r
Iv , 1
L v/ ? r 6 (
T /
\
v
i
i lt; ï i Uiu
ElilOiaiDE liElEYH' Ti. lÏÏEli quot;T SdlflJl,
GEHOUDEN DEN fr:'vquot; AUaiJSTUS 1880,
l'KEI'l K AN 1 TE WnLTEKM M.
i SVKF.Dl-; DUIK.
TH OUOMXGEN BIJ J. «. Wul, 1 KUS . ISSi
.A----
A-/
ï /
DER HERVORMDE GEMEENTE TE OVER 7 SCHILD.
TE If
GEHOUDEN DEN 8STEN AUGUSTUS 1880,
DOOR
PREDIKANT TE WOLTERSUM.
■■■
*gt; ■
i ■
TWEEDE DRUK.
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
TE GRONINGEN BIJ J. 11. WOLÏERS, 1881.
5
i
Stoomdrukkerij van J. 13. Wol tors.
Hierin wil ik mijn belofte vervullen van namelijk een kleine geschiedenis van Over 't Schild te zullen laten voorafgaan. Dit eischt geringe moeite. Ik behoef alleen, onder eenige thans noodig geworden wijzigingen en bijvoegingen, weder te geven wat ik een paar jaren geleden, ter bekendmaking en aanbeveling van Over 't Schild, in de Provincale Groninger Courant geschreven heb.
Menig Nederlander dan heeft deze plaats, schoon ze deel heeft aan drie Groninger gemeenten te gelijk, Slochteren, Loppersum en Ten Boer, zelfs nooit hooren noemen. Doch zij ligt ook op de uiteinden dier gemeenten. Haar digst bijzijnd deel is slechts een goed uur van mijn huis verwijderd , maar toen ik voor de eerste maal per post een brief naar haar zond, kwam die niet aan zijn adres dan na te Oude Schild op Texel een vruchteloos bezoek te hebben afgelegd.
Over 't Schild is voor 't oogenblik nog niet vee! meer dan een gehucht in een achterafhoek. Maar al is 't een gehucht zonder gerucht, het is er toch een met eere en wel waard een weinig gekend te worden. Het is juist een gehucht om iemand op, geloof ik, niet geheel verwerpelijke gedachten te brengen, b.v. deze: dat er gronden zijn waarop en waarvan veel meer menschen zouden kunnen leven dan er doen; dat de lieden tegenwoordig schijnen te lijden aan het oud-babelsche euvel om zich op te hoopen in steden, of de kwaal om zich zamen te pakken in fabriek- en handelsplaatsen; dat onder de tijdleuzen die van landontginning en kolonisatie wel wat vaker en luider verdienden gehoord te worden; dat de kapitalisten goed en ligt ook wijs deden met bedoelde leuzen meer te helpen verwezenlijken, en dat
6
dit mogelijk tot wegneming van bestaande en afwending van dreigende maatschappelijke nooden een niet minder dienstig middel zijn zou dan menig ander 't welk men in onze dagen daartoe voorslaat.
In allen gevalle Over 't Schild is geen der slechtste van de plaatsen waar binnen een betrekkelijk kort tijdsverloop de tientallen der bewoners tot honderdtallen uitgedijd zijn. Met kerkdorp Wittewierum telt van zijn bewoners onder hen, eveneens Loppersum, meer echter Helium en nog meer Schildwolde.
Hier wil ik aanstippen dat, gerekend van Helium en Schildwolde uit, het gehucht aan de overzijde, d. i. den westelijken kant, van 't Schildmeer ligt: zóó toch wordt het duidelijk, daar dit meer vaak kortweg het Schild heet, wat de oorsprong van den naam des gehuchts is.
Een aanteekeningquot; — om nu weer verder te gaan — in een kerkeraadsboek der Schildwolder gemeente is van dezen inhoud: »Consistorie gehouden den 11 Sept. 1755.... art. 2. Berigtede de Pastoor h. diephuis dat hij met ouderling jacob dorenbos en ïhies siJPKEs alomme visitatie hadde waargenomen, uitgezondert de 2 Huisen bij de Schilt.quot; In 1879 echter behoorden te Over 't Schild — want het oord heeft nu in de rij der eigennamen ook den zijnen verworven — alleen reeds tot Schildwolde 46 huizen en tot al de pasgenoemde dorpen zamen 96. Terwijl in een pas in de Provinciale voorgekomen schrijven uit de plaats zelve wordt gezegd dat »de huizen er als paddestoelen uit den grond rijzen.quot;
Eer er ten jare 1806 de eerste watermolen werd opgerigt, was des winters schier al het land geregeld een plas, of een moeras, ten gevolge waarvan de derrieachtige en som-pige bodem des zomers niet veel anders opleverde dan russchen met wat spierig en spichtig gras doormengd, behalve dat hier of daar op een hooger plekje een weinig haver werd verbouwd, en — laat ons eerlijk zijn — ook
aan eieren van allerhande watervogels ontbrak het in den broeitijd niet. Welnu dan, in de eerste jaren nog van deze zelfde eeuw werden in de gansche streek slechts zes schamele boerderijtjes aangetroffen, en de geheele rijkdom hunner respectieve eigenaren bestond in een beetje mager hoornvee, een paard daarbij passende, wat schapen die het overige niet beschaamden, eenige ganzen en jaarlijks een mud of wat haver, voor geen gering deel verbruikt om een varken te mesten, dat in den regel nog niet eenmaal ten volle voor de eigen huishouding kon behouden blijven. Doch nu leven er en helpen er leven meer dan dertig landbouwers, onder wie die kunnen meêdoen ook. Het evengezegde schrijven berigt nog dat te Over 't Schild, in dezen drukkenden wintertijd, «geen noemenswaardige armoede geleden wordt.quot;
Voor ongeveer 50 jaar bedroeg de jaarlijksche huur van zekere hectare land twee vette ganzen; hetzelfde land is in 't begin van '78 verkocht tegen / 2000 de hectare. Nog in 1854 kostte een boerenplaats slechts / 7500 die in '7(3 f 28.500 opbragt. Zelfs in '07 nog werd voor een paar hectare te vergeefs gevraagd f 2000, waarvoor in '75 te vergeefs f 4000 werd geboden. Deze waardeverhooging, naar verhouding voor allo gronden geldig, was deels voorzeker, gelijk in de drie laatste minder voordeelige of onvoordeelige jaren is gebleken, aan den gunstigen tijd, maar is toch deels ook aan iets van duurzamer aard, aan de verbeterde afwatering en allermeest nog aan de bekleijing en de veredeling van den grond zeiven te danken.
Van '74 af loopt een grindweg door het wijd uitgestrekte oord.
ïoen ik, predikant te Wirdum in deze provincie zijnde, voor goede 30 jaar in een gedeelte ook van Over 't Schild godsdienst-onderrigt gaf, gelijk de predikanten van Schild-wolde en van Helium in andere gedeelten, leerde ik daar iemand kennen die uit eigen aandrang in een bekrompen
8
kamertje een klein hoopje kinderen wat lezen en schrijven onderwees. In '62 echter verrees er van wege het bestuur der burgerlijke gemeente Slochteren, met een schoolhuis, een schoollokaal, waarin thans, na drie andere, reeds de vierde onderwijzer werkzaam is. Het gehucht toch, in zijn ganschen omvang genomen, moet van het zelfs naastbijgelegen dorp voor 't minst anderhalf uur verwijderd gerekend worden.
Daarom ook verbonden zich in '04 acht predikanten dier hervormde gemeenten, van wie er ledeh te Over 't Schild wonen, of die er aan grenzen, om, met bewilliging van evengenoemd bestuur, beurtelings in bet schoolgebouw te preêken en tevens voor het catechiseeren te zorgen, een arbeid die tot hiertoe is voortgezet, schoon hij het, natuurlijk, nu wordt in de kerk.
Want ten gevolge van dit alles is bet zoo ver gekomen dat »de Over Schildjersquot; zijn begonnen te verlangen naar een meer doorloopende en vollediger bezorging hunner godsdienstige belangen en dat de wensch bij hen ontstaan is om een zelfstandige gemeente uittemaken.
55 huisgezinnen onder de Hervormden hebben zich voor-loopig daartoe vereenigd. Met behulp der pas bedoelde predikanten was reeds vroeger door hen eenig land aangekocht, voldoende en bestemd om er een kerk op te stichten en voor nog al iets meer. Later evenwel heeft men den eigendom verkregen, waarop mede geen bezwaar meer rust, van een stuk gronds dat veel beter nog gelegen is, en zie, hierop staat nu de kerk, staat zij al, knap gebouwd, Hink ingerigt, even als haar catechisatiêkamer, en hierop verder zal — men hoopt: niet al fe lang na dezen — de pastorie verrijzen en de pastorietuin worden aangelegd, die gansch niet klein behoeft te zijn en een fikschen bodem hebben zal; terwijl wat van den grond voor het heden nog niet regtstreeks in de dienst der gemeente kan gebruikt worden, nevens bet eerstgenoemde land voordeelig wordt verhuurd.
9
Het behoeft geen zeggen dat voor 't geen reeds is geschied geld noodig is geweest en dat men, om het einddoel te bereiken, nog vrij wat geld meer noodig zal hebben. Ja, voor het timnwen ook van de pastorie zouden, moest het zijn, de middelen haast gevonden kunnen worden, maar — bet spreekt — men mag en zal daarmee niet aanvangen vóór dat men in staat is om, met aanbieding van een behoorlijk traclement, een predikant te beroepen. En hieraan juist zullen nog de meeste lust en moeite vast zijn. Doch »de Commissie voor de bezorging der godsdienstige belangen van de Hervormden te Over 't Schildquot; aangesteld, heeft zoowel als dezen zeiven goeden moed.
Wat reeds werd tot stand gebragt èn door hun eigen bijdragen van vele jaren, laatstelijk nog weder tot een som van p.m. / 1600 op eenmaal, èn door de broederlijke medewerking der Christenen van hun kerkgenootschap in de provincie; wat voorts van hulp nog te gemoet kan en mag gezien worden, dat laat, bij bet waardig wit — gemeenle-lijke zelfstandigheid, voldoende behartiging van het zedelijk en godsdienstig leven — niet toe te twijfelen. Geloof en arbeid slagen altijd. Geduld overwint alles.
Zelfs bet spoedig tot stand komen van een andere eigen gemeente te Over 't Schild, een Christelijke Gereformeerde, die in '79 reeds binnen weinig maanden haar kerkelijke gebouwen en haar prediker had, is wel niet gansch afgescheiden geweest van de werkzaamheden dezerzijds. En mogt men gewenscht hebben dat alle bewoners der plaats zich in geloof en liefde één betoond hadden, dan heeft men een wensch geuit juist even zoo onmogelijk nog vervulbaar als hij schoon is: die éénheid bestaat nergens; overal moeten nog het geloof en de liefde, onder spraak en weerspraak en bij openbaringen van wijsheid en dwaasheid beter gekend worden; slechts langs een verren weg, zeer dikwijls een omweg, ja ook een dwaalweg, zal geheel
10
de Christenheid eerst den bergtop beklimmen van haar godmenschelijk ideaal, beide wat het weten en het doen betreft, die op het hoogst gebied malkaar veronderstellen; die, waar 'thet leven zelf geldt, gepaard moeten gaan om het eene waar, het andere goed te zijn. Doch dit daargelaten, ik ben ten volle overtuigd dat ten slotte het naast en ook tegenover malkander staan der twee verschillende Over 't Schildsche gemeenten enkel dienen moet om de geesten te helpen wakker houden en vooruit te brengen. Het ga de Christelijk Gereformeerde zuster hartelijk goed!
Ook de uitgave van de volgende Rede zal een steentje meê aan dragen voor de vestiging der Hervormde. De bij bet uitspreken er van tegenwoordige collega's hebben mij om die uitgave verzocht en ik, ter wille van het oogmerk, heb toegestemd.
De firma wolters, d. i. de heer ter horst, die de bewerkstelliging der uitgave beeft op zich genomen, doet het met die welwillendheid dat hij alleen de noodzakelijk door hem te maken onkosten in rekening brengt. Ik dank hem openlijk daarvoor in naam der belanghebbenden van Over Schild.
Een even welgemeenden dank breng ik hun toe die voor het inteekenen op de rede hebben willen medewerken, gelijk den inteekenaren zeiven.
Nog moet ik even aanstippen dat de rede alles bevat wat bij de inwijdings-godsdienstoefening is gelezen, gezongen en gesproken, tot de gebeden toe, al is het dat ik die slechts naar den geest wedergeef. Men heeft dat van mij gevraagd om de zaak zooveel mogelijk in haar geheel te doen blijven. Misschien dus dat haar zulks een weinig waardiger voor de lezers maakt. Dit zou mij verheugen.
Fobr. 1881.
t. adriani hoen.
De aanvang werd gemaakt met het voorlezen door den onderwijzer van Ps. 84: 2—13.
Hoe liefelijk zijn TJw -woningen, o Heer der heirscharenl — Mijn ziel is begeerig en bezwijkt ook van verlangen naar do voorhoven des Heeren, mijn hart en mijn vleesch roepen uit tot den levenden God. — Zelfs vindt de musch een hnis en de zwaluw een nest voor zich,, waar zij haar jongen legt, bij uw altaren. Heer der heirscharen, mijn Koning en mijn God! Welgelukzalig zijn zij die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadig. Welgelukzalig is de mensch, wiens sterkte in U is; in welker hart de gebaande wegen zijn. — Als zij door het dal der moerbeziënboomen doorgaan, stollen zij Hem tot een fontein; ook zal do regen hen ganschelijk rijkelijk overdekken. Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk (van hen) zal verschijnen voor God in Sion. — Hoer, God der heirscharen, hoor mijn gebed; neem het ter ooren, o God Jacobs 1 o God, ons schild, zie en aanschouw het aangezigt Uws gezalfden. Want e'en dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. Want God de Heer is een zon en een schild: de Hoer zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen die in opregtheid wandelen. Heer der heirscharen, welgelukzalig is do monsch die op U vertrouwt.
Welkom — sprak ik toen, aan deze woorden mij aansluitende — welkom noem ik u in den naam des Heeren die zaligt allen welke op Hem vertrouwen. Welkom een iegelijk die met den dichter van den voorgelezen psalm het u heil acht ter vereering van den Eeuwige op te gaan. Waarvoor ook hier thans de gelegenheid is opengesteld. Het kerkgebouw is gereed. Een prediker staat op den kansel. Nog wel niet de eigene gewenschte, maar toch een voor-
'J 2
looper van dezen, toch een die met zijn optreden hier en heden de nadering van den man, welke eens bij de Hervormde gemeente te Over 't Schild beroepen zal worden, aankondigt.
Het is dan een goede, gehoopte dag. Ik zie de toekomstig zelfstandige gemeente vergaderd. Ik zie mijn ambtgenooten die, werkzaam geweest zijnde opdat het eerst althans hiertoe zou komen, zich nu in deze vrucht huns werks verheugen met velen welke op de een of andere wijze hun bijzondere medearbeiders zijn geweest. Ik zie een schare van deelne-menden aan deze ure van vervulling veler jaren en profetie tevens van een nieuwe grooter volheid des tijds.
En ik zie op tot U, mijn God. Zegen ons eerste zamenzijn aan deze plaats. Gij hebt reeds gezegend, getuige de stond en de plaats zeiven. Wij vertrouwen op U. Gij wilt helpen. Dat onder-vinde ook de spreker thans; dal elk onzer. Maak het eerste woord, dat in Uw naam in dit huis zal verkondigd worden, vruchtbaar voor een oogst veler dagen. Breng ons in de regie stemming om de waarde van dit huis te erkennen, om het ivaardig le gebruiken, om het U le wijden, om veelmeer nog er in gewijd te worden aan U, om in de gemeenschap met U, o Almagtige en Algoede. geheiligd en gezaligd le zijn.
Gaat tot zijn poorten in mot lof,
Met lofzang in zijn heilig hnf,
Looft Hem aldaar met hart en stem,
Prijst zijnen naam, verheerlijkt Hem.
Want goedertieren is de Heer,
Zijn goedheid eindigt nimmermeer.
Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht Tot in het laatste nageslacht.
Ps. 100: 3 en 4.
Welnu, M. H., om tot de blijde ervaring van hetgeen wij met deze woorden van het door ons gezongen lied
13
hebben uitgedrukt. allen te brengen die ooit dit huis zullen bezoeken, is het bepaaldelijk voor den naam der Goedheid die nimmermeer eindigt, der Trouw en Waarheid die van geslachte tot geslacht blijft, opgebouwd. Ik hoop derhalve dat ook wij reeds aanstonds, een weinig voor 't minst, de ondervinding daarvan mogen opdoen, als ik nu verder mijn rede ter inwijding houden zal naar aanleiding van het profetisch woord van Jeremia 7; 1—7.
Het woord dat tot Jeremia geschied is van den Heer, zeggende- Sta in de poort van des Heeren huis, en roep aldaar dit woord uit en zeg; Hoort des Hoeren woord, o gansch Juda, gij die door deze poorten ingaat om den Heer te aanbidden. Zóó zegt de Heer der heirscharen, de God Israels: Maakt uw wegen en uw handelingen goed, zoo zal ik ulieden doen wonen in deze plaats. Vertrouwt niet op valsohe woorden, zeggende: Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze! Maar indien gij uw wegen en uw handelingen waarlijk zult goed maken, indien gij waarlijk zult regt doen tusschen den man en tusschen zijn naaste; den vreemdeling, wees en weduwe niet zult verdrukken en geen onschuldig bloed in deze plaats vergieten en andere goden niet zult omwandelen, ulieden ten kwade: zoo zal ik u in deze plaats, in het land dat ik uwen vaderen gegeven heb, doen wonen van eeuw tot eeuw.
Zie, dit Godswoord der inwijding worde u en mij gezegend !
En met dit woord dus voor den geest ga ik thans ons vragen: Wat doen wij eigenlijk hier? Waarom hebben zelfs zoovelen het gewigtig genoeg geoordeeld om het hunne toe te brengen opdat deze zamenkomst zou kunnen gehouden worden als het voorspel veler andere? Wat beteekent dan toch zoo'n gebouw als dit? Mij dunkt, die vraag op dit oogenblik is natuurlijk en een antwoord betamend en ge-wenscht.
Alzoo, raadpleeg ik om een antwoord den text, dan brengt hij er mij op om onder anderen dit gebouw te kenmerken als een tempel. Ofschoon dat velen misschien een al te weidsche of te deftige naam zal schijnen voor de nederigheid van zulk een landelijk kerkje. Gij zoudt kunnen
14
denken: die naam voegde veel meer slechts voor een of andere Roomsche kathedraal, voor de hoofdkerk van deze of gene wereldstad, of voor 't gebouw zelf waarin de text het eerst gesproken werd, het Salomonisch godshuis ontzagwekkender gedachtenis. Ik echter durf zeggen dat al de hoogepriesterlijke wierook in het heilige der heiligen niet zooveel heiligheid des Heeren, en al het zoenbloed van schapen en runderen aan de hoornen van den grooten brandofferaltaar niet zooveel liefde Gods , en ook de treffende taal van den profeet, sprekende van uit de poort van den binnensten voorhof tot de schare verzameld in de buitenste, niet zooveel Gode welbehagelijke deugd verkondigd heeft als hier het evangelie van Jezus doen zal; en stellig — om het minste te zeggen — wordt noch in den stouten dom van Keulen noch in de maglige St. Pauluskerk van Londen meer vrijheid en meer waarheid des geloofs gekweekt dan binnen deze vier eenvoudige muren mag verwacht worden; en dat zijn dan toch maar de dingen waar 't op aankomt. Voor 't overige ook zou ik met de opmerking kunnen volstaan dat de naam: tempel, van Grieksche herkomst, niets als een omheinde plaats, en verder zulk een plaats beteekent voor heilige doeleinden; weshalve dit aan alle kant een tempel is. Het zuiver Nederlandsch woord is: heiligdom; en als nu hier de God der Christenheid aan de harten der zaamgekomenen van zijn wet en wil getuigen zal, hier dat Licht zonder duisternis zijn helle en milde stralen schiet, dan is dit zoo waarachtig een tempel, een heiligdom, als er ergens een gevonden wordt. Of het grooter — het eigenlijk hebreeuwsche woord duidt enkel op de grootte des gebouws — of het dus grooter is of kleiner, doet er voor de zaak zelve niets aan toe; en, om de waarheid te zeggen, is het voor de trouw uwer opkomst, o Hervormden van Over 't Schild, schooner dat het eer te klein is dan te groot. Want wel weet ik dat
15
elk onzer zelf een heiligdom behoort te zijn, maar ik weet ook dat juist dit gebouw met zijn vergaderingen iederen goeden hoorder tot een levenden tempel zal helpen maken, vol van heerlijkheid Gods, vol van heiligen geest: en daarom is het kostelijk in mijn oogen en moet het in de uwe kostelijk en zijn inwijding een feestelijk uur voor u zijn.
quot;Wanneer de profeet in den text zegt dat Juda gewoon was door de meerdere poorten van zijn grooten tempel ter aanbidding op te gaan, herinnert mij dit, dat een andere naam zulk een gebouw als een bedehuis kenmerkt. — O, geen daad der menschelijke natuur komt aan haar bidden gelijk. Dat is haar eereteeken. En, regt verstaan, haar diepste behoefte en, regt gedaan, haar hoogste bevrediging. Zie, daarom geschiedt het in dezen of in genen vorm door de gansche wereld heen, in woorden, in zangen, in zuchten, in gebaren, in wenschen van zwakke en reikhalzingen van sterke, in uitbarstingen van verschrikte en uitstortingen van gezegende harten. Zelfs den ongeloovigste zal iets als een: o God! of: och God! ontsnappen, wanneer de nood zijn schepselen ziel boven brengt. Al sterft er menigeen die op zijn ziekenstoel of doodbed van God niet spreekt, er sterft geen een die, als hij tijd tot sterven heeft, aan God niet denkt. Want wien de wereld verlaat, die vindt zich zeiven weder, en wie zich zeiven wedervindt, die vindt den naam van God op den bodem van zijn hart. Het is alleen te bejammeren dat velen te koud of te slecht geworden en anderen nog te scheef of te zinnelijk gebleven zijn om waar en warm te kunnen bidden. Want bidden is den verhevensten trek van onzen geest involgen, die hem voert tot aller geesten gemeenschappelijk Middelpunt, het Eindpunt van al hun denken en trachten, gelijk het Uitgangspunt van hun bestaan en aard — tot de eeuwige Volmaaktheid, in wier tegenwoordigheid haar kinderen worden vernederd en verhoogd en bedroefd tot zaligheid.
lö
Bidden is wat bezwaart en verlaagt van de vleugels der ziel afslaan, opdat zij naar heur hemel op kan varen : de Genade en de Waarheid die boven alle aardsche gebrekkigheid troont. Bidden is 't verloochenen onzer eigen onvolkomenheden om ons over te geven aan den heiligen Wil die in alle gewetens getuigt en aller wil moet zijn en zal worden: Vrede op aarde. Bidden is ons dompelen in den Oceaan der oneindige, allesdragende en voltooijende liefde, om gezuiverd en verzoend weder te keeren tot waardiger volvoering onzer werkens- en lijdenstaak. Bidden is tot God spreken en zijn stem hooren, voor God verschijnen en zijn aangezigt zien, met God verkeeren en goddelijk worden, om op Jezus' voetspoor heen te gaan en te zegenen huis en maagschap met welwillendheid Gods. Dit is bidden; het vlieden aan den boezem des Almachtigen, het uitrusten aan het Hart des heelals, het zich laven aan den Sprink-ader des levens, de ademhaling desgeestes, de vernieuwing der kracht, de verheerlijking der menschelijke natuur in de gemeenschap met haar Oorsprong die haar Voleinder is. — Zie, daartoe dan wordt van ieder voor zich de binnenkamer opgezocht, maar daartoe nu ook van de gemeente haar bedehuis, ten einde in één lied, met één ontboezeming malkander te steunen op den weg naar den éénen Vader van allen en van Hem bekwaamd te worden om in zijn geest zamen te werken als zijn zonen en dochteren en in zijn liefde zamen te wonen als malkanders broeders en zusters.
Maar zóó is het dan waarlijk ook niet vreemd dat van oudsher — spreke alweder onze text — aan een gebouw waarin men aldus God werd nabijgebragt, ook de naam gegeven is van: huis des Heer en; wat eveneens de beteekenis is van ons zeer gewone en eigenlijk weer Grieksche woord: kerk. Nu beeft, wel is waar, een slechts weinig latei-levend ambtgenoot van Jeremia reeds geprofeteerd: »Alzoo
17
zegt de Heer: De hemel is mijn troon en de aarde is de voetbank mijner voeten: waar is dat huis dat gij mij bouwen zoudt? en waar is de plaats mijner rust?quot; Want de Heer zelf heeft zich zijn koningspaleis gebouwd: het nooit gemeten, het nimmer zelfs maar uit te denken wereldal der dingen en der geesten in zijn vastheid en zijn ontwikkelingen; tegelijk de ware universiteit, de eenige wezenlijke leer- en levensschool voor alle kunst, alle wetenschap, alle wijsbegeerte, alle godsdienst, allen arbeid, allen voortgang, en daarom vol van schoonheid en orde, van kennis en verstand, van doel en daad, van lichtenliefde, gunst en gave, werkelijk vol van al de majesteit der alomtegenwoordige Kracht. Zoo gij opvoert boven zonnen en sterren, daar zou het heiligdom des Heeren zijn; zoo gij nederdaaldet in de diepten der afgronden, daar zou de tempel zijn des Eeuwigen. Waar wij ons bevinden, kunnen wij bidden; want waar wij zwoegen of rusten, klagen of jubelen, doen wij het voor het aanschijn van God. Maar, hoewel Hij ons dan alom nabij en meer dan nabij is, zoo waarachtig wij in Hem leven, ons bewegen en zijn — wij zijn toch niet alom bij Hem, opdat Hij leve, zich bewege en zij in ons; in ons naar den rijkdom van zijn raad en de grootheid onzer roeping. — En zietdaar nu de heerlijkheid van dil huis. Dat door zijn kleinheid zelve voor de onze voegt, dat juist door zijn beperktheid voor de begrensdheid van onzen geest is ingerigt. Hier zal de profetie van hemel en aarde u vertolkt worden. Hier u verklaard wat de zinnelijke en de zedelijke schepping aan de wijzen en vromen van haar Bouwheer verhaald heeft. Hier ook u verduidelijkt het antwoord dat uw hart zelf fluistert op de stem van Hem, die door al zijn werken tot ons spreekt. Hier in een taal die voor iedereen verstaanbaar is, uw eigen moedertaal. Hier bovenal zal het heugelijkst woord van God en mensch
klinken uit den mond en in de verschijning en den geest
2
18
Desgenen die altijd en alom, boven, beneden en allermeest in zich den Vader hoorde en zag. Opdat ook gij altijd en alom, boven, beneden en allermeest in u uws Vaders grootheid en goedheid, wijsheid en heerlijkheid, regtvaar-digheid en barmhartigheid hoort en ziet, en aldus zeiven groot en goed, wijs en heilig, regtvaardig en barmhartig wordt als Hij, in Hem. Hallelujah! geprezen zij de voorzienige Zorg die voor de duizendtallen harer kinderen dui-zende tempelen op de aarde besteld heeft, en onder die allen nu ook dezen, den uwen, bewoners van Over'tSchild. Het is de dwaasheid der onwetendheid die zulk een huis niet waardeert. Daar, in die wijde, wijde wereld, zal het kind ligt dwalen en onzeker rondtasten: hier zal hij tot zichzelven en zijn God worden teruggebragt, opdat hij Hem ook daar hebbe. Daar zal het menschenhart, nu aangelokt dan teruggestooten door 's werelds veelsoortige verschijnselen, veelzins geslingerd worden: hier zal het worden gefundeerd op aller verschijnselen eeuwigen Grond en zijn rust en harmonie deelachtig gemaakt. — Niet alleen Jeremia, ook Jeremia's vervuiler, schoon meer dan de tempel, was nogtans in den tempel. Ook uw en mijn Meester, schoon reizende door het land en zijn steden en vlekken, was in den voorhof. Ook Jezus, die de bergen beklom en de dalen doorwandelde, ging de synagogen binnen. Nog is niet één van u en om u henen tot de magt des geestes Gods van Jezus gekomen. Hallelujah! lof zij God, die ook dit zijn huis geschonken heeft voor allen, die er prijs op gesteld hebben het te bezitten, prijs op zullen stellen het te betreden.
Nog eens. Want de text, waarin de profeet zegt dat gansch Juda tot zijn Godshuis te Jeruzalem opging, maakt mij ook nog indachtig dat elk zoodanig huis de kerk heet der gemeente, die zich daarin pleegt te vereenigen. — Gemeente van Over 't Schild, al zijt gij nog niet geheellijk wat ik u noem, gij zijt het toch aanvankelijk. Wanneer
19
iemand ginds van verre vraagt: Wat is dat daar voor een toren? Men zal hem antwoorden: Die van Over 't Schild. En vraagt hij hier van nabij: Van wie is deze kerk? Men zal hem zeggen: Van de nieuwe Hervormde gemeente van Over 't Schild. — Dus, dit is uw gemeentehuis. Uw bepaald zoogenaamd burgerlijke zaken worden er niet in behandeld, maar uw regtstreeks menschelijke, zeer zeker; ja, uw zedelijke en godsdienstige, ter dege; ja die in welker geest de burgerlijke en alle mogelijke moeten behandeld worden, zonder twijfel. Spijs uwer ligchamen en drank die zinnen verhitten , hersens bedwelmen kan, worden in dit gemeentehuis niet verkocht, maar brood des gewetens, zooals de profeet uitreikte in den voorhof: Volgt geen afgoden na, vertrouwt op geen valschheid, maakt uw wegen regt en uw handelingen goed — brood dan dat ook de leden des lig-chaams zeiven stellen doet tot wapenen en werktuigen der geregtigbeid, en wijn van den profeet der profeten, spiritus van 't evangelie, geest des woords om de hoofden op te klaren voor, de gemoederen aan te vuren tot al wat lof is, zal hier den bezoekers worden aangeboden om niet. — Zoovelen gij tot het protestantsch Hervormde Over 't Schild behoort, behoort dit goede huis aan u. Niemand uwer in 't bijzonder zal er van zeggen: Dit is mijn huis; maar ieder: Dit is ook mijn huis; maar allen te gader: Dit is ons huis. Armen of rijken, eenvoudigen of kundigen, dat maakt volstrekt geen onderscheid. Daarbuiten verschilt gij op velerlei manier: hierbinnen wordt u juist aan 't hart gelegd dat gij één geslacht zijt. Daarbuiten pleegt op den voorgrond te staan het eigen belang, in het eigen huis, bij het eigen bedrijf en den eigen stand, en heerscht mitsdien in den regel ook nog de eigenbelang-zoekendheid in het voordeel, in het aanzien, in het genot, scheppende de partijdigheid en de verdeeldheid, de voornaamheid en de benijding, de verwarring, de ellende: hier, in uw geza-
20
menlijk huis, komt de goede boodschap tot u, altijd weer te hooren, altijd meer te behartigen; Eén is uw Vader en gij zijt allen broeders, broeders en zusters — het echte ideaal en het waarachtig heil! — Wel is dit dan uw gemeente-, uw gemeenschapshuis. Dat daarom echter voor niet Schildjers niet gesloten is. Er wordt niemand bij den ingang een toegangsbiljet afgevorderd. Deze vergaderingen dragen niet het merk der wereld. De gemeente beschouwt zich enkel als een deel van 't groot gezin. Als een ander deel merkt zij ook diegenen aan, die in het naastbij gelegen huis der Christelijk Gereformeerden zich verzamelen. Geen buitensluiting hoegenaamd, geen enghartigheid, en allerminst haat, welke duivelachtigheid is; en verdoemingszucht, welke den eenigen Wetgever en Regter die verderven kan, maar behouden wil, naar de kroon steekt. Wie het meest heeft van die de apostel de meeste noemt — hij noemt; de liefde — zal in het koningrijk Gods de meeste zijn. In dit huis zal een geest waaijen zóó mild als het hart van Jezus, zoo uitgebreid als de ontfermingen Gods welke bier zaligen. Dit middelpunt, deze vergaderplaats voor de Hervormde Christenen van Over 't Schild, zal een der zalen zijn van dien levenden tempel, welks bestek het plan des Eeuwigen, welks grondlegger de zoon desmenschen, welks vloer de aarde en welks gevelspits God alles in allen is.
Zingt aarde en Hemel, zingt uw Heer!
Het driemaal heilig meld' zijn eer!
Zingt Hem op hooge toonen!
De lof van God vervuil' 't heelal,
Die is, die was, die komen zal En onder ons wil wonen.
Gez. 2: 5.
Zonder anders, dat wil de Heer. Waar kunnen wij dat met voller overtuiging zeggen en zingen dan hier? Want daarvoor zijn we juist in zulk een huis als dit; daarvoor
21
is het regtstreeks bestemd. Indien het bestemd was — ik zeg van zelf niet: voor gemeene, en ook nog niet: voor minbeduidende, ik zeg echter bepaald: voor werkelijk goede dingen, maar die toch elders even vast en volhardend verrigt werden, dan zou ik er aanstonds het zwijgen toe doen. Doch het geldt hier niet alleen datgene wat het éene noodige in alles is, maar zulks ook met een volkomen opzettelijkheid. Hier wordt gedaan wat Israels Godsman destijds in zijn tempel deed; slechts met dit onderscheid dat wat hij deed voor een keer, of laat het vaker zijn, hier aanhoudend geschieden zal, en dan vooral nog zooveel voortreffelijker als het profetisme des N. dat des O. V., of het licht, waarin reeds een kleinste van het koningrijk der hemelen wandelen mag, dat te boven gaat waarbij nog de grootsten van den voortijd zagen en werkten. Hier is het met een eenige bepaaldheid te doen om de verwerkelijking zelve van uw zedelijken aanleg, om uw gegrepen worden van God tot God. Nooit daarom ook zult gij hier komen dan om aan zelfverderving te worden onttrokken, aan het eenig wezenlijk kwaad, verontrustende en verdervende geesten en ligchamen, gezinnen en volken, maatschappelijke en nationale verhoudingen — aan de zonde en al haar gevloekte verschijnselen. Want hier zal, nevens de edelslen uwer broederen, ook de broederlijkste zelf, de grootste zoon uws Vaders tot u komen, opdat Hij al de gunst des hemels u in 't hart doe dalen, gij tot al des hemels deugd gevormd wordt. O moeden van de bezwaren uws wegs, hier wordt u een staf; o geroepenen tot den strijd om den kroon, hier wordt u schild en zwaard; o gewonden door anderer en nog vaker en erger door eigen zonden, hier wordt u de balsem der heeling; hier u, verdeelden, de heiligste eendragtsband; hier u, verdoolden, de trouwste gids; hier u, veriatenen, de duurzaamste vriend-schapsbond; hier u, die in uw vleesch zelf de aannaderingen
22
des doods gevoelt, de lamp gereikt, werpende haar stralen tot in den nacht des grafs. In dit huis, reeds met de daad zelve uwer onderlinge zamenkomsten, wordt u de muntslag onzer roeping, zoo ligt in de wrijving en botsing der wereld afgesleten, weder opgedrukt, deze dat de een den ander, om te zegenen en zelf gezegend te zijn, zal liefhebben. Hieraan zullen allen erkennen dat gij de discipelen van den besten Meester, de schapen der kudde van den goeden Herder zijt, dat gij liefde hebt onder malkander. Wie niet liefheeft, heeft God niet gekend, want God is liefde. In wien de liefde woont, woont God , want God is liefde. Aan deze plaats wordt gij gewekt ten leven, dat niet sterft: God is het eeuwige leven en God is liefde. Op eiken dag der week, die aan het hoofd der andere staat, zal een iegelijk uwer uit zijn eigen afzonderlijke woning, in dit uw gemeenschappelijk huis gekomen, licht, liefde en leven voor al de andere dagen opgaderen, in één woord uwer herstelling, door één geest uwer volmaking, van één God uws heils. En zoo zal, bij de menigte der dingen die in de wereld te kennen, te doen en te genieten zijn en wier aantal te dezen dage aanhoudend wordt vergroot, wat, eensdeels ge-wenscht is en toch anderdeels zijn gevaarlijke zijde heeft, dit gevaar weder worden opgeheven. Zóó zal hetgeen de wijze en bedachtzame in dezen tijd dubbel noodig rekent, de éénheid èn des eigenen levens èn der zamenleving worden behoed. Zóó te midden van het velerlei, 't welk honderden verstrooit, het ééne groote wit, de doorzuring met de gist, den heiligen liefdegeest, van het koningrijk Gods, standvastig voor u in het oog gehouden en bij u worden voortgezet. En daarom ook de belofte van den text in den schoonsten zin aan u vervuld. Ik zal, spreekt de Heer, ulieden in dit Over 't Schild dat ik u gaf en sedert de dagen uwer vaders tot een oord van ontwikkeling en vooruitgang verheven heb, u blijven beweldadigen en u in
23
vrede doen bijeenwonen, ja in een uiterlijke welvaart die in de innerlijke uwer geregtigheid en broedermin haai waarheid en haar duurzaamheid heeft.
Men kan zulk een huis niet binnentreden, of men heeft van deze dingen een onwillekeurigen indruk. En men kan er de ooren van zijn geest niet opendoen, of men wordt de tegenwoordigheid er van ontwaar. En men kan er niet opgaan met het verlangen om door die dingen te worden gezegend, opgaan zooals men zal en moet, of men keert vernieuwd en gesterkt voor het beste leven weder.
Daar hebt ge dan de bestemming van dit huis. Indien gij er een weet welke meer zegt, leert het mij. Doch zij zegt alles.
Ik zie dan met u rond naar de wanden, de zoldering, de banken, dit spreekgestoelte, rond in geheel dit nette, heldere en doelmatig ingerigte kerkgebouw, en gevoelquot; met u. Hervormden van Over 't Schild, blijdschap deswege, en geloof dat alle gij anderen niet zijt zonder belangstelling — want hoe zoudt gij anders hier zijn? Maar zooveel reden dus tot blijdschap gij, mannen en vrouwen van Over 't Schild zelf, gevoelt en behoort te gevoelen, zooveel nu ook in uw naam:
Eer en dank aan die allen onzer provincie, kerkvoogdijen en bijzondere personen, tegenwoordig of niet tegenwoordig, die door de giften hunner broederlijke en zusterlijke deelneming u tot het stichten van dit huis hebben in staat gesteld.
Dank aan u, ingezetenen zelven, die door uw bijdragen vroeger en later hebt bewezen, die hulp van buiten niet onwaardig te zijn.
Dank aan het burgerlijk Bestuur van Slochteren, welks Hoofd ik mij verheug mede hier te zien, en 'twelk eerst vele jaren lang het schoolgebouw welwillend voor de gods-
24
dienstoefening en het godsdienstonderwijs van Over 't Schild beschikbaar gesteld en nu laatst met dezelfde welwillendheid heeft medegewerkt dat het te dezer begeerde stede is verrezen.
Dank den Burgemeester ook van Loppersum, wiens aanwezigheid eveneens ten bewijze strekt van zijn belangstelling in al wat de geestelijke ontwikkeling van Over 't Schild betreft, waarvan een deel immers tot de gemeente behoort die niet het minst mede aan zijn beleid is toevertrouwd.
Dank mijn Collega's van vroeger en van deze dagen, die de grondslagen voor de oprigting eener zelfstandige gemeente te Over 't Schild gelegd, die door prediking, catechisatie, overleg, regeling, door veelsoortigen arbeid op gezegde grondslagen voortgebouwd en die het voornemen hebben zulks verder te doen.
Dank de kerkeraden van gemeenten, het Classicaal Bestuur van Appingedam, het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen en de Synode der Nederlandsche Hervormde kerk, die wat geschied is en nog geschieden zal, elk voor zijn deel, mogelijk hebben gemaakt en nog maken.
Dank de Over 't Schildsche Hoofdonderwijzers van voorheen en nu, die door hun handelingen bij en buiten de openbare zamenkomsten, deze zaak der godsdienst mêe gesteund en mee vooruit geholpen hebben.
Dank al de leden der Commissie voor die zaak, te Over 't Schild woonachtig, die door hun bijzondere werkzaamheden zich een bijzondere verdienste bij hun medebewoners hebben verworven.
Dank de Collectanten, die uitgegaan zijn tot inzameling van de gaven der dienende liefde.
Eer en dank aan den Ontwerper van 't bestek, de Aannemers, den Opzigter, al de Werklieden, die hun taak voltooid en voor zoo veel of omdat zij die naar den eisch
25
des werks, zonder wangedragingen en tot genoegen der uitbesteders, hebben voltooid.
Maar eer en dank boven allen aan U, die de kracht zijl aller kracht. Want het is de gedachte aan Uw grooten naam, die de hand aan dit werk heeft doen daan; hel is het verlangen om U te ontmoeten die dit huis heeft doen bouwen; het is voor de vereeniging met Uw wil en wezen dat het thans opgetrokken daar staat: een eenige eer en dank aan U, uit tuien en door wien en lot tuien alle dingen zijn.
Hallelujah! eeuwig dank en eere.
Lof, aanbidding, -wijsheid, kracht,
Word', op aard' en in den hemel, Heere,
Voor uw liefde XJ toegebragt Vader, sla ons steeds in liefde gade.
Zoon des Vaders, schenk ons uw genade,
TJw gemeenschap, Geest van God,
Amen! zij ons eeuwig lot.
Gez. 96.
En nu, M. H., naar pligt en lust gedankt en gezongen hebbende met het oog op het huis van zulk een beteekenis als eeuwenoude namen zeiven het ons deden kennen, en van zulk een bestemming als daarmede in overeenstemming is, kunnen en zullen wij het ten slotte dan ook met bepaaldheid tot zijn hooge bestemming inwijden.
Ja, wij wijden het met bepaaldheid aan de onderwijzingen van dat woord van God dat ons de waarheid des levens voorhoudt; aan de prediking van dien zoon van God die ons het leven der waarheid doet aanschouwen; aan de werkingen van dien geest van God, die het levenwekkend beginsel van onzen geest is, en aan de oefeningen van die eeuwige godsdienst, die de vrijheid met de vreugde is aller gewetens en de vastheid met den vrede aller gemeenten, aller gemeenschappen. Wij wijden dit huis met een volstrekte bepaaldheid aan al de heerlijkheid Gods, door welke
24
dienstoefening en het godsdienstonderwijs van Over 't Schild beschikbaar gesteld en nu laatst met dezelfde welwillendheid heeft medegewerkt dat het te dezer begeerde stede is verrezen.
Dank den Burgemeester ook A^an Loppersum, wiens aanwezigheid eveneens ten bewijze strekt van zijn belangstelling in al wat de geestelijke ontwikkeling van Over 't Schild betreft, waarvan een deel immers tot de gemeente behoort die niet het minst mede aan zijn beleid is toevertrouwd.
Dank mijn Collega's van vroeger en van deze dagen, die de grondslagen voor de oprigting eener zelfstandige gemeente te Over 't Schild gelegd, die door prediking, catechisatie, overleg, regeling, door veelsoortigen arbeid op gezegde grondslagen voortgebouwd en die het voornemen hebben zulks verder te doen.
Dank de kerkeraden van gemeenten, het Classicaal Bestuur van Appingedam, het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen en de Synode der Nederlandsche Hervormde kerk, die wat geschied is en nog geschieden zal, elk voor zijn deel, mogelijk hebben gemaakt en nog maken.
Dank de Over 't Schildsche Hoofdonderwijzers van voorheen en nu, die door hun handelingen bij en buiten de openbare zamenkomsten, deze zaak der godsdienst mêe gesteund en mee vooruit geholpen hebben.
Dank al de leden der Commissie voor die zaak, te Over 't Schild woonachtig, die door hun bijzondere werkzaamheden zich een bijzondere verdienste bij hun medebewoners hebben verworven.
Dank de Collectanten, die uitgegaan zijn tot inzameling van de gaven der dienende liefde.
Eer en dank aan den Ontwerper van 't bestek, de Aannemers, den Opzigter, al de Werklieden, die hun taak voltooid en voor zoo veel of omdat zij die naar den eisch
25
des werks, zonder wangedragingen en tot genoegen der uitbesteders, hebben voltooid.
Maar eer en dank boven allen aan U, die de kracht zijl aller kracht. Want het is de gedachte aan Uw (/rooien naam, die de hand aan dit werk heeft doen slaan; hel is hel verlangen om U te ontmoeten die dit huis heeft doen houwen; hel is voor de vereeniging met Uw wil en wezen dal hel thans opgetrokken daar staal: een eenige eer en dank aan U, uit wien en door wien en lot wien alle dingen zijn.
Hallelujah! eeuwig dank en eere,
Lof, aanbidding, wijsheid, kracht,
Word', op aard' en in den hemel, Heere,
Voor uw liefde U toegebragt Vader, sla ons steeds in liefde gade.
Zoon des Vaders, schenk ons uw genade,
Uw gemeenschap, Geest van God,
Amen I zij ons eeuwig lot.
Gez. 96.
En nu, M. H., naar pligt en lust gedankt en gezongen hebbende met het oog op het huis van zulk een beteekenis als eeuwenoude namen zeiven het ons deden kennen, en van zulk een bestemming als daarmede in overeenstemming is, kunnen en zullen wij het ten slotte dan ook met bepaaldheid tot zijn hooge bestemming inwijden.
Ja, wij wijden het met bepaaldheid aan de onderwijzingen van dat woord van God dat ons de waarheid des levens voorhoudt; aan de prediking van dien zoon van God die ons het leven der waarheid doet aanschouwen; aan de werkingen van dien geest van God, die het levenwekkend beginsel van onzen geest is, en aan de oefeningen van die eeuwige godsdienst, die de vrijheid met de vreugde is aller gewetens en de vastheid met den vrede aller gemeenten, aller gemeenschappen. Wij wijden dit huis met een volstrekte bepaaldheid aan al de heerlijkheid Gods, door welke
26
de bezoekers zeiven worden verheerlijkt, volkomen naar den ernst waarmede zij zich hier te dien einde voor haar stellen zullen.
Want dit huis is niet verrezen om eens te dienen voor een keer, voor een inwijdingsuur, voor een oudejaarsavond, voor een min gewone plechtigheid: is dan het woord op andere tijden niet heilig, of behoeven wij op andere tijden geen heiliging? Dit huis is een vast gebouw, aan welks bestemming niet voldaan wordt, zoo het niet met eenige volharding wordt gebruikt. De wijding van dit huis aan de Volmaaktheid die vlek noch rimpel heeft, zou een bloote formaliteit, zou een ellendige leugen zijn, indien gij. Over 't Schild, het niet hadt om u er te doen voortleiden van licht tot licht en kracht, tot kracht, op den weg van een onbepaalbaren voortgang in verstandelijke en zedelijke schoonheid, naar den eisch van elk wakker hart en de behoefte der menschheid. Zóó dus wijdt men dit huis en houdt het gewijd.
Hoort mij aan, bid ik u. Gij hebt een nieuw gebouw van nu af voor uw godsdienstige vergaderingen. Gij dan ook nieuw in zin en besluit om u hier te laten aanblazen van den levenwekkenden adem, die altijd van een zamenzijn in Gods naam uitgaat. quot;Gij hebt verlangd de school met dit waardiger gebouw te mogen verwisselen — en gij zoudt thans zeiven bij uw kerk willen achterstaan? Neen waarachtig, gij wilt u niet verachtelijk aanstellen door te hebben gewerkt en anderen te hebben doen werken voor het tot stand komen van dit huis, opdat gij het voortaan weinig beter dan links zoudt laten liggen. Gij hebt dit huis voor u gewenscht, naast dat andere der Christelijk Gereformeerden — en gij zult nu de zotheid niet plegen dat men van u zou kunnen zeggen: Het was niet noodig voor hen geweest, want de Christelijk Gereformeerden verschijnen in hun kerk, maar deze Hervormden, hoewel zij gemeend
27
hebben met die anderen niet te moeten mededoen, hoewel zij deze eigen kerk gewild hebben en bezitten, vergeten haar. Die manier is al te zonderling. Want als gij zeggen mogt, dat de geheele aantrekkelijkheid eener kerk slechts gelegen is in de ilinke en bezielde taal van den prediker, zoo vergunt mij te verklaren dat haar eigenlijk sieraad allermeest bestaat in het publiek dat er verlevendiging komt zoeken voor den goeden loop en dat — laat mij bet er gerust bijvoegen, want het kan van één kant niet komen — dat juist daardoor degelijk mede de begeerde tlinkheid en bezieling aan den prediker bijzet. Mooie banken , maar leêge banken, leveren een veel leelijker beeld van een gemeente op dan slechte banken, maar gevulde banken. Des noods kan men 't doen in een weide of een woud: adres aan onze hartige voorvaderen uit den Spaan-schen tijd! — en in woestijnen en bergkloven hebben de protestanten der Gevennen, en in onderaardsche verblijfplaatsen en donkere grafholen hebben de Christenen van 't Romeinsche keizerrijk dikwijls een roerend prachtig schouwspel vertoond van gewetensdorst en geregtigheids-honger, de dingen die eigenlijk de deur digt doen. Ik had liever voor u een armelijk vertrek, doch bezet met een schare van ernstige menschen, dan de schitterendste aller kerken welke hol voor vol was.
In 'tkort, deze inwijdingsstond is maar de inzet — niets anders. En mag ik vriendelijk hen verzoeken, die dit zeggen bijzonder mogt aangaan, het dan ook bijzonder te bedenken ? Het zal inderdaad Over 't Schild niet baten, nu een kerk of zelfs twee te hebben, indien ze het niet heeft voor het doel. Juda meende dat het heel wat was, in 't bezit te zijn van Jahvé's tempel en dat de Eeuwige daarom wel zou zorgen voor 't behoud van land en volk tegen de verwoestende magt der aanrukkende Scythen. Zelfbedrog! roept de profeet. Zegt niet: des Heeren tempel, des Ileeren tempel
28
zijn deze poorten, deze voorhoven, deze gebouwen; des Heeren tempel is bij ons! Des Heeren tempel dient om des Heeren geboden te leeren betrachten in goedheid, waarheid en opregtheid — dat is de zaak. Dit huis zal dienen om u zeiven te wijden, voortdurend, altijd overvloediger te wijden aan den wil van God, welke uw eigen vervolkomening en zaliging is — dat is de wijding en dat het behoud. Want ook een eigenlijke zedepreek wordt hier niet gehouden evenmin als een stekelige kerkleer ingescherpt — met iets zoo dors en iets zoo onvruchtbaars laat het woord des geestes zich geheel niet in—neen, veeleer nog wordt hier de ploegschaar gehanteerd en de egge teweer gesteld om harde gronden om te werken en vatbaar te maken voor 't ontvangen van het zaad der liefde en des levens. Alleen, M. H., waar wij niet komen, wordt ons 't hoofd niet ge-wasschen.
Er is een zijde aan dezen tijd die menigeen hetkerkgaan ongemerkt of welbewust uit de handen doet komen. Er zit op dit punt wat besmettelijks in de lucht, en een gansch groote hoop is te wijs-dom en te sterk-zwak om zich boven die besmetting te verheffen. Want heerlijk en begeerlijk zou het stellig zijn dat hoog en laag de week inwijdden met het voornemen en zich vereenden met het oogmerk om al dieper tot zich zeiven, al hooger tot God en al nader tol malkaar gebragt te worden. Ik geloof daarom niet dat de pasgenoemde zijde van den tijdgeest hem tot den Heiligen geest maakt. Ik geloof ook niet dat zij, die aan de invloeden der oefeningen onzer schoone godsdienst zich onttrekken, in den regel daarvoor wat edelers uitvoeren. Er ontbreekt aan ieder voor zich en aan allen in hun wederzijdsche betrekkingen nog ontzaggelijk veel: en nuttig is het niet dat men of uit ligtzinnigheid of onverschilligheid of slordigheid of eigenwaan of moedwil de gelegenheid van den eersten dag verzuimt om zich in den grooten Gods-
29
en broederbond te doen bevestigen. De geest van Christus heeft nog handen vol werks, en hier — ik bedoel: in elke goede Christelijke zamenkomst — spreekt hij verreweg én het doorgaandst èn het bepaaldst en het onbewimpeldst en meest op den man af: waarlijk, de zinnelijkheid, de eenzijdige verstandelijkheid, de zelfverheffing en de materialistische rigting tot geld en geldelijke grootheid en geldgenot van ver-scheidenen dezer dagen, moeten voor de kracht en veiligheid des volks, voor het gronden van den levensterapel op de steenrots, waartegen de stormwinden te vergeefs zullen waaijen en de waterstroomen vruchteloos zullen aanslaan, niet al te lang meer wachten om dat te erkennen.
Houdt gij het kerkgaan, het aangeduide regte kerkgaan, vast, misschien een weinig voor de anderen mede, in zoover men goeds van hier in de zamenleving over zal dragen en de verzwakking der geregtigheid, der godsvrucht, der opofferende toewijding en der wederzijdsche liefde, d. i. de ondermijning der zuilen van maatschappij en staat, ook daardoor helpen voorkomen — en de steviging en sterking dier zuilen ook daardoor willen helpen bevorderen, is nog beter.
Maar goed, het blijft er dus bij, dit is de inzet. Wij wijden dit godshuis heden voor al de toekomst aan zijn waardige en inderdaad grootsche bestemming.
Ja, wij wijden het aan U, o Oneindige en Allerhoogste! Al hebt Gij het niet noodig, toch zij het U welgevallig. Wees en ivaak Gij over dit huis. Woon Gij er in met de volheid van Uw gunst en Uw geest. Genaak allen die U hier zullen zoeken, ook in volgende tijden. Zegen met U zeiven hen en hun kinderen. Openbaar hun dat Gij hen, ook wanneer zij hun wegen verdorven hebben, met de verzoenende trouw eens Vaders bemint bij wien geen schaduw is van omkeering. Vervul aan allen de beteekenis en bestemming van dit huis. Word Gij er in geëerd in Uw wijsheid en goedheid, Uw rejt en Uw barmhartigheid. Zoo zullen ver-
30
trouwen, moed, hoop en daad van hier worden meêyedrayen. Zoo (ja van hier kracht uit voor de opbomving van Ulo tempel niet met handen gemaakt, Uw rijk van ware en reine men-schelijkheid. Zoo worde Uw evangelie hier velen tot een veiligen en vriendelijken wegwijzer, een sterkenden leidsman naar zeer ver en zeer hoog. En schoon dan ook geen sterveling U een huis kan bouiven, ivij belijden nogtans dat wij zidk een huis onzer handen behoeven, en hel is ons bekend dat Gij er in spreken en U er zonen en dochteren van Uw heilig welbehagen in wilt opvoeden. In dit heugelijk gevoel hebben wij dit huis gesticht en dragen 't U op en wijden 't U toe, geloovig en blijmoedig , met de kinderlijke bede onzer harten: Bekroon Gij almagtig en algoed het woord en werk dezer ure.
Dit is nu het woord waarin ik alles zamentrek wat de Heer voor deze ure mij bevolen heeft, zeggende: Sta op den kansel van dit nieuwe huis en roep aldaar uit en spreek: Hoort des Heeren woord, o gansch Hervormd Over't Schild, gij die hier zult opgaan om den Heer te aanbidden: Zoo zegt de Heer, de Eeuwige die uw God en Vader is: Maakt uw wegen en uw handelingen goed, zoo zal ik ulieden heil geven in dezen oord. Vertrouwt niet op valsche verzinselen, zeggende: des Heeren tempel, des Heeren tempel is in onze midden en onze voeten brengen ons derwaarts. Maar indien gij naar het woord, dat u daarin zal verkondigd worden, en den geest, in welken ik zelf daarin tot u komen wil, uw wegen en uw handelingen waarlijk goed zult maken en regt zult doen en den zwakke niet verdrukken en de onschuld niet krenken en de afgoden uwer oogen en de zonden uwer harten niet zult nawandelen, u ten kwade, maar de geregtigheid en liefde van den oversten Voorganger dien ik u gegeven heb, aan zult nemen en betrachten, zoo zal ik, spreekt de Heer, uw God en uw Vader, in deze plaats uwer inwoning met al mijn goedertierenheden bij u
31
wonen en u en uwe nakomelingen beschermen en zegenen tijdelijk en eeuwig.
Gij zijt mijn God, TJ zal ik loven,
Verhoogen uwe majesteit I Mijn God, niets gaat uw roem te boven:
TJ prijs ik tot in eeuwigheid!
Laat ieder 's Heeren goedheid loven,
Want goed is d' Oppermajesteit!
Zijn goedheid gaat het al te boven,
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!
Ps. 118; 14.
Zijn goedheid zij over en met en in u allen!