DKR
REM()NSTRANTSCHE iïKOEDERSCHAP.
p
s amp;
Ó
AIsÖE^EÊN REGLEMENT
# ö4^
4V
amp;
4?
3 2,G__2iquot;
P'r. Q
A'// ^ viV
n. ' r
// £)
$
A
REMONSTRANTSCHE BROEDERSCHAP.
•/ ■ ■ gt;.
V
BiZUOVAlZK I N£D.
GEDEUKT BIJ C. A. SPIN amp; ZOON.
D c eerste grondslag voor dit Algemeen Reglement is gelegd in 1033, toen de quot;Kerken-orde,quot; door wteubogaekt opgesteld, werd aangenomen door de Broederschap, quot;om gc:amenlijlt en met éénen geest te arbeiden aan de stichting en opbonwing der Gemeenten.quot;
Daarna zijn in 1700 op last der Broederschap door den Hoog-leeraar ph. vakquot; limborch en de predikanten van Botterdam en 's Gravenhage, petrus bos en vikcestius klikkhameb quot;de Wetten die in onderscheidene tijden gemaald waren, hijeengehragt en in orde geschiktquot; naar een ontwerp, reeds in 1633 vastgesteld.
In 1736 is deze verzameling van Wetten herzien en voor het eerst gedrukt. Bit geschiedde ten tweede en ten derde male in 1808 en 1833.
hi 1861 werd zij, na belangrijke herziening en wijziging door de toenmalige Commissie tot de zaken der Broederschap en haar Groote Vergadering, voor het eerst onder den naam van quot;Algemeen Begle-vient der Bemonstrantsche Broederschap quot; gedrukt-, terwijl dit Algemeen Beglement de vrucht is eener nieuwe omwerking, door dezelfde Commissie, volgens lastgeving der Groote Vergadering van 1878, haar in 1879 aangeboden en toen door haar vastgesteld.
Bij de beraadslagingen over Art. 1 deed een lid der Vergadering het voorstel, om in dat grondartikel duidelijk te doen uitkomen, hoe zeer de Broederschap, ofschoon zij om goede redenen de in 1861 aangenomen benaming van quot;Kerkgemeenschapquot; liet varen, daarom niet minder zich van haar levende betrekking tot de Christelijke gemeente aller tijden en plaatsen, met name ook van haar oorsprong uit en haar blijvende verwantschap met de Nederlandsche Hervormde Kerk der zestiende eeuw bewust is en blijven mil. Be Vergadering echter, ofschoon met de strekking van dit voorstel hoogelijk ingenomen, was van oordeel, dat een dergelijke getuigenis omtrent het historisch bewustzijn der Broederschap in een Beglement niet te huis behoort, maar droeg aan de Commissie op, in dit voorbericht dat bewustzijn krachtig uit te spreken. Be Commissie heeft gemeend door de eenvoudige vermelding van het feit het best aan dezen last te voldoen.
Hoofdstuk I. Beginsel en doel dee broederschap...Bladz. // II. Leden en gejieenten der broederschap ... //
// III. Het p.estül'u der broederschap.
a. De algemeene vergadering.........//
h. di; commissie tot de zaken der
broederschap.........................u
// IV. Algejieene bepalingen omtrent inrichting en bestddk van de gemeenten der
broederschap...........................//
» V. Het seminarium der broederschap.......//
// VI. De proponenten der broederschap......u
« VII. De predikanten der broederschap.......tl
Jgt; VIII. Het beroepen van predikanten..........quot;
// IX. De dienstvekzoeging in vacante en
noodlijdende gemeenten.................//
'/ X. TrACTEMEXTEN es pensioenen.............«
« XI. Geldelijke ondeesteuning aan gemeenten der broederschap...................1/
o XII. De bezittingen en inkomsten der broederschap en iiaae beheer...............//
« XIII. Het algemeen reglement................u
Verdeeling der classes................................n
beginsel en doel deu lkoedeescnap.
Art. 1.
De Broederschap der Remonstranten heeft ten doel, getrouw aan haar beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid en op den grondslag van het Evangelie van Jezus Christus, het godsdienstig leven te bevorderen.
LEDEN EN GEMEENTEN DER BROEDERSCHA1'.
Art. 2.
Leden der Broederschap zijn allen die verklaard hebben zich met haar beginsel te vereenigen en zich hij een harer Gemeenten als leden hebben aangesloten.
De gemeenten der Broederschap zijn zelfstandig, behoudens onderwerping aan de bepalingen van dit Algemeen Reglement.
Art. 3.
De wijzen waarop en de voorwaarden waaronder bij elke gemeente nieuwe leden worden aangenomen, worden door haar Bestuur vastgesteld. Onder die voorwaarden mag echter niets worden opgenomen, zaken van geweten in godsdienst, leer of leven betreffende, het bepaalde in Art. 1 en 2 van dit Algemeen Reglement te buiten gaande.
Art. 4.
Leden eener gemeente der Broederschap worden
leden en gemeenten deu bkoedersciial'. 3
bij elke andere als zoodanig ingeselireven, op inle- iioufdst. n vering van liun bewijs van lidmaatschap, mits zich onderwerpend aan de bijzondere Reglementen dei-gemeente, waarbij zij zich aansluiten.
In geval van opheffing of uitsterven eener gemeente vervallen haar bezittingen aan de Broederschap.
iif/t bestuur der broederschap.
A. De Algemeere Vergadering.
Art. 6.
Het Bestuur der Broederschap berust bij haar Algemeene Vergadering.
De Algemeene Vergadering bestaat uit de Afgevaardigden der gemeenten, den Hoogleeraar en de dienstdoende Predikanten der Broederschap; voorts uit de leden der Commissie tot de zalcen der Re-inonstrantsche Broederschap, do Curatoren van het Seminarium, den Boekhouder der Broederschap en de Beheerders der verschillende haar toebehooreude Fondsen; eindelijk uit die voormalige vaste leden die op uitnoodiging der Algemeene Vergadering het voortdurend lidmaatschap hebben aanvaard.
Art. 8.
Op de Algemeene Vergadering moet elke gemeente zich ten minste door één afgevaardigde laten verte-
de algemeene vergadering.
genwoordigen. De gemeenten van Amsterdam en Hoofast. m. Rotterdam hebben recht om elk vijf, die van 's Gravenhage, Utrecht, Leiden, Gouda, Arnhem, Groningen en Haarlem om elk twee afgevaardigden te zenden. De afgevaardigden moeten leden zijn van het Bestuur der gemeente, welke zij vertegenwoordigen , eu een schriftelijke volmacht van dat Bestuur bezitten, om over alle voorkomende zaken te helpen raadplegen en besluiten. Predikanten kunnen geen afgevaardigden zijn.
Art. 9.
Voor de Algemeene Vergadering worden gebracht alle zaken van algemeen belang, en met name:
1°. het erkennen van nieuwe en het opheffen of bijeenvoegen van bestaande gemeenten,
voor zoover zij dit niet opdraagt aan de Commissie tot de zaken der Broederschap;
2°. het benoemen en ontslaan van den hoogleeraar;
3quot;. het schorsen en ontzetten van predikanten;
4°. het verleenen van alumniaten bij het Seminarium;
5°. het beslechten van geschillen in hooger beroep;
6°. het beheer en de beschikking over de bezittingen en inkomsten der Broederschap;
7°. het maken van veranderingen in het Algemeen Reglement.
Art. 10.
De Algemeene Vergadering wordt éénmaal 'sjaars gehouden, beurtelings te Amsterdam en te Rotter-
5
het bestuur der broederschap.
Htofdst. in. dam, bij voorkeur op den eersten Dinsdag der maand Juni, of anders op den laat sten Dinsdag der maand Mei, naar het oordeel van het Bestuur der gemeente waar de Vergadering zal plaats hebben.
Art. 11.
De Algemeene Vergadering wordt buitengewoon bijeengeroepen, wanneer de Commissie tot de zaken der Broederschap dit noodig oordeelt, of daartoe door de Besturen van ten minste vijf gemeenten wordt aangezocht. Zij wordt dan belegd ter plaatse waar de laatste gewone Vergadering gehouden is.
Art. 12.
De oproeping ter Algemeene Vergadering geschiedt door het Bestuur der gemeente, waar de Vergadering zal plaats hebben. Dit zendt den Brief van Beschrijving voor de gewone Vergadering ten minste vier weken, voor een buitengewone ten minste veertien dagen vóór de bijeenkomst aan de Besturen van alle gemeenten der Broederschap en aan alle vaste leden der Vergadering, en zorgt dat daarin zooveel mogelijk alle zaken worden vermeld, die in behandeling zullen worden gebracht.
Art. 13.
Het Bestuur van elke gemeente en ieder vast lid der Algemeene Vergadering hebben recht in den Brief van Beschrijving punten ter behandeling te doen plaatsen, mits deze vóór 15 April zijn in^c-
de algemeene vergadering,
zonden bij het Bestuur der gemeente, waar de Vergadering zal gehouden worden.
Art. 14.
Ieder die krachtens zijn betrekking lid is der Algemeene Vergadering, is verplicht haar bij te wonen. Wie verhinderd wordt, geeft daarvan schriftelijk bericht, onder vermelding van de redenen zijner afwezigheid. De overige vaste leden moeten bij afwezigheid kennis geven, dat zij den Brief van Beschrijving hebben ontvangen.
Art. 15.
Alle leden en afgevaardigden teekenen bij hun aankomst ter plaatse waar de Vergadering gehouden wordt op een presentielijst. De afgevaardigden nemen hunne plaatsen in naar de volgorde in Art. 8. De Bestuurders van gecombineerde gemeenten voegen zich bij den predikant der combinatie. De predikanten en overige leden der Vergadering die geen afgevaardigden zijn, nemen zitting bij de afgevaardigden der gemeente waartoe zij behooren. Voor den Hoogleeraar, den Secretaris der Commissie tot de zaken der Broederschap en de verschillende Boekhouders worden bijzondere plaatsen aangewezen. Het Moderamen bestaat uit een Voorzitter, een Ondervoorzitter, een Secretaris en een Secretaris-plaatsvervanger, allen in de vorige Vergadering benoemd. Deze benoeming blijft gelden ook voor elke buitengewone Vergadering, die vóór de gewone des volgenden jaars mocht worden samengeroepen.
HET BESTUUR DER BROEDERSCHAr.
Hoofdst. in. Art. 16.
De werkzaamheden der Vergadering geschieden in de volgende orde:
In de eerste zitting:
1°. Opening der Vergadering door den Voorzitter te tien uren precies;
2quot;. Oproeping der leden en te vertegenwoordigen gemeenten door den Secretaris-plaatsvervanger, en aanteekening van de namen der aanwezige leden en afgevaardigden door den Secretaris;
3°. Aanwijzing door den Voorzitter van twee leden tot het nazien der geloofsbrieven van de afgevaardigden;
4°. Voorlezing en behandeling der ingekomen brieven;
5°. Het uitbrengen der Rapporten van Colleges en Commissies; benoeming door den Voorzitter, indien hij dit noodig acht, van Commissies van praeadvies;
6°. Hoofdelijke omvraag tot het doen van mcde-deelingen en voorstellen die aanleiding kunnen geven tot het benoemen eener Commissie van praeadvies; opgave door de afgevaardigden van de opbrengst der laatstgehouden jaar-lijksche collecte voor de Broederschap, en mededeeling van hetgeen in de verschillende gemeenten voor de Zending geschiedt;
7°. Rapporten der verschillende Boekhouders en benoeming door den Voorzitter eener Com-
8
DE ALOEMEENE VERGADERING.
missie van vijf leden om liunne rekeningen iioofJst. m. te onderzoeken en daaromtrent te praeadvi-zeeren in de volgende zitting;
8°. Verkiezing, bij geheime stemming, van:
een lid van de Commissie tot de zaken der Eemonstrantsche Broederschap;
een Curator van het Seminarium;
het Moderamen der volgende gewone Alge-meene Vergadering;
9°. Behandeling, indien mogelijk, van punten van Beschrijving, op voordracht van den Voorzitter.
In de tweede zitting (waarvan de tijdsbepaling aan den Voorzitter is overgelaten):
1°. het uitbrengen en behandelen van de praead-viezen en rapporten;
2°. behandeling van den Beschrijvingsbrief;
3°. behandeling van andere voorstellen;
4°. benoeming, indien noodig, van de gemeente belast met het beheer van de Financiën der Broederschap voor het volgend boekjaar;
5°. mededeeling door den Boekhouder der Broederschap van de Begrooting der Inkomsten en Uitgaven in het aangevangen boekjaar;
0°. Algemeene rondvraag en resumtie der Notulen;
7°. Sluiting der Vergadering.
Een bijzondere, laatste zitting, alleen voor de beide Voorzitters en den Secretaris verplichtend, is gewijd aan de herziening en vaststelling der Notulen.
9
HET BESTUUR DER BROEDERSGT[Al'
üoofjst. ui. Art. 17.
Alle besluiten worden genomen bij hoofdelijke stemming en volstrekte meerderheid van stemmen.
Eer men tot stemming over eenig punt overgaat, moet ieder lid in de gelegenheid zijn geweest, zijn advies daarover uit te brengen. Schriftelijke adviezen worden niet aangenomen, behalve van de gemeente te Frederikstad, als zij niet ter vergadering vertegenwoordigd is.
Amendementen, mits schriftelijk ingeleverd, worden het eerst in stemminar gebracht. De beslis-
O O
sing, of eenig voorstel, naar aanleiding van een punt van Beschrijving aan de orde gesteld, als een amendement moet beschouwd worden, wordt aan den Voorzitter overgelaten, behoudens recht van beroep op de Vergadering.
Indien bij eenige benoeming geen volstrekte meerderheid verkregen is, heeft een tweede vrije stemming plaats. Daarna, in gelijk geval, een herstemming tusschen de twee personen, die de meeste stemmen hebben verkregen. Als de herstemming geen meerderheid oplevert, beslist het lot.
Art. 18.
Op verlangen van een derde der aanwezige leden wordt een zaak , die niet by punt van Beschrijving aan de orde was gesteld, tot de volgende Al-gemeene Vergadering aangehouden.
Art. 19.
leder lid heeft recht in de Handelingen te doen
10
DE ALGEMEENE VERGADERING.
aan teekenen, clat hij tot eenig genomen besluit HoofOst. m. zijn stem niet gegeven heeft of daartegen protesteert. Redenen van tegenstemming of protest worden daarbij niet opgenomen.
Art. 20.
De Secretaris houdt aanteekening van alle voorstellen en besluiten, zooveel mogelijk ook van den hoofdinhoud der adviezen.
Vóór het einde van elke zitting worden deze aan-teekeningen door hem ter goedkeuring voorgelezen. Wie gedurende die lezing de Vergadering verlaat,
verliest daardoor het recht zich te beklagen, als later het een of ander, daarin voorkomende, naar zijn oordeel onjuist is voorgesteld of weergegeven.
In de bijzondere zitting, aan het slot van Art. 16 voorgeschreven, worden zij in haar geheel herzien en ten bewijs van goedkeuring door de beide Voorzitters en den Secretaris onderteekend. Indien een van dezen verhinderd mocht worden daarbij tegenwoordig te zijn, laat hij zich door een ander lid der Vergadering vervangen.
Ten slotte worden de volledige Handelingen, met inbegrip der Rapporten en Bijlagen, onder toezicht van den Secretaris gedrukt, en wordt door dezen aan de Besturen van alle gemeenten en aan ieder vast lid der Vergadering een exemplaar toegezonden.
Voor Besturen van gemeenten kunnen , op hun verzoek, door de Algemeene Vergadering moer exemplaren ter beschikking gesteld worden. De overblijvende exemplaren worden bewaard in het Archief.
het bestuur der broederschap.
Hetzelfde geschiedt met alle oorspronkelijke stukken en bescheiden, die niet vernietigd mogen worden.
B. De Commissie tot de zaken der Broederschap.
Art. 21.
Wanneer de Algemeene Vergadering niet bijeen is, wordt de Broederschap vertegenwoordigd door een Commissie van vijf leden, den naam voerende van: de Commissie tot de zaken der Eo-monstrantsche Broederschap. Deze heeft een algemeene volmacht tot behartiging harer in-en uitwendige belangen. Voorts is aan haar opgedragen de handhaving van het Algemeen Reglement, het toezicht op de naleving van de besluiten der Algemeene Vergadering, en de uitvoering der bijzondere lastgevingen haar door deze verstrekt.
De loden dezer Commissie worden gekozen uit de leden der Broederschap. Zij worden benoemd voor den tijd van vijf jaren eu regelen onderling hunne werkzaamheden. Jaarlijks treedt éen hunner af en is niet herkiesbaar dan na verloop van éen jaar. Van iedere benoeming, en van elke wisseling in het Moderamen der Commissie wordt kennis irej/even
o o
aan de Regeering; van de wisseling ook aan de Besturen der gemeenten en aan alle vaste leden der Algemeene Vergadering.
Indien de Commissie tusschentijds een of meer harer leden mocht verliezen, kan zij, voor zooveel
12
])e commissie t. d. z. der broederschap. 13
zij dit noodig acht, zelve de opengevallen plaatsen Hoofdst. ui. voor het loopende jaar vervullen.
Aut. 23.
üe Commissie is bevoegd en geroepen tot kennisneming en beslechting van zwarigheden en geschillen,
in eenige gemeente of haar Bestuur ontstaan, behoudens het recht van partijen tot hooger beroep op de Algemeene Vergadering.
Art. 24.
De Commissie ontvangt alle voor de Regeering bestemde berichten of verzoeken van Besturen, hun gemeente, of van predikanten, hun dienst betreffende, tot kennisneming en praeadvies, en draagt zorg voor de verdere verzending en behandeling, behoudens het recht van bedoelde Besturen en predikanten om zich onmiddellijk tot de Regeering te wenden, indien zij dit mochten verkiezen of in het advies der Commissie niet wenschen te berusten.
Allen die voor eenige zaak van de tusschenkomst der Commissie gebruik hebben gemaakt, maar rechtstreeks antwoord van de Regeering ontvangen,
zijn verplicht daarvan aan de Commissie kennis te geven.
Art. 25.
De Commissie geeft jaarlijks aan de Algemeene Vergadering verslag van haar werkzaamheden zoowel ten opzichte van haar algemeene volmacht als van elke bijzondere zaak die aan haar werd opgedragen.
HET BESTUUR DER BROEDERSCHAP.
14
Dit Verslag wordt ten minste veertien dagen vóór de bijeenkomst der Vergadering aan do Besturen van alle gemeenten en aan alle vaste leden in druk toegezonden en, zoo noodig, op de Vergadering zelve, door voorlezing van het ontbrekende, aangevuld. De zaken, in het gedrukt Verslag voorkomende, worden, ook met het oog op de bepaling in Art. 18, met punten van Beschrijving gelijkgesteld.
algemeene 1ïepalingen omtrent inrichting en bestuur van de gemeenten der broederschap.
Art. 26.
Ililke gemeente der Broederschap heeft haar Vertegenwoordigers, die met den predikant of de predikanten uitmaken haar Bestuur. Bij combinatie van gemeenten (zie Art. 77), regelen de heide Besturen hun wederkeerige betrekking. De predikant of een der predikanten van de hoofdgemeente is rechtens lid van het Bestuur der toegevoegde gemeente. Aan het Bestuur is de behartiging van alle belangen der gemeente opgedragen.
Art. 27.
De Vertegenwoordigers der gemeenten worden gekozen uit hare leden. Hun verkiezing geschiedt in iedere gemeente naar de bijzondere daaromtrent bij haar vastgestelde Reglementen.
Art. 28.
Bij elke gemeente bestaat een College, waaraan in hec bijzonder de Armen- en Weezenzorg is opgedragen. Dit College mag samengesteld zijn uit dezelfde personen als het Bestuur der gemeente,
16 inrichting en bestuur der gemeenten.
noofdsi. iv. maar wordt als een afzonderlijk lichaam besclionwd en voert een afzonderlijk beheer. De regelen, waarnaar het zijn taak heeft te vervullen, worden bij elke gemeente door haar Bestuur vastgesteld.
Art. 29.
Bij elke gemeente wordt door het Bestuur nauwlettend zorg gedragen, dat in haar midden het doel der Broederschap door godsdienstoefeningen, geregeld te geven godsdienstonderwijs, en voorts met alle andere hun ten dienste staande middelen, zoo krachtig mogelijk bevorderd worde. De wijzen en de tijden, waarop dit in elke gemeente geschiedt, worden door haar Bestuur vastgesteld.
Art. 30.
Het Bestuur van elke gemeente draagt zorg, dat ten behoeve van het godsdienstonderwijs steeds goed ingerichte lokalen en de noodige leermiddelen voor-handen zijn. Indien het aantal leerlingen zoo groot mocht worden, dat door den predikant of de predikanten der gemeente in de behoeften van het godsdienstonderwijs niet naar behooren kan worden voorzien, komt het, door de aanstelling van een of meer godsdienstonderwijzers, daarin te gemoet.
Art. 31.
In elke gemeente zorgt het Bestuur, ten behoeve der leden die dit verlangen, dat er op geregelde tijden gelegenheid besta tot den Doop, zou van kinderen als van volwassenen, hetzij in de kerk of aan huis, ten minste éénmaal 's jaars tot viering
inrichting en bestuur der gemeenten.
van het Avondmaal, en tot godsdienstige wijding iioufJst. iv. der huwelijken na voltrokken burgerlijken echt.
Art. 32.
In elke gemeente worden nauwkeurige Uegisters gehouden van de leden der gemeente, van de kinderen die bij haar gedoopt of, als tot leden der gemeente bestemd, aangegeven zijn, en van de huwelijken die bij haar godsdienstig zijn gewijd.
Jaarlijks, vóór 15 April, zendt ieder Bestuur aan den Secretaris der Commissie tot de Zaken der Broederschap een schriftelijke opgave van het leden- en zielental der gemeente,het aantal catechisanten enverdervan alles wat in haar midden is voorgevallen of veranderd en waarvan de kennis voor de Broederschap in het algemeen of voor haar geschiedenis van belang kan zij n.
De Commissie geeft daarvan in haar Jaarverslag een overzicht aan de Algemeene Vergadering.
Art. 33.
Door het Bestuur van elke gemeente wordt zorg gedragen, dat steeds een genoegzaam aantal quot;Bewijzen van Lidmaatschap,quot; naar het Model door de Algemeene Vergadering vast te stellen, in blanco voorhanden zij, om aan leden, die metterwoon naar elders vertrekken en dit verlangen, afgegeven te worden.
Art. 34.
Elke gemeente heeft haar bijzonder Reglement,
waarbij de bovenvermelde en andere gemeentebelangen, met name ook de wijze van beroeping der predikanten, zooals zij bij die gemeente plaats heeft,
zijn vastgesteld. Een exemplaar of afschrift daarvan,
en in geval van wijziging ook van deze, wordt gezonden aan de Commissie tot de zaken der Broederschap.
17
18 1nuichting en bestuur dek gemeenten.
Hoofdst. iv.
Art. 3ö.
Bij elke gemeente zorgt het Bestuur, dat van zijn besluiten en handelingen geregeld aanteekening worde gehouden in een daarvoor bestemd Notulenboek.
Art. 36.
Het Bestuur van elke gemeente is verplicht aan de Commissie tot de zaken der Broederschap alle inlichtingen te verstrekken die zij behoeft, en aan alle van haar uitgaande verzoeken of aanschrijvingen, die noodig zijn tot vervulling van haar mandaat, te voldoen. Ook moet ieder Bestuur, bij geschillen waarin de tusschenkomst der Commissie is ingeroepen of waarin zij zelve noodig geoordeeld heeft tussohenbeide te treden, voorloopig althans, in haar beslissing berusten, behoudens het recht op beklag hij , of hooger beroep op de Algemeene Vergadering.
het seminarium der broederschap.
De Broederschap heeft een Seminarium, dat gevestigd is te Leiden.
Aan het hoofd van het Seminarium staat een hoogleeraar, die door de Algemeene Vergadering wordt benoemd. Aan dezen is de geheele leiding van de studiën der toekomstige predikanten en inzonderheid hun opleiding tot hot ambt van Evangeliedienaar in den geest der Broederschap opgedragen. Van elke benoeming wordt aan de Regcering kennis gegeven.
Den hoogleeraar worden door de Algemeene Vergadering vier Curatoren ter zijde gesteld, die zij uit de leden der Broederschap kiest. Dezen dienen hem van raad voor het onderwijs en de
het seminarium der broederschal'.
iioofdst. v, opleiding der studenten en waken in liet algemeen voor de belangen der kweekschool. Zij vormen met den hoogleeraar het College van Professor en Curatoren, waarvan de eerstgenoemde Voorzitter is. Jaarlijks treedt een der Curatoren af en is eerst na verloop van een jaar herkiesbaar. Het College doet in elke Algemeene Vergadering verslag van zijn verrichtingen.
Art. 40.
Eenmaal 'sjaars, gewoonlijk aan het einde van den Academischen cursus, houdt het College een vergadering tot bespreking der belangen van het Seminarium en, zoo noodig, tot het aannemen, examineeren en promoveeren van studenten. Tot deze Curatoren-vergade ring kunnen al de gemeenten afgevaardigden zenden, die van Amsterdam en Rotterdam elk twee, de overige elk één, om over alle voorkomende zaken te helpen raadplegen en besluiten. Ook hebben al de predikanten der Broederschap toegang tot, en een advizeerende stem in deze Vergadering. Het College geeft in tijds kennis aan Besturen en predikanten, wanneer en waar de Curatoren-vergadering zal gehouden worden.
Art. 41.
De Algemeene Vergadering neemt jaarlijks in overweging of, en indien ja, tot welk bedrag, zij gelden beschikbaar stelt voor den aankoop van boeken, die voor het onderwijs aan de kweekschool gewenscht en op de openbare bibliotheken niet
20
iiet seminarium der broederschat.
gevonden worden. Dit bedrag mag de som van / 100.— niet te boven gaan. De aangekochte werken blijven het eigendom der Broederschap, maar worden in bruikleen afgestaan aan de Bibliotheek der Universiteit te Leiden, zoolang het Seminarium daar gevestigd is.
Art. 42.
Als studenten aan het Seminarium worden toegelaten : jongelieden die tot de Broederschap behooren of verklaren zich daaraan te zullen verbinden. Zij worden aangenomen, hetzij (a) van den aanvang hunner Academische studiën af, hetzij (b) nadat zij het examen in de Hebreeuwsche taal en Is-raëlietische oudheden (K. B. 27 April 1878) of het theologisch candidaats-examen hebben afgelegd.
Art. 43.
Tot toelating wordt vereischt:
1°. Voor allen: persoonlijke aanmelding bij den hoogleeraar; in de Curatoren-vergadering een voor haar bevredigend onderzoek naar hun kennis van de voornaamste nieuwere talen, hun stijl en voordracht, en hun geschiktheid tot de Evangeliebediening; alsmede, indien het noodig wordt geoordeeld, naar de vrucht hunner studiën in het algemeen. Bovendien: 2quot;. Voor de jongelieden, bedoeld in art. 42quot;; overlegging van een der getuigschriften, genoemd in art. 11 en 12 van de Wet op het Hooger Onderwijs , een onderzoek naar
21 1
HET SEMINARIUM DEU BROEDERSCHAP.
lioofdst. v. hun kennis van den Bijbel en hun vaardig
heid in het lezen van het Hebreeuwsch;
3°. Voor de jongelieden, bedoeld in art. 42h: overlegging van het diploma van de daar genoemde examina.
Arï. 44.
De Broederschap stelt twee of meer Alumniaten beschikbaar, elk van ƒ 500 's jaars. Do toekenning geschiedt alleen op aanvrage bij punt van Beschrijving aan de Algemeene Vergadering, hetzij namens ouders of voogden der adspiranten, hetzij, bij meerderjarigheid der laatstgenoemden, namens henzelven; bovendien:
1°. voor hen, die reeds aan het Seminarium studeeren, op aanbeveling van het College van Professor en Curatoren;
2°. voor hen, die nog geen studenten aan do kweekschool zijn, op voorwaarde dat zij in de eerstvolgende Curatoren-Vergadering een examen afleggen, waarin zij blijken geven van zeer goeden aanleg en aanvankelijk gunstige ontwikkeling. Dit examen omvat al de vakken, genoemd in het Reglement tot uitvoering van dit voorschrift, door do Curatoren-vergadering vastgesteld.
Als twee of meer jongelieden zich voor éen ter beschikking gesteld Alumniaat aanmelden, beslist de Curatoren-Vergadering, na vergelijkend examen, aan wien hunner het zal worden verleend. Bij gelijke bekwaamheid en geschiktheid hebben zonen van predikanten der Broederschap de voorkeur.
het seminarium der broederschap.
Een Alumniaat wordt in den regel verleend voor HoofOst. v den tijd van één tot vier jaren. Op voordracht van het College van Professor en Curatoren, kan die termijn door de Algemeene Vergadering met één jaar verlengd worden.
Art. 45.
Door hen, die tot Alumni worden aangenomen,
wordt een verbintenis geteekend, waarbij zij beloven :
1°. dat zij zich op hunne studiën met alle vlijt zullen toeleggen;
2°. dat zij, na die voleindigd te hebben, als proponenten of predikanten de Broederschap zullen dienen;
3quot;. dat zij zich aan het oordeel der Curatoren-Vergadering zullen onderwerpen, ingeval deze in den loop hunner studiën hun de voortzetting daarvan mocht ontraden;
4quot;. dat zij, bij niet-voldoening aan hetgeen sub 2° bepaald is, of bij ontslag om wangedrag of verwaarloozing hunner studiën, de genoten gelden zullen teruggeven. Van deze teruggave kan door de Algemeene Vergadering vrijstelling worden verleend.
Bij minderjarigheid van den Alumnus wordt de verbintenis, voor zooveel het geldelijke betreft,
mede geteekend door zijn vader, voogd of voogdes.
Art. 46.
De studenten maken gebruik van al de lessen,
zoowel aan het Seminarium als aan de Rijksuuiver-
23
het seminauium der broederschal'.
v. siteit, die de hoogleeraar, na overleg met Curatoren, hun zal aanwijzen. Het staat hun echter vrij ook andere lessen te volgen. Op voorstel van den hoogleeraar bepaalt het College van Professor en Curatoren telken jare, welke lessen in den volgenden Cursus aan de kweekschool zullen gegeven worden.
Art. 47.
Al de studenten van het Seminarium moeten (voor zoover zij dit niet reeds vóór hun toelating hebben gedaan) de navolgende Academische examina met voldoenden uitslag afleggen, te weten: het examen in de Hebreeuwsche taal en Israëlietische oudheden, het theologisch candidaats-, en het theologisch doctoraal-examen. Het College van Professor en Curatoren behoudt het recht, de studenten, die het afleggen dezer examina langer dan noodig is uitstellen, te ontslaan.
Art. 48.
De studenten ontvangen al het onderwijs, dat zij van den eigen hoogleeraar genieten, kosteloos. De Broederschap betaalt de examengelden. De som, volgens de wet op het Hooger Onderwijs (art. 64 verg. art. 106) jaarlijks aan den Staat te voldoen, wordt door de studenten zeiven, voor de Alumni door de Broederschap betaald. Op punt van Beschrijving kan de Algemeene Vergadering dit laatste voorrecht ook aan zonen van predikanten, in bijzondere gevallen ook aan anderen toestaan, ofschoon zij geen Alumni zijn.
24
i]kt seminarium jgt;f.r broederschap.
Iloofdst. V.
Art. 49.
De jaarlijksche Curatoren-Vergadering neemt,
tloor de berichten van den hoogleeraar en desver-kiezendo door eigen onderzoek, kennis van den loop der studiën, de vorderingen en het gedrag der studenten. Zij is daarbij gemachtigd, hen van wie blijken mocht, dat hun genoegzame ijver of aanleg voor de studie of geschiktheid voor hot Christelijk leeraars-ambt ontbreekt, van hun betrekking tot het Seminarium te ontslaan. Ook is zij bevoegd, bij wangedrag der Alumni of venvaarloozing hunner studiën , het Alumniaat voor een tijd te doen inhouden.
Art. 50.
De studenten zijn gehouden tweemaal onder voorzitterschap van den hoogleeraar te prediken,
nadat zij het theologisch candidaats-examen, of althans het eerste gedeelte daarvan, hebben afgelegd. De preek, bij het proponents-examen gevorderd, is hieronder niet begrepen. De studenten hebben geen vrijheid voor eenige gemeente der Broederschap te prediken, zoolang zij niet tot proponenten zijn bevorderd.
Art. 51.
De hoogleeraar beslist, of een Doctorandus in de Godgeleerdheid, alvorens zich tot het proponentsexamen te kunnen aanmelden, nog meer proefpreeken zal moeten houden dan de twee bij art. 50 voorge-schrevene en die welke bij het proponents-examen wordt gevorderd.
25
het seminarium der broederschar.
JlooCdst. v.
Art. 52.
Wanneer een student, na met goed gevolg het theologisch doetoraal-examen te hebben afgelegd, ook promoveeren wil, kan de Algeiueene Vergadering, op verzoek van den belanghebbende en op voordracht van het College van Professor en Curatoren, hein van wege de Broederschap een tegemoetkoming in de kosten van dissertatie en promotie toekennen.
Art. 53.
Aan den student, die in den loop zijner studiejaren een litterarische of theologische prijsvraag beantwoordt en daarop de eer van de bekroning of' het a c c e s s i t verwerft, kan, mede op voordracht van Professor en Curatoren, een vereering worden toegekend.
Art. 54.
Geen student wordt tot de theologische lessen aan de kweekschool bevorderd, tenzij hij lid zij der Remonstrantsche Broederschap.
Art. 55.
Niemand wordt tot het Proponents-examen toegelaten , die niet zóó lang aan de kweekschool heeft gestudeerd, als het College van Professor en Curatoren noodig acht.
Art. 56.
De bevordering tot proponent geschiedt na een voldoend examen, af te leggen in de Curatoren-ver-
het seminarium der broederschap. ~-
gadering, een proefpreek en een theologische verhan- iioofJst. v. deling, vooraf bij Curatoren rondgezonden of ouder den hoogleeraar als Voorzitter openlijk verdedigd.
Studenten, die gepromoveerd zijn of weldra zullen promoveeren, zijn tot het leveren van die verhandeling niet verplicht.
Het examen bestaat in een onderzoek naar de kennis van Evangelie en Christendom, de bekendheid met de geschiedenis en de beginselen dor Eemon-strantsche Broederschap , naar de bekwaamheid om van zijn godsdienstige overtuiging en zijn opvatting van de roeping eens Evangeliedienaars rekenschap te geven, en naar zijn geschiktheid om die roeping te vervullen. Het wordt afgenomen door het College van Professor en Curatoren, doch ook andere leden der Vergadering hebben recht, vragen tot de examinandi te richten. Bij mondelinge stemming beslist de volstrekte meerderheid der Vergadering,
of de candidaat tot proponent zal worden bevorderd.
Aan hen, die bij het proponents-examen niet voldoen, kan vergund worden hunne studiën nog een jaar aan het Seminarium voort te zetten.
Zij, die aan de gestelde eischen voldaan hebben,
worden door den hoogleeraar, in de Curatoren-verga-dering, tot proponenten bevorderd en plechtig tot de Evangeliebediening bij de Remonstrantsche Broederschap ingewijd.
DU rilOPONENTEN DER BROEDERSCHAP.
Art. 59.
Zoolang de proponenten geen beroep naar eenige gemeente dor Broederschap hebben ontvangen, staan zij ten dienste der geheele Broederschap, en genieten daarvoor een jaarlijksch tractement van ƒ 500, dat hun door den Boekhouder in vier gelijke termijnen wordt uitbetaald, waarvan de eerste vervalt op den laatsten dag der derde maand, volgende op die waarin zij tot proponenten zijn bevorderd, en de laatste met het einde van het kwartaal, waarin zij hun eerste beroep hebben ontvangen.
Dit tractement wordt aanvankelijk verleend voorden tijd van drie jaren. Daarna kan het echter, op aanvrage bij punt van beschrijving, op nieuw door de Algemeene Vergadering worden toegestaan.
Art. 60.
Tot vervulling van hun dienst stellen de proponenten zich ter beschikking van de Commissie tot de zaken der Broederschap, die een harer leden aanwijst om in haren naam hun dienstwerk te regelen.
DK PROPONENTEN UER ]!HOf;nEHSCnAI'.
Hoofdst.
Art. 61.
De Commissie maakt van den dienst der proponenten gebruik: 1°. om te voorzien in den predikdienst bij vacante gemeenten, -vvier Besturen daartoe haar hulp hebben aangevraagd, of bij zoodanige filiaal-gemeenten of vereenigingen der Broederschap, bij welke de dienstverzorging doorgaande aan haar is opgedragen; 2°. om hen, op aanvragen van Besturen of predikanten, naar de verschillende gemeenten der Broederschap, tot vervulling van vacature- of andere predikbeurten, uit te zenden.
ABT. (52.
De Commissie kan een proponent, zoolang hij nog niet naar een gemeente is beroepen , voor den tijd van uiterlijk vier maanden, naar een vacante of door andere oorzaken noodlijdende gemeente zenden, tot tijdelijke waarneming van den geheelen of gedeeltelijken dienst. Na verloop van die vier maanden kan deze zelfde zending voor hem niet worden verlengd,
tenzij met zijn eigen toestemming. Voor zoodanige dienstwaarneming ontvangt de proponent, boven zijn gewoon tractement, een honorarium van f 50 's maands van de gemeente, waarin hij den dienst vervult, of, indien deze daartoe niet in staat is, uit de kas der Broederschap. Zoo de vacaturegelden bij die gemeente meer bedragen, wordt ook dit meerdere hem uitgekeerd.
2»
ÜE PROPONENTEN DEK BKOKDEIiSCHAP,
Uoofdst. VI.
Akt. ü3.
Indien oen proponent naar de bnitenlandsche gemeente te Frederikstad ter dienstwaarneming wordt gezonden, zal dit voor geen kortoren tijd geschieden dan voor zes maanden. Over het in zoodanig geval hem toe te leggen honorarium treedt de Commissie in overleg met het Bestuur der gemeente. In geen geval zal het minder bedragen dan / 50 's maands boven zijn gewoon tractement, vermeerderd met de vergoeding der reiskosten, heen en terng.
Een proponent, die niet door de Commissie tot een vaste dienstwaarneming bij eenige vacante of noodlijdende gemeente is verbonden, wordt door haar ten minste éen Zondag in elke maand vrijgelaten van verplichten dienst.
Zoodra een proponent een beroep naar eenige gemeente der Broederschap heeft aangenomen, geeft hij daarvan kennis aan het lid dor Commissie, waaraan de regeling van zijn proponenten dienst was opgedragen, die hem dan binnen vier weken van dezen dienst ontslaat, ook al ware hij reeds voor langeren tijd vastgesteld.
DE PREDIKANTEN DER BROEDERSCHAP.
Art. 66.
Predikanten tier Broederschap zijn zij die, op wettige wijze bij een harer gemeenten beroepen, dit beroep aangenomen en hun bediening aanvaard hebben.
Aan de predikanten zijn inzonderheid opgedragen de predikdienst, het godsdienstonderwijs en de leiding der openbare godsdienstoefeningen bij hun gemeente, en voorts van alles wat daar verder van Bestnurswege, met hun toestemming, tot bevordering van het doel der Broederschap geschiedt.
Art. 68.
Bij het godsdienstonderwijs kunnen de predikanten, indien dit noodig of wenschelijk blijkt, voor de lagere klassen vervangen worden door godsdienstonderwijzers, die op hun voordracht door het Bestuur der gemeente aangesteld worden en onder hun toezicht werkzaam zijn.
DK PREDIKANTEN DER BROEDERSCTIAP.
iioofdst. vu. Dezo godsdienstonderwijzers behoeven niet tot de Broederschap te behooren, maar moeten van eene of andere bevoegde zijde een acte van bekwaamheid hebben ontvangen.
Art. 69.
Alle predikanten der Broederschap moeten hun vast verblijf houden in de plaats waar hun gemeente is gevestigd. Alleen in buitengewone gevallen kan , op verzoek van den belanghebbende en met toestemming van het Bestuur zijner gemeente, do Commissie tot de zaken der Broederschap, of, indien deze bezwaar maakt, de Algemeene Vergadering van deze bepaling dispensatie verleenen.
Art. 70.
Geen predikant of Bestuur heeft het recht iemand voor de gemeente te laten optreden, die niet, in het godsdienstig genootschap waartoe hij behoort, wettig tot den predikdienst is bevorderd.
Art. 71.
Wanneer een predikant der Broederschap door of namens de Commissie tot de zaken der Broederschap wordt aangeschreven, een predikbeurt te vervullen in een vacante of noodlijdende gemeente, is hij daardoor vrijgesteld van den dienst in zijn eigen gemeente.
Art. 72.
De verbintenis tusschen een predikant en do gemeente, bij welke hij de bediening aanvaard heeft.
32
de predikanten dek broederschap.
kan niet wettig losgemaakt worden clan óf door Hoofdst. VIL een drie maanden te voren aang-ezeffdc ontslaquot;-
O O O
neming uit den dienst door den predikant, of door een wettig bekrachtigde beroeping van den predikant naar elders, of door aan hem, uithoofde van ouderdom of ziekte, op zijn verzoek, verleend emeritaat, of eindelijk door ontzetting van dienst.
Art. 73.
Het Bestuur eener gemeente kan aan een predikant den dienst niet eigendunkelijk opzeggen. Indien het noodig oordeelt, dat een predikant ontslagen worde,
geeft het hem eerst in bedenking zelf zijn ontslag te nemen; bij weigering dient het een schriftelijk beklag tegen hem in bij de Commissie tot de zaken der Broederschap. Deze zendt daarvan afschrift aan den beklaagde, opdat hij zich kunne verantwoorden , onderzoekt de zaak nauwkeurig, tracht de redenen van bezwaar op te heffen en draagt,
indien dit niet gelukt, de zaak aan de Algemeene Vergadering ter beslissing voor.
Art. 74.
De Algemeene Vergadering kan, bij voorkomende gevallen als in Art. 73 bedoeld, een predikant schorsen of ontzetten van dienst. Schorsing kan slechts éénmaal worden toegepast ten aanzien van denzelfden persoon en voor niet langer clan zes maanden. Zij kan geschieden met of zonder inhouding van tractement. Wanneer een predikant uit den dienst wordt ontzet, kan hij, zonder nader besluit der Algemeene Vergadering, niet weder als predi-
3
33
34 de predikanten der broederschap.
iioofdst. vu. kant bij eenige gemeente der Broederschap in dienst worden gesteld.
Wanneer een predikant eervol ontslag uit den dienst, of, ingeval van ziekte, lichaamsgebreken of volbrachten 40-jarigen dienst, eervol emeritaat verlangt, zendt hij, na voorafgegane kennisgeving aan het Bestuur zijner gemeente, het daartoe strekkend verzoek aan de Commissie tot de zaken der Broederschap. Bij eenvoudig verzoek om eervol ontslag heeft hij alleen over te leggen een verklaring van genoemd Bestuur, dat hij zijn dienst getrouw heeft vervuld; bij verzoek om eervol emeritaat wegens ziekte of lichaamsgebreken , daarenboven nog een attest van twee geneesheeren; bij verzoek om eervol emeritaat wegens volbrachten 40-jarigen dienst, behalve eerstgenoemde verklaring, ook eene van het Bestuur zijner eerste gemeente omtrent den datum zijner intrede aldaar. Tot het bekomen van pensioen, in de beide laatstgenoemde gevallen, gedraagt hij zich naar de voorschriften in art. 99.
het beroepen van predikanten.
Art. 76.
Zoodra het Bestuur eener gemeente de zekerheid heeft, dat hij haar weldra een vacature ontstaan zal, zendt het aan de Commissie tot de zaken der Broederschap het verzoek om vergunning tot het beroepen van een nieuwen predikant. Bij dat verzoek moet het getal van de leden, en zoo nauwkeurig mosrelijk ook dat van de zielen der gemeente worden opgegeven. Indien deze een toelage tot het predikantstractement ontvangt uit de kas der Broederschap, en die wenscht te blijven genieten, voegt het Bestuur er het verzoek bij, haar te mogen behouden. Zoo de vacature is ontstaan door het overlijden van een predikant en deze een weduwe of minderjarige kinderen achterlaat, geschiedt dit een en ander tegen het einde van het annus gratiae of zoodra het Bestuur dor gemeente met de belanghebbenden een schikking over den afkoop heeft getroffen.
30 het beroepen van predikanten.
lloof.ist. VIII.
Art. 77.
Wanneer een gemeente van minder dan vijftig leden vergunning vraagt tot het beroepen vaneen nieuwen predikant, onderzoekt de Commissie, of liet ook raadzaam is liaar op te heffen, met een naburige te vereenigen, of althans niet langer mede te werken tot het voor haar behouden van het landstractement en de tot nog toe genoten toelage uit de kas der Broederschap. In zoodanig geval kan, of wanneer het aantal leden der gemeente tot 20 is gedaald, moet zij, na dezen te hebben gehoord, de beslissing vragen der eerstvolgende Algemeene Vergadering , maar tracht inmiddels het landstractement als vacaturegeld te behouden en in den dienst te voorzien.
Art. 78.
Na het bekomen der vergunning tot het doen van een beroep, wendt het Bestuur zich tot de Regeering met het verzoek, om het beroep te mogen doen onder toekenning aan den te beroepen predikant van de tot dusver genoten Rijkstoelage tot het predikantstraetement en inmiddels die toelage gedurende de vacature te mogen ontvangen tot bestrijding van de kosten der dienstvervulling. Dit verzoek wordt aan de Commissie tot de zaken der Broederschap, en door deze, met haar advies, aan de Regeering gezonden.
Art. 79.
Het eigenlijke beroepingswerk wordt niet aange-
het beroepen van predikanten.
vangen, eer de ontslagen of naar elders beroepen iioofdat. vm. predikant zijn afscheid heeft genomen.
Art. 80.
De beroeping van een predikant geschiedt in elke gemeente overeenkomstig de bepalingen van haar bijzonder Reglement. Gedurende het beroe-pingswerk mogen daarin geen veranderingen worden gemaakt.
Art. 81.
Het Bestuur eener vacante gemeente, die slechts één predikantsplaats heeft, benoemt een predikant uit dezelfde Classis tot Consulent, om het beroe-pingswerk te leiden, en te zorgen voor de inachtneming van de voorschriften van het Algemeen en het bijzonder gemeente-Reglement. Van de keuze van den Consulent wordt kennis gegeven aan de Commissie tot de zaken der Broederschap. De gekozene mag voor de hem opgedragen taak niet bedanken, zonder geldige redenen, ter beoordeeling van genoemde Commissie.
Art. 82.
Green nominatie van predikanten of proponenten,
waaruit een beroep zal geschieden, wordt gemaakt,
tenzij ten minste een week te voreu door het Bestuur der gemeente daartoe besloten en daarvan kennis gegeven is aan allen die, naar de bepalingen van het bijzonder Reglement, gerechtigd zijn daartoe mede te werken. Evenzoo wordt uit de nominatie
37
het beroepen van predikanten.
iioofdst. vm. geen keuze gedaan, tenzij daarvan een week te voren aan alle stemgerechtigden kennis gegeven is.
Art. 83.
Op een nominatie mogen geen andere namen voorkomen dan die van predikanten of proponenten der Broederschap. Deze bepaling geldt niet voor de Vereenigde Christelijke gemeente te Docknm. Ook voor de gemeente van Frederikstad is de Algemeene Vergadering of de Commissie tot de zaken der Broederschap niet door haar gebonden.
Art. 84.
Van dezen regel kan worden afgeweken:
1°. bij het stichten van nieuwe gemeenten;
2°. wanneer, bij het ontstaan eener vacature, het getal predikantsplaatsen bij de Broederschap het gezamenlijk cijfer van haar dienstdoende predikanten, proponenten en candidaten in de godgeleerdheid overtreft.
In het eerste geval kan de Algemeene Vergadering , of o}) haren last de Commissie tot de zaken der Broederschap, den proponent of predikant die door de nienw-gestichte gemeente wordt begeerd, beroepbaar stellen, en nadat het beroep is nitge-braclit en aangenomen, als predikant der Broederschap erkennen.
In het tweede geval kan de vacante gemeente ook niet-Remonstrantsche predikanten of proponenten op haar nominatie stellen, maar wordt deze nominatie niet openbaar gemaakt of als geldig erkend, voordat het Bestuur daartoe vergunning
38
het behoeven van predikanten.
heeft erevraaard en verkresfon van de Commissie tot: dc HoofJst. vm.
O O O
zaken der Broederschap. Deze verleent die vergunning, wanneer zij, na zorgvuldig onderzoek naaide personen der bedoelde candidaten, geen ernstige redenen van bezwaar daartegen heeft.
In beide gevallen wordt het beroep niet bekrachtigd, tenzij de beroepene tegelijk met de quot;acte van aannemingquot; (zie art. 88) een schriftelijke verklaring hebbe ingezonden, quot;dat hij met de beginselen der Remonstrantsche Broederschap, uitgesproken in art. 1 van dit Algemeen Reglement, instemt,
dat hij bereid is tot haar over te gaan en haar als predikant te dienen, en dat hij zich aan al de bepalingen van dit Algemeen Reglement onderwerpt.quot;
Aut. 85.
Een predikant die zijn eerste standplaats heeft,
kan voor geen nominatie in aanmerking komen,
eer een geheel jaar verstreken is sedert den dag zijner intrede.
Art. 86.
Uit een nominatie wordt geen beroep gedaan,
voordat zij tot een tweetal is gebracht. De vorming van het tweetal en het beroep kunnen in dezelfde vergadering plaats hebben, wanneer alle stemgerechtigden aanwezig zijn en eenparig daartoe besluiten. Het beroep geschiedt met volstrekte meerderheid van stemmen of wordt, bij staking-der stemmen, door het lot beslist.
39
hkt beroepen van predikanten.
Art. 87.
Wauneer een beroepen predikant of proponent voor het beroep bedankt, vervalt de vroegere nominatie en wordt het beroepingswerk geheel van nieuws aan hervat.
Art. 88.
Elk beroep moet door de Commissie tot de zaken der Broederschap worden bekrachtigd. Om deze bekrachtiging van een beroep te bekomen, zendt het Bestuur der gemeente haar, met het daartoe strekkend verzoek, een volledig verslag van het beroepingswerk, benevens een acte (zie model IV hierachter), waarbij de beroepene verklaart het op hem uitgebrachte beroep te hebben aangenomen.
Art. 89.
Van elke nominatie, van elk tweetal en van elk beroep, en evenzoo van do intrede, het afscheid of het overlijden van een predikant wordt door het Bestuur der gemeente terstond kennis gegeven aan do Commissie tot de zaken der Broederschap. In het laatste geval wordt tevens aan haar bericht gezonden , of de overledene een weduwe of minderjarige kinderen nalaat, voor wie het annus grutiac moet worden aangevraagd.
40
de dienstverzorging in vacante en noodlijdende gemeenten.
Art. 90.
Wanneer een gemeente door ziekte, overlijden of vertrek van haar predikant of van een liarer predikanten van de gewone dienstvervulling is verstoken , wordt daarin door het Bestuur zoo goed mogelijk voorzien. Als dit zich zelf daartoe niet in staat rekent, kan het de hulp inroepen van de Commissie tot de zaken der Broederschap.
Art. 91.
Bij de dienstverzorging in noodlijdende of vacante gemeenten moet niet alleen voor de vervulling van den predikdienst, maar ook, zoo eenigszins mogelijk, voor den geregelden voortgang van het godsdienstonderwijs zorg gedragen worden.
Art. 92.
De Besturen van vacante of noodlijdende gemeenten , die zeiven in de vervulling van den dienst
42 de dienstverzorging in vac. en noodl. gem.
iloofdst. ix. voorzien, doen dit door de personen en op de wijze als zij het meest in het belang der gemeente achten. Wanneer die zorg aan de Commissie tot de zaken der Broederschap wordt opgedragen, maakt deze daartoe in de eerste plaats gebruik van den dienst der proponenten (art. 61 vg.). Vervolgens wendt zij zich om hulp tot de predikanten der Classis waartoe de noodlijdende gemeente behoort, en daarna tot de overige predikanten der Broederschap. Zoodanig verzoek wordt als een lastgeving van de Broederschap in het algemeen belang beschouwd en is verplichtend (art. 71). Hetzelfde geldt van de dienstvervulling bij zoodanige gemeenten of vereenigingen der Broederschap, die geen eigen predikant hebben, en wier verzorging door een besluit der Algemeene Vergadering aan de Commissie is opgedragen.
Predikanten en proponenten, die den dienst in vacante of noodlijdende gemeenten waarnemen, hebben recht op vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Wanneer de dienstwaarneming geschiedt voor een predikant, die zelf door ziekte of afwezigheid in het algemeen belang daarin verhinderd is en op aanschrijving van of namens de Commissie tot de zaken der Broederschap, mag daarvoor niets meer in rekening gebracht worden, tenzij daarvoor bepaalde gelden van hooger bedrag mochten zijn aangewezen. Evenmin, wanneer het de dienstvervulling geldt bij vacante gemeenten gedurende het
DE DIENSTVERZORGING IN VAC. EN NOODL. GEM. 43
annus gratiae ten behoeve der achtergebleven Hoofdst. weduwe of minderjarige kinderen. Als in zoodanig geval de betaling dier kosten aan een gemeente te zwaar mocht vallen, kan de Broederschap daarvoor hulp verleen en.
Bij vacature, veroorzaakt door vertrek of door overlijden van een predikant zonder achterlating eener weduwe of van minderjarige kinderen, wordt de geheele Eijkstoelage tot het predikantstracte-ment, die als vacaturegeld genoten wordt, onder de predikanten en proponenten die den predikdienst waarnemen, naar evenredigheid der door hen vervulde predikbeurten, verdeeld. Zoo dit niet toereikend is, om de reis- en verblijfkosten dei-predikanten behoorlijk te vergoeden, wordt het ontbrekende uit het overige deel van het gewone predikantstractement aangevuld. Ook gesubsidieerde gemeenten hebben in zoodanig geval vrijheid die meerdere kosten op hun jaarlijksche rekening te brengen. Op gelijke wijze wordt in de kosten van den Consulent en van het godsdienstonderwijs gedurende de vacature voorzien.
Bij dienstvervulling in filiaal-gemeenten of ver-eenigingen der Broederschap, die geen eigen predikant bezitten (art. 61), en wier verzorging door de Algemeene Vergadering bij bijzonder besluit aan de Commissie tot de zaken der Broederschap is opgedragen, worden bij datzelfde besluit de middelen aangewezen, waaruit de kosten moeten bestreden worden.
tractementen en pensioenen.
Aut. 94.
De Broederschap waarborgt aan den hoogleeraar een jaarwedde van ten minste / 3000.— met inbegrip van de Rijkstoelage.
Aan alle predikants-standplaatsen der Broederschap is in den regel een Rijkstoelage tot het predikantstractement verbonden, waarvan echter bij iedere vacature het behoud moet worden aamrevraaird.
O O
Bij opheffing of samenvoeging van gemeenten tracht de Commissie tot de zaken der Broederschap de eventueel daardoor vrijvallende rijksgelden voor de Broederschap te behouden, door de Regeering te verzoeken, hetzij die toelage aan eenige nieuw-gestichte gemeente te verbinden, hetzij met haar bedrag de laagste der bestaande Rijkstractementen te verhoogen. Aan gemeenten , die geen toelage tot het predikantstractement van Rijkswege mochten genieten , of bij wie die toelage minder dan f 000. — bedraagt, kan daarvoor een bijdrage uit de kas
tractementen en pensioenen.
der Broederschap worden toegelegd, zonder dat zij Uoofast. x. daarom onder de gesubsidieerde gemeenten worden gerangschikt.
Art. 96.
Behalve dit Rijkstractement ontvangt elke dienstdoende predikant, even als de hoogleeraar, een jaarlijksche toelage uit de kas der Broederschap ad ƒ200.— onder den naam van tractementsverbetering,
wanneer het saldo der Rekening dit toelaat.
Voorts wordt aan de predikanten, die niet meer dan f 650.— rijkstractement genieten, nog een extra-toelage van ƒ 50.— jaarlijks uit die zelfde kas toegelegd, mits hun geheele tractement niet meer dan f 2000.— bedrage.
Verder genieten hoogleeraar en predikanten, ook de emeriti, allen een gelijk deel uit de jaarlijksche renten van het legaat Krighout, overeenkomstig de bepalingen waarnaar dit legaat wordt geadministreerd.
Eindelijk mogen de gemeenten zeiven uit eigen middelen zooveel daarbij voegen als zij noodig achten en vermogen, zoolang zij al hare lasten zeiven betalen en geen ondersteuning van de Broederschap behoeven.
De toelage tot het tractement, aan het slot van het vorig art. genoemd, komt daarbij niet in aanmerking.
Art. 97.
De bijdragen tot het predikantstractement, aan sommige gemeenten tot 1879 bepaaldelijk uit het
45
TRACTEMENTEN EN PENSIOENEN.
iioofdst. x. Subsitliefonds toegestaan, waarvan de lijst is opgenomen in Staat A achter dit Reglement, blijven aan die gemeenten, onder de oorspronkelijke voorwaarden , uit de kas der Broederschap gewaarborgd, zoolang niet, naar art. 77, tot haar opheffing of vereeniging met andere gemeenten is besloten.
Deze gemeenten mogen de bestaande gemeentetoelagen tot het tractement niet verhoogen, zonder toestemming der Algemeene Vergadering, bij punt van Beschrijving te vragen.
Dit laatste geldt ook van de gesubsidieerde gemeenten en van die allen, aan wie oorspronkelijk uit de kas der Broederschap zulk een bijdrage is toegelegd; maar het is niet van toepassing op de gemeenten bedoeld aan het slot van art. 95.
AKT. 98.
Boven hetgeen de hoogleeraar en de predikanten der Broederschap, dienstdoende en emeriti, als kinder-, school- en academiegelden van Rijkswege genieten, ontvangen zij nog uit de kas der Broederschap voor elk hunner kinderen, zoolang dezen den ouderdom van 22 jaren niet hebben bereikt en niet tot quot;gevestigden staatquot; zijn gekomen, een kindergeld van twintig gulden 'sjaars. Dit kindergeld wordt ook aan de weduwen van predikanten dei-Broederschap, zelfs na hertrouwen, en aan de voogden hunner weezen uitbetaald.
Om deze uitkeering te genieten moeten de rechthebbenden — op straffe van niet-uitkeering bij verzuim — jaarlijks in April aan den Boekhouder der Broederschap schriftelijk opgeven, voor hoeveel
4(j
tractementen en pensioenen.
kinderen zij voor liet afgeloopen jaar daarop recht HoofJit. x. hebben.
Door quot;gevestigden staatquot; wordt hier verstaan:
a. genot van een inkomen van f 300. —;
h. in dienst zijn bij een vreemde mogendheid;
c. uitoefening van bedrijf of handel, waarvoor patentrecht verschuldigd is;
d. huwelijke staat.
Het genot van deze toelage voor in den loop des jaars geboren kinderen gaat in met den eersten dag-van het kwartaal, volgende op den dag der geboorte; daarentegen wordt zij voor in den loop des jaars overleden of tot gevestigden staat gekomen kinderen nog uitgekeerd over het volle kwartaal, in den loop waarvan de aanspraak op haar genot heeft opgehouden.
Art. 99.
Wanneer de hoogleeraar of een predikant der Broederschap, hetzij om ziekte of lichaamsgebreken , hetzij na volbrachten 40-jarigen dienst, eervol emeritaat heeft bekomen (art. 75), heeft hij,
behalve het pensioen van Rijkswege, recht op dat uit het Pensioenfonds der Broederschap, opgericht in 1872, indien hij daarvan gedurende zijn diensttijd contribueerend lid is geweest.
Tot bekoming van het Rijkspensioen wendt hij zich tot den Koning, bij gezegeld adres, ingediend en ondersteund door de Commissie tot de zaken der Broederschap. Bij dit adres moeten gevoegd worden:
1°. de geboorteacte van den adressant;
47
trac'tementen en pensioenen.
iioofdst, x. 2°. een verklaring van het Bestuur der gemeente, waarbij hij zijn Evangeliedienst aanving, omtrent den datum zijner intrede aldaar; en — in geval van ziekte of lichaamsgebreken —
3quot;. een verklaring van twee geneesheeren, con-stateerende zijn verdere ongeschiktheid voor den dienst.
Tot bekoming van de uitkeering uit het Pensioenfonds der Broederschap, gedrage hij zich naar liet daaromtrent vastgestelde Reglement.
Art. 100.
Bij overlijden van predikanten genieten hunne weduwen of minderjarige, nog niet tot quot;gevestigden staatquot; gekomen kinderen het sterfkwartaal en daarenboven van Rijkswege een vol jaar, van gemeentewege een halfjaar gratie. Bij overlijden van den hoogleeraar wordt de toelage der Broederschap nog gedurende een half jaar betaald. Tot bekoming van pensioen van het Rijk wenden zich belanghebbenden, door tusschenkomst van do Commissie tot de zaken der Broederschap, tot de Regeering. Wat hun recht op uitkeering uit de quot;Weduwen-en Weezenbeurs dor Remonstrantsche Professoren en Predikantenquot; en uit het legaat van prof. van Cattenbuegh betreft, worden zij verwezen naar de voor deze Fondsen vastgestelde Reglementen.
Art. 101.
Wanneer een naar elders beroepen predikant mocht overlijden binnen veertien dagen na het afscheid van zijn vorige en vóór de intrede bij
48
TRACTBMENTEN EN PENSIOENEN.
zijn nieuwe gemeente, blijft het, annus gratiae Koofdst. x. ten behoeve zijner weduwe of minderjarige weezen ten laste van de gemeente die hij verliet.
ART. 102.
Een predikant of proponent der Broederschap,
die als gewoon leeraar de gemeente te Frederikstad gaat bedienen, ontvangt vergoeding van transportkosten voor zich en zijn gezin, voor de helft van de gemeente aldaar, voor de wederhelft van de Broederschap. Ook ontvangt hij, bij gemis van Eijks- kinder- school- en academiegelden, uit do kas der Broederschap, wat hij, ais predikant in het Vaderland, onder dien titel uit's Lands kas zon genoten hebben, benevens het gewone kindergeld der Broederschap. Zoo dikwijls hij ter Algemeene Vergadering komt, ontvangt hij, ter tegemoetkoming in zijn reiskosten, vijftig gulden van de Broederschapgt;
Is hem eervol ontslag verleend (dat hem gegeven wordt door de Algemeene Vergadering op voordracht der Commissie tot de zaken der Broederschap), dan heeft hij, na een dienst van tien jaren,
aanspraak op een pensioen van /20.— voor ieder jaar dienst, tot een maximum van/quot;800.—, daaronder begrepen wat de gemeente van Frederikstad zelve daartoe kan bijdragen.
Na zijn overlijden in den dienst der gemeente geniet zijn weduwe een jaar gratie van gemeente en Broederschap, en daarna van de Broederschap een weduwen-pensioen van ƒ200.— 'sjaars, benevens ƒ 150.— voor transport naar het Vaderland, indien zij verlangt daarheen terug te keeren.
49
GELDELIJKE ONDERSTEUNING AAN GEMEENTEN DER BROEDERSCHAP.
ART. 103.
Greraeenten der Broederschap, die niet in staat zijn al haar lasten zeiven te dragen , maar geldelijke hulp behoeven, kunnen uit de kas der Broederschap worden ondersteund. Zij wenden zich daartoe, bij punt van Beschrijving, tot de Algeineene Vergadering , na vooraf de Commissie tot de zaken der Broederschap van haar verlangen kennis gegeven en tijdig in staat gesteld te hebben de aanvrage te onderzoeken en daarover haar advies uittebrengen.
ART. 104.
Alle geldelijke hulp, uit de algemeene kas of vroeger uit het Subsidiefonds aan gemeenten der Broederschap verleend of nog te verleenen, wordt, tenzij in eenig bijzonder geval uitdrukkelijk het tegendeel werd verklaard, als 1 e e n i n g aangemerkt. Het bedrag van zoodanige leening of leeningen kan, indien daaromtrent bij het aangaan dei-verbintenissen geen andere bepalingen zijn gemaakt, door de gemeente ten allen tijde afgelost worden, waarmede van zelf alle daaruit voort-
GELDELIJKE ONDERSTEUNING AAN GEMEENTEN. 51
vloeiende verpliclitingen ophouden. Maar door do Hoofust. xi. Broederschap zal het alleen in geval van geheel veranderde geldelijke omstandigheden der gemeente,
of anders bij haar opheffing of uitsterven teruggevorderd, en dan op hare bezittingen verhaald worden.
ART. 105.
Alle gemeenten, die op eenige wijze ondersteuning uit de algemeene kas der Broederschap genieten,
verbinden voor de behoorlijke aflossing, naar de boven omschreven beginselen, al hare bezittingen,
zoowel toekomende als tegenwoordige.
Zij doen dit door de quitanties zeiven, waarbij haar Bestuur of diens gemachtigden erkennen die ondersteuning te hebben ontvangen. Daardoor verbinden zij zich tevens, zoolang de schuld niet is afbetaald, geene eigendommen, erven of gebouwen der gemeente te zullen verkoopen, bezwaren of vervreemden, zonder goedkeuring van de Commissie tot de zaken der Broederschap.
Art. 106.
De bedoelde ondersteuning kan verleend worden:
1°. in eens, ter tegemoetkoming in tijdelijken nood, met of zonder bijzondere bepalingen omtrent aflossing en rentebetaling;
2°. jaarlijks, en uitsluitend als bijdrage tot hot predikantstractement;
3°. jaarlijks, of althans periodiek, ter tegemoetkoming bij onvoldoende inkomsten voor do gewone uitgaven.
4*
52 GELDELIJKE ONDERSTEUNING AAN GEMEENTEN.
Hoofdst. XT.
ART. 107.
Indien aan een gemeente geldelijke liulp is verleend op den voet van art. 106: 1°., en door onvoorziene omstandigheden aan de bepaalde voorwaarden niet geregeld kan worden voldaan, moet de aanvrage onder anderen vorm worden vernieuwd, en beslist hieromtrent de Algemeene Vergadering.
ART. 108.
Op alle gemeenten, die uit de kas der Broederschap een jaarlijksche toelage genieten, uitsluitend voor het predikantstractement, naar art. 106: 2°., zijn de bepalingen toepasselijk in artt. 76, 3den volzin, 77 en 97. Ook mogen zij, zonder uitdrukkelijke vergunning, uit haar gemeentekas geen ondersteuning verleenen aan de kas der Armen. Eindelijk zijn zij verplicht, aan de Oommissie tot de zaken der Broederschap, zoodra deze dit verlangt, inzage te geven van haar financieel beheer, dat overigens, tenzij bij het verleenen der toelage uitdrukkelijk andere bepalingen waren gemaakt, vrij en onafhankelijk blijft.
Van deze twee laatste bepalingen, evenals van die in art. 97, zijn de gemeenten, bedoeld aan het slot van art. 95, vrijgesteld.
ART. 109.
Gemeenten, die ondersteuning uit de kas der Broederschap ontvangen, naar art. 106: 3°., dragen den naam van gesubsidieerde gemeenten, en hebben geen vrij en zelfstandig financieel beheer.
GELDELIJKE ONDERSTEUNING AAN GEMEENTEN. 53
Zij zijn verplicht hare effecten te stellen onder Hoofdst. xi. bewaring van de gemeente, met het financieel Beheer der Broederschap belast, die haar de rente uitkeert, of het bewijs over te leggen, dat al hare geldelijke bezittingen bestaan in Inschrijvingen op het Grootboek der Ned. Werk. Schuld, in welk geval zij zeiven de rente mogen blijven ontvangen.
Voorts zenden zij jaarlijks, vóór 15 Februari,
aan de Commissie tot de zaken der Broederschap een begrooting van hare inkomsten en uitgaven over het loopende jaar, ingericht volgens de voorschriften door de Commissie te geven, vragen daarop haar goedkeuring en brengen, als deze verkregen is, het verzoek om betaling van het vermoedelijk nadeelig saldo uit de kas der Broederschap,
bij punt van beschrijving, tot de Algemeene Vergadering. Tegelijk met de begrooting wordt de rekening van het afgeloopen jaar, mede naar de voorschriften der Commissie ingericht, met al de daarbij behoorende bescheiden, aan haar ter goedkeuring toegezonden.
Nog voegt het Bestuur daarbij een nauwkeurig bijgehouden en door den Boekhouder der Broederschap voor quot;accoordquot; geteekenden Staat van al de gelden, tot dusver aan de betrokken gemeente uit de kas der Broederschap verstrekt.
DE BEZITTINGEN EN INKOMSTEN DER BROEDERSCHAP EN HAAR BEHEER.
AKT. 110.
De bezittingen der Broederschap bestaan in: 1°. de Inschrijvingen op het Grootboek der 21/., pCt. Ned. Werk. Schuld, staande ten name van:
a. de Remonstrantsche Broederschap in Nederland; en
b. het Subsidiefonds der Remonstrantsche Broederschap in Nederland;
2°. de goederen en effecten, van welken aard
ook eu op welke wijze haar toegekomen; 3°. de vorderingen op onderscheidene gemeenten der Broederschap, ten gevolge van voorschotten uit het Subsidiefonds, of uit de kas der Broederschap, naar de verschillende daarvan bestaande acten, staten en quitantiën.
Akt. 111.
De inkomsten der Broederschap bestaan in: 1°. de renten en opbrengsten van de in art. 110 : 1° en 2° genoemde inschrijvingen, goederen en effecten;
DE BEZITTINGEN EN INKOMSTEN DER bi'. 55
2°. het aan de Broederschap toekomend aandeel Hoofdst. xu. in de renten van het legaat Krighoüt;
3°. de opbrengst der inzameling van jaarlijksche bijdragen sn giften in eens ten behoeve der Broederschap, bij de leden en vrienden dei-gemeenten, (collecte voor het Subsidiefonds,
zie art. 113).
4°. de opbrengst eener jaarlijks in alle gemeenten der Broederschap, bij éen of meer barer godsdienstoefeningen, te haren behoeve te houden collecte ^art. 114);
5°. de subsidiën door de gemeenten in 1862 voor de tractementsverbetering toegezegd of later toe te zeggen.
6°. buitengewone baten.
Art. 112.
De Besturen van alle gemeenten der Broederschap zijn geroepen naar vermogen mede te werken en door de leden hunner gemeenten te doen medewerken tot instandhouding en verhooging van de inkomsten der Broederschap, met name van die in art. 111: 3° en 4quot; aangewezen.
Art. 113.
Tot bereiking van dit doel benoemt ieder Bestuur,
hetzij uit eigen kring, hetzij uit de overige leden der gemeente, een of meer personen, aan wie in het bijzonder is opgedragen, éénmaal 's jaars, zooveel mogelijk op vastgestelden tijd en bij persoonlijken rondgang, inzameling te houden, hetzij van de vaste, bij inschrijving toegezegde jaarlijksche
DE BEZITTINGEN EN INKOMSTEN DER BP.
iioofdst. xii. bijdragen, hetzij van de giften in eens, welke de leden en vrienden der gemeente en Broederschap , ten behoeve van deze laatste willen afzonderen (collecte voor het Subsidiefonds). Vóór 1 April, zendt het Bestuur der gemeente het bedrag der voor het loopende jaar aldus ingezamelde gelden aan den Boekhouder der Broederschap. In iedere Algemeene Vergadering wordt bovendien door de Afgevaardigden der gemeenten van de opbrengst dier collecte en van de vermoedelijke redenen van vermeerdering of vermindering verslag gedaan.
ART. 114.
Jaarlijks wordt bovendien in elke gemeente der Broederschap, ten minste in één barer godsdienstoefeningen , ter keuze van haar Bestuur, een openbare collecte voor hetzelfde doel gehouden, bij welke gelegenheid de stoffelijke belangen der Broederschap opzette! ijk en ernstig aan de gemeente worden aanbevolen.
Van de opbrengst dier collecte wordt zoo spoedig mogelijk het volle bedrag aan den Boekhouder der Broederschap overgemaakt en in de eerstvolgende Algemeene Vergadering mededeeling gedaan.
Jaarlijks, in de maand Mei, schrijft de Boekhouder der Broederschap aan de verschillende gemeenten, die in of na 1862 een bijdrage voor de tractementsverbetering hebben toegezegd of nog toezeggen mochten (art. 111 : 5°), tot welk bedrag
56
DE BEZITTINGEN EN INKOMSTEN DER BP. 57
van liet gestelde maximum hij, met het oog op iioofJst. xn. den algemeenen stand der rekening, dat jaar noodig rekent te beschikken.
ART. 116.
Uit deze gezamenlijke inkomsten moeten jaarlijks alle betalingen geschieden, waartoe de Broederschap door de voorschriften van dit Algemeen Reglement verplicht is, of die zij bij besluiten der Algemeene Vergadering op zich genomen heeft of nog op zich nemen mocht.
ART. 117.
Nog komen ten laste van de Broederschap de reiskosten ter Algemeene Vergadering van de predikanten der gemeenten, wier Bestuur schriftelijk verklaart zich daardoor bezwaard te gevoelen; de reis-, verblijf- en verdere kosten van Professor en Curatoren van het Seminarium; van den Boekhouder der Broederschap en in het algemeen van ieder,
die op last en ten dienste van de Broederschap werkzaam is. Deze onkosten moeten vóór 1°. April bij den Boekhouder worden opgegeven en worden door hem, met inachtneming van Art. 123, betaald en op de Eekening gebracht.
ART. 118.
De onkosten, bij geschillen in eenige gemeente,
door de Commissie tot de zaken der Broederschap in haren naam of door de partijen zeiven gemaakt,
worden gedragen door de belanghebbende gemeente of, zoo de Algemeene Vergadering of de Commissie
DE BEZITTINGEN EN INKOMSTEN DEK BP.
dit beveelt, door de partij die bevonden is ongelijk te hebben.
ART. 119.
Het beheer van al de genoemde Bezittingen, Inkomsten en Uitgaven der Broederschap is opgedragen aan een barer voornaamste gemeenten, daartoe om de driejaar door de Algemeene Vergadering uit te noodigen.
ART. 120.
De gemeente die dit beheer aanvaardt, is daarvoor aansprakelijk. Zij benoemt, onder haar verantwoordelijkheid , een (of meer) barer leden tot Boekhouder der Broederschap, dien zij met de daaraan verbonden werkzaamheden belast, en geeft van die benoeming zoo spoedig mogelijk kennis aan de Besturen van alle gemeenten en aan alle vaste leden der Algemeene Vergadering.
ART. 121.
Alle gelden en effecten, bezittingen of eigendomsbewijzen, met hot Archief der Broederschap, berusten bij de gemeente aan wie het beheer is opgedragen. Deze maakt omtrent de bewaring en beveiliging daarvan alle zoodanige bepalingen als zij noodig oordeelt.
ART. 122.
De Boekhouder der Broederschap zorgt, dat steeds een Inventaris besta van al de bezittingen, baten en lasten der Broederschap.
58
DE BEZITTINGEN EN INKOMSTEN DER BP.
Van dezen Inventaris doen de afgevaardigden Hoofdst. xn. der gemeente, met het financieel beheer belast,
jaarlijks mededeeling aan de Algemeene Vergadering en leggen daarbij namens haar de verklaring af,
dat de daarin vermelde Effecten en Eigendomsbewijzen werkelijk aanwezig zijn.
Deze mededeeling wordt in haar geheel met de overige Eapporten in de Handelingen der Algemeene Vergadering opgenomen.
Art. 123.
De Boekhouder doet geen betalingen, dan waartoe door de Algemeene Vergadering is besloten, of die zijn goedgekeurd door de Commissie tot de Zaken der Broederschap, of door het College van Professor en Curatoren, voor zoover tot elks bevoegdheid behoort. Zij moeten door behoorlijke quitantiën worden gedekt.
AUT. 124.
Het boekjaar der Broederschap loopt van 1 April tot 31 Maart daaraanvolgende.
AKT. 125.
Jaarlijks, in de Algemeene Vergadering, doet de Boekhouder, voor de gemeente in wier naam het beheer door hem is gevoerd, Rekening en Verantwoording over het afgeloopen jaar, geeft haar een verslag van den staat der financiën van de Broederschap , en legt tevens een begrooting over van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven voor den volgenden dienst.
59
HET ALGEMEEN REGLEMENT.
ART. 126.
m
JLwee exemplaren van clit Algemeen Reglement, ten bewijze van echtheid door den Voorzitter en Secretaris der Algemeene Vergadering van 1879 gewaarmerkt, worden op verschillende plaatsen in liet Archief bewaard.
Voorts ontvangt het Bestuur van elke gemeente twee exemplaren, en ieder vast lid der Algemeene Vergadering één exemplaar.
Nieuwbenoemde vaste leden der Vergadering doen daartoe aanvrage bij den Secretaris der Commissie tot de zaken der Broederschap.
Besturen van gemeenten kunnen steeds, op schriftelijke aanvrage, meer exemplaren bekomen bij genoemden Secretaris, die gemachtigd is ook aan dergelijke aanvragen van belangstellenden in of buiten de Broederschap te voldoen.
ART. 127.
De Besturen dragen zorg, dat de twee exemplaren hunner gemeente goed bewaard en alle latere ver-
HET ALGEMEEN REGLEMENT.
anderingen, door de Algemeene Vergadering daarin iioofdst. xm. te brengen, nauwkeurig bijgeschreven worden. Hiervan leggen zij jaarlijks schriftelijk getuigenis af op den Brief van Beschrijving hunner afgevaardigden ter Algemeene Vergadering.
ART. 128.
De Besturen der gemeenten van Amsterdam en Rotterdam zijn verplicht hunne exemplaren telkens ter Algemeene Vergadering mede te brengen, opdat alle veranderingen daarin bijgeschreven en onderteekend worden door den Secretaris.
ART. 129.
Veranderingen in dit Algemeen Reglement kunnen alleen op punt van Beschrijving door de Algemeene Vergadering worden gemaakt.
Art. 130.
Dit Reglement treedt in werking den l5tequot; Augustus van het jaar 1879.
61
EERSTE CLASSIS. Amsterdam. Leiden. Haarlem. Alkmaar. Hoorn. o u de-weteri k g. DERDE CLASSIS. Gouda. Utrecht. Amersfoort. Zwammerdam. Nieuwkoop. Waddingsveen. Boskoop. |
TWEEDE CLASSIS. Rotterdam. 's Geavehhage. Delft. Zevenhuizen- Hazerswoude. Moordrecht. Schoonhoven. VIERDE CLASSIS. Arnhem. Groningen. Docktjm. Lochem. (Doesburgh). |
EERSTE CLASSIS. Amsterdam. Leidex. Haarlem. Alkmaar. Hoorn. Oüde-Wetering. DERDE CLASSIS. Godda. Utrecht. Amersfoort. zwammerdam. Nieuwkoop. Waddingsveen. Boskoop. |
TWEEDE CLASSIS. Rotterdam. 's Gravekhage. Delft. Zevekhuizetj- Hazekswoude. Moordrecht. Schoonhoven. VIERDE CLASSIS. Arnhem. Groningen. Dockum. Lochem. (Doesburgh). |