengde ruggemerg, zoo houdt het becst den neus omhoog en den kop achter over, en blijft in deze houding stil staan, of loopt ook wel snel of langzaam voorwaarls. Men gceft aan zulk een Schaap den naam van een' seiler; op stal ligt hctzelve met den kop regt vooruit, zootlat het op den neus rust. Als er meerdere blazen aanwezig zijn , of Indien zij tusschen de hersenen of onder dezulve in het rug­gemerg liggen, zoo zijn de verschijnselen niet zoo be-paald , en het hoofd houdt gceae bepaalde rigting; doch hctzelve hangt gewoonlijk naar die zijde, waar do grootste blaas zit; in dit geval is de onwijsheid het grootste en slaat schielijk tot dollighcid over.
Van de gemelde Schapen kunnen. slechts de zooge-naamde draaijers of kringloopers en de drawers, door de operatic met den troliar , genezen worden; bij de zeilers is zulks omslagtigor en mcer onzeker; doch ge-lukkig is onder een tiental Schapen, dat door deze ziekte is aangedaan, zclden mcer dan een, dat lot de laatsten behoort.
Het voornaamstc, dat, bij deze gcneoswijze, moet in acht worden geuomen, bestaat daarin, dat men zieh van de zilplaals der walcrblaas wcl verzekerc, door acht te gcven op de voorzegde verscbijnsels, en door het berbaald bevoelen van den kop met den duim, om te onderzoeken of er zieh cene wecke plaats in de hcrsenpan bevindt, die men zou kunnen indruk-ken; want de gemelde walcrblaas vcroorzaakt, als zij W 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; groo-
-ocr page 540-
494
grooter wordt, dat op de plaats, daar zij aan den hcrsenpan ligt, het been dun -wordt en slinkt, helwelk laquo;anmerkclijkcr -wordt, naarraate do ziektc langer duurt; men meet cremvel deze -wecke plaats niet in den slaap van het hoofd zoeken, die van natuur dunncr is.
Om de bewerking met den trolcar tc vcrrigten, moe-ten voorecrst , nadat men de weeke en dunne plaats van do hcrsenpan heeft ontdekt, de vier poolcn van het Schaap tc zamen vaslgebonden worden , opdat het zieh niet verrocrcn kan , of men laat slcchts de vier pootcn vasthouden en het becst op eene tafel leg-gen , die zoo geplaatst is , dat men goed zien kan ; daarna gaat men tot de opening van den kop op dezc wijze over; men maakt met do bistoerie (PI. I. Fig. 6) of eon ander scherp mesje cene insnijding van omtrent een duim lengte , over de wecke plaats, die men , bij het gcvoel , heeft kunncn ontdekken en bepalen. Dezc insnijding meet tot op het been en door het beenvlies {periostiitm) gaan : dit vellctje scheidt zieh verder zelf, zoo veel noodig is, vaneen. Men neemt daar-op den trolcar in de volle hand, zoodat die dan den binnenkant längs den duira afloopt, die men naast do weeke plaats, op de hersenpan zet, om zoo diep, als noodig is , te kunncn sicken. Hierop stoot men den trokar met deszelfs koker, voorzigtig zoo . diep in de weeke plaats, dat men gevoelt de blaas getroffen le hebben. Dil gedaan zijnde , laat men den kop van het Sehaap zoodanig van de tafel afhangen, dat dc kopcren koker , die van zelve in het gat blijft zitten , naar ondercn komt; hierop trekt men den ei-gcnlijken trolcar of priem er uit, en laat het water zuiver uitloopen ; vervolgens kcert men het hoofd met den koker weder naar boven en laat door denzelven drie of vier druppels gecstig aftrelcsel van mtrrhe in de wond of in de doorgestoken blaas vallen. Verder trekt men den koker daaruit; schuift het gcopende vel eenigzins tot cen, en naait een stukje dock over de wond, aan de kortc wol vast, opdat er geene vuiligheid in de wond kan komen, en laat het becst los , en bij andere Schapen loopen. Wanncer bet zie-kc Sckaap niet, door langdnrigheid des ongemaks, reeds te zwak en afgemat is geworden, zal het ter-stond weer vrolijk zijn, en gelijk de anderen beginnen
te
-ocr page 541-
495
te eten. De wond zal zonder verder verband of andere gcneesmiddclen schiclijk geheeld zijn.
De trokar, welke tot deze bew.erking gebczigJ wordt , raoet op dczelfde wijze gemaakt zijn , als die, wclke op PI. I. Fig. 18 en 19 is afgebeeld , doeb de-zelve moet kleiner en dünner zijn , dan deze , zoo-dat de priem drie duimen lang is en de dikte heeft van een' pijpstecl, om welke de koker naauwkeurig sluitcn moet.
Wanneer de plaatshebbende versehijnselen te kennen geven , dat er aan beiden zijden in den kop een blaas zit , zoo moet men aan de beide zijden na elkander, den hcrsenpan op de weeke plaatsen doorboren, bet water daaruit entlasten, en de •wenden op dezelfde wijze bebandelen.
Het doen indruipen van geestig aftrcksel van mir-rhe moet nict verzuimd worden , vermits daardoor eene ontsteking in de blaas wordt veroorzaakt , welke ten gcvolge heeft , dat dezelve zamengroeit, terwijl zij an­ders dikwijls wederom met water wordt aangevuld , waardoor hetzelfde ongemak op nieuw ontstaat.
Bijaldien dc schapen vele en lange wol op den kop hebben , doet men best, dezelve in den omtrek, daar men dc doorboring wil doen , af te scheren , voordat deze in bet werk wordt gesteld , zoowel om de door-snljding van het vel beter te kunnen doen , als om dc bedekking naderband over de wond beter te kunnen vasthechten.
VIERDE HOOFDSTÜK.
Over do Keelontsteking of de Bron.
Deze kent men daaraan , dat het Schaap neerslagtig wordt, den kop hangen laat, en geen eetlust heeft ; dc oogen staan flaauw ; dc ooren zijn koud , en dc mond is heat en droog; ook is dezelve inwendig hoog rood van kleur; dc keel is ter plaats, daar het strottenhoofd ligt, sterk gezwollen , en als men er op drukt, toont het Schaap zware pijn te gevoclen j hetzelve kan het
-ocr page 542-
496
water niet doorzwelgcn, maar als hel dier drinkt, loopt hct water den neus weder uit.
Schielijke verandering van het weder, wanneer hee-te dagen door koude nachten worden afgewisseld , aan-houdcudc regen met hagcl vereenigd, waarbij de Scha-pen des nachts op den natten grond liggen moeten, vooral als zij kort te voren geschoren zijn, of indien zji , na cen lang verblijf in warme stallen , bij zeer koud wcer naar buiton gcdrcven worden, zijn de ge-wone oorzaken, waardoor deze ziektc bij de Schapen kan worden te weeg gebragt; ofschoon dezelve door den gemelden invloed des weders, wegens de zware dekking, waannede de natuur het wolvee heeft voor-zien , op verre na niet zoo algemeen , dan andere dieren worden aangedaan : om welke reden de ontste-kingsziekten uit de gemcldc oorzaken bij de eerstcn ook minder dikwijls worden waargenomen , dan bij de lautsten.
Bij de keelontstcking meet men eerst acht of ticn loo-den bleed uit de halsadcr aftappen jen dan het volgende middel toedicnen.
#9632;Neem: Salpeter , twee looden, Heemst-worlcl , Zoethout, van ieder drie looden.
Deze zclfstandighcdcn , tot poeder gestarapt en ge-wreven zijnde, worden dezelve met honig tot eene dunne likking aangemengd. Van dezelve strijkt men het Schaap, vier malen daags, eenen halvcn lepel vol op de long , opdat hctzclve zulks langzaam kan door-slikken. Aan den hals, daar dezelve gezwollen of pijnlijk is, wordt de wol afgeschoren, en op deze plaats wrijve men, drie malen daags, cen vcrdeelond smeer-sel in, hetwelk. op deze wijze dient bercid te wor­den.
Neem : Kamfer , een half lood , Lijn-olie , twee looden , Jiijicnde Ammomalt-geest , drie looden.
Dc kamfer in do lijn-olie, door wrijving ontbonden zijnde , wordt de ammoniak-geest er bijgevoegd, en dan alles in een Dcschjc onder elkander geschud.
Met deze uit- en inwendige geneeswijze houdt men zoo lang aan, lotdat het Schaap hersteld is.
v IJ F-
-ocr page 543-
497
VUFDE HOOFDSTDK.
Over de Longontstehing,
Deze wordt door dezclfde' oorzaken als de keclont-sleking voortgebragt, welke in het vorige hoofdstuk zijn opgegeven. Men kent cene ontsteking der longen aan de volgende teekenen: cerst wordt lict aangedane Schaap nccrslagtig ; het hceft den eetlust verloren , en volgt slcchfs langzaam de kudde; eenigc Schapcn tui-melcn of slingeren met het achterdeel des ligchaaras un­der het gaan ; de oogen zijn gesloten en men ontdekt, als men dezelvc opent, dat zij rood en als met bleed beloopen zijn; de mond is heet en droog ; bij den voorlgang der ziektc, wordt de ademhaling beslendig sterkcr en schielijkcr ; de bulk Staat sterker dan gewoon-lijk ; het Schaap wordt mat en zwak , zoodat het ge-noodzaakt is liggen te blijven.
Zoodra de eerste verschijnselen der zickte wrorden waargenomen, moet men hot Schaap acht of lien loo-den blood uit den halsader aftappen en hetzelve eene etterdragt voor de borst zetten. Voorls geve men bet ontsteking-werende geneesmiddel in, uit Salpeter , room van wijnsteen en dubbelzont bestaande , hetwelk op biz. 492 is voorgeschreven.
Het Schaap moet in een koelen stal gchouden en , als het iets eten wil, met jong saprijk gras gevoederd worden. Neemt de ziekte af, hetwelk daaraan vooral kenbaar is, dat het buikslaan vermindert en de ademha­ling langzaraer wordt , alstncde dat de mond minder heet is, en het Schaap vrolijkcr wordt en ecnigen eet­lust krijgt, dan moet met het gebruik van het voorge­schreven middel opgehouden , en het volgende in des-zclfs plaats gegeven worden.
Neera: Wolverlei-bloemen , Kalmus-wortel,
Gcncver-beiien, van ieder twee looden , Kamfer, een vierendeel loods.
Alles tot poedcr gemaakt en vermengd zijnde, wordt ran hetzelve , drie malen daags, telkens een half lood, met water ingegeven.
Wordt dit laatste middel niet gebruikt, zoo gebeurt het dikwijls, dat er door de ontsteking eene verzwering
der
-
-ocr page 544-
498
der longen wordt tc weeg gebragt, waardoor hct Schaaji spoedigsterft.
ZESDE HOOFDSTUK.
Over het MiUvuur.
De Schapon zijn , even als het Rundvee cn andere dieren , aan deze gevaarlijkc zickte, die ook het vuur of blocd genoemd wordt, onderhevig. Men kent de-zelve aan de volgende teekenen: Bij de meeste Scha-pen , die aan het vuur sterven, neemt men geene ziek-leveischijnscicn waar , dan kort voor den dood; zij schijnen nog vrolijk cn gezond , eten met den gewo-nen lusl , tcnvijl zij weinige oogenblikken daarna om-vallen cn sterven ; Indien dczrlve loopen, blijven zij op cens stilstaan , worden kortademig , krijgen cene bc-vingv over 'net geheele ligchaam, beginnen zwaar te züchten, cn valJcu daarop dood neder, Bij anderen gaan nict eens deze verschijnselcn vooraf, maar zij vallen, in hct loopen of staan , zonder eenig kenbaar ziekte-teeken censklaps ona , cn sterven kort daarna. Ecnigcn tuimelen of struikclen onder hct gaan, .tcrwijl hun het schuim op den mond staat cn cene dünne blocdigc stof van achteren afgaat. De borst begint dan zwaar tc rog-chelcn, en de buik sterk le slaan, waarbij de Schapcn nederslorten cn sterven.
Vccltijds duurt de zickte langer, voordat de dood volgt, zoodat er van cen tot vijf dagen verloopen, eer dat de dicren sterven. Men neemt alsdan daarbij de volgende kcnteclcencn waar. De herkaauwing houdt op, cn de eetlust vergaat; de ademhaling wordt sebie-lijk cn kort, cn hct zicke Schaap buikslaat en schuim-bekt; welk laatst verschijnsel evcnwel niet altijd plaats heeft.
Door deze zickte, welke van ecn ontstckingachtigen aard is, en die wegens de hevigheid der ontstcking, en uit hoofdc van de bedorvene gesteldheld des blocds, zeer schielijk tot hct koude vuur overgaat, worden de in­wendige ligchaamsdcelen bijzonder aangedaan. Bij die Schapen , welke , zonder merkbare voorafgaande onge-
steld-
.
-ocr page 545-
#9632;i99
steldheid, plolseling slerven, wordt vooral de milt, na den dood, door vcrsterving aangedaan bevonden; — (vergelijk de lieschrijving des Miltvuurs van hct Rundvcc) lerwijl bij diegcne , welke langer ziek zijn geweest , de longen, dc lever, of dc magen, somwijlen ook do darmcn en andere declen , door het koude vuur zijn aangedaan.
Alle oorzaken , welke een hevigen ontstekingachtigen toestand en ecnc bedorvene gcsteldheid des bloeds in het ligchaam voortbrcngen, kunnen het millvuur doeu ontstaan. Iliertoe bchooren: aanhoudcnd heet en droog weder; gebrek aan zuiver drinkwater in den zomcr , of het drinken van stilslaand water, dat door de wannte stinkend en bedorvca , of door een overvloed van In­sekten verontreinigd is ; voorts het lang en sterk drij-ven dor Schapen in heet weder. In den winter kan cene al te krachtige voedering , waardoor de Schapen te spoedig en le sterk aan den groei komen , het vcr-hlijf in bcdompte warme stallen, terwijl de Schapen zelden of gehecl niet naar buiten gelaten worden, het schielijk vattcn van koude , cnz. , tot het ontstaan dozer ziektc aanleiding geven. Ook wil men dat de opstijgcndc dampen uit moerassen, gelijk ook de gevallen honigdauw, als oorzaken des Miltvuurs moeten worden beschouwd.
Hot schielijk beloop der zickte, en de daarby zoo onverwacht volgcnde dood , brcngen te wceg , dat het Miltvuur dikwijls niet ontdekt jwordt , voordat hct Schaap reeds op hct stcrven ligt, of dood is , en er dus geene gelegcnheid is, om cene gepaste gcaeeswij-ze aan te wenden. Zulks kan dcrhalvc alleen plaats hebben, wanneer de racer langzame voortgang der ziekte het toelaat. In dezc gevallen moet men, zoodra de cerste teekenen der ongesteldheid worden waargenomen, tien of twaalf looden bleed aftappen , op de wijze, zoo als op biz. 490 is opgegeven, en het Schaap tevens ecnc etter-dragt aan de borst zetten. Voorts geve men, alle twee urcn , een half lood van hct ontstekingwerende middel, be-staandc uit salpctcr, room, van wijnsteen en ztvavehure pot-asch, hetwelk op biz. 492 is voorgeschreven, met water in. Hiermede houdt men zoo lang aan, toldat de ziekte-teckenen verminderen; alsdan moet het geneesmiddel,
drie
-ocr page 546-
500
drie malen daags, worden ingegeven , totdat het Schaap gcnezcn is.
Om dc zickte voor te komcn, is het dienstig de ge-zonde Schapen , zoodra het Miltvuur in een' omtrek is uitgebroken, acht looden blocd af te tappen, en de-zelve ccnc etterdragt aan de borst te zettcn. Daaren-boven gevc men him saprijk gras of klaver, met een wcinig stroo , tot fljn haksel gesneden en met wat ha­ver vcrmengd, te clen , waarover , voor ieder Schaap, elken dag, een vierendcel loods fijn gewreven Salpe­ter vrordt gestrooid. Dit laatstc middel kan ook af-zondeiiijk met water worden ingegeven. Hiermede houdt men tien of twaalf dagen aan , waarbij het te-vens noodig is , de oorzaken , welke de ziekte kun-nen voorlbrengcn , zoo veel mogelijk, uit den weg te ruimen.
laquo;EVEN DE HOOFDSTtJK.
Over de Polclcen.
De pokken ontstaan bij de Schapen alleca door be-smctting. Somwijlen verbrciden dezelvc zieh zeer snel ouder dezelfde kudde, alsmede onder andere kudden van een geheclcn omstreek; op andere tijden gaat de besmetling langzaam voort. In den winter, wanneer de Schapen te zamengedrongen in hokken worden ge-houden, heeft de aansteking veel sneller en algemee-ner plaals , dan in den zomer, wanneer dezelve, mecr van elkandcr verwijderd, in de vrije lucht leven, — Men kan dc pokken in goedaäfdige en kwaadaardige onderschciden.
De goedaardige pokken vertoonen zieh gewoonlflk het ccrst aan die plaatsen , welke niet met wol bedekt zijn ; zij staan afzonderlijk, worden rijp en droogen op. Voor dat dezelve uitbreken, worden de meeste Schapen ncerslagtig en verliezen den eetlust, en zulks duurt zoo lang, totdat de pokken zijn uitgezet, het-welk drie dagen aanhoudt. De kwaadaardige pokken zjjn gevaarlijker dan de eersten, zoodat daaraan vele
Scha-
-ocr page 547-
501
Schapen stervcn; het is nogtans gelukkig , dat zij zeld-zamer , dan de goedaardigeu voorkomcn. De kcnmer-ken van kwaadaardige pokken zijn: dat zij digt aan elkandercn staan en in een loopcn, waardoor ecne aan-merkelijke verzwering wordt vcroorzaakt, welke bestendig voortloopt en cen groot gedeelte der huid vcrnielt. Voorts zijn ook de teekenen der ziekclijkhcid vcel stcrker, zoodat het schaap ongemeen mat is, den kop hangen laat, of uit zwakheid liggen blijfl; het hccft den eet-lust bijna gcheel verloren, en er loopt eea taai slijm uit den neus. Al deze versehijnsclen ncmen, bij den hevigsten trap der zickte, steeds toe , totdat het Schaap dikwijls tusschen den tienden en twaalfden dag stcrft. Slechts een gering aantal Schapen ontkomt alsdan het doo'dsgevaar der pokziekte,
Wanneer de Schapen behoorlijk etcn en herkaauwen, en, voor het overige, vrolijk schijnen , tcrwijl do pok­ken geregeld uilkomen, openbreken en opdroogen, zoo behoeven dczelve geene gencesmiddelcn; doch verliezcn zij den ectlust, en zijn dezelve neerslagtig, klopt hot hart schielijk en sterk , en komen de pokken, den der-den dag, niet te voorschijn , zoo moet men de krach­ten der natuur ondersteunen/om de pokken naar bui-ten te kunnen drijven. Het volgende middel is hiertoe dienstig.
Neem : Genever-lezien , tot poeder gestampt, vier loo-den , Gesnedene Pielerselie-wortel , Tot poeder gestampte Unzen, van ieder twee handen vol. Kook dit alles in vier ponden water en klaar hctzelvc af; meng onder het vocht een vierendeel loods kamfer, welke vooraf in een eijerdnjcr gewrcven en opgclost is, benevens Iwce looden gocden wijn-azijn.
Dit mengsel wordt in acht deelen verdecld , waar-van men het Schaap , 's morgens en 's avonds , tel-kens een deel ingeeft , toldat dc pokken uilgezcl zijn. Ook kan men , tot dit oogmcrk, het volgende middel gebruiken.
Neem: Jiloem van zwavel, drie vierendeel loods, Gencver-hezien , ecu lood , Kamfer, een- vierendeel loods. De gencver-bezien tot poeder gestampt en de kam­fer
-ocr page 548-
502
fer onder een etjerdojer gCwrcven en opgelost, en alles met acht looden honig gemengd zijnde, wordt hetzelve insgelijks in acht dcclen gedceld , en daarvan , 's mor­gens en 's avonds, een deel ingegeven.
Dc stal, waarin de Schapen staan1, meet luchtig en niet tc warm gchouden worden. Men moot hun fijn, zoet, of met garsten stroo tot een fijn haksel gesneden, hooi geven, waaronder natgemaakte zemelen , grof ge-malen garst, of roggen meel kan gemengd worden . tcrwijl men ook dagelijks een weinig zout . over hct voedcr geeft.
Wanneer de pokken uitgezct zijn , en cr geen ettcr in dczelve wil komen , zoo kan men insgelijks hct ecrsl opgegeven middel aanwenden, waarbij men evenwel het Schaap voor de borst en aan iedere lende ecne etterdragt moet zetlen, hetwclk op de volgende wijzc verrigt wordt. Men scbcert op de plaats, alwaar men de dragt zetlen wil, de wol, ter grootte vaneenc handbrcedte af, snijdt, op den afstand van dric vingerbrecdten vanelkander, bo-ven en ondcr, een klein gat door dc huid en maakt dc­zelve, van de ecne insnijding lot de andere, met een plat honlje los; men trekt alsdan door de opening een sluk linnen, tcr breedte van een halven vinger, hetwelk even­wel vooraf, aan bside zijden, zoo ver met botcr moet bestreken worden, als het onder de buid te liggen koml. Om den anderen dag , trekt men vcrvolgens dc linnen strook, welke eenigzins lang moet gesneden worden, ten cindc dezelvc te zamen kan worden gcbonden, om het nitvallcn te belellen, een weinig van derzclver plaats, en bestrijkt telkens dat gedeelte, hetwelk onder de buid te liggen komt, vooraf op nieuw, met boter. Op den vijf-den of den zesden dag, kan men den band eruituemen, wanneer er ettcr in de pokken gekomen is, en alsdan kan ook met hct ingeven der voorgeschrevene middelen opgehoudeo worden.
ßijaldien dc pokstof niet uit hcl blocd gekomen is, zoo ontstaan cr dikwijls , nadat dc pokken reeds ge-nezen zijn , gezwcllcn aan het een of ander deel des ügchaams; zoodra zoodanig gezwel rijp is , moot men hetzelve openen , en den ettcr met koud water vlijtig afwasschen , waardoor hetzelve spocdig geneest. In­dien de oogen toegezwollen mogten zijn , zoo moet men dezelve dikwijls met water baden . en wanneer zij
we-
-ocr page 549-
503
wederom open zijn , den etter er zorgvuldig en dik-wijls uitwasschen.
De middelen , welke hier opgegeven zijn, kunnen insgelps bij de kwaadaardige pokken worden aange-wend. Zelden broken deze van zelve open, maar de daarin aanwezige etter knaagt bestendig, hoe langer hoe meer , om zieh hencn : daarora moeten dczelve , zoodra zij rijp zijn , met een spits mes worden geo-pcnd , en , nadat de etter er uitgedrukt is , vervolgens, dagelijks , met water, waarin zout is opgelost, uitge-wasschon worden , totdat dezelve genezen zijn.
Zijn er door de digt naast elkander staande en ineen-gevlooide pokken, groote verzweringen ontstaan , zoo moeten dezelve insgelijks, nadat de gezwellen gcopend zijn, dagelijks met zout water worden uitgewasschen, (otdat dezelve genezen zijn.
Aangezien de pokken zeer besmettelijk zijn , zoo moet men de Schapen, zoo veel mogelijk tegon dezelve trach­ten te beveiligen, en dus die Schapen, bij welke zieh de eerste kenteckenen der ziekte openbaren , terstond van de gezonden afzonderen, en in een- afzonderlijken stal zetten. Deze moet ten minsten , twee malen daags, met genever-tezien uitgerookt en de mest dagelijks uit dezelve verwijderd, en van nieuws gestrooid worden. Voorts moet de stal, nadat de pokziekte hecft opge-honden, gchcel gezuiverd , met loog geschuurd en dan met overgczutird zcezoutzuur worden bcrookt, voor dat dezelve naderhand tot bet bergen van gczondc Schapen gebruikt wordt.
In den zomer, kan men de Schapen, welke de pokken hebben, bij goed vtehr, des morgens en des avonds, ecnigc nren, in de weide drijven, zij moeten evenwei niet bij de gezonden komen. Ook moeten de laatsten niet op de weide komen , daar de ecrsten geloopen hchben. In bet algemecn moet men trachten alle geraeenschap , tusschen de gezonde en zieke Schapen , te vermijden; hierom moet ook dc herder , welke de laatsten hoedt en oppast, niet bij de gezonden komen, dcwijl dc besmelting-slof aan dozen, door denzelven, gemakkclijk kan worden overgedragen en medcgedeeld. Men wil waargenomen hebben, dat, Indien nog gezonde Schapen met gersten-stroo gevoederd worden, zulks een voorbehoedmiddel legen de pokken zoude zijn.
Voor
-ocr page 550-
604
Voor het averige , moeten de maatregelen , welke door de wet, legen de verspreiding der pokziekte, io ons land, zijn bepaald, met zorgvuldigheid opgevolgd worden ; waarbij , behalve de opgemeldc voorzorgen , onder anderen uildrukkelijk wordt verboden, dat Scha-pen, uit eenc kudde of streck, alwaar de pokken heer-sdien, naar andere plaatsen vervoerd worden. Zooda-nlge vervoering mag echter, onder zekere bepalingen, geschiederaquo; van Schapen of Lammeren, die ingeent zijn geworden, en van welke het zeker blijkt , dat zij de ware pokken gehad hebben. (*)
Om de pokziekte der Schapen , zoo veel raogciijk te verzachten cn onschadelijk te maken, is het beste mid-del, dezelve de pokken inteenten, dcvijl het reeds door de ondervinding bevestigd is, dat van de inge-ente Schapen in het algemeen ten hoogsten slcchts drie of vier van de honderd sterven; welk getal voorzeker zeer goring is, in evenredigheid van dat, hclwelk som-wijlcn door de natuurlijkc pokziekte wordt woggerukt, als waaraan nict zelden van drie Schapen een of twee sterven. Het is dfrhalve raadzaam cn pliglmatig, zoo-dra de ziekte in de nabijhcid of onder de eigene kud­de uitbreekt , alle nog gezonde Schapen de pokken in­teenten. Dit geschieht zcer gemakkelijk, op de vol-gende wijze: Men neemt van een Schaap, .hetwelk de pokken heeft, ctter, wannecr deze nog waterachtig is, dewijl de reeds verdikte etter decls minder werk-zaam is, en ook pokken van een slecbtcn aard, of bas-terd-pokken voorlbrengt. Het Schaap na , dat ingeent zal worden, wordt op cene tafel gelcgd; een helper houdt het bovenste voorbeen cn de beide achterbee-nen vast; diegene, welke de kunstbewerking venigt, vat het onderliggende been met de linker hand, en neemt met een gewoon lancet, of nadel, waarmede aan menschen de koepokkea worden ingeent, een weinig schaap-pokslof, en steckt met het werkluig de opper-huid aan de binnenzijde des beens, welke nict met
wol
(*) Zie het koninklijk Lesluit van den lövan Zomermaand 1809, houdende bepalingen om de verspreiding der Pok­ziekte onder de Schapen legen te gaan ; te vinden in het
MAGAZIJK VAN VADERLANDSCHEN LANDBOÜW, doOf döU
Hlaquo;er jan kops , V. D. III. st. blz. 332.
-ocr page 551-
605
wol bedekt is, door, en brengt op dezc wijze , de pokstof aan het Schaap over. Men doet het best dezc inenting aan dric of vier plaalscn te doen , opdat in-dien de steken op de eene plaats niet mogten aanslaan , men zekerder zijn kan , dat de anderen zullen vatten (*). Ook wordt de inenting , met goed gevolg, onder den staart verrigt, aan welke plaats de pokken minder dan op andere aan schaving zijn blootgesteld.
ACHTSTE HOOFTSTUK.
Over den Hoest.
Deze ontstaat gewoonlijk, deels uit het yatten van koude , deels door het gebruik van stoffig voeder. quot;VVan-neer, bij voorbecld, spocdig nadat de Schapen gescho­ren
(*) De uitslekende nuttigheid van de inenting der pokken aan Schapen, welke men, vooral in duitschland , op zeer groote kudden , met den besten uitslag , bij voortdu-ring, in het werk stelt , is ook vceds bij ens yolkomen bevestigd , toen in het jaar 1808, er eene pokziekte in de Gemeenfe de LEEK, gelegenin de PROVINCIE GRONINGEN, heerschte, door welke van 180 Schapen , die door dezelvc aangedaan waren, 56 stierven, terwljl , volgens het destijds ingezonden berigt, aan de commissie van landbouw dc-zer provincie door den Heer D. martens teenstra , Lid derzelfde COMMISSIE , aangaande den staat dezer heer-schende ziekte, van 40 Schapen , welke door den Laudman OERK JANS HOLMAN, in dien tijd , met een lofwaardigen ijver, werden iogeent , slechts twee stierven , zouder dat zulks eigcnlijk aan de inenting kau worden tocgeschreven.
Sedert dien tijd is deze inenting meer in onderschcidene Provincien onzes Lands , mot hot beste gevolg, door yer-schillende Genees- en Vee-artsenijkundigen , aangewend. Men vindt derzelver uitslag medegedeeld in het werkje , ge-titeld: PROEVEN EN WAARNEMINGEN OMTRENT DE INeN-TING DER POKKEN AAN SCHAPEN, DOOR DEN HEELMEES-TER D. H. VAN DER MEER , EN DR GENEESHEEREN H. G. MEDENBACH DE ROOIJ , SEGISMÜND EI.TERBTEEK . EN G.
A. R.AMAER , met een vergclijkend overzigt, hiertoebetrekke-Hjk, en eene Voorrede; door Dr. A. numan, hooglee-
RAAR AAN 'S RIJKS VEE-ARTSENIJ-SCIIOOI,', te UTRECHT. Te 'S GRAYENHAGE, ter ALGEMEENE LAKDSDROKKERJT
1825.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; X
-ocr page 552-
506
ren zijn, koud en regenachtig weder ontslaat, vatten zij dikwijls koude en krijgen daardoor hoest. Heeft zulks plaats, zoo geve men ieder Schaap, dagelijks , een halve lepel vol vliersap met een weinig bier in , waar-door de hoest doorgaans spoedig vcrdwijnt. Beterl dezelve evcn\vel nict, nadat dit middel vier of vijf dagen lang is aangewend , zoo make men van hel volgende gebruik.
Ncem : Poeder van Zoethout,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Anijs-worlcl ,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Alands-wortel,
Bloom van Zwavel, van ieder zes looden.
Dit alles onder elkander vercenigd en met vliersap , of bij gebrek van hetzelve , met honig tot eene likking aangemcngd zijnde , wordt daarvan , cenmaal daags , een lood , met een weinig hier vloeibaar gemaakt , ingegeven.
Ontstaat dc hoest door het gebruik van stoffig voeder, zoo moct hetzelve , voordat het gegeven wordt , goed worden uitgeschud, wanneer dc hoest weldra zal ophouden. Bijaldicn nogtans dezelve dan nog mögt voortduren , zoo moet men ieder Schaap , eenmaal daags een lepel vol honig met bier ingevenquot;, totdat dezelve is vveggenomen.
NEGENDE HOOFDSTDE. ,
Over de Verstopping en het Koliek.
De verstopping , welke daardoor kan worden te weeg gebragt , dat het Schaap eenigen tijd droog voeder , als hooi heeft gcgeten, en geen drinken erlangt , waar-door de Stoffen in de ingewanden niet genoegzaam ver-weekt worden , gaat met de volgende omstandigheden gepaard : de buik wordt opgezet, en door de uitzet-ting der darmen ontstaat kramp en hevige buikpijn, waarbij het Schaap dikwijls met eon of beide pooten op den grond trapt. Nemen de buikpijnen toe, zoo gaat het dier gedurig liggen , en springt telkens weder-om op ; worden de pijnen nog hcviger , zoo slaat het, tenvijl hot ligt , met de beenen been en weer , en het zict, alle oogenblikken, naar het Hjf cm , als wilde het de plaats aanduiden, daar het de pijn gevoelt ; de oorcn laquo;ijn daarbij aanhoudend koud; somwijlen af-
1
4
-ocr page 553-
507
wisselend koud en warm; de mond is liect en droog, de adcmhaling benaauwd en schielijk. Wanneer men , in dezen toestand, het dier geene hulp toebrengt, zoo ontstaat daarbij eene ontsteking in de darmen , welke tot het vuur overgaat , waaraan het Schaap spoe-dig sterft.
Om de verslopping weg te nemen, is het , io de eerste plaals, noodig eene Misteer aan le wenden, welke op de volgende wijze meet bereid worden: men neemt een handvol hamille-hloemen; laat dezelvc in een pond water trekken , en zijgt het vocht .loor ; van hetzelve neemt men de helft, en voegt cr bij : een lood lijn-olie en een moslerd-lepel vol zout ; dit wordt in eene klistcerspuil gedaan, welke ongeveer dczclfde grootte heeft, als men voor menschen gebruikt , en daardoor het verstopte Schaap binnengebragt. Zulks moot, alle half nur , herhaald worden , totdat hetzelve openlijf heeft gekregen.
Inwendig moet men het volgende middel ingeven. Men neemt namelijk van het aftreksel van hamille-bloemen , zoo als hetzelve , op de voorgestelde wijze , bereid is , vier gewone lepcls vol; in hetzelve onlbindt men een vierendeel ioods salpeler en mengt er een lepel vol lijn-olie of versehe gesmolten later bij , welke drank op eens wordt ingegeven. Blijft de verslop­ping aanhoudend voortduren , zoo moet het loedienen van den drank , alle twee urcn , herhaald worden. De-ze drank wordt nog wcrkzamer, Indien daarin te-vens een half vierendeel loods duivelsdrek ontbonden wordt.
Bchalve verstopping , kan ook het vatlen van koude, wanneer het Schaap , door loopon verhit zijnde , schie­lijk koud water drinkt, of ook , door de koude ge-steldheid des weders , nadat hetzelve geschoren is, aan-leiding tot krampachlige buikpijnen geven. Uierbij wor­den dan dezelfde verschijnselen waargenomen, als bij de verstopping plaats hebben, behalve dat het ligchaam minder sterk opzwelt.
Men moet tegen het koliek, uit gevatte koude ont-staande, denzelfden drank iugeven, welke zoo aan-stonds is voorgeschreven. In plaats van den duivels-drek kan men daarin ook vijftien greinen hamfer ont-binden. Wanneer de kramp hierdoor niet bctert, zoo X 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; moet
-ocr page 554-
508
moet het ingeven van den drank , even als bij de ver-stopping, om de twee uren , herhaald worden, moe-tende dan telkens tien druppen vloeihaar heulsap bij denzelven worden gevoegd. Insgelijks zijn krampstil-lende klisleren hier zeer nuttig. Dezelve dienen, zoo lang als de buikpijnen zeer hevig zijn , alle half nur, te worden aangewend. Men kan zoodanige klisteer op deze wijze zamenstellen:
Neem : Aftrehsel van Kamille-bloemen, een half pond. Duivelsdrek, vijftien greinen , . Kamfer ,vijf greinen, Lijn-olie , een lepel vol.
De duivelsdrek en kamfer moeten met de lijn-olie gewreven worden , totdat dezelve behoorlijk vereenigd zijn ; alsdan wordt dit mcngsel bjj het vocht gedaan.
TIENDE HOOFDSTÜK..
Over' den verloren Eetlust.
Wanneer bij een Schaap de eetlust verminderd is , en de herkaauwing geheel of gedeeltelljk ophoudt, waarbij het dier vermagert, zonder dat men eenige andere ongcsteldheid van hetzelve , waarneemt, zoo moet de oorzaak dezes gebreks alleen toegeschreven worden aan zwakheid der maag, welke gewoonlijk door het eten van waterige slappe kruiden , en van het weiden op läge, moerassige landen , te weeg wordt gebragt.
Om de verteringskracht der maag te versterken en daardoor den eetlust te bevorderen, kan men met nut van het volgende middel gebruik maken.
Neem: Kalmus-wortel. Alsem,
Duizendgulden-Jiruid , van ieder een pond. Zout, vier ponden.
Men vermengt hetzelve met eene gepaste hoeveel-heid stroo-haksel . en geve daarvan , twee of drie ma­len daags , een voeder aan de Schapen , zoodat ieder Schaap, elken dag, anderhalf lood van het middel gebruikt, waardoor de verloren eetlust, siechte spijs-vertering en vermagering weldra zullcn verbeterd wor­den
-ocr page 555-
509
den , indien namelljk tevens de Schapen op hooge en drooge weiden gebragt, of dezelve van goed, verteerbaar, droog voedsel voorzien worden ; waartoe behooren , eene mal ige hoeveelheid haver, of gemalen gerst met hakscl vermcngd.
ELEDE HOOFDSTUK.
Over de Opgeblazenheid.
T)it ongemak ontstaat gewoonlijt door onoplettend-heid of buiten weten des herders, op jonge klaver-weiden, wanneer de Schapen te veel daarvan gegeten hebben, zoodat zij het niet verloren kunnen. Dit voe-der gaat alsdan in de maag tot gisting over, waar-door zoo veel lucht ontstaat , dat de Schapen zeer sterk opgeblazen worden, en wanneer geene spoedige hulp wordt toegebragt, binnen körten tijd , slerven. Zoodra men dus deze opspanning waarneemt, moet men het .Schaap een half lood roode steen-olie, met twee looden hrandewijn vermengd , ingeven. Zoo dit middel evenwel, na vcrloop van twee uren , geene verlichting te weeg brengt, moet men het Schaap door den buiksteek , door middel van den trokar, trach­ten te redden. Te dien einde scheert men aan de linkerzijde , onder de heup, in het dünne van het lijf, de wol weg, en steckt alsdan op den afstand van ee-nige vingeren breedte, onder de heup, den trolcdr in, gelijk zulks bij de quot;opgeblazenheid van het Rundvee voorgeschreven is, en ga vervolgens op dezelfde wij-ze te werk , als aldaar is voorgedragen. De trokar moet, met opzigt tot deszelfs gedaante , gelijk zijn aan die, welke bij het Rundvee gebezigd wordt , behalve dat dezelve slechts de dikte van een pijpesteel , en de priem eene lengte van drie duimen moet bezitten , even zoo als dit werktuig tot het doorboren der her-senpan , bij de draaijing der Schapen, gebezigd wordt, en in het derde hoofdstuk dezer afdceling beschreven is.
X3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;TWAAIF-
-ocr page 556-
510
TWAALPDE HOOFDSTUK.
Over het Ongans of de Leverzielcte.
Deze ongcsteldheid, ook gewoonlijkde galligheidgcnocmd, ian als cone algemeene. landzickte van ons #9632;wolvee #9632;wor­den beschouwd, door welke jaarlijks cen groot aantal Schapen wordt aangedaan , en verloren gaat. Men kan aan deze ziekte dric verschillende trappen, of even zoo vele. tijdperken toekennen , welke door de volgende ken-teekenen onderscheiden worden.
Ecrslc tijdperk. Het Schaap dat te voren vlug en ge-zond was, wordt neerslagtig ; de eetlust is verminderd; de herkaauwing traag; het dier gaat langzaam voort ;• de oogen zijn bleek of geelachtig en staan flaauw; de neus is drooger dan te voren : de huid onder do wol is blee-ker dan in den gezondcn staat; men kan den ruggegraat door dc wol heen voelen; de drekkeutels zijn harder en minder groen dan natuurlijk; somwijlen zijn dezelve wit.
Wordt zoodanig Schaap, waarbij zieh deze eerste leekencn van het ongans of der gallighcid vcrtoonen, geslagt, zoo ontdekt men waterblaasjes, -Welke hier en daar, in minder of meerder getal , over de bui-tenste zclfstandigheid en tusschen de kwabben der le­ver verspreid zijn. Deze blaasjes hebben eene ligt blaairwe kleur, en de grootte van den kop eener bakerspeld , of zij zijn iets grooter, en bevatten een weiachtig kleverig vocht. Dikwerf hebben dezelve het aauzien van kleine korreltjes, en bevatten eene kalk — of gipsachtige stof, welke door uitdrooging van hetgemelde vocht scliijnt verdikt to zijn. Dit verschijnsel wordt door dc slagters steenachtigheid genoemd. De zclfstan­digheid der lever is, bij vele Schapen, harder dan natuurlijk en donkerbruin; de gal is dik en lijmig ; de galbuis is door taaije galstof vernaauwd; de kleur der longen is bleek; de spiervezelen zijn slap , en bet Schaap vermagerd. Deze gesteldheid of het cerstc tijdperk der ziekte, duurt korter of langer, somtijds ccnige maanden, voordat dezelve aanmerkelijk toenecmt, en tot den tweeden trap overgaat, terwjjl xulks, op eenen anderen tijd, binnen weinige weken plaats hecft.
Twee-
-ocr page 557-
511
Tweede tijdperk. In den twceden trap van het Ongans is het Schaap neerslagtiger, en de eetlust necmt meer en meer af, in een woord, do bovengcmelde verschijnse-len nemen in hevigheid toe. Het Schaap wordt nu oogenschijnlijk zwaarder , roodat de buik zieh uitge-zet vertoont , terwijl het vleesch uogtans vermindert , hetwelk gemakkelijk ontdekt wordt, als men de hand over den rug strijkt. — De oogleden zijn bol en bleek, en 4e oogen zijn gelcr dan te voren , de neus, die in het begin der ziekte droog was , wordt snottig, dc mend slijmig, de gang zeer loom; de wol wordt gemakkelijker dan te voren uit de vacht ge-trokken. Hierbij voegen zieh hardiijvigheid, dorheid van de huid , verminderde pisloozing , schommeling van vocht in den buik, en, bij sommigen, pijnlijkiieid van denzelven op het aanraken. — Om kort te zijn, men neemt duidelijk dc teekenen van beginnende waterzucht en gebrek van gal in dc darmen waar.
Bij dc opening van het gedoode Schaap, vindt men in dit tijdperk der ziekte , eene togennatuurlijke vcrza-mcling van water in de holte des bulks, somtijds in de borst, ook wel in hel harten-zakje. Dit water is beider, doorschjjnend of eenigzins bruin, vooral in den buik, welke kleur schijnt af te hangen van de meerdere of mindere ontaarding der lever, die som­tijds als geknaagd bevonden wordt. Er hebben me-nigvuldige verhardingen in dit ingewand plaats, welke naar opgezette klieren, die met eene smerige of kaas-achtige stof bezet zijn , gelijken ; — somtijds is de-zelve met eene krijlachtige zelfstandigheid als door-mengd. Bij velen is de lever ongemeen groot ; de gal-blaas met lijraige gal gevuld , als ook derzelver ont-lastbuis door uitgedroogde gal 0van binnen bekleed en vernaauwd. De magen , het darmscheel en de darmeu zijn doorgaans bleeker dan gewoonlijk, doch voor het overige welgesteld.
In dc darmen , de lever, de galblaas en derzelver ontlastbuis worden algemeen platte wormen (FAsciot*. hepatica) (') aangetroffen, die Botten genoemd wor­den ,
(*) Men vindt deze leverwormen afgeleeld en heschreven door camper achter het vierde stuk der Nieuwe wijze van Landbouwen van dtj hameL; en bij houttüIN, Nat Hirt. 1 D. 3. st. biz. 234. en volg. X 4
-ocr page 558-
512
den , wcgens de overecnkomst van de gedaantc dezer dieren met den visch van dien naam, of de gewone zeebot. Vermits cvenwel deze levcrwormen of hotten niet allijd bij de gallige Schapen worden aangetroffen , cn dezelve daarentegen raeermalen bij anderen gevonden worden, die niet gallig of walerzuchtig zijn , zoo kan de aanwezigheid dezer dieren geenszins als van het Ongans onafscheidbaar , vecl min als deszelfs cenige oor-zaak worden beschouwd. Veelccr moclen „de worm-of l/ot-zielite en de galligheid of het ongans als twee ver-schlllcnde ongesteldheden worden aangemerkt , welke wel dikwijls gepaard gaan, doordien namelijk dezclfde zwakke , of bedorvene gesteldheid der buiksingewanden, welke bij het Ongans plaats heefl , en de hoofdoor-zaak van deze ziekte uitmaakt, levens de ontwikkeling der botwormen in de geraclde ingewanden, op de voor-deeligste wijze, begünstigt. raaar die , voor het overige ook als afzonderlijke ziekten bij de schapen kunnen voor-komen, s (*)
De duurzaamhcid van het tweede tijdperk is, even als het eerste, onbepaald, daar onderscheidene omstan-digheden den voortgang der ziekto kunnen bespoedigen of vertragen ; in bot algemeen duurt hetzelve nogtans korter dan het eerste tijdperk.
Derde tijdperk. In dit, of bij den hoogsteu trap van het Ongans, is het Schaap ongemeen loom van tred. De oogen zijn nog gelcr dan te voren, en tevens waterig ; de neus is lhans zeer slijmerig; de oogleden zijn zuchr tig gezwollen en doorschijnende ; het gehcele ligchaam is met water gevuld, uitgezonderd de pooten; de wol zit zoo los op het ligchaam ; dat men fonder eenigen legenstand , geheele vliezen er kan uitligten ; zij vall ook dikwijls van zelve uit. o
Deze verschijnseleu vooral de waterzucht , nemen elken dag toe, totdat het dier eindelijk sterft, nadat
er
(*) Om deze reden vindt men ook deze ziekten , door Tele schrijvers, afzonderlijk behandeld. Daar evenwel de aanwezigheid der leverwormeu op zieh zelve, door geene duidelljke, uitwendige, teekenen gekend wordt, en de mid-delen , welke ter geneziug van het Ongans dienen, in het algemeen teyens de beste middelen zijn, om deze wormenla verdrijven, zoo hebben wij geoordeeld de geneeswijzen yan beiden geyoegelijk in ein hoofdstuk te kunnen beyatten.
-ocr page 559-
513
er doorgaans eene ontlasting van een dunnea bleek-groenen drek is voorafgegaan.
Wordt nu het schaap geopend , zoo vindt men het vetvlies , tusschen de spieren en de huid , vol water , gclijk ook de penszak ; -welk vocht meestijds helder, doch ook lichtbruin van kleur en kleverig is , en eenen brakken smaak heeft. Rondom de' darmen en andere buiksingewanden vertoonen zieh vele water-blazen van verschillende grootte. De lever is onge-mecn hard en uitgezet, somwijlen ontaard door ge- ' zwcllcn. In het darmscheel en net, Indien zij niet vertcerd zijn , bevinden zieh eene menigte waterblaas-jes. De galblaas is doorgaans zeer opgezet, somtijds ingekrompen en verdikt , altijd gevuld met dikke , lij-mige gal en derzelver ontlastbuis is door dezelve toe-gesloten. De borst en het hartenzakje zijn met wa­ter gevuld, de longcn zijn aangestoken , donkergraauw of bruin , en op sommige plaatsen , aan het ribbenvlies vast gegroeid. Enkele reizen vindt men de hollighe-den der hersenen en de vliezen onder den hersen-pan vol water.
Blijkens de opgegevene uit-en inwendige kenteeke-nen van het Ongans , moet hetzelve beschouwd worden als eene algemeene ongezonde gesteldheid der Schapen, ontstaande uit eenen verzwakten ziekelijken toestand der verteringswerktuigen, waarbij hoofdzakelijk de lever aangedaan en ontaard bevonden wordt. Deze ontaar-ding is het gevolg van verstoppiugen in de fijnste va-ten van dit ingewand, veroorzaakt door het slollen der wei-vochten in dezelve. Hierdoor wordt hetzelve voor zijne natuurlijke verrigting, die der galafscheiding , ongeschikt. De gal , welke voor de bereiding des chijls en cm de werking der darmbuis op te wekken, onontbeerlijk is, verkrijgt eene siechte hoedanigheid, en in de galblaas verdikkende , verstopt zij den gal-lei-der. De verstopping van quot;deze ontlast-buis wordt ook dikwijls door de de botwormon , die zieh in dezelve be­vinden, veroorzaakt, zoodat daardoor de uitvlocijing der gal naar de darmen geheel of grootendeels verhin-derd wordt, waaraan de blecke kleur des dreks en de trage ontlasting van denzelven moot worden toege-schreven, terwijl de gele kleur der oogen te kennen geeft, dat er galdeelen onder het bloed en de andere X 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; voch-
-ocr page 560-
514
vochten opgenomen en daarmede rondgevocrd worden. Daar nu cene meer en meer verzwakte spijsvertering , gebrek aan voeding en een algemeen bederf der voch­ten hiervan de uitwerkingen zijn , zoo worden de lig-chamen der Schapcn bestendig zwakker , en de werking van het opslorpend vaatgestel verminderd, zoodat de-zelve cindclijk aan de waler-zucht en verval van krach­ten of uiltering sterven.
De oorzaken der galligheid moeten vooreerst gezocht worden, in de eigene slappe ligchaamsgestcldheid der Schapen , vooral van ons inlandsch wolvee , — in de slijmige hoedanigheid van derzelver bleed en overige vochten , en in den tragen omloop van dezelve , waar-door dit vee cene bijzondere voorgeschiktheid bezit lot verstoppingen der fijne vaten, voornamelijk in zooda-nige ingewanden , die daaraan , uit hoofde van der­zelver werktuigelijk maaksel , als de lever meer bijzon-der onderhevig zijn. Als uitwendige of aanleidende oorzaken komen hier in aanmerking : alle de zulke , welke k de spijsvertering verzwakken of bederven en dc uitwaseming der huid beletten , waartoe behooren : het weiden op läge , zuchtige , zoete landen , die een siecht laf en krachteloos gras opleveren , en in het algemeen het overvloedig eten van slappe waterachtige planten; waarom ook het weiden der Schapen op stoppel-lan-den , die in den herfst geheel met jonge klaver bezet zijn, hun dikwijls nadeelig is ; het drinken van onzui-ver water uit rolachtige sloten en greppen , of dat op de läge plaatsen der akkers in poelen blijft staan ; het Voederen van krachteloos hooi, dat op läge gronden gewonnen is, of ander schraal winter-voeder , het-welk aan de Schapen meermalen gegeven wordt, om dezclve op eene weinig kostbare wijze , door den winter te brengen. Voorts is het zeer schadelijk, de Schapen, des winters, in al te warme en naauwe hokken te doen verblijven , waardoor .de uitwaseming te sterk wordt aangezet, welke vcrvolgens gestremd wordt, als men de Schapen , des voorjaars, naar buiten jaagt.
Gedurige afwisselingen van de wärmte en koude des dampkrings , alsmede aanhoudend regenachtig , guur weder begünstigen , op eene vermögende wijze, het ontstaan der galligheid , en nimmer wordt deze ziekte algemeener waargenomen dan in ongunstige, wisselval-
li-
#9632;
-ocr page 561-
515
ligc en natte jaargelijdcn. Wanneer de Schapen , des morgens te vroeg en des avonds te laat in de weiden worden gelaten, zoodat zij bedaauwd gras mocten eten , geeft zulks aanleiding tot eenc waterachtige ge-sleldhcid des ligchaams, en zulks kan dus als eene medewerkende oorzaak ter voortbrenging van het On-gans worden aangcmerkt, Ook wil men, dat het eten van gras of planten, waarop honigdauw is gevallen , deze ziekte ten gevolge kan hebben.
Ondcr de middelen , welke ter genezing van het On-gans behooren te worden aangewend, verdient het ge-woon zout in de eersle plaats, genoemd te worden. Hetzelvc bpzit een uitnemend vermögen , om dc maag en darmen te prikkelen en de spijsvertcring te bevor­deren , tcrwijl het tevens, uit hoofde van deszclfs ont-bindendc kracht , als een krachtdadig middcl kan wor­den beschouwd, om de verstoppingen in dc Ojue vaten der lever op te lossen. Het zout is tevens het beste middel tegen de botwormen , welke door hetzelve ge-dood worden.
Het kan op deze wijze toegediend worden , dat men aan eene kudde van vijflig Schapen , welke de begin-selen van het Ongans hebben, anderhalf pond ßjn zout uit de hand laat likken, welke hoeveelheid , in eene week, om den anderen dag, bij gelijke gcdeelten , gegeven wordt. Het zout kan insgeiijks ondcr hooi , of versch gemaaid gras of met deeg van lijnkoek ge-mengd , den Schapen voorgezct, of ook , in water ontbonden , dezelve worden ingegeven. quot;Voor eene kleinere kudde kan eene verrainderde evenredigheid in acht worden genomen , doch het komt daarbij juist niet op de striktste naauwkeurigheid aan , en men kan met veiligheid , ieder Schaap , om den anderen dag, twee looden of een lepel vol zout laten gebruiken. In streken , daar de gelegenheid het toelaat, kan men elk Schaap , in plaats van gewoon zout, telkens een half pond zee-water ingeven , hetwelk misschien, als ent­bindend geneesmiddel, in deze ziekte nog vermögen­der werkt.
Gedurende den tijd , dat de Schapen het zout gebrui­ken , moeten dezelve schaars gedrenkt worden , en tel­kens , na dat het hun is toegediend , moeten zij , eenige uren, zonder drinken blijven. Het is vöordeelig, dat X 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; de-
-ocr page 562-
516
dezclve , na het gebruik des zouts, zacht been en weer door het veld gedreven , of in den stal, in beweging worden gehouden.
Een ander voortreffelijk middel tegen het Origans is de zwavel, welke , uit hoofde van haar doordringend vermögen, als een krachtig entbindend middel meet worden beschouwd , waardoor het insgelijks in staat is , om de slijraige of taaije gesleldheid der vochten te ver­dünnen , de versloppingen der vaten te openen , en de verhinderde uitwaseming der huid te herstellen. In ve-le gevallen schijnt de genezing der ziekte , nadat men eenig zout vooraf heeft laten gebruiken, vervolgens spoediger en grondiger , door de zwavel te worden ver-kregen, dan door de voortgezette aanwending van enkel zout.
De zwavel kau afzonderlijk, of in verbinding met het zout gebruikt worden. Men geve daarvan , aan ie-der schaapv, drie dageu in de week, twee malen daagraquo; van drie vierendeelen Iqods tot anderhalf lood, naar mate van den ouderdom en de sterkte van het dier; kunnende men dezelve nit de hand laten likken, on-der lijnkoek- of haver-meel-deeg geknecd , met pekel vcrmengd, of eindelijk, even als het zout over het gras of hooi gestrooid, aan de Scbapen geven , welke er niet afkeerig van zijn. Dit middel schijnt insgelijks uit te werken, dat de botteu er van sterven, en de in­gewanden van dezelye gezuiverd worden.
Voor en na het gebruik des zwavels , hetzij met of ' zonder zout, moet aan de Scbapen tevens, eenigen tijd, het drinken worden onthouden. Met deze beban-deling moet men zoolang aanhouden, totdat het nut der middelen , uit de meerdere vlugheid der Scbapen , derzelver graagte, helderheid der oogen, in een woord, uit de zigtbare verminderingen der ziekte-verschijnselen bespeurd worde. Bij het afnemen van deze worden de giften langzamerband verminderd.
De terpcntijn-geest komt ook hier, in de derde plaats, in aanmerking, als een middel, welks nuttig-heid, zoowel ter genezing als voorbchoeding der gal-ziektc en bottlgheid, door de ondervinding bevestigd is. Van hetzelve wordt , op de volgcnde wijze , ge­bruik geraaakt. Aan een cud Schaap worden twee lepels vol terpentijn-geest met even zoo veel water in-
ge-
-ocr page 563-
517
gegeven. Deze gift moet, tot drie malen toe, in zes (lagen , worden herhaald, en het middel, telkens des morgens , worden toegediend , nadat men, des avonds te voren, de Schapen heeft laten hokken en hun alle voeder heeft onlhouden. Voor een jong Schaap, het-welk beneden een jaar cud is, dient de helft der voor-geschrevene gift.
Als voorbehoedmiddel, wordt dezelfde hoeveelheid ingegeven , namelijk, aan oude Schapen twee lepels vol terpentijn-gecst, en even zoo Teel water, cn aan de jongen , van ieder een lepel vol. Het best is , dat zulks in de niaand October geschiedt.
Eindelijk kan ook aan den asijn deszelfs nuttigheid in de galziekle , inzonderheid als daarmede bottigheid gepaard gaat, niet ontzegd worden, daar dit middel insgelijks het vermögen bezit, om de botwormen te dooden en te verdrijven. Men geeft aan ieder Schaap, dagelijks vier looden goeden icijn-aiijn, met water verdund en een weinig warm gemaakt zijnde. Hierin kan men telkens een lood zout entbinden, waardoor het middel nog beter aan deszelfs oogmerk voldoet. Men houdt daarmede acht dagen aan, wanneer door-gaans de ingewanden van de botten zullen gezuiverd zijn.
Zijn de teekenen der galligheid , door het gebruik van het een of ander der opgegevene geneesmiddelen , ver-dwenen , zoo gebeurt het meermalen , .dat de Schapen krachteloos en kwijnende blijven en daardoor , na ee-nigen tijd , op nieuw door dezelfde ziekte worden aan-gedaan , iets , hetwelk aan overgeblevene zwakheid van de werktuigen der spijsvertering is toe te schrijven, en deels als een gevolg der voorafgegane ongesteldheid zelve , deels ook als de uitwerking van het lang voort-gezet gebruik der ontbindende geneesmiddelen moet worden beschouwd.
Om derhalve zoodanige wederinstorting der Schapen voor te komen , dient men de ingewanden te verster-ken.
Hiertoe kan men zieh van den gewonen aluin, als een eenvoudig en goedkoop middel , met voordeel bedie­nen. Men geve van denzelvcn, fijn gewreven zijnde , twee malen daags , telkens een half lood over het gras of hooi gestrooid, hetwelk, twee malen des weeks ,. X 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; moet
-ocr page 564-
518
moet berliaald worden. In het algemeen zal men hier-mede niel langer dan drie weken behoeven aan te hou-den , om het Schaap volkomen te vcrsterken. Met de verbetering der ziekte moeten de giften van den aluin langzamerhand verminderd jvorden. Men zal ondervin-den, dat de Schapen niet weigeren dit middel te ge-bruiken. Wanueer het mögt gebeuren , dat de onllas-ting van den afgang , onder deszclfs gebruik, al te zeer verstopt -wordt, hetgeen evcnwel, bij de bepaalde gif­ten , zclden plaats zal hebben , zoo geve men een half lood poeder van jalappe-tvortcl , met water, in. Daar de aluin , wegens deszelfs zamentrekkende kracht , waar-door dit aardachtig midden-zout, juist voor de zwak-ke Schapen, tot een heilzaam versterkend geneesmid-del verslrekt, voor de gezonde Schapen niet dienstig is , moet men de eersten, op de dagen , dat zij hetzelve gebruiken , van de laatsten afgezonderd houden.
Somwijlen ook, namelijk, wanneer de Schapen ster­ker , door het ongans , dan in den eersten of het begin van den tweeden trap zijn aangedaan , zoodat er zieh duidelijke teckenen van waterzucht vertoonen , zal men bevinden , dat de opgegevene qnlbiudende middelen niet volkomen aan het oogmerk voldoen, en de her-stelling siechts langzaam vordert. Aisdan is het noo-dig, met de laatsten tevens terstond het gebruik van maagversterkende, prikkelende en bittere geneesraid-delen te vereenigen, om daardoor het gebrek van gal in de darmen te vergoeden, de werkzaamheid der in­gewanden op te wckken , en de werking der entbin­dende middelen, ter afdrijving der overtollige vochten uit het ligehaam, te ondersteunen. De volgende za-menstclling zal hiertoe dienstig kunnen zijn :
Neem: Gedroogde en gerosjpte eilienla^t, anderhalf lood, Gedroogde en gestampte Genever-leziän , twee
looden. Alsem-toppen , yVijnruit-bladen van ieder een lood.
Alles onder een gemengd zijnde, wordt hetzelve on­der het voeder gegeven. Deze hoeveelheid dient voor vier Schapen. Het toedienen van dit middel moet, oiö den derden of vierden dag , herhaald en tot ^de volkolaquo; mene genezing toe voortgezet worden.
Toi-
-ocr page 565-
519
Vorderen de omstandigheden eene meer verwarmen-de en zweetdrijvende geneeswijze , zoo zal men zieh van het volgende, met het meeste voordeel, kunnen bedienen.
Neem : A Isem-toppen,
Duisendgulden-Itruid , van ieder eene hand vol, Gestampt Koriander-, of in deszelfs plaats,
raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Lavas-zaad ,
Witte Peper, (insgelijks gestampt] van ieder een lood , Spiesglans, (tot poeder gewreven) een half food.
Onder een gemengd zijnde , ga men hier mede te werk, gelijk met het voorgaande middel, en vermindere hetzelve trapswijze, naar mate van de beterschap der ziekte.
Om de galligheid voor te komen , moet men de Scha-pen op hooge en drooge landen laten weiden , die voed-zaam gras opleveren. Moeten zij evenwel op lagere landen grazen , zoo trachte men dezen, eene goede afwatering te bezorgen, zoodat dezelve droog blij-ven, en het land niet rotachtig, zuchtig of drassig worde. Het is zeer nuttig, om de Schapen, daar het geschieden kan , van lijd tot tijd , op de kwelder-of builendijksche landen te jagen, op welke zij zilti-ge planten , die zij , uit bunnen aard, zeer beminnen, eten , en brak of zoutachtig water drinken , waardoor de -galziekte niet alleen wordt voorgekomen , maar zelfs, in derzelvcr beglnselen , dikwijls alleen volkomen wordt genezen. Bij aanhoudend regenachtig weer geve men de Schapen dagelijks een droog of kort voeder, waar-onder grof gemalcn wilde kaslanjes, erwten , zemelen , of het kaf en de stoppeis van rogge, haver of gerst (het afrijfscl van het gedorschte koorn) gemengd zijn. Men kan ook ter bevordering der spijsvertering, met nut, tot poeder gestampte roode gentiaan-wortel en genever-hezien, van ieder ceu half pond, onder het voeder geven , welke hoeveelheid voor eene kudde van twee en dertig Schapen voldoende is.
Een of twee malen in de week behoort men ieder Schaap een lepel vol zout te laten likken. In den win­ter verzorge men de Schapen hehoorlyk en geve de­zelve goed hooi, dat op de hooge vette landen gewon­nen
-ocr page 566-
520
nen is, waardoor zij krachtig gevoed en dus vervol-gens legen de nadeclige oorzaken , die het origans te weeg brengen , gehard worden. Kan evenwcl de land-man zijne Schapen geen ander, dan minder deugdzaam hooi geven, hetwelk siecht gewonnen, of op läge, zoele , moerassige gronden gegroeid is, zoo kan men hetzelve door een bijvoegsel van olm-, of esschen-, boom-bladen , gedroogde wilgen- of eikenbast verbe-teren, #9632;waarbij dan ook het toedienen der evengemel-de kort-voeders, en van zout bij uitnemendheid te Stade komt. Voorts vermijde men al hetgeen wij als nadeelig voor de Schapen, onder de oorzaken dezer ziekte hebben opgegeven. — Eindelijk, daar zoodani-ge Schapen, welke van een deugdzaam sterk ras af-komstig zijn , minder aan de galligheid en andere on-gesteldheden onderhevig zijn , dan andere Schapen, die van een siecht ras zijn gevallen , zoo vordert het be­lang van den landman, dat hij gezonde en sterke Schapen trachte te verkrijgen , door bij derzelver aan-o kweeking en opvoeding zorgvuldig de regelen op te votgen , -welke eene goede Landhuishoudkunde. hem aan de hand kunnen geven.
'
DEKTIENDE HOOFDSTDK.
Over het Bloedpissen.
Deze ziekte wordt gekend aan de kleur der pis, die ontlast wordt, welke rood en met bloed vermengd is, waarbij de Schapen lusteloos -worden, zoodat zij de kudde niet dan met moeite volgen ; de eetlust is ver-minderd; bij het toenemen des ongemaks worden de Schapen bestendig zwakker, zoodat zij liggen blijven, kortademig worden, en koorts krijgen, terwijl de pis eindelijk eene donker bruine kleur aanneemt: waarbij de dieren aan het vuur, als een gevolg der plaats-hebbende ontsteking van de nieren , sterven.
Het bloedpissen der Schapen ontstaat gewoonlijk des zomers, bij sterke bitte, doch ook dikwijls daardoor, dat de Schapen op zure moerige weiden grazen, of op stal het hooi van zoodanige landen eten moeten.
Moraquo;
m
-ocr page 567-
I
521
Mogelijk gevcn ook sommige scherpe planten daartoe aanleiding , doch het is gecnszins met zckerheid bepaald, aan •welke dezc schadelijke eigenschap moet -worden toegeschreven. Intusschen wordt de windbloem (ane­mone nemokosa) daarvan niet zonder grond verdacht gehouden. Evenmin durven wij beslisscn, of welligt het binnenslikken van sommige Insekten , die een scherp prikkelend beginscl bevatten , hetwelk , even als dat der spaansche vliegen, bij zonder op de nieren en de pis-blaas werkt, het bloedpissen kan veroorzaken. (Ver-gelijk het hoofdstuk over het bloedpissen of de wee bij het Rundvee.)
Zoodra deze ziekte wordt waargenomen, moet men dagelijks twee malen van het volgend middel een vierendeel loods met water of een afkooksel van lijn-zaad, of ook met honig tot eenelikking gemengd, ingeven.
Neem : Salpeter,
Duhhel-zoul (zwavelzurc potasch) van ieder een lood.
Wryf het onder elkander tot een fijn poeder.
Is het Schaap gezond en sterk , en het bloedpissen h^vig , zoo kan het nuttig zijn , tien of twaalf looden bloed uit de halsader af te tappen.
Wanneer na eenige dagen, het bloedpissen onder het gebruik van het voorgeschreven middel, niet be-tert, zoo geve men, elken dag, een vierendeel loods fijn gewreven aluin met een lepel vol ongesouten boter in. Voorts kan men ook, onder eene geevenredigde vermindering der giften , gebruik maken van die mid-delen, welke wij tcgen het bloedpissen van het Rundvee hebben aan de hand gegeven.
Daar de sterke zonnehitte, alsmede het drijven der Schapen, welke bloedpissen. Je ziekte verergert,. nroeten zij, vooral op den middag, aan beschaduwde plaalsen verblijven, en men moet dezelve geenszins door loopen vermoeijen.
TEER-
-ocr page 568-
522
VEEBTIENDE HOOFDSTÜK.
Over het Ruggebloed.
Gewoonlijk gaat het ruggebloed met het bloedpissen gepaard, wanneer de ontsteking zieh van de nieren, tot de omliggende deelen, als het onderste gedeelte der darmen , uitstrett. Dit ongemak kan nogtans ook op zieh zelf ontstaan , door zoodanige oorzaken , welke een aandrang van bloed naar den endeldarm en eene ontsteking dezes deels kunnen te weeg brengen.
In het laatste geval , wordt het ongemak dikwijls in deszelfs begin niet ontdekt , de-wijl het Schaap vrolijk en gezond schijnt, en alleen cen' tragen of verstopten afgang heeft , hetwelk bij enkele Schapen eener kudde nict ligt opgemerkt wordt. Neemt men zulks -waar en tevens dat er bloed aan de drekkeutels zit , zoo kan men verzekcrd zijn , dat het ruggebloed plaats heeft. Wordt het Schaap geheel verstopt , zoo verliest het den cctlust; het kan~ nict mcer loopen , maar blijft lig-gen en wordt kortademig; de bulk zweit op ; het Schaap krijgt aanvallcn van kramp, wentclt zieh cm, en slaat met de beenen; het springt wel nu en dan oß, doch valt wedcrom neder, hetwelk zoo lang duurt , totdat het sterft. Eenige Schapen evenwel, die het ruggebloed hebben, blijven rüstig liggen , worden kort­ademig en sterven.
Zoodra de ziekte ontdekt wordt, moet men het Schaap terstond tien of twaalf looden bloed aftappen, en het volgende middel ingeven :
Neem: Salpeter , twee looden :
Wonder-zout, vier looden ,
Tot poeder gestampt en te zamen vermengd zijnde , ,wordt van hetzelve een half lood in water onlbonden , waarbij twee lepels vol lijn-olie worden gedaan , wel­ke drank men, des morgens, 'smiddags en 's avonds, ingeeft. Tevens zette men, alle twee uren, eene klisteer , bestaande uit een af kooksel van lijnzaad, met eene lepel vol lijn-olie , waaronder een mosterd-lepel vol zout wordt opgelost. quot;Wanneer de verstopping van den afgang hierdoor is weggepomen, zoo geve men het voorgeschrevene inwendige middel , twee malen daags, zonder de olic, en wende even zoo dikwijls
de
A
-ocr page 569-
523
de klisteren aan , totdat de ziekte volkomen gene zen is.
VIJFTIENDE HOOFDSTÜK.
Over den Loop en Bloedloop.
De loop •wordt daaraan gemakkelijk gekend , dat de Schapen , in plaats van harde , ronde drekballen onllasten , eenen weeken afgang hebben , welke vervol-gens walerachtig wordt , en sorawijlcn met bloed ver-mengd is.
De oorzaken , #9632;welke den loop kunnen te wceg bren-gen, zijn de volgcnde. In den winter ontslaat dezel-ve, Indien de Schapen zoodanig hooi moeten eten, hetwelk op een zuren moerigen bodcm gewassen, en te vroeg afgemaaid is, of wanneer bet bedorven en schimmelig is geworden. In den zomer , integendeel zijn natte weiden en aanhoudende regen daarvan de oorzaak. Bij de Lammeren ontstaat de doorloop ge-wbonlijk door het vatten van koude, of, Indien zjj nog zuigen , door de melk der raoeder-Schapen , Indien dezelve dergelijk siecht voeder hebben gegeten.
Wanneer onderscheidene Schapen cen doorloop kry-gen, terwijl dezelve op stal droog voeder erlangen , zoo meet men vooreerst de oorzaak trachten na te sporen, en heeft men dezelve in de siechte gesteld-heid des voeders gevonden, • zoo moet hetzelve ver-beterd worden , hetwelk dikwijls alleen genoeg is , om den loop te doen ophouden. Het siechte hooi kan op deze wijze verbeterd worden, dat hetzelve met roggen stroo tot haksei gesnedfn, en met wat grof gcmalen haver of gerst worden vermengd. Hetzelve moet dan met zoo veel water worden bevochtigd, dat het meel aan het haksei blijft hangen , waardoor men een voedzaam en gezond voeder voor de Schapen ver-krijgt. Is het hooi nat gewonnen , waardoor het rot-achtig of schimmelig is geworden, zoa moet het op dezelfde wijze worden behandeld, doch het is dan noodig, tevens eenig zout onder hetzelve te mengen.
Om den doorgang te verminderen, kan men, als
de-
-ocr page 570-
524
dczelve namclijk nog niet lang heeft geduurd , gerooste haver of geroost grof roggenmeel over het voeder gc-ven. Indien zulks niet hclpt, zoo geve men eene halve lepel yol bruin gebrande en Ifijn gestampte eikels over het voeder. Zoo ook de doorloop hierdoor niet verminderd wordt , zoo diene men het volgende toe:
Neem : Bruine gcraspte Eikcribast, een lood.
Kook dezelvc , tten minuten lang, in een half pond water, en doe bij het vocht, nadat het doorgeze-gen is:
Rooden Wijn, een lepel vol.
Zoodanigen drank geve men, twee malen daags, des morgens en 's avonds in , en herhale zulks, zoo lang, totdat de loop genezcn is. Ook kan men het volgende, in plaats van het voorgaande gebruiken:
Neam: Theriak , een vierendeel loods , Rooden Wijn , twee lepels vol.
Te v zamcn gemengd zijnde, wordt hetzelve even als het bovenstaande gebruikt.
Op plaatsen , daar hlaauwe iczien groeijen, kan men een hand vol van dezelve met water tot moes koken, en daarvan twee of drie malen daags, een lepel vol, ingeven. Een vierendeel loods fijn gestampte tormen-tilla- , gcntiaan- of colomho-wortel, met -water, een of meermalen toegediend, doet dikwijls den doorloop op-houden.
Gaat een aanhoudende doorloop in eenen bloedloop over , dan wende men het volgende middel aan :
Neem : Kalmus-wortel,
Gentiaan-wortel', van ieder twee looden.
Gesneden zijnde , worden dezelve, een kwartier uurs , in een pond water gekookt, en bij het doorgezegen vocht voege men. 0
Vloeihaar Heulsap, twintig droppen.
Hiervan wordt, alle twee of drie uren , een lepel vol ingegeven.
Worden de Lammeren door een' loop overvallen, terwijl zij nog zuigen, zoo zette men een hakje met eenige stukken krijt in den stal , opdat dezelve daaraao kunncn likkcn ; helpt dit middel evenwel niet, zoo geve men dezelve , 's morgens en 's avonds, een van de vol­gende poeders met water.
Neem : Poeder van Rhabarber , een vierendeel loods ,
Mag~
A
-ocr page 571-
525
Magnesia, een half lood.
Vermengd zijnde, worden dezelve in vier gelijke hoe-veelheden verdecld.
Nadat dezelve gebruikt zijn, kan men tot moes ge-kookte blaauwe heilen, op de voorgeschrcvene wijze, aanwenden, waarvan telkens eene halve lepel vol, met wat water verdund, aan ieder lam, dat den doorloop heeft, worden kan ingegeven , tot zoo lang dat dezelve ophoudt.
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Wärmen.
De Schapen zijn, even als andere dieren , aan on-derscheidene soorten van wormen, en zelfs aan lint-wormen onderhevig, welker aanwezigheid door geen zekerder teeken bevestigd wordt, dan dat dezelve met den afgang ontlast worden Men mag evcnwel ook vermoeden, dat een Schaap wormen heeft , wanneer deszelfs oogen niet heldcr, maar waterachtig, en de äde­ren , welke door den oogbol loopen bleek zijn; Indien insgelijks de mond en de neus van binnen bleek zijn , en het Schaap, bij eene goede verzorging en een' na-tuurlijken eetlust, dagelijks magerder en onrustiger wordt.
Wanneer men vooronderstelt, of zeker weet, dat een Schaap wormen heeft, zoo geve men het volgende middel, Aoor hclwelk de wormen gedood, en tevens de ingewanden versterkt worden.
Seem : Inlandsch Wormkruid (Reinevaar) Alsem ,
Duizendgulden-kruid , Säbadil-zaad , van ieder anderhalve lood.
Tot poeder gestampt en te zamen vermengd zijnde , geve men van hetzelve, twee malen daags , anderhalf raquo;ierendeel loods met water in.
IX.
-ocr page 572-
526
IX. A F D E E L I N G.
OVEH DE
VERtOSSINGEN
DER
SCHAFEN.
iiiiiiiBUlCi^IiDii in
EERSTE HOOFDSTUK.
Over den dragt en de natuurlijke verlossing der
Schapen, alsmede over de eerste belMndeling
der Lammertn.
De dragtige Ooi-schapen moeten met oplettendheid worden behandeld, dat is, men moet alle oorzaken, die aanleiding kunnen geven, om de Lammeren, bij de moe-der te doen sterven, of welke eene ontijdigc geboorte kunnen veroorzaken , zoo veel raogelijk, ai'weren. Hier-toe behooren siechte of schrale voedering, zware ver-mocijenis, door de zwangere ooi-schapen fcl te Jrijven, het springen, alsmede het drukken van den buik, al le sterko bitte , hevige schrik, cnz.
Dc tijd van den dragt der Schapen duurt omlrent vijf maanden of honderd en vijftig dagen. Tegen Bet einde van dezen tijd neemt men waar, dat de uit-wendige geboorte-deelen beginnen te zwellen en ruim te worden, uit wclkc tcvens een slijmig voclit wordt ont-last. Het dragtige Schaap moet alsdan van de overigc Schapen worden afgezonderd, opdat het, onder de vcr-lossing van meerdere Lammeren, niet van het eerste Lam dat geboren wordt, vervreemde, gelijk anders mcermalen plaats heeft.
-ocr page 573-
527
vZijn de Lammeren : in eene natuurlijke ligging bij het schaap geplaatst, zoodat dezelve met de voorpooten, waarop de kop plat nedcrligt, bij de geboorte, le­gen den mond van den draagzak gekeerd zijn , ~en de-ze deelen zieh aldus, nadat het water is afgevloeid, in de scheede aanbieden , zoo worden dezelve , Indien er geene ongewone belelselen plaats hebben, welke den doorgäng door het bekken beletten , na elkande-ren , binnen korteren , of längeren tijd , door de persin­gen van het schaap , naar buiten gedreven. — De navclstreng breekt telkens , bij het doorpersen van elk lam , af, en de nageboorte volgt spoedig na de ge-boorten der Lammeren. Bij dusdanige natuurlijke ver­lossing behoeft dus geene bijzonderc hulp te worden toegebragt. Wanneer de nageboorte ontlast is, dient dezelve te worden weggenomen, om te beletten, dat het Schaap dezelve opete.
Ecnigen tijd na de verlossing , gevo men het moeder-Schaap een weinig laauw water, waarin tarwen-zeme-len gcroerd zijn, te drinken , en diene het tevens eenig krachtig voeder toe , als haver of gerst , het-welk zoowel dienstig is ter afscheiding van het na-vuil, als om de melk te vermeerderen. Men laat het Schaap , twee of drie dagen , opgesloten met de Lam­meren binnen blijven ; alsdan worden dezelve naar buiten gelaten. Als het Schaap de Lammeren dan niet likt , om dezelve droog te muken , zoo bestrooije men ze met wat zout, en brengea hen dan bij de moeder ; zij zal dan door het zout worden aangezet, om de Lammeren af te likken. Is het weer vochlig cn koud, zoo kan men de Lamraeren helpen droogen , door dezelve met hooi of een wollen lap af te wrijven.
Zoo lang het Schaap de Lammeren zoogt, moet men hetzelve van goed voedsel voorzien. Opdat de Lam­meren de spenen van den uijer beter kunnen vatten, moet men bij zoodanige Schapen , die veel wol aan den uijer hebben, dezelve afscheren. quot;Wanneer de Lam­meren , wegens zwakheid belet worden den uijer op te zoeken, zoo moet men de spenen zacht met de vingeren drukken en de Lammeren een weinig melk uit dezelve in de mond perseu, opdat zij daardoor lust krijgen , om de spenen aan te vatten , als dezelve hun in den mond worden gegeven.
De
-ocr page 574-
#9632;#9632;•#9632; 528
De jongc Lammeren moeten tegen natheid en strenge koude bewaard worden, ten welkeeinde het noodig is, dezelve in het voorjaar des nachts met de moeder bin­nen te halen. Twee of drie weken oud zijnde , be­ginnen de lammeren hooi te eten. Men kan hun dan tevens cen weinig haver, hetzij allccn of met zemelen vermengd , geven , waardoor zij beter groeijen ; indien dezelve op goede hooge en drooge weiden grazen is zulks minder noodzakelijk.
Somwijlen gebeurt het , dat de Lammeren, terwijl zij nog zuigen, de spruw in den moaii krljgen , het-welk daaraan gekend wordt, dat zij , met den gewonen lust om te zuigen, de speen in den mond vatten, doch dezelve terstond wederom los laten , wegens de pijn , welke het zuigen hun verwekt. Onderzoekt men den mond , zoo is de tong , zoowel als het gehcmelte, met blaasjes bezet. Worden hiertegen geene gepaste middelen aangewend , zoo worden de blaasjes grooter, dezelve loopen in een , en breken door, zoodat er raauwe plaatsen in de mond ontstaan, waardoor de. Lammeren geheel ophouden te zuigen , bestendig ma-gerder worden, en eindelijk sterven. — Dit ongemak wordt meermalen, is ecne heerschende ongesteldheid onder de kudden waargenomen.
Zoodra men hetzelve ontdekt, moet de mönd, drie of vier malen daags, met het volgcnde middel , inwen­dig gewasschen worden.
Neem : Salie-bladen, ceno hand vol.
Laat dezelve , een half nur lang, in een pond water
trekken , en klaar hetzelve af; voeg er bij : Salpeter , een lood , Gewoon Zout, twee looden , Honig , vier looden ,
i
Geestig aftrelisel van Mirrhe , twee looden ,
Hiermede houdt men aan, totdat het ongemak ge-nezen is, hetwelk doorgaans in drie of vier dagen plaats heeft.
TWEE-
-ocr page 575-
I
529
TWEEDE HOOFDSTDK.
Over de moeijelijke en tegennatuurlijke Verlossingen I. Moeijelijlce Verlossingen,
Eene verlossing kan daardoor moeijelijk worden, dat aan hot barende Schaap de noodige krachten ontbre-ken , zoodat zij het Lam niet kan doorpersen; het-welk mceslal uit eene zickclijke of zwakke gesteld-hcid van het Schaap voortvloeit. Neemt men waar . dat hot Schaap langer dan gewoonlijk in arbeid blijft , en slechts zwakke vlagen hceft, zoo moet men met dc twee voorste vingeren der hand in de scheede voe-len, cm te onderzoeken , of het Lam zieh in deszelfs natuurlijke ligging , namelijk, met de voorpooten , waar-op de snuit rust, in dc geboorte aanbiedt. Hceft zulks plaats, zoo geve men het Schaap een of twee glazen vol rooden wijn of goed oud hier , of in derzelver plaats , een glas vol genever of brandewijn, met twee deelen water vermengd. Is het Lam zoo ver buiten dc geboorte-deelen gekomen, dat men de pooten en den snuit kan vat ten , zoo kan men , onder de vlagen , langzaam en zacht aan dezclve trekkea, om het Lam door te halen. Het te vroegtijdig en geweldig aan-trekken , met oogmerk om de vcrlossing te bespoedi-gen , is zoowcl voor de Schapen als voor de Lammeren , nadeclig.
Ook kan de moeijelijkheid en verlraging der verlos­sing veroorzaakt worden door de kramp , voortvloeijende uit eene verbitte of ontstekingachtige gestcldheid des bloeds. Zulks wordt daaraan gekend, dat de oorcn ongewoon warm zijn, dc pols sebielijk slaat, de mond heet is en hot Schaap buikslaal, terwijl dc spieren kramp-achtig bewegen en zaamgetrokken worden. In zooda-nig geval mod men het Schaap eene aderlating doen uit de halsadcr van tien of twaalf looden blocd , en hetzelve, om dc twee urcn , een vierendeel loods salpcter , met water ingeven. Voor het ovcrige late men de verlos­sing aan de natuur over , of men bevorderc dezelve slechts op de wijze , gelijk zoo aanstonds is voorgesteld.
Indien het gebcurt , dat de nageboortc , na verloop van eenige uren , nict van zelve komt , zoo moet
Ynbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;men
-ocr page 576-
530
men trachten dczclve afnbsp; te halen, door er zachtjes aan
te treklten. Door sterknbsp; nbsp;aan dezelve te trekken loopt
men gevaar de vliezennbsp; nbsp; te breken , den draagzak tc
scheuren, of denzclvennbsp; nbsp;omgekeerd met de nagcboorte naar buiten te halen.
II. Tegcnnatuurlijlse Verlossingen.
1.nbsp; nbsp; Indien de top, in plaats van, met den snuit op de voorpooten gelegen, in de geboorte te komen, met een ander gedeelte , hetzij met den kruin , of ecne der zijden van den kop voorkomt, terwijl de punt van den snuit zijdelings of naar achteren gelegen is , zoo meet men den kop voorzigtig zoo ver naar ach­teren druUcen , dat de snuit kan worden gevat , #9632;welke alsdan naar voren, door den mond des draagzaks , in de scheede wordt getrokken. Om dit werk tc ver-rigten moet men de vingeren met olie besmercn , ten einde de geboorte-dcelen van het Schaap niet te kwetsen.
2.nbsp; nbsp; De voorpooten knnnen , in plaats van naar vo­ren te zijn gestrekt, onder den hals gcvouwen of naar achteren uitggetrekt liggen. Indien men dus de voor­pooten niet in dc scheede ziet, moet men trachten dezelve te vinden. Liggen de pooten onder den ,hals te zamen gcvouwen, zoo behoeft men dezelve slechtsnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i tc ontwikkelen, en naar ^oren te brengen. Zijn de pooten achterwaarts gestrekr, zoo moet men den kop #9632;wat naar voren halen , ten einde dc pooten te kunnen bereiken ; deze moeten alsdan ccn voor een , of beide te gelijk, in de scheede worden gehaald. Indien de kop en de hals van het Lam reeds zoo ver in het bekken zijn gedreven, dat men dezelve niet weder terug kan brengen , zoo is men genoodzaakt het Lam met zoo vcel kracht door te halen , dat de tegenstand der schoudcrs overwonnen wordt, doch men loopt daarbij gevaar , dat het Lam dood ter wereld komt.
3.nbsp; nbsp; Meermalen gebeurt het , dat de navelstreng over een poot been gaat, waardoor de doorpersing van het Lam verhinderd wordt. Alsdan moet men den na­velstreng breken of doorsnijden , en dan de geboorte van het Lam bespocdigen , door aan hetzelve met voor-zigtigheid te trekken.
Tot het vejrrigten van zoodanige hulp bij de tegen-
na-
-ocr page 577-
531
natuurlijke verlossingen der Schapen zijn die lieden de geschiktste , welke lange vingeren en dünne of smallc banden hebben.
DERDE HOOFDSTUK.
Over het uitvallen van den Draagzali.
Bij moeijelijke geboorten of door het onvoorzigtig afhalen der nageboorte , gebeurt het dikwijls, dat de draagzak omgekeerd naar buiten komt; geschiedt zulks, zoo moct dezelve , op de volgen Je wijze, wederom binnen worden gebragt. De draagzak word met laauw warme melk van aanhangende vuiligheden gezuiverd : alsdan zet men de vingeren in deszelfs midden en schuift hem in de scheede terug. Zijn de vingeren te kort , om den draagzak verder geheel naar binnen te brengen , zoo neme men een glad stokje, ter dik-te van een duim , welks eene einde afgerond is ; om dit eind binde men een zacht doekje , en doope het-zelve in olie ; nu zette men het in den draagzak en schuift .denzelven daarmede voorzigtig bihnenwaarts, op zijne plaats. — Deze bewerking, om den draag­zak naar binnen te brengen, geschiedt het gemakke-lijkst, Indien het Schaap van achteren hooger dan van voren Staat, ten welken einde het somwijlen dienstig is , dat hetzelve bij de achterbeenen , door een helper, iets opgeligt wordt.
Y 2
Bg-
-ocr page 578-
632
#9632;
BiJToegselen tot de inwendige ziek-ten der Schapen.
VIII. AFDEELING.
OVER DE INWENDIGE ZIERTEN DER SCHAFEN.
Derdt Hoofdstuk, blz. 495. Mededeeling omtrent eene nieuwe worm-ziekte, bealempeld met den naam van zenuw-aandoening [maladie vermineuse) , van de trülende- of beef-ziehte {maladie tremblante) , welke zieh onder verscheidene Schaaps-kudden heeft geopenbaard ; Vce-artsen'tjk. Magazijn, Draquo;.J , blz. 393. — Vcrgelijking dezer ongesteldheid met de ziekte der Schapen, welke in ons Land voorkomt onder den naam van schuur of de schuring ; t. a. p., blz. 397. — De aanwe^nding van bet werkdadig brand-ijzer aanbevoleu, als voorbehocdmiddel tegeu de draai-ziekte; Vee-artsenijk, Magaz. D. II. , blz. 580.
Vijfde Hoofdstuk, blz. 498. Boor de ontwikkeling van cene eigene söort van draad-wormen in de longon {stron-gylus filaria), wordt bij de Schapen meermaleu de worm-itchtige longontsteking voortgebragt. Men zic de waarne-ming van den Vee-arts Rousseau, omtrent de aariwezig-heid van wormeu in de luchtpiips-takken, bij fijnwollige Lammeren ; Vee-artsenijk. Mag. , D. II , blz. 536.
Zevende Hoofdstuk, blz. 505. Mededeeling omtrent de goede uitwerking van de inenting der Schaaps-pokken, door den Vee-arts Allem and, te Chateau-Renard; Vee-arlsenijk. Magazijn, D. I, blz. 425. — Verslag omtrent de inenting der pokken aan Schapen , verrigt in de maand December 1828, door den Vee-arts Gr, Kijlstra, L z.; t. a.p,, D. II, blz. 364. — Bljvocging van Dr. A. Nu man, t. a. p., blz. 375. — Eenige raededeelingen omtrent de schaaps-pokken, welke, in het iaar 1828 en I829geheer3cht hebben , in onderscheidene streken der Provincie Drenthe , door den Vee-arts E. Jansen; t. a p., blz. 381.
Tiende Hoofdstuk, blz. 509. Bij de Lammeren ontstaat niet zeldea eene belctte spijs-vertering, uit onverteerdcraelk, waarbij de dicren vcelt'ijds stijf worden , tcrwijl de gewrich­ten daarbij zwellen en pijnlijk zljn. De oorzaak ligt vrij algemeen in eene tc vette en te dikke hoedanigheid der melk, doordien de moeders te sterk met verbittend voeder , zoo als boonon en wikken, worden gevoederd. Niet zelden aan hierdoor velc Lammcreu verloren. Ter herstelling is
het
-ocr page 579-
533
het, noodig de moedcrs minder sterk tevdederea, ea aaa de Lammeren zachte laxeermiddelen van rhaharber met mag­nesia toe te dienen. De stijve gewrichten wassche men met eene ontbinding van 2 looden gewone zeep, in 6 oncen water, even zoo veel genever of brandewijn , en 2 drachmea ammoniak-geest, Men zie hierover: Waarnemingen omtrent oene ziekte onder de Lammeren , voortvloeljeude uit eene belette spijsvertering (indigtstion laiteuse) , door den Hoogl. Barthelemij; Vec-artsenijk. Magazijn , D. I, biz. 378. Vergelijk. hiermede de waarnemingen van genoemden Hoog-loeraar , omtrent eene jichtachtige outsteking der nahands-beenderen bij de Lammereu van eene kadde Mcrino^-Scha-pcn; t. a. p., D. II, biz, 161,
V 3
X. AF-
-ocr page 580-
534
X. AFDEELING.
O V B R DE
UITWENDIGE ZIERTEN
DER
ZWIJIffEN OF VARKENS.
EERSTE HOOFDSTDK.
Over de ziehten der Oogen.
De Zwijnen zijn menigvuldig aan oogziekten onder-hevig ; cr vloeit hun een -witte kleverige etter ult de oogen, waardoor de oogleden aan elkander lleven ; Viet is in dit geval noodzakelijk , dat men de oogen , door middel van eene spons of een zachten lap , met laauwe melk van den etter zuivere en dezelve schoon afwassche. Is zulks geschiedt, zoo strijke men, een-maal daags, loodwit-zalf met kamftr bereid , zoo als op biz. 15 en 17 bij de oogziekten der Paarden voor-geschreven is , ter hoeveelheid van de grootte eener ha-zelnoot op dezelve, waardoor het etteren der oogen spoedig zal ophouden.
*#9632;
TWEEDE HOOFDSTUK.
Over de Wormen en verzwering in de Goren.
In den zomer leggen de vliegen het broedsel der #9632;wormen in de ooren van de Zwijnen. Deze knagen de
'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; in-
-ocr page 581-
535
inwendige huid van het oor door, hetwclk jeuite of pijn en verzwering vcroorzaakt. Men kcnt zulks uit de volgcnde teekenen: De Zwijnen wrijvcn de ooren aan de wanden, of schudden dikwijls met den kop, en krabben aan dezelve met de achterpooten ; de ooren zijn gczwollen en hangen bij den kop neder. Zoodra men zulks bemerkt, moeten de ooren naauwkeurig onderzocht worden , en wanneer er zieh reeds wormen in dezelve bevinden , moet men deze daaruit trachten te verwijderen, door middel van een geschikten honten spaan ; is zulks geschied, zoo strijkt men, mets het ruige eind van eenc voder, terpentijn-olie rondom van binnen in het oor, en herhale dit dagelijks, totdat de zweren in het oor zijn genezen.
Men kan ter genezing dezer verzweringen ook het vol­gcnde middel gebruiken.
Neera : Lood-suiker , een vierendeel loods , Kalkwater, een pond.
Meng het te zamen.
Jliermede worden de ooren, twee malen daags, van binnen uitgewasschen , of men bevochtige telkens eene kleine spons in het vocht, en brenge dezelve in het oor , waardoor het spoedig heelen zal. — Eenigen geven den raad , em de ooren allecn van binnen met warmen azijn te wasschen, en vervolgens wanneer ze schoon zijn, met een mengsei van ongel, teer en een weinig xeep te smeren.
DERDE HOOFDSTCE.
Over het verstuileen van de gewrichten der Beenen.
Heeft er bij een Zwyn eene verrekking of verstui-king aan cenig gewricht der voor- of achlerbeenen plaats, waardoor hetzelve kreupcl gaat, zoo moet op dit ge­wricht dagelijks twee malen, de volgende zalf ingesmeerd worden.
Neem : Spaansche Zcep, vier looden.
Geschrabt zijndc, wordt dezelve met irandewijn tot eene zalf gewreven; meng er alsdan bij :
Fijn gewreven Kamfer , een vierendeel loodlaquo;. Y 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Men
-ocr page 582-
536
Men houdt met dit insmeren zoo lang aan, tot dat de kreupelheid over is.
VIEBDEHOOITDSTUK.
Over de ontstelting der Vocten en verzwering der Klaauwen.
Wanneer eon Zwijn kreupel gaat, en men ontdekt, dat een der voeten heet, gezwollcn en pijnlijk is, als men op denzelven drukt, zoo moot dc ontstoken voet gezet worden in een zakje, gevuld met een mengsel van leem-aarde en azijn. Hei zakje. wordt boven de knie om het been vastgebonden , en de leem-brij, meet twee malen daags, vernieuwd worden, tot zoo lang dat dc Ewclling verdeeld is, en het varken niet meer kreu-pel gaat* Is er reeds etter geboren, welke aan den rand of zoom des booms of- tusschen de klaauwen uilbreekt, zoo moot men. den hoorn, zoo ver deze , door de verettering is los geworden, wegsnijden. Vervolgens bevochtigt men een weinig werk of vlas met bet on-derstaande middel, legt het over den wond, woelt er nog eenig droog werk om , en zet den voet in het gemelde ledige zakje , hetwelk op de voorschrevene wijze wordt vastgemaakt.
Neem : Ä luin ,
Vitriool, (Wit Koperrood), van ieder eenlood.
Los dezelve in een pond water op.
Met dit middel, hetwelk, twee malen daags, vernieuwd wordt, houdt men zoo lang aan, totdat dc verzwering genezen is.
VWFDE HOOFDSTUK.
0raquo;er de rotachtige zlekte der Borskien,
Deze ziekte wordt vooral bij die Zwijnen waargeno-men, welke langen tijd in een' vocbtigen, onzuiyeren en rotaehtigen stal gelegen hebben, en zeldzaam in de vrjje lucht gelaten zijn geworden; veel zeldzamer daaF-
en-
-ocr page 583-
53?
enlegen heeft dezelve plaats bg die, welke in de weide gaan, in den winter eeu' zuiveren en luchtigen stal hebben en dikwijls naar buiten gelaten worden.
Men neemt hierbij de volgende kenteekenen waar: het Varken verliest langzamerhand den eetlust; de bor-stels worden los, en wanneer men eenigen uiltrekt, zoo neemt men, bij naauwkeurige bezigtiging, aan derrclver einde eene knoestachtige dikte of bol waar, welke rood van kleur is.
Zoodra men deze ziekte uit de voorschrevene teamp;ke-nen kcnt, moet men vooreerst den stal van goed zui-ver stroo voorziefi, denzelven zuiveren en luchten, vervolgens de Zwijnen, eenige dagen achter elkande-ren, met zeepwater , door middel van een borslel, over het gansche ligcbaam wasschen , hen alle dagen , twee malen, in de open lucht brengen, en de vol­gende middelen toedienen , waarmede men tot de vol-komene genezing moet aanhouden; men neemt acht looden suurdeeg, lost hetzelve op in sure melk, en geeft zulks , in drie malen verdeeld , op een dag on-der het voeder. Men raspe vervolgens eikeribast tot grof poeder en koke daarvan een pond in zestien ponden water, en geve van dit af kooksel , telkens een pond onder het voeder, waarbij men ook nog een lood genever-hexien voegen kao. Wordt deze ziekte ver-zuimd, zoo voegt zieh gemeenlijk de volgende bij dezelve.
ZESDE BOOFDSTCE.
Over de Verlamming van achteren.
Deze ziekte is, zoo als gezegd is, een gevolg van de rotachtige ziekte der borsielen. De Zwgnen zijn bjj dezelve aan de achterste deelen geheel verlamd, waardoor de achterbeenen onder het loopen achter ua slepen ^ ook vertoonen zieh , Indien de ziekte den hoogsten trap bereikt heeft, blazen op den tong. Dit is dati de hoogste trap der borstel-rotting , welke zeer moeijelijk is te genezen. De Zwijnen eten, ge-durende dezen tyd, weinig of geheel niets.
Y 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Zoo-
-ocr page 584-
538
Zoodra een Varken, door deze verlamming aan de achterdeelen, overvallen wordt, geve men hetzclve het volgendc middel.
Neem : Kamfer, een half lood, Ammoniak-zout, Salpeter , Genever-lczien, Tan ieder een half lood,
Alles tot een fijn poeder gewreven en onder elkander gemengd zijnde, verdselt men het in twaalf gelijke deelen. Hiervan geeft men het Varken, drie malen daags, 's morgens , 's middags en 's avonds, telkens een poeder met water in; 00k moet op iedere lende de volgende Ealf eenmaal ingewreven worden.
Neem : Poeder van Spaansche Vliegen, een half lood, Varkens-reuzel, vier looden.
Meng het te zamen.
Is de verlaraming der achterbeenen nu hierna verdwe-nen, zoo jnoeten de middelen , welke legen de rotting der borstelen voorgeschrcyen zijn, zoo lang aangewend worden , totdat hel Zwijn ten vollen genezen is.
ZEVENDE HOOFDSTÜK-.
Over de Sehurft en de Luis-ziekte.
De sehurft vertoont zieh door eene drooge korst of 00k door blaren of pokken over de huid, die jeukte veroorzaken, hetwelk de Varkens , door zieh bestendig te wrijven en te schüren , te kennen geven; somwijlen wrijven zij zieh geheele plekken raauw.
Men geneest dit ongemak op de volgende wijze : Vooraf geeft men de Zwijnen , welke hieraan onderhe'vig zijn , drie malen daags, een vierendeel loods spiesglans en even zoo veel gele, tot poeder gewrevene iwavel on­der het voeder, en houde met het gebruik van dit middel acht dagen aan. Heeft men dit middel vier dagen lang aangewend, zoo wascht men de schurftige plaatsen, alle dagen, met een loog, uit een half schepel hoen-dermesi en even zoo veel asch, ki twaaif pondefi wa­ter , gedurende een kwartier uurs, gekookt. Indien het sehurft hierdoor niet mögt genezen , zoo moet het-
zel-
-ocr page 585-
539
zelve met de zalf uit salpeter , zwavel en Ujn-olie in-gewreven worden, welke bij het schärft der Paardcn is voorgeschreven.
Men kan ook de schurftige plaatsen wasschen met eene sterke loog, gemaakt van tabalis-steelen of slechUn iahak met asch, op water getrokken, welke zoo warm als de Zwijnen het lijdcn kunnen, mod worden aan-gcwend.
Tegen de luis-ziekte dienen de volgende middelen gebruikt te worden: men wascht de*#9632; plaatsen, alwaar de luizen zieh bevinden , met genever, waarin eene goede hoeveelheid hnoflook is gewreven. Na verloop van eenige uren worden deze plaatsen met water afgewasschen. Ook kan men de knoflook onder de varkens-reuzel of ganzen-vet wrijven en daarmede de Varkens besmeren.
Hceft men gelegenheid om de Zwjjnen by deze ziek-te , eenmaal daags, in het water te jagen , zoo is zulks zecr nuttig.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; *
ACHTSTE UOOFDSTUE.
Over de Wenden.
Wanneer ecn Zwijn gewond is, hetzrj door het bijten van ecn bond of op eene andere wijze, zoo bestrijke mon slechts de wonden, eenmaal daags, met terpenlijn-olie, waardoor dezelve spoedig genezen. Deze olie weert ook de vliegen af, welke zieh anders in de wonden zetten en er eijeren in leggen , waaruit wormen ont-staan. Zijn de laatsten evenwel , door verwaarloozing dezer voerzorg, reeds daarin voortgebragt, zoo meet meo de wonde vooraf van dezelve zuiveren, door ze er uit te nemen.
KEflBNDB BO, OFDSTÜE.
Over He Kneuxingen en Etkrgezwetlen.
Zoodra zieh aaa het ligchaam van een Zwijn eene verhevene zwelling raquo;f buil vertoont, moet men ter-
Y 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; stond
L
-ocr page 586-
540
stond onderzoekcn, of dezelve week of hard zij. Is het gezwel week, zoodat men daarin etter vermoeden kan, zoo meet hetzelve terstond geopend worden; want men moet bij de zwijnen daarmede niet zoo lang wachten , tot dat de etter, van zelven door de huid breekt, en het gezwel opent, dewijl de huid bij de Zwijnen te dik is en, uit dien hoofde, de etter te lang onder dezelve blijft staan , eer hij die doorknagen kan; hierdoor moet de etter zieh onder dezelve besten-dig wijder vcrsprciden en den etterzak vergrooten. Na dat nu het gezwel geopend is, moet de wonde dage-lijks uitgewasschen en van den uitvloeijenden etter ge-zuiverd worden ; men bestrijkt hierna dezelve met terpentijn-olie, tot dat zij genezen is. — Doch, is in-tegendeel, de buil hard, en door een slag of stoot te weeg gebragt, zoo dient op dezelve, eenmaal daags, de zalf ingesmeerd te worden, welke op bladz. 53S legen de verstuiking der gewricMen voorgeschreven is, waardoor de gekneusde zwelling weldra zal verdeeld worden.
XI.
-ocr page 587-
541
XI. A F D E E L I N G.
OVER DE
INWENDIGE ZIEHTEN
D E 11
ZWIJNEN OF VARKENS.
EERSTE BOOFDSTDE.
Over de Keelontstehing of Keelziehte.
Deze zielte , ook da hron , het hahgezwcl, het viil-de of loopcnde vuur, genocmd , ontstaat door koude , voomamelijk -wanneer de Zwijnen , in het voorjaar of in den herfst, 's morgens te vroeg in de weide ge-dreven worden, terwijl de rijp nog niet opgedroogd is ; ook kan dezelve in den zomer door kouden regen , of hagel-buijen veroorzaakt worden. Insgelijks kan zij door gebrek aan water en droog weder worden voort-gebragt.
Derzclver kenteekenen zijn de volgende : het Zwijn wordt lusteloos, en er vlocit eene waterachtige voch-tigheid uit de oogen ; de ooren zijn koud, en er vloeil een taai wit slijra uit den neus; onder het eten schudt het Varken dikwijls met den kop , dewijl hetzelve het yoeder niet goed doorslikken kan , en daarbij pijn on-dervindt, ook is de muil droog en heet. Stijgt de ziekle hooger , zoo zweit de hals voort achter het ka-kebeen op ; dezc zwelling slrekt zieh veeltijds tot de borst Y 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; en
-ocr page 588-
542
en den bnik uit, tcrwyl de kop daarbij opgezet is ; dc long wordt alsdan ecrst rood en vervolgens bruin ; ook vertoonen zieh somwijlen bruine of zwarte plek-ken aan den hals , hetwelk ecn lecken van het kou-de vuur en cen' nabij zijnden dood is ; wanneer het Zwijn schreeuwl , zoo is de stem hcesch.
Zoodra deze gevaarlijke zickle onder eene kudde uitbreckt, is het ter voorbehoeding noodig , dat al de Zwjjnen ecrst adergelaten worden, hetwelk op deze wijze, aan de ooren en den slaart geschiedl, , dat men , of in ieder oor , en wcl aan het onderste gedeelte, alwaar de meesle äderen liggen , eene in-snijding doet , ter dieple van ongevcer twee vingeren breedle , of ook een stuk van den slaart afsnijdl. Men-kan evenwel , bij de keelonlsleking , met hcl meeste nut , de ader onder de long openen. Vervolgens geve men hun dagelijks zure melk te drinken , waarin voor ieder Zwijn een lood wonder-zont en een half lood Salpeter Äoet worden opgelost. — Deze evenredigheid is voor groote , volwassene Varkens ingerigt ; aan Varkens van middelbare grootte geeft men de helft en aan de nog jongeren een derde gedeelte van het voorgeschrevene middel. Houdt men hiermede aclit da-gen aan , zoo zullen de Varkens van de keelziekte be-vrijd blijven.
Worden nogtans de teekenen der ziekte reeds bij de Varkens waargenomen , zoo moet men dezelve op de voorgeschrevene wijze quot;aderlaten en, drie malen daags, zure melk , waarin telkens een half lood won-' der-xout en een vierendeel loods salpeter is opgelost , ingeven , en daarmede zoo lang aanhouden , toldat de ziekte genezen is. De zure melk dient als een der voornaamste middelen legen deze ziekte te worden aan-gemerkl, weshalve men daarvan zooveel geven kan, als het Varken hebben ml. Ook is het hoog nullig, dat men den hals, naar beneden, achler de kaakbeen-deren en tusschen dezelve, twee malen daags, met de kamfer-olie inwrjjft , welke bij de inwendige ziekten der Paarden , op biz. 152 , logen de keel-onlsteking it voorgeschreven.
In plaats dezer olie , kan men ook , eenmaal daags, de volgende zalf rondom den hals inwrijven, nadat de borsteis weggeschoren zyn :
Neeu:
-ocr page 589-
543
Neem : Poeder van Spaansche Vliegen , een lood , Yarkens-reuzel, vier looden.
Meng bet naauwkeurig te zamen.
Wanneer bij deze ziekte bet slikken begint moeijelijk te worden , en het Zwijn dus niet meer eten wil , zoo moet men vier looden salpeter en acht looden wonder-zout met honig tot eene likking maken,' en het Zwijn daar-van, alle vier uren, een lood op de tong strijken en doen doorslikken; hierbij moet het inwrijven der fcam-fer-olie aan den hals niet verzuimd worden, (*)
TWEEDE HOOFDSTÜE.
Over de ontsteking der Hersenen of Razernij.
Deze worden aan de volgende teekenen gekend: het Zwijn verliest den eetlust, loopt in het eerst stil voor zieh been, of gaat op den grond liggen; de oogen staan wild en glinsterende in het hoofd; de ooren zjjn ongemeen warm; de muil is beet en droog; het Zwijn krabt zieh met de achterpooten dikwijls achter de ooren , en stampt met de voorpooten gedurig op den grond ; vervolgcns wroet hetzelve met den snuit, ge-
wel-
(*) In het jaar 1816 huerschte er in de Proyincie Gelder-land, onder de Zwijnen , eene kvraadaardige keelziekte, waaraan een zeer groot aantal dezer dieren, in körten tijd , omkwam. Dezelve was van dien aard, dat de ontsteking zeer spoedig tot het koude vuur oyergiug , en zieh doorbe-smetting verspreidde. Behalve het inwrijven van Spaansche vlieg~zal/ onder den hals, twee malen daags , totdat er Ma­ren aan dcnzelven ontstonden, wcrd door des Vee-arts H. SCHntiTZE , inwendig daartegen het volgende middel, met goed gevolg , voorgeschreven.
JNccm; Zwavel, een half lood . Salpeter,
Ammoniah-zout, van ieder een vierendeel loods, Heulsap (opium) ^en greiu.
Alles tot een poeder onder elkander gewreven zijnde, werd hetzelve, drie malen daags, met een half pint room ver-mengd, aan een volwassen Varken iugegeven, Aan een half votwassen Varken wcrd do helft des middel s toegediend. — Oot was bet nuttig dil poeder aan de gezonde Varkeas t drie dagen lang , als voorbehoedmiddel te gereiu
-ocr page 590-
544
wddig in den grond, bijt rondom zieh been, en loöpt met den kop legen de wanden.
Ontstaat de dolheid in den zomer bjj heet cn droog weder, en is men zieker , dat er geen dolle hond on-der de kudde geweest is , door welken het Zwijn zoude kunnen zjjn gebeten, zoo moet men het dolle Zwyn ter-stond aderlaten, dat-is, in de beide ooren eene insny-ding maken, en een gedeelte van den staart afsngden; men geve hetzelve tevens, drie malen daags, telkens een achtste lood salpeter, in water opgelost, in, ea omwindt den kop met linnen doeken, welke bestendig met koud water moeten nat gehenden worden. Aan beide de zijden van den hals en naar den sehender toe, moet op . eene plaats, ter grootte van eene hand, Spaansche vlieg-zalf waarvan de bereiding op biz. S43 is voorgeschreven, eenmaal daags ingewreven worden.
Wil het Zwijn iets eten, zoo moet men hetzelVe zure melk geven. Met het ingeven van het mlpeter en het bevochtigen van den kop met water, handt men zoo lang aan, tot dat de ziekte volkomen gene-zen is.
Ook kan de razernij der Zwijnen door den beet van een dollen bond worden te weeg gebragt; waaromtrent in het hoofdttuk over de honds-dolheid gehandeld wordt.
DEBDB BOOFDSTDK.
Over de Garsterikorrel of Tongllaar.
Bit ongemak vertoont zieh bij de Zwijnen dooi eene bläar op de long, of aan het verhemdte; en heeft eene groote overeenkomst met den kanker aan de tong bg het rundvee. Ook gaan daarmede de volgende ken-teekenen gepaard : het Zwijn verliest den eetlust-, gaat liggen, zonder zieh veel tc bewegen, en knerst dikwijls op de tanden; sommige Varkens vertoonen zieh mat en waggelen ginds en herwaarts. Bemerkt men deze ziekte niet tijdig genoeg, zoo wordt de ge-melde blaar bruin of zwart, en gaat tot het vuur over, waarbij eene boosaardige koorts ontstaat, die snel
de
-ocr page 591-
#9632;
545
de overhand nqfemt, en het Varken spoedig doet stcr-ven. Zoodra zieh de cerste kenmerken van dit ongc-mak vertoonen, moot men den mond naauwkeurig on-derzoeken , en -wanncer de blaar ondett wordt, moet dczelve met een mes , hoedanig bij de tong-blaar van het rundvee opgegeven is of met een blikken lepel zuivcr uilgcschaafd , en de wende dagelijks drie malen, met het volgende middel bestreken worden, totdat de-zelve genezen is.
Neen : Azijn , twee lepels vol, Honig , Zout , van ieder een lepel vol,
Meng hetzelve onder elkander.
Nadat de blaar is uitgeschaafd , moet de mond met zout water zuiver uilgewasschcn worden , opdat er van den etter, welke zieh uit de blaar ontlast heeft, niets in de mond blijve hangen.
VIERDE HOOFDSTUK.
Over de Gorligheid of Vinnigheid.
De vinnen of zoogenaamde gort-blaartjes zijn eene soort van blaaswormen , (hudatis finna) welke zieh door het geheele ligchaam verspreiden ; bij eenige Varkens hebben zij de grootte van een speldekop ; bij anderen bereiken zij de grootte van ecne erwt. Het ze-kerste middel , om dezclven bij de Varkens te herken-nen , bestaat daarin , dat men hen nederwerpt, ecnen knuppel in den muil houdt en de long naar voren trekt, wanneer men , onder deze , kleine blaartjes of verheven-heden ontdekken zal ter grootte van een gicrst-korrel , die week zijn en zwartachtig doorschijnen. In het vre-ten knarssen de gortige Varkens veel op de tanden, en ztj gevoelen pijn , als men de gort-blaartjes aanraakt. Er worden nog wel andere teekenen opgegeven , waar-door men de vinnen bij de Zwynen zoude kunnen ontdekken, namelijk, dat zij van voren vet en van achteren smal en mager worden , eene heesche stem en dikke kinnebakken hebben , dat zij ongaarne op de ach-terpooten gaan en dat de hären , welke men hen ach­ter-
-ocr page 592-
546
ter de oorcn en aan de heupen uittrekt, aan de wor-tel bloedig of roodachtig geel zijn ; deze kennicrken zijn noglans zecr bcdriegelijk.
Ofschoon de wijze , hoc deze blaas-wormen in de ligchamen der Varkcns voortkonien , zcer moeijelijk en even min met zekerheid schijnt te kunnen -worden ver-klaard , als hot ontstaan der blaaswormcn in dc hoof-den der draaijende Schapcn , zoo is het cvcnwcl waar-schijnlijk , dal de eigene morsigheid der Zwijnen , j3n hot onreine voedscl, dat doze dicrcn somwijlen in groo-tcn ovcrvloed bekomen , tot dcrzelvcr ontwikkeling aanleiding geven. Hot wilde Zwijn toch , dat de gcle-genhcid mist, cm zoo vcel vuilnis tc verzweigen en meeiendcels van koorn, vruchten , eikels en wortelen leeft wordt even min gortig als de bigge , welke nog door de mocder-mclk gevocd wordt. Ook kan men dit ongeraak bij dc tamme Varkcns niet anders voorko-men, dan door dezelve in een zuiver hok tc plaatsen , en bun, in ecne genoegzame mate, gezond vocder voor te werpen. Men wil ook, dat bet schielijk drin-ken van koud en morsig water , als bet Zwijn sterk Verhit is, de gortigheid kan veroorzaken. In drooge en heetc zomers -wordt dezelve meer algcmeen dan in koele en nattc zomers waargenomen.
Neemt men nu de zoo even genoemde verhevenhe-den of Waren onder de tong waar , zoo meet men de Varkens , alle dagen eenmaal , een lopel vol asch van eikenhout , en een half lood sjaiesglqns onder het voeder mengen , of,
Neem : Reinevaurs-kruid ,
Duiiendgnlden-liruid, van iedcr zes looden.
Wrijf het tot poeder en meng het onder elkander.
Hiervan geve men , dagelijks , een half lood onder het voeder , totdat het pocder opgebruikt is.
Volgens de waarneming van sommige ervarene var-ken-meesters kan men tegen de gortigheid gcen on-fcilbaarder middel aanwenden , dan het vaten-spoelsel , dat in koperen pannen verzaraeld is, bctwelk de Var­kens dagelijks als drank moct -worden gegeven. Zij , die geen koperen vaatwerk bezitten, om daarin de gemelde spocling te verzamelen , kunnen ook geljjke deelen zout en kopervijhel vermengen , als wanneer het koper door het zout geheel zal verteerd worden. Hier­van
-ocr page 593-
547
van moet men • dagelijks een lepel vol onder het voe-der der gortige Varkens mengen. Indien dit soras te omslagtig mögt wezen , zoo moet men ten minstc , bin­nen in den trog , waaruit de Varkens eten, een kope-ren plaat vastspijkeren.
Wanneer men bij het slagtcn bcvindt , dat cr vinneu in het vlcesch van het Zwijn aanwezig zijn , zoo kan men hctzclve, zonder eenig gevaar , nuttigen , dewjjl men daar van geenc nadeelige gcvolgen te vreczen heeft.
In het koopen van Varkens , moet men , bij het be-zigtigen hunner tongen , zorgvuldig oppassen , dat niet een ander hen , terzelfder tijd , op den staart trede ; daar zij , in geval van gortigheid, dan de blaartjes terstond naar binnen trekken , zoodat men dezelve on-mogelijk gewaar kan worden.
V1JFDE HOOFDSTUK.
Over de Poliken.
De Pokken der Varkens komen voor onder de ge-daante van kleine zweren over de huid, welke open-breken , eene korst maken en vervolgenraquo; genezen; de jonge Varkens zijn meest aan de pokken onderhe-wig. Doorgaans worden de oogen door dezelve zoo-danig aangedaan , dat zij gehcel en al too zweren; deze moeten daarom met laauwe melk dikwijls gebaad worden, totdat zij wederom open gaan ; vervolgens moet de etter vlijtig daarmede afgewasschen worden, dewijl het dier anders gevaar loopt van blifad te worden.
Verder moet het Zwijn, aan hetwelk men waarneemt, dat het de pokken knjgt, terstond van de overigen verwijderd en afgezonderd worden, terwijl hetzelve anders niet alleen de Zwijnen , welke op dezelfde hoe-ve zijn , maar zelfs andere kudden zoude kunnen aan-steken.
Voor het overige geeft men de Zwijnen, bij deze ziekte , zure melk te eten, waaronder men dagelijks het volgende poeder , en wcl telkens een lood van het­zelve mengen kan.
Neem :
-ocr page 594-
'
548
Neem; Zwavel, vier looden ,
Gcnevcr-iczien , acht looden. Tot een poeder gestampt zijnde , menge men hclzdve onder elkander.
ZESDE HOOFDSTCK.
Over de roodhcid of de Mazelen.
üij deze ziekte hebben de Varkens een afkeer van het eten ; de huid en oogen zijo rood , somwijlen krij-gen zij een' rooden nitslag op de huid ; in de achter-beenen bespeurt men ecne krampachtige trekking. De ze zieklc onlstaat uit onzuiverheid en gebrek aan ge-noegzaam drinken. Men geneest dezelve door het doen eener aderlating onder den slaart, en door hot herhaald wasschen der huid met Icalhwater.
Ecnigen prijzen aan, om het zieke Varken, geduren-de eenen middag en den daarop volgenden dag, te la-ten vasten, en aan hetzelve vcrvolgens, eenige dagen lang , warm voeder te geven, waarin twintig greinen zout van hartshoorn en vier looden ammoniak-zout ont-bondfin zjjn.
EEVEMDE HOOFDSTDK
Over den Hoest.
Deze ontstaat, of uit het vatten van koudc, of door stof, hetwelk, bij droog weder, van de paden, door het loopen der Zwijnen , in de hoogte stijgt, en het­welk zjj genoodzaakt zijn binnen te slikken. In het begin scMjnt deze hoest van weinjg belang te z^jn , doch wordt dezelve veronachtzaamd , zoo kan daaruit eene uittering geboren worden.
Is de hoest uitgevatte koude ontstaan, zoo doet het volgende middel daartegen zeer goede diensten.
JVeera : Zoethout, Anijs-zaad
Bei-
-ocr page 595-
549
Beide tot poeder gestampt zijndc , menge men het-zelve met acht looden honig tot eene likking.
Hiervan strijkt men , dagelijks twee malen , eene hoe-veelheid , ter grootte van eene walnoot, op de tong. Indien de hoest verouderd is , en hot Zwijn reeds aan de beginselen der uittering mögt onderhevig zijn , hel-welk men daaraan herkennen kan , dat hetzelve mager wordt, zoo moet het -volgende middel gegeven wor­den.
Neem ; Zwavel-bloem ,
Poeder van Gentiaan-Wortel. raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Zoethout, van ieder vier looden.
Meng hetzelve te zamen, en maak het met een half pond honig tot ecne likking.
Hiervan strijke men het Zwijn , twee malen daags, telkens de hoeveelheid ter groottc van eene walnoot, op de tong, en houde daarmede zoo lang aan , totdat de hoesl genezen is.
Is binnengeslikt stof de oorzaak van den hoest, zoo zal dezelve spoedig over gaan , wanneer men de Zwij-nen dikwijls zure melk to drinkcn geeft.
A C H T S T E H 0 O F I) S T I.' K.
Over de Bevangenheid.
Deze ziekte kan door twee oorzakcn te wecg worden gebragt, namelijk: door te gulzig eten, of ook indien de Zwijnen slerk legen den wind gedreven worden. Zij vertoont zieh onder de volgende kenlcckenen: het Zwijn verliest den eetlust; is ncerslagtig en de ooren zijn koud ; het dicr ligt den meeslcn tijd; eenigen loopen geheel stijf.
Zoodra deze vcrschijnselen zieh openbaren, moet men het Zwijn aan de beide ooren en aan den staart ader-laten deg; en hetzelve, twee malen daags , telkens een half lood van hot volgende poeder, met water , ingc-ven, en daarmede voortvaren, totdat de ziekte gene­zen is.
'Neem: Gentiaan-wortel,
Genever-bezien , van ieder een lood ,
Kam-
-ocr page 596-
650
Kamfer, een vierendeeel loods.
Alles tot poeder gewreven zijnde, menge men het te zamen.
Dit middel is voor een volwassen Zwijn ingerigt; aan een jonger geeft men , naar evenredigheid minder.
REGENDE HOOFDSTÜK.
Over de Braking.
Deze ontstaat, wanneer een gulzig Zwijn lets eet, hetwelk braken kan te weeg brengen , als hoendermest en andere vuiligheid, wilde kervel , of eenig onge-zond voedcr.
Hierbij meet men vooreerst zorg dragen , dat het Zwijn het uitgebraakte niet wederom opcet , dewijl daardoor op nieuw het braken wordi opgcwekt, het­welk somwijlen zoo lang aanhoudt, totdat de maag tot zulk ecene gesteldheid gebragt wordt, dat dezelve geene voedcr meer kan binnen houden.
Somwijlen houdt het braken reeds alsdan op, wan­neer het Zwijn de schädelijke stof , welke hetzelve heeft uitgebraakt, niet wederom binnenslikken kan; doch houdt hetzelve aan, zoo meet men twee eijer-dojeren in wat water oplossen , en deze gift, alle twee uren , ingeven , tot zoo lang , dat het braken is opge-houden. Indien nogtans het Zwijn vervolgens het voe-der wederom op nieuw mögt overgeven, zoo geeft men hetzelve, drie malen daags, telkens een lood theriak, tot dat het voeder wordt binnen gehouden.
Wanneer de maag door eene aanhoudende braking verzwakt is, zoo meet men het Varken alle ruw en grof voeder onthouden, en aan hetzelve gestampte boonen, met eenig venkelzaad, onder water gemengd, tej vreten geven, welk voeder de maag versterkt, -en den eellust opwekt, Ook is het niet ondienstig hetzel­ve , des morgens vroeg, waterraquo;, in hetwelk eenig zout on boonenmeel gemengd zijn , te drinken te geven. Een-maal daags geve men het Varken een of twee banden vol zuivere gewone asch met water in,
TIEN-
-ocr page 597-
551
TIENDE IIOOFDSTCK
Over de Miltmcht of Duizeling
Niettegenstaandc deze ziekte den naam van miltzucht draagt, heeft zij nogtans nict allecn hare zitplaats hi de milt, maar de lever is insgclijks door dezelve aan-gedaan. Zij bestaat in ecnc verstopping dor vaten , waardoor zoowel de lever als ook de milt opgezet en verhard worden.
De quot;Varkens, door deze ziekte aangedaan, loopen, even gelijk de Schapen , welke aan dc draaijing onder-hevig zijn , in het rond, zij worden daarbij tevens kortademig en krijgen een' droogen hoest. Drukt men het Varkcn in dc llnker-zijdc, zoo ncemt men aldaar, imlien de milt aangedaan is , eenc mecr dan gewone hardheid waar, wclke drukking het dier tevens pijn veroorzaakt.
De oorzaak dezer ziekte is gelegen in al te veel eleu en drinken. Varkens, die gemest worden, en grof of te slijraig voedscl, zonder genoegzaam drinken bekomen, zijn aan dit ongemak het meest onderhevig.
Derzelver genezing geschiedt op de volgcnde wijze. Ecrst wordt het zieke Varkcn adergclatcn; in den zomor moet men het kruid en de wortelen van hoterhloemcH, (banüncülüs ficaria) , alsrnede van den Leeuwentand of Paarde-bloem , ( leontodox taraxacum), alle dagen versch verzamelen, dezelve zeer kort stampen, en het Varken , 's morgens voor dat hetzelve naar bui-ten gedreven wordt, en des avonds bij de terugkomst, daarmede voederen. — De Varkens etcn zulks doorgaans gaarne, wanneer het onder zure melk gemengd wordt. Onder dit vocder geeft men een deal van het volgende middel.
Neem : Ammoniak-gom,
Ammoniali-zout, van iedcr drie looden , Spaansche zeep, zes looden.
Alles te zamen gemengd zijnde, wordt het in twaalf gelijke deelen verdeeld.
In den winter neemt men, van het gedroogde kruid en den wortel van boterhloemen, zes banden vol, laat dezelve met acht ponden water een kwartier uurlaquo; koken, zijgt vervolgens het af kooksel door, en geeft
daar-
i
-ocr page 598-
552
daarvan aan het zieke Varken, telkens een half pond, onder het voeder, tevens met het voorgeschreven mid-del , totdat de ziekte genezen is.
Het volgendc middel bezit insgelijks eene vermögende uilwerking, om de verstopping dor milt en lever tc verdcelen. Ncem : Gevlekte scheerling (conium macolatüm) , twee
handen vol. Laat dezelve een kwartier uurs in kokend water trek-ken , en ontbindt in het doorgezegen vocht: Spaansche seep , twee looden , Uittrehsel van Leemventand (exte. taraxaci) , een lood. Men geve hetzelve, drie malen daags, in. Het in tevens nuttig, eenmaal des weeks, het Varken, een laxeermiddel te geven, bestaande uit een af kooksel van een half lood senebladen in twee ponden water, waar-in vier looden wonderzout ontbonden worden, hetwelk men op eens ingceft.
EIFDE H0OFDSTÜK.
Over de BwJtpijn.
De oorzaken van de buikpijn der Zwijncn, waarby, dezelve zeer onrustig zijn, niet eten en zieh dikwijls incen krimpen, zijn zeer onderscheiden , doch in de meeste gevallen moct dezelve aan opstopping van win-den of aan wormen worden loegeschrcvcn. Keerat men de opgegevene teekenen van aanwezigc buikpij-nen waar , zondcr dat men nog weten kau, uit wel­ke oorzaak dezelve ontstaan , zoo kan men, in alle gevallen, het volgende middel met nut daartegen aan-wenden.
Neem : Kamille-bloemen , een hand vol.
Laat dezelve, een kwartier uurs, trckken in eeu pond kokend water, en , voeg bij het doorgezegen vocht:
Lijn-olie, acht looden.
Hiervan wordt de helft op eens, laauw-warm , in-gcgeven.
In-
i
-ocr page 599-
553
Indien de buikpijn uit opgehoopte en teruggcliou-dene -winden voorkoint, zoo wordt de buik van hot dier sterk opgeblazen. Men moet in dit geval een half lood Iwmijn-zaad fijn stooten en hetzelve onder den drank mengen.
Men kan insgelijks, legen de buikpijn , den drank, op deze wijze bereid, gebruiken: Älen ncemt ecne goede hand vol liamüle-bloemcn, en even zoo veel gc-stampt lijn-zaad, kookt hetzelve in Iwec poiulen wa­ter , totdat hetzelve slijmaehtig is geworden ; men klaart het af kooksel vervolgens af, en nadat het vocht laauw-warm is geworden, -wordt daarvan Je helft op eens ingegeven. Is de afgang daarbij verstopf, zoo is het tevens nuttig het Varken eene klislecr te zel­ten , bestaande uit drie looden gemeene zeep, in drip ponden warm water ontbonden.
Wordt de buikpijn door wormen veroorzaakt — het-geen men uit derzelver ontlasting met den mest kan afleiden — zoo is het onfcilbaarst middcl daartegen, vier looden fijngewrevcn schoorstecn-roet in een pond melk gemengd, hetwclk op eenmaal moet, worden inge­geven.
TWAALFDE UOOFDSTIJI.
Over do Buik-wateriucht.
Door deze ziekte, -welke door lang aanhoudend nat weor te weeg -wordt gebragt , worden dikwijls gcheele kudden aangedaan. Men kent dezelve aan de volgendc teekenen: de Zwynen worden mager, mat en lusteloos, en krijgen tevens een' dikken buik. Het is om deze reden noodzakelijk, dat men de Zwijnen, gedurende zoodanig weer, indien zulks mogelijk is, binnen 's huis houdt; doch bijaldien zulks niet geschieden kan, moe!. men dezelve ten minsten een klein voeder geven , on-der hetwelk, voor icder Zwijn , een lood van het vol­lende poeder gemengd wordt.
Neem: Kalmus-wortel,
Roode gentiaan-teortel, van ieder aeht looden. Znbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Tot
-ocr page 600-
554
Tot poeder geslampt zijnde, mengt men het onder elkander.
Doch zijn reeds de kenmerken van de waterzucht aanwezig, zoo geeft men, acht dagen na clkande-ren, 's morgens en 's avonds, een vocder, en mengt in hetzelve \oor ieder Zwijn , een lood van het volgendc poeder. ISecm : Roode gcntiaan-toortel, Kalmus-viortel,
Gencvcr-bezien, van ieder zestien looden. Tot cen poeder gestampt zijade, wordt het ander elkandcren gemengd.
jS'adat nu dit middel acht dagen is gegeven, wordt het volgendc aangewend. IS'eem : Bourgondische harst, zestien looden. Los denzelven op in een pond lijn-iolie, en meng er bij :
Prunel-zout (Sal Prunellee) acht looden, Zwavel-lalsem , twee looden , Tot poeder geslampt Pieterselie-zaad, zoo veci als genocg is , om het mengsei de diktc van eenc likking te doen verkrijgen. Hierdan strijkt men een volwassen Zwijn , elken dag, de hoevcelheid ter grootte eener walnoot op de tong; een klein Zwijn evenwel slcchts de helft, cn herhaalt zulks vier dagen achter elkandcren. Aisdan geeft men wederom acht dagen van het eerste poeder, en wisselt hiermede op cleze wijze bestendig zoo lang af, totdat de ziekte genezen is, betwelk daaruit blijken zal , dat de dikke buik verdwenen is, het Zwijn vrolijker wordt en wederom in groei toeneemt.
DEETIENDE HOOFDSTOK,
Over den Loop en den üloedloop.
Dcze zieklc wordt gewoonlijk te weeg gebragt door gevalte koude , en dezelve wordt daarom in het voor-jaar of in den herfst het menigvuldigst waargenomeii; eck ontstaat dezelve door aanhoudend regenachtig weer. Bijaldien dezo ziekte twee of drie dagen aanhoudt en
als-
-ocr page 601-
555
alsdan overgaat, zoo is zij niet schadelijk, maar veel-eer voordeelig; doch duurt dczclvc, langer, zoo wordt zij nadeelig, dewijl de langdurige ioi;iJ de Zwijnen ten eenmale doct uilteren, of de bloetiloop wordt daaruit vcrvolgcns geboren , waardoor de Zwijnen aan het vuur der ingewanden sterven.
Bij deze ziekte raoet men de Zwijnen op den stal houden , hun telkens droog strooijen , gekookte en kort gedrukte aardappelen tot voeder geven , of gcslampte wortclen met zemelcn , stijfsel, of genialen koorn ver­inen gd, en zorgen , dat zij, gedurende de ziekte, gec-iie zure melk erlangen. Om den loop lec stillen , gevc men het Varken dagelijks eene handvol gedroogde en tot mocs gekookte hlaauwe bezim in. Indien men de-zelve niet mögt bezitten, kan men , in derzelver plaats, twec malen daags, telkens een half lood fijn gestampte tormentilla-wortel onder het voeder mengen, totdat de loop over is. — Jongere Zwijnea geeft men een weinig minder.
Ook hier betoont het middcl, dat bij den doorloop van het Rundvee en der Schapen is voorgeschreven en hetwelk uit een aftreksel van roode Gmtiaan- of colomio-tcortel, simaruba, of eikenbast en een bijvoegsel van vloeibaar heulsap bestaat (zie blz.363), goede dicnslen. Men geeft van hetzelve aan een volwassen Zwijn, alle vier uren , drie lepels vol , aan een middeibaar twee , en aan een jong Zwijn een' lepcl vol.
'S
Z 2
Blaquo;
-ocr page 602-
556
Byyoegseleii tot de witwendige en
inwendige ziekten der Zwynen
of Varkens.
X. AFDEELING.
OVER BE UITWENDIGE ZIERTEN DER ZWIJNEN OF VARKENS.
Zesde Hoefdstuk , blz. 538. De Varkens zijn mede aan eene tegennatavirlykc weekheid der beenderen onderhevig, waardoor z'ij als verlamd worden. Men zie hierovsr: Berigt omtrent de been-weekheitL (rachitis)) , in het Departement Vaucluse, Vee-artlaquo;enijk. Magazijn , D. II , blz. 246.
XI. AFDEELING.
OVER DE INWENDIGE ZIEKTEN DER ZWIJNEN OF VARKENS.
Vierde Hoofdstuk, blz. 545. Proeven omtrent de erfelijk-tieid der gortigheid bij Varkens ; Vee-artsenljk. Magaziju , D. II , blz. 187. — Omtrent de onzekerheid van hot be-staan der gortigheid bij Varkens ; t. a. p. , blz 552. De-zelve scliijnt niet van de oudeu op de jongea over te gaan, volgens den Hoogl. Barthelcmij, t. a. p. , blz. 553.
Dertiende Hoofdstuk, blz. 554. Over eene heerschende ziekte onder du Varkens in het Departement Bouches-du-Rhone; Vec-artsenijk Magaz , D. II , blz. 237. — Mede-Joeling omtrent de jaarlijks in Vricsland heerschende Var-kens-ziekte , zoo als dezelve in de zomers van 1827 en 1828, in de Grictenijen Oost-en West-Dongeradeel heeft plaats jehad; door den Vec-arts W. Mo s sei, t. a. p., blz. tl9. — Middel tegtn de Varkens-ziekte van Jan Bent, t. a. p. . blz. 638. — Hetzelve is bij nadere ondervinding onvoldoende bevonden, t. a. p., D. III, blz. 329, — Men vindt dcze ziektc in deszelfs verschljnselen en aard aaainvkourig beschreven in de bekroonde Veihandeling van den Heer Med. Doctor J. Vitringa Coulon: Over dt lichte onder de Parkens, welke sedcrt eenigejaren , op onder-seheidcne plaalsen in ans Faderland geheerscht heeft; uitgege-geven door de maatschappii ter bevordering van den CANDBOUW, te Amsterdam , 1824; welker lezing wij das ten slerksteaanbevelen.-Over de snuffel-ziekte der Varkens, door Dr. J. F ra n quc ; Vee-artraquo;eniik. Magaziin.D.II blz. 583-------.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; XU. AF-
-ocr page 603-
557
XII. AFDEELING.
OVER DE
UITWENDIGE ZIEKTEW
I)EB
H O N D E N.
EERSTE HOOFDSTL'K.
Over de sieMen van den Mond.
De jonge, zoowel als de oude, Honden krijgen som-wijlen zweertjes aan het gehemelte, aan het tandvleesch en op de long, welke de laatsten in het eten , en dc eersten, wanneer zlj nog niet van de raoeder afgewetod zijn , in het zuigen hinderlijk zijn. — Daar deze ziekte eenigermate ovefeenkomt met de spruw der kinderen, zoo kan zij ook met dien naam bestcmpeld worden. Wanneer dus de jonge Honden niet zuigen, en de ouderen niet eten willen, meet men hun den mond openen en onderzoeken, of zij de spruw hebben, welke men, indien dezelve wordt waargenomen, op de vol-gende wijze genezen moet. Men neemt een' halven lepel vol honig, lost denzelven op in vier lepels vol Sterken azijn, en wascht den mond daarmede, door middel van een' zachtcn linnen lap, welke om een' stokje gebenden is, drie malen daags uit, totdat de zweren genezen zijn en de Hond wederom zuigt of eet.
Z 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;TWEE-
-ocr page 604-
658
TWEEDE HOOFDSTÜK.
Over de siektcn der Oogcn.
De zickten der oogen Icunnen door inwendige en uit-wendige oorzalcen -worden te wecg gebragt. De inwen­dige oorzalcen zijn: verhittiog en volbroedigheid des lig-chaams; do laquo;ilwcndige daarcntcgen worden door belee-diging le weeg gebragt.
Wanneer het cog gczwollen is, er -water uit vlocit, en de Hond hot onophoudclijk tochoudt, en er geene leekcnen van uilwendige bcleediging aan hctzclve wor­den waargenomen , zoo is het zcker, dat de ontsteking uit inwendige oorzaken ontstaat. Wordt dezelve waar-genomen bij Honden , welkc verpligt zijn, sterken en verbittenden arbcid te verrigten , zoo is de ontsteking gegrond in verhitting des ügcliaams. In dit geval moet men cen middelmatig grooten Ilond, twee malen daags een half lood ivonder-zout, in water opgelost, ingeven, totdat hij daarvan zacht laxecre; — aan een grooten Hond gecft men een lood. Het ontstokene oog moet dikwijls met koud water of goulards water gobaad wor­den , totdat de ontsteking is weggenomen. Indien er, nadat de ontsteking verdwenen is, eene verdonkering op het doorschijnende hoornvlies van bet oog mögt zijn terug gebleven , zoo moet men, twee malen daags, fija gewrevene wüte sxiiker in betzelve blazen , totdat de verdonkering verdeeld , en het oog wedcrom beider is. Indien de oog-ontsteking bij een bond ontstaat, welke, door te voedzaam voeder en gebrek aan beweging, dik; vet en opgezet is, zoo moet men denzelven eene ge­ringere hoeveelbeid en minder voedzaam voeder geven, meer beweging verschaffen, en daarbij tevens de te voren opgegevenc geneeswijze aanwenden, waardoor de oog-ontsteking spocdig verdwijnen zal. Wendt men deze middelen niet aan, en laat men de genezing aan de natuur over , zoo is het te vreezen , dat bet door-scbijnende hoornvlies verdonkerd wordt, of de graauwe staar ontstaat.
Is het oog door den beet van eenen bond of van een ander dicr beleedigd, zoo behoeft bet sleehts dikwijls met koud water gebaad te worden, waardoor het ge-uezen zal; wanneer evenwel het doorschijnende hoorn-
vlie
-ocr page 605-
559
raquo;lies bcleedigd en daardoor vcrdonkerd is geworden, zoo raoet men, gelijk tc voren gezegd is, er fijn ge-wrevene suiher inblazcn, totdat do vcrdoakcring vcr-dceld is. Doet dc suiker in liet ccrste, zoowel als in dil geval, geen gcnoegzamc dienst, zoo strijkt men , quot;s morgens en 's avonds , ccn weinig snoeken-vct met cene veer, in het oog.
Sonr.vijlen gebeurt het, dat, door eene beet, een ge-dcelte van het ooglid zoodanig afgcscheurd wordt , dat het niet wederom genczen kan; alsdan moot hetzelvc met eene schaar afgeknipt worden.
Eenige honden hcbbcn druipcndc oogcn , helwelt door de schcrpheid van hot traan-vocht wordt tc vveei,r gebragt, waardoor de ondcrste oogleden tc stork ge-priklceld worden; de grondoorzaak hicrvan is in dc scherpe gesteldhcid van het bleed gelegen. Zoodani-gen bond geve men de hier tc voren bepaalde hoe-vcclheid iconder-zout, en strijke hem dagclijks ccn wei­nig loodwit-zalf, met hamfcr bcreid , op het bovensto ooglid, totdat hot druipen der .oogcn ophoudt; is het ongemak hardnckkig, zoo herhalc men het ingeven van het ivonder-sout.
Oude honden krijgen op het een' of ook op de beide oogen den graauwen slaar, waar tcgen niets te docn is, dcwijl alle middelen hier vruchtcloos zonden zijn.
DERDE KOOFDSTUK.
Over de ziclcten der Ooren.
Tot deze behoort in de ecrste plaaU de kanker aan hot uitwendigc van het oor. — De honden namelijk krijgen niet zelden verzweringen aan dc ooren , welke besten-dig voortknagen en kankcrachlig worden. Wanneer men zulks waarneemt , moot men de plaats , door de verzwering aangedaan uilsnijden, en dc wond met een gloeijend ijzer aanraken, waarna de verzwering van zelve gencest. Wil men evenwcl niet tot het branden der wende overgaan, zoo meet dczelve, zoodra dc wond nitgcbloed heeft , schoon uitgewasschen . en dagclijks Z 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;met
-ocr page 606-
560
mel poedcr van gchrande schoen-zolen bestrooid worden, toldat zij genezcn is.
De inwendige ziektcn der oorcn zijn van tweeder-leijen aard, en bestaan in Doofheid en Oorpijn. De laquo;erste dczcr ongemakkeri heeft doorgaans zijnen grond in eene ophooping en verharding van bet oorsmeer.
Indien men dus opmcrkt, dat een Hond niet goed hooren kan , zoo kneuze men uijen , drukke bet vocht cr uit , en late daarvan , nadat men te voren bet haar van binnen uit bet oor zuiver beeft uitgescboren, ee-nige druppclen in betzelve loopen. Dit vocbt ontbindt bet verharde oorsmeer, hetwelk men door middel van een stokje, om welks einde wat vlas gewonden is , daaruit moet wasscben. Vermits er evenwel eenigen tijd vereischt wordt , om bet oorsmeer te entbinden, moet men tot zoo lang bet druppelen van bet uijen-sap herbalcn. — Vele Hondcn worden in bunnen ou-derdom doof; — dit ongemak kan door geen middel verbolpen worden , dewijl hetzelve uit zwakheid ont-staat.
Da oorpijn is eene kramp, welke zicb op de in­wendige deelen van bet oor zet ; en waardoor de Hond dikwijls aanhoudende en hevige pijnen ondervindt. Zulks wordt daardoor duidelijk te kennen gegeven , dat hij met de achterpooten aan de ooren krabt, en tevens zeer angstig built. Dit ongemak wordt op de volgende wijze genezen.
Men neemt twee stukjes kamfer , ter groote van ee­ne erwt, windt om dezelve een weinig boomwol, en bindt er eenen dünnen draad om , bangt in ieder oor een van dezelve, en wrijft de plaats rondom de ooren , twee malen daags , met Ttamfer-olie , waarvan de bereiding reeds in bet zesde hoofdstuk van de inwen­dige ziekten der Paarden, voorgesebreven is. De hon-den verdragen de kamfer niet gaarne in de ooren, en men moet er dus iets over binden , opdat zjj dezelve er niet uit kunnen sebudden of krabben.
V 1 K R-
-ocr page 607-
561
VIGRDE HOOFOSTITK.
Over de KeelontsteMng.
De licelontstcking ontstaat gewoonlijk door verhit-ting en daarop gevolgde vcrkoeling. Dezelve ycrtoont zieh door een gezwel aan den hals , op de plaats van het strotten-hoofd. De Hond kan , uit hoofde van df zwclling des stroltenhoofds , niet slikken , en daardoor noch eten, noch drinken. Men moet bij deze ziekte cene ader aan den hals openen en , naar evenredigheid der groolte van den Hond, een vierde pond bloed , of iets meer , aftappen ; het gezwel moet, twee malen daags , met kamfer-olie zacht gewreven worden , en tc-vens geeft men het volgende middel in.
Neen; Gezuiverde Salpeter , twee looden ,
Tot poeder gewreven zijnde, menge men het under Honig , zes looden.
Hiervan strijkt men den Hond , alle drie uren , een thee lepel vol op de tong , en houdt daarmede zoo lang aan , totdat het gezwel verdeeld is , en de Hond weder-om eten kan. Zoodra hij wederom begint te eten , moet men hem pap van meel met melk of vleeschnat bereid , te eten geven , totdat hij wederom grovere en harderc spijzen slikken kan.
De hals kan bovendien , op de plaats van het strot­ten-hoofd , alwaar dezelve bij deze ziekte gewoonlijk gezwollen is, drie of vier malen daags , met kamfer-olie gewreven worden.
TUFDE HOOFDSTUK.
Over de Vurigheid, of het Schürft.
Men nam oudtijds vier soorten van schürft bij de Honden aan :
a. Het roodlaquo; Schürft, hetwelk gewoonlijk des win­ters ontstaat, wanneer de Honden in sneeuw of ander water verkeeren moeten , waardoor hun de beenen tot aan het lijf dik worden , eene roode kleur -verkriigen, laquo;n tevens schurftig worden ;
Z 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 6. Het
-ocr page 608-
562
b.nbsp; nbsp; nbsp;Het grove Schürft , hetwclk de huid gewoonlijk met plefken, ter groolte van cene hand , inneemt ;
c.nbsp; nbsp; nbsp;Het getcone Schürft, hetwelk zieh gewoonlijk cerst over de scliouderbladen op do schoft, en het kruis van den rug vcrtoont , en
d.nbsp; nbsp; Het zwarte Schürft, hetwelk daar, waar het plaats heeft , het haar doet uitvallen.
In laterc tijden, daarentegen , heeft men slechls twee soorten van schürft aangenoraen , namelijk het gewone schürft en het spek-schurft: waarbij wij ons ook be~ palen zullen.
Hat te voren aangenomen roode schürft kan, in den eigenlijken zin , nict tot het schürft gerekeud wor­den , naardien de koude natheid des sneeuw-watcrs de huid raauw maakt , vvaardoor de zwelling der beenen en de seburftige ultslag te weeg worden gebragt. ,.De naam van het grove schürft is waarschijnlijk daar-uit ontstaan , dat het schürft :;ich vorder dan gewoon­lijk over de huid verbreidde.
Waarom het uitvallen van het haar zwarte schürft genoemd werd, zien wij niet regt in; waarschijnlijk evenwel werd daarondcr hot speh-schurft verstaan , ver-mits hicrbij het haar op zoodanige plaatsen uitvalt, al-waar hetzelve zijne zitplaats heeft.
De oorzaken , waardoor zoowel het gewone als ook het speli-schurft worden veroorzaakt, zljn : vochtige , onzuivere legers, onrein eten, onzuiver en rotachtig drinkwater, aanhoudende natheid , het vattea van kou­de. Al deze oorzaken brengen eene scherpheid der vochten te weeg , welke zieh door de afscheidings-werktuigen der huid ontlast, waardoor het schürft wordt voortgebragt.
Het gewone schürft vertoont zieh met eene scherpe roode vochtighcid op de oppervlakte ler huid , gewoon­lijk op den rug der Hondeu , en gaat met een gevoel van brand en jeukte gepaard.
Het spek-schurft ontstaat insgclijks op den rag, in den omstreek der schoudercn, tot over het kruia ? daar hew zclve plaats heeft, valt het haar uit ; de huid' awelt op , wordt dik en spekachtig, van waar de vurighqid ook waarschijnlijk dezen naam ontleent. Beide de soor­ten lalen zieh door de volgende zalf genezen.
Neem : Ydrkens-reusel. zes lociden ,
Ter-
*
-ocr page 609-
^
563
Terpentijn-olie , drie looden. Meng hot tot eene zalf.
Bij het gewone schürft , moot men het haar , zoo ver als de uitslag de huid hceft ingenomcn , afscheren , en daarop , drie dagen achter clkanderen , de zalf in--wrijvcn , dezelve vier of zes dagen daarop laten zil-ten , doch alsdan met -warm water en gewone groene zeep afwasschen. Is de vurigheid hierdoor nog niet #9632;weggenomen, zoo moet het inwrijven der zalf nog eens herhaald worden. Op dezelfde wijze wordt het spelt-schurft genezen; want, hoe hardnekldg hetzclve andere middelen weerstaan möge, zoo wijkt hot nog-tans voor de werking dezer zalf. Er worden wel vele en zcer vermögende middelen tegen het schürft aangc-prezen ; dan, daar dit zeer eenvoudig, en goedkoope middel, in de meeste gevallcn, de verlangde dienst betoont, zoo zullcn wij om niet wijdloopig tc worden , hier van geene anderen gewag maken. Het is hoogst nuttig , dat men, bij deze uitwendige middelen , ook tevens zoodanige aanwent, welke strekken om de voch-ten te zuiveren, Het volgcnde doet hierbij eene goedc uitwerking: Neem: Goud-zwavel, twaalf greinen, Wijnsteen-zout, een lood, Valeriaan-wortel, Water-venltel-saad, Valkruid, van ieder twee looden. Alles tot een fijn pocder gestampt zijnde, wordt het met honig tot eene likking gemaakt.
Van deze likking geeft mert een' grootcn Hond twee malen daags, een half lood en, naar evenredighcid , aan een' kleineren een vierendeel loods. Vlijtig was-schen met koud water is insgelijks zeer nuttig; ?ook moet men zorg dragen, om de schurftigc Honden van de gezonden af te zonderen, dcwijl het schürft aanstekende is.
Z6
'! 'j'l
-ocr page 610-
564
ZESDB HOOFDSTUK.
Oeer den Huid-uitslag,
Somwölen ontstaat , door ecne scherpheid van het blood of uit verhitting , een uitslag op de huid , -welke zieh door het dikwijls wasschen met koud water laat genezen , doch wijkt dezelve hiervoor niet, zoo losse men een lood swavellever in twee ponden water op, en wassche den Hond daarmede, eenmaal daags , totdat de uitslag genozen is.
Z E T B 9i D B HOOFDSTUK.
Over de Wratten.
Wrallen zijn verlengde en in clkandercn gegroeide bloedvatcn der huid. Er zijn twee soorten van dezel­ve : drooge en vochlige wratten. De eerste worden zel-den zecr groot , de laatsten nogtans worden van tijd lot tijd grooter. Dc drooge worden met een' Sterken draad onderhonden , waardoor zij sterven en wegval-len; doch de vochligen moeten uitgesneden worden.
De wond wordt, nadat zij opgehouden heeft te bloe-den , met ongehluschte Jmlk bestrooid. De kalk maakt eene korst op dezelve , welke er den volgenden dag moet worden afgenomen; er wordt dan wederom meu-we kalk opgestrooid, he'twelk tot vier of zes malen toe geschieden kan, waardoor de wortelen der wrat. welke nog bier en daar mogten zitten zijn gebleven, en die , wanneer zij in de wond hlijven, de wrat op nieuw zoude doen aangroeijen , geheel en al uitgeroeid worden. Indien de wrat deszelfs zilplaats aan de ge­wrichten of peesachtige deelen van het been heeft, zoo is het opstrooijen van kalk vooral noodzakelijk , dewijl men hier de wortelen der wrat niet door uit-snijden kan uitrocijen , zonder de onderliggende deelen te beleedigcn.
ACHT-
-ocr page 611-
565
ACUTSTB HOOFDSTDK.
.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Over de-Spons- of Zwamaehtige Gewassen.
Deze zijn harde gez-wellen, welke gewoonlijk door cen' beet, slag of stoot worden leweeg gebragt. Zg hebben derzelve zitplaats onder de huid ; eenige der-zelve -zijn beweeglijk en laten zieh onder de huid been en weer schuiven ; andere daarentegen zijn aan de spieren vastgegroeid en onbeweeglijk. Wanneer zjj aan bet bovenstc gedeelte der beenen zitten, hinderen zij de Honden in bet loopeu. Zij zijn moeijelijk te verdcelen , en bet zekerste middel , cm dezelve te genezen, is bet uitsnijden ; dit meet evenwel zoo spoe-dig mogelijk geschieden , als men dezelve waarneemt , dewijl zij , indien men zulks uitstelt , btslendig groo-ter worden. Is het gezwcl slecbts klein, zoo doet men over hetzelve eene insnijding van boven naar on-deren , en lost bet er uit ; doch is bet grootcr, zoo meet men eene kruissnede over hetzelve maken, de vier lippen der huid losmaken en het gewas er uit pellen. De lippen der bovenste en beide dwarsche sne-den moeten door een' naad wederom vastgebeebt wor­den , doch de ondersle snede moet open blijven, op-dat de etlcr, welke hierbij geboren wordt, er vrij kunne uitvloeijen. Middelcn ter genezing behoeven bier niel aangewend te worden , naardien de Hond de wende , door dezelve te likken , geneest ; doch be-vindt zieh de wonde aan eene plaats , alwaar de Hond met de tong niet kan bij komen , zoo moet men de­zelve , eenige malen daags, met koud water baden, en tevens den elter afwasschen , waar door de genezing spoedig volgen zal.
gt; ii G K N 1) E IIOOFDSTDE.
Over de Wonden.
Alle kleine wonden der Honden, welke in het vleescb plaats hebben, waarbij de etter ongehinderd kan uit­vloeijen , en welke dc Hond in slaat is te likken, be-
Z- 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;heo-
-ocr page 612-
566
hoeven geene vreemde hulp tot hare genezing. Heeft er cene gescheurde wonde in het vleesch plaats, wel­ke zoo groot is, dat de lippen zieh niet van. zelve. kunnen vercenigen, zoo meet men dezelve heehten door ecn' iiaad , -welker steken eene vingerbreedte van elkanderen staan, hetwelk op de volgende wijze gesehieden kan: Men begint van de bovenkant der wonde, derzelver lippen met eene naald, van een' Sterken zijden draad voorzien , juist tegen over elkan-der doorstekende , en trckt dezelven door een' knoop aaa elkanderen; snijdt vervolgens den draad ,af, en vervolgt aldus de hechting naar beneden tot aan het einde der wonde; — men moet evenwel hier eene opening laten, waaruit zieh de etter ontlasten kan. Bij zooodanige groote wonden heeft eene he.vige ontsteking en sterke zwelling plaats, welke men, door aanhou-dend baden met koud water , en tusschea beide met gmlards waier , moet traehten te maligen, hetwelk eene betere uitwerking doet, dan omslagen uit verdee-lende kruiden in wijn gekookt. Meermalen worden bij deze groote wonden aanmerkelijke bloedvaten vcrscheurd, waardoor eene zware bloedstorting kan ontstaan, welke men, indiea zij plaats heeft, zoo dra mogelijk, moet traehten te: stillen, hetwelk daardoor geschiedt , dat men een stuk hovist op de opening van het verscheurde vat. legt , en hetzelve , door middel der aaneenhechting van de lippen der wond door den naad , daarop be-vestigti Wanneer de wond begint te etteren , moet moet men op de plaats , daar de hovist ligt, eenige steken los maken, en de hovist er uit nemen, en dezelve vervolgens wederom toehechten. Is de hevige ontsteking en; daar mede gepaard gaande zwelling , door het baden met koud water, weggenomen , en geeft de wond een' goeden etter , zoo behoeft men vorder ter genezing niets aan te wenden , vermits de Hond dezelve door het lik-ken zuiver houdt en geneest.
r i e if
-ocr page 613-
r
567
TIENDE HOOFDSTUE.
Ovw de Gezwcllen.
Bij Honden. welke bestendig tot den arbeid gehou-den worden, worden zelden gezwellen waargenomen , uit inwendige oorzaken ontstaande; meer gewoon zijn dezelve bij kamer- of zoogenaamde schoot-honden. Bij dezen ontstaan zij meest uit al te voedzaam voe-der, of uit zwakheid. Men genecst dezelve op de volgende wijze: men laat den Hond in de vrije lucht dikwijls en aanhoudende beweging nemen , en baadt het gezwel dikwijls met koud water. Is de Hond dik en daardoor volbloedig , zoo kan men hem , naar evenre-digheid der grootte, twee malen daags , een half of geheel lood wonderzout ingeven , tot dat hij matig lax-eert, hetwelk, alle acht dagen, moot herhaald worden, tot dat het gezwel verdreven is.
Gezwellen , welke door uitwendige oorzaken zijn te-weeg gebragt , moeten, drie malen daags , met hran-dewijn en zeep zoo lang gewasschen worden, tot dat dezelve verdeeld zijn.
EFLDE HOOFDSTUB.
!
Over de Zweren.
Er worden bij de Honden twee soorten van zweren waargenomen, de gewone en de hloedsiceren.
De gewone zweren openbaren zieh door eerte zwel-ling, waar aan men eene verhoogde wärmte waarneemt. Men moet zoodanig gezwel , eenige malen daags , met ganzen- of hazen-vet inwrijven, tot dat er etter in hetzelve geboren is , en er eene weeke plaats wordt waargenomen, alwaar het gezwel moet geopend en de etter er uitgedrukt worden. Kan de Hond het elter-gezwel belikken, zoo behoeft men geene andere mid-delen ter genezing aan te wenden ; doch Indien dit niet kan, geschieden, zoo moet de wende , dagelijks door het wasschen met water , van den etter gezuiverd worden , waardoor de wond van zelve gencest.
Bloed-
-ocr page 614-
568
Bloed-zweren ontslaan in de oppervlakte der huid, zondcr zwelling; dochc zijn zeer pijnlijk en moeten, zoo dra zij rijp zjjn , geopend worden ; de -wond moot als dan op de te voren beschreven wijze behandeld worden.
*
IWAALFDlä HOOFDSTUK.
Over de Ongemakkcn, door branden veroorsaakt.
Honden, die snoepachtig van aard zijn , trachten somwijlen het kokend heete ylecsch uit de pannen te stelen, waar bij zij , niet zelden, den pot om ver ha-len en daardoor min of meer verbrand worden. De volgende middelen nemen, met de ontsteking, wel­ke door den brand veroorzaatt wordt, tevens de pijn weg.
Men str\jkt over de gebrande dcelen frisschen koe-mest; laat denzelven daarop eenige minutcn liggen , en neemt dien als dan af, legt er wederom frissclien mest op, en houdt daarmede eon half uur.en nog lan­ger aan, waar door de ontsteking en tevens de pijn aanmerkelijk zullen verminderd worden ; vcrvolgens behoeft men het opleggen van den frisschen mest slechts alle twee uren te hcrhalen , tot dat de ontste­king geheel is weggenomen. Het volgende middel doet hier tegen cene nog betere uitwerking: Men neemt een deel kalk-water en een dccl hoom-olie , schudt beide in een glas onder elkander, waardoor het eene dunne witle zalf wordt. Hiermede bestrijkt men , alle vijf minuten , de gebrande plaats, tot dat de ont­steking weggenomen en de pijn verminderd is.
DEHTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Kreupelheid, teweeg gchragt door mttrekkwg der gewrichts-banden.
Ecu Hond kan , zoo wel aan de voor- als achter-
bee-
-ocr page 615-
569
T
beenen, door de uitrekking van de banden der ge­wrichten , kreupel quot;worden. Men moet dus hot been , waaraan het dier kreupel gaat, naauwkeurig onderzoe-ken, om het ongcmak te ontdekken. Bij de verrek-kingen der gewrichts-banden wordt wel geene Sterke , in het oog vallende, zwelling #9632;waargenomen; doch een oprnerkzaam waarnemer zal noglans ecne ligte gezwol-lenheid. van het deel cn tevens ecne verhoogde wärm­te aan hetzelve ontdekken. Men wassche vervolgens zoodanig deel, drie of vier malen daags , met sterken gehamferde- hrandewijn, en bade hetzelve, tusschen beide , met koud water. De Hönd moet , voor het ove-rige, opgesloten of vast gelegd worden , opdat hij niet kan rond loopen , dewijl het loopen op het kreup^le been de genezing vertraagt.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Ongemahken aan de Voeten,
De Hond kan , onder het loopen , een' nagel, splin­ter , doorn , of een stuk glas in den voet treden en daardoor kreupel worden. Men moet, in dit ge-val, den voet , -waaraan* de Hond kreupel gaat, naauwkeurig onderzoeken, en Indien er een der ge-melde vreemde ligchamen in wordt bevonden , moet het­zelve er uitgetrokken w^den; is zulks verrigt, zoo geneest de Hond de wonde vorder zelf, door dezelve te likken. quot;Wanneer, integendeel , een doorn of splin­ter afgebroken en in den voet is blijven steken , zoo moet men denzelven, door eene insntjdiug , trachten te bereiken en dien vervolgens uittetrekken; Indien nogtans zulks niet mögt kunnen geschieden , zoo moet men zoo lang wachten , tot dat het vreemde ligehaam door den etter is los geworden , wanneer het er uit geno-raen kan worden. Wonden, welke door het snijdcn in glas veroorzaakt zijn geworden , worden insgelijks, door het likken van den Hond zelvea, geheeld.
v u r-
Jk
-ocr page 616-
570
VUPTIENDE HOOFDSTDK.
Over de lieenbrcuk.
Een been Lan door velerhande oorzaken gebroken worden. Kcerat men Waar, dct cen been gebroken is , zoo moeten de gebrokenc cinden tegen elkandcren gcbragt, ecn zachte linnen lap er cm gclcgd , en do­ze , door middel van een windsel j hetwelk dc brecd-te van ecn' vingcr heeft, om dezelvc bevestigd wor­den ; als dan legt men vier smallc , dunne spalkcn om bet been, namclijk ecn van voren, een van achte­ren , en aan elke zijdc van hetzelve cene. Het mid-dclstc gedcelte der spalk moot juist op dc breuk te lig-gen koraen , en men moet zorgen, dat gecn der cinden op ecn gewricht te liggen kome, verraits , door der-zelvcr drukking, ontsteking en zwelling worden te-weeg gcbragt. Verdcr moeten de spalkcn, door drie banden, op hare plaats bevestigd worden, namelijk boven , onder en regt op de breuk; deze moeten nog-tansquot; niet te sterk, noch tc los gebenden worden; want in bet eersle geval ontstaat cr zwelling , en in het laatstc geval kunnen de einden van hel gebrokenc been niet tcgen elkander gehouden worden. Is nu zoo-danig verband bchoorlijk aaygelegd , zoo moet men een half lood kamfcr in twee ponden hrandeioijn oplosscn , en het daarmede bestendig vochtig houden; ook moet men dikwijls het verband bezigligen en hetzelve , In­dien het vergleden is , wederom herstellen. Indien het been gezwollcn is, zoo is zulks een teeken, dat het verband tc vast gebonden is ; men moet het als dan een wcinig losser maken. Na verloop van vier weken, kan het verband er afgenomen worden. Het been-eelt, dat lusschen dc gebrokenc beenderen ontstaat, heeft dezelve als dan wel reeds aan elkandcren verecnigd , doch dczc vereeniging heeft nog niet die vastheid verkregen, dat zij , door een sterk geweld, niet we­derom zoude kunnen worden verbroken; däarom moet er op nieuw een verband, op dc te voren beschrevc-ne wijze, om het been gelegd, en hetzelve met koml water bestendig vochtig gehouden worden. Na ver­loop van veertien dagen kan nu ook dit verband af-srenomen worden , dewijl het been-eelt dan deszelfs
be-
-ocr page 617-
571
behoorlijkc vastheid verlcregen hecffc. Gewoonlijk is liet been , nadat het verband er afgcnomen is, gchcol stijf en het gewricht onbuigzaam ; ora wclke stijiheid weg tc nemeo , men het geheele been , doch voorna-inelijk de gewrichten, twee malen daags, met dc vol-gendc zalf mod sraeren, en tevens den bond eene be-weging moot doon ncmcn, waardoor dc slijf heid lang-zamerhand weggcnomcn zal worden:
Nccm : Zenuw-zalf {Vngncnlum Nerviaom), Populier-zalf, Worm-olie, van ieder twaalf loodeo.
Meng het onder clkandercn.
ZESTtBNDE HOOFOSTDK,
Over de Vlooijcn.
Door dit ongedicrte -worden nict alleen dc honden deerlijk geplaag^ , maar ook die vlooijen, welke aan dczelvc entspringen, of welken zij zieh met de poo-ten af krabben , zocken hare Imisvesting en vocdscl bij den mensch; het is dus om beider wil noodzakelijk, dat men dezelven trachte te verdrijven. Tot dit oog-mcrk kookt men twee looden koloquint in twee ponden water, en wascht den bond daarmede over bet geheele ligebaam ; ook doet het water , waarin de groene scldl van walnoten is gekookt, op dezclfde -wijze aangewend, dezelfde uitwerking. Het wasschen moct nogtans dit-wijls herhaald worden , indien men de vlooijen geheel en al verdrijven wiJ.
ZBTBNTIENDE noOFDSTUK.
Over de uittering der Ledcmaten.
Somwijlen reemt men bij de honden waar, dat het cen of ander lid uitteert, zonder dat cr eene verlam-ming vooraf is gcgaan. In dit geval meet zoodanig deel met dc volgende zalf gewasschen worden.
Ncem:
-ocr page 618-
572
Neem ; Kamfer-hrandewijn , acht looden ,
Geestig aftreltsel van Spaansche vlieqen, cen half lood.
Meng het te zamen.
Op den vierden dag en de volgende dagen moet men het uitterende deel, twee malen daags , in koud water baden. Na dat dit acht dagen geschied is, kan men op nieuw de wassching met het voorgeschreven middel en daar na wederom het baden herhalen , -waardoor de uittering weldra beteren zal.
XIII. AF-
-ocr page 619-
573
XIII. AFDEELING.
OVER DE
INWENDIGE ZIERTEN
DEB
H O N D E N.
E ERSTE HOOFDSTU
Over de Koortsen.
Deze ontstaan uit vcrschillende oorzaken ; als : uit gc-vatte koude , verslijming der darmen , galachtige onzui-verheden , of uit eene rotachtige gesteldheid der voch-ten. De koorts is een gcwoon middel der natuur, om vreemde en schadelijke Stoffen los te malten , en dezel-tc , door de gewone wegen , uit het ligchaam te ont-lasten ; zelfs de ontstekings-koorts hecft deze eigenschap ; doch verkiest deze niet altijd den weg, welken men wcnscht , maar zij werpt de stof somwijlen op het een of ander inwendig decl , hetwclk daardoor onlstoken #9632;wordt, en indicn men daartegen gcenc krachtdadige mid-delen aanwendt, gaat de ontsteking tot het vuur over, #9632;waardoor het dier sterft.
De kenteekencn der gewone koortsen zijn de vol-gcnde.
De Hond heeft koude huivering , welke met beving vergezeld gaat en somwijlen zoo stcrk is , dat het dier klappertandt. De neus, de ooren en de huid zijn koud op hot gevoel ; de muil bleck en de tong is
met
-ocr page 620-
574
met ecn slijmachtig beslag overtrokken. De Hond ligt, krimpt zieh te zarnen en heeft gecn' ectlust; hot hart klopt schielijk en slcrli.
Gcdurcnde do koorts , beboeft men bij den Hond niets anders aan te wenden , dan te zorgen , dat hij een zacht leger hebbe, en door een kleed overdekt worde. Men moet acht gcven op de toevallcn , welke zieh onder en na de koorls verlooncn, ten eindc daardoor dc oorzaak te ontdekken , waardoor zij wordt te weeg gcbragt. Heeft er neiging tot braking plaals , zoo moot men de-zelve door hct volgende middel trachten te bevorde-ren, nadat dc koorts afgeloopen is , dewijl zulks ten teeken verstrckt, dat dczdvc uit onverteerbarc onzui-verhedon in de raaag ontslaat. Men neemt , tot dit oogmerk, bij een* kleinen Hond dc punt van een mes vol spics-glcmslevcr (voor een grootcn Hond wordt, naar evenrcdighcid iels nicer genomen) en geeft het-zclve onder eenig vocht of honig in ; indien deze gift niet voldaende mögt zijn om braking te vcroor-zaken, zoo kan dezelvc , na verloop van een half unr , nog cens berhaaid worden.
Wanneer er, na de koorls, doorloop mögt plaals vinden , zoo moet men denzelven nict legengaan , de­wijl de oorzaken der koorts daardoor verwijderd wor­den ; doch heeft er verstopping plaats, zoo moet men dezelve door de volgende klisteer, trachten uit den weg te ruimen: men neemt een pond water , lost in hetzelve een lood seep en cene halve hand vol jsout op , en wendt biervan , naar cvemli.uheid der grootte van den Hond, drie of vier looden , met een half lood lijn-olie vermengd en laauw warm gemaakt, door middel ccner spuit, aan. Dcze klisteer moet , alle halve nren , herhaald worden, totdat er outlasting volgt ; ook moet men den Hond, naar evenredigheid zijner grootte , een vierendeel tot een half lood won-der-zoul, in water opgclost ingeven, totdat hij daar-van zaclit laxeert.
Ontslaat dc koorts uit gevalte koude , zoo gaat de­ze gewoonlijk met verkoudheid vcrgezeld. In dit gevai komt het er op aan, dat de Hond warm ge-houden wqrde, on wanneer de verkoudheid te lang aanhoudt, zoo moet men hem hct volgende middel toedienea,
Neem
-ocr page 621-
675
Nemt: Poeder van Zout,
Tot poeder gestampte Genevcr-hezien , van ieder dric looden.
Meng hetzelve met vliersap tot cene likking.
Van deze likking kan mtn den Hond, twee malen daags , naar evenredigheid der groottc , een vierendeel loods tot een half lood op de tong slrijken, totdat de verkoudheid over is. Indien dit in hot begin der ziektc wordt in het werk gesteld , zoo wordt de hond des te spoediger genezen.
TWEEDE HOOFDSTUE.
Over de Galkoorts.
Men kent dezelvc aan de volgende verschijnselen: de Hond is onder de koorts zeer benaauwd ; de tong is slijmachtig beslagen ; de adem cn uitwaseming zijn kwalijk riekende , en de afgang der pis en van den drek Is insgelijks zeer stinkende. Het volgende mid-del betoont in deze ziekte eene zeer hcilzarae uit-werking: men geeft een kleineu Hond , twee malen daags, een scrupcl rhaharber met evenveel Engelseh zout , in water opgelost, in , cn aan een , middelma-tig grooten Hond geeft men een half vierendeel loods rhaharber met even zoo veel van hetzelfde zout , en aan een' grooten Hond twee scrupcls rhabarher cn dezelfde hocveelhcid zout, en onderhoudt op deze wijzc een bestendig zacht laxeren. Indien dit intus-schen al te hevig mögt worden, zoo moet bet ingeven van dit middel cenige dagen overgcslagcn en ver-volgens , slechts eenmaal daags, ingegeven worden, totdat de koorts gcheel over is. Bij lievclings-Hondon omtrent welke men gecne moeite of kosten ontziet, kan het volgende middel aangewend worden ; men neemt voor een' zeer kleinen Hond een vierendeel loods manna cn een half vierendeel loods senebladcn , Riet op dezelvc wat kokend water , en klaart het , nadat het koud geworden is , af, lost alsdan nog een scvapcl Engchch zout in hetzelve op, en geeft deze hoeveelheid. twee malen daags . in. Naar evenredig­heid
-ocr page 622-
576
heid der groottc van den Hond, dient de gift vermecr-derd te worden.
DSSDB BOOEDSTCK.
Over de Rot-koorts.
Men kent deze aan de volgende teekenen; de Hond is zeer afgemat en zwak ; de klopping van het hart is naauwelijks merkbaar; hij zweet tevens en hecft dikwijls loop ; de adem, liet zweet en ;de afgang heb­ten een' rolachtigen stank en somwijlen wordt de ondcr-buik sterk opgezet.
In deze koorts moeten zoo min afvoerende als op-lossende middelen gegevcn worden, maar alleen die , welke zacht prikkelende , versterkende en rotting-we-rende zijn. De volgende middelen zijn zeer dienslig.
Ncen : Roode Gentiaan-wortel, 0 Duizend-gulden-kruid,
De punten van de bloemen der schaapsMaver , van ieder twee looden.
Wrijft alles tot een fijn poeder en meng het onder elkanderen.
Van dit poeder geeft men een' kleinen Hond, drie malen daags , een scrupel, een' grooten twee scrupels , en aan een' zeer grooten, bij voorbeeld , aan een Bul-hond of Dog , een vierendeel loods. Het water om tc drinken kan , door eenige droppen verdund zwavel-zuur of zoogenaamde vitriool-geest, zuurachlig gemaakt wor­den ; heeft de Hond hiervan een' afkeer , zoo kan men hem, iwee of drie malen daags , een half lood goe-lt;lan tvijn-azijn met water ingeven , en de hoeveelheid bij grootere Honden vcrmeerderen.
1
-ocr page 623-
577
VIERDE HOOFDSTUK.
Over de Ontsteliings-Koortsen,
Bij de ontstekings-koortsen, -welke voor hot grootsU; gedeellc uit gevatte koude ontstaan, is doorgaans het een of ander ingcwand in de holligheid der borst of van den buik door ccne ontsteking aangcdaan ; ik zal dus de algemeene kenleekcnen dezer koorts hier opgeven, en vervolgcns die bijzonderc kenteckenen beschrijven, waar-door men kan weten, in welke ingewanden de ontsteking plaats heeft.
Bij de ontstekings-koortsen is de pols hard en zeer rad, hetwelk men het beste kan waarnemen, \Yanneer men de vlakke hand op do linker-zijde, naar het schoudcrblad toe , op de ribben legt; de ademhaling is hevig en kort; de Hond laat de tong uit den mond hangcji, en drinkt gaarne en vcel; de oogen zijn rood en gezwollen, en staan vol water; er heeft over hef gcheelc ligchaam eene verhoogde wärmte plaats. Dezo verschijnselen nu duidcn.wel eene ontstekings-koorts aan ; doch dewijl de ontsteking van ieder deel nog daareubo-veil deszclfs eigene kenteekenen heeft, zoo is het noo-dig , dczelve onder verschillende afdcelingen te bren-gen.
a.) Over de ontsteking der Longen.
Behalve de opgegevene algemeene kenteekenen, heel'l bij de ontsteking der longen, nog hoest plaats, en de Hond ziet dikwijls naar de borst ; ook kan men duidclijk waarnemen, dat do hoest den Hond pijn ver-oorzaakt. Zoodra zieh de kenteekenen der ontstekings-koorts openbaren, moet men den Hond eene halsader openen, cu een' kleinen Hond vier of vijf looden , en . naar evenrcdigheid , aan een' zeer grooten tot een hall* pond bloed, uit dezclve aftappen. Vervolgcns bereidc men dc volgenJe likking :
Neem : Gezuiverde Salpeter, twee looden ,
Dubbel Zout, (Arcanum duplicatum.) Wonder-zout, van ieder drie looden , Poeder van Zoethout , twee looden. Meng het alles met honig tot eene likking.
A anbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Men
-ocr page 624-
*
578
Men strpt van dcze likking een' kleinen Hond ecn Tierendcel loods en, naar evenredigheid der grootte, aan een' zeer grooten tot een lood , alle drie uren , op do tong. — Tot drank geve men wei van zure melk. Heeft de Hond daarin een tegenzin , zoo geve men zuiver water om te drinken. Het is zeer nuttig, den-zelven voor de borst , of op beide de schouderbladen, eenc ettcrdragt te zelten ; doch wil men hiertoe niet overgaan , zoo moot men , op deze plaatscn , ter grootte van eene band, de volgende spaansche vlieg-zalf inwrijven :
Neem: Tot pocder gestampte Spaansche Vlieyen, een vicrendeel loods. Varliens-rcuztl,
Meng dczclvc lot eenc zalf.
Na bet inwrijven dczer zalf, moct men daar ids overbinden , bei möge zijn -watbet wil, dewijl de Hond anders de zalf aflikt, waardoor hem de long en den morid raauw worden. Tevens moet men dcnzelven , twee malen daags, eene klisteer zetten , welke uit de volgende middclcn dient bercid te worden. Men neemt een band vol liamillen , kookt dezelve in twee ponden water , klaart hclzclve af, en mengt onder iedere klislecr een half vicrendeel loods salpeter en een half lood lijn-olic. Hiermede boudt men zoo lang aan , toldat do onlslekings-koorts weggenomen is. Wanneer da ontstekings-koorts geweken is, kan men poedcr van bet kruid en de bloemen van de Arnica (Val-kruid) onder de likking mengen, welke het vermögen bezit-ten, om de vochten, die zieh door de ontsteking -vast-gezet hebben, in de ontslokene deelen op te lossen. Geschicdt zulks niet, zoo worden hicrdoor niet zelden verhardingen en verzweringen der longen te wecg ge-bragt.
b.) Over de ontsteking van het Rihhcnvlies en Middelrif.
De verschijnsclen, die hicrbij plaats hebben, zijn zeer gelijk aan die der long-ontsleking, en moclen ook op eene gclijke wijzc bebandeld worden , weshalve ik hier-omtrent daar henen vcrwijze,
c.)
L
-ocr page 625-
579
c.) Over de ontsteldng der Maag.
Hierbij hccft insgclijks koorls plaats, doch dc Hond hoest niet; hot lijf is gcwoonlijk hard en bij cenigcn opgezet. liijna altijd liceft er vcrstopping plaats , en men moet, om die reden, behalve de bovengemeldc middelen, alle vier uren, eene klisteer aan-wenden.
d.) Over de ontsteking der overige Buiks-ingcwanden , der Lever, der Milt, der Nieren en der Därmen.
Derzelver verschijnselen zijn gelijk aan de bovengc-melde; ook is de genecswijze dezelfde, weshalve ik daar-over niets anders zeggen kan.
#9632;VIJFDE HOOFDSTUK.
Oi'cr de Waterzucht.
Deze ziekte wordl zeldzaara waargenomen bij honden, welke een, aah bunne voeding geevenredigden, arbeid verrigten; slechts kamer- en schoot-honden worden door dezelve ovcrvallcn , wanneer zij te slcrk gevoederd wor­den. De oorzaak der zickle bestaat in cenc zwakheid der opslurpende vaten, en in cone verbarding van de klieren der ingewanden.
De kenteekenen zijn dc volgende: eene buitengewone loomheid, en een opgczelte buik: somwijlcn vertoont zieh ook zwelling aan bet een of ander deel des lig-chaams. Men doct best , om zoodanigen hond ter-stond weg te doen ; dcwijl evenwcl menig een denzel-ven nog wenscht te behouden, zoo wil ik een middcl aan de band geven , waardoor dezo ziekte kan verbeterd worden. Neem : Bourgondische liars , twee looden , Prunel-sout, een half lood , Picterselie-zaad, tot poeder gewreven , vier looden.
Jloodc Gentiaan-wortel, tot poeder gewreven, drie looden. Meng hetzelve met honig tot eene likking.
Aa 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Men
-ocr page 626-
T
580
Men gceft aan ecn kleinen hond hicrvan, twee malen daags, ecn half lood en, naar evenredigheid der grootte, tot ecn lood aan den grootsten.
Heeft een hond do borst-waterzucht, zoo is hij kort-ademig en kan zieh niet lang bewegen , zonder groote benaauwdheid te ondervinden. Men moot hem in dit geval hetzelfde middcl geven.
Dp buik-waterzucht kan op de volgcnde wijze ge-nezen worden. Men maakt, in de nabijheid van den nave!, naar den regier of linker kant, eeno kleine ope­ning door de buikspieren , zoo groot, dat men do schacht van eene pen in dezelvc kan brengen. Aan het spitsc eind der schacht snijdl men , aan de zijden, verscheidepc gaten, en steckt de schacht met dat einde in do buiks-holtc. Het water, hetwclk in den buik aanwezig is, dringt alsdan door de openingen in de schacht , en ontlast zieh door derzelver open einde. iN'adat al het water zieh uit de ho'.ligheid des bulks ontlast heeft, wordt de pen er uit getrokken, waar-na dc opening zieh van zelve zat sluitcn en genczen. Door dczc kunsthewerking wordt de hond afgemat en verzwakt, doch door het geven van voedzamc spijze, krijgt hij , weldra, zijne verlorene krachten wedcrom tcrug. l)a waterzucht kan niet in den grond genezen worden, naardicn wij tot dus verrc nog geene middelen kennen, welke in Staat zijn , de oorzaken weg te ne-men, waaruit dezelvc ontstaat, weshalvc de aangewendc middelen allcen kunncn strekken , om het leven scniger' tijd te verlengen.
ZESDB HOOFDSTUK,
Over de Duizeliglieid.
Dcze ontstaat decls door verhitting en ecn' vermeer-derden aandrang des bloods naar den kop, decls kan dezelvc gelegen zijn in ecne ontsteking der hcrsen-vliezen.
De hond is hierhij treurig, en cat niets; zijne oogen staan stijf en glinsteren; de mond is beet en droog ;
aan
-ocr page 627-
581
aan de ooren wordt ccnc vcrhoogdc wärmte waarge-nomcn; de hond ligt bcslendig, en wannecr hij gaat , tuimelt hij been en weer. Worden Jeze leckenen waargenomen , zoo moet men cene ader aan den hals opencn en eene groote bocveelheid bloeds aftappen, zoo als ik op bladz. 377 bij de longontsteking, voor-geschrcven heb. Om den vcrstcrkten aandrang des hloeds naar den kop te verminderen, en dc aanvan-kclijke plaats hebbende ontslcking der herserrvliezen te vcrdeelen, geve men den hond de likking , welke al-ilaar is voorgeschreven. De kop moet met dooken ora-wonden en deze bestendig met koud water ml gehou-den worden.
Z E V E N D E HOOFDSTUK.
Over den Honds-honger.
I)e ware oorzaak van den Honds-honger is gelegen in eene scherpe cigenschap van het maagsap, hetwelk de maag onophoudelijk prikkclt, waardoor de honger ontstaat.
De bonden eten bij deze ziekten onnatuurlijk veel, doch hoe meer zij eten, hoc meer zij afnemen, zoo-dat zij dagelijks magerder worden. Het volgeade mid-del beloont hiertegen zeer goede diensten.
jVccm : Bcreide en tot poeder gestampte Oesterschclpcn , een half lood, Staal poeder, ecu vierendeel loods, Poeder van Galanga-wortel, een half lood.
Meng bet te zamen.
Van dit poeder gecft men aan een' kleinen hond, s ochtends en 's avonds, ccn vierendeel loods, en tot een half lood aan een' grooten hond , ondcr brood oi icts dcrgelijks,
Heeft men
dit eenigc dagen laten gcbruiken
vermindert de ziekte nict, zoo kan men het
volgende
:intlaslcnde middel tocdiencn.
Nccm: Gczuiverde Aloil, eon scrupel, Magnesia , twee scrupels , Gcmlcr-uorUl, een scrupel.
Aa 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;AI
-ocr page 628-
'
582
Alles vooraf lot een fijn poeder gemaakt zijnde, #9632;\vordt het ondcr elkandcr gemcngd.
Deze gift is ingerigt voor een' kleinen hond; aan een middelmatig grooten, gceft men eune dubbele hoeveellieid, en aan een' zecr grooten hond eeno drie-dubbelde gifte.
ACHTSTE HOOFDSTÜK.
Over de Slaapzucht.
Deze is eenc ziekte der zenuwen, en ontstaat meest uit zwakheid van dezelve. quot;Vlijtig baden en bewe-ging in de vrije lucht, zijn de middelen , welke men aanwenden moet, om deze ongesteldheid te ge-nezen.
NEGENDE HOOFDSTÜK.
Over den Eocst.
Deze ontstaat: 1.) quot;Wanneer er eene long-ontsteking voorafgegaan is, en dezelve niet volkomcn vcrdeeld is geworden, waardoor er verstoppingen en verhardingen of zelfs verzweringon in de longen zijn te weeg gebragt. In dit geval is du hoest ongeneeslijk: evcnwel kunnen de vochten ook slcchts in de vaten stil staan en zieh in dezelve verdikken; in dit geval is derzelver ont-binding mogcljjk en de hoest kan genezen worden. 2.) Uit het vatten van koude, hetwelk de meest ge-wone oorzaak is.
Het volgende middcl doet in deze soort van hoest zeer goede dienst.
JNeem: Poeder van Zoethout,
raquo; raquo; Anijs-zaad, van ieder drie loodea.
Meng het met vliersap of honig tot eene likking.
Van deze likking gceft men, drie malen daags, aan een' kleinen hond een half lood en, naar evenredigheid tot een lood aan den grootsten.
De
#9632; i
-ocr page 629-
T
583
üc hoest, -welke , na eene. voorafgegane onlsteking Uer longcn , door cene vcrstopping der vochten , ontstaat , kan door liet volgende middel genczen worden. Neem : Goud-zwavel, tien greinen, Ammoniak-gotn , ecn lood , Ammonialc-zout, een half lood , Kruid en Blocmen van Arnica (Valkruid) , Vahriaan-wortel, van leder twee loodcn. Wrijft alles tot een fijn poeder en meng het, met uitlrcksel van hondstong {extractum taraxaei), tot eene likldng.
Hiervan geeft men aan een' kleinen hond een vie-rendcel looJs, en aan een grooten , naar evenredigheid, tot een half lood.
E?(DE HO0FDSTUK.
Over de Verkouäheid.
Dczelve ontstaat door het vatten van koude. De hon-ilcn , welke aan de lucht cn den arbeid gewoon zijn , worden daarvan zecr zclden ovcrvallen. — School- en kamer-honden, integendeel, zijn daaraan meer blool-gesleld.
Bij deze ziekte krijgen de honden lioest; er loopt htm een slijmachtig vocht uit den neus; zij worden daarbij traag en vcrliezen hunne natuurlijke vrolijkheid. Men moet lien, bij deze ziekte, tegen het op nicuw vatten van koude in acht nemen , cn hun het volgende middel laten gebruiken.
Neem: Poeder van Zoethoul ,
Genever-heziiin, van ieder drie looden.
Beide tot poeder gestampt zijnde, worden dezelvc met honig tot cene likldng gemaakt.
Van deze likking geeft men aan een' kleinen hond , twee of drie malen daags, ecn vierendeel loods, aan een anderen iels meer, cn aan de grootste honden ö*n half lood.
Deze likking is zoo onschadelijk, dat, indien men Aa 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ook
-ocr page 630-
584
ook ccnc groolcre hoeveelhcid van dezelve zoude wil­len gevcn, zulks gecn nadecl lean doen.
ELFDE HOOFDSTÜK.
Over den Loop.
Baza ontstaat nit gcvatte koude, door tc vcel elen , door zure mclk en dcrgclijke oorzaken meer; doch kan dezclvc ook door opgchooptc scherpe sloft'en in de darmen tc weeg worden gebragt.
Bcze loop laat zieh gemakkclijk door de volgcnde raiddclen wegnemen. Men geeft aan cen' kleinen bond een vierendcel loods poeder van tormcntil-icortcl en, naar evenrcdighcid, aan ecn' grooteren een half lood, een maal daags, totdal de loop over is. Het is som-wijlcn nog bcter, dat men een Meinen bond een scru-pel rhdbarber met twee scrupels magnesia vooraf in-gcyo en doze gift, bij grooter honden , naar evenredig-heid , tot op twee scrupels rhalarhcr en vier scrupels magnesia vermecrdcre.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Over de Vcrstopping.
Hierbij zijn klistercn van groote nuttigheid. Een vierendcel loods zeep en even zoo veel zout, in laauw water opgclost, en ecn half lood lijn-olie daar bij ge-voegd, alle halve uren, als een klistcer aangewend , neemt de vcrstopping weg; daar evenwcl mccstal in­wendige oorzaken aanleiding tot de verslopping geven , zoo moot men ecn' kleinen bond, twee malen daags cen vierendcel loods, en een' zecr grooten bond een lood tcondcr-sout, in water opgelost , ingeven, totdat hetzelvc een zacht laxeren te weeg brengt.
Wanneer er tcvens bij de vcrstopping buikpijn plaats
heef!
-ocr page 631-
585
heeft, zoo moet men , zoowcl onder do klisteren,
als ook bij dc oplossing van het zout, voor een' klei­nen bond een balf, en voor ecu' grootcn ecn gcbccl vierendeel loods duivels-drck mengen. Wil men aan beide gcncesmiddclen , zoowel aan dc klisteren als van den drank , een nog pijnstillcndcr vermögen bijzelten . zoo laat men twee banden vol kamillen in twee pon-den #9632;water sterk aftrekken, zijge het water door en gcbruike hetzelve zoowel tot de klisteren als lot deti drank.
DEKT1ENDE HOODFSTUK,
Over de zoogenaamdc Hands-zieMe.
Doze ziekle is nicts anders dan eenc zenuw-koorts ivelkc uit ccne vcrslijming der maag en darmcu tml-slaat.
Dezelve vertoont zieh cerst door een slootcn door de Jeden ; dc bond verliest daarbij levens zijnc natuur-lijke vrolijklioid, loopt slil en eenzaam voor zieb he­uen , eet wcinig, en in het laalst nicls mcer. Hier-bij heeft or cene ontlastlng uit den neus plaats, en de achterdeelen worden door zwakhcid aangedaan ; wel­ke band over hand zoo zecr toeneemt, dat dc bond geheel en al verlamd wordt ; nogtans bceft dczc vol-komenc verlamming niel bij alle hontlen plaats; ecnige draaijen slccbts en slingeren met het achterste deel des ligchaams been en weder. In hot begin der ziekle heeft cr doorgaans cene hardnckkige verstopping plaats , en er vloeit een taaije ctter uit dc oogen.
Wanneer men , terstond in bet begin der ziekle . de volgcnde middclen aanwendt, zoo blijl'l de bund gewoonlijk van dcrzelver gevolgcn geheelenal bevrijdt.
Men geeft namelijk aan een' grooten bond eene goe-de punt van een mes vol , of ecu vierendeel loods spksglans-lcvcr , aan ccn' bond van middelbarc grootte twee scrupels, en aan een' kleinen bond'een scrupel, waardoor braking tewceg #9632;wordt gebragt. Den vol­lenden dag geeft men , naar evenrediglicid der grool-Aa änbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;te.
-ocr page 632-
586
te, aan een' grootcn bond een lood, aan cen' mid-delbarcn drie vierde loods en aan cen' kleinen een half lood wonder-zout, in water opgelosl , • in. Deze gift moot, twee malen daags, 's morgens en 's avonds, herhaald worden, waardoor de hond zal laxeren. In­dien de gcmelde gift hiertoc niet sterk genoeg mögt iijn , moet men mecr zout goven, totdat er ontlasting rolgt. Het laxeren moot vier dagen aanhouden. Heeft cr vcrstopping plaats Ijij doze ziektc, zoo moct om de twee urcn, do yolgende klisteer aangewend worden, totdat dezelve is weggenomen.
Men lost twee looden zcep in een pond water op, mengt daarbij twee looden gewoon zout , en wendt daar van bij een grooten bond meer, bij een' klei­neren , naar cvenredigheid, ecne mindere hocvcclhcid, met een half lood Ujn-olie, op de wijzc van klis­teer aan.
um de zwakheid der achterdeclcn voor te komen, moet men aan ledere IcHde eene ettcrdragt zelten , of het gelicelc achlerdcel, eenmaal daags, met het vol-gende middel wasscben.
Nccm: Spaansch groen, acht looden,
Geest van Ammoniak-zout, twee looden, Tinctuur van Spaansche Vliegcn , cen half lood.
Meng het Spaanscb groen, vooral fljn gewreven zljnde, in ecu flesebje , bij den geest van ammoniak-zout, op-dat het daarin opgclost worde, en vocg er dan het aftrekscl van Spaansche vliegcn bij.
VEEETIENDE HOOFDSTUK.
Over den Lintworm.
De oorzaak, waardoor de Lintworm onlstaat, is tnt dus verre onbekend; ook zijn er gecno zekerc tceke-nen V'Oorhandcn, waaraan men derzelvcr aanwezighcid kennen kan, dan alleen, dat de hond, waarbij de worm plaats heeft, zelfs bij het beste voedsel , niet toeneemt, en er somwijlen gcdeelten van den lintworm outlast worden. Het volgende middel betoont daartcgea zeer goedc diensten.
Nccm
-ocr page 633-
587
Necm: Luis-zaad,
llcincvaar-ltruid,
Duizend-guldcn-kruid, van ieder twelaquo; loo-dcn. Alles tot cen poedcr gcwrcvcn zijndo , wordt het met honig tot ecn likldng gcmaakt.
Hiervan geeft men aan cen' lilcinen hond, twee ma­len daags, een half lood, aan cen van ccnc middel-inatige groolte drie vicrcndccl loods, en aan den groot-sten cen lood, en houdt met derzelv'er gebruik een lijd lang aan. Of ; Ncem: Rcincvaar-lcruid,
Scammonium, van ieder een lood. Beide tot pocder gestooten ziindc, worden dezclve met vier looden honig tot cene likking gemaakt.
Hiervan geeft men aan ecn' kleinen bond, een maal daags, cen vierendcel loods, aan ecn' middelbaren an­derhalf vierendcel loods, en aan den groolston bond een half lood. Of,
Ncem: Sap van Alsctn , Gezidvcrde Aloe,
Luis-zaad, van ieder een vierendcel loods. Dit wordt met water tot eenen drank gemaakt en den hond ingegeven; aan een kleinen geeft men min­der. Men herhaalt dezen drank om den anderen dag.
Eindelijk kan men den hond ook vier lood lijn- of boom-olic ingeven , waardoor somwijlen do lintworm afgaal.
VWFTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Wormen in de Maag en Barmen.
De kenteekenen, #9632;welker derzclver aanwezigheid ver-raden , zijn de volgende. De hond blijft bij het beste voedsel mager, heeft somwijlen pijnen, welke hij door huilen en bijten naar het lijf te kennen geeft. Het zekerste teeken evenwel, dat een hond wormen heeft, is, dat men somwijlen dezelve onder den afgang waar-neemt. Hiertegea kunnen de geneesmiddelen, welke Aa 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;in
-ocr page 634-
588
in hct vorige hoofdstuk voorgeschrevcn zijn, insgelijks aangcwend worden.
z r, s r I E N D E HOOFDSTUK.
Over de Jiclit.
Men kcnt dezclve aan dc krcupelheid van het een of ander been. Dikwfjls verdwijnt dcze krcupelheid, ter-wijl een ander deel des ligchaams daarvan overvallen wordt. De oorzaak, welke de Jicht le wecg brengt, is gcvalte koudo ; of ook ontslaat dezclve , wanneer de liond op den vochligcn grond, of den mest, of op ecnen steenen vlocr zonder leger , genoodzaakt is te liggen. Men geeft in dit geval het volgende middcl.
^'cein : Ammoniak-gom, ccn lood , Knoßook, anderhalf lood , Pocdcr van roode gcntiaan-icortcl, een lood.
Stoot alles in een mortier te zamen, en maak het met een lood seep tot 36 pillcn.
Hiervan geeft men, twee malen daags, aan een kleinen hond cenc, en aan cenen grooteren twee pillcn.
#9632;
ZEVEKTIENDE HOOFDSTUK.
Over de Kramp,
Eon bond, welke aan do kramp ondcrhevig is, gaal somwijlcn, met het eon of ander been, een tijdlang krcupcl, of zet hetzclvc, onder het gaan , geheel niet op den grond, voor dat do kramp over is; hiermede moot evenwel hct zoogenaamdc afzetten der honden, onder hct gaan of loopen , nict verwisseld worden , wanneer zij namelijk , gedurende cenige passen of spren­gen , eon van beide bcencn in dc hoogte houden, en vcrvclgens wederom op hetzclvc voort loopen.
Het beste middel, om de kramp weg tc nemen, is bet volgende: Men bcstrijkt een wollen lap met Icam-fer , en wrijft daarmede, drie malen daags, bet been ,
het-
A
-ocr page 635-
589
hetwclk door de kramp overvallen wordt; men meet den lap, telkens •voor hct wrijven , op nicuw met kamfcr bestrijken , vcrmits doze in den tusschenlijd vervliegt.
ACHTTIENDE HOOFDSTÜK.
Over äc ßuilipijncn.
De buikpijn ontstaat gcwoonlijfc uit gevatte koude, ot uit vcrslopping, waardoor de lucht in de darmbuis te-• rug gclioiulcn wordt, dezclve xiitzct, en daardoor pijn vcroorzaakt, welke door de volgende teokenen te kennen wordt gegeven. De hond ligt, krimpt zieh in cen ; huilt en zict dikwijls naar hct lijf cm; — oolc wordt het lijf tevens opgezet en dik.
Hier möct men de volgende middelen aanwenden. Men kookt twee handenvol iamille in twee ponden water: zijgt het water vervolgens door, en nadat het-zclve koud is geworden , gevc men daarvan aan een kleinen hond, om hct nur, acht looden met cen lood boom- of Ujn-olic, in , en van hetzelfde vocht zctte men tevens, om het halve nur, ceno klistecr, waar-bij cen half lood lijn-olie gcvoegd wordt. Een groo-tcn hond kan men cen half pond van dit vocht met twee looden olic ingoven. Men late tevens cen half lood duivcls-drck in vier looden kokend water oplossen on menge van dczc oplossing voor cen' kleinen hond eea vierendeel loods , en voor een grooten cen half lood onder den drank. — Ook kan hicrvan icls onder de klistcer gcdaan worden.
Of men geeft een kleinen bond vijftig droppen pijn-stillende Hoffmans-droppen, of vcrzoetc salpcter-geest onder den drank : voor cen grooten hond kan men de gift van dezc middelen , naar evenrcdighcid , vermeer-deren. Is de pijn aanhoudende, zoo kan men , voor een' kleinen hond acht droppen , en voor een groo­ten vecrtien of zestien droppen vloeibaar hculsap on­der den drank mengen , en bij de klistecr vier greinen liamfer vocgen.
Aa 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; we-
-ocr page 636-
590
HEGENTIENDE HOOFDSTÜK.
Over de Honds-dolheid.
Wij /.ullen over dczc goduchtc zickte niet allccn han-dclcn, in zoo vcrre dezclvc oorspronkclijk hot rnecst bij hel gcslaclit dor honden ontstaat, maar ook , door den Lcct van ceuig dol dier, aan andere dieren kau worden mcdegedeeld.
De dolheid der honden gaat met do volgcnde ver-schijnselen gepaard. De hond wordt droefgecslig, eet niet en zockt de eenzaamheid ; hij laat de ooren en den staart hangen, en tracht zieh in ledige hocken te verschuileß. In hot eerst toont hij grooten dorst te hehben; hij drinkt gedurig, doch telkens slcchts wei-nig; nadcrhand heeft luj cen afkeer van alles, wat vloeibaar is, en #9632;wanneer hij nog ecnige droppels Ickt, zoo wordt de keel bij hel slikken, krampachtig toege-wrongen, waarbij hevige benaauwdheden worden waar-genomen. In sommigo gevallen heeft er, intusschen, geenc watcrvrees plaats, maar dc dolle hond drinkt, van tijd tot tiid , en zwemt zelfs door het water; de gang van den hond wordt slaperig; hij blaft niet meer, noch hoort meer naar dc stem zijns meestcrs; de af-gang is hard en verstopt; de neus is heet en droog; vervolgens begint hij te hoesten, waarbij hem de tong uit den bek hangt, en eene grootc hoeveclhcid van slijm uit dcnzelvcn vloeit; nu verliest hij ook zijn be-wustzijn; hij kent zijn meester niet meer, loopt, even als of hij niets ziet, en bijt naar alles, wat hem n.a-dert of bejegent; hij loopt bestendig regt uit, zonder dat hij den weg in acht neemt; somwijlcn gfiat hij langzaam , dan loopt hij schielijk , en gaat ook wel een tijdlang liggen ; onder het gaan of loopen trekt hij den staart tusschen dc achtcrbccnen ; de oogen beginnen te druipen , en, wanneer hij ligt, Boudt hij dczelve ge-woonlijk toe. Ecnige honden liggen bij de dolheid ge-hcel stil; andere zijn woedende en loopen razende in het rond , waardoor de onderscheiding der ziekte in stille en razende dolheid ontstaan is.
De oorzaken, waardoor de hondsdolheid kan wor­den voortgebragt, zijn bovenmatige hitte en koude,
en
4
-ocr page 637-
591
en vooral cene schielijkc afwisseling van dezclve. Hier-om worden. die hondcn, welkc in ecnon brandenden Mnnesehijn gewoon zijn te slapen , of dezolken, welke in eene strenge koude des nacVits buitens liuis rnoe-ten liggen , en die, zoodra des ochtends hot huis geopend wordt , er binncnsluipen, en nabij hot vuur of onder ecn' heeten kagchcl gaan liggen, bovcn an­deren door de dolheid aangedaan. — Voorls laugdurige hongering , gebrek aan drinkwater, of hot gebruik van vuil drinkwater, hevige toorn , enz. ; doch bovenal schijnt de sterke werking en belettc voldocning der tecldrift tot het dolworden der honden aanleiding te geven, waartoc de groote oncvenredigheid , welke er tusschcn de honden van het mannelijke en vrouwe-lijke geslacht plaats heeft, waarschijulijk vccl toabrcngt, gaandc hot getal der Reuen of inannclijke honden, welke men houdt, dat der Teven of vrouwelijke vcr te boven. Men heeft opgemcrkt, dat dc eerslc honden, welke op zekere tijden dol geworden zijn , doorgaans tot het mannelijke gcslaehl behoorcn. Inzonderheid cven-wel kan de bclette geslachtsdril't deze uilwerking heb-ben, wanneer de Reu , door het belikken van de teel-deelen eener togtige Teef, op het slcrkst verhit zijnde, die drift niet kan bevredigen. Er worden voorbeelden opgegeven , dat Reuen, welke als cea gevolg dezer oorzaak, reeds op hot punt scheuen te zijn van dol te worden, daardoor bewaard hieven, bijaldien men de-zelve, nog bij tijds in dc gelegenlieid stelde , zieh met eene Teef te vcreenigen.
Dczelfde vcrs/hijnselen van dolheid worden bij de honden waargenomen, indien dezelvc het gevolg is van den beet van een anderen dollcn bond of cenig ander dol dier; bij de ovcrigc dicrcn vcrschillen de vcrschijn-selen der dolheid eenigermate naar derzelver onder-scheidene geaardheid,
Bij het paard en den ezel hebben nagenoeg dezelf-de toevallen plaats, als bij cene ontsteking der herse-nen of den koldcr. Het eerste geeft, in het begin, alle teckenen van den stillen kolder te kennen. Het leunt met de zijde van den kop legen den wand en schijnt zieh daardoor vast te willen houden. Op eens steckt het de ooren op, springt met de voor-
bee-
-ocr page 638-
592
beenen tegcn of in de krib, slaat met alle beenen, terwijl een taai slijra uit den mond vloeit ;• dc oogen staan verwilderd; de afgang is verstopt; de pis is hoog rood gekleurd ; het paard toont af keerigheid van etcn to bebben. Hot werpt zieh ook wel op den grond nedcr, en slaat met de beenen in de lucht. Tusscbcn beide is hetzelve wederom rüstig, in #9632;welken tijd men evenwcl bet dier nict moet naderen, dcwijl op het onverwachts, door bet aanwaaijen van cene geringe togtlncbt , of door het zion op een blinkend lig-cliaam . ccn nieuwe aanval ontslaat, welke dcszelfs nabijbeid gevaarlijk maakt. Het toont nict alleen eene gencigdheid , cm in alle voorwerpon te bijtcn , gt;Ye!kc bet bcrciken kan, maar het bijt in zijn eigen lig-chaam , zoodat men de tanden somwijlcn van de buid hoort afsnappen. Er heeft opspanning van het man-ncliik dcel plaats, met onllasling van het zaadvoclit, en de Hengst hinnikt mcermaleu met ccno kort afge-brokenc , heesche stem naar do Merrien, terwijl dc dollc Alerrie cone bonding aanneemt , als of zij toglig ware, en or cene slijmigc stof uit dc scheedc vloeit. Nict altijd heeft het dollc paard afkeer van water, maar bet drinkt met grctigheid, ofschoon, bij bet toe-nemen der zieklc , dc doorzwelging van het vocht, door de krampachtige tocsnoering der keel belel wordt.
Dc dollc ezel loopt, sciirceuwt, bijt, slaat, en springt onophoudelijk voort; en gcen dier is dan , gedurende de razernij , zoo gevaarlijk als dezelvc.
Het ründvee del zijnde , loopt bestcodig om, gaat op de menschen los, bruit, raast, schuimt met den muil, schudt den kop en hals , krabt met dc pooten gatcn in den grond , wroet met de boomen, knaagl aan alles, wat het voorkomt; het eet hid, en drinkt cvenmin. Dc herkaauwing lioudt op. In den bulk hoort men cene gcdnrige rommeling, en het beest loont een bestendigen aandrang te hebben , om den mest le ontlaslen , zoodat het den staart veel van den buik vcrwijdcnl houdt, ofschoon dc uitwerpselcn hard zijn. De spiercn en pezen worden door krampachtige tril-lingcn aangedaan. Do stem is verandcrd. Heeft er eenc fusscbenpoozing der toevallen plaats, zoodat men het dier vastmaken kan , dan moet men zicli evenwel
wach-
*
-ocr page 639-
593
wachten, om hetzelvc te naderen (*), allhans daarbij zecr op zync hoede zijn , dewijl het somtijds met on-stuimigheid op alles aaiwalt, en meer tracht le bijten dan tc stoolen. Het dolle Rund ondergaat, dol zijnde, eene ongewonc schielijke Vermagering. Langer dan van diie tot zeven dagen houdt zoodanig stuk vec, nadat de razernij is uitgebroken , het nict uit; gedurende de-zen tijd brult hetzelvc zoo verschrikkelijk, dat men zulks zecr ver kan hooren , en nog kort voor den dood, is het gebrul allervreesselijkst. Ondejr hei gehecle beloop der dolheid staan de oogen uilpuilcnde en verwilderd. Ook vertoonen zieh somwijlen (luidelijkc teekenen van walcrvrces , dewijl het beest dadelijk terugbeeft cn angstig wordt, wanneer hetzelve waler of melkdrank wordt voorgezet.
De schapen cn geiten loopen insgelijks om, makeii geweidige sprengen, schuimbekken slerk en loonen ge-ncigdheid om le bijlcn. De Geilen vooral bijten zieh zelve gehecle stutken uit den uijer. De Schapen blij-ven, onder de dolheid meer goedaardig, en derzelvei verschijnseien bcslaan bij deze voornamelljk in cen vrees-achtig , hecsch geblaat, cn een builengewoon springen , tcrwijl zij met den kop legen den grond stooten, en aan bout of andere ligehamen krabbelen. — Bij beiden heeft verstopping van afgang plaats.
Het zwiJN, door dolheid aangedaan, #9632;woelt met he-vigheid in den bodem van den stal of het slroo; het toont neiging on\ tc bijlen; gedurende hei begin. heefl de dolheid duidelijke tusschenpoozingon. Bij den voortgang der zicktc, worden de beenen , inzon-derheid de voorslcn, als verlamd, zoodat het Varken op de knicen omkruipt. Het vcrsmaadl veelal het voe-der, en kan het water, waartoe hetzelvc dikwijls be­sserte toont le bezitten, uit hoofde van de kramp
in
(*) Hoewel sommige waarnemingen schijnen te fcovesti-gen , dat het gif der Honds-dolheid hij de grasetende die-ren zoodanig verzacht wordt, dat hetzelve deszelfs aan-stekend vermögen zou verliezcn, zoo zijn deze ündervin-gen nogtans, in ons oog, voor als nog, niet voldoende genoeg, om ons daarop geheel te vertaten, te minder, daar er gevallen worden medegedceld , welke het tegenge-stelde doen blijken.
-ocr page 640-
594
in de keel geheel nict, of niet dan moeijelijk doorzwel-gen. — De afgang is insgelijks verstopt.
De kat is van alle dolle dieren de gevaarlijkste , dc-wijl zij nicl alleen mecrdcre wapencn bczit, om het lig-chaam van andere dieren te wenden, waarin dus het venijnig speeksel te ligter kan worden ovcrgebragt, maar ook, omdat men zieh, wegens haar vermögen, om te klauteren en te springen minder legen dcrzelver woede beveiligen kan. — De Kat, dol zijnde, vliegt tegen de wanden op, en gaat met eene ongeloofelijke snelheid op alles af, wat haar hejegent. Zij vcrlaat het huis , zoekt de vrijheid en loopt, zoo lang als zij kan, bestendig voort ; cindelijk kruipt zij weg en sterfl. Ook bij de Rat kan de dollicid van zel-ve , dat is, zonder den beet van een ander dol dicr, ontstaan.
De tijd, welke er tusschen het toebrengen van den beet en hot uitbarsten der dolheid , bij al dcze dieren verloopt, is ycrschillendc; veellijds bepaalt zieh de-zelve van negen dagen tot drie wcken , doch zulks kan ook langer duren.
Ncemt men bij ecnen Hond het geringste der gemei­de verschijnselen waar, zonder dan men weel, dat hij door een ander dol dicr gebeten is, zoo meet men hem terstond aan eene kctting leggen of in een hok opsluiten , opdat hij, bijaldien hij dol mögt worden, geen nadcel kunne toebrengen.- Voigt de dolheid niet, zoo is er slechts weinig mocite verloren, terwijl men alsdan ook tegen alle gevaar bevciligd is ; doch ncemt men, nit de gemelde teekenen, waar, dat dc dolheid uitbrcekt, zoo is het raadzaam denzelven terstond dood te slaan of te schielen.
Heeft men integendeel gezien of wcet men, dat de hond of eenig ander dier, door een dollen hond; is gebeten, en wil men denzelven redden, zoo meet de plaats , alwaar de beet is aangcbragt, geheol wor­den uilgcsneden, wanneer dezclve zieh namelijk in vlecschige dcelen bevindt, doch kan zulks aan sommi-ge deelen, zoo als de beenen, niet geschieden, zoo moot dc wond, zoodra mogelijk, met zout water worden nitgewasschen; en alsdan mocten rondora de-zelve, met eene listoerie (PI. I. Fig. 3.), of met
een
i
-ocr page 641-
595
ccn ander scherp mcs, zes of zeven insnijdingen iii de huid gemaakt worden, welke in de wond uitloo-pen en tot derzelvcr bodem moetcn doordringeo. ledere insnijding moet van buiten door den rand der wond naar binnen geschieden, opdat niet, indicn or zieh nog iels van bet gif in dezelvc mögt bevinden , hetzelve met hct mcs, naar builen gevoord werde, en racer puntcn van aanraking verkiijgc met de om-ringende deelen. Het racs moet ook daarom, na het doen van elke insnijding, sehoon af worden gcveegd. IN'adat do insnijdingen hebbcu uitgebloed , wascht men de wond nog mcermalen zuiver uit en smeert ge-wone Spaansche vlieg-zaJf, ter dikte van een stroobalm, op dezclve.
Men kan ook de wonden, tcrstond in het begin, met een gloeijend iizer uilbranden, om op deze wijze, het vergiftigc specksel in dezelvc te dooden en daar-door dcszelfs werking te vernictigen. Zoodanige uit-wendigc behandeling der wond , volgens de eene of andere der voorgestcide wijzen, mag nimmer vcrzuimd worden.
Wanneer de wonden, ofschoon in het vleesch toe-gebragt, reeds langer dan twaalf uren hebben plaats gehad, zoo helpt hct uitsnijdcn niet mcer, of het­zelve is dan althans van cene minder zekere uitwer-king; men moet alsdan insgelijks rondom de wond in­snijdingen maken in de huid, en dczelve op de voor-geschrevene wijze, behandclen. Kan men lerstond, nadat de insnjjdingcn gemaakt zijn, er koppen opzet-ten, om het bloed door dezclve uit dc wonden te doen zuigen , zoo is het des to betcr; vcrvolgens kan er de Spaansche vlicg-zalf over worden gesmeerd. In alien geval moet men over de zalf een verband leg-gen , omdat het dier niet aan dczelve kan likkcn , de-#9632;wijl daardoor zoowel de tong als de mood raauw zou-den worden.
Heeft een dolle bond sleehts naar een ander dicr gebeten, zoo dat de kwijl op het haar blijft zittcn, ter-wijl men evenwcl gecne wond in de huid ontdekt, zoo is het raadzaam hct gehcelc ligebaam. door een bor-stel, met zeepwater geheel zuiver af te wasschen, dewijl de huid door de tand des bonds zoo weinig
ge
i
-ocr page 642-
i
596
geschramd kan zijn, dat zulks naauwelijks le vinden is; waardoor nogtans het gif kan medegedeeld en dc dolhcid worden voortgebragt.
Er bcstaat con groot aantal van gcneesmiddelen, 'wel­ker inwendig gebruik tor voorbehoeding der honds-dolheid wordt aangeprezen. Wij zullcn slcchls eenige der voornaamste hier mcdcdeelen , dcwijl het bestck van dit handboek gcenszins toelaat, om over alien to handclen.
Neem: Vermiljocn , ecn viercndeel loods , Muslius , cen half viercndeel loods.
Meng hetzelve, vooraf tot poedcr gewreven zijndc. met ecn lood mccl en ecn wcinig honig tot een deeg, waaivan cene pil gemaakt wordt , hocdanige, twee malen daags , aan een groot dier,, als een Paard . Ezel of Koc, wordt ingegeven ; hicrmedc moet, ne-gen dagen lang , worden aangohouden. Aan kleinere diercn , als ecn Hond , Scbaap of Kat worden telkens de helft of ecn dcrdo gedcclio des middcls , op de-zelfdc v.ijze , toegediend naar evenrcdighcid van het verscbil der groottc of den oudcrdom der dieren. De kostbaarhcid dozes middels maakt evenwel des-zelfs aanwending bij dieren van geringe waarde be-zwaarlijk.
Het Guichgelheid of de roode muur, (anagallis ar-vensis) zijndc cene plant, welke aan zeer vele plaatsen, op de bouwlanden en bij de wegen groeit. Men moet dit kruid met dcszelfs kleine roode blocmcn verzame-Icn , in dc schaduw laten droogen en in digte zakjes of in cone doos , met papier beldeed , bewaren , opdat hetzelve niet te stcrk uitdroogc.
Aan Paarden, Koeijen , Schapen , Hondcn , cnz. geoft men van dit kruid, (hetwelk, tc dczen aanzien. eenen hoogen roem plagt te hebben, waarvan het nog niet vcrstoken is) nadat het met den blocmslcel tot een ponder gestatnpt is, van een viercndeel loods tot ecn half lood, met wat warm water of ook met brood of mccl tot een deeg gckneed , waarbij dan ook cen wcinig sout of aluin gemengd wordt, Na het ingeven van het niiddcl moet men hot dicr, twee uren
Ian;:
alle den en drinken onthouden. Ofschoon cene
enkelc gift tor verhoeding der dolhcid dikwijls vol-
docn-
-.
-ocr page 643-
597
doende is , kan men evenwcl, tot mccrdere vcilig-hcid , dezelve , na verloop van zestien uren , hcrhalen, en 's anderen daags ook nog, een of twee malen, hctzelfde doen.
Wanneer een dol dier onder cene kudde geloopen heeft , mag men het poedcr niet allcen geven aan die beesten, welke gebeten zijn, maar ook aan de overigen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 0
Ook hecft men zieh meermalcn, tot hctzelfde oog-merk, bediene! van hot heziiin dragend dood-kruid, (atropa belladonna) wordende daartoe zoowel dcszclfs bladen als worteis aangewend.
Van het versch gestampte poedcr der gedroogdc bla­den geeft men: aan een Paard, vijf giften , op de volgende #9632;wijzc , des avonds na het laatstc vocder; bij de eerste gift, vijf looden ; bij de tweede gift , zes looden; bij de dcrdc gift, zeven looden; bij de vierdo en vijfde gift, acht looden.
Aan een Veulen van twee jaren , bij de eerste gift, twee looden; bij dc tweede en derde gift, drie looden ; bij de vierdc en vijfde gift, drie looden en een half. — Aan een half jarig Veulen, bij de eerste en tweede gift , een lood ; bij de derde en vierdc gift, een en een half lood; bij dc vijfde gift, twee looden.
Aan het Rundvcc worden insgclijks vijf giften van dit middel toegediend , namelijk , alle vierenlwintig uren , des avonds , nadat het vee voor de laatste maal gevoederd is, op de •wijze zoo als volgt: aan eene Koe , Os of Stier, bij de eerste gift, een en een half lood; bij de vier volgende giften telkens twee loo­den, Aan cone dragtige Koe , wordt voor de eerste keer een lood , en vervolgens, viermalen , telkens an­derhalf lood gegeven. — Dezelfdc giften dienen voor een Kalf , dat beneden een jaar oud is. Het Rundvee gcbruikt dit middel ongaarne , -weshalvo men hetzelve dit , in een koolblad gewikkeld, in de keel moet steken.
Aan Schapen geeft men vijf giften van hctzelfde middel , elk etmaal, des avonds, als zij te huis kö­rnen , of anders op het land. Bij de eerste gift, na­melijk, geeft men een lood; bij de tweede gift, an­derhalf lood; bij de overige giften, van twee looden
tot
-ocr page 644-
598
tot derdehalf lood. Aan een Lam , dat bencden een jaar oud is, worden bij de eerste en tweede giften, een half lood , en hij de drie overigen , van een tot anderhalf lood gegeven.
Aan de Geilen insgelijks vijf giften , volgens den voorgeschreven tijd, des avonds , na het laatste voe-dcr. Dcze dicren cten het middcl gaarne. Bij de eer­ste gift, anderhalf lood; bij de tweede en derdc gift. 'twee looden; bij de vierde en vijfdc gift , van twee en een half lood, tot drie looden. Aan eene jonge Geit, beneden een jaar oud , geeft men, bij de cerstc en tweede gift , een lood; bij de overige giften, twee looden.
Aan Honden worden slechts drie giften gegeven, namelijk, alle vierentwintig uren , een half vierendeel loods.
Varkens krijgen insgelijks drie giften, op dezelfde wijze, van het poeder van den wortel dezer plant. Een volwassen Varken van twee of drie jaren , geeft men daarvan telkens een vierendeel loods; aan een jarig Zwijn telkens vijftig greinen; aan een jonger Varken, ieder maal, dertig greinen.
Men kan ook van het volgende middel gebruik ma-ken.
Neem: Mijnstoffeliße Moor, (Sulplmretum Hijdragiri nigri) een lood , Duivelsdreh , twec looden , Honig , acht looden.
Meng het onder clkandcrcn tot eene likking, van welke men, eenmaal daags, aan een' kleinen Hond , een vierendeel loods , en aan een grooteren iets meer ingeeft. Dit middcl kan ook aan andere dicren, die gebeten zijn , in grootere of kleinere giften , naar het versebil hunncr grootte of oaderdom, worden toege-lt;!iend. Men zal ook in dezen het versoete zoutzure Titoilc, op dezelfde wijze, kunnen aanwenden.
Eindclijk mag het bekende middel, uit hoom-olie en eijeren bestaandc, hier niet vergeten worden, daar hetzelve voorzeker , wegens de hekende nuttigheid der velte olie, tegen de uitwerkingen der beten van venijnige dicren, en omdat het overal spoedig bij de band is , nog altijd boven velen den voorkeur schijnt
. tc
-ocr page 645-
599
le verdienen. Hetzelve wordt op de volgende wiize be-reid en toegediend: men neemt zes cijerdojeren en zes halve eijerschalen vol olijf-olie (boom-olie); doet dit le zamcn in een koekcnpan op een matig vuur; rocrt het gestadig met een mes wel onder een , en laat het zoo lang braden, totdat het ecne gclijke slevige zelfstan-digheid worde.
Een dier van welke soort ook, dat gebeten is, moet twee achlerecnvolgende dagen , deze hocveelheid ge-bruiken, moctende hetzelve telkens, voor en na het nerncn des middels, zes uren vasten. De wond of wenden-, welke door den beet veroorzaakt zijn, moeten tevens, negon dagen lang, met een pennetje van vuren-hout opengekrabt en telkens verbunden worden met een weinig van hetzelfde middcl (*).
Daar er, bij deze zickte, in de ligchamen der dieren, door de werking des gifts, eene hevige ontsteking schijnt geboren te worden, zoo zal het, ter voorkoming van dezelve, nultig können zijn, de gebotene dieren, in-zonderheid Paardcn of Runderen, ecne of meerdere mime aderlatingen te doen.
A'an welk dezer middeltn men zieh, tcr voorbehoe-ding der dolheid bij gebelene dieren, möge bedienen; men moot daarbij allijd wel zorgen , dat dezelve, ge-durende eenen geruimen tijd, opgeslotcn blijven, of zoodanig in vcrzekerde bewaring gehouden worden, dat indien de dolheid , niettegenslaandc het aanwen-
I
#9632;
den der genccsmiddelen
möge uitbrcken , zij buiten staat
(*) Voor een mensch , hetwelk van een dol dier gebeten 13 , dient de helft dor hier voorgesc'nrevcne hoeveclheid , namclijk drie cijerdojeren , met drie halve eijerschalen vol hoom-olie, op dezelfde wljze bereid , ora zoodanige gift ook, twee achtcreenvolgende dagen , in te nemen, Waarbij ins- #9632; gelijks het onthouden van alle spljs en drank, gedurendc zes uren, voor en na het gehruik des middels, alsmede het oponhouden der wond , negen dagen lang , gelijk hier boven voorgeschreven is t in acht moet Worden genomen.
Hc^vel ook de andere , hier boven opgegevene , midde— len , mede als voorbehoed- of genoesmiddclen legen du hondsdolheid bij menschen aanbevolen worden , 7.00 is het evemvel geenszins de plaats , daaromtrent bijzondere voor-schriften mede te deelen.
-ocr page 646-
600nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
Staat zijn, om menschen of andere dieren te kunnen benadcelen. Neemt men de verschijnselen van ont-staande razernij waar, zoo is het veiliger het dicr . hoe kostbaar het zijn möge , van kant te maken, dan zieh, door de beproeving ecner hoogst onzekere ge-neeswijze . aan eenig gevaar bloot te stellen.
ßlJ-
-ocr page 647-
601
BijToegselen tot de uitwendige en inwendige ziekten der Houden.
XII. AFDEELING.
OVER DE UITWENDIGE ZIEKTEN DER HONDEN.
Vijffo Hoofdstuk, blz. 563. Proeven omtrent de laquo;an-laquo;ending der Zwavellever, hi\ wijze vau laquo;meersei , tegen het schurft-uitslag , door den Iloogl. Barthelciny; Vee-artsenijk. Magazijn , D. II, blz. 170.
Zesde Hoofdstuk, hl. 564. Genezing vaa eene soort van vochtig huid-uitslag Qdartres) bij den Eond , door de aan-wending van het azijn-zure lood, met eenige drop pels salpeter-zuur; Vee-artsengk. Mag., D. I , blz. 418.
TijJHendt Hoofdstuk, blz. 571. Behandeline van onder-schcidene beenbr.euken bij Houden en Paarden j Vee-artlaquo;enqk. quot;Mag., D. 11, blz. 234.— Verg. de bijvoeging opblz,313, betrekkelijk het stijfsel-verband.
Zeventicnde Hoofdstuk, blz. 572 De Hondea zijn meer dan andere dieren aan ziekelljke aandoeningen der teel-deelen onderhevig. — Waarneraing omtrent het wegnemen der baarmoeder bij eene teef, door den Vee-arts P. J. A.. Petrij; Vee-artsenijk. Mag., D, 11 , blz. 455. — Over de sponsachtige uitgroeisclen, voorkomeude aan de voort-telings-werktuigen bij Hondea, door den Vee-arts J, W, A. Hart; t. a. p., blz, 469,
!
XIII. AFDEELING.
OVER DE INWENDIGE ZIEKTEN DER HONDEN
fierde Hoofdstuk, blz. 579. Doorboring der raaag, van eene inwendige oorzaak afhangende, bij een' Hond, Er können bij dieren ziekelijke aandoeningen der weefsels , zelts der voornaamste ingewanden, plaats hebben, bij een' schijnbaren Staat van gezondheid; Vee-artsenijk. Mag., D. II, blz. 212.
Vijfde Hoofdstuk, blz. 580. Genezing van de buik-waterzucht bij een' Hond, door den buik-steek; Velaquo;-artsenijk. Mag. , D. I, blz. 418; alsmedc D. II, blz. 232,
Bbnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Der-
-ocr page 648-
^
602
Dtrtiende Hoofdatuk t biz, 586, De Jlond is aau Tele xeiiuw-ziequot;kten onderhevig, welke onder verschillende. ge-daanten of vormen voorkomen. Meermalen zijn dezelve als gevolgcn der honde-ziekte aan te merken, doch zij kunneu ook ontstaan, zonder dat dcze is voorafgegaan. Hiertoe behooren de vallende ziehte, de St. fitus-dans , en andere kramp- en gtuipziekten , en verlammingen. Men zie hier-oyer verder: Waarneming eener periodische zenuw-ziekte bij eenen Hond, gepaard met neiging tot bijten; Vee-artsenijk. Mag. , D. 1 , biz. 153. — Werkzaamheid der ontlaslende middelen, en schadelijkheid der sterke opwek-kende middelen, in de zoogcnaatndc honde-ziekte, door den Hoogl. Barthclemy; t.a. p., biz. 353. — Nuttig-heid der aanwending van den duivels-drek tegen den St. Vitusdans , bij den Hond; t. a. p. , biz. 415. — Over de uitwcrkingen van de braaknoot in verlammingen bij den Hond; t. a, p,, D. 11, biz. 171. — quot;Waarneming van Dn A. Nnman omtrent de werking van dit middel, en van Iict extractum nucis vomicae alcoholicae in verlammingen, bij onderscheidene huisdieren, waaronder tevens raedudce— liugen van de Vee-artsen Bontekoe en Rijnders; t. a. p., biz. 174. — De goede uihverking van den duivels-drek , in cnijn ontbondcn, tegen den St. Vitus-dans bij Hon den , bevestigd; t. a p., biz 221.— Voordeelige uit-werking van de braaknoot tegen verlammingen bij den Hond; t. a. p , biz. 541.
Vijftiende Hoofdstuk , biz. 583, Er komt bij den Hond ccn worm voor, huisvestende in de voorhoofds'-boezems, genaamd de vijf eind~ opening-worm (Penthostoma tenoiroides). Tacnia lanceolata of lancet-vortnige lint-worm , in den voorhoofd-boezem van een hondje gevonden; Vee-artsenijk. Mag., D II , biz. 536.
JVegmtiende Hoofdstuk, biz. 600. Wafervrees bij eene Koe; t. a, p., biz. 309. — Maagontsteking (Rage-mue) bij den Hond; t, a. p., biz. 379 en Bijvocgsel van Dr. A. Numan; t. a. p., biz. 380. — Waarneraing om­trent negentien Honden, welke van dolheid verdacht werden gehouden. Verschiliende wijziging der honds-dolheid Moeijciijkheid om het bestaan der ziekte te be-palen; t. a. p., biz. 420 — Inenting van het dol-gif aan een Paard; t. a. p., biz. 462. — Vraagstukkcn omtrent eenige punten der honds-dolheid; D. II, biz. 186. — De sterke -wärmte alleen is niet in Staat de honds-dolheid voort te brengen ; t. a. p. , biz. 220. — Waar­neming omtrent den tong-worm bij Honden; t. a. p., biz, 253. — Proeven omtrent de honds-dolheid en het beametteml vermögen der kwijl van gras-etende dolle dicfen | en do vcrschijnselen, ten aanzien der neiging tot
bij-
-ocr page 649-
603
bijten, waarmedc de ziekte bij deze gepaard gaat; t. a. p. , biz. 527. — Voortgezette proeveij van den Hoogl. B a r-thelemy omtrent de honds-dolheid; t. a. p., biz. 541. — De honds-dolheid is voor eene maag-dafm-outsteking ta hoaden ; — het bestaan der blaasjes , van Marochetti , bij twee honden waargenomen; proeven der inenting met de stof uit dezclve; t. a. p., biz. 560. — Kunstmatig voortgebragte maag-darm-ontsteking, vergezeld gaande van bijtlust, door het ingeven van stukjes glas , bij ceu hondje ,-t.a.p.,deg; biz.564.— Nasporingen omtrent de honds-dolheid, door Dr. Her twig; t. r. p., biz. 597. Dolheid bij twee K-alveren, waargenomen door den Vee-arts W. F. Rijkgen; t. a p., D. Ill, biz. 245.— Waarneming omtrent den beet van een dollenHond, aan onderscheidene dieren toegebragt; door den Vee-arts 3. C. Kegelaar,-t. a. p , biz. 247. — Drietal waarnemingen , betretkelljk de dolheid bij den Hond , met afbeeldiogen, in het Xdc Deel der verhandemngen' van het KONllfKLljK-
NEDERLANDSCHK IKSTITUUT VAN WETENSCHAPPEN , WETTERKUNDE EN SCHOONE KÜNSTEN. Amst 1843.
I
i '
6b 2
BIJ-
I
-ocr page 650-
604
BIJVOEGSEL.
Over de Vergiften.
fteensnns zijn alle vergiften vopr de onderscheident-dieren even nadeelig of doodelijk: want sommige zelf-standigheden, welke in geringe giften, op eenige dieraquo; ren een zeer schadelijk vermögen oefenen, worden doof anderen, in ecne groptere of onbepaalde hoeveelheid, zonder nadeet verdragen (*), Vele vergiften tunnen, met behoorlijke onazigiigheid en onder eene juiste be-paling der giften toegediend wordende, in sommige ziekten, als nuttige en zeer werkzame geneesmiddelen worden beschouwd.
Men kan de vergiften, volgens de drie verschillende rijken der natuur, waartoe zij behooren, onderschei-den in dierUfhe, delfstoffelijke en plant-vergiften.
I. Over (*) Dc Aloe, Jiij roorbeeld , is voor Vossen en Hondon zeer uadeclig , gelijk voor de laatsten de room van Wijnsteen (CREMOR TARTARl) , daar zij door deszelfs gebruik kuu-nen sterven. De watervenkel (phellandrium aqxtati-citm) is schadelijk voor Paarden , doch geeuszins voor het Kundvee. Door het zaad van de Pieterselie (apiüm petro-raquo;EI/IMUm) worden sommige vogelen , en door gewone piper de Varkens gedood , ofschoon sommigen -willen, dat deze dkren alleeu zouden sterven , wanneer zij het poeder van de peper in. de keel krijgen. De bittere amandelen zijo vooral doodelijk voor Vossen, Katten en Hoenders; in grootere hoeveelheid gebruikt, zijn dezelve insgelijks na­deelig voor andere dieren en voor menschen. Lijsters, Kwartels en Leeuwerikkea eten het zaad van de gevlakte Schcerling, (CONIUM maculaxuh) , Faisanten dat van de doom appet (datura strammonium) , de Kwartels dat ran de duizelende dolik, (lot.ium tremulektum) , en de Varkens den wortel van het bilzenkruid (imosciAimrs ni­cer) zonder eenige nadeelige uitwerkingen; welke zelfstan-digheden voor vele andere dieren vergiftige eigenschappen bezitten.
-ocr page 651-
605 1. Over de üierlijhe vergiften.
Over de uitwerkingen der dierlijke vergiften, welke uitwendig door het sicken van veoijnige dieren, als horzels, wcspen, bijen, adders en door den dollea hondsbect worden aangebragt, is reeds op biz. 278 en 390 gehändeUL Sommige bremvliegen of horzels (*) brengen insgelijks, wanneer zij door een Paard of Rundbeest van de huid, waarop dezelve zieh neder-zetten, afgelikt of met het gras binnengeslikt worden, in de magen dezer dieren door hunnen venijnigen steek, cene hevige ontsteking teweeg, welke, binnen körten tijd, tot het vuur overgaat, waardoor deze dieren spoe-dig kunnen sterven.
Hierbij hebben de volgende verschijnselen plaats-Het Paard of Rundbeest staat treurig, zonder het min-stc te eten; de ooren zijn, bij afwisseling, koud en warm; hcl dier laat den kop hangen, en ziet dikwijls naar de zijden om; de pols wordt bestendlg harder en snellcr; de baren staan regt omhoog en de huid wordt door koude rilling aangedaan ; de ademhaling wordt, van tijd tot tijd, sneller en heviger, en in denzelfden trap neemt ook het buikslaan toe, totdat het vee sterft. Eenigen gaan terstond liggen en staan in het geheel niet weder op,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Zoo-
(*) Onder de gcvaarlijkste van alle vliegen voor ondersehei-dene dieren moot gerekend worden te benooren zekere Mug, genaamd de Kolumbaatser Mug, of bijt-vlieg, de Krievei~ mug, culex reptans. Dot insret, hetwelk niot in ons Lanil te nuis behoort, rerschijnt in het bergachtig gedeelte Tan Lap­land, het Zuideiyk Siberien, doch vooral in net Bannaat, twlaquo;e malen in het jaar, de lente namelljk , en in den zomer, btj onmetelijke scharen, en dringt dermale in al de openingen vaa het Paard en ander Vee , dat het daardoor dikwerf binnen weinige minuten , sterft. Zie BLUHENBACH , Handboek der Nat. Historie, door l. A. bennet en g. van olivibr . biz. 549. Het isdenkelgkditinsect, hetwelk , door rohlwes, in zijn Yee-artsengk. Handb., onder den naam van de Zfomo-tischc Flieg, wordt beschreyen, onder welken naam ik hettelve te voren nergens wist te huis te brengen; doch de uitwerkingen , aan de Kolumbaatser Mug eigen, oyertuigen mij nu , dat dit dier door roht/wes is bedoeldgeworden , daar by xegt, dat hetzelye, door PaardenofRundvee binnengeslikt wordende, dezelve doodt, door ontsteking in de maag te weeg te bren­gen , welklaquo; tot het vuur overgaat. B b 3
*
-ocr page 652-
606
Zoodra men deze kenteekenen waarneemt, moet men lict vee alle half uur, twee ponden frissche mcZfc, waar-in twee eijer-dojeren en vier looden boom-olie of Ujn-olie gemengd iijn, ingeven, waardoor het gift krach-teloos wordt gemaakt en het vee nog gered kan wor­den.
Om de bremvliegen en horzels van het vee af te weren, kan men zieh van het volgende middel be­dienen :
Neem: Eolokwint, twee looden, Äluin, vier looden.
Kook dezclve, gedurende een kwartier uurs, in vier ponden water, en meng dit afkooksel alsdan onder cen emmer vol water. Hiermede moet het vee, over het geheele ligchaam, voornamelijk op die plaatsen, welke van haar ontbloot zijn, door middel van eene spons, bevochtigd worden. — Daar dit water lang op het haar blijft zitten, behoeft men dc wassching slcchts zeldzaam le herhalen, hetwclk evenwel geschieden moet, wanneer het middel door den regen afgespoeld mögt worden.
II. Delfsloffelijke vergiften.
Tot deze behooren: het wüte en roode rottenkntid, het opriment, dc Ttwilibereidingen of mercurialien, bo-venal het bijtend zoutzuur kwik, ook subiimaat genoemd. Deze middelen worden bij dieren zelden als inwendi­ge geneesraiddelen aangewend, maar zij worden me­in gvuldig , en dikwijls maar al te onvoorzigtig, gebe-zigd ler genezing van uilwcndige gebreken, zoo als huidziekten, en tot het verdrljven van luizen. Wordt daarbij niet behoorlijk gezorgd, dat de dieren belet worden zieh te kunnen belikken, zoo is het ligt mo-gelijk, dat dezelve zoodanige vergiften binnen krijgen, waardoor zij kunnen sterven of in eenen kwjjnenden Staat geraken. Om de nadeelige uitwerking dezer ver­giften tegen te gaan, geve men, naar eisch der nood-zakelijkheid , drie, vier of meermalen daags, twee pon­den frissche melk, waarin acht of tien looden lijn- of loom-olie of zoo veel yes molten boter, en twee looden zcep ontbonden zijn, in.
Heeft
-ocr page 653-
607
Hecft cenig dier, op cenmaal, ccne groote hoeveel-hcid der gemeide bijtendc vergiften in gekregen, zoo ontstaat er ecne hevige ontsteking der maag, wclkc zecr schielijk tot hot vuur overgaat, waardoor, bin­nen weinige oogenblikkeii, de dood wordt vcroor-zaakt. In zulk een geval moeten de voorgeschrevene middelen alle uur worden aangewond. Bij een Varken of Hond, die vergifligd zijn, kan men een braakmid-del toedienen. Aan het ecrstc kan men twintig greinen hraakwijnstecn, in een wcinig water onlbonden, inge-ven, aan den laatsten de helft üf tien greinen, of min­der, op dczelfde wijze. Dit braakraiddel moet even-wcl niet worden gegeven, indien er cen langer tijd dan een kwarlier uurs is verloopen, nadat het ver-gif is binnen genomen, dcwijl er door hetzelve alsdan reeds ecne ontsteking in de maag is te weeg gebragt, welke door de hevige werking van het braakmiddel zoude verracerderd worden. — Nadat hetzelve heeft uitgewerkt, geve men de voorgeschrevene verzachten-de middelen. Heeft men hot dier op deze wijze van den dood gered, zoo is het dienstig hetzelve vervol-gens nog, gedurende eenige dagen, twecmalen daags, twee pondeu frissche melk of een slijmigen lijnzaad-drank te geven, waarin telkens c6n lood Italk-ztvavel-lever ontbonden is. Kleine of jonge dieren geeft men van deze middelen, naar evenredigheid van hunnen ou-derdom of grootte,, eene mindere hoeveelheid. Is eenig dier door sublimaat of eenig ander kwik-middel vergiftigd, zoo is het bovenal dienstig, hetzelve vele slijmige dranken, waar in eijeren gemengd zijn, loe te dienen.
Het spaanscligroen (azijn-züuh koper , acetis cupri) , het blaauwo koperrood, (zwavel-zuur koper, sülphas cüpri) het witte ko-perrood, (zwavel-zure zink , sul­phas zinci) en de loodbereidingen, zoo als het lood-wit (oxydum plumbi carbonatüm) , het lood-extract en de loodsuiker (aziinzuür lood , acetis plumbi) , hot goudglit en de menie (oxybuji plumbi) j alsmede de blaauwsel of smalte (cobalt-kalr, osydum cobalth) zjjn insgelijks voor dieren vergiflige zelfstandigheden, als door dewelke hevige maagkrarnp, ontsteking der ingewanden, stuiplrekkingen en de dood kunnen wor­den veroorzaakt, hoewel dezelve niet in zulk eene B b 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ge-
ri
-ocr page 654-
608
geringe hoeveelheid schadelijk zijn, als de voorgaan-de, en dezelve ook langzamer hunne werking uitoe-fenen.
Ter genezing of verzachting van derzelver nadeeli-ge gevolgen, kunnen de voorgeschrevene middelcn dienen. Hebben er hevige krampen of stuiptrekkingen plaals, zoo voege men bij iedere gift der geneesmid-delen, tien, twintig, tot vijfentwintig droppen vloei-laar heulsap.
De delfstoffelijke zaren, zoo als: het xwavel-, zee-zont- en salpeterzuur brengen, wanneer zij in eene te groote hoeveelheid, of zonder dat dezelve met water verdund zijn, worden ingegeven, wegens derzelver scherpe eigenschappen, even als de bijtende vergif­ten, de nadeeligste en zelfs doodelijke uitwerkingen te weeg, waartegen het nuttig is, veelvuldige slijmi-ge_ meel- of lijnzaad-dranlcen te geven, onder welke, drie malen daags, een half lood koolstofzure potasch (carbonas potassae] en even zoo veel gebrande Mt-tamp;raarde (magnesia üsta) gemengd dienen te worden; welke bijvoegselen, naar mate, dat de omstandighe-den zulks vorderen, vermeerderd of verminderd moe-' ten worden.
UI. Plant-vergiften.
De dierlaquo;n laten, door eenen ingeschapenen afkeer, die planten doorgaans onaangeroerd, welke voor hen nadeelige of vergiftige eigenschappen bezitten, tenzö zij door gebrek genoodzaakt worden, cm dezelve te elen. Nogtans kan het bierdoor. en ook bij toeval , geheuren, dat zjj dezelve binnen krijgen.
Sommige kruiden zijn zeer schadelijk door hunne scherpe hoedanigheid, waardoor dezelve kramp, ont-steking der maag en dannen, opzwelling van het lig-cfaaam en den dood kunnen veroorzaken.
Hiertoe behooren, als de voornaamslen: eenige soor-ten van de tcolfsmelk (eüphobbia), welke een hevigen doorloop, en bij Honden, geweidig braken te weeg brengen, onderscheidene hanevoet- of roTumftei-soorten, Tooral de umter-ranonhel (banoncolüs sceleratus) ^
wel-
-ocr page 655-
609
welke de scherpste van allen is, zoo dat dezelvc, op de huid van menschen gelegd zijnde, blaren verweil , even gelijk de Spaansche vliegen. Gedroogd zijnde, onder het booi, heeft deze plant deszelfs nadeelige eigenschappen verloren, en wordt dan zonder nadeel door het vee gegeten. Voorts mag men de water-weeghree (ausma plantago) , en de windbloem, (ane­mone nemobosa) als nadeelig beschouwcn , daar de eer-sle, volgens de verzekering van sommigen, aan het vee eene volkomene stijfheid en uittering der lede-maten, en de laatste het bloedpissen en ontstekingen der buiks-ingewanden , bij de Schapen en Gelten, zoude te weeg brengen. De roode ganzepoot (chenopo-niüm rdbruh) wordt als doodelijk voor Varkens opge-geven. Andere planten als de brccdbladige watereppe (sium latifoliüm) en de iDatcr-bolerblocm (caltha pa-rusTftis), zijn onschadelijk , zoo lang als dezelvc jong zijn J doch grooter wordcnde, krljgcn dezelve scherpe en tprgiftige hoedanigheden. Ook behooren de heller-hals of hot peperboomje (daphne uezereum) , en de ge-meene kardinaals muts, (euonijmus eüropaeüs) tot dc scherpe en . voor het vee , gevaarlijke heestergewassen. — De taxus-boom , (taxüs baccata) is voor alle dieren cen zeer zwaar vergif. Vooral Paarden, Schapen en Geiten, die van dezclve eten , sterven spoedig daarna. Deze laalste groeit bij ons niet in wild, maar vvordt alleen in de tuinen aangekweekt (*).
Tegen de uitwerkingen, welke zoodanige scherpe planten te weeg brcngen, moat men de dieren ver-zachtende, slijmachtige of olieachtige dranken latcn ge-bruiken , zoo als een afkooksel van lijnzaad met olie of melk, waarvan men dezelvc , naar het onderscheid hunner grootte, alle half uren, van ecu tot meerdere
pon-
(*) De TABAK wordt, versch zijade , door het rund, SCHAAP en GEIT, zonder nadeelige uitweikingen gegeten; doch , gedroogd zijede , ondervindt het Rund daarvan na­deelige , ja doodelijke geyolgeu, indien hetzelve daarvan eune ioeveelheid van aanbelang binnenkrijgt. Deze jilant brengt dan al de verschijnselen eener ontsteking der buiksingewan-den te wecg,-waarbij de buik opzwelt, met verstopping van den afgang, waaraan het dier sterft, indien men daaraan niet in tijds, door gepaste yerzachtende inwendige middelen eu ontlastcnde klisteren , te hulp komt, zie biz. 322. Bb 5
-ocr page 656-
ßfö
pondcn kan ingevcn; en tevens brenge men , tcr ver-zachting der darmcn, alle urcn een gedeelte dezer middelen als klisteren binnen. Om de schadelijke ge-volgcn der scherpe of watcr-ranonlcel te verminderen, lian men ook met nut veel zutirling bladen te eten ge-veu. Men late voorts dikwijls koud water drinken , en geve de opgegevene verzachtende lijnzaad-dranken , waarin telkens cen half of geheel lood salpeter ontbonden is.
Eene menigte plantvergiften werken vooral daardoor nadcelig, dat zij het hersen- en zenuw-gestel hevig aandoen , waardoor bij de dieren, die dczelve binnen krijgen, vcrschijnselen van bedwelming , zinneloosheid of razernij onlstaan , gepaard met stuiptrekkingen , wel­ke met den dood kunnen eindigen. Als de zoodanige verdienen hier genoerad te -worden: de vergiftige wa~ terschcerling (cicüta virosa) welke versch en groen zijnde , voor de meeste dieren, niet minder dan voor den mensch, vergiftig is. Men mag derzelver wortel vooral als het gewoonste planten-vergif der dieren in onzc landen aanmerken. De gedroogde plant wordt, zonder nadeel, door Paarden en Varkens gebruikt. De gevlekte scheerling , (conium macolatüm) is voor vcle dieren insgclijks nadeelig, voor eenigen cen doo-delijk vergif. Paarden worden er dronken van; Var­kens cn Hondon sterven, door derzelver gebruik, bin­nen körten tijd. Do zwarte nachtschade (soiandm ni-grum) , vooral bare zwarte bezien, zijn doodclijk voor Varkens , Kalvcren, en, zoo als men wil, ook voor jonge Hoenders (*). Insgclijks is de gemeene doom-appcl (datura strammoxium) eene , voor bet vee , scha­delijke plant. Varkens, die van dezelve of het zaad eten, worden duizelig cn vallen neder. Eenigen willen, dat door het eten van de watervenkcl (phellandrium aquaticum) de Paarden beroerd of verlamd worden, (vergelijk Wz. 41) , voor welke dieren ook de bedwel-mende tuinschcerling (aetiiusa cijnapiüm) als gevaarlijk wordt opgegeven. De Honden, Katten,. cn , in het algemeen . de vlecschctende dieren , die blind geboren zijn, worden door de hraan-oug of hraalmoot (struch-
nos
(*) Volgcns de waarnemingen van den Hooggelcerdun Heer p. DRlESsi:N , weiden Hoenders, die deze bozien gegeten had-den, duizelig cn de Hennen legden geenc eijcren mecr.
-ocr page 657-
611
sos nüx vomica) , zelfs door zcer kleine giften van dezelve, plotscling gcdood; sterkere giften vcrstrekken ook de grootere dieren tot een vergif. Het bezien-dragend doodkruid, ( atropa belladonna) , in kleine giften genomen, verwekt bij. vele dieren blindheid; sterkere giften dooden dezelve : doch het Paard en het Rundvee verdragen hetzelve in eene aanzienlijke hoevcelheid. Het hculsap (opium) vvordt door de Paarden en lict Rundvee insge-lijks in eene groote hoeveelheid , zelfs lot twee loodcu op eens , zonder nadeelige gevolgen verdragen: doch voor Varkens, Hondcn en Katten is hetzelve, in veel kleinere yiften , doodelijk. Het water van den Laurier-hers (aqua lacro-cerasi) is voor kleine dieren een zwaar vergif, welke , door eene geringe hoeveelheid van het­zelve , oogenbiikkelijk gedood worden ; het Paard ver-draagt hetzelve in groote giften.
Als tegengiften dezer bedwelmende plant-giften die­nen , in het algcraeen , de plant-znren , vooral de azijn , welke als de mcest vermögende middelcn kun-nen word beschouwd , om derzelver uitwerking krachte-loos maken. Men geve derhalve aan een dier, dat dezelve heeft gegcten en daarvan nadeelige gevolgen or.dervindt, alle half uur , van zes tot acht of meerderi looden ge-woon azijn in, totdat de toevallen der vergiftiging op-houden. Bij Varkens en Honden kan men zieh van een braakmiddel bedienen.
Eindelijk komen hier nog in aanmerking zoodauigt-planten , welke als werktuigelijke vergiften kjmnen wor­den beschouAvd, doordien zij , wegens derzelver schcrp snijdend vermögen, de slikbuis, maag en darmen doo­delijk kunnen beleedigcn , waartoe behoorcn: het gewoon dekrict en onderscheidene soortcn van rietgras , het windvangend slruis-gras, (agrostis spjca ve.nti) en anderen (*). Tegen de uitwerkingen dezer planten kau men evenmin lets ter genezing toebrcngen , als tegen
(.*) Dat ook oudc stoppels van hcidestraiken , door eene werktuigelijke beleediging, liij liet Rundvee den dood kun­nen veroorzaken, is den gcmelden Hooglceraar driesshn gobleken , door de opening van eene , ptolscling geatorrcne , K.00 , welker mang door hetvuur aangedaan en met zoodanige lieide-stoppclen was opgevuld. — Door het etcn van vlas kunnen ook de dieren steryen , omdat de vezcls dezcr plan; onvertcerbaar ziin.
Bb 6
m
Hi.
nJ
-ocr page 658-
612
de beleediging der inwendige deelen, door andere bin-nengeslikte scherpe ligcharaen, als glas , spijkers enz. , te weeg gebragt, behalve het ingeven van slijmige mid-delen , die de wenden verzaebten.
Bijvoegselen tot de Vergiften.
I. Over de dierlijke Vergiften, Hz, 606. Ook de Spaan-sche yliegen behooren tot de dierlijke rergiften, en kunnen zelf's schadelijke uitwerkingen voortbrengen, hoewel raquo;lechts üitwendig ^osdesdeaangewend. Men zie : Waarneming over de uitwerking der Spaansche vliegen, uitwendig aangevrend , bij een Paard , door den Paarden-arts F. C. Hekmeijer,-Yee-artscnijk, Hagazqn , D. III, blz. 297, met een bij-voegsel van Dr. A. Nu man.
III. Plant-vergifien, blz. 612. Nadeelige uitwerkingen van het vooderen van aardappelen , die uitgeloopen zijn, voor het Rua^vee ; Vee-artsenij k. Mag. D. I , blz, 163. — Nadeelige uitwerking , ontstaan door het voederen van de iijdelozen {Colchicum autumnale) bij het Rundvee; t. a. p., blz. 318. — Dronkenmakende uitwerking der klaprozen op het Rundvee; t. a. p. , blz. 321, — tuyloed van lood-dampen op de Huisdieren ; t. a. p. , blz. 472. — Nadeelige nitwerking van de erwt-soort (Jaihyrus cicera) , als voeder voor de Huisdieren en inzonderheid voor het Paard; t. a, p., D. II, blz. 189.— Vergiftiging door keuken-zout; t. a, p., blz. 263. — Koliek-pijnen, gepaard met pis-opstopping , in de streken van Dordrecht, denkelijk veroorzaakt, door beteten van schimmelig boonen-en tarwen-stroo / t, a. p. , blz. 507. — Vergiftiging eener Merrie, door het eten van de taxiis baccata of hulstbladen; t. a. p., blz. 578. — quot;Waarneming omtrent de uitwerking eener starke gift van den braak.wijnsteen, bij vergissing toegediend aan een Paard; t. a, p., blz. 525 — Waarneming omtrent het ontstaan van blindheid bij eenige Paarden, waarschijnlijk veroorzaakt door het onmatig voederen van raauwe aard­appelen; door den Vee-arts W, T. Rijksen; t. a. p. , blz 621, — Vergiftiging eener Koe, door bot zwarte hilzen-kruid; t, a. p. p., blz 648. — Waarneming ii-äier vergiftiging van drie Geilen, door de bilden yan den
Per-
-ocr page 659-
'fl
613
Peizikboom (Jtmygdalus penica) , door den Vee-arts Im* Thurn; alsmede orer de nadeelige uitwerking der voede-riug van ontkiemde aardappelen , en Tan raquo;poeling , yerkrraquo;-cen uit de brandewiju-stokerljea Tan zoodanige aardappelen , door Dr. A. Nu man/ t. a. p., biz. 314.— Uitwerking, welke het yoederen Tan boekweit beeft op witte en wit~ geylekte Varkens en Koeijen, bis. 322.
Over de Plantaardige vergiften dient gelezen te worden: F. A.W. Miquel: De Noord-Nederlandsche vergiftigt Gewassen. Amst. 1336 , met gekleurde platen; en voor de kennig der tegengiften is het boekje van Dr. Philipp Phoebus: Handleiding tot de eerste bchandeling van atutt Vergiftigingen, Utrecht 1836 , ook voor den Vee-artf, zeer bruikbaar.
Over het waarnemen van den Pols,
De pols bestaat in de beurtelingsche uitzetting en zamentrekking van het hart en der slagaderen, waardoor het blued bewegen en in het ligehaam wordt rondge-voerd. Daar de pols zoowel de versterkte en verzwak-te , als de meer of mindere regelmalige werking van het bloedvaat-gestel te kennen geeft, en deze met de overige verrigtingen des ligehaams in eene naauwe be-trekking Staat, zoo is de pols als een der geschiktste hulpmiddelen te beschouwen, cm over de inwendige, gezonde of ziekelijke , gesteldheid des ligehaams naauw-keurig te kunnen oordeelen. Om , met eenig nut voor de ziekte-kunde, den pols te leeren kennen, is het noodig, dat de Vee-arts zieh dikwijls oefene in het voelen van den pols, bij de onderscheidene dieren, in den Staat der gezondheid , ten einde te kunnen on-derscheiden de verschillende veranderingen en afwij-kingen , welke de pols , in geval van ziekten , onder-gaat. — De pols slaat bij een gezond Paard , dat stil heeft gestaan , in eene minuut van 36 tot 40 malen, naar het verschil van deszelfs geaardheid of tempera­ment ; bij een Rundbeest lelt men , in denzelfden tijd, van 60 tot 70 slagen, bij Schapen van 70 tot 80. Bij kleiner vee slaat de pols schielijker, en naar mate dat oen dier jonger is, wordt bij hetzelve een meerder gctal polsslagen waargenomen. Ook zijn dezelve des Bb 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;avonds
-ocr page 660-
614
-avonds menigvuldigcr dan de? ochtends en op de ove-rige tijden van den dag. Bij den Houd verschollen de pols-en hartslag aanmetkrtyk naar; de j zoxj zcer in ligchaamsgrootte ondcrscheiden, rissen dezer dieren. Men kan ' dcrzclver verschil van 80' tot 120 bepalen. De geringste beweging des ligchaams brengt daarin ee-ne ongemeene verandering tc weeg , en doet dc pols, als in een oogenblik , versnellen, ongeregeld en zclfs lusschenpoozende -worden.
De pols kan bij de Paarden en bij het Rundvee #9632;worden gevoeld , wanneer men de vlakke hand tegen de linkerzijde des ligchaams, en wcl nabij het schou-derblad , op de ribbon legt , alwaar men de klopping van het hart duidclijk waarneemt. Ook kan , bij dezc en de overige dieren , de pols worden waargenomen tusschen het cog en het oor , alwaar dc slaap-slagader loopt.
De pols wordt onderscheiden: 1) naar de -werken­de kracht van het hart en der slagaderen , in Sterken en stvahhen pols ; 2) naar de mcerddre of mindere hoe-veelheid van bloed, dat in het vaatgestel aanwezig is , in vollen en ledigen pols; 3) naar de slerkcre of geringere spanning der slagaderen , in harden en zack­ten pols; 4) naar den tijd, waarin men een zcker getal polsslagen waarneemt, in scMelijken en langzamen of tragen pols ; 5) naar de gelijke of ongelijke kracht en tijdruimle, welke er bij en tusschen iederen pols-slag of een zeker aantal polsslagen plaals hebben , in geregcldcn en ongercgelden pols.
Een sterke pols wordt daaraan gekend , dat dezelve breed en met kracht tegen den vingcr slaat, waarbij de slagader niol langzaam, raaar schielijk wordt uitge-zet, Wanneer dezelve nict te schielijk, noch te lang­zaam , maar tevens naluurlijk en regelraatig bevonden wordt, zoo is een sterke pols als het tceken ecner goede gezondhcid tc beschouwen.
Wanneer dc slagader, integendeel, langzaam wordt laquo;itgezet en men den vinger sterker dan gewoonlijk te­gen dezelve moet drukken, cm da klopping tc gevoe-len, zoo wordt dc pols zwak genoemd. Een zwakkc pols gceft gcbrck aan levonskracht of aan blocd te kennen. Wanneer dezelve tevens zecr schielijk of ras en boven-dien ongeregeld is, vooral op het cinde eener ziekte,
-ocr page 661-
if
615
zöo duidt hij doorgaans aan, dat er versterving of hel
koude vuur in eenig inwendig deel plaats heeft.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ^ i
De volle pels vertoont zieh breed bij het aanvoelen, doordien hij eene grootere rnirate legen den drukkenden vioger bcslaat; dezelve is, in het algemeen, een bewijs van volbloedigheid, en bijaldien daarbij geene andere afwijkingen van den natuurlijken Staat worden waarge-men, zoo kan hot dier zieh wel bevinden; doorgaans slaat de volle pols tevens sterk, dewijl de groote hoe-veelheid bloed het hart sterk prikkelt en tot eene krachtige
*
tegenwerking aanzct.
De ledige pols slaat met eene smalle oppervlakte te-gen den vinger, en is meestal te gelijk zwak; dezelve geeft gcbrek aan bloed te kennen , en wordt het meest waargenomen bij uitgeleerde of uitgcmergelde dieren en na een zwaar verlies van bloed.
Men moet den harden pols van den sterken en vol­len -wel ondcrscheiden, waartoe somwijlen geene geringe oefening gevorderd wordt. De hardc pols vertoont zieh op het gevoel, even als eene sterk gespannen snaar, welke legen den vinger gedreven wordt. Zulks wordt door de spanning veroorzaakt, welke in de rokken der slagaderen huisvest, waardoor dezc zieh harder vertoo-ncn dan natuurlijk. De harde pols geeft onlsteking of eene krampachtige gcsteldheid der bloedvalen en des ligchaams te kennen. Naarmalc dc spanning of hard-heid van den pols stcrker is, en doze tevens schielij-ker slaat, mag men besluiten, dat de ontsteking of kramp heviger is. In ontstekingsziekten klimt het getal der polsslagen nict zelden tot op 70 , 80 , of 100 en hooger, in eene minuut, zoowel bij de Paarden als bij het Rundvec. Vermindert het getal der slagen, en wordt de pols zachtcr, zoo vcrstrekt zulks lot een ze-ker lecken , dat de ontsteking afnecrat.
Bij cenen wecken of zachtcn pols heeft het legen-overgesteldc van den harden plaats, en dezelve is het gevolg eener slappo gcsteldheid des ligchaams, waar­door ook dc rokken der slagaderen met geringe veer-kracht werken. De zachle pols is doorgaans vol, daar de slappe gcsteldheid des ligchaams met volsappigheid gepaard gaal, en tevens zwak, omdat dc prikkclbaar-heid der spiervczelen daarbij vcrminderd is.
De schielijke pols wordt gekend. wanneer men eon
me-
l!
-ocr page 662-
616
mcnigvuldiger getal polsslagen, in eencn bcpaalden tijd. waarneetnt, dan in in den gezonden staat. Om zulks, op de gemakkelijkste wijze, te kunnen bepalen, zoo moct men in bet oog houden , hoe vele polsslagen er by een dier, in eene minuut, plaats hebben, waarnaar men ligt berekenen kan, in hoe vcr, bij eene schielijke pols, het getal der slagen dat van eenen naluurljjkcu pols te boven gaat.
De schielijke pols is vooral eigen aan de koorts en levert den maatstaf op, naar #9632;welken men derzelver he-Tigheid gewoon is te bepalen. Naarmate nu de schie­lijke pols, nog daarenboven, andere eigenschappen be-zit, duidt dezelve bijzondere omstandigheden aan. Is de pols schielijk en tevens sterk, zoo geeft zulks heete koortsen te kennen ; — schielijk en zwak, gevaarlijke zwakbeid, bet koude vuur , enz.: — schielijk en vol, eene hevige en gevaarlijke ziekte; — schielijk en ledig, een hoogen trap van scherpte, bederf der vochten , en uitputting des levens; — schielijk en hard , koorts met ontsteking; — schielijk en zacbt, koorts met neiging der vochten tot ontbinding of rotkoorts, waterzucht, enz.; — schielijk en ongeregeld , kwaadaardlge, of ze-nuwkoortscn enz.; — schielijk en zwak, het koude vuur en een nabijzijnden dood, bijzonder wanneer daarbij som-mige slagen uitblijven.
Een langzame pols, indicn dezelve , voor het ove-rige , sterk en geregeld is, geeft eene goede gczond-heid te kennen ; wordt hij evenwel langzamer, dan met de gezonde gesteldheid des ligchaams beslaanbaar is, zoo is de oorzaak daarvan, in het algemeen gelegen in eene slijmige of waterachlige hoedanigheid des bloeds, of in eene stijfhcid en trage prikkelbaarheid der spier-vezelen.
De pols wordt geregeld genoemd, wanneer alle sla­gen even sterk worden waargenomen, en dezelve el-kander zoo opvolgcn , dat tusschen den eenen en an­deren slag . geen langer tijd dan tusschen do overigen verloopt. — De geregelde working van het hart en der slagaderen is het gevolg cener geregelde working der le-venskracht en van haren vrijen invloed op het bloedvaat-geslel, alsmede van cene deugdzame vermenging der vochten ; daarentegen hangt de ongcregeldheid van den pols af, van eene zwakkc of verkeerde working der ze-
nu-
-ocr page 663-
617
nuwcn, van derzelver beletten invloed op het vaatgestcl, en van ceue siechte boedanigheid of gebrekkige vermenging der vlt; ichtcn.
Wanneer de pols nu sterk, dan zwakkcr slaat, zot) duidt deze ongeregeldheid aan, dat het hart somwylen Eterker, dan wederom minder sterk geprikkeld wordt, om zieh te zamen te trekken; bij g-evolg moet of eene ongeregelde invloed der levensgeesten of der zenuwen, of eene siechte, hoedanigheid des bloeds daarvan de oorzaak zjjn.
Bijaldien men #9632;waarnecmt, dat er tusschen de pols-slagen, van tijd tot tijd, een of meerdere slagen ont-breken of -wegblijven, zoo noemt men zulks eene tus-schenpoozing van den pols. Dezelve is , of voor geheel niet, of als zeer gevaarlijk te houden. Wordt de tus-laquo;chenpoozende pols, bij voorbeeld, veroorzaakt door eene kramp , als het gevolg eener opspanning van winden, welke de roaag en darmen sterk uitzetten, zoo duurt dezelve niet lang: doch biyft deze ongeregelde wcrking aanhouden , zoo mag men besluiten, dat er een groote hinderpaal in het slelsel van den omloop plaats heeft, #9632;welke door het hart niet kan -worden overwonnen , en daarom eene gevaarlijke oorzaak, als eene slagader-breuk , versloppingen , of ook , bij ontstekingsziekten , het koade vuur enz. te kennen gecft.
#9632; | m i
:1
3 ii
Over onderscheidene IJcelkundigc Verrtgtmgen,
Wij hebben, bij de verschillende nitvfendige gebreken der dieren , doorgaans de heelkundige bewerkingen op-gegeven , -welke tot derzelver genezing gevorderd worden. Hier zullen -wij nu nog eenige gewone handverrigtingen (operafien) voordragen, welke door den Vee-arls aan zieke of aan gezonde dieren dikwijls moeten worden in het werk gesteld.
I. Ot-cr het Aderlaten.
De ader, waaruit men , in de meest gewone gcval-len, bjj Paarden on het Rundvee, bloed aftapt, is de
halsgt;-
-ocr page 664-
618
halsader. Dezelve is buiteimaarls aan weerszijden le­gen de luchtpijp en slikbuis gelegen. Om de ader te doen zwellen, door het bloed , in deszelfs terugloop naar het hart, op te houden , ten einde men haar be-ter kan zien en treffen, en ook opdat het blocd, na de gemaakte opening, te sterker nit de ader vloeijc, wordt doorgaans een' band om den hals gelegd, on-der de plaats, alwaar men de ader wil opcnen, het-welk het best geschiedt op den afsland eener span* breedtc van den kop. Dc band moel slechls matig slijf worden aangctrokken, zoodat de ader genoegzaam op-zwelt, om gemakkelijk te kunnen worden gcvoeld ; wordt de band sterker toegehaald, zoo wordt het Paard of Rundbecst , door de ophooping van bloed in het hoofd, dikwijls duizelig, zoodat bet nedervalt (*). Heeft zulks plaats , zoo moot de band terstond losgclaten wor­den , dcwijl het dier anders plotseling door eene be-roertc zoude kunnen sterven. Men maakt den band met eene losse slrik op die wijze vast , dat hij niet van zel-ven losgaat, maar toch met geringe moeite en spoedig kan worden losgemaakt. Men kan zieh, tot hctzelfde oogmerk, in plaats van een gewonen band, met voor-deel, bedienen van een smallen lederen riem, ter breedtc van een halven duim, voorzien vart een gesp zonder land, en waaraan zieh een klein, verschuifbaar lederen drukkussen bevindt. Deze riem wordt om den hals vastgelegd, dat het küssen juist op dc ader te liggen komt en dezelve drukt , terwijl het eind van den riem met een lessen knoop wordt vastgemaakt. Nu maakt men het haar, op de plaats over dc ader, daar de­zelve zal geopend worden, met water nat en strijkt hetzelve ligt over de huid, waardoor men de ader te duidelijker zien en voclen, kan. Hierop zct men dc punt der vlijm op de gezwollene ader, zoodat dezelve daarop in de lengtc of eenigzins schuins, maar geens-
zins
(*) Deze uitwerking hecft men niet te vreezeu, indicn iemand het zieh verstaat ader te laten, zonder dat een band of riem wordt aangelegd. M?n Ian namelijk de ader, door dezelre onder aan den hals met de vingeren te drukken, en het bloed een weinig naar boven terug te drijven, zecr goed doen zrwcllen, ten einde haalf met de tlijniof den raquo;nepper te kunnen openen. Deze wijze is daaron* niet al-leen beter, maar ook eenyoudiger.
h
#9632;
-ocr page 665-
M
619
zins dwars te staan kome, en slaat voorts met een geschikten klopper van zwaar hout, zoo sterk op de ader, dat de vlijm toi in dezelve dringe en de ope­ning groot gcnoeg gemaakt worde, opdat het bloed met eene behoorlijkc straal' uit dezelve vloeije. Om de bloe-ding te bevorderen , houde men den kop van het dier eenigzins omhoog. Het bloed moet niet op den grond loopen, zoo als mecsUijds geschiedt, maar hetzclve dient in een geschikl vat ontvangen te worden, dewijl men anders buiten staat is, om de hoeveelheid bloed, die afgetapt wordt, genoegzaam zeker te kunnen bepalen en Over dcszelfs hoedanighoid naar behooren te oordeelen. Nadat de vereischte hoeveelheid bloed is ontlast, wordt de hand of riem van den hals genomen en de wond in de ader toegeraaakt, om eene vordere bloeding voor te komen. Dit geschiedt op de volgende wijze: men steckt in het midden der wond, door derzelver beide randen of lippen , eene naald of stevige ijzeren speld; neemt alsdan vijf of zes lange hären uit de manen of den staart, voegt dezelve te zamen, en windt ze van achleren om de uitstckende einden der speld, zoodat de wond overkmisd worde.- De beide einden dezer, te zamen genomene, hären worden aan elkander ge-knoopt, zoodat dezelve vast blijven zitten. Na een of twee dagen trekl men de speld uit de wende.
Gewoonlijk wordt de aderlating , op de voorgestelde wijze, met de bekende laat-vlijm verrigt. Daar nog-tans het slaan op de vlijm niet altijd zeker treft, waar-door de aderlating vaak mislukt en de dieren hierdoor, natuurlijk, vervolgens voor dezc kunstbewerking een af-schrik krijgen, zoo is het veeltijds veiliger, zieh van de veerkrachtige laat-vlijm of den snepper te bedienen, hoedanige op PJL I. Fig. 14. is afgebeeld. Dezelve wordt op deze wijze gebruikt. Nadat de laat-band of riem is aangelegd, haalt men de veer van den snep­per over, zoodat de vlijm terug en vaststaat; en houdt men den snepper nabij den hals van het dier, en wel zoo, dal de hand op het drukkussen van den laat-riem , of, Indien men cenen eenvoudigen band bezigt, legen den hals zelven, stevig rüste, en de punt der vljjm, in de lengte of eenigzins schuins, boven de ader, op den afstand eener lijn of iels verder, naarmale van de verschilleude dikte der huid, l? slaan kome; dan
laal
-ocr page 666-
620
laat men de veer springen, door met den duim op het ^jzer te drukken , dat zieh aan de regterzijde des sneppers bevindt, waardoor de vlijm in de ader wordt gedreven.
Sehalve in de halsaders, is men insgelijks, bij bij-zondere oogesteldheden, ge-woon in andere äderen te laten, als in de bocgaderen, in de spatadcren , in de äderen , die over den neus loopen , in de spooraderen , in de äderen van de voetea, bij Paarden , en in de melkaderen en in de äderen aan de achterpooten , bij Koeijen. Hierbij meet de laatband worden aangelegd boven de plaats, daar men de ader wil openen. Kan zulks niet beboorlijk geschieden, zoo moet men , ten cinde de ader te doen zwellen , dezelve met den* vin-ger drukken , zoodat het bleed in deszelfs loop wor-de opgehpuden. Tot het doen van al deze aderlatin-gen , is de snepper insgelijks het geschiktste werktuig, dewijl men daarmede doorgaans veel zekerder de ader kan treffen , dan met de gewone laatvlijm. — Dewijze om Schapen ader te laten is op biz. 490 beschreven , en de handgrepen der aderlatingen aan de ooren , on-der de tong , en in den staartraquo; alsmede in het verhe-melte der Paarden , vindt men voorgedragen bij de ongemakken, -waarbij zij te pas komen.
In sommige gevaarlijke ongesteldheden , als bij den razenden kolder, bij eene bereerte , of ontsteking der hersenen, kan het zeer nuttig zijn , de slaapslagader aan het hoofd te openen. Dit geschiedt het best met cen stevig lancet (PL I. Fig. 2.) , op de mjte, zoo als men gewoon is zulks bij menschen te verrigten. De wond moet vervolgens met drukdoeken en een zwach-tel behoorlijk worden verbonden, ten einde eene ge-vaarlyke bloedvloeijing voor te komen.
Nadat de aderlating geschied , en de wond digt is ^emaakt, moet de plaats met koud water ter dege be-vochtigd worden. Men herhaalt zulks nog twee of drie malen op denzelfden dag, ten einde de ontsteking-achtige zwelling voor te komen, welke anders somwü-Icn na de aderlating ontstaat.
Het gebeurt niet zelden, dat, weinige dagen na de aderlating, een gedeelte van het aderlijk bloedvat, van de plaats, daar de opening gemaakt is, naar boven toe opzwelt, en hard op het aanvoelen is, terwijl de
die-
T
-ocr page 667-
621
tliercn pijn te kennen geven, als men op het deel drukt. Wanneer men sterk op hetzelve drukt, wordt er uit de opening, waaruit tot dus ver meest droppelswijze eenig bloed-water vloeide, eene geringe hoeveelheid dikke etter ontlast. Ook vertoont er zieh wel zoogenaamd #9632;wild vleesch in de wond, of derzelver randen zijn ge-zwollen en eeltachtig. Men noemt zulks eene ader-(istel. Dezelve ontstaat waarscbijnlijk door het beleedi-gen van cen klapvlies, of welligt ook door het in­dringen van lucht in de opening der ader.
Mogelijk kan ook eene beleediging of verwonding van den tegenovergestelden wand der ader, door het werk-tuig, waarmede dezelve geopend is, daartoe aanleiding geven, terwijl insgelyks verroeste vlijmen, welke nict zeldcn worden gebezigd, almede niet kunnen veront-schuldigd worden. Is zoodanige flstel eenigzins verou-derd, zoo vindt men dezelve opgevuld met eene prop, zijnde vezelstof, welke zieh van het bloed heeft afge-scheiden. Men kan dezen prop dikwijls als een lange taaije streng er uithalen.
Om de aderfislel te genezen, moet men eerst de holle sonde (PL I. Fig. 9.) in de opening, onder de huid naar boven opbrengen , en vervolgens, door mid-del eener histoerie (PL 1. Flg. S.) dezelve doorsnijden, volgens 'den loop der fistel. Aisdan opent men, op dezelfde wijze, de rokken van het aangedane bloed-vat, tot genoegzaam aan het cind van het gedeelte, dat hard en gezwollen is. De verdikte bloed-vezel of prop wordt uit de ader genomen , en men vult de wond met wieken van vlas of pluksel op, waarover een laquo;ompres gelegd wordt, welk een en ander daarop, door middel van een rondgaanden zwachtel om den hals moct worden bevestigd. Het eerste verband blijft vier dagen liggen, voordat het afgenomen wordt, ter­wijl de omliggende deelen dagelijks van den uitvloeijen-den elter, door water, worden gezuiverd. — Ver­volgens wordt de wond , op de gewone wijze , tot ge-nezing gebragt. Indien de gemaakte wond in de huid zeer lang is; zOo is bet noodig dezelve door hechting te vereenigen. quot;Wanneer het geheuren mögt, dat er, door het wegnemen van de prop, uit de ader eene slerke bloedvliet ontslaat, zoo moet het vat terstond onderschept worden, om dezelve te stillen (Zie bldz. 120).
Sora-
-ocr page 668-
622
Somwijlm volgt na de aderlating in de Halsader, uit de reeds gemeide oorzakeu, eene ontsteking van het bloedvat , welke zieh naar 'beneden tot in de borst­holte en het hart kan uitstrekken , en dan spoedig den dood te wceg brengt.
Wanneer de tegenovergcslelde wand der ader is doorraquo;-geslagen , volgt er doorgaans eene uitvloeijing van bloed , en er ontstaat in het celweefsel aan den hals aisdan eene zwelling aan dit dcel, waarvan mede eene ontste­king des bloed-vats en de dood de gevolgen kunnenzijn. Zulks is te gevaarlijker, Indien behalve de hals-adcr, tevens de hals-slag-adcr, bij het doen der aderlating , wordt doorgeslagen , als wanneer de uitstorting van bloed en zwelling aan den hals veel sterker zijn, en de dood spoedig volgt.
II. Over het selten van Etterdragten.
De etterdragten, welke worden aangewend met oog-merk , om eene kunstige verzwering en daardoor eene afscheiding van ziekte-stoffen, die in het ligchaam huis-vesten , te vcrwekken, kunnen op tweederhande wij-zen worden bewerkt , namelijk door het zetten van de haarvlecht of het leggen van de zoogenoemdlaquo; fon-tanellen.
De haarvlecht wordt op deze wijze gezet: Men maakt eene platte vlecht van de haren uit den staart des Paards, met eenig hennep of vlas door elkander gewerkt, ter dikte van ecn kleinen vinger, hoedanige men op PI. I. Fig. 16 vindt voorgesteld, Dezelve wordt aan de beide einden met eon draad omwonden , opdat zij niet los ga. Aan het bovenste eind wordt tevens een dwars houtje vastgemaakt, hetwelk ongeveer twee dui-men lang moet zijn. De vlecht, aldus vooraf vervaar-digd zijnde, zoo maakt men eene insnijding indehuid, op de plaats, daar men den etterdragt wil zetten. Dezc insnijding moet ongeveer een' duim lang zijn, en naar den loop van het haar geschieden, opdat het liktee-ken der wond door hetzelve naderhand bedekt en on-zigtbaar worde. In deze opening zet men de houten naald, wclke op PI. I. Fig. 17. is afgebeeld , onder de
huid
-ocr page 669-
623
huid en maakt dezelve daarmede, van boTen naar on-deren voorzigtig zpo ver los, als tot den etterdragk, die men maken wil, vereischt wordt, dezelve kan zes, zeven of acht duimen lengte hebben; doch de naald moet ten inins,ten vijftien duimen lang, en drie vierde duim breed zijn. Wanneer de naald ver genoeg onder de huid is gebragt, zoo maakt men daar, -waar men derzelver punt waarneemt, cene tweedc insnijding in dezelve, door -welke de punt uitkomt, gelijk aan de hovenstc. Nu maakt men de haarvlecht vast aan het oog , dat zieh aan het bovenste gedeelte der naald be-vindt; trekt dezelve en tevens de vlecht door, zoo-dat deze ander de losgemaakte huid te liggen kome.
Nu maakt men ook een dergelijk dwarshoulje aan het onderste gedeelte der vlecht vast, waardoor de­zelve dus belet wordt te kunnen uitvallen, of door het dier ,te worden uitgetrokken; gelijk anders meer­malen gebeurt , als hetzelve met den motid daarbij kan komen. Om eene sterkere prikkeling te verwek-ken en daardoor de etlering te bevprderen, kan men de haarvlecht vooraf met terpentijn, met leanings- of pikzalf (üng. bacilic) of zelfs met Spaansche vlieg-zalf bestrijken. Men laat nu de haarvlecht twee dagen onaangeroerd zitten, alsdan wordt dezelve lels verder doorgetrokken, nadat alvorcns dät gedeelte van dezel­ve , hetwelk nu onder de huid te liggen kernt, met de eene of andere der gemeldc prikkelende zalven is bestreken. Vervolgcns wordt de vlecht, alle dagen, op dezelfde wijze been en weer getrokken. De uit-vloeijende etter moet , eenige malen daags, met koud water zuiver worden afgewasschen. — In plaats van de beschreveu haarvlecht kan men zieh ook, tot het-zclfde oogmerk, van eene smalle streep zelf kant van laken, of ook van zwaar linnen bedienen. Wanneer men de ottering wil doen ophouden, zoo neemt men de dragt weg, zuivert de wonden dagelijks met koud water van den etter, welke nog blijft uitvloeijen , waar-door dezelve, zonder de aanwending van eenige an­dere middelen, doorgaans spoedig wordt genezen. In plaats van een honten naald bedient men zieh ook, tot het uitzetten van etterdragten, van een ijzeren selon-naald , waarmede men op dezelfde wijze te werk gaat, alleen met dat onderscheid, dat de punt van denzel-
ven ,
-ocr page 670-
624
ven, die scherp is, op de plaats, daar de dragt zal uitkomen, door de huid naar buiten stoot, zoodat het makea van eene tweede insnijding niet noodig is.
Om eene fontanel te leggen , welker working met die der haarvlecht gelijk is, behalve dat dezelve, vol-gens sommigen, nog eene vermögender afleiding zou-de te weeg brengen, ga men op de volgende wijzc te werk: Men neme een sterk stuk leder, snijdt het-zelve ongeveer drie druimen groot in het rend, en in des-zelfs midden een rood gat, ter grootte van anderhal-ven duim waardoor het de gedaante van een vlakken ring verkrijgt. Men omwindt den rand van dezen ring geheel met fijn werk of vlas, zoodat het gat in het leder openblijft; nu bevochtigt men den ring met terpentijn, of met cenige andere zalf, als den balsem van arcmus, pikxalf of boter. Vervolgens maakt men , ter plaats, daar de fontanel zal gelegd worden, met dc linker hand eene dwarsche plooi in de huid, de­zelve tusschen den duim en de vingeren vattende , en snijdt deze van boven naar onder, met eene Jristoerie (zie PI. I. Fig. 3.) door, zoodat de opening ongeveer anderhalve duim groot worde. Men maakt de huid verder van binnen rondom de insnijding met den vin-ger, of met de besoJirevene beuten dragt-naald, zoo ver los, dat de gemaakte lederen ring daarin behoor-Ijjk liggen kan, welke er alsdan meet worden inge-bragt. Heeft dezelve drie dagen gelegen, zoo moet de etter, welke geboren is , uit de opening gedrukt; en deze met koud water zuiver worden afgewasschen, het^ welk men dagelijks dient te herhalen. Doorgaans wordt de fontanel met twaalf of veertien dagen, even als de baarvlecht, weggenomen en de verzwering dan, op de-zelfde wijze, zoo als by de laatstgemelde etterdragt be-schreven is, tot genezing gebragt. De fontanel heeft het nadeel, dat daarbij dikwijls eene aanmerkelijke op-booping van etter onder de huid geboren wordt, door-dien dezelve niet zoo vrij, als bij de haarvlecht kan uitvloeijen, waardoor wel eens aanleiding lot etler-ver-zakking en eene moeijelijke genezing wordt gegeven.
Eene eenvoudige, en doorgaans tot het oogmerk voldoende, wiize, om eenen etterdragt te zettcn, bc-staat daarin, dat men in eene , volgens de laatstvoor-gestelde bandgreep gemaakte opening, onder de huid,
een
-ocr page 671-
625
cetraquo; of mcerdere icitte nieswortehn of zoogenaamde wrang-toortelen legt ; welke door derzelver scherp prikkelen-de kracht in Staat zijn , om cene genoegzamc sterke verctlering voort te brengen en tc onderhouden.
Be afbcelding op PI. I Fig. 15 vertoont hcl ach-terslcl van een Paard , voor zoo ver als noodig is, om de plaatsen aan te duiden , waar eene hnarvlecht of fonlanel aan hctzelve moeten worden gezct, zoo-dat de iikleekencn , welke daarvan ovcrblijven , nader-hand bet minsl zigtbaar zijn. — De overigo plaalsen , waar men gewoon is cllerdragten te zetten , zijn : aan den hals, voor de borst, aan de schouders , aan da beencn , aan de scboft enz., en voorts in onderscheidene hevigc ziektcn , bij welke ontstekingachllge gezwellen of builcn ovei- liet ligchaam onlstaan, op zoodanigc gezwellen zelve , om daardoor de pogingen der naluur , ter uitdrijving der ziektc-slof, op de krachtdadigste wijze , tc ondersleunen.
quot;
III. Over de wijze, om Ugchamen , welke in den
Mond of de Slilcbuis blijven s teken, uit dezelve
te verwijderen.
Hct gcbeurt somwijlen , dat een Paard , op cen oo-gerbliii , niel meer kan eten, zonder dat men eenig teeken van zickle aan helzelve waarneemt, Dit wordt ondor anderen , daardoor veroorzaakt, wannecr zieh een kleine slok of een ander ligchaam ondor bet kort-voeder of bet hooi bevindt, hetwclk dwars over de long tasschen de tanden beklemd raakt, en daardoor het nerterslikkcn der voedcrs belet. In dit gcval moel men hct Paard een mond-spiegel of rooster in den mond leggen en denzelven onderzoeken. Ontdckt men de gemclde oorzaak, zoo grijpt men met de band in den mond en neemt het vastgeklemJe ligchaam daaruit.
Wanneer de Paardcn of bet Riindvee met aardappclen , knollen , witte of krul-kool gevoederd worden , zoo gebeurt het somwijlen , dat het vce een te groot stuk aardappcl, knol, of koolslronk doorstikt , hetwclk in den slokdarm blijft sU-ken. Er loopt alsdan ovcrvloedig speeksel uit den mond; het vee rekt den kop naar Conbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; vo-
-ocr page 672-
626
voren en #9632;wil altijd hoesten ; het is benaauwd ; do oogen staan stijf en de polslag wordt versneld. Somwijlen tan men het vastzittend ligchaam in den slokdarm aan den hals ontdekken.
Om , in zoodanig geval , hulp toe le brengcn, zoo kan men in de eerste plaats beproeven hot dier bij het strottenhoofd to valten en het stcvig toe te drukkcn, waardoor het gcnoodzaakt -wordt, om op het vastzit-tende ligchaam met geweld te werken, en helzelye door te slikken of wederora op te slootcn. Sorntijds kan men het ligchaam , Indien het namclijk niet tc hard is, met eene platte tang, aan stukken drukken, doch men raoet daarbij voorzigtig zijn , opdat de slikbuis , welke mede gedrukt wordt, geene sterke kneuzing lijde. Gelukt dczo bewerking niet, of is bet lichaam dieper naar beneden gcdaald, zonder dat hot tot in de borst­holte is doorgcdrongcn en aldaar vaslzit, wanneer het-zelvc niet gevoeld kan worden , dan moct men de vol-gcnde handgrccp aanwenden , om hetzelvc in de maag te schuiven. Men neemt ecn dun spaansch- of rot-ting-riet, ter dikte van een' kleinen vinger, of in deszelfs plaats , een teenen rijs , welke langer dan vier voetcn moeten zijn, dewijl de lengte van den slok­darm , van het begin dezer buis tot aan de maag, bij Paarden , ongeveer drie en een halven voet bedraagt; brj het Rundvce is deze afstand korter. Men om-windt het cene einde van den stok met linnen ofmaakt daaraan eene spons goed vast. Nu legt men het dier ecn rooster in den mond, om denzelven open te houden , cn giet het eene hoeveelheid olie in den lials , ten einde de slikbuis glad , en het nederglijden des ligehaams daardoor gemakkelijker te maken , als-dan rekt men den kop en den hals, zoo veel moge-Jijk regt uit, brengt het riet of rijs , door den mond , ia de slikbuis , en schuift daarmede het ligchaam tot in de maag naar beneden, waarna de slok zacht wordt uitgetrokken.
Zit het ligchaam zoo vast, dat het zieh niet laal verschuiven , en kan men bet nog aan den hals voe-len , zoo moct de slokdarm worden geopend , om het-zelve uit te balen. Men maakt, tot dat einde, aan de linkerzijde van den hals , met eene bistoerie (zie PI. I Fig. 3 :) eene langwerpige insnijding in de huid , op de
plaats,
..
-ocr page 673-
'
627
plaals, daar het lichaam zit, en scheidt dc vliezen, welke den slokdarm omgeven, voorzigtig af, dewijl men anders gevaar loopt, om de hals-slagador of ader, die hier gelegen zijn, te kwetsen. Is men , op deze wijze , tot den slokdarm genaderd, zoo maakt men ins-gelijks in de lengte , ecne insnijding in denzelven , en neemt het vastzittende ligchaam nit. Vervolgcns moet men de wanden van de wende des slokdarms, door een naad , aan elkander hechten , en de wond der huid insgelijks door eenige steken vereenigen. De wond moet, eenige malen daags , met koud water bevochtigd en van den uilvlocijenden etter gezuiverd worden , waardoor zij , zonder de aanwending van eenige andere middelen , gencest.
Het Paard of Rundbcest , dat deze kunstbewerking heeft ondergaan, moet , tot dat het volkoraen genezen is , slechts vloeibaar of week voedSel gebruiken , bij voorbeeld , natgemaakte zemelen of gemalen koorn.
IV. Over de wijie, om een Paard de Ooren op tc zettev.
Wanncer dc ooren wijd van elkander afstaan, of een Paard zoogenaamde hangooren heeft, zoo kan men dezen misstand verbeteren door dezelve op te zetten; heiwelk op de volgende wijze geschiedt. Men splits! het vel , op het hoofd , tusschen de ooren , ter vveers-zijden van het begin der raanen , in de lengte op , en neemt van elke zijde der insnijdingen, omtrenl eene vingerbreedte van het vel weg ; alsdan worden de lip-pen der wond naar elkander toegehaald en met eene naald en zijden draad vastgehecht. Nu legt men in het oor een stukje blik , dat naar het beloop des oors iets krom is gebogen , en in deszelfs midden een klein gaatje bezit , waardoor een fijn ijzerdraad kan worden getrokken. Men maakt aan het eene eind van dezen draad een' knoop ; terwijl het andere eind spits wordt gevijld. Alsdan steckt men den draad door het gat van het blik , dat in het oor is gcplaatst, en te-vens door het oor zelf, van binnen naar buiten, zoo kort aan den kop als mogelijk is, cn boort daar-mede voorts het andere oor, juist op de tegenover-0 0 2quot;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ge-
i
-ocr page 674-
628
geslelde zijde, van buiten naar binnen door ; men schuift nu cen dorgelijk blikkcn plaatje , om den, in het oor uitkomenden draad , en , nadat men dc ooren met dcnzclven genoegzaam tot elkander heeft getrok-ken, legt men , met een geschikten draad-tang, een' knoop voor het gat des bliks, opdat de draad uiet uitglijde ; op dczc wijzc blijven dan de ooren regt op en digt naast elkander slaan (*).
De wond , door dc insnijding veroorzaakt, meet da-gelijks met koud water bevochtigd, en van den uit-vloeijenden etter gezuiverd worden , toldat dezclve genczen is. Hebben de randen der wond zieh le za-mengetrokken , zoo kan men den zijden draad, waar-mede dezclve is gehecht , uillrckken , en is dc wond volkomen gcheeld , dan nerae men ook den ijzerdraad en de blikkcn plaatjes uit de ooren.
V. Over de wijzc , om dc Ooren te verMeinen en af te snijden,
Wanneer de ooren van ecu Paard onmatig groot zijn , zoo kan men dezclve, naar wclgcvallcn op deze wijzc verklcinen ; men vervaardigt vooraf twee blikkcn mo-dellen , gemaakt volgens een welgemaakt Paardcn-oor , van welke modcllen het eene van buiten om, en het andere van binnen in het oor, dat verklcind zal wor­den , passen , doch beiden moeten zoo veel korter zijn dan hetzelve, dat builen derzelver randen , wan-ncer zij aangclegd zijn , zulk een gedeclte van het oor des Paard blijft uilsteken , als men oordeelt van hetzelve weg te moeten nemen , om daaraan eene , aan de gestalte des Paards geevenredigde, grootte te geven. De vormen, door middel van eene kromme schroef,
op
(*) De ondervindinglieeftmlj evenwel geleerd , dat de aan-wending des ijzerdraads, op de gemeide wijze, ontstekiug en zware pijn ten gevolge hebben , waarbij het Paard den eetlust verliest en koorts krijgt. Het zal düs , in liet a!ge-meen , betcr zijn , de ooren door een geschikt verband tot elkander te brengen , waartoeeen oorkapjedienstig kan zijn; wanneer hetzelve namelijk zoo gemaakt is , dat debenedenste gedcelten der ooren , nader tot elkander worden bepaald.
#9632;HH
-ocr page 675-
629
op het oor vastgezet zijnde, snijdt men , met ccnc krorame hisloerie of met eenc stevige schaar , den rand van het oor af. Men neemt alsdan de ^likken vormen weg, bevochtigt de wonden door middel eener spons , eonige malen mot brandewijn , om het bloeden te stillen , en vcrvolgens dagelijks met koud water, tot-dat dczelve genezen zyn. Het is nuttig, het Paard, gedurende de genezing , een oorkap op te zetten , om de #9632;wonden logen hot invallen van onzuiverheden te bevciligen.
De laakbare gewoontc, welke in sommige andere lan­den plaats hecft, om een Paard de ooren kort af te snijden , heeft onder onze landlieiien , tot dus verre , goon stand gegrepen, (ofschoon man toeh , bier en daar , vooral onder de Heeren rijd-oaarden , de-zulken ziet , die zoowel van de oorcn , als van de staart be-roofd zijn;) en ik gcvoel mij dus to minder gedron-gen, om hun een voorschrift te geven , hoe zooda-nige beworking, waardoor het Paard met slechls mis-vormd , maar ook deszelfs gehoor wordt gekrcnkt , moet worden verrigt.
Ongelukkig is het in dezen gesteld met den Hond, dat gezellige en getrouwe buisdier, daar toch vele van deszelfs goslacht, zoo als de Bulhonden , Moppen en sommige Windhonden , doorgaans veroordeeld wor­den , om de ooren te moeten missen; ik zal daarom opgeven , hoe dezclve, op de beste wijze, worden af-gesneden. lemand vat de huid , midden op den kop, en trekl dezelve sterk in de hoogte; nu snijdt een ander met ecne regte bistoerie (PI. I Fig. 3), of met een scheormes , de ooren kort aan den kop af. Laat men nu de huid los , zoo is de wond zeor klein en dezelve genecst gemakkelijk, Trekt men integendeel de ooren sterk omhoog , zoo snijdt men ze een te groot gedeel-te dor huid van den kop mede weg , waardoor som-wijlen het been of de hersen-pan ontbloot , en de ge­nezing der wond dikwijls bezwaarlijk of onmogelijk wordt gemaakt , en waarbij dezelve altijd leelijk toe-heelt.
C c 3
VJ.
-ocr page 676-
630 VI. Over het afslaan of afzetten van den Staari.
Wij zullen hierbij niet spreken , in hoc ver het tot tie ongeoorloofdc wreedheden behoort, die mcermalen de dieren door den mensch -worden aangedaan , het Paard, nit een vcrkccrd begrip van schoonheid, te beroovcn van cen deel , hetwelk , door de natuur, aan het diet gegcven is, als cen noodzakelijk werktuig , cm daarmcde zijne lästigste vijanden , als de vlicgcn , enz. af te kunncn weren. Allecnlijk merk ik aan , dat zoo lang znlk cen valsche smaak , ook ondor mijne landgenoolcn , blijft hcerschen , Ac Vee-arts vvcl ver-pligt zal zijn , zieh aan dcszclfs gebied te onderwer-pen , hoc ongerijmd hij zelf het denkbccld möge be-schouwen , dat door cene verminking , wclkc gecne de minsle nuttigheid hecft , aan het, natuurlijk fraai en #9632;welgevormdc , schepsel cene meerdere schoonheid zoudc kunnen worden bijgezet.
Om den staart af te slaan , wordt dczelve op een stuk hout gelcgd ; alsdan zet men een geschikt stevig en scherp hakmes , op den afstand van het ligchaam , daar men zulks verkiest, op denzelven, en slaat met een' hamer op hetzelvc , zoodat het in eens door den staart drin­ge. Het blocden wordt gestild, door de doorgesneden valen toe tc schroeijen. Tot dat einde raakt men de-aelve met het. rood heet gemaakte , platte brandijzer {PI, II. Fig. 3.) ligt aan, met vermijding nogtans van het ontbloote slaartbeen. Men kan zieh , tot dil oog-merk , nog beter bedienen van een plat brandijzer, even als het voorgestelde vervaardigd , in welks mid­den zieh cen gat bevindt, waarin het slaartbeen te liggen komt, zoodat hetzelve daardoor voor het bran-den beveiligd wordt.
Beter bedient men zieh tot het afzetten van den staart van een eigen, tot deze operatic bijzondcr inge-rigt, werktuig, hetwelk men niet oncigenlijk cene staart-guillotine kaa, noemen , zijndc cene soort van schaar. Dczelve bevat in den ondcrsten stang eeneuit-holling, -waarin de staart te liggen komt, en past. Aan den anderen of bovenstcn stang bevindt zieh een hieraan beanlwoordend bolstaand, mes, hetwelk nedergedrukt wordende , den staart gemakkelijk af snijdt. Men meet, terwijl het Paard op de cene of andere -wijze, deze
oplaquo;-
I
-ocr page 677-
631
opmiJie ondergaat, hetzelve in den noodstal zetten, en bei achterstel van den grond ophijssen, zoodat het met de achterbeencn niets Ian nilrigten , of men verze-kert zieh legen het slaan, door het aanleggen van een kluister en hol opligten des voorbeens, aan de zij-de, daar de gene staat, die den staart afsnijdt.
VII. Over dc wijze, om een Paarcl te Angliseren.
Deze kunstbewerking, wclke in Engeland is uitge-vouden , vanwaar dczclve hären eigen naam schijnl te hebben verkregen , beslaat daarin , dal de ncderbuigen-de spieren van den staart doorgesneden en daardoor werkcloos worden gemaakt, waarvan het gevolg is , dal de uitstrekkende spieren een grooler vermögen ver-krijgen , zoodat hot Paard onder hel gaan , den staart bestendig omhoog draagt. — Zij wordt op de vol-gende wijze verrigt : De haren van den staart worden eerst in drie strengen , van boven naar beneden te za-mengevlochten en dan opgebonden. Het Paard wordt voorts in den noodstal wcl verzekerd, of ler neder-geworpen , terwijl de beenen aan elkander worden ge-kneveld. Men geeft aan het nederwerpen doorgaans den voorkeur, dewljl de Vee-arls alsdan de bewcrking niet alleen belcr kan verrigten , maar ook omdat het Paard , daar hel , door de pijnlijkheid der operatic, altijd sterke beweging trachl te maken, minder gevaar loopt zieh te verrukken of le bezeeren, indien hel ligt, dan in den noodstal. Wanneer men aan hel doen van deze operatic reeds gewoon is, kan dezelve zeer wel worden verrigt, door hot Paard slechts op de gewone wijze, eenen kluister te leggen aan den achtervoet, aan de zijde, daar men zieh bevindt, om de kunstbewer-king te doen. Het Paard op dc reg(erzijde gewor-pen , of de voet, op de laatsgemclde wijze , bevestigd zijnde, zoo neeral een helper hel eind van den staart, buigt denzelven terug , en houdl dien stevig vast, zoo­dat de onderste oppervlakle des slaarls zieh volkomen aan hel oog van den Vee-arts vertoont. Deze tcekent nu, door het doen van zeer liglc dwarscho inkcrvitv-G c 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gen
il !/
i
.
-ocr page 678-
632
gen in de huid , met eene listoerie, die plaatsen , waar hij vervolgens de spieren wil doorsnijden. De inker-vingen raoctcn niet gcheel over den staart gaan , maar allcen over de vcrhevcnhedcn , welke zieh aan des-zelfs beide zijden vertoonen , en door de nederbuigen-de spieren zeive gemaakt worden ; blijvende de huid , in het midden van den staart, ter breedte van onge-veer een' duim , onaangeraakt. Men maakt het eerste paar dezer inkervingen op den afstand van anderhalven duim of twee duimen van den aars; op twee en een halven duim van deze plaats nederwaarts, het tweede, en verder , op gclijken afstand , het derde paar. Om nu, op deze plaats , de spieren door te snijden, zoo neemt men eene kromme bistoeric, zet dczelve van de bui-tenzijde des staarts , zoo in de eerste inkerving on-der de spier, dat de rug van het mes naar onderen is gekeerd , en snijdt daarmede de spier aan die zijdc in eens door. Dit geschied zijnde , doet men' hetzelve aan de andere zijde, en vervolgt zulks op dezelfde wijze , aan de overige voorgeteekende plaatsen. Indien de staart zeer lang zal blijven , rnoet men somwijlen vier of vijf paren insnijdingen maken. De handgreep , om de spier met de tistoerie van onderen naar bo-ven door te snijden , is daarom aan te raden, dewijl men zekerder is, de spier in eenmaal geheel af te zul-len snijden , dan anders, door namelijk van boven te snijden , en men daarbij ook wel eens gevaar loopt van te diep te snijden , waardoor dan ligt de groote bloed-vaten, de gewrichtsbanden, of ook de zijwaarts be­wegende spieren van den staart kunnen worden be-leedigd, hetwelk tot eene zware blooding , of langdu-rige verzwering, aanleiding geeft, en , indien de laatst-gemelde spieren worden afgesneden, zoo heeft zulks altijd eene scheve bonding van den staart ten gevolge. Bijaidien de bloeding, welke er bij den doen tier insnij­dingen outstaat, belet, dat men behoorlijk zien kan, waar of hoe diep men meet snijden , zoo neemt men eene spons, doopt dezelve in een mengsei van gely-ke deelen water en azijn, en bevochtigt daarmede, nu en dan, de bloedende oppervlakte, waardoor de vaten, voor een tijd, worden toegetrokken en het bloeden ophoudt. Is de spier geheel doorgesneden, zoo
pui
-ocr page 679-
633
puilen dcrzclver einden in de wond uit. Deze vat mea met het adeihaakje (PI. I Fig. 13), of met het wond-tangelje, (PI. I Fig. 6) , en snijdt dczelvc met de bistoeric zoo vcr af, als zij voor den dag tomen en los kunnen worden gemaakt. Nu snijdl men dat ge-decllc der huid, lictwelk is vast blijvcn zilten, ins-gclijks door , en zet alsdan de twee daimen , in eene tegenovcrgesleUle rigting der insnijding , boven op den staai I, oravat voorts denzclvcn met de vingeren en tracht hem , ter plaals der insnijding , een vveinig naar boven krom le buigen. Hierdoor worden de gewrichts-bantlen der wervelbecnderen van den staart naar onde-ren meer uitgerekt en verzwakt.' llctzelfdc geschiedt, vervolgens , omtrent de ovcrige insnijdingen. Door di'ze liandclwijzcn wordt te wecg gebragt, dat de uit-strekkendc spieren derzelver voile kracbt bekomen, en dat het Paard den staart vervolgens hooger draagt. Men zorgo evenwel, dat de staart nict, door ccne tc sterkc bulging, gebroken worde. Nadat dit alles is verrigt, wassche men de wenden met azijn en water uit en znivere tcvens den staart van het aanliangende gcstoldc bloed , en logge een verband aan. Icdcre wond wordt met eene goede wiek van vlas of werk, in bran-dewijn en azijn natgemaakt , bedekt; over elk derzel­ver wordt een windsei van linnen gelcgd , of ook een sink flonel, belwelk om den staart sluil, en door ban­den , om denzelvcn wordt vastgemaakt; dit verband moel evenwel slcchls zoo slijf worden aangelegd, dat het niot afglijdo, dcwijl het anders le stcrk op de wonden drukt en dc bijkomende ontsteking zoude •ver-meerderen. Het Paard wordt alsdan losgemaakt, en ter nedergeworpen zij tide geweest, opgelaten. Om eene rware ontsteking verder voor le komen of tc mati-gen , is het nuttig , het verband , van tijd tot tijd , met koud water of met goulards water te bevochtigen. Bij bloedrljke Paarden is het noodzakelijk , na de operatie , twee ponden bloed uit den halsadcr af te tappen, en dezelve onder een verkoelcnde lecfrcgol tc brengen , gelijk bij de ontstekingskoorls is voorgcschrcvcn.
Na verloop van vierentwiatig uren. wordt het ver­band afgenomen , hetwelk op de beste wijze geschiedt , als het voorzigtig met eene schaar wordt losgeknipt.
C c 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Als-
-ocr page 680-
634
Aisdan moel de staart omhoog -worden gebragt, door middel van een touw, waarvan het eene cind aan den staart wordt vastgcraaakt, cn welks andere eind , dat over eene honten katrol, welke ccrst achter het Paard, en vervolgens mccr boven deszelfs mg, aan den zol-der gemaakt zijnde, wordt gebragl en van daar nederhan-gende, een gewigt draagt. juist zoo zwaar, als tot het bedoeldc oogmerk vereischt wordt, om namclljk den staart langzamerhand aan eenen opgerigten stand le gewennen. Op deze wijzc wordt de staart eerst, ge-durcndc dric of vier dagcn, zoo hoog gchoudcn, dat hij regt uit Staat; alsdan wordt de zwaarte des gewigts , van tijd tot lijd, zoo veei vermeerderd , dat de staart meer cn mecr schuins opwaarts cn regt op komt te staan, toldat eindelijk, met acht of negen dageH, de staart, door het vcrplaatscn der kalrol, verder naar of boven den ruif, nog meer over den rug des Paards terug gebogen wordt. Nu mag men ook de vlccht, die midden op den staart geplaatst is , losmaken en het haar , tcr weerszijden , nederkammen. Ten laatslen legt men een gordcl, op de gewone wijzc om den buik , waaraan legen deszelfs midden , aan weerszijden , een touw wordt vastgemaakt, hetwclk aan de zijdelingschc vlechten der staartharen wordt geknoopt, waardoor de staart nog meer achterover en neder wordt gedrukt. Deze lijnen dienen ook, om den staart in eene regte strekking tegen den rug te bepalen , ten cinde het Paard denzelven vervolgens, als de wonden geheeld zijn, zoo blijft dragen.
De wonden mocten dagelijks van den uitvloeljenden ettcr, met koud water, worden gezuiverd , waardoor dezelve doorgaans, zonder de aanwending van andere middelen, genezen. Bijaldien er wild vleesch in de wonden grocit, zoo bcslrooijc men hetzelvc een of meermalen met poeder van gebranda schoenzolen, lialk of gebranden aluin , om het te bedwingen. — Zijn de­ze middelen daartoe niet vermögende genocg , zoo ra­ke men het uitgroeijende of wilde vleesch slechts een en andcrmaal ligt met het gloeijende brandijzer aan, waardoor het wcldra beteugeld, en de wonden tot heeling worden gebragt.
Zijn de wonden volkomen toegeheeld, zoo late men den staart los en slaat of zel denzelven, op cene lengte-
te
-ocr page 681-
635
le van twaalf of derticn duimen, af, volgens dc hand-grepen, te vorcu opgcgrepen.
Men dient nu nog, bij het Anglisercn, op de vol-gende zaken te lettcn, van welker inachtneming, of verwaarloozing dc mislukking of goedo uitslag dev kunstbewcrking grootendeels afhangt.
Men moot de doorsnijdingen der spieren, zoo veel mogelijk , midden op do ligchamen dor staart-wervel-beenderen trachten tc docn , — geenszins op dcrzel-ver gewrichten; waarvan men zieh door hot gevoel zal kunnen vcrzekercn. — Wordt zulks vcronacht-zaamd, zoo loopt men ligt gcvaar dc gewrichts-ban-den der -wervelen te kwetsen, waarvan cene fistuleuse vcrzwering van een of meerdere -wervelen , en becn-bederf de gevolgen zijn.
Om het verband minder drukkend te maken , vocgt men onder deszelfs banden een kleinen bundel stroo, bestaandc uit 30 of 40 even lang gesneden halmen van weinige duimen lengte. Na verloop van tien of twaalf uren na de operatic, trckt men, voor en na, een of twee halmen van onder de banden weg , om alle knel­ling, welke door de opvolgcnde ontsteking steeds ver-meerderd wordt , te verhocden.
Wannecr er ecne hevigc bloeding bij het anglisercn ontstaat , doordien men een aanzicnlijk bloedvat heeft doorgesneden, zoo moet dc staart niet opgehouden, maar , zoodra mogelijk, nedergelatcn worden , opdat dezelve vrij naar beneden hangt. Houdt de bloodvliet alsdan nog aan , zoo bevochlige men vlas-wiekcn in aluin-watcr, en legge dezc over de wond , of men plaatse daarop een stuk hovüt, op de wijze , zoo als op bladz. 120 is voorgeschreven.
Vooral zij men er op bedacht, om den staart niet spoedig , maar slechts langzaam op tc rigten , dewijl hierdoor, zoowel als door een sterk drukkend ver­band , nadeelige toevallcn kunnen ontstaan , als zwei -ling der spieren van het kruis, van den wortel des staarts, van den aars, de bilnaad en der schaamdeelen, welke deelen dan pijnlijk zijn , en waarmedc ecne ont-stekings-koorts gepaard gaat.
Bij ecne schielijke oprigting of terugbuiging van den
staart, ontstaat zoodanige ontstekingachtige zwelling,
somwijlen eerst 6 of 7 dagen na de operatic, wanncer
C c 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; de
-ocr page 682-
'
636
de wonden hoog rood van kleur en droog worden, en het deel door het vuur wordt aangedaan cn afvalt, ter-wijl het Paard daarbij zelf verloren kan gaan. Hoe langzamer en met hoe minder gewigt de staart wordt opgebragt, hoe veiliger hot is.
Wanncer de staart sterk en aanhoudend naar den rug achter over wordt gebogen, zoo ontstaan er mecrma-len plooijen der huid , onmiddellijk boven den staart-wortel , waardoor dezelve gedrukt, en ontsleking aan die plaats geboren wordt, waarbij het haar uitvalt. Vermils aan die plaats vervolgens veelal witte baren te voorschijn komen, zoo blijl't er, op deze wijze, een scbandvlek der onacbtzaamheid over. Men kan dit gevolg voorkomen, door den staart, elkcn dag, los te maken , cn denzelven twee uren in de achterste katrol te doen hangen.
Hoc wel sommigen het ophangcn en ovcrbuigcn van den staart voor nutteloos houden, om denzelven ver­volgens fraai te doen dragen, zoo gelukt zulks even-wel zckerder, Indien men de voorgesebrevene wijze volgt. Het is zclfs nuttig , dat de staart langen tijd opgehouden en teruggebogen blijve. ßij Paarden, die een lang aangezetten staart hebben , mag zulks vijf of zes wcken duren , doch bij dezulken , welke cca' hoog aangezetten staart dragen, kan deze tijd verkort wor­den.
Eenige slaan den staart terstond na het angliseren af, en maken dan van de hären, welke nog aan den stomp litten , twee vicchten, waaraan dezelve wordt opge-hangen. Vermits er een sterker gewigt gevorderd wordt, om een körten staart optehouden, zoo ont-raquo; Staat er, op deze wijze , meermalen ontsteking aan de plaals , waaraan de staart hangt, zoodat de hären , die gevlocMen zijn , uitvallen.
Wordt de staart niet terstond afgeslagen , en blijven alle baren daaraan zitten , zoo heeft men het meer in zijne magt, zulks voortekoraen , en ook , om den staart eene geschikte rigting te geven, ten einde het scheef-groeijen te beletten.
Wordt de staart terstond afgeslagen, en in het geheel niet opgehangen , zoo genezen de wonden . inzonder-heid die zieh het naast aan den grond des staarts be-;
vin-
-ocr page 683-
#9632;'
637
vinden , moeijelijk , door de bestendige schuring , wel­ke zij , bij de bcweging van dit deel, ondergaan.
Ook het branden van den staart vereischt eenige op-merkzaamheid, om het weidragen van denzelven te be-vorderen. Men moet den staart namelijk bij het bran-den krom naar den rug overbuigen, en niet scheef-houden. Wordt dezclvc bij het toebrandcn der opene vaten naar de ecne of andere zijde gehouden , zoo zal het Paard denzelven meesltijds naar deze of gene zijde schcef dragen. Deze uitwerking schijnt uit de volgen-de oorzaak te moelen worden verklaard. Bij het krom-buigcn naar hoven, worden de onderste spieren ver-kort, en de bovenste verlengd ; door bet branden wor­den dezelve in deze ligging bevestigd, en bijgevolg wordt de staart daardoor in de boogie gehouden. Dezelfdc uitwerking doet het branden , wanncer de staart schcef wordt gehouden. De spieren worden aan de zijde, waarhenen de staart gebogen wordt, ver­lengd ; doch die der tegcnovergeslelde zijde worden verkort. Door het branden worden dezelve insgelijkg in deze ligging bevestigd, hetwelk te weeg brengt, dat de staart scheef gedragen wordt.
Over de wijse, om de Bloed-aders aan de achter-heenen der Paarden af te zetten.
Bij Paarden, welke aan de spat onderhevig zijn, worden somwijlen de becn-aders, aan de plaatsen , al-waar dezelve over de spat loopen, afgezet of ingekort (zie bladz. 69), hetwelk op de volgende wijze geschiedt: Het Paard wordt ter nedergcworpen en de beenen wor­den vastgebondcn ; alsdan maakt men eene langwerpige insnijding in de huid en ontbloot de ader, zoo vcr als men dezelve wil wegnemen. Nu brengt men een kcomme hechtnaald (PI. II. Fig. 6) , van good ge-waschte draden voorzien, onder de ader door, onder-bindt dezelve, op twee plaatsen, namelijk bovcn en onder, en snijdt het deel der ader. dat over het spat-been loopt, tussschen de onderbindingen , ter lengte van eene of twee vingerbreedten, nabij dezelve af. Het
C c 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Paard
-ocr page 684-
638
Paard wordt alsdan losgeraaakt en opgelaten. De wond tan vervolgens , ccnige malen daags, met koud water worden bevochtigd, waardoor dezelve spoedig geneest. Hct Paard moet, gedurende de genezing, in rust ge-houden worden; ook is hei voordcelig, indien men, de eerste dagen , belelten kan, dat hetzelve liggen gaat.
Dewijl door het wegnemen dczer aders, de terug-loop des bloods in de bcenen aanmerkelijk wordt ge-stoord, zoo is het geen wonder, dat zulkc Paarden, welken men de aders heeft afgezet, doorgaans eenige zwakheid in de becnen , waaraan hetzelve is geschied , overhouden. Ook kan men door het körten of weg­nemen der aders, in geencn deele, het uilbreken van den been-spat voorkomen, hetwelk uit de beschouwing van den aard dezes gebreks (zie blz. 68) van zelf moet blijken. Alleen zal dezelve als eenigzins doelraatig mögen worden besehouwd , wanneer de been-ader f op de plaals , daar de spat gewoonlyk onlstaat, zeer zwaar valt, of wel ongewoon uitgezet is, en daardoor mis-stand te weeg brengt, of indien zij op scherp uit-gegroeide beenpunten wrijving en zamengroeijing on-dergaat, waardoor dp kreupelhcid somwijlen vermeer-derd wordt.
Over de wijze om een' Hengst te snijden.
Er bestaan onderscheidene wijzen, om een' Hengst te snijden of tot een Ruin te maken, van welke wlj slechts de voornaamsten zullcn opgeven. De eerste of meest gewone wijze is deze: men neemt vier hont-jes, tcr dikte van een vinger, en vier of vijf duimen lang zijnde; deze worden van de cene zijde plat ge-schaafd en in het midden uitgehold , uitgenomen de beide cinden, welke van buiten worden ingekerfd, opdat dezelve , met een band tegen clkandcr om den zaadstreng kunnen worden vastgebonden. De holten dezer houtjes worden gevuld met een week deeg van lijnkoek, waarop men een weinig fijn gewreven rotten-Uruid, of bijtend zout-zuur Imih (sublimaat) strooit.
Dit
.
-ocr page 685-
,?
639
Dit vooraf in gcreedheid zijnde gcbragt, wordt bet Paard op de linkcrzijde nedergeworpen; men trekt den regier achtervoct voorwaarts legen den hals, en bindt denzelven met een touw legen den schouder vast; de ovcrige drie beenen worden goed aan clkan-der gcknevcld. Nu plaatst diegene , -welke de operatie laquo;al verriglen, zieh achler het Paard, neemt den bal-zak op de \lakke hand, zoodat de duim op denzel­ven te liggen korat, en maakt, met eene scherpe bis-tocrie, van hoven naar bencden , eene insnijding in het eerste of buitcnsle vcl van den zak, in deszelfs mid­den ; helzelfde vvordt aan do overzijde gedaan. Na het opcnen van het ecrsle vcl, vcrloont zieh een tweede, zijnde de eigen of schccdcrok van den bal, welke op dczclfde wijze, aa* beide de zijden van den balzak , wordt opengesneden. Men doet de ballen nu, den een na den anderen, door eenige drukking, ge-hccl naar builen komen en trekt hen een weinig voor­waarts ; voorts omvat men den zaadstreng van elken bal afzonderlijk , en klemt die lusschen twee der gemelde houljes, welke , op de voorgestelde wijze, cm den streng worden vastgebonden , zoo dat dezelve naauw-keurig op elkanderen slullen. Alsdan snijdt men de ballen een' voor een', ongevcer een vierdc duim, be-neden hei ondcreind der houljes, af. Voordat de bal­len worden vveggenomen, scheidt men dezelve van de bij-ballen af., welke men het Paard doorgaans geheel of gedecllelijk laat behouden. De ballen weggenomen zijnde , wordt de balzak door middel eener spons met ecu mengscl van rooden ivijn en olie , of van azijn en water, waarin eenig zuul onlbonden is , uitgewassehen. Nu wordt het Paard los gelaten; met laat het opstaan en een kwartier uurs , slappende wandelen, hetwelk vervolgens , twee malen daags, dient tc gesehicden , tot de volkoracne genezing toe. Ongeveer vierenlwintig uren daarna sniidt men de banden der houljes los en neemt dezelve weg, waarna de balzak en doorge-knaagde zaadslrengen nog eens met een der opgegeve-ne mengsels worden gewassehen, tcrwijl de genezing verder aan de naluur wordt overgelalen. Het is ever.-wel voordcelig het Paard daags na het snijden, en vervolgens, om den anderen dag, ter vermindering der onlsteklng en zuivering der wond, tot op de helft van
den
-ocr page 686-
640
den buik , ia het water te jagen, of anders de wond en de deelen in den omtrck, dagelijks, met koud wa­ter te bespoelen.
Dewijl het aanlcggen der gemeide houtjes hoofdza-kelijk dient, om de zaadslagader te drukkcn , cn daar-door de Sterke blocdvloeijing voor te komen, welke er anders , bij het doorsnijdcn van dczelve, zoude kunnen worden veroorzaakt, zoo kan men zieh, in plaats van uitgebolde, en met cenc bijtende zclfstan-digheid besmeerde houtjes, mci hctzelfde mit bedienen, van zoodanigen , welke niet uilgehold , maar allcen plat zijn, en zonder eenig bijtmiddel worden aangelegd , waarin men bovendien eenc mindere ontsteking le vrce-zen heeft.
Eenigen bedienen zieh in bet geheel niet van hou­tjes , maar volgen deze wijzc : De balzak, door de opgegevene handgrepen , geopend zijnde , worden de bij-ballen van de ballen, cn tevens de opligtende spier der ballen {musculus eremaster) van iedere zaadstreng gescheiden; alsdan wordt de zaadslagader, zonder de zenuw medc te vatten, onderbonden , welke binding, voor bet gevaar eener zwarc blooding, door ecu dub-belden knoop , wel moet verzekerd worden. Aisdan snijdt men de ballen af. De banden laat men zitten , totdat zij van zelve afvallcn.
Eon andere wijze, om de ballen weg tc neraen, waarvan zieh de gewone HengsteLsnijders' bot meest bedienen , geschiedt met het gloeijend ijzer. Hcl Paard wordt ter nedergeworpen , cn op dezelfde wijze be-vestigd, als reeds gezegd is, terwijl insgclijks de bal­zak , volgens de vöorschrevcne inanier geopend wordt, zoodat de ballen uitkomen. De zaadstrenj van den cenen bal wordt nu tusschen een houtea of ijzcren klem gevat , en deze door een helper wel vastgehou-den. Als dan neemt de Vee-arls het mes-vormig ijzer, dat wit gloeijend is gemaakt, cn brandt met hetzelve den zaadstreng , ongevecr op een half duim of drie vierde gedeelten van een duim afstands bene-den de klem, door, terwijl hij , door het daar buiten blijvende gedeelte van den streng aan te rsken, eene korst brandt, waardoor het bloeden belet wordt. Als­dan wordt de klem losgelaten. Op dezelfde wijze wordt uu ook de andere bal weggenomen. Bij deze
wy-
-ocr page 687-
641
wijze van snijden hceft men doorgaans minder onlste* king te vreezen, dan bij de eersle manier, namelijk met houtjes, dewijl de Zaadslrengen daarbij cene ster-kere uitrekking ondergaan , terwijl zij aangelegd blij-ven, en men neemt daarom , na het af branden der ballen , algemeen minder die nadeeligc uitwerkingen waar , welke somwijlcn op die manier plegen te vol-gen, als daar zijn , ettergezwellen in den balzak , fis-tuteuzc verzweringen, verhardingen van de zaadstren-gen, enz. Intusschen heeft men na het af branden raeer te vreezen voor bloeding, wannccr namelijk de korst, zoo als gebeuren kan, spocdig afvalt; weshalve zulks eenige meerdere oplettenheid, te dezcn opzigte , na de operatic vordert.
Het entmannen vau eenen Hengst kan ook nog op cene andere wijze worden verrigt, door namelijk de ballen af te draaijen , aan welke handgreep, door som-migen, althans bij Paarden, die beneden drie jaren cud zijn, den voorkeur wordt gegcven, dewijl dezel-ve zonder eenig gevaar kan worden in het werk ge-steld , en van mindere toevallen van ontsleking , zoude gevolgd worden.
Het Paard wordt, tot dat einde , nedergeworpen , en voorts op den rug gclegd, zoodat de beenen van el-kander liggen, en de balzak vrij is; de voeten wor­den , om deze reden, tot aan den hals naar voren ge-trokken en wel verzekcnl. Nu ligl de Vee-arts, die achter het Paard , tusschen deszelfs beenen, staat, den balzak op, opent denzelvcn , op de voorgeschrevene wijze, zoodat de ballen naar buiten dringen. De bij-bal van den bal gcscheiden zijnde, wordt door den-zelven in dc lengio een priem gestoken, zoodat zij boven en beneden uitkomt. Een helper houdt nu den zaadstreng slevig vast, terwijl de Vee-arts dc einden van den priem met de beide banden vat en daarmede den bal afdraait. Helzolfde verrigt hi) nu ook om-trent den anderen bal. Ilierbij valt in acht te ne-men, dat de linker bal naar de regier zijde en de regier legen de linkerzijde wordt omgedraaid. Ten einde den zaadstreng met meer gemak te kunnen afdraai-jen, bedient men zieh ook van eene bijzondere lang, waarmede dezelve, in plaats van met de banden, sterk gedrukt en vastgehouden wordt.
Hoe*
.
-ocr page 688-
642
Hoewel men de Hengsten in onderscheiden en zelfs in eenen gevorderden leeftijd, zonder groot gevaar , kan ontmannen, zoo is het evenwel het veiligst, dat zuiks tusschcn het tweede en derde jaar van hunnen ouderdom geschiedc, als wanneer zy minder door die bewerking lijdcn, dan ouder zijnde. Hot vooi-jaar en de herfst, wanneer het weer nog niet zeer heet, noch koud is, moot als de geschiktste tijd van het jaar voor het doen van dczelve worden aangemerkt. Het snij-den bclioort ook voor het af haren, en wel des och-lends, terwijl het Paard nog nüchteren is, in het werk gestcld te worden.
Voorts moet ik doen optnerken, dat, welke wijze men ook volge , om een' Hengst te snijden , men zorgen moet, dat de insnijdingen in den balzak , om de bal­len te doen uitkomen , niet te klein worden gemaakt, als waardoor de etter, welke vervolgens geboren wordt, niet behoorlijk kan uitvloeijen. Liever make men de-zdve grooter, dan juist voldoende is , om de ballen te voorschljn Ic doen komcn, als wanneer de etter een ongehinderdm uitgang vinden , en alzoo verzakking van denzelven, tusschen de huid en buikspieren, of eene pijpverzwering zal worden voorgekomen. — De wond geneest spoedig genoeg door eene gepasle behandcling.
Men zorgt vooral , dat het gesneden Paard of Veulen niet op den togt kome te staan, of aan de koude wor-de blootgesteld. Vcle Veulens zullen ook sterven, in-dien zij in het voorjaar, voor dat de wond genezen is , des nachts bij koud of vorst-wecr in de weide ge-laten worden, en legen den vochtigen of kouden grond moeten liggen , hetwelk daarom moet vermijd worden.
Over de wijze, om een' Slier te snijden.
Om van een' Slier een Os te maken, gaat men op de volgende wijze te werk. Men plaatst zieh achter het dier, terwijl hetzelve staat, en vat den balzak in de linkerhand , waardoor de Stier verschrikt wordt, beeft, zieh stil houdt, en alles met zieh doen laat, wat men t\^1. Alsdan snijdt men den balzak van het midden tot
be-
-ocr page 689-
643
benedcn open, doel de ballen, ^en voor een , te vooraquo;-schljn komen, draait of snijdt dezelvc af, wascht de wond met azijn en water, waarin eenig zout is opge-lost, uit, en daarmcde is do geheclc liunstbewcrking volbragt. De gcschikte lijd, om de Stier-kalveren te snijden is, wanncer dezclve lien of twaalf maandea oud zijn.
Indien de zaadstreng eenige malen wordt rondgedraaid, voor dat dezclve wordt doorgesneden , zal men minder voor cene hevige blooding te vreezen hebben, welke zonder dien, voorat bij oude Stieren, ligt ontstaan. Men kan zulks nogtans ook voorkomen door den zaad-slagader te onderbinden , op de wijze zoo als bij het entmannen van bet Paard is voorgcschrcvcn. Om eene onverlioopt plaats hebbende bloedvliet te stuitcn, is het inspuitcn ccner ontbinding van aluin in water in den / baizak het geschikste middel.
Over de wijze, om Lammcren te snijden.
Men kan de jonge Rammen van Schapen of Bokken. op eeno tweevoudige wijze, de ballen ontnemen , namc-!ijk, door dczclvcn , met het mes af le snijden of door ze af te binden.
Om het eerste te verrigten, maakt men eene ope­ning in de lengtc in den baizak, drukt de ballen , e6n voor ecn, naar builen en snijdt dezclve af. Indien het Latn, dat men snijdt, niet boven veertien dagen of drie weken oud is, zoo bchoeft men slechts eene insnijding in den baizak te maken, waardoor de beide, ballen kunnen worden uitgehaald: doch is het Lam reedraquo; vijf of zes weken oud , dan maakt men aan elke zijde van den baizak eene insnijding, door iedcr van de-welke de naastgelegene bal naar buiten gcdrukt en dan afgesneden wordt. Nadat de ballen zijn weggenomen, moet men het blood , hetwolk uit de vvonde vloeit, zui-ver afwasschen , en dezelve vervolgens, van lijd tot tjjd, met koud water bevochtigen.
De andere wijze, om de Rammen het vermögen der voorlteeling te bonemen, is eenvoudiger dan de ecrsl-gemelde, en geschiedt door de yolgende handgreep:
men
-ocr page 690-
6^4
men bindt namelijk den balzak met een slerken dünnen band boven de ballen te zamen, laat de band acht dagen zitten, wanneer de ballen gedroogd zullen zijn; alsdan wordt de te zamen gedroogde balzak onder den band afgcsneden.
De Raramen mögen nu op de eene of andere der voorgeschrevene wijze tot Hamels gemaakt zijn , het is altijd nuttig, dat dezelve eenigen tijd naderhand, alle dagen, zoo ver in het water -worden gedreven, dat de wende door hetzelve worde bespoeld. Hierdoor wordt dezelve niet alleen gezuiverd, maar ouk de ontsteking verhoed , welke zeer ligt ontslaat en zoo hevig worden kan, dat een Lara daaraan sterft. bijaldien men de Larameren, die gesneden zijn, niet in het water kan drijven, zoo moet de wond en derzeiver omlrek, alle dagen met koud water worden bevochtigd.
Het snijden der Uammen kan geschieden, wanneer zij veertien dagen of drie weken, of ook vijf of zes maan-den oud zijn ; men wil, dat dezelve, alsdan vervolgens sterker groeijen en grootw worden, dan bijaldien zij reer vroeg worden gesneden. — Sommigen zijn nogtans van een ander gevoelen , cn raden aan , om zulks vroeg-MJ^igj namelijk acht of veertien dagen na de geboorto, te verrigten.
Met de Bokken, of mannelijke dieren van het Geiten-geslacht gaat men op dezelfdc wijze te werk.
Over de wijze, om een Varleen en Ilona, te snijden.
Zulks wordt ook al, op dezelfde wijze, met het mes verrigl, als bij de reedsgemelde dieren is voorgedragen, weshalve het onnoodig zal zijn dezc bewerking hier afzonderlijk te herhalen.
Over de wijte om Vrouwelijke dieren te snijden.
Om de vrouwclijke dieren van het vermögen der vruchtbaarheid te berooven, worden aan dezelve de eijernesten of egerstokken uitgesneden, en deze bewer­king
-ocr page 691-
645
king vordcrt eene meerdere kennis en voorziglighcid, dan bet snijden van mannelijke dieren. Het snijden van vrouwelijkc dieren is vnorls te gevaarlijker, naar-matc de dieren ouder zijn, om welke reden hetzelve allcen bij jong vee in hot werk dient te worden ge-steld. Bij Varkens evenwcl kan deze bewerking in el-kcn Iceflijd geschieden, bij welke dezelve doorgaans gdukkig afloopt, indien zij met de vereischte omzig-tigbcid wordt verrigt.
Bij Koeijen (*) , Zwijnen en Schapen worden, tot dit oogmerk, gcnoegzaam dezelfde bandgrepen aange-wend. Men werpt bet dier op den grond , of legt hetzelve , indien het niet te groot is , op eene geschik-tc tafc! ; bindt de voeten vast en trekt of heudt de acbterpootcn achterwaarts, en niet, gclijk bij het snij­den der Hengsten, naar voren. Alsdan vat een hel­per do huid in bet weeke van den bulk, tusschen de vingeren, om ccne vouw te maken. In dezelve wordt door den Vee-arts ccne dwarschc insnijding ge-raaakt, in het midden van den afsland tusschen den bovenrand des heupbeens en de laalste der korte rib-ben , op twee handbreedten van den rug verwijderd.
Bij-
(*) Op deze wijze worden Koe-lcalreren door de kunst tot KWEENEN gemaakt. Het is bekend , dat er ook on-vruchtbare Koeijen of natuurlijkeKweenen geboren worden, van welke onvruchtbaarheid de oorzaken waarschljniijb, doorgaans in onderscheidene tegennatuurlljke gesteldheden der inwendige teeldeeicn gelegen zijn. Te dozen opzigt ilaquo; evenwel de volgende omstandigheid opmerkelijk , dat name-Ujk, wanneer eene Koe te gelijk van cen Vaars-en Stier-kalf dragtig is, Iiet eerstgenoemde , doorgaans levenslang, onyruchtbaar büjft en nimmer of althans zeldzame bUjken van togtigheld geeft. Volgensde getuigenis velerLandlicden , steuntde e zaak op eenealgemeene ondervinding. Meazoude geloofwaardigheid van vele opmtrkzame waarnemers onder hen te kort doen , indien men de waarheid van dit ver-schijnsel gehcel wilde loochenen , hoezeer dezelve Wei cens , door beroerade mannen , voor eene belagchelijke ongerijmdheid is uitgekreten. (Zie p CAMPER , achter Du HAMBtf, iVieuivlaquo; wijze van Zandbouwen, 2de Stuk , blz.33i]. Men zie verder over dit onderwerp •. A. Numan, F'er-handeling over de onvruchtbare Runderen, bekend onder den naam van Kweenen, in verband tot sommige andere dieren met misvormde geslachtsdeelen ; Utrecht, 1843.
-ocr page 692-
, 646
Bij kleine dieren, als jonge Lammeren, geschiedt dezel-ve, naar evenredigheid nader aan den rug. Deze in-snijding moet drie of vier duimen , doch bij Lamme­ren slechts anderhalven duim lang zijn , en dezelve moet eerst door de huid of uitwcndige beldeedsclen , en vervolgens door de spicren tot in de holligheid des buiks doorgaan. Nu brengt men de voorste vingeren , of bij grootere dieren, de hand, vooraf met olie of vet besmeerd zijnde, door de opening , en zoekt den eijerstok, welke boven de buiksingewanden gelegen is. Bij Lammeren, die omtrcnt zcs wekcn oud zijn , hebben de eijcrnesten de gcdaante en groolte van witle booncn ; bij grootere dieren neemt men dezelve als ronde ballen -waar , ter dikte eener walnoot. Hceft men den eijerstok gevat, zoo trekt men dezen voor-zigtig legen de opening, legt cen' band cm bot deel , waaraan dezelve verbonden is, ongeveer eene duim-breedte achter het cijernest; voorts wascht men de gewonde dcelen met gesmolten hoter en warmen wijn , snijdt den eijerstok, op den afstand van een halven duim , beneden de ondervindmg, en den band tevens kort af. Hierop brengt men de deelen, welke som-wijlen mede naar buiten zijn gekomen , met zorgvul-digheid wederom op derzelver plaats , vereenigt de wond door de hechting met naald en draad , en brengt dezelve tot genezing, zoo als zulks in het hoofdstuk over de wenden geicerd is. Op dezelfde wijze wordt nu de operatic aan de andere zijde van het ligehaam verrigt. Wanncer de twee eijcrnesten in de eerst ge-maaktc opening le voorschijn komen , of kunnen ge­bragt worden , zoo snijde men beide door dezelve af , waardoor het doen eener insnijding aan de tegen over gestelde zijde onnoodig is. Zijn de lippen der wonden aan elkander gegroeid, dan snijde men , na tien of twaalf dagen , de draden der hechting door, en trekke dczelven uit.
OVER
-ocr page 693-
f
647
Byroegselen tot onderscheidone lieel kundige verrigtingen.
VII. Over de wijze , om een Paard te Angliseren , biz. 631. Nieuwc wijze om Paarden te Angliseren ; Vee-artsenijk. Mag. , D. I , biz. 313.
Over de wijze om een Hengst te snijden, biz. 638. Nieuwe wijze om aan de mannclijke diercn bet Termogen der yoortteling te ontnemen; Vee-artsenijk. Mag. D. I, biz, 467. — Mededeeling omtrent de ontmanning van een Paard , met opvolgende zwamachtige uitgroeijingen; t. a. p. , biz. 427. — Zenuw-toevallen na de castratie , door afbin­ding van den zaadstreng, outslaan bij eea Paard; waarge-nomen door den Vee-arts B. J. C. Rijuders; t. a. p. , D. II, biz. 626. — Verlamming bij een Muil-Ezel, na de castratie, door bet omdraaijen van den zaadstreng; t. a. p. , biz. 581. -- Het niet gevaarlijke der wijze van castration ä testicule decouvert, bij Paarden, door meer dan twee dnizend waarnemingen bij Hengsten en Muil-Ezels bevestigd, volgens den lleer Webout, te Cognac, t. a. p. , biz. 652.
Over de wijze, om een' Stier te snijden, biz. 642. Wij­ze van ontmanning der herkaauwende dieren , geuoemd bis-tournage; ingevoerd in de omstreken van Lyon, Vee-artsenijk. Mag. , D. 11, biz. 214.
Over de wijze, om een Varken en Hand te snijden , biz. 644. Bijzondere wijze van castratie bij een bond , door den Vec-arls Olivier; Vee-artsenijk. Magaz, , D. II , biz, 581.
OVE!!
-ocr page 694-
648 OVER HET
HOEF-BESLAG
DES
P A A R 1) S.
De hoeven van het Paard, zoo als hetzelve doc den raensch, tor vervulling zijner behoeften en be-vordering zijner genoegens , wordl gebezigd , staan aan te sterke afslijting en belecdigingcn bloot, waardoor dit dier tot velerhande diensten onbruikbaar zou wor­den , indien men niet op de uitvinding #9632;ware geko-men , om de vocten daartcgen, op ecne kunstmatige wijze , tc beveiligen , door dczelvc , van ondercn , met ijzers te beslaan. De voet des Paards is gcheel voor dusdanige bewapening ingerigt; doch zal dezelve aan het oogmerk dor braikbaarheid en het geraak des diers bevorderlijk zijn , zoo moet do kunst in dozen geheel de aanwijzing der Natuur volgen , dat is , het Hocf be-slag moet aan de inrigting van den voet des Paards vol-komen beantwoorden. Alleen dan kan hetzelve niet slechts dienen , om aan den gcregelden gang des Paards geraak toe te brengcn, en den gezonden voct tegen belee-diging te beschermen , maar ook om sommige gcbre-ken der voelcn, en van den gang te verbeteren , terwijl integendeel een siecht ingerigt Hoef-beslag den-zelvcn bederft en tot veelvuldige ongemakken der voeten aanleiding geeft. — Wij zullen , ten einde aan de bezitters van Paardcn of aan hen, die zieh in
her-
-ocr page 695-
o49
hetzelve wenschen tc oefenen, daaromlrent eenig be-knopt onderrigt te doen erlangen, hier dus handelen:
I. Over het ontleedkundig zamenstel van den voet
des Paards. II. Over de ijzers en derzelvcr vcrschil, alsmede over de nagels.
III.nbsp; nbsp; Over de vcrrigting van het beslaan zelve, met
bctrekking tot den gezonden en mlgcmaakten voet.
IV.nbsp; nbsp; Over het beslaan van ziekelijke of gcbretkige
voeten.
I. Over het ontleedkundig zamenstel laquo;on den voet des Paards,
Daar het Hoef-bcslag gehcel moet berusten op de naluurlijke gcsteldhcid van den voet, zoo is het noo-dig, datdeszclfs zamenstelling volkomen gekend worde.— De geheele voet bestaat uit uittcendig en inwendig, nil harde en nachte declcn. Tot de uitweudige behooren de hoorn, zoo als dezclve van buiten zigtbaar is, en de uitwendige of hoornachtige voct-zool. Do vleesch-hoef, de vleesch-zool, benevens de hoef-beenderen, de peezen. zenuwen en vaten, maken de inwendige deelcn uit , behoorcnde de hoorn en beeuderen tot de vasle, dc overigen tot de zachte deelen.
S 1
! 1
A. uitwendige deelen van den Voet.
De hoornachtige hoef en voet, kunnen , -wegens der-zelver gedaanle, als eene doos worden bcschouwd, waarin de inwendige deelen bevat zijn. De hoef, welke geheel ongevoclig is , en uit plaalswijze aan elkander gevoegde hoornpijpjes bestaat, wordt in de volgende deelen onderscliciden: 1) de zoom of kroon , 2) de wandlaquo;laquo; , welke, in den voorwand of toon , en de sij-D dnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;wlt;in-
-ocr page 696-
650
wanden warden verdecld, 3) de dragten of kivartiertin , i) de ballen of verzonen , 5) de zool-hoehen.
De zool, of het onderste gcdeelte des hoefs, bestaat 1) nit de eigenlijkc zool, 2) uit de straal, welk deel ook wcl het levvn genoemd -wordt, en 3) de wüte li~ nie of streep. De laatste maakt wcl geen bijzonder deel des hoefs uit, doch dczelve dient in zoo ver als een ;ifzotidcrlijk deel te worden beschouwd, als zjj den lioornachtigen hoef in den geheelen omtrek met de zool verbindt , en, gelijk vervolgens blijken zal, bij het beslaan , tot een' rigtsnoer voor het inslaan der na-Sels dient.
De kroon maakt den bovenslen omtrek of zoom des hoorns uit, alwaar zij zeer dun uitloopt en in de fasle huid eindigt. Dezelve buigt zieh eenigzins van hniten naar binnen om , waardoor eene holligheid of goot rondom den voet wordt gevormd, in welke h.laquo;t begin der vleesch-zool eene veilige ligging en aan-hechting vindl. — De voorste wand of toon is dat deel des hoorns, hetwelk van den zoom af, tot den oudersten rand des hoorns, naar beneden loopt, en on-geveer een derde gedeelte van de voorste oppervlakte des hoefs inneemt; tot deze plaats is de zelfstandig-beid van den hoorn, vooral naar onderen , sterker en digter dan aan deszelfs overige deelen, en wel heeft zulks nog meer big de voorste dan bij de achterste roeten plaats. De verdeeling des hoefs in den voor-sten wand, zijwanden en dragten, is op zieh zelve, geheel denkbeeidig , dewijl er geene bepaalde grenzen of kenmerken beslaan, waardoor deze deelen van el-kander gescheiden worden. Men kan derhalve ook al deze deelen als een geheel beschouwen, welke in za-menstelling allcen iets van elkander vcrschillen. — De twee zij-wanden zijn de beide zijdelijke deelen van den hoef, en worden in den binnen- en buiten-zijwand onderstheiden. Zij beginnen ter weerszijden van den toon of voorwand, en loopen benedenwaarts tot op de dragten. Aan de voor-, zoowel als achter-voeten is de binnenwand veel dunner dan aan den buitenwand; doch zulks is bij de^ achter-voeten iets minder opmerkelijk, dan aan de voor-voeten. Bij de laatsten is ook de buitenwand, vooral naar de dragten toe, zwakker, dan bij de achter-voeten.
De
-ocr page 697-
651
De dragten of Jcwartieren worden die deelen genoemd van den hoornwand , welke van de zij-wanden af naar de lallen gaan, cn zieh aan dezelve aansluiten. De dragten zijn wel de zwaksle deelen des geheelen hoorn-wands, doch deze zwakheid wordt cenigzins vergoed door de ombuiging naar achteren.
Onder de tauen of venenen worden die half ronde verhevenheden verstaan, aan welke de zelfstandigheid des hoorns zieh naar de achterste deelen van den voet omslaat, en in de verdieping der verzenen te zamen-komt en vereenigd wordt. Uit den hoorn , welke hier ter plaats zeer dun is , zweet bestendig etn vocht uit, hetwclk, als het Paard kwaadsappig is, zoo scherp en knagende kan worden , dat door hetzclvc eenc van-eenscheiding der gemeldc vereeniging en eene moey-lijk geneesbare verzwering der voct wordt tc wecg gebragt. — De zoolhoeken bevinden zieh tusschen de dragten en de armen van den slraal, waardoor deze deelen niet alleen onderling, maar ook met het ge-heelc onderdeel des voets verbonden wordt.
H De hoorn of uitwendige hoeftvand bestaat, zoo als wij zeiden, uit ecne ontclbare menigte dunne vczel-plaat-jes, welke van de kroon af naar onderen loopen. Deze hoorn-plaatjes nemen de, voor den hoorn ge-schikte, voedingsstoffen ter verdere bearbciding op, uit de vaatjes der, aan dezelve beantwoordende, vleesch-zool.
De zoo! of het onderste deel des voets maakt den bodem uit van de hoornachtige doos des hoefs. Zij is aan alle punten met de hoefwanden vereenigd door de witte Lijn. Deze is aan den toon, als het aller-voorste gedeelte des voets, zeer smal, doch wordt, naar de beide zijden en de ballen, beslcndig breeder. Zij bestaat insgelijks uit hoorn-vezelen of pijpjcs, welke evenwel veel fijner zijn, dan die des overigen hoorns. De siraal is dat verheven gedeelte dor zool, het-welk in eene wiggevormige gedaante boven dezelve uitsteekt. Met het spitse gedeelte of einde verliest dezelve zieh naar den loon loe in de vlakte der zool; naar achteren verdeelt de straal zieh in twee armen, welke zieh, ter wecrszijden, met de verzenen ver-eenigen, en lets toebrengen tor vorming van de zool­hoeken. Hoe wel deze slechts onbeduidende dee-D d 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; lea
-ocr page 698-
652
len des hoefs sdüjnen uit te maken, zoo verdienen zij evenwel, gclijk vervolgens blijken zal, met op-zigt tot hct beslaan, eene bijzondere opmerkzaam-heid.
De gehecle buitenste oppervlakte des hoefwands is met ccn dun vlies bedekt, hetwelk ecn voortbreng-sel is van de oppcrhuid des overigen ligchaams, en door de Natuur bestemd is, om de onderliggende hoornachtige zclfstandigheid tegen de nadeelige in-werking der lucht, en uitdrooging te beveiligen, welke nultigheid niet uit bet oog dient te worden verloren.
B. Inwendige, zachle of gevoelige, deelen des Voets.
Aan de declcn, welke uitwendig als boornachtige zelfstandigheid zigtbaar zijn, jbeantwoorden inwendig de deelen, welke den vleeschigen hoef uitmaken, en, slukswijze onderscheiden worden in vleesch-lcroon, vleesch-icanden, vleesch-ballen , vlecsch-zool, euvleesch-straal, stemmende elk dezer deelen, wat derzelver ligging en uitgestrektheid betreft, met de hoornachtige deelen van denzelfden naam overeen.
Deze zachte deelen des vleeschigen hoefs zijn door de Natuur daartoc bestemd, om de hoorndeelen met de beendercn van den voet, als deszelfs eigenlijke grond-steun, te verbinden, en tevens, om, zoowel de hoorn als de beendercn te voeden en te onderhouden, ten welken einde dezclve uit cen merkwaardig zamenstel van vezeleu, bloed- en watervaten en zenuwen be-staan.
De vocding van den hoorn gescbiedt, doordicn uit de vlecsch-wanden zeer tcedere plaaljes vojrkomen, welke vlecsch-plaatjes genoemd worden en tusschen de, te voren genoernde hoorn-plaaljes indringen, waarme-de dezclve door fijne vaatjes verbonden zijn, die den hoorn de voedingssloffen toevoeren.
Bij de zool, de ballen en de straal gescbiedt de vocding wel op gelijke wijze, doch niet zoo zeer door vleeschplaatjes, maar door onlelbare, zeer klei­ne vleeteh-Upeltjett welke in de, zieh alhier bevin-
den*?
-ocr page 699-
653
dende, hoorn-pijpjes indringen, en op deze wyze voe-ding aanbrengen.
AI de zachle deelen des hoefs erlangen hetgeen tot deszelfs eigene voeding en die der hoefbeenderen noo-dig is uit de vleesch-lroon, welke, zoo als gezegd is, door deszelfs zoom bedekt wordt, en uit een weefsel van zenuwen, water en lloedvaten bestaat; de laatsten zijn slagaderlijke en aderlijke. Vergelijk tkn-neker jpractisc/ielaquo; Lehrbuch der Hufsbeslag-ltunst, biz. 88. De slagaderlijke voeren hot bleed ter voeding aan, terwijl de aderiyke hot bleed , dat van de voeding is overgebleven, terugvoeren. De zenuwen volgen den loop der bloedvalen, verspreiden zieh door de in­wendige deelen des voets, en maken denzelven tot een gcvoclig deel.
C. Over de Beenderen des Voets,
De hoef-beenderen zijn drie in getal, namelijk het Kroonbeen, het Hoefteen, en het Straal- of Schuit-vormige been, dat ook wel dc weversspoel genoemd wordt.
Het hroon-been heeft eene langvserpige vierkante gc-daante, en is gelegen tusschen hot hoof- en koolbecn. Het is met deze beenderen door beweegbare geledingen vcreenigd, namelijk door hcngsel-gewrichten.
Het hoef-been, (ook wel dc klein-hoef, Mein-voet ge-naamd) maakt het laatste onderste lid -des voets uit, en rust met deszelfs onderste vlakte, welke uitgehold is, op de vleeschzool; van boven wordt dit been door den vleesch-wand bedekt. Hctzelve is van een spongieus maaksel en wordt door vele gaaljcs, waar-onder twee meer aanmerkelijke in het midden dezes beens gevonden worden, doorboord, door welke de bloed­valen en zenuwen in de zelfstandigheid dezes beens gaan. Aan deszelfs voorzijdc hecht zieh de uitstrek-hende pecs des voets, terwijl dc zijdelijke deelen met kraakbeen bedekt zijn. — Aan de onder- of achter-zijde wordt de buigende pecs ingeplant,
Het straal- of schuitvormige been ligt naar achteren D d 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; le-
-ocr page 700-
654
tegen de boven-vlakte des hoef-beens, tusschen des-zelfa twee, vleugelvormige, zijdelijlfe uitsteeksels.
Dit been dient niet alleen, om de oppervlakte des gewrichts te vergrooten, en mede tc dienen tot het ver-meerderen van den grondslag, waarop het ligchaam gedragen wordt, maar tevens bevordert hetzelve de rrije beweging der buigende pees, door dezelve van het hoef- en kroonbeen verwijderd te houden. Het­zelve dient als tot een katrol, -waarover deze pees gespannen -wordt, ten einde meer kracht legen den hef-boom te kunnen uitoefenen. De beide vlakten dezes beens zijn van kraakbeen voorzien.
De Peezen en banden zijn de werktuigen, door welke deze beenderen met het bovenste gedeelte des voets te zamengehouden, en in beweging worden gezet. le-der gewricht wordt bovendien door bijzondere beurs-banden omgeven en bevestigd, binnen welke het lid-vocht afgescheiden en bewaard wordt, welk vocht dient, om de beenderen voor uitdrooging te bewaren, en derzelver beweging te bevorderen.
II. Over de Hoef-ijzers en Nagels.
Deze verdienen eene afzonderlijke beschouwing, daar zij de werktuigen uitmaken, van welker doelmatigheid de vcrvulling van het oogmerk des beslags geheel af-hangt, en derzelver inrigting niet altijd gelijk is, noch zijn kan. Wij zullen daarom de hoedanigheden opgeven, welke een goed hoefijzer dient te bezitten. Men onderscheidt aan het hoefijzer bijzondere dee-len, als het toondeel, de armen, de halkoenen, de nagel-gaten, de groef, de Up. De ijzcrs, welke, in onderscheiden landen, gebruikt worden, verschillen evenwel ten opzigte dezer deelen. Zoo bezit het Fransche ijzer bijv. niel, gelijk het Duitsche, waar-van men zieh in de Noordelijke gewesten onzes Lands algemeen bedient, takken of kalkoenen. Ook het En-gelschc ijzer is van dezelve verstoken, ttrwijl het ecne groef beeft, waarin de nagelkoppen nederzinken. Het­zelve bezit ook een grooter getal van nagelgaten, dan
de
-ocr page 701-
655
de twee eerstgemclde ijzers, gelijk alle drie bovcndren nog in andere opzigtcn, wat derzelver inrigting bctrcft, uit cen loopen. — Wij zullen over al deze declen na­der handelen, en eerst eenige algemeene zaken, be-trekkelijk de ijzers en het beslag voordragen.
Het hoefijzer moel van deugdzaam ijjzer gesmeed cn naauwkeurig bewerkt worden, zoodat deszelfs -vlakteB glad en effen zijn. Het meet met de grootte en ge-daante des hoefs, waarvoor het dienen zal, overecn-komen, aan hetzelve gelijkmatig aansluiten, cn aan den omtrek beantwoorden. Äan de toon- en zij-wanden mag het ijzer niet buiten den hoorn-rand, noch deze buiten het ijzer uitsteken. In het eerste geval kan het­zelve ligt worden afgetreden, in het t^weede onder-gaat de hoefwand vaak afsplinterlng. Ook heeft hier-bij te ligter plaats, dat de nagelgaten ver naar buiten worden geslagen, zoodat dezelve op de zachtc en ge-voelige deelen des voels drukken, of wel in dezelve gedreven worden, helwelk men vernayeling noemt. Di afsplintering kan daardoor worden voorgekomen . dat men het uitstekende gedeelte des hoornwands afslaat en raspt; doch hierdoor wordt de zelfstandighcid de* hoorns ^anmerkelijk verdund, en de vasthouding der nagcls verminderd. Voorts moelen voor de voör- en achtervoeten de ijzers afzonderlijk gesmeed worden. om redenen, welke wü vervolgens zullen opgeven.
Ofschoon het ijzer den hoornwand naauwkeurig be-hoort te vergezellen, zoo lijdt dit evenwel in zoo ver eene uilzondering, als hetzelve namelijk aan de zijden der dragten een weinig buiten dezelve mag uitsteken , en wel zoo, dat zulks aan het laalste nagelgat hegint, en aan het einde van den arm ongeveer anderhalve lijn bedraagt. Hierdoor wordt tewecg gebragt, dat de dragten, welke dunner zijn, dan de overige deelen des hoornwands, meer op het midden der armen te liggen komen, en dezelve, bij eene evenredige aan-groeijing van de voorste deelen des hoefs, alsdan juist met hetzelve overeenkomen, en dus voor afslijling en beleediging altijd bewaard blijven.
Wat de lengte van het ijzer betreft, zoo bcboorl
hetzelve met de uiteinde der armen te slrekken tot
daar, waar de dragten zieh naar de ballen ombuigen,
doch moeten zij niet over dezelve heenreiken, dewijl
D d 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; hier-
-ocr page 702-
656
hicrdoor wordt veroorzaakt, dat bij het nederzettcn van den voet, te sterk op de achtereinden gedrukt wordt, hetwelk nadeelig op de aannageling werkt, en ook daardoor aanleiding wordt gegeven, dat het Paard met de achtervoelen ligt op de einden der voorijzers raakt , en deze op eene nadeelige wijze worden los-gcmaakt. Door te körte ijzers worden de achterste dee-Icn der voeten, of de dragten, door de einden der ijzers, gedrukt, hetwelk, vooral, indien dczelve in de hoeken der zool te liggen komcn, kneuzing en steengallen kan verwekken, terwijl dczelve tevens de vasthcid van den gang doen verminderen, daar zij de grondvlakte des voets vcrkleinen, en aan de geheele zwaarte-lyn des beens eene andere rigting geven.
Te groote, wijde ijzers geven aanleiding, dat zij, met verscheuring des booms, worden afgetrapt, en den tegenovergestelden voet, onder het gaan raken , of, zoo als men het doorgaans noemt, strijken. Bo-vendien veroorzaken zulke ijzers, dat de hoorn-wan-den naar binnen wijken, vermits bet, buiten dczelve uitstekende ijzer, den aangroei des hoorns -buitenwaarts belet, waardoor deze dus genoodzaakt wordt zieh naar binnen om te buigen, längs de schuins binnenwaarts afdalende vlakte des ijzers. Een te wijd b'eslag kan dus, op deze wijze, als eene medeoorzaak tot bet ontstaan van klem-boeven worden beschouwd. — Uzers, welke te naauw zijn, dringen den hoefwand te sterk naar buiten, doen denzelven van den zool afwijken; door de drukking van de deelen des voets ontstaan er steengallen in den voet; terwijl een te naauw be-slag insgclijks aanleiding geeft tot naauwvoetigheid en andere voetgebreken (*)
Het ijzer moet verder eene genoegzame sterkte be-zitten, zonder dat het, door te veel gewigt, den voet bezwaart. Hetzelve te dun en le zwak zijnde, ver-sljjt spoedig, breekt of buigt zieh krom, waardoor de zool gedrukt of beschadigd kan worden, ter­wijl ook dan het beslag te dikwijls moet worden ver-nieuwd, voordat de hoorn behoorlijk is aangegroeid;
waar-
(*) Pilger , t. a, p. sect; 2235.
Naumann , üebtr die vorzüglichsten Theile der Pferie~ Wissenschaft, 2ter Th. t. 226, 227.
-ocr page 703-
657
waaraan het nadeel verbonden is, dal de oude en nieuwe nagelgaten in don hoorn-wand, dikwijls te digt aan elkander moeten worden geslagen , hetwelk den-zelven le veel doorboort, tcrwijl ook de nagels minder vastigheid erlangen. Te zware ijzers maken den voet onbehulpzaam, waardoor natuurlijk de gang ongemak-kelijk kan worden gcmaakt. Vooral in diepe klei-gronden, alsmede op oneffcne sleenachligc wegen , zijn dezelve hinderlijk en geven wclcens aanlciding tot kootverstuiking. Daar ecn zwaar ijzcr, wegens des-zelfs gewigt, spoedig los gaat, vercischt het zwaar-dere nagels , om aan den hoef bcvcstigd te worden , waardoor intusschcn de hoorn-wauden worden ver-zwakt (*).
De zwaartc des ijzeri moct nogtans , naar de meer-dere of mindere grootte des hoefs , naar de gestalle des Paards , en van het werk, waartoe het dient. verschillen. Het trek- of slepcrs-PaarJ, dat slechts langzaatn behoeft te gaan , heefl zwaardere ijzers noo-dig, dan het rijd-Paard , of hetwelk op zachte zand-wegen gebruikt wordt. quot;Voor een gowoon wagen-Paard , en ook voor een rijd-Paard zal de zwaarte van e6n pond, tot een, pond en een vierendcel voldoende zijn, kunnende dat gcwigt voor Paarden van mindere grootte, naar evenredigheid, vermindering ondergaan.
Veel is er getwist, of wordt nog gctwist over de nuttigheid en noodzakelijkheid der kalkocncn of takken der ijzers, daar sommige dezelve, als niet met den natuurlijken stand des voets overeenkomende, verwer-pen, terwijl andere dezelve nullig rekencn, om het Paard tegen uilglijdcn , op een harden , gladden of 6n-gelijken grond te beveiligcn. Indien de kalkoenen zoo ingerigt zijn, dat zij aan dit oogmerk — waartoe zij slechts dienen moeten — beantwoordcn , zoo kan men niet ontkennen , of dezelve zijn sorawijlen naraclijk op een steenachtigen, harden, of ook gladden bodem van groole nuttigheid , om den gang des Paards te bcvcsligen. Zij moeten inlusschen niet hoog zijn, dowijl alsdan de last des ligehaams te veel op den voorhoef komt le rüsten; ook zinken dlaquo; hoefwand en zool te sterk door, waardoor de ijzers doorbuigen. Voorts brcn-
gm
(*) Kaumam, t. a. p. t. 228. Dd 5
II
-ocr page 704-
658
gen hooge kalkoenen cene Sterke plaatselijke drukking en kneuzing le weeg, terwijl zij den gang wankelend maken, en door de verwjjdering der zool van den grond, deze aan uitdrooging en zamenkrimping wordt blootgesteld. Zij behooren dus nimmer hooger te zijn, dan een halven duim, en liever iets minder dan mecr. Derzelvcr breedte moct gelijk zijn aan die van hot ijzer aan hct eincl der armen. Om hot strijken voor te kö­rnen , doet men best de kanten der kalkoenen af te yijlen, kunncn dezelve, om cene spoedige afslgting voor te kernen, van een stnk staal worden voorzien, het-welk door in welling in dezelve bewestigd wordt, of-schoon ook dit meermalen bei ongemak aan zieh ver-bindt, dat de takken spoedig afbreken.
Voor trek-Paarden , welke zware lasten, op straten mocten slepen, worden de ijzers van voren of aan den toon doorgaans insgelijks van een slift voorzien, ten einde dezelve bij het optrekken tegen sluizen of hoogten meerderen vat in de reten, tusschen de keijen of steenen, verkrygen. Dergelijke stiften of takken maken den gang zeer wankelcnd, daar de voet door dezelve slechts op drie kleine punten rust, en het Paard wordt daardoor schier voor den draf ongeschikt. Vermits de voet hierbij deszelfs vastigheld verliest, geeft zoodanige inrigting der ijzers zeer gerede aanlei-ding tot verrekking der gewrichtsbanden, tot verstuiking in den koot, of verbreking des kootbeens. Ook hebben de overige gewrichlcn der beenen, als de schouder-, knie- en heupgeledingen , bij een zoodanig beslag, veel te lljden (*).
Als een' algemeenen maatstaf voor de verdeeling des
hoef-
(*) Pilger. Veurt de stiften der ijzers geheel af, yer-aekerende, dikwijls op marschen , bij de artillerie-Paarden , en andere , welke zware Insten moeten trekken , in berg-achtige streken , te hel-.ben opgemerkt, dat het Paard , In­dien Iiet anders goed besUgen is, even zoo goed voorkomt, wanueei- de ijzers niet, of al van voor-sliften voorzien zijn. — Wanneer het Paard , btj het trekken tegen hoogtsn , als litjv. bergen, met den stift insiaat, en zieh nu moet voort-/.ettea , zoo maakt dezelro een' regten hoek met de voet-•zool en buigt do koot door tot op den grond , waardoor hot kootbeeu breekt , de banden rekken , of het Paard ring-iioevig wordt, of ovorhoeven krijgt; t, a. p. sect; 2227.
-ocr page 705-
659
hoef-yzers en , om dlaquo; bijzondere deelen eene behöoraquo;-lijke evcnredigheid te doen erlangen , kan de volgende regel in acht genomen worden , waarraedc men door-gaans zeer wel zal uitkomen. Nadat de zool behoor-lijk afgesneden is, mete men hare oppcrvlaMe van den rand des toons, tot aan het einde van de armen des straals. Een vierde gedeeltc van deze lengle, be-hoort de breedte des ijzers uit te maken aan den toon , -werdende dezelve langzamerliand zoo veel verminderd naar de armen , dat derzelver einden, bij de ombuiging der kalkoenen, de helft der breedte bezitlen van die des toon-deels. Men meet hierbij nogtans in het cog houden de gesleldheid des hoefs, om te beoordeelen , of de versmalling des ijzers meer aan de buiten-, dan aan de binnenzijde moet plaats hebben. Een vierde gedeelte van de breedte der ijzers aan don toon bfepaatt de diktc, welke dezelve hebben moeten aan den gehcelea buitenomlrek. De kalkoenen mögen deze zclfde hoogte, hebben, dat is, insgelijks een vierde gedeelte van de toonbreedte des ijzers (deszelfs eigene dikte hieronder niet begrepen) , doch men geeft aan dezelve, om de meerdere vastheid, wat meer zwaarte. Blj een ligter beslag voor rijd-Paardcn, wordt de breedte des ijzers aan den toon nog een vierde gedeelte , smaller gemaakt, zoo dat dezelve dan in plaats van J of -^5 A van de lengte des ijzers bedraagt, waarnaar dan de verdere versmalling der armen bepaald en gercgeld wordt (*).
Het is zeer doelmatig, het ijzer zoo interiglen, dat deszelfs binnen-rand iels dünner dan den buiten-rand gesmeed worde, als waardoor hetzelve van de zool ver-wyderd, en deze dus voor drukking bewaard blijft; als mede dat de buiten-rand aan den toon een weinig opgebogen Staat, welke opbuiging reeds aan de zij-
wan-
(*) De yolgende tafel van deu Hoogleeraar Johannes GEORG- NAUMANN , tc Berlijn , en anderen , kan als eenen geschikten leiddraad, bij de vervaardiging van het hoef-gaer, gevolgd worden. Hij verdeelt namelljk het ijzer , zoo Sis boyea gezegd is, in vier deelen , en elk dezer deelen wederom in vier onderdeelen , welke derhalye een-zestiende deelen ran de lengte des ijzers uitmaken. Hij onderscheidt deze afdeelingen in die van de eerste, {primen) en van de tweede grootte (seeonden), waarnaar das de yolgende even-venrtdigheden bepaald worden.
D d 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Even-
-ocr page 706-
660
wanden moet beginnen. Deze inrigting heeft hat voor-deel, dat de voet, bij het nederzetten , eene grootere oppervlakte van den grond beslaat, en tevens de voor-rand des toons minder sterk neertreedt, welke daardoor minder door dreuning lijdt. Ook slijten de ijzers, op deze wijze , niet zoo spocdig van voren af. Bij het vöor-ijzer moet deze opbuiging iets meerdcr zijn, dan bij de achter-ijzcrs. Eene kleine lip aan het voorste gedcclte dezes ijzers , welke legen den hoef wordt op-gebogen, — zoo evenwel, dat dezelve niet te sterk drukt — geoft het voordeel, dat de punt des hoefs min­der lijdt door het aanslaan legen de ijzers of nagel-koppen der voorvoeten , terwijl daardoor tevens de vasl-houding des ijzers bevorderd wordt. Bij zwakke of broze hoeven is zoodanige lip dus van bijzondere nuttigheid , vooral als het Paard gewoon is aan te slaan.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;De
Evenredigheden der F'oor-ijzers voor Wagen-Paarden
en ztvare Rijd-Paarden,
u u
lt;u V
-a S
-3 s
a g
ö fi
S g
S p
SpM
Spfe
#9632;3 lt;a
TS -B
ra a)
3quot;
lt;*
4
-_
1
,_
__
2
1
_„
1
..
|
~
3
1
laquo;_
1
laquo;^
1
8
Geheele lengte des ijzers, lt;...,..
Deszeifs breedte van den toon......
Breedte Van het ijzer aan de einden der armen , Dikte van heinzer in deszeifsgeheelenomvang, Afstand der nagelgaten van den huiten-randdes ijzers naar binnen, aan den tooneu d.binnenarm. Afstand der nagelgaten aan den binuenarm, Afstand van het eene nagelgat tot het andere, Indien de dikte der wanden zulks veroorlooft, zoo kan deze afstand bedragen, .... Hoogte der takken of kalkoenen, • . . •
Dikte van dezelve,.....gt; . . .
Oprigling van bot ijzer aan den Iood, . . .
Het ijzer voor de achter-voeten is aan het voorjjzer , met opzigt tot de afmelingcn van deszeifs hoofddeelen , gelijk , alleen met dat onderscheid, dat de nagelgaten iets vesder van elkander verwijderd zijn , vermits de dikte der wanden van den achter-voet verooriooft, de nageis verder naar ach­teren in de dragten te slaan, als aan de voor-voeten.
Even-
-ocr page 707-
661
De gaten, welke dienen, om de nageis ter bevesti-ging des ijzers le ontvangen, verdienen eene bijzondere opmeriszaamheid , zoo wel opzigtelijk derzelver gedaan-te, als hunne plaatsing en verdceling in hot yzer. De-zelve -worden , op de doelmatigste -wiize, zoo gemaakt, dat zij steeds naauwer toeloopende zijn, of eene trech-(ervormige gcdaante beziltcn, en wel dusdanig, dat z^j, van eene zijde, en wel van onderen naar boven met een ijzer moeten zijn doorgcslagcn, hetwelk aan de ge-daante en dikle der nagelkoppen, zoo veel mogelijk , beantwoordt. Op deze wijzc moot de hals des nageis naauwkeurig door bet nagelgat omvat worden, terwijl tevens de kop in betzclve wegzinkt en sluiten meet. Tot dat einde is bet nuttig de gaten met twee ijzers door te slaan, tea dunncr, voor den bals, en een dikkcr , voor den kop, om des te naauwkeuriger te sluiten. Hierdoor bouden dezclve bet ijzer niet alleen duurzamer vast, maar ook worden de nagelkoppen, onder het loo-pen , nict ligt afgebroken. Deze wijze is te verkiezen boven zoodanigc gaten , welke evenwijdig en ruim, of van beide kanten zijn doorgeslagen, en waarin slechts de schacht des nageis bevat wordt, zoodat de koppen geheel buiten de oppervlakte des ijzers blijven. Zulke gaten geven geene vaslheid aan de nageis, en de-
zcl-Evenrtdigheid der Foor-ijxers voor geu/one Ilijd-Paarden.
-o — sect; 9
Snbsp; 2
l3nbsp; nbsp;03
Vnbsp; nbsp;V
3nbsp; |
BO
c
V —
J laquo;
Geheele langte des ijzers, ....gt;lt;•.
Dcszeifs breedte aan den toon ,.....
Breedte van het ijzer aan de einde der armen, Dikte van bet ijzer, .........
Afstand der nagelgaten van den bionen-rand naar
binnen,.............
Afstand der nagelgaten van elkander, . . . Hoogte der kalkoenen ,.......•
Dikte van dezelve , * . lt;.......
Oprigting van het ijzer aan den toon, ... D d 7
„4
n
-ocr page 708-
662
zeive houden hel ijzer ook slechts zoo lang, als de nagelkoppen nog aanwezig zijn, welke meestal spoc-dig afbrcken ; terwijl integendeel inzinkendc nagel­koppen zoo lang vast kunnen houden , als dezclve met het ijzer versletcn zijn, daar zij met hetzelve gelijk-matig afslijten. Indien men zieh niet van trechtcrvor-migc nagclgaten bedient, zoo moet het yzer eene sleuf of goot bezittcn , welke längs deszelfs gclieele onderste oppervlakte loopt, waarin de nagelkoppen genoegzaam kunnen wegzinken.
Wat het getal der nagelgaten betreft, hetzelve kan ccnigzins verschillende zijn, naar den arbeid, welke de Paarden verrigten. Bij die, welke voor liefheb-berij gehouden worden , zijn doorgaans acht nagels voldoende, om het ijzer behoorlgk te bevestigen, weshalve ook siechts even zoo vele nagelgaten gevor-derd worden. Aan Paarden met zeer groote hoeven, aan werk-Paarden, of die bestendig op straten , onef-fene of wel in diepe wegen moeten loopen, kunnen nog een of twee worden toegevoegd, ten einde het ijzer te beter vast te doen houden. De nagelgaten moelcn op de regte plaatsen en in juiste afstanden worden geslagen, daar het, op verre na, niet gelijk is, waar de nagels in den hoom worden gedreven. Ge-woonlijk worden de acht nagels , ter weerszijden , zoo in het ijzer verdeeld, dat de ruimte tusschen de toon- ef voorstc nagel-gaten aanmerkelijk grooter is, dan die, welke zieh in de armen bevinden en zij-nagel-gaten genoemd worden. Daar inmiddels de toon of het voorste deel des hoorns bij het nederzetten van den voet veel lijdt, zoo volgt hieruit, dat ook het jjzer aan deze plaats goed vast moet liggenl, wes­halve het dan ook door de ondervinding is bevestigd, dat het beter is, wanneer alle acht nagel-gaten zoo worden doorgeslagen, dat derzelver tusschenruimten, zoo ver de nagels namelijk loopen, ten minste, zoo reel de voorste voetcn aanbelangt, aan den gehoelen omtrek der zijden en den toon gelijk zijn, Bij het doorslaan der nagel-gaten moet voorts niet allcen op de dikte des hoornwands, bij elken voet, worden acht gegeven , maar er moet, te dezen opzigte , bjj-zondere oplettcnhcid plaats hebben, ten aanzien des verschils, welke er tusschen het maaksel van de voor­ste
-ocr page 709-
663
ste en achterste voeten bestaat. Worden de nagel-gaten meer naar den buitenkant des ijzers geplaatst, zoo noemt men zulks schraal doorgedagen, doch meer naar het midden des ijzers geschieden de, wordt dit vet of ruim doorgeslagen genoemd. Daar nu de binnen-kwar-tieren (vooral bij de voor-vocten) , aanmerkelijk dun­ner vallcn dan bij de achter-voeten, zoo volgt daar-uit, dat de gatcn in den binnen-arm, naar evenredig-heid schraier moeten worden doorgeslagen, ten einde het gcvaar van vernageling voor te komen, dan aan den buiten-arm, gelijk ook het laatste nagelgat van den binnen-arm een weinig meer naar voren behoort te worden doorgeslagen , dan aan de tegenovergestelde zij-den. Het is voorts bekend, uit het geen omtrent de gesteldheid des hoorns gezegd is, dat bij den voor-hoef de hoora aan den toon het zwaarste is, terwijl, bjj de achter-voeten, de zg-wanden naar evenredigheid sterker en zwaarder zijn, dan bij de voor-voeten, en hieruit volgt, als van zelf , de noodzakelijkheid, dat, bij de achter-voeten , de nagel-gaten zieh verder naar achteren moeten uitstrekken, eti iets ruinier kunnen worden doorgeslagen, terwijl de toon meer moet vrij gelatcn en verschoond worden , dan bjj de voor-voe­ten , alwaar de nageis zieh meer voorwaarts dienen te bevinden. Om deze redenen, zoo wel als uit hoof-de , dat de achter-voet eene meer driehoekige ge-daante bezit, dan de voor-voeten , — welke meer rond van voren zijn, — passen das ook de voor-ijzers niet voor de achter-voeten, en de gewoonte, om de eersten naar achteren te laten verleggen, zoo als veeltijds geschiedt, kan daarom niet gcrekend worden aan de grondregelen van cen goed hoef-beslag te beantwoorden.
Ook de nagcls, welke ter bevestiging der ijzers onder de voeten dienen, vereischen eene bijzondere overwe-ging, daar het veel op derzelver geschiktheid bij het beslag aankomt.
De nageis dienen van best en taai ijzer gesmeed, en laquo;00 bewerkt te zijn, dat er zieh , niet in het minst, scheuren of schilfers aan dezelve bevinden. Broze nagels broken schicljjk af, en bederven den hoef. Men onderscheidt aan den nagel, drie byzondere deelen: als den leop, het ligehaam of de tchacht — ook het lemmer genaamd — en de pmt.
Wij
-ocr page 710-
664
Wg hebben reeds te voren de reden opgcgeven, waarom nagels, waarvan de koppen geheel buiten de oppervlakle des ijzers blijvcn, minder aan bun oog-merk beantwoorden. De vierkanle nagel-koppen zijn, onraquo; laquo;ieze reden, te verwerpen. Mcerdere aanbeveling verdienen de zoodanigc, welke naar onder smaller toe-loopen, gedeeltclijk in de nagel-gaten wcgzinken, en daardoor bet ijzer beter en langer vasthoudcn. Da nagel-koppen moeten das volkomen aan de gaten be­antwoorden.
De nagels moeten voorts niet to lang, noch te dik, of te kort zijn : Een te lange nagcl buigt zieh, bij bet inslaan , ligtelijk krom; een le korte nagcl korat te vroegtijdig, dat is, te laag uit, en houdt bet ijzer niet genoeg vast, mdien dc punt nict bchoorlijk kan omgesmeed worden. Zijn de nagels te zwaar voor den boom, zoo doen zij denzelven scheuren. De zwaartc en lengte van bet ligchaam of de schacht des na­gels moeten ook daarom geevenredigd zijn aan de grootte en dikte der boorn-wanden. Men bediene zieh dus, naar het verschil te dozen opzigte, bij do voor-en acbter-voeten, en ook naar mate, dat hel Paard voor onderseheidene gebruiken dienen meet, en eenc meer of minder sterke bevestiging der ijzers vordert, van nagels, welke eene verschillcnde zwaarte en leng­te bezittcn.
De punt des nagels moet zoo ingerigt zijn, dat de-zelve daardoor geschikt wordt, om, bij het inslaan, op de regte plaats van den hoorn-wand door te drin­gen , opdat dezelve niet te hoog , nog le laag uitkome. I Tot dat einde moet de voorsle vlakte van den nagel regt blijven, doch aan de achterste make men eene schuinsche af helling , ter lengte van eene lijn , waar-door zij , ingeslagcn werdende, steeds eenc neiging verkrijgt, om buitenwaarts uit te gaan. Geeft men nogtans aan den nagcl eene längere afpunting, dan de voorscbrevene , zoo gaat dezelve te boog op, waar-door er gevaar voor drukking op den vleesch-wand, of vcrnageling geboren wordt. Bij eene kortere af­punting , onlmoet de nagel , bij bet inslaan , te veel tegensland , en hij komt dus le kort boven het ijzer uit.
Tot
-ocr page 711-
665
tot dus ver hebben -wij gehandeld over de hoef-ijzers en nageis, voor zoo ver dezelve tot het gewone zomer-beslag behooren: v/g moeten tevens nog kor-telijk spreken over het winter-beslag , hetwelk daarin bestaal, dat aan de ijzers, welke , voor het overige, gecue vcrandering ondergaan, een of meerdere seherpe punten verleend worden, waardoor zy in den gladden, bevrozen grond vat krijglaquo;n , en het Paard op het jjs kan gebruikt worden, hetwelk, buiten dien, niet wel mogelijk is. Zulks geschiedt, of door IJsnagels of door seherpe Kalkoencn.
Het op scherp zelten door ijsnagels bestaat cenvou-dig hierin: Men vervaardigt nageis, gelijksoortig met gewone hoef-nagels , doch met zwaardere koppen, welke spils toeloopen; men slaat dezelve in de voor-ste of toon-nagel-gaten. Daar zoodanige nageis niet sterk kunnen worden ingedreven, dewgl alsdan de koppen derzelver spilsen verliezen , door het opslaan mel den hamer, zoo gaan dezelve vaak spoedig we-kerom los, of worden, onder het gaan, afgebroken, weshalvc dil beslag niet duurzaam is, en slechts, voor een körten lijd, of op reis, om spoedig klaar te zijn, dienen kan.
De kalkoenen maakt men scherp , door dezelve, heel zljnde, plat en wiggevormig nil le smeden; doch daar het gewone ijzer week is, zijn zulke takkea, op den harden grond , niet bestand, slijten te spoedig af, of gaan omliggen, zoö dat het Paard schielijk stomp wordl, en het beslaan te dikwijls moet berhaald wor­den, Beter en duurzamer zet men het Paard op scherp, door een slukje staal, dat aangescherpt wordt, in de kalkoenen le doen inwellen. Als men bei Paard op zeer glad ijs gebruiken wil, zoo laat men insgelijks eene spitse slift in het toondeel des ijzers zetlen. Zoo­dan ig beslag noemt men Aan random of volkomen scherp, lerwijl, Indien slechls de buiten-kalkoenen scherp zijn, zulk een beslag ruiter-scherp genoemd wordt. De ge-melde seherpe lakken, vooral de voorste onder den toon, moeten niet te hoog zijn, dewgl zij dan te sterk in-haken, en den gang moeijelijk maken. Als de Paarden op het winter-beslag staan, moet men zorgvuldig be-letten, dat zij elkander kunnen slaan, daar zij zieh, met dezc ijzers, zware verwondingen kunnen toebrengen.
Daar
I
I
-ocr page 712-
666
Daar de scherpe takken, op den gewonen grond, of op slraat-wegen, den voet weinig of gcene steun-punten verleenen , zoo kan het Paard daarmede op dezelvc niet dan gebrekkig gaan, en de gang zou daardoor bedorven worden. Om deze reden , moet het beslag bij den opdooi, dadeiijk #9632;wederom met het gewone verwisseld #9632;worden, en niet, gclijk gewoon-lijk geschiedt, zoo lang blijven , tot dat de ijzers ver-sleten zijn. Om aan dit ongerijf te gemoet te koracn, en ieder oogenblik het scherp in cen stomp beslag te kunnen veranderen, heeft men ijzers uitgedacht met losse kalkoenen, welke, zoo wel in het toon-deel, als aan de einden der ijzers, uit- en in kunnen wor­den geschroefd.
Om deze inrigting aan derzelver bedoeling te doen beantwoorden, komt het hoofdzakelijk daarop aan, dat de armen der ijzers iets zwaarder en tevens lets breeder zijn dan gewoonlijk,, ten einde aan den tak-schroef, waaraan de kalkoen gesmeed is, eens ontvang-schrdef van genoegzaam grooten omvang kunne worden gegeven , en dezelve diep in het ijzer ga, zoo dat dc schroef sterk genoeg kan gemaakt worden, en beide rast sluiten. De kalkoenen worden dan, na dat de schroef vooraf met olie besmeerd is, met een', opzctteiijk daar-loe vervaardigden, sleutel ingeschoven , en kunnen, als bet scherp beslag niet mcer noodig is, gcmakkelijk met stompe kalkoenen, waaraan dezelfde sehroeven gemaakt zijn, verwisseld worden.
III. Over het bcslaan van gczonde en welgc-maakte voeten.
Wij gaan thans over, om aan te wijzen hetgeen tot de bevestiging des ijzers onder den voet behoort, in zoo ver dezelve regelmatig en gezond is, en zuUcn, te dien einde], handelen.
A.nbsp; nbsp; nbsp;Oecr de voorhereiding der voeten tot het heslaan.
B.nbsp; nbsp; nbsp;Over het heslaan zelf.
C.nbsp; nbsp; nbsp;Over hetgeen na hetzelve valt in acht te nemen.
A.
-ocr page 713-
667
A. Over de voorlereiding der voeten tot het heslaan.
Bij het Paard dat in den natuurstaat leeft, — ook bij dat, hetwelk weinig of geen arbeid vcrrigt, of, hoewel al bestendig werkende, steeds op eenen zach-tcn bodcm behoeft te gaan, ondergaat de hoef-wand geene sterkc afslijting , zoodat de aangroei van den Loorn evenredig aan dezelve voortgaat, waardoor dus het beslaan door ijzcrs , ten einde de gevoeligc dee-len des voets legen beleediging tc beveiligen, onnoo-dig is. Anders is het met zulke Paarden gelegen, die op een' harden bodem moeten loopen, wier hoeven spoedig en ten ecnemale afslijten, waardoor de zachte deelen voor, pijnlijke kneuzing blootstaan , welke het Paard kreupel doet gaan. Daar de hoorn-wanden der achter-voeten sterker zijn, dan de voorhoeven, zoo kan men dikwijls bij Paarden , die niet veel op hardc steen- of straat-wegen gebruikt worden , volstaan, met hetzelve alleen van vorcn. te beslaan.
Vermits door het beslaan , de groei van den hoorn niet belet wordt, zoo volgt hier uit, dat de hoorn, welke geene afslijting ondergaat , steeds langer wordt, en ovamp;r het ijzer henen schuift, welk gedeelte einde-lyk, daar de voeding in de uiterste einden der hoorn-pijpjes verloren gaat, van onderen verdort en afsterft, waarhij, door de gedurige dreuning van den voet, de hoefnagels los worden, terwijl ook de ijzers dun worden en verslijten. —lt;• Dit alles dan brengt de nood-zakelijkheid van een nieuw beslag te weeg. Er heeft een aanmerkelijk onderseheid plaats bij de Paarden, hoe dikwijls het beslag moet herhaald worden; zulks Staat in het algemeen in gelijke evenredighcid met den Sterkeren grosi van den hoorn, zoo wel als met het veelvuldig gebruik , en het loopen op harde en straat-wegen. Intusschcn heeft het cene Paard de eigenschap, om de ijzers , bij gelijk gebruik, veel langer te be-houdcn dan het ander, hetwelk mede voorzeker in den onderscheiden gang en het loezetten der voeten kan gelegen zyn. In het algemeen kan men aannemen,
dat
-ocr page 714-
668
dat het beslag alle 4, 5 of 6 woken dient vernieuwd to worden.
De voeten der Veulens en jonge Paarden, behoo-ren zoo laug dezelve nog nict #9632; worden bcslagen, nu en dan, van den overtolligen, sterk groeijenden hoorn ontdaan worden , terwijl dezelve gelijkmatig worden be-sneden, om aan den hoef eene regclmatige gedaante te geven. Eene verzüimde behandeling van de voeten der Veulens, geeft aanleiding tot onderscheidene ge-breken der hoeven, als inscheuring of kloven , ver-naauwingen enz. Alle onevenredige en scheve groei-jlng van dezelve moet worden voorgekomen, daar dezelve een' siechten gang en niet zelden cen sche-ven stand der beenen ten gevolge heeft. In het det-de of vlerde jaar , als men het Paard begint te ge-bruiken, wordt hetzelve voor het eerst beslagen. Als een' algemecnen regel mag gelden , dat zulks niet ge­schiede , voor dat de voet deszelfs volkomen wasdom en vorming verkregen heeft, ten einde , door den dwang des yzers , daaraan geene verhindering wordc loegebragt. Men gewent hetzelve aldan in den stal van lieverlee , onder lief kozingen , om de beenen eenen tijd lang op te houden , en te behandelen , ten einde het alzoo tot den noodstal voor te bereiden.
Indien het Paard rceds te voren beslagen is geweest, zoo is het, bij eene drooge gesteldheid der hoeven, van eene uitstekende nuttigheid , dat de voeten , eenige da-gen voor de vernieuwing des beslags , in koe-mest of in eene brlj van leemaarde , of van gestampte lijnkoek met water en azijn aangemengd, gezet , of daarmede worden ingeslagen, waardoor de hoorn verweekt en voor de afsnijding en de aannageling des ijzers ge-schikter wordt gemaakt-.
Voorts neme men de gesteldheid van den gang en des voets in overweging , ten einde het bcslag naar dezelve werde ingerigt; daar hetzelve, in allen ge-val, mede strekken moet, om , zoo veel mogelijk, de gemakkelijke beweging des ligehaams te bevorderen , en aan hetzelve een vasten steun te vcrleenen , zoo moet het beslag met het werktuigelijk zamenstel en den vorm des voets overeenstemmen , terwijl, opzigte-lyk deze voorwaarden, alles verineden moet worden ,
wat
-ocr page 715-
669
wal daaraaa eenigermatc binderlijk of nadeelig zou kunncn zijn.
B. Over het icslaan of het ondcrleggen der IJzers,
Hct beslaan geschiedt nit de hand, of in den nood-slal. De ccrstc wijze, waarvan men, in andere lan­den het mecst gebruikt maakt , is ver tc verkie-zen, boven dc laatstc, vooral bij Paarden, die niet aan den noodstal gewend of in dcnzelven onrustig zijn, zoodat zij geweidig springen, en zieh daardoor lig-telijk belecdigcn. Indien bet Paard noch uit de band, noch in den noodstal kan worden beslagen, cm des-zelfs halstarrigheid , zoo kan men het ter nederwerpen, on de voeten kluisteren.
Dc ccrstc vcrrigting bij het beslaan bestaat, bij reeds mecrmalen bcslagene Paarden, daarin, dat hct oude ijzer, nadat de voet opgetrokken, en alzoo door ecn helper vastgehouden , of anders wel vastgebonden is, TrVorde afgenoraen. Ilicrloc mocten de nog vastzitlen-de uagcls worden losgemaakt, door de plat geniette punlen met den hamer-bek af te slaan. Alsdan wordt hct ijzer •van achteren met den nijptang los gewerkt en opgeligt, buigende men betzelve telkens wederom naar den zool terug. Men moet zieh wachten het ijzer in eens los tc rukken , vermits men daardoor ligt tcwecg brengt, dat de hoef scheurt, of stukken van dcnzelven worden afgebroken. Nu worden dc nagels uitgehaald en dan bet ijzer weggenomen. Be-vinden er zieh afgebroken nagelstukken in de gatcn , zoo mocten dezclve, door behulp van den drevel, daaruit verwijderd worden.
Vcrvolgcns gaat men over tot het besnijden van den voet, waartoe men zieh algeineen bedient van hct be-kende vecg- of hocjmes. Het besnijden van den voet is als een zeer gewiglig werk des hoefs-beslags aan te merken, dewijl door helzclve, wel vcrrigt zijnde, zoo wel vclc wezenlijke gebreken der voeten kunnen worden verholpen of verbeterd, als zij tcvens daardoor, wanneer hct besnijden niet naar bebooren geschiedt, Minnen worden voortgebragt en verergcrd. Er plegen,
door
-ocr page 716-
670
door de gewone hoefsmedcn, in het bcsnijden der voe-ten, vele misslagen begaan te worden.
Ons vooreerst tot het bcsnijden van den regelma-tigen en welgevormden voet bepalende, zoo merk ik aaa, dat het oogmerk van het afsnijden alleen strekt, cm den hoef van den afgcstorven hoorn te ontdoen, weshalve dit gedeelte van den boornwand meet wor­den weggenomen, en slecbts zoo veel van den leven-den hoorn, als noodig is, om eene effene vlakte te erlangen, ten einde het ijzer op alle puntcn gelijke-lijk aansluite. Aan de dragten mögen de einden der • ijzers, van af het laatste nagelgat, eenen zeer klei­nen afstand van derzelver vlakten vcrwijderd blijven, waardoor eene al te sterke drukking op de dragten worde voortgekomen, vermits het anders niet zelden gebeurt, dat het Paard, in het cerst na het beslaan , pljnlijkheid in het gaan gcvoelt, tot zoo lang dat dc hoornwand aangegroeid is, en wederom begint te ver­dorren.
Van de toon- en de zijwanden moet worden afgeno-men hetgeen boven de zool uitsteekt. Blijft de toon te lang, zoo brengt zulks te weeg, dat het Paard ligt struikelt, vooral, daa^ dit deel het sterkst aangroeit. Dit heeft te meer plaats bij Paarden , die laag op de beenen zijn. Eene te korle besnijding van den voet is insgelijks zeer schadelijk, daar zulks, door de ver-kleining van de oppervlakte des voets, den vasten stand des Paards bederft.
Vooral is de zeer algemecne gewoonte nadeelig, om de zool sterk uit te werken of te verdünnen. Men neme slecbts zoo veel van dezelve weg, dat de verdieping van den rand des toons en der zij-wanden tot aan den straal, ongeveer het zesde gedeelte van eenen du im bedraagt, of dat de zool aan den buiten-tant eenen lijn dieper dan de hoef-wanden zij, om de drukking des ijzers op de zool voor te komen. Wordt de hoornzool te veel afgedund, dan kan de­zelve de onderliggende deelen, als de vleeschzool en het hoef been, niet genoegzaam tegen de drukking door steenen of harde ligchamen onder het gaan be-veiligen, en er ontstaan dus ligt kneuzingen, steengal-len enz., in den voet, waardoor het Paard kreupel gaat. — Bovenal wachte men zieh, om de hoekeu der
zool
-ocr page 717-
671
zool uit te -werken, of door te. snijden, waardoor de-gelve worden verzwakt, en hetwelk tevens eene oorzaak, wordt, dat de hoorn-wanden zieh te zamentrekken, zoodat zulks tot het ontstaan van klem-hoeven mede-werkt. — Ook van den straal mag niet meer worden afgeüomen:, dan hetgeen afgestorven en onnut geworden is. Dezelve moet dus de hoogte behouden, dat hij, wanneer het ijzer ondergelegd: is, den grond aanraakt. Wordt de straal te vlak afgenomen, zoo worden de onderliggendc vleesch-straal,, en de buigende pees niot tegen drukking door denzelven beschermd, maar ook wordt de voet daardoor meer blootgesteid, om uit te glijden, daar loch de straal, wegens zijne wiggevor-mige en verhevene gedaante, zigtbaar door de Natuur bestemd is, om aan den voet steun en vat in den grond te verleenen.
Voorts moet de vlakte des hoefs gelijkmatig en ef-fen worden afgewerkt, dewijl eene scheve afsnyding der binnen- of buiten-zijden, natuurlijk een' scheven stand der bcenen en een' gebrckkigen gang ten ge-volge moet hebben.
De voet behoorlijk besneden zynde, wordt het ijzer opgepast in de rigting, zoo als bet liggen moet. Bij een volraaakten stand des voets, wordt hetzelve zoo-danig geplaatst, dat de beide armen even ver van den straal verwijderd zjjn , zoodat het ijzer midden op den voet te liggen komt. Men zorge, dat het, zoo als gezegd is, behoorlijk aansluite , en voorts geheel naar den voet worde ingerigt. De gewoonte, om het ijzer, beet gemaakt, op te passen, is verwerpelgk, dewijl bierdoor de hoorn inbrandt, waardoor dezelve uitdroogt en bros wordt. Beter is het , het ijzer koud op te leggen , en de ligging met krijt af te teekenen, wanneer hier of daar nog lets van den hoef afgenomen, of aan het ijzer dient veranderd te worden.
Nadat het ijzer geheel voor den voet is gereed ge­maakt , wordt het opgelegd, en eerst buitenwaarts , daarna binnenwaarts met den voorsten zij-nagel beves-tigd. Daarop worden de toon-nagels en eindelijk de achterste zy-nagels ingeslagen. Dewijl de hoorn-wand niet overal dezelfde dikte heeft, maar aan den toon zwaarder dan aan de wanden valt, terwijl de binnen­wanden dunner dan de buiten-wanden worden waarge-
no-
-ocr page 718-
672
nomen , en in dezen wederom verschil, met opzigt tot de voor- en achter-hoeven, plaats heeft, zoo volgt hieruit de noodzakelijkheid, dat , gelijk te voren reeds is aangewezen, de nagelgaten op een' verschillenden afstand van den buitenrand des ijzers moeten worden doorgeslagen. Om hierin een vasten, met de inrig-ting des voets overeenkomendcn, regel te houden, zoo kan men met veiligheid de wilte streep volgen , welke de Natuur, als hct ware , tot ecnen zekeren wegwij-zer in den hoef, voor het inslaan der nagels schijnt gesteld te hebben. Dezelve vertoont zieh, na dat een weinig van het levende gedcelle der hoorn-zool is weggenomen, vooral in donkerkleurige hoevcn , zeer duidelijk, lusschen de zool en den omtrek des hoef-wands, vloeijende beide deze hoornachlige zelfstan-digheden in de witte streep te zamen. De nagels moeten niet in dcszelfs midden, maar in den buiten­rand worden ingeslagen. Geschicdt zulks met de noo-dige behoedzaamheid, zoo worden de nagel-schachleu aan alle plaatsen des hoefs zoo doorgedreven, dat de zachtc deelen geen het rainste gevaar loopen van be-leedigd te worden, en het ijzer de noodige vastheid verkrijgt. De punten der nagels komen daarbij op hunnc geevenredigde hoogten , dat is , wat de toonnagels bctreft , ongeveer twee vingeren breedte en de binnen- en zij-nagels iets lager , boven het ijzer, uit.
Elke nagel, welke ingeslagen wordt, moet terstond worden omgebogen, en nadat dezelve alle zijn inge­slagen , worden zij nogmaals aangehaald, dan afgekne-pen, en eindelijk door eene eigene wijze van slaan met den hamer, omgeniet en geklonken,
Nu wordt de voet losgemaakt en op den bok ge-zet, wanneer met den rasp , de , buiten het ijzer uit-stekende, hoorn , en de oneffenheden weggenomen, en zoo wel dc omnictingen der nagels , als de op-pervlakte des hoefs glad en zindelijk worden gemaakt. Men dient zieh cvenwel vooral te wachten , om niet, zoo als algemeen geschiedt, de geheele oppervlakte des hoefs met den rasp te behandelen, als waardoor dit deel beroofd wordt van dcszelfs bekleedsel, zijnde een slijmlg vlies , waarmede de Natuur den hoorn heeft overdekt, ten einde denzelven voor uitdrooging
te
-ocr page 719-
673
te bewaren. Wordt de hoorn hicrvan telkens, bij het beslaan, beroofd, zoo verliest dezelve hierdoor aan-merkelijk van zijne zelfstandigheid, hij wordt dünner en zwakker, waardoor ligt hoornscheuren , of af-brokkeling en schilfering ontstaan. Men gebruike den rasp dus niet hooger, dan daar de omnietingen der nagcl-punten plaats hebben.
Nog dient te worden aangemerkt , dat men best doet , ten einde de vermoeijing des Paards te gemoet te komen , hetzelve in het kruis te beslaan. De plaats , daar men zulks verrigt, behoort, vooral voor jonge Paarden, afgezonderd, stil en voor kouden togtwind beveiligd te zijn, terwijl men het Paard met de meest mogclijke zachtheid moet behandelen. Is het­zelve nogtans onrustig, zoo moet het door het zetten van den prang op den neus tot stilstaan gedwongen worden.
C. Over het geen na het beslaan dient in acht te worden genomen.
Wanneer het beslaan verrigt en het Paard in vrijheid is gesteld , zoo doe men het eerst in den stap rond-leiden, en dan draven , op een harden weg, cm te zien of hetzelve zieh ook door verrekking of anders bezeerd hebbe, of vernageld zij geworden. Trekt het Paard met het een of ander been , of hinkt het­zelve , zoo komt het op eene naauwkeurige ondcr-scheiding aan, of het aan beleediging van eenig ge-wricht, als bijv: des schouders, der heup of van de koot, ten gevolge eener verrekking, dan wel aan den voet kreupel ga.
Indien het Paard , als een gevolg van het beslaan . in den voet meer of minder kreupel is , zoo kan zulks in eene tweevoudige oorzaak gelegen z\jn, namelijk :
1deg;. Doordien het ijzer al te stork is aangetrokken, en daardoor drukking veroorzaakt, hetwelk meestal van lieverlede overgaat. In eon enkel geval kan even-wel de drukking zoo sterk zyn , dat dc hoef daarbg warm wordt, wanneer men genoodzaakt is, het ijzer E enbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;los
-ocr page 720-
mi
674
los le raakcn, eu van nieuws, doch minder rast ? onder te slaan.
2deg;. Door vernageling. Deze kan op eene tweevou-dige wijze plaals hebben, en wel zoo, dat do nagel 7.00 na aan de vaste declen raakt , dat deze door den-zelvcn gedrukt worden , — of dat hij , raeer of min­der diep, in deze, — gewoonlijk het leven ge-nocmd — doordringt. De eerste soort of trap van vernageling is , op verre na, niet zoo gevaarlijk als de laalste. De vernageling wordt daardoor, in den eersten opslag vooral, van de drukking des ijzers on-derscheiden , dal de kreupelheid , in het eerste geval , hoewel somwijlcn in het begin -weinig of niet merk-baar , bcstendig loeneemt, lerwijl dezelve , in het laat-sle geval , in het ecrst het meest merkbaar zijnde , ge-sladig beter wordt en afneemt.
Om zieh vorder van het beslaan der vernageling te overtuigen , ligt men den voet des Paards op, en slaat racht met den hamer op al de nageis. Zoodra de na­gel getroffen wordt , welke de oorzaak der pijn is , trekt het Paard met den voet. Deze nagel moet wor­den nilgelrokkcn , en, zoo dezelve slechts drukking heeft verwekt , kan hij , op nieuw , minder diep #9632;wor­den ingeslagen. Doch is de nagel tot in het leven doorgedrongcn- geweest, helwelk daaraan gekcnd wordt dat zieh , bij het uittrckkcn , aan de Schacht of punt bloed vertoont, of uit het gat ontlasl, zoo gietc men terstond bmndewijn of lerpentijn-olie in hetzelve , en hcrhale zulks dagelijks , zorgende , door het inste-ken van een vlas-wiekje, dat er zieh geene onzuiver-heden in het gat zelten. Indien zulks meermalen noodig mögt zijn, zoo moet het ijzer weggelaten worden, of bijaldien de wond moet verwijd worden, wordt van den binnonkant des ijzers eene uitranding gemaakt, zoo groot , dat men de opening , welke, aan de hoorn-zool gemaakt is, zien , en de ettcr zieh uit dezelve vrij ontiasten kan, waardoor men voorkomt , dat het ijzer telkens behoeft te worden afgenomen en-weder ondergclegd, Ook kan men pik , door een heel ijzt-r in hetzelve doen smelten, waardoor de wond mceslal , zonder ecnige vordere behandeling , geneest.
Dit alles nogtans heeft allecn plaats, indien de ver-nageling schielijk ontdekt, en op deze wijze verholpea
•wordt.
-ocr page 721-
675
#9632;raquo;.ordt. Ziel men evenwel dezelvc in het ccrsl voor-bij , of wordt zij verzuimd , zoo kunrcn daaruit zeer erge gevolgen , als ontsteking en verellering van den voet . bcderf des hocf beens enz. voortvloeijen , waar-door het Paard voor altijd bedorvcn blijft. — Om hieraan, zoo vcel mogelijk te hulp tc komeii, moct men- de behandeling in het werk stellen , welke op bh. 97 en 99 is voorgeschreven.
IV. Over het beslaan van ziekdijke of gebrekkigt
Hoeven.
Thans kernen wij tot het laatsle gedeelte des hoefs-heslags , bevaltende het onderrigt over het beslaan van zoodanige hoeven, welke in cen of ander opzigt , on-regelmatig, gebrekkig of ziekelijk zijn, waaruit dus , voor den gang des Paards, onderscheidene ongemak-ken voortvloeijen , welke door een doelmatig beslag veel verbeterd of hersteld kunnen worden.
Het is vooral, te dezen aanzien , dat de kennis en het schrander oordeel des kunstenaars voortreffeljjk te stade komen, en waarbij zijne bekwaamheden in het belderst daglicht worden gesteld.
Vooraf komen hier nog in aanmerking zekere afwij-kingen des voets en van den gang, welke, hocwcl niet tot de wezenlijke gebreken des Paards bchooren-de, evenwel eene eigene wijze van beslaan vorderen , iwedanige zijn , groote en kleine , lange en korte hoe­ven , als ook zeer holle en platte voeten , — voorts het gebrek van aanslaan en strijken.
Groole Hoeven. Wanneer de hocf, in evenredigheid van de gestalte des Paards, te groot is, zoo vordert dit de gewone wijze van beslaan ; men neemt van de toon -iiaar behooren af, doch weinig van de zool en wanden, ten einde do oppcrvlakte, waarmede het Paard den grond betreedt, niet vergroot worde. Het ijzer moct niet zwaardcr, maar lets meer uitgesmeed en verbreed worden, ten einde de zool naar evenre­digheid van deszelfs omvang meer bedekt worde. Vermits de zelfstandigheid van den hoornwand , by groote hoeven , doorgaans dünner is , dan bij kleine, £ e 2nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; zoo
-ocr page 722-
676
zoo moeten, ter bevestiging des Ijzers, geene zware , maar naar evenredigheid dünne nageis gebezigd wor­den.
Kleine Boeven. De omgekeerde reden heeft plaats bij de hoeven, die, in betrekking tot het ligchaam des Paards, te klein kunnen worden genoemd. Ten ein-de de punten van aanraking des voets op den grond te vermeerderen , dient men hier meer van de wan­den -weg te nemen , doch de zool en straal moeten gespaard worden. Het ijzer mag breed zijn , doch het moet niet sterk gebogen worden , dewjjl de te Sterke buiging des ijzers de grondvlakte des voets tegen den bodem verkieint.
Lange Hoeven. Somwijlen groeit de hoef te sterk naar voren, waardoor het toon-gedeelte te lang wordt, waarbij als dan de dragten doorgaans laag zijn. In dit geval moet van den voorhoef veel worden afgeno-men, terwijl de dragten zoo hoog mogelijk worden gelaten, cm aldus de regtstandige houding des voets te bevorderen. Het ijzer kan , tot dat oogmerk, ook lets meer dan gewoonljjk gebogen zijn , vermits de toon daardoor nog wordt ingekort. De nagel-gaten moeten dan, wegens den sterk weggenomen hoorn aan den toon iets schraler, dat is, nader aan den buiten-rand des ijzers, worden doorgeslagen , en zij kunnen, om behoorlijk vasttehouden, voorzigtig iets hooger worden ingedreven.
Körte Hoeven. Het tegendeel moet omtrent körte hoeven in acht worden genomen. Vermits men hier moet trachten de vlakte des voets te vergrooten, zoo strekt tot bevordering daarvan, dat de voorhoef des-zelfs hoorn behoude, weshalve van dit deel weinig of niets dient te worden afgenomen. Integendeel ne-me men veel van de wanden en dragten weg, ten einde de voet meer achterwaarts op de hielen te staan kome. Om deze reden moet men het Paard met körte hoeven ijzers geven, die weinig of liever niet gebo­gen , en waarvan de armen kort en dun zijn, zonder kalkoenen.
Zeer holte voeten. Hoewel eene te sterke uitholling des voets niet dikwijls als eene onvolkomenheid van denzelven voorkomt, zoo zal men evenwel, wanneer zulks plaats beeft, daaraan te gemoet kunnen komen,
door
-ocr page 723-
677
door de zij-wanden en ook vooral de dragten, naar evenredigheid sterk af te nemen, als waardoor de straal en zool meer gelegonheid verkrijgen den grond aan le raken, te drukken, en den voet uit te zetten. Ten einde de ontbrekeude steunpunlen des voets, zoo veel mogelijk, vermeerderd worden, bezige men een wei-nig gebogen, breed ijzer, doch men zorge dat de ar­men naar achteren niet naauw gezet worden, vermits hierdoor de verzenen, bij zeer holle voeten, te meer gelegenheid krijgen, om zieh zamen te trekken, waar­door te ligter klemhoeven ontstaan. Veeleer moeten dezelve ruim worden uitgelegd, opdat de voet van achteren gelegenheid erlange zieh te kunnen verbreeden, en, op deze wijze, deszelfs te sterke welving te doen verminderen.
Platte Voeten. Men treft de platvoetigheid algemcen aan bij Paarden, die op läge en vochlige weiden zijn opgevoed, vermits de voet, door eene gedurige ver-weeking aan deszelfs onderslen omvang , meer dan ge-woon wordt uitgezet, terwijl het hoefbeen sterk op de zool doordringt, en deze hierdoor eene plattere ge-daante erlangt. Bij zoodanige gesteldheid moet weinig van dezelve worden afgenomen, opdat de zool, welke hier ligler voor drukking blootslaat, nict verdund worde. De hoefwanden en dragten moeten insgelijks weinig, en alleen da toonwand naar behooren worden afgesneden. Het ijzer moet breeder dan gewoonlijk en ook iets zwaardcr zijn, en slechts zoo gelcgd worden naar de binnenzijde van den voet, dat de voet nict gedrukt worde. — Ook moet het maar zeer läge of liever geene kalkoenen bezitten. De verweekiug der hoorn-zool, door dezelve met koemest of lecmaarde in tc slaan , kan hier niet voordeelig zijn. Beter is het dezelve , van tijd tot tijd, met teer „of terpentijn-olie te besmcren, waardoor de zool meerdere droogheid en vaslheid erlangt (*).
Aan-
(*) Door den Engelsclien Vee-artsenijkundigen JOSEPH goodewin, wordt een bljzonder ballc- of sluit-ijzer, voor plat- eVf ook voor yolToetige Paarden gebczigd , hetwelk van een gewoon ijzer alleen daarin verschilt, dat de armen van achteren door een balk aan een verbonden zijn. Het oogmerk dezer inrigting is, om de deelen des v,0' ts gelij-kelijk te doen dragen , en de drukking der zool voor te Ee 3nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ko-
i^fl 1^139
-ocr page 724-
678
Aamlaan. Wannecr de achtervoeten ondcr het loo-pen tegen de voorvoeten raken, zoo noemt men zulks aamlaan. Hetzelve is doorgaans een gevolg van den te körten afstand, welke de achterbeenen van de vöör-bcenen bezitten, en, in zoo ver. moet zulks vceltijds aan de gebrekkige evenredigheid in de ligchamelijke vorming des Paards worden toegeschreven. Ook neemt men waar, dat de Paarden aanslaan , wanneer de voor-beenen niet spoedig genoeg, in evenredigheid der achter­beenen , worden opgenomen. Men kan dit gebrek in den gang eenigermate verbeteren, wanneer men van de dragten der voorvoeten veel afneerot, en tevens den toon-wand des achtcrvoets korter maakt. Men körte de armen van het-voorijzer lets in, en geve hetzelve geene kalkoenen; het achter-ijzer integendeel moet eenigzins hoogc kalkoenen hebben, terwijl hetzelve aan het toon-deel kort en dun gesmeed behoort to zijn. — Door zoodanige behandeling van den voor- en achtervoct zal men het aanslaan mecrmalen kunnen verhelpen. Som-wjjlen cvenwel ligt dc oorzaak van dit gebrek allcen in het gebrekkig bestuur des Paards, door den ruitcr, en alsdan moet de verbetering gezocht worden, in het opvolgcn der regelen, welke eene goede rij-kunst aan de hand kan geven.
Strijken. Het Paard, dat zieh strijkt, eischt bij het bcslaan, cene bijzondere handelwijze, en door het­zelve kan men aan deze gebrekkige hoedanigheid veel ter verbetering loebrengen. De oorzaak van het strij­ken is daarin gelegen, dat het Paard de voetcn, on-der het gaan, te veel buitenwaarts of binnenwaarts werpt, waardoor dezclve tegen de koot van het legen-overgestelde been stooten of slrijken en dit deel ver-wonden. In het cerste geval geschiedt zulks met de dragten; in het laatstc met den binnen-wand des voorhoefs. Strijkt het Paard zieh met het laatste deel, zoo nemc men van den onderrand des voor­hoefs met den rasp zoo veel af, als zonder nadeel voor de in-wendige zachte dcelen kan geschieden. Het ijzer wordt zoo veel smaller gemaakt, als het gedecl-
te
komen. A NEW SYSTEM OF SCHOEIMG HORSES, WITH AN ACCOUNT OF THE VARIOUS MODES, PAACTISED BY DIF­FERENT NATIONS , amp;C. LONDON 1824.
-ocr page 725-
679
te bedraagt, dat van den hoef is afgeraspt; zelfs doe men den boom nog iets buitenwaarts hctzelve uitste-ken en door den rasp afronden. Wegens de verdun-ning \an den hoefwand, kunnen dan dikwijls aan de binnenzijde geene nageis worden ingeslagen; ten minste mocten de nagels lew fijn zijn, en schraal worden aangebragt. Kan de hoorn zulks niet velen, zonder vrees voor vernageling , zoo trachte men bet ijzer, door een' lip, legen den zij-wand des hoefs te beves-tigen.
Geschiedt integendeel bet strijken met de draglen, zoo snijde men den inwendigen wand iets lager dan den buitenwand, late den binnen-arm des ijzers iets naar binnen leggen, of doe denzelven iets korter en smaller zijn, dan den buiten-arm, en aan denzelven een lagen kalkoen gevcn of late denzelven weg. In alien geval moeten ook de randen des hoefs en van bet ijzer behoorlijk worden afgerond. Men doet voorts best, om den laatstcn nagel weg te taten, ten einde eene beleediging door doszelfs omnieting worde voorge-komen. Somwijlen kan bet nutlig zijn, ter verboeding van bet strijken r dat de buiten-kalkoen hooger dan gewoonlijk gemaakt wordt, zoo als zulks op biz. 117 is opgegeven.
Eindelijk verdient hier ook nog te worden opge-metkt, dat een te regte stand des koofbeens, waardoor bet Faard ligt aan overlcooting onderhevig is , eeniger-mate door bet beslag kan worden verbetord, wanneer namelijk de acblerdeelen des voels of de dragten lager dan gewoonlijk worden afgesneden , terwijl van dc toon weinig wordt weggenomen, en voorts een ijzer wordt gebezigd, zonder kalkoenen, en welks armen dun en niet lang zijn. — Het tegengestelde raoet plaats hebben bij een te laag geltoot Paard , betwelk even daardoor voor doorzwikking in de koot ligtelijk bloot-staat. Hier trachte men de dragten zoo boog moge-lijk te houden, terwijl de toon wordt ingekort, lot welk oogmerk, dan ook een vrij Sterke opbuiging des jjzers aan dit deel, en boogere kalkoenen bevorderlgk kunnen zijn.
Velvoetigheid, De volvoetigheid behoort tot de ge-
brekkige gesleldheden der hoeven, welke niet zelden
voorkomen, en vele ongemakken aau zieh verbinden.
Ee 4nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;On-
-ocr page 726-
680
Onzc inlandsche Paarden trouwens, welke veelal plat-hoevig zija, bezittca eene bijzondere voorbeschiktheid , om ligt volhoevig te worden. Bg dit gebrek is de voetzool, in plaats van hoi, geheel vlak, of bol uit-gezet, zoodal dezelve beneden de wanden uitsteekt, waardoor zu, bij bet treden op oneffenheden des gronds, en door harde ligcbamen, als steenen, gedrukt wor­den , ten gevolge waarvan telkens kneuzingen, stcen-gallen, enz. worden voortgebragt, zoodat een volhoe­vig Paard niet alleen altijd slijf en schrooravallig, maar zeer dikwijls kreupel gaat. — Dit gebrek wordt menigvuldiger aan de vöör- dan aan de achter-voeten waargenomen.
De oorzaak van dit ongemak is algemeen gelegen in eene ziekelijke gesteldheid des boef beens, hetwelk eene vergrooting, uitzetting of verplaatsing heeft on-dergaan, als het gevolg eener ontstekingachtige aandoe-ning des voets , van bevangenheid, enz., waarbij dan de boom tevens tegennatuurlijk verdikt en ontaard is. (Vergelijk biz. 92). Ook kunnen het dun uitwerken der zool, hooge kalkoenen en stiften aan de ijzers bij Paarden , die eenigzins plathoevig zijn, daartoe aan-leiding geven.
Het beslag moet hier zoodanig ingerigt worden, dat de ijzers zondcr kalkoenen, breed en eenigzins bolrond zijn, om de zool te bedekken, en te verhoeden, dat dezelve, noch de straal door hetzelve, gedrukt -worden. De laatste mag niet worden afgewerkt, dewijl, Indien de straal den grond kan aanraken, zulks ter verbete-ring des ongemaks kan bijdragen. Wanneer de toon hier lang vooruitgroeit en om hoog Staat, zoo moet dezelve naar evenredigheid worden afgenomen. — Het lalk- of sluit-ijzer zal somwijlen bij de volhoevigheid in aanmerking kunnen komen.
Wanneer de zool zeer hoog onder de wanden uit­steekt , zoo moet men, om het Paard nog tot eeni-gen arbeid te kunnen gebruiken , een bolrond of zoo-genaamd ketel-ijzer onderlcggen, ten einde de voor-uitslekende zool te bevatten, en haar voor drukking en kneuzing te bewaren. Dat gedeelte des ijzers, waarin de nagelgatcn komen, moet plat gesmeed zijn, opdat het ijzer rondom op de wand aansluite, en de druk­king op alle dcelen gelijkmalig zij. Is de hoorn zwak
of
-ocr page 727-
'
681
of brokkelig, zoo moet het ijzer door lippen bevestigd worden.
Klem-hoef. De klem-hoef, ook krimp-hoef of naauw-voetighcid genaamd, is eene gesteldheid des voets aaa de platvoeligheid tegenovergesteld. De dragten zija naar binnengebogen en mecrmalen zoo te zamengelrok-ken, dat de zool naauwelijks een meerdcrea omvang bezit, als de kroon , ja somwljlen nog kleiner is. — De klcm- of krimp-hoef is of natuurlijk of verkregen. In het ecrste geval gelijkt dezelve naar een ezels-hoef, de hoorn is droog, iets te zamengelrokken , de hoef heeft een kleinen straal en zeer hooge dragten. Paarden van een edel ras, als het Arabische, Turk-sche , Spaansche en Hongaarsche, en die in hooge bergachtige en droogc streken vallen en opgevoed #9632;worden, zijn het meest aan klem-hoeven onderhevig. Blj onze inlandsche Paarden trcft men dit gobrek min­der , dan het tegenovergestelde, namclijk de plathoe-vigheid aan , en heeft bij dezelve naauwvoeligheid plaats, zoo moet zulks, in de meeste gevallen, als een verkregen gebrek moet worden beschouwd, voortvloei-jende uit ondcrscheidene oorzaken, als het stcrk uit-werken der zool, en vooral het doorsnijden der hoe-ken tusschen den straal en de dragten, het te sterk afnemen van de laatste enz., als waardoor de voet van achteren verzwakt, en belet -wordt , zieh on-der het gaan uit te zctten, zoodat dezelve zieh za-raentrekt. Eene verminderde voeding des hoorijs of verdorring van denzelven, welke niet zelden , als het gevolg van voorafgegane voetonlstekingen , overblijven , het opleggen van heete ijzers, om hetzelve op le passen, het onderleggen van te groote ijzers, waar­door de hoefwanden genoodzaakt worden naar binnen te. groeijen (zie biz. 659), en nog andere oorzaken kunnen tot het onlstaan van klem-hoeven aanleiding geven.
Hetgeen de kunsl des Hoefs-heslags, ter verbetering van dit gebrek vermag, bepaalt zieh tot het volgen-de. Men neme, door het afsnijden van den toon slechts zeer weinig, zelfs niet geheel bet doode ge-deelte weg; doch de binnenwaarls gebogene dragten snijde men zoo sterk af, dat de insgelijks zamenge­lrokken straal, aanmerkelijk boven dezelve uilsteekt, Ee 5nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;wes-
-ocr page 728-
682
weshalve deze zoo wel als de zool, weinig of niet moct worden afgenomen.
Hierdoor brengt men te weeg, dat de last des ligchaams mcer op de achterdeelcn des voets wordt overgebragt, en dus op de straal krachtdadig drukt; daar toch, zoo als bckend is, bij iederen trcd, bet hoef-becn op de zool en den straal drukt, ondcrgaan deze deelen en de hoef eene aanmerkclijke uitzet-tmg benedcn en naar buiten, hetwelk in dozen ter Verbetering des gebreks zeer voordcelig is. Om dit oogmerk nog beter le bereiken, moclen de armen des ijzers een vierde gedeelte korter dan gewoonlijk zijn, aan de einden geheel dun uitloopen en gecne lakken bezitten, vcrmits dezclve anders eene pijnlijke druk-kmg op de sterk afgedunde dragten zouden veroorzakcn. Men zorge tevens, dat het laatste nagelgat ids verder van de dragten verwijderd blijve.
Hoom-kloof. Wij hebbeh onder de uitwcndige zieken van het Paard reeds over den hoom-kloof of kwartier-voet en het vcrschil dezes gebreke gchandeld , alsmede bet ijzcr met hppcn of een zoogenaamd pantoffel-ijzer aldaar als geschikt aangeraden, ora het gebruik des Paards te bevorderen. Wij zullen hier dus alicen nog opgcven hetgeen verder bij het beslaan van kwartier-voetcn in acht dient le worden genomen.
Hceft de boornscheur aan de zij-wanden van den hoef plaats, zoo wordt dezelve op de gewone wijze bcsneden. Het ijzcr moet geene kalkoencn hebben , of wel men make eene körte kalkoen onder de ge-zonde zijde, en laat den arm aan die zijde, daar zieh de kloof bevindt, lets zwaarder zijn. Deze arm, moet inmiddels , zoo vcel korter zijn, dat dezelve slcchts aan, doch niet over de kloof reikt, ten einde de last des ligchaams, meer op het voorste gedeelte des voets ruste, hetwelk daarom noodzakclijk is , op dat de gescheurdc plaats den harden grond niet kunne aanraken en dit deel minder dreuning en rekking lijde. De verkorte arm kan slcchts door twee nagels beves-tigd worden. Men kan het elnd des arms ook nog door eene kleine lip , eenen meerderen steun legen den zij-wand bezorgen, doch dezelve moct niet sterk legen denzelvcn worden aangeslagen, cm geene nadeclige druk-ling le veroorzaken.
De
T
-ocr page 729-
683
De volgende wijze van beslaan wordt opgevolgd, wanneer de hoorn-scheur in het midden van den voet plaats hecft , en den zoogenaamdcn ossenvoet daarstelt. Van den toon neme men, zoo veel mogelijk is af, en aan het ondereind des scheurs wordt zoo wel de hoorn-wand als de zool uitgehold , of wel, men ncemt een driohoeldg stukje van een half duim hoog en een vierde duim breed uit den onderrand van den hoorn weg. De dragten worden zoo lang weggenomen, als zonder aanmcrkelijk nadeel geschieden kan , ten Bin­de de zwaartc des ligehaams op het achterste gedeel-te des ligehaams worde overgebragt. Hierover, wordt nu het ijzer gelegd, dat wel de gewone lengte hebben en aan de gedaante des voels moet beantwoorden , doch het moet zonder kalkocnen , en van voren opgebogen zijn. Aan den toon geve men geene nageis, maar make tor wecrszijdcn der kloven , een liep. Dezelve strekken niet alleen tot vasthouding des ijzers, maar beletten ook de vancenwijking des hoorns. Voorts moet men zieh bij het beslaan van den hoef, waarin zieh scheu-ren bevinden , van dünne nageis bedienen.
Dunne wanden met buitenwaarts gekeerde dragten. Bij sommige Paardcn bczilten de hoefwanden zulk cene zwak-heid, dat dezelve zieh naar binnen begeven en van buiten als uitgehold staan, waarbij zieh dan rondom den hoef regllijnigc ringen vormen , welke verheven zijn. Zulks brengt niet alleen een misstand aan den voet te weeg, maar geeft ook mecrmalen tot volhocvighcid aanlei-ding, de dragten staan daarbij dikwijls naar buiten en in de hoogte.
Bij sommige gestcldhcid der hoeven, moet de buiten-rand des ijzers zwaarder dan gewoonlijk zijn, en iets buiten de randen uitsteken, ten eindc ook daardoor eenigermate le verhinderen, dat dezelve naar buiten uit-vvijkci). De zool en hoeken worden dunner uitgewerkt, opdat de wanden gelegcnheid krijgen zieh langzamer-hand tot dcrzelvcr gewone gedaante tcrug tc geven.
E e 6nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; By-
-ocr page 730-
68'i
BiJToegselen tot het Hoef-beslag des Paards.
IV. Over het beslaan van ziekelijke of gehrekkige hoeven, biz. 675. Beschouwing der nultigheid van de kennis des hoef-bcslags , yoor den Vee-arts ; Vec-arsenijk. Magazijn , D. II, biz. 201. — Bijzondcre iurigting van een noodslal , voor het beslaan van Paardeu; t. a. p., biz. 244. — De mutige working aangctoond van het pantoffel-iizer/ t. a p., biz. 159.
Die een mear uitvoerig onderrigt in liet Hoef-beslag -wenschen te erlangen, kunnen hetzelve vinden in het vperk Tan J. F. Dieterichs; Dt kunst van het Hoef-beslag, of Handleiding, om zoowel de gezonde als gehrekkige hoeven der Paardcn op eene doelmatige tvijze te behandelen en te beslaan; uit het Eoogduitsch vertaald, en met ecnige aan-meikingen en bijvoegselen vsrmeerderd door J. \V. A. Hart, met eene yoorrede van Dr. A. Human; 's Gra-venhage en Amsterdam , 1830.
Over de wijze , om kivaadaardige Paarden handelbaar te maken , ten einde zieh gewillig to lalcn beslaan , verdient gelezen te worden . Het Hotf-beslag zander dwang , door Con stan tin Balassa, met byvoegselen van Klattc; uit het Hoogduitsch vertaald door J. W. A. Hart, met eene voorrede van Dr. A. Numanj 's (iravenhage en Utrecht, 1830.
W^/Wraquo;
OVER
-ocr page 731-
685 OVER HEX
Z U I V E R E N
VAN
BESMETTE STALLEN.
Om stallen , welke door de smetstof van sommige aaraquo;-slckende vee-ziekten , zoo als van den kwaden droes der Paarden , de Runderpest, het kwaadaardig Longvuur , do Schaapspokken en meer anderen , verontreinigd zijn, te zuiveren, kan men zieh van de volgende middelcn en handelwijzen bedienen.
Alle tuigen, als halsters, garelen , dekklecden , welke by het besmette vee zijn gebruikt, zoowel als de drihk-emmers, voeder-vaten , mest-gaffel, hooi-vorken , alsmede de geheele stal; bovenal de kribben, ruiven , schotten en latier-palen moeten met eene long van zeep en potasch, twee of meermalen, afgeboend en ge-schuurd worden, terwyl dezelve , tusschen beide, door de blootstelling aan de vrije lucht, telkens matig moeten droogen.
Na dusdanige voorafgegane zuivering, Worden de gc-melde losse tuigen en werktuigen zoo in den stal ge-plaatst, dat dezelve, van alle kanten, gelijkelijk aan de inwerking van den zeezoutiuren chloor-damp, waarmede de stal vervolgens dient berookt te worden , kunnen zijn blootgesteld. De tuigen moeten , tot dit oogmerk, los uit elkander, van den zolder aan tonwen nederhangen. Tuigen, bijzonder van touwwerk van geringe waarde, werpe men evenwel liever geheel weg. — De stal moet nu geheel digt worden gemaakt, opdat de damp in denzelven blgve, en niet door den togt-wind er uit worde gedreven. De deuren moeten alleen tot het in­en uitbrengen van den toestel voor de berooking ge-opend worden.
Deze wordt nu aldus in het werk gesteld:
Neem : Keuken-zout, een pond , Bruinsteen, acht looden.
Ee 7nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Het
-ocr page 732-
686
Het zout vooraf fijn gewreven zijnde, wordt liel met den bruinsteen vermengd, en dan wordt hctzelve in een verglaasden aarden pot of pan gedaan. Nu giet men er op: een half pond zwavel-zuur, met even zoo veel wa­ter vcrdund , en roere alles met een stokje of pijpsteel onder een. De pan wordt op een komfoor met weinige doorgebrande kolen geplaatst, opdat de zeezoutzure damp zieh, door eene zachle •wärmte, ontwikkelc. Dit be-rooken moet, ten minste, gedurende meerdere uren , be-stendig ondcrhouden worden-; tc welke einde het noodig zal zijn, de voorgeschrevene middclen nog een of mecr-malen te vernieuwen. Wannecr er geene dampen meer door de wärmte ontwikkeld worden, is zulks een teeken, dat het middel heeft uitgewerkt, en de pan op nieuw met berookingsstoffen moet worden aangevuld. De bier be-paaldehoeveelheid der middclen zal voldoen'de zijn , om zoo veel zoulzuren chloor-damp le geven , dat de ruimte van gewone stallen , hoedanig die onzer meeste boeren zijn, tlaarmede op cens geheel kan vervuld worden. Voor zeer grootte stallen kan men, naar evenrcdigheid, de helft of ook eens zoo veel meer nemen, dan de voor­geschrevene hoeveelheid der middclen, of men bezige meerdere pannen.
Vermits de overgezuurde zeezoutzure of chloor-damp, In­dien dczelve in eene sterke mate ontwikkeld wordt, de longen ongemeen prikkclt , en dus nadeelig kan worden voor dengenen, die, eenigen lijd, ter aanvulling van het vuur of der rookstoffen , in denzelven moet ver-keeren, zal men zieh, op dcze wijze, buiten den damp kunncn houden , dat het komfoor met de pan op een plank , met lood , zink of stort beslagcn , worde gezet, nan welken plank van weerskanten een touw worde vastgehecht, geschikt om denzelven met hetgeen er op staat, hcen en weer, namelijk tot aan of buiten de deur van dm stal, en na gedanc aanvulling, #9632;wederom van de andere zijde , binnenwaarts of terug te trekken, waartoe de meeste stallen , als hebbende twee deuren, zeer geschikt zijn.
Nadat de besmetle stal aldus, gedurende den bepaalden
tijd of des noods eenige dagen lang, is berookt geworden ,
moet dezelve worden geopend, ten einde de damp door
den wind cr uit worde gedreven, voordat men er we-
-rfcrom vec inbrenge.
BIJ-
-ocr page 733-
GCT
Bljvoegselen tot het zuivereu
van besmette Stallou en
Goedereii.
IVIen kan de chloor-berooJcing op eenen nog mcer eenvow-dige, wijic aanwcnden, door dezelve namdijk. uit eenig chloor-zout te ontwikkelen. Aan de chloor-kalk, als zijnde het miust kostbaar, wordt hiertoe algemeen de Toorkeur gegeven. Men neemt tot dat oogmcrk een yierde of balf pond, of zelfs eene geringere of ook grootere hoeveelheid , ran dit zout, naar erenredigheid van de ruimte der Stallen, -welke moeten gezuiverd worden, vermenge hetzelve met cene zekere , bij v. eene vier-, vijf- of zes-dubbele hoe-veelheid -water , in een eenigzins vlak steenen vat of scho-tel. De chloor-dampen willen zieh weldra van zelye ont­wikkelen en zieh aan den eigen renk doea kennen. Men zal aan de vermindering van dezen , na korteren of län­geren tijd , ontwaren, dat de werking van het mengsel begint te verzwakken. Dexelfde handelwljze kan, naar omstandigheden, worden herhaald, zoo dikwijis als zulks ter zuivering van den Stal noodzakelijk wordt geacht. Door nu en dan een weinig yerdund zwavel-zuur bij het mengsei te voegen , wordt de uitstooting van den chloor-damp versterkt, doch het zout heeft dan ook spoediger nitgewerkt.
De chloor-dampen zijn mede bijzonder geschikt, om, behalve de smetstofTen, allen stank uit Stallen of andere plaatsen weg te nemen. Het besproeijen der lijken met het, op de boven vermelde wijze bereidc, chloor—waier komt dus ook zeer tc pas bij net openen van dieren , aan eom-mige ziekten gestorven, die spoedig tot bederf of rotting overgaan.
Wijders bezit de drooge wärmte , tot cenen verhoogden trap, in eene beslotcne ruimte versterkt, het vermögen, om de smetstoffun te ontleden en krachtcloos te maken. Daar , waar hiertoe geschikte toestellen aanwezig zijn , zal men tuigen, tonw-, leder- en hout-werk op deze wijie kunnen zuiveren. Men vindt eene beschrijying van zooda-nigen zuiverings-toestel, naar de uitvinding van den Heer William Henry, te Manchester; besschreven en af-
ge-
-ocr page 734-
i I
gebeeld m het Atchie/ voor den Aiiatischen Braakloop enz. m de Stad en Provincie Utrecht, ender geedkeurine der Jfoofd- en Districts-Commissien in de zaak der Cholera, en medewerking van de Heeren N. C. de Fremerv B. F. Suerman, J. J. Wol te rbee k , T. S. Ale­xander, A. Numan , J. L. C. Schroder van der Kolk, L. C. E. E. van Cooth. G. Grecve, en andere Geneeskundigen; uitgegeven door P. J. 1, de Fre-mery, 3de Stuk. Met Platelaquo;; Utrecht bij van Pad-denburg en Comp. 1833.
/V%/%'V%^%
VER-
1!
-ocr page 735-
VERKLARING der PLATEN.
P L A A T I.
Fig. 1. Een Mond-spiegcl of rooster.
raquo; 2. Een Werktuig, geschikt tot de af binding van het vleeschachtig uitwas (Polyput) in den neus. (Zie biz. 11.)
raquo; 3. Eene regte Bistoerie of Mesje, geschikt tot bet doen van onderscheidene operatien.
raquo; 4. -Een Uzer, geschikt om de kiezen of bak-tanden af te stooten. (Zie biz. 7.)
raquo; a. Eene kromme geknopte Bistoerie of Mesje, vooral geschikt om fistuleuse of holle ver-zweringen te openen.
raquo; 6. Een Piacet of Tangetje, geschikt tot het verbinden van wonden.
raquo; 7. Eene kromme heelkundige Scbaar.
it 8. Een Spadel tot het smeren van wieken of pleisters. Men kan zieh van deszelfs onderste eind, bij wijze van een tangetje, bedienen, om splinters nil te halen.
raquo; 9. Eene holle of Sleuf-sonde, voornamelijk tot het openen van pijpzweren dienende. (Zie biz. 27 , 126 , enz.)
Fig.
,
-ocr page 736-
laquo;88nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; VERKLARING dee PLATEN.
Fig. 10. Eene Sonde of Stilet, cm de diepte der wen­den en den loop der pijpzweren te peilen. (Zie biz. 27 en elders.)
raquo; II. Een Lancet, geschikt tot het openen van ge-zwellen.
raquo; 12. Een Spuilje, geschikt cm daarmede de pijp­zweren te zuiveren en eenig vocht ter ge-nezing in dezelve te brengen. (Zie biz. 28.)
raquo; 13. Een Ader-haakje, om afgesnedene bloedvalen te valten, ten einde dezelve te kunnen on-derbinden. (Zie biz, 120).
raquo; 14. Eene veerkrachtige Vlijm of Snepper voor aderlaten.
raquo; IS, Het Achterstel van een Paard, aan welks reg-terzijde eene haarvlecht, en aan de linker-zijde eene fontanel geplaatst is. (Zie biz. 622).
raquo; 16. De Haarvlecht, met derzelver dwarshoutjes, (Zie biz. 622).
raquo; 17. Eene houten Naald, noodig tot het zetten van een' ctterdragt. (Zie biz. 622).
laquo; 18 en 19. Eene Trokar, geschikt, om bij Koei-jen , welkc opgeblazen of aan den wind zijn, den buiksteek te doen. (Zie biz. 338).
P L A A T II.
Fig. 1. Een knop-vormig Brandijzer.
raquo;
2. Een mes-vormig Brandijzer.
Fig.
-ocr page 737-
VERRLARING dbraquo; PLATEN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;691
Fig. 3. Ken plat Brandüzer.
raquo; 4. Eene Klisteerspuit, waarbij de Stempel af-zonderlflk wordt voorgesteld.
raquo; 5. Eene Katheter, om het water uit de pisblaas te entlasten. (Zie biz. 219).
raquo; 6. Eene kromme Naald, van verschillende dra-den en een lint voorzien, tot het hechten van wenden.
raquo; 7. Eene regte hechtnaald, enz.
raquo; 8. Eene Speensonde. (Zie biz. 285).
raquo; 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 stellen Gallen voor, welke, op onderscheidene wijzen door het streek- en punkt-vuur gebrand zijn. (Zie biz. 61).
raquo; 19. Een Speenbuisje. (Zie biz. 285).
raquo; 20. Eene verloskundige Hef boom. (Zie biz. 394 en very.)
raquo; 21. De groote verloskundige Spadels. (Zie biz. 395 en very.)
raquo; 22. De stompe verloskundige Haken. (Zie biz. 396).
raquo; 23. Het verloskundig Heftuig (zie biz. 402) ; wordende de Ring daarbij afzonderlijk voor­gesteld.
raquo; 24. Eene Spuit, dienende, om onderscheidene geneesmiddelen binnen den draagzak te bren-gen. (Zie biz. 399 en verv.)
Fig.
-ocr page 738-
692
VERKLARING der PLATEN.
-Fig. 2S. De kleine verloskundige Spadels, met derzeiver tusschen-lalje. (Zic blz. 418).
raquo; 26. De \erloskundige Keerstok, mel deszelfs Keer-linl, (zie blz. 419). Het knopje, waaraan het lint wort vast gemaakt, is daarbij af-zonderlyk voorgcstcld,
raquo; 27. De verloskundigc stompe of de Knie-bolshaak. (Zie blz. 419).
raquo; 28. Het #9632;verloskundig Ringmcsje of de Vinger-bistoerie. (Zie blz. 421).
raquo; 29. De verloskundigc snijdende Haak. (Zie blz. 424).
raquo; 30. De verloskundige Afhaal-haken. (Zie blz. 422).
laquo; 31. De verloskundige Afhaal-haken, welke in el-kander sluiten, als eene lang. (Zie blz. 424).
jraquo; 32. De Rooster, om het uitzakken van den draag-laquo; zak te belctten. (Zie blz. 438).
. ;:
Uli
-ocr page 739-
'Jf's/ff,
()
Q
/o
ßca.g
ö ^c
-ocr page 740-
PLAAT.I;
.9y./7
\
-ocr page 741-
•%// o u. Jamp;r^---..?...?
UiHuAteUex '••an J.Jae^ej
-ocr page 742-
-ocr page 743-
h I
1 .
#9632;
m
.w
n:;
mm
-ocr page 744-
^•^^™M:quot;-
1
mMM^ii^amp;samp;iM
-ocr page 745-