|
|||||||||
|
|
||||||||
|
.j**quot;;
|
-„I
|
|||||||
|
sÄJ^äl*^laquo; ^äSSjÄ
|
|
y^n:
|
||||||
/ • #9632;
|
|||||||||
|
|||||||||
• ' f-' = V,.
|
|
|
|||||||
|
|||||||||
1
|
|||||||||
|
|||||||||
,
|
|||||||||
|
|||||||||
laquo;FEraquo; raquo;£ llJBXaCgCnüBSBB
L 0 N G ZI E K T i reg;
|
|||||||||
|
|||||||||
VAS BBT
|
|||||||||
|
|||||||||
|
RUN P V EE;
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
|
||||||||
raquo;laquo;raquo;raquo;*raquo;; .laquo;raquo;raquo;R 6Ilraquo;laquo;'-T*Jf #9632;raquo;raquo;raquo;. raquo;'raquo;raquo;laquo;BiAHSS.CittJKII./iBrKIiW-,,'
#9632;;#9632; i-bbVaab- -is raquo;j?.'gt;Fl*cilSc8K;TeE-AÄlaquo;sK^s^#9632;sraquo;gt;'#9632;•^, .. .ülaquo; OKa.isitv? ,,• ;slaquo;claquo;laquo;*alaquo;laquo; raquo;braquo; laquo;oaatisairaquo;, taraquo; : ::' ;, iAsn*fl|jwgt;, laquo;#9632;raquo;#9632;rri^t?JHa,',-j[,in'-TAflr'.'ÄB.laquo;:K9raquo;laquo;raquo;-kraquo; quot;'V,-.
' 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; .SC-HAraquo;*raquo;raquo;,; iBS-SPJHUCWHraquo;raquo;-laquo;raquo; SCHtttUrJ!' KtlK-' -
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
•.'#9632;; - ^ ' #9632;
|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
._ .quot;^
|
quot;#9632;^#9632;^^quot;#9632;WgWW^ii^^quot;^^quot;laquo;
|
||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
J
|
|||
|
|||
|
||
1
|
||
T
|
||
|
||
I
|
||
|
||
igt;
|
||
|
||
i
|
||
|
||
t It
|
||
|
||
gt; iiraquo;m*i*qi.iigt;^
|
|||
|
|||
|
|
||
Is*
|
|||
|
|||
amp;
|
|||
|
|||
OVER DE HEERSCHENDE
|
|||
|
|||
10NGZIEKTE
|
|||
|
|||
raquo;
|
|||
|
|||
VAN HEX
|
|||
|
|||
K Ü ]X D T E E.
|
|||
|
|||
:
|
|||
|
|||
4
|
|||
|
|||
n
|
|||
|
|||
•t
|
|||
|
|||
Ml
|
|||
|
|||
|
||
11
|
||
|
||
RIJKSUNIVERSITEITTE UTRECHT
|
||
|
||
|
||
|
||
2671 435 6
|
||
|
||
|
||||||
|
||||||
|
•C-' Xj ,£ £j.
|
|||||
|
||||||
OVEn DE UEEftgCüIElVDE
L01VGZIEKTE
|
||||||
|
||||||
Van bet
|
||||||
|
||||||
k.
|
||||||
|
||||||
R U N D V E E;
|
||||||
|
||||||
DOOR
|
||||||
|
||||||
Mt* E. Ü
|
||||||
|
||||||
ii
|
Mmnxxn laquo;, „B p„act.Sc„e vbE-alaquo;tSExJjki.gt;dk
*.Air raquo;E^^VE , SKCRET l„IS DI;R COMMMSIJä YA.V
i..i.vdbouw, tk pavurcaa., raquo;o taraquo; hkt kohikk-
I '.JK-^K^nBLAXDSCnE XKSTITtJCT TIV WKTKJlaquo;-
SCHAPJBJf, I.ETTHB.KJI5BE J3IV SOHOOSB Ku^-
STiA, Egt; vtx AWBBBB CSREBBttDB GE-
ÄOOTSCliAPPES.
MHT GEFfLElinDE EN ANDERE PLATEN,
|
|||||
|
||||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
|
|||||
I'TBECIIT ,
N. va.\ der Monds, 1844.
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||
'amp;
|
||
|
||
|
|||
'ä
|
|||
|
|||
i
|
Ik hadgewensehi tleze Verhandeimg, als een vervolg op de vorige mededeelingen omtrent de heerscbende Longziekte vaa het Rundvee, mijne Landgenooten vroeger le hebben mögen aanbieden. Zullts is echter vertraagd geworden, en wetom de vollende redenen. Het Overtigt van de, aan deze sielüe gestorvene, Kunderen, dat ik on~ Saarne van het gesehiedkundhj gedeelle wilde mtslmlen, kou niet spoediger bij het üeparte-.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ment van liinnenlandsohe Zaken, met voldoende
volledigheid, worden opgemaakt, uit hoofde der laut en ovgereejeld ingehomene opgaven uit on-dersoheidene Prouincien; en da voortgang der %iekle in ans Komnkrijk en naburige landen gaf bij herlmlvng aanleiding tot nieuwe ondervinding en berigten, welke natuurlijk op ans inzigt en-oordeel invloed hadden. De gesohiedenis der longziekte kan dus, tot ons leedwezen, nog niel als gesloteu worden besehouwd. Uit Jieeft mede
|
||
|
|||
^^quot;#9632;#9632;quot;'11
|
||
|
||
VI
|
||
|
||
veroorzaahl, dat, ander de bewerking der Fer-
handeling, niet alle za/cen op de meest gcschikte
#9632;plaalsen -Jjn behandeld, viaar sommifje, bij wijze
van tutnteekemrtgen, later aan zoodanvje onder-
weiyen hebben moeten worden toegevoegd, waar-
toe zy geachl werden de meeste betrekfdng ie
hebben. Hierdoor is nu en dan eenige onregel-
matigheid in de voordragt en den lelddraad
onlstaan, waarvoor ih verschoonivg moctvrayen.
Ik vlei mij echter, dat, door de uanwrjzing van
den saAehjken inhoud van het werk, aan de
daai-uit voorlvloeijende moeijelijkheid b-j hut (je-
bruik genoegzaam %al zijn te c/emoet (jekomen.
JSoy dient te worden opyemerkt, dat ik hier en daar in vergelijkeytde beschouwingeJi ben getre-den, die wet niet regtstreeks of bij uitsluiting lot de Longziekle behoorcn, doch welke, als al-gcmeene pathologische of pathogenetische grandquot; beginselen bevattende, ter vcrklaring kunnen dienen, en op deze ziehte toepasselijk zijn, in het bijzonder met betrekkmg tot de verschalende gevoelens omirent haar oorspronkelijk ontstaan, hare besmetteUjkheid, verspreidivg en vourtdu-ritig. Ik hoop, dat de bedoelde uilweidingennbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;j
niet voor nuiteloos en overtollig nullen worden gehoudcn.
Be mededeelingen en berigten, welke het on-derwerp hebben opgeleverd, waren soo overvloe-dig, dat ik daarvun slechts het voornaamste heb kunnen bezigen, ten einde niet te uilvoerig to
|
||
|
||
1 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; *^^m^~mmmm^m
|
||
|
||
Til
|
||
|
||
worden. En echter werd hei werk nog zoo uit-gebreid, dat in dit Deel van heiMagasijngeene andere stukken hebben kunnen worden opgeno. men, en dat men achler hetzelve geenszins den uilslag der, sederl 1836, aan 's Rijks Vee-avtse-s|nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;nijsdiool cjehondene, examens, noch de stand-
plaatsen der Fee-arisen, noch de lijslder, in de laiere jaren uiigehomene, Vec-arise7iijkundige Geschäften, als naar gewoonte, vindt opjege-ven. Indien hei der Foorz-ienigheid möge heha* gen mijn leven en mijne krachten nog te sparen, wemeh ih weUra hei vijfde Beet te doen volgen, waarbij ik dan ookvau sommigebelany-rijke waurnemingen en mcdedeelinyen, welke eenkje mijner vroegere Lecrlingen mtj hebben doen töekomen, gehruik denk te mähen.
Be Heer jr. van der moj.de, die, btj minne-lißc schiftkwg met Wijlen den Heer r. j. scamn-büek, i/ians Uiiffcver van het Fee-artsenijkundig Magastjn is, heeft wel lt;jevolg willen geven aan miju voorsiel, om dit Beel, wider den iiielvan: VerhandelJDg over de heerschende Longziekte van het Rundvee, op sich self verkrijgbaar ie siel-|nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;len, ten eindc hen, die zieh bepaaldehjk met
deze ziehte souden willen bekend maken, in |nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;staat te bellen zieh dit sink, als een afzonder-
lijk werk, aan te schaffen. Hij amp; voomemens vet der alles aan dit TijdscLrift te besiedelt, 'i geen de uiigave nutiig en belangrijk kan mähen; weshalve hij ook geene zwarigheidgemaaki
|
||
|
||
#9632;#9632;#9632;#9632;
|
|||
|
|||
7
|
|||
|
|||
vm
|
|||
|
|||
heeft ten aanzten van de kosten der Platen, tvelke ier opheldering van den inhoud aan Aei #9632;werk atjn toegevoegd. Wy hopen, dal een günstig onthaal hem daarvoor eenigermatige soha-deloos zal stellen.
LUtecht 5 Oetober 1844.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; A. KDMAN.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 'i
|
r
|
||
|
|||
S'-
|
|||
|
|||
|
||
|
||
|
||
|
||
I N H 0 U D.
|
||
|
||
Over het verband, waarin deze VerbandeUng Staat tot de Algemeene leschouwing der hecrschende Longziekte, medegc-dceld in hct derde Deel vau hct Vce-artscuijkundig Magaziju. Hoofdonderwcrpen, welke behandcld woideu; bladz. 1—j.
|
||
|
||
Iquot;. TJlTBREIDIXG DER LONGZIEKTE, MET AANDOIUIXÜ llEll
Phovinxies en Gemeentejj, ALWAAR zij iieeft ue-
HEERSCni OP NOS BESTAAT. — OPGAVE VAN HET OKTAL RUNDEREN , IN ELK DEUZELVE OVERI.EDEN , EX DEH SCUADEVERCOEDINCEN, DAARVOOR UIT nET FONDS VÜOR DEN LANDBOCW VERLEEND. — VeRUOUUI.NÜ TUBSCUEN DE AANGETASTE , GESTORVENE , EN SCHUNBAAR OF VÜL-KOMEN HERSIELUE RUNDEREN. — VERLIES VAN WAA11DE VOOR DEN VOLKS-RIJKDOM.
Geschiedcuis der Longziekte in Celderland, Zaid-IIolland, Vlrecht, Hoord-Brdband, Drcnthe, Aoord-Bolland, Zeeland, Overijssel, Groningen, Vricsland en Limburg. Opgaven der aan de Longziekte gestorvene Uundercn, in de verscliiilende Provincieu, van 1833 tot en met 1 Augustus 1842, beucvens van hct getal Runderen, welke, met oogracrk om den voorl-gang der ziekle te stuitcn, rijn gcdood, en der schadevcr-
|
||
|
||
|
||
\
|
||
|
||
|
||
|
||
vai^j^itffiujjfelcl gcwordcu; bladz.
goediogen, welkc daj^C-22.
Opgavcu der verhouding-lÄr^l^pr de LougziciUe aango-taste en daaraau gestorveue,-Runaercn, volgens de ontvan-gcnc medcdccliagen, over de \crmcldc jaren. Berekcning bij uadering der schade, welke door de Longziekte, over het gemelde tijdvak, aan de bijzoudere cn algcmceiie welvaart igt; toegebragt. Vcrgclijking dezer schade met de groolere nadut— Ion, -welke, in de vorige ceuw, door de Runderpest meer-nialen, zoo ons land als in naburige Rijken., werden \er-oorzaakt; bladz. 22—31.
liebalve in ons land, heerscht de Longziekte bij voortda-riug in de meeste Duitscbe Slatca, nanu'lijk in Ztuitserland, Jtalie, Frankrijk, cu Behjie. Dczclvc bestaat ook , sedert 1841, in Engcland. IJct is waarscliijnlijk, dat zij derwaarls van bei vasle land is overgebragt, ofschoon het nogonzcker is geblevcn, of zulks uit Frankrijk, DuitscMand oi llollund geschied zij. De Longziekte heeft zieh over cen aanzieiilijk gedeelle van Europa uilgebreid, waardoor de rooruitzigtea geenszins verhcldcrd worden, dat wij spoedig van dezelve zullcn bevrijd worden, noch de gcruslheid geboren wordl, dat wij, gestold zij werde bij ons eenraaal geheel uitgeroeid, niet ligtelijk aan nieuwe inslepingen zullcu blijven blootge-sleld, teuzij zulks, door eene strenge en steeds voortdureude waakzaamheid, vvorde bclet; bladz. 52—03.
2deg;. OVEIl DE BKSUETTEKDE HOEDAKIGUEIU Will LONGZIEK.-TE , EN OVEUWEÜINr., OP UliZELTE VOO!l EENE OITBEBU-SCHE EN INGESI.EKl'XIi ZIEIiTB MOEX WORDEN GEHODDES, DIE ZICU DU ONS ALLEEN DOOIl BESMEITING HEEFT L'IT-ÜE1I1IEIU EN STEEDS ONDERHODDI , BAN OF MEN MAG AANNEMEN , DAX ZIJ ZICU MEDE KD EX DAN IN ON* LAND BIT AKDERE, IIETZIJ AIGI.MEENE, UETZU UIJ-KOKDEllE , ATMOSrllERlSCHE OF ANDEHE LEEFREGELliUN-IIIGE OORZAKEN O.MW1KKEI.T , DAX IS, ZONDEK VUIMl-XIEVE BESUEIIIXG GEBOREN VVOUUT ?
|
||
|
||
|
||
1 N H O ü 1gt;.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; XI
Er bcstaat slecds vcrschil van gevoelcn ointrcot de al- of nict-bcsmcUelijkhcid der Longziekle. Vee-artsenijkundigcu, die zieh voor en tegen de bcsmcttclijkhcid verklären. Con-tagionisten en Antt-conlagionistm. Ver de mceste crkenucu den besmeltendcu aard der ziekte,
Vclc der Eugclsche Vec-arlsen behooren tot de Anti-con-tagionisteii. In bet algemccn zullen onze Vadcrlandsche Vee-arlseuijkundigen onder het gctal der gene mögen worden gerangsebikt, die aan de Longzicktc ecn besmettend vermögen toekennen. Vcrgadering van Landhuislioudkundigen en Vce-arlsenijkundigen, op 27 January 1843 gclioudcn aan de Vee-arlscnijsdiool Id Serlijn, vvaarin dit ondciwerp opzetle-lijk werd bcbandcld. Dr. f. a. kueus vooral ontkcnl den be-smettelijken aard der Longziekte. Vcrslag der proefnemin-gen onitrcnt dc besmeltelijklicid en de gcicgeiihoiiis-üorzakcu der Longzicktc, opgedragen aan eene Commissie, bcslaande uit twaalf leden, door de landliuislwudelijke Maatschappij van den Opper-Barnimsche Kreitz. Uit het vcrsthil van gevoelcn , uopens do al- of niet-hesmcttcüjkheid der Longziektc bestaande, schijnt men tc mogcu besluiten , dat zij die ei-genschap niet allijd in dczelfde mate bezit, en soimvijlen in het geheel nict als bcsmcttelijk tc beschouwen is. Vcrgclij-king der Longziektc in dit opzigt met andere besmettclijkc Vec-ziektcn. Dc oorzaak van het bcdocldc verschijnsel kau gelegen zijn, of in het onthreken der voorbeschikthcid der ligchamcn, om op dc smetstoffe lerug le werken, of in de onwerkzaambeid der smetstoffe zelve, als zijude in alle lijd-perken niet even krachtig. lie ouvathaarbeid voor besmetting kan ti.jdelijk zijn. Yoorbecldeu daarvan met betrekking tot de RundertKsl, dc Ilondsdollieid, het Mond- en Klaauwzeer, eu dc Koepokkm. Het valt nict met zekcrheid tebepalcn, in welk tijdperk dc besmettende cigenschap der Longzicktc bet sterkst is. Men kan bij dcze ziekte slcchts twee boofdtijdpcrkeii aanncmen , namelijk cen verborgen en cen vpenhaar, of het koortsvrije on het koortsige tijdperk. De tijd, welkc tnsschen bet oogenblik der besmetting en het te voorscbijn komeu van de wczenlgke ziekte-vcrjcbijuscleu vcrloopt, is bij dc
|
||
|
||
#
|
||
|
||
|
||
Illnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I N H O D D.
Lougziekte onstaadvastigcr dau bij ccuigc andere, tut das ver bekendo, Vce-ziektc, de Iloudsdolhcid luisscliica uitgo-zunderd. De sjnelstüiTe der Lougziekte kan vele \rekeu. maaudcu, en zelfs misschicn ecu jaar lang, in de ligchamcu der Runderen sluimerende blijvcu, voor dat de zickto zieh door kcnnclijkc tcekeneu openbaart. lir komen gcvalleu voor, dat men naauwolijks icts buitcngewoons aan het longzickis dier opmerkt, hocwcl hetzclve daardoor in cen Sterken trap is aangedaan. Voorbceld. Men kan nict met zekcrlieid vasl-stellen, op welken tijd bij do Lougzickte het vermögen geboren wordt, cm andere llundcrca to besmetten, noeh tot hoc lang de dieren, welke van dezclvc opkomea, dat vermögen behouden. Doze eigcnscliap werkt krachtdadig mede, om dc zicktc te doeu voorrdurcn, ea hare verspreiding le bevorderen. Omstandighedcn, vvaarvan hot nicer iievig (acuraquo;() of langzaam (chrohisch) bcloop der ziekte afliangt. Nar dere overweging, dat do Longziekle mi en dan voorkc-ni, zonder ecnige besmetlcnde boedaniglicid le bcziltcn, even als zulks ten aanzica van andere zickten, die in den rc-gel als besmcttclijk zijn te bouden, Iict goval is, b. v. den Kwaden Droes. Gcvoclcn van iiczaud omtrent do bo-sinetlelijklicid dor Longzicktc. Iloezcer de bcsmctlelijkc aard van eenc en dezelfdc Vee-zickte mcernialen kan verscliillcn, ofschoon onder dezelfde gedaautcn voorkomende, daarvan le-vert onder andere bet Millvmir voorbceldcu op. Er wordt , ten aanzien ccner zicktc, om den naam van besmetteude te kunucn dragon, nict vercisc'nt, dat zij altijd en onvoorwaur-delijk con besmeitoLitl vermögen uitoefeoe. lid betwistte punt dor al- of aiet-besmcttelijkheid der Longziekte kan op zieh zclve als te zeer voldongeu worden bescbouwd, dau dat bet laquo;oodig zal kunncu worden geacht daanoor meerdcrebe-wijzcn aan te voercn. Er mag editor uict te kort worden gedaan aan hot regt van hen, die te dozen aanzien, voor als nog, ceue andere denkwijzo zijn tocgedaan: wesbahe eenc en andere voorbeelden tot bevestiging der vrocgore medcdeclingen omtrent dc besmcttclijkhcid dor Longziekle worden bijgebragt. Waarncmingcn , zoo in ocs land als iu
|
||
|
||
|
||
I N H 0 U D.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;XIII
andere landen verkregen, waardoor do besmettelijklieid wordt gestaafd. De smelstoffe kan somwijlea längs zecr bedektie wcfrcn worden overgedragen, #9632;waarop men schier geenver-mocden zou kunncn hebben. Waarschijnlijkc besmctting, Teroorzaakt door hct overrucstcn dor weide, met inest, af-komslig van stallen, alwaar dc Longziektc had geliecrsdit. Inentiags-procven, door dc Hoogleeraren vix en iiuhtwiu in hct werk gesteld; bladz. C3—121.
Ontstaat, onderhoudt, en verspreidt dc Longziektc zieh ge-liccl en nitsluitend ler oorzake van besmclting, of ontwik-kclt dczehc zieh ook uit andere algcmeeno of bljzondern schadclijkc oorzaken? Verschil van gcvoelcn opzigtclijk dit ondcrwerp Lij do buitcnlaudschc Aee-artsenijkundigen : kueus,
M-ANNSTIEI., Kili;i)TZI!ll , FCCHS , VIX , DEtAFOND , VEHUEVEN ,
uuter , WIRIE. Oadcrzoek bieromtreut bij ons aanbcvolcn , door den Heer Adiuinistratcur voor de Nationale Nijverheid, aan de Ueeren Gouverneurs der verschillcnde Provincicn , alwaar dc Longziekte bcerschte, door de respectieve Ge-mccnlc-Bcsturen en Voc-artsen tcr nasporing van de ware ourzaken der zicktc, bepaaldelijk in verband lot de twee bedoclde hoeffdpanton, uit te noodigen. Ecrigtcn dicnaau-gaande, ingezonden door den Hccr Districts-Commissaris, Baron w. j. k. van LTNDBN van demmex; door den Ilcer pelgium, liurgemcester der Gemecnte Iluissen; door den Heer Dislricts-Commissaris Jonkhcer van nispen; door den Hccr l. veumeer , Burgcmeestcr der Gemecnte Zcvmaar #9632; door den Uccr c. j. van embden, Burgemeesler der Gemecnte Didam; door dc Uccern n. verwoeut en b. s. nasse Burgemccstcrs der Gcmeenlen Herwen en Duiven, door den llcer robbers, Burgcmeestcr der Gcmeente Pannerden; door den Ueer e. g. ardesch , Burgemeesler der Stad tfijkerk • door den Uccr b. j, c. rtnders, loenmaals Stads Vce-arls aldaar; door den Heer f. riwerda , Burgcmeestcr der Slad Doeshorgh; door den Ilcer Baron van lvnden, Districts-Commissaris van hct Arrondisscment Zufpfteir; door den Uccr J. J. Pennine , Med. Chir. el Arlis Obstetr. Doctor to Twello;
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
AIVnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I N II 0 U 1),
|
#9632;
|
||
|
|||
iloor den Heer d. ilaquo;. masvis, \vz.-, Vee-arts te Loenen op de Veluwe; door den Heer m. uoepincs, Vee-arls te Nijmegcn, duor den Heer j. c. uutgers, Vee-arts leArnhem; door den Heer Staalsraad Gouverneur dor Provincie ZMilt;i-//o.'/and;door de Commissie van Landbouw dicr Provincie; door Heeren Bur-gemeester en Wethouderen der Stad Gorinchem: door Heeren Biirgcmecstcr en Assessoren der Cemeente Fetir; door Heeren liurgemcester en Wethouderen der Stad Couda; door den Heer Burgemeester der Gemeente Barvioudswaardcr ca llekvnes; door den Heer Burgemeester dor Geraeontc H'alc-ringen; door den Heer viiYBKncnu be coningb, Burgemeester der Gemeente Maasland; door den Heer l. d. j. heiter, Burgemeester der Gemeenlc Itozenburg; door den Heer c. n. bokrelkamp, Vee-arts te 's Gravenhagc; door den Hccr k. mos, Vee-arts te Assen; door den Heer Vcc-arls n. keimeiis, te Ualen; door den Hccr J. jen-mis, Vee-arts te Kampen; door den Hecr Vee-arts j. j. ü. suits,' te Deumler; door den Heer j. van uer plaat, President der Provincialc Commissie van Gcnecskundig Ondcrzock en Toevoorzigl in Vries-land; bladz. 121—195.
Hit al dezc bcrigtcn L'ijkt, dat do meeningen, tcnaanzien van hct punt, in hoe vcr hot yoortdurend bestaan en do uit-breiding der Longzickte in ous laud bij uitsluiting aan be-smctting meet worden toegeschreven, dan of zij kan gchou-den worden zieh nu en dan insgelijks uit andere schadelijke oorzaken, als uit zieh zclve, te ontwikkclcn, steeds aau-merkelijk uitcculoopen; bladz, 193—198.
Overweging van eenc en andere gronden, welke bij de bcoordceling van dit ondcrwerp in het oog dienen te worden gehouden, ten cinde hct verder ondcrzoek dicnaangaandc met oplettcnheid en onbevooroordecld voort te zetten In do meestc gevallen worden op de stallen of weiden gecne scliadcüjke oorzaken aangctroffen, wanruit met cenigen groud dc geboortc der Longziekte kan worden verklaard, tcrwijl dezclve even-min uit de gesteldhcid des dampkrings kan worden afgeleid. In hoc ver kan dit tot cen bewijs dienen tegcu hct eigen-
|
'
|
||
|
|||
|
||
I N B 0 U D.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;W
willig of vau-zclf-ontstaan der zickte — dat is, zon-dcr jgt;rimitieve besmetting? Vele andere epizoötiicha, hetzij tenvoudige, betzij lexmettende, zicktea worden geboren, waarvan men veeltijds nict in slaat is de ware oorzaken be-paaldelijk aantewijzen. Dc Longzickle is vrocger, als epi-zootische Vce-ziekte, bij ons niet bckend gowcest. Ook dit levert gcen voldoenden grond op, ora aan te ncmon, dat zij later zieh nict heeft kuunen ontwikkclen. De ziektc-oorzakcu blijven nict altijd en slandvastig in cen land of streck de-zclfde, raaar veraudcreu somwijlen ua korteren of längeren tijd. Uicrdoor worden niet alleen dc bestaande zickteu gc-wijzigd of verdwijnen dezelve, maar cr ontstaan gehcel nieuwe ziektcn op zckcre plaalscn, alwaar dezelve vroeger uict bestonden. Vlekziekte der Varkens; Pestbrand of de zoo-genaamde Sling-ziekte van bet Rundvec; Chankerziekte of Venerische ziehte van bet Paard. De Longziekte moet, even als alle andere besraettende ziektcn, hare geboortc uit ge-wone schadelijke oorzaken hebben verkregen, welke die dan ook ziju mögen, of waar zulks bebbe plaats gebad. Kan cene smctstoffe, als een eigen bcgiusel, in zieh zelvc blijven voorllevcn, en, als zoodanig, de zickte, waarvan zij al'kom-stig is , voortplantcn en onderbouden, ook in andere landen, alwaar de #9632; oorzaken vour baar oorsproukclijk ontstaan nict aanwezig zijn? Zoogenaamde permanente smetstoffen. Zal cene besmettelijkc zickte op den duur haar zelfstandig bc-staan bewaren, zoo wordt yereischt, dat dezelve van tijd tot tijd op nieirw door van-zelf-ontwikkcling wordc voortgebragt. Zulks wordt gestaafd door de geschiedenis der Rundcrpest in ons land, en andere landen, buiten haar oorspronkclijk Vadcrlaud. De längste duur van hare aanwezigheid bij ons is gewecst achttien jaren. Hoe het bieromtrent inet de Longziekte zal uilloopen, valt voor als nog raocijelijk vooruit te zien. Zij neemt tot dus ver, zoo mia in ons land, alraquo; in andere landen, nog geenszins in algcmecnhcid en doode-iijkheid af. Hare ware en allercerstc gcboorle-plaals kan nict met voldocndc zckerheid worden aangewczen. Naar luid der oorkondeu, schijnt dezelve als cen voortbrengsel van Duit-
|
||
|
||
4
|
||
|
||
dk
|
||
|
|||||
1VI
|
I N a 0 D D.
|
|
|||
#9632;
|
|
||||
raquo;chcn bodem tc moetcu worden beschouwd. De Longiickte hangt nict bcpaaldeüjk vaa den invloed der saizocaen af, Uet hlijft twijfelachlig, of dezelvo aan sommige beschuldigde oorzaken zal kunucn worden tocgeschreven, als daar ziju oeue stcrke en spoedigo mesting. Let voederen met spoeliug der braudewijn-stokcrijcn uit aardappclen. Uet outstaan der Longziekte kan geenszins worden toegeschreven aan do na-deeiige uitwerking van het opdelven der beenderen van Runderen , in vorige tijden aan de Runderpesl ovcrledeu en be-graven. De Longziektc vcrkrijgt, als cpizüütische Vcc-ziekte, boewel aisschicn nu en dan sporadisch uit andere oorzaken ontstaande, hare vooraame uitbreiding door besmeUing; bladz. 198—217.
|
|||||
|
|||||
|
|||||
3quot;. NADERE BESC1IOÜWING OMTUENT DEN AARD DER LONG-ZIEKTE , IlEPAALUELUK MET BETREKIilXG TOT HAAR KA-KAKTER , EN DE ORGANISCHE VERANDEUINOEN' DER IlOHSI-INGEWANDEN , ALS3IEDE VAM AKDERE BEELEX , WELKE BIJ DE CESTOttVEXE OF GEDOODE DIEREN WORDEN AAN-GETHOrFEX.
De bekendc tcgennatuurlijke gestcldheid en verandcringen der borst-ingewauden zijn als de standvasligc uitwerkingen der I.ongziekte, en dus als de onbcdriegclijkc kenmerken van dczelve le beschouwen. Waarnemingen van den Ucer Mod. Doctor laquo;. munnicks tax cieeff, verkregcn bij de opening vau een achttal, hem tocbehooreude, aaa dc Lougziekte overledcne, Runderen. Outsteking der long-maag-zenuw, der groote medelijdendc zenuw, van den tongtak desvijfden paars, der ouder-tong-zenuw, en van den bovensten linker hals-zenuw-knoop. Ontsteking der lierscn-vliezen en uitstor-ting van weivocht in de vierde herscn-hoUe. Uitslag der lijk-openingen, aan 's Rijks Vec-artsenijschool verrigt. De bevindingen koracn in sommige opzigten met de ccrstgeniclde overeen, doch verschillcn daarvan in andere, Uitkornsten, vcrkregen door Gccommiltecrdcn uit de Provinciale Commis-sien van Genecskundig Ondcrzoek en Tocvoorzigt, ca van
|
|||||
|
|||||
|
||||
|
I N H 0 D D.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;XTIl
|
|||
|
Landbouw, in Noord#9632;Holland, bij de opening van 13, ter oorzake der Longziektc, gedoode Koeijen, 3 Piaken. en 2 Kalvercn. Betrekkelijke aandoeiiing der lever en milt, naar mate de linker of regier long in de ziekelljke gcsteldiieid decldea. Is de Longziekte ccne oorspronkclijke of gcvolgc-lijke ziekte? Is de ontaarding der long een eigcndoranielljk oC gevolgelijk lijdou? Is zij oorzaak der ziekle van de tonbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; buiks-ingewaoden, of -wel gevolg? Prijsvraag, ter zakc der
Lüiigziektc uitgeschieven, door het Gcuceskundig Genoot-scliiip: Vis unila forlior, te lloorn. Kau ook de niest der zieke en aau de ziekte gestorveue Bundcrcu schaden? Over ynbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;den oorsprong der ziekte, te Vroek in Watuland. Maatre-
*nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gelen, welke, naar hei oordeel derGecommittccrdcn, dieuen
tc worden iugevoerd, oin de ziekte tegen tc gaan. Litkom-laquo;ten, verkrcgoii duor de lijk-openiugen van Co stuks, aan de Longziekte gestorvene, eu te dicr oorzaak gedoode, Riin-dercu, tc Nyega, verrat in de rapporten der Vcc-aitscu av. siüssel cn je. rLANXE.NGA, eu van den Ucer President der Provinciallaquo; Commissie van Gcnceskuadig Ouderzock eu Toe-voorzigt in Vriesland, i. van heu plaats. Bevinding Lij de lijk-opeiiingeu der kennclijk zieke dieren; der zoogc-naamdlaquo; gcLeterde diercu; der schijnbaar gezonde dieren. Verhouding van de aandoening der regier tot die van de linker long, ingevolge de laatstgeiuelde opeuingeu, eu de waarnemingen van jesse.v, frakqüb, vix, fisscuer,
HERTWIG, RITGERS, HAM, BARLOW, MODWBN, VAN CAL-
cau. Moeijelijkheden, betrekkelijk de bepaling der tijd-niimte, welke van de cerste ontwikkeling der Longziekte tot aau Let uilbreken van harc kenueiyke verschijnselen vcrloopt. Voorbeeldeu van lange lijdruiniten. lienige ge-vallen, waariu de ziekte uillnak tussehen 27 en 52 da^cu nadat de Randeren aau besmettlng waren blootgesteld ge-weest. Zulks kan ook binnen een korlcrcu lijd piaats hebten. Mededeeling dienaangaande van den Heer Biedicinae Doctor ldcuimans. lucutings-procven dopr de Hoogleerarcu heriwig en vix ondemomen. Duur vau bot tweede of openbare tijdperk der ziekte, volgcns de opgaveu vau nulaquo;-
|
|||
|
||||
|
|||
XVHInbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I N II 0 0 D.
QUE , fi-nckk und PRINZ , VAN calcar , rtmiers. De ge-middelde duur kail op nagenoe;; 13 dageu worden gerckcnd. De zickte kan echter schielijker al'loopcn. Reden, bij do Vcc-liouders bestaande, welke aatdeiding geeft, dat aan do Longziektc vccltijds ecu snoller bcloop wordt locgekend, dan dezelre in hnt algemeen bezit, Bepalingea, tc dezer oorza-kc, opzigtelijk dc scbadevergoedingen, door Z. Exc. den Minister van Uimieidaudsdie Zakea genomen, en bij inissicvo van 29 December 18laquo;, N0. i2(gt;; W* Afdeeling, aau Heeren Gouverneurs der onderschcidene I'roviucien, inedegcdecld; blads. 217—270.
Sommigen beäcliuldigcn cenc te groote plasticiteit des bloods als de vooruanie en onmiddeUijko oorzaaU der Long-ziekte. Scheikundig onderzoek van het liloed van ecu gc-zond en twee longzieke Runderon, waarvau ecu in het begin, bet andere in bet laatstc, tijdperk der ziekte verkeerde, door den Heer e. j. von bacmhaukh. De ovennaat van plastische Stoffe, welke in het bloed van longzieke Rundemraquo; aamvezig is, kau geenszius als de voorwaardcüjke oorzaak der zickte worden gehonden, Dit verscliijnscl is vceleer als de uitwerking der Longziektc le bescliouwen, betwclk bij elken ontstckings-tocstaud, doch bovenal bij ontstekingen der longen, wordt voortgebragt. De schciding van het bloed in zijne naastc bestauddeelen is bier le opmcrkelijkcr, daar men op hot, uit de äderen afgetaptc, blood van het Duiid , in don gezonden staal, zeldcn eeac afscheiding dor fihrinc, gclijk bij bet Faard, ziet plaats hebben. Analysen van bet bloed van ondcrscheidoue huisdieren door anukal en gavab-ret. Yergclijking der Longziekle met andere zickten van bot Rund, ndinQlijk ICliervcrhardingen, de Parelziekle, ende Yliezi'je keelonlsteking of croup. Vele ontstekingen Demon bij bet Rund bij voorkeur den uitgang in doorzwectiug aan. De langzamc ontwikkeling der ziekte is bevorderlijk aan eene steeds voortdurende overvloedige vorming van fibrim in de longen. De plastische Stoffe wordt in de zclfstandighcid dor longca zclvc uitgestort, en geeft tot dc bekende vcrgrootiug
|
|
||
|
|||
|
|||
I N D 0 ü D.
|
X\X
|
||
|
|||
en vorharding, lot verdikking der wei-vlieicn en zamen-groeijing der dcclen cuz, aanleiding. Het duorzwcetsel of cssudaat is vau ecu tweevoudigen aard, deels cukel %Yatcr-achtig of sereus, decls plastisch, dat is uit vczelstoITe , met bloedvel verceuigd, bestaandc. Onderscheiding in drooge ca voehtige Longzicktc. Dcze onderschcidiug bcrust meer op eon tocvallig dan vezenlijlc verschil. Er lieeft uict altijd sereuse uitslortiug plaats, Eigenaardig is de zicktekuudige TC,randeriDg, welke de longeu bij deze ziekte ondcrgaau ; #9632;waartoe de voorbeschiktheid iu het eigen maaksel dci- longen van het Rund gelegen is. Ycrgeüjking van dczelvc met do longeo van andere dieren cu doa mensch, volgens hilde-braksi , uudolpiu , en uAUTELs. Bcseliouwiiig omtreul het ontstaau cu den voorfgang der ontaarding van het 'ongwetf-scl, on de uitwerking daarvan op deszclfs verrigtiug. De plaslische doorzweeting stickt zieh meUe tot de lironcliion eu luchtpijp uit. Er ontstaan polypaardige opboopingen vanve-zelstoffe in deze declcn. Ucschomving der ivijze, hoc dezclvc worden voortgebragt. Voorbeeld van cen polypvormig, uit fibrine bestaand, ligcliaara, hetvvclk door cen longziek Hund werd uilgcworpen. Kiet minder aanmerkelijk zijn de ophoo-pingen der plastische Stoffe in de groole bloedvaten eu het hart zclf. Over de wijzc, hoc dezeive geboren worden. Zij kunnen reeds bij hot leven ontstaan. Znlks wordt gcstaafd door de waarnemingen van delafoxd bij Paardea. Bcschrij-ving van het hart vau ecu longziek Rund, hetwclk met vc-zclsioffo is opgevuid; bladz. 275—313.
|
|||
|
|||
De ziekelijkc vcrandciing der longcn doct zieh kennen als eene ontaarding, waaraan de Franschcn den nanmgcvenvau induration rouge. Scheikundig onderzoek, verrigt door dca Heer a. c. van setien, of de donber-bruiaachlig roode klenr van zoodanige longcn aan het daarin aaowezigo bioed is toe tc sdirijven? Of dit bioed die klcur verschuldigd is aan eene groolerc hoevcelheid häsmatine, in helzcive bevat? en of de racerdere vlocibaarhcid van dit bloed aüceu is toe te kennen aan gemis van vczclstolfo, of tevens aan de
|
|||
|
|||
|
||
xinbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; r n h o a d.
bijaiengiug ccner grootctc hoeveelheid raquo;erlaquo;laquo;laquo;laquo; of WLitcrachtige dcclcn? he Lougziclite mod in liaren aard voor teue oul-stekiugs-zieklc worden gehoudeo. De ontsteklog ueemt, zoo niet altijd, toch in dc meeste gevallen haren oorsprong ia hct wcefscl der longcn zclvc, eu zet zieh varaquo; bier near de Loklendcude wehliezeu voorl, Dc vergrooting en ver-meerderde zwaarte dc-r aaiigedauc long cu de daardoor vcr-oorzaakle drukkiag tegen de pleura, lict mediastinum, en liet diaphragma kunuen tot de zaoorengroeijiDg der lougcn met dcze dcclcn made werken. Sominigen houden de Long-zicktca tc ourcgle voor cene ware siropkuhiis of oorspron-kelijke zickte van bet slclsel der wiilcrvatcn. In welke bloed-vaten, namclijk in dc loug-slagadcrcn, of in dc luchtpyps-slagadcrcn, ont,-.taat de ontstcking, waarvan de doorgezweete Stoffen hct voortbrengsel ziju? Versehiilcndo bestennning dczcr biocdvalen. Dc ontsteking is in hare geboorle voor ecue ontsteking van dc lijne takken dor iucliliiijp-siagadercu le houden , en misscbicn als ecne ware bronehitis Ic beschou-wen ; bladz. di'i—32ü.
Welk karakter bczit dc Longzicktc? Dezelve kan, onder bepaalde orastandighüden, ecn sthenisch karakter aanuemeu, waardoot zij dan ook ccn sncl bcloop of ccuen aeulcu vorm vcrkrijgt. De ontsteking op zieh zclvc is iu bet algemeea mccr van ecn ptusieven dan van een aclieoen aard. Zij be-boort lot dc onzuivere ontstekingen. De koorts, welke iraquo; het tweedc tijdpcrk der zickte wordt waargenumen , is voor ecn secuudair vcrschijnsel tc houden, even als bij veie andere plaatslijke, betzij uitwendigc, hclzij inwendige, gebrcken. cene s\ intomatische koorts wordt voortgebragt. De ziektc is tc beschouwen als ecne slevende longontsieking. welke haren uilgamj ueemt in doorstmling, en die, in eenecniijzinsgemr-derden trap , zieh lot de vliezige dcclcn en de klieren der bofst-holla mlslrelit. Besebuuvving van BOIAKDS, WACENJEUraquo;, KciR-bku , en anderen omtrent den aard en lict karakter der Long-zicktc. Wen zal den naam van Longziektc kunuen behoudeu.
Dc zicktckundige vcranderiugm cu verschijnselcn, welke
|
||
|
||
|
||
1 JT H 0 C D.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; xxr
sorawijlcu in afselegcne deden, b. v. iu de hniks-ingewao-rien, wordcQ #9632;naargcnonicu , kuimen uit de ziekelijke gestcld-hcid der borst-organen worden afgcleid. A'ocltijds is de niet door veriiarding aaogedaae long slap, blacker dan gewoon-lijk, en ingc'iironipen. Waarschijnlijkc veAlaring van dit Tcrscliijnsel, Somwijlen sterven de longziekc Paindercn lang-zaam en aan uitpnlting yan krachten; nieermalcn onver-#9632;raquo;vacht, en als door ecne bcroortc gctroflen. Met-de, zieh langzaam ontwlkkcicnde, onlstcking gaat gcci'.e groote mate van plaatselijlc verhoogdc gcvocliglieid dor longea gepaard. Zttlks is gegrond in de geringe scnsilitcit van do zelfstun-dighcid der Jougcn; bladz, 326—331.
AVij kiinncn niet Lepalcn, wcllie inM-cndigc gcstchllioid der Runderen tot de van-zelf-ontwiUcIing der tongziekle voor-beschikt maakt, noch welke aanleidcnde oorzaken daartoo onmiddcllijk medewerken. Vcrondcrsleüingen, hierloe };e-trckkelijk. De uaterpeper [Pohjgonmn llijdropiper) wordt iuzonderheid door iy. kcehs bescbuldigd als aanleidenda oorzaak der Longziekte, van het blocdpisscn, van het bloed-inclkcn en van andere gevaariijkc ziekten van het Knndvce. GlEtEiraquo; zockt de redenon, dat de Longziekte zieh in de laal-ste vijftig jaren zoo algemeen hccfi verspreid, in de verau-derdc Icefwijze der Blinderen, vergeloken racl vroegere tij-laquo;Jcn, en in het handelsterkeer; hiadz. 336—340.
Op weike -nijzc werkt het cmtagiiim in de longen, waar-door de onlsteking en doorzwecling worden voortgebragt? Werkt de smetstoffe onmlddellijk alseen prikkel op debloed-vaten der longen, op de zenuwen dezer deelen, of dringt dezelvc, bij wijze van opslorping, door de vaatwanden tot in het bloed door? Onzekerheid hicromtrent. Ovcrwcgiiig, in hoc ver de Longziekte voor cene zenirwachtige ontsteking of neuro-phlogosis kan worden gehenden. De legennatiuirlijkc gcstcldheid der zenuwen , bniteu de zelfstaudigbeid der longen gelegen, is waarsehijnlijk als de nitwerking en ecue uilbreiding van die der eigene longzenuwen le houden, die in de ontsteking der massa mocten dcclcu. VergelijkiDg.
|
||
|
||
|
||
3001nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; I N U 0 U U.
met hct geeu te dczcu aanzicn somwijlen bij mcnschelijlie lijdcrs wordt -waargeuomcn. Prijsvraag over de Longzieklc, iu vetbaad tot dcze beschouwiog1, uitgesclireTen door de HollunJsche Maatsckappij van Wetenschappsn , te Haarlem , in 1S40, \relke tot dus ver oulicanlwuorJ is gcblcvcn. Ei-geuschappcn der smetstoffc. Wij kimueu allccu de wetten iiagaan , welke de smctstoircn in liare wcrkmg gewoon ziju te volgen. De siuelstoffe der LongzieUte schijut in de longeu te worden bercid. De uilgoadenidc lucht bevat haar iu de grootste mate. Dit soiuniige vcrschijaselen mag men bcslui-tcn, dat ook hct blood ecne besmctlcudc boedauiglieid erlaubt. De Kalvercii, geworpen van Kocijen, die, tijdens de dragt, aan de Longziektc lijdcnde waren, worden bij de ge-boorte of kort na dezelve, niecnualen bevunden, door dc-zclfde ziekte te zijn aangedaan. Voorbecldcn, welke schijnen te bewijzen, dat de vrucbt in bet mocderlijko ligchaam tan worden aangedaan, zonder dat de mocder zelve daaraan lijdt. Do smctstoffe bezit hoogstwaarscliijnlijk cene specifieke Lctrekkiug of affiniteit tot de longeu, gelijk dorgelijke ver-wantschap tot bijzondcre dreien, ten aanzicn Tan anderecon-tagien, wordt waargenomen. Ouderzock der slijmsloffe nit den nous en do luchtpijp van twee loBgziekeRunderen, door de Hoogleeraren v. hamino en j. c. scuivOEDEa van der kolk. Conlagium animatam; bladz. 340—308.
Is bet contaghm der Longzickte voor eene vasto of vlug-
tige smetstoffe to honden? Yerschil van gevoelen , hicroni-
trent bestaandc, voortvloeijende uit de verschillendc begrip-
pen, welke men aan cene vaslc of vlngtige smetstoffe beeilt.
Waarin dit onderselicid moct gcstcld worden. Men zal hel
cotilntjiiim der Longzickte geenszius als cene vaste smetstoffe
kunnen beschonwen. (iruudea, welke tot bewijs Uiervauknn-
neraquo; dienen. Op wölken afstond dc smetstoffe zieh door rr.idacl
dor lucht kau mcdcdeolon valt raocijelijk tebepalcn. Dcze is,
oven als ten aanzicn van andere smctstoffen, allijd bctrckke-
Ji.jk als beperkt te beschonwen. Naderc aanwijzing hicrvan,
met opzigt tot de Lougziekte. Dc smetstoffe der Longzieklc
behoudt langer dan somuiige andere conlwjim haar besmcltend
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
i N ii o ü d.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;xxlir
raquo;crmogen. De bcsmetliüg geschicdt op verschillendc wijzen, namelijk onmiddcllijk door de inadcmiug der lucht, welke door laquo;lo ziekc diercn wordt uiljfeadcmd, doch ook door de overdra-ging der smetstoffo door andere, lielzij levende of doodc, lig-ehanien , waaraau dezclve zieh lieeft vastgehecht. Nieuws aau-gckoclit Vec wordt hovenal spocdig door de Lougzickle aange-tast. Brjzondere meeniug van köuber bieromtrcnt. Tcgcnover-geslcide waarneiningen te dezen opzigle, ook van F. C. van SIEENACEER. Het IjosmcUcud vermögen bij llunderen, vvelklaquo; van dc Longziekte opkomen, blijft misschicn bestaan, zoo lang als zij met ccne aanmcrkelijkc inwendige longontaardmg blijvcn voortlevcn. Hierin is cene voornamc reden gelegen van bet temgkeeren der zickle op dezelfde hoeven. Voorbeel-den. In boe vcr dc llunderen mcer dan eenmaal door de Longziekte küonen worden aangedaan. DeKundereu, welke van dc Loiigzicktc ziju upgekomen, worden somwijlen spae-digcr vet dan andere, die er van verschoond zijn geblevcn. Verklaring van dit verscbijusel. Dc tlieoric van liübig om-Ircnt dc vorming van bet vet in de dierlijke ligebamen viudt bier bare toepassing; bladz. 3ä8—373.
Is dc Longziekte bij uitsluiling eigen aan bet Rund, of worden ook andere onzcr grootere buisdicren, bcpaaldelijk het I'aard, Varken, en Schaap door dezelve aangedaan? BOJAMis , vbiih, sander, BAiiTELs ncinen bet laatste aan. Men wil daarvan in ons land ook enkcie gevallen hebben waargenomen, welke ecblcr tot das vcr als uiet volkomeo bewezen zullen moeten worden besehouwd, Dc zwueij of swoeg-ziekte der Schapen lieeft uitnendige OTercenkomst met de Longziekte, gaande ook met dc cerslc saortgclijkc veriiar-ding gepaard, als bij dc laatste plaats vindt. Hot is center twijfelacbtig, of deze ziekten met de ware Longziekte van bet Rund als van dciizdfden aard ziju te bouden. Waaniemin-gcu van de la uaivpe oratrent de lijk-üpecingen van Schapen en Geiten, te li'iiodt en l'räburg. Vvederkcerige be-smettclijkheid van sommige ziekten voor verscbilicndo diereu en den mcusch, Waarncraiugen van den Uooglccraar del-
|
||
|
||
|
||
XXI?nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; I N U O U D.
waiit , ten aanzieu der besmcttclijUhciJ van de Longziektc voor het Varken ; bladz. 373—378.
|
||
|
||
4deg;, WEI.KE ZIJN DE ÜITKOMSTEN DER ONUEnSCUEinENE GE-NEESWUZEX EX VOORBEUOEDJHDUEtEN , TECEX DE LONIi-ZIEKXE AAXÜEPKEZEN , EN IN UET WBRK GESTELD.
Vcrhouding van hot gctal Runderen, welke van dc Long-ziekle opkomen, eu daaraan stcrven. Vergelijkiug le dczca aanzicn van ons laud met andere landen, volgens franqve, vix en Steiger. De Longziektc schijnl niet voor alle rassen van fiuudvee even verwoostend tc zijn. De uitkomst is iu ons land minder günstig dan in sonnuigc oaborige landen. Redcnen , vaario zulks zal moelen worden gezoclit. Ouk dc Runderpest liceft bij ons, in verhoudiag tot andere landen, steeds de steikste verwoestiugen aangcrigt. is de ongenees-baarlieid der Lougziekte aau baien eigen aard, of can andere oinstandighedeu toe te sclirijvcn'.' Daar de zicUe in bet begin van een ontstekingachtigen aard is, zal cene ge-matigdo, somwi.jlen ecne mcer kracbldadige, ontstokir.gwe-rende genecswijze beliooren in bet werk te worden gcstcld. Deze kan inmiddels alieen stickken, om de verdere out-wikkcling der ziekte ea bare gcvolgen voor te komen. Zij Llijft, zoo niet uitsluiteud, dan tocb hoofdz'akdijk tot bet eerste tijdperk bepaald; later is dezelre in bet algemeenniet meer aangewezen. Gronden , waarop dcze beschouwing rust. In een gevorderden Staat der ziciac is elkc poging ter gene-zing vruchteloos, en zelfs veeltijds als nadcelig te beschon-wen. Dc Yee-arts van dommelen vvil opgemerkt hebbeo, dat de Runderen s[)ücdigcr bczwijken, indien de linker long is aangedaau, dan wanneer de regter alieen in dc vcriiai-dinquot; begrcpen is, AVanucer de ziekte eene wending tot berslclling iiecmt, zoo bercikt dezclve bet hoogste toppunt niet, maar keert zij in dat gcval spoedigcr tot beterscbap. Op enkele boeven tast de Lougziekte in een geringeren trap aau, zoodal de Uuudcren, under ecne gepaste bcbaudcliug,
|
||
|
||
|
||
I N H o u u.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; xxr
of door dc natuurkrnchtea zelvc, weldra herstellen. Waar-nemiiigcn daaromtrcnt, medegedeeld door van dommelen, Ur. luchtmass , l. van calcar ea seer. Wannecr de ziekte sterkcr aautast, en längeren tijd voortdnurt, blijvcn cr on-ttersteJbare onlaardingcn in de borstorganen over. Volgens sommigen zou nimmer eenig Rund volkomen van de y.ickle hcrslcid worden, daar de onlaarding der longcn, en de aan-grocijingen steeds blijven bestaan. Yelc middelcn zijn door licden van allerlei rang en stand tcr geuczing der Longziekte aaiibevolen^ en in de dagbladen daarioe als imfeilbaar aan-geprezen. De mceste dezer middclea en geaeesvqzen zija dezelfde, welke, in de vorige cciivv, tegen de Runderpest op deuzclfden voct waren beproefd, zclfs de inentir.g. Sterke en berbaalde aderlalingen worden, door do mcesic Vce-art-sen, in een' gevorderden Staat der ziekte nfgekeurd, Iler-liaalc en verdeelde plaatslijke bloedsontiastingen kunncn misscliien somwijlcu nuttig zijn. Waarneoiing orntrent kleine adcrlaliDgca door 3. a. van blbürg. Voorstel van D^. luciit-mans tot het doen van plaatslijke bloedonüastingen, lt;Ioor middcl van bloodige koppen. Voor zoo ver nog bij eencn gevorderden trap dor ziekte aan ecne lierstelling der verhar-de, verdikte, le zamengegroeide, vaste deeicn, en aan de op-iieining dor nitgestorle weivocbteo cu van het blocdplasmakan gedacht worden, zollen daartoe vermögende ontbindende en versterkende middelcn tc pas komeo, waarmede heloogmerk echter slcidits zeldzaam en nict dan ouvolkomcn zal bereikt worden. Gen'eesmiddelen, welke hierbij in aanncrking kun-BJn konien. Door de mecste Vco-artscniikundigcn wordlge-stcld, dat dc ziekte, bij dragtige Kocijen, wamicer dezebet Kalf verwerpen, doorgaans spoedig vercrgert. Uc landlieden honden zieh doorgaans van het tcitendcel overluigd. Waar-nemingen, welke ten bewijzc verstrckken, dat Kocijen, welke, gednreede den loop der ziekte, dc Kalvcren haddeu ttfgczet, daarna beterden , en zelfs spoediger liersteld werden dan andere. Bcschouwing van ecnige redenen, ketrckkelijk dc zoo wcinig voldoende uitkornslcu , welke dc verschillende geneeswijzen, bij de Longziekte aangeweud, hebben opgclc-
|
||
|
||
|
||
XXVInbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;f N H 0 U I).
Tcrd, De ongunstigc uitkomsten ziju gedeeltelijk in de niekllaquo; ^elve, gedcclltlijk buitcu haar gelegen. De langzame enhei-inciijke ontwikkeling der zickle; de zicktckundigc verande-riugeu, welke door haar worden voortgebragt, als zijndo van dien aard, dat dezelve voor gecue onlbinding, opslor-ping, of vcrnietigiBg vatbaar zija. Omstandiglicden, welke in den weg staan, orn lot de yolstrckt zckere keunis le ge-rakeu, wat de kunst iaderdaad vermag, ten cinde, door hare toepassing, de uilkomslcn in het algemeen minder iiüodlüllig te doen zijn, dan tot dus ver het geval is geweest. Geldclijk bezwaar, aaa de geneeskuudige bcliandeling ver-bonden. De hulp van den Yee-arts wordt in den rege! cerst dan iugeroepeu, wannecr de zickte reeds te vergevor-derd is, cn clke poging tot genezing als doclloos mag worden beschouwd. flliddcl cm, zoo vecl mogelijk, toteene nadere kennis te koraen, in hoe ver de Longziekle door eenc doelmatige en raecr geregeld aangewende gcneeswijze, iuderdaad nicer dan tot dus ver plaals heeft, voor ccae vol-komene genezing vatbaar zij; bladz. 378—402.
Dijzondere middclcn, -welke, als zoogenaamde speeifiehe geneesmiddelcn, hetzij op cen' ralionelen of op ecn'em^iri-schen groud, tegen de Longziekle zijn aanbevolcn. Uet ijser-erts en gewoon ijzer-vijlsul. Proeven hiermede geuomen door f. c. van sieexacker. Omstaniligbeid, welke tot de beproeving van dezc middelen aanlcidiug heeft gegeven. llct carhonas ferri is reeds vroeger te Dorheim in Ketir-Jlessm legen het Jlillvuur aanbevolen, doch dcszelfs uitwer-king als voorbehoed- of genoesmiddd daartegen is nog gecnszius voldoende bevestigd. Oordeel van de Hoogleeraren der Vce-artsenijscluiül te Berlijti aangaande dit oudenverp. Men heeft van de genoemde ijzermiddelen legen de Longziekle, noch als gences- noch als roorbehoedmiddel, geen voldocnd nut ondervonden. Ten aanzien van alle voorbe-hoedmiddelen dient onder bot oog te worden gehouden, dat de günstige nitwerkingen, welke men na derzelver aamven-diug zict volgcn, blcchts op oulkenuende bcwijsgrondcu stcu-
|
||
|
||
I
|
||
|
||
J.
|
||
|
||
I N II 0 U D.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;XXVI
nca. Zij verkrijgen meennalea cenen roem, hoewcl hun nut gcenszins op wel Lewezene daailzakcn hcrust. Voorbceld hicrvan, ten aanzicn der ijzciniiJdcleu tcgcu de Lougzieklu. Zuur ijzer-ivater, blaamne jwlasch, melk in groote hocvcel-heid, in verccaiging met blaartrekkende insmeersels, aange-prczcu door be cuulve. Zwaoelzuur koper, beproci'd door J. W. A. haut. Lever- en gcwone Iraan, aaugcwend duur denzelfden Vec-arts, bencvcns dour iiyndeks, in vcrecuigiug met llijdr'wdas I'otassae, en door van iiclstvn. Zwaccl-ca scezout-zuur. Ilct eerste #9632;\vcrd beproefd door hoktbns cu rynuers , zoudcr cone zigtbare voordeclige aitwerking. lieu ander Vee-arls zoude or betcre uilkumstcu van ondervonden hebbea; rykders en van ncLsiyx wilden van hcl laaistgc-Doemde zuur, als voorbehoed- en geneesmiddel, meer voor-decl hebbcu gczicn. Middeleu, welke du en dan door de Veehouders zclve /iju aangewcud; bladz. AUl—420.
|
||
|
||
Hquot;. WrLKE MAATnliGF.LIiX KU-NXEN, OP CHOXD DER VKil-KREGENE ONDERVINüiXÜ , IN DE TECENWOORDIGB 0.11-SXANDIGnEID , CESCUIiiT EX KOODZAKBLUK WORDEN ÜE-ACHT, OM DE ZIEKTH TE DKTEL'ÜELEX, ZOO MOGELHK III TE UDErjEX, OF WEL DE SCilVXlE , WELKE ZU DÜX VEEilOLUUK VKilOORZAAKT , TE VBRA11KDERBN?
Redenen, welke in den weg stonden, om, bij hct ccrstc verseliijnen der Longzickte in ons laud , tot den maalregcl van bet omniddellijk dooden der, wezenlijk door liaar aan-getasle, en verdachte, Kunderen over te gaan. Bepalingen, betrekkelijk Iiesmctteude Vec-zieklen, vervat in Art. 409, 4G0, en 4t)l van bet Wetboek van Strafregt. Dczebcrusteu op ceue strenge afzonderiug der aaugetastc van dc nog ge-zonde dieren, cu lict tegengnan van de overdraging der smetstoU'e naar andere hoevcu. Men schijnt, in andere landen, voor de eerste niaal tot den maalregel cener algc-mecne en geregcldc dooding van het longzieke en verdachte Yec tc zijn ovcrgegaau in lict jaar 1840 , in de Zwilscrsche
|
||
|
||
|
||||
AAVJII
|
r k u o u u.
|
|||
|
||||
Kantons M'aadt en Freiburg. De afzondenog is bij ons
gcensziDS gescliicdt op zoodam'ge wijzc, dat daaivan iict beaogde nut met eenigen grond kon worden verwaeht. Vcr-volgingcn en veroordcelingen wegens overtredingen of liet niet ogvülgcn der, te dezer zake voorgeSL-hrcvenc, bepalingcu. liet is niet voldoende' in zaken van zoodanigen aard als bet beramen van maatrogelcn legen hesmettende zickten, dezo vasttestcllcn, maar alles komt hier aan op do uitvocring, nanielijk op den ijver, en de waakzaamheid der gene, op wie laquo;leze laak rust. Mag men zicli overtuigd lioudon, dat aan
|
||||
|
||||
|
hier ccn onbevrcdigend antwoord. Wat beboort, in den loe-stand, vvaarin wij ons, met belrckking tot do Longziekte, (bans bevinden, to worden gedaan, om dc zicktc nil te roeijen, of de scbade , aan den rampspocd rerbondco, zoo veel inogclijk, te venniudoren? Er bestaan biertoe sleehCs twee middclea.
|
|||
|
||||
r
|
lquot;. Ilet beletten, dat Vcc worde vcrroerd van plaal-scn, ahvaar de Longziekte aanwezig is, en liet vcrbiode-ren der gemcenschap met bet besmettc Vee, gedurenilc cea gcnoogzaincn lijd. AVat ten aanzien der nitvoering van dozen maatrcgel in acht moot geuomen worden. Aauschrij-ving van '/.. Exc. den Ileer 5Iiiiislcr van Bfanenlandsche Zaken van 9 Aug. 1842, Nraquo;. 140, W* Afdeeliug, aan de Heeren Gumerncnrs der ondcrscheidene Provincien, bevattende uitnoodiging, om te willen zorgea, dut in de Gemeenten Commissicn van Toczigt op dc Longziekte wfirdcn aangc-stold. Doze Commissicn hebben niet overal aan dc baar oigt;-gedragene taak beantwoord. Er zijn aan de bcoogde maat-regelen geenc geringe zwarigbeden verbonden, bepaaldelijk voor dc Veebouders, welke in hot ongclnk verkecrcn. Er bestaat ccbtcr, ter bcreiking van bet bedoclde oogmerk, belialvc liet dooden, gecn ander middel. Uc bcreiking van belzclve blijft gcheel afhankclijk van dc vvcrkdadigc en gestrenge nitvoering der niaatregclen door hen, die daarmede ambtshalvc bclast worden. Ontwcrp van maatrc-
|
|||
|
||||
|
||
I N II 0 U D.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;XXIX
gclen legen de heerschendc Luagzickte onder het Rundvee, door dc Commissie van LandboHW iu Virecht, voürgcsteld aan Heeren Gcdopiiteerdc Staleu van dat Gcwest, naar aan-leiding eener missicve van Z. Exe, den Heer Minister bo ven-genoemd, van 20 Januarij lSi2, N0. 109, O110 Afd. Regle-niciit legen dezelt'de zleklc in dc Provincie 'Iceland, goedge-keurd liij IJcsluil van Z. M. den Koning van ü Jan. 1851, Nquot;. 69. Gruuden, bij liet ecrstbedoelde Ontwerp inaanmer-liing genoineii, in verband tui betlaatstgenoemde Keglement. llel Ctrecbtscbe Outwcrp aau liet oordee! der Coiiiinissien van Landliouw in andere Proviucien onderworpen, Verscliillcude beoordeelingen omtrciil hetzelve. Uet opontboud en de ver-scbilleude gezigtspuuteo, waaruit de zaaU werd bescbouwd, lieliben bet Ijoraiiicii eu in vverking brengen van algeineene en meer vermögende maalregclen lut dus ver tegengchpuden. Oeliberantc Senatu, perit Sayuntum,
2quot;. Net tweede middel, cm de zie'ac te beteugelen en nil le rocijen, bestaat in hct doodslaan ran bet door de ziekle aangetasto en daarvan verdachte Ycc. Dit middel is, be-halvo in Zwithrland, bij ons met een gclukkig gevolg aan-gevend in dc Proviucien Zealand, Drenthc, en VrieslunJ, tu welke opzigten dcze maatrcgel bovcu de tbaiis bcslaande voorschriften de voorkeiir verdient. Welke voorwaarden daarbij beliüoren te worden in acht gcuomeu, om bot be-oogüc docl te bereiken. Het dooden zal zieh in die Pro-vincien, alwaar de Longziekte zieh algemcen gcvestigil licel't slcchts kuiincn bepalen tut de aaugetastc en reeds kennclijk rieke Runderen. Het dooden zoowel van het scbijnbaar nog gezondo als van het zicke Vcc kan, ouder de tegeowoordige oinstandighedcu, naanwclijks in aanmerking komeu dan in die Proviucien, alwaar dc zicklo voor het oogenblik met bestaat, Indien zij lot dezclve mögt ovcrslaan, en dan nog slechls onder bepaliugen, die legen gedurige uiemve inslepingen uil-brciding kunnen bcveiligcn. Maalregclen hieromlrcnt, ten aauzieu der Provincie Groningen genomea, bij Bcslnit van den Heer Slaalsraad Gouverneur van dat Gewcst van 1842, N0.10.
|
||
|
||
|
|||
XXX
|
r n a o d o.
|
||
|
|||
Bepaliagen hieromtrent in Vrieshmd vastgcstcIJ. Ilct doodcraquo; is doelloos, indicn zulks nict algemeen, maar sleciits op on-kelc plaatscn geschiedt. Wordt de maatresel van hot doo-dcn naar behooren, dat is, wet vuklocndcn ijvcr, belang-stolling, en iiaainvgczellieid aangewead, dan mag men zicli vleijcn, dat aan de Longzickle binnen ccne zekeie lijdrnimte jiaal en perk zal knnnen worden gesteld. (Jvenvcgiug, of niet de bekende verachterde tocstand van bet Fonds vcor den Landbouw misscliien ccn bezwaar tegen den maatrcgcl op den voorgesteldeu voet oplevcrt. Do vergoedingen, vcr-Icend voor aan de Longzickte gestorren Ycc, hebben tegen dezelve gecu zigtbaar nut uitgevcrkt, indicn men al niet möge kuoaen of willen stellen, dat de achteloosbeid der Vcehouders, en de ziekte zclvc door die vergoedingen zija bevorderd geworden. Indien de Vcehouders overal in lict beiang der zaak, uaar vermögen, baddea medegewerkt, ora de ziekte le onder tc breugen, in stedc, dat vele zieh aan outduikiug of overtreding der verordeningen hebbeu schuldig gemaakt, bot medelijden omtrent allen zou mecr wczenlijk ziju geweest, dau thaas bet geval kau ziju. Mögt de Long-zickte längs den ecu of anderen weg tc onder ziju gebragt, er zollen dan levens maatregelcn tegeu inslcping van bui-tenslands moeten worden beraamd. llet zou wenscheiijk zijn, indicn, door de naburige Statcn, gemeenscbappelijke pogin-gon tcr uitdclging of bctcugeling der Longzickle werden in het werk gcstcld, ten cindc clkauder legen vvederkecrige overdragiug le beveiligen; bladz. 420—448.
|
|||
|
|||
Overweging der mag, in hoe ver bet vleesch van long-zicke Runderen, tijdig geslagt wordende, als voedsel, door den inensrh, zonder nadeel voor zijne gezondheid, zal kirn-uen worden genulligd, en of ook bet vet voor eenig huis-houdelijk gebruik en de buiden voor de looijing zollen kun-nen bewaard blljven? De Longziektc declt somwijlcn in den aard der biocdzicklcn, bepaaldelijk van het lliltvuur , en, in zoodanige gevnllcn, kan bet nultigen van bet vleesch van longzickc Uundcren, cn zclfs de aanrakiug van het blocü.
|
|||
|
|||
|
||
I N II 0 D I).nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; XXXI
sehadclijke en gevaarlijkc uitwerkingen ten gcvolge Iiobbcn. In sommige Statcn is hot ctcn van het vlccscli van longzieke lUimli'icn op boete on straf verboden. Voorbcddcii van do nadeelige gevolgen, door bcleediging bij dc lijk-openingen \an zoodanigc Runderen to wecg gebragt, Waanicmingen onitrciit de complicatie der Longziokte met hot Millvuur, door de Vee-artsen habi, hexgevelu, en van DOM.imLur,-. Deze complicatie is echter nict algemecn, maar koint mccstal sicchts in enkele saizoenea, vooral in den zomer, voor. Wanneer de Lougziekte op zieh zcive bestaat, schijnt het uattigen van hat vlecsch der dicrcn, wclke tijdig zijn gc-slagt, geen nadeel aan do gczondiieid van mcnsciicn ofdie-rcn toe tc brengen. Zulks blijkt daaruit, dat thans duizcmlc ponden van zoodanig vlcesch onwclcnde worden genuttigd, zonder dat daarvan scbadelijke gevolgen ziju bekend geworden. Gcvoclen von steiger. omlrent de onschadelgkbeid van zoodanig vlcesch, ook zclfs wanneer er complicatie met het Miltvuur plaats becft. Wij mcenen het nuttigen van zoodanig vlcesch ernstig tc mocten ontraden. Oordeel van den Vce-arls ciei.ex, die hot gebruik van het vlcesch van longzieke Ruadvee, ondcr bepaalde voorwaarden, vanRegenngs-wege vvil hebben toegestaan, Mededeeling van den llcer a. si'uuvr, te. Noord-Waddimcveen, omtrent de onschadelijk-heid van bet vlcesch van ecn longzieken Os, die op den slal dood viel, genuttigd door con groot aantal personcn. Voor-deel , door dczen Ycchoudcr ondcrvonden van de strenge af-zondering der zieke van de gezonde Kundcren bij zijn aan-zienclijkcn Vec-stapcl. Nadeelige gevolgen, door hem en andere Vechoudcrs oudervonden, door het aankoopcu van Vec op de markten te Gouda en Rotterdam, wcrwaartswekclijks veel Vee nit besmette stallen in die omstreken ter markt wordt aangcbragt, hetwelk men gewoon is opruimen te noe-men. Spoeling-vocderiug, het verweiden, en de togtigheid bevorderen, volgcns de ondervinding van den llcer si-ituvi, dc ontwikkeling der Lougziekte. Indien de dooding van bet long-zeike Vee onder behoorlijktoczigt geschiedt, zalmcn, met op-zigt tot bet nuttigen van het vlcesch, ccn bcteren waarborg
|
||
|
||
|
|||
TT
|
|||
|
|||
ixxir
|
i s a o d o.
|
||
|
|||
hobbea legen misbruiken en vcrkocrde handelingen, waardoor do meuschelijke gezondhcid aou gevareu wordt blootgestcld, dan llians hetgcvalis. Ordonnanlieu en Statuten, #9632;welke vrocgcr door dc Staten van Holland en West- Vriesland, in 1732, alsmcde, door de Statcn-Gencral, in de GeaeraUteiti-lan-den, iu 1744, omtrent hot gcbruik van bet vet en vlecsch der, aan de Baaderpest zieke en in tijds geslagte, dieren, wcrdea uitgevaardigd, docb later zijn gewijzigd. Ook de baidcn kunnea, onder do noodige voorzorgeo, bcvvaard blij-ven. llct verlies van waarde voor den Yolks-rijkduin, door dezclve in dou grond to bcgraveu, is, over vele jaren ge-rekend, aanzicnlijk. Ilct vet zal op gelijke wijzc vour de kaarsemakers kiinnen dienen. Bppalingen, welke üintront liet verkoojieu van vlecsch, afkomstig van longzickc Uun-dcreu, ten aauzieu van openbare hallen of markten, bc-liooren plaats te hebben. Hot komt, met opzigt tot dc bc-handelde maatregeleo, gchcel aan op de aaaawgezctte uitvoc-ring, zonder welke alle voorschriften doelloos zulicu blijven, ja zelfs ecu bespottelijk aaaziea verkrijgen. Bcsluit. — Vcr-klaring der Platen; bladz, '140—400.
|
|||
|
|||
|
||
OYER DE HEERSCHEXDE
10IGZIEKTE VAN HET MIVDYEE;
DOOR
|
||
|
||
Ln het dcrde Deel van dit Magazijn hebben wij de gescliiedenis van het ontslaaa en den voort-gang der hecrschende Lovyziekte in cms land, van het jaar 1833 af tot aan lict begin van het jaar 1837, medcgedeeld, benevens de tvaarnemingen van onderscbeidene Vec-artsen, die zica over bet ge-melde tijdvak met de beliandeling derzelve hebben onledig geboiidengt; In betzelfde Deel is dc vei'ta-ling der Verhandeling van Dr. J. H. FRANQU.E over deze ziekle opgenomen, zijnde daaraan de afbeel-dingen toegevoegd der eigenaardige ziekelijke ver-anderingen, welke de longen bij dezelve ondergaan, ontleend aan het Werk van Dr. L. wagejsveld : IV DfiEL.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; I
|
||
|
||
#9632;
|
|||
|
|||
lt;#9632;
|
lieber die Krkentnniss und Kur der Krankkeiten des Rindviehes, Königsberg 1835. Wij mee-nen de ziekte hiertloor in hare gewone veisclujn-selen, beloop, en wal de ontaardingen betraft, welke zij in de longen en andere inwendige dec-len voortbrengt, genoegzaam te hebben doen kennen , dan dat wij bet noodig zouden aebten er op nieuw eene algemeene en doorloopende bescbrijving van te geven, boedanige men in vele Vee-arlse-nijkundige liandboeken aantreft.
Sedert bet gemulde tijtlstip beeft de?,e verwoes-tende kwaal ous geenszins verlaten, maar is zij, in ons land, onder gestadige, hoewel laogzame, uit-breiding, zieb steeds blijven vestigen: zoodat door dezelve, tot 1 Augustus 1842, een getal van 64,989 Runderen zijn verloren gegaan ('), terwijl zij nog voortduurt, zonder dat, voor als nog, bet zeker vooruitzigt bestaat, of, op voIJoeatlen grond kau worden tepaald, wanneer deze, voorden Veehou-der rampspoedige, omstandigbeid gebeel zal op-bouden.
Het kan niet onbelangrijk zijn den verderen gang dezer beerschende besraettende Vee-ziekte, in verband tot de vroegere waarnemingen en be-schouwingen , na te gaan, met aanvvijzing van bet geen de latere ondervindingen, sedert bet boven vermelde tijdvak, omtreut bare vurspreiding, beloop , aard, geneesbaarbeid, voorbeboeding en de
(') Zilaquo; de opgaren, welke later worden racdegedceW.
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
||
niiddelen , om haren voortgang tc teteugelen , of %vel (ladelijk te stuiten, hecft geleerd. Ofschoou wij opzigtelijk sommmige dezer punten nog geens-zins eene voldoende ea gewenschte zekerheid lieb-ben mogea erlangen , en men, vooral tea aanziea eener, op zekere gronden staunende, geneeswijze, nog geen vast beginsel schijnt te kunnen aanne-men, zoo zal echter aaa de verkregene ervaringen gecnszins derzelver gewigt en groote waarde mögen worden ontzegd, daar zij ens de Longziekte meer en meer in baren verderfelijken aard hebben doen kennen. Zij kunnen den Veebouder tot eene aan-v.ijzing verstrekken, welken weg hij, ter voorko-ming der grootste schade, bij bet allereerste ont-staan der ziekte, te volgen hebbe. Voorts zullen dezelve kunnen leiden tot bet beramen van zoo-danige, nicer zekere, maatregelen en voorzorgea , als, bij bare onverhoopte voortdaring, zullen kunnen en bchooien te worden aangewend , ten einde bet gctal slagtoffers te verminderen, of wel, ware bet mogelijk, dc ziekte ten eenemale uiltcdelgen. Ik vind mij dus aangespoord, cm, als ten ver-volge op de vroegere Algemeene besohouwing der heersohende Longziekle, thans dat geen raede te deelen , helwelk , gedurende de laatste zes jaren, nopens dezelve tot mijne kennis isgekomen, ver-gezeld van zoodanige opmerkingen en overwegiu-gen, als waartoe de ontvangene berigten van andere , zoo in- als buitenlandsche Vee-artsenijkun-digen , en eigene ondcrzoekingen aaaleiding liebben
I*
|
||
|
||
|
|||
|
kunnea geven. Ik zal mij bierbij kuaneu bedienen van de ofBciele bescheiden, betrekkelijk de ondervverpelijke ziektc, bij 's Lands Ilooge Regering ingckomen , en welke vroeger, van wege den Iloog Edel Gestrengen Heer A.dministratcur voor de Nationale Nijverlicid, later door Z. Excellentie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken, aan mij, ten einde mij met de toedragt der ziekte geheel bekend te lioudea , bij voortduring zija medege-deeld. Het verbeugt mij de vcrgunning te beb-ben mögen erlangen, om van dc bedoelde stuk-ken , voor mij a tegenwoordig doel , gebruik te maken.
Ik zal, in de eersle plaals, kortelijk de uitbrei-ding nagaan , welke de Longziekte beeft verkregen, met aanduiding der Provincien en GcmeeiUen , al-waar dczelve heeft geheerscht of nog liestaat, eu tevens de opgaven mededeelen van bet getal Runderen, in elk derzelve overleden, öfter oorzake dezer ziekte gedood ; werdende bij deze opgaven gevoegd de sommen , welke daarvoor, uit bet fonds voor den Landbouw, als scbadevergoedingen, zijn verstrekt. Eene vergeiijking van bet getal der aanaetaste en gestorvene Runderen zal tevens de verhouding der laatsle tot de scliijnbaar of vol-komen berstelde voorvverpen aauwijzen. Met aan-nemen eener gemiddeldlaquo; vvaarde voor elk overleden Rund, zal ons, boewel slecbts als bij nadering, in Staat stellen, om over de schade te oordeelen, welke door de Longziekte, over bet gemelde tijdvak
|
||
|
|||
|
|||
|
||
yau uageaoeg lieu jaren, namelgk van November 1833 tot Augustus 18'i2, aan de bijzondere eu algemeene welvaart is toegebragt.
Zere hveecle meen ik te moateti handelen ovef de besmettende Loudaniglieid der Longziekte, en op nieuw de vraag overwegcn, of dezelve vooreene uitheemsche en iugesleepte zickte moet worden be-scbouwd, die zieh Lij ons ^lleen door besmetting heeft uitgebreid en steeds onderlioudt, dan of men mag aannernen, dat zij zicii mede nu en dan in ons land uit andere, hetzij algemeene, hetzij bij-zondere, ooczaken ontwikkelt, dat is, zondcrpri-tniiieve besmetting geboren wordt.
Tefi derde zal ik in eene nadere bescliouwing treden omtrent den aard der ziekte, bepaaldelijk met Letrekking tot haar karakter, en de organische #9632;vcrancleiingen der borst-ingewauden, alsmede van andere deelen , welke brj de gestorvene of gedoode dieren worden aaogetroflen.
Ten vierde weusch ik de uitkomsten na te gaau van onücischeiJene geneeswijzen en voorbe-lioedmiddelcn tegen de longziekte aangeprezen en in het werk gesteld.
I'en vijfdu z allen de maatregelen in overweging worden genomen , welke, op grond der verkregene ondervinding, in de tcgenwoordige omstandiglieid, geschikt en noodzakclijk kunnen worden geacht cm de ziekte te beteugelen , zoo mogelijk , uit te roeijen, of wel de sclnde , welke zij den Veehou-der veroorzaakt, te verminderen.
|
||
|
||
fiB
|
#9632; #9632; raquo; p-^^^
|
|||
|
||||
1deg;. UITBRE1DING DER LONGZIEKTE , MET AANDÜI-DIXG DER PROVmCIEN EN GEJUBENTEN , ALWAAB ZU HEEFT GEEIEERSCHT OF NOG BEST AAT. — 0P6AVE VAN HET GETAL RUNDEREN, IN ELK DERZELVE OVERLEDEN , EN DER SCHADEVERGOEDI.NGEN, DAARVOOR UIT HET FONDS VAN DEN LANDBOüW VERLEEND. — VER-UOUDING TUSSC1IEN DE AANGETASTE , GESTOR-VENE, EN SCHUNBAAR OF VOLKOMEN I1ER-STELDE RUNDEREN. — VERLIES VAN WAARDE VOOR DEN VOLKS-RUKDOM,
|
||||
|
||||
N.
|
dat de Longziekte zieh, sedert het jaar 1533,
|
|||
|
||||
;
|
ia Gelderland, hot eerst, zoo het scliijnt, te J.euth Lad geopenbaard , en tot de aangvenzende Gemeente Doornenburg, Pannerden, Zevenaar, en omliggende plaatsen was overgeslagen, werd de-zelve i-eeds in de maand December 1835 in de Provincie Ztcid-Holland waargenomeu (l). Vol-gens gedane nasporingen , door de Commissie van Landbouw dezer Provincie , en den Vce-arts G. H. BoKKELKAMr, te 'a Gravenhaye, vertoonde dlaquo;
|
|||
|
||||
(l) Magazijn , DccI lit. black. 8.
|
||||
|
||||
.,
|
||||
|
||||
|
||
ziekte zieh het eerst ia de Gemeente de hier bij de Erven DE J05G en den Landbouvver BOüWMEES-TEK, eu kort daarop in de nabij gelegene Ge-meente ,t Woud, bij den Lnndman tan ädricuem. De Erven DE JONG namelijk zouden in October 1S35 van een Vce-handelaar, vvoneiule te Sluts, zes Koebeesten liebben aangckoclit, die te Heen-vliel, in bet Overmasche verkregen, en , zoo als men wilde , uit Gelderland afkomstig waren. Er was, om denzelfden tijd, volgens ingekomene be-vigten , mede veel vee uit de laatstgenoemde Pro-nincie near de Rotterdamsche markt gevoerd. Men sdajnt dus to mögen aannemen, dat de cerste ovtrbrenging der Lougziekte uit Gelderland op de gezegde wijze naar de genoemde plaatsen in Zuid— Holhnd is geschied , van waar dezelve zieh reeds spoedig naar de omliggende streken over niet minder Jan 229 Gcmeenten in deze Provincie heeft uitgebieid, zoo als uit de bijgevoegcle lijsten kan blijken. Ilet is ons niet mogelijk de opvolging in tijd-orde naauvvkeurig aan te geven , volgens welke zij bepaaldelijk van de eene plaats naar de andere is overgeslagen. Deze nasporing trouwens wordt Loogst moeijelijk , wanneer eene besmettende ziekte zieh reeds op meer dan eene plaats heeft geves-tigd, vermits de smetstoffe zieh dan als van zoo •yele mlddelpunten niet zelden naar alle omstreken uitbreidt, waardoor het schier ondoenlijk wordt bare voortgangen in de verschillende rigtingen en kruisingen, bij de veelvuldige gelegeuheden vao
|
||
|
||
|
|||
|
8
overdraging, te volgen: vooraliiulien , zooalszulks doorgaaas bet geval is , en ook liier scliljut te hüb-hen plaats gehad, daarop niet van den beginne af aanboudend en met voldoende oplettenbeid acht #9632;vvoi'dt gegeven. Wij spreken bier van de Longziekte, voor zoo ver bare algemeene nitbreidiug en voort-during, zoo nietgebeel, altbans grootendeels, aau hesmetting zal moeten worden toegeschieven, voor-eerst daargelaten . of dezelve, oj) somraige dezer plaalsen, uit andere oorzaken oorspronkelijk kunne zljn ontstaan.
Gelijk vroeger is opgemerkt ('), was de Longlaquo; zickte reeds in Maart 1835 , waarschijnlijk mede door besmetting , uit Gelderland tot de Provincie Vtreckt, en wel naar de Gemeente Renswoiide , overgebragt. Ilct gehdctc ecliter de Gommissie van Landbouw , door dadelijk cene strenge afzondering van bet zieke en gezonde vee in bet werk It stel -len, de verdere uitbreiding der ziekte te vooiko-men, zoodat dezelve zieh toen sleelits tot eeue enkele lioeve is blijven bepalen Toen intosscbea de Longziekte in IS36 en 1837 in Ztdd-Hol-land op eene verontröstende wijze voorfging, en dezelve van bet Westland naar 'ä Gravenhage , tie omstreken van Leiden, en verder oostwaarts de Provincie Utrecht, nu van de legenovergestelde zijde, begon te naderen, ontslond er niet alleeu op uieuvv gegronde vrees, maar was bet zoo goed als met zekerheid vooruit te zien, dat zij, bij deu
|
||
|
|||
(') Magazijn, Dl. HI. bladz. 7laquo;.
|
|||
|
|||
|
||
veelvuldigcii handel eu het vervoeren vau Plünderen , tusschen de/.e Ldendende Proviuciea aan-houuend plaits hebbende, gevoegd bij de, op banden zijnde, Vee - markten , vveldra wederom tot Let laatstgeraelde Gewest zoude doordringen. Dit voomtzigt wei'd dan ook Levvaarheid, doordien be-reids in Mei 1837 de Long/.iekte in de , aan de Provincie Zuid-llolland grenzende , Gemeenten Widuarhorsl. en Unsohoien , ontstond , zicli van daar weldra over naburige, en later over meet-afgelegene, streken uitbreidende. Volgens de bijge-voegde opgave, heerschte zij in de Provincie ?7//'ee/^ in 79 Gemeenten.
Ook andere Provincien Lleven van de ziekte uiet lang verscliooud. Pveeds openbaarde zicb dezelve, in bet begin van 1337, in Noord-Braband, al-vvaar zij onder de Gemeente de Klundert en te Oosierhoutf aebtervolgelijk bij verscbillende land-lieden, een vrij aanzienelijk getal Runderen aan-tastte, welke gedeeltelijk stierven, tervvijl eenige iieistelden, en een gedeelte op openbaar gezag werd afgemaakt. Ook werd de Lougziekte , in December van hetzelfde jaar, te Oirschot aange-bragt, zoo men meende, door verdacht vee, op do Gorinchemsche markt aangekocbt. Ofscboon dezelve liier, door spoedig in het werk gestelde mastregelen, bestaande in het dooden van het Vee en de zuivering der stallen, vooreerst gestuit werd, heeft zulks echter niet kunnen verhinderen, dat de ziekte later in deze Provincie wederom is le
|
||
|
||
|
|||
B I I
I
|
|||
|
|||
i
|
10
voorseliiju gekomen , cu zicli over 117 GemceiUcn liecft uitgebreid.
In de Provincie Drentke liaddeu, in 1837 , sleclits twee gevallen vaa Longziekte in de Stad Coevorde?t plaats, welke door de ornniddellijke af-zoudering der zieke beesteu en de verdere nalevin-gen der Gouvetiieaients-bepalingen geen voortgang verkreeg. Later, namelijk in 1839 en 1840,15 dezelve op enkele plaatsen in dit Gewest wederom te voorscljijn gekomen, doch even zoo dikwijls, door de, dadelijk in Let werk gestekle, kraclitda-dige, maatregelen, in hare Leginselen gesrnoorci. De Longziekte ontstond namelijk, in de maand Sep-teinber 1839, te Broe/dmijzcn, onder de Gemeeute Ruinerwold, en vervolgens in April 1840, te Grollu, onder de Gemeeute Rolde gelegen. Zij bcpaalde zieh echter telkens slechts tot eene enkele weide of eenen enkelen stal. In de twee laatsle gevallen , werd tot stuiling van den voortgang der ziekte niet alleen het zieke , maar ook al bet oogen-schijnlijk gezonde vee, tot den bescuetlen slal of dc weide behoorende , afgemaakt. Bij de opening der beesten, welke, voorhet dooden, nogin eenscliijn-baar gezonden Staat verkeerden, ten getalevan21, bleek het, dat bij alle, met uitzondering van een enkel Rund, reeds de kiem der ziekte bestond, en dat deze zelfs , bij sommige voonverpen, tot een' vrij gevorderden trap van ontwikkeling was gekomen,
Eindelijk brak de ziekte op nieuw in deze Pro-
|
||
|
|||
d.
|
|||
#9632; ~r r^w
|
||
|
||
H
viucie uit, in October IS'l^ , en wel iu ile Ge-meenten Zweelo, Sleen, Coevorden, Rumen, Daten en Emmeu. De aangetaste Runderen be-boorden alle tot die, welke, gedurende den afge-loopen zomer, op de graslanden rondom de Stad Coevorden waren geweid. Het vermoeden ontstond dus, waarvan zicb de gegrondheid later bevestig-de, dat dezelve de ziekte aldaar hadden opgedaan, en met zicb gevoerd naar de plaats, alwaar derzel-ver eigeuaren vvoonden. Ook nu werden daartegen wederom ernstige maatregelen genomen, welke bet beste gevolg bebben gehad, zijnde deLongziekte, na verloop van ruim een jaartijds, aldaar, zoo bet scbijnt, wederom gebeel ten onder gebragt (I).
|
||
|
||
(*) Wij Iczca daaromtrent in het Verslag van den Gouverneur en de Gedeputeerde Slalen, gedaan aan de Statcti der Provineie Drcnlhe, in derzelver Yergadering van Lings-dag 4 Julij 18-'i3 (Staats-Courant van 3 December 1843) , het uavolgende:
raquo; Ten cindc den voorlgang der ziekte te stuiten, werd dc raquo; maatiegcl van doodiag, vroegcr met een geweuscht gevolg raquo; tocgepasl, met spocd iu vverking gchragt. Intusschea raquo; was het, hij do reeds plaats hebhende uitbrciding der be-raquo; smelting , thans niet mogclijk, zoo als toenmaals, do raquo; ziekte in cens te boven te komeu. Eenc telkens herhaaldc raquo; afmaking bij elk nieuw ziekte-geval was ter bereiking van raquo; dat doel thans uoodzakclijk, niet alleen met opzigt tot de raquo; reeds werkelijk aangetaste, maar ook van de oogenscbijn-raquo; lijk gezondc , doch verdachte , Runderen. Uiermede werd #9632; dan ook geregeld voortgegaan , door de slagting of van raquo; geheelc stallen, of van het daarop aanwezigc ziekc en raquo; mecst verdachte vcc. AHceu binueo de vesting Cosvorden ;
|
||
|
||
..
|
||
#9632;^^M
|
#9632;#9632;P
|
|||
|
||||
12
iu iS38 opeabaarde zieh tie Lougziektc m JSoord-Uolla7id, alvvaar dezelve niet miader dan 69 Gemeentea hseft bezoclit.
|
||||
|
||||
'
|
raquo; vaa waar do voorplautirig der besmclting naar ciders gt;gt; door een vcriiod vaa uitvocr van het Kuudvee grootendeels raquo; Uou gekeerd worden, heeft men de afmaking bepcrkt tct u de werkelyk zieke Rundereu.
raquo; Boor dczc en uog vele audcre maatregeleu , tot stuiling gt;#9632; der ziekte , door den Heer üouverneur, iu overleg met raquo; de Coniiuissie van Landbouw, aangewend, en met kraeiät raquo; ten uitvoer gebragt, is het gclukt, dat dcLougziekte alleeiraquo; raquo; binnen den kring dor Gcniceutea is bepcrkt gcblcvcn, raquo; waar zij reeds dadelijk 1'ij den aanvaug zicb vcrtounde. gt;) Sedevt dcu 23,,en April 1S43, kwameuer sieclits tweeof drie raquo; ziekte-gevollcn voor : zoodat men de gegroude hoop mögt raquo; Aoedcn de kwaal geheel meestcr te zullea zijn. Hot gcta! o Runderen , tot Julij , aau de Longziektef in het geheel orer-raquo; leiien , bedroeg 2Q4, waarvan C aau de ziekte zijn ge-raquo; Storveu, 76 ziek afgemaakt, ea 182 , iu schijubaar gczoili raquo; den Staat, geslagt.quot;
In dit Vcrslag wordt leveus loffelijkc melding gemaakt onitrcnt den Vee-arts der 1deg; klasse u. reuieks ,'gcvesiig'l te Dukn, onder #9632;wieus district de bo\eiigemelde GemeeBten zijn gelegen , als hebbeade zieh hij deze gelegeoheid van do hem opgcdrageu laak op ecac uilstekendts wijzc gekweleu , eu heel't hij, ofschooa cersl in den loop vaa 1852 vau de Vee-artscuijschool zijnde afgetreden , en als Vcc-arts in de Provincie Drenthe geplaatst, bij de hehandcliug der Longziektc, rceds roldoende blijkcu van künde cn geschiktheid gegoveu.
Volgens eeu berigt van den Heer Vee-arts h. heimsrs van 30 November ISIS , had later , namelijk voor drie inaandon, op den IIool, ouder de Gemeente Sleen, nog con geval plaats gevonden onder cen koppcl van 201Unideren,in ceuc zeer uitgestrekte weide grazende, llocwel het aangetaste Rund onyerwqld !gt;ij de ontdekking der zickfc ivcrd afgc-
|
|||
:
|
||||
|
||||
|
||
13
In Zealand kvvam dezdve voor liet eerst te vooi-schija in April 183S, te Renesse, op het eiland Schouweti, b!j de Erven vis, en wel, zoo als uit het deswege gedaan onderzoek mag worden opgemaakt, ten gevolge van reeds vroeger uit de Provineie Zuid-lloUand denvaarls aangevoerd vee, Tvaardoor de Runderen van gemelde Veehouders sullen zijn besmet geworden. In October van hetzelfde jaar, vertoonde dezelfde ziekte zieh in de Gemeente Krabbendijke, onder het vee van den Heer a. kakebeeke; in Mei 1839, in het vierde District dier Provineie , bij den Veehouder P. VAN T.IEUE, in de Gemeeate Breskens; voorts onder de Runderen van den Landman VAN' HOEVEiV, v.cidende op de duingronden der Gemeente ile-nesse, zoo mede , in Julij van hetzelfde jaar, in het vijfde District, onder het vee van den Heer M. c. van haelst, in de Gemeente Zuiddorpe, en eenige weken later insgelijks aldaar onder dat van JACOBDS BRÜGGE3IAN; in de maand January 1840, onder dat van D. T. SIMOEN, en kort daarna ook onder het vee van den Landman l'ecluse. Op het kleine eiland Philipsland brak de Long-ziekte uit in den herfst van 1839, onder de Runderen van de Wedwe. j. stols ; in het voorjaar van
|
||
|
||
maakl, zoa echter , volgcns het gcvoclcn van gcmeldcn Vce-arls, alle vrecs voor eene hcrnicuwing der ziekte, eerst na eenige weken voorhij kunnca zlja, daar hem hot gcval hekend is, dat dezelve zeslien weken na ontvangene bc-smctting nog wederom kan uitbreken.
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
H
|
|||
|
|||
|
1840, te amp;V. Laurens, onder die Van den Land-man VERSLUIS; ia April onder die van den Land-man D. gideonse , in dezelfde Gemeente woonach-tig, en in de maand Junij voor de deide maal, in het vierde District, in eene weide, gelegen ender de Gemeente St. Anna ierMuidc7i, onder ossen, toebehoorendc aan P. kalant , wonende op Belgisch grondgebied, en eenige weken later bij het vee van den Burgcmeester der laatsgenoem-de Gemeente, den Heer r. de ERPijr, terwijl dezelfde ziekte in de maand October van hetzelfde jaar, in de Gemeente de HoofJplaat, tot het vierde JUatrvot behoorende, op nieuw uitbrak onder het vee van den Landman P.* LEEKHOUTS.
Volgens de nasporingen, omlrent het ontslaan der ziekte, in de vijf Districten der Provincie Zeelund, op vijf lien verschillende plaatsen, op last der Gewestelijke Autoriteit in het werk ge~ steld, zou de Longziekte hier steeds , door het invoeren van Runderen uit Zuid-Jlolland of nit Beigte, nauielijk uit zoodanige plaatsen, alwaarde Longziekte licerschte, zijn voortgebrngt, welke ziekte zieh voorts in eenige gevallen aan het vee van nabijgelegene heaven had medcgedceld. Immers konden geene andere oorzaken , noch alge-Dteene , noch plaatselijke of bijzondere worden opgespoord , waar aan het oorspronkelijk oiitstaan der ziekte kon worden toegeschreven. Door de, met vereischten spoed en ijver in het werk gestel-de, niaatregelen van doodslaan, zoo van het zicke
|
||
|
|||
|
|||
..
|
|||
|
|||
T
|
||
|
||
15
als verdachte vee, is de Longziekte in dit Ge-west telkens Linnen körten tijd in hären voort-gang beteugeld en gesmoord geworden.
Dezelve heeft zieh echter, indemaand Julij 1842, nog op nieuw doen zien in de nabijheid der Stad Middelburg, onder het Rund vee van de WeJwc. MATTHYSE; doch is zij door de aanvveuding van denzelfden maatregel van dooding weldra wederom opgehouden.
Hoevvel de Provincie Overijssel, ongeaclit hare aangrenzende ligging en betrekking tot de Provincie Geldertand, in welke de Longziekte, sedert 1833, niet heeft opgehoudea te bestaan , lang van dezelve verschoond blecf, zoo ontstond zij echter, in de inaand December IS39 , te Genemuiden, ea wel bij den Veehouder Johannes van der haar. Er was evemvel ongeveer vier weken vroeger, namelijk in de maand October, nog eeu beest van denge— noemden eigenaar , waarschijnlijk aan dezelfde ziekle overleden.
Hier legen weiden onverwijld gepaste en ernstige maatregelen in het werk gesteld, die een ge-wenscht gevolg schonen te liebhen. Desniettemin verscheen dezelfde ziekte op nieuw, in bet begin #9632;van 1840, bij den Veehouder p. VAN dijk , te Ge7iemuiden, alwaar dezelve echter weldra wederom, door de zorgvuldige bemoeijingen van het Provinciaal Bestuur , onder de ijverige medewerking der Provinciale Commissie van Geneeskundig On-derzoek en Toevoorzigt cn die van Landbouwraquo;
|
||
|
||
IM
|
^P^*
|
w^mm
|
||
|
||||
|
||||
|
||||
#9632;
|
||||
|
||||
16
|
||||
|
||||
|
})enevens van den Vee-arls je.wes, gcsmooi'J werd; zooJat de ziekte zielraquo; slcchts tot eenen sial bleet bepalen. In 1841 kwam zij intusschen r.ogmaals te Almelo , Oidenzaal en Merkclo te voorsclujti , en is de Longziekte, hoewel tot in Juuij IS-iS in geen ergen graad, in dit Gewest steeds tot nu toc blijven bestaan. Men stuittc op eenigs plaatsen den voortgang der ziekte, door de dadelijke af-making van het zieke, en bet, met hetzelve 0[gt; denzelfden stal zidi bevindeade, sebijabaar gezondc, vee ('). In Januarij lSi2 openbaarde de Longziekte zieh onder de Gcmeente Elburg, op den stal van den Veebouder dries jeffers , in welke streek zij tot dus ver niet had geLeersclit.
De Proviueie Gronhujan bleef van de Lougziekte zoo goed als verschoond , hebbende in dat Gewest slechts enkele gevallen plaats gehad. Er ontstond namelijk, in October 1839, een ziekte geval op de stallen der Gebroeders VAN LESSEP te Kolliam, onder de Gemeente Slochteren, bij een Rund, betwelk daaraan stierf. De ziekte werd bij de opening erkend voor de Longziekte. In de maand Januarij 1840, werd een tvveede Rund van dezelfde eigenaren, dat eebter op een anderen stal was geplaatst, door dezelfde ziekte aangetast, betwelk, op last van den Heer Staatsraad Gouverneur der Provincie, ter voorkoming van verdere besmetling
|
|||
i
|
||||
|
||||
(') Verslag van H.H. Gcdeputeerde Slalen van Ovcrijssel a;iii H.H. raquo;taten dicr Provincie, over 18'(1 tot 18i2; Staats-Courant van 23 Aug. 1852.
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
||
17
were! gedood. Volgens geruclit was het eerste Rand afkomstig uit de Provincie DrenChe, en wei uit de omstreken van Ruinertvold, alwaar , eenigen tijd vroeger, de Longziekte had bestaan, en zoo-wel Let aangetaste als scliijnbaar gezoade vee op hooge last was gedood. Ten aanzien der herkomst van het tweede beest, wist men niets naders, dan dat het op cene Vee-markt in Vrieslandzo\xz\]\\ aangekocht.
Later, namelijk. in de maand April van het evengenoemde jaar, openhaarde de ziekte zieh te Sledum bij een Rund van den Molenaar p. E. Mulder, hetwelk insgelgks op hoog bevel werd gedood. De longcn waren 7.3 malen grooter dan natuarlijk, verbard, in eene marmerachtige vaste massa veranderd, en gedeeltelijk door plastische lympha met het middenrif te zamen gegrocid. Opziglelijk dit geval kou volstrekt geene oorzaak van besmetting voor bet ontstaan der ziekte worden nagegaan. Al het vee van dezen eigenaar, bestaande, behalve het aangetaste Rund, uit 8 beesten, was uit de omstreken van SVecfolaquo;laquo; afkomstig en aldaar geboren, alwaar de Longziekte niet bestond. Deze Pmnderen konden geenszins met besmet of eenigzins verdacht vee in aanraking zijn geweest. De eigenaar bad geen vrcemd vee van buiten af aangekocht. Niemand had 00k met het vee van P, K. MULDER omgegaan , of zijnen stal bezocht — zoo als anders meennalen met kooplieden uit Holland, in de Provincie Groningen, to;, het
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 2
|
||
|
||
|
|||
I
|
|||
|
|||
|
18
|
||
|
|||
I
|
aankoopen vaa Randvee, Jes vooijaavs hcl geval is —, die vroeger met iongziek vee iu aanraking was geweest, of körnende uit ecne streck, alwaar de Longziekte Lestond. Misschien zou men kun-neu denken , dat de ziekte welligt van Kolhum naar Sleduin zou kunneii ziju overgebragt. Dan ook deze veronderstelling wordt ten eenemale on-waarschijulijk , indieu men in aaumerking ueemt , dat deze plaatsen vijf of zes uren van elkan-der vervvijtlei'd zijn , en zoodouig gelegen, dat lusschen dezelve, immers des winters, geene de geringste gemeenschap bestaat. Er kon dus hier, bij de zorgvuldigste nasporiog, volgens de mede-deeling van den Heer Vee-arts ß. vansetten, die tot Let onderzoek dezer ziekte, op last van Heeren Gedepateerde Slatea der laatstgemelde Provincie, werkzaam was, geenszins nan de overbrenging der ziekte van buiten worden gedacht. Mij voegt er bij , dat de stal, waarin de negeu bedoelde ilun-deren zieh bevonden , klein , laag van verdieping, en zeer warm was , zoodat bij Let inkomen eene verhoogde temperatuur en een onoangcname renk werden waaigenomeu. Bij een ander Rund op denzelfden stal, naast het afgetnaakte gestaan heb-bendc, vertoomlen zieh dezelide ziekteverschijn-selen, doch dit beest, dadelijk op de nicest ge-schikte wijze afgezonderd zijnde, werd van de ziekte bersteld. Ook het overige vee werd een tijdlang onder naauwkeurig toezigt en in strenge afzondering gebouden.
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
'
|
|||
|
|||
|
|||
|
19
Men heeft wijders noch op de stallen van tie ge-noemde eigenaren te Kolhum en te Stedum, nocli elders in de Provincie Groningen t tot dusver, meerdere zekere gevallen van Longziekte waurge-nomen. Er deed zieh, in het begin van November 1841 , slecbts nog een geval buiien eene der stads poorten op, dat eene koe slierf, welke, volgens de verklaring van een' bevoegdeu \ee-arls, door de Longziekte schecn aangetast. Dan het overige vee van den stal, hetwelk, overeenkom-stig de bestaande verordeningen, dadelijk werd afgezonderd, is van de ziekte verschoond gcble-vcn (').
Ook Vricsland was, tot aan het jaar 1842, voor deze verderf'elijke Vee-ziekte gunstig bewaard ge-bleven, toen dezelve, in de maaud January van dat jaar, onder het Rundvee, ten getale van 67 stuks, zoo oudere als jougere, van den Landmau SIMON' jaxs ksol , te ISi/egct, in de Grietcnij i)o-niawursial, uitbrak. In Maart daaraanvolgende, openbaarde dezelve zieh bij den Landbomver H. P. DE BOER , te Warns, in de Grietcnij Heme-lumer-Oldep/taerd. Behalve de, aan de ziekte overledene, Runderen, werd op de beide ge-noemde hoeven , zoowel het ziek zijnde, als ai het schijnbaar nog gezonde vee, op hooge last
|
||
|
|||
(') Verslag ?aii U. 11. Gedcputccrdc Statcu aan II.II. Sta-teu der Provincie Gronintjen van 5 Juli.j 1842; Slaats-Cou-rant van 27 Augustii* lSi2.
|
|||
|
|||
|
||||
i; i
|
|
20
afgemaakt, bij den eerstgenoemdeu Landman teu getale van 60 , bij den iaatstgeiueklen van nageraquo; noeg 50 stuks, tot kaiveren ingesloten. Sedert dien tijd lieef't de Longziekte zieh tot dus #9632;ver iu Vriesland niet weder vertoond. In geen der twee gevallen beeft men tot heden toe den oorsprong der ziekte aan die plaatsen kunnen aanwijzen. De Laudmau KSOL verzekerde , sedert den herlst, toen de Runderen ter stal waren ge-Lragt, geen enkel stuks vee op markten of van elders te liebben aangekocht. Ook waren er, ge-durende den laatstverloopen winter, geene Vee-koopers bij hem aan huis of bij bet vee geweest, en de koeijen waren alle door zijn eigen stier be-sprongen. Hij zeide gevvoon te zijn zijne landen sterk tc niesten, waartoe hij, in hetafgeloopen jaar, volgens oi)gave van anderen , asch en vuilnis had gebezigd , berkomslig uit de omstreken van Bloh-sijl, (Provincie Overyssel), alwaar de Longziekte heerschte : waaraan door eenigen de overdraging der ziekte naar JSIi/ega werd toegeschreven. Wij zullen nog gciegenheid hebben hierop uader terug te komen. Men veronderstelde, dat er geen verband bestond tusschen de te Nyega en te IF urns ont-slane ziekte, als zijnde deze plaatsen door aan-zienlijke meeren en waterplassen van elkander ge-scheiden, maar oordeekle men , dat beide gevallen als gehcel afzer; Jerlijk mocsten worden beschouwd, even als wave de ziekte later aan cene geheel andere ziide der Provincie uitgebroken.
|
||
|
||||
|
||||
I
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
ill
|
||||
|
||
21
Wij ziju onkundig gebleveu, ten aanzien van de toedragt dezer ziekte in het Hertogdom himhurg, tot het jaar 1841 ('). Sedert dien tijd echtei-hebben zieh ook aldaar eenige gevallen van Long-ziekte vertooud, namelijk in Febnianj van dat jaar onder bet Rundvee van de WedweKE.iip, in de Ge-meente Tegelen; in Mei van betzelfdejaar, onder dat van den Landman J. everts , te Uoom , en
|
||
|
||
{') Ofschooo dc Lougzickte reeds in onderscheideno Belgische Trovincien hecft gchcerscht, vöör dat dezclve zieh in Noord-Nedcrland had geopcuhaard (Zie Magaxijn, U. 11. bladz. 307—016) , zoo ziju echter , nit boofde der Btaatknndige gebeurteuissen, van 1830 tot ISil, geeae he-paalde Leiigten , ten aauzicn van hare uitgebreidbeid en dc sterile, door dczelvc tc wecg gebragt, noch omlrent de maatregtlen , welke aldaar tcr hetcugeling dezer ziekte zijn gonomen, tot onze kenuis gekomen. De Heer a. petry, Vce-arts der Ecrsle klasse te Luik , liecft later over de ionj-ziekle in die Provincie cen volksgcschrift in het licht ge-geveu , onder den fitel: Consuls aux Cultivateurs, Liege 1841, terwijl dc llcer s. vehueye.v , Uoogleeraar aan de Vee-artsenijschool te Brüssel, en Inspcctcur Veterinair van het Belgische Leger, cen algcincen overzigt van de Lougzickte, en haren hcsmcttendoiTaard, onder het opschril't: Richirches sur la contagion de la pUuro-pneumonie epizoStique, hecft mcdcgcdecld in her Journal Viterinaire et Ayricole de Bel-gique, Bnuelles 1843, p. 136. Beide deze Verhandelingeu bevelen zieh aan door cen zaakrijkcn inhoud en drageu de kearaerkcu van de kuude en bekvvaanihedcn der Schrijvers, die, gelijk zij ecnaiaal bchoorden tot de uitstekendstckwee-kelingen der Nederlandsche Vec-artscnijschool, thans in hun gcboorteland de cer van hnnnen stand en der school hunner opleiding met roem blijven handhaven.
|
||
|
||
|
|||
50:
|
|||
|
|||
I
|
in Augustus daaraanvolgende , te Groolenhout, onder de Gemeente Beek, in de weide , en verder op den stal van den Landbouwer f. CiiTNS, en Toorts bij eenige Veebouders ia de Gemcenten Heel en JFessem: op welke plaatsen meerdere Runderen aan de ziekte zijn overleden, Dezelve beeft zicb echter , zoo bet scbijnt, in dlt Gewest niet algemeen verspreid; docb was zij, in bet begin van bet jaar 1843, aldaar niet geweken, beb-bende de Longziekte zicb, volgens bet bei igt van den Heer Vee-arts L. I. ANTJSN, te Valkenbunj, van 19 Januaiij van dat jaar, op nieuvv in bet tweede District geopenbaard.
|
||
|
|||
|
|||
II
|
De navolgende lijsten A. geven ecu overzigt van bet getal Runderen, betwelk, van lS3o toten met Julij 1842, als ten gevolge der Longziekte overleden , aan bet Departement van Binnenland-scbe Zaken is opgegeven, met inbegrip van bet getal der Runderen, welke, met oogmcrk om den voortgang der ziekte te sluiten , zijn gedood ge-woiden. Uit dezelve zal kunnen worden opge-maakt, in welke Gewesten zij bare grootste ver-woestingen heeft aangerigt.
Deze staten zijn, van wegc de reeds genoemde hooge Autoritäten , met de meeste bereidvaardig -beid, ter mijne bescbikking gesteld. Daar de opgaven , op onbepaalde tijden aldaar, tot bet be-
|
||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
\ i
|
|||
|
|||
|
||
#9632;
|
||
|
||
23
komen. van schadevergoedingen voor het gestorvene of gedoode vee, zijn ingekomea, zoo is zalks de reden , dat de getallea niet met het eiad van ieder jaar hebbea kunnea worden afgesloten. Dit belet echter niet, dat het geheele getal der aangetaste en gestorvene Runderen over het aangeweJ;en tijd-vak daaruit, zoo na mogehjk, zal kunnen worden gekend. Ik zeg, zoo na mogelijk, daar men mag aannemen, dat, dewijl de Longziekte, vooral in het begin van haar ontstaan, niet erkend zijnde, of ook uit hoofde, dat zij hier en daar werd verlieimelijkt, er meermalen van de aangetaste en overJedene Runderen geene aangiften door de Veehouders aan de Gemeente-Besturen zijn gedaan; hetwelk trouwens ook later wel meermalen mag zijn verzuimd geworden. Het getal zal dus veeleer grooter dan geringer mögen worden gerekend, dan op de lijsten wordt aangewezen. Men zal zieh in dezen met eene zoo-danige volledigheid moetcn vergenoegen, als waar-voor soortgelijke statistieke opgaven, uit derzelver aard, en wegens de groote moeite, welke aan de grootste naauwkeurigheid te dezen aanzien verbou-den is, in den regei vatbaar zijn.
Nog moet ik doen opmerken, dat, vermits de door mij ontvangene lijsten, tot aan het eind van het boven opgegeven tijdperk, slechts gedeeltelijk de getallen der aangetaste, maar geheel die der overledene Runderen inhielden, ik, ten einde de verhouding der gestorvene tot de, hetzij schijnbaar of gedeeltelijk en volkomen, herstelde beesten te
|
||
|
||
I rr
|
WW^M^K^
|
||||
|
|||||
;
|
24
kannen bepalen, daartoc alleeu die tabellen heb können bezigen , bij welke zoowel de getallen der zieke als der gestorvene Randeren waren medege-deeld. Daar deze staten B. over het grootstc ge-deelte van het geheel loopen, kunnen dezelve als voldoende worden bescliouwd, om de bedoelde ver-houding aan te wijzen. De Provincien zijn bier in dezelfde volgordc geplaatst als op de staten A., namelijk naar den tijd, dat de Longziekte zieh in dezelve is begonnen te openbaren. Voorts is bier nog bijgevoegd een overzigt C. van het getal Runderen , helwclk, na de invoering der Wet van 9 Julij 1842 (Staatsblad N3 21), ten gevolge der ziekte, gedurende September 1S42 tot en met Augustus 1843, is gedood en bij het Ministerie van Biuneniaudsche Zaken bekend geworden.
|
||||
i
|
|
||||
|
|||||
|
I
|
||||
|
|||||
I
|
|||||
|
|||||
J
|
|||||
|
|||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
GELDERLAIND.
(loopende ovnn 1833 tot kn met Augustus 1S'raquo;2;.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ffl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i #9632;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder hct gctal der gcstorvcne Runderen zijn bcgrcpcn 149 huiden van Bunderen, vöör of in het jaar 1836 gcstorvcn, voor welke huiden, to dier tijd, als sehadcloosstelling zijn uitgekecrd f 923,90, to weten:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
#9632;
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZUID-HOLLAND.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||
27
|
|||||||
|
|||||||
laquo; Sgt;
|
Bedrag van
de betaalde
Schadeloos-
stelling.
|
|
Bedrag van
de betaalde
Scbadeloos-
stelling.
|
||||
Gemecnten.
|
lt;!.
|
Cemcentcn.
|
s i
CD £3
a 5
|
||||
|
|||||||
Transpurt. Alblasserdam. Albrnodswaard Alkeraade. . Alplien. . . Aiueide. Amnjcrstol. Arkcl. . , Asperen. . Bareudrecbt,
(OostcnVVesl). Barwoudswaar-
der euBekeces J. (Nicuw, S-S (Oud.) Si (Zuid.) Beuihom. . BeiUhuizcn. Bcrgambacht. Bergschenhoek Berkel. . . Berkeuwoudc Bicrt, . . Blijswijk. . Blcskcusgraaf. Bodegraven. Boekhorst, (L. BüiiiiucI. Boskoop. . Brandwijk en
Gijbcland, Bridle. . . Brock, c. a. . Capelle op den
Yssel, Charlois. Delft. . , Dclftsbaven. Dirksland. . Dubbcldam. Evcrdingen. Giervliet, , Giesendam cd
Transport. .
|
1,968
24
35
7Ö7
1021
33
1
33
20
160
130
181
222
173
12
81
SO
323
303
17
103
29
171
1080
23
82
232
127 64
330
194
230
498
471
37
13
17
136
|
4d,804.20
491.
602. 19.611.90 27,203.30
878.,. 23.,,
830. „
467. „
3,196 „
3,992 „ 3,314,, 4,089.80 3,231.,,
277.,. 1,871. „ 1,089. „ 6,908. „ 7,898.,,
371.,,
1,808.,,
S,806. „
3,601.,,
23,907.30
604 1,839, 3,412.90
2,334...
1,343. „ 7,838.,,
4,492.35
4,692...
12,974.60
12 172
863. „
400.,,
361.90
2.362...
|
Transport. .
Giesm-Oud-
kerk. . . . Gicsen-Nieinv-
kerk. . , , Goidsclialxoord (jouda. . . . Gouderac. , . Goudriüaii,(Oud
en Nieuwj, . Goudswaard , geu.Koorudijk. Qorinchem. s Gravendcel. . 's Gravcnbage eu Schevenin-gcn. . . sGravczandc en ZandAmbacht Grocneveld. iroot Ammers Ilaastrcebt. Hardinxveld. Uazcrswoude Hecnvlict. . Hecrjausdam. Uecr Oudc-lands-Ambacbt Ilei-cnBocicop Ueincnoord. llekclingen en
#9632;y'riesland. Hekendorp. llcllcvoctssluis Uelvoct,(iiieuAv Ucudi-ik-Ido-
Ainbacht. Herkingeu , (oud en nieuw) Ueukelom. . ilillcgersbcrg. Ilillcgom. . Uodenpijl. .
Traasport,
|
9,736
23
29
12
110
96
11
86 134
44
380
516 121
33
128
3
1137
80
61
23
20
113
292
43
3
40
12
8 22
324 67
347
|
226,427.15
391...
S44.„
272. „
2,760.,,
1,823.,,
220. „
1,920...
3,216..,
798.,,
9,528.,,
9,482.60 2,303. „ 1,030.,, 2,883.,, 63.,, 27,723. „ 1,799. „ 1,304.80
S07.„
403. „
2,631..,
4,703.,. 839.,, 150.,, raquo;18. „
298. „
224.,,
407. „ 7,291.90 1,547.,,
8,887. „
|
||
raquo;^ööl/' 226,427.13
|
14,1181/- 323,026.93
|
||||||
|
|||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
under bet gefal der gestorvenc Runderen zijn begrepen 102 huiden van, liundcrcn, in bet jaar 1836 gestorvcu, voor welke buideu te dicr lijd als schadcloosstelling zijn uitgekeerd Z'773.23, tewctcu:
In de Gemeenle Lier , voor 1 huid, f 8.,, raquo; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Maasland, raquo; 101 raquo; raquo; 767.23.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
UTRECHT.
(loopesde over 1837 tot en- met ArccsTus 1842).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NOORD-BRABANÖ.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(lOOPEXDE OVER 1837 TOT Eraquo; MET AUGUSTUS 18421.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3fc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ofschoon ook in deze Piovincic, in bet begin, bepaaldelijk in de Gemeenten de Klundert en Oosterhout, Runderen op openbaar gczagzijn afgcniaakt (Zie hiervoren bladz. 9), zoo wordt biervaa in den boven-slaandeu Staat geeue bepaalde opgaye gevonden.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
D R E N T II E.
(LOOrENDK OVER 1837 TOT EN MET AUGUSTUS 1842).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n g,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
05
|
Bedrag van
de betaalde
Scbadcloos-
steiling.
|
Gemeenten.
|
Bedrag van de betaalde
Schadeloos-stelling.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gcraccntcn.
|
es .
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.w
n en
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coevordcn.. Grollo (raquo;). .
Transport.
|
2?l
|
21. 810.
|
Transport. Ruinerwold,
Totaal.
|
23 14
|
881.,, 240.,,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37 f
|
1,071.,,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 f
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
88t. „
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(') Onder bet gelal Runderen zijn begrepen ISstuks gcdood, als schijn-baar gezond.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3b
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NOORD-HOLIAND.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
(loofende over 183S tot en met Augustus 1842).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(•) Onder bet getal Runderen zijn begrepen 20 stuks, welke op hooge last bij den Veehoudcr i. postma , voor een Geneeskundig ondcrzoek, zijfT geslagt, voor welke becsten, als scbadeloosslelling , is bctaald ^1973..,; en f 180. „ voor den vernietigden voorraad hooi, op zijn erf aanwezig.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZEE1ANI).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(I.OOI'EXDE OVER 1830 TOT EN MET AUGUSTUS 1842).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quot;i S.
|
Eedrag van do betaalde
Seiiadciocs-steliiiiir.
|
Gcmecnten.
|
Bedrag van
de Jaelaaldo
Schadcloos-
stelliug.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemecuten
|
quot;.rt:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S'. Anne tcr Muideu. . BrcPkcns. . Gräauwlaquo; Hoofdplaat {l Kattendijke.
Transport.
|
1
12 1
10
|
13.
037.:
2.j. .
354.,
38.,
1,087.21
|
Transport. SS1. Laurens. Middelburg (-) is1. Piilipsland
ji.!.oncsse. iZierikzee (3). jZuiildorpe.
Totaa!.
|
29 16 22 12 1 10 19
|
f 4,067,28 184.,,
1,84laquo;.,, 231.,,
16.,, 640.,,
44:).,,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mf
|
I SSI /'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 4,430.25
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s
|
die gedpod ziju , als nyuuiw ge^ouu.
(-) Deze 22 beestcn zijn gcdood, als verdacht van besmet to zijn.
(3) Desom van f 656.raquo; is uilgekeerd voor 4 zicke bcesten, en voor 12 scnijobaar gezondc ; — wijders als gratilicatie voor verlies van Loui ca gcaiis van Weideland.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.
|
37
OVERySSEL.
(LOOPENDE OVER 1839 TOT EN MET AUGUSTUS 1832,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(•) Van de bier opgeyevcne becstcn zijn 12 gcdood, als schijnbaar zezoud.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
V il I E S L A N 1).
(over 1842).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(') l)e schadeloosstelling is uitgercikt voor7 aangctastc, cu 38 schijubaar gezondc becsten.
(') Idem voor 3 ziekc, en 48 schijnbaar gczonde beesleu.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HERTOGDOM IIMBURG.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(loopende oveiv 1841 tot en met Arcusius 1842).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0 V E R Z I G T.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
—^gt;-W-^gt;—
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
40
|
||
|
||
OPG-VVEN DER VEtUIOTJDING VAN, JJOOR DE|LONGZIEK-TE A.VNGETASTE EN DAARAAN GESTORVENE, RUNDEREN, VOLGENS DE ONl'VANGENE MEDEDEELINGEN OVER DE VERMELDE JAREN, ONDER DE BIJGE-VOEGDE KWARTALEN OF DAGTEEKENiNGEN.
|
||
|
||
B.
|
||
|
||
Ilf GEZDEMLJJfD €'3.
|
||
|
||
1S3S. Aanget.nbsp; nbsp; nbsp;Over).
In het Jste en 2de Kvvartaal. . .nbsp; nbsp; nbsp;158.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;l¥i.
raquo; raquo; 3de Kwartaal......nbsp; nbsp; nbsp;100.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;81.
raquo; raquo; 4de raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;G8.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;53.
1839.
In het Jste raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;49.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;38.
raquo; raquo; 2c]e raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; 38.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;29.
raquo; raquo; Scle raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;98.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;87.
raquo; raquo; 'ide raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; 74.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;57.
1840.
In het Iste raquo; ...'..nbsp; nbsp; nbsp; 72.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;48.
raquo; raquo; 2de raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; 93.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;G7.
raquo; raquo; 3de raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; 97.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;82.
raquo; raquo; 4de raquo; .....nbsp; nbsp; nbsp; 93.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;52.
Transport. .nbsp; nbsp; nbsp;970.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;738.
|
||
|
||
(i) la dczc Provincic varen van het begin tier Long-zicklc, in Nov. 1S33 (Zie het Magazijn, t. a. p. bladz. 9) tot en met 1837, aangctast 1379 Ruuderen, T.aarvan zijn ccslorven 1023, zijndc 376 stuks vau de ziekte opgekomen. Dc sterflc bedrocg dus over dczc Jaren ruim 74 teu 100.
|
||
|
||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1S41.
In het Istenbsp; Kwaitaal.
gt;gt; raquo; 2clenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
raquo; raquo; 3clenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
laquo; raquo; 4(lenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
1842.
In het Isfenbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo;
raquo; raquo; 2clenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
raquo; raquo; 3denbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
raquo; raquo; 4denbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
|
Transport.
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot
|
#9632;.al.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJT ZVIB-HOLLAXD.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1838.
|
Aanget.
|
Overl.
4549.
869. 1647. 2435.
750. 1102.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens opgave
Van 2 Maart (').
raquo; 22 raquo;
raquo; 9 Augustus.
raquo; 3 October.
raquo; 2 November.
raquo; 38nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
|
7897. 1157. 2479. 3436. 1081. 1432.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transport.
|
17452. 11352.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(') Oiidcr dcze ccrstc opgavcn zijn. ten aanzien der Provin-cien, alwaar de LongzicUlc vrocger heeft gchecrscht, mede de getallcn der , door dczclvc vödr 183S aangctaste en daar-aan gestorvene , Runderen begrepen.
Voor hot ovcrigo meet laquo;it lict aanmcrkelijk v^rschil der getallcn, hetwelk er tusschcu de opgavcn wordt aangetroffen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 I I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Transport
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal
|
49G76. 35050.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gcene gcvolgtrekking worden afgeleid, dot dc zic'.ite eu slorflc in die tijdruimten cvenredig ergcr of geringer zijn geweest, daar deze groote onevcuredigheid voornamclijk voorlvlocit uit de onregelmalige inzendiugen der zicktc- cu stcrflijstcu bij bet Mioisterie van Biuncnlandschc zaken.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.
IN UTRECJir.
1838. Volgens opgave van 3 Junij.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;....
1839. raquo; 21 Augustus. ....
raquo; 24 September.....
raquo; 7 October. .... raquo; 13 December.....
1840.
raquo; 23 Januarij.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ....
raquo; 7 Maart.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;....
raquo; 15 Junij.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;....
raquo; 13 November.nbsp; nbsp; nbsp; ....
Tötaal. .
|
Aanget. 780.
393. 138. 136. 231.
206.
98.
228.
1.
|
Oveil.
628.
289. 110. 113. 183.
173.
36-
155.
1.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2211.
|
1688.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IN NOOnii-BRABdKB.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1838. Vrülgens opgave van 3 October.
raquo; 2 November.
raquo; 23nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
1839. raquo; 18 Januarij. raquo; 26 Februarij. raquo; 19 Maart.
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transport.
|
350.
|
264.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanget,nbsp; nbsp; Overl.
Volgens opgave Transport. .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 350.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 204.
van 26 April. ....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 81.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;48.
raquo; 22 Junij. ....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 55.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 41,
raquo; 21 Augustus.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 79.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 45.
raquo; 24 September.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 86.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 58.
raquo; 7 October.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 29.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 23.
raquo; 13 December.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 76.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 69.
1840.
raquo; 23 January.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 31.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 29.
raquo; 7 Maart. ....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 116.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 89.
raquo; 15 Junij. ....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 94-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 72.
raquo; 21 September.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 110.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 92.
raquo; 13 November.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 103.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 72.
raquo; 30 December.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 159.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 129.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transport.
|
1163.
|
659.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens opgave Transport •van 24 September. . .
laquo; 7 October.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;. .
raquo; 13 December. . .
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal
|
2133. 1295.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iff ÜVERIJSSEL CO,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1840.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens opgave van 13 November. raquo; 30 December.
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal.
|
63.
|
50.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:#9632;?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
{') In dezc Staten, als loopende slechtg tot en met Augustus 1842, zijn niet opgegeveu de getallcu dor aangelaste en gestorvene Runderen op de Stads weide, te Deventer, in 1843 (Zie bladz. 16). Volgens het Verslag van den Heer Vee-arts der Eerste Klasse d. w. smits, over de laatste driemaandea van het laalstgemeldc jaar, bedroeg het getal der, op die weide en in enkele stallen, gestorvene Runderen. tot en met den laatslen December, 220; Zijnde van het begin , dat dc Longzickle aldaar was uitgebroken, 233 stuks door de-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij zieu ait de opgaven A, en Let daaraau toegevoegde Oveizigt, dat de Longziekte hat stärkst heeft geheerscht in de Provincie 2uid-Holland, ISoord-lIolland, Utrecht^ Gelderland, Noord~ Braband en Ovenjsscl, en dat zij ook naar die evenredigLeid, in volgoide, de grootsle verwoes-lingen heeft te weeg gebragt. Wat de verhoa-dicg der sterfte tot de aangetaste Runderen be-treft, zoo valt nil de tafels B. te berekenen, dat dezelve over bet geheel Staat, als ruim TO2/.-! of nage-iioeg 71 lot 100; zootlat van 100 stuks 29 kunnen gerekend worden van de ziekte te zijn opgekomen, en volkomen, of liever sleclits scbijubaar, bersteld geworden ; betwelk op weinig meer dan l/i van bet gebeel nederkomt. Deze evenredigbeid levert in de onderscheidene Gewesten eenig verscbil op, staan-de dezelve , beboudens kleine breuk-tallen , zoo na mogelijk bereitend , als volgt:
In Gelderland ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; als 78—100;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raquo; Zuid-Holland ,
raquo; Utrecbt,
raquo; Koord-Braband,
raquo; Noord-Ilolland ,
raquo; Overijssel,
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zclvc aangctast geworden, terwijl slechts 33 van de ziekte ojikwamen: zoodat dc stcrfte moet gerekend worden bier tc staan tot de schijnbaar of volkomene genezingen als nagenoeg 87 ten 100. llct gctal Runderen, waaronder de Longziekte oj) dc bcdoclde Stads weide, in de maand Junij van 1843, voor hot cerst uitbrak, bestond uit 441 stuks.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
47
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c.
0VER2IGT VAN HEX ßUNDVEE, HETWELK, KA DE INVOEMNG DER
WET VAN 9 JVLIJ 1842 (Staatsblad Nraquo;. 21), TEN GEVOLGE VAN
LONGZIEKTE IS GEDOOD, GEDURENDE SEPTEMBER 1842, TOT
EN MET AUGUSTUS 1843 , EN BIJ HET MINISTER1E VAN BIN-
NENLAN0SCHE ZAKEN BEKEND.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(') Dczc opgave, bij missieve van Zijnc Excellcntie den nccr Minister \an Binnenlandschc Zakcn ontvangen zijude , oudcr dagtcckcning van 15 Nov. 1843, Ndeg;. 144, S150 Afdceling , is bij schrijvcn van den Heer Gouverneur van Drenthe van 10 January 1844, bet volgende ovcrzigt, Joopende tot het rind van bet jaar 184:lt;, aan hct bedoelde Departement omtrent de. sedert October 1842, in die Provincie op nieuw uitgebrokene Longziekte medcgedceld; Staats-Courant van 22 Febr. 1S44J.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 I
|
Hct gctal der, aan de ziekte gestorvene of tedierzakeafgemaakte, Runderen bedroeg 266, als: 6 aan dc ziekte overleden; 78 reeds zick zijnde, afgemaakt; 1S2 in ecu schijnbaar gczouden slant gcslagt. Van dezc 182 Runderen , -werden bij de opening 144 gezoud, en 28 reeds door dc Long-ziekte aangetast bevonden.
Voor dcze gestorvene en gedoode Runderen is tot schadcloosstclling , de taxatie-Iooncn daaronder begrcpen, vcrstrckt cene som van circa f8,iiii).raquo;, waarvan ten laste van bet Fonds voor den Laudbouw zijngckomcn ongevecr f 0,430.raquo; , terwijl nit de Proviuciale kas, daarloe ecne som van/quot; 1,720.raquo; wcrd bygedragen : waardoor das de vergocdingeu beloopen /quot;SjlSO.raquo;
Nog werden, door dc I'roviucic, van ondcrscheidene Eigeuareu te Coe-wrden , in Mci 1843 , ovcrgenornen 6i Runderen , die in dc buitenwerken der vesting gewcid , en voor en na voor de slaglbank zijn verkocht. Hct verschil tusschea den iukoopsprijs dezer Runderen , bencvens de kosten van bewciden en toezigt, zullen ougcvcer/'i.lOO.n hebheubedragen, #9632;nclkesom, gcvocgd bij die van f 1,720.raquo; , de gezameulijkc uitgaven ten laste der Provincie Drentho brcngt op ^^O.raquo;, welke, verccuigd met de betalingcn uit hct Fonds voor den Landbouw, cen cijfcr aanduidt van circa fifiZQ.raquo;, als de totale sora , welke dc stuiting der Longzickte in dit Gcwcst beeft ver-cischt; wordende ia dc missieve van den Ilecr Gouverneur voornoemdtcvens bet berigt gegeven , dat die ziekte thaus in Vrcnthe hecft opgehouden te bestaan , en dat dus dc belangrijke Vcc-stapel van die Frovincie, en wel-ligt ook de uict minder belangrijke Vee-slapels van bet nabnrig Yriesland en Groningen voor dczc vrcessclijke plaag zijn bewaard gcblcvcn.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
49
Het is niet wel mogelijk de juisle geldswaarde te bepalen , welke, door het verlies van 64,989 Runderen, voor den nationalen i'ijkdom is verloren ge-gaan , daar de ouderdom, het geslacht, en ander verschil niet over alle Provincien regelmatig zijn bekend gemaakt. Alleen bea ik in Staat gesteld , ten aanzien van Gelderland, mede te deelen, dat aldaar, volgens eeue naamvkeurige aanteekening, over het geheele tijdvak van 1833 tot heteindvan 1842, van 2453 aan de Longziekte overledene Runderen, waren 37 Stieren, 316 Ossen, 1768 Koeije7i en 332 Kalveren. Mag men dezeverhoulaquo; ding eenigermate , ook met betrekking tot de ove-rige Gewesten, als maatstaf aannemen, dan is het blijkbaar, dat het grootste getal bestaat in volvvas-sen Runderen, en wel melk- of slagtvee, namelijk Ossen en Koeijen. Rekent men de gemiddelde waar-de van elk beest opybO. raquo;, waarop dezelve, naar de stevige prijzen, welke daarvoor in de la lere jaren zijn besteed geworden, zullen mögen worden aangeslagen , dan bedraagt het verlies niet minder dan f 3,899,340.raquo;. Indien wij mögen vertrou-wen , dat de waarderingen der gestorvene Runde-deren tot het erlangen van schadevergoedingen, volgens de wet van 30 Mei 1840, Art. 8 (Staats-blad N0. 16), naar behooren zijn geschied, namelijk in evenredigheid van 1/3 der waarde, ten bedrage van hoogstens f 25.raquo; ('), berekend naar den ge-
|
||
|
||
(') Vdör de wel van 30 Mei 1S40 , was het maxim;!)?', IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 6
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
50
|
||
|
|||
zouJen slaal, zoo kernt de waanle der Runderen, door clkander geslagen, volgens de uitbetaalde som van f 1,507,060. raquo; , te staan op nagenoeg f 74. raquo; liet stuk, bedi-agende, volgens dezen maatstaf, het totale verlies f 4,809,186,raquo;, zijnde dus f 909,846raquo; meer dan de eerst uitgedrukte som. Onder deze berekeuingen zijn dan echter mede begrepen de geringere sommeu, welke slechts voor hidden , en tevens de boogere waarden, welke , voor het, op hooge last afgemaakte, Vee zijn uit-gereikt. Deze sommen niet overal zijnde aangege-ven, zoo kunnen dezelve niet wel van de hoofd-som worden afgetrokken, om daardoor tot eeiie volkomene gelijkmatigheid eener gemidueide bere-keniug, opzigtelijk de gestorveae Runderen, te ge~ raken. Inmiddels zijn de laatstbedoelde sommen , in evenredigheid tot de hoofdsom, niet van dat aan-belang, dat men niet nagenoeg de waarde van /quot; 60. raquo; tot/'70. laquo;. voor ieder Rund, zal kunnen behouden, om naar dezen gvondslag, de schade, door de Longziektc te weeg gebragt, bij raming te bepalcn. Deze raming nu Letreft slechts de waarde van het \'ee op zieh zeitquot;, en geenszins de winst-derving der voortbrengselen van hetzelve, en het verlies voor den aanfok, tenvijl hierbij ook niet in aamerking wordt genomen de verminderde waarde van zoodanige Runderen, welke, hoewel van de
der vergoediug , berekend naar '/a laquo;1er waarde, volgens Ko-uinklijkc Bcsluitcn van 13 Augustus 1837, N0. W, cn 13 April 1838, K0. 87, bepaald op f 30..-.
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
ili I I
|
|||
|
|||
--
|
|||
|
|||
|
||
51
ziekte opgekomen , nogtans in het algemeen rnet als volkomen hersteld konden worden teschouvvd, eu meestal voor geringere prijzen hebben moeten worden afgezet. Wij onthouden ons, ten aanzieu dezer winstdervingen, in eenige berekening te treden, en dezelve onder bepaalde cijfers te brengen (').
|
||
|
||
(') Zwaar mag voorzcker de rampspocd gcnocmd worden, welke door dczo Vce-ziektc in de cerste plaals aan den Landmau wordt toegebragt. Dezelve blijft echter altijd ver beneden de verwocstlng en nadeelen , welke , door dc Rim-derpest, in de vorige eeuw, mccrmalcn werden veroorzaakt, zoo in ons land, als in naburige Rijkeu.
In 1714 stiervon in ous laud aan dc laatstgenoemde ziekte , volgcns de aanteekeningen, tussclien 200,000 en 300,000 stuks Runderen. In de Proviucie Zuid-Holland verden, van 1 April 17G9 tot 31 Maart 1770 , niet minder dan 160,220 door dezelve weggcrnkt. Men heeft berckend, dat de Runderpest , sedert 1711 tot ongevcer aan hot begin dezer ccuw, in Duitschland, 28 milliocncn, en in gehcel Europa, 200inillioc-ucn stuks Runderen heeft doen verloren gaan. (Magaziju, D. I. bladz. 07—69; Vcrg. de Vcrhandcling van d. heilbron, ter beantwoordiug der vrage: raquo; Welke zijn de zekere kenteeke-laquo; ncn van die ware Vee-pest, welke, voor dcrtig en meet raquo; jaren, velc noordelijke Gewesten en ook ous Vaderland raquo; heeft geteisterd? Zijn er genoegzame redenen bekend , raquo; om vast te stellen , dat die ziekte in onze landen nimmer raquo; ontstaat zonder besmetting? Zoo ja, zijn dau demiddelen, raquo; welke in naburige Rijkcn worden aangewend, om den in-raquo; cn dooraoer van die besmetting voor te komen, genoeg-raquo; zaam gernststcUendc, of blijft er voor ons Vaderland des-raquo; wegens nog cenige vrees over, cn wat kan cn moet men
6*
|
||
|
||
|
||||
|
||||
|
||||
52
Heeft intusschen de Longziekte zieh iu oas land , sedert 1833 , van welken tijd hare eei'ste verschij-ning , als besmettende epizootische ziekte, dagtee-kent, ondeiquot; voortgaande uitbreiding gevestigd, de-zelve is in andere landen , ahvaar zij vroeger , ja in sommige langer dan eene eeuw, bekend was ('), niet verdwenen , raaar heeft zieh ook daar staande gehouden, en hijna oreral meeren meer uitgebreid. Behalve in de nieeste Duitsche Staten, heei-schtde Longziekte hij voortduring in Zwilserland en Italic, namelijk in Piemont , bepaaldelijk te Vi-gevano, en op de Alpische gebergtcn van Mondo~
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
raquo; in dat geva! aauraden, om alle gcvaren van besractting zoo raquo; vcel raogelijk wog te ucmcu ?quot; bckroond door do Holland-soho Maatscliappij dor Wetcnscliappcn tc Uaarlem, D. XHl).
Dan , ongoacht de grootore schade , welke de Rundorpest, wanncer dezelve zieh komt le oponbaren , boven dc Long-zickto, r.a zieh slcopt, zoo bezit nogtans de eerslbedocldc zioktc enkele cigonschappen in haar voordccl. Zij komt namelijk op cone minder bedektc wijze aan en vertoont zieh spocdiger in haren waren aard dan de Longziekte; de voorworpca , wölke van dc ziekte opkomen, herstellen in don regel vo'komeu: waardoor zij dan, als gebeterde Runderen, oenc hooge waardo verkrijgen, terwijl de Runderen, die van do Longziekte aan den dood ontkomen, in ver de meeste gevallon, slcchts als gedcellolijk cn schijnbaar genezenkun-nen worden bcschouwd , en vecl van derzelver waarde ver-liezon. Ilct vermögen , om dc ziekte aan andere voorwerpen mede te deelon, blijft nog con onbepaalden fijd bij het op-gekomen longziekc Rundbestaan, terwijl die eigenschap bij de Runderpest mot do herstclling der dicren voorbijgaat.
(•) lHagasijn , 1), IV. bladz. -iO.
|
|||
;
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
_.__nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ----
|
^Maa
|
|||
|
||
53
vi, alsmede in de omstreken vau Pavia ('), lu Frankrijk was deze ziekte reeds in 1769 bekend, ea is zij later aldaar aamvezig gebleven ('). Zij hepaalde zieh echter langen tijd tot de bergachtige of hooge streken, namelijk tot de Departementen van de Jura, Boubs en de Vosges. Ook heerschte dezelve meermalen van 1772 tot 1792 in de stallen te Partjs en hare omstreken , zijnde door HDZARD beschreven (;i). Gedurende de laatste tien jaren heeft zij echter mecr en meer de \lakke en grasrijke streken ingenomen, zieh nog steeds be-stendig , hoewel langzaam , uitbreidende (i). la het naburig Belgie, alwaar de Longziekte reeds, in sommige streken, in 1827 werd waargenomen (') t heeft dezelve, sedert dien tijd , mede eene aan-mei'kelijke uitbreiding vcrkregen, zoodat zij tot vele Gewesten schijnt te zijn doorgedrongen (G).
|
||
|
||
(') Rodet, Medecine du Boeuf, Paris 1829; iaurin , Delle JEpizoozie dei piä utili mammifr.ri domestici, Milano 1829.
{-) Magaziju , t. a. p. bladz. 95.
v3) Memoire sur la piripneumvnie chronique ou phtisie pid-monaire, qui affecte les vaclies laitiiires de Ports et des environs, Paris Au. VIII.
(*) 0. Delafosd , Becherches sur la contagion de la pe-ripneumonie des boles bovines; in hot Recucil de Mddecme Veterimire, Tom. XVIII. p. 337; p. f. vexqui.v , Mtmoire sur une pMpneumonie avec hijdrotlwrax, qui a rcgni ipizo'6-tiquement sur la race bovine ä Saint-Pierre-les-Calait, en 1840 ; in hctzelfde Tijdsclnift, pag. 2GG.
{=) Magaziju , D. III. Wadz. 3.
(6) W. P. Veruevev , Richerches sur la contagion de la
|
||
|
||
|
||
54
Bovenal echter heeft de Longziekte in de Provin-cien Oost- en Wesi-vlaanderen en Antwerpen hat hevigst gewoed.
Tot voor körten tijd was Engeland van de Longziekte •verschoond. gebleven; althans zijn ons geene berigten bekend geworden , dat dezelve zieh aldaar vroeger dan in het jaar 1841 heeft Tertooud. Wij treffen in het XV Deel, (Vol. I. New Series) van het Vec-artsenijkundig Tijdschrift: IVie Veterinarian mcdedeelingen aan , welke doen zien , dat deze Vee-ziekte thans ook in onderscheidene gedeeltcn van dat land is uitgebarsten. Door den Heer JOHAN EAKLOW (') wordt de beschrijving ge-geven eener ziekte onder het Rundvee, welke zieh in de omstreken van Manchester, sedert het begin van het laatstgenoemde jaar , heeft geopenbaard , en van een zeer gevaarlijken aard is. De behan-deling , zegt hlj , stelt zoowel den erTaren Vee-arts als den gewonen oppasser van het vee te leur, daar de eerste bijna niet gelukkiger is in de gene-zing dan de laatsle. Sommige Yeehouders verloren aan de ziekte van zes tot tien stuks Runderen , binnen vier tot zes weken, terwijl dit getal bij anderen nog meer, zelfs tot dertien en twintig, bedroeg. Iloewel door BARLOW aan de ziekte, welke bij bcschrijft, geen eigen naam wordt ge-
|
||
|
||
u^rtpneumonte {#9632;pizootique , in het Journal Veterinaire et Agrieole de llclgiqnc , Tom. I. p. 138.
(') T. a. p, p, ^38 : On the present epidemic among Cattle.
|
||
|
||
|
||
55
geven, maar dezelve slechts als eene he ersehende ziehte onder hei Rundvee, {epidemic among Cattle) woi'dt aangeduid, zoo blijkt het nogtans ge-noegzaam uit de verscliijnselen en het beloop, welke vvordea opgegeven , zoowel als uit de eigea-aardige verandering der longen, welke de ziekte kenmerken, en ook hier bij de opening der ge-vallen dieren werden aangetroffen, dat zij voor geene andere dan de Longziekte te houden is.
In hetzelfde Tijdschrift (') treft men mede een berigt aan van den Vee-arts w. COX, tcLeek, en eene, nog meer uitvoerige, beschrijving van HüGH fergüson Escj-,, te Dtchlin (2), eener ziekte, welke , sedert achttien znaanden, bijna door geheel lerland heerscht, in alle opzigten, wat de hoofd-verschijnselen , het beloop, en de bevindingea na den dood betreft, met die der Longziekte over-eenkomende. Daar uu ook door deze Schrijvers de ziekte slechts onder de algemeene benaming van heerschende ziehte vvordt beschreven, schijnt men daaruit te mögen besluiten, dat dezelve in Engeland tot nog toe onbekend was gebleven, en dat ook de Engeische Vee-artsenijkundigen aan de geschiedenis dezer ziekte , zooals dezelve van overlang op het vaste lraquo;nd , bij de Duitschers onder den mam van Lungenseuche, bij de Fran-
|
||
|
||
{') T. a. p. p. ii73 on 370.
(-) A popular lecture nu the prevailing epixoötie among
Cattle in Ireland , in 1S'(2.
|
||
|
||
|
||
5G
sehen onder dien van pleuro-pdripneumonte voor-komt, vreemd zijn: daar men toch audeis zou mögen veronderstellen , dat hierop door een en-kelen hanner zou worden teruggevvezen (l).
Zij wordt door FERGUSON geschetst als de nood-lottigste ziekte, welke in lerland bij mensclien-geheugenis is waargenomen, gaande van twinlig aangetaste beesten negentien verloren. De oorzaken iiggen, volgens den laatsten Schrijver, grooten-deels iu het duisterc. De Heer cox meent dezelve vooral in den dampkring te nioeten zoeken ; doch Lij kent tevens aan dezelve, indien zij in zekeren trap plaats lieeft, een besmettend vermögen toe-De Heer FERGUSON beschuldigt alleen een zeker vergiftig of schadelijk begiusel in den dampkring, hetwelk , hoewel nog geheel onbekend zijnde, een nadeeligen invloed op het dierlijk ligchaam, Le-paaldelijk op de longen , uitoefent. De ziekte wordt door hem niet als van een besmettenden aard be-schouwd , noch door onmiddcllijke aanraking, noch door middel der lucht, en zulks in tegenstellicg van du voorafgegane Spruw- en Klaauw-ziekte, welke als zeer besmettend worden opgegeven , en ook door inenting met goed gevolg aan gezonde voorwerpen kunaen worden raedegededd, gelijk hij
|
||
|
||
(') Iu de laterc stukken van de Vilcrinarian (Sept. 18'(3, p. 4'J3 en Dec. 18laquo;, pag. C8ö) , wordt evcnwel de bedoeldc ziekte , door barlow en miicniNSON, Pleuro-pneumonie epi-sootie genoemd.
|
||
|
||
1
|
||
|
||
|
||
57
daarvan de ondervinding beeft veikregeu, tijdens zijn verblijf aaa eene Vee-artsenijschool op het vaste land, Deze laatste ongesteldheden waren , in alle streken, door hem bezocht, de voorloopeis van de bedoelde, thans beerscbeade, venvoestende Vee-ziekte.
Daar bet Mond- en KJaauwzeer vrlj algemeen scbijnen te hebben gebeerscbt in die streken, al-waar later de Longziekte zieh beeft geopenbaard, zoo wordt deze bescbouwd als met de eerstgenoemde ziekten in een oorzakelijk verband te staan, Dit scbijnt ook bet gevoelen te zijn van den Vee-arts JOHN STORRY , te Pickering, die een kort Verslag geeft (*) van de tbans beerscbende ziekte onder het Rundvee in die streck en bet noordelijke ge-deelte {ike North Riding) van het Graafscbap York. Hij meent, dat, vermils in 1839, ISiO en 1841, het Mond- en Klaauwzeer aldaar algemeen hebben gebeerscbt, de tegenwoordige epi-zoötische ziekte in eene onvolkomene genezing, als het gevolg van de verkeerde bebandeling der eerstbedoelde ongesteldheden, gegrond is. Veie landlieden toch bebandelden zelve , zooals bij zegt, hunne, bieraan lijdende, Runderen, vol-gens een bepaald -voorscbrift, door den Hoogleeraar sewell medegedeeld aan de Landbouwkundige Vereeniging {Agricultural Association), en zelfs
|
||
|
||
(') The Veterinarian 1842 , p. 69G : On the present cpi-demio among Cattle.
|
||
|
||
T
|
||
|
||
58
werden daartegen in ligte gevallen geheel geene geneesmiddelea aangewead. Van hier, dat, bij gebrek eenei- oordeelkuadige behandeling dezer ziekten , naar de onderscheidene gedaanten ea trappen, waaronder dezelve te voorschijn kvvamen, veeltijds slechts de uitwendige toevallen werden verwijderd, tervvijl de inwendige ziekelijke gesteld-lieid niet werd weggenomen, welke zieh nu, met vermeerde kvvaadaardigheid, onder de gedaante der thans heerschende kwaal, openbaarde. De Heer SEWELL noemt deze ziekte, welke zieh ook vooral in. de melkerijen te Londen en in hare omstreken heeft geopenbaard, de nieuwe ziekte, (Me 7iew disaese), en houdt haar voor een gevolg van het Mondzeer, hetwelk aldaar, en in meer andere gedeelten van Ungeland , in het vorige jaar, algemeen heerschtte (').
Wij zullen niet in eene opzettelijke overwegiug treden omtrent het al of niet gegronde dezer laat-ste beseliouwing; doch merken alleen aan, dat de Longziekte bij ons, gelijk in vele andere landen, heeft geheerscht vöor 1S38 en 1839, en duslang voor den tijd, dat het Moad- en Klaauwzeer zieh de laatste inaal als heerschende ziekten hadden geopenbaard. Het valt dus raoeijelijk de Longziekte met dezelve in een oorzakelijk verband te brengen,
|
||
|
||
(') C. J. Fdchs , Din Frage der Änsteckungsfahiijkeit der Lungcnseuche des Sindviehes , erörtert nach dem bisherigen Standpmeto der Erfahrung , Berlin 1843 , S. 224.
|
||
|
||
|
||
59
en het oulstaan der eerste aan eene oavolkomene genezing der dierea van het Mond- en Klaauw-zeer toe te schrijven. De Heer touatt (') is dan ook van gevoelen, dat deze ziekte in geene be-trekking tot elkander staan , dan in zoo ver, als de Runderen, door liet Mond- en Klaauwzeer aangedaan zijnde geweest, eenigzins zwak, endaar-door meer vatbaar kunnen zijn gebleven voor de ontwikkeling der latere ziekte. De eerste of voor-natne oorzaak, zegt hij, kennen wij weinig of in het geheel niet, en, volgens zijne waarnemingen, is de ziekte noch onmiddellijk, noch middellijk {either conlagious or infectious) , besmettehjk. Dezelve hangt af van een onbekend beginsel in den dampkring, hetwelk waarscliijnlijk onder sommige omstandigheden meer dan op andere tijden nadeelig werkzaam is. Hdtchinson (2) houdt de Longziekte almede voor niet besmettelijk. Hij merkt op, dat de Stieren, die afgezouderd werden gehouden, evenzeer door dezelve werden aangetast. Koeijen, welke in de weiden liepen, en alleen door een klein watertje van de zieke Koeijen waren afge-scheiden, bleven van de ziekte bevrijd. De Heer PEARSON eindelijk deelt insgelijks in het gevoelen van hen , die stellen, dat de Longziekte, zoo als dezelve thans in Enyeland heerscht, niet als besmettelijk kan worden beschouwd. Hoezeer, zegt
|
||
|
||
(') The Veterinarian, l. a. p. p. 592. p) mennarion 1843 , t. a. p. p. 689.
|
||
|
||
|
|||
60
|
|||
|
|||
hij, de gevoelens hieiover verdeeld ziju, liebbeu dikwijls herhaalde proefnemingea en naauwkeurige waarnemiDgen hem geleid tot het besluit, dat geen conlagium of miasma eenig deel hebben aaa de ontwikkeling der ziekte (').
Vermits de onderwerpelijke ziekte, door de En-gelschen, tot dus ver of geheel niet. of slechts in geringe mate, als besmettend wordt beschouwd , wordt door de genoemde Schrijvers niet aan eene insleping van buken gedacht: waartoe wij echter meenen, dat de mogelijkheid kan hebben bestaan, bij den vermeerderden invoer van Rundvee, welke, in den laatsten tijd, namelijk sedert de ver-mindering van het tarief van inkomende regten, ult onderscheidene streken van het vaste land , in Engeland heeft plaats gehad (2).
|
|||
|
|||
|
(') Observations sur Vipixootie boiine, qui regne actuellc-imnt en France, en Angleterre et en Allemagne, traduit du mannscrit anglais, par u. boclev , Professcur-Adjoiut a VEcole d'Afort; iu het Beeiteil de Medecine Velerinaire pratique, etc. 1843, p. 867.
P) Yolquot;ciis de llaarlemsche Courant van 13 October 1842, werden, sedert de invoering van het nieuwe tarief, in En-laquo;#9632;eland in dc havens van landen cu Hull, C80 ßundercu raquo;it Duilschland , en 413 uit Holland aangevoerd. In het Pi-HClisc/ies Wochenblatt des Neuesten und Wissenswürdigsten für Landwirtschaft, Gartenhau , Hauswirtschaft und Handel in Landwirtschaftlichen Producten van 18 Nov. 1842, leest mea omtrenl deu iuvoer van vreemd Rundvec in Engeland hei uavolgeude: quot; De iuvoer van buitenlaudsch vee (in En-raquo; gelaud) is , ua het vaststellcn van het nieuwe tarief, veel gt; aaiimerkelijkcr dan men verwacht had. Tot aan den aO'1quot;'
|
||
|
|||
|
||
61
Hoe ilit zija möge, wij laquo;leelen, deze berigteu hier slechts mede, om te doen zien, dat de Longziekte zieh over eea aaazienelijk gedeclte van
|
||
|
||
raquo; October, werden allecn viit Duitschland 789 , uit Holland raquo; 438, uit Spanje 471, en uit Frankrijk 217 stuksRunderen raquo; ingevoerd , de Koeijen daarondcr nict hegrcpen , waarvan gt;i het gelal 300 bedrocg.quot; De prijzen vielen daardoor op de Engelsehc markten aanmcrkciijk. Op den 19'len Oct. 18i2 werden, op de markt le Leeds , 21 llolstcinsche Ossen ten verkoop gestcld. Dezelve waren van eene uitstekende hoeda-nigheid, en verwekten bclangstelling bij de aldaar aanwezige Slagers , Veehouders, enz. Elf stuks van dezelve werden voor de markt te Landen bestemd , en voor het beste vce gcliouden , dat ooit aan de markt te Leeds was vcrtoond. Vijftien Ossen, ieder ter zwaarte van 54 totSGsteen (Duitscli bandclsgewigt, bedragende meest l/e centenaar), werden door elkauder verkocht voor 16 pond sterl. 10 sch., zijodc on-geveer f 192 Hollandsch.
Of nu dc verondersteide overbrenging der zicktc van bet vaste land naar Engcland gescbied zij, door bet invoercn van bi'smct vec uit Holland, gelijk de Heer fuciis, {t. a. p. S. 22G) en andere Vee-artsenijkundigen [Journal Viteri-
|
||
|
||
dau of onze ovcrzecschc naburcn dat, voor ben noodlottig, gescbenk aan de evervoering van Runderen uit Duitschland of Frankrijk tc danken bebben, is, voor zoo veel mij bekend is geworden, niet uitgewezen. Ilct zou, in meer dan eea opzigt, en bepaaldclijk met bctrekking tot den al- of niet oorspronkelijk-hesmettenden aard der Longziekte, waarover wij later znllen handelen, bclangrijk zijn na te gaan, in wclke streken dc zicktc zieh bet cerst in Engcland heeft gc-openbaard, ca of dezelve van zoodanigc havens of plaatsen is uitgegaau , alwaar Rundvce van het vastc land is aangc-bragt , en van waar hctzelvc hier af komstig was.
|
||
|
||
^^mm
|
|||
|
|||
|
62
Europa heeft uilgebrcitl. Wei ver derhalve, dat zij zieh alleen tot ons land bepaalt, gelijk sommi-gen, die met hare gesehiedenis niet genoegzaam bekend zijn , misschien zouden kunnen veroader-stellen , zoo is dezeh'e veeleer als eene ziekte le beschouwen , welke lhans tot in vele landen van ons werelddeel is doorgedrongen, alwaar zij overal nagenoeg dezelfde verwoestiugen , naar gelang van hare mcerdere of mindere algemeenheid, tc weeg brengt. Eene omstandigheid voorzeker te ongeluk-tiger, daar zij geenszins de vooruitzigten verhel-dert, dat wij spoedig van dezeive zullen bevrijd worden, noch de gerustheid geeft, dat wij, gesteld zij worde bij ons eenmaal geheel uitgeroeid, niet ligtelijk aan nieuwe inslepingen zullen blijven bloot-gesteld, tenzij zulks , door eene strenge en steeds voortdurende waakzaamheid, mögt kunnen worden beletj Ernstige maatregelen, in alle landen gelijk-tijdig genomen, zullen alleen in Staat zijn, tedezen eene wederkeerige veiligheid te verzekeren, en veel kunnen toebrengen , om de Longziekte, welke, alwaar zij eenmaal is uitgebroken, zieh, volgens de ervaring, meer en meer als eene blijvende ziekte tracht te bestendigen, te doen verminderen. Aan eene volkomene en algemeene uitdelding, door middelen, ' onder het menschelijk bereik gelegen, valt hier misschien evenmin, als ten aanzien van elke andere soortgelijke ziekte, te denken , immers niet, zoo lang wij niet tot de allereerste en wezenlijke oor-zaken van haar ontstaan zijn doorgedrongen, of
|
||
|
|||
|
||
63
ook, al mogten wij deze iu derzelveiquot; waren aard bebben leeren kennen, zoo lang bet baiten ons vermögen blijft die oorzaken le veranderen en weg te nemen.
|
||
|
||
2quot;. OVER DE BESMETTENDE IIOEDANIGHEID DER LONGZIEKTE , EN OVERWEGING , OF DEZELVE VOOR EENE DITHEEMSCHE EN INGESLEEPTE ZIERTE MOET WORDEN GEIIOUDEN , DIE ZICU BU ONS ALLEEN DOOR BESMETTING 1IEEFT UIT-GEBREID EN STEEDS ONDERHOÜDT , DAN OF MEN MAG AANNEMEN, DAT ZU ZICII MEDE NÜ EN DAN IN ONS LAND HIT ANDERE, HETZIJ AL-GE.MEENE, HETZIJ BUZONDERE , ATMOSPJIE-RISGIIE OF ANDERE LEEFREGELKUNDIGE OORZAKEN ONTWIKKELT, DAT IS, ZONDER jPiJ/.W/-TIEYE BESMETTING GEBOREN WORDT ?
|
||
|
||
[et kan misscbien aan sommigen vreemd en overtollig schijnen nogmaals in een opzettelijk on-derzoek te treden omtrent de al- of niet-besmet-telijke boedanigbeid der Longziekte , als zijnde bare eigenscbap, om zieb door besmetting, aan gezonde Pmnderen mede te deelen, zoo zeer be-vestigd, dat dienaangaande wel geen twijfel meer kan bestaan; weshalve zij dan ook algemeen onder
|
||
|
||
|
|||
|
64
den naam van. de heerschende besmetlende Long-ttekte wordt aangeduid. Zal men niet inderdaad mögen aannemen, dat, bij Let langdun'g bestaan der ziekte in andere landen — om van hare mi lienjarige inwoning in ons land niet te gewagen — de ondervinding in dit opzigt wel tot zoodanige stellige uitkomsten heeft kunnen leiden , dat hier-omtmit geene onzekerheid meer kan overblijven ? En evenwel heeft liet tegeudeel plaats. Door Dr. franqüe (') wordt een aantal Vee-artsenijkundigen opeegeven , die zicb voor en legen de besmette-lijkheid der Longziekte verklären. Hierbij kunnen nog andere worden gevoegd, als : kondig , WIKTH ,
FEY , VIS , GASXKILLER , LAÜIUN , TOGC.rA , STADUJV , SCHRADEfl, ITIIEN, PRINZ, BARTELS, RYCHNER, HERING , HERTWIC , FRANQÜE , DE LA IIARPE, GERLACIT, SEER , VERHEYEN, 1raquo;£TRY , DELWART , KÖRCER , FOCHS , WAGEHFELD, DELAFOND , GIESKER, KOLSTaDT,
SICK, QülDDE, riebe, Kusus, vvaarvan de 28 eerst-genoemde zieh aan de zijde der Contttgionisten, de 4 laalsle aan die der AnU'Conlarjionislen scharen. Tot de laatste mögen ook lot dus ver de meeste Engelsclie Vee-artsen gerekend worden te beliooren. Onder de opgenoemde Contagionisien bevinden zieh twee Scbrijvers, namelijk wagenfeld eti DELAFOND, die le voren de besmetlelijkheid der Longziekte ontkenden, doch, door latere onüervindingen, van derzelver aanstekend vermögen volkomen overlaquo;
|
||
|
|||
(!) UTagazijn, t. a. p. hladz. 104—106.
|
|||
|
|||
|
||
66
hiigd zijn geworden , en dus van hct, vroeger door hen omhelsde, gcvoelen te dezen aanzien lhans gelieel zijn terug gekomen, Wij zullen onze va-derlandsche Vec-artsenijkandigen in liet algemeen mede mögen rangschikken onder het getal derge-nen, die aan de Longziekte een besmetteud vermögen toekennen, daar ik niet geloof, dat er onder deze een enkele gevonden wordt, die, in de gelegenhcid gewcest zijnde dezelve in eenige uitge-Lreldheid waar te nemen, aan haar alle besmette-lijkheid zal ontzeggen (').
|
||
|
||
(*) Tot ccn sprekcnd bewijs, hoezccr nog de gcvoelcns der voornaamste Vcc-arlscnijliundigen ^ tea nanzien der besmct-tclijUhcid, en tevens van andere oorzaken, waaraan sommi-gen hct ontstaan der Loagzickte willcu hebben loegcschrcvcn, uitccnloopcn , kan strekken do Vergadcring van Landhuis-iioudkundigen en Vcc-aitscnijkundigcn, bestaande uit lOi pcrsoncn, gebouden in dc groote Gchoorzaal der Vec-artse-nijschool le Berlijn , op 27 Januarij 1843 , uitsluitcud be-stoind lot dc ondcriiuge mcdcdccling van oudervindiugen en beschouwingen omlrent den bcsmcttcndcn aard en dc aaa-leidcudc oorzaken dczcr zieklc: Lij welke gclegenlieid dit onderwerp door dc tegcastanders Cn verdedigers van haar be-smettend vermögen met belangstelleudcn yvcr enongemecne bckwaamheid is behandcld geworden.
De OYcrwegingcn licpen vooral over den uitslag der procf-neraingen omtrent dc bcsmettelijkheid cn dc gelegcnhcids-oorzaken der Longziekte, vroeger, door dc LandhuishoudeVjhe lllaatschappij van den Opper-Barnimsche Kreits , opgedra^cn aan ecne Commissie , bestaande uit twaalf leden, aan wicr lioofd zieh de Ilccr Dr. f. a. kueus bevond; van vvclkc proefnemingen tlians hct Verslag aan de beoordecling dezcr Vergadcving vvcrd ondcrworpen.
IV. Dükl.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 7
|
||
|
||
|
|||
66
|
I
|
||
|
|||
Indieii wij im mögen aamienieu, dat hct vor-
|
|||
|
|||
scliil van gcvoclen omtrcut den rd- of niet-be-
|
#9632;
|
||
|
|||
Volgciis hetzclvc waren 8 Uiindcren aan de stcrkstc bo snicttiugs-proevcn blootgesteld, zijndo nämelijk nan dezelve hct bloed van , in cen' hoogen trap aan de Longziektclijdcn-dc, dierca in dc ueusholtcn gcspolen : voorts was do huid daarmede gewasschen , en hct walcr ait de borstholte van gcdoode dicren , Lij wjze van klistcrcn., in den endddarm gebragt. Insgclijks waren stukken van, in den hoogstcn trap ontaarde , longen in dc ncushoUen gestoken, enz. Bij ccne tweede proef werden S stuks Kunderen zoo na met longzieko becsten in aanraking gebragt, dat do lucht van den stal in ccne stcrkc mate met dc ziekelijkc uitwaseming mocst bezwangerd worden. De Heer kieus mcende nit de resul-lalen , welke hem deze twee proefnemingen, na dcrzelver voloindiging , hadden cpgclcvcrd , bet bcsluit !e mögen op-maken , dat geen der procf-Rundcrcn door de Lougzicktg was aangetast geworden.
Ygt;'ij kuniien hier al de Banmerkingen nict opnomen, waar-toc do overweging van dit onderwerp tor bcdoelde gclegen-)i('id aanlciding heeft gegeven. Alleen willen wij nict onver-rncld lalon , dat de genomeno proevon, door sommige der aanwezige Icdcn, nict a!s volduendc werden beschouwd , om ilaaruil dc niet-bcsmctk'lijklicid dor I.ongziekle te bewijzen. Bij vier, tot deze proeven gcbczigdc , Runderen hadden na-mclijk , volgcns hct berigt vau den llcer eoebs , aandocning der Longen, vcrhardiug ((uiierte!laquo;), uitwcrpiug nit de borsthultc, koortsige vcrschijnselcn , enz. plaats gcvonden , hctwelk vcelcer als cen bewijs voor dan tegen de besmette-lijkhcid mocst worden aangemcrkt. Tevcns word de opmer-king gemaakt, dat, om over den uitslag van zoodanige proefnemingen volkomcnc zckcrhcid Ic erlangen, de proef-Runderen langer, en wel eon jaar lang, in hct levcu bchon-ren te worden gclatcn, daar dc oudcrvinding Icctt, dat, bij
|
|||
|
|||
|
||
G7
|
||
|
||
stuelteiulea aanl tier oiiflerwcrpclijke ziekte met alleua op verouderslelliiig of besclioawiug , maai*
vclc diercn, da besmetfing nict zoo schiclijU, raanr langzaam en sluipend gcschiedt: zondat de ziekte ccrst na cen lang tijdsvcrloüp uitbrcckt. Had men dus de procf-Bundercn later gcdüud dan nu geschied is, zoo zouden. de ziekelijke vcr-andcringen bij dc opcuing ecne grooterc uilgebreidhcid Leb-ben verkregca.
Wij gaaa de verdere bcschouwingcn, welke omtrent hot afdoendo dczcr piocven, en de daaruit, door de Commissic afgclcidc , gevolgtrckkiugen iu hct midden werden gebragt, met slilzwijgcn voorbij , en moeten te dozen vcnvijzcu naar de volgende schriflen , waarin de bcraadslagingcu der boven-vermelde Vcrgadcring in dcrzclvcr gehec! -vrordcu medege-dccld; Annakn der Landwirtschaft in den SönigWoh Preits-sischen Staaten , redtgirt von Dr. alexakdeb von lkngerxe, Erster Jahrgang, Zweitos Heft, S. 449u.f.; C3.SVCBS, Die l'iage der Ansteckungsfiihigkeil der Lungenseuche des liindviches v. s. w. S. 181, 210. Vulgcns cen later berigt derzelfdc Commissic omtrent de voortgezettc proefnemiugen werden drie prüef-IUindcrcn , zijnde Kocijcn, inderdaad doordeLongziokte aangetast. Dczc voorwerpen waren , voor dal dczelvc tot de proefneming werden gebezigd, gedurende zes weken, aanhou-dend cn oplcttcnd gadcgeslagcn , zonder dataan dezclvehet geringste tecken van aaudoening der lougeu was waargenomen. Dc onlaardingen hadden bij dc opening der diercn volkomea hct aanzien van de ziekelijke veranderingon , welke aan de Longzickte eigen zijn. I)aar de bceslen bijna gclijktijdig ziek werden, zoo stond daarmedc ook de gciijklieid dezer veranderingon in verband, lloewcl dc voorwerpen, gedurende deze proefneming, vrij naauw tegen elkandor gedrongen stonden , zoo werd dc slal echter door Dr. kuers luchtig gehouden. Andere inontingen dan het zaamgedrongcn staaa cnliggcn, cn hol eten van hct voedef uil dezclfdc krib hadden hier uiet
|
||
|
||
/
|
||
|
||
|
|||
|
op oudervlnding en waarneming gegrond is, dau scliijut men hiemit te mögen besluiten, dat zij die eigenscliap niet altijd of in dezelfde mate Lezit , niaar dat de Longziekte dan mecr dan minder, en somwijlen in het geheel niet, als besmettelijk te beschouwen is. De gescbiedenis levert daarvan elders -vele voorbeelden op, en zulks wordt ook door de ondervinding in ons land, zooals nader door voorbeelden blijken zal, bevestigd. Immers ge-beurt bet, dat in eenen Stal of eene welde slecbts een enkel of weinige Runderen door de Longziekte worden aangedaan, tervvijl In andere, en wel de meestc, gevallen een grooter getal wordt aange-tast. Het is te dezen aanzien met de Longziekte niet anders dan met vcle andere besmettelijke ziek-ten, b. v. met de Runder-pest, de Scbaaps-pok-ken , den kwaden Droes, de Honds-dollieid en andere, gelegen. Ofscboon niemand aan deze ziekten een besmetlend vermögen zal ontzeggen, zoo oefeueu zij dezen invloed niet onvoorwaarde-lijk en altijd uit. Men weet, dat eene smetstof-fe , zal zij de baar eigene werking op andere ge-zonde voorwerpen uitoefenen, bij deze de voorbe-subiktbeid moet aantreifen , niet alleen om de
|
||
|
|||
plaats, helialvc dat enkcle malen de neus besmcerd word met het uitvlocijcude vocht laquo;it de neusgaten der loagzieke lluuderen. lletzelfdc word vorder ondcrvonden op eene hoeve te Hlöglin , ahvaar ook de besmettclijkhcid der Longziekte , door proef-besmetling , bevestigd word. {Annakn der Landwirtschaft, Zweiten Bandes , Zweites Heft. S, 343).
|
|||
|
|||
! I
|
|||
|
|||
^L
|
|||
|
||
soititstolie op tu iieüien, maar ook oui, op eoua eigene wijze, daarop terug te werken, zoodanig, daL liet ligchaam, waai-op de smetstoffe woidt overge-plant, ia dezelfde ziekelijke levens-stemmiug vvoi'dt gebragt, welke bij het Toorvverp, waarvaa het colaquo;-lagium nfkomstig is, plaats lieeft. Bij elke besmel-tiug werden twee voorwaarden vereischt, namelijk cene voorbescbikkende oorzaak , of de vatbaarheid Tan bet dier, om besmet te worden, en eene gele-genheids-oorzaak of de smetstoffe zelvelaquo; Onlbreekt eeue derzelve, zoo Voigt er geene besmelting; is wel de smetstoffe aanwezig, doch ontbreekt de vatbaarheid voor baren invloed in het andere ligcbaanj, dan laat zij hetzelve onaangedaan; er volgt uaniclijk geene teiugwerking. De vatbaarheid voor besmet-ling kan tijdelijk verminderd of verslerkt zijn, en uaar dezen toestand zal de smetstoffe, als aanlei-dende oorzaak , dau eens krach tiger moeten zijn, of, op eeueu anderen tijd, minder werkzaam be-boeven te wezen, om de ziek'te voort te brengen. Somwijlen ontbreekt de vooibeschiktbeid of bet vermögen, om op de smetstoffe, hetzij dezelve kunstmatig op de gezonde voorwcrpen, namelijk door inenting, wordt oveigebragt, hetzij dezelaat-ste aaa eene natuurlijke besmcttings-wijze, zoo als men het noemt, worden blootgesteld, terug te werken, geheel; en in dit geval blijft de smetstoffe zonder alle uitwerking. Deze onvalbaarheid voor besmetting kan slechts tijdelijk zijn, of levenslang bcstaau. In het eerste geval ziet men , dal de die-
|
||
|
||
|
||
7a
rca, ongeacht zii aau de besmetting ziju bloot-gesteld , van de ziekte längeren of körten tijd ver-sclioond blijveu, terwijl zij niet zelden later nog norden aangetast (').
Ook ten aanzien der stnetstoffe of dc gelegen-heids-oorzaak, kan een soortgelijk verscliil plaats
(') Zoo cntte herxwig twee-, drie-, en viernialm ccnigc Honden met hct dolgii' iu, zoader gcvolg, terwijl dezelvc bij eeue volgendc iuentiug werden bcsinet; Lij andere volg-de de besmetting na dc eerste iucnting. lien Mops-houd weerstond , gcdureude drie jaren , alle besmettings-proeveu , terwijl zeren andere Honden, op verscbilleude tijden met dcnzolven ingcent, telkens besmet werden^ [Beiträge zur nähern lienttniss der Wuthkranklieit oder Tollheit der Hunde; ftebst Vorwort von c. w. hufeland , Berlin 1829, S. 168),
Dergelijke voorbceldcn trelt men bij elke besracUelijkcVco-ziektc aan , eu zelden gebeurt het, dat bij bet uilbieken der Sebaaps-pokken onder cenc kudde, als ook bij de Knnder-pest, bij het Mond- erraquo; Klaamv-zccr, niet een of meerdere voorwerpen van deze zickten gebecl vcrsciiuond biijveu, eu ziilks of voor eenen tijd oi' voor liet gcheole leveu. Ten aanzien der Schaaps-pokken heel't men zelfs ondervonden^ dat de vaibaaibeid , om door bet pok-gif te worden besmet, bij gcbcelc of gcdecUelijke kudden tau ontbreken , (l'eber Anomalien in dem Erfolge der Schafpochen-Impfung von si'EixER, in het Magazin für die gesammte Thierheilkiinde von ccivLT und UEiiTwiG , U. IV. S. 302. B. VIII. S, 00. Uetzelfde heeft plaats ton aauzien der Longzicktc, De gc-vallen toeb zijn zeldzaam, dat door dczelve alle Knndcrcu van deozelfden stal of dczelfde weide , iudien namelijk de Vcc-Stapel eenigzins talrijk is, daardoor worden aangetast. Er zijn mij zelfs voorbecldcn bekend, dat de ziekle zieb op nlrijkc stallen flechts tot ecu cukcl ol weinige Runderen bleef bepaleo, zonder dat rr de geringste voorzorgeu van afzoadcriog werden gpnomen.
|
||
|
||
iL
|
||
|
||
71
hcbben n!s met betrekking tot dc voorbeschiktlieid. Voorzeker is de smel Stoffe niet in alle tijdperken der ziekte even krachtlg of werkzaam ter voort-brenging van bcsmetting. Zulks Staat mede in overcenstemming met andere contagien. Zoo is b. v. de siuetstofle der Runderpest, welke tot de inenting gebczigd wordt, hct vverkzaamst 0[gt; den tvvecden of derdea dag , nadat de oogen van hct zieke Rund beginnen te vloegeo, dat is, op den 9lcdeg; of W'quot; dag na de besmelting , als vvanneerde Stoffe iets kieverig en te zamenboudende is geworden. Wordt dezelve laier genomen , dan verliest zij haar aanstekcnd vermögen grootendecls of ge-heel ; zoodat alsdan vele iuenlingen mislukkcn. Dat het bij de inenting van het Mond- er. Klaautv-zeer, alsmede der Koepokkettt veel af-hapgt, om dezelve wel te doen slagen , van den tijd , waaiüjj de siiietslofreu genomeu worden, iu betrekking toi dcrzelver werkzaamheid, is den Ge-neesheer zoowel als den Vee-arts te zeer bekeod, dan dat het noodig zal zijn hierover breedvoerigec uit te weiden.
Indien er nu alle groud bestaat, om een soort-gelijk krachls-verschil, ten aanziea der smetsloffe7 bij de Longziekte aan te nemen, zoo zijn wij echter tot dus ver niet in Staat, om juist te bepalen , van welke omstandigheden de meerdere of mindere werkzaamheid der Stoffe hierafhangt, en in welk tijdperk der ziekte de besmettende eigen-genschap het steikste is. Sommigen houden de
|
||
|
||
|
||
72
Longziekte allecn ia het tneede en derde tijdperk voor besmettend. Dan, wanneer mea bij de Longziekte van tijdperken spreekt, meen ik, dat daaronder alleen kaa verstean worden een meer of minder gevorderde trap der ziekte, vyaaraan geen bepaalde tijd kan verbonden worden, in welken de ziekte, volgens eene geregelde opvolging van andere verscbijnselen , eene veranderde gedaante aanneemt. Men zal, mijns öordeels, slechts twee boofd-tijdperken kunnen aannemen , namelijk een ver-borgeii en een openbaar tijdperk, welke men ook in bet hoortsvrije en koorisige tijdperk zal kunnen ondersebeiden (1). De tijd , welke tasschen bet oogenblik der besmetting en bet te voorschijn körnen van de wezenlijke ziekte-verscliijnselen ver-loopt , is bij deze ziekte inderdaad onstandvastiger dan bij eenige andere, tot d us ver bekende, Vee-ziekte — de Honds-dolbeid missebien uitgezon-derd — en verscbilt zoo zeer bij onderscheidene bcsmetlingen , dat de uitwerking zieh daarvan somwijlen binnen vveinige dagen vertoont , terwijl zulks in andere gevallen eerst na verloop van meer-dere weken en jnaanden plaats beeft. Ja, mij is bet geval bekend, dat een Rund van eenen stal, waarop vroeger de Longziekte bad bestaan, werd aangekoebt, en naar eene andere boeve gevoerd ,
|
||
|
||
{') F. 3. KünBElaquo;: Dia Krankheiten des Rindviclies und die Kichtigsten SrariHheiten der kleineren Haussäugethicra Th. I. S. 12^ Berlin 1843, neemt ook deze boufd-tijdpcrkca aau.
|
||
|
||
|
||
73
gelegen in eene streck, alwaar op meeidere urea afstands gcene Longziekte aanwezig was, bij welk lluud dezelve zieh na bijna een jaar tljds nog out-wikkelde, als het gevolg der besmetting, welke bat op de plaats van deszelfs vorig verblijf had opge-daan , eu van daar naav elders medegebragt. Van zoodanige langdurige sluimering der smetstoffc in de ligchamen der Runderen worden door anderen meerdere voorbeelden medededeeld (').
Verder leert de dagelijksche ondervinding, dat de veramp;cfaiJDseien , zelfs in een meer gevoi'derden Staat der ziekte, bij de ouderscheidene dieren, al-mede zeer aanmerkelijk verscliillen. Er komen ge-vallen voor, dat men naauwelijks iets buitenge-woons aan het longzieke dier opmerkt, hoewel betzelve daardoor in eenen steigen trap is aange-daan {i), Ook in de gevallen, alwaav tot de afma-
|
||
|
||
(') Annalen der Landwirtschaft, Band I. S. 464, 0 üe Heer b. j. c. rynders decide mij daaromtrent de volgende waarneming medc. Op deu stal van g. de um i.\ , huiten de Tolsteeg-pcort tc Utrecht, brak iu Maait 1850 op nicuw de Longziekte uit, v-aardoor lot iu Mci daaraanvo!--gende 11 stuks Runderen van versdiillcndcn ouderdom werden aangetast. De ziekte liep hier thans niet ongchikr-kig af, dewijl vau de bedoelde elf Runderen slcchls 3 overledcn en 8 opkwamen. De dood volgde liinuen 12 dagen , en tij 6cnc Koc binnen 24 uren. Daags voor den dood kon aan dit beest niets /iekclijks worden opgemerkt, dan allceo ceno verzwakking in het achterste], aan verlam-ming grenzende. Pe overigo verriglingen waren alle geheel ualuurlijk ,' de cotlubt zelfs slerU, de hcrkaauwiug cu onl-
|
||
|
||
|
||
74
äuug van het schij11^3^ ge^oude Vee woidt over-gegaan, met oogmcrk om den voortgang der ziekte te stuiten , heeft men, gelijk zulks nader zal worden aangeloond, meestal meer of min aanmerkelijkc vei^anderingen in de bovst-organen, met uitstor-ling van water en plastische Stoffe enz., aangetrof-len, aan welke dieren uitwendig nog geene kenmerkende ziekte-teekenen werden waargenomen. Op welken tijd nu bij de Longziekte het vermögen , om andere Runderen te kunnen besmetten,
|
||
|
||
lastiugea geregeld. De Heer rtnbeks vcrnani met verwon-tleriug deu euverwachten ilood vau dit Kund, cn zuu getwij-feld helibea , of het wel aaa de Longziekte ware gestorven , zoo niet de opening van het ligcliaam hem daanan volko-mea had overtuigd. Hij werd dau ituk hierdoor in zijn ge-vocleu bevestigd, dat de Longziekte #9632;\verkelijk bij lluudcreu kau hestaan , zouder dal deze zieh door duidelijke en ken-merkoude verscbijnselen openbaart. Hij vocrl ter staving van lt;!it govoeleu uog bet geval aan van cene Koe , die vroeger de ziekte had doorgestaau , cn thans, bij voldoonde ccllust, behoorlijk melk gaf, en naluurlijk hcrkaauvvdc, doch op het onverwachts slierf. Bij de opening bleck het, dat de longen hijna geheel in de gewone outaarding deeiden.
Op den 28Bten Augustus 18-iO, gaf de gemeide Yee-arts de locstemming tot het slagten ecuer Koe van cen anderen ci-genaar, #9632;nelke tot daags te voren volkomcn gezond scheen, zijnde glad in het haar , goed gevoed, cn inwendig door cn laquo;ioor vct. Alicen daags te vorcu toondc het Rund zieh icts minder vlug, at met geringe graagto, terwijl er uitvloeijing van slijm begon plaats te hebben. Bij de opening werd de linker long geheel outaard, de regier volkomcn gezond bc-voudeu.
|
||
|
||
|
||
75
geboren worth, en tot hoe lang de diereu, welke van dezelve opkomen, nog dit schadelijk vermögen behouden , vait, mijns oordeeis, niet met zeker-beid te bepaleo, Het verborgen en gebeel onkeubaar bestaan der ziekte, gedurende een onbepaalden tijd, is eene eigeuscbap, waardoor zieh de Lougziekte van de overige zickten bij het Rund — indien men niet de paarhiekle of zoogenaamde inwendige pok-ziekte {cachexia houm tuberculosd) misscbien möge uitzomleren — onderscbeidt; en deze eigenschap werkt krachtdadig mede, om dezelve te doen voort-duren en bare verspreiding te bevorderen, devvijl zoodanige Runderen, bij welke de ziekte recds in het verborgene bestaat, meermalen van de besmetle stallen of weiden , längs oaiwegen , op de markten gebiagt, of ook uit de band verkocht, en naar eiders vervoerd worden, de besmetting steeds met zieh dragende. Voorts wordt hierdoor de aanlei-ding weggenomea, om in tijds eene gepaste ge-neeswijze aan te wenden, ten eiude de verderc ontwikkeling der long-verharding en de uitstorting van plastische Ijmpha en weivocht in de borstholle voor te komen.
Het verschil, met opzigt tot den meer langzamen of spoedigen voortgang der ontwikkeling, kan nu gelegen zijn in de individuele gesteldheid van het dier. hetwelk aan de ziekte lijdt , en af hangen van de raeerdere of minder Sterke reactie, welke de le-venskracht op den ziekle-prikkel, hetzij deze gelegen is in dp aangebvagte stnetstoffe, ofiueeuaodcr
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
76
ziektebeginsel moet gezocht woidea , uitoeleul r waaruit verschlllende uitwerkingea op het geheele gestel voorlvloeijen, tea gevolge waarvan de Long-ziekte een meer hevig of langzaata beloop aanneemt, en onder eenea acuten of clironinchen vorm le voorschija komt. Voor zoq ver dezelve van busmet-ting afhangt, kan misschien ook in de smetstoffe zelve verschil gelegen zija, als welke, zooalsbier-boven is opgemerkt, waarschijnlijk niet altijd in baren aard volkoinea aan zieh zelve gelijk is, maar, naar omstandigbedeu van Let dier, bij betwelk zi} \vordt voortgebi'agt, afbankelijk van den oudet-dom, trap en de vordering der ziekte, de tempe-ratuur des dampkrings, de jaargetijdea en andere invloeden , dan eens sterker, dan eens zvvakker kaa zijti, om een besmettend vermögen uit te oefeaen. Zelfs scbijnt bet onbetwistbaar, dat de Longziekle nu en dan kan vooikomca zouder eeuige besmetlaquo; tende boedanigheid te bezitten , even als zulks bij andere ziekten wordt waargeuomen, waarorutrent de ondervinding leert, dat zij dan eens ineenehooge mate besmettend, daa minder aaustekeude, ensom-wijlen van alle besuiettelijke eigensebappen ontbloot is, zonder dat zulks aan de uitwendige gedaante der ziekte kan worden oaderkend. Meermalen toch blijven b. v. Paarden, die zelfs een aanmerkelijken tijd naast de zoodanige, welke aan den kvvaden Droes lijden, in stallen bim verblijf bouden, van alle besmetling bevrijd, terwijl op andere tijden deze ziekte spoedig, en als door cene enkele fccademing,
|
||
|
|||
|
||
quot;77
iloor de laatste aan de gezoiule voorwerpen wordl medegedeeld. Hierin fcaa dan ook alleen do zoo lang voortgeduuvd hebbende, en bier en daar nog be-staande, twijfel gegrond zijn: of de ktvade Drocs besmeltend zij, aldan niel? Uit zoodanigver-schil, met betrekkiug tot de meerdere of mindere besmettelijkbeid der Longziekte, scbijnt bet ook alleen eenigermate verklaaibaar , dat dezelve door sommigen onder fa eenvoudige ^ niet-besmellende, epizoölische zlekten wordtgerangscbiktC). Wij voor
|
||
|
||
(') Zoo was huzard van gcvoclcn, dat de Longziekte , welke , in de hier boven opgegevcue jaren, te Parijs word waargenornen , niet bcsmettclijk was , zijndc liem gecn stc]-lig gcval voorgekoraen, waardoor hare hesmettende cigen-scliap bevestigd werd. Ilij merkt cvcnwcl op, dat hethoogst mocijclijk is , onder eon zoo groot aantal van medewcrkendo oorzaken , waaraan hij den oorsprong dozer ziektc mccnt tc moeten tocschriJTcn , omlrent hare al- of nicl-besmettclijk-heid, bcslissendc resultaten te verkrijgen; vooral ook, omdat de procven moestcn genomen worden in bet middelpunt , alwaar de ziektc reeds bestond , en op dicren, die reeds langen tijd de kiemen derzclve bij zieh konden dragen, vöör dat zij nan de besmettiüg werden onderworpen (/ns(ruc-tions, pag. 33). Hoe xecr de besmettelijke aard van cen en dczelfde Vee-zickte incermalen kan verschillen, ofschoon onder dezclfde gedaanten voorkomende, daar van levert onder anderen bet Miltvimr meerdere voorbcelden op. Dc smetstofl'e, welke bij deze anthraxaardige ziekte ontwikkcld wordt , werkt in vele gevallen als ecu doodclijk vergif op menschen en dieren , waarop hclzelve wordt aangewend , hetzij door bczocdeling met bet bloed , of door hot nuttigen van bet vlecsch of den afval der, aan deze ziektc gestorvenc, voorwerpen. In andere gevallen is dit gif zachtcr, en sonrwij-
|
||
|
||
|
|||
1
|
|||
|
|||
78
|
|||
|
|||
|
ens ecliter mccnen, dat, ten aanzien cener zicklc, oui dea naam van Lesuicttendc tc kuanen dragen , niet vercischt wordt, dat zij altijd en ouvoomaar-delijk cen besmetteud vermögen uitocfene , dewijl liiertoe meer dan eene voorwaarde, en de gelijk-tijdige zamenwerkbg van meerdere invloeden ge-
|
||
|
|||
lt;
|
Icn scliijnt hctzclve onschadelijk to zijn voor andere dicrcn, liocwcl dc oorspronkclijk aangetaste voorwerpen aan lie zickle stcrvcu. Dit vcrschil, tea aanzien van dc kwaadaardigluid der smctstoffc, -wordt door onderscheidene Sdirijvcrs beves-tigd (j. i). nor acker , Lehrbuch Hier die geicönlkhcn AH' gemeinen Krankheiten des Pferdes, Rindviehes, Schafes, i'chiceines , Hundes , u. s. w., Tubingen 1823 , ö. 37) , die verzekeren moermalen zonder cenig nadeel dc , aan het Miltvuur gestorveno , Runderen te hebbeu geopend, ook de iuonting aan gezonde dieren zonder cenig gevolg te hebben beproefd, tcrwijl dc buiden \an gestorvene beesten, op dezc gelegd , dezolve nict besmettedeu , golijk mede kalvc-ren scliadcluos met dc melk van dc zickc Runderen werden gevoed. Zeifs -nerd het vlccsch van gcslagle Runderen somvvijlen zonder nadeel genuttigd, hetgeen ook door b, a. greve , te Oldenburg, {Erfahrungen und Jicohachtungcn übsr die Krankheiten der Ifauslhicre, im Vergleich mit den, Krankheiten der Menschen, Oldenburg, ISIS, B. I. S. 43—46) cu anderen bevestigd wordt. Wij voeren dit aileen aan ten betoogc, dat sommigo ziekien bij het Vcc, ondec gclijkcn vorm voorkoraeude, nogtans in baren aard , bc-paaldelijk: wat derzeher besmettende eigenschap bolreft, aanmerkclijk kunnen vcrscbilJen, zoodat zij dan cens in cene boogc mate , dan in cen minderen trap dit vermögen bezitten, lerwijl zij op ecu laquo;äderen tijd hctzclvc gchocl ont-beren.
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
||
79
vordertl worden, maar dat zij zieh, onder het bestaan dczer omstandigheden, aan andere dieren, hetzij van lietzelfde geslacht, of ook somwijlen van meerdere geslachten, kan mededeelen, zulks vverkclijk meer of minder algemeen doet, en zielraquo; daardoor bestendig voortplant.
Als zoodanig hebben wij in ons land de Long-ziekte maar al te zeer leeren kennen. Wij hebben reeds vroeger meerdere waarnemingen van de Vee-arlsen iuoüwe.\ , van caxcar , en rutgkks medegedeeld, welke voor de besmettelijkheid der Longziekte pleiten. Met deze eigenschap Staat de uitbreiding, welke zij bij ons heeft verkregen, zoo-als wij deztive hebben aangewezen, in het naauw-ste verband. Op dezelfde eigenschap berust mede de voordeelige uitwerking, welke men , zoo hier als eiders, heeft ondervonden van cene strenge afzonJering der ziehe van de gezonde Runderen, cn van het dooden der aaugetaste en verdachte voorwerneu, tot stuiting van den voortgang der ziekte aangewend.
Wij meenen dus het betwiste punt der al- of niet-besmettelijkheid op zieh zelve le zeer als voldongen te kunnen beschouwen, dan dat het, na al het geen daaromtrent reeds is aan het licht gebragt , volstrekt noodig zou kunnen geacht worden het besmettend vermögen der Longziekte door ver-dere bcwijzen te staven. Wij oordeelen echter niet te kort te mögen doen aan het regt van lien, die te dezen aanzien voor als nog eene andere
|
||
|
||
|
||
so
dcnkwrjze zijn toegedaaa, om tlaadxaken in plants van bloote uitsprakeu te verlangen, ea wij zallen tlaarom hiei' ecne ea andere waarnemingen latea volgea, welke tot bevestiging der vroegere mede-deelingeQ oaitreat de besmettelijkbeid der Longlaquo; ziekte kuanen dienen (').
In den nacbt tosscben den 4dcB en biea November 1837, overnachttea, in bet Logemeat de Ilei~ bloem, bij cornelis VAN DEN heyden, onder de Gemeeate Oirschot (Provincie Noord-liraband), bijna een uur van de kom van bet Dorp verwij-derd, eenige kalfdragende Runderen, körnende van de Gorinchemsche markt, waaronder zieh teveas eca joage Stier bevoad, die , ait hoofde , dat bij op reis ziek was gewordea, gestald werd , terwijl bet overige Vee des nachts bleef weiden (2).
|
||
|
||
(') Men zic hici'omtrcnt het Fee-artlaquo;. Mayaxijn, D. lil. hhdz. 10!), 103, 172, 178, 176, 197, 209, 227 eu upau-dcre plaatsen. In de vroeger aangehaalde Verhandeüngea van petry , veuukyek en DELTrVAno , wordt dc Ijesiucttciijk.-heid der Longzickte door vele afdocnde voorbecldcn ovcrtui-gend bcvcstigd.
(!) Dcze mcdedceling is gctrokken nit de Rapportca der Commissie , tot het onderzoek en de behandcüng der Longzickte te Oirschot in 1838 , door den Heer Gouverneur van Noord-Braland , aangestcld , Lcstaandc nit den Hcer Mr. p. v.. de la court , Lid der rrovincia'.e Commissie van Land-bouw, den llcer Med. Doet. i. f. c. moi-EScnor, Lid der Provincialc Commissie van Gcneeskimdig Onderzoek en Toc-voorzigt, dca llcer w. f. rykzes, Voc-arls der Ecrsle klaspc.
|
||
|
||
|
||
81
Den volgenHen dag, zijndeZondag, werdende-ze Runderen gebragl blj leonardus wodters , ins-gelijks Logementhouder, wonende te OtVscÄo/, een gioot nur van het vorige logetneut verwijderd, alwaar insgelijks de Vaarscn werden geweid, en de Stier opgestald. Deze werd nu , vermits de koopman geen kans zag, om het dier verder te #9632;vervoeren , verkocht aan coeneiis IATINIIOüders , Bouwman , wonende almede te Oirschot, die dezen Stier trachtte le doen genezea, om denzelven vervolgeus als Spring-stier te gebruiken. Dan, langzamerhand verergerende , ging men, op den 7'1quot;1 November daaraanvolgende, over tot de afma-king van denzelven.
Op den 2,leo December eerstvolgende, werd eene Melkkoe van cornsus van der heiden ziek, weite op den \'lam dag der ziekte stierf.
|
||
|
||
gcadsistcerd door den Heer Burgcmeestcr der Gcmcenle
;-
Oirschot.
#9632;
Door den Heer veriieten wordt raedc cen voorbeeld aanraquo; gehaald , dal na de huisvesting van Vee, uit streken af-komstig, alwaar de Longziektc heerschte, in ceneu stal van gezonde Runderen, deze, vier weken na het vertrek der eerstbedoeldc, door dezelfde zicklo werden aangetast, (t, a. p. pag. 146).
Dat, door het verblijf van verdaclit Vee, gednrende ecnen cnkelen nacht, in eenen stal, in 183a, de Lougziekte aan het, zieh daarin bevindende , Vee werd mcdcgcdecld, bij hetvelk dczclve, na vcrloop van vier wcken , uitbrak , wordt vermeld door den Vcc-arls stepiian , te Munster, (gürlt und uerx-wia , Magazin, w. s, w* B, V- S. 'raquo;78),
IV. Deei.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;8
|
||
|
||
|
|||
|
82
Op den 8,lcn dier maaud , werden wederom twee Melk koeijen , die naast de vorige hadden gestaau, door de ziekte aangetast; waarvan de eene stierf op den 101,jU dag der ziekte , terwijl de andere t geheel vermagerd zijnde, op den 3'ico January 1838, door de daartoe benoemde Commissie, werd ge-dood en geopend.
Eene vierde Melk-koe werd aangetast Op den 11'500 December, en overleed op den 2rquot;;Q dier maand.
Een tweejarige Os, bij welken de ziekte op den 27gt;ien I3ecem[jer uitbrak, stierfop den lsledeg; Januarij 1838; dezelve werd insgelijks op den 3'len January, in tegenwoordiglieid der Commissie, geopend.
Bij LEONARDUS WOUTERS werden eene Melk-koe en een jarig Vaars-kalf op den 12'icdeg; December ziek; bet Kalf stierf binnen twaalf ui'en tijds; de Koe werd , door de bedoelde Commissie, op den bim Januarij 1838 gedood. Dezelve was alsloea geheel vermagerd.
Bij al dezc Runderen, aan de opening onder-vvorpen zijnde , werden de veranderingen aan-getroffen, welke de standvastige kenmerken der Longziekte, onder de gewone wijzigingcn , uitma-ken, die wij niet noodig achten op te noemen.
Daar nu de ziekte zieh voor het eerst in deze streck kwam te openbaren, en dezelve zieh nog slecbts tot twee punten bepaalde, werd , in het algemeen belang , nuttig geoordeeld eene opoffering te doen , daarin bestaande , om de overige Runderen op de twee stailenbij cornelis VAN DER HEV-
|
||
|
|||
|
||
S3
KKS, bestaande in l (Nlelk-koe cn 3 Vaarseu, ea bij leosakdds wouTEas, in l zieke, 2 nogschija-baar gezonde Melk-koeijen, en l Kalf van nage-noeg veertien dagen oud , te dooden. Bij het zieke Rund van laatstgeuoemden eigenaar werd de linker long-kwabbe bijzonder zwaar, brokkelig, ea vleezig gevonden , en zoodanig aan de borslwandeu vastgegroeid, dat dezelve moeijelijk van dezelve kon worden afgetrokken , zonder aan stukken te worden gescheurd. Bij het aftrekken der liuid zag men verscheidene roode bloedige strepen, welke de Yee-arls RVKZEN verklaarde bij geen der overige Runderen te hebben waargenomen. Bij een der scliijnbaar gezonde Runderen, zijndc eene vierjarige Meik-koe, die eenige dagen te voran was begonnen te hoesten cn de melk verloren had, was de linker long-kwabbe, ter grootte van een klein thee-scho-teltje, op twee plaatsen aangedaan, uit welke plaat-sen zieh bij eenige drukking eene geelachtige stoße ontlastle. Bij de andere, zijnde eene vijljarige Koe, waaraan men hoegenaamd niets ziekelijks had op-gemerkt, was de linker long-kwabbe, ter groolte van een Hollandschen dukaton, verhard. Aan het Kalf, van deze Koe geworpen, hetwelk nu nage-noeg veertien dagen oud was, werd niets tegennaraquo; tuurlijks waargenomen.
De Runderen van CORNELIS VAN DER HETDEN, waren, \66v de afmaking, oogenschijnlijk gezond, en sprengen vrohjk, toen dezelve van den stal werden gehaald; doch bij de opening bleek, dat
8-
|
||
|
||
|
||
84
bij drie, en wel het ergst, Lij de vijijarige Koe, de legttr long-kwab vleezig, en met de ribbeu te zarnengegroeid was. By eene tweejarige Vaavs was tevens de leverbotziekte aanwezig; terwijl Lij de andere Vaars de longen nog niet vleezig, doch zeei' bleek waren, en in kleur van gezonde longen verschilden. Wijders wordt nog in dit Verslag op-gemerkt, dat dc bcwuste Stier, waardoor scbier buiten eenigen twijfel de Lesmetting was aange-bragt, in de beide opgenoemde logementen, toen men dezelven buitenshuis trachtte te brengen, zieh losrukte, en nu tusschen het Vee l!ep der eige-naren. Juist die Runderen, naast welke hij zicli eenen körten tijd had opgehouden, werden het eerst door de Longziekte aangetast. WoOTERS had bovendien ook zijn Vee het hooi laten gebruiken , hetwelk den Stier was voorgeworpen geweest. De Heer RTEZBB voegt er bij , dat ook hier gebleken is, dat de Runderen reeds in een vrij ergen trap de Longziekte kunnen hebben, alvorens zij zulks door eenige teekenen doen blijken. Door de veraas genomene maatregelen van znivering der stallen, het verwijderen en onderbrengen der meststofien, het verbod, om vooreerst Vee op de bedoelde stallen toe te laten enz., heeft de ziekte in der tijd te Oirsokot geene verdere uitbreiding verkregen.
VVij zullen hier ccnige waarnemingen laten vol-gen, door den Heer Vee-arls E. J. c. ryndbrs medcgedeeld, strekkende tot hevesliging van den besmettcnden aard der Longziekte.
|
||
|
||
|
||
85
Bij J. oskam, op deliofstede S/n/Vawlaquo;?, onder do Gemeente TJlrecht, opeabaarde zieh de Longziekte, op den kim November 1839, bij een zevenjarig Rund, lietwelk reeds op den 7^quot; November over-leed. Op dezen dag werd wederom 1 Bund, zijnde vierjariy t aangetast, hetwelk op den lö^quot; stierf. Tot den 2lsten December bleef de genoemde Landman van de ziekte verscboond ; doch nu ontstond dezelve bij I vierjarig Rund, betwelk, op den 29squot;n January 1840 , volkomen bersteld scbeen. Daarna openbaarde dezelve zicb, op den 24squot;;a February, bij 1 tweejarig , op den 17lt;,e0 Maart, bij een achtjarig, op den 245'en Maart, bij 1 eenjariy, en, op den 2Ilea April, bij i tweejarig Rund. De drie eerslgeuoemde stierven alle binnen uegen dagen; bet laatste werd , onder de bebandeling van gemelde Vee-arts, bersteld. Nog werd later, op den 18dcn April, 1 zesjariy Rund aangetast, hetwelk op den 2'iA-a dier maand stierf, en op 25 April 1 vijfjarig, dat op 26 Mei over-leed.
Over bet geheel mm de Longziekte bij dezen Vee-houder eenen langzamen voortgang. Vroeger had dezelve niet onder zijn Vee bestaan; doch hetzelve had, in den zomer van 1839, naastlong-zieke Runderen gegraasd, waardoor bet meer dan waarschijnlijk is besmet geworden (!).
|
||
|
||
(l) Bij dcnzclfdcn Landman kwara dczclfdc ziekte, in hct laatst der maand February 1844 , nog wederom te voorschijn bij ccne
|
||
|
||
|
||
86
Op de Hooge fFeide , hmten de Catharijne-Poort, onder de Stad Utrecht, Lij den Landman a. TERHEüLEPr, -werden , van 13 November 1839 tot 26 Mei 1840, 13 stuks Runderen door de ziekte aangetast, waarvan 7 stierven en 6 opkwa-men. Reeds vroeger had de Longziekte op deze Hofstede geliecrscht, en eenige Runderen wegge-sleept. In den vroegen zomer van 1839, hadden de laatst ziek gewordene Runderen naast longziek Vee gcgraasd. Ook kon geene andere oorzaak besclml-digd worden dan besmetting bij G. J. H. VAN BY-LEVELT , op den Elsenltirg , wiens Vee, in den laatsten zomer, was geweid geworden naast Rtin-deren , onder welke de Longziekte heerscbte. Van 36 November 1839 tot 8 September IS'lO, werden bij dezen Veeliouder, in ongeregelae opvol-gingen, 21 stuks Vee aangetast, waarvan 14 over-
|
||
|
||
Koe van zes kalveren, welke hij rccds in 1850, lijJcns hot vroeger bestaaa der zicktc, opzijnc Hofstede, bezat. Nadatdczclvc tocn was opgehoaden , iiad i. oskam Dimmer in de gelegen-heid geweest de Longziekte nicer le zien , cf er icts in de omstreken van tc vernemen. Ook gecn zijner huisgcnootcu kon met besmel Vee in aaiiraking zijn geweest. Hij had , sedert dcu tcdoclden tusschentijd, gcen Vee van elders aan-gekocht, Dc afstammelingcn van het Vee van IS-iO waren steeds gezond gcbleven. Er waren dus im raeer dan drie jaren verloopcn , nadat de Longziekte op deze Hoeve had op-gehouden te bestasn. Zal men in dit geval mocten denken aau eene nicuwc van-zelf-outwikkeling der ziekte , of daar-aan, dat de vroeger ontyangene smelstoffc, mccrdere jarcu laug, in lief ligchaam ais sliiimcrcnde is gcbleven?
|
||
|
||
|
||
81
ledeh en 6 hersteld werden, immers van de ziekte opkwamen. Zoowel bij dezen als bij den laatst-vorigen Veehouder, had er tussclien het eersteen de volgende ziekte-gevallen eene aamnerkelijke tijd-ruimte plaals. Bij A. VERMEüLEN namelijk van 13 November, toen slechts 1 Rund werd aange-lasl, tot 3 Maart daaraanvolgende, en bij G. J. H. VAN BTLEVflLT, van 16 November tot 28 Maart, bepalende zieh de ziekte toen siech ts tot 1 Rund. Na ging de uitbreiding spoediger voort. Bij G. BE BRüiNj buiten de Tolsteeg-Poort onder Utrecht, ontstoud de Longziekte op nieuw bij 1 Rund, in de maarul October 1839. Ook hier werden , tot 15 Maart 1840, geene Runderen meer aangedaan; doch nu brak de ziekte wederom uit, en werden, tot in de maand Mei, 11 stuks aangetast, waarvan 8 herstelden en slechts 3 overleden. Lij dezen Veeman had het geval plaats, hetwelkop bladz 73 is vermeld, dat namelijk een Rund plotseling aan de Longziekte overleed, zonder dat aan hetzelve eenig duidelijk ziekte-verschijnsel bij het leven was opgemerkt, Reeds vroeger, namelijk in den zonier van 1839, had deze Veehouder 3 Runderen aan dezelfde ziekte verloren. Hij. verklaarde geene andere oorzaak voor het ontstaan derzelve tekunnen veronderstellen , dan dat hij gcnoodzaakt was ge-weest zijn Vee naast longziek Vee te doen weiden. Ditzelfde had almede plaats bij P. KOPPERS, buiten de Cathartjne-Poort, bij wien, van 5 December 1839 tot 25 Januarij 1840, 8 Runderen werden
|
||
|
||
|
||
aangetast, welke, op ein na, alle overleden. lioewel dit Vee eene schrale verzorging genoot, en siecht gevoed was, kon echter de ziekte niet wel anders dan aan besmetting worden toegeschreven, door het weiden in de nabijheid van longzieii Vee, in den vorigen zomer, als wanneer hij ook reeds enkele Runderen aan de Longziekte Lad verloren. Bij N. baars, op de Hooge-tVeide woon-achtig, werden, van J4 December 1839 tot 4 April 1840, 5 Rundbeesten longziek, waarvan slechls t;en , nadat hetzelve het Kalf verlegd had, her-stelde; de overige stierven tusscheu den 6lt;ien eu Squot;011 dag na de eerste ziekte-verschijnselen. Bij a. achterberg, buiten de Tolsteey-Poort, brak de Longziekte uit op den 30 December 1839, durende tot den 10 February 1840 voort, binnen welken tijd 4 Runderen door dezelve werden aangetast , en daaraan overleden , terwijl een vijfJe Rund geheel versclioond bleef. Bij a Augustinus, • ^buiten dezclfde poort woonachtig, werd in de maand December 1839, een Rund aangedaan. Of-schoou dit Rund een tijd lang tusschen andere Runderen had gegraasd en op stal gestaan, nam de ziekte echter bij dezen Veehouder geen voort-gang. Bij H. VAN soestbergen, wonende buiten dezelfde poort, naast JOHANNES DENHARTOG, onder wieas Rundvee de Longziekte reeds bestond, en waarmede hij dikwijls in aanraking was geweest, openbaarde zieh dezelfde ziekte, op den 13 Maart 1840, aan 2 Mclk-kocijcn , waarvan de eene over-
|
||
|
||
|
||
89
Iced , doch de andere hersteld werd. Nog werd bij laquo;. VAN ZUYLEjy, wonende naast jou. DEN HARIOO , eu H. vdN sokstbergkn , wicr \ee meermalen door VAN zui'JLEV was bezocht, de Longziekte waarge-nomen, op den 15 April van hetzelfde jaar, bij l lienjarig, en, op den 16 Mel, bij 1 anderhalfja-rig Rund, welke beide opkwamen.
De Runderen der laatstgeuoemde zes eigenaren hadden, even als die van de vroeger vermelde Veehouders, gednrende den voorafgeganen zonier, in de onmiddellijke of körte nabijheid van Vee, onder hetwelk de Longziekte bestond, en wel op onderscheidene plaatsen, gegraasd.
Dezelfde ziekte openbaarde zieh , op den 9 Junij 1840, onder het Vee, voor de vetweiding bestemd, van de Heer 0. s. DE HAART, grazende onder de Gemeente Houlen, waardoor, tot 17 September , 9 stuks werden aangetast. De 7 eerst ziek gewordene Runderen stierven alle binnen 14 da-gen, terwijl de twee overige zieh herstelden. Hier ontstond de ziekte kort nadat men een Stier, die de Longziekte had , door het land had gedreven , waarin de Runderen graasden. Bij 1 driejarig Rund van 0. DK vree , buiten de Tolsleeg~Poori, vertoonde zieh de Longziekte op den 22 Junij 1840, hetwelk reeds op den 24 stierf. Waarschijn-lijk was hetzelve reeds vroeger aangedaan, zonder dat men zulks had waargenomen. Voor zoo ver aan den eigenaar bekend was, had er tusschen zijn Vee eu andere zicke Runderen geene aonraking
|
||
|
||
|
||
90
plaats gehad: doch had het uu aangetaste Rund, in den vorigen zomer^ op een kamp afstands, bij longzieke Runderen moeten grazen, Een tweeja-rig R und , toebehoorende aan A. VaS steenwyk , vveid , op den 2 Julij 18^0, aangedaan. Hetzelve had den geheelen vorigen zomer bij de Runderen van G. J. H. VAN BTXEVELT geloopen. Dit Rund oveileed reeds op den 7 Julij daaraanvolgende. Ooii 1 Rund van r. DE EUüYN, onder Absiede, Lij Ulreckl t had gegraasd naast Runderen , waar-van er, van tijd tot tijd, door de Longziekte werden aacgetast. Bij dit beest vverd de ziekteop-gemerkt op den 23 Julij, hetwelk, onder de aan-vvendingder, eerstontstekingwerende, later opwek-lende en versterkende, geneeswijze, in het begin der mnand September, als hersteld , naar de weide werd teruggebragt. Nog werden, op den 29 Augustus , 1 andeihalfjarig Rund van H. VERMfiULEJV, op den S September, I diiejarig Rund vanj. m-tewaal, en, op den 7 September, 1 drie-en-half-jarig Rund van J. W. KOOTKAR door de Longziekte aangetast, waarvan het eerstbedoelde stierf, terwijl de uitslag der twee laatste aan den Heer rynders, als zijnde dezelve onder de behandeling van eenea anderen Vee-arts geweest, onbekcnd is gebleven. AI deze drie Runderen waren met longzieke voor-werpen in aanraking geweest. Dezelve hadderaquo; buiten de Catharijne-Poort gegraasd op de zoo-genaamde Hooge-Weide, alwaar de Longziekte reeds sedert vele maanden aauhoudend had ge-
|
||
|
||
|
||
91
heeischt, en dus eene voortduremle gelegenheid tut besmetting bestond,
Te Eemnes openbaarde zieh de Longziekte, volgens de mededeeling van den Vee-arts F. H. VAM dommklen , te Baarn (Provincie Uirechl), in den herfst van 1843, bij vijf Veehouders, alwaar dezelvc tot dus ver niet onder het Rundvee had bestaan. Zij rigtte bij sommige dezer Landlie-den groote verwoestingen aan. Van alien hadden de Runderen gegraasd \lak legen over die van den Landman h. BIESITAAR, onder welke laatstbe-doelde de Longziekte reeds lang heerschende was , zijnde reeds 9 stuks daaraan overleden.
Ik zou in te uitvoerige vermeldingen moeten treden , Indien ik de gevallen wilde mededeelen , hoe veelvuldige malen de Longziekte is verbreid geworden, wanneer dezelve op algemeene of Ge-meente-weiden heerschte, alvvaar een groot getal Runderen bij elkander grazen , die , in den herfst, naar de stallen der vcrschillende eigenaren wordende teruggevoerd , deze stallen meestal tot zoo vale nicuwe brandpunten van besmetting maakten, Een enkel voorbeeld möge hier voor vele dienen.
In de maand November 1842, stalde de Land-man 6. raquo;E kruif, op de Hofstede Oyevaarshorst, onder de Gemeente hensden, toebehoorende aan den WelEdelGeboren Heer a. j. de beaüfort , Lid der Commissie van Landbouw in de Provincie Utrecht, 17 stuks Runderen op, Onder deze be-vond zieh eene driejarige Vaais, die den geheelen
|
||
|
||
|
||
92
zomer hij 's Graveland, in de Gooisohe Gemeen-tc-weide, had geloopen. Op deze weide im be-stond de Longziekte, sedert eenigen tijd , onder de aldaar ingeschaarde Runderen. In de eerste helft van December, vverd de bedoelde driejarige Vaars door de Longziekte aangetast. Op den 20 January 1843, openbaarde zieh dezelfde ziekte bij eene insgelijks driejarige Vaars, die twee plaatsen van het eerstgemelde Rund verwijderd stond. Voorts deelden nog, bij opvolging, tot het begin der mäand April, 8 stuks in dezelfde ziekte, van welk tiental 6 kwamen le sterven en ^t be-Louden zijn gebleven.
Deze voorbeelden, welke ik nog met vele zoude kunnen vermeerderen , Indien ik niet vreesde, door de gelijkluideuheid der raededeelingen in eene ver-\elende herhaling te zullen vervallen, zullen wel tot eene voldoende overluiging kunnen strekken, dat de Longziekte niet alleen door besmetting kan worden medegedeeld, wanneer zieh zieke en ge-zonde Runderen in dezelfde stallen of weiden on-ruiddellijk bij elkander beviaden, maar ook indien zij op zekeren afstand in elkanders nabijheid grazen. Immers mag men als zeker aannemen, dat de uitgeademde lucht der longzieke dieren, vvaaraan de smetstoffe verbonden is, zieh gemak-kelijk tot de naast omringende weiden, door den wind laat overvoeren, welke dan, kortcren of längeren tijd, over de oppervlakte van den bodem blijveiide zweven, dooi: de aldaar zieh beviadende
|
||
|
||
|
||
9d
Runderen moet worden ingeadciml, die op deze wijze besmet zollen worden. Veeltijds zijn ook de slootea tusschen de weldca niet zoo breed, of da Runderen kuunea elkander met de koppen nade-reu, eu alzoo de besmetting onmiddellijk mede-deelen en ontvangen (').
De volgende gevallen worden mede door den Heer ryndeiis aangevoerd, als bewijzen voor de besmeUelijkheid der Longziekte, en hoe dezelve
|
||
|
||
(') Ecn belangrijk voorbecld, hoc door aanwaaijingdcsmel-stoffc kan worden overgevoerd, werd mij mcdegcdccld, door den WelEcrw. Heer n. van Ingen , Predikant te Dahn (Provincie Drenthe), -waargenomen tijdens het heerschen der Longziekte in dat Gewcst, in 1842. Een Ycehouder nsmclijk, wonende in LetGelmclU/iennet:eW(Gcin. Ztt'eeJo) , verloorcene Koc, zijude de cerste , welke aldaar aan dezelve ovcrlced. De eigeuaar , op dat tijdstip nog niet met den aard der zickte bekend zijnde , zoo was zulks oorzaak , dat men minder zorg had gedragen, om het doode Rund diep in de aarde tc begra-vcn. Dit gaf aanlciding , dat de begraafplaats spoedig door Ilondcn werd ontdekt, die van rondsom op dezelve afkva-men, het graf openkrabdeo , cn zieh aan het lijfc verzadig-den, hctwelk dagclijks herhaald werd. Het graf steeds openblijvende , veroorzaakte het lijk een ondragelijken stank, zoo zelfs, dat de daartegen over wonende Landman jannes oostixg , aan de westzijde , genoodzaakt werd zijne groote stal-deur gcsloten te houdeu. De aanhoudendc ooste-wind, die juist woci, toen het beest, door opkrabbing van den grond, ontbloot was, dreef de verpeste lucht onafgebro-ken van den buurman, die aan de oostzijde woonde, op de stal-dccl van costing , alwaar zijn Vce gcplaatst was, Eerlang openbaardc zieh de zickte onder bctzelve. Men kon geeue andere oorzaak vermoeden , dan dat de overgewaaide Inclit de smctstolTc had aangevoerd.
|
||
|
||
|
||
94
op eene meer of minder onmidJellyke wijze kan worden oveigedragen.
Te Weslbroek (Proviucie Vtrechf), ontstond de Longziekte in den winter van 1S39 lot 1840 , bij den Landman W. OTfEN, zijade aargebragt door een Pink , hetwelk, elders op een erfhuis zijode aangekocht, slechts een körten lijd op zijnen slal werd geplaats'. Het dier , dat derwaarts ten verkoop was gehragt , omdat het niet wilde groeijen, werd nu ziek, besmelte het naast aan hetzelve staande Rund , waardoor de Longziekte zieh zoo hevig en spoedig uithreidde, dat de geheele stal van w. OXTEN, op weinige stuks Vee na, geheel uitstieif.
Bij eenen Landman te Achilienhoven, werden, in 1840, op eene weide, 9 Runderen achter cl-kander door de Longziekte aangetast, op welke weide, iu het vooijnar, gestorvene Runderen waren begraven.
In 1840 ontstond de Longziekte onder het Vee van eenen Veehouder v. D. H., buiten de Waard-Poort, hetwelk door deuzelven werd verzwegen. Hij hield eenen Stier, die mede diende, om de Koeijen van andere Veehouders te dekken. Deze stond wel in een afzonderlijk lgt;ok, op eenige schre-den afstands van het overige Vee verwijderd, doch werd door dezelfde op passers verzorgd en behan-deld. ^ ele der Koeijen , die door dezen Stier besprengen waren, werden door de Longziekte aangetast. In 1841 overleed de Stier aan dezelfde ziekte.
|
||
|
||
|
||
95
Op den stal van eea La ml man te Achttienho-ven, alwaar geen spoor van Longziekte bestond, word eene Koe gedekt door den Stier van j. lam, welke Stier voor eenigea tijd de ziekte had gehad, doch na als hersteld werd gehouden. Eenige da-gen daarna, werd de gedekte Koe door de Longziekte aangedaan , waaraan dezelve stierf. Er hieven bij dezen Landman, door opvolgende besmet-lingen, slechts weinige Runderen van dezelve ver-schoond.
Een derde merkwaardig #9632;voorbeeld van besmet-ting door een' Spring-stier, en van hetlanghuis-vesten der smetstoffe in het ligchaam, voor dat de ziekte zieh openbaart, levert het volgende geval op. Bij de Veehoudster c. tan der wild, te Maarssen (Provincie Utrecht), brak de Longziekte uit, in Maart 1842, bij twee Runderen, en tastte achtervolgens 15 stuks aan, waarvan het gvootsle getal stierf. Nu waren de Runderen van deze Veehoudster, in den zomer van 1841, besprongen door eenen Stier van JAN VAN POORN, in dezelfde Gemeente woonachtig, bij wien , in Maart van dat jaar , en dus een jaar te voren, dezelfde ziekte was begonnen te heerschen. De Stier, die tot de laatst ziekgewordene beesten behoorde, was wel van de ziekte opgekomen, en werd onder de herstelden gerekend, ofschoon hij nog steeds siecht gevoed, en hoestende was gebleven , en dus niet als volkomeu genezen kon worden beschouwd. Bij de We*. C. van der willraquo; brak de Longziekte uit, jaist bij
|
||
|
||
|
||
96
die Runderen, welke door den bedoelden Stier waren besprongea, zijnde overigens in de Ge-ineenle Maarssen of nabij gelegene omstreken geen spoor van Longziekte te ontdekken. Er was geen Vee aangekocht, en de Runderen van gemeide Weduwe waren ook , zoo veel men kon nagaan, met geen longziek Vee, of met lieden, door wie de ziekte kon zijn medegedeeld, in aanraking ge-,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; weest. Dezelve was ook bij J. van doorn nu reeds
sedert ongeveer vijf maanden opgehouden. Er is wyders geen twijfel aan, of de Longziekte is, in de streken , alwaar de Koeijea niet algemeen door eigene of bijzondere Stieren, maar door algemeene of zoogenaamde lei-Stieren, worden besprongen , dikwijls* verspreid geworden, daar loch veeltijds deze zoovvcl bij de reeds besmette of verdachte als bij gezoude Koeijen worden toegelaten.
Een ander voorbeeld van besmetting had in de Geineente Achtiienhoven plaats, door middel van een dekkleed , hetwelk vroeger op een longziek Rund had gelegen. Dit klced werd gebruikt bij de Koe van iemand, onder wiens Vee nog geene Longziekte bekend was. Deze Koe werd eenigen tijd daarna door de ziekte aangedaan, en stak verder het grootste gedeelte van het Vee van den stal aan.
Stellen nu deze waarnemingen, onzes oordeels, de besmettelijkheid der Longziekte, door de meer of minder onmiddellijke aanraking .van gezonde met zieke of verdachte Runderen, buken allen re-delyken twijfel, de ondervinding geeft ook vele
|
||
|
||
|
||
|
||
97
voürbeeldeu aan de hand, dat de smetstoft'e op cene niicldellijke vvijze , door personen , goederen , ook door de meststofTea, kan worden overgedra-gen: vvaarvaa de navolgende voorbeeldea tot be-vcstiging mögen strekkcn.
la Mei 1839, ontstond de Longziekte bij den Landmau KARS BKY, vvoaende in de Geraeente IVcstbrock. Bij dozen Veehouder bad, in de niaand Maart Levorens, eene begrafenis plaats, als wanneer ongeveur 80 menseben uit de omstreek in zijne wouiiig tegenvvoordig waren geweest. Onder deze bevonden zieh meerdere Landlieden, op wier stallen de Longziekte bestond. Van deze waren sommige in den stal van BRT gegaan, otn zijn Vee te bezigtigen , hetwelk ook door ben betast was geworden. Na verloop van eenigen lijd, werden eerst een, en kort daarna nog twee Runderen door de ziekte aangetast. Gemeide Yeebouder meende het ontstaan der ziekte bij beta alleen aan dat bezoek te moeten toescbrijven.
Op gelijke wijze ward de ziekte overgebragt bij de W'd. van soest, te Zuilen^ doordien de zoon van een anderen , nagenoeg een uur ver van daar wonenden, Veehouder, bij wien de Longziekte bestond, bare woning en Vee meermalen bezoebt; en van bier werd dezelve overgedragen op bet Vee van eene, nog verder van daar ver-wijderde, Veehoudster, namclijk de W',J. vanieeü-wen , te Maarsseveen, en zulks almede, uadat de knecht van deze slecbts eenmaal in den stal van
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 9
|
||
|
||
|
||
98
de Wquot;*. VAN sOESt was gevveest , om de zieke Runderen aldaar in oogenschouw le nemen. Hoe dikwijls zal niet dezelfde ziekte verspreid zijn geworden door Vee-knechten en Vee-meiden bij de verhuizing van hoeven, alwaar zij longziek Vee liadden behandeld, naar de zoodanige , waarop de ziekte niet bestond; doch waar dezelve, korteren of längeren tijd na hunne aankomst, le voorscbijn kwam? Ofsclioon ik mij buiten Staat bevind bier-omtrent bepaalde voorbeelden bij te brengen, zoo zijn mij daarvan meerdere gevallen zijdelings ter oore gekomen, aan de waarbeid van welke men te minder mag twijfelen , daar deze wijze van over-draging der smetstoffe zieh , in verband tot de aan-gevoerde daadzaken , als van zelve laat aannemen. Ter verdere staving , dat de smetstoffe der Long-ziekte door menschen kan worden overdragen, en wel op eene wijze, waarop men naauwelijks eenig vermoeden zou vestigen, kan de volgende mede-deeling dienen , ontvangen van den Ueer f. h. vah dommelen, Vee-arts der Eerste Klasse te Baarn, onder dagteekening van 30 Junij 1842. In de maand Mei , brak de Longziekte uit bij den Landman P. HELHORST , in de Birchi onder Soest. Op bet oogenblik der dagteekening van het ge-melde berigt, waren daai'aan 10 Runderen over-leden en 8 genezen, of wel schljnbaar liersteld. Wal de aanleidende oorzaken betreft, welke tot bei ontstaan der ziekte alliier bebben bijgedragen, bieromtreul, zegl de licer VAN dommelen , moet ik
|
||
|
||
|
||
99
Lekeunen, dat de, door tnij met alle naauwkeu-riglieid in liet werk gestelde, nasporingen, geeiie volstrekte zekerheid hebben opgeleverd. A.an over-gebragte besmctling scheen in den eerslen opslag niet Ic kunnen worden gedacbt, daar de genielde Vcernan nimmer eenig nieuw Melk-vee aankoopt, en zulks uit hoofde, dat op zijne weiden eene oorzaak bestaat, waaruit hct bloedpissen, (tniolus cruenius) bij bet Rundvee voorlvloeit, en waaraan liet vreemde Vee meer onderhevig wordt bevondeu dan helgeen op zoodanige weiden opgevoed is. Om deze reden fokte heliiorst steeds, sedert vele jaren, zijn eigen Vee aan. Ook kon men uiet veronderstellen, dat de ziekte kon aangebragt zijn, doordien deze Landman of iemand zijner buisge-noten in besmette stallen of weiden geweesl zouden zijn, vermits dezelve in den omtrek niet bestond. Later ecbter gaf de volgende omstandigbeid tot groote waarschijnlijklieid aanleiding, dat hier inder-daad besmetling plaats had gevonden. De gemelde Landman namelijk was gewoon zijne schüren, ge— durende den winter, te verhuren aan een' Herder tot huisvesting van Schapen, Die Herder had, gedurende den laatstverloopen winter, bij eenea Boer achter ^laquo;ers/bor/, Runderen, aandeLong-ziekte gestorven, helpen afvillen, en was daarna , met denzelfden bemorsten broek aan het ligchaam, waarmede bij dat werk verrigt had, wcderom naar zijne Schapen bij helhorst gegaan. Bij dezea lagen de raap-koeken, voor de Schapen bestemd,
|
||
|
||
|
||
IUO
op de züldering (de hilt) boveraquo; de Koeijen. Nu herinuerde nELHORST zieh , dat hij meermalen de-zen Herder had gewaarschuwd, om niet weder, met dien Lroek aan, iu zijn achterhuis te komen; doch dat hij hera daar later nog dikwijls had aan-getrofien. Het geen lüerbij vooral opmerkiug verdient , is, dat de koeken, welke dagelijks door heoi tot voedsel voor de Schapen moesten worden afgehaald, juist boven die Koe gelegen waren, bij welke de Longziekte zieh het eerst openbaarde.
Een ander voorbeeld wordt door den Heer VaN DOMMELEN medegedeeld , hetwelk niet minder voor den hoogst besuiettenden aard der ziekte , als voor de gemakkelijke overdraging der smetstofFe pleit. Zekere Landman , met name TT3IEN GtAZEMAKER , wonende te liilversum , bezecht, inhet najaar van 1842 , ziju Neef, mede aldaar vvoonachtig. In zijne woning zijnüe gekomen, zag liij eenige ziekc Runderen op den stal staan. Niet vermoedende , dat dezelve door de eigenlijke Longziekte waren anugedaan, veronderstelde hij, wegens het kwijlen ea de uitvloeijing van slijm uit den neusenmond, dat bij dit Vee het Mojidzeer of de zoogenaamde Spruw-ziekte bestond, welke ongesteldheid nog hier en daar heerschte. Hij wandelde dus gerust längs dit Vee heen , bestreek en bevoelde hetzelve, terwijl een der zieke Runderen hem tevens zijneu jas beriekte en belekte, zooals de Runderen dit gewoon zijn te doen, Indien men ylak tegen over dezelve op de stallen gaat staan. Na eenigen tijd
|
||
|
||
|
||
101
hier vertoefd ic hebbeu, ging glazemaker van-daar onmiddellijk naar z!ja eigen land, om naav eene Koe te zien, die op het kalven stond. Deze bevoelende, en ziende, dat de banden los waren, zoo deed hij haar een touvv aan den kop, en bragt de Koe op zijnen stal. Dezelve kalfde op hären tijd , gaf veel melk , en bleeiquot; daarin steeds toenemen, totdat zij, na verloop van ongeveer drie wekea, plotseling uit de melk geraakte, ziek werd, en na iwaalf dageu stierf.
Men had een, in den omtrekwonendeu, Empi~ ricus bij het zieke Rund gehaald , die in heteerst verklaarde, dat de Koe slechts eene verstopping had in de boekmaag ; bij de opening bleek het echter daidelijk genoeg, dat zij aan de Longziekte gestorven was. Nu openbaarde zieh dezelfde ziek-te, na vei-]oop van nogmaals 14 dagen, bij het Rund, dat juist naast aan de eerstgemelde Koe had gestaan, en breidde zieh verder tot de overige Runderen uit, waaraan 8 stuks kyvamen te overlijdeu.
In September 1839, brak deLongziekte, volgens mededeeling van den Heer p. ltbaart, te Tholen, van 28 September van het gemelde jaar, uit, onder de Runderen van de W i. J. ST0I.S , op het VAlaadSl.Philipsla7id, waaraan een aanzienlijk getaJ kwam te overlijdeu. Men zocht laug te vergeefs naar de oorzaak van het oulstaan der ziekteop dit, geheel op zieh zelf gelegen , Eilandje. Gemean-schap met vreemd Vee liet zieh niet verouderstel-len, daar er, sedert versclieidene jaren f geen Vee
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
102
van buiten was ingevoerd. De Heer LYBAART merkt op, dat, indien men de Stelling, datdeLongziekte in ons land alleen door besmetting onlstaat, wil vastliouden, bier aan een tusscben-middel of dra-ger moct gedacht worden, en zulks zou, in bet onderhavige geval, daarin kunnen worden gezocht, dat zeker werkvolk nit Zuid-IIolland, wonende in eenc streek, alwaar de Longziekte bevigbeerscb-te, bij afwisseling de gemelde bofstede bad bezocbt, om den vlasbouw te bewerken. Dit gevoelen werd versterkt, doordien het bedoelde werkvolk deszelfs nachtverbiijf bad opgeslagen in de iiabijbeid der eerst ziek gewordene Runderen, waardoor deze lieden zicb dikwijls met dezelve in onmiddellijke aanraking bad-den bevonden. Eenigen ecbter bidden bet daar-voor, dat de ziekte veeleer zou zijn ingesleept uit de aangrenzende Provincie Noord-Braband, alwaar, tijdens den zomer, eenige jonge Runderen in de weide waren bcsteld geweest, die de besmetting bij derzelver terugkomst konden hebben me-degebragt ('),
Omtrent bei onlstaan der Longziekte onder de Gemeente Hoofdplaat, in de Provincie Zeeland, decide de Heer M. L. mazure , Vee-arts der Berste Klasse, le Ooslburg y onder schrijven van 21
|
||
|
||
lt;') De gcschicdonis der Longziekte in de Provincie ZcelancZ vindt men uitvoeiig Leselireven in de Verhandeling van den Heer j. van iieuxum , Over rfe besmetteiijke Longziekte onder het Rundiee , en de maatregelen en miildctcn, om deselvc uf te weren en te ituilen ; Zierikzee 1842.
|
||
|
||
|
||
103
November 1840, liet navolgeude mede. Dezelve brak uit in het begia der maand September van dat jaar, blj den Landmaa r. ieenhodxs , iu de gemeide Gemeente woonachti'g. Mea had bier geen vreemd Vee aangekocht, hetwelk door de stamregisters vau al bet aanwezige Vee werd ge-staafd. Ook werd zulks door naburige, en met den Vee-stand van ieenhoüts bckende, Landlieden bevestigd. Er was zelfs, gedurende twaalf jaren tijds, geen stuk vreemd Vee op de boeve eeweest. Op publieke wegen kwam het Vee niet, maar hetzclve graasde in beslotene weiden. De Stapel bestond uit Melk-vee , en jonge Runderen ? be-nevens uit een tweejaiig vet Rund.
Dear Si. Anna-ter-Muiden, alwaar de Long-ziekte in Junij bevorens was uitgebroken, op vijf uren afstands van gemelde boeve gelegen is, en er geene menschen uit die streek op de boeve van den Landman leeauoüts , noch deze of van zijne buisgenootcn iemand in de laatstgenoemde plaats aanwezig waren geweest, zoo kon van daar ook de besmetting niet ziju overgebragt. Dit cen en ander deed bij den Heer aiAZURE eenigen twijfel ontstaan, of de ziekte, tot onderzoek van welke hij, op den 19 October, gcroepen was —• zijnde het daaraan lijdende Ruud nog in leven, tenvijl eenigen tijd le voren , uamelijk op den 10 Oct. , een voorvverp, vermoedelijk door dezelfde ziekte aan-getast, gestorven was — wel voor de Longziekte moest worden gehouden.
|
||
|
||
|
||
10 i
Door de opening van het Rund, hetwelk tot Let oogmerk van onderzoek gedood werd , bleek het, dat zijne eerste veronderstelling maar al te gegrond was, bhjkbaar aan de leverachtige verharding, vergrooting, en de gemarmerde onlaarding, waar-door de linker long-kwab was aangedaan. Er werd nu nogmaals navraag gedaan, of er ook van elders vreemde menschen in den Vee-stal waren geweest? En nu berinnerde men zieh, dat omstreeks bet begin der maand Jumj , zijnde bij gelegenheid der kermis te Hoofdplaat, landloopers — zoogenaara-de leurders in wollen Stoffen— in den koestal, in bet hooi, voor de Pmnderen bestemd , badden geslapen, welke te huis hoorden in jSoord-Bra-band ('), en wel in die streken, welke bet digst aan Zuid-Uolland grenzen, alwaar de Loiigziekto bestond. Ofschoon gemeide Vee-arts uiet stellig wil aannemen, dat de smetstoffe albier door de bedoelde zwervers is aangebragt, zoo uieent liij zulks toch voor waarscbijnlijk te mögen bouden, daar zij nu eens op deze, dan wederom op andere plaatsen, en wel meest in schüren of stallen sla-pen , en op deze wijze aan de verspreiding der Longzlekte bevordeilijk kunnen zijn. Dat ten minste de ziekte door menschen kan worden over-gebragt, zegt de Heer suzcre , is reeds lang be-
(') Door den Hcer j. van uertu.w, worden deze vrcemdeliugen opgegevcnalswaarschijnliik uit nabijzijudc CeifjisciicGcincentciraquo; van Wett-Ftoancterefl te zijn gokomen, (t. a. jgt;, liladz. )gt;-i).
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
• .
|
||
|
||
105
wezen, zoo door voorbeelden in Gelderland, als flat van den Heer Burgemeester p. DE URüiNK te St. Anna-ler-Muiden. Deze namelijk was, bij gelegenheid , dat de Longziekte in deze Geuieente was uitgebroken onder Ossen van eenen Belgischen eigenaar, met name PH. kalant , wonende in de Gümeente IFest-Kapelle, Provincie West-Flaandcrcn, een en andermaal bij dlt Vee ge-weest, eti had kort daarop zijn eigen Vee bezocbt. Hot gevolg hiervan was, dat, op den 23 Augustus, een aaderhalfjarig Rund van zijn WelEd. Axlitb, door de Longziekte werd aangetast, het-welk dadelijk werd algemaakt, waardoor dezelve dan ook geeue verdere gevolgen heeft gehad (*),
Deze waarnemingen, kouden dezelve alle be-scliouwd worden eene volkomene zekerheid in zieb te bevatten , dat de besmctting werkelijk op de daarbij omsclirevene wijzen geschied zij, zouden tot zoo vele krachtige Lewijzen kunnen dienen, hoe de smetstofFe somwijleu längs zeer bedekte wegen kau worden overgedrngen , waarop men schier geen vermoeden zou kunnen hcbben. Daar wij echter, ten aanzien van sommige dezer gevallen, slechtsde mogelijkheid, of, op bet meest, eene zekere mate van waarschijalijkheid kunnen aannemen, zoo
(') Volgens den Ucer j. van HEniuM; (t. a. p. bladz. 63) werden zes Vaarsen van den Hccr liurgcraeestcr p. de brcixis door dc Longziekte aangetast, zoodat dezelve zicli, na hot ingczoaden bcrigt van den Ucer maziive, nog hij vijf Ruudcrcn scbijai te hebben gcoppQbaard.
|
||
|
||
|
||
106
meenen wij uit dezelve, voor als nog, geene stellige gevolgtrekking te mögen afleiden, maar de belangiljke opmerklngen vooreerst aan zieh zelve te moelen overlaten. Dezelve kunnen tot wenken dienen voor anderen , om op dusdanige omstan-dighedea verder aclit te geven, waardoor zij vvel-ligt nadere bevestiging kunnen erlangen,
Niet zonder grond wordt ook de mest van long-zieke Runderen verdacht gehouden als een voermid-del, waardoor de smetstoffe verspreid en de ziekle zelve ouderhouden kan worden. Heeft men toch meermalen hij de Runderpest waargenoiiien, dat de smetstoffe dier ziekte door den mest aan gezonde diereo werd medegedeeld {'), er is weinig twijfei
(') Bchalve meerdere voorbcelJea, viadeu wij hiervau het folgende geval medegedeeld door j. g, am-pacu auf grün-felden, Praetitehe Lehre von dan Heerdekrankheilen der (jrüssern nutzbaren Haussäugethiere, Best 1819, S. 173. Een Landman voerde den mest vaa ziekc Runderen op het vfld met Paardcn , ia de maand Januarij. Toea hij denzelven ia de maand April met Ossen onderploegde, #9632;werden deze door de Runderpest aangedaan, ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Te Lobwg in Silezie kwamen, in October 1813, Zwced-
sche troepcu, die een kudde Rundvce medevoerdeu. Men üet deze, gedureude een nacht, op een kerkhof verblijf hoidcn, cn raeerdero burgers ontvingen bevel, om stroraquo; voor dezelve te leveren, hetwelk door Melk-raeiden daar heeu werd gedragen. Na vcrloop van eenige dagen brak de Runderpest bij 21 Yeehouders uit. Dat allcea de levftring van het stroo daarvan de oorzaak was, bleck daaruil, dat do hoeven, waarop zieh de zickle het eerst vcrloonde, alle be-hoorden tot die gene, van welke stroo aan de vrcercdc Kuu-
|
||
|
||
|
||
107
aan , of hetzeifde heeft tea aaazieu der Longziekte plaals, en kan zulks mede eene der redenea zija, dat op die hoeven, alwaar deze ziekte eenmaal is uilgebroken , dezelve niet alleea een geruimen tijd blijft Lcstaan, maar dat zij, nu en dan opgehoudea zijade, na verloop van längere of kortere tusschen-poozen, bij herhaling op diezelfde plaatsea op nieuw terugkeert, en zulks zoowel in de weidea als op de stallen, Hoewel liet, ten aanzien der weiden, moeijelijk te bepalen valt, of de besmet-ting hier vvordt voortgebiagt door middel van bet slijm, dat uit den neus en mond vloeit, waarvan de gezonde dieren oader bet grazen, door de ina-deming, of door wederzijds besnuffelen en be-lekken, de smetstoffe opnemen , dan of zij deze, zoo in de weiden als op de stallen, ook uit de overige uitwerpselen kunnen ontvangen, betismeer dan waarscbijnlijk, dat ook de drekstoffen en de urien geenszius van alle besmettend vermögen be-vrijd zijn , hetzij deze zelfstandigheden, zooals zij in bet ligchaam worden afgescbeidcn en uitgewor-pen , reeds met de smetstoffe bedceld of doortrokken zijn, betzij deze daaraan vvordt medegedeeld door bet uitvloeijende slijm, waarmede de bodem gt; bet overblijvende voeder en het ligtstroo zijn bezoedeld
|
||
|
||
deren was afgcgeven. liier haddca londer allen twijfel do Vee-aieideu, bij de ovcrdraging van het stroo, de smetstoffe van het vreemde Vee in de klccdcren opgenomen, eu deielvo aldus aan de eigene Bunderen medegedeeld.
|
||
|
||
|
|||
#9632;V
108
|
|||
|
|||
:i
|
geworden, waarvaa de overLlijfselen steeds met den niest veiMiiengd worden.
Het volgende geval, medegedeeld door den Heer f. H. VAM dojdieien, levert een waarscliijnlijk voor-bceld van zoodanige besmettingswijze op. Ik deel het verslag mede, zooals hetzelve door mij vau gemelden Vee-arts is ontvangen. Zie hier hetzelve :
raquo; Op den 28 September IS'lO, werd mijne raquo; hulp ingeroepen bij een zwart-bont Rund, toe-raquo; behooi'ende aan Jonkh. BOSCU TAN DRAKESTEhV, raquo; wonenJe aan de Fuurscke, Bij mijae komst raquo; veiklaarde ik hetzelve al dadelijk, als door de raquo; ware Longziekte te zijn aangedaan. Naar ik raquo; vernam, had deze ziekte zieh aldaar nimmer raquo; vertoond. En dewijl het bedoelde Rund, van raquo; Kalf af, aan de boerderij van genoemden Jonkh, raquo; BOSCU TAN DRAKESTEIN was opgevoed, en hier, raquo; sederl twee jaren, geene Runderen waren aan— raquo; gekocht, zoo was het, in den eersten opslag, raquo; moeijelijk den oorsprong der ziekte aan te wij-raquo; zen. Daar de Koe op den 5 October daaraanvol-raquo; gende overleed, bleek bet bij de opening, dat raquo; de onderkenning der ziekte allezins gegrond was gt;gt; geweest. Op den 7 October, openbaarde zieh raquo; dezelfde ziekte op nieuw bij eene Koe, en op raquo; den 26 daaraanvolgende, wederom bij twee jonge raquo; Runderen, terwijl vervolgens nog mecrdere wer-raquo; den aangetast.
raquo; Over de oorzaak van het ontstaan der ziekte,
|
||
|
|||
|
||
1Ü9
raquo; welke ciders in deze Gemeente niet bestond, met raquo; den Heer Boscn van deakkstein wijders spre-raquo; kende, verliaalde Zijn Hoog WelGeb., in liet raquo; vorige jaar, eenigea asch-mest uil Ulrecht te raquo; hebbeu ontvangen, en wel van ecacn Veebou-raquo; der buiten de Waardpoort, op vviens stal, vol-raquo; gens nadere daaromtrent ingewonnen bescheiden, raquo; verscheidene Runderen aan de Longziekle waren raquo; geslorven. Deze niest was gedeeltelijk over eea „ bepaald stuk weiland gebragt, en gedeeltelijk raquo; over bouwland ; terwijl de overige weilanden wa-raquo; ren overgemest met de uitwerpselen uit den raquo; eigen stal. Op deze laatstbedoelde weilanden raquo; hadden de Runderen den geheelen voorzomer raquo; gegraasd , en dezelve waren eerst inet Septcmber raquo; 1840 op het eerst aangeduide weiland overge-raquo; gebragt. Juist op het, met den verdachten mest raquo; bedeelde, land openbaarde zieh de zickte.
raquo; Indien men nu al deze omstandigheden in raquo; aanmerking neemt, namelijk: 1deg;. raquo; Dat het eerst aangetaste Rund op de boeve
raquo; zelve was aangefokt; 2deg;. raquo; Dat de ziekte onmogelijk door aangekocht
raquo; Vee kon zijn aangebragt; Squot;, raquo; Dat de ziekte zieh vroeger in deze streck
raquo; nog niet had vertoond, en dat dezelve zieh ,
raquo; aan de gebeele Hooge en Lage Vuursche,
raquo; alleen tot deze Runderen is blijven tepalen ; 4deg;. raquo; Dat de Rundereu, gedurende den geheelen
raquo; voorzonier , op de andere landen grazende.
|
||
|
||
|
|||
i
|
|||
|
|||
I
|
110
raquo; gezond waren gebleven , eu juist , nu zij raquo; voor het eerst op liet bedoelde, met Ter-raquo; tlachten mest overgemeste, weiland kwamen, raquo; iaderdaad onmiddellijk' door de Longziekte raquo; werden aangetast; zou men dan niet bijna raquo; genoopt worden, orn dezen mest voor de ware raquo; oorzaak te houden, waaraan het ontstaan der-raquo; zelve bij Jonkli. BOSCH VAN DRAKESTEIN moet raquo; worden toegesclireven ?quot;
Men zal niet lumnen ontkennen, dat deveron-derstelling van den Heer VAN DOMMELEJf, opzigtelijk het ontstaan der ziekte in het onderwerpelijk geval, iaderdaad eene groote mate van waarschijnlijkheid in zieh bevat. Meerdere gevallen zijn mij bekend geworden van het ultbreken der ziekte op wei-Janden , op zoodanigen afstand van hesaiette hoeven of weiden gelegen, dat aan geene onmiddellijke mededecling der smetstoffe van ziek aan het ge-zonde Vee kon woiden gedacht, terwijl men ook verzekerde met geen ziek of verdacht Vee in aan-raking tq zijn geweest. Hier moest dan mode niet zelden de verdenking vallen op de nieststoffen, die waren aangekocht, en over de graslandcn ge-bragt.
Vroeger (') is opgemerkt, dat men, ten aan-zlen van de oorzaak der- Longziekte , zoo te Nijega als te Warns (Proyincie Vriesland) , in 1842, in liet onzekere is gebleven. Wegens
i.') Uladz. 20.
|
||
|
|||
|
||
ill
het deswege ingekomen berigl van den Heer Staats-raad Gouverneur van dat Gewest, was er in der tijd wel sprake geweest, dat de Landbouwer smoN JANS KJiOL, ter eerstgemelde plaats woonachtig, onder wiens Vee de ziekte heeft geheerscTit , mest had aangekocht en over zijne landen gebragt, die afkomstig was nit oorden, alwaar dezelfde ziekte was geweest; doch bij onderzoek is de waarheid daarvan niet gebleken , maar wel, dat die Land-man haardasch had aangekocht en daarmede zijne landen bemest, zonder dat men evenwel met ze-kerheid da plaats der herkomst dierasch heeft kun-nen opsporen. Sommigen meenden echter te we-ten, dat deze asch en vuilnis van Kalenburg of Blokzijl zoude zijn aangevoerd. lioewel nu C) op deze plaatsen de Longziekte niet heeft bestaan, zoo heerschte dezelve echter, op onderscheidene tijden, in nabij gelegene Gemeenten, namelijk te Kuinre , Genemuiden , Steeuwijk, Vollenhoven, Ysselnmiden, Zwartsluis en Zwollerkarspel, ' waardoor het dus mogelijk was, dat de bedoelde asch en vuilnis van een dezer plaatsen afkomstig en met de smetstoffe der Longziekte zijn bezwan-gerd geweest. Of bevatten misschien somwijlen deze meststoffen eenig ander nadeelig beginsei in zieh, hetwelk, door de Runderen ingeademd wordende, tot het ontstaan der Longziekte aanleiding kan geven. Ofschoon het er ver af is, dat hier-
|
||
|
||
{') Men tie den Staat : A. ovekyssel , op bladz. 37.
|
||
|
||
|
||
I
|
||
|
||
112
|
||
|
||
laquo;•aitrent voor als nog iels slelligs kaa worden aan-genomen, zoo is het wel nict als geheel omvaar-schijnlijk te houden, dat zieh in zoodanige zelfstan-digheden, welke ondtrr den naatn van asch en vuilnis bekend zija, en die, alsmeslstoffen , vooral over weilanden gebi'uikt worden , door de gisdng en broeijing, weike dezelve, op hoopen of in schepen geplaatsl, ondergaau , zieh een of meer-dere beginselen können ontwikkelen, die nadeelig op de longen eu de proces der ademhaliag werken , en den grond tot ontsteking der boist-orga-nen zullen kumien leggen, bepaaldelijk , wauneer de geheele oppervlakte van een weilaud daarme-de overstrooid is geworden, zoodat de grazende Runderen verpligt zijn de, zieh daaruit ontwik-kelende, viugtige stoßen aanboudead in de langen op te ncmen. Wij meenen dit slechls te moeteu lt;loen opmerken, otn er de aaudaclit der Landlie— den en Vee-artsenijkundigen verder op te vesligen. De overeenkomst, welke er ten aanzieu van bet ontstaan der Longziekte, op een venvijderden af-stand , nameüjk bij Jonkh. BOSCH van dkakesxein aan de Vuurscke in de Provincie Utrecht, en te Nijega in de Provincie Vriesland, plaats heeft, in welke beide gevallen men op de bernesting met verdachte asch en vuilnis, als oorzaak der Longziekte, eenig vermoeden schijnt te mögen vestigen, is mij inderdaad opmerkelijk voorgekomen, en zulks heeft tot de hier geoppcrde beschouwing geleid. De boven aangevoerde daadzaken zullen, gelijk
|
||
|
||
|
||
113
vtij vertrouwen, voldoencle zija, om den besmet-lenden aard der Longziekte, zoo als dezelve, nu sedert ruim tien jaren, in ons land heerschendc is, tc bevestigen, en dat de overdraging dei- smetstoffe op zeer verschillende , zoowcl middellijke als on-rQiddellijke, wijzea kan plaals bebben. Dezelve komen dus geheel overeen met de waarnemingea der meeste Vee-artsenijkundigen, welke de ziekte onbevooroordeeld en met naamvgezette oplettendheid in andere landen bebben nagespoord. Wij hebbea reeds vroeger (') daaromtrent onderscheideue bij-zonderbeden medegedeeld, waarop wij bier mee-nen te mögen terugwyzen. Sedert dien tijd, bebben de Hoogleeraren o. de delafond , te Alfort, en s. veriieten te Brüssel, zicb met bet on-derzoek cmtrent de al- of niet-besmettelijkbeid der Longziekte opzettelijk bezig gehouden , en liunne bevindingen dienaangaande medegedeeld (2). Door eerstgemelden worden dertig gevallen opge-geven , waarin de besmelting door de buisvesting in de stallen gescbiedde ; vier, waarbij dezelve in de vrije lucbt op de weiden plaats vond , terwijl zes gevallen meer of minder bewezene voorbeeldeu opleveren, dat de smetstoffe kan worden overge-
|
||
|
||
C1) Magasijn, t. a. p, bladz. 104—118.
{2) Zie de vroeger aangehaalde werken dczcr schrijvers. Men vindt den zakelijken inhoud hanner Schriften bij nittrek-sel medegedeeld , door c. i. fuchs : Die Frage der Anstec-Imngsfdhigkeit der Lnngenseuche des Rindviehes, u. s. yr.
IV. Deex.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;10
|
||
|
||
|
|||
114
|
|||
|
|||
i ii
|
in-agt door middel van gedeelteti eu den afval van, aaa de Longziekte gestorveue, Runderen. Hij toont overtuigend ean, dat de veehandel ca het vervoeren van het Vee uit besmette streken ab de voorname oorzaken moeten worden beschouwd der uitbreiding, welke de ziekte in de laatstejaren in Frankrijk heeft verkregen. De gescbiedenis der Longziekte in Belgie, door den Heer verhetgn beschreven , benevens de waarnemingen van den Iloogleeraar delwart ('), komen te dezen aanzien
|
||
i I
|
|||
|
|||
|
(3) In het Journal THirinaire et Agricole de Belgiquc, Tom. II, 1843, pag. 809, vindt men onder het rubriek : Encore tin mot sur la contagion de la Plcuro-pneumonie ipi-zniitique, qxd regne depuis 1828 sur V espece bovine, nicuwe voorbeeldea omtrent de Sterke besmettelijkheid der Longziekte.
De Heer dei.wart merkt op , dat, niettcgenstaande talrij-kc waarnorningen deu besmettelijkea aard dezer ziekte buiten alien twijfel hebben gcstcld, er echter nog Vee-arlsenijkun-riigen worden gevonden , die daaraan geen gcloof slaan. Hoewel dit getal niet aanmerkelijk is, scliijnl bun invoed echter groot genoeg tc zijn , cm de aandacht der Ilegeriug af te wenden en haar terug tc houden van dc aamvending van zuodanige policie-maatrcgclcn , welke alleca in Staat zijn den vourtgang te bedwingen cener ziekte, waardoor, reeds se-dcrt langen tijd , de Landman zoo zecr wordt gctroflen.
Wijders wordl mcdegedceld, dat, in 1839, van Gouvernc-mentswege cene Commissic werd aaugestcld, bestaande uit Vec-artseuijkundigen, die in de gclegenbeid waren gewcest Imigzieke llundercn tc zien. Alle waren het ecus omtrent den besmcttenden aard der ziekte, met nitzondering van twee leden der Comniissie, die beweerden, zonder echter voor Inmnc Stelling cenig bewijs aan te vocrcn, dat de oor-
|
||
|
|||
|
||
Ha
|
||
|
||
met die des Qeecea dklvfond ('), wat Frankrijk betreit, volkomeii overeen.
|
||
|
||
zaak der Longziekte moest gezocht worden in de verrainde-ring van het Belgisch Rundvee, door de vermenging of kruisiug met Hollandsche rassen. Do ongegrondheid van dit gcvoelen wordt door den gcmelden Hoogleeraar aangetoond, hebbende toeh de Longziekte reeds in 1828 hare verwoes-tingen in Belgie aangerigt, terwijl dczelve zieh cerst in 1833 in Holland opeubaarde.
Ten cinde den bedocldcn teraggang van het Belgisch llundvec te herstellen , heeft men, met groote kosten, nit Engeland, üurhamsclie Runderen ingevoerd , als zijnde eca zwaar ras, geschikt, zooals menmeende, om hot Belgisch Tee te verbeteren , en, daar het minder dan eenig ander ras van den natuurstaat is afgeweken, zou hetzelve gecne vat-baarlicid bezitten, om door de Longziekte te worden aange-daan. De ondervinding heeft echter woldra.het tcgcndeelbe-wezen, daar niet alleen de waarnemingen van den Hoogleeraar del wart , maar ook van den Heer Vee-arts van de t/attyne , te JBrugge , doen zien , dat zoowcl oudcrscheidcnö Ränderen van het zuiver Durhamsche ras, als de gecroi-seerde afstamraelingen van hctzelve en Belgisch Rundvee door de Longziekte werden aangetast en daaraan stierven.
Dat het Rundvee in Engeland evenzeer de vatbaarheid bezit voor dezc ziekte als in andere landen, wordt bewczca door hetgeen de geschiedenis omtrent haar bestaan in on-derscheidene streken van dat Rijk, sedert 1841 , heeft gc-leerd ; (Verg, bladz. ö4—60).
(') In het schoone dal van Sray aan de Seine, zonden in de laatstc 18 jaren, van 40,000 stuks Mclk-koeijen 2000 aaa de Longziekte zijn overleden. Delafojsd werd , van wega de Regering, tot het onderzoek der ziekte derwaarts gezon-den , en bevond — iets waaraan hij vroeger nog had gc-twijfcld — dat deielve niet alleen uit plaalsclijke invloedca,
10*
|
||
|
||
|
||
1IC
Wij zOuden meei'dere Schi-ijvers kunneu aanha-len, die in den laatsten tijd hunne ondervindia • gen omtrent de besmettelykheid der Longziekte hebben aan het licht gebragt, daar hat bij voort-during niet aan afzonderlijke gescbriften en me-dedeelingen nopens deze ziekte in de meeste bui-tenlandsche Vee-arteenijkundige Tijdschriften ont-breekt; dan wij rneenen, ter vermijding eener al te groote wijdloopigheid, van dit onderwerp te moeten afstappen ('). Alleen möge bier nog ten
|
||
|
||
wiaar door een contagium wordt voortgebragt {Archiv für Thierheilkunde von der Gesellschaft Schweizerischer Thierärzte Neue Folge, B. III. S. 27-J). Langsam, wordt hier gezegd , sehr langsam , aher doch so allmählig , dringt auch über die lungenseuche die wahre Ansicht durch , und das , was wir in der Schweiz schon lange wussten, schon lange behaupteten, fangen endlich deutsche und französische Professoren an zu glauben , und delafond muss nur noch einen tüchtigen sprung machen , so hat er das Wahre gefunden.
{') Wij oordcelen tot de navolgcudc schrijvcrs te mögen ver-wijzcn, die alle, hoewel opzigtclijk de bcsmettelijkheid der Longziekte van verschillende beschouwingen laquo;itgaande, nog-tans aan haar eene besmettende boedanigheid toekennen :
C. H. IIERTWIG : Veber das Ansteckungs-vermögen der Lungenseuche des Rindviehes ; Magazin für die gesammte Thierheilkunde , Ton Dr. g. f.' fiURLT und Dr. C, H. heriwiu , B. VI. S. 9.
iy. DE 1.A haiu'i; , te Lausanne; Mittheilungen über die contagiösen Lungen-Brustfellentzündung , welche im Jahre 1840 tn den Cantonen Waadt und Freiburg unter dem Rindvieh geherrscht hat; in het bovenaaugehaaldc Tijdschrift, B. VIII. S. 1.
Tir. stkiger , Veher die I.nngenseuche des Hindviehes; in
|
||
|
||
,
|
||
|
||
117
overvloecle worden bijgevoegd, dat üok de iaeutiii^ de besmetlelijkheid der Longziekte bovea allen twijfel beeft gesteld. Vroeger (1) deelden wij de stellige uitkomsten mede van besmetting, door middel der inenting, door den Hoogleeraar Dr. VIX in het werk gesteld. De inenting der Longziekte is mede door den Berlijnsdbe Hoogleeraar man wig, met hetzelfde gevolg venigt, en wel aan drie Run-
|
||
|
||
liet Zeitschrift für die (jssammte Thierheilkunde und Tieh-
SUcht , VOn J. F. C. DIETEIUCHS , Dr. B. t. W. NÜBEL 1111(1
0'. k. w. vix, B. IV. S. 09, 142.
Dr. pfankstiel , Beobachtungen über Aetiologie der con-tagiösen Lungenseuche bei dein Rindvieh; iu hetzelfde Tijd-schrift, B. V. S. 13a.
A. schmid , Veber die Lungenseuche des Bindviehes; Beiträge zur Beweisführung der Conlagiosität derselben; in hetzelfde Tijdschrift , B. X. S. 260.
J. A. u. seeh , Neueste Beobachtungen und Erfahrungen über die Lungenseuche des Rindviehes, ihr Wesen, als Krankheit und Seuche , Leipzig 1842.
K. F. w. FDNKB und Dr. K. G. PRINZ, Handbuch der Speziellen Pathologie und Therapie der Grösseren Nutzbaren Uaussäugethiere, Leipzig 1841 , S. 38G. u. w.
.1. c. wirth , Lehrbuch der Seuchen und ansteckenden Krankheiten, Zurich 1838. L. 301.
F. x. körbeu , Die Krankheiten des Rindviehes und die mehligen Krankheiten der kleineren Uaussäugethiere, Beriiu 1843. S. 136 cn 137.
M. RREUIZER, Verschiedene Ansichten über die Lungenseuche des Rindviehes , in het Correspondenzblatt, Reperlo-rium, und Litteratur-Journal für die Gesammte Teterinäf Mcdicin , Augsburg. 1843. B. I. S. 17. ii. w.
t1) Magazijn , t. a. p. bladz. 23.
|
||
|
||
|
||
us
laquo;Jeien, van wier gezoudheid men zieh, gedurende meerdere weken, volkomen had overtuigd. Blj eene Koe geschiedde de inenling op zoodanige wijze, dat zij geplaatst wercl tusschen twee aau de Longziekte Jijdende Koeijen , waardoor zij ge-uooilzaakt werd, de luclit, welke door de laat-ste werd uitgeademd, in te ademen. Tevens werd haar eenig neus-slijm en speeksel der zieke Kunderen op het slijmvlies van den neus en op de long ingewreven In eene kleine Imidwond, geniaakt aan de linkerzijde van deu lials, werd cen weinig bloed nit de halsader eener Longzieke Koe gebragt. En bij dit alles, ontving hetproef-tiier het, met de uitgeademde lucht en lietspeeksel verontreinigde , voedsel, en het drinkwater, hetwelk door de zieke voorwerpen werd overge-iaten.
Deze Koe was, op den 29 Mel 1827, ingeJint, en bleef tot den 8 Julij gezond; alstoen begon de inen tings-wond aan den hals te zwellen; welke zwelling het onderste gedeelte van dat deel innam, hard werd, eene verhoogde wärmtebezat, en zieh vast in de huid en spieren bevond. Dit gezwel had zieh tot den 11 nog meer uitgebreid , doch bleef voor het overige in denzellden toestand. Op den 12 Julij, weigerde de Koe alle voedsel; zij scheen treurig en afgetuat; het haar stond verward; de temperatuur wisselde af; zij hoestte tusschen beide; de ademhaling was eenigzins verhaast en moeijelijk; de pols sloeg over 60 malen in eene
|
||
|
||
r
|
||
|
||
no
niinuut; de ilooil volgilc op deu 19 Julij. De opening leverde de- navolgende bevlndingen op : Er bestond verharding, vermeerderde zwaarte en vergrooting der linker long, welke bij bet door-snljden een marmeracbtig voorkomen bad; bet borstvlies was donkerrood gekleurd, en, zoowel als de longen, met eene dikke laag van plastiscbe Stoffe overdekt. Aan den hals, alwaar de inenting met bloed gescbied was, en zicb een uitgebreid ontstekingacbtig gezwel had gevormd, waren de spieren, na bet wegnemen der buid, donkerder van kleur, en op derzelver oppervlakte, zoovvel als in bet weefsel dezer hals-spiereu , werd cene aanmerkelijke boeveelheid doorgezweete vezelstoffe aangetroffen, zoodat de spieren als door dezelve oiubuld scbencn te zijn , en naauwelijks mecr kon-den eikend worden. De gebeele massa was droog en Lood aan bet doorsnijdeude naes eenigen tegen-stand , docb dezelve liet zieh gemakkelijker van elkander breken, terwijl de dooi'gesnedene vlakte een gemarmerd aanzien bad , overeenkomende met de ontaarde longen van longzieke Runderen.
Eene tweede Koe stond, acht dagen lang , tus-scben meerdere Runderen, die zwaar aan de Long-ziekte leden, en stervende waren. Vervolgens ging zij, met de besmette kudde, tot den 30 Junij , op de weide. Op den laatstea dag scbeen zij treurig, vermoeid ; zij hoestte, had koorts, en sloeg met de flanken. Men stelde terstond eene streng ontstekingwerendc geneeswyze in het werk r
|
||
|
||
|
|||
#9632;I
|
120
waardoor de geiioemde verschijnselen Linnen acht dagen werden weggenotnen. Dezelve vermagerde echter later steeds meer en meer, en zij herhaal-de zieh eerst, onder eeae ru'ime voedering met graan, zoo ver, dat zij , op den 29 November, aan een' slager kon worden verkocht. Er bestond toen geen hoest meer. Bij het slagten, waarbij de Hoogleeraar hertwig tegenwoordig was, werd in de linker long eene verharding aangetroflen , on-geveer ter giootte van vier duimen in de door-snede, welke van een genoegxaam lederachtig vlies omgeven was. Inwendig was het weefsel zooals gewoonlijk. bij de Longziekte plaats heeft; doch Letzelve bevatte in het midden ongeveer drie eet-lepels vol eener dunne geelachtige etterachtige stoffe.
Eene derde Koe , welke aan de besmettings-proef was blootgesteld , werd, op den 21 Junij , onder dezelfde omstandigheden gebragt als de laatstvoor-gaande. Op den 14 Julij werd dezelve neerslagtig, en scheen zij koorts te hebben; zij sidderde en at zeer weinig. Op den 15, had er somwijlen hoest plaats, doch scheen het beest voor het overige wederom vlug, en , van den 20 tot den 29 Julij, als gezond. Doch, op den laatsten dag, vertoon-den zieh al de verschijnselen der Longziekte. under de aanwending eener krachtdadige ontsteking-werende geneeswijze tot den 13 Augustus, her-stelde de Koe nog wederom, en werd dezelve, op den 1 September , ia de Vee-artsenijschool te
|
||
|
|||
|
||
121
Berlijn teruggcnomen, en aldaur, tot aan 29 November 1827, gevoed en met zorg opgepast. Zij groeide tamelijk, doch werd niet werkelijk vet. Op den 30 Novembex1, werd dezelve aan een slag-ter verkocht. Den volgenden dag, in tegenwoor-digheid van den Hoogleeraar HERTWIG , geopend zijnde, werd de linker long meer dan voor de helft ontaard bevonden, zooals zulks bij de Long-ziekte plaats vindt.
Eene vierde Koe, welke op dezelfde wijze als de drie vorige aan de besmetting werd blootgesteld , bleef volkomen gezond. — De besmettelijkheid de-zer ziekte wordt, ler aangehaalde plaats, door nog andere bevvijzen gestaafd.
|
||
|
||
Dan , indieu zoo vele daadzaken, gelijk wij ver-trouwen, tot het ondubbelzinnige besluit moeten leiden , om de Longziekle als besmettelijk, ja voor eene der meest besmettelijke Vee-ziekten le houden, die wij kennen , zoo komen er andere vragen in aanmerking , namelijk deze : ontstaat, onderhoudt en verspreidt dezelve zieh geheel en uitsluitend ter oorzake van besmetting, ofontwikkeltdeLongziekte zieh ook uit andere algemeene of bijzonderc scha-delijke oorzaken , gelegen in het voedsel, drinkwa-ter, in de luchts-of weersgesteldheid, stallen of weiden , in ccn woord , in eenige omstandigheid, tot de Icefwijze, en bchandeling van het Rundvec
|
||
|
||
|
|||
#9632; 3
|
|||
|
|||
122
|
|||
|
|||
|
in betrekking staande? En zoo het lautste kunne worden aangenomen ten aanzien van andere landen, hoe is het hieromtrent gelegen met betrekking tot ons land , alwaar wij deze ziekte slechts sedert een tiental jaren kennen ?
Raadplegen wij hieromtrent de buitenlandsche Vee-artsenijkundigen, zoo ziet men , dat de ge-voelens opzigtelijk dit onderwerp, even als ten aanzien van de al- of niet-besmettelijkheid der Longziekte, verdeeld zijn. De meeste zijn van oordeel, dat deze ziekte, hoewel haar geenszins een besmettend vermögen kan worden ontzegd, nogtans tevens uit andere schadelijke oorzaken, hoedanige hier boveu worden opgegeven, geboren wordt, en dat zijdus uit zieh zelve, zoo als men dit gewoon is te noemen, nu en dan ontstaat. Door deze wordeu veelal zoodanige algemeene oorzaken opgegeven, in de leefwijze der diercn of in den dampkring gelegen, welke ook in staat zijn elke andere ziekte voort te brengen (1). . Anderen beschuldigen meer bepaaldelijk bijzondere oorzaken, en wel sommige bedorvene voederstoffen (2). Bovenal willen eenige, dat eene ruime voedering met de spoeling der brandewijn-stokerijen uit aardappelen tot het ontstaan der ziekte aanleiding zoude geven.
|
||
? 'i
|
|||
|
|||
I
|
|||
#9632; V
|
|||
|
|||
(') Vergclijk het Magazijn, D. Ill, bladz. 97 on folgende, I2) Dr. f. A. küers, Die Gelegenheits-Vrsaclwn der Lungenseuche des ßindviehes, in hot Magazin für die Gcsammto l'hierh. \on girii und herttvic , B. III. S. 384.
|
|||
|
|||
|
||
123
iuzonderheid op groad, dat dezelvc zieh meer al-gemeen heeft verspreid, sedert dat deze fabrijkea menigvuldiger zijn geworden. Dit onderwerp is mede uitvoerig besproken op de Vergadering vaa Landhuis houdkimdigea cu Vee-ar tsenijkimdigen, in het begin des jaars 1843, gehouden aan de Koninklijke Vee-artsenijschool te Berlijn ('). Dr. pfannstiel, te Lauterbach, meende deLongziekte te moeten toeschrijven aan het siecht gewonnen hooi en ander lang-voeder. Toea het, met stof en vuiligheid verontreinigde , voeder , door dör-schen behoorlijk gezuiverd, en voorts eei-st met zout, en later met zoutzuur besprengd, aan de dieren werd gegeven, hield de ziekte in de be-smette plaatsen op , en bleven andere, alwaar het voeder op dezelfde. wijze behandeld werd, van dezelve verschoond. Hij houdt echter de ziekle voor besmettelijk (?), Dr. J. si. kreutzer (3), te Augsburg, is van gevoeJen, dat de Longziekte zoowel door ontwikkeling uit zieh zelve als door
|
||
|
||
(') Bericht am 27sllt;:u Januar u. s. w.: I76er die Anslcc-kungsfiiliigkeit und Gelegenheits-Vrsachcn der Lungenseuche des Rindviehes, in de Annalen der Landwirtschaft in den Eöniglich-Preussischen Staaten, von Dr. A, von lexgekke , B. I. S. 486—496.
(2)nbsp; Dietericbs , NEBEL und vix, Zeitschrift, u. s. w., B. Y. S. 136.
(3)nbsp; Correspondcnzklatt, S. 148; Verschiedene Ansichten iilicr die Lungen-seuchc des Rindviehes ; nach Acten niil-getheill und mit einem Nachschrift versehen vom Ucrausgc-bir.
|
||
|
||
|
|||
124
|
|||
|
|||
f- it
|
besmettiug ontstaat, Hij zag dezelve vooral geboren wordea in läge sticken, welke aan overstro-mingen onderworpen, en waaraan dikke en aan-houdende nevels eigen waren. Voorts mm Lij de-ze ziekte, uit zieh zelve ontstaande, waar, iu enge , läge stallen, die met Vee overvuld waren. De Longziekte brak mede uit onder Mest-vee, hetwelk niet uit de stallen was geweest, en voor-namelijk met weinig verdunde genever- of Lran-dewijn-spoeling was gevoederd geworden, — ook Lij zoodanig \ee, hetwelk siecht of bedorven voe-der en drinkwater, hetzij alleen in den stal of ook in de weiden had genoten. De Heer kreützek overtuigde zieh hierdoor , blj zijne, op openbaar gezag verrigte , nasporingen, dat de zieke Runderen niet eerst sedert körten tijd, door de tegen-woordige bezitters, waren aaugekocht, maar dat dezelve zieh reeds lang in hunne stallen bevon-dea , of door hen waren aangefokt, en volstrekt niet met vreemd Vee in aanraking kwamen; dat ook de eigenaren en oppassers van het Vee niet in streken of stallen waren geweest, alwaar de Longziekte heerschte, terwijl ook geene vreemde lieden uit zoodanige stallen of plaatsen toegang tot de stallen der bedoelde Veehouders hadden gehad. Hier kon dus de Longziekte niet door besmettiug zijn ontstaan, maar moest dezelve door van-zelf-ontwikkeling zijn voortgebragt. Hierbij wordt echter opgemerkt, dat meermalen het Vee van nabu-rige eigeneren en sticken, hetwelk aan dezelfdc
|
||
1!=
|
|||
|
|||
|
||
125
mvloeden was blootgesteld , van de Loagziekte ver-schooad bleef, indien hetzelve niet later door bc-smetting werd aangetast. Over bet gebeel ontwik-kelde rich de ziekte, volgens de waarnemingea van KREüTZER , uit zieh zelve na voorafgegaan ruw, nat, koud , nevelig en zeer veranderlijk weder , onder scbrale en ruwe winden, inzonderbeid indien de dieren vroeger verleederd en gevoelig waren geworden, en nu plotseling aan deze invloeden werden blootgesteld; voorts bij bet grazen op läge, moerassige, bedauwde of berijpte plaatsen, en wanneer de Runderen dikwijls aan bet vatten van koude werden prijs gegeven. Daar ecbter deze invloeden niet altijd de Longziekte voortbrengen, inaar ook andere ziekten, vooral van een catar-rhalen en rbeumatischen aard , zoo volgt bieruit, dat dezelve geenszins als noodzakelijke oorzakea der eerstgemelde ziekte kunnen warden bescbouwd. Eene of andere dezer scbadelijke invloeden ging echter steeds de van-zelf-ontwikkeling der Longziekte, een korteren of längeren tijd, vooraf. Er kunnen , naar bet gevoelen van genoemden Vee-artsenijkundigen, onder eene scbielijke en bevige vverking dezer oorzaken, die bet vermögen bebben, om bet evenwigt der ademhaling en buiduitwase-ming te stören, dan eens gewone catarrbale en rbeumatiscbe aandoeningen der longen , ook sporadische long-ontstekingen, geboren worden, ter-wijl de Longziekte door deze invloeden wordt voort-gebragt, wanneer dezelve niet plotseling en zeer
|
||
|
||
|
||
12G
hevig, maar mccr aanhoudeai op de diereu lieb-ben gewerkt. Meermalen zag nogtans de Heer kreutzer de Longziekte door besmetting ontstaan, welke door hem als de voorname oorzaak van hare uitbreidlng wordt gehouden.
Sommigen, hoewel geene bepaalde oorzaken vast-stellende, zijn echter van gevoelen, dat de Longziekte niet eenig en alleen door besmetting wordt voortgebragt, maar dat dezelve ook uit andere oorzaken, welke die dan ook zijn mögen, kangeboren worden. Zoo verklaarde de Heer rüCHsC), dat niemand in ernst zal willen betvvijfeleu , dat de Longziekte zieh uit zieh zelve kan ontwikkelen, en dat zij werkelijk meermalen als zoodanig te voorschija komt. Men behoeft slechts de vraag te opperen: van waar deze ziekte het eerst geboren wordt? Het antwoord zal eindelijk op eene eigenwillige {spontane) ontwikkeling nederkomen.
De Hoogleeraar Dr. vix (*) houdt de Longziekte #9632;voor zeer besmettelijk , en is van meening, dat hare uitbrelding overal door policie-maatregelen kan worden verhinderd; doch hij kan zieh niet met het gevoelen vereenigen van hen, die willen, dat de ziekte in Duitschland alleen door besmetting voorkomt (3).
|
||
|
||
{') Bericht, laquo;. s. w. S. 48i.
p) Zeitschrift für die gesammte Thicrheilkundc, B. III. S. 2. i3) Vergclijk het IHagazijn, t. a. p. LIadz, 26.
|
||
|
||
|
||
127
De Hoogleeraar raquo;el.vfowi (') is mede van ge-voelen, dat de Longziekte uit zieh zelvc, dat is, zonder besmetting, kaa geboren worden. Het is, zegt liij, ver van mij zulks te willen ontkennen, daar vele daadzaken mij overtnigd hebben, dat dit werkelijk zoo is ; maar , eens ontstaan zijnde , breidt zij zieh door besmetting uit. Waarom , vraagt hij, zou het te dezen opzigte met de Longziekte anders ziju dan met de besmettelijke iyphut (Rimderpest ?), met de bloedziekten {charbon), met de liondsdolheid, met de schaaps- en koe-pokken, met de schürft en andere ziekten, die uit plaatselijke oorzaken by sommige dieren geboren worden, en zieh vervolgens door besmetting voort-planten ? Waarom zal men niet aannemen , dat, gelijk plaatselijke invloeden alle besmettende ziekten doen ontstaan, ook de Longziekte op deze wijzc haar aanvvezen verkrijgt, en dat het vervolgens de smetstoffe is, welke haar verder verspreidt? De Hoogleeraar VERHEVEN (2) is van meening, dat de Longziekte in Belgie niet alleen aan eene voort-durende smetstoffe (contagion permanente) moet worden toegeschreven, en dat zij dus niet behoort tot de primitief~hesme.UenA.e ziekten, zoo als b. v. het geval is met de Runderpest. Hij gelooft in-tegendeel, dat dezelve zieh van zelve kan ontwik-kelen, en dat wij genoodzaakt zyn daarvoor alge-
|
||
|
||
(') iiecueil de lUidecine Vetirinaire, Tom, 18, pag, 343. (,) T. a. p. pag. 244.
|
||
|
||
|
||
128
tnccne oorzaken aan te neuen, wanneer door dc-zelve, binnen weinige laquo;lagen en op verschillende stallen, gelijktijdig een grooler of geringer getal dieren wordt aangetast.
In lateren tijd begint men ecbter meer en meer te twijfelen, of bet ontstaan der Longziekte wel uit de bedoelde leefregelkundige oorzaken , gelegen in de voedsels, de vyijze van verzorging, of uit atmospberische invloeden , kan worden afgeleid, en of baar voortdurend bestaan niet veeleer aan eene bestendig aanwezig blijvende smetstoffe moet worden toegescbreven. Yolgens dit gcvoelen zul de Longziekte in zoo ver moeten gelijk worden gesteld met de Runderpest f welke in de uitge-breide Oostenrijkscbe en Russiscbe steppen, bij bet aldaar bestaande ras van Runderen, als in-beemscbe ziekte, te buis beboorende, zicb buitea dezelve alleen door besmetting aan bet Vee van andere landen scbijnt mede te deelen. De Duit-scbe Vee-artsenijkundige WIKTH (') boudt bet daar-voor, dat de Longziekte zicb alleen door besmetting tot eene beerscbende ziekte uitbreidt, en Dr. SAÜTER beeft getracbt aan bet gevoelen , dat dezelve als eene oorspronkelijk-besmettelijke ziekte moet worden bescbouwd , in eene afzonderlijke Verhandeliug (!), meer bepaaldelijk klem bij te
|
||
|
||
(i) T. a. p. S. 297.
(2) Die Lungcnscuchc des Kiudviehcs, ihr Wescu , und die Beweise zu ihre gauzliclie Verbannung aus unseren Gauen , Winlertlmr. Vcrg. liet Magazijn , t. a. p. bladz. 24.
|
||
|
||
|
||
129
zetten. Hij wil althans, dat de Longziekte in het Badensche nimmer anders dan door overgebragte besmetting is ontstaan, en houdt het twijfelachtig of dezelve, in sommige streken van Duilschland, uit eenige andere der beschuldigde oorzaken geboren wordt, en aldaar als inbeemsch kan worden beschouwd, Hij belt het liefst over tot het gevoelen , dat de Longziekte ook bier, door een langzaam en ongemerkt ronddragen der smetstoffe, bestcndig onderhouden en voortgeplant wordt. Hoe het hieromtrent zijn möge , het valt niet ta ontkennen, dat deze ziekte zieh, in de latere ja-ren, in verhouding tot de vroegere tijden, dat zij in Huilsnklaitd, Zwilserland, en Frankrijk is bekend geweest, met meerdere snclheid en algemee-ner heeft uitgebreid , hetzij dat zulks daaraan zal moeten worden toegeschreven, dat dezelve vi'oeger van een minder besaiettelijken aard geweest zij dan thans, of wel aan het meerder vervoer van Vee van de eeue streck naar eene andere , of wel dat sommige andere oorzaken, op welke ted ezen eenige beschuldiging rust, meer algemeen tot bet voort-brengen van dezelve aanleiding mögen geven.
Wat nu te dezeu aanzien ons land betreft, zoo moest, bij bet eerste verschijnen der Longziekte in de Provincie Gelderland, in 1833 , en bij baren verderen voorlgang, de vraag ontstaan: is dezelve als eene geheel uilheemsche, bier ingesleepte, besmeltelijke ziekte te beschouwen, of is zij hare geboorte en standhoudiug tevens verscbuldigd aan
IV. Deex.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 11
|
||
|
||
|
|||
130
|
|||
|
|||
zoodanige andere leefregelkundiije oorzaken en in-vloeden, welke daarvoor elders algemeen worden opgegeven? Hoewel, volgens de toenmaals inge-koiueue berigtea, liet voor hoogst waarschijalijk moest worden gchouden , dat de ziekte, nit de aangrenxende sti-eken van Duilschland, tot ens was overgeLragt, zoo koii zulks echter niet met volkomene zekerheid worden uitgewezen, te minder, daar men laier raeende , dat de ziekte waar-schijnlijk reeds in IS31 op enkele lioeven had bestaan , zouder dat zulks tot kennis van hot politick Bestuur was gekomen, of althans de opmerk-zaamheid had opgewekt: waardoor dus de gele-genheid tot eene naauwkeurige nasporing was voor-bij gegaau (').
|
|||
|
|||
|
(') Mugazijn, t. a. p. bladz. 13.
Hct schijiit, dat meu in dc Ryn-strckcn van gevoelcn is ejeweest, dat de Lougzickte iu dc Regerings-Districten van Keulen, Duiseldorp en Aken, door liet iuvoercn van besmet of verdacht Vce uit de Nedcrlanden isonderliouden, waaiop dan ook de, door de Pruissischc Rcgcring, in 1839 genomcu, raaatregel, omtreut liet vcrbod van invoer van Rundvce uit de Kederlandcn in de Rijn-I'rovincien, tenzij voorzien van cene gczondshcids-pas, in bclioorlijken vorm afgegeveu, schijnt te bcrustcn. (Algemeen Ilandelsblad van 2 Sept. 1839). Daar dc ziekte later in de Rijn-Provimien vcel verminderd en bijna gcheel verdwencn was, wordt zulks daaraan toe-geschreven, dat dc Longziekte in dc Kederlandcn vroeger zou zijn afgenomen (c. j. rvens , Die Frage, u. s. w. S. 120). Hoewel Let znogclijk kan zijn, dat, bij den steeds voortdu-readea aaniieulijkcn uilvoer van Rundvee uit Holland naar
|
||
I:i
|
|||
|
|||
I
|
|||
|
|||
|
|||
|
||
131
De gevoelens der Vee-artsen en Geneeskundigen strekten over het geheel daar henea, dat de ziekte wel niet van besmettelijkheid was vrij te pleitea , doch meende men ook aan andere ooiv.akente moe-ten denken , als daar ziju : te late opstalling van het Vee in den herfst, het vroeg uitdrijvenin den yoorwinter, voornamelyk op zeer vochtige weiden, bij aanhoudend nat weder, siecht voedsel, plot-selinge overgang van flaauw weder en läge winden tot schraal en droog weder, inet noordelijke en noord-oostelijke winden, en vvat dies meer zij ('). In een woord kwamen hierbij in het algemeen die schadelijke invloeden in aanmerking, welke door de Duitsche Vee-artsenijkundigen , van wie wij de eerste kennis aangaande deze, tot dus ver biJons, niet dan uit beschrijvingen gekende, ziekte moes-ten ontleenen.
Vermhs er nu onzekerheid omtrent dit gewigtig punt ook later bleef bestaan, terwijl, bij de toenemende uitbreiding der ziekte van de eene hoeve of Gemeen-te naar de andere, volgens de desvvege ingekomene rapporten te oordeelen , niet altijd met genoegzame zorgvuldigheid scheen te zijn nagegaan, of de-
|
||
|
||
Duitscliland, ondor hotzolve zieh besmette of vcrdarlitc voor-wcr[icn hcbl)pn hevonden, zoo meeneo wij, dat hierdoor de waarscliijnlijkc eerste overbrenging der ziekte uit Duit.tchland naar Holland niet wordt opgeheven. lininers bestond de Longzicktc reeds laug iu bet ccrslpcnoemdc land, toen de-zclve bij ous niet dau bij naarn bekend was. (') Magazijn , D. III. bladz. üO cn volg.
11*
|
||
|
||
i #9632;#9632; #9632; #9632;iiinilaquo;
|
wmmmmmmmmm
|
|||
|
||||
132
|
||||
|
||||
f
|
aelve kon geacht worden door besmetting al of nieC te zijn aangebragt, gaf mij zulks aanleiding tot het besluit, ten eincle, ware bet mogelijk, te dezen aanzien meerdere zekerheid te erlangen, ora mij, bij missieve van 27 Mei 1839, te wenden tot den Ilcer Administrateur voor de Nationale Nijver-heid, daarbij voorstellende , dat de Geineenle-Be-sturen, zoowel als de Vee-artsen, in de streken, ahvaar de Longziekte heerschte, op deze aangelegen-heid opleltend mogten worden gemaakt, en uitgenoo-digd hunne bevinding en gedachten mede te dee-len: of cle Lovyziekte, naar hun oordeel, moet #9632;worden gehouden voor eene #9632;zieAle, welker voort-durend heslaan en tuibreiding alleen aan hare hesmellende eigenschap moel worden ioegehend, dan of zij kan wordett. gehouden laquo;ich ook nu of dan in ons land uil andere, hetzij leefrecjel~ kundige of almospherische, invloeden, als uil sick zelve, te onlwikhelen ? Tevens werd bij ge-melde missieve er op aangedrongen, dat hierop de aandacht steeds meer mögt worden gevestigd , dan tot dien tijd algemeea gescliied was, als zijnde zulks het eenige middel , om in dezen eene gewenschte zekerheid te erlangen, en tevens van het hoogste belang, in betrekking tot het beramen van gepaste en krachtdadige maatregelen , om den voortgang der Longziekte te stuiten.
Daar de Heer Administrateur voornoemd welaaa mijn geuit verlangen, in het belang der zaak, heeft gelieven te voldoen , door aan de Heeren
|
|||
|
||||
i
|
||||
|
||||
|
||
133
Gouverneurs der verschillende Provincien, alwaar de Longziekte heerschte, hat verzoek te rigten, ten einde de respectieve Getneente-Besturen en Vee-artsen ter nasporing van de ware oorzaken der ziekte, bepaaldelijk in verband tot de tvvee be-doe]de hoofdpunten, uit te noodigen, zoo zija deswege onderscheidene berigten iugekomen , waar-door ik in Staat bea gesteld de zeer onderscbeidene gevoelens en gezigtspunten te vernetuen en tedoen kennen, waaruit de onderwerpelijke zaak werd be-scbouwd. Wij zullen daarvan den zakelijken in-houd mededeelen.
De Heer Districts-Gommissaris, Baron W. J. E. VAN LINDEN van HEMMEN , decide, onder dagtee-kening van 21 Januarij IS'iO, rnede, dat, naar zijn gevoelen, de lioofdoorzaak der Longziekte, indien niet de eenige van derzelver verspreiding zijnde , noglans in bare besmettelijkbeid moet ge-zocht worden . en dat tot wering van dezelve de krachtdadigste middelen, en wel vooral bet doodea van het zieke Vee , vereiscbt worden , wordende opzigtelijk dit onderwerp teruggewezen naar eene vroegere , door hem ingezondene, missieve van 7 Mei 1838, N0. 632, waarin dit gevoelen breeder werd ontwikkeld. Zelfs komt bet bem voor, dat, indien al in enkele gevalien , waarbij men de be-smetting niet beeft kuunen nasporen, de ziekte uit andere oorzaken mögt ontstaan zijn, in welke gevalien dezelve zieh dan ook nog veeltijds als laquo;ecoralt;/atr-besmettelijk beeft vertoond, de doelma-
|
||
|
||
|
||||
I
I
#9632;#9632;
|
||||
|
||||
134
tigheid van het dooden van het zieke Vee niet in twijfel kan worden getrokken. Dit zelfde tocli is ook het geval, zegt de Ileei- VAN lynden, met den kvvadcn Droes der Paarden, welke welligt even dikwijls door oiUaardiug en verzuim van eenea gcwoüen gamp;edaaidisen Droes, als door besmettiug ontstaat. By ecn nader verslag van gemeiden Heer Districts-Commissaris van IG JVIaart 1840, werden deze beschouwingen herhaald, en nader op liet
|
||||
|
||||
dooden aaugedrongen.
|
De Longziekte was nu
|
|||
|
||||
|
binnen vier weken uitgebroken in de Gemeente Drulen, Eist, Valbury , IFamel e\\ Ubbergeu , en $vel te E/si en Ubbergen op mcer dan een puut. Volgens liet berigt van den Heer pilgudi, ßur-gemccster der Gemeente Iluissen (A.iTondissemeut Nijrnegen), van 29 Junij 1839, was men aldaar al-gemeen van ooixleel, dat de Longziekte wcl degelijk besmettelijk is, ofschoon men bet weiden van het Vee op läge , zure en drassige grouden, als uit-wendige oorzaken, die de ziektc bevorderen, kan aaumeiken. Zoo ver men kon nagaan , was dezelve uit bet Kleefsche herwaarts overgekomen. Vooral woedde dezelve, voor eeuige jareu , in den Huf-feld^ en bijzonder ook le Meer en Leulh. Zij beeft echter de laatstgcnoemde Gemeente (') niet bet eerst aangedaan, maar sloeg bet eerst over naar Doorncnhurg, de Ooij en Pannerden. De Land-bouvver wijien r. de bküIN, te Iluissen, bad Runubeesten ter \elvveiding uit delaatstgemelde,Ge-;,) Zic hiervorou hiailz. 6. Verg. Magazijn, 1). UI. bladz. 9
|
|||
|
||||
|
||
135
meeute on Ivangen, welke de eerste waren , die te Huissen door de Longziekte werden aangetast. Deze Runderen deelden dezelve vervolgens mede aan het Vee der weiden, welke rondom de be-smette landen van de bruin gelegen waren. Men is van gevoelen, dat de Longziekte verder uit Ge/-derland eenen geregelden loop naar de overige Provincien van ons land heeft genomen.
Bij het doen van dit ouderzoek , maa'kte een Landman buiten de Gemeente Huissen den Heer Burgemeester de opmerking, dat, naar zijne ver-onderstelling, de besmetting zeer bevorderd wercl door de nitwerpselea van het zieke Vee, en ver-meende de bedoelde Landman , dat dezelve juist daarom in de Provincie Holland zoo vreesselijk woedde, als zijnde men daar gewoon meest allen mest, en waaronder dus ook dien laquo;it besmette stallen gebezigd wordt, tot bemesting der weilan-den te gebruiken (1).
Het beiigt van den Heer Districts-Commissaris van Boesburg en Zevenaar, Jonkh. van nispen , van 16 Julij 1839 houdt in, dat het hoogst rnoei-jelijk is, omtrent de onderwerpelijke vraagpunten stellig te beslissen. Zoo gemakkelijk toch als het is, in zeer vele gevallen, de wijze, hoe de besmetting is overgebragt, aan te wijzen , en als met den vinger de verspreiding der ziekte na te gaan, zoo moeijelijk is het in andere gevallen aan tetoo-
(') Verg. blad/. 20, 106-112.
|
||
|
||
|
|||
'5 i
|
136
neu, hoe dezelve door besmettlng kau ziju aau-gebragt. De Heer van msPBJf meent echter, op daarbij aangevoerde grondeu, het er voor te moe-ten houdeü, dat de Longziekte ia ons land niet uit zieh zelve ontstaat, maar altijd door besmet-ting wordt voortgebragt. Wijders bevat dit berigt ouderscheidene belangrijke daadzaken en beschou-wingen nopens het ontstaan en den voortgang der ziekte in de gemelde streken.
De Heer l. veiuieer, Burgemeester van Zeve~ naar, berigtte aan den Heer Distiicls-Commissa-ris voornoemd, onder dagteekening van 21 Junij 1839, op de daartoe ontvangeae uitnoodiging, dat, ofschoon bij sommige Landbouwers, zooals zulks nog onlangs het geval was geweest bij den Veehouder BUS op den Toutenbery, geenevooraf-gegane besmetting door gemeenschap kan worden aangewezea , het, zijns inziens, zeker is, dat de smetstoffe als oorzaak van dc versprciding der Longziekte kan worden beschouwd. Dat er, ten aanzien van het ontstaau der ziekte dikwijls onze-kerheid kan bestaan, moet waai-schijalijk aan de vlugtigheid der smetstoffe en hare zeer besmettende eigenschap worden toegeschreven. Dat de besmetting, door de uitbreiding der ziekte en hare he-vigheid, door plaatselijke omstandigheden, en vooral door de vermeerderde wärmte, zoowel der lucht in hel algemeen, als der stallen in het bij-zonder, grooter wordt, en zieh veel sterker ont-wikkelt, zal men wel niet mögen betwijfelen.
|
||
|
|||
|
|||
X
|
|||
|
|||
|
||
137
Het is , zegt de Heer vermeer , met deze ziekte bij het Yee gelegen, zooals het onlangs met de Cholera-morbus en andere epidemisoh-contagieuse ziekten bij den mensch gegaan is, over welker besmettings-verniogen zoo zeer getwist is,
Dat er in ons land andere oorzaken tot het voortbrengen der Longziekte bestaan of reeds zoa-den geweest zijn, moet hij bctwijfelen, om reden, dat deze ziekte geheel nieuw is in hare soort, en derzelver overbrenging van de eene naar de andere plaats , duidelijk is na te gaan , terwijl het hoogst onwaarschijalijk is, dat in ons land, op eeus eene zoo kwaadaardige, vroeger niet bekende, ziekte zieh zoude onlwikkeld hebben, zonder dat groote opvallende atmospherische veranderingen of bederf in het voedsel daarloe aanleiding hebben gegeven. Het is op dezen grond, dat, naar het gevoelen van den Heer vermeer, de Longziekte, na verloop van tijd , weer verdwijnen zal, zooals dit met andere epidemisoh-contagieuse ziekten het geval is geweest.
Ten gevolge van dezelfde uitnoodiging werd, door den Heer g. j. van embden , Burgemeester van Didam, bij missievo van 18 Junij 1839, te kennen gegeven, dat het Bestuur dier Gemeente weiuig in Staat was over den aard en de ontwik-keling der Longziekte te oordeelen , vermits slechts weinige ziekte-gevallen binnen die Gemeente had-den plaats gehad. Hij merkt evenwel op, dat dezelve tot dien tijd altijd primitief is ontstaan en
|
||
|
||
|
||
138
|
||
|
||
uitgebioken in läge streken, längs de rivier of den waterkant; zoodat het genoegzaam zeker scliijnt, dat vroegere of latere overstroomingen planten, kruiden. of grassoorten hebben doen outstaon, welke schadelijk voor het Ruadvee zijn, of wel, dat de uitwaseming der stroomen of poelea , op de eene of andere wijze, nadeelig werken. De Longziekte wordt ook wel, volgens dezelfde me-dedeeling, van tijd tot tijd aangetroffen op hooge en drooge landen, maar alsdan is, bij naauwkeurig onderzoek, althans in de Gemeente Didam , ge-bleken, dat het daardoor aangetaste Vee had ge-weid op läge gras-streken, dikwijls door binnen-water overstroomd wordende, of wel, dat hetzelve was aangekocht uit besmette streken, of in aanraking geweest met longziek Vee: alwaarom het Bestuur vei'meent, dat de naauwkeurige handhaving der bestaande verordeningen op den vervoer en de be-handeling van besmet Vee het beste middel is, om de verdere verspreiding der ziekte te voorkomen.
Naar aanleiding van gelijke uitnoodiging, gaven de Heeren h. verwoert en r. s. nasse , Burge-meesters der Gemeenten Herwen en Duiven, on-der schrijveu van 28 Junij 1839 , aan meergemel-den Heer Disiricts-Commissaris te kennen, de eer-ste, dat men het, naar het algeraeen heerschende gevoelen, er voor mag houden, dat de Longziekte onder het Rundvee door besmetling ontstaat, en geeaszins moet worden beschouwd zieh als uit zieh zehre te ontwikkelen; de tweede, dat overal, waar
|
||
|
||
|
||
139
de ziekte te Duiven is uitgebrokeu gevveest, men met genoegzame zekerheid heeft kuanea nagaaa , dat dezelve door besmetting is aangebragt, met uitzondering alleea bij eenen Landbouwer; met name ghadl'S roelofs , alwaar zulks het geval niet scljijnt te zijn gevveest. Altbans had de gemeide Landman, op wiens opgaven men veilig Staat kon maken, verklaard, dat de ziekte zicb bij beiu geopeubaard bad, zonder dat bij daarvoor eenige ooizaak wist op te geven, doch dat hij bij geene mogeüjkheid kou berekenen , dat dezelve bij hem het gevolg was gewecst van besmetting.
De Heer koebebs, Burgeineester van Pawjierofew, decide, ouder dagteekening van 25 Junij 1839 , ter voldoeuing aan de ontvangene uitnoodiging, inede, dat , voor zoo ver hij hetft kunnen oat-dekkea , de eenige oorzaak van het ontstaan der Lougziekte bij DERK TAN DE SAND (') aldaar, bij wien dezelve zieh , in de maaud December 1833, bet eerst vertoonde in eenen tijd, dat deze ziekte , behalve in de Over~Beluwe , welke door eene rivier van Pamierden is afgescheiden, in de om-liggende Dorpen nog niet bekend was, is toe te schrijven aan de omstandigheid , dat het eerste Vee, hetwelk bij gemeiden Landman aan de ziekte beeft gelaboreerd , was geweid op een land, gelegen bij den Pleunisse-waard, onder Oud-Zevenaar, en schietende met een gedeelte aan den weg van het Aerdsche Veer naar den grooten weg op Pruis-i1) Magasijni D. HI. Wadz. 11—13.
|
||
|
||
|
||
140
ten. Deze veer-weg loopt eveaeens door de wei-landea van zijn Breeder Willem tan de sand, die op den Pleunisse-Waard woont. Het kon das mogelijk zijn , dat längs dien weg besmet of ziek Vee vervoerd is, waarmede het aldaar geweide Vee van raquo;. van de sand en deszelfs Breeder., bij wien eenigen tijd later de ziekte ook in eenen hevigen graad is uitgebroken , in aanraking is geweesl. Trouwens veiklaarde D. VAN DE sand stellig, dat dit nimmer te voren met eenig ziek Vee had plaats gehad; dat hij geen vreemd Vee had aangekocht of geweid , en dat hij deihalve niet anders kon veronderstellen, dan dat de onderhavige ziekte bij hem op stal uit zieh zelve was ontstaan ('),
De Heer e. g. ardesch , Buigemeester van iVy-kerk , voegt zijne beiigten van den 28 Junij 1839 bij de vorige. Dezelve houden in, dat men aldaar van gevoelen is, dat, hoewel de Longziekte van het Rund vee door besmetling wordt overge-bragt, die ziekte echter ook zondereeneprimitieve besmettings-oörzaak ontstaan kan. Immers was het, onder die Gemeente eerst aangetaste, Rund-beest door den eigenaar steeds buiten aanraking met ander Vee gehouden , behalve het zijne. Hij had het zelf aangefokt, en men kon zieh het ge-val- niet voorstellen, dat aan hetzelve eenige smet-stoffe zou zijn toegebragt. Nat en siecht gewou-
|
||
|
||
(') Het komt ons voor , dat hier eenige strijdigheidbestaat, zijndc het niet duidclijk , of hier meer de bcstnettings-oor-/aak of wel het vau-zelf-ontstaan kan bedoeld worden.
|
||
|
||
ili.
|
||
|
||
|
||
nen hooi werd in die sticken als de voornamc oorzaak ter bevordering der ziekte aangemerkt.
Wij vocgen hier de volgende waarncmingen bij •van den Heer B. J. c. rtnders, toenraaals Stads Vee-arts te Ntjkerk, mij medegedeeld onder schrij-ven van 22 September 18iO. Op den 14 Mei 1833 werd hij geroepen bij een longziek Rund van. den Landman P. bast , op de Hofstede Ark, drie vierde uurs van de Stad gelegen. Hetzelve had reeds, gedurende di-ie maanden, aan een droogen hoest gelaboreerd , waarbij bet echter overigens oogen-schijnlijk gezoud was gebleven. Nu echter waren de ziekte-verschijnselea toegenomen, welke geheel overeenkwamen met die , aan de Longziek te eigen. De uitwaseming bezat bovendien een aasachtigen renk, welke zieh over bet geheele ligchaam deed waarnemen. Het ruisschend geluid aan de regter-zijde van den borstwand was zoo aanmerkelijk, dat bet op den afstand eener schiede kon worden gehoord.
Dit Rund was, in de maand Maart des vorigen jaars, door den eigenaar op de markt te Ntjkerk aangekocht, en , behalve den hoest, steeds gezond jgebleven. Noch de eigenaar, noch iemand van zijn gezin, noch een zijner Runderen, waren in eenige aanraking geweest met longziek Vee, eu deze ziekte bestond , in die omstreken, in het geheel niet, hebbende de genoemde Veehouder ook geene andere Runderen aangekocht (1).
(') Indien men zou kunnen veronderstellcn, dat dit Rund
|
||
|
||
|
||
142
Bij deze Koe brak de ziekte uit, nadat zij eenige
dagea was blootgesteld geweest aan een schralen noorden ea noord-oostelijkea wind, door koude regens afgevvisseld. VVanneer mea nu den hoest, waaraan het dier sedert eeiiigen tijd leed, in aanmerking neeint, waardooi* eene voorbeschiktlieid tot ziekte der longen kaa worden veronderstcld, dau zal men, volgens den Heer Rr.NnEits, met grond, het uitbreken der Longziekte bij het gemeide Rund kunnen verklären uit de plaats gehad hebbende invloeden, welke op hetzelve hadden gewerkt, namelijk de schrale windea en koude regens, nadat het uit een warmen stal in de weide was overgebragt.
Bij de opening werden al de gewone verschijn-selen der Longziekte aangetroffen, zijnde deregter long aangedaan , terwijl de linker zeer verkleind en als ineengekrotnpen was. Da gaiblaas was zeer vergroot en inet eene donker groene , aan het zwarte grenzende, gal opgevuld. Het zieke Rund, behoorlijk afgezonderd zijnde, bleven de overige Runderen later alle gezond : zoodat, gelijk de Heer RYNDERS aanmerkt, men hier wedeiom een ver-nieuwd bewijs aantreft, wat men door eene naauw-keurige en strenge afzondering \ermag,. cm den voortgang der besmelting te stuiten.
|
||
|
||
reeds , tijdens den aankoop in Maart des vorigen jaars, de kiem der ziekte kan bij zieh hebben gedragen , zoo zal de ontwikkeling hier langer dau ecu jaar tijds hebben geduurd.
|
||
|
||
|
||
143
la het midden der maand Junij deszelfden jaais, ontstond de Longziekte bij twee Melk-koeijen vaa deu Veehouder JAN VAN NYENDAAl, te Putten op de Veluvue, Een derzelve was, sedert eenigen tijd , hoesteade geweest, hetwelk voor eeae gewone verkoudheid werd aangezien. Toen deze Koe echter verergerde, ea ook eea tweede Rund ziek werd , was men hedaclit Vee-artsenijkundige hulp in. te roepea. Deze Runderen moestea, met nog eenige andere , des ochtends en des avonds telkens den afstaad van een uur gaans afleggen, om tot de weide, die aau zee gelegen was, en uit deze wederom tot den str.l te komen , zooals te Putten, wegens de gesteldheid des lands, noodzakelijk is , indien men geene geheele slalvoedering aanwendt.
la de geheele Gemecute had men de Longziekte tot dus ver niet waargenomeu. Beide Runderen waren door den eigenaar zelven opgevoed. Hij had , in eenige jaren, geen Rundvee aangekocht, en kon ook niet nagaan, dat hij, noch iemand van zijn gezin , ooit in aanraking waren geweest met Vee, dat aan de Longziekte leed. Het eerste Rund was door de ziekte aangetast, tijdens dat er koude regen viel, onder noorden en noord-westen wind , zonder dat eene andere oorzaak te beschuldigen viel, noch aan besmetting kon gedacht worden. Het tweede Rund scheen blijkbaar door het eerste besmet te zijn geworden, hebbende, gedurende de ziekte van het eerste, met dit in onmiddelhjke aanraking verkeerd. Het laatst ziek geworden Rund
|
||
|
||
|
||
144
werd onder de aangewendc behandeling hersteld , doch het eerste overleed. BIj de opening werd de regier long aangedaan bevonden. De overige Runderen van dezen eigenaar bleven, onder eene naauwkeurige afiondering , van de ziekte ver-schoond.
De Heer ryndeks meent uit deze , en nog meerdere waarnemingen, die wij niet alle kunnen mededeelen, te mögen besluiten, dat deLongziekte niet alleen door besmetting geboren wordt, maar dat dezelve bij ons ook kan ontstaaa uit andere , hoevvel nog onbekende , invloedea , misschien gelegen in de voedsel-Stoffen, doch raeer waarschijn-lijk nog in atmospherische oorzaken. Euns ont-siaan zijnde, bezit zij echter het vermögen, om zieh door besmetling aan andere Runderen mede te deelea.
Later brak de Longziekte bij nog meerdere Veehouders, zoo te Nijkerk, als in andere Ge-meenten op de Veluwe uit, waaiomtrent het meer twijfelachtig bleef, of dezelve aldaar oorspronkelijk dan wcl door besmetting was ontstaan. Hoevvel het Vee ook bier vceltijds aan dezelfde ongunstige invloeden des weders was onderworpen geweest, als het boven vermelde , zoo kon , bij den veideren voortgang der ziekte, de besmetting , als oorzaak der uitbreiding, niet worden ontkend , te minder, daar velen zter nalatig bleven in het afzonderen der zieke Runderen , hetvvelk doorgaans niet werd bcwerkstelligd, dan nadat de Heer RTNDEES, in den
|
||
|
||
|
||
145
reeds gevorderden trap der ziekte geroepen zijn Je, zulks beval.
Met het bovenstaande gevoelea strookt het rapport van den Hear F. RIPPGaiU , Buigemeester der Stad Doesborghf ingezonden onder dagteekening van 1 Julij 1839. In hetzelve wordt geraeld, dat, volgens het oordeel van deskuadigen , de Long-ziekte oorspronkelijk kan geboren worden door eene plotselijke verandering van de temperatuur des datnpkrings, en dat dezelve niet zeer besmet-telijk moet zijn, werdende deze gevoelens gestaafd door de volgende omstandigheid. In het jaar 1834, werden bij een der Ingezetenen. dier Stad van 10 Koeijen, welke in eene weide in het Angerlooscke Broek gingen , 6 door de Longziekte aangetast 5 #9632;waarvau 4 overleden, en 2 , onder de behande-ling der Vee-artsen P. MOOWEraquo; en l. R. \\N CAL-CAli, opkwamen. In den omtrek der weide was , lot op eeueu afstand van nagenocg twee uren gaans, geene Longziekte bekend. Het Vee was reeds voor Mei gezond in de weide gebragt, terwijl de ziekte zieh , in het midden van den zomer openbaarde. In de beiendende weiden werden slechts nog twee Runderen, en vier weiden verder, op den afstand van ongeveer een kwartiers uurs, nog een enkel beest door de Longziekte aangetast.
Het medegedeelde geval pleit, volgens het gevoe-
len van den Heer ßurgemeester, voor de niet
steike besmettelijkheid dezer ziekte ('). Het Vee,
{') Het geval, betwelk het onderwerp van dit berigt uit-
IV. Deex.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 12
|
||
|
||
|
||
146
waaivaii gesprokeu is, bevond zieh op eengrooten afslaad van de plaats, alwaar de Longziekte toeu heerschte. Het was niet buiten de weide van den eigenaar gekomen, van bet oogenblik , dat bet er in was gebragt, en de vier overige beesten van denzelfden eigenaar, alsmede bet Vee in de belen-dende weiden op twee stuks na, bleven gezond.
Onder scbrijven van 27 Julij 1839 , deelt de Hoog Wei Geboren Heer Baron van iynden. Districts-Commissaris van bet Arrondissement Zut~ phen , mede , dat, bebalve een tweetal gevallen van Longziekte in 1836, in de Gemeenten AmbtDoe-Hchem en Ilengel, welke zieh tot het afsterven eener enkele Koe in elk derzelve hebben bepaald, zonder dat daarop verdere besmetting is gevolgd , in dat District geene meerdere gevallen van deze ziekte waren voorgekomeu, dan allecn in de Ge-meente Förden. Hier openbaarde de Longziekte zieh op 29 Mei 1839, onder bet Vee van den Landnian G. LENTINK , op de Zelst. Ten aanzien van het ontstaan derzelve had men getracht alle mogelijke inlichtingen te verkrijgen , en nit de-zelve moet men opmaken, dat te Vorden geene besmetting van elders is aangebragt, maar dat de
maakt , is waarschijnlijk hctzelfdc , waarovcr door de Vce-artseu mouwes en van calcar wordt gehandcld in het der-de Dee! vau dit Magazijn, bladz. 133, 175, 188. Door dezc schijnt hot ontstaan en de verspreiding der, door hen in hot Angerhosche Jiroek #9632;waargenomene, ziekte niel buiten alien twijfel aan besmetting te moeten worden toegeschreveu.
|
||
|
||
|
||
147
zieiue daar als laquo;orspi'oukelijk moet worJeu be-schoawd. De laudhoeve Zelst is gelieel op zicli zelve gelegen. Gemeide Bouwman had ia delaat-ste tijden geene beesten, noch op markten, noch eideis, aangekocht, dan in Febmarij j.l. twee Kalveren van een en twee dagen oud, doch beide van Veehouders, onder Vorden wonende, onder wier Vee toen geene ziekte bestond, Deze Kalveren werden afgezonderd in een kalver-hok ge-plaatst; een van dezelve is, negen dagen na het uitbreken der ziekte bij eene der Koeijen, mede ziek geworden, en op 13 Junij overleden. tervvijl het ander, later ziek geworden , op 26 Julij stierf. Tot nu toe was er, noch in Vorden, noch in de omstreken, eenige ziekte onder het Rundvee be-speurd. Als oorzaak viel hier de verdenking op siecht hooi, waarmede men hetzelve in den voor-winter had gevoederd, hetwelk van eene läge weide, in het vorige jaar gewonnen, veel van den regen had geleden, en wclligt voor het Vee niet best was geweest, hoezeer ook andere Landlieden van dat hooi voor het Vee gebruik haddcn gemaakt, zonder daarvan nadeelige gevolgen te hebben on-dervonden.
Na de mededeeliugea der bovenstaande berigten van Heeren Districts-Comraissarissen en Burge-meesteren van onderscheidene Gemeenten in de Provincie Gelder land, zullen wij hier tevenslaten volgen het gevoelen van den lieer Med., Cfur., et Art. Obslelr. Doctor, J. J. pennink , te Twello,
12*
|
||
|
||
|
||
148
bij missieve van 22 Junij 1839 , tnedegedeeld aan den Heer Burgemeester der Gemeente Voorst, en de rapporten der Heeren Vee-artsen D. P. MANVis te Apeldoorn, M. GOEDINGS te Nymeyen, en J. C. RUTGERS te Arnhem, naar aanleiding der daar-toe ontvangene uitnoodigiugen van de respectieve Besturen banner woonplaatsen, en door daze aan Heeren Districts-Commissarissen opgezonden.
De beschotming van den Heer pennisk , over het ontstaau en de voortplanting der, op de Ve~ iuive geheerscht hebbende, Longziekte onder bet Rundvee j komt bier op neder:
Reeds cen jaar voor bet uitbarsten der bedoelde ziekte, ontstond by bem , gedurende zijnegenees-kundige reizen door de Loenensche Heide, bet denkbeeld eerier le vreezen 6pi%oötie onder bet Rundvee. De grond dezer veronderstelling Jag vooral daariu , dat een groot deel der Koe-beeslen aldaar dagelijks door bem grazende ward gezien op een broekigen, nioerassigen grond, naast de Heide gelegen , alwaar bet Vee, tan gevolge van een zeer droogeu zomer, uiet dan slecbt broek- of sloot-vvatcr kon bekomen. Het Vee vverd dervvaarts ge-jaagd in driften, waarover Veeboaders gesteld waren, en moest altijd over een stuivenden droogen zandweg naar bat broek gevoerd worden, Bebalve dat bet gras er met veel stuifzand of slof bedeeld geraaktc, bad bet reeds de nadeelen der uitwase-ming van kool- en waterstofl'e [kydrogenium car'-bonaiurri) opgenomen. Gedurende de scbrale zo-
|
||
|
||
____________________#9632;____
|
||
|
||
149
merlucht, werd er ook weinig en meest siecht hooi verbouwd ; hetwelk dus mede niet veel goeds beloofde. Het dagelijksch voortdrijven van het Vee , onder de bitte der zon, bij gebrek aan maisch gras en zuiver water , werd dus reeds eene oorzaak tot ziekte, en zulks nog meer, wanneer het verbitte Vee , tegeu den avond huiswaarts ge-dreven vvordende, onder weg, door noordelijke winden werd overvallen , en alzoo nog meerdere vat-baarheid verkreeg voor dc epizootische Longziekte
Al deze , elkander opgevolgd hebbende , oorza-ken, hebben, naar het ooi'deel van gemelden Ge-weesheer, tot het ontstaan, de ontwlkkeling en verspreiding der ziekte aanleiding gegeven. Een-maal als ligte , zachtaardige , Longziekte ontstaan zijnde, zal zij , even als eene, bij den mensch plaats hebbende , catarrhale koorts kwaadaardig worden, en alzoo, ofschoon primitief nietbesmet-lelijk, in den bedoelden Staat, eene smetstoffe kunnen ontwikkelen, en , door overplaatsing van het Yee naar vreemde stallen, de besmetting kunnen mededeelen, hetzij het cow/ög^'M?laquo; een gewrocht zij der uilademing, huiduitwaseming, of wel van de kwade lucht, uit de drekstofi'en opgestegen. Overigens kan het gelijktijdig ontstaan der ziekte op onderscheidene stallen ook op zieh zelf uit de gelijktijdig algenaeen gewerkt hebbende oorzakea afgeleid worden.
Ter bevestiging dezer meening, voegt de Heer pennikk er bij, dat het hem steeds geblekeu is,
|
||
|
||
|
||
150
ilat de stallen der tnia gegoede Landlieden , van de drift gebrulk makende, de meeste sterfte, on-dervondea, terwijl het Vee der beter gezetenen, hetwelk beterc weiden en hooi tot vocdsel bekvvam, minder hevig werd aangetast.
Hij beschouwt dus de ziekte te Loene7i, als oor-spronkelijk zijnde onlslaan, en, eenen secundair-hesmettelijken aard verkregen hebbende, hierdoor van de eene hoeve op de andere te zijn overge-bragt, ael/s tot naburige streken of dorpen. Was dt ziekle uit Duitschland aangebiagt, zoo zou zij zieh niet juist afgeperkt vertoond hebben, zoodat men hare sporen konde nagaan, en in een oorzakelijk verband brengen met de bovengemelde gronden voor baren oorsprong. Men behoeft claarom het algemeene denkbeeld niet te verwer-pen, dat dergelljke ziekte ook oorspronkelijk epi~ zoötisch-contagieus kun %ijn, en als zoodanig , door middel des dampkrings, uit de eene land-streek naar de andere overgebragt kan werden.
Ofschoon op de Veluwe welligt door besmet-ting op de voormelde wijze verspreid zijnde , houdt de Heer pennink de Longziekte, te Loenen, als primitief ontstaan uit de gemeide atmos~ pherisch-tellurische ett leefregelkundige oor-%aken.
De Heer Vee-arts D. p, MANVIS, WZ. veiklaarde zieh , onder schx'ijven van 19 Junij 1839 , nopens de onderwcrpelijke aangelcgenhcid , voor het oorspronkelijk ontstaan der Longziekte,
|
||
|
||
|
||
151
Hij kan zieh niet vereenigeu met het gevoalen van die Vee-artsenijkuudigen, die vaststellen, dat de ziekte van buiteii, en wel uit de Rijn-Provin-cien tot ons is overgebragt; en hij heclit niets vreemds aan het denkbeeld, dat zij zelve ook op oazea bodetn uit zekere invloeden zieh zoude kun-uen ontvvikkelen. Wat die invloeden betreft, voor zoo ver dezelve niet vallen onder het getal der gewone schadelijke oorzaken, als siechte hoedanig-heid van voeder en drank, onzuivere stallen , onreinheid der dieren , enz., zoo blijft het voor= zraquo;ker, bij onze , tot dus ver onvolkomene, ken-ni-, omtrent den geheelen invloed des datnpkrings op het bevverktuigde ligchaam , hoogst moeijelijk , cle oorzaken der Longziekte bepaaldeiijk aan te wijzm. Hij meent echter, dat de oorzaken, welkt in Builschland de ziekte hebben voortge-bragt, ook bij ons kunnen bestaan ; te meer, daar men cok op vreemden grond blijft gissen naar de bepaalde invloeden , waaruit de kwaal entspringt.
De Heer maäVIS , hoewel aanneaaende , dat de Longziekte zieh in ons land oorspronkelijk kan ontvdkkelen, stemt echter toe, dat hare verbrei-ding nu en dan aan het haar eigen besmettings-vnmogen moet worden toegeschreven.
Wat verder het eerste punt betreft, zoo merkt hij op, dat, indien de Longziekte, van buiteu tot laquo;is land was overgebragt, dan zou dezelve ook eakel door besmetting hären verderen voortgang noeten vinden; hetgeen hem echter niet is geble-
I
|
||
|
||
i
|
||
|
||
|
||
152
ken. Het is hem en anderen , door voorbeelden te Loenen, bekend , dat zeer zieke Runderen zon-der eenig nadeelig gevolg , uit plaats-gebrek, een' geruiraen lijd naast gezonden hebben gestaan, Te-vens ondervond men, dat Runderen, volstrekt met geene long-zieke in aanraking zijnde geweest, op verwijderde plaatsen , door naauwgezette oppas-sers verzorgd , eensklaps door deze ziekte werden aangetast.
Voor het niet onvoonvaardelijk verspreiden dei ziekte door besmetting pleit ook de opmerking, dat, te Loenen, tijdens het menigvuldig heeischea dej -zelve, in 1S35 , 1836 en 1837, de laxateurs zieh gestadig onledig hidden met de opneming en schatting der zieke Runderen , en derhalve met deze in aanraking kvvamen , en evenwe], scioon hun eigen \ee dagelijks in persoon verzorgende, van deze kwaal op hunne hoeven , juist tusichen de met de Longziekte bezochte stallen ge'egen, Leviijd zijn gebleven.
De overdraging eener smetstoffe, zegt de Fleer MiKTIS, is dikwijls moeijelijk, somwijlen in het geheel niet , na te gaan ; maar gesteld , dst cle smetstoffe het eenige iniddel zij voor de voortgaande uilbreiding der Longziekte, en aangenomen, du de overbrenging der smetstoffe van een ziek Run! nan gczonde dieren op eene, buiten alle gemeen-scbap Jiggende, verwijderde, boeve geschiedei kunne , ondanks iedere voorzorg, en zonder onraquo; der de nasporing te vallen van den naauwkeurig-
|
||
|
||
__ .._________
|
||
|
||
153
steil waarnenaer, zoo blijft het loch oaverklaar-Laar, hoe soms, oatler eea zeker aantal Runderen , betrekkelijk weinige ziek worden, terwijl loch alle aan hetzelfde contagium waren blootgesteld. En wat mag dan de reden zijn, dat deziektezich dikwerf tot zulk een klein plekje blijft bepalen , en in tvvee jaren tijds die grenzen uietoverscbrijdt, zooals dit te Loenen en Beekbergen heeft plaals gehad ?
Op eeue en andere gronden is de Heer M4NVIS van oordee! , dat de Longziekte zieh hij het in-landsche Rundvee oorspronkelijk, uit nog onbe-kende , doch waarschijnlijk uit atmospherische , invloeden kan ontwikkelen. Deze beschoawing neenit echter, volgens zijne meening , niet weg , dat ook meermalen het verder ontstaan der ziekte uit ware besmetting moet worden verkiaard. Doel-matige maatregelen zullen wel de ziekte kunnen beleugelen , wanneer deze, besmettelijk geworden, verwoeslende om zieh henen prijpt, maar dezelve zullen niet kunnen verhinderen, dat zij hier en daar weder op nieuw geboren wordt. Dat het dooden der zieke Runderen als het heilzaamste en eenvoudigste middel tot stuiting der ziekte zou moeten worden aangemerkt, gelijk onlangs door een geacht kunstgenoot is beweerd , dürft de Heer manvis niet toestemmen , oradat het middel hem voorkomt erger tc zijn dan de kwaal, en stellig aan onzen Yee-stapel menig Rund zou ontroo-ven, hetwelk nog voorgenezing vatbaarwasgeweest.
|
||
|
||
|
||
154
Van ecu audei' gevoelen is de Heer 11. coe-bings, Stads Vee-aits te Ntjmegen, ingevolge deszelfs ingezoudea beiigt aan Heereu Burgemees-ter en Wethouderen dier Stad van 21 Junij 1839. De ondervinding heeft hem geleerd, dat de Loug-ziekte aldaar ia alle jaargetijden, onder allerlei weersgesteldheid , voedsel en verzorging , te voor-schijn trad; evenwel met dit aanmerkelijk verschil, dat dezelve in het voorjaar en de herfst, vooral bij flaauw, nevelachtig, vochtig weder , veel al-gemeener heerschte , dan in den zomer en den winter, ja in het laatste saizoen bijna geheel ver-dween. Ten opzigte der levenswijze heeft hij zieh daar ter plaatse kunnen overtuigen, dat bij voor-keur zoodanig Vee door de Longziekte wercl aan-getast, hetwelk in naauvve onreine stallen was ge-huisvest, en met spoeling , draf, of soepvoederiug werd gevoed.
Inmiddels kunnen, naar het gevoelen van den Heer GOEDIJTGS, de genoemde invloeden slechts ge-acht worden de vatbaarheid voor de ziekte te vermeerderen , doch kunnen dezelve geenszins als voldoende aanleidende oorzaken tot de ontwikkeling dezer eigenaardige kwaai worden beschouwd. Im-mers ontstaat dezelve meermalen op stallen of in weiden , alwaar geene der bedoelde invloeden aan-wezig zijn, maar het Vee eene, in alle opzigten , goede verzorging geuict. Hij heeft behalve de be-smetting nei'gens eene voldoende oorzaak voor het ontslaan der Longziekte kunnen opsporen , en hoe-
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
155
wel meestal, echter niet altijd, in Staat zijnde de wegen na te gaan , längs welke de smelstofle was aangebi-agt, zoo heerschte dezelve echter altijd in dezelfde of naburige Gemeenten, en b'estond er dus ten minste de gelegenheid tot verspreiding der smetstoiFe. Naar de ondervindmg van dezen Vee-artsenijkundigen, moet het voortdurend bestaan der Longziekte allcen aan hare besmettendeeigenschap worden toegeschreveo.
Da Heer GOEDINCS mij, onder dagteekening van 4 September 1843 , eea overzigt zijner bevindin-gen, omtrent de Longziekte teNymegen, waaraan hij, na zijne vestiging te dezer stede, sedert 1 April 1836, 761 Runderen heeft behandeld — van welk getal 556 gestorven en 205 waren opge-komen — bebbende medegcdeeld, nieen ik den hoofdziikelijken inhoud van zijn Verslag hier te mögen laten volgen.
De ziekte was reeds drie jaren vroeger van de Pruissiscbe grenzen, door den Polder c/e Ooy, tot binnen de Stad Nijmegen doorgedrongen , alwaar zij tot heden onafgebroken aanwezig is gebleven , zieh echter altijd tot de eene of andere straat bepalende , alwaar de ziekte van stal tot stal voort-ging, totdat alle door dezelve bezocht waren ge-weest. De ziekte heerschte meermalen , gednrende een half jaar, op een bepaald punt, verdween eindelijk aldaar, om in een ander gedeelte der Stad gelijken gang te houdcn. Evenwel zag men haar somwijlen gelijktijdig op een zeer afgelegen stal ont-
|
||
|
||
|
||
156
staan, en wel bepaaldelijk onder het Vee vau be-trekkingen of vrienden, die of het zieke Vee had-dea helpen verzorgen, of hetzelve uit belangstel-ling dikwijls bezocht hadden: zoodat, in deze gevalleu, eene overdragiug der smetstoffe, door middel der kleederen, het verzuimen der reini-ging, enz. moest worden aaugenomen.
Opmerkelijk is het nogtans, dat, als bij voor-keur, het hooger gelegen gedeelte dezer Stad, door de Longziekte ward bezocht. De inrigting der stallen is algemeen zoo, dat dezelve, achter de woonhuizen, op geringen afstand vau elkanderge-plaatst zijnde , meestal eene genoegzaam vrije ge-meenschap hebben, oiu de uitgeademde en uitge-wasemde stofie onveranderd van den eenen naar den anderen stal te kunnen doen overgaan. Voorts zijn dezelve meestal zoo naanw, dat het daarin geplaatste Vee zieh niet gehjktijdig kan nederleg-gen : daarenboven zijn de stallen zeer donker, morsig, en worden vooral in den winter zeer warm gehouden, hetgeen de voorbeschiktheid tot de Longziekte moet vermeerderen. Het is zonderling , zegt de Heer goedings , dat hier enkele stallen gevonden worden, waarin het Vee, afkomstig uit streken, alwaar de Longziekte tot nog toe niet bekend is geweest, hoogstens drie of vier maanden van dezelve verschoond blijft. In een zoodanigen stal, alwaar 2 stuks Melk-vee worden verzorgd, zijn, sedert het begin van 1840, reeds 10 stuks aan de ziekte gestorven, nadat dezelve van een
|
||
|
||
|
||
157
lot vier maanden daarin gehuisvest waren. Zij werden of gelijktijdig of eenigen tijd na elkander aangetast. Deze stal was telkens geheel uitgestor-vea, alvorens er op nieuw gezond Vee in ward geplaatst. In een anderen stal, waarin 4 stuks Melk-vee weiden gehoudeu, werden, sedert 183S tot nu toe, 16 stuks aangetast, welke, telkens on-middellijk na het uitbreken der ziekte, van het overige, scliljnbaar gezonde, Vee werden verwr-derd. De aanvulling geschiedde, nadat de stal steeds door de gevvone middelen was gezuiverd, met Vee, in eene streek van Noord~Brabandaan-gekocht, alwaar de Longziekte sleclits bij naan bekend was. Op bet langst was betzelve drb maanden in den stal geplaatst geweest, wanneer het eeu oiler der ziekte werd, hoewel er zieh bj de overige Runderen, die längeren tijd in dezet stal geweest waren, geen spoor van dezelve ver-toonde.
Dat het , uit gezonde streken afkomstige en in besmette stallen gcplaatste , Vee , spoediger door de Longziekte wordt aangedaan, dan zoodanige Runderen , welke längeren tijd aan de inwerking der smetstoffe waren blootgesteld, is eene waarneming , welke de Heer GOEDINGS over het algemeen heeft bevestigd gevonden. Behalve de aangeduide stallen , waren er nog onderscheidene, waarin de Longziekte bijna onafgebroken, dat is, met tusschenpoozen van een lot zes maanden , voorkwam, en waarin dezelve alzoo scheen gevestigd te zijn. De gewone
|
||
|
||
|
||
158
Lerooktugen en zuiveriugs-inidck-Ien scheaea geene
de minste gunstige uitwerkingea te hebben gedaan.
In het Maas-lf^aalsohc was de Longziekte niet
voorgekomen tot ia het begin dei jaais 1841 ,
wanneer dezelve uitbrak bij 2 Ossen van den Land-
bouwer w. HOES, te Ewijk, zijnde, in den winter
des vorigen jaaas, aangekocbt op een, daar in
de nabijbeid jaailijks plaats hebbenden, openbaren
Terkoop van, uit de Provincie Holland aangevoerd,
Yee. Bij deze Ossen wei'd al spoedig, en gedu-
rende een geruimen tijd, een drooge, koi-te,
hoest bespeurd. De eetlust evenwel goed blijvende,
werd daarop verder geen aebt gegevcn , en bleven
deze Ossen overigens scliijnbaar gezond: doch onder
het eigen aangefokte Vee brak de Longziekte uit.
Deze niet dadelijk erkend wordende, en de tijd
#9632;van inscharen daar zijnde, werd het overige Vec
in eene naburige weide gedaan. Al spoedig ver-
toonde de ziekte zieh ook hieronder, hebbende
meergenoemde Vee-arts hetzelve met den Heer
Secretaris der Geneestundige Commissie, op last
van den Heer Staatsraad Gouverneur, onderzocht.
Laatstgenoernde Veehouder verloor aan deze
ziekte, van Mei tot Julij 184l, toen dezelve geheel
ophield , 8 stuks Vee.
Intusschen ontstond nu ook de Longziekte onder het Rundvee van den Landman A. brouweb , te Ewijk , wiens weide-land gelegen was naast dat van voornoemden W. HOES. Dezelve hield met af-wisseling stand tot Januarij 1842.
|
||
|
||
|
||
159
Nu vertooude dezelfde ziekte zieh verder op ou-dei'scheldene stallea in de gemelde Genieente, al-vvaar men, in de meeste gevallen , met zekerheid kon uagaan, dat het Vee middellijk of onruiddel-lijk met het bovengeaoemde in aanraking was ge-weest. Zoo b. v. brak dezelve, in Januarij 1842, uit in het Dorp Winssen, een half uur van Eivtjk gelegen, op den stal van de W*. VAN TIEL. Bij naauwkeurige navoi'sching bleek liet, dat 2 harer Runderen de gewoonte hadden, cm de eigene weide te verlaten, en dat deze, zooals men zeker wist, in aanraking waren geweest met het Vee van den Landman brouwer. Van den talrijken Vee-stal bij de Wquot;1. VAN TIEL werden slechts 4 stuks weggesleept. Bij den Smit H. VAN DEN ereeden , te IFinssen , ontstond de Longziekte bij 6 van de 7, zieh op deszelfs stal bevindende, schoone Melk-koeijen. Deze werden bestendig op stal verzorgd, en er was geen vreemd Vee aangekocht. Dan, daar van DENBREE-DEN zieh met de behandeling van het Vee van de Wclt;l. VAN TIEL had onledig gehouden, scheen hier gemakkelijk eene ovei'draging der smetstofTe te kun-nen worden aangenomen: welke dan ook door den eigenaar zelven voor de oorzaak der Longziekte onder zijn Vee werd gehouden.
lets later brak de Longziekte almede uit in den stal van h. van coolwyk , te Beuningen, een uur gaans van Winssen gelegen, wiens Vee, in den herfst van 1841, in de nabijheld van dat der
W0'1. van TIEL, had geloopen. Van 20 stuks
|
||
|
||
|
||
160
werden 5 weggesleept, terwijl de overige gezond bJeven.
In de Gemeente Beuningen bepaalde de ziekte zieh tot dezem stal alleen, hetwelk hoogstwaar-schijnlijk aan deszelfs zeei1 afgelegene ligging moet worden toegesclireveu.
Uit deze onderviadingen blijkt hat, volgens den Heer GOEDINGS:
iquot;. Dat de Longzlekte zieh in de bedoeldesticken alleen dan heeft verspreid, wanneer er gele-genheid bestond, dat het Vee met elkander in aanraking kwam , zooals , in den zoiner van 1841, te Ewijk voldoende is gebleken,
2deg;. Dat die gemeenschap ook door menseben kan worden daargesteld , en de smetstoffe, door mid-del der kleederen , kan worden overgebragt.
3quot;. Zooals boven gezegd is , was het Vee van de Wclt;1. VAN tiel en dat van H. VAN coolwjk te Beuningen met elkander in aanraking geweest; doch was er op dat tijdstip van beide zijden geen eukel stuk Vee onder, dat eenig teeken van,ziekte vertoonde : waaruit zal mögen worden opgemaakt , zooals de ondervinding zulks ook aan den gemeiden Vee-arts, in de Gemeente Nijmegett, meermalen heelt doen zien , dat een, door de Longzlekte aangedaan , Rund reeds het vermögen moet bezit -ten, om de ziekte aan andere voorwerpen mede te deelen, alvorens bij het eerste dien trap te heb-ben bereikt, dat zij zieh door uitwendige ver-schijnselen doet kennen.
|
||
|
||
|
|||
i
|
161
De Heer Vee-arts J. C. RUTGERS, te Arnhom , merkt, in het, door hem aan het Stedelijk Bestuur dezer Stad ingezcmdeu, JDerigt, aan , dat inen bijna alle denkbeeidige scliadelijke oorzaken, waarvan sommige door hem worden opgesomd, voor het doen ontstaan der Longziekte lieeft beschuldigd, doch dat naaawkearigc waarnemingen deswege nog geene voldoende bevestiging hebbea gegeven. Men lieeft, volgcns hem, de ziekte in Gelder land zien onlstaan op plaatsen, alvvaar geene dier be-doelde oorzaken bestonden, en zelfs in gunstige saizoenen , en op stallen, alvvaar omtrent het Vee een zeer goede leefregel werd in acht genomen. Er zijn hem ecbter ook voorbeelden bekend, dat de Longziekte ontstond op landhoeven, alvvaar men geene besmetting kon verdenken, waarvan de Veeboudcrs verklaarden nimmer iongziek Vee te bebben gezien , noch dat hun Vee, bij vveten , ooit met andere Runderen in aanraking was ge-weest, bij welke de ziekte bestond. In weervvil daarvan, brak somtijds de ziekte uit, enheerschte dezelve aldaar , gedurende een lialf of geheel jaar, bield dan op , en maakte geene verdere vorderingen in de Gemeente. In andere gevallen kon, wanneer de ziekte op eene lioeve eenmaal was uitgebroken , de besmetting van de eene naar de andere boeve duidelijk worden nagegaan, en werd niet zelden biina de ceheele Gemeente er door aansretast. De Heer rdigers zegt, dat, wanneer men deze waarnemingen en omstandigheden naauwkeurig in aan-IV. Deel,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;13
|
||
|
|||
|
||
162
merking neemt, het voor hem altijd nog zeer duister blijft, om stellig le bepaleu, of de ziekte in ons land voor frimilief of secundair besmette-lijk moet worden gehouden ; hoewel dezelve in Duitsohland langer dan eene eeuw bestaat, en men haar daar als inheemsch mag beschouwen. Zij heeft zieh daar eenmaal oorsproukelijk uit ge-vvone epizoolische oorzaken ontvvikkelu , heUvelk waai'schijnlijk nog het geval is.
Door den Heer Staatsraad Gouverneur der Pro -vincie Zuid-Bolland, even als in G elder land, nopens de ondervverpclijke zaak berigten zijnde in-gewonnen, werd door Zijn HoogEd. Gestr., in deszclfs missievc van 11 September 1839, aange-merkt, dat de gevoelens ten aanzicn der voorge-stelde vx'aag , of het voortdurend bestaan en de uitbreiding der Longziekte alleen aan harebesmet-tende eigenschap moet worden tocgesclireven, dan of zij zieh ook hier te lande uit andere , hetzij leefregelkundige of atraospherische, invloeden als uit zieh zeive ontwikkelt, zeer uileenloopeu. Tot staving van het laatste denkbeeld werd aan den Heer Staatsraad Gouverneur, onder anderen, door de Burgemeesleren der Gemeenten Klaaswaal en Westmaas, opgegeven, dat het Rund, hetwelk aldaar liet eerst door deze ziekte werd aangetast, uiet uit eene andere Provincie afkomstig, maar in die Gemeente aangefokt was, en dat de Longziekte dus aiet door overbrenging, maar uit zieh zelve, sclnjut te ziju ontstaan.
|
||
|
||
|
||
163
|
||
|
||
Door de Cornmissie van Landbouw dier Provin-cie wordt, oadei- schrijven van 2o Sept. 1839 , gemeld, dat, hoewel de Leilen zieh, in derzelver respeclieve D'stricten, met de nasporlng omtrent de oorzaak van het ontstaan en de voortplanting der Longziekte hebben onledig gehouden , dit on-derzoek tot dus ver daarover weinisr licht ver-spreidt. Na kortelijk over het eerste ontstaan der Longziekte te Lier, en hare eerste verspreiding onder Maasland, Groeneveld, Rozenburg, enz. gesproken te hebben, betuigt de Cornmissie geen bepaald gevoelen daaromtrent te kunnen uitbreu-gen , omdat men op de eene plaats zou zeggen , dat do ziekte ontstaan is, door het aanbrengen van Vee uit besmette streken, en, op andere plaat-sen , stallen of weiden zijn aangetast geworden , zonder dat eeuig vreemd Vee , zelfs in de buurt, noch iemand bij hetzelve was gevveest, komende van besmette stallen of van ziek Vee; ahvaarom men zal moeten denken, dat de ziekte aldaar uit zieh zelve is ontstaan. Voor velen zal , gelijk wordt aangemerkt, zulks wel eenproblemahVijven: hoezeer over het geheel wel kan worden aangeno-men , dat, wanneer ongelukkig die ziekte zieh op eenen stal of in eene Gemeente vertoont, dezelve alsdan besmettelijk is, en zieh verder versprcidt, hoewel de smetstoffe op den eenen tijd veel vlug-ger kan werken dan op den anderen.
Op Goedereede en Overßakkee houdt men het er voor, dat de Longziekte, welke echter op dit
13*
|
||
|
||
|
||
164
Eiland niet zoo vele slagtoffers heeft gemaakt, als in andere gedeelten van Zuid-Holland, al-daar is aangebragt dooi- Vce, dat geweid had op het Eiland Rozenbiirg, tijdens dat de ziektc al-daar heerschte.
Burgenieester en Wethouderen der Stad Gorin~ ohem geven, bij missieve van 6 Julij 1839 , te kenneu, dat, na gedaau naauwkeurig onderzoek, het eerste aldaar aangetast zijnde Rund , in het laatst van November of het begin van December 1836, uit Noord-Holland afkomstig, doorJACOCüs DRTVER , gezond op de markt gekocht, en door hem gestald is tot het voorjaar van 1837 ; en dat hetzelve, orn de helft van April van dat jaar , naar de weide, doch niet meer volkomen gezond zijnde , werd gebragt, aldaar meer ziekelijk is geworden , en na eenige (lagen gestorven. Van 21 April tot in Julij deszelfden jaars, stierven nog 20 stuks Runderen aan de Longziekte, waarvan de meeste met het eerst zick geworden Rund in de-zelfde weide hadden geloopen.
Ofschoon het dus geheel onbekend is, hoe dit eerste Rund aan de ziekle is gekqmen, is het toch waarschijnlijk , dat de later ziek gewordene Runderen door hetzelve zijn besmet geworden.
Volgens het ingekotnen beiigt van Burgemeester en Wethouderen der Gemeente Veur, van 27 Junij 1843, brak aldaar de Longziekte voor het eerst uit op den 5 Maart 1837, bij een Melk-beest van cenen Yeehouder in die Gemeente, het-
|
||
|
||
iL
|
||
|
||
|
||
165
welk daaraan slierf. Dit Rund was door den ei-geuaar zelven gefokt. De oorzaak kon niet aan besmetting weiden toegeschreven, alzoo men in geene aanraking was geweest met zoodanige Vee-houders, alvvaar de Longziekte reeds was uitgebro-ken. Er bestaan dus redenen, welke doen ver-moeden, dat dezelve aldaar uit andere oubekende schade!ijku oorzaken is outstaan, terwijlook, in dezelfde Gemeente, vele voorbeelden zijn, dat Vee, hetwelk met de , aan de Longziekte over-ledene, Melk-koe is opgestald of geweid geweest, hierdoor niet zijn besmet geworden, hoezeer de ziekte ook alhier zieh zeer heeft uitgebreid en nog voortduurt. Men merkt op , dat bet dooden van het Vee, bij betwelk de Longziekte wordt ont-dekt, welligt tegenkanting bij de Veehouderszoude ontmoeten, vermits toch niet alle Runderen daaraan slerven.
Te Gouda werden, overeenkomstig het berigt van den Heer Burgemeester dier Stad van 24Junij 1839, voor bet eerst twee sterfgevallen binnen die Gemeente waargenomen in 1835. Het is den Heer Burgemeester bij ervaring voorgekomen, dat de vcortplanting door besmetting, bijaldien deze bestaat, boogst moeijelijk na te gaan, en ook zeer te betwijfelen is, alzoo de sterile zieh dikwerf tot een of weinige Runderen van denzelfden Veehou-der bepaalt, welke daarna een geruimen tijd en somwijlen zelfs geheel zijn vrij gebleven. Er beb-ben bovendien gevallen van sterfte plaats gehad
|
||
|
||
TT
|
||
|
||
166
op zeer -vei' van elkander vervvijderde hoeven, waarvau liet Vee volstrcktelijk niet met elkander in aanraking was gckomen, tenvijl evenzeer binnen de genoemde Gemeente verre weg liet grootste ge-tal \ee is gestorven in ecu bepaald gedeelte van dezelve, hoezeer dan ook ouclerscheidene lusschen inliggende stallen gelieel zijn vrij gebleven.
Omtrent de oorzaak , zoowel als den aard der ziekte en de al- of niet-besmettelijkheid derzelve, acbt de Meer Burgemeester voornoemd, vvegens gebrck aan de noodige gcneeskundige kennis , sich onbevocgd te oordeelen , doch meent bij, uit de hem bekende voorbeelden , te mögen afleiden, dat te dezen geene dadelijke besmetting is aan te nemen. Er bestaat, zegt bij , opzigtelijk dit punt evenzeer twi).fel tusschen deskundigen , als ten aan-zien van den braakloop, welke in 1832 en 1833 in ens Vaderland beeft gebeersebt, waarbij ook in vele gevallen de besmetting twiifelachtig was.
In de Gemeente Ba?-woudswaarder en Bekenes brak, volgens bet berigt van den Heer Burgemeester van 1 Julij 1839 , de Longziekte uit op den 2 Augustus 1837, bij eene Koe, toebehoo-rende aan den Veebouder c. SNEL, tijdens dat dezelve met andere Rundereu in de weide was grazende, en welke door den eigenaar, sedert ruim ecu jaar, was aangekocht uit de Provincie Groningen. Onder de , bij dien Veebouder ver-volgens door de Longziekte aangetaste. Runderen bevonden zieh n;eerdeie, welke door hem waren
|
||
|
||
il
|
||
|
||
167
|
||
|
||
aangekocht, doch alle van plaatseu, waaiquot; destijds de Vee-ziekte niet bekead was.
Noch de weide , waarin dit Vee zieh bevoad, noch het Vee zelf standen in gemeenscbap met weiden of Vee, alwaar de ziekte aanwezig was. De meest in de nabijheid gelegene hoeve, waarop zieh ziek Vee bevond , tijdens het uitbreken der Longziekte bij c. SNEL , was die van J. van stavel, oader de Gemeente Wulverhorst, in de Provincie Ütrea/U gelegen, en wel op mim een uur nfstands van de landerijen des eerstgemelden Landmans, terwijl deze , noch zijne haisgenoten , nimmer in gemeenscbap waren geweest met aan die ziekte eiders lijdend \'ee , waaruit men zou kunnen ver-onderstellen , dat dezelve door besmeiting zou zijn overgebrngt.
De ziekte duurde hier echter niet langer dan twee maanden , terwijl dezelve ter zelfden tijd al spoedig en vervolgens bij andere Veehouders in de bedoelde Gemeente, is nitgebroken , zonder dat men evenwel bepaalde oorzaken kan vinden , waaraan de uilbreiding moest worden toegeschreven. De Heer Burgemeester voornoemd meent echter niet onopgemerkt le moeten laten, dat, door c. SNEL, een geruimen tijd voor het uitbreken der ziekte onder zijn Vee, twee sluks Runderen waren aangekocht bij bovengemelden j. van STAVEL, bij wien , na verloop van omstreeks twee maanden na dien koop , de ziekte uitbrak en vnj hevig woedde. Deze twee Runderen werden bij den
|
||
|
||
|
||
168
Veeliouder SNEL mede aangeiast, echter eenige raaanden later, doch zijn van de ziekte her-steld (').
Uit het berigt van den Heer Burgemeester der Gemeente Waleringan van 6 Julij 1839 , blijkt, dat de Longziekte zieh aldaar het eerst heeft geo-penbaard iu de maaud Januarij 1837, bij den Bouvvman NICOLAAS DK Jong , wonende aau de noordzijde van het dorp in dea fFippolder, onder IValeringen behoorende. Volgetis de verklaring van dezen, waren de laatste Runderen , welke hi) , on-geveer 21 maanden voor het ontstaan der ziekte in zijnen stal, op de markt to Delft had aangekocht, geweest zoogenaamde Groningsche Koeijen. Bij zijn weten , was deszelfs ^ ee , voor het uitbreken dtr ziekte, met geen ander in aanraking geweest, noch had, buiten den Yee-arts, iemand uit een zieken stal, voor dien tijd , zijn Yee bezocht. Na verlies
|
||
|
||
('j Er beslaat, onzes oordcels, veinig twijfel, ofdezctwee vau j. van stavel aangckochlc, Runderen, zullcn de kic-nicn der Longziekte reeds tijdens den aankoop hebben bij zieh gedragen , en dezelve aan het Vec van c. sxel kunnen hebben mcdegcdceld, hoewel het opmcrkelijk is, dat do ziekte bij de ccrstbedocldc twee llunderen ecuigen tijd later dan bij de overigc becsteo van vax siavei eu van c. snei. uitbnak. Vermits echter ook door c. sxel nog ciders Runderen waren aangekocht, kunnen ook dcze zoowel aan bet vroegcr op deszelfs hoevc aamvezige Vec , als aan de twee later aangekochte Runderen, missehien de besmetting hebben toegebragt.
|
||
|
||
|
||
169
van eenig Vee, had hij eerst, in de maand Mei daaraanvolgeade, weder aangekocht 12 Melk-koei-jen , waarvan 10 Groningsche en 2 uit de eigen omstreken. Van deze werden , ofschoon niet op zijn stal zijnde geweest, niaar dadelijk in de weide gejaagd , en , zoo veel mogelijk , van zijn ander , schijnbaar gezond Vee , afgezonderd zijnde gehou-den, al spoedig daarna 11 stuks ziek , waarvan 9 zijn gestorven.
Vervolgens ontstond wel spoedig daarna de Long-ziekte oudcr het Vee van andere, elders in de Gemeente wonende, Laudlieden, doch eerst later onder het Vee van hen , die in de onmiddellijke nabuurschap van den voornoemden N. DE JOSC woonachtig waren. Voorts wordt hierbij gevoegd . dat, tijdeiis het opmaken van dit berigt, zieh in de Gemeente Waleringen nog drie Veehouders bevonden , die, ofschoon van tijd tot tijd Vee aangekocht hebbende , en wier weilanden gelegen zijn naast en tusscheu die van anderen, welkeeen meer of minder aantal Vee aan de Longziekte verloren hebben, tot dien tijd, van dezelve waren vcrschoond gebleven.
Naar laid van het berigt, ingezonden door den Heer VRyBERCHE de coningh, Burgemecsler der Gemeente Maasland, van 22 Augustus 1839, is het, volgens naauwkeurige nasporingen , gebleken, dat, in den zomer van 1835, in de naburigeGemeente , het Eiland Rozenburg, de Longziekte reeds eenige maanden onder de jonge Runderen
|
||
|
||
|
|||
|
170
had guheerscht, zoucler dat men deu aard der ziekte kende; — dat dezelve echter alstcmn in de Gemeente Maasland volstrekt nog niet bestond, maar dat, in de maand Augustus van dat jaar, door twee Veehouders uit de laatstgenoeiude Gemeente , drie stuks jong Vee uit de Gemeente Rozenburg waren aangekocht, zonder dat er bij deze Runderen eenige spoi-en van ziekte te ont-dekken waren; — dat eenige dagen daarna gemelde Bouwlieden mede voor het eerst dusdanige ziekte, zoowel bij bet nieuws aangekochte jong Vee, als bij hunne andere Runderen, hadden ontdekt, ter-wijl de bewuste ziekte zieh alstoen eerst bij de beide voorbedoelde Veehouders , en alleugskens bij hunne geburen al meer en meer had uitgebreid. Zoodat men het er in alle opzigten voor scheen te mögen houden, dat de Longziekte naar de Gemeente Maasland werd gebragt door het overvoeren van Runderen uit die van Rozenburg, welke in de besmetting van anderen hadden gedeeld. Immers was het den Heer Burgemeester van i7/laquo;as/awä? niet bekend, dat er destijds eenige Runderen uit de Provincie Gelderland in deze Gemeente zouden zijn overgebragt.
Aan het voorslaande berigt sluit zieh aan het Verslag van den lieer L. D. J. REITER, Burgemeester der Gemeente Rozenbury, van 30 Augustus 1839. Hetzelve houdt in, dat, voor zoo ver is kunnen worden nagegaan, de Longziekte zieh al-daar het eerst heeft geopenbaard in de maand Oc-
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
||
tobei- 1835 (l), en wel bij het jonge Vee van deu Bouwman coriveiis van zantes, door dezen zelveu gefokt, vvaarvan in die maaml vier zijn gestorven, zonder dat hem destijds de soort der ziekte be-kend was. In de rnaand December vertoonde zieh de ziekte wederom op zijnen stal, en wel in zulk een' hevigen trap, dat zulks ter kennis kvvam van uen Heer Burgemeester ; waarvan toen door den-zelven kennis werd gegeven aan den Heer Minister van BinnenlandscUe Zaken.
Spoedig daarna werd eenig Vee, toebehoorende aan AART DEKKER, Bunrman van CORNEEIS VAN ZANTEN, dat gestald was, en alzoo destijds geen gemeenschap met het \ ee des laatstgenoernden kon hebben, aangetast, betwelk stierf; zooals zulks nagenoeg gelijktijrlig plaats had bij de, in dien polder wonende, Veehoudei's jan PIETEKSZOON van
DTK , MACHIEL KERKHOF en KLAAS VAN BALEN , en
vervolgens ook bij dc, mede aldaar wonende, Yeehouders cohnelis kleywegt , nicolaas KLEnvEGT
en JACOB VOOGT.
Een geruimen tijd daarna, verspreidde de Long-
|
||
|
||
(') Ten aanzicn vanhetbcstaanderLongzioktctc Itozenlmrg, wordt liier in zoo ver ccuig verschU aangetroffen tusschen do opgaven van de Ucercu Burgemeestereu dozer Gcmocnte en van Maasland , dat, volgens hot bcrigt van laatstgc-meldcn, de ziekte reeds in do maand Augustus naar SIaa$~ land zou zijn overgebragt , door de dric jonge, Ic Rozenbury aangekochle , Runderen , alwaar do ziekte toen bcreids vroe-gcr zoudc gehcerseht hebben.
|
||
|
||
|
||
172
ziekte zieh verder in de Gemeente, niettegenstaaa-de de vooizorgen , daartegen door de Veehouders genomen. Zij had zieh echter, tijdens het op-maken van dit Verslag, nog niet op alle hoeven vertoond, hoewel verschillende derzelve aan be-smette woningen grenzende waren.
Nog wordt opgemerkt, dat de Bouwman C. van ZANTEN, bij wien de ziekte oogensehynlijk ontstaan is, in 1835 geen Vee van elders had aangekocht; weshalve hier niet van toepassing kan zijn, dat de ziekte in 1S36 door Vee uit Geiderlarid'm Zuid~ Holland zou zijn overgebragt.
VVij zullen, ten aanzien der Provincie Zuid-Holland, hier nog bijvoegen een uittreksel uit het Verslag vau den Vee-arts G. H. bokkelkamp , te 's Gravetihage van 21 December 1839. Volgcns hetzelve was het ontstaan der Longziekte tot heden toe voor hem nog raadselachtig. Na alles, wat hij heeft waargenomen , en , volgens de inlichtingen , welke hij nu en dan heeft bekomen , gedurende het bestaan der ziekte in Zuid~Holland, veron-derstelt hij , dat dezelve niet alleen door besmet-ting is aaugebragt, maar dat de kiein der ziekte reeds sedert eenigen tijd bij het Vee heeft bestaan, welke gemelde Vee-arts aan de onstandvastige en dikwijls ongunstige vveersgesteldheid meent te moe-ten toeschrijven. Dit gevoelen berust op de waar-neming, welke hij, in 183i en 1835, in de om-streken van 'ä Gravenhage en Loosduifien, heeft gemaakt omtrent longen van geslagt Vee, die in-
|
||
|
||
I
|
||
|
||
|
|||
r
|
173
wendig nog gezond, doch uitwendig door wan-kleurige vlekkea , ter giootte van een middelma-tigen knoop, waren aangedaan, welke plekken, ultgesnedea zijnde, somtijcls zoodanig verhard waren, dat dezelve zieh schier tot poeder lieten wrijven. Hij sluit echter de besmelting , als op-wekkeiide oorzaak, bij het voorbeschikte Vee, niet uit; ook ontkent hij niet, dat deze op zieh zeive de ziekte zal kunnen te weeg brengen. Het is hem gebleken, dat Runderen, uit eene onbe-smette Provincie of Gemeente aangekocht, tot het voltallig maken der kudde, waaronder de ziekte hare slagtofi'ers bad gemaakt, doorgaans , na daar-ouder een' kortea tijd te bebben verkeerd , door dezelve werden aangetast, en , dien ten gevolge, op vveinig uitzonderingen na , stierven, tenvijl het oorspronkelijk aanwezige Vee gezond bleef.
Als een voorbeeld, onder anderen, dat de Long-ziekle niet allijd uit besmetting ontstaat, meent de Heer bokkelkamp het volgende geval te kunnen aanvoeren : Eens in bet Duin gei-oepen zijade op eene boeve, die zecr ver verwijderd was van andere woningen, en alwaar men van het bestaan der ziekte geheel onkundig was, tenvijl men al het Vee uit eigene bezitting aanfokte, vond bij twee doode Kal-veren, die nagenoeg drie weken oud waren, en welke werden bevonden in eenen lioogen trap door de Longziekte te zijn aangetast. De moeder van een dier Kalveren zag er nog al redelijk uit in het vleesch, doch scheen niet zeer vlug; de andere
|
||
|
|||
|
||
174
inoeder-koe had een schraal en zlekelijk voorko-men, gevende weinig me!k, ea hebbende teekenea van Longziekte. Genoemde Vee-arts liet deze Runderen, hoezeer reeds van bet overige Yee ver-wijderd, gebeel van elkander nemen, en in af • zonderlijke hokken ops'.uiten , ten einde den uit-slag na te gaan der gcneeswijze, welke werd voor-geschreven.
Na verioop van eenigedagen, was bet zieke Rund bopeloos en sticrf weldra; bet andere gaf wel tee-kenen van door de ziekte te ztjn aangetast, docb had bet voorkomen van te zullea herstellen. Drie of vier weken later nasn de ziekte eene meer ern-stige bonding aan , en is dan ook dit Rund daar-aan bezweken. Het overige, op deze boeve aan-wezige , \ee is later gezond gebleven.
In de Provincie Utrecht t alwaar de Longziekte reeds in 1835 van de ooslelijke zijdc uit Gelder-land, en in 1(S37 van den westelijken kant was binnen gedrongen (') , en van dczen laatsten tijd af onafgebroken is blijven bestaan, zijn van tijd tot tijd gevallen voorgekomen, waarouitrcnt men indedaad scheen te mögen twijfelen , of dezelve aan besmetting moest worden toegescbreven , dan wel of zij kon geacht worden uit andere oorzaken derzelver geboorte te bebben vcrkregen , daar de \eebouders verzekerden, alle aanraking met besmetle stallen of weiden te bebben vermeden,
|
||
|
||
(') Zie bladz.. 8.
|
||
|
||
|
||
175
en zieh zelfs legen allen omgang met lieden, aan wie hat longzieke Vee toebehoorde, op liet zorg-vuldigst te hebben in acht genoinen. Dan , bij eeue zoo algemeene •verspreiding der Longziekte , als in deze Provincie heeft plaats gevonden , blijft er altijd eene groote mate van waarschijnlijkheid bestaan , dat de ziekte door besmetting, längs den een of anderen weg, kan zijn aangebragt. Wij hebben daarvait ondersebeideue waarnemingen me-degedeeld , en meenen meerdere, biertoe betrek-keJijke , voorbeelden te mögen voorbij gaan.
Volgens de berigten van den Vee-arts K. MOS, te Assen, medegedeeld door den Heer Gouverneur der Provincie Drenihe, onder dagteekening van 20 cn 21 April 1840, kon de, in dat jaar te Grollo , onder de Gemeente Rolde^1), ontstane Longziekte geenszins worden gehouden door besmetting te zijn voortgebragt, vermits de Erven H. A. STBRHIE, bij welke de ziekte was uitgebro-kea, geeuszins , en evenmin bun Vee, met ander vreemd Vee boegenaamd, in eenige aanraking waren geweest. De Heer aios boudt dit voor een stellig bewijs, dat de Longziekte niet altijd aan besmetting is toe te scbrijveu , maar zieh ook als van zelve uit andere schadelijke oorzaken kaa ont-wikkelen. Bij hem viel vooral verdenking op het stroo van ongedorsebte zomer-rogge , dat schimmelig was, en mui hooi in zieh bevattede, vvaar-
|
||
|
||
(') Zic bladz. iO.
|
||
|
||
I
|
||
|
||
|
|||
ff s
|
176
mede de Runderen van de Erven sybrink , gedu-rende 14 dagen, waren gevoederd.
Naar het gevoelen van den Heer Gouverneur der opgeaaelde Provincie, vervat in deszelfs mis-sieve van II Julij 1840, Nquot;. 22, aan den Heer Administrateur voor de Nationale Nijverheid, had er insgelijks geene besmetliiig plaats gehad te Broekhuizen , zijnde eene Buurschap , ondyr de Gemeeute Ruinerwold belioorende , alvvaar de Longziekte zieh in September des vorigen jaars (1839) openbaarde onder het Vee van denLand-bouwer ten OEVJJR. Tot staving van dit gevoeleu wordt door den Heer Gouverneur vermeld, dat de Runderen van dezen Landbouwer binnen de eenzaam gelegene Buurschap, in eene regte lijn nagenoeg tien ureu gaans van Grollo verwijderd , evenmin als die van de Erven sybrink , hier woonachtig, met andere Runderen in geene ge-meenschap waren geweest (').
Hierbij wordt echter opgemerkt, dat, hoewel de oorzaak, welke door den Yee-arts 5ios te Grollo wordt beschuldigd , op de gezondheid der Runderen aldaar nadeeiig kan hebben gewerkt, het
|
||
|
|||
(') Het verdient te worden opgemerkt, dat de Longziekte, seiicrt 1837, in de Provincie Drenlhe, toen er cen paar gevallcn te Cowordcn hadden plaals gevonden , tot dus ver nict verder was waargenoiiien: vvaarvaa dus hol ontstaan der ziekte te Grollo en Broekhuizen , zoowel wegens den verren afstand dezer plaatsen van Coevorden, eu de weiuige ge-meenschap tusschen dezelve, nict wcl kon worden afgeleid.
|
|||
|
|||
|
||
177
Zija HoogEdel Gestr. echter voorkomt, dat hel ontstaan der zickte daaruit niet kaa worden afge-leid , in aantnerking genomen, dat liet verdachte •voedsel eerst sedert weinige dagen aau het Vee der Erven SYBKINK was toegediend geworden, en als gewoon voedsel in het verleden jaar, hij vele Drentsche Landlieden werd gebczigd, zonder in de gevolgen ooit de besmettelijke Longziekte te hebbeu doen geboren worden. De Runderen bij den Landman TEN OEVER hadden de bedoelde voeder-soort ook niet genoten. De beschouwing van den Heer Gouverneur komt dus hierop neder, dat de besmettelijke Longziekte onder de Runderen door eigenlijken atmospheriscben invloed als uit zieh zclve zieh ontwikkelt, welke invloed op onder-scheidene en onderling verwljderde oorden werkt, zoodat alleen de ziekte bij die Runderen wordt op-gewekt, welke ten gevolge van siecht voeder, on-regelmatige verzorgiug , ongesteld of slecbtsschijn-baar gezond zijn, en dus de kiemen der ziekte bij zieh dragen, die zieh daarna allengskens ontwikkelt (').
(•) Ingcvolgc het Vcrslag van Heeren Gedeputeerdc Statcn der Proviucie Drenthe aan de Heeren Staten van dat Gewcst van 7 Julij 1840, (Staats-Courant van 17 Augustus 1840), scheen het genocgzaam zeker , dat oi) beide plaatsen de ziekte oorspronkelijk is ontstaan, wordende zulks mede aau-genomen, op groud der afgezonderde ligging van delandhoe-vc tc Sroekhuizen , en der omstaudigheid , dat de Runderen aldaar en te Grollo mal Vee van ciders , inimcrs sedort ecn
IVquot;. Deül.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 14
|
||
|
||
|
|||
I
|
178
Wat de oorzaak der ziekte betraft, toeu dezelve in 1842 op nieuw in onderscheidene Gemeenten in en om Coevorden (') uitbrak, zoo meeat de Vee-arts h. reimers , volgens de van hem ontvan-gene mededeeling van 22 November 1842, dat dezelve aldaar niet nil algemeene invloeden is ont-staan , maar wel degelijk uit andere oorden is in-gesleept, daar bij de besmetting in die streken van stal tot stal beeft kunnen nagaan. Hij merkt op , dat de ziekte reeds voor zijne komst te Da~ len, op 24 October van bet gemelde jaar, be-stond, zonder dat dezelve openbaar Was geworden, zijnde er niet alleen, gedurende den zomer, te Coevorden, nu en dan meerdere Runderen overle-den, maar werd ook reeds in de maand Januarij of Februarij , bij KLAAS GETKATE , Voerman en Land-bouwer, op bet Loo, een jong Rund ziek, bet-welk stierf, en zulks werd, na verloop van eene maand tijds en later, nog door meerdere sterfge-vallen achtervolgd, zoodat 7 stuks Vee overleden, waarvan somraige , die geopend werden, volgens geloofwaardige getuigen, vergroote en zware lon-gen hadden opgeleverd. Onderscbeidene lieden uit Coevorden en omstreken waren den eigenaarin de behandeling der zieke Runderen behulpzaam
|
||
i #9632;
|
|||
|
|||
geruimcn tijd , niet in aanraking waren geweest, en dat er overigens gecne aanlciding, noch middellijk noch onmid-dellijk , tot ovcrplanling der besmetting kon geacht worden aanwezig to zijn. (*] Zie btadz. 11.
|
|||
|
|||
Jik
|
|||
|
||
179
geweest, by wier Vee nu later ook de ziekte te voorschija kwam. Bij dea genoemden Vcehoader moet de ziekte zieh dus, voor zoo veel mea heeft kunnen nagaan, het eerst hebben geopenbaard , vamvaar de besmetting aaa hat Vee te Coevor-den , hetwelk vervolgens, na zes of aclit weken, in de algemeene weide, de llolwert genaanul, zijnde gedreven, vverd medegedeeld, uit welke de ziekte zieh wijders voor en na naar andere Ge-meenteu heeft verspreid. De Heer reimers merkt op, dat de bedoelde weide onmiddellijk grensde aan het huis en de plaats van afmaking en begra-ving der gestorvene Runderen van KXAAS GET-KATE. Ook kon de geringe zorg, welke bij het begraven der gestorvene beesten van andere Vee-houders was in acht genomen, veel tot de ver-spreiding der ziekte hebben toegebragt, daar de-zelve slechts een of twee voeten onder den grond werden gestopt; hetwelk al dadelijk eene ruimege-legenheid gaf aan de Honden , om het vleesch te nuttigen, en gedeeltelijk weg tc dragen; de hidden werden verkocht, Met de later gestorvene Runderen werd somwijlen eveneens gehandeld, ja sommige werden ter naauwernood begraven, daar de zorg hierover aan de Villers werd overgelaten. De Heer HElMEas bevestigt het geval der besmetting , door aanwaaijing van de stinkende lucht tagen den stal bij JAN COSTING, hetwelk vroeger is vermeid ('), en voegt er bij , dat, behalve bij de-
(') Zie bladz. 93.
14*
|
||
|
||
|
|||
180
|
|||
|
|||
|
zen Veehouder, nog, ter oorzake van tie ontbloo-
ting van hetzelfde lijk, de Longziekte Lij hetVee
van drie andere eigenaren te weeg ward gebragt,
en wel doordien liet Vee van deze voorbij de
opengekrabde begr.iafplaats moest worden gevoerd,
waarop hat dikwijls loeijende werd gevonden.
Vanwaar en hoe de eerste besmetting bij KLAAS
getkate werd aangebragt, is den Heer REJäiEr.s
niet duidelijk gebleken. Hij houdt heC daarvoor,
dat, Indien er geene laakbare verzwijging, in Let
voorjaar van 1842 , bad plaats gebad, zulks be-
ter had können worden nagespoord , en is van
gevoclcn, dat genoemde GETKATE, in zijne betrek-
king als Voerman, zeer wel in aanraking kan zijn
geweest met vreerade lieden , uit oorden , alwaar de
Longziekte heerscheude was , waardoor hij de smet-
stoffe aan zijne Runderen kanhebben medegedeeld.
Velen schreven in het begin de sterfte toe aan
den nadeeligen invloed der weersgesteldheid van
het jaar 1841 , en beschouwden dezelve als het
gevolg van galligheid of zoogenaamd ongans,
hoewel andere misschien toch , zegt de Heer uei-
mers , iu gemoede dezelve voor het gevolg der
Longziekte hielden. Is dezelve ontstaan uit het
natte saizoen van 1841 , zoo vraagt hij , waarom
heeft dezelfde ziekte dan niet plaats gehad in de
drie natte jaren van 1828, 1829 en 1830, als
wanneer Coevorden iu ruime mate in de overstroo-
ming heelt gedeeld? Waarom is de ziekte dan nu
niet gelijktijdig te voorschijn gekomen bij de Run-
|
||
\
|
|||
|
|||
|
|||
f
|
|||
|
|||
|
||
1SI
|
||
|
||
deren van verschillende eigenaren? Of heeft deze oorzaak alleen bij de Koeijen van KIAAs GETKATE gewerkt? Hoe verklaart men dan de tussclien-poozen in den voortgang der ziekte? Of zal men aannemen, dat het eerste Rund, hetwelk door de ziekle werd aangetast, eene eigene voorbeschikt-heid zal hebben bezeten ter ontwikkeling der hier aanwezige Longziekte ? — Dit is , zijns inziens, te ver getrokken , en kan niet worden gedacht ? Waarom werden evenzeer Runderen aangetast, die, in Let gemelde jaar, in hooge en drooge streken gehouden en goed verzorgd waren ?
Wanneer wij nu met den Heer rediers hier besmetting als de eenige oorzaak der Longziekte aannemen, zoo ontstaat de vraag: kan dezelve ook gezocht worden in de nog overgeblevene smetstoffe van 1837, toen dezelfde ziekte zieh mede te Coe-vorden openbaarde, hoewel zieh toen slechts tot twee gevallen hebbende bepaald ? Aan eene zöö langdurige sluimering der smetstoffe in de ligcharnen der dieren kan wel moeijelijk worden gedacht; doch het laat zieh denken, dat dezelve aan eenige zelf-standigheid is kunnen blijven hangen, en Jäter nog een werkzaam vermögen op eenig Rund hebben uit-geoefend. Het is ook niet buiten de mogelijkheid, dat er, tusschen de ziektegevallen van 1837 en die bij kl a as GETKATE in het begin van J 842 , nog wel een of meerdere Runderen zijn aangetast geweest, welke verheimelijkt zija geworden; zoodat de besmetting onafgebroken onderhouden is gebleven.
|
||
|
||
mmm
|
|||
|
|||
182
|
|||
|
|||
|
Uit de Provincie Noord-Holland een bei-igt ter
onderwerpelljke zaak, namelijk van den Heer J.
Schimmel, Burgemeester der Stad IFeesp, onder
dagteekening van 11 Julij 1839, zijnde ingekomen,
zoo vvordt daarin vermeld, dat aan het Bestuur
dier Stad, door de W5quot;. g. JfiESiNG en haren
zoon, aldaar woonachtig , bij wie de Longziekte
voor eenen geruimen tijd was uitgebroken, en
waaraan vier Runderen waren overleden , was me-
degedeeld: dat, vöor de uitbarsting der ziekte,
al haar Vee de beste gezondheid genoot, ruim
zuivel opleverde, en dat de aaugetaste Runderen
nagenoeg alle door wijlen baren man, waren aan-
gefokl, hetwelk met de vier gestorvene Runderen
stellig het geval was; voorts dat zij , noch iemand
van baar gezin, in geene de minste aanraking
waren geweest, met besmet of verdacht Vee; —
dat bij geen der, aldaar zieh bevindende, Vee-
bouders , evenmin als onder het Vee , hetwelk rond-
om de weiden van gemelde Landbouweresse in
gvooten gelale was grazende, de ziekte zieh heeft
geopenbaard , maar dat dezelve zieh tot haar Vee
alieen heeft bepaald , zijnde er slechts cene Koe
aan den langen Muider-weg, onder JVeesper-
earspetf overleden , waaromtrent bet echter zeer
twijfelachtig is gebleven, of zulks het gevolg was
geweest der Longziekte. De afstand, alwaar dit
|)laals had, mögt stellig op meer dan 200 eilen
worden gerekend, terwijl de weiden, door de ri-
vier de Vecht, van elkander waren gescheiden.
|
||
I-
|
|||
|
|||
! I
|
|||
|
|||
i
|
|||
|
|||
|
||
183
Wijders wordt hierbij vermeid, dat genoemde Wquot;1., nadat beieids vier barer Koe-beesten overledea waren, te Amsterdam op de markt, vier stuks Friesc/ie Koeijen had doen inkoopen, welke zij onverwijld ia bare weiden bad gedaan , die volko-men gezond zijn gebleven. Hoewel de buren, zijnde alle Veebouders, baar met alle hulp badden bijgestaan , en bierbij ia veelvuldige aanraking met bet longzieke Vee waren geweest, bleef bet Vee van deze gezond. Men bad bij de Wcd. NIESING geen oorzaak voor bet ontstaan der ziekte kunnen opsporen.
Alles , wat ten aanzien van bet ontstaan der Longziekte in Zeeland ter onze keunis is geko-men, strekt, om den uitsluitend primitief-be~ smeitenden aard derzelve te betoogen. De ziekte wordt gehouden in die Pi'ovincie telkens, door iesmet of verdacbt Vee, uit Holland of welligt ook uit Belgie, te zijn voortgebragt; welke oorzaak in de meeste gevallen met voldoende zeker-lieid scbeen te^ kimnen worden nagewezen, ter-wijl dezelve in andere, op gronden van waar-scbijnlijkheid en bij veronderstelling, werd aange-nomen, en wel, omdat geene andere aanleidende oorzaken voor derzelver ontstaan op de landboeven konden worden ontdekt (1).
Omtrent bet eerste ontstaan der Longziekte in de Provincie Overijssel, te Genemuiden, bij den
|
||
|
||
{') J. van iiertum , l. a. p. bladz, 47—65.
|
||
|
||
|
||||
184
|
||||
|
||||
1
|
|
Veehouder JOH. van der HAAR , in het laatst der maand November 1SJ9 ('), merkt de Heer Vee-arts j. jeiVi\es , toen vvoonachtig te Kampen, thans gevestigd te Zwolle, onder schrijven van J8 December 1839 aaii den Heer Gouverneur der ge-inelde Proviucie, op , dat de vraag of de Long-ziekte voor eene oorspronkelijk- otgevolyelijk-be-smcttelijhe ziekte moet gehouden worden , meer-malcn is geoppeid , doch tot dus ver nog niet ge-uoegzaam schijut opgelost te ziju. Hij houdt het daarvoor, dat deze ziekte te Genemuide7i als ge-volgelijk-besmettelijke ziekte is ontstaan. Welke de ware oorzaken zijn, die de ziekte aldaar bij liet eerste Rund hebben doen geboren worden, kan door hem wel niet met stellige zekerheid worden opgegeven ; doch hij kan niet aannemen, dat er. leu a.-mzien van het eerste aangetaste Rund, be-smetting zou hebben plaats gehad , doordien de eigenaar den geheelen zomer geen nieuw Vee had aangekocht, en dat, hetvvelk door hem, in het najaar van 1838 en in het voorjaar vau 1839, was aangekocht, ult de omstreken van Kampen en Genemuiden zelve afkomstig was. Dat dezelve door de overbrenging van smetstoffe door menschen, uit streken, alwaar de Longziekte aan-wezig was, bij gemelden Landman zou zijn ontstaan, heeft evenmin können worden nagegaau. Met meet giond mcent de Heer Jsmss het er voor
|
||
i
|
||||
|
||||
Zie biiiu/.. 13.
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
I I
|
||||
|
||||
|
||
185
te moeteu houden, dat door eeu zamenloop van oaderscheidene zamenwerkende oorzaken , hoewel voor het oog oukenbaar en onnaspeurlijk , in ver-eeniging met cene bijzondere voorbescLiktheid, deze ziekte het eerst geboren wordt. Meest alle denkbare schadelijke invloeden zijn op liunne benrt , zegt hij , beschuldigd de ziekte te kunnen \oortbrengen. Het meest aannemelijk komt hem voor, dat hierloe bijdroegen nat, koud, guur en Terauderlijk weer, met afwisseleude wärmte, nat, laag, weiland, hetwelk kiachteloos voedsel oplevert, waarin de Ruuderen tegcn den kouden, vochtigen, groud moeten liggen : waarbij nog eigene verborgene schadelijke invloeden van den dampkring in aanmerking kunnen komen. Intusschen wordt door gemelden Vee-arts opgemerkt, dat, hoewel een nat nazomcr met afwisselend koud en warm weder was vooraigegaan, de weilandeu van joh, van DER haar , waarin de Runderen geloopen hadden, niet laag of moerassig waren , en evenmin hadden de-zelve lang buiten geloopen.
De gemelde Vee-arts is van gevoelen , dat de eerste ziekelijke stemming der longeu haren oor-sprong neemt uit eene belcmmerde werkzaamheid en ziekelijke gesteldheid der huid , uit hoofde van het naauw physiologisch verband, waarin dit or-gaan tot de longen Staat. Eene en andere beschou-wingen echter blijven, volgens hem, slechts hypo-thesen, waaraan men genoodzaakt zal zijn zieh te houden, totdat wij nader bekend zullen zijn ge-
|
||
|
||
|
||
186
|
||
|
||
worden met die onzigtbare schadelijke werkingen in de Natuur, waaruit mede andere heerschende en besmettelijke ziekten derzelver geboorte ver-krijgen.
De verdere verspreiding der ziekte yvordt echter door den Heer jennes , zooals later door hem, bij schrijven van li Maart 1840, werd medegedeeld, aan besmetting toegekend. Bij P. Vaiv dyk name-lijk (') opeabaarde dezelve zieh in Januaiij 1840, en vervolgens bij meerdere Veehouders. r. VAN DTK had meermalen het eerst ziek geworden Rund van JOH. VAN DER HAAH , toen het, in de maand October des vorigen jaars, ziek uit het land ge-haald, en bij den bi-oeder van dezen, die schuins tegen over VAN DTK woonde, op den stal was ge-plaatst, meermalen bezocht, hetzelve welligt betas t, en mogelijk wel bij gelegen heid geneesmidde-len helpen ingeven , of eenige andere dienst aan hetzelve bewijzen, vanwaar hij denkelijk somwij-len , zonder zieh te reinigen, van dit Rund naar zijn eigen Vee zal zijn gegaan , en alzoo aan hetzelve de besmetting hebben medegedeeld (').
|
||
|
||
(laquo;) Bladz. IS.
(-} Op gelijke wijze werd vcrmoedclijk ook de ziekte over-bragt aan lict Vee van ueiui. van der iiaau , brooder van job. van deu haar , wiens Vce-stallen zieh in elkandcrs on-middcllijke nabijheid bevonden. Zonder Uvijfel heeft eerst-gemclde mccrmalen het zicke Vee van den laatsten bezocht, althans tocu men nog niet wist, dat het wcrkelijk door de besmettelijke Longzickle was aaugetast.
|
||
|
||
|
||
187
Yerder wordt opgemerkt, dat er tusschen het ziek zija van het eerste Rund van joh. van der haar , hetwelk in het laatst der maand October 1839 gestorven was, en het uitbreken der ziekte bij het eerste Rund van p. VAN DTK in het laatst van Januarij 1840, eene tijdruimte van ongeveer drie maanden was verloopen; dan, in aanmerking nemeude, dat, volgens het gevoelen van sommige Veeartsenijkundigen, meermalen een nog langer tijd tusschen het opnemen der smetstoffe en het te voorschijn komen der ziekte verloopt, zoo kon dit geene reden zijn , ora hier de bedoelde besmettings-oorzaak in twijfel te trekken. Iloewel men deze tijdruimte niet altijd naauwkeurig kan bepalen, zoo schijut dezelve meermalen van twaalf tot twin-tig weken te kunnen duren.
Indien men den aard der ziekte nagaat, wordt vei'der aangevoerd, zoo kan het niet anders, of derzelver beginselen moeten reeds lang in het lig-chaam der dieren aanwezig zijn geweest, alvorens zieh door duidelijke verschijnselen te openbaren, daar niet wel kan verondersteld worden , dat, in een tijdsbestek van tien of elf dagen, zulke aan-merkelijke veranderingen in de longen en de borstholte kunnen worden te weeg gebragt. Ook heeft men reeds meermalen ondervonden, dat, bij slagt-beesten, die voor derzelver dood nog volko-men gezond schenen en tevens vrolijk waren, aan-zienelijke ontaardingen in de longen werden aan-getroffen.
|
||
|
||
mm
|
||||
|
||||
|
188
Meer verlegen betuigt de Heer jennes te zijn , om de ware oorzaak op te geven, waardoor de Longziekte ontstond op den stal van BAUEND VAN iulfsen , mede woneude te Genemuiden. Deze Veehouder loch woonde op eenen aanmerkelijkea afstand van de eerstgeuoemde Landlieden, en aan een ander gedeelte dier Gemeente. Hij verzekerde nimmer een der longzieke Runderen van J van der 1UAR of P. van dyk te hebben gezien. Mogelijk kon bet zijn, dat een zijner knechten , zonder dit te willen weten, wel eens bij die Runderen was geweest, of dat iemand anders, bij deze geweest zijnde, toevallig in den stal van B. van dalfsen was gekomen. Het een en ander, zegt de Heer JENNES, blijven slecbts gissingen. Evenmiu als op de andere stallen, kon hij hier de wareaanleidende oor-zaken in schadelijk inwerkende invloeden, namelijk in de inrigting der stallen, in hetvoedsel, of in de wijze van oppassen, met eenigen grond ontdekken. Ten aanzien van het ontstaan der Longziekte op de Stads weide te Deventer ('), in het midden der maand Junij IS'lS , onder het Melk-vee, deelt de Heer Vee-arts J. J. w. SMITS , in zijn Versieg over de maanden Julij , Augustus, en September, des-zelfs gevoelen mede, volgens hetwelk dezelve al-daar door besmetting zou zijn aangebragt, Een inwoner namelijk dier Stad, met name G. w. had, in de maand April bevorens , eene Koe gekocht
|
|||
a
|
|
|||
|
||||
|
||||
(') Zic bladz. HZ.
|
||||
|
||||
|
||
189
op de markt te Zutphen, die eenige dagea daarna aaa de Longziekte kwam te overlijden. De cigenaar van dit Rund was vervolgens op den stal geweest van eeu anderen Veehouder, genaamd T. r. B., woneude sleclits twee huizen van den eerstbedoel-den verwijderd , met oogmerk om een Rund te koopen. Bij dezea T. T. E, werden vervolgens de eerste Runderen ziek , natnelijk eene, zieh opden stal bevindende , en later eene, in de weide loo-pende , Melk-koe , waaruit men met den meesten grond van waarscbijnlijkheid moest opmaken , dat de eerste oorsproug der Longziekte le Devenler aan bet, te Zutphen aangekoebte , Rund moest worden toegesebreven.
De Heer S3IITS merkt wijders op , dat de ziekte zieb niet alleen door aanraking van bet eene dier met bet ander mededeelt, maar dat er ook be-smetting kan plaats bebben door de melkers van de zieke en der gezonde Koeijen, waarvan hem meerdere voorbeelden zijn voorgekomen. Hier heeft, als bet ware, eene onmiddellijke overdra-ging of inenting plaats. En hierdoor laat zieh ook bet verscbijnsel verklaren, waarom somtijds op eenen stal, alwaar de Longziekte is uitgebroken, juist die beesten het eerst ziek worden, die, op eea ander eind van den stal geplaatst zijn , terwijl de, onmiddellijk naast de zieke zieh bevindende, Runderen verschoond blijven.
Uit een later ingekomen Verslag van denzelfden Vee-arts, over de maanden October, November, en
|
||
|
||
|
||||
190
|
||||
|
||||
December van het gemelde jaar, blijkt, dat, na-dat het Vee , wegeas het gevorderde jaargetijJe en het gure herfst-weder, van de Slads weide moest worden vemljderd en naar de stallen der bijzon-dere eigenaren werd temggebragt, de ziekte zieh , binnen körte dagea , op deze kwam te openbaren, gelijk zulks trouwens koa worden vooruitgezien, daar men mögt -veronderstellen, dat er zieh, oa-der de schijubaar gezonde beesten, üog vele zou-dea bevinden, bij welke reeds de kiemen der Longziekte aamvezig waren; waardoor dus de gele-genheid moest worden gegeven , om zieh naar vele punten der stad te verspreiden, en zieh noodza-kelijk buiten den ciikel tebegeven, binnen welken zij tot dus ver beperkt was gebleven ('). De ziek-
|
||||
|
||||
(') Van wege het Stcdclijk Bcstuur was reeds vroeglijdig cen zieke-stal of loods opgeslagen, op den zoogenaamden Ossenwaard , zijnde op cen verren afstaud van de Stads weide gelegen. Op dezen Ossemvaard ^yarcn vcrscliillende afscluit-tiugen gemaakt, voor de verdachte, zieke, cn herstelde hees-teu. In het gcdeeltc voor het ziekc Vec stond de loods ,
|
||||
|
||||
I
|
|
|||
|
waarin de, op laatstgenoemde weide aangetaste , Runderen
|
|||
|
||||
|
werden overgebragt. Bij Pnhlicatie van Burgemeester en Wethouderen der Stad Deventer, van 10 Oct, 1843, N0. 79*A3i9 gt; werd aan de Veehouders toegestaan , om de beesten, voor zoo ver dczelve door den Vec-arls smits gezond zouden worden gekeurd , te brengen op cenen , door elkcn Veehou-der aan te wijzen, en aan de Policie op tc geven, stal, under voorwaarde, dat dezelve afgezonderd van andere beesten geplaatst, cn onder speciaal toezigt van de Policie zouden
blijvcn ; ten gevolge waarvan die beesten, zonder permissie,
i
|
|||
|
||||
|
||
191
te-gevallea bepaaldea zieh daa ook spoedig niet alleen raeer tot de Runderen, die op de meerge-noemde weide hadden gegraasd; maar ook warden de zoodanige aangetast, die in het geheel niet met dit Vee in aanraking was geweest. Men meende te moeten aannemen, dat de smetstoffe, als zijnde gedeeltelijk van een volatilen aard, zicli nu meer door de stad verspreidde , en de Beesten aantast-te, welke voor de ziekte vatbaarheid bezaten (')•
|
||
|
||
ia gecn geval van den eens aangewezen stal zouden mögen worden yervocrd , alles onder bedreiging van de straffen, bij Art. 4159 , 400 cn 461 van het Wetboek van Strafregt vastge-sleld, terwijl de ziekc of verdachte beesten nog voor's hands op den Ossenwaard zouden moeten verblijven. Tot meerdere voorzorg werden alle, van de weide afkomstige, beesten met cen letter aan den hals gebrand, en van die branding werd het algemeen bij Puhlicatie verwittigd. Yan de bedocldc loods werd wijders gebruik gernaakt voor de vcrvolgens ziek gewordene Runderen, die derwaarts werden overgebragt , om dezelve , zoo veel mogolijk, uit de Stad te verwijderen. Wegens den Imogen waterstand der rivier de Tssel, kon echter , gedurende den winter, de loods al minder en minder tot dit oogmerk worden gebezigd, zoodat deze doelmatige inrigting, vele maanden lang , niet aan dcrzelver bestem-ming kon blijven beantwoorden.
(') Nog wordt door den Heer smits medegcdeeld, dat de Longzickte zieh in de maand December mede vertoonde in de Buurschap Ejise, gelegen nabij Deventer, doch behoo-rende tot de Provincie Gelderland. Het ontstaan aldaar kon niet worden toegeschreven aan de overbrengiug van ziek Vee derwaarts uit Deventer, raaar, volgens sommigen , aan de kwaadwilligbeid eener Veehoudster , die, in de onmiddel-lijke nabijheid van den Epser-weerd wonende, alwaar, ge-
|
||
|
||
|
||||
|
||||
|
||||
192
Ten aanzieu van liet uitbrekeu der Longziekte in de Provincie Groningen en Vriesland, zijn reeds vroeger (') eenige beschouwingen medege-deeld, waarop wij bij dezen meenen te mögen te-nigvvijzen. A.lleeii willen wij er, met betrekking tot het laatstgenocmde Gewest, bijvoegen, dat, volgens Iset, deswege bij den Heer Staalsraad Gouverneur van Vriesland ingekomen, rapport van den Heer i. van Iraquo;f,r plaat , President der Pro-vinciale Couimissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt, van 3 Februarij 1S42, de Land-man SIMON JANS KNOL, le Nijegct, ingevolgc eigene verklaring, al de Runderen, ten getale van 67
|
||||
|
||||
1
|
durende den gelieelcn zomcr, oen aantal Runderen vau on-Jerschcidcne Eigenaren uit die Gi:incei!te gcweid werden, aardappclca ondcr dczelve zou hebbcn gcstrooid, #9632;\velke cen barer becstcn, hctwclk, in de maaud September te voren, op de Stads weidc te Vecenter ziek geworden en gestorveu was , niet had wilicn cten , eii zulks cm wraak te ncmen op de Vcehouders in Epse , die aau baar uiet had v.illen vergunncn ccue Koc , die zij tocn nog op slal had , bij die der overigc Veehouders te diijven , ait Trees, dat dezelve ziek mögt worden, en al de andere zoude kuunen be-smctteu.
Hoewcl nu de aardappeleu wcrkclijk weiden gevonden , en cr , van de zijde van het Gcmeeute-Bcstuur van Epse , alle uavorschingen werden gedaan, ten einde achter de waarbcid te komen , zoo had men, lijdens bet opmaken van bet Vcrslag, naar hetgeen de Ilccr smits becft kunnea verneinen , nog niets kunnen ontdekken, hetgeen meerdcre zekerheid ointrcul bet bedoeldc feit kon vcrschaffeu. (l) Zie bladz. id. 17 , 18 , 19, 20, 110—112.
|
|||
|
||||
't
|
||||
I
|
#9632;
|
|||
I
|
||||
|
||||
i Ü
|
||||
|
||||
; U
|
||||
|
||||
|
||
193
stuks, in den heifst ter stal gebragt, van Mel bevorens had bezeten, en, sedert dien tijd , geen Rundvee had aangekocht, Gedurende den winter, was hetzelve meerendeels gevoed met zoogenaamd oud hooi, door hem in 1S40 gewonnen , en slechts weinige Runderen ten deele met lijn- of raapkoe-ken. Het, In de schuur aaawezige , zoo oud als nieuw, hool, alsmede het drinkwater in de put-ten, bleken , na gedaan onderzoek, vangoedehoe-danigheid te ziju. Hij hud vijf Paarden op stal , waaronder een Veulen , in Mei j.l. geboren, het-welk door hem was aangekocht, in November j.l., van zijnen zoontc Tjerkgaart, alwaar geeue Long-ziekte onder het Rundvee Lestond.
Omtrent het, eenigen tijd daarna , ontstaan der ziekte bij den Landman P. DE BOER, te Warns. is geene vermoedelijke oorzaak bekend geworden.
Indien men overweegt, dat uit de opening der, zoo te Nyeya als te IVarns, overledene en ge-doode Runderen, gebleken is, dat zij schier alle reeds door de ziekte waren aangedaan, dan zal men moeten besluiten , dat dezclve aan eenen, meer of min gelijktijdig op al het Vee gewerkt hebbenden, invloed zijn blootgesteld geweest. Te ISijega toch bestonden bij al het Vee , ten getale van 65 stuks, op weinige uitzonderingen na, bij de opening, zooals wij later zien zullen, de ken-teekenen der ziekte. Te Warns werden 40 stuks Runderen , tot Kalveren ingesloten , gedood , on-derzocht en begraven, die alle kennclijk door de
IV. Deici..nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;15
|
||
|
||
w
|
||||
|
||||
1
|
m
Longziekte, en zelfs sommige, in een zeev ergeu grand, waren aangetast, met uitzondering slecbts van 2 Koeijen en 3 Kalveren, wier longen nog gezond werden bevonden. Bij een Kalf ecliter, ofschoon van de audere verwijderd staande , werd do long in een zeer hevigen trap aangedaan bevonden, hetwelk mede plaats had ten aanzien van nog 4 jonge Beesten, die insgelijks van de andere stallen waren afgesclieiden. Indien wij het nu niet ten cenemale als omvaarschijnlijk willen houden, dat de ziekte te Nijega is voortgebragt door be-smetting, en wel door de bemesling der wei-lan-den , waarop bet \ee van S. J, KNOL, gedurende den zomer van IS41 , gezamenlijk zal gegraasd hebben ('), zoo blijft de oorzaak van haar ont-staan te Wams buiten zoodanig of ander vermoe-den. Ten aanziea van Nijega verknjgt de be-doelde verondcrstelling wel eenigen meerderen grond uit de omstandiglicid, dat aldaar de twee cerste Runderen slierven in het laatst der maand Janua-rij, tei'wijl de overige reeds in bet begin van Fe-bruarij werden bevonden bijna alle in de ziekte te deelen.
Het valt moeijelijk aantenemen , dat de smctstofle zieh van de eerst ziek gewordene Runderen zoo spoedig aau al de overige, op zekeren afstand van elkander staande, voorvverpen zal hebben medege-dccld. Wanneer de ziekte van het eene Rund op
|
|||
|
||||
|
||||
(gt;) Zilaquo; bladx, 20 en 110.
|
||||
|
||||
1
|
La
|
|||
|
||
195
het andere, door besmelting, onder zoodanige plaat-. sing, wordt overgedragen, dan gaat dezelve in den regel langzamer voort, en worden de voorwerpea, voor en na elkander, somwijlen met lange tus-schenpoozen, vooral In het begin der ziekte, aangetast; helwelk dan cok eene reden is, dat de Longziekte meestal trage voortgangen maakt, en zieh meermalen een langen tijd tot een of meerdere hoeven blijft bepalen. Bij de twee ge-noemde Landlieden moet de schadelijke oorzaak, welke die dan ook möge geweest zijn, op de Plünderen algemeen en in hetzelfde tijdsbestelc gewerkt hebben, waardoor de ziekte bij dezelve gelijktijdig, immers binnen eene zekere korte tijd-ruimte, uit zicb zelve is geboren of door besinet-ting voortgebragt.
|
||
|
||
Ik lieb geoordeeld van de bier boven aange-baalde beiigten een uitvoerig Verslag te moeten geven , deels , omdat dezelve vele belangnjke bij-zonderlieden bevatten, welke kunnen dienen, orn de gelieele toedragt der Longziekte, en hare versprei-ding in ons land mecr van nabij te leeren kenlaquo; nen; ten andere, omdat zij de verschillende oog-punten aanwijzeii, waaruit dezelve, zoowel door Genees- en Vee-artsenijkundigen, als Landhaislaquo; houdkundigen, wordt beschouwd , en ten derde ook, cm te doen zien, dat de mededeelingen, tot
15 *
|
||
|
||
|
||||
W6
|
||||
|
||||
|
welke door mg de middellijke aanleidiug was ge-gevea ('), voor het daarbij bedoelde oogmerk niet ongewaardeerd noch ongebruikt zijn gebleven. Ik betuig alien , die zieh te dezen, ia het belang der zaak, wel eenige moeite hebben willen geven, daar-voor mijnen opregten dank (2).
Wij zien uit deze berigten , dat de meeningen , ten aanzien van het punt: in hoe ver het voortdu-rend bestaun en de uilbreiding der Longziekle in 07is land bij uiisluiting aan besmetting moet worden toegeschreven, dan of zij kan gehouden worden zieh nu en dan insgelijks uit andere schadelijke oorzaken, als uit zieh %elve, te ont-wikkelen? aanmerkelijk uiteenloopen. Sommige der berigtgevers hellen over tot het gevoelen, dat de Longziekte meermalen zonder primilieve besmetting , op de daarbij vermelde plaatsen , is ontstaan , en dat zij zieh , in de meeste gevallen , verderdoor besmetting hteft voortgeplant. Deze houden dus de ziekte als secowd'atV-besmettelijk. Eenigen schijnen aan het besmettend vermögen te tvvijfelen , of meenen, dat de Longziekte nict altijd of in alle tijdperken evenzeer en zoo aanstekende is, als
|
|||
|
||||
1
|
||||
|
||||
I
|
:-
|
(') Zic bladz. 132.
{quot;#9632;) Deze schriftelijkc berigten kunncn beschouwd Tvortlcn tot hetzelfde doelcinde te zijn ingewoiinen , als waartoe de Vergadering aan de Vec-artsenijschool te Berlijn , op den 7 Jannarij 1843, waarovcr vroeger gesilaquo;oken is (a), bestcmd was.
|
||
|
||||
!
|
||||
|
||||
i;
|
||||
|
||||
|
||
197
waarvooi' zij algetueen woi-dt gebuuden. Audera zlja van gevoelen, dat besmetting als de eeniga oorzaak van Let voortdurend bestaan der ziekte is te bescbouwen. De twijfel , welke vroeger nopens tlit onderwerp bestond, wordt dus, door raeer dan bet deitigtal ingekomen berigten, nog geens-zins tot eene voldoeude en gewenscbte zekerbeid gebragt. Wij staan dei'balve te dezen aanzien op een volkomea gelijk standpunt met de Duitscbe, Fransche, en Belgische Vee-artsenijkundigen, bij welke bet steeds tot de onbesliste vraagstukken blijft behooren , of de Longziekte voor eene ge-heel oorspronkelijk- of wel^revo/i/e/y/i-besmettende ziekte te houden zij.
Omtrent vele gevallen , waarover de medegedeel-de berigten loopen, volgens welke het eersle out-staan der ziekte op bepaalde landhoeven, of in eenige streken, uit leefregelkuadige invloedeu wordt afgeleid , zal voorzekcr de bedenking kunnen worden gemaakt, of niet, längs heimelijke en onge-kende wegen, hesiuellhig kan zijn aangebragt. De overdraging toch eener smetstoffe kan op zoo veel-vuldige wijzen plaats hebben, vooral wanncer eene besmettende ziekte reeds in eene Provincie of bepaalde streek , eene zekere uitbrciding heeft ver-kregen, dat dezelvc niet zelden alle nasporing te leur stelt. En deze nasporing wordt te inoeijelij-ker, indien men zal mögen aannemen, dat de overdraging van de smetstoffe der Longziekte kun-nc geschieden op zoodanige wijzen, als waarvan
|
||
|
||
|
||
19S
eenige der medegedeelde gevallen voorbeelden schij-nea opteleveren.
Wij kunnen hieiorutrent bij al de bedoelde be-rigtea niet in bijzonderheden stilstaan , daar zulks tot al te uitvoerige overwegingen aanleltiing zou ge-ven; doch meen ik le mögen opmerken, dat onder de mededeelingea eenige gevallen voorkomen , waar-omtrent bet moeijelijkkanbetvvijfcld worden , dat de Longziekte op de aangpgevene plaatsen eigenwillig, dat is , zonder aangebragte besmetting , vverd geboren ; kunnende althans bet ontstaan deizelve aldaar door deze laatste oorzaak niet dan bij ver-oudcrstelling worden aangenomen.
Het kan niet ondoelmatig zijn bier eene en andere gronden te overwegen, welke bij de beoordeeling omtrent de waarschijnlijkheid van het al- ofniet-oorspronkelijk geboren worden der Longziekte in ous land in aanmerking komcn , en in het oog dienen le worden gehouden , ten einde het verder onderzoek dienaangaande, met oplettenbeid en onbevooroor-dceld , voort te zetten.
Men zal legen het eigenwillig of van-zelf-ont-staan der Longziekte kunnen aanvoeren, dat, in de rneeste voorkomende gevallen , noch op de stallen, noch in de weiden , eenige schadelijke oorzaken werden aangetroffen, waaruit meteenigen grond de geboorte dezer ziekte kon worden ver-klaard, terwijl dezelvo evenmin uit de gesteldheid
|
||
|
||
|
||
19raquo;
des dampki-ings kon wordea afgeleid. Dan ? bc~ halve dat deze beschouwing slechts op een' ont-kennenden grond berust, zoo verdient te worden opgemerkt, dat hat te dezen opzigte met de Longziekte niet anders kan gelegen zijn dan met degebooite van veleandere epizoiilische, hetzij eew-voudige , hetzij besmedende, ziekten, welke zieh nu en dan openbarea, waarvaa men veeltijds ge-iccl buiten Staat is de ware oorzaken , uit welke zj derzelver aanwezcn verkrijgen, bepaaldelijk aan te toonen. Wij zien het Mo7id- en Klaauwzcer , de zoogenaamde Peslbrand bij het Rund, de Schtaps-pohhen, de Koe-pohken, de Varkens-pokhn, de Beenbreek-ziekle en Paarlziekte bij het lund [Cachexia boum tuberculosd) , do VlekziJite of het zoogenaamde Roodvonk der Varkens, catarrliale , ontslekingachlige, en ty~ pheuse i.oortsziek(en in oaderscheidene vormeti en wijzigiigen , en meer andere, geboren worden, zonder da men in Staat is den waren oorsprong, waaruit zij 'oortvloeijen, als met den vinger aan te wijzen , of elfs met de meeste oplettenheid uit te vorsehen. loe dikvvijls blijven niet de oorzaken van gewone ?n dagelijks voorkomende ziekten on-bekend ? Bija elk jaar ontstaan er, op enkele of meerdere stalln, Yee-sterften, vooral onder de Paarden, waaran de oorzaken veelal in het duis-tere liggen, enniet dan bij gissing kunnen worden nngegaan. Somwijlen kunnen dezelve in de voedsels, hetzij a crijptoyatnisok of ander he-
|
||
|
||
|
||
200
der!quot;, worden gezocht, doch de bedoelde sterfien komen ook voor oader omstandigheden, alvvaar de bedoelde schadelijkheden niet gevonden, ea das niet kunneu beschuldigd worden , terwijl de aan-lelding tot dezelve alleen op onzekere veronderstel-lingen gegroud blijft.
Daar de bedoelde sterften zieh meest tot enkele of weinige hoevea bepalen, tusschen welke met de nabljgelegene, wat de im-igling der stallen t het Yoedsel, en de verzorging der dieren betref't, geen in het oogloopend verschil kan worden waar-genomen , zoo volgt hieruit, dat er bijzonderc of plaatselijke invloeden kunnen bestaan, welke net •vermögen bezitten, cm bepaalde ziekten, ktzij van een ontstekingachligen , nerveusen , rotadui-gen y Ijmphatieken of ander' cachectischei aard voort te brengen, boewel die invloeden vor ons op zieh zelve onksnbaar zijn, of wegers ontoe-reikendheid der hi/lpmiddelea , om deztve na te sporen, verborgen blijven.
Men zal niet uit het oog mögen veiiezen , dat lot liet voortbrengen van vele epizociische ziekten niet slechts eene enkele zigtbare ofzaak gevor-derd wordt, maar dat daartoe meerdt'e, grooten-deels ongekende , invloeden medewrken, welke deels in eene bijzondere en tijdelijke voorbeschikt-heid des ligehaams, deels in de ^esteldheid der voedselen en de overige leefwijzeder dieren, in den plaatselijken toestand van drzelver verblijf, deels ook vooral in den dampkng, of wel som-
|
||
|
||
|
||
201
wljlen in hoogere cosmiscke betrekklngen gelegen zlja, door de zamenwerking van hoedanige schade-iijke magten, in het dierlijk gestel, dynamische, chemische ea organische veranderingen worden voortgebragt, ten gevolge waarvan eigene storiugen, dat is ziekten, in hetzelve geboren worden. In den meer of minder zeldzamen zamenloop dezer invloe-den en van derzelver vereenigde vverking zalde reden gelegen zijn van het menigvuldiger of meer zeld-zaam vooikomcn van deze en gene epizoölisohe, en zelfs van sporadische, ziekten. Vermits een zooda— nige zamenloop van omstandigheden slechts door de Natiiur zelve kan worden tot stand gebragt, zullen opzettelijke proefnemingen, om de Longziekte kunst-matig voort te brengen, waarmede men zieh elders onledig houdt, wel steeds hoogst onzeker blij-ven (raquo;).
Wijders heeft men opgemerkt, dat, vermits de Longziekte vroeger, namelijk voor 1838, (of wel 1831 (!) ) niet, immers niet als epizoötische ziek-te, bij ons is bekend geweest, er geen grond be-staat, om aan te nemen, dat dezelve, uit alge-meene of bijzondere oorzaken , behalve door be-smetting, zou zijn voortgebragt, daar loch de voedingswijze, en de overige leefregelkundige en atmospherische invloeden, waaraan hare geboorte door velen wordt toegekend, ten alien tijde over
(') Annalen der Landwirtschaft, in der Königlichen Prcus-sischen Staaten, li. I, S. 479, u. s. w. [-) Iffagwsijn, gt;. a. p. Wadz. 15.
|
||
|
||
|
||
202
liet geheei laquo;lezelfde zijn geweest, zouder Jut wij daaruit vroeger de Longzickte hebbeu z!en gebo-reu worden. Deze beschouwing is voorzeker van groot gewigt, en hare gegrondheid kan, in verband tot de waarschijnlijke iusleping in ons land uit een naburig Rijk, in een zeker opzigt, nlet worden ontkend. Intusscben meenen wij , datook door deze redenering geenszins de mogelijkbcid eener van-zelf-ontwikkeling wordt weggenomen.
De ziekte-oorzaken blijven in een land of streck niet altijd en standvastig dezelfde , maar veränderen somwijlen, na korteren of längeren tijd. Hier-uit tocli moeten bet periodische of meer statio-naire verschijnen van sommige ziekten, bet ver-dwijnen van andere en de veranderingen of wijzi-gingen, welke zij in aard en gedaante oudergaan , ook bet ontstaan van geheei niettwe ziekten op zekere plaatsen , alwaar dezelve vroeger niet bestonden , worden verldaard. Als een voorbeeld van dit laat-ste, meen ik te mögen aanvoeren de straks reeds-genoemde Varkens-ziekte, welke wij eerst, sederf, 1816 of daaromtrent, in ons land kennen ('). Dezelve komt van dien tijd af in ondcrscheidene Provincien bijua jaarlijks op gezette tijden in den zomer terug, terwijl zij later in den berfst weder-
|
||
|
||
(!) 3, viirisga coclos , Verhandcling over iJc ziekten under do Varkens, met de gouden medaillo bekroond, en nit-gcgevcu door de Maatschappij ter hciordcriug van den Land-bouic Ic Amstcrda7n; Arasl. 1824, bladz. 14 en la.
|
||
|
||
|
||
um afneemt en ophoudt, zondei* dat men voorals nog w.iarschijnlijke, veelmin zekere, oorzaken vooi-het ontstaan ea verdwijnen dezer ziekte heeft kun-nen aanwijzen, zijnde de leefwijze der Varkens thans dezelfde als vroeger, toen de bedoelde ziekte niet bekend was.
Op gelijke vvijze is het gelegen met zekere, straks reeds genoemde, koorlsziekte van het Rund-vee, welke zieh kenmerkt door eea blaar- of spruw-achtig uitslag aan de uitwendige geslachts-deelen , waaraan men den naam van Peslbrand, ook van Küng'ziekle, heeft gegeven, welke zieh, sedert weinige jaren , als eene uieuwe epizoölische ziekte, in sommige streken der Provineie Zuid-Holland, heeft geopenbaard. Ook hieromtrent vraagt men tot dus ver vruchteloos naar de oorzaken , waarult deze ziekte nu te voorschijn kernt, terwijl dezelve vroeger, onder uitwendig gelijkeom-standigheden van leefwijze en klimaat, niet schijnt te zijn waargenomen. In eenige landen heerscht, sedert aclittien of twintig jaren, de zoogenaamde ChanAer-siekie {Chankerseuche, Venerische ziekte , Lues venerea Equi (')) onder de Hengsten
|
||
|
||
(') Door J. c. wiRTii , {Lehrbuch der Seitchen und ansteckenden Krankheiten der Ilauslhiere, Zurich 1838 , S. 3iö, u. s. yr.) wordt eenc ziekte heschreven onder den naam van Aj)hlcn-Krankhnt der Geslechtstheilc, hij het Rund ea het Paard voorkomende, terwijl door kaizer , pfannen-
SCUMIDI , HEXER , ASCHMAN , AMMOX , DIGTEKICUS , FliNCKE
und i'uixz , havnb , kSaxbr , de C/ianÄcrsciic/ic, SyphiUa of
|
||
|
||
|
||
204
eu Memea, die lot de voortteliug worden aau-gehouden, doch waarvan de Ruinen en Veulens verschoond blijven , welke ziekte vroeger niet schijnt te hebben bestaan, dock die zieh tbans meer en meer in Pruissen t Sileaie , Bohemen, Zwitser-land en Hongarije uitbreidt. Wij voeren deze voorbeelden slechts aan ten betooge, dat het vroeger niet-bestaan der Longziekte in ons land geen voldoenden grond kan opleveren, om aan te nc-men , dat zij niet later in hetzelve zou hebbea kunnen worden geboren.
Even als alle andere besmettende ziekten moet ook voorzeker de Longziekte —#9632; gesteld ook, dat zij thans alleen door besmetting voortduurt — hare geboorte uit gewone schadelijke oorzaken hebbea #9632;verkregea, welke die dan ook zijn mögen, ofwaar zulks hebbe plaats gevoaden. Door een tegen-
|
||
|
||
Venen'sc/ie zkkte meer bepaaldelijk als cenc ziekte van het Paard wordt behandcld. nvcuNER noemt de bedoelde ziekte der gcslachtsdeclen van het Rund insgelijks Lucs Venerea
hoam.
Ofschoon nu, wat het Rund hetreft, de Aphten-hrank-heit of spruw-ziekte der gcslachtsdeclen, volgeus de he-schriiving van wiuth , in eeuige opzigten overeenkomst heeft met den zoogenaamden Pestbrand , zoo meenen wij loch, dat er zoovvcl met betrekking tot de verschijnsclen als vooral wat het beloop van beide betreft, te vcel verschil bestaat, om dezelvc voor ecne en dezelfde ziekte te houden. Voor-nemens zijnde van den Pestbrand eene nadere bcschrijviug (c geveu, zullcn vvij ons bij dit onderwerp lhaus niet verder ophonden.
|
||
|
||
|
||
205
evergesteld gevoelea, zelfs ten aanzlen van die ziekten , welke men als blj uitnemenheid besmette-lijke pleegt te noemen, te omhelsen, zou men tot de ongerijmde gevolgtrekking vervallen, dat de smetstoifen , als zoo vele verderfelijke wezens, van het begin der scbepping moeten bebben bestaan, die, steeds rondzwervende, zieh tusscben beide een tijd lang schuil kunnen bouden , doch dan wederom werkzaam wordende, naar gelang van toeval of bijzondere omstandigheden, zieh op de ligebamen van mensch of dier, als bet ware, nederstorten , ten einde in dezelve ziekten op te wekken.
Maar verondersteld , dat eene besmettende ziekle zieh, in eenig land of in eene streek, oorspron-kelijk uit gewone schadelijke invloeden hebbe ont-wikkeld, zal men mögen aannemen, dat de daarbij voortgebragte sraetstoffe, als een eigen beginscl, een zoodanig daurzaam bestaan kan verkrijgen, dat zij als in zieh zelve blijft voorlleven, en, als zoodanig, in Staat is de ziekte, waarvan zij het voortbrengsel is , voort te planten en te onderhou-den, ook in andere landen of streken, alwaar de bedoelde oorzaken voor hare oorspronkelijke out-vvikkeling niet aanwezig zijn ? Het is bekend , dat vele ziekten, zoo bij den mensch als dedieren voorkomende, en meer bijzonder de koortsige en besmettende uitslagziekten, welke bij ons van uit-hecmschen oorsprong worden gehouden, met name de Kinderpokken, Mazelen, Roodvonfc, de Sohaaps-tiokkeity en ook de Runderpesf aan zoodanige
|
||
|
||
|
||
203
permanente smetstofien, als lt;3e eenige oorzaak van liare eerste geboorte en derzelver voortdurend be-staan, worden toegekend. Wij moeten verldarea, na rijpe overweging, in dit algemeen aangenomea ge-voelen , sedert lateren tijd , niet wel meer te kunnen deelen. Veeleer oordeelen wij ons te moeten veree-nigen met de meening van hen, die stellen, dat deze ziekten iuderdaad nu eu dan zonderbesmet ting geboren worden, hoewel de smetstoffe altijd als het voorname middel van derzelver uitbreiding zal moeten worden beschouwd , nadat zij telkens we-derom door van-zelf-onlwikkeling is voortgebragt (!).
|
||
|
||
(l) Ilet kau niet onbelangrijk ziju, in verband tot dit on-(Icrwerp , hier de beschouwing aan te halen van c. j. 1,0-mxsüii {Untersuchungm über die Rinderpest, Berlin, 1S31, S. at) , daar wij niecneu , dat dezelve geheel van toepassiog is op de Longziekte. Ilij zegt: raquo; Noch bij menschen uodi raquo; bij dieren Lostaat cene küortsigc hevige ziekte , welke van raquo; hot oogcnblili van haar eerste ontstaan zieh ectnven lang n alicen door besraetting heeft onderhouden. De verschillcndc raquo; soorten van pokken , de mazclen , het roodvonk cn andere raquo; worden dikwijls geboren zonder voorafgegaue besmettiug , raquo; en koraen somwijlen voor op plaalsen , alwaargccne snict-raquo; stelle in de gewonc beteekenis liceft kunnen Uonicn. Ilet raquo; zclfde heeft plaals opzigtelijk het ontstaan der besmettc-raquo; lijkc tijplms, der gele koorts en der oostersche pest, Deze raquo; ziekten, zoo dikwijls als zij ook mögen verschijnen, heb-raquo; ben gecn bestendigen daar; zij planten zieh niet in bot raquo; oneiudige door bcsmetling der individu's van deeene ccuw raquo; tot de andere voort, maar ontstaan veeleer van tijd tot raquo; tijd uit bijzonderc plaats hobbende oorzaken, om, na raquo; kortoren of längeren tijd te hebben gebeerscht , tc vor-
|
||
|
||
|
||
207
Zoodanige heruieuwing scliijm ons toe noodzake-lijk gevorderd te worden, zal eerie besmettelijke ziekte op den iluur haar zelfstandig bestaaa bewaren.
raquo; dwijnen , en zieh dan op nieuw wederom voort tc brengen. raquo; Van uit den omtrck der plaats barer ontwikkcling, kunncn raquo; zoodanigc ziekten, door middel van een contagium , naar raquo; verwijderdc slrcken worden ovcrgebragt, niet onraquo; aldaar laquo; ceuwig te blijven becrscben, maar om vroeger of later quot; wederom op te houden. Dit is de gang vau alle cpide-raquo; mische besmettelijke koorlszicktcn , en Let behoort tot bet n wezenlijk karakter ccner epidemic en van een contagium, n dat zij eenen in zieh zelvc afgcsloten levcnsloop volbrcn-ii gen, waarin gclioorte ca dood, begin en ciadc kunncn raquo; worden onderscheiäen. Ecne ziekte daarcntegen, welke, gc-ii lijk de syplnlis, ccuwen lang-fconafgcbrokendoorbesmetting .gt; kan voortlevcn , behoort niet tot de Masse der koorlsige ii ziekten, en kan zieh nimmer door bcsmctliag tot ecne raquo; epidemische ziekte uitbrciden. Alleen door voortgezette , raquo; in cene regte lijn afdalendc, besmettingen , kan zij haar igt; bestaau ondcrhoudcu. Het zou dus een builengcwoon vcr-ii scliijnsel zija , indicn eenc der hcvigste ca mccst besmct-ii tclijke koorts-ziekten, gelijk de Runderpcst, van den gewo-raquo; nen gang der Naluur afweck, zieh thans niet meer van raquo; nicuws zou kunncn ontwlkkelen, maar zieh allcen door raquo; bcsmctliug zoude onderhouden en voorlplantcn.quot;
Ecnigcn willen zclfs, dat ook de syphilis, zonder onmiddel-Jijkc besmetting , onder byzondere omslaudigheden , uit zieh zelvc zoukunuen worden voorlgcbragt. (iiecker, in iiufei.ands Journal 1820; steun , in de Jahrbücher der in- und auslandische Medicin von scumidt, 18M, S. 194 ; clrtu srRENGEt, Instilutiones Medicae , Tom. UI, pag. 73, Am-stclodami 1823. Vcrgelijk over de vaa-zelf-ontwikkcling der I'okken: j. u. beck , Untersuchungen über spontane und eontagieuse genesis der Menschenblättern, in de Medic,- Chir. Zeitung. 183laquo;, Hraquo;. 3i , S. 13i.
|
||
|
||
|
||
208
|
||
|
||
Oqi dit gevoelen door een voorbeeld leslaven, mee-nen vvij de Runderpest te mögen aanvoeren, welke , met betrekking tot het punt, waarover gehan-deld wordt, met de Longziekte de beste vergelij-king toelaat. De Runderpest hoort oorspronkelijk te huis in het oostelijk Europa, en wel in dc uitgestrekte vee-weiden, bekend onder den naam Steppen, gelegen in Hongarije, Moldavie, Po~ dolie en Wallackije, voorts iaRusland, tusschen de Pruth en de Dnieper ^ enz. Zij Lestaat in deze landen bij het Steppen-vee, niet als eene voortdurende besmettende ziekte, maar als eene zoodanige, welke tusschen beide ophoudt, en dan wederotu uit eigene, aldaar bestaande, oorzaken te voorsclüjn komt. Euiten de bedoelde Steppen-landen schijnt de Runderpest niet uit zieh zelve te worden geboren, dat is namelijk, niet bij Runderen , welke niet tot het Steppen-ras behooren. Dat trouwens bij dit laatste ook dezelfde ziekte , onder zekere ongunstige invloeden, buitea haar oorspronkelijk Vaderland , zonder besmetting ont-staat, vinden wij , vooral door de latere onder-zoekingen van LORINSER ('), overtuigend aangetoond. Zoo ver als de geregelde geschiedenis dezer ziekte strekt, heeft de Runderpest in de vorige eeuw, om van vroegere tijden niet te gewagen (2), de
|
||
|
||
i1) Untersuchungen , u. s. it. , S. 108. (s) Men vindt omlrcnt het herrschen van vcrwoestende Vee-licktcn , iuzonclerhoid in dc jaicn 809, 810, 8*1 cu 873,
|
||
|
||
|
|||
p I
|
209
Duitsche Staten, Zu)itserlandy Frankrijk, Engelandy Belgie, en ook ons land , herhaalde malen bezocht, en overal en altijd de schrotnelijkste ver-woestingen aangerigt, die der Longzlekte ver te boven gaande (').
Dezelve werd steeds aangebragt, bij gelegenheid van oorlogen, waarln Turkije, Ruslandf Polen, Ooslcnrijk en Pruissen gevvikkeld waren , ea zulks ter oorzake, dat het slagtvee, uit de bedoelde s/eppen afkomstig, en de armeen volgende,. de ziekte overal op deszelfs weg achterliet, zieh aaa het alliier inheemsche Vee mededeelde, en 0;) deze wijze zieh her- en deryvaarts uitbreidde (2).
|
||
|
|||
|
aisook gedurende ongevcer zeven achtcrccuvolgendc jarcn , namclijk van 1263 tot 1272 , ca iu het jaar 14T0, door on-dersebcidene schrijvers, gewag gpraaakt, velke vcrmocdelijk voor do Riinderpest moetca gehouden wordca. In bctjaarSlO hleef cr bijna gecu Os over in het legor van Kakel den Orooten, hctwelk destijds in Frieslaml lag, eeuc benamiug , welke toon in ccae veel uitgcslrcklere beteekenis dan thaus #9632;nerd genomen. Ik ben dczc gcscbieJkundige bijdrage ver-scbuldigd aaa do heusche mededccling van mijn zcer geach-ten vriend, den Hoogl. n. c. van hall. Zouden ook de groote verzamelingen van dieren-bcendcren , hocdanige, sc-dert kortc jaren , tc Wijk bij Dmtrstede worden aaugetrof-fen, met deze of vroegcre Vce-sterften in verband staan? V'ij geven dit aan de Gescbicd- en Oudbeidkundigcn in overweging. Men zie, over de bedoelde ophoopingen van beeudcren , de Utrechtsche Provinciale en Stads-Courant van 18 November 1812 , en meerdere Numnicrs van dit blad. (') Zie bladz. 51.
(2) Verg. d. HEiiBROX, Oicr de henleehenen der laquo;ore Jfun-IV. DeeIonbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 16
|
||
|
|||
|
|||
210
|
|||
|
|||
/
|
Maar wat heefl degeschiedenis omtrenltlevoort-
daring deiRuaderpest buiten het land harer geboorte
gelecrd? Is zij ergens eiders blijvea bestaan ? Geens-
zins. Dezelve heerschte bij ons in drie voorname
tijdperken , namelijlc van 1713—1719, van 1749—
1756, van 1768—1786. De längste daur was dus
18 jaren, Zrj nam, naarmate van den längeren
tlmir barer inwoning, in kwaadaardigbeid af, zoo-
dat op bet laatst een grooter getal Runderen van
de ziekte opkwam, dan bij haar eersle verscbij-
nenC), tervvijl zij dus, allengs als uitslijlende, zicb
lelkens van Heverlee becft verloren, zonder dat
men toen, door het middel van doodslaan —
waardoor de Runderpest in 1813 en bet begin van
1814 le Utrecht werd te ondergebragt (2)— daar-
loe medewerkte. Op dczelfde wijze heeft deze
ziekte zieh uit de overige opgenoemde landen, na
korteren of längeren tijd , tot derzelver oorspron-
kelijk vaderland, als tot bare mtuurlijke bakermat,
leruggetrokken. Zal men van dit verschijnsel eene
andere reden kunnen geven, dan dat de Rundcr-
pest, welke buiten de bedoelde Slepjjen-landen,
bij het uitheemsche Vee , niet anders dan door be-
smetling wordt voorlgebragt, zieh hierdoor aileen
|
||
|
|||
derpest, in de Natuurkundige yerhandelinyen van de Uol-landsclie Maatschappij van M^etenschappen , te Uaarlcm , I). 1H. bladz. 101 en verv.
(') loniNSER, t, a. p. bladz. 89.
(s) Staat van den Laodbouw in het Kouiokrijk der Ncdcr-landon ran 1814 , duor i, icors.
|
|||
|
|||
{
|
|||
|
|||
|
||
211
op den iliuir niet kan staande lioiulen, manr dat zij daartoe eene hernieuwing uit eigene schadelijke oorzaken bchoeft.
Hoe hct hieromtrent bij ons ten aanzien der Longziekte zal uiiloopen, valt voorals nog moeije-lijk vooruit te zieu. Intusschen bestaat zij reeds sedert meer dan ticn jaren , zonder dat men zeg-gen kan, dat dezelve een zachteren aard en min gevaarlijk karakter beeft aangenomen, blijvende da evenredigheid der van de ziekte opkotnende tot de daaraan overlijdende Runderen genoegzaam dezelf-de. ladicn bet getal van aangetaste TOOmrerpen thans in sommige streken geringer möge zijn dan vroeger, zoo kan zulks gedeeltelijk daaraan worden toegescbreven, dat, vermits de ziekle meer en meer in baren besmettenden aard gekend vvordt, de Veebouders daartegen nu eenigzins meer op bunne boede zijn dan te voren, deels ook daaraan , dat, ofscboon op ver na niet overal, nogtans in sota-mige Gevvesten, kracbtdadige maatregelen worden in bet werk gesteld , otn bare uitbreiding tegen te gaan. Wei luiden de berigten van sommige Vee-artsen zoodanig, dat men daaruit eene meer gunstige gesteldbeid der ziekte zoude meenen temoe-ten afleiden, in zoo ver namelijk als dezelve nu en dan in eenen ligteren trap voorkomt, waarbij ue Runderen slecbts gedurende weinige dagen eeni-germate zieb ongesteld toonen, gepaard met kort-ademigbeid, boest, enz,, waarvan zij somvvijleu on-laquo; der eene gepaste behandeling of ook meermalen allcea
16*
|
||
|
||
|
||
Iil2
dooi1 de natuurkrachten herstellen. Dan , daar der-gelijke voorbeelden ook reeds in het begin vanhet ontstaan der Longziekte zijn waargenomen, is het twijfelachtig, of de verhouding der sterfgevallen tot de genezingen over het geheel thans als voor-deeliger mag worden beschouvvd, in betrekking tot de vroegere jaren.
In andere landen , bepaaldelijk ook in Frank-rijkt Zwilserlancl en Belgie, om van de ver-schillende Duitsche Staten niet te spreken, dag-teekent de Longziekte van längeren tijd dan in Nederland ('), zonder dat wij haar in algemeen-heid en doodelijkheid zien afnemen, veelmia ver-dvvijnen. Zal men niet mocten aanncmen, dat zij ook in die landen tot hare voortduring, behalve in de smetstoffe, die zij telkens voortbrengt, voed-sel moet vinden in leefregelkundige oorzaken, die haar nu en dan op nieuw primitief doen geboren worden ? Men denke hierbij , dat een enkel Piund, waarbij de ziekte op deze vvijze ontwikkeld wordt, in Staat is dezelve aan vele andere mede te deelen, en dat dus deze gevallen niet menigvuldig behoe-ven plaats te hebben , om de Longziekte bestendig te onderhouden.
Ten aanzien der meeste besinettelijke ziekten, zoowel die aan den mensch als aan de dieren eigen zijn, waaivan het voortdurend bestaan algemeen aan eene permanente smetstoffe wordt toegekend,
|
||
|
||
(') Magazijn , t. a. p. bladz. 2, 49, SO.
|
||
|
||
|
|||
e
|
213
worden bepaalde landen of Gewesten der aarde , en wat sommige derzelve betreft, andere wereld-dee-len, als de geboorte-grond opgegeven, alwaar zij oorspronkelijk te huis hooren , en van waar men wil , dat zij door enkele overdraging of be-smetling naar eiders zijn gekomen. Zoo vor wij hebben kunnen nagaan, is de ware of allereerste geboorte-plaats der Longziekte niet met voldoende zekerheid aangewezen. Hare gescbiedenis geeft daar-omtrent slecbts onbepaalde en onvolkoinene berig-ten aan de band, Wij kennen ook derzelver juiste oudbeid niet ('). Zoo veel scbijnt echter zeker, dat zij in sommige Duilsche Slaten bet eerst met onderscbeiding is waargenomen ; zoodat zij , naar luid der oorkonden r als een voortbrengsel van Duitschen bodem zal nioelen worden bescbouwd,
Wij \inden ons dnn thans evenmin als vroeger in Staat, om te beslissen, of de Longziekte op on-zen grond tot bare voortduring voeusel vindt in-oorzaken. die niet van onmiddellijke besmetting afhankelijk zijn , en meenen nog de uilkorast van verdere nasporingen te moeten afwacliten, voor en aleer bieromtreut eene stellige uitspraak zal kunnen worden gedaan.
Dat de Longziekte niet bepaaldebjk van den invloed der saizoenen , van de daaraan verbondene weersge-steldbeid , en de uilweiking van deze op de
|
||
|
|||
|
|||
(') Marjazijn , blaJz. 49. Vcrg. j. c. wram , laquo;. a. p. S. 289 ii. w.
|
|||
|
|||
|
|||
B1
|
|||
|
|||
;
|
|||
|
|||
|
214
voedsels, afhankelijk is, gelijk de eeuvoudige epi-zoötische Vee-ziekten, met name het Miltvuur , het Bloedwateren, de Varkens-ziekte en meer andere, blijkt daaruit, dat de eerste door alle jaargetijden heea voortduurt, en in dezelve een vrij gelijken gang houdt, tervvijl de laatstbedoelde, namelijk de niet-besmettende beerschende ziekten, op zekere tijden , of altbans bij voorkeur in bij-zondere jaargetijden, onder bepaalde invloeden des weders , voorkomen , doch wederom afnemen , en geheel verdwijnen, wanneer deze eene andere ge-steldheid aannemen.
Het blijft voor ons twijfelachtig, of de Long-ziekte aan sommige beschuldigde oorzakea zal kun-nen worden toegescbreven , zooals aan eene te sterke en spocdige mesting van bet Vee , en daar-door te weeggebragte volbloedigbeid en aandrang van bleed naar de longen ('), alsmede aan het voederen der spoeling van genever- of brandewijn-stokerijen uit aardappelen (quot;2). De ziekte heerscbt
|
||
|
|||
(') seer, t. a. p. S. 22; kreutzer, t. a. p. 1853. S. 12.
(-) W. v. krauss , te Jlallenbergslcllen : Ueher die Lun-yenseuche (hebixü Repertorium für Tliicrltcilhunde, B. III. S. 99; merkt op , dat, gelijk dc ondcrvinding cr voor pleit, dat do Longzickte zoowel door #9632;van-zell-oulwikkcliug als door besmetting kan ontstaau, ofsclioou het laatstc door velen wordt onlkeud, zieh voorzelicr bij de mesting vele invloedcu vereenigen , -welke eene vroeger verkregene voorbescliiktheid, oC de verborgene smctstoffe spocdig tot ziekte kunnenbrcu-geu. Gebrek aan licht in de steeds cenigermato donker ge-houdenc stallen, het volkomtn gemis van beweging, lict
!
|
|||
|
|||
|
||
2fö
ia vdö sticken , alwaai: vaa dit voedsel ycea gö-bruik wordt gemaakt, terwijl raea dezelve veelina-Icu aiet ziet geboren worden in de stallen van zoodanige fabrijken, alvvaar de bedoelde spoeling als een hoofdvoedsel voor het Rundvee gebezigd wordt. Da ondervinding heeft echter bewezen, dat, wanneev de ziekte in de genoemde fabrijk-stallen komt uit te breken , dezelve een zeer hevig en kwaadaardig beloop aanneemt, welk verscbijnsel voorzeker gemakkelijk te verklären valt uit de ge-heel tegennatuurlijke wijze, vvaarop het Mcst- vee , bier ten grooten getalc in de läge, zeer warme en bedompte, stallen als opgehoopt, met de zeer warme spoeling gedreukt wordt; oorzaken voorzeker, die op zieh zelve tot verzwakking en vertee-dering, en niet minder tot ophooping van bloed in de longen en tot borslziekten, aanleiding motten geven.
Ongegrond is het gevoelcn van hen, die willen, dat de Longziekte hier en daar zoude zijn ont-staan , ten gevolge yan het opdelven der beende-
|
||
|
||
zccr vocdzame warme voedsel, vcrzwakkcn de cncrgie vau den bloedsomloop, en in gelijke verhoudiug vermindert oek het opslorpend vermögen der äderen en watervaten , cn worden de afzettipgen van uit Let haarvalen-stclscl vermeerderd, welke zieh onder de gedaante van vet ophoopen. Ook elders heeft men de opmerking gemaakt, dat vet Vce het meest tot zickten gencigd is. Men heeft de brandewijn-spoeling beschuldigd als de van zelf-onlwikkcling der Longziekte vooral tc begünstigen, dan met geen meerderen groud dan de overige bij de stal-mcsting ingevoerde bchandcling.
|
||
|
||
|
|||
216
|
|||
|
|||
i
|
ren van Runderen, in de vorige eeuw aan de pest-ziekte overleden, en toen in den grond begra-ven (1). iloewel de Ruaderpest en de Longziekte in zoo ver overeenkotnst hebben , dat beide, hoewel in verscbillendlaquo; mate, van een zeer ver-woestendea en besmettelijken aard zijn, zoo ver-scbillen zij evenvvel in meerdere opzigten te veel van elkantler, dan dat men zal kunnen veronder-stellen, dat de eene door de andere zoude kunnen worden voortgebragt, gesteld al, dat bet conia-gium der Runderpest, gebeel aan de inweiking des dampkrings onttrokken zijnde geblevea , gedurende vijftig of zestig jaren en langer, hare werkzaam-heid mögt hebben kunnen bewaren.
Dat wijders de Longziekte algemeen, als epi-zoöliscbe Vee-ziekte , bare uitbreiding door be-smettiug verkrijgt ('), ofschoon misscbien uit andere oorzaken nu en dan sporadisch ontstaande, wordt daardoor bevesiigd, dat hare verspreiding, door strenge afzondering der zieke van de gezoude Plünderen , en, op eene nog meer krachtdadige wijze , door bet onvervvijld dooden van bet aan-
|
||
|
|||
{') Men zic den Konst- m Letterhode van 2 April 1841, hladz. 238. Ook tc Deventer waren somniigen vau rncening, dat de Longziekte aldaar in 1843 op de Stads wcide zoude zijn outstaan door liel opdelvcn van Runder-beenderen, die voor ongeveer 70 jaren aldaar , ten gcvolge van sterftc aan de Runderpest, waren Legraven. (Verg. over den mcer waar-laquo;hijolijken oorsprong der zickte aldaar , Lladz. 188).
(') Zic bladz. 128.
|
|||
|
|||
!
|
|||
|
|||
|
|||
217
getaste of verdachte Vee kan worden verhinderd. De uitbreiding en voortduring der ziekte staan ook in onmiddellijk verband met de beweging van hat Rundvee , vooral door den handel met besmette Gemeenten of Provincien. Dit is dan ook wel de voorname, indien niet de eenige, reden, dat de Gewesten Vriesland en Groningen tot dus ver van de Longziekte grootendeels zijn verschoond geble-vcn, daar, gelijk bekend is , jaarlijks aanz'enelijke uitvoeren van Ruudvee uit dezelve, vooral naar Zuid- en Noord-Holland, plaats hebben, doch zeldzaam Runderen uit de laatste naar de eerst-genoemde Provincien worden getrokken.
|
|||
|
|||
3deg;. NADERF. DESCHOUWING OMTRENT DEN AARD DER LONGZIEKTE , BEPAALDELIJK MET BE-TREKKING TOT HAAR KARAKTER EN DE ORGANISCHE YERANDERINGEN DER B0RST-1NGE-WANDEN, ALSMEDE VAN ANDERE DEELEN, WELKE BIJ DE GESTORVENE OF GEDOODE DIE-REN WORDEN AANGETROFFEN.
|
|||
|
|||
#9632; #9632;
|
|||
|
|||
V.
|
lgens den opgevatten leiddraad overgaande
|
||
|
|||
tot de bescbouwing van den aard en het karakter der Longziekte, zullen wij geenszins vooraf in eene
|
|||
|
|||
|
|||
|
218
afzonderlljke opsommiag tredea van al de ziekelijke veranderingen , welke door dezelve algemeen in de ingewandea der borst-holte en de overige lig-chaams-deelen worden voortgebragt, als zijnde deze elders uitvoerig besclireven. Wij meeneu ook te mögen verwijzen naar de beschrijvingen, welke dlenaangaande vroeger door ons zijn medegedeeld ('). Hetzij genoeg te doen opmerken , dat, behaive de mcer onstandvastige aandoeningcn der deelen, in andere holten gelegen, de algemeen bekende, tegennatuurlijke, gesteldheden der borst-orgauen, als daar zijn: de verdikkiug van het borst- en loDg-vlles, en van het harte-zakje, de z.imen-groeijing der longen met den borst-wand en het middel-rif, de uitstorting van plastische lympha en weivccht, de vleezige verharding of hepatisatie , vergrooting en het vermeerderd gewigt der longen , de marmerachtige ontaarding van bare inwendige zelfstandigheid steeds, hoewel onder vele wijzigin-gen, zijn waargenomen. Men kan dus veilig beslui-ten, dat dcze verschijnselen als de standvastige nit-werkingen der Longziekte, en dus als onbedriegehjke kenmerken van dezelve, mögen worden beschouwd. Wij zullen aan de vroegere bevindingen alleen de resultaten toevoegen, welke latere lijk-openingen en andere nasporingen hcbben opgeleverd, en ons hiertoe bedienen van medegedeelde en eigene waar-
|
||
|
|||
(raquo;) Magazijn, bladz. 128 cn vcrv., IM cn vorv., 19i cn verv, 207 cn very,, 224 cn very.
|
|||
|
|||
|
||
219
nemingeu. De zoo evengenoemde vei'scliijaseleu zullea hierbij van zelve wederom ter sprake komen.
Wij meenen te moetea beginneu met de ver-melding der uitkorasten, welke mijn zeer geachte vriend, de Heer Med. Doct. G. M0NNICKS van cleeff , te Ulrec/il, heeft verkregea , bij de opening vau eeu achttal, liein toebehoorende 9 aan de Longziekte overledene, Runderen. Hij heeft mij wel willen toestaan daarvan liet navolgende Verslag mede te declen: voor welke belangnjke bijdrage it hem mijuen welmeenenden dank betuig.
Eersle geval. Eene vijfjarige Melk-koe stierf, na weinige dagen aan de Longziekte te hebben geleden. Bij de opening van liet Rund, werd eene zeer groote hoeveelheid geelachtig water uit de borst ontlast; de longea waren aan beide zlj-den met bet borstvlic-s, en vooral ook met liet mid-deltif, door zamengroeijing vereenigd; het harte-zakje was sterk door weivoclit opgezet, week , en liet zieh gemakkelijk Schemen; de longen waren gehepatiseerd, onder den eigenaardigen marmer-achtigen voim; dezelve waren ougemeen vergroot en zeer zvvaar. De zenuwen onderzoekende, be-vond de Heer mdhnicks van cleeff de dwalende of long-maag-zenuw (nervus vagus) ter weerszijden rood en opgezet, bet bekleedende vlies der lucht-pijp verdikt, de hersenen met \eel bleed opgevuld, en aan het verlengde merg roodachtig gekleurd.
Tweede geval. Bij eea tweede Rund, zijnde insgelijks eene Melk-koe, welke op den zeveaden dag,
|
||
|
||
|
|||
|
22a
nadat de ziekte zieh had geopenbaard , was over-ledea, hadden genoegzaam dezelfde verschljnselen pleats, als bij het eeiste voorwerp, namelijk uit-vloeijing eener groote hoeveelheid van geelachtig serum uit de borstholte, hepatisatie der beide long-kwabben , benevens vergrooting, aanmerkelij-kelijke gewigts-vermeerdering, en geheele zamen-groeijing van dezelve met het borstvlies , zoodat zij
Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;niet dan met verscheuring konden worden afge-
scheiden ; het pericardium opgezet en weekachtig,
,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ligt veischeurbaar ; uitvloeijing van veel vocht uit
Jietzelve; het aderlijke hart met poljpen bezet; het #9632;parenchyma der longen als gewoonlijk mannerach-tig gedesorganiseerd. Ook hier werd het 10''e paar of de dwalende zenuwen zeer ontstoken bevonden, op sotnmige plaatsen bijna totgangreen overgegaan; de groote medelijdende zenmv (nervus sijmpalhi-(rus) was aan de bovenzijde mede door ontsteking aaugedaan ; het slijmvlies der luchtpijp verdikt; de maag sterk uitgezet, zijade in de eerste maag of pens het voedsel nog onverteerd ; in de overige buiks-ingewanden viel niet veel bijzonders op le merken. De vaten der hersenen waren sterk door bloed opgezet; er had echter geene zamengroeijing van de joüt meninx met de hersenen plaats. De achterhersenen en het verlengde merg konden niet worden onderzocht, doordien dezelve, bij het openen van den kop , beleedigd waren.
Derde geval. Eene derde Melk-koe van het vierde kalf stierf op den twaalfden dag , na het
|
||
|
|||
|
||
221
verschijnen der eerste ziekte-teekenen. Bij dil voorwerp was vvederom de regier long gelieel ge-hepatiseerd, gemarmerd, en met het borsvlies vast-gegroeid; de linker long bevond zicli sleclits ge-deeltelijk -verhard, en vvel aan het onderste, naar het middelrif gekeeide, gedeelte; wijders aanvve-zigheid eener groote hoeveelheid weivocht in de borstholte en het harte-zakje, welk deel hier echter minder week van zelfstandigheid was dan in de twee vorige gevallcn. In de eerste oiaag was wederom onverteerd , in de tweede nieer verteerd voedsel aanwezig; de long-maag-zenuw aan de regterzijde sterk ontstoken, alsmede de medelij-dende zenuw: aan de linkerzijcle deelden dezelve mede in ontsleking , hoewel minder; de heisenen minder opgezet en geene teekeuen van ontsleking.
Vierde en vijfde geval. Bij een vieide en vijfde Piund waren de long-inaag-zenuwen door meerdere roodheid en onlsteking aangedaan, aan de zijden, alwaar de longen het sterkst in de ontaarding deelden. Vermits echter, onder ongunstig weder, de opening onder den blootcn hemel mocst geschieden , kon alles niet ten naauwkeurigste worden na-gegaan.
Zesde geval. Het lijk van een zesde Rund, zijnde eene Melk-koe, welke drie malen gekalfd had, en op den lt;oim of Tquot;00 dag, nadatdeLong-ziekte zieh bij dezelve had geopenbaard, kwam le slerven, ward, met toestemming van den Hoog-leeraar r. i, c. sciikoedeh tan D£r kolk , naar het
|
||
|
||
|
|||
|
222
locaal der Ontleedkunde aan de Iloogeschoo! tlaquo; Utrecht overgebragt, ten einde nldaar een meer naauwkeurig onderzoek te ondergaan, Hetzelve leverde de volgende verschijnselen op, welke veel overeenkomst hadden met die van Let tweedegeo-pende voorwerp, namelijk: aanweziglieid eeuer groote hoeveelhcid geel weivoclit in de borstbolte; de geheele regter long gehepatiseerd, met dikke valsche vliezen aan de pleura vastgegroeid ; door-gesneden zijnde, bezat de long de gevvone mar-merachtige ontaarding. De linker long was mede aangedaan, docb slecbts gedeeltelijk verhard. De lucbtpijp was ongemeen verdikt , bezittende de dooi'gesneden wand bijna de dikte van een Ned. duim; het harte-zakje opgevuld met vvaterenweek van zamenhang. Men vend de hersen-vaten sterk met blocd gevuld. Er bad ontsteking der vliezea jilaats, en zamengroeijing van de pla meniux met de bastacblige zellstandigbeid der bersenen; voorts uitstorting van weivocbt in de vierde bersen-bolte. De worteis der dwalende zenuwen ter vveerszijde verweekt; de bloedvaten van bet verlengde merg opgevuld ; de long aan de regter zijde ontstoken, alsmede de long-zenuw-tak van bet vijfde paar (laquo;er-vus Hngualis) en ondertong-zenuw {nervus hypo-glossus). De dwalende zenuw en daarbij loopende takken derzelfde zijde waren week en gegangrcnes-ceerd; de groote medelijdende zenuw was sterk ontstoken, aan de linkerzijde iets minder; de strottenboofds-zenuwen waren mede door outsteking aangedaan.
|
||
!
|
|||
I
|
|||
|
|||
|
|||
1 #9632;
|
|||
|
|||
#9632;.',
|
223
Zevende gevat. Eindelijk stlerf eene zevende Koe t welke vijf malen gekalfd had , op den 164deg;n dag, nadat dezelve gelijktijdig met de laatstvorige ziek was geworden, Bij deze werd de linker long gelieel op de gewone wijze gedesorganiseerd bevon-dcn en met het borstvlies zamengegroeid; het harte-zakje onlstoken en met veel weivoclit gevuld; de dwalende zenuw aan de linkerzijde ontstoken; de regier long gezond en ook de dwalende zenuw dezer zijde in den uatuurlijken Staat, De tongtak van het vijfde zeuuw-paar der linkerzijde was ontstoken en zwartachtlg van kleur, terwijl ook de ondertong-zenuw, de bovenste linker hals-ze-nuw-knoop ganglion cervktale supcrius sinister) bier almede door ontsteking waren aangedaan. De wand der luchtpijp was tot eene duim-breedte verdikt , en het slijmvlies zeer rood gekleurd. De hersenen waren minder opgezet dan in het vorige geval; aan bet regier halfrond werd niets tegennatuurlijks opgemerkt; de linker was meer dan gewoonlijk gekleurd. Er had geene ontsteking der vliezen plaals. De worleleu der dwalende zenuw badden weinig verandering ondergaan , doch scbenen deze aan de linkerzijde iets weker dan zij behoorden te zijn.
Achlste geval. De opening van een achtste Rund, bij hetwelk de ziekle een meer langzaam beloop had gehad, dan bij de vroeger gestorvene voorwerpen, zijnde helzelve op den 11 Januarij aangetast en in het laatst dier maand overleden,
|
||
|
|||
|
||
224
leverde verschynselerj op, grootendceLs met de reeds vermelde overeenkomende. Er was echter geene uitstorting van weivocht in de borstholte aanwezig. De linker long was aan de onder- ea achterzijde zeer ontaard, de regter gezoad ; het harte-zakje ligt ontstoken en sterk gevuld met vocht, flets en week van zelfstandigheid , zoodat het bij de aanraking ligtelijk scheurde; het hart was natuurlijk, doch bevaltende veel bloed-vezel-stoffe ; de regter dwalende zenuw was gezond : de linker rooder dan gewoonlijk ; de tong-tak van het vijfde paar zenuwen dezer zijde, gehjk mede de tong zelve, ontstoken ; het bovenste hals-ganglioa rood gekletu'd.
Bij de meeste dezer Plünderen was eene ont-stekingvvereude geneeswijze in het werk gesteld. Men had bij eenige niaiige, bij andere sterkcre, bloedsontlastingen, zelfs tot 12 en 14 oude pon-den, aangewend , etterdragten of wrangen gelijk-tijdig aan verschillende ligchaams-deelen, als aan den kossem, längs den rug, aan den staart en de dijen gezet, en voorts inwendig slijmige dranken met salpeier, ook af kooksels van alands- en ven~ kel-wortel toegediend. Aan eene Koe was ook de sulphas cupri, aan eene andere de zoele kiolk met krampstillende middelen beproefd; doch alles zonder eeuig gewenscht gevolg. De aderlatingen schenen geene gunstige, maar veeleer eene nadee-lige, uitwerking te weeg te brengen. Bij de drie laatst riek gewordene van de JO aangetaste Run-
|
||
|
||
|
|||
#9632;'#9632;;
|
225
deren, werd dan ook geene bloedsontlasting aan-gewend, en werden tevens'alle geneesmiddelen aan dezelve onthoudea, te meer , daar men had op-gemerkt, dat de benaauwdheid. door het ingeven. meestal vermeerderd werd.
Deze bevindingen mögen des te belangrljker worden geoordeeld , daar men tot dus ver bij de nasporing der veranderingen , welke door de Long-ziekte, vooral in de borst-ingevvanden , worden te weeg gebragt, minder de aandacht op de ziekelijke gesteldheid der zenuwen schijnt te hebben geves-tigd ; altbans -vindt men daarvan in de Schriften , welke hierover door ons zijn geraadpleegd , weinig of geen gewag gemaakt.
Ten einde te onderzoeken , in boe ver de ziekelijke gesteldheid der genoemde zenuwen meer of minder als standvastige uitwerkingen der Longziekte kunnen worden aangemerkt, heb ik zelf tot dat einde twee, aan de ziekle overledene, Runderen aan eene opzettelijke nasporing, onder mijn oog, doen onderwerpen , zijnde de ontleding door den Heer T. DIESBEKGEN SCHüBäRT, Prosector der Ont-leedkunde aan 's Rijks Vee-artsenijschool, en den Heer Vee-arts e. j. c. ryjjdeks, met de meeste naauwkenrigheid verrigt. Wij mcenen ook daarvan de uilkomsten te moeten mededeclen , en achten het niet ondienstig de hoofdverschijnselea der ziekte er bij te voegen.
Bij eene zesjarige Koe , welke, na verloop van tien dagen, dat de ziekte zieh had geopenbaard ,
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 17
|
||
Ui
|
|||
|
|||
|
||
226
op den 25 Jauuarij 1842 stierf, haddeii zieh bij het leven de navolgende verscliijnselen vertoond: vermindei'de eetlust, welke na verloop van twee dagen gelieel opliield; nalaten dec herkaauwing; dorst, doch kunnende het dieiquot; slcchts met kleine teugen drinken ; vertraagdc afgang van harde mest-stoffen , later in dünnen en stinkenden doorloop overgaande ; afwisselendc temperatnur des lig-chaams , doch die der horens en ledematen door-gaans koud ; stand met tot elkander getrokken bee-nen, hoogen rug, en regt uitgestrekten lials ; be-zwaarde ademhaling, vvaarbij de neusgaten sterk werden geopend, tervvijl de mend op hetlaatstai sidderend en Stuiptrekkend werd geopend ; sterk kwijlen; stinkende adem; groote gevoeliglieid in den rug; voelbare hartslag; duidelijk hoorbaar ruisschend geluid in de longen; eigenaardigehoest. Er werd geen knarstanden waargenomen, hetwelk anders veeltijds plaats heeft. De opening deed de volgende ziekelijke veranderingen kennen:
jian da regier stjcle. Met bekleedend slijmvlies der mondholte. alsmede dat der gehemelte-boe-zems, boog rood gekleurd en ontstoken; delaatste met eene gele vloeistoffe gevuld; het siijnivlies der neushohea en der sponsbeenderen medehoogdon-ker rood van kleur, in hevige ontsteking verkee-rende, en op het punt slaande cm tot versterf over te gaan.
De hals-adcr en de daar nevens gelegen terug-ioopende tak van dezelve sterk met bleed opge-
|
||
|
||
|
||
227
vuld, ea meJe hier en daac door lucht uitgezct; de hals-slagader mintlei- daa de adei* met bloed gevuld , doch ook op eenigc plaalsen door lucht opgezet; de inwendige oppervlakte der oogkas rood van kleur.
Het dunne beklecdsel der groote en kleine her-senen met donker rood bloed sterk opgespoten; op eene en andere plaatsen met de hersenen veree-nigd, en door een ligten trap van ontsteking aan-gedaan ; ophooping eener weiachtige, rood ge-kleurde , vloeistoffu tusschen liet harde en zachte hersenvlies, alsmede van eene bloederige vloeistoffe in de driehoornige holligbcden • congestie van bloed op enkele punten in de windingen der hersenen, en vervveeking der hcrsen-zelfstandigheid.
Het vijfde zenuw-paar bij den oorsprong ge-zond , doch de bovenkaaks-zeiinw (2j0 tak van het 5'i3 paar) rood van kleur en nicer of min ontsto-ken ; geene vervveeking aan den oorsprong der Jong-maag-zenuw, bij de band- en olijfvormige ligchamen; het hals-gedeelte dezer zenuw , ende bovenste hals-zenuw-knoop natuurlijk; het merg van de ondertong-zenuvv grijsachtig rood van kleur, deelende in een liglen trap van ontsteking.
Aan het verlengde merg tusschen het huiteuste vljes en het vaatvlies eene aanzienlijke ophooping van lijmaclitig bloederig vocht, welke uitstorting zieh uitstrekte längs het hals-gedeelte des rugge-mergs tot aan den vierden halswervel ('); het ver-d franque vond in dcrtig !?cvallcu slcchls twee nalcn
17*
|
||
|
||
|
||
228
lengde merg niet aangedaau, doch het ruggenierg lager tot aan den tweeden ruggevvervel eenigermale rood eti oatstoken.
Het borstgedeelte der long-maag-zenuw vveek, •van merg Leroold , eu het zenuw-bekleedsel zeer sterk ontstoken; doch even voor het middelril naar de maag toe veel minder door ontstelung aan-gedaan, en met merg gevuld.
Het strottenhoold en de luchtpijp inwendig slechts weinig rood en ontstoken.
De regter long wel in ontsteking verkeerende, doch niet veel gehepatiseerd ; de voorste lap der-zelve aan het harte-zakje, de achterste aan het middelrif vastgegroeid.
Het harte-zakje met eene dikke laag van stolbarc lympha overdekt; in de borstholte cenegroote hoe-veelheid vliesachtige klorapen van stolbare lympha aanvvezig, en tevens uitstorting van veel lijmig en bloederig weivocht.
In dc regter harte-kamer en boezem polypen van bleed-vezelsloffe ; dezelva werden ook aange-trofi'en in dezelfde afdeeling van het linker hart, doch in geringere hoevcelheid.
Aan de linker zijde. Wat de deelen in het hoofd, aan den hals, en de zenuwen hetreft, zoo hadden aan dezelve genoegzaam gelijke afwijkingeu
|
||
|
||
waler iu dc scheddliolte en het ruggemerg , en de zclf-standigbeid der hersenen verweckl, {Magaxijn, D. III. Wadz. i%i).
|
||
|
||
|
||
229
plaats als aan de regterzijde; het borstgedeelte der long-maag-zenuw der linker zijde was echter minder sterk ontstokea , dan aan de regier zijde, doch insgeiijks mergeloos ; de linker long was hier vooral ziekelijk aangedaan , en volkomen gehepatiseerd.
Eene tweede, aan de Longziekte gestorvene, twee en eea haifjarige Melk-koe, welke aan de Vee-artsenijschool onderzocht werd , vertoonde op den 17 Junij 1842, de eerste kennelijke ziekte-verquot; schijnselen, waaraan zij op den 23 derzeifde maand overfeed.
Op den 24 en 25 daaraanvolgende geopend wordende, werden de navolgende veranderingen in de onderscheidene ligchaamsdeelen waargenomen.
De slijmvliezen der neusholten en neusboezems donker rood gekleurd en ontstoken; de spons-beenderen zelfs gangrenous aangedaan ; de opper-viakte der long aan den wortel van dit deel mede rood en ontstoken, alsmede de strotklep en de inwendige oppervlakte van het strottenhoofd ; de luchtpijp over het geheel inwendig minder rood gekleurd , doch op vele plaatsen met donker roode plekken bezel, en opgevuld met bloederig vocht, waarin zieh klonlers van slolbare Ijmpha bevonden. De long-maag-zenuwen aan het boven-hals ge-deelte graauwachtig dof van kleur , doch weinig of geene leekenen van ontsteking opleverende, zijnde dit meer het geval ten aanzien der ondertongs-zenuwen , welke eene grijsachtig roode kleur had-den aangenomen ; het ondersle hals- en borstge-
|
||
|
||
|
||
230
deelte der long-rnaag-zenuwen was uatuurlijk ge-steld, dragende geene kenteekenen van onlsteking, evenmin als de lussclien-ribbigc zenuwen ; het meig in eerstgenoemde zennwen geenszins ontbondeu noch uit dezelve verdwenen, zooals bij bet eerste Rund plaats bad , zijnde de linker eu regier long-maag-zenuw aan elkander volkomen gelijk , ofscboon de linker long alleen dooi' hepatisalie was aangedaan. Wijders bad er aitstorting plaats van bloederig vocbt in de sebedelbolte tusschen het harde her-senvlies en de beenkas , welke zieh om bet ver-lengde inerg uitstrekte, zijnde bet Ledoelde vlies cn bet duune hersenvlies eenigermate ontstoken en de bloedvaten der berseiien zelve sterk met bloed opgevuld, Tusschen de regier en linker helft der herseneu werd geen versebil opgemerkt, zijnde de zelfstandigheid onveranderd, eu de zenuwen binnen den scbedel in een ualuiulijken Staat,
De regter long was niet verbard, maar alleen aan de punt eeuigzins rood van kleur , vooral zigt-baar bij het doorsnijden : doch was dit deel even als het ribbevlies overtogen met cene laag van stolbare lympha , bezittende eene geclachtig graau-wc kleur. De linker long was gelieel gchepaliseerd, en oDgemecn uitgezet en vergroot; Let hart niet ziekelijk aangedaan, en weinig polvpacbtige vezel-stoffe bevatlende; in de boisUiuite uitslortingcener groote lioeveclbcid bloederig weivoebt , maarin vlokkcn cn slukken ter groote van een duivea-ei dreven van vezelstolle.
|
||
|
||
|
|||
;
|
231
De lever was inwendig op eenige plaalseii bij-zonder ligt geel van klem- , alvvaar de zelfstandig-heid murwer was dan de overige gedeelten; de galbuizen waren met eene bruine gruis- of kor-relachtige gal opgevuld, waaronder zieh eenige le-verbotten bevonden; de galblaas zelve uitgezet, en met eene zwartachtig-groene gal opgevuld ; de milt slap, muiw, en geheel met een stinkend , drabbig, uaar dun teer gelijkend , bleed gevuld, hetwelk door de gemaakte itisnijding uitvloeide.
Wijders leverden de buiks-ingewanden nietson-gewoons op.
Wanneer wij deze bevindingen vergelijken inet die, welke de lijk-openingen aan den Heer Dr. Mü.NNlNCKS VAN CLEEFF hebben opgeleverd , dan zien wij , dat er tusschen dezelve, in vele opzig-ten , overeenkomst, doch ook verschil wordt waar-genomen, cn dat de ziekelijke veranderingen in elk der gevallen mede uiteenloopen. Zoo veel echter blijkt uit de gedane nasporingen , dat de uitwex*-kingen , welke in de ligeharaen der Runderen door de Longziekte worden voortgebragt, zieh geens-zins bepalen tot de enkele desorganisatie der lon-gen, tot de doorzweeting van weivoebt en stolbare lympha , met de daaraan onmiddellijk verbondene gevolgen, niaar dat ook de zenuwen en hersenen daarbij meermalen in eene ziekelijke gesteldheid deelen, Het kan niet anders dan wenschelijk worden geacht, dat hierop deaandachtmeerbepaalde-Üjk gevestigd worde, dnn tot dus ver geschied is. 1k
|
||
|
|||
|
||
232
beb dan ook aan eeuige Vee-artseo bet verzoek gerigt, om voortaaudienaangaande hunne oplelteaheid te willen aamvendea; dan tot dus ver bebikbier-omtrent nog weinig stellige resuliaten van bun on-derzoek mögen erlangen. Hoewel de meeste aan de uitnoodiging nog niet bebben kunnen voldoen, wegens de voorzeker niet geringe moeite, voor den practischen Vee-arts aan zoodanige volledige lijk-opening verbonden , en de weiuig geschikte gele-genheid, welke zicb doorgaans bij den Landman daartoe aaubiedt, gevoegd bij de opoffering van tijd , welke daartoe gevorderd wordt, en de om-standigbeid, dat de gestorvene of gedoode Runderen met een bepaalden spoed bebooren te worden begraven, zoo beb ik ecbter van den Heer J. W. A. HAUT, Vee-arts der Eerste Klasse te Loenen (Proviucie Jj(recht), een Verslag ontvangen, hetwelk ik oordeel, als leverende betzelve eene bevestiging der bovengemelde bevindingen op, daaraan te mögen toevoegen. Hij vond namelijk bij de opening van een jarig Rund, aan de Longziekte gestorven, bet neurilema van de long-maag-zeuuw, vooral aan den bals en in de nabijbeid van den kop, met vele i-oode vaten ojigeioopen ; de nervus hy-poglossus, cn al de deelcn der zwelgkeel waren rood en door ontsteking aangodaan; bet strotten-hoofd, benevens bet hangende gebemelte, alsook bet neusvlics, sterk gezwollen , zijnde al deze dee-len buitengevvoon rood gekleurd ; de bersenvliezen sterk beloopen ; inzonderbeid waren de vaten van
|
||
|
||
:__.:-quot;-r.--
|
||
|
||
233
het rele mirabile met veel bloed gevuld ; er had uitstorting plaats tusschen het dunne herseavlies en spinnewebbevlies eener geelachtig witte Stoffe, zijtide de matig vaste zelfstandigheid der hersenen met roode vatea geinjicieerd, en de vaatvlecht steck opgpzet; voorts bevond er zieh opboopinjj van water in de holiigheden, alsmede in het wer-vel-kanaal.
|
||
|
||
Wij zullea hier insgelijks den uitslag laten vol-gen der lijk-openingen van 15 , ter oorzake der Longziekte gedoode, Koeijen , 3 Pinken en2Kal-veren , toebehoorende aan den Landman J. POSTJU, te Broek in Waterland (Provincie Noord-Hol-land), in het werk gesteld door Gecommitteerden üit de Provinciale Commissien van Geneeskundig Ondei-zoek en Toevoorzigt, zitling houdende te Amsterdam en te Haarlem , benevens uit de Commissie van Landbouw der evengenoemde Provincie, bijgestaan door drie Vee-arisen , op den 28 Maart 1840 ; waarvan het uitvoerig Verslag, opgemaakt door de Heeren Med. Doct. jorritsma en VAN 1EECAVEN, door den Heer Staatsraad Gouverneur van Noord-Holland, onder dagteekening van 29 April deszelfden jaars, aan den Heer A.d-miuistrateur voor de Nationale Nijverheid werd inge-zonden ('). Wij meenen, door den hoofdzakelijken
'') Het was, naar aanleiding van een voorblel , oudcrdag-
|
||
|
||
|
||
234
iulioud. van hetzelve op te nemea, mede te vol-doen aaa het, door den Heer Staatsraad Gouverneur
|
||
|
||
teekening van 24 December 1839 , dooi' de Vrovincialc Cvm-tnitste van 0enecskundiy Onderzoek en Toevoorziijt, reside-rendc te Amsterdam, gedaan , dat het bedoelde onderzoek werd bcraamd. Hetzelve was gegrond op de overweging, dat, nietlegenstaandc reeds, sedcrt verschcideiie jareii , dc verderfeiyke Longziekte oodcr het Rundvee daizeude van slagtoffers hceft gemaakt, men in de kennis dezcr moord-dadige ziekte nog zoo weinig is gcvorderd, dat men allerwege verlegen Staat in de keus der middelen , welke haar ontstaau te keer gaan , of, de ziekte onlstaan zijnde, ter hare genezing kuuuen worden aangewend. llct is, zooals in het voorstel werd aatigevoerd , nict tc verwonderen , dat mea zoo vele en geheel uitecnloopendc geneeswijzen hceft aanbcvolen, cn zeer zeker zal blijvcn aanbcvclcn , zoolaug mea den giond van het oulslaan dezer doodelijke kwaal nict in zijne cerste beginsclen zal hebben leeren kennen. Al-waaroui het allczins wenschelijk werd geacht, bijaldien u[i eenen slal of bij cenig Hund zieh sporen zouden opdocu van de vcrderfelijke Longziekte , uiet allcen zoodanig Pitind te dooden , ten einde dc inwendige gcstcldhcid van het Vei' na te gaan , maar de Runderen , tot dczell'dc Vce-magt bc-hoorende , geiijktijdig te slagteu , cu ook bij deze le onderzoe-keu , welke verauderiugen de lougcn reeds aamankeüjk in weefscl en zamenstel zouden hebben oudergaan. Men was toth van oordccl, dat iu zu!k cen kort tijdverloop , als warn-onder de zigtbare teekenen der gevestigde ziektezich voor het laquo;#9632;erst vertoonen , tot den snel daarop volgeuden dood , die groote ontaardingen der iongen zieh niet hebben kunneu vorinen , enz. enz,
Dc Commissie van Landbouw zieh inet dit voorstel geheel hebbendo vereenigd , werd hetzelve , door den Heer Staats-raad Gouvernenc voornoemd, aan dc welmeeninpf van den
|
||
|
||
|
||
235
voornoemd, aau den i leer Aclniiiiistratear , in des-zelfs missieve van 16 Mei 1840, gedane voorstel, dat aan het uitgebragte Rapport zoodanige publici-teit mögt worden gegeven, als in het belang dezer aangelegene zaak dodmatig kon worden geacht.
ßij liet onderzoek van het nog levende Yee, bleek het, dat 3 Koeijen derzelver dood nabij waren gekomen. Een 7tal was in een meer of min gevorderden trap door de ziekte aangetast, en
|
||
|
||
llcer Administraleur voor de Nationale Nijverheid ouderwor-peu , uuder toezeggiug van zoodanige schadevergoediog, uit het Fouds \oor deu Landbouw, der onkosten , als waartoe hol bedodde ouderzoek , zoowcl in het belang van den Vce-stapel als der weteaschap te bcwcrkstelligea , aanleidiug zoiidcn mogcu geven.
Dien tea gcvolgc werden , tor gelcgcuheid van het outstaau der LongzicV.te bij den bierboven vermelden Landman post-ma , tot de Comraissie voor het onderzoek benoemd de Heeren A. N. van sanen teengs , Lid der Commissie van Landbouw , in het Öquot;10 District van Ifoord-IIolland, f. van der breügex cz., Huogleeraar to Amsterdam, m. w. ) i in: n , Mcd. Doct., Lid der Provindale Commissie van Gcneeskandkj Onderzoek en Towoorsigt, in het ressort Amsterdam, t. a. jorkiis.ha , Mcd. Boct. te Hoorn en n. w. van leeuwen , Med. Doct. te Alkmaar, Lcden der Commissie van dien naam, residerende te Haarlem, beuevens , als adviseurs , de Heer koker , Burgemeester der Gemecntc Broek in Waterland, en de Ilccreu j. u. de grebve , Vec-arts te Amsterdam , c. c. goedhart , Vec-arts te Hoorn , en s. j. yser-stitx , Vee-arts te Ifaarlem; zijncle de Beer Mr. j. van iennep , Secretaris der Commissie van Landbouw, namens den Heer Staatsraad Gouveracur , daarbij tegenwoordig.
|
||
|
||
|
||
236
kwarnea deze Runderen de Commissie voor onge-neeslijk te zija. Een ötal Koeijen, welke tot dus ver , door de drie Vee-artsen , den eigenaar , en zijne huisgenooten, voor gezond werden gehouden , blaken blj de opening zulks niet te zijn , wordende bij twee derzelve reeds aanvankelijke uitstorting van lijmpha waargenomen, terwijl drie de beginselen van ontaarding der longen met zieh droegen. De Pinken en Kalveren, alsmede de Kalveren, die uit de baarmoeder werden genomen — bevindende zieh onder de 5 stuks schijabaar gezonde Runderen 2 kalfdragende — leverden geene de minste teekenen van Longziekteä op, zooals door anderen schijnt waargenomen te zijn.
Bij de opening der borstholte vloeide doorgaans eene groote hoeveelheid bloedig water uit dezelve. Bij allen, met uitzondering van eene Koe, was de linker long aangedaan, verhard , en marmerachlig; de bronchien vertoonden kraakbeenige gele strepen, in sommige van welke gelatineuse Stoffe werd ge-vooden, die men ter lengte van twee Rijnlandsche voetea er uit kon halen, en welke aan dit gewcld weerstand bood. De kleur der longen zelve was rood bruinachtig , in sommige gevallen naar het zwarte overhellende. De longen wogen nagenoeg vijftig tot 60 oude pondeu , zljnde vastgehecht aan het middelrif en borstvlies, door middel eener exu-daiie, welke wel het voorkomen had van garstig spek. De tegenovergestelde long was wel iets don-ker gekleurd, doch niet aangegroeid. De aange-
|
||
|
||
------------^-
|
||
|
||
|
|||
gt;
|
237
laquo;lane long was broos en hard , eil liet zieh ouder een krakend en krassend geluid snijden. AI de stukken zonken in bet water. In cen geval weed eea groot abees in de long aangetroifen.
De luchtpijp was rood en met een bloedig slijm hezct; het hart, met uitzonderiug van een geval, altijd gezond , zoowel als de groote vaten, boezems, ooren en klapvliezen.
Wanneer de linker long was aangedaan, was immer de lever murw en miskleurig, kunnende met de vingers uit een worden geplozen ; de galblaas was dan vergroot en gevuld met eene lijmachtige rood-gele gal. Was de regter long aangetast, dan leed de milt, en deze vertoonde een dünnen vlie-zigen zak , gevuld met een mcngsel, dathetvoor-koinen had van stroop, teer en pik. In denslok-darm werd eene geelachtig groene slijmstoffe aan-getroffen. De boekpens was altijd vergroot, en gevuld met eene stofle , die zeer droog en kneedbaar was. De vierde maag en darmen leverden veelal eene dünne stoße op. Bij verscheidene Koeijen waren het buikvlies, het net, en de darmen opge-loopen: de pis was bloedig. Twee opengezaagde ruggegraten leverden de navolgende verschijnselen op: bij eene der zoogenaamde gezonde Koeijen waren de vliezen en het ruggemerg gezond; bij de zieke daarentegen waren de vaten van het dunne hersenvlies opgeloopen, en het ruggemerg geel en verhard.
Over den aard der ziekte handelende, merken
|
||
|
|||
;:l
|
|||
|
|||
|
|||
IM '
|
|||
|
|||
|
238
ije Heeren Rapporteurs nan, dat bet hun uit de lijk-openingen ten duidelijkste is gebleken, dat de onderbuiks-ingewanden immer ziekelijk zijn aan-gedaan. Waren de linker longen aangetasl, dan waren de levers lijdende ; leed de regier long, dan leed juist de milt en was gebeel ontaard, terwijl de boekpens reerls vcrgroot en de onderbuiks-ingewanden lijdende waren, wanneer bij de zoo-genaamde gezonde Kocijen de longen nog niet waren aangedaan. Hier doet zieh nu de vraag op, zeggen Heeren Rapporteurs : Is dan de Longziekte een morbus primarius of wel seeundarius (eene oorspronkelijke of wel gevolgelijke ziekte) ? Is de ontaarding der long een idiopalisch (eigeiulocime-lijk) of wel deulerojjalisck (gevolgelijk) lijden? Is zij oorzaak der ziekte van de buiks-ingewauden of wel gevolg.
De Berigtgevers ontveinzen niet, dat zij te weinig inzage hebben in de gesebiedenis der Lüug-ziekte, dan dat zij niet zourlen aarzelen liier eene beslissende uitspraak te doen; doch durven zij wel verklaren , dat, naar bunne wijze van zien , dit raadsel tot dus ver niet opgelost moet zijn , betwelk zij meenen te moeten opinaken uit de verscbillende geneeswijzen, die even ver uileenloopende zijn , als de gevoelens der scbnjvers en Vee-artsen , ook van die, welke zij de eer hadden bij de in-spectie te Broek in Waterland te ontmoeten.
Op grond dezer bevindingen zouden dan ook de Heeren jorritsha en van leeüwen , als prophy-
|
||
|
|||
|
||
I
|
||
|
||
239
luetische of voorbehoedende geueeswijze , buikzui-vereade en de wormsvvijze beweging bevorderende middelen aanprijzen , daar loch de ontrekkende en ontstekingwerende geneeswijze geene gunstige re-sultaten schijnt te hebben opgeleverd.
Van waar loch, vragea zij, die vergroote en opgevulde boekpens , die opbooping van drekstof-fen, die aandoeuing der lever in de gevallen , al-waar de lougen genoegzaam gezond werden bevon-den? Kunnen niet de werktuigen der spijsverte-ring in een onwarcn ontstekings-toestand verkeeren, waaronder de lever meet lijden ? Kan, ten gevolge dier ziekelijke aandoening, de chyl, niet genoeg verdierlijkt zijnde, bet bloed geene sliiraaclitige hoedanigbeid doen aannemen, en deze -vloeistofle voorbescblkt maken tot ontbinding en scheiding van derzelver bestanddeelen , zoodat zij de vezel-sloffe laat varen?
Kan dit verscbijnsel, bij de, dien ten gevolge verzwakte, longen, geen vertraagden omloop te weeg brengen , en aanleiding geven tot bet doen geboren worden eener vaste en eigendommelijke massa, zooals de ziekelijk aangedane longen aan bet oog des ontleders vertoonen ?
Kan op deze wijze geene voorbeschiktheid lot de Longziekte geboren worden, en , in verband tot de smelstoffe, worden daargesteld (')?
|
||
|
||
(') Met dczc bescliouwingen kan in overcenstemraing wordpn gebragt lt;le strekking der rrijsvvaag , ler zakc dcrLongziekK;
|
||
|
||
|
|||
240
Meerdere vragen zouden de Berigtgevers kun-nea opwerpen , aaa welker beanlwoording zij zieh , als min kundigen, ongaarne zouden wagen; zij hebben alleen gemeend deze slechts te moeten aan-voeren , omdat het, naar hunne wijze van zien,
|
i
|
||
|
|||
in 18'i2 uilgeschreven , door het GenceskundigGcnootschap: Fts unita forlior , le Boom, van den volgendea inhoud:
1deg;. Wclkc zijn do bcslanddeeieu van de gal, geuomen uit gezonde Runderen ?
2deg;. Welk vcrschil treft men aan iu dc gal van Runderen , die aan de besmeltelijkc Longzickte zijn gestorven ?
3deg;. Uit wclkc bestanddcclcn bestaat het bloed van gezonde Runderen , vooral dat , hetwclk uit hot poort-adcr-stdsel [syslliema venae porlarum), en do onderstc hoile adcr (icna cava inferior) verkregen is ?
4deg;. Welk verschil tieft men aan bij soorlgclijk bloed , dat uit Runderen genomen is, die aan dc bewuste ziekte gestorven zijn ?
S0. Uit welke dcclcn bestaat het bloed, dat tijdens dezc ziekte door adcrlating verkregen vvordt ?
6deg;. Welke uitkomsten levcrt het gele vochl op, dat veelal in cene zoo ruime mate in dc borstholte aanwezig is?
7deg;. Waaruit bestaat het exsudaat, dat men in de cene, soms ook in beide, borsthollen aantreft? en eindelijk :
8deg;. Welke zijn de bestanddcelen der cigenaardig gemar-racrdc en huitengewoon vergrootc longcn, zooals men die naauwkeurig viudt afgcbeeld in het Vee-artsenijkundig Ma-ga:ijn van Professor a. ndihan , D. Hi. legen over bladz. 328?
Men zie wijdcrs den Algemeenen Konst- en Lellerbode van 1842, D. I. bladz. 394 , alwaar de voorwaarden der bekroo-ning voor het nicest voldoende antwoord, dat op deze prijs-vraag voor 1 October van dat jaar zoudc zijn ingekomen , worden medegedceld.
|
:
|
||
|
|||
flL
|
|||
|
||
241
op ver na nog niet bewezen is, of de Longziekte Laien oorsprong viadt in een oorspronkelijk lijdeii der longen dan wel der oaderboiks-ingewandea. En hieniit vlocit dan als van zdve de vraag vooil: kan ook de niest der zieke en aan de ziekle ge-stovvenc Ränderen schaden ?
Hoezeer hot snot voor de voerstoffe der smet-stoße woi'dt gehoudea, zijn dezelfde Geneeskun-digen van cord eel, dat liet gewaagd zoude zijn de versehe inest van aan de Longziekte lijdende, ofquot; daaraan gestorvene, Koeijen tot bemeslingderlan-derijen te bezigen , terwijl de gisting en cenc lang-durige Llootsteliing van den niest aan den damp-kring op hot land , alvorens het Vee op de weide worcie toegelatea, hunnes ernchtens, denzelven onschadelijk vooi- het gezonde Aee kan maken.
Ten aanzien van den ooisprong der ziekte bij dezen Landbouvver , meende men , dat dezelve door besmetting van buiten zoude zijn aangebragt, bebbende POSTSU, eenigen tijd te voren, twee Koeijen aangekocht , van zekeren koopnnn te Monnikendam, welke met de raderboot te Amsterdam werden overgevoerd, en uit Gelderland alkomstig zouden zijn geweest.
Eene voorname reden van de uitbreiding der ziekte bestaat, volgens bet ooideel der Gecom-mitteerden , daarin, dat de eerste tijdperken der ziekte door kundige Vee-artsen niet genoegzaam kunuen onderkend worden, kunnende de ziekte aanwezig zijn, zonder te worden erkend. Lcverde
IV. Deia,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; IS
|
||
|
||
|
||
|
||
242
dezelve te Broek in JVaterland, vragen zij, hier-van niet een treurig en doorslaand bewijs op ? Werden niet vijf Runderen door de Vee-artsen en de Eigenareu voor gezond gehouden ? en wat leer-de de ondervinding bij de lijk-opening?
De vooi'tplinting der besmetting zal derhalve hoogst gemakkelijk pleats grijpen, bijaldien het \ee uit besmette stallen of Gcmeenten mag worden vervoerd , en daartcgen niet kan worden gewankt, b. v. door branding op de horens of andere tee-kenen tot aanduiding. Zoo lang deze of dergelijke maatrcgelen niet worden ingevoerd , zicn de Ge-committeerden geen heil in de voorbehoedendc maatregelen, die tot das ver genomen zijn, en zij wenschen , van hunne zijde , niets vuriger, dan dat de slagting, welke in de Gemeente Broek in Waterland is aangerigt, ten spoorslag mogc ver-strekken aan de bevoegde Auctoriteiten, tot het bezigen van zoodanige middelen, als bij het on-derzoek ten duidelijkste geblaken zijn noodig te wezen ter wering van de voortplanting eener ziek-te, welke de gedeehelijke ondergang van het Gc-west hunner inwoning, zoo God het niet verhoedt, ten gevolge zal kunnen hebben.
|
||
|
||
Belangrijk zijn de uitkomsten, verkregen door de lijk-openingen van de, aan de Longziekte ge-
|
||
|
||
|
||
243
storvene, en te dier oorzake gedoode, Rundereu te Nijega ('), en zolks te meer, daar dezelve loopen over een aanzienlyk getal voorwerpen, in verschil-lende trappen door dezelve aangedaan. Zij bevattea tevens in een kort bestek de volkomene bevestiging van den verborgen aard der ziekie, en dat de Runderen daardoor kunnen zijn aangedaan , zonder dat zulks door uitwendige verschijnselen gekeud wordt. Wij meenen daaroui de deswege ontvangene rapporteu van de Heeren Vee-artsen W. MOSSEL en E. plantenga in derzelver geheel te mögen mede-deden, coder toevoeging, zoo vee! noodig, van hetgeen te dezer zaak , door den Heer Med. Doct. J. VAraquo; BEK PLAAT3, President der Provinciale Commissic van Geneeshundig 07tderzoek en Toe-voorzigt in Vricsland, op last van den Heer Staatsraad Gouverneur van dat Gewest, is ver-rigt (').
|
||
|
||
;') Zic Wadz. 19, 110, 192.
(5) Wij hebhen hcl ook bovendien nuttig gcacht , deze Vcrslagcn in derzelver geheel op te ncmen , dcwijl dezelve, Tvcgens de kraclitige, spocdige, en tevcus geregcldc han-dnlwijze , welke te dezer gclegcnheid heeft plaats gcvonden , aan andere Vee-artsen en authoritcilen tot een voorbccld kunnen dienen, hoe in dergelijkc omstandigheden met do mccstc vrucht aan de genomene maatrcgclen nitvoering kan worden gegeven. Zulks möge dan ook tot verschoning strekken voor de uilweiding , waartoc deze mcdcdceliog aan-leiding heeft gegeven.
|
||
|
||
18'
|
||
|
||
|
||
244
Eersle Rapport de/' Vee-artsen w. mussel ea e. i'LA\TE\G.i, betreffende hunne bevinding,
ten aanz-ien. der Longzieklo, bij den Lamlinaii s. j, kn'ol , tc Nijefja, op 2 Februarij 1842.
Op hcdcn , den tweetlen Februarij aclittieulion-derd twee-ea-veertig, hebben wij ondergeteeken-den wiBKAiVnus jiossel eu ebbe plaatenga , llijks Vee-artsen te Leeuwctrden en Wolvega, op daar-toe bekomen last van den IloogWelGeboren Heer Staatsraad Goavernenr van de Provincie Fries-Umd, in dato 1 Febroarij lSi2, Nquot;. l2Vi002 ons begeven uaaiquot; de Grietenij Douiawerslal, ten huize van den Laadboawer SIMON Jans KNOL te JSijeya, ea is ons door denzelven, hem in cigen-dom loebehoorende, aangewezea een met 65 B.an-deren bczetten stal, van welke 7 zwart-bonte Kunderen , door den Vee-arts EBBE FLANTENfiA, als aan de lieei'scheude Longziekte lijdende, bereids waren opgegeven.
Bij eeu naauwkeorig onderzoek is ons gebleken, dat voornoemde 7 Pmuderen, alle aan eene , bij allen zicb bijna gelijk voordoende, borstkwaal la-boreerden , en welke zicb onder de volgende symp-fomala vertoonde.
gt;gt; Lustelooze toestand , glanslooze stroeve hären, raquo; bij sommige dieren zeer eigenaardig overeind raquo; staande, voorai aan de schouders en op den #9632;gt;#9632;gt; rug; stroeve, eenigzins perkamentachtig drooge, raquo; huid , ineer of minder uiteenstaande voorbeenen,,
|
||
|
||
#9632;
|
||
|
||
^5
-gt; uitgestrekte hals, vooral in Je liggeade houding raquo; der dieren; tusschenpoozeiule koude en warme raquo; lioornen en ooren ; bij sommige natte, slijmige, raquo; bij andere drooge, spiegel-rnuil; verminderde raquo; eetJust, en verminderde trek tot drinkwater; de raquo; mest eenigzins droog ; de pis helder en dun ; raquo; de melk-afscheiding zeer verminderd ; de pols-gt;gt; en hartslag versneld tot 50—80 slagen in eene raquo; minuut, verschillende naar de grootte der Run-raquo; deren en den meer of minder gevorderden trap raquo; der ziekte bij dezelve. Bij hot aanleggen des oors raquo; tagen dezen of genen der borstwanden, merkte raquo; men eene versneide ademhaling op , gepaard raquo; met een eigenaardig mischend geluid , door de raquo; borsthülte gaande ; dit alles , vergezeld van eene raquo; drooge Jiuch; legen de borstwanden gedrukt, raquo; gaven de dieren teekenen van piju te kennen.quot;
Zijnde alle kenteekenen , die de besmettelijke epizoötische Longziekte aanduiden.
Ten einde volkomen zeker te zijn, is door ons ondergeteekendea, op bevel en in tegenwoordigheid van den Heer President der Commissie van Ge-neeskundig Onderzoek en Toevoorzigt in de Pro-vincie Frieskind, op den avond van dienzelfden dag, een der aan de ziekte lijdende Runderen gedood , zijude eene achljarige zwart-bonte Kalf-koe ; bij de opening van welk dier door ons bet volgende is waargenomen.
De huid leverde , bij de doorsuede en afneming, behalve bare reeds vermelde perkaraentachlige hoc-
|
||
|
||
1
|
||
|
|||
|
246
danighcid , niets buitengewoons op , evenmin als liet daaronder liggende celweefsel en de spieren.
Na doorsnijdiug van de kraakbeenderea der rib-bea, ter weerskanlen van liet borstbeen , en oplig-ting van hetzelve vonden wij :
I. Binnen de borslholle.
a.nbsp; Hot borstvlies aan de linkerzijde week, ver-dikt, hier en daar met eene weeke, bleekroode en slijmige , ligt verscbeurbare, massa van zoo-genaamde plastische lympha , aan de tusschen-ribbige spieren en bet middelrif verbunden.
De binnenzijde van dit deel, zoowel als de linkerkant van bet verweekte en zeer verdikte middelscbot, met eene dergelijke kaasachtige, los zameubangende, Stoffe, bier en daar, tot ver-scbillende dikte bedekt, en daarmede vooral aan de benedenste kwab der linker long vereenigd.
b.nbsp; nbsp;De benedenste kwab der linker long, vooral aan de voorzijden, ter dikte van twee vingeren met bleek-geelachtige plastische lympha bedekt. Dit gedeelte der long was zeer vergroot, doukcr bruin van kleur , zvvaar, zeer vast en vleezig. In eenen emmer met water gelegd, zonk het terstond naar den bodem ; grootc ruitvormige (')
|
||
|
|||
(') Wanneer in deze Verslagen mccrmalcn gesprokcn wordt van ruilvormigo vakkcn of verdcclingcn, zullcn hicronder mocten vcrstaan worden onrcgclmatige, cenigcrmate ruit-Tortnige, vakken, welke door de slrepen van het verdikte relwccfsel in het pannchyma der longen worden gemaakt.
|
|||
|
|||
|
||
247
vakken waren reeds zigtbaar aaa de uitwendigo oppervlaLte. la verschillende rigtingen door-gesnedea, vonden vvij de kleur inwendig zwarl-bruin, met bleek-geelachtige streepen van on-derscheidene bi'eedte, ruitvorraig doorweven, volkomen overeeakoinende met de zeer fraaije en keurige afbeeldingea , door dea Hoogleeraai- Dr. A. NüMAN, medegedecld in bet 35 Deel van bet Vee-artsenijkundig Miigazijn , acliter bladz. 238.
c.nbsp; De bovenste kwab der linker long was in geringe mate met plastische lympha Ledekt en minder donker van kleur dan de onderste kvvab , even-vvel donkerder en zwaarder dan gewoon. Door-gesneden, was zij door streepen van nog ge-deeltelijk weeke stolbare Ijmpha in ruiten of cellen verdeeld.
d.nbsp; In de kleine long-kwab waren ook reeds begin-selen der uitzweeting van plastische Ijmpha zigtbaar.
In bet regter gedeelte der borskast vonden wij bet borstvlies in een' gezonden Staat; de long aan die zijde niet met eenigc buitengewone Stoffe bedekt, noch aangegroeid. Zij was als gewoonlijk bleek-rood van kleur, zeer celachtig, veerkrachtig, niet vergroot. Doorgesneden , waren de gewone, kleine ruitverdeelingen naau-welijks zigtbaar, en tusschen de kleine kwabbe-tjes vonden wij nergens eenig uitgestort of bui-tengewoon afgescheiden vocht; ook dreven zij boog op het water.
|
||
|
||
|
|||
248
|
|||
|
|||
|
e. Da luclitpijp, tot door het stroUeu-hoofd eu
in de keelholte geopeud, was gezond, inwendig
bleek, rood, glauzig, vochtig, doch niet met
eenige ongewoae stofle of slijin bezet.
/. llet hartezakje was gezond en bevatte weinig
vocht, g. Uet hart leverde uit- noch inwendig iets te-gennatuailijks op. liet daariu bevalte bloed was , dooi' Let inblazen van lucht, tot het dou-den van het dier gehezigd, schuimig. Overigens vondeu wij het bloed overal donker van kleur en vloeibaar. /(. Met uiiddeliif was aan de boven- en linkerzijde met eene bleeke, slijmige iilachtige stof bezet, en daarmede aau het borstvlies vereenigd ge-wecst.
II. Binnen de buikkolte. A.an het net, het middelrif, de lever, de milt, Jiet alvleüsch , de pens , netmaag , boekmaag , leb en de geheele darmbais . de nieren eu de pisblaas, vei'looude zieh, zoowu uitweudig als na doorsnij-diug ondcr%ocht, uiels oogewoons.
Door de ujjeniug van den gezonden draagzak, namea wij daaruit, het bijlians voldragen Koe-kall', waaraan wij de borsthoke openden, om te weten , of ook reeds de ziekte bij de vrucht was overgegaan , doch bevonden daarin alles gewoon en gezond.
Was mi bij ons reeds, uit de waarneming der verschijnselen bij de zieke dieren, liet vermoeden
|
||
|
|||
|
||
|
||
|
||
249
opgekomen van het beslaan der Longziektc onder deze Rundereu , thans, na bevinding bij de lijk-opeuing der eigenaardige verandering der lon-gen, van het borstvlies enz., welke de wezenlijke en onbetwistbare ouderscheidings-kentcekenen der Longziekte uitmaken , is dlt vermoedea tot zeker-heid gebragt; wesbalve er alle redenen bestaau raquo; om voornoetnde zieke Piuuderen , ter voockoming , zoo mogelijk , van verdere besmetting , te dooden , te meer uog, dewijl deze diereu de eerste voor-werpen zijn in deze Provincie, welke men aan deze verderfelijke ziekte lijdende lieelt bevonden, en welke door de uitvoering van dien rnaalregel nog in hare beginseleu kan gestuit worden.
De Rijks Vee-artseu voornoemd , (was geteekenJ) w. mossel,
K. PLINTSKGA. Gezien voor legalisatie de boveustaande hand-teekeningen, door mij Grietman van Do-niawerslal; flijega den 3 Febr. 1842.
(was get.) J. B. VAN ANDRINGA DE KEMFENAAR.
|
||
|
||
Het Rapport van den Heer i. van der plaais , President der Provinciale Commissie van Ge~ neeskundig Onderzoek en Toevooi'zigt, betreffende de bevinding en het verrigte, ter zake der Longziekte, te JSijega, uitgebragt aan den
|
||
|
||
|
||
250
Heer Staatsraad Gouverneur der Provincie Kries-
land, onder dagteekening van. 3 Februarij 1842,
houdt in:
Dat hij, des morgens van 2 Febr. j.l., door den Heer Staatsraad Gouverneur , bij nionde verzecht zijnde, om zieh, zoo spoedig mogelijk, op reis te willen begeven naar de vvoning van siMOJr JAKS knol , Laadboawer eu Veehonder onder het Dorp Nijega , Grietenij Boidawerslal, ten einde aldaar onderzoek te doen naar den aard der ziek-te, waaraan het aldaar op stal staande Rundvee zoude laboreren , bij zieh dienzelfden voormiddag derwaarts op weg heeft begeven.
Vergezeld van den Heer Grietman van Donia~ werstal en de Vee-artsen jiossel en plantenga , de eerste te Leemvarden, de laatste te Wolvtgu. woonachtig, in den namiddag ten huize van ge-melden Landman zijnde aangekomen, werden door dezen , nopens de bestaande ziekte de noodige in-lichtingen gegeven , welke reeds vrocger door ons zijn vermeld ('). Tot de beschouwing van het Vec zijnde overgegaan, werden de zieke zoowel als de nog gezond schijnende Runderen bevonden, zooals zulks in. het voorstaande Verslag der Vee-artsen wordt medegedeeld, terwijl de verschijnselen van het aangetaste Vee, en de bevindingen der opening van het tot nader onderzoek opzettelijk gedoode beest, geheel overeenkomen, met de be-
(') Zie bladi. i9 cn 192.
|
||
|
||
|
|||
-:
|
#9632;
251
schrijvingen, welke daarvan iu dat Rapport worden gegeven j weshalve wij cordeelen, ons vaa eene herhaling dezer daadzaken te kunnen ont-houden.
In afwachting der nadere bevelen vaa den Heer Staatsraad Gouverneur, werden nu voorloopig, in overleg met den Heer Grietman andringa dekeji-PENAAR en den Vee-arts PLANTENGA, de navolgende bepalingen gemaakt.
1deg;. Dat Let zieke Rund, op den 2 j.l. gedood en geopend, benevens bet Kalf, op den 3 des morgens vroeglijdig, onder toezigt van den Vee-arts pxantenga , in zijn geheel, na inkerviug der huid , in eene diepe kuil, te delven in een nabu-rig appelhof, alwaar nimmer eenig Veegiaast, zal worden bedolven.
2deg;. Dat de gemelde Vee-arts tijdelijk zijn verblijf zal vesligcn in de nabijbeid der boeve van s. J. knol, ten elude op alles onmiddellijk toezigt te bouden, en, zoo noodig, dagelijks aan den Heer Staatsraad Gouverneur en den Heer Grietman van Doniawerslal, omtrent den Staat der ziekte te rapporteren.
3deg;. De genoemde Vee-arts tot biertoe geene ei-genlijke geneesmiddelen aangewend bebbende, zal bet , in dergelijke omstandigbeden aanbevolen, Usererts onvenvijld uit Deyew^er worden ontboden, zullende overigens, de, zijns oordeels, doelmatigste middelen worden aangewend, waaronder de zuivering van stal en Vee, alsmede berookingen van Chloor.
|
||
|
|||
|
|||
252
|
|||
|
|||
\
|
4deg;. Dat zoig worde gedragen , dat ergeeuRund van den stal worde vevvoerd,
5quot;. Dat de oppassers van het Vee , zoo weinig inogelijk, de liieuiinge verlaten, en niet anders dan in gevallen van noodzakelijkheid , en niet dan na Lehoorlijke reiniging van hoofd en banden, en na van Lovenkleeding le Iiebben verwisseld,
6deg;. Dat de toegang tot de Vee-stallen voor alle buitensbuis wonende personell zal verboden zijn.
7deg;. Dat de Veehouders in den omtrek zullen worden aangezegd , om, bij ontdekking van de geringste ziekte onder bun Vee, daarvan onverwijld kennis te geven aan den Heer Grietmau en den Vee-arts vooruoeuid.
Intusscben werden reeds dadelijk, van wege den Heer Staatsraad Gouverneur , de nooditre order;; uitgevaardigd, om a] bet Vee van den bcwustcn Landman , zoowel het schijnbaar gezonde als bet reeds kennelijk door de ziekte aangetaste, te doen dooden, onder al zoodanige voorzorgen, welke de aard der zaak en de omstandigheden medebrengen, zullende wijders al die maatregelen worden geno-men , welke geacbt kunnen worden dienstig en bevorderlijk te zijn ter voorkoming van besmetting.
VVij zullen de wijze, waarop deze maatregel ten uitvoer werd gebragt, mededeelen , zijnde bevat in het Tweedc Rapport van de Vee-artsen hossel en
PiANTENGA , aan den Hecr Staatsraad Gouverneur
|
||
|
|||
#9632;j
J
3
|
|||
|
|||
|
||
I
|
||
|
||
2.33
ingezonJeii, oiider dagteekening van 20 Pebi' •
llaquo;42. Hetzelve luidt als volgt:
Als een vervolg van ons Verslag van den 2 de-zer, en ter voidoening aan de lastgeving op ons verstrekt bij U Uoog Ed. Gestr. missive van den 3 dezer, N0. 129 , hebben vvij ondergeteekenden WTBRANDOS MOSSEL en EBBE l'LANTENOA , l\ijks Vee-artsen te LeeuwaardeJt en Wolveya, d.e eer te rapporteeren :
Dat wij terstond na onze tweede aankomst, op den 3 te Nijega , in overieg zijn getreden met bet Edel A.cblbaar Giietenij-Bestuur van Doniawer-stal, ten einde met hetzelve de meest gescbikte middelen en maatregelcn te beramen , welke nut-tig, noodig en dienstig konden worden geacbt, ter volkomene uitdelging der besmettelijke Longziekte, welke onder de Runderen, in den stal van den Veebouder sdion jans knol aldaar, was uitgebro-ken, eu de verdere verspx-eiding derzelve, zoo mogelijk , voor te komen.
Ten einde de meeste orde in dit ons rapport te bewaren, bebben wij gemeend betzelve in den vorm van een Journaal te moeten inriglen, waar achter wij eene opgave zullen laten volgen onzer beviuding bij de geopende lijken der door ons op last gedoode dieren,
Donderdag den 3 Februarij 1842. Is besloten eene kuil te laten graven , waarin de gedoode die-ran zoudea worden gelegd, waartoe eene meest gescbikte plaats is uitgekozen op een stuk wei-
|
||
|
||
|
||
254
land — vermits er geeti bouwland was — nagenoeg op eea vierde uurs afstand van Je Zaths verwij-derd, en zoodanig gelegen, dat dczelve geene vrees voor nadeelige gevolgen aan menschen en Vee kon na zieh sleepen ; — daarna de breedte en lengte van de kuil afgeraeten en afgeperkt, en de diepte van dezelvc op 6 voeten bepaald.
Vrijdag den 4 dilo. Door het Edel Aclubaar Bestuur zijn ouderscheidene arbeiders aangesteld, tot hot maken van gezcgde begraafplaats. Nadat dezelve gedeelteiijk gereed was, hebben wij Vee-arisen een begin gemaakt met het dooden en schou-wen der Runderen , ten gclale van 64 , en daar-van dien dag 14 nfgemaakt, geopend, geschouwd, en in den kuil doen leggen, na alvorens de huiden door insnijdlngen onbruikbaar te hebben gemaakt; toen inet eene laag kalk en daarna met aarde doen overdekken.
Zalurdag den 5 dilo, zijn door ons de ove-rige 50 Runderen gedood, geopend, geschouwd en verder met dezelve gehandeld als met die van den vorigen dag. In den avond van dien dag, zijn alle arbeiders, welke in een ige, zelfs maar vermoedelijke, aanraking met het Vee waren ge-wecst, in de schuur der Zaihe gereinigd , van hunue werkkleederen ontdaan, dezelve, gewaar-deevd door den Heer Grietman , aan hen betaald, en nadat deze lieden van kleederen liadden verwis-seld, aan de werking der Guytensche Chloor-be-rooking blootgesteld. De, door de werklieden ge-
|
||
|
||
|
||
255
bezigde, gereedschappen, als: spaden, schoppea, houweelea, enz. zija zorgvuldig met eeae Sterke zeep-oplossing gereinigd , dasrna in de berooking geplaalst, na afloop biervan met water, waarin chloruretum calnis was opgelost, nogmaals ge-zuivei-d , en bcn des anderen daags wederom ter band gesteld. Nadat dit alles verrigt was, zijn die kleederen naar de begraafplaats vervoerd en aldaar verhrand, zoo mede de touwen, welke in cenige aauraking met bet Vee waren geweest. Ver-volgens beeft men op onderscbeidene plaatsen, zoo in den stal als in de scbaur, de Guytonsche berooking dien nacbt voortgezet.
Zondag den 6 diio, zijn de stallen, de scliuur, en alle zicli daarin bevindende voorvverpen, als: wagens, cbais, karren, booivvagen, troggen en verdere, tot eene volledige boerderij, gelijk die van ENOI is, beboorende werktuigen en gereed-scbappen, aan eene Sterke cbloor-berooking geiis-poneerd.
Daarna is men overgegaan, met medewerking van bet Edel Achtbaar Hoofd des Bestuurs, eene sloot om de grafkuil af te meten en af te parken (').
|
||
|
||
(') Bij dit Kapport was de leekcning der begraafplaats gc-voegd, teu cinde den Heer Staatsraad Gouverneur in Staat te stellen de ligging te beoordeelen, als zijude zoodanig , dat er geen gevaar \an besmetting voor menschen en veo te dachten was.
|
||
|
||
|
|||
25Ü
|
|||
|
|||
|
Nog heeft men geoordeeld een hek aandenbui-teakant der loots te moctcu plaatsen, tea eiiidc voor te komea , dat geen Vce aaa Let water ait ile sJoot rondo::i dea grafkuil zoude kuunen drin-ken, daar het, hoewel uiet vermoedelijk, echter iiiogeiijk kan zijn, dat er vociiteu uit den rottenden kuil door den groud lieen in de sloot kondensijpelen.
Verder is bepaald, ua afloop van dit alles, de gelieele grallieuvel met jong jjlantsoen te bepoten , om daardoor bet opgraven der bcenderen te bo-letten , en alzoo alle gelcgenbeid voor vc-rnieuvvdc besmetting aan ander Vee, ook na verloop van jaren , ai te snijden en voor te komeu.
Maandwj den 7 dilo, bebbeu vvij een begin laten makeo. met bet reinigen der stallen, door de wanden, Schuttingen , muren , vloeren , enz. met water in te wecken, en daarna met ijzeren werktuigen alles af te scbrabben. Vervolgens heelt men eene spit dieptc van de aarde lateu wegue-men, welke de legplaatsen der dieren uitmaakte ; deze aarde beeft men terstond naar de begraaf-plaats doen overbrengen, alwaar dezelve, na alvo-rens met eene laag kalk bedekt te zija, diep onder versehe aarde is bcdolven. Verder is inen voort-gegaan met bet graven der sloot oar bot graf; de berookiogen in den stal eu de sclnmr berbaald.
Dtngsdag den 8 dito, liecft men bet geheele ia-wendiga van den stal naauwkeurig met water lateu alscbrobben en uitspoclen; dit water beeft men in een daartoe vervaardigden kuil doen opvangea,
|
||
|
|||
1
|
|||
i
|
|||
|
|||
|
||
257
waaria vooraf kalk was geworpen , ten einde voor te komen, Jat hetzelvc in de slootcn konde loo-pen, en alzoo tot driukwater voor andere dieren zoude verstrekken. Met liet graven der sloot cm de bcgraafplaats voortgegaan, en de berookingen herliaald.
Woensdag den 9 dilo, heeft men de plaats, waarop de dieren in den stal gelegen hadden, met eene laag kalk doen overdekken ; verder wederom het gebcele inwendige van den stal met eene zware oplossing van zeep in kookend water doen af-scluobbcn, alsmcde het pad, längs hetwelk de dieren naar de begraafplaats werden geleid, met kalk doen bestrouijen. Met het graven der sloot voortgegaan ; de berookingen gecontinneerd.
Bovderday en Vrijdag den JO en JJ dilo. Met inwendige van den stal is op deze dagen met eene kalk-oplossing gewit, hetwelk men zelfi heeft doen uitstrekken tot de gruppen, zolders , vloeren , stalhoulen , enz.; de emraers, tobbeu , knipen , en wat dies meer zij, laten af boenen met zeep-water, in een woord, alles, hetwelk gedacht koa fenigermate, zelfs van verre, met de dieren in aan-raking te zijn geweest, op dezelfde wijze gezui-verd. Ouk heeft men dc voorzigtigheid gebroikt, cm den mesthoop met eene lang kalk te overdekken ; de laatste berooking gedaan.
Zaiurdag den J2 dilo. 's Voormiddags heeft men de kleederen van ons Vee-artsen, van de boe-ren-knechten , der werk- en melk-meiden , welke
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 19
|
||
|
||
|
||||
|
258
|
|||
|
||||
I
|
|
wij en zij, tijdens de geheele afdoening der dooding en begraving der dieren en zuiveiing der stallen , hadden aan gehad , in een besloten hok verbrand. Daarna hebben wij alles nog eens naauwkeur'gop-genomeu en nagezien , en na dit met de meeste zorg en zindelijkbeid te bebbeu bevoiulen ten uit-voer te zijn gebragt, bebben wij ons, na daar-toe, van den HoogEd.Gestrengen Heer Staatsraad Gouverneur en den EdelAcblbaren lieer Griet-man, bekomen verlof, naar ouze respectieve sta-tionnementen terug begeven,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;'_
Ten slolte merken wij nog op, dat al deaarde, welke, door bet ui(graven der sloot om de begraaf-plaats, is voortgebragt, op bet graf der gedoode dieren is gebragt, hetwelk ecne aaumerkelijke boogie veroorzaakt, zoodat de lijkeu plus minus 12 ä 13 voeten diep onder de aarde bedolveu zijn, de diepte der kuil daaronder begrepen.
Het EdeiAcbtbaar Besluur heeft voorzorgen ge-bruikt, oiii de begraafplaats 's nachts tc doen be-wakeu , ten einde daardoor bei opgraven eu Stelen der dieren voor te komen.
|
||
3
|
||||
5 I
|
||||
|
||||
Bcvindijig bij de hjk-openingeu der kennelyh siehe dieren.
|
||||
|
||||
1. Eene iwari-bonte eersie-kalfs Melk-rier {'').
j1} Dgzo bcnaraing wordt in Ynesland gegeven aan de
|
||||
|
||||
|
|||
|
|||
|
|||
#9632;
259
I
|
|||
|
|||
De regier long gezond; da geheele linker long vleeschachtig gemarmerd, door vuil-witte ruitvor-mige gestolde tynpha-strepen veroorzaakt, met den torstwand, te zamengegroeid • uitstorting van een waterachtig, lillig , geelacluig vocht in de borstholte.
2.nbsp; Eene zwart-bonte vierde-kalfs gusle Koe. De regier long, in dezelfde hoedanigheid als de linker long bij het vorige dier, aangedaan, echter meer gedesorganiseerd , murf en broos bij het aan-raken, met den borstwand van die zijde te zamengegroeid ; de linker long gezond; uitstorting van eeue groote hoeveelheid lilachtige, gele , lympha; vorming van valsche broze vliezen ; het hart tegen-natuurlijk vergroot , de pleura week , verdikt, geelkleurig.
3.nbsp; Eene •zwart-bonte achtsle-halfs Melk-koe. De linker long gezond; de regter met het dia-phragma, door middel van vezelstoöe, te zamengegroeid, alsmede met den borstwand van die zijde; deze long was tegennatuurlijk vergroot, zeer vast, en gemarmerd, en had eene zwaarte van 11 '/. NederL ponden verkregen; uitstorting van eene
|
|||
|
|||
|
Vaars, wellte tot de voortteling geschikt, of voor dc eerste maal dragtig is geworden, hoedanige in Gelderland hier en daar Maal wordt genocrad. Zie if, f. girard en j. girard , Over de kermis van den ouderdom des Paards, van het Rund, het Scliaap, den Hand en het Yarken , uit het Frausch ver-taald, door f. c. hekmeyer , met eene Voorrede van Dr. a. ncman ; Utrecht, bij den Uitgever dezes, 1837, bladz. 21.
19*
|
||
|
|||
|
||
260
groote hoeveelheid vloeibare lympha in de borst-liolte ; vorming van vreemde lymplialieke ligcha-mea (verharde klieren?), ter gvootte van eene ok-lernoot tot die eener vuist, overal in het linker gedeelte der borstholte verspreid; bet hart vergroot en week; het boistvlies week, verdikt, bleek, ligt verscheui'baar.
4.nbsp; Eene zwart-bonte derde-kalfs Koe. De regier long gezond; de linker zeer ziekelijk aan-gedaan , bijna ia dezelfde mate als de regier long der vorige Koe, doch van eene mindere zwaarte; evemvel was er cene gioote hoeveelheid vloeibare Ijmpba in de borstholte aanwezig; de pleura als die bij bei #9632;vorige dier.
5.nbsp; Ee7ie zwarl-bontc derde-kalfs Koe. De gebcele linker long was door eene bijzonder cellige stolbare Stoffe zeer vast met den borstwand van die zijde als ineengegroeid ; naar beneden, ter uitge-streklbeid van ruim twee bandbreedten , met de binnenvlakte van bet borstbeen, als ook met het
/liaphragma, vast verbonden. Dcze long was aan derzelver buitenste viakte overtogen met eene kaas-achtige gele sloffe op haar eigen vlies, overigens verbard , en met de meermalen genoerade lilach-tige zelfstandighcid doorvveven; bet borstmiddel-schot tot eene dikte van nagenoeg 3 Nederl. dui-raen uitgezet, bestaande uit doorgezweete gestol-de, zultacbtige lympha. A.an de regier long nam men ook reeds aanmerkelijke vorderingen der zick-te vvat derzelver marmerachtigea toestand be-
|
||
|
||
|
||
261
treft, waar. De geheele borstholte was met na-genoeg een emmer vol water gevuld.
6. Eene zwari-bonle •zevende-kalfs Koe. Do linker long vertooade, op twee punten , duidelijke beginselen der ziekte ; de regier long was met hare achterste vlakte aan het middelrif aaneengegroeid; ook warea aan dezelve duidelijke sporen der ziekte aanwezig, kennelljk aan het marmerachtig aanzien; het borst-middelschot aan deszelfs, naar de regter long gekeerde, vlakte met gele plastische Stoffe be-kleed , aismede de pleura.
|
||
|
||
Bevinding bij de lijk-openingen der zoogenaamde gebeterde Vieren.
7.nbsp; Eene swart-bonte tweede-kalfs Koe. Aan de linker long geringe, aan de regter long meer duidelijke sporen der ziekte aanwezig , bestaande in kleine licht-paarsche oppervlakkige vlekjes.
8.nbsp; Eene %warl-bonte Pink, zj^jaars oud. De linker long vertoonde eenige weinige sporen der ziekte; de regter long meer ziekelijk aangedaan, doende zieh meer paars-kleurig gevlekt voor. Het weefsel der longen had overigcns bij beide deze dieren deszelfs natuurlijke hoedanieheid behou-den. Ook werden in beide ligchamen geene de minste andere ziekelijke afwijkingen aangetrofTen , weshalve hier de vraag ontstaat, of de geringe zie-
|
||
|
||
|
||
262
kelijke aandoening der longen bij dezelve als bet gevolg eenev nieuwe besmetting dan voor de ken-teekenen eener zieh nog allengskens herstellende natuur tc houden zij.
|
||
|
||
Bevinding hij de lijk~openingen der schtjnbaar gezonde dieren.
9.nbsp; Eetie zwart-bonte zesde-kalfs Koe. Aan de linker long bevond men beginselen der zickte; dezelve was met sebuim overdekt; de regier long meer ziekelijk aangedaan, tot verbarding ovcr-gaande.
10.nbsp; nbsp;.Eewe zwart-honte vierde-kalfs Koe, De beide longen vertoonden meerdere sporen der ziekte dau die van het laatstgemelde dier ; dezelve waren donkerder van kleur, met hruine vlakken bezet , en meer verhard. In de borstholte was eenige uitgestorte lympha aanwezig.
1 If Eene sioart~bonle vievde-kalfs Koe. Dit dier was in alle deelen volkomen gezond.
12.nbsp; Eene zwart-bonte vierde-kalfs Koe. De linker long gezond ; het voorste gedeelte der regier long vertoonde reeds aanmerkelijke sporen der ziekte , als zijnde derzelver cellen gedeeltelijk met bleed, en gedeeltelijk met coagulabeie lymplia ge-vuld; de witte marmeracbtige *strepen begonnen zieh reeds te vormen.
13.nbsp; Eene zwart-honle zevende-kalfs Koe. De
|
||
|
||
|
||
V
|
||
|
||
263
regier long gezond; de kleine kwab der linker long geheel gedesoiganiseerd, met tuberculeuze uitwas-sea bezet; aan de aorla waren eene groote me-nigte verharde klieren aanwezig van onderscheidene grootte.
14.nbsp; Eene zwart-bonte %esde~kalfs Koe. De linker long gezond, de regier long gedeeltclijk aangedaan, vertoonende het eigenaardig inarmer-achtige dezer ziekte; de cellen van het verharde gedeelte derzelve waren met eene dikke Stoffe, als etter en vuile lympha, gevuld.
15.nbsp; J£ene zwarl-bcmte vierde-kalfs Koe. Het weefsel der longcn natuurlijk; de linker long gezond ; aan de oppervlakte der regier long waren echter blaauwe vlekken aanwezig.
J6. Eene %wart~bonte derde-halfs Koe. De regier long met den bovensten horstwand te zamen-gegroeid, alsmede met de bovenste vlakte van het borstbeen , door middel van geelachtige ligt-breek-bare vliezen; in dezelve bevonden zieh verharde tubercula van eene loodachlige kleur; de linker long had uitwendig een blaauwaebtig nanzien ; het weefsel derzelve was echter nog natuurlijk.
17.nbsp; nbsp;Een zwarl-bonle derde-kalfs Koa. De linker long aan den borstwand van die zijde aan-gegroeid ; het dikke gedeelte van dezelve, alsmede de regier long, vertoonden het eigenaardig mar-raerachtige verschijnsel der Longziekte.
18.nbsp; Eene zwart-bonte vierde-kalfs Koe. De linker long vertoonde op onderscheidene plaatsen,
|
||
|
||
|
||
264
de aan de Longzickte eigene , marrnerachtige, af-deelingen ; de kleor der oppervlakte van de regier long was Llaauwachtig; in het weefsel derzelve kwamen bcginselen van verhardingen voor; in het hartezakje was buitengewoon veel geelaclitig water aanwezig ; de jjleziru broos , geel, verdikt.
19.nbsp; Ken %wari~b'onte dcrde-halfs Koe, De linker long op zeer vele plaatsen met steenaclitige iuliercula bezet; de regier long mede, doch in mindere mate, aangcdaau.
20.nbsp; Ecne zwurl-honle derde-kalfs Koe. De linker long vertoonde duidelijke sporen derzicktc; deze zoowcl als de regier long was miskleurig eu met donker blanuwe strepen en slippen als bezaaid; derzelver weei'sel was echter nog naliuirlijk.
22.nbsp; £elaquo;e laquo;wart-bonte %esde-kaljs Koe. De linker long, aan de oppervlakte legen het mid-delschot, blaauwachtig; de regier long miskleurig, met donkere vlekken aan de oppervlakte zigt-baar; in het weefsel der longen waren beginselea van verharding aanwezig.
23.nbsp; Ecne muis-bonie derde-kalfs Koe. De linker long eenigzins vergroot, miskleurig, met blaau-we vlekken aan de oppervlakte, Bij de doorsnede waren beide longen op onderscheidene plaatsen verhard.
25. Eene zwarl-bonie derde-kalfs Koe.nbsp; nbsp; nbsp;De
linker long gezond; de regier miskleurig ennbsp; hier en daar paarsche vlekken vertoonende.
36. Eene zwart-bonte vijfde^kalfs Koe.nbsp; nbsp; nbsp;De
|
||
|
||
|
||
265
beide longen aan het diaphragma vastgegroeid ; op ondcrscheidene plaatsen duidelijkespoi'en der ziekte, kenbaar aan de ruitvormige marmeraclitige verhar-ding derzelve ; op het uitvvendig aanzien miskleurig.
27.nbsp; luene zwarl~honte vijfde-kalfs Koe, In de linker lotig bevond zieh eenwaterblaasje; de regier long gedeeltelijk verhard , met ligehamen , uitplss-tisclie lymplia bestaande, en aan dezelve hangende, voorzien ; het borst-raiddelschot verdikt, met gele plastische stüffe tcr dikte van eenen dulm bedekt; de regier borstwand sterk bezel met verdikte gele plastische lyinpha.
28.nbsp; Eene tvitle Vetre^Aoe. De linker long voor een klein gedeehe verhard; de regier vergroot, steenachiig verhard , vertoonende in de doorsnede de kleur en hoedauigheid van eene doorgesnedene moot kabbeljaauw; overigens met den borstwand van die zijde als ineengegroeid.
29.nbsp; Eene zwarl-bo?ite twcede-kalfs Koe. De linker long gezond ; de regier long eenigzins miskleurig , en, op sommige plaatsen, met donker bruine vlekken bezel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i
30.nbsp; Eene xwart-honte derde-halfs Koe. De linker long vertoonde grooteudeels de duidelijksle teekeuen der ziekte, kenbaar aan de gemarmerde verhardingen; de oppervlakte der regier long was inet paarsche vlekken bezet; in de doorsnede was het weefsel der longen digter dan gevvoonlijk , en met bloedige strepen doorloopen; het mediastinum en de pleura verdikt en geel.
|
||
|
||
|
||
266
31.nbsp; Eene ztvarl~bonle zevende-kalfs Koe. De regier long bevond zieh op sommige plaatsen ver-hard, met iabercula als opgehoopt; op eenige plaatsen in de longen was verdikte etter aamvezig; in andere gedeelten vertoonde zieh het eigenaar-dige marmeraclitige. De linker long insgelijks met tuberkels opgevuld ; eck waren aan deze aan-merkelijke sporen der ziekte ziglbaar ; gedeeltelijk was deze long van paarsche vlekken voorzien ; de pleitra verdikt.
32.nbsp; Eene ztvart-bonte zevende~kal/s Koe. De linker long was bruin gekieurd , met gekromde , uit vaste plastische lympha bestaande, strepen als doörweven, en geheel in ruiten afgedeeld ; deze long was aanmerkelijk vergroot en zeer zwaar, zoodat ook hier weder de echte kenteekenen der ziekte aanwezig waren. In de regter long vonden wij een aanzienlijk abces; dezelve was op sommige plaatsen verhard. In de borstholte was eene vrij groote hoeveelheid \loeibare lympha of weivocht aanwezig. De pleura was verdikt, lillig, en vuil-geel gekieurd.
33.nbsp; Eene zwart-bonte iweede-kalfs Koe. De linker long gedeeltelijk verhard, zwart-bruin van kleur , eu met plastische lympha ruitvormig door-weven: eene der kwabben van de regter long op dezelfde wijze als de linker ziekelijk aange-daau.
34.nbsp; Eene zwarl-bonle tweede~kalfs Koe. De linker long volkomen gezond; een klein gedeelte
|
||
|
||
|
||
267
der regter ia zeer geringe mate met paarsche vlek-kcn bezet.
35. Eenc zwart-bonie tweede-halfs Koe. De regier long ter zijde aan den Lorstwand vastge-gioeid , als ook met het hartezakje, door middel van een vleezig gezwel, ter grootte van een groo-ten biljard-bal. Overigens was deze long vrij gezond.
35. Eene %warl-bo7ile iweede-kalfs Koe. De linker long gezond , uitgezonderd een klein ge-deelte van derzelver oppervlakte, dat miskleurig was; de regter long bijna met derzelver geheele vlakte aan den borstwand vastgegroeid; overigens was dezelve bijna geheel gedesorganiseerd , vertoo-nende op sommige plaatsen het meermalen genoemde marmerachtige der longzieke runder-longen, op andere plaatsen echter eene korrelige, zeer vaste, kaasachtige Stoffe, Verder waren in de borstholte verscheidene verharde klieren aanwezig , en de pleura verdikt, vuilgeel, en zultachtig.
37.nbsp; Eene zwart-bonte tweede-Kalfs Koe. De linker long gezond; de regter grooter dan ge-wooa, aan de oppervlakte miskleurig, en met paarsche vlekken bezet.
38.nbsp; Eene zwarl-bont eerste-kalfs Hier. De regter long gezond ; de linker eenigzins miskleurig ; hier en daar eenige kleine paarsche vlekken aanwezig.
39.nbsp; Eene zwart-bonie iweede-kalfs Koe. De linker long gezond: de regter eenigzins miskleurig
|
||
|
||
|
||
268
aan de oppervlakte, en hier en daar met paarsche vlekken bezel; bij de doorsnede deed zieh het weefsel derzelve donkerder dan gewoonlijk voor.
40.nbsp; Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rinr. Het dikke gedeelle der linker long werd, ler grootte van twee handbreedten, door het eigenaardige ruitvormig-marmerachtige der Longziekte gcken-merkt. De regter long een weinig miskleurig; overigens gezond.
41.nbsp; Eetie zwart-bonte eerste-kalfs Rier. De linker long volmaakt gezond ; de regter een weinig loodkleurig, en hier en daar eenige paarsche vlek-ken vertoonende; het weefsel naluurlijk gcsteld.
42.nbsp; Eene zivarl-bonte eerste-kalfs Rier. De linker long gezond; de regter een weinig paarsch-kleurig.
43.nbsp; Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rier. De linker long gezond; de regter een weinig loodkleurig.
44.nbsp; Eene zwart-bonte eerste-kalfs Rier. De linker long vertoonde geringe beginselen der ziekte; de regter hier en daar paars gevlekt.
45.nbsp; Eeiie zwart-honte Fink. Volkomen gezond.
46.nbsp; Eene zwart-honte Pink. De linker long gezond ; de regter aan de oppervlakte loodkleurig.
47.nbsp; JEene zwart-honte Pink. De regter long gezond; de linker loodkleurig, veelvuldig met paarsche vlekken bezet; het weefsel der longen met bloed gevuld, overigens natuurlijk.
48.nbsp; JEewc zwart-honte Pink. Volkomen gezond.
|
||
|
||
|
||
269
49.nbsp; nbsp;Eene zwart-bonte tweede-halfs Koe, Vol-konien gezond.
50.nbsp; Eene zwart~bonie Pink. De linker long verloonde aan de voorste kvvab het eigenaardige der ziekte j de regier long was paarsaclitig ge-kleurd.
51.nbsp; Eene zwart-bonte Pink. Iq de linker long bevonden zieh twee cttergezwellen; de regier long was ecnigzins loodkleurig,
52.nbsp; Een %wart~honle tweejarige Slier. Da linker long gezond; de regier blaauw gevlekt; in het weefsel was eene aanzienelijke ophoopiug van bloed aanwezig.
53.nbsp; Eene zwurl-bonte tweede-halfs Melk-rier. Het weefsel der beide longen volkomen gezond; de opperviaklen derzelve waren nogtans met don-keie vlekjes bier en daar als bezaaid,
54.nbsp; Eene raquo;wari-bonte Pink. De linker long gezond; de regier miskleurig, met verspreide paar-sche vlekjes bsdekt.
55.nbsp; Ee7ie zwarl-bonle cers/e-kal/s Rier. De regier long openbaarde beginselen van vlezigwoi-ding ; de linker gezond.
56.nbsp; Eene %wari- bojite derde-kalfs Koe. De linker long gezond; de regier met paarsclie vlek-ken als bezaaid.
57.nbsp; Eene zwaiH-bonte tweede-halfs Koe. De linker long vertoonde eenige geringe sporen vaa vleezigwordea; de oppervlakte der regier loodkleurig.
|
||
|
||
|
||
270
58.nbsp; nbsp;Eene zwart-bonte zevende-kal/s Koe. Volkomen gezond.
59.nbsp; Eene zwari-bonte vierde-kalfs Vare-koe, De regier long gezond ; de linker long hier en daar paarskleurig gevlekt, en miskleurig.
60.nbsp; Eene zwart-bonlc zevende-kalfs Melk-koe. De linker long gezond; de regter vergroot; een gedeeltc van derzelver oppervlakte met verspreide paarsche vlekken als bezaaid; het overige gedeelte derzelve doukerbmin, vertoonende in dedoorsnede liet marmerachtige der zieke longen in eecen ge-vorderden trap ; het vveefsel dezer loug, hoewel verdikt en broos , had echter deszelfs celachtigen vorm nog ecnigermate behouden.
61.nbsp; Eene zivarf-bonle Pink. De linker long gezond; de regter gedeeltelijk met paarsche vlekken bezet, waardoor bet weefsel donkerder nitkvvara.
62.nbsp; Eene zwart-bonte cersle-kalfs liier. De regter long gezond; de linker hier en daar paars gevlekt.
63- Eene zwart-bonle eersle-kalfs Melk-rier, De linker long gezond ; de regter gedeeltelijk met paarsche vlekken hezet, en bezittende beginselen van marmerachtige vleeschwording.
64. Eene zwart-bonte eerste-kalfs Riet: De linker long gezond; de regter vergroot; een gedeelte derzelve met paarsche vlekken zeer menig-vuldig bezet. Uitwendig beschouwd, had deze long reeds het bekende marmerachtige voorkomen; inwendig was dezelve gemarmerd en hoog bruin
|
||
|
||
|
||
171
gekleurd; de celachtige zelfstandigheid had , hoe-wel eenigermate digler zijnde, derzelver sponsach-tige hoedaniglield nog behouden : de pleura ver-dikt en geelachtig.
Bij de scliouwing der buiks-ingewanden vonden wij bij sommige Runderen de derde- of boekpens hard, opgezet, en met drooge donkerkleurige voe-derstofi'en gevuld ; bij andere dieren daarentegen was deze voeder-massa dunen meer kwalijkriekend; bij enkele Runderen bespeurde men eene, eenig-zins vergroote , met dünne, bij andere voorwerpen wederoaa eene verkleinde, galblans, met dikkeregal gevuld; doch over bet geheel was aan die inge-wanden weinig of niets ziekelijks op te merken, en schijnt het ziekte-proces zieh alzoo bijna uit-sluitend tot de borst-organen te bepalen.
En hiermedc vermeenen wij ons van onzen pligt in dezen te hebben gekweten. De zelf bewastheid, dat wij, zelfs tot in de, oogenschijulijk kleinste, bijzonderheden , met de meeste naauwkeurigheid en gezetheid alles hebben gedaan, wat maar eenigermate konde strekken ter geheele vernietiging der smetstoffe, doet ons de blijde hoop koesteren, dat wij ook het onzc hebben mögen toebrengen , om de, met regt gevreesde, besmeUelijk Longziekte onder het Rundvce, uit deze Provincie te verbannen , en dien geesel af te wenden.
De Rijks Vee-artsen voornoemd, (geteekend) w, mossel.
E. PtANTENGA.
|
||
|
||
|
||
272
Gezien voor legalisatie tie bovenstaaadehand-teekeningen, door mij Grietman van Do-niawerstal. Fcbruarij 1842.
(geteekeud) j. E. van asdiung.v de kempexaar. Voor eensluidend afschrift, De Grillier dci1 S taten van Vriesland , (\Yas geteekeud) j, SCIIIK.
|
||
|
||
Wij zien uit de bovenstaanJe Verslagen , dat, van de 64 opzeltclijk gedoode Cunderen, zieh siech ts 5 mecr in een volkomen gezonden Staat bevonden, Indien men althans mag aamiemen, dat het uilwendig gevlekt en miskleurig aanzien , waarvan gesprokea woi'dt, en andere ontaardingen van de ceue of andere long voor de beginselen der ziekte kunuen worden gehouden. Ilet is dus al-lezins waarschijnlijk, dat, ware dit Vee in het leven gelaten , de Longziekte zieh voor en na bij al de voonverpen zou liebLen ontwikktld.
Daar bij het laatste Verslag naauwkeurige aan-teekening gehoutlen is, bij welke Runderen de regier of linker longkwabbe was aangedaan, is het-zelve ook uit dien hoofde belangrijk, dewijl de •waarneniingen van anderen , te dezen aanzien uileenloopen , en waavomlrcnt het irioe:jclijk is de veihonding tc leeren kennen , voor zoo vor desvvege zeldzaam eene vergelijking onder cijfers wordt op-gegeven.
|
||
|
||
|
||
273
Door vele schrijvers worth niet bepaaldelijk over de meer of minder menigvuldige ontaarding van Let een of ander gedeelte der longen gesprolsen. Eenigea echter deelen deswego hunne waarnemin-gen mede. JESSEN vond even zoo dikwijls de regier als de linker long vergroot en zwaarder ('). FßANQCE (') , VIX, FISCHER en andere zagen in de meeste gevallen de linker long ziekeiijk aangedaan, Bij al de, door de Commissie te Broek in Water~ land, geopende Runderen, ten getale van 15, bepaalde zieh, op een na, de ziekelijke verande-ring insgelijks tot de linker long. Ook waren, bij drie, door herxwig ingeente , Plünderen, de linker longkwabben ontaard (D), tervvijl zulks bij een van de twee, door vix (') ingeente, voorwerpen plaats had, ten aanzien der regter, bij het ander der linker long. De Vee-arts rctgeus (3) zag raede bij al de, door hem geopende. Runderen steeds de linker long in den ziekelijken toestand verkeeren. Hiermede komen overeen eenige , onder mij berns-tende, mededeelingen van den Heer J. w. A. hart, te Loenen, en van meerdere Vee-arisen. Volgens de ondervinding van anderen bepaalt zieh de be-kende ontaarding het meest tot de regter long-
|
||
|
||
[') GDiu.T und hertwic , Magazin , B. II. S. 217.
Is) Wagcmjn , bladz. 123.
p) guui.t und uertwig , Magazin , u. s. w. B. 6. S. 14.
(4) kebel und vix, Zeitschrift, u. s. w. B. 11. S. 398.
(') Slagazijn , bladz. 224.
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 20
|
||
|
||
!,
|
||
|
||
|
||
274
kwabbe. JOHN. B4ULOW ('), bij Manchester, deeh uicde, dat bij voorkeur de regier long was aange-daan. De Vee-arts MOüWEN (') vond bij 9 Rim-tlerea telkens deze long ontaard, gelijk zuJks ook vroeger was opgemerkt. Dooi1 den Vee-arts l. j. VAN CxiLCAR (') werd sleclils bij 1 van 7 geopende longzieke Runderen, en later bij geen van 20 zoo-danige, de linker long aangedaan bevonden. Van 59, teNyeya, door de Longziekte aangetaste, Runderen, deelden, gelijk uit bet VTerslag blijkt, bij 24 de regier, bij 11 de linker, en bij 'Zi staks, de beide longen in meertlere of mindere male in de bedoelde ziekelijke vei-andering.
Het schönt dus, dat voor als nog te dezen aan-zien geene vaste eveuredigbeid kan worden aange-Komen; maar dat, op sommige lijclen cn plaatsen, de ziekte bij de aangelast wordende dieren haar vermögen meer aigemeen op de linker of regier longkwabbe, eu niet zelden op beide uiloefent, waaraan de verscliillende uitkomslen zullen raoelcn worden toegeschreven. Blijkens de bpgegeveue waar-nemingen scbijnt bet echter, dat de regier long bij voorkeur de vatbaarheid bezit, om de onderwer-pelijke onlaarding van bet weefsel aan tc nemen. Hierdoor vervalt dan ook de vcrondersteliiug, dat de meec beperkte ruiraie voor de long in de lin-
|
||
|
||
(') Tho Velerimrian, 18i2 , p. 43!).
p) Magazijn , bladz. 161.
(s) Magazijn, Maüz. 104, 207.
|
||
|
||
|
||
275
ker borstholte, wegens de plaatsing van het harten deszelfs klopping, deze longkwabbe meer dan de regier aan drukking en beletten omloop des bloeds, en daardoor aan verharding en ontaarding, onder-hevig zoude maken (').
|
||
|
||
Wij hebben vroeger (quot;) over de onbepaaldheid der tijdruimte gesproken, welke van de eerste ont-wikkeling der Longziekte tot aan liet uitbreken van hare kennelijke verschijnselea verloopt. Dit valt voorzeker nog moeijelijker te bepalen in de gevallen , alwaar men eene van-zelf-ontwikkeling zal kunnea aannemen, dan wanneer de ziekte door besmetling wordt voortgebragt. De toedragt der ziekte te JSeijga kan hier over geen licht verspreiden, wegens de onzekerheid der oorzaak. Indien men de
|
||
|
||
(1)nbsp; nbsp;Voigens Dr. Bartels [Wesm und Heilung der Lrmgen-seuche des liimlvielies u. s. w. Ilclmstcdt 1S-U, S. 39.) #9632;wordt, -wegens du trage werkzaamheid der longen, tcr oor-zakc vau de minder prikkclende kracht des bloeds, de Longziekte, door wcrktuigelijke bindernissen , hoc gering die zija mögen, vcrmccrdcrd, en wel door de plaatsing van het hart; om welke reden men het meest de linker longkwabbo vindt aangedaan. Wecrdcre metingen, de wijdtc der beide takken van de longslagader {Art. pulmon.) betreffende, in betrekking tot do, door den Iloogleeraar ALDEns openbaar gemaaktc, metingen, geven aan den Heer Bartels slcchts onbepaaldc uitkomsteu, om daarop de meer algemeeu voorkoaiendc zickeüjkc veran-deringen te vestigen , naardien hij uict altijd voad, dat de tak der zieke zijdc ecne meerdere wijdtc bezat.
(2)nbsp; nbsp;Zie bladz. 72.
20*
|
||
|
||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
|
276
verdachte meststoffe als de vermoedelijke oorzaak mögt kunnen beschuldigen, dan zullen er altijd eenige maandeti tusschen de besmetting en het uit-Lrekea der ziekte zijn verloopen, daar zulks eerst in het laatst der maand Junuarij 1842 plaats vond, tenvijl de weilanden, vvaarop het Vee gegraasd had, in het vorige jaar waren overgemest ('). Ook anderen hebben dergelijke lange tijdruiniten waar-genomen, als waarvan vvij enkele voorbeeiden hebben aangevoerd. VIX (') zegt, dat hem ge-vallen hekend zijn, waarbij het drie vierde jaars duurde, voor dat de Longziekte zieh bij besmette Runderen openbaarde. In de Annalen der Land-wirLschuft in den KönigliGh-Preusstsehen Stauten (3), vindt men het geval medegedeeld, dat de Longziekte na verloop van meer dan eeu jaar uilbrak, door den aankoop eener Koe, welke slechts ^cnen dag in een' besmetten stal had doorgebragt, en dat de ziekte zieh eerst een jaar later door besmetting op een nabij gelegen hoeve vertoonde. Den Vee-arts REIMERS (*) nam waar, dat de ziekte zestien weken na ontvangene besmetting uitbrak.
Het is insgelijks moeijelijk den duur van het zoogenaamde tijdperk van ontwikkeling {stadium incubalionis) vast te stellen, wanneer de Runderen
|
||
|
|||
(')nbsp; Zie bladz. 20, 110.
[')nbsp; Zeitschrift, B. 11, S. 366.
{3)nbsp; nbsp;B. I, S. 464.
i1)nbsp; Zie bladz. 13, iu deo noot.
|
|||
|
|||
|
||
277
eener hoeve gedurende een zekeren tijd aan besinet-ting zijn blootgesteld geweest, bijv. door het grazea oader of naast Vee, hetwelk door de ziekte is aange-tast, daar de opneming der sraetstoffe en hare meer spoedige of langzame vverking van verschillende om-standigbeden afhankelijk zijn ('). De meeste berig-ten, waarin de besmettingen op zoodanige wijze beb-ben plaats gehad , wijzen wel zekere tijdruimten aan, binnen welke de ziekte zieh kwam tc opeubaren, doch deze zijn teonbepaald, om daarnaar den duur van het eerste of verborgen tijd perk der Longziekte met voldoende juistheid te berekenen. Dit tijdperk wordt ook door de meeste schrijvers niet altijd duidelijk opgegeven , dnar zij, van den duur der ziekte sprekende, daaronder meestal den tijd be-vatten , welke er verloopt tusschen hare eerste ken-nelijke verschijnselen en den dood of de genezing. wagenfeld (2) steh, dat het eerste tijdperk zelden korter duurt dan vier of zes weken; doch dat hetzelve ook even zoo vele maanden kan dureu. Hij neemt echter onder de veischijnselen van dit tijdperk op het bestaan van den kort afgebroken, droogen, schelklinkenden, en pijnlijken hoest, waardoor het Vee het meest des ochtends bij het uitdrijven , en vooral ook bij het drenken , wordt aangedaan, en welke alleen door lange oefening
|
||
|
||
(') Zie bladi. 75, en verv.
(s) Ueber die Erkennluiss und Kur der Krankheiten dos Rindviehes, S. HO.
|
||
|
||
|
|||
i
|
278
van ecu' gewoneo catarrhalen lioest kap worden onderschcklen. Wij voor ons meenen, dat wan-necr de bedoelde hocst wordt waargenomen — immcis is dit verschijnscl nict hcstendig aanwezig #9632;—, de zicktc nict meer kan irerekend worden ia liet eerste of verborgen lijdpeik to verkeereu, maar dat dan reeds het begin van liet Uveede of opeubare, of, wil men. licver, bet overgaugs-tijclperk, aanwezig is, als gevende deze boest bereids bet verdacbt bestaan der zickte te kennen. SEER (') vermeldt, dat de Longziekte in ineerdere stallen, waarin, uit de ßeneden-Hariz aangekoebt, besmet Rund-vee, op den marscb uaar elders, bad overnaclit, tusscben drie en vier weken uitbrak. gielen (quot;)
|
||
|
|||
|
|||
(') t. a. p., S. 20.
(-) Anmalen der Lamlwirlschaft vo)i lengeuke, Dritten Bau-des Zweites lieft, S. 323.
In dc bedoelde Verhandeling van den Ereits-Vee-arts w. gielex : Die Lungcnscuclic des Rindviehes (Peripncumunia exsudativa enzoötica et contagiosa), im lireisthierarzliehen Bezirke Jleiligenstadl-lUühUiausen, wordt de geschicdenis racJegcdecld der Lougziektc in verschillende gcdcclten van lt;lal District, en zulks zoowel met opzigt tot de insleping als vau-zelf-outwikkeling derzelve. Hier wordt opgegeven, dat, in 80 van 113 gevallcu, dc zicktc bewijsbaar van zelve [spontan] was ontstaan , tenvijl dczclvc in 30 gcvallcn hoogst vaarscbijnlijk, evenwd niet met rolkomene zekerhcid, door bcsniclling werd voortgebragt. De Heer giei.en leidt uit zijne Avaarncmingcn af, dat de Longziekte, welke uit zieh zclvc ontstaat, zooals dczelve in de hraudewiju-stokcrijen mccr-raalen voorkomt, nict altijd cen contagium voortbrengt, noch.-dal l.'ij het Mcst-Vcc aUijd ccne mcerdere voorbcschiktheid
|
|||
|
|||
|
||
279
oam telkens vrij geregelt! nieuwe ziekte-gevalleu waar na tusschenpoozen vaa 4—8 wekeu, en zulks
voor dc ziekte zoudc bestaao , dau bij andere Runderen. Hij loont aan , dat de Longziektc uiet onlstaat door hct voedcrcu van spooling uit de aardappel-brandewiju-stukerijcn op zieh ielf, zclfs nie!,, waunoer daarmede bet vocderen van bevrozeno en tot rotting neigende aardappelen gepaard ging, boewel dc nadcelige imlucd van bet siechte voedsc!, betwelk gedurende eeo körten tijd genntiigd werd , zieh op het Vcc, zoowel ten aanzieu van de vcrmindcrdo en verauderde hocdanigheid (!cr melk, amp;U de mindere vrolijkheid der dicren, nadruk-kelijk deed gevoclcn.
Gemelde Vce-arts schrijft bet van-zelf-ontstaan der Long-ziekte, toen dezolvc in Miililhausen, van IH'J'J lot Julij 1841, als enzotitie hetrschte, als wannecr spocdig ecu groot aantal Uunderen daardoor werd aangctasl, toe aan de stinkende iievcls, welke, in Junij en Julij van hct eerstgenoemde jaar, plaals hadden, terwijl de ziekte nphield, nadat, op den IS Julij van hct laatsgenoemde jaar, ecu hcvlge orkaan ont-sloud. Hij houdt het ten minstc voor boogst waarscbijnlijk , dat de twee opgenocmdc wcers-toestnndeu de ziekte bij bet Vce bebben voortgebragt en wedorom vveggenomen. Uct bcdüiven en met honigdauw bevallen voeder kon evcmvel levens veel bebben medegewcrkt, om de voorhescbiktheid tot de ziekte te bevordereu. Er moetcn, volgcus gielen, twee oorzakeu te zamea werken, om dc Longziektc te doen geboren worden, uaniclijk cene inwendige voorbeschiktheid van de zijde des Runds, (innem Factor), cu ccn uitwendige of opwekkende invloed (äussern Factor), welke laatste kan zijn de smetstoffc, voortgehragt door ccn reeds ziekgeworden Rund , of eenc enzootische wccrsgesteldhcid , waardoor, bij daartoe voorbescbiktc dicrcn , de eigenwillige (spontane) out-wikkcling -wordt vcnvczcnlijkt. Ontbreekt ecu dezer omstau-digbeden of factoren, zoo is dc uitwerking, nanielijk dc voortbrcuging der Longziektc, onmogclijk.
|
||
|
||
•
|
||
|
||
|
|||
,
|
280
raquo;,-
had zoowel plaals, wanneer er van zelf-ontwlkke-ling der Longziekte was voorafgegaan, dan in de gevailen, alwaar da ziekte was ingesleept. Uij zegt, dat, blijkens de ondervinding, deze lijd gevor-derd woidt, om de specifieke ontaardlug der Lou-gen, van hare eerste ontwikkeling af, tot dien trap te brengen , dat de ziekte-verschijnselen sterk ge-noeg zijn, otn het dier een zoodanig ziek voor-komen hij den onkuudigen te geven, dat Lij naar eenen Vee-arts oinziet. Hij -vocgt hier evenwel uitdrukkelijk hij, dat de datums, welke in de daar hijgevoegde tafel worden opgegeven, niet het uit-breken der ziekte te kennen geven, maar den drtg, vvaarop hij voor het eerst geroepen word, als vvauneer de ziekte reeds meerdcre of mindere vorderingen had gemaakt.
De meeste zekerheid zal men, ten aanzien van den tijd, welke er tusschen de opneming der smetstoffe en hare uitwerking tot het voortbrengen der ziekte-verschijnselen verloopt, erlangen, Indien het gezonde Pmnd slechls eeumaal, en wel gedu-rende een körten en bekenden tijd, aan besmet-ling is blootgesteld geweest, lietzij door toevallige gemeenschap of opzettclijke iniinting.
Uit eenige medegedeelde gevailen (') bhjkt het, dat de ziekte, na de blootstelling aan besmetting gedurende ceuen naclit, volgde :
|
||
|
|||
(laquo;) Zifl hladz. SO-82.
|
|||
|
|||
|
||
281
Bij een Rand van c. TAN DER HElJDGiV, na 27 dagen; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; raquo; 33 raquo;
raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; 36 raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; raquo; 52 raquo; raquo; twee Runderen van leonardüs won -
xeus........... . gt;gt; 36 raquo;
Er bestaan voorzeker voorbeelden , welke schij-nen te bewijzen, dat de ziekte-verschijselen zicb binnen een korteren tijd, na toegebragte besmet-ting, knnnen openbaren. Volgens körber (') volgde de ziekte in meerdere gevallen van 10 tot 12 dagen, nadat de dieren waren besmet geworden, Enkele, door ons megedeelde , waarnemin-gen scbijnen mede eene yrij spoedige uitbreking der ziekte na outvangenc bcsnietting aan te duiden; dan er blijft, opzigteüjk sommige dezer gevallen, steeds twijfel over, of niet de Runderen reeds vroeger dan men meende besmet waren geworden. Er bestaat echter geene voldoende reden , welke ver-bicdt eene meer wcrkzame ontwikkeling der ziekte aan te nemen, dan in de eerst opgegevene gevallen plaats bad {'). Indien wij nu, met sommige
|
||
|
||
(') Magazin van guiilt und ueutwig , li. X. S. 16G, u. av.
(!) De Heer Mod. Doctor j. j. a. llcut.haxs , te Ley-muiilen [Prov. Zuid-Ilolland), die lieli ointieut de waar-neming dor Longziektc vcle tnocitc heeft gegeven, en inij dienaangaaude wcl eenige bclangrijkc bijzonderhcdcu heeft willen medcdecleu, racldde, onder schrijven van 23 Fcbruarij 1844, dat zijne waarncmiDgcn omtrent den tijd, dien hei stadium oecultum kau duren, nict verder
|
||
|
||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
2b2 UuiUchü schrijvers, vier tot acht wckeu, als den
|
|||
|
|||
.
|
gewoneu en gemiddelden tijd voor het ontwikke-lings- tijdperk zullen kunnen vaststellen, zoo ziju wij tot dus ver buiteii Staat gebleven te dczen een minimum en maximum te bepalen.
De inentings-proeven, door HEiinvic in het werk gesteld, wijzea aan, dat bij eene Koe de ziekte-verschijnselen uitbraken negen wekeu, bij eene andere vier wekeu, en bij eene derde drie weken, nadat de smetstoffe was aangebragt (').
Bij de inentings-proeven, door Vix (*) onder-nomen, volgden de ziekle-verschijnselen spoediger, ea wel, bij eene negenjarige Koe, en eenen Stier van achttien maanden cud, op den zesden dag na de inenting, als wanneer er koorts plants vend, tenvijl de plaatsen, alwaar de smetstoffe was aangebragt, aanmerkelijk gezwollen waren, en de melkgeving bij de Koe verminderde. Behalve dat deze Runderen, gedurende veertig uren, in
|
||
|
|||
|
|||
gaan dan lot (lien van zes weken ; zooals zulks door eeuigc gevallen wordt bevestigd. De Ilecr lucuthans is van gc-voclcn, dat de hepatisatie der lougen in vele gcvallcn reeds vroegtijdig begint, doch dat dczelve ook somwijlcn niet veel lijd noodig heeft, om tot stand te koracn, en zulks op groud ceucr hem medegcdcelde waarneraing (hij voegt er evenwcl l)ij : — voor zoo ver men daarop bouwen kan), dat ecu Stier, weinige dagen na tocvallig in het gezelschap te zijn geweest van eene herstellende longzieke Koe, allcrhevigst longzick ward, en schielijk stierf.
(') Zie bladz. 117 en volg.
(-) Zeitschrift, B. U, S. 393.
|
|||
|
|||
|
||
283
aamaking gesteld waren met cene, hevig aan de Longzielae lijdende, Koe, vverd ook aan elk derzelve een stuk der ontaarde long van dit geslagte -voor-werp in den kossem gebragt. Deze stukken warden op den 10 dag uitgenomen. Er vloeide eene aanzienelijke lioeveelheid dünnen stinkenden etter uit de vroade, welke daarron gczuiverd weed. Op den 13 en 14 dag, kwamen de eerste teekeneu der Longziekte, namelijk moeijeiijke ademhaling, te voorschiju. De Koe stierf op den 15, de Stier op den 2gt;j dag. Bij de opening werden de kenleeke-nen der Longziekte waargenomen. De pkatsen der inenting waren, van het onderste gedeelte der borst längs den hals tot aan de kin , gezwollen, zijnde de deelen in eene spekachtige, roltig-ont-bondene, massa veranderd, waaruit, Lij de insnij-ding, eengeel, scherp , vocht vloeide, gelijk aan dat, hetwelk uit de gele builen te voorschiju komt, welke bij het Miltvanr plaats hebben. Het be-doelde vocht verwekte een onaangenaatn brandend gevoel en jeukte op de huid der, met hetzelve bezoe-delde, banden. De doorgesnedene vlakte dezer spekachtige massa was geel eu roodachtig gemarmerd. De vroegtijdige verschijniug der koorts op den G dag moest hier ongetwijleld aan de wijie van inenting, door het aanbreugen van een stuk der zieke long onder de huid , moeten worden toege-schreven.
Hoewel nu deze laatste wijze voorzeker, indien zij eene stellige uitwerking ten gevolge heeft, zal
|
||
|
||
|
|||
|
284
kunnen dienen, om de besmeltelijkheid der Long-ziekte op zieh zelve en de neiging tot plastische door-zweeting, waarmede de ontsteking bij dezelve ook in andere deelen, behalve in de longen, gepaard gaat — zooals zulks ingelijks door de proeven van HERTWld bewezen wordt ('), — te staven, zoo is dusdanige inenting, naar ons oordeel, weinig ge-schikt, om bet geregeld beloop der ziekte te leeren kennen, daar deze besinettingswijze te veel ver-scbilt van die, welke längs den gewonen of na-tuurlijken weg pleegt te geschieden. Ook schijnt de aard der ziekte daardoor veranderd te kunnen worden, daar de ontsteking, door de bedoelde inentingen voortgebragt, kennelijk een anthraxaar-dig karacter had aangenomen.
Blijft iumiddels de inenting zonder uitwerking, zoo zal men daaruit geen gevolg mögen trekken , gelijk zulks reeds door anderen, bepaaldeiijk ook door KÖREER (2), is aangetoond , tot de niet-be-smettelijkheid der Longziekte.
Ten aanzien van het beloop of den duur van het tweede of openbare tijdperk der ziekte, dat is wanneer dezelve door uitwendige veischijnselen kenbaar is geworden, hebben de latere waarne-
(i) Zic bladz. 110.
{2) Magazin von gurli und uertwic , B. X, S. 164: Vebcr die Angteckungsfdldgheit der chronischen Lungmieuche des Jtindviehs, mit Bezugnahme auf die Impversuche des Comüis des Landwirtschaftlichen Vereins des Ober-Barnim-schen Kreiset. (Zie hiervoreu bladz. 63).
|
||
|
|||
|
||
|
||
285
mingen slechts weinige bijzoudeiheclen opgelevercl, welke niet reeds vroeger zija waargenomen en me-gedeeld. Wij hebbea bereids eenige gevallen van een zeer spoedigen dood vermeld, vvaarbij naauwe-lijks eenige kenmerken van ziekte bij de Runderen waren opgemerkt (l). Deze voorbeelden, hoewel nu en dan vooikomcnde, zijn echter buitengewoon, en behooreu tot de zeldzame uitzonderingen, tenzij de Longziekte sotnwijlen met eenige andere ziekte, bijv. met het Miltvuur, mögt gecompli-ceei d zijn, zooals daarvan nu en dan, vooral in den zomei, gevallen plaats vinden.
De Duitsche sclirijvers bepalen den duur van dit tijdperk algemeen op tvvee tot drie weken. FKANQüE (quot;) zegt, dat bet gewone beloop is van 14, 21 , tot 28 dagen, en dat de ziekte zeldzaam reeds vöor den 9 of 7 dag eindigt. Hij zag den dood zelfs volgen in de zesde week, na het begin der ziekte. Naar funcke en prinz (3), bepalen zieh de twee laatste tydperken der Longziekte tot 9—U—14—17—21 en 24 dagen. Iliermede komen grootendeels overeen de waarnemingen der Vee-artsen, welke in het Derde Deel van dit Magazijn (4) zijn opgenomen. VAN CALCAK be-paalt aldaar de drie laatste tijkperken, welke, te
|
||
|
||
{') Zic, onder anderen, 73 en 74, in den noet. ^J Magazijn , D. III, hladz. 120, 123, (3) Ilandbuch der speziellen Pathologie und Therapie der grössern nutzbaren Hausthiere, Leipzig 1841 , B. II, S. 372. (vl Maaazijn, D. Ill, bladz. 192, 193.
|
||
|
||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
286
samea genomeu, het openbare tijdperk uitmaken, vau 20 tot 35 dagen. Hij geefl vvijders (*) een tabellarisch overzigt omtreut 19 Runderen, waarvaa stierven; 2 op den 34 dag, I op den J3 dag;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men ziet hieruit, dat de gemiddelde duur Tan dlt tijdperk op 15 B/19 dagen kon worden gerekend.
Intussclicn duiden de later ingekomene berigten veelal een meer spoedig beloop der ziekte aan. Zoo blijkt mij, uit een naauwkeurig opgemaakten Staat #9632;van den Ileer Vee-arts iujsders omirent 255 , door liem, in 1841 en een gedeelte van 1842, in en om Stad Jjlrecht, beliandelde en gestorvcne longzicke Runderen, waarvan 193 zijn overleden, terwijl 62 van de ziekte opkwamen, dat van het
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(') t. a. p., bladz. 208; Tveede Versing omtrcnt de lieer-bclicndc. Longzickte van het Uimdvoe in de Provineic Gel-derlajid.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
287
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 165
Volgens deze opgave bleven dus slechts van Let geheele getal 26 Rundereu langer dan 14, en 2 juist 14 dagen in hat leven, terwijl 165 stuks binnen dien tijd, en van deze evenredig het groot-ste getal binnen 5 dagen zijn overleden, zonder dat zulks aan ecnige, zoo straks genoemde, bij-zondere complicatie kon worden tosgescbreven. Ook de berigteu van andere Vee-artsen houden niet zelden dusdanigen schielijken afloop in. Dit overzigt zou ligtelljk tot de gevolgtrekking kunnen leiden, dat de Longziektc, in lateren tijd, cen meer bevigeu aard heeft verkregen, waardoor een spoedigcr afloop , in betrekking tot vroegeren tijd, plaats lieeft. Het komt ons ecbter voor, dat dit geenszins bet geval is , maar dat het aangewezen verschil hoofd-zakelijk, zoo niet alleen, daarop berust, dat de Vee-arts zelden in de gelegenbeid wordt gestcld, cm de ecrste ziekte-versclnjnselen vvaar te nemen, ten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||
i
|
288
cindc daarnaar het begin van fact opeabare tijk-peik te bepalen. Hoewel de Veehouders, volgens de wet, verpligt zijn van bet ontstaan der Longziekte onder bun Vee onvenvijld aan het Plaatselijk Be-stuur der Gemeente, waartoe zij behooren, kennis te geven ('), zoo vvordt zulks maar al te dikwijls verzuimd, ea niet zelden eerst dan ten uitvoer ge-bragt, wanneer de ziekte tot volkomene ontwikke-ling is gekomen, en het Vee in cen geheel hope-ioozen toestand verkeert, en dan wel, zooals mag worden verondersteld, met geene andere bedoeling, dan om eene aanspraak te kunnen doen gelden tot het erlangen der bepaalde schadeloosstelling voor het verlies van hetzelve, uit het Fends voor den Landbomv. Dit is dan de oorzaak, dat de Vee-arts in zeer vele gevallen niet naauvvkeurig te weten komt, van welken tyd de eerste duidelijke of verdachte ziekte-verschijuselen dagteekenen, daar ligtelijk eenige dagen voor hem verborgen worden gehouden. Door sommige, min zorgvuldige, Veehouders wordt het Vee ook niet met voldoende uaauwkeurigbeid elken dag gadegeslagen, om de allereerste vcrschijnselen der ziekte te ontwaren, welke aldus dikwijls worden voorbij gezien (quot;).
(') UamlleiJuig tcr geregcldc nitroering zoüwcI der wet van 30 Mei iSiO (Staalsblad Nquot;. IG), waaibij op nieuw ccne Lelastiug op de Runderen, Paarden en Scliapcn, ten behoove van bet Fonds voor den Laudbouw, is in;jcvoerd, als der wet van i) Juli.j lS'i2 (Staatsblad N0. 21) , waarbij de ccrstc wet is gcwijzigd en aaugevuld , bladz. SO , en verv.
(2) Ten cindc aan de ualatigheid en misbruiken te dczen
|
||
f
|
|||
|
|||
i'ilaquo;-.....'-----------—^—----........ - - ..
|
|||
|
||
289
Het spreekt van zelf, dat dit slechts ongeregelde i'esultaten moet opleveren, ten aanzien der juiste kennis omtrent het beloop en den duur der ziekte; daar loch de Vee-arts, in die gevallen, in zijne verslagen geene andere daadzaken kan opnemen, dan welke hem door de eigenaren worden opge-geven. Onderscheidene berigtea, die onder mijn oog zijn gebragt, duiden intusschen aan, dat de Longziekte zieh bij de onderwerpelijke Plünderen, reeds bij het eerste bezoek van den Vee-arts, in volle kracht had ontwikkeld: waaruit dus de overtuiging moest geboren worden , dat de ziekte
|
||
|
||
zoovcel mogclijk , te gcmoct fc liomcn , #9632;nerd , bij circulairo missieve van Z. Excclleatic den Ilcer minister van Binnen-landsche Zakcn van, 29 December 1843, N0. 12G, 9 Af-tlceling, aan de Heeren Gouverneurs der onderscheidene I'ro-rincien , aansehrijving gedaan, dat, te rekenen van 1 Fcbruanj 1844, in deu gewouca regel, de aanvragen tot schadever-goeding wegens de beklecdselen van Rundvce , aan de Loug-zicklc gestorven, zullen worden afgewezen, indien er niet niinstcu veertien dagen tusschen de aangifte cn het sterven van gemeld Vee is verloopen, gedurende welke de genezing zal moeten beproefd zijn.
Yermits echter , gelijk op alle zicktla , oak op de Long-liekte mtzonderingen jilaats hebben, zoo zullen ook de daartoe bctrekkelijko aanvragen om vergoeding, door tus-schenkomst der Heeren Gouverneurs, te gemoet worden gc-zien, mits de bedoelde uitzonderingen behoorlijk blijken uit de Verklagen der Vce-artscn , welke , zooveel uoodig , door Z. Exccllentie den Minister , ter beoordceling zullen worden tocgezouden aau deu Directeur van 's ßijks Vce-artscnij-school, alvorcns aan de daartoe betrekkelijke aanvragen om vergoeding gevolg ral worden gegeyen,
iV. Deix.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;21
|
||
|
||
|
||
290
|
||
|
||
bereids een langereu tijd had bestaan, dan daarbij
|
||
|
||
'ward aangeduid.
|
||
|
||
Sommigen (') beschuldigen eene te groote pla-sticiteit des bloeds , als de voorname en onmiddel-lijke oorzaak der Longziekte, en brengen zulks in #9632;verband met ceae te sterke, of te spoedig aange-zette, voeding van bet Rundvee. Ten einde de verhouding der boofdbcstanddeelen van het bloed van longzicke, in betrekking tot die van gezonde , Runderen te leeren kennen, heeft mijn geachle Vricnd, de Heer Ilooglceraar G. J. Mulder , weleen sclicikundig onderzoek te dezen willen doen bewerkstelligen. Vennils de uitkomsten van hetzelve reeds eiders (2), door den Heer e. j. W. von B.lüM-HAüER, aan wien het onderzoek door gemclJen Hoogleeraar word opgedragen, zijn medegedeeld, zal ik hier alleen de hoofd-resultaten, welke hetzelve bebben opgeleverd, vermelden. Met bloed van drie Runderen werd aan het bedoelde onderzoek onderworpen, als:
1deg;. Bloed, getapt uit de hals-ader van een ge-zond tweejarig Rund ;
|
||
|
||
{') Zio or.dcr anderen j. n. a. seeh, t. a, p. S. 21 ; fcncke und puiNz, t. a. p. S. 388; kreuizer , Rcpcrtoriura und CurrcspoadcuzMatt, 1 Jahrgang, S. 12.
{-] Schcikundigc Ondcrzoekingcn, gcdaan in het Laboratorium der Ulrcchtsche Hoogcschool, door g. j. Jicuma, aottcrdam 18i2, bladz. oil cu vervolg.
|
||
|
||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
291
2''. Bloed, getapt uit de hals-ader van eea vijf-jarig Rund, op den raorgea van den dag, waai-op men de eerste ziekte-verschijnselen bij betzelve had waargenomen ;
3deg;. Bloed, getapt uit de hals-ader van eea twee-en-halfjarig Rund , in het laatste tijdperk der ziekte, en vvel vijf uren voor den dood.
In alle drie de Lloedsoorten, toen dezelve tot het onderzoek werden ontvangen, had zieh de bloedkoek reeds gevormd, waardoor de bepaling van het specifieke gewigt van het bloed niet kon geschieden,
Verdcr leverde het onderzoek de navolgende zanienstellingea op:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
100,000. 100,000. 100,000.
Dcze proeven leveren de belangrijke uitkomsten op, dat er in het onderzochle bloed der longzieke Runderen eene aanmerkelijk grootere hoeveelheid fibrine of plastische stoße aanwezig werd bevondea dan in dat van het gezonde Rund, en dat dez9 hoeveelheid te aantnerkelijker was, naarmate van
21*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
292
deu meer gevorderden toestand der ziekte, terwijl zulks in eene omgekeerde rede ten aanzien der albumine of eiwit-stoffe plaats voad. Door den Heer Vee-arts J. 3. V. SMITS wordt, in zijndrie-maandelijksch Verslag, betreffende den gezondsheids-toestand van het Vee, in het District van Deven~ ter, over het laatste kwartaal van IStä, ingezon-den aan den Heer Gouverneur der Provincie Over-ijssel, onder dagteekening van 11 Januarij 1842, vermeid, dat, door de Heeren J. COP, Hoogleer-raar, en B. MEILINK, Apotheker te Bevenler, het bloed van Jongzieke en gezonde Runderen onlangs word onderzocht, bij welke procven het, even als bij die van den Heer VON baomiiader te Ulrecht, geblcken is, dat de fihrine in het bloed der eerste in eene giootere hoeveelheid aanwezig was dan in dat der laatste. Er worden voorzeker nog rncer-dere onderzoekingen vereischt, ten einde te bepa-len, in hoe ver zulks in het algemeen plaals heeft, en in welke verhouding, daar de evenrediglieid der opgenoemde bestanddeeleu van het bloed bij het gezonde Rund , even als bij andere dieren , naar ouderdom , geslacht , en andere omstandigheden verschillen ('). Maar gesteld, dat in het bloed van longzieke Runderen hestendig eene overmaat van plastische Stoffe voorhanden zij, hetwelk voor
|
||
|
||
(') u. WAGNiiR , üandwörlerbuch der Physiologie mit Rücksicht auf die Physiologische Pathologie, Erste Lieferung, Atl. Blut, S. 143. u. s. w.
|
||
|
||
|
||
293
waarschijnlijk mag worden gehouden , zco kau zulks geenszins leiden tot de gevolgtrekking, dat daaria de voorwaardelijke oorzaak der ziekte zoude gelegen zijn ('). Veeleer moet dit verschijnsel, naar onze meening, als de uitwerking , en, in zoover, als een der kenmerken van de Longziekte worden beschouwd, hetwelk bij elken ontstekings-toestand, doch bovenal bij ontstekingen der longen, wordt voortgebragl. Zoo toch zal in het bloed van elk gezond dier, waarin de bestanddeelen in eene natuurlijke verhouding en menging aanwezig zijn, zoodra in het ligchaam, door welke prikkelende oorzaak ook, een toestand van verhoogde levens-werkzaamheid of ontsteking wordt voortgebragl, eeuc vermeerdering van vezelstofle geboren worden, welke zieh, na de aftapping, buiten het ligchaam, op de oppervlakte van den bloedkoek, als zooge-naamde ontstekings-of spek-korst, vertoont, Eene voorafbestaande verraeerderde plasticiteit des bloeds, als voorwuarde der Longziekte, schijnt ook niet overeen te kunneu worden gebragt met de onder-vinding, dat niet alieen wel gevoede ea krachtvolla dieren door de ziekte worden aangetast, maar dat daaraan evenzeer Runderen onderhevig worden be-vonden, op welke ongunstige en verzwakkende invloeden hebben gewerkt, bij welke men dus geen buitengevvonen rijkdom aan vezelstoffe oifi-brine in derzelver bloed - zal kunuen aannemen.
|
||
|
||
(i) Vergelijk wirih , t. a, p. S. 302.
|
||
|
||
|
||
294
Is das de vermeerderde verbouding van dit be-ginsel des bloeds, in betrekklng toi de overige, met name de albumineuse of sereuse besland-deelen van betzelve, te bescbouwea sis het vooi't-breagsel van de verhoogde werking der longen op bet bloed zelf, ter oorzake van den geprikkelden, dat is ontstckingaebügen, toestand (*), welke in deze deelen, gedurencle bet meer of minder langdnrige verborgen tijdperk der ziekte, plaats beeft, hiermede gaat eena bijzondere neiging des bloeds gepaard tot sebeiding in deszelfs naaste be-standdeelen, en van deze, cm door de vaatwan-den door te zvveeten.
Het is opmerkelijk , dat de sebeiding des bloeds zieb zoo sterk bij deze ziekte van bet Rund open-baart, daar men op bet, ult de äderen afgelapte, bloed van dit dier, in den gezonden Staat, boe-ivel vrij rijk aan vezelstoffe zijude (quot;), zelden eene
(') axdbal cn gavabret hebbcu de vcrmcerdcring der hoc-Tcdheid vezelstoffe in het bloed , gedurende outstcking, door opzcttelijkc nnsporingen bewezen.
Vcfelijk wagneu , nandu-örterhuch u. s. u-., Erste Licfe-nmg S. 143. Deze schrijvcr voest er bij, dat men van nu af aan deze daadzaak in de Pathologie cn Pathogenic wcl beter zal waarderen, dan tot dus ver geschied is. llij stemt echter geenszios met de genoemde #9632;waarnemers in, dat in geene andere zieklc de gchalte der vezelstoffe zou vermeer-derd zijn, daar bijna alle ziekten , waariu het bloed vezelstoffe afscheidt [faserhäutig wird), zooals in de ziekte van BRionT, ook cene toeuemiug van gewigt dezer Stoffe kan
volgcn.
{'-] Door den Hooglecraar o. deiafosd , {TraM de The-
|
||
|
||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
195
afscheiding der fibrine ziet plaats hebben, terwrjl op bet afgetapte gezonde bloed van bet Paard , na de verkoeling, en veeltijds reeds vroeger, door-gaans eene aanmerkelijke laag van vezelstoffe te voorscbijn komt, overeeakomende met eene ont-stekings-korst (').
Hetzelfde vei'schijnsel wordt ook bij andere ziek-ten van bet Piund waargenomen, waaruit bet dus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rapcutique Genirale Vitürinaire, Tom. I, pag. 161), worden de gcmiddclde hoeveelheden der organische bestaaddeelcudcs blocds van de oudcrsclieidene huisdiereu, volgcns de analy-sen, door hem, in vcrecuigiog met de Heeren andhai eu gavarret, in hetwerk gestcld, in de cavolgende tafcl opge-geven, en zulks in verhoudiug van 1,000 declen bloed:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men vcrgelijke de uitkomsten, door anderen verkrcgcn, bij E, F. güult , Lehrbuch der verrjlekhenden Physiologie der Jlaussaügethiere, Berlin 1837, S. 146.
H Misschien Staat dcze cigenscliap van lict blocd des Paards in verband met de nicer stikstof-houdcndc zelfstandighcdcn, waarmede het dicr wordt gevoed, en met de mccr krachtige ademhaling , -waardoor de eiwitstoffe des Lloeds iu grootere
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hocveelheid tot vezelstoffe worden bewerkt. und PRINZ , t. a. p. S, 338.
|
Vergelijk fcnckb
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
296
blijkt, dat vele ontstekingen bij hetzelve bij voor-keur den uitgang ia doorzweeting aannemen. Er komen bij het Rund veelvuldig verhardingen ea vcrgrootingen der kiieren voor, welke bieiia ge-grond schijnea. De zoogenaamdc Paarhiekle is taisschien baren eerstea oovsprong alleen verschul-digd aan eene ligte ontsteking dei- weivliezen, ge-paard met plaatselijke uitstortingen van plastische stolle, welke later tot de eigene bekende woeker-vonimig dezer deelen aanleiding geeft. Deze, ge-heel bijzoodere, en alleen aau het Rund eigene, ziekte is dan ook wel door sommigen voor eene wijziging der Longziekte gehouuen ('}. Zoowel het volvvassen Rund als Kalvcren (!) zijn aan de vliezige keelontsteking {angina membranacea) of croup ondeihevig (''), welke ziekte in zoo ver met de
|
||
|
||
{') A. havxe , Die Seuchen der nutsbaren BamsdutjetUiera, Wien. 1836, S. 219.
(2) Volgcns wacner {Handwörterbuch, Erste Lieferung, S. 143) , is het Wocd vau jonggeborene kindercu arm aan vezelstoffc, doch dat der Kalvcreu nict, in eveuredigheid toi dat van den Os,
p) M. Meuer , Beobachtung der häutigen Bräune bg einen Zweijährigen Ochsen; Archiev fur Tliicrh, B. 4, S. 276.
zündler , Beobachtung einer besondern Varietät der häutigen Bräune; t. a, p. S. 363.
j. J. RYCHNBR, bujaltik , oder die sporadische innerlichen und eigenlhumlichen äusserlühen Krankheiten des Bindviehes, Bern und Leipzig 1833, S. 142.
k. f. w. FrKtKK, Handbuch der Speziellen Pathologie und TLciapie n. s. w. , B. i , S. 234.
|
||
|
||
|
||
297
Longzitkie oveeukomst heeft, als beide zieh be-paalcielijk dooi* de afscheiding en doorzweeting van overvloedige plastische Stoffe uit Ixet bloed in de luclitvvegen doen kennen,
JNeeint men in aanmerking, dat het eerste tijd-perk, waaiin de ziekte hare eigeulijke ontwikkeling verkrijgt, veeial meei'dere weken, ja somwijlenniaan-den, duuit, gedurende welken tijd, het bloed, ouder eene, uu nog niet gestoorde, chijlberciding, aunhoudend vau uicuwe bcst.inddeelen wordt voor-zien , zoo vait het te beseffen, dat er eene steeds voortdarende overvloedige vorming yan fibrme in de langen moet plaats Viuden, en dan zal inen zicli indeidaad niet kunneu verwouderen over de groote lioeveellieid van plastische Stoffe, welke in tie bürstliolte der gestorveue of gedoode longzieke Ränderen wordt aangetroffen. Niet alleen wordt deze Stoffe in de inwendige zelfstandigheid der longeft zelve uitgeslort, welke hierdoor de bekende vergrooting en verharding ondergaan, en een ge-aderd marmerachtig aanziea verkrijgen, maar worden ook het borstvlies, het longvlies, het hartezak-je, en het middelrif aan de b'orstvlakte, daarmede voor een grooter of geringer gedeelte overdekt, en tcvens verdikt, terwijl er onderliuge aaneengroei-jing dezer deelen plaats heeft. De plastische Stoffe,
|
||
|
||
ueiunc , ßepertorium , (B. III, S. 60) alwaar, uit het Jour~ nal des Viilerinaires da Midi, twee merkwaardige gevalien worden niedegedceld van croup bij Kalveren, gepaard met uil-werping vau valsclie vliezen.
|
||
|
||
|
||
293
welke aanhoutlend wordt afgezet, is echter Ted-tijds te overvloedig, om tot eene organische zelf-standigheid , dat is, tot valsche vliezeu te worden gevormd, of om in de bedoclde vveefsels te worden opgenomen. Er worden dus boveudien niet zelden aanzienlijke massa's fibrine, als losse, ongeox-ga-niseerde, vormlooze klompen, welke van de af-scheidende oppervlakten zijn losgeworden , en af-gevallen, in het doorgezweete weivocht aangetrof-i'en. Misschien scheiden zoodanige klompen zieh ook wel onmiddellijk uit het weivocht, door eigen-willige stolllng, als nederplofsels, af.
Het doorzweetsel of essudaat trouwens is van een tweevoudigen aard, namelijk deels enkel wa-terachtig of screws, deels plastisch, dat is, uit bloedwei met vezelstoffe vereenigd Lestaande. In vele gevallen is de uitstorting van water, hetwelk nu eens eene geelachtige kleur en lillige hoedanig-heid bezit, dan meer helder is, aanzienelijk, en bedraagt hetzelve vele ponden; in andere gevallen is de hoeveelheid geringer; somwijlen bestaat er volstrekt geene waterzucht in de borstholte. Misschien kan meermalen eene , vroeger plaats quot;ehad hebbende, uitstorting door opslorping we-derom verdwenen zijn. Sommigen hebben hier-naar de onderscheiding gemaakt van vochiitje en drooge Longziekte, welke echter, met betrek-kinquot;- tot den aard der ziekte, meer op een toe-vallig dan wezenlijk verschil berust. kökber (')
|
||
|
||
(•) Annalen ilcr Landwirtschaft u. s. w., B. Hl, S. 32^7.
|
||
|
||
|
||
299
wil, tlat bij jonge, krachtvolle, ea wel gevoede Runderen meer de drooge, bij oude, vermagerde, door bydatiden en longtuberkels aangedane, Koei-jen, waarbij de ziekte een langzamer beloop lieeft, de zoogenaamde vooklige Longziekte der vroegeie Vee-artsen zoude voorkomen.
De doorzweeting vaneenvoudigebloedwei, en van bloedwei, waarmede tevens \ezelstofIe verbouden is, hangen van den minder of meer gevorderden en Sterken trap der ontsteking af, en de eerst bedoelde zal daaroin bier, even als bij gevvone ontstekingen ('), doorgaans voorafgaan. Uit de lijk-openingen der scliijnbaar gezonde Runderen, te Nijega (') , bij welke reeds de beginselen van plastische zamengroei-jingen en longcntaarclingen plaats badden, blijkt echter uiet, dat er altijd sereuse uitstorting bestond, waaruit volgt, dat deze niet bestendig vroeger dan de plastische doorzweeting aanwezig is ('), Bij een
(') Men zal over de ontsteking en hare uitgangen met rruclit kunnen lezcu wagner , Handwörterbuch, Zweite Lieferung, blaih. 310 en verv.; in liet Neuerdnitsch vcrtaald door jansen en donders , 'sGravenhagc 1843; aldaarbladz. 47 en volg.
(5) Zie bladz. 2G2—270-
(3) Wagner , t. a. p. merkt op, dat in ve'.e gevalleu van ontsteking de uitstorting van bloedwei zoo goring kan zijn , cu dat dit tijdperk zoo spoedig in hot volgcnde kan over-gaan , dat hot naauwclijks wordt opgcmcrkt; voorts dat er bloedwei kan worden afgescheiden en buiten de vaten trc-den bij eon stilstand des bloeds , alwaar geene ontsteking aanwezig is, zooals bij de meeste soorten van watcrzucht; Vcitaliug, bladz. 10.
|
||
|
||
|
||
300
zekerea trap van ontsteking volgt er steeds doorlaquo; sweeting van weivocht, welke vezelstoffe met zieh vereenigd Loudt, namelijk van bet hloed-plasma, door de nieuwere phjsiologen ook het bloedvocht {liquor sanguinis) genoemd.
Eigenaardig is de ziektekundige verandering, welke da longen in deze ziekte ondergaan, vvaartoe de aanleg of voorbescliiktheid in het eigen mnaksel dezer deelen gelegen is. De longen van het Rund namelijk zijn zamengesteld nit veelvuldige kleine lapjes of kwabbetjes, welke door celweefsel worden gescheiden, dat is , slechts door hetzelve los met elkander vereenigd zijn, terwijl zij overigens door bloedvaten , luchtbuizen , en zenuwen te zamen-hangen ('). Dit celweefsel biedt geschikte ruiraten
|
||
|
||
(') Men kan deze inrigtiug der Runder-longcn het duide-lijks waaruemeu , wannccr dezclvc , nog versch zijude , worden opgehangen. De lapjes verwijderen zieh dau , door der-zclver eigene zwaarte, nieer van elkander , terwijl het celweefsel wordt uitgcrekt, waardoor de afscheidings-ruimtcu tusschen de kwabheljes meer duidelijk kenbaar worden. Door deze zamcnstclling kan de long van bet Rund, als jiulmo compositus , wanncer het cene kwabbetje na het andere voor-zigtig wordt al'gepcld , verdeeld -worden , zondcr dat het ei-genlijke pcrenehyma -wordt gescheurd.
Sommigen (wagenfeld , Ueber die Erkenntniss und Eur, u. s. w. S. 118 ; hayne , Din Seuchen, u. s. w. S. 219 ; w. BiiiTELS, Wesen und Heilung der Lungenseuche des Rindviehes, Ilelmstcdt 1841 , S. 24) hebben gewild, dat de ge-zegde afscheiding der longkwabbctjes zou geschieden door de voorticttiug van het beklcedendc longvlies, hctwelk , zieh naar binnen tusschen de lapjes henen slaande, voor elk der-
|
||
|
||
|
||
301
aan , otn de doorguzweete Stoffe op te nemen. Da plaatjes, vvaamit hetzelve is te zamenge^teld, wij-ken, van afstand tot aikaud, vanelkander, waar-door zicli afgebrokene edlen of holten vormen, in welke dezelve vvordt nedergezet. Meermalen, vooral in liet begin, is de Stoffe nog van een ge-heel vloeibaren of sereusen aard, zoodat zij , iudien eenige cellen gcopcnd worden, uitvloeit. Ecus 011-derzoclit ik eene zoodanige long, waarvan , in een gedeclte derzelve, liet tusschen-celweefsel op zoodanige wijze met plastisch-vveivoclit gevuld was, dat
|
||
|
||
zelve eca afzondcrlijk weivlics of pleura partiaUs zonde uit-maken. Dit is echter gcenszins hot geval, daar hct lougvlics zieh nict op do gezogde wijzo binnenwaarts voortzet ; niaar de afscheidingen worden door cclwecfsel gevormd, zooals zulks reeds vrocger door gurlt is opgemerkt geworden, {Magazin für die Gcsammte Iltierlieilkunde . B. V11I. S. 8).
liij do overige huisdieren en den mensch , schijncu wel de longen insgclijks uit vole kleinere afdeelingen te hcslaan, welke door tusschenliggeud cehvcefsel van elkander zijn gc-scheiden. De kwabbeltjes hangen echter veel sterker te za-mcu, zoodat dezelve ecu gehcel schijnen uit te niakcn, zijnde hct cclwecfsel minder oveniocdig, cu gecne duideüjke ruimten ovcrlatende, (Zic r. hildebraxut , Handbudh der Anatomie des Menschen, Braunschweig 1832, B. IV. S. 208: Mit Zeü-gembe erfüllte Zuisschcnrmme zwischen den Lungenläppchen). De longen van hct Schaap bezillcn eenige analogic met die van hct Kund, terwijl de longen van hat Paard cn Varken daarvan zecr vcrschilleu. (Zie rudolpiii , Orundriss der Phj-siulogie, B. II. S. 3ö8, Berlin 1828). Vergelijk mede over hct verschil der longen van hct Rund, hct Schaap, hct Paard , en den Mensch , D'. vv. Bartels , t. a. p. S. 2i. u. s. w.
|
||
|
||
|
||
302
hetzelve eea wateizuchtig aanziea bezat, zijade het vocht in de vrij ruime blaasaclitige uitzettingen van het celweefsel bevat. Het weefsel zelve was bier nog weinig of niet verdikt. Algemeca echter bezlt het exsudaat, bij de opening der gestorvene Rundereu , reeds eene plastische hoedanigheid , waardoor het tusschen-celweefsel verdikt , en ver-breed wordt aangetroffen, latende zieh bij de doorsnijding door geclachlig-witte strepen duidelijk kennen. Op de doorgesneden vlakten der lougea ziet men de onregelmatige, ongelijkhoekige, ge-daanten der ingeslotcne longkwabbetjes, waardoor de zelfstandigheid een geaderd, en ais gemarmerd , aauzien yeikrijgt. Op de doorgesnedene vlaktea van het verdikte celweefsel worden flaauwe indruk-sels waargenomen, zijode overLlijfsels der Ycrdeelde holten, of cellen, gevormd door de van een gewe-kene plaatjes van hetzelve, welke met plastische Stoffe zijn gevuld geworden.
Van dezen toestand moet het onmiddellijk ge-volg zijn, dat tie bijzondere lougkwabbeijes van elkander afgescheiden en van den aanvoer van nieaw bleed verstoken worden, terwijl het nog in dezilve aanwezige bioed niet kan worden wegge-voerd , maar daarin opgesloten moet biijvcn. Er ontstaat tins plaatselijke ophooping van bloed in enkele deelen der long, waarbij de zenmven en lachtblaasjes worden zamengedrukt, en op deze wijze ondergaat het parenchyma eene volkomeue verandering en outaarding, zoodat het aangedane
|
||
|
||
|
||
303
gedeelte ten eenemale \oor dtszelfs nataurlgke verrigling ongescbikt wordt. De vastheid en spe-cißeke zwaarte, welke e!k zoodanig longkwabbetje aanneecnt, ovcrtuigt ons, dat de ontaarding tot in dcrzelver inwendige zelfstaiKliglicid gehecl is doorgedrongen.
Aldus in een kleiner of grooter gedeelte der lon-gen beginnende, breidt deze ziekteknndige proces zicb spoediger of langzamer over een inecr aan-merkelijk gedeelte van dezelve, en wel over een of beide longkwabben uit, waardoor deze in dea-zelfden toestnnd worden gebragt.
De plastische doorzweeting bepaalt zieh eebter nict tot bet celweefsel en parenclijina der longeu, maar strekt zieb mede tot de bronchien en de lucbtpijp uit. In vele gevallen worden er aanmer-kclijke verzamelingen van gestolde vezelstoffe in deze deelen aangetroffen, welke zieb tot vaste polypaardige mpssa's vormen, die de luchtwegen opvullen. Men kan zieb bet onlstaan dezer stelle in de lucbtwegen niet wel anders voorstellen, dan dat dezelve uit- de vaten van bet slijmvlies, wanrmede de lucbtpijp en de brouebien bekleed is, wordt doorgezweet, ten gevolge der ontsteking, welke in deze deelen plaats beeft, Niet zelden heeft er verdikking van het inwendige slijinvlies der lucbtpijp plaats ('), en beeft ook somwijlen bet celweefsel, waarmede dezelve van buiten be-
|
||
|
||
(') Zie bladz. 219, 220, 223,
|
||
|
||
|
||
304
kleed is, eene vermeerdering van zelfstandigheid ondergaan, zoodat de geheele wand van dit deel eene ongemeene toeneming van massa ondervindt. Inuiiddels schijnt de vezclstoffe, welke zieh afzon-deilijk in de luchtwegen oplioopt , meer het voortbrengsel te zijn van de fijnere takken der Lronchien dan van de trachea zelve. Dat niet altijd het slijmvliss der luchtpijp , bij de aanwe-zigheid van polypaardige ophoopiugen van vezel-stofl'e in dezelve, door ontsteking is aangedaan , bleek mij meermalen bij de opening van dezelve, kmmendc de polypen van eene aanmerkelijke lengte en dikie, die los in dezelve gelegen zijn, worden uitgebaald, zonder dat er eenige zamenhang met de wanden dezer buis plaats had. Het is waar, men zou können veronderstellen, dat de ontsteking kort voor den doad kan zijn gevveken, waardoor de zamenhang tasschen het slijravlics der luchtpijp en LeX pulypachlige ligchaam heeft opgehouden. In-middels zijn deze ligcharaen inwendig geenszins hoi of pijpvormig , noeh vliezig, gelijk zulks algemecn het geval is met het doorzweetsel bij de vliezige keeloulsteking {angina Irachealis membranacea) of croup, hetweik dus schijnt aan te dulden , dat deze poljpen bij de Longziekte worden voortgebragt door eene gestadige ophooping der doorgezweete vezelstoffe in de fijnere takken der bronchien, doch geenszins te houden zijn voor het voortbrengsel eener algemeene en uitgebreide ontsteking der aspera arlerta en van hare grootere takverdeelingen. Naar het mij voor-
|
||
|
||
|
||
305
kotnt, vvordt de, in de bedoelde fijne takverdee-lingen doorgezweete, vezelstoöe eeae kern voor verdere aanzetting vanßbrine, waardoor de verza-raeling, steeds grooter wordende, en al meer en meer in de ruimere takken der bronchien en wij-ders in de luchtpijp opklimmende, deze buizen grootendeels of gelieel komt te vullen (')*
De gestremde vezelstoffe vvordt meermalen door liet nog leveade Rund uitgeworpen , hetwelk allaquo; rnede bewijst , dat zij geenszius in derzelver uitge-breidheid met de wanden der bronchien en van de luchtpijp te zamea hangt, of daarmede organisch verbonden is. Op Plaat III. wordt zoodanig po-lypvormig , liit fibrine bestaand , ligchaam nfge-beeld. Metzelve vverd door een longziek Rund O])gehoest, in tegemvoordigheid van den UeerVee-arls UYXDEKS , die de opletlendheid had hetzelve voor de Verzameling van Ziektekuudige voorwerpen der Vce-artscnijscliool te bcwaren. Het exsudaat heeft
|
||
|
||
(') Dat de stolling dor vezelstoffe , ecus begonnen zijndc, zieh bij vvijzc van cen ferment aan het ovcrige bleed mc-dedeclt en zicb aldus uitbreidt, vindt men , door proeveu op bleed, huiten het ligchaam genomen, aangetoond door den Hoogleeraar j. l. c. scuroeder van der kolk, inzijne bekroonde Acaderaische Ycrhandcling , getitcld: de Sanguinis vase cjfluenlis coiujulationc etc. p. 33, in do Annales Aca-demiae Groninganae , Anni 1820. In dit belangrtjk geschrift worden vclo punten bchandcld, bcticffendc hot bloed bij ontstekings-ziekten , welke ook van toepassing zijn lor vcr-klaring van sommigc verschijnselcn, die bij do Longzicktc worden waargenomen.
IV. Deei,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 22
|
||
|
||
|
||
306
delengte van 2 palmen en 6 Ned. duimen, en een om-trek, vvat den hoofdstam betreft, van 7'/s Ned. duimen. Menziet, dat hetzelve vele takverdeelingenbezit, waarmede het zieh door de bronchien had uitgebreid. Niet minder aanmerkelijk zijn de oplaoopingen van de plastische Stoffe in de groote bloedvaten en in Let hart zelf. In deze deelen , vooral in de hollo aders , treft men, na den dood , daarvan niet zelden yerzameliugen aan , even als in de lucht-pijp, welke mede doorgaans eenen zoo vasten za-menhang hebben, dat zij onverdeeld uit de vaten kuanen worden uitgenomen. Dezelve bezitten veelai insgelijlis soortgelyke takverdeelingen, waarmede zij zieh door de kleinere vaten versprciden. Wij bezitten van zoodanige polypen in onze Vcr-zameling cenige, die de lengte hebben van drie en vier palmen, en eeue dikte, beantwoordende aan den omvang der bloedvaten. Deze massa's können wel geenszins beschouwd worden als producten van doorzweeting, daar zij in de bloedvaten zelve geboren worden. Waarschijnlijk ontstaan dezelve, doordien, bij do toenemende levensverzwakking, allcen het weivocht tot de fijnerc longvaten meer doordringt, waardoor de ßbrine meercnueels in de grootcre vaten tcrug blijft, en zieh in dezelve, als ook in het hart, ophoopt (').
(') Verg. SCHROEDEttnbsp; nbsp;van der kolk, t. a. p, pag. 81;
Disserlalio iyiauyuralisnbsp; nbsp;de sanguinis coagulaticne, Gron. p.
S4 sqq. Observationesnbsp; nbsp;anaiomico-iiathologica, Amstclodami 1820 , p. 88.
|
||
|
||
|
||
307
De vorming der vezelstoffe wordt ook misschien, ia liet laatste tijdperk der ziekte (Zie bladz. 292), wanneer de hoeveelheld bloed, welke in de lou-gea vvordt aangevoerd , vermindeid is, bevorderd, door de meer langdnrigeinwerking derluchtjWaar-aanbetzelve, bij Je vertraagdedoorvloeijing, wordt blootgesteld.
Sornmigen zijn van gevoelen , dat er geene zoo-danige scbeiding des bloeds in de vaten, gedu-rende bet leven, plaats vindt, maar dat de be-doelde poljpen na den dood uit bet bloed, het-welk zieh nog een geruimen tijd in deszelfs vloei-baren Staat behoudt, worden gevormd. Indien wij echter in ovenveging nemen, dat de omloop op liet laatst der Longziekte hoogst ougeregeld en langzaam moet worden, terwijl de dieren dikwijls ongemeen lang in de worsteling van bet sterven {in agone niorlis) blijven verkeeren, dan korat het ons niet on-waarschijnlijk voor, dat dusdanige scbeiding reeds bij het leven een aanvang kan nemen. Zalniet, bij zoodanige vertraagde doorvloeijing, misscliien de nog voortdurende beweging van het hart zelf lotdeaf-scheiding der ßbrine van het bloed, hetvvelk in hetzelve wordt teruggehouden , medewerken , even als de afscheiding dezer Stoffe buiten het ligehaatn, door het bloed te kloppen, bevorderd wordt (').
|
||
|
||
!') HIcu vergclijUc hiermede het geen raquo;eläfoxd zegt : [Traiti de la Pathologie et l'hirapeutique, Vatis 1838; Trc-mifere Partie , pag. 162;. raquo; Diasthashemie. Nous donnons le nora de diastashemie i une alteration du sang des ani-
22*
|
||
|
||
|
|||
308
Het oiilstaan Jer polyp in tie slagaJerlijke va-ten, b. v. in de ao}ia, na den dood, valt moei-
|
|||
|
|||
.
|
maux , dans la quelle la fibrine et l'albumine des globules se scparent dc rhematosine avee unc grande promptitude apres la mort , et memo quelque fois pendaut la vie, dans J'interieur des vaissaux.quot; En op bladz. 103 : raquo; La facility avec la quelle la fibrine ct rhematosine peuvent se d6su-nir pendant la \ie dans l'interieur des vaisscaux donne sou-vent uaissance ä des accidens fort graves et parfois mortels; ainsi on a trouve , ü 1'ouverlure d'auimaux morts des suites de cetto altcratiou du fluide nourricicr, des caillots sanguius blanchätres , durs, d'ancienne formation, dans les veines , ou la circulation est lente , et du evidement ä la separation de la fibrine et de l'albumine pendaut la vie , car la membrane interne de ccs veines a cte trouvco parfaitement saine.quot; Men zie voorts omtrent dit ondcrwerp , in het Recueil de mdecine Titirinaire 183Ö, p. 2't3 ct 383, dc Vcrhandclingen van Cabaret ; Obliterations de plusieurs veines abdominales. dues ä des concretions fibrineuses.
Hit dc aldaar bcfcbrcvcnc gcvallcn blijkt ten duidclijksto, dal er afschciding van vezclstoffe in de aderlijUc bioedvaten, gedurende bet leven, kan plaats hebben. De darmsclicils-adcr was, op ccne uitgeslrckiheid van vier duimen , gevuld met witte, zcer barde, fibrine, zamengcstcld uit concentrische lagen. Deze opmlling was echter uict zoo volkomen , of er had nog eenigo doorvloeijing van blocd met moeile kunncn plaats hebben, hetgeen daaruit moest worden afgcleid, dat er zieh rondom het librineusc stolsel, cen weinig na den dood , verdikt , blocd bevond , zieh van dc vooraf bestaandc geslrcmde vczelstoffc ouderschcideude door den geringeren zanieniiang en ccne zwartachtige kleur. De hoofdstam der holle adcr was op dczelfde wijze bijna gcbeel met gestoldc /urine gevuld , wclke opvulling zieh uitstrektc in al dc vcr-declingcn der pcortader, welke naar de lever gaan. Er bc-slond zclfs vcrslopping in dezo vaten binnen de lever. Men
|
||
Il I
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
i
|
|||
|
|||
|
||
309
jelijk te verklaren, daar deze zieh blj het sterveu van bloed ontledigen.
|
||
|
||
kon gcmakkelijk de gehcel verstopte aders onderscheidea vau die, waarin nog eonige doorvloeijing van blood had be-staan; daar zieh iu do laatste cea zwart on gt;cisch stremsol rondom den zeer harden streng., uit vezelstoffe bestaande , bevond. Er waren volslrekt geene sporcn van ontsteking in den inwendigen rok der geaoemde aders ot derzelvcr tak-verdeclingeu, zcll's niet in die , waarin de omloop geheel had opgehuudou, aauwezig.
Ilet l'aard , zijude oen Hengst, waaromlicnt deze heviu-dingen loopen, had aan eene slepende ongcsteldlieid geleden, eu was tc dicr oorzaak gedood, waarna hot onderzook dade-lijk werd oudcrnonieu.
Eij ecn ander Paard, hetwolk aan eene Icvoront-ontstckiii^ overlccd, en terstond ua don dood word geopend, vond inen de aderlijke bloedvaten der lever insgclijks verstopt door verdikte fibrine vau dezolfdc hoedanigheid , als bij het cerste voorwerp plaats had , met uitzoudoring alleon, dat deze Stoffe zieh niet voorlzcltc in de hoofd-stammon. Ook hier bestonden geene teckenen van ontsteking in de aders. Men vergelijke hierraede lietgcen door cua. j, fdcus {Handbuch der Allijemeincn Pathologie des Tlaussüugcthiere, Berlin 1843, S. 239) wordl aaugemerkt. raquo; Ook godurende het leren (zogt hij) kan bet plasma vau het bloed in de vaten zieh afschei-den eu tot couo trapswijze orgauisatie overgaau, indien het-zelve dik is, zieh tragelijk beweogt, of uithoofdc van eenige bindernis stil Staat. Zulke vormingen vaii vezelstoffe in de vaten noemt men valsehe poljpcu, welke nie! nioeten ver-wisscld worden met de doorgezweeto vezelstoffe , welke door ontsteking der vaatwanden onlstaat. In de karaers van het hart, eu wcl het meest in de regier, cn de daarmorlo iu vorband staande vaten, ontstaau de valsehe polypen ge-woonlijk cerst hij het ophoudeu des levens. In enkelogcval-len kimncn zij eehter zonder twijfel ook reeds vrocger ont-
|
||
|
||
|
||
310
In de gelegenheid zijnde geweest een hart te verkrijgen , geheel met vezelstoffe zijnde opgevuld, hetwelk wel tot de zeldzame voorbceldcn van dien aard mag belioorcn , heb ik het niet oudoelmatig geacht daarvan in twee afbeeldingen eene aan-scbomvelijke voorstelling te geven, daar dezelve almetle iets kunnen toebrengen, om de ziekte, zoo niet in haren oorsprong, altbans in derzelver afloop en uitwerkingcn , te leeren kennen. Ann deze deelen valt op te merken , dat ann liet regier, zoowel als aan hot linker hart, niet alleeu de ooren en boezems , maar ook de kamers, alsmede de slagaderlljke en aderlijke blofdvaten, tot den kleinen en grooten omloop behoorende, ten eene-male met gcstremcle vezelstofTe zijn opgevuld. Het valt naauwelijks te verklären, hoe, bij zoodanige opvuiling, nog eenige omioop heeft kunnen piaats liebben , om bet lc\eu te ondei'Louden ('). Mo-
|
||
|
||
slaan , zooals ik ccnmaal bij ccn raard waarnam , lietwclk aan ecu adcr-fistel gcledcn had. De #9632;\villicid , vaslheid, cu dc bcpaalde organisatic dor vczcläloffe , alsook de, iu som-mige gcdeeUen plaals gehad Iicbbcude, imbibitie van het roode lilücd-serum leverdcu het bewijs op voor het langer bestaan van dezelve.quot;
{'] Door de raecstc schrijvers over de Longziekte wordt van (lusdanige polypaardige ojihoopingcn van vezclstoffe in dc lacbtpijp, de groctc bloedvatcn en het hart, melding geraaakt. kreüizer (t. a. p. S. i2) beschouwt dc ziekte als cone ont-stekittg van het hart, en dcrgroote bloedvatcn, namelijk van liet regier hart en de longslagaderen. Ilij vend in het eerste lijclperk der ziekte het inwendige vlies van het hart en ccn
|
||
|
||
,1
|
||
|
||
|
||
311
gelijk heeft zieh bij het voorwerp, waarvan dit hart afkomslig is, tijdens de vemvakte werking van hetzelve en den vertraagden omloop, van liever-lede eenige vezelstoffe afgescbeiden, als niet meer tot de vernaauwde haarvaten hebbende kunnen doordringen , waarvan de hoeveelbeid door aantrek-king of adhaesie uit bet, nog längs en rondom de gestolde massa vloeijende, bloed steeds is vermeer-derd geworden, totdat de omloop , vvegens de toenemende verstopping der holten , geheel heeft
|
||
|
||
grool gedcelto der vaten, welke het naast aau dit deel gelegen waren , inzondcrheid echter het regier hart en het begin der longslagader, door onmiskenbarc sporen van ontste-king , van den ligtsteu tot den hevigsten trap toe, aauge-daan. Hij schrijft dezen ontstekingstoestaud toe aan al zoo-danige oorzaken , welke in Staat zijn het bloed met plastische Stoffen tc overladen, waardoor het hart te sterk geprik-keld wordt: tot welke oorzaken inzonderheid beboort do overviocdige voedcring met sterkc brandewijn-spocling, vooral ondcr bijvoeging van nog andere vocdzame voeders , welke op zieh zelve in staat ziju op het vaatgestel prikkcleud te werken. Daar, volgens de algemeene ondervinding , do ver-zamelingen van gestolde vezelstoffe niet in het begin , maar ecrst gedurende het verder beloop der ziekte, indczedeeleu worden gcvormd, korat het ons voor, dat dezclve niet als het onmiddellijk product cener ware ontsteking van het hart {carditis) kunuen worden beschouwd. Dc waarncmingeu der mecste schrijvers duiden ook geenszins eenc oorspronkclijkc hart-ontsteking , als het wezen der ziekte, aan. Haar slc-pend beloop komt hienncde tevens weinig overeen. Hetgeen tc dezen aanzien bij sommigc voorwerpen kan zijn waarge-nomoii, zal niet als ecn vasten regcl kunnen geldcn.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
312
inoeten opbouden. De opvullmg komt ons te sterk voor, om te kunnen aannemen, dat de geheele lioeveelheid vezelstofie na den dood uithet, in het hart en de vaten aanwezige, bloed zoude zijn afge-scheiden. De ophooping eclltel•, zooals dezelvehieiquot; gezien wordt, zal, gedurende het stervea, en misschien na den dood , voltooid zijn geworden.
Dusdanige polvpen bestaan meermalen reeds in de regier afdeeliugen van het hart, terwijl dezelve nog niet of eerst later in het linker of slagaderlijkfl hart worden aangetroffen. De polvp-massa is in de regier kamer van het hart (PI. I.) uitgebrcider dan in tie linker (PL II). De Gjnere lakken der longslagaderen schijnen ook in het perenchyma der longen reeds gedeclteüjk ontlooixlringbaar te zijn geworden, terwijl zulks met de longaderen nog geenszins het gevr.l is , waarvan de aJ'beeldlng op PI. IV. Fig. 14 onzes ooideels, tot ophelderiug kan verstrekken. Dezelve stelt voor een gedeelte eener long van een, aan de Longziekte gestorven, Rund, behoorende echter geenszins tot hctzelfde voor-werp , waarvan het hierboven beschrevea hart af-komstig was. Het gedeelte, dat hier wordt voor-gesteld, werd geuomen van eene long-kwabbe, welke grootendeels verhard en oulaard was, waar-in de injectie-sloffe spaarzaam was doorgedron-gen, zijnde slechts een gedeelte van den onder-rand nog voor opspuiling vatbaar gebieven , welke vrij goed gelukte. De longslagader werd ingespo -ten met blaauvve, en cene der longaderen, terwijl
|
||
|
||
#9632;#9632;
|
||
|
||
313
de overige waren afgcbonden, met roode injectle-stoffe. Men ziet, dat de laatste veel algemeener is doorgedrongea dan de eerste : waaruit ik meen te mögen besluilen , dat de fijne longslagaderen , die hat aderlijke of onzuivere Lloed voeren, reeds grootendeels gesloten, enongeschikt moeten zijn ge-worden, om liet Hoed door te laten , en dat de longaderen, die het gezuiverde bloed uit de eerste ontvangen , nu nog open en voor den omloop be-kwaam waren gebleven. Wij zullen op dit punt straks nog nader moeten terug komeu.
|
||
|
||
De zelfstandigheid der doorgesnedene ontaardc longen ])ezlt algemeeti eeue roode, naar het bruine overhellende, klenr , welke , in verschillende trappen gewijzigd , voorkomt. De ziekelyke verande-rir^g doet zieh hierdoor kennen als eeue ontaarding, waaraan de Franschen den naam geven van induration rouge of roode verhardiug. Het bloed, dat in dezolve bevat is , uitgedrukt wordende, on-derscheidt zieh door eene donker-bruinachtig roode kleur, en daarenboven door meerdere vloeibaar-heid , waardoor das zoowel de longen als het bloed in kleur en eigenschappen verschillen van beide zelfstandigheden bij gezonde Runderen. Dit heeft aanleidiug gegeven, tot de volgende wagen :
1quot;. Kan de donker-bruinachlige roode kleur, welke de longen van longzieke Runderen bezitten,
|
||
|
||
|
|||
|
314
alleeu aan het daarin aaavvezige bloed wordea toe-geschreven ? Eu zoo ja :
2deg;. Is het bloed in de longen der, aan de be-doelde ziekte gestorvene, Runderen voorhanden, die kleur verscbuldigd aan eene grootere hoeveel-heid haematine dan in het bloed van gezonde Runderen bevat is ; welk bloed-bestanddeel raisschien , bij de afscheiding en doorzweeting der vezelstoffe, in de zelfstandigheld der longen kan zijn terug gebleven ?
3deg;. Is de meerdere vloeibaarheid van het bloed uit de longen van longzieke Runderen alleen toe te schrijven aan het gemis van vezelstoffe, of hangt deze hoedanigheid mede af van de bijmeuging eener grootere hoeveelheid serense of waterachtige deelen?
Ten einde deze vraagpunten, zoo mogelijk, eenigermate op te helderen , werden door den Heer U. C. VAN SEITEN, Apotheker aan 's Rijks Vee-art-senijschool, op mijn verzoek, eenige scheikundige proeven in het werk gesleld, waarvan de uitslag uiet onvermeld dient te blijven ('). Dezelve heb-ben tot de navolgende besluitea geleid :
|
||
|
|||
(') Doze procvcn wcrdca op de navolgende wijze genomen: lraquo;. Ecn gedcclte der longen van een longziek Ruud werd, na vooraf in kleine stukkan gesnedeu, en in een linnen dock tc zijn gedaan, met behldp ccner pers , van het bloed ont-daan. Het bloed , dat op deze wijze afvloeide, was donkcr-bruin rood. De vasle deelen , welke in den doek waren
|
|||
|
|||
|
||
315
1deg;. Dat de donkerbruinachtig-roode kleuiquot; van liet parenchyma der longen van longzieke Runderen alleen aan liet in dezelve aanwezige bloed moet
|
||
|
||
teruggcblcveu, hadden dezc kleur vcrloorcn, cd 'waren au slechts geclaclilig-rood.
2deg;. Van hot aldns door uitpersing verkregen bloed werden cene hoeveclhcid van 0,30 kilogr., alsmedc eenc hieraan gclijkc hoeveelheid bloed van eeu gezond Rund , hetwelk op de gewone wijze geslagt werd , en na van de vezclstoffe te zijn bevrijd , elk afzondcrlijk met een gclijk volumen cenor verzadigde oplossing van zwavelzurc soda in water vermengd , en in rust gcsteld. Na 24 uren had zicli in het mengscl van het uitgeperste bloed genoegzaam gecn zetscl gcvormd ; doch had hot bovenstaande vocht slechts #9632;wcinig van dcszelfs kleur verloren. In het raengsel van het gezonde bloed daar-entogen had zieh ecne aanzicnlijke hoeveelheid van cen rood-achtig zetscl gevormd , hetwelk bijna de helft van het volumen des gehcelcn mengsels bedrocg , terwijl het bovenstaande vocht bijna geheel dourschijnend en nog slechts weiuig rood was.
3deg;, Ten cindo het vcrscliilleud gebalte aan haematinc met eenige benadering te kunucn bepalen, word onderzocht, hoe veel chloor-water de bloedsoorteu zouden vorderen, om van derzeher kleur le worden beroofd. Hiertoe werden twee malen 20 grarnmen chloor-watcr afgewogen. Bij cene dczer hoe-veelhcden werd van het bloed, door uitpersing verkregen , bij de andere van dat des gezondeu Runds zoo lang inge-drnppeld, totdat de laatst toegevoegde druppel uiet mecr ontklcurd werd.
Nu bleck , dat de 20 grammen cbloor-water in Staat waren , om C,b grammen van bet bloed nit dc longen te ont-klcurcn , tcrwijl dezclfdc hoeveelheid chloor-watcr zulks slechts vermögt te doen aan O^iä grammen bloed van het gezoudo Rund.
|
||
|
||
i.
|
||
|
||
316
worden toegekend, daaraan blijkbaar , dat die weefsel slechts een geelachtig-roode kleur had be-liouden, nadat hetzelve dooi- uitpersing van het bloed was ontdaan.
2deg;. Dat de bedoelde donkerbruinaebtig-roode kleur geenszius kan geacht worden voorttevloeijea uit eene grootere boeveelheid haemaiine, welke het bloed, uit de zieke longcn geperst, zoude bezit-len : daar het uit de genomene proeven blijkt, dat deze boeveelheid geringer is, dan die , welke in het onderzochte bloed van het gezonde Rund werd gevonden. De Heer van SKTTEN merkt op, dat, indien de kleur des bloeds alleea aande Älaquo;e-vialine mag worden toegekend, men, blijkens de verschillende hoeveelheden cldoor-water, welke be-noodigd zouden zijn geweest, om cene gelijke boeveelheid der onderzochte bloudsoorten van derzel-ve roode kleur te berooveu, zal kunnen berekeneu, dat dit beginsel in het, uit de longen geperste, bloed tien malen minder bedraagt dan in het bloed van het gezonde Rund aauwezig was (').
|
||
|
||
4deg;. Voorls werd het gewigt van beide blücdsoortcn op eeu gelijk volumeil bepaald , waarbij is gebleken, dat bet volu-meu bloed uit de lougen van het lougzicke Rund eeu gewigt had van S3öl grammen , dat van hol gezonde Rund ö'(9J grammen.
(') Yolgens het ouderzock van den Heer von bau.muaüeu , (j. G, mülder , Scheiliundige Onderzockinyen , bladz. 521 ; Zic hiervoren bladz. 291) bev'te het, uit de bals-ader afge-lante, bloed van een loDgziuraquo; Rund in het begin der ziekte
|
||
|
||
|
||
317
3deg;. Dat, daar het soortelijk gewigt \*an het uit-
geperste bloed bevonden vverd geringer te zijn dan.
dat van het gczonde Rund, nadat lietzelve vooraf
van vezelstoffe bevrijd was, dc meerdeilaquo;vloabaar-
beid van bet eerste niet slechts aan gcmis van
vezclstoflie, maar bovendit-n aan de tegenwooidiglieid
in hetzelve eener groote boevcellieid water dan in
het onderzochfe bloed van bet gezonde Rand moet
worden toegescbreven. Men zal dus, voorals nog,
nict kunnen vaststellen, dat, tenvijl het bloed bij
de onderwerpelijke ziekte in do longen, van des-
zelfs sereuse deelen en fihrine grootendeels bcroofd
woidt, de haemaline in hctzelve in grootere lioeveel-
heid woi-dt ternggebonden, ten zij men mögt kunnen
eannemeu, dat deze stoffe zicli reeds gedeehelijk
met het organisch weefsel zal bebben vcrcenigd,
waardoor het niet meer vatbaar was, om met het
bloed te worden uitgcperst, aan welk teruggebleven
gedeelte de gcelachtig-roodc kleur misscliien kon
worden loegescbreven, welke de uitgeperste zelf-
standigheid der lougen nog bad behouden. Mo-
gelijk kan het kleurend bloed-beginsel, bij de ver-
eeniging met het weefsel. gedurende het leven,
eene scheiknndige veraadering Lebiraquo;en ondergaan,
waardoor hetzelve, als zoodanig, minder voor her-
kenning vatbaar blijft.
|
||
|
||
aamncrkclijk minder, in het laatstc lijdpcrk van dezclvc, cene veel grootere hocycelheid haemaline dan het adcrlijkc bloed van cen ge?.ond B '.
|
||
|
||
|
|||
1
|
318
Indiea wij nu al de ziekelijke veranderingeu overwegen, welke de inwendige ligchaams-deelen, bepaaldelijk die in de borstholte gelegen zijn, on-gt; dergaan, en zulks in verband tot de scheiding van bet bloed in deszelfs naaste bestanddeelen, dan zal men de Longziekte wel in baren aardvooreeneont-stekingsziekte moeten bouden, welke zieh vesiigt op de longeii, en de bekleedende vliezen, zoowel de weivliezen, namelijk bet borst- en uitwendig longvlies, en van bet barte-zakje als bet slijravlies, waarmede de lucbtpijp en bare takverdeelingeu inwendig bekleed zija. Al deze deelen ondergaan eene ziekelijke verandering, welke als de onmid-dellijke uitwerldng van ontsteking zijn te bescbou-wen. Men zal zieh tocb wel geene doorzweeting van plastiscbe Stoffe met de daaraan verboudene gevolgen, zooals men die bij de Longziekte ziet plaats bebben, kunnen voorstellen, zonder cen be-paalden trap van ontsteking aan te nemen, als de oorzaak van dit verscbijnsel, en van de overige tegennatuurlijke voortbrengselen, hoedanige bierbij geboren worden.
WAGENGüXD (') en anderen met bem zijn van meening, dat de ontsteking derzelver begin zoude nemen in bet borstvlies, en zieh van hier tot de longen zoude uitbreiden, waarop de door ben aan-genomene benaming van borsivlies'longontsieking
|
||
|
|||
(') S. a. p. S. 117.
|
|||
|
|||
|
||
319
(pieuro-ptteumonia) berust. Wij kunnen cms met dit gevoelen uiet wel vereenigeu, daar het ons voorkomt, dat de ontsleking, zoo niet altijd , toch in de meeste gevallen , in het weefsel der longea zelve liaren oorsprong neemt, en zieh van hier tot de straks genoemde vliezen voortzet. De ope-ningen toonen aan, dat, wanneer deze vliezige deelen in een Verdikten Staat verkeeren, de longen ook steeds zijn aangedaan, tervvijl de laatste meer-malen een meerderen of minderen trap van ont-laquo;arding kunnen liebbea oudergaan, zonder dat nog verdikking der vliezen of onderlinge aaneengroeijing van deelen wordt waargenomen. Zulks scbijnt vooral ook bevestigd te worden door de opeuin-gen, te Nijega verrigt, van de Runderen, welke nog als gezoud konden worden bescbouwd ('). Dr. E. £. LAPPE (') houdt de Longziekte voor eene ge-
(') Wen zie dc bcsclirijvingen daarvan op bladz. 202—270 , en wcl dor lijk-openingen van N0, 9, 10, 12, 13 , 14, 13, 19, 20, 22 , 23 , 23, 29, 33, 34 , 37 , 38, 39, 40, 41, 42, 43, 47, SO, 01, 32, 33, 34, 33, 36, 37, 09, CO, 61, 02, 63, -waarbij dc longen, in meerdere eu mindere male, de sporcn van de beginnende Longziekle te kenncu gaveu, zonder dat omtreut een dczer gevallen van de zickclijke aan-docuing der vliezige deelen gewag -wordt gemaakt. Daar wij, ten aanzien der Runderen, alwaar de laatste plaals vond, van de ontaarding en zamengroeijing dczer deelen dc vermelding aantrellen, zal men niet mögen veronderstellcn, dat zulks met opzigt tot de overige , hier aangewezeuc, voorwerpeu voorbij is gczien. Vcrg. wijders de mcdedcelingea van den Ycc-arts BOKKELKA3IP, bladz. 172 en 173.
(2) Veber die Lungenseuche des Rindviehs, GöUiugcn 1819; vtx und nebel, Zeitschrift, B. II, S. 371.
|
||
|
||
|
||
320
heel bij^oudere ziekte der longen, geenziiis der pleura, en WIRTH (') is made van gevoelen, dat de ziekte altijd in eene of meerdere plaatson der longen, zelden van beide , buar begin neemt. Dikwijls, zegt hij , beslaat de ontaarding in het weefsel der longen slechts weinige punten , van de grootte eener crwt tot die van een hoeuder-ei, welke rood en compact zijn, en die, doorgesneden wordende, reeds eene gemarmerde snij-vlakteaan-bieden, in welk geval dan nog geene of slechts eene geringe hoeveelbeid plastisebe lymplia op de oppervlakte is doorgezwect. Dikwerf daarentegen wordt bet yierde of deide gedceke , of zelfs de belft, van-eene der longvleugels verhard, vergroot, en uitwendig met eene laag plastische slofFe over • togen, aangetroffen, zijnde het bekleedendelongvlies verdikt, en de ontaarde long met bet borstvlies door zamengiocjjing vereenigd. Tot deze zamen-groeijing der deelen kan de vergrooting en ver-meerderde zwaarte der aangedane long, endedaar-door veroorzaakte drukking tegen de pleura, als ook tegen bet mediastinum eu het diaphracjma, ongetwijfeld medewerken. Ilet is twijfelacbtig of nict deze werktnigelijke drukking meermalen als de voorname oorzaak kan gehouden worden, dat in de laatslgenoemde deelen eene gelijksoortige ont-steking en doorzweeling, als in de longen en der-zelver bekleedend weivlies, worden opgevvekt, daar,
(') Lehrbuch der Seuchen, u. s. w. S. 295-293, 301 on 302,
|
||
|
||
|
||
32 [
gelijk BARTELS (') aanmerkt, de aanraking van de ontaarde deelen voldoende scliijut, om in gelijk-namige weefsels eene gelijke veranderde werking voorttebrengen.
Niet zelden worden ook de watervaats-klieren rondom de luchtpijp , längs de aorta, en tusschea de longkwabbea gelcgea, aanmerkelijk vergroot, verhard en ontaard aangetroffen, deelende dus mede in de doorzweetende ontsteking der overige weefsels. Zulks heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven, dat sommigen (2) de Longziekte voor eene ware sora-phulosis of eene oorspronkelijke ziekte van hetstel-sel der watervaten houden. Dit verschijnsel is echter te ontstandvaslig, en kau, in verband beschouwd tot de overige ziektekundige veranderingen, welke bij de gestorvene of gedoode dieren worden aangetroffen , naar ons oordeel, geen vokloenden grond opleveren, om de Longziekte uit dit oogpunt te be-schouwen, evenmin als wij dezelve voor eene pilmilieve ontsteking van hetbart meenen te raoeten houden (')#9632;laquo;
Voorts komt nog de vraag in aanmerking, in welke bloedvaten de ontsteking, waarvan de doorgezweete Stoffen het voortbrengsel ziju , oorspronkelijk out-
|
||
|
||
(#9632;) T. a. p. S. 49.
(2)nbsp; Bartels, (t. a. p.) wil de Longziekte schrophulösei Brustkiden des Rindviehs genoerad licbben , waarvan liij on-derscheidene -wijzigingcn en vormen aanncemt, als: schro-plmleus borsllijden sonder koorts, verbinding met ontsto king, cnz.
(3)nbsp; Zie bladz, 310, in den noot.
IV. Dbsl.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 23
|
||
|
||
|
||
322
Staat. Om hierop te antwoorden, zullen wij een oog moeten vestigen op de inrigting der longen, wat derzelver bloedvaten betreft. De ondeedkuade wijst een tweevoudig stelsel van bloedvaten in de longen aan, namelijk dat der longslagader en longaderen (arteria et venae pulmonales), en dat der lucktpijp-slagaderen (arteriae bronchiales).
De eersle dienen. om de eigenlijke verrigting der longen te volbiengen, bet bloed aan de zui-vering door de ademhaling bloot te stellen, en, nadat bet dcze heeft ondergaan, betzelve in den algemeenen slagaderlijken bloedstroom terug tevoe-ren. Deze vaten zijn dus, zoo niet in den strengsten zin gelieel, altbans boofdzakelijk, te bescbou-vven als slechts beslemd te zijn tot de doorvoeriug van bet bloed door de longen. De lucbtpijp-slaga-deren zijn bestemd tot de voeding der longen, de afscbeidiug van slijm en andere Stoffen, welke tot het organische en fljnamiscbe leven van dit deel in eene onmiddellijke betrekking staan ('). Uit deze laatste
|
||
|
||
(') De luchlpijp-slagavlcrca oalspruitcn met twee of meer-dere takken uit Uc achterste groote slagader {aorlapüstcricr, dascendens). (ciirlt , Anatomische Abbildungen der llaussäuge-thierc, Berlin 1843, Tab. 96 Fig. 2. Nlaquo;. 17. 17). Bij den mensch komeu somwijlca enkcle takkeu der luchtpijp-slagadcrcn uit de inwendige inainslagader {arteria mammaria ititerna), uit de ondcrsleutelbcens-slagadcr {arteria subclavia), of uit den bo-vensten tusschenribbigen tak {arteria intercostalis superior) der groote slagader. (ihldebrandt und weber, Handbuch, u. s. w. t. a. p. S 205; ook B. III. S. 223). Mogelijk heeft inlks
|
||
|
||
|
||
323
siagaderen ontvangen niet alleeu de luchtpijp, ea de bronchien tot in derzelver fijnste verdeelingen , ook de watervaatsklierea, de zetmwen, het cel-weefsel tusschen de longkwabbeljcs gelegea, ea het bekleedend longvlies, maar ook de wanden dei- longslagaderen en aderen zelve derzelver va-ten; de beide laatste namelijk als vasa vasorum. Volgens somoiigen echter laten de lucbtpijp-slaga-deren zieh niet lot aan de longblaasjes vcr-volgen, welke dus door het bloed der longslagader zouden worden gevoed, hetwelk nu hier, door de adcmhaling , daarvoor i-eeds geschikt is geworden ('). Het bloed der luchtpijp-slagader keert voor eea gedeelte niet door eigene aderlijke vaten, maar, zoo het schijnt, door de longaders terug (2), Hierdoor bangt deze slagader, vooral door eea
|
||
|
||
ook nu en dan bij de dicren plaats. Voor dat do luchtpijp-takken zieh ia de zelfstandigheid der longcu verbergen , geeft de arteria hronchialis aanmerkelijkc takken af, die zieh oudcr dc pleura pulmonalis verbergen, en zieh over de zclfslandighcid der lougen uitbroidon , t, a. p.; GünLT,t. a. p.
(') IHLDEBKANDI und WEBElaquo;, B. IV. S. 203.
(!) T. a. p. S. 20ö. raquo; Wat de aders aangaat, welke het raquo; bloed uit dc deolen, welke hctzelve uit dc luchtpijp-slag-raquo; ader hebben ontvangen, terug vocren, zoo is hot zecr op-raquo; merkelijk, dat dczelve zieh, volgens de naauwkcurige on-raquo; derzoekingen van ruiscu , kaaü , en voornamelijk van ueis-raquo; seisen , in de longaders begeven, waardoor do luchtpijp-raquo; slagader eenige gclijkheid vcrkrijgt met de lever-slagadcr , raquo; die mede niet van eene eigene ader wordt vergezeld, gaande raquo; haar bloed in dc levcreders over.quot;
23*
|
||
|
||
|
||
324
haar-vaten-net, met de longaders te zamen, en daai deze aders zelve onmiddellijk met delong-slagaders door haar eigen vaatnet verbonden zijn , zoo wordt op deze wijze ecn zamenhaug tusschen al deze vaten. daargesleld ('). Waarschijnlijk bestaat er buitendien ook nog eeneonmiddellijke gemeenschap tusschen de /ijuste takken der meergeoielde slaga-deren zelve {i). Ofschoon dus beide slagaderen eene verschillende hoofdverrigtiDg uitoefenen, zoo heeft er evenwel binnen de longen eene vereeni-ging plaats, waardoor dezelve elkander wederzijds lot een gemeenschappelijk doel ondersteunen.
Indien wij nu in aanmerking nemen , dat Let bloed der longslagader onzuiver en aderlijk is, woidende eerst in het fljnere vaatnet der long-blaasjes gezuiverd en met nieuwe zuurstoffe be-zwangerd, terwijl de luchtpijp-siagaderen, welke regtstreeks uit de groote slagader ontspruiten, en deihalve geheel gezuiverd, en met zuurstofTe be-deeld, bloed bevatten, dan wordt het reeds hier-door waarschijnlijk, dat het de laatstgenoemde slag-
|
||
|
||
(raquo;) T, a. p. S. 206.
(') T. a. p. Het is merkwaardig , zegt bildebranot , dat de long-slagaderen en luchtpijp-siagaderen, behalve door den genoemden overgang der laatste in de long-aderen, ook door groote , met het gewapeude oog nog zigtbare , takken, met elkander gemeenschap oefeuen. ualluii en ueisseisen namen anastomosen waar tusschen de luchtpijp-siagaderen en long-slagaderen door pijpjcs, welke '/t'Ün i11 tie door-fnede hadden, Yerg, B. III. S. 22C.
|
||
|
||
I:
|
||
|
||
-
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
325
aderlijke vafen ziju , waarln de ontsteking het eerst geboren woiJt. De uitbreiding, welke de ontsteking verkrijgt met de daaraan veibondene gcvol-gen, ter oorzake der doorzweeting, ak daar zijn: de verdikking der lucbtpijp, van het longvlies-{pleura pulmonalis) , der watervaatsklieren , van het hartezakje (*), en zelfs van het horstvlies {pleura costalis), schijnt mede hier voor te pleiten, daar deze deelen regtstreeks takken van do luchtpijp-slagaderen ontvangen, of vaten, welke met dezelve in eene naauwe betrekking staan, terwijl sommige dezer deelen van alle dadelijko gemeenschap met de valen van het eigenlijke zuilaquo; verings stelsel verstoken zijn.
Wij meenen dus te mögen aanneruen , dat de Longziekte in hare geboorte voor cene ontsteking van de fijnere takken der luchtpijp-slagaderen te hou-den is. Misschien is dezelve in hare eerste ontwik-keling hoofdzakelijk als eene ware bronchitis te be-schouwen. Als zoodanig kan dezelve echter niel lang blijven bestaan ; maar moet de ontsteking zieh aan het geheele longvveefsel, en, door de meervoudige vereenigingen met de longslagaderlijke vaten , ook aan deze-mededeelen: in welke laatste nu voorts op-hooping , stilstand van bloed, verstopping en door-
|
||
|
||
(') De artertac firoMc/u'alss staan met do slagaderlijke vatea vaa het yeiicardium, en voorts met de bovensle tussefTen-ribbige slagaderca in gemeenschap; niLüEBBAKDr, B. Illraquo; S. 223gt;
|
||
|
||
|
|||
1 #9632;
|
zweeting möetea geboren worden. Er ontstaat das al spoedig een gecompliceerde ontsleklngstoestand der heide vaatstelsels, waaria de geheele zelfstan-digheid der longen deelt, zoo ver namelijk als de ontsteking zieh uitbreidt, waardoor dezelve onge-schilit worden voor de bloedznivering en het on-derhoaden van den omloop, terwijl ook de een-zijdig verharde long-kwabbe, door vergrooting der massa en gewigts-vermeerdering, op eenewerktui-gelijke wijze, tegen den borstwand, het hart, het middelschot, en de tegenovergestelde long raoet drukken, en hierdoor tot ziektekundige ontaardin-gen dezer deelen en storing van derzelver ver-
|
||
,
|
|||
|
|||
rigting aanleiding geven.
|
|||
|
|||
i,
|
Welk karakter bezit de Longziekte ? Dat is , behoort dezelve tot de aotieve oi' passieve, tot de acute of cÄrowtscÄe ontstekingen ? Ookhicroratrent zijn de gevoelens niet eenstemmig. Sommigen kennen haar een slenisch, anderen een asthenisek karakter toe, en ouderscheiden eene acute, chronische, synocheuse, typheuse, en septische oirot-achtige Longziekte. Wij erkennen gaarne, dat dnsdanige ondeisclieidingen , uit een zuiver pathologisch oogpunt bescliouwd , gegrond kunnenzijn, cn dat dezelve eene wetenscliappelijke waarde be-zitlen. Dan het is veelal moeijelijk de onderken-ning dezer karakters bij de zieke voorwerpen,
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
,#9632;
|
327
door vaste kenmeiken, te bepaleu, teu eiade de-zelve in practische toepassing te Lrengen.
Voorzeker haa de Longziekte, naar de indlvi-duele, jeugdigeenkrachtvolle, ligchaamsgesteldheid der dieren, naar den invloed der saizoenen, eu andere leefregelkundige omstandigheden , waarondcr zij verkeeren, hoedanige invloeden tot eene ver-hoogdc leveas-werkzaamheid van het bloedvaat-en zenuw-gestel aanleiding kunnen geven, eea stenisch karakter aannemen, waardoor zij dan ook een meer snel Leloop of eenen aouten vorm ver-krijgt. Dan wij meenea , dat de ontsteking op zieh zelve, waarin Let wezen der Longziekte gegrond is, in het algetneeu meer van een passieven dan van een actieven aard moot worden hescliouwd. Wij leiden zulks af uit de langzatne, onmerkbare , en verborgene ontwikkeling der ziekte, waarondei de tegeunatuurlijke veranderingen in de weefsels tot een aanmerkelijken trap worden voorlgebragt, zonder dat er zicb kenbare uitwendige verschijnselen vertoo-neu. Hiertoe worden veelal , zooals wij gezien beb-ben, meerdere weken , ja somwijlen zelfs maanden, besteed. Er beeft, gedurende al dien tijd, geene keunelijke algemeene reactie op Let vaatgeslel plaats, van hoedanige de ware aciieve ontstekingea steeds vergezeld gaau ; er worden geene koorlsige bevve-gingen waargenomen ; de eetlust, spijsverteering, eu al de overige veirigtingen gaan, althans schijn-baar, nog ten eencmale ongestoord , derzelver ge-In dc ademhaling zelve worden nog
|
||
|
|||
|
|||
32Ö
|
|||
|
|||
I
|
weinige afwijkende verschljnselen, behalve, in vele gevallen, een steeds terugkeerende hoest opgernerkl. Deze toestand duurt voort, totdat de desorganisatie der longen eene dusdanige uitbreiding heeft ver-kregen, dat zij voor de adembaling en bloedzai-#9632;vering meer en meer ongescliikt worden, waaivau de invloed zieh nu op de geheele dieilijke bewerk-tuiging doet gevoelen.
Nu breekt bet tweede of openbare tijdperk aan. Er ontstaan versnelde en moeijelijke ademhaling, ineerdere benaauwdbeid , uitvloeijing van slijin uit den neus, bonzende bartslag, siddering en koorts enz., in een woord, al die verscliijnselen , welke te kennen geven, dat de plaatselijke ziekte der borst-organen tot eene booge mate is gestegen, en waarmede dan nu ook reeds storingen in andere verriglingen, bepaaldeiijk in de verteerings-werk-tuigen, gepaard gaan.
Deze toestand vvordt algemeen gebouden voor bet begin der Longzickte, teiwijl dezelve inderdaad te beschouwen is als de uitwerking der reeds vol-komen gevestigde desorganisatie, welke zieh bedek-telijk beeft gevormd. De koorts , welke nu wordt opgewckt, is geenszins de uitwerking der reactie op liet algemeene vaatgestel, aan de primitieve ontste-kings-proces verbunden, maar veeleer bet gevolg van bet, lot een boogen trap geklommen , plaatse-lijk lijden der borst-organen, ea der daaruit ont-staande verstoringea in de geheele dierlijke buis-
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
i:
|
329
houding ('). Dezelve is hier een secondaii' ver-
|
||
|
|||
schijnsel, even als bij We andere plaatselijke, het-zij uitwendige, hetzij inwendige, gebreken, b. v. bij chronische ontaardingen der lever , milt, nie-ren, enz, of bij parasitische voortbrengselen , na-melijk den Ranker , fungus medullaris, fungus haemaiodes, de melanose en soortgelijke, eene symptomatische koorts wordt voortgebragU
Zoodanige trage en heimelijk voorfgaande ont-wikkeling der ziektekundige veranderiugen strookt voorzeker weinig met de verschijnselen, welke eene ware acute oatsteking arm zieh verbindt, maar komt geheel overeen met die , welke de chronische en passieve outstekingen in bet algemeen ken-merken.
De ontstekiog bij de Longziekte neemt derzelver uitgang bij voorkeur in doorzweeting, en zulks toont aan , dat zij geenszins die hoogere trappen verkrijgt, welke gevoiderd worden, om tot veret-tering of versteif over te gaan. Eenigen willen, dat bij de Longziekte nimmer ware etter zoude worden aangetrofl'en (s). Zulks schijnt echter niet zonder voorbeeld te zijn, zijnde ook enkele malen bevonden, dat er, behalve de gewone verharding.
|
|||
|
|||
(') sieigeh , {Z'\e Zeitschrift van tix und kebel, B. IV. S. 93) en von aupacu auf grünfelden (die Lungenfäule des Bindviehes, Rest 1819 , S. 7) Louden met andere schrijvers deze koorts made voor symlomatisch.
r) franqce, (Uagazijo, D. Ill, S. 126).
|
|||
|
|||
|
|||
|
330
versterf van eea gedeelte der longea plaats had , tea bewijze, dat de ontsteking ia onJerscheidene gedeelten van. hetzeifde weefsel, naai'tnate van hären geringeren of stärkeren trap, verschillende uitgangen kan aannemen. Men zal hierblj echter onder hot oog dienen te houden, dat dc Long-ziekte zoodanige Runderen kan overvallen, die aan andere verouderdelong-gebrekenlijden, welke reeds vroeger tot ettervorming of dreigend versterf aan-leiding hebben gegeveu, en welke uitgangen dus niet tot de uitwerking der Longziektc, als zoo-danig, kunnen behooren.
In sommige gevallen vormt zieh om het verharde gedeelte der long een vlies, waardoor het ontaarde gedeelte , als in cene beurs, wordt ingesloten, waarin. hetzelve als tot eene graauwe, drooge, wrijfbare
|
||
|
|||
zclfstandigheid uildroogt, waarmbde de dieren een
|
|||
tijd lang, als schijubaar hersteld, kunnen voortleven.
!
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Meermalen gebeurt het, dat binnen de gehepa-
tiseerde longen van zoogenaamde herstelde Runderen , Indien deze vroeger of later worden geslagt, of ook , somvvijlen onverwacht, slerven , aanmer-kelijke etterzakkea worden aangetroffen. Deze zijn veeleer te beschouwen als de uitwerking eener, later op nieuw, in zoodanige ziekelijk geblevene longen , opgewekte ontsteking, dan dat dezelve tot de primitieve ontsteking, welke als de oorzaak der verharding is te houden , zoude behooren. Zoodanige etterverzamelingen toch treft men ook meei-malen aan in andere ontaarde declen, b. v- in
I
m
|
|||
|
|||
iL
|
|||
|
||
331
zeer geclegenereerde klieren, in de sarcoccle, in beursgezwellen, in liggers, enz.
Met uitzondering dan der omstandigheden , waaronder de Longziekte een slhenisch karaktei-en acuut beloop kan aannemen— vvaartoe men ook nog hare complicatie met het Miltvuur mag rekenen— houden wij het daarvoor, datdeziekte in hare meest gewone gedaante gegrond is in eene chronische ontsteking der longen, welke, hoewel niet van het begin, maar, gedurende hare verdere ontvvikkeling, en somvvijlen vrijspoedig, eenpasaief karakter verkrijgt. De ongunstige uitwerkingen, welke men bij ons vrij algemeen van eene streng outste-kingvverende geneesvvijze, bepaaldelijk van sterke bloedsontlastingen, in de gevorderde tijdperken der ziekte, heeft ondervoaden, komen met deze be— schouwing overeen. En eiudelijk mögen wij niet onopgemerkt laten , dat, voor zoo ver de Longziekte in ver de meeste gevallen door bcsmetting wordt voortgebragt, de ontsteking geenszins het gevolg is eener, in zieh zelve verhoogde, werking der leveiis-kracht bij het dier, maar af hangt van de terugwer-king op eenen vreemden prikkel, namelijk de smet-stoffe, hoedanige ontstekingen men gewoon is ow-zuivere {inflammationes impurae) te noemen (').
I1) Zoo zict men bij andere besmeltclijke ziektcn , als daar lijn : dc Runierjtest, Schaapspokken , de kwaden, Droes , dc Dolle-hmds-heet, en soortgclijkc , bijzonder gewijzigde ontstckings-verschijnsclen plaats hebben , als het gevolg der terugwerking op het aangebragle conlagium: hoedanige ontstekingen mode van ccn onzuiveren aard zyn.
|
||
|
||
|
||
332
Uit dit oOgpunt beschouwd , zal de Longziekte, overeenkomstig haren aard en karakter, kunnen en behooren te worden gehoaden voor eene slepende longonlsteking, welke tot doorzweetivg overgaat (pneumonia chronica exsudativa), en die, in een eenignins gevorderden trap, %ich tot de vlie-* ziye deelen en de kheren der horstholte uit~ breidt {l), Korlhcidslialve zal mea dea naam van
|
||
|
||
(') bojasus, (Anleitung enr Kenntnis und Behandlung der wichtichsten Seuchen unter den Ilausthiercn , Urena und Leipzig, 1820. S. 157), wagejjfkid (t, a. p. S. 118), ea vele andere Duitsche Vce-artseniikuudigcn beschouwen de Longziekte mede als cene ontstckiugs-ziekte , welke vooral geneigd is tot den uitgang in doorzweeting, hoewcl over de opwekkende oorzaken cu den besmettenden aard der ziekte #9632;Krschülende gevoelcns omhclzcnde. Anderen houden de ziekte gegrond te ziju in een slapheids-toestaud, verlammiug of adij-namie, der lougen. köuber , (Annalen der LandvArlschaft, u. s. #9632;laquo;#9632;., B. III. S. 32j) , wil, dat de vatbaarbeid voor de ziekte gelegen is in ecne ziekelijke veraudering der, aan de longea eigene, con(rac(iiiteit en cx/jansibiüteit, en dat dczclve in het algemeen Lernst in ecne directe of indirecte zwakheid van de werktuigen der ademhaling. Nog anderen noemen de ziekte rottige of Irandige Longziekte [Lüngenfäule, Lungen-brand). Vermits echter bij deze ziekte in haren oorsprong geenc nciging tot ontbinding of versterf, maar veelcer tot vcrmeei^ tiering van zamenhang en vastwording der wcefsels wordt waargenomen, zijn deze benamingen voorzeker nict zecr gc-past, om den aard der ziekte uit te drnkkeu. De verschijo-sclen van ontbinding , welke in het laatstc tijdperk der ziekte plaats hebben, zijn als gevolgelijk te beschouwen, zoo-als bij elke andere ziekte, ten gcvolge van uitpultiug en le-vensverzwakkiug, zoodanige toestaad algemeen geboren wordt.
|
||
|
||
|
|||
|
333
Longzieamp;le kunnen behouden, als wordende luer-ouder ihans algemeen bepaaldelijk de ziekte vei— staan, waarover hier gehandeld wordt, ia oader-scheiding van andere zickten , waardoor de longen insgelijks worden aangedaan, en welke dus met lietzelfde regt Longziekten zullen kunnen genoemd worden.
Uit de ziektekundige veranderingen, welke in de opgemelde deelen, ten gevolge der plastische doorzweeting, worden voortgebragt, zullen deove-rige verschijnselen, die de ziekte somwijlen verge-zellen, en de ziekelijke gesteldheid, welke, hoewel min standvastig, in -afgelegene deelen, b. v. in lt;le buiks-ingewanden, wordt waargenomen , kunnen worden opgehelderd. Daar toch de ademha-ling, de bloeds-omloop, en het bloed zelf op zoodanige wijze van derzelver natuurlijke gesteldheid afwijken, als hier plaats heeft, zullen wd de overige verrigtingen, en bepaaldelijk ook de voe-ding, niet in den normalen Staat kunnen voort-duren, maar in wanorde moeten geraken: door welken toestand de dood der aangetaste voorwer-pen gewisselijk verhaast wordt. Wij zullen dit niet uitvoerig behoeven aan te toonen. Het möge ge-noeg zija te doen op merken, dat de hier bedoelde
|
||
|
|||
Dit kan echter geen grond oplevcrcn, om aan de ziekte, gedurcode haar primitief ontstaan en het geheelebeloop , cen rotacbtig karakter toe te kennen , en daarnaar harcn naam te bepaleu.
|
|||
|
|||
|
||
-------
|
||
|
||
334
stoWngen deels het onmiddellijk gevolg moelen zija van de verkeerde menging, welke het bleed, ten gevolge dei* sereuse en plastische doorzweeting in de borstholte ondergaat, waardoor het voor de ove-rige afscheidingen minder geschikt wordt getnaakt, deels van het dynamisch of sympatlsch verband, hetwelk er bestaat tusschen de deelen in de buiks-en borstholte gelegen, door de long-maag-zenuwen en de groote medelijdende zenuwen, vvaaruit men gemakkelijk de ontstekingachtige aandoeningen kan verklaren , welke meermalen in de buiks-ingewan-den worden aangetroffen ('). Somwijlen vindtmen de galblaas sterk met gal opgevuld, welke door-gaans mede van hare natuurlijke hoedanigheicl af-wijkt. Zal men niet mögen aannemen , dat, naar-mate de longen meer voor derzelver verrigting ongeschikt worden, de lever tot eene verhoogde werkzaamheid zal worden opgevvekt , cm meer
|
||
|
||
(l) Magasijn, B. III. bladz. 12i.
Op dezdfdc -wijze zict mcu bij tcringachtigc mensphelijke lijdcrs mecrmalcn in de werkluigcu der spijsverteriug , na-mclijk in de maag, de dnrmbuis eu de lever, zicUte-vcr-scliijnsclcn ontstaan, welke zuIIcq moclcn -worden toegc-schreven aan bet medcgevocl of den zamenbang dczcr deelen, door dc. dwalende zenuwen, met do longen, welke zenuwen bij de zickelijke gcsleldhcid der laatste veelal door outsleking en ontaarding zijn aangedaan. (Zie scuroeder van der kolk , Observationes palkol. p. 84—8(1). Bij , aan dc longtering gestorveneu, wordt de lever somwijlen zeer vcrgroot aangetroffen; t. a. p. bladz. 88.
|
||
|
||
|
|||
[
|
335
koolstoffe, als een hoofdbestanddeel der gal uit-makeiKle, van het bloed af te scheiden?
Men neemt veeltijds waar, dat de niet door verharding aangedane long slap, bleeker dan ge-wooniijk, en ingekrompen is. Dit zal kunnen worden afgeleid, deels uit de #9632;verminderde uitzet-ling, waarvoor de geheele borstkas eindelijk vat-baai* wordt, indien aan de tegenovergestelde zijde zaraengroeijing der lougen met den borstwand en ook met bet middelrif plants heeft, als waardoor de beweging der ribben wordt beperkt, en dusde gezonde long-kwabbe insgelijks eene geringere boe-veelheid lucht moet ontvangen , wordende dezelve nu slechts onvolkomen uitgezet. Ook moetendeaf-nemende aanvocr van bloed in de gevorderde ziekte en tevens de drukking der vergroote en ontaarde long-kwabbcn legen de niet aangedane tot de gc-stoorde voeding der laatste medewerken.
Soniwijlen sterven de longzieke Runderen lang-zaam, en aan uitputdng van krachten, tcrwijl de ziekte dan inderdaad een typbeus karakter kan beb-ben aangenomen. Meermalen vallen zij onverwacbt, als door eeue beroerte getroffen, neder , hetwelk vooi'al plaats heeft, wanneer er ophooping van bloed in de hersenen, ontsteking der hersenvlie-zen, uitstorting van water binnen den schedel, en in de holte van het ruggemerg, welke almede als onmiddellijke of secondaire uitwerkingen van den be-letten bloeds-omloop door de longen moeten worden beschouwd, zijn voortgebragt, terwijl op andere tij-
|
||
|
|||
|
||
336
den, en wel in de meeste gevallen , eene laagzame verstikking, wegens gebrek aan de noodige lioeveel-lieid lacht, voor de naaste oorzaak des doods is te houden. Niet zelden werken deze oorzaken, wnarvan ieder op zieh zelve voldoende is, om liet leven spoedig of langzaam uit te blusschen, te zainen.
De geringe storing, welke, gedurende het verborgen tijdperk, zelfs in de verrigting der adem-haling, wordt waargenomen, zal aan den tragen voortgang der ontsteking, en het langzaam ont-staan der bewuste longontaardingen moeten worden toegescbreven. Zulks bewijst echter tevens, dat met de ontsteking geene groote mate van plaatselijk verhoogde gevoeligheid gepaard gaat. Hoewel het strottenhoofd en de luchtpijp , tot eene zekere uitge-breidbcid , met eene Sterke mate van gevoel begaafd zijn, scbijnt hetzelve in de fijnere takverdeeÜngen der bronchlen meer af tenetnen, terwijl aan de pa-renchymateuse zelfstandiglicid op zieh zelve slechts geringe gevoeligheid mag worden toegekead (').
|
||
|
||
(') j, c. ioder , Anfangsgrunde der physiologischen Än-thiopologie, Weimar 1800 , S. 118,
De geringe gevoeligheid der longen blijkt onder anderen daaruit, dat bij menschclijkc lijdcrs , die hun gevoel door worden kunneu uitdrukken , aanmcrkelijke etterzakken en ontaardingen kunnen beslaan, zonder dat dezelve zware pij-nen aan zieh verbinden. De cigenlijkc longontsteking gaat met gevoel vau drukking eu met benaauwdheid , geenszins met cene daaraan geevenredigde pün, gepaard.
|
||
|
||
r
|
||
|
||
337
Wij knnnen, wat de vaa-zelf-ontwikkeling der Longziekte betreft, niet bepalen , welke inwendige gesteldheid der Runderen tot dezelve voorbeschikt maakt, nocb welke aanleidende oorzaken daartoe onmiddellijk medewerken, vermits deze, zoo als wij gezien hebben, tot dus ver, ten eenemale onbekend zijn. Het is wel niet gebeel onwaar-schijnlijk, dat eene vooraf bestaande verkeerde bloed-menging hiertoe kan medewerken , hetzg dezelve aan het nultigen van te veel of te krachtig voedsel, of welligt aan bijzondere soorten van voed-sei ('), of aan eene gebrekkige vertering en chijl-
|
||
|
||
Voorts komt, ton aanziea der geringe uitwendigevcrschijn-sclca, welke met de Lonczickle, gedurcode ecn zckeren tijd , ia aanmerking , dat de werkzaamheid der longerraquo;, niet, gclijk bij het Paard cn andere dieren, door Sterke heweging, bij afwisscling wordt aangezet, maar nicer gclijkraatig voort-gaat. Mocsl het longzieke Rund zieh , even als het Paard, van tijd tot tijd sterk bewegen , zoo zou de voortgang der zickte hicn'.oor in hären loop natuurlijk versneld worden, cn de dood spoediger moeten volgen. Mij zijn dan ook voorbcelden bekend, dat zoodanige Runderen, die , op den stal staande, nog geenszins den dood naby scheuen tc zijn, echter bij het vervoerea wcldra nedcrviclen cn stierven.
(2) Wij hebben reeds vroeger van eene cn andere oorzaken gewag gemaakt , waaraau de Longziekte door sommigen wordt tocgekend, Hiertoe kan men ook nog brengen de W'ater-peper (Pubjgomnn Utjäropiper) , welke plant door Dr kuers vooral als oorzaak dcrzelve wordt heschuldigd. Zijoutstond, onder het Rundvee cener Gemcente, op ecu sink laud, waarin veel water-peper groeide, cn welke voor de eerste maal deor hetzelve wird afgeweid, in lulk eenen hevigen trap, dat
IV. Dm,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 24
|
||
|
||
|
|||
i
|
33S
bereiding op zieh zelve nioet worden toegeschre-ven; zoodat dus de eerste of grond-oorzaak in eene gebrekklge assimilatie zou kunnea worden gezoclit, even als sommige andere ongesteldheden der dieren , met name de paarlziekte, de been-breekziekte, de vorming van steenen in de pis-wegen, misscliien ook het bloedpissen oorspronkelijk mede in gebreken der spijsvertering of gastrische oorzaken gelegen schijnen. Bijkomende uitvvendige invloeden , als het vatten van koude, en andere weersgesteldheden, die prikkelend, of wel ver-slappend op de longen werken, kunnen welllgt het hunne toebrengen, om aan de ziekte denbepaalden voi'm van Longziekte te geven; wij meenen dit echter voor als nog niet anders dan voor eene bloote veronderstelling te mögen houden , welke echter in 700 ver overvveging verdient, als bij velen sommige voediugs-wijzen , in verband tot de plaatselijk op de longen werkende , leefregelkundige invloeden, vooral dss weders, steeds onder de verdenking
de helft der kudde daaraan verloren ging. De ziekte was hier te yorcu onbekend. Door gcmclden schrijver wordt ook deze plant opgegeven, als dikwijls de eenige oorzaak uilma-kende van het bloedpissen, het bloeJmdken, cn andere gevaar-lijke zickten vau het Rundvee, welke in cene overraaat van voediug gegroud zijn, als daar zijn: spek-gezwellcn, cn de paarl-ziehlc , (uebing , Repertorium, B. V. S. 87 , bij uit-treksel uit het Magasin von Beobachtungen und Erfahrungen aus dem Gebiet der Zuchtungs-, Gesundheits-, Erhallungs-, und Heilkunde der Hausthiere, Erster Jahrgang , Berlin 1842,
VOU Dr. F. A. KUEHS.
|
||
|
|||
[
|
|||
|
|||
|
||
339
LÜjven tot de van-zelf-ontwikkeling der ziekte aaa-leiding te gevcn ('). Ontstaat dezelve nu op deze wijze, daa zal men moeten aannemen, dat ereene algemcene ziekelijke gesteldheid moet voorafgaan, voör dat de longea door ontsteking worden aange-dann, op zoodanige wijze, als waardoor de ziekte den haaiquot; eigen vorm verkrijgt (2). Wordt de Longziekte door Lesmetting voortgcbragt, dan zul-len de plaatselijke ontsteking en ontaarding der Lorstorganea als de grondoorzaak van het opvol-gend algemeen lijden moeten worden beschouwd.
Wij zljn dus buiten Staat, om eene nadere op-beldering te geven, ten aanzien der vatbaarheid van het Rund voor de Longziekte, daa dat dezelve gelegen is in de eigene stoffelijke en djna-
|
||
|
||
(') Verg, ciELEV, in de Ännalcn der Landwirtschaft, u. s. w. B. IIF. S. 329. Hij zockt vooral de roden, dat de Longziekte in de laatsle vijftig jareu zieh zoo algemeen heeft verspreid , iu de veranderde lecfwijze der Runderen, in ver-gclijking met vrocgere tijeien , alsmede in het mecidcr han-delsrcrkeer. Iiizouderhcid komt bij hem in aanmerking do spoedige niestin- van het Vee, en lict veiblijf inlagc stallen. Gelijk alles, zegt hij , lhaiis door sloom wordt gedreven, zoo wordt zulks ook toegepast op de voe-mesting. Men stopt hot onmatig met voeder op , geeft hot zeifs zoodanig voed-sel , dat door ongunstige wcers-invloedon of nalatigheid be-dorven is, ten einde het nict verloren ga, waardoor cene voorbeschiktheid geboren wordt, welke, bij het geringste vonkjc van contagium of andere bijkoracnde cnzaötische oor-raalf, in ecnen stal de ziekte doet uitbarsten.
(sj Verg. Dr. vix {Zeitschrift von vix und nebix , B. II. S. 400).
2i*
|
||
|
||
ra
|
Pi
|
||
|
|||
340
mische eigensclmppen , welke aan clit laquo;lier bij uit-sluiting of voorkeur eigen zijn, die wj niet van nabij kennen, evenmin als wij een ander aatwooi'fl kunnen geven op de Tragen , waarom in hat alge-meen elk dier-geslackt of soort aan Lijzondere ziekten ondervvorpen is, b. v. liet Paard aan den droes, liet Scliaap, het Yarken, de K.oe enz. aan derzelver eigene pok- en andere ziekten, de llond aan de dolheid , welke ziekten bij ben door van-zelf-onUvikkeling geboren worden, en waarvan sommige een wederkeerig besmettend vermögen op meerdcre diergeslachten uitoefenen, tervvijl deze eigenschap zieh , ten aanzien van andere, tot een enkel geslacht of soort bepaalt, zooals zulks onder anderen met de Pmndcrpest bet geval is.
|
|||
|
|||
Meerdere zekerheid bezitten wij omtrent de be-smettclijke bocdanighcid der Longziektc, en dit leidt ons lot de overweging van eenige boofd-eigcnscliappen der smetstofie en bare working, voor zoo ver namelijk wij die uit de ondervinding kunnen nagaan.
Hier onlstaat in de eerste plaats de vraag: op welke wijze werkt het conlagium in de longen , waardoor de ontstcking en doorzweeting worden voorlgebragt ? Werkt hetzelve, als een prikke-lende beginsel, onmiddellijk op de hloedvatea der longen, waardoor in dezelve de bepaalde ontste-
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
#9632; to
|
|||
|
||
3il
kings-proces wonlt opgevrekt, of oelent de smet-stoffe hacen eersten ea oniniddeilijken iuvloed uit op de zenuwen dezer deelen , waarvan de outste-king de secondaire uitwerking is , of eindelijk, dringt misscliiün hat coulagium , bij wijze van opslorpiug, door de vaatwanden tot in liet Lloed door, waardoor de mengiag ea zamcnhang van deszelfs bestanddeelen, op een selieikimdige wijze, worden veranderd ? Wij moeteu bctuigeu , uat wij ons voor als nog buitea Staat gevoelen bieromtreut eene voUedige uitspraak te doen. Misscliien kuu-nen uit de bevindingen , dat de long-maag-zenuwen , do tusscbenrihbigo, de sti'otteniioofds- , de long- en tongzwclgkeels-zeniuven bij de LoQgziekte aanmcrkelijke zickelyke veranderingca ondergaan , weike vioegcr (') zijn aangevvezen, grondeu worden afgeleid voor den ncrveusen oursprong en aard der ontsteking, gelijk dezulve ook daacvoor door soiu-migcn wordt gehouden. wiaxu () houdt dezelvevoor eene neuro-pAlocfOsts, of zenuwacbtige ontsteking, doch bij spreekt geenszins van eenige ziekelijke ver-andering der bovengeuoemde zenuwen zelve. Daarde casporiugen nog te weinig op dit oadenverp gerigt zijn geworden, zoo staau de deswege veikregeua vvaarnemingen te vecl op zieh zelve, om daaruit vooreerst een voldoend besluit te kannen trekken. Ook verdienen de lougzeuuwen {nervi pulmo7iales)
|
||
|
||
(') D.'adz. 2! 9-233. (*) 1. a. p. bladz. 302.
|
||
|
||
|
||
342
zelve nader te worden onderzocht. Wij voor ons zou-den, voor als nog, vangevoelen zija, datdezieke-lijke gesteldheid der eerstbedoelde zenuwen , en de daarrnede in verband staande verschijnselen, welke in dc liersenen en Let rnggemerg worden waargeno-men (') , moeten beschouwd worden de uitwerking te zijn der aandoening van de zenuwen , welke in de zelfstandigheid der longen verspreid zijn, die onge-twijfeld in de ontsteking der massa moeten deelen. Wij meenen dus, dat de tegennatuurlijke gesteldheid der zenuwen, buiten deze zelfstandigbeid der longen gelegen , veeleer als bet gevolg en eene uit-breidlng van die der eigenlijke longzenuvven is te bouden, dan dat de ontsteking der longen in een primitieven ziekelijken toestandder genoemde boofd-zenuwen, namelijk van de long-maag-zenuwen en groote medelijdende zenuwen , zal kunnen worden gezocbt. Te racer zouden wij tot dit gevoelen over-Lcllen , dewijl bet uit de bevindingen bij menscbe-lijke lijders, welke bier ter opbelderende vergeÜjking kunnen dienen, blijkt, dat de longzenuwen meer-malen, bij ziekelijke gesteldbeden der longen , aan ontsteking en aaumerkelijke ontaardingen onder-worpen zijn (s).
|
||
|
||
(') Bladz. 227.
{2) SCUBOEDEU VAN DEIraquo; KOlK, (I. c. pog. 83) zag , Lij et-tmakken iu cie longen, do longzenuwen, zijnde takken van do long-maag-zenuwen , mcermalcn ontstokca cu vcrdikl, zuodat dezelvc opgcspolen zijudc, ovcrvlocdigo vateu toondeu ic bezittan, en zieh dour eenlaquo; roodraquo; kJcur ODderseblaquo;iddea.
|
||
|
||
|
||
3W
|
||
|
||
Ten aanzicn der smetstofTe zelvc komen eene ea aiicieic hoedanigheden ia aanraerking , die over-
llij haalt de getuigenis aan van swan {Observations on tome points relating to the Anatomy , Physiology, and Pathology of the nervous Systhem), die ia teringaclitigcn den neruus vagus dikwijls aangcdaan en ontaard vtmd. Gccielde Uoog-leeraar zag deze zcnuw dan cens racer rood, dan dikkcr dau gewoonlijk , en dan #9632;wcderora volstrckt niet aangedaau , waaruit hij dus niets zekers mecnt te kunnen bcsluilen;
De zcuuwcn, welke zieh door de langen yerspreiden , zijn grootendeels takkca van de long maag-zenuwen. De groote tusschenribbige zennw geeft slechls aan dezclve weinige draden. (uauEBiiANU, t. a. p. B, IV. S. 208). Men zal omtrent den zamenhang der long-maag-zenuw met dc tus-iclienribbige en de overige bovcugcuoemde zcnirwen , •waaruit worzeker veel ter verklaring van de hier bedoelde verscliijn-slcn, kan worden afgeleid , kuuncu raadplegen, bet boogst falangrijke werk van f. n. isuan.ii en a. w. volkmann. Die SbsldndigUeit des sympathischen IS'ervensyslhems durch ana-tmische Untersuchungen nachgewiesen , Nebst 3 Kupfeltafeln, Ldpzig 1842, S. 51. u. w.
Sopcns dit oudorwerp werd , door de IloUandsche Maat-schppij der Weloischai'ipen, la Haarlem, in ISiO, de vol-geole prijsviaag uitgeschreven, welke tot dus ver onbe-anlToord is gcblevcu. (.Men zie den Algemeenen Konst- en lettrhode van 1842 , Nquot;, 27):
raquo; Ofschoon de heorschende en besmetlendc Longziektc, ivclk; nu sedert 1833 in ous land , ouder gestadige uitbrei-diug, onder bet Uundvce hceft bestaan, en steeds voort-duurl, in bare vcrscliijnsclen, #9632;vvanucer zij zicb totcenzeke-ren tnp hceft ontwikkeld , alsmede vat derzelvcr beloop bc-treft, en dc cigenaardigc veranderingen , welke de dcclcu , in de borstholte gelegen, bovenal de longcn, daarbij ondcr-gaan.zoowcl uit velc buitonlandsche, vooral Dnitsche, Vee-artsenikuudige Schriften, als uit dc waarncan'ngen daarom-
|
||
|
||
|
||
344
ging verdienen. Welke de inwendige gesteldheid of de aard van het conlugium zij, heiwclk bij de
|
||
|
||
trent in ons land verkregen cn medcgedceld , gcnoegzaam wordt gekcnd , ora dezelve van andere zieklcn van hetßund-vee tc kunnen onderscheiden, zoo is men echler vuor als nog (elders zoo min als in onraquo; Vaderland) tot geen vast be-ginsel gekoraen, om de Lougziekle algemeon met cen gcluk-kig gevolg te behaudelcn, leerende de ondervinding, dat het gctal der door deze zickte aangelastc Runderen , welke van de ziekte opkomen , cn, hetzij gcdecllelijk of vulko-men, van dczclvo onder verschillende geneeswijzcn herstellen, gering is, in evenredigheid tot het groote gctal , dat daaraan komt tc sterven. Men zal het dus daarvoor moctcn houdeu , dat er nog veel aan de kennis van den waren aard dezer ziekte optbreekt. cn dat de verschillende oogpuaten #9632;waaruit de Longziekte tot heden wordt bcschouwd , geenzc' keren grond voor eeue gcnoegzaam doclniatigc cn eenigzini zekerc gcueeswijze oplevcren. Daar nu de poglnged , 011 door verdere nasporingen tot cene ineer volkoniepe keuns dezer zoo verwoestende Vec-ziekte en van hare nicer gclul-kige behandeling te geraken , van het hoogst belang niog:n worden geachtquot; , zoo wordt verlangd : raquo; dat, door herhaadu raquo; cn naauwkeurige lijkopcningcn, in de vcrschillcudc tid-jgt; perken der Longziekte gedaan, wordc onderzocht cn an-raquo; gewezen , waarin du eigenaardige zickclijke veranderinj of raquo; outaardlng bestaat, welke de ingewanden derborsthulEen raquo; meer bepaaldelijk de zelfstandigheid der lougen hierbijon-raquo; dergaan, waardoor de ziekte , als zoodanig , wordt gaen-raquo; merkt; dat wijders wordc nagegaan, hoe die tegcnnaliur-raquo; lijkc verandering geboren wordt cn haren voortgang nlt;cmt; b waarbij in aanmcrking komt de vraag: Is dezelve e be-#9632;n schouwen als het gevolg cener gewone oorspronkclijcc en raquo; ware outsteking dezer deelen, welke met plastisdie cn #9632;raquo; meestal leveus met sereme doorzweetiug gepaard gait, ca
|
||
|
||
|
||
345
Longziekte geboren wordt, deze kennen wij even-min als die van vele andere smetstoffen, vvaar-
|
||
|
||
raquo; zoo ja? in hoe ver is de grond-oorzaak van dezen ont-raquo; stckingsloestaud al of niet te zoekea in cene verkecrde raquo; mengiug of zicktckundigc gesteldheid des blocds ? of zijn raquo; de bedoelde organische veranderingen misschien toe to raquo; schrijvca aan eeue primitieve ziekelijke aaudoening der raquo; longmaagzenuwm, [nervi pneumo-gastrici] der jroote (us-raquo; schenrihbige-zmuwen, [nervi magni intercmlales , sympathi-raquo; ci) of van andere zemaven , ^vaardoor het vegetatieve leveu raquo; der weivliezen cn van de zelfstandighcid ucrlongcn gestoord raquo; en zöö zeerveranderd wordt, datdaaruit, lungzaam en traps-raquo; wijze toenemend, die veranderingen in de bedoelde vveef-raquo; sels voortvloeijeu, hoedauige bij de gestorvene of gedoode raquo; voorwerpen worden aangetroflen?quot;
raquo; Bestaan er voldocnde redenen, om alaquo;n te nemen , dat raquo; de Longziekte , zoo als dezelve thans in Xedcrlaod heerseht, raquo; voor cene van hiiitcnslaads tot ons overgebragte Vcc-zickte raquo; raoet worden gehoudeu, die zieh alicen door de overdra-raquo; ging barer smetstoffo onderboudt en uilbreidt ? Of wordt raquo; zij ook in ons land Imitcn deze oorzaak geboren, en zoo raquo; ja, aan welke algemccne of bijzündcrc invlocdeu kan haar raquo; ontstaan , op voldoende bewijsgronden , worden toegekend?quot;
raquo; Welke aanwijzigingeu kunuen uit de kemiis , welke het raquo; nader onderzoek oratrciit den waren aard en oorsprong der raquo; Longziekte zal hehbeu opgeleverd, roortvloeijen, om tot raquo; ecn mecr vast begiusel vau derzelver geneeswijze te komeu?quot;
n Welke zija de meest gepaste middelea (behalve de raaat-raquo; regelen van afzoudering of doodiug van het zieke of ver-raquo; dachte vce), oui het Iluudvee tegeu de ziektc voor te bc-raquo; hoeden?quot;
Uierbij wordt vcrlangd , dat men , ten aauzien der geneeswijze en voorbehoediugsmiddelcn , op groud van het boveu-bedoclde onderzoek, geenszius alicen van beschouwingen of
|
||
|
||
|
||
346
van vrij alleen de wettea kuanen uagaau, welke zij in hunne wevking gewooa zija te volgen. Hel is niet volkomen zeker, of het bestnettend beginsel der Longziekte bij uitsluiting gehecht is aan de lacht, welke uit de ziekelongenwordtuitgeademd, of wel alleen gebonden is aan het slijm, hetwelk ia de luchtwegea wordt afgescheidea , en zieh uit den neus ontlast, dan of ook andere vochteu en zelf-standigheden van het ligchaam, namelijk het bloed, de darm-vochten, de pis, enz. met de smetstoffe bezwangerd zijn. Dit schijnt wel als zeker te mögen worden aangenomen, dat de smetstoffe m de longen wordt bereid, en dat de uitgeademde lacht der zieke Runderen haar in de grootste mate zal bevattcn, en dat ook de besmelting, in ver
|
||
|
||
voorondcrstdliugen uitga, niaar dat, door cen genoegzaam aanlal waarnemiugeu , zoo opzigleiijk do aangewende genocs-#9632;wijze bij -wczcnlijk longziclse Kundcrea , als betrcirendc do \ooibchocdings-behandeling, derzelver gegrondhcid ea dcug-delijkhcid jirocl'ondervindelijk wordea gestaafd; -waaromlrent voldocudc getuigschriftcu inocten worden overgelcgd.
üircctcurcn der Maatschappij zijn door Zijnc Majcsteit den Koning gemagtigd , bij de Goudeu Medaille en do Pre-inic van fiöO, door de Maatschappij uitgeloofd, nog daarenboven van regoringswege eene buitcngewone Premie van f S00 toe te loggen aan dengenen, die op de beste , en op eene voldoende wijze , deze Prijsvraag zal bcantwoord hebben.
Uirecteuren vertrouwen, dat van dit blijk van 's Konings bijzondere belangstelling in het onderwerp dier vraag, het bekomen ecner goede beantwoording het gevolg zal zijn.
|
||
|
||
|
||
347
de meeste gevallen, door de inademing dezer luchl door andere Runderen plaats heeft (').
Er kernen ecLter verschijnselen voor, waaruit men mag besluiten, dat ook het bloed eene bc-stnettende hoedanigheid erlangt.
Immers zal hierdoor , naar ons inzien , moeten verklaard worden, dat deKalveren, geworpen van Koeijen , die, tijdens de dragt, aan de Longziekte lijdende waren, bij de gebeerte of kort daarnabe-venden werden , door dezelfde ziekte te zijn aan-gedaan. Heewel wij zelve een en andermalen Kal-veren van lengzieke Runderen , over de helft van den dragtijd gevallen, liebben onderzocht, zoo hebben wij daarbij geene sporen van long-entaar-ding aangetreflen. Alleen had bij een zoodanig Stier-kalf, op den ouderdem van 5'/, maanden dragts afgezet, uitstorting van bloed in de borst-belte, cn van eenig bloedig weivecht roudem het verlengde merg plaats, terwijl hier overigens niets tegennatuurlijks werd gevonden. Er bestaan even-wel vele veerbeelden , dat de longen van dusda-nige, hetzij entijdig of op den gewonen tijd, ge-worpene Kalveren reeds kennelijk in de gewone ziekelijke verandering deelden (!). Zal men niet
(') wirth, t. a. p. S, 297.
(') de i.a haupe , (Zie het Magazin van gurli und heut-#9632;wig , B. VIII. S. 3) vond, dat de longen van ecu Kalf ia de zesdc maand der dragt rceds ziekclijk waren veranderd. Verg. het Magasijn, D. III. bladz. 144; j. c. wirtii, t. a. p. S. 296, en andere reeds meermalen aangehaalde sebrgvers.
|
||
|
||
|
||
348
moeten veronderstclleu, dat de smetstolfe hier met liet bloed naar de baarnioederlijke moederkoekjes is gevoerd, van waar dezelve , dooi* de foetale koek-jes [cotyledones), opgenotnen , tot de vrucht is-overgebragt, tenzij men aan de gelijkvormigheid van de ziekelijke organisatie derzelfde declen blj de inoecler en de vrucht eene andere physiologische verklaring mögt kunnen geven ('). Gelijkc ver-schijnselen komen bij andere besmettelijke ziekten voor. Uet gebeurt niet zelden, dat lammeren, door pokzieke moeders geworpen , met de pokken op bet ligehaatn ter wereld komen, of de kenteekenen be-zilten, dat zij, nog in de baarmoeder aan wezig, de zkkte hebben doorgestaau. Kalvereu, gevallen van Koeijen, aan deRunderpest lijdende, of deze ziekte, tijdens de dragt, hebbende doorgestaau, toonen vervolgens eeae geringe vatbaarheid voor dezelfde zickte te bezitten, ten bevvijze, dat zij in dezelve bij de inoeder hebben gedeeld , waardoor de voor-beschiktheid, cm later op de smetstoffe terug te werken , gedeeltelijk is weggenomen.
Een geval, mij medegedeeld door den Heer Dr. BIUSSICKS VAüf CLEEFF, komt mij voor der vermel-ding waai'dig te ziju, daar bet schijnt te bewijzen, dat de vrucht in bet moedcrlijke ligehaam door de Longziekte kan worden aangedaan, zonder dat zij zelve daaraan lijdt.
|
||
|
||
{') Vergelijlc ruijne Vcihandcling, over do Onvruchtbare Runderen, behend ander den naam van Kweenen, cm. , Utrecht 1853 , bij den Uitgevex dezes , bladz. Ou eu yerv.
|
||
|
||
|
||
349
Eene Koe van een' zijner Pachters was van de Longziekte verschoond gebleven, welke onder zijn Vee had geheerscht, en waaraan onderscheidene Banderen waren overleden. De bedoelde Koe had in eene weide gegraasd , waarop de laatste hadden geloopen. Dragtig zijnde geworden, zelte zij, eene maand te vioeg, het Kalf af, hetwelk, niet ge-heel voldragen zijnde, niet in het leven werd behouden. Bij de opening bleck, dat de longen van dit Kalf ziekelijk waren aangedaan op de wij-ze, zooals dit bij de longziekte plaats heeft (').
De volgende geschiedenis kan hiennede misschien in verband worden gebragt. In 183S brak de Longziekte uit te Krabbendijke gt; in de Provincie Zee-land, onder Kolveren en Hokkelingen, afkomstig van Koeijen, zijnde zoogenaamde Lakenveldsche, wölke eenigen tijd te voreu uit Zuid~Ilolland waren ingevoerd en aldaar dragtig geworden ; doch dezelve hadden in Zealand geworpen. Deze Koeijen waren zelve gezond gebleven. - De Heer Vec-arts van HERTUJi, aan wien ik deze mededeeling verschul-digd ben, boudt zieh overtuigd, dat de ziekte te Ki-abbendijhe door het gemelde Vee is aange-bragt, en meent, op grond dezer waarnemingen, de Longziekte als erfelijk te moeten beschouwen.
|
||
|
||
(') IIocwcl deze geyallcn voorzeker niet zcer gewoon zijn ZOO ontbreekt het ook bij den mensch niet aan voorbcelden, dal mocders , die reeds eoumaal eene bcsmcttcndc ziekte hadden doorgestaan, later kinderen ter wercld bragten , die tloor dezelve waren aaugetast, of dat zulks plaats had met
|
||
|
||
|
||
350
De smetstoffe bezit hoogst waarscliijniijk eene spe-clüeke betrekking of afEniteit tot delongen, waar-door zij, op elk andei1 deel des ligchaams aange-bragt, steeds deze deelea aandoet, en de ziekte voortbrengt, even als dergelijke verwantscbap tot bijzondere deelen, ten aanziea van andere conta-gien, wordt waargenomen. Zoo welen \vij, dat de smetstoffe der Runderpest bij voorkeur de buiks-ingewanden, en meer bepaaldelijk de vierde of leb-maag, aandoet, ook dan, wanneer dezelve door iuenting in het oor, of op eenig ander deel wordt aangebragt, terwijl de smetstoffe der Honds-dolheid baren invloed op de keel en de kwijl-klieren, die van den kwaden Droes op bet stelsel der watervaten uitoefent.
De inentingen,doorviX ('), HBRTW1S (*), en anderen verrigt, zouden bieromtrent, met betrekking tot de Longziekte, tot staving kunnen worden aan-gevoerd , als waardoor de eigenaardige vcranderingen in de longen werden voortgebragt, Indien bicrbij eene enkele inentingswijze, namelijk door het een-voudig aanbrengen der smetstoffe onder de buid,
|
||
|
||
kinderen , zonder dat de mooders de ziclUc ooit liaddcn gc-had. Yooral vindt men daarvan meerdere voorhecldeu m de Genecskundige Scluiften aangeliaald, met opzigt tot äa Kindcr-pokkcn. Men zie bieromtrent f. c. bach , Grundzüge zu einer Palhologie der ansteckenden Krankheiten, Ualle nnd Berlin, 1S10, S. 321.
(•) Zie hier ^oren, bladz. 117.
(5) Zie liier voren , bladz. 118—121.
|
||
|
||
|
||
aooals zulks bij de inenting van andere ziekten , namelijk de Runderpest, de Schaapspokken enz. , gewoonlijk pleegt te geschieden, ware in het werk gesteld. Vermits intusschen, bij de bedoelde proef-nemingen , ook nog andere middelen werden aange-wend, om besmetting voort te brengen , blijft het steeds onzeker , of het verkregen gevolg zal moeten worden toegeschreven aan de onmiddellijke iaade-ming der besmette lucht van de longzieke voorvver-pen, tusschen welke de proef-Runderen waren ge-plaalst geworden, aan het inwrijvea van het neus-slijm en speeksel in de neusholten en op de tong, aan het ingielen van blosd onder de huid, aan het nuttigen van het, met de uitgeademde lucht en het speeksel verontreinigde , voedsel, door de zieke dieren overgelaten. Zoo veel blijkt intusschen uit de bedoelde inentings-proeven , door de oveibren-ging van bloed aan den hals bewerkstelligd, dat de sraetstofle in de spierachtige deelen, even als in de longen , eene exsudatieve ontsteking voort-brengt, en dus in de eerste eene gelijke reactie opwekt als in de laatste.
Ilieruit valt af te leiden, dat de ontsteking der Longziekte , als van een eigen aard zijnde , van eene specifieke, dat is , geheel bijzondere prikkelende oorzaak af hankelijk is: hetwelk mede daardoor wordt bevesligd , dat de longen der Runderen ook aan zoodanige ontstekingen onderhevig zijn, welke derzelver gewone uitgangen in verettering of ver-sterf aannemen.
|
||
|
||
|
||
352
Hoewel de slijmstofie, welke bij de Longziekta nit dea neus en de luclitwegen onllast wordt, geenszins voor de smetstoffe zelve kan worden ge-liouden, maar als het voorlbrengsel eener ziekelijke afscheidiag inoet worden bescliouvvd, waarin het besmettend beginsel is gehuld , en waarvan zij dus het vehikel uitmaakt, zoo is het mij niet onbe-langrijk voorgekomea deze Stoffe aan een micros-copisch onderzoek te ondenverpen, waarmede mijn geachte vriend , de Heer Hoogleeraar Dr. P. HAR-TING zieh wel beeft willen belasten, die mij daar-van bet volgende naauwkeui-ige Verslag heeft me-degedeeld , opgehelderd door de bijgevoegde, door hem vervaardigde, afbeeldingen.
I. Onderzoek van slijmsioffe uit den neus van een longziek Rund, 's middays ie l nur verzameld , en denzel/den avond onder-zoc/ii.
Uilwendiy voorhomen. Het grootste gedeelte was een tamelijk vloeibaar , doorschijiiend , licht-i geel, vocht, waaiin zieh dikkere, taaije, minder doorscbijnende, insgelijks geel geklcurde, vlokken bevonden.
Microscopisoh onderzoek. Het quot;vloeibare gedeelte bestond uit een beider vocht, waarin drie soorten •\an ligchaampjes dreven , (PI. IV. fig. 5).
1deg;. Frimaire cellen, hebbeude het voorkomen van gewone etlerbolletjes (a. a). Zij zijti tot kleine groepen vereenigd, terwyl zieh tusschen dezelve eene
|
||
|
||
|
||
353
lijn-kon'cliije stolid beviudt. De gedaante is veelal niet regelmatig rond. Derzelver doormeter verschilt van 0,0079—0,0092 m.m., gemlddeld uit vijf metingen, 0,0085 m.m.
2deg;. Bloedsc'tijfjes, die geene verandering heb-beu ondergaan (b. b). Ilua getal is gering.
3deg;. Zeer doorscfujnende, meestal langwerpig ronde, epühelium.~cellen (c. c. c. c.), waarvan som-migea een' kern bevatten. Derzelver grootste doormeter versebiit van 1,0141 tot 0,0181 m.m., ge-middeld uit vijf metingen, 0,0171 m.m.
Geconcetreerd azijnzuur met een druppel van dit vloeibare gedeelte in aanraking gebragt zijnde, ontstond , op bet punt van aanraking , een aan-merkelijk vliezig praeecipilaat van zeer fraaije plooi-jen voorzien, betvvelk de verdere ineenvloeijing verhinderde. Door de vermenging ontstond nog meer van betzelfde vliezige coagulum , en tevens een molecolair praeeipitaat (Fig. 4). Tc midden van dit laatste zag men de epiiAeUum-celleti(h, h.} vveinig veranderd; derzelver kernen waren lets daidelijker geworden , terwijl de primairo-coilen mede nog annwezig blekeu te zijn ; doch derzelver vlies was uiterst doorschijnend geworden. Er ver-toonden zieh nu duidelijk 3—5 zeer kleine lig-chaampjes (a. a.) met donkeie omtrekken binnen in dezelve.
Na de Trljwillige verdamping aan de Incht, be-vonden zieh in dit ncusslijm eenige tamelijk groote kristallen, welker gedaante vrij algemeen die vaa
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 25
|
||
|
||
|
||
35i
eene rcgtlioekige rhombische zuil #9632;verloont (fig. 6), gaande bij sommige in eene vierhoekige piramiede over. Deze kristallen zijn onoplosbaar in alcohol, maar , zooals van zelf spreekt, oplosbaar in water, llet ovcrige van den, aan de lacht uiigedampten, druppel slijm woi'dt ingeuomen door een zeer gvoot aantal kleine ligchaampjes , die van eene on-regelmalige gedaanle zijn en zwarte omtrekkeu hebben. De bovecgenoemde kristallen zijn er van alle zijden door omgevea (üg. 7). Een druppel alcohol er opgebragt zijnde, verdwcenen dezelve dade'ijk ; doch schier oogenblikkelijk daarna vorm-den zieh lahijke, zeer fraai gevederde , kristallen van cklorurelitm ammon'd (fig. 8). Binnen een paar miuuten zag men ook deze laatste allengs ge-liccl en al verdvvijnen, terwijl na dc uitdamping van den alcohol eene groote menigtekristalleljes van lietzelftle zout oveibleven, die echter een vorni hadden, eenigzins aiwijkende van de eerst waar-genomene (1). Een wcinig van bet gedroogde neusslijtn word met water vermengd , en ook ver-volgens bij eene zeer zachte wärmte verdampt. Er bleef veel murias ammoniac, als gevederde kristallen, over , en eenige weinige vierkante kristalle-tjes, welke waarschijnlijk dezelfde waren als in fig.
|
||
|
||
{') Chlornretum ammonii is een dcliqucscoreiid zout. Er \ins tins hier ccno zeer gcconccntrecrdc oplassing , welke, met alcohol in aanralcing gcbragt, dcszclfs water vcrloor , waar-door hcl zout cerst kristalliseerde, maar zieh vervolgcns iu den alcohol oploste.
|
||
|
||
|
||
6 zijn afgeheeld. De uityedroogde stoße werd net alcohol overgoten , en deze, vervolgens mede bij eene zachte wärmte uitgedampt zijnde, blevea weder dezelfde kristalletjes (fig. 9) als vroeger in ovcrgrooten getale over. De, in fig. 6 afgebeelde, kristallen kunncn geene murias ammoniae zijn, want zij waren, zelfs bij eene bitte, waardoor da gedroogde druppel neusslijtn zwart werd, niet su-bliir.eerbaar, terwijl zij zieh bovendien genoegzaarn onderscheidden door den kristal-vorm en derzel-ver onoplosbaarheid in alcohol. In gedaante körnen dezelve na overeeu met de kristallen van cä/o-rureium polassii.
Ilet dikkere tr.aije gedeelte van bet slijm ver-toont, tusschen twee glas-plaatjes geplaatst, eene doorscliijiiende, boofdzakelijk uit primaire-oellcn en slijm-epiihclmm-cellen zamengestelde imssa,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i,:
(fig. 5. a. a.), waarop talnjkc, minder doorschij-nende, bet licht sterk brekende, bolletjes ver-spreid leggen (g. g.). Ilunne grootte is zeer ver-laquo; schillende , namelijk van 0,0034 tot 0,0328 m. m. Bij verlichting van boven vertoonen dezelve zieh wit. Doorgaans zijn zij volkomen rond. De groo-tere hebben eene korrelige structuur.
Bij de droogi'ng van bet slijm op bet voorwerp-glaasje, worden zij weinig veranderd, en ether, op de gedroogde sloffe gcbragt, lost dezelve niet op. Hieruit schijnt te blijken, dat deze bolletjes nietnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;\
uit vet bestaan. Echter is bet mogelijk, dat zij, door de drooging, zoodanig van gedroogde slijmquot;
25*
|
||
|
||
:1
i
|
||
|
||
|
|||
|
35G
Stoffe omgeven waren, dat de inwerkiug vati den ether op dezelve daardoor verhinderd ward. Van de onlslekings-bolletjes (glugg) of koT-rel-cellen (vogel) ondei'sclieiclden zij zieh genoegzaam, Azija-zaur tragt in dezelve geene verauderiug te weeg.
Wanncer men de taaije slijm in water bragt, dan gelukte het niet deze bolleljes van de overige bestanddeelea te isoleren. Spreidde men de stalle een weinig mot de iiaald uit, dan zag men in het vocht:
1deg;. /gt;mlaquo;aigt;e-ce//elaquo; (slijm of etterLolietjes, a. a.);
2deg;. Bloed-sckijfjes, (b. b.);
3*. Slijm-epitlielium-cellen, (c. c. c);
4quot;. yiiezirje lapjes. Dezelve hebben somwijlen geenerlei slructuur, en schijnen niet anders dan gecocigiileerde_/S6rtlaquo;e te zijn (d. d. e.); somwijlen evemvel ziet men ook sporen van cellen of over-blijfselen derzeive (f.); zoodat het schijnt, als of de lapjes van het epithelium afkouistig zijn.
De n;et het microscoop ontdekte bestanddeeleraquo; in het ueusälijtn waren dus:
1deg;. Water;
2deg;. SlijmstofFe, welke met azijnzuur een vliezig en een moleculair praeeipitaat vormt;
3deg;. Weinig veranderde bloedschijfjes in zeer gering aantal;
•i0. Zeer talrijke primairc'-cellen y met zeer kleine, doch talrijke, kernen;
5deg;. EpilheUum-.celle7i, in iets minder getal;
(T. Vnj talrijke bolleljes, die waarscliijulijk uit een weinig vloelbaar vet bestaan;
|
||
|
|||
.
|
|||
|
|||
|
||
357
7quot;. Gecoaguleercle fibri.ne, vvefke de vier iaatste bestanddeelen tot klompjes vet'biadt.
8deg;. Eene groote hoeveelheid ckloruretum am-moniae;
9deg;. Eene weinig kristalliseerbare Stoffe, welke op-losbaar in water, niet oplosbaar in aicohol is, en welker kristalvorm met die van ckloruretum po-tassii overeenkomt.
|
||
|
||
II. Onderzock van slijm uit de luohtpijp eener longzieke Koe.
Het aitwendig aanzien der vloeistoffa licht-rool van kleur, eenigzins klonterig.
Eij het onderzoek blet-k dezelve te bestaan uit talrijke epiihelium-cellen en bloedschijfjes (fig. 2), mede in vrij groote hoeveelheid ; geen spoor van etterbolleijes.
De Stoffe met water verdund zijude , werden de epiilieUum-ceUän niet van vbrm veranderd; even-min oefendfi geconcentreerd azijnzaur er eenigea iuvloed op uit , aklisns niet binnen den tijd van ruim ecu half uur. Eenige epilhelium-'cellen be-vatteden kernen, andere niet.
Acht dageu na dit eerste onderzoük, vertoonde zieh in het hewaarde longslijm een overgroot gelal uilerste kleine Vibriones ('), hoedanige zieh dik-werf in dierlijke, inzonderheid ia eiwit bevatten-
|
||
|
||
(') Dczclfde Yihriones Vi'erden door den Hooglceraar scanoE-der van der HOLE ontdelvt in soortgclijU slijm van ecu long-ziek Rund, hclwelk door hem microscopisch wcrd ondcr-
|
||
|
||
|
||
358
de, vochten, outwikkelea. Van de epilhelium-ccllen waren er nu nog eenige ongesclionden ge-Lleven ; verrevveg de meeste echter waren verdwee-nen en in eene amorphe, fijn korrelige, massa veranderd.
|
||
|
||
Wijders koml opzigtelijk de smetstoffe de vraag in aanmerking , is dezelve als eene vaste of vlufj-iige, als een contagium Jlxum v. volatile, te Loutlcn? Ook hieromtrent loopen degevoelens uit
|
||
|
||
zocht, nadat hctzclvo rccds ccnige laquo;lagen oud was geworden, loen betidoot mij tut het bedocldc oogmerk aau licm was tcr band gesteld,
de la ii.viugt;e ontdekte doer het microscoop , bij cene 300-nialigc vergrooting, in zicUe scbaapslongcu Vihriones, welke lict aanzien hadden van kleine wormen, -welke als eeacwitle spekatblige zelfstandigheid te zanicngewikkcld cn ouderceu gemcngJ waren ; sommige waren dood , andere leefden. Ir bevonden zieh medc in de met water verdunde Stoffe langachtigc civormige Jigchaampjcs , geüjkheid hobbends met micrcn-cijeren. Vele van deze waren aan de einden opengescheurd. de LA uakpe oordeelde de bcdoeldo spek-achtige zelfstandigheid voor nestca van den strongylus fdaria te niocten boudeu ; [Magazin van gurlt und heriwiq , B. #9632;yill, S. 14). Misschicn kuimeu de voorstanders van lict contagium animatum hierin een uieuwen grond zoeken voor deze theorie. De zaak Llijft voorzeker cen nader ouderzoek ovenvaardig. Wen lezc over dit onderwerp de fraaije Vcr-
: jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;handeling van i. c. wiaxn: Bericht über Sland und Fori-
gang der yelerinär-wissenschaft und das Vcterinär-wezcn, ia het Archiv für Thierhcilkundc, Neue Folge, B. V. S. 193. Vcrg. Dr. k. w. stark, Algemeine Pathologie oder Allge-
|nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;laquo;ifine Mturlehre der Krankheit, Leipzig 1838, S. 392.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
359
een , hetvvelk hoot'd zakelijk kau gegroad zija ia de verscliilleude Legrijipen, welke men. aan eene vaste of vlugtige smetstoffe heeht (1). Wij xooc ons zija van gevoelcn, dat alleun die soietstoffiiu als vaste contagien kunnen worden beschouwd, welke, oai een besmettend vermögen op een ander ligchnam uit te oefenen, onmlddellijk van het zieke op het gezonde voorwerp moeten worden overgebragt , hetzij door daclelijke aanraking, of wel uoor stof-felijke mededeeling, dat is, door eene werkelijke miinliiig, in de bcpaalde beteekcnis (2), namelijk door de overbrengiug der smelstoffe in eeneopzet-telijk gemaakte of toevallig bestaande wond, Vlugtige smetstoü'äii daarentegen zijn de zoodanige, die zieh, aan eenig uitvloeisel des zieken ligcbaarns, hetzij aan de uitgeademde lucht, aan de buid-uilwaseming of andere afgescbeidene Stoffe verbindende , zieh in een gasvormigen Staat aan de lucht mededeelen , vvanr-door zij in Staat zijn, op een meer of minder vcr-wijderden afstand, ea op eene onzigtbare wijze, de haar eigene werking voort te brengen. Hierbij komt de lucht als vehikcl of geleidster te liulp, ook iu die gevallen, alwaar zieh de smetstofl'e aan andere
(') sacier , (Magazijo, D. Ill, bladz. 21) lioudt dc smetstoffe der Longziekte vaa ecu vasten aard, en erahqve , (t. a. p. bladz. 112) schijut aaa dezelvc ook gcenc zeer vlugtige cigcuschappen toe te kennen.
[-) Wij zeggen iu dc bcpaalde beteekcnis , daar in den ruiinerea zia elke besmctting , als het ware , eene iueatiua: kau genoemd worden.
|
||
|
||
|
||
3G0
doode ligchameo , b. v. Ueederen of andere zelf-standigheden, heeft geheclit, waardoor dezelve kaa worden vervoerd. De vatbaaiheid , om zieh aan de lucht gemakkelijker te verbinden, en daar-mede te worden verspreid, schijat ten aanzien Jer vlugtige smetstoffen nog te verschillen, in welke eigenschap derzelver meerdere of mindere volatiliteit gelegen is. Wij merken liierbij nog op, dat de vlugtige smetstoffen evenzeer laquo;loor omnid-dellijke aanraking of ineuting een aanstekend vermögen uUoefenen, dat is, geen vluglig conta-gium kan bij uitsluiting als zoodanig worden be-scbouwd, zooals zulks omgekeerd met de vaste smetstoffen hct geval is.
Uit dit oogpunt bescliouwd, kunnen wg de smelstoffe der Longziekte wel geenszins als een con-tagium fixum Lescbouwen , vcrmits de dagelijkscbc ondervinding leert, dat dezelve wordt usedcgedeeld aan gezonde Runderen, welke zieh op zekere af-standen van zieke voorwerpen, betzij in dezelfde stallen of weiden, bevindeu. Wij moeten dus aan-nemen, dat de smelstoffe zicli onmiddellijk uit bet zieke dicr , of door tussehenkomst van andere stof-fclijke zelfstandigbcden , aan dc lucbt mededeelt, en door deze tot eenige verte kan worden over-gevoerd. Hoe ver de kring of afstand zieh kan uitbreiden , valt moeijelijk te bepalen ('). Meer-
|
||
|
||
(•) Men hecft, ten annzicn van sommige andere besmct-teadc ziektcn , bicromtrcDt zekere afstandcD vastgesteld. Zoo
|
||
|
||
|
||
361
malen heeft men ondervonden, dat Runderen zijn besmet geworden, welke op meerdere kampen af-stauds van longziek Vee graasden. Het blijft bij zoodanige töedragt echter meermalen twijfelachtig, of geene andere overdraging, b. v. door personen, kan hebbcn plaats gehad, dan door de ovenvaaijing der met de smelstoffe bezwangerde lacht. Veel bangt bierbij ook af van de rigling, welke de wind lieeft gehad, !Men zal oudervitiden, dat bet Vee bovun den wind van de besmetling nog verschoond blijft , terwijl dat, helwelk zieh onder den wind , zooals meu zegt, bevindt, weldra besmet wordt. Inlusschen is de overvoering der smetstoffe op dezo wijze loch alujd betrekkelijk beperkt , dat wil zeg-gen, men kan niet aannemen, dat de dampkring
|
||
|
||
wordt de besmettings-afstand, mot betrekkiog tot de Run-derpest, door cenigo Vee-arlsciiijlunuligcu bepaaid op 10, door anderen op het huogst op ongeveer '10 schreden bc-}iüald, waartoc de uitwasemings-dampkrhig der zicke diercu zieh zoude uitstrekken, (c. vsna, Uandbuck der Yeterinär-liunde, a. s. yr. U. II. S. 296). Volgens IK. K. w. stark, t. a. p. S, 370) zoii het menscheüjke poksmet op hoogstcus 12 voeten, het Ivplius-contagium op 0 tot 8 voclcu, het I)cgt;t-gif of nog korteren afsiaiid besmetlend werken, Te regt wordt liicrLij opgemerkt, dat het gcleidend vermögen der locht naar verschillcnde ornstandighedcu gc\vij;igd wordt, daar wärmte, matige droogheid, sterke clasticitcit cn elec-triciteit hetzehe sehijnt to begünstigen.
#9632;\Vij voor ous zouden de afstanden , welke voor de hier genoemde zieklcn worden opgegeven , inderdaad le beperkt achten , cm buiten derzclver omlrckkeu legen het gevaar van hesmetting beveiligd le kunucn worden gcrekend.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
362
in den omtrek van eenige uren, met de smet-stofle, oin zoo te spreken, zoude doortrokken of bezwangerd, en als zooJanig voor al het Vee binnen denzelven verdei'felijk worden. Dil is welmet geene stnetstoffe, zelfs niet met de meest vlugtige, het geval. Had zulks plaats, dan voorzeker zou naauwelijks bij eenige koortsige besmettende Vee-ziekte eene streck of plaats van dezelve verschoond blijven , en zoude ook de afzondering dei- zieke van de gezonde voorwerpen doelloos zijn , hetgeen nogtans door de ondervinding genoegzaam wordt tcgengcsproken.
De ervaring, dat de Longziekte geenszins in de streken, ahvaar zij heerscht, al bet Vee aaudoet, maar dat zij vele, somwijlen zelfs nabij elkandcr gelegene, hoeven verscbooat, en zieh langen tijd slechts op enkele gevestigd lioudt, levert eeu voi-doend bewijs op tegen eene algemeene of uitgebrei-de besmetting des dampkrings. Bij de verspreiding der ziekte op groote afstanden \alt aan andere wijzen van mededeeling te denken, waarvan wij vele voorbeelden hebben bijgebragt. Dan, hoewel in zoo ver het denkbeeld eener algemeene veront-reiniging of zoogenaamde verpesting van den damp-kiing, waarover, tijdens het heerschen van besmettende ziehten onder menschen of vee dikvvijls sprake is, op een dwaal-gevoelen möge berusten, zal het evenwel altijd raadzamer ziju zieh den kring, binnen welken zieh de smelstofTe door de lucht kan verspreiden, in stede van kleiner, uit-
|
||
|
||
|
|||
|
363
gebreider voor te stellen, Jan dezelve misschiea vveikelijk zijn mag.
De smetstofie der Longziekte heeftde eigcnschap, dat zij langer dan somraige andere contagion der-zelver besmeltend vermögen behoudt, ongeacht de luclit daaroji harcn invloed uitoefent, Hieraan moet voorzeker gedeeltelijk Let lierhaald terugkeeren dlt;;r ziekte op vele hoeven worden toegesclireven, nadat dezelve aldaar sclieen te zijn opgehouden , niette-geustaande de stallen en gereedscliappen Lelioor-lijk waren gezuiverd (').
Vroeger is aangemerkt, dat in de raeeste geval-len de Lesmettiug zal geschieden door onmiddellijke inademing der luclit, welke door de zieke dieren wordt uitgeademd. Dezelve gescliiedt ecliter ook door de overdragiug der smetstoffe, door andere, hetzij levende of doode ügcliamca, waaraan dezelve zicli lieeft vastgeliecht. Of dezelve ook door de huid wordt opgenomen is onzeker. De Vee-arts J. J. ü. SSÖXS zag de overdraging op de Stads-weide le Deventer plaats hebben door de melk-sters. Ilij wil, dat hier ecnc ware ineuting plaats had. liet is niet onmogelyk, dat bier eene op-slorping der smetstoffa kan plaats hebben, daar de teedere huid der tepels en van den uijer voor de opneming van dezelve misschien meerdere vat-baarbcid bezit, dan de dikkere en met haar be-dekte huid des ligchaams. Niet altyd worden die
|
||
|
|||
(') Zie hicrvorcn bladz. 157 en IbS.
|
|||
|
|||
|
||
gezonde Runderen, welke hat naast aan de zieke voorwerpen op dün stal zijn geplaatst, hei eerst besmet, maar meermalen heeft zulks plaats tea aanzien van de gene , welke zieh van deze op een meer verwijderden afstand bevimlen, hetwelk aan de meerdere vatbaarheid der laatstbedoelde voor de ziekte zal moeten worden toegeschreven , doch ook gedecltelljk van andere toevallige omstandighedea zal können worden afgeleid (').
(•j gielex {Annalen der Landwirtschaft, B. III. S. 234houdt de smetstoö'c dor Longzicktc mode vau ecu vecrkrarklig-vloci-!)arcn {elaslisch-jlüssigen) aard ; vooral ook op groud, dat dik-wijls Runderen door dczelve in de stalieu worden aangciast, die op twee of drie afstanden van of tcgcaovcr de eerst aau-getaste dieren zicli geplaatst vinden, tcrwijl de digst aan dezu lautste staande nog \erschooud blijvcn. Daar de smctstülTe zieh nict ligt buiten den bcsmelten slal vcispreidt , meent gielex, dat dezolve zieh aan den dampkring van het zieke dier vcrbiudt, en door liotzclve in elke periode der ziekte wordt voorlgebragt. Hot long- cu neusslijm, spcckscl, de drekstofl'cn , de pis, cnz., alsmcdo het in de uabijheid van het zieke dier zieh beviadende voeder cn streu , knunen cene besmetting veroorzaken, echter ouder de voorwaardc, dat deze zclfstandighcdcn van het coniagiam worden doorlrok-ken, cn aldus dragers würden. Deze laatsle emstandigheden maken de verbreiding der smetstoffen , volgens hem , Zunder verplaatsing van het zieke dier , naar audere stallen , alleeu mogclijk. Daar bet bewczen is, dat er geene nadere aaura-king noodig is, cm door de Longzicktc besruet tc raquo;ordcu , zoo is het zeker, dat het vccrkraclitig-vloeibarc contagium, in bet gezonde , voor besmetting vatbare , dier grootendcels als steclswijze binncnsluipt, tcrwijl integeudeel de besmetting door belckking , iuenting, üf op ceuige andere stoH'elijke cu ligt ia het oog vallcudc wijzc, vcel zeldzamer gcscUicdt.quot;
|
||
|
||
|
||
3G5
KöKisicK (') is van meeaing, dat de ziekte vooral besmcttelijk is, wanneer longziäke Runderen gebragt worden in de stallen van gezond Vee, terwijl nieuws aangekochte Runderen, welke Lij longziek Vee woiden ingestald, dikvvijls langen tijd daarvan verschoond zouden blijven. Vele der door onsaan-gevoeide voorbeelden bewijzen te zeer Let legen-deel, dan dat wjj deze waarnemingen als een alge-aieen geldenden rcgel zouden durven aannemen (2). Rleermalen loch is opgemerkt, dat nieuvvs aange-koebt, vreemd, Vee, bovenal spoedig door de Longziekte wordt aangetast. Merkwaardig is de waarneniing, welke mij bieromtrent, ondersclirij-ven van 7 Julij 1842, werd medegedeeld, door den Heer Paaiden-arls f. C. VAN steenacker , in een Verslag omtrent de Longziekte in de omstreken der Stad Bclft, bebelzendc, dat Indien deLand-liedcn , door aankoop , den veestapel, wegens de gestorvene Runderen, aanvulden door Vriesch en Groninger Vee, zij verzekerd konden zija, dat deze Runderen spoedig door de Longziekte werden aangetast, hetwelk minder bet geval was, wanneer
|
||
|
||
Ondcrschcidcne, door ons mcdegedccHe, #9632;waarncraingen bcwijzcn , dat de besmettingen op de laatstbcdoclJc wijzen nict zoo zeldzaam ziju, aJs door den Ilccr fiKUH schijut to worden veronderstcld.
(') guru und hertwjg , Malaiin,, B. X. S. 163.
[') Men vergclijke onder anderen slechts de raedcdcclingen van den Heer Vce-arts coedings, op bladz. io7 en verv. ; Oi'iDDB in hei Zeitschrift van nubkl und vix, B. II, S. 287.
|
||
|
||
|
||
366
|
||
|
||
het ontbrekende Vee in de eigen omstreken werd aangcLocht. Indien men , zegt hij , naar eenige oorzaak \vil zocken van deze daadzaak, dan zou dezelve, naar zijn ooideel, daarin gelegen zijn, dat de Runderen, in de laatsthedoelde streken gefokt , meer gewoon zijn aan die nadeelige in-#9632;vloeden, welke tot de voortbrenging der ziekte uiedewcrken, hoewel het liem tot nog toe niet mögt gelukkeu stellig en bepaald eene dier oorza-ken aan te duiden.
Het valt niet met zekerheid tebepalcn, op welk tijdstip der ontwikkeling de Longziekte bet vermögen verkrijgt, om zicb door besmetting te kanncn mededeelea, en even onzeker is bet, hoe lang zoo-danige Ränderen, welke van de ziekte zijn opge-komen , en als hersteld worden beschouwd, nog hetzelfde vermögen bebouden. Wij houden bet er voor, dat de ontwikkeling van bet contagium in een regtstreeks verband Staat met du veranderde bloedmenging en de organische veranderingen van liet weefsel der longen, en dat ook deze deelen , zoo niet voor de eenige , tocb voor de boofdzil-plaats te houden zijn, alwaar de smelstoffe vvordt Lereid ('). Men zal mögen aannemen, dat de smelstoffe geboren wordt, zoodra de bedoelde zie-kelijke veranderingen tot dien trap zijn geklommen , dat er tegennatuurlijke afscbeidingen geboren worden, waarvan de smetstoffe mede een voort •
|
||
|
||
{'; Vergclijk wmin, t. a. p. S, 301.
|
||
|
||
|
||
3G7
brengsel is. Zoolang deze toestand blijft bestaan, zal ook de ontwikkeliug van smetstoffe voortduren, en vermits weinige, zoo eenige, Runderen van de ziekte gebeel herstellen , mag bet als twijfelachtig worden beschouvvd , of zij do eigenscbap , otn de ziekte te kunnen mededeelen, wel geheel verliezen, zoo lang als dezelve met eenige aanmeikelijke inwendige longontaarding blijven voorlleven. Ook hierin meet, naar ons inzien, vooral de oorzaak worden gezocht van bet veelvuldig terugkeeren der Longziekte op dczelfde lioeven, alwaar zij geheel scheen te zijn verdweenen. Er zijn biervan zoo vele voorbeelden bekend , dat zij niet hehoeven te worden venncld. Eenige gevallen wil ik ter staving van bet gezegde aanvoeren.
Bij de Gezusters eodwers , te Vleuten (Pi-o-vincie Ulrechl), was de Longziekte in de maand Maart 1842* opgehouden. Op den 13 October, en dus ua verloop van 7 maaiulen, ontsloiul dezelve op nieuw. Bij een' anderen Veehouder, genaamd w. A. hollaar , keerde dezelve terug na verloop van 9 maanden, nadat in Februarij be-vorens het laatste Rund was overleden, zonderdat bij vreemde Runderen in dat tijdsvcrloop bad aan-gekocht, hebbende ook zijn gebeterd overgebleven Vee niet naast longzieke of verdachte Runderen gegraasd, Bij den Landman s. GEUSEN, wouende onder de Gemeente Ouden-Rijn (Prov. Utrechf), beerscbte reeds sedert twee jaren de Longziekte, echter met tusschenpoozen , zoodat van tijd tot tijd
|
||
|
||
|
||
338
enkele Runderen waren overleJen. Dezelve was na,
sedert ongeveer aclit maanden , opjjehouden, als ^vanneer genoemde Veeliouder voor ea na drie Punderen aankocht van eigenaren , bij wie , zooals men zeker wist, de Longziekte uict bestond. Twee van deze voorwerpen werden na elkander door de ziekte aangetast, en hct laatste in April IS'ii. Er bad sedert Januanj bevorens geen ziekte-geval plaats geliad. Ilet overgebleven Vee van vorigen tijd bleef uitwendig gezond. llierondcr bevonden zieh Züogenaamcle gebeterde Runderen van 1842.
Met is te veronderstellen, dat telkeus door deze de nieuws aangeLoclite Runderen zijn besmet geworden. Wegens zoodanig beJektelijk voortdurend vermögen van te kannen besmetten, gedoreude een onbepaalden tijd, nioeten, zoo niet alle, voorzeker de meeste zoogenaamde gebeterde Runderen steeds verdacht worden gebouden. Ilet is hierdoor, dat de Longziekte zieh nadeelig van de meeste andere besmettende Vee-ziekten onder— scheidt, bij welke, nadat de dieren Lersteld zijn, ook de eigenscliap van te besmetten binnen körten tijd verdwijnt,
Sommigen willen, dat het Rund meer dan een-maal door de Longziekte zou knnnen worden aan-gedaan. Dit steunt op de w.iarncining, dat het-zelve, van de ziekte opkomende, nu en dan vol-konien hersteld scliijnt, en wederom op de melken bij vleesch komt, terwijl bet na meerdere weken , maanden , en langer , op nieuw door dezelfde ver-
|
||
|
||
|
||
369
schijnselen worch anngedaan. Zoodanigehervaltia-gen komen enkele malen bij herhaling voor , waar-bij de Runderen dan vroeger of later, meestal spoedig en onverwacht, sterven. Deze hervatting der ziekte is niet te bescliouwea als of dezelve we-zenlijk op nieuw ware ontstaan. Zij is sleclits voor eene instorting of reoidiue le bouden der Long-ziekte, vvaarvan bet dier slecbts schijnbaar, niet wezenlijk , was bersteld (').
Met is inJerdaad een opinerkelijk verscbijnsel, lietwelk reeds vroeger, onder anderen , door D''. STKI-GEK (-), SEEa (3) en vele anderen is waargeno-men, dat de Runderen, welke aan de Longziekte nebben geleden , en daarvan zijn opgekomen, som-wijlen spoediger vet worden , daa andere, die daarvan verschoond waren gebleven. Hetzelfde is mij bij beijialing door Landiieden, ten aanzien van hun gebeterde Vee, medegedeeld, meenende zij dit als eea bewijs van volkomene genezing te mögen beschouwen. Over dit verscbijnsel naden-kende , bij de beschouwing van eene en andere Runderen, welke geslagt wordende, ongemeen vet waren , ongeaebt de longen , voor een aanzienelijk gedeelte, ten eenemale verbard , vergroot, en ont-aard waren gebleven , is bet mij voorgekomen, dat
|
||
|
||
(•) Vergclijk steicer (Zeitschrift von nkbel und vix, II. IV, S. 71—* 2).
(2) Dczelfdc , t. a. p. S. 71. {3) seer , t. a. p, S. 21.
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 26
|
||
|
||
|
||
370
hetzelve zal kuanen worden verklaanl uitdenzick-tekundigen toestand zelven, gelegen natnelijk in dc overgeblevene ongescliiktheid van een gedeelte def longen voor de adeuihaling. Doordien dc bloed-zuivering, bij de onbekwaambeid van een grooter of geringer deel der longen voor deze verrigllng, verminderd is geworden, worden de kool- en wa-terstoffe naar die evenredigheid minder nit bet bloed venvijderd. Deze blijven dus in hetzelve aamvezig , en knnnen dienen tot de vorming van vet, waarvan zij , gelijk bekend is, de booldbe-ginseleu uitmakea (').
|
||
|
||
(*; De Ihcoric van liekio , dat dc vorming van lid vet in het dicrüjU ligclsaam in verband staal met do vermiaderdo toetrctling van ziiurstofl'o tot hot bloed bij de ademhaling, laat zieh op het verschijnscl dor vcrincordenlc aanzetling van vet bij dc ouvolkomcn hcrstclde longzicke Kundercn , naar het ons voorkomt, met deu meesten grond, toepasscn. [Die organische Cliemie in ihro Anwendung mif l'hysioloijic und Palhologic , Braunsclnveis; 1842 , S. 8i) , en op vclc andere plaatscn). Hen vergcüjkc bieromtrent mode do Ontkrzockin-ijcn omtrent de voortbrenging van vet en melk, dooroujiAs, boussikcault , en PATEN , bij uillrcksel, nit dc Annalcs dc chemie et physique , Kai 1843 , van het doswege gcgeven bcrigt door micno:;, medcgedceld in bet Repertorium van herixu , I!. IV. S. 292. Uit de bedoelde tbeorie , dat do vcrsterktc ademhaüng do vctvorming vermindert, eene ver-miniierdo en daaruit voortvloeijende outoercikende oxijdatie van Iict bloed daarentegen do bcreidiug van vet vermeer-dert, knnnen inderdaad ve!e dagclijkscho vcrschijnselen, die lot het onderhoiid der dieren hctrekkinghchben, worden verklaard. Zoo ziet meu b. v., dat do vogels, die hoog vliegcn , en in ecu zuivcrcn dampkring vcrkceren, scbraal en
|
||
|
||
|
||
|
||
371
Men denke evenvvel niet, dat dit algemeen het geval is met de Runderen, die van de Longziekte opkomen. De bedoelde voorbeelden bebooren slecbts tot de uitzonderingen. Dusdanige gunstige om-standigheid zal alleen kunnen plaats hebben bij zoodanige voorwerpen, welke niet in den hevigsten trap door de ziekte zijnaaugedaan geweest, waarbij dc verharding en ontaarding der longen zicb ook niet tot bet gi-ootste gedeeite van bare zelfstandig-lieid becft uitgebreid, eil bij welke later de spijs-vertering en cbjlberciding in zoodanigen goeden Staat zljn gebleven, dat bet bleed bij voortduriug nog van nieuwe bestanddeelen beeft kunnen worden voorzieu, cm de voeding beboorlijk teonder-houden. Daar, waar bet met deze voorwaarden anders gesteld is, zal de uitkomst algemeen teleur-stellend zijn. De meeste Randeren, hoeweldezelre meermalen, na de dooorgestaneziekte, nog wedev-om aan den grosi gcraken, en zelfs mclkgevende (')
|
||
|
||
mager zijn, tcnvijl ganzen en andere dicrcn, die opgeslotcn worden, spoedig vet worden. Hot Paard, hoe good ook ge-roederd wordende, hetwelk steeds stcrk meet loopen of trek-kcii, waardoor de adcmhaling versacld wordt, zal allijd mager zijn. Hot R'.iudveo, dat voor dc slagtbank bestemd wurdt, zal dan alleen do gcwcnschtc vcthcid verkrijgen, wanneer het wcinig beweging behocft to maken , waarbij dc adcmhaling zoo weinig mogclijk wordt aangczet, en daardoor dc Stoffen, die tot dc zamenstelling van het vet dienen, niet nil hetligchaam verwijderd worden, maar inhclzclvcbewaard blijveu.
(') Ue Ucer rtndus zag in 18i2 cene Koe, die vroegcr
26*
|
||
|
||
|
||
372
worden, vervallen later in kwijning, vermagereu, en terea uit, of sterven aan nieuvve verettering in de verharde longen, aan borstvvaterzucht, doorloop of andere uitputtende loevallen. In een woord, zulke Runderen kunnen nog meermalen, gedurende eenige maanden, eea jaar, of iets langer het leven behouden, maar geenszins het gewone tijdpeik be-reiken, waarvoor het leven van dit dier anders berekend is. Wij bedoelen hier geenszins die ge-vallen, waarin de ziekte in de ligtste trappen heeft plaats gehad, en geringe oiganisclie gebreken, misschien sleclits ligte aangroeijingen en long-ver-barding, enz. zim voortgebragt, waarmede het rüstige en eenzelvige leven van het Rund tamelijk ongestoord kan bestaan.
|
||
|
||
Er komt nog eene andere vraag, welke mede tot den aard der ziekte in verband Staat, in aanmer-
|
||
|
||
de Longziokle had doorgestaan, welke volkomen goede en veel melk gaf, doch onverwaebt stierf. De longen werden bij de opening zoo verhard gevondea als hij die immer ge-zien Lad. Ook de Vcc-arts van domjielkn decide, ouder schrijvcn van 19 OctoLcr 1843, mede, dat het verwonderlijk is, om lr zjou, boe Kuodercn, die van de Lougziekte opko-men, somwijlcn, bij eene krachligc voedcring, wederombij-komen. Hij zag er, die slccbls zes weken, nadat zij de rickte hadden doorgestaan, reeds ten günstigste veranderd waren.
|
||
|
||
|
||
373
king, namelijk dcze: Is de Longziekte bij uitslui-ting eigen aan het Rund, of worden ook andere onzer grootere huisdieien, bepaaldelijk het Paard, het Schaap en Vai'ken, door dezelve aangedaan. Sommige Vee-artsenijkundigen, met name BOJA-nüsC), veithQ, en andere, stellen, dat het Rund wel het meest aan dezelve onderhevig is, doch dat ook andere diercn daarvan niet verschoond blijven.
Volgens den eersten zou dezelve bij deze laatste alleen sporadisch, bij de Runderen epiiaötiseh voorkomen. sander (3), te Brunswijk, houdt de Longziekte van het Rund met die, welke bij Paarden voorkomt, volkomen voor dezelfde. Bartels (*) wil soortgelijke ontaardingen bij de longen van het Paard als bij die van het Rund hebben waarge-nomen, alleen met het onderscheid, dat dezelve bij het eerste in het algemeen niet dien omvang hadden als bij het laatste, en de afdeelingen der luchtcelien veel kleiner en naauwer aan elkander verbonden, tevens rond, en altijd van een veel helderder rooden kring omgeven waren.
Er zijn ook van tijd tot tijd berigten bij mij
|
||
|
||
(') h'eher die Seuchen der Uausthiere, 2te Aufl. Wilna und Leipzig 1820, S. 138.
(2)nbsp; nbsp;Uandbuchder Veterinarkunde, B. 11. S. 232, Wien 1818.
(3)nbsp; nbsp;Beiträge lur pract. und gerechtlichen Thierheilkunde, Berlin 1810, S. 1—19, 74, u. s. w.
(*) TFescn und Heilung dor Lungenscuche des Hindoiehes, Uelmstadt, 1841, S. 48.
|
||
|
||
|
|||
s:
|
374
ingekomen omtrent l'aardcii, welke mea meende, dat Joor de Longziektc waren aangedaan , waarom-trent liet mij eclitei-, volgens de opgegevene lievin-dingen, bij de opening der ligcliamen verkregen, is voorgekomen, dat de plaats gehad hebbende ziekie voor gewone longontstcking moesl worden geliouden, welke in ettering of versterf was overgegaan, ter-wijl de gevallen, welke men wil, dat im en dan bij Schapcn zouden ziju waargeuomeu, de zoogc-naamde zwoeg of zwoer/ziekte (') zulleu geweest zijn. Deze ongesteldiieid, waaraau de Scbapen, vooral het kleine kortstaortige ras, in eenige stre-ken, doch nieer algemeen op liet Eiland J'exel, in sommige jaren, onderlievig zijn, gaat gepaard met koi'lademiglieid, welke in eene ziekelyke ge-stelclheid en outaarding der longcn gelegen is, waaraau de dieren sjioediger of langzaam sterven. Men noeiut dezelve op Texel ook lo7tg%iekte of laquo;woegerij (*).
|
||
,
|
|||
|
|||
ii
|
(') j. kops, Slagazijn van Vaderlandsehen Lantlbomv, D. I. bladz. öS en 89.
(3) ue la uaupe, (gürlt und okriwig , Magazin, B. YIU. S. 11) onderzocht hij gclegcnlieid, dat iiicu, iu hot Kanloii Waadt en Freiburg, tot hct doodcu van hot loogzieke Uundvec ovcrging, en soimnigc eigenaren voi'Iangdeu, dat ook lift Kleinere Vce, namilijk Scbapeo cu Gcitcn, wcrd gcslagt, la longen, incest van Schapeu. Bij geeu dcr-zclve vond hij zoodauigc veiauderingCQ, als welke aau de Longziektc van hct Kimd eigen zijn. Bij cen cukelc nam men sporcn van slopcudc long-ontslcking vvaar, met hc-laquo;iuiieiidc verellering rondom cenc tubcrkel-massa. Bij ccui-
|
||
|
|||
|
|||
|
||
375
Op het uitvvendig voorkomen, moet deze ziekte Vüorzeker overeenkoinst hebben met deLongziekte, en liet is waai-schijnlijk, dat daarbij ook wel aan-groeijing van de longen aan het borstvlies, liepa-tisatie der eerstgenoemde deelen, uitstorting van water en andere verscliijnselen kunnen plaats hebben, die zij met de Longziekte gemeenheeft, ge-lijk trouwens ook bij het Paard de longontsteking haren uitgang in hepatisatie of verharding kan ne-men. Het is echter twijfelachtig, of deze ziekten met de ware Longziekte van het Rund van den-zelfden aard zijn te houden, en tevens of zij door het laalste aan de eerstgenoemde dieren door be-smetting vvordt medegedeeld, Ofschoon het on-voorzigtig zoude zijn de mogelijkheid hiervan te ontkennen, te meer, daar men in latere tijden de wederkeerige besmettelijkheid van sommige ziekten tusschen dieren van verschillende geslachten, en tusschen deze en den mensch, heeft leeren kennen, welke vroeger aan de waarneming was ontgaan ('), zoo zijn mij echter, gedurende het nu meer dan
|
||
|
||
ge bestonden op zieh zchcstaande, harde, tubcrkcls, welke begonnen week te worden. Bij velc vond men cene ge-woue, witte, spekachtige, en, zoo als men -wilde, bij de Scbapen vrij dikwijls voorkomcmle ontaardiug. (Ziehiervorcn, biadz. 338).
(*) Men denke aan de koepokkcu, en dc pokken van andere dieren en den mensch, aan de schürft bij verschillende dieren, aan den kwaden droes en meer andere, welke cene wederkeerige besmcUclijkhcid voor verschillende dicrgeslachten, en niecrmalcu ook met bclrekking lot den racnsch , bcKitton.
|
||
|
||
|
|||
I
|
|||
|
|||
J
|
|||
|
|||
|
37Ö
tienjarig bestaan der Longziekte iuonslaad, geene genoegzaam bevestigJe voorbeelden voorgekomen, om zoodanige besraettelijklieid dezer ziekte voor bet Paard en Scbaap aan te nemen. Had zulks inder-daad plaats, dan zonden de gevallen daarvan meer-inalen moeten voorkomen, daar toch dc Paarden met de Runderen veelal in dezelfde weiden gaan, in de stallen niet afgezonderd gebenden, en veelal door dezelfde oppassers verzorgd worden, lietgeen ook gedeeltelijk op de Schapen kan worden toegepast, bepaaldelijk op bet kortstaartige ras, betwelk alge-meen met bet Rundvee in dezelfde weiden graast. Onlangs beeft de Hoogleeraav DEtWABT, te Brüssel, eenige waarnemingen raedegedeeld ('), welke scbijnen te bewijzen, dat bet Varken niet onvathaar zoude zijn voor de smetsroffe der Longziekte. Een Landbouwer, met name JKASlaquo; van NISPEN, wonende te Beveren, verloor binnen drie of vier maanden negen Melk-koeijen aan de Longziekte. De Vee-arts F. MECHIELs werd geraadpleegd, of men zonder gevaar Varkens zou kunnen plaatsen in een kleinen stal, waarin bet laatst ziek geworden Rund, gedu-rende ongeveer veertien dagen te voren, verblijf bad gehouden. De Heer mechfels geen voorbeeld kennende van de inededeeling dezer ziekte van bet Rund aan eenig ander diergeslacbt, vond geen bezwaar deze vraag toestemmend te beantwoorden. Er werden den volgenden dag twee Varkens van
|
||
f
u
|
|||
i ,
|
|||
I #9632;
|
|||
|
|||
(*) Journal VMrinaire et Agricolc, Tom, II. pag. 313.
|
|||
|
|||
)
!
|
|||
|
|||
|
||
377
vier of vijf maanden oud in den bedoelden stal overgebragt. Na vijfüen dagen ontving de gemeide Vee-arts het berigt, dat een dezer Varkens was overleden, en liet andere op sterven Jag. Bij de opening werden tot zijne gvoote verwondering dezelf'de veranderingen aangetroffen, als bij de Runderen , welke aan de Longziekte zijn gestorven. Volgens de opmerking van den eigenaar, zouden beide voorwerpen gelijktijdig ziek zijn geworden, en wel nadat zij acht dagen in den besmetten stal vcrblijf badden geboudeu.
Door den Heer CLAES, te Lembcaq, wertl aan den Heer dewart medegedeeld, dat bij meerdan twintig Varkens bad verloren aan eene ziekte, welke bij de opening der dieren gelijke ziekelijke uitwerklngen deed kennen, als welke waargeuomen worden bij de gestorvene longzieke Runderen, er bijvoegende, dat de Varkens ziek waren geworden nadat zij korter of langer waren gehuisvest geweest in een' stal, welke door longzieke Runderen begt; smet was geworden.
Deze voorbeelden zijn te opmerkelijker, indieu wij in aamnerking nemen, dat de inrigting der longen van het Varken aanmerkelijk van die van het Rund verschillen ('), en hieruit schijnt het gevolg te kunnen worden afgeleid, dat, hoewel de Longziekte bij het Varken niet oorspronkelijk möge worden ontwikkeld, de longen echter, ongeacht
|
||
|
||
(') Zie den noot van bladz. 301.
|
||
|
||
I
I
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
#9632;
|
378
liare verscliillende organisatie, de vatbaarheid liezit-ten, oin de, bij deze ziekle voortgebragte, smel-stoffe op le nemen.
Wij meetien dat deze, nog op zieh zelve staande, waarnemingen, bdangnjk genoeg kunnen geacbt worden, oni, in het belang der Veeiiouders, en der weteuschap tevens, de aandacbt bij voortdu-ring op de zaak gevestigd te hoadea.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4quot;. WELKE ZIJN DE ÜITKOMSTEN DER ONDEB-SCIIEinUXE GENEESWUZEN EIV VOORBEHOED-MIDDELEN, TEGEN DE LONGZIEKTE AANGEPRE-ZEN, EN IN HET WEBE GESTELDquot;?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ÄW'SSSiraquot;---laquo;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wr
|
bebljcn reeds vroeger de ongunslige uit-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komstca medegedecld, welke de Longziekte in ons land, van banr begin af tot eu met Augustus 1842 0, beeft te wceggebrngt, waarnaar men ook de latere steifte nagenoeg zal kimncn berekenen, ofscboon dc opgaven en verhoudingen der aange-tastc eu ovcrlerlcne Runderen, sedert dien tijd, minder geregdd ziju bekend geworden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(') lie bladz. 20-39.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||
379
üit het, door ons gegeven, tabcllariscli overlaquo; zigt, blijkt het, dat van 100 longzieke Runderen gemicldelcl nagenoeg 70 tot 71 sinks komen te sterveu, en dus 29 tot 30 van de ziekte opkornen, leverende deze verhouding in de ondeischeitlenu Gewesten eenig verschil op ('). Wij zijn niet volkotuen in Staat deze verhouding tc vergelijken met de sterfte, welke de Longziekte in de overige landen, alwaar zij langer dan bij ons heeft bestaan, te weeg brengt , daar men hieromtrent bij de Schrijvers zelden voüedige mededeelingen aantreft. Alleen heeft Dr. franqüe daarvan een overzigt gegeven emtrent de Longziekte in het llertogdoni Nassau {'), volgens hetwelk de sterfte aldaav tot de geneziugen stond als l—2 ls7/.i48* STEIGER (3) neemt aan, dat in de doorsnede de helft, en sonnvijlen een grooter gctal, der aangetaste Runderen van de ziekte opkomt, doch de Hoogleeraar vix merkt hieromtrent aan , dat de uitkomst bij de epizoötien, door hem waargenonien, niet zoo ganslig is geweest. Niet voor alle rossen schijnt de Longziekte even vervvoestend te zijn; althans merkt STEIGER (*) op, dat het oor-spronkelijke Rundvee-rns van het JFesler-wald, in het genoemde Hertogdom, dezelve veel gemakke-lijker doorstaat, dan de meer vcredeldebovenland-
|
||
|
||
(gt;) Blailz. #9632;'id.
{-) Maga~Jjn, I). 01. 1)1. MO en volg.
(3) kkbel und vix, Zeitschrift, 15. IV. S. 70.
(raquo;) T. a. p.
|
||
|
||
|
|||
rr
i
|
|||
|
|||
::
|
3S0
landsclic rassea, ea het aldaur aangeliouden wor-dende FWeA'flÄe (rlollandsche?) Rundvee. Hij meent den waarschijnlijkeu groud daarvan te nioeten zocken in den vasteren vezelbouw en de meer drooge of dorre gesteldheid der eerstbtdoelde dieren. Zien vi'ij nu, dat de uitkomst in ons land ongunstiger is, in betrekking tot soimnige naburige landen, de reden zal missclden in den aard van bet iubeem-sche Rund gelegen zijn, als, wegens deszelfs meer slappen ligchaamsbouw, en de hierraede gepaard gaande groote geschiktbeid tot vicescligroei, aan-zetting van vet, en orcrvlocdige melkgeving, minder berekend zijnJe, om aan de kracht der ziekle vveerstand te bieden, dan de meer drooge en scbrale rassea, welke doorgaans minder ruim gevoed worden. Dat ecne ruimc voeding althans, gepaard met verslapping en vertcedering van bet ligchaam, de Runderen minder geschikt maakt, omdeLong-ziekte door te staan, vvordt bevvezen door de meer dan gewone sterfte, welke plaats heeft, indien dezelve uitbreekt onder het Vee indebrandewijn-of genever-stokcrijen ('). Wij mögen niet onop-gemerkt laten, dat ook de Runderpest, zoo dik-wijls als dezelve, in de vorige eeuw ons land heeft bezocht,, steeds, in verhouding tot andere landen, de sterkste verwoestingen heeft aangerigt. Hierbij mag niet worden bijgezien, dat het grooter getal Rundvee, hetwelk bij ons op eene betrekkelijk kleine
|
||
B '
|
|||
' ,.
|
|||
l-f?
|
|||
|
|||
(') Zie hiervoren bladz. 214, 278.
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
II 1
|
|||
|
|||
|
||
381
oppervlaktc gronds bestaat, en de veelvuldige be-weging vaa hetzelve, ten behoeve van den handel, vvelligt meer dan in vele andere landen tot eene algemeene verspreiJing van zoodanige besraettelijke ziekten aanleiding moat geven, waaraan het dan ook kan worden toegesclueven, dat de Longziekte zieh bij ons in een' betrekkeiijk korteren tijd dan elders heeft uitgebreid, tot alle Provincien is door-gedro.'igen, en in dezelve, met uitzondcring van Groningen en Vriesland, tot nu toe gevesligd is gebleveu.
Zien wij dus, dat de Longziekte zoo verderfe-lijk in hare gevolgen is, dat van Let, door dezelve aangetaste, Vee ver het grootste gedeelte daaraan verloren gaat, zoo ontstaat natuurlijk de vraag, moet zulks aan den eigen aard der ziekte, name-lijk aan hare ongeneesbaarheid op zieh zelve, of aan andere oorzaken worden toegeschreven? Ten einde hierop te antwoorden, zal het noodig zijn onderscheidene punten in overweging te nemen. Wij zullen hierbij kortelijk tot de beschouwing van den aard der ziekte moeten terugkeeren , en. nagaan, welke aanwijzingen ter behandeling daaruit, op goede therapeutische gronden, voortvloeijen. Daar, zoo als wij gezien hebben, de ziekte in het begin van eeuen ontstekingachtigen aard is, zal daartegen voorzeker eene gematigde, somwijlen, naar omstandigheden, hoedanige hierboven (') zijn aangewezen, eene meer krachtdadige, ontstekingwe-
(') Bladz. 327.
|
||
|
||
|
|||
If
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
I
|
382
reade geueeswijza behooren tc worden in het werk gesteld, ten einde de congestie van bloed naar de longen te verminderen en do doomveeting tegen tc gaan, Om dit oogmerk te bereiken, blijveu dan, naar ons inzien, matige bloedontlastingen, :ifleidende tegcnprikkels, Lestaande in bet zelten van ctterdragtun aan verscbillende ligcbaamsdee-
|
||
#9632;
#9632;
|
|||
len, liet imvrijven van scberpe blaarverwekkende smeersels op de borstwauden, gepaard met bet inwendig gebruik van zoodanige middclen, die de plaatselijk verhoogde werkzaainbeid van het slaga-dorlijke vaatgestel kunnen maligen, en de plastici-teit des bleeds tegengaan, altijd de middelen, waarop men nog bet meeste vertrouwen mag stellen.
Onder deze komen dan de verkodendu ca out-bindende middelzouten, met name vooral het ammoniah-zout, de salpeler, bet wonder- en enyelsck zoul, ook in liet bijzonder de zoete kwik en de hrauhwijnslcen, in gepaste verbin-dingen, vereenigd met verzacbtenJc, slijinige of olieacbtige, middclen, liet meest in aanmerking, waarvan wij de giften en wijze van tocdiening te zeer bekend aenlen, dan dat bet noodig zal zijn daaromtrent bier bcjgt;aalde voorschrifteu mede te deelen (').
Kan inmiddels de ontstekingwerende geneeswijze
|
|||
|
|||
(') Men vindt over dc geneeswijze der Longziekte nilvoeiig goiiandeld in het Dcrdo Dcel van dit BTagaxijn, Lladz. 129, en np mecrderc plaatscu, waornaar wij verwijzen.
|
|||
|
|||
I,
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
||
383
strtkken, om do vertiere onlvvikkeling der ziekte voort te küinen, hare aauwendiug bepaalt zieh, naar onze meening, zoo uiet uitsluitend , dan toch hoofdzakelijk, tot het lijdperk, waarin de ontste-kiug en de daaruit voortvlocijeude gevolgen, na-iiielijk dedoorzvveetiug, longoutaarding, en zamen-groeijingen, nog slechts geringe vordcringen heb-beu gemaakt. Door de bedoeide geneesvvijze zal dan nog meermalen niet alieen dc outstekiug in liaren voortgang kunnen worden gestuit, maar zulleu ook de door liaar reeds voortgebragle uiluerkingen, namelijk ligle longoutaarding, uitslortingen van se-rease, ook van sereus-plastische, vloeistoilen, door ontbinding en opslorping worden weggenomen, waardoor dan de Runderen, hetzij volkouien of slechts onvolkomen, kunnen worden hersteld.
Daar echter, zoo als vroeger is opgemerkt, de outsteking zoo langzaam en bedeklelijk in de lon-gen geboren wordt en voortgaat, dat dezelve door-gaans, gedurende meerdere weken, door geene uitvvendige verschijnseleu gekend wordt, zoo blijft dc ontstekingwerende geneeswijze, in de meeste gevallen, als van zelve buiten aamvending op den tijd, wanncer men daarvan het ware nut zou kunnen verwachten: na welken tijd zij in het alge-meett niet meer aangewezen is.
Heeft loch de ziekte reeds zoodanige voortgan-gen gemaakt, dat eene of beide longvleugels groo-tendeels verhard, vergroot, en het inwendig weef-sel zelve geheel van aard veranderd is geworden,
|
||
|
||
I
|
||
|
|||
Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;384
II
|
|||
|
|||
(
|
dat er aaneengroeijingen van tleelen in eene aan-raerkelijke uitgebreidheid, uitslorting van serumia de borstholte, ten bcdrage van vele ponden, af-scheiding en ophooping van vezelstoffe in de lucht-pijp, of wel in bet hart en de bloedvaten, plaats hebben, dan zal voorzeker de ontstekingwerende geneeswijze niet nicer in Staat zijn den toestand te verbeteren, maar zal dezelve, wegens haren on-niiddellijk verzvvakkenden invloed , veeleer als scha-delijk moeten worden besehenwd; zij zal dan doorgaans den tiood moeten verhaasten.
In deze omstandigheid, dat nanielyk de Long-ziekte in haar eerste ontstaan niet gekend wordt, is de hoofdreden gelegen der hoogst onzekere uit-komsten, welke elke later aangewende behandeling ten gevolge moot hebben.
Wij hebben gezien, dat bet begin der ziekteal-gemeen gerekend wordt van het tijdstip, dat dezelve zieh door uitweudige verschijaselen open-baart, doch tevens opgemerkt, dat de organische veranderingen dan reeds in een aannierkelijken trap zijn voortgebragt. Het is dan niet meer de oor-spronkelijke ziekte zelve, tegen welke te strijden valt, het zijn hare uitwerkingen, w.iartegen, als seoondaire ziekten, de behandeling moet gerigt worden, hetwelk algemecn te minder met een ge-wensclit gevolg geschiedt, daar , in vele gevallen, de eerste kenmerken, waarinede de ziekte te voor-scliijn treedt, tevens als de voorboden van den
|
||
naderenden dood kunnen worden beschonwd.
|
|||
|
|||
|
|||
385
Hier blijft voorzeker m'et alleca elke poging tot genezing vruchteloos, maar is de beliandeliug van het zieke Vee zolfs veeltijds als naileelig le beschou-wen, oindat duor eike beweging, welke danrmede gepaard gaat, zoonls bij bet zelten van etterdragten of andere werkdadige ven-igting, de benaauwdheid nio^-t vermeerderd worden. Dit geldt zelfs van bet ingeven van geneesmiddelen, als waardoor de Runderen, in een gevorderden trap der ziekte, veel lijden, wegens bet uitrekkcn van den bals, en de wederstreving, welke bierbij somwijlen plaats becft.
Niet altijd echter is de Longziekte zoo snel in haar beloop, dat dezelve, binnen weinige dagen, uadat zij zieh becft doen kennen, met een doo-delijk gevolg ten einde loopt. Zij duurt tneermalen twee, drie, en ineerdere woken ('), als wanneer zij somwijlen eenc günstige wending neemt, zoodat de Runderen van dezelve opkomen, hoewel ook de meesie binnen dit tijdperk sterven. Wanneer de ziekte eene wending tot berstelling neemt, zoo be-rcikt dezelve bet ergste toppunt niet, maar keert zij in dat geval spoediger tot beterschap. De Heer VAN DOHMELEN wil opgemerkt bebben, dat, in die gevallen, alvvaar de linker long is aangedaan, de Runderen spoediger bezvvijken, en de ziekte met meerdere benaauwdheid gepaard gaat, dan wanneer de regier long alleen in de verharding begrepen is. De ziekte zou ia bet laatste geval in den regel
|
|||
|
|||
(') Zie hicrvorcn bladz. 28ä,
IV. Deku
|
27
|
||
|
|||
|
||
386
wel acht Jagen langer dureii, voor Jat de dood volgt, terwijl de Runderen laquo;lau ook miadec bc-naauwd zijn en klagen of steuiien dan bij deaan-doening der linker long. De Veehouders zelvc liadden dit opgemerkt, zoodat zij ineermalen vooruit wisten te bepalen, of de long der regier ofgt; linker zijde was aangedaan.
Op enkele hoeven, alwaar de Longziekte heerscht, worden de Runderen, in grooteren of geringeren getale, door dezelve in een geringen trap aange-tast, als vvanneer de meeste slechts, gedurende eenige dagen, door lioest en Hgtekoorts-verscliijn-selen worden overvallen, waarbij de spijsvertering, lierkaauwing, de outlasting van denafgang, en andere afsebeidingen meer of minder belet of ouge-regeld zijn, doch vvaarvan de Runderen, onder eene gepasle behandeling, weldra herstellen. Dusdanig zachtaardig beioop is door meerdere Vee-artsen waar-genomen, en mij werd daaromtrentde mededeeling gedaan door den Heer VANDOMMELEN, dat die Runderen, welke bij lict ontstaan der ziekte op de stallen of in de weiden het meest en scherpst hoesteden, de minste valbaarheid schenen te bezitten voor de wezenlijkc Longziekte. Insgelijks deelde de Heer Med. Doct. j. J. a.luciitmans mede, dathetvooral zijne aandacht heeft getrokken, dat men op de meeste stallen, onderscheidene Runderen hoort hoesten met een scherp eigenaardig geluid, terwijl evenwel die stallen bevrijd blijven van de Longziekte, gedurende den winter, en souis een of twee jaren lang, even
|
||
|
||
|
||
3S7
als liij by het epidemisch heerschen van de eroup meei-malcn lieeft opgemerkt, dat vele kinderen by verkoudheid icts van den croup-iooa in het hoes-ten hebben; ofschoon dit niet altijd in vvezenlijke cfoup overgast.
Wanneer de Longziekte onder zoodanige ligte gedaante te voorsebijn koint, indien namelijk de ougesteldheid kan geacht worden in den waren aard dezer ziekle te deelen ('), znlien wel de organisebe veranderiugen der borst-ingewanden van geringe beteekenis blij\en, en, voor zoo ver zij mogten bestaan, door oplossende middclen of door dena-tuurkrachten zelve wederom tot ontbinding kunnen worden gebragt, zoodat daarvan geene of slecbts weinige bindernissenoverhlijven, maar de Runderen zoo goed als volkomen bersleld worden. Waar echter de ziekte sterker aantast, zooals algemeen plaats vindt, en dezeive eenen längeren tijd voortduurt,
(') Door den Heer Vco-arts l. van calcar , wordt melding gemaakt (ilaga-.ijn, D. III. bladz. 207j, dat liij in 1833 mctrmalcn hoestende Eundcrcn bcliandcldc , bij welke de, zicktc-YcrschijnscIen niet zoo duideJijk waren, dat liij dezeive voor Longziekte durfdc verklären.
seer (t. a. p. S. 20) spreckt ook van zoodanige ligte #9632;wijziging der Longziekte, waargenoaicn in het lirandcnlnirg-sclie. De Veeliouders sclienen dczclvc uiet liijzonder te vreezen. Zoodra het Rundvce den hnn wclbekcnden hoest, des oebtends cn des avonds, of na het voederen , booren lict, werd cene adcrlating aangewend, eene elterdragt gezef, en wonderzout inet genever-bezien ingegeven. Ka de aan-Tvcnding dezer voorbehoedings-gonecswijze toonden de dieren zieb wederom bersteld, werden vetgemest, cn verkocht.
27*
|
||
|
||
|
|||
388
|
|||
|
|||
|
büjven er meer otquot; minder aanmerkelijke, voortdu-rende en onherstelbare, onlaardingen in de borst-organen over.
De Longziekte kau dus wel gezegd worden in den regel uit hären eigen aard ongeneesbaar te ziju. Volgens sommigen (') zou nimmer eenig Rund volkomen van dezelve liersteld worden, daar de outaarding der longen, en de aaneengroeijingen steeds Llijven bestaan. Wij zijn schier geneigd aan dit gevoelen ons zegel te hechten, en zulks uit aanmerking, dat de eenmaal doorgezweete Stoffen niet geheel wederom kunnen worden weggenomen, terwijl het longweefsel zooclanig van aard is verau-tlerd, dat het eene ten eenemale onoploshare zell-standigheid is geworden,
Intusschert- zijn er vele middelen heproefd, om de Longziekle in het tweede of openbare tijdperk te genezen. Sommige dezer middelen steunen op een rationelen, andere slechts op een zuiver ew-#9632;pirischen grond.
Het heeft niet ontbroken aau aanbevelingen, door lieden van allerleien rang en stand, hetzij uit de edelste bedoelingeu voor het maatschappelijk welzijn, gelijk ongetwijfeld ten aanzien van velen mag worden aacgenomen, hetzij met inzigt, om bun eigen yoordeel in de eerste plaats te bevorderen, van middelen, geschikt ter genezing der Longziekte, of om tot dat oogmerk te worden on-
fl vix , (Zeitschrift von nehel und vix; Vcrgclijk liier-gt;orcn, blaJz. 328-331.
|
||
I
|
|||
i I
|
|||
I'
|
|||
|
|||
|
||
389
|
||
|
||
i
|
||
|
||
derzocht en beproefd. Sommige derzelve werden met grooten ophef als önfeilbaar daartoe aangepi-ezen. Wij zullen niet treden in eene opsomming, veelraiu in de beoordeeling van al de geneeswij-zen, welke liieromtrent van tijd tot tijdindedag-bladen zijn voorgesteld, of bij gescbrifte aan bet Departement van Binnenlandsche Zaken ingediend , waaromtrent doorgaans ons gevoelen door Z. Exc. den Heer Minister van dat Departement is ge-vraagd geworden, Ik wil echter niet onvermeld laten, dat de meeste der bedoelde middelen en geneeswijzen dezelfde waren, welke in de vorige eeuw tegen de Runderpest op denzelfden voet waren aangeptezen, en in de geschriuen van dien tijd bewaard gebleven, waaruit dezelve tlians we-derom te voorscbijn werden gebragt. Hoezeer echter sommige dezer raadgevers dwaalden, die de Ran-derpest en de Longziekte voor dezelfde zickten meenden te moeten houden, bij welke derbalve oo!; volgens hunne redeneiing ('), dezelfde gsneeswijzen te pas schenen te koiuen, kan alleen daaruit bbj-ken, dat men bij de laatste ook de inenting heeft aanbevolen (*),
(*) Algemccn Handels- en Advcrtcntie-blad van 12 Junij 1839.
(2) Algemeen Handels- en Advertcntie-blad van 18 Maart ISiO. Doze wijshcid werd mcdegedeeld uit Sneeh. Wij hebben vroegcr, (zie bladz. 52/ op liet vcrsehil opmcrkzaam gemaakt, Iietwelk cr, in velc opzigten , tusschen dc twee hier bedoelde, besmettendc, zicktcn van hot Unndvcc bestaat. Hierloe behoort mede, dat de Ränderen, welke van de ziekte opkomeu, slcchts ouvolkonicn lierstcllcn. Hel zon dushocst
|
||
|
||
|
|||
390
Ofsclioon sotninisen (') ook in hetopcnbare tijcl-])t;rk der ziekte eene ontstekingwerende geneeswij-ze, en wel hei'haaldc en krachtdadige aderlalingen, willen hebben aangewend, zoo beschouwen de meeste Vee-artsen dezelve, op grond lumner on-dervinding, in een gevorderden Staat der ziekte , als nadeelig, en wij zouden, op de aangevoerdu gron-den, geenszins stcike algemeene bloedontlastingen durven aanprijzen. Misschien kunnen herbaalde en verdeelde plaatselijke blocdontlaslingen, bij vvijze van bloedige koppen , op de borstwanden aangewend, indicn do ziekelijke gesteldlieid niet reeds als tc ver gevorderd kan worden bescliouwd, nutiig
|
|||
|
|||
I,
|
ondoelmatig zija als bevciligings-middcl dc inenting tegcn de Longzicktc aan to wenden, daar dezc zoodanigc ontaar-dingca in dc longca voortbrengt en achtcrlaat, waarmede liet leven der Runderen op den duur onbestaaubaar is.
(') Ondcr doze behoort ook DT. fraxque , (zie Magazijn, D. III. biadz. 129, cu onze aldaar gemaakte bedenking op de voorgesteldc krac'uldadig ontslckiagwcrcndc genceswijze). Ondcr onze Laudgcnootcn vond de Heer i. a. van elbcug , te Loosduinen. {Men zie den Jionst- en teltcrhode van 4 Mei 183S, Kquot;. 19), cenc günstige ditwerking van kleine adcrlatingcn tot fi pinten, en bet tocdicnen van 3 spijs-Icpcls poedcr van smehladm, syroop, enraap-olic, waardoor zoowcl op den stal van den Ilecr ?ilr. a. c. va\ der goes, die reeds vroegcr cen vijftal Kuudercn aan de Longziekte had verloren, als op vijf andere stallenderzelfde Genieentc, cen twintigtal Kocijcu werden hebandcld, mot dat gelukkig gevolg, dat alle volkomen werden licrsteld, Icrwijl mccrdan s/3 der gene, die met verstcrkcude middclen werden he-liaudcld, zander te zijn adcrgclatcu, kwamcu le ovcrlijden.
|
||
|
|||
Pi'
I e
|
|||
|
|||
HL
|
|||
|
||
391
Jtijn, waartoe liet best gebruik zal kunneti wordca ycmaakt van cene zuigpomp-, hoedanige men afge-beeld vindt in het Recueil de Meclecina Veleri-iiaire, Tom. I. pag. 279 ('). De Heer Med' Doct. LUCHT3IANS heefl oulangs aan de Provinciale Commissie van GeneesAundisr Ondeizoek en Toe-voorzigt, in Noord-Holland, bet voornemen te kennen gegeven, om met zoodanig werktuig proef-nemingen tot het doen van plaatselijke bloedondas-tingen in het werk stellen, waarvan wij de uitkom-sten met belangstelling te gemoet zien. Hij merkt te regt aan, dat deze bloedontlastingen minder ver-zwakken dan de algemeene aderlatingen, welke ook bij dragtige Koeijen minder aangcwezen zijn, als waardoor dezelve veeltijds te veel verzwakt worden, en aanleiding tot het afzelten van het Kalf wordt gegeven, alsook dat de Koeijen, na het kalven liggen blijven, zieh doorleggen, niet van de na-geboorte bevrijd worden, en wat dies meer zij: omstandigheden, welke maar al te dikwijls bij de longzieke Koeijen plaats hebben. Dusdanige, meer-malen herhaalde, plaatselijke bloedontlastingen zul-len kunnen dienen om de ontsteking en doorzvvee-ting te verminderen en aan de niet te ver gevor-derde ontaardingen meerdcie ontbindbaarheid te verleenen. Zij zullen de werking der verder aan te wenden afleidende middelen kunnen onder-steunen en bevorderen.
|
||
|
||
{') Application des ventoiutes sur la animaux doTnestiques,
par F. L. MOREL.
|
||
|
||
|
|||
.
|
392
Mogeu dus de bloedpntlastingen, ook in het opeobare tijdpei'k, nict volstrektelijk of onvoorwaar-deiijk worden afgekeurd, daar de ontsteking ook na nog bij krachtvolle en wel gevoede Runderea eene zekere mate van actief karakter kan behoa-den, tenvijl ook dan, vvanneer zij reeds een passief karakter heelt verkregen, eene plaatselijke ontledi-ging der bloedvaten hare nuttigbeid kan hebben, wij meeuen, dat deze onllastingen, vooral echterde algeineene aderlatingen , nu met veel omzigtigheid' bebooren te worden aangevvend, dat dezeive in ver de meesle gevallen niet nicer als aangewezen kunnen worden beschouwd, en dat zij in eenen eenigzins gevorderden toestand der ziekte geheel achterwege zullen moeten worden gelaten.
Voor zoo ver bier nog aan eene berstelling der verharde, verdikte, te zamengegroeide, vaste dee-len, en aan de opneming der uitgestorte weivoch-ten en van het bloedplasma möge kunnen gedacht worden, zullen daartoe vermögende ontbiudcude en versterkeude geueesmiddelen te pas komen, waarmede echter het oogmerk slechts zeldzaam en niet dan onvolkoinen zal worden bereikt. Deze middelen zullen echter in Staat zijn, door de krachten der spijsvertering te versterken, onder het toedienen van gepaste voedsels, günstig mede te werken, om bet leven der dieren, hoewel dan onvolkomea genezen wordende, nog meermalen een tijd lang te bebouden.
Wij zullen hiertoe geene' bijzondere en bepaalde
|
||
|
|||
|
|||
U
|
|||
|
|||
|
||
393
voorschriften behoeven op te geveii, daar el!; Vee-aits dezelve, naar de vei'schillende oiustandighcden gewijzigd, zal vvetea le zameu te sU'lleu,
De öraakwijnslecn, de zouiz-ure kudk of ca~ lometj de xoulacht-ig-bittere exlracleu, als der Ao/tdnlonj, gezeyende dislel, duivc-kervcl, sim~ kende youw. Let water-drieblad, dcv gele peeu, der (/evle/de scheerliny, voorts de goin-harsten, met name de ammoniah-gom, de duivelsdriik, ook liet ieerwaler, de zwavel, liet iodium of de Lei'eidingeii van iietzelve, en naeer audore, zulien , volgens de regeleu dei- ai'tsenijinengkuude, in gepaste vedjiiidiiigen te zamengesteld, tor vervulliug dezer aanwijzmg steeds in aaumerking kunnen komen; ter-wijl bijvoegingen vmx Ana. valariuan~, woloerlei-, enycl-, calmus-, ulunds-, yentiaan-wortcl, van (jencver- en laurivr-bezieji, van den seucnboom, \an Let venkel-, karwei-, an/Js-, coriaiider-zaad, enz. de vverking dezer middelen kunnen oiiJeisteunen. Men zal deze geueesmiddelen op zicli zelve, doch ook somwijlen met nut in shjmige al'kooksels, als van/ywcartc/, van heemsl-, nudva-, wolle-kiuid-bladvn, vooral ook van hot ijslund-scke won, van Let Aoofblud, en soortgclijke krui-den, kunnen toedienen.
De meesle onzer \ree-artsen Lebhen bij Lunne geueeswijzen deze gezigtspuiiten gevolgd, en wij Lebben dus liier sleclus ten belioeve van de Jon-gere kanstoefeuarea, die vervolgcns tor beLande-ling der Longziekte zulien worden geroepen, aan
|
||
|
||
|
||
394
eenige voorname mldJelen willen lierinneren, waar-van zij zieh daartoe zullen kannen bedienen.
Wanneer ile outlasting van den mest vertraagd is, zullen gepaste laxeermiddelen, nil wonderzout, engekoh zoul, rhaharher, senebladen of aloe kunnen worden gegeven. De ondervinding beves-tigt steeds, dateene beliooriijke buiks-ontlasiing aan de zieke dieren verlicluing verschal't, vvaaiscliijn-lijk, dooi' eenige veiTuiming aan de borstholte toe te brengcn, terwijl zij ook den bloedstroom van de borst-organcn kunnen alleiden, en daardoor, als door tegenwerking, eenigermate den voortgang van het ziekte-pruces tugengaan. llet spreekt van zeil', dat de darm-ontlastende middelen, evenmin als de bloedontlastiiigen, niet nicer in aanmerking koinen, wanneer de zwakheid de overhand heel't gcnomen, en de \ertraagde outlasting door eenen uitputten-dcn doorloop is vervangen geworden, die dan veeleer door de bekende versterkende en zainen-trekkende middelen, zoo veel mogeiijk, zal behoo-ren te worden tegengegaan.
Door dc meeste Vee-artsenijkundigen (') wordt gesteld, dat de zickte, bij dragtige Koeijen, wanneer deze het Kalf verwerpeu, zooals veeltijds plaats viudt, doorgaans spoedig verergert; wesbalveditdoor lien als ecu ongunstig verscliijnsel wordt beschouwd , terwijl de Landlieden zieh doorgaans van het te-gendecl overtuigd houden, die daarin vrij algeraeeu
|
||
|
||
{') franque, Magasijn, D. HI. bladz. 122.
|
||
|
||
|
||
395
|
||
|
||
de hoop op het behoud. des zieken diers meciiea to kuiinen vestigen.
Wat zal men hier kunnen aannemen, omtrent cenc daadzaak, welke door de ondervinding alieen kau worden beslist? Wij antwoorden: dat beide gevoelsus op waarheid gegi-ond kunnen zijii, indien dezelve slechts niet tu algemeen geldend worden gemaakt. Indien het ontijdig venverpen van het Kalf het gevolg is van cenen ver gevoiderden trap van verzwakking der moeder, en van de iiitpulting harer krachten, lerwijl het Jong, vve-gens gebrek aan voeding, nitgeteerd, welligt reeds gestorven, of tot bederf is overgegaan, zoo zal dc ziekte, uit hooide der kracht-inspanning, welke tot de uitdrijving der vrucht en uageboorte gevor-derd wordt, den zwakheids-toestand vermeerde-ren, eu het levensgevaar vergrooten. De nage-boorle kan in de baarmoeder tcrugbhjven , tot rotting en ontsteking van dit deel aanleiding geven, hetwelk eene nieuvve com))!icatie doet geboren worden. Op zieh zelf is reeds de zwangerheid eene voorwaarde, waaraan zieh uieerder gevaar verbindt dan aan den ombezwangerden Staat, indien de moeder-dieren door cenige hevige ziekte worden
|
||
|
||
Intusschen hebben reeds vroeger een tvveetal waar-nemingen, door den Heer iiCTGEfis (') medegedeeld, doen zien, dat Koeijeu, welke, gedurende den
|
||
|
||
(•) Uagasijn, D. Hi. hhdz. 2-J3.
|
||
|
||
|
|||
39Ü
|
|||
|
|||
1
|
loop der ziekte, de Kalveren haddenafgezet, daai-na beterden, ea zelfs spoedigei- hersteld werden dan andere. Ik heb van andere Vee-artsen, sedert dien tijd, meerdere waarnemingen onlvangen, die met dc bovenstaande overeenkomen, waaruit dus blijkt, dat de opmerking der Landlieden te dezen niet oavoorwaardelijk als ongegrond kau worden beschouwd. Het laat zicli ook verklären, dat, indien de ziekte niet in den bevigsten trap het dragtige moeder-dier heeft aangetast, en betzelve nog genoegzaiue krachten bezit, om de verlossing behoorlijk te volbrengen, en de vernioeijenissen en verdere gevolgen , daaraan verbouden, door testaan, do verwijdering van het Kalf een voordeeligen in-vloed op den verderen ailoop der ziekte kan uitoe-fenen; als wordende deels bierdoor eene meerdere ruimte bezorgd in het ligchaam der mocder, waar-door de vergroote longen van drukking eenigcrmate worden bevrijd; terwijl bet moederdier anderdeels de voedeude deelen im voor zieh zelf blijft behou-den, welke het anders aau de vrucbt moestafslaan. Eindelijk wordt met bet verwerpen de verboogde levenswerkzaamheid, en de grootcre plasticitcit des bloeds, welke, tijdens de zwangerheid, in de lig-chamen der nioederdieren bestaat, weggenomen: zoodat, in zekeren zin, de miskraain, onder de bedoelde omstandigbeden, kan bescliouwd worden gelijk een anlipblogistiscb geneesmiddel te werken.
|
||
,s #9632;
|
|||
111
|
|||
|
|||
|
||
397
|
||
|
||
Wij moelen hier nog in eene beschoawing tiedeti vau eenige zakeu, welke tot de straks geupperdc vraag, in hoe ver namelijk de Loirgziukte uit hären aai'd al of niet geneesbaar kau worden geacht, en wat de ondervinding dienaangaande heeft ge-leerd?, in de naauwste betiekkiiig slaan, waaruit opheldeiingen kunnen voortvloeijen aaugaande de zoo vveiuig voldoende uitkomsten, welke de ver-schillende geneeswijzen, bij deze zickte aangewend, hebben opgelevcrd.
Deze ougunsiige uitkomsten zijn in onderschei-dene omstandigheden gegrond, welke gedeelteltjk in de ziekte zelve, gedeeltelijk buiten haar gelegen zijn. Tot de eerste behooren:
1deg;. De langzaam en heiaielijke ontwikkeling der ziekte: waardoor zij zieh, in ver de meeste geval-len, reeds volkomen heeft gevormd, en al de organische veranderiögen iu de longen en overige deelen der borstholte zijn voortgcbragt, welke aan de ziekte eigen zijn, zonder dat zuiks door uit-weudige kenmerken wordt waargenomen.
2deg;. Deze ziektekundige voorlbrengselen zijn van dien aard, dat dezelve voor geeneontbinding, op-slorping, of vernietiging vatbaar zijn, daar de weefsels der longen en der weivliezen in Lunne inwendige zauienstelling te zeer worden veranderd, dan dat dezelve door eenige, ons tot dus ver be-kende, middelen of geneeswijzen, tot den natuur-lijken Staat kunnen worden teruggebragt. Hieivan is bet gevolg, dat die desorganisatien, eens zijnde
|
||
|
||
|
||
398
voortgebragt, ahijcl blijvcu Leslaau, en hei alleen kau
i
af hangen vau de grootere of geringere uitgebreid-heid, welke de ontaardingen, vooral der longen zelve, hebben vcrkregea, of het Rund, nadat de ziekte is tot staan gekomen, met zoodanige zieke-lijke longen nog een' zekeren tijd kuane voortle-ven. De oiiderviiiding levert, gelijk wij gezien hebben ('), voorbeelden op, dat zulks plaats kan hebben, zoodat de zoogenaamde gebeterde Runderen nog wederom een tijdlang voor de melk-ge-ving en vatgroeijing gescliikt worden. Dusdanige R linderen zijn echter geenszins hersteld, maar in dun eigenlijken zin steeds longziek geblcven.
Verscbillende oorzaken staan den Vee-arts cn de wetenschap in de weg, om tot de volstrekt zc-kere kennis tc geraken, wat de kunst inderdaad op de ziekte vermag, ten einde door hare toepas-i-g Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;sing de uitkomsten in het aigemesn minder nood-
lottig te doen zijn, dan tot dus ver het geval is geweest.
Vooreerst komt hier in aamuerking het geldelijk bezwaar, dat aan eene voortgezette gcnceskundige bchandeling verbunden is. Dear de dngelijksclie oudervinding den Veehouder den doorgaans on-gclukkigen afloop der ziekte heeftdoeü kennen, ook ten aanzien van die Runderen, aan welke genees-middelen zijn toegediend, houdt hij zieh schier over-tuigd, dat er legen de kwaal geen hulp bestaat of tc
(') Zic hierroren bladlaquo;. 3(iS.
|
||
|
||
|
||
399
|
||
|
||
vinden is. IJij huivert, en, ia zekeren zin, lv;iii hem zulks met zou gehcel tea kvvadc worden geduid, om, bij liet waarscliijulijk vooruitzigt van zijn Vec te zuilen verliezeu, nog geldelijkc opofferingen le wagen. Vindt hij zieh echter verpligt, ten einde de aanspraak niet te verliezen op dc scha-devergoedingen, welke hij, in geval dat eenig Rund aaa de Longziekte komt te sterven, uit Let Fonds voor den Landbouw kau genieten, de hulp van een eikenden \ ee-arts in te roejjen, en, gedu-reude cenigea tijd, gcneesiuiddclen aan te wenden, zoo ontvaugt hij van den laatsteu dooigaans eeni-gen raad, of wcl cenig middcl, oui aan den eisch der wetten of bestaandc voorschrifien te voldoen, en opdat ook de Vee-arts later könne verlda-ren, dat hij bet ouderwerpelijke Rund heeft be-handeld, en daartegen geneesmiddelen — welke in den regel als de doelmatigste mögen worden ge-houden, en steeds als zoodanig worden opgegevea — heeft aangewend. Hoe weinig dusdauige kortston-dige en geheel oppervlakkigc hebandelingen, die al-leen ten doel kunnen hebben, om daarrnede aaa de vereischte formaliteitea te voldoen, geschiktzijn, om de uitwerking van een bepaaldgcneesplan of van eenig bijzonder middel te leeren kennen, de nuttige of schadelijke eigenschappen van betzelve aan eene naauwkeurige beoordeeling en vergelijking tc toetsen, ten eiade daarop vervolgens dezellde cf eene andere en hetere geneesvvijze te gronden, zal niet behoeven te worden aangetoond. Men zal op deze wijze honderdc
|
||
|
||
|
||
400
longzieke Runderen geneeskundig, zooals hetheet, kiinncn beliandclen, gelijk zulks inderdaad met de meeste Vee-artsen het geval is , zonder dat zij daarmede voor banne eigene therapeutische kuudigheden eenige winst doen, noch eene vol-doende ondervinding veikrijgen omtrent de Leste wijze van behandeling, waardoor zij aan het be-houd van den Vee-stapel later eenig meerder voordeel zouden kunnen toübrengen. Om niet te gewagen, dat de raadgevingen van den Vee-arts, en de door hem voorgeschrevene geneesmiddelen nog zeer dikwijls onvolkomen door de Veehouders worden opgevolgd en aangewend, waardoor hij dus almede buiten Staat wordt gesteld behoorlijke ge-volgtrekkingen, ten aanzien van deczelver nuttigheid of nutteloosheid, te maken.
llierbij komt wijders in aanmerklng, dat de eigenareu van het aangetaste Vce in den regel cerst dan de hulp van den Vee-arts inroepen , wanneer de ziekte /.ich in hare voile kracht vcrtoont, en de zieke Runderen schier tot nahij den dood ziju genaderd, zooals vcle lijsten. waarop de dagen van het begin der ziekte en van het sterven staan aan-geleekend, zulks ten duidelijkste uitwijzen. llet^ij nu de eerste verschijnselen der ziekte door de Veehouders achteioos zijn voorbij gezien, of wel opzettclijk verzwegen geworden, ten einde, zoo lang mogelijk, de kosten voor vec-artsenijkundige hulp en geneesmiddelen te voorkonsen, vvegens den bekeuden ziekelijken toestand der borst-ingevvaa-
|
||
|
||
|
||
den, en de uitwerkingen, welke im rceds in het geheele ligchaam zijn voortgebragt, valt aan geene genezing meer te denken, maar mag elke genees-wijze schier nadeelig worden genoemd, vermits de voorwerpeu daarblj afgemat, en nog meer vemvakt worden. Hier is dus elke poging, om de zieke dieren nog te redden, len eenemale doelloos, ea mag ieder daartoe nu nog aangewende kosten als nutteloos weggeworpen worden beschouwd.
Deze geopperde omstandigheden zijn indenaard der zaak gelegen, en hangen zoo zeer met de belangen der Yeehouders, die banne have alleen uit het oogpunt der geldswaarde, en als voordeel-aan-brengende voorwerpen, beschouwen, te zamen, dat daarin wcl geene verandering is vooruit te zien.
Om, zoo veel mogelijk, tot eene nadere kennis te komen, in hoe ver de Longziekte, door eene doelmatige, en meer geregeld aangewende, genees-wijze, meer dan tot dus ver het geval is geweest, inderdaad voor eene volkomene genezing vatbaarzij, zou hat noodig wezcn, dat cen zeker getal long-zieke Runderen op openbare kosten en gezag wier-den aangekocht, en aan vcrschillendc geneeswij-zen, door bekwame Yee-artsenijkundigen, Lijge-staan, zoo veel noodig, door Geuees-en Landhuis-houdkundigen, werden onderworpen, hoedanige beprocvings-geneeswijzen gednrende eea voldoen-den tijd zonden dienen te woi'den voortgezet. Mögt de uitslag leeren, dat ook door deze han-delwijze het gewenschte oogmerk niet bercikt werd,
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;28
|
||
|
||
|
||
402
dan zou teu minste daaruit kunnucn blijken, of het voortaan, uit een oeconomisch oogpunt, gera-dea zal zijn, bij da Longziekte, wanneer zij tot een zekeren U'ap gevoiderd is, nog eenige geneesmiddelen aan te wenden, dan wel, of het raisscliien beler ware, en meer met de belangen van den Veebouder over-een te brengen, alle moeite en kosten, welke eene geregelde geneeskundige behandeling na zicb meet slepen , te besparea, en of de ziekte aan baren eigen loop over te lalen, of tot de onverwijlde afmaking van het aangetaste Vee over te gaan; welke laatste maatregel, in het bestaande gQval, wel bet verkie-selijkst zal zijn.
|
||
|
||
Onder de bijzonclere middelen, welke als zoo-genaamde specifieke geneesmiddelen, hetzij op een rationelen of op een empirischen grond tegen de Longziekte zijn aanbevoien, behooren :
1deg;. Het ijser-erts en gewoon yser-vijlsel. Deze middelen werden, in het Algemeenllandeh-hlad van 18 Mäart 1841, als uitstekende geneesmiddelen tegen de Longziekte van het Pmndvee aanbevoien, berustende op daarmede genomene proeven, door den lieer Militair-Paarden-arts F. c. VAN STEEN-ACKER, destijds Gai-nisoen houdende te De^if. Van deze middelen werd eeue zekere hoeveelbeid in het drinkwater gedaan , waarvan echter de hoeveelbeid bij het berigt niet bepaaldelijk werd opgegeven.
|
||
|
||
|
||
W3
Nopens deze zaak vvei'J, van wege ZijneExcellentie dea Heer Minister van Binnenlandsche Zakenraquo; aanschrijving gedaan, onder dagteekening van 22 Maart daaraanvolgende, aan de Heeren Gouverneurs der Provincien Zuid- en Noord-Holland, met verzoek, om aan Z. Esc. eenig nader berigt omlrent de genomene proeven te willen doen toekomen. Bepaaldelijk werd hierbij verlangd, dat mögt worden opgegeven, of de Ledoelde proeven waren bewerkstelligd, alleen bij reeds kennelijk door de Longziekte aangetast, of bij enkel daar-van verdaclit Vee, of wel bij beide; voorts of men zieh van hetzclve alleen of grootendeels als voor-behoedmiddel bij nog scbijnbaar gezond Vee bad bediend; hoeveei ijser-erls oigewoonijse}--vijhel men daarbij voor eene betrekkelijke boeveelheid water diende te gebruiken 5 hoe dikwijls het mid-del moest worden toegediend ; of in elk geval eix op den tluur dezelfde boeveelheid daarvan aan bet \ee van versebillenden ouderdom moest worden gegeven, en welke verscbijnselen zieh na de toe-diening van het middel bij het Vee vertoonen, welke als een regtstreeksch uitwerksel van hetzelve kunnen worden bescbouwd.
Naar aauleiding der bedoelde bekendmaking, en daarop gevolgde uitnoodiging van Z. Exe. den Heer Minister voornoemd, zijn de gemeide zelf-standigheden door onderscheidene Vee-artsen be— proefd.
De Heer van steenackkr decide, in de eerste
|
||
|
||
|
||
404
plaats, Joor tusschenkomst der Gommissie van Landbouw in Zuid-Holland, een nader Verslag mede omtrent de door hem genotnene proevea, welke tot grondslag haddea gediend der aanprij-zing, in de gedachte bekendmaking vervat. Hij merkt hierbij op, dat, daar hij geenszins dejuiste hoeveelheid der opgegevene middelen kende voor elk Rund, maar alleen wist, dat het in het ge-wone drinkwater moest gedaan, en aldus degezon-de Runderen voorgezet wordeu, moest hij hetzelve op verschillende wijzen beprocven. Hij nam daartoe vier stallen, alwaar de ziekte den gelieclea winter had geheerscht.
Eerste proefnemi7ig. Op den eersten stal, alwaar de Longziekte, sedert Januarij j.l., was uit-gebroken, en waarop, tot den 3 February, reeds 4 Runderen waren gestorven, werden, op den 2 Maart, voor I ziek en 12 gezonde Runderen, 8 halve Nederlandsche ponden ijser-erts gebezigd-Hetzelve werd in kleine stukken geslagen, en in den gewonen drinkbak gedaan, van welk water de Runderen, tweemalen daags, naar hun genoegen dronken ('). De meeste Koeijen van dezen stal
|
||
|
||
(') Men mag dus vcronderstellen, dat dit, met ijser-erts bedecld, water, door het Rundvce niet werd versmaad.
In het Bijvocgsel vau het Algemeen Ilandelsblad van 30
Maart 1841, wordt de omstandigheid vermeid, welke tot
deze proefuemingen aanleiding zou hebben gegeven. Men
wilde namelijk in Noord-Holland opgemerkt hebben, dat,
^locn de Longziekte, in de maandeu Mci en Junij des vorigeu
|
||
|
||
|
||
405
waren drie-, vier-, vijf- en zesjarige Runderen. Er werden na het gebiuik van dit middel geene
|
||
|
||
jaais, slerk onder hol Vee woediic, zoodat gehcele weide-iclden, als hct ware, uitstiervca, er enkelc weidca gevoa-dca werden j waarin geeu cukel Rund door de ziekte werd aangetast. Ken opmerkzaam Landbauwer, zulk eenc weide naauwkcurig onderzoekcnde, koa het niet als cene blootc loevalligheid aanmcrkcn, dat zulks juist plaals vond in die weide, alwaar, iu de gcwoue drinkplaats voor het Vee, zieh eene zoogenaarade oerbank bevond, die aaa het water, daar tcr plaatse, cen ijserachtigcn rmaak medcdeelde. Enioennu, in de maand December daaraanvolgeudc, de ziekte wederora hevig toenam in dczelfde streken, verzocht de gemelde Laud-man den berigtgever, om zijne opiuerking in nadere overwe-giug te willen nemen, waarop toen dadelijk reeds proeven werden geuomen, die de verwachting verre overtroffen.
In den slal van de Wed. v,... te Amsteldijk, had de ziekte, gedurende de geheele maand December, gewoed, en waren aldaar meer dan ecn twaalftal Kocijcn gestorven. In het midden der maand Jaauarij, werd een stukf/scr-erts, datuit de ijser-gietcrij te Deventer verstrekt was, van ongeveer 3 Ncd. ponden in het gewone driukwater gedaan, en daarvan werd aau 12 gezonde Kocijea te driuken gegeven. Tot 14 dagen daarna, werd niet cene Koe aangetast, doch toen werd het berigt ontvangeu, dat twec Koeijen de ziekte gekregen hadden; er werd echter bij gezegd, dat de gehcele voorraad erts verteerd was. Tcrstond werd op nicuw daarvan ontbo-den. En sedert het toen gebruikt werd, ontstonden er, tot 10 Maart 184t, geene nieuwe ziekte-gevallcu. Er werd nu ook door den berigtgever ceuigen voorraad erts aan den Bur-gemeester der Stad Delft gezonden, met verzoek hem te willen behulpzaam zijn iu het nemen van vordere proeven omtrent dezc bclangrijke zaak, hetgeen Zijn Ed. met alle bcreidwilligheid aaunain, die den Vee-arts der Eersteklasse,
|
||
|
||
|
||
406
|
||
|
||
bijzonclere verscliijnselen waargenomen. De zielte Koe nam insgelijks het middel tot zieh, maar
|
||
|
||
den Ilccr van s,, duarmcde belastte, waanan de uitkomsten in de bovenstaande •waarncmingen bevat zijn.
la hetzcllde Dagblad vaa C April 1811 , werd door a. z. deszeifs verwondering tc kennen gegeven, dat deskundigen niet vrocger op het middel van ijser zijn bedacht gewecst, zieh beroepende op dc uitwerking van het carlonas ferri tegen het 3Iiltvuur, tc Dornheim in Keur-IIessen, (Zie het Algemeen Handds-blad yan 23 Mei 183G).
Iloevvcl hclgeen ten aauzien van zekerc ijserhoudendc waters tcgeu het Miltmur, in ondcrscheidenc Duitschc Schriften, is bekend gcinaakt, ook aan dc Vadciiandschc Vce-artsenijkundigen — waarmede vvaarstiiijnlijk de deskundigea in liet bovcnsUande artikel bedoeld -n-ordeu — niet onbekend is gcblcvcn, zoo za! men wel geensrius op dien grond ccne aanprijzing vaa dit middel tegen de LoügzieKtc hebben kuu-ncn venvachten, tcuzij men ook wederom dezc en het Milt-vuur voor zickten van deozelfden card zou willen beschou-wen, welke dus ook door dczolfde miudelcn zouden bchoo-ren te worden bestredcu; hetgecn echter in gecneu deelohet gcval is.
Het is cr bovendicn \cr van af, dat het vermögen van hcl carbonas ferri of andere ijser-middelen, alsvoorbchoed-of ge-nccsmiddelcn tegen hot MUtvimr zieh zoodanig zouden hebben bevestigd, dat men daarop, zelfs met bctrckking tot deze ziekte, con voldocnd vertrenwen zou mögen stellen.
Zoodra de bedoclde opmerkingen omlrcnt het vermeende voorbehoedende vermögen van het ijserhoudcud water, in het Zeiisclirift für die LandmtrUehafilickm Vereine des Gross-herzogthums Hessen. (Jahrgang 1830, S. 79 und 80), in de Preussiscke Staatoxeititng van 27 3Iei 1836, en andere dag-bladen, tor sprakc was gobragt, en naar aanleidicg daarvan insgelijks proeveu met epzcttclijkvcrvaardigd yser-oxj/dctegen
|
||
|
||
|
||
407
bleef in denzelfden toestand, zonder eenig vooruit-zigt op beterschap. Op den 31 Maart (het inge-
|
||
|
||
hct Miltvuur geuomen waren, werd nopens dezc zaak het bcrigt gevraagd van de Hoogleeraren der Vec-artscnijschool, te BerUjn.
Het resultaat van hot deswege gedaan onderzock was, dat de \oorbehoedendo kracht van het roode ijser-oxy-dul, door de, in de bcdoelde bekendmaUing medegedeelde, waarncmiug, geenszins als reeds voldoendc bevestigd kon worden beschouwd; en dat de hocveclheid , waarin hetzelve moct gobruikt worden, cm eeue geweuschtc uitwerking te doen, in evenredighcid tut andere ijser-bercidingen, van 2 tot 3 drachmen daags, moet bedragen, behoorende de aau-wending twee malen wckclijks te geschieden.
Hierbij wordt opgemerkt, dat in de waters van Dom/ieim, waardoor het Vee van deu Molenaar scucir, tijdens het beerschen van het Jllillvuur aldaar, van dezc zicktc zou zijn bevrijd geblevcn, hetwelk aanleiding tot dit ouderzoek had gegeven , geenszins hoolst'ofzuwr-ijser-oxyds aanwezig is , zoo-als wcrd opgegeVen, maar kooistufzuur-ijaer-oxydul. Waunecr echter dezc waters in do lucht staan , zoo gaat het koolstof-zuur verloren, waardoor een gedeeite van het oxydul vrij wordt, zieh in ijser-oxtjde verändert, en , met water vcrbon-den, zieh als ijser-oxyde-hydraat ncderslaat. Dc gehalto daarvan is echter nict zoo aanmcrkelijk, dat men van de hooveelheid water, hetwelk een ßund dagelijks tot zieh neemt, cene voldocude uitwerking op bet ligchaam zal mo-gen vcrwachtcn; leerende ook de ondcrvinding, dat de Runderen zulkc waters vcrsmaden.
Vcrder wordt hierbij gevoegd, dat er mccrdcre proeven noodig zijn, om te kunncn beoordcelcn, of hot roode ijser-oxydt als cen wezcnlijk voorbchoedmiddcl tegen hot Miltvuur kan worden beschouwd. De vergclijking der chemische ci-genschappen van dit middcl met don aard dczcr ziekie,
|
||
|
||
|
||
40S
zonden Verslag vau den Heer VAN STEBNACKEß is
gedagteekend 1 April) haddea zieh geene nieuwe
|
||
|
||
voor zoo ver men dcuzelveu kent, zou ligtelijk tot unzekere icsluitca kunnen leiden. De ondervinding kan allccn in dozen bcslisscu. Vcrmits hiertoe aaa de Ilooglecrareu uog geene geschikte gclcgeuheid was voorgekomen, waren zij huiten Staat geblcven, uver de working cu het gevolg des middcls, len aanzien des MiUmms, uit eigene ondervinding, cenig oordeel te geveu. Mcu wilde echter dezaakniet als afgedaan hebben beschouwd.
Ilicrbij wordt nog , bij wijze van uittrcksel, cen Vcrslag aangehaald van den Distncts-Vce-arts pexeus, le Ronn, hcl-welk inhoudt, dat, terwijl het Millvuur, in de nabijgelcgene slrekcu te Godesberg, Dollendorf, vooral echter tc Jiessenich, van tijd tot tijd heerschte, Friesdorf echter tot dusverallijd daarvau was versclioond gcbleven, en de ziekto aldaar nimmer zou ziju voorgekomen. Men schrijft, zogt de Heer pe-1ERS, dat geluk toe aau het water, dat door dit dorp struomt, hetwelk van de FrUidorfer Jiergm al'vlueit, alwaai brniu-kooleu gegraveu worden, cn zieh aliiiu-huttcn berinden, waarmede hot water in aanraking koeät, hetwelk beneden in hot dorp tot drenking en kooking voor het Vce wordt ge-bruikt, Daar hetzelvc, behalvc cene geringe hoeveelbeid ahiin, ook ijser-oher bovat, zoo werd hetzelvc, door den Heer Assessor stucke, tc liessenich, aan cen seheikundig onder-zock onderwoipen, waarvan bij den uitslag beeft bekend gemaakt, mocuende in dit water cen voorbchocdmiddel tegen het MHUtiur te hebben gevonden. Er stierven echter, ge-durcade de eerste drie inaauden van 1839, waarover het Yerslag vau petehs loopt, tc Friesdorf (District Bonn), binnen weiuige dagen, 23 stuks Rundvcc aan het M'dtvuur, cn wcl, wat het grootstc gedeeltc betreft, zcer schiclijk, zonder voorafgaande zicktc verscbijnsclcn; andere, nadat de-lelvc eeuige, b. v. 3 of 10, uren tcckcucn van ongesteldhcid
|
||
|
||
|
||
409
ziektegevallen in dezen stal opgedaan, doch do zieke Koe stieif op den I'l Maart.
Tweede proefneminy. Deze gescliledde op den 4 Maart op eenen stal, bestaande thans uit [, reeds door de Longziekte aangetaste, en 40 gezonde Koeijen. De ziekte had hier, gedurende den geheelen winter, geheerscht, zijnde er, van 26 November 18'iOtot I Maart 1841, 4 Runderen gestorven. Hier werden IG ponden ijser-erts gebezigd, hetvvelk op dezelfde wijze vverd gebruikt, als bij den voorgaan-den Veeliouder. Ilet zieke Pxund slierf op den 22 Maart: de andere waren op Let tijdstip, waarop dit berigl werd opgemaakt (31 Maart) , gezond. Er werden ook hier geene bijzondere verschijnseien waargenomcn, welke als uitweikingen van bet mid-del konden worden beschouwd.
Derdc proofneming, insgelijks in bet werk ge-steld op den 4 Maart, op eenen stal van 30 Runderen. Er waren, scdert 13 Februaiij bevorens, op dezen stal, 2 Runderen oveiieden. Hier werden tien ponden yser-eris op dezelfde wijze als
|
||
|
||
hadden \erlooiid. De eerste stcrfgcvalleii badden plaats, juist in die stratcu van liet dorp, door welke hot, van dc aluiu-wcrkcn afstroonjeudc, water het ccrst henen vlocidc. Ook kwam hot ccrste ziektcgcval boven in !icl aluin-wcrk voor, alwaar gccn ander drinkwaler voorliauden was. Wijders sprong de zicktc ccne straat over. Toen het koclc weder iutrad, hield bet Millcuur op. (Magazin von uuiilt und BEaiWIG, Th. VI. S. 333: t'eber JHsenoxydul ah Praeserva-tiv gegen Miltzbratul].
|
||
|
||
|
||
vroeger aangevvend; waarna zieh tot 31 Maart geene nieuwe ziekte-gevallen opdeden.
Vierde proefneming, aangevvend op eenen stal van 30 Koeijen, op den 6 Maart. Hier heerschte de ziekte insgelijks. Er werden 12 pondenyser-er/s op dezelfde wijze als vroeger gebezigd, waarvan de uitkomst dezelfde was als bij de voorgaande proefnemingen.
De Heer van steenacker leidt uit deze proeven af, dat liet ijser-erls alleen is aan te wenden als Toorbehoedmiddel, en dat de hoeveelheid weinig afdoet, indien men slechts zorg draagt, om telkens eene nieuwe hoeveelheid dur zelfstandiglieid in het water te doea, wanneer men begint te merken, dat de eerste bijna is opgelost. Wat betreft de hoeveelheid, weike aan Vee van verschillenden ou-derdoiu behoort tu worden gegeven, zoo werd door gemelden Vee-arts alleen opgemerkt, dat hij het middel liet gebruikeu, in plaats van het gewoon drinkwater, en dus, voor jonge en oudere Runderen, naar genoegen.
Andere Vec-artsen ondervonden van de ver-schillende ijser-middelen geenszins renige gunstige uitwerking. De Meer ETiVDEiiS wendde hetzelve bij ongeveer 50 stuks Runderen aan, welke door de Longziekte waren aangetast, die alle slierven. Ook als voorbehoedmiddel bezitten dezelve, vol-gens hem, geene bijzondere waarde. Hij had on-derscheidenc ijser-middelen, uatnelijk het ijser-vijlscl, het zwavelzuur-ijscr, en het onderkool-
|
||
|
||
1
|
||
|
||
|
||
411
stofzuur-ijser, zoo in besmette stallen, als bij de Landlieden, alwaar slechts de ziekte nog in de nabijheid hestond, aangewend ; doch , zoo min in bet eerste als in bet laatste geval, bleven de Runderen algemeen verschoond. Alleen in een geval bleven op een' stal, alwaar de Longziekte, reeds sedert eenigen tijd, geheerscht had en nog be-stond, tijdeiis de toediening van yser-middelen, 4 nog gezoude Runderen van de ziekte bevrijd, boewel zij aan de besmetting waren blootgesteld. Aan elk Rand word daags ongeveer een once ijser-vijlscl toegedieud, en zolks gednrende meer dan veertien dagen. Vermits echter de ondervinding leert, dät niet zelden op stallen, alwaar de Longziekte is uitgebroken, niet alle Runderen door de-zelvc worden aaugetast, maar, in de meeste geval-len, een zeker getal, cok zonder de nanwending #9632;van voorbeboedniiddelea, boewel aan de besmetting blootgesteld zijnde, cr van aitgezonderd blijft, zco kan, onzes ooideels, nit enkele gevalien, nog geen zeker gevolg worden getrokken, dat bet niet ontstaan der ziekte aan het gebruik der toegediende voorbehocdmiddelen moet worden toegeschrcvcn.
Ten aanzien -van alle voorbeboedmiddelen moet toch onder het oog worden gehouden, dat de günstige uitkonistcn, welke men na derzelver aaiiwendiug ziet volgen, slecbts op ontkennende bewijsgronden steunen. Men besluit te dozen aanzien veelal te ligtvaardig van bet daarna tot het daarom [post ergopropter). Alleen door veclvuldige vvaarnemingcn
|
||
|
||
|
||
412
en zorgvuldige vergelijkingen der gevallen, alwaar de voorbehoed middelen al of niet zijn aangewend, zal men eenigeiraate een besluit kunnen trekken, in hoe ver men op derzelver verondersteld \ertno-gen inderdaad eenig vertrouwen zal kunnen stellen.
Het is ons niet gebleken, of de proef-Runderen, door den Heer van SIEBNACKER behandeld, later geheel zijn verscliooud gebleven. De tijd, hier Loven vermeld, kon geeuszins als voldoende worden geaclit, cm vast te stellen, dat de Longziekte zieh nog niet bij hen zal hebben kunnen openbaren. Er zijn geene verdere berigten ingekomen van andere Vee-artsen, ter staving van de gunstige uitwerking der boven aangeprezene ijser-iniddelen. Men mag hicruit besinnen, dat dczclve geenszins aan de vemachting zullen hebben voldaan, daar men kan veronderslellen, dat anders de günstige gevolgen door de proefnemcrs in het algemeen belang reeds lang zouden zijn bekend gsmaakt (').
Door den Heer Staatsraad Gouverneur der Pro-
|
||
|
||
(') De room van dnsdanige middclen verspreidt zieh mecr-nialcn , hoe wcinig deizelvcr nut vceltijds nog op wei hewezene daadzaken berustcu möge, ongemcen snel. Zoo lecst men in hot Praclisches Voclienscltrift des Neuesten und Wissen-wamp;rdigsten für Landwirtschaft, Gartenbau, Hauswirtschaft, u. s. w. van 1841, N0. 23, lict navolgcnde berigt:
In Ifolland ist man durch Zufall auf ein glückliches Mittel (jeijen die dort herschende Viehseuche gekommen. Ulan gleit dem Tieh ein künstliches mineralisches Wasser zu trinken; namentlich ist Eisen sehr wollhäiig.
|
||
|
||
|
||
413
vincie Noord-Holland, wercl, in de niaand Jung 1841, aan Zijne Excellentle den Heer Minister van Binnenlandsche Zakea mededeeling gedaan van een raiddcl, door den Heer Vee-arts DJS GKEUVE , te Amsterdam, teyea de Lougziekte aaugepre-zen, hetwelk dooiquot; dezea laquo;imr ijscr-tvalcr () wordt genoeind, Uij had , 11a de leiing van Let boven aangeh.ialue artikel in htl aandelsblad9 be-
|
||
|
||
{') Dc bereidingswijze van bet zuur ijser-walcr word alJus opgegevcn:
In cen groolcn Uuip of vat wordt ccuc hoevei'llicid oud ijscr, b. v. 00 Ned. poudcu gelcgd, hctielk met ecu Ned. pond kcukenzout wordt bestrooid, en door ceue Nod. kau wijii-azijn bevochtigd. Kadat dit twee of drie uicii heeft gewerkt, wordt de kuip met water aangcvuld. Telkens als hct water cr is uitgeschept, wordt er op nicuw verseil water Lij gcdaan, terwijl, om de acht dageu, hot ijser weder droog gemaakt, en van versch zout en aziju voorzien wordt. De Heer de gbeuve zogt, dat bij tot dit middd is ovcigegaan, omdat bet tocdienen van ijser-vijlsel veel tegca zieh heeft; ten ccrste wcgeus de moeijelijkbeid, ora hot zuiver bij de Smcden te bekomen, en bet alzoo door de banden der Art-senijmengers raoet gaan, om gezuiverd en tot poedcr te worden bewcrkt, betgecn dit middel duur maakt, daar de gift van twee tot acht drachmen dient to ziju; ten tweede, omdat in vele gcvalien het ingeven met de flesch, vooral wan-neer do ziektc in den hoogsten trap aanwezig is, veel piju aan bet lijdeudc dicr vcroorzaakt, terwijl de Runderen daar-cntegen bet zuur ijser-walcr veelal van tljd tot zieh willen nemen. De gift van dit middel regelt zieh , waimcer de ziektc reeds aanwezig is, naar dc boeveelheid, wJke de dieren daarvan willen gebruiken. Als voorbchoedraiddcl wordt bet in dczclfde hocveclhtid als het drinkwater gegeven.
|
||
|
||
|
||
414
treffende hot rjser-crts, ;i!s midiifl tegeii tle/.e ziekte, op nieuw zijne aanilaclit op Let ijser ge-vestigd, en daarmede proeven in verschillende vor-men genomen. Van alle was door hem het dus genoemde mur rjscr-tualer nog eenigzins van goede uitwerking Levonden, #9632;voornamelijk als voor-belioedmiddel legen de Longziekte. In hetzelfde Lerigt wordt medegedecld, dat de Heer de gki'üve veei goeds heeft gezien van Let toedienen van ge-wone blaauwe polasoh, ter lioeveelheid, telken reize, 's morgens en 'savonds, van een opgchoopten tliee-lepel vol, in eene halve flesch lijuzaad-drank gemengd, te gclijk met het ijser-water toegcdieud. Ook Leveelt hij zoete melk aan, indien de ziekte niet te hevig is, in groote hoeveellieid te gebruiken; doch vooral acht hij iiet eeue eerste vereischte eene blaarzalf, ter grootte eener hand, op de zijden achter de schouders intesmeren, hcstaande uit 6;'aa/i-wijnsleeii,, drachm. Ilf, poeder van spaansche vliegen, euphorhium, van ieder eenlood, 7-euzel, con once, met genoegzatac terpentijn-olie tot eene zalf gemaakt.
Wij willen geene uitvoerige aanmerkingen maken omtrent de omslagtige bereiding van het zuur ijser-water, noch opziglelijk de strijdige zamenvoeging van zulke begiuselen, als zuren en loogzouten, zoo als dezelve hier ter gelijktijdige aanwending worden voorgcschrevcii. Dezelve komen voorzekec weinig overeeu met de pharmaceutische regelen, welke hij het voorsclirijven en zamenstellen Van geneesmid-
|
||
|
||
|
||
415
deleu in het algeaieeu behooren gevolgd le woi-den. Wij melden alleen, dat, \olgcns het later ingediend Verslag van den IJcer DE GKEUVE, be-trekkelijk Jen Staat der Longziekte, lieeiscLende in het Eerste en Tweeile District der Proviticie Noord-llolland, gedurende dc eerste helft van het jaar 18il, de uitkomstcn van de namveudiug der bedoelde middelen geenszins aan de vervvachtiag hebben beantwoord. Uit hetzelve kou geenszins worden opgemaakt, dat het gebruik dezer middelen eenig nut ter vooibehoeding of gcnezing der Longziekte had le weeg gebragt; daar in sommige gevallen, niettegenstaandc derzelver toedieuing, de sterfte even groot was gebleveu, en somwijleu on-der het gebruik daarvaa zelfs vercrgcrd sclieen te zijn geworden, hetgeen echter evemniu aan het middei mögt worden toegeschreven.
Dan cens werd het tsuur ijser-waier alleen, dan gelijktijdig met de blaauwe potasch, op andere tijden tevens in vereeniging met de melk, aange-wend. Daar deze, vrij zonderliuge, geneeswijze tot geene gunstige gevolgen heeft geleid, is dezelve dan ook, voor zoo ver wij vernomeu hebben, niet voortgezet noch algemeen gevolgd geworden.
Daar men, in latere tijden, in de genecskunde voordeelige uitwerkingen der aanwending van het s^^/laquo; phas cupri in de croup der kinderen heeft gezien (') ,
|
||
|
||
(') Men zic onder meer andere voprbeolden dc waaruemin-gen vau Dr. swabe, in gaspers M'ochenschrift, 1843, N0. 9; Schmidt, Jahrbucher, Kraquo;. 1. 18'r'i, S, 62,
|
||
|
||
|
||
416
is ook de beproeviog van dit middel door mij aan enkele Yee-artsen aangeraden, op grond van de overeenkomst, welke tusscben deze ziekte en de Longzickte bestaat, ia zoo ver namelijk, als bei Je in eenengelijksoorligeQOntstukings-toestand gegrond scbijueu, waarbij doorzweeting van vezelstoöb, als ecu boofJverschijnsel, plaats vindt. Dan, ofscboon dit middel, door den Heer J- \v. A. iiari, vioeger Vee-ans aan 's Rijks \ee-artseuijscliool, aan onder-sclieidene longzieke Runderen is toegediend tot een half once en zesdracbmen daags, zoo beeft liij daar-van geene zigtbare en betere uitwerking oudervonden, dan welke andere geneeswijzen somwijlen bebben te vveeg gebragt, daar enkele Runderen onderdeszells gcbruik opkwamen, terwijl de meeste stierven.
Op dezelfde wijze is bet gelegen ten aanzicn der lever~ en gewone t/aan, welke almede tot bet bedoelde oogmerk zijn aangevvend geworden. De Heer hart gaf dezclve van eene tot twee flesscben df.ags, na de Runderen vooraf te bebbcu laten pur-geren met wonderzmit. Bij sommige wilde bij liiervan goede uitweikingen bebben gczien, docb bij andere deed bet middel niets af. Do Heer UYNDERS zag, in ISiO, ecnige Plünderen, welke in een bevigen Irap waren nangedaan, berstcllen onder bet gebruik der onzuivere levertraan, waarbij telkens een lepel vol gevoegd werd van een poe-der, bestaande uit vier oucen Pulu. rad. Gcn~ lianae en twee dracbmen Hydriodas Polassae. De Heer Vee-arls VAN nuLSTTN wil van de fewer-
|
||
|
||
|
||
417
iraan onlangs mede goede nitwerkingen gezien hebben, daar hfj, ia zija Verslag aan de Commis-sie van Landbouw ia Utrecht, over de eerste zes maandea dazes jaars, berigt, dat bij vele Veehou-ders, alwaar de Longziekte, te IJsselstein, en in eeuige omliggende Gemeenten, thans bad gebeerscbt, en waar de levertraan aanboudend was gebrnila geworden, de minste Runderen, in evenredigheid tot de aangetaste, waren gestorven, zijnde daarbij in bet begin door bein zacbt afvoei-ende middelen gevoegd ('). quot;Vele Landlieden raeenden aan bet drenken -van bet Vee met coe/e zvei, waarbij eenig keukenzoiU gevoegd werd , te moeten toeschrijven, dat sornmige beesten waren behouden gebleven, die zonder dat verloren zouden zijn gegaan.
Wijders zijn ook bij de Longziekte- de delfstof-felijke zuren in aanwendiog gebragt, ea wel bet awavel- en zeezoui-zuur, doch nltnede met geene
|
||
|
||
(') Indien de levertraan mögt bevoiidcn worden ecnigevoor-deelige uitwcrkiiig tor ontbiuding derontaarde, verdikle, en verharde weefsels tc bcziltcn, zal zulks misschien in hct iodiicm. kunncn worden gezocht, hetwclk, volgens het Schci-kuudig Oudcrzoek van den Heer l. j. de joxc , in ledere soort der echte liergcr levertraan aanwezig is. Bleu zie zijnc Verhandeling hierovcr in hct Tijdsclirifl van den lloog-Iccraar g. j. milder, getilcld: Seheiktmdige Onderzoekingcn, g^daan in het Laboratorium der L'trcchlsche Iloogeschool, D. I. Madz. 4i2. Dit middcl schijnt, in vereeuigiug met gepasle maagversterkende middelen , ceno nadcrc beprocving waardig te zijn, namclijk in dc gevallcn, alwaar dc ziekto cog nict zeer ver gcvorderd is.
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 29
|
||
|
||
L
|
||
|
||
mF
|
||
|
||
413
betere gevolgen, voor zoo veel ons is kunnen blij-ken, dan de overige, door ons opgenoeoide, mid-delen. De Vee-artsen montens, te Zevenbergen (Prov. Noord-Braband), eu RYNDERS gaven Let verdunde zwavelzuur tot twee Ned, oncen daags, in slijmige afkooksels of ook in zulver water, en wel in onderscheidene, doch meestal gevorderde, tijd-perken der Longziekte, zonder eene ziglbare voor-deelige uitwerking. Een ander Vee-arls haddaar-van, naar men hoorde Terhalen, betere uitkomsten ondervouden, dan, daar deze van Let middel ecn gebeirn scheen te maken, heb ik zijne waarnemin-gen dienaangaande niet mögen verneinen (').
Meer voordeel wilde de Heer RYiNDERS ter voor-behoeding ondervonden hebben van bet acidum muriulicum. Hij gaf dit zuur op een' stal, al-waar de Longziekte uitbrak, waaraan cene Koe kvvam te oveilijden. Er Lcvonden zieh op den-zelven nog 25 stuks Runderen, vvaaronder 8 Koeijen waren, die slerk hoesleden, Onder deze had bet vorige Rund, gedureade meerdere dagen, gestaan. Aan deze Runderen wexd het acidum
|
||
|
||
(') Zoowel de plant- als delfstoflclijke zurcn zijn rceds vroe-ger in Duilschland en elders bij de Longziekte aaugewend, alsook vooral het ijserhoudende zoulzmr, seer , (t. a. p. S. 30) geluigt oralrcnt de uitwerking dezer middeleu geene eigene ondervinding te hebben. Dan, naar zijue overtuiging, zullen dczelvc weinig nut kunnen aaubrengen. Ware loch hun voordceligc invlocd bcvcsligd, zoo lou derzelver go-bruik algemccuer zija geworden.
|
||
|
||
|
||
419
muriatioum, tot vijf of zcs draclimea daags, met ruioi eene halve flesch water ea eenige boeveelheid gewone sijroop vereenigd, ingegeven, Nadat zij dit mldJel acht, tien, of twaalf Jagea lang, liadden gebruikt, was de hoest vollvotneii verdvvenen, ea bleef het Vee vvijders voltnaakt gezond. Hierbij vei-dient echter onder hat oog te worden gehou-den, hetgeeu omtrent dezachtere gedaaate, wasr-onder de Longziekte somwijlen voorkomt, vroeger is aangemerkt, welke ook. hier schijut te hebbcn plants geliad ('). lutusschen meencle de Vee-arts P. H. TAN IIülstyn, te Jutphaas (Prov. Ulreaht), door de toedicning van die zuur bij twee Runderen den voortgang der ziekte te hebben belet gelaquo; zien. llij gaf het zee'zout-zuur, eenmaal dangs, tot een gewonen eetlepel vol, met eene fl.2sch water en een tot twee oncen gewone sijroop; vocgende hij er echter bij, dat de ziekte bij deze voor-werpen nog niet in een zeer gcvorderd tijd-perk verkeerde. Voorts merkt hij op, dat het te bejammeren is, dat de hulp van den Ves-arts door de Landlieden algemeen eerst dan wordt ingeroepen, wannecr de ziekte zoo ver gekomen is, dat de dood onvemiijdelijk volgen moet, waardoor dan het doen van hehoorlijke ziekte-kundigc waarneaiingen, en hot I)eproeven van de eene of andere geneeswijze niet meer in aaumerking kan komen.
|
||
|
||
(') Zic hicrvoren bladz. 336.
29 ^
|
||
|
||
|
||
420
De delfstoffelijke zuren, behoorlijk verdund, ea tuet eenige sijroop of honig verzoet, heb be n het voordeel, dat de Runderen er geen den minsten afkeer van hebben, maar er zelfs naar haken, iets hetwelk heC toedienen gemakkelijk maakt. Bo-vendien zijn zij niet kostbaar, en is de berei-ding op de gezegde wijze tot geschikte dranken weinig omslagtig. Daar de minerale zuren in chronische ontstekingen, die tot het passieve karakter overhellen, meermalen bevondea worden een' voor-deeiigen invloed uit te oefenen, zal het niet on-belangrijk zijn deze nog verder bij de Long-ziekte te beproeven; hoewel het dan ook zeker zijn mag, dat zij, bij een' reeds gevorderdenStaat der ziekte, evenmin de ontaarde deelen tot ont-bindiag zullen kunnen brengen, en de Runderen van de ziekte herstellen, als elk ander ge-neesmiddel.
Omtrent het groot getal der mlddelen, welke nu en dan door de Veehouders zelve zijn aange-wend, en waarvan sommige ook in openbare ge-schriften aanbeveling hebben ondervonden, als daar zijn: cognak met •aout, rooden wijn met honig, waarbij meermalen ook ^raquo;eper werd gevoegd, de bekende Haarlemmer-olie, houtskool, het sap van gras of gras-water, de pekel van %uur~ kool, velte spek-koeken, en soortgelijke, zullen wij niet spreken. De gunstige uitwerkingen, welke men daarvan mögt willen hebben waargenomen, zullen in den regel meer aaa den goedaardigen
|
||
|
||
|
||
42t
trap der ziefete, iu de gevallen, alwaar deze mid-delen werden aangewend, dan aaa faunae genees-kracfaten moeten worden toegekend. In sommige opzigten zulJen eenige dezer middelen niet zon-der eenen nadeeligen invloed op de ziekte zija ge-bleven.
|
||
|
||
firaquo;. WELKE MAÄ.TREGELEN KCNNEN, OP GKOND DER VERKREGENE ONDERV1NDING, IN DE TE-GENWOORDIGE OMSTANDIGHEID, GESCUIKT EN KOODZAKELUK WORDEN GEACHT , OM DE ZIEKTE TE BETEÜGELEN, ZOO MOGEEUK UITTE-ROEIJEN, OF WEL DE SCHADE, WELKE ZU DEN VEEUOUDEIl VEROORZAAKT. TE YEEÄUMDEREKlaquo;
|
||
|
||
Tt ij komen thans tot de beschouwiug van hat allergewigtigste gedeelle des onderwerps, na-melijk tot de ovenveging der middelen, welke zullen kunnen en behooren te worden aangewend, ten einde eenmaal, en, kon het zijn, spoedig van de Longziekte te worden bevrijd, of om tea minste het verlies, faetwelk voor den volks-njk-dom, daardoor wordt veroorzaakt, minder aanmer-
|
||
|
||
|
||
423
kelijk te doen zijn. De latere ervaringen zullen hierbij in aanmerking moetea worden genomen, Toor 200 ver zij oak in dit, gelijk in andere op-zigten, op cnze vroegere beschouwingen eenen wijzigenden invloed moeten hebben.
Vroeger zijn de redcnen aangevoerd, welke in den weg stonden, cm, bij het eeiste verschonen der Longziekte in ons laud, tot den maatregel van Let onmiddellijk dooden der wezenlijk door liaar aangetaste en der verdachte Runderen over te gaan. Eene der hoofdredeuen was gegrond in den niet genoegzaam gekenden aard der zickte, met belrekking tot de vraag, of zij geheel als eene oorspronhelijk-, dan wel als eene gevolgelijk~be~ ametleiijke ziekte, ten aanzien van ons land, nioest worden bescliouwd: tot welk laatste gevoelen de meeste Genees- en Vee-artsenijkuiuligeii tedier tijd overhelden, terwijl de Lesmettende cigenschap der Longziekte door eenigen in twijfel getrokken \verd , allhans niet met genoegzame zekerbeid erkend was geworden ('), om den maatregel van bet dood-slaan te regtvaardigen, indien deze namelijk op zoodanige wijze zoude worden uigeoefend, dat men daarvan met giond de bedoelde uitwerking zou kunnen verwachten. Maar vooral scheen deze maatregel niet in working te kunnen worden gebragt, op grond der Wet van 29 December 1799, en derzelver latere wyzigingen, als zljnde die Wet
|
||
|
||
(') Magazijn, U. 111. S. 80.
|
||
|
||
|
||
V23
van toepassing op de Kunderpesi, doch geenszins op de Longziekte (l). Er bleef als toen vooreerst geea ander middel overquot; dan zoodanigc raaatrege-len te volgen, als tegen besmettelijkc Vce-zielaen, overeeiikomstig 'sLands algemeene wetten, ziia worden vastgesteld (2), bestaande in het voor-
|
||
|
||
('} Uagazijn, D. III. tladz. SC.
(2) Dc bcpaliugea, hicrtoc bctrckkclijk, zijn vervät in Art. 40'J, 400 cq 4öi, vau liet Wctboek van Strafrcgt, zijade van dczeu inhoud:
Art. 439. raquo; Icdcr houdcr of oppasscr van dicrcn of van raquo; melk- of sl.igtbeesten, die verdacht zijn van aangedaan to raquo; zijn vau besmettdijke ziektc, die niet dadelijk kennis raquo; daarvan zal gcgevcu hebben aan den Maire der Gcmecntc, raquo; waar zij gevonden worden, en die zelfs v(5ür dat de Maire raquo; op die kennisgeving geautwoord beeft, dcze dicren of rgt; melk- of slagtbeesten nict opgcsloten gehouden zal heb-raquo; ben, zal gestraft worden met cene gevangenis van zes da-raquo; gen tot twee maandeo, en cene gcldbocte van zestieu tot raquo; twee houderd Cratiken.quot;
Art. 400. raquo; Dcsgclijks zulien gestraft worden met cene raquo; gevangenis van twee tot zes maanden cu eeuc geldboete raquo; van honderd tot vijflioudord frauken die gene, die, in raquo; weenvil vau lict verbod der ßcgciing, banne bcsnictte raquo; diercn of beesten oader anderen, zullen hebben latea loopcu.quot;
Art. 401. i) In gcval uit dit latcn loopeu onder andere igt; becsten ecne besmetting onder ander Vee ontstaan is, raquo; zullen die gene, die het verbod der Rcgering overtrcden raquo; zullen hebben, gestraft worden met cene gevangenis van raquo; twee tot vijf jarcn, en cene geldboete van houderd tot raquo; duizeud frankon; alles onverminderd de uitvocring der igt; wetten en verordeningea, betreffende de Vce-ziekten ende raquo; opleggiug der straffen, daarbij gesteld.quot;
|
||
|
||
|
||
424
schrijven eener strenge afzondering der aange-taste van de nöf; ge/.onde dieren, en het tegengaara -van de overdraging der smetstoffe naar andere Loeven. Ten einde deze afzondering met de ver-eischte naauvvgezetheid ten uitvoer te brengen, werden door ens ondersclieidene wenken aan de Land gegeven, van welker opvolging alleen eene gewensclite uitwerking kon worden verwacht ('). Wij hebben uit meerdere mededeelingen gezien, hoeveel eene zorgvuldige afzondering vermag, om de Longziekte op de hoeven, alwaar zij is koaieu uit te breken, in de beginselen legen te gaan en te stuiten. Hierop mögt te meer vertrouwn worden gesteld, daar ook in andere landen dit mMdel lot dus ver alleen ter voorkoming van de uilbreiding der ziekte was aangewend geworden, zijmle, zoo veel ons bekend is, voor de cerste maal (quot;) lot den rnaalregel eener algemeene en geregelde dooding van het longzieke en verdachte Vee overgegaan in het jaar 1840, en wcl in de Zwitsersche Kantons Waadt en Freiburg, op grond, dat de Longziekte aldaar, volgens vrij zekere nasporingen, niet uit zieh zelve was onlstaan, maar door het invoeren eener verdachte Koe uit het nabijgelegen dorp Denezy was aangebragt, welke de besmetting aan het Vee, op da Alpcii grazende, mededeelde, zijnde deze Koe zelve reeds vroeger gestorven.
|
||
|
||
f; Magazijn, t. a. p. bladz. 70.
p) de la iiaupe , iu hd Magazin von raquo;mtt uni uuht-wiu , I!. VIU. S. 2,
|
||
|
||
|
|||
425
|
|||
|
|||
Deze maatregel had een gewenscht gevolg, of-schoon het oogtuerk niet op eens werJ bereikt. Hij inoest nog nieermalen herhaald werden, door-dien enkele stuks Vee, vöör dal de eerste doo-ding plaats had, de Alpen hadden verlaten, en reeds naar eiders waren vervoerd, werwaarts z!j de ziekte overbragten, waartegen nu telkens hetzelfde middel werd aangewend.
Het is inmiddels gebleken, dat het middel van afzondering, zooals hctzelve aangewend is, geens-zins heeft belet, dat de Longziektc z'ch heeft staande gehoudeu, en meer en meer ultgebreid. Dan men mag vragen, is de afzondering alge-meen geschied op zoodanige wijze, dat daarvaa Let bcoogde nut inet eenigen grond kon worden vervvacht? Zijn daarbij de aanwijzingen gevolgd, van welker stipte nakoming te dezen alles onvoor-waardelijk moest afhangen? VVij meenen het oor-deel hieromtrent gerustelijk aan elken onpartijdi-ge, die den gang der Longziekte, en de han-dehvijzen, welke daarbij hebben plaats gehad, heeft nagegaan, te mögen overlalen. Onderscheidene maatregelen en verordeningen zijn, van tijd tot tijd, vau wege de Hooge Regering uitgevaardigd, en met den meesten aandrang herhaald, ten doel hebbende, om de Longziekte in hären voortgang te beteugelen; dan de veelvuldige overtredingen te dezer zake, of \vel het niet opvolgen der voorgeschrevene bepalin-: gen, onder andere blijkende uit de geregtelijke ver-volgingen, waartoe zij im en dan aanleidlng hebben
|
•i
|
||
i
(3
|
|||
|
|||
|
||
426 gegevenC), strekken tot eea voldoend bewijs, hoe-
|
||
|
||
(') Zoodanigo gcrcgtdijke vervolgingen en vcroordcclingcu zijn, in de opcnbare nieuwsbladeu, vau tijd tot tijd, medc-gcdccld; uaiuelijk eenc vcroordceliug, in Iict Tlandehhlad van 3 Xoveviher 1842, door de Arrondisscments-Reglbauk le Rotterdam; in de Sta.its-Courant vaa 10 December 1842, door de AiTondissemcnls-Eegtbank tc Amersfoort; in de Slaats-Courant van 26 January 1843, door de Airondisse-nicuts-Regtbank te Assen; in de Utrechtsche Courant van 29 Septcml)cr 1843, door dczclfde Regtbank, bevestigd door lict Proviadaal Gcregtshof van Vrcnthe, op 21 September 1843; in de utrechtsche Courant van 23 October 1843, door deAr-rondissements-Regtbank te Assen; in de Staats-Coiirant van 20 April 1844, door de Arrondisscmonts-Kcgtbank te Zut-j)hcn. Ook in Zuid-Holland, Vriesland, Zeelaml, Groningen, on wclligt in andere Provincicn, hebben geregtelijke vervolgingen , ter zakc van overtreding der wetteüjke of andere voorschnften op bet stuk oorLoagziektc, plaats geliad , welke nict alle tot mijue kennis zijn gekomen, of waarranikgeene aanteekening beb gehouden.
Deze veroordcelingen hebben voorzeker, door hat voorbceld, tot vennindering der misbraiken kannen medevrerken, doch de weinige vervolgingen hebben ze niet weggenomea. In bet Alyemeen Handels'ulad van 27 Jannarij 1837, bekiaagde men zieh in cen Artikel over de Longziekte, uit üclft, van den iO^quot; dicr maand, geschreveu , dat op het vervoeren van besmette beesten eu tc koopstelling op markten, waar eeu groot getal Vee voorhanden was, geen oi'der werd gcsteld, waardoor, zoo als wordt aaugemerkt, het middel van ver-woesling zoo slerk mogelijk moest worden bevorderd. Zulk cen geval was daar ter stede uog voor weinige dagen voor-gekomen, zoo zelfs, dat inen berekende, dat er cen vijftig-tal besmette beesten aanwezig was.
In cenen particuliercn brief van hetzelfde jaar, werd mij omtrent de Vce-marktcn te Rotterdam en teDelft, het na
|
||
|
||
|
|||
427
|
|||
|
|||
veel hier aan heeft ontbroken. Het zal naauwelijks noodig zija te doen opmerken, dat het niet ge-
|
#9632; I
|
||
|
|||
volgende gemeld: raquo; Wat is het weer erg met de Longzick-raquo; te, vooral om Rotterdam en Ovcrschie. UwelEd. gelieve raquo; in aanmerking te ncmeu, dat men het getalziekebecsteu, raquo; Diugsdag 1.1., te Kotterdam,'op 80 sinks, die ter markt raquo; kwamen (uatuurlijk te midden onder de gezoude), geschat raquo; heeft, en gistcren te Delft'op 30 sinks. Ik vcrgrootnict, raquo; maar UwEd. kau dit bij alle onparlijdigen vernemen. Wat raquo; moot daarvan worden? Het is altcmaal vetVee, en de raquo; Uccr d. stelt het getal nog hooger, en zeide, als dit zoo b voortgaat, zullen dc bonders van Jlclk-vee er stellig hot raquo; slcchlste aan zijn, daar Melk-l;ccstcn, de ziekte hubbea-u de, niet zoo te verkoopea zijn. Vorder werd nog daarbij raquo; gcvoegd: gisterea beeft men bet ziek Vee te Rotterdam raquo; wederom op ecu getal van groot 70 geschat.quot; Menzicmede bet boven aangeUaaidc Handehhlad, alwaar gesproken wordt, dat er niet ecus nicer zorg werd gcdragen, dat de overblijf-sclcn der, aan de ziekte gestorvene, becstcu, zorgvuldig werden begraven, maar dat deze verkocht werden en vervocrd, cu alzoo aan de kwaal gclcgeuhcid gegeven, om zieh voort te planten.
Dit andere stukken, onder raij berustende, hlijktbct, dat de Longziekto, in 1837, naar onderscheidene {jcinecnlcn in JS'oord-Iiraband, namelijk naar Zevenbergen, bet land van Altena, Giezen en Oirsehot, (Yerg. bladz. 80) is overgebragt door Vee , van dc Gorincliemsche markt af komslig. Dit ecne eti andere, van Gonvcrncmcntswcge, ontvangeuc stukken is bet almede gcblekcn , dat door sommige Biirgcmeestcrs geenszins dc hand werd gehoaden, dat toegezien werd, dat geen ziek of besmet Vee in huune Gcmeenlen werd vervocrd, noch dat bclel werd, dat de, aan de Longzickte gestorvene beestcn, nicltcgcnstaande men dc cigenaren scbadeloos slelde voor de liuid en het vet, gcvild, cu met de huiden verkocht werden.
|
|||
|
|||
|
||
428
noeg is, in zaken van zoodanigen aard, als lief beramen van verordeningen legen besmeltende ziekten, deze vasttestellen, en ze, volgens den ge-wonen vorm, van hooger hand längs de rij der autoriteiten tot op de laatste, die daaraan de uit— voering taoet verleenen, te doen nederdalen; maau dat, zullen de voorschriften het doel verwezenlljken, waavtoe zij moeten strekken, alles afhangt van de uitvoering zelve, namelijk van den belangstellcn-den ijver, en de vvaakzaambeid der gene, op wie deze taak rust. Mag men zieh overtuigd houden, dat deze voorwaarden overal zijn in acht genomen? De ondervinding, gedurende tien jaren, geeft hier ecn onbevredigend antwoord, waaromtrent wij echter hier in geene bijzonderheden wenschen te tieden, ten einde elke persoonlijke toepassing te vermijden.
|
||
|
||
la cen ander bcrigt werd, met bctrekking tot Delfsland, me-degcdecld , dat \er de ineeslc Vcehouders nict eens aaa deu Biirgcmccslcr kennis gaven van het ontstaan der heerschende rickte ondcr hct Vce, #9632;waarom men op de toepassing van Art. 439 van hct Strafwetbock mceude te moeten aandringen. Indien men nu deze daadzaken niet als ten cenenniale van grond onlMoot mag beschouwen, #9632;waarvoor toch wcl geene voldocude reden bestaat, en men aannecml, dat ook veelal elders dcrgelijke misbruiken, al is het dan ook in mindere mate, hebben plaats gcvonden, dan zal het niet kunncn bevreeraden, dat de Longziekte zieh tot dus ver beeft staan-dc gehouden, en dat, indiea zuodaoige handelwijzen blijvca voortdurca, er niet nan hare uitroeijiug te denken valt.
|
||
|
||
|
||
429
latusschen komt liier de mag in aanmerkiug, wat in den toestand, waarin wij ons, met opzigt tot de Longzlekte, thans beviaden, zal kunnea en Jbehoorea te worden gedaan, ten einde het bedoelde oogmcrk te bereiken, namelijk, om de ziekte geheel uit te roeijen, of de schade, aan den rampspoed verbonden, zoo veel mogelyk, te verminderen? Er bestaan slechts twee middelen, welke biertoe kunnen worden aangevvend. #9632; Het eene berust op de invoering van zoodanige maat-regelen, welke strekken kunnen, om bet vervoeren van Vee van plaatsen, alwaar de Longziekte aan-wezig is. streugelijk en geheel te verbieden, en om de gemeenscbap met haar en het besmette Vee, gedurende een genoegzamen tijd, zoo vol-strekt mogelijk, te beletten.
Woidt de smetstofie op elk punt, alwaar de ziekte bestaat, op eene krachtdadige wijze, door afsluiting of onder quaranlaine-slelling van zoodanige plaatsen, als het ware, vastgehouden, cn het besmette Vee buiten middellijke of onmiddellijke gemeenscbap gebragt met gezond Vee, en zulks tot zoo lang, dat men, met voldoenden grond, zieh mag verzekerd houden, dat er geen gevaar voor besmetting meer bestaat, dan is er weinig tvvijfel aan, of de verspreiding der ziekte moet, bij eene rigtige uitvoering van dezen maatregel, verhinderd worden, zij zelve daardoor afnemen, en eindelijk ophouden.
Met zoodanige afsluiting moet gepaard gaan het
|
||
|
||
.
|
||
|
||
#9632;430
opnetnen van den geheelen Vee-stapel, het aan-houden van registers, met vermelding van het ge-tal, de soort, het geslacht, of den ouderdom, de kleur van het haar en andere kenteekenen, van het getal der vverkelijk ziek zijnde heesten, en die slechts als verdacht kiuinen worden beschouwd. Aan de hoofdtoegangen tot de huizen of weiden, hetzij alge-meene of bijzoudere , zal, op ecn bord, bevestigd aan een paal, een opschrift moeten worden ge-plaatst, hevattende in duidelijk lecsbare letters het woord : LoJiGZiEKTE. Voorts behooren de werkelijk ziek zijnde Runderen van een duidelijk merkteeken te worden voorzien, dat, in geval van herstel-ling, door een legenmerk krachteloos vvordt ge-maakt: moetende ook die Runderen, welke tot dezelfde stal of weiden behooren, en die, of-schoon nog gczond zijnde, of scliyncnde tewezen, reeds als verdacht moeten worden beschouwd, mede eenig voorloopig kenmeik ontvangen, hetwclk echter van minder ornvang kan zljn dan het we-zenlijk ziekte-kenmerk. Dit voorloopig merk wordt later, Indien de Runderen gezond moglen bbjven, door een tegenmerk vervangen.
Door dusdanige kenmerking, zal, ook nadat de Lougziekte op eene bepaal.le hoeve beeft opgehou-den, het verbod van uitvoer van dezelve is opge-heven, en de aanvvijzings-teekenen van besmetling zijn weggenomen, een ieder aan zoodanig Vee hunnen zien, dat het, waar het ook ten ver-koop worde aangeboden, van eene besmette plaats
|
||
|
||
|
|||
431
afkomstig is, en zieh dus tegea schade in acht kunnen nemen. Hierdoor zal worden tegengegaan, dat niet, gelijk thans nog dagelijks plaats vindt, Vee van besmette stallen op markten woi'dt aange-kocht, hetwelk of in het verborgen tijdperk der ziekte verkeert, of deze heeft doorgestaan, doch niet hersteld is, en dus nog bei vermögen bezit, om de ziekte aan andere Plünderen mede te deelen. In deze laatste oinstandigheid is eene voorname oorzaak gelegen, dat de ziekte bij voortduringher-en derwaarts wordt gevoerd, en meermalen eens-klaps te voorschijn komt, ook op plaatsen, alwaar zij nog niet bestond. De bedoelde kenmerking moet derhalve als eene eerste voorvvaarde worden beschouwd, om alle raisleiding voor tekomen. Wy meenen, dat hierdoor de handel niet benadeeld, gelijk door sommigen wordt gesteld, maar bevorderd zal worden, daar velen thans terug worden gehou-den van zieh, op openbare markten, van Vee te voorzien, uit vrees van zoodanige Runderen, als hier bedoeld worden, te zullen aankoopen.
Dat, zoo lang als de afsluiting bestaat, er eene gestrenge controle op den geregistreerden Vee-s'apel moet worden gehouden, ten einde tegen heimelijken vervoer of verwisseling van Vee te waken, spreekt wel van zelf. Van groot belang zal het zijn, dat in elke Gemeente eene Commissie van toezigt blijve aangesteld ('), bestaande uit
|
l
|
||
|
|||
(•) Bij circulaire aanschrijving van 9 Augustus 1842, Ndeg;,
|
|||
|
|||
|
|||
|
432
meerdere personen, die belast worden, om wcke-lijks, immers bestendig, het Vee op de stallen en in de weiden te bezoeken, ten einde de hoofdcn der Gemeente-Besturen onafgebroken bukend te Louden, of er zieh ziek Yeebevindt, opdat, zulks plaats liebbenue, er dadelijk onderzoek naar ge-scbiede. Wijders zullen nog vele andere bepalin— gen, welke tot de uitvoering van dezen maatrcgel betrekking bebbeu , als daar zijn de bebandeling der meslsloflen, bet verhinderen van den toegang tot de besmctte plaatsen ten aanzien van personen, die tot de bebandeling der ziekte of bet toezigt op dezelve geene roeping hebben, de regeling der boeten en straffen, op de overtredingen vast te stellen, en wat dies meer zij , in aaumerking moeten komen , die wij bier niet kunnen overvvegen, daar vvij slecbts in alge-
|
||
|
|||
140, 9d0 Afdeeling, werden lt;Ic Heeren Gouverneurs der on-derscheidene Provincieu en van het Ilertogdom Limburg, van wege Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Za-ken, uitgcnoodigd, om te willen zorgen, dat in deGcmecu-tcn hunner resiiccticvc Provincicn zoodanige Commissica werden aangcslcld. Dc Commissic, tot dat oogmerk in de Stad Utrecht benocmd, is tot dus ver met ijver en naauwgczct-heid , onder het toezigt van hot Stedelij'.v Bestuur, werkzaam geblcvcn, en men mag daaraan hoofdzakelijk tocschrijven, dat dc ziekte, onder het gebied der Stad, in dc twee laat-sle jaien aanmcrkclijk is afgenomen, en op dit oogenblik naauwelijks bestaat. Ook op de Yee-markt wordt cen strong toezigt gehouden. Hebben ook de bedocldc Commissicn ciders overal aan de haar opgedragenc taakbeantwoord? Wij tueeacn reden te hebben gt; om zulks to betwijfclcn.
|
|||
|
|||
|
|||
laquo;3
|
|||
|
|||
I
|
meene treklcen de hoofdgronden wensclien aan te duiden, waarop het bedoelde afzondeiings-stelsil zal behoorea gevestigd te worden, indien het eenige meerdex-e betcekenis en uitwerking zal hebben, dan betgeen tlians afzondering genoemd wordt.
Het valt niet te ontkennen, dat er geene geringo zvvarigbeden aan de beoogde maalregelen verboa-den zijn, en wel bepaaldelijk voor de Vee-houders, welke in bet ongeluk verkeereu. Dan, bet kotut ons voor, dat, behalve den maatregel van bet doo-den, waarover slraks zal gehandeld worden, ergeeu ander middcl bestaat, cm lot bet bedoelde oogmerk te geraken, tenvijl voorts de bereikiug van betzelve gelieel af bankelijk blijft van de waakzaambeid ea de gestrenge uilvoeiing der maatregelen, door ben, die daarmede ambtsbalve belast worden. Het was op dit beginsel, dat, door de Commissle vanLand-bouw in de Provincie Ulreeht, op uitnoodiging van Hun Ed. Gr. Ach'b., tie Heeren Gedeputeerde Staten van dit Gewest, naar aanleiding eener mis-sieve van Z, Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken van 20 Jannarij Wi2, jNquot;. 169, 9dü Af-deeling, een Onhverp van Maatregelan i eg en de heerschende Longzlekle onder het Runduee aan gemelde Gedeputeerde Staten werd voorgesteld, ten einde, na behoorlijk te zullcn zijn bekraclitigd, als Reglement, in die Provincie, ter beteugeling der zitkte te worden ingevoerd. Bij geineldeMinis-teriele missieve was gevoegd een afschrift van bet Reglement tot Voorhominrj van de verspreidina
IV. Deu.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 30
|
||
#9632;
|
|||
|
|||
|
||
43 i
der Lovrjziohle ander het Rundvee in de Pro-vinoie Zeeland, goedgekeurd bij Besluit van Z. M. den Honingy van 5 Januarij 1841, N0. 69, met verzoek aan II. II. GeJ. Staten, om te willen on-derzocken en in overwegiug nemen, wat daarin bruikbaar zoude zijn, en om daaruit, met inaclit-neming der noodige plaatselijke en andere wijzi-gingen, zoodanige nadere veiorderingen te bera-men, en aan Zijner Majesteits goedkeuring te on-derwerpen , als zij zouden meenen in de Provincie I](recht, belioudens de bestaande grond- en andere wettelijke bepalingeu, ter bereiking van bet voorgestclde oogmerk, nutlig, en, volgens de plaatselijke gesteldheid, uitvoerlijk te zijn.
Dit sluk, door H. U. Ged. Staten voornoemd, aan de Commissia van. Landbouvv zijude toegezon-den, om consideratien en advijs, was deze van gevoelen, dnt, hoewel bet Zecuwsche Reglement zeer doelmatige maatregelen bevatte, door welker sliple naleviog en nitvoering de Longziektc, voor zoo ver zij van bestnetting afhangt, in die Provincie zeer wel kon worden geweerd, of, daarin onverlioopt binnen zijnde gedrongen, weldra zou kuunen worden gestuit, ook vooral door de afge-zouderde ligging van dat Gewest, als grootendeeis nit eilanden bestaande, waarin dus geen Vee, bcbalve van de Pelgiscbe zijde, kan worden in-gevoerd, echter de maatregelen, welke \n Zee land met vruebt konden worden in het werk gesteld, niet alle vau toepassiug konden worden geacbt op de
|
||
|
||
|
||
435
overige Provincien, welke van vele kanten, längs gewone en vele binnenwegen, voor den onafgebroken invoer van Vee openstaan; waardoor bet toezigt op den invoer van besmet of verdacht Vee boogst moeijelijk, zoo nict oninogelijk, wordt gemaakt.
Inmiddels heeft de Commissie zieh onledig ge-faouden met bet ontwerpen van de boven bedoelde maatregelen, welk Ontwerp, door H. H. Ged. S taten aan de Staten der Provincie Utrecht zijnde voorgedragen, in hunnc Vergadering, in 1842 gc-houden, met siechts eenige, daarin gemaakte, wij-zigingen werd goedgekeurd.
Volgens bet oorded der Commissie, bleef or slecbls de keuze over, om namelijk of afdoende maatregelen in werking te brengen, en die, ge-durende den vereiscbten tijd, overeenkomslig dca bekenden aard der ziekte, streng te onderbouden, of de zaak op den voet, zooals tot dus ver plaats beeft gebad, aaa barcu gang over te laten, en da ziekte te ziea voortduren, waarvan zij meende, dat bet einde buiten alle berekening gelegen is. Zij was voorts van gevoclen , dat de door baar voor-gestelde maatregelen geheel overeenkwamen met den geest van betgecn bij Art. 495, 4Ü0, en 461 van het Wethoch van Slraframp;jt is vastgesteld, en dat zij niet anders konden beschouwd worden dan als hulpmiddelen, om die wettelijke bepalingen te on-dersteunen, te beter te doen uilvoercn, en aan hare beilzame oogmerken te doen beantwoorden. De Commissie bield zieh overtuigd, dat, on-
SO*
|
||
|
||
|
|||
43S
|
|||
|
|||
|
vermindecd de bezwarexi, aan de ullvoering der voorgestelde ruaatregelen verbonden, het gebeel Liuuea de niogclijkhciJ en uitvoex-baarheid gelegen is, om, ongcacbt de uitbreiding, welke de Loag-ziekte beefc verkregeu, door de voorgeslelde, meer liracblcladige, middelen dan tot das ver zija aan-gevrend, eu •voof zoo ver men, wegens tie alge-meenheid der ziekte, niet zonder ecne te groote vcniicltgiug van den Veestapel, tot een onmiddel-Jijk doodsiuan van bet reeds bcsaiette of verdachte Vee mögt kunnen overgaan, de nadeeleu enramp-spoedige gevolgen, welke de ziekte, toen sedert ou-geveer negen jaren, aan de Aeehoudeis van het Gewest had veroorzaakt, en bij voortduring moest blijvcn na zieh slepen, te bcteugelen, en, op waarschijnlijke gronden, binnen ccnige maanden, gebeel uit te roeijen. Yoorts nerd opgemerkt, dat, indien eenmaal, op de voorgeslelde wijze, de ziekte zou ziju uitgeroeid, het gemakkelijk zou val-len, bij de ondervindelijke keimis, wtike men tbans, sedert vele jaren, omtrent haien aard becfi vcikregen, dezelve telkens spoedig weder le onder te brengen , ook wanneer bet Llijken mögt, dat zij n'icl altijd door onniiddellijke besinetting— welke liogtaus als de vooiuame oorzaak van de toegeno-mene uitbreiding der Longziekte moet worden be-scbouvvd — niaar uit leel'regelkundige oorzakeu of invloeden bier of daar op nieuw te voorscbijn mögt koaien.
Daar inmiddels, zoo als wijdcrs werdaangemerkt,
|
||
|
|||
|
||
437
ook bij den ir.eest günstigen uiulag der Toorge-stelde maatregelen, fie Provincie Utrecht elken dag, als het ware, aan liet gevaar, dat de J.ong-ziekte wederom binnen dezelve uit de naburige Pro-vincien, Zuid-Hollund, Noord-Ilolland, Overraquo; ijssel, Noord-Braband en Cfelderland, zoo lang als zij daar aamvezig is, zou worden ingcsleept, moest liet Tan hat grootste belang worden gcacht, dat in al deze aangrenzende Provincien gelijksoor-tige maatregelen tot stand werden gebragt, tea einde aller belangen tc dezen wederkeerig zoudeit worden Tcrzekerd. Men was van oordeel, dat, in eene zaak als' de omierharige, liet beraraen van maatregelen in elke Provincie, waarbij waar-scbijnlijk van verscbillende beginselen zou worden uitgegaan, geenszins als doelmatig kon worden geacht, niaar dat overal dezelfde grondregelea bchoorden te worden gevolgd, en de verordenin-gen, welke daartoe zouden worden ingevoerd, eenstemmig moesten zijn. Om deze reuen werd het dan ook geraden geoordeeld, dat, hoe eer-der hoe beter, tot het bedoelde oogmeik in een geiueenschappelijk oveileg tusschen de Bestu-ren of Connnissien van Laudbonw der overige Provincien, aan welke, van wege Z. Exc. dea Heer Minister voornoenid, door Heeren Ged. Sta-ten der genoemde Geweslcn, dezelfde taak was opgedrageii, werd getreden: ten welken einde, door de Commissie van Landbomv in Utrecht, aan die der overige, bij de Longziekte betrokkene.
|
||
|
||
|
||
laquo;8
Provincien, aWrakken van Let bovengenoemde Ont-werp, met de daartoe behoorende toelichtingen, werden toegezonden.
Men Lad in Uireoht het genoegen van eenige Commissien de dankbetuiging te ontvangen voor de toegezondene roededeelingen, en te oudervinden, dat de meeste derzelve, ten aanzien der hoofdbe-ginselen met die van Utrecht van betzelfde gevoe-len waren, voor zoo ver namelijk het Zeeuwsche Reglement, om de boven uilgedrukte reden, ook liaar niet gelieel van toepassing scheen te zijn voor de overige Provincien, en zij raede de voorgestelde of soorfgelijke maatregelen, tef beteugeling der Longziekte, in een enkel Gewest genomsn, niet als voldoende bescliouvvden, maar meenuen, dat de-ze nlgemeen behoorden te worden ingevoerd. Door enkele Commissien werd ecbter zwariglieid gemaakt aan de Provinciale Staten voorstellen te docn, om de wetgeving op dit punt voor bet oogenblik te veranderen, en zulks op grond, dat in derzelver Gewcstcn tocn ter tijd nagenoeg geene sporen van Longziekte meer bestonden, en men van oordeel was, dat, indien de reeds bestaande verordeningen beboorlijk werden geliamlbaafd, genocgzaam in de bcboefte was voorzien, tenvijl ook in strengere be-palingen op dit stuk eene gevaarlijke streraming voor den veebandel werd vooruitgezien, voor den Veeman misschien meer nadeelig, dan de ziekte zelve voor hem tot dus vor geweest was. Men oordeelde dus met de bemoeijing te dezeu te moeten verwij-
|
||
|
||
|
||
439
|
||
|
||
Jen, totdat de zlekte de Provincien wederom mögt bezoeken, of meer van nnbij komea te Ledreigen. Door eene der Comtuissicn kon eerst een Ontvverp vaa Reglement aan de deliberalien van de Staten der Provincie in liunne Vergadering van 1843 worden oiiderworpen ('), helwellc echter geeae uit-voering heeft erlaugd, eveamin als liet Utiecht-sclie (2).
Het oponthoud en de verschillende gezigtspuntcn , waaruit de zaak werd beschouwd, hebben het be-ramen en in weiking breiigen van algeuieene en meer vermögende maatregelen tot dus ver tegengehou-den (quot;'). Iiiiusschen heeft de Lougziekte zieh geens-
|
||
|
||
(') In vele gcvallcn kan het: sat cito, si sat bene van toc-passing zijn; doch Indien in eemge zaak spoed cu kracht vau uitvocriug gevoidcrd worden, om cen voorgcstcld duel le bereiken, dan is zulks voorzeker het geval met opzigt tot de maatregcleu tcr afwering of stuiting van besmettende Vcc-zicktcn, daar het vcnvijl van ecue enkcle maand, van cene enkcle week, ja somwijlcn van cen' cnkclcu dag, de allcruadceligste gevolgen kan hebben, vennits de overdragiog der smetstoffe, door cen cukcl ziek of verdacht voonverp, van de ceno plaats naar reue andere , eenc onbcrekcübarc voortplanting kan tc weeg brongen, gaande de bcsmclliug, in cene steeds tocnenicndc progressic, als van den middcl-punt naar den omtrek, in alle rigtiugen gestadig voort.
(-) Men zie de gromleu, waarop dit ondenverp als verfallen werd bcscbonvrd, in iict Vcrslag van Heeren Gede-puteerde Slatcn van Gelderland aan Heeren Slatcu dicr Provincie, in de Vergadering, gehuudeu op 2 Julij 1844, (Staats-rourant van 4 Julij 1844),
O IlandkidiuQ ter geregelde mivocrmg soowel der W:'
|
||
|
||
|
||
440
sins naar de enkele bedreigingen, om In harea voortgang krachldadig te worden gestuit, opgehou-den, maar heeft zij, hangende deze ovemegin-gen ('), hären weg, schier ongemoeid, vervolgd, en hare verwoestingen blijven aanrigten, steeds op de uitvoering der middelen wachtende, die haar daai-in op eene meer werkdadige wijze zullea kun-nen tegengaan dan tot dus ver is geschied.
|
||
|
||
Het tweede middel, om de ziekte te beteugelen, meet gezocht worden in het doodslaan van het door de Longziekte aangetaste \ ee. Deze maat-regel werd, zooals hiervoren is gezegd {'), in Zwilserland met goed gevolg aangewend, en heeft ook bij ons, namclijk in de Provincie Zee-land, Drenlhe, en Vrieslaud de gelakkige uit-werking gehad, dat de Longziekte, door de af-making van het verdachte, zoowcl als van het reeds weikelijk zieke, Yee, is gestuit geworden. Zulks geschiedde aldaar echter, onder de omstan-digheid, dat de ziekte zieh nog slechts tot enkele of weiuige plaatsen bepaalde. Dc ohdervinding
|
||
|
||
van 30 jWei 1841, (StaatsMad Nraquo;. 16), als der Wet van 9 Julij 1S42, (Staalsblad, Nraquo;. 21), enz. bladz. 17.
(') .Men denkt hier onwillckcurig uuu bet: deliberante Se-nalu, peril Saguntum.
i2) Kadi, 421.
|
||
|
||
|
||
heeft nogtans, in het jaar I8i2 en 1843 (!), ia de Provincie Drenthe het voorbeeld opgeleverd, dfit ook de Longziekte nog kan worden te onder gebragt, door haar bestendig met het slagtmes te vervolgen, wiancer zij eene rneerdere uitbreiding heeft verkregen. Dan, zal deze maatregel ook nu in de overige Gevvesten met nut in vverking worden gebragt, bij de verspreiding, welke zij, volgens het daarvan gegeven overzigt, heeft er-langd? en, zoo ja, op welke wijze zal hij dan behooren te worden uitgevoerd? Deze vragen vorderen eene naclere overweging.
Indien wij leiten op het getal Runderen, welke, onder de geneeskuiidige behandeiingen, zoo als deze thans in liet algemeon plaats hebben (2), volgens de geraiddelde berekenlng, van de ziekte opkomen, bedragende nog geen derde gedeelte van het getal, helwelk door dezelve wordt aangctast, lerwijl van deze zoogenaamde gebeterde Runderen zeer weinige als genezeu kunnen worden beschouwd, staande de overige vroeger of later voor wederin-Storling bloot ('), dan kan voorzcker de vvaarde Van die, welke als herstelJ worden gehouden, niet geacht worden eenigermate op te wegen legen de kosten, welke de aanwending van geneesmidde-len, het oudeihoud, en de verdere verzorging der
|
||
|
||
(•) Zie blsdj. 11 en 12.
(raquo;) Zic Wadz. 39!).
(s; Zio bhUi. 36S en 369.
|
||
|
||
|
||
442
eueren aan zieh verbinden. Uit dit oogpunt bestaat er derhalve geen de minste twijfel, of de maat-rcgel van het dooden zal aan de beteugeling en nitroeijing der Longziekte bevorderlijk moeten zijn, en ver de voorkeur bezitten boven. de thans be-staande voorschriften, vooral wegens de acbteloos-beid, waarmede zij wox-den opgevolgd, en de mis-bruiken, welke bierbij plaals hebben.
Mögt intusschen geoordeeld worden, dat tot den maatregel van liet doodslaan, onder de tegenwoor-dige omstandiglieden, nog zal kunnen worden over-gegaan, dan dient in aanmerking te komen, dat het dooden zieh, in de Proviucien, alwaar de ziekle zieh algemeen gevestigd heeft ('), in den regel slechts zal kunnen bepalen tot de aangetaste en, reeds kennelijk zieke Runderen, daar, wilde men bet dooden ook uitstrekken tot de scbijnbaar nog gezonde, doch eenigzins verdachte, beesten , namelijk van geheele besmelte stallen of weiden, zulks aan den Veestapel eene vermindering zoude te weeg brengen, weike voorzeker eenige jaren tot herslelling zoude vereischen (2).
|
||
|
||
(') Men zal liicromtrcnt tot cm' grondslag van berekening bij nadering kunnen nemen de scliijnbaar gezonde, in ver-bonding tot de aangetaste, Unndercn, welke in de Provincic Zeelatul, Vrenihe, cu Vriesland zijn gedood, (Zie bladz. 48-203-272).
(s) Volgens de thans bestaande voorschriften zal, in den regel, niel worden overgegaan tot het dooden van, door de Longziekte aangetaste , cu van nog schijnuaar gezonde Runderen , dan wanucer de zicktc voor het cerst waargeuomeu
|
||
|
||
|
|||
Vi3
Om liet beoogde doel met Let tlooden derzleke Rundeien te Ijereiken, zal liet noodig zija:
|
|||
|
|||
wordt op eene plaats, liegende ia het midden van ccncu omtrck van twaalf urcn nüddellijus, binnen welken, in de hiatsle zes maauden , do bedoclde ziekte niet Iieeft gehecrsdit. {[Tandleiding ter geregelde uitvoerin;/ zoowslder wet van 30 Met ISW als der Wet van 9 Jttlij 1S42, Uadz. 33). Dat, door laquo;le enkele en stukswijze afmakingen op zoodanigc afstanden, nimmer cenc aaumerkelijke vermindcring aan de zicktc in het algemecn zal worden toegebragt, zal we] geen opzctlclijkbetoog bchoeven. Wat zal het baten, indien op dezen aistand op eene cnkclc plaats of boeve ecn gcbcele Vcestapcl of het grootste gedeeltc van dcnzelvcn wordt opgeofferd, torwijl do zicktc van rondsom buiten znodanig rayon op twinlig en meerdero plaatsen blijft bestaan, alwaar de Runderen in het levea vonlen gelaten, totdat zij den natuurlijken dood sterven? Erbestaat zelfs, indien wij niet dwalcn, eene strijdigheid van bcginscl to dezen aanzien in bet dooden van zick en gezond Vee op enkele plaatsen, lerwijl de aangetasle dicren op ver dc raccste in liet leven Llijvcn. Men mag deuilgaven, welke daarvoor worden bestecd , in betrckking tot betbeoogde doel, namelijk de nitdclging der ziektc, onder de nultelooze ver-spillingcn rangscbikken. Zoo bceft dan ook de afmaking van 20 stuks llnndcren, op 28 Maart 1840, te Broeh in Water-land ^Zio bladz. 233), volgens mcdedecling van den ITecr Staatsraad Gouverneur van Aoord-IJolland van 16 Mci 1840, aan den Ileer Administrateur voor de Nationale Kijvcrhcid, ongelukkigenvijze gcenszias ten gevolge gehad, dat de \cr-sprciding der ziektc daardoor is verhoed geworden. Evenmiu is zidks het geval gewcest met enkele doodingeu, welkc in Noori-Braband en ciders zijn ten uitvoer gebragt.
Op dczen grond zal bet dooden, zoowel van schijnbaar gezond als van het zieke Vee, in den bedoclden zin, onder dc tegenwoordige omslaudigbcden, naauwelijks in aanmer-kiug kunucu komcu, dan in die Froviucicn , alwaar dc zicktc
|
|
||
|
|||
|
||
1deg;. Dat zulks worde in werking gebragt niet in enkele Proviucien, of gedeelten van dezelve, maar gclijktijdig op alle plaatsen, alwaar de Lougziekte zieh bevindt. Te dien einde zal men zieh vooraf door eene naauvvkeuiige opneming •van den Staat der ziekle, dat is, van het getal der zieke Runderen , in elke Gemcente bij alle Veeliouders behooren le verzekeren, opdat de eerste afmaking binnen weinige dagen in al de betrokkene Gevvesten zal kunnen worden volbragt.
2deg;. Dat elke lioeve, na de eerste afmaking, on-der de aanhoudende waakzaamlieid der Policie blij-\e gesteld, ten einde de afmaking kunne worden herhaald, zoodra zieh bij list overgebleven Vee Let geringste spoor der ziekte op nieuw mögt körnen te vertoonen, behoorende inmiddels de lioe-ven of weiden, gedurende ten miuste zes maan-
|
||
|
||
vour bet oogcnbhk niot bestaat, en dan nog slcchts ondnr beiialingen, die legen gedurige nicinvc insleping en uitbrei-ding der ziekte Uimncu bcvciligcii. Zoodoiiigc rnaalregclen zijn, ten aanzien der ProTlDcie Groningen, uilgevaardigd door den Heer Staatsraad Gouverneur van dat Gcwcst, bij Besliiit van 1 December 1842, Nquot;. 10. Dat ook iu Vries-land bepalingen cpzigtelijk dit sink zijn vastgesleld, blijkt uit de veroordeclingen van drie personcn, bij vonnis van het Kaiilon-Gcrccht te Oldeberkoop, van 6 November 1853, tcr zakc, dat ieder hunner binnen de Grietcnij OoslelUngwerf cen Kuuderbccst had ingevoerd, zonder het, op de daarloe aangewczene plaatsen, tot onderzoek van den Vec-arts to hebben lalcn opbinden, 't geen cenc overtrcding is van Art. 1 der in gcnocnidc Grietcnij bestaande keur op het invoereo van Rundveo van buitcu de Provincie.
|
||
|
||
|
||
4/15
den, nadal het laatste ziekte-geval lieeft plaatsge-had, onder zoodanige afsluiting gesteld te blijvea. als hiervoren(') is aangewezen, terwijl ookdeover-geblevene, schijnbaar gezonde, doch verdachte. Runderen van de aldaai- aangegevene merkteekens moeten worden voorzien.
Door het aanwenden van dezen maatregel, zal men zieh mögen vleijen, dat aan de Longziekte paal en peik zal kuunen worden gesteld. En liebben wij gezien, dat hierdoor, in de Provincio Drenthe, het oogmeik in ruim eon jaar tijds is bereikt geworden, hetzelfde zal men, binnen eenen evenredig ruimeren tijdkring, ten aanzien der overige Provincien , kunnen vervvachten, indien namelijk de maatregel hier met denzelfden ijver, belangstelling, en naamvgezetheid als daar, door de autoiiteiten, ten uitvoer wordt gebrpgt, 't gecn als eene vol-strekte voorwaarde tot het welgelukken der poging zal moeten worden bescbouwd.
Daar wij hier alleen handelen over de middelen welke zullen kunnen worden aangewend ter beteu-geling, en, zoo mogelijk , ter geheele uitroeijingder Longziekte, zullen wij hier geenszins inoverweglnraquo; nemen, welkegeldebjke opofferingen aan dezeofgene maatregelen verbondeu zijn, of uitwelkefondsen de schadeloosstellingen der eigenaren, wegens de ont-eigening van hun Vee ten algemeenen nutte, zullen kunnen of behooren te worden bestreden. Vernuts de
|
||
|
||
(') Bladz. 429—432.
|
||
|
||
1
|
||
|
||
|
||
446
sommea, welke hier toe zullen benoodigd zija, voorzekei* niet gering mögen worden geschat, lever t zulks misscliiea, bij den bekenden veracb-terden toestand van bet Fonds voor den Landbouw, een bezwaar op legen den maatregel van het dooJen, op den voorgestelden voat, Deze somrnen znllen te ^anmerkelgker worden, indien de Veehouders niet alleen schadeloos zullen moeten worden gesteld voor den nfstand van het gedoode Vee, waarroor zij billij-kerwijze de geheele of het grootste gedeelte der waarde zullen behooren te genieten, maar zij misschien ook eene zekere tegemoetkoming zoudea moeten erlangen wegens het gemis der voordeelen van het Vee, welke zij, gedurcnde een' zekeren tijd, zullen dervcn. In vele gevallen toch zal het niet raad-zaam kunnen worden geacbt, dat de verzwakte Veestapel onverwijld, door bet aankoopen van nieuw Vree, words aangevuld ('): hiermede zal
|
||
|
||
{') Ecnc befaoorlijke cn onbekrompene sch.idcvcrgocding wegens op lioogo last gcduod Vec, cn de winsldervingon, daaraan verbunden, alsmcdc cenc gcroedc uilbctalicg dier golden , zullen allezins gnnstig tot hol bedoelde oogmerk me-dcwerk.cn. Do tot dus vcrlecude sthadevorgoedingen voor, aan de Longzioktc gestorvene, Runderen bebben eenigermate kunnen strekken ter gemoetkoming aan die Vccboudcrs, welke zijn getroffen geworden. De aanzienlijke somnicn echter, #9632;welke zijn uitbetaald geworden , bebben gecnszins gediend, om de zickte zelve tegenlcgaan. Indien men al niet möge kunnen of willen stellen, dat die vergoedingen de ach-teloosheid der Veehouders cn daardoor de zickte zelve misschien hebben bevorderd, zij bebben tegea haar gecu zigt-
|
||
|
||
|
||
447
meermalen eenige weken dienen te worden gewacht, vvil men zieh niet aan het gevaar zien blootgesteld , dat de ziekte zieh bij aanhoudenlieid hernieuwe. Deze aanvulling zal echter, naar de plaatselijke ge-steldheid der stallen en weiden, somwijlen spoedi-ger kunnen geschieden.
Mögt men nu längs den een of anderen weg er in slagen de Longziekte in ons land te onder le brengen, er zal niet minder zorg moeten worden gedragen voor het beramen van middelen, welke tegen insleping van buitenslands, vanwaar wij
|
||
|
||
baar nut uitgewerkt. Men lioort beweren, dat het op-houden der schaderergoedingen voor het, aan de kwaal gestorven, Yee cene ongunstige uilwerking heeft moeten hebbeii op de voortduring der ziekte, op grond, dat het vooruilzigt op vergoeding moet gerekend worden een veel krachtiger middel eu prikkcl le zijn tcr nakoming van alle verordeuingen op dit stuk, en ter inroeping van Vec-artsenijlvundige hulp, dan de vrecs voor strafbepaüiigen, wier loepassing zoo zeer afhankelijk is vau den ijver en den geest zoo veler autorilciten, (Slaats-courant van 18 Julij 18'lt;3). Wij zoudeu ons inet deze Stelling kunnen ver-cenigen, indien het gchleken ware, dat de verordeningea cu voorsehril'tea op de zaak der Longziekte behoorlijk waren na-geleefd, gedurende den tijd, dat de gestorvene Runderen, cerst tot een maximum van f 30, raquo; , later van /#9632; 23raquo; , wer • den vergoed. Indien de Veehouders overal, in het belang der zaak, naar vermögen hadden medegewerkt, om de ziekte te onder te brengen, in stede, dat zoo vele zieh aan onlduiking of overtreding der verordeningen hebben schuldig gemaakt, het mcdclijden omtrent allen zou meer wezenlijk ziju geweest, dan tbans het geval kau ziju.
|
||
|
||
.
|
||
|
||
HS
haar lioogstwaarscliijnlijk hebben onlvangcn, nullen kunnen beveiligen. Wenscbelijk zou bet voor-waar zijn, indien door de naburige Staten ge-lueenschappelijke pogingen ter uitdelging of belen-geling der Long/iekte mogten worden in het werk gesteld, ten einde elkander wedeikeerlg tagen elko overdi-aeing te beveiligen.
|
||
|
||
Wij komen ten laatste tot de overweging der vraag, in boe ver het vleesclx van longzieke Runderen, indien zij, zoodra de ziekte zieh open-baai-t, geslagt worden, als voedsel, door den mensch, zonder nadeel voor zijnc gezondheid, zal kunnen worden genutiigd, en of ook het vet voor cenig huishoudelijk gebruik, alsmede de huiden voor de looijing zullcn kunnen bewaard blijven, ten eiiule daardoor de schade te verminderen, welke door de vernietiging van dit alles thans wordt voor tge brag t.
Wat bet ecrsle punt betreft, zoo, verdient te worden opgemerkt, dat de Longziekte soinwijlen met ecne andere ziekte gecomplieeerd kan zijn, en dat zij als zoodanig meennalen in den aard der zoogenaamde hloed- of anikrax-zieklea, bepaal-delijk van het MUlvtiur, deeit, in welke gevalien het nuiligen van bet vleesch van longzieke Runderen, eu zelfs de aanraking van het blued, voorzeker zoo-danige schadelijke en gevaarlijke uitwerkingen kan te weeg brengen, als aan de laatstbedoelde ziekten
|
||
|
||
|
||
4'i9
eigen zijn. Door de meeste Vee-artsenijkunJigen wordt daa ook het eten vaa het vleesch vanlong-zieke Runderen afgekeurd, en is zulks in sommige Staten op boete en straf verboden. Bij bevel van 3 October 1842, werd in bet Landdrost-ambt Hanover bet slagten van Vee, door de Longziekte aangetast, verboden, op grond, dat niet kan worden aangcTioincii, zooals het tot dus ver daarvoor geliouden werd, dat het nutligea van zoodanig vleesch als onschadelijk kan worden beschouwd, ea voorts, omdat de verwisseliiig van hetzelve met vleesch van dieren, welke aan het Millvuurlijden, niet met zekerheid kan worden tegengegaan. Op de overtreding dezer bepaling is eene gcldboete vastgesteld van 2 tot 20 Thaler. In het Landdrost-ambt Lüneburg wordt deze overtreding gestraft met eene gevangenis van 14 dagen of met'eene geldboete van 5 tot 25 Thaler ('). Ook in ons land heeft men na en dan de complicatie der Longziekle met het Milivuur waaigenomen. De Vee-arts c. Nagels, te Heusden, decide mij , onder schrijvea van 8 Januarij ISiO, mede, dat hij, bij gelegen-heid van het openen eener aan de Longziektege-storvene Koe, op den 19 November 1839, zieh aan de Imker hand had beleedigd, doch in zulk eene geringe mate, dat siechts de opperhuid voor een klein gedeelte was afgeschaafd. Hij gevoelde
|
||
|
||
(') HEMjiC, Repertorlwn, B. IV. S. 276, en andere Tijd-Mchriflcn.
IV. Deel.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 31
|
||
|
||
|
||
450
des nachts jeukte aan de beleedigde plnals, welke den slaap grootendeels belette. Den volgeadenocli-tend was er een puistje ontstaan, ter grootte van een spelde-kop, hetwelk een waterachtig voclit be-vatte. De puist werd met eene fijne naald door-gestoken. Den volgenden dag ontstond er roosach-tige onlsteking aan de band, en gevoelde hij pijn door den geheelen arm. Hierbij kwam koorts en volkomene slapeloosbeid. Er werden wasscbingen van een aftreksel van vlier- en kamille-bloemen in karnemelk, en later pappen van lijnmeel en kamiUe~bloemen aangewend, als wanneer zieh, na twee dagen, een gezwel had gevormd, ter grootte van een duiven-ei, hetwelk echter niet tot rijp-wording scheen te zullen overgaan. De koortsige gesteldheid dunrde voort, en de pijn werd ondra-gelijk. De Heer nagels zieh hierover ongerust ma-kende, riep nu den raad in van den Chirurgijn en Vroedmeester van eck, XeHeusden, die hetgezwel , dat nu een zwartachtig aanzien had verkregen, opende. Er werd uit hetzelve slechts eene geringe hoeveelheid van siechten etter ontlast. De wond werd met wiguentum hasilicum verbünden, de band gewassen met azijn, en daarover de vorige pappen gelegd. Niettegenstaande deze behandeling bleef de pijn aanhoudend voortduren tot 3 December daaraanvolgende. Er waren inmiddels nog vijf puisten op verschilleude plaatsen aan de band ontstaan van mindere beteekenis dan de eersle. — De wond genas eerst op den 19 December.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
ttl
|
||
|
||
De Vee-arts bokkelkamp ondervond eene soort-gelijke uitwerking, bij het openen van een longziek Rund, waarvau hij een naaawkeurig Verslag me-dedeelde bij zijn berigt over de heerscbende Longziekte, in de Proriacie Zuicl-Holland, tot het jaar 1840. Ik acbt het mede belangrijk genoeg, om bier in zijn geheel te worden opgcnoment
raquo; Dat de slijmacbtige Stoffe der Rundereu, raquo; welke uit den muil loopt, en het water, in de raquo; borstholte aanwezig, zeer venijnig van aard zijn, raquo; is mij proefondervindelijk bewezen. Bij de be-raquo; handeling van een aan de Longziekte gestorvea raquo; Rund , eene ligte wond bekomen hebbende, raquo; voor mij van eene te geringe beteekenis, om mija raquo; werk te staken, zoo declden zieh de vloeistoffea raquo; aan de wond mede. Toen nu mijne verrigting raquo; afgeloopen was, reinigde ik mij, als naar ge-raquo; woonte, en had de wond een zuiver aanzien. raquo; Op mijne terugreis ondervond ik eene onaange-raquo; name jeukte, welke h^nd over band toenam. raquo; Te hnis körnende bemerkte ik eerst, dat hand gt;gt; en arm gezwoüeu waren. Dit maakte mij be-raquo; ducht, en besloot ik onverwij'.d geneesk und igen raquo; raad in te roepen. Het gevolg daarvan was, raquo; dat, na eenige dagen, de zwelliug niet verder raquo; voortging, doch ook niet afnam. Eenige dagen raquo; later was alles nog in denzelfden Staat gebleven; raquo; maar nu onlstonden hier en daar openingen, raquo; waaruit een stinkend geel vocht ontlast werd, raquo; Toen deze genezen waren, onlstonden er nieuwe
31*
|
||
|
||
|
||
|
||
|
|||
452
|
|||
|
|||
raquo; opeaingen, en zulks ging nagenoeg den geheeleit raquo; arm ca hand door. Na lang sukkelen en het raquo; uitstaan vaa lievige pijn, volgde eindelijk de ge-raquo; nezing, doch Lleef eene zekera verdooving vaa raquo; gevoel ia het deel nog lang bestaan. Menzegt, gt;gt; dat een man in of nabij het JFeslland aan ge-gt;gt; lijke kwaal, door dezelfJe oorzaak ontstaan, zoa raquo; gestorvea zijn; doch voor de waarheid daarvan raquo; kan ik oiet iustaan.quot;
Men ziet uit daze gevallen, dal de Longziekte soimvijlen anthraxaardige hoedanigheden kan ver-krijgen, ea dat de zelfstaudigheden der dieren^ oiider deze omstandigheid, die uitwerkingen op den mensch kunnen voortbrcngen, welke aan de zoo-genaamde bhedziekten eigen zijn, hetwelk dns mede tot onizigtigheid bij de behandeling zoovvel van de nog zitke als gestorvene Runderen nioet aansporen. De Vee-.irts HART zag bij een vijf en zesjarig longziek Rund afsterving der ooren, van de klaauwen, den staart, en van gedeelten der huid ontstaan, waarbij de dieren stierven. Hier Lad waarschijnlijk mede complicatie van anthrax plaats. In een onlangs ingekomen Verslag van den Vee-arts hengeveld, te Oestgeest, wegens den toestand der Yee-ziekten in dat District, over de eerste helft van 1844, werd gemeld, dat bij de Rundereu, ten gevolge der weersgesteldhcid, vooral in de mamden April en Mei, eene bijzoudere geneigdbeid tot onlstekingachtige ziekten heerschte, zoodat alle caiarrhale ongesteldheden een ontste-
|
|
||
|
|||
|
|||
-—-' •
|
|||
|
|||
|
||
453
Lingachtig karakter hadden aangenomen, en er gevaarlijke ziekten heerscliten, nameÜjk het Mill-vuur, het liloedpissen, Uersen-onlsleking, Dui-zeligheid of zoogenaamde Bloedziekteti, Gahiek-ten, enz. Ook zelfs de nog voortdurende Long-ziekte decide in dit ontstekiugachtig karakter, eu was deze ziekte dikwijls met long-onlstekiug ge-eompliceerd, waardoor de dierea spoediger dan gewoonlijk slierven. Volgens het berigt van deu \ee-uits vam DOMMELEN, werd zoodanige complicatie mede waaigeaomen iu de maanden Aprils Mei to. Junij in de omstreken van Hemnes.
Wanneer dusdanige omslaudiglieden plaats heb-ben, zal het nuttigen van het vleesch van loügzick Vee uiet anders dan als gevaarlijk voor den mensch of zelfs voor dieren kunnen worden beschouwd, dear dit de nadeeligste gevolgea zou kunnen te weeg breiigen.
Intusschen is deze complicatie niet algemeen, wordende zij niet zeer dikwijls, maar meestal slechts tn enkele saizoenen, vooral in den zomer, Lij Sterke wärmte en onder aanhoudende droogte, waargenomun. Zij laat zieh ook veeltijds, zoo-wel aan de verschijnselen, waarmede de ziekte vergezeld gaat, als aan het vleesch der gestorvene dieren omlerkeimen, Wanneer de Longziekte op-zieh zelve bestaat, schijnt het vleesch der dierenraquo; welke tijdig zijn geslagt, gcen kennelijk nadeel aan tie gezondheid van menschen of dieren toe te brengen. Dit mag althans daaruit wordea al-
|
||
|
||
|
||
454
geleid, dat, volgens de, liier boven medegedeelde, berlgten, duizende ponden van zoodanig vleesch door de ingezetenen onwetende zullen zijn genut-tigd geworden, zonder dat daarvan tot dus ver ia liet cog vallende schadeüjke gevolgen zijn onder-Tonden , immers bekend geworden. Eenige Duitsche Vee-artsenijkundigen zijn mede van gevoelen, dat Let gebruik van bet vleesch van longziek Vee niet zoo nadeelig is, als men vvel liecft gemeend. STEIGER (') zegt, dat liet Jiultigen van het vleesch van (aan de Longziekte) gestorvene dieren walgelijk is, docli dat liem meerdere voorbeelden bekeud zijn, dat lieden het vleesch wederotn opgroeven en aten, zonder ziek te worden, zelfs in eeu geval, alvvaar
|
||
|
||
(•) Zeitschrift von nebel und nx, B. IV. S. TO. Gcmelde Yee-arts merkt aan, dat Let door dc ondcrvinding bewczeu is, dat het vleesch van dieren, aan het jWiitfuar gcslorven, door afkoken, nieermalcn onschadclijk is geworden. Dan, of-schoon het giftig beginscl, hctwelk zieh bij bet Miltvuur ont-#9632;ffikkelt, niet altijd even schadc'ijk möge zija, (Zic bladz.77 en 78), en somwijicn, door bet vleesch le koken, krachteloos kunne gernaakt worden, zoo zijn er evenwel te mcnigvuldige voorbeelden voorhanden, dat, door het nuttigen van zoodanig vleesch , ook nadat het ingezoulen en gekookt of gebraden was, de nadeclig^te gevolgen werden te weeg gcbragt, dan dat wij niet zouden meencn het gebruik daarvan ernstig te moeten ontraden. Men zie oratrenl zoodanige schadeüjke uitwerkingen: n. heilbron, c.z., Korle schets van eem Jioortsziclile onder het Rwidvce , bekend ander de henaminy van het Vuur, het Eloed-o/quot; Miltvuur, en de gevolgen der-zelve voor een aantal Menschen, Amsterdam 1813.
|
||
|
||
|
|||
45:.
bij Let ünnd eene complicalie met het MUtuuur had bestaan. Worden dus, zegt hij, de dieren terstond in het begin der ziekte geslagt, zoo kau het #9632;vleesch, indien de menschen er geen alkeer van hebben, zouder nadecl worden genuttigd. Dooi den Districts-Vee-arts gielen (') word, in 1837, toen de Longziekte ia de Mü/ilkauser Kreits heersthte, aangeraden, en van Regeringswege be-sloten, om het gebruik van het vleesch toe te staan, indien het Vee dadelijk in het begin der ziekte werd geslagt, en er bij de opening nog geene groote veianileringen in de inwendige deelen plaats vonden, terwijl, in het tegengestelde geval, wan-neer men het vleesch niet meergeschiktoordeelde^ om te werden genuttigd, het voor de lijtn-zie-derijen bestemd werd, wordende de huiden in de kalk-kuipen der looijers gelegd. De Heer a. sPKürr, voornaara \reehouder te Noord-Waddinxveeii (Pro-vincie Zuid-Holland), meldde mij, onder schrij^-ven van 16 October 1843, dat 35 huisgezinnen, die door elkander op 5 personen konden worden gerekend, het vleesch aten van een' longzieken Os, die op den stal dood viel, zouder dear van het minste nadeel te ondervinden (s).
|
|||
|
|||
(•) Annalcn der Landwirthschaft in dca Köuiglich-Prcuss. Staatea, B. III. S. 319.
(*) Gemelde Landbouwer dcc!t tcvens de voordeclen mede, wclke hij steeds van eenc strenge afzoudcring der zicke van
|
|
||
|
|||
/
|
|||
|
|||
|
|||
456
Zien wij dus, dat het gebruik van het bedoelde vleesch werkelijk sedert lang plaats heeft, en dat zulks, onder de bestaande omstandigbeden, wel steeds zal voortduren, zoo is het de vraag, cf te dezen geene wijziging van de voorschriften zou kunnen en beboorea te worden ingevoerd. Indien wij van de veronderstelling uitgaan, dat, bij de invoering quot;van den maatregel ter dooding van het zieke Vee, deze niet anders zal geschieden dan onder het cog derPolicie, bijgestsan door eea erkenden Vee-arts, en dat op de gebeele toe-
|
|||
|
|||
|
de gezonde Runderen had ondervonden, hcbbeide hij, ge-durende al den tijd, dat de ziekte in die slieken had gc-hecrscht, van cen gelal, dat in de maand Slei van clk jaar niet minder daa 230 stuks hedrocg, doch des winters, bocwel onbcpaald, veel minder was, slechts 40 stuks aan dezelvc verloren; terwijl andere Veehouders evenredig veel aanmerkelijker verliezcn leden. Hij declt vefe voorbee^ den mede van Vee, door hem zelven en andere Veehouders, op markten, zoo te Gouda, als te Rotterdam aan-gekocht, bij hctwelk, na korteren of längeren tijd, de Longzickte uitbrak. Hij mecade te mögen vaststcllcn, dat wekelijks om de 20 stuks Runderen van besmette stallen uit die omstreken ter markt werden gebragt, hetwelk men ge-woon was opruimen le noemen. Verder was hem gebleken, dat de spocling-voederiug in de stokerijen de ziekte bevor-dert, hebbende hij voorts ondervonden, dat de ziekte zieh na de verweiding van het Vee, en boveual na de togtigheid, dikwijls spoediger ontwikkelt, hctwelk in beide gevallen door beta wordt toegesehreven aan de meerdere beweging, welke daarbij plaats heeft. Het gebeurde meermalen , dat de ziekte zieh reeds daags na de tugligheid openbaarde.
|
||
|
|||
BHüfiaUMttiMBHl
|
|||
|
||
457
di-agt der Longziekte voorts, op de bovea voorge-slelde wijze, eea streng toezigt z^l worden gehou-den, dan zal men hierin voorzeker eea beterea waarborg kunnen vinden legen misbruiken en veikeerde handelingen, waardoor de menscbelijke gezondheid aan gevaren wordt blootgesteld, dan thans het geval is, zullende hierdoor gezorgd kunnen worden, dat het vleesch, hetwelk schade-lijk wordt geoordeeld, worde vervvorpen, en die zelfstandigheden, welke tot voedsel van menschen of dieren, of wel tot eenig ander huishoudelijk ge-bruik kunnen dienen, bewaard blijveii (').
|
||
|
||
(') Raadplcgen wij de Ordonnanticu en Statuten, welklaquo; vroeger omlrcut besmettendc Vee-zickten in ons land, be-paaldclijk ook ten aanzicn der Rttaderpggt, hehbon bestaan, zoo blijkt het, dat, ingevolge een Placaat, dour de Sutcn van Holland en Wcst-Vricsland van 12 en 16 Maart 1732, alsmede door de Staten-ücneraal van fl November 1744, in de Generaliteils-landen uitgevaardigd , de aan laatstgcnieldezieklc gcsturvene dicreu onvcnvijld mocstcu worden begraven, zouder dat daarvan iels mögt worden gebruikt tot spijze of andere behoeften, Daar evemvel, ongeacht de zware straffen en booten, hierbij bepaald, nict werd voorgekomen, dat niet som-mige arme lieden zieh zochtcu meester te maken van het vleesch van zoodanige, aan de Rundeipest gestorvene, Eun-deren, zoo is daardoor dikwijls de onschadelijkhcid \an het-zelvc, als voedsel voor den menseh, gehlckcn; iets hetwelk later door camper , vi.nk en andere waarnemers van dien tijd is bevesligd geworden. Orn welke reden de Statcnvan Friesland dan ook goedvondeu, door ecu Placaat van 8 Januarij 1743, het tc voren gegeveu verbod opzigtelijk het gebruik van het vet cn yleesdl der aau de Ruuderpcst ziekc cu uraquo;
|
||
|
||
™quot;
|
'
|
||
|
|||
Hetzelfde kan wordea aangenomen ten aanzierraquo; der huiden, welke, onder de noodige voorzorgen , almede kunnen bewaard blijven, waarvan het verlies , over vele jaren gerekend, niet gering is gebleven. Indien wij het getal der oveiledene Runderen (bladz. 39), ten bedrage van 64,789 stuks, welke met de huiden zijn begraven geworden, in aanmerking nemen, en iedere huid gemidJeld wordt gerekead eene geldswaarde tehebbungehad van/quot; 6,-00, dan bedraagt de geheele waarde daarvan, welke in den grond bedolven, en dus voor den volksrijkdom verloren is, eene som van / 3S9,935. Indien aan de huiden van, aan de Longziekte of andere be-smettende ziekten gestorvene, Runderen— hetgeen
|
|||
|
|||
tijds gcslagte diercn in Ic trckkcn. Bij dc wel van 20 December 1796 is dit zelfde bcgiusel bewaard geblcveu, zijude daarbij bcpaald, dat dc, door de Ruuderpest wezeulijk of Ycnnoedclijk, aangetastc beeston dadclijk zullcn worden ge-slagt, en dat het vlccsch zal worden verkocht of aan de armen onder bepaalde voonvaardcn uitgcdecld. In het Reglement tot voorkoming van de verspreiiliny der Longsiekte onder het Jlundvee in de Provincie Zetland, goedgekcurd bij Z. M. Bcsluit van 5 January 1842, N0. 69, is, volgeus Art. 12, ook dc slagting van besmct of verdacht longziek Vee, onder loczigt van het I'laatselijk gezag, en ten ovcrstaan van ecu Ambtenaar der Policie, tocgestaan, cu bcpaald, dat het viccsch, voor zoo ver het als onschadclijk voedscl kan worden aangemerkt, aan den cigenaar zal worden gclatcn. Hetzelfde wcrd ook bij het outwerp van maatrcgclen der Com-missie Dan Landbouw in Utrecht, waarover hicrboveu is gc-sproken, voorgcsteld.
|
|||
|
|||
r
|
|||
|
|||
ir
|
||
|
||
459
ook op die van andere dieren toepasselijk kan worden geacht— een besmettend vermögen niet kan worden ontzegd, zoo behoort deze öorzaak echter niet tot de meest gewone, waardoor de besmetting wordt onderhouden en voorlgeplant, hetwelk veeleer door de, in het leven blijvende, dieren geschiedt. Worden de buiden dadelijk, met de noodige onizigtigheld afgezonderd, wel overdekt, naar den looijer gebragt, ea onverwijld in de kalk-kuipen gelegd, dan kernen zij terstoud buiten aan-raking met Runderen, daar niet dan zeerzeldzaam zieh op de leerlooijerijen Rundvee zal bevinden. Het is dan ook met de buiden anders gesteld, dan met de meststoffeu, tuigen, kleederen, enz., die bestendig bij en oui het Vee gebezigd worden en aanwezig blijven, en de smetstoffe ligtelijk kunnen mededeelen. Worden nu dezelfde personen, die tot bet afmaken van bet Vee worden aangesteld, ook met de bezoi'ging der buiden belast, zoo zie ik inderdaad niet in, dat deze niet, als een be-langrijk voorwerp van beboefte, zullen kunnen bewaard blijven, staande toch tegen bet behoud van dit voordeel slechts eene geringe moeile van waakzaambeid en toezigt op het afzonderen en overbrengen naar den looijer over. Het vet zal op gelijke wijze aan de kaarsen-makers kunnen worden bezorgd, ten einde dadtlijk te worden gesmolten. Wij meenen dan, dat aan de voorgestelde handel-wijzen de volgende voordeelen verbünden zullen zijn:
|
||
|
||
|
||
460
1deg;. Dat eene aanzienelijke waarde beboudeu blijfi, welke thans verloren gaat;
2deg;. Dat er minder gevaar te dachten is \oor nadeelige gevolgen, welke mi en dan uit het eten van het vleesch, afkomstig van longzieke Runderen, kunnen voortvloeijen, Indien liet op eene ge-oorloofde wijze, mits onder een bepaald toezigt en keuring, wordt toegestaan, dan wanneer het heitnelijk in consumlie wüidt gebragt, zooals thans gescbiedt (').
(') AVij zoudcu cvcnwcl geeuszins willen, dat rulk yIccscIi in de opcnbare hallen of op markten van volkomcn gezond Tleescta ten verkoop worde toegcialen. Alles wat hier wordt aangebodeu behoort, volgCDS de grundbcgioscleQ cener gocdu genecskuudigc Slaatsregcling, voUcomea goede waar ziju, en dc burger müct de zckerhcid kuuncu hebben, dat het-geen hij hier koopt, in alle opzigten deiigdzaam, eu buiten clke vcrdenking van schadelijkhcid is. Zoodanig vleesch, vvaaraau te dczen iets onlbrcekt, hocwcl het wonder uadeei voor de gczondheid kuunc worden gcbruikt, mag allcen op eene afzoaderlijke, zoogenaamde afgekeurde, markt (pilite boucherie] worden tocgclalen, ora aldair, (even als zulks, in sommige steden, met de spoeliug der geraeste diercn plaats hecft), als eene minder goede waar, vour een'geringeren prijs te kunnen worden gekocht. Elk burger kaa dau wctcn, dat helgccn hij op de laatslbedoclde markt koopt, #9632;wel veilig kau worden genuttigd, doch tevens wordt hij nict misleid, om cen voedsel te erlangen, dat hij, iudicn hij gewpten had van wclk ziek dicr het afkomstig was, waarschijnlijk niet zou gekocht hebben; voor hocdanige mis-Iciding men ligtelijk bloot zal staan, indicn het belere ea slcchlerc door clkander icn verkoop wordt geslcld, daar het verschil op het uilwcndig aanzicn uict allijd en door ceu ieder kan oiiderkeud worden.
|
||
|
||
|
||
|
||
raquo;
|
||
|
||
|
||
461
3deg;. Hier mag worden bijgevoegd, dat de aanlei-ding zal weggeBOiaen, althans venninderd, worden tot het begaan van overtredingen der verordeningsn, vastgesteld op het opdelven (') van de zelfttandig-heden der begravene dieren, waartoe de hebzuch-tige, of ook de eenvoudig annoedige, man niet zel-den wordt uitgelokt, die zijn vergrijp meermalen met eene nicer of minder zware straffe meet boeten.
Wij moeten tan slolte nogmaals herlialen, dat het ten aauzien van al de hier behanildde maat-regelen gelieel aankomt op de naauwgezette uitvoe-rlng, zonder welke alle voorschriften doelloos zul-len blijven, ja zelfs een bespottelijk aanzien ver-krijgen.
Wij hebben geti-acht de Longziekte nader te doen kennen, naar aanleiding van hetgeen latere onder-vindingen, zoowel ten, aanzien van hare versprei-diug, besmettelijkheid, derzelver inwendigen aard, behandeling, en de middelen, om baren voort-gang, zoo veel mogehjk, le stuiten, geheel uit te
|
||
|
||
(!) Ik rou verscheidene bladen kunnen rullea met de ver-melding van zoodanige opdclvingeu, welke, yolgens de me-dedeeliog vao deu Heer van üom.mi:le.\, van tijd tot tijd in cenige Gemecnten hebbeu plaatsgehad, waartegon, ongeacht de vcroordecliugen van enkcle, te dier zaak geregtelijk ver-volgdc, personen, die zieh op de stoutste wijze aan deie overtredingen hadden schuldig gemaakt, uiet schijnt le hebben kunneu worden gewaakt.
|
||
|
||
|
|||
462
|
|||
|
|||
roeijen, of voor zoo ver dit laatste oogmerk niet mögt kunnen worden bereikt, de schade, aan den rampspoed verboaden, zoo veel mogelijk, te verminderen. Wij hebben hiertoe mede gebruik ge-maakt van de ervaring en beschouwingen der voornaamste Vee-artsenijkundigen, die deze ziekte tot een ondemerp Imiiner opzettelijke nasporing hebben gemaakt. Veel blijft er voorzeker nog omtrent de meeste punten voor nader oaderzoek en bevesliging over, eer wij tot eene volkomene kennis van dezeive zullen geaaderd zijn. Möge echter deze arbeid als eene niet geheel onbelang-rijke bijdrage tot bet verkrijgen dier kennis worden bcschouwd, dan zal ik mij voor mijne moeite beloond vinden. Hartelijk wensch ik, dat de raedegedeelde waarnemingen en beschouwingen na-deie aanleiding mögen geven, en, onder den Goddelijken zegen, iets zullen toebrengen tot de verwezenlyking van bet doel, waartoe zij werden ter nedergesteld, namelijk de vervviidering der Long-ziekle uit ons land, welke reeds millioenen schats voor den volksiijkdom beeft doen verloren gaan, waardoor een groot getal Veehouders, in meeidere en mindere mate, ongelukkig is geworden, in welken toestand zij steeds zullen blijven verkeeren, Indien er geene andere en meer krachtdadig werkende middelen kunnen gevonden en in werking worden gebragt, dan lot hiertoe bestaan, en zijn uitgevoerd geworden.
|
|
||
|
|||
|
||
VERKIARTNG DER PLATEN.
|
||
|
||
—io^n^—
|
||
|
||
PLAAT I.
Ilet hart \an een longziek Ruud, aan hctwclk het regier oor dwars, en de hartckamer van boven naar beneden, is doorgesnedcn, zijnde de wanden van elkander gelegd. (Zie bladz. 310—313). De borstvliczcn waren bij het voorwerp, waarvan dit hart af komstig, is zecr verdikt en met de lon-gen te zamengegroeid. Ook het harlezakje had cene aan-merkclijkc vcrdikking ondergaan, en was inwendig door plastische lympha met het hart op sommige plaalscn ver-bonden. De huhtpijps-klieren waren ongemeen vergroot en vcrhard. Dit hart is in de Verzameling van ziektekundige voorwerpen der Vee-artsenijschool aanwezig onder N0. 46a. A.A. Het regier hart-oor doorgesneden.
a. Dc voorste hollo ader.
6. Dc achlersle helle ader.
c.nbsp; nbsp;Dc kroou- of krans-ader van het hart, doorgesneden. B.B, Dc geopendc regier holle van het hart of harte-kamer,
waaruit dc Jong-slagader ontspriugt.
d.nbsp; De loug-slagadcr.
e.nbsp; nbsp;Dc doorgesnedene kroon- of krans-slagader van het hart.
f.nbsp; nbsp;De driepuntige klapvliezcn, gcdeeUclijk door den poly-ptis bedekt.
|
||
|
||
WBW
|
|||
|
|||
464
|
|||
|
|||
|
g. Ecu der tcp^l-spierlj^s doorgcfneJcn , waaruit de pfiigo rezels voorlkomen, welke uiteeuloopen, en met den booprs-wijzen rand van hct driepuntigeklapvlies verccnigd ziju.
h. De groote slagader.
t. De voorstc groote slagader,
j. De achterste groote slagader,
k. k, k. k. k. De polyp van de regtcr harle-kamer en den boezem, van de voorste en achterste holte ader, bene-vens der long-slagader.
1.1. De polyp der groote slagaders.
m. Ecu gedcelte vau den polyp der long- of luchtpijps-vutcn.
|
||
|
|||
PI^AjLT II.
Uclzelfde hart van PI. I., van deliukerzijdegezien, lijndo op dezclfde v/Vyie doorgesneden. A.. A. Uet linker oor.
a.nbsp;a. a. a. a. a. a. De longaders.
B. B, De doorsnede van de linker hartckamer.
b.nbsp; Hct mijtervorraige klapvlies.
c.c. De tepclvormige spicrcn , doorgesneden.
d.d. De pczige vozels, welke door denpoii/p omgeven ziju.
e.nbsp;e. Dc vlecsch-halkjcs.
/quot;. De voorstc groote slagader.
g. De achterste groote slagader.
/t. De achterste holle ader.
1.1.1.i. De polyp, in den linker boezem, de barte-kamcr,
en de voorste en achterste groote slagaders. 7;. Eeu gedcelte vau den polyp der long- of luchtpijps-
vatcn. I. Dc polyp der longslagader. rn. Dc polyp der achterste holle ader. n.n.n.n. Do klapvlies-pccsjes, door deu pulyp henen
loopendc.
f.nbsp; De kroon- of krans-slagader en ader van hct hart, (Zie Pi, I. c. eu e). Uet aderlljkc vat, in dcszdfs lengte gc-opend.
|
|||
|
|||
|
||
^65
|
||
|
||
pukAT m.
Polypvormig ligchaam, op den 288quot;quot; Junij 1840, in d? Gemeente Westbrock, door eene vijfjarige, aan dcLongziekte lijdende, Koe, onder Let Loestcn, uit de luchtpijp en dcu mond ontlastt Dezelve bestaat uit vczelstoffe otfibrine, welke zieh, ten gevolge van de ontstekingachtige aandoening der bronchien, in dc luchtpijp en derzclver takverdeelingen heeft afgescheideu eu opgehoopt, waarvan zij do gedaante had aangenomeu. Hetzelve heeft de lengte van 2 palmen en 6 iVed. duimen. De hoofdstam hezit cen omtrek van 71/, Ned. duimen. Dit voorwerp wordt in de Ziektekundige Tersame-ling van 'sRijks Vee-artscnijschool bewaard, onder hct Nraquo;. 363. (Men zic bladz. 305 en 306).
|
||
|
||
PULAT IV.
Vig. I. Een gcdeelte der long van cen, aan de Longzieklu gestorven, Rund, in eea beginnenden, immersuog onvol-komen, Staat van verharding of hepalisatie verkeerendc. Het celweefsel, dat de bijzondcre longkwabbetjcs van ccn-schcidt, is reeds aanmerkclijk verdikt. Tusschen de vau cengeschcidene plaatjes van dit celweefsel zijn afgebro-kene holten gevormd, welke met screus-plastisch vocht gc-vuld waren. De long-slagader, bevatteude het onzuiveie bloed, werd opgespotcn met blaauwe Stoffe; eene dei-long-adercn, die het gczuivcrde bloed vocren, met roode injectie-stoffc. {Men zie bladz. 312 en 313). Dit voorwerp is in de bovengenoemde Verzameling der Vee-arlsc-nijschool aanwezig, onder N0. 46U.
a.nbsp; Long-slagaderlijk bloedvat.
b.nbsp; nbsp;Long-adeflijk bloedvat.
c.c. Een gedeelte van het longvlies, hetwclk verdikt is, en als losgcmaakt en teruggeslagen wordt voorgeslold. IVc DiäEE.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;32
|
||
|
||
|
||
466
|
||
|
||
Op den afgesnedoQ kant -wordt de maat der verdikking, welke meerderc lijnen bedraagt, aangewczen. d. d. d. d. d. Ilicrbij wordt gewezen op hct verdikte tus-schca-cclwecfscl der longkwabbetjes, en de zieh daam bevindende afgebrokene holten. Van dc microscopische voorwerpen, onder Nquot;. 2, 3, 4,5, 6,7, 8, 9, afgebceld, vindt men de Tcrklariogen op bladi. 382-3Ö8.
|
||
|
||
|
|||
VERBETEMEN EN BIJVÖEGSEIEN.
|
|||
|
|||
Uladz.
15, r. 13, v. 1)., Staat: December; lees: November.
|
|||
|
|||
22;nbsp; nbsp;d 12, v. o.,
2G;nbsp; nbsp;raquo; ii, v. b.,
30;nbsp; nbsp;d 6, v. o.,
32;nbsp; nbsp;raquo; 10, raquo; raquo;
43;nbsp; nbsp;raquo; 3, raquo; raquo;
104;nbsp; nbsp;raquo; 4, raquo; raquo;
|
1 Julij;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; 31 Julij.
Totaal;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Transport.
Totaal;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Transport.
Totaal;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Transport.
C. W. SMITS ; raquo; 3. J. W. SMITS.
#9632;\Vcllioudercn; raquo; -Assessoren.
|
||
|
|||
207; Voeg aciiter bet slot van den laatsten regel in dc noot: E. isexsee , De oudere en middeleeuwsche Gcsclnedenis der Geneeskundige Wetenschappen, door Dr. l. ali cohen, Ecrste Sink, bladz. 230; Groningen 1853. 29ß; Dient te worden Lijgcvoegd, regcl 0 van ondcren , in de noot, achter zUndler, Beoiachtung u. s, w., t. a. p. S. 3C3:
dklafoxd , Essai sur la monographic du croup; Rccneil dc Mcd. Veter., Tom. VI. p. 330.
BAnREVBE , Croup sur les jeunes ruminants a grosses comes; Journal Veteriuaire du Midi, Tom. 111. p. 301.
flocret. Croup sur les genisses, mime Juiirual, Tom. IV. p. 49.
|
|||
|
|||
|
||
466
|
||
|
||
Op den afgesnedoQ kant -wordt de maat der verdikking, welke meerderc lijnen bedraagt, aangewczen. d. d. d. d. d. Ilicrbij wordt gewezen op hct verdikte tus-schca-cclwecfscl der longkwabbetjes, en de zieh daam bevindende afgebrokene holten. Van dc microscopische voorwerpen, onder Nquot;. 2, 3, 4,5, 6,7, 8, 9, afgebceld, vindt men de Tcrklariogen op bladi. 382-3Ö8.
|
||
|
||
|
|||
VERBETEMEN EN BIJVÖEGSEIEN.
|
|||
|
|||
Uladz.
15, r. 13, v. 1)., Staat: December; lees: November.
|
|||
|
|||
22;nbsp; nbsp;d 12, v. o.,
2G;nbsp; nbsp;raquo; ii, v. b.,
30;nbsp; nbsp;d 6, v. o.,
32;nbsp; nbsp;raquo; 10, raquo; raquo;
43;nbsp; nbsp;raquo; 3, raquo; raquo;
104;nbsp; nbsp;raquo; 4, raquo; raquo;
|
1 Julij;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; 31 Julij.
Totaal;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; Transport.
Totaal;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Transport.
Totaal;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo; Transport.
C. W. SMITS ; raquo; 3. J. W. SMITS.
#9632;\Vcllioudercn; raquo; -Assessoren.
|
||
|
|||
207; Voeg aciiter bet slot van den laatsten regel in dc noot: E. isexsee , De oudere en middeleeuwsche Gcsclnedenis der Geneeskundige Wetenschappen, door Dr. l. ali cohen, Ecrste Sink, bladz. 230; Groningen 1853. 29ß; Dient te worden Lijgcvoegd, regcl 0 van ondcren , in de noot, achter zUndler, Beoiachtung u. s, w., t. a. p. S. 3C3:
dklafoxd , Essai sur la monographic du croup; Rccneil dc Mcd. Veter., Tom. VI. p. 330.
BAnREVBE , Croup sur les jeunes ruminants a grosses comes; Journal Veteriuaire du Midi, Tom. 111. p. 301.
flocret. Croup sur les genisses, mime Juiirual, Tom. IV. p. 49.
|
|||
|
|||
|
||||
467
|
||||
|
||||
lilaciz.
310; Yoeg achlc* rcgcl 8, van ondcren, in de uoot: (Zie hier over ook frorieps Neue ISotizen ' B. XX\. S. 2i)7: lieber Obstruciionen der Lungenarterie; hayne, in de Jfledicinische Jahrbücher des Kaiserl. Köngl. Osster-rekhisehen Staates, Wien 1844; Ueher die Bildung und Bedeutung der sogenannten Entsündungs- oder Speckhaut {crusta inßammatoria) des Mutes bei gesunden und verschieden kranken Thieren, S, löli.
3ol ; Dient tc worden bijgevoegd, rcgcl 3 lau ondcren, in de noot, achter r. c. baci;, Grundziigc u. s. v. Halle und Berlin, 1810, S. 321:
Dr. K. vv. STABE, Algemeine Pathologie oder olge-weine Naturlehre d;r Krankheit, S. 3UO,
c. SPBBNGBt, Institutiones paiholngicae, Tom. lif ,
|
||||
|
||||
pag-
|
280.
|
|||
|
||||
[#9632;
|
riöi lot 413 ingeslotcn, Staat inccrmaien: ijser; lees, zlt;'.'lt; dikwijls als dit woord, aldus gespeld , liier en cldt-rs voorkomt: ijzer.
4-2j; regel. ö cn 0, van boren, Staat: zijn wurden rastge-steld; lees: zijn vastgcstcld.
426; regel 21 van boren, in de noot, Staat: Groningen. De naara dezer Provincie moct worden vveggclaloii, iicbbendc hier vvel veroordcelingen plaats gehad ter zako der vveigerachtighoid van eenigo eigenaren, om lain, aan do belasting van het Fonds voor den Land-bouw oudenvorpen, Vce voor de bescbrijving te doen opnemen, doch gecnszins ten gevolge van overtreding der bepalingen opzigtelijk de Longzickte.
laquo;ifiO,, regel 12 van ondcren, Staat: met de spoeling der gc-meste dieren; lees: met de Riet spoeling gemeste dieren.
|
|||
|
||||
|
||||
|
||||
^m
|
||||
|
||
PI. I.
|
||
|
||
|
||
|
||
rnti.v.WeiierM!}
|
||
|
||
|
||
/ 1
|
||
|
||
i
|
||
|
||
\
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
Xith.vJfiMeramp;-e?
|
||
|
||
|
mmm
|
||
|
|||
|
|||
#9632; i
|
|||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
1
|
|||
|
|||
|
||||||
pinr.
|
||||||
|
||||||
|
W lt;
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
#9632;0%
|
|
||||
\'- fei 1
|
^4 \
|
|
||||
#9632;;; v|^'---:; aI ^H':
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||
II
|
||
|
||
|
||
|
||
p,\
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
-£
|
||
|
||
i;*'
|
||
|
||
'
|
||
|
||
;/quot;': i e
|
||
|
||
c
|
||
|
||
|
||
PI IV
.a--
|
||
|
||
—^^^—^^^-^———^—^—^^
|
||
|
||
|
||
^^quot;
|
||
|
||
fjB£,/o8
|
||
|
||
.....'.....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; !
|
||
|
||
^H^^^^HHMH^H^MH
|
||
mmmm
|
||
|
||
,j
|
||
|
||