U\
VA X I )E
DOOR
---dSGfamp;Xj—
te Leeuwarden , rij Wed. J. K. MIEDEMA amp; Co. 1883.
VAN DE
DOOR
bibliotheek
NED. HERV. KEHK
r
Dr. J. R E I T S M A.
DOOR
Er is in onze vaderlandsche kerkgeschiedenis geen ingewikkelder periode dan het tijdvak van de Dordtsche synode. Over menig feit, menigen persoon, die een rol vervulde in die onrustige dagen, menige verwikkeling kan en moet nog helderder licht worden verspreid.
Mijn opstel is oen bladzijde uit de geschiedenis van die dagen. Het zal het leven en de beproevingen beschrijven van een der velen, die vertreden zijn onder de voeten der triomfeerende en jegens de overwonnenen zoo hardvochtige ijveraars voor zuiver gereformeerd geloof. De biographie van den bekenden Sneeker rector en prediker Daniel Johannis Snecanus, later doctor in de medicijnen en zwervend Remon-strantsch leeraar, wiens onrustige levensloop kalm besloten werd in het stedeken Zaltbommel aan den breeden Waal-stroom.
Bekend noemde ik dezen man. Toch geldt dit slechts zijn naam. Want zijn geschiedenis was tot nog toe minder bekend , dan het scheen. In enkele oudere historische werken wordt slechts terloops melding van hem gemaakt. (1) Wijlen
(1) liramlt. Ilist. der Ref. II, 931, Vricmoet, Ath. Fris. en IJpey en Derraout, Gesch. der N. H. Kerk II, aant. 181 spreken slechts van ziju afzetting en de laatsten zijn zelfs in 't onzekere, of hij te Sneek kerkedienaav geweest is.
2 EEN VERSTOOTELING
prof. Lorgion, die mededeelt, wat in de synodale acta van 1617— 1G21 voorkomt, weet verder aangaande hem niet anders dan dit: »Xiet lang daarna (1621) schijnt men hem te hebben afgezet.quot; (1) Later heb ik in zeker werk, door mij vervaardigd, veel narichten daaraan kunnen toevoegen zoo-Avel uit de belangrijke acten der synodale deputaten tusschen de jaren 1618 en 1625 , als uit zijn vriendenalbum en enkele archiefstukken. In de werken van prof. J. Tideman over de Remonstrantsche Broederschap komen belangrijke berichten voor over het laatste gedeelte van zijn leven.
Voor eenigen tijd kreeg ik in handen een aantal brieven, requesten en stukken betreffende de quaestie van Daniel Snecanus, aangekocht door de provinciale bibliotheek te Leeuwarden. Uit die brieven en copien van stukken, door hem zelf gesteld, kan zijn gansche lijdensgeschiedenis nu in helderder licht worden gesteld. Op sommige van die papieren heeft hij zelf in klad het een en ander aangeteekend, o. a. het klad van een brief aan iemand in Dordrecht. Deze aan-teekeningen zijn soms haast onleesbaar, doch de moeite van het ontcijferen is beloond door de ontdekking van eenige niet onbeduidende levensbijzonderheden. Door dit alles ben ik thans in staat een nauwkeuriger en vrij volledige biographic van dezen verstooteling der kerk te kunnen aanbieden.
De persoon zelf verdient dit, omdat hij een man van goede gaven en niet zonder beteekenis is geweest, maar vooral als type van het lijden der minderheid in dien onbarmhartigen tijd.
Daniel Johannis behoorde tot een geslacht, dat van ouder tot voorouder (2) in Sneek had gewoond, zoodat hij in 't
(1) Ned. Herv. Kerk in Fr. p. 55—57.
{'2) In een ra. s. aanteekening op het adres gemerkt 12 B. noemt hij Sneek; patria civitas, unde ab avis et atavis originêm duel.
T
J___
VAN DE KERK.
laatst van zijn leven met zijn nazaten den familienaam Snecanus heeft aangenomen. Zijn vader, Johannes Eoukes, was daai' geboren en had er zijn opleiding genoten aan de Latijnsche school, die toenmaals onder den rector Johannes Lucaeus Rodius eenigen naam had. Hij was tijdgenoot en speelmakker van den later als geleerde en hervormer beroemden Grellius (Hotzonides) Snecanus, met wien lnj levenslang bevriend is gebleven. (1) De woelingen van de hervorming en van den opstand tegen Spanje dreven hom buitenslands in ballingschap in Emden, de gastvrije herberg der verdrukte Friezen. Vandaar teruggekeerd werd hij predikant o. a. in Ridderkerk. Het schijnt, dat hij ook les gaf aan de Latijnsche school te Dordrecht. (2)
Te Ridderkerk, niet te Sneek (3) werd Daniel geboren, en een vriend zijns vaders, de conrector Isaak van den Cor-put van Dordrecht hief hem ten doop. Het schijnt, dat zijn vader bezwaard was met een groot gezin, waarvan wij alleen Daniels ouderen broeder Paul us en den jongeren Rochus kennen, die later predikanten zijn geweest in Friesland ,
(1) Gellius Hotzonides in Meth. Descr. de cogn. Dei et homini etc. 1591. p. -444: Joannes Uaueus.. . qui mecum a teneris foris et domi cum in scholis, tuin in exilio multa bona et mala una toleravit.
(,2) M. S. annot. als boven; Est quippe Sneea non ineelebre Fr. oceidentalis oppidum altera mihi patria, tametsi... non dissimularem Dordrechtum mihi propemodum prima patria haberi, ut cuius in dis-trictu prima aere inhausissem, in pago scilicet Rijderkerk.... Inibi pater meus ministerio Ecclesiastico fungebatur , cum ego in luce prodirem , functus etiam in ipsa vestra civitate eodem munere cum D. J. Cor-putio et Servatio, quorum ille inter alios , quorum adhuc memoriam circumfero , ex suggestione parentum nimirum Nieolaum Trevirensem me ex sacro fontc susceperat. — J. Corputius , Isaak van den Corput was conrector en stierf in 1399 te Dordrecht, waar zijn vader Hendrik toen nog predikant was.
(3) Abusief in miju „Honderd jarenquot; p. 380.
3
EEN VERSTOOT EL ING
respectievelijk te Wijnaldum en te Blija. (l) Aan een zijner broeders werd de betrekking van leeraar aangeboden te Dordrecht, toen de Latijnsche school aldaar tot een gymnasium bevorderd werd. (2) Doch het schijnt, dat hij daarvoor bedankt heeft. Dit was een oudere broer, misschien Paulus.
Omstreeks het jaar 4581, dus kort na Daniels geboorte, werd de vader tot predikant in zijn vaderstad beroepen. Sneek was een plaats, waar behoorlijk goed onderwijs gegeven werd. Eeeds op de Latijnsche school kreeg Daniel veel lust voor de klassieke letterkunde en natuurkundige studiën , zoodat hij dan ook in 1597 of in liet najaar van 1596 student in de letteren te Franeker werd. (3) Na het afleggen van liet vereischte examen, dat hem weinig moeite kostte, werd hij omstreeks 1598 alumnus Frisiae. Want zijn vader drong er op aan, dat hij zich voornl. aan de heilige theologie wijden en het andere meer als bijvak beschouwen zou. Zijn lievelingswensch was echter het rectoraat aan een Latijnsche school in de een of andere deftige stad. (4) Nog
(1) Rochus Johannis beroepen to Blija e. a. Kill en aldaar gestorven 2 Febr. 1()38. Den 1/ Juni Kil/ werd hem de aanklacht voorgelezen van zekers Tiedt Tjaerds, die hem betichtte, quod sejitem noetes cum ilia dormisset. etc. 't welk hij ontkende. Aant. v. Burm.
Paulus Johannis heeft eerst gestaan te Wijnaldum , vanwaar hij in 1()07 . reeds voor 1 Mei, naar Gaast vertrok. Daar is hij overleden in April of Mei 1632.
(2) Ibid. Cum paucis annis interiectis Gymnasium publicum erctum esset, eius quoque ... graphiam ad parentem raeum cui nomen erat Joh. Rho. trausmissam et fratrem meum natu maiorem, qui me aliquot annis antecedebat ad functionem scholasticam inibi invitatum.
(3) Zooals blijkt uit tijdsopgave in het m. s. request no. 5 . dat in 't laatst van Maart 1603 gesteld is.
(4) Me malle Rectoratu fungi, ut qui... ineunte aetate humaniori-bus Uteris et exotericis disciplinis naturae quodam instinctu et patris quoque hortatu deditus fuissem. Qiüppc parens mens deprehensis in
4
VAN DE KERK.
in 1599 on 1600 was hij litt. student en stond bekend als zeer ervaren in beide oude talen. (1) Toch liet hij de theologie niet varen, want in 1601 was hij cand. theol.
Xiet lang daarna, in 1602, kreeg hij met goedvinden van de Friesche Staten (2) op aanbeveling van zijn professor Janus Drusius de betrekking van praeceptor aan do Latijnsche school te Amsterdam. (3) Hij nam dit aan om met het intusschen oploopende jaargeld als alumnus en 't geen hij uit eigen verdienste zou oversparen, (t) een reis in den vreemde te ondernemen en tevens om zijn vader, die met zijn zwaar huisgezin zuinig moest leven, oen weinig te verligten. Want sedert een jaar of drie was deze ook reeds emeritus. Daniel had daar een zeer werkzame betrekking. Onder zijn leerlingen noemt hij do zonen op van Eevius en ook van den heftigen heer Petrus Plancius, den zeer strijdlustigen Calvinist, die hem blijken gaf van zijn achting. Hij leerde tijdens zijn verblijf aldaar ook Armi-nius, predikant, die toen reeds met Gromarus overhoop lag,
me istis igniculis, ut erat pro ratione istius senile ipse ab ijs non alienus rae erebro monuerat, ut in studio ïhcologico ita me totum impen-derem, ut exoterica iila prorsus insuper halierem ... Uit de m. s. ami. op 12 13.
(1) Blijkens het getuigenis van zijn contubernaal Henricus Uphof in zijn album : Humanissimo bonarum artium studijs ornatissimo Grc-cis latiuis literis crudito D. Dan. Joh. (synoikoi)meo 24 April KiOO.
(2) M. S. no. 5: Patriae ad tempus rae subduxi non surripui, etc.
(3) M. S. ann. op no. 12B: Ita factum est, ut cum obuumerosum prolem avitae ros parcum fovent. ipso aetatis 4 anno Arasterodami promovente Drusio piae ra. hypodidaseali munus proximum a conrec-tore susceperim, habueriraque discipulos inter caeteros n. David, Lau-rentium, Plancios pucros, Revios aliosque quorum nunc exedit me-moria.
(quot;4) M. S. no. 5: Amstclodami ubi provmeiani Scholasticam tune temporis obibam.
5
EEN VERSTOOTELIN'G
kennen, alsmede W. Helmichius en vele anderen. (1) Om onbekende redenen onthielden de Staten hem terstond na zijn vertrek uit Franeker het jaargeld als alumnus, hoewel zijn studietijd nog niet om was. Daarmede vervloog zijn hoop om die studiereis te kunnen doen, juist nu hij reeds het plan had opgevat zijn betrekking als docent te Amsterdam neer te leggen. Waarschijnlijk waren de Staten van Friesland wegens den litterarischen loop van zijn studie in het onzekere, of hij zijn verplichting als alumnus wel zou nakomen en zich beschikbaar stellen ten dienste van de kerk. Voorbeelden van jongelieden, die zoodanige inkomsten uit 's lands kas genoten en daarna de theologie lieten varen , kwamen wel eens voor. Vrienden echter hadden beredeneerd , dat hij nu van zijn verplichting ontslagen en vrij man was, omdat de Staten tegen hun belofte vóór het verstrijken van zjjn studietijd dat jaargeld ingetrokken hadden. Door kooplieden in Vlaanderen of Brabant was hem reeds een ander voorstel gedaan en een ruim stipendium aangeboden. Maar hij wilde zelfs den schijn van ondankbaarheid niet op zich laden en daarom liefst zijn studiën ten einde brengen onder de zorg van dezelfde begunstigers, derhalven als alumnus der Friesche regeering. Dit waren de redenen, waarom hij in Maart 1503 een request opzond aan Gedept. Staten met verzoek, dat de E. heeren hem het volle stipendium als alumnus nog twee jaren lang zouden uitkeeren, of zooveel meer als zij mochten goedvinden. Dan wilde hij
(1) Met de hand van J. Armiuius staat op {lato 20 Mei 1()03 in het album van Dauiel Johannis: Probo et docto Juveni Danieli Jo-annis studiorum eaussa peregrinaturo hoe adscripsi Jacobus Arminius Ecelesiastes Amstelodamensis faustum itineris ct studiorum successum illi comprecatur. —• Voorts schreven in dat album ds P. Plancius, W. Helmichius (Mei l(i03) , prof. Sib. Lubbertus ((gt; Sept. KiOl), J. Drusius, Joh. Arcerius, Lollius Adama eu andere bekende personen.
6
VAX DE KERK.
op kosten des lands eenige buitenlandsclie academiën bezoeken en beloofde zich na deze oefening ten dienste van do Friesche kerk aan te melden. Mocht het echter zijn, dat de E. heeren bezwaren maakten en de uitbetaling van zijn inkomen wilden opschorten, dan verzocht hij hen dringend , dat zij hem van de voorwaarde zouden ontslaan, die hem bij zijn opname onder 's lands vocdsterlingen opgelegd was en hem niet zonden verhinderen om elders hulp tot voortzetting zijner studiën te vragen. Om zijn vaderland wilde hij dit echter lievei' niet doen en hij hoopte, dat de Staten zijn wensch zouden kunnen inwilligen, (i)
Zijn verzoek werd gunstig opgenomen: do Gedeputeerden stonden hem nog twee jaren lang een som toe van lijder iaer hundert dalers omme bij middel van dien sijn aangevangen studium buijten 's lands te continueren mits stellende borgc, dat hij theologia zal studeren ende nae verloop van twee iairen sijn dienst alhier common presenteren.quot; (2)
Alzoo was hij nu weer in de clientele der Friesche Staten opgenomen en had vergunning twee jaren buiten's lands in Frankrijk of Duitschland te vertoeven. In 't laatst van Mei verzocht hij, dat het jaargeld hem uitbetaald werd, alsmede het gewone reisgeld, omdat het stipendium voor een verblijf buitenslands ontoereikend was. Hij was van plan om met de eerste goede gelegenheid te vertrekken. (3) De Staten stonden hem 30 car. gis. boven de honderd daalders toe en gaven een mandaat af tot uitbetaling (4) dezer
(1) Collectie M. S. van Daniel Johannis, een request in 't latijn zonder datum , gemerkt N 5.
v—) Apostil aan het request, ged. 2 Aprilis 1603 voor noen.
(3) Latijnsch request zonder datum M. S. gemerkt N (i met apostil der Staten gedat. 3 Juni 1()03.
(4) Op Jan Henriex , ontvanger-generaal van de kloostergoederen.
7
EEN VERSTÜOTEUXG
gelden, die luj nu tegen quitantie in ontvangst kon nemen.
't Schijnt, dat Daniel zich op dat oogenblik reeds op reis bevond met een drietal jongelingen van zijn konnis, van wie hij 6 Juni te Antwerpen afscheid nam, omdat hij vandaar verder ging. (1) Wat hem evenwel van zijn voornemen afgebracht heeft, kan niet opgehelderd worden, maar die reis ging niet heel ver. In Augustus was Daniel al weer te Franeker terug en aan de studie. In de tweede week van September was hij op het punt van te vertrekken, maar die reis ging naar Holland. (3) En in het begin van het volgende jaar werd hij als predikant in Friesland aangesteld. liet is niet onwaarschijnlijk, dat de liefde deze verandering te weeg gebracht heeft. De naam van zijn echtgenoot is niet bekend. quot;We weten alleen, dat zij hem eenig vermogen aanbracht.
Zijn eerste standplaats was het stille Hijlaard, toen ter tijd gecombineerd met Lijons, beide nabij de kronkelende trekvaart tusschen Bolsward en Leeuwarden gelegen. Het was een kleine gemeente, waar hij slechts twee en een half jaar gestaan heeft. (3) In 160G werd hij beroepen naar het meer aanzienlijke en volkrijke Bergum, hoofdplaats van de gemeente Tietjerksteradeel, en deze groote gemeente heeft hij acht jaren lang bediend.
Aan den predikant van Bergum was in dien tijd ter woning afgestaan het oude en ruime klooster, welk verblijf zijn Eerwaarde echter met een ander deelen moest.
(1) Op dien datum schreef Daniel Pipardus in Daniels album; in ieundissimi inter nos consortij memoriara hacc discedenti maestus posui, Antverp. Eveneens Ilieronymus Joannis cn Vogellius Weer-tanus.
(21 Blijkens album op de datums 10 Aug. en 8 Sept. 1()03 (abi-tum meditansj.
(3) Volgons zijn eigene opgaven in het M. S. adres gemerkt N 24 .
8
VAN DE KERK.
9
Toen Daniel Johannis te Bergum kwam, was dat een zekere Peter Peykesz, die de vertrekken aan den anderen kant van «de gemene gang van vsz. liuysquot; in gebruik had. Zijn voorganger, ds. Wilhelmus Faber, had altoos ook den appelhof of boomgaard in huur gehad, maar tijdens de vacature had Peter dien liof in huur weten te krijgen. Dit gaf spoedig aanleiding tot onaangenaamheden tusschen de beide bewoners. Het verschil liep zoo hoog, dat de booze buurman op zekeren dag zijn geestelyken herder een slechte kool stoofde. Op zekeren Dinsdag, den 19den van de schoone Augustusmaand, keerde ds. Daniel van de classisvergadering te Leeuwarden huiswaarts en vond »de principale Ingang ende doerequot; van zijn huis, waar zjjn voorganger altoos vrijen toegang door genoten had, met een steenen muurtje dichtgemetseld, zoodat hjj nu geen anderen ingang tot zijn eigene vertrekken had dan door een vuil hok en schuur, waar geen fatsoenlijk mensch doorgelaten mocht worden. Ja nog meer, zijn eigene kamer, waar al zijn boeken en studiebehoeftcn zich bevonden, was geheel sgeturbeert ende onbruickbaer ghemaeckt.quot; Ds. Daniel verzocht op staanden voet aan Gedept. Staten, dat zij een commissaris zouden afvaardigen om dat booze werk te bezien en orde op zaken te stellen, opdat hij zijn eigen huis srustelicken ende in vredenquot; mocht bewonen. (1) De E. Ileeren hebben deze quaestie toen geregeld en waarschijnlijk heeft ds. Daniel daarna het voormalig convent alleen bewoond. Het was een »groot, jdel ende hoogquot; gebouw, zoodat Gedeputeerden hem op zijn verzoek toestonden eenige vertimmeringen aan te brengen. Ook heeft hij voor een groot deel de koe- en hooischuur verbouwd en de beide hoven verbeterd. Dit
(1) M. S. request gemerkt N 12c zonder datum en jaar.
EEN VERSTOOTELING
10
gaf bij zijn vertrek aanleiding tot ongenoegen met de regec-ring. Want toen diende ds. Daniel een rekening in van 375 car. gis wegens gemelde vertimmering en verbeteringen. De Staten weigerden hem die som te betalen en lieten hom honderd gulden minder aanbieden. Hij verzocht nu, dat iemand op zijn kosten zou overkomen om te inspecteeren , wat hij had laten doen tot verbetering van pastorie en hof. Ook dit werd geweigerd. Tevens hadden Gedept. Staten »het grote Lantschapshoffquot; publiek laten verhuren , waarvoor hem jaarlijks 25 goudgl. als tractement placht toegerekend te worden, en waar hij nog zeven jaren aanspraak op meende te hebben. Hij beweerde dat recht ook bij zijn vertrek te behouden. Toen de hoeren Bangama en de ontvanger Henrici (Jan Henricx, ontvanger-gen. van de kloosteropkomsten) daartoe gecommitteerd, te Bei-gum kwamen , kwam hij in de herberg, waar de verhuring plaats zou hebben, bij de heeren en trachtte hen te bewegen, dat zij zich zouden kwijten van hun last »onvercort syn gerech-ticheyt.quot; De heeren wilden hem dit niet belooven, waarop ds. Daniel, op zulk eene weigering voorbedacht, daar ter plaatse bij 't begin van de acte van beschrijving door een notaris protest liet aanteekenen. Terstond lieten de heeren, die zich gekrenkt achtten, door hun notaris «contraprotest smeden, waarinne togen hem als tegen een moetwillich menscli gehandelt worde, ende nyet als tegen een Dienar Jezu Christi, die men nyet alleen van wegen syn ampt, maer oock ten respecte van die meriten die syn wilen vader den landschappe bewesen heeft, beleefder behoorde beiegent t'hebben.quot; Zijn goede naam kwam daardoor »ten opsprake van de quaetwillige.quot; Deze onaangename zaak was nog hangende, toen hij zich reeds te vrede wilde stellen met de hem door de Staten aangebodene vergoedingssom, 275
VAN DE KERK.
car. gis. Dc E. ITeeren gaven toen last hem dit geld uit te keeren , en hij nam het in ontvangst, swelverstaende , dat daermede alle verdere geschil soudo doodt ende te nyette wesen ende hy syn recht behouden aen de wintersacyingo van hem wtgebracht.quot; Korten tijd daarna hoorde hij van geloofwaardige zijde, dat het contraprotest nog in wezen was. Toen wendde hij zich per adres (1) tot den landsdag-met verzoek, of zij alle stukken, betreffende deze quaestic in dc rekenkamer of onder den ontvanger-generaal berustende, wilden opvragen en de zaak door Gedeputeerden laten onderzoeken , opdat zijn goede naam, die door de overhaaste manier van procedeeren »geen cleync schade geleden heeftquot;, hersteld en hij aan zijn deugdelijke pretensie geholpen mocht worden, en dat ten minste dat contraprotest vernietigd werd, zoodat hij niet op grond daarvan wederom aangesproken kon worden, of zooals de Heeren zouden goeddunken tot zijn sreleuatiequot; te behooren.
Zoo ontbrak het hem in deze standplaats niet aan minder aangename wederwaardigheden. Overigens was hij in Bergum wel gezien. Hij verklaart zelf, dat hij er gedurende die acht jaren »by een yeder lieff ende weert ghe-weestquot; is. Ook onder zijn ambtgenooten genoot hij achting. l)e eerste maal, dat hij een synode als volmacht van classis Leeuwarden bijwoonde, te Sneek 2—é Juni 1007, onder voorzitting van zijn lateren tegenstander Florentius Jo-hannis, werd de jonge man reeds tot scriba gekozen. In die qualiteit werd hem o. a. opgedragen (2) om aan dc predikanten van Holland te schrijven, »dat zij de translatie des nederduytschen Bijbels langen tijdt onder handen geweest hebbende op t' spoedigste bevorderen.quot; De volgende sy-
(1) M. S. gemprkt X 10A zoudev datum.
f2) Acta synodi lliü/, a. 12.
11
EEN1 VERSTOOTELING
42
node, die hij als gewoon lid bijwoonde, was die van 1612 te Leeuwarden, waar toen met veel ijver de middelen besproken werden tot het beleggen van een nationale synode, waarnaar allo kerkelijken zoozeer verlangden wegens de geschillen in Holland over Arminius, Vorstius enz.
De bijzondere inzichten, die ds. Daniel koesterde niet opzicht tot de quaestie van den dag, trokken in dezen tijd nog niet de opmerkzaamheid. Bij de aanvaarding van zijn ambt had hij er geen bezwaar in gevonden de Nedorl. confessie en den Heid. catechismus te onderteekenen, omdat hij ze niet strijdig met zijn gevoelens rekende, en hij is altoos bereid gebleven ze »weder te onderteeckenen om te bethonen de Eenigheit, die ick met de gereformeerde kercke in de fundamenten der salicheit gheneight ben te houden tot den laeston adem myns leuons toequot;. (1) Zijn geliefkoosd vak was de studie der klassieke talen, waaraan hij zich ook als predikant met den meestcn ijver bleef wijden. Hij liet zich dus persoonlijk met de godgeleerde gescliillen van die dagen weinig in en meende vrijheid te hebben in gematigden zin volgens zijn opvatting te prediken. Met do Eemonstranten en andere geestverwanten in Holland en elders stond hij in geen betrekking. Als theoloog was hij echter van den beginne af do richting toegedaan , die in zijn landsman Gellius Snecanus een even geleerd als jjverig voorstander had gevonden. Want ds. Daniel week evenals van deze van den grooten Calvin af »int' suaerwichtigh poinct van de Godlicke praedestinatio.quot; Hij achtte het in dit opzicht genoeg, sdat men leere de Gelovige ter salic-heyt ende de ongelovige ter verdoemenisso verordineert te
(Ij M. S. Deductie aan de synode van Kil/. zonder dagteekening, gemerkt N 15 li 2.
VAN DE KERK.
sijii.quot; (1) De strenge leer, dat 's menschen zaligheid of eeuwig verderf slechts afhing van Grods verborgen, onherroepelijk en eeuwig raadsbesluit, waarin geloof noch ongeloof, deugd noch ondeugd verandering konden brengen, — deze harde, troostelooze en volgens zijn inzicht onschriftuurlijke leer stuitte hem tegen de borst. Zulk een geloof streed tegen zijn conscientie. Iljj had daarover zijn gevestigde meening, maar wierp zich nu nog niet in den strijd, zoodat hij kon verklaren, dat dit gevoelen »bij hem niet dan matichlick voorghestaen is.quot; Maar binnen kort zou hij ten gevolge van een onbewaakt oogenblik in den hatelijken strijd worden gemengd, meer dan hij ooit bedoeld kan hebben.
In 161-i werd zijn geliefkoosde wensch vervuld, toen hij tot rector aan de Latijnsche school in de stad Sneek benoemd werd en tevens als predikant. In de laatste qualiteit was hij belast met de geregelde waarneming van sommige predikdiensten , denkelijk avondbeurten, ongeveer als een adjunct van zijn andere collegas. In het midden van de blozende Meimaand nam hij afscheid van zijn gemeente Bergum. liet eervol ontslag uit de classis van «onse Lieve ende weerde Medebroederquot; ontving hij van den bekenden Johs. Bogerman, die toen als scriba van cl. Leeuwarden fungeerde.('2) De onaangename indruk en gevolgen van het tooneel met de heeren Bangama en Henricx over de reeds besprokene landverhuring zouden alras vergeten worden onder de rampen en het verdriet, die hem nu voortaan al spoedig wachtten. Met vroolijken moed aanvaardde de bekwame rector zijn dubbele betrekking in het hem zoo welbekende Sneek. Het rechtzinnige Sneek, waar Bogerman en Geldorp geijverd hadden
(l) M. S. adres aau de volmachten van Westergoo (anno l(i25) gemerkt N '24.
(,2) Gedat. lL' Mei Uil4.
13
EEN VERSTOOTEUNG
tegen de weerlooze scliare van Mennos volgelingen, en waar zij vervolgens Bezas strenge philippica over het ketterstraf-fen in goed hollandsch den volke onder oogen hadden gebracht , zonder tot andere gedachten te komen door kristalheldere brillen, hen vervolgens door zeker iemand op den neus gezet. (4) Volijverig stond daar nu te midden van zijn collegas ds. Florentius Johannis op zijn post als dorpehvachter van Sions heiligdom. Onder dit waakzaam oog kon de nieuwe rector niet lang werken eu handelen, of het moest blijkbaar worden, in welk opzicht het bij hem haperde aan de leer volgens de strenge logica van 't geweldige Genève.
Toen kwam alras aan liet licht, dat er verwantschap was tusschen de denkwijze van den Sneeker rector en Ar-minius, den aartsketter.
Sedert vele jaren was de hoop van alle Contra-remon-stranten op een algemeene kerkvergadering gevestigd , omdat zij niet ten onrechte de verwachting koesterden, dat de ge-rezene geschillen over de leer daar in Calvinistischen geest zouden worden beslist, en dat de Hervormde kerk van Nederland dan tevens een strenge confessie ontvangen zou, die op eens den pas voor alle afwijkende gevoelens afsneed. Uit Friesland werd daarvoor op allerlei wijze krachtig gewerkt. Maar de hooge en invloedrijke kringen in Holland hielden het beleggen van zoodanige nationale synode hardnekkig tegen , zoowel omdat vele leden der Staten-Generaal met Olden-barnevelt aan liet hoofd in het bijeenhalen van een groote kerkvergadering geen heil zagen, alsook omdat zij meer tot de zijde van de Remonstranten overhelden. Juist in dezen tijd was dit punt aan de orde van den dag. De Contract) Zio het pamflet; „Een christallmen Bril voor den E. M. van Sneeekquot;, enz. eerste editie, 1(102. De steller is Tymen Honich, Doopsgezind leeraar.
VAN DE KERK,
remonstranten deden, wat ze konden in 't openbaar zoowel als in 't verborgen en hielden jaar op jaar vergaderingen om de belangen van hun partij met opzicht tot de gerezene geschillen te bespreken en de kansen op de vurig gewenschte synode te vergrooten. In Friesland was de regeering bezield met denzelfden streng rechtzinnigen ijver als de synoden , classes en de meeste predikanten.
Zoo werd in 't voorjaar of in het begin van den zomer des jaren 1616 een uitnoodiging van de zoogenaamde synodale kerk aan de classes gericht, met verzoek »dat eenige kercklicke personen van hier hun toegesonden souden worden om over de quaestiose poincten te besoigneren.quot; Tot het bijwonen van deze vergadering te Amsterdam werden uit Friesland Bogerman en Florentius Johannis afgevaardigd.
Deze brief werd ook gelezen in de vergadering van classis Sneek. 't Schijnt, dat Daniel zich in die vergadering wat al te openhartig over de kerkelijke beweging heeft uitgelaten. In evenwel niet zeer duidelijke woorden deelt hij mede, dat »hij nevens andere inden classe van Sneeckquot; met opzicht tot dit zenden van afgevaardigden van meening was, »dat de Deputati synodi niet hadden geobserveert se-kere Eesolutie in den synodo tot Harlingen ao 1608 gehouden, door cracht van dewelcke zij deputati verbonden waeren gheen sodanige delegatie te doen sonder voorweten van alle dassen ende oock niet sonder goetvindinge van de E. E. Heeren Gredeputeerden.quot; Hij sprak dit gevoelen vrijmoedig op die vergadering uit en kreeg daarover aanstonds verschil met «eenige personen in meergemelden classe, dievanbuij-ten ingekomen, ende hier te lande sacht gesettet waren, die hem sprekende voor de vrij heit vant Yaderlant met bittere woorden beiegenden.quot;
Aanvankelijk was dit alzoo niets dan een dispuut bloot
45
EEN VERSTOOTELING
ovor een vorm van benoeming, maar er school van weerskanten reeds meer onder, 'twelk nu vervolgens aan den dag kwam. Het eene woord haalde het andere uit. Daniel erkent zelf, dat bij hem »op dien tijd eenige heevigheyt bevonden is.quot; Doch ook zijn tegenpartij maakte zich daaraan schuldig, »t' welcke soude blijcken, indien hun formeele woorden bij mij in scripto berustende verhaelt worden. Hij deelt verder mede, dat hij toen tot het uiten en verdedigen van zijn nieening »geiiocch geperst werd. Hij moest zich dus verplicht rekenen tot verdediging van de gevoelens, die de veroordeeling en ergernis hadden opgewekt, in de heilige nieening dat hij zich hier vrij uiten mocht, omdat hij zijn gevoelens snoch van den predickstoel gedreven noch in loco mere publicoquot; verkondigd, maar zich binnen den kring in de classikale kamer beperkt had. Doch hij zou dit wel anders gewaar worden, want deze woordenstrijd in de classis had gevolgen , grooter en verderfelijker dan hij v oorzien had
en vermoeden kon.
Het was te Sneek naar zijn meening in onbruik geraakt, dat volgens 't besluit der nationale synode van Dordrecht op aanvraag van den praeses telkenmale door de broeders )ipropositien gedaen sullen worden bij beurten, van dewelcke de broeders in liefde sullen oordeelen. (1; Toen de classis op Dinsdag löden Juli weer vergaderde, beriep ds. Daniel zich op zulk een recht en bracht drie punten, schriftelijk gesteld ter tafel, waarin hij zijn gevoelen had uitgedrukt omtrent de praedestinatie, de genade Gods en de volstandigheid der geloovigen. Het eerste punt schijnt aldus geformuleerd te zijn geweest, dat »de gelovigen als
(1) In de acta der nat. synoden van 1578 a. 30, 1581 a. 30,1586tt. 38 en 1591 a. XXXVII is echter alleen sprake van het houden van een korte predikatie voor de classis.
16
VAN DE KERK.
gelovigen ter salicheyt ende d'ongelovige als sodanigli aen-ghemerckt zynde ter verdoemenisse van Godt geordineert zijn.quot;
Dit was dus een afwijking van de leer van Calvijn. De steller gaf er beleefd en zachtmoedig bij te kennen, dat hij ))het voorstellen van die poincte niet gedaen had met voornemen om dieselvige hartneckelick te drijven, veel weiniger om de kercke onses lieven Vaderlants daermede ongherust te maecken, maer om van die ghcne, die myn ghevoelen souden willen teghenspreecken boeter bericht te ontfangen dienaengaende, oft oock aen hun des noodt sjjnde metGodes 11. woordt te doen ende te geven.quot; Op staanden voet gaf evenwel een der predikanten hem op dreigenden toon te kennen, dat de classis deze zaak niet binnen besloten wanden zou houden , maar dat het «verbreitquot; zou worden. Zonder twijfel was deze booze broeder niemand anders dan Florentius Johannis, Daniels ambtgenoot in Sneek, benoemd afgevaardigde der Eriescho kerk naar do vergadering te Amsterdam. Het indienen der drie punten gaf dus aanleiding tot iets heel anders dan tot een broederlijk godgeleerd dispuut, zooals ds. Daniel zicli had voorgesteld. Hij deelt echter uitdrukkelijk mede, dat sommige van zijn collegas, hoewel zij van hem verschilden, toch zijn gevoelens achtten en de meening uitspraken, dat hij daarin wel getolereerd kou worden. Des Dinsdags had dit tooneel plaats gehad en nog des Zondags daaraanvolgende (dus 21 Juli) hadden Cyricus Mellaeus, gewoon predikant, en hij »sender eenige de minste murmuratie het Avontmael gehouden.quot; Dit geschiedde op een tijdstip, dat ds. Florentius reeds sin besendinge tot Amsterdamquot; afwezig was wegens de vergadering, die daar van 28 Juli tot 3 Aug. gehouden werd. Wanneer deze er zich verder maar niet mede bemoeid had, dan zou alles in rust geble-
17
EEN' YERSTOOTELINCt
ven zijn. Doch door het bijwonen van zulke vergaderingen ook al niet zachter gestemd, begon hij op nieuw in de zaak te roeren, zoodat toen ook andere broeders, met hem Mloor een onbescheijden ijver gedreven zijnde, terstond een ghe-meyn Landt-geschrejj tegen mij ghemaectquot; hebben. Persoonlijke grieven en vooroordeel en scheve of onware geruchten speelden daarbij, zooals het gewoonlijk gaat, eengrooterol.
In 't begin van Aug. kwam ds. Florentius, »die oorsaec van alle dese twist is geweest,quot; alzoo terug. Terstond na zijn thuiskomst werd er bij den kerkeraad van Sneek een aanklacht tegen ds. Daniel ingediend. «Eenige lidtmatenquot; verklaarden aan dit collcgie, dat zij weigerden met den rector )gt;ten Avontmale te gaan.quot; Zonder den beklaagde te hooren, brachten de Eerwaarde broeders hem onder censuur, m. a. w. zij ontzegden hem den toegang tot deze plechtigheid. .Nu was de zaak tegen hem aan den gang, en kon hij voor dc classis in staat van beschuldiging worden gesteld.
Ds. Daniel stond verslagen over deze wending. Hij drong instantehjk bij den kerkeraad aan om hem dan toch te hooren, de namen van die lidmaten te noemen , hem met zijn aanklagers te confronteeren. Misschien — verklaarde hij - - zou de zaak zich dan »also toedraegen, dat ick haer (do namelooze lidmaten), ecnig contentement dode, insondcr-heit so de kerekenraet tusschenbeijden ten besten spraecke, want niet sonder oorsaecke ick somtijdts vrese, dat nnj eenighc dinghen naegegeven worden, van dewelcke ick vrij ben, waervan ick mij nochtans niet can ontschuldigen, tensij dc c'coffcnseerde lidtmaten tot myner kennisse comen.quot; Maar
O ^
de kerkeraad was hem vijandig en weigerde hem die personen snaem-condigh te maken,quot; zoodat hij nooit te weten is gekomen , wie dat waren.
Den 2en September werd hij weer voor de classis geroe-
18
VAN DE KERK.
•19
pon om zich over do door Iiem gestelde vragen te verantwoorden. De meerderheid der classis was don beschuldigde niet genegen en tot strenge maatregelen gezind. Daniel verklaarde , dat hij afkeerig was van kijven, dat hij geen plan had de gemeente in onrust te brengen, gelijk hij immers zijn denkbeelden noch op den predikstoel noch in hot publiek uitgesproken had , en dat hij gaarne door de broeders overtuigd wilde worden van ongelijk. Nu en later betuigde hij: »Als men my het gevoelen Calvini can wijs maecken, want dat heb ick tegengesproocken, so sal ick wel te vreden sijn, want dat is de spil, daer het gantsche werek op draeijt.quot; Hij zag niet in , waarom de broeders hem niet konden dulden, want na alles op het nauwste onderzocht te hebben was hem gebleken, dat hij maar in één punt van de drie »van niet allen, maer sommiger broederen, also ick het houde, verschille, te weeten in het suaerwich-tige poinct des Godtlicke predestinatie, want dat is den eonigen spille, daar het gantsch werek ofte radt op draeijtquot;, Als men hem dit gevoelen van Calvijn en Boza met de H.Schrift kon bewijzen, dan zou hij mIo andere twee poincten met mijn eygen handt doorstnjeken , want ick (acht) die selvige so naeu aen t'eerste gehecht te zijn , dat sij daer-mede gheer.-sins connen bestaen, als het nae Calvini meininge gedefi-nieert wordt, dewelckc ick alleen in classe hebbe tegengesproocken.quot; Hij rekende evenwel, dat zijn gevoelen volstrekt niet in strijd was stegen de nederlantsche confessie onde catechismumquot;, noch tegen de h. schrift en meende te verstaan, dat de meest Gereformeerde autoriteiten in het punt der predestinatie wel eenige afwijking van gevoelens toelieten. Ook beriep hij zich nu en later op de »notoire onbillicheitquot;, waarmede hij behandeld werd, »vermits voor die tijt gheen ondersoeck gedaen, gheen decisie gemaect bij
EEN VERSTOOTELING
ccnige synoden (in den nederlanden gelioudcn) gheen oordeel gestreken was over het different.quot;
I)s. Daniel was dus tegen wil en dank op een onbewaakt oogenblik in een kerkelijk proces gewikkeld. Zeker, hij was volkomen in zijn recht, wanneer hij beweerde , dat do classis onbevoegd was als rechter te staan over een particuliere quaestie tusschen hem en de meerderheid der classis »in een verschil van sodanigh gevoelen, dat (tot dusver) in de Gereformeerde Kerk was ongedecideert geweest.quot; Maar hij vergat, dat hij behoorde tot de kerk van Friesland. In Holland, Utrecht en elders zou het zoover niet gekomen zijn, want daar helde de schaal nu nog niet ten nadeclc van de Remonstranten over, al zag hun toekomst er reeds meer bewolkt uit. Maar in Friesland haddon de Contra-remonstranten feitelijk het pleit reeds gewonnen , en zij maakten daarvan gebruik door alle vrijheid van belijdenis aan banden te leggen in hun geest.
De behandeling der aanklacht van Daniel Johannis strekt hiervan ten bewijze. Zijn tegenpartij achtte hetnoodigmet de meeste strengheid tegen hem op te treden. In het najaar van IGIO werd zijn vonnis geveld, terwijl hij ))die vierdedaegsche coortse op den hals hadde ende oversulcks tot zijn defensie gantsch onbequaem was.quot; Hij had anders willen bewerken, dat de zaak opgeschort werd. De Sententie luidde aldus :
.iDc Broeders des classis gehoort ende verstaen hebbende de verclaringe D. Daniel is over syn voorstellinghen ende Acten bij hem gedaen eerstelick den 1 Gen Jul ij ende daarna den 2en Septembris ende wut die selvige verstaen, dat hij alsnoch blijft bij de drie puncten van hem voorgestelt, (accordoerende met het gevoelen ende leere der Ivemon-stranten) strijdende tegen de Leere van Godes woordt, ende
20
VAN Dli KERK.
der Gereformeerde kercken, ende daarbij versocht hobbendo dat 1). Daniel sich wilde verclaeren ofte hjj beneffens de voorgaende noch iu enighe andere Poincten van de leere der Gereformeerde kercken sich besuaert vonde 't welcke hij geweijgert heeft te doen, hebben in goede conscientie ge-oordeelt ende besloten, dat D. Daniel so langhe hij in sodanigh ghevoelen ende weijgeringe blijft, sich sal onthouden van alle kerckendienst ende inde classicale ver-ra-deringe niet verschijnen dan geroepen ende toegelaten zijnde. Nomini classis. Gains Aggaei pro tempore scriba subscripsitquot;.
Dit vonnis van schorsing, zonder dag en datum, was de tweede slag, die hem werd toegebracht, — het begin van een treurige periode vol ellende en verdriet.
In zijn vriendenalbum zijn achterin vele blanco bladzijden door hem zelf beschreven met invallende gedachten, schoone of treffende gezegden , aan verschillende schrijvers ontleend. Daaronder treffen wij ook enkele ontboezemingen aan, die in verband staan met de bittere ervaringen, in deze en eerstvolgende dagen door hem opgedaan. Hoe vele redenen had hij niet tot uitroepingen als deze: (1) sEr zijn meer dan een Judas en vele Demassen (ontrouwen). Waar zal ik
trouwe zielen vinden?..... Men zal dikwijls zien,
dat als twee hetzelfde doen, het den een vrijstaat dit ongestraft te doen, den ander niet. Niet omdat de
(1) Judas non unus, Demae multi; fidelcs, ubi invcniam ? , . . Numquam sanctum canlb. nee porcis margaritas obijoc....
Mortalium mediocres esse decct Usus amoris mutui et solubilcs,
Nee ad medullas penetraro imus vel imas Intendere ut possis facile aut remitters.
Duo cum idem faeiunt saepe possis dicere,
Hoc licet impune facere huic, illi nou licet;
Non quod dissimilis res sit, sed quod qui facit Non recte accipitur.....
21
6
EEN VERSTOOTELINCl
dingen ongelijk zijn, maar omdat liet van ieder, die het doet, niet even goed opgenomen wordt.quot; De treurige ondervinding had hem geleerd, hoe gevaarlijk het was in een tijd als deze zijn meening te uiten, maar — te laat nam hij die wijsheid in acht: ))Iües uit velen één tot uw vriend, en vertrouw hem omzichtig, maar zie vooraf, of hij vertrouwen waard is, want men speelt met vertrouwen in dezen tijd; wees derhalve omzichtiger, wanneer gij ziet, dat gij iemand vertrouwen kunt schenken.quot; ('1) Ook vinden wij er menig beklag over de ketterjacht en de overhand toenemende stelselzucht. Bijv. aldus: (2) »Tot de voornaamste krijgslisten , waardoor de duivel de menschen geheel ten verderve brengt, behoort gewoonlijk het allereerst, dat hij hen, hoe meer iets door God voor ons verborgen gehouden wordt en voor menschelijke kennis ontoegankelijk is, des te krachtiger overreedt, dat dit stuk juist voor hun zaligheid te weten noodig is. Op deze wijze vervoert hij menschen niet alleen tot leugen en dwaling, maar maakt ze zelfs menschenmoorders.quot; Het ketterdooden keurt hij af als een zonde tegen God, tegen de kerk, tegen den naaste en tegen zich zelf. )jMen overtuige zondaars van het noodzakelijke van boete, geloovigen van het noodzakelijke .van zuivere leeringen, en ontsluiere zedige onderzoekers de waarheid.quot; ... »Niet de gewoonte noch de algemeene opinie zijn
fl) E multis aliquem tibi scligc, cautus et illi Fide, scd aute vide, dignus au ille tide,
Xamque fides lubrica est hoe tempore, cautius ergo Tides, quando vides cui sit habenda.
(2) Inter praeeipua diaboü stratagemata, quib. homines ad summam perducit ealaraitatem, hoe non postremum sibi vindicat locum, ut ([iio quid magis a Deo nobis est absconditum hominibusque nosse negatum, eo magis ad salutum id seitu necessarium esse persuadeat, ut ea ratione non tantum mendaces et errantes homines scd et bomicidae faeiat.
2'2
VAX Dl-: KMRK.
de toetsteen der waarheid , maar de bron der heilige schrift en de redequot; enz.
Voor ds. Daniel zat er onder de gegevenc omstandigheden niets anders op dan van liet vonnis der classis te appeleeren op de synode te Harlingen. Die vergaderde in liet volgende jaar tweemalen wegens qnaesties in de classis Franeker, in de tweede helft van Juni en van 8 tot IS Aug. Zijn grootste tegenstander Plorentius Johannis was praeses. Ds. Daniel had op zijn reis daarheen reeds over de bestaande quaes-tie gedachten gewisseld met den onstuimigen Ultra-calvinist prof. Maccovius en kwam nu mot zijn drie betwiste punten in de veravaderins: der Eerwaarde broeders. Tiet ontbrak
O O
hun in de Junizitting aan den tijd en daarom werd zijn zaak met eenige haast onder de andere particularia — meest appellen — afgehandeld. Toen hij verklaarde bij de gevoelens, in de classis Sneek beleden, te volharden, oordeelde de synode ze »onschrifftmatichquot; en in strijd met de loer der Gereformeerde kerk. Het vonnis der classis Sneek werd dus bekrachtigd. Hem werd nog voor de voeten geworpen, dat bij heulde met de Remonstranten in Holland. Sommige uitdrukkingen door hem gebezigd konden de broeders op die gedachte brengen. Doch hij betuigde uitdrukkelijk »gheen correspondentie met de Remonstranten in Holland gehouden te hebben,quot; verzocht, dat eenige ambtgenooten benoemd zouden worden om met hem een samenspreking te houden over de punten, waarin hij zich bezwaard gevoelde en beloofde, dat hij zich intusschen rustig zou gedragen. Daarop benoemde do synode, swenschende dat hy tot die eenicheyt deser Gemeijntc weder mochte gebracht wordenquot;, een commissie bestaande uit prof. Maccovius, Jobs. Bogerman en Florentius Johannis om sbroederlyck ende vriendelyck D. Danielem wt Godes woort ende goede
EEN' VKKSTOOTELINTt
rocleiiGn te onderrichten ende sync swaericheyt, ist mogelyck, ■\vech te nemen.quot; De verdere regeling van deze zaak werd aan de commissie overgelaten. De synode bepaalde alleen Sneek tot plaats van samenkomst, «opdat liet quaot mochte begraven worden daer 't geboren is.quot; Toen dit den beklaagde werd medegedeeld, verzocht en verkreeg hij zes weken beraad.
Ds. Daniel nam aldus het voorstel der synode niet dadelijk aan. Toen hem de mannen genoemd waren, met wie liij de conferentie zou houden, aarzelde hij. De namen voorspelden al dadelijk, dat er voor hem van zulk een samenkomst niet veel heil te verwachten was. Zij zouden onverzettelijk blijven, zij zouden van hem eischen, dat hij in alles toegaf, zij zouden geen van zijn bewijsredenen aannemen en nooit te bewegen zijn tot de verklaring, dat zijn gevoelens geduld konden worden. De zes weken beraad verstreken, en D. Daniel was nog in het onzekere.
Toen kwam de synode den 6 Augustus voor de tweede maal te Harlingen bijeen om een vijftal quaesties in appèl af te handelen. Behalve het geding tegen ds. Artopaeus, kwam toen ook ter tafel de schorsing van ds. Meppel te Lutkewierum, wiens rechtzinnigheid sinds eenigen tijd in twijfel werd getrokken.
Ds. Daniel had ter voorlichting van deze synode een uitvoerige , doch niet ondorteekende deductie opgesteld , waarin hij betoogde, dat zijn voorgestelde punten niet streden met de h. schrift, noch met uitspraken van Melanchton , a Lasco, Bullinger, noch met de leer van Nederlandsche confessie en catechismus, dat zijn gevoelen nog niet in de kerk »verdoemt is,quot; en dat zelfs andersdenkende leeraars, zooals Perkinsius, Paraeus, zelfs Beza, Calvijn en Sibr. Lubbertus,
24
VAN DE KERK.
on ook vele heftige Lutheranen daarin geen gevaar zagen voor de eenigheid en de rust in de kerk, en dat de Priesche kerk zich onpartijdig sen zonder vooroordeelquot; moest houden tot de te verwachten nationale synode. Vervolgens laschte hij er het verhaal in van het voorgevallene in de classis en met den kerkenraad, en hoe onbillijk het was hom daarover onder censuur te brengen en te schorsen. Hij drukte zijn hoop uit, dat de broeders nu zijn redenen zouden overwegen »inde vrese des Heeren, die in t'midden van U.E. ver-gaderinge wandelt, te meer also naar mijn vermoeden U.E. tot sulckes nu wat meer tijdts sal hebben.quot; Het doel van zijn schrijven was daarmede te bewerken, dat zijn censuur en schorsing opgeheven werden.
Immers wat het gesprek met de drie verordineerde mannen betreft, meende hij in bedenking te mogen geven, «oft dit niet behoorde geschiedt te zijn voor ende aleer de sententie teghen mij waere gesproocken.quot; Maar dewijl dit vonnis in de classis gevallen is, rees bjj hem de vraag op, of de synode haar bekrachtiging daarvan niet had moeten opschorten en hem inmiddels ))in integrum restitueeren, aengesien de saecke op dese wijze noch eenighzins schijnt ondersocht te sullen worden.quot; Doch ingeval de synode bij haar eisch volhardt, dan zal hij zich »oock hiertoe gheerue laeteniin-ployeren,quot; maar hij maakte de broeders indachtig, adat mij niet behooren eenige getuygen geweygert te worden, in der-welcker mondt alle waerheyt bestae, indien wij niet ge-raeckten te accorderen.quot; Ook verzocht hij, dat »de princi-paelste argumentenquot; schriftelijk over en weer gegeven mochten worden. Wanneer de broeders verlangen hem over den inhoud van zijn schrijven «breeder te verstaen, so is myn fruntlicke begheerte, dat hun believe tot sulcken eynde
25
EEN YERSTOOTEUXG
ecu boocle op myne costen af te veerdigen: ick belove (in) aller spoedt te coomen so liet den Ileere belieft.quot;
De broeders lazen het uitvoerige stuk en besloten den schrijver te laten komen, lly verscheen den 9en Augustus en vroeg sof daer eenige dispositie op synen brief was gevallen ende hoedanige.quot; De praeses verzocht hem eerst zijn deductie te onderteekenen, 't welk hij deed onder verklaring »dit door haesticheijt vergeten te hebben.quot; Daarna werd hem als besluit der synode medegedeeld, dat zijn missive in handen van de drie gecommitteerden zou worden gestold en dat deze zoo spoedig mogelijk te Sneek zouden komen om met hem te confereeren volgens de bestaande afspraak. Daarna zou op advies van de deputaten en de classis Sneek besloten worden, wat het best bevonden werd voor de rust in do kerk. De synode keurde liet echter niet goed, dat de onderhandeling schriftelijk gevoerd zou worden, al konden sommige zware argumenten in memoriam aangeteekend worden.
Ds. Daniel nam genoegen in dit voorstel, verklaarde dat liet onderhoud «binnen een maent na desenquot; kon plaats hebben en beloofde, dat hij »die dingen, die daar int secreet passeerenquot;, niet ruchtbaar zou maken.
Tocli duurde het nog volle twee maanden, voordat het gesprek plaats had. Langer kon ds. Daniel het echter niet keeren. Den 0 Oct. 1617 nam het godgeleerd gesprek in tegenwoordigheid van vier getuigen, twee ouderlingen en twee overheidspersonen, op het raadhuis te Sneek een aanvang. liet zeer uitvoerige rapport van die samenkomst, door Bogerman bij de deputaten ingediend, doet zien , dat men de beide eerste dagen zonder eenig gevolg over en weer redetwistte. Maar op den derden dag is het in de namiddag-samenkomst »door Godes genadequot; geschied, dat er eenige
20
VAN DE KERK.
toenadering kwam. Men bewoog na herhaalde wijzigingen in den vorm den rector tot onderteekening van het eerste artikel. Onder veel moeite en met dezelfde half onwillige concessies van weerszijden werden eindelijk den 9 October de twee andere artikels geteekend. De drie keurmeesters verklaarden echter uitdrukkelijk, dat zij liever gezien hadden , dat Daniel de artikelen onderteekend had in den vorm , zooals zij ze hadden gesteld. Vooral nopens het derde artikel voelden zij zich bezwaard , of dat wol volkomen do leer van Gods woord en de Hervormde kerk uitdrukte. Maar Daniel had bepaald geweigerd dat derde onveranderd te onderteekenen , zoodat zij het eindelijk hadden toegestaan na zijn belofte en hun ernstige vermaning, dat hij zich op dit punt nader zou bedenken en eenmaal der kerk volkomen con-tentement zou geven. Ook hadden zij ten slotte van hem de verklaring gekregen, dat hij onschuldig en zelfs soock van harten viant was van de quade meininghe ende attentaten'' der Remonstranten in Holland. Dit was de vrucht van vier dagen hoofdbrekens en redeneerens. De samenkomst werd na Daniels vertrek besloten met dank «over den segen, die Godt over desen onsen arbeydt aen onsen broeder Daniel hadde gegeven ende te gelijcke Godt van herten gebeden, dat hem gelieve Danielem voornoemt ten volsten van alle misverstandt ende dolingen te verlossen.quot;
Dat Ds. Daniel tot onderteeking te bewegen was, kan nergens anders uit worden verklaard, dan dat hij kans zag aan de aldus geformuleerde belijdenis een beteekenis t3 hechten, waarmede hij voor zijn geweten vrede kon hebben. De zaak was er evenwel dezelfde om gebleven. In den grond was zijn meening nog volstrekt niet veranderd. Zijn tegenpartij voelde dit ook en liet zich door de gedane belofte niet in den slaap wiegen , maar hield op hem een
27
EENE VEÜSÏOOTEUXG
28
wanlczaam oog. Toen liet rapport van Bogernian in de vergadering der deputaten te Leeuwarden den 27 Jan. -JG18 gelezen en overwogen werd, wisten de heeren reeds uit goede bron, dat de rector voortdurend aanleiding gaf tot verdenking van de oprechtheid zijner gevoelens. Zij benoemden uit hun midden den preeses ds. Ilonerbringa van llui-zum en ds. Melbomaeus van Langweer om naar Sneek te gaan. Daar moesten zij zich bjj den kerkeraad infor-meeren, »of Daniel Johannis sjju beloftenis in die onder-handelinge met hem te Sneek gedaan sij naegecomen in alle poincten ende oft he (in zake van) de Articulen ofte be-hjdenisse bij hem onderteekent zij afgeweken, oft gebleven oft noch verder sij door Godes genade gecomen.quot; Ingeval hij trouw gebleven was, hadden zij in last om met den kerkeraad op gepaste wijze de gegevene ergernis weg te nemen. Doch zij bevonden, dat ds. Daniel volstrekt weigerde in nadere verklaring van zijn opvatting aangaande de door hem «gearticuleerde bekentenissequot; te treden, en dat daardoor »de kereke van Sneeck ende classis deszelven on-rustigh bleel.'quot; Dit was het bericht, 'twelk de beide voornoemde deputaten aangaande hun zending te Sneek brachten aan de vergadering van hun collegie te Leeuwarden op den '3 Maart, onder voorzitting van Johannes Biltius, predikant te Workum. Terstond werd besloten den verdachte in 't verhoor te nemen ten overstaan van een commissie uit den kerkeraad en de classis Sneek. Zoo verschenen dan reeds den volgenden dag ds. Florentius Johannes, de ouderling Andries Sweerts en ds. Yibrandus Petri van lleeg. Beide partijen werden sint lange gehoort ende verstanden.quot; Ook Bogerman werd door de deputaten ontboden. Ds. Daniel wilde geen andere verklaring aangaande de door hem onder-teekende artikelen geven, dan dat hij ze aannam slechts »so verre die met sijn verstant overeen quamen.quot;
VAN DE KERK.
Hierin namen de aanwezigen geen genoegen, en zij achtten het eenparig hoog noodig den verdachte eiken verderen uitweg af te snijden. Daarom werden de drie bewuste artikels nog eens weer veranderd, geresumeerd en nu zoo gesteld , sdat het gevoelen der waerer Grereformeerder kereke naestelicker ende claerlieker conde werden verstaen.quot; Ze werden den rector voorgelezen. De geplaagde man zocht al weer te ontwijken en de zaak op de lange baan te schuiven. Hij betuigde, dat hij zich »in een so hooghe ende suare saecke so haestlick niet con verclarenen verzocht om een maand uitstel. De deputaten weigerden dit rondweg. Zij wilden zijn voorwendsels niet langer aannemen. Hij was — zeiden zij — genoog bekend met de leer der Gereformeerde kerk. Dat was wel te veronderstellen van iemand , die immers »solve in dispuyt ende questie over dese leere geweest was.quot; Ook behoorde hij ten allen tijd rekenschap te kunnen geven )ivan die hope, die in hem waer.quot; Zij wilden hem niet langer tijd om zich te bedenken gunnen dan tot de namiddagzitting.
Daarin verscheen eerst de bovengenoemde commissie uit den kerkeraad en de classis Snoek, die bij monde van dn. Florentius allerlei weeklachten aanhieven «over het doen ende werek Danielis.quot; Ach , zij hadden gemeend , dat hij »van zyne meininge conform het gevoelen der Remonstranten afgebracht waer ende van misverstant in rechte verstan t met de Gereformeerde kereke onses vaderlants ende suijvere kereke Godesquot; gekomen. Zij hadden na die samen-spreking in Snoek God voor zijn zegen en de broeders voor hun moeite en arbeid gedankt. Maar nu waren zij op 't hoogste bedroefd, want moesten zjj thans niet erkennen, dat ds. Daniel »ontrouwelick ende onrechtelick gehandeldquot; had ? Weshalve zij de Ew. deputaten dringend in de vreeze Gods
20
KEN VERSTOOTELING
aanbevalen het belang en cle rust der kerk in 't oog te houden.
Xa dezen klaagzang werd de beschuldigde binnengelaten. Dc prffises vroeg hem. of hij over de drie artikelen, dooide deputaten opnieuw geredigeerd , ronduit en oprecht zijn gevoelen wilde zeggen en ze daarna onderteekenen. Ds. Daniel verklaarde , dat hij daarin niet kon bewilligen en herhaalde zijn verzoek om »een maendt uitstal ende delibe-raet.quot; Ook vroeg hij, «waarom de broederen afweecken van de vorige articulen , by hem na de onderwijsinge geteijckent.quot; Om aan dit onderhoud oen einde te maken verlangden de deputaten antwoord op deze vraag: softe hij de drie voorige articulen bij hem onderteickent niet en verstonde orthodox te sijn, ende bij hom verclaert te wesen, ende noch te worden in alsulcken sin ende verstant als de Reducenten met hem die conform do belijdenisse deser onser vaderlantsche kercken verstonden ende beleden?quot; Daarop antwoordde ds. Daniel: »Ik kan niet anders sien dan dat alsulcke onder-soeckinge ende afvraginge is een Inquisitie ende persinge der conscientie, die vrij ende ongeperst behoort te blijven.quot; Hij betuigde voorts geen nadere verklaring te kunnen geven, dan hij reeds vroeger en heden gedaan had, verzocht vriendelijk, dat zijn meening geduld mocht worden tot de aanstaande nationale synode, en beloofde zich intusschen rustig te houden en gematigd te spreken, ook wanneer hij «door occasie met een dienaer Godes in dispuijtquot; mocht geraken.
Xa deze ontwijkende verklaring maakten de deputaten hun besluit op, — een bekrachtiging van de reeds gevelde sententies , in dezer voege:
«Also den deputaten vut liet Kelaes van de Gecommitteerde des Synodi is gebleecken Danielem Johannis geredu-ceert te hebben tot géldjckstemmicheyt der Gereformeerde
VAN DE KERK.
kercken in twee poincten, in welcke hij afgeweecken waer tot het gevoelen der I\emonsti'anten; soo ist nochtans dat de Deputati Synodi naerdoi- ondersoeck gedaen hebbende bevonden hebben hem Danielem van zijn voorige opinien bij articulen in den classe van Sneeck overgegeven in t'minste niet verandert te zijn, onde met ijdele hoope den ondersoe-ckers gefrustreert te hebben: al waeronime sij allo dese dingen in do vrese Godes overwoogen hebbende, verstaen dat do sententie des ke.ckenraedt ende classis van Sneec cnde van den Synodo laestleden goetgekent vooralsnoch in zijn geheel sal verblijven ter tijde 1). Daniel sich anders sal ver-claren, vindende daerom goet dat de kerckenraedt ende classis in dese saecke sullen doen als zij na desen bevinden sullen te behooren tot vrede haerder kcrcke ende hares va-derlants. Aldus vutgesproken binnen Leeuwarden den 5 Martij IGIS in de classicale earner.quot; Scriba Adam Westerman (pred. te Oosterlittens.)
Bij do voorlezing van dit vonnis betuigde ds. Daniel »zijn gevoelen over dese sententie niet te connen verclaren, maer bij hem te behouden.quot; Zijn tegenpartij uit Sncek verklaarde er genoegen mede te nemen.
Zoo bleef Daniel als prediker geschorst en onder censuur van den kerkeraad, maar hij was nog in functie als rector, 't Lag nu op den weg van classis en kerkeraad om met opzicht tot hem naar goedvinden te handelen. Doch hij wilde niet toegeven en volhardde in zijn ontwijkende houding. In hoofdzaak kwam er dus in dezen tijd geen verandering. De synode, die in 't begin van Juni te Dockum vergaderde, nam het besluit om een commissie op hem af te zenden ten einde hem te vermanen »om hem wederomme tot eenic-heit der kereke deser provincie mitsgaders bij die oprechte suuverheit der leere die in deselue geleert wordt te vervoc-
31
EEN' VERSTOOTEUNG
gen.quot; Lukte dit niet, dan mocht men al de strengheid van de kerkelijke tucht op hem toepassen. Doch ds. Daniel kwam zelf voor de broeders en verzocht, dat hem de bij de vorige synode ingediende memorie teruggegeven werd, en dat hij als »een lidtmaet der gemeente binnen Sneek ge-tollereert mochte worden tot den nationalen Synode toe. ' Het eerste werd hem geweigerd, en wat het tweede betrof, werd hij verwezen naar de reeds uitgesprokene sententien. Zijn later aandringen bij de deputaten leidde ook tot niets. Zij hadden voor den verstooteling geen ander bescheid, dan dat hij de ergernis in de kerk te Sneek door schuldbekentenis en boetedoening moest wegnemen.
Wat hij gevreesd had, begon hem nu dreigend te naderen. Zijn tegenstanders legden het er op aan hem ook als rector af te zotten. Reeds had hij schade geleden door het intrekken van zijn tractement als prediker: werd hij nu ook nog als rector geschorst, dan verloor hij al zijn inkomsten. Zijn laatste hoop was gevestigd op de synode te Dordrecht: hij verwachtte, dat hij daar gehoor zou vinden. Dit kon niet anders dan een flauwe hoop zijn , want er werd anders over hem besloten. Kerkeraad en classis wisten bij don raad van Sneek te bewerken, dat hem als rector zijn ontslag gezonden werd. (1) Waarschijnlijk is echter de schorsing als predikant niet veranderd in een definitief vonnis van afzetting. Dit gebeurde nog in 1018 , denkelijk kort voor de opening der groote synode te Dordrecht. De arme man werd toen ook juist door een langdurige ziekte bezocht, die hem verhinderde in zijn plan om ongeroepen voor de vergadering der nationale synode te verschijnen ,
(1) II. S. gemerkt N 24 ; „door aandrijven van kerekclicke personen.quot;
32
VAN J JE KERK.
hopende, dat hij daar evenveel gehoor zou vinden als Mac-covius. Als rector was hij afgezet, toen hij »een vierde-daeghs op het Ijjf hadde.quot; (1)
Daarmede waren hij en de zijnen thans beroofd van allo vroegere inkomsten. Gelukkig had zijn echtgenoot cenig vermogen, waar zij van leven konden. Maar het spreekt van zelf, dat dit aan zijn welvaart geen geringe afbreuk toebracht. Zij gingen er in de eerstvolgende jaren een 5 a 6000 guldens mede achteruit.
Inmiddels werd de partjj der Remonstranten te Dordrecht veroordeeld en buiten de kerk gestooten. liet treurige jaar 1G19 brak aan, 't welk Daniel zulk een menigte lotgenoo-ten verschafte. Hij zou nu zijn noodlot niet hebben kunnen ontgaan, want de Dordtsche leerregelen gedoogden geen afwijkende meening noch restrictie. Men zal kunnen vragen , waarom do vervolging tegen hem reeds twee a drie jaren vroeger begonnen was en zulk een ernstig beloop genomen had, terwijl zijn geestverwanten elders nog vrijheid genoten en geduld werden , terwijl er nog geen beslissing met opzicht tot de leer genomen was? Dit is ten deele toe te schrijven aan don toestand in Friesland, gelijk ik boven reeds heb aangetoond, en aan persoonlijke redenen. Maar ten deele ook aan het beginsel, dat in deze quaestie reeds op den voorgrond stond, maar te Dordrecht eerst een uitgemaakte zaak is geworden. De Sneeker rector beriep zich voor zijn gevoelens op de Gereformeerde kerk en de h. schrift; hij verklaarde, dat zijn meening niet streed met de Neder), confessie en den catechismus; hij kon zich beroepen op eenige milde en in 't stuk der predestinatie tamelijk vrijgevige uitingen van rechtzinnige godgeleerden. Wij mogen
(1 II. S. gemerkt N ](i A :i, uit het jaar Kili).
EEN VERSTOOTELING
dergelijke verklaringen van een zeer geleerd en nadenkend persoon voor meer houden dan voor de concessies van een vreesachtige. Met een ))onbes\vaertquot; geweten had hij de confessie en den catechismus als »fundanienten der saIicheit,' onderteekend. Maar stemde hij in met deze hoofdzaak, hij meende als godgeleerde van Calvijns gevoelen omtrent do predestinatie in haar strengste opvatting te mogen verschillen. Doch dit gedoogde zijn tegenpartij niet. Waarom niet ?
Meer of minder klaar was de streng Gereformeerde partij er zich toen al van bewust, dat voor de volstrekte éénheid der kerk onmisbaar was een belijdenis zoo scherp en nauwkeurig mogelijk, waardoor voor elke afwijking en andere uitlegging of verschil van gevoelen de pas voor goed werd afgesneden. Zulk een belijdenis moest een wachtwoord zijn. De kerk alleen mocht het recht hebben die confessie voor te schrijven, geen bijzondere personen. Waar zou het heen, indien predikanten, professoren en andere onderwijzers of leeraars, of wie ook , in die kerk ruimte konden eischen voor do erkentenis van al huu bizondere opvattingen, het recht hadden van de vastgestelde belijdenis af te wijken, al beriepen zij zich daartoe ook op de h. schrift ? Op den bijbel beriepen zich allen. Hoe kon men zich vrijwaren voor willekeurige uitlegging? De kerk alleen moest recht hebben te constateeren , wat de ware zin van Gods h. woord was en dit uitdrukken in de belijdenis om zoo een einde te maken aan allerlei willekeurige opvattingen en ongeloof. Het was allang vooruit te zien, dat de strenge leer van Calvijn do confessie zou worden van de Gereformeerde kerk. Do kerkdijken leidden liet allen met meer of minder ijver daarheen. Wanneer dit slechts eenmaal op een algemeene synode kerkelijk was vastgesteld, dan had men niets meer to duchten van al dat willekeurig gebruik van de h. schrift.
34
VAN JJE KERK,
Dan was men gewapend met een wel geformuleerde confessie , die aan alle tegenspraak een einde zou maken en de eenheid in de kerk verzekeren. De kerk van Christus moest op aarde de gebiedster zijn van alle conscientiën, en het recht van confessie kwam aan die kerk, niet aan de individuen toe. Was niet door de dwaling van priesters en bisschoppen en paus de zuivere kerk ontaard tot een rijk van den Antichrist? Nu moest de kerk weer worden verheven tot de eenige bewaardster des h. geestes, ongenaakbaar voor de slimme en lage krijgslisten van den Booze. En daarom, niet het beroep op de h. schrift, maar de onwraakbare lettor der confessie was de eenig mogelijke toets van zaligmakend Christelijk geloof.
Reeds voordat Dordrecht zijn canones had geformuleerd was de Calvinistische leer feitelijk de confessie der gansche Friesche kerk. machtig door de goedkeuring en den steun van 's lands overheid, met den graaf-stadhouder, den vriend van Bogerman, aan het hoofd. Daarom was men er hier op uit het kwaad terstond te bestrijden en zoo mogelijk in de geboorte te verstikken. Met het vreemde verschijnsel aan den hemel van Franekers academie, in den persoon van den Poolschen theoloog Maccovius , was men verlegen : deze ging boven het maximum van confessie en deinsde met wilde logica voor geen conclusies terug, die Calvjjn zelf niet op zijn lippen zou durven nemen. Dezen werd dus de broederlijke raad gegeven zich gematigder uittedrukken en wat minder ver vooruit te vliegen. Maar met hen, die beneden het maximum bleven, was de quaestie minder ingewikkeld. Met opzicht tot hun bewijsredenen, deducties en schrifturen was het zelfs niet der moeite waard veel werk van wederlee-gina: te maken.
Oo O
Men behoefde dezulken slechts de belijdenis-formule voor te leggen en hen af te vragen, of zij die stricto sensu aannamen.
35
EEN VERSTOOT IDLING
Do rochtmatigo cisclx van Daniel Johannis om tenminste zoolang getolereerd te worden, totdat de quaestic van de leer tot decisie was gebracht, werd geen enkele maal in ernstige overweging genomen, 't Eenige, wat men nog wel beproeven wilde, was hem behalve zijn verkregen adhaesie aan de leer van de oude jSTederl. confessie, catechismus en II. Schrift nog een formule te laten onderteekenen , die zoo nabij mogelijk kwam aan 't geen men verwachtte , dat eerlang de toets des geloofs zou zijn. Toon dit echter ten slotte toch tot niets leidde, zotte men hem zonder verdere omwegen af, hoewel op dit oogenblik het vraagstuk van de leer als zoodanig kerkelijk nog niet beslecht was.
Welk een bitter verdriet gebukt te gaan onder een vonnis , dat men in alle opzichten voor onrecht houdt, omdat men de dieper liggende motieven niet inziet. Zoo goed als Daniel begrijpen kon, dat hij na uitvaardiging der Dordtsche decreten veroordeeld zou zijn, zoo weinig kon hij inzien, waarom hem over het vrije recht van spreken reeds twee jaren te voren zooveel geweld was aangedaan. De driedubbele straf, die hom getroffen had, was ongehoord streng. Zou één van de drie al niet meer dan genoeg geweest zijn als straf voor het delict van in één enkel punt met Calvijn to verschillen, voor de ontstane ergernis, die hij immers nergens en nooit dan in een besloten gezelschap gegeven had ? Zoo tastte de ongelukkige geleerde in het onzekere rond. Maar dat hij verstoeten was, streng, onherroepelijk, voor altoos, bleef een feit.
In het jaar 1619, toen iedereen do canones Dordracenae moest onderteekenen , en het daaraan volgende verliezen wij den rector uit het oog bij gebrek aan berichten. Ieder, die thans onder den kerkban lag, wist wel vooruit, dat hij in deze dagen te vergeefs als smeekeling om tolerantie zou
.16
VAN' DK KERK.
verschijiien voor liet gesloten kerkportaal. Zij hadden daar niets te hopen.
Ook Daniel Johannis zag geen kans gehoor te vinden voor een pleitrede tegen het onrecht, hem aangedaan en de onbillijkheid van zijn proces. Onder de vorsameling van zijn handschriften komt alleen een opstel voor onder den titel: «Sommier verhael van dinghen ter saeke dienende.quot; liet is zeer zeker in 't jaar 1619 gesteld en bevat een aantal punten ter weerlegging van de deputaten, die hem anno 1018 veroordeeld hadden wegens de ergernis in de kerk van Sneek. Hij toont tevens aan, hoe onbillijk kerk en classis tegen hem gehandeld hebben. Onderaan teekent hij eenige redenen op, waarom deputaten met hem in conferentie moeten treden: 1°. zij zijn verplicht rekenschap van hun gevoelen te geven en hem te aanhooren ; 2°. zij moeten, omdat zjj onderteekening eischen, de cauones van Dordrecht verdedigen tegen hen, die ze bestrijden ; 3°. het is een deel van hun plicht dwalenden terecht te brengen, en 4°. de heeren Gedeputeerden hebben hen verzocht zoodanige conferentie te houden.
Dit stuk is echter niets dan een aanteekening van sommige punten, waarop hij zou willen wijzen bij een verzoek om gehoord te worden. Of hij het opgezonden heeft, is onbekend. Maar dit is zeker, dat de deputaten geen conferentie met hem gehad hebben; de kerk wilde zich alleen over een berouwvollen boeteling ontfermen, maar liet zich met geen opponenten in. Hjj klaagt, »dat hij sedert het houden der Nationale synode noijt over sijn gevoelen van eenighe kerckehjcke vergaderinghe is aengesproken.quot; Daar zou het vooreerst ook nog niet toe komen. In plaats van aan het verzoek der Gedeputeerden, die het houden van een conferentie wel goed achtten, toe te geven, besloten de depu-
37
EEN YERSTOOTELIXG
taten (in hun vergadering van 7 Maart 1G20) bij do E. M. heeren aan te dringen, dat zij ï)aniel en zijn lotgenoot Hajo Lamberti, afgezet predikant van Dockum, voor zich lieten komen om »liaer beijden te constringeren den Polij-tijeke Acte te subscriberenquot; in overeenstemming met het besluit der Staten-Generaal (3 Juli 1619). Dit is de zoogenaamde Acte van gehoorzaamheid of stilstand, (1) die in den Haag door de Staton-Generaal voorgelegd is aan veertien reeds te Dordrecht geciteerde en veroordeelde Remonstranten. Dertien weigerden haar te teekenen en werden uit den lande gebannen. Het is niet gebleken, dat de Friesche Staten dit verlangen hebben vervuld. Daniel verhaalt echter, dat er vele pogingen zijn aangewend om hem »m qualiteit als een gemeyn Lidmaet, indien hij daervoor in de Geref. kereke soude gehouden worden, tot onderteecke-ninghe van sekere Acte te dringhenquot;, maar dat bij het niet heeft willen doen, omdat deze acte niet algemeen door do regeering is ingevoerd.
Met zijn twee lotgenooten. de afgezette Dockumcr predikanten , stelde Daniel zich in betrekking. Zij hadden reeds in 1620 een poging gedaan om hun zaak voor de synode te verdedigen, doch te vergeefs: de broeders bekrachtigden communibus suffragiis de door de deputaten beslotene afzetting. Toen wendden zij zich met hun drieën tot de synode, die 29 Mei 1621 te Sneek haar zittingen opende. Omdat zij zich met de Remonstranten in andere gewesten niet inlieten en over 't algemeen niet tot de heftigste en gevaarlijkste voorvechters van de onderliggende partij behoorden , wilden de broeders hun verzoek om gehoord te worden, wel toestaan. Zij overlegden te voren
(1) 15ij Brandt III . p. (gt;87.
VAM DE KERK.
nn
met clkanderen, wat zij do synode zouden voorhouden. Wij hebben nog een aanteekening daarvan onder de papieren van Daniel Johannis. Zij worden ieder afzonderlijk en alle drie gesamenlijk gehoord. Zoo kregen zij gelegenheid om te klagen over sliet rigoreuse deportament (als sij t'noemb-den) hunner personen van den kerekdienstquot; en om het verzoek voor te dragen, dat zij »gerestitueert oft tolerirtquot; mochten worden. Daniel bad de broeders aop den vrede te willen letton,quot; die hij in weerwil van alle verdriet en gelodene schade met hen wilde onderhouden. Ook wees hij hun op de toespraak van Jezus tot de inwoners van Jerusalem, Luc. 19: 42—-44. Maar deze strouwhertige vermaninge werd oock niet ten beste afghenomen.quot; Gelegenheid tot verdediging hunner gevoelens kregen zij niet, zooals wel te verwachten was van een rechtbank, die alleen maar vroeg, of zij als boetvaardige zondaars tot erkentenis van de nu vastgestelde leerregelen konden komen. Dewijl dit »vooralsnoch, soo vijt hunne mondelinghe vcorstellinghe als schriftlicke exhibition geenszins, maer wel ter contrarien is gebleecken,quot; oordeelden de broeders, dat zij terecht ob schismaticam doctrinam afgezet moesten blijven. Nadat hun deze mededeeling gedaan was, werden zij nog stichtelijk met goedvinden der vergadering door don praeses Herin. Collenius, ds. te Kollum, vermaand zich in hun respective woonplaatsen te onthouden van sergerlicke manieren van spreecken ende gewaegde interpretation,quot; zooals zij thans ter synode over en tegen de zuivere leer der kerk gebezigd hadden, waaruit de broeders vermoedden, dat zij zich elders ook wel zoo zouden uitlaten. (1) En hiermede konden do veroordeelden weer ongetroost heengaan en bleek toenade-
(1) Dit doelt op H' S. N 17.
KICX VERSTOOTin.INti
ring onmogelijk te zijn zonder verkrachting des gewetens van hun zijde.
Yan de kerk hadden zij niets meer te hopen, veel meer te vreezen. De deputaten kregen althans in last te bewerken , dat Petrus Hermanni Dockum, waar hij veel vrienden had, verlaten moest. Hajo Lamberti was toen denkelijk reeds vertrokken. Waar Daniel zich in den eersten tijd, nadat hij zijn betrekkingen verloren had, opgehouden heeft, is onzeker. Een paar jaren daarna was hij te Franeker gevestigd. De nood dwong hem naar nieuwe middelen van bestaan om te zien en daartoe bood een academiestad den man van studie en velerlei bekwaamheid , zooals hij was, de meeste gelegenheid aan. Hij legde er zich op de studie der medicijnen toe om als geneesheer in zijn onderhoud te voorzien.
40
Ook do afgezette predikanten Hajo en Petrus vestigden zich na allerlei wederwaardigheden te Franeker. Ongemoeid bleven zij daar niet. Hun vervolgers vonden het zeer bedenkelijk , dat zij zich ophielden in deze plaats, idaer se de kereke Godts de aldermeeste schade ende afbrueck vermoe-gen tdoen.quot; Ter synode in Juni 1622 werd door Eolsward, de synodale classis, voorgesteld, dat de deputaten bij de E.IIeeren zouden aandringen, dat »de remonstrantische aff-gesette dienaars haer althans tot Franicker onthoudende,quot; gelast werden van daar op te trekken. (1) Doch de regeering vond geen reden hen het leven nog lastiger te maken, te meer omdat zij er stil en vredig woonden. Daniel studeerde rustig in de medicijnen, en hoewel het hem soms niet aan den lust ontbrak som zijn verdructe onschult door schriften ofte andersins de werelt bekent te maecken,quot; ont-
(1) Acta Syn. 1622. a. l(i.
VAN HE KEIiK.
Jiiold hij zich tocli gelicol daarvan, hopende de E.M. Staten »te beweegen om zijn persoon ten langhen laesten door sijn langhwyliche patientie met' een mededoogend ende beweegt harte aen te sien.quot; Zoo verwachtte hij, dat zijn lot 't zij door de regeering, 't zij door de synode st'eenighe tijden soude geremedieert worden,quot; en wilde dus liever niets »bij der handt nemen dat van sijn Partijen tot offensie zoude connen getrocken werden,quot; daar hij bij ondervinding had, dat zijn vervolgers in weerwil van zijn aanbieding om de quaestie in het vuur der christelijke liefde te laten verteeren , »sich onder correctie gesproocken tegen sijn persoon vrij wat ongeseggelick aenstellen.quot;
Dit bleek hem o. a. toen hij zich bij de synode, die 10 Juni 1023 te Franeker bijeenkwam, aanmeldde met het verzoek, dat hij als lidmaat der kerk geduld mocht worden, presenteerende «tot des Heeren Avontmael te gaen.quot; Op deze wijze meende hij deemoedig zijn geneigdheid om de broederschap met de kerk te onderhouden te moeten openbaren, opdat niet de allerlaatste band verbroken werd. Doch het werd hem geweigerd. De synode wilde niets van hem weten en achtte het zelfs noodig den deputaten op te dragen nog eens bij de regeering aan te dringen op een besluit tot verwijdering van de Arminianen uit Franeker. (i) liet tegendeel had plaats, gelijk wij zoo dadelijk zullen zien.
Ten einde in zijn behoeften een weinig te voorzien verhuurde Daniel kamers aan studenten. Hij hield althans in dezen tijd kostgangers. Onder degenen , die aan zijn tafel gegeten hebben , noemt hij Th. Grafwerckhelius en Cornelius van Loon op. (2) In dit jaar trof hem echter een zware
(Ij Acta Syu. 1()23. a. 26.
(2j M.S. lat. aanteekeningen achter U.S. N. 12 A gedat. 12 of 14 Ucc. 1(gt;37. D. Cornelium van Lüou, patricium qui auto auuos praeter
EEN VERSTOOTELIXG
slag, »vennidts hom in t'midden sijner ellenden sijn lieve huijsvrouwe is afgestorven, wolekers goederen liij goliouden is den kinderen bij haar goprocreert in haar geheel te laten.quot; (1) Behalve do smart over haar verlies kwam hij daardoor in grooto ongelegenheid. Als hij niet eenige hulp ontving , moest hij tot gebrek vervallen, omdat hij zijn studie nog niet voleindigd had, terwijl de practiek hem toch ook niet dadelijk een voldoend bestaan verschaffen zou.
Zijn beide lotgenooten, die nog te Franeker studeerden en het eveneens armoedig hadden, waren door de Staten uit medelijden met een kleine toelage begunstigd. Ook Daniel vestigde zijn hoop op de regeering en zond in het najaar van 1G23 een adres op met verzoek om een gelijke ondersteuning als Hajo en Petrus, ten einde zich beter onledig te kunnen houden met de studie der medicijnen, in de hoop dat zijn zaak nog eenmaal onpartijdig zou worden onderzocht. (2)
Doch dit gelukte niet spoedig. Een reeks adressen werd door hem achtereenvolgens mot eenige tusschenpoozen in deze twee jaren afgezonden. Het is aandoenlijk hem met enkele variation altoos op hetzelfde te hooren aandringen. Xu eens hangt hij een tafereel op van zijn verdrukte onschuld en onbarmhartige verwerping, alsmede van al het verdriet en do schade, waaronder hij gebogen gaat. Dan weer drukt hij de hoop uit, »dat de gemoederen hinc inde metter tijdt tot christlicke bedaertheyt gebrachtquot; mogen
propter 14 in arcc Franequercnsi mensasus fait; cara paulo ante eadem quoque usus fuisset ü. Th. Grafwerckhclius.
(I1) M.S. request, gemerkt N IC 15 'J , denkelijk laatst van Oct. 1{)23 , gecollationeerd 3 Xov,
(2) Onder de b'ylagen van dit request behoorde o. a. ook een gunstig attest van den academischen senaat over zijn gedrag.
VAN DE KERK.
worden, omdat hij van zijn kant nooit heeft nagelaten »alle christelicke middelen voor te slaen tot vrede ende eendracht.quot; Iljj is immers nooit in twist geweest met do kerk van zijn vaderland, waaraan hij zich nog steeds oprecht verhonden voelt, ))maer met eenige personen in die selvige kerckequot;. Omdat hij »somtijts vreest dat sij tegen hem met een onversoenlicken haet ingespannen sjjn.quot; omdat hij hoegenaamd niets van de depntaten kan verkrijgen, »dewijle sij doorgaens Ileces nemen tot de dassen respec-tijvelick .... waar men rapporten doet, advijsen versamelt ende Eesolutiën neemt sonder den suppliant door schriften oft mondelingh te verstaenzoo heeft hij »naer eeniger jaren patientiequot; geen andere toevlucht dan tot hun Ed. Mog., «verhopende dat de verdructe onnoselheyt bij hun eenige troost sal vinden.quot; Mochten de heeren dan toch te bewegen zijn, dat op hun autoriteit de zaak nog eens grondig en billijk werde onderzocht! Zijn eenige fout is, dat hij in een enkel punt van de leer der verkiezing afwijkt, en dat hij »eenige suaricheden in de canonibus ofte articulen tot Dort gearresteert vindot, wut dewelcke hij sich niet wel can redden.quot; Doch op zijn leven is niets aan te merken, en met zijn bijzondere gevoelens heeft hij niemand verontrust. Zijn vaste meening is , dat zijn zaak behoort tot de jurisdictie der Staten.
In andere stukken biedt hij in afwachting van de uitspraak eener wettige rechtbank zijn diensten als geleerde aan. Hij weidt uit over het nut van de Latijnsche taal als fundament der -wetenschap. Volgens zijn gevoelen wordt daarvan door de professoren te weinig werk gemaakt. De jongelui komen te vroeg, en dus in deze taal slecht onderlegd , aan do academie. Behalve publieke lessen kunnen er ook private gehouden worden. Hij was bestemd
43
EEN VERSTOOTEUNG
voor de kerkdienst, maar had zich ook van der jeugd af met de borst op de »noot\vendige kennisse der taelen en-de andere dinghenquot; toegelegd en voelde zich daarin zeer ervaren. »Dit Talentpont wenscht hij liever tot beste van syn vaderlant den overighen tijt synes levens te mogen em-ploijceren, dan buijten t' selvighe, t' welcke hij nochtans quot;■enoodsacct sal worden te doen, indien men den traijn
O
tegens syn persoon vervolght, die tot noch toe gehouden is.quot; Hij hoopt, dat de E. heeren hem willen benoemen om aan 's lands universiteit onderwijs te geven in de klassieke talen. Hij is bereid een extra-ordinair professoraat waar te nemen en biedt zich in het algemeen aan om over hem te disponeeren. omdat hij buiten betrekking is en nog niet oud genoeg, of hij kan wel dienst doen. Dit zal tevens zijn toenemende zorgen verlichten. (1) Mochten de E. M. Heeren zich in zijn bedroefden staat over hem erbarmen door hem te geven sdie professie ofte inspectie op de Bursse binnen Franeker,quot; of als dit om zekere redenen niet kan , een jaarlijksch onderhoud, dat hij te zijner tijde met alle vlijt hoopt te verdienen . »oock in dien gevalle , so Janus Gruterus, die nu bynaest twee jaeren tot de Professie van do Grieksche Taele verwacht is, nietgeraectte comen.quot; (2) In een ander adres biedt hij zich aan een deel der Grieksche collegies van prof. Gruterus waar te nemen. (3)
Aanvankelijk baatte al deze moeite heel weinig en werden zijn steeds dringender smeekbeden niet verhoord. In-
(1) Istud exercitium mihi quasi remissonis instar (erit) qua gra-viores curae intercalentur. H.S. gemerkt N 1(5 E.
H.S. N 16 B. adres aan den Landsdag. Ilij onderteekent zich med. dv. Denkelijk anno 1()24.
(3) H.S. N 1(gt;E. quin et si necesse fuerit, D. Gruteri labores in graücisquot; leetionilms sublevatunun. Zie M.S. no. 28.
VAN DE KURK.
tusschen had hij zijn studie voltooid en werd tot medicinae doctor bevorderd. Doch met den rang kwam niet terstond do verdienste. Geneeskundige practiok komt eerst langzaam aan den gang, en ook verkeerde dr. Daniel niet onder gunstige omstandigheden, zoodat het hem een volkomen ontoereikend bestaan opleverde.
Bij zijn verzoeken om hulp aan de Staten gaf bij tevens te kennen, dat hij zeer genegen was een conferentie met de deputaten te houden. De Gedeputeerden verwezen hem toon naar de HH. Yolmachten, »die versocht worden op syn versoeck gunstelicken te willen disponeeren.quot; (1) Toen klaarde do hemel een weinig op, want do Landsdag, die 28 Juni 1025 bijeenkwam, stond zijn verzoek voorwaardelijk toe, zoodat hem i Juli werd bericht; »de Suppliant be-thonende hem met do kereke gereconcilieort tc hebben wordt hem alsdan bij desen geaccordeert voor den tjjdt van 1 iaer een tractement van vierhondert carolus eruldens.quot; Doch voordat het zoover was, moest er nog veel gebeuren. De E. M. heeren stelden dus een ontmoeting met de kerk tot voorwaarde, hoewel hij er thans niet om verzocht had. Hij had den deputaten zoo vaak een samenkomst aangeboden om een verdrag van verzoening met de kerk te treffen, maar zij hadden dit steeds »praecise geweijghert excuserende zich met d'exeeptie rei Judicatae.quot; Doch nu kreeg hij een week of wat later bericht, dat Gedept. Staten hem den weg gebaand hadden , in den vorm van een apostil, aldus luidende : «De Suppliant sal wel doen endo hem addresseren aen den Deputaten Synodi in de aenstaende
(1) Apostil, ged. 14 April 1G'25 na bekomen advies van do curatoren reeds in Februari, achter II.S. gemerkt N Ki 1? ö. een adres omst'eeks Jan. 1(05 opgezonden.
(2) H. S. N 23 U.
45
EEN VERSTOOTELING
wceck alhier binnen Leeuwarden te vergaderen, die midts descn worden versocht en geautlioriseert om volghens de dispositie van den 1 Julij jonghstlcden met den Suppliant in conferentie te treden, daervan voor hun vertreck van daer rapport te doen, om sulx gohoort ende gesien voorts op des Suppliants versoeck gedisponeert te worden na behooren. Actum G Aug. 1025.quot;
Derhalve moesten de deputaten der synode dr. Daniel weer te woorde staan. Hij legde don last der regeering uit in den zin van een »vruntlicke conferentiequot; tot reconciliatie met de kerk. /.ijn doel was te bewerken, dat men hem verder met rust liet en den ban, die op hem lag, ophief, zonder dat hem de eisch gesteld werd zijn gevoelens te herroepen, ook al waren zijn zwarigheden om de canones te onderteekenen niet weggenomen. Hij wilde zich dan rustig houden, hoopte wel weer tot de kerkdienst toegelaten te worden, of liet anders zoover te brengen, dat de kerk hem niet langer hinderen zou in t verkrijgen van eenige betrekking cn een eerlijk onderhoud. Doch dit zou zoo gemakkelijk niet gaan.
De deputaten waren in de meening , dat de beklaagde niet zou verschijnen, omdat zijn zoon gevaarlijk ziek was. Dit kwam hun niet ongelegen, omdat zij eerst tijdens do vergadering van de apostil der Staten kennis kregen. Zij hadden dus van zelf niets van de classes in last en besloten die ten spoedigste in kennis te stellen met het besluit der E. Hoeren. Doch 10 Aug. des nademiddags verscheen onverwacht dr. Daniel. Sixtus Hommius , de praeses vroeg hem, wat hij te verzoeken had. Hij antwoordde, dat zijn verzoek begrepen was in de apostil der Staten en in den door hem gisteren overgezonden brief. In dien zin wenschte hij met hen over de zaak te spreken.
46
VAX Dli KERK.
De praeses vroeg nu weer, wat hij onder liet woord conferentie verstond, een conferentie over de leer of tot cliristelijke verzoening. Hij antwoordde ontwijkend , dat hij niet wist, wat de heeren er onder verstonden, maar hij had er zijn bepaalde opvatting van, omdat ieder de beste uitlegger was van zjjn eigene woorden. Toen vroeg men hem, met welk doel hij dan eigenlijk hier gekomen was, waarop zijn bescheid luidde: hij was gekomen om zich met de kerk te verzoenen en als middel ter verzoening met do depu-taten te confereeren.
Wat of hij dan — zoo klonk de wedervraag, — door deze conferentie als middel ter verzoening verstond. Ilij verklaarde, dat hij zich hield aan do apostil der regeering en nu niet gekomen was om met de heeren te disputeeren. Zoo ontweek hij elke nadere verklaring.
De deputaten besloten, dat zij heden niet vorder met hem wilden handelen, maar eerst do gevoelens van de classes moesten inwinnen, terwijl zij de Staten met het besprokene in kennis zouden stellen. Deze hebben het magere resultaat van zulke «onnodighe dispuyten over het verstant van 't woordt confereren,quot; gehouden voor een begin van de verlangde verzoening. Althans zij lieten hem, die haastig naar het ziekbed van zijn zoon en tot zijn practiek terugkeerde, nog in deze maand honderd daalders uitbetalen.
Inmiddels werden de adviezen der classes ingewonnen, en daarmede gesterkt kwamen do deputaten den 14 Kov. te Leeuwarden bijeen. De beklaagde werd weer gehoord, maar men kwam tot geen besluit. Ook werd de sessie »0111 redenen opgeschort.quot; Twee dagen later besloten de deputaten op grond van do ingekomene adviezen hem op den man af te vragen, soft hij noch diens sins is hem mot de kereke te veisoenen ende zijn faute to bekennen.quot; Hij maakte eerst
47
een verstooteling
allerlei omwegen en «tcrgiversatienquot;, maar zeide tenslotte, dat dit strikvragen waren, dat hij zich in vroeger dagen duidelijk genoeg verklaard had, dat hij niet alles mededeed wat maar deze of gene christelijk geliefde te noemen dat hii zich niet aan zulk een oordeel kon onderwerpen, »cacr hij niet van reduceren oft die gheen proeve lijden soude moo-hen.quot; Doch de praeses liet hem niet glippen en eischte van hem de categorische verklaring, »oft hij nu in zijn ge-moet aengaende de leere niet verandert waer, ende m een «■evoelcn stonde met Godes kereke.quot; Daarop wilde de aangesprokene eigenlijk niet antwoorden, maar nep uit dathij betwijfelde, of deze vraag »het fundament wel racete en of hij geen boete genoeg gedaan had door alle schade, c te
hij reeds geleden had.
Op dit punt breken de acta af. Maar er volgde toen
weer een vraag van den praeses, en dit kan geen andere zijn geweest dan de eisch, of hij de acte van stilstand w,1de teekenen, onder belofte dat men hem dan als gewoon lidmaat der kerk weer zou erkennen. Dat men hem zelfs hiertoe nu niet heeft kunnen bewegen, is genoegzaam gebleken
uit het vervolg.
Want de quaestie bleef onafgedaan, en de deputaten wilden in den winter niet weer vergaderen. Daniel keerde naar Franeker terug en verzocht onder dankbetuiging voor het ontvangene, dat hem de overige 250 gis. mochten wore en betaald, alhoewel de zaak tusschen hem en de deputaten „o. oneffen was gebleven. Dit geld word hem vóór 1 Jul. des volgenden jaars ten volle uitbetaald. In t zelfde mi)aai zond hij weer een adres op met verzoek aan de regeering, om zijn zaak, die nu reeds zooveel jaren hangende was, .door hun Gedeputeerde ofte andere Gecommitteerde hee-ren te ondersoeckenquot;, of hem anders een buitengewoon pro-
48
VAN DE K'F.UK.
fossoraat of bij provisie oen eerlijk tractement te vergunnen. In 't volgende jaar had hij weer een conferentie met de deputaten, nu voor do vierde maal. Doch toen kwam er ook voor goed een einde aan zijn onderhandelingen met de kerk. Daniel zocht zijn heil in een ontwijkende houding: de deputaten konden hem dus niet tot herroeping van zijn Arminiaansche meeningen bewegen en wilden verder niets meer met hem te maken hebben. Zij weigerden later kortweg elke onderhandeling.
liet eerste gevolg daarvan was, dat de regeering haar tijdelijke toelage niet herhaalde, hoezeer de beproefde man daarom smeekte. Een heele reeks adressen volgde elkander in de beide eerstvolgende jaren. Hij bood zich aan tot een conferentie met de deputaten en hoopte, dat do E. M. heeren het hen zouden gelasten, want hij verklaarde geen kans te zien hen daartoe te bewegen. De heeren hadden zelf den weg gebaand tot een gewenschte verzoening; als zij hem en de deputaten voor zich riepen, clan kon het geschil onder hun directie beter tot een goed einde gebracht worden. Hij had zich altijd onderdanig betoond en hun orders opgevolgd ook zelfs »tot contentement des ker-ckeraedts van Franiker aengaende de reconciliatie mot de kercke.quot; Doch er kon niet meer van hem gevorderd worden , dan hij aangeboden had. Om in zijn nooddruft te voorzien was zijn klein vermogen hijna geheel opgeteerd en nog was hij door geen middel gered.
Maar op al deze smeekbeden luidde onveranderlijk het kort bescheid der heeren: «Suppliant sal hem reguleren naer voorg. ros. op sijn persoon.quot; En die voorgaande resolutie was: dat hij het bewijs moest vertooneu van zijn verzoening met de kerk.
Bovendien was er iets gebeurd, dat de heeren niet ten
EEN VERSTOOTELING
50
gunste van den smeekeling stemde. Het professoraat in het Griekscli, waarover sedert 1623 met den bibliothecaris Gru-terus van Heidelberg langdurige onderhandelingen waren gevoerd, werd in 1626 aangeboden aan den Horborner professor George Pasor, die in October overkwam. Dr. Daniel zou dit professoraat zoo gaarne gekregen hebben. Met dezen Nassauer geleerde raakte hij in April 1027 in woordenstrijd. Hij verscheen op een dispuut over de Gnek-sche dictie van het X. T., begon te opponeeren en bracht zulke kettersche gevoelens voor den dag, dat Pasor verontwaardigd uitriep, dat het leugens waren. Vooral toen de doctor verklaarde Deum aliquatenus frustratum fuisse suo scopo in creando primo homine, quod ipsum ad vitam creaverit, a qua deinde dettexerit etc. Aan dit dispuut. dat van grammaticaal op theologisch gebied verdwaald was, ontleende Pasor vijf theses, die hij zijn opponent toezond met de verklaring , dat hij bereid was daarover een lans met hem te breken. Maar Daniel verklaarde dit niet buiten medeweten der curatoren te willen doen, doch was bereid schriftelijk en zonder bitterheid daarover met hem te handelen. Hij hield echter de vijf theses tegen afspraak in zijn bezit en maakte er gewag van, dat hij ze aan anderen wilde laten lezen, zoodat Pasor verlegen werd met de zaak, vreezende dat zijn tegenpartij van dit geschrift een gebruik kon maken, dat hem in een minder gunstig daglicht stelde. Hij deed zijn beklag bij den curator Saeckma, wien hij de gansche zaak verhaalde en de theses nader toelichtte om verkeerde gevolgtrekkingen te voorkomen, levens legde hij de plechtige verklaring af, dat de doctor hem listig buiten zijn terrein had gelokt. Als het hem ooit weer gebeurde, dat hij in godgeleerde disputen, waarmede hij in zijn vak niet te maken had, betrokken werd, dan zou hij zo terstond overdoen aan de theologische taculteit.
VAN DE KERK.
Behalve do reeds genoemde, vruchtolooze smeekbneven aan do Staten is dit toonool het laatste j wat van zijn verblijf in Friesland te vermelden valt. De nood dwonjr hom dit ere-
O O
west, waar hij niets meer te hopen had, te verlaten. De kerk was nog te onbuigzaam om do geringste transactie in te willigen. INa jaren van verdriet en vruchteloozo beproeving van zijn geduld, besloot hij eindelijk zjjn diensten aan te bieden aan de Remonstrantsche gemeenten onder hot kruis. In het begin van 'llt;r28 verliet hij zjjn onvriendelijk vaderland en trok naar Amsterdam met het plan zich te Leiden te vestigen. Hij had zoo'n groot gebrek aan geld, dat hij voor billijken prijs een Hesychius, Homerus en andere boeken verkocht aan Vossius, den rector, met wien hij reeds vroeger, toen hij nog in betrekking was, in 1617 op een reis naar Leiden kennis had gemaakt.
quot;Wat het overige deel van zijn levensgeschiedenis betreft, kan ik kort zijn.
Al spoedig kreeg hij een aanstelling als prediker bij de Broederschap, aanvankelijk een commissie, zooals men dit noemde, waarbij de in dienst zijnde leeraars van half jaar tot half jaar een gemeente bedienden. (1) Hij heeft als zoodanig na zijn opname onder de leden der societeit diensten gedaan te Monnikendam, Hoorn , Leiden en den Haag. Dit was een onrustig en soms ook wel gevaarlijk leven. De Remonstrantsche broederschap kon uit de bijdragen dor gemeenten aan haar leeraars een jaarhjksch inkomen van 400 gl. verschaffen. Hij was aanwezig op de eerste algemeene binnenlandsche vergadering der Remonstranten van 10 tot 18
(1) Dit duurde tot omstreeks 1G32, toen de gemoeut -n meer gevestigd waren, en de tijden rustiger werden.
EEN VERSTOOTELIMU
April 1031 te Rotterdam onder voorzitting der drie directeuren Wtenbogaert, Episcopius en van den Borre. Dertig van de vijftig leden der Öocioteit waren opgekomen. Daar werden de maatregelen beraamd om de lleinonstrantsclie gemeente tot gevestigden staat te brengen en voor liet loopende halfjaar de commissies aangewezen naar de verschillende gemeenten. Aan »ds. Dan. Janssenquot; werd de gemeente Monnikendam gegeven, waar hij dus tot omstreeks ISTovember in functie moest zij». Ook ontmoeten wij hem op de tweede vergadering te Rotterdam 15 Oct. 1631 , waar de ontslagene Loevesteiners aanwezig waren.
Blijkens ecu Latijnsche aanteekening op een zijner geschriften bevond Inj zich 12 of 14 Dec. 1()37 te Leiden. Yolgens een daarboven staand opschrift zou Inj toen gesolliciteerd hebben naar het rectoraat aan het Dordtsche gymnasium , omdat men daar een rector verlangde , die tegelijk medicus was. Tevens blijkt het, dat hij toen te Leiden was. (1) Hij heeft die betrekking te Dordrecht echter niet gekregen, maar bleef vooreerst Remonstrantsch prediker. Den 20 Juli 1640 werd hij met By sterns en Willem Vorstius bij openbare afkondiging uit Leiden verbannen. Omstreeks dezen tijd of in 1041 begaf Inj zich nog weer eens naar Friesland , omdat zijn zoon en diens echtgenoot daar kort na elkander kwamen te overlijden. (2) Vervolgens was hij nog als prediker werkzaam te Rotterdam, doch sedert 10-43 koos Inj Zalt-bommel tot vaste woonplaats, Daar deed hij niet alleen predikdienst, maar hij practiseerde ook als geneesheer en onderwees te zijnen huize, hoewel er een gymnasium was,
(1) Diu . ... Leidae vivo. M.S. aant. achter N 12 A.
(2) Ego ante sexenmum filio meo, beu defuncto et coniuge ipsius paulo post... in Frisian! me conferebam. M. S. aant. achter N 31 B denkelijk uit het jaar 1G47 of 48.
52
VAX DE KERK.
bjj hem inwonende jongelieden in het Latijn, Grieksch; Hebreeuwsch, Arabisch, enz. Een zijner beste leerlingen ■was zijn kleinzoon Johannes Snecanus, geb. 24 Febr. 1030 O. S., later predikant te Gouda. Er waren nog meer kleinkinderen, ook nog een jonge Daniel, van wien mij niets bekend is, en denkelijk een Otto.
Kustig was de avond zijns levens, naar hartelust gewijd aan de letterkunde, die altoos zjjn lievelingsstudie was geweest. Als geleerde genoot hij in de Broederschap de hooge achting, die hij verdiende. In 1638 werd hem dooide Societeit opgedragen om met Engelbert van Engelen de kantteekeningen op de nieuwe bijbelvertaling na te zien. In de vergadering van de broederschap in 16-48 werd hem met Naeranus opgedragen de kerkelijke historie van Wten-bogaert in 't Latijn te vertalen. Naeranus liet het werk over aan Snecanus, die 6 Aug. 165'i kon berichten, dat hij zijn vertaling persklaar had. Om de eene of andere reden ging de uitgave niet door, en zelfs het II. S. is verloren gegaan. Bovendien stelde hij zelf eenige geschriften op en wilde die laten voorafgaan door een Prodromus, waarover zijn kleinzoon Johannes in 1654 met een boekverkooper in Amsterdam in onderhandeling was.
Doch het einde van zijn leven was nabij. lieeds in 165i was hij ernstig ziek. Hij werd weer beter, maar in het volgende jaar bezweek hij in den ouderdom van ruim 75 jaren.
53
ADRES van Daniel Johannes, gemerkt N 15 B 2, met liet opschrift van een andere hand: „Deductie van Dan. Snecanus overgelevert aen de Synode gehouden binnen Ilar-lingen 1617.quot;'
Eerentveste, wij se, voorsienige Heeren, Eerweerdige, godt-salige, Hoochgeleerde, achtbare mannen broeders ! myner herten wensch ende geheet tot Godt is voor U allen tor salicheit. Aena-esien dan U. E. wederomme in des Heeren
O
name zyt vergadert, so hebbe ick goet gevonden eenige naerder openinge van myn saeck schriftelick aan U. E. te doen op hoope, dat glnj myne redenen in de vrese dos Heeren, die in t'midden van U. E. vergaderinge wandelt, overwegende , tot claerder aenmerckinge van het gansche ireschil tusschen het classis mitsgaders de kerekenraedt van
O CJ
Sneeck ende mij suit geraecken , te meer also na mijn vermoeden U. E. tot sulckes nu wat meer üjdts sal hebben. In allen gevalle is mijn cernstige ende niettemin ootmoedige versoeck mitsdesen an een yegohjck van U. E. respective-lick om de barmhartigheit Godes, U. E. believe daertoe so
(1) In deze bijlagen xijn alleen in enkele schrijffouten en in de interpunctie eenige verbeteringen aangebracht.
BIJLAGE I.
niet mijns persoons lialuen ten minsten om dor saecke selfs wille, dien ik moine sulcks wel te veroischen, vrij wat tijdts te besteeden, volgende daer inne de gewoonte der ouder conciliën, die sodanigc poincten vooreerst endo voor allen dinghen tor harte genomen hebben, t' welcke oock do do staten van onse nationale Sijnodcn mode brenghen. Bogcere derhalve alsnoch vrundtlick op dese Eerweerdige vergaderingo, dat haor E. believe myne saeck met een luchtige ende eenfoudige oogho in te sien ende mijn persoon ton minsten voor een tjjdt langh to dulden bij mijn gevoelen om redenen, die ick hier so cort als mij doenlick is sal verhalen, zyndo genomen so van de nature ofte ge-staltenis dor saecke selfs , als wut het bcleijdt so bij den classe als bij mij daorinne gebruyekt.
Staet derbalven vooreerst aen to mereken, dat dc poincten van mij voorgcstelt, bijnaest in do heilige schrifture met deselvige woorden verfaetet zijn , als blijckt ten respecte van het eerste wut de spreucke onses heeren aengeteeckent bij Johan. Cap. 0° v. 40, die also luijdt: Dit is de wille dosghonen, dio mij gesonden heeft, dat een yegelick, die den sone siet ende in hem gelooft, hot eeuwige leven bebbe. Aengaendo den tweeden Artyckel is het openbaer wut bet 7e cap. Actorum, v. 5, alwaer dese woorden van Stephano tot de Jooden , zynde nochtans Godes volck, gesproocken worden: altjjdts wederstaet ghij den II. Geest: gelyck uwe vaders, also ghij oock. Belangende mijn 3der voorstel can mijn seggen wacrachtigh bevonden worden wt Hebreen drie v. 12 , daer de Apostel ons vermaent: Siet broeders , dat niet t'eenigen tijdt in yemande van U zij een boos ongelovigh harte om van den levendigen Godt af te treeden, macr vermaent U selve alle daghe, so langhe als het hoeden ge-naemt wordt: opdat niemant onder u verhardt worde door
5(1
BIJLAGE I.
de verleijdinge der sonde. Want wij sijn Christi deelachtig geworden, so verre wij het beginsel des vertrouwens tot den eijnde sterek honden. Welcke woorden alle aen-merckelick zijn. Opdat lek andere passagien als Heb. ü v. -4. 5. ü. 7. 8. item cap. lü v. '29 met noch 1 Tim. 1. 19 , '2 Petri 2. 20. 21. der Broederen innerlicke aendacht bevele, dewelcke gelyck veele diergelycke niet alleen in cffccte, maer oock selfs bijnaest met so veel woorden myn meininge wut-drucken, also dat het licht is om te seggen , dat myne articulen strijdigh zijn met Godes ] 1. AVoordt, maer het sal swaerlick (onder correctie gesproocken) be-wesen worden.
Verclare oversulcks als voor den Ileere dieselvige spreu-cken ende andere meer van gelycken inhoudt na de gelyck-formigheit des geloofs, zynde d'eenige richtsnoer van alle gesonde wtlegginge na het getuijgenisse des Apostels 1'auli, niet wel geheel ende in alle haere deelen te connen overeen brengen met andere texten, tenzij dat de selvige nae het gevoelen van veele Godtgeleerden bij onse tijden ende onser vaderen tijden geleeft hebbende, opdat ick de oude voorbygae, worden wutgheleyt. De mannen broeders sullen bevinden, dat Ph. Melanchton, dien wij een groot deel van onse christelicke Reformatie danck weeten, bij alle ge-legentheden crachtlick gedreven heeft, dat onse llccht-feerdiglimakinge ende de verkiesinge ter saligheyt op mal-canderen passen, als besonder te sien is in syn Locis Com-munib. in het point van de predestinatie niet verre van den aenfangh des selvigen in dese woorden: Wij en moeten gheen ander oorsaecke der verkiesinge soecken als der Rechtfeerdighmakinge. Weshalven is Petrus vercooren, omdat hij is een Lidtmaet Christi, gelijck hij daeromme rechtfeer-digh is, dat is Gode behaegelick, omdat hij door het geloove geworden is een Lidtmaet Christi.
BIJLAGE I.
Waermede dock ganschlick overeenstemt Johannes a Lasco. een van de voornaemste Instaurateurs der Christelicker waer-heyt onder de gefluchte nederlanders in Engelandt endo elders, dewelcke in syn boeck draegende den tytul in t'latijn Forma ac Ratio Ecclesiastici Ministerij fol. 2-10 dese woorden beneffens andere van gelycke stoffe solirijft; Wij en conden niet wntvercoren ofte in Christo aengenomen worden, so wij niet al van die tijdt af (verstaet voor do grondvestinglie des werelts, gelyck de voorgaende redenen luijden) in Godts voorsienigheyt met liem, te weten Christo, gemeinsehap gehadt hadden.
Hier mach bygevoeght worden 11. Bullingerus in zijn huijsboeck Decade 4ta c. 1 beginnende aen dese woorden : Wij mosten ons geensins voorstaen laten, datter twee boeken in den hemel gestelt zijn, in welcker eene gelesen worden ingescreven die saligen sullen worden door den onvermijdelicke nootwendigheyt. (i) lek en sal de woorden niet alle verhalen om W. E. met al te langh een vertooch niet moeyelick te vallen. Hierentusschen wensche ick, dat de selvige van ons allen in bedenckinge worden genomen. Voorts accordeert hier mede Nic. Hemmingius in alle zyne schriften, item Musculus en Chemnicius voornaemlick in f derde poinct nopende den afval der gelovigen, waer over ick ver-stae, dat eenige broeders de meeste suaricheit maecken, als te sien is by den eersten in loco de Peccato in Distincti-one venialis et Mortalis aen het eijnde van de materie, al-waer hij oock zijn gevoelen met Ezech. 33 item met het exempel der Galaten besteedight, die de Apostel vraeght in derde cap. aent derde vers: Syt ghy wntsinnigen, dat ghij, die met den gheest begonnen hebt, nu met den vlee-sche voleyndt wordt ? Chemnicius scit wel duydelick int
(ij Het li. s; is hier wat corrupt.
BIJLAGE I.
59
lquot;-quot; stuck Examinis Concilij Trident, fol. 172, columna 2a Edi-tionis in folio Francofurti a0 96, dat veelc, vorstaet gelovig;», (want van deselvige handelt t'gansche verfolgh zyner redenen) niet volherden maer wut de genade vallen , leert do schriftuere ende ervaerentheit. Int tweede deel des gemelden boecks fol. 174 aen t'eynde van de eerste columna gaet hij vrij wat verder. Xu en soude ick mij wel met het getuy-genisse deses mans als zyndo een Lutheraen niet behelpen, ten waer ick vernomen hadde, dat 1). Doctor Sibrandus, (1) dien ick alhier ter eere noeme, hem mede steldt in het verdedigen van een fundamentael artijckel der Christcnheit, tegen Socinum, als te sien is in de voorrede des selvigen boecks, noemende haer, also zij aldaer verhaelt worden, heilige mannen. Can mede hierop gepasset worden t'seggen Calvini, dat David overspel ende dootslach begaen hebbende, is geworden een slaeve des Satans, gelyck zijn eighen woorden luyden int tweede boeck zijner Institutie cap. 3 § 9 waermede overeen comt, opdat ick Mollerum voorbijgae , Melanchton seggende : wij moeten niet meinen, dat David do gerechtigheit ende don II. Geest behouden heeft, doen hij overspel bedreef, - in zijn Dialectica pag. 103 gedruckt tot quot;Wittembcrgh ao 1561. Do mate eenes briefs en den tyet en can niet lyen te verhalen andere diergelycke plaetzen wut zijn Locis Cominunib. insonderheit in Loco do Distinc-tione Peccati venials ot mortalis, alwaer hij etlicke maelen seit, dat do gelovige den Heiligen Geest wutstooten, ge-bruyekende in t'latijn het woort Excutiunt, t'welcke eenen sonderlingen nadruck heeft ende allegerendo het exempel Davidis oock van Aaron, dat hij van golyeke den II. Geest wutgeworpen heeft.
(1) Sibrandus Luhbtrtus, theol. prof. to Franeker.
lUJLAGE I.
])c tweede reden waerop mijn versoeck steunt is, dat mijn gevoelen niet en strijdt tegen de nederlantsche confessie ende Cathechismum, also dat ick desen aengaende onbesnaert sal zijn deselvige, in voeglien als ick eenmael in t begin mynes dienstes geteeckent hebbe, weder te onderteeckenen om te betbonen de Eenigbeit, die ick met de gereformeerde kercke in de fundamenten der salicbeit gbeneigbt ben te houden tot den laesten adem mynes levens toe , belovende oock midts desen alii; occasion van twist ende tweedracht, soveel mogelick is, af te snyden, ia mijn yuterste best te doen door des heeren genade na mijn geringe vermogen, dat onsc kercke tot ondanck des Pausdoms ende alle andere kettericn mach wassen ende toenemen. Bij welckc reden oock staet waer te nemen, dat de Harmonie, dat is overeen-stemminge aller Confession bij onse tyden van verscheidene kcrcken vutgegeven, mijn gevoelen versterckt. Also dat ick dcsc Eerwaerdige vergaderinge wil te bedenken gheven, hoe het bestaen can, dat in de Sententie tegen mij geseit wordt myne propositien te strijden tegen de leere der Gereformeerde Kercken.
Yolght hierop ten derden, dat mijn gevoelen vangheene der vier oude conciliën, ia zelfs bij gheene nationale Synoden myns weetens verdoemt is. Twelcke so seer van Godt-salige leeraers, oock anders als ick gevoelende, behartight worde, dat zij met vollen monde verclaren niet te connen verstaen, dat d'eenicheit ende ruste der kercken om het verscheiden gevoelen in deze articulen mach gecrenckt ofte gebroocken worden, gevende voor roden, datmen van den selvigen verscheiden gevoelen can hebben, also dat het fundament der salicbeit nochtans niet omgestooten oic geraseert worde : als to sien is bij Perkinsium in de Vut-leggingo des geloofs fol. 228 in de 2de columne ende Pa-
60
BIJLAGE I.
(.1
raeum in Prolegomenis ad Koseam p. 56a item over dcu eersten tot den Coriathen cap. 3lt;) pag. 1G0. Ten welcken opsien oock Beza ende de kerckendienaers van Geneven de Luthorschen in de t'samen-preeckinge tot Mompel-gard de handt van Broederschap gebooden hebben, gelyck solfs de allerlieevighste Lutheranen als Jacobus Andreas, Schuccerus, Chemnicius en andere oock nae het maecken van t'Concordie-boeck eude t'condemueren onser kercken in een seeckere brieff gescreven ao 79 vut de name van de Nederlantsche gliemeinte broeders ghenaemt worden. Ick sal hier niet verhalen verscheidene vereenigingen op sodanigeu voet in Poolen gemacct tusschen de Lutersche ende de onse, opdat zij te beter teghen t'pausdom ende verscheidene kette-rien mochten bestaen. Hebben oock leeraers van contrarie gevoelen over dese poincten allo teeckenen van christelicke vrundtschap malcanderen beweesen als insonderheit te sien is aen Calvinum ende Melanchtonem, so seer dat de eerste oock de gemeinte van Greneven geraeden heeft sich niet to onttrecken van die leeraars, die in zyns ende zyner medehulperen plaetze waeren inghevoert, al hoewel sij hem in dese poincten opentlick contrarieerden, ende als eenige suacke broeders sulcks deeden, heeft hij t'selvige eernstelick in haer gestraft, als vut verscheiden brieven tot dien eynde gescreven is te sien namentlick pag. 8a ende 19a Editionis in folio ao 70. Waermede hij in t'werk gestelt heeft t'ghene hij in t'vierde boek sjjner Institutie cap. 1 § 12 gescreven hadde, verclarende datter wel eenigheyt in de kercke Cfodes can wesen, alschoon de leeraers van dien in eenige poincten mochten verschillen. Waer van wij de practycke oock gehadt hebben in onsen Vaderlande, als Gellius Snecanus drijvende nochtans t'selvige gevoelen met mij, van onse voorsaeten geduldet is, alhoewel hij sijnmeyningeinopenba-
bijlage i.
ren clruck vutgaf: speuren die oock als noch in onse kercko alhoewel in een andere materie, overmits de leeraers van dien niet op eenerleye wij se spreecken van de toereeckeninghe der gerechticheyt Christi, eenige achtende, dat alleenzyne tijdelicke gerechtigheid ons wordt toegereeckent, andeie ter contrarie stellende, dat bovendien oock syne wercklicke gerechtigheyt van ons door den gelove ontfangen is ende volgens dien van Godes zyde ons toegereeckent wordt. Niettemin men verdraeght malcanderen, alhoewel dese quaestie al vrij wat suaer bij sommige gewoogen wordt, so seer dat eenige voor etlicke iaeren Dominum Piscatorem wel gheerne van weghen het eerste gevoelen met eene Censure geteeckent hadden, t'welcke nochtans onse neder-lantsche kercke altijdt mishaeget heeft. Jae het is kennelick, dat do broeders, houdende het Oppositum van mijne mei-ninge, nochtans niet eenerleye gevoelen met malcanderen van het suaere poinct der. Predestinatie draeghen, oock so seer dat sy met ongerymde consequentien sich onderlinge besnaren, gelyck dieghene hiervan niet onwetende connen we-sen. die dit gescliill ondersocht hebben. Ende Eerweerdige broeders, waeromme connet ghij mij bij mijn gevoelen niet dulden , die lek, alles op t'naeuste ondersocht synde wat m desen staet te ondersoecken, doch maer in eenigh poinct van niet allen, maer sommiger broederen, also ick het boude, verschille, te weeten in het suaerwichtige poinct der Godtlicke predestinatie, want dat is den eenigen spille t daer het gantsch werek ofte raedt op draeijt, immers ick verclare alhier voor Godt en U. E., dat het gevoelen Cal-vini ende Bezae, t'welcke sij van dit poinct in verscheidene schriften gedreven hebben, mij vut de H. Schnftuyre be-weesen zijnde , ick de andere twee poincten met mijn eighen handt sal doorstnjeken, want ick (acht) dieseluige so naeu aen
BIJLAGE I.
t'eerste gelicclit to siju , dat sij daermede gheonsins connon bestaen, als het nae Calvini meiniuge gedefineert wordt, dewelcke ick alleen in Classe hebbe tegengesproocken.
Hoe sullen wij cock anders doende, Lieve Broeders, connon in t'werck stellen de vermaningo dos H. Apostels Rom. 14 int eerste vers endc doorgacns, item in den eersten tot den Corinthen in t' 14 cap., alwaer hij overmidts wjj ten dooie bekennen, ton dooie prophotoren, gebiedt int 30e vers so hot eenon anderen daer sittende goopon-baert is, so swijge do eerste, eevenvorre wij alle denghe-nen , die mot ons in alles niet overeenstemmen, iao solfs die roede in eonige dualinge strecken , terstont vutstooten soudon ? Wie sal door onsen arbeydt onde dienst in do gave dor prophetie toenemen? Wille derhalvon als noch W. E. te bedencken geven de woorden dosghenen, die veole van ons voor haeren meister erkennen, namelick des welgemeldon Sibrandi, welckers woorden in forma also luijden : lek mach met der waerheit seggen, dat ick nie-mant om do leore der predestinatie lastigh ben geweest, noch t'eenige tijde goleert ofte geraden hobbe, dat iemant daerommo van de dienst soude verstooten worden, pag. 11 et '12ma Responsionis ad piotatem Grohj. Yan woleke loflicke usantie ende practijcke te weeten van malcanderon te onderrichten onse nationale Synoden bij hun Acten eeni-gen smaeck hebben willen geven , ordonnerende dat in de classicale vergaderingen t'elckens proposition sullen godaon worden bij beurten, van welcke de broeders in liefde sullen oordoelen, blijekende Art. 15 in t' cap. van dokerek-licke vergaderingen van t' Synodus Nationael gehouden tot Dordrecht. Maer dese gewoonte is tot grooten onghorijff' der kereke in onson Lieven Vaderlande allansrhe in oniro-
O O
woonte gecomen.
bijlage i.
Ten vierden staet oock aen te mercken , dat het immers gantsch noodigh sal sijn, dat de kercke van Frieslandteen lidt sijnde van de geünieerde provinciën op den verwac -ten Nationalem Synodum sender vooroordeel verschyne, t'welckc ick niet sie, hoe het sal connen geschieden, indien myne saecke niet ten minsten tot die tijdt toe ongedecideert worde gelaten. Wat suaricheden oock onse kercke hiei over in denselvigen Synodo willen ontmoeten, connen doE. Ileeren ende mannen broeders naer hun ^ijsicit se s e
vroeden. , , •
Maer om tot oen oijnelo te comon, ick sal noch een we-
ninh sppeecken van fteleydt in dose saeeke 8o b.j den elaffie als bij mij gebonden, streokondo mode tol bewijs van .mjn centontie. Twee dingen eomen dan albiev in oonsato» o. Ton eersten dat liet voorstel van de drie qnaestiense perno-ten van mij niet gesobiot is op den prediokstoel gt; '»
,1e olassiealo eamer , van weleke plaatse met reeht wmi gedisputeevt worden et .ij pnblyok is, immers bot .s sod--versamelinge, in de weloke bet met alleen bebomt 4 te zijn snleks te doen maer oock nae fbes mt des na-tionalis Synodi tot Dordreobt op fomvraegon des praesd, folckcmael nooteliet te gesobloden, als bbjokt Artioalo 10 int cap. boven gereort. Also dat bet moveren van sna-ricbodon ia den olasse simpeliok gteen misdaot ts. voclmm eenise ccnsnre verdient. Waot bij gevoegbt synde bot tweede nocb moer mijn doen msliBceert, als dat ick bc voorstellen van .lie poinote niet gedaon bebbo met voornomen om diesolvigo bartncokoliok te drijven veel wem.-om de kercke onses lieven Yadorlonls daermode ongerust te maeckon, moer om van die ghene d.e rnjn
gevoelen souden ,villon tegbcuspreeckou, boter bencM
onttaugon dien aougaende, ott .ook aen bun des noodt
lUJL.Ulli I.
syiulc vut Godes II. Woordt to doen ondo to geven. golijck ick oock eonige, thoncndo boven andere misgenoegen, in alle boleeftheit ende sachtmoedigheyt gepresenteert lieubo, alhoewel men mij met contrarie geruchten hier ende daer besuaert heeft, want oft wel schoon bij mif eenigo heevig-heyt op dien tijdt bevonden mochte geweest sijn, so is sij doch in dese saecke niet. maer in een ander, die een aen-leijdinge daertoe was, eyghentlick gevallen ende zijn oock mijn parthijen daeraf niet geheel vrij geweest, t'welcke soude blycken, indien hun formele woorden bij mij in scripto berustende verhaelt worden. Maer ick wil sulcks alles gheerne in hot vycr der liefde laeten verteeren, wetende dat wij allo struyckelen in veele, ende dat het ons niet betaemt tegen do broederen te suchten ofte lust te hebben in kijven, t' welcko nae het getuygenisse des Apostels do gemeinte Christi voor gheen gebruyk heeft. Alwaeromme ick oock eenige personele dingen, dienende nochtans tot myner Justificatie, voorbijgae. Hierentusschen sal UE weeten, dat ick door goede occasie tot t'voorstellen deser poincten gecomen ben ende ge-noech daertoe geperset synde. Staot derhalven in dcsen aen te mercken, dat niet ick maer eenige broeders de gantsche saecke tegen het gebruyk van alle vergaderingen, in de-welcke men iujjst niet altydt eensins gevoelt, is verbreyt geweest, gehjck mij op staenden voet van oenen gedreijght was, t'welcke hoe het in reeden bestaet, connen dieghene ordelen, die sich deser saecken verstaen, aengesien de biliic-heit vereijscht, dat de geresene suaricheden niet verbreyt maer in loco, daer zij gevallen zijn, op het gevoeghlickste geremedieert worden. Maer het heeft den broederen niet belieft desen wech in te ga en, want eenige van hun, door een onbeschcijden ijver gedreven zynde, bobben terstondt een ghemeijn Landt-geschmj teghon mij ghemaect, overtre-
niJTAGE 1.
dende ia sulcks niet alleen de Godtlicke maer oock menscli-lickc rechten, want Cicero heeft door het licht der nature weeten te seggen. dat het niemant behoort geoorloft to zijn een persoon te beschuldigen daer ter plaetse, alwaer hij hem
niet can verdedigen.
Ten laesten so veel belanght de censure des kerekenraedts mij weerende van het Avontmael des Hoeren, UE. can vut hot verhaelde genoechsaem verstaen, hoe het accordeert met de geduyrige practycko onser kereken endc het gevoelen van so veele godtfruchtige mannen, datickongehoortsynde afgekeert worde, sonder datmen mij eenige reeden daervan gheeft anders als dat eenige Lidtmaten weigheren mot mij ten Avontmale te gaen, die men nochtans tot dese tydt too, hoe seer ick oock sulcks versocht hebbe, geweygert heeft naem-condigh te maecken, opdat ick mij teghen deselvige hadde moghen te purge stellen, gelyck het ampt des kerekenraedts, mijns bedunckens, vuteijscht de geoffenseerde personen ende mij met malcanderen te confronteren, misschien de saecke sonde sich also toedraegen, dat ick haer eenigh contentement deede, insonderheid so de kerekenraedt tusschenbeyden ten bosten spraecke, want niet sonder oor-saecke ik somtijdts vrese, dat mij eenige dinghen naegegc-ven worden, van dewelcke ick vrij ben, waervan ick mi, nochtans niet can ontschuldigen, ten sij de geoffenseerde Lidtmaten tot myner kennisse comen. Immers het is waer, dat ick in absentie van onsen broeder Florentio sonder eenigo verhinderinge oock des selvigen weecks, als de questie m classe was gevallen, het avontmael gehouden hebbe, in wel-cke gerustheyt indien de gemeinte waere gelaeten geweest, sij soude van het geheele geschill niet geweeten hebben, waervut blijekt hoedanige formaliteyten men in dese saecke bij der handt genomen heeft ende oft niet deselvige personen
66
JUJLAUt; I.
mijne rechters cnde parthien als oock in den classc sijn geweest. Maer iek wil alles om Christi wille gheerne ver-draegen, wetende dat den Leijdtsman onser salielieyt door cruyee geheilight is, biddende middelertijdt de broeders dese censure des kerekenraedts oock eenmael op de waegh-scliale van liefde cnde gerechtigheyt te willen weeghen.
Tot een besluyt sal U.E. liet daer voor houden, dat oock eenige broeders in onsen lieven Vaderlande, alhoewel met mij niet in een gevoelen staende, geneijght zijn mij te dulden ende te verdraghen. Gredenckt dan, weerde broeders, dat alle macht, die de kereke Godes heeft, streckt tot stich-tinge niet tot afbreeckinge. Laet ons do vreede Jerusalems ende het beste van de kereke Godes tsamentlick soecken ende sulcks in woorden ende wereken bewijsen. Ick sal mij hiertoe oock gheerne laeten imployeren. Laet ons mal-canderen waernemen tot ontsteeckinge der liefde ende dei-goede wereken, door welcke middel ick hartgrondelick wensche, dat de kereken onses 1. Vaderlandts wat meer gestichtet worden, Laet ons in t'werck stellen t'ghene Dominus Junius ende Paraeus beyde in haer vreedegeschrif-ten ons allen vermaent hebben. Indien nochtans U. E. achte noodigh te zijn, dat ick met de drie verordineerde mannen in gespreek soude treden, so wil ick U. E. discrete wijsheit gheven te bedencken, oft dit niet behoorde geschiedt te zijn voor ende aleer de sententie teghen mij waere gesproocken ende, deselvige nu vutgesproockon, de ratificatie van U. E. daerop gevolght niet behoort in suspensie gelaten te worden ende ick in integrum gerestitu-eert, aengesien do saecke op deze wijse noch eenighsins schynt ondersocht te sullen worden. In allen gevalle liet sij hier mede hoe het will, meyne ick dat mij niet behoo-ren eenige getuygen geweygert te worden , in derwelcker
(17
BIJLAGE I.
mondt alle waerheyt bestae, indien wij niet geraecktcn te accoi'deren ende ten tweeden dat wij liinc inde in scriptis overleveren de principaelste argumenten, buiten de welcke oock niets ten wedersjjden verbreidet worde, aengesien ick immers wat tijdts soude moeten hebben om de selvige in de Vreese des Heoren over te leggen , dewijle liet een saecke is die de conscientie raeekt, inde welcke ick mijne langli-saemlieyt om te resolveren gheerne erkenne, zynde nochtans van harten gheneijght Goode allesins syne eere te ghe-ven ende mijn eyghen schande alhier te draeghen, om do selvige eewighlick te ontgaen. Bidde oock de broeders gheen beschuldinge tegen mij aen te willen nemen, sondei mij daerop te verstaen ende mede te willen geloven, dat het waerachtigh was t'ghene ick laestmael in U. E. \oi-gaderinge seide, namelick gheen correspondentie met de Remonstranten in Hollandt gehouden te hebben, alhoewel misschien eenige redenen, van mij gesproocken, de broederen in contrarie bedencken over mij mochten gebracht hebben, verclaere nochtans met waerheyt geseyt te hebben, t ghene in U. E. vergaderinge doen ter tijdt desen aengaende gesproocken is. Indien nu de mannen broeders noodigh achten mij in persoon op eenige saecken van mij verhaelt breeder te verstaen, so is mijn fruntlicke begheerte, dat hun believe tot sulcken eynde een boode op myne costen af te veerdigen , ick belove (in) aller spoedt te coomeii so het den Ileere belieft. De Godt des vreedes ende der genade verleene ons, dat wij alle de beste dinghen moghen ver-kiesen. Amen. Vut Sneeck.
UE. Vrundt-willige broeder in den Heere, DAX1EL JOHANNES.
(58
RAPPORT | gesteld door J. Boger-man] aangaande de onderhandeling op Let stadshuis te Sn eek van 6 tot en met 9 October 1G17. Ex m. s. actis Deputatornm Sy-nodi.
Wij gecommitteerden om te onderhanclelen tot ondcr-richting- van Daniel Johannis, rector der school te Snoek, hebben volgens onzen last ons den 6en October naar Sneek begeven en zijn in bijwezen van cenige gecommitteerden van den Magistraat alsmede uit den kerkeraad met Daniel begonnen te spreken. »In welcke beginsels eenige voort-ganck: hoewel wy ende d'andere gecommitteerde als toc-hoorderen gcnoochsaem gevoelden ende op alle manieren merekten, dat Daniel wt Grodes woort genoechsaem onder-wesen ende overtuijget was, nochtans hebben geene hope connen scheppen van eenige vrucht oft goet succes van onsen arbeit, om Daniel van syne meyninge af te brengen. Is niettemin den achtsten deses maents na de middach door Grodes genade geschiet, dat, Daniel meermael voorgestelt zynde wt Grodes 11. woordt de leere ende gevoelen der lief. kerken onder den eersten artyckel, luj deselve is bijgevallen ende verclaert heeft sulcks ooc zijne meeninge ende
BIJLAGE II.
gevoelen te zijn. Derhalve van ons govraeght zijnde, oft lie dan niet in plaetze van den sesten artycul voormaels van hem class! overgelevert ende van Synodo veroordeelt sonde willen eenen anderen laten stellen ende onderteeckenen, heeft verclacrt sich daertoe bereijdt te zijn. Dit selve van ons gedaen zynde, heeft nochtans Daniel heswaert sich bevonden om den Artijckel van ons schriftlick gestelt te onderteeckenen : voorgevende anders geschiet te zijn als te voren mondelings voorgestelt was. Hoeft derhalve self een ander geconcipieert ende gepresenteert deselne te onderteeckenen. In t'welcke wij ons besuaert vindende, hebben deselue gecorrigeert, so wy meinen na waerheijt te behooren, ende wekken na eenige geringe veranderinge. op Danielis begee-ren daerover gedaen, by Daniel onderteeckent heeft. Insge-lijck hi Daniel op don selfden negenden voorn, maents in plaetse van den tweeden artieul, van hem voormaels classi voorgestelt endo onderteekent, een anderen tweeden artijckel, bij ons geconcipieert ende hem voorgestelt, nadat wij op sijn instantie weinige woorden daerbij hadde gedaen: doch also hij voor dien tjjt besuaert vonde den derden artyckel van ons gestelt onderteekenen, is hom gegunt hem daerop te delibereren tot die namiddagische vergaderinge, op welckon tijde Daniel verschenen zijnde, hoeft insgehjeks doch na lange communicatie ende gevallen suaricheyt over eenige veranderinge in den sol ven articel, van Daniel versocht, deselve onderteeckent. Van welcke articulem alle hier onder gestelt, gelijck wij gecommitteerden verclaerden, dat wij geerne o-esien ende liever gehadt hadden, dat he Daniel de selfde
O 0
onderteekent hadde, soals die van ons in forma waren gestelt geweest, also hebben wij insonderheyt verclacrt, dat den derden artijckel defectionis was niet volcomen noch eenoechsaem de leere van Godes woort ende dor Gerefor-
O
70
BIJLAGE II.
meerder kereke wtdruckende. Doch also Daniel sich voor die tijdt besuaert vonde ende geheel geweigert hadde van dien artijckel iets anders te onderteeckenen, is he van ons eernstlick om Christi wille gebeden ende vermaant, dat he Godt wilde vierich bidden ende sich bereijden om hierin sich naerder te bedencken ende volcomen contentement doen, der kereke J. Christi tot zyner tijdt te gheven als wesende een artijckel van groten gewichto ende vut den voorgaenden twee reijn genomen ende verstaen zynde noot-wendich volgende, hvelck Daniel aangenomen heeft te sullen doen. Dit alles aldus gedaan synde, heeft Daniel ons hertelick gedancket voor den arbeif, dien wij aen hem hadden gedaen, danckende ooc Goode voor synen segan, die He daer toe gegeven hadde , belovende ende voornemende Godt van herte te bidden, dat He hem meer ende meer door zynen II. Geest soude willen te kennen geven ende openbaren t'ghene hem noch ontbrack, bereit synde sulcke genade ontfanghen hebbende den Broederen in alles toe te vallen ende volcomen contentement te geven. Verclarende voorts he Daniel voor Godt ende ons, dat alles van hem in oprechter conscientie gedaen was in desen, begerende do Broederen willen na aert der liefde niet anders van hem ende zijn gantsche doen ordeelen. Verclaerende voorts ende protesterende, also de Remonstranten in Hollant van seer quade meininge ende attentaten beschuldiget ende suspecteert worden, dat he van sulckes alles ende wat sich daervan tot eeniger tijdt mochte eomen te openbaren niet alleen onsehul-digh, onnosel, maer ooc van harten viant was, ende sulckes allo tijdt te sullen metter daet bewijsen ende bethoonen, begerende van ons ooc van hem te willen ordelen ende ge-dencken : na t'welcke alles Daniel vut onse versraderinir lt;sc-
O o O
scheiden zynde, hebben wij onderscreven allo van herten ons
71
m.n.AGt; ii.
verheught ende verblyt over den segen, die Godt over desen onsen arbeydt aen ons Broeder Daniel liadde gegeven ende te gelijcke Godt van lierte gebeden, dat hem gelieve den selven noch te vermeerderen ende Danielem voornoemt ten volsten van alle misverstant ende dolingen verlossen ende in zyne Godlicke waerheyt verstercken ende also tot de waere eenigheijt ende gemeinschap der Gemeiute J. Christi weder-omme bringen. Dit alles voorse. also waerachtigh te zijn getuigen ende bevestigen wij onderschr. met onse eegen ende gewoonlicke handen hier ondergestelt. Actum Sneeck den 9 Octob. Ao 1017.
Onderstont J. Maccovius sanctae ïheologiae profess, in Acad. Franec. , J. Bogermannus, Ecclesiastes Leovardiae, Florentius Johannes Ecclesiastes Snecanus, Jocchem Reins, Jan Claesz, Hinderick Wigers oud.
Copie der Articulen van Daniele Johannis onderteeckent tot Sneeck in vergaderinge der Gecommitteerde synodi, datum als voren gestelt.
Ick gelove ende bekenne, dat Godt van eewicheyt sommige menschen, sender op ijet goets in haar te sien in haer aanmerek ende als in Adam verloren, naect ende leddigh van alle goede qualiteiten ende ter contrarie becleedt met alsulcke, die de ecwige verdoemenisse verdienen, heeft vutverkoren tot die eeuighe salicheijt, daerom met eenen haer verkiesende om haer, welvcrstaende de volwassene vutverkorenen, vut louter barmhertigheit te geven he,: waere gelove in Christum, om door t'selvige als een middel van hem daertoe verordineert haer tot de eeuighe salic-heyt te brengen, bekennende oversulcks dat het gelove is oen vrucht deser genadige verkiesingc, ende dat sender aen-merekinge van eenige bequaemheit, conditie, qualiteit otte
1-2
Wjr.AGE 11.
dispositie in den mensche van Godt vut genade wert ge-schoncken.
onderstont Daniel Johannes.
-■ Dat ('iidt het gelove ende de bekeringe in dit vut-vercorenen niet alleen door de Predicatie des Godtlicken woordts, maer ooc door de inwendige crachtige werckinge des H. Geestes also inereke, dat se sekerlick comen te geloven ende haer te bekeeren ten tjjde, als het den Heere belevet.
onderstont Daniel Johannes.
3. Dat de waere vutvercorene kindei311 Godes het salich-1 nakende gelove niet geheelick noch eyndelick verliesen.
onderstont Daniel Johannes.
Aldus gedaen ende onderteeckent bij Daniel Johannis ter vergaderinge van ons onderscreven, van Synode Harlingana tot onderhandelinge met Danielo voorscreven gecommitteert, mede present zijnde de Geeoinm. van E. Mag. ende ker-ckeuraet van Sneeck hieronder gestelt. Actum Sneeck ten tijde als boven, onderstond : J. Maccovius S. Th. prof., J. Bogermannus, eccles. Leov., Florentius Johannis, eccl. Snee., Jorhum Eienekz, D. Thijs, Jan Claesz, Hendrick Wigers,
ADRES van Daniel Johannis aan den landsdag, opgezonden in den winter van 1625 op 1G26, gemerkt N 24.
Aan mijn K.A, Heewn wlmacJitc-n van Westet'cjoo staetsch-wijse ten Landtsdaghe vergadert.
Edele, Eerentveste. Hoochwijse voorsienige Heeren.
Geeft U.U. E.E. mogentheden eerbiedighlick ende met droeffenisse zijnes harten te kennen Daniel Johannis, hoe hij in den iaere duijsent ses hondert sestien tot zijn onschult in querelle geraect is niet niet de Gereformeerde kereke zijnes vaderlants, van dewelcke hij sich als noch voor den Heere een oprecht Lidtmaet acht te sijn, maarniet eenige personen in dieselvige kereke, onder correctie, wat te veel autoriteijts sich aenmatigende, evenals oft het woort Godes van hun was wutghecomen, ofte tot hun alleen ghecomen, tegen t'gene de Apostel Pauius daeraf getuyght 1 Cor. 12. 36. Van dien tijt af nochtans heeft hij niet nagelaten alle christelicke middelen voor te slaen tot vrede ende eendracht, waardoor ten minste des suppliants onnoselheyt mochte blij-cken, trachtende niettemin daernae zoo veel doenlick, dat de Reputatie zyner Broederen, die hij verclaert met chris-
ÜIJLAGE 111.
telicke liefde te omhelsen, in zjjn geheel moclite blijven. Dan de suppliant verneemt hoe langhs hoe meer, dat enighe der selvige sich wat onbuijgzaain tegen zijn persoon bethoren , sulx dat hij somtijts vreest, dat zij tegen hem met een ou-verzoenlicken haet ingespannen zijn, waerover hij ten langhen laeste naer eeniger jaren patientie ghenootsaect wordt syn toeflucht tot U.U. E.E. mogentheden te nemen, verhopende dat de verdructe onnoselheyt bij hun eenighe troost sal vinden.
Mijn J [eeren de suppliant zijn ghemoet nu rneermalen voor den Almogenden Grodt, die een kenner der harten ende nieren is. wutgeschuddet ende alle de winkelen van dien met den claerschijnenden toortse van het heijlige woort Godes doorghewandelt hebbende, bevint in sich behalven mensch-licke swackheden, die wij alle onse leven langh vast onderworpen syn, geen misdaet, door dewelcke hij de censure des kerekenraets van Sneeck, hem suppliant ongehcort van des Heeren Avontmael weerende, verdient sonde hebben, veel weyniger suspensie van zijn kerekendienst, dien hij sonder roem gesproken twee jaren ende een half tot Hijlaert, acht tot Bergum ende drie tot Sneeck hadde met goeden loft' betreden, nochthans heeft het classis aldaer sich niet ontsien de ghernelde suspensie over zjjn persoon te decreteren, als hij die vierdedaeghsche coortse op den halse hadde ende oversulcks tot syn defensie gantsch onbequaem was, sulx dat de suppliant niet conde vercrijgen, dat lt;lo saecke, propter fonticam causam bij allen rechten goet gekent, opgeschort worde, waertoe ten laeste, onghetujjfelt door aendrijven van kerckelicke personen, oock in den Jare achtien gecomen is wutwerpinghe uijt zijn Rectoors-ampt, te weghe gebracht door den ghenen, die hem suppliant tot t'selve instantehjek versocht hadden, also hy t'selve beneven den kereken-dienst mede bediende.
7tgt;
BIJLAGE Ui.
Mijn heercn allo dese censuren aclit hij suppliant dies te onbillicker ende in een laut, daer men professie van Reformatie doet, onlijdelicker, vermits alles op t'scherpstc onder-socht ende op t'fynste gesiftct zynde niet sal bevonden worden bij den suppliant eenige de allerminste oorsake tot snlcks gegeven te zijn als alleen door zyn gevoelen, waermede hij betuijghde, dat liet in t'swaerwichtigh poinct van de Godt-lieke praedestinatie genoech behoort te zijn , datmen leere do Gelovige ter salicheyt ende do ongelovige ter verdoe-menisse verordineert te sijn. Dit is hoochwijse heeren dat grote delict, dat men meynt bij den Suppliant begaen te sijn ende om d'welcke hij nu volle thien jaren in zijn Vader-lant is getravalieert geweest.
T'is waer, de suppliant heeft bij goede gelegentheyt sulcks in Classe geoopent, veroorsaeckt synde door den Brief bij de kereke van Amsterdam wut cracht van sekere commissie haor in tijden Lijcester in den haegschen synodo ao 1580 gegeven alhier te lande aen de kereken gesonden, by de-welcke versocht worde , dat eenige kercklicke personen van hier hun toegesonden souden worden om over de quaestiose poincten te besoigneren. In welcke besendinghe hij Suppliant verstonde nevens andere in don classe van Sneeck, dat de Deputati Synodi niet hadden geobserveert sekere Resolutie in den Synodo tot Harlingen ao 1008 (1) genomen, door clacht van dewelcke zij deputati verbonden waeren gheen sodanige delegatie te doen sonder voorweten van allo dassen ende oock niet sonder goctvindinge van E.E. Heeren Gedeputeerden.
Hij suppliant bekent wol vnjmoedighlick doen ter tijt toegesproken te hebben eenige personen in den meerge-
{.]) Foutief, want de synoden to Harlingen zijn gehouden 23Fcbr. 1603 en 5 Juni 1610. Zie Acta syn. 1610. grav. I.
HI,ILAGE III.
melden classe, die van buijten ingecomen ende hier te lande sacht gesettet waren, die hem suppliant sprekende voor de vrijheit vant Vaderlant met bittere woorden beie-genden. Hier en tussehen vindet sich de suppliant voor Godt almachtigh niet schuldigh aen de alderminste censure , doen ter tijt over sijn persoon van de formele partijen wut-gesproken , (etc.) op dat hij suppliant voorbij gae de hant-grijpelieke onwetenheyt derghener, die (sich) het allerquaest gehouden hadden, doch van notoire onbillicheit niet connen onschuldight worden, vermits over het verschil, bij den suppliant voorgestelt ende hierboven met weijnich woorden aengeroert, voor die tijt gheen decisie was gedaen bij eenige synoden in den nederlanden gehouden; zulx dat hij suppliant ahtede genoech geoorloft te sijn na do observantiën in de kereke van Vrieslant gebruijckelick sodanige gevoelen voor te stellen, gelijck oock Gellius Snecanus syn suppliants Landtsman met gedruckte boecken overfioedigh gedaen haddc, alhoewel liet bij den suppliant niet dan matichlick voorgestacn is.
Mijn Heeren dat voor dien tijdt gheen ondersoeck gedaen , gheen decisie gemaect, gheen oordeel gestreken was over het different, can ooghenschynlick blijeken wut het formulier van den Eedt bij alle kerckelicke Personen op den Nationali Synodo in den jacre 1618 gepresteert, luijdende als vol glit: lek belove voor Godt, dien ick gelove ende eere hier tegenwooordigh ende een doorgronder der mjeren ende der harten te zijn, dat ick in dese gantsche synodale han-delinghe in dewelcke een ondersoeck, oordeel, ende decisie so wel van de vijf articulen ende daerwut rijsende suariche-den als ooc van andere Leerstucken aengestelt sal worden, niet eenige mensclilicke schriften, maer Godes woordt alleen voor eenen sekcren ende ongetuijfelden regel des
78
BIJLAGE III.
Cfheloofs sal houden ende gebruijckenl Endc dat ick in dese zaecke niet anders sal voorhebben dan de eere Godes, de ruste der kereke ende voornamelick de behoudenisse van de suijuerhcyt der Leere. Soo helpe mij mijn salich-maker Jesus Christus, dien ick gantsch vijerighlick bidde, dat hij mij in dit voornemen met de genaede zynes geestes altijt bij wille zijn.
Hiertegen vcrgheleecken zijnde de sententie des classis van Sneeck meynt hij Suppliant, dat genoech blijcken sal d'onwetlicheyt der proceduren togen hem aengestelt. Do sententie des classis luijdet aldus: De Broeders des classis gehoort ende vcrstaen hebbende de verclaringe D. Danielis over syn voorstellinghen ende Acten bij hem gedaen eerste-lick den IGen Juhj ende daerna den 2cn Septembris ende wut die selvige verstaende, dat hij alsnoch blijft bij die drie puncten van hem voorgestelt (accordeerende met het gevoelen endc leere der Remonstranten, strijdende tegens de Leere van Godes Woordt ende der Gereformeerde kercken ende daerbij versocht hebbende dat D. Daniel sich wilde ver-claeren, ofte hij beneffcns de voorgaende noch in enighe andere Poincten van de leere der Gereformeerde kercken sich besuaert vonde, t'welcke hij geweijgert heeft te doen, hebben in goede conscientie geoordelt ende besloten, dat D. Daniel so langhe hij in sodanigh ghevoelen ende weijge-ringe blijft, sich sal onthouden van alle kerckendienstende inde classicaio vergaderinge niet verschijnen dan geroepen endc toegelaten zijnde. Nomine classis. Gaius Aggaci pro tempore scriba subscripsit.
Dese sententic sine Die et consule, dat is sonder datum ende dach ingestelt, is wutgesproken in den jare 1010. Den Eedt voorgemeldet, in dewelcke verclaert wordt, dat ondersoeck, oordeel ende decisie van de vijf articulen acn-
79
BI.ILA.GE lit.
gestelt sal worden, is gedaen bij de Gecommitteerde van do kercke van Vrieslant tot den welgemelton Nationalem Sy-nodum in Novemb. a0. 1018. De Suppliant siet niet nao zijn cleyn oordeel, hoe dat men dese snaeren sal connon overeenbrenghen om goedt accort te gheven.
Dies alles niettegenstaende hoeft den suppliant niet nae-ghelaten met liefde tegen zijn Partijen aan te dringhen altijt versocckende, dat die selvige wedersijdts plaetse mochte hebben. Sulx is hij in den jaere 16quot;22 (1) gead-sisteert met Petro Ilermannj ende Haione Lamberti inden Provinciali Synodo tot Sneek gecompareert, biddende de Broeders alsnoch op de Vrede te willen letten, praesente-rende nae so veolo gheledene verdriets ende schade die selvige met hun te onderhouden ende tot zijn voornemen applicerende de woorden Christi Luc. 19, aldus de Inwoon-deren van Jerusalem aansprekende ; Och waert dat ghij noch wistet ten minsten te desen uwen daeghe, dat tot uwen vrede dient, maer nu is het voor uwen ooghen ver-borghen, want daer sullen dagen comen over w, dat uwe vijanden een bolwerck om w sullen leggen, ende sullen w omringhen ende sullen u van alle zijden benauwen ende sullen in w den eenen steen op don anderen niet laeter., daerom dat ghij den dach uwer besoeckinge niet bekennet hebt. Dese trouhartige vermaninghe ondo noodiginge tot vrede is den suppliant oock niet ten besten afghenomon.
80
Mijn hoeren believe te geloven, dat den Suppliam in allen desen ghcene bequame middelen souden ontbroken hebben om zijn verdructe onschult door Schriften ofte ander-sins de werelt bekent te maecken. Dan heeft om redenen sich tot dese tijt toe daervan onthelden, op hope dat bij
(1) Moet zijn Ki'il.
1UJLAGK III.
ordinaris weegen t' sij van U. W. E. E. Mogenth. t'sij van den Provincialen synodo daeriinie t'eenighe tijden sonde geremedieert worden, sulx dat hij suppliant beter geacht heeft zijn ziele in lijdtsaemheyt besittende d'nytcomste van Grodt te verwachten, dan ijets bij der handt te nemen, dat van syn Partijen tot offensie sonde connen getrocken werden. Hij snppliant verhoopt door sijn langhwijlighe patiëntie U. W. E. E. Mogenth. te beweegen om zjjn persoon ten langhen laesten met een raededoogend ende beweegt harte aen te sien, ende sulx doende hem te tractoren als een Ingeboren vant Landt, ende een soon desghenen , die nae vijfthien Jaeren ballinghschap onder de Albanische Tyrannic de fundamenten van Reformatie heeft helpen leggen.
Myn heeren de suppliant heeft geleert wut don Apostel Paulo te vergheven allo dachten, die hjj tegen iemant sonde moghen hebben, weet oock dat Jacobus, cap. 5.9, verbiedt te suchten tegen de Broeders, alsoo dat hij gheern alle so-danige querellen in t'vjjer der christelicke liefde sonde willen laten verteeren. Dan eijlacij syn Partijen, die doch maer eenige weynige zyn, stellen sich, onder correctie gesproken, tegens zijn persoon vrij wat ongeseggelick aen.
De suppliant is door behulp van U.U. E.E. Jlog. voor-saten ende zijnes vaders sonderlinghe genegentheyt van kints been af ten kerekendienste geheijliget geweest, waertoe hij oock in zijn Jeught getracht heeft alle middelen van noot-wendige kennisse der taelen ende andere dinghen te beco-men. Dit Talentpont wenscht hij Snppliant liever tot beste van syn vaderlant den overigen tijt synes levens te mogen emploijeren dan buijten t'selvige, t'welcke hij nochtans ge-noodsaect sal worden te doen, indien men den traijn tegens syn persoon vervolght, die tot noch' toe gehouden is.
De Suppliant vindet eenige suaricheden inde canonibus
81
UI.II.AGK III.
ofte Articulen tot Dort gearresteert, wut dewelcke luj sich niet wel can redden. Weiischt derhalven met den Deputa-ten Synodi daerover in vruntlicke conferentie te comen vol-ghens de Apostille der E.E.H. Heeren Gedeputeerde Staten, die aldus luijdet; De suppliant sal wel doen onde hem ad-dresseren aen don Deputaten synodi in de aonstaende weeck alhier binnen Leeuwarden te vergaderen, die midts desen worden versocht ende geauthoriseert om volghens de dispositie van den 1 Julij jonghstleden met den Suppliant in conferentie te treden, daervan voor hun vertreck vandaer rapport te doen, om sulx gehoort ende gesien voorts op des suppliants verzoeck gedisponeert te worden na behooren. Actum Gen Augusti ao 1625 voornoen. Ter ordonnantie van de Hoeren Gedeputeerden Staten van Vrieslant. Absente Secretarie Mr. Hillebrants;
Myn hoeren dese conferentie heeft de suppliant betho-nendo zijne gehoorsaemheijt nevens haer E.E. mogentheden den Deputaten Synodi iteratijvelick gepresenteert, alhoewel zij bij den suppliant niet versocht was, maer van den wel-gemelden Heeren wut eigener beweginge onde insichten geordonneert. Dan wordt bij hun weerdicheden praecise geweijgert, excuserende sich met d'exeptie rei Judicatae, welcke inde Gereformeerde kereke tot dese tijdt toe gereiec-teert is geweest, als sij van de Papisten tegen haer gebruijet worde. Dies niet tegenstaende de Suppliant, bevindende dat do welgemelde Doputati qualick tot dese conferentie souden syn te brenghen , volhardet heeft in syn voorgaende opsett van de vrede na te iaeghen, onder billicke praesentatien aen hun weerdicheden gedaen, (1) op hope dat de gemoe-
(1) „Onder billicke ... .gedaen,quot; in het h. s. verbeterd voor: „hun gepraesenteert heeft eenicheyt niet de Geref. kereke te willen holden in qualiteit als Lidtmaet.quot;
82
BIJLAGE III.
deren hinc inde nietter tijdt tot christelicke bedaertheyt gebracht synde, hy suppliant in don kcrckendienst sonde moghen herstellet worden. Dan de suppliant can nocli liet eene noch het ander van de Deputaten voorsc. vercrijgen. Dewijle sij doorgaens Reces nemen tot de dassen respectijvelick. Twelk den suppliant vrij wat praeiudiciabel valt, aengesien men in dieselvige rapporten doet, advijsen versamelt ende Resolutien neemt sonder den suppliant door schriften ott mondelingh te verstaen. Hier en tussclien soect men den suppliant in qualiteit als een gemeyn Lidtmaet, indien hy daervoor in de Gereformeerde kercke soude gehouden worden. tot onder-teeckeninghe van sekere Acte (4) te dringhen, van den welcken hem Suppliant noijt gebleecken is, dat sij van den Hoochmogenden Heeren Staten Genorael geratificeert zijn: immers daeraf hij van goeder handt bericht wordt, dat zij bij den kerckendienaren in Zeelandt ende in onse nabuijrige Provincie vande Stadt Groningen ende Omlanden niet en sij ver-teeckent; behalven dat ooc die selvige Acte noijt bij U.U. E.E. Mogentheden is gevisiteert, veel weiniger goet geken-net, sonder welcke Approbatie nochtans ghene soodanige Acten na des Suppliants verstant hier te lande connen ofte behooren inghevoert te worden.
Aldus wordt hij vast van t'eene Jaer tot het ander opgehouden sonder nochtans in zijne zaecken definitivelick ghe-reddet te worden. Versouct derhalven met Christelicke demoet U. U. E. E. Mogentli. ghelieve nae hun wysheyt ende authoriteyt, die hij suppliant verstaet U. U. E. E. te competeren na Godtlicke ende keijserlicke Rechten, de saecke nu so langhe Jaeren tussclien syn Partijen ende hem gehangen hebbende van grondts op door hun Gedeputeerde
(1) nl. de Acte van stilstand of gehoorzaamheid.
11IJLAGE 111.
ofte andere Gecommitteerde heeren te ondersoecken, ofte indien t'selvige ter deser tijt niet soude connen geschieden hem suppliant in d'Academie tot eenige extraordinanse Professie te imploijeren, ofte bij Provisie met een eerlick Tractement beneficieeren. Twelk doende
U. U. E. E. dienstwillige
DANIEL JOHANNIS.
84