-ocr page 1-
rz
^' •gt;
' \ -^
•n .-v^
#9632;v^. #9632; ,#9632;
' 1 /gt; s.
4 - #9632;yt**
tv* .
^M
-Vt.
-4
vt-.
v „; ^
-ocr page 2-
%-
-ocr page 3-
15
-ocr page 4-
quot;V
A
-ocr page 5-
i.1
-ocr page 6-
J
-ocr page 7-
VOLLEDIG HANDBOEK
PMCTISCHE VEEARTSENLIKMDE.
-ocr page 8-
RUKSUNIVERS1TEIT UTRECHT
1468 1435
-ocr page 9-
cip*
YOLLEDm HMDBOEI
PRACT1SCHE
PEARTSENIJKUNDE.
EEgt;' GOEDE E.N VOOR IEDER BEG1UJPELIJKE RAADSMAN, ? OM DE VOORKOMENDE IN- EN UITWEM)1GE ZIEKTEN EN GEBREKEN DER
PAABDBN EN RUNDEBEN
OP DE EENVOUDIGSTE , SPOEDIGSTE , ZEKERSTE EN GOED-KOOPSTE MANIER ZELF TE GENEZEN,
BENEVENS
EENE HANDLEIDING
VOOR DE VERLOSKÜNDE, HET ADERLATEN, ZEITEN VAN FONTANELLEN,
DRAGTEN, BRANDEN, SGARIFICEREN, ENZ. ENZ.
NAAR ONUITGEGEVEN AANTEEKENINGEN VAN DEN VEEARTS
H. W. HENTZE;
BEWERET DOOB
Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;W. BAVIN K,
Veearls.
EEESTE DEEL.
OVER DE IN- EN UITWENDIGE ZIEKTEN DER PAARDEN.
LEIDEN, . I). NOOTHOVEN VAN GOOR.
.
-ocr page 10-
n /
^
u
%Jtp'
^
ti
Leiden — Drnk van I). Noothoven van Goor.
'^)
^-^.^^^^
-ocr page 11-
#9632;
ALPHABETISCHE 1H01D.
A.
Anthrax, of het Miltvuur, (de)........nbsp; nbsp; nbsp; 57
Anthrax (dc Karboukel-)...........nbsp; nbsp; nbsp; 75
Aderfistel................nbsp; nbsp; 400
AtropMa. Het vermageren, wegteren, van eeu afzonder-
lijk decl...............nbsp; nbsp; 511
Adcrlateu (van het)............nbsp; nbsp; 530
E. Bevangenheid, (zic Hoclbulsteking.)
Buikloop, Doorloop, Doorgang, Diarrhöe.....nbsp; nbsp; 207
Bloedloop, Lendebloed, Euggebloed, Bloed-diarrhee . .nbsp; nbsp; 313
Bloedtvatereu, Bloedpissen , (van het)......nbsp; nbsp; 211
Bloedwatervaten, Icwaadsappigheid, (over de zickten der)nbsp; nbsp; 251
Borstkramp...............nbsp; nbsp; 303
Bloedstelping, Bloedstüling,.........nbsp; nbsp; 341
Borstgezwel, (van bet)...........nbsp; nbsp; 418
BaJlen, (Ziekten der)............nbsp; nbsp; 436
Breuken................nbsp; nbsp; 430
Ecenen , (over de uitwendigc ziekten aan de) ....nbsp; nbsp; nbsp;133
Bocglamheid, Boeg- en Borstkrenpelheid,.....nbsp; nbsp; 489
Beenbreixk, gebroken bcendercn , (van de).....nbsp; nbsp; 515
Branden, (het)..............nbsp; nbsp; 535
C, Catarrhale aaudoening of kondevattiug van den neus en de
loilg................nbsp; nbsp; nbsp;11()
D.
Drocs , (de)
1. De goedaardige Droes met regelmatigeu verloop . .nbsp; nbsp; nbsp; 39
3. Dc goedaardige Drocs met onrcgelraatigeu verloop .nbsp; nbsp; nbsp; 34
-ocr page 12-
T
;gt;. Du lumluckkigc Droes (verdachte, budenkelijkcj . .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;o(gt;
•i. De boosaardigc Drocs..........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;43
Duizeligheid, duizeling , bloedaandiang naar de hcrseiieunbsp; nbsp; nbsp; 77 Dampigheid, (lempigheid, kort-ademigheid, aamborstig-
lieid, enz...............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;117
Drocs, (de kwade)............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;360
laquo;. De dekziekte der Fokpaarden, venerische ziekte, sjaukerziekte, sjankcrzucht en het dekuitslag of blaasjcs-
uitslag aan de Geslachtsdeelen.........nbsp; nbsp; nbsp;286
b. De Dekuitslag of blaartjesuitslag aan de geslachts­deelen, ook de goedaardige dekziekte geuoemd, . . .nbsp; nbsp; nbsp;394 Dolheid , razernij , hondsdolheid of woede bij paarden .nbsp; nbsp; nbsp;327
Doofheid, (van de)............nbsp; nbsp; nbsp;374
Druk- of Yuurplekken............nbsp; nbsp; nbsp;41{;
Dij- of dikbccn, (opzwclling van het). Het zoogeuaamde
Heksenschot of Insehot..........nbsp; nbsp; nbsp;500
E.
Ettcriiig (van de heeling door).........nbsp; nbsp; nbsp;351
Endeldarm (het uitzakken van don).......nbsp; nbsp; 439
Etterdragten (het zettcn van).........nbsp; nbsp; nbsp;533
r.
Fistel, Pijpzweren, (van de).........nbsp; nbsp; nbsp;3(55
Fontanellen (het zettcn van)..........nbsp; nbsp; nbsp;53]
G.
Gcclzucht...............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gQ,!,
Gewrichtsziekte der Veulens.........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 397
Gewriclitswondcn............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 35g
Gezwcllcn...............nbsp; nbsp; nbsp;359
Gagel, Gehemcltc , Lagen, Tandvlcesch , (van de onge-
steldheden en wondcn aan het)........nbsp; nbsp; nbsp;397
Gallen (van de)...........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;4.35
H.
Hersenontstekmg, Eazende kolder, Zonnesteek ....nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;82
Hardsnuivigheid of piepende dampigheid......nbsp; nbsp; nbsp;114
llocsten (het)............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;126
Huidwaterzucht..............nbsp; nbsp; nbsp;254
Hals. Dc gt;gt;'ckbuil ofVaren. (Uitwcndigc zicktcu aan den)nbsp; nbsp; nbsp;403
-ocr page 13-
#9632;
Hoefontsteking (do iheumatische), • Bevaugenheid, Vervan-
genheid, Verstijving, Keeziekte........nbsp; nbsp; 43S
Hoefkraakbeea-fistel, (van de).....• . , .nbsp; nbsp; 446
Hoomspleet, hooruscheur, (van de).......nbsp; nbsp; 451
Hoef (het intreden ran vreemde voonverpen , spijkers, glas-
scherven , enz. in den)...........nbsp; nbsp; 456
Hiel of de zoogenaamde Schijthak (van de dikke) . . .nbsp; nbsp; nbsp;493
Heuplamheid, krcupelheid in de heup, heupjiclit , . . .nbsp; nbsp; nbsp;503
Hazehak (de)..............nbsp; nbsp; nbsp;513
Huidziekten...............nbsp; nbsp; nbsp;518
Huidjeukte bij Paarden en Kundvee.......nbsp; nbsp; nbsp;51!)
llakken of sacrificercu (het)..........nbsp; nbsp; nbsp;537
I. Influenza, met eenc op den voorgrond tredendc aandoe-
ning dor llerscncn............nbsp; nbsp; nbsp;159
Influenza, met eenc vooruitkomeude aandoening van het
ruggemerg........... ...nbsp; nbsp; nbsp;160
Influenza, met eeue vooriiitkomeude aandoening des darm-
kanaals...............nbsp; nbsp; nbsp;IßO
Influenza (liottige).............nbsp; nbsp; nbsp;160
[ugewandswormeu (over de)..........nbsp; nbsp; nbsp;538
K.
Kanker-gezwelleu en zweien..........nbsp; nbsp; 366
Koorts in het algemeeu (over dc).......nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1
Koorts in hot bijzonder. (over do)
1. De wond- of prikkelkoorts........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;it
3. De ontstekingskoorts..........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;11
3, De zwaktekoorta............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;16
•1. De zwaktekoorts met aandoening van hot zeiimvätel-
sel, Zenuwkoorts...........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;30
5.nbsp; nbsp;Do Zenuw-rotkoorts of Eotkoorts......nbsp; nbsp; nbsp;191
Koorts. (de catarrhalc)
a. Met het karaktor van outstcking.......nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;37
6.nbsp; nbsp;Met het karakter van zwaktc........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;38
Koortsen tengevolge cener siechte spijsvertering (Jfebrk
gadricaj a. Do galkoorts.........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;49
5. De slijmkoorts.........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;53
lt;:.
De wormkoorts.........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;5-1
j
-ocr page 14-
^T
Kolder (razendc).............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;83
Kolder (de stille).............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;91
Keelontsteking..............nbsp; nbsp; nbsp;104
Koliek, buikpijn, danuwee, darmjicht......nbsp; nbsp; nbsp;173
Krampachtige pisopstoppiug of blaaskramp.....nbsp; nbsp; nbsp;327
Krampea in het algcmeeu..........nbsp; nbsp; nbsp;301
Kruislamheid (dc langzaam vcrloopende)......nbsp; nbsp; nbsp;317
Kruislamheid (plotseling opkomeudc).......nbsp; nbsp; nbsp;319
Ki'op eu het Kiopgezwel (van den).......nbsp; nbsp; nbsp;10S
Kreupelheid dor Paardcn en lioe men die moet ouderzoe-
ken (van de)..............nbsp; nbsp; nbsp;433
Kxcupellieid aau ilc voorbeenen boven den hoef . . .nbsp; nbsp; nbsp;435
Kreupelheid aau de achtcrbeenen........nbsp; nbsp; nbsp;437
Klcmhoet' (van don)............nbsp; nbsp; nbsp;440
Kroon, kroonbetrapping, of trap op dc kroon, kioou-
trap, (de verwonding der).........nbsp; nbsp; nbsp;459
Kroonzwcren...............nbsp; nbsp; nbsp;463
Ivootgewrieht, door de halsterketting te weeg gebragt,
(kneuziug en verwonding van het).......nbsp; nbsp; nbsp;4-70
Koot- of kootgewricht (verstuiking van het).....nbsp; nbsp; nbsp;481
Kniezwam , kniegezwel, dikkc knie,.......nbsp; nbsp; nbsp;485
Kreupelheid in den Schouder, Boeglamheid, Bocg- en
Uorstkreupelheid, (de)...........nbsp; nbsp; nbsp;489
L.
Longontsteking, (de ware, zuivere).......nbsp; nbsp; nbsp;120
Lijf of den romp, (uitwendige ziekten aan het) . . .nbsp; nbsp; nbsp;tlä
Loggers of loggers, (van dc).........nbsp; nbsp; nbsp;48(1
Luizen, (van liet ongediertc op de luiid.).....nbsp; nbsp; nbsp;527
M. Moudklem (Trisraus), Itegtstijvighcid, Stijfkramp, (Teta­nus) ................nbsp; nbsp; nbsp;S05
Maanblindlieid, (periodieke) [tijdelijk terugkcercndc Oog-
ontsteking]..............nbsp; nbsp; nbsp;380
Mok , mock, inuik............nbsp; nbsp; nbsp;171
Mondzeei of de moudzicktc bij hot paard, (het) . . .nbsp; nbsp; nbsp;522
N. Nayelbreuk, I'laukbreuk. de beklenide breuk en andere
bretiken, (van de)........... .nbsp; nbsp; nbsp;i:i(gt;
-ocr page 15-
T
Nekbuil, Vareu (ziu Hals) [uitwendige ziekten aan den] .nbsp; nbsp; nbsp;403
Netelkoorts en uetclzucht..........nbsp; nbsp; nbsp;518
O.
Ontstekiugen in hct algemeen , (van do)......nbsp; nbsp; nbsp;330
Outstekingen, (verdeeling der).........nbsp; nbsp; nbsp;331
Ontstekiugen, (karakter der).........nbsp; nbsp; nbsp;333
Outstekingen, (de naziekten der)........nbsp; nbsp; nbsp;33(5
Ontsteking van het Borstvlies , (de).......nbsp; nbsp; nbsp;149
Ontsteking, de Borstorganen of de Influenza, de Borst-
ziekte der Paarden (de heerscliende)......nbsp; nbsp; nbsp;155
Ontsteking, (de Biük en Darmvlics-).......nbsp; nbsp; nbsp;191
Ontsteking. (de Lever-)...........nbsp; nbsp; nbsp;195
Ontsteking der uiereu............nbsp; nbsp; nbsp;318
Ontsteking van de Pisblaas..........nbsp; nbsp; nbsp;331
Ontsteking der baarmoeder, van den draagzak, vmehthou-
der, vealcuhniä.............nbsp; nbsp; nbsp;343
Ontsteking der pisbuis en der seheedc......nbsp; nbsp; nbsp;317
Oorpiju, Donvee.............nbsp; nbsp; nbsp;373
Oorzwelling, Gorontsteking..........nbsp; nbsp; nbsp;373
Ooren, (vcrlainming der)..........nbsp; nbsp; nbsp;371
Gogeu , (van de wouden der).........nbsp; nbsp; nbsp;375
Oog-ontsteking, (catarrhale)..........nbsp; nbsp; nbsp;37(i
Oog-ontstekiug, (de rheumatische)........nbsp; nbsp; nbsp;37 S
Ontsteking der Oorspeekseikiier........nbsp; nbsp; nbsp;381
Oorspeekselklier en de Oorspeekselklier-Iistel, (van de wen­den der)...............nbsp; nbsp; nbsp;391
Oogleden, (van de verlamniing der).......nbsp; nbsp; nbsp;1,01
Ontsteking der uijers, (het jaar, het gier).....nbsp; nbsp; nbsp;420
Ontsteking der Navel, het navelgezwcl......nbsp; nbsp; nbsp;423
Ontsteking en opzwelling van den koker......nbsp; nbsp; nbsp;424
Ontsteking der lloede, het mannelijk lid ot teellid . .nbsp; nbsp; nbsp; 125 Ontsteking en ettering van het hoet'kraakbeen of de hoel-
kraakbeen-fiatel.............nbsp; nbsp; nbsp;446
Ontsteking van het sprouggewricht........nbsp; nbsp; nbsp;197
OnUvrielitiug van de kniesehijl', snieerscLijt'.....nbsp; nbsp; nbsp;498
Overbeen, Seliuivelbecn...........nbsp; nbsp; nbsp;504
Ovcrhoef of het Hingbeen (de).........nbsp; nbsp; nbsp;507
-ocr page 16-
T
p.
Pols en den Hartslag, (over den).......nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I
risontlasting, de pisvloed, (van de vermeerderde) . . .nbsp; nbsp; nbsp;335
Vecs, Peesklap, Nerf, (ontsteking der)......nbsp; nbsp; nbsp;483
E.
Eheumatisehe koorts, (de).........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 47
Hasp, Kniekloof, (van de).........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 480
Koos (Vet-) der Paarden...........nbsp; nbsp; nbsp;520
Roos , [hei-pes siccus.] (de drooge).......nbsp; nbsp; nbsp;5 31
S.
Schelm, [Valsche koliek] (de gelt;).......nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;72
Staar, (de groene).............nbsp; nbsp; nbsp;355
Staar , (de zwarte).............nbsp; nbsp; nbsp;386
Staar, (de graauwe) [de vcrdonkeriiig van de Leus.] . .nbsp; nbsp; nbsp;384 Slokdarra of spijsbuis, (van liet blijven steken van vrecmde
ligchamen of voorwcrpeu in den).......nbsp; nbsp; nbsp;4] 0
Sclioft- of zadeldrukking...........nbsp; nbsp; nbsp;i,[o
Steengallen (van de)............nbsp; nbsp; 443
Straalzweren, rotstraal, en den stfaalkanker (van de) .nbsp; nbsp; nbsp;46;J
Spat, (van de).............nbsp; nbsp; nbsp;30sect;
Schurft, (over do).............nbsp; nbsp; nbsp;.533
T.
Terminologie, of bcnaming en beschrijviug van de ver-
scbillendc toestauden van den pols.......nbsp; nbsp; nbsp; TTf
Typhus (de)...............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;36
Tandvleesch, de Lagen en hot gehemelte, (van de onge-
steldheden en wenden aan het)........nbsp; nbsp; nbsp;397
Tandfistel...............nbsp; nbsp; 399
ü.
üitvallen der staartharen, Battestaart, (het) . ...nbsp; nbsp; nbsp;531
V, Yerstopping , of opstopping der pis, bezcttiug op het wa­ter, belemmerde pisontlasting of waterlozing, (van de)nbsp; nbsp; nbsp;217
Verlammingen, (van de)...........nbsp; nbsp; nbsp;311
Verlamming der long, longberoerte.......nbsp; nbsp; nbsp;312
Verlammiug van het hart ; •........nbsp; nbsp; nbsp;313
Veilamming (de balamp;jjdige)..........nbsp; nbsp; SIS
-ocr page 17-
i
Verlamming in het kruis en do leaden......nbsp; nbsp; nbsp;817
Vallende ziektc, (Epilcpsia)..........nbsp; nbsp; nbsp;324
Verdonkering van het Horenvlies, vlekken op het oog .nbsp; nbsp; nbsp;383 Verdonkcring van de Lens of Lins, bekend onder den
naam van gvaamve staar..........nbsp; nbsp; nbsp;3St
Ycrlainmingeu aan den kop..........nbsp; nbsp; nbsp;401
Verlammingen der oogleden..........nbsp; nbsp; nbsp;401
Verlaramingen der lippen..........nbsp; nbsp; nbsp;403
Yerballen der hoeven............nbsp; nbsp; nbsp;443
Vernagelen, (van het)...........nbsp; nbsp; nbsp;454
Vevstuiking van het kootgewricht olquot; kogelgewricht . . .nbsp; nbsp; nbsp;481
W. Waterlozing, pisopstopping, tengevolge van mechanische
hindernissen, (belette)...........nbsp; nbsp; nbsp;334
Witten vloed, (van den)...........nbsp; nbsp; nbsp;348
Waterzucht...............nbsp; nbsp; nbsp;351
Waterzucht, (Borat- en Buik-).........nbsp; nbsp; nbsp;353
Worm, Imidworm, (wormdroes)........nbsp; nbsp; nbsp;377
Wonden in het algemeen, (van de).......nbsp; nbsp; nbsp;339
Wratten , (van de).............nbsp; nbsp; nbsp;369
Wonden der oorspeekselklier.........nbsp; nbsp; nbsp;391
Wand, het loslaten van den Hoormvand, der Hoornzool,
(van dc losgc?cheiden)...........nbsp; nbsp; nbsp;448
'L
Zweren (van de).............nbsp; nbsp; nbsp;350
Ziekten der klieren; die zieh in de ondcrkaak of kinne-
bak bevinden..............nbsp; nbsp; nbsp;39'f
Ziekten der tong.............nbsp; nbsp; nbsp;395
Zaadstreng , na de castratic; (de verharding, vevdikking der)nbsp; nbsp; nbsp;427
-ocr page 18-
A
VERKURING DER PLATEN VAN HET 1STE DEEL.
Plaat 1, Fig-. 1. a. Door verwijderiug dor luiul en liet been-gewelf der neusholte blootgelegd neusmiddelschot met kwade droeszweren bezel,
1. Toont ecue opening aan den luchtpijp, die bij een zeer sterke ontsteking van het strottehoofd bij de keelont-steking of ook bij hardsnuivigheid der paatden somtijds uoodzakclijk is. (Zie biz. HI.) Fig. 2. a. Verlamming der onderlip aan de linkerzijde.
5. Eene tandfistel in de bovenkaak, in wiev kannal eene sonde gestoken is, om zijne rigting en diepte te peilen.
c.nbsp; Iletzelfde in de benedenkaak.
d.nbsp; Verlamming van bet bovenste ooglid.
e.nbsp; l^ene etterdragt, zooals die gewoonlijk bij maanblind-heid en rheumatische oogontsteking geplaatst wordt.
/. g. Een geopendc nekbuil, (varen) met verzakking van den etter, weshalve om die stof ultvloeijing te verleeneu bij y. eene tegenopening gemaakt is. k. De zoogenaamde krop. Plaat II. 1) Opene en geslotene wormbuilen.
2)nbsp; Dikke hiel, zoogeHaamdc schijtbak.
3)nbsp; De Egel- of Mokvoet.
4)nbsp; De Spat.
5)nbsp; Dc Hazehak.
6)nbsp; De Peesklap, Peesontsteking, Ncri'. 15) Het Overbeen.
7)nbsp; Overhoef.
8)nbsp; Mesvormig Brandijzer.
9)nbsp; Een knopvoimig Brandijzer.
10)nbsp; Eene wond- of hechtnaald.
11)nbsp; Een wondspuitje.
12 en 13) De beide deelen van eene troicar (trokar) ot windaftapper, waarraede de buiksteek vcrrigt wordt bij bet rundvee, dat aan den wind of bias lijdt.
14) Een Pincet, waarmede men afgesnedene aderein-den vat.
-ocr page 19-
'
I'laat III. 1) Hoel'kraakbeeuzivei'cu.
2)nbsp; Hoefkraakbeenfistel bij lange aauwezighcid, waar reeils tengevolge van belemmevd doortreden in de koot vevkov-tiiiquot;- der buigende pees ontstaan iä, en waar met sonden laquo;It; rigting der fiatel onderzocht wordt.
3)nbsp; Ecu hoef met eerie' van boven afgaande hoornsplect m liet dragten-gedeelte en eene hoornkloof iial)ij den teen.
4)nbsp; Opzwelling van het kootgewricht, zooals die bij de verstuiking na verioop van eeu ctmaal gewoonlijk plaats vhull.
5)nbsp; nbsp;Ken hoef met eene lioomspleet in het teengedeelfe, Koogenaamde ossespleet.
6)nbsp; Wijzo van het neörzetten des voets , vvanneer door oor-zaak eenei kreupelkeid pijn in het achterste gedeelte van den hoef is , b. v. bij steengallen, knelling, die van dragt-nagels op den vleeschwaud uitgeoefeud wordt.
De daaronder staande figuur toont een van de huid oui-bloot paard aan, om den loop der daaronder liggende ])ezen en Spieren te doen zien.
-ocr page 20-
Ovcral in dit Werk worden bij de opgave der Genees-middelen allcen OUDE LOODEN, van 32 op de 5 Nederl. Oncen . bedoeld.
-ocr page 21-
T
VOLLEDIG HAi\DBOM
DER
PBACTISCOB VEEAIITSEUKME.
i¥E.ilt;:iiJi\€iJ.
Over den Pols en den Hartslag.
Bij in- en mtwendige ziekten van het vee is de kennis van den pols van groot gewigt voor de geneesknndige behandeling; zonder deze kennis zou de arts in de meeste ziekten als een blinde moeton rondtasten. Het is daarom, dat ik het nuttig en noodig heb geoordeeld , om dit werk te openen met de beschrij-ving van den pols in al zijne verschillende toestanden, zoo als zieh dien bij ziekten en ongesteldhedeu van allerlei aard, als-mede in den gezonden toestand laat voelen.
Ik zal mij bevlijtigen, het geheele werk door de onderwerpen zoo dnidelijk en bevattelijk als mogelijk is voor te stellen , op-dat ieder mij zal kunnen begrijpen ; dus ook over de kennis van den pols ; evenwel moet het gezegd worden , dat deze be-schrijving niet meer ziju kan dan eene handleiding. Wie in deze kennis geoefend wil worden . moet zoo dikwijls mogelijk bij gezonde en zioke dieren den pols voelen en het onderscheid opmerkeu ; daartoe moet hij zieh elkc gelegenheid, die zieh voor-doet, ten nutte maken. Op deze wijze zal hij weldra de verschil­lende toestanden van den pols op de regte wijze weten te noemen (termineren) en daavdoor in staat zijn met vrij wat zekerheid over den krachtstoestand en den aard der ziekte te oordeelen dat bij elke behandeling voorat moet gaan. De pols wordt bij
1
-ocr page 22-
IInbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;INLEIDIKG.
gezonde paarden 36 tot 40 malen in ('one minimt waargeno-men j toch hebben nieuwcve, doov doctor Leisering medege-deelde opmerkingen van vcrscheidene vermaarde veeartsen bewe-zen , dat bij hengsten een aanmevkelijk verschil in de snelheid der polslagen opgemerkt wordt, zoodat bij eenige van hen in volkomen gezonden toestand slechts 36 slagen in eene minuut geteld worden; derhalve een verschil van 10 tot 14 slagen per minuut.
Bij bet rundvee bespeurt men den polsslag 40 tot 50 malen per minuut. Ik mag echter hierbij niet verzuimen op te mer­ken , dat er een belangrijk verschil is waar te neraen bij run­deren , die gevoederd worden met afval van de sterkedrankfabrij-ken , dien men in deze provincie gewoonlijk den naam van k o r-ries geeit; bij dieren , die op zulke l'abrijkcn met dat voedsel gevoederd worden, slaat de pols meestal 16 tot 2 0 slagen in de minuut meer dan bij de zoodauige , die op de gewone wijze door gras, hooi , stroo, enz. gevoederd worden, zonder dat men daarom veronderstpllen mag , dat er koorts aamvezig is. — Bij schapen is het gemiddelde getal polsslagen van 7 5 tot 80, en bij honden van 90 tot 100 gedurcnde eene minuut.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; \g
Het beste en gemakkelijkste vindt men den pols aan de uit-wendige geslachts-arterie (pols of slagader;, daar waar deze zieh naar buiten om de onderkaak wendt, dewijl hier Iiet kakebeen eene geschikte onderlaag aanbiedt, om de gesteldheid van den pols te ontdekken.
Tot meerdere duidelijkheid diene het volgende : men plaatse zieh aan de linkerzijde bij den kop van het paard , breii­ge de hand tot aan de regtcrzijdc van het kakebeen en legge de twee voorste vingers der regterhand op de benc-denkaak van de regterzijde, ongeveer ruira eene handbieedte meer naar voren toe dan het oog, bijna aan het niterste einde waar het vlecsch van de wang scherp begrensd afneemt, en neme in de linkerhand een horologie; dan teile men de slagen van den pols, die men in den loop van eene minuut waarncemt. (*) Kau men dadelijk den pols niet ontdekken, dan
(•) Door middel vau een' klciuen zauillouper (polsmeter), äie :J0 secon-den loopt, telt inen de sliigcu zekerder.
-ocr page 23-
\
INLEIDING.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ht
verplaatse men gednrig de vingers , hetzij iets naar voren , naar achteren of naar beneden , en drukke daarbij niet te zacht; op deze wijze kan het niet raislukken den pols te finden , en wan-neev men dien eoumaal bij ceil dier gevonden heeft, zal men dien later zeer gemakkelijk kunnen vinden.
^nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ten einde den krachtstoestand van een dier te leeren kennen,
biedt de pols menigvnldige en tamelijk naauwkcurige teekenen ter bepaling aan , welker waarde echter slechts diegen e volledig weet te schatten, welke geene zieh aanbiedende gelegeuheid ver-zuimt, om te dezen aanzien vergelijkingen te maken tusschen gezonde eu zieke dieren , ten einde zoo doende zijne kennis van den pols te vermeerderen. Het bekend zijn met de benamingen van de verschillende toestanden van den pols (terminologie van den pols) is hier nlleeu niet genoeg, maar in de kunst ora den pols te voelen moet meu zieh eerst goed geoefend hehbeu , al-vorens men zoo verre kan vorderen, om den toestand van den pols in de vereischte rangschikking (categoric) te plaatsen. — Ik raad ieder' cigenaar van dit werk aan, om zieh zoo veel mo-gelijk in de kennis van den pols te oefenen , niet alleeu bij zijn
ynbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;eigen vee , maar ook bij zieke dieren van zijne vrienden of na-
buren , daar deze kennis, gelijk reeds gezegd is, van groot gewigt is ter juiste beoordeeling en geneeskundige behandeling van patienten.
Terminologie , of benaniinff en bcschrijvlng van de verschillende toestanden van den pols.
i) V e r s n e 1 d is de pols , wanneer hij boven het opge-noemde normale — gewone — getal stijgt, en geeft in het alge-meen koortsachtige opgeweklheid of aandoening te kennen. Ten einde echter hier geene verkeerde gevolgtrekkingen te maken , moet wel in aanmerking genomen worden of het dier ook kort vdor men den pols onderzoekt door voorafgegaue bewegingen , vrees , toorn , enz. reeds opgewekt is geworden; dat kan zelfs , namelijk bij schapen en in het algemeen bij klein vee , alleen reeds door het aan te tasten veroorzaakt worden. Derhalve moet
1*
-ocr page 24-
IVnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;I N L E I D I X Ct.
men den pols längeren lijd en geduiig waaruemen. Hoe veal meer de pols versneld is, zoo veel tc sterkev nemen wij dan ook den graad van de aanwezige koorts aan; doch is de ver-snelde pols, zclfs wanueer Iiij dat in hoogeu graad is, niet zeer gevaarlijk, wanneer hij daarbij tevens
2)nbsp; nbsp; nbsp;regelmatig is; dat wil zeggen; wanneer de enkele polsslagen in gelijke steikte en met gelijkc tusschenpoozen, zon-der eeuig verschil, op elkandcr volgen.
Een teeken van aanwezige kracht van het prikkelbare gestcl {irriiabelle sysicem) is
3)nbsp; nbsp; nbsp;de volle, harde pols, dat is:-wanneer de ader vol en rond onder den vinger ligt en men door elke bloedgolving den vinger voelt opheffen. Evencens is een teeken van aanwe­zige kracht — Sihenie — :
4)nbsp; nbsp; nbsp;de kleine, harde of zamengc tr okke n pels; men kan echter uit zijne aanwezigheid tevens de gevolgtrekking ma-ken eener hevige, inwendige ontstekiug, die dreigt tot kond vuur over te gaan , wanneer de pols
5)nbsp; nbsp; nbsp;d r a a d v o r m i g te voelen , trippelende en Oevende of sidderende wordt. Dat is ook hot geval als er kramp aanwezig is.
6)nbsp; nbsp; nbsp;De v o 11 e , maar w e e k e pols , die, zieh ligt laat on-derdrukken, is het teeken van beginnende zwakte , die toe-neemt , wanueer de pols
71 klein en week wordt. Bij meer toenemende zwakte wordt de pols eindelijk
8)nbsp; nbsp; nbsp;v e r d w ij n e n d.
9)nbsp; nbsp; nbsp;On reg elm a tig in sterkte en getal is de pols, wanneer het zenuw-stelsel (veelal zenuwgestel geheeten) bijzonder aange-tast is, dus bij zenuwkoortsen , en is het dan inzonderheid een hoogst ongunstig teeken, wanneer de pols van tijd tot tijd weg-blijft, zoodat zijn slag den derden, vierden of vijfden keer steeds ontbreekt.
Het weder regelmatig worden van eenen te voren onregelma-tigen pols is altijd ecu zeer gunstig teeken.
10)nbsp; nbsp; nbsp;Traag, langzaam als ecne golf onder den vinger daar-heen glijdende, is de pols bij bloed-cougestien ophooping, op-stijging) naar de hersenen, bij kwetsingen van het ruggemerg, bij enkele zenuwkoortsen en is steeds een siecht teeken.
-ocr page 25-
t N L E I D I N G.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; V
Men raoet echter uiet alleen de gesteldheid der polsaders , ter beooideeling van den omloop des bloeds, raadplegen, maar ook den pols van het hart.
Wanneer dc slagen van het hart voelbaar zijn ; kan men die g-einakkelijk waarneraen dooi- de vlakke hand onder legen de rib-ben van de linkerzijde des diers te leggen, onmiddelijk achter het voorbeen.
De slagen van het hart /.ijn of
1)nbsp; nbsp; nbsp;o n v o e 1 b a a r , of althans slcchts weinig voelbaar, na-mclijk bij kleine diercn , en geven dan — ingeval geene andere gewigtige verschijnselcu daartegen opkomen, b.v. zigtbare zwakte, de aaawezigheid eener langdurige ziekte, vermagering of siechte voeding — volheid van leveaskracht te kennen.
2)nbsp; nbsp; nbsp;jloe duidelijker voelbaar de slagen van het hart worden waargenomen, zoo vecl te meer zinkt in het dier de geest, of het vuur der levenskracht, en wordt bij vroeger onvoelbaren hartslag, in hevigu ontstckingkooris. die eensklaps sterk kloppend waar­genomen , dan mag men den uitgang in plaatselijken dood — koud vuur, ook wel alleen het vuur geheeten — van het ontsto-ken geweest zijnde ingewatul, met groote zekerheid aannemen.
3)nbsp; nbsp; nbsp;Hoc ligter de hartslag 'door beweging des diers te voor-schijn geroepen , of hoe meer hij daardoor versterkt wordt, zoo veel te grooter is zijne zwakte , wanneer er namelijk geene an­dere verschijnscleu aamvozig zijn, die een organisch gebrek van het hart aantoonen.
4)nbsp; nbsp; nbsp;Wanneer alle versehijnselen — uamelijk reeds lang gedunrd hebbende koortsachtige ziekte, vermagering, siechte voeding, of de omstaiuligheid , dat de voelbare hartslag verdwijut of onvoel-baar wordt, zouder dat dc tocstand over het geheel verbetert — eene toeneming in krachten ontkennen, dan wijst het verdwijnen van den hartslag een plaatselijk lijden aan , b.v. verdikking van den hartzak, het overdekken van het hart met plastische lyrapha, zoo als men dat bij kwetsingen van het genoemde orgaan (het hart nl.) door doorgeslikte naalden of spijkers bij rnndvee raenigvnl-dig aantrelt, of ook tuberknleuze oataarding eens longvleugels (*).
(*) Tuberkels zijn longztrerca, waardooi de loii!; verhardt, vereitert en wegvreet, zoo als A;'.t bij longtering lict geral is.
I
-ocr page 26-
^^^^^^^^mam^^m^mmt^
VInbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; IKLEIDING,
6) Dub bei voelbaar zijn de slagcn van het hart bij zeer hoogen graad van zvrakte.
6)nbsp; nbsp; nbsp;Golvenvormige, spuiteude beweging aan den borstwand of de borstkast wijst ophooping van water in de borst­holte aan. Meerdere zekerheid hieromtrent wordt verkregen, wanneer men het oor tegen een der borstwauden aaulegt en daar binnen geruisch van zieh bewegende vloeistof waarneerat, b.v. alsof eene hand zieh langzaam in hot water heen en weder be-weegt, alsmede wanneer eene koude, pijnlooze opzwelling, op welke de indruksclcn van den vinger geruimen tijd achterblijvcn , tussclien de voorbecnen en onder de borst ontstaat.
7)nbsp; nbsp; nbsp;Klein, dat. is : slechts op eene kleine vlakte voelbaar en als ware hot stuiptrekkemle is de hartslag bij hart- en hart-zakontsteking; hierbij is dan ook gewoonlijk de pols van liot hart met die van de arterien (polsaders) met met elkander in ovcreenstemuiing.
Alu algemeene regel kau men vaststeileii, dat de pels, olschoon hij ook zeer suel mögt zijn , zoo veel te minder gevaar doet veronderstellen, naannate hij meer regelraatig en kraohtig slaat, reeds daarom , dewijl de prikkeling en de overmaat van aanwe-zige kracht door de koortsbeweging eerder afnemen dun vermeer-
deren.
Hoe geringer de hoeveelheid der door den pols aangetoonde kracht zij, zoo veel te dreigender is het gevaar van den toe-stand; doch de onregelmatigheden in de ciroulatie, (of den om-loop ,) des bloeds zijn altijd het meeste te vreczen.
-ocr page 27-
INWENDIGE ZIEKTEN.
EEKSTE HOOFDSTUK.
Over *le itoorts in het algcmeen.
Bij de behandeling van dit onderwerp zal vvel bij veleu de vraag oprijzen: wat is eigenlijk koorts? Even zoo weinig als wij verklären kuiinen wat eigenlijk het levcn zij , en ons alleen daarmede moeten vergenoegen, cm de enkele verschijnselen des levens als vorklaring van ons begrip aan te voeren , even zoo weinis; kunnen wij dien toestand in het leven, die verandering der verschijnselen, die in enkele opzigten of in bet geheel door ons worden waargenomen, voldoendo verklaren; maar wij kun­nen slechts alleen de afwijkingen der normaliteit (van den ge-wonen toestand) van het voor con gezond leven of voor gezond-heid gebouden toestand beschrijven , in orde brengen en daarna de ziekten in verscbillende groepen of categorien indeelen.
Wij hebben derhalve bij de naauwkeurigste beschrijving van alle verschijnselen, die de koorts vergezellen en hare aanwezig-heid bevestigen , tot heden toe echter nog geene allezms gddüje verklarina- van haar wezen. Slechts zoo veel weten wij, dat de koorts, in hären eenvoudigen vorm , eenc beweging is in het bloedvatenstelsel, die door eeiie bijzondere prikkeling te voor-schijn gebragt wordt, en welker streven het is om deze prikkeling weder uit het ligehaam te verwijderen. Naarmate der omstan-digheden, die zieh voordoen, gelukt dit, wanneer nl. de eigen-aardige gesteldheid van de prikkeling de venvijdering toelaat; is dit echter niet het geval, dan put zieh de natuur uit in vruch-telooze pogingen, om die verwijdcring te bewerkstelligen, en het
-ocr page 28-
^^^—mmmmmmmmmm
2
einde is of de cmdergang van het geheelo gestel, de dood in körten tijd, of de overgang van dien toestaud in cene langdu-rige (ckromseke) ziekte, die naar de belaugrijklieid der ingewerkt hebbende oorzaken, of van het in bijzondere aandoening getrok-ken deel des ligchaams , het leven mecr of rnindcr bedreigt. — Doch niet de bijzonderheid der oorzaak , liare sterkte en korte-ren of längeren duur der inwerking, bepaalt alleen het gevolg van de pogingen ter herstelling der natuur. Van oueindig veel grooter gewigt is de gesteldheid van het aangetaste of lijdende ligohaamsgestel, van welks krachtstoestand liet afhangt, of de pogingen sterk genoeg ziju om de werking der vijaudige invloe-den te overwinnen; zijn ze niet krachtig genoeg, dan putten de koortsbewegiugen de aamvezige krachten zoo veel te spocdiger uit en de koorts verhaast den ondergang of de oplossing der bewerktuiging, in plaats van herstelling aan te breiigen.
Er zijn slechts weiuige ziekten van eenige beteekenis, die niet zeer spoedig van koorts vergezeld gaan ; er zijn zelfs vele, b.v. hnidziekten — oitslag van de huid — die van eene koorts vooraf gegaan worden; alsmede ook alle hevige verschijnselen, die het dierlijk leven betreffen, t. w. groote verwondingen , verlossingen, het ontstaan van buitengewone afzonderingen of het verdwijnen van zoodanige, die lang aangehouden liebbcn, eon hevig moreel (zedelijk) lijden, zoo als wij dat bij de dieren niet volstrekt ont-kennen kunnen, b.v. reikhalzend verlangen naar een voorwerp, waaraan zij innig verknocht zijn, angst en soortgelijke aandoe-ningen , kunnen van koortsachtige verschijnselen vergezeld gaan.
Daar nu de bewegingen , die door do koorts te voorschijn worden geroepeu , steeds in naauwe betrekking tot den krachts­toestand van het geheele ligchaamsgestel (Organismus; sfaan, zoo is de belangstellendc opmerker daarvan , wanneer hij nl. woet het geheel van al de afwijkende verschijnselen naar eisch te waarderen, een middel aangeboden , om den tocstand uit de koorts als naar een spiegelbeeld te beoordeelen, en daardoor wordt tevens de' leer der koorts in waarheid eene fondament-ofgrondleey der wetenschap, die tot de geneziug van zieke dieren noodzakelijkis.
Even als bij de ontstekingen roodheid of verhoogde rootle kleur, pijn, hitte en opzwelling verschijnselen zijn , die bepaalde-lijk genoemd worden als haar steeds kenmerkende te vergezel-
-ocr page 29-
len, zoo zija bij alle koortsen matheid, moeijelijkheid der verrig-tingeu, lusteloosheid daartoe, dorst, versuelde omloop des bloods, verauderde temperatuur (warmtegraad), verrainderde mest-enpisoatlasting, verschijuselen, die derkoortswezenlijk toebehooren. Uit het geheel dezer verschijuselen blijkt, dat de ziekte niet alleeu in hei, bloed en vatenstelsel hare zitplaats heei't, maar dat ook het zeuuw- of gevoelleven teveus in medelijdeudheid getrokken is. Gedeeltelijk ligt dit wel in de naauwe wederkeerige betrekking, waarin dczc beide sferen des dierlijkeii ligchaams tot elkander staan , maai anderdeels is het ookniette ontkennen, datineukele koortsen de hoofdzakelijke aamioeiung, of het hoofdlijdeii, in het zenmvgestel to zoekon is, zoodat reeds bij velen de meeniug ont-waakte, dat het wezen aller koortsen in een veranderd of gestsord zenuwleveu gegrondvest ware. i)eze ineening is echter niet vol-konien te regtvaardigen; iiitegendeoi men rnoet die zelfs met veel regt betwijfelen , wanneer wij nl. zulke belangrijke zenuwaandoe-ningen als b.v. de klein, mondklem {Tclanns,) en de bonds-woede, of hondsdolhcid, dikwijls met uiterst geringe en in den beginne zelfs geheel en al zonder verschijuselen van koorts zieh ontwikkelen zien.
De koorts komt, hctzij reeds van den eersten beginne af met duidelijk merkbaren, veranderdun warmtegraad en gestoorde of verauderde beweging des bloeds op, of zij wordt voorafgegaan door eene onbeiiagelijke , zickelijke gewaarwording in het gestel. Onderdrukte eetlust, doffe, troebelc oogen, verauderde pols, onregelmatige en van vroegcre hoedauigheid afwijkende ontlastin-gen van mest en pis (urine), de zigtbare slijmvliezen , der neus-gatcn enz. eenigzins vennecrderd rood. Deze voorboden worden echter slechts in zeldzame gevallen opgemerkt; dikwijls zelfs ont-breken ze ook werkelijk, en de veranderingen van den gewouen of gezonden toestand des diers vallen eerst in het oog, wanneer konde of hnivering zieh doet zien.
In de hevigheid is de koortshuivering zoo verschillend, dat men in enkele gevallen naauwelijks lets anders bespeurt, dan dat de hären längs den ruggegraad enkel oprijzen ; in andere geval­len ondervinden de dieren zulk eene hnivering, dat de kettin-gen, waarmede ze vastgebonden zijn, rammelen. Dan laten zieh de uiterste deelen des ligchaams , de ooren, bij rundvee ook de
-ocr page 30-
4
hoonieu, mond, neus , voeten enz., koud aanvoulen; de pols is versueld, klein en hard, de adem bemoeijelijkt en sneller, de pis gewoonlijk klaar, zoo helder als water.
Na verloop van koiteren of längeren tijd verändert de toe-stand en het gevocl van koude gaat in dat van kooHs/dtle over, de overeind gerezene haren leggen zieh weder neder en verkrijgen een' zekeren glans door eene uitwaseming van zweet; de adem-haling wordt vrijer; de patienten laten begeerte naar drinkeu blijken; het ligchaam wordt wanner en het vroeger duidelijk zigtbare sidderen van enkele spieren verdwijnt. Tevens wordt alsdan de pols weeker en voller en de pis wordt in geringere hoeveelheid, rnaar gckleurd ontlast. Deze verschijnselen nemen in den loop der koorts gelijkraatig toe en slechts zelden worden zij door terugkeerende koortshuivering afgebroken, hetgeen men echter wel eens bij rundvee en hondeu ziet gebeuren. Zijn en­kele verschijnselen reeds aanstonds bij het begin dor ziekte op-vallend aanwezig , als bv. bij het ontstaan der bitte, eene wal-mende hnidnitwaseming , dat in een rijkelijk zweet overgaat, zoo is dat als een zecr ongunstig teeken aan tc merken.
De tijd van het toenemen der koorts is niet bij het eerste ontstaan te bepalen, en kau een ouderscheid uitmaken van uren tot weken, en hot afnemen loopt dan, hetzij na voorafgaande mgtbare verandering en het ontstaan van bijzoudere, eigendoin-melijke, verschijnselen, spoedig ten einde , welke de crisis daar-stelleu, of de verschijnselen der koorts nemen voor en na af onder eene langzaam volgende genezing, of de krachten worden eindelijk uitgeput, of de dood maakt, tcngevolge van plaatse-lijkc aandoeningen, een einde aan het leven.
De koortsachlige ziekten nemen bij de dicren veel zeldzamer een einde door critische werkingen , dan door langzamen over-gang in gezondheid, althaus ontbreken die oustuimige verschijn­selen, welke het intreden der crisis bij de menschen plegen vooraf te gaan ; evenwel ziet men, dat ook bij dezen geneesweg der natuur bij dicren, gelijk bij de crisis, op bepaalde dagen na het uitbreken der ziekte, bij zekere, met den aard der laat-ste overeenkomende, ontlastingen, ligt beterschap volgt.
Deze ontlastingen , of afzonderingen laten namelijk dan eene spoedig volgende genezing verwachten, wauneer zij eerst na eeni-
-ocr page 31-
gen dnur en nitl aanslouds na ket beyiu der zielcie, zieh vertoo-uen , waimeer zij overeenkomstig hären aard bij de natuur der ziektc, laquo;1. bij eene plaatselijke aandoening, passen, wanueer zij toereikend genoeg , niet in geringe mate, geschieden, wanueei haar ontstaan met zigtbare verligting van den algemeeneu laden­den toestand plaats vindt, en ten laatste , wanneer ten tijde van het ontstaan dier afzonderingen de huid zieh warm, vochtig en week op het gevoel voordoet.
Zulkc afzonderingeu geschieden slechts op de volgende wijzen;
1deg;. door de huid, als een werkelijk, mild, aau den grond der ooren, aan den hals, de schouders, Hanken en billen het meest te voorschijn koinend zweet; over het algemeeu geschiedt dal, echter slechts zelden en wel bij paarden in ligte catarrhale koortsen (uit koudevatting ontstaan met aandoening der slijm-vliezen.) Menigvukliger dan op dezen weg, geschiedt de criti-sche outlasting;
2deg;. door de p is werkt uigeu, als critische urine (pis.) l)eze wordt eveneens bij rheumatische koortsen , met het kenmerk van zwakte, (een adenisoh karakter) namelijk bij de inßuetim, of zoogenoemde borstzickte der paarden , (de catarrlude-rlwuma-iiscfie vorm) als bij zekere ontstekingen van het buikvlics bij het rundvee opgemerkt. De pis meet dan in ruime hoeveclhcid troebel, van een loogachtigen renk, outlast worden, bij het ne-dervallen op den grond sterk schuimen , wanneer zij staan blijft op den stalvloer aldra witte draden cu in eenen pot opgevan-gen spoedig een sterk hai-weiachtig bezinksel vormen. Dikwijls is bij zulk eene pisoutlasting ook eene vermeerderde huidaitwa-seming en op de plaats, waar de nieren liggen, vermeerderde gevoeligheid aanwezig.
3deg;. Bij slijmkoortsen, (-Feamp;v's ^ä^vclaquo;) *) bij plaatselijke aandoeniugen der lever , catarrhale, of andere prikkolingeu der spijsverterings-ingewaiulen , komen vaak door het darmkanaal be-slissende ontlastingen voor. Men kau zieh in dezen echter o-e-makkelijk bedriegen eu moet men vooral daarop acht geven, of bij een' doorgang (diarrhaj) de huid daarbij warm en vochtig.
*) Hioronder verstaut men niet slechts slijm-, maai uok gal- en wonn-koortsj over het algemeen een lijden, dat veroonaakt is door verzwakMng der spijsvertcriugs-wcrktuigen.
-ocr page 32-
6
de pols vol en week is, de doorgang zonder belangrijke pijn plaats vindt en of beterschap van den algcmeenen toestand daar-mede gepaard gaat.
Een zeer sterke en zeer dünne doorgang, die waterig is en tevens walgelijk riekt, is steeds gevaarlijk, wanneer die ook aan-vankelijk het karakter van crisis vertoont.
Bij planten-etende dieren meet een heilzame doorgang vol-strekt quot;een' veranderden renk hebbenj evenwel vindt men niet zelden bij paardeu, nl. bij plaatselijke aandoening der lever, dat na een1 geweldig stinkenden doorgang oogenblikkclijk be­terschap volgt.
4deg;. Catarrhale koortscu vormen hare besiissing meestal door vermeerderde alzondering der aiijmvliezen, eu niul zelden bij voorkeur door die der long , luchtbuizen , neus en tier oogen , hetzij dat alle genoemde deelen een wit-geelachtig, tameüjk dik reukloos slijm in ruime mate aizouderen, of dat dit alleen door de long en het slijinvlies van den neus geschiedt. Doch ook hier komt dikwijls eene alwijking voor , zoodat het afgezonderde slijm niet witgeel, maar bloedig cdtgeworpen wordt. — Over dit verschijnsel zal later bij de behaudeling van catarrhale koort-sen, droesziekten, gesprokeu worden.
5deg;. Andere critische afzonderingen der ziektestof zijn; plot-selinge ontstane opzw ellin gen, tlie veelal bij droesziekten worden waargenomeu. Zij komen dikwijls aan verschiller.de lig-chaamsdeelen voor, vaak met verschijnselen van ontstcking en bijna even vaak ook zonder die kenteekenen. In het eerste ge-val maken zij hären uitgang door ettering en in het tweede ge-val hehben zij van den beginne af een' vloeibarcn, bloedig-wate-rigen inhoud. Op deze wijze ziet men bij paarden onderschei-dene zwellingen , hetzij aan de binnenzijde van een der voor-beenen , aan den zoogenoemden elleboog , op de spits van het spronggewricht, zoogenoemde hak, op den nek, enz. Bij rund-vee komen zij meer voor aan de keel.
Vorder worden geeue critische afzonderingen of ontlastingen
waargenomen.
De intredende beterschap doet zieh kennen door een minder snel-len en meer regclmatigen pols , door hot van lievcrledc terugkeeren tot den gewonen toestand en het meer tierig worden van den patient.
-ocr page 33-
7
Wegens de verminderde kracht, zocwel als wegens den prik-kelbaren ten deele nog geprikkelden toestand van het zenuw-gestel van den herstellenden patient (reconvalescent) , ook wel der veranderde bloedmenging, is die toestand nog steeds zeer gevaarlijk, ten opzigte van eene instorting, of terngkeering der ziekte, die zoo veel te gevaarlijker meet geacht worden, naar-mate de krachten meer gezonken zijn.
De oorzaken, die tot het ontstaan van koorts aanleiding kun-nen geven, zijn in het algemeen alle veranderingen van leef-wijze, als van voediugsstoffen, eigendommelijke veranderingen van de aardoppervlakte , alsmede van den dampkring, welke na-deelig op de gezondheid werken kunnen. Er bestaau nog wel andere oorzaken, die het evenwigt der verschillende sferen van het dierlijk ligohaam stören en daardoor koorts te vveeg bren-gen kunnen, als ontstekingen, enz., doch zijn zoodanige koort-sen dan als een de ziekte vergezellend verschijnsel aan te mer­ken en zijn zij in hären duur aan den uitgäng der grondziekte gebunden.
De zelf ständig e koortseu worden, zoowel ten aanzien der beoordeeling, hare beteekenis , alsmede wegens den weg, die tot hare genezing ingeslagen moet worden, het doelmatigste ver-deeld in :
1deg;. Enkelvoudige \v o n d- of prikkelkoorts (Ephemera), waarbij geen teekeu van een of ander in het oog springend lijden waar te nemen is, in wier verloop geene be-langrijke neerslagtigheid, noch opgewektheid aan den patient te bespeuren is, en de bloed-omloop, hoezeer ook versneld , ech­ter toch nimmer onstuimig is. Deze koorts , die zieh, overeen-komstig hären aard, nooit lang als zoodanig staande kan hou-den, maar meest in de zwakte-koorts en slechts zelden in de outstekingskoorts over gaat, is haar ontstaan verschuldigd aan eene matige inwerking van schadelijke invloeden, op een gezond ligehaam, en vertoont zieh in hären zniveren vorm als wond-koorts. Het bloed, dat gednreude deze koorts uit de ader o-e-laten wordt, stremt tamelijk spoedig tot een rasten bloedkoek, met slechts weinig of zeer gebrekkige afzoudering van bloedwa-ter.
2deg;. Ontstekingskoorts, welke duidelijk eene grootere
i
-ocr page 34-
quot;#9632;quot;#9632;
8
prikkeling en vevmeerderde werkzaamheid van het vatenstelsel ontwaren laat. De pels is krachtig, vol eu hard en slaat van 50 tot 80 in de mimmt; de slijmvliezen zijn (wanncer er juist geene koortskoude aamvezig is), rood; de temperatmir nisse-lende, maar nooit brandend Ueet; de nitgeworpeno darmont-lasting droog, klein gebald en gewoonlijk donker geklenrd. Het uit de ader gelatene bleed stremt zeer spoedig en volkomen.
3deg;. Zwak te k oo r t s, het tegenovergesteide van ontste-kingskoorts, en staat tegen haar over als zwakte tegen kracht. Ook deze koorts vertoont eene vermeerderde werkzaamheid van het vatenstelsel, maar hierbij bespeurt men dnidelijk vcrrainderdo levenskracht. De pols slaat menigmaal sneller dan bij de vo­rige, doch zij is weeker op het gevoel. De mest is vaak uiet harder , doch eerder weeker dan in don gewonen toestand, en het afgetapte bloed stremt langzaraer met afzondering van water, en dikwijls ook ziet men een spekachtig vlies den bloedkoek bedekken.
Ontaardingen of ahvijkingen der zwakte- Cadhenischi) koort-
sen zijn:
a) De zen n wko o rts, bij welke eene ontstemming van het zenuwstelsel op den voorgrond treedt, die zieh door monig-vuldige in het cog springende versohijnselen, als door ijlen, (ijlhoofdigheid), zoodat de patient geen besef heeft van hetgeen hij doet of van hetgeen er bij en met hem voorvalt, groote neersla'digheid, gevoelloosheid, onderdrukking van alle natuur-lijke verrigtingen , enz. , te kennen geeft, en
h) De r o t k o o r t s {Febris putrida), waarbij de neiging der sappeu tot ontmenging of ontaarding zulk cenen graad bereikt heeft, dat deze reeds gedurendc het leven begint en niet alleen bloed door de porien van de dat vocht omsluitende vaten , ot aders heendringt, maar het zieh ook in zijne nadere bestand-deelen ontbindt en zieh naar bniten onder de hnid, of in hol­ten uitstort. Bij deze koortsen bereikt ook de pols in snelbeid zijne grootste hoogte en tegen het eiade komt er bijna altijd een stinkende doorgang (diarrhae) bij.
De vordere algemeene versohijnselen der koorts zul-leu bij hare versclullende soorten , waarbij zij hoofdzakelijk te voor-schijn komen, opgegeven worden.
-ocr page 35-
TWEEDE HOOFDSTÜK.
Vais de koorts in lie* bijzondcr.
S.
De W o n d- of Prikkelkoorts,
De woml- of prikkelkoorts begint gewoonlijk zonder voorboden en treft bij voorkeur jonge , of op liet beste van luinnen leef-tijtl zijnde, goed gevoede dieren.
K e u t e e k e n e n : Bij liet begin rijzeu de haren overeind, welk verschijnscl, lietzij over Let geheele ligchaam of slechts längs den wervelznil, (of ruggegraad,) waargeuoraen wordt. De pols is vol, krachtig en zijue slageu ongeveer een vierde vau het gewone getal vermeerderd. Men ziet aan de dieren, dat zij veel konde bespenren, zonder echter het aaiizien te hebben van belaugrijk te zijn aangetast.
AJ. naar de hcvigheid van het opkomen der koorts weige­ren zij het voeder geheel, of zij pluizen als 't ware het keurige zockende daarin om; nooit echter treedt zulk een patient ver van de krib tcrug. Ook ziet men den kop wel iets ueerhan-gen, tenvijl de ademhaling versneld is.
0 o r z a k e n , die tot deze koorts aanleiding kunnen geven , zijn over het algemeen ongewone oinstandigheden, of gebeurte-nissen, die den omloop des bloeds voor den oogenblik hinderen en wier werkingen door een' bijzonder prikkelbaren aanleg duur-zaam gemaakt worden; daartoe kunnen strekken: bewegingen, alsmede voedsel, waaraan het dier niet gewoon is, verandering van of zeer koud drinkwater, bloedverlies, wegblijven der melk (melkkoorts), tengevolge van 'belangrijke kneuzingen , wen­den en operatien, bij welke dan eene, van de wonde uitgaande prikkeling de koorts te voorschijn roept, die somtijds vrij hevio-
-ocr page 36-
10
zijn kan, zoodat zij van 12 tot 24 uren kan aanhouden. Verder ophoopingen van bloed (congestiiiu) in geringen graad, de netel-koorts, euz.
De vvond- of prikkelkoortsen duren zelden meer dan twee dageu, en gewoonlijk volgt in dien tijd de genezing , hetzij na het ontstaan van sterk zweeten , of na outlasting van troebele pis ; toch vindt deze wenschelijke uitgang niet altijd plaats, wan-neer de oorzaken des ontstaans, na de aanwezigheid der koorts, nog steeds blijven voortwerken, en de ouderwerpelijke koorts ver­ändert dan van karakter, ineestal overgaande in de zwakte — (astheuisühe) slechts zelden in de ontstekings (stherdsche) koorts.
Beoordeeling, of Voorzegging.
Deze rigt zieh, altijd daarnaar, of do oorzaken, die tot het ontstaan der ziekte aanleiding gegeven liebben , nog voortwer­ken , en of die nit den weg te ruimen zijn, en hoe meer of min gemakkelijk dat gedaan kan worden. Werken zij bereids niet meer op den patient, dan is de beoordeeling, of voorzegging onvoorwaardelijk gunstig te stellen.
Behandeling. Uit het aangevoerde blijkt, dat do behan-deling, wanneer zij noodzakelijk wordt, alleon op de venvijde-ring der nog aanwezige oorzaken beperkt moet worden; bestaat er derhalve eene wonde , zoo bedekke men die met een warm, afkooksel van manekoppen (ook papaverbollen, of slaapboUen genoemd) b.v. 5 of 6 stuks op eene Hesch water, of neem zwart Bilsenkruid (Herb. Hijosc.J een paar banden vol op even zooveel water, of leg in geval van nood als een huismiddcl, een' lap met boom-, lijn- of raapolie op de wonde. Een gespannen met melk opgevulde uijer moet met de meest mogelijke zachtheid worden uitgemolkeu en men late den damp der op heete steeuen ge­molkene melk aan den nijer opstijgen. Het wasschen van den uijer met warm, groen zeepwater, bewegingen in de buiten-lucht, wanneer regen of wind, of konde, ruwe weersgesteld-heid dat niet verbieden, eene wanne bedekking, ook op den stal, zijn zeer heilzaam. Is de raest hard en klein gebald, dan geve men geringe giften van Glauberzout (ook Wonderzout ge­noemd) en WJjnsteen b.v. twee of drie malen des daags van ieder vier oude , looden, d. i, 3 medicinale oncen telkens van de beide genoemde middelen.
-ocr page 37-
r
11
Vooral lioede men zioh voor cenc onnoodige bloedaftapping; want zeer vaak wordt daardoor juist de overgang tot de zwakte-koorts veroorzaakt.
a.
])e Ontstekingskoorts.
Het karakter der ontstekings- (slemschrj koorts bescaat, gelijk vroeger reeds gezegd is, in een' vcrhoogdeu aanleg tot stellen, of vermeerderde strembaarheid des bloeds. Of echter, gelijk sommige schrijVers beweren, eene vermeerderde bloedbereiding gedurende deze ongesteldheid plaats viudt, betwijfel ik sterk.
Deze koorts tast sterke, krachtvolle dieren aau, en wel op den gemiddelden leeftijd; ook schijnt het, dat haar ontstaan aan zekere tijden verbonden is; niet slechts dat juist alleen drooge winters hare ontwikkeling begünstigen , maar men ziet ook dik-wijis langen tijd achtereen de zuivere ontstekingskoorts geheel en al uir, een oord verdwSjnen, tot zij, zonder dat vaak eene aanmerkelijke vcrandering der weersgesteldheid heeft plaats ge-vonclen, in dezelfde streck menigvuldiger outstaat.
Veelal vergezelt zij eene plaatselijke ontsteking van een be-langrijk ingewand.
Kenteekenen. Het opkomen rlezer koorts begint met eene sterke huivering van koude , waarbij de patient trilt, tcrudjl de haren overeind rijzen, het cerst bemerkbaar längs den ruggegraad, welke koude gewoonlyk, ongevcer na een uur tijds, in koorts-hitte overgaat; dan wordt het voorkomeu des diers zigtbaar vrijer, racer verligt van toestand j de voorheeu koude extremi-teiten of nitersten des ligchaams, ooren, raond, beenen, enz. worden mi licet en droog, terwijl zieh wcldra over het geheele ligehaam eene wärmte verspreidt. Het paard staat meestal ge­heel stil wet neerhangenden kop en hals; het legt zieh niet ueder en wanueer het zieh bewegen moet, dan is de gang traajr en slepende, de zigtbare slijmvliezen, b.v. iu den mond en der I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;2
-ocr page 38-
neusgateu, zijn meev rood en droogei' dan gcwooulijk. De tong is bij de zuivere ontstekingskoorts, zuiver iiiet met een vreemd bekleedsel overtogen.
De patient heeft grootere begeerte naar drinkeu ; in weenvil van liet venneerderde drinkeu is de outlasting van urine (pis) minder dan gcwooulijk en gaat bij kleine hoeveellieden, in meer-dere of mindere mate donker gekleurd, vaak zoo bruin als bier af; dikwijls uemen de dieren de heading tot pissen aan, terwijl zij daarbij een prikkelend gevoel in liet piskanaal doen blijkcn. De mestontlasting biijft niet zeldeti geheel aclitcrwege, of is altbans verminderd en dan in kleine, harde, gewoonlyk donker gekleur-de ballen. De adem is, wanneer ook de adeinhaliugsuerktuigeu zelve niet plaatselijk aangetast zijn, meer warm, dan ii- den ge-woiien toestaud. De eetlust is of geheel weg, of zeer vermin­derd en strekt zicli somtijds uit naar eeu weinig groen vocdea-; de oogeu staan vurig en piiilen vaak oeu weinig uit.
Dc pols is vol, bard, niet ligt te ouderdrukken en steeds ver-sneld, stijgende van 60 tot 80, zelis wel tot 100 en nicer sin­gen in de minuut; doch is ook zijue suclhcid nog zoo greet, zoo is hij evenwcl in quali et quanto, d. i. in hoedanigheid en hoe-veelheid, volstrekt regelmatig. Slechts wanneer de koorts een' zeer hoogen grand bereikt, ontstaat het geval, dat de pols vol-komen onvoelbaar wordt; dan echter onderrigten andere, bij-gaande verschijnselen den onderzoekende, dat dit geen teekeu van zwnktc is, namelijk: de körte duur der ziekte en de ou-voclbare hartslag. Ook is de wijze der verdwijning van den pols anders, dan wanneer toenemende sswakte dat vcrscliijiisel to weeg brengt. Dc pols blijt't steeds bard en versneld en kan alleen wegens de te zameutrekkiug eu klemheid der polsader en door zijue suelheid niet waargenomen worden. Over het alge-meen, echter, is deze hoogte der koorts slechts zeldeu, namelijk wanneer met de aderlatiug doelmatig gehandeld wordt; bet daar­bij at'getapte blocd stolt spoedig tot een' vasten bloedkoek zou-der of altbans met zeer geringe afscheiding van water ; in eu-kelc gevallen is deze bloedkoek bedekt met ecu gcel, stevig eu vast aaugebecht aan de doorsuede van het mes tegenstand bie-dend vlies {crusla mßammaioria) dat veelal spekvlies genoemd wordt, die men echter wel zorgvuldig onderscheideu inoet van
-ocr page 39-
18
de veel meer voorkomeade dikke troebele geleistof, die bij an­dere ziekten op het afgctapte bleed bespeurd wordt.
In het wezen der ontstekiagskoorts, in de vermeerderde kracht, die in regelmatige opgewektheid het gestel doordringt, ligt de grond, dat, wanneer zieh de natunr door de huid , liie­ren , slijinvliezeu, of längs een' anderen weg een' uittogt ge-baaud heeft, de door de koortsbewegingen en de uit het ligchaam afgescheidene Stoffen vorminderde kracht, de genezmg zel/itandiff, zonder eenige hnlp der kunst bewerkstelligd wordt. Dientenge-voige ziet men ook menigmalen bij zuivere sthenische of ontste-kingskoortsen , nadat op den Sden, 5deu, 7den of 9den dag neue mime zweet- of jiisafzonileriiig volgt, daarmede de koorts een eiude iiemen. — Anders is het evemvol, wauneer de werkiii-gen of bewegingen der koorts te hevig en ongeregeld liet lig­chaam doorwoeden ; de bloedmassa werpt zieh dan onregelma-tig op enkele bijzondere Organen; er ontstaan ophoopingen van blocd {congedün) of in hoogcren graad plaatselijke ontstekingen, die den toestand te meer verergeren , uaarmate het aangetaste orgaan van meerder of minder groot gewigt voor het leveu is. In andere gevallen gelukt het der pogiugen van de natuur nict, door untlastingen en nitscheidingen, als boven bedoeld, de ziekte tot beslissing te brengsn, en de koorts blijft aanhouden. Daai het dierlijk ligchaam het vermeerderd verbruik van krachten op den langen dnur te minder kan verdragen, wanueer de voediiig gestoord is, zoo verändert ook de koorts van karakter en neemt na den negenden dag bepaald, echter dikwijls ook reeds vroe-ger, het karakter der zwakte aan.
ü o r z a k e n: De eigendoinmelijke aanleg is , zoo als reeds gezegd werd, bij volbloedige dieren aamvezig; als oorzaken, die tot hare outwikkeüng aanlciding geven kunnen, zijn aan te mer­ken alles, wat de gewone leefwijze doet veränderen : verhitting door zwaren arbeid, snel loopen, plotselinge verkoeling na voor-afgegane verhitting, als b. v. door koud drinken, enz., onregel-matigheid in de voeding en het voederen van zware, te gehalt-rijke vöedingsstotfen, vooral wanneei het paard geeu arbeid ver-rigt en verder alles, wat het evenwigt, of het gewoon verband der afzonderlijke levensverrigtingen verbreken kau; derhalve ook
2*
-ocr page 40-
14
alle plaatselijke ziekteu of aandoeniiigen, wanueer die eene ze-kere hoogte bereiken.
Beoordeeliug: De geregelde, niet ai te hevige oatsteklngs-(alheiikdiv) koorts, is in alle omstaiuiigheden eeue heilzame po-ging der iiatuur, om eene vijanrlig ingedrongene prikkeliag we­der uit het ligehaam te vervvijderen , of het verbroken evenwigt weder te herstellen ; zij is derhalve niet te vreezen. Wordt de werking der koorts echter te herig , zijn plaatselijkc aandoenin-gen, ontstekingen aanwezig, dan bepalen cleze omstandigheden den graad van het levensgevaar, dat te grooter geacht moet wor­den , naarmate er mindere overeenstemming tusschen de afzon-derlijke, bovengenoemde verschijnselen, ol' keiiteekeiien der ziek-te, bestaat.
Het verdwijnen van den pois, bij gclijktijdig koud worden ier exlremümten, (uitersten, of uitstekends deelen des ligehaams, als neus, Hupen, voeten, enz.) is het ongunstigste teeken. Min­der ongunstig eu zeer dikwijls voorkomende is de overgang der onderwerpelijke koorts, na vruchtelooze, krachtige irisjjaniiingeii in de zwaktekoorts. Bij dezen overgang bepalen de bij/.ondere omstandigheden, het aanhouden , of het nie! nieer bestaan der oorzaken, de uitwerking der reeds begonnen behandeliog en de misschien aanwezige plaatselijke aandoeningen, ontstekingen, over den graad des gevaars.
B e h a n (1 e 1 i 11 g : Deze moet boven alles beginnen mot de verwijderuig der misschien nog aanwezige oorzaken. üc lijder moet eene zuivere, Inchtige verblijfplaats, veel, maar uiet te koud drinken en ligt verteerbaar, saprijk voodsel gegeven worden.
Zoo lang de werkingen of bewegingen der koorts matig en regclmatig zijn, namclijk wanneer de pols de snelheid van 60 slagen in de minuut niet te boven gaat eu daarbij groot en vol is, geve men verkoeleiule zouten in doelmatige giften. Naar de grootte der paarden en de hevigheid der koortsversehijnse-len, van 3 tot 6 lood salpeter met J/a tot 1 pond Glouber-zout (*) met meel en water tot een deeg aangemengd en in drie
(*) Hier en ovcral door het c;ehcele werk heen wordt oud ffemffi heioelä van 32 luoden, of 16 medicinale oncen op ecu pond.
-ocr page 41-
T
15
gelijke brokken le verdeelon. Mögt de liooveelheid door cene ongeoefende iiaud daai'toe te groot geworden zijn, dan geve inen in gelijke tusschonroimten dezen likpot in vier of zes ma­len daaga in.
Bespeurt men bij deze bebaadeling, dat de verscliijnselen der koorts wegblijvcn, dan ontlionde men zieh van elke verdere in-werkifig hoegenaamd en late de natuur ongestoord in hare werking, Ziet men echtei eene neiging van zieh längs den cen of anderen weg te willen beslissen, dan korae men de natuur in zooverre te luilp, dat, wanneer nl. de huid begint uit te nasemen, men dan het dier ligtelijk bedekke en elke verkoelino-der huid zorgvuldig vermijde, dns vooral togtlnclit verhoede. Geeft do ijder door zijne heading aandrang tot nrineren (pissen) te kennen, dan kau men die poging der natuur door imvrijvingcn met brandewijn of Spiritus op het kruis van den rug, merkelijk ondersteunen.
Eij ruimc afzoudering van slijni aan de binnenhoeken der oogeu en het verneuum van con Inidcn hoest, heeft de wasem van gekookte gerst, zelfs van zuiver water, dezelfde heilzame werking. Overigens behoctt eene mntkje stheuische of onlstekings-koorts niets anders dan cen waakzaam oog, of zij ook een' an­deren overgang dan in sccnezing maakt.
Wanneer echter de polsslagen menigvuldiger worden en rle voile groote polsader begint zaraen te trekken — te krim­pen , — dan ga men zonder draleu over tot eene aderlatinraquo;- de lioeveelheid van het af te tappen bloed bcpalcnde naar het sc-stcl en den gewonen toestaud van kracht en bloed rijkheid en de grootte van het dier , alsmede naar den toestand van den pols.
Het ontbreekt inderdaad niet aan schrijvers en aan practise-reiuie artsen, die de bebandcling dezer koorts met eene mime aderlating, van twee tot drie kannen bloeds beginnen, nog voor zij geneesmiddelen voorschrijven.
Ik zie echter bij matige en regelmatig verloopende koorts van de ondenverpelijke soort uooclzakolijkhcid nocli nut in de ader­lating.
Bij de zoo even besohrevene heviye stheuische koortsen echter is de aderlating een souvcrein middcl , die het leven kan be-honden. Hicrbij lette men op het volgende:
-ocr page 42-
16
Hoe kleiner en harder de pols is , zooveel te grooter zij de hoevecllieid bloeds, die men aftapt; evenzeer meet bicrbij acht iicgevcn worden op do bclangrijkheid van eeue misschien aan-wezige plaatselijke aandoening. Of de aderlating herhaald wor­den en hoe groot die zijn raoet, bepaalt dc hocdanigheid van het afgetapte bloed; hoe zwartcr het is en hoc spoedigei het tot een' vasten, donkerkleurigen bloedkoek stolt, zooveel te noodzakelijker is de herhaling der aderlating; wanneer daaren-tegen het zoo straks beschrevene vlies den bloedkoek bedekt, dan moot men den patient geen blocd meer aftappen, daar het in dat gevnl nadeel te weeg zoude brcngen.
Het is daaroin volstrekt noodzakelijk , dat bij elk ziektegeval, waar eene aderlating gednan wordt, het afgetapte blocd in een' pot opgevaugen en weggezet worde en men naaawkenrig acht geve op de zoo even vermelde of andere kenteekenen, die aan het afgetapte bloed waai te nemen /.iji!.
3.
De Zwakte-koorts.
Gclijk het tegenovergcstelde van kracht zwakte is, zoo is de zwakte (nslJtemsrJie) koorts, het tegenovergcstelde van de ontste-kings- (of sthenische) koorts eu de afwijking er van, of beter, het verschil met de laatstgenoemde, koint zooveel te meer te voorschijn, naar mate zij langer aanhondt, of hoe sterker het lijdendc dicr van den beginne af ward aangetast.
De zwakte-koorts treft, hctzij oorspronkelijk minder krachtigc of ook meer kraehtige dioren, wier cigendomn'.eiijke geaardheid door bijzondere omstandighedon, diMkche, (dat is door voeding veroorzaakte,) en meer nog door invloeden van hot luchtgestel fatmospl/erischp) veranderd is geworden; of ook in zij het gevolg van eene niet tot beslissing gekomene koorts, die het karaktcr van ontsteking aan zieh droeg. Het is althans niet te ontken-ncn , dat dikwijls plaatselijke nadeolige omstandiglicden uit de voedingsstoffen of uit den dampkring ontsproten, die menigraa-len een geheele landstreek treffen, invloed op hare ontwikkeling uitoeienen.
-ocr page 43-
17
Is de zwakte-koorts een vervolg van de outstekingskoorts, dan kan de belangstellende dien overgang bespeuren door het weeker worden van den pols , die daarbij tevens dikwijls eene grootere .#9632;nielheid aanneemt, de hartalag wordt voelbaar, de slijmvliezen wordon bleekev, ot ook wel gaan zij van het roodaclitige in het hlaamvacht.ige over. Er vindt meer ontlastiug van meat plaats , die dan grooler gebald en ligtev van kleui- is
Zulke overganuxu ziju ligt te kennen , daarentegen is de zwakte-koorts , wanneei zij zieh uamelijk aanstonds als eene zoodanige doet kennen, niet zoo gemakkelijk te oudersebeiden; wantin de eerste 24 uren zijn meestal du verschijnselen der outstekingskoorts,. namelijk : verstopping , ecu bürde pols euz. aanwezig en slechts de algemecue beoordeeiing der op dien tijd plaats vindende ora-staudigbeden kan hier eeaigermate ecu wonk geven, wat men. doen moet. Het kan daarom niet geuoeg aanbevolen worden, om met do aderlatiug niet te spoedig bij de band te zijn , en ik geloof niet te vecl te beweren, waiineer ik zeg, dat even zoo vole paarden door de aderlating het levcn verloren hebben , of ongesebikt voor het gebniik ziju geworden, als daardoor van den dood gered, of genezen zijn geworden.
Het ware zcer te wenschen, dat deze wenk over de aderla­ting levendig behartigd werd door vele eigenaren van paarden en jonge, niet wotensebappelijk gevormde veeartsen, die dikwijls zouder te weten ot zij goed dan kwaad doen, aanstonds met een aderlating gereed zijn, r.iet bedenkende , dat bleed ecu edel rocht is, waarvan eene ontydige aftapping schrooraelijke gevolgen voor den patient, kau te weeg brengeu.
B e o o v d e c 1 i n g. Een zeer bepaald kenteekon ter beoor­deeiing biedt het uit de ader gelaten bleed aau, dat naar den ffraad der zwakte oudersebeiden, raaar steeds slechts langzaam, onvolkomen on- met afscheiding van water en met eene geleiachtigc bedekking stolt, zoodat een los te zamenhangende, verse billo ad van kleur zijnde bloedkock ontstaat, die, zoo als door sommige schrijvers opgegeven wordt, aau zijnen bodem niet eene bolle, zoo als dit bij de outstekingskoorts het geval zoude zijn , maar eene efl'ene vlakte vertoont.
De tijd der zwakte-koorts is van onbepaalden duur en wan-
-ocr page 44-
T
18
iieer liet somwijlcu ook ai geschiedt, dat hare genezing iu zeveu tot negen dagen plaats viudt, zoo zijn dit loch slechts zeldzame gevallen , en waren dan de oorzakcn haars onstaans uiet alleeu van geringe bcteekenis, maar moeteu ook ul spoedig opgehou-den hcbben voorl te werken. Wanneer herige plaatselijke aan-doeningen , ontsteking van cdele dcelen raede aanwezig zijn , dan volgt steeds zouder de liulp der kunst, de dood, dewijl in zulke gevallen er niet aan gedacht kau worden, dat de verminderde kracht der levenswerkzaamheid bij aanwezige stoornis van belang-rijke vcrrigtingen (lunctien) zieh weder tot de gewone hoogte zal kunnen opvoeren. Evemnin komen zelfstandige volkomen cri-tische verscliijnselca voor den dag, maar deze moeten door de kunst, zoo niet te voorschiju geroepen, dan toch krachtig ou-dersteund worden , dewijl aan de pogingeu der natuur de nood-zakclijke vcerkraoht ontbreekt, om die tot eenquot; zekeren , nood-zakelijkeu graad van volkomcuheid te breiigen.
Uit al het aangevoerde blijkt dus duidclijk, dat de asthenische-of zwakte-koorts niet zoo gunstig te beooideelen is dan de sthenische- of ontstckingskoorts, daar het gcinakkelijker is, om krachten te ontnemen, dan toe te breiigen; want niet alleen worden de krachten door langen duur der ziekte uitgeput, maar elke prikkeliiig, wanneer deze niet tevens werkelijke versterking aaubrengt, werkt als eene nieuwe oorznak van uitputting, zoodat de uitgang der jwaktekoorts, hoedanig die ook ontstaan möge zijn , van den beginne af steeds twijfelachtig is. Ecu ungünstige afloop der ziekte is echter dan te verwachten, wanneer na een' längeren duur van haar bestaan de krachten eensklaps sterk zinken, wanneer de hartslag steeds duidelijker voclbaar, de pols weeker en lediger wordt, of edele Organen hevig aangetast wor­den.
Beh an deling van de zuivere zwakte-koovts, wanneer nl. geene plaatselijke aandoeningen aanwezig zijn, vercischt, benovens het uit den weg rnimen der misschien nog op Let zieke dier werkende oorzaken, een versterkend, voedend dicet. De ader-lating moet hier in geen geval aangewead worden en waar cene ontsteking van edele deelen eene afleiding van bloed van die Organen gebiedend vereischt, daar moet men dat door allei-dende prikkelende middelen trachten te bewerkstelligen. Ijijzondere
-ocr page 45-
T
19
opgareu der middelen, die hiertoe het best dienen, kunnen liicr in bet algemeen niet wel plaats vinden, maar zullen later in dit werk bij de al'zonderlijke behandeliDg dier imvendige ont-sfekingen zelve, als ook bierondei bij de verder eigendorame-lijkliedeu der onderwerpelijke koorts opgegeven worden.
4.
De Z wak te-Koorts met aandoening van het Zenuwstelsel, Zenuwkoorts.
Hierbij treden de vcrschijnselcn van het aangetaste ucnnwlcvcn op den voorgrond. Dikwijls echter ook treedt de zwakte-koorts reeds van het eerste begin af aan als eene zenawkoorts op en de onstuimige verschijnsolen, die dan haar eerste ontstaan ver-gezellen, doen haar, holaas! dikwijls als eene ontstekingskoorts voorkomen. Buitendien is do beoordeeling of erkenning der ze­nuwkoorts , bij de buitengewone menigvuldigheid van hare ver-sehijaselon , die haar tot eon' waren P r o t e u s makes , al zeer raoeijelijk; bij den eenen lijder vindt men eene groote mate van lusteloosheid en verminderde aandoening, of gevoel voor prikke-liuo;, on hij oen' anderen patient weder vindt juist het tcgendeel plaats, terwijl meii ook uiet zoldon ontwaart, dat beide dezc verschijnselen in elkander vloeijen, of spoedig met elkander ver-wisselen.
De zuivere, zelfstandige zenuwkoorts komt bij de paanlcn uiterst zcldeu voor; daarentegen vergezelt zij dikwijls plaatselijke aandoeningen en vertoont zieh dan vaak als eene heerschende ziekle en wel voornamelijk bij de influenza , of borstziekto.
Kenteekenen in het algemeen zijn: na voorafgaande lusteloosheid en afgoniathcid, ligtc hniveringen van koude, die niet aitijd over het reheele ligchaiim waargenoinen worden; deze hni-veriug wisselt godorig af met hitte , die echter even zoo weinig tot het imvendige doordringt als gene; zelfs ziet men dikwijls aan verscbilleiule dcelen des ligchaams gelijktijdig konde en hittc ontstaan, daavbij vaak het beven van sommige Spieren, eene
-ocr page 46-
20
luäteloosheid, die aan stompzinnigheid greust, die met de dikwijls weinig beteckenende sncllieid van den pols in gelieel geene ver-hoading staat.
Het voornaamstc kentccken der zennwkoorts is de menigvid-dige nfwisseling der verscliijnsclen; nanielijk in de veranderde circnhdie, (omloop des bloeds) is de pols des morgens vol cn week, dan is liij des avonds vaak hard en klein. Evonzoo wei-nise overeenstemming bestaat er tusschen de siagen der polsadcr en die van het hart, zoodat naar de gesteldheid der eersto, de hart-slag onvoelbaar zijn incest, hij integeudeel stork kloppende waav-genomen wordt.
Ten opzigte van den cethisl bestaat er ecu even belangrijk verscliil; want terwijl eeaige patieaten met eene ziekelijke be-o-eerte, ten gevolge eener verkeerde voorstelling, of zinsver-bijstering, zonder onderscheid alles verslinden, treden weer anderen, zoover het hun vergund is, van de krib terug. ])e-zelfde onregelmatigheid heerscht ook in de verrigtiug der spijs-vertering en in de uitscheidingen; van daar ziet men dikwijls verstopping en doorgang (diavrhac) elkander afwisselenj ten slotte echter behoudt laatstgenoemde de bovonhand en leiden zoo veel te schiclijkev tot nitputting van krachten.
Dewijl zieh, golijk uit het bovonstaande gebleken is , in het algemeen zoo wciiug over de asthenisch-zeauwkoorts laat zeggeu, zoo wijs ik den belangstellenden lezer op de meer naanwkenrige beschrijving, die bij hare Verbindingen zal volgea.
De Zenn w-ro tkoor ts ol' ßotkooi'ts.
Schooa niet met de zenuwkoorts gelijkvonnig, zoo is bij de-rotkoorts hot zemnvstelsel tocli steeds in eene geringere of ster-kere mate aangetast, en is ook eene opgewektheid van het va-tcnstclsel, even als bij gene, aanwezig; tevens bestaat er eene meerdere of mindere neiging der sappen, namelijk des
-ocr page 47-
31
bloeds , tot ontbiutling , die duidelijk te voorscliijn treedt, niet alleon in zijnc naaste, mnar ook in xijne venvijdprde bestanddeelen.
K e n t e c k e n e n. Dikwijls treedt de rotkooits als eene ont-stekingskoorts, als het ware geraaskerd, op, doeh zijn de verschijn-selen, die voor eene ontsteking pleiten, gewoonlijk niet zoo hevig, dat zij eene aderlating gebiedend vereischen; wordt die echter ge-daan, dan zinken daarna de krachten zoo veel te spoediger weg.
De rotkoorts wordt gewoonlijk door längere voorboden vooraf-gegaatL, dan bij ecnige andere koorts hot geval is; maar bij eene bijzondere soort, namelijk Anthrax of miltvunr-ziekten, ontbreken de voorbodeu gcheel. Naar hunnen aard iaat hat zieh vooruit niet bcpaleu, of de ziekte het karakter van de rotkoorts zal aan-nemen of niet; oerst dan, wanneer enkele deeleu, b.v. de bee-nen, de ii])pcu, later zeli's de geheele kop beginnen op te zwel-len, wanneer plotseling opzwellingea ontstaan, ot bloeduitstor-tinseu volgen, zonder dat men schcuriug of barsting van enkele bloedvaten bespeuren kan, wordt het karakter der rotkoorts on-twijlelbaar kcnnelijk.
1deg; De opzwellingeu zijn, hetzij van den beginne af gelijk-raatig koud en bchouden langen tijd den indruk des vingers, doch ondevscheiden zieh echter in dit geval van andere water-znchtiire opzwellingen, die zoo dikwijls bijna alle ziekten met het karakter van zwakte vcrgezellen, daardoor, dat zij spoedig eene dikwijls ongeloofelijke uitbreiding aannemen , —ol deze op­zwellingen zijn aanvankelijk hect, gespannen en pijnlijk, liebbende dus veel overeenkomst met de ontstekings-zwelliugen; dikwijls iiebben zij eene zeer heete scherpe temperatnnr (warnite-graad), doch worden bij bun langer bestaan gewoonlijk koud. Deze op­zwellingen laten zieh gewoonlijk, naarmate hun inhoud van ver-schillenden aard is, ook weeker of harder aanvoelen en komeu meestal aan de voeter., de halskwab of sluik, den kop en bij zekcre ziekten aan de keel en in de nabijheid van ge­wrichten ten voorschijn.
In andere gevallen echter bebben deze opzwellingen werkclijk het karakter van ontsteking, die dikwijls zoo hoog stijgt, namelijk in de haar bedekkende huid, dat zij te dier plaatsc afstcrft en uitvalt, waarna altijd kwaadaardige zweren achter blijven.
-ocr page 48-
32.
Dikwijls ook is met het te voorschijn kuinti) van opzwclliiigcn eene verbetering van den algemcenen toestand rerbonden ; dücli bepaalt liier slechts liet gevolg de uitkomst, want niemand is in staat, oin voovaf te bepalen of cleze zwcllingen heilzaam zuilen zijn, of uiet ; in elk gevnl eeliter zijn die opzwellingen, welke wegens hären zetel belangrijke venlgtingen des ligchaams belet-ten kunnen , wanneer zij spoedig in omTang toenemen , in alle omstandigheden zeer (e vreezen ; ait dien lioofde zijn die opzwel-lingen aan den kop en in de nabijheid del keel en aan den strot bijzonder te vreezen.
Het piotselinge vevdwijiicn van aanwezige opzwellingen, wan­neer geene algemeene beterschap van den toestand reeds bestond, is een zekere voorbode van den dood, torwijl integeadeel het langzaam ai'ncmen der zwelliugen , bij geiijktijdige toeneming van krachten, beterschap verwachten laat, alhoewel de koortsbewe-ginsen ook nog voortdnren. .De oorzaak dor opzwellingen is het doorgann van zekere bestanddeelen des bloeds door de wan-den der vaten, die het in zieh bevatten,
2deg;. Het tweede hoofdkenteeken van de rotkoorts zelf is het niUrcdtn des bloeds ehor Je wanden der vaten of aders, en ge-schiedt dit, hetzij in grootere hoeveelheden in holten, zooals in zekere miltvuur-ziekten, in hot darmkanaal, of in kleinere hoe­veelheden in de vliezen , nainelijk in de slijinvliezen, waar deze cen aanzien verkrijgen alsof zij met bloed bevlekt zijn. Men vindt die als verschiUend gevormde vlekken of streepen bij de rot­koorts der paarden op hot slijmvlics van de neusscheiding. Als werkelijke bloedvloeijingen komen zij zelden voor, dat wil zeggen bij paarden ; want bij runderen en schapen ziet men dikwijls den aarsdarm geheel met zwart. teerachtig bloed opgevuld.
In den verdercn loop der ziekte komen vaak volkomeno stomp-zinnigbeid , bedwelming, onregelmatige bewegingen, cen bewijs, dat deze niet meer onder de heerschappij van den wil staat, daar nog bij ; razernij wordt hierbij slechts zelden bespenrd. Een ander verschijnsel, dat deze ziekte echter dikwijls verge-zelt, is groote angst of benaauwdheid , die steeds door een ge-stoorden oniloop d.es bloeds en belemmering der ademhaling v. r-oorzaakt wordt; ten laatstc komen nog, wanneer niet de kunst do neiging tot ontbinding des bloeds vermindert of geheel doet
-ocr page 49-
T
23
ophouden, ontwiklcelingen van luchtsoorten (gazen) onder de huid en in de nataarlijke holten en ingewaudeD daarbij, waardoor uitzetting van den onderbuik en knarsende of knctterende wind-opzweUingen onder de huid gevormd norden.
Wanneer de rotkoorts door uitputting der levenskrachteii niet snel doodt, dan outstaan voor het einde des levens gewoonlijk sterk zweet, doorgang, {diarrime) ook gele, pap- of brijachtige of bloedige uitscheidingen der long, als de laatste verschijn-selen. Deze uitvdoeijingen der long hebben raeestal een walgciij-ken renk eu worden, dewijl zij de laatste krachten met zieh mede voeren, smeltende of oplossendc ontlastingen of uitvloei-jingen genoemd.
De pols is bij alle rotkoortscn bijzouder versneld en slaat veelal van 130 tot 13 0 in dc minuut. Het at'getapte bloed is bij de meeste rotkoortsen dik vloeijend , niet stollend, zwart eu teerachtig; doch ziel raen ook niet zelden , dat het eene kers-brnine, het bloed anders niet toebehoorende klenr heeft; steeds echter bespeurt men op zijne oppervlakte regenboogklenrige vet-oogen in grooter of geringer aantal en van onderscheidene uit-gebreidheid.
De rotkoorts is zeer verschillend van duur; want terwijl en-kele barer vormen of soorten, bijna reeds voor hare voikomeue ontwikkeling met den dood eindigen, zooals b. v. de uiterst snel verloopende Anthrax, (miltvuur) zoo duren andere daareutegen dikwijls van drie tot vier weken. Hier onderscheiden zieh ech­ter die gevalleu, die door algemeene invloeden te voorschiju geroepen worden en als eene heerschende ziekte, van diequot;-ene, welke slcchts enkel op zichzelven staande voorkomen ; deze heb-beu steeds een längeren verloop.
Oürzakeu, die de rotkoorts kunnen doen ontstaan, zijn steeds zulke die in staat zijn de normale (gewone, gezonde, natuurlijke) menging der vochten te veranderen, als : onzuivere lucht, siecht drinkwater of gebrek aati drinken , bedorven voeder , groote in-spanning of vennoeijenis bij groote hitte, ten gevolge daarvan sterke ophooping van koolstof in het bloed, lang aanhoudende uitscheidingen, die het ligchaam verzwakken j bovenal echter eene ackere elektrische spanning in den dampkriug.
Daar deze oorzaken , gewoonlijk , eene verderc nitbreiding over
-ocr page 50-
u
een' landstreek hebben, zoo wordt hare werking ook clikwijls bij vele diereu tegelijk waargenomeu en de rotkoorts wordt dan de heerschende ziekte van een gewest, niet zeldeu zieh nog verder uitbreidende; in zulke streken, waar dit uitbreken dezer ziekte tijdelijk terugkeert, wordt zij daar ecue ziekte van den landstreek (euzoolie); daarbij ontwikkclt zieh dan meestal eene besmettingsstot', die ook bij Let gezondste dier de ziekte te voorschiju roepen kan, en worden de volbloedigste dieren dan gewooulijk daarvan het eersle aangetast.
Beoordeeling of voorzegging: deze is bij de inceste rotkoortsen volstrekt ongunstig, in weiuige gevallen twijfelaelitig en slechts bij wijze van uitzonderiug in ecu enkel geval günstig te stellen.
Bij het uitbreken der rotkoorts als eene ver uitgebreid lieer-sehende ziekte of zieh slechts bepalende binnen de grenzen van een' zekcren landstreek, is geheel uiets te doen, en wanneer ook werkelijk de ziekte zoozeer in kwaadaardigheid afneemt, dat men tijd heeft orn geneesmiddelen toe te dienen, is het toch het raadzaamste, voor zoover het eenigermate mogelijk is, door eene voorbehoedende behandeling de ziekte af te weren. Bij enkele, gcheel op zichzeli' staande gevallen, wauneer de ziekte in dien oiutrek niet heerscht, komt het op de lievigheid der koorts, de aanwezigc graad van ziekte, het niet aanwezig zijn van oplos-sende versehijnselen, zeer sterk zweeten en doorgang , aan , of hoop gevoed kau worden of niet. Hoe langer eene rotkoorts blijl't aanhouden, zouder dat daarbij een hooge graad dor ziekte bercikt wordt, wanneer de patient weder be^int eetlust to krij-gen, of hem niet volkoinen verliest, wanneer het oog weder vlugger begint uit te zicu, de bloedkieurige viokkeu en strepen aan de neussc-heiding en in bet oog beginnen te verdwijnen , vooral echter, wanneer dieren in do rotkoorts kwade gewoonten , die bun in den gezonden toestand eigen waren, als : bijten, stoo-ten , slaan, afgunst op voeder , enz. weder aannemen, zoo zijn dit ongetwijfeld zeer goede teekenen, maar is ook dan nog de groot-ste omzigtigheid in acht te nemon, daar de geringste verwaar-loozing of dadelijk nadcelige iawerkingen, niet alleeu bijna zeker de rotkoorts, maar ook rottige ontstekiugen, namelijk der long, die den dood uiterst snel ten gevolge hebben terugroept.
-ocr page 51-
25
B e li a n tl e 1 i n g der ziekeu is slechts bij die vormeii der votkoorts van waarde, welke cms even den tijd daartoe luten, en rigt zieh dan vooreerst op het uit den weg ruimeu der oorzaken; dan de alzondering van het zieke dier van de gezonden, zoowel oni de misscliien zieh ontwikkelende besmettiiigsstof geeue ge-legenlieid tot verdere verspreiding te geveu, als ook om den zieke eeno zuivere lucht te doen inademen. Vervolgens moet het hoof'doel daarop gerigt zijn , om de ueiging tot ontbinding der vochleu te verminderen en de vastlieid der vezelen te ver-meerderen. Daartoe zijn inineralen en plantenznren, zoowel ouder het drinken te mengen, zoodat dit daardoor een' aange-iianien zuren smaak verkrijgt, als ook in de artsenij toe te dienen , zeer geschikt.
Als plautenzuur wordt de wijnazijn gebruikt, op de even-gezegde wijze, ouder het driukwater gemengd, tot dat dit een' zaoht-zuren sinaak heeft aangonomen. Als minerale zuren worden het zwavelzuur en het zoutzuur aangeweud en wel in de vol-gende vtrhouding; men ueme : 1 lood (vier drachma) verduud zwaveluur en menge het onder acht kau water. Het zoutzuur wordt dikwijls vooral , wauneer rottige oplossingen aanwezig zijn, die snelle, vorderingen maken, op de volgende wijze met een günstig gevolg gebruikt;
Neem ; Zoutzuur 1'/, drachma.
Sterken wijngoest 3 drachma, zuiver regenwater J/, kau. houig S lood.
Meng alles naauwkeurig ouder elkander en geef deze hoeveel-heid den patient alle dric of vier men in , tot dat beterschap volgt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;(II. \V. Hentze.)
Een zeer goed voorsohrift bij de rotkoorts is ook het volgende ;
Neem : Poeder van engehvortel 6 lood, pepermuutkruid. arnicabloemen van elk 3 lood. anijszaad. kamfer van elk 2 lood.
Maak alles met conscrf van jeueverbessen tot een likpotdeeg.
-ocr page 52-
2lt;5
Gebruik: drie- of viermaleu daags een brok van twee lood zwaarte in te geveu ; is do ziekte lieviic, dan worden deze giften telkens grooter genomen.
Ammok , Birecteur der Koni. Beijersclw nloeicrij.
Wanneer de ziekte eene zeer gevaarlijke hoogte bereikt heeft, dan bewijst de ouderstaande drank, als die volgens voorsclirift gebroikt wordt, uituemende diensten en is buiteu kijf eeu der kracbtigste, vooitreffelijkste middeleu.
Neem : Fijn gesneden Valeriaauwortel, 6 lood. „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Engeiwortel, 3 lood.
Doe beide stollen in eeu pan, giet er ruim eene kau goed kokend water over heeu , leg er eeu wel sluitend dekse) op eu laat hot zoo een nur staan trekken (niet koken), klens liet daarna door eu voeg ev bij:
Koodeu Wijn, '^tiesch. Zwavel-a'ther, S drachma.
Gebruik: Hicrvan geve men, naar omstandigheden, dagelijks drie- tot viermalen of nog vaker, eene halve flesch in, al naar-mate het gevaar groot eu de ziekte hevig is.
Dit is eeu hoogst voortreffelijk middel bij eene groote mate van zwakte.
(Ammon.)
In elk geval moet de working der inwendige geaeesmiddelen ondersteund worden door koude begietingeu en het geduiig ver-verschcn der stallnclit.
De opzwellingen , die zieh misschien voordoen aan de beenen en den kop, moeteu vlijtig gewasschcn worden met kamfer-spi-ritus en azijn , gelijke deelen.
Eeuige arisen beproeven bij opzwellingen aan de borst, hij ophooping van bleed , of outsteking der hersenen of der long , door het zctten eeuer dragt, of fontauel hulp te biedeu; doch is dit altijd met gevaar verbonden, weshalve ik dit niet durf aanraden. Veel doelmatiger worden de bespuitingeu met koud water, of, waai dit niet geschieden kau, door oplegging van met koud water gedrenkte dweileu of zakken aangewend, of men giete van eene belangrijke hoogte koud water neder.
Het is echter zeldeu het geval, dat zelfs bij de meeste vlijt
s
-ocr page 53-
27
zulke eueren nog- bdiouJeii blijveu, wanncer ecuc hevige outste-king do rotkoorta, die tot een hoogeii graad gestegen is, vcrgezelt.
Bespeurt men bloedoplioopingen of uitstortiiigou in den aars-danu, (endeldam) dan begiete men uiet alleen den achterroinp met koud water, raaar zette ook nog klistcringeu van koud water, dat matig met wjjnazijn of zaclit met aoutzuur gezuuxd is.
Bij den langzaam verloopcnden vorm dor rotkoorts, moel men zicli wel in acht iiemen, door het gebruik van sterk prikkoleudo middelen de krachten snel uit te patten, of de spijsver-torings-werktnigen door zwaar vertcerbare Stoffen noodeloos te be-zwarcn; derlialve geve men licver prikkelende middelen in verbiu-ding met slijmige zelamp;tandigheden, b. v. met eon afkooksel van lijnzaad of Altiiaewortel. Wil men echter zware stoli'en toedicneu, b. v. eikenbast, gentiaan, en/,., dan moet dat geschieden als cen afkooksel en nict in poedervorm. Wanneer zieh dan de teekenen der tcnigkeercude gezoudheid bespeuren laten, moet gedurendo den cerstcu tijd de groptste voorzigtigheid met de voeding in acht genomen worden en aanvankelijk geve men ligt vertcerbare stoli'en, opdat hot tweedc gevaar niet grooter möge worden, dan het eerste was.
SPc cttturrhale iioorts.
a. Met het karakter der ontstekings-koorts.
Doze komt met al de gewone versehijaseleu der ontätekings-koorts op , die echter zelden cone belangrijke hoogle bereiten ; zij heeft in haren zuiveren vorm steads cen goodaardig karakter en neemt liarcn nitgang meestal in vecrtieu dagen tot drio \ve-keu door eene ruimc slijmafzondering in genezing.
Bij het ontstaan de/.er ziekte ziet men, behalve do verscliijn-selen der ontstekings-koorts, do kenteekenen eener aandoening der slijmvliezeu, zigtbaar aan de roode kleur binnen op de neus-scheiding, alsmede in dc oogen; verder bespeurt men een' krachtigen, droogen boost, dikwijls dnidelijk van pijn vergezeld gaandc. De plaatselijkc aandoeningen stijgen vaak tot eene ont-I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;3
-ocr page 54-
28
stekingachtigc prikkeling, of tot ceue werkeiijke outsteking , zoodat catarrkale oog'outstekiag-uu, outsteking van hot slijmvlics van deu nous, keel- en loiigoutstekiiig dikwyls daarbij komeu. Gesohiedt dat echter uiet, dan volgt in den opgeaoemden tijd, wanneer de vocding op eene doelmatige wijze plaats vimil, do genezing van zelf.
])e OOrzaken zijn altijd koudevatting, die bij voorkeur de slijnivliezen treft.
De behandeling. Bij dc goedaardigheid van deze stheni-sche-catarrLale-koorts bestaat er geeue vrees voor hot leveu van het daardoor aangetaste dier; over hefc algemeen is eene gepaste Toedingswijze en ceue goede verpleging, waaronder voornamelijk vermijding van koudevatting, van koud driuken , enz. gerckeud moet worden , allezius toereikend ter genezing.
Bij bijzonder hevige prikkeling der lucht- of ademhaliagswegen doen de warme dampen van een aikooksel van gerst, op de bekende wijze te laten inademcu, het toedienea van een lijn-zaad-afkooksel en een weinig roggen- of gerstcnnieel onder liet laauwwarm drinkwater gemengd, de beste diensten. Gclooft men wegeiis bijzoudere lievigheid van ontstekings-rerschijnselen iets meer te moeten doen , dan bereide men eenen likpot van poe-der van glanberzout, foemtm g-raecum en roggenmeel met water en lionig tot ecu deeg aangemengd, 1). v. eeu half oud poud glanberzout met zooveel der andere stellen als genoeg is oin te mengen, en gave zulk eene hocveelheid in gelijke tus-seheuruimten in 24 uren tijds in vier of zes malen in.
Wanneex de onderwerpelijke koorts liaar karakter uiet verän­dert in de zwakte-koorts, dan is de opgegevene behandelings-wijze zeer voldoende.
Wezenlijke plaatselijke ontstekingen, die de sthenische-catarrha-le-koorts somtijds vcrgezellcn, zulleu later op hare plants, ieder afzonderlijk worden bcliandeld.
b. Met het karakter van zwaktc.
lliermede komt de catarrhale-koorts veel menigvuldiger voor en is zij meestal nog met andere ziektc-toesfandeu verbonden en
-ocr page 55-
29
wel met lict op den voovgroud tredeu van ecu lijdeu van !iet lijinphavateustelscl en der reproducde , u-elke ziekte-toestaud al-gemeen otider den naam d roes bekend is.
Bij de i'i'ootc menigvnldigheid tier verschijnselon is eene split-sing in onderdeelen, ter geinakkelijker overzigt, volstrekt nood-zakelijk; want zeli's in du praklijk kouit zulk cen belangrijk ver-schil voor , dat men er niet buken kan om eon ondersclieid te makeu, eu wel ten eerstcn in eeu' good aai'digcn droes, die wederom cen' regelmatigen en eeu' onregchuatigen rerloop kan heijben, dan in eeu' hard nekkigeu en in eea' regt-streeksch boosaardigeu droes.
i.
De goedaardige droes met regelmatigeu verloop.
.Dezc ziekte ziet men over het algemecn ontstaan bij jonge paarden, g'cwoonlijk van liet vierde tot hot zesdc levensjaar; evcmvcl is het ook schicr altijd het geval, dat wanueer eene zuigende merrie daarvan aaugetast wordt, de ziekte dan ook op haar veulen overgaat.
De oorzaken van droesziekten in het algcmeen zijn van onderscheiden aard; gewoonJijk, en wel verrewog in de mceste gevallcu, ontstaan zij echter door komiev-atting, of schiclijko ver-koeling, vooniamelijk ten gevolge eerier snelle afwisseling van de weersgestcldlieid , inzomlerheid wanncer het weer wann en droog was en dan spoedig in een' kouden- en vochtigeu dampkring overgaat. Ook eene snelle afkoeling dor huid, alsmede wanncer hat warme dier zeer koud drinken wordt gegeven, kunnen daartoe aanleiding geven. 'Ackere, niet genoeg bekonde veranderingen in don dampkring, kunnen het ontstaan van droes mede be­günstigen, in welk geval vole paarden gelijktijdig daardoor wor­den aangetast. Verder dragen daartoe bij alle veranderingen van het weer, van de jaargctijden , vooniamelijk in de lente en in den herfst, van voeder , van stalling, enz. en ook niet zelden zonder dat men eene uitwendige oorzaak daavvoor weet te vinden.
-ocr page 56-
30
Ofschoon de droes niet altijd besmet, zoo zien wij hem toch vaak tcu gevolge van besmetting ontstaau. 1s de droes ont-stnaii , nadat het voederen van ongezonde, bedorvene voedings-stoll'eu is vooraf gegaan, dan is hij steeds gevaarlijker, kwaad-aardiger eu raeev besmettelijk, dan wanneer Iiij bij gezonde paarden na koudevatting ontstaat, als wanneer dezc ongesteld-heid niets meer dan eene verkoudheid is, die bij een'regelmati-geu verloop , doelmatige voeding eu verpleging van geringe be-teekenis is.
Ken teak e neu : Twee of drie dagen vddr het uitbreken de­zer ziekte, kan men dmdelijk eene buitengewone neSrslagtigheid aan lict paard bespeuren ; op enkele uitzonderiugen na, is de eetlost zeer verminderd, somtijds zelfs geheel onderdrnkt; de slijm-vliezen van den neus en der oogen worden rood, de ademhaling wordl eenigzina vcrsneld, terwijl de pols daarbij groot en weck is; de hartslag is meestal van den beginne af voelbaar. Dit tijdperk , waarin zieh door veelvuldig hoesten reeds de plaat-selijke aandoening der luchtwegen te kennen geeft, duurt tot zes dagen ; meestal echter komt er reeds den devden of vierden dag eene heldenvittc slijmontlasting uit neide neusgaten ten voorschijn , die aanvankelijk dun is, doch dagelijks dikker vvordt en gewoon-lijk cene geelachtige kleur aanneemt. De lijmpha-kliercn onder de kinnebakken of onder de ooren zetten zicli uit, worden dik­ker en deegachtig op het gevoel, zonder pijn te veroorzaken ; in andere gevallen echter vertoonen zij kenteekenen eener hevige ontsteking en worden Jan pijnlijk. De uitvloeying van den neus wordt dan dikker, melkaentig, niet zeldea vlokkig en de out­lasting daarvan wordt steeds menigvuldiger; ongelooflijke hoe-veelheden geel slijm worden daarbij dikwijls uitgeworpen, dat zieh echter niet als korsten om de neusgaten vnsthecht. Daarbij is in de meeste gevallen Uoesten aanwezig on het is duidelijk , dat ook de slijmvliezon der long en der luchtbnizen (luehtpijpen) aan de vermeerderde slymafzondering deel nemen; tevens zwellen de bovengenoemde klieren steeds meer op, zoodat zij niet zelden den omvang van eene manuenvuiät en nog meer aannemen. In andere gevallen echter kan men de klieren geheel niet ontwaren, inaar ligt de huid dan strak over de onderkakebeenen gespannen. Wanneer zieh de verschijnselen van ontsteking aan de geuoemde
-ocr page 57-
r
31
klieren verteond hebben, dan n-a:in die meestal in ettemg over, Zoodra zieh dan ergens aan de ontstokene klicv cene wceke plaats bespeuren laät, dan handelt men het best, ora die to dier plaatste met eeu klein, scherp mesje te openen en de zicli daarin be-vindende materie door zaoht drokken to verwijderen. Is iemand echter du-azclijk boscliroomd, cm doze insnijding te doen, of wil men het rijp worden der zwerendo klieren bevorderen, dan ver-vaardige inen zieh eene zalf op de volgende wijze : neem acht lood reuzel cn drio geschilde, fija gesneden uijen ('cijpcls, ajuin, lookj cn braad het te znmen zachtjes in eene pan tot dat het eene lichtgele kleur heci't aangenomen; laat het dan door eenen lap gaas of neteldoek loopen en druk het vet daarna goed tot den kp uit. I^let deze zalf meet men de zwerende klier dagelijks eeuige malen inwrijven , tot zij doorbreekt.
üezo wecke plaatsen nan de zwerende klieren ziet men het meest ontstaan naar de wangen too , doch heb ik ook reeds digt achter de vereeniging der onderkakebeenen de etterverzameling gevondeu ; in andere gevallen bevindt zieh de ctler hooger en moet men met het mes of met don vinger dik'.vijls con duim diep in de zwerende klier dringen, teneinde die tc onllasten van de stofl'en. Na do opening mag men de wende niet aanstonds laten digt gaan en vooral dan niet, wanneer in hare omgeving nog harde plaatsen to bespeuren zijn. Dikwyls ook ziet men , dat er meer etterverzamelingen in denzelfden omtrek ten voorschijn koinen, zoodat or drie of vier openingen vereischt worden.
Ten längste tot aan drie weken toe hebben deze versehijnselen hare grootste hoogte bereikt cn nomen dan weder af; het is ook dikwijls het geval, dat de bedoelde klieren niet in ettcring over-gaan, maar dat, zoodra eene sterke slijraafzondering nit den neus plaats vindt, de vcrdeeüng der klieren bogint.
Geduldende de genoemde versehijnselen is de eetlnst verminderd cn de patienten zijn zcer mat; ook kan het kaauwen door de spanning der ontstokene klieren zcer bemocijelijkt zijn , doch dat verdwijnt weder zoodra de klieren van den etter goledigd zijn en de dieren bekomen hnnnc krachten naar evenredigheid zeer spoedig weder.
Bij dezen regclmatigen verloop van den goedaardigen drops verrigt de geueeskracht der mil nur zelve de geheele hersteliing
-ocr page 58-
en iiiou heel't nlleoii daarop te letten , tlat de zicklc in hareu geregelden loop niet gestoord worde; maar dewijl men geeu 002;cul)!ik zeker is, of niet het eeu of ander veväcliijnsel de re-o-elnmtighcid vcrstoort, zoo bestaat er gegronde reden, om dc seneeskracht der natuur te ondersteunen, toncindo den loop der zickte zoo vcel mogelijk te bespoedigen cu niet minder om do nitvlocijing vnn slijm en der matciie van de ontstokene klieren, zoo volkomen als mogelijk is, te doen plants vinden , daar dc oudcr-vinding geleerd heeft, dat droeszickten , bij welke deze uitschei-dingen niet volledig geschied zijn , later dikwijls, ja vaak zclt's elk jaar , terugkeeren.
Behandelinff. Vecl is cr reeds, zoowel ter algeheele voor-behoeding, als ook om de genezing to bespoedigen , beproefd geworden, zooals lijnkoeken-en zuurdeegdranken. Het overdreven o-ebruik van slijmige dranken dcugt daartoe nicts, dewijl hierdoor verslijming en vcrmindering van dc spijsvertering ontstaatj is daarentegen de droes echter reeds aauwezig, dun zijn doze dran­ken . als van lijnzaad, enz, zocr doelmatig, waaneer n.l. cene hevige prikkeling met eene donkerroode klcur dor slijmvliezen , alsinede een pijnlijke hoest aanwezig is; ook dampbaden van ecu afkookscl vnn gerst zijn alsdan zeer aanbevelingswaardig. Is daarentegen dc prikkeling der ontsteking minder bemerkbaar, dan zijn zacht opwekkende middelen, die tevens de spijsvertering be­vorderen en den eetlust prikkelen, meer aan te bevelen. De zwavel-spiesglans en de jeneverbeijen zijn in dit geval de nicest werkzamc middelen. Men nemo van doze beide steilen goiijko deelen en gebruik ze als poeder over hot voeder gestrooid , of meng haar met foenum graeamp;m.. water en honig tot een likpotdeeg nan en geef het zoo in , zoodat de patient twee of dric malen daags ecu cetlcpel vol van dat poeder bekomt; het zijn de cigen-lijke hoofdbestanddeelen van de meeste droespoeders. Een der beste poeders van dczen anrd is het volgende;
Neem: Poeder van rnwe spiesglans {Auimomnm).
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Gentiaauwortel.
.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Glauberzout en
.lenevcrbeijen van elk even veel. Gebruik : Twee- of driemaleu des daags eon cetlcpel vol in tc geven.
-ocr page 59-
33
Eeu ander voorschrif't, dat niet minder goede dieusten bou'ijst, vooral ook ter bestrijding van don hocst is medc het volgeade:
Neem : 1'oedcr van ruwe spiesglans.
Versch gestampte Jeneverbeyen
Poeder van Kalmnswovlcl, van elk 6 loocl.
„ „ Fenkelzaad.
„ ., Althaewortel, van elk 4 loocl.
Met water, honig en een weinig roggemeel tot eon likpotdceg aaugeinengd.
Gebruik : fn (Me (lagen, met '.) of 13 gclijke giften in to gevon.
J. C. G, LiiPitE, {Konhkiijli I'ruis. I'aardenarCs.)
Hoe eenvoudiger en goedaardiger zieh de droes vertoont, zooveel to eenvoudiger zij men ook met do geneesmiddolen.
Zoodra men bespeart, dat de meer genoemde klieren op-zwellcn, dan moot men door inwrijnng met vet, of beter met de reeds beschreve-ne injenzalf en door het warm houden trachten die zoo spoedig als doenlijk is in etteving te doen overgnan; verioonen zij zieh zonder piikkeling, of pijulijke aan-doening, zoodat do patient door eene matige drukking op die klieren geen teeken van pijn tc kennen gceft, dan -wrijve men haar in plaats van met varkens- of een ander zacbt vet, mot lanricrolic in en bevestige aan den holster con' wollen lap of een larasvel, om daardoor op do klieren eene bestendige, zachtc broeijing tc veroorzaken , totdat de uitvloeijing van ctter plaats gevonden iioeft; maar onk dan nog moot met de warme bedok-king volgehouden worden en wel zoolang totdat n-eene verhar-dingeu in de klieron moor aanwezig zijn. Na do opening der zwcrende klier stcke men steeds den vinger in de wende en ver-wijdere de daar aanwezige draden en vezels; verzuhnt men dat, dan heeft men later nieuwe etter-verzamelingen te wachten , die herhaaldc oponingen noodzakelijk maken. De wonde moot da-gelijks mot warm water gezuiverd worden, liefst door uitspuiting en blijven cr dan nog harde plaatsen in de klier over dan wrijve men tweemalcn des daags die verhardingen soed in met blaauwe kwikzall'; in hardnekkigc gevallen ,
-ocr page 60-
S4
Ncem: Blaanwe kwikzalf, twee lood.
Kalium iodatom , (jood-walerstofzure polnseh) ecu half lood ,
gocd (loorcen geincngd on wn, hoogstens twee malen in lici et-maal daaxmede ingewreven, door middel van ecu' zachten le­deren lap.
De vei-plegiiig gedurende de ziektc bestaat in de rerschooning van allen arbeid, bewaring voor nieuwe kondevatting, voor koude lacht, tagt, koud dringen, cnz.; zindelijklieid, bet toodienen van voeder in kleine; hocveelheden, doch dikwijls des daags, toe-ziende dat het uitgeworpoue slijm iicl voedsol niet onzuiver ma­ke: willen de patienten eten, dan geve men zuivr.r afgespoelde roodo of gele worteis (peenen) , aardappels met genialen oi gebrokeu haver. Is lict weer /.acht en warm, dan laic men zc op de weide loopen.
8.
D c g o e d a a v (I i g e D roes m lt;; I o n r c-gelmatigcn verloop.
Onrcgclmatig kau men den vcrloop van den droes uoemen, wnnnccr na het ontstaan dezer ziekte op de boven beschrevene wijze, cnkele keufcckcnei) van den droes in een' bnitengewoon hoogen grjiad zieh vertoonen, of indien andere, aan den droes niet eigendommelijke verschijuselen zieh aan de ziektc paren. Zoo ziet men b. v. dat de prikkeling van het nens-slijmvlies wer-kelijk tot ontstcking stijgt, of dat er cenc ontsteking der lucUt-buizen, of van bot strottouhoofd daarbij komt. In zulke geval-len zijn dan die ontstekingen de hoofdzaak voor de behande-ling; evcnwel verändert hierbij de aanwezige droes echter zijn karakter zoo zeer, dat cene geringe mistasting van don arts, veelal zwaar gestraft wordt.
lleeft cen droes een onregelmatig, hoog ontstoken karakter, of is er cenc ontsteking der luchtbnizen , of van den keel aan-
-ocr page 61-
^
35
wezig, zoo late men zieh (laavdoor vooral niet verleiden, om eeue adeiiating te docu, dat heeft scliicr altijd eeu spoedig wegzm-keu der kraclitcn cu niet zeldcn den overgang in de rotkoorts ten gevolge. Men gebruike liever groote giften Glauberzout, b. v. viermalen des daags acht lood , dus cen pond per dag; of in geval de vcrschijnsekn der ontsteking sterk op den voor-grond treden , geve men salpetcr, natuurlijk in veel geringere hoevcelheden , b. v. vier malen in het etmaal hoogstens twee lood met lijnznad-afkooksel en zoodra de ontstekiiig vermindert, klei­nere giften , of naar omstandigheden dan ook allcen Glauber­zout te geven. Moot rcon tot het gebruik van salpeter over-gaan, dan doen gelijktijdige imvrijvingen van de spaanschevlie-gen-zalf op hot lijdende deel door middel van ecu stuk zacht le-der zecr goedc diensten.
Wanneer dc lusteloosheid van den patient zeer groot is, zoo-dat zij aan stompzinnigticid grenst, dan moet ook hier tegen ge­werkt worden; want een afgestompt, of ongevoelig geworden ge-stel, bezit geene vcerkraeiit voor critischc afzonderingen.
Men geve dan werkelijk prikkelendo middelen.
Neem : Poeder van Engelwortel. ., ., Fenkelzaad.
„ „ ruwc Spiesglans , van elk 4 lood. Terpentijn-olie 1 lood.
Mci hoiiig, of stroop tot cen likpotdeeg aangcmcngd en iu
ceiicn dag met vier giften in te geven.
Seer ,
iFruis. Distriamp;s- Veemis.)
Eene andere wij/.e van onregclmatigheid van den op zieh zel-ven goedaardigen drocs, is het ontstaan van opzwellingen op oagewone plaatsen , b. v. op den nek , nan dc sehoft, dc bin-nenzijde der ellcbogen (als zoogenaamde liggers) aan de kce!, den uijer, de lendenen, op den spits van het sprang-of bakge-wricht, cnz. Over de wijzc van het ontstaan dezer zwellingen , laat zieh weinig zeggen, daar zij dikwijls in oenen nacht opko-men en menigmalen ook dagen ter barer ontwikkeling bchoe-ven; zij zijn eerst week, deegachtig op het gevocl, maar nemeii weldra do verschijnselen van ontsteking aan , dat te bespenren
-ocr page 62-
36
is aan de hittc, pijnlijkheiJ en spanning; dc liuid kau men tasschen de liaren door zien glimmen.
De plants van haar ontstaan bepaalt, of het wenschelijk is, om haat tot ettering, of tot verdeeliug te breiigen, doch is dit Inatste niet altijd in de magt van den arts en wanueer de plaats ook al ongcmakkclijk mag zijn, b. v. op dun nek, of do schoft, zoo laat zieh menigmalen daar tcgen uiets doen, dan het ge-opende cttergezwel volgcns zijuen aard naar de regelcn der hecl-kuust, zoo als later ter zijner plaatse zal worden opgegeven, te behandelen. — Zijn de gezwcllen van ecu' hardnekkigen, gevoelloozon aard, zoo als dat bij de zieh langzaam ontwikke-lende dikwijls bet gcval is, dan wrijve men die herhaalde malen met spaanscbe-vliegen-zalf in, eu wanueer daarna gecne vcrrain-dering van omvang, of ettering volgt, dan brande men met ecu rood-gloeijend ijzer lot over het midden der diepte in eu brengc op deze wijze bet gezwel in ettering.
^'eel gcvaarlijker dan deze alzondcringen der ziektestof naar buitcu, zijn die, welke zieh inwendig in hot ligchaara vormen; uamclijk aan do long, of in bet darrakaiiaal; beitle gevallen findigen nicest altijd met den dood, wanneer niet door eene rijkelijke, vaak bloedige nitscheiding, spoedig eene günstige be-slissing volgt. Een ruimc, geelachtige slijinvloeijing nit de Ionraquo;' (die natnnrlijk tot den bek uitloopt) cu ecu slijrnige doorgang zijn dan reddende verscbijnsolen.
Van eene geneeskundige behandeling is in dozen slechts wei-nig goods te verwacbteu, dewiji de pogingen der natuur te Ic-vendig werkzaam zijn en waar dc behandeling schijnbaar ecu gunstig gcvolg bad , daar zoude dat ook evenzeer zoudcr behan­deling hot gcval geweest zijn.
Do hardnekkige droes. (Verdachte, bedenkelijke droes.)
Kenleekenen. De versehijnsclen der zwaktc- of astheni-sche-catarrhale koorts komcu bicrbij niet zoo levendig te voor-
-ocr page 63-
37
scliijn, althana niet ten alien tijde; maav zij is meer ecu aau-houdemle , ligt koortsaclitigc tocstand, die dikwijls verdwijnt, doch steeds de teekenen van eenc catarrhale aandoemng ach-terlaat; eveneens is hot duidelijk, dat het lijmphastelsel in wan-orde geraakt is; want niet allecu dat de klieren aan de kiune-bakken aan de beide zijden, of slechts aan rone zijde dikker zijn, maar ook komen vaak waterzuchtige opzwellingen der bee­ilen en bij de keel ten voorselujn, die na cenige beweging wel is waar venhvijnen , maar ook meest altijd na ecnige uren rust weder terngkeeren.
.De eetlust is dikwijls onvcrrainderd, oolc vaak wel afwisse-Icudc , lielwclk naar alien grond toe ic sclirijven is aan het terngkeeren der koorts en eenc ontstemming van het zeinnv-stelscl.
Yjc hardnekkige droes is steeds het teeken van cen diep lijin-plmtiek lijden ; derhalve, is het vcrsohijnsel /.ccr gewoon , dat clke beliandeling zoo laug vruchteloos blijft, als er geene totale verandering van voeding en verpleging plaats vindt. Ket ge-schiedt zeer dikwijls, dat nadat alle middelen te vergeefs ge-bruikt /.ijn geworden, de diereu daarna, als zij eenigen tijd in weide gedaan worden , dan schijnbaar als van zclf geuczen.
Gewoonlijk is bij den hardnekkigen droes eenc klier der kin-nebakken opgezwollen , hard en zonder pijn , dikwijls niet van het been (de bot) af te schuiveu , doch vaak ook laat zij zieh wel op het kinnebaksbeen been on weder schuiven; daarbij vindt dan veelal eene ongelijke, of volkomen ecnzijdige uitvloei-Jinquot;- van den neus plaats, die echter eene gele slijmachtige hoe-danigheid bezitten mod en zieh niet aan de randen van den neus vasthechten , of korsten vormen moot. Wanneer do paarden op de weide gaan, of anders toch uitslnitend grocn-voeder eten , dan is do slijmvloeijing nit den neus mcestal groeuachtig van kleur. De ncusscheiding heeft daarbij cen ontstoken, noch bleek aanzien; ook mögen dan geene blaauwaehtige strcpen daarover heen loopen. Daur de eetlust afwisselende, de bloed-bereiding wegens dc gednrige aanvallcn van koorts geringer is en dn dieren lusteloos zijn , zoo hebben zij dientengevolge een siecht gevoed, armocdig voorkomen.
De uitgang van dozen hardnekkigen droes is, raaar vaak ecrsl
-ocr page 64-
38
na den tijdverloop van ettclijkc maandcu , ku-ade droes, of ook wormclroes—of huidworm — welke beide ziekteu in lict wczen gelijksooriig zijn , weshalve er op de ondevwcrpelijke ziekte zecr gestreng cen waakzaam oog gehouden moet worden, teneinde grootere nadeelen voor zieh zelven en anderen voor te komen , waartoe het alleen plaatsen van den patient steeds aan te raden is.
B c li a n d el i n p;. Wanneer een aan den hai'dnekkigen droes lijdend paard, geruimen tijd zouder trewenselit gcvolg; bohandeld is geworden, en ziel verdachte konteekenen, xooals reeds be-schreven is, doeu zien, dan is hot best, als lict paard te vo-ren geene groote waarde had, om het te doodeu, waardoor ge-vaar verhoed wordt. Wil men echter liever de behandeling be-proeven, dan zijn de cerste vereischten zolke maatregelen to ne-incn, dat do patient op eeno behoorlijke verwijdering zorgvuidig van andere paarden werde afgezonderd, verder dat er aanlion-dend cen onderzoekend , naauwkeurig waakzaam oog over den lijder gehouden kan worden.
Yeel en zeer verschillend van aard zijn de geneesmiddelen , die sedert onheugelijkejaren tegen deze ziekte boproefd zijn geworden, waarvau sommige middelen door de arisen, die daarvan een gunstig gevolg inogtcn zien zeer geprezen worden ; doel! verre weg de meesto van heu hebben op den dunr in de praktijk geenen steek knnneu houden. Zoo gebruiken thans nog vele artsen bij den hardnekkigen droes, poeders, zamengesteld uit spiesglans, gc-vlekte scheerlingkruid {Herb. Conü mac.) jeneverbeijen en glau-berzout, van elk gelijke deelcn en op elk voeder een goedc eet-lepel vol te geven. Ook wel op de volsende wijze zamenge­steld : Spiesglans , gevl. Sclieerling, Engel- cn Kalmuswortel, oi) dezelfde wijze als liet eorste poeder genomen.
Bij deze behandeling laat men de hardc , dikke klier aan de kinnebakken, of met spaanschevliegenzalf inwrijven, of men maakt daarin eene insnijding ter halver diepte en brandt met cen wit-gloeijend ijzer de klier door deze gomaakte insnijding ter deeg uit, ora daardoor de ettcring, zoo mogclijk, to bewerken, het-geen echter op verre na niet altijd gelnkt.
Doctor Spixola hceft later eene geheel andere methode van behandeling in het leven geroepen; hij schreef n.l. voor: ku-ik-
-ocr page 65-
39
zilver-sublimaat zes draohma tot twee lood, gevlekt Sclieorling-kmid (oolc dolle kervel genaamd) acht tot tsvaalf lood en Fenkel-/.aad zestien tot twintig lood, alles gemaakt tot 2-1 fijnc, uaauw-keurig vevdcelde poedei's. llij liet die op dc volgende wijuo ge-bniikeu: den eersten dag een, den tweeden en derden dag twee, den vierden dag drie poeders te geveu; den vijfden dag geen ecu poeder; den zesden, zcvenden en achtstea dag, telkens drie poeders; den liegenden dag weder geeu oca ; den tieuden, elf-den en twaalfilen dag, telkens twee poeders ('s morgens en 'savonds (Sea), zoodat het geheel in twaalf dagea nageaoeg verbrnikt is. quot;Verliest de patient daarbij den eetlust, dan moot vaker een dag met ingeven opgehouden worden. Bestaat er na dien tijd nog cene uitvdocijing van den neuä , dan geve men van het volgende poeder veerlicu dagea achtereen, drie raaleu des daags eeneu le-jiel vol over het voeder: Spiesglans, gevlekte Scliecriing , Jene-verbeijen en gekookte Terpentijn van elk evenveel. Hoesten de dieren sterk , dan geve men Ammoniakzout, zoodat de patient daarvan cor. half lood per dag bekomt.
Wanneer op doze bchaudcling zigtbaar betcrschap volgt, dan kan men na verloop van vcertien dagen, het ingeven der 3-i poe­ders van Dr. si'iKOL.i, nog eenmaal herhalen; blijft daarentegen de toestand na de melhode van Dr. spinol.v eenmaal opgevolgd te liebben, nog bij het oude, dan is het nict aan teraden, oui die nog eenmaal te herhalen.
Over het algemeen liceft dezc bchandeling even vaak eene ge-wensciite iiitworking gehad, als zij ook zonder gcvolg is geblc-vcu.
In nieuwere iijden heeft men ook veelvuldig het JoJine (kelp-stof) in zuiveren toestand, of als Kalinm hilalum (Jeydro-iod, pot.) — jood-waterstofzure potasch — en wel in tamclijk groote giften gebruikt, b. v. twee malen 's daags eene pil, bestaande nit eene drachma KaUain iodatum met twee lood poeder van En-gelwortel en even zooveel Toemun graecnm en water gekneed. Hiermede lioude men vier (lagen vol en dan geve men de vol­gende vier dagen hot bovengczegde poeder van Spiesglans, gevl. Schecrlingkrnid , Jeneverbessen en gekookte Terpentijn. Zoo ga men steeds afwisselende voort, terwijl dc verharde klier ingewrc-ven wordt met eene zalf van Kalium iounlwit twee drachma en
-ocr page 66-
40
blaauwe kwikzalf tweu lood, die door hot bijuieiigen van eenige terpeutijnolic nog kan versterkt worden.
Ook doze methode heeft evenmin zckerc uitkomsten opgeleverd , dan die van spinola en is daarcnboven zeer kostbarr.
Een der meest degelijke, tegenwoordige buiteulaadsche artsen, een man van groote bekwaamheden en zeer uitgebreide praktijk, deelde onlaogs mode, dat hij ten zellden tijdc, op versehiUende plaatsen twee vierjarige patienleu aan den hardnekkigen droes , op de/.e wijze met Judine en Kalium iodaium behandeld heelt , die reeds als van den kwaden droes verdacht inoestcn bescliouwd worden. De uitkomst was na zes weken tijds behandeld te zijn, allezins bevredigend; de slijmvloeijing en de opzwelling der klie­ren waren verdwenen : maar het eenc paard stierf drie en het andere bijna zes wekeu later, terwijl bij de opening' der eadavers waterzuekt gcvonden werd.
In andere gevallen had hij zelfs maanden lang die muldelen gebruikt, zonder eene gunstige werking te mögen bespeu-ren.
In den jongsten lijd eehter heeft men met het beste ge-volg andere middelen aangewend, die daareuboven ook veel be-terkoop zijn. Het zijn twee versehillende geneeswijzen, welke beide ik , inzonderheid de laatste , g'erust als bij uitncmendheid gunstig werkende kan aaubevelen.
Het eerste dezer middelen is een bchoorlijk sterk afkooksel van de bladeren van den okkernoot- of walnootboom (fol. Jui/hmd.) en wel zoodanig gebruikt, dat de patienten geheel geen ander drinken bekomen, dan een afkooksel van de geuoem le nooteboom-bladeren, ea boveudien ook al het voeder telkens daarmede rijkelijk bevochtigd meet worden, üit volle overtuiging kau ik deze geneeswijze bij den hardnekkigen droes aaubevelen.
Het tweede toiddel, dat in den lautsten tijd met een alleruit-uemendst gevolg gebruikt wordt en mij als het beste der oude en nieuwere middelen voorkoint te zijn, is het gebruik van het/p/^e anenicuiii, vulgens liomo'iopatiache grondslagen, zelfs dan nog, wanneer behalve de verschijuselen van den hardnekkigen droes, reeds kenteckenen van den wormdroes (naauw aan den kwa­den droes verwand) duidelijk bemerkbaar waren. In onderschei-dene gevallen was eene behandeling met het arseincmu van vier
-ocr page 67-
41
tot acht wekeu de gezondlieid volkomeu teruggekeerd en is jaar en dag ongekrenkt gebleveu , zouder dat zieh de ininste aandoo-niiig van hot lijmphastelsel weder vertooud heeft. llet mid-del is thans nog te uieuw en de ondervindingen ilaquo; de praktijk ziju nog niet uitgebreid genoeg , cm het arsiMicum een zc-ker, souverein middel te durven noemen; maai zoo veel is thans echter reeds outwijfelbaar, dat het homoiopatische gebruik van het witte arsenicum, bij den hardnekkigen droes al-thans even zulke goede diensten bewijst als alle an­dere middelen te zamen genonicn.
llet gebruik is zeer eenvoudig en verwekt hoegenaamd geene kosten van beteekenis. De patient werde eenmaal per dag een vierde (x/i) grein arsenicuin met stijfselmeel, of ook bloem van tanvemeel, naauwkeurig en innig vermengd , ingegeven.
Welke van de hier opgegeveue geneeswijzen men ook volgen möge, steeds is het echter eene volstrekte vereise Ute, dat daarbij eene geheel onberispelijkc voeding en ver-plcging van den patient hand aan hand gaan moet , wanneer men een gunstig gevolg venvachten wil, waartoe na-uuirlijk ook zorgvuldige vermijding van koudevatting en eene goede verpleging der huid, door kämmen, borseien , wrijven, enz. mede behoorl. Daarom is er van de weide ook slechts dan een goed gevolg te venvachten, wanneer de wecrsgesteldheid, naar het zieh laat aanzien, eenigen tijd bestendig droog en warm zal blijvcu en in elk geval digt genoeg bij huis gelegen is , dat bij opkomende verkoeling en regen, het dier op stal gehaald kan worden ; anders is het beter om groen-voeder op den stal te voederen. Bij hooi- en havervoedering moeten deze natunrlijk van de zuiverstc en voortrefl'elijkste hoedanigheid ziju, gelijk me­de het drinkwater, dat niet koud gegeven moet worden.
Alle voorwerpen, waannede de patient gedarende zijne zickte in aanraking is geweest , halster , ketting , dekken, krib, reep, enz, moeten nu en dan gezuiverd worden, maar vooral uiterst zorgvuldig na den alloop der behandeling.
-ocr page 68-
42 1.
De bo osaanlige D r o e s.
Boosaaxdig wordt de zwakte- of astheoiscli-catarrhale koorts dan, wanneer zij het karakter van de rotkoorts aanneemt, dat, lielzij reeds aanstonds bij haar ontstaan gesohiedt, of later hot geval wordt als een gevolg eencv verkeerde behandeling, of, zoo als veeltijds plaata vindt, na siechte voeding en verpleging.
Kenteekenen. jüj duzen boosaardigen droes bespeurt men de vcrscliijnselen der rotkoorts, zooals die reeds vroeger door mij opgegeven werden; zeer dikwijls zweit de kop zoo be-langrijk oi^, dat liij daardoor een wanstallig aanzien verkrijgt; de etter die bij regelmatigen verloop der ziekte slechts in de klieren venvekt wordt, bevindt zieb door ontsteking der lijm-phavaten ook in deze , bijna op alle plaatsen in het celweefeel, zoodat zicli uitgebreide fistelkanalen daarin vonnen. De ontste-kingen die de oorspronkelnke ziekte vergezellen, nemen eveneens een rottig karakter aan en gaan in zwering over, in plaats dat zij eene slijmcrisis, of ettering voortbrengen moesten; zoo ziet men de zoogenoemde rottige lougontsteking, of den aeuien kwa-den droes ontstaan. Dij dezen boosaardigen droes is het ook vaak het geval, dat het slijmvlies van den neus in ontsteking overgaat, als bij de eenvoudige catarrh, krop, of den zooge-naaraden keeldroes {caiarrlm nasaHs) en dat wegens de neiging van elke rottige ontsteking tot verzwering, zieh zweren op de neusscheiding vonnen, zoodst, wanneer de wijze van de ontwik-keling der onderwerpelijke ziekte onbekeud is, de onderzoeken-de, zelfs al is liij in de practische vecartsenijkunde geheel niet onbedreven , op het cerste moment ligt in den waan kan gera-ken, werkelijk den kwaden droes voor zieh te zien. Tegon deze meening pleit dan echter de ontwikkcling en de wijze van toenevning, of den voortgang der ziekte ; namelijk mag men de aanwezigheid van den kwaden droes dan niet aanuemen , wanneer belangrijke opzwellingen (uitgebreide dikten) aan den kop en andere, reeds besehrevene kenteekenen der rotskoorta aan wezig zijn.
-ocr page 69-
43
Ofschoou deze boosaardige, rottige droes meostal ook door^de hem vergezellende ontstekingen zijnen uitgang in den dood neemt, 7.00 is hij evcawel toch nog geen' kwaden droes en de ge-valien zijn geheel niet zeldzaam, dat, wanneer zieh ook reeds zweren op de neusseheiding heronden, (eon karaktenserend ken-teeken, dat ook bij den kuaden droes waargenomen. wordt) of zoo als nog vaker het geval is, dat eene gele, dikachtige , met bloedstrepen vermeugde aitvloeijing uit den neus plants voad , de patienten evemvel goed genezen zijn geworden. — Hier be-siist hoofdzakolijk de aauwezigheid en de hoogte der koorts, dewijl bij den zieh ontwikkelden kwaden droes bijna nooit eene koorts bespeurd wordt, daar deze reeds bij cen vroeger tijdperk het elude bereiktj zoo is bij het ontstaau van de hier verkeerdelijk zoo genoeinde longontsteking, of eene ver-zwering van de neusscheiding , bij eene rottige outsteking daar-van, altijd koorts aanwezig.
Het is derhalve voor hem, welke zoodanige paard(?n behan­delt, van belang cm op deze teekenen wel acht te geven , ten einde niet in dwaling te geraken, dat hierbij zeer ligt mogelijk is,
Beoordeeling, of voorzegging. De verloop en uitgang is bij znlke rottige droesziekten nooit vooraf raet zeker-heid te bepalen; de dood is dikwijls het einde, doeh kan door cone doelmatige behandeling, naauwkcurige verpleging en gepaste voeding, vaak nog de genezing bewerkstelligd worden.
Even als bij alle rottige ziekten, zoo als bij de behandeling der rotskoorts reeds besehreven is, komt het ook hier voorna-melijk op de ondersteuning en vermeevdering der krachten aan; doch moet men zieh daarbij ecliter vooral in acht nemeu, om niet allecn niet al te prikkelend te handelen, teneinde de nog aanwezige krachten niet nog meer uit te pulten, maar ook om het gestel door het toedienen van zwaar verteerbare geneesmid-delen gecuen last te veroorzaken.
De Behandeling. In de eerste plaats zorge men voor een' luehtigen, matig warmen stal, die echter zorgvuldig voor togtlucht beveiligd moet zijn, cn geve daarbij de dieren een ligt voedend voeder, bij voorkeur gele, of anders roode wortelen (lieenen) die van de aanhechtende aarde gezniverd moeten wor­den, gebrokene haver eu jenevorbessen, welk mengsei het doel-Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;4
-ocr page 70-
44
matigst is. De aanwezige zweren eu fistelkanaleu moeteii, voor zoo verre zij toegankelijk ziju , wijder gemaakt eu daarna dikuijls goed gereinigd worden door inspuiten met warm zeepwater en voort daarua met een alkooksel van eikenbast. Ziju de beeneu dikkcr , of zijn er opzwellingen (dikten) aaawezig aan de borst, de keel, of aau den aars, (het fondeinent) dan moeten die vlij-tig gcuasscheu worden met ecu mengsel van brandewijn en af-kooksel van eikenbast {*) en de afgewasschene en gebctte plaat-sen bedekke men dan, om koudevatting te vermijden.
Voor het inwendig gebruik nenie men ruwc Antiinoninm (Spies-glans) in vereenlging met bittere en specerijacbtige middelen, b.v. kamfer, terpentijnolie, wanncer namelijk er niet reeds eene nel-sins tot lonsontstekins. oi deze bereids zelvc werkellik aanwe-zig mögt zijn , welker kentcekenen later in dit werk, bij de be-handeling dier ongesteldheid zelve opgegeven znllen worden.
Als günstig werkzaam hebbeu zioli de volgende voorscliriften in dezen'betoond.
Neem : Boeder van Engelwortcl, .jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,, Kalmuswortel,
.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., ruwen Spiesglans, van elk 8 lood.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Foenura graecum, i lood.
Met een afkooksel van eikenbast en als het zieh niet goed laat kneden, ook een weinigje roggemeel tot een deeg gemaakt. Gebrnik: In acht gelijke brokken vcrdeeld in regelmatige tusschenrnimten in twee etmalen in te geven. Of neem: Kamfer, 4 lood. Spiesglans. Engclwortel,
Glauberzout, van elk S lood. Foenum graecum, 4 lood. Alles tot eeu lijn poeder gemaakt, en goed gemengd. Gebruik en bereiding als het vorige recept.
H. W. Hextze, {Feear/s te Groningen.)
(*) Men kookt de eikenbast het best in eene stcenun pan, I), v. zes looil met 6 flesch water tot de helft verkoken l.iten.
-ocr page 71-
45
Is de hoest hard en droog, dan Neem : Kamfcr , 4 lood. ruwe Spiesglans, Engelwortel, van elk 8 lood. Amraoniakzout ,
Foennm graecum , van elk 4 lood. Alles tot eeu fijn poeder gemaakt en good gemengd. Gebniik en bereiding als boven gezegd is.
(Professor Waudinoer.) Of neem: Poeder van Engelwortel,
.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Kalmuswortel,
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Zevenboomkruid, van elk 8 lood.
,. „ Arnicabloemen, nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,. Anijszaad, van elk 4 lood.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Penkelzaad, 8 lood.
niet zeer fijn ,, „ Spiesglanslever, 16 lood. Alet roggenmeel, honig en water, zoo veel als benoodigd is, tot een likpotdeeg aangemengd.
Gebruik : In 24 gelijke brokken te verdeelen en daarvan ge-vegeld 4 in liet etmaal in te geven, (dus voor den tijd van zes etmalen toereikende).
(Professor Naumann.)
Bevinden er zieh nog andere opzwellingen , als kleine bnilen ter grootte van eene hazelnoot, of een duivenei op het lio-chaam b. v. in het aangezigt, aan den hals, op de schouderbladen, aan de inwendige zijde der dijbeenen , dan overtuige men zieh wel , of dat ook reeds de teekenen zijn van den worm, huid-worm, of ook wormdroea genoemd, welke gevaarlijke ziekte ter zijner plaatse behandeld wordt. Wanneer dat, niet het o-eval is
maar de bnilen alleen een gevolg zijn van den rottigen toestand__
van de rotskoorts — dan geve men in het drinken van den pa­tient zooveel zoutzuur, of ook zwavelznnr, maar vooral niet beide te zamen, dot het daardoor een aangenamen of zachtznren smaak bekomt. Ook kan men in die likpotten, welke met afkooksel van eikenbast aangemengd moeten worden, in plaats daarvan regen- of zuiver rivierwater nemen en dan dat water te voren met ten hoogste twee lood van een der beide zuren vermeno-en.
In zulke gevalien, waar cie zwakte on iusteloosheid van den
4raquo;
-ocr page 72-
4laquo;
patient zeev groot is, hob ik altijd met ec;n zigtbaar gunstig ge-volg, telkenmale bij het iugeven der geneesmiddelen, een lood zwavelaether (Aether. Salpbar. pur.) bij laten voegen. Zoo hoog van prijs is dit medicament ook niet , dat men zou uiocten schroomen, het in cnkclo gevallen vooi körten tijd, bij paarden die waarde bezitten te gebruiken; ook is de prijs bij alle so-liede apothekers niet eens gclijk.
Het is zeer dienstig om bij zacht, beider weer, wanneer geone bemoeijelijking der adembaling dat verbieden mögt, cm de pa-tienten twee malen des daags eeu kwartier, ten hoogste een half nur in de buitenlucht zacht rond te leiden.
Op beterschap kau men rekenen , wauneer de opzwellingon , namelijk de dikten aan den kop , kleiner worden, het geheele voorkomen tieriger , de bewegingen vrijer worden en de eetlust vermeerdert. Dooi'gang (diarrhae) is slechts zelden een gunstig tetken en moeten s als zij eene goede uitwerking to weeg bren­nen zollen, eene slijmige hoedanigheid bezitten. Daarentegen ziet men vaak, dat eene vermeerderde piaontlastiug plaats vindt, die door eene zigtbare verligting van den toestand gevolgd wordt,
Gedurende het tijdperk van toencmende herstelling, meet men den patient nog .met de grootste voorzigtigheid in acht nemen en dus zorgruldig behoeden voor koudevalting en nog langen tijd voor overmatige iuspanning van krachten.
De homoiopatischc artsen gebruiken ook bij den boosaardigen of rottigen drocs, het arsenicum, afvvisseleude met de Belladon­na; zij beweren veelal günstige gevolgen daarvan te ondervinden.
Vroeger werd de di'oes nog in meer ondcrdeelen verdeeld en noemde men een ronddwalende , een bedenkelijke oi verdachte (•) en een keeldroes, welke benamingen ontleend zijn aan de ver-schillende bijkomende verschijaselen, maar als onjidst moeten be-schouwd worden. Bij de door mij besehrevene vier ouderdeelen vindt men al de vcrschijuselen, die de droesziekteu können ver-gezellen , opgegeven en in belioorlijke rangordc gebragt.
De kvvade droeH behoort niet regtstreeks tot dezc categorie
(*) Zic de haidaokkigc droes.
-ocr page 73-
47
en zal latei- worden behaiuleld onder de ziekten, die hareu oor-sprong aau kwaadsappigheid, bederf van vochten, vevschuldigd zijn.
De Rheumatische K oor ts.
Jllieamatische koorts, zouder speciale plaatselijke aaudoenin-geu, als b. v. borstvlifcs- buikvlics- of hoefoutstekiug eti meer andere ontetekingen, komeu bij onze huisdieren slechts zelden voor; doch geschiedt lict wel ecus bij weide-vce, paardeu zoowel als runderen, dat er eene koorts ontstaat, die zoowel het ka-rakter van ontstekings- a!s der zwaktekoorts aanneemt, waarbij de dieren, zonder ovcrigens keuteekenen van een plaatselijk lijdcn te doen blijkeu, eene zekerc moeijelijkheid, stramteid in de beweging doen bemerken, bij snelie bewegingen en onvoor-zienc aanraking piju te kennen geven en daarom die ook trach-ten te vermijden, waarbij tevens bij het bewegen, n.l. bij het ü))btaan , de gewrichten ecu knappend geluid doen hooren. Bij eene gedurende doze koorts verrigte aderlating, vormt liet bloed bijna altijd het reeds bescbrevene spekvlies (zie hier over het einde van biz. 12) op zijne oppervlakte; doch is dat waarschijnlijk daaraan toe te sclirijvcn, dat rheumatische koortsen eene groote neiging bezitten , wanneer zij ook met een sthenisch karakter (zie biz. 11) opkomen, om al spoedig in de zwakte-koorts (bl. 16) over te gaan.
De enkelvoadige rheumatische koorts heeft meestal een' kör­ten , gunstigen verloop, nemendc gewoonlijk baren uitgang met den liegenden dar door zweet- of pisontlasting. Komen er ech­ter plaatselijke oatstekiugen bij, als bovengenocmd zijn, dan vcr-eisehen deze eene zorgvuldige behandeling, daar zij steeds eene neiging hebbon , om over te gaan in waterzucht.
Bij vele rheumatische koortsen ziet men na de geiiezing ligt peesontstekingen, of opzwolling daarvan van outstokeiien aard te voorschijn komen, waartegen dan gehandeld meet worden.
Wanneer lt;;r geene plaatselijke aaudoeningen aanwezig zijn , dan zijn de rheumatische koortsen weinig te vreezen. Het i^ vol-
-ocr page 74-
48
komen volcloeude om de paarden warm te Louden en deu volgen-deu likpot te gebruiken.
Neem : Braaku-ijusteen, 1 lood. Glaubcrzout, 12 lood. Jeiieverbeijen , 8 lood. Kalmuswoitel, 6 lood. Alles tot poeder en met rneel eu water tot ceu likpotdeeg ge-maakt en in rcgelmatige tussclienrulmten in drie of vier dagen tijds in te geven.
Ook zette men het paard geen te koud drinken voor. Wanueer paarden, verhit zijucle, op een' konden, aan togtlucht blootgestelden stal gebragt worden, dan zijn zij niet zelden ecuige uren later zeer stijf, voornamelijk in den rug en zijn dan vaak niet bij magte, de vocten of andere ligchaamsdeelen naar eisch te bewegen In zulke gevallen duet eenc nu en dan hcrhaalde iuwrijving van een lood Terpentijn-olic en zes lood Kamferspi-ritus, benevens eene warme bedekking van een schapenvel of dekens goede diensten. Bij liet cerste en hevig outstaan dezer rheumatiek doet het volgende inwendige middel niet minder goede diensten.
Neem: Eraakwijnsteeu, 2 drachma. Kamfer , 1 lood. Ammoniakzout, 2 load. Althaewortel, 4 lood. Alles tot poeder gemaakt eu met water tot een likpotdeeg aangemengd.
Gebruik : In vier gelijke deelen verdeeld en in regelmatige tusschenruimten in vier en twintig uren in te geven.
(Professor A. Stkaub.)
De stijve ligchaamsdeelen worden even zoo behandeld met dc imvrijving en bedekking als hier boven opgegevcu is.
-ocr page 75-
49
Koortsen ten gevolge eenei siechte spijs verteri iig. (T'ehris yasiricn.)
Hieronder verstaat men alle zoodanige beletselen 3 die de spijs-vertering in het algemeen of b\jzoadere verrigtiugen, die daarmede in een' regtstreekschen zaracnlwng staau , aandoen ; dicntenge-volge zijn deze koortsen derhalve zoodanige, bij welke boven alle andere de verschijnselen van eene beleramerde en ziekelijk ver-anderde spijsvertering en van het absimilatie-pTOcea (*) de kooi'ts vergezellen en haar karakteriseven.
MeestaJ hebben deze koortsen liet karakter van zwakte en gaan bij ungünstige iuvloedcn van het wcer, der voeding en verpleging ligt in dc zeuuw- of rotkoorts over.
Volgeas hare versehillende oorzakeu en zetel noemt men haar; galkoorts , slijmkoorts en wormkoorts.
a. De galkoorts.
De galkoortsen komen gewoonlijk als eene heerschemle ziekte to voorschijn, hetzij als eene emooiie, (alleeu in een zekeren lamlstreek heerscbende) of door iavloeden dor weersgeteldheid racer algemeen verbreid (als epieootie.)
De oorzakeu zijn eene vochtige , warme temperatuur en schimmelig, gisteud, over het algemeen, siecht, bedorven voe-der en hebben in haar gevolg eene groole neiging tot ontbinding.
Kenteekenen: Van den beginne at zijn de paarden zeer mat en Insteloos en te traag voor clke beweging, tenvijl zij sora-tijds eveneens doen , ais of zij niet regt bij het verstand zijn. Eetlnst is bijna gehecl niet aanwezig en dikw-ijls treden de pa-tienten vcr van de krib terug ; daarbij is het slijmvlies van den
(*) VereeazelvingS'werkmg, d. i. wanseei de voedende deulcn der f;e-notcne voedingsstoffen wcvkelijlc tot dc bestandcTeeleo van liot. ligchaam over-gasiu eu dus daarvan het cigendom wordon.
-ocr page 76-
.-,.1
neos en het wit, der oogen meer of minder geel gekleurd; de tong is met een morsig , geel slijra overdekt eu de mond boven-dien in het be^in clroog en morsig.
Even als bij de zwakte-koorts in Iiet algeneen, is de pols ver-sneld, week, meestal ook klein en wordt ten geroige daarvau ondnidelijker te vooler.. De gerogelde verrigtingen der spijsver-teringswerktuigen ziju natunrlijk belemraerd; doorgang en ver-liarding van den mest wisselen zieh niet zelden bij denzelfden. patient vaafc af; over het algemeen echter ziet men in de meeste gevallen den mest groot gebald en week entlasten eu vindt er dikwijls eene zeer vcrmeerderde mestoutlasting plants.
Eeue günstige beslissing van deze soort van koortsen volgt gewoonlij!: na eenen doorgang j doch mag men niet op een' spoedigen günstigen afloop na eerie diarrhee hopen, wanueer die reeds den twecden of derden dag na het ontstaon der ziokte volgt; want dan is die doorgang gewoonlijk een natuurlijk ge-volg van de aanleiding gegeven hebbende scluulelijkheden,
Daar de galkoorts het karakter der zwakte-koorts bezit, zoo is zij geenszins zonder gevaar voor het leven te bescbouweu , te meer daar wegeus dc belemmerde spijsvertering de krachten eer-der afnemen , dan op dezelf'dc huogte staan blijven. .Meestal is haar verloop langzaam, onder gedmige, schijnbare beterschap en daarop volgende verergering; het eenige zekere kenteeken van dunrzame beterschap is bij aauhoudemlen doorgang, die echter niet met piju vergezeld gaan raoet, het regelmatig worden van de spijsvertering, het toenemen van den ectlust, zonder bnitengewone begeerlijkheid en het vrijer worden van alie bc-wcgingen.
De behandeling dor galkoorts moet eene tweeiedlge rig-ting hebben ; vooreerst de verwijdering van de in bet darmkanaal aanwozige overvloedige Stoffen, namelijk der gal, wclke prikkeling in de dannen en kolijkpijnen veroorzaakt. Purgeermiddelen , braakwijnsteen en calomel, (verzoet kwikzilver) al naar den ouder-dom en het minder of meerder krachtig gestel des diers, van eene halve tot twee drachma per etmaal in bepaalde tusschen-ruimten zijn dienstige middelen. Het volgende recept is ingerigt voor een volwassen paard van een krachtig gestel en is in den beginne van gunstige working.
-ocr page 77-
51
Neem : Calomel, eene halve drachma. gezuiverdea Wijusteen , 2 lootl. poeiler van Altliaewortel, een locd. Maak vier zulke poeders, als dit voorschrift is, en geef die in geregelde tusschentijdperkeu in een etmaal tijds met water en wat ineel gekneed tot eene pil, in.
J. vox Gkebxer, (Opper- Veearts.) Is hienia eene rijkelijke ontlasting van mest gevolgd, dan geve men het volgende:
Neem ; Alsemknoppen ,
Gentiaauwortel van elk S lood. Kalmuswortel, 6 lood. Glauberzout, S lood. Tot een poeder gemengd en met meel en water zooveel als noodig is tot een likpotdeeg gemaakt, of met water de helft in vier deelen des daags in te geven.
Wanneer daarentegen bij de galkoorts, zoo als tamelyk dik-wijls het geval plcegt te zijn, ecu zccr hooge graad van zwakte en lusteloösheid aamvezig is, de patienten ook wel dikke voeten of ergens anders opzwellingen onder de hnid krijgen, dan geve men in plaats van de laatstgeaoemde middelen , een lood zont-zuur en een lood kamfer in vereeniging met vier lood Kalmus-wortelpoeder met zoo veel water vennengd als noodig is cm het zuur zijue scherpte te outnemen , in drie of vier giften ver-deeld per etmaal in. Ook kan men het zoutznur hieruit weg-laten en in het drinken mengen, of zoodanig gebruiken als het voorschrift van n. w. hextze , op biz. 35 aantoont, en den kamfer en kahnus met meel en water gekneed afzonderlijk in-geven. Deze behandeling geschiedt dan daarom, dewijl alsdau de galkoorts hareu overgang reeds iu de rotkoorts heeft gemaakt, waartegen men dan spoedig en met kracht inoet haudelen.
Na het einde dezer galkoorts is het, wegens de nog voort-durende zwakte der spijsvertering, zeer raadzaam, ora eene nabe-handcling door bittere middelen te beginnen, waartoe de kalmus-gentiaan-en engehvortel, alsmede het karweizaad zeer dienstig zijn, hetzij een dezer Stoffen allcen of te zamen met elkander vereenigd en als poeder drie malen 'sdaags over liet voeder te strooijen, of
-ocr page 78-
52
waar men nat voeder — eene zoogenaamde slobbering, of zoo als men hier ten platten lande wel pleegt te zeggen, eene pranje, gewocn is de paarden voor te zetten, dan daaronder gemengd; voor het overige voedere men dan het paard met zuivere en ligt verteerbare Stoffen.
Dikwijls echter is bij de galkoorts een ander toestaud aan-wezig en wel deze, dat niet een ovcrvloed van gal door de le­ver ai'gezonderd en in het darmkanaal aitgestort is geworden , (dat komt n.l. bij paarden u-egens eene gebrekkige galblaas dik­wijls voor,) maar dat jnist omgekeerd de lever te weinig gal uit het blocd der poortader afgescheiden heeft en deswege de genoemde , voor afscheidiug bestemde Stoffen in liet blocd terug-gebleven zijn. Hicrdoor wordt namelijk de gele kleur der zigt-bare slijinvliezeu , (zie do kenteekcuen, die tot in het oranje kan overgaan , voortgebragt en het is dan de taak van den arts of van hem , die anders het paard behandelt , om door de liulp der kunst deze uitscheiding to bevorderen. Dat gesehiedt het doelmatigste door het gebruik van aloe in kleine giften, b. v. van eene drachme , om de 3 of Ü uren met een aftrekscl van kalmuswortel in te geven, tot dat beterschap volgt; men lionde hieruiede echter niet lang vol en wanneer de niest te dun mögt worden, houde men daarmede aanstouds op. Mögt het nood-zakelijk zijn , dan kan men na verloop van eon of twee wekeu weder met aloii beginnen. Men geve echter niet van de slechtstc soorten, maar bij voorkenr de soco trijns ch e of anders de heldere, doorschijnende (aloii lucida).
b. I) e slijmkoorts.
Menigvnldiger, maar ook minder kwaadaardig dan de gal­koorts, komt dc slijmkoorts voor en wel het meest bij koiule, vochtige herfeten en treft bij voorkeur znlke paarden, die bij o-roote inspauningon en vermoeijenissen , eene siechte verpleging en eene karige voeding genoten.
Kenteekcnnn. Meestal wordt doze zickte wegens het lang-zaarn vreten en eene rnimc uitvloeijing \\w taai slijm en speek-
-ocr page 79-
53
sei aangezieu voor roos in den bek of voor eeue kwetsing in tie mondholte , of scliadelijke, scherpe tanden en kiezen , te rneer daai de verschijuselen van koorts ineestal sleclits gering zijn, zoo-dat de arts, die slechts voor weinige miauten aanwezig kan zijn, de koorts dikwijls niet bespeuren kau. Bij een langer, lierliaald gadeslaan, moet de dwaling echtei- verdwijnen, daar dan de koortsbewegingen opgemerkt moeteu worden. Ook kan men — en hierop moet natuurlijk acht gegeven worden — duidelijk eene afwisseling in den eellust bespeuren. De niest is week en groot gebald, lichtgeel van kleur met veel slijm overtogen en bevat veel onverteerd voeder, vooral graankorrels.
De verloop dezer koorts is langzaam , slepende; wanneer zij zuiver voor y.icli alleen bestaat, dan is zij door doelmatige hnlp gemakkelijk te genezen; maar zij verbindt zieh gaarne met een' anderen ziekte-toostaad en wel met de galkoorts.
De behan deling vereischt, benevens het uit den weg mi­men der oorzaken , waaronder ik reken: eeue warme, maar te-vens luchtige verblyfplaats en zuiver en gezond, voedzaam, doch Jigt verteerbaar voeder; verder de verwijdering uit het ligchaam van het in de spijsverteringäwegen opgeboopte slijm door purgeermiddelen, doch moet bare verzwakkeude werking, zooveel als sleclits eenigzias mogelijk is, vermiuderd worden , b.v. Neem : Braakwijnsteen , 3 drachma.
Poeder van Glauberzout, 8 lood. „ ., Kalinnswortel, „ ,, Engehvortel, van elk t lood.
Met ineel en water , zoo veel vereischt wordt , tot een lik-potdeeg gemaakt,
Gebruik : In zes of acht giften in twee etmalen te verbrniken.
Deze hoeveelheid worde naar omstandigheden nog een, twee, des noods tot drie malen berhaald. Het is echter niet raadzaam, oin lang met deze of andere purgerende middelen vol te bou-deu, maar zoodra de ontlastingen behoorlijk plaats gevonden hebben, houde men daarmede op en neine daarvoor in de plaats, bittere-, specerijaehfige middelen, zoo als die onder anderen bij de nabehandeling der galkoorts opgegeven zijn. Ook is gedu-rende het /et'0laquo;raquo;laquo;felaquo;cc'wfe/i-tij(lperk (wanneer de ziekte pas gewe-ken, doch er nog toezigt noodig is,) het voederen van geroos-
-ocr page 80-
54
terde (eenigzins bruin gebrande) haver, roomamelijk echter bij veulens , zeer aan te raden.
c, I) e wormkoorts.
De wormkoorts is eigenlijk slechts cone veraadering van vorm of variatie van de het laatst behaudelde en ontstaat dikwijls tun gevolge van deze, daar Ac aanwezige overvloedige hoeveelheid slijra de vorming van wormen begünstigt. Evenwel breiigen de aanwezige wormen onderscheid in de verschijnselen te weeg, ge-lijk ook in de noodzakelijk gewordene behandeling. Meestal kernen de wormkoortsen slechts voor in jeugdigen leeftijd , de-wijl de vaster wordende vezelen en de gewoonlijk meer kraohtige spijsvertering van den verder gevorderden leeftijd voor de vor­ming van wormen minder gunstig zijn.
De wormkoorts ondersclicidt zic'i van de slijmkoorts daardoor, dat bij gene de toestand meer afwisselende is, zoodat somwijlen gebeel gecne koortsbewegingen — of kenteekenen van koorts —• te bespeuren zijn, tenviji die daarentegen op andere tijden zeer hevig te voorsclnjn komen, al naar dat de wormen in het darm-kanaal rüstiger zijn of zijne wanden door bare working meer ge-prikkcld worden, ßesohiedt cut slechts in ecu' geringen grand, dan is do opgewektheid van den pols ook onbeduidend; bij groo-tere prikkeling echter kumien ook aanvallen van kramppijn en van kolijk, zelfs eene darmoutsteking ontstaan. Deze afwisselende ver­schijnselen , wanneer zij bij de andere teekenen der slijm-koorts plotseling ontstaan, doen veronderstellen, dat tevens wormen in de ingewanden aanwezig zijn. Dezc waarschijnlijkheid wordt echter zeer vermeerderd , wanneer gedurig met den inest lanquot;-c, witte, van voren en achteren spits uitloopende wormen ontlast worden. Daar de wormen vaak in eene on geloofl ijke m c-nigte aanwezig zijn, zoo is ook de oitgang iler ziekte niet zel-den ungünstig, dat echter voornamelijk tocgeschreveu moet wor­den aan het geringschatten der eerste kenteekenen of het voor-bijzien daarvan door den eigenaar of den stalknecht, daar hei
-ocr page 81-
55
ontstaan in dezen van kolijk en darinoutsteking, die het leven iu gevaar breiigen , eerst dan plaatä vindt, wanneer het paard reeds lang door zija voorkomen en afwisselendeu toestand, alsraede door den afgang van enkele of meerdere worraen dc aanwezig-heid daarvan liet vcroiulerstellen.
De behandeling van dc wormkoorts rigt ziclx daarnaav, of de patient gedurende dien tijd jnist door wormprikkelingeu lt;reliinderd wordt; is dit niet het sreval, dan is de beliandelinij de-zelfde als die der slijrukonrts , dewijl mot dc vermindering der op-gehoopte lioeveolheden slijm in het darmkanaal, by gelijktijdige toediening van middelen ter versterking en krachtigcr worden der verrigtingou [ fmidkn) dier ingewandeu, den wormen de tol hun bestaan noodzakelijke vereisehten onttrokken worden. Buitendien is het goed, om bij de bittere en speeenjachtige middelen, (va-renkroid, alscm, kalmus-, gentiaan- en engelwortel, karweizaad, cnz.,) zoodanigc bij te vocgen, die een eigendominelijk worm-afdrijvend vermögen bezitten, als b.v. eenige knoflookbollen ge-kwetst of fijn gesnedeu met heete melk laten trekken en dan laauwwann ingeven of men geve het duivelsdrek iu poeder (met kalmus of valeriaauwortel gestampt,) twee lood in drie malen op een dag in, of anders de tinktuur van duivelsdrek drie malen per dag twee lood met ceu aftreksel van valeriaauwortel of van kamillen in.
Zijn daarentegen verseliijnselen eencr hevige prikkeling in liet darmkanaal, zooals boven vermeid is , aanwezig, dat te be-spcuren is aim de wel bekeude kenteekenen van buikpijn, of mögt er zelfs wel eene danaontsteking aanwezig zijn, (zic hierover kolijk en darmontstekiag,) dan is de hoofdbchandeling tegen die verschijnaelen te rigten eu eerst dan, wanneer het dreigend le-vensgevaar bepaald voorbij is , kan er aan gedacht worden, om door het gebruik van do bovengciioemde middelen dc oorzaak van het bestaan der wormen tc vcrnictigen.
In die gcvallen, waar dc paticntcn niet al tc joug en krachtig waren, maar evenwel dikwijls een' afwisselendeu eetlust lieten blijken en van tijd tot tijd met den most mgewand-wormen ont-lastten, gaf de Yceaarts H. AV. Hextze steeds met ecu goed gc-volg, fija en door den magneet goed gezuiverd staalvijlsel, zoo als dat in soliede apotheken voorhauden is; hij ried aan om daar-
-ocr page 82-
5 6
van alle tivee Jagen ruim zoo veel als op de punt van een nies liggen kan, over het voeder te strooijen; dit is namelijk bij paar-den van drie- tot vijijarigen leeftijd aan te bevelen.
De honioiopotisclie artsen gebrniken bij wormen in het davm-kanaal de kina, \\-c\k middel, volgens htuine verzekering, steeds een gewenscht gevolg zoude opleveren.
Tn den allernieinvsten tijd is er een middel nitgevonden , dat op eeue bepaalde wijze de wormen, zelfs lintwonnen spoedig en zeker afdrijt't. Het is een plantaardig poeder van ludischen oor-sprong en in de raeeste apotheken reeds verkrijgbaar. De naam van dat poeder is Kamala en wordt den paarden , naar vcrhon-ding van hunne grootte van tien tot twaalf en zestien drachma in een maal, eenigen tijd voor het voedereu met water vermengd ingegeven. De werking volgt spoedig; doch is daarua eene der spijsverteriugswerktnigen versterkende behandeling, als boven op-gegevou is, zeer aan te raden , 0111 nieuwe ontv/ikkelingen van wormen voor te komen.
Dc Typhus.
De typhcuse-koorts is eene bijzondere soort van rotkoorts en overvalt onder verscheidene vormen, als een magtig wapen des doods , ons gczamenlijk luiisvee.—Als zuivere vorm , waar zieh veelal plaatselijkc aandooniiigcn, die echter voor het algemeen slechts eene ondergesehikte beteekenis hebben, bijvoegen, heb-ben wij hoofdzakclijk twee vormen, en wel: de Anlhrax, ge-woonlijk mil t vu urziekte genoerad, en de runder pest, alzoo geheetcn, omdat ze een ultslnitend cigendoin van bet rund-vee is en die vanwege bare vreeseiijkc snclheid zeer gevaarlijk is.
Voor ruim 20 jaren was de beroemde Eijchneu een der eer-ste mannen van naam, welke het miltvmir als een typbtis-vorra karakteriseerde, en is die nitspraak nu reeds siuds ettelljke ja­ren als geldig en juist erkend.
-ocr page 83-
57 De Anthrax, of liet Miltvuur.
De Anthrax, valschelijk miltranr genaamd , is cene bij alle diersoorten voorkomende, aan geen jaargetijde gebouden, besmet-lelijko en gewoonlijk als heerschend zieh vertoonende ziekte.
Het behoort zelfs tot dc uitzonderingen , dat do Anthrax zieh bij zeer enkele stukken vertoont, en geschiedt dat dan het raeest bij paarden. Gewoonlijk last zij in körten tijd vele die-ren in denzclfden omtrck aan , hctzij onder ecne diersoort al-leen , of onder meer soorten te gelijk , hetwelk mcestal het ge-val is. Gcenszins echter altijd in de zomerraaanden , wanneer langen tijd eene aanhoudeude , drukkende hittc geheerscht heeft. Zondei dat ook de meest weteuschappelijke en gestrengste op-merker in staat zij, eon spoor van besmetting te ontdekken, treft de ziekte dieren, welke volstrekt in geene aanraking lioe-genaamd met elkandcr komen. Derhalve kan het niet in twijfel getrokken worden, dat hare nitbreiding grootendeels in hare ei-genschap, als heerschendc ziekte ligt.
Even als elke andere algemeene veeziektc, ontstaat ook de Anthrax met eenige uiterst snel verloopende gevallen, maakt pauzen van ccnen dag , of van meer dagen, doodt daarna we­der eenige stukken, die echter reeds eenc längere ziekte te ver-diiren hebben, en zet zieh dan — wanneer de aanleiding geven-de oorzaken niet ophouden te werken — in het cord vast, zoo-dat dagelijks uienwe ziekte- en stcrfgcvallen plaats vinden knnnen. Dikwijls laat zieh wel is waar de besmetting niet slechts van het eene individu tot het andere, maar zelfs van de eene weide tot de andere met zekerheid aanwijzen ; doch in elk geval heb­ben de ver verspreide , zelfde levcnswijzen en invloeden verre-wcg hot grootste aandeel aan de oorzaken en nitbreiding der becrsehende ziekte.
Worden de aanleiding gevende oorzaken verwijderd, of onscha-delijk gemaakt, dan verdwijnt de ziekte, zooals ze begonnen is, allengskens, zonder politie-maatregelen van afzondering, het spoe-dig fcegraven der cadavers, enz. Voorwaar een bewijs, dat minder de besmetting nog, dan andere oorzakelijke invloeden te vreezen zijn.
-ocr page 84-
68
In haar begin ireft de Anthrax bij voorkeur dikkc , saprijke dieren, die ze gewooulijk apo|)lcktisch (als van eene beroerte getroffen) doodt; in den verderen verloop echter worden alle dieren daaraan ziek , zondcr aanzien van liunne constitutie.
Enkele diersoorten kunnen reeds aanmerkelyk daaraan lijdcu vödr andere daarvan aangetast worden; veelal raaken schapen en varkens het begin j dan volgt het rund en ten iaatste worden eerst paarden daarvan aangetast. — Jk moet echter hierbij nog opmerken , dat bij schapen en varkens, — bij eerstgenoemde de bloedziekte, bij de laatsten dc hals-an t hvax, keelvuur, of de zoogenoemde varkensziekte, alsraede ook de kopziekte van het ruudvec dikwijls in Imogen graad heerschen, tcrwijl geen enkel geval bij paarden voorkoint.
Het in de bosschen levende edele wild is wel is vvaar minder aan de Anthrax onderhevig; doch in zeer drooge jaren velt zij ook dsiaronder hare offers.
Het is zeer natuurlijk, dat zieh de vvaag bij ons opdringt naar de oorzaken dezer vreeselijke ziekte. In weerwil echter, dat daarvan vole worden opgegeven, zijn echter y/W/rw-gevallen voorquot;-ekoincn , waar te voren geen van die opgegevene oorzaken nit te vorsehen was. Natuurlijk ontstaat er geene working, zon-der oorzaak; ongetwijfeld zal men daar , waar het miltvuur heerscht, bij naauwkeurig navorschen steeds eene der volgende oorzaken opsporeu knnnen.
O o r z a k e n. Hot meest on met het grootste regt wordt warme, zoele lacht, droogte , een door rottende dierlijke , of plantaaidige Stoffen verontreinigde dampkriug en siecht, bedor-ven drinkwatcr beschuldigd. Vorder kan het geenszins outkend worden, dat eene zeer sterko vvlsseling van temperatuur, b. v. van groote daghitte tot zeer koele nachten , of plotselinge ver-koelinsr van eene hoog- gestegenc temperatuur door onweder of hagelslag, iwaarbij vcclligt de elcctriciteit niet zonder invloed blijft) anthrax-ziektcn te voorschijn roepen kunnen. Meer echter, dan dit, moet beJorven voeder en drinken als aanleiding tot het ontstaan beschuldigd worden; als: zieke, met honigdauw be-dekte kruiden , onznivcr , vunzig, schimmelig en over het alge-meen siecht hooi, stinkend water en het zoodanige, dat onzui-vere kanalen passeert, of längs eeu onzuivcren poel, of sloot
-ocr page 85-
4
ii
tot de drinkplaatSj of weide komt, Buitendien lioeft de onder-vinding dikwijls bcwezeu , dnt de Antluax ook %t ontstaat, wanneer hot dier eenigeu tijd gebrek had gcleden. in de voe-dinij zijus ligchaams ten acliteren was gebleven en liet plotseling doov betere hoedauigheid en grootere lioereelheid van voeder sncl in ecu' beteren , weelderigen voedingstoestancl verplaatst is geworden. Zeer dikwijls worden zulke dioren, zoo als mannen van naam beweren, van de Anihrax aangetast, wanneer zij uit ecu ooi'd komen , waar zij eene armoedige verpleging gcnoten, en dan plotseling cene beste, rijke voediug en zorgvuldige ver­pleging genieten. Eindelyk komt nog de besmettiug hierbij, voornamelijk cerst dan, wanneer door schadelijke inwerking van den dampkring, of der voeding, eene Authrax-eonstitutie te voor-scliijn geroepen is.
Alhoewel in vcle tijden, dat de Antlvrax heerschte, zoowel als bij enkele zieh voordoeude gevallen, de besmetting niet is aangewelaquo; zcii kniiücn worden, zoo ontbreekt hot echter toch geenszins aan levendig sprekende voorbeelden van besmetting, en zijn zelfs de zoodanige zeer menigvuldig, dat mochten van aan de Anthrax lijdcnde dieren, zoowel van dezelfde soort als ook van eene an­dere, zells menschen besmet hebben, wanneer ze door cene kleine wende slechts met lict bloed van een nog gezoiul dier in aaura-king kwamen.
Er worden zelfs voorbeelden opgenoemd, dat cene vlieg, die op een aan miltvuur gcslomn of daaraan nog lijdend dier ge-zeten en van bet vergiftigde blood iugezogen had, de besmetting op gezonde dieren en zells op menschen overgebragt zoude hebben.
Een Koninklijk pruissische districts-veearts verhaalt, dat bij in April 1842 aan de zenuw-koortsen bedlegerig word, terwijl zieh aan den wijsvinger een rmUvuur-kwrbmkel (*) vormde, nadat op den 14den dier maand hot bloed van een aan een der anthrax-
(*,i Kcno der veräohiUende Tonnen van lict miltviuu-. Op onderscheidene plaatsen van de oppeniaktc des ligcbaams ontstaan bij dezen vorm bnil-vormige , licetlaquo;, pijulijkc gczwcllen van de grootte cener boon, noot of ci, die ligt geneigd zljn spoedig tot koad vuur over te Kann.
-ocr page 86-
Gu
vomen lijdend varkeu in c5nc kleino, nietige nronde ami dien
vinger ingcdroiigeu was.
Zulke voorbeeldeu ziju zoo menigvuldig, inzouderheid bij zulke personen, die met cadavers van aan de anthrax gestorven die-ren, als ook met hunne uitwerpseleu en anderen afval omgaan , dat ze volstrekt niet ontkond kunnen worden. Zells wanneer door koken het vleesch en andere zelfstandiglieden veranderd zijn geworden, liebben zij in do meestc gevallen nog het besmeUings-vermogen behouden.
Dat besmettingsvermogen wordt door de nitbreiding niet gc-dood ; ook beveiligt het eenmaal aangetast zijn dezer zicktc niet voor herhaliugen van dezelfde soort.
In deze laatste eigenschap, en mode daarin, dat de antlirax-ziekten door insectie — bij wijzc van inenting — van de eene diersoort op de andere overgaau, oaderscheiden zij zieh wezenlijk van de echte eoniaffiSn — smetstoffen.
Ettelijke schrijvers beworen , dat de ontwikkelde smetstof van een' vaslen aard is; andere en geloofwaardige, toonen ech­ter vela gevallen aan, waar het ook van ecu' vlugtigen aard is geweest, zoodat deze laatste meening schier uiet meer tebetwijfelenis.
In het algemeen is de besmctting zeer te vreezen, en wel zooveel te meer , naarmate de ziekte langer geduurd heeft. Het schijnt, dat bij die gevallen, waar het dier als door cone plotseUnge hevige beroertc getroßen, werd gedood, de tijd te kort was, om cone smetstof te kunnen onhvikkelen.
Zoo verwoestend als ook de zoogenoemdo bloed-ziekto der seha-peu in somuiig(! jaren in eenigc streken optreeut, zoo zoude zij echter nog veel vreeselijker woedeu , wanneer steeds eene bemettingsstof ontwikkeld word. Ook geschiedt het wel, dat een aan miltvnur gestorven dier een ctmaal bij hot andere vec liggen blijft, zonder dat een tweede stuk aangetast wordt j doch is dat natuurlijk lang niet altijd hot geval.
Daar de onderwcrpelijke ziekte alle diersoortcn , zonder uit-zondering, aantast en wel bij de meest vevschülcndc lokale aan-gelegenheden zieh vertoont, zoo necmt zij zulk eene versehei-denheid in haar verloop aan, dat het tot de moeijelijksle onder-nemingen gcrckend moet worden, om alle hare vcrscbillende vormen binnen bepaalde grenzen te brengen en enkel op zieh-
-ocr page 87-
laquo;1
zelvc lc klassilicereii. Tencindc dat te verligten, is ccuo ac­kere iiidecling noodzakelijk geworden en gaf de duur der ziekte daartoe don maatstaf.
Volgens die verdeeling heeft men:
1deg;. Etne nlltrd siiel verlockende anthrax.
2deg;. Eene snel verloopende antArax.
3deg;. I'Jeue liarhonl-cl-aniJtrax.
De orulerdeclen dezer verdeeling, welke men bij de nieuwste en meest geaclite schrijvers opgegeven en beschreven vindt, ziju buitcu de karhoiikd-anlhrux nog elf in getal, alle van zeer vcr-schillcuden vorm en bij ondorscheidene diersoorten.
Ke n t e e k c n e n: De alterst snel verloopende an­thrax geeft zieh te kennen, zooals de naamreeds duidelijk aan-toont, door cen' verbazend snclleu vorloop. Zouder eenige voor-boden störten de dieren — nicest dc sterk doorvoede — onder den arbcid, op de weide , of in den stal ter neder; de sterk roodgeklenrde , vonkelende oogen treden nit hare holten en on­der lievigo stuiptrekkingen volgt binnen eenige minuten, dikwijls slechta secoiulen , de dood. Yoort na don dood , dikwerf ook reeds in het stervensmoment, vloeijen uitdenneus, den mond en den aars (foadament) eenige droppels zwart, tecrachtig bloed. In ongeloofolijk körten tijd is cr bederf in het cadaver aanwe-zig; als eerste kenteeken daarvan ziet men dat snel de onder-buik van lucht opgezct wordt.
Zonder do andere dieren daarvan nit te zonderen, tast deze vorm lict meest schapen en varkeus aan; het rund lijdt ge wo on­ly k eenige uren voor de dood volgt; doch ook hier zijn gecne voorboden waar te nemen; slechts de verscbijuselen zijn somtijds lets verschillende. Wanneer men bij het waarnemen der ver-schijnselen eene aderlating beproeft, dan is hot afgetapte bloed zwart, vloeit bezwaarlijk nit de ader en hondt daarom ligt op to vloeijen. De nitwerpselen zijn van een' bedorvenen aard , de mest komt dikwijls in overvloed en heeft ecu vetachtig aan-zien; dc cetlnst is zoo niet geheel onderdrukt, dan toch träger; de wärmte des ligohaams meest afwissolciide, totdat de dood in cen (ijdverloop van 2 tot 24 uren onder stuiptrekkingen een einde aan het lijden raaakt, somtijds ccusklaps, als door cen' bllksemstraal getroffen.
-ocr page 88-
1
62
In andere gevallen ziet men doze niterst snel voortloopende
aulluax mot do verscliijnselen van cene ontstekingskoorts opko-meu; dc dieren worden dan zeer opgewekt en geven dat tc ken­nen door menigvuldig slnan, stampen met dc voeten, zicli ne-derwerpen en weder opspringen. Dc rood gekleurde oogen worden uitpuilend , de omloop des bloods is sneller en dc ndemhaling wordt moeijelijkev en met vor hoorbaav gedruisch verrigt. Spoedig ech­ter verdwijuen dcze verschijnselen en niaken plaats voor kentee-kenou van steeds meer toenemende zwakte, totdat dc dood on-der stuiptrekkingen volgt.
De snel rerloopende ant h r a x ondersclicidt Kicli van den voriges! vorm sleelits door ziju längeren dtiur, houden-do veelal van 5 tot 6 dagen aan. De kenteekenen van zijne aamvezigheid zijn aan de vorigen volkomen gelijk , doch treedt van tijd tot lijd cene beterschap in, zooals dat bij vele zenunr-koortsen hot geval is; de dieren toonen in die tijdperken eetlnst, grootere tierighcid, of opgemimdheid, en naderen schijn-baar de herstelling. Gcwooidijk zijn deze tijdperken, of betcr, tussclienpoozen van beterschap , bedriegelijk ; do daarop volgen-de verergeringen worden steeds heviger, en zonder de hulp dor kunst volgt de dood bepaald den vijfden of zesden dag , onder dezelfde verschijnselen, als boven opgegeven zijn. Buitendien echter ontstaan bij dozen vom dikwijls plaatselijke ontstekin-gen , die natuorlijk eveneens den Stempel van beciorvenheid in den hoogsten graad dragon. Hot ;',ij:i oppervlakkige, roosachligo onlstekingen, die echter snel in plaatseiijken dood — koud vuur — ovorgaan.
Do belmndeling. Daar, zooals uit her, bovenstaande hlijkt, do behandeling door geneesmiddelen, slechts in zeer weinige gevallen een gewenscht gevolg oplevert, zoo moot hier voornamelijk op do voorbehoeding gewerkt worden.
De geneeskundigo behandeling meet zieh steeds rigten naar den aard waarop do zickte zieh vertoont, zoowol bij enkele stukken, als in bet algcmoen, of zij namelyfc het karakter van ontsteking, of van rotkoorts drangt, waarnaar zij natuurlijlaquo;: zeer verschiilend bchandeld meet worden (antiphlogisiüeh' of anli-seplisch.)
Beide behandelingen beginnen met cene groote aderlating,
-ocr page 89-
03
geerenredigd ami de sterkte van het paard; hot nut daarvan is niet alleen gelegen in de oiitstekingwerende working daarvan , maar ook 0111 den bloedsomloop {circulatie) vrijer to inaken , oiu de traag vloeijende vochtenraassa ruimte to verleeaen , leneiude verstoppingen, of belemmeringen der circulate ait den wog te ruimen en uitsclieidingen van bloed in het ligchaam te voor-komen.
Is echter do zwakte-toestaud reeds onmiskenbaar aanwezig, dan is de aderlating volstrekt niet meer aan te raden, dewijl dan de krachten aanstonds zouden wegzakken. Doze toestaud is te ontdefcken door eon in het oog springend afnemen dor krachten , nan dc ingezonkene glanslooze oogeu en inzonderheid aan dc duidelijk voelbare slagen van het hart en don kleinen, zwakken pols.
Daar de ziekte, wanneer zij ook met de vcrscliijnseleu eencr ontstekingskoorts optveedt, toelv al zeer spoedig in den toestand van zwakte en bederf der vochten overgaat, zoo kau eene ader­lating (Ins slechts in don eersten beginne baten en als er dan veel bloed, naar verhouding van het gestel des diers atgetapt wordt, dan doet dat dikwijls roods aanstonds zigtbaar nut.
Na dc aderlating geve men, bij ecu rottig of rotkoorisachtig karakter der zieklc zulkc middelen, die do onzuiverheid, of ontmenging dor voohtgn tegenwerken, die do verminderde werk-zaamheid dor zenuwen te hulp komen en die vastheid aan de vezels en spioren kunnen toebrengen en de voeding opslurpende, of opzuigende werktuigen krachtdadig opwekken, namelijk z li­re n en ka m fe r.
Do zuren, zoowel de minerale, als de plantaardige eerstge-noemde echter in ccn' hoogeren graad, doordringen het ligchaam vrij snel; het is herhaaldelijk door proefuemingen gebleken, dat seeds zeer kort ha het ingeven de sporen daarvan ihetzij vrij, of verbunden aan cone basis) in do urine gevunden worden.
Van do minerale zuren verdient bij do antlirax-zickten het zwavclzuur verreweg do voorkeur, vreshalve het in doze ziekten ook alom veelvuldig wordt gebruikt en wel met zoovcel water verdund, dat het door het zuur ecu' gematigden zuren smaak verkvegen hecft. Dc hoeveelheid die men daarvan moot gebniiken , kan in hot algcmceu niet bepaald worden opgogeven,
-ocr page 90-
54
maar rigt zieh naar de hevighoitl der toevallen en uaar de meer-dere, of mindere gunstige werking die daarvan bespeurd wordtj hier geldt werkelijk dibvijls de spreuk: veel helpt veel. Om echter in dezen ecn' algcmeenon grondslag te gevcu, zoo dient do verzekering, dat men bij volu-asscne paavdeo zonder nadeel da^elijks van vier tot zes lood , in het water gemengd en bij tussehenpoozen too te dienen, kan stijgon. In zoodanige ge-vallen waar de levenswerkzaamheid, de sensiiüüeä des diers zeer onderdrukt is, bewijst het zurc elixer van hallen, (Mix. acid. Hall.) nog veel betere diensten , dan het gewone zwavel-zunr, dewijl de doordringende, opwekkende werking harex aetherisehe bestanddeelen voor dien toestand bijzonder weldadig is.
Bij ecn' hoogen graad van uitpntting der kraehten en een' tragen bloedsomloop echter mögen de znren niet gebruikt worden, dan ga inen dadelijk over tot het gebrnik van vlugtige, prikkelcnde middelen, wanvvan zoo aanstonds voorschriften zollen volgen. Wil de patient het gezuurde drinkwater niet, of niet genoeg driuken, dan gevc men hem het in; b. v. , men neme i'cn tot twee diachmen zuiver zwavel/.imr, vermenge hot met I1,, flesch afkooksel van lijnzaad en geve dat in eens in, dit alle 4 of 5 uren herhalende, zoolang als het noodig mögt zija.
De plantaardige zuren, schoon aan de minerals gclijksoortig, zijn echter zwakker van werking, wcslialve zij hier voor laatst-genoemde plaats mocten maken. Zuurdeegdrank, bedorvene, zure wijn , onrijp , zuur ooft, worden als huismiddolcn dikwijls niet zonder goed gevolg gebruikt.
Behalve het gebrnik der zuren is bij bedoeld karakter der ziekte , n.l. de zwakle-tocstand, ook de kamfer ecu zeer voor-treffelijk en zeer aanbevelingswaardig middel, wier krachtige werking op onderscheidene deelen des ligehaams in alle zulko ^#9632;evallcn, waar bij gezonkene krachten de levenswerkzaamheid weder opgebeurd moet worden, dikwijls de meest gewensehte ge-volgen oplevert. Een goed voorschrift in dezen is ongetwijiekl het volgende, dat veelal heerlijke nitkomsten heeft opgelevcrd, in al znlke gevallen waar groote zwakte aanwezig is , als boven bedoeld werd.
Neem: Poeder van Valeriaanwortel,
„ „ Engelworte] , van elk 6 lood.
-ocr page 91-
65
J.'ocJijr van Aiiijszaiid , 2 lood, .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Eamfer, 4 lood.
Maak alles mot conaerf van jcnevcvbesscn of honig tot eeu kucedbaar dccg.
Gebruik: Alle 2 nur ecu brok van vier lood zivaar in te ge-vcn. Bij vooifdiiriiig to gebniiken.
Ook het voorsohrift vaa ammo.v met zwavelaether op biz. 26 , alle twee urea daarvan cene halve llesch ingegeven , is made zeer dienstig.
De beide volgende reoepten, iuzouderheid de laatste, ziju mede bij uitstek kracMig werkzaam.
Neem: Gesnedene Valeriaanwortel, 3 lood, ., Pepermuutkruid, en Arnicabloemen, van elk 3 lood. Doe alles in eene pan en giete cr rniin twee wijnlleschen vol, of 18 maatjes good kokend water over been , laat het met een gesloten deksel eon half nur staan, klens hot dan door eene zeef of een' dock en voeg daarna bij hot vocbt: Karafer, die in een weinig voorloop (wijugcest) opgelost is: een lood, en geest van licrtshoorn , 3 lood, doc bet in ecue wclsluitende flescb.
Gebruik: Alle 3 of 4 uren, naar omstandigheden ook cm de 2 uren een vierde, of een derde gedeelto dezer hoeveelheid in to gcven en vol tc houden tot betersohap volgt.
Of — Ncem: Valeriaanwortel,
Engclwortcl van elk 12 lood. Pepermuntkrnid , C lood , Kamfer, en
llcrtshoornolie, van elk 2 lood. Alles tot poeder gebragt, good gemengd en met conserf van ieneverbeijen, zoovcel als voldoendc is tot een kneedbaar docg gemaakt en in eon' welslaitenden pot gedaan.
Gebruik: Viermalen des daags een brok van vier lood, of zes-malen van 3 lood gewigt in te geven.
Toorzekor heeft do patient een uiterst trenrig voorkomen, wanneer men tot zulkc geneesmiddclen zijne toevlugt moot ne-men ; doch moot dat den eigenaar niet mocdeloos maken, daar
-ocr page 92-
f.li
deze middeleu vaak eeuc zeer verrassende uitkomst oplevercu. Is lliel•c!ool#9632; de grootsto hevigheid der ziekte gebroken en betcr-sclinp mcrkbaar, dan hoade men met deze middeleu op en geve dan eene zacliter werkende likking b. v.
Neem: Poeder van Engelwortel, S lood, M „ Pepermuntkruid, „ ., Calmuswortel, van elk 4 lood, „ ., Jeneverbessen, 2 lood, .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Kamfer,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 6 drachma.
Meng alles met conserf van vlierbessen , zooveel als noodig is tot een kucedbaar decg, doe het in een' goed gesloten wor­denden pot en geef den patient 3 of vier malen des daagä een brok in van 3, 3, of I lood zwaar naar omstandigUeclenj lioud daarmede , onder langzaam verminderde giften, aan tot de volle-dige LerstelliDg toe,
Benevens deze middelen Lebben herhaalde begietingen van den patient met koud water en het onmiddellijk daarop folgende sterk wrijven met ecu hand vol stroo , zoogenoemde stroovvisschen, de heeilijksto dtwerking geliad. Ligte ziekte-gevallen van dozen aard . zijn daardoor allcen reeds dikwijls genezen geworden.
Voorzeker werkt bier niet de koude alleen als eene prikke-linquot;' op de haid en hare vaten , maer grijpt waarschijnlijk dieper in en is bare gunstige wcrking van het zenuwknoopstelsel af-bankelijk.
Ook bet menigmaal laten zwemmen der paarden liecft, ten tiide van het heerschen der ziekte, als een voorbchocdiniddel velc waarde.
Komt de ziekte ten voorscbijn met do v er s eb ijn seien der ontstekeniugs-koorts, zooals dat veelal bij starke gestellen, krachtige, good doorvoede dieren bet geval i$, dan wordt er eene andere, n.l., de outstekening-werende (anäp/iloffisiisc/te) be-bandcliii,r vereisclit. llet eerste wat in dezen gedaan moot wor­den is eene belangrijke aderlating , waarbij men zorg nioet dra-sren, dat door eene groote opening in de ader het bloed schlelijk uitvlocije. Tenelnde dit oogmerk zooveel mogelijk to bevorde-ren , hebben eenige arisen de gewoonte om gelijktijdig aan beide zijden van den hals de ader to openen, opdat de hoeveelheid bleed die men al'tappcn wil, zoo veel te sneller aan hot lig-
'ii
1 -
-ocr page 93-
67
chaam onttrokken worde , welke methode bij henge outste-kingen van edele organen over liet algemeen, aavolging ver­dient; iVue zoodanige, raime aderlating doet veel mecr nut dan herhalingeu van bloed-aftapping op do gewoue wij/.e, die editor in d c z e n ook volstrekt niet nun te raden zijn ; liet moet liier bij cciic aderlating blijven.
Vervolgens ga men over tot het gebruik der neutrale- of mid-denzouten, voornamelijk de salpeter. Het gebruik van dezc middelen moet echter met grootc orazigtig'.ieid geschieden, daar de overgang tot de rotkoorts zoo ligt plants viudt. Hot is ton dienernde zeer doelmatig. dat tevens de lovens-werkznnmhoid verlioogd , de verstoppingen in hot poortaderstelsel raquo;veggeridmd en de uitwaseming dor long en huul vermecnierd worde.
Dit doel wordt het beste bereikt door eene verbinding van kamfer en braakwijnsteen, die tevens eene weldadige verande-ring op de zenuwen der bnik- en borstholte te weeg brengen, dat zieh al spoedig in eene günstig veranderde uitsclieiding der klieraehtige werktuigen te kennen goeft. Gene zoodanige ver­binding is :
Neeni; Braakwijnsteen , 3 drachma.
Poeder van kamfer, 3 drachma.
Met eene oplossing, of dunne slijm van arabische gor.i (nnici-lan. gi. arai.J of met een afkooksel van lynzaad, vermengd en zulk cone hoeveelheid ecn, hoogstens tweemalen des daags in te geven.
Dit middel doct over het algemeen betere diensten dan do zuron ; doch moot inen hiermede niet langer aanhouden dan vol­strekt uoodig is, om het geweld der ziekle te broken; daarna gebruike men in do plants van den braakwijnsteen liever salpeter en wel viermalen zoovcel met de gonoerade hoeveelheid kamfer, en kecr , zoo hot. zijn moet, ecnige dngen later terug tot den braakwijnsteen.
Als een afleidend middel verdient bovenal de zwarte nieswor-tel in fontanellen voor de borst en in bijzondere gevallen op andere plaatson aanbcvolcn te worden, daar do snclle working hiervan niet allecn plaatselijk spoedig en xiiterst krachtig voor den daquot; komt, maar ook de liorst- en onderbuikszenuwen door don zwar-tcn nieswortel-fontanol oragestemd worden; mögt men van den
-ocr page 94-
r,8
beginne af hiervan geeue werking (reactie) ontwaren , dati is hot ami te raden, om de behandeling aaastonds op te geven, daar zij dan loch ivcl zondei eenig gevolg blijven zal. Plaataelijke zwellingen, die wegeus de deelen op welke zij ziek ontwikkeld Lebben, minder gevaarlijk zijn, worden beliaudeld door er eene etterdragt doorheen te ta'ekken, nadat zij alvorens geopend en Liitgedrukt zijn geworden ; of men brande met een gloeijend ijzer een kanaal door hare massa, waaneer zij nl. lioag en sclicrp begrensd zijo ; zijn zij echter vlak, dan make men met de vlijm onderschcidcuc openingen daarin , drukke den Luhoud tdt en wassche gedurig die plaatscn met ecu sterk aftreksel van kamil-len uit.
T)c op dcze wijzc behandeld wordende eueren mocten bestendig eene luchtige , kocle verblijfplaats en nitnmer een oogenblik ge-brck aan versch, gezuurd drinken hebben; willen zij dat niet gezuurd gebndken, dan toeh steeds versch, zuiver water. Toonen de dicren eetlust, dan geve men geen droog, of vast voeder, maar menge moel of lijnkoeken onder het drinken, althans steeds week of green voeder. Bij zigtbare beterschap geve men bittere, specerijachtige middelen, als: calmus- en engelwortel met anijs-zaad, pepermuntkruid j enz, vvaarvaa ik reeds voorschriften op-gegeven lieb.
Voorbehoedin g. Van veel meer nut dan de genees-kundiquot;-e , is de voorbehoedende behandeling bij de anthras-ziekten. Is de ziekte reeds uitgebrokeii, dan is het van groot belang, ora de nog gezonde dieren , zoo raogelijk voor haar te beveili-gen, waarloe do eerste vcreischte is, om de oorzaken op te sporen, en waar dat doenlijk is, uit den weg te ruimen. Doch de oorzaken, die aanleiding geven lot do onlwikkeling van het miitvnnr, zijn niet zclden zoo verborgen, dat de gestrengste onderzoekingen gehcel vruohteloos blijven. Als een bewijs daar-voor verhaalt ecu vecarls van grooten naara, dat bij schier elk jaar ecnise gevallen van het miltvum- onder rundvee te behan-delen had op een in alle deelen goed ingerigt laudgoed eens rijken edelmans. Alles wat slechts van verre kon worden be-schouwd als günstig zijnde voor de ontwikkeling der gevreesdo ziekte, word onderzocht, alle nadeelige invloeden die men meende le vinden werden verwijderd, kortom er werd met hot geringste
-ocr page 95-
69
vcrzuiuul, wat ile tlieoric eu ondervinding voorsclircveu en cveu-wel kwam er niet de miiistc verandering in de zaak.
Er word. later om eeae andere reden, die met de vcrpleging van het vee in geene betrekMng stond , op eone geheel andere plaats op hot landgoed een nieuwe put gegraven, waaruit de beesten moesten gedrenkt worden. Seclert dien week de antlirax gchecl en voor altijd van den stal. Het water uit den vorigen put leverde zeer lielder cn zuiver riekend en smakend driokwa-ter op, zoodat aiemand daarop eenig kwaad vermoeden kon voeden; zeil's een sclicikuudig onderzock, dat later tussclien het water der beide wellen iogesteld werd , leverde geene voldoende resultaten op. Overigens was de voeding , vcrpleging en stalling der diereu volmaakt dezelfde gebleven.
Zulke gevallen behooron waarscliijnlijk ecliter tot de zeldzaam-licden; doeh eck ik lieb het nicer dan cens in den omtrek de­zer stad op verscMllende boerhoeven ondervonden, dat na ver­andering van drinkwater, namelijk stroomeud in plaats van p\it-of welwater, ook dan wanneer het laatste mij zuiver toeseheen, cene ziUbare cn voortdurende vorbetcring in d^n gezondheids-toestand van het vee ontstond, ofschoon die ziektc-toestanden geenzins tot de antkrax-gevallen behoorden.
IIcc moeijelijk echter ook somtijds het opsporen der oorzakeu zij , zoo laat zieh echter nog altijd voel en wel dikwijls met de meest gewensehte gevolgen, tcr voorbehouding doen.
Bij groote , aanhoudende zomerhittc is het zeer doclmatig om de dieren gednrig to laten zwemmen ; goed doorvoede, blocd-rijke en lovenskraehtige dieren cenc ruimo aderlating to doen cn bij voortdurend heerschen der zickte, die van zes tot zes wekon te herhalen; verder het ingeven van vcrkoelcnde, oplossende zouteu , als braakwijnsteen, Salpeter, glauberzout, wijnsteen , dubbelzont, cnz., teneinde de vochten te verdünnen cn ver-verstoppingen voor te komen; het gednrig uitschrobben cu hot begieten), of bespülten der wanden van den stal, om door de verdamping des waters de temperatnnr te matigen, meet made uiet verzuimd worden. Bultendien houde men de dieren zoo koel als slcchts mogelijk is en mag inen ze'fs groote opolle-ringen uiet ontzien om bij groote bitte de paarden rust te doen geniaten.
-ocr page 96-
70
Paarden, die minder doorroed cu bloedrijk, van ecu slap , veerkrachtelcos gesfel ziju, moeten anders behandeld worden, dc.vijl er ligt rotkoorts bij de zoodanige kan ontstaan. Mun gcve zulke paarden bittere, specerijachtige middelen, als: kalmus, cngciwortcl, alsem, cnz., alsmede hot nicer beschreven ziu*e drinken. teneinde nls voorbehoeding to dienen.
Met een zecr goed gevolg werd bij zulke gesteilen raak ge-bruikt, Let zwavelzuur-ijzer (in het algemeen liier en elders koperrood, maar tneer juist ijzer-vitriool genoemd) b.v. van twcA* lot vier drachnia in 3 of ö giften verdeeld, per dag.
Als een zecr goed en teveus kosteloos middel (het zwavelzunr ijzer is echter ook zeer goedkoop) is mede aan te radon, om algovallen , onrijp ooft onder het voeder le mengen.
Hebben in den ointrek reeds enkele govallen van miltvnnr plants geliad, dan nioet men alle zijne paarden voorbelioedend behandelen. In die gevallen zal inen bepaald de schitterendste gevolgen ontwaren van den braakwijnsteen. Do gift biervan moet naav de grootte des diers en den meer of minderen graad van \ic.t woeflen der zickfc geevenredigd ziju en verschilt van eenc halve, tot twee drachma per dag, met poeder van kal-mus-wortel, zes tot tien lood, een weinig raeel en water tot een deeg aangemengd eu in twee, of dric giften verdeeld in te geven. Men rigte , met het drinken van het paard het zoo in, dat men eerst het geneesmiddel toediene en onmiddellijk daarna het paard zuiver water late drinken, opdat de mid­delen r.ict in den mond , of tusschen de kiezen blijven zitten , lietwelk met den braakwijnsteen niet inoct geschieden.
Tilen honde hiermede tlrie of vier dagen vol en lioudo dan daannede vooreerst op. Mögt bet noodig zijn, dan kau nun na twee of drie weken nog eemnaal eveneens zoo handelen. (:::)
(*) Ook bij anthrax-zickten van het rnndvee, de bloedziekte ilcr schapen en anthrax-keel- of de zoogenaarade varkensadekte heeft de braakwijnsteen r.ls voorljehoedingsmidde! heerlijke diensten bewegen j bij de eerstgenoemdo vec-soort cen lood en bij schapen 3 grein per dag, met kalmus gemengd on in drie giften des dirngs, drie dagen achtereen tu geven. Varkens, als zij groot en dilc zijn, tien grein in cene gift, ecnmnal per dag te gevon, ook drie (lasen vo! tc Iioudon.
-ocr page 97-
71
De alterst snel v er loop ende .anthrax konit bij paavden veel zeldzamei voor dan bij anilcro dlereu cn bepaalt zieh vcel-al bij enkele gefallen. Zoowel om doze reden, als voornamelijfc ook, oindat wegens den verbazeml snellen vcvloop dozer geval-Icu geene gelegenbeid icr geneeskundige beliaiideling bestaat , acht ik het onnoodig, hierover uit te weiden ; slechts wE ik nog eon paar der voornaamste kenteekenea opnoemen, die bij de opening van hot cadaver (gestorvene dier)geTOnden worden.
Zijn er siechts ettelijke m i n u ton vorloopeu tusschen gezond-heid en den dood des diers, dan viudt men hot blood in de stark opgevulde vaten, zwart, tecrachtlg cn klonterig; ziju er echter eenige n r e n sedert gezondheid en dood voorbij gegaan, dan is liet bleed wel even zoo zwart. maar niet klontcris;. iutegendeel opgolost en op zijne oppervlakte ziot men vet-oogen , waarin het licht der zon in verscbiUende kleuren, als op cene zeojjbel, zieh breokt. De lever is in hot eerstgenoemde geval gewoonlijk onveranderd; in het tweede geval evenwel behoort dat tot de uitzonderingen ; men ziel dan nicest altijd op hare oppervlakte eenige duidelijk zigtbare vlekken ; o^do doorsnede gespikkeld , terwijl de lever-zelfstandigheid gemakkelijk aan stuk-ken to drukken is.
De milt daarentegen is bijna in elk geval grooter, nitwendig roodbrnin van klour, terwijl veelal door drukking eenig voeht tot bare zelfstandigheid uitvloeit oi' nit/.ijpelt; uiterst zelden echter viudt men de milt ook van ilo gewone grootte.
Het vet van darmeu en nieren is gewoonlijk week, raorsig van klour en met bloedstrepen doortrokken ; hoe langer de ziekte van duur was, zooveel te duid(dijkor ontwaart raea deze kenteekenen.
De nieren zelve hebben geene merkbare verandering ondergaan.
De long is opgezet, met bleed opgevuld en vaak met teeke-nen van koudvunr besmet, vooruaniclijk als de ziekte eenige uren heeft geduord; in andere govallon slap cu ledig van bleed en onder het vlies dat haar overdekt (pleura) met blocdnitstor-tingen bezet, dat mede onder het ribbevlies opgcinerkt wordt.
liet hart is slap, in de meeste gevallen zijn de beide kamers opgevuld met zwart bloed; zecr zelden bloedledig; het vet aan zijne oppervlakte is morsig van klour.
-ocr page 98-
72
Be gole seliclilaquo;.
(Valsche Kolijk.)
Oiu'ler dezen eigenaardigen naam , die hoogstwaarschijnlijk
ontlceiul is aan zijuo zcer bedriegelijke kenteekenen en de eenig-zins gele klcur der oogou , enz. , besfaat er nog een vorm van aitlirax, die noodzakelijk bcsclircvcn moet worden , daar zy vcelal voor eonc andere ziekte wordt aangezien, waaruit na-tuurlijk eene verkeerde beliandeling en dientengevolge meestal dc dood volgt,
Deze ziekte ziet men wel is waar slechts hier en daar eukele paarden treffen, maar tocli steeds op zalko tijdeu, wauneer ou-der andere diersoorten arthrax-ziekten Iieerschen, welke aan die vcesoort eigen zijn.
Keuteekenen. Het nitbrcken der ondcnverpelijke ziekte vindt hoogät onvenvaclit plaals, namelijk bij de rust, die op den arbeid volgt, zoodat het dier tot aan den tcrngkeer in den stal, of het öiätspannen , niet het geringste bewijs van oiige-steldheid deed blijken en dan zelfs nog wel, oi'schoon niet ecus altijd, ccnige niondeu vol van iiet hem voorgezette voedcr neemt, maar dan eeusklaps van de krib tcrugtreedt, met de voeten over den stalvloer begint te brabben, met de achtervoe-ten naar de bulk slaat, angstig naar de Hanken omziet , zieh neder legt en aanstonds weder opspringt en alle kenteekenen doet waaruemen, als een paard, dat aan kolijk lijdt.
Bij meer naauwkeurige opmerkzaamheid in den aanvang der ziekte, ziet men dat de oogen vurig, uitpuilcnde te voorschijn komen; het wit der oogen en veelal ook bet moiulsliiravlies, lets geelach-tig geklcurd is; de warrategraad dos ligchaamsis ongelijlc verdeeld, zoodat op eenige plaatsen eone brandende hitte en gelijktijdig op andere plaatsen eene ijzige koude waargenomen kan worden.
Het uitbreken van zw ect,, dat anders gewoon 1 ijk het begin van k o 1 ij k vergezelt, oatbreekt hier steeds, en wanneer men een snoer om den hals des p a a r d s legt, zoo als s o m m i g c 1 i e d e n g e TV o o n z ij n t e doen, als zij een paard willen adcrlaten, dan ziet men bij het dier, door de gehinderde teragvloeüing
-ocr page 99-
;:
78
vnn hot, nu dik vlo eij end , blood van de u kop, t ui me-leu en slingeren en andere teekciien aan I) eroerten eigen, o n t s t a a n. (*)
De pels en de adcmlialing zijn als bij da aathim-ziektea op-gegeven is ;, ecrstsrenoemdo hard, klein , nu en dan een' slag wegblijvende ; de laatste onregolinatig, tusschenbeide versneld; daarbij neenit men van liet begin dev zickte af, beving van spie-ron aan den lials en aan do schoudcr waar , dat echter in eea later ziekte-tijdpcrk ook bij elke kolijk plaats vinden kan. Gc-woonlijk wordt deze ziektc, namelijk in znlke strcken waar zij tot dc zeldzaamheden belioort, voor kolijk aangezicn en dien overeenkomsüg behandeld ; dock moot hier de hoodanighcid van het zwart, dik, tcorachtig bloed dienen, om het gevaarlijk ka-rakter van den vijai.d die men te bestrijden heeft kennen to leeren. Geschiedt dat echter uict, tast dc arts mis, dan sterft het paard gewoonlijk nadat dikwijls schijnbare bcterschap en we­der instorting, of bcter vcrergering plaats liebben gevonden, van don derden tot den zesden dag na hot ontstaan der ziekte.
In den verdereu loop , waimeer de ziekte tot (ten zesden dag aanhoudt , ziet men nltijd verschijusclen ontstaan, die haar wezeniijk van andere zloklcn onderschciden. Op de neusschei-diiig ziet men roode vlekken, zooals bij de rotskoorts besehreven zijn ; nit den liens vlocit een bloedig gekleard slijm , de bulk zet sterk op en meniginalen is ook eene ontwikkeling van Incht onder dc huid te bespcuren, zoodat, wanneer de ziekte dezen uitgang ncemt, het daardoor aangetaste dier, oiuler bijkomciulc stniptrekkingen, eon' walgelijken dood heeft.
Opening van h e t c a d a v e r. Worden aan doze ziektc gestorvene paavden geopend, dan ziet men, belialvc de ver-schijnselen der anthrax-ziekfen, zooals die reeds vermeid wer­den (verandcringen des bloeds, wanklenrige hoedanigheid van het vet, veranderingen aan de lever en milt) ook nog op ecne grootere of kleinere nitgestrektlieid aan de dannen, njeestal aan de dunne dannen, tnsschen het hen overtrekkende weivlies en
(•) Dit is een bcpaaM, karakteriatiek kenteeken, die Jcze ziektc van het kolijk ondcrselicidt, dat zeli's voor niannen van het vak tlians nog ivcl iets niemvs zal ziju.
-ocr page 100-
74
de spierlaag eenc uitstortiug van ecu ycel of groengeel lijmig
voclit; vaak (maar niet altijd is (hit het geval) is duarbij ook de daavonder liggende spierlaag cn lict slijmvües sterk ontstoken en zwartnehtig gekleurd.
Bekandeling, Wordt deze ziekte bij haar begin juist gc-kend eu beoonteeid, dan kunnen de meeste patienten gered wor­den, ücn tnppo het aangctaste paard van zes tot negen oude pouden (8 tot 13 medlcinale ponden) bloed af— dns cenc rnime aderlating — eu geef den lijder dan alle mir cene halve drachma braakwijnsteen cu ecu luoil kamferpoeder, met cen weiaig foenim t/roecum cn wann water, of af kooksel van lijnzaad naauwkeuving vermengd in. Verder mag men niet verzuimen oiu den patient viijlig- te begieten met kond water cu met aziju to besproeijen. Men meet, zoodra men zieh overtuigd heeft van den waren aard der ziekte, volgena de opgegeren kentee-kenen, met het ingeven der geneesmiddelen zooveel slechts mo-gelijk is , haast malen. Een bewoner van het platte land , die geene apotlieek in zijne nabijlieid heeft, begeve zieh naar eonen uabij woneuden geueesheer en verzoeke van dien, oi' bij afwe-zigheid van hem, of haar, die met de geneesmiddelen bekend is, eenige poeders van eenc halve drachma braakwijnsteen flarhiriis cmeiicHsj en mögt er zooveei kamfer niet voorhanden zijn, dat ligt niogelijk is, dan neme men vooreerst maar in plaats daarvan even zooveei terpentijnolie, dat vaak, bij een' verwer of Schilder, of misschien wel bij eenen kruidenier te bekomen is, en vermeng de beide ingreclienten met wat meel en water, of lijnzaad-afkooksel, als gezegd is. Voigt weldra op deze behandeling eenc zigtbare, aanhoudende betersohap, die allccn in eene gnnstig veranderde stemming van de werkzaam-heid der zenuwen gelegen kan zijn, dan is het voornaamste gevaar ovenvonnen en men kan nu , tencindo spoedig weder eene gezonde bloedmenging te bewerken, in plaats van den braakwijnsteen andere middelen nemen, b.v. dranken, of bij goede spijsvertering van don patient, likkingen van bittere , speeerijachtige middelen, als kalmus- of engelwortel, alscm, enz. verbonden met zwavelzuur, van dit laatste middel alle twec uren een half lood, v'erduud met niet minder dan cen en eene halve flcscli water , of af kooksel van evengenoemde stoll'en, en
#9632;
-ocr page 101-
75
gevc die hocveclhcid drie of vier inalca gedurende een etmaal in; dus ten lioogste twee lood zwarelzuai in 24 uren tijds, daarua kan men met het zum- wel opliouden.
S?c KarbonkeI-4-nthrax.
i)ezc vorm van anthrax bestaat in de aanwezigheid van eio-cn-dommelijke, meer of minder vaste, verschillend gevormde zwel-lingen, die karbonkels genaamd worden. Zij komen op verschii-lende tijden, hetzij vodr het algemeen koortssichtig lijden, of daarna, zoowel cnkele, als ook meer ten zelfden tijde en op on-derscheidene deelen des ligchaams, docli liet meeste aan den hals ten voorschijn. Zij zijn bf begreosd , bf vlak in den om-trek wegvloeijendc en blijven tot den dood toe aanvveziraquo;, of verdwijnen weder vuor het sterven eu volgt dan daarna dik-wijls, maar in geenen dcelc altijd, beterschap in den algemeen lijdcndcn toestand.
De dnnr dezer ziekte strekt zieh gewoonlijk tot zeven daeen uit, somtijds nog iets langer.
Meermalen geschiedt het dat deze ziekte na de verdwiining der gczwellen , spoedig in genezing overgaat, ofsclioon ook wel de dood een einde aan het lijden maakt.
Zoodanige karbonkels met welker versehijning het algemeene lijden van het dier vermindert en dat bij doelmatige hulp der knnst in genezing overgaat, laten evenwel veeltijds belangrijke na-ziekten als groote, etterende plekken achter, dewijl zij semeenlijk van een' grooten omvang, plat en in den omtrek zieh verlie-zende , gevonnd zijn.
Neemt de ziekte een' doodelijken uitgang , dan kan men ont-wikkeling van lucht tusschen de hnid en het gezwel ontwaren waardoor een ki.ictterend gelnid ontstaat, wanneer men met de hand daarover heen strijkt; de gezvvellen verliezen hunne deen--achtige, elastieke hoedanigheid en doen meer of min verschijn-selen van versterving bespeuren.
De karbonkels zijn ongelijk van grootte; terwijl sommigeu zoo groot worden als eene okker- of walnoot en als een hoenderei I-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;6
''-•#9632;*.
-ocr page 102-
76
eu zieh laiigzaam ontwikkelcu , komcii andere daarentegen plot-seling o]) eu bereikeu in körten tijd eene zcer belangrijke uit-gebreidlieid , en verdwijnen veelal ook even spoedig weder ; gc-woonüjk volgt na dit vcrduijueii der opzwelliugeD de dood tamelijk spoedig.
De karboukels zijn meestal niet züü wann op het gevoel als het ligchaara in het algemeen ; lioe langer zij bestaan, zooveel te kouder worden zij, totdat ze eindelijk den uitgang inaken in koudvuur.
De inliond bestant uit eene gele , lijraige vloeistof, die later vaster en taaijer wordt en dan minder vloeistof entlasten, dan versch ontstane.
De behaudeling van de karbonkel-anthrax i* in het wezcu gelijk aan de reeds opgegevene der anthrax-ziekten in het alge­meen, en de bijzondere behaudeling der gezwellen zelve, die na de genezing der ziekte ligt kenteokenen van koudvuur doen bespeuren. In dat geval moet men zicii haasten met doehnatige middelen, t. w., door gedurige uitwassching met een afkook-sel van kina- of eikeubast met kamferspiritus vereenigd en dan inet die menging te verbinden , door middel van eenig daannede goed bevochtigd werk of vlas. Bij eene overmatige ettering neme men een poeder van versehe, gebrande hontskool, met bijvocging van eenig kamferpoeder, om daarvan nu en dan iets in de wende te strooijeu, totdat de ettering zooveel venninderd is, dat daarvan eene matige afscheiding plaats viude, zooals bij gezomle, genezende womlen geschiedt.
Een specüiek middel voor de anthrax-zieklen , zooals somtijds gcroemd en verkocht wordt, bestaat er niet; want geen daar­van heeft bij de beproevmg bewezcu van waarde te zijn.
i :
,
-ocr page 103-
DBRDE HOOFDSTUK.
Xiekten met ccnc op den voorgrond tredendc
;iaii!hraquo;laquo;-:'si:i'4 eens orgaans.
I. Der Hersenen.
a. Duizeligheid, Duizeling, Bloedaandrang
nan r de Hersenen.
Ken teeke ue n : In meest alle gevallen is het paard op een' ruimen, Imcbtigen stal schijnbaai volkomeu gezond; wanneer het echter naar buiten geleid wordt, dan ziet men het, reeds vaak nog vdor dat Let ingespannen wordt en snel loopt, slingeren en tuimeleu, als een beschonkcn meusch , of zieh naar eene zijde lieen dringen en zelfs wel nederstorten, inzonderheid ontwaart men deze teekenen bij den arbeid. Yalt het neder, dan springt het gewoonlijk zeer korfc daaraa weder op en sehudt of rekt zieh alsof hot niets deertj inaar men moet het dier dan niet door het te slaan of had sclireeuwen trachten weder tot zieh zelven te breiigen , integendeel het zacht aanspreken en met de hand stree-len, waarna de toeval aanstonds ophoudt. Vddr den aauval van duizeling of duizeligheid, draaijen of liever beuren zij eerst den kop onregelmatig naar eene zijde heen, die zij sidderend steeds meer en meer naar de hoogte helfen, terwijl de houding der ooren danrbij ook verändert, en dringen dan veelal naar de eene of andere zijde heen. De oogen zijn strak en uitpui-lende, de neosgateu zijn wijder opengezet , de dieren doen aanvankelijk eene groote benaanwdheid blijken , die door toe-neming tot kortslondige bcwustelüosheid overgaan kail. Koint het paard daarna weder tot zieh zelven , dan ziet men veelal een ligt uitbreken van zweet. Ook bij geringen arbeid zweeten zulke paarden ligter dan gewoonlijk, doeh zelden zooveel op die dagen wanneer ze van de aanvallen vrij blijven.
-ocr page 104-
78
Wanueer men een aim dtdzelingen lijdeud paard berijdt, of voor den wagen heeft gespanneo, dan is lie), den ruiter of tlen voerman zeer a an te raden, om, zoodra hij de eerstc kentee-kenen mögt ontwaren dan vooval liet paard nict ruw te behan-delen, uiet met de zweep te slaan, noch ängstig aan leizeel of teugel te trekken; want dan begint het dier te steigeren en slaat naar de eene of andere zyde over, of het loopt door zweep-slagen aangespoord bewusteloos voort en vent tegen boomen , tolbekken, heggen, en?., aan, of stort in eene sloot, gracht of rivier , of valt zoodra het laatste overblyfsel van bewnstzijn ver-dwenen is, ook op den offenen grond neder. Maar ook dan nog herstelt het paard van zelf zeer spoedig, binnen weiuige minuten springt hij weder op en sohijnt als van eene groote benaauwdheid verlost tc zyn. Breekt het zweet dan aanstonds nit, dan keert de aanval dien dag niet terug, anders misschicn reeds na 200 tot 100 schmlen.
Veehouders zien deze ziekte veclal verkeerd aan , terwijl de een meent, dat ziju paard kruislam is, mecnt de ander, dat het lijdt aan de vallende ziekte, sommigen houdeu het zelts voor kolder, zooals mij dikwijls bij onderviuding gebleken is, nit welke inzigteu veeltijds eene verkeerde behandeling volgt.
De jiols aan het onderkakebeen en aan de slapen van den kop is, als er geene voorafgaande beweging van eenig belang heeft plaats gevonden, niet versncld , maar vol en hard terwijl al do oppervlakkige bloedvaten aan den kop overmatig met bloed zijn opgevnld.
Wordt de kop of de keel te sterk gebonden of gegespt, zoo-dat daardoor de terugvloeijing des bloeds van den kop belemmerd wordt, dan worden daardoor willekeurig verschijnselen als boven beschreven zijn, te voorschijn gebragt, dat als een bewijs moet worden aangemerkt, dat duizeligheid werkelijk door ophoopiug van hloed in do herseaeu ontstaat. Zijn zulke verschijnselen echter alleen hierdoor veroorzaakt, dat wel eens geschiedt, dan verdwijnen die ook ueldra weder na het vermijden dier belet-selen.
Oorzakeu die hiertoe aanleiding geven können is voorna-melijk volbloedigheid; maar ook dieren, die geene overmatige vochtcn bezitten, kunnen aan doizelingen lijden, wanncer zij na-
amp;#9632;
-ocr page 105-
79
melijk bij iiamnerkelijke wannte, dadclijk na het voetlereu tot schielljk rijden gebruikt worden, waardooi werkelijk aaiivalleu van dnizeligheid outstaan ktinnea, zonder dat die ziekte eigenl^k werkelijk in het l^cbaam bestaat.
Dieren , die aan van tijd tot tijd herhaald wordende aderlatiu-geu gewoou waren , welke dan later niet meer gesehieden , lijden ook veelal aan daizelingeu. Verder paarden, die aan ongerc-gelde dienstvei'iigtingen ouderworpen ajn, I. w., die dagen lang bij goed voeder op den sial staan en dan weder lang en snel moeten loopeu en trekken , waaraau het verschijnsel nioet wor­den loegeschreven, dat deze ongesteldheid vcel minder voor-komt !)ij paarden van voerlieden, die cone geregelde dienst ver-rigten, dan bij die, welke nit weeldo gehouden worden en som-tijds lange rust bij rijkelijk voeder genieten.
Ue beoordeeling of voorzegging, is in zoo vergünstig te stellen, als de aanleiding tot de ziekte (van het te strak toe-gespen en aanbinden om den kop cn hals is hier geonszins sprake) spoedig nil, den weg genomen kan worden; geschiedt dat niet, blijvea de oorzakeu voortdnrend hären schadelijkeu invloed uitoefenea, dan volgt dikwijls hersenontstekening, ot vaker nog stille koider.
Beb an de ling. In vele gevallen is allecn de verwijdering der oorzaken, als onregelmatigheid van dienstverrigtingen, lange werkeloosheid bij krachtig voeder, het nalaten van tot gewoonte gewordene aderlatingen, enz., ter genezing voldoende. Is de aanval voorbij en daarop zweet gevolgd , dan kau inen veilig, bedaard den weg, of arbeid vervolgen, maar het paard vooral zacht behandclen en zoo het gestel des diers het niet mögt ver-bieden , tappe men eene matige hoeveelheid bloed af, Als een voorbehoedmiddel voor aanvallen van dnizeligheid in het ver-volg is het /.eer dienstig ora het paard om de acht weken on-geveer, een purgeermiddel in te geven van acht tot tien drachma soeotrijusche aloe tot poeder en met witte zeep tot eene pil ge-inaakt, of men gove aohttien tot höögslens vier en tvvintig ilroppels oroton-olie met foennm yraecum en wat water tot eene pil gumaakt in j doch is het eerste raiddel voor een' onkundige veel mecr aan te raden.
Kernen de aanvalten intnsschen ccnigcnnatc tcrug, dan gevc
w
jm
-ocr page 106-
%
80
men het paord eenig salpeter in het drinkwatei-, b. v., twee of drie dageu achtereeu twee lood per dag.
Eeu paard dat aan duizelingeu onderhevig is , tengevolge eenei te lange nist, geneest dikwijls , wanneer liot eene dage-lijksclie, geregelde dienst nioct vemgten, die geene te sterke iospanuing vereischt, b. v., liet loopeii voor eene postkar, enz.
Twee de vorm van duizeling. Behalve dezen schielijk verloopenden bloed-aandi'ang naar de hersenen, duizeliglieid, bestaat er duidelijk nog een tweede vorm, en wel een langzaam verloopeu de. Deze aanvallen houden een ige uren, zelfs tij-delijk terngkeerende wel eens twee, of drie dagen aan. Hier-van worden de dieren meest op warme j benaauwde, dompige stallen aangetast en in tegenstelling van den schielijk verloopen­den vonn , slechta zelden hij den arbeid; geschiedt dat echter, dan wordt het paard wederspanaig , gaat terug en dringt naar de eene of andere zijde.
Kenteekenen. Wordt een zoodanig paard op den stal ge-bragt , dan staat het met eeu' neerhangenden kop, steunende dien in de krib , of tegeu de wand, of bet sehot, luistert tliet naar den roepstem van den eigeuaar, koetsier of stalknecht, is ongevoelig voor bestraifmg, tuimelt dikwijls, laat slijm nit den raond vloeyen eu schijnt meer of minder stompzinaig.
Hierbij ontbrcken de gezamelijke kenteekenen van ontsteking ; de pols is zelfs langsamer, \ol en week, dikwijls onregelmatig, het wit der oogon is vaak geheel wit, dikwijls ook lets in het gele speiende , al naar dat behalve deze toestaad ook nog eene stoornis in de verrigting van de lever aanwezig is. De mest-afgang is wel träger , maar groot en week gebald en naar de onderscbeidene voedingsstoffen gekleord.
.Deze toestand van bloedaandrang naar den kop wordt zeer ligt voor stillen kolder aaugezien, ja zelfs in do inecste gevallen, en in de daad worden er buiten twijl'el lange en zeer naauwkeurige opmerkingen en een herhaald onderzoek vereischt, om den waren aard der ziekte te ontdekken , te meer daar bij verwaarloozing, of eene on j niste beschouwing dezer ziekte en daaruit voortvloei-jende verkeerde behandeling, zij door water-uitslortiug ligt en spoedig in den eigenlijken stillen kolder kan overgaan.
Het geschiedt zeer dikwijls, dat (lit ziekte-verschijnsel na vier
-ocr page 107-
83
tot acht uren te hebben aangehouden van zeit' verdxvijnt; in an­dere gevallen editor wijkt deze toestand dikwijls eerst na een' tijdsverloop van twee dagen, wanneer door de hnlp der kirnst cenc sterke mest-ontlasting bewerkt is geworden,
Wanneer deze dien toestand is, welke men in eenige vee-nrtsenykundige werken ouder den naara maagkolder opge-teekend vindt, die hoogst waarschijnlijk daarmede bedoeld is, dan is lt;lat verkeerd, daar hier van een eigcnlijken kolder vol-strekt geene sprake zijn kan , terwijl door /.ulke opgaven en be-namingeu het begrip en de beoordeeling eener ziekte in verwar-ring wovdt gebragt.
Deze ziekte van bloeilaandrang nanr de hersenen is in zoo verre gevaarlijk, da( zij bij langen duur en hot herhaaldelijk tenig-keeren, bepaald in den stillen kolder overgaat, dewijl daareu-tegeu , wanneer de zickte-toestand juist wordt beschonwd en men tijdii;- genoeg ter hnlp konit, die ligt tc genezen en het terng-keeren door eeue zorgvuldige en doelmatige voeding en verple-ging vermeden kan worden.
De oorzaken zijn incest altijd toe te schrijven nan eene ovorvloedige bloedbereiding bij verblijf op warme , benaanwde stallen, waar de ruimte niet groot genoeg voor het getal paar-den of anders althans lang van vevdieping en zonder genoegzame toevoer van versehe lucht is, alsmede aan het veel voederen van het eerste klavergewas, welk voeder voor bloedrijke dieren aftc raden is. Daarom geve men zoodanige paarden, wanneer zij slechts onbeduidenden arbeid verrigten , sreen te gehaltrijk, krachtig voeder en een' luchtigen stal.
De be ban deling moet begonnen worden met eene naar het gestel berekende, incatige hoevcelheid bloed af te tappen en is de stompzinnigheid van den patient groot, dan begiete men oofc alle kwarlier of liaif mir den kop lang met koud water. Inwendig geve men eene pil van acht of tien drachma socotrijn-sche aloe met eenig meel of foenum, grnneum en water en een klein klnitje zeep tot eene pil gekueed, in eenmaal in, of voor een groot , sterk paard :
Neetn : Calomel, een lood.
Glauberzont, 12 lood.
Gentiaan- of kalmuswortel , 8 lood.
-ocr page 108-
83
alles in poedei en met meel en water gekneed tot eeu likpot-cleeg.
Gebruik: in twaalf urc.! tijds met regelmatig verdeelde tussohen-ruimten in te geven.
Men verzuime nict talrijke klisteringen te docn , b. v. van laauw-wai'm zemelwater met -.vat olie, totiln.t het begin der wer-king van dit purgeermiddel bespeard wordt.
De werking van dit middel is bij deüc ziekte zeldeu zoo hevig, als wauneer dezelfde hocveellieid dezer genccsmiddclcn bij andere ziekten wordt toegediend.
De Herseu-ontsteking, — Bazeude kolder, Zonnesteek, enz.
I
Dezc ontsteking is eene der gevaarlijkste ziekten, dcwijl zij een der edelste en belangrijkste ingewanden des Ugchaams aan-tast. Het zeuuwstelsel heef't zijuo lioogstc volmaking in dc her-senen ; daardoor laten zieh dan ook de hcvige verseliijnselen ver­klaren, die ons de horsen-ontsteking doen kennen.
Kenteekenen. De aanvang der ziekte geeft zieh te kennen door eene groote matheid en eene aan bewustelooslieid grenzende stompzinniglieid. Do dicren staan ineestal met onder den bnik geplnatste voetan; zij steunen den kop op de krib, aan de munr, wand, of andere voonverpen ; het gebruiken van voeder en drinken geschiedt op eene van de gewoonte afwijkende, vrcem-de wijze ; bij het loopen beuten zij de beenen hoog en lomp op, tnimeien. en sliugeren en vallen , ofschoon slechts zelden, ook wel eens neder. - Outlasting van mest vindi geheel nict, of slechts gering en dan hard , klein gebald en donker van klenr plaats; ook de pis-onthisting is geringer en is die evencens nicer donker van klenr dan gewoonlijk.
Bevoelt men hot lijdcnde paard den kop, nl. tusschon de ooren op den schedel, dan bespeurt men eene vermcerdertle wärmte. De oogen, die thans bij de ecrste , voorafgaando ver-schijnselen van den razenden kolder de uitdrnkking van stomp­zinniglieid aannemen , terwijl de pnpillcn, of oogappels, vcrwijd
-ocr page 109-
zijn, faltlians verzckereu eenigc geloofnraardige schrijvers, clat te hebbeu opgemerkt,) würden echter weldra vurig, glanzig, rood, ontstoken en nitpuilende, terwijl de papillen dan gewoonlijk naauwer worden eu het dier somtijds raijt wilde blikkea om zieh lieenziet. De moncl is heet, droog en veelal roodachtig, gelijk ook het inwendige nensvlies; de tong is dikwijls barstig en dikker. De pels aauvankelijk vo!, hard en tot op zestig slagen per minnut versneld , is icts zamengetrokken en onregelmatig en wortlt weldra klein eu later veel sneller.
Deze verschijnselen houden gewoonlijk twaalf uron, slechts zelden langer aan; dan echter ontaardt deze tocstand in ecu vreeselijk woeden, die tot volslagene razernij overgaat. Het door hevige pijn razende dier woedt, tiert en slaat blindelings in het rond, springt inet de voorvoeten in dc krib, of treedt ach-teruit en gaat ruglings zoo in den haläter liggen, dat deze, zelfs niet sterke ketthigen, breken waardoor het paard dikwijls belangrijke kwetsingen bekamt. Bij het breken der voorwerpen, waarmede het dier bevestigd is, valt het achter, somtijds zij-delings over op cieu vloer en blijlt dan, of -.vocst om zieh heen slaande liggen, of springt weder op om op nieuw te razen en te woeden ; niet zelden steunt het eenige oogenbiikken het voor-hoofd tegen de miiur of het schot, doct dan eensklaps wilde sprougen , of zet de voorbeenen tegen dc mnur omhoog, als ware het hem inogelijk daar tegen op to kiautercn. Na zulke aanvallen , of ook reeds wel gedurende iiet woeden, volgt meest altijd een hevig zwect, dat van het ligehaam in droppels afvloeit. Zulke hevige aanvallen van woede houden zelden langer aan dan een half nur, meestal zoo laug niet en maken dan tijdelijk plaats voor den boven besctuevenen tocstar.d van stonipziunigiieid. In het tijdperk van deze rust, na zulk een' aanval, is de pols dikwijls tot nicer dan dc verdnbbclde snelheid geklommen en naauwelijks te teilen, 1:20—140 kleine, sidderende slagen in de minnut doende en gaat slechts bij uitzondering en dan nog maar weinig in snel­heid terug. De ademhaling is zoowel wegens de hevige bewe-quot;#9632;iiiquot;'en , die het dier zedoris maakt, als ook door den anssturen toestand eveneens versneld, terwijl de neusgaten ver zijn open-gesperd.
In de ccrstc twee of drie datren komeii deze aanvallen in on-
-ocr page 110-
84
regelmatige tusschenrairaten tenig:, die eerst nog in sterkte toe-nemen , doch daarna , wanneer niet tijdens zulk een aaaval vau razernij de dood door eene hei'senberoerte volgt, steeds zwak-ker worden; het dier gant dan allengs over in ecu' aanhouden-den toestacd van bewnsteloosheid, die gedurende het ligfrcn slenlits door slaande bewegingen mot de beenen afgebroken wonll,; dan wordt dc pels klein en draadvormig, de enkele slagen eindelijk niel nicer te ondersoheiden en de dood volgt zelden Inter dan den vierden of vijfden dag Was de hersenontsteking niet zoo hevig vau karakter en verschijnselen, dan kan !iet paard daar-aan ligt langer lijden, nadat de woedende aanvallen voor goed geeindigd zijn.
Niet altijd echter is de dood of genezing de uitgang van de hersenoutsteking; maar in vele gevallen gnat zij over in eene ait-zweeting van water in de hevsenkamer en dan ontstaat cr, a'.s eene naziekte stille kolder. Dezen uitgang ka;1 men veronder-stellen wanneer de hevigheid der opgegevene verschijnselen meer en nicer vermindert, de kenteekenen van koorts wegblijven, de pols zijne snelheid verliest, zelfs tot beueden het gewoon getal terugkeert en de patient daarbij loch in eene hoogere of gerin­gere mate in een' slaperigea toestand vervalt en in liet idgemeen zieh die teekenen voordoen , welke later bij den stillen kolder opgegeven zullen worden.
Het is echter ook niet zeldzaam, dal de boven beschrevene aanvallen van razernij bij dc hersenontsteking gcheel en al nitblij-ven en de diercn voortdurend in een' toestand van verdooving oi bewusteloosheid verwijleu, welke gevallen al$dan zeer dikwijls verkeerdelijk voor stillen kolder gehouden wordt, en aanleiding tot kostbare processen heeft gegeven.
Bij ecu naauwkeurig onderzoek echter inoef, die dwaling ver-dwijnen; men leite in dezen op de volgende verschijnselen die hersenontsteking te kennen geven. Altijd zal men bij den pa­tient sterke koorts, alsmedo de verhoogde wärmte aan ilcnkop, voorol boven op den schedel, tusschen de ooren ontvvaren; vorder meet men letten op het plotseling ontstaan der ziekte, op het nicer krachtig te voorschijn komen van elk verschijiiacl op zieh zclf. Het zijn vooral die kenteekenen welke deze werke-lijkc ontsteking van den koortsloozen stillen kolder onderschei-
-ocr page 111-
85
den. In weenvil van het ombreken der aauvalleu van dölle quot;voetle en schoon ook al de vcrloop der ziekte langer zij dan die der eerst beschrevene , zoo i* zij evenwel uiet minder ge-vaarlijk, daar zij gewoonlijk van den beginne af met waterige uitstortingeu in de hersenen vergezeld gaat.
De versahijnselen lgt;ij de opening zijn onderschei-ilon, naavmate de versehillcnde oorzaken , die den dood te weeg bragten en daarnaar, of de hersenen, of hare vliezen aan de ontsteking geledeu liebben, dat bij bet leven niet met zekeriieid te bepalen is. Hoogst waarschijnlijk zijn de ontstekiu-gen van de hersenvliezen veel menigvuldiger dan die der hersenzelfstaudigheid; want in de meeste gevallen vindt men bij de opening de vaten tusschen haar met bleed sterk op-gevuld , in de vliezen zelve kleine , knoestige , of kolfvormige bloeduitstortingen , dikwijls ook barsting van vaten , zoodat wer-kelijke hersenbloedingen tengevolge daarvan ontstaan zijn ; in znlke gevallen was dan de naaste oorzaak des doods, iiersen-bloedberoerte,
Wanneer daarentegen eene hersenberoerte door waterige uit-stortiugen den dood veroorzaakt hebben, dan vindt men die, zoo-wel in den zak van het harde hersenviies , alsmede in de ka­mers der hersenen als zoodanige waterverzaraeiingen, als de be-perkte rnimte slechts eeuigermate toeliet; bij een' snellen ver-iooii der ziekte is dat water bloedig en met vlokken vermengd.
Is daarentegen de h e r s e n z e I fstandigheid zelve ont-stoken geweest, dan vindt men die na den dood meestal wee-ker, althans hier en daar.; in elk geval echter vindt men bij de doorsnede, op de snijdvlakle , kleine bioedvlekjes, dat veroor­zaakt wenl door de sterke opvulling van den uiterst tijnen, in­wendigen bloedleider der hersenen. (•)
.De oorzaken der hersenontsleking zijn, althans voor het grootste gedeelte, tot nog toe uiet voldoende opgespoord; in elk geval echter is dit zcker, dat dieren die volbloedig , zells wel dikwijls aan bloedaaudrang, congestion , naar het hoofd lijdeu ,
(*) Het week worden der hersenzellstumligliciil wordt echter iu gecneu-ileelc altijil als een gevolg couer voornfgegane ontsteking Ijcscliouwd.
-ocr page 112-
86
derhalve aan duizeligheid onderhevig zijn, bijzondere vutbuarkeid voor hersenontsteking bezitten; eveneens dezuliceu die reeds een organisch gebrek aan de hersenen, b.v, ccne waterophooping hebben.
Onbetwistbaar wordt als een aanleiding gevende invloed, lange aanhoadende inwerkiag der zonnestralen op den schedel in heete zomcrs aangeaomen en deze aanneming hecft velen grond; dock is nnar raijne meening de menigvuldigste aanleiding , ecue voe-dingswyze die een te grooten rijkdom van bleed veroorzaakt, gepaai'd met een oponthond in te warme, dompiglaquo; stallen, on-reirelraatige dienstverrigtiug cu alle zoodanige omstandigheden, die in een' geringen graad, of körten duur der sehadelijke in-vloedcn , congestion (bloedophoopingen) naar de hersenen l)e-werken können.
Een vennaard schrijver van den jongsten tijd zegt: „In eenige gevallen van hersen-ontsteking die ik behandeld heb, was eene he v ige koudevattingj na voorai'gegane verliitting, onmiskenbaar de aauleidende oorzaakquot;.
Da voorzeggging is ondev alle omstandigheden ongunstig te stellen; want slechts zelden gelukl net, wunneer zelfs ook da-delijk bij bet ontstaan der ziekte zeer krachtig ontstekiug-werend gehandeld wordt, een' patient te behonden en zidt's in doze wei-nige gevallen gaat zij nog dikwijls over in stillen kolder, of zoo dit in ecu zeer zeldzaam geval ook al niet plaats mögt vinden, dan doodt een terugkeer der ziekte later, teugevolge eener ver-kcerde voeding, het dier zoo veel te zekerder,
Behandeling. De ee:-ste vereischte is, dat men den pa­tient op eene luelitigc, koele en zeer stille plaats brenge, waar liij, wanneer de aanvaleu van razernij opkomen, zichzelven en zijne omgeving zoo min mogelijk nadeel kan toebrengeu en waar het licht slechts getemperd doordringt; want het schijnt als of reel licht de razernij dikwijls vermeerdcrt. Heeft men geene andere ruimte voor den patient dan die waar hij staat, dan rigte men die zoo goed als mogelijk is voor het zieke dier in. Daar-na doe men aanstonds eene aderlating van vijftien tot aehttien medicinale ponden bloed , d. is, van zes tot niim zeven kan, eerder meer dan minder, eene schier gewaagde aderlating doet hier veelal de beste diensten , doch moot men dan de laatwondc
-ocr page 113-
87
vooral zorgvtddig sluiten, opdat die niet weder geopend worde door de bewegingen van het woedende dier, of door liet drukken van den lials legen de wand van de krib, dat wel eens wil geschieden. Ten zelfden tijde brenge men verkoelingen op den kop aan ; dat geschiedt hct best door eene blaas, zoo rnogelijk met ijs gevuld, zoodanig aan den halster te bevestigen, dat zij van de ruimte achter de ooren, tnssclien deze door tot op het halve voorhoofd te liggen komt. Is er geen ijs te bekomen, dan vnlle men de blaas met groote kristallen van wonderzout of Salpeter en doe er zeer kond water in, hierdoor wordt althans eenigen tijd eene grootere koudc verwekt dan door water alleen; het spreekt van/.elf dat deze blaas gednrig door andere, even koude vervangen moet worden.
Het begieten van den schedel met eenige emmers vol kond water, zooals sommige schrijvors aanraden, onder anderen dr. wagenfeld , (zie de vertaling van diens werk door den heer veearts steijgerwald , bij noothoven van goor, biz. 11,) head ik , namelijk in bet begin der ziekte niet voor doelraatig; want in plaats dat het dier daardooi gewoonlijk eenigen tijcl tot rust gebragt zoude worden, gelijk die schrijvers beweren , worden in-tegendeel daardoor meost allijd wederspaiuiigheid en nieuwe aan-vallen van razerny te weeg gebragt. Later, wanueer de stomp-ziunigheid bij aanhondende koorts en belangrijke hitte aan den kop blijft voortdnrcn, kunnen douche- of stortbaden zonder nadeel gebezigd worden.
Yooral mag niet worden veraürad , om zoolang en zoo dik-wijls de rnstige toestand van den patient het veroorlooft, dozen te klisteren met zeepwalcr, waarin eenig zout is opgelost; want elke darmontlasling is hier van groot nut. De volgende zamen-stclling tot klisteringen is zeer werkzaam.
Neem : Witte zeep , 2 lood. los haar op in heet water, 12 maatjes , voeg er bij: ongezo-dene lijuolie, 4 lood (% maatje.)
Keukenzout, 2 lood.
Nadat alles goed gemengd is, wordt deze klistering zoo warm als verseh gemolkene melk zijnde, ingespuit.
Zoowel met het klisteren alsook met hct ingeven der onder-staande inwendige geneesmiddelen moet men het paard zooveel
-ocr page 114-
eenigzins inogelijk is zticht en met verschooning bejegeaen, ilo-wijl eene nuve behandeling nieawe aanvallcu van woeilen eu ra-zeu venvekt, en gedurende cleze , measchenkrachteu niet alleen niets uitvoeren kunueu , maar ook dwangmiddelen gewoonlyk
zulke aanvallen nog verlengeu.
Wanneer de patient verlangen naar drinken te kennen geet't, dan vermenge men in een' einmer met zniver koud water groote giften van vcrkoelendc zouten, salpeter, wonderzout, braakwijn-steen, cnz., b.v,, salpeter vier tot zes lood, wonderzout zestien lood, braakwijnsteen cen lood. Zijn deze middelen op die wijze toegediend geworden, dan geve men de onderstaande likking. Mögt de patient het met genoemde zouten vermengde driuken volstrekt niet willen gebruiken, dan, maar ook alleen in dat geval, geve men ijskoud zniver water.
Neem : Calomel (verzoet kwikzilver) 2 lood. Braakwijnsteen 1 lood. Salpeter 6 lood. Glauberzout 30 lood.
Alles tot pocder en met meel en water zooveel als genoeg is tot een Likpotdees sremaakt.
Gebruik: In twaalf gelijke brokken verdeeld, geve men daar-van om bet nur een in.
Bij de opgave der geheele behandeling is een uitgewassen, groot en, gelijk reeds gezegd wcrd, zooals bij deze ziektc meestal het geval is, weldoorvocd paard bedoeld.
Wanneer tengevolge der verrigtte belangrijke adevlating de pels niet naar genoegen veranderd mögt zijn, dat is: weeker geworden is, en tevens, hetzij de stompzinnigheid toeneemt of de aanvallen van woede henger worden, dan tappe men nog eenmaal eene hoeveelheid bloed af, naar de sterktc en grootte des diers en de lievigheid der ziekte, van vijf tot twaalf pond, (5 pond medicinaal gewigt Staat gelijk aan den iuhoud van 2 Ned. kannen); want hier geldt het spreekwoord; wie veel waagt kan veel winnen , te mcer, daar de patient anders toch verloren is; geef dan in bedoeld geval de boven voorgeschreveu likking op den tweeden dag nog eens.
„Ik heb gezien,quot; zogt ecu beroernd schrijver, een man van veeljarige , nitgebreide oudervinding, welke over deze ziekte han-
-ocr page 115-
89
delt, ., (hit oca juist niet zeer sterk paard in twee dagen vier lüod Ciilouicl werd toegediend , zonder dat de geringste werking op den ai'gang te wceg werd gebragt; want het is cene eigen-dommelijkheid van alle hersenziektcn, dat ons bij haar ue ver-schijnselen ten opzigte der artsenijmiddeleii meest geheel in den steek laten.quot;
Eene andere poging (er iierstelliug van den patient bestaat daarin, dat in geval het dier geenc medicamenten in het drin­kerraquo; noch als likking gegeven kan worden, om dun de werking van het bloedaftappen en der aanhoudend rernieuwde koude omslagen boven op den kop zeer te ondersteunen door blaar-trekkende middelen en scherpc inwrijvingen. Als bijzonder doel-matig in dezen is eene inwrijving van Croton-olie, van 30 tot 4:0 druppels , vermengd mot cen lood wijngeest, op den bulk in den uavelstreek, te beschouwea, dewijl hierdoor, behalve de plaatselijke werking , tevens eene afleidende werking op het dann-kauaal voortgebragt wordt. doch inoet men hierbij bedenken, dat na het gebruik van (lit mid.lei, in geval nl., dat het dier gered werde, op de plaats waar het ingewreven werd, eene langdurige etteriug en na de sluiting der wonde dikwijls eene kale plek achterblijft. De inwrijving van dit middel moet echter volstrekt niet met de bloote band geschieden, maar door eene lederen lap, die niet het geringste doorsiaat, dewijl anders even-eens eene dergelijke pijnlijke en langdurige verzwering aan de hand zonde te weeg gebragt worden.
Andere scherpe inwrijvingen kunnen met spaanscheviiegenzalf op willekeurige plaatsen aan het ligchaam, maar met uitzonde-ring van don kop , naar verkie;;ing gedaan worden.
Nemen de verschynselen der koorts spoedig atquot;, blijven de aanvallen van razemij weg, wordt het dier daarbij ook tot op eeu' zekeren graad vrijer, meer op zijn gemak , zonder echter volkomen vlng of tierig te worden , maar blijit nog steeds eeu weinig stompzinnigheid en slaperigheid aanwezig, dan maakt de ontsteking eenen uitgang in chronische nitzweeting, of er heeft bereids gednrende hare aanwezigheid eene grootere of quot;#9632;eriu-gerc uitstorting van water in de hersenen plaats gevonden. In zoodanige gevallen zette men nan de beide zijdeu van den nek eene etterdragt, al ware het. twee, welker werkins door
-ocr page 116-
90
•I': •
bestr^jking der banden met spaanschevliegenzalf vevhoogd moet worden eu men geve als inwendig gcneeäiniddel den volgciulen likpot #9632;.
Ncem : Braakwijnstecii, 3 of 3 drachma.
Rood of purperkieurig Vingerhocdkruid, 3 lood. Borax, G tot 8 lood. Glauberzout, 8 lood.
Alles tot poeder en met J'oennm graecvm en water, zooveel als toereikende is , tot eeu likpotdeeg geraaakt.
Gebruik: In vier of zes gelijke deelen , in regelmatige tus-schciu'uimtcn , in 34 nren tijds in to gcvelaquo;.
Seer , Friris. Disirict- Veearts.
Het gelukt dan nog wel in enkele gevallen, om de water-nitstortingen te verdrijven, althans dc dieren tot het verrigten van langzamen arbeid op het veld weder bruikbaar te maken , inzonderheid wanneer men de etterdragten lang in working houdt en zorg draagt, dat de mestafgang geregeld blijve. 'Men moot dan eoliter steeds zorgeu , dat zoodanige dieren voor schadelijke invloeden beveiligd blijveu.
Zijn de patienten voortduxend rüstig, dan is bet zeer good, om ben dag en nacht, aan eeu becbt voorwerp gebonden, in de buitenluebt te doen verkocreu, — echter niet bij groote bitte, of konde, noch blootgesteld aan de zonuestralen, — op eene bepaalde ruimte nabij do woning gelegen. Het moet hen evenwel geen oogenblik ontbreken aan versch, koud drinkwa-ter. Tot vocder geve men groen-vocder, tanve-zemclen, genia­len gerst, enz.
Indien ze biter weder tot eene langzame dienst gebruikt kun-nen worden, dan drage men vooral ten alien tijde zorg voor eene gocde, geregelde mest-ontlasting, eu dat er nimmer vcr-stopping plaats vinde; verdcr voor ecn' luchtigen stal eu bevei-lige hen voor groote hitte, zonnestialen op den kop, alsmede voor eestrense koude.
-ocr page 117-
91 De stille Koldcr*).
De stille kolder is eene langdurige, koortslooze ziekte der verrigtingen van liet zenuwstelsel, die zieh door venninderde werkzaamheid ran liet gevoelleven eu het prikkelbaar stelsel en door stompheid der zinnen , ran liet begripvermogen en van het ai^erneeu gevoel te kemieu geeft. — Er ontbrekeu hierbij das nl die verscliijnselcn , welke men gewoon is aan een gezond, tierig paard waar te nenaen, traardoor zulke dieren geheel, of ten deele voor gewone dienstverrigtingen ougesehikt zijn.
Kenteekeoen, De aan stillen koldcr lijdende paarden zijn minder opmerkzaam, stomp voor uitwendige indrukken; zij
*) IViklc ik iaze ziekte, die zoo menigvuldig wordt aangctroii'eu en in zoo vele verschillende grades zidi vertoont, yroiidiy en raquo;Ueszins iiollcdiy be-scliri.jven, ilau moest ik voorzeker wel do mimte van eene afluvering en waar-schijnlijk nog eenige blackijden lucer daartoe bezigen, daar vele cigenaren van paarden den stillen koldet in de eerste graden op den stal hebben, zander lt;lat zij het vermoeden en cen daaraan lijdciul diet dan gewoonlijk voor cen lui, pUegmatiek paard aanzien, zonder van verre te vermoeden, dat liet eigenlijk gebrek in de hersenen gelegen is en het dier dientenge-volge stoiupjiunig, :iict regt uij zijn verstand is; van een zoodanig mensch zoude men zeggen, hij is simpel, onnoozel, een idiool.
Hij, die zulk een paard koopt zal er levenslang verdriet van hebben, ter-wijl het gebrek der hersenen ligt tot onbruikbaarlieid des diers kau over-gaan.
Het is daarom van belang, dat ieder die paarden hondt of uitgezondea wordt die te koopen, naauwkeurig en volledig ingelioht zij met al de keu-teekenen, vonnen en afivijkiugen die deze ziekte karakteriseron en alles nat daariiij valt op te merken.
Daar eene zoodanige, alleszins volledigc beschrijving de bepaalde grenzen van dit werk te ver zoude oversehrijdcn en het evemvel noodzakelijlc is voor belangstellenden zulk eene beschrijving te bezitten, zoo ben ik van voornc-racu, om na de volcindiging van dit werk, bij den uitgever dezes cen af-zonderüjk klein werkje over den .Stillen Kolder uit te geven , in dcnzeU'den vorm als eene aflcvering, zoodat het bij het geheel zal kunnen worden in-gebondcu en mij tbaus bepalen bij eene korters beschrijving, waarin ik eenige der voornaamste puutcn zal opgeveu, ofsehoon nog uitgebreider dan men die in dequot; meeste werken aantreft, mijue lezers vorder verwijzende naar bedoeld werkje, dat later zal volgen, waarin vooniamelijk de ovei-rijke undervindingen zullen worden raedegedeeid van eenen zcer beroeinden Opper-vecarts, na eene uitgebreide praktijk van cene halve eenw door hem, ten iiiittc der uakomclingschap boschreven.
I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;7
-ocr page 118-
92
staan treurig, lusteloos veel al slaperig; zij geven minder acht op den roepsten des rneesters, koctsieis, of stalknechts. Zij wor­den plomper, luijer, alle hunne bewegingen geschieden trager en naoeijelijker, de kop wordt niet nieer zoo regtop dan vroeger , maar liever hangende gehouden; zij eten liever bet hooi van den grond, dan uit de rnif, weshalve ze eene tamelijk groote hoeveelheid daaruit trekken , het voor zieh op den grond neder-werpen en dan opeten. Na het voeder te hebben genoten, laten zij den kop veelal nieer onder de krib hangen dan voor dien tijd. Moeten zij tot den arbeid gebruikt worden, oinkee-ren en den stal verlaten, dan is men genoodzaakt hen daar toe sterker dan vroeger aan te sporen , somwijlen zelfs zeer nadrukkelijk. De gang is moeijelijker, stijver, zelfs onzeker, niet zoo zeer wegens stramheid der gewrichten , maar veelmeer als een gevolg van gebondene, of belemmerde zennwkracht.
Zij laten zieh ongaarne den kop in de hoogte beureu en zijn onbehendig, plomp bij de wendingen, alsof ze de bewegingen der beenen niet regt meer in hunne magt hebben; wanneer zij niets behoeven te doen , dan plaatsen zij de beenen onder den bulk en wel zoodanig , dat men duidelijk zien kan , dat de zwaarte des ligchaams daardoor niet voldoende gesteund en in evenwigt gehouden wordt.
Deze verschijnselen ontwaart men echter ook bij een niet kol-derig, maar lui, onverschilliug, phlegmatiek paard; doch de kenteekenen van den eersteu graad des stillen kolders zijn daar-mede bijna in niets te ondorscheiden.
Bij een kolderig paard vermeerderen evcnwel alle deze ver­schijnselen bij eene groote hitte , bij een' zoelen, van onwedcr zwangeren dampkring, alsmede bij cene gestrenge koude en na dat het paard bereden is geivorden , of getrokken heeft, met een woord, werk veirigt heeft, voornamelijk wanneer hem daarbij den kop in de hoogte gerigt en zelfs nog bovondien regts of links gedraaid werd ; in zulke gevallen is het te zien, dat het paard, zooals men pleegt te zeggen , de kop zwaar wordt. Beschouwt men in dezen toestand het dier in de oogen , let men naauw-keurig op hunne uitdrukking, dan vindt men die wat strak, meer of minder wezenloos en den blik ontbreekt geheel dat vrien-delijke, vertrouwclijke, opgeruimde, opmerkzame en vrolijke van
-ocr page 119-
93
uitdrukking, dat zoo vele paavden in eene hooge mate eigen is. Zij toouen zieh dan bij de geringste aansporing, als waren zij door de grootste vermoeijenisseu afgemat; de uitdrukking der oogen is dan treurig, lusteloos, als ware het, in zichzelve ge-keerd, even als van een' menseli, welke in diep nadenken ver-zonkeu is ; duidelijker wordt dat bemerkbaar wanneer men den maantop achterover van het voorhoofd wegstrijkt, waardoor bij gebrek aan vuur en aan levendigheid, aan opmerkzaamheid in het oog, het paard dgtbaar een doni, onnoozel, als wezenloos uitzigt verkrijgt.
De volgende kenteekenen vindt men bepaald bij alle paarden die aan den stillen kolder, ook zolfs in den eersten graad lijden en daavop meet men bij den inkoop wel letten: zij schuiven de beenen onder den buik; zij zijn vergeetachtig, bewusteloos in hunne houdingen, iuzonderheid wanneer zij eenen langen tijd bereden werden, of getrokken hebben, hetwelk echter beter op-gemerkt, dan beschreven kan worden. De houding van het eene of ander been is dan zoo, dat het dier zieh daarop niet bohoorlijk in evenwigt houden kan, cvenwel verändert hij die houding niet, maar blijft gedacliteloos in dezelfde positie staan, zoodat men veelal sterke krachten moet bezigen, om het deze schier vergetene, bcwnstelooze houding te doen verlaten. Hier­in onderscheidt zieh een zeer traag en lui paard van dien wel­ke aan den eersten graad van den stillen kolder lijdt, dat hoe erg vermoeid, of traag en phlegmatiek ook een paard zijn möge, steeds neemt het tocli zulk eene houding aan, waardoor het zieh volkomen in evenwigt houden kan en laat nooit het eene , of ander been als vergeten en bewusteloos in eene houding staan, die voor eene natuurlijke houding des diers lastig. onna-tuurlijk is. Hoe men ook een vermoeid, of lui paard wenden, draaijen, of achteruit drijven möge, steeds neemt het zulk eene houding met de beenen aan, die van zijne willekenr, zijn be-wustzijn getuigen, terwijl integendeel een kolderig paard zijne beenen zoo plaatst, dat duidelijk eene belemmerde wilskracht, eene meerdere, of mindere bewusteloosheid daarbij opgemerkt wordt. Deze houdingen echter, gelijk ik reeds zeide, kunnen beter opgemerkt, dan beschreven worden.
Er zijn ook ziekelijke aandoeningen bij welke een paard in
7raquo;
i
i
-ocr page 120-
94
#9632;
meerdercn of minderen giaad kolderig schijnt tc zijn, zonder het echter werkeljjk te wczen, b. v. bij de ontwikkeling cu het wis-selen der tanclen en kiezen, voornamelijk bij de wisaeling der kies van de vijtde plaals en bij de ontwikkeling, het doorbreken der kies van de zesde plaats , alsmede bij de ontwikkeling en het dcorbvekeu der tandeu zelve en al do daarbij plaats hcbben-de verrigtingen, waardoor een belangrijke aandrang van blood naar den. kop venvekt wordt.
Vorder bij do ontwikkeling en het aitbreken van den droes en eindelijk bij alle ziekten , waar dc lever en het poortaderstel-sel meerder of minier mede geprikkeld wordt, of ziek zijn, als b. v. hij eene sleponde leverontsteking, enz, In welke ziekte-toostanden (want ook het tanden-krijgon en wisselen , zelfs het verharen mag in zekeren zin daaronder gerekend worden) men zeer vaak meer teekens van den kolder bespenrt, die ech­ter hier alleen als verschijnselen der genoemde ziekclijke aan-doeningen voorkomen en vanzelf weder verdwijnen wanneer die toestandcn opgehouden hebben te bestaan, of in andere ziekten overgegaan zijn.
Eij toeneming van den kolder en zijncn overgang in een' hoolt;reren graad neomt de opmerkzaamheid des diors op alles wat er in zijne omgeving geschiedt steeds nicer af; do werk-zaainheid aller zintuigen schijnt verminderd te zijn; de zenuw-kracht is als verlamd on het bewustzijn s mi en dan slechts zwak aanwezig. Met hangenden kop, do voorbeenen ondcr den huik getrokken, staat hij als in gepeins verzonken ; somtijds staunt hij den kop in de krib en leant bij eene hoogere tem-peratuur daarmede tegen een scbot of nmur en de borst tegen de krib. Het dier wendt zieh zoovcel mogelijk van liet licht af en zoekt met den hem als te zwaai geworden kop de meest duisterc gedcelteu van zijne standplaats op. Hij raoet nu laid en raw toegesprokcn on met een' duchtigen slag met de hand aangespooid worden , wanneer hij opschikken, van do cone zijde naar de andere tredon moet.
De ooren die bij elk gezond en voornamelijk bij elk vlng, levendig cn opmerkzaam paard , zieh het geluid bijna tegemoot keercn en naar alle zijden boon bewegen om het geluid op te Yangon, hangen, hctzij zonder eenige bewegiug van opmorkzaara-
-ocr page 121-
95
lieid te verraden naar achteren of voren i?eri^t, wannecr ook liet geluld van eene tea;eiioverlt;4-ebteMe zijds komt, of between bij kolderige paarden ook vaak liet ^e.-n\ h , het eene cor staat naar voren en liet andere naar achteren, zonder dat zij door een van deze zijdeu venvekt gerächt hunnc rigting- hebben ver-anderd. De pupil des oogs wordt vern-ijd, waardoor het eene atrakke, zwaarmoedige uitdrukking aanueerat; hat oog verliest aan glans, lereadigheid on vnur, waardoor de blik stompannig-heid aantoont. Bij het eten bespeiu't men eveneeas kenteokeneu van bewusteloosheid; zoo ziet mm dat het dier als nit den slaap ontwakende haastig in het voeder bijt en schielijk een paar mondenvol eet, of het. in den bek lioudt zonder het te kaauwen, als had hij geheel vergeten, dat hij voeder in den mond genomeu lieeit. Ook bij het drinken bespeurt men eene afvvijking van do gewone wijze , daar hij den voorkop tot over de neusgaten in het water steekt.
Hoe meer de ziekte toeneemt, zooveel te stpmper worden de ziiitnigen ; plaatst men het dier de voorbeenen kruiselincrs over elkander heen, dan verändert hij die hoading niei, of slechts na geruimen tijd; hij verdraagt het zonder zieh daartegen te verzetten en seiiijnt het niet te gevoelen dat men iiem in de ooren grijpt, op de fcroon van den hoef trapt, of met den nagel eens ringers op het voorhoofd knipt.
.üe bewegingen van den omloop des bleeds zija verminderd , waardoor dus het aantal polsslägen niet zoo veel bedraagt dan in den gezonden toestand, doch is ile gesteldheid van den pels zeer versehiUend, nu eens vol eii week en dan weder klein en zamengetrokken.
Neemt men het kolderige paard van den stal en zal het loo-pen, dan beurt hij de beeilen lomp, hoog op, alsof hij blind ware, ol in het water liep. Eijna altijd bestaat er dan eene nei-ging om naar de eene of andere zijde te gaan; van daar ook dat paarden waarbij de ziekte haar toppnnt Leeft bereikt, aan zichzelve overgelaten zijnde, zieh steeds in ecnen kring be­wegen. Gedwongene bewegingen doen in onevenredig körten tijd zweet ontstaan en bij de daardoor veroorzaakten versneldeu bloed-oniloop koinen alle dene verschijnselen met eene grootere inner-lijke kracht en sterkte to voorsehijn.
'
-ocr page 122-
06
I
De door het gebit vereischte bewegiug van het achteruit Ire-den wordt of in het geheel niet uitgevoerd, en het dier blijft als op in den grond gewortelde zuilen staan, of het beurt den kop eu den hals op, tenvijl de aehtervoetcn ver uit elkander gezet staan blijven en de voorvoeten op den grond krabbende, stijf gehouden naar achteren getrokken worden ; bij deze bewe-ging gebenrt het vaak, bij dezelfde voortdurendc werking van het gebit, dat het paard achterover valt, of zjjdelings nederstort.
In enkele gevallen geschiedt het ook laquo;rel, dat zulke kolderige paarden beginnen te loopen en bij verstomping des gevoels het gebit niet achtende, werkelijk aan het hellen gaan.
Zeer veel valt er nog van den stillen kolder te zeggen en op te merken , doch daar ik mij heb voorgenomen om over deze ziekte eene afzonderlijke brochure to vervaardigen, waarin ik al het wetenswaardige nitvoerig eu bevattelijk zal opgeven, zoo heb ik hier, schoon kortelijk , echter velc karakteristieke verschijnsc-len beschreven; evenwel is het nog veeltijds moeijelijk om bij deze kenteekenen bepaald de v'erkelijke aanwezigheid van den stillen kolder aan te nemen , daar zij nist alleen niet altijd alle le ge-lijk, gezamelijk en in den zelfdcn graad aanwezig zijn, maar andere ziekelijke toestanden hebben gclijksoortigc verschijnselen ten o-evolge, zonder dat er echter kolder, ook niet in den ge­ringsten graad werkelijk bestaat.
Uit dien hoofde is het dus den veearts aan to raden, wanneer hij geroepen wordt bij eea van stillen kolder verdacht paard, waaraan hij werkelijk karakteristieke kenteekenen dier ziekte meent te bespeuren , dat paard niet reeds bij liet eerste onder-zoek bepaald voor kolderig te verklaren, maar het nicer dan eens en wel naauwkenrig leitende op al de omstandighedcn, die hem zouden kunnen misleiden , gade te slaan,
Omtrent het wezen des koldcrs heersehen verscliillende meeningen ; door velen wordt hij beschouwd als eene ziekelijke aandoening der zenuwen; door anderen voor een' perraaneuten (?) aandrang des bloeds naar de hersenen, en door nog anderen voor eene belemmerde verrigting of gestoorde werkzaamheid der hersenen tengevolge van wateruitstortingen. — Toegegevea , dat alle deze drie toestanden plants vindon, dan is het duidelijk, dat zij niet alle onder denzelfden naam aangeduid kunnen worden.
-ocr page 123-
97
Zeiiuwziekten hebben steeds vele derzelfde verschijnselen als bij den stillen kolder opgemei'kt worden; wij zien deze bij alle zennw- en rotkoortsen , uiaar de haar buitendien kensclietsende vevscliijnselen, de aanwozighoid van koorts, , enz. gevea oube-twistbare grondeu voor eene andere beoordceling. Er zijn ech­ter ook andere koortslooze aandoeningen van het zenuwstel-sel, die op zieh zclve minder in het oog springen en die eveu-wel de vverkzaambeid des gevoels en der zintuigen in het alge-meen dermale veränderen, dat daardoor gelijke verschijnselen als bij den stillen kolder ten voorschijn komen.
Hieronder is boven alles de vermindering dezer werkzaamheid te rekenen, die eene n! te sterke willigheid of teeldrift (hengstig zijn) bij merrie's te weeg brengt, welke toestand geheel verkeerd zaadkolder genoemd wordt. Het is oiigetwijfeld waar, dat eene zeer slerk opgewekte geslachtsdrift, die niet bevredigd wordt, met den tijd kolder kan doen outstaan; wanneer dat echter hceft plants gevonden , dan is die ziekte geen zaadkolder , maar geheel de gewone stille kolder. De verscliijnseleu echter, die het nerkelijk ontstaan des kolders voorafgaan , welke cvenwel zeer hevig zijn kunnen, ziju nog geen kolder en worden veeltijds door bevrediging der geslachtsdrift, voornamelijk Indien werke-lijk bevruchtiug vo!gt, uit den weg geruimd. Ook ziet men diea toestand in vele gevallen na een vier tot zes dageu lang homceo-patisch gebruik van het platina, weder verdwijnen. Dikwijls ge-schiedt ket ook , dat merrie's tot het verrigten van elke dienst geschikt zijn, die echter, om haar in dien toestand te houden, na het afveulen , weder gedekt moeten worden.
Evenmin kan die toestand , welke door ophooping of aamlrang des bloods naar de hersenen veroorzaakt wordt , voor kolder ge-hoiulcn worden, dcwijl hij niet alleen voorbijgaaude en te ge-nezeu is , maar omler zekere orastandigheden in körten tijd willekeurig in het aanzijn geroepen kan worden , hetgeen ik bij duizeligheid of aandrang des bloeds naar de hersenen vroeger reeds aangetoond heb.
Er blijfl derhalve nog slechts de derde zienswijze over, welke de naaste oorzaak des kolders aan eene ophooping of uitatorting van water in de hersenkamers besclionwt.
-ocr page 124-
98
#9632;
Daar hier alleen het oorspvonkelijk en zelfstandig ontstaau van den kolder bedoeld wonlt, zoo komt een zoodanige kolder, die na aanhoiulende inwerking van eenen ziekte-toestand welke door voovtderende coiigestien naar de hersenen eindelijk kolder doet geboren worden, als b. v. door leverziekten, verstoppingen in het poortaderstelsel, cnz. hier niet in aanmerking. In dat geval beslaat er genoegzame grond , oin deze meening voor gel-dig aan te nemen, danr er een wezenlijk ondersclieid dient ge-maakt te worden in den kolder , ten gevolge van lang geduurd hebbende, buitengewone opstijgingen of aandrang van bloed naar de hersenen , (want ook eene bijzonder levcndige opgewektheid der teel- of geslaehtsdrift roept door aaudrang des bloeds (con-gesticn) naar de hersenen , den kolder ten voorschijn #9632; , en dien welke primair, zeli'standig ontstaat.
De oorzaken, die längs den ecu' of anderen weg den stil­len of chronischen kühler kunnen doen geboren worden, zijn in de daad te talrijk, om die hier alle naar eisch uitvoerig op te sommen en uit te leggen, dat zouden mij vecl te ver Imiten de voorgenoinene mimte doen tredenj het zij hier genoeg gezegd, dat onderscheidene inwendige ziekte-toestariden, als ook nitweu-dige oorzaken, kwetsing, knenzing , van, of slagen op den sche-del, zelfs den eigenaardigen vorm van den schedel , zooals b. v. van den zoogenaamden ramkop, als bij het gemeene Holsfeinsche ras, de afkoinst van kolderige vader- of moederdieren en alle die oorzaken, die bloedaandrang naar de hersenen te weeg breii­gen, als goed, gehaltrijk voeder, weinig en ongeregelden ar-beid, zeer sterke, tnaar onbevredigd blijveude geslachtsdrifl, enz., enz. vooratgegane ontsteking der hersenen (razende kolder) en velerlei andere omstandigheden meer kunnen den stillen kol­der in hare gevolgen hebben.
Wanneer men aanneemt, dat wcrkelijke kolder eene oitstor-ting of ophooping van water in de hersenkamers is , dan zijn de naaste oorzaken zoodanige aanleidingen geweest, die door hare meerdere of mindere hevige of aanhoudende werking znlke water-verzamelingen hebben knnnen te weeg breiigen, en derhalve is zij eene voorafgegane ontsteking der hersenen of hare vliezen (razende kühler) , die hären uitgang in uitzweeting heef't gemaakt,
-ocr page 125-
99
waardoor deze ophoopiug van water in de herseneu ontstaan is, of tengevolge van laug aangehonden hebbende, of dikwijls weder-keerende congestieu (aandrang des bloeds naar de hersenon) teweeg gebragt.
De bell a n de ling. Zoodanige toestandeu van bloed-aan-draug of congestieu naar de herseuen , die den werkelijken kol-der voorafgaau, behooren eigenlijk niet regtstreekscli tot dit ondenverp en is ook roods bij do eerste afdeeling van het derde liüofdstuk (zie duizeligheid) door mij beschrcven geworden. Daar echter de als zaad- of moederkolder bekende congestie naar de hersencn, nog wel lang onder dezen naam aangeduid zal worden, zoo licriuner ik bier nog eenmaal, dat wanneer de bevruchting der merrie wegens bijzoiidero omstaudigiiedeii , b. v. bij eenige militaire-paarden, niet plaats vindcn kan, dan het liomceopotisch gebruik des platina's dikwijls goede dieusten bowezen heeft; de die-ren worden daarvan de eerste dagen nog racer lusteloos en hou-den somtijds geheel op te oton ; maar op den derden , ten längste don vierden dag zijn zij gcwoonlijk ook reeds volkoracn genezen.
I3ij de door cone belemmering der spijsvertering of des poort-aderstelsels veroorzaakte congestien naar de herseneu — de zoo-geuaanulo raaag- of leverkolker, — waarbij steeds cone gele kleur der oogen opgemerkt wordt, toonen zieh de dradische purgeermiddelen, namelijk de aloe, dikwijls zeer wcrkzaam.
Deze middelen worden door do incest degelijke artsen in dezen toestaud zeer geprezen , onder anderen door den beer von ten-neckeu , majoor dor kavalleric, stalmeester en opperpaardearts van don ivoning van Sakscn , vroeger lector aau de veeartsenij-school to Dresden, welke het volgeude voorschrift daarvan opgeelt.
Neem ; Socotrijnsche Aloe 3 lood ,
inlandsche Rhabarber [radix Rkapontica) (*) 8 lood, Glauberzout 2-i lood.
(*) Do Khfipontira-wortol zal in ons raderland wel moeijclijk te bekomea ziju; ik heb tot mijii leedwezen ook do toevlugt tot andere miiklelcn mocteu nemoQ, tut bijvoegmg van ocu weinig calomel, of tot don gewonen Rhabar­ber, of ecu .iiuler raiJdel, maar zag in gecn ziektegoval, van welken aard ook, waar de Rfiaponticawortel had mooton gebrnikt worden, van eoinV ander iniddcl die gunstige weiking , als vroeger van genoemd middcl.
a. s.
-ocr page 126-
100
Alles tot poeiler en met meel eu water tot een likpotdeeg gemaakt.
Men verdeele deze likking in drie gelijke declen en geve den patient daarvau den eersten dag des avonds en den anderen dag des morgens en des avonds, telksrns '/.', deel in, nadat men hem twee dagen te voren alleen tarwe-zemelen tc eten en lijukoeken water, of met weiten-zemelen geraengd te drinken heeft gegeveu.
15ij zeer jonge, ook bij zeer gevoelige en zeer afgematte , ver­kommerde dieren, wachte men met het ingeven van het derde gedeelte eerst de werking van de vorige twee declen af, die eerst 34 nren na het ingeven outstaat en volgt deze naareiseh, dan geve men hot laatsle gedeelte eerst vier of zes dagen ilaarna in twee giften, een des morgens eu een dos avonds in.
Men verontruste zieh niet, wanneer men gednrende de wer­king van die purgeermiddel al de verschijnselen van deii stillen kolder in een' nog koogeren graad voor den dag ziet komen , dan zij te voren aair.vezig waren ; het is een natunrlijk gevolg van de daardoor verwekte prikkeling; doch deze verdwijnen van lieverlede weder en de weldadige werking van dit middel volgt buiten twijfel, al is het ook oerst na acht, twaalf, of veertieu dagen en somwjjlen nog längeren tijd, als wanneer men dan uaar bevinding van omstandigheden hetzelfde rniddcl nog eeu-maal herhalen kan.
(Majoor vox tenneciker.)
Sommige degclijke eu ondervindingrijke veeartsen beweren, van de laxerende zouten te weten ealorael, (verzoet kwikzilver) braakwijusteeu en wonderzont een nog gunstiger gevolg gezieu te hebben.
Een zeer kraclrtig werkend middel in deze gevallen, daf veeltijds binnen körten tijd schitterende gevoigeu te weeg brengt, wanneer het nl. bij den eigeniijken, hiervoor passenden ziekle-toestand gebruikt wordt; -want bestaat er reeds eene ophooping van water in de hersenen, dan zoude het vruchteloos gebezigd worden, is in den bedoelden toestand eene inspniting in de halsadcr van tinktuur van den witten nioswortcl (Tmcl. rail. Hellelmr. alb.) Teneinde dit te bewerkstelligen , opene men het paard eene halsader door middel van de vlijm . of het lancet, netne een wondspuitje en stcke zijn tijn buisje, of pijpje, uaar
-ocr page 127-
101
beneden toe, in de gemaakte ader-opeuing cu spuite er dan langzaam een of twee draolima van genoemd tinktuur in ; voor de eerstc maal echter slechts ecne drachma, en sluite dan on-middelijk de ader.
De working volgt oogenblikkelijk en bcgiut daamede, dat liet dier, nog vour dat de ader weder digt geraaakt kan zijn , mest ontlast; de adem vrordt nu versueld, dikwijls afgcbroken waarbij de buikspieren krarnpachlig in de hoogte getrokken worden; er volgcn walgingen en üigtbare inspanningeu tot braken, die ge-woonlijk zonder gevolg blijven , en waarbij sleclits nu en dan efiiie kleine Iioeveclheid pap- of brijaohtig voeder uitgeworpen wordt. Een orenlang aanhondeud zweet breekt nit, die dik­wijls zoo belangrijk wordt, dat zieh zelfs kleine plasseu uit de van het iigchnara afvloeijende zweetdroppels ondor het dier vor-men en geen deel van het ligchaam blijft van dat zweet verschoond.
Deze verschijnselen houdeu ongeveer zes urenaan, en hebbcu in den beginne veeltijdä een zeer schroomelijk aanzien; de die-ren maken een akelig geluid met do keel en men gelooft met elk oogenblik hen te zieu sterven, Men moet zieh daardoor niet laten vevontruäten; want weldra nemen de verschijnselen in he-vigheid af en de krampachtige iuspanningen keereu steeds zeld-zamer en met venninderde bevigheid terug, totdat zij eiudelijk geheel en al wegblijveu.
Op den daaraan volgenden dag beginne men het ingeven van de onderstaande likking.
Neem : Calomel, 1 lood.
Galmus- of Engxlwortel, S lood. Glauberzout, 12 tot Iß lood.
Alles tot poeder en mat foemim (jraewm en water, zooveol ids noodig is, tot een likpotdeeg gemaakt.
Gebruik: Op eenen dag met regelmatigc tussohenpoozen in drie of vier giften in te geven. Deze behandelmg moet echter dikwijls in tusschen-tijdperken van veertien dagen herhaald worden.
De eigenlijke, door op bo oping van water in de herseneu veroorzaaktc kolder, tiotseert meestal clke be-liandeliug; zelfs de moeijelijkc operatic der trepanatio , door boring eene opening in de holte des voorhootds te maken on de
-ocr page 128-
102
#9632;I
#9632;: - #9632;
claarop volgeude wegraimiag der vloeistof, is raeermnlen be-proefd, maar zonder geweaschte nitwerking gehleven, zelfs dan wanneer lt;le diereu die operatic gelukkig to boven gekomen waren.
De aan deze ziektc lijdcnde eueren zijn echter gewoonl\jk nog-goed te gebraiken voor langzamen arbeid , ook a! vereischt deze eeue tainelijk sterke kraolitsinspanning; raaar daarentegen zijn ze minder geschikt voor dienstverngtiiigen , die eenige snelheid van beweging vorderen.
Wanneer dc verschijuselen des kolders levendig en sterk te voorschijn komen, dan gelukt liet menigmalen , die door cene aderlating, door liet zetten van etterdragten, twee aan beide zijden van den hnls en door het ingeven van zaclit purgcreude middelen, ah de laatst opgevene likking van calomel, kalmus en glauberzout, weder in zoo verre te verminderen , dat de die­reu weder gebruikt kunnen worden voor langzamen arbeid. Door znlk eene elk jaar berhaalde bebandeling kan men althans in de meeste, sclioon nict steeds in alle gevallen, w e r k 81 ij k k o 1-der ige paardea velc jaren voor de akkerbouw-dienoten in brnik-barcn staat honden ; maar bij zoodanige toestanden moet men steeds eenige verandering in de voeding makeu , zoodat men in plaats van graan , aardappelen of wovtels (peenen) voedert.
Daar liet dikwijls uiterst inoeijelijk , ja menigmalen zelt's niet mogelijk is , om de ware oorzaak van den stillen koldet op te sporen en er zeer menigvuldig een koldertoestand aanwezig is, zonder dat nog eene uitstorting oi' ophooping van water in do liersenkomers bestaat, zoo is hot nit dien hoofde steeds aan te radeu, om vooreerst eene algomeene geneeswijze te volgen , die den grond der ziekte op onderscheidene wegen bestrijdt en wcl :
1.) Men geve den patient weinig en nattig voeder, als zeme-Icn , groenvoeder , enz. De lioiigerknnr drangt ter ge-nezing dezer ziekte buitengewoon veel toe en moet in vele gevallen als het vo or na ainste , en eigenlijke raquo;ene es mi dd el me de beschouwd worden.
2.) Men doe den patient in eene koele , voor togtlnebt echter beveiligde verblijfplaats verwylen.
3.) Men gunne het dier eene, zooveel mogelijke, vrije, wil-
-ocr page 129-
103
lekeurige bcwcging en al ware het dan ook raaar alleen des nachts in de weide.
In deze drie vereiscliten is de geneeswijze van den stillen kolder voovnamelijk gelegen en nimmer moeten zij, ook niet bij het gebrnik van andere middelen , verzninul worden.
#9632;I-.) Men geve hot kolderige paard jonge distcls en vooral Leen-wentand, (taruxactnu), de landlieden en het volk in hot alge-meen, althans in (lit gewest, plegen die plant hondebloem, hon-detong to noemen, die inenigvnldig op weiden, bij slooten, grep-pels op onbebonwdc velden, op onde pninhoopen, en/., groeijen. Kan men deze gewassen gestampt en onder een weinig voeder van haver en tarwe-zenieleu gemengd, des voorjaars aan de paarden geven, dan heeft men, beucvens het opvolgen der andere drie opgegevene leefregels, de beste artsenij voor deze ziekte, die door geene betere uit de apotheek vervangen kan worden. Vooral de jonge Leenwentand (hondebloem) toont zieh in dezen zeer heilzaam , dewijl deze plant met hare zacht purgcrende eigen-schap , tevens ook eene bijzondcr oplossende kracht vcrbindt en derhalve op de verhavdiugen in de lever, verstoppingen in het poort-aderstelse], nit welke oorzaak de stille kolder zoo raenig-malen ontstaat, voornaraelijk zeer heilzaam werkt.
Men nioet deze plant in het voorjaar, benevens de distels zoo lang aan de kolderige paarden voederen, tot zij nog geeue bloem heeft gevormd, daar zij die, evenals de distcls, wanneer deze zeer ruw en stekelig worden , dan meestal niet meer eteu willen.
Bcgunstigd derhalve het jaargetijde de geneziug en men kan distels en leenwentand bekomeu, dan zijn inwendige geneesmid-delen verder gehcel uoodeloos.
De extract van do leenwentand op andere jaargetijden bnat slcehts weinig en wordt bovemlien nog te duur , wegens het lang aauhoudend gebrnik.
Op deze wijze ziju er zeer vele paarden die door eene zieke-lijke aandocning als in dezen bcdocld is, in eenen toestand van stillen kolder verkeerden, grondig genezen geworden.
De middelen, door de homoiopathie opgegeven als de Ta. Ve-rairi van de eerste sterkte , oi' in verdorven toestand, en al de andere middelen, hebbeu geeu gewenschte gevolgen opgeleverd.
-ocr page 130-
104
Over de ziekten der ad emlialiugs-werktuigen eu der b o r s t-i n g e w a u d e n,
Deze ziekten , die in cen ontleedknndig opzigt gestreng van elkander te ondersclieiden waren, zijn daarora hier in ecne groep zamengevat, dewijl bij haar uene meerdere of mindere benweije-lijking der ademhaling aanwczig is eu deze het eerst den eige-naar, of hem die het paard verpleegt, op de aanwezigheid der ziekte opmerkzaam maakt.
De K e e l-o n t s t e k i n g.
Deze ziekte is eene ontsteking van de slijmvliezeu der mond­holte , het keelgat en van het hoofd van den slokdarm , strek-kende in vele gevallen zieh uit tot het strottdhoofd of luchtpijp en komt bij de paarden nog menigvnldiger voor dan dedroes, die zij dikwijls vooraf gaat, vergozelt en daarin eindigt. Daar de geneeskundigc behandeling in dezen dczelfde is, schoon ook het eene, een werktuig der spijsverteering en het andere der adem­haling uitmaakt, zoo acht ik het daarom noodeloos, ze van el­kander te scheiden.
De keel-ontsteking kan alle dieven, zonder uitzondering aan-tasten, mnar ziet men dat meest in jeugdigen leeftijd plaats vin-deu en wel in het voorjaar en in den herfst.
Ken te eke u en. Zij geeft zieh te keimen, hetzij van den be­ginne af, met eene belangrijke beinoeijclijking van de ademha­ling en eenen Inid hoorbaren, scherp klinkenden hoest, of deze verschijnselen beginnen langzaam, aanvankelijk flaauw bemerk-baar en nemen dan van lieverlede toe, al naar dat de ontste­king een hevig of meer zaelit, goedaardig karakter heeft. Het dier toont door het gestrekt of stijf honden van den boven-hals duidelijk nan, dat het bele(sel der ademhaling en de daar-door veroorzaakte pijnlijke prikkeling in den keelstreek en uiet in de borst zijnen zetel heeft, Nog meerdere zekerheid verkrijgt
r-.
-ocr page 131-
105
men daarvau, waimeer men de keel ouclemoekt, daar men dan uitwendip; eene zwelling — uitzetting, dikker zijn — en vermeer-derde warrate zal ontwaren; ook verwekt eeue zachte dmkking tegen het hoofd van den slokdarna en der luchtpijp, pijnlijk, dikwijls herhaaid en in spijt van ijverige pogingen daartoe, niet te bedaren, heldcr klinkend lioesteu.
In den verderen loop der ziekte, wanneer door het toenemen dor zwelling de mimte in de keel de omvang der stemspleet naamver wordt, geschiedt de ademlialing rnet een zeker geruisch; in hoogen graad wordt zij hijgend, snuivend, piepend, reg-chelend, of eigenlijk beter gezegd, suorkend.
Het slokken is daarbij in alle omstandigheden bemoeije-lijkt, zelfä als ook slechts alleen de lucbtpijp aangetast is; lijdt echter gelijktijdig het hoofd van den slokdam mede, dan is het doorslokken volstrekt onmogelijk en zelfs het afgezon-derde speoksel en mondslijm wordt dan niet meer doorgeslokt, maar hangt met lange strengen ait den mond. Naarmate de ademlialing meer of minder belemmerd is, geeft het dier ook een' lioogeren , of geringeren graad van angst, van benaauwd-heid te kennen, zoodat het bij een hoog gestogenen ziekte-toe-stand , met uitpuileude oogen en wijd opengesperde nensgaten, van den eenen voet op den anderen treedt en met voornitge-strekten , stijf gehouden hals, zieh in verschillende rigtingen beweegt. Men bespeurt al de vcrschijnselen van ontstekings-koorts, n.l. hnivering, vermecrderde wannte, flankenslag, enz., doch is deze koorts veelal zoo onbeduidend, dat zij met het aanzien der ziekte overigens gelieel in geenc verhoudiug staat; in enkele ge-vallen echter is de koorts aterker ; de pels is dikwijls slechts weinig versneld en zijn toestand rigt zieh voor het overige ten deele naai het gestel des diers , meest echter naar de te dien tijde in den omtrek algemeen heerscheude geaardheid der ziekte, zoodat hij zoowel hard en vol, als week en klein zijn kan, welke oinstandigheid van gewigt is voor den weg die men ter genezing inslaan meet.
De eetlust is levendig, even als bij een gezond paard ; doch wanneer de dicren ook met gretigheid op het him gegevene voe-der kaauwen , zoo ontbreekt evenwel gelieel, of ten deele het vermögen van het te knnnen doorslokken en zelfs het drinken
-ocr page 132-
106
komt bij erge üiekte-gevalleu geheel door de neusgaten weder terug.
In een' minder hevigen graad der ziekte ziet men paarden, vooral dezulkcn die over het r.lgemeen gretige eters zijn , niet alleen hooi en zelfs het strooi- of'legcistroo, gras en ander groen-voeder, maar ook niet zelden gemalen graan, of zemelen nog eten, doch de haver zelve, in zijn geheel, kunnen zij niet kaauwen noch cloorslokken, dewijl cieze dc tiians dubbel ge-voelige en ontstokene mondholte, enz. beleedigt en zeer doet.
AVanneer men dit verscliijusel waarneeuit, dan zou de min-knndige ligtelijk in den waan kunnen geraken, vooval als hij ziet dat lict paard ongewoon traag in het eten is , dat het dier lijdt aan ecne ziekelijke aandoening der spijsvertcering, aan eene leverziekte, waarcloor de ectliist verniinderd is. In dat geval lette hij op de volgeudc teekenen.
In het eerstgenoemde geval, wanneer het paard lijdt aan on-zniverheden, of eene ziekelijke stemming der eerste wegen, is de tong morsig, vnil, beslagen, of ook wel eene atgemeene koorts aamvezig; het dier — en dit is voor den onkundige een dnidelijk teeken , — hceft dan een' afkeer, eene walg aan het voeder , ten hoogstc eet het nog een weinig hooi, bernikt het zraanvoedei slechts en treedt dan met nederhanarenden kon van de krib tenig; zijne opmerkzaamheid , zijn ectlnst wordt door het imverpen van voeder in de krib ofruifniet opgewekt; hij geeft op dat alles geen acht en met den eetlust hceft het paard. te-vens al den moed en de veerkracht verloren, terwijl integendeel een paard, dat aan ecne ontsteking der keel en mondholte lijdt, een' gretigen eetlust hecft, zelfs grooten höriger doet blijken , begeerig in de haver liijt, maar in plants van haar geheel te kaauwen en door te slokken , die weder met reel speoksel ver-mengd tot den moml nitwerpt 'zoo als ook veelal bij het tan-den krijgen bespeurd wordt! , terwijl hij het hooi en stroo echter met veel eetlust vertecrt en daarbij tierig, moedig en krachtig is en niet het geringste teeken eener algenieene koorts doet blijken. De tong is in dozen tocsfand volstrckt niet on-zuiver, vnil, of beslagen, maar integendeel zeer zuiver en meer rood dan in den gezouden toestand, als ook tie slijmvliezen van
-ocr page 133-
10quot;,
den neus. Hot dier staat in ecne belioovüjke, gezonde hoading, en heeft ecu' levendigen buk en let op alles wat romlora hem plaats vindt, iuzonderheid op datgcne wat tot het voederen be-hoort en schijnt op geoaen tijil meet eetlust to hebbea dan juist dan , wanneer hij het voeder niet goed kaamvon cn noo-minder doorslokken kau. Het is daarom, vooral bij het meuig-vuldig voorkoraen der onderwerpelijke outsteking van belang, dat men bij de opmerking, dat het paard trager eet en de ha­ver niet doorslokt, den mond en de keel onderzoeke en zieh op de hier beven opgegevene wijze overtuige, of de patient een sf-keer heeft aan het vocdsel, dan of hij gaarne wil, maar niet kau eten.
Het spreekt vanzelf, dat door toeneming in den vorderen loop der ziektc, ook de verscdiijuseien in sterkeren graad te vuorscliiju komen, zooala in den beginne reeds opgegeven werd. De ontlasting van niest is geevenredigd aan den aard der koorts, die de zickte vcrgezelt; heeft zij het karakter van ont-stekings-koorts, zooals dat aanvankelijk meestai het geval is, dan is de niest klein gebald ; is dat daarenlegen het geval niet, dan wordt de niest week en grooter gebald, terwijl in den ver-deren loop der ziekte , tengevolge van het verminderde eten, ook verraiiuiering van ontlasting plaats vindt.
De kecl-ontsteking kan hären nitgang maken in cen etterge-zwel, in koud vuur, in verstikking (do croup) en in verdeeling, als de meest gewenschte. Wanneer do paiiont echter niet aan zeer nadeelige invloeden blootgesteld is, en bij ecne tijdise en doelmatige bebandcling, dan is de keei-onstekiug op zichzelve, zonder bijkomende bezwaren, gewoonlijk in een' tijdsverloop van weinige dagen genezen; maar ongeiakkiglijk treft zij dikwyls eueren, die eenen annleg voor rotkoorts hebben, zoodat zij dan slecbts als een de hoofdziekte, de rotkoorts, vergezellcnd lijden te beschoawen is. In andere gevallen vergezelt de kcel-ontste-king eenen haar reeds voorafgeganen droes, of er komt bij de onderwerpelijke ziekte ecne onfsteking der oorspeeksel-klier. Bij ztdke combinati n, of vereenigingen , vereischt elke versciullenclc toestnnd zijnc bijzondere opmerkzaamheid; de keel-untstckin? echter vordert voor zichzelve raeestal dan siechts de plaatselijkc behandeling, die later opgegeven zal worden.
T.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;8
-ocr page 134-
108
llet kau echter plants viuclen, dat door de, tengevolge der toenemende ontsteldng ontstane opzwelling (*) do aclemhaling zoo zeer bezwaard wordt, dat er nrerkelijk gevaai van verstikking ontstaai, doch is ook in dit geval door dc mode hter dui-delijk omschrevea operative behandeling hat leven des diers nog te beliouden, (sect;) zoodat do vooi'zegging der keel-ontste-kiug op zichzelve steeds gnnstig uicsteld mag worden.
üc oorzakcn der keel-outstcking zijn meestal koudevattiu-geu, die hetzij regtstreeks de slijmvliezen aangetast liebben , in welk geval de aandocningeu en verschijnselen lueer duidelijk van calarrhalen aard zijn, of zij is eeue terngwcrkiiig van ge-stooide huid-uitwaseining, welke gevolgen veelal veroorzaakt wor­den door het geven van koud drinkwuter , als het dier ter deeg warm is, of door het aanhoudend tegeii scherpe, koude winden te laten inloopen.
De behandeling der keel-ontstcking is cene algemceue en eene plaatselijke. Wanneer er geene v ereeniging tevens van den drocs plants heet't en de pols vol cu hard te voe-len is, dan beginne men met eewe matige aderlating, en wrijve , wanneer ile ziekte, in geringen gvaad aanwezig is, indieii de #9632; ademhaling en het slokken niet belangrijk bemoeijelijkt zijn , het ammouiakale of vlugüg smcersel {Limn? en inn/, volatile) (f) met terpentijnolie, van elk gelijke deelen, goed gemengd, in de ge-zwollene en pijniijke keel aan het strottehoofd , daar , vvaar de inchtpijp in de keel uilkomt, twee of driemalen des daags met de vlakke hand in ; wanneer daarentegen het ademen en door-slokken met groote inspanning gepaard gaat, als vroeger beschre-ven is , dan wrijve men in plaats van met genoemd smeersel met
t*) JJigenlijk tengevolge eener vulling en vernanmviiig der Inchlpiji) door plastisch lijmphao, als hot wezen der croup,
($) Ook wazekfelb bedoclt op biz. 13 deze operatic; doch het baat den vcehoader weinig, wanneer hij zegt, dat die door eeir bekwamen veearts verriet moet worden; ik zal trachten mijne lezers in stuat te stellen, die operatic zelvo tu knnnen doen.
(r) Dit smeersel, dat menigvuldig als nitwendig middel , ook bij kreu-iicUicid , enz. ge.bruikt wordt, bestaat nit accäl ran ammoniakzont (vliogop') 1 deel en versehe lijnolie 2 deelen.
t
-ocr page 135-
109
spimnsclie vliegenzalf door raidilel van eeu' zachteu lederen lap de keel in ; men rnoet die zalf echter vermengen met cene gc-lijke lioeveellieid tcrprritijnolie, om haar vlugtig, prikkelend, siieller werkzaam te doen zijn. Ook is liet zeer good en iu-zonderheid, wanneer de ziekte zieh niet in eeu' ligtea graad vertoont, om aan beide zijden van de luchtpijp, beneden het hoofe] van den slokdarm , ecne etterdragt, of ook zoo inen dat liever wil, eene fontenel te zetten en spoedig in ettering te breiigen.
Wanneer het paard nog iets kau doorslokkeu, dan geve men (Inline iekkingen, b. v.
Neem : Braakwynsteen , 1 lood. Salpeter, l- lood. Glauherzoiit, 12 lood. Zoet Venkel- ol'Anijszaad, (i lood. Alles tot een fijn poeder eu inet roggemeel, houig en nrater tot een dun likpotdeeg gemaakt.
Gebruik: In 2J- uren tijds in regelmatigetusschenpoozen in te geven.
DlETERICUS,
C Opper-veearts.)
Men moct tevens hierbij den patient d i k H' ij 1 s klisteren , zooals op blz. S? opgegeven is,
lien spulte den mond zees- dikwijls uit met het volgende mengsei ;
Neem: Keukenzont, 8 lood,
iosso het op in: Regenwater, l'/j kan ,
vocg er bij: Wijn- of andere goede azijn , '/#9632;gt; kau. Honig, 10 lood.
Meng alles goed dooreen.
Als een voorloopig Imisanddel kan inen met goed gevolg ook nemeu: water, dat met roggen-, des noods ook gersten- of wei-tenmeel lijmig gemaakt en zwak met azijn gezuiml is.
Heeft de adem een' onaaugenamen, walgelyken renk, dan late men op de volgende wijze teerdanipen inademen. Neem vier lood gewooo teer, vermeng het met eene kan water, roer het ter deeg om en giet daarna het mengsei, op een' lieetlt;,'e-maakt stuk ijzer, dat men in een' ijzeren pot gelegd heeft, en
8laquo;
-ocr page 136-
110
lale lict paard de opstijgemle dampen iuadeiuen en leg' het dier daarbij een deken over hot lioot'd, /.oodni de waem regtop stmre, cu herhale deze handehvyze twee- of driemalen des daags. Bij een rogclielcn den of snorkendeu ndena gebmike men op d e-zelt'dc wijze, in plants van teer en water, gelyke deelen azijn en water , een- of tweemalou per dag.
In den verderen loop der ziekte gevc men ijzcrlioudend /.out-zuur Cäeid. hydro-chloricum /errug.) in liet drin kwater, en wel ('en lood op acht of ncgen kau neu zuiver regenwater.
Voor het overige houde men den patient warm en beveülge hera zorgvuldig voor togtlachl en wikkele een seliapenvaclit of wollen lap om de keel.
Wanneer het dier niet meer bij magte is om iets hoegenaamd door te slokken, dan kau inou verder niets doen , dan door aau-b.oudendc prikkeling der huid op de bovengeaoemde wijze. floor inwrijvingen en fonteneilen oi dragten , de ontstekiug naar bui-teu af te leiden en !'oor warme dampen van gekookte gerst of van hooizaad , die wen bet dier zoo vaak mogelijk laat in-ademen , de prikkeling der luchtwegen te verminderen. Mögt daarbij den patient een' verstikkenden hoest overvallen , dan brenge men aanstonds den mond en neus bniten liet bereik der dampen. De loop dor ontstekiug is dikwijls zoo kort, drie tot vier dagen, zeldeu langer, dat in dit oponthond geen gevaar gelegen is ; dat ontstaat eerst dan, wanneer tengevolge van verwaarloozing, of dewijl de zwelling der ontstekiug te zeer toeneemt, toevailen van verstikking ontstaau. in zulke gevallen mag men geen oogenblik tijd verloren laten gaan; men handele dan op de volgeude wijze :
Ongeveer in het midden van den lials, juisl op de iroorste vlakte der luchtpijp , make ition met een schcrp mesjc ecne snede door de huid van 2 of ä'/ä duim lengte, oude maal, on schei­de de dünne spierlaag, die van de voorzijde der luchtbnis af-loopt in de rigting barer lengte- vezels stoote, dun het scherp , soits zakraesje, dat men üaartoe bezigen moet (eigenlijk eene spitse bistourie) mit zijne vlakte tusschen de vereeniging van twee kraakbeenringen, die oiUvendig gemakkelijk aan den strot te voelen zijn, de luchtpijp in, en scheide deze vereeniging van twee der strotringen in de lengte van gt;', duim ; rigt dan de
-ocr page 137-
Ill
snede van liet mes tegen y.ulk eeneu ring, inaak daardoor, als-mede ook door dim naastvolgenden ecuc loodregte snede heeTi ; zoodra nu deze beide ringen doorgesneden zijn, dan scheide men gelijkloopende (paralel) met de snede naar boven of naar be-neden , al naar dat men de loodregte snede naar boven of naar ouderen gemaakt heeft, (want dit is tamelijk onverscbilüg, wan-neev die nainelijk niet te digt bij dc keel is aatigebragt, in welk geval men liever de snede benedenwaavta rigte), ook hier de vereeniging weder met den naasten ring op ongeveer % duini vaneen , doorsnijde de beide reeds gesch eiden e ringen nog eeumaal, zoodat nadien ook boven de verecni-gingssnede verrigt is . er eene opening in de hichtbuis ontstaat, waarvan elke xijde ongeveer ''/^ dnim groot is, nn de door deze operatie losgemaakte kraakbeenstukken das gemakkelijk verwij-dord kunnen worden.
(Zlc de afheelding op pitted I, jiij. I.)
Set inwendige der luehtpijp is in hei midden geteekend met 0.
De beide buitenste licht-gelc randeu is de doorgesneden liuid.
Het roode daartnsschen, de dunne daaronder liggende spier-laag.
b onder de w-oude , toont aau hoc ver men de openidg moet maken.
Aan beide zijden der doovgesnedene hnid ziet men hoe deze door kramvormig gebogen inetaaldraad en verder floor eenen ricm om den bals moet opengchouden worden.
Boven en onder in de openiug die geteekeu is met h ziet men de naastc b-aakbeenringen der luehtpijp, die dc opelirng begrenzen. (*)
Met spreekt vanzelf, dat tot het verrigten dezer operatic in du eerste plaats behoort, eon juist en daidelijk begrip van de bewerking, die men uil ondernemen en ten anderen eene ruime male van zelfvertrouweu. De operatie zelve is niet moeijelijk en spoedig verrigt en men zal er te eerder roe overgaan , als men bedenkt, dat dralen hier de dood van het dier is.
Het eerste verschynsel ua deze operatie is een diep, Ianquot; ge-
(*) De andere tcekeuiugen oj) do nousschcidiag zuUcu bij den braden droes ivordon opgegcren en Bg, i \m ilc aitwendige ziokten.
1
-ocr page 138-
112
rekt inademen en het oogenblikkelijk verdwijnen van alle toe-valleii van verstikking; doch men luoet zorg dragen , dat dc wond-randen van elkander verwijderd blijven, opdat de gemaakte opening in de hichtpijp niet gesloteu kau worden. Dit ge-snliiedt het best door dadelijk na de operatic twee liaakjes te ncmen, die van tameüjk dik ijzerdraad Indien vorm gebogen — des noods van zeer dikke , zoogenaamde liakcrspelden — door eeneu riem om den lials behoorlijk bevestigd, in eene regte houding moeteu gehouden worden. Ilet gevaar van verstikking is nu door deze operatic nit den weg geruimd en men hecft tijd gewonnen, om door het volliouden der bovenbedoelde uitwen-dige prikkelingen de ontsteking af te leiden en te vermin­deren.
Gewoonlijk maakt de ziekte hären uitgang door eene rijkcüjke uitwerping van slijm, welke men veronderstellen mag, wanneer de aamvezige lioest, minder luid en helder van toon , uat losser wordt en de adeinliiding mischende geschiedt. Maar vaak ook verdwijnen de ziekteverschijnselen zonder ecu slijracrisis, in welk a-eval dan veelal eene vermeerderde outlasting van eene troebele, een beziuksel vormcnde pis ontstaat.
Ofschoon de slijmcrisis een gewenschte uitgang dezer ziekte is, zoo meet men echter bij haar hegin de behandeling niet da­delijk staken , maar de patient niet alleen zorgvuldig voor koude-vatting beveiligen, doch ook de crisis kunstmatig ondersteunen en de aamvezende aiieidende middelen nog eenigen tijd in wor­king houden; want dikwijls blijt't hij verwaarloosde, of onvoor-zigtige nabehandeling, namelijk, wanneer de ontsteking lang heei't geduurd, eene verdikking van het slijnivlies van het strottehoofd over , en de dieren geraken dientengevolge in dien toestand, die men hardsnuivigheid, of ook wel piepende dampigheii! noeint, ofschoon deze kwaal met de eigenlijke dampigheid in het wezen niets geiueen heeft.
Tot ondersteunlng der bedoelde slijmcrisis gebruike men de volgende likking.
ISeeni : Braakwijnsteen , 1 lood, Ainmoniakzont , !• lood , Glauberzout, S lood, Venkel- of Anijszaad , 6 lood.
-ocr page 139-
113
Alles toi een äjn poeder en uiet ineel, honig en tu.'u weinig water tot eeu likpotdeeg genaoakt.
G e b r u i k : Drie nmlen lies daags eeu brok als een hoeu-rler-ci in te geven.
Men geve in deze ziekte het dier sjeen koud , inaar eeuigzins laauwwann drinken en late het daaraan geen oogenblik ontbre-ken; wanneer 'iet ook niet mögt, kunnen slokken, zoo spoelt het toch gaurne ilcu moiul daaiin uit.
In geval gedurende den loop der zinkte de boven beschrevene opening der luchtpijp noolzakelijk geworden is, dan heet't deze iiooilzakelijkheid opgehouden te bestaau , zoodra het dier weder in Staat is, längs den gewonen wog adem te kunnen luden, dat aan de verdwijning van de kenteekeuen der ontsteking , door toencniende beterschap, ligt te bespeuren is, en men heet't ter sluiiing der geopereerde plaats verder niets meer te doen dan de beschrevene haakjes uit de wondc te uemen en de wondlip-pen of raiulen zachtjes aan een te drukken het en verder aan de natuur over te laten; de geuezing volgt dan spoedig, en slechts in die gevnllen, dat daarbij eene stinkende ettering ontstaan mögt, bestrijke men nu en dan de wondlippen met eene op-lossing van ludsehen-stecn , 30 grein op 3 lood gediätilleerd Huter.
Sommige arisen hebben beweerd , dat na deze operatic zieh bij de geuezing der wondlippen de doorgesnedene kraakbeen-riugen naar binnen ombuigen en dan een soortgelijk beletsel der ademhaling te weeg brengen zonden als bij de hardsnuivigheid waargenomeu wordt; dat is echter volstrekt het geval niet. Het is waar, dat somtij.is kort na de geuezing zieh wel eens een zoodanig verschijnsel vertoout, inaar van licverledo, na weinige maanden verdwijnt die toestand weder geheel en voor altijd ; een hewijs, dat die toestand wel niet van ombuiging der kraakbeeu-ringen , inaar van lt;!laquo; verdikking ontstaat , die elk verseh lidtee-keu of ))as geslotene wende heeft, die echter inet der tijd ook weder vordwijnt.
-----------—-iÄÄ,gt;.
-ocr page 140-
De Hardsnuivigheid of piepende D a m ]gt; i g li e i d.
Deze ongesteldheid geeft äcli daardoor te keimen, tint de paarclen , die daaraan lijdeu , bereids na kortstondige bewegiug, zelden reeds in den siaat van rust de adeiidialing met een meer-dev of minder hooibaar geluid vesrigten. Zoou-el de geaardheid van dat duidelijk hoorbaav adembalen, als ook f!e grand der daarvan otiafscheidelijke bemoeijelijking, is z,eer onderscbeideii; eenise paarden doen een flaauw gierend of ecu piepend geluid bij dc ademhaling hooren , terwijl men bij anderen weder eeue soort van suorkend geluid vvaavneemt. Ook zijn sommige die-ren daarbij voor alle diensten geschikt, terwijl weder anderen door aauboudende bewegiug xoo zeer buiten adem geraken kuu-uen, dat zij daarbij nederstorten.
De ziekte is gemakkeüjk te kennen , en eveneens is de zetel van bet geluid, dat door de adembaliug verwekt wordt, ligt te ontdekken , wanneer men , met een oor legen de keel eu de luchtpijp gedrukt, daar naar luistei't.
Met de dampigheid heeft de hardsnuivigheid niets gemeea, niaar zij is in de roteste gevallen een gevolg eeuer sleclit ten einde gebragte, uiet volkomen geuezene keel-ontsteking, daar zij eene venneerdering van omvang , verdikking eu verlmrding van de kraakbeeneu, die de stemspleet vormen, achtergelaten heett; maar er ziju met regt ook andere oorzaken te beschuldigen, als: vcrminderde invloed der zenuwen van bet aaugetaste deel, en/.., die echter voor den veehouder van minder belang zijn.
De voorzeggiug is in velc gevallen uitcrst twijlelachtig, vooral wanneer men de ware oorzaak inet kau opsporen, dat somtijds zeer moeijelijk i^:#9632;; bet minst onguustig kau men de voor­zeggiug slelleu, Indien de ziekte ontslaan is na eeue even te voreu bestaan bebbende keeloutstekiug.
De behan deling is eene znivero empirische en bepaalt zieh tot prikkelende iiuvrijvingen , b.v. van vlugtig smeersel (*) met terpeutijuolie , ook wel een weinig kamfer , daarin opgelost,
'
I
(*) Zie ilc laatstc uoot op biz. 108.
-ocr page 141-
115
of van do spaansclie vliegenzalf, cuz., alsmecle is het zetten
eener fontenel in de keelstreek, of somtijds ook het branden
met eeu gloeijentl ij^cr, nog vaak dienstig.
De lieev veeaarts stahl maakte voor ettelijke jaren bekend,
dat liij een vrij erg nan de hardsuuivigheid lijdcnd paard op dc
volgende wijae daarvan volkoinen had genezen.
Nccni: Poeder van Anijszaad,
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ ruu'en Spiesglaus, van elk 6 lood,
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Waterveukelzaat, 4 lood.
G e b r u i k : Vier malen des daags hiervan ruim can eetle-
pel vol, met houig tot een decg gemengd, in te geven.
Buitendietraquo; liet hij de blaauwe kwikzalf op de keel, op het
strottehoofd en op de bovendeelen der zijden van den hals met
terpentijnolie inwrijven. Teveus zelte hij voor de borst eene
fontenel.
Heeds na dit alles 14 dagen te hebben volgehonden ivas be-
(erschap duidelijk zigtbaar, als vranneer met het gebrtdk van
inwendige midilelen opgehonden werd; alleen aan de keel werd
nog een tijd lang kwikzalf, uiaar nn met oijvoeging van een wei-
quot;gt;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nig kamfer , ingewreven en de fontenel zoolang in iverking ge-
houden , waarna het paard, zooals de beer stahl verzekert, vol-
komen geuezen werd.
De bij de keelontsteking beschrevene opening van de lucht-
pijp heeft daar, waar zij aangeweiid word , steeds goede clien-
sten gedaan, en dieren, die in een' hoogen grand in de adetn-
haling bemoeijelijkt waren en dientengevolge bijna niet meer gc-
broikt kouden worden, weder voor alle diensten gescliikt ge-
mankt. Tendieneindo wordt, nadat tie operatic volbragt is,
in de kunstmatige opening der luchtpijp eene metalen huis of
pijp ingelegd, die dan goed bevestigd moot worden, teueinde
het dier den ovcrigen tijd zijas levens die bestendig kan blij-
ven dragon, waardoor hij nu zonder eenig bezwaar goed. kan
ademhalcn.
-ocr page 142-
116
Catarrhale-aandoening of kon deva11in;
van den N e u s en de L o n
Ue catarrhaleaandoening, of catarrh, eene door koadevattiug veroorzaakte prikkeling der slijmvliozen, tref't de genoemde dee-len zonder uitzondering, liet menigvuldigste echter uatiui.Hjk die, welke het nieestc aan de oorzaken ziju blootgesteld, derhalve de slijmvhezen der luchtwegen.
Beide catorrhale aandoeningen komeu meest altijd met elkan-der vereenigd voor en doen in den beginne zieh kennen door eene verhoogde voode kleur van bet slijmvlies van den neus en van het bindvlies der oogen en door eeu' gedurig herliaalden droogen hoest; (evens zijn de dieren dan minder tierig , ler-wijl de ademhaiing een weinig versneld is, zoodat, wauneer nog eeue merkbare verraindering van den eetlust daarbij komt, de eigenaar des paards dan gewooulyk van meening is, dat — zooals men pleegt te zeigen , — het paard den droes onder de Icden heet't, in welke meening hij nog ineer versterkt wordt , als liij de droogheid der slijmvliezen — bij een' gepasten leef-regel — op den vierden of vijfden dag verdwijueu en voor eene vermeerdcrde slijmafzoadering plaats ziet maken, waarbij dan de hoest. diaper eu losser wordt eu vaak bekuigrijke hoeveellieden slijm outlast worden. Evenwel is ev van /.ulk eene sterke aau-tasting des goheelen ligchaams, als bij den droes het, geval is, geheel geen sprake, en de oiulenverpelijke koiulevatting, of-schoon zij door verwaarloozing zeer kwade gevolgen kau doen ontstaan, eindigt bij eene tamelijk goede verpleging en doelma-tige voediugswijzc des diers in den lijd van acht tot veertien dagen in eene rijkelijke outlasting van slijm. In onganstige gc-vallen echter gaat de catarrhale prikkeling in ontsteking over en vereischt dan als zoodanig eene voor dien toestand passen­de behai.deling.
Oorzaken. Behalve do koudevatting, als eene gelegeu-heids-oorzaak , hebben jooge paarden eeu bijzondere vatbaai heid voor deze verkoudheid ; daarom ziet men die ook zoo dikwijis ten tijde der tandwisseling, wegeus dc dan aauwezige verhoogde vatbaarheid voor prikkeling ontstaan.
De voorzegging is steeds günstig, wanneer ev namelijk
i
-ocr page 143-
117
geene ongunstige, de genezing verhinderende omstaiidighedeii mogten bcstaan, de oorzaken blijveti voortwerkea en niets ter herstelling gedaan wordt,
])e behandeling belioeft zicli slechts alleeu te bepalen tot een gepasten leefregel, id. rermydiiig van nieuwe koudevatting, warm houden des diers , hot gedurig laten inademeu van damp van gekookte gerst, en wanneer het doenlijk is, de weersgesteld-heid droog en niet kond mögt zijn , dagelyks eenige beweging in de buitenluclit te geven.
Wanneer de slijmuitwerping plaats viudl, dan is het goed , oui den patienl , welks eetlust im nok weder begiut te vcrmeerderen , jeneverbesseu onder het voeder te mengen, teneinde de slijm-afzondering te bevorderen en den loop der ziekte te verkorten. Het meest moet men echter vreczen voor nieuwe kondevattingen in den toestaud van betersohap , vooral bij jonge paarden , en geve men huu dus geen te kond driaken en beware hen voor toiitlucht.
....
!)lt;#9632; dampigheid, dewpighcid , kort-ademigheid, aamborstigheid, cuz.
Onder deze en 1102: meer andere benamingen is alom een ziekte-toestand bekend , die bestaat in ecu moeijelijk , snuiventl of liijgeiid ademen en een, veelal daarmede gepaard gaanden zeer droogen hoest.
Heeft de ziekte haar toppunt bereikt, of is zij althans tot eene zekere hoogte gestegen, dan is zij genmkkelijk door den niet in de kennis van ziekten bedrevene , den leek, te kennen ; moeijelijk is het echter, 0111 in haar begin nit de dan nog ge­ringe beletselen der ademhaling hare aanwezigheid als zeker be-staande aan te nemen , en dat wordt zoo veel te bczwaarlijker, dewijl wij, hoe verkeerd en ouwetcnschappelijk dit 00k zij, tot nog toe eene menigte, wezcnlijk verschiliendc tocstauden met den naam dampigheid bcstempclen . en over het algeraeen bijna
1
-ocr page 144-
118
alle koovtslooze, langdorige eu voor ongeneesbaar gehoudene be-lemmeringen of bemoeijelgkingen der ademhaliog eeu en deu-zelfden naain wordt gegevea. Keuteekenen. Voor dampig wordt ecu paard gehouden,
waimeer het bereids m den staut van rust, of althaus reeds na eeue matige beweging of inspanuing, zonder dat daarbij zelfa do geringste koorts waar tc nemen is, eeue eigendommelijke niüei-jelijkheid der adembaling , die ttour menigvuldig kuchend , krach-teloos hoesleu afircbroken wordt , doet blijkeu.
Naar den mecr of minderen grand der ontwikkeling en tue-neming der ziekte zijn de afzomlerlijkc ademhalingea of adem-togten, die van 12 tot 16 per mimmt bedragen moeten, vov-meerderd met de hellt of tot het dribbele getal gestegen ; men ziet daarbij , dat de neusgaten bij 'not inademen nicer dan ge-woonlijk geopend en in ecu'quot; boogen graad der ziekte bijna krampaohtig opengesperd worden, terwijl bij het daarop vol-gende uitademen , onder geweidig zamentrekkeu der buikspieren , de veerkrachtelooze longen slechts met moeite van baren inhoud van lucht weder geledigd wortlßn.
Deze wezenlijke verschijnselen hebbeu daarbij zulk ecue ver-schillende hoogte, dat zij in eukele gevallen het gebruik des diers, zelfe tot suelle bewegingen, slechts weinig beperken; maar daarentegen eeu ander daaraan lijdeud paard zclf's tot het ge­bruik voor den akkerbouw volkomen ongeschikt maakt. Terwijl bij de eerstgenoemden, zelfs gedureude ingespannenen, kracht vereischenden arbeid het getal ademhaliugen slechts tusschen 2ij eu 30 per min, beclraagt, eu daarbij uc flanken längs de regte buikspieren mutige verdiepiugen vormen, wordt bij de laatst-genoemden reeds na geringe inspanning' de ademhaling sriui-vende, hijgende ; aan de flanken vertoouen zieh diepe plooijen; de aars iliet fondement; wordt bij elken aderatogt naar binnen en buiten geschoven, en menigmaleu neemt het geheele ligehaatn cen in het oog springend aandeel in de bewegingen der adem­haling. Eveneens wordt het de hoofdversehijnselen vergezellend hoesten meer of iniuder menigvuldig vernomen, vaak slechts des morgens of bij den arbeid, (loch is steeds krachteloos en in eeu' hoogcren graad zelfs kugebende; dan ziet men het slaau der Hanken bestendig in den staat van volmuakfe rust ; somtijds wordt
-ocr page 145-
119
de ademlialing suorkende of rogchelende gehoord; de hären zijn ruw en glansloos.
Alle genoemde verschijiiselen komen veel sterker te voorschijn , waiuicer het dicr körten li.jd voor de beweging hooi , haksei enz. gegeten heeft, tcvwijl zij daarentegen bij groenvoeder, al-thans voor hot grootste gedeelte, verdwijnen. In het algemeen liobbcu zulke dieren zeer opgetrokkene flanke;raquo;; de cetlust is ge-woonlijk goed, doch tiiot zcldeu ook onregeltnatig , en hoe har­der de inest ontlast wordt, zoo veel te moeijelijker is de ademhaling.
Wil men eon dempig paard onderzoeken , dan late men bet eerst hooi vooderen , waarna zieh de verscbijoselen der ziekte steeds sterker vertooucn. Een dampig paaid verhaart ook veel later dan anders, zoodat gezonde paardeu het verharen reeds lang beeindigd. hebben , als gene daarmede eerst begiut. — Wannccr een dampig paard gaat liggen , dan gesohiedt dat zel-den zoo, dat zij de vocrbcenen onder den buik trekkenj do meeste van ben liggen steeds lang uitgestrekt op de een of andere zijde, en het is daarbij opmerkelijk, dat znlke paarden zieh niet wentelen en over don rug omkeeren , zooals velen docn , u-anneor zij na het uitspannen of ai/.adelen op eon zacht stroo staan of op ecu mollig grasveld weiden.
Hot be loop dor ziekte is altijd uiterst langzaam en de die-reu blijven daarbij dikwijls vele jaren voor het verrigten van langzamen arbeid geschikt, 13c dampighcid op /.ichzelve leidt bijna nimmer tot den dood; mögt dat cvciuvel in enkele geval-len toch gesehieden, dan vindt het echter daardoor plaats, dat, hetzij tengcvolge eener bijzonder hevige inspanning, eenc plot-selinge en algeheelc werkeloosheid of verlamming der longen volgt of dat andere oorzaken van matericlen aard verstikking te weeg breiigen.
Somtijds ziet men bij dc dampigheid ook eene uitvlocijing van den neus, hetzij aanhoudend of bij tasschenpoozen, plaats vinden, wcshalve onderscheiden schryvers vroeger een onderscheid maakten in eene vochtige en cene drooge dampigheid j deze nitvloeijing echter lieell met het eigenlijk wezen van de dampigheid volstrekt niets gemeen en ontstaat mt eene toevallig gelijklijdig aanwezige venneerderde afzondoring van het slijinvlies der longen, wanueer deze van neue siijmaehtige natuui zijn, of ingeval deze uit-
-ocr page 146-
4
T
120
vloeijiiiraquo;- etterachtig is, dan zijn taberkels, of longzweren, datu*-van de oorzaak.
In vergissing kan men met fleze ziekte geraken, maar toch niet lang, wanneer het paard lijdt aan koortsvrije, rlicumatische en ook catanlialo aandoeningen van het borstrlies , ofsclioon bij ile laatstgenoemde soort gewoonlijk de hoest sclierper, krachtiger is. Bij zuike twflfelingen moct men meerraalcn het paard onder-zoeken, teneinde te zien , of er ook karakteristieke keuteekeuen van dampigbeid , als reeds beschreven zijn , waargenomeu kuu-iicn worden, en ictte men daarop, of er ook aanleidingen plaats gevondcn liebben, die rheumatische of catarrbale aandoeaingen kondcn doen ontstaan.
De oorzakon. De naaste oorzaak van de dampigbeid is veeial eene , bij do opening des cadavers zigtbare, ontleedkan-dige verandering in of aan de long, dcwijl, of de wanden der longcellen, die ter opneming der dampkringslucht bestemd zijn, zieh verdikken, zoodat zij bij het uitademen slechts moeijelijk en onvolkomen van de ingeademde lacht geledigd worden, of er bevinden zieh in de zelfsiandigheid der long znlkc belangrijke kuoesten , verhardingen , of ook ettergezwelieu, etterzakken , (abscessen) dat daardoor de verrigting der ademhaling in zulk een erge mate bcleininerd wordi.
In het eerste geval vindt men na den dood des diers de longen zcer opgezet ; zij vallen door hare verminderde elastici-teit, (d. i., bet vermögen van zieh wit te zetten on weder in (e krimpen,) niet inecn wanneer de borst geopend vvordt; dat ge-schiedt zelfs dan nog niet, als men eene snedc in de longen doet, en ofsclioon zij zeer ligt zijn, zoodat, wanneer men ze in het water werpt, slechts een zeer klein gedeelte tot benedeu de oppervlakte zinkt, voldoende, om het overige boven water te houden, zoo zijn ze toch harder op het gcvoel dan gezonde longen.
Aangroeijingen dor longen met de borstwanden, knoesten of knobbels en verhardingen zijn natuurlijk nog veel gcniakkelijker te ontdekken.
In andere gevallen echter is de kwaal van een' zuiveren ze-nuwachtigeu aard, en is zelfs niet ecus ten alien tijde in den-zelfden graad aanwezig, zoodat dikwijls eerst een menigvuldig
;
-ocr page 147-
121
herhaald ondcnsoek zekerheid omtrent den gezondheids-toestand
kau geven.
De verwijderde oorzaken ziju evenzeer van versohillen-dcu aard. De meeningen der ineest degelijkc arisen koineu daar-in overecn, dat de dampigheid steeds werd voorafgegaan door long- en lever-ontsteking, al ware de verloop daarvau ook zoo slepend , dat zij voor den eigenaar of stalknecht onbemerkbaar bleef, en werd daarop ook geheel geen acht gcgeven. Üit haar ging dan eene onvolkoiiiene verdceling , eene vastliechting eu aangroeijing der long met het ribbevlios, \erliarditigen in de long en eene meet of minder ziekelijke vormiiig en gesteldheid der long , zooals ook inzonderheid der lever uit, welke de 011-derwerpelijke ziekte verwekte.
Ook zict men de dampigheid ontstaan, voornamelijk bij sterk gevocdo en in werkeloosheid gehoudene, altlums niet aan snel loopen gewende paarden , tengevolge eener ophooping van slijm in de fijnste luchtbnisvertakkiugeu of luchtp^jpjes , deze verstopt en zoodoende de vrije uit- en inadeining belemmerd, weshalve inen vele goed doorvoede, dikke , vleeschrijke paarden, die altijd slechls langzaam in beweging gehouden worden on b. v. oudcv een' enden , voorzigligen ruiter, vele molenaars- en andere paar­den , die rijkclijk gevoed en in een' langsamen tred voor deu wagen gehouden worden , zwaarlijvige voennanspaardon ten plat­ten lande enz. aan deze ziekteoit verslijtning der long lijden, zoo als over het algemcen alle paarden , die dik en vet zijn en slcehts weinige, trage beweging genleten.
Ook eene lang aauhoudende voedering met vunzig, onzuiver, schimmelig, slijkerig hooi meet mede als eene oorzaak aange-merkt worden , weshalve men de dampigheid in sommige jaren, als het hooi zoodanige nadeelige cigenschappen hezit, menig-vuldig ontstaan ziet; ook worden dikwijls lierhaaldc, doellooze aderlatingen met regt als eene aanleiding tot dampigheid be-schouwd.
De beoordeeling of voorzegging is in een' hoogen graad twijfelachtig , zelfs in de meeste gevallen ongunstig, daar ook bij eene juiste bckendlieid met de oorzaken deze veelal van dien aard zijn , dat het uit den wegruimen daarvan niet tot stand
-ocr page 148-
122
te brengen is, b. v. bij aangroeijlngeii eu fie aauwezlgheid van talrijke knoest of knobbel-gezwellen, enz.
De b eh an deling. Wat nie soort van dampigheid, die Her boven bedoeld is, betreft, nl., die kovt-ademigheid en flankenslag,
welke men bij dikke , vette, slechts aan trage bewegiugen ce-wende paarden somlijds waarneemt, de/.e kan gewoonlijk grondig genezen worden, daar zij geen wezenlijke darapigheid genoemd kan worden, nuiar alleen bestaat in eene verstopping en ver-slijming der fijne lucbtpijpjes of vertakkingen van de groote- of hoofdluchtpijp , waarbij overigens de long gelieel gezond kan ziju , hetwelk zoowe! nil! het gezonde hoesten alsook ait bet kracbtig uiezen — proesten — dnidelijk blijkt, dat bij alle werkelijk dampige paarden, namcüjk, wanneerde ziekte reeds eenigen tijd bestaan liecft, ontbreekt Yoor deze soort van kort-adetnigheid is het zoogenoemde in adem zetten der paarden , dat wil zeggen, cm lien van lieverlede aan harder loopen te gewonnen , het weinig en slechts ligt verteerbaar voedcr in kleine , maar meer-malen herbaalde rantsoenen te geven en het voederen van zeer weinig en uitmuntend, niaar liever in het geheel geen hooi, de beste geneeswijzc, die tevens de werkzaamheid der spijsverlcring verhoogt.
Mögt er evcnwel dnardoor geene gewensehte verbetering ont-staan , dan gebruike men in zoodanige hardnekkige gevallen, en ook vooral dan . wanneer men geene aanleidende oorzaken voor de dampigheid weet to vinden , dat bij den gewonen veehon-der veelal net geval is, de volgendc pillcn een1 geruiinen tijd.
Neem: poeder van Alandsv. ortel
,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Amraoniak-gom
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,, Dnivelsdrek van elk 4 lood
bloem van Zwavel 6 lood Anijshondende Zwavelbalsetn 3 lood Sap van Zee-ajuin 4 lood .Met eene genoegzame hoevcelheid honig gekneed, de massain 12 gelijke pillen verdeeld.
Gebruik: des morgens en des avonds eene pilte geven, en
-ocr page 149-
123
Uiumoer gecne 'üctersciiap volgcu mögt, ook nog' des middags cene.
KOHLWES , •#9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;(Paardenarh.)
Ook de volgende likkiag eeu' genumen tijd doorgebruikt heeft niet zelderaquo; goede aitkomsten in bedoelden toestand opgclovcrd. Nquot;eem ; poeder van Alantswortel
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Gentiaanwortel v. e. S lood
.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Duivelsdvek 1 lood
glimmend, nattig Schoorsteenroet 2 lood Spiesglans-Goudzwavel poeder van paars-klenrig Vingerhoedskruid v. e. 2 drachmen Terpentijnolic 1 lood Met honig tot ecu likpotdeeg gekneed.
Gel)mik: Driemalen dos daags hiervan 2 of 3 lood in to geven.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Prof, veith.
Zie verder bij de ai'deeling over het hoesteii het recept van ajlmox bl. 12 7.
Ook is de genezing der dampigheid met alle goede venvaeh-ting te beproeven, wanneer zij meer een zennwlijden is, of dat /,ij eene verdikking van de wandsn der longcellen is en eerst sedert körten tijd bestaat. De eerstgeaoemde dezer beide toe-standen. die vele overeenkomst, met eene longkramp heeft, is aan zijue onregelmatige , tijdebjke vorschijning te kennen en ver-eischt eene alleideude en kalmcrende behandeling, als: het zettsn van etterdragten of fonteiiellen voor de borst en liet inweudig gebrnik van verdoovende middelen , b. v. door het bevochtigen des voeders met een afkooksel of aftreksel door kokend water, van Bilzenkruid (llerh. In/om/am.) langen tijd aanhoudend te gebrui-keu, doch kan men met zekorheid nooit op een gunstig gevolg Staat makcn.
De f'.veede toestand , de verdikking van de wanden der long­cellen , ontstaat altijd slechts langzaam , en bij dezeu gelukt het nog het meeste, om de ziekte zoo niet geheel en al te over-winnen, dan toch haar voor een groot gedeelte te doen ver-dwijneu.
In de eerste plaats moetmen de werkzaarnhaden des diers zoo-dania- regelen , dat deze noch bovcn mate ingespannen , noch zeer I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 9
-ocr page 150-
124
verhit worde j daarbij voedere inen liefst volstrekt geeu hooi, stroo, haver, euz , vvanneer die stofien ook van uitiiemende hoedauiglieid mogtea riju; maaf kan men het bekomea, dau vooral groenvoeder en anders gekookte of raauwe aardappelcu of wortels (penen), naardat dc patient die het liefst eten wil. Over het algemeeu inoet de patient weinig te eten hebbeu, en daardooi mager worden; doch men geve hem dau vaker een rantsoen, lioe-.vt;! weiing in hocveelheid. Door de/.e behande-ling wordt het opslorpingsvermogen in het dierlijk ligchaam zeer verlevendigd en verhardingen der longen en beletselen van den omloop des bloeds enz. het best uit den weg geraimd
In de lente is het weiden op groenlaud, waar goed gras en vele gezonde kruiden, leeuweutand (hondebloem) en jonge distels groei-jen, de allerbeste artsenij.
Het is opmerkelijk, dat zelfs de groenc, jonge klayer, als een zeer voedzaam voeder, wanneer deze het dier slechts in zeer mati^e rantsoenen gegeven wordt en volstrekt geen ander voe­der geniet, de genezing zeer bovordevt en derhalve niet genoeg kan worden aanbevolen.
Als inwendig geneesmiddel bij den laatstgenoemden tweeden toestand , die gemeeulijk na eene niet volkomen verdeelde long-ontsteking achterblijft en zieh dan, gelijk reeds gezegd werd , #9632;'angzaam ontwikkelt, is het gebruik van de volgende likking , wanneer men die een' gerniraen tijd door toedient, van veel nut.
Neem : Braakwijnsteen , eene halve drachma , Ammoniakzout, een half lood , Alantswortel , 2 lood , Glauberzout, 4 lood.
Alles tot poeder en met roggenmeel en water of met wat ho-nig tot eene likking gemaakt.
Gebruik: Deze hoeveelheid elken morgen en avond in te geveu.
De working van dit inwendig middel moet door twee fonte-nellen, een voor en een onder de borst, ondersfeund worden.
Nog eenmaal moet ik bij dezen herinneren, dat, Indien de behandeling der ziekte plaats vindt op zulke tijden, dat men groenvoeder kan bekomen , dit de gunstige uitkomst zooveel te
-ocr page 151-
Hranrsohynlijket maaktj in den loop der ziekte toch blijkt het onwedersprekelijk, dat de belemmeringen der ademhaling- in een
zeer naauw verband slaan met de function — verrigtin^en__
der spgsverteringswerktuigen, dewijl eerlaquo;tgenoemde bij verstop-ping en reeds bij een' tragen afgang altijd aanmerkelyk ergor te voorschijn komen.
De heb gezien, dat het den veearts hen'tze meermalen gelukt is, oui de dampigheid op eene alleszins eenvoudige wijze te her­stellen en wel op de voJgende wijw: bij een' voor een dampig paard gepasten leefregel en het voederen van groenvoeder en keurige haver liet hij inwendig op de gewone wijze een droes-poeder gebrniken, waavmede langen tijd werd TOlgekouden bestaande nit:
Poeder van ruw Spiesglans , versch gestampte Jeueverbessen , poeder van Engehvortei, Glauberzout, van elk gelijke deelen,
H, W. Hentze, {Veearts te Groningen.) Deze genezingen geschiedden echter in zoodauigo gevalien waar aangenomen kon worden, dat esne veronderde catarrhale aan-doening, of koudevatting, de versehijnselen der dampigheid te weeg hadden gebragt, [[et kau echter geenszins ontkend wor­den , dat zulke veronderde catarrhale toestauden op den duur wel hardnekkige verdikkiugen van de longcelwanden te weeg brengen kunnen.
Homoiop atisehe behandeiing. Bij het opvolgen van een' naauwkeurigen leefregel en voedering met worteis (penen) geueest dikvvijls de dampigheid in den tijd van veertien tot een en twiutig dagen ua het gebruik der Bnjoma volkomen en dimr-zaam, of waar dat niet plaats viudt, dan brengt het gebruik van dat middel toch eene aanmerkelijke verbetering aan.
Ter voorbehoeding der dampigheid is over het algemeen weinig te doen : de vermijding der aanleiding gevende schade-[ijke invloeden, zooa[s in dezen opgegeven zijn, voor zoover dat uitvoerbaar is ; het dorschen of het broeijen van hooi met ko­kend water, telkens voor men daarmede voedert, n.l. in o-eval die voedingsstof onzuiver , vanzig , schimmelig, slijkerig, of zeer
9*
-ocr page 152-
126
sloHerig mögt zynj van tijd tot tijd ecu Uaudvol keukeuzout ou-der het voedcr mengen, met cene halve lepel vol zwavel-spies-glans; dit ziju alle beste middelen en beletten vaak de volko-mene ontwikkeling der dampigheid.
IT e t Horsten.
De hoest der paarden is ecne ongesteldheid, die raenigvuldig wordt waargenomen en bij ieder bekend is ; bij is , hetzij een ver-scbijnsel dat andere ziekten vergezeit, b.v. den droes, de dam­pigheid , de long-ontsteking, enz., of hij is oene op zichzelve bestaando ongesteldheid , waarvan hier dan ook alleen sprake is.
Kenteekenen. Het paard schijnt volmaakt gezond te zijn, is tierig en vlug, etende met de gewone gretigheid, slechts hoort men het dikwijls hoesten, hetzij droog , kort, stootswijze en meer nit de keel, dan nit de borst körnende, of hij is in-tegendeel vochtig, los en komt meer ait de diepte der borst; in dit geval vloeit somtijds eeae dikachtige vochtigheid uit lt;le neusgaten.
De oorzakeu. Deze ongesteldheid kan uit verschilloiide oorzaken ontstaan. Alle mvloeden waardoor de luchtwegen ge-prikkeld kunnen worden, kunnen ook eenen hoest te weeg bren-o-en. Hicrtoe behooren : veranderiugen der jaargetijden , voor-namelijk de daarbij plaats vindende afwisseling van wärmte en koude, snelle afkoeling im voorafgegane verhitting, vochtige, dompige stallen , stofierig , verschimmeld, onzuiver hooi en andere voedingsstofi'en , het loopen op stofferige wegen of tegen een' konden, guren wind in , verslijming in de klieren der luchlpijp , enz. Een langdnrige hoest, waaraan vele paarden lijden, is zeer dikwijls een overblijfsel van eenen voorafgega-nen, meer of minder geprikkelden en ontstokenen toestand der long.
De b eh an deling. Alvorens men deze begint, overtnige-raen zieh of de hoest slechts een verschijnsel van eene der in den beginne geroemde ziekten is, dan of hij op zich-zelven bij een ovcrigens volkomen gezond ligehaam bestaat. In
9
gt; #9632;
-ocr page 153-
127
het eerste geval behandble men de zicktü die duu liuest duet outstann , overeenkomstig de opgegemie regelen ; is deze gron-dig hersteld, dan venhvijnt ook de hoest.
In het tweede geval echter vrordt er bepaaldelijk tegen den hoest eene behandeling vereischt. Men rigte deze, in naar de aanlcidende oorzaken, voor zooverre die opgespoord kunnen worden. Mögt de verandering van jaargetijde den honst heb-ben doen ontstaan , dan doet het voigende zacht werkende , slijinoplosäende borstpoedcr meestal veel nut.
Neem; poeder van Alantswortel, 1 raed. pond (2-i lood) „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Heems-wortel
„ ., Yenkelzaad bloem ,, Zwavcl, van elk 12 lood poeder „ Ammoniakzout, 4 lood. Meng alles naauwkeurig door elkander tot ecu poeder en be­ware het op eene drooge plaats , liefst in eene goed slnitende fleseh , kruik of trommel.
G e b r u i k. Naar gelang van den toestand geve men van dit poeder twee of drie malen des daags een of ook twee le-pels vol over het vochlig gemaakte voeder.
Dit middel kan ook met vnicht worden gebruikt bij den droes , waimeer die n.l. vergezeld gaat van een' sterken hoest.
Eene aderlating is bij den hoest niet aan te raden , tenzij er zigtbaar eene groote volbloedigheid en neiging tot ontsteking mögt bestaan, dat echter slechts zeer zelden het geval is. Dik-wijls is er echter duidelijk een toestand van zwakte aanwezig en de ziekte vvordt dan hardnekkig en meer depend van aard. In dat geval gebruike men de voigende likking. Neem : poeder van Alantswortel
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ 1'iinpernelwortel, van elk S lood.
., Anijszaad. .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Wateivenkclzaad, van elk 4 lood.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Eloera van Zwavel, (gt; lood.
Terpentijnhoudende Zwavelbalscm ,
(2 lood. Meug deze stort'eu met honig aan tot een likpotdeeg. Gcbruik: Dric of vier malen des daags, een brok van 3 of 3 lood gewigt, (das hoogslens 2 Ned. onsen per dag), in te gevcu.
-ocr page 154-
128
i
Dit middel hceit ook dikwijls de ineest verrassendo nilkomsteii
opgeleverd bij eenc liardnekkige dampigheid.
Ammom ,
(Opper-prKirdeiiarl-'i, directeur der Icon., beyersche doeimj.)
Is de hoest. ontstaan door liet voederen van stofferig of siecht
hooi, enz., dan geve men liet vollende poeder.
Neem : Dubbelzoat, 12 lood.
Gciitiaauwortel, 8 lood. I
Auijszaad , l lood.
Alles tot eeu poeder gemaakt.
Gebruik. Twee of drie malen des daags, hiervan een of twee eetlepch vol over hot vooraf een weinig uat gemaaktc voe-der te strooijen ; later ges'e men van het eerstgeuueinde, zacht-werkende borstpoeder.
Is men uiet in staat, oiu eene oorzaak voor den hoost op te sporen, dan gebruikt men nog al het best dc likking van ammon , (het voorlaatste recept). By een' hardnekkigeu , lang-durigen hoest tloen de pillen van den paardenarts rohlvtes , (zie bl. 122), dikwijls nog veel nut, wanneer daarmede volge-houden wordt.
inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ...
Alvorens men met een der opgegeveu middelen bcgmt, is het altijd raadzaam., om het paard eerst een purgeermiddel te doen gebruiken, b. v.: men losse 2 t lood Glauberzout in kokend water op , en voeg er I lood poeder van lihaponticawortel Lij en geef dat den patient in eens o!' in twee spoedig op elkander volgende keerew in. (Zie de noot op bl. 99.)
Eestond de hoest reeds lang, dan is het zeer dienstig , oin eene fontenel vooraaii under den bulk of anders voor de borst te zetten; in het eerste geval (onder den buik , nl.) moot lt;leze zoover naar voren als uiogelijk is geplaatst eu lang in working gehouden worden.
Fieti droespoeüer, als dat bij de dampigheid van iiertze op-gegeven is, doet dan vaak zeer veel nut, vooral wanneer daar nog een deel zoethout en lis- of violewortel bijgevoegd wordt.
Het voederen van groene klaver in plants van al het ander voeder toont zieh bij eeu' verouderden hoest , wegena den rijk-dom van suikerstof, die zij berat, bijzonder beiizaain.
-ocr page 155-
12fl De ware, zuivere Long-ontsteking,
Onder alle ontstekingen van inwend%e organen (laquo;rerktuin;en) des ligcbaatns koint bij paarden eene ontsteking der lonlt;r, en wat nimmer daarvan te scheiden is, eone ontsteking van het borstvlies , Uctwelk inwendig- de borst, of de borstkas, de lon-gen en het liart bekleedt en ook als rniddelvlies can zekere verdubbeling in de borstholte vormt, hot meeste voor. De me-nigvoldige verschijning dezer ziekte onder dc paarden moet daar-aan toe^eschreven wurden, dat. de long dezer dieren , door de diensten die zij ons bewijzen moeten, meest altijd reeds eenigermate ziekolijk aangedaan is , of zelfs wel door reeds voor-afgegane ligte outstekingen, waarbij iiitzweetingen aiifscheidiiigeu van eeu Hjmig vocht in de borstholte) plaats vonden, aan het borstvlies vastgekleefd eu daarmede als ware het zamengewas-sen, liier en daar verhard, of in hare zamenstelling en vorra veranderd is, de fijnste luchtpijpjes door eene te rijkelijke voe-dering verslijmd en verstopt zijn , of ook wel reeds kleine zwe­ien, uitzettingen, of liever vergrootingen van den een' of ande­ren longvleugel, of andere organische gebreken in de long zieh befinden. Ook de droes, wanneer iiij, zooals dikwijls ge-schiedt, in zijn' a;eregelden loop gesloord werd, verplaatst de long in eeu3 geprikkelden en bijzonder gevoeligen toestand, eu niecr andere oorzaken gevon eene groote vatbaarheid voor de longontsteking, zoodat de^e ziekte naast het koliek wel het meest de paarden aantast. Zij is steeds, althans in den be­ginne, van een' zuiver ontstekingachtigen aard, als wanneer zij hem, die met de verpleging des diers belast is, niet bijzonder in het oog valt en eerst later in eene slepende of rottige ont-stekin? overgaal, het/.ij tengevolge van verwaarloozing of door-dien de arts haar in den beginne voor eene andere ziekte aan-gezien en das verkeerd behandeld heeft, maar welke niet oor-spronkelijk, primitief ontstaat.
Ik ken derhalve alleen eene znivere longontsteking bij de paarden, die echter ook een slepend karakter aannemen kau, hetzij uit bovengenoemde oorzaken, of ook dewijl het dier over lict algemeen van een zwak ligchaamsgestel was, vele vermoeije-nissen moest verduren, siechte voeding cn verpleging genoot.
-ocr page 156-
130
#9632;
of anders aon i-'eiie ziekte van een' organisch gebrek, algemedne
of gedeeltelijke zwakte der long bijzoncler leed en deswege tot dezen langzamen loop dor longontsteking geneigd was, die na eene korte en onduidelijkc aannrezigkeid eener zuivere long­ontsteking ontstond, welke volgens de meening van alleszins ge-leerde, in de praktijk grijs gewordene mannen, altijd voorafging, in. welk tijdstip door iiet gebruik van doeiniatige middelen de slepende longontstekiiig zoude zijn voorgekomen, wanneer men de Kiekte in den eersten beginne juist had gekend of met ge-paste hulpiuiddeleu niet te laat gekomeu ware. Dieutengevolge Handel ik hier alleen over de zuivere long-ontsteking, terwijl ik de chronische, of slepeade, verouderde long-ou. tsteking, als een gevolg daarvan zal beschouwen.
Kenteekcnon. De dieren houden bij het begin der ziekte op te eten ; er is duidelijk koorts aanwezig, dat te bespeurcn is aan. de hniveringen , het overeind rijzen van enkele haren , beven van geheel bet ligchaam , somtijds trekkingen van eukele ledematen, ijskoude ooren en extremiteiten; (niterste deeleu des ligchaams , als; neus , lippen , voeten , of onder aan de bee­ilen , enz.) hierop volgt ecue drooge, brandende, men zoude mögen zeggen, eene stekende hitte over het, geheele ligchaam , waarbij alle uitwaseming onderdrukt is, die weder met koude afwisselt. Deze koortshuiveriugen zijn voornamelijk in de avond-uren waar te neineii, waarbij de pols, die van alle ontstekin-gen de grootste snelheid bij die der long bereikt, zonder dat de ontsteking juist een' bijzonder hoogen graad bereikt heeft , 80 tot 90 harde, voile en stootende slagen in de miuuut doet, of het vatenstelsel der arterien ^polsaders) is door de onlwikke-ling van mcerdere warmtestof ook wel zoo zeer uitgezet, dat men den daardoor onderdrukten polsslag naauwelijks voelen kan. De slagen van het hart zijn weiuig, of in het geheel niet voel-baar, voornamelijk bij paardeu die vleeschrijk zijn en in wier ribbespieren zieh veel vetstof heeft aangezet. De oogen zijn meer of minder ontstoken en tcngevolge van den aandrang des bloeds naar den koji, uitpoilende; zij laten den kop hangen, somtijds zelfs zoo zeer, dat men meenen zoude, dat het dier kolderig is ; het meest bespeurt men dezea toestand bij paar­deu. wier lever nil mcdelijdenheid mede zeer aangedaan is ,
-ocr page 157-
13J
/.ooals dat in meest alle gevalleu plaata viudi, in etikcle geval-leti echter in zulk eene sterke mate, dat men niet weet te bepalen , of de outsteking van de lever m'tgiug en zieh sleclits op de long voortplautte, dan of zij in laatstgettoenad orgaan haren eigenlijken zetel had en van daaruit mede de lever aan-tastte. De pis is in den beginne zoo helder als water, doch wordt later zoo bruin als bier, en vormt. ingeval de ziekte zieh tot betersehap neigt, een troebe!, witachtig bezinksel. De mest wordt nu en dan, ofschoon zeldzamer, vast en hard ge-bald uitgescheiden en is van eene zwaitachtige kleur; ook ont-ataat er wel een' volkomen' doorloop (doorgnng) , die dan meestal een' zeer walgelijken renk verspreidt. Hoedaaig de mest er echter ook möge uitzien, steeds wordt hij, alsook de pis, met kenteekenen --'an pijn onder kreunen geloosd.
De hnid is in het begin der ziekte zeer droog, bij toenemiug echter komt gedurig ecu hevig zwcet te voorscliijn, waarna de huid spoedig weder verkoelt en wel zonder dat hcterschap daarop volgt, totdat zieh een critisch zwcet, dikwijls reeds na de eerste mime aderlating en de aanstonds daarna gezctte fonte-ncl, somwijlen echter ook eerst op den vijfden of zevenden dag, vertoont, waarmede dan gewooalijk, alsmede ook met bet lozen van eene witachtige, troebele pis, de ziekte dan in be-tcrscliap overgaat.
Het paard legt zieh bij eene borstonisteking niet neder, of wanneer hij dat ook al van vermoeidheid doet, dan springt bet na körten tijd gelegen te hebben , waarbij hij tie voorbeenen slechts zelden onder den bulk trekt, spoedig weder op. De uit-geademde lucht is zeer heet, somtijds komt zelfs ecu ware damp nit de wijd opengesperde neusgaten en den mond. De slijmvliezen van den neus en mund ziju zeer rood, gevvooiilijk droog; in enkelc gevallen komt er uit eerstgenoemde eenige droppels water en dun slijm te voorscliijn, doch bespeort men gedurende den loop der ziekte niet zelden eene brninachtige, ook wel met eenig bloed vermengdc, dikke nitvloeijing, die, wanneer zij een' walgelijken, krengaehtigen reuk verkrijgt en dun-achtig, bruin uitvlocit , aankondigt, dat de long tot verrotting overgegaan is, waarna weldra tie dood volgt.
De ademhaling geschiedt mot groote inspanuing der bulk-
-ocr page 158-
132
ä;
spiereu , met wijd opengesperde oeusgaten , körte eu ängstige beweging der Sanken en schier stootswij/.c. Men verueomt ge-durig een' körten, doffen, aërokenen hoest, reelgelijkende naar den lioest van een schaap , die vooral dan hevig wordt, wan-neer liet paard zieh beweegt, inzonderheid in konde lucht, of nadat het koud water lieeit gedronken ; doch dat is niet altijd het geval , althans niet in hnt begin der ziekte en zoolang als het lijdende dier niet bewogen wordt. Dnikt men met fie hand de luchtpijp vast toe , als wilde men het paard hoesten iaten , dan keinen niet zelden bij ecu' hoogen graad der long-ontste-ning wezenlijke toevallen van verstikking te voorschiju , zoodat het dier dientengevolge zelfs wel nederstort en nog langen tijd [gt;ijnlijk hoesten moet. (iewootilijk wordt dat verschijnsel ook wraargenomen, wanueer men het dier, teueinde better äderte Ia­ten, een snoer orn den hals spant, waardoor het bloed in de long, die buitendien reeds met te veel bloed overladen is, terng-gehouden wordt en zulk eene uitzetting en prikkeling in dit thans toch reeds zoo pir.ilijk orgaan verwekt, lt;lat de dieren dik-wijls rnggelings nederstorten en toevallen van verstikking zieh voordoen, weshalve men bij deze, ziekte geen snoer moet gebroi-ken, raaar men drukke de bloedader door de vingers der lin-kerhand , zoodat die opzwelt, en neme den snipper in dc reg-terhand , om de ader te openen.
Is de luchtpijp , zooals gewoonlijk igt;ln;its vindt, en voorname-lijk de stemspleet , mede ontstoken en meer of minder opgezwol-len, dan vevneemt men bij het nit- en inademen een eigenaar-dig piepend geluid , teruijl de, benaauwdheicl en angst des diers nog vermeerderd wordt. Wauneer het borslvlies , maar vooral Indien het middelvlies ontstoken is, dan vcrueemt men ook vaak den hik bij den paiicnt , die zieh te ergev vertoont uaarmate de onfstoking heviger is.
Be houding, beweging en, oin mij zoo eens ait te dmkkcn, het gebarenspel van het paard , is bij doze ziekte zeer karakte-ristiek, eigendoinnielijk kenmerkend, zoodat een eivaren paarden-arts de onderwerpclijkc ziekte daaruit alleen reeds kent. Deze versch ijnselen zijn c(diter niet alle door woorden te beschrijven , vat daaivan evenwel medegedeeld kan worden komt op het vol-gende neder.
is
m
-ocr page 159-
133
De beenen zijn zeer digt bij elkander oniicr den buik ^rc-plaatst, de kop en hals ziju naar beneden g-eri^t eu de eerste inoev regt voor mtgestrekt, als werd die iefs vooruitgetroicken , omdat dez.c eeno drnkking op de meer of minder mede ontsto-keno luchtpijp veioorzaken eu lief buitendien reeds belemmerd adernhalen nog meer bemooijelijken zoude. Beurt men het zieke dier den kop en lials met geweld in de hooiite, dan hoort men het kreunen en stenen van pijn, die hem het nitrekken der luchtpijp, der borstspieren en van het ribbevlies veroorzaakt, daar al doze deelen steeds meer of min mede ontstokeu zijn ; iiever valt hij neder dan dat hij het aanhouden van (\eze voor hem 7.00 alterst pijnlijke inspanning langer zoude verduren.
Wil men een aan eene hevige long-ontsteking lydend paard op zijne standplaats heen en weer latc;i treden, dan geschiedt die beweging sleclits met reel raoeite en inspanning van de zijde des diers eu na vee! aansporing van de zijde van hem , welke die beweging van het paard verlangt; want niet alleen dat al het gevoel schier onderdrnkt en bijna als verlamd sehijut te zijn en zieh op het ontstoken , pijnlijk orgaan rereenigd beelt. inaar is ook werkelijk de zenuwkracht, in zoo vcr van haar het vermögen van zieh te bewegen afhangt, als verlamd, waardoor dc bewegingeu met inspanning , plomp en moeijelijk verriet wor­den , waartoe de pijn der ontsteking het hare bijdraagt, Beurt men den kop van het dier gedurende het achteruittreden of het omkeeren o]) zijne standplaats op, dan begiut het aan eenc hevige borst-ontsteking lijdoudc paard te stenen en te kreu­nen. De beweging zelve geschiedt op dezelfde wijze als van een bevangen, aan rheumatische hoefontsteking lijdeud paard ; het dier doet met de voorbeenen slechts kleine , korte stappen ; het beweegt de beenen zeer stijf en slepende onder gedurig kreunen van pijn ; het draagt den hals zeer laag eu draagt bijna de geheelc zwaarte des ligchaams alleen slechts op het achter-deel, in weenvil dat dit van de eene zijde naar de andere slingert. Hot sterkste valt die geboadene beweegkraoht en pijnlijke verrigting der voorbeenen in het oog , wanneer men het dier over den drempel van den stal of over eene andere soortgelyke verheveuheid laat stappen , en bij hel laten omkeeren, als wanneer de spieroubundel van hel schouderblad, die met
-ocr page 160-
1:34
do ribbespieren eu met het borstvlies in rerband staat, in werk-zaamheid gebragt wordt eu zoodoende middellijk op de thans ontstokene long werkt, eenc uitrekking en spanning dier deelen en daardooi eene verraeerdering van pijn verwc-kt , zoodat de kenner deze ziekte reeds duiddijk uit den gang bemerkt. — Eveneens doet de patient pijn blijkeu, waimeer men een der voorbeeuen in de banden nceint en zoo uaar voren trekt als het dier dien bij bet loopen beweegt, welke verrigting liij zieh, even als een boeglam paard, slechts tot eene zekere hoogtc laat welgevaUen en zooilra die bereikt is, onder kreunen en stenen van pijn in de hoogte gaat, of op eene andere u-ijze die beliandeling tracht te ontwijken.
Stoot men het paard terng, dan heelt zijne beweging insge-lijks veel overeenkomst met die van een boeglam paard ; want hij sleept dan incci- de beenen acliteruil, dan dat hij die ver-zet , en toont ook bij deze beweging , even als gene , de grffot-ste pijn.
Geene der gewoonteu en ondeugden van het paard , als stoo-teu , dringen, bijfen , slaan, enz. worden meer bij hem opge-merkt. AI de eetlust verdwijnt eu neemt de patient ook nog al een weinig hooi in den mond , dan gesohiedt dat meer , om daarmede op de tanden te kuarsen, dan om het te kaauweu en door te slokkeu; het tandeknarsen bespeurt men over het alge-meen bij vele zicktcn der paarden en toont altijd een' hoogen graad der ziekte aau , weshalve dat steeds voor een gevaarlijk teeken geliouden raoet worden. Laat do patient de onderlip hangen , boudt hij de oogen veelal gesloten en is op andere oogen-blikkcu de uitdrukking bewusteioos , zonder leveu ot beweging , blijven eenaklaps alle teekenen van pijn weg, zonder dat de patient daarbij echter vlugger wordt, en knarst hij op de tan­den, dan geel't hij daardoor den nadereuden dood te kennen,
Drinken neemt het lijdende dier nog al met eenige begee-righeii! aau, lioch het sdokt daarvau weinig door, maar steekt er den mond in, om zieh den liais te verkoelen, daar hem het slokkeu pijnlijk eu moeijelijk valt. Somtijds is de tong eu de geheelc mond droog , (ioch ziet men ook we] eene uitvloeijing van slijmig apeeksel ontstaau, dat bij een' doodelijken nitgang lange draden vormt en een' onaangcuamen renk aarmeemt.
-ocr page 161-
135
Daar lt;le long in eene naauwe ücnuwverbiudiug en wederkee-rige working met de lever en tusscheu deze beide Organen een groote verwantscliap bestaat, zoo is het natuurlijk dat bij eene ontsleking der long de lever ook steeds meer of minder ziekelijk aaugedaan is, geprikkeld en ontstoken wordt, weshalve de verschijnselen daarvan gewoonlijk de longoutsteking verge-zellen en wel somtijds zoo erg, dat de kenteekenen eener lever-ontsteking overheerschend op den vcorgrond tretlen, wat de juisto bescbouwing vlaquo;n den waren tocstand der ziekte voor den onervarene zeer moeijelijk maakt. De leverontsteking is echter meer slepend van aan!, doch oni een gegrond inzigt der eigenlijke ziekte te bekomen, dient men de verschijnselen die bij de Iftver-ontsteking oj^gegeven znllen worden hierbij te vcrgelijken.
Wanneer bij het toenemen der ziekte haar natnurlijke loop niet door de hulp der kunst gestuit wordt, dan ontwaart men op den derden of vicrden dag der hevige, zuivere long-ontste-king de volgende teekenen als ecu bewijs van den nadereuden doud, tengevolge van het longvunr : het wegzakken der levens-kraehten, eene zigtbare verstoraping of groote vermindering van deelneming in alles wat cm het dier been geschiedt, waar-voor het volmaakt onverschillig is, die in plaats treedt voor de vroegerc angst en groote benaamvdheid ; eene geelachtig- bloedige, of bniine, meestal stinkende uitvloeijing van den neus; het koud worden der nitgeademde, vroeger hecte lucht; het onregelniatig Worden van den pols, het uitbreken van koud zweet en het daavopvolgende gaan nederliggen van het stervende dier.
Het beloop eener zuivere, onvermengde long-ontstekiug, die niet met eene passive lever-ontsteking vcreenigd is, duurt niet langer dan den zevenden of liegenden, menigmaal zelfs slechts tot den vijl'dcn dag , doch hij houdl ook wel over de veer-tieu dagen aan ; wanneer do ziekte n.l. met eene lever-ontsteking in verbinding voorkomt, dan gaat zij over of in verdeeling (herstelling) of in een der andere uitgangen, of eindigt met den dood tengevolge van rotting der long en meestal ook van de lever.
De uitgangen der long-ontsteking zijn dc volgende:
-ocr page 162-
136
gt;
1deg;. Eeuc vulkoiucuc verdeeling, waarbij alle toevallen
eu verschijnseleti der ontsteking voor en un verdu-ijucn en weldra voor (.leu toestand eeuer algeheele gezoudheid plaats maken.
2deg;. Eeue onvolkomeue verdeeling, die nog' op eu-kele plaatseu verhardingen, kaoesten , aitzweeting eu aangroeijing met hut ribbevlies, beletselen der fijnste luchtpijpjes, vergroo-ting van ecu der beide longvleugels, achterlaat. Wanneer ook teveus de lever raede ontsteekt, dan ontstaan ook wel ontaai'-dingcu in ditorgaan, ziekelijke opzettingeu , verhardingen, enz., die in vereeniging met de achtergeblevene ziekelijke hoedanig-held der long de dampigheid, kort-ademiglieid , ecu' laugdnri-gen, hardnekkigen lioest, of zelamp; wel eeu' aauhoudenden flan-kenslag ten gevolge hebben.
3deg;. De etteriug, ol' verottering. Een uitgang der ontsteking, die wel niet aaustonds, niaar tocli in kortereu of längeren tijd den dood ten gevolge heel't.
4deg;. De borstwaterzacht, waarbij zieh wel de ODtsteking in de long verdeelt, maar do daarbij plaats viudende ontsteking der lever, outaardiugeu in dat orgaau en ophoopingen van water in de borstholte achterlaat, waaraan bet paard ten slotte sterft.
5deg;. Longvuur of verrotting, eeu snel doodende alloop der ontsteking, waarbij zoowcl da long als ook de lever ten deele tot verrottiug overgaat, ecu toestand, rlie de leek bij de opening aauduidt, door te /.eggen: de long eu de lever ziju vergaan, verrot.
De v e r d e e 1 i n g als de beste en eenig volkompn toestand van geuezing dezer ziekte laat zieh verwachten, wanneer al do vorschijnselen der ontsteking voor cu na wegblyVen, de ooren en andere uiteinden des ligchaams extreiuiteiten) huune natiiur-lijke, gclijkmatige eu ook gelijk blijvende wärmte terog beko-men, de eetlust weder eenigzins verlevendigt, do pols duidelijker voelbaar wordt en raeer m nicer tot den gewonen toestand terugkeert, de ademhaling rüstiger, vrijer wordt, de uit irnkking der oogen vlugger, do houding meer regt op, de beweging lossev, vrijer en zouder teekeneu van piju wordt, wanneer het paard weder in de krib zoekt, eu betcr nog, als het met opge-heven kop en hals hooi nit de rnif trekt,, weder naar zijne
#9632;:lt;#9632;
H U
a
-ocr page 163-
137
kameiadeu omziet en opmerkzaam wordt wanueer deze gevoe-derd of gedrenkt worden; als du hoest raerkelijk at'neemt, vrijcr en lesser klinkt; ook indieu er eene uitvloeying uit den neus plaats vindt, of cen warm zweet, waarna de patient zicli zigt-baar beter bevindt, de pis een bezinksel vormt, het paard wel no^; met eenige moeite en somwijlen nog niet gelieei zonder pijn het water loost, inaar daarop tocli steeds vlugger wordt, de uitgeademde lucht uiet naeer zoo heet is, de beweging der flan-ken en het opeusperren der neusgaten vermindert, de inest weder regelmatig outlast wordt, het dier weder tot zijne vorige gewoonten en oudengden terugkeert, als het weder gaat lig-gen en zonder pijn of benaauwdiieid te kennen te geven ge-ruimen tijd rnstig liggen blijft, het steeds vlugger en leveu-diger en de hoest nog maar wein ig meer gehoord wordt, of beter nog geheel wegbiijft; wanneer het eiudelijk zijn gewoon rantsoen weder inet gretigheid nuttigt, los en vrij in alle zijne bewegingen is, en — wanneer het in gezonde dogen zsjne ge-uoonte was, — op eene ruime, versehe strooijing, o( strooleger, zieh nederlegt, en daarop wentelt en oinrolt, dat een volkomen bewijs is, dat de ontsteking grondig genezen en in geene andere ziekte als verharding, verettering, aangroeijingeu , borstwater-zucht, enz. orergegaan is. - - Verder is het nog een günstig teeken voor de genezing door verdeeling der ontsteking, wan­neer de fontenel, of otterdragl voor de borst zeer sterk ge-trokken heeft, cutstoken, pijulijk en hard gezwollea is en veel goeden, geelaclitigeu etter afsclieidt.
J)e a 1 tgang der long-ontsteking in verharding, zoogenaamde longknoesten of knobbels, en in aangroeijing der long met het ribbevlies is te vreezen, wanneer wel alle koorts-bewegingen van den ontstoken toestand over het algetneen en alle enkele verschijnselen der long-ontsteking in het hijzonder op-gehouden hebben, maar het dier toch nog ten deele een' blijvenden doften hoest, ten deele eene ziekelijke beweging der flanken, zonder een' koortsachtigen toestand behondt, wanneer de uitgeademde lucht niet meer heet is, de neusgaten echter daarbij nog wijder open staan dan in den gezoiulen toestand; als het dier zieh wel nederlegt, maar nog steeds op eene en dezelfde zijde rust, als hat wel weder vrij in de bewegingen
-ocr page 164-
138
wordt, maar tocli den behoorlijken adem als vroeger niul hcd't,
bij het uit- en inademen al de baikspiereu in bewegmg zet, en
gedurig, vooral bij suelle beu'egingen een'droogen, korteii hoest
doet liooren en daartia niet zoo Inid en krachtig uitniezeu,
of proestcn, kau als paarden met eene gezonde long doen, en
eiudelijk: wanneer steeds een raw, glansloos haar, eene zwak-
kc, ziekelijke uitdrukking der oogen, gebrek aan kracht en
volharding van den arbeid in het algeraeeu terairbliift, het niet Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;..
zoo als welliai vroeger ziine gewoonte was, zicli op den grond
wentelt en over- of omrolt.
Was bij de ziekte ook nog de lever ontstoken, en bleven er I
verhardingen en eene ziekelijke opzetting of zwelling in dat
orgaan achter, dan wordt het paard ligt volkomen dampig
(dempig), of lijdt bestendig aan boikslag, of wordt water-
zuchtig.
De overgang der ontsteking in verettcring blijkt uit het aanhondend ziek zijn bij verminderde werkzaamheid of veerkracht des levens na verloop van den zevetiden en negenden dag, en aanstonds na den tijd, wanneer de verdeeling plaats gevondeu moest hebben. De ontstekingskoorts is dan overge-
gaan in eene nitterende, snel krachtenroovende koorts ; de pols wordt daarbij steeds zwakker, llaanwer, nu en dan een slag missende; de slagcn van het hart worden dan steeds dui-delijker voelbaar; de ooren en andere nitorste deelen des lig-chaams wisselen bestendig af met koude en bitte, er ontstaan zelfs weder zulke en nog sterkere koortshuiveringen, zoo als dik-wijls de long-ontsteking voorafgingen , de baren rijzen nog meer overeind. Met bet hoostcn, dat dc diercn nog pijnlijker valt, wordt wczenlijke ctter uitgeworpen, die nil eens een gelc, dan weder een groenachtige, of eene met bloed vermengde kleur beeil en van ecu' walgelijken renk is; het grootste gedeelte
'
daavvan slikken de diercn weder door, die dan later met den mest weer outlast wordt. Somtijds wanneer eene grootc long-zwcer doorgebroken is en de etter door de luchtpijp naar boven gedreven en niet outlast wordt, ziet men ook wel toevallen van verstikking, of zelfs wcl de dood tengevolge daarvan ontstaan.
Do beonen worden dikker en somwijlen ontvvaart men water-znchtige opzwcllingen onder den buik, voornamelijk dan wan-
$
-ocr page 165-
189
ueex ile vcretieriug dar lung ook lani büistwuterzuchl vercenigd is. Het ilier knu uog niet gaan liggeu , of als hij dat ook al
beproeft, tlan springt hij altiians na körten tijd, onder krenneu van piju, weder op. De eetlust is zeer gering en al'wisselende, het paard kau den kop nog niet vrij en zonder teekenen van pijn in de krib of tot de ruif opheffen en vaak ook even zoomin zonder pijn tot op de aarde nederbuigen; hij hüudt de voorbeeneii als van een aan hoefoutsteking lijdend paard vooruitgczet, als wilde hij het zieh daardoor in de borst gemakkelijker maken; alle bewegingen geschieden nog met teekenen van groote pijn, iuzonderheid het draaijen of wen­den en het achteruit treden. Draveu kan het paard in het ge-heel niet, en valt daarbij, alsook, wanneer men hem de lucht-pijp sterk eu aanhoadend drnkt, in eenen liocst, waarbij het schier dreigt te stikken eu etter uitgevvorpen vvordt. Hat dier wordl van dag tot dag magercler en de uitterende koorts wordt steeds duidelijkor. Zijne oude gewoonten blijven weg, hij legt zieh weinig neder, en veel minder, dat hij zieh wentelt en omroll. Het geknars op de tanden doet aicli hcoren, terwijl het dier somtijds de matte oogen van angst en pijn verdraait, die im geene teekenen van outsteking , zell's geene uitdrukking van eenige levenskracht meer vertoonen. Somtijds treedt hij op eens van de krib achteruit, houdt den kop naar beneden en doet eveneens, alsof hij naar lets luistert of iets verwacht, en begint dan met de voorbeeneii te krabbeu en te strijkcn , hoest en werpt daarbij etter uit. Op het slijmvlies van den neus ont-staan somtijds kleine zweeren, door het uitvloeijeu en blijven aankleven van * den etter uit de long, die wel eens eene vre-tendc, kwaadaardige natuur hebben.
33ij voortduring der ziekte, wanneer door de opslorpende, opzuigende valen de zieh in de borst bevindeude etter wordt opgcnonieu en zoodoende al de vochten bederven, dan zwellen de klieren in de keel op; er ontstaan ook wel wormbuilen (zie de worin) en de ziekte ontaardt dan in den wezeulijken worm of in den kwaden droes, die, vereenigd met eene uitterende koorts , dan telkeus den laatsten uitgang dezer zieklc is en die bij vele paarden, bij het eene vroeger, bij het andere later, plaats vindt.
I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 10
-ocr page 166-
-T^f^^^^m
140
rgt;f overgang van ile Loug-ontsteking in borst-vvaterzucht wordt aangetoond iloor het verdwijnen van alle verschijnselen van ontsteking, zonder dat de beterschap daarna volgt. De eetlust is zeer gering eu alwisselende; het paard gaat niet liggen, of springt althaus na körten tijd weder op. De hoest is kort, droog en stootende eu wordt bij elke hevige bevreging vernomen, het uit- eu inademen geschiedi met groote inspanning der buüspieren, en is evenwel zoo onvoldoende, dat de lijder bij toenemiog der ziekte naar lacht hijgt en drcigt te stikken. Er kamen waterzuchtige opzwellingen ondei den buik, alsmede onder aau de beeneu; de oogleden eu somtijds de ge-iutele kop lijden aan de huidwaterzucht; de slijmvliezen vau den ueus zijn outkleurd, bleek, of anders morsig geel. De kcntee-kenen, dat de lever in een5 lijdenden toestand is, tredeu steeds meer eu duidelijkcr op den voorgroud; nu en dan ziet men een' vvalgelijk riekenden, waterachtigen doorloop (doorgang) ontstaan, eu de pis is helder, niaar er volgt volstrekt geene ver-betering vau de ziekte daarna. Het dier houdt den hals stijf vooruitgestrekt en hat opbeureu daarvan valt hem even zoo moeijelijk, als het naar beuedeu rigten tot den grond. Wordt het paard genoodzaakt om eenige stappen to loopen, vooral als het daarbij over een kleine hoogte, als b. v. den drempel vau den stal, ecneu balk, enz. tredeu moet, alsmede bij het terug-stooten en ümdraaijeu, of keeren , kreuut en steent het dier van pijn; al de levendigheid, kracht, moed en vrijheid vau be-wegingen is verdwenen. De gang is mat, krachteloos , stijf en plomp, alsof het dier geheel geeue gewrichten had ; de patient keert niet tot ziju vorige gewoonten en ondeugden terug; de voeteu staan onder den buik getrokken; het dier geeft op niets meer acht; Let haar is ruw en glansloos.
Zoo staat het lijdeude dier op eenen stal, bij het keurigste voeder, of op cene maische weide, treurig eu ouvcrschillig voor alles, daarheen, alsof het bewastheid van ziju' ophandeu zijudeu dood had, tot dat eeue beroerte, •••erstikking, of de bij-komende ontwikkeling van den worin eu kwadeu droes, en ge-dureude den loop daarvan, eeue suel uitterende koorts, een einde aan ziju leven maakt.
De overgang der long-ontstekins in longvuur
I
-ocr page 167-
111
o£ vei'rotting Ueeft dadelijk eenJ ouvermijdelijken, snelleii dood des diers ten gerolge. Deze is dien toestaad, nraarvau de onknndige, — de leck, — l)ij de opening des cadavers (ge-storven dier) pleegt te zeggeu : „ dc long eu de lever zijii ver-gaau en verrot.quot;
De volgende teekenea ziet men hierbij vooraf'gaau. Hct uitvloeijen van ecu brniue, stinkende, danne stof uit de neus-gaten, eeu rotachtige Inclit, die /Jell bij het uitademcu rond-0111 bet dier verspreidt, het plotseling verdwijnen van alle pijn, knarsen met de tnnden , het laten hangen van de onderlip en meerdere reeds vroeger beschreveu teekenen van den naderen-den dood; het dier stort onder stuiptrekkingen, sterke slagen van het hart, ängstig, met rogchelenden adcm, naar lacht hij-gende, dood neder.
Ue oorzaken der long-ontsteking kunnen zijn.- voornamelijk eene beleiniuerde of verhinderde hoidoitwaseming, eene daar-door in zijnen loop gestoorden dross, snel loopen en draveu, waaraan het paard uiet gewoon is , inzonderheid bij gestrenge koude en het vcrwaarloozen na die sterke beweging, ora het dier aansfonds op den stal te breiigen, zorgvuldig met stroo het /.weet af te wrijven en dan te bedekken. Ontstaat hierdoor da oritsteking der long, dan pleegt de onkundige te zeggen : „ het paard is bevangenquot; (vervangen), dat dan eigenlijk beteekenen moet: hot lijdt aan long-ontsteking, sterke graanvoedering, of win boonen eu eene daarop volgende, geheel ongewone, sterke, aanhondende krachts-inspanning, inzonderheid als het dier vol-bloedig is, of er reeds cen veronderd organisch gebrek in de long aauwezig mögt zijn. Koud drinken na voorafgegane ver-hitting, koude baden, laten zwemmen , wanneer het paard zweet, of altlmns buitengemeen warm, is , togtlucht op eeu' warmen stal, waarop de paarden uitvvasemen, en over het nlgemeen alles, wat de uitwaseming der huid bcleinmeren lean. Inzonderheid zijn de paarden voor zulke schadelijke invloeden gedurende tief verharen vatbaar.
In den winter bij eeu zuivere , koude lacht komt de onder-werpelijke ziekte menigvoldiger voor dan in zomers bij heet of nat weei-, wanneer de ontstekiug gewoonlijk met eene passive lever-ontsteking zieh voordoet. Het loopen tegen eeu' kouden,
1 0*
-ocr page 168-
14a
sterkeu wind iu ; eeu enge, siecht gevormde borst cu somtyds /ekerc, nog uiet genoeg bekeade Invloedeu van ileu dampkriug, kiumen hiertoe medewerkeu.
De voorzegging is, namelijk iu liet Ijegin der ziekic, slecbts onder zekere omstandigheden hvyfelaohtig, of zelfs regt-streeksch oogunstig; /.ij wordt dat echter meestal, Indien reeds den tweedea dag zemder het doelmatig tea nntte mnken van den hiev zoo kostbaren tijd voorbijgegaan is, de koorts em hoogen graad bereikt licei't, de pols ouregeltnatig begiut te worden en de patient neerslagtig is; ook is het eeu slocltt teeken, als het dier, zonder dat er vermindering van ziekle-vcrschijnselen be-speurd worden, dikwijls gaat liggen , of bij zigtbare pijn lang bliji't. lig^cn en cr groote zwakte aanwezig is. Over het alge-meeu is de long-ontsteking steeds een gevaarlijke ziekte, waar-bij het leven des diers op het spel staat; een gering rerzuim van tijd, of eene verkeerde of niet sterk genoeg doorlastende bebandeling, hebben vrocger of later den dood ten gevolge , ge-lijk nit de beschrijving van de overgangen der ziekte dnidelijk gebleken is.
Nog moet ik den leek (den in het vak onkundige) opmcrk-zaam maken, dat het somwijlen plants viudt, dat deze ziekte voor een andere wordt aangezien , waaruit dus ligt, of ver-waarloozing van den zuo kostbaren tijd of verkeerde bebande­ling volgt, wat meestal den dood des diers ten gevolge heeft. Het zou iemand in den zin kunnen komen, om de znivere of
ware lonsr-ontsteking
een' gocduardigen droes aau te zien,
t
maar dat onderscheid is ligt op te merken , al is ook een droe-zig paard neerslagtig, vermindert do eetlust, hoest het, is de adembaling wat versneld, enz., het dier is daarbij echter niet zoo stijf en stram, als dat het aan eene rheumatische hocf-ontste-king (bevangenheid, ook verraugenheidgeheeten) , lijdt, maar los en vrij in zijne, bewegingen met de beenen; het legt zieh meer en langer neder en plaatst de beenen naar bchooren ; bij het treden over eene kleine hoogte, b. v. van eenen drempel of balk, zal het niet die pijn te kennen geven , die men zoo dni­delijk ont'.vaart bij een paard, dat aan do ware, zuivcre long-ontsteking lijdt ; de koorts is bij den goedaardigen droes gerin­ger; de pols is wel lets versneld, maar groot en week, tenvijl
-i .
-ocr page 169-
bij (Je loll^#9632;-olltst^;kill^#9632; t_-eu groöte snelheid van deti pols aau-wezig is en meestal hard en Hein van 80 tot 9Ü slagen it fie miniiiit doet, bij toeneiniiuj- zelfs nog ineer, terwijl in dieuzelt-ilen tijd 30 tot 40 ademtogten veniüiuen worden. De hartslag is bij den droeä van den beginne af veelal voelbaar, niet zoo bij een sterk paard, dat pas aangetast wordt door eene lung-ont-steking, waarbij het hart niet gevoeld kan worden. Verder ziet men bij den droea de klieren, of eene kliev onder dc kinue-bakken, tamelijk dik opzwellen ea daar, wamp;a.x äamp;tin euamp;ele ge­fallen ook al niet bet geval möge zijn, ligt toch dc huid vast over het kakebeen gespanneii.
Moeijelijker valt het echter, om de long-ontsteking te onder-scheideu van dc rkenmatisohe hoefontsteking (bevangenheid). Bij laatstgenoemde ziekte echter ziju de hoeveu en de ballen on­der de voeten veel wanner en /eer pijiuijk, Luzoaderheid bc-merkbaar bij eene sterke drukking ot knelling en het daarup kloppen met een hard voorwerp. Ook is de ectlust good, zelt's veelal grooter dan in den gezomien toestand; het dier is vrij vlug en men ontwaart geen algemeen lijden oi wezcnlijk inwen­dig zick zijn des diers, noch ziilk eene sterke kooiis, of groote snelheid van den pols ; het paard legt zieh dikwijls neder en blijfi langer liggen dan gewooniijk, doch het weder opslaan gaat inoeijelijk, terwijl het bij tie long-ontsteking niet of slechts zeer kort gaat liggen. Wordt het paard, dat bevangen is , op een zach-ton grund in beiveging gebragt en wel in eene regte lijn, dan ge-sehiedt dat wel aaavankelijk inoeijelijk, doch wordt van lievcrle le gemakkelijker. terwijl bij de long-ontsteking het tegetiovergestelde plaats vindt; het bevangen paard hoestniet, ol'althans zeer weinig.
Maar niet zelden zijn de verächijuselen ook geheel anders , wauueer de hoef-ontsteking zeer iievig is; (zie de rheumatische boef-üiitstekiug, bevangeuheid, uaarover ik later zal haudeleu) ook ziet men, en deze gevallen worden ruedc niet zelden bespeurt, al de teekeneu der long-ontsteking zonder uitzonde-ring bij een bevangen paard vobr den dag komen, inaar in dat geval is er dan ook werkelijk eeno ontstekiug der long, enz. mede verbonden , waardoor dc toestand natuurlijk gevaar-lijk voor het leveu wordt, en moet er das onraiddelijk mede le-•j.eii dezen vijand gehandeld worden , geiijk later z;d volgen.
-ocr page 170-
141
Na.
Uok voor eene keel-ontsteking /.on men de onderwerpel^ke ziekte knnnen aanzien, doch daarb\j is de eetlust gretig, liet paard wi^ gaarne, maar la;/ nietweleten, dowijl liet doorslok-keu lium pijn veroorzaakt; de ademhaling is dan rogolelend, of piepend; liet paard houdt den lioven-hals gestrekt, terv.ijl hei bij de lon-r-ontsteking den kop en hals naar beneden houdt, waardoor het dier duidelijk te kennen geeft, dat liet de pijn-lijke prikkeling in de keel, maar niet in de borst gevoelt; in den omtrek van de keel wordt eenc verhoogde wärmte eu op-zwelling vraargenomen; cene drukking met de hand bovea aan de keel veroorzaakt pijn cn sterk hoesten; het paard slijmt en kivijlt uit den mond cu laat bij het drinkeu het water weder tot de neusgaten uitloopcn ; het dier heeft het, vrij gebraik der beenen tot zijue dienst. De keel-ontsteking gnat echter niet zel-deu met de long-ontsteking gepaard, als wanneer inen al de vcrscliijnselen dezer laatste ziekte teveus bespeurt, die dan de be-bandeling der long-ontsteking mede onmiddelijk noüdzakclijk niaakt.
De behandeling. Wanneer men zieh door naauwkeurige onderzoekingen cn vergelijkingen volkomen overtnigd heeft j dat het paard lijdt aan long-ontsteking, dan haaste moii zieh met, hulp te bieden, en zij het eerste, war, men doet, eene naar het gestel des diers geevenredigde mime adcrlating te bewerkstelli­gen ; hoc vleeschrijker , volbloedigcr cn grooter liet dier en hoe heviger de verschijnsclen der ontsteking zijn , zooveel te grooter zij ook de hoeveelheid bleed, die men aftappen moet, van 2, 3 tot 4 kan ; het beste is het dat t(^ doen door de aders aan beide zijden van den hals gelijktijdig te openen en zoodoende een snelie uitvloeijing des bioeds tc bewerken;. want eene zoo-danige . mime adcrlating doet in deze ziekte veel meer mu dan later herhaalde latingen ; in clk geval echter moet de ader niet eerder weder gesloten worden vddr dat de, pols te voor-scfaijn kernt en voelbaar wordt. Hoc dikker, zwarter en kle-vrrigt;er het bloed en hoc grooter de ontstckingskoris, of het meer besclirevcnc , dus genaamde spekvlies, zieh daarop vornii, zooveel te noodzakelijkcr is de adcrlating en zooveel te meer bloed moet er afgetapt worden. Wie geen kennis van den pols mögt bezitten, kan zieh dus hiernanr rigten.
Daarna lesse www eene fontcncl of eenc etterdrngt voor de
I
M
I
1
i
-ocr page 171-
148
borst. U'il men eene tbuteiiel aanwendeu , ilan moet men , wanneer de huid daartoe naav eisah is losg-emaakt, lucht in de wonde blazen en dannia twee tot vier lood terpentijnolie in de woudo breiigen, en door uitwendige wrijving met de vlakke hand clat daaiin verdeelen ; dan make men cen naar eisch gesnedcn stuk leder, dat met terpentijnolie doortrokken is, naar behooreu in de wond en sluite die met ceu weinig droog werk of vlas.
Na deze beide Operation begint de patient gewoonlijk te zwee-ten, dat men door bedekkiog met dekens zoo lang mogelijk moet trachten te, onderhouden en het dier daarna nadrukkelijk met zoogenoemde stroowischen afwrijven eu droogen, het nog lig-telijk bedekt houdende. Voigt dat zweet na de beeindigde ope­ratic van de fonteael, die hier nimmer voor, raaar steeds na de aderlating aangebvagt moet worden, cn houdt die warme , dampende uitwaseming van het geheele ligehaara lang aan , dan is daardoor reeds de eerste , heilryke grond tor verdecling of gc-nezing der ziekto gelegd. Nimmer verzuirac raen eene fontenel of dragt te zelten; wil deze voktrekt niet werken, dan moet men haar nog sterker tot ettering aanprikkelen. Wanneer er uerkelijkc zwa.kte aaiuvezig is (*) en al hot gevoel eu de prik-kelbaarheid als nitgedoofd is, on er clerhalvc volstrekt geene wer-king volgt, dan aeme men de fontenel geheel van de borst weder weg en drukke de wond goeil uit, maar zette dan aan elken sohouder eene etterdragt of fouteuel, waar men dan niet zelden nog de gewenschte. prikkeling, zwelling cu werking zal waarnemen, dewijl daar liet groote zenuwvlechtwerk der schou-ders ligt cn de reeds bijua uitgedoofde levenswerkzaamheid nog daar het eerste weder opgewekt wordt.
Zoodra de dragten of fontenellen — wanneer zij nl. zeer vroeg-tijdig gezet worden — goed werken eu goed etter trekken , mag men op herstelüng hopen. — Met den derden dag drukke men de fontenel uit, (dragten worden doorgetrokken), dat men twee of driemalen des daags herhalen moet, en houde haar zoo­lang in goede werking, totdat de herstelling voltooid is. Men
(*) De jonge vceaita, welke nog goen rijke ondetvmding venrorven heeft, zie wcl toe, dat liij bij lievige ontstckln-en cen' siechtraquo; onderdruktcn tocstaTid der Icvenskrachten niet foor werkelijke ?,waktc aanzic
-ocr page 172-
I4ti
inoet zoig dragen , tlat het paard daaraau uiet bijten kau, door er eeu lap van geglausd of anders zeer zadit linneu vuor tc hangen.
Vdor den derden dag mag het paard niet nit den stal geno-inen worden: duarna kan men bij warm of zaeht weer den pa­tient in den langzaamsteti slap een half uurtje buiten rondlei-den , maar dan bedekt; is er eenige wind, of regent het, dan vooral niet.
Verder klistJre men het paard dikwijls met een aftreksel van kamillen met wat hjnolie en eenig zout. laainvwann te gebruiken.
Is de aderlating geschiedt, de ibntenel gezet, dan bc^•ei(ll^ men aanstouds do volgende likking :
Neem : Braakw^jnsteen, ecu loot!. Salpeter, 1 lood. Glauberzout, 12 lood, met liouig en ])üe(ler van zoethout- of van den tlorentijnscbeii Liswortel (des noods niet roggenmeel en water) tot een week likpotdeeg gekneed en in vier of vijf gelijke ileelcu en met re-gelmatige tusschenpoozen op eenen dag in te geven.
Ziet men den volgendeu dag en 24 uren nadat de aderlating gcschicd is, geen aaninerkclijke betersohap volgen, verliest, het-geen eehter niet te verwaehten ia, de pois niet zijae hardheid en snelheid, dan inoet men nog eens ofschoon minder dan den eersten keer bloed aftappen en ga men met het gebruik der bo-venstaande likking voort.
Het körte beloop der niekle vordert eene spoedige beslissing: dcrlmlve volgt gewoonlijk met den derden of vienlen dag, in gevai de ziekte in verdeeling overgaat, dnidelijk zigtbare beter-schap, de ademhaliiig wordt vrijer en de hoest losser, do pols wordt week en verliest in snelheid , de eetlust keert terug en dikwijls volgt een dunne, waterachtige uitvloeijing van den neus. Meer zeker kan men nog op beterschap rekenen, wan-neer zieh een walnicnd zweet over het geheele ligchaam gelijk-matig verspreidt of er een groote hoeveelheid gele , troebele pis ontlast wordt. Wanneer een dezer twee verschijnselen plaats vindt, dan moet men de bovenstaaude likking veränderen, en wcl daardoor, dat men au de Salpeter gehee! daaiuit weglaat en daarvoor in de plaats /;es tot tien lood jeneverbessen bij-
J !,:
-ocr page 173-
147
mengt. Gaat de genezing voort, wonlt de ademhaling steeds vrijer, geraakkelijker, keert de pols allengs meer tot den ge-wonen toestand terug, maar hoort men nog dikwijls een' droo-gen hoest, dan gave men de volgende likking :
Neem: Braakwijnstcen , 2 of 3 drachma. Ammoniakzout, 3 of 3 lood. Glauberzout, 6 of 8 lood. Jeneverbessen , 6 lood.
Met honig en roggenmeel tot een kneedbaai- deeg gemaakt eu in gelijke tusscheupoozen in eeuen dag in te geveu eu daarme-d€ vol te houden tot de beterschap toe, die gemeenlijk dan spoedig volgt.
Wanneer liet paard daarbij niet zonder moeite en dan nog slechts weinig pis ontlast, dan voege men bij de likking nog 3 of 4 lood gekookte terpentijn, (TerebintMna coda), en wrijve op de nierstreek eenige terpentijnolic.
Een hooßlvereischte der behaudeling , die in geen geval ver-zaimd mag worden , is niecle , dat men den patient zoo vaak mogelijk ecu einmer met laauwwarm water voorhoudt, waarin iijnkocken of anders wat mecl gemengd is; heeft liij gedron-keu , dan nemc men den cimner weder weg , opdat hij het wa­ter niet door liet nil den mond vloeijendc slijra of kwijl verontreiuige; zijn drinken moet daarvan zuivcr blijveu.
Zeer dieustig is het, om den patient dadslijk na liet ingeven van bovenstaande likkingen te laten drinken.
Bij dezo behandeling heb ik steeds uitmnntende gevolgen mö­gen zien en was ecne blijvende gezondheid het gevolg.
De majoor von7 tenxeckeu verzekert, dat hij na de praktijk eener halve eeuw vele dnizenden van paarden, die aan eene borst-ontsteking ledcn , wanneer nl. geen verouderde gebrekeu van de long aanwezig waren , of het paard meer aan eene lang-durige , slepende lover-ontsteking leed, die de long slechts medt aangetast had bij wijze van ovcrplanting, uitbreiding uf raede-lijdendhcid en de toestand dus meer verzwakt, rottig , dan die eener zuivere ontsleking was, — mot het volgende voorsohrift volkomen eu grondig heeft gcnezen. Neem ; poeder van Glauberzout 2 med. ponden , of 1 '/. cud pond. „ Salpeter, 12 lood.
-ocr page 174-
148
Poedei van raw Spiesglans, (i lood. Bloem ,, Zwavel, 6 lood. Deze poeders worden inet poedei van zoothout, of van den Horentijnschen Liswortel eu honig, of extract van wortelen (pe-ren) tot een gcwone, maar niet dikkc likking geknecd.
Gebruik : Hiervan den patient drie malen des daags telkehs 4 of 5 honten spatels vol (zooals men gewoonlijk tot hct iuge-ven van likkingen voor paarden bezigt) in te gcven, door ze achter op den tong af te strijken eu daannede voi te houdeo tot de iierstelling toe.
.Vlhocwcl ik een onbepcrkl vertrouweu stel in de grondige doorknede kennis en in de voorschriften van eenen man, wiens praktijk eene schier onbegrensde uitgebreidheid had, zoo ben ik echter niet in staat, om bij eigen ondemnding over het nut van dit voorschrift in de zuivere long-ontsteking te können spreken, daar ik nltijd de eerstopgegeven behandeiing volgdc, waarbij ik steeds goede nitkoniäten beb mögen zieu. Wei weet ik, dat de veearts n. w. iiextze dat reeept meestal met de gewenschte gunstige gevolgen lieeft gebruikt, dat mij mede aan-leiding geeft, om bet allesins als aanbevelingsvvaardig te be-schouwen. Natuurlijk moet ook hierbij de mime aderlaliug en het zetten eenev fontenel of etterdragt voorafgaan. Men moel den herstellenden patient nog eenigen tijd zorgvuldig in acht uemen, inzonderheid voor koudevatting en verkoelingen van elken aard, en niet te vroeg weder gebruiken.
Somtijds ontstaat er ook eeu groote zwakte, en de krachten verminderen sterk; de pols wordt klein, snel en onregelmatig, er ontstaat dan ecn dünne at'gang eu liier en daar ziet men vaak koude, pijnlooze zwellingen opkomen. Ileeft men zieh van dezen toestand overtuigd, dan verändere men aaustonds van geneesmiddelen, en
Neem : Poeder van Yaleriaanwortel, S lood. .,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,, Kamillen, 4 lood.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Salpeter, 6 lood.
., „ Ammoniakzout, 3 lood. „ .. Kamfer.
Terpentynolie, van beide 3 drachma. Met honig toi eene likking gemengd.
-ocr page 175-
s,
149
Gebruik: Hiervan 3 of 4 malen 's daags, naar omstaudig-hcdeu, 2 tot 4 lood , in te geven :
Bij eene :eer yrootc en nog gevaarlijker zwakte geve men het volgende :
Neem : Boeder van Valeriaanwortel.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Engelwortel, v. e. 13 load.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Pepermuntkraid, 6 load.
.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Alsemknoppen, 4 lood.
Kanifer met wijngeest gcwreveu. Hertshoorn-olie, van clk 2 lood. Met conserf van Jeueverbessen tot eene likking gemaakt. Gebruik: Als het bovenstaaude middel, ook 3 of 4 malen 's daags , 2 tot 4 lood in te geven.
Men gebruike deze versterkende middeleu echter niet, nige-val de werkelijke nood/.akelijkheid daartoe niet mögt bestaan, daar zij alleen dienen moeten, om de snel wegzakkende levens-krachten weder op te wekken.
De homocopathie beperkt bij de loug-ontsteking eerst de op-gewoktheid der koorts door het ingeven der Aconite, ora het kwartieruura, en beveelt, wanneer de ademhaling daarna nog bemoeijciijkt idijft, die door het toedienen van Bryonia uit den weg te mimen.
Men raoet bekennen dat het beide middelen, hoe onbegrijpelijk het ook zij (in aanmerking nemende, dnt de liomoeopathischc arisen niet ter aderlating cn de giften hunncr geneesmid-delen zoo verbazend gering zijn), zeer dikwijls en spoedig de beste gevolgen hebben opgeleverd.
De ontsteking v a n het Borstvlies.
De borstvlies-ontsteking heeft vele kenteekenen met de long-ontsteking gemeen, waarmede zij ook veelal vereenigd voorkomt, doch zij komt ook zelfstandig en wel in den herfst en in de ieute voor, als wanneer de gewone veehouder plecgt te zeggeti: het paard is in de borst bevangen, of vervangen. Komt deze out-steking zelfetandig voor, dan is de long op zichzelvc nie! door
-ocr page 176-
150
de ontsteking aangetast, maar bepaalt zij zieh tot het vlies, dat de binnenzijtle der borst, (1c lona; en het hart bekleedt.
Het zoude na de breedvoerige behandeling der loiig-oiitsteking in de vorige afdeeling niet noodig guweest ziju over de borst-vlies-ontsteking te liandelen , indieu de uitgangen en de geuees-kundige beliandeling ook in alle deelen met elkander overeen-kwaraen. Daar dit echter hot geval niet is, zoo viud ik het doelmatig, om hier kortelijk de voornaamste punten van verschil te doen opinerken.
De ouderwerpelijke ziekte begint eveueens met koorts-huive-tiiigen. Op dien oogenblik echter is het zeer mocijeiijkj om eeu wezenlijk onderscheid tusschen uc long- en de borstvlies-ontsteking te bespeurenj zooilra center de wei'Mog der ziekte in het inwendige des diers eeiie beslissende ^ordering maakt, dan ziet men, in plaats dat bij de iong-outsceking dc ribbeu moeijelijk bewogen worden, teneiade zooveel doenlijk eene grootere raitnte aan de borst te verieenea, dat bij dc ouder­werpelijke ziekte deze raeer vastgezet worden en daarentegeu tie btdkspieren ecu vermeerderd aandeel in do bewegingen iler ademhaling uemen. Uaarbij plaatsen de dieren de voorbeenen ver nil elkander, terwijl dnidelijk eene stramheid of veruiin-derde buigzaamheid van den romp zigtbaar is. Bij eene gelijk-raatige, niet al te hevige drukking legen de borstwanden stenen de [dieren en trachten die drukking te outwijken; deze pijn eu het daardooi veroorzaakte stenen wordt dikwijls reeds bespcurd, wanneer men met een' stijf gestrekten vinger of met den knok-
kel
de
vinger tusschen f\\ee libbcu dc
I '
borstwand ladrukt. ]3ij de long-ontsteking ontwaart men door tleze drukking wel eene zekere angstighcid, een onaaugenaam gevoel, dat hem hindert, maar men hoort het paard dan niet van pijn stenen.
Het onderscheid van den boest is duidelijk op te merken; deze äehijnt bij de borstvlies-onlstcking nog pijnlijker te ziju dan bij de long-ontsteking, weshalve die ook nog meer onderdrukt, vermeden en zeldzamcr gehoord wordt, cu is uooit zoo beider en sclierp, maar dof; het dier meet, maar dürft van groote pijn schier niet hocsten.
Tu den vertieren loop der zirkle wortH hcl onderscheid nog
-ocr page 177-
151
nxeer iügtbaai en wel door bet zoogeaoemde buik-aiiemeu, het vastzetten of oubewcgelijk lioudeu der ribben, zoodat dan wel alle twijfel moet ophouden.
Deze ziekte, die Diets minder , onder zekere omstandigheden cell's gcvaarlijker zijii kan dan de ware long-ontstekiug, heet't nimmer ceue neiging in het viuir of plaatselijken dood baren. uitgang te maken, raaar wanneer er geene verdeeliug bewerkt wordt, gaat zij over in uitzweeting (eene verzameling van eeu zeker vocbt, als bloedwater of weivoclit in de borstliolte), en heeft buitendien, wannuer de omstandigheden daartoe günstig medeuerken, een groote neiging, cm in zemnv- of rotkoorts over te gaan.
Bij toeneming der ziekte worden de verschijnseleu ook erger, dat zigtbaar is aan de sterkere koortsbewegingen, gedurende welke de pols eene snelheid aanncerat, geevenredigd aan de meerdere of mindere hcviglicid der koorts van 50 tot 100 en rneer slagen per rainnut, doch bespeurt men bij deze ziekte veel zeldzamer dan bij de long-ontsteking, en dan nog siechts in het cerste tijdperk der ziekte, een dltenisch of adief karakter (dat is een toestand , waarbij eene algemeen vermeerderde uiting of uitdrukking van kracht in het vatenstelsel plaats vindt) der koorts dan bij de long-ontsteking; meestal wordt de pols reeds op den derden dag der ziekte week en de hartslagen voelbaar, een teeken, dat zwakte verraadt. De vcrschijnselen der ziekte blijven eclitcr dan niet mecr zuiver, wanneer de genezing gec-nen weg wordt gebaand; maar er komen nu andere bij, die, eigenlijk niet tot do borstvlies-ontsteking behooren; men ziet id. de hevigheid der koorts afnemen ; ook vermindert dan som-lijds wel de ademhaling eenigzins in snelheid, doch deze ver-meerdert ook weldra weder ; de regelmatigheid in de bewegin-gen der buikspieren, door de ademhaling bewerkt, verändert, zoodat die van hot voorste gcdeelte Haaiuver wordt en het laat-ste met meet inspanning gescbiedt; de voelbare hartslag wordt golvcnde; drukt men het oor aan eene der borstwanden, dan hoort men rain of nicer duidelijk een geluid als van een golvend , zwelpend, zieh bewegend vocht, dat men aan de borst van een gczond paard niet waarneemt. Dit geluid is dan een zekcr bewijs dat de borstvlies-ontsteking harea uitgang in uit-
-ocr page 178-
zweeting en voor eea beete, brandige borst-watcrzucht plaate gemaakt heeft, die bij langer aanhouden onder verergering van al de opgegeveu versch^nselen zieh vorder duiddijk te kennen geeft door koude opzwellingeQ , dikten, welke zicli worstvornüg tussehen de beenen, ouder de borst en den buik uitstrekken cn die den indruk eens vingers langen tijd behouden, waarna tan laat-ste de dood na volkomeu uiLputting der krachten door ver-stikking volgt.
Bij lie opening des cadavers van een aan de borstvlios-ont-steMng gestorven dier ziet men, wanneer deze ziekte zuiver voor zieh alleeu bestund en de zelistandigheid der long niet medc aangetast was, welke ontsteking echter veelal voorafgaat, her, weefsel der long zelvc onreranderd; daarentegen ziet inen, dat zoowel de inwendige vlakte der borstwanden (ribbevlies-ontste-king) als ook het bekleedsel, of bedekkeude vlies, der long (longvlies-ontsteking) met een morsig-geel, eiwitachtige stof be-dekt. l)it voortbrengsel der ontsteking' liecft de dikte vau den rug van een mes , en somtijds vijf of zes malen zoo dik, waar-door de tegenover elkander liggende vlakten zaraengekleefd zijn en hier of daar eene werkelijke aangroeijing plaats vindt. Bc-halve deze jdastische uitzweeting ziet men ook nog in meerdere of mindere mate eene walerachtige in de borstholte , die troe-bel en stinkend, met korrels of met vlokken veruiengd is , naar-niate de duur en hevigheid der ziekte is geweest. De leek (onkundige in het vak) staat dikwijls verbaasd over de groote hoeveellicid van het uitgezweet vocht in de borstholte, cn twijlelt dan vaak , of dat wel alleen een gevolg kan zijn van eene zoo kort geduurd hebbende ziekte, doch het is zeker, dat, wan-neer de heete , brandige borstwaterzucht eerst in 3 of 8 weken den dood ten gevolge heeft , reeds na verloop van den tweeden of derdeu dag dezelide hoeveelheid water, ofsclioon in eene an­dere hoedanigheid, aamvezig is.
De voorzegging. In den eersten beginne der ziekte en in quot;-eval dat de koorts allezins duideiijk een sthenisch karakter bezit, is de ziekte minder gevaarlijk, dau wanueer zij zieh voor-doet met werkelijke teekenen van zwakte, nsthenie, of van eene aandoening der zenuwen (zie blz. 19), of dat men venuoeden kan, dat er reeds eene ophooping van water in de borstholte bestond j
-ocr page 179-
153
maar ook in dat goval is echter nog uict. alle hoop verloren , want bij eenc doelrnatige verpleging en behandelmg gelukt hot vaak nog ile raeeste van zulke werkelijk gevaarlijke patienten le genezcn.
De b e h a n d e li ii g van de borstvlies-outsteking mag slechts in de zeldzaamste gevallen in zulk een' hoogen graad ontstekings-werend zijn als die der long-ontstekiag, en wel alieen bij uiterst rolbloedjge dierenj wanneer de pols niet zeer vol, hard en ge-spannen en de outstekiug niet zeer hevigis, dan doe men geheol geene aderlating. Men beperke dan liever de behandeling tot zeer kraehtige huidprikkelingeii; aan beide zijden der borst knippc men met eeue scliaar het haar af, op eenc a omtrek van 10 tot 1.2 vierkante duimen, en wrijve, met eenc lederen handschoen aau de hand, die geschorene plekken met spaausclievliegen-zaU' in, of bedekke haar met een versch bereid bruin mostcrddeeg, welks werking nog, door hot tc besprengen met tinktuur (of geest-rijk ultreksel), van spaanschevliegen verhoogd kau worden. Daar-na bereide men de volgende likking.
Neem : Eraakwijnsteen , 1 lood Glauberzout, 12 lood Jeiieverbessen, 6 lood. Met wat roggenmeel, honig en water tot een likpotdeeggekaeed en in vier of vijf gelijke brokken en in regelmatig verdeclde tus-schenpoozen op eenen dag in te geven.
Jiierna volgt gewoonlijk eenc minder moeijelijke ademhaling; desniettemin inoet men volhouden met genoemde in- en uitwen-dige middelen; echter meet men de huidprikkelingeii telkens weder cp eene andere plaats aanweuden, teneiude de aangroei-jing van het haar later niet te belemmeren, al moest men voor den oogeublik ook schier geheel de borstwanden daartoe op ge-zegde wijze, telkens van 10 tot 12 fj duimen, noodig hebben. Bnitendien is het nog zeer dienstig, om voor eu onder de borsi fonteuellen te plaatsen. Het verzuimen van deze afleideude be­handeling hceft meestal de waterzneht ten gevolge.
Eerst dan, wanneer de patient cene buitengewoon groote hoe-veelheid urine (pis) outlast, die een aanraerkelijk bezinksel vomit, zoodat de stalvloer daardoor met witte draden, of wit slib be-dekt is, kan men van een' günstigen uitgang der ziekte volko-
-ocr page 180-
15t
f
X
I
mot) zeker /.iju cii lieel't dun geeac aitseuijniiddeleu mcer uoo-dig. Doch de langzaam vorderende genezing met eeu aanhou-dend ligt zweet komt veel menigvuldigei' voor. Men drage naauwkeurig zorg voor nieuwe koudevatting en bedekke den patient en geef geen kond driukcn ; de fontcnclleii moeten in krachtige werking gehoudcu worden, zoo als in de vorige af-deeling over do long-ontsteking geleerd is; cn geef, raede om de zoo nuttige Imiduitwascmüig te ouderstounftn, nog kleine gif­ten van braakuijiiäteen; wauneer liet zieke dier zeer zwak mögt, zijn , dan in vereeniging met Kanifcr , b. v.:
Neem : Braakwijnsteen, 3 drachma. Kamfer, 2 lood. Jeiieverbessen , 8 lood.
Maak het, als bij het laatste voorsehrilt opgegeveu is. tot eenc likkins: en geef het den patient op eenen dag met vier giften in.
Mögt evemvei in spijt der boveustaande behandeling, of door eene gestoorde reeds begonnene huiduitwaseming, waarvoor meu zooveel slechts doenlijk is waken raoet, de adcmhaling zoodanig vermeerderen en veranderen, dat zieh daardoor het begin der borst-waterzucht doet kennen, dan late men de huidprikkelin-gen , inzor.derbeid ook de fontenellen, krachtig voortwerken en bereide ouverwijld de volgende likking.
Neem : Braakwijnsteen , 3 of 4 drachma.
Paarskleurig Vingerhocdskruid , 2 lood. Bcrax, 6 lood. Calmuswortel, i lood.
Alles tot een fijn poeder, en met honig, meel en water tot een likpotdeeg gemaakt.
Gebruik: In zes gelijke brokken te verdeelen en daarvan driemalen des daags in regelmatige tusscheupoozeu een brok in te geven.
Wordt deze likking vroegtijdig genoeg gebruikt, dan zal meu daarvan ook steeds de heerlijkste gevolgen zien ; het is een mid-del, waarop men zieh in dien toestand bijna vertaten kau. Ik mag hierbij evenwel niet verzuiuieu , om hen, clie met de kracht der geneesmiddelen niet genoeg bekend zijn, te waarschuweu , dat zij het paarskleurig vingerhoedskruid niet lang achtereen ge-bruiken daar het een sterk aantastend raiddel is en men on-
'-i
i'M
-ocr page 181-
155
midJelijk daarmede müet ophouden , wauueer uinu bespeiirt, dat de krachten van den patient zigtbaar verminderen en de pols onregelmatig begiaf te worden, en zoo cr te voreu 1102 eenise eetlust bestaan mögt hebben , die dan verdwijnt. Ontstaat zulkeeu toestand na liet gehruik van liet paavskl. viagerh.kruid, dan geve men de volgende, de krachten weder opbeurende likking. Nquot;epiu : iiraakwijnstcen , 8 drachma Borax, 6 lood Engelwortei, (I Jood Terpentijn-olie, cen lood Alles tot poeder en op de gezegde wijzc tot eene likking ge-maakt.
Gebruik: In zes giften in twee dagen tijds in te geven. Zijn na bet gebruik van deze likkingen de krachten weder zigtbaar gewonnen en de eetlust opgewekt, dan kau men, zoo bet vercischt wordt, weder terugkeeren tot het vingerhoedskruid gt; en zoo, tot de genezing gevolgd is, met deze beide middelen steeds afwisselende voortgaan , maar nimmer geve men meer of in kortere tusschenpoozen het vingerhoedskruid.
Het pas herstelde dier raoet nog lang met zorg verpleegd en van arbeid verschoond worden.
I
De hoer scheu de ontsteking der Borst-organen of de Influenza, de Borstziekte der Paarden.
De influenza of borstziekte der paarden is waarschijulijk voor hot eerst aau liet einde der vorige eeuw te voorsehijn geko-men of althans sedert dien tijd stelselmatig opgemerkt geworden.
Zij tast de diercn zonder onderscheid van ras, 'leslacht of ouderdom en leefwijze aan ; slechts verschilt zij naar het gestel of de onderscheideue wijze van de voeding en verpleging, die de dieren gcnoten, van karakter en beloop.
Het wezen, (dat wil zeggen : waarin eigenlijk de ziekte be-staat), is voor een groot gedeelte eene zeuuwkoorts met een belangrijke aaudoening van het borstvlies, der long, lever en haar bekleedsel, bij de eerstgenoemde met een groote neiginquot;
i,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;n
-ocr page 182-
i56
^
tot een rottigen toestand, bij de laatste cene even groote tot uit/.weetimr fuitsoliciding-) van vochteu in de borstliolte.
Kenteekenen ; De ziekte begint met eene koortshuivering, die niet zelden twee of drie uren aanhoudt, aadat dikwijls ettelijke dag en te vor on het dier reeds cene me er of minder groote loomheid of v ermo eidh e i d en ver-mindcvden eetlust he eft do en blijken.
Er bestant eene zeer groote verscheidenheid in de enkele ge-vallen ; want terwijl zieh bij een patient het eerst eene belem-mering der aderalialing als een teeken dor plaatselijke aandoe-ning op den voorgrond plaatst, ziet men bij een anderen we­der de koorts en aandoening der zenuwen bet eerst te voor-schijn komen , terwijl men van de verschijnselcn der ontstoking in den beginne slechts weinig of nicts bespeurt. Menigmalen komt nl. van de teekenen, van long-of borstvlies-ontsteking ver-gezeld, de koorts met een sthenisch karakter (waarbij eene al-gemeen vermeerderde uiting of aanwezigbeid van kracht in het vatenslelsel plaats viiult), te voorscliijn, waanloor , ingeval deze ziekte ontstaat op eenen tijd , wanneer in die streak nog geen soortgelijke geval'en waargenoraen zijn, /.ij voor eene eenvondige borstontsteking aangezien wordt; wanneer men dan dc daarbij gewone aderlating doet en verder sterk ontstekingwerend han­delt, zoo ziet men de krachten der patienten zoo buitengewoon spoedig wegzakken, de verschijuselen der zenuvv-zwakte, of dik­wijls der rotkoorts, zoo sterk en duidelijk te voorscliijn komen, dat daardoor elke twijfeling over den wezenlijken aard der ziekte aanstonds ophouden moot.
Wanneer de Intlnenza ontstaat met eene op den voorgrond tredende ontsteking, dan bespeurt wen bij bet onderzoek van den patient eene koorts, aanvankelijk niet sterk ; de pels slaat dan 50 tot 60 malen per miiiunt, naar het tijdelijk karakter der koorts verschillend van goaardheid zijnde, waarnaar zieh natuur-lijk ook de voelbaarheid van het hart rigt.
De slijmvliezen van den mond en der neussoheiding zijn rooder en meer ofmin, vaak slechts naaiuvelijks, zigtbaar, geelaehtig van kleur ; daarentegen korat die gele kleur in het bindvlies der oogen steeds duidelijk bemerkbaar te voorschijn en verschilt van het citroengeel tot in het donkerste, dikwijls morsig oranje.
i
-ocr page 183-
157
Dt: ademhaliag ^eschiedt met boweningloosheid clcv ribben, vursneld tot op ongcvcer 30 slageu per minuut, en inet mspanning, en zoowel de vrijwillige als de door drukkiug op de luclitbuis met opbeuring van. den kop opzettelijk veroor-zaakte hoest tracht het dier met alle mogelijke iuspanning te ondcrdrukkeu. Daarbij trachten de patienten door het ai- of uit-waarts-bnigen der elleboogen en het breed ait elkaader plaatsen der voorbeeueu het geweif der borstroimte wijder te maken, en eene drukking op de ribben, acliter de schouderbladen, als ook nog vorder daarachter , doet de dieren van pijn stene.u.
llecds gedurende de loomheid of gevoel van afmattiug, die de ziekte voorafging, heeft men kimnen bespeureu, dat bij den over het algemeen verminderdcu eetlust der dieren de korrel-of graan-voedering minder genntdgd werd , dun het hooi en stroo, zoodat de patient somwijlcn sloehts het derde deel en nog wel minder daarvan gebruikt. totdat hij bij toeueming der ziekte geheel uiets ineer daarvan wil eten. — De verteriug der voe-dingsmiddelen is tot hiertoe nog vohnaakt goed geweest, zoodat geene graankonels onverteerd afgaan ; de inest is bij het opko-meu der koorts dikwijls klein gebald, hard, droog en van een zwartachtige klenr , doch wordt echter al spoedig weeker , lich­ter van klenr , eu neemt een' zuren renk aan.
Het ten dezen tijde cut de ader gelatene bleed is zwart, en stremt taraelijk spoedig tot een' met het dikke spekvlies, dat op de oppervlakte gevormd wordt, slechts los te zamenhangenden bloedkoek.
Dezo verschijuselen duren echter melden tot den derden dag voort, op welken tijd de koorts onnuskenbaar het asthenische karakter (zie blz. 16) ontwikkclt; werd er eene aderlating bij het ontstaan der ziekte gedaan, dan vindt deze verandering van het karakter zooveel te spoediger plaats en de krachten zakken dan zigtbaar schielijk weg. De pols wordt weeker en sneller, zoodat inen 100 en nog meer slagen per min. kan waarnemen. Het is een kenmerkend teeken, dat de zicken nimmer gaau lig-gen, hoezeer zij ten uiterste vennoeid mogten zijn , tot zij in den vollen zin des woords omvallen j zij treden met ver uit elkander gespreide beenen van de krib terug en ademen de vaak zeer heete Incht stootswijze nit.
11*
-ocr page 184-
158
:4
Tn tlezen tijd , van (5 tot 7 dageuj ziot men clikwijls een rij-kelijk zweet ontstaan, dat het eerst aan de schouderbladeu en de flanken begint, maar niet altijd van pen kritischen aard is en areene beterschap achterlaat, weshalve men de günstige werMug van dat zweeten niet eerder kan vevtrouwen, voordat werkelijk zigtbare beterschap ontstaat.
Zeev erge gevallen blijven in de hootrte der ziektc standvas-tig , gednrende welk tijdperk de pols dikwijls eene bijna niet meer telbare snelheid bereikt, en welke hoogte veelal drie tot vier dagen roortdunrt, zondcv een' beslissenden uitgang te ne-men, zoodat men in dezen tijd , behalve de zieh des morgens vertoonende beterschap en des avonds weder terugkeerende ver-ergering, geene bijzonder veranderingen waarueemt ; zoodanige gevallen eindigen meestal tnsschen lt;lcn laden tot den 14den dag met den dood, maar is, zoolang niet de pols geheel on-voelbaar worclt en de patient van afmatting nedervalt, en allengs, in zweet badende , liggen blijft, de hoop nog niet teneenen-male verloren.
Heeft de ziekie een goedaardig karakter, dan bereikt de koorts niet zulk een belangrijke hoogte ; de pols gnat de snelheid van SO tot 90 singen in de min. niet te boven , en behoudt bij al zijne weekheid tocb nog een zekere stevigheid; dc ader doet zieh niet ledig voor. Dan volgt veelal reeds op den 5den tot den 7den dag eeue vermeerderde pis-ontlastiug, die van een zigtbare beterschap des ziekte-toestands vcrgezeld gnat: de urine is dan geel of bruin von klenr . bczit een' scherpen reuk. schnimt stcrk bij het iiedervallen en vertoont een troebe!, slib-berig bezinksel. Bij deze crisis, door de urine bewerkt, wordl de ademhaliug weldra vrijer, de uitdrukking der oogen levendi-ger ; de gewoonten en onhebbelijkheden, die het paard in den gezonden toestand eigen waren, alsmede de eetiust, deze althans ten deele, keeren terug; de geelheid der slijmvliezen vermin­dert, de mestballen worden donkerder van klenr, en als het iaal-ste en zekerste teeken dor beginnende genezing ziet men den patient weder gaan liggen enuitrusten, met zigtbare teeke-nen van welbehagen.
In andere zoodanige gevallen uordt de ademhaling spoedig weder moeijelijker en de gele klenr der slijmvliezen verdwijnt
!
:
-ocr page 185-
159
niet verder, zonder dat cr tevens teekenen van waterzucht aan-wezig zijn; doze toestand secft dan alien gvond, om o r g a u i-s c h e veranderingen in do lever t e v e r ra o e d e n.
Weder iu andere gevallen ziel men de ziekteverschijuseleu ver­der afnemen ; de gele kleur der slijmvliezen verdwijnt geheel, maar de dierea liggen slechts körten tijd, en bij naaawkeurige en aanhoudencie opmerkzaamheid ziet men ecu onregelmatige koortsluiiveriug in zeer lange tusschciipoozen terugkeeren ; daarbij ontwikkelt zicli zeer laugzaam een steeds menigvuldiger wordeude hoest, tcrwijl tevens niet zelden ook een geelachtige, somtijds eiterige uitvloeijing van den neus waargenomen wordt. Dezen toestand moet men aanmerken als li e t be g i n d er v o r m i ng v a n tube r k e 1 s (longzweren.)
Deze ougunstige uitgangen zijn de gevolgen van een ver-keerde behandeling, of wat veel me er h e t geval is, van een verwaarloosde of gebrekkige verpleging des diers, ge-durende de crisis der ziektc, en den toestand van beginnende, voortgaaade genezing; want de eigenlijke borstziekte, de influ­enza, is dan reeds overwonnen, wanneer gene ontstaat, die al-leen door de nog aanwezige groote prikkelbaarlieid der aange-taste deelen veroorzaakt wordt.
Deze tot hiertoe opgegeven verschijnselen keumyken de in-tinenza, in zoover zij regelmatig en met het op den voorgrond tveden der outsteking van de long, van het borstvlics, en ten deele ook der lever, haren loop heeft. Ofsehoon dit beioop der onderwerpelijke /.iekte ook ui verreweg bet menigvuldigst vour-komt, zoo zija echter ook zulke gefallen geheel niet zeldzaain , waar rotkoorts, congestien (ophoopingen of aandrang van bloed) naaiquot; andere Organen (vverktoigen des ligehaams), zelfs ontstekiug in zoodanige deelen, de ziektc een geheel ander aanzien geven.
Als zoodanig kennen wij :
1deg;.) De Influenza met eene op den voorgrond tredende aandoening der H e r s e n e n.
Bij zolke patienten vertoonen zieh dikwijls van den beginne af, benevens de verschijnselen eenei belemmerde aderahaling en de geelheid der zigtbare slijmvliezen, de kenteekenen van
-ocr page 186-
mo
heisen-oongestien (aandrang van liloed naar de herseueu, zie W. 7 7), zelfs wel van de werkelijke hersen-ontsteking 'zie bl. 82); zeldzamer ontwaart men bij lieu ecu groote opgewekt-heid oi' aanvallen van razernij en woede; zooveel te meer echter stompzinniglieid en werkeüjke slaapzucht. Duze toestnn-den ziju niet alleen do vergezellende verschijnselen der zenuw-koorts , maar die eeuer werkelijke, zelistandige aaiuloening der hersenen, dat duidelijk bewezen wordt door de bij een onge-lukkigen uitgang verrigt werdende sectie (opening der cada­vers), alsmede door de somtijds nablijvende ziekten, als een gevolg daarvan.
2deg;,) 1)e J nf 1 uenz a met ee ne vo or nitk o me n d e
a a n d o e n i n g van he t E u g g e m e r g.
Bcnevens de opgewekte, wezeulijke verschijnselen der influ­enza in het algemeen ziet men dikwijls plotseling, maar vaak ook van lieveiiede, eene volkomen of onvolkomen lamheid van het achterstel der dieren outstaan , zoodat zij daarmede als een kruislam paard heen en weer slingeren, nedervallen en dikwerf zieh niet weder overeind kunuen begeven.
3deg;,) De Influenza met eene vooruitkomende
a a n d o e n i n s d es D a r m k a n a a I s.
i #9632;
Dcze toestand karakteriseert zieh door bevige doorgangen, dooiioopcn (diarr h een) ; zij komt wel is waar dikwijls van den beginne af in ciczeti vonn te voorscbiju , doch is echler nog veel menigvoldigei het gevolg eener verkeerde behandeling, narnelijk van het ontijdig of te rijkelijk toedienea van calomel (verzoet kwikzilver).
4deg;.) D c r o 11 i ge [ n f I u e n z a.
-#9632;#9632;i I
I
i
Zij ontstaat eveneens van den beginne af met dit knrakfer, of is het gevolg eener bloedaftapping, wanrdoor in den verde-ren loop der zickte dien toestand geboren wordt.
Dczc toestand maakt van den aanvang af groote Torderingenj
i:
-ocr page 187-
1(51
do omloop des bloeds, alsmede het ademen , wordt bovenmate
versneld; de pols wordt steeds kleiner en lediger, er ontstaaii opzwellingen aan den kop ea de beeaenj de neusscheidiag ver-toont bloed\dekjes, even als bij de rotkoorts; uit den ncus vloeit een geelaohtig, dikwijla ook oranje-kleurig, klonterig, met bioed vennengde, slymige stof, wauneer nl. hot dier den kop naar be-ucden buigt , welke bonding de patient dikwi.ils aauneemt en langen tijd volboudt, tcrwijl de nitvloeijende materie dan be-stendig afdroppelt. De bloedige vlekken in bet aeusscheidsel gaaa over in zweren; de patient verspreidt eea! walgelijken renk, üvereenkoineude met de lacht van zieke, rottende aard-appelen. Eindelijk van den vierden tot den zevenden dag na het ontstaaii der ziekte valt de patient ter aarde en sterft, onder rogclielen en voortdurende nitvloeijing van den neus , na weinige uren.
Deze ziekte, die door sommige selirijvers de amle, kwade droes, genoemd is geworden, heeft, ofschoon zij met den kwa-den droes boegenaamd geeue verwaritschap bezit, wegeas de daarbij voorkomende zweren in den neus aanlciding tot lang-durige prooessen en niet zelden tot onjuiste geregtelijke cdtspra-ken gegeven.
Dik'.vijls ziet men bij de influenza bier en daar nog meer een plaatselijke aandoening ontstaaii, voornamelijk eeae oog-ontsteking, die men dan ook nog veelal afzonderlijk dient te behaadelen.
Het recomdkscenten-tijdperk (wanneer dc patient pas ber-steld , maar nog zwak is) hoeft bij de onderwerpelijke ziekte een waarlijk langen dnnr, zoodat de dieren, zelfe bij eene onberis-pelijke verpleging, zes tot acht weken later nog niet weder geheel tot verhaal zijn gekomen. Deze laug aanhoudende ziekte is znlk een zeker gevolg der influenza, dat bij den ervarensten arts by eene meer spoedige berstelling der krachten dikwijls twijfel ontstaat, of de ziekte wcl werkelijk influenza geweest is. Wanneer de geneeswijze ook niet vcrzwakkend is geweest, is bij de influenza bet reconvalescenten-tijdperk toch steeds zeer laag-
durig.
Een andere, menigvuldig voorkomende naziekte der influenza is, behalve de reeds genoetnde vorming van longzweren en stillen
-ocr page 188-
162
kolder, de opzwelling en qntsteking der boigende pees, die gelegen is achter aau de voorbeenen, tussclieu de knie en het kootgewricht, bekencl onder den naam: peosklap of nerl', die men dan uitweudig behaadeleo moet, züüals later geleerd zal worden,
Daar de influenza eene der belangrijkste ziekten onder de paarden is, zoo verdient zij te meer ouze opmerkzaamheid, maar inzonderheid nog deswege, dewijl zij wegens de aanieiding gevende oorzakeu vele dieren Kelijktijdig aantast en dus als eene ver uitgebreid heerschende veeziekte (epizootic) zicii vertoont, alamede, omdat zij ontwijfelbaar eene besmettingsstof ontwikkelt. De onwedersprekelijke bewijzen hievvoor aan te voeren, zoudc mij noodeloos te ver doen afdwalen.
Deze smetstof is van een vhigtigen aard, doch sehijnt steeds een hoogen graad van vatbaarheid of aanleg voor die besmet-ting te vereischen, wanneer zij werkzaam ziju zal, waaraan het dan ook toegeschreven moet worden, dat op vele, doch niei op alle plaatseu, do procfiiemiugen ter iaenting vruchteloos zijn gebleven. De opening des cadavers is steeds van veel nut, inzonderheid voor den jongen arts , niet alleen , omdat hij daaruit de uitbreiding, de veran denn gen en venvoestingen, die de ziekte aangerigt heei't, kan zien, maar ook voornamelijk, omdat hij zieh door de ssctie (opening) kau overtuigen , of de ziekte werkelijk diegene geweest is, wnarvoor hij haar heeft aangezien, en derlialve voor eon volgend soortgelijk geval hem tot leering kau verstrekken.
Het zoude mij echter te ver buiten de grenzen doen treden , In­dien ik el de versehijnseleu , die zieh hier bij de opening voor-doen, naauwkeurig wilde beschrijveu, weslialve ik mij toi de hoofd-zakelijkste meet bepalen.
Bij den eenvoudigeu vorm der influenza, wanneer die spoe-dig ten einde Hep, zoodat de dood met den Bden tot den 7den dag volgde, ziet men de verscliijuselen van het long-vuur op den voorgrond treden, (zie de long-ontsteking). De longeu zijn vergroot, met zwart bloed opgevuld; hare zelf-standigheid heeft de elasticiteit (uitzettings- en inkrimpingsver-mogen; volkomen verloren, en zelis dan, wanneer de ope­ning slechts weiuige euren na den dood geschiedt, outwaart
,
-ocr page 189-
#9632;;
163
men ceu walgelijkeii reuk. Het vleesch, (zoo het Diet o\er-al rood is als tigchelsteenen, toch ziet men die kleur op eukele plaatsen), is dan op die i)laatseii weeker, murwer, dan iu der. gezonden toestand. Het horst- en long-vlies is bedekt met een dikke plastische aitzweeting; ook vindt men eene tiitstorting van bloedig, stinkend water in do borstholte,
Bij dc opening van de buikholle vindt men de lever geheel , maar vaker nog een gedeelte daarvan, belangrijk vergroot, veel-al het voorste met het achterste deel van het middelvlies aange-groeid, en is, in plaats van blaauwaohtig-bruin, lichtgeel ofgroen-achtig-geel gekleurd, en van bniten harder dan inwendig, op de doorsnede leemkleurig met roodachtige puntjes.
Het hioed in de gvoote vaten is ontbonden, zoodat men nit de polsaders een lang, wit stremsel kan trekken , ter-wijl in de kleinere aders het Ijloetl zieli zwart en vloeibaar vertoont.
By een snel verloopend , rottig karakter der ziekte ziet men op die plaatsen, waar bij Ji et leven opzwellingen bestonden, als aan den kop en de beenen, dezelfde veranderingen als bij de opening van de rotkoorts, t. w. uitstortingen van eenlijniig, met bloedstrepeu doormengd vocht (lijmpha) , de long is zouder elasticiteit, sonnvijieii met teckenen van het vuur; de slijnivlie-zon, die de luchtbuizen hedekken, zijn dikker , met zwarte vlek-ken bedekt: 0]i het neusmiddelschot en bet strottehoofd zijn vaak rottige, woekerende zweren.
Is er eene aandoening der hersenen aanwezig, dan ziet men vaak met hloeil vermengde uitscheidiugen van water tasschen de hersenen en hare vliezen of in do kamers.
Ileeft de ziekte een' langzamen loop gehad , zoodat de dood eerst den lOden of 12den dag plants vond, dan ontdekt men zeer weinige venvoestingen, maar integendeel nieinve produeten (Voortbrcngselen) der ziekte, die door hare aanwezigheid dc vcrrigting van eukele Organen in het eerst gehinderd en in don verderen loop der ziekte geheel en al belet lu-bben; dat is nl. ecu groote hoeveelheid water on plastische nitzweetingen in dc borstholte , die de vrijc bewegingen der longen en van het hart belemmerden ; belangrijke ophoopingen van water in de buik-
(
-ocr page 190-
1(U
holte ziet men zeldzaam, maar steeds zal men veranderiagen der lever ontdekken.
Bestand er tevens eene loiig-ontsteking en rotkooits , dan zijn de keuteekeuen daarran uatnuriijk bij ile openinraquo;; aanwezig.
]) e oorzaken. Veel is er reeds over de oorzaken der iullaenza geschreveu eu getwist; terwijl de een beweerde, dat heete zomers en een zekere electrische spanning in den dampkring de ziekte te voorschijn riep , bescholdigde een ander alleen de voedingswijze , of liever onzuivere voedings-middelen.
Beide invloeden kunnen bepaald tot de ontwikkeling der ziekte aanleiding geven , doch meet hierbij in aanmerking wor­den genomen, dat de dieren door eene voorafgaande verwaar-loosde verpleging en het genieten van sohadelijke voedingsstoffen een aanleg of vermeerderde vatbaarheid voor de ziekte wordt gegeven, zoodat dezulken bet eerst o£ wcl alleen worden aangetast; werken nu nog andere invloeden van den dampkring , of van een tc benaauwden, dompigeu, voor bet aantal paarden te kleinen stal, tnede, dan wordt ligtelijk de ziekte bij de daar-toe voorbereide dieren ontwikkeld , en verspreidt zieh vorder oi alleen op denzelfden stal, of bij atmospherische invloeden op eene veel uitgebreider schaal in een grooten omtrek als eene heerschende ziekte.
Verandering van stal, verpleging en voeding, nl. de over-gang tot een beteren toestand, na vuuraf in dat opzigt verwaar-loosd te zijn geweest, heeft, bij daartoe günstige aanleidingen in den dampkring, menigmaleu de ziekte ontwikkeld , weshalve men de influenza dikwijls ziel ontstaan onder de nieuw aangekochte militaire paarden, terwijl de andere verschoond blijven.
V o o r z e g g i n g. Allezins gevaarlijk is de ziekte in harew oitgang, en te meer twijfelachtig, zooveel te dnidelijker zij het karakter vertoont van de zenuw- of zells wel van de rotkooits; eveueens is zij dat, wanneer men zieh door den sehijn vau eene ontstekingskoorls, eene vermeerderde opgewektheid van kracht in liet vatenstelsel, onder welk bedriegelijk masker de ziekte, niet zelden optreedt, zieh heeft loten verleiden, om eene ader-latniü- tc doen. lioeveel te minder het paaid die gevaarlijke
It:
-ocr page 191-
J65
tcekeuen doet bospeuren en men geen bloed heel't afgetapt, hoeveel te krachtiger en vluggor hij is, hoe minder hij van de krib achteruit treedt en hoe meer hij nog eenigen eeilnst toout, zooveel te grooter is de hoop en het uitzigt op een gelukkige herstelling, zelf's dan, wanneer de plaatselijke verschijnselen, de belemmerde ademhaling , in tameiijk hoogen graad aanwezig ziju mogten. Gewenschte gevolgen der behatideling zijn: eene zigtbaar günstige working der blaartrekkende middelen, 1'onte-ucllen , of etterdiagten ; wanneer men geiijktijdig met eene ver-meerderde pisontlasting een groote verligting van den toestand en eene duidelijk zigtbare opgeruimdheid daarna bij den patient waarneemt en tevens eene vermindering van de koorts bespeurt; vooral echter verkondigt bij deze ziekte het terngkeeren van kwade gewoonten, als bijten, slaan , enz. de beginnende her­stelling des diers aan.
Jgt; e behandelin g. Men plaatse den patient op eeu inatig warmen , droogen , luohtigen slal, betcr nog op eene andere niime , luclitige, niaar togtvrije plaats. Is er be-äinetting op den stal, dan meet men dien gedurig beroo-keu met dampen van lieeten azijn , afmsselende met brandende jeneverbessen.
De behandeling moet gerigt zijn tegen de ziekte in iiet alge-meen en de plaatselijke aandoeningen in het bijzonder.
In seen geval, hoedaniz iiet karakter der influenza zieh ook met eene ontsteking mögt voordoen , is eene aderlating aan te raden ; integendeel ben ik door ondervinding geregtigd daarvoor krachtig te waarschmven , en is dat ook de meening van eenige der vemaardste nieuwste schrijvers, die eene veeljarige praktijk hebben uitgeoefend. Ook het gebruik van den salpeter en in-zonderheid van de calomel meen ik to moelen afraden , in spijt, dat die middelen door sommige artsen levendig worden aanbe-voleu ; althans moet men met het gebruik daarvan spaarzaam en uiterst omzigtig te werk gaan, dewijl bij eene neiging der influ­enza , om het dannkanaal mede aan te doen , door de calomel ligt hcvige doorgangen ((liarrhacnj ontstaan, die later groote vat-baarheid geven lot eene hooge mate van zwakte en rotkoorts. Dnarentegen verdienen volgeus veelzijdige ondervindingen, die tot heden toe nog uergens tegenspraak hebben ontmoet, de braak'
-ocr page 192-
166
wijnsteen, de spaansohe vliegenzalf eu de fonteiiclleu de sterkste aanbeveling.
De braakwijnsteen wordt in likkingen , of in liet drinkwater gemengd , toegediend. Deze laatste wijze van ingeven gaat dan gemakkclijk, wanneer de dieren veel driukcu en meu de lioe-veelheid van het gebruikt wordeudo middel goed kau berekeuen, anders ziju aan de likkingen de voorkeui te geven.
Ontstaat de influenza bij bloedrijke, krachtvolle dieren , die goed bij vleescli zijn , met kenteekenen van ontsteking , zonder bewijs van zwakte of aandoening van het zehuwstelsel, in een woord, met een stheuisch karakter, dan bereide men de vol-gende likking.
Neem : Biaakwijnsteen 3 drachma. Glauberzont S oi' 10 loo.l. Gentiaamvortel 4 lood. Genialen Zoethoat -1 oi' '#9632;gt; lood.
Alles tot poeder eu met water tot eene likking gekneed.
Gebruik: Alle tnree ureu een brok, als een hoender-ei groot, in te geven.
Wanneer daarbij echter verstopping of klein gebalden , zwart-achtig gekleurden, harden mcsl aanwezig ia , waarbij zieh ge-lijktijdig eene morsig-donker oranjekleur van het wit der oogen bespeureu laat, is het goed, ora bij de likking nog twee, hoogsteus drie drachma calomel re mengen, maar men moet met de calomel aanstonds ophouden, zoodra de gele klenr van het wit der oogen vermindert eu de outlasting week wordt.
Deze inwendige middclen worden krachtdadig ondersteund door gelijktijdige inwryving van scberpe , blaartrekkende zalf eu het zetten van fonteuelleii ; zelfs menigvoldig geschiedt het, dat de inwendige middeleu eerst dan beginnen te werken , wanneer ee­ne afleiding of eene behoorlijke uitwendige prikkeling, als boven bedoeld werd , aangebragt is geworden. Tendieneinde legt men het doelmntigste tusschen de voorbeenen en aan ile beide einden van het borstbeen eene fontenel, die met terpenfijnoiio ofspaan-sche vliegenzalf besmeerd is, of men koippe aan weerszijden van den borstwand bot haar selioon weg op een omtrek van 12 tot I (1 vierkante duimen (oude maat , en wrijve op die plaatsen
-ocr page 193-
167
door middel van een zacht stuk leder met eene blaartrekkende zalt' in. Dcze zalveu kiimiftn op verschillendc wijzen bereid wor­den. De meest gebruikt wordende voorsclirii'teu ziju :
Neem ; poeder van Spaansche fliegen 3 drachma. „ „ Etiphorbium I drachma. Lanrierolie 1 lood. Varkensrcnzel 3 lood.
Naanwkeurig vermengen tot eene zalf en liesteind voor eene iriH'rijving.
Of sterker nog:
Neem; Braakwijnsteen 3 drachma. Enpliorbium 1 drachma. Varkensreuzel 2 lood.
Tot eene zalf goed gemengd.
Of niet zoo sterk :
Neem: poeder van Spaansche vliegen 2 drachma. „ ,, Enpliorbium 1 drachma. Varkensreuzel 6 drachma.
Goed gemengd tot eene zalf, voor erne inwrijving.
Wanneer men het paard in de regtcrzijde achter de laatste ribben naar voren lieen drukt, en bespeurt, dat het dier daar-door pijn veroorzaakt wordt, dan is de lever mede aangedaan; iu dat geval kan men daar op die plaats ook met een scherpe zalf imvrijven, doch hier moet men eene niet te sterke zalf ge-bruiken , dewijl de huid daar lijner is en ligt ontsierende plek-ken zoiulen achterblijven. Men nemo de laatstopgegevene zalf, met nog ecu weinigje meer reuzel vermengd. LMogt een zwak middel dc gewenschte uitwerking niet doeu, dan is men genood-zaakt, om de sterkste zalf, I), v. die met braakwijnsteen, te gebruiken. Wanneer deze uitweudige middelen werken, dan be­ginnen vaak de inwendige hare werking ook zigtbaar günstig te ontwikkelen.
Eene afidssseling van inwendige middelen wordt echter aan-stonds noodzakelijk, zoodra de openbaring van meerdere kracht en dor ontsteking verdwijnt en er een zwaktetoestand geboren wordt, dat aan de gesteldheid van den pols en de voelbare bartslagen te bespeureu is. Ofsohoon ook de braakwijnsteen en het glauber- of wonderzout dan ook nog altijd van nut zijn, zoo
-ocr page 194-
^raquo;
1(5 8
-
moeteu die middeleu ovenwel in dien toestand in kleinere hoc-vcellieden en in andere verbiadingeu gegeven worden, welke laatste gciiomen moeten worden naar den graad van aanwezige zwakte, van de minder opwekkende, de kalinus, venkelzaad, enz. tot de krachtigste, de valeriaan, arnica, kamfer of zwavei-aetber, overgaaade. -Men vindt in de eerste aflevering daar-voor voorschriften opgegeren.
De recepten, die in bedoeldeu toestaud zeer gepast gebrnikt kunnen worden , ziju:
Neem : Braakwynsteen 2 drachma. Glauberzout 6 lood. Engelwortel 4 lood. Koggen- of weitemneel 2 lood. Alles tor poeder en met honig tot eene likking gemaakt, en in drie of vier giften op eeneii dag in te geven.
of Neem: Braakwijnsteen 2 drachma. Glaaberzout 6 lood. Kamfei 2 tot 3 lood. Calmoswortel 8 lood. Alantswortel 2 lood. Als hat vorige te maken en te gebraiken.
of Neem: Braakwijnsteen 2 drachma. Ruw iSpiesglans 4 lood. Calniuswortel 4 lood. Engelwortel 2 lood. Foenum graecuin 2 lood.
Tot poeder en met water of honig tot eene likking gemaakt.
Gcbruik: In drie of vier giften in eeueu dag in te geven.
Wil men zwavelaether gebraiken, dan moot men telkens bij het ingeven cen' iepe! vol vermengon met de hoeveelheid van de andere middeleu, die men ingeven wil, en daarmede z e e r snel handelen , opdat het niet vervliege. Men geve echter geen aether , wamieer er nog dnidcljjkc teekenen van eene ontste-kingachtige borstaandoeniug mogten bestaan. De kamfer echter kan, althans l)ij dezen vorm der influenza, de zwavelaether vol-
-ocr page 195-
1(59
doende vervangeii; dorli zal ik straks aog eens op den aether terugkomcu.
Naar de gesteldheid van den pols, of hij weaker, kleiner en snellcr is, naar de menignddigheid der ademtogten en naar het vrije, ongedwongene of liet neerslagtig voorkomen van den patient, moet de ziekte beoordeeld en eene meer of minder prik-kelende behandeling (echter zondcr de krachten uit te putten) gevolgd worden. In elk geval cveuwel moeten de uitwendige hnidprikkelingeu, de inwrijvingen eu fontenellen in onvermin-derde werking gelionden worden.
Toont de patient eetlust, dan geve men hem goed afgespoeldc en gesnedene wortels (penen) met zemelen en tusschenbeide gebrokene, gemalene , haver.
Begint rte patient te beteren, is er eene vermeerderde pis-ontlasting gevolgd, dan is het zeer goed, om zoomin mogelijk nitgedroogde, gekneusde jeneverbessen onder elk voeder te men­gen; wil hij dat niet eten, dan vermeerdere men de hoeveel-heid engel- of kalmuswortel in de bovenstaande likkingen, of geef nu en dan pilleu van gekookte terpentiju, mzifoennm grae-nlt;m gemengd.
Bij toenemende beterschap moet men het dier voedend, maar ligt verteerbaar, geen zwaar , voeder geven , op een luohtigen, matig warmen stal plaatsen , waarin geen togtwind kan door-dringenj bij schoon zacht weer moet men hem een weinig in de bui-tenlucht rondleiden , maar vooral zorg dragen , dat hij geen nieuwe koude vat, noch vermoeid worden kan. Ontstaat er eene ontste-kingaohtige zwelling aan de buigende pees aan de voorvoeten (nert of peesklap), dat dikwijis plaats vindt, dan moet ook die afzonderlijk behandeld worden.
Wanneer de crisis door gedurig vermeerderde pisontlasting reeds begonnen is, maar in plaats van aan te houden eens-klaps ophoudt, de koortsbewegingen , de belemmerde en ver­sneide ademhaliug eveneens slechts tot op een zekere hoogtc verbeten! wordt en daarop cenigen tijd blijtt staan , dan ont-wikkelt zieh eene verzameling van water in de borstholte, die zieh binnen körten tijd door waterzuchtige opzwellingen onder de borst en den bulk ontwijfelbaar te kennen geeft; dan worden de belemineringen der aderahaling en de koortsbewegingen we-
-ocr page 196-
ill
170
#9632;
der erger, en wanueer deze buitengewoon sterke voclilaizoncle-riogen van lict borstvlies in de borstholte niet gestuit worden , dan volajt ras de dood door verstikkiug of uitpntting.
Het paarsklearig vlngerhoedskruid is, gelijk ik bij de borst-vlies-ontsteking gezegd hel), daarvoor wel een heerlijk middel, maar wanneer in de/.e ziekte dc patieutcn zeer neerslagtdg zijn eu niets willen eten, dan zoude dat kruid dien toestand nog verärgeren, weshalve men veel l)ctci' doet bij zoodanigen toe-stand de volgende likking te bereiden , tvaaruit dat kroid is weggelatcn.
Neem : Braakwijnsteen 8 tot 4 drachma. Borax 6 lood. gekneusde Jenererbessen •!• tot 6 lood.
Alles tot poeder en met mcel en honig ol' ook water tot eene likking gemaakt,
Gebndk: In negcn gelijke brokken te verdeelen , bij ieder pil telkens bij hot ingcvcn '/o lood terpentijnolie lt;e mengen eu drie malen des daags zulk een pil in te geven. Dr. bijsz.
Is het paard nog krachtig en de eetlust tamelijk goed, dan kan men bij die likking nog twee lood vlngerhoedskruid bijvoe-gen, maar dan gcbrnikt men geene terpentijnolie, eu wisselt met de geneesmiddelen af, zooals bij de borstvlies-ontsteking te de-zen aanzieu opgegeven is.
Van het opensteken en uitdrukken der waterzuchtige opzwel-lingen is geene hulp te verwachten, daar het water evenveel in de borst blijft.
Is er bij het begin der ziekta eene aandoening der hersenen aanwezig, dan moeten volstrekt ook plaatselijkc afieidingen ge-bezigd worden, en wel etterdragten nan beide zijden van den hals, blazenmet ijs, siicenw, of andere zeer verkoelende middelen op den schedel (zie de herscn-ontsteking) enz.; de inwendige behande-ling blijft daarbij volkomen dezelfde. i5ij dezen toestand is veelal verstopping aanwezig j in dat geval , maar ook dan allecu, mag men calomel (verzoot kwikzilver) van een tot twee drachma voor de gift gebmiken. Men zie echter vooral toe, dat men in dezen niet in de zoo ligt plaats vindeude dwaling vallc, van de algemecne stompzinniglieid, die dc zennwkoorfs steeds ven-e-zelt, voor eene aandoening der hersenen te beschonwen ; ook
m gt;
l •
#9632;
-ocr page 197-
171
moet de calomel onmidtlelijk weggelaten worden,quot;zoodra de harde mest weeker geworden is. Wanneer dat plaats gevondeu heeft eu in spijt daarvan geeu zigtbare verligting van den lij-denden toestand volgt, dan kau men die meestal benreiken, door bij eene der eerst opgegeven likkiugen zooveel araraouiakzout te mengen , dat het dier daarvan twee tot drie lood per dag in-krijgt en men den patient matig warm bedekt; komt na het ge-brnik van dit middel een walmende huiduitwaseming te voor-scliiju , dan is dat zweet steeds met het günstigste gevolg ver­bünden, en moet men dan zeer zorgvuldig waken, dat er geene verkoeling der liuid plaats vinden kan , waardoor dat weldadig zweet weder teruggedreven wordt, weshalve het dier een ligte bedekking over gehcel het ligchaam geivorpen moet worden, liespcurt men daarentegen zekere vertrekkingen of verdraaijingen aan den hals, of zelfs werkelijke kramp, dan tieme inen de toevlugt tot valeriaanwortel, b. v. drie- of viermalen daags vijf of zes drachma, naar omstandigheden een weinigje meer, telkens inet '/, lood zwavelaether venuengd. Wegens de groote vlngtigheid des aethers, die door de bewerking vervliegt, is het meer doelmatig den valeriaanwortel met ziedend water in eene welgeslotene pan y., nur te laten trekken en na de doorzijging eu verkoeling er de aether bij te voegen en het dier dan als dranken in te geven. Dezc middelen zijn zeer werkzaam, ver-sterkend, opwekkeud en krampstillend.
Ofsohoon dezen vorm der influenza wel niet gevaarlijker be-schouwd kan worden, dan die, waarbij eene aandoening der borst-organen en van den lever op den voorgrond treden, zoo is het echter eene bewezen zaak, dat, wanueer gednrende den tijd der herstelling (reconvalescenteu-tijdperk) het dier niet met de allermeeste zorgvoldigheid in alle deelen behandeld werd, dus alleen tengevolge van een verzuim of eene font in de verpleging en voeding, zieh menigmalen binnen weinige inaanden de stille kolder ontwikkelt, dat zeer waarschijnlijk ontstaat door een veranderde werkzaamheid der hersenrliezeu.
Gednrende de critiselie af/.onderingen, hetzij door de huid
als zweet of door de liieren als pis, en ook dan nog, als die
scliijnen te liebbeu opgelioudcn, moet men het paard nog steeds
als een' patient blijven beschonwen en uiterst zorgvuldig verplegen.
1.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;12
-ocr page 198-
I l\
Veel gevaarlijkei- is de inflaenza, waiuieei- zij van ilen beginne at' zieh vertoont met een hoog'e mate van zwakte, met een rot-tig karakter, en als zieh een aaahoudenden zeer sterken door-loop of doorgang, eene outstekingachtige prikkeling des darm-kanaals , te kenneu gxet't; niet alleen dewijl de krachtstoestand reeds bij het begin zwakte aantoont, inaar vie nog aaiuvezige krachten worden buiteudien door den doorloop nog meer ver-minderd, voond wanneer men dan prikkelende middelen toe-dient, die cvenmin zelt's als de braak wij ns tee 11 wegens den geprikkelden toestaud van het darmkanaal in dezen toestand verdragen kumien worden. Het gebruik van eon scrupel opium in '/, kau afkooksel van lijnzaad, driemalen om het nur in te geven, hecft wel meermaleu den doorgang gestuit, maar geeu-zins den doodelijkeu uitgang belet, weslialve dat midtlel verwer-pelijk is.
Daarcntegen raoet volgens uieuwe en volkomen zekere, 011-bedriegelijke mededeelingen , (*) in het eerste tijdperk der in-tluenza, de calomel in zeer kleine giften, volgens EODLOFF van 10 tot 20 grain, met 5 tot tien grein katnt'er vermengd, vol­gens sala ya drachma calomel op 2-t lood wonderzout, zieh van eeu uitnemende werking getoond hebben. Het is jammer, dat daarbij niet nader opgegeven is geworden, bij welken bij-zondereu vurm dat, dan of het bij alle vormen het geval is ge-weest. Als voorb ehoed ingsmidd e le n, waiiucer ul. do ziekte op eenen stal, die sterk bezet is, zieh aan meer dan eeu paard vertoond lieeft, is het zeer nnttig, om den stal te berooken, bij afwissoling van brandende jeneverbessen en met dampen van heeten azijn ; vorder al do paarden veel jeneverbessen over het voeder te strooijen on ook al de nog gezonde paarden eene fon-tenel onder of voor de borst te zetten, bij welke middelen men zieh bepaald goed zal beviuden.
#9632; ! i i I
(*) Men zie; gerlach uml i.eiseki.vg , Mittherlungen aas der thierärztliclien Praxis, Berlin 1854.
-ocr page 199-
173
Over de ziekten der üpifsverterlngs-en Onderbuiks-organen.
H e t K o 1 i e k , b u i k p ij n , d a r m w e e, d a r m j i o h t,
TIet koliek in zijn veischillende soortea is onbetwistbaar die ziekte, welke boveu alle andere ziekten en kwalen den paarden het ineest het leven kost, en bestaat in een hevige pijn in de darmen,
Het koliek, bij al de paardenhoaders bekend, treft de dieren in alle jaargetijden, op elken leel'tijd en ondev schier alle omstandiglieden.
De kenteekenen in het algemeen. Ofschoon deze naar de verscliillcndc oorzakeu cenigermate gewijzigd worden, zoo ziet men echter bij de versehillcnde soorten van koliek toch steeds de volgendc algeraecne kenteekenen. Het paard, dat door deze ziekte wordt aangetast, is onrustig , gaut dikwijls lig-gen, wentelt zieh gaarne en springt schielijk weder op, het ziet gedurig naar eene der Sanken om, liet treedt van de krib terng en eet noch drinkt, het krabt met de voorvoeten over den groud eu slaat met de aclitervoeten naar den bnik, het kwis-pelt met den staart, lerwijl meur of minder het zweet nitbreekt en de omloop des bloeds versneld is.
Men schrijft het koliek aan vele, zeer versclullende oorzaken toe , waaraan deze ziekte ook hare onderscheiden benaraingen heeft ontleend; zoo noemt men een verstoppingskoliek, een windkoliekj een krampkoliek, piskoliek, wonnenkolick, steen-ol' danusteenkoliek, enz. Daar de eigeulijke oorzaak des kolieks in de meeste gevallen zeer moeijelijk op te sporen is eu de kenteekenen over het algemeen de naauwste overeenkomst heb-beu, zoo is men veelal genoodzaakt, om ter genezing een al-gemeenen weg in te slagen, Weet meu echter bepaald zeker, uit welke oorzaak het koliek is ontstaan, dan is het natiuirlijk noodzakelijk, om eeu bijzoudere, tegen die oorzaak zieh rig-tende behandeling te volgen.
Bij alle soorten van koliek is meer of minder kramp aanwe-zig, en naannate barer heviglieid zijn ook de versehijnseien le-
12*
-ocr page 200-
174
laquo;
:;
|: 'fr
m
,
i
lij
|:i
1 : #9632;
vendiger eu sterker, zoodat het dier schier razend ran piju som-wijleu zieh nederwerpt, op den ruu; gaat liggen, zieh wentelt, met de beenen in de hoogte sparielt en slant, eu zonder daarop te leiten zieh wonden aan den koj) en elders toebrengt.
Schier altijd is er verstopping van den mest en van het wa­ter aanwezig, welke laatste omstandiü-heid dikwijls aanleidirig geeft, dat men de ziekte aauziet voor eene opstopping van de pis — eene bezetting op het water — en dientengevolge zeer verkeerdelijk, in plaats van kratnpstillende , pisdrijvende genees-middelcn gebruikt, waardoor men den toestand nog veel ge-vaarlijker maakt.
J) e oorzaken, die middelijk of oiimidtlelijk het koliek kuu-nen tc weeg breiigen, zijn: overvoedering of het te rijke-lijk genot van gehaltrijk voeder, als: van boonen, tar-we, rogge, zvvare haver, ja zelfs in enkele gevalleu ligtere Stof­fen , wannecr het paard daaraan niet gewoou was; korfoni, wan-neer er eene overladiug van voedingsstoffeu, inzonderheid van zwaar verteerbare , heeft plaats gevonden. Op hoc ping van zur en en slijuiige stoffeil, waarbij zieh veel lacht outwikkelt, en een w ind-k o! i c k verwekt, wanneer dat niet bereids op /.ichzelt' door de ziiren alleen voortgebragt werd. De ontwikkeli ng van lacht of zuogen oemd e wind nit de voedingsstoffeu, waarbij gewoonlijk eene zwakheid der spijsverteringswerktaigon plaats vindt, war dikwijls verooraaakt wordt door het overvloedig genot van winderige, dat is: in het ligchaam veel wind of lucht outwikkelendc voedingsstoffen , als b. v. groene klaver, voornamelijk als die nog niet in bloei staat, of als zij, gemaaid zijndc, lang op eenen hoop ligt en dientengevolge broeit, begint te gisten , en het paard , na daar-van gegeten te hebben , veel drinkt. Een gestoorde en b e 1 e 11 e huiduitwaseming, waaruit het verschijnsel te verklaren is , dat men deze ziekte menigvuldig ziet outstaan na eeu plotselinge verkoeling van den dampkring; een enkele koele luchtstroom zelfs kan bij een zweetend paard liot koliek verwekken , al ware het, dat zulks op eeu wannen stal plaats vond. Eene verstopping der pis of bezetting op het water. De veehoadcr pleegt veelal van zulk een toestand te zeggen : het paard is over zijn water gejaagd, waardoor
i
-ocr page 201-
17 5
eene te groote aitzettmg der pisblaas wordt veroorzaakt, die niet sleclüs eene kramp der piswerktuigen zelve verwekt, maar ook des liem 7.00 DabiJIiggendeu en in vele opzigtea met elkauder verwante en in wederkeorige werking staande darmkanaals. liet kolick, dat. uit deze oorzaak ontstaat, is echter ineer ecu ver-gezellend of bijkomend (seconduirj lijden . dat weldra geheel ver-dwijat, wanneei er een genoegzame outlasting van pis heeft plaats gevondeu , doch men vergete niet, dat bij de kramp van liet darmkanaal de piswerktuigen uit niedelijdendheid mede krarap-achtig aangedaan zijn.
Het drinken van koud water, wanneer het paard zeer r er hit is, als een plotselinge verkoeling.
Het inzwelgen van /.and- en kiezelsteentjes, welko door hunne prikkeliag in het darmkanaal die kramppijneu verwekken, wat men liet meest ziet ontstaan bij de paardeu der ruiterij te velde, wanneer op do bivouac's de paarden nit höriger of verveling znlke steeatjes of vcel zand doorzwelgen, dat overigens zelden voorkomt. Eene ver stop ping van den mestafgang, bekend ouder den naam: verstoppingskoliek.
Vergift is mede niet zeldeu eene oorzaak des ko-lieks, zoowel de piantaardige, als de minerale vergiften; zij verwekken dan schielijk een werkelijke ontsteking der maag en des darmkanaals, waarbij tie suelste en meest passende hulp vecltijds onvoldoende is, om het leven te behouden. Sommige artsenijmid-delen, wanneer zij of iu te groote giften in het algemeen, of in eene voor een zeer prikkelbaar gestel te groote gift gegeven wor­den , kunnen bet paard iloocien, b. v. door het te veel toedie-nen van calomel (verzoet kwikzilver), guttagom, aloe, en/,. Bij ecu zeer prikkelbaar en gevoelig paard ziet men niet zelden na de gift van twee loud aloe reeds kolick ontstaan , en gaat men deze gift te boven , dan ziet men ook zelfs bij niet gevoeligc paarden somtijds niet ligte aanvallen van koliek ontstaan.
De worm en worden algemeen mede beschuldigd als eene oorzaak des kolieks, doch ik geloof zeer ten onregte. Daar, waar wormen in de ingewanden aanwezig zijn, bestaat een zwakke spijsvertcring, eene ophooping van slijm en zuren, waar-nit zieh veel lucht ontwikkelt, die het koliek te weeg breiigen. Dewijl deze oorzaken echter niet gezien , maar de met den mest
i #9632;
#9632;X
-ocr page 202-
'
176
at'gaande wormen wel opgemeikt worden , zoo neemt men deze insecten als de onmiddelijke oorzaak van het koliek aan, of-sclioon zij slechts, even als de ziekte zelve, lict gevolg der alge-meene zwakte des davnikanaals, der ophooping van slijm en zuren is. Desnieltemin zegt men vrij algemeen , wanneer men weet ot vooronderstelt, dat er zieh wormen in de ingewanden bevinden en aanvallen vamp;n koliek worden waargenomen : „ de wormen knagen het paard;quot; te meer houdt men zieh daar-van onwaukelbaar overttiigd , wanneer na de ingegeven mid-delen werkelijk wormen met den mest outlast worden, hoe-wel deze uiterst zeldzaam of veel meer in het geheel niet de oorzaak van het koliek zijn; maar wel eene ophooping van slijm en zuren, waarin zieh de wormen outwikkelen , en waar echter tevens ook vele luchten of gassen ontwikkeld worden , die het koliek veroorzaken, Indien niet eene stoornis der huid-uitwaseming, overlading van voeder, wind of lucht-ontwikkeling, enz. daarvau de schuld draagt.
Bijna alle paarden hebben meer of minder wormen , voorna-melijk jonge, van de weide körnende, gelijk ook zwakke paar­den, welker spijsverterings-werktnigon nog niet den voreischten graad van sterkte hebben , zonder dat zij daarora koliek beko-men , terwijl weder andere dikwijls aan het koliek lijdeu, zon­der dat er bij hen schier een spoor van wormen to vinden is.
Eindelijk is c r no g eene o o r z a a k v a n het k o-1 i e k, die door mechanische belemmeringen t e w e e g g e b r a g t w o r d t, als d o o r d a rmsteenen, een k r o u k e 1 i n d e n d a r m o f a n d e r e b e 1 e t s e I e n d er onderbuiks-i n g e w a n d en. Hot koliek, nit znlke oorzaken ontstaaa, doet zieh voor met al de kenteekenen van een verstoppingskoliek; doch zijn zoodanige ongeneeslijkc hindcr-nissen bij het levende dier meestal niet met zekerheid te bepa-len, doch laten zieh vermoeden, wanneer het paard van den beginne at', dat het koliek werd w aar genome n, doel-matig is behandeld geworden, en er evenwel hoegenaamd geene verbetcring in den toestand ontstaat en de afgang van den mest onwrikbaar vastzitten blijft. De dood is het eiude van dat lijden en do opening des cadavers doet de oorzaak met juist-heid kennen.
i
-ocr page 203-
I
177
De ware oorzaak van hat koliek is lang met altijd op te spo-ren ; leu deele wordt zij opzettelijk verzwegen door den knct-sier, vij- of stalkneclit, wanneer dozen vermoeden of weteu , do schuld daarvan te dragen, en ten anderen weet men ook de oor­zaak niet op te geven. In zulke gcvallen is men genoodzaakt, de behandeling tegen liet koliek in het algemeea te rigten, waarvan men ook veelal de gewenschte gevolgon ondervindt.
Is men echter volkomen zeker van de oorzaak, die het koliek deed outstaan, dan moet de behandeling natunrlijk bepaald de strekking hebben, om die oorzaak nit den weg te ruimen. In elk geval dient men zieh zeer met hulp te haasten, dewijl deze ziekte spoedig tot den dood kan leiden, somwijlen binnen den tijd van acht tot tien uren, doch ook dnnrt zij wei een of ander-half etraaai, en gaat niet zelden over in eene darm-outsteking, vooral als do patient zieh sterk gewenteld heef't.
De behandeling. Zoodra men bespeurt, dat het paard aanvallen van koliek heeft, zij het eerste, wat men doet, om zieh den arm te ontblooten, dien, alsmede de hand, met olio te be-strijken , bij voorkeur iijnolie, (wie scherpe nageis mögt hebben , knippe die eerst zorgvuldig af) en leg do vingers naauw te za-nien en dringe dan voorzigtig tot den endeldarm in , met oog-merk, om den mest en de misschien zieh daarin bevindende vreemde voorwerpen zoo ver mogelijk daaruit te venvijdercn, eu tevens , om eeu zachte drukking te bewerkstelligen op de onder den endeldarm liggende pisblaas, waarna dik-wijls de kramp oogenblikkelijk verdwijnt en de pis outlast wordt. Deze handgreep moet men nimmer verznimen. Dan zette men klisteringen van laauwwarm water en Iijnolie , met een weinig keuken-zout vermengd , of nccm in plaats van gewoon water laauwwarm zeepwater daartoe , of een aftreksel van kamillen , van valeriaan, van papaverbolleii, vlierbloemen , tarwezemelen, enz,, wat men bet eerst bij de hand heeft , doch steeds met olie en een wei­nig zont vermengd. De beste krampstillende klisteringen ziju een aftreksel van kamilhm on valeriaan, met eene oplossing van een half lood duivelsdrek vermengd.
Daar men echter niet altijd eene spirit bij de hand heeft, zoo is men dikwijis genoodzaakt, om zieh on een andere, minder gunstig werkende wijze te behelpen. Dit kau geschieden op de
-ocr page 204-
178
#9632;
volgende manier. Men neme eene blaas , bij voovkeur van oen varken , snijdc den inond of opening' at' en vulle haar met het klisteervocht, zoo vcel als men denkt te gebruiken , steekt er dan eene tamelijk wijde pijp of bins in , die men toevallin: mögt hebben , of vervaardig eene dusdanige bids van vlierboomhont, na die vooraf van den bast ontbloot, van de losse pit gezuiverd en althans aan dc eene djde zcer glad afgesneden te hebben. Het holten uitstekende einde moet ten miuste acht of negen ovule duimen lang zijn; bevestig dan met eon sterk bindgaren deze uitgeholde vlierboomtwijg, die ongeveer eene duim in om-vaug dieut te hebben, terdeeg met de blaas, zoodat bet eene einde ongeveer twee of drie duimen lang in do blaas zieh be-vindt, bestrijkt na het buken de blaas zieh bevindende gedeelte der vlierboomtwijg met olio en breng die dan voorzigtig in den endeldarm , zoover tot aan de blaas toe , ligt dan de gevulde blaas op en druk het vocht krachtig voort, zoodat het door de holle twijg naar binnen spulte.
Is het echter ondoeiiüjk , om ook zulk ecu hulpmiddel to vervaardigen, dan neme men, na den endeldarm op de reeds beschrcvene wijze van mest, enz, geledigd te hebben, ecu stnk gezouteu varkensreuzel, en bij gebreke daarvan , een stuk boter, met wat zout geraengd , ter grootte van een eendenei, en brenge dat zoo diep inogelijk naar binnen , en berhale dat van tijd tot tijd. Dit vervangt eenigermate de klisteringen en brengt dik-wijls een gewenschte werking voort , zooals ik meermalen heb ondervonden.
Verder, en hiervoor kau ik 7iiet krachtiü: laquo;reiioeg waarsehmven , moet men vooral met alle mogelijke zorg u-aken, dat de patient zieh niet nederwerpe en inzonderheid dan niet wentele; beide bevvegingen kunnen het paard in een ongeueeslijken toestand verplaatsen. Ziet men , dat de patient daartoe geneigd is , dan leide men hem met een deken, die den nig en Iniik bedekt, stapvoets of met groote schreden in de bintenlncht om, maar rijde hem niet in zweet, welk barbaarsch gebruik nog dikwijls gevotgd wordt. Heeft men niet vcrhoed, of door afwezigheid niet kunnen verhoeden, dat het paard zieh heeft nedergewor-pen, dan, — on te nicer, wanneer liel zieh daarbij reeds overgewenteld heeft, — volgt ligt ecu ongeneeslijke darm-outste-
;,;
-ocr page 205-
179
king; ik zeg ligt, want dat is niet altijd hct geval , maar het gevaar wordt daardoor grooter,
Ook verzuirae men vooral niot , om den patient zeer nadruk-kelijk te wrijven met zamengevlochten stroowisschen, en wel aan goheel don bulk, de flanken en voornamelijk längs do ruggegraat. Dat moet geschieden door twee mannen, aan weers-zijdcn van het paard een , die, daar deze arbeid venuoeijend is en tot de bcterschap toe moet voovtgezet worden , door anderen vervangen mocten worden. Wordt men dadelijk bij het aan koliek lijdende paard geroepen, en is men door liet opmerken van al de verschijnselen voltnaakt zeker, dat de ziekte nog alleen ko­liek is en nog geen' overgang in darm-ontsteking gemaakt heeft, dan toonen zieh de iinvrijviiigeu met terpenlijn-olie aan den bnik en längs de ruggegraat buitengewoon heilzaam, en wel op de volgende wijze: A[en neme (! of S lood terpentiju-olie, be-vochtige met cen gedeeltc daarran eene stroowisch en wrijve den bulk, onder en aan de beide zijden, maar vooral de rug­gegraat ter rleeg in , zoolang tot voor en na de voorraad ter­pentiju-olie op die wijze verbrnikt is. Maar nog eenmaal moet ik heihalen, dat men zieh wel overtuigd hebbe, dat er nog geen wc/.enlijke dann-ontsteking, waarin na eenigen tijd ligte-lijk het koliek overgaat, aanwezig zij, want anders zonde men veel kwaad doen, daar integendeel dat middel niet genoeg kan aanbevolen worden ; in z e e r v e 1 e gevallen is deze inwrij-ving, beuevens de klistering, alleen voldoende, om liet paard spoedig, veclal binnen zeer körten tijd, volkomen te herstellen.
Een voorschrift van een inwendig geneesmiddel, dat schier altijd de meest gewenschte uitkomsten oplevert, wanneer nl. het koliek niet door o n g e n e e s b a r e mechanische b e-letselen veroorzaakt wordt, die den dood onvermijdelijk ten-gevolgc moeten hebben , is het volgende, bij welk gebruik men bij elke soort van geneesbaar koliek zieh uitmuntend bevin-den zal.
Neem : poeder van Ehaponticawortel t lood {5i).
Glauberzont een mvdicmaal pond (24 lood).
(*) Zic de noot op bladz. 99. Is de vhapoiiticawuvtcl (rurl. Shapontiei) laquo;ict te bekomen, duo neme men oven zoovcel rhabarbax van do tceringste soort, ofs-choon de vhapontiea oneindiü veel bctere diensten doet; inij lieclt dit recept bijn;laquo; nimmer in den sleek geinten.
-ocr page 206-
180
üäK
Los het Glaaberzout op in een taiiaelijk sterk, heet al'trcksel van Kamillen, 1 'z, Ned. kau, vermeng dat voclit met het eerst-genoemde poeder en geef laauwwarm zijude liet paavd de helft daarvan (goed omgesclmd) bij langzame tengen in ecus in en geef de andere helft ern nur daarna in. Voigt hierop zes of acht uren later geen beterscbap , dan moet ineH dezelfde hoe-veelheid nog eenmaal in tweemalen om 'tun;- ingeven.
(Majoor von tennekeb. Oppi^r-veearts, enz.)
Xort na het toedienen dezer middelen hoort men reeds rom-melingeu in den bulk en niet lang daarna volgt de afgang van winden en van mest; de kramp wijkt meer en meer en de urine (pis) wordt outlast, de bald begint algemeen zaebt uit te \va-semen en de ziekte is in körten tijd genezen. Het spreekt echter vanzelf, dat de reeds genoemde klisteringen cn de in-wrijvingen met terpeutijnolie (onder de opgegoveu bepaling) het nadrukkelijk wrijven met zaamgevlochten stroowisscheu aan ge-heel den l)uik en längs de ruggegraat volstrekt niet verzniiud mögen worden , en men uiterst zorgvuldig moet waken , dat de patient zieh niet ter aarde werpe eu zieh raquo;ventele.
]Mogt evenwet na 12 tot 15 uren de gewenschte werking nog niet gevolgd zijn , en bestaat er das vrees, (hit het koliek in eene darm-ontsteking overgaat, en is het paard goed bij vleesch en vol-bloedig, dan tappe men, naar 'tgestel des diers, lief, anderhalf of twee kau bloed af, dat men. zoo de toestand niet verbetert, na eenige uren weder herhalen moet. Buitendien is bij hot ko­liek, wanneer de paarden vlee.sehrijk, sterk en volbloedig zijn, eene aderlating reeds in den beginne alle/.ins raadzaam.
Heeft het koliek lang aangehouden, zonder in genezing over te gaan, dan bestaat er gegronde vrees voor eene rnaag- en darm-ontsteking , welke gevaarvolle toestand men te nicer kau ver-moedeu, wanneer het paard onverschillig, stompzinnig wordt, de mondholte en de tong heet en droog zijn , de bovenlip spits en vooruitstekend wordt en de onderlip naar beneden hangt; wan­neer de dranken, die men ingeeft, niet worden doorgeslokt, innar door het keelgat wegglijdetl en in hunnea val een geluid veroorzaken , alsof men water in een put uitgiet. K.omt er het vuur bij, den doodelijken uitgang dier ontsteking, dau wordt het paard eensklaps zerr rüstig, alle verschijnselen van ziekte hon-
i
-ocr page 207-
181
deu op zieh te laten zien , zonder dat echter rooiaf het darm-kauaal eu de pisblaas geledigd worden.
Slechts in deze ontspanning, of beter, gevoelloosheid aller Or­ganen, gaat somwijlen de most en do pis omvillekeurig af. De pols en het hart zijn naauwclijks voelbaar; de long is in hare bewegingen als verlamd ; het gcheele ligehaam wordt ijskoud. On-kundiaen zouden denken, dat de beterschap begint, te meer daar het paard rüstig staat en somtijds eenig hooi, dat in de krib of ruif is, opneemt en kaamvt , doch het slokt het niet door, tot-dat hij omvalt en stniptrekkende sterft.
Is men bepaalcl en zeker overtuigd, dat het koliek aileen ten-gevolge van bnitengewoue ontwikkeling van lucht in de inge-wauden ontstaat, en is er hoegenaamd geen sohijn of schaduw van ontsteking aanwezig, dan doet hot volgende middel van een engelschen paardenarts de beste diensten.
Neem. : Piment (Jamaica-peper) 13 lood gerectitieeerden Wijngeest zuiver water, van elk 6 raaatjes (l1/, it med.) Laat het in eene welshdtende llesoh of kruik 34 uren trekken en zijg het dan door een doek.
Gebruik ; hiervan geve men S ot 1,0 lood (ongeveer 1'/, maatje), met eenig laauwwarm water gemongd, op eenmaal in, en her-hale deze gift alle 20 tot 30 minuten (zeldeu later), totdat het paard weder rüstig is. (*)
BUACY CLARK,
(PaardKnurts.) Een ander niet zoo scherp en dikwijls voordeelig werkend middel bij het koliek , dat aileen door wind wordt veroorzaakt, (windkoliek) is het volgende voorsohrift.
(*) Daar liij, die geen vcearts is, dit middel uatiiurüjk niet in Toorraad heeft en geen 24 aren naar de bereiding kan frachten, zoo kan men het op tie volgende wijzo des noods ook spoedig bereiden.
^ten giete op lief; l'iineutpocdcr de opgegeven hoeveelheid water in ko­kenden toestand, late het '/2 nur in eene welslnitende pan trekken , klens lict dan door en giete de Spiritus over het uitgedrukte piineut , dvnk het op niev.w nit en voeg dat voclit bij het voi-rjc aftreksel, dat men door heete ul'trckking van water verkregen heeft.
D. S.
IM
-ocr page 208-
182
Bl i
Neem: Pepermuatkruid.
Änijszaad , van elk 2 lood. Laat beide in eene welsluiteude pan , met bijna cene kan goed kokend regen- of slroomend water ecu half anr , des uoods ecu vierde nur, trekken (niet koken), zijg het vonlit daarna door een doek of terns en voeg by het nog heete vocht :
Kali-zwavellever (Hcpar. snlplmr-kaUu.) \ drachma.
Glaaberzout 12 lood. Gebrulk ; Op eenmaal met langsame teugen in te geven.
Naar bevinding der meerdere of mindere noodzakelijkheid geve men twee of drie zulke dranken in cene tijdruimte van 1'/., of 2 nren in , en verzuime de bovcn beschvevene handgre-pen in den endeldann en lict klisteren niet.
n. w. IIENT/.E, Veearts te Groningen. Is het koliek geheel alleen door koudevatting ontstaau, was de afgancr steeds geregeld en de spijsvertering zeer good , dan zijn dranken van kamillen , '', nurs laug met een llescli ku-kend water getrokken , dan doorgeklensd, er zos lood wooder-zout (Glauberzout) bij gedaan , gewoonlijk voldoende voor inwen­dige middelen, wanneer men die om het half mir ingeelt , tot betersohap too. Overigcns verzuime men niet, lict paard op een warmen sUd en hong in stroo to plaatsen , het te klisteren en met terpentijnolie en bij een fijn , ede] paard alleen met brandewijn door stroo in te wrijven on daarna met een deken te bedekken. Het is hier en elders een vrij algemeen gebruik, om paarden, die van koliek door koudevatting aangetast wonleu , „oowel als die, welke men voor bevangen beschouwt , lioog in stroo te zetten en dan eene flesch wannen, rooden wijn met gestampte taiiskaatnoten, met piment (nngelbollen of nagelgruis), met pe-per of met gemberwortel, en/, in te geven. Dat zijn in de hand van onknndigen gevaarlijke middelen, en l)ij het koliek, die uit koudevatting, tc plotselinge afkoeling, ontstaan is, alleen in het alle re erste l)elt;riti dezer ziekte somtijds van goede werking , tenvijl zij later niet zelden zeer gevaarlijke toovallen , zelfs den dood kumien verporzaken.
Bestaat er een zuiver kramp koliek, waartegen zoovele middelen met meer of minder gelukktg a'evoiir gebrnikt worden gt;
1 '
#9632; '
-ocr page 209-
183
dan heb ik altijd met eeu goed en veelal met ecu zeer spoedig gcweuscht gevolg gebruikt ceu al'kooksel van Bilzenkruid {herb, liijoscyam.) met olie eu Glauberzout, 1). v.:
Neem : Bilzenkruid 2 lood kook liet mot zes maatjes water, een kwartieruurs lang, klens het door eeue tems, en doe er bij: Glauberzout 8 lood.
Liju- of anders raapolie, 2 of 3 maatjes. Geef dezen drank op eeiimaal in. By hevige gevallen kau men ook drie lood Bilzenkruid ncmen. Naar omstandigheden worden deze dianken een, twee of ook wel drieraalen ohi het uur herhaald. Dikwijls ziet men reeds na den eersten drank een chndelijke vcrligtiug van pijn. In zeer hevige gevallen gebnukte ik menigmalen met het beste gevolg ook daarbij de roomsche kamilleii; dat middel, waarvan ik nog bij geen schrijver ooit mel­ding zag makeu , heeft mij echter herhaaldelijk beste diensten bewezen , b. v. :
Neem: Boomsche Kamillen 3 lood. Bilzenkruid drie lood.
Giet in eeue welsluitende pan daarover been zes maatjes ko­kend water en laat het op eeu zacht kooltje vuur een kwartier uurs trekkeu (uiet kokeu), kleus het door eu voeg er bij: Glauberzout 10 lood. Liju- of Kaapolie 3 maatjes.
In t'enmaal in te geven en naar omstandigheden om 'thalf of om het heele uur zulk eenen drank ingeven, totdat het paard rüstiger wordt, en dan, als het noodig is , nog een of tweema-len om de twee of drie nren te herholen.
Het uithalen van den mest, klisteren en imvrijven met stroo is mede vooral niet te verzuimeu. Bloedrijke paarden moeten adergelaten worden. Men zie iuzonderheid zorgvuldig toe, dat de patient zieh niet uederwerpe, maar leide hem, om dat voor te komen , bij den teugel of halster rond.
Bij gebrek van bilzenkruid neme men het e.dract van die plant (Kiir. hijosc. , telkens voor elke gift eeue of des noods 1 % drachma.
Üok de valeriaan-wortel, in vereenigiug met duivelstlrek, werkt veelal zeer heilzaam , b. v.:
-ocr page 210-
ii II
184
#9632; ;
Neein : gesnedeu Valeriaan-wortel 3 lood , trek hot (uiet ko­ken) met kokend water, s maatjes, een halfuurtje lang, in eene welsltdtende pan, klens het dan door en voeg er bij: Poeder van Duivelsdiek eea lood. „ ,, Zwavelzure-potasch 8 lood.
In eenmaal in te seven eu naar omstandighedeu iiog' ecu- of tweemalen te herhalen.
Ook de Hofmanns-droppels (Holinann), of de znivere zwavel-aether, werkt bij hevige krampkoliek vaak zeer gunstig-; wanneer do drank verkoeld is (nlet eerder) vocge men twee drachma znivere zwavelaether daarbij of gewone Hofimann faetk-sulph. nlcoli.) een lood, en geef dan dadelijk, zonder eenig verzuim , dien drank in.
Zeer lieilzaam werkt als eon ondersteuningsmiddel bij het krampkoliek, behalve een der bovengenoemde dranken , ook de tabaksiook in den endeldaim. Tendieneinde neme men een lange dnitsche pijp, nadat de kop met rooktabak gevuld en aan-gestoken is, en steke het spits voorzigtig vrij diep in den eadel-darm. Door het znigen des darms wordt de pijp op die wijze in de meesto gevallen ledig gerockt; mögt dat niet geschieden, dan moet men in dea kop blazen , oni zoodoende de tabaks-rook in den dann te doen dringen. Men zorgo ook hier, dat het paard niet liggen gaat, en vooral niet, als men nog met de pijp bezig is, claar het dan zieh daarmede ligt bezeeren zou.
Ileei't men te doen met een koliek tengevolge van over-voe-derinraquo;-, d. i. , als het paard van do eene of andere slot' te veel zegeten of als men het veel zwaar verteerbaar voeder gevoederd heeft en die stoßen het dier bezwaren , er vcrstopping plants viiult, dat dan gewoonlijk buikpijn, koliek, te wceg brengt, dan o-eve men eeu aitreksel van kamil, eene Jleseh vol, met 6 of S lood wonderzout, en doe er een lood van de beste (socotrijnsche) aloe bij, dat grootendeels in kokend water opgelost wordt. Twee­malen om de twee urea geve men denzelfden drank, maar dan zonder aloe, in, en, als het noodig mögt zijn, na zes of aeht uren noo- eenmaal met een lood aloe, en dan vooral geene aloe meer. Men zorge vooral, dat de patient niet liggen gaat, doeh leide hem met groote schreden rond en zette vlijtig klisteriugen of des noods in piaats daarvan vet (zie biz. 178).
!;
i
J
-ocr page 211-
t
185
Over het nlgeirieen raad ik aau , om, wanueer inen niet vol-komca zeker is van de oorzaak des kolieks, het middel te ge-bruiken van den majoor von tenxeckeii, opperreearte, stal-meester van Z. M. den Koning van Saksou, hoofdondenvijzei-aan de veeartsenijscliool te Dresden, die oud en grijs in de uitgebreidste praktijk is geworden, en zoo dat niet kan, dau neme men een al'treksel van kamillen met bilzenkrnid, eenig wonderzout en die en volge zorgvuldig al de andere voorge-schreven maatregelen daarbij op.
Heeft het kolick reeds eenigen tijd gednurd, dan volgt er liiit darmontsteking (zie de volgende afdeeling), die dan geheel anders (outstekingswerend) behandeld moot worden. Men kan dien overgang van het koiiek vermoeden door droogheid in den mond , koude der ooren en andere uiterste deelen des ligchaams, door kleinlieid en inkrimping, zamengetrokkenheid, hardheid en groote snelheid van den pols, enz.
Op reis zijnde , wanneer men geeue artsenijmiddelen bekomea kan, is het goed, om een vochtige deken om den gehee-len romp te wikkelen en daarover eene goed drooge dikke wol­len deken been te leggen en met zelen zoodanig te beves-tigen , dat de geheele bulk ook bedekt wordt, waardoor het paard zeer warm wordt ; het ingeven van o!ie , van een aftrek-sel van bilzenkrnid, kamillen, des noods van kol'fij daarbij, is goed ; bij gebreke daarvan neme men y., tlesch dubbele ani­sette en later wat olie , het dnchtig wrijven met stroowisschen , met terpentijnolie, of anders slechts met brandewijn gedronkt, liet uitbalen van den most en in don endeldarm brengen van boter of reuzel, het rondleiden en zorgdragen voor het neder-werpen des diers , kan vaak het koiiek doen verdwijnen.
Dc Naag- en Darm-ontsteking.
O n t s t e k i n g s-k o 1 i e k.
De maag- en darm-ontstekingen komen schier altijd met el-kander verocnigd voor; uiterst zeldzaam ziet men eene maag-
-ocr page 212-
ISti
outsteking alleen, eu dan meestal teugevolge van eeu dcltstoil'e-lijk, plantaardig of dierlijk vergif oatataau.
De keuteekeneu dozer oiilslekiuu;en zijia in üeer vcle op-zigten volkomeii gelijk aan die der verschillende kolieksoorteu. In den beginne althans is het geheel niet to bepalen , of er al-ieen eene kramp dos damkanaals bestaat, dan of er eene aaustouds bij haar ontstaaa /ich als outsteking karakteriserende idt-kte aanwezig is , die echter ook eveneons aanvankelijk met eeu bloote kramp des damkanaals begiat. Slcchts eerst later komen bepaalde keuteekeneu dezer outsteking, die meestal ua het koliek ontstaat, te voorschijn, als: hot paard gaat, althans in vele gevallou , op zijn achterste zitteu, golijk eeu hondj het ziet bijna besteudig naar de ecu of andere zijde, naar een bo-paald punt, ora; de patient werpt zieh neder cu gaat op den rus lia'ii'eu, even als een geslagt varken nedergelegd uordt, eu scbijnt in die bonding eenige oogenblikken eon kleine vermin-doriuquot;- van pijn te bespeoren. Zal het paard loopeu , dan zet het de achterbeenen ver nit olkaudcr en in den staat van rust plaatst het die onder den bulk; bot is hem schier onmogelijk , om op de beenen staan te blijven ; het dier leant tegeu deu wand of latierboom ; het werpt zieh ueder zonder daarbij het geringste acht te geveu op do kaouziugeu en wouden, die bij daardoor bekomt; or bestaat volmaakte onverschilligheid voor alles, wat om hem hoeu gebenrt; het is ougevoelig voor sla-gon, door welke men somtijds poogt bet te beletteu, dat hij zieh op den grond nederwerpt; de patient haalt buitengewoon snel en ängstig adem; de pols slaat mede zoer snel, eu is, of hard eu vol of draadvormig, naauwelijks ineer te bespeaven ; de mond eu tong zijn droog, de laatste, voornamelijk bij maag-ontsteking j heeft een barstige oppervlakte en is aan de kanten rood; de zigtbare slijmvliezeu ziju alle aanvankelijk sterk rood, worden later blaamvachtig en eindelijk loodkleurig, waarop bij dat ver-schijnsel de dood teugevolge van het vuur in tic ingewanden volgt, die in de meestc gevallou deu uitgang is van eene on-erunstis afloopende koliek.
De oorcu eu ledematen worden ijzig koud ; het paard zweet sterk, zonder dat betorschap volgt, terwijl zieh teveus een o-roote, algemcenc kondo over het ligohaam verspreidt j de oogen
-ocr page 213-
i, i
•***quot;quot;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 1S7
ziju outstokeu, sterk uitptdlend en iiebbßii een strakke, lijdeude aitdrukking, flat steeds ecu siecht teeken is; do pijn duurt onaigebrokeu voovt, bemerkbaar aau het krabben met de voor-voeten over don grond en het slaan met de achterroeten naai den baik eo door een oaafgebroken stenen en kreunen , ierwijl er bestendig de begeerte blijft bestaun, oni zieh uedcr te wer-pen, dat somlijds eveucens plants vindt, alsof hem eensklaps al de vier beenen onder het ligchaam werden weggetrokken ; het is omnogelijk, om het paard in den gang te Loudeti; men lioort het dier hinneken , mt welk verschijnsel ifc nimmer een' geluk-kigen nitgang der ziekte heb waargenomen; bij dekhengsten hangt de roede tot den koker uit; het paard werpt zieh neder, gaat op den rug liggen en slaat wild met de beenen roud.
Ouder alle, of althans vele dener verscln'jnselen, volgt, uan-neer er door verdeeliog der outsteking geen beterschap plaats vindt. iu een zeer sue! verloopeud geval binnen 12, doch zcl-dtn langer dan driemaal 24 uren de dood, en wel meestal om middernacht.
De oorzaken der snel verloopende maag- en darm-oatste-king zijn , zoo nict vergiiiiging de aanleidmg daartoe was , alle zoodanige invloeden, welke hij een geringeren graad van inwer-king bet koliek kunnen doen ontstaan. Verstoppiag, omkron-keling en verschuiring van darmen in den buikiüng, het lang­en sterk gesnoerd houden van den buik, zooals b. v. tengevolge van het langdnrig Innigen in smalle zelen , inwendige bcleedi-ging, die net paard door het geweldig nedervallen en wentelen zieh toebrengt, darmsteeneu, enz. , leiden, wanneer er geene opening of genczing volgt, die in vele gevallen ondoenlijk is, tot ontsteking.
De voorzegging meet gesteld worden naar het karakter en de aanleiding gegeven hebbeude oorzaken tot het ontstaan der ziekte; bij vergiftiging, alsmede bij zeer hevige verschijnselen der outsteking, is de uitgang in do meeste gevallen de dood. ri'e groote giften van aloe, en dan nog wel, zooals veelal o-e-schicdt, van de geringste soort, in plaats van de soeoirijnsche, of de holdere, doorschijnende aloe (aloe Iticldii), nog beter hot waterig extract (extr. aloik aq.) kunnen een hevige ontste­king van de maag en het darmkaaaal te weeg brengen. I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;18
rikM
-ocr page 214-
p
s;
188
De uitgang der maag- eu darmontsteking is bijna altijil verdeeling (genesdng) of koud vimr (do dood).
Do behandeling. In de eerste plaate moot men eon mime aderlating doen nit de halsader, naar het gestcl, den raeerder of mindecen vleesch- en bloedrykdom des paai'ds van \Ygt;t 2, 8—t kau blood; in oik geval zy de aderlating rijkelijk. Daarna worde het paard geklisteerd met laauwwarm water en lijuolie , of met ecu afkooksel van kaasjesbladen of van tarwe-zemelen, doch steeds met olie vermengd.
De dranken , als inwendig middel, van den majoor vox tesnecker bij lietkoliok voorgeschruvcu (zie biz. 179, 180), doeu ook hier, vvanneer de ziekte niet door arsenicum of andere minerale vergiften ontstaan is, bijna altijd, zelfs in erge geval-len , de voortreffelijkste diensten. Met inwrijven met terpentijn-olio, of siechte alleen met stroo, moet hierbij volstrekt geen plants hebben, en alle prikkelende middelen geheel en al vermeden worden.
Deze dranken zijn echter daar, waar de Kiekte reeds zeer ver gevorderd is, te prikkelend; in dat geval geve men dranken van zuivere, ongezoden lijnolie, ook als er te veel aloe werd gebrnikt; echter kau men ook het opium daartoe bezigen, om 'thalf uur eeue drachma , of een lood opium-tink-tuuv, met een dik afkooksel van lijnzaad en wat olie. Bij groote vermindering van piju late men aanstonds de opium weg, maar houde nog vol met lijnzaad-nat.
Is men volkomen zeker, dat het paard door een onge-lukkia: toeval of lt;loor kwaadwilligheid vergiftigd is door arse­nicum (rattenkruid), dan gebruike men dranken met zwavellever, voor elke gift drie lood , in een halve kau laauwwarm regen-of zuiver stroomend rivierwater , of men geve geschaafde wittc zeep in, dat ook zeer goed is.
Een andere wijze van behandeling, die eveneens vcel na-volging vindt, is, behalve ook de ruime aderlating, hetingeven van verkoelcnde, oplossende zouten met een afkooksel van lijn­zaad , of van althacwortcl met olie , met welke beide laatste zelfstandigheden men niet karig moet zijn ; het beste gebrnikt men daartoe het glauberzout en het dubbelzout , in giften van zes tot acht lood, aanvankelijk om het kwartier mirs , met veel
,:
-ocr page 215-
189
olio en oftii ^5liljlllii;#9632; afkooksel, mIs boven bedoeld, eu naar bevia-diiig ran beterschap de giften met grootere tosscheupoozen te geven.
Hot snlpetov werkt hier reeds te prikkelend , en niinraer gev(^ men bij doze ontsteking den bij andere ontstekingen en ook liij vele koliekon zoo lieilzaam werkenden braakwijnsteon, dat hier doodeüjk x.ou ziju.
Beludve deze snel vcrloopeuie maag- en darmontsteking, die, devvijl zij lang niet altijd juist gekend wonit, schier even vole paarden doodt, dan die, welke na hot koliek outstaat, bestaat or nog ecu andere, eene langzame vrerloopende.
Bij deze slepende darm-ontsteking is van den beginne dor ziekte af doorloop, doorgang (d i a r r h ee), n i mmer vo r-stopping aanwezig; de dieren bebben liierbij geen eethist, nomen wol dikwijls oeu mond vol voeder, dock treden spoedig weder van de krib terng, leggen zieh vaak neder, oni zieh te wentelen , zien met den meer gezegden lijdenden blik zieh dik­wijls seeonden lang in eon der flanken. Do pols is eon vveinig versneld en ongeregeld, zoodat do toestand w^el driemalen op den-zelfden dag verändert; de long is morsig, met slijm bedekt; do adorn is versneld, dikwijls met tien togten per rainuut; do dorst is grooter en de pis-ontlasting geringer, die dan cen troebele kienr aauneemt, terwijl roinen dikwijls vrnchteloos beproeven, water te lozen, nitschachten. De zeer dunne outlasting Tan mest heoft meest cen graanwe kleur, en vorspreidt een' walgelijken , rotachtigen lenk. — Een zigtbare toeneming dor ziekte is in de eerste vier of vijf dagen niet to bespeureu. Bij eon' wis-selenden, maar toch nooit gezouden eetlust, ziet men vaak cone opzetting van den onderbuik, waarna zeer walgelijk ruikende winden afgaan ; woldrn zakken de krachten buitengewoon snel weg, on vooral, wanneer door cen barbaarsch onverstand de dieren in dien toestand gedwongeu worden tot den arbeid.
Met den zosden dag toonen de dieren gewoonlijk eene heviger werdende pijn; want terwijl zij vrocgor do aanhondeiuie snijdingen, of krimpingen in don bulk, sleohts door hot besten-dig slingeren of kwispelen met den staart, do diopte des lijdens door den pijulijkon blik aantoonden , wrerpen zij tlians zieh dik­wijls neder , staren voortdurend in de eene of andere (iank
13*
-ocr page 216-
190
wentelen zieh en slaan ook wel, solioon nimmer zeerbevig, om zieh heneu, dan verdwijat de pols en lict dier sterft gewoonlyk nan hot eiiule van den zesden dag.
Dc oorzaken zijn meest altijd koudevatting. Een andere, schoon minder dik'.vijls voorkomende oorzaak, is bij jouge dieren de aamvezigheid eener gioote raenigte lauge wormen, slijm en zuui in de ingewanden.
De behandeling der slepende davm-ontsteking. Bij deze ziekte moet mm, wegens de daai'bij meestal aanwezige zwakte, geen bleed aftappen. -Men plaatse den patient op eeu wannen en droogen stal en zette hem hoog in stroo. De beste, door tallooze ondervindingen bewezen inwendige geneesmiddelen voor deze slepende darm-ontsteking zijn voorzeker hat bilzen-kruid eu een aikooksel van lijnzaad, en wordt het doelmatigste gegeven als volgt:
Neem: Extract van Bilzenkruid van 1 tot 3 drachma.
Aikooksel van Lijnzaad van S lot 12 lood. Goed to zamen vermengd en naar do hevigheid der verachijn-selen diie tot zesmalen daags in te geven.
(Prof. HERTWIG.)
Men honde Liermede aan , totdat de teekenen van pijn weg-blijven en de pols geregelder wordt. Bespeort men, na twee dagen zoo gehandcld te hebben, geen beterschap, zweeten de dieren aanhoudend, wovdt de pols vaak zwak , bijna verdwij-nend , worden de slagen van het hart sterk kloppend, als bon-zend gevoeld (een teekeu van aanmerkelijke zwakte), dan geve men in plaats van het bilzenkruid-extract, e'en drachma poeder van kamfer, met een dubbel maatje goed lijmig afkooksel van lijnzaad, even zoo vaak in. Nooit gebruike men echter eerat kamfer, daardoor zon de patient veel verergeren en de krachten zouden spoedigcr wegzakken en Ugt den dood veroorzaken; maar nadat de verdoovende middelen (bilzenkruid) vruchteloos gebruikt zijn geworden en de zwakte groot is, dan doet de kamfer vaak heerlijke diensten.
Men geve den patient laauwwarm drinken, met wat meel daar-onder, en zemelen en gesneden wortelen (penen), tot voeder.
Is de slepende darm-ontsteking genezen, dat gezien wordt aan den t.oenemenden eetlast, de regelmatigheid van alle ver-
-ocr page 217-
'
191
rigtingen, en het paard geene der opgegeven teekeueu van buikpijn meer doet zien, dan is eohter eene nabehandeiing ul-
leszins noculig, om oeme terngkeering der ziekte, die liier ligt plaats vimlt, te verlioedcn. Men vermijde nog eeu langen tijd koud water en geef den herstelden patient een ligt verteerbaar voeder, en tweemalcn daags een lepcl vol van het volgende poe-der over het voeder, of met water, tot coue likking aangemengd, en dan tweemalen per dag een brok, als een hoendor-ei groot. Ncem : Ammonirtk-zout, 3 lood.
Gentiaan- eu Calmoswortel, van elk 6 lood.
Foenum graecum, t lood. Maak alles tot poeder cu beware het op een drooge plaats. het best in een drooge llesch.
1) e B u i k- c n I) a r m vlies-ontsteking.
Deze ziekte last, zoo als niet zclden het geval is, het ge­he ele, de buikholte en de meeste barer ingewanden over-dekkend vlies ann, of, zooals nog veel vaker het geval is , sleehts een gedeelte claarvan ; eveneens is alleen dit vlies en zijne ver-bindingen van de ontsteking aangetast; of ook andere werktui-gen, die door dat vlies bedekt, of hekleed zijn, lijden tevens, zoodat gelijktijdig daarbij ook eene blaas-, dann- of levcr-ontste-king bestaan kan.
De ontsteking van bet buik- en darmrlies op ziclizelvo !e-vert geene zeer opvallende ziekteverschijuselen op; duidelijker en levendiger komen die. echter te voorschijn , als de even ge-noenide ingewanden mede aangedaan zijn, zoodat de aauwezig-heid der ondenverpelijko /iekte niet altijd met zekerheid te bepalen is.
Kentcekcnen. Grewoonlijk begint de buikvlies-ontsteking met koorts, waarbij spoedig de bekende verscliijnselen van buik­pijn zieh vertoonen. De patienten zien met een lijdenden blik in de flanken, plaafeen de voeten onder den buik, trippelen been en weder, en krabben met de voorvoeteu; de adem is vovsneld. inaar zonder dat de buikspieren daaraau dcehicinen.
-ocr page 218-
r
192
Bij hot koliek ziju de teekenen van piju veel heviger, en de ilieren werpen zieh dan ook vakc.r neder; doen zij dat echterraquo; bij de boikvlies-ontsteking, dan geschiedt dat met meerdere TOorzigtigheicl , zij wentelen zieh niet zoo sterk cu staan vrocger weder op. De pols is naar Iiet gestel van den patient ver-schillend, vol of klein, echter alfijd hard, dikwijls draadvormig. Is flat gedcelie van het buikvliea aangetast, dat de bedekking of hnid der bnik inwendig bekleodt, dan toonen de dieren niet alleen pyn, bij ecu tnmelijk harde aanraking, knijping of druk-king van de bnikiuiid, maai' leggen vanwege de pijn op die plaats zieh ook geheel niet neder; door zekere bewegingen met de Banken geven de patienten duidelijk hiinne vrees voor elkc aanraking des bniks (e. kennen; wanneer echter een dioper liggend gedeelte van het buikvlies, dat b, v. de lever, dann, of een ander ingewand bekleedt , van de ziekte aangetast is, dan vindt dat geene plaats, eis wanneer de ingewanden eigenlijk zelve niet merle lijden, dan bestaat er een dieper lijden in den onderbuik, dat gemakkelijk van het koliek en de darmontsteking, door zachtcre, minder hevige verschijnselen onderscheiden kau worden.
In den verderen loop der ziekte ziet men bij een snellen nitgang de verschijnselen van pijn heviger, de pols wordt steeds sneller, kleiner, ineer zaamgetrokken en verdwijnt ten laatstc geheel; de ooren en uitersto deeleu des ligchaams, aanvankel^jk afwisselcndc kond en wann, worden weldra bestendig kond; er volgt eerst warm, later een kond zwect, de onderbuik wordt van lucht opgezet en de dieren sterven dan raeestid Iwee etmalen na het ontstaan der ziekte.
Ben ander nitgang is, wanneer gecn doellreffende genees-wijze plaats vindt, wel even zoo ungünstig, maar loch langza-merj de piju neemt van üeverledc toc, zoodnt de vorderingen der ziekte alleen door de steeds meer lijdend wordende nitdrnk-king der oogcBi en door het schielijk vervallen des diers waar-genomen knnncn worden, maar met den vijfden of zesden dag ontstaat, even als bij de slependc darm-ontsteking, censklaps een duidelijk zigtbare verergering, de pols wordt sneller en verdwijnt weldra geheel, waarna binnen weinige uren de dood , onder het nitbreken van veel kond zweot, volgt.
-ocr page 219-
t
193
In nog andere gevallen blijft de ziekte vijf tot acht dagen nagenoeg golijk en schijnt dan lets af te nemen, terwijl de pols, zonder aau snellieid te verliezen, kleiner wonlt; hier maakt dan de buikvlies-ontsteking den overgang in aitzweeting, in de heete , of brandige buik-waterzuchtj die, ofsclioon uel langza-mer, echter evencens tot den dood leidt.
Door de knust der Imlp, in enkele gevallcn ook zonder haav, kau deze ziekte tot volkomen genezing worden gebragt.
De oorzaken der buikvlies-ontsteking zijn, of dc voort-planting der ontsteking van cen ingewand op liet weivlies , dat als bekleedsel dient, of mechanische inwerking op den onder-bnik, als b. v.: hcvige slagen, hoefslageu, een liorenstoot, en/,., tegen den bulk aan, koudevattingen, onderdrukking, of belenunering van de huiduitwaseming, liet laten zwemmen, of althans bet in quot;twater laten gaan, tot aan den buifc toe, den tweeden of derden dag na de castratie (net snijden), zooals somonigen plegen te doen, verwekt mede niet zelden deze ziek­te, ofschoon liet ook vauk goed gaat, doch het is iu elk gevai eon verkeerd gebruik. Verder zware verlossingen en hierna vaak melkverplaatsing.
De voorzeggiag is hoogst zelden bepaald gunstig, in de meeste gevallen stellig ongunslig te stellen, en daar, waar geen snellc vorderingen te bespeuren en waar de teekenen van pijn slechts mafig zijn, do pols week, rnaar niet ledig en geevenre-digd versneld is, en wanneer er geen zweet bestaat, de ont­steking geringe uitbreiding heeft verkregen, daar is nog nit-zigt op verdeeling (genezing), die waarschijnlijk wordt, wanneer na de hieronder opgogeven behandeling verbetering van den toestand zigtbaar wordt.
De behandeling. la de ziekte door koudevafting out-staan, dan nemo men cm paar linnen bedlakens, doop die in koud water, wring die dan weder uit en wikkol den geheelen romp rondom in die voclitigo lakens, en doe er dan drooge wollen dekens om hccn. Kort hierna wordt de hold, die eerst koud, droog en vast was, warm, vochtig en week, en wcldra ontwikkelt zieh eon rijkelijk, wasemond zweet, waarna al zeer spocdig dc pijn zigtbaar vermindert.
1
-ocr page 220-
t
I'll
Alvovens moet hct paard blood afectapt worden, en wel, naar het gestel berekend, een belangrijke aderlatlug van drie, vier , tot in het uiterste geval, bij een steik, groot, vleeschrijk en ueer volbloedig paard, vijf en een halve kan toe. Als inwendig middcl gcve men viermaleu daags een halve tot een heele drachma calomel, met vier lood wonderzout, met roggemeel en water tot een dunne likking gemengd , en geef ook wat afkook-sel van lijuzaad. By bepaalde zekerheid, dat er te-vens gcen darmoatsteking aanwezig is, dan is oak de braak-wijnsteen in dezelfde giften een nitmnntend middel, maar anders werkt het doodclijk , weshalve het in dozen niet aan te raden is. Wordt in don looj) der ziekte de patient zeer zwak , zak-ken de krachten zigtbaar weg, wordt de patient vecl slaperig en dommclig en de pols zwakker , dan geve men ook nog bij do andere middelen driemalen daags een half lood kamferpoeder, in een halve tiescli lijnzaad-nat vormengd, in.
Wanneer bij längeren dnur der ziekte de heete, brandige buik-waterzacht ontstaan is, dan gebruike men de volgende likking :
Ncem : Poeder van Borax, ,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,, Kamfer.
;,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,, Calmus- en
,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ Engelworlel, van elk 4 lood,
met foe/tiiM graeeum en water tot cone likking gemaakt, in vier golijke brokkeu te verdeelcn en in 24 uren tijds regelmatig in te gcven , en danrmede eenigen lijd. tot beterschap mögt vol-gen , aanlionden.
Hct vingerlioedskruid twee draclnna per etmaal daarbij tce-daan, zou wel goed zijn, maar de patienlcn zijn daarvoor in dezen toestand vcelal tc zwak.
Yolgt na hct gebrnik dozer middelen een vermeerderde pis-ontlasting, dan is bij de pas ontstane bnikwatemicht hoop op genezing, die daai-door versterkt wordt, wanneer de koortsbe-wegingen afnemen en de algemeene toestand des diers zigtbaar beter wordt. Heei't men ook paarsklenrig vingerlioedskruid gege-ven, en is daarna de eetlust verminderd en het dier minder tierig geworden , dan houde men met dat kririd op en gevo de likking zonder dal middel.
-ocr page 221-
195
De pas Lerstelde patient nioet men nog lang voor koudevai,-tmg van eike soort in acht uemen.
De Leverontsteking.
De ontsteking der lever, die, lietzij in eene ontsteking barer zelfetandigheid zelve of alleen van haar bekleedsel (het buikvlies), of, wat meeslal het geval is, beide vereenigd bestaat, komt geenszins bij do paarden zoo zelden voor, als velen wd veron-derstellen. Niet alleen ziet men bij vele oude paarden, die gc-storven zijn , bij de opening uitzweetingen in en aan de lever, als cen bewijs, dat er vroeger ecu slepende leverontstekiug heeft bestaan, maar zeer dikwijls ook ziet men bij de opening van het cadaver (het doode ligchaam ecus diers) de verschijnselen van eene snelyerloopende leverontstekiug, terwijl men gedurende de ziekte eene buikvlies-, borstvlies- of long-ontsteking reron-dersteld hceft.
Sommige schryvers beweren bepaaldeiijk, dat er eigenlijk geene snel verloopende lever-ontsteking bestaat, maar dat de ontsteking van dat orgaan steeds van een step en-den aard is en in haren loop ook altijd de long mede aan-tast, welke toestand dan door vele artsen de chrmüche (sle­pende) long-ontsteking genoemd v.-ordt, dewijl bij de ontsteking der lever ook altijd de long aangetast zou worden.. die mi in haar beloop ijngzamer is, dan wanneer zij haar begin in de long genomen en zieh op de lever slechta door medelijdend-heid voortgeplant had. Dewijl volgens deze bewering hier de ontsteking van do lever uitging, wier karakter steeds slepende is on , zieh vcrder oitbreidende, aan de long wordt medege-deeld, zoo kan het laatstgenoemde orgaan derhalve ncl niet zoo geheel zuiver, maar veelmeer slcchts chronisch (slepende) ont-stoken zijn, daar de ontsteking van het voortdurend lijden der lever ontstond en in dat karakter onderliouden wordt. .De be-naming lever-ontsteking is hierbij natuurlyk doelmatiger, dan de naam: slepende longontsteking, daar deze laatste alleen een gevolg van het oorspronkelijk lijden is.
-ocr page 222-
196
Het is niet te ontkennen , lt;lat bij deze bewering in zeer vele gevallen de waarheW ten grondslag lilt;rt,, op welke omstandig-hcid dc arts wel zijuc aandacht moet vcäügeii; cvcnwcl hebben de ervaringen van alleszins zaakkundige mannen onloochenbaai bewezen , dat cr ook eene snelverloopende lever-ontsteking in de praktijk voorkomt, waarbij do lona; weiniii' of in het gelieel niet ward aaugetast.
Kenteekenen der snei verloopende lever-ontste­king. Dezo geeft zieh aanvankelijk door al die ziekteverscliijn-selen te kennen, die do ontsteking van alle edelc baik- en borst-ingewanden vergezellen. Men ziet nicer of minder lievige koortsbewegingen, die volgens liet bijzonder gestel des dlers van een verschillend karakter zijn fcunnen ; mcestal echter zijn de patienten zeer treurig, onverschillig, mat en ongevoeb'ger voor vdtwendige indrukken; ?ointijils zijn deze verschijnselen zoo erp;, dat onkundigen meeuen, dat hot paard aau den stiller, kolder lijdt, uaanncde de verschijnselen ook dikwijls veel over-eenkomst hebben , doch zijn de patienten dan niet zoo zwak. De patient laat i!en kop hangen ; de adem is naar den graad der ziekte meer of minder belemmerd en versneld; ook venuij-den het de dieren gednrende den gebeelen loo]) der ziekte zieh ueder te leggen , door welk verschynsel eene venvarring mot de boratvlles-ontsteking zeer ligt kan plaats vinden en alleszins te verontsebuldigen is. Gaat de patient ook al liggen, dan springt liij toch spoedig weder op; hij blijft vcelal staan tot aan het einde dor ziekte en vali somtijds eersl met den laatsten hartslag ned er.
De hären worden stroef, rnw en glausloos. Wanneer men den patient sterk: drukt in de regterzijde op de lovcrstrcek , achter de laatstc of valscho ribben , naar vorm heen , waar delever ligt, dan ontwaart men, (iat het dier die drnkking traobt te ontwijken, en wan­neer het dat niet kan , dan geeft het de pijn door stenen tc kennen. De eetlust is o-elieel of grootcndeels verdwenen ; de ooren zijn koud. De slagen van het had zijn in den beginne nog weinig voeibaar, doch worden weldra duidelijker en steeds sterker waar-genomen , naarmate de zwakte des diers loeneemt. De pis aan­vankelijk holder, wordt spaarzamer en in kleinere hoeveelheden vcelal met eenige kenteckens van pijn outlast; later begint zij te
-ocr page 223-
197
sohuimen, doch vormt geen bezinksel; eindelijk wordt zij troe-bel, taai, kleverig 011 vormt dradea, als b.v. van vogellijm.
Bij een hoogen graad der ontsteking trachten de patienten ook door het voovuil/.etten vau den regtervoet de natuurlijke beweging van bet aangetaste orgaan te vermindereu. Eene om-standiglieid, die eene verwarring met eene borstziekte te eerder kan doen plaats vinden, is, dat deze beide ziekten niet alleen dikwyls met elkander vereenigd zijn , maar ook brengt de thans vergrootte lever op de borstorganen, door het middelvlies heen, eene drukkiDg te weeg, waardoor dan tevens een hoest ont-staat, die, ofechoon ook wel pijiilijk zijnde, zieh echter van dien , welke bij eene ontsteking- der long- en lief borstvlies wordt waargeuomen, wezenlijk onderscheidt. De pola is hard en meest klein. De mestafgang gesebiedt in het geheel niet, of althans spaarzaam, wanrbij de ballen dan klein, hard, droog en zwart-aclitig zijn.
Maakt de ziekte grootere vorderingen , dan kernen de kentee-kenen der ontsteking van de lever meer bepaaldelijk le voor-schijn. Het bindvlies der oogen, het neus- en mondslijmvlies nemen eon geelachtige kleur aan; de tong wordt met een mor­sig slijm bedekt ; de dieren zien dikwijls met een pijnüjken blik in de regterzijde; de niest verliest na zp donkere kleur en wordt zeer licht; of die tevens ook weeker wordt, hangt afvan de wijzc van bebandeling en of de ziekte in het algemeen haar karakter verändert of niet; want terwijl bij sommige patienten de drooge en harde niest tot aan den dood toe bestaan blijft , ziet men, tengevolge der verandering van het karakter der ziekte, in andere gevallen met een even ongelukkigen uitgang tot, aan het einde toe doorloop bestaan.
Hoe meer de ziekte toeneemt, zooveel te levendiger en duide-lijker komt de gele klenr der straks genoemde zigtbare slijm-vliezen te voorsciiijn, zoodat die ten laatste naar het oranje-kleurige heltj de ademhaling en de omloop des bloeds , bij ge-volg de polsslag, wordt dan steeds snollcr; de pols wordt on-regelmatig, de vroeger bestaande ontstekingachtige koorts gaat im omniskeubaar in eene zenuwkoorts over en de patient verliest bf hieraan bf aan vervuring der lever op den zesden tot den achtsten dag het levcn.
-ocr page 224-
198
lu andere gevallen echter gaat deze snel verloopende lerer-ontstekin^- in eeue slepeuder over, die evenwel ook als zoodanig van den beginne at' kau ontstaau , gelijk ik bereids heb gezegd. Ook deze zickte is , helaas ! onder de paarden volstrekt geene zeldzaamheid, en heeft, dewijl hij van dea eigenaar of stalkucclit , vanwege ilo niet reel in liet oog springende ziekteverschijnse-len, niet genoegzaam of met geringschatting opgemerkt wordt, veeltijds ecu doodelijken uitgang.
De kenteekeneu der slependc leveroutsteking zijn : eeue zieh dikwijls herhalende koortshniveriug , waarbij de pels slechts matig snel, klein eu weck, ook vaak uitblijvend , de hartslag voelbaar is. 15ij cer.e tamelijk sterk in 'c oog val-lende gele kleur der zigtbare siijmvKezen toonen de dieren ecu grooten dorst cu onregelmatigen cetlnst. De dieren gaan weinig liggeu eu nimmer vor-r langen tijd, evenwel langer dan bij de snel verloopende leverontsteking , bij welke zij slechts zeer zel-den en dan maar voor körte oogenblikken gaan liggen. De spys-vertering is in de nieeste gevallen onregelmatig, zoodat verstop-ping , althans harde niest met doorloop afvrisselt ; doch er kö­rnen ook gevallen voor , bij welke de doorloop gedurende het geheele beloop der ziektc bestaan büjft ; de pis is aanhoudend troebel en draden normende. Eene drukking in de lever-streek, aan de regterbuikzijde, trachten de patienteu evencens te ouUvijken.
De duur dezer slepende leverontsteking is zeer verschilleml eu rio-t zieh naar den overgang of uitgang . die zij maakt, en naar de uitwendige invloeden, waaraan het zieke dier ouderwor-peu is, zoodat zij zieh tot raaantlen lang kau uitstrekken. In ongunslige gevallen gaat de ziekte in verhardiug, vergrooting of verettering der lever over. De outsteking ran het bekleedsel dor lever kau ook de oorzaak van een becie , branderige bnik-waterzucht worden: in de eerste gevallen wordt de patient steeds magerder en steril aan uitputting van krachten.
De opening des cadavers Bij de snel verloopende le verontsteking ziet men het aangetaste orgaan opgezet, met voel zwart bloed opgevnld, murw , verviuml, in enkele gevallen ook geborsten, als wanneer een aanuierkelijke bloeduitstorting in de buikholtc plants gevondon lieeft. Was het beloop der ziekte
:
-ocr page 225-
-'
199
minder stiel, dan is wel de lever eveneens vergroot, maar zij is niet zoo met bleed opgevnld ; np de oppervlakte is zij dan Kroen-geelachtig en op de doorgesneden vlakte gekleurd als leemaarde; tevens ontwaarf men dan ook in het bloed die af-wijkiiiireii van den gewonen toestaud, die de zeuuwkoorts ken-schefsen, en het is zeer aanuemelijk, dat in zoodanige gevalleu (iie koortsen eeu einde aau het leven van den patient hebben gemaakt. Nn de slepende leverontsteking wordt eveneens ver-grootiug en meerdere hardheid der lever nraargenomen , tevens echter ook dikwijls etterzakken en knoestgezwellen van verscliil-lemle groottc , die eveneens als voortbrengsels der bestaan heb-beude ontsteking aangemerkt moeten worden.
De oorzaken zijn in de zeldzaamsto gevallcn gewekldadiglie-den , als ; slagen , stooten , enz. , die de leverstreek getroffen hebben, docii binnen zulke aanleidingen zondei eenigeu twijfcl de onderwerpelijke ziekte in het aanzijn roepen. Verrewcg in de meeste gevalleu echter is zij hären oorspr'ong verschuldigd aan nadeelig werkende iuvloedcn van den dampkring eu der voeding. Tot de eerstgenoemde behooren oen vochtige, wanne lacht, gepaard met een bijzondcre electrische spanning in den damp­kring ; het verblijf Iti dompige , voor versehe lacht weinig of ge-heel niet toegankeüjke stallen , dikwijls ook een snelle en he-langrijke veranderiug van temperatunr (wannte in de luclit).
Tot de laatstgenoemde oorzaken behooren voornamelijk bran-derige en zwaar verteerbare voederstoflen; doch kan geenszins worden outkend, dat ook weinig voedsel bevattende, gohalt-looze voederstoffen, inzonderheid hooi, dat vddr het in luden dik­wijls nat geworden en op deze wijze voor een groot gedeelte van zijue voedingstof boroofd geworden is , de slepende leveront-steking te voorschiju bierigen kau, zclt's wanneer geen spoor van vnnzigheid, muffigheid of Schimmel daaraan te bespeuren is, en waarscbijnlijk verwekt in znlke streken, waar gedn-rende den hooioogst vcle regens zijn gevalleu en eene overstroo-ming plaats vend, hot zamentreffen van een warme, met voch-tigheid en schadelijkc uitwasemingen bezwangerde lacht eu het voederen van gehaltloos hooi het menigvuldig ontstaan der lever-ontsteking.
De beoord eelin g of voorzegging der ziekte zij daarnnar
-ocr page 226-
300
„erigt of de riekte bijzouder hevig Is eu of de laquo;-aarsohijnUjke oorzlkeu en verdev aadeelige Invloedeu geheel oi tea deele uit den weg kuuueu gemimd worden, en eindelijk aaarhetver-moKen van weder terug te können keeren tot den gewonen toe-stand dat het Ujdende orgaan nog bezit. Gunstig is de voor-^ging. wanneex do ontsteking pas ontstaan is en geen op-vailende vorderingen maakt. wanneer duidclijk eene werking der .ebezigde geneesmiddelen bespenrd wordt; maar ongelnkk.glijk Lt hi, de lever-ontstekingdeprikkelbaarheid.ofliever.het Jvoel voor do wevking van geneesmiddelen en het vermögen In terngkeering. op don weg van den vorigen toestand zeer ter neder en dit zoowel. als het dikwijls verwarren met andere ziekten , ziju do hoofdoorzaken van den veeltijds ougunsUgeu llit„.,luo. _ Bij de slepende leverontsteking on de reeds begin-JL verhardlng van dit orgaan is het van 't grootste gevngt, of de dieren met groenvooder gevoed kunnen worden, dat zeer voordeelig werkt, dan of dit niet kan geschieden.
pe behandeling. Iu vele gevallen begint men, oischoon vaak zeer verkeerd. de behandeling met eene aderlating, zonder te letten op de aanleiding gegeven hebbende oorzaak der zxekte; alleen in die gevallen. waar gewelddadigheden. als: slagen. stoo-ten nedervallen , enz., of ook kou.levatting, de ztekte veroor-zaakt heeft, kan eene aderlating aangeraden worden. Wanneer echter de verzwakkende invloeden van con' vochtigen, warmen dampkring. veranderde electrische gesteldheid of eon fechte, verkeerde voeding reeds eene vermindering der levenskracht te weeg -ebragt hebben , dan meet eene bloedai lapping het terug-keeringsvemogen van het zieke ligchaam sleehts nog meer on-derdmkken. en dat is veelligt eene oorzaak mode, waarom zoo-velc leverontstekingen met den dood emdigen.
Men zij derhalve voorzigtig met het aderlaten, en tappe in .een andere gevallen bij dc leverontsteking blood af, dan wan­neer Je gewelddadige oorzaken , slagen . stooten . enz. bepaald bekend of de versehijnseleu der ziekte zoo hevig z.jn, dat men met regt voor den uitgang in het vnur vreest; cto UlW kan me; dan voorondersteUen , wanneer de pols dadel^k by den beginne zeer klein, hard en snel. de hartslag onvoelba.. en (le pijn in de leverstreek aaumerkelijk is; m alle andere ge-
-ocr page 227-
201
vallcn wrijve men eeu der volgeiule zaiveu op ecne van 16 tot 20 vierkaute ouilc duimei) groote plek , waarvau meii vooraf de harcii hceft afgeknipt, op de meer besclireven leverstreek in door middel van ten zacht stukji; leer of eene leeren liandschoen.
Neom : fijn poeder van Spaanselie rliegen 3 drachma. „ „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Euphüibiuin 1J/^ drachma.
Varkeusreuzel 3 lood.
Naauwkeurig vertueugd.
Na 48 uren herhalc men deze iuurijvingen , doch niet juist op de doorgetrokken plants, zelfe dan, wunneer ook belaugrijkc blarenvonniug en zelf's afscheiding van groote stnkken der op-perhuid het gevolg der inwryving geweest zijn.
Eene fontenel voor de borst, lusschea de becnen , op die wijze, als bij de long-ontsteking geleerd is, met terpentijuolie bevverkt, doet mede groote diensten.
Ter inwendige beliandeling verdienen de oplossende zouten de voorkeur , en inzouderheid is du calomel (vorzoet kwikzilver) in deze ziekte eeu door tallooze ondervindingen beproefd, bij nitstek heilzaam werkend middel, b. v. :
!Neem : Calomel .'t, naar omstandighedeu ook 4 drachma. Salpeter 2 , „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;tot 4 lood.
Glauberzont 8 lood. Gentiaanwortel 8 lood. Focnum Graecum 4 lood.
Met zooveel zuiver regenwater als noodig is tot een likpot-deeg gekneed , en in den tijd van 24 uren met regclmatige tus-schenpoozen van drie of vier uren fn to geven.
Zijn de vcrschijnseleu der ontsteking niet zeer hovig, dan late men het salpetcr weg, en onder alle ouistandigheden echter dan , wauueer na de iuwrijving van ecne der voorgeschrevene blaartrekkende zalven zieh een plaatselijke werking heeft doen zien, en ook dan, als deze likpot cenmaal is toegediend ge­worden. Heeft zieh de hevigheid der ontstckingsvevsehijnselen echter verndi.derd, dan inoet men eveinvel met calomel en glau-berzout volhoudeu , en eerstgcnoeind middel slechts in die ge-vallen weglaten , wanneer de mest dunachtig als koemest afgaat of er zelfs een doorloop ( doorgang) mögt ontstaan; dikwijls he-
-ocr page 228-
202
slist zieh daardoor tie ziukte, en hij is vaiik de voorbode tier wckini volgeade geaeziug, flat ligt aan de miiidci' gedwongeae, Levendigere hoadiog en gelieel het voorkomen des diers te zien is. Wanneer dat ecliter niet het geval is en de patient integen-deel meer pijn doet blijken, dan geve men afkooksels van bil-zenkruid en Ijjjuzaad; van eerstgenoemd middel, uaanuate tie hevigheid der pijn, van drie tot zes lood, in ce!;c gift. Zoo-dva de pijn verminderd is, meet men geheel, of althana gvoo-tendeels, met iiet gebruik van bilzeokruid ophoaden , daar dit krnid onder de gütige planten behoort en groote hoeveeihedeo te verdoovend werken.
Bij steeds voortgaande beterschap wordt de behandeling ge-eindigd door het toedienen van bittere middclen, als b. v. gen-tiaan, bitter- of waterklaver, en wanneer al de vcrsehijnselen van oatsteking opgehouden hebben en dc dinren aeer zwak zijn , dan kalnnts- of engelwortel. quot;Bij cen groote mate van stompheid van het gevoelloven kan men ter opwekkiug der prikkelbaarheid met goed gevolg twee of driemalen daags eeu' halven lepel vol terpentijnolie op een stuk brood ingeven.
Ook bij de chronische of slepemle leverontsteking is het voorzigtig gebruik van calomel en matige beweging van bet beste gevolg ; men geve dan tweemalen daags een halve drachma met vier lood glauberzout; docli eveueens , wanneer doorloop plaats vindt, geen calomel nicer te gebruiken. Het spoedlgste echter wortlt de ziekte ovenvonnen, zelfs dan, uls reeds verhardingen beginnen te ontstaan, indieu, behalve de genoemde geneesmiddelen , ook groenvoeder gegeven kan worden , inzonderheid jonge disteis en leeuwenstand (hondcbloem hondetong, taraxacum) welke planten, vooral in de 1 e n t c , aietsterkgenoeg a a n b e v o 1 e u k unn e d worden.
Een ander inwendig middel bij tie slepende leverontsteking dat met het vorige niet zonder overeenkomst is , doet ook vaak goede tliensten.
Neem: poeder van Duizendblad.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Gentiaanwortel , van elk 6 lood.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Calomel, 3 drachma.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Althicwortel , 3 lood,
met zooveel water als noodig is tot een likpotdeeg gekneed.
-ocr page 229-
2(08
Gebniik : In zed regelmatige vcnleelde giften in 24 uren tijds in to geven.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; a. w. iientze ,
(Veearts ie Groningen.) Tcvens liet liij Jungs de geheele vuggegraat, inzondevlicid op liet kruis , gedurig stark inwrijven met etii inengsel van : ter-pentijnolie , kamferspiritas cu geest van hertshoren , van elk ge-lijke deelen, en den leverstreek dricmalen 's daags stark met kuikzidf, waarmede hij vale slepende lever-ontstekingengelukkig heeft genezen.
Ue in dit werk reads meer genoemde hecr majoor vox tex-NEOKEE genas da paarden , die lijdende waren aan de slepende lever-ontsteking , door hat volgende inwendige middel; doch wil, dat men zevr ilikwijU den patient een emmer met zuiver water voorhoude, al spoalt liij ook slechts daarin den moud uit, waar-in hij veel waarde stelt.
Necm : poeder van Gentiaan
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Calmus
„ „ Jeneverbessen
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Engalvvortal, van elk 12 lood
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ lihapontica (*) 1 lood
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ ruwen Spiesglans 24' lood
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., bloem van Zwavel 24 lood
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Glaviberzout % Nedl. pond
alles tot een poeder eu met honig of des noods met water en meel tot een likpotdeag gekneed, an daarvan den patient viel-quot; malen des daags een brok als een cenden-ei groot in te geven. VYordt daarna de mest weeker, dan late men de lihapontica (of rhabarber) gehael weg cn vermindere hat Glanberzout tot op de helft, en houde, naar omstaudigheden , een of twee dagen ge­hael an al met ingeven op. Mögt de zwakte zear groot wor­den , dan voege men bij de aldus veranderde likking nog een lood kamfer, twee lood geest van hertshoren en even zoo vele theriak. Bestaat er reeds een bestendige doorloop, dau late men de spiesglans, zwavel en liet glauberzont schier geheel weg en versterke daarentegen de giften van kamfer, geest van hertshoren en theriak.
(*) Bij gebtetce daarvan ncme men gowone rhabarber,
I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;14
-ocr page 230-
204
Deze behaadeling der slepeude lererontsteking moet echter bij den laquo;ersten beginue der ziekte begouuea worden.
Over de waarde van dit voorsohrift kau ik niet oordeelen, daar ik de voorschriften met calomel altijd de voorkeur gegeven en mij daarbij goed bevonden heb ; nogtans mag het zeer goed zijn , docli ik geloof, dat daarbij steeds eene oulstekingachtige aandoening der borstingewandeu wordt voorondersteid.
Een bewijs, dat de calomel in deze ziekte goede dienstert doet, kan men mede daariu vinden, dat de hoinoeopathie ius-gelijks, nadat de koorts door acmiie overwounen is, de mercu-rius vivus (kwikzilver) gebruikt.
JBe (raquo;cclzitcht.
Het is zoowel oudoelmatig, alsook , volgeus lief tegenwoordig standpunt der veeartsenijkimdige wetensehap, volstrekt ongepast, om een ziekteverschijusel, hoe duidelijk en opvallend ook , ter aanduiding of tot den naain eeuer ziekte te bezigen; evenwel is het bij de geelzucht bij het paard en ook bij het rund schier onvermijdelijk, daar deze aanduiding zeer algemeen is aangeno-men en er tot dusver daarvcor nog geeu ander naam bestaat.
De geelzucht is of niets anders dan een verschijnsel, dat elke leverontsteking vergezelt, en bestaat in deze gevalleu steeds in vereeniging met een geringe of meer sterke koorts, of zij biedt een andere ziekte der lever, wier eigenlijke natuur echter gedurende het leveu zelden met zekerheid te bepalen is, ter waarneming aan, en bestaat dan zonder koorts. Wanneer reeds de aanwezigheid der koorts een wezenlijk onderscheid maakt, zoo bestaat er echter een niot minder wezenlijk verschil in den aard der gele kleur, die aan de zigtbare slijmvliczcn (in den mond, ueus eu oogeu) en op de witte plaatsen der huid bespeurd wordt, want terwijl deze bij de lever-ontsteking rood-geelaehtig, in het oranje speiende is, vertoont die kleur zieh bij de koortsvrije geelzucht groenachtig. Ook is de bij eerstge-noemde ziekte troebele en dradeuvormende , of draderige pis , geheel niet of althans zeer weinig geklenrd , bij de iaatste ech­ter rood-geel.
-
-ocr page 231-
205
Do aauwoziglieid van koorts niet medegerekend, zijn de ver-schijnscleu dar geelzucht die van de slepende lever-oatstckiua; zeer gelijkvormig. De patieuten zijn traag, zeer ternedergesla-gen , tiebben cen onregelmatigen eetlust en onoplioudelijkeu dorst, De huid is stoll'erig , droog, en hecht zieli van lieverlede aau liet daarondeidiggetule vleescd. In den verdereu Ioojj der ziekte ziet men het dier zeer opvallead yermageren en hot sterft eiu-delijk of aau uitputting van krachten of aan de waterzucht, die daar liijkomt.
De opening des cadavers toont, behalve de groote ma-gerheid, steeds eene organische vetanJering der lever aau, die dikvvijls liaar ontstaan aan eene voorai'gegaue lover-ontsteking veischulJigd is. Een vermaard veearts deelt mede, dat hij bij een zeer merkwaardig geval bij een tienjarigeu vos-ruin , dien hij racer dan een jaar onder de oogen en bijna altijd wegens aan-houdend gebrek aau eetlust behandeld had, de geheele lever, tot op ecu stuk na van de grootte eener mannenhand , wegge-teerd, spoorloos verdwencu bevonden heeft. De nog aanwezige zelfstandigheid der lever schccn op het cog volkouien gezoiul; geen zvveem van eene vroeger bestaan hebbende verettering was te ontwaren , maar het bekleedsel of vlies der voorheeu aanwe-zig geweest zijudo zelfstamligheid der lever had zieh op elkander gelegd en vertooude zieh au ah ecu duaue , doorschijnende lap.
In weervvil van het gebrek aan befaoorlijken eetlust en eene alsclmwelijke magerheid eu de eeuigzins gelc kleur der zigtbare slijravliezen was dat dier steeds voor de dienst geschikt geweest, eu was zulk een snelle looper, dat hij dikwijls beste barddravers' vuorbij liep , doch kon dat natuurlijkervvijze niet lang vol-houdeu; het wen! alleen wegens ziju afzigtelijke magerheid ge-dood.
De oorzaken der geelzucht ziju voor bet naaste organische verauderiugen der lever, die de afscheiding der gal nit het bloed veruiiuderen, vorming van knoest- en andere gezwelleu in de zelfstandigheid der lever, verharding of vertering daarvan , aauwezigheid van steenen, wonneu in de galkanalen of de uitvoerwegen , en cindclijk veruaauwing of algeheele vergroeijing daarvan.
De voorzegging is, dewijl de naaste ooizaak zeer moeije-
14*
-ocr page 232-
206
lijk te ontdekken is , steeds hoogstonzeker; sleehts de meer of minder gunstige werkiug der geiieesmiddelen, die men gebruikt, kan alleeu de uitspraak bepalen.
De beliandeling kan wegeus de gezegde twijfelachtigheid der juiste oorzaken in hct algemeen sleehts bij wijze van proef-neming geschieden , doch moet steeds gerigt zijn tegen verstop-pingen en belemmeringen van de working der lever,
In vele gevallen heeft zieh ook hier, even als bij de lever-ontsteking , de Calomel heilzaam getoond ; eveneens ook kleine giften van aloe; vooral was de werking dezer middelen dun zeer gunstig, wanneer verhardingen van de zelfetandigheid der lever als een gevolg der slepende outsteking van dat orgaan achtor-gebleven zijn,
Neem: Calomel 3 tot 3 drachma Glauberzout ö tot 8 lood Gentiaamvortel even zooveel Ifoenum graecum 4 lood. Alles tot een fijn poeder en met garsten- , roggen- of weiten-meel en water, zooveel als noodig is, tot eene likking gekneed. Gebruik; driemalen 's daags een brok als een hoender-ei groot in te geveu.
of Neem : Socotrijnsche Aloii (*) 2 lood gezuiverde Potasoh 2 lood Duivelsdrek 4 tot 6 lood Engelwortel even zoo veel Foeuum graecum 4 lood. Bereiding en gebruik, als boren vermeld. Wanneer doorloop, doorgang, aanwezig is, dan neme men niet het eerste recept, maar zonder aarzeling liet laatste voorschrift. Men kan en moet de gunstige werking dezcr middelen door een gepaste verpleging der liuid bevorderen, nl. door vlijtig kämmen en borstelen , eene matig warme bedekking ^en vooral zorgmldige vermijding voor elke vcrkoeling of koudevattiag j eeu
(*) De onderviuding heeft mij geleerd, dat er helaas apothekcra zijn, die, wanneev aloe vour vee voorgesclireven wordt, daartoe de sleelitstc soort ge-bruikeu ; meu zie echter vooral toe, dat alleen de genoemdc soort, of al-thans de doorschijnende (aloe lacidaj gebezigd wordt.
-ocr page 233-
207
bedaarde , gematigdc beweging, of een' naar de krachten des dicrs berekenden matigen arbeid, en boven alles nog vooral, zoo het eenigzins mogelijk is , voederiug van jonge distels en leeu-wentand (hondebloera , hondetong , taraxacum), bij gebreke daar-van gras, of anders alle soorten van wortels , penen, maar nooit in Keen geval hoegenaanul gave men hier k lav er.
Dezo dikwijls zeer gunstig werkende middeleu blijven echter zonder een gewenscht gevolg bij andere organische ver and erlügen in de lever, als bij ettervorraing, tering , of vertcring of vernaauwing of vergroeijing der galwegen, zoo-dat zoodanige kwalen, al gescliiedt dat ook langzaam , evenwel vorderingen raaken , die eindolijk den dood veroorzaken.
raquo;c buikloop , doorloop , doorgang , dlarrhee.
De bnikloop is steeds slechts het verschijnsel van eenen ziek-tetoestand en gcen zelfstantlige ziekte , en vergezelt dikwijls, gclijk vxoeger reeds gezegd is, een zekere slepende darmont-steking. Het is daarom van belang, oni de oorzaak, die den bnikloop deed ontstaan, op tosporen, tcueinde de eigenlijke ziek­te naar haren aard te kunnen behandelen.
Behalve dezen bnikloop ziet men evencens ecu ziekte kenschet-senden of vergezellenden doorloop bij schier alle rottige ziekten , die het laatste tijdperk vcrhaasten , dewijl hij de weinig nog aan-wezige levenskrachten verteert. Bijgcvolg kunnen zoodanige luükloopen hier niet in behandeling geuomen worden , daar zij ter hnnner plaatse als zickteverschijnselen opgegeven zijn , maar zal hier alleen sprake zijn van de zoodanige, die ook wel de gevolgen van cen' bijzonderen ziektetoestand van een der snijsvcrtermgs-werktuigeii zijn, doch evenwel zonder eene in het oogvalleude ziekte, die op den voorgrond treedt, bestaan.
Dcze soort van doorloopen worden niet, of althans schier onbe-merkbaar, van koorts vergezeld; doch zij zijn allezins verschillend van aard. De ontlast wordende afgang is papachtig, als koe-drek , of zeer dun en wate rig , oiiderscbeiden van kleur, hcl-der-geel, groenachtig, of ook zwartachtig ; dikwijls gaan daar-
-ocr page 234-
208
medc nog onverteewle voedingsstoffeii af; geheele korrels graan worden krachtig door den aars outlast of vloeijen längs de billen af en bemorsen die cleelen aanlioudend , terwijl de renk niet zelden zecr verschiit van de gewone lacht. Daarby üijn de dieren allezins vliig en opgeruirnd en tot alle diensten gesohikt; de cetlust is niets verminderd; sorntijds is de dorst grooter en de pisafscheiding wat verminderd.
In eenige gevallen geneest zulk een doorloop na 8 tot 10 dagen vanzelf; sorntijds editor blijft hij aanlioudend bestaan en, sehoon in geringeren graad, echter tot den dood too , zonder dat het dier zigtbaar daavbij lijdt; maar ook geschiedt het niet zelden, dat het dier sncl in het oog springend daavbij verma-gert, in fcwaadsappigheid ovcrgaat en hieraau of aan uitterende koortsen , die ten slotte dnarbij komen, steift.
De oorzaken zijn : 1quot;.) zekere invloeden . die door eene bij-zondere of veranderde voeding teweeggebragt worden, die men dikwijls hecrschende bij weidende paarden ziet ontstaan. Zigtbaar is hierbij dc overgang van droog tot groen voeder de aanleidende oorzaak. 3n.') koudevatting door snelle aikoeling der huid, plotselinge verkoeling in den darapkring, koud drin-ken, als het paard zeer verliit is. enz. S0.) zwakte en verslap-ping van het darmkanaal, meestal eene naziekte van eene der beide vorigen, en 4quot;.) eene ontstemming, of ziekelijke aandoe-ning van de zenuwen des onderbuiks-zenuwknoopen, die ook wel nit koudevatting , maar veel menigvuldiger ontstaat tdhge-volge eener langen tijd volgehoudene voeding met onzuivere Stof­fen en siecht drinkwater , het opouthoud in ongezonde stallen en zeer dikwijls ook door eon bijzondere, eigenaardige weersgesteldheid. I0.) De buikloop tor oorzake van ecu bijzondere of veranderde voeding ziet men meestal ontstaan in hot voorjaar, en wordt, behalve bij grazende paarden, voelal bij de-zulken, die tot den akkerbouw gebezigd worden, bespeurd, wan-neer men hun vroeg en rijkclijk klaver heeft gevoedevd. Zoo-danige bnikloopcn hebbon op zichzelve niots te bedaiden , en zijn sorntijds zelfs wel voordeelig voor de gezondheid , doch men zal ligt begrijpen , dat workclijk waterige en zeer overvloedige dannontlastingen niet lang zonder nadeel voor de gezondheid Scduld mögen worden.
-ocr page 235-
;Mgt;9
Ontstoiul die doorloop iilt;a deii overgang van droog voeder tot de weide, en wordt hij te sterk, schier als water, dan hale men Let paard weder op den stal en keere gedeeltelijk tot droog voeder terug en meng in het drinken tamelijk veel bruin ge-geroosterd , gebrand , meel; gewoonlyk is dat voldoende.
2deg;.) Meer toezigt vereischt de buikloop, die na koude-vatting ontstaan is, en dikwijls met den droes of catarrhale aandoening der luchtwcgen vereenigd, te voorsohijn komt. Hier-bij ligt eene prikkeling en vermeerderde afzondering van het darmslijmvlies ten grondslag. Men ziet dan dikwijls onverteer-dc voedf-rsloffcn mede outlastea. Tot de juiste beoordeeling raoet men hicrbij in het oog houden, dat niet dezeli'de omstan-digheden der voeding , als boveu vermeld zijn , invloed hebben uitgeoelend; ook toonen de dieren door gedurig slingeren oi kwispelen met den staart aan, dat zij pijn in den bulk heb­ben, dat somtijds zelfs tot ligte aauvallen van koliek kan over-gaan.
De ontlastingcn hebben gemeenlijk een' onaangenameii renk; ook worden zij kracbtig uitgedreven, en de aars , het fondament, sluit zieh daarna haastig on vast. Naarmate ^ler hevigheid, waar-mede do oorzaken haren invloed hebben doon gevoelen, en ook, of die no 5 lang blijven voortwerken, zooals bij ruw en nat herfstweder het geval is, knniien zoodanige catarrhale prikke-liiiü^i tot eene werkelijk slepende damoutsteking stijgen, die dan iiatunrlijk , als bij deze ziekte geleerd is , behandeld moet worden. Een dergclijke working als kcudevatting knnnen in dezen ook het voederen van bedorvene , onzuivere voedingsstof-fen in hot aanzijn roepen, waarbij eoiiter de beliandeling, zoo-Ian^ geeue duidelijk bemerkbare koorts en neerslagtigheid van den patient werkelijke ontsteking doon voorondcrstellen , dezelfdc blijft.
Boven alles vordert de genezing van znlk eenen buikloop , dat do patient gelijkmatig warm worde gehoudon , en in vele ge-vallen is dit en hot geven van laaiuvwann drinkwater en het ingeven van een afkooksel van lijnzaad volkomen ter genezing toereikende. Mögt men deze handelwijze echter onvoldoende vinden , dan geve men zwakke afkooksels van bilzenkruid, b. v. driemalen 's daasa 1—3 lood van dat kruid, eon half nur lang,
-ocr page 236-
210
met ecne llesch kokend water getrokken, en late tevens de die-ren vlijtig met stroowissclien wrijven. Wanneer dan de door-loop wat dikker, met veel slijm vennengd, wordt, maar niet ge-heel ophoaden wil , dan moet men bij elke gift eene drachma amnioniakzout voegen , en houde daarmede tor genezing vol: want jnist in dit tijdperk gaat hij zeer ligt over in : 3n.) Den buikloop. door zwakte en verslapping des darmka-naals veroorzaakt. Ofschoou deze meestal ecn gevolg der vorige tocstanden is, zoo kan hij ook als eeu teeken van algc-meeue zwakte bestaau of als een gevolg van het misbruik van purgerende zonten , als van calomel en glauberzout, (wonder-zout), tc voorschijn treden. Bij een' zoodanigen doorloop wor­den de zeer dunne, met slijm en onvertoerde voederstoffen ver-mengde ontlastingen niet krachtig uitgescheiden , maar vloeijen traag afj men ziet in het algeraeen teekenen van zwakte, als: een weeke, slappc pels , die zeer ligt aan den druk der vingcrs toegeeft, eu er is een voelbare hartslag aamvezig; de pationten doen nimmer pijn in den bulk bespeuren en bevinden zieh dik-wijls daarbij volkomen wel; doch met het verlies van sappen is tevens ook een verlies van krachten verbünden, dat, wanneer die toestand niet door een ruimere voeding hersteld wordt, ten laatste tot den ondergang des gestels leidt. De hierbij noodza-kelijke bchandeliug vereischt het gebrnik van bittere, versterken-de en wezenlijk zamentrekkende middelenj flewijl deze middelen werkelijk vcrtecrd moetcn worden, om werking te kunnen doen, de spijsvertering echter zeer onderdrukt is, zoo moet men dat daardoorte hulp komen , dat men afkooksels dier middelen tro­ve. Ookraad ik aan, om niet aanstonds tot de zamentrekkende middelen over te gaan , maar alvorens afkooksels van gentiaan-wortel, bitter- of waterklaver, met kalraus, en wanneer de pa­tient de kosten waard is , met rooden wijn in te geven. Eerst dan, als dezc middelen eenige dagen zonder gewenseht ge­volg gegeven zijn, gebruike men eikenbast, wiigenbast, tor-mentilwortel, aanvankelyk in zwakke en bij een onvoldoende working in stärkere afkooksels, welker gehalte kunnen zijn: van al de drie middelen van een tot drie lood voor elken drank van eene wijnflesch vol.
4deg;.) Vcei hardnekkiger zijn die buikloopen, die
-ocr page 237-
211
ontstaau zijn uiteeneontstemmingofziekelijkcaan-doeniug der zenu we n (zenuwknoopen) van denouderbuik. Hierbij is de cctlnst niet altijd zoo levcndig, als bij de vorige drie soorten ; ook ziju zij niet zoo besfendig aam^ezig, maar wisselcn zelfs met eene mi en dan plaatsvindende verstopping af. De dieren zijn, zonder werkelijke ziekteversclnjnaelen te doen blijken, tren-rig; de pols wisselt gedurig van gesteldheid ; de mond is met slijm gevuldj vaak droogcr dan gewooniijk; de doorloop zelf is meestal zwartachtig van kleur en ruikt of rottig of vaker nog zunr. De genezing van zulk eenen buikloop heeft groote zwarighe-den, inzonderlieid dan, wanneei- dc aanleidende oorzaken niet ouscluulelijk gemaakt of gelieel nit den weg gernimd kiumen worden, dat dikwijls alleen ter genezing voldocnde is. Is dat niet het geval, meet men artsemjmiddeleu gebruiken, dan geve men :
Poeder van Rbabarberwortel 4 lood
,, ,, Geutiaan ,,
„ ,, Calrans „ van elk 4 lood
,, ,, gebrar.de eikels 3 lood. Met water en eenig meel tot eene likking gekneed en in aeht gelijke brokken te verdeelen.
Gebruik : 'a morgens en 's avonds een brok te geven.
of;
Neera: Socolrijusclie Aloe 2 lood Duivelsdreknbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 1 lood
Calrans- en
Engelwortel van elk ook 4 lood Toenum graecumnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;2 lood.
Met zooveel water en meel als noodig is tot een likpotdceg gekneed.
Gebruik ; driemalen 's daags een brok als een hoendcr-ei in te geven.
Doch dezc middelen treffen niet altijd Iiet doel, te minder, wanneer er een volslagen gebrek aan eetlust bestaat, of ook als dczc zecr afwissclendc is. In zoodanige gevallen toont zieh de braaknoot (max vomica) bijna altijd van een uitmuntende werking.
Ncem : poeder van Braaknoot (kraanoog) 3 tot 4 drachma,
-ocr page 238-
212
gesuedcQ Gentiaanwortel, of naar verkieziug ook bitter- of wa-terklavei 3 lood, kook alles met dvie kan zuivcr water tot zoo-lang, clat er twee en ecu halve kau over gebleven is , irijg het door een digtea dock, verdeel dat afkooksel in vier gelijke deelen , en geef daarvan des morgens en 's avonds een deel in. Eij baikloopen van bedoelden aard zal dit middel schicr al-tijd de gewenschte uitwerking docn, doch moet men daarna zorg dragen, om door maiige beweging en een geregelde eu gc-paste voeding den terugkeer des doorloops te voorkomen.
Ook bij die ontstemraing der ingewands-zenuwen , welke , zou-der dat daarbij buikloop bestaat, zieh slechts door onregelmati-gen , dikwijls geheel onderdrukten ectluüt te kennen geeft, doet de braaknoot (knumoog) evenzeer con uitmuntende werking; in zoodanige gevallen gevt^ mou die in de volgendc vereeniging.
Neem: poeder van braaknoot (mi.r vondca) 1 lood ,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Glauberzont 8 loofl
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,, Calmns- en
Engelwortel van elk 4 lood Foenum graecum 3 lood.
Met water tot ecu likpotdeeg gekneed,
Gebruik : driemalen 's daags een brok als een lioender-ei (kippen-ei) groot in te gcven.
Men dein/.e niet terug voor het gebruik van de braaknoot , onidat het eeu der hevigste plantaardigc vergiften is ; dit is het ook bepaald voor kleinere dieren , doch kan men gernat zon-der eenigen schvoom de opgegeven hoeveelheden volgens voor-sclirift ingeven. Niet allcon , dat vete degelijke , in de praktijk vcrgrijsde arisen en professoren deze en nog grootere hoeveel­heden voorsehrijven, maar ook ik heb meer dan eens veel groo­tere hoeveelheden toegediend , zondei ooit de geringste nadeeli-ge werking daarvan te hebben gezien. Bij kleine paarden kau men de giften kleiner maken.
Bij eeu' verouderden doorloop , waarbij het dicr overigens vlug en gezoud is en goeden en geregcldeu eetlost bezit, die voor geene der aangeweude geneesmiddelen wil wijken , doet incnig-malen eene fontenel, onder den bulk aangebragt en naar omstau-digheden vier, zes tot acht weken in ettcring gehoudeu, de hcer-lijkste diensten. Daardoor wordl dc ziekelijke prikkelbaarheid
-ocr page 239-
213
des darmkanaals naar de aitwendige deelen der huid aigeleid eu de natiiur tevens een' kunstmatigen weg aangeboden, om elke ziektestof af te voeren.
De hloedioop, lendebloed, ruggebioed, bloed-diavrhee.
Er zijn vele schrijVers, welke deze ziekte houdeii voor een. ver-scliijnsel van cene ontsteking van het slijmvlies van enkele dar-men ; zij moet echter van dien toestand, die ik reeds als de sle-pende dam-ontstcking besohreven heb , wel onderscheiden wor­den , daar die ziekte hären zetel in andere darm-partijen cn ook andere kenteekenen en een ander beloop heeft. De bloedloop, blocd-diarrhee, tast den endeldarm aan, cn heeft een grootere neiging tot spoedige plaatselijke verwoestingen dan gene. Dit alleen is wcrkclijke bloedloop, waarbij onder pijnlijke prikkeling dikwijls waterig-dünne, met bloed vermengde dtwerpselen outlast worden; waar dal het geval niet is, t)ij den zoogenaam-den witten buikloop , is er cene slcpende aarm-ontstekiug of eene der reeds bchandelde doorloopen, bnikloopen , aanwezig.
De bloedloop onderscheidt zieh van de verschijnselen der sle-pende darm-ontsteking wezeulijk daardoor, dat bij laatstgenoem-de ziekte de teekenen van piju niet onduidelijk een pijnlijk ge-voel in het voorstc gedeelte der voedingswerktuigen aantoonen. Het lijdendo dier toont [igte koliekpijnen . ziet dikwijls in de Hanken , krabt het stroo onder hem naar achteren en slaat met de achtervoeten tegen den buik aan, en schoon ook menizvuldiff slingeren of kwispelen met den staart gezien wordt, zoo is dit toch nimmer zoo sterk dan bij den bloedloop. Dij doze ziekte ziet men dnidelijk , dat de patienten de ophanden zijnde mest-ontlastingen schnwen ; lang te voreu trippelen zij met de aebter-beenen; de staart lieft zieh inet eene trillendc beweging op-waarts, waarbij men bij oprnerkzaamheid dnidelijk bespeurt, dat de aars of het zoogenaamde fondament zieh schier stuiptrek-kende opent en Weder sluit, zoodat de aaiuvezige vloeijeude, met bloed vermengde drekatof, die ontlast zal worden, sleehts
-ocr page 240-
I
ai4
in kleine hoeveelliedeu uitgescheiden wordt. Deze drek bevat veelal, behalve het bloed, duidelijk zigtbare deeltjes van het slijmvlies en verspreidt een' meer of minder onaangenamen reuk. De algemeeue toestand van den patient rigt zieh grootendeels naar den tijd, dat de ziektc reeds heeft bjstaan. Men ziet me-nizmalea, dat in weerwil van de veelvaldigo ontlasting, waarbij telkens bloed en slijmvliesdeeltjes afgaan , er toch geene koorts-bewegingen te bcspeuren zijn , maar in den vorderen loop der ziekte doot de koorts zieh bepaald kennen , en ^vcl zooveel to heviger, naarmate do ziekte zieh het krachtigst doet gevoelen, zoodat bij een daartoe overhellend gestel des diers eene ondoel-matigc behandeling en siechte verpleging de koorts, lijpheus, een uiterst gevaarlijken toestand , ca het plaatsclijk lijden echter zijnen uitgang in kondvuur nemen kan. Wanneer dit echter ook niet geschiedt, dan komt er echter toeh steeds koorts bij, en is dan de pols klein en zamengetrokken, en ook de overige verschijnselen aller buikloopen, als: bitte in den mond , droog-heid van de haren en der huid , venneerderde dorst en vermin-derde pisontlasting, nimmer ontbreken; de dieren vallen spoe-dig af. Je bulk wordt gespannen en in de flanken krampachtig opgetrokkeu.
De dnur van den bloedloop kan, wanneer de ontlastmgon niet al te sterk zijn en de krachten te snei uitputten, en als hij niet in con volledige tijphenze ziekte overgaat, zieh ligt van drie tot vier weken nitstrekken, en is dan een gevaarlijke ziekte, die niet zelden met den dood eindigt.
De oorzakon van den bloedloop zijn zonder twijfel nadee-lilt;ve invlocden , die aan somraige landstreken eigen zijn; meer echter nog van het voeder. In laagliggende landen , ivaar dik-wijls de weiden overstroomd worden en liet gras door lang on-der water te staan verzunrd, en daar, waar zckore scherpe plan­ten op de weidevelden groeijen, vooniamelijk de ranuneuhta 8ce-lerc.lus, en die in groote mciiigte in het hooi aangotroil'en wor­den , behoort de bloedloop niet tot de zeldznamheden.
De voorzegging van den werkolijken bloedloop, blood-diarrhee, is in den hoogston graad onzeker. Als onganstig raoet hij steeds worden gesteld , waimeer de koorts het karakter van zenuw- oi rotkoorts begint aan te nemen ; eveneeus, wanneer
-ocr page 241-
215
de ziektc de in den aard zwakke eueren aangetast heel't, öfdat zij reeds bijna altijd liggen ; waar dat het geval niet is, de oor-zakeu opgespoord eu onsclmdelijk gemaakt kunneu worden, is deze ziekte , zoo zij jias ontstaan is, na zes, en in verouderde gevallen, na tien tot tvvaalf dagen aan eeu doelmatige genees-kundige behandeliug onderworpen geweest te zijn, geuezeu.
De behaudeling wordt dikwijls verkeerd ingerigt, en wordt door het vroegtijdig gebrnik maken van zamentrekkencle middelcn vaak de oorzaak eens ongelukkigen uitgangs der ziekte. Boren alles moet men werken , cm de aanwezige prikkeling van het darmsHjmvlies te Icnigen, dewijl de door die prikkeling voort-gebragte buitengewone nitscheiding van 't slijmvlies zoowel als het loslaten van de opperhuid {epithtüum) daarvan steeds met de prikkeling verdwijnt; slechts in zeer weinige gevallen wordt hij lang aanhouden dezer ziekte bespeurd , dat er verminderde gevoeligheid in de darmwanden aanwezig is, als wanneer het gebruik der zamentrekkende middelen allezins doelmatig is.
De behandeliug van pas ontstane bloedloopen rigt zieh in de eerste plaats naar het gestel des diers en naar de hevigheid der plaatselijke ontsteking, zoodat bij zeer bloedrijke patienten en groote, van belangrijke bloedontlastingen vergezeld zijnde pijn een matige aderlijting wel goede diensten bewijzen kau, Dan geve men verzachtende, de prikkeling vermiuderende mid­delen , als: afkooksels van lijnzaad en van bilzenkruid; ook bezigen anderen het kaasjeskmid (Maka) en de papaverbollen , zoowel als drankeu alsook tot klisteringen ; en tracht door een krachtige voeding , maar van ligt. verteerbare stoft'en , b. v. ge-brokene, genialene , goede haver, nitmunteiul hooi, enz., de pa­tienten in een' zooveel mogelijk goeden toestand des ligehaams te houden. Tot eeu aftreksel van bilzenkruid kan men tot elken drank ougeveer twee oude looden nemen , dat met eene ilosch kokend water een half nur heet getrokken en dan doorgeklensd moet worden ; men geve zuik eene hoeveelheid den patient drie-tot viemalen des daags in, beuevens van tijd tot tijd lijuzaad-nat. De hoeveelheid papaverbollen in vereenigiiig met kaasjes­kmid is even groot , doch verdienen eerstgenoemde middelen de voorkeur.
Bij het meestal catarrhaal karakter dezer ziekte is het nood-
-ocr page 242-
2 Hi
zakelijk, patienten wn warme, drooge, tegen kouden wind en toglhiclit beveiligcle vuvblijfplaatä aan te wijzen en hen warm te bedekken; de strooijing moet dikwijls vernienwd worden, en ver-zuime men niet., deu bnik vaak met stroowissclien te wrijven , en vennijde uiterst zorgvuldig ciken mogelijken aadeeligen invloed van het weer. Hct gerlugschatten en de daaruit voortvloeijende na-latigheid van bet opvolgen dezer algemeeno regelen en het nog voortdurend gebruiken van den patient tot den arbcid is veel-al de oorzaak van een' ongunstigen uitgang der onderwerpelijke ziekte.
AVanneer bij zulk oene behandeling en verpleging des zieken diers de bloedloop niet ophondt te bestaan, dan bestaat er reeds verslapping en vermindering der prikkelbaarheid, en de be­handeling moet mi daartegen gerigt worden , bestaande in af-kooksels van gentiaanwortel en wilgenbast, met rooden wijn ver-mengd, b. v., ongeveer twee lood gesneden gentiaan en bijna even zooveel wilgeabast met eene kan water godureude een vierde uurs koken laten, dan met wijn 3 malen 'sdaags zulk een al'-kooksel in te geven. Ook klisteringen van een zvvak afkooksel van eikenbast, bij afwisseling van lijnzaadaf kooksel, of stijfsel-meel, met laaawwarm water aangemengd, zijn vooral mede van goustige werking. Wanneer echter de koorts bij een duidelijk vermeerderde snelheid van den pols het tijpheusa karak-ter dreiüt aan te nemen, en du patient zigtbaar zieker, luste-loozer wordt en meer liggen gaat, dan drale men niet, om de kami'er als poeder , met lijnzaadnat of een dunne oplossing van arabische gom vermengd, eveueens met bijvoeging van rooden wijn , inwendig toe te dienen , b. v.
Neem : uiterst fijn poeder van kami'er 1 drachma, vermeng het naauwkeurig door wrijven met een dik afkooksel van lijn-zaad 6 lood, voeg er daarna bij: rooden wijn 1 Nedl. maatje; vermeng het te zameu goed door te schudden.
Gebruik : l)eze hoeveelheid om de twee nreu in te geven, en daarmede zoolang vol te houden , totdat er verbetering van den toestand volgt en dus de ziekte (uiet de zieke) vermindert.
Na deu pas herstelden bloedloop moet de patient nog langen tijd behoed worden voor uadeelige invloeden van de weersge-steldheid , alsmede van de voeding; want niet alleen , dat door
-ocr page 243-
317
nalaiiglieid daarvau tie ziekte ligt terugkeart, maar ook ziet men
daarna ligtelijk tijplieuse dann-onlstokiugen ontstaan, waarom. in beide geuoemde opzigten de herstellende dieren met groote zorg-vuldigheid in acht geuomen moeteii worden, zoodat de stal, uf een andere verblijfplaats, die men het dier gedureude den lij-denden toestaud mögt hebben aaagenrezeu , niet droog en warm eu de voeding niet zacht en ligt verteerbaar genoeg kau ziju. Moe-ten zij later voor 't eerst weder dieusteti verrigten, dan kieze men daartoe een' sehoonen dag en ligt werk.
. DE ZIEKTEN. DER PIS- EN GESLACHTS-ORGANEN.
Van dlaquo;raquo; ä-is orsatu'i:.
Van de verstopping of op,stopping der Pis, be-
/. et ting op het water, belemmerde pis on t-
lasting, of waterlozing.
De pisopstopping is of volkomen of onvolkomen, en wordt veroorzaakt door een onvoUedige of onderdrnkte aamp;ondering in de deren , of de afgezonderde pis wordt in de wegen , die ter uitvoering der pis dienen, teruggehonden. In het eerste geral is hetzij eene ontsteking der nieren of eene wegtering daar­vau de aanleidende oorzaak der rcrmiuderde pisontlasting; in het laatste geval is de oorzaak van het achterblijven der pis van een krampaclitigou of volstrekt mechanischen aard.
Het wegteren of verteren der klierachtige zelfstandigheid eener nier, met gelijktijdigo vergroeijing barer polsader, wordt dik-wijls bij de opening van een cadaver aangetroffen, zonder dat daarom bij het leven een bijzonder ziekteverschijusel werd waar-genomen, dewijl de andere nier de verrigting der wegterende heeft overgenomen. Zoo ziet men zeer dikwijls bij rundvec, wanneer het dier geslagt wordt, dat de eene ider grooter is dan de andere. Dientengevolge ziju er in de praktijk siechts uiterst weinige gevallen bekend, waar gedureude het leven eens diers
-ocr page 244-
I
218
een regtmatige uitspraak op een' bepaalden grönd voor aan-wczige nierentering wcrcl gedaan, weshalve ik dezeu ziektetoe-stand hier geheel en al kan voorbijgaan en slechts de behande-ling der ontsteking ran de oieren nog overblijtt.
1.) Van da ontsteking der Nieren.
Wegens de verborgen ligging dezer Organen is ons Hatuur-lijk de beoordeeling van twee ontstekiugs-verscliijnselen, t. w. de opzweUiag en roode klenr, niet mogeüjk , en wij kunnen slechts naar de beide andere teekeua, t. w. pijn en belemmerde verrig-ting des aangetasten orgaans, bepaaldelijk, en ten vijfdcn door vermeerderde wannte, middelijk onze gevolgtrekking maken.
Kenteekenen. Over het algemeen komt de ontsteking der nieren bij het vee zeer weinig voor, geeft zieh bij al de dic-ren met dezelfde verschijnseleu te kennen eu is meestal met ontstekina'en van Organen der naaste omgeving, inzonderheid der blaas, verbondeu; ook willen sommigen opgeraerkt hebben, dat deze ziekte meer de hengsten en ruinen dan de merries aantast.
Met bet begin der ziekte toonen de eueren een aanmerkclijke stijfheid in den streck der lendenen, waaibij de patienten de achtervoeten ver naar achteren en nit elkander zetten , eu dik-wijls wezenlijke pogingen in het werk stellen , om hun wuter to lozen , zonder dat echter water outlast wordt. Dewijl schier bij al de kolieksoorten der paarden dat zelfde verachijnsel opgemerkt wordt, zoo ontstaat bij deze ziekten dikwijls, vooral bij den minkundige, het vennoeden, dat pisopstopping, bezetting op het water , de aanleidende oorzaak daarvan zij, doch zulk eene dwaling kau door een naaiuvkeurig volbragte onderzoeking be­paaldelijk vermeden worden.
Wanneer de aanvankelijke prikkeling der nieren werkelijk tot ontsteking opgevoerd wordt, dan vergezelt haar eene koorts en wel meestal eene ontsteking skoor ts ; de pols is daarbij , Indien hij ook al niet bovenmate versnelt, dan toch zeer klein en zamengetrokken; de eellust is in de meeste gevallen geheel verdweneu; de patienten buigen meer of minder stark de rug-quot;#9632;eTaat naar boven ; zij zijn meestal allen voor een sterke druk-
B^O'
-ocr page 245-
219
king op lt;ie lendeslreek (liet weeke gedeelte voor de iicupiüij daar, wani de deren gelegen zijn, uiterstgevoelig, terwijl die plaals veelal vermeerderd wann is en zij onÜasten slechts zeer kleine hoeveelhcdeu dikaohtig, gelijkmatig met bleed ver-mengde ]]is, dat met teekenen van pijn vergezeld gaat. Dc stijf-heid van Let acliterstel des ligchaams gaat over tot slingeren, en men ziet daarbij nagenoeg- dc verscliijnselen van een kruis-lam paard : cen onvermogen, om zieh, met de aohterbeeaen weder overeind te begeven, wanneer zij gelegen hebben , zoodat ze liever gelijk eeu Lond op het aehterdeel blijven zitten.
Een v.ezonlijk verschijnsel dezer ziekte bestaat daarin, dat, wanneer men te ilczen lijde met de door die bestreken hand in den endeldarm dringt, en wel zoom als mogelijk is, men dan naar voren (oe in dc nierstreek eene belangrijk ver-meevderde wärmte, namelijk aan zijn bovenwand, zal bespeu-ren, eu de dieren ook bij cen zachte drukking uaar deze zijde Ueeu teekenen van de hevigste pijn geven.
Bij verdereu voortgang der ziekte boiult de uilscheiding der \gt;m geheel op , de pijn vrordt steeds heviger , de oogen worden zeer rood en dringen met vurige, wilde blikken nit luuinc hol­te ten voorsehiju; de dieren leggen zieh als bij het koliek , maar nimmer zoo hevig en plotseling, ueder, stenen daarbij kracfatig en staan ook even zoo langzaam weder op. Over het algemeen zijn deze koiiekpijnen minder hevig met tusschen-poozen, maar meer aanhoadende.
De ontsteking der uieren kan men sleclits dan met een an­deren toestand verwarren , wanneer het gelieel der verseln'jn-sclen, al de teekenen, die als de voornaamste hier opgegeven zijn , niet zorgvuldig genoeg gewaardeerd en opgemerkt worden; doch is het hem, die deze verschijnselen eenmaal heeft opge­merkt, naauwelijks mogelijk, ora deze ziekte immer weder met een andere te verwarren , want als de groote angst eu he-naamvdheid van den patient tcngevolge der verstopping van den mest en der pis ook bij het koliek eveneens waargenpmen wordt, zoo ontbreekt evcnwcl liicrbij de overal door een me-nigte ligte handtastelijkheden of bamlgrepen veroorzaaktc en ligt te bespeuren teekenen van pijalijkheid van de nierstreek en de uitscheiding van znivcr of met pis vennengd bleed door depisbnis.
I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 16
-ocr page 246-
220
I '
Wanneer hot niet gelukt, om laquo;le iiier-ontsteking door ?erdee-linir te overwinnen , dan dnurl zij slechts zelden tot aan het einde van den tweeden dag, zonder dat de straks vermeldelam-licid der achterdeelen de oorspronkelijke ziekte vergezelt, de ))atieiiteii komen niet racer overeinde en sterven , nadat zij al-vorens de heyigste teekenen van pijn hebben doen blijken , aan het vuur in de nieren, welks ontstaan zieh door dezelfde lood-blaauwe kleur der zigtbare slijmvliezen te kennen geeft , als dat bij het vcrvuren van elk ander edel ingewand op te merken is.
I) c opening des cadavers. Behalve de vcrschyuseleu, die een hevige koorts sleeds achterlaat, ziel men eeu groote hoeveelheid, ten deele geronnen, ten deele teerachtig, zwart bleed in de long en de lever; ook de omgeving der nieren, die anders nooit zoozeer rijkelijk daarvan voorzien pleegt 1c ziju , liceft thans daarvan een ruinien overvloed. Na de verwijdering van het vet ziet men onder hot vlies , dat de nier omkleedt , een bloedige, waterige idtst.ort.ing. Bij den hoogsten graad van ontsteking is ook de zelfstandigheid van eene nier dikwijls gehcel tot brij (niet zoo als men algemeen in de provincie Groningen en omliggende sireken dit woord opvat; voor dat gewest zoude het pap moeten heeten) opgelost.
Eene verzameling van etter kan nun in tie uieren wcl ecus aantrefl'en , doch geschiedt dat zonder twijfel slechts zeer zeld-zaam; maar de leek onkundigc in het vak; zon ligt in de dwaliug kunnen vaUen, 0111 de naar etter gelijkende vloeistof, die dikwijls in eene ongelooflijk groote menigte het nierbekken (zc-keren vleezigen treehter aan de nieren) van oude paarden en ossen venvijd , voor werkelijken etter aan te zien, en deswege dc verkeerde gevolgtrckking maken, dat er bij het leven des diers eene ontsteking der nieren heeft bestaan, want dat is niets anders dan gewoon dierlijk slijm. Ook ziet men veelal de tee­kenen van de uitbreiding der ontsteking aan den pisleider , dc pisblaas en aan de omgeving der nieren, het Lmikvlies en do nabijliggeiule spieren , door eene grootere opvalling eu uitstortin-gen van bleed.
De oorzaken, die dc ontsteking der nieren in het aanzijn knnnen roepen , zijn: steentjes, wonnen , enz. in de nieren, die men echter bij het levende dier niet op aaimemelijken grond
s
-ocr page 247-
vermoeden, veel minder met zekerheid raststellen kanj nitwen-(liraquo;'e beleedigiugen in de aicrstreek, als: vrij sterko stooten, slagen met wagenriemen, stokken, euz. , hct sncl cu kort om-wenden , springen over slooteu uu tollickken onder eeu zwnar-lijvigeu miter, onvoorzigtig er. onraatig toedienen van pisdrij-vende middelen, of althans van dezulke, die bij liel voik ais zoodanig geroemd worden, vele vlugtige (aetherische) olien , terpentijuolie , Lars , spruiten van den- eu pijnboomen, eu bo-ven alles spaanscdie viiegen. Verder geschiedt liel somtijds , vooral bij zeer gevoelige dieren, dat koudevatting daartoe de aanleiding geeft; ook wel eeu belemmenle of verstoorde hoid-uituaseming kau de oudenverpelijke ziekte doen oiitstaan, doeh is de zelfstaudiüe outsteking der liieren , die liierdoor in het aauziju- geroepen wordt, een zeldzaam verschijnsel, daar die oor-zaak veel eerder hei koliek, darm-ontsteking, droes, long-ont-stokint!:, berseu-ontsteking, mondklem, rheumatische verstiiviu-gcu enz. te weeg brengt, en de ontsteking der nieren komt dan ten hoogste als eeu gevolg en in vereeniging dier ziekten voor. Eiudelijk ziet men de ontsteking der nieren als een on-dergesobikt lyden bij rotkoortsen eu zoodanige ziektea , die eeu groote neiging tot rotachtige ontbindingen hebben.
.De beoordeeling of voorzegging. De ontsteking der nieren is in het algemeen eene uiterst geraarlyke ziekte , zoo-wel wegens het hevig beloop daarvau als ook ter oorzake der outoegaukelijkheid van dat orgaan; zij rigt zieh uaar de hevig-heid en de reeds gemaakte vorderingen der ziekte; hoe meer beide het geval ziju, hoe grootere uitbreiding de ziekte in de omliggende deeleu gemaakt lieeft, en lioe sneller bet beloop is , zooveel te raquo;#9632;rooter is natuurlijk het gevaar. Ziju do oorzakeu met zekerheid bekeud, en kunuen die geheel of grootendeels uit do;i weg geruimd worden, en heeft de ziekte nog niet haar lioogsie toppuut bereikt, zoodat men voor het vuur moot vrec-zeu, dat men met groad vermoodeu kau, als de lamheid van het achterste! van 'tligcbaam reeds tot een aamnerkelijke hoogte geklommen, en zell's dan , waiinoer do pels nog uiet bijzouder klein is, bestaat er gegronde hoop op een spoedige herstelling.
De be hau deling. Is do ziekte ontstaan na mechanische oorzakeu, van bniteri ingewcrkt hebbende geweldadigheden, als
15*
-ocr page 248-
222
van slagen, stooten op de kiidestreek, IrA doen van groote snrongeu en van korte, snelle vvendingen, als boven gezegdis, dau moet men een groote aderlating bewerkstelligen, en daavna de volgeiulc likkini; gcven.
Neem: Rraakwijnstceu 1 loo 1 Gliuibeiv,OLit ItJ lood.
Alles tot, poeder en met meel en water tot ecu likpotdecg ge-knecd en in vier- tot zesmalen in den fijd van 24 uren in te geven.
in dc nierstreek moeten konde omslagen nangebragt wor­den, zoo mogelijk van ijs en anders door y.rcv kond writer . met Wjvoeging van glauberzout (in kristallen) of ijs en grofgestampt laquo;rondevzout te zamenj die omslagen moeten gedurig vernieuwd worden. Is men zeker, dat er eene beenbreuk in den lende-streek lieeft plaats gevonden, dat bij een naaiiwkeuvig onderzoek door voelen wel te ontdekken is, dan moet de ontstekingswe-rende behandeling nog sterker worden ingerigt. VVanneer de hevigheid der pijn doet vermoedeu, dal het zenuwstelsel bijzonder aangetast is, dan is bet zeer good, om, in plaats der evengenoemde koude, laaumvarme, pijnstillende omsla­gen te gcbruiken, b.v. van dünne pappen van lijnkoeken met bilzenkruid, van beide Stoffen gelijke deelen; ook moet men, in plaats van prikkelende en blaartrekkende, afleidende zalven, in-zonderheid de braakwqnsteenzalf (zie bl. l''gt;7), in de nierenstreek inwrijven; deze zalf verdient bij de onderwerpelijke ziekte verre-weg de voorkenr boven de dadelijk prikkelende spaansche vlie-genzalf; ook doen koude klisteringen , om tijd te wiimcn, goede diensten.
Indien eenige uren ua de aderlating de ziekte cvcnwel onbe-lemmerd vorderingen maakt, dan moet men zonder aarzeling de bloedaftapping herhalen , cu zoo het aoodig mögt zijn , zelfs ten denlenraale, zoodat men in zulke gevallen even zooveel bleed mag aftappeu, als bij de hevigste hersen-ontsteking (zie daarover die ziekte), dewijl hier de dood even zoo zeker en spoedig na-devt, als bij gene.
Wanneer koudevaltingen, door welken invloed ook, de ziekte veroorzaakt hebben, dan moet wel de behandeling even zoo kraobtia: ontstekingswerend zijn , maar men raoei daarbij de pa-
-ocr page 249-
deuten ook vooral wann hoaden, eti doür eene bedelcking, als-mede door het vlijtig wrijven vau den hals eu der ledematea met droog stroo, de belemiuerde huiduitwaseming wederom trach'' ten te voorsehijn te roepen, en zoowel in dit geval, alsook dan, nranueer scherpe eu vlugtige olieachtige middelen, terpeutij'n-ulic, eois. liare eigendommeljjke werking oi) de uierea uitgeoe-feud hebben, de opgegeven zoaten, het wonderzout eu het engelschzout en de braakwijnsteea iiiot in likkingen (likpot-teu), maar doelmatiger met afkooksel van bikenkruid met wat lijnzaad, of betör nog lijnkoekeumeel, x-üoilat liet voclit eenig-zins lobberig, lijinig is, gebruiken. Ook zijn laauwwanne lij-mige klisteringen, dikwijis aaugewend, zecr dienstig. De bijvoe-ging vau eeuige ongezoden, zuivere lijuolie, uaar verkieziag ook vau boomolie, in de dranken is mede zeer aau te raden.
De beginnende beterschap geeft zieh te kennen dooi' hot vrijer en voller worden van den puls, mindere gedwongenheid en stijfheid des achterstels, en de uitscheiding van groote liue-veelheden van iveinig meer met bleed gekleurde pis. Men aeme den (Ins herstellen.ion patient nog gediirende eenigen tijd goed in acht, eu behoede hem iiizonderheid naauwkeurig voor koade-vattiugea, van welken aard .die ook zijn mögen.
Bij eeuige , ook zcit's nog nieuwe sohrijvers, vindt inen voor-scliriften met kamfer bij de nier-ontstekitig, o. a. bij professor stüvlb eu bij den opperveearts von grebnek en m. a.; enkele artsen bepaleu daarbij, dat die voorschriften to gebruiken ziju , wanneer laquo;ic nler-ontsteking ontstaan is na het gebruik van spaansche vliegen.
1k raad het gebruik der kamfer uiet aan , zoolang de ontste-king een hevig, uetief (sthenischj karakter heelt, eu uog slijgeu-de is tot een hooger toppunt; hier doet de kamfer even zoo zeker nadeel, als xij dat bij alle zoodanige ontstekingsziekteu doet; maar wanneer zekere plaatselijke onheilen, mögen het spaausche vliegen of terpentijn geweest zijn, de oorzaak waren, eu lt;le ontstane nier-outsteking, met achterblijving van blocd-wateren, bloedpisseu, (een gevolg van overprikkeling) gewek'en is, dan is de kamfer, in vereeniging met aluin, völgeüs vcle ondervindingen een bijna nimmer falend tuiddel.
-ocr page 250-
2). De ontstekiiig vau de Pisblaas.
De blaas-ontsteking, die ook dikwijls voorkomt in vereeniging met, de nier-ontstekiug , geefl zieh in 'talgemeen door dezelfde ol' althans door zeer gelijksoortige verschijnselen tlier ziekte te kennen. Wanneer de blaas-ontsteking ecliter alleen op zichzelve bestaat, dan kan men dat ligt en met zekerheid ontdekken, als men n.l. met de hand tot den endeldarm, aarsdarm, in-dringt, en dun de bij manuelijke dieren digt daaronder liggen-de pisblaas, gelijk een hard, inecr dan gewoon wann, pijnlijk voorwerp voc lt. Volgens den duar der ziekte is de blaas door do verzatnelde pis meer of minder nitgezet en gespanuen ; ook ml zieh de graad der pijn naar de/.e omstandigheid. Een an­der onderscheidend kenteeken der op ziclizelve bestaande blaas-ontsteking is daarin gelegen, dat, terwijl bij de nier-ontsteking de pisuitscheiding in den beginne bijna geheel en al belemmerd is en later de pis gelijkmatig bloedig gekleurd te voorschijn komt . dat bij de blaas-ontsteking bot geval nict is , inaar inen de blaas altijd meer of minder met urine (pis) gevuld vindt,en dezc vloeistof, die in kleine lioeveelliedcn tot de pisbuis uit-droppelt, of, namelijk , wanneer de geheele blaas ontstoken is, krampachiig uitgespuit wordt, met klontertjes geronnnen bloed vermengd en door het bloedwater slechts weinig rood gekleurd te voorschijn komt. 1s de geheele blaas of hare mending alleen anngetast , dan is ook steeds de bilnaad , (gelegen tussclien het fondament en de schaam-of geslachtsdeelen), bij vrouwelijke dieren de sclieede en de kling, of het /egel, bij mannelijke dieren de wortel van den roede (van het teellid, waar dat aan 'tligchaam ontspruit,) pijnlijk aangedaan en dikker gezwollen.
De algemeene verschijnselen zijn bij eene meer of minder belangrijke koorts hevige koliekpijnen, het ultbreken van zweet, vermindering en in vole gevallen het volkomen ontbreken van den eetlust; bclemmering van mestontlasting, en wanneer die enkel plants vindt, dan gescliiedt dat met hevige pijn en leid stenen.
Het beloop der ziekte is zeer kort van dnnr; wanneer de ontsteking niet tot verdeeling gebragt wordt of althans den minder sevaarlijken overgang in uitzweeting inaakt, dan körnt
-ocr page 251-
^20
meestal op den tweeden lt;i;iu- ua haar ontstaan lict vnur in du iilaas, en er lisoft dan tengevolge der ophooping van de afgezon-derde pis eene bersting der Maas plants, wanneer dat niet reeds vroeger door lict zicli nederwerpen des cliers geschied is, als wanneer de. dood onvermijdelijk volgt,
Dozen ougelukkigen uitgang wordt gekead, doordicn de patieat bij aanlioudende koovts rüstiger wordt, en die eigendoimuelijke, meer gezegde treurige, men /.ou haast mögen zeugen : hopelooze uitdrukking der oogen aanueemt, die bijna altijd liet inwendig vunr te kennen geeft; gelijktijdig worden de zigtbare slijmvliezen loodkleurig , de pols verdwijnt geheel, cn dringt men na met de hand in den endeldarmj dan voelt men de pisblaas, hetzij ge­heel iüccii gevalleu of altbans annrncrkelijk kleiner van omvang, zonder dat er eene uitscheiding van pis, of die althans in ver-houding met de in omvang zoo zeer verminderde blaas van ge­linge beteekenis is, plaats gevonden iiecfr. Door de uitstorting van mine in de buikholte wordt tevens eene ontsteking van liet buikviies veroorzaakt, die echter bij het paard zelden eeu aan-merkelijke hoogte bereikt, daav liet vroeger aan nitputting van levenskrachten stellt.
De aitgang m uituweeting is na dien in het vunr de menig-vuldigste, en veveischt tot haar ontstaan eene meer of luinder belangrljke verdikking der blaasvliezea, die, wanneer zij tot een zekere hoogte hare grenzen bereikt, het leven des diers wel niet in gevaar sielt, maar toch eeu lastige kwaal achterlaat, n.l. , dat de daarmede beliebte dieren de pis in het vervolg slechts met moeite en vaak zclfs met. duideiijk hoorbaav stenen zeer sterk persen en ook niet volledig ontlasten kunnea, welke omstandigheicl ügt aauleiding tot vorming der bekende blnas-steeuen , of van piszand, pisgnüs , graveel , geven kan.
Eon andere kwaal, die ligt na de blaas-ontsteking aohterbiijljt, is eene vcrlamniing van cie sluitspier, (ablas genoemd, ntiulat zij na de waterlozing de blaas weder sluit,) der blaas, die zieh door ecu aanhoudend afdroppelen der |)is te kennen geeft en door äommige schryvers verkeerdelijk vevlammtng der blaas genoend wordt. Jüj eon bestaande, werkelijke blaasverlamming immers zoa geheel geene pis meer längs den natnnrlijkeu weg outlast knni'.en worden , tenzij dat slechts dan op eene uiterstgebrek-
^
-ocr page 252-
m
kigc mjze plaats voncl, nl., uanueer de ophoogiug van pis zoo groot geworden is, dat door hären aandrang längs cen3 volkoiueu me-chanischen weg den tegenstand dor sloitspier overwounen wordt. Ook deze aitgaug is geheel nict zeldzaam.
l)e uitgang in ettering gesohiedt zeer zelden; een raicrosco-pisch onderzoek der urine kan daaromtrent alleen bepaalde ze-kerheid geven.
De werkelijke genering geef't zieh to kennen door het traps-wijze afuemen van al de ziekte-verschijnselen , waarbij vooreerst in kleinere , later in grooter wordende, hoeveelheden , een troe-bcle pis met veel siijmachlig bezinksel onllast wordt; dikwijls ook ziet men dozen gunstigen uitgang voorafgaan door een rijke-lijkj over het gehcele ligchaam verbreid zweel ; men zorge bij dat verschijnsel vooral voor eene allezins warme vrerpleging des diers en vermijde uiterst zorgvuldig elke verkoeling, hoe genaamd.
De oorzaken des doods zijn duidelijk genoeg opgegeven , om bij de opening des cadavers daaromtrent nog in tuijfel te kuii-nen geraken, n.l. het vuur, of het barsten der pisblaas. Mögt er eene ettering plaats gevonden hebben , dan ziet men aan dc vliezen der blaas zwerende plaatsen.
De oorzaken der onderwerpelijke ziekte kuaneu zijn: uit-wendige beleedigingen en kwetsingen bij doorgaande buikwon. den; inwendig door met scherpe punten of kanten voorziene blaassteenen; koudevattingen; het gebruik van scherpe ea aethe-risch- (vlugtige) olieachtige stoßen, spaansche vliegen, cenigc scherpe planten, als; hanevoet-soorten (eene jilant, die velc soor-ten telt, waaronder de ranonkel), het zwarte keukenklokje (keria P/ilsalillec Anemone pratmm L.), groeijende veelal op zandige streken; ook beschuldigen sommigen bet geuadekrmd en de jonge spruiten van pijnboomen, oamp;choou weiligt niet raquo;net regt. Vorder het onmatig inwendig gebruik van terpentijnolie en an­dere vlugtige olien. Ue meeste en waarschijnlijkste oorzaken komcu mij voor te zijn , wanneer er geene nit- of inwendige aangebragte kwetsuren der blaas hebben plaats gevonden: kou­devattingen , blaaskramp , of buitengewone ophooping van pis in de blaas, dat mecslal te weeg gebragt wordt, doordien men het paard onder bet rijdcn geen tijd gunt, om zijn water te lozen, het zoogenoemde over zijn water rijden. Over het algemeen
-ocr page 253-
327
kouii du blaasontsteking, op ziohzelve alleen bestaände weinig
voor.
De voorzegging of beoordeeling der ziektc is bijua uitsluitend onguostig, en sleolits dan günstig te stellen, als spoe-dig na hct begin der behandeliug zieh duidelijke teekeiien van beterschap doen zien.
De behandeling der blaas-ontsteking is aan die der hier-voren besclireven aier-outsteking volkomen gelijk, voor zoo-verre die ziekte zelve betrefi ; blocdaftapping en mime giften van ontsteking-werende zouten ; daarbij moet men de patienten warm houden, en vooral beletten , om zieh neder te werpea, ten-einde het bersten der blaas te verhoeden. Meuigvuldige klis-toriugen van laauwwarme afkooksels van bilzeukruid met liju-zaad ; het omwikkelen des ligchaams en dampbaclen van hooi-zaad legen den buifc aan. enz. /.ijii er blaassteenen aanwezig, dan liecft men dat reeds gedurendc de ontwikkeling der ziekte kunnen opmerken. Er zal daarover tor zijuer plaalse geliandeld wurden.
11! elk ge va 1 e e h te r neme me a /.i cli w el in acht voor de zoo a lg em ecu gebruikeiijke uitzinnige bän­de ling van onkundigeu, om pis drij vend e mid dele n, van w el k e n a a r d o ok, als: jeneverbessen.peterselie-zaad, of wat het ziju möge, den patient in tegeven, waardoor dc toestand veel gevaarlijker gemaakt wordt, zonder dat er ooit het geringste voor de el uit ontstaan kan.
De kr am pachtige Pis-opstopping of Blaas kr amp.
Doze ziekte traft voornamelijk Hengsten en rninen, zeklzamer merrie's, doch blijven zij evenwel geenszins geheel daarvan verschoond.
Eenteekenen. Deze ongesteldheid ontstaat altijd plotse-ling, zonder de geringste voorboden. Bijna bij al de koliekeu dn-aalc de leek (onkundige in het vak), daar liij die ziekten voor het bckend en vaak voorkomend vastzittcn van hct water
-ocr page 254-
1
ll
hüudl, bekend onder de uitdrukking: liet paard is over /.ijn water gejaagd, of gereden , en het tegenovergestelde viiuit bij den veearts plaats, welke dien toestand, althans in den be­ginne, meest voor het koliek beschouwt. De uitwendiu-e vor-schijnselen, die men bij de beide ziekten aan de dieren waar-neemt, zijn in het algemeen werkelijk zoozeer aan elkander gelijk, dat het onmogelijk mag genoemd worden, die te onder-scheiden; het zieke dicr ziet angstig naar de Hauken , krabt met de voorvoeteu het stroo onder den buik, en slaat met de ach-tervoeten legen den buik aan, slingert met den staart, heeft persing op het water, zonder echter \m te ontlasteu ; koorts wordt in den beginne, niet waargenomen , maar de pois is klein, hard en zaämgetrokken.
Bij al de koiieken , inc( uitzondering van vergevorderde ver-stoppings-koliek, bij welke geheel geen geiuid in de buikholte te bespeuren is , hooil men door het oor tegeu den buikwaml te drukken , een droog, hard geiuid (dat zieh bij beginnende lozing of loswerking in cen vochtig rommelen verändert) , dat outbreekt bij de blaaskramp altijcl : dikwijls zijn zelfs bij steeds toenemende ziekte de rommelingen , die als eeu günstig' teeken te besehouwen zijn . aanwezig.
Veel gemakkelijker te kennen en minder gevaarlijk is de pis-opstopping, wauneer daarbij het wider niet geheel en al achter-blijft, maar van tijd tot tijd, als zij het ook na tiisschenpoozen van nren , grootere oi' kleinere hoeveelheden ])is, oader stark person en teekenen van bolangrijke pijn , ontlast worden. Deze omstandigheid doet dan den waren aarcl der ziekte met zeker-luid kennen, en wel zooveel te duidelijker, als de uitgescheiden pis dun-vloeibiiar, zuiver en helder als waler is en bij het raquo;al­len op den stalvber niet schuimt. Zeldzamer ziet men bij de blaaskramp, dat de pis onder pijn droppelswijze int de pisbuis vloeii, dat is meer een teeken van mechanische beletselen in den hals oiquot; inonding der biaas, of ook in de jjisbnis.
Wanneer de kramp van de sluitspier der blaas, die alle en de pisontlasling verhindert, langer aanhondt, dan is het gevolg werkelijke verlamming der blaas, onfeteking of bersting van dat orgaan en eindelijk de dood.
De oorzaken zijn van onderscheiden aard; niet zeiden
-ocr page 255-
•2 i 9
is üij zelfe middellijk afhankelijk van clou nil des diers zelveuj er zijn nl. vcle paarden, die nooit anders, hetzij op den stal , nocli op den weg lum water lozen , wanneer er niel, al zij het ook sleohts eene uiterst geringe hoeveelheid, stroo vvordt ge-sü'ooid, weshalve men dit eenvoudig middel althans ligt eerst kan beproeven, wanneer men bespeurt, dat dc pis vastzitten Mijl't ; on plaatsen , waar getsn stroo ligt, en waar dat niet te bekomen is, doet dezelfde beweging met de handen, alsoi men stroo strooit onder het gezigt des paards, reeds alleen niet zel-den de gewenschte werking ontstaan , wanneer er ook bcreids belangrijke pijn mögt bestaan.
Sommige paarden, die dagelijks denzelfden weg loopen, heb-ben zieh gewend, om op vaste plaatsen hun water te lozen, en .als die worden voorbijgereden, flan ontstaat cr zeer ligt (ecli-ter niet bepaald altijd) eene meer of minder gemakkelijk te overwinnene pis-opstopping ; in het algemeen is de hoofdoorzaak van de krampachtige pisverstopping, dat men do paarden onder den arbeid den tijd niet verleent, oin hun water te lozen , welke toestand zooveel to erger wordt, wanneer door een te groote opvulling en spanning der blaas hare vlie/eu in ecu voorbij-gaanden toestand van lamachtigheid verplaatst worden, die dan de nitscheiding der pis en de overwinniug door haar op de zamengetrokken sluitspier onmogelijk maakt.
Een andere oorzaak is het opzcttelijk of toevallig inwendig gebruik van scherpe Stoffen, waardoor tengevolge eeuer prikke-ling op de mondiiig der blaas of door de bijzonder scherpe urine eene zamentrekking der sluitspier te weeg gebragt wordt. Het menigvuldigst echter ontstaat, de blaaskramp tengevolge van koadevattingen en het drinken van water, waaraan het niet ge-woou is, en in wezen vrij wat verschilt van het dagelijksche drinkwater.
De voorzegging der werkelijke blaaskramp is in den be­ginne steeds günstig te stellen , slechts dan , wanneer zij reeds lang aangehondeu en de blaasvliezen door eene ongemeen groote uitzetting hare veerkracht verloren hebben, is eene ber­ating zooveel te meer te vreezen, uaarmate do patienten een hoo-geren graad van onrustigheid doeu blijken , en hoe minder men hen kau belettcn, dat zij zieh nedcrwerpeu. Of de blaas wer-
-ocr page 256-
*#9632; -I
23 0
I
kclijk reeds geborsten en de dood dientengevolge onvermijdelijk geworden is, daaromti-ent kan men ligt in Let zekere geraken door met de hand toe den endeldarm in tc dringen ; is zij niet geborsten , dan is zij onder dien dann als een gespannen , hol voorwerp te voeien; in 'ttegenovergestelde geval is zij natuur-lijk geheel ingevallen,
l)e behandeling. Ook hier meet ik in de eerste plaats weder ten sterkste waarschinven tegen het bij elke pis-opstop-pihg zoo algemeen geliefkoosd gebniik der zoogenaamde pis-drijvende middelen van den peterselie-wortel, liet zaad van die plant, euz. af tot aan de jeneverbessen-olie toe; de pisdrij-vende middelen doen niet alleen hoegenaamd geene dienst , maar zij veroorzakeu een nog veel sneller beloop der ziekte en vergrooteu daardoor aanraerkelijk het reeds bestaande levens-gevaar.
Even zoo nadeelig is het, ora in de uitvvendige mending der pisbnis, hetzij bij maunelyke of vrouwelijke dieren, sciierno . prikkelende zelfstandiglieden, als: peper, snuiftabak en andere scherpe stoffen te brengen; de dieren worden daardoor allezins geprikkeld tot grootere inspauning ter pis-outlasting, zoodat hei wel bij geringe zamentreklcing der blaasmonding mi en dan eens gelukken mau-, om het water als met geweld te doen uitpersen, door den tegenstand te oversviunen; in de meeste gevallen evenwel geschiedt dat echter niet, maar de daardoor te weeg gebraute prikkeling bewerkt integendeel eene te vastere sluiting van den cenigeu uatuurlijken uitgang.
Een zekerder gevolg is slecbts te verwachten van de volgeude behandelingswijze,
Wanneer het gestel des diers bet slechts eenigermate veroor-looft, dan taupe men het een zekere hoeveelheid bloed af, die berekend meet zijn naar de meerdere of mindere volbloedigheid en den krachtstoestand van den patient, ivrijf tevens aanhou-dend den buik sterk met stroowisschen , en gebruik in de tus-scbenpoozen van rust dikwijls goedwarme dampbaden van hooi-zaad onder den buik. Tendieneinde bedekke men het lijdende dicr met dekens, die tot op den grond nederhangen, en plaatse onder den bnik eenen emmer met iiooizaad, waarop men kokend water heeft, gcgoten en waar men , om de waseming van hot
-ocr page 257-
281
vochf to (nulerlioiukm , van tijd lot, tijd gloeijouil gemaakte stce-iicn inwerpt. Verder gebrnike men inwrijvingen op het kruis, de nierstreek en den bilnaad , (de raimte tussohen het aarsgat en de schaamdeelea,) van een tnengsel, beslaande uit: kamfer '/, drachma, paparer-, beuk- of boomolie 1 lood, geest van ammoniakzout 1 lood , lijnolie 2 lood en linktuur van opium drie drachma; ook moot men vooral niet vevzuimon, oin den patient vlytig te klisteren , en by vroiuvelijke dieren inspuitiu-#9632;)-eii in do schocdo , met eon afkooksel van hilzonkruid of van slaapbollen (manokoppcu), met wat lijakoekenmeel daaronder ge-meugd. zoodat het vocht lijmig, lobberig is; ook kan men die-zclf'de afkooksels met voordeei tot inwendige d ranken gebruikea. Hei spreekt vrel vanzelf, dat men aanstonds by liet begin der ziekte letteu moot op de gewoonte desdiers, on dus uiet ver-/.uirne , om liet te strooijen.
Minder zekor , maar toeli in vole gevallen van ccne onmis-kenbaar gnnstige working, is dikwijls gebleken te ziju het inge-veu van eene tamelijk groote hoeveelheid brandewijn, en ook doet dikv.-ijls een gewenschte werking, watineer men hot paard, dat Hjdt aan een zoogenaamde bezetting op liet water, ccn kramp-achüge opstopping der pis, een geruiraen tijd in eene schapen-stal plaatst.
Do als veearts met lot' bekende beer stahl gebruikte liet volgende voorschrift in vole gevallen mot een günstig gevolg:
Neem: Goed lijnzaad, 3 lood; kook het met eene fiescb water 30 of 35 minutcn lang, klcus het vocht door eene toras of hellen doek, en vocg er bij: Braakwijnsteen, #9632;/, drachma. Gebruik: aanvaukeiijk ora L^l IuiITiaiu' dezen drank in te geven, later om het uur.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;SlABL, T'i'carix.
Wanueer de opgegeven middelon ecliter een zekeren tijd zon-der ecu gewenschte uitwerking voortgebragt te hebbeu zijn aauge-wend en do toenemende uitzetting of omvnng der blaas met eeu ongunstigen aitgang der ziekte dreigt, dan hou.de men zieh (laarmede niet lunger op, maar beproeve bij merne's door niiddel eener spuit, die met eene toereikeud lange pijp of bnis is voorzien , kings do pisbuis door do monding of don hals der blaas in te dringen en de pis daamede te voorsobijn te
-ocr page 258-
i:i-gt;
zuigon ut' trckkeii, M'anrna /.ij zieli dan aaustouda door do spuit, zoodra de sied ol' zuiger daar geheel uitgetrokken is met cen sterken straal outlast.
Bij hengsteu en ruinen gaat dat echter op verrena niet zoo gemakkelijk; bij deze dieren moet de. aftapping der pis geschie­den door middeJ van ecu caUieitr , eene van benaepen garen bereide , viei'voet lange, mul liars of hai'puis doortrokken buis van drie linien dikte, waarin /Ach ecu eeuigzins lauget teutijzer (Sünde) van baleiu bevindt, aan liet vooreiude gesloteu ea rond on '/, duim verder van eene opening voomen, om de pis vrijen toegang te verleeneu, en nan de andere zijde met, een trechter-vonnig mondstuk foorzien is.
Om dit instrument te gebruiken wordt veel geduld , vole 0111-zigtigheid en behendigheid vereischi , terwijl voor de veiligheid van hem, die deze operatic zal verrigten , den patient ter deeg gospannen en gepraamd worden moct. Ik darf in den geiuocde den leek (den in Let vak onbedrevene) niet aanraden deze ope­ratic te verrigten; moet liet geschieden, dan is het zeer aan te raden, dat men daartoe ecu bekwamen veearts necmt, welke die operatie reeds nicer licct't gedaan , wanrtoe men te eerder zal besluiteu , dewijl men niet in het bezit is van con catheter. De tijd is echter in ztilke toestanden uilerst koslbaar, cm hot levcu des diers te lieliouden; on bij afwezigheid van een be-kwamen veearts, bij gebrek van doelmatige instrumenten , moet er toch ieis worden beproefd tot behoud van hot dier , dat lu-'a1 te redden is. In dat geval moet men de blaas /.olve opeiieu, om hot bersten te verhoeden. De nijze , waarop dat geschieden kan , schijnt bet eerst door leeken te zijn beproefd geworden en is later veeltijds met geluk lierhaald. .Do operatie, die zeer gemakkelijk door onkmuligen in het vak te vulbrougeu is , ge-schiedt op de volgonde wijze. Men neme cen scherp, zuiver van suede zijiul mesje, en make daarmede digt onder het aarsgat, (t'onilamenl) zijwaarts van de pisbuis , eene snede door de huid liceu , dring met den vinger tot die gemaakte opening in on zoek op die wijze daar de monding der blaas; is men verzekord, die te bebben gevoudou , dan make men zijwaarts van haar , dat is : daar naast, eene snede, of, duidelijker gezegd, ecu sleek
#9632;.
-ocr page 259-
288
met hct mes in de gespanneue , opgevulde blaas, trek daarna onmiddelijk liet mes terug en houd met duim en vinger de suede in de Imid open, waaruit de pis /.ich mi onthist.
De kunst heeft deze operatic in zoöver verbeterd , dat men, nadat op de gezegde wijze de moiuling der blaas oatdekt is , dan in plaats van een iiiesjo een scherpe troiear (windtapper, zooals hij 'trundvee gebraikt wordt), zoader zijnaarlsohe ope-ningeu in de buis ; gebruikt, oin den blaassteek te volbrengen; door de buis of pijp , die men een of twee oude duimen diep tot de blaas be/.ijdeu hare monding ingestoken lieeft outlast, zieh dan aanstonds de [iis en het levensgevaar is geweken, terwijl de sluiting der wondc op de eenvoudigste wijze door aandruk-ken der woudlippen en het opleggen van een hcehtpleister gesohiedt. Het is waar, dat er wel eens na cenc zoodanige operatic ecu lastige pisfistel achterblijli. , doch geschiedt dat echter lang niet altijd, en in elk geval waagt men door den blaassteek niets nicer dan datgene , wat buitendien anders be-
paald verloren is , tenzij er doelmatige instrumenteu voorhan-
i den zijn.
Ook volbrcngt men den blaassteek doelmatig door middel
.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; . V
eener scherpe 1'/., , voet lange troicar-buis in den endeldarm;
men bezigt daartoe ook wel eene 16 duim lange, als een hal-
ven cirkel gebogen troiear, die de voorkeur verdient. Daar al
zulke instrumenten den veehouder gewoonlijk ontbreken, zoo
blijl't hem den messteek alleen over, waartoe hij in znlke ge-i
vallen onbeschroomd mag overgaan, daar het gemakkelijk te
doen is en in de nieeste gevallen ook zeer goed afloopt,
Wanneer door het entlasten der urine de blaas nu ook al
geledigd en daardoor het dreigend levensgevaar geweken is, zoo
is cvenwel de zickte nog niet overwouneu , en de kramp op de
sluitspier der blaas bestaat nog , wcshalve men ijverig moet voort-
gaan met de in- en nitv.endige behandeling, zooals die in den
beginne opgegeveu is. Mögt de genezing zoo lang achterwege
blijven, dat cr op nieuw door overvulling van water in de blaas
vrees voor het barsten bestaat , dan moet men de kimstmatige
blaasopening op do gezegde wijze nog eenmaal hcrhalen.
-ocr page 260-
234
l! Bclette Waterlozing , Pis-opstoppinat, ten­ge volge van mechanische hin de mis sen.
$
|
Deze toestaiul bestaat in eene opstopping der pis, die m--oorzaakt wordt door steeneo, blaassteenea, ook graveel gc-Doemd , of dooi' aardachtige concremenien in de hlnns , dat zijn zoodanige geronnene of gestolde stoßen, die zieh uit bezinksels eenet ziekelijke veranderde pis dcov zomenhechtiug met slijm en dierlijk lijin in längeren of korteren tijd gevormd hebben; znlke !)cletseleii verstoppen den lials der l)la.is of de pisbuis.
Daar r.u hierdoor, even als bij de reeds beschrcven oor-zaken van pis-opstopping, een volkomen of gedeeltelijk onver-inogcii ter oitscheiding van pis bestaat, zoo ziju ile keuteekeuen in de hoofdzaak met elkander gelijk.
De daarmede gekwelde dieren toonen allengs toeiieinende en ten laatste ouverdrageüjk wordende pijn in den ondcrbuik , zoo-dat ook dezc toestand aanvankelijk ligt voor koliek gehenden kan worden ; doch meestal is de hindernis, althans in het, be-gin der ziekte, niet van dien aard, dat de uitvloeijing der pis volkomen belemmerd is , maar zij djroppelt gewoonlijk laugzaam, soiutijds iets bloedig gekleurd, af, waarbij de dieren eveneeus hevige pijn doen blijken. In den vorderen loop der ziekte wordt echter do pisopstopping zoo volkomsn, dat er volstrekt geen urine meer geloosd wordt.
Daar de opgegeven oorzaken , die deze pisopstopping ie weeg brengen , slechts langzame vorderingen maken en onder zekere omstandigheden tijdclijk verdwijnen kunnen, totdat eindelijk het zieh gevormd hebbende vreemde ligchaam door zijne ligging of de plants, die het ingenomen heeft, aanhoudend last en pijn veroorzaakt, of het leven des diers met gevaar dreigt, zoo be-speavt men bij daaraan lijdende dieren niet alleen langen tijd btmoeijelijkiiig der waterlosing , waarbij do pis dikwijls troebel, met fijn gruis, ofzand, nn en dan zelfs met kleine stcentjes, of eenigzins met bleed gekleurd, ontlast wordt, maarindien het gewigt der vreemde, massen (menigten, hoopen) aanmerkelijk wordt, dan ziet men ook onregelmatigheid van beweging, die door de pijn veroorzaakt wordt, schijnbare zwakte in de lendenen, of eene wezenlijke kreupelheid van een der beide achterbeenen.
-ocr page 261-
235
Over liet, algemeen wordt de pis-opstopping door mechanische
liiiulernisseii in de pisbuis bij paarden uiterst zelden aangetrof-fen, mnav meet bij hot rumlvee, waar die buis eene Svormi-ge gedaante heeft, on dua ligter cene verstopping in de bogt of baiging dicr buis knu veroorzaken.
De blaassteenen, stcciv in de pisblaas, worden wel meer bij do paarden waargenomcu, dan de steentjes in de pisbnis , docli in ons vaderland wordt dez.o ziekte over liet algemeen tooli maar zeldca aangetroffen ; zij behcort moci' te Imis in bergaebfige lan­den, en wel inzonderkeid daav, waar kalkbergcn en kalkgroeven zijn, ofschoon ook wel op andere gronden.
Echo belemmcring of verstopping des waters door steentjes of soortgelijko hindernissen in de pisbuis is gemakkelijker te ontdekkon, en door een lan^ tentijzer (sonde) of door een cathe­ter to verwijderen , dan de blaassteenen. Laatstgeaoemde heb-ben gemeenlijk de zwaarte van ettelijkc medicinale oncen. Gdinet verbaalt, dat hij een blaassteeu heeft aangelroll'en van zcveu pond (?)
Om bedoeidc steenen en ooncrcmonlen to verwijderen, en dus eene radicale genezing te bewerkstelligen, bestaal: er slechts con weg' on wel die der operatic, of hot zoogenoemde uiisnijden van den steen. Dcze operatic is zeer weite docn, en geseldedl ook dikwijls met het beste gevolg (schoon niet altijd), maar zij is met vele bezwaren verbonden, en gowis zal geen leek bet ooit in den zin koincn, om die voor hem zoo boogstnioc'jelijkc operatic zeit' te willen onderncmen, wat hem trouwens ook vol-strckt niet aan tc radon is.
liet is zoowcl om deze reden, alsook, omdat doze ziekte zelden in ons vaderland aangetroffen wordt, dat ik van oordcel ben, door do naauwkeurige beschrijving dozer bij wetenschap-pelijkc veeartscu bekende operatic, dit werk geen noodeloozo nitgebrcitllieid te moeten geven, en derhalve van dit onderwerp kan afstappen.
Van do ve rmecrderdc l'is-on tla sti ng. Do Pis-vloed, koudc, klare. Pis, Loutcrstal.
Deze ziekte bestaat in eene bultengewoon sterk venneerderde nitscheiding van pis, waarbij het paard ranger en krachteloos
I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ir,
-ocr page 262-
wordt. Zij komt slcclits zeldca voor, iloch dan is hare aan-weziglieid ook zoo duidelijk fe zien, dat eene venvarring met andere ziekten nayuu'elijks mogelijk is. Men bemerkt bij deze ongesteldheid oene opvallende onevenredigheid tnsschen de out­last werdende pis en het genotene drinken, waarbij n.l. do eerstgeuoeiude vloeistoi' do lantsto aantnerkelijk in hoeveelheid overtreft. In het begin der ziektc bestaat er zigtbaar geen al-geiucen lijdenden toestand; er worden geene koortsbewegingen waargenomen , sleohts de pols is klein en zamengetrokken , ter-wijl van den aanvang af de hartslag zeer duidelijk roelbaar is en zwakte tc kennen geeft. De outlasting der pis is aauvanke-lijk sleehts weinig vermeerderd, docii l)ij hot voortduren der ziekte woidt da aitsclieiding der urine steeds grooter.
Men vindt in onze jSederlandsclic werken over den Pisvloed, NDMAN, WAGENFE1D, enz. opgegeven, dat de bij deze ziekte outlast wordende pis steeds helder als scltoon water is. Het is rnij tencentTimale onverklaarbaar , hoe mannen van ondcrviuding eu van nanm dat kunnen beweren. .Hij het zeldzaam voorko-men dezei ziekto en gebrek aau weetgierigheid van sommige arisen is het tot nog toe niet volledig gelukt, on) de verschei-denheden der entlaste pis, zoowel ten opzigte van hare belang-rijkheid. voor de geneesbaarheid, als voor de bijzondere bohau-delingswijze, uaar eiseh te waarderon, doch z ooveel is echter zeker, dat terwijl dc pis in sommige gevallen volkomen beider en waterig ontlast wordt, zij in andere troebel, slijmig, draderig , of draden-trekkende , en weer l)ij andere patienten opvallende suikerstof-bevattende is, dat tot den naam suikerboudende, of honig-pisvloed , (zooals deze ziekte door ondersclieiden buiten-landsche sclirijvers en ook door lecken naar den eigenaardigen , honigachtigen renk genoemd wordt) aanleiding heeft gegeven.
Bij het toenemen der ziekte neemt niet alleen de algemeene zwakte des diers snel toe , maar zij geeft zieh ook aan de ge-slachlsdeeleu daidelijk te kennen. Bij hengsten en ruinen hangt de roede (het eigenlijk teollid) aanboudend meer of minder ver en slap uit den kokcr, of hij wordt na de waterlozing sleehts zeer langzaam weder teruggetrokken; bij mcrric's is de kling ('tzegel) slap en slaat meest open. Wanneer ook in den beginne der ziekte de nilselieidingen greet en zeldzamer waren, zoo worden
-ocr page 263-
237
zc echter in haren verderen loop meuigvukliyor, cu de dleren
gevoclen den aandrang tot pissen reeds, vddr, dat de blaas ook slcclits matig' gevuld is.
Dewijl het ligchaam door deze ziekelijke werkzaamlieid tier nieren eene ongclijkmatige hoeveelheid zijner vloeibare bestand-deelen onttrokken wordt, -mo is hot natuurlijk, dat door ver-meerderd drinken het verbroken evenwigt hersteld wil wor­den ; de patienten doeu derhalve eon onleschbaren dorst blij-ken, dat echter niet belet, dat de uitwaseming der hold ge-heel verdwijnt, weshalve deze dan ook droog en stofferig en het haar glansloos, als dood is. Eindelijk wordt ook, Indien dat niet reeds door de aanleidende oorzaken aanstonds in den be­ginne der aiekte plaats vond, tengevolge der toenemende alge-meene zwakte de geregelde werkzaamheid der spijsvertering ge-stoord, en dc mest bevat gedeelielijk onvorteerde voedingsstoffen, is groot gebald of papaohtig, goheel als koemest.
Daar echter niet alleen water en dc ter uitscheiding bestemde in het bloed aanwezige pisstof bij den pisvloed outlast wordt, maar het ligchaam ook andere lot zijne onderhouding noodzake-lijke stoffen onttrokken worden, gclijk dit namclijk de suiker-inhoud bij den snikerhoudenden pisvloed bewijst, zoo is zelfs bij vermeerderd drinken het ligchaam echter niet bij magte, cm op den duur eene zoo aanhoudende onttrekking van stoßen te kunnen verdragen , en dc dieren bezwijken te spoediger aan de­ze ziekte, naarmate er vroegcr of later ccue snel krachtenroo-vende koorls bij gekomen is ; dat dit bij dieren , die reeds bij het begin der zicktc zwak en uitgeput waren, vvoeger plaats vindt, dan bij krachtvolle, spreekt wel vanzelf. Het verschi van dien toestand, alsmede ook dc voeding en verpleging desl diers gedurende de ziekte , kan in haren duur ecu onderscheid maken van drie weken tot even zoovele maanden.
De opening des cadavers. Men ziet liierbij dc ver-raquo;cliijnselcn van toring, als: bloed- en vct-annocde en groote slapheid, weckhcid en losscn zamenhang van alle dierlijkc vezelen in het algemeen , inzonderheid van het wcefsel der nieren.
De oorzaken. Onder dc vcrwijderde oorzaken moeten in de eerste plaats gerekend worden het lang aanhoudeud voede-ren met muffige, vunzige haver, on hooi van dezelfde siechte
16*
-ocr page 264-
f
33 S
lioedanigheiil (vooral haver, na em natten zomer en oogsttljil), doch heelt de ondervinding voldoende bewezeu , dat de eerstge-noerade onzuivere voedingsstof de oudcnverpelijkc ziektc nog eerder in liet aauziJQ roept dan de laatstgenoemde. Ook worden liet vcrblijf iu laag gelegen, moerassige plaatsen voor zulke (He­ren nl., die daar uiet geboren zijn, en het grazen op moerassige weidelanden voorzeker niet ten onregte beschuldigd. Hot ont-breekt niet aan artsen, wellcc eea plotselinge, zeer storke be-letting der huid-nitwaseming mede als eene oorzaak van den pis-vloed beschuldigen; ik twijfel echter , of deze omstandigheid wel in staat is, deze ziekte te voorschijn te kunuen brengen, daar zij dan gewis veel vaker opgemerkt zou.de worden . dan werke-lijk het geval is. Evenecns wordt het onmatig en te lang ge-, 'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; bruik van pisdrijvende middclen beschouwd als eene aanleiding
ter onüvikkeling des pisvloeds, en voorzeker kan hicrdoor eene overprikkeling en ten laatste eene verslapping der niercn ver-oorzaakt worden, waardoor dan eene zeer groote uitscheiding van pis bewerkt wordt, doch ik bond liet cr voor, dat znlk een plaatselijk nadeel veel minder moeijelijk tc overmnnen is, dan eene werkelijke ziekte, die zieh van den evengenoemden toesland wezenlijk onderscheidt.
De n a aste oorzaken van den waren pisvloed liggen vcelligt minder in een ziekelijke veranderdc werkzaatiiheid der niercn, dan in veranderde menging of bereiding der vochteninhet algcmeeu, waaraan bet vcelligt moct worden toegeselirovcn, dat dikwijls de vermeerderde pisontlasting door de eenvoudigste behandeling ge-neest en in andere gcvalleu dc pisvloed in spijt der zorgvnldig-ste behandeling onbetengcld den patient icu dnod voert.
Ook beweren velen , dat verandering van drinkwater, n.l. van zuiver, loopend tot brak put- of wclwater, niet zeldeu eene oorzaak is van den pisvloed. De voorzegging is derhalve bij zulk eene ziekte , wicr wezen wij aan liet levende dier met zoo weinige zckerheid kennen, steeds onzeker en alleen volgens algemeeue grondregela te stellen. Hoe korter zij gedunrd bceft en hoc minder liet gestel word aangetast en daaraan ieed en hoc mecr krachten het paard bczit, zooveel te waarschijnlijker is de genezing; derhalve is dc hoop bij jongc, volbloedigc dicrcn groo-ter dan bij oxide, vcrmagerde, en datzoifdc is het gcval, wanncer
i
-ocr page 265-
230
ouä do oorzaken eenigermate bekeud ziju, b.v. Let misbroik van terpentijnoliü, jeneverbessen-olie (dambeziea-olie) en andere pis-drijrende middelen. Volstrekt onwaarschijnlijk is echter de gc-nezing, Indien er reeds de krachten sterk ondermijnende sluip-koorts {Mris hectica, of hier eigenlilk: feiris pMamp;isica sympio-matied) of zell's reeds eou sterke , stinkende doorloop, doorgang, aauwezig is, of wanneer met de pis veel suiker-, slijm- of in 'talgemeen stott'en outlast worden, welker iiitscheidiug des lig-chaams hot suel verzwakken.
De behandeling. Heeft men grond, om te vermoeden, dat onzuivere voederstoften de aaaleiding tut de ziekte geweest kuunen ziju, dan zij hot eerste, wat men doe, om van voeder te veränderen eu voortdurend alleen gelieel zuivere, onberispelijke Stollen te voederen , en geve tevens zeer zuiver drinkwater.
Bijim altijd hegint de pisvloed met eene prikkeliug der niereu ; er koincu zelfs veel vaker gevallen voor, waar de werking van pisdrijvende raiddelen voor den pisvloed gehouden wordt, althans komt het niij voor daar, het geval geweest te zijn, waar men een' renk aan de outlaste pis heeft waargenomen als van de blaauwe viöoltjeabloem of van deu floreatijnschen liswortel, die ik tenminste altijd na het inwendig gebraik van terpentijnolie gt; maar uiet bij mij voorgekomenc, ougunstig verloopende gevallen van den eigenlijken pisvloed bespeurd heb. Of echter prikke­liug, dan of verslapping der nieren aan wezig zij of uiet, zoo traohtte men in elk geval, voor zoover dat met zachte middelen kau geschieden, de huiduitwaseioing en den aandrang des bloeds naar deu omvang des ligchaams te bevorderen, en afleidende prikfcelingen in de nierstreek tot werkzaamheid te breiigen. Derhalve is het zeer dienstig, ter bereüdug van het eerstbc-doelde oogmerk , om den patient over het geheele ligehaam warm te bedekken en gedurig de Imid met droog stroo ter deeg te wrijven, of ook wcl met eon weinig brandewijn; hot tweede oog­merk wordt zeer bevorderd door het iuwrijven eener zwakke braakwijusteenzalf (b.v. van eene drachma braakvvijnsteeu op 2 loöd reuzel) of het zetten van eene etterdragt in de nierstreek; anderen raden eene fontanel onder den bulk aan, en die ter vol-komeue genezing toe in werking te houden.
[awendig geve men bij uon vcrmoedelijke prikkeling der nie-
-ocr page 266-
34(1
reu door scherpe mlddeleii, ai'kooksels van gentiaan of van wa-tetklaver, bitterklaver, cen halve kan , cu voeg daarbij ccn halve kau afkooksel van lijazaad, waarin men een tot twee drachma poeder van kamfer zeer zorgvuldig door wrijven en roe-ren vermengd lieeft (natuurlijk nadat het vocht te voven door-geklensd is). Zulk csne lioeveelheid moot don pattont vicrmaleu des daags gegeven worden.
Anderen raden cone likkinquot;- aan van avoinatische middeleu, van vlierboomen-aftreksels enz, Ook wordt de volgende likkinu; bij den pisvloed geroemd ;
Neem: Jeneverbessen (dambezien)
Gentiaanwortel cn
Calmuswortelj van elk 13 loocl ;
Kamfer en
Duiveisdrek, van elk 1 lood. Mies in poeder cn inet kouserf van vlier tot ceuc likking ge-maakt. Hicrvan wordt den patient des morgens en 's avonds twee tot drie honten spatols , rondvol, aehfer op de tong ge-streken.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Majoor von tenneckeu.
Wanneer na het gebruik van den kamfer de ziektc \ve\ ver­mindert , maar niet geheel verdwijnt, dan kan men de gift van kamfer vermeerderen , zoodat men van ivu tot twee lood per dag kan overgaan. Als dan evenwel na weinige dagen gecae vol-komene genezing voigt, dan moet legen de door overprikkeling veroorzaakte verslapping des uierenvreefsels door andere middeleu geliandeld worden. Daartoe gebruikt men hot doelmatlgste de zamentrekkende middelen , als : tormcntllwortel, eiken- of wil-genbast of schulen van de wilde kastanje, enz. Men make zoo-danige afkooksels, echter niet sterk , teneinde bclemmeringen in de vverkzaandieid der spijsverterings-ingcwanden, verstoppiag voor te komen; het beäte worden zij gebruikt met ceu afkooksel van lijnzaad, terwijl daarin kamfer weder vermengd kan würden. Noir worden er twee andere uiterst werkzame middeleu tegen den pisvloed gebruikt, t. w. de loodsoiker eu het zwavelzuur-ijzer, ijzervitriool. Hoewel het eerstgenoemde iniddel voor zeer gevaarlijk wordt uitgekreteu , zoo heeft zieh echter , bij een ec-nigzius voorzigtig gebruik , zijne gunstige werking in bijna alle gevallcn , als liet aangewend werd . voldoende bevestigd. Men
-ocr page 267-
241
geve het aan den pisvloed lijdende paard dagelijks twee- of drie-malon een draak van eea der borengenoemde bittere afkooksels (g-entiaan , waterklaver , enz.), met in lijnzaadnat goed vermengd kamferpoeder, nadat men te voren 66n, hoogstens twee drachma loodsuiker in dien draak heeft opgelost.
Het zwavelzaar-ijzer — groeae of ijzer-vitriool — wordt we-gens zijae zachtere werking en bot veel minder gevaar door ve-len de voorkeur gegeven ; men kan dat middel zonder eenigen sohroom in eene du bbel zoo groote gilt toedienen,xen overigens met dezelfde middelen , als die men anders tot de loodsuiker neeait. Deze middelen heb be n zeer dikwijls de meestgewenschte gevolgen opgeleverd.
Van het Bloedwateren, Bloedpissen.
Daar deze ziektc , wanneer zij naraelijk geen versohijusel is van zekere ziekten , als: van eene ontsteking der nieron, der hl aas, der pisbuis, of kwetsingen door slagen of stooten op de nierstreek enz., slechts zelden bij paarden, mnar zooveel teme-nigvuldiger bij het rundvee, voornamelijk in zekere streken , voorkomt, zoo zal bierover te dezer plaatse slechts kort, maar in het tweede deel, bij de ziekten van het rnndvee, meer breed-voerig gehandelt! worden.
Deze ziekte bestaat daarin , dat de outlast wordende pis mesr of minder met bloed vermongd is.
Kenteekenen, llct paard is trenrig , beet, het gaat met een stijven rug en kromt soratijds de rnggegraat naar boven ; het neemt vaak de bonding tot pissen aan en de outlaste urine is rood gekleurd , meer of min met bloed vermengd.
De oorzaken. Hiertoe rekent men groote, overdreven in-spanningen bij den arbeid, van paarden, die aan een algemeene, of bijzondere zvvakte der nieren lijden. Voor het overige zijn schier alleen schadelijke dictische invloeden te bescholdlgen , t. \v. door het raenigvuldig genot van krachtig zamentrekkende vlngtig-olieachtige en seherpe Stoffen uit bet planten- en dieren-rijk , waardoor somtijds een toestand geboren wordt, die eene
-ocr page 268-
243
vergiftiging nabij kouit. under dezo sohadelijke stoHcn behooren ; ilu kuoppcu van jongc eikeu- en elsenstraiken , jonge spruiten van naaklliout, piju-, dennenhout, zevenboom, jeneverboom of licester, verscliilleiide rauonkclaoorteii cu onderscheideii iusek-tcu, als: spaansche vliegen, du blaauwe ea bruine kevers, enz.j die in het voorjaar al du struiken bij on Äp vochtige weiden bedekkeu en met de bladeren doorgeslokt worden.
De behaudeling. Indien men weet, dat het paai'd geen zulke of andere scliadelijke scherpe Stoffen beeft ingekvegen , en is hot dicr zcer zwak en is er een sterke koorts aamvezig, dan borcide men de volgende pillen :
Neem ; poeder van Valeriaanwortel 3 deelen. „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Karai'er en
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Duivelsdrek, van elk 1 deel.
Conserf van Jeneverbessen, zooveel als genoeg is, om cr een pilledeeg van te kneden ; maak de pillen een loodzwaar en geef den patient daarvan ecu des morgens en een des avouds, telkens opgelost in een halve Hesch wijn, en geef goed en krachtig voeder.
Vindt het tegendeel plaals, heel't het paard van dc straks gc-uoeinde scherpe, prikkelende Stoffen ingekregen , dan verändere men aaustonds van voeder of van weidegroud. Is het paard rij-kelijk bij vleesch , volbloedig en krachtvol, dan tappo men het eene tamelijk ruime hoeveelheid bloed af en zette eene fontenel onder den bulk, geve het paard week, zacht voeder, en menge wat lijnkoekmeel in het drinkwater, Tot inwendig genecsmiddel geve men dranken van con afkooksel van lijnzaad en gekneusd hennepzaad, van beide geüjke deelen. Een lood drie of vier bilzenkroid, daarbij ingekookt (berekend voor ecnen dag) is mede zeer goed.
Het spreekt vvel vanzelf, dat de patienten van elkcu arbeid verschoond moeteu blijven,
i
#9632;i
-ocr page 269-
343 Zlekten tier laquo;teslachiisileelen.
Do ontsteking dur Baarmoeder, vau den Draagzak, Vruchthouder, Vc ulenliuis.
De ontsteking der baarmoeder komt van al de diereu bij het paard lict zeldzaamste voor; volgens meening van den bercem-di;ii lioogleeraar kuchnee zou dcüe ziekte bij de meme's in verhouding lot de kooijcu staau als van. 1 tot 20.
Ken tee ken. Is de ontsteking hevig, dan is zij gemakkelijk te kennen , maar bij geringe kvvetsingen der baarmoeder gaan de daavopvolgeude verscliijnselen eener onbediüdende ontsteking dikwijis vooibij, zonder dat men zeer merkbare teekenen van ou-gesteldheid lieeft waargenomen.
Is een groot gedeelte der baarmoeder door eene ontsteking aangedaan, dan bestaat (.-r in de eerste 24 uren een matige ontstekingskoorts, de oorcn en uiterste deelen des ligi-haams zijn aftvisselend koud en warm; hot dier buigt de ruggegraat naar boven, strekt den staart meer of minder naar achteren uit, trippelt met de achtervoeten been en wecr, legt zieh ne-der en outlast onder geweldig persen stork gekleurde, maar niet troebele pis; komt zij bloedig te voorschijn, dan is zij daannede slechts ligtelijk gekleurd, cu wordt veroorzaakt door in do scheede aanwezig gewcest zijnd bloed. Verder kan men bij dc patient ecu groote gevoeligheid in dc leadenstreek bespeuren, zbodat deze zickte oppervlakkig veel overeenkomst in hare verscliijnselen lieeft met de nierontsteking, Evenwel zijn dezc Ijeide ziekten ligt van clkander te onderschciden. In de eerste plaats lette men op de klare, dat v.il zeggen , niet troebele pis, en ten anderen dringe men met do hand in den endeldarm, als wanneer men bij eone nierontsteking door cene drukking toe te brengen aan den bovenwand van dien dann, tegen do nieren aan, renneerde bitte en een gevoelige pijn bij het dier zal ontwaren , tenvijl integendeel bij cene ontsteking der baarmoe­der dezelfde verscliijnselen waargenomen worden door cene druk­king op den bencdenwaud diens darms , waaronder de draagzak gelegen is. Mecrdere zekevheid over den zetel of dc zitplaats der ziekto verkrijgt men door de kort voorafgeganc ,
-ocr page 270-
344
meestal nxoeijeUjke rerlossiag des diers ea de ontstokene toc-staad der scheedc; breagt men de hand in dit deel , dan be-vindt men het zeer hect , dikwijls droog, ook vvel nat, tnaar nimniev overtogen met slijm, en den moedermond vaatgeäloten.
Met den tweeden dag worden do verscliijr^elen levendiger, zoowel de plaatselijke nls die van den koortsachtigeu , algemeeo lijdenden toestand ; do dieren slingeren met het achterste heen en weer , en niet zelden ontstaat er reeds thaus eene lainheid van die deelen. ]quot;gt;laquo; eetlust verdwijut nu geheel, terwijl de be-geerte naar drinken zigtbaai venneerdert; de afzoadering van melk en dc nitscheiding van pis eu van mest is belemmerd.
Wanneer niet op dezen tijd een krachtige, ontstekingäwe-rende behandeling het snelle toeneuien dor ziekte pcrken zet, dan gaat zij op den derden , ten längsten op den vierden dag in :tvnur over, hetgecu te ontdekken is, daar de van het begin der ziekte af reeds lijdenden blik volkomeu zonder uitdrnkking , wezenloos, en de pols klein wordt, ten laatste verdwijut eu het ligchaam zonder verpoozing aanhoudend ijskoud wordt en blijftj de gevoelloosheid vcrstompt steeds moer.
Gelukt het door Imlp der kunst het geweld dor ontsteking to broken, dan verminderen de koortsbewegingen, de pols wordt vrijer en de nitdrukking dor oogen vlugger, en is het ecu gun­stig teeken , als de merrie weder gaat liggen , docli alleen dan , indien de andere genoemde teekens opgemerkt zijn geworden.
De overgang dezer ontsteking in verettering is by kooijen , als zij niet volkomen verdeeld word, men haar te vroeg aan de behandeling onttrok, geheel niet zeldzaam, maav wordt slechts uiterst weinig bij merrie's aangetroffen , weshalve hierover in het tweede deel zal worden gehandeld , alsmede over de beschouwing van bet geopendo cadaver na don dood aan oi' tcngovolge dezer ontsteking.
De öorzaken. Ik betwijfel het, of de meening van ettelijke schrijvers goldig is, dat zulke hovigc ontstekingen van hot slijmvlies dor baarmoeder (katarrhale ontstekingen) aange-trotlen worden, dat daardoor hot lovon ecus diers in govaar zoude komen , en mögt dat ook al enkel plants vinden , dan zijn zeker van de 50 gevallen dezer ziekte slechts ecu daaraan too to sclirijven en til aan dc gcvolgon van veiiossingeu , weshalve
-ocr page 271-
345
deze ontstekiug veel meer bij het rund, dan bij hefc paard voor-korat. Wauneer bij de verlossing de rigting van het veulen niet iiatiuirlijk is, eu de voeteu teruggcschoven of naar voren gehaald moeten worden , dan wordt daardoor ligtclijk eeuige kwetsing aan het vculcidmiä toegebragt, die tot outsteking overgaat; ook wanneei de draagzalc (het lijf, zooals de landmau hier veelal zegt) uitgegaan en omgekeerd is, lang aan de lucht blootgesteld is geweest of eenig/.ins gekwetst word , geeft mede aanleiding tot ontstekiug der baarmoeder.
De beoordeeling of voorzegging is alleen dan gün­stig te stellen, wanneer de ziokte van den beginne niet met al te hevige vcrschijnseleu optreedt en haar dan spoedig eene doel-matige hulp der kunst geboden wordt; in weerwil echter eener onberispelijke en tijdige behandeling verliezen dibvijls merrie's reeds op den tweeden dag na 't ontstaan dezer ziektc tenge-volge van bijkomend vnur het leven.
De behandeling. Wanneer men bij cene merrie zoowcl als bij eene koe voor eu na de verlossing de arnica volgens ho-moeopatische regelen uit- en inwendig gebruikt, dan zal men uiterst zelden , ja , ik meen te durven zeggen , nooit eene out­steking van de baarmoeder te vreezen hebben , tenzij er eene aan merke lijke kwetsing plaats gevonden lieeft, die niet an­ders dan door ettering kunnen genezen , weshalve dlt ook in andere opzigten zoo heerlijk middel hier zeer aan te radeu is , te meer, daar het nimmer nadeel kan doen.
Bij reeds ontwikkelde ontstekiug der baarmoeder is het voor de arnica bereids te laat, daar dat middel dan geen dienst meer bewijst.
Bij volkomen ontwikkelde ziekte raoet inen den patient eene aan het gestel geiivenredigde ruime hoeveelheid bleed aftappen , cn lt;gt;'eef de vollende clranken:
Neem: Salpeter 1 lood
Glanberzout 6 lood Braakwijnsteen eene drachma.
Losse alles op in mim ecu halve kan afkooksel van lijnzaad, en geef zulk een drank alle drie uren in.
Men bedekke het dier warm; aan do geboortedeelen late men
-ocr page 272-
346
van tijd tot tijd dampen van warm water opstijgeu, daarna we­der zorgvuldig bedekkende.
Men spulte vooral laquo;iet tot de g-eboortodeeleu in met ecu af-treksel van kamillen , golijk — hetgeen mij onverklaarbaar is — tluor veleu aangeradcn wordtj men zal er verreweg bij de meeste gerallen oogenblikkelijk het vuur door zien ontstaan, waarop ras de dood volgt.
Voorzigtige cu langzame inspuitingen echter van ceu afkooksel van lijnzaad eu bilzenkruid, niet meer dan bloedwarin, cm de twee uren herhaald, doen in de meeste gevallen eeu heerlijke working-.
.Van het losmaken van de misschien nog vastzittende nage-bcorte (het vuil ongans) kan bij de aanwezigheid ecuer baar-inoeder-ontstekiiig zell's niei van verre gedacht worden, wat trouwens ook uiterst moeijelijk , in vele gevallen onmogelijk is.
Men hoede zieh vooral voor het gebruik van koude in­spuitingen j daarentegen klistere men het dier dikwijls met hetzelfde vocht, als ik voor tie inspuitingen in de seheede heb aangeraden ; daardoor wordt de purgeren.de werking der inwen­dige middelen oadersteuud, wat allezins noodzakelijk is. Doze ontstekiugswerende behandeling moot zoolang worden vol-gchouden, totdat de verschijnselen der onteteking (bij de ken-teekenen ongegeven) volkomen verdwenen zijn , waarbij dan ook meestal wecke, somtijds zell's vloeibarc ontlastingen van mest volgen. ^logt tie nageboorte geheel of ten deele in de baar-moeder vastgebleven zijn , zoo valt ze nu meestal vanzelf af, zoo niet, dan kan hare verwijdering, nadat elke zweem van ontsteking volkomen verdwenen is, door inspui­tingen van eeu aftreksel van kamillen zeer bevorderd worden.
Wanneer in tie beterschap op nieuw koortshuiveringen ont­staan, dan heeft men grond, om te vooronderstellen , datdeout-steking haren overgang in ctteriug heeft gemaakt; ter genezing daarvan gebruike men inspuitingen van con zwakke opiossing van het blaauwc vilriool, zwavelzuurkopcr, in eeu afkooksel van lijnzaad.
-ocr page 273-
247 De ontsteking der Pisbuis cn der Sclieede.
De outsteking der pisbuis is daaraau te ontdekken gt; dat de dioren liij het waterlozen groote pijn tc kennen geven door liet trippelen met da achtervoeten , het slingeren rnet den staart en duidelijk hoorbaar stenen; de pis wordt slcchts met cen dünnen straal outlast en somwijlen wordt de loziug wille-keurig afgebroken ; bij eon hevige outsteking is ook lijdelijk de waterlozing bemoeijclijkt.
De outsteking der scheede kan men bespeuren door on-derzoeking harer binnenzijdeu ; het haar bcklcedende slijmvlies is wat gezwollen , heet, pijnlijk en droog, cn onderscheidt zieh door de beide laatstgenoemde vorscbijnselen voldoende van de verandering, die kort voor de verlossing aan dat deel waar te nemen is.
De oorznkcn van beide ontstekingen zijn meest altijd be-leedigingen of lewetsingen, door slagen , stooten , enz.; bijmer-rio's niet zclden tengevolge van het mede indringen van staarl-liarcn bij de dekking. Ook ziet men beide ontstekingen ont-staan tengevolge der sjankerziekte, die sedert vele joren reeds bij de paarden (ofschoon in ons vaderland zeldzaam), en in den laatsten tijd ook bereids bij het rund opgeraerkt is.
De bell and cling beider ziektea is eenvoudig plaatselijk ontstekingswerend. Hiertoe gebruikc men bij maunelijkc dieren een aftrckscl van bilzenkruid, om daarmede vlijtig te betten, en sraeer des avonds de kwikzalf op den bilnnad cn de roede , eu wasschc des morgens vddr dat men weer bogint te betten , die deelen cerst zuiver met zeepwater af.
l^ij de ontsleking der scheede (kling of zegol) neme men aan-vankelijk koude , laier laainvwarme wasschingeu van lictzelfde middel; blijft er cene slijmvloeijing achter, of zijn er zwerende plaatsen ontstaan , dan gebruike men eene oplossing van witte vitriool, zwavelzuur zink , ongeveer acht of tien grein op een lood regemvater, om daarmede het lijdcndc deel twccraalen 's daags uit te wasschen cn te zuivercu ; wanneer de randen of kantjes der zweren dik naar buiten ombuigeu en de grond der zweertjes een leelijk spekaehtig aanzien verkrijgon , dan is hot
-ocr page 274-
T
24ö
raadzaam, om ze met Lelscheu steen te touchdten (zackt wrij-vende , eeu paarmaal aan te raken).
Van den w i 11 e n \' 1 o e d.
Onder witten vloed wordt in het algemeen elke slijmige, som-tijds etterachtige of zelfs wel bloedige vloeijing laquo;it de moeder-scheede verstaan. Deze benaming is echter, evenals dat meestal bij de zoodanige het geval is, die aan de verschijnselen eener
ziekte ontleend ziju , geheel verkeerd.
Ofschoon ook deze ziekte veel meer bij do koeijen dan bij de merrie's voorkomt, zoo mag eveuwel de beschrijving daarvan in eon volledig handboek voor de praktijk niet ontbreken.
Bij de ontsteking der scheede en der baarmoedei volgt niet zeltlen eene meer of minder belangrijke uilvloeijing, dat is ech­ter de witte vloed niet, en onderscheidt zieh daarvan door de volgende kentoekenen. De scheede is bij die soort van uit-vloeijingen nooit bleek en slap , maar zij is even als in don ge-wonen toestand of zclfs hoogor van kleur; ook vindt men daarin vgt;quot;el zwerende plaatsen ; dc uitvloeijing zelve is van vor-scbillende geaardheid, dikwijls dun en scherp , naar room, ot­ter of eiwit, maar nooit naar gekookte stijfsel gelijkende ; over hare genezlng is reeds vroeger gehandeld eu zal in hot tweede deel verder in aanmerking genomen worden.
I5ij den witten vloed daarentegen is dc scheede altijd zeer slap, het slijmvlies bleek en in haar steeds ecu ruime hoeveel-heid witachtig slijm aanwezig , ovorconkomende met gekookte stijfsel, doch zicli daardoor onderscheidende, dat zij steeds in strengen afhangt, dradcrig, taai is. Do staart enz. ziet men daannede bestendig bemorst.
Het geschiedt, waimeer do ziekte niet herstelt, doch ook slechts maar zeldeu, dat de daaraan lijdcndc dioren op den duur aan uitputting van krachten, tengevolge den witten vloed , ster-ven, doch veelal leven zij bij deze ziekte jaren lang voort ; maar is de vloed aanmerkeliik, dan ondernnjnt hij de krach­ton des diers wel langzaam, doch zeker.
-ocr page 275-
249
llct worilt door velen bosnhomvd, en ook ik treed gaarne tot dat ge?oelen toe, dat de witte vloed in velc gevallon erfelijk is , weslialve men van merrie's , die daaraan lijdcn of lang geleden h.ebben (want aan de bevruchting hindert de witte vloed niets), geene veulens moest opfokken, daar dezc ziekte van een zwak gestel geinigt eu overerft.
l)e oorzaken van den wezenlijkeu witten vloed kunnen van een algemeenen of plaatselijken aavd zijn. Die tot eerstgenoemde aanleiding geven, zijn: siechte voeding , voehtige , dorapige, 011-gezonde stallen en een daardoor veroorzaakt zwak, verslapt ge­stel; niet minder een aangeborenen, overgeerfden aanleg ter ontwikkeling der ziekte. Tot do plaatselijke oorzaken behooren veroaderde naziekten der ontstekiugen of koudevattingen der sebeede en der baarmoeder: veronderde afzonderingen, als een gevolg van zware verlossingen ; het lang achterblijven der nage-boorte en bet oitrotten daarran, zuoals men bij koeijen menig-vuldig waarneemt, wanneer de hulp der kunst niet wordt in-geroepen.
Het is waar, dat deze toestanden in den beginne met den witten vloed niets genieen hebbon , inaar zij kunnen echter daarm overgaan , wanneer zij door lumueu langen duur het ge-heele gestel in mo delijdendheid trekken eu daardoor het Ugchaam algemecn en plaatsclijk in dien toestand verplaatseu , die ter ont­wikkeling van den witten vloed vereischt wordt.
De behandeling vordert een aanhondeude krachtige voc-dering, ecu inatig wannen , Inclitigen, droogen stal; loopen de diereu op de weide , dan zij die uitmuntend , en hale men de palienten bij nat, koud en ruw weer op den stal; in geen ge-val echter mögen zij des nachts in de bnitenlucht vcrwijlen. Drioiualen des daags inoet men , nlthans niet minder , de schcede en de baarmoeder door inspuitingeu met laauwachtig water eu wassching van het slijm gczniverd worden ; daarna spuite men in met een al'treksel van reinvarenkruid {Ta/naeetum vulgäre) , en an­ders , schoon niet zoo gocd zijnde, met ecu al'treksel van ka-millen- en vlierbloemcn, en tracht dat vocht cenigen tijd binnen te honden ; heeft men die inspnilingcn eenigen tijd volgehou-den, dan voege men daarbij eenig versch, naar de kunst be-reid kalkwater (in elke apothcek voorradig) , of beter nog zink-
-ocr page 276-
35(1
of ijV.omtriool, on wel tcr lioevecllieid van ecu of ccn on ecu half lood witte of groene vitriool, wat men daartoe gcbmikcu wil, sommigen gcven aaa wit vitriool (SidpJm Zinci) Ac voor-keur), op eene nederl. kau van genoemd aftreksel (1). Met deze bijvoeging moot men uiet vakcr inspuitoti dau twccmalon des daags, en daarmede tijdclijk ophoudea , wanneer zieh bij het iadringeu met de hand vevdikte en harder worcleiulc riin-pels in de baarmoeder oi' de seheede bespcureu laten, of in-dien de slijiiiafzoiidering achterwege blijft; neemt deze cehter weder toe , dau worden ook de inspuitingen weer lierhaald.
De behaudeliiig van den algemeenen tocstand zij, behalve eeu goede voedering van onberispelijke en gelialtrijke Stoffen j het iugeven van het volgende middel, tweemalen per dag.
Neem : Knoppen \'mi Eeinvavenkruid (SummU. lerh. Tanaceli) 3 lood, doe het in ceuo pan en giete daarover been kokend, goed kracbtig bier, (5 maatjes, laat het welgesloten Y' uur trekken , zijg het door cone terns of doek , en voeg er bij ; ijzervitriool (sulp/i. Fi-rri) ]/., drachma, geef dezen drank ua de verkoeling op cens in.
Ziju de patieiiten reeds zeor zwak, dan kan men telkens ook een lood terpeutijnolie daarbijvoegen, doch daarmede aan-stonds oplionden, zoodra den zwakken tocstand in cen mcer sterkereu overgegaan is. Overigeus meet de behaudeliiig langen tijd worden rolgebouden , wanneer dc kwaal duurzaam genezen zal worden. — liij ecu geringeren grand der zickte en wanneer het gestel door een erfelijkeu aanleg of algemeene en plaatselijke verzwakking niet tc zeer tot de ziektc mögt overhellen, is dik-wijls voldoeude, ter gencziug , reinvarenkruid (inlandsch worm-kruid), met zijn bloezem en zijn zaad, gebroeid met kokend water en onder het voeder gemengd.
#9632;.'
(1) Men bcreide zulk eon aftreksel iloor vier looil van ceu dor geaoemde kroiden te nemen, ilic in eenc pan tc doen en daarop rnini eene kau ko­kend regenwater tc gieten en J/s mir goed gcslotcu laten trekken.
\
_____.
-ocr page 277-
251
Over iliquot;. zlcktcn tier Klocdwatcrvatcn en tie
gc^'olgen eencr verkeerde , onjEulvere
vocding. Eiwaadsappigiicid.
in tlcu jongsten tijd hebben vele wetenschappelijke schvijvers zieh moeite gegeveu , otn ileze beuamiug it verdringen eu de tot mi Loe onder kwaadsappigheid getelde ssiekten in andere ^roi;-jicii of klaäseii tt; brengen, dewijl zij, en allezins met regt, beweerden, dat clke langdurige ziekte, zeifs lung aanhoudende ettering, op de oen of aadere wijze tot bederf van de sappen, kwaadsappigheid, leiden kan. — Wanneer nu ook nit dezen grond de naaiu kwaadsappigheid tc veel oinvatteiul is, zoo scliijnt mij toch de zamenstelling der riekten, die voor dezen tot die klasse bi.-lioorden , zoo doelmalig, dat ook ik mecn die;i te moetcu be-liouden.
Dit gr on dtrckken der kwaadsappigheid zijn in deze bena-ming doidelijk genoeg uitgedrukt, dan dat het uoodig zoude ziju, daarvau een naderen uitleg te geven eu sckoüii liet niet zeer wetenschappelijk möge heeten, om eeue ziekte naar hare verscliiju-selen te noemen, zoo is dat cvemvel niet goed te vermijden, wan­neer bij ecu geheele klasse of groep van ziekten verschijn-sel eu wczeu iaeenvloeijeu. De ziekteu uit kwaadsappigheid kö­rnen alle daaviu met elkaader overeen, dat zij in barea verloop hoogstlangzaam zijn, in de diepste brennen des leveus, in de plaataardige stoffenwisseling des dierlijken ligchaams liaren grond liebbeu, deswege zeor hardnekkig alle geneeskaudige behande-ling trotseren en voor een groot gedeelte zelamp; onherstelbaar zijn, en eiudelijk alle in hare hoogere gradeu do verschijuseleu van bloedarmoede, uitmergeling eu algeheele uitputting van leveus-kraohten met elkauder geniecn hebben.
In de eerstc plaats zulieu wij hier handelcn over kwaad­sappigheid, met gr o o t e n e i gi ng t o t ui tst o r t in gen va n water, t. w.
Watcrzucht.
Verzamelingen of ophoopingen van water worden of in hct oclwijswcefscl onder de hnid, of in de geslotene holten des 1.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;17
-ocr page 278-
i
252
LigcUttatns aangetroffen, on geven zieh in liot oerste geval door op-zwelliugeu aan vcrscheidene, inzonderbeid ami de lagere deelen des ligchaaras, duidelijk op iiet gezigt te kennen.
Van de opzwellingen, door ontstekingen veroorzaakt, onder-scheidden zieh dicj welke door water hi 'taauzijn geroepen wor­den , door dat dezc laatsten volstrekt niet gevoelig ziju, dat de go-won e graad van wannte niet vermeerderd, /-ell's verminderd is, en dat.zij het indruksel, dat men met den vingcr daarin maakt, langen tijd zigt- en voelbaar blijven behoudeu. De opzwellingen die men bij do rotkoorts, eu vooral dc konde, die men bij de anthrax- fmiltvnur) zickteu ontwaart, hebben wel vole gelijk-heid met de waterznehtige zwellingen, doch haar plotseling ont-stnan, de zigtbanr crnstigc ziektetoestand des diers en de aan-wezigheid van nicer of minder hevige koorts bieden genoegzame kenteekenen ter onderscheiding aan.
Maar ook de werkclijk waterznehtige opzwellingen zijn niet altijd kenteekenen van een verkeerde, ongezonde bloedmeuging, doch vaak ook do begeleiders , of de gevolgen van een' anderen ziekelijkcn tocstand, en inoeton zoowel wegeas de juiste beoor-deeling van haar gewigt, alsook van hare bchandeling van gone, zell'standige, gestrengelijk gescheiden worden. Hiertoe behooren :
1deg;) Znlke water-opzwellingen, die zieh dikwijls in de nabijheid eener hevige ontsteking bevinden. 2'^ Zoodanige, die gaarne lang na oppervlakkige ontstekingen , b. v. bij de mok, aehterblijven, bij do beweging venlwijnen en bij zekeren tijd van rust terugkeeren. Zij hebben hareu grond niet in een algemeen lijden, maar zijn een gevolg van het shipper, losser worden en de verzwakte verrigting van het onder dc huid liggend celwijsweefsel. Hare ger.ezing volgt na aromatische en gecstrijke wasscMngen, eenigc malen 'sdaags (afkooksel van hooizaad, komijnzaad, alsemknoppen of van rcinvaren (inlandsch wormkruid), e, m. a., benevens het wasschen met brandewijn. (1) 8deg;) Deznlken welke als (laquo;on tceken van heete ,
(1) Bctcr en zeer gemakkelijk hnl) ik zulke dikkc voeten, en nog voor zeet karten tijd, S'/j raquo;ur van deze sind verwijdanl, hcrsteld door liet in­wendig homoeopatisch gebruik van witt.en arsenicam, waartoc ik mij van hot in clke apotbeek voorradigc liq. arses. Powlcri bediende, gemengd met
-ocr page 279-
253
ol' braudige waterzucht in de borst- of buikliolte oanwezig zijn. Deze bevindcn zieh nan de längste plaatseu der borst en vau den onderbuik, liaiigeu vau de hoofdkwaal rolledig at', terwijl baar wezen door de gelijktijdigR aanwezigheid der verscliijnselen der grondziekte bepaald wovdt. -Iquot;) Plaatselijfce of deelswijze waterzuchten kuiuieu ook door dmkkiag., die verborgene ctter-eu andere gezwellen op de bloedterugvoerende vaten — aders — uitoefenen , veroorzaakt worden in welke gevallen het wegnemen (voor zoover dat doenlijk is) van het hcletsel volkomen voldoende is ter genezing.
De zieh in holten bevindonde waterophoopiDgen zijn volgens baren aard eveneens van twee soorien, en wel:
1quot;) Ecnc kwaal teogevolge cener voorafgegane ontsteking-, die in dat geval eon snellen loop heeft, en is reeds bij de horstvlies-, buikvlies- en bersen-outsteking vermeid geworden. 3quot;) Zeliktandige zieklcn, bij welke een bijzondere lijden in de ver-audetde werkzaamheid van het, de aangedane holte bekleelt;lend, al'zouderend vlics niet te ontkennen is, die evenwel haren voor-naamsten gvond in een gebrekkigCj al te watcrige hoedanigheid des bloeds hebbon.(1)
Ware, wcrkelijk k waadsa pp igheid ten grondslag hebbende waterzuoliten zijn als de-. 1deg;) volkomen out-wikkelde haidwaterzucht, bij de paarden slechts zeer zeld-zaam en bijna nooit over het geheele ligchaam oitgestrekt, 2quot;) als bulk- en borstwater/.uclit, wel raker, maar toeh nog zeldzaam; het meest worden zekere wijzigigingen daarvan opgemerkt, die wel
ecu onsekuldig poeder, zoodat bet paard naar evenredigheid lijner groottc clken dag vau rni lol twee grein opgelosto arsemcam inkreeg; dat wordt drie dagen volgclioadcn, dan wsdei drie dagen niets ingegevon , cnz. Na 8 tot 12 dagen vindt gcwooiilijk dc genezing reeds plants.
(1) MisscMen zal eerlang de tijil aanbreken, dat de eefcenning ecner zic-Icelijk vcranderde werkzaamheid der al'zonderende vliezcn bij de waterznchtcu door de nitkomsten van natuuikundige nasporingen gelieel onivergestooten en wederlegd wordt, zoodal dan ongehvi.jfeld iicn-ezen zal zijn, dat elke water-oplioojiing in !;et diorlijke ligchaam, die geen roortbrengsel ecner ontsteking is, enkel een physisch vcrschiinsel is, dat haren ccnigen grond ia eene ge-brokkige, al te waterige hoodanigheid des bloeds heeft.
17*
-ocr page 280-
254
ecu' wankelenden st;int van gezondheid van de dieren on oen onamp;angcuaaui aanzien van hen te woeg brengen, maai' slechls zelden dadelijk ten dood leidt.
I) e II u i tl w a t c r z n c h t.
:;,
l)e kentoekcnen, der huidwaterzuoht zijn: wceko, deegacli tigc , pijnloozc cu koudo opzwellingeu aau het ligcbaam, en wel aan zijn laagste plaatsen , aan de uiterstc deeleu, pnder de borst, onder den buik, aan den koker, enz.
De algemeene toestaiul der dieren is daarbij, naar den graad van dc ten grondslag liggende siechte hoedauigheid des bloods, meer of minder zwak, de huid droog en het haar glansloos, de ectlust verminderd, do outlasting van most is voelitiger en slij-mlger, dikwijls zelfs vermeerderd, terwijl de uitscheiding van pis, bij duidelijk verineerderden dorst, zeer vermindert.
Deze verschijnsclcn zijn in den beginne der ziekte, en in zoo-danige gevallen, waar de afwijking yan de gewone gezonde bloed-vermenging gering is, zoo onberaerkbaar, dat zij, benevens de daarmedc verbünden spoedige vermoeidheid des diers, bij den arbeid geheel voorbijgezien worden, te meer, daar ook de op-zweliingen door de beweging van de werkzaamheden gewoonlijk tijdclijk plegen te verdu-ijneu. Zijn echter de vvaterzuchtige opzwellingeu over het gehecle ligchaain uitgestrekt, in welk ge-val de ziekte algemeene huidwaterzucht genoemd wordt, dan körnen de algemeene verschijnselen duidelijker te voorschijn.
Op die plaatsen, waar zieh geen water in het eehvcefsel ondev de huid bevindt, bespeurt men dnidelijk vermagering, en er komt veelal doorloop bij; de adenibaling, die in den staat van rust reeds bemoeijelijkt is, wordt bereids bij geringe beweging, even als ook de woeke pols, versneld , de slagen van het hart worden voelbaar, en bij de teekenen van toenemende zwakte kernt er ge-durig of aanhondend doorloop en de rotkoorts bij, die spoedig een cinde aan het leven des diers maakt.
De opening de s cadavers. Ilierbij ziet men op die plaat­sen , die gedurende het leven door water gevuld waren, holder water in het ceKvijswccfscl. Het vleesch is bleek en met eenig
-ocr page 281-
H
255
water iloorhokkeu eu de vezels slap , nmru', ligt los te scheu-mi. Met bloed is waterig, dun, en bevat zoo weinig kleoratof, zoodat du vingers en het instiameut daardoor naawelijks rood worden. In de holleu der borst en van den onderbuik zijn veelal eveuectis verzamelingen van water en al de ingewanden zija bleekcr en slapper dan in den gezonden toestand; de organische veranderingen, die men daaraan mögt bespeureu, behooren wel niet tot de waterzucht, maar staan als oorzaak daaimede vaak in verband.
De oorzaken, l~gt;e al te wuterige hoedanigheid des bloeds, waarvan de huidwaterzuoht het lioofdvcrsc'iijnsel is, kan veroor-zaakt worden door eeii belemmerde liuidaitwaseming, waardoor de waterdampen , die anders tot het blood längs dien weg uitge-scheiden worden, in het ligchaam blijven , derhalve koudevattiu-gen en langdurige iiaidziekten, schürft en andere hnidnitslagen , of daardoor, dat zekere werktuigen des ligchaams hiinne werk-zaamheid niet vervullen, cene gebvekkige, onvoldoende voeding veroorzaken; verder langdurige ziekten der long cu lever, ook ceu hooge oiulerdom en eindelijk een gebrekkige voeding ten-gevolge van al te waterige, bedorvene, gehaltlooze voedingstofi'en. ivomen bij zulkc schadelijke voedingsmiddelen nog andere nadee-lig werkende invlocden, als; hot verdnren van veel koude en natte , het loopen op vochtige , raoerassige weiden , het ge-not van gras, dat met rijp , rijm , bevrozen dauw en navel, be-dekt is, en,',., dan zijn do verschijnsolen veel meor in 't oog sprin­gende. Eene zieh vaak over de geheele voeten uitstrekkendc wa-terzuchtige opzwelling ziet men bij de paaarden vaak na de ne-telzucht volgen, waimeer zij aan ongnnstige invloeden des wcers onderworpen zijn , eu bij het aanhouden daarvan kau zieh bij een siechte voeding ook hiernit de algemeeno huidwaterzuoht ontwikkelen.
De voorzegging rigt zieh naar den graad der ziekte eu de oorzaken. De ronddwalende waterznehtige opzwellingen zijn zel-den te genezen , dooh bedreigen ook zelden het leven ; blijven zij echter op eene plaats en ncmen zij nog steeds in oravang toe, wanneer dat ook zeer laugzaam plaats vindt, dan is veelal dc dood het einde.
Ongeneesclijk zijn al die waterznohten, welke nit ecu gebrek-
-ocr page 282-
266
kigc j onvoldoeiide voeding , door een zt-kure orgauisohe veran-clering van ceu der edele iugewanden veioorzaakt, ontsproteu ziju.
Du geneziug der zoodauige-j die door langdarige liuidziekteu en beleminerde huiduitwaseming te weeg gebragt ziju, hangt af van haren duur en van den krachtstoestand des diers j eveueens gevon deze omstaadighedeu, en de mogelijkheid, oiu bctere voe­ding te kunneu gevea, den maatstaf ter beoordeeling bij de zoo-dauige, die door sehadelijke voedingsstoffen veroorzaakt worden. Uegronde hoop op lierstclliug mag men eerst dan voedou , wan-ueer er gedurig on veel zweet of een vcrmeerderde uitseliei-ding van troebele, draderige pis plaats vindt.
Debehandeling. is de toestaud der ziekte van dien aard, dat eene genezing als mogelijk mag worden beschoawd , en wil men tot de behandeliug van den patient overgaan , dan is doze in elk geval dezelfde, en most hooi'dzakelijk gerigt zijn op de herstelling der verminderde huiduitwasemmg, op vermeerdeiing der pisuitsc'.ieiding en verbetering der bloedmeoging door ceu krachtige en geregelde voeding. :— Men breiige den patient in con' droogen , warmen stal, wrijve bet dier zeer stork over Let gehecle ligchaam met stroowiscben en vcrieene het bij droog en warm wecr cene aan zijuc krachten geevenredigde beweging in de buitenluclit. Inwendige geve men zulke middelen, die do af'zondering door de niereu en de huiduitwaseming krachtig bc-vorderen, waartoe do volgende drauken zeer dienstig zijnr
Neem: Een sterk aftreksel van vlierbloemen, die men als thee bereidt, ruim V, nederlandsche kan ; voeg er bij: Braakwijnsteen l/2 drachma Ainmoniakzout 1 lood. Zulke een1 drank tweermden des daags in te geveu ;
of Neem: Ecu sterk aftreksel van Arnica-of Vlierbloemeu, ruim '/, ncderl. kan ; Yoeg er bij: Terpentijuolic 1 tot 2 lood Braakwijnsteen J/j drachma. Gebruik, als boven vermeid.
Dikwijls ziet men reeds na deze behandeliug betersohap vol-gen; de aanwezige zweliingen verminderen of verdwynen zclfs
-ocr page 283-
wel gohüei; maar met uitzondering vaa zoodanige waterzuch-tige opzwellingeii, die na dc netelzucht achtergebleveu zijn, (en ook deze slechts dan niet, wanneei' zij nog met tc lang beston-den en eeu te groote aitgebreidkeid haddeu), keeren zij meest binnen körten tijd terug; daarom moeten gelijktijdig met dcze ook andere micldelea toegediend worden, die een verbeterde bloedmenging en bereiding kuunea bewerken: b. v.
Neem ; IJzervitriool 2 loed Euw Spiesglans en Engelwortel, van elk lt;gt; lood Foenum graecum #9632;* lood.
Alles tot poeder en met water tot eeue likkiug gemaakt.
Gebmik: drie- tot viermalen 'sdaags eeu brok als een kip-penei groot in tc geven.
Eeu ander voorsehrii't is als volgt:
Neem: Alantswortel 2 lood (gesneden), kook het kort met eeuc iiesch water, laat het /2 uur staan te trekken en zijg hot daarna door eeoe terns, en voeg bij hei vocht stinkende die van Hertshoren 1 loud.
Gebmik : drie- tot viermalen des daags zulk ecu drank in te geveu.
{Doctor KUbz;.)
De werking der geneesmiddelen wordt zeer kraclitig onder-steund door oitnemend gebaltrijk voedsel. Ook inoct de pa­tient vooral voor nadeelige invloedeu van het weer beveiligd worden.
Andere pisdrijvende middeien, als: de spaansche vliegen en het paarskleurig vingerhoedskruid, baten voor do Imidwaterzncht vol-strekt niets; laatstgenoemd middel mag men zeifs in 't geheel niet gebruiken , dewijl het herhaald gebruik daarvan telkenmale verlies van den eetlust en eenc belemmering der spijsvertering tejigevolge heel't, vvaardoor slechts vererging van den toestand ontstaat, Wat de boralaquo;, waarvan ik in de heete, brandige water-zuclit zulke heerlijke gevolgen heb gezien (zie biz. 15-1), bij de huidwaterzuclit uifwerken kan, is mij nog niet voldoende bij on-dervinding geblcken, om daarvan geldige mcdedeeling te kun-ncn docn.
Vele, docli niet wetcnschappelijkc mannen hebben dc gewoonte.
-ocr page 284-
I
238
oiu waterzuchtige opzwellingen door te steken, teueinde dcu iu-houd te doeii uitvloeijeu; wanneer zij zicli cmder aan de borst of aan den boik bevinden, kau dat wel is waar geen nadeel te weeg breiigen, maar blijft op den voortgaanden loop der ziekte toeh zonder eenigen iovloed, Eveneens wordt de wederopztd-ging des waters dooi- wasschin^eu der opgezwolleu deelen met aftreksels van kruiderige Stoffen: hooizaad, koinijn, ulseiu, rein-varen, en door brandewija, terpentijnolie, enz. wel bevorderd, maar heel't ook dat geen invloed op den algemeenen toestand , en men beroofd zieh daardoor tevens van ecu wezenlijk middel, om de vordering of bet toenemen der ziekte te kuunen be-oordeeleo, daar men slechts plaatselijk, maar nict algemeen gewerkt licell, en hot sdektebeeld daardoor bescliaduwd wordt.
Van de Burst- en Buikwaterzucht.
Deze beide waterzuchten ziju in haar wezen ondeiiing, als-ook met dc huidwaterzucht voikomen overeenstemmende, Joch ziet men , dat bij de onderwerpelijke ziektcn veelal hot do ecu of andere der genoemde liolten bekleedeud weivlies , dikwijls ook beide, in eenc ziekelijk veranderde werkzaatnheid gebragt is. Beide ziekten koiueu bij paarden slechts zclden als op zicb-zelve bestaande voor (bij lionden zijn deze toestanden in 't gc-beel niet zeldzaam). Men bespeurt haar meestal eerst dan , waoneer zij reeds een zekere hoogte , die de genezing ondoen-lijk maakt, bereikt heeft,
Kenteekenen. De borstwaterzucht geeft zieh bet eerst door eeu bemoeijelijktc ademhaliug te kennen, die in den begin der ziekte niet zeer opvalleud is, dock bij do toeneming steeds duidelijker wordt, zoodat dan de neusgateu verder open-gezet worden ; men zict bij het in- en uilademeu zieh ecne plooi in den Hankenstreek vormcii, eu, even als bij een dampig (deiupig) paard, buiblag, en bij snelle beweging of arbeid wordt lt;lc aderahaling zeer venncnigvuldigd en laat de patient vaak een1 droogeu boost hooren ; somtijds zict men dan toeval-len ontsfaan , alsof het dier zal stikken. Dc slagcn des harts ziju veelal aan de beide zijden der borst voelbaar, en legt men bet oor aan ccuo dor borstwauden, dan hoort men eon klokkend
-ocr page 285-
.050
gelmd in de borstholte. De cetlust is afwisselend, over hetal-gemeen vcnniiuiml, en do krachteu nemen af, terwijl de lust en opgcrumidlieid des diers ägtbaar verdwijnt. Hoc racer de ziekte toeneemt, zooveel te sterker worden al de verschijuselen waargehomen. In den beginne is er geene koorts te bespeuren, doch later ziet inen, vooral des avonds, koortshuiveringen. Gc-woonlijk wordt de ware aard der ziekte eerst ontdekt, wanneer zieh ook opzwellingen aan de voeteu en onder de borst, cnz. , dus kenteekenen der huidwatemicht daarbij vertoonen.
Nog minder doidelijk geeft zieh de bnikwatcrzuclit to ken­nen , dewijl de onderbuiks-Organen door de ophooping van water in de boikholte niet icoozeer in huime verrigtingen gestoord wor­den als het liart en do long , die in aanhoudeud uitzetten eu incenkrimpen bestaan.
Borstwaterz uchfc doodt den patient meestal door ver-stikkiug , die eenige weken , of somtijds ook maanden, na het outstaan der ziekte plaats kan vinden. I3e buikwaterzucht eindigt gewoonlijk na eeu lange aamvezigheid in algemeene waterzucht, terwijl dan de rotkoorts , die zieh duidelijk doet kenneii, nadat er eeu körten tijd dünne, stinkende doorloop plaats gevonden beefl, cen einde aan het leven des diers maakt.
De opening des cadavers. Men ziet in de borst- of buikholte ecne zecr groote hoeveelheid klaar, bijna kleur- on reukeloos water, welke hoedanigheid van dat voelit dezo wa­terzucht duidelijk ondersoheidt van die, welke door den uitgang eeuer borst-ontstuking in de heete , brandige waterzucht outstaan is; buiteudien ziet men al de verschijnselen der waterzucht, als: bleekheid ea slapheid van het vleesch en der ingewanden , wa-terige hoedanigheid en geringe roode kleur van het weinige bloed , enz. Aan een der edele Organen ziet men meestal ver-tering of vorandering hnnner zamenstelling, waardoor belem-mering in de verrigting van dat werktnig plaats gevonden heeft, die de ooizaak van een gebrekkige bloedmenging werd.
De beoordeeliug of voorzegging. Daar deze ziekte bijna altijd ceist dan juist word gekend , wanneer zij reeds een' hoogen graad bereikt heeft , en het ligcbaam op dien tijd be-reids zecr verzwakt is, en daar buiteudien meestal ongeneeslijke andere ziekeiijke toestauden en oplossiugen of verwoestiugen
-ocr page 286-
t
860
(desorgauisaticu) vau edeie ingewauden den grondslag dczcr uukie vonuen , zoo is de voorzegging bepaald ongnastig tc stellen.
De behan d eli ug. De buikwaterzucht, bij ecncu bond xiit-gezonderd, die oader günstige omstandiglieden aog wel eens geneest, is de borst- eu buikwaterzucht bij onze groote luiis-dieren van dien aard, dat ecu geueeskundige behandeling geeuszius aaa te raden is. Wil men echter cen paard , dat aan dei;e ziekte lijdt, iu weerwil der uiterst geringe hoop op eeu goed gevolg, in behandeling nenien , dan zij die volkomen ge-lijk aan die , \vfclk(' bij de hnidwaterzucht opgegeven is, daar ook de aaaste oorzaken van beide toestauden met elkander overecukomeu.
SSc kwadc Orocs.
Ülscliooii de diie hoofdverschijnsels van den kuaden tiroes, t. \v.: eeuzijdige, (slechts nit ecn der nensgaten te voorsohiju komende) miskleurige uitvloeijing van den neus, pjjnlooze op-zwelling dei' onderkakebeens-klieren aan eene zijde, en vorming vau zwcren op het slijmvlies der ueusscheitling , kenteekenen zijn , die bij eene slechts eenig/.ius opmerkzame ondcrzoeking niet aan het gczigt en het gevoel van hem, die bet ouderzoek bewerkstelligt, schijuen te kiinncn ontsnappen, zoo gesohiedt bet evenwel ongclukkiglijk maar al te dikwijis, dat deze gevreesde ziektc eerst laat onderkend wordt, ja, het is zcli's zelden, dat. dit plaats vindt, voör dat er door besmetting reeds meer oi' minder onheil is aangerigt.
In zynen oorsprong of ziju groudbcginsel is dc kwade drees, v.anneev bij in het ligchaam zclf zieh ontwikkelt, en nict door besmetting daarop overgeplant word, eene lymphatische ziekte, dat is, eene zoodanige, die het stelsel den- bloodwatervaten (znigatlers) en de bloedwaterklieren betraft, en hare werkzaara-heid (die daariu bestaat, om de aan de vuedingsmiddclen ont-trokkcm; of door inzuiging op een andere wijze in het dierlijk ligchaam gekomen ruwe stoll'en de dierlijkc vochten golijkvor-iniger en tcr bijmenging van het bleed geschikter tc maken ,) /.k-kelijk verändert.
-ocr page 287-
aei
Daar lict begin dezei veraadering ver buiten de levenswerk-ssaamhedea van den uitwendigeu omvang des ligclumms plaats vindt, en x.e aanvaukelijk verbazcud gering is, zoo outsnapt zij, zelfs bij de naauwkenrigste opmerkzaamheid , steeds het oog des onderzoekers. Zelfe dan, wanaeer de kwaadsappigheid, die het fondament van den kwaden dices is, reeds zulk eeu' lioogeu graad bereikt heeft, zoodat zieh eiikoie voortbrcngselen der ziekte bespeuren taten, dan ziju deze toeh van dien aard, dat nog niemand met groud de ware natuur der ziekte bepaleu kan, en daarbij alle andere jevensverrigtingcii oogeuschijnlijk rolgens ge-zondeu toestand plaats vinden.
Veelligt zal het aan de scheikucde en de niikroskopie (be-schouwing door sterk vergrootende glazen) op den daux geluk-keu, oin door aanliondendo onderzoekingen en vergelykingen over de eerste beginsclen en vorderingeu der oiitwikkcling van den kwadeu drocs eeuig licht te verspreiden; tot liedeu toe zijn ze echter, iielaasl nog in vülkomeu duisternis gehuld, zoodat wij den kwaden drees niet als ziekte —#9632; want deze vereiseht eea' belcop en eon voortgaande oatwikkeling — maar alleen :ds een' voleiudigden toestand kenneu, welks ontwikkeling meest altijd vüikomen aan o]is oog onttrokken is. Van deze kan das ook slechts dan sprake zijn, wanueer reeds andere ziekte-gevalleu met volmaakte voltooijing van den kwaden droes als cene cinduitkomst vooral'gegaan zijn, en men, lietzij door geiijk-lieid van ziekteversehijnselcn, bij volkomen dezelfde verhouding van voeding en verpleging, vermoedelijk ook tot denzelfden uitgang besluit, of waar men groad lieel't, eeuo overplanting door besmetting aan te nemen. In alle andere gevallen onderscheidt zieh do kwade droesziekte van den hardnekkigen en den zooge-naamden verdachten of bedenkelijkcu droes volstrekt door niets, eu cerst dan, wanneer door het bijkoineu van de zweien op het nensslijinvlies, bij de cenzijdigc uitvlooijing van den neus en de eenzijdige klier-opzwelling , deze noodlottige drie, voltallig gewor­den zijn , woidt de kwade droesziekte als zoodanig onderkend. Daar nu van eene ontwikkeling bijna niets kan gezegd wor­den , zoo moeten wij ons daarmede tevredeu stellen , dat wij de genoemde drie vcrscliijnseleu ieder afzondorlljk in hunnc eigen-dommelijkfiedcn zoo naanwkeurig mogclijk beschrijvcn, eu andere
-ocr page 288-
252
omstandigheden vermelden, die ran dien aard zijn, om ccue verdeiiking ol' een kvvaad fevmoeden op tu wekken, of de reeds bestaande verdeiiking te bevestigen of te ontzennwen en weg te ncmcn.
De eerste verschijnselen ziju steeds: uitvloeijing van den neus cu klicr-opzwelling, die beide, lietzij gelijktijdig outstaan, of het eone gaat het andere vooraf; meestal echter wordt de nem-uitvloeyiüg liet eerste uaargeuomeu; maar ouk zulkc gevallen ziju geheel niet zelden, dat er langen tijd cene klieropzwelling bestaat, vddr dat de geringste vloeijing uit den neus bespeurd wordt.
l0j De uitvloeijing vindt bijna aliijd sleeats tiit ceu neus-gat plaats , en alleen dan , waimecr de ziekte siads langen tijd bestaun en een' hoogen graacl bereikt heet't, wordt zij uit beide ueusgaten ontlast. De kleur diev uitvloeijing i-s ascbgraaaw ; daarbij is zij minder uik dan liet slijmuitwerpsel uit de long, of die, welke bij den goedaardigen droes wordt uitgeworpeu; ofschoon zij ook op onderscheiden tijden sterk is , zoo wordt zc eolder nimmer in groote te zamen hangende stukken ontlast. Dikwijls bevat zij sporen van bloed en zekere kleine voorwerp-jes , die door nadere onderzoeking gebleken zijo losgewerkte stukjes been of kraakbeen uit reeds aanwezige, maar op dicu tijd nog verborgen zweren op het neus-middelschot of in het zeefbeen te wezen, waarbij de rand van het neasgat op eeu groo-terc of geringere uitbreicling door de sterk klevcnde eigenschap der uitvloeijing met roven en smerige korsten bedekt is.
2deg;) De klier-o pz w elli n gen zijn in den beginne der roods volkomen ontwikkehie ziekte steeds slechts op die zijde, waar ook de uitvloeijing van den neus plaats vindt, duidelijk be-merkbaar, en zij moet eveneens reeds langereu tijd bestaan heb-beu, vddr de klier dor andere zijde eeu' grooteren omvang aan-neeuit. Waarop dat verschijnsel eigenlijk berust, hcefl men, voor zoover mij bekend is, tot heden toe nog niot kunaen op-sporeu ; ook behoort het aiet tot de keamerkende eigemlonime-lijkhcden van den kwaden droes , daar dat verschijnsel ook bij den verdachten of bedeakelijken droes opgemerkt wordt.
Dc hoegroolheid van den vemeerderden omvang der klieren is onderscheiden , en verachilt van de grootte eener okkornoot
-ocr page 289-
268
(walnoot) tot die van eeu kippenei, zelden echter daarboren , ssonder dat (lit verschil voov de ziekte van ecu bijzouder belang was. Op Let gevoel is de klier hardaohtigj zij laat zieh siechts weinig of in hct geheel niets op het onderkakebeen been eu weer schuiven, en de dieren geven zelfs bij eeu hevige druk-king daavop slechts weinige piju te keimen. Yan de ontsto-keu klieren bij den goedaardigen drocs onderscheidt zij zieh lioofdzakelijk daardoor, dat men daarbij de opzwelling pijnlijk, meer warm cu den geheelen omtrek inede opgezwollen en lossev vindt, terwijl bij de onderwerpelijke ziekte de klier zieh als eeu' harden, onverdeeldca knobbel, van een iangachtig-ronden vorm, zeer dnidelijk laat voelen.
Het gesohiedt niet zeldeu , dat men soorlgelijke knobbels bij paarden waaraeemt, en die jaren lang bestaan hebben, waarbij nimmer eegt;ie nensuitvloeijing aanwezig was, en welke knobbels zoo hard als been zijn. Wanneer later eeu zoodanig paard sterft, eu men zieh de inoeite wil geven, om dien knobbel bij de opening te onderzoeken, dan bespeurt men meest altijd daarin aauhechtingen en ophoopingen van kalk, doch zulke klier-ont-aardingen beschouw ik voor volstrekt zonder gevaar, en niets gemeens hebbende met den kwaden droes.
3deg;) Hct hoofdverschijnsel der kwade-drocszickte , zonder welks aanweziglicid althans in pulitieel en geregtelijk opzigt de kwade droes niet als voeldoende bewezen aangenomeu wordt, ziju: ei­gen do mmelijke zweren met takkige ran den en eenJ spekachtigen bodem in hct slijmvlies van het ncus-scheidsel, of hct middelschot van denneus. Zij komen mcestal slechts in dät neusgat voor, waaroit de uitvloeijiog plaats vindt, en zitten dikwijls zoo hoog in de kanalen, die door de neusvleugcls gevormd norden , of zelfs op het bekleed-sel van het zeefbeen, dat zij aan dc onderzoeking , zelfs bij het scherpste gezigt eu het helderste lieht, en in spijt der grootste, daarop gevestigde opmerkssaamheid, oatsnappen.
Nemen zij hare zitplaats op de zigtbarc dcelen der neusholten , dan ziet men ze op de volgemle wijze ontstaan. Ecrst verlieft zieh op het slijmvlies een met een troebele voelitigheid gevuld blaasje of blaartje , tor grootte van con' dikken speldeknop tot
-ocr page 290-
264
die eener linze, dat na hot openbersten eeu eersl rond en vlak üweertje achterlaat, 'twelk zieh echter spoodig naai- vcrschil-lende rigtingen uitbrcidt, waardoor ziju vaud , die zieh wclcira naar buiten ombuigt, een uitgetakt aanzicn rerkr^gt. (Zie plaat I, fig. la).
De bodem van deze zweer is wat opgedreveu wratdg, spek-kig j bloedt reeds bij ecu ligte aauraking; ook dikwijis van-zelf; veeltijds is de zweer van een; blaauw-roodachtigen rand , kring, omgeven, soms celiter ook niet. Eveueens toont zij daarin eene verscheidenheid , dat zij in het eene geval zoo zeer in do diepte vreet, dat daardooi het neusscheidsel doorboord wordt, terwijl ze in andere gevallen zieh uitbreidt cu viak blijft. Het is zelis geene zeldzaamheid, dat zij met achterlating van een ster-vormig lidteekeii heclt, terwijl digt daamaast ecu andere van dezelt'de soort opkomt; veelal geschiedt dat echter niet, maar dc af/onderlijk ontslane zwercn vloeijen bij hare toeneming in omvang in elkander en vertoonen een siecht gestelden bodera , of zij bedekken zieh met eene los opgehechte bruinachtige korst, of roof, die telkena , wanneer zij ai'valt, cenc vergrooting der zwcrende , etterende. wondvlakle doet zien.
Van kwetsingen van het neusslijmvlies, die de dieron zieh door dikke , ruwe stroohalmen zelve toebrengen , of die bun op andere wijzen dikwijls door een plompen, onverschilligen kriecht worden toegebragt, onderscheiden zieh de zwercn van den kwaden droes daavdoor, dat gene, wanneev zij bloot liggen , zc steeds een' rozenvooden, korreligen bodem hebben , waarop slechts nu en dan enkele kleine stipjes etter te bespeuren zijn, ijf de wondvlakten bedekken zieh met een vastzittende roof, die, nadat zc afgevallen is , een wel eveneens wit, straalaebtig lidteeken achterlaat, dat echter slechts dan een zoo nitgetakten of getauden raud heeft, wanneer de wond zulk cenen vorm had. Yan de zwercn op het neusscheidsel, die bij hevige ont-stekingen van dat deel — tengevolge eener ontstekingachtige prik-keling van de bovenste gcdeelten der luchtwegen (cutarrlnis nam-lis), veelnl keeldroes genoemd en die vaak voor den droes wordt aangezien — geheel niet zeldzaam zijn, worden de kwade-droes-zweren echter voldoende door de onlstekingachtise gesteldhcid
-ocr page 291-
2Ö5
van bet ucusslymvlies en door de aauweziglieid van ecu' duide-lijk bemerkbaren , koortsachtigen , algemeeu-lijdendcu toestand, die bij gene bcspeurd wordt, onderscheiden,
Bij de aanwezigheid der drie besohreven versohijnselen, op do wijze, als ze liier vermeld zijn, is derhalve hot onderkennen van den kwaden droes buitengewoon gemakkelijk. Daai echter de zweervorming, zelt's wanneer die reeds aanwezig, maar waar-van de waarneming zoo dikwijls nan onza zmtuigeu onttrokken is, dan moeten andere gelijktijdig aanwezige verschijnselen mede zeer naauwkeurig in aaninerking genoraen worden, teneinde den graad der verdenking van de veelligt bestaande kwarle-droes-ziekte te helpen bepalen.
Wanneer de lot het hoogste toppunt gestegene aerophideuse toe-stand , dien vrij don kwaden droes noemen , niet door besmetting op hot dier overgeplant werd, dan is zijne ontwikkeliag steeds buitengewoon langzaam, zoodat in enkelc gevallen vaak de tijd van een jaar daarover voorbijgaat. Deze ontwikkeling geschiedt dan, hetzy nit ecu minder govaarlijke ziektc \aii het stclsel dor bloedwatervaten en bloedwaterklieren (1 ij m p h a-sijstcmj nit een andere langdurige ziektc, of tengevolgc eener siechte voeding door bedorven voederstoffen.
.Bij do eerste soort des ontstaans zien wij het oorspronkelijk Ujmphatiscli lijden (ziekle der bloedwaterklieren en vaten) een den gewonen droes niet eigen, onregelmatig verloop aanneraen; dc ontsteking of opzwelling der klieren ontstaat van den aan-vang af slechts op mie zijde , of vindt die ook al somtijds op beide zijden plaats, dan verchvijnt ze op de eene zijde toch spoedig weder ; de blijvendc opzwelling neemt de opgegeven eigenschappen van pijuloosheid enz. aan, enlaatzich, noch door schcrpc zalven in to wrijven, noch door met een gloeijend ijzer diep in de zelfstandigheid der klier tc branden , in nieuwe ont steking of ettering breiigen. De dikwijh van tijd tot. tijd volko-men verdwijnende neusuitvloeijing verändert en neemt in plaats der geelachtige klein- eene aschgraauwe aan en vorliest de dikte van de uitvloeijing van den gewonen droes. Tevens verändert het middelschot van den neus van kleur, wordt bleek, lood-klenrig, en het slijmvlies daarvan vertoont zieh van boven af aan bundelvormig , met blaauwaehtige steepen doortrokken. Op ge-
-ocr page 292-
#9632;2 tic.
lijke wijzo volgen de veranderingen, wanueer siechte voeding of langdurige etteringen de kwade-droes-ziekte g^rondvest liebbou , zonder dat gedurende hut geheele verloop immer duidelijk koorts-bewegbgeu bespeurd worden. Ook is het vobtrekt nict altijd nuodzakelijk, dat de zieke dieren uitwendig het voorkomen van kwaadsappigheid (cackexiaj vertoonen , maar door goede vorple-ging gedurende zulk eeneu toestand kunnen zij aan vlceseh toe-nemeii, en liet haar knn schoou en glad op de Laid liggende quot;#9632;emaakt worden. De nitdrukkiug: verdachte, bed c nk elijke drocs, met welke men vcelal zulk eenen toestand aanduidt, meet als onjuist worden aangemerkt; men moest do daaraan lij-dende dieren regtstrceks van den kwaden droes verdacht noemen , en hen zoolang als werkelijk daaraan lijdendc beschou-wen , totdat door de geneziag daarvaa do plaats gehad hebben-de verdenking uit den weg germmd is.
Noquot;' grooter wordt de verdenking, en bijna tot zekevheid ge-bragt, wanneer er aitzettingen der neus-, traan-, voorhoofd- en bovenkakebeenderen plaats vinden, of wanneer bij volkomen ge-zonden toestand der oogen op die zijde, waar de vloeijing uit bet neusgat plaats vindt, ook eene nitvloeijing van slijm en tra­uen bespeurd wordt, die op den neusrug eono altijd natte strcep , waarop de hären uitvalleu achterlaat. De uitzetting (liet grooter in omvang worden) der beenderen , boven bedoeld , wordt door aanvreting en het tränen der oogen door ecu plaatselijk lijden van bet traankanaal, die het afvloeijen dezer vochtigueid in den neus belet, veroorzaakt, en alleen in zeer zcldzame gevallen ontstaat nit een in de holten der aangezigts-beenderen aanwezige p o 1 y p (ecu vezelig vleeschgewas), of hot nablyven van zekcre knobbels op de beenderen, na do genezing van breuken der ge-noemde beenderen, verschijnsels, welke aan die van den kwaden droes zeer bedriegelijk gelijk zijn.
Een ander de verdenking versterkend teeken is een suui-vende , belemmerde ademhaliag , wanneer daarbij de kleur van het ueusslijmvlies bleek, ot loodklemig is; men kau uit de aan-wezigheld daarvan met zekerheid aaiincmen, dat er eene losma-kiug en uitzetting van het slijmvlies in de ncuskanaleu beeft plaats gevonden; want de aainvczigheid \a.n polijpcn kan wegeus have zeldzaamhcid niet in aanmerking komen.
-ocr page 293-
367
Ben ander vergezeUend vcrschijnsel van den kwaden droea is de hoeäl, doch kau men om gegronde rcdenen uit zijne aan-wezigheid , in weerwil, dat Iiij nooit ontbreckt, volätrekt geene gevolgtrekkiug maken.
De kwade droea heeft cen andere onhvikkelings-geschiedcnis, wanueer zij door besractting overgeplanl is; hier ziet men bij eenige opmerkzaamheid binnen acht tot veertien dagen na de plaats gehad hcbbende besractting altijd dnidelijke koortsben-e-gingen. De onderkakebecn- of keelgang-klieren beginnen eerst lesser, weeker en dikker te worden, zoodat men door de huid duidelijk bare zamenstelling uit enkele lobjes voelen kan, en ge-lijktijdig ontstaat er ecue eerst als water zoo heldere uitvloeijing uit beide neusgaten. Met het toenemen der ziekte verdwijut wel is waar in twee tot drie dagen tijds de koorts gebeel, maar daareu-tegeu wordt de uitvloeijing dan melkachtig en dikker, de klier-opzweUing wordt op de eene zijde aanmerkelijker, en bevoelt men haar thans, dan outwaart men hare zainenstellende dcelen min­der duidelijk en verdwijut in den vorderen loop der ziekte ge­beel en al ; de klier hecht zicii vast aan het been I de bot) en ook de uitvloeijing wordt t'cuzijaig. De voltooijing der ontwik-keling volgt meestal binnen \icr weken; maar zelfs dan, wan-ncer zieh de eigendommelijke kwade-droeszweren op de zigtbare gedeelteu van het neusslijuivlies bevinden, is deze slechts da.n misklenrig, wauneer het zieke dier reeds vddr do besmetting krachteloos ou kwaadsappig was; is dat niet het geval, dan schijnt zij dikwijls zelfs Looger rood. De ontkleuring van het neusslijm-vlies komt dan eerst bij langereu duur der ziekte daar bij, en kan dus mede tot een teekeu dienen, of de kwade droes door zelf-ontwikkeling of door besmetting ontstaan is, en of hij, in het. laatstgenoemde geval, ook reeds lang bestaan heeft, wat in vole opzigten dikwijls van belang kan zijn.
De door zelfontwikkeling ontstane kwade-droesziektc heeft na hare volledige of eindontwikkeli ng zeldeu nog een' lau­gen duur. Na eenige weken ontstaan waterzuchtige opzwellingen aan de voeten, onder den bulk, aau den koker, cnz., en nadat zieh vaak nog een andere ziekte, de worm, waarvan de be-schrijving hierna zal volgens, daarbij gevoegd heeft, maakt of ee­ne verettering der long, gemeenschappelijk met de rotkoorts, I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;18
-ocr page 294-
268
of cleze laatste alleen, aan het lijdeu en leven des cliers een einde.
Daarenteg'en kan de door besmetting verwekte kwade droes jarenlang bestaan, zonder de gescliiktlieid voor den arbeid des diers te verminderen, zoo ze daarbij eeue goede verpleging en voeding geoieten, en de dieren schijnen, met aitzondering van het plaatselijk lijden, dat dikwijls tot liet doorvreten en de gedeel-telijke venvoesting van de neusscheiding overgaat, volkoraen gezond te zijn. Eindelijk echter bezwijkt ook bij hen de natnur op de-zelfde wijze , wanneer onbemerkbaar, maar zeker, het geheele bloedwatervaten-stelsel aangetast en door zijno veranderde werk-zaamheid een volkomeue kwaadsappigkeid tot stand gekomen is.
De opening des cadavers geeft steeds ontwijfelbare bewij-zen van het aamvezig gcweest zijn van den kwaden droes, en wel door de in den kop en in de long gevonden wordeiule ziekelijke veranderingen. De opening van den kop moet derhalve voor-zigtig bewerkt worden ; men moet hem in de lengte , naast do middellijn, op de zijde van dat neusgat, waaruit geene vloeijing heeft plaats gevonden , doorzagen. Dc op deze wijze onbescha-digd gehouden neusscheiding, of neusmiddelsohot, laat dan, ua-dat zij van hare verbinding met de andere beenderen los ge-maakt is, alle daarop aan de inwendige vlakten der neusbeklee-ding op die van quot;t zeefbeen aanwezigc zweren duidelijk onder-kenneu. Ecu enkcle zwcer van den opgegeven aard is alle, zins voldoende, om de natuur der ziekte te bepalen ; dikwijls ech­ter zijn de venvoestingen veel grooter, dan men bij het leven des zieken diers vermoed heeft. De holten der kopbeenderen zijn met veel slijm opgevnld, het hen bekleedende slijmvlies losser, weeker en dikker, en eveneens met onzuiverc zweren bezet.
Het in de zijkamers der herseneu zieh bevindendo ader-vlecbtwerk vindt men altijd in een slijmige zclfstandigheid ge-huld , alsook op de grondvlakte van de scliedelholte. Aan het onderkakebeen ziet men de vastzittende klieren, die bij de door-snede zieh voordoen als vaste , graauwe zelfstandigheden.
In de boogere graden der ziekte, wanneer zieh opzwellingen aan het ligchaam vertoond bebben, vloeit bij het aftrekken van de huid op de plaatsen der opzwellingen niet als bij de gevvone waterzwellingen, een klare dunne, zeer vloeibare, maar een
-ocr page 295-
21)9
geelaclitig, taai, olieachtig voclit ait het cehveet'sel der huid. Eij de opening der borstholtc schijnt op het cog do long bij ge­ringere gradeu der ziekte dikwijls volkoinen gezond j strijkt men echter, met den vinger ligtelijk daarop drukkeude, over haar heeu, dan ontwaart men ecu gevoel, als ware hare oppervlakte met grot' zand bestrooid wat ontstaat, dewijl zij met eeu tallooze menigte kk'iue, raapzaadgroote pnisljes, waarmede het longbekleedsel bezaaid is, bedekt is; Ln hoogeren graad bestaan benevens deze puistjes in het bckleedsel der long ook vele grootere pulsten van verschillende geaardheid in het nreefsel der long zelven, gedeelte-lijk volkoraen hard, ten deck in den toestand van oplossing en anderdeels door opzuiging der waterachtige bestanddeelen van den etter, met een drooge massa opgcvuld; werkelijke etterzak-ken, die nu en dan in dc long worden aangetroffen , zijn voort-brengselen van andere ziekteu en hier alleeu toevallig aanwezig, Al naar den graad of hoogte, die de ziekte bereikte, zijn deze puisten of knobbels meer of minder talrijk, zoodat bij die die-ren , die werkelijk aau den kwaden droes of dc kvvaadsappige longverettering gestoiren zijn, de zelfstandigheid der long daar-door voor een groot gedeelte gcheel venvoest is.
AI de ovcrige iugewauden, alsook het vleeseli en het vet, dat nog aanwezig rnogt zijn, bevinden zieh volkomen in den gewonen toestand, als, nainelijk, de ziekte door hesmetting outstond en de dieren spoedig na de onderkemiing der ziekte gedood werden; heeft zij zieh echter uit zichzdve onlwikkeld, dan komen overal de teekens van kwaadsappighcid te voorschijn, en volgt de dood, doordien er de rotkoorts bijkomt, dan ontbrekeu ook de ver-schijnselen daarvan nimmer.
De oorzaken zijn voor het grootste gedeelte reeds vermeid en komen hoofdzakelijk hierop neder: eene lang aanhoudende siechte voeding met beschadigde, onzuivere voedingsmiddeleu, muffig, schimmelig hooi, of soortgeiijke onzuivere haver, alsmede, gelijk sommige liedcn uit annoede of onwetendheid wel plegen te doen, het voederen van joug, gcdroogd riet, in plaats van haksel, dewijl onder dat riet vele verrotte of andere verschim-mekle en daardoor schadelijke gewassen zieh bevinden, stin­kend drinkwater en eveneeus een bedorvene, stinkende stal-lucht,
18*
-ocr page 296-
270
Waiineer ecu beroemd sclnijvcr, t. w. professor iujciiner, in zijti werk, getiteld: iiippiatrik (een grieksch woord, dat in onze taal beteekend: de paardenartsenijkunde), daarovcr bevreemding uit-drukt, dat door andere schrijvers slcchle voeding en aanhouden-de bovemnatige inspanningen als aanleidende omstandigheden van den kwaden droes aangenomen worden, dan is die bevreemding weclerkeerig en Ri.iciiner's beschouwing laat zieh dan verklaren, wanneer door hem elk 1 ij de n van he t 1 ij mpha-s te 1 se 1, dat, met opz welling der klieren en cone vloe ijin g ui t den neus vereenigd ontstaat, als drocs a angemerkt wordt, waarnit later zieh de kwade drocs ontuikkelt. Deze meening van den droes zoude echter veel te omvattend zijn; de droes is cene ast/ienisc/ie; catarrkale koorts, (eerie door kondevatting ontstane koorts met het kemnerk van zwaktc), met eene aan-doening van hot lijinphavatensijstem , (bloedwateivatenstelsel, zuigaders). I^ijuipliatische ziekten kunnen echter ook zelfstandig ontstaan , en bereikeu bij paarden haar hoogste en een ongenees-lijk toppunt in de twade-droesziekte; vuor dit topunt bcreikt is, möge het. aan een dochnatige en onverdroteu volgehonden behandeling wel gelukken, om dc onderwerpelyke ziekte in hu-rcn voortgang te stuitcn en ten laatste te genczen; raaar later echter riet meer. en daar wij geen enkel teeken hebben, dat ons met zckerheid eene gevolgtrekking laat nemeu, wanneer de grenzen der mogelijke geneesbaarheid te buiten gegaan zijn, zoo is ook de twistvraag, of de kwade-droes geneesbaar zij of niet, tot mi toe nog niet beslist. Dat de kwade-droes zieh menig-malen nit den droes ontwikkelt, is gelegen in de eigenschap der genoemde ziekte als ccn lijraphatisch lijden, maar gcenszins moet deze hem allijd voorafgaan.
Vordere oorzaken zijn: verwaarloosde klierziekten, wanneer de op zichzelf goedaardig beginnende droes door nieuwe koudevattingen in het ligchaam temggedrongen wordt; belem-mering, of het algeheele ophouden van zekere, hei ligchaam ter gewoonte gewordene afzonderingen , b. v. het schielijk vcrdrijven of heelen van den rotstraal, rottige straal, of van den straal-kanker , terngdrijven van oude hnidziekten, huiduitslagen , en van de schürft, doch heeft dit ook bij een lange aanwezighe i d door de siechtevoeding,die door voortdurendeon-
.
-ocr page 297-
371
rust des clievs veroorzaakt wordt, dikwijls deu kwadeu droes ten gevolge.
Eindelijk afinattende, uitputteiule invloedeu van elken aard ; dikwijls terugkeerende bloedingen, b. v. uit de long, langdu-rige etteringen, b. v. door fistels op de sclioft of deu nek; gedeel-telijk tengevolge van voortdureud vcilies van sappen en gedeelte-lijk tengevolge van opzuiging van ettcr, doch meestal is de worm het gevolg hiervau; bovcnmatige inspanningen, gepaard met een ontoereikende voeding, vandaar, dat de kwade droes voor-namelijk vaak na andere onheilen ontstaat; in en na het bestaan vau belangrijk dure prijzeu der voedingsmiddelen, waardoor de dieren gebrek lijdea; na ecu grooten, idtgestrekten brand, wan-neer de paarden met arbeid overladen zijn, ouclaarblj, oamp;choon zjveetende, sleohts eene zeer gebrekkige verblijfplaats gedurende de rust kan aangewezen worden ; eu eindelijk , als de meuig-mldigste oorzaak ter verspreiding : de bcsmetting.
I)c voorzegging van den kwaden droes is in elk geval volstrekt onganstig.
De behan deling. Bij eene zoo bepaald ongunstige beoor-deeliag der kwade-droesziekte zoude er over eene behandeling dier ziekte eigeulijk geen woord behoeven gesproken te worden, doch moet dit reeds deswege gescbiedeu, dewijl het dikwijls plaats vindt, dat in ecu stal, waarin een paard, aan den kwaden droes lijdende, gestaan heeft en gestorven is, in kort daaropvol-genden tijd ook andere zieh daarin beendende paarden op-zwellingen van klieren en ncus-uitvloeijing aan v6ae zijde be-komen. Dezc verschijnseleu kunnen dan natunrlijkerwijze op verrena nog geen kwadeu droes genoemd worden; even zoo weinig mag men echter ook dien toestand, waarin de dieren zieh dan bevinden, de droes, al zij quot;t ook verdachten droes uoemeii; integendeel, het is werkelijk reeds die ziekte, welke op haar hoogste of eind-outwikkeling de kwade droes genoemd wordt, en die op dezen tijd dan nog niet het karakter van on-geneesbaarheid aangenomen lieeft.
Of het raadzaam zij, om den besmotten patient in bebandeliug te nemen of niet, daarop zal ik straks nog eenmaal neder-komen; ook hangt dat te zeer vau de oinstandighcden die zieh voordoen af, oin in t algemeen lets daarover te kunnen zeggen ;
-ocr page 298-
372
voovshaiuls dcrhalve slcchts van de eigeulijke behandelings-me-thodeu.
Gelijk bij elkc langdarige en dien in de rcpvoductie (weder voortbrenging van het verlorene) gegronde ziekte raoet de be-haiideling eenc zoodanige zijn, dat het gestel die eeir zekeron tijd achterecn verdragen kan , zonder daardoor verwoest te wor­den, of de raiddelen moeten zoo krachtig en het ligchaam snel doordringend werken , dat het niet, noodig is , om met him ge-bruik lang vol to houden. Bij de ecrste staan dc spiesglans-preeparaten, het sswarte zwavel-spiesglans, de goud-zwavel, de bittere eu de bitter-specerijaehtige planten-middelen , gentiaan, kalmus- en eugelwortel en eenige narkotische (verdoovendc) mid-delen in de eerste rij, de latere zijn kwikzilver-prseparaten, jodi-ne, koper-prteparaten en chloor.
Hoeveel er ook tegen gestreden en geredeneerd wordt, zoo is het niettemin waar, dat het reeds dikwijls, natuur lijk slechts in zeer weinige ge vail en, gelakt is, om door deze middelen ook diin nog den patient weer tot algeheele gezondheid terug te leiden , wanncer er reeds geen twijt'el nicer bestaan kon , dat de ziektc dien graad bereikt had, welken wij kwaden droes noemen. Van veel grooter gewigt is hun gebruik echter dan, wanneer wij reden hebben, om te vcrmoeden , dat door nadeelige inwerkingen , die ons bekend zijn geworden, of door vvaarschijnlijke besmetting dc werkzaamheid van het lijmpha-stclsel op eene baau is gedre-ven, die einlt;lclijk tot de vclmaakte ontwikkeling en eindvonning der kwade-droesziektc leiden kan.
Dc zachtere omstemmende of herleidende middelen worden bij hun gebruik doclmatig met de pisdrijveude verecnigd ; ook is het raadzaam, ter onderstenning hunner werking, de dieren, die men in behandeling neeint, eene fontenel voor de borst te zetten.
T)e volgende zamenstellingen zijn langen tijd niet alleen zon­der eenig nadeel voor het gestel toegediend geworden , maar heb­ben ook dikwijls, namelijk bij hardnekkigc, zoogenoemde ver. dachte, bedciikclijke droes, volkomen genezing aangebragt.
quot;Neem ;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Zwavel-spiesglans cen lood.
Poeder van 't gevlckte scheerlingkruid (Herd. Ci-cn/fp) 1 lood.
Tcrpcntijnolie y2 tot 1 lood.
-ocr page 299-
273
Met extract van pcncn (worteis, in de apotheken voorradig) of honig enz. tot ceno likking gernaakt.
Gcbruik : 's morgens en 'a avonds zulk con brok in te gcven.
of:
Neem: Zwavel-spiesglans of Goudzwavel 1 lood. Calmns- of Engehvortel 3 lood. Terpentijnolie ^ tot 1 lood.
Op dezelfde wijze to bereiden en tc gebruiken.
Tcvens moeten de in den keelgang aainvezige klier-opzwellin-gen, hetzij door zeer selierpe, kraelitigo imvrijvingen ecner zalf van spaansclie vliegen met eupliorl/mm, of door het branden met een gloeijend ijzer, diep in hare zelfätandigheid in een'nieu-wen, zooveel mogelijk krachtigen toestand van ontsteking en ettering gebragt worden, of met vcrdeclende raiddelen de blaaiiive kivikzalf, met of zonder bijvoeging van Jodine, of Joclimium Koli, behandeld worden.
De noodzakelijkheid, om znlk eene beliandeling zeer geruimeu tijd, diku-ijls maanden lang, te raoeten volhouden (wanneer ook de patienten daarbij voor den arbcid geseliikt zijn) beperkt raecstal tie volharditig, daar do meeste eigenaara iict geduld verlic-zen, on evenwel is zulk cone zaebte herleiding der reproduclü dikwijls volkomen voldoende , om do zickle te doen verdwijnen, gelijk men, wel is waar op een andere wijze, maar tock vol-gens dezelfde wetten , genezing ziet volgen , wanneer zulke zieke dieren, bij een aanhoudende günstige weeragesteldheid, op een kenrige weide kunnen grazen.
In den jongstcn tijd is ook hot voedereti der groene bladeren van den okker- of walnotenboora tegen de onderwerpelijke lympha­tische cachexia (kwaadsappigheid tengevolge eener ziekelijk ver-anderde wcrkzaaraheid der bloedwaterklieren en vaten) door onder-acheiden veeartaen ten zcerste aanbevolen geworden; de binden worden gesneden, gekookt cn onder het voeder gemeno-d • het daarvan afgegoten water wordt den patienten als drinken o-e-goven , enwel volsfrekt geen ander dan cn zooveel als voldoen­de is van dat aikooksel. Een dezer artsen deelt made, dat hii op eenen stal, waarin sinds twee jaren met tnsschenpoozen van '/t jaars, enkele gevallen van werkelijken kwaden droes voor-gekomen waren, in weerwil aanstonds in het eerste jaar een
-ocr page 300-
2 74
alyemeeuu behaudeling van al de paardeu begonnen en cenigeu tijd volgehoudcu werd, eukele dieien eene ruelkachtige uit-vloeijing vau beide neasgaten en kleine klierknobbels aan den keelgang bekwamen, na het gebruik van de noteboombladen op gezegde wijze die ziekteverschijuselcn voortdurend lieeft zien wegblijven.
Krachtigei doortastende in het levensproces en eveueens heil-zaam lieeft zieh dikwijls het chloor, in den vom vau chloorkalk (chlorinckalk) getoond. Men geeft het den zieke die-ren dagelijks, eveueens 's morgens en 'savoiids, van een tot twee lood, met even zoo veel poeder van een bitter of bitter-specerijachtig plantenmiddel, b. v. kalmos, gentiaan, engel-woitel, enz, met honig, extract van penen ol'zoo iets dergelijks tot eene pil gemaakt in. L)e werking komt reeds in de tweede week der behandeling zigtbaar te voorschijn, doch moet men hiermede teiimiuste eene maand onafgebroken volhouden; men verontruste zieh uiet, wannecr men outwaart, dat de diercu daar-bij zecr mager worden.
De kop erprreparateu, als: kopervitriool (zwaveizuur-koper) in giften van twee drachma ('/, lood) des morgens en 's avonds met of beter in een afkooksel vau lijnzaad. Een berocmd veearts verzekert, dat hij voor körten tijd dit middel heeft aan-gewend bij den zoogenaamden verdachten droes, die op eeuen stal, waaruil kort te voren paardeu weg ens den kwadeu droes waren verwijderd, onderscheiden paarden aantastte, met een volledig gevolg der geuezing, en was in de gclegeidieid geweest, om de aldus geneze paareen nog twee ja-ren na dieu tijd gedurig tc zien en tc onderzoeken, zonder dat er in dicu tijd ecu zweem van die ziekte weder aan hun te bespenreu was; men was echter genoodzaakt, om met het ge­bruik dikwijls tijdelijk op te honden, want de dieren verloren na twee of drie (lagen ingeven den eetlust geheel en werden bij nog langer gebruik ziekelijk, slap en lagen veel. De behan­deling duorde op die wijze omstrccks drie weken, gedurende welken tijd icder paard zes tot tien lood kopervitriool ingekre-gen had; dc patienten kwamen daarna ook slechts zeer langzaam weder op verhaal. Nog moet hierbij vermeid worden, dat zeer spocdig na lict gebruik de neus-uitvloeijiug ophield, dikwijls reeds
-ocr page 301-
^1
375
op den derdeu dag , waardoor men zieh echter niet moet lateii versclialken. Behalve het gebruik van kopervitriool in de opge-geven lioeveelheid (voor een paard van gewone grootte berekend), met lijnzaadnat, moet men ook aanhondend bitter- specerijach-tigc likkingen geven , teneiude de naileelige werking van het ko-per op de werkzaamheid der spijsvertering zoo veel doenlijk tegen tc werken.
De Jodine in zuiveren toestand en als KaUiim Jodalwn, (jood-waterstofeure potasch) is eveneena dikwijls en wel met ver-schillend gevolg gefaruikt geworden. In enkelc gevallen, wanneer eene uitvloeijing uit een neusgat eu klicropzwellingen aan ecne zijdc eerst kort te voren ontstaan waren, verminderden deze ver-schijnselen reeds na vier dagen en verdwencn clunrzaam na twee tot drie weken , wanneer do patienten dagelijks tweemalen twee drachma Kalium Jodalum in een halve kan afkooksel van lijnzaad gegeven werd en de klieropzwellingen ingewrcven werden met de volgendc zalf:
ISIeem : blaaawe kurkzalf 2 lood;
zuivere Jodine eene drachma.
Door wrijven naauwkearig vermengd.
In andere gevallen werkt do Jodine weder in 'tgeheel niet, in weerwil van een lang volgeliondeu gebruik en oogensehijnlijk günstige omstandigheden , en de sterkste inwrijvingen lieten dan de klieropzwellingen volkomen onveranderd. Proeven, die opzet-telijk met Jodine bij aan kwaden droes ladende paarden geno-men zijn , hebben gecn zoodanige nitkomsten opgeleverd , dat dit middel aanbevolen kan worden; volgde ook al een schijn-bare genezing dan werden ze toch door de Jodine vorgif'tigd, zoodat de dieren zeer uitteerdeu en met drie of vier weken stierven. Wel genazen de neuszweren, doch de groudziekte bleef voortwoeden.
D e k w i k z i 1 v e r p r a p a e r a t e n, als: s u b 1 i m a a t heeft even-min bij het gebruik duurzamc goede nitkomsten opgeleverd; wel wordt het nog van vele zijdeu als uerkzaam aangeprezen, ook in ons vaderland ; doch onpartijdig in het werk gestelde proeven hebben voldoende bewczen, dat hat eenigzins lang gebruik van dat middel steeds eene verergering van den toestand te vveeg bragt.
-ocr page 302-
276
quot;Wat de homoeopathiselie behandeling betreft, zoo is de uit-nemende working van hct Avsenicvim album , wanneer er n.l. bij den patient nog geenc zweren in den ueus te bespeuren zijn, alleszins aanbevclenswa ardig, Faarden, die reeds lang eeno siecht uitziende vloeijing uit cen neusgat en cveneens klieropzwelling aan cetie zijde bespeuren lieten, voor 't overign gedeeltelijk zelfs geheel geen cogelijk aanzien hadden, verloren in den tijd van twee tot vier weken zoowel de klieropzwellingen alsook de slcclit gestelde ncnsvloeijing volkomen en daurzaam, zoodat, wanneer tegen een' toestand, die van kwaden droes ver­dacht gehonden moot worden, genoeskundig gehandeld zal wor­den, ik onder alle omsta'.uligheden het homoeopatisch gebruik van het arsenicuui, het zoogenaamd wit rattekruid, boren al de andere mindelen de voorkeur gcef. Men dient de patienicn daarvan twee malen des daags, en wcl 's morgens en 'savonds, vodr het voeder, eene gift toe.
Ik moet echter iedcr cigenaar van paarden ten sterkste aan-raden, om, wanneer hij bij zijne dieren de geuoemde verdachte teekens, i'riizijdigc vloeijing uit den neus en klieropzwelling aan eene zijdc, zooals in dezen naauwkeurig beschrcven is, möge bespeuren, dat paard dan oogenbiikkeiijk van den stal te ver­wilderen , en eon' wetensebappelijken vceaarts tc doen koinen, maar niet zelf zieh met proefnemingen tcr geuezing op te hoaden , opdat er geen onheil door besmetting vcroorzaakt worde; ook sebiedt het de wet, om paarden van dien aard zorgvuldig af te zondoreu, en bij ovevtuighig, dat ze werkelijk aan kwaden droes lijden , te dooden , gebeel en al te begraven en den stal volgcns den regel tc zuivcrcn , enz.
Zal een paard , dat aan den zoogenoemden verdachton droes lijdt, geneesknndig behandeld worden, dan trede men daaromtrent in ovcrleg met den veearts.
Nob meen ik ten slotte met een paar woorden van dc be-
Dnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;L
sractting te inoeten gewagen.
Dat de kwade droes onder alle omstandigheden besmettelijk is, lijdt hoegenaamd geeu' twijiel nicer, en is sinds lang als een uit-seraaaktc zaak erkend; meer naauwkeurige onderzoekingen heb-ben echter tot do uitkomst gcleid, dat hetbesmettiags-vermogeu zeer onderschciden is, zoodat in enkeln gevallon dat vermögen
-ocr page 303-
277
nan den etter der zweren en aan de nitgeworpen stoßen gc-bonden is, tenvijl hot in andere ontwijfelbaar ook aan de uitwa-seming der long eu huid hecht. Versclullende ongclnkkige ge-vaüen in den jongsten tijd hebben dat als eene bowezeu waar-lieid bevestigd , in zoover paarden zoowel als menschen, zonder dat dcze met aan den kwaden droes lijdende paarden in dadelijko aanraking geweest waren, daärdoor echter besmet zijn geworden, dat zij in hunnc naaste omgeving , iu den kring van hunne uit-waseming, verkeerden, of met voorwerpen, die met de uitwase-ming der zieke dleveu doortrokken en daarmede langem tijd in een naauwe aanraking geweest waren , als b. v. het inwikkoleu cn rüsten onder dekens, die te voren gediend hadden, om aan kwaden droes lijdende paarden daarmede te bedekken zoo als dat door de stalwachters in de ziekcstallen bij het krijgsvolk en der veeartsenijsoliolen niet zelden gedaan wordt.
r.vencens is ook de smetstof zelf meer of minder van inner-üjke kraclit en boosaardigheid, en niet de bijzondcre gesteldheid van het besmette ligehaam alleen bepaalt het verloop ea den uit-gang der door besmettiug overgeplante ziekte; doch is het onder-scheid daarvan ongelukkiglijk niet anders en vrocger dan door de vorschijuseten, die zij tengevolge heeft, können onderkend worden.
Yerschillende besiuettings-voorvallen, die voor mim 25 jaren op de veeartsenijsohool te Berlijn onder de aldaai stnderendc jongelingschap, die zieh in het praspareren der beenderen oefenden, en daartoe die van een aan kwaden droes gestorven paard ge-hruikten, hebben dat ten klaarste bewezen.
19c Worm , Hiildworni ( i* ornulro. s. )
Dczc ziekte is in het wezen met die van den kwaden droes bijna volkomon gelijk ; zij onderscheidt zieh daarvan slechts door den vorm, cn verschijnt zcer dikwijls, met den kwaden droes ver-eenigd ; ook zij is een diep doordringend lijden van het stelscl der lijmphavatcn (opslorpende vaten, zuigaders), die een groote neising ter vorming van passive ontstekingen eu zweren op cn-
-ocr page 304-
278
kele lijmphavateu bezit en door overplanting op andere dieren van dezellde soort, hetzij wederom den worm of deu kwaden droes door besmetting te weeg brengt.
Hat onderkennen van den worm, of buidworm, of wormdroes , zooak men hier en daar deze ziekte verkeerdelijk hoort noe-inen, is veel gemakkelijker dan die van den kwadon droes.
Kenteekenen. Bij eon üogenschijnlijk volkomen welzijn des diers ziet men op enkele plaatsen aan bet ligchaam, voornamelijk in 'tgezigt, aan den hals, aan de schouderbladen, of op de in­wendige oppervlaktc der aehterbeeneu, kleine rondachtige gezwel-len, die zieh van de opzwelling der huid , zooals die na den steek van insecten of bij deu neteluitslag aangetroil'en worden , onder-schciden, doordien men de huid over haar meer of minder vrij been en weer schuiven kan. Deze gezwelleo zijn ter grootte van eene hazeluoot tot die van een duivenei; (zie plant II, no. 1) dik-wijls, vooral in den beginne, kan men aan de binnenzijden van de aohterbeenen, wanneer men de vlakke hand van den uijer of den koker af lamelijk strak uaar bet spronggewxicht toe voort-strijkt, verscheiden kleine buileu, of knobbeltjes, aoniwijlen niet veel grooter dan eene envi, voeleu. Do builen of gezwellen ziju meest eerst wat warmer dan bet ligchaam over :t algemeeu, en veroorzaken het dier door drukking pijn; zij worden slechts hoogstzelden als eene enkei op zichzelf staande buil aangetrof-len, maar er ziju gewoonlijk verscheiden op dezelfde plaats bij elkauder, en wel op de wijze als een koraleusnoer, wesiialve men oudtijds deze ziekte ook wel snoerworm noemde. Nu cu dan ziet men ook de in de iiabijheid gelegene en met de ontstokene bloedwatervnten in vcrbiiiding staande klieren aan den keel-gang, de schouders en liezen meer of minder opgezwollen, en wanneer dat niet aanstonds in den beginne het geval is, dan komen die opzwellingen toch veelal later in den loop der ziekte te voorschijn.
De kleinere, de als in een suoer geregene gezwellen of knob-bels worden na eea aanzijn van eenige dageu week, laten door betasting een' vloeibaren inhoud vermoeden, en wanneer zij van-zelf opengaan of doorgestoken worden , entlasten ze eeu geel-achtigen, dunucu etter.
Wanneer de op deze wijzc ontstane openc zweer niet behandeld
-ocr page 305-
37!)
wordt, dan neemt zij al spoedig een siechte gesteldheid aan, haar bodera wordt miskleurig, de randen worden dik , gezwol-len en loggen zieh naar buiten cm, zoodat zij dan taraelijk veel overeenkomst vertoonen met het achterste van een hoen , hoen-dergat, terwijl in die wenden een tweeledige afzondering be-speurd wordt, t.w. een dunne, zeer vloeibare, graauwachtige etter, en naast deze een geelachtige, doorschijnende, dikwijls geheel klare lymphatische vloeistof, veel gelijkheid hebbende met het bloedwater, dat men na körten tijd op het afgetapte bleed waarneemt, die aan de randen der zweer, hetzij als geel-bruinachtigc roven verdroogt, of in zulk eene menigte uitge-stort wordt, dat zij längs de eppervlakle des ligchaams afvloeit en daar meer of minder groote korsten vormt.
Zonder plaatselijke behandeling genezen zulke wormzweren slechts zelden ; daarentegen gclukt de genczing aan de hulp der kunst zeer dikwijls, zonder dat daardoor echter den algemeenen ziektetoestand genezen wordt; want terwijl de zweren aan de eene plaats zieh sluiten, ziet men die op eene andere ep nieuw weer ontstaan. Wanneer de worm op deze wijze te voorschijn korat, lean ook hij nog eene maand na zijne eind-ontwikkcling bestaan , en meestal is deze zijne vorm het gevolg van besmet-ting door een paard , dat aan den kwaden droes of eveneens aan den worm lijdt of leed,
Bij verdere toeneraing der ziekte ontstaan dan dikwijls zuch­tige opzwellingen aan de beenen en den koker, die bij de be-weging verchvijnen , maar bij de daaropvolgende rust terugkee-ren. De gezwellen en zweren nemen in getal en emvang toe, en eindelijk, nadat het zieke dier over het algemeen een zeer on-oogelijk aanzien verkregen heeft, het haar droog, raw en glans-loos, als deed, en de huid stefl'erig geworden is, veegen zieh de verschijnseieu van den kwaden droes daarbij en het paard sterft eveneens aan krachteleosheid, verval van levenskrachten, of aan eene zeer snel verloopende verettering der long.
Menigrnalen evenwel is de worm ook van den beginne af van
een geheel ander beloop. Nadat bij ende, kwaadsappige dieren
langen tijd te voren dikwijls zuchtige opzwellingen der beenen
en van den koker ontstaan zijn , zweit de een of ander achter-
voet van beneden op tot ever het spronggewricht (de hak, hiel),
-ocr page 306-
280
wordt heet en pijulijk , zoodat de dieren dien bij de aauraking niet alleen zeer hoog opbeuren, maar ook aaimierkelijk kreupel ziju; binnen weinige dagen bevinden zieh over liet gelieele on-derbeen, bij voorkeur echter aan diens inwendige zijde, een menigte zweertjes, die aanvankelijk slecdits klein, ongeveei tcr grootte van een lime of erwtje zijn, maar al zeer spoedig bet karakter der wormzwereu aannemen en hare rauden dik naar buiten omleggen. De mime afzoudcring dier zweren vlocit als een ougezonde, graattwachtige materie {icltor) laugs de beeilen af en bedekt dit met geel-brninaohtige korsten, waardoor dal gedeelte een walgclijk aanzieu vcrkrijgt, Daarbij zwellen de lics-klieren van liet aaugetaste been zeer spoedig op; dikwijls komeu ook wormbuilen , of krobbels , van den reeds beschreven aard, op andere deelen des ligchaams te voorscliiju, doch is de zickte in deze menigmalon van zulk een snel verloop, dat daardoor geen tijd gegeven wordt tcr behandeling, maar de kwado droes en spoedig daarop volgcnde rotkoorts maken aan het leven des diers een einde.
Een derde soort der onUvikkeling van den worm is die uit de heete beenzwelling. Deze ziekte, die oorspronkelijk in eene zieh zeer snel ontwikkelende hevige ontstekiug van liet cclwijs-weefsel op de binnenzijde van een aehterbeen en der beenblocd-ader bestaat, tast ook dikwijls het längs genoemd bloedvat heen-loopend lijmphavat (bloedwatcrador) aan, en venvekt daardoor aan-leiding ter vorming van den worm. Dezen kwaden uitgang kan men daaraan kennen, dat de koorts, die de ziekte vergezelt, ver­mindert, maar de op de binnenzijde van de dij duidelijk voel-bare streng niet dechta aanwe/.ig blijft, doch ook de daarboven liggende lijmpliaklieren opzwellen en zieh op enkeie plaatsen längs den loop van het lijmphavat (bioedwater-ader) snoervonnige, als aaneen geregene knobbels of builen bevinden. De algemee-ne toestand van den patient en de vordere behandelingswijze, namelijk, het beletten, dat de etter niet overgebragt wordt in de voehten des ligchaams, geeft dan aanleiding, of de ziekte op de plaatselijke ongesteldlieid beperkt kan blijven, dan of de wer-kelijke worm zieh ontwikkelt, in welk geval zij eveneens ineestal zulk een snel verloop neemt, dat zij reeds na weinige dagen met eene rottige longontsteking eindigt.
-ocr page 307-
281
De opening des cadavers. Als een bepaald verschijn-sel van den worm zint men de ontstokene, met knobbels bezet-te of als zweien naar buiten zieh openende lijmphavaten onder de huid zoo verdikt, dat men die gemakkelijk ontdekken en vol-gen kanj zij hebben in plaats van hären gewonen een gelen in-houd, die zieh vaak week kaasachtig, somtijds ook zandig ver-toont, op de zwerende plaatsen echter veelal met een graauw-achtigeu etter afwisselt.
Werd het dier niet afgemaakt, maar is hij aan de ziekte ge-storven, dan vindt men de oorzaak des doods steeds in eene ontsteking der long, die daardoor veroorzaakt werd, dat de •wormetter door opzuigiug in het bloed geraakte en bij het pas­seren door de long opstopping en ontsteking verwokte.
Bij een' längeren duur der ziekte ziet men, even als bij den kwaden droes, ouder de huid opboopingen van eene eiwitaohtige of olieachtige vloeistof in het cehvijsweefsel; de lijmphakliereu zijn meer of minder ontaard en verhard, en dikwijls ziet men al de verschijnselen aan bet cadaver als van een aan kwaden droes gestorven dier.
De oorzaken van den worm zijn al znlke invloedeu, die reeds bij den kwaden droes opgegeven werden, sluchto voeding , lang aanhondende bovenmaüge iiispanning, rochtenverlies door ette-ring, het overbrengen der ai'zondering van boosaardige zweren door opzuiging in het bloed, het haastig herstellen van hardnek-kige uitwendige zickten, (na de gelukte nitroeijing van den straal-kanker ontstaat niet zeldeu de worm, vvaarvan vele voorbeelden ziju); in zijnen loop belemmerde of geheel belette droes , waar reeds afgescheiden etter weder opgezagen en in het bloed over-gevoerd is geworden, en eindelijk de bcäinetting. Wat de laatst-geuoemde oorzaak belreft moet ik nog doen opmerken, dat deze meest den langzaam verloopendeu vorm te voorsohijn roept, terlaquo; wijl de kwade invloedeu van anderen aard meest talrijke zweren en een sneller einde of den overgang in den kwaden droes ver-oorzaken.
De beoordeeliug of voorzegging is, wanneer ook al iiet wezen van den worm en den kwaden droes vrij wat gelijk is , evenwel bij de eerstgenoemde ziekte veel minder ongunstig als bij den kwaden droes. Het eersi meet men trachten te out-
-ocr page 308-
382
dekken, in hoever het lijmphastelsel in liet algemeeu is aange-tast, dan of alleen eenige dier vaten ziekelijk aangedaan zijn. Deihalve bestaat er dan meer hoop op genezing, wanneer slechts weinige wormbuilen aanwezig zijn, en geen onderscheiden groepen gelijktijdig op verschillende plaatsen des ligchaams ge-vonden woiden, wanneer de lijmphaklieren in den keelgang, in de schouder- en liesstreek niet mede opgezwollen zijn, wanneer er geen koortsachtig, algemeen lijden aanwezig is, wanneer er geene omstandigheden en invloeden zijn voorafgegaan, die een siechte gesteldheid van de geheele vochtcmnassa vooronderstelleu laten, langdurige etteringeu , teruggedreven huidziekten; of siechte voeding en wanneer de zickte pas ontstaat of door besmetting veroorzaakt is,
Bepaald ongunstig is de beoordesling en dan de behaudeling volstrekt af te raden, wanneer zieh de voorboden van den kwa-den droes daarbij vocgen, wanneer zielt zeer spoedig en op onde-scheiden ligcliaamsdeclen vele zweren vertoonen, zoodat de ziekte daardoor het aanzien van een luiidnitslag verkrijgt, zoo-als dat dikwijls aan de achterbeenen het geval is, wanneer de dieren over het algemeen er siecht uitzien en siecht gevoed zijn, wanneer de ziekte reeds lang heeft bestaan en men dus kan voor­onderstelleu , dat hare onzuivere voortbrengselen reeds door op-zuiging weer in 'tligehaam terug gevoerd zijn en waarvan dien-tengevolge ook een algemeen koortsachtig lijden en bij goed voe-der toch een siechte voedingstoestand aanwezig is.
De behandeling. Het is, ook zelfs in de ligtste gevallen, niet aan te raden, om de behandeling alleen te beperken bij dc genezing der wormenbuilen en zweren, maar tevens ook te wer­ken met al de middelen, die door een gezonde en doelmatige voeding en door artsenijen ten dienste staan , op de verbete-ring der vochten in het algemeen.
Men moet de aanwezige wormbuilen of de reeds bestaande onzuivere zweren, zoo spoedig als eenigzins mogelijk is, tot een gezonde ettering trachten tebrengen, teneinde ze te doen genezen. Dat geschiedt het doelmatigst door de wormbuilen alle zoo spoedig mogelijk met een scherp roes of met de vlijm te openen, zieh de daarin bevindende etter nit den weg ruimen en de holte der zweren met een goed gloeijend brandijzer meermalen krachtig
-ocr page 309-
383
tot op den bodem der zweev aan te raken; zijn er reeds opene zweren aanwezig, dan worden die insgelijks op dezelfde wijze met het wit gloeijend ijzer uitgebrand. Zoodra de brandroof hceft losgelaten, moet men daarop letten, dat de wondvlaktcn voortdurend zaiver cn in eeu goedaardige werkzaamheid gehou-den worden, waartoe het beste gesohikt is het van tijd tot tijd goed bevochtigen met een aftreksel van karaülen, waarin eenig kopervitriool opgelost is; wanneer echter in spijt hiervan de zweren evenwel te rijkelijk afzondereu, dragen, naraelijk de meer beschreven geelae.htigc üjin^Dliatische vloeistot' daaruit loopt en zieh de randeu naar buiteu omleggen, dan moct men het branden hcrhalen, totdat eene matig etterende of eene vol-koraen drooge wondvlakte met een iraaije roode kleur ver-kregen is.
Verder moet de patient clkcn dag over het geheele ligehaam met warm zeepwater gereiuigd, en daaraa, met nitzondering der zwerende of herstellende wenden, ter deeg met stroo droog ge-wreven en dan bedekt worden; in den winter op een warmen #9632;^tal eu na het afdroogen met twee dekens te bedekken; ook kan men hij goed zomerweGr de dieren in stroomend water laten zwemmen , afdroogen cn daarna bedekken.
De patient moet krachtig gevoederd worden met haver en hooi van de edelste hoedanigheid.
Als inwendige geiieesmiddelen hebben de volgende door veel-vuldigc eu schitterende nitkomsten een groot vertrouwen inge-boezemd, in zoodanige gevallen namelijk, waar de toestand der ziekte van dien aard was, dat er hoop op genezing gevoed kon worden.
Neem: Poeder van gcvlekt scheerlingskrnid cen lood. „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ zwart Zwavel-spiesglans 4 lood.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; „ Engel- of Calmuswortel 2 lood.
Terpentijnolie cen lood.
Alles goed gemengd en met extract van gele of roode wor­teis, honig, stroop enz. tot een deeg gekneed en deze hoeveel-heid tweemalen des daags in te geven.
Dieterichs , {opperoeearts.) of:
I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 19
-ocr page 310-
284
Ncem: Poeder van ruw Spiesglans 3 med. ponden. (2'/^ oud pond.)
„ ,, Gentiaanwortcl 2 med. ponden. ,, ,, gevlekt scheerliugskruid 8 lood Terpentijnolie 10 lood. Met conserf van jeneverbesscn tot een iikpotdeeg gekuecd. Gebnük : oude en groote paarden twee-tot driemalen 's daags vier lood (V^ oud pond gt; in te geven, en wanneer de gewenschte werking uiet eerlang zigtbaai wordt, moet men met de giften opklimmeu, /.oodat men allengs tot 16 of 20 lood kan stijgen. Wanneer de patient daarna slap, zwak wordt, de eetlust vermindert of sidderingcu en wanorde van den pols bespeurd worden, dan houde men eenige dagen inet hat gebruik van dit middel op, en als die verschijuselen weer verdwenen zijn en de eetlust ook teruggckeerd is, dan beginne men weder in te geven met de kleinste gift, die opgegeven is, en klimme weer langzaam op. Zoo houde men vol ter genezing toe, die gewoonlijk twee maanden na hat begin der behandeliug volgt. C. W. Ammon, (Iloofddiredenr der konl. beijerscfie paardetistoetery, ens.) Deze degelijke , vermaarde veearts noemt verbazend golukkige uitkomsten , door dit reeept verkregen , op , en prijst het, als proefondervindelijk heilzaam bevonden , zeer aan. Ook hij brandt de wormbuilen en zwereu goed uit.
Wanneer het algemeen ziek zijn of lijden des diers nog niet te groot en bet mogelijk is , dat de sappen tot den staat van gezondheid können teruggebragt worden, zoo houd ik het er bepaald voor, dat beide bovengenoemdo gelijkäoortige voorschrif-ten, gepaard met een onberispelijke voeding en verpleging dat doel zullen können bereiken cu goede uitkomsleu ople-veren, beter dan door de gevaarlijke , hevig werkende metaal-aardige vergiften , als : sublimaat enz,, dat nog veel gebruikt wordt, ofschoon daardoor dikwijls zelfs de toestand verergert en volkomen hopeloos gemaakt wordt, weslialve ik zulke mid-delen, althans in allopathische giften, niet doclmatig acht, ofschoon het sublimaat ook dan nog verwerpelijk is.
Wanneer echter bij het gebruik der bovenstaande voorschrif-ten na twee tot drie weken geono beterschap volgt en door
-ocr page 311-
285
plantselijke behandeling der wormzweren deze niel tot goedaar-digheid (e stemmen /.ijn, maar integeudeel diaper invreteu, zicli uitbreidcn en in aantal toenemen, of zieh zuchtige opzwellin-gen, klierverhardingen , neusvloeijing of koortsbewegiagen bespeaquot; ren laten , dan is het aüezins raadzaam , om de behandeling , als nutteloos en tevens als geyaarlijk, te staken, en het dier af te maken. Een ander niet minder voortreffelijk recept tegen den worm is aauhevolen door drie professoren, fc. w. pessin'a , walmngeh en iujs/. ; hot, bewijst mede uitmuatende diensten bij den hard-nekkigen , zoogenaamden verdachten, bedenkelijken droes, tegen den door besmetting ontstanen kwaden droes, tegen verouderde hoidziekten, schürft, muik, of mok, enz. Het voorschrift Inidt als volgt:
Neem : Poedei van raw Spiesglans en
„ „ Bruinsteen-oxijde {p.xijde manga-
nes. nif/r.) van elk 34 lood. „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;;, Gentiaainvortel 12 lood.
Terpcntijnoiie 4 lood. Kneed alles met coaserf van jeuevcrhessen tot een likpotdeeg. Gebruik: driemalen 'sdaags hiervan ecu brok, ter zwaarte van 3 of 4 lood, in te geven.
Nog een ander zeer geroemd .vordend voorschrift tegen den worm, alsmode tegen schürft, muik, of mook , ook mok genoemd, muikvoet, (mokvoet) enz,, is het volgende :
Neem: mincrale Moor {aefJuop. miner.) 8 lood. Kuw Spiesglans 4 lood. Bloeni van Zwavcl 12 lood. Kngehvortel 4 lood. Alles tot poeder en met conserf van jene verbessen tot een deeg te kneden en in zestien pillen van gclijke zwaarte te ver-deelen.
Gebruik : alle morgens twee dezer pillen in te geven, tot de genezing toe.
Professor vatel, De engelsche veeartsen OLATBB en vimes maakten gebruik van pillen , met een zekere hoeveelheid poeder van spaansche vliegen vermengd , en verzekereu, daarvan een gewenschte wer-king te hebben ondervonden.
19raquo;
-ocr page 312-
286
De homoeopathie raadt ook bij den worm, even als bij den kwadeu droes, aan, om het arsenicnm te gcbniiken. — Wanneer men tevens op de besehrevon wijue ook de zweren en l)uileii plaatselijk behandelt cn den patient krachtig met de keurigste Stoffen voedert, dan levc-rt ook deze methodc meestal zeer ge-weuschte uitkomsten op.
De jouge arts möge kiezen; mögt het eene middel weinig hclpen, waarschijulijk zal cen ander de gewenschte sverking voortbreugeu.
laquo;• ) Uc dekzicktc der Fokpaardnn, venerische
zlekte, sjaakerzlektc , sjaiikerzucht en
het dekuitsiag of blaasjcsuitslag
aau de C!cilaquo;lae!itlaquo;iileelcn.
Deze ziekten, waarvau de eerstgenoemde de boosaardige en de laatste de goedaardige genoemd mag worden , zijn eerst sedert het eiude der vorige eemv bekend geworden, of wanneer zij ook al eerder hebben bestaaa, op dien tijd toch eerst hebben zij de aandaoht van deskundigen algcmeeu tot zieh getrokken.
Deze ziekten behooren eigenlijk niet in ons vaderland te huis, maar worden meer in het noordelijk Duitschland aangetroü'en, en wanneer er geene voorbeelden bestünden, dat zo door inkoop en besmetting van vreemde paarden ook reeds aan onze pruissische en hannoversche grenzen opgemerkt waren geworden, dan zonde eene beschrijving daarvan hier geinist kunnen worden. De deutsche schrijvers handelen over dit onderuerp lang en breed; doeh om genoemde reden heb ik gemeend te kunnen volstaan , om in dit werk daarover kort te zijn, en dat het voldoende is, om de voornaaraste versehijusehn van het ontstaan en den voortgang, alsmedc de geneeskundige behandeling op te geven. De weet-gierige veearts, die er belang in mögt stellen, oin een naauw-keurig werkje over de dek- of sjnnkerziekte te lezen, ontbiede zieh het folgende werk: Ou. uodloff, Geftüts.-Inspektoi und Rosz-arzt beim konigl. l'rens. Posenschen Laadgestiit zu Berlin, 1852 ; in Commission der Oehmigke'sohen Buchhandlung: die Beschiilkrankheit und der Boschiilaussohlag der Pferde.
-ocr page 313-
2S7
De dekziektc, of sjaukerzucht, is eene zeer verderfelijke ziek-te onder de paardea; zij eindigt nict alleen ;\ltijd, waaneer zij aan zichzelve wor.lt overgelatea, of indien het uiet geltikt haar door plaatselijke behandeliug te ovenviuneu, met al de verschiju-seleu van kwaadsappigheid, ilikwijls zelfs met eeiie volkumen ontwikkeliag van den kwaden droes of den worm, maar zij heeft ook tevens bij haar ontstaan verschijnseien in haar gevolg, die de aanwezigheid van ecu diep zenuwlijden en eene ziekelijk ver-anderde rigting der reproductio (wedervoortbrengingsvermogen) onwederlegbaar bewijzeu, weshalve ik deze ziekte hier ook tot die der kwaadsappigheden [cac/texla) heb geuieend te. moeten raug-schikken.
Kenteekeneu bij hengsteu. De eerste verschijnseleu , die het uitbreken der ziekte vergezellen , ziju eigendommelijke op-zweliingen op versohilleude plaatsen der huid, en wel het eerst op deu achterrug, of bet krais, ouk croupe (kroep) genaamd. Deze opzwellingen kunneu däärdoor van de wormbailen onder-scheiden worden, dat. za duidelijk als werkelijke opzwellingen der huid te onderkenuen zijo, en niet als gene, die als onder de laud zieh berindende laten aanvoelen. De bedoeldc opzwellingen der dekziekte ziju ter grootte van eeu tot zes duim voetmaat in doorsnede, en allebijna cirkelroud, en verfaeffeu zieh tamelijk suel van tie randeu af ringvormig, naar binnen toe zieh vullende, terwijl bet haar daarop eerst overeind Staat; slechts de grootste dezer opzwellingen ziju in het begin uieer warm eu eenigzins pijnlijk, allen echter laten bij het doorsnijden van de celtaehtige (zwilachtige) verdikking der huid op dc suede of suijvlakte ecu plaatselijke, waterige uitstorting onder de huid in het celvonnig weefael zien.
Ueze opzwellingen worden dikwijls voorafgegaan door ver-schijnseleu, die reeds een sterk vermoeden kunnen doen ont­staan, als: een afwisselemle ectlust, opzwellingen van den ko-ker, die eerst een outstekingaehtig aanzien hebbeu, maar later haar waterzuolitig karakter duidelijk bespeuren laten, en zieh dik­wijls van de punt des kokers tot aan den uavelstreek uitstrek-kenj ook ziet men die opzwellingen wel aan het eeu of ander been.
Bij enkele diereu wordt ook het kennelijk uitbreken wcken-
-ocr page 314-
288
lang voorat'gegaau dour een' voorbijgaaudeu uitslag op de roede (teellid) cn verhoogde roode kleur, en het uit het roedehoofd eenigzins uitstekend eiude van de pisbnis is insgelijks dikkev, zuchtig opgezwollen, eu weer andere diereu schijueu nog vol-komen gezond, teivvijl ze echter in dien toestand door dekking merrie 's kuimen besmetten.
Veelal echter worden de eerste voorboden, die een kwaad ver-moeden kunnen verwekken, voorbijgezieu, zoodat het voor-naamste verschijusel de reeds beschreveu opzwelüngen van de huid op het kruis blijft. Wanneer deze bespeurd worden, is, behalve ceue meer of minder dnidelijke ne@rslagtigheid, niets ziekelijks aau den patient te bespeuren; de ademhaling, bloeds-üinloop en spijsvertering, alles gesehiedt volkomen regelmatig, of wanneer daaraan ook al iets haperen mögt, dan staat dat met de dekziekte in geen verband, zoodat, wanneer niet de re-gelmatige, kringronde gedaaute, de wijze der opzwellingen, die zieh eerst ringvormig voordoeu, en haar afgezonderd, op zich-zelve staand voorkomen haar van de builen van den neteluitslag, netelzucht, netelkoorts, onderscheiden, dozen toestand daarmede verward zoude kunnen worden ; slechts dän, wanneer volbloedig-heid oi' eene bijzonder groote prikkelbaarheid in het gestel des patients aanwezig is, of er tevens een catarrhale aanleg bestaat, ziet men opzwelllng van den koker en der roede, hij geüjktij-dig verhoogde gevoeligheid en meer levendige roode kleur der slijmvliezen, der oogeu en in de opening der pisbuis , waarbij in het begin een ligte opgewektheid in den pols kau opgemerkt worden. In enkele gevalleu , en wel, wanneer dieren met een zeer sterk en prikkelbaar zenuwgestel van de ziekte aangetast worden, zwellen eenige dagen, nadat deze kennelijk gebleken is , de balzak en de klieren in de Uezen ontstekingachtig op, waar-door somtijds de eetlnst vergaat, de adem versuch en duidelijk eene wondkoorts te bespeuren is, welke versehijnselen echter verdwijnen , zoodra de ontsteking ovenvonneu is.
De dekziekte heeft ecuquot; langzamen verloop, docli wordt de duur zoowel als de enkele versehijnselen en de uitgang naar het bijzonder gestel des aaugetasten diers gewijzigd; derhalve bie-deu krachtige dieren vaak een jaar lang tegenstand eu somtijds nog langer, terwijl zwakken daareütegen reeds na verloop van
-ocr page 315-
'i
389
twee maanden aan eeu algemeeue kwaadsappigheid , die in het
iaatste tijdperk vergezeld gnat van snel uittereiide koortsea, sterven.
De meergenoemde lioofdversehijnseleu veichvijnen somnijlen van vier tot uegeii dagen plotseliug, vaak ook langzaam , doch vertoouen zieh steeds op andere plaatsea weder.
In sommige gevallen ziet men ook roosachtige ontstekingen der huid ontstaan, b. v. dc muik , inook of mok , als bij en-kelc rottige ziektea, met koortsbewegingen, teugevolge der hevighcid van het plaatselijk lijden.
In enkele gevallen ziet meir ook eene slijmvloeijing uit den iieus en de oogen; bestendiger ziju daarentegen de verande-ringen in de werkzaamheid der nieren, zoodat reeds zeer vroeg eeu vcrmeerderdeii aandrang tot waterlozen bespeurd wordt, waar-door de veranderde pis in kleinere hooveelheden en met gerin­gere kraohtsuitoefening aitgescheiden wordt, dan in gezonden toe-stand. In het begin is zij vaak oiigekleuvd en klaar, doch kort daarna wordt ze in alle gevallen slijmig, olieachtig, witachtig, somtijds wat sjeleiachtig en duidelijk een tamelijke hoeveelheid eitwitstof bevattende, dat natuuriijk nadeelig voor het ligcliaam is.
Plaatselijke versehijnselen aan de geslachtsdeeleu zijn, beneveus de züchtige opzwellingen van den koker cu den balzak, ook groo-te slapheid dier deelen in het algemeen , zoociat de roede bij-
na nooit geheel en al in den koker teruggetrokken wordt, maar
i i* ^k als eeu stompe kegel uithangt; doordien het voorste deel zieh
meer terufftrekt dau het achterste, ontstaan er zeken; iuschuivin-gen van het eerste iu 't Iaatste, waardoor ringvormige opzwel­lingen, waaraau echter de koker geen deelueeint, en overeen-küinst hebbeude met eone ongcstcldheid, die men spaansclie kraag (#9632;parnphintosis) noemt, veroorzaakt worden; de roede zelf, schoou ook al iets dikker , is echter slap en koud en vrij van ontsteking.
In enkele gevallen worden op de oppervlakte der roede dpn-kergekleurde plekken 0|) de huid, ook wel een weinig roode barsten bespeurd, doch zvveren ziet men uict.
Het dekken door hengslen in dien fijd, wanneer de ziekte nog uiet opgemerkt is, gesehiedt met ininder vuur en onvolledig. Bij de merlie's komt de ziekte in het eerste tijdperk duide-lijker te voorsehijn, ol'schoon ook bij haar de eerste versehijn­selen menigmalen met de togtighcid, bronstigheid, willigheid.
-ocr page 316-
290
het hengstig zijn , verward wordt, doch zij cnderscheidt zieh daar-van door de grootte der plaatselijke opzetting, vermeerdering van omvang, die waargenomea wordt, en nog meer daardoor, dat ze na meermalen herhaald bespringeu met verandering van haar
karakter voortduurt. Het eerst zweit de schaamspleet, of kling, (zegel) op, met meer of minder duidelijke teekens van prik-keling, doch verdwijueii de/.e al spoedig en laten een koude , dee'Tachtiquot;re opzwelling nchter, die naar beneden toe dikker is en zieh uitstrekt tot den uijer; is die opzwelling aan de eene zijde dikker dan aan de andere, dan ueemt de schaamspleet, de kling, daardoor een scheeve rigting aau en staat wegens slap-heid der deelen mcest open , enz.
Het slijmvlies der scheede, dat in den eersten beginne lets rooder is, wordt weldra bleek, en heeft op zijne oppervlakte ge-lijksoortige donkere plekken, als die bij de hengston op de roe-de bespeurd worden ; blaasjes, of blaartjes en zweren, daaren-tegen, behooren uiet tot de kenmerkende verschijnselen der ware dekziektc.
De aauvankclijk slechts matigc, dikachtige afzondering der schee­de wordt, naarmate het slijmvlies bleeker en shipper wordt, dua-ner, kleverigcr en rijkelijker, zoodat ze of als droppels uit-vloeit of als bruinachtige korsteu op de billen e.n aan den staart o])droogt.
In enkele gcvallen heet't de scheede ook een geelaohtig aau-zien, en is dan met lichte of donkerroode plekken of strepen bezet, en weer in andere vindt men in haar velo kleine platge-drukte , vaste peukeltjes, ter grootte van een gierstekorrel, die, wanncer de opperhuid daar afgaat, ligt bloedcn.
De afzondering van het slijmvlies der scheede neemt in den loop der ziekte steeds een bruinachtige kleur aau, terwijl op een andere plants in de kling een graauwe, kaasachtige, walgelijk ruikende materie te bespeuren is.
Bij toeneming der ziekte wordt dc gang zwakker, lief achterstel slingert en enkele deelen verlammen schier; krnislambeid, ge-zigts- en tongverlamming, zwarte staar (verlamming van de oog-zenuw), een volmaakt wezenloos uitzigt, behooren dan tot de vcr-schijnselen, zelfs töevallen van vallende ziekte, totdat eindelijk ook de eetlust onregelmaiig wordt. Ten laatste komen belein-
-ocr page 317-
291
meriugen der ademhaling eu memgvuldig lioesten daarbij, en in vereeniging der zwaktekoorts onlwikkelt zieh de kwade droearaquo;
of de worm, of de dood vol^t, met de verächijuseleu van rottige ontbindlngeu.
Wanucer de vocktcii van den patient deze rottige hoedauig-heid aannemen, dan gceft zieh dat door de steeds grooter wor. dende zwakte eu verval van krachten te kennen; uit de oogen en den nens komt ceu miskleurig slijua te voorschiju; de eerst-genoemden zinken diep in hunne holten, de oogappels vallen in en niet zelden vertoonen zieh zweertjos op het hoornvlies.
Hoclang het kan dnren, voor de ziekte hare drie tijdperken lieeft doorgeloopen , is onbepaald, doch zijn daaraan tenmiuste altijd maanden verbonden.
D e oorza ken. Veel is daarover reeds geschreven , en seherp-zinnige en naaawkearige ineeuingen zijn daarvoor opgesteld ge­worden, doch buiten de besmetting is tot nog toe met bepaaldc zekerheid daarvan niets te zeggen. Lang is men van oordee* geweest, dat al te dikwijls springen bij hengsten de ziekte ken doen outstaau, maar latere schrijVers hebben daarop veel afge-dongen; daarentegeu kau echter niet ontkend worden, dat die-ren, bij welke het zenuwstelsel zoo prikkelbaar is, dat zij dan zelfe nog ligt zijn op te weklcen, wauueer hunue kracht reeds uitgeput is, bij welke de begeerte grooter is dan het vermögen. een' grooten aanleg tot de ontwikkeling dezer ziekte hebben-Men kan de oneveiiredigheid der verhouding tnssehen prikkelbaar-heid en kracht daaraan bespeurcu, dat zulke dieren eeni'gt;'c kee-reu springen, alvovens ze zaad outlasten.
Van de merrie's hebben volgens vrij algemeen gevoelenookzulke dieren een' bijzouderen aanleg voor de ziekte, die wegens haar prikkelbaar zenuwgestel een levendige, moeijlijke te bevredigende geslachtsdrift hebben.
Het spreekt vanzelf, dat de aanleg alleen de ziekte niet kan te weeg breiigen, maar het is noodzakelijk, dat een zekere ge-legcnheids-oorzaak daarbij plaats vinde, en dat schijnt een ande­re ligtc ziekte van catarrhale lijinphatische natuur te zijn; zoo heeft men bij dieren, die een aanleg voor de dekziekte hadden deze dikwijls ontstaan ziou, wanneer zij kort te voren droezig waren geweest en bij het dekken , of dc paring, nog niet volko-
-ocr page 318-
ZVi
men zuiver daarvan hersteld waren. Het is ilerhalve raadzaam om geene dieren ter paring bij elkander tc hrengen, uanneer eeu van beide ook slechts nog geling lijdt aan eea catarrhale aandoening of eon zweem van droes heelt.
Verder is de besmetting de menigruldigst voorkomende en de eenigste, tot nog toe ons met volkomen zekerheid bekeude oor-zaak.
De beo or deeling der dekziekte is, wanneer zij reeds zoo-ver ontwikkeld is, dnt bereids eene verandering der algemeeiie voehten bogiut, steeds zeer twijfelachtig, en wel te meev ongun-stig, naarmate de huid-opzwelliugen grooter eninenig-viddigerzijn, hoe zwakker de dieren worden en hoemeer liet voorkomen en gestel des diers lift aanzien van verval'.enheid rertoont, Doet een volledige kruislamheid reeds aanwezigc veranderingen van het ruggeraerg vooronderstellen, dan is elke bekandeling als vrnch-teloos at' te raden ; eveneens ook bij merrie's, wanneer zieh in't slijmvlies der scheedc velo geeiachtige, naar gierslckorreis gelij-keude peukeltjes beviiiden.
Verder moet in aanmerking worden genomen , dat do dieren zeer lang in behandeling gehonden moeten worden en ten slotto als fokpaarden hnnne waarde volkomen verliezen.
])e behandeling. Deze moet eeu krachtig prikkelende en tevens de vezels dimrzaam versterkende zijn, zoader dat de mid-deleu door den langen duuv van hnn gebruik op eenigerlei wijzc aadeel aan het gestel kimnen toebrengen, en tegelgk op de ver-betering van het bloed werken. De behandeling moet zeer lang, ook dan nog , wanneer reeds een merkbare beterscliap aanwezig is, onafgebroken worden volgehouden, lerwijl de voeding en verpleging geheel onberispelijk moet zijn, wcshalve de genees-kundige behandeling, zooals ligt te denken is , zeer kostbaar wordt.
Wanneer verstopping aanwezig is, of kleingebalde, zwartachtige, harde mest outlast wordt, bevordere men den afgang door het ingeven der volgende pillen.
Neem : Soccotrijnsche Aloe 6 lot 8 drachma, Glauberzont 2 tot 4 lood. Witte Zccp een loocl.
Meng en bereid deze Stoffen tot twee pillen en geef die den patient op een kcer in.
-ocr page 319-
293
Nadat deze pilleii uitgewerkt hebben bereide men de volgendc menging, en gebroike dat middel langdarig,
Necm: Kamfer een lood, iosse het op iu even zooveel geest-rijk aftreksel van Aloü . wrijve het dooreen met; Ammoniakzoat -t lood. poeder van Althae-wortel 2 lood. licet regemvater 2 lood. Meng en wrijf alles te zamen, totdat ge een papachtige massa verkregen hebt; voeg er dan bij:
Staalpoeder {Croc, mart.) poeder van Engelwortel, ,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,, Gember „
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,, Gentiaan „
,,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,, Valeriaan,, van elk 2 lood.
Kneed alles tot een deeg en vorm daarvan acht gelijke pillen, bestrooi ze met meel of poeder van zoethout en geef den patient daarvan viermalen 'sdaaga mi pil in. Wanneer ze verbruikt zijn , dan geve men de twee volgcnde dagen geen artsenijmid-delen, en zoo handele men steeds, cm de twee etmaleu af'wis-selendc, voort. Bij zeer hevig opkomende versohynselen kan men ook aanvankelijk slechts een dag ophouden met ingeven; bij beterschap daarentegen drie malen 'sdaags eene pil geven; ook kan men dan vvel om den anderen dag afwisselen met ingeven en niet ingeven.
De Ijeterschap volgt echter slechts uiterst langzaam en is zeer bedriegelijk, want vaak keeren de luiidopzwellingen tenig, als een bewijs, dat de ziekte nog in het ligchaam hcerscht, wanneer men meent de kwaal reeds sedert geruiinen tijd overwonneu te hebben.
Ch. eodlofp , {LispediMr der konl. pruis. puurdeiiUoeterij ie Posen, paardenarts, enz.) Ook verznime men niet, om eene etterdragt voor de borst te zetten; ook plaatsen soramigen die wel op den lendenstreek. Bveneens is het raadzaam, om de zieke Hengsten te castreren (snijden, ontmannen.)
Ontstaat er eene lamheid, eene ziglbaar venninderde bruik-baarheid van het achterste! of elders, dan wassche men dat met een warm aftreksel van hooizaad gednrende twee of dric dagen ,
-ocr page 320-
294
cn wrijve ze daarna twee- of driemaleu 's daags in met een geestrijk aftreksel, of tinkiuur van Duivelsdrek, of anders met een meugsel van gelyke deelen terpentijaolie en kamfer-spmtus.
Ontwaart men aanmerkelijk ziicldiigt;'e opzwellingen aau de roede, den balzak, aan de kling of den uijer der merrie's, dau moet de waterige iuhoud ontlast worden door digt bij elkander eenigo openingen met de vlijm door dv. huid te maken, Verhardingen moeten ingewreven worden met hlaanwe kwikzalf, een lood, waar-onder gemengd is een halve drachma zuivere Jodine.
Na de gemaakte opening in de züchtige zwellingeu moet die met een laauwwarm aftreksel van de gewoue kamillen , waarin wat aluin is opgelost, tlikwijls gewasschea worden; is de levenskracht of levenswerkzaauiheid in die deelen zeer diep gezonken , dau doe men bij het wasohmiddel ook nog wat kamfer-spiritus. De schaamspleet der merrie's moet met bcdoeld waschmiddel gereinigd eu gespult worden.
Bij aauvallen van vallcnde ziektc, die zieh hierbij wel eens voordoen, is liet inwrijven en ingeven van zwavelaether in een aftreksel van kalmus- of engelwortel zeer dienstig.
In elk geval echter wordt de behandeling zdd kostbaar door de geneesmiddelen, die men zeer lang gebruiken moet. eu door de voeding mei de beste Stoffen, de verpleging , enz., dat ik niemand de behandeling van een aau de dekziekte of sjanker-zucht lijdend paard kau aanraden.
Iraquo;.) We Eigt;ekiiit*gt;3ag o!' ölaarijcs-ultslag aan
tie gesEachtsdeele:!, ooU laquo;Ic goedaargt;
Uigc EJekziekte geaoemd.
Deze ziektc geeft zieh het eerst door het ontstaan van kleine peukeltjes of kuobbeltjes, bij herigsten bij voorkenr op het mid­den der roede (teellid) cn minder op het roedehoofd en in de monding der pisbuis, bij merrie's op de schaamspleet of kling eu zcldeu in de inwendige deelen daarvan of in de eigenlijke scheede, te kennen. Deze kuobbeltjes vcrschilleu in grootte van ceix gele erwt tot die van eene duiveboon , en vertoouen
-ocr page 321-
.i
'
295
de keiiteekenou van ontsteking, nl., verhoogde warrate en ge-
voeligheid; ze üitten in de luiid en veranderen, vijf of/.es dagen
ua haar zigtbaai worden, in pokkenachtige blaartjes met een'
wit-gcelachtigeu, reukeloo/.en inhoud. Naarmate dezc knobbel-
tjes menigvuldiger en digler hij elkandcr zijn , is ook de daar tas-
schenligj;eiide vrije liuid meer door ontsteking aaugedaan, zoo-
dat bij Hengsten de geheele roede en bij rnerrie's de kling ont-
.....
stoken en pijnlijk is, waardoor ook een vermeerdcrden aandrang,
om hun water te lozen , outstaat, terwijl hct ligchaam tevens door
eene prikkel- of woadkoorts wordt aangetast. Bij rnerrie's viudt
een slijmige aitvloeijing der scheede plaats, die, als bij het
aitbreken der ziekte het dekken geschied is, ook wel bruin-
achtig, dun, en dus met de uitvloeijing, die bij de dekziektc
waargenoraen wordt , veel overeenkoinst kan hebben , doch de
gelijktijdige aanwezigheid der grootere pulsten of knobbeltjes of
blaartjes is een allczins toereikead kentocken tcr oaderscheiding.
Nadat de knobbeltjes in blansjes of blaartjes orergegaan zijn , verdroogt liun inhoud, hetzij tot aan den veertienden dag toe eene eerst gele, daarna bruinachtige korst, die met het achter-laten van een witaclitig lidteeken op dien tijd afvalt, of de blaartjes bersten open en er volgt door uitzweeting eveueens zulk eene korst, die later ook afvalt, als in het eerste geval. Tengevolp-e van het onziudelijk houden, en wanneer heugsten in dien toestand tot het dekken gebezigd worden en dns eeu ge-durige prikkeling onderhouden wordt. wil het wel geschieden, dat de bersting der blaartjes aanleiding geeft tot het vorraeu van werkelijke zweren, die dan een plaatselijke behandeling noodza-kelijk maakt, terwijl, indicn die niet doelmatig wordt doorgezct, de wondraudeu hard en dik worden en daardoor de genezing vertraa*t.
Yolgens eene verhandeling over dcze ziekte van Dr. stkaüsz, in V\ eenen, zou tengevolge der verwaarloozing van znlke zweien deze zulk een groote uitgebreidheid kunnen aannemen, dat daar­door geheel de roede en het binnenste des kokers daarmede be-dekt wordt, doch ook dan nog is die toestand zoo weinig boos-aardig , dat eene volkomen genezing in drie of vier weken tot stand gebragt kau worden en wel met geringe kosten; wasschin-gen en een omslag van een aftreksei vau de gewone karaillen
-ocr page 322-
296
met wat aluiu daarin opgelost, doen in körten tijd daartöe heer-lijke dieusten.
In goedaardige gevalleu genecst de ziekte binnen 14 tot 16 (lagen; ontstaan de knobbel^'es van lieverlede steeds ineer, en genezen v.e ouregelniatig, dan kan de dunr der ziekte zieh wel van 4 tot 6 weken en bij verwaarloozing nog langer uitsfrekkcn.
De oorzaken van dezen nitslag zijn in eene te zeer ver-hoogde prikkeling in de slijmvliezen dor geslachtsdeelen te zoe-ken, waardoor zc in een' werkelijken oatstekiagstoestand verplaatst worden en eene toevallig gelijktijdig aanwezig uatarrhale geneigd-heid kan dan wel de oritwikkeling der ziekte zeer bevordelijk zijn.
De besnietting kan nict ontkend worden , weshalvc men de dieren voor hare genezing niet tot de paring moet bezigen.
De beoordeeling van den dekuitslag of blaartjes-nitslag aan de geslachtsdeelen is ouder alle omstandigheden giuistig te stellen.
De behandcling verlangt in de hoofdzaak inets anders dan zindelijkheid, zuiverhouden der aangedane deelen, en slechts in zulke gevallen, waar enkele verschijnselen een belaiigrijke lioogte bereiken, kan men, osn de ziekte spoediger ten eindc te brengen of om de tijdelijke ongesteldheid der dieren te lenigeu , hun aan een zekere geneeskundige behandeling onderwerpen.
Bestaat er tengevolge eener aanmerkclijke plaatselijke ontste-kink een sterke prikkel- of wondkoorts, en is dc patient vol-bloedig, dan geve men hem 3 tot 4 iood salpeter en 16 lood Glonberzont, opgelost in een afkooksel van lijnzaad, met regei-matige tusschenpoozen op eenen dag in. Zijn de geslachtsdeelen zeer pijnlijk opgczwollen, zoodat de gang des diers daardooi zigtbaar bemoeijelijkt wordt, dan wassche en bette men die dee-len gedurig met Gonlard's-water (in elke apotheek verkrijgbaar), of bij gebreke van dien ook met gewoon koud water.
W'anneer na de vorming der blaartjes de opdrooging, boven beschreven , niet begint, maar door himne bcrsting natte plekken ontstaan, dan zorge men, dat zulke plekken. woderkcerig niet met elkander in aanraking komeii; bij merrie's bezigc men eerst verzachtende inspuitingen, als van laauwwarme melk, ofbestrijk de kling en de scheede met een mengsel van gelijke deelen lijn-of raapolie en kalkwater, door schudden goed vercenigd. Wan-
-ocr page 323-
297
neer de woiulen , of raauive plekken, geene neiging tot heeleu toonen , maar integendeel steeds rijkelijk ai'zonderea en in diepte en oras'ang toenemen, dan neme men inspuitingen van een aftrek-sel van gewone kamilleu, met wat aluin daarin opgelost, en wascli daarmede de deelen ook even vaak, en in zeer hardnekkige ge-vallen met een zwakke pplossing van kwikzilver-aublimaat, in gedestilleerd water.
Mögt er toevallig tevens droes aamvezig zijn, dan vereischt deze eerie zooveel iiiogelijk spoedige en grondige genezing.
Overigens moeten de patienten goed verpleegd worden en geen zwaren of lanirdnrigen arbeid verriarten.
raquo;e Gewrlchtsxiekte der Veuiens.
Deze ziekte ü-eft niet allecn veulens , maar ook kalveren, en geeft zieh, op ecnige , weinig afdoende wijzigiugen na , ook op dezelfde wijze te keimen , hceft in haren verloop niet veel ver-scliil en wordt nagenoeg op dezelfde wijze beliandeld , sclioon in de meeste gevallen bet afmakeu des diers beter is , dan om hat in behandeling te nemen.
I)e onderwerpelijke ziekte wordt in sommige streken zeer me-nigvuldig en in andere daarentegen schier in 't gclieel niet aan-getrolfen. ]Je gewrichtsziekte der veulens is ecu koortsio-, al-gemeen lijden, met gelijktijdigo opzwelling van een of meer laquo;#9632;e-wrichten aan de beeilen, waardoor het loopen eerst raoeijelijk, pijnlijk en later zelfs onmogelijk wordt, zoodat zieh de dieren ten laatste niet meer op do becnen kunnen staande houdeu. Sleehts zeer zeldcn worden veulens of kalveren reeds met pijn-lijke gewriclits-verdikkingen geboren , maar bij beide diersoorten komt de ziekte meestal eenige dagen na de geboorte , doch slcchts uiterst zelden , ja, bijua nimmer na de eerste acht waken buns aanzijns voor.
Waneer de voorboden der ziekte, vcrminderde tierio-heid en levendigheid en de koortsbewegingen, ontbreken , dan is het eerste teeken der beginnende ziekte eene kreupelbeid , welker zitplaats men al ligt ontdekken kan aan eeu pijnlijk gewricht der bee-
-ocr page 324-
29 b
uen, dat tevens meer wann is; körten tijd hinkt het dier heen en weih-, waarbij hel niet slechfs het aangedane gewricht, maar het geheele been outziet en buiten werking bracht te hoaden, doch in weerwil der pijn toch nog met gretigheid den uijer van het moederdier opzüekt. Zeer spoedig, gewoonlijk reeds in de eerste nrcu der zieklc, ontstaat er swelling eens gewriehts, meest aan een der spronggewriohten, raaar ook wel aau een der voor-kuieeu; deze opzwellingen zijn steeds pijnlijk, ook vermeer-dcrd of ongelijk warm, en laat zieh nicts slechts orernl weeker iiauvoeleu dan gezonde beenderen, maar op eenigc plaatsen zelf's golvend, week, gelijk eene waaigal, zooals deze op de binnea-zijdo van het spronggewricht voorkomen.
Dikwijls verdwijnen die opzwellingen plotseliug en komen op een ander gewricht even zoo schielijk weder te voorschya, of de dieren sterven haastig, zouder dat er nieuwe opzwellingen ontstaan.
Met het toenemen der ziektc gaat de opgeruimdheid en de ectlust geheel verloren.
De dieren liggen veclal op eene zijde, beuren van tijd tot tijd den kop op en zien naar de pijulijke plaats; zct men de patienten op de beenen, dan atrekken zij die siijf en wijd uit-een en doen eene krachteloosheid in al de gewrichten ontwareu. Met het verdwijnen van den eetlust worden de dieren zeer spue-dig uitcrst zwak en mager en blijven bostendig liggen, de adem wordt moeijolijkcr en sneller, gelijk ook de polsslagen, die steeds kleiner en eindelijk onvoelbaar worden, de hartslag wordt honzende, nit den neus en de oogen vioeit cenig helder oi'wit-achtig slijm, en nadat dikwijls eenigen tijd algeheele verstopping, of althans een hardachtige raestonllasting heeft bestaan, volgt, namelijk bij kalveren, een walgelijk ruikende doorloop, diarrhae, en onder gelijktijdig nitbreken van veel zweet en met stuiptrek-kingeu, somtijds kramp, volgt de dood na een verschillcnden dunr der ziekte, van den eersten tot den aehttiendeu dag barer aan-wezigbeid.
Waar door onwetendheid of als proefneming de opzwellingen aan de gewrichten geopend werden, heb ik telkens het vunr en ook wegteren door ongezonden etter of materie van het ge­wricht zien ontstaan.
Niet altijd echter is deze ziekte zoo boosaardig van karakter;
-ocr page 325-
399
vnak ziet men ook vauzelf eenige beterschap ontstaau, iloch blijveu er dan tocli misvormingen en zwakte aau de gewrichten, die aangetast waren, achter, waardoor zij toch altijd gebrek-kige eu onoogelijke dieren blijven; of bet aangetaste gewricht vereitert, er ontstaat bceuvreterij en de dood is ook hiervan eindelyk de nitgang.
De oorzakeu der oaderwerpelyke ziekte zijn grootendeels ceu aangeboren aanleg; gedorig lierhaalde koudevattiag, siechte (reeding, ziekten der moederdieren geduieade de dragtigheid of den draagtijd, dompige, ongezonde stallen of hokken, zekere invloeden van den dampkxing, en meer andere, doch blijft de aanleg dezer ziekte, die de jonge dieren mede ter wereld breii­gen , wel de hoofdoorzaak, tenvijl de andere genoemde oorzakeu eigenlijk als gelegenheids- oorzaken, die de ziekte ter ontwikkeliug brengon, moeten beschouwd worden.
De beoordeeling of voorzegging is slechts, dan eeniger-mate gunstig te stellen, wauneer de ziekte uiet zeer jonge die­ren treft en slechts langzaam vorderingen maakt; wanneer echter het algemeene lijden hevig optreedt, de eetlust spoedig geheel verdwijnt cu de levciiskrachten spoedig wcgzinkeu, dan kan men den dood met grootc waarschijnlijkheid als den naasten uitgang anunemen; maar ook dun, wauneer de veulens van deze ziekte herstellen, blijft ook later linune vraarde gering, en kalveren. die de ziekte zijn te boveu gekomen, is het beter, om hen te slaglen, dan aan te houden.
Dc be handcliiig. Hiervan kan alleeu dau sprake zijn, wauneer de ziekte een langzamen verloop aanneemt, eu een niet te jongdier, vviens krachten te spoedig uitgeput worden, aan­getast heeft. Men geve znlke patienten viermalen des daags ruim een of sehraal anderhall' nederl. maatje aftrekscl of thee van vlierbloemen, waarin men een lepelvol kamferspiritus met ecu schrupel ('/, van een drachma) braakwijnsteen bij doet, Zoo-dra echter werkeüjk een dnnnen mestafgang volgt, dan moet dc braakwijnsteen daaruit weggelaten worden, en wanneer die dün­ne afgang een werkelijke diarrhce, doodoop , of doorgang wordt, dan is het dikwijls noodzakelijk die door afkooksels van papa-verbolleu (manekoppeu) eu büzenkruid weder te stoppen. Som-Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 20
-ocr page 326-
30Ü
raigeu gebruiken bij de gewriclitsziekte riiabarber en magnesia en opium, doch in deze ziekte leveren die miildelen bijna altijd een siechte uitkomst. Tevens moeten de patieuten niet meer aau de zelfde moeder zuigen ; men geve lain melk van andere, gezonde dieren.
De opzwellingen moeteu ingewreven women met een smeev-sel van laurier- en terpentijnolie, van elk gelijke deeleu, en men zette eene etterdragt op de bil of schouder, het been van den lijder. Bespeurt men bij veulens klier-opzweUingen in den keelgang in de liezen , of elders , dan wrijve men die in met kwikzalf met een weinig kanil'cr vermengd ; bij aauvailen van het koliek geve men af kooksels van bilzenkruid, en zoo het noodig mögt zijn, ook klisteringcn daarvan.
Men geve de dieren vaak en rijkelijk verscli ligstroo en wrijve dikwijls geheel de huid met stroowisschen en bedekke ze ligte-lijk; zweeten de dieren hier of daar slechts op eukele piaatsen, dan mag men dat gerast als een zeer ongunstig tecken aanzien.
Wanneer bij deze behandeling beterschap van den algemeenen toestand volgt, dan blijvcn nog vaak do opzwellingen der ge-wricliten als meer of minder vaste verhardingen en verdikkin-gen terug; in zulke gevallen bediene men zieh tot imvrijvingen dier piaatsen van een inengsel, bestaande uit gelijke dcelen blaanwe kwikzalf en karaferliuimentmn; later voege men op twrce lood van dit mengsel, eene drachma KaUiim Jodaliii.i. bij , en wrijve het lijdcnde deel daanuede 2 of 3 malen 's daags in, met een stuk ter gTootto van eene tuinboon.
By zigtbare verergering van den toestand des diers gedorende de geneeskundigc behandeling, of ook, wanneer die 5 of zes da-gen werd volgehonden, zonder dat in den algemeenen toestand beterschap is op te merken en de plaatselijke pijn toeneemt, is het geraden, de behandeling, als zijn de dan vruchtelocs, te staken.
Als voorbehoeding is het zeer raadzaam, om de dragtige dieren zeer goed te verplegen en met onbcrispelijke stoften te voederen en ook de jonge dieren goed te verplegen, en inzonderheid te zorgen voor eene steeds zuivere stallucht en groote zindelijkheid.
-ocr page 327-
301 De Zcnuirzlcktcn.
Van do Kiampen In het tilgcmeen.
Hot we/.en der krampen in 't algemeen bestaat in eeu ouvvil-lekeurige , pijulijke, meer of minder hevige zameatrekkiug van cene of meer spieren, en is menigmalen het vergezellcnd ver-scliijusel eeuer andere ziekie.
Naarmate de zamentrekkingen der spiervezelen korter oi' lan­ger aanhouden , en in kortere of längere uisschenpoozen tenxg-keereu, worden de krampachtige versehijnselen genoemd:
a)nbsp; nbsp; nbsp;S id der en, of b even, waarbij zamentrekking en uitzet-ting, dikwijls sleckts van enkeie spiervezelen, langen tijd onafgebroken , spoedig na elkander afwisselen.
b)nbsp; nbsp; nbsp;Vertrekkingen, (couvnlsien) waarbij zieh in versckil-lend lange tusschenpoozen een plotselinge zamentrekking van eerie of meer spiereu doet bespeuren, die ecliter aanstonds weder verdwijnt, waardoor een lid, wanneer het daarvan aangetast is, plotseling meer of minder gekromd, maar eck schier eveu spoedig weder uitgestrekt wordt; deze beiden gaan dikwijls van geheel geen pijn vergezeld.
c)nbsp; nbsp; nbsp;üitblijvende of t usschenpo ozende kramp, bij welke de zamentrekkingen van eene of meer spieren eenigen tijd, onder groote pijn aanhoudt, die ook na het ophouden der kramp nog voortdunrt en van tijd toi tijd terugkeert,
d)nbsp; nbsp; nbsp;Aanhoudende of blijvende kramp, die, ketzij en­keie spieren aandoet, als bij de blaaskramp de sluitspier der blaas, en dagen lang aanhoudt, of geheele deelen van het ligchaam, als bij de kramp der kakebeenen, of einde-lijk de geheele willekeurige spierenvereeniging {nmeulatmr) des ligchaams, stijfkramp- of regtstijvigheid, die zeer dik­wijls een' doodelijken oitgang neemt.
a.) Het sidderen is bij de dieren steeds een siecht tee-keu; men ziet dit verschijnsel niet zeklcn in de hoogste gra-den van rottige ziekten; zoo ontbreekt hot b. v. nict veel bij de antbrax-ziekten (miltvuur), en bij het mndvee schier nooit; even-eens komt het bij kolieken en andere zeer pijnlijke ziekten voor, en is aan den loop dezer zoo verbonden, dat. eene afzonderlijk
20*
-ocr page 328-
#9632;#9632;#9632;,lt;)#9632;gt;
daartegen gerigte behandeling volstrekt niet noodig, zelf's zecv ondoelmatig zoude zijn. Met de vennindermg der grondziekte
verdwijut ook dil verscliijnsel, en haar karakter moot bepalen, of 02)wekkeude middeleu, als: kamfei en gecstrijke tnlddelen, of out-stemmende , verdoovende, als : bilzeukroid, opium, euz.: of zelfs wel ontstekiugwerende: salpeter en wonderzout, met slijmige btolleu gebruikt moeteu worden.
6.) Vertrekkingeu (convulsion). Ook deze vergezellen dik-wijls zenawkoortsen en rottige onistekiugcn; het is hier mede dan eveneens gelegen als met hetgeen van het sidderen is gezegd; hare verdwijning hangt alleen at' van de geuezing der grondziekte.
c.) Tussch enpoozende, of uitblijvende , en
d.) Aanhoudende, of b 1 ijvende krarap, tasten dikwijls enkele spieren der ledematen aan en geven zieh door verkorting en pijnlijke opzwelling der aangetasie spier te kennen ; daardooi wordt natuurlijk hare verrigting belemmerd, en er ontstaau , in-geval de kramp een! ledemaat heeft aangetast, verdraaijiugen van dat lid; als zij echter bare zitplaats in ecu met spiervezelen voorzicn ingevraud, b. v. de pisblaas, of het darmkauaal geves-tigd heelt, ontstaan, bcncvens de hevige pijn, ook vernaauwin-gen, en de ziektetoestand km, wegens daardoor veroorzaakte pis• opstopping of verstopping van den raest, ligt aanleiding tot de ontwikkeling van ontsteking en zelfs lot den dood geven , of ook wel blijvende vernaauwinen aehterlaten.
De behandeling van de kramp des darmkanaals en van den mond of hals der blaas is reeds bij de besclirijving van het kr am pkoliek en van de krampachtige pis-opstop-ping opgegeven; bij krampen van enkele of meerdere zigtbare spieren, zooals nu en dan, zoowel aan de voorste als aan de achterste ledematen des paards bespeord worden, is het veelal voldoeude, wanneer ze door kondevatling of bovenmatigc in-spanningen ontstaan zijn , de dikkerc en pijnlijke spieren ter jleeg met stroowissohen of uadrukkelijk met kamfer-spiritus te wrijven; in bijzonder hardnekkige gevallen echter wrijve men de volgen-de zalf in:
Neem : poeder van Kamfer 2 drachma
los het op in: Papaver-olie 4 lood
voeg er bij:nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;blaauwe kwikzalf 2 lood.
-ocr page 329-
303
Goed geracngd en 2 malen des daags mede in te wrijven.
Adolf Straub, Profess, aan tie veeurlsenijschool le SliittgaH. Ook doen inwrijvingen van tinktuur van duivelsdrek vaak grootc diensten. Ontstaat er kramp bij vevwondiiig, dan moet men bilzenkroid met lijnkoekemneel koken en laaawwarm als pap op de wende leggen.
Van de Borstkramp.
De borstkramp, die in een plotselinge en in onregelmatige tnssclienpoozeii terugkeerende kramp der ademhalings-organen be-staat, welke loestand bij de menseben algemeen bekend is onder den griekschen kanstnaam astltma , wordt bij dieren slechts zel-den aaiigctroll'en, eu werd tot dusver, voor zooveel bekend ge­worden is, alleen bij paardeu en hondeu opgemerkt, en geet't zieh door buitengewone benaauwdheid, tengevolge der belemmerde adembnüng, te kennen , doclr gewoonlijk wordt zij door gepaste middelen sjjoeilig hersteld.
Naarmate de bemocijelijkiug der ademhaling meer ol' minder belangrijk is, ontwaart men bij de paardeu, die daardoor aauge-tast worden , een plotselinge grootere of geringere benaauivdheid en angstigheid , en de dieren slingeren been en weer of vallen zelfs wel neder, totdat na eenige ininuten de adem weder rui­nier begint te worden , waarna ze zieh weldra weer herstellen. De pols is daarbij klein en zamengetrokken, en hetzij volkoracn kalra of slechts weinig en voor körten tijd vcrsneld; de slagen van het hart worden bonzend, vaak aan beide zijden der borst gevoeld.
Hoe benaauwend het verschijnsel van den enkelen aanval ook zij, zoo bedreigt de/.c toch het leven niet met gevaar, wan-neer hij niet te lang aanhondt en daardoor aanleiding tot op-stoppingen in de long eu ontsteking van dat orgaan geeft; doch door gedurig temgkeeren kau de borstkramp tot dampigheid leiden.
De oorzaak is hoogstuaarschijnlijk eeue aangeboren ge-neigdheid daartoe in de ademhaliiigwcrktiugou, die zieh op deze wij/.e, ua voorafgegane, ongewone, hevige iuspanuing, b. v. door
-ocr page 330-
304
snel loopen , openbaart. Bij paarden, die tot den landbouw ge-bezigd worden en daarna in de dienst der ruiterij overgaan, ont-staat de borstkramp niet zelden en kcert dan vaak in korte tnsschenpoozen terug, zonder dat ze daaraan vroeger ooit gele-den badden, en genezen ook dikwijls weder door langzamer ar-beid. Ook koudcvatling bij nat-koud wecr en aanmerkelijk suelle verandering van temperatuur, b. v. van ecn warme stalluclit in eene zeer gestrenge winterkoude, is voorzekcr niet zonder invloed oj) het ontstaan dezer ziekte.
De b eh an deling der enkele aanvallen vereisclit cane aan 't gestel des diers geevenredigde belangnjke bloedaftapping, waar-door meestal de kramp aanstonds verdwijnt. Ter voorkoming van het terugkeercn is het verder noodznkelijk, om dc opgcgeven gelegenheids-oorzaken zooveel docnlijk tc verm'.jdcn.
Goede diensten doen verder vooral eenc Ibntancl onder dc borst en het ingeven der volgende middeleu. Neem: Braakwijnstecn 2 drachma Glauberzont 8 lood Valeriaanwortel 4 lood Duivelsdrek 4 lood foenv/m graecum 2 lood. Alles tot pocder en met water tot een likpotdeeg gekneed en daaxvan driemalen des daags ecu brok als een kippen-ei groot in te geven.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;of:
Neem : Eraakwijnsieen 3 drachma Glauberzout 10 lood Zoethout 4 lood Braaknoot (kraanoogen) 1 lood foenum graecv.m 2 lood. Alles tot poeder en met regenwatcr tot eene likking gekneed en dan in iwaalf gelijk zwaar wegemle brokken te verdeeien.
Gebruik: 's Morgens en 'savonds, telkens een nur vodr het voederen, een dier twaalf brokken in tc geven.
Ook het volgende recept doct zoowel bij de borst- alsook bij de hartkramp, of beter hartklopping, dibrijls dc gewenschte working. Neem; Extract van Bilzenkruid 2 drachma Duivelsdrek een lood pocder van Valeriaanwortel 4 lood
-ocr page 331-
305
Weitenmcel en water, zooveel genoeg is, om er een deeg van te vormen, en in vier gelijke brokken of pillen te verdeelen.
Gebrnik: In 24 uren tijds in regelmatig verdeelde tussolien-poozen in te geven, zoo noodig nog eenmaal daarna herholen.
J. VON GREBNEE,
(WnrLemh. militr. opperveearls, ens.) Dit middel wordt gewoonlijk ingegeven kort nadat do ader-latiiiK volbraat is.
SBe Mondklem C^r'^^115*quot;^ Kos;tslt;ijvls;-Ucid , Sti.if kramp , CTetanusO
De stijfkramp is van al de krampziekten de belaiigrijkste; zij bestaat, hetzij in ecu aanhoudende, pijulijke zamentrekking van al de spieren des geheelen ligchaams, algemecnc stijf­kramp, of slechts eukele deelen, b. v. nitsluitend den kon, kinuebakskrainp of mondklem (Trismus), of den kop #9632; en den hals, of het gclieele voorstel, de voorhand, of eindelijk hot achterstel, de achterhand der dieren. Zelden echter be-paalt zij zieh op de oorspronkelijk aangctaste spieren, maar strekt zieh zeer dikwijls en wel spocdig over het gelieele lig-chaatn nit.
Het paard en zijn bastaard, de muilezel, worden hot meest van ons hnisvee daardoor aangetast, minder vaak honden en sehapen en het zeldzaamste het rund en 't varken.
De kenteckenen. Do ziekte is zeer gemakkelijk te ken­nen; wannoer zij zieh op de spieren van den kop bepaalt, dan wordt deze stijf voornitgestrekt gehonden, de ooren staan stijf en strak in de hoogte, dikwijls in eon ongclijke rigting, en zijn volmaakt onbewegelijk, de oogieden zijn wijd open gesperd en de ocgen zelve hebbon een stijve, strakke uitdrukking. De ncusgaten staan bestendig verder open; do bovenlip is spitsach-tig zaamgetrokken en dat spitse neemt vaak cenc sehuinc rigting aan. De mond is of gehcel en al of bijna geheel gesloten, en hat bewegingsvermogen der kakebeenen, van 1e openen en slni-tcn, ontbreekt teneenenmale bij dc mondklem.
-ocr page 332-
306
De ziekte ontsfaat schielijk, somtijcls in een half etmaal, of'zij beveikt eerst in twee tot tlrie dalt;reii de hoogte der volkomen onbewegelijkhcid. De aangetaste Spieren zijn alle buitengewoon hard op het gevoel.
In den hoogsten graad der stijfkramp breidt zij zieh over ge-heel het ligehaara uit; de spronggewrichten worden naar bniten gedraaid, on tea laatste kau de patient de beeneu geheel niet meer buigen of van de aarde opbeuren, waardoor dan de bc-weging teneeneimiale onraogelijk isj in dien tocstaiid Staat het dier stijf en roerloos, gelijk een liouien paard.
Andere kenteekens der stijfkvanip, die Hgt opgemerkt worden, zijn: het uitvloeijen van speeksel uit den mond en hevig zwee-ten; ontstaat dat laatste verschijnsel reeds vroegtijdig, dan volgt gewoonlijk de dood; vertoont het zieh echter eerst met den vijfdeu of zesden dag, en niet steck, maar sleehts matig, dan volgt veelai betsrschap.
Van de helft der voorkomende gevallen der onderwerpelijke ziekte is de dood het cinde, hetzij door eenc longverlamming, of longberoerte of door een bijkomende long-ontsteking, of de dood volgt noodzakelijkenvijze door den langen duur, tengevolge van uitputting, wegens lief onvermogen van voedsel tot zieh te können nemen.
De duur der ziekte is naar de naaste oorzaak des doods zeer verschillend cn maakt een ondcrsclieid van drie dageu tot ruim drie weken.
De heerschende temperatuur en weersgesteldlieid heeft omnis-keubaar een bijzondcren invloed op den loop der ziekte; het gunstigste is een gemiddelde stand van den thermometer en ba­rometer; bij groote bitte volgt de dood van den palient zeer spoe-dig, en eveueens heeft een zeer sterke afwisseling van de dnik-king der lacht steeds eene verergering der ziekte ten gevolge ; het is door de ondervinding bewezen, dat de dood na een hevig omveder zelfs dan nog vaak volgde, wannecr de patient reeds tamelijk ver op den weg der geuezing was voortgegaan.
De oorzaken der stijfkramp zijn slcchts ten decle bekend; meu ziet haar dikwijls tengevolge van verwondingen , die op zich-zelve tamelijk onbeduidend waren ontstaan, alsmedc na zekere operation en na hevige koudevattingen.
-ocr page 333-
307
Ouder do wondeu behooren voornamelijk dezulken, die een naauw, gedeeltelijk gescheurd kanaal vonnen, als: steek-en schiet-wonden, welke de stijl'kramp tengevolge hebben kunneii; 'net in-treden van scherpe voorwerpen , spijkers, glas, steengruis, enz, in de voetzool; ouder de Operation, waarna de ziekte zieh som-wijlen ontwikkelt, moet voornamelijk de castratie (het snijdeu) gerekend worden. Tc dier oorzake heeft men een oudersoheid in de benaming gemaakt, t. w. wondstijfkramp, eu die zondei' voorat'gegane verwondiug of operatiii outstaat, als: rheumatische stijl'kramp.
Jsog andere oorzaken moeten bepaald gezoeht worden in een byzondere gesteldheid van den dampkring; men ziet de ziekte, althans in den zomer, bij een warme, vochtige lacht, en in den winter bij ecu zoogenoerade ruige vorst (rijin of rijp), altijd echter bij een' aanhoudendea lagen stand des barometers, het menigvnldigst ontstaan; in de verzengende hemelstrekea, in de na-bijheid der zeekusten is zij zclfs meer dan bij ons; overal echter wordt hare ontwikkeling door een vochtige, neveiachtige at-mosplicer, het möge daarbij koud of wrarm ziju, zeer begunstigd.
Ook de eleotriciteit is niet zondei invloed op het ontstaan der stijl'kramp; in strokeu, waar hevige onweders zeer menigvuldig en waar vuurspuwende bergen zijn, b. v. op Sint Domingo cn Sicilie, behoort de stijl'kramp tot de alledaagsohe ziekten, en eveneens hebben hevige onweders onwederlegbaar een' uadeeli-gen invloed op den loop der ziekte.
i)c bcoordeeling of voorzegging der stijl'kramp , regt-stijvigheid, mondklem, is in de meeste gevallen volstrekt ongun-stig, sleehts onder bijzondere omstaudigheden twijfelachtig en regtstreeks günstig echter nimmer te stellen.
De be hau deling. Daar het eene door wederzijdsche mede-deeliugen op een uitgebreide schaal van de ondervindingen ten opzigte der stijl'kramp, regtstijviglieid, bewezene waarheid is, dat er bijna even zoovele patienten van deze ziekte gered wor­den als er aan sterven , zoo is het van belaug, cm te weten, welke van de talrijke middelen, die reeds ter geuezing beproefd zijn geworden , de beste oitkomsten heeft opgeleverd; op een bijzonder günstig gevolg mag tot heden toe nog geene der onderscheiden geneesmethoden aanspraak maken, eu moeteu wij
-ocr page 334-
3 08
ook in dezcn weder, oven als met zoo vele andere aangelegen-heden, veel van de toekomst hopcu.
Bij de zoo pas ontstane rheumetisehe stijfkramp liccft niet zel-deu een lievigc beweging, die wordt volgcliouden tot zigtbaar zweet uitbreekt, eu het onraiddclijk daarna goed droog wrij-ven en een warme bedekking des diers dc volledige ontwikquot; keling der ziekte belet; hot is echter eene kunr op dood on le-ven, want ndien het gunstig tijdperk voorbij is, dan wordt hierdoor de ziekte veel heviger en het ontstaan eeuer .long-ont-steking begunstigd. — De wond-stijfkramp vereiscbt een bijzon-dere opmerkzaamheid der veelligt nog niet volkoraen geheelde wenden, voornamelijk door zc wijder te maken; wanneer ze zieh in den hoef bevinden, moet het haar omringeude hoorn weg-gesneden en rervolgens daarop pappen gelegd worden van lijn-koekmeel met bilzenkruid, en als men nanvankelijk niets anders bij de hand heeft dan läppen , die in lijn-, boom-, des noods raap-olie gedoopt zijn.
Dc tegen dc stijfkramp zelvc gcrigte bchandeling is kings zeer verschillemle wegen beproefd geworden; de methoden van ladbev-dek en van WALDINGER vinden nog vele navolging, ook de engelsobe geneeswijze, door groote giften van opium. De volgende, en vele opzigten nicuwe, of, betcr, sedert bekend geworden mcthode, scliijnt de voorkcur te mocten worden gegeven boven vele andere.
Men plaatse den patient nlleen in een' donkeren, matig war-men stal, waarin gecne togtlucht doordringt, en bedekke hem met eene slechts dnnne deken. Ilct is niet alleen goed , maar zelfs noodzakelijk, dat men dadclijk bij den beginne der ziekte den patient ecif hanggordel bereido teneinde het steeds zwakker wordende dier cei'.e ondcrstening, of steunsel geboden werde en tevens om het zoo verderflijke nedervallen te boletten. ^len ver-vaardigt znlk een hanggordel door stevige , zonder krellende na-den zamengehechtc zakken, die dan in het geheel breedte genoeg bezitten om geheel onder de borst en don bnik geschoven te kunnen worden , welk kleed van zakken im aan de vier einden met sterkc, nieuwe zelen aan den zolder stevig bevestigd wordt, doch zoo dat het dier daar door niet opgeligt worde; het han­gen allci'n in zelen , zoo als men hier en elders veel pleegt te doen , is zeev ondoelraatig.
-ocr page 335-
309
Vour dat men hiertoe echter overga, tnppe men den patient ecrst een ruimo hoeveelheid bloed af, geevenredigd aan zijn gestcl.
Op de bijzondei' harde door de stijfkramp aangetaste plaatsen aan de kaamvspiercn, dc zijden van den hals en in de lenden-streek, wrijve men tweemaleu des daags van de volgende zalf zoo ruim als mogelijk is in.
Neem: blaauwe Kwikzalf 6 lood gezuiverde Potasch 2 lood Extract van Bilzenkruid ten lood
Naaawkeurig zaäm te vereenigen.
Zoolang de patient nog drinken inslorpt, losse men daarin salpeter en wonderzout op, en wel zoo, dat do patient van die zoufen zoovcel slechts mogelijk is inkrijge; buitendicn moet men den patient van tijd tot tijd klisteren met laaiuv, althans niet zcer warm water, waarin eeoig mcel gemengd is, om het lij-mig te maken, en doe daarin tevens voor elke klistering tweelood tinktuur van duivelsdrck. Bij alle doze rerrigtingen en over het algemeen raoet de patient zeer kalm gehouden worden ; ook moot men elk gedruisch vcrmijden en moet in de nabijheid van den patient stilte heerschen.
Do snel doordringend en buitengewone kalmerendc werking van hot dnivelsdrek is steeds, zelfs nog in de ongunstig af-loopende gevallen , duidelijk op te merken. Yolgens de jongste vcrgelijkingen is gebleken, dat wanneer door andere geneesme-thoden drie patienten werden genezen, volgens deze dat getal vijf bedroeg, wcshalvo zo tot nog toe de voorkeur verdient.
Kan de patient nog lets kaauwen, dan geve men vaak ge-broken haver met zcmelen en water, steeds in kleine hoeveel-heden, opdat het niet znur worde; gesneden en vooraf in wa­ter wat geweckt hooi is made zeer good; is de kramp der kake-bcenspieren zoo erg, dat de patient niet kan eten, dan kan hij somtijds, schoon ook moeijelijk, nog wel lets doorslikken; in dat geval hange men •hem gcdurig een emmer met wat versch meeldrinken voor, waarin wonderzoat opgelost is; wanneer ook het slokken onmogelijk is, dan mag den patient nooit een cn-mcr met zuiver kond water ontbreken, waarin hij dikwijls met gretigheid geheel den voorkop steckt. Begint de speeksel on-
-ocr page 336-
310
aangenaam te ruiken, dau moet men den mond met azijn eu water uitspuiten; begint hij weex door te slikkeu, hoe onvol-ledig ook, dan spuite men water, met meel gemengd, in, om wat voedsel toe te brengeu,
Xomt ouder deze behandeling in de eerste dageu evemvel zeer bclangrijke bemoeijelijking der adcmhaliug danrbij, die bloedaan-drang naar de long of een beginnende ontsteking van dat orgaan ^oen vennoeden, dan moet men de aderlating in ecu doelmatige hoeveelbeid nog eeurnaal herhalen; meer kan daartegen dan niet gedaan worden, daar etterdragten, fontaucllen on scherpe zalveu den toestand steeds verergerea.
Ontstaat er diarrhae, die het kenmerk van zwakte of zelfe van een rottige natunr bezit, dan moet bij het meelwater, dat men tot inspaiten en klisteren gebruikt, nog een aftreksel of thee van valeriaanwortel en ijzcrvitriool gevoegd worden; van laatst-genoenul middel twee of drie lood des daags. Bij kostbare paar-den verdient tie bijvoeging tot de meelwater-inspuitingen, het-zij in den mond of in den endeldarm, van tiuktuur (geestrijk af­treksel) van Valeriaan eu. Zwavelaether, van elk gelijkc deelcu, verreweg de voorkeur; voor gewone paarden zijn deze middelen te hoog van prijs.
Na de geneziug raoet de patient nog zecr in acht genomen worden, daar vier tot zes weken daarna eene neiging tot terug-keering der ziekte aanwezig is, die dan steeds doodelijk eindigt , iiamclijk, beware men den herstelden patient zoolang voor kondo-vatting, onweder, regens en bovenmalige inspanningen,
Doelmatig is het , om gedarende acht (lagen tijds na de ge-nezing de volgende likking in te geven,
Neein: Braakwijnsteen '/gt; drachma. Aminoniakzout een lood Glauberzout 4 lood Valeriaanwortel 2 lood.
'lot poeder en met meel en water tot con likpotdeeg gekneed en alle morgen znlk eene hoeveelbeid in te geven.
quot;De küsteringen van duivelsdrek kunnen gedurende deze iik-kingen eenigzins verminderd met goed gevolg gebezigd worden.
De homoepathio roemt het gebruik van de hii.v vomien brnakzout) met grooten ophef; doch de nitkomsten bevestigen
-ocr page 337-
311
laquo;lieu lof niet. Een patient, die, op deze ivijze behandeld wordeiule, 23 dagen gestaan had en alle hoop op volledige herstelliug scheea aan te bieden , stierf op den 24sten dag, uadat er te vo-ren een hevig ouweder had plants gcvonden.
Ook meer proefnemingeu hebben beweisen, dat de homoepa-thie in dozen niet gelukkiger is dan de allopathic, en in hel al-gemeen de hier opgegeven bebandeling-methode van duivelsdrek-tinktunr eaz. enz. nog al de gunstigste uitkomsten heel't opgeleverd.
Van dc Verlammingcu.
Het wozeu der verlaramingcn bestaat juist in tegenovcrstel-ling tot die der krampen in een veel of weinig verminderdeu invloed der bewegings-zenuwen op de door haar beheerscht wor-dende spieren; hoemeer deze invloed is opgeheven , zooveel te vollediger is ook de verlamming.
De wezenlijke verschijnselen der verlammingen zijn : vcrminderd of geheel opgeheven gevoels- en bewegingsvermogen van het aan-getaste deel of orgaan, verflaauwing van den bloedsomloop in zulke deelen , slapheid, eu bij aanhoudende verlamming ontstaat ook verkleining, of; naar het gewigt daarvan , voor het levenspro-ees ook oogenblikkelijke of langzaam volgende dood.
I)e opening des cadavers toont bij verlammingen van edele ingewanden steeds een' slappen toestand van dat orgaan aan, maar nimmer met bloed sterk gevuld, als bij eene beroerte ; verlamde spieren zijn slap en week, en indien de verlamming lang heeft geduurd , dan laat zieh de vcrminderde voeding door den verkleindeu oinvang der spier, of van het geheele lid dui-delijk bespeuren. In de meeste gevallen kan men anders geene afwijkingen ontdekken.
De oo rz a ken der verlammingen zijn al de zoodanige, die het leidingsvermogen der zenuwkanalen belemmeren knnnen, als: drukking daarop, scheuring of schciding daarvan in het alge-meen , ontsteking der zenmven zelve, en in vele gevallen eene
-ocr page 338-
312
verplaatsing der ziekelijke prikkling of ziektestof uaar eeu ander cleel {metastosis.)
De beoordeeling dor verlammingen is üeer ouzeker en 011-derächeiden, eu vigt zieh gekeel uaar de uaaste oorzaken , maar in 't algemeen zijn de snel ontstane gaustiger to beoordeeleu zij dan, die zieh langzaam ontwikkelen, en meestal ougeneeslijk ziju; verder zijn natunrlijk de vcriammingen van edele orgauen zoo-veel te gevaarlijker, naarmate zij meer het toppunt der volko-tnenheid nadereu, zoodat liet ontstaan eeuer longTerlamming ge-woonlijk reeds na weinige uiiuuleu den dood lengevolge keeft.
Van de Longveriammiug en deLongberoerte,
De verminderde werkzaamheid der ademhalingszenuwen heeft, zooals reeds bij de dampigheid vermeid werd , ecu veranderd , ouvolkomeu uitgevoerd werdend en versneld ademhalen tenge-volgej wanneer zij echter plotsellng geheel opgeheven wordt, dan moet uatuurlijk de ademhaling ook ccuskiaps ophouden eu de dood is dan het onvermijdelijk gevolg daarvan. Dewijl het ont­staan der ziekte en de dood bijna gelijktijdig plaats vindt, zoo kan natuurlijk van eeu geneeskuudige behandeling in dezon vol-strekt geen sprake zijn; slecbts dan, wanneer ecu korte en hevige belemiuering der ademhaling, hetzij tengevolgc eoner over-vulling van bloesl in do long, of door borstkramp {asthma) ver-oorzaakte zieh bespeuren lateu, kau men door ecne spoedig ver-rigte, ruimc aderlatiug en prikkeleude iuwrijvingen aan de voe-ten de misschien dreigende longverlamraing voorkomen.
i)e opening des cadavers. Volgens de naaste oorzaak Vindt men bij volkomeu zuiveren gewouen toestand der andere edele ingewanden de long of geheel wit en shipper, weeker, of zij is met bloed sterk opgevuld en stijf. In het eerste geval (die niet zcldeu bij kalvcren voorkomt) is de ziekte van ecu zuiver zeiunvachtigen aard geweest, in het andere was de opgeheven zenmvinvloed het gevolg van cone overvulling van bloed en de oorzaak des doods dus geen echte zenuwziekte,
-ocr page 339-
313
wanneer n.l. organische veranderiugeu of mechanische belet-seleu die overvulling te iveeg hebbcu gebragt; ontbreken echter deze, dan is liet laatste altijd reeds van uerveusen oorsprong geweest.
De Yerlamming van hot Hart.
Even zoo weinig als bij de verlamming der long zal het wel nimmer der kunst gelukkeu, om eene verlamming van het hart te herstellen, zelfs dan niet, wanneer het in zeldzame gevallen een' bekwamen arts mogelijk is geweest het organisch gebrek van het hart eens diets vooraf te hebben bespeuid. Wanneer derhalve ook nu en clan de dood tengerolge eener hartrerlamming ontstaan möge en het aantoouen van zulk eeue oorzaak des doods voor de wetenschap ook al van belang zijn kan, zoo laat zieh evcnwel hier van hare onderkeuning en genezing toch volstrekt niets zeggen.
V a n d e h a 1 l'zij d ig e Ver 1 am m i n g.
De halfzijdige verlamming wordt nu en dan bij paarden aan-getroil'en, en is bijna nooit volledig, maar de leden der lijdende zijde worden mede bewogen, echter met veel minder kracht dan die der gezonde.
Strekt de lamheid zieh over een gcheele zijde des ligchaams uit, dan ziju ook de ooren, de lippen en de oogleden van die zijde meer of minder verslapt en uemen een verandcrde rigting aan. Dit is echter zelden het geval, de verlamming treft hetzij slechts eene zijde van den k o p of eene zijde van het lijf, ol den romp. Deze laatste heeft hare ziiplaats in het ruggemerg, eu kan ligt wegens de belemmerde voortbeweging voor een plaatselijke on-gestcldheid der voeten aaugezien worden; slechts een zorgvul-dige onderzoeking en het naauwkeurig opmerken van al de ver-schijnselen is in staat, om in dezen voor eene zeer nadeelige dwaling te beveiligen.
Kenteekenen. De ledematen, waaraan pijn , vcrmeerderde wärmte noch opzwelling te bespcureii is, worden slechts lang-
-ocr page 340-
314
zaam slepeiul bewogen, bij Iipi neC-rzettcn knikken ze in de koot vaak over, de voorknie en het spronggetrricht fdo liiel, de kak( böigen zieh iü en de gewriclitsliooldcn dreiges wegeus gebrek aan stevigiieid, of steuusel, die de verslapte spieren uiet meer kuu-ueu aanbieden, uit hare verbindiagen (panueii of doppen) te wijken; aan iiet laten draven is bij eeuige vordering der ziekte geheel uiet tc denken, en wilde men de diereu, welke overigens daarbij, althans in den beginne, volkomen vlug zijn kunnen, daartoe dwingen, dan zonden ze nederstorten, waardoor dan lig-telijk ontwrichtingen of beenbreuken ontstaau kuuneu.
llet ontstaau der ziekte geschledt tot op een' zekeren graad plotseling, dan neemt ze of langzaam toe, totdat de dieren roor elke voortbeweging onbekwaam worden, en, hetzij wegens gebrek-kigc voeding des ligchaams, sterven of afgemaakt worden, of zij gaat bij een doclmatige behandeling na zes dagen tot vier weken in geueziug over. Koorts wordt in den beginne geheel uiet of slechts weinig bespeurd; gevvoonlijk worden de dieren, als 'Teeue beterschap volgt, vroeger gedood voor nittereude koort-sen daarbij komen. Sommigeu willen hebbeu opgemeikt, dat bij längeren dunr der ziekte de verlamming zieh ook tot do gezonde zijde uitstrekt, en de dood volgt dan spoediger.
De oorzaken der halfzijdigo verlamming zijn: of koudevat-tiug of cene ziekteverplaatsing uf verwonding en kwetsing eener zijde aan een deel van den hals of van 't ruggemerg , waartoe somtijds een ealcele slag aanleiding kau geven, wanneer die ook al geen uitwendige sporen heeft achtergelatea ; uogtans zijn de beide eeratgenoemde oorzaken hot menigvuldigst te beschul­digen.
De behandeling van die halfzijdigo verlammingen, die door beleedigiugen of verwoudiugcu van het ruggemerg tewecg-gebragt ziju, moet gestreng ontstekingwerend zijn, en tcvens moet den patient een ongestoorde rust verleeud worden; maar een hevig aautasten zonde slechts uadeel verwekkeu.
Men doe eeue uaar 'tgestel des diers geevehredigde sterke aderlating, en geef wonderzout uiet wat salpeter in het drinken of op een andere wijze in. Men houdc daannede vol, totdat de pols weder week is geworden ou niet meer dan 36 slagen per minnut doet; dan geve men inwendig opwekkende raiddelen
-ocr page 341-
.•51 5
pii oitwendig scherpe inwrijvingen op tie rerlamde /.ij'lc; b. v. inwendig :
Neera ; Kamfer 1 lood
Braaknoot (ki-aanoogen) 1 loud Engelwortel, en Glaaberzont, van oik (gt; lood foeimm yraectun 2 lood. Alles tot een fun poeder en met water tot ecu likpotdeeg gekneed.
Gebruik: Drie- tot viermalen 's daairs cen brok als een kip-penei groot te geven. Uitwendig:
Neetn: geest van Ammoniakzout Lijn- of Raapolie Terpentijuolie
Kamfer-spiritus, van elk 4 lood, goed omgeschud in eene welsluitende liesch.
Gebruik: Tweemalen 's daags de verlamde zijdc, vooraauie-lijk längs de wervelzuil — ruggegraat — hiermede in te wrijven. Bebalve deze inwrijvingen is het nog raadzaam, om etterdrag-teu te zoUen, ook spaauscbe vliegenzalf, of/.elt's het brandijzer te gebruiken, cu later, als deze middelen goede diensten bewe-zen hebben , is het van nut, om de verlamde tleelen vaak te was-sehen met mieren-spiritus {spir. lormicar.)
]gt;ij eon beenuitwas (bot-uitwas) in do holte van een hals- ot ruggewervel, waardoor zieh eene langzamerhaad toenemende ceu- of halamp;\jdige veriamming ontwikkelt, is clke behandeling vruch-teloos, daar eene zoodanige ongeneeslijk is.
Bij koudevatting en zickteverplaatsing als oorzaak der onder-werpelijke /.iekte is dan alleen eene aderlating van nut, wanneer zieh duidelijk eene ontstekingskoorts daarbij openbaart, en das een ontstekingacbtigen toestand van het raggemerg te vreezen is; is dat echter niet het geval, dan moet men aanstonds de wcrk-zaamheid der hnid zooveel mogelijk trachten te bevorderen en wel door den volgendcn z'.veetdrijvendeu drank.
Ncem: aftrekscl, of thee, van Ylicrbloem , '/£ kan Braakwqnsteen y., drachma Ammoniakzout 2 lood I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;21
-ocr page 342-
S16
goüd omgeschud, om de dvie uren zulk ecu' drank in to raquo;•even ,
of Neem : aftreksel (thee) van Arnicablnemeii , '/, kan Braakwijnsteen '/, tot 1 drachma Azijn.zuur-ainmoniak 4 lood wordt als het vorige gebruifct.
Men wrijve de verlamde deelen in met een mengsel van kam-ter-spiritus en tinktuur van Duivelsdrek, geiijke deelen , en be-dekke den patient daarna met wollen dekens, die men met dat mengsel moet. hespvcnkelen.
Begint de patient daarna te zweeten, dan hoade men op met ingeven der dranken, laat het dier uitzweeten en droog hem daarna met stroowisscheo zorgvuldig at'; daarna moeten de laatst-genoemde inwrijvingen herhaald en het dier weder warm bedekt worden. Vervolgens geve men drie- tot viermaien 'a daags van de volgende likking een brok als een kippenei. Neem: Kamfer 1 lood
Braaknoot (kraanoog) 1 lood Axnicabloemen 4 lood foenum graecum 2 lood , met water tot eenc likking gemengd,
Wanneer tevens verstopping of ook sleehts een tragen mest-afgang aanwezig is, dan geve men drie- of viermalen daags twee lood wonderzout in en klisteer met laauwwarm zeep-water.
In gunstige gevallen ziet men met den vierden of vijl'den dag reeds dnidelijk beterschap; maar volgt geen teeken daarvan , na veevtien dagen de opgegeven behandeling te hebben volgehon-den, dan stake men die lievcr. Ook zell's in het günstigste ge-val wil nog vaak wel zwakte van een der achterheenen terug-biijvon ; dan zotle men cene dragt in de lendenstreek van liet lijdende been, of gebruike eene inwrijving vau blaartrekkcnde zalven, b. v. spaansche vliegenzalf, of een dcrgelijke zali'.
is de oorzaak eene ziekteverplaatsing geweest, dan brenge men dadelijk zulk eene zweer door bedoelde zalf, of eene etter-diagt, te wceg. — De voedering zij mot gras en haver, of met zenielen enz. en wassche de 1100; zwakke deelen met mieven-spiritus.
-ocr page 343-
31'
Do Kruislamheid, Lenden-lamheid.
Veel menigvuldiger dan de halamp;ijdige verlamraing koint die van het achterstelsel bij paavden voor; /.ij is, daar ze het gebruik des diers u'elieol of ten dcele verhindert en ongelukkiglqk dikwijls alle hulp der kui.st trotseert, zclfs in hare geringste graden eeuo zecr gevreesde ziekte.
De kruislamheid, ook waunecr zij slechts onvolkomen is, mag men niet verwarren met de zwakheid van liet kruis, want dnt is geene ziekte, maar een aangeboven gebrek; hetzij in den bouw des diers of bij eene volicomeu geevenredigde gestalte out-breekt eveuwel ran de geboorte a£ de kracht, die liet aehter-stel bezitten moest, en zulk een paard lieeft niet sleohts eeu' meer of minder wankelenden gang met het achterstel, maar knikt ook reeds bij liet dragen of trekken van geringe lasten op do lendenstreek in. Deze aangeboren zwakte kan niet ge-nezen worden en is derhalre nooit het voorwerp van genees-kumlige behandeling. Dezelfde teekens van zwakheid in het kruis •bespeurt men ook dikwijls bij paarden, die daaraan vooriieen volstrekt niet geleden hebben , en deze toestand wordt dan kruis­lamheid genoemd.
Deze kruislamheid outwikkelt zieh, hetzij slechts langzaam, en eevst na verloop van weken of maanden wordt zij zoo volkomen, dat het achterstel zieh volkomen kraehteioos vcrtoont (ook komt het wel niet zoover en zij blyft op een zekere lioogte staan) , of zij tast do tot dusver gezonde paarden eensklaps, schier oogen-blikkelijk, aan.
a.) Do langzaam ver loop end e Kruislamheid.
llierbij ontwaart men, dat de dieren zulke bewegingen die een grootere inspanning van kracht van liet achterstel ver-eischen, slechts met tegenziis volbrengen; bij edele paarden is het reeds een verdacht teeken, wanneer ze vroeger zieh gemak-kelijk lieten aansporen, om over slooten of andere watergrachten te springen , en nn nicer dan vooriieen daartoe aangespoord moe-
21*
-ocr page 344-
ten worden; vcclnl is op dezen tijd aau de beweging en den
loop des paards zelve nog geene ^wakte of verminderde snol-heid te bespeuren , doch dnt volgt ihn echter spocuip;. Bij eene dnikking op de lendenstreek trekken zulke dieren lt;ie;;e ineer, dan gewoonlijk anders hot geval is, in; de gang wordt eerst min­der jnist of prace is, later slepend, en in hoogere graden wan. kelt of slingert het kruis — de croupe (kroep)— nainelijk bij liet draven, '-'aii de eene zijdc naar de andere; do galop is of zeer bemoeijelijkt i't' wordt geheel door het dicr geweigerd te vol-brengen. Koortsbewegiugen zijn gewooidijk tot hiertoe niet te bespeuren en ontbrekeu ook vaak nog dan, wanneer bet achter-stel reeds zoo aamuerkelijk lam is, dat de dieren zoader hulp geheel niet meer overeind kunnen komen; eveneens is de eet-lust geheel en al ougestoord , totdat kort voor den dood , wan­neer zieh veelal met dc dan plaats vindende siechte voeding des ligchaams snel uittcrende koortsen ontwikkelen; doch is de tijd-ruimte, waarin dit geschiedt, van onbepaalden en /.cer langen duur, zoodat die hoogstzelden afgewacht, maar het volmaakt onbruikbaar geworden dier eerder gedood wordt.
Ouderzoekt men bet lammc achtcrstel, dan outwaart men , dat het minder gevoelig is voor aangebragte prikkeliugen en ook steeds minder wann dan overigens het ligebaam.
De opening. Aan gecu der ingewanden wordt door de omlerwerpelijke /.iekte eene veran tiering te weeg gebragt; alleen het ruggemerg is veraaderd, bet is of gedeeltelijk vertoerd of verweekt of verhard; ook outwaart men wel eene waterverza-meling in zijnc vliezen , of er bestaat een been-nicwas in do holte van em lendewervel, door welke afwijkiugen het gebrek ontstaan is.
De oorzaken. Deze kunnen van vclerlei aard zijn , als ; ecu uitvvas van ecu been (knock, bot), waarvoor do vatbaarheid veelal in bet, ligehaam aanwezig is, of uitwendigc beleedigingen op den aangetasten wervel, b. v. hij het bestijgen of plotseling in den vollen loop doen stilstaan, pareren , enz,
Ophooping of verzamelingen van water zijn of gcvolgen cener besiaan hebbende slepeade ontstcking der ruggemergsvliezen, of eener rlieumatische aandoening daarvan, weshalve gedurige kou-devattingen ligt de verwijderde oorzaak tot eene langdurige ol
-ocr page 345-
3 1',)
blijvciule kraislamheid geven kan. Ook de veranderingen van het ruggemerg zelf kuiiueu door herhaalde koudcvatlingeii tc weeg gebragt worden ; iu andere gevallen echter zija ze bij dekheng-sten oeu gevolg van het te menigvuldig toelaten bij merrie's ter bevruehting, of paring, of ze ziju ecu bijkomend verschijnsel van andere ziekten , b. v. van de dekzickte.
De beoordeeling of voorzegging van elke zieh lang-zaam ontwikkelende kruislamheid is steeds ongunstig j het gelukt zelfs niet ecus aitijd, cm slechts dlt;;ii loop der ziekte te stnitcn, en wei te minder, naarmate do kwaal meer duidelijk in hare vcr-scliijnsolcri te voorschijn korat, dewijl dan reeds aitijd organi­sche veranderingen in het ruggemerg plaatsgevonden hebben; slechti ia zeldzame gevallen kau het geschieden , dat aanwezige water-uitstortingen weder opgeslorpt worden en dus de oorzaak der kruislamheid nit den weg wordt geruhnd.
Van da behandeling is derbalve ook slechts weiuig te zeg-gen ; wanneer die echter zal worden beproefd , dan kan zij zieh alleen bepalen tot afleidende prikkelingen in de leudenstreek en het ingeven van opwokkende middelen, en zoodanige, die eene eigeudomtnelijke werking op het ruggemerg idtoefenen, dus: etter-dragteu en scherpe, blaartrekkende zalven op geuoemde plaats en het ingeven der volgendo likkiug.
Neem; I'oeder van Kraanoogen, eene drachma. „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Hertshorenzout 2 drachma.
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Gentiaan- of Cahnuswortel 3 lood.
Mel meel en water tot ecu likbrok gemaakl. Gebraik: 's mor­gens en 's avonds zulk eene hoeveelhcid in te geven.
Bij ecu langer gebruik van dit raiddel kan men de gift der kraanoogen voor en na verhoogen en tot op het dubbele breiigen.
D e h o in oe o p a t h i e raadt ook da n u x v o in ic a aan, alsmede Brijonia, lihus, Arnica, Aconite, enz; ik bob daarvan echter nimmer eon goed gevolg gezien, ook vele anderen niet.
b.) De plotseling opkomende Kraislamheid.
Deze ziekte ontstaat in de volle hevigheid barer verschijnselen eensklaps, zoodat binnen weinigo nren zoowel het gcvoel als ook het vermögen der willekeurigc beweging mcer of min
-ocr page 346-
S2(i
volkomen opgeheven is, waardoor deze ziektc das ligt wordt ge-kend. Nanr den graad der ziekte is hot den patient volkomen omnogelijk zieh met hot achterste! op te bcuvcii, of r.ls dit ook bij kraohtig verleende liulp gelukt, dau is liij toeh uiet in staat, om zieh lang op de beenen te houden, en hij knikt ineeu, of bet aclitcrstcl stort spoedig weor krachteloos zijwaarts neder; daar-bij is dc natuurlijke wärmte van hot lijdende deel meestal, doch nict altijd, venniuderd , eu aan liet voorstel of de voorhand des paards breckt dikwijls rijkelijk zweet, dat zieh echter ook wel over liet acliterstel uitbreiden kan, uit. Bo lamheid blijft ook zonder de hulp der kunst wel op dezclfde lioogte, die zij aan-vankclijk had, sfaan, of zij beroikt bet toppmit van volkomen-heid, en alleen in uiterst zeldzamc gevallen verd'.vijnt zij vanzclf weer. De adorn en pols zijn door de angst of gejaagdheid des diers wat versneld; in enkele gevallen wordt ook een hevige koorts van ontstekingsachtig kavaktcr bespeurd.
De oorzaken. De naaste oorzaak der versehijnselen is ook hier eene belemmering of volkomen belette v.-crkzanmheid van bet ruggemerg, dat of door mechanische prikkeüng, door clrukking, knenzing, cnz. , of door organische oorzaken, koude-vatting of ziektcverplaating, le weeg gebragt is geworden. In 't eerste geval is er eene verschuiving of breuk van ecu landewer-vel aanwezig, bij welks ontstaan eene beleediging van bet rugge­merg lieeft plaats gevonden, en de lamheid van liet acliterstel, of de achterdeelen, is meestal bet omnidd elbaar gevolg van een te sterk pareren of van ecu' aanmerkelijken aprong onder ecu' zwaren ruiter; in liet laatsle geval vereiseht daarentegen de out-wikkeling der lamheid ecu tijdsverioop van eenige urea, en in den verderen loop der ziekte ontstaat er nu en dan pone, ontstc-king van het ruggemerg of zijne vliczen, die vaak belangrijk kan worden.
]) e beoordeeling is, ofschoou in 't geheel onzeker, evenwcl veel gunstiger dan die der laugzaam ontstaande kruislamheid; slechts in die gevallen , waar de breuk van een wlaquo; rvelbeeu , of aanhoudende verschuiving van zulk een ligchaam, die eene be­leediging van het ruggemerg te weeg brengt, is elke bebandeling vruchteloos , en of dat ongeluk heel't plaats gevonden, kan, in dc mceste gevallen allhans, uit de wijze van ontstaan opgemaakt
-ocr page 347-
321
worden, maar daar, waai eene beleediging van het ruggemerg sleolits voorbygaande plaats gcvonden heeft, is do genezing nict buiten het beixik der mogelijkheid.
De beb a 11 de ling rigt zieh naar de oorzaak, die de onge-steldheid in !iet aanzijn riep, cu den algemeenen loestond van den patient; is de oorzaak naar verinoeden van eeue meebanische natuur geweest, en houdt men zieh overtuigd, dat geeuc beeu-breuk of cen annhondende verschuiviug eens wervels aanwczig is, dan beginne men haar met eene naar evenredigheid zeer sterke aderlating, en wende onophoudeUjk koude omslageii aau längs den geheelen rug, van den sebouder tot aau den wortel of 'tbegin van den Stuart ; inwendig geve men groote giften van vcrkoeiemle zoulcn, en klistere herhaaldelijk, ter bevordering van ilen mestafgaug, met laauwwarm zeepwater en oiie, ofiets der-gelijks.
Wanneer na veiioop van eenige dageu zieh geen sterke koorts ontwikkeld heeft, maar de lamheid ook niet vermindert, dan hou-de men wel met de inwendige behandeiing vol, maar gebruike in plaats van de kota'e oraslagcn, inwryvingen van spaansclie vlie-genzalf op de leudenstreek, of zet daar aau weerszijden eene etterdragtj bespeart men dan daarbij beterschap, zonder dat coll­ier de lamheid geheel verdwijnt , dan geve mou ook hier de kraanoogen, vereenigd met kamfer, b. v.:
Neem: poeder van kraanoogen (braaknoot)
„ „ Kamfer, van elk een lood „ „ üentiaau- of Engelwortel -1 lood foenum graecum 3 lood.
Met water tot een likpotdeeg gefcneed.
Gebruik: In acht likbrokken of pillen te verdeelen en daar-van des morgens en des avonds een in te goven.
Wrnf gedurig met geestrijke en prikkelendc middelen op het geheele achtere ligehaamsdeel, hetzij met kamferspiritus al-leen of met torpcntijnolio, vlagsraeer {Unim. oolat.J cn geest van hertähoren. Men zorge teveus voor een doelmatige voeding cn cen zaebt strooleger, en wanneer de toestand van den pa­tient en Let weor het eeuigermate toelateu, dan rerleeue men hem een zaclitc, zeer matige beweging in de bnitenlneht.
i.
-ocr page 348-
8 2k
in zoodanige gevallen, waar dc kruklamheid duidelijk door eene koudevattiog , door eene snel ouilerdrukto, of gestoorde luiid-uitwaseming is ontstaan, en de daarhij plaatsvindende koortsach-tige opgewektheid ook geea' hoogen grand bereikt, is het tocli doelniatig, oiu de behandeling cveueeus uiot eene, hoewel uiet juist zoo sterke aderlatiug te beginnen; verder meet, zoo nabij de aangedane plaats van het ruggemerg als mogelijk is, zcer krachtige aflddeude prikkelingen aangebragt worden; te dien ein-de searificere (dat de bloedige koppeu bij de menschen vervangt) men de lendenstieek. Hit doe men op de volgende wij/e: neem de vlijm of eeu lancet en steek daarmede drievierde daim dicp door de liuid in en maak telkeos '/, duiiu (oudeniaat) ver­der weer zulk een' steek, ea vervolg zoo doende, tot ge acht of tieu gemaakt hebt, e:i begin dan digt oiuler de ecrste weder zoo-danig, tot aan de laatste, die gij gemaakt hebt; vonn op die wijzc vijf of zes rijen , elk van acht of ticn -ulke insnijdiu-geu , dus in het geheel tusschen de veertig en zestig in 'tgetal; daarna wrijve men aanstonds al deze wondjes in met eeu ineng-sel, bestaande uit gelijke deelen terpentijuolie en vlugtig kamfer-liniment {Unimeniwn ammoniato-canipharalum). l)e bereiding van dit kamferhoudend vlugsmeer voor het veo mag welligt uiet ge-noeg aan lederen apotheker bekend zijn, weshalve liier het voor-schrift volgt, dewijl het meermalen in de praktijk gebruikt wordt. R. Li([uov. Amnion. caust.
Olei canphorati (part. 1—S) aa Luc. t. — Lini recent. Unc. II. Agitentur in vase vitreo, donee perfecte In uuum coeant. inwendig geve men zweetdiijvende middelen, als: eeu aftreksel, door middel van kokend water, van Arniea-blouucii, of van vlier met kamfer, braakwijnsteen, ammoniakzout, of azijnzure ammoniak, zooals voorgeschrcveu is bij de halfzijdige lamheid, en bedek de patient met dekens en zet hem zeer boon' in stroo; ua bet voliedlg uitzweeteu wryve men het dier droog met stroo, inzonderlieid de lamme deelen, of met gekamferden bran-dewijn, eu klistcre dikwijls, en doe op elke klistering er eeu of twee lepels kamferspirutus , of '/., tot 1 drachma, met ecu slijmige zelfstandigheid goed veieenigde kamier bij.
Een ander goed zweetdrijvcnd middel is het iugeveu van dui-
-ocr page 349-
328
velsdrek en tüiktum van bovergeil, van elk ecu Jood, in cunc kan u-arme thee van vlier opgelost cu op eeamaal in te quot;even-oveiigens dezelfde regelen in acht ncmcndc, als boren opgeo'e-ven is.
üok de volg-eude zweetdrank doct veelal beste diensten en is mede zeer goed na moeijelijke verlossingen on eon' terugge-drevenen huiduitslag.
Ncem: Kamii, of Arnicabloemen Vlier en
Lavendelbloempjes, van elk 2 lood. Trek hot met kokend water een half nur in eene welsliiiteu-de pan, zijg !ici daania door en voeg bij het vocht: Conserfvau vlierbessen 6 lood, vloeijende azijnzure ammoniak (spir. -Minder.) 13 lood.
Gebruik: Op eenmaal in te ge.vcn, en zoo uoodig nog ecu of twecnialeii op denzelfden dag to herhalen.
H. W. HENTZE,
[reearts te Groningen.) Gelukt het bij deze behandeling tot op den derden dag eeni-ge beterschap van den toestaud te bespeuren, dan houde men zoolang daamede vol, totdat do dieren in staat zijn, om, al zij het dan ook nog met eenige moeite . weer alleen te kunnen opstaan; dan echter, namelijk wanneer geen zweem van eene ontsteking-achtige koorts meer tc ontwaren is, bewerkt men de volledige her-stelling van den patient het spoedigste door het gebruik der reeds boven opgegeven lucking van kraanoogen , kamfer en gentiaan , en het gedurig wasschen der lijdende deelen met een warm afkook-sei van spruiten van den jeneverboom, of struik (Juniperus communü Lin.) in goed bier of van hop of van andere specerij-achtige, versterkende kruiden j daania drooge men de hmd goed met stroo enz. ter deeg af en bedekke den patient weder. ^
^ Ook de volgende drank met kraanoogen heeft mij herhaalde-lijk goede diensten bewezen.
Neem: Poeder van Kraanoogen ecu lood, trek het een halfuur met eene lleseh kokend water, klens het door eeneu doek en voeg bij 'I, vocht:
Terjientiju- of liertshorcu-olic, 4 tot (I drachma.
Conserf van jenevcrbessen 8 lood.
-ocr page 350-
324
Gebruik: 's morgens cu 's avouds zulk eeu' drauk in te gc-veu , voor groote paavden ; klcuieu ile helft.
pessina , [professor.)
Waaneer echter in spijt der opgegeveu behandeliug of remis aaustonda in den beginne tie ontstekingskoorts een' Iioogen grand bereikt, zoodat 90 eu nicer kleine, harde polsslageu in de mi-nuut waargenomen Horden, wanneer rijkelijk zweet uitbreekt, de patient liggende wcl steeds nog eet en drinkt, maar dikwijls zeer oanistig wordt en met de voorbeenen doelloos been en weer arbeidt, maar zieh uiet poogt overeind te begeven , zoodat men daaroit een' zekeren toestand van razen of woeden of bewua-teloosheid kau onhvaren, dun ontwikkelt zieh eeu werkelijke ontsteking van het ruggemerg eu zijne vliezen. lief gevaar wordt daardoor aanmerkelijk vergroot, maar ook dan is verder niets te doeu dan eeu zeer ruime aderlating. Inwending geve men Salpeter en wouderzout, in groote giften, mot een nfkooksel van bilzenkruid (eerstgenoemde van 2—4 lood , wonderzout van 4—8 lood cn laatstgenoemd middel van 2—5 lood) en bemerke tevens eene zoo spoedig doenlijke afleiding van het ruggemerg door scherpe zalven en etterdragten; evenwel gelnkt hot dan maar zelden cleze ziekte te overwinneu, wanneer zij ook al nict erg most wezen.
lau de Vallende ziekte, CJEpilepsin).
De vallende ziekte, onder de menschen, helaas! maar al te zeer bekend, komt van al onzc buisdieren onder de paarden
het tninste voor.
Kenteekenen. Doze zijn bij al de groote clieren dezelfde; zij treden, het/.ij zonder eenige voorboden , ängstig cn tuime-lende van de krib terug, en plaatsen, teneinde zieh staande te houden, de beenen ver uit elkander, of men kan slechts ecu paar miniiten vooraf eene stuipachtige trekking van de uitersten des ligehaams en een' ängstigen blik hespeuren , en dan vallcu zij ter aarde,
Na het vallen is de adem stootswijs, onregelmatig afgebroken ,
-ocr page 351-
325
zoodat liij seconden lang geheel uitblijt't; de slageii van den pols en hot hart zijn geilureudo zulk ecu toeval eveueeus ouregelma-tig. Men bespeurt al de teekens van bcwnsteloosheid ; het diev is zoowel voor de beleedigingeu, die hot zichzclveii door zijne OHstuimige bewegingen toebrengt, alsook voor hem opzettelijk toegebragte prikkelingen, volkomen ongevoelig. De kop wordt door een hcvige krarapaclitige zameutrekking der halsspiercii van dc eenc zijdc naar de andere gewurpen, waarbij de onderkaak meet of minder spoedig kaauwend bewogen wordt en liet rijkc-lijk afgezonderde speeksel als schuim door de mondspleet te voürsehijn dringt; de oogen rollen wild in hunnc holten been eu weder; ook de uiterste deeleu des ligcliaains (extremiteiten) wor­den door tusschenpoozende krampen en stuiptrckkende bewe­gingen aangetast, zoodat de uitstekende deelen van den romp en der ledematen, als: de heap, sehouder, knie en het sprong-gewiieht, bij elk toeval nieer of minder beschadigd, somwijlen zelfs ernstig gewond worden.
De duur van zuike toevallen is gemeeulyk van twee tot tien minuten, zelden langer; ook zijn de stuiptrekk ingen ongelijk lie-vig van aard en duur, en na weinige oogenblikken die te heb-ben ondervonden, liggen de dieren den ovcrigen tijd stil, bewnste-[oos, of door korte, ligte stniptrckkingen bier en daar zuclit be­wegen , ter neer; daarbij ontlasten zij dan oinvillekenrig pis, die zoo beider is als wafer, en wanneer most outlast wordt, is die meestal als in den gewoneu toestand.
Een wasemend of min of meer vloeijend zweet breidt zieh (if a'decn aan de sehonders en flanken, of over ;t gebeele lig-chaaiu uit, en de dieren komen, als uit een diepen slaap ontwa-kende, weer bij bet voile bewustzijn, zien dan vreernd en äng­stig om, en zoo ze niet van alinatting nog een korte poos blij-ven liggen, dan springen ze dadelijk weder op en zijn weldra weer vlug en opgertumd, zoodat het vollcdig vcrdwijnen van al de verscbijnselen van zulk een toeval niet langer dan een kwar-tiernnrs aanhoudt.
Zulke toevallen keeren gcwoonlijk niet dikwijls terug, slechts eenige malen in bet jaar, en de dieren zijn overigeus gezond en tierig en knnnen zelfs een lioogen onderdora daarbij berei-ken ; bij mcnigvnldig, spoedig op elkander volgend tcrugkeeren
-ocr page 352-
326
ilur toevallen wil wel ecus eene beroerte het leveu eindigea. Het nrezen cu do oorzakea der vallende ziekte ziju in vele opzigten nog zeer duister, tloch miigquot; men, Avat het eerste aau-belangt, voorouderstellen, dat het voor het oaaste ceu lijden der groote eu kleine herseos is, wat echter in zecr vole ge-vallcu loch slechta als de reßcx (terugwerking) van een oorspron-kelijk lijden van 't zenuwkroopstelsel aangemerkt kan worden.
Als ceu zelfstandig lijden der groote en kleine herseneu 011-dcrschcidt zieh do vallende siekte van de duizeligheid, waarvoor men de onderwerpelijke ziekte ligt zoude kuiaieii aanzien, en van de krampen, ten eersten , doordat bij haar geen bloed-aan-drang, opstijging van bloed, aaar den kop te bespeuren is, eu ieder cnkel tocval, wanneer die cok van korteren duur is als die, welke hem voorafgingen, maar altijd tot aan de volkomen bewasteloosiieict toeneemt, wat bij de duizeligheid veeltijds niet het goval is, baiteadien echter ook van krampen vergezeld is, waarvoor men de plompe bewegingen , welke het dier bij eon aanval van duizeligheid doet, niet houdeu kan. Van de krampen en trekkingen, of stuiplrekkiugen, echter is de vallende ziekte nog veel meer door de haar keumerkeude volkomen afwezigheid van bewustzijn te onderseheiden.
Ook de gelegenlieids-oorzaken, die bij de groote hnisdieren de enkele toevallen te weeg brengen, zijn ous eveneens niet zeker bekend.
J)e beoordeeling is onder alle omstandigheden ongnnstig; daar men tot dusver nog geen zeker middel schijnt te kennen , die de toevallen voor 'i vervolg doeu wegblijven en das de val­lende ziekte bepaald kunnen doen herstellen, zoo kan er der-halve natuurlijk ook geen sprake zijn van de be h a ndelin g , daar dezc geen gunstige uitkomsten oplevert, eu haar te beproeven, althans tot den tegenwoordigen tijd toe, slechts vruchtelooze ver-spilling van tijd, moeite en geld zoude zijn.
-ocr page 353-
327
Van tie dolhcld , razcrnij, hondsflolhcld of wocde bij dc paardcn.
Bij paardcn, die door ecu' dollen liond gebeten zijn, (uit
z
ächzelven ontwikkelt deze ziekte bij deze diersoort nimmer), zijn de eerste teekens daarvan, wanneer zij zieh in het vervolg bij lien ontwikkelt, een eigendommelijke, zennwachtige opgewektheid, die aanvankclijk niet van ecu vermeerderde snelheid van den omloop des bleeds, noch van den adera vergezeld gaat.
De beroemde höpfneb, die meermalen in de gelegenheid is gevveest, om zulke patienten van den beginne af tot den dood toe gade te slagen , zegt, en ook al de schrijvers, die in die-zelfde gelegenheden zijn geweest, komen daarin met elkander ovcreeu, dat zieh bij bedoelde paarden, behalve ecu ongewoon, eigendommelijk hinneken, (brieschen , grinnekea , frenzen), of eigen-lijk meer schreenwen, dat zieh voornnmelijk dan hooren laten zoude, wanneer de patient naenschen to zien krijgt, siechte wei­nige, de dolheid uitsluitend kenschetsende of eigendommelijk toebehooreude vcTschijnsclen laten bespeuren.
Tu een onbepaalde tijdminite na eenen beet ecus dollen bonds (van den achtsten tot aan den vijf en zeventigsten dag) worden de dieren ziek, onder dc vcrschijnselen van ligte koliekpijncn of pisopstopping, waarbij echter een meerdere opgewektheid en grooteren angst of vurighcid in de uitdrukking der oogen wordt bespeurd, dan dat anders bij die ziekte het geval pleegt te zijn. De pols is daarbij vol en hard, maar niet radder, evenmin is de adem versneld, of althaus zeer weinig. Het voeder en drinken gebruiken ze, tenminste op zekere tijden, als gewoon-lijk, uu en dan zells mot vcrmeerde hnast, een zekere geiaagd-heid; en in 't begin der ziekte ontlast het dier ook een'behoor-lijk, good vertcerdeu mest, van gewone diktej daarentegen is er vaak van den beginne af aan reeds cene pisopstopping aan-wezig.
Bij een naauwlettend onderzoek van den strakken, stijven blik bespeurt men, dat de pupil (oogappel) verwijd en meer of nun ongevoelig tegen het invallen der lichtstralen is.
Bij een' spoedigen voortgang der ziekte voegt bij deze ver-schijnselen zieh op den tweeden , vaak ook eerst op den derden,.
-ocr page 354-
328
of vierdcn dag, ecne zwakte in de iendenstreek, die zieh in den
beo'iiiue door cm' wankelenden of slingerenden gang to kennen quot;#9632;eelt vvat later echter, naiueiijk, kort von- den met tamelijk veel zekerheid op den zesden dag to verwaohtenen dood, in volko-inene kruislaniheid overgaat.
Bij hengsten en merrie's bespeurt men een verhoogde ge-slachtsdrift (togtigheid) en cen' venneerderdeu aandrang tot uri-neren (pissen), waarbij echter gelicel geen of slechts weinig wa­te)- geloosd wordt.
Met de toenememle zwakheid van de Iendenstreek, of kruislam-lieid . bespeurt men ook beleramcnngeii in dc vevrigtingeu der onderbuiks-ingewanden, die bij den een zieh als verstopping, bij den ander woer als doorloop te kennen geeft.
Even als bij de honden een onderscheid wordt bespeurd in een stille en een razende dollieid, zoo wordt dat ook bij de gebetene paarden opgemerktj want terwijl bij enkele patienten werkelijk razen, woeden en bijteucht waargenoraen wordt, zoo-dat zij zieh dan htm eigen ligchaam met de tanden verseheuren en hier en daar ontvlcezen. blijven andere tot aan den dood toe in een' ouafgebroken , treurigen, neerslagtigcn toestand, doch alle gevallen kernen hierin met elkander overeen:
1) dat de patienten bij zekere gelegenheden een vreemd en zcer ongewoon geschreeuw doen hooren ;
3) dat de pupil (ooggat) bestendig laquo;srwijd of grooter
is ;
3)nbsp; nbsp;dat de meergemelde krnislamheid van den tweeden tot
den vierden dag plaats vindt;
4)nbsp; nbsp;dat zieh gewoonlijk met. den vierden dag sidderingen, stuip-aehtige trekkingen, zelfs tusschenpoozend werkelijke krampen der halsspieren waarnemen laten, en eindelijk;
5)nbsp; nbsp;dat de dood, zoo niot vroeger, met zekerheid op den zes­den dag der ziekte plaats vindt.
De beliand eling. Is cen paard bepaald door cen' dollen houd u-ebeten , on kan men de gebetene wonde vinden, dan scari-ficere (hakken, koppen; zie hiorover bij de behandeling van de snel opkomende krnislamheid bl. 317, ulsmede hot aanhangscl over ceuige operation) men ten allerspoedigste eenvierde dnirn die-per, dan dc beet zelf is ingedrongen, den gchcelen oratrek dnar-
-ocr page 355-
329
van , en bevordere de daarop volgende bloeding door liet aanwen-den van ecu kopglas, volgens de regelen der kirnst, ol'ueeiu een ander met verdunde lucht gevuld glas, of des noods een thee-kopje; daar waar, dat niet kau geschieden, onderhoade men de bloeding door to betten met warm water. Wanneer dan de bleeding lieeft opgehouden. moot de bijtwomle met ecu wit gloei-jeud ijzer gebrand en later door bet opleggen van stdierpe of prikkelcudo zalven vier tot zes weken lang goed in ettering ge-lioudeu worden.
Ingeval deze middeien niet aaiiätonds bij de hand ziju , dan meet men althans dadelijk, nadat do beet eens dollen diers toc-gebragt is, wanneer de wonde zelvo niet sterk bloedt, cen ster-kere bloeding bewerken, door hier en daar rondom den beet ver­scheiden insnijdingeu of steken met een mes toe te brengen on na bet ophoudeu van bet bloeilen met een soherp voclit de wonden alle goed uitwassehen , hetzij metloog, azijn, en in ge-val van nood zeifs met urine (pis), toidat het mogelijk is, om eene diepcr doortastende behaudeling te doen plaats vinden.
De uitkomst van zulk eene behaudeling is echter steeds twij-felachtig, inaar is de gebotene wonde door verzuim eener tijdi-ge hulp reeds gesloten, dan is elke behandeling zoo niet geheel vruchteloos, dan althans uiterst ouzeker. Wordt de behaudeling zoo laat begonnen en komeu er in het geheel geeue sporen van dolheid te voorschiju , blijft het dier volkomen gezond , dan is het aan te nenien, dat de beet niet met eene besmetting of in-enting der wonde door tie giftstof verbonden is geweeet, of dat het gebeteue dier gehecle geene vatbaarheid of ontvaukelijkhcid vooi- de dolheids-smetstof bezit.
Daar tot dusver nog geen dier na de reeds zigtbare teeke-nen der beginnende dolheid door de hulp van eeneu arts gered is geworden, en naar mijne meening de lang geheim gehouden middeien, om het uitbreken der dolheid te beletteu, een1 onver-dienden naam hebbeu verworven, en het zeer gevaarlijk is daar­op te vertrouwen, zoo meen ik dat punt hier te moeten voorbij-gaau , daar het veel beter is zulk cen dier te dooden, dau door eeue te late behandeling zieh in een groot gevaar te stellen.
-ocr page 356-
ClimVRGISCH GEDEELTE
01'
UITWENDIGE ZIEKTEN.
VIEKDE I-IOOFDSTUK.
1. Van de ontstcklngcn in het algcmeclaquo;.
l)e verschijnselen, die ecu ontstekiugs-proces vergezellcn, zijn oltijd: 1deg;. belemmerde verrigting; 2deg;. venneerderde wärmte, lutte, ook brand genoemd; 3deg;. vergrooting van oravang, op-zwelling, en 4deg;. verhoogde gevoeligheid van het aangetaste deel • van kittelingheid tot aan werkelijke pijn. Ken verhoogde roode kleur is sieckts aan de zigtbare deelen en daar te bespeuven, waar cen wittc huid het aangetaste deal bedekt.
Ofechoon deze verschijnselen alle ontstekingeu van haar begin af tot aan het einde toe vergezellcn, zoo is het echter tot heden toe nog niel iiiou:elijk geweest, om eene door ieder erkende , voor gegrond en geldig aaugenomcn verklaring van dezen tocstand te geven, doch brengt dat aan de praktijk hoegenaamd gcen nadeel toe. Waarscliijniijk is het wezcn der ontsteking alleen een verhoogd levensproccs, waardoor eene al te spoedige ver-slijting of onnut worden en vcrkoliiig van organische Stoffen ontstaat, welks oorzaken onbekend, welka zigtbaar doel echter onder gunstige voorwaarden zieh steeds als heilzaam betoout.
De ontstekingen behooron mede tot de snclst verloopende ziek-ten des dierlijkeu ligehaaras; haar duur is zeer versohilleni, van minder dan een etinaal tot verscheiden weken lang.
De uitgangeu oi' 't einde der ontstekingen is: 1quot;. Verdee-liug; 2quot;. Ettering; 3deg;. Uitzweeting, uitscheiding van ze-kere vochten, en Yerharding; 4deg;. plaatselijke dood of het v u n r.
De verdeeling of de ecnige weg ter genezing is bij eene out-
-ocr page 357-
331
steking to vcnvachten, wanneer de opgegeven vcrscliijuselen in gelijke mate verminderen, en niot alleeii de pijn en liitte af-nemen, terwijl de opgezwollenheid niet alleon niet afneerat, maar zelfs grooter wordt, of bij zwlke ontstoidngen, wier zitplaats ver­borgen is, tie haav dan rergezellende, algemeene versoliijnselen niet slechts aan de eene zijde, of enkele verschijnselen van haar, verminderen; geschiedt dat, dan kan men de gevolgtrekking ma-ken op eenen overgang in ottering of oitzweeting.
De uitgang in plaatselijkeu dood of liet vaur is bij eene ont-steking to verwachten , wanneer de pijn , liitte en opzwelling toe-nemen, zieh op de bedekking blaartjea doen zien, wanneer bij eene ooräpronkelijk witte huid de ontstoken roode kieur steeds donkerder, ten lautste loodkleurig wordt, en de toenemende hitte en de pijn eensklaps wijken voor het ontstaan van koude en ge-voelloosheid.
De üntstekingen worden in het aanzijn geroepen, hetzij door van bnitcn aangebragt geweld, mechanische aauleidingen, b. v., eene venvoiuling, kncuzing, een slag of stoot of zij zijn de ge-volgen van eene natuur- of scheikundige iuwerking, als: branden, bevriezen, bijtende middclen, enz; eindclijk zijn ze ook de ge-volgen van een' eigendommelijken nadeeUgen invloed, die een soeile en aanmcrkelijke afvvisseling van den warmtegraad des dampkrings, of op een andere wijze veroorzaakt, of die eene lang aanhoudende, steeds een zeker deel treffende, koude en togtlueht uitocfent.
Vcrdeeliug der Ontst eking en.
Naar de wijzo van haar ontstaan worden de ontstekingen ge-noemd :
a. traumatische ontstekingen; dat zijn zulke, die haar ont­staan verschuldigd zijn aan een zigtbarc gewelddadigo, mecha­nische, die aan natuur- of scheikundige oorzaken.
i. catarrh ale ontstekingen, die ontstaan zijn door koude-vatting, die een der slijmvliezeu heeit getroffen.
c. rheumatische ontstekingen, die eveneens door koude-I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;22
-ocr page 358-
332
ratting te weeg gebragt werden, maai een gewriciit of oen vezelig, vleezig doel heet't getroffen,
Daar de zitplaats of zetel en. de oorzaak des ontstaans bij elke ontsteking van behmgrijken invloed is op bare grootere of geringere liarduckkigheid, zoo is deze onderscheiding derhalve van gewigt.
Zoo ucmeu de traumatische ontstekingen spoedig baren weg door ottering tot genezing, wanneer geeu vijandige invloe-den, die in of buiten bet lijdende dier bare oorzakeu kuuuen hebben, daartegen opkomen.
De catarrhale ontstekingen hebben de meeste neiging, om spoedig en regtstreeks door verdeeling te verdwijnen.
De rheumatische daarentegen zijn hardnekkiger van aard, liebben neiging tot uitzweeting en keeren na geringe aanleidingen gaarne terug. Verder moet acht gegeven worden op de zitplaats der ontsteking, de zamenstelling en bet meerder of minder ge­wigt van bet aangetaste orgaan.
Van hoe meer gewigt dat werktuig des ligchaams voor zijn welzijn of voor de instandliouding des levens in 't algemeen is. met zooveel te meer gevaav is bijgevolg ook de ziekte verbon-den, en zoüveel te noodzakelijker is het, dat die spoedig ver-deeld werde, welke verdeeling, als de ziekte in de zoogeuoemde edele organeu (die voor de instandhouding des levens volstrekt onontbeerlijk zijn) gelegen is, zooveel to eerder verwacbt mag worden, hoe minder hevig de verschijnselen zieh voordoen en hoe korter van duur zij waren.
Als uitzondering op den rcgel, dat men bij alle ontstekingen verdeeling moet trachten te bewerken, dient, dat men bij ont-stokene klieraehtige Organen, wanneer het door hare ligging niet verboden wordt, liever moet pogen , die in ettering te doen over-gaan ; er kunnen , naiuelijk, zekcre gevallen voorkomoi, waar bet uoodzakelijk wordt, om de ontsteking tot clken prijs vast te bou-den en in ettering te doen overgaan,
Karakter der Ontstekingen.
Het wezen der ontsteking, die ik boren als ecu verboogd levensproces beb opgegeven, kan naar verscbil van het gestel des
-ocr page 359-
333
lijilenden clicrs, uaar ('.e oudersclieiden omstandiglieden, die in-vloed op hem uitoefenen , naar het weer, de temperaluur eu de voeding en verpleging, naar do gesteldlieid der vochten , naar-dat het vormings- of het govoellcven meer de bovei'.haiul heeft, eu eindelijk naar den grootereu of geringeren zenuwrijkilom des aangetasten orgaans, ook zoo vorschilleud ziju, dat zij des-wege ook eeu verschillende beliandeling volstrekt noodzakelijk maakt.
1deg;. De active of ware ontsteking vertoont het zuiver beeld der ontsteking. Pe afzonderlijke verschijnselen staan in een juiste verhouding tot elkander; een witte huid laat een ver-hoogde roodc kleui ontwaren, een zwarte is zeer glimmend , en eveneens zijn de zigtbare slijaivliezen sterker rood gekleurd dan gewoonlijkj bij inwendige ontstekingen editor dikuijls ook ge-heel wit.
De slagen der polsader ziju radder, de ader zelvo is gevuld en hard, de slagen van het hart ziju onvoelbaar. Eij doze ont­steking is het duidelijk te bespeuren, dat hot bloed met meer levendigheid naar het lijdendc deel wcrdt heengcdreven en do vcorkracht der polsaders is vorhoogd.
Deze active ontsteking ontslaat meest bij goed doorvoede die-ren, op den jeugdigen, volwassenen leeftijd, onder günstige lo­kale en dietische omstandiglieden eu na hevig prikkelcud werken­de oorzaken; dit karakter der ontsteking komt namelijk bij hol­der, koud weer zonder eeue electrische spanning, in hoogge-legen, drooge klimaten voor; bij vochtige lueht en hooge tem-peratuur fwarmtegraad) verdwijnt de active ontsteking vaak voor langen tijd geheel en al uit een' landstreek.
2''. Ue passive ontsteking is quot;de vorige in zooverre tegeuovcrgesteld, dat de blocdophooping in het aangetaste or-gaan niet slechts alleen door vernieerderde toevoering door de polsaders, als door niet in gelijkc mate bevorderde terugleiding • des bloods door de bloedaders veroorzaakt wordt. De slag der polsader is minder vol en hard, de bloedaders zijn opgezet, de nitwondig bespeurbarc opzwellingen der ontsteking hebben eeue minder glimmende oppervlakte of zijn roodachtig-blaauw van klenr, bepaald begrensd , minder schcrp van omtrek, weefcer,
22*
-ocr page 360-
334
deegachtiger op het geroel, en belioudt dikwijls ook indrnksels
van den vinger tamelijk lang. — Deze passive ontstekiugen ont-staan, liefzij bij verwaarloozing der vorige uit daze of oorspron-kelijk in krachtelooze, sleclit gevoed werdende dieren, in organen van een weeke, losse zamenstelling, voornaraelijk onder slcclite, lokale en dictisehe toestanden, bij een voohtigen , warmen, met waterdampen bezwangerdeu dampkring en lang aanlioudende elec-trische ophoopingen in de atmospheer.
I)eze beide yerscheidenheden ten opzigie van de gesteldheid der vocliteu bcpalen de verscheidenheden des veranderden zenuw-levens; derhalve onderscheidt men:
8deg;. de erethische ontstekiag (door prikkeling veroor-zaakt) met een bnitengewone gevoeligheid , en
4-n. de torpid e met verminderde gevoeligheid,
Naarmate het karakler der ontsteking is, kan men eene gevolg-trekking raaken op liaren waarschijnlijken uitgang, dat door de vcrboogdo levensworkziuimlieid Ijij de active ontsteking ligter tot den gewonen toesland, de normale werking, terog te lei-den is, deze ook in bet algemeen spoediger en zekerder te genezen zijn , dan de passive ontstekiugen, bij welke eene te-genoyergestekle behandeling plaats vimlen moet.
Eveneens zijn die ontstekiugen , waarbij geen veranderde werk-zaamlieid der zenuwen de bovenhand heeft, gunstiger te be-oordeelen dan die, waarbij dat wel het geval is, en van deze hebbon weder die met vermeerderde gevoeligheid , de ere thische , gewoonlijk een beter beloop dan dc torpide, daar eensdeels bij gene gemakkelijker eene reaetie, een tegenovergesteld stre-ven, te bewcrken is, en ten anderen, dowijl het steeds ligter is, cm te verminderen dan te verhoogen; eindelijk nog hebben dc torpide ontstekiogeu steeds eene neiging tot rott ige ottering en verwoestingen door ongezonden ettcr (ichor), die hare be-oordeeling mocijclijkcr en ungünstiger maakt.
De behandeling. De behandeling van al dc ziekten, bij gevolg ook der ontsfekingen , moet beginnen met het wegnemen, het huiten werking stellen of zooveel mogelijk krachteloos ma-ken der oorzaken , die haar te wceg bragten, in geval deze na-melijk nog werkzaam zijn; kan dat niet bewerkstelligd wordenlaquo;
-ocr page 361-
335
dan is ulke behandeling geheel of aliiuuis voor het grootste ge-deelto vrachteloos.
ßij traumatische outstekiiigen derluilvc de vcruijdering van aauwezige drokkende, prikkeleade of zelfs kwetseude voorwer-pen , n.l., dc raisschieu nog aauhecliteudu bijtende middelen.
Eij de catairhale en rheumatische ontstekingon hot doen toekomcu eener gepaste temperatuur (warmtegraad) en vcr-mijding van elke nieuwe koudevatting.
De tweede vereischte ter genezing is bij de ncliv e ontste-kingcu de voriniiidcring van de tocvloeijiag des bloods iiaar het outstoken orgaau en de verdunning der bloedmassa in 't algelaquo; meen.
Dat doel wordt bereikt.
1quot;. Door dadelijfce aftappiag van een zekere hoeveelheid bloed door de aderlating.
3quot;. Door dadelijke, plaatselijke aanweading van konde bij ecu toegankelijke zitplaats der ziekte, lietzij alleen door vorkoe-leude omwikkelingen of hot opleggen van ijs, suecmv, koud water, of, in vereenigiug met zamentrekkeude plantaardige on delfstoffelijke middelenj azijn en loodbereidingen, als het Gon-lardsche water (Aqua Vejdo-mmeralk Gonlanll — raeeslal kort-weg: (Kjua Gonlanli genoemd.
De koude werkt hier niet alleen door ontrekking of vennin-dering der wannte, niaar ook door het weguemen van het door haar veroorzaakte iveeker, losser worden des aangetasten deels, dat steeds tot vermeerderde bloedophooping on ten laat-ste tot uitzweeting (uitscheiding van zekere vocliten) dringt; de koude kau daarom hij active ontstekingen niet vaak en niet aan-houdend genoeg aangewend worden, on zeer hevige ontstekingen, welker zitplaats hot veroorloof't, knnnon eeuvouclig door verkoc-londc omwikkelingen of compressen, of door hot opstrijkeu on bedekken van een dunne pap van leemaarde, of klei met koud water, met water en azijn, of met Goulardschc water (aq. Goulardi) , hot best, Indien het to bekoinen is, allccu mot ijs hersteld worden.
3deg;. Door hot inwendig gebrnik van bioedverdunnende mid­delen bij de outsteking van inwendige Organen, of bij zulke uit-wendige ontstekingon, wier hevigheid of jrrootc uitgebreidheid oenc
-ocr page 362-
336
terugwcrking op het gchcelc gestel iiitoei'cnt Tprikkelkoorts , woud-koorts). Hiertoe behooren; liet Glauberzout, het Salpeter, de braakwijustceii, het Calomel (verzoet kwikzilver, Mercmim did-cis), welke middelen later bij de ziekten, waarvoor ze dienstig ziju, nader zullen worden opgegeven,
Bij de passive ontsteking is eeu algemeene ad er-lating minder raadzaam; in elk geval echter wachte men zieh, cm een groote aderlating tc doon.
By toegankelijklieid van den zetel, de zitplaats, der ontsteking, is vcel meer:
1deg;. een plaatselijko bl ocdai't appi ng nan te raden en voort daarna wassehen en betten met laauwwarm Goulard's water, of van een afkooksel van kaasjesbladen (Zierb. Malvae.)
2n. Meidende middelen , prikkelende en blaartrekkende imvrij-vingen op een verwijderde plants, fontenellen en etterdragten, en vorder hiertoe beliooren de purgeermiddelen.
13ij üiitätckingen met een erethisch karakter dienen wasscluu-geu op het lijdende dcel met laamvwarme slijmige en verdooven-de middelen, met b. v. Goulard'swater, van een afkooksel van Malrakruid (kaasjesbladen) en bilzenkruid; voor eerstgenoemd kruid kan men ook lijiizaad nemen , vennengd met geuoemd lood-water van Goulard, doch heb ik ook menigmalen een zeer spoc-dig verdwijnen der groote pijn na hot gebrulk van don kaml'er gezien; steeds echter is het laatstgenoemde, even als alle ae-therisch-olieaclitigc en balsamieke middelen , van de beste working bij ontatekingen met een torpied karakter, d. i. , waar het gevoe' meerder of minder verdoofd is.
Dc iVazlcktcn laquo;icr Ontstckingcn,
Gelukt hot niet, om de ontsteking op Ac ecne of andere wij-ze tot verdeeling te breiigen, dan gaat zij of in vloeibarc of in plastische (vornieiulc) uitzweeting, of in verharding, of in ctte-rins: over.
-ocr page 363-
337
De vloeibare uitzwecting koint uilsluiteiul na ontstekin-gen van vezelige en waterige, oigenlijk weivliezen, voor, en vormt dau de oudersclieiden lieete of acute waterzuchteii, als: acute herseusholtc , bulk-, borst-, hartzakwaterzucht, gallen, enz. Zij is vorder de oorzaak der dikwijls nog lang nablijvende opzwel-ling cu verweeking van het ontstoken geweest zijude orgaan of ledemaat, die eerst later, wanueer dat deel roeds lang weder volkomeu xijue fuuetie verrigt, volkomen verdwijnt.
De vloeibare of waterige (sereme) uitzweeting wordt, uauueer zij zieh berindt in edele Organen, als: de herseueu, de long en het hart, vaker de oorzaak des doods, dan de outsteking zelve, want, de in körten tijd opgehoopte hoeveelheid vloeistof is gewoon-lijk verbazend groot, zoodat zij bij de paardeu bij eene borst-vlies-ontsteking van ecu tot twee dagen dikwijls verscheiden em-mers vol bedrängt, waardoor de borstorganen zoo zcer zaamge-perst worden, ilat ze huunc funetie niet mecr verrigten kunnen cu de dood ten gevolge van verstikking plaats vindt. In de her-S(!ushülte is reeds eeu kleine hoeveelheid vloeistof voldocndc, cm den dood door beroerte te veroorzakeu.
V a s t e of p 1 a s t i s c li e, v o r m c n d e u i t z w e e t i n g e n komen met de vloeibare, sereuse, meestal vereenigd voor, en geven oen teeken van baren aard eu wijze van onstaan en komen ook op alle voor ontdekkingen vatbare deelen in onderscheideu vor-men voor, van ecu valsch, of onnatuurlijk viies, of beklcediug tot aan werkelijke beeuwording toe.
De plastische uitzweeting is geineenlijk, wauneer zij op zich-zclvc bestaat, wel hinderlijk voor de verrigting des orgaans, doch bedreigt zij wegens hare laugzame vorderingen slechts zelden oumiddclijk het leven. De door uitzweetiugeu voortgehragte ver-grootiugen ziju dikwijls verbazingwekkend en de door haar ge-vormde valsche verccnigingsvliezen vaster eu dikker, dan de nalaquo; tuurlijke gewrocbtea van dien aard.
Tot den overgang der outsteking in eene vaste uitzweeting cu verharding liebben de klierachtige Organen de raeesle ueiging , en bijna elkc verwnarloosde of verkeerd behandelde klier-ontste-kiug heei't eeu geheele of gedeeltelijke verharding en dienten-gevolge ook gehcel of gedeeltelijke onnut worden, bniten werk-zaamheid geraken , van het aaugetaste orgaan ten gevolge. Der-
-ocr page 364-
338
halve poogt men ouk, om die ontstokeue klicr, die men niet van den cersten beginne der ontsteking behandelcn kan, en waar hare ligging het slechts eenigermate veroorlooft, zoo spocdig mogelijk tot ettering te breiigen, dewijl na voleindigde ettering gewoonlijk volmaakte gezondheid eu ecu onbcleraracrde verrig-ting weder plaats vindt.
Zeer dikwijls, zeli's in de raeeste gevallen, volgt in verharde eu in omvang venneerderde deelen des ligchaams met den tijd een geringen terugkeer, of beter, verkleining, die de hoop op volkomeu vcrdeeling verlevendigt; dat verschijnsel is echter be-driegclijk, want deze verkleining of vermindering van omvang ontstaat alleen däardoor, dat de na do ontsteking- nog terugge-blevene weeklieid , opgezelheid, verdwijnt; lict met plastische uit-zweeting doordrongen deel wordt wcl kleiner, maar tovens ook vas­ter , digter. Bniten de hulp der kuust verdwijnt eene verharding bijna in het geheel niet, on wauneer dat evenwel schijnbaar ge-scliiedt, dan heeft. zonder door den wil des eigenaars of verplegers te weeg gebragt te zijn, ecu toevallige omstandigheid, b. v. druk-king, wrijving, stooting, en/., als geneesmiddel gediend. Maar wel geven verhardiugen, nainelijk in klierachtige Organen, zeerdik-wijls aanleidingen tot nieuwe ontstekingen, die, in con gunstig geval op nieuw verhardiugen en vermeerdering van omvang en in een onguustig geval ongezondc otter afscheidende, wockorcudc en kankerachtige wondeu te weeg breiigen. Daarom kan het dikwijls noodzakelijk worden, om zulke ziekolijk outstokene dee-leii door eene operatic te moeten verwijderen.
Van de ontsteking in het algetneen moot nog gezegd worden, dat het haar streven , hare werking is, om bij wouden, waar geen verlies van substantie (van zelfstandigheid, stof b. v. van ceu stak der huid, vlecsch , onz.; heeft plaats gevonden , do wedcr-vereein'ging, zainciivoegiug , der gescheidene deelen te be werken, en bij dc zoodauigc, waar con verlies van substantie heeft plaats gevonden, het dan weer do ontsteking is, die door hare ver-hoogdc werkzaamheid het verlorene, wanneer ook al niet onbe-paald door zichzelve, dan toch door eene plaatsvcrvangeude stof, weder herstclt.
-ocr page 365-
389
2.
Vlaquo;.ä de Wonden ilaquo;laquo; liet laquo;IgcmcGii.
Ünclcr het woord wonde verstaat men eene opeiiliggeude scheiding van dun natuurlijkeu zamenhaag van een organisch pro­duct, en kau deze in een eeuvoudige scheiding van dien zamen-hang bestaan, of er is tevens ook een gedeelte van dat product verloren gegaan, d.i., er heeft verlies van substantie (van stof, zolfstandiglieifl , bestanddeelen) daarbij plaats gebad.
Elke wonde is, dewijl al de organische vormiugen of voort-brengselen , met. uitzondering van huren, horens en nageis, meer of minder met zenuwen en raten fwerktuigen, die een vocht be-vatten,) doortrokkeu ziju , wegens geüjktijdig gevolgde scheiding van deze, van pijn en bloedverlies vergezeld; de hoegrootheid daarvan rigt zieh ten deele naar den rijkdom des verwenden deels aan zennwen en ten anderen naar de grootte der gescheidone bloedvaten.
Bij elke wende volgt verder spoedig na de plaats gehad heb-bende scheiding van weeke deelen het vancengaan, of gapen van de kanten of lippen der wonde , en wel naar den graad van za-mentrekkingskracht van het gewonde ledemaat, naar de volkomen-lieid van hare scheiding cn naar de ngting en nitbreiding der wonde. Zoo springen de einden eoner voikomen doorgesnedene pecs bij duiraen terug, terwijl dat bij niet voikomen geschei-denc pezen en spicren niet geschiedt, en eveneens gapen de lip­pen eener wonde, die oene spier in de rigting harer lengte ge­troffen heeft, niet half zooveel van elkander, dan wanneer de spier in bet dwars word goscheiden. Gcsnedene wonden gapen meer dan gehouwene, van dezelfde grootte cn op dezelfde plaafs joegebragt, omdat bij de laatstgenoemde tevens kneuzing aan-wezig is; bot minste gapen gestokene en geschotene wonden; wonden aan beemlereu gapen natunrlijk in 't geheel niet, dewijl het been, of de knock, bot, na de scheiding geheel lüet zamen-trekt.
Spoedig na elke venvonding ontstaat als eene plaatselijke reac-t'wUeil (vernieuwde werkzaamheid) en streven tot genezing de ontsteking, die naar de grootte der kwetsiug cn prikkelbaarheid
-ocr page 366-
340
van het lijdcndc dcel en des diers do algemeene rcaclio der wondkoorts, die zieh daarbij voegt, doch die bij onbelang-rijke veiwondiiigen echter dikwijis ontbreekt.
Eiudelijk kan bij zekere wonden, waar, hetzy geheele spieren of pezen, cluor wier bemiddeliug de beweging van eeu ledemaat geschiedt, vaneen ziju gescheiden, of als een groote zenuwtwijg of vertakking, die de beweging belieerschte, doorgesneden of van­een geretcn is, verlamming van het verwende lid ontstaan.
Dat zijn de verschijnsclen, die elke wüiule vergezellen, doch zijn zc daarnaar gewijzigd, aan welke oorzaak do woude hare aanwezigheid is verschuldigd.
Zoo onderscheidt men volgeus de oorzaken: saijd-, liouw-, steek-, soliiet- eu gekneasde wonden, volgeus hare gedaante en rigting; cle regie, dwai'se en geschenrde ivonden aaar de dee-len, die door de vronde zijn getroffen; de ecu- of enkelvoudige en de zamengestelde; en eindelijk: de zuivere en onzuivere won­den, naardat ze vrij zijn van vreemde Stoffen of dat niet zijn. Volgcns bare belaugrijkheid ligte, geväterlijke eu doodelijke wonden.
Bij de beoordeeling eener v.orule moet men boven alles cerst naauwkeurig opsporen, welk deel of welke deelen en werkt.ni-gen eu hoover ze van ecu zijn gescheiden. Men kan in do­zen tot eenige zekerheid geraken , ten deele door de plaats, waar dc wonde is toegebragt geworden, hare diepte, tie rigting, die het kwetsende werktuig heeft genomen , en anderdeels ook naar het grooter of geringer daarbij plaata gevouden hebbend ver­lies van bloed en sappen.
De cersfe aandacht zij bij de onderzoeking cercr wonde daar-op gevesligd, hoc groot hel gevaar is, dat het leven des diers bedreigt, dat bepaald wordt in dc eerste plaats door de hoe-groothcid der nilgestorte vochten, bloedverlies, eu vorder door de belaugrijkheid der, behalve de uitwendige wende, ook nog mede gekwetste inwendige, edele Organen,
Vleesclnvoiulen , scheidingen van spiercn, zijn zclfs, wanneer tot een' zekeren grand ook kwetsingen van beenderen hebben plaats gcvoudeu, slechts van weinig bctcekenis; zeifs in geval we-gens volledige dwai'se schelding eener spier voor eenigen tijd lain-heid ontstaan mögt, dan verdwijnt die loch gewoonlyk na ecni-
-ocr page 367-
341
gen tijd, gclijk dat bij bet doorsa^'deu van pezen en spieren dik-wijls gebleken is; zclfs voetlauge wonden, door eene operatic be-werkstelligd, lieelcn in drie weken weder, wanneer geene kwaad-sappighcid des diers de genezing vertraagt en bemocijelijkt. Maar zclfs können volgens hare groottu onbedaidende wonden met ge-vnnr dreigen, wanneer in hare diepte een der grootere raten, een bolangrijke zenuw, pees, of eeu gewricht gekwetst is.
Bij verwoud i ng van een der groote bloedvoerende vaten is de bleeding buitengemeen sterk, eu is , wanneer het l)loed uit eene polsader entspringt, steeds lichtrood en geschiedt stootswijzc, naar den polsslag uit de wond springende. Verwonding van eene der belangrijke, groote zenuwen heeft, wanneer hare vaneen-soheidlng rolkomen is, con oogenblikkelijke verlammüig van dat dee! beneden de scheiding ten gevolge; is zij onvolkoraen, dan volgcn krampen , zenuwtoevallen en in vele gevallen de wondstijf-kramp, Laatstgenoemde toestand volgt ook vedal na verwon-dingen van gewrichten en pezen ; buitendien is echter bij deze ook de gewrichts-ontsteking, die dan ontstaat met hare gevolgen, verettering, het vnur of de vevgroeijing van 'tgewricht, te vree-zen , zooals inen dat in de praktijk zoo dikwijls bij de zoo on-beiangvijk schijnende wenden, die te woeg gebragt worden door hot intreden van scherpe voorwerpen in den hoef, of de zool, ondervindt.
Even als de beoordeeling des gevaars, dat uit eene wond voor cen dier bestaan kan, zieh daarnaar rigt, welk gedeelte of or-gaan des ligcfaaams word gekwetst, zoo is ook de beliandeling daarnaar verschilleiul, cn in dit opzigt gelden de volgendc regeis.
Van de atiocdstclping, Blocdstilling.
De eerste eiscb, die de wende doet, is: de b 1 oeds telping, en is dat te uoodzakelijker, hoe grooter het bloedrerlies is, Het stelpen van hot bloed wordt volhragt door de sluiting van het door de wond geopendc bloedvat, en is natnurlijk le moeijelijkor,
-ocr page 368-
342
f.
iiiianuate da gekwetste vatelaquo; grooter in omvang zijii. Zij volgt vauzelve bij kleine, duunu vaten , door welke het bloed met minder krackt vloeit, eu ze al spoedig door stoilen ofsiremmeu des bleeds verstopt en sluit. Zij volgt daarentegen nimmer vau-zelt' bij groote polsaders , wesbalve de kunst hier zoo spoedig en zoo ijverig als mogelijk te stade komen moet.
a.J Hat eerste middcl, dat by bdangrijke bloedingea gebezigd moet worden, is het toebrengen eener drnkking, of toe- oi digtdrukkeu van hei, bloedende vat, die men in zijneu loop tasschen zijn' oorsprong en du wonde zoodanig verrigt, dat de doorvloeijing van het bloed daardoor belet wordt, WaaVj op wel­ke plaats, die dnikking moet geschieden, wordt door de rigting van het uitstroomend bloed duidelijk aaugewezen. Deze drnkking wordt echter slechts zoolang uitgeoefend, toldat een zeker, ai-doeud middel ter sluiting van het geopende bloedvat op den duur in toepassing is gebragt können worden j de duurzame slniling van zulk een bloedvat geschiedt door:
6.) onderbiuden of toebinden c.) toe d r aaije n,
Het toedrukken van het vat moet zoo ver van gt;io kwetsuur toegebrngt worden, dat men met ztnt pincette (plant IF, 14) (cen soort van taugetje) het einde waar de doorsnyding van 't vat is geschied, gemakkelijk vatteu en wat naar voren halen kan. Is de doorsmjdiiig van het bloedvat aiet volkomen geweest, dan is dat zooveel te geraakkelijker, daar zieh dan het einde niet in de omgevingeu hceft kunuen terugtrekken. Om dit te voor-schijn gehaald einde wordt dan eene, te voren reeds over de pincette (pincet) geschovene lis, of slrik, van eenige malen znimi-gevouwene en goed met \\a3 bestrekene zijdcn dradeti, gclegd, eu zoo vast zamengetrokken, dat, tiadat boven de drukking heeft opuchouden , geen bloed meer uit do gewonde ader te voor-schijn dringt, Is de ader te voren niet geheel doorgesneden ge­weest . dan moot dat mi geschieden, opdat die niet missehicn later iuist op de onder- of toegebondene plaats scheurc en er ecu nieuwe bleeding ontstaat.
Deze wijze van toebinden der ader is voorzeker de mecstaan-bevelinowaardige , maar dikwijls ziet men zieh gedwongen een he-via bloedeud vat spoediger daardoor te stelpen, dat men mot eon
-ocr page 369-
343
kroinine iiaakl, waarin een snial lint of onderbindingsdraad (ecu gewaste zijden draad, waarmeG men de ader toebindt) uicli be-viudt, do aderwonde nict alleen, maar ook met de omliggendo declen alles mede vast te zamensteekl, waar de naald is doorge-gaan. Dezc on der binding met subs tan tie Iieeft wel diW, voordeel, dat zo vcel sneller is uit te voeren als de vorige, maar zij hecft ook het nadeel, dat zij niet slechts een grootere prik-keling te weeg brengt, maar dat men ook vaak ecue der zenaw-twijgen, of vertakkingen, die do groote vaten meest altijd ora-geven, mede vaststeekt en op deze wijze zeuuwtoevallen te weeg brengen kan. Men mag derhalve in zoodanige gevallen, waar de bioeding met gevaar dreigt, altijd de onderblnding met substan-lie doen, maar zoodra liet dringendste gevaar voorbij is , vcr-zuime men niet, om de onderbinding te veränderen , door de ader volstrekt vrij, zniver te ontblooten, en de onderbindingsdraad dadelijk op haar aau te brengen, als boven gezegd vverd.
Het onderbindingsmiddel vvordt beuevens het at'gebondene ader-stuk gewoonlijk op den zesden tot den achtsten dag uitgestooten en de ader is goheel en al vergroeid. Is daarentegen dc onder-binding met substantie geschied, dan ligt het onderbindingsmid­del en 't verband langer, naarmate or inecr van de de wonde omringende substantie bestaat, en hoe vaster zij opgenomen is geworden.
De cinden van het onderbindings-lintje, of dea draad, of alle einden, in geval men genoodzaakt is geweest, om mcer dan ecu ader toe te binden, moeten steeds zoo vor uit de wonden te vüorschijn blijveu hangen, dat men ze gemakkelijk met de vingers kan vatten; wordt later de wonde gehecht, clan legt men litt best de onderbiudingsdraden in den benedensten hoek barer woudspleten.
13 e bloedstelping door h c 11 o e d r a a ij e n wordt gewoon-lijk slechts bij polsaders van kleineren omvang in toepassing ge-bragt, doch kan ook bij grootere vaten verrigt worden, zouder dat nabloeding ontstaat, wanneer men haar slechts zeer goed verrigt.
Teueinde haar to volbrengen, vatte men het uit de wonde spottende bloedvat met de pincette (pincet), trekke het dan zoo-ver als mogelijk to voorsehijn en draaije het zoo lang om de
-ocr page 370-
344
as zijner lengte, totdat liet zieh, aan de pincet ontgl^jdende, in eene knoop of knobbeltje te zamenrolt.
4deg;. De bloedst elpi n g door het vuur, door de aanwen-ding van het witglocijend ijzer, vindt eveueens plaats, wanneei kleinere polsaders doorgeSneden zijn eu. men deze wegens hare ligging uiet te voorschijn luden kan. Het ijzer, dat men daartoe bezigt, nioet volstrekt witgloeijend ijzer zijn, dewijl de onderviiuling heeft geleerd, dat de door zulk een ijzer verwekte brandroof of korst vaster op de wonde blijl't zitten, lerwijl die, welke door eeu minder heet ijzer verwekt wordt, te spoedig los-laat. Om een nog vastere en duurzamere roof te verkrijgen, bestrooit men wel de plaats, die gebrand zal worden , vooraf met liorcnvijlsel en doorschijneade liars (cotop/tonium). In het algemeen echter wordt de bloedstelping door middel van het brand- of gloeijend ijzer alleen nog verrigt in geval men door het branden nog een ander deal wil bereiken, als: verdel-ging van aanwezige ziekelijke voortbrengsels, of smetstoffeu, veranderde stemming der werkzaamheid in eene wonde, enz.; want het toedraaijen der kleinere bloedvaten, wanneer het goed uitgevoerd wordt, biedt niet alleen grootere zekerhcid voor som-tijds plaats viudende nabloedingen aan, maar is ook minder om-slagtig voor den Operateur en niet zoo pijnlijk voor het dier.
5deg;. De bloedstelping door koude vindt daar hare toe-passing, waar uit de menigte der kleine bloedvaten eeu gelijk-matige uitvloeijing, die echter steeds uitputtend is, of dat althans ligt kan worden, plaats vindt. De koude wordt hier in den vonn van koude omslagen, coinpressen, en bettingen aange-bragt, en wordt vaak nog :
6deg;. door de werfcing van zoogenaamde bloedstel-pende, s typ tische (door zamentrekking, verstopping , bloed-steilende) mid del en ondersteund. Hiertoe worden ondersehei-den middelen gebezigd, als: bovüta, {lorkenzwam, zwam van den lariksboom), gewoou pijpezwam, in geval van nood ook tintel, tontel, welke middelen men droog op de wonde legt; zij kleven zieh vast aan de monding van het bloedende vat en oefeneu zoo-doende eene dmkking daarop uit, die nu in een' gesloten toc-staud gehonden wordt. Vcrder : looistof, bevattende middelen uit het pluntenrijk, als: tiju genialen bast van eikenbooraen, van
-ocr page 371-
345
wilgenboomen , poedei' van japansclie aarde, oi catechu , kiiiogom, enz. Nog : plantaardige cu miaerale zuren, b. v., in zes lood wijugeest wordt droppelsw^'ze bijgevoegd: tu-ee lood verdiind zwa-velzuur (acid, sulphur, dilnt.), waarmede werk gedrenkt en in de wond gelegd wordt;
of
Neem: fiju poeder van Kinogom, een lood, lossc het op in: verzoete zoutgeest {spir. sal. dnlc.) 8 lood.
Hiermede worde eeu bosje werk goed gedrenkt en op of in de bloedende plaats gelegd.
Ook worden oplossingen van aluin gebruikt.
De dagbladen maakten uitgang Maart, in 't begin van ;Vpnl 1803, melding van eeu niemv ontdekt bloedstelpend middel, het-welk, Indien het waar is, wat er van verzekerd wordt, al de an­dere middelen in werking zeev zoude overtreffen. Het ziju de vezcls eeuer plant, die op Java te huis belioort, en werd kort voor de dasteekenins; van dit berisrt liier aaugewend: !iet is de Pengawar Jamba {Falea Tibotü) het geslacht der vareas. De ve-zels dezer plant zijn zoo ligt en fijn, dat zc in de lucht drij-ven. Zes grein dezev stof zou voldoeude ziju , om het bloedeu eener arterie (polsader) van }/^2 duim (engelsch) daarmede te stelpen. Men schrijl't de werkzaamheid dezer zelfstaudigheid ton aan de verbazende snelheid, waarmede de tallooze liaarbuis-jes, die er zieh in bcvimlen, de waterachtige bestanddeelcn des bloeds opslorpen en dus het stollen bevorderen; vooral bij kaii-kerachtige en soortelijke zweren zoude dit middel met een gun­stig gevolg toegepast zijn geworden.
7deg;. Eiudelijk, de bloedstelping door tamponatie (vulleu, digtstoppen) wordt bij zulke diepe wondeu verrigt, waav-vau men zieh overtuigd heeft, dat er geene bleeding uit belang-rijke vaten plaats vindt, maar ze desniettemin zoo sterk is, dat meu die niet aan zichzelve kan overlaten, Te dieu einde wordt het ge-heeie kaaaal der wende met vast iueen gewikkelde werkbosjes , die men tampon's noemt, vast, stevig gevuld en daarover heeu de uitwendige kanten of lippen der wond door doelmatige hech-ting goed vereeuigd, zoodat door drukking de opening der bloed-vatcu in liet inwendige gesloteu worden. Gedurig herhaaldc kou-
-ocr page 372-
346
de bettmgen en 't opleggcu van compressen van koud water, te-vens uitwendig aangewend , zijn hierbij zeer diensiig.
De tampons laat men tot twee (lagen liggen , ncem dan de hechtmiddelen uit du wonde en daarna voorzigtig eeu voor
een de werkbosjes. Niet zelden ontwaart men hierbij een' on-aaugenameu renk, die echter niets te beteekenen heeft en gewoou-lijk dadelijk na de zuivering der wonde verdwijnt.
Bij elkc der verschillendo wijzen van bloedstelping heeft men voorzeker de gelegenlieid gehad, om zieh te knnnen verzekeren, of vreemde ligchamen, voorwerpen, als: splinters, of ook groo-tere stukjes hont, kogels, hageis, of iets van soortgelijken aard, in de wonde aanwezig is of niet; bestond dezc zekerheid tot hiertoe niet, dan moot men die venverven bij de tamponatie; ten laatstc dan, wanneer de tampons na de bereiking van het voorgestelde doel uit de wonde verwijderrl worden eu de mis-schien aanwezige vreemde voorwerpen op de moest mogelijke voorzigtige, zachte wijze, maar in elk geval , zclfs dan daarnit verwijdercn , wanneer eeno verwijding, grootermakiug , der won­de daartoc noodzakelijk ziju zou. Datzelfde uioet men in aelit nemen , wanneer zieh splinters van beenderen in de wonde be-vinden, die , wanneer zij eens van het been algescheiden zijn en dus afzonderlijke voorwerpen op zichzclve uiimaken, ook even als vreemde ligchamen werken. Ilet is vvel dikwijls ;t ge­val, dat vreemde ligchamen, voorwerpen en afgebroken stnkkcn been, bot, met plastische ontstekings-produeten (zie de ontste-kingen) zieh omwikkelen en jaren lang zonder opvallend nadcel voor hunne omgevingen in hot ligehaam aanwezig zijn, maar dat zijn uitzonderingen, eu men mag de wegruiming vau zulk een vrcemd ligehaam slechts dan achtenvege laten , wanneer zij we-gens de nabijheid van groote vaten het ontstaau van nieuwe bloe-dingen of aanmerkelijko prikkeliug van edele orgauen met nog grooter gevaar verbouden is, dan het daarin laten zitten dier voorwerpen.
Een andere wijze van zuivering der wonde is die, wanneer men reden heeft te vermoedeu, dat zij door eenc smetstof of een vergift verontreinigd zij, b. v. , na een beet van eeu' dolieu bond of van giftige adders en slangen. Wat de beet van een' dollen hond betreft, daarover heb ik aan het eindc der in-
-ocr page 373-
34.7
wendige ziekten reeds geliandeld , en die der laatstgenoemde die-ren komen hier in ouzo streken slechts zoo zelden voor en kö­rnen ook die wenden zoo zeldzaam tijdig tot onze kennis, dat ik m\j vcroorloof daarover heon tc stappen. Bij de oogenblik-kelijko en bepaalde bekendheid met de zaak kan men daarmedc haudelea , als liij de hondsdoüieid bij paardeu (zie bl. 337,) ge-leerd is.
Zijn dezo beide voroischton , bloedstelping en zuivering der wonde, verrigt, dnn begint de werkzaamheid der eigenlijke hee-ling , die längs twee wegen vollmigt kan worden, t. \r.:
i0) Langs den korlsten wog: de spoedige vereeniging, Langs den längeren weg: de ottering.
2quot;) De heeling, zelfs van grootere wenden, door spoedige ver­eeniging is in de heelkundige praktijk der menschen veel menig-vuldiger mogolijk dan in die over dieren , waarbij zij lang niet altijd volledig gelukt. Men traeht haar te bewcrkstellingcn door hot naamv aau olkaudcr voegen van de te zainen gehangen heb-beiule, gescheidene dcelen , en door het bevestigd houden daar-vau in dien toestand door middel van zekere door de wonde heen getrokken nrordende vereenigings- of hechtmiddelen, het zoogenoemde iiaaijen der wunden. Hoe mecr daartoe de moge-Igkheid bestaat, zoovcel grooter is ook de waarsohijiilijkheid der heeling längs dezen weg. Tot deze bchandeling zijn das zulke woaden, die regebnatige, gladde, zairere kanten of'lippen heb-beu , en de zoodanige, waarbij de spiereu in de leugte gesehei-den werden, beter geschürt dan gescheurde wonden met onef-feu kanten , en zulke, waarbij de spiervezels over dnrars zijn gc-scheiden.
Naarmate het dus meer mogeüjk is, om de kanten oi' lippen der wonden naauwkeorig aau elkander te passen eu in die za-meuvoeging bevestigd te houden, bezigt man onderscheiden wijzeu of vormea van zainuheohtingen, t. w. drie soorten van naden.
Bij al de drie soorten is het een hoot'dvcreisehtc, dat men:
ten eersteu, de hechtmiddelen, gewast smal zijden lint of .zeer dikke naaizijde, ver genoeg in- en weder uitbrenge;
teu tweeden, dat het hechtmiddel diep genoeg op den grond of bodem der wonde doorga, opdat de kanten en opper-I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;23
!
-ocr page 374-
348
vlakten der wonde in han voile uitgestrektheid wederkeerig ei-kander aanraken;
ten der den, dat de zamenhechtingen (stekeu) ten dien einde ook nagenoeg aau of li'.j elknuder komen tc liggeu, en eindelijk:
ten vierden, dat men ze niet te vastaantrekke, tevastaan-eenhechte, waardoor liet vuur zou kuanen ontstaau.
1 quot;j Bij oppervlakkige wondeu of de zoodanige, die eene spier in de rigting barer lengte scheiden, alsmede bij znlke, waar de slapbeid van de organen niet doet vreezen, dat door groote trek­king of uitrekking Let uitscheureu dor zamenhechtingen veroor-zaakt wordt, tnaakt inen de naad op de volgende wijze : men doe in de hechtnaald (zie plaat li, nquot;. 10) eeu gewast smal zijden lintje en steke die aan de eeiie zijtle , naar de diepte der wonde nabij of nicer van den kant der wonde verwijderd , in de huid en door het daaronder liggende vleesch, digt, over den grond of bodem der wonde heen dringende ; dan die zijde der wonde verlatende, schuive men de naald verder voort lot de tegenoverliggende plaats in do andere wondvlakte , daar van onderen naar boveowaarts instekende, zoodat de punt van de naald op de oppervlakte of huid in dezellde verwijdering van de wondspleet weder te voorsuhijn korat, als men op de eerste zijde ingedrongeu is. De naald heeft dus ojj deze wijze cen' halven kring --^ geraaakt, wordt nu uitgetrokken en het iinije door het gestokeue kanaai gehaald. Naar de grootte der won­de worden meer of minder van zuike zamenhechtingen noodza-kelijk; eveneens moeten deze naar verhouding van de diepte der wonde , den toestand barer kanten en het zatnentrekkingsvermo-gen van het gewonde deel des ligebaams, meer of minder digt nevens elkander liggen, van x/2 tol I'/j oude duim. Heeft men op deze wijze het vereischte getal van zuike zamenhechtingen in-gebragt, dan worden ze de eene na de andere tnatig vast za-meugeknoopt, doch zoodanig, dat de knopen (knuppen) nietjuist op de zamengetrokkene wondspleet komen te loggen.
2deg;) Bij wondei;, die tot bevestiging of het zamenhouden der gesoheideiie deelen de uitoefening eener grootere kracht verei-schen die , ten deele wegens de mogelijkheid van het uitsohenren dor zaamheolitingen , ten deele wegens het insnijden daarvan van de vorige, de knoopnaad , niet verwacht worden kan, ga men
-ocr page 375-
349
op cen andere wijze to werk, I), v. , bij eene spierscheicliiig over dwars, vvauaeer de vroade sterk gaapt, of bij wouden der buikbedekking, wier uitzettiog en spanning evenzeer liet iiitsoheu-reu der bij lu. beschrevene knoopaaad bewerken kau.
Men iieiue dan de naald met eeu dubbel liutje, en bandcl daar-medejuist zoo, als bij de vorige besohreven is; clke enkele /,a-meuheehtiiig zij ook cen op ziclizelve staand geheel; hare druk-king echter yereenigl zieh op beide zijden der woudc op twee houtcn met linnen omvvikkelde staafjes, zoodat het gevaav van aitscheuren der eukele zamenheclxliagen /.oo al niet gelieei ver-meden , dan toch zeer veel verminderd wordt.
Ueze enkele of afzonderiijke zamenhechtingen, welke, gelijk reeds gezegd is, even als bij den naad bij 1deg; vermeil werd, maar uit dubbele draden bestaande , aangebragt zijn , hebben aan het aclitereiude eeu' verbindenden knoop, zoudat door ecuvon-dig draaijen der geknoopte einden eene lis ol strik gevormd kau worden.
Nadat het benoodigde aantal der zadmhechtingen in de wonde aangebragt is, worden op de tnsteekzijde der wende de gezamen-lijkc einden lot zulke lissen of strikken getuaakt eu door deze ecu straks geuoemd houten staaije heengeschoven, die eeu weinig lan­ger dan de gehecht wordende wonde zijn moet en het doelma-tigste de dikte eeus kleinen vingers (pink) heeft. Door bedien-ileu of handlangers worden de kanten of lippen der wonde zoo-danig tegen elkander aaugedrnkt, dat zieh de /.amen behooreu-de plaatseu naauw aanraken; daarop wordt eeu staatje van de-zelfde hoedanigheid tusschen do tot nu toe opeue einden der draden of liutjes, welke door het alsnijden van de naalden vrij ge­worden zijn, gelegd, eu elke afzonderiijke heehting met doze ein­den over het staaije zatueugekuoopt; daardoor is do drukkinquot; längs de goheele zijdwaartsehe uitbreiding der wende gelijkmafig, de zaiueuhoudende kracht vermeerderd, on hot gevaar, dat de hechtiugeu uitscheurou , vermeden.
o11) Ecu andere wijze van zaineuhechtiug bestaat daariu, dat eene of meer naalden of kleine stalen stiften , zonder band-jes, Imtjes of garen door de kanten der wonde gestokeu, eu na hare inzetting de uitstekende einden zoodanig met eene lis of strik van tezamengelegde zijden draden oniwonden worden,
33*
-ocr page 376-
i
:', 5 0
dai dnardoor de, de naalden omvaltende substautie tegen elkan-dcr nan ircdrnkt en vereenigd gehoudeu wordt.
401 Doov eene doorloopende naad, die slechts door eda draad of lintje gevorrad wordt, op die wijze ongeveer, als eene striknaad igt;. Deze naad h.call dat nadeel, dat by voorkomende aanlei-rliug daartoe nit-l ecu enkele, of afzonderlyke hechtingen los ge-maiikt kau worden , maar steeds de geheele naad opengemaakt worden moct, weshalve ze ook sleehts weinig in gebruik is.
Ofsclioon het zamenhechtea de spoedige vereeniging niet altijd aanbrengt eu aanbrengcu kan, zoo moet liet ft.ch bij al ztdke wonden gescldeden, die wegens hare grootte dreigen aanmerke-lijkc lidteekens achter tc lateu eu een langdurige heeling laten voorzien; cveueeus bij doordringende buikwouden, oui do inge-wanden binnen tc houden en het indringen dor dampkringslucht te beletten.
Deze buikwonden vereenigen zieii ook zeer goed na het op-leggen der naad met do houten staatjes, bij 2''. beschreven, doch raoet dan ter ondersteuning der zamenhechtingen tevens een vaste en behoorlijk breede gordel om de gekwetste plaatsen gelegd worden. Kleinere doorgaande buikwonden, to weeg gebragt door nedervallen op de pinnen eener egge, sluitc men, uadat hot te voorschijn körnende ingewand binnen is gebragt, door oca' krommen priem, door middcl dor naad, bij 3deg;, beschreven.
Wanneer het zamenhechten beeindigd is, dan moot men daar-op letten, dat de door de kwetsnur en dorn- hot hechten ver-oorzaakte ontsteking niet to stork worde , dewijl daardoor de kan­ten der wonde droog worden cn niet tc zaamkleven kunnen, wcshalve het dikwijls noodzakelijk wordt, vorkoelendc zamen ge-vouwen linnen läppen , compressen, op de wonde te loggen , waartoe men zecr doelmatig gebruik kau maken van stork ver­dünn tinktuur van arnica. Gaat alles naar wensch, dan is do vereeniging roods in vier of vijf dagen gesohiedt , doch neme inen de gebezigde hechtraiddelen niet voor den zevenden of achlsten dag weg.
-ocr page 377-
3 5 1
5. Va?i de hPcSJos lt;lraquo;or tZttnrlng.
Alle zoodanige wonden , die met knenzing verbondeu zjja, der-halve ook de mceste houw- of sabelwonden en de gehetene won-den, diegene, welkc een zeker kanaal of engte rönnen, als: stcek- en schietwoudcu, die met ecu aanmerkelijfc verlies van snbstantie verbonden; die, welke door ackere scheikundige (chemi­sche) middelen of door smetstoffen verontrehugd zijn, en einde-lijk zoodanige, waarvan de kanten reeds etter voortbreugen, zijn niet voor de spoedige vereeniging door hechtmiddelen gc-schikt, das bijna alle uiot, met nitzondering der zuivere snij-worden.
De heeling geschiedt bij haar door voortbrenging eener stof, die de verloren gegane bestanddeelen vervangt, op die wijze, dat van den grond of bodera der wende af kleine rozenroode, korrelige wratjes zieh verhelfen, op welker opperviakte zieh een dünne laag etter doet zien, Deze etter is de door de ^eueps-kraolit der uatuur bestemde beschntlendo zalf of balsetn, terwiji deze wratjes, steeds verder voortgroeijende, ter aanvulling der wündholte en tot lierstelUng van lief plaats gehad hebboml ver­lies van snbstantie bestemd zijn.
Wanneer de patient gezonde sappen heeft en de nitweadige in-vloeden gunstig medewerken, dan gaat dit proces tot aan de nieuvve voortbrenging of voltooijing der bedekkende huid steeds voort, en de kmiät heeft daarbij alleen te leiten, dat deze voort-brengende, heelende werking der nataur niet nnar eene zijde af-wijkt; het is daarom inzonderheid uoodzakelijk , bij de heeling van quot;Toote wenden, op de vorming en inslandhouding van gezonde sappen te leiten, en zorg te dragon , dat alle zoodanige invloeden, die günstig op de genezing kunnen inwerken, aangewend wor­den. Te dien einde plaatse men den patient in een' luchtigea, raati'j; warmen stal en zorge voor een passende voeding en ver-pleging, en bij een plaats gehad hebbend aanmerkelyk verlies van voohten een zoodanige voeding, die geschikt is, om dat verlies te herstellen. Is er een sterke wondkoorts atinwezig, dan ver-dwijnt die gewoonlijk binnen weinige (lagen door het toeeiienen
-ocr page 378-
van glauberzoui en gentiaanwortel. Dc wonde zolvn vereischt in zooverre eene behandeling, dat haar bodcm zoo gesteld moet zijn, dat de etter ten alien (ij.Ic, door middel zijner eigene zwaarte, afvloeijcn kan en daarin door g-een beletsel ternggehouden wordtj dewijl daardoor steeds het verzakken dicv stof in liet cel-wijsweefsel tusschen den spierenbundel en andere Organen ont-staat. Te dier oorzake is het dikwlijs noodzakelijk , om eene reeds groote wonde nog grooter te inaken, en waar dat niet daar­door kan geschieden , dat men van het diepste gedeelte van haren bodem eene schuin afwaarts leidende snede tot aan de oppervlak-te des ligchaama inaakt, ilan moet althans van dat diepste punt der wonde een kanaal tot. zoo ver gevormd worden, waardoor den etter at'vloeijing verlcend wordt. Ter bereiking van dat oogmerk be­dient men zieh het meest van ecu lauge, kromme lt;mcar, of een zoogenoemde engelsche dragtnaald, en trek een lint door dat ka­naal, om de heeling te verhoeden.
Is de ontsteking zeev hevig, dc pijn , hilfc en opzwclling aan-merkelijk en zijn de wondkanten droog, dan wasschemen die dik-wijls met een koud geworden afkookse! van lijuzaad of van kaas-jeskruid (herh. Malva), en bij groote pijnlijkheid voege men er ook ecu weinig bilzenkruid bij; volgt daarna de ettering, dan raoet men met het gebniik van verkoelende middelen ophouden, en de wonde nu, naarmate van de hoeveelheid der afzondering , een-of meermaleu daags met laauwwarm zeepwater zuiveren.
Dikwijls is de etter in den beginne nict aanstonds goed, wan-neer nog veel geronnen bloed in het celwijsweefsel aanwezig is; hij is dan zwartachtig en bezit een' ouaangenamen renk; even-eens, Indien nog vreemde ligchamen, beensplinters, hechtdraden of bandjes daarin aanwezig zijn; na de verwijdering dier voor-werpen wordt dan gewoonlijk dc etter goed en minder van renk.
Goede etter bestaat in eene wit-geelachtige, den room der melk gelijkende vloeistof, van een* flaauwen , bijna onmerkbaren renk. De goede vorming van vleeschwratjcs (granulatie) is ro-zenrood , fijnkorrelig en matig hard. De aanwezigheid van bei­de is ter volledige heeling der wonde noodzakelijk. Doet in eene wonde de granulatie zieh anders zien, is dezc gering, bleck, niorsig, dan is ook de etter niet van eeu goede, normale gc-slclriheid , hij is waterig, dun, vaak groenachtig, en bezit een
1
1
-ocr page 379-
353
üuauiigeniuneu renk ; men uoemt dat dau eeu slappc woiule. Du oorzaak daarvan is gelegen hi' in het gcstel des diers , in de hoedauigheid ssijaer vochten of sappea, ol zij is zuiver plaat-^elijk, misschien ock door het te lang gebmiken van uitweadig verkoelende iniddelen.
Eij aeiging der sappen tot rottige ontbinding is er gciieel geeue werkzaamheid in de wonde eraquo; er ontstaat werkelijk bc-deriquot; in haar.
1s de gesteldbeid der sappen van het dier de waarschijnlijke oor­zaak der slappe, ziekelijfce grauulatie, dan trachte men deze door het toedienen van bittere iniddelen, in laquo;rereeniging met spies-glans, en door ecu krachüg dieet te verbeteren , b. v. Neein: poeder vau ruw Spiesglans, „ ., Gentiaan , „ „ Engelwortel en „ ,, Calmuswortel, van elk ö lood.
Gcbruik: des morgens en avonds eeu eetlepel vol over bet voeder te strooijen, en in geval de dieren iiet zoo weigeren te gebruiken, dan, met meel en water gekneed, als likkiog te geven.
,1s daarentegen de oorzaak zuiver plaatselijk, dan is bet, vol-doende, om de wonde met zacht pvikkelende iniddelen te vvas-schen of te verbinden, welke dienen, om de werkzaamheid in wonden en zweren te vermeerderen, b. v. met eeu laauwwarm aftreksel, ot theo, van gewone kainülen, mot bijvoeging van eenig tinktnur of oplossing van duivelsdrek, of van terpentijnolie.
Wasschingen met eeu alkooksel van bast van de twijgen van eikenboomeu, met dezelfde tinktuur, iiinnelijk van duivelsdrek; ouk eene oplossing van koporvitriool (zwavulznur koper) met bet-zelfde midilel, maar boven alles echter eene oplossing van den heischen steen [Inji. infernal.) in gedistilleerd water, b. v. 13 grein op 2 lood waler, en daarmede, na voorafgegaae zuivering der wonde, met eeu bosje werk, dat met die oplossing gedrenkt is, die te verbinden, en doar, waar eenkanaal ter afleiding van den otter noodzakelijk is geweest, ook deze hiermede uit te spuiten.
Bij woudeu, waarin sleohts geringe werkzaamheid te bespeu-reu is, of die geheel geen1 of althans een' ongezonden etter al-
-ocr page 380-
854
zonderen, kau men dezc inet voordcel verbinden met eenc/.alf, bestaande uit:
Geei was
Venetiaansohe Terpentyn en Tevpcnt'.jnoüe, van elk gelijke deelen. Meng en maak daaruit eenc zalf naar de regeis der kirnst. Gebruik: hiorvan iets op werk te strijken en het verband elkcn etmaal te vernieuwen.
DiETERtnrs , (Opper-reearfs te Beiiijraquo;.) Eeu ander goed voorschrift, om ettcr in eenc wonde voort te breogen en tevens daardoor tot heeling te leiden, is; !Neem ; gezuiverde dikke terpentijn
.,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Honig van elk 3 lood
Johannes-olie (ol. TTyperic) ß draclima het geel (dojer) van ecu ei. Wrijf de terpenlijn met het eidoor goed lioorccn, en voeg voor en na de andere steifen daarbij. Gebruik: als de vorige zalf.
Bij zeer rijkelijke afzotidering van eeu' te dünnen elter kan ook de wende met eeu tljn poeder van gelijke deelen kamil-len, eikenbast cn houtskool bedekt worden.
Op een andere wij/.c wijkt de granulatie en tie ettering van de natunr af, wanneer de eerste te spoedig, zwam-, sponsachtig, ligt bloedend van den bodem der wende opgroeit en boven de kanten der wende te voorschijn dringt, Niet zelden is de oor-zaak daarvan een verborgen vreemd voorwerp , een beensplinter of een ettereml been of pccsvlakte. Of dat het geval is, meet natuurlijk in de eerste plants naamvkenrig onderzoclit worden; bevindt inen dat vermeeden daarna als ongegrond, dan bestrooije men dezc te weelderige granulatie, geweonlijk vuil vleesch, ook weelderig vleesch gencerad, met poeder van gebrand aluin: is de heeveelheid vuil vfeesch greet, dan meet men die met eep. scherp mesje wegsnijden ; nadat het daardoor veroorzaakle bloe-den gestild is, tonchere men met een stangetje, helsehe stecn (Lapis infermdi*) de oppervlakte der wende , of bevoehlige deze goed met een sterke oplossing daarvan, b. v. eea dcel heischen steen in tien of twaalf gcwigtsdeelen gcdcstillecrd water ; mögt
-ocr page 381-
355
flit echter niet toereikende zijn, om ecu voldoendc werkzaam-heid in d.e woude te weeg te brengen, dan rake men dc op-pervlakteu op de leelijkste , hardnekkigste piaatseu aan met een wit-gloeijond ij/.cr.
Dat vrcemde ligchamen, als boven genoenul zijn, de oorzaak creveti tot ceue te weeldcrige granulatie , vuil vleesch , kan men vermoeden , wanneer het grootste gedeelte der ivondc er goed uitziet en slechts op eene of ook meer begrensde plaatscn of plek-kon een zooctanige weeldcrige grannlatic voorthrengen : liier vindt men bij naauwkenrig zoeken bijna altijd bedoolde voorwer-pen. In dat geval moeten die vrecmde ligchamen met de uiter-stc omzitHngheid verwijderd worden; vrij liggende beenderen en pees-oppervlakten moet men met terpenfijnolie bestrijken. Zoo-dra door dit middel de vrijliggende doode voorwerpen lot do wonde zijn uitgewerkt, volgt ook een gezonde granulatie en de Ijodem verlieft zicli steeds rogclraatig voort, in welk geval men dan niets aan de wonde behoeft te doen, dan haar te zuiveren met een aftreksel van kamilleu oflaauwwarm zeepsop, waardoor de heelinp-j inzouderheid door zeepwater, zeer bevorderd wordt; de kanten der wonde zijn vliik en men ziet aan htm het begin van de zieh vormende nienwe huid, zoodat de heelende wonde steeds vlakker en kleiner wordt.
Is het noodig geweest, om een kannal te niaken ter al'vloeijing van den otter, dan kan nu hot lint uitgetrokken en de wonde seheeld worden, en men leite thans alleen nog daarop, dat de verdere heeling niet door nadeelige invloeden, als: M-rijvcn tegen innren, schuttingen of latierboomen enz. of door het bijten of siooten aan dc wonde, alsmcde door koudevaUingfni , gehinderd
werde.
De wenden aan de gewrichten en ook die van pezen zijn van meer balang dan gene; bij haar is de ontsteking ge-woonlijk veel grooter en pijnlijker, en op hare sluiting door den weg dor ottering kan lang niet altijd met waarschijnlijkheid ge-hoept worden.
-ocr page 382-
356 Van Crewrlchtswantlen.
Groote wenden, die werkelijk tot de holte van ecu gewricht #9632;iijw doorgedrongen, zoogenoemde gewriclitswonden, zijn steeds van bedenkelyken aard, doch lang aiet nltijd ongeneeslijk, zoo-als nog velen meenen, maar moet daai-bij allezins doelmatig en met geduld gehandeld worden.
Ken teckene n. Het paard doet groote pijn blijken nan het gekwetsts gewricht, wanneer dat, zooals nicest het geval is, aan een been heeft plants gehad, door een stoot, slaraquo;- of steen-worp, een steck met cene mestvork door een'lompen knecht cnz.; dan rust liij slechts zeer weinig of geheei niet op dat been cu in iiet loopen kreupelt liij daarmede aanmerkelijk; het ge-wonde gewricht is opgezwolleu, gespannen en pynlijk. Wanneer de kwetsuur diep is ingedrougen, dau vloeit een geelachtilaquo;- klc-verig vocht uit de wonde, dat gewrichts- of ledewater wordt genoemd.
Dc behandeling. Is er geen eigenlijke wonde aanweziquot; maar alleen ecu aamnerkelijku kneuziug, gepaard met hitte piin cu opzwelling, dan gebruike men een mengsel van het meer genoemde Goulard's- water met wat brandewijn ; hiermede make men linnen läppen nat, legge die op de beleedigde plaats eu bevoch-tige die tcr deeg weder, zoodra ze droog zijo geworden, met dat zelfde middel. Het spreekt vnnzell, dat het dier gedurende geheei den tijd der behaudeliug ecne volstrekte, ongestoorde rust moet genieten. Is men uiet nalatig bij deze eenvoudioc be­handeling, verliest men het geduld uiet, dau ziet men de vcr-schijuselen dlaquo;.' ontstekingen depijn voor en na verdwijnen eu bin­nen weinige weken is het paard weder geheei hersteld. Bo veei-tijds nog achterblijvende onbeduidende dikte vcrdwijnt allenas taiuclijk spoedig, wanneer nun die zwelling dau dagelijks een-maal inwiijlt met ecne. zamenstelliug van vier deelen zeep-spiritus {spir. mpon.) en ecu deel vloeijende ammoniak, of ook •xtxsi van salmiak genoemd; tevens ziju daarbij wasschingen, of, naar verkiezing, ecu verband, gedrenkt met ecu sterk aftreksel van kruidcrig liooizaad, met wat salieeu komijn daavin, zeer diensthr en de patient zal op die wijze met ecne maand of daaromtrent weder alle dicusten können verrieten.
-ocr page 383-
357
Wanneer door cene uitwendige beleediging echter ecu werke-lijkc gewrichtswonde is te weeg gebragt on hieruit liet zoo straks besobrevene zoogenoemde gewrichts- of ledewater vloeit, dan n'gte men tic behandeling op de volgende wijze in.
Men neiue con bosje werk (honnep, vlas) en bevochtige die met tinktuur van mirre of met een mengsel van gelijke deelen van tinktuur van mirre, van aloe, van duivelsdrek en terpentijnolie, en bedekke daarmede de wende geheel en alj dan nemo men
e
eenisgt;-e grootere bosjes werk, iegge die over de eerstbedoeld been en bevestige die alle door middel van ecu verband; dit verband mi en die werkbosjea moet men elken dag drie of vier-malen ter deeg nat maken met Goulard's-water, wat de ont-stekinraquo;- voortreffelijk verdeelt en de heeling der wondc zeer be-vordert. Op deze wijze blijve men onverpoosd volhoaden, totdat de wonde geheeld is, dat gemeenlijk, indien bet paard gezond van gestel is en de vochten zuiver zijn, geene niaand, althans niet langer, aanhoudt. Natuurlijk moet de wonde elken morgen on nieuw weer met tinktuur van mirre verbünden worden, zoo­lang tot zij gesloten is.
Tallooze malen zijn op deze wijze gewrichiswonden , waaruit het meero'enoemde gewriebtswater sterk vloeide, binnen weinige weken volkomci: uaar wensch genezen, weshalve deze handel-wijze zeer aan to radon is.
Eeu ander, niet minder günstig werkend middel, slnit even-eens de gewriebtswonden.
Bij vele veehouders bestaat nog de meening, dat erge gewriebts­wonden niet beelbaar zijn, zelfs vele empwici, die een vueljarige en uitgebreide praktyk uitoefeuden, wanhopen dikwijls, even als in vroegeren tijd zelfs de geleerdste arisen deden, aan de gelak-ki'Ae herstelling van zoodanige wonden, waar het gewriebtswater sterk uitvloeit, en door een verkeerde behandeling onfstaan dan ook meestal treurige gevolgen. Wie echter den moed niet opgeeft cn geduld behoudt, zal ook op de volgende wijze het paard volko-men van zulke wonden zien genezen , natnnrlijk echter bij oene volstrekte, onafgebrokene rust.
Men neme gedroogde en daarna gezifte leemaarde, of anders zeer zuivere, versebe leemaarde, vermenge die met een zeer sterk afkooksel van jonge, krachtige eikenbast, waarin men een
-ocr page 384-
358
sink; aluiu laut oplosscn , tot eene paj); hiermede bedekke men (ie wonde, waaruit het gewriclitswater vloeit, dik, bloot op de wonde ; inen vreeze niet, dat er deeltjes van de loemaarde in do opeuing der wonde dringen en de/.o versteppen ; dat is juist een oogmerk, dat door tut middel hedocld wordt, oa voor en na zon-der prikkeling en allecu door de zamentrekkende eigenschap des middels de heeling aanbrengt.
Men hernieiuve dit voorzigfig elken morgen, de wond zoo spoedig mogelijk weder bedekkende. Sluit zieh op deze quot;ijze de wonde niet vveldra geheel, misschien dewijl inen het. dier ge-durende de behandeling niet rüstig genoeg heeft kmmen houden , dan nerae men eon wit-gloeljend ijzer en rake daarmede het iiou' lekkende wondgaatje behoec'zaam nun , slcehts even Louclieren ; hierdoor wordt op de opening eene roof of korst tc weeg ge­bragt, die haar toestopt en die men later vanzelf meet laten afvallen.
Mögt na de volkomen genezing nog ten harde, eenigzins dikke plaats achterblijveu, lau kan men daarmede handelen als in dezen aan het slot van de kneuzing der gewrichten geleerd is of men make daarop pnnten of strepen met het rood-gloei-jend brandijzer.
Een ander rniddel, dat bij belangriike gewriehtswonden dik-wijls met groot nut isgebruikt geworden , bestaat in het volgende.
Men vervaardige zieh een zeer sterk afkooksel van kraditige eikenbast, en voeg er even zooveel van het volgende wondwater bij : N'eem : Zwavelzuur Koper 2 'a lood ruwe Äluin
Ammoniakzont, van elk 2 !/2 drachma Spaansch green i'en drachma.
Alles tot een fijn pocder gemaakt on opgelost in ; Wijnazijn 3 maatjes (12 lood) Witte wijn eene flesch (S maatjes).
Ma d.e oplossing gefiltreerd en op een koele plaats in een welsluitende üeseh bewaard.
Met gelijke deeleu van een sterk afkooksel van eikenbast on van (lit wondwater bevoehtige men linnen läppen en leg die, door eon verband of windsei bevestigd, op de wonde. Men hoiule die läppen, coinpressen, bestendig nat met dit middel, of,
-ocr page 385-
359
wie spaamam aijn wil, ook van tijd tot tijd ecus met koud wa­ter. Elke morgen worden schoone compressen, met genoemd midclel goed gedi-enkt, opgelegd, en zoo handele men tot de slui-ting der wonde toe. Ook liierbij moet lief, dier de volmaaktste rast worden verleend.
Is men er bij tegenwoordig, dat het paard eene wonde aan ecu gewriclit toegebragt wordt, dan zij het eerste , wat men ver-rigt, de onmiddelijke bedekking daarvan voor het indringen der buitenlucht.
7. Vau de Zweren cn Cicxwciicti.
Wanneer na eene ontsteking van de ecne of andere plaats des ligehaams, onder de huid in ecu' gesloten zak of zekere be-sloten ruimte ;'.ich een menigte etter verzamelt heeft, dan nocint men dat een ettergezwel , (aisces) in het ligohaam, b.v. aan de long enz., meer: etterzak. Na tie door de opening gevolg-de lediging van den etter volgt de heeling en aanvulling der aanwezige holte, lictzij doordien de zijden of wanden dezer ruimte zieh weder aan elkander kleven en slaiten , of in ande­re gevallen door granulatie , zooals bij de wonden reeds be-schreven is geworden.
In vele gevallen vindl dat echter geeu plaats, maar de af-gezouderde etter heeft ecne voor de omliggende deelen vijnn-dige en verwoesteude elgenschap. Terwijl bij wonden en geopeu-de ettergezwellen de ettering onder uieuwe vorming van verlo­ren gegane Stoffen of bestanddeelen des ligehaams (substan tie) voortgaat, is liier de atV.ondenng van venvoesting der omliggende deelen of der naaste omgeviugeu rergezeld ; dan wordt de soheiding van den zamenhang niet wonde, of onder de huid liggend ettergezwel (absees) maar eene zweer, en de afgezon-derde stof niet etter, maar siechte, ongezonde etter, ook materic (ichor) genaamd.
De oorzaak van dat ondersoheid is raeestal gelegen in een
-ocr page 386-
360
I
plaatselijke of algemeeae stemmiag of geaeigdheid des diers daartoe, en dat verschynsel iiondt zoolang aim , totdatdeze vol-komen nit dun laquo;-eg- geniimd of althans grootendeels opgehou-deu heef't te werken.
De algemeene oorzaak of aanleg des diers is de kwaadsap-pigheid; do plaatselijke daarentegen eene in de nabijheid der woude aanhoudende slepende ontsteking, die ecu werkelyke ettervormiug en granulatie oiiiuogelijk maakt.
Ken teeke n en. De meest gewoue verschijaselen bij eenc zweer zijn: sleclite , ongezonde etter, ol bloedwater , matcrie, dat dun, waterig, nu eeus graauw , groenachtig, dan weer zwartachtig van kleur is , of ook uel nit eene met bloed ver-mengde, slijmige, als yetachtige, stoi' bestaat. J)e omtrek is vvel ontstokeu, echter idet als bij eene goedaardig ettereude wonde, maar do ontsteking is brandend, jeukend, De kamen worden dik, ol' de omtrek is ook waterachtig gezwolleu, en op deu bo-dem der zweer zelven ontstaat vuii, sponsachtig vdeesch, dat vaak tot ver boven do oppervlakte of de kauten der wonde uitgroeit.
De oorzaken, die aanleiding kuunen geven tot zweren, zijn: wonden , kueuzingeu, etteringeu, enz., welke of sleclitbehandeld en verwaarloosd zijn geworden of up een dier plants vinden , dat zwakkelijk , uiet vol levenskracht en van geen gezonde sap-peu is ; verder de aanwezigh^id van vreemde ligchamen , of voorwerpen, in dc wonde, wormen , of maden, die bij heet we6r ligt in ue woude ontstaan; sen te slrak verband , te stork prik-kelende en vette zalven, enz. Niet zolden is de oorzaak gelegen in e'en algemeeu lijden des diers.
De behaudeling dor ssweren vereischt hoofdzakelijk in twee opzigten de hnlp der kunst, In de eerste plants moet men Let daarmede veelligt verboiuieu algemeen lijden , hetzij eene oor­zaak of een gevolg der zweer, doen ophouden , en in de tweede plants moet men trachten, cm een goede gezonde ettering te doen plaats vinden.
Het algemeene lijden bestaat gewoonlyk in te zwakkc levens-werkzaamheid (adhenic) en eenc daarmede verbünden siechte raquo;e-steldheid der vochten. 'L'o dieu elude inoeteu iuzonderheid ver-sterkende, dc vochten verbeterende geneesmiddelen, gelijk bij de heeling door ettering opgegeven is, gebruikt worden, of:
-ocr page 387-
Nceni; Spieglnnslever. Calmusn'ortel.
Meestei'wortel, van elk li lood. Zeveuboom ö lood. Jeueverbesseu S lood.
Alles tot poeder gemaakt en goed gemeugd.
Gebruik: driemalen 's daags twee lepels vol over hot voeder te strooijen. Meu inoel daarmede langen tijd volhouden, doch nu en dan ecu paar dagen met het gebruik ophouden.
Dr. Heriko , (pro/, /e Siultgart.)
Men zorge teveiis voor een rijkclijke en gezonde voeding; hoe magerder en ongezonder het paard er uitziet, zooveol te noodzakeiijker is het gebruik van doelmatige geneesmiddelea, een kraebtig diiiet en zorgvuldige verpleging.
Wat de plaatselijke behandeling, n. 1. der zweer zclvc, aan-belangt, zoo inoet deze gerigt zijn naar dc natuur en gesteld-heid van den patient. Aitijd echter meet men hierbij ook zijn vooraaamste aandacht vestigen op de ooizaak en die trachten uit den weg tc nuinen, want zoodra dat gelukt is, verbetert de dunne, waterige, ongezonde materie, de zweer begint zuiver te worden en zet zieh al spoedig tot heeling. De verschillende toestauden, ivaarin de zweer zieh bevindt, vereischt ter harcr her-stelling ook eene onderseheiden heelkundige behaudeb'ngswijze. Zoo b. v. meet eene spoasachtige zweer, dat is eene zoo-danige, wier oppervlakle met een sponsaehtig, los, donkerrood, blaaixwachtig, ligtbloedend vleesch bedekt is, met uitdroogende en zaelit bijtende middeleii behandeld worden. Is zulk een spons­aehtig voortbrengsel der zweer niet te aanzienlijk, dan baat veel-al het bestrooijen met poeder van gebrand aluin, dc blaanwe vitriool (aipr. Sidplmr.) , roode kwikzilver-praecipitaat {JUjdrary. oxijd. ri'br.) of het verbinden met Egiptiscbe zalf {oxijmel ant-gink), of eene oplossing van heischen steen, enz. Is de massa van dat sponsaehtig vleesch echter aanzienlijk, dan gebmike men liever het gloeyend- of brandijzer, dat niet alleen hot goedfcoopste, maar ook het zekerste middel is. Mögt er slechts een klein ire-deeltc van dat sponsaehtig vleesch aanwezig zijn, dan kan men dat gcmakkelijk met een mesje, dat scherp en zuiver van snede
-ocr page 388-
3(5raquo;
is, wegsnüdeu, en de zweev daarna verbinden met de volgen-ile zalf.
Neem : poeder van spaansch groen 6 drachraa „ „ Mirre 2 IogiI kook alles in ruim 2 maatjes boomolie op eeu zaeht vuuv, lot zieh bet poeder licot'i opgelost, dat echter niet volledig plants vindt; /.et het daarna at, on tegeu de rerkoeling glete laquo;#9632; al om-roerende bij:
Terpeatijaolie 4 lood.
Hiervan stryke men lets op een bosje werk on leggc dnl op de zweer, alle 2-1. uren hernieuwende.
Slappe of verslapte zweren ziju ongevoelig, block van kleur en scheiden veel waterige materie af. De hoofdzaak der behandeling berust hierbij op verhooging der levenswerkzaamheid. Hier zijn van nut afkookseis van prikkelende en tevens zppht zaraentrekkende planten, b. v. van duizendblad (lierh. Mlillffol.) calmuswoite!, bohrortel, okker- of v,-;üuootblailei), enz.; vooral is bet zeer dienstig in die aftrekso!s no1;- wat tinktuur van mii--re te voegen. Ook kalkwater, of beter in vereenigiag met tiuk-tnuv van mirre , !gt;• v. kalkwater 1,2 lood (2 maatjes) en tink­tuur van mirre vier lood, telkenä vdor 't gebrnik omschu.lden , of ook het wondwater met blaauwe vitriool, ahiin, salammoniak, spaanseh groen, azijn on witten wijn zie bl. 358) zijn hier dien-stig eu allezins voordeelig te gebruiken. Naar bsvinding der omstandiaheclen moet men het een of bot ander *Tmddel kiezen ; hoe ero'er do toestand is , zoovcel te sterker middel kieze men. Met het gebruik dezer plaatselijke middelen , waarmede men de zwecr zuiveren en verbinden moet, dient zeer noodzakelijk ook, wanneor een algemeene zwakte (asthenie) aanwezig is (dat raoest-al womt waargenomen) , ecu doeltreifeude inwendige behande­ling en eene krachtige voeding verbonden worden. Tot inwen­dig gebruik dient het volgende poeder: c^bnns- eu engciwortel, van elk 2-t lood, valeriaanwortel en Venkelzaad, van elk 12 lood, en keukenzout S lood; alles gemengd tot poeder, en daar-van het paard driemalen des daags een tot twee roml opge-vuldc cetlepels vol over het voeder te strooijen of naar verkie-/.ing met goed bier in te geven.
Trot ende, woekeronde zweren, zijn cvencens ongevoc-
-ocr page 389-
363
lig, hleek eu scheiden veel waterige materie at', die echter ver-woestead, laquo;vegvretend, op de omliggeade deelea werkt. Jiijiia altijd is hierbij ecu inwendige oonwak de aaoleiding. Te dien eimle moet men de behaudeliug beginnen met hut toedienen van inwendige , du voohten verbeterende middeien, als op^egeven is hij de heeling door ettering en later bij het voorschrift van profes­sor ej). heeinq (zie bl. 361). Daarna gebrnike men dikwijls een verband van het meergenoorade Goulai'd'swater, of van kalkwa-ter, of in erge gevallen liet aqm pfiagadenica, telkens vodr bet gebruik good ora te schudden ; eck pappen van bet gcvkkte scheerliugakruid, of van geknensd hnislock, euz.
Eelt-of zwilachtige zweren, dat ziju zoodanige met om-gebogene, oneffene, meer of minder harde, ieveulooze en onn-e-voelige randen. Men moet liier de weckmaking der celtachtilt;gt;-e randen trachten to bewerken, en wanneer dat niet gelukken wii dan moet men ze door bijlende middeien of door het gloeiien-dc ijzer wegruimen. Ter weekmaking bediene inen zieh van de wel bekende weeke basilicum {'my. picis), of laat in eenc apotheek de volgcude zalf (Balsam. Arcei) daartoe gcreed maken. Neem : Schapetalk
Venetiaansohe Terpentija
Elemi-gom, van oik 6 drachma
Varkensreuzcl
Johannes-olie (pi hijperic), van elk 4 drachma.
Naar de rcgels der kunst tot eene zalf gemaakt.
Hiermede werde de zweer een- ol tweemalen per etmaal ver-bonden en leg er een warme pap over been van tarwe-zemelcn en lijukoekeumcel, van elk gelijkc deelen. Mogten deze midde­ien niet tot het gewenschte doel leiden , dan snyde men de har­de kanten der zweer met een schcrp mes zuiver weir en verbin­de haar daarna inet de zalf van spaansch green, mirre, boom-en terpentijtiolie (zie bl. 862) tot aan de heeling toe, of men ge­brnike het gloeijcnde ijzer daartoe Ocdematcuse, of züch­tige zweren, uamelijk zoodanige, met bleeke , slappe, water-zuchtig opgezette kanten j deze vereischen een sterk ai'kooksel van eiken-of wilgenbast, met bijvoeging van kalkwater ofaluin, van terpeutijnolie; het apua phagadodca of eene oplossing van quot;#9632;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 24 quot;
-ocr page 390-
n,i
364
heischen steeti , eene dracbma op 8 lood gezuiverd water, euz. Oük is soratijds van nut ongebrande aluin, mirrepoeder, of roode prseoipitaat in lt;lo zweer tc strooijen, Teveus mocten ech­ter ook inwendige middelen ler verbetering van den algemeenen toestaiul des ligchaams gegeven worden , waarvan ik in de vo­rige bladzijden reeds voorsehriften heb opgegcveu ; ook kan men daartoe nemen jeneverbessen 12 lood, calmuswortel 8 lood, sal-peter vier ot vijf lood , gewoue , dikke terpentijn vier lood, met conserf van jeneverbessen let, eene likking gemengd, en geef hot dier daarvan driemalen des daags een brok, als een kippenei groot, in.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; C. \V. AMMOS,
piste direcieur der Koh. Bdjersche Eofdoeterij. euz.) Eottige zweren hebben een bleek aanzieu, zonderen een dnnne, eiterige materie af en ruiken zeer ouaangenaam; soni-wijlen ontstaan daarin wormen en maden. Deze zweren kumien door gedurige zuivering, vlijtig verbinden en het gebruik van een afkooksel van eikeubast, of der groene schil van okker- ol vvalnoten , met bijvoegiug van laquo;at kanifer-spiritus, geheeld worden. Ook kan men hier met vrucht gebruik niaken van een mengsel van aloe- en mirre-tinktuur, gelijke deelen, oi van deze beide met nog even zooveel tinktunr van duivelsdrek en terpentijnolie daar-bij; ook kan men met phagadenisch wuter {cq. pkagaden.) de zweer verbinden. Js cv een algemeen lijden des diers aanwezig, is de patient ziekelijk-zwak van aard, dan geve men lot inwen­dig middel driemalen 's daags een of twee lepels vol van het voigeude vcrsterkend, opwekkoud poeder: Calmus-en engelwor-tel, van elk twee deelen, valeriaanwortel en venkelzaad, van elk een deel, en gewoon keukenzout niim ecu half deel; alles tot poeder gemaakt en gemengd.
Ontstokene zweren zijn gewoonlijk droog en zeer pijulijk, mecata] een gevolg van een verkeerde beltandeliug, daar men de misschien daarin aanwezige vreemde voorwerpeu, b. v. splin­ters van, of aaugevreten beenderen enz. uiet naar behüoreu heeft verwijderd of met te sterk prikkelende middelen heeit verbonden. Bij zulke wenden nioet men elke sterk prikkelende zalf of bal-sem vennijden, en alleen met verzachtende middelen, b. v. met basilicum-zalf, vorbinden, en, er eenpijiistillende pap over keen-
-ocr page 391-
865
ieggen, I), v. van tarwe-zemelen en lijnkoekmeel on een hamlvol bilzcukruiu; is de zweer bijzonder pijnlijk, dan wassche men die zeer vaak met een door kokend water verkregen al'treksel van bil-zenkruid en kaasjesbladen (herh. üfafoJ; b. v. neem: papaverbol-Icn. of bilzenkruid en kaasjeskruid, van elk ruim twee lood, en een halve eetlepel vol lijnzaad, kook hat te zamen met niim eene kan water eon kwarlier lang cu zijg het daarna door. Zoodra na lief gebraik biervan de piju grootendeels verdwenen is, zorge men voor ecu gezonde etterrorioing, door dagelijks eenmaal dc zweer te verbinden met basilioam-zalf, of neem het gele van eeu kip-peuei, eeu lepel vol honig en een weinig boomolie, te zamen wel vereeoigd, later kan men er een weinig veuetiaanscbe terpen-tijn ondermengen en ook daarmede met werk eenmaal per dag verbinden.
De fistels of pijpzwere n zijn meer ot minder diepe, uit-wendig naauwe bins- of pijpvormige zweren, die zieh in de diep-te of zijwaarts zekere liolten of kaualen in het celwijsweefscl der liuid tusächen de spieren gemaakt hebben. Ten aanzien van liareu vorm zijn de fistels lang, kort, regt of bogtvomig, enkelvoudig, of veehoortig. Meostal heeft de fistel sieolits e'ene opening, docli lean zij ook twee hebben.
Men kan eene fistel daaraan kennen, wanneer er nit eeue naauwe, zwerende opening zieh veel etter afzoudcrt, voorname-lijk door eene drukking, die opzettelijk daartoe iu het werk ge­steh! wordt. De rigting der listel, bare grootte en baren vorm kan men niet zelden door het gevoel ontdckkeii; het best echter kan men hare rigting vindeu door de onderzoeking met een tent -of sondeerijzer (eeu soort van breinaald aau de beide uiteinden met een rond knopje voorzien). De heeling berust hooldzakelijk op het volgende: de gedaante, of vorm van de fistel te verän­deren, en haar, voor zoovcr inogelijk is, in eene open zweer te heivormcn; wanneer dit geschied is, dan behandele men haar als zoodanig naar de gesteldheid der oorzaak der raste deelen en dc uitvloeijende materie. Wanneer de fistel uiet zeer lang is, indien zij meer onder de huid heenloopt en ingeval zij niet 011-der gewigtige deelen ligt, dan bereikt men bedoeld oogmerk iiet best, wanneer men haar in geheel hare lengte met een zuiver scherp mesje opsplijt of opensnijdt, en dan behandelt gelijk een
24*
-ocr page 392-
366
opene zweer. Maai' als de ftstel kort is en loodi'egt in het vleescli dringt, dan is dezo handelwijze niet te doen.
In daf geval raoet men de opening en het voorstc gedeelte der fistel zoodanig wijder maken, dat zij een'slompen kegel gelijk-vormig uunlt, wiens spitscr einde als ware bet zieh op den bodem, de grondvlakte echter aan de oppervlakte zieh bevindt.
Mögt de fistel te lang en te diep zijn, om in haar g-ehcele lengte opgesleten te worden, dan is liet goed, wanueer men in den bodem der fistel, of als deze te ver van de hnid verwijderd is, aan do digst onder de huid liggende plaats eene tegeuopening inaakt. J5ij fistels met twee openingen, of die, waar men eene tegeuopening maken wil of kan, is vaak niets beter, clan dat men eene etterdragt, die met eene etteriug bevorderende zalf (zie biz. 363) bestrekeu is, iazette. Overigens zijn al de bij de opene zweren opgegeven regels ook hierbij in acht te uemen.
Kankergezwelien en zwer en. Deze zweien ziju de boos-aardigste en gevaarlykste soort. Het kankergezwelisbij dieren niet ligt als zoodanig- te onderscheiden; zij worden bij paarden niet dikwijls aangeiroffen , doch knnnen zieh op verschillende deelen des ligchaams in- en uitwendig ontwikkelen, als: aan den uijer, de ballen der mannelijke dieren, den oogappel, het oor, aan den straal, de baarmoeder, de scheede, de roede, enz. -/ij hebben veelal het aanzien van een vleeschgezwel, met een on-regelmatige, meer of minder uitgetakte oppervlakte. Als zooda­nig kunuen zij eenige jaren bestaan, zonder eenigen last aan het dier te veroorzaken , ol' althaus gering, maar eensklaps worden enkele plaatsen van dat gezwel weeker, en zoo dan de hulp der operative kunst niet zeer spoedig wordt ingeroepen, om name lijk dat gezwel uiterst behoedzaam uit te snijden , dan breekt het open, en eerst no openbaart zieh het kwaad in zijn' waren aard. Het vocht, dat zulk eene kankerzweer alsclieidt, is dun. chocoladekleurig. Vddr het openbreken heeft het kankergezwel weinig te bedniden, maar na dien tijd ondervindt het dier aan-merkelijke pijn, en wordt door het verlies van vochten, dat steeds toeneemt, naarmate do zweer grooter in omvang wordt, uitge-put; ook wordt deze kankermaterie in het ligchaam opgezogen, waardoor, wamieer het den tijd wordt verleend, meestal kwade drocs of do worm ontstaat. Ontwaart men ecu vcrmoedolijk
-ocr page 393-
36?
kankergezwel, dan haaste men zieh, om het geliecl eii al nit te snijden, en wel op de vollende wijzc. Vooroudcrstcld, dat het kankergezwel niet op of in do oumiddelijke nabijkeid van groote bloedvaten gelegen is, make men naar de rigting der haren met con scherp instrument, b. v. cen gebalde bistouri, een suede door de huid, maar vooral niet in het gezwel zelf, ove.i de gehcele uitgebreidheid van het gezwel, zoodat deze gemak-kelijk door de gemaakte opening iiecn k:\n; is het g-czwel zeer groot, dan kan men een dubbeie suede maken, b. v. in den vorm van V; zoo heei't men, de punt opligtcnde, een urootere ruimte verkregen. Het voorzigtigste is, dat men nu trachte het gezwel roudom met den vinger los te maken, zoader het te openen. en dan, met de ringers het vattende, dat gezwel uit te ligten. Om er cen lint door middel eeaer heclitnnald doorheen te halen en dan scliiclijk nit te trekken is veel minder ver-kioselijk. De bloedspuitende aders worden aatuurlijk vddr het uitligten , en, zou liei noodig U, ook daarna door toedraaijing (zie !.il. 8 tS) of door het witgloeijeude brandijzer geslotcn.
.Men meet echter met de uiterste zorgvuldigheid daarop let-ten, dat men niet het geringste deeltje van bet ziekelijk pro­duct achterlate, maar waar dat nog aanwezig mogtzijn, of waar zekere verhardingen in de geopereerde wende te bespeui-en zijn, moetea deze plaatsen tot.aal en grondig met het witgloeyende ijzer weggebraad worden , dewijl anders in de meeste gevallen op uieuw woekerende of vretende ziekelijke voortbrengselen ontstaan.
In geval echter het kankergezwel zieh reeds zoover heei't ge-opend, dat zij een opene zweer daarstelt, dan meet men eerst de zweer good zuiveren van de boosaardigc materie, daarna vol gens de dikte der nog aanwezige ziekelijke massa hetzij met zni-ver poeder van arsenieum (rattekruid), of wanneer de kanker-massa niet zeer dik is , met een meugsei van arsenieum, stijfsel-meel en houtskoolpoeder , van elk gelijke deelen , ter dikte van den tug van ecu dik mes , geheel hestruoijen en dan de zweer verbinden. Spoedig hierna ontstaat cr een hevige ontsteking, waarby do, geheele omtrek. znchtig opzwelt, en bet opgestrooide poeder vonnt met, de ai'zondoring of materie, dor kankerzweer een vaslc korst. Ten deele wordt de kaukerstof door de wer-
-ocr page 394-
36S
king van den tirscuwuin geheel verwoest, tcu dcclc in eenc aim de korstige roof hechtende zeepachtäge zelamp;tandigheid verändert, zoodat na hot afgaan dezer korst, die men na tien tot veertien dagen kan afnemen, een zuivere wondvlakte aanwezig zijn moet; dikwijls is dit echter niet het geval, mnar enkele plaatsen breii­gen weder draadvormige , weeldcrige , inorsige granulalie voort (aangroeijin^ van nieuwe vlecächwrntjes; zie danrover bij de won-den), zoodat deze plaatsen vaak twee- of mcennalen met genoemd pocder bestrooid moetcn worden. Tu zulke hardnekkige geval-len is bet goed , om eenigzins verwijderd van de lijdende plaats ecne etterdragt te zetten en vaak een purgeermiddel in te gc-ven, b. v.: voor een vohvassen paard van gemiddelde grootte het volgende , doch moet men deze gift in geen geval te boven gaan. Neem; Succotrijnsche Aloe S tot 10 drachma, poeder van Gemberwortel 2 drachma, groene zeep, zooveel als genoeg is ter vorming eener pil; met gemalen zoethout omwikkelen en in eenmaal in te geven.
Ook trachte men door het toedienen van bittere middelen, als: gentiaan-, knlmiis-, engelwortel, in vereeniging met ruwen spies-glans, de bereiding van goede vocbten te ondersteunen.
Zijn de hallen door kanker aangetast, dan moot hetdier, zoo goed het gaan vril, gecastreerd (gesneden) irorden. Zijn de oor-speekscl- of andere klierachtige orgauen kankerachtig ontaard, dan moeten die volgens algemeene regelen door bet mes weg-geruimd worden. Hierbij moot ik echter opmerken, dat het uitsnijden der oorspeekselklieren idterst moeijelijk is, en zclls voor dengene, welke de grootste ontleedkundige kennis der oor-klicr en hare omgeving bezit on daarin doorkneed mag heeten, is het eenc operatic op leven on dood, in weenvil zij in de chirurgische anatomic- en opevatieleer van de beeren odklt en iierivvk; zeer netjes en zuiver te lezcn is.
Wie bet gelukkig vcrrigt hesft, koint groote cor too.
Ten slottc dient nog te worden gezegd, dat men bij Ijoos-aardigc, onzuivcre wenden, bij weelderig, vail vleescb, enz. niet moet aarzeleu, om bet witgloeijend ijzor te gebruiken; het is een der beste en krachtigste middelen. Ook schrome men nim­mer, om ecu bedekte, gesloten zweer in ecne opene te her-
-ocr page 395-
369
vormcii, noch duar, waar hot imttig is, dc zweergrooter te ma-ken; zorg bij kvvalijk gestelde. wonden vooral, dat er geeu vreemde voorwerpen in de wondo of zwecr blijven, dat de etter ecu behoorlijken afloop hebbe, on zuivere steeds zorgvuldig de zwerea, die eigenlijk in het algcmeen kwaadaardige wonden ge-uaamd kunnen worden; verznim niet, om bij siecht gestelde zwe-ren ook den inwendigen toestand te veibeteren door vochtcn-verbetereude raiddelen en een kraclitige, gezonde voeding en zeer zidver drinkwater, alsmede door con zuivere stallucht en behoorlijke verpleging des diers in het algemeea.
Daar ik geen afzonderlijk werk schrijf over de chirurgische veeartsenijkunde, of de operative heelkunde, en dat ondenverp van uitgebreiden omvang is, /.oo spreekt het we! vanzeif, dat ik in dezen niet anders dau aiterst zatnengedrongen kan zijn. —- Ik vertronw echter in iiet algemeen het voornaamsto, hoewel in körte, echter in duidelljke trekken opgegeven te hebben, en men naar aanleiping hicivan een klaar begrip over wonden en zwe-rtn, oorzaken, aanleidingen, invloeden en gevolgen zal kunnen verwerven en derlialvc op vaste gvonden de behandeling kau ondernemen. Ken ongeoefende, welke opereren wil, vergelijke plaat Hi, dat hem ecu van de huid outbloot pnard voorstelt, waarop liij den loop der onder de hind liggencle declcn cu werk-tuigen kan zieu; !ie( möge liem eeiiigerraatc ten gids zijn.
7.
Van ilc Wrattcn.
Onder don uaam wratten (in de Groninger volkstaal waten genoemd) vcrstaal men ontaardiugen der liuid; zij zijn, hetzij hard, droog en met een breede grondvlakte, en berciken dan gewoon-lijk gcene aanmerkelijke hoogte boven de huid, doch somwijlen verscheidene :_J iluimen in omvang. Deze wratten hebben meest-al een horenachtige hedekking, die onregelmatig barst, zoodat hare oppervlakte als van een net van barsten doorkroist is.
Andere wratten groeijen nit de huid als een paddestoel op
-ocr page 396-
370
eeneu steely hare oppervlakte is gcwooulijk ook wel droog, doch heoft editor niot ziilk ecu horenachtige, barstige oppervlakte, en bloedt na kleine kwetsingen en beleedigingen lang en hevig j ve(!lal zijn er dan ijccii andere wratteu bij gegroepeerd, ca zel-den ziet men ze zoo groot en nog zeldzaam drooler dan een matig dikke appel.
'Men tveft nog een derde soort, voornamelijk bij bet rundvec aan; deze heelt ook wel een steel als de vorige-, maar is liet wrattig ligchaam niet rondachtig en boven gesloten, ongevcer ge-lijk dc bloemkool, maar dit ligchaam is uit eene outelbnre menigtc vleoschaclitige pinvormige uitwassen te /.amen gesteld, die zicli naar boven toe scheiden, ongeveer als do overeindstaande stc-kels van een' egel, of stekelvarken, maar zij staan nog digter te zamen.
I)eze cnkcle vleeachpinaen of siekels drukken en kneuzen ol-kauder wederkeerig, zoodat bestendig sonunige daarvau ontstoken zijn, eu zieh in al de tasschenruimten een onaansenaam ruikende , dunne materie afecheidt en vergadert.
Dcze voclitige wratten bereiken somwijlen oca verbazende grootte eu staan altijd 7-eer talrijk bijeen, zoodat men somtijds ette-lijke ponden van zulke uitwassen moot wegsnijdeu.
Dc oorzaken dozer uitwassen zijn ten deele gelegen in ver-stopte buidvatcu eu huidklieren, alsmede in uitwcndiue prikke-lingeu of uitwendig toegebragte beleedigingen. De laatstgeuoemde soort eoldor, die, gelijk ik reeds gezegd heb, veel moer bij liet rundvec wordt aangetrofien, is onbetwistbaar gelegen in eenc neiging lt;lcr vochtcu tot wrattenvorraing, die onder zekere om-standighedeii ook aangeboren kau zijn. Het moet diercn, die daarmede behebt zijn, holet worden, om zieh nan die wratten te kunnen likken, alsmede ook andere dioren, dat ze dat kunnen doon; men houde zoodanige niet tot fokdieren, daar de uakome-lingschap in vele gevallen ook daaraau lijdt.
De behandeling. De verdelging der wratten isin dc meestc gevallen gemakkelijk tot stand te brengen. Zijn ze klein en han­gen ze aan een steel, dan kan men die eenvoudig door ai-binden wegrnimen , Indien men ze niet Hover met een kromme schaar tot zeer cligt nan de huid afenijdt en de kleine ivonde voort daarna met ecu wit - glocijend ijzer digtbrandt. Tot het
-ocr page 397-
371
afbinden nemo men eeu* drie-of viervoudigen gevrastendraad, en
binde dien om de liuid, die zieh aan den grond der wrat be-vitult, nadat dc/.o door cen' anderen persoon eenigzina van het ligchaam afwaarts is getrokken. Wanneer dat good wordt inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; verrigt, dan sterft dc afgebouden wrat weg en valt na eenigen
tijd af.
Ingeval de wrat niet op een steel rust, raaar groot is en een breede grondvalkte of basis lieeft, dan is het beste en zeker=te middel, om haar geheel weg te snijden. Dat verrigte men op de volgende wijze. ]\Ien inoet de wrat eerst iu haren geheelen omvang met een scherp mes van de huid losmaken, en zie men daarbij naauwkcarig toe , dat er niets hoegenaamd van dc wrat op de huid aanwezig blijvs, daar zij anders op nieuw wcer ontstaan zoude. Heeft men op deze wijze de wrat van de huid afgescheiden , dan moet men haar verdev behoedzaam los­maken on zniver uitnemen, en rake do plaats, waar zij gezeten !icc:ft, met een goed gloeijend, rond, ongeveer cen vingerdik ijzer eeu paarmalen ami, teiiei)ide daanioor te verhoeden, dat zij niet weder op nieuw nit den wortel te voorsohijn groeije. Het is hiertoe zeer dienstig, om in de nabijheid eene etterdragt of fontenel te zetten en die etlelijke weken goed te laten ettereii. Dan behoeft men niets nicer te doen, dan ten hoogste nu en dan de roof to bestrijken met een weinigje der zalf van spaansch green, mirre, enz., (zie, bl. 362.)
Mogten de wratton na hare verdelging tocb weder opkomen, dan en ook in geval er reden mogten bostaan, dat men ze liever door biitende en verterendo middelen , dan längs operativen wez wil verneigen , kan men lt;laartoe onk onderscheiden middelen be-zigen, als: het spiesglansboter en eene arsenicumzalf; b. v., neem: ecu lood witte arsenicum, vermeng bet zeer naatuvkeurig met twee lood varkeusrcnzel ; biermede wordt de wrat ctnmaal daass met een stukjc als eene erwt ot boon groot, door middel van een leeren lapjo ingewreven, en dragc men vooral zorg, dat daaraan niet gelikt kan worden.
Krachtiger en spoediger in working is hot, volgende middel. Men bereide ecu dikkc pap van wit rattekruid (arsenicum al-6um), stijfsclracel en water, beide eerstgenoemde tot gelijke dee-len , die men op do wrat logt, en door ecu zeker verband daar-
-ocr page 398-
#9632;
373
op doe blijven. Er ontstaat eerst oen hevige oatsteking, ge-paard met opzweUing der omliggende luiid, en als hot ami do beenen inoet geschieden, zelfs tijdelijke kveupeiheid, maar dio verschijnselen verdwijnen oa eenige dagen, de wrat sterft af, wovdt droog, sleeds meer los aan de kanten en hangt ein-delijk nog slocliis aan ecu dun steeltje en valt ten laatste ge-hoel af, ecu nietig lidteeken achterlatende.
Bij de derde door mij beschreven soort, die men veelal bij het nmdvee aantreft, i^ ecne wegsnijding op con keoi- voUtrekt niet aan te raden, maar men snijde eerst ecu zeker gedeelte wequot;, stuitc de daarop volgende aanmerkelijke bloediug door do aanraking met het witgloeijeade ijzer, eu waaneer deze wonde hetsteld is, snijde men weer een gedeelte weg, en zoo voortgaan-de met van tijd tot tijd weg te snijden en tc branden, verdelge men ton laatste do geheele vochtige , onziiivere wrat , tenvijl or dan gewoonlijk geen nieuwe weder opkomen.
Tii^i laquo;Ic zlektea aan rteti hioy.
I. Ziekten der Ooren. Van de Oorpijn, het Oorwee.
Deze pijn , die meestal in vi'n der ooren , zelden in de beiden o-cvoeld wordt, schijnt van rlieumatieken aard to zijn, en is slechts aan eenige paarden eigen. Waaneer deze pijn het dier kwelt dan is het bijna als razend, het schudt met don kop , stijgt in de krih ; voor don wogen gespannen , werpt hij zieh nedev en verscheurt het tuig, en als rijpaard holt het zinneloos voort. Zalke toevidlen kunnen weken , zelfs maanden lang uit-blijven , doch koraen ook gewoonlijk even sterk weer terug, somwijlen zelfs vcel ergev en vaak plotseling, zonder bepaalde aanleidinquot;. Met den razendeu kolder , waarvoor den veehouder dat verschijnscl wel ecus aanziet, heeft die toestand niets ge-meens; het paard bevindt zieh voor on na zidk een aanval vol-konien wel.
-ocr page 399-
:i73
Do behandeliug: Vddr men iets ter g-eiieziiig dout moet men het lijdende oor (op welke zijde 'tpaard vaak den kop neerbuigt) waaraan de piju bespeard uordt door or nan to drukken, naauwkeurig onderzoeken, ma to ontdekkcu, of cr misscliieii ook een vreemd voonverp in is, dat dan be hoedzaam daar nit verwijderd moet worden ; zijn or insecteu of worraen in , dan moet men een theelepeltje vol gekamferde olie daarin gieten, om de insectcn nit te drijven , en verhard oorsmecr eveneens wegrnimen.
Is do piju van rlicnmatisciien aard, dan baat niets dan het zetten eener fontenel daar waar liet oor op den kop ontspringt, nitwendig achter op den grond van 'toor, welke men eenige wekeu in ettering moet houden. Ook diene men het paard een purgeermiddel toe van 24 lood wonderzout en 4 lood rhabar-ber, in twee malen om 't mir de helft te geven.
Van de Oorzwelling, oor ontst eking.
l)c binuenzijde van het uitwendige oor wordt sorntijds door oen belangryke zwelling aangetast, die het paard veel piju ver-oorzaakt, en waarin zieh een scherpc , waterige materie ont-wikkelt.
Ken t eekenen. Het paard laat gewoonlijk den kop op de lijdende zijde hangen , scluidt dien , is gevoelig toot het aantas-ten te dier plaatse, en is sorntijds, wannecr do zu-elling tot otte­ring overgaat, kopscliuw.
Behandeling. Zoodra de zwelling ontdekt wordt moel men die openen , teneinde het vocht te laten uitvloeijen, maar y.ovs dragen , door eon bosje werk in de holte des oors to stoppen, dat hot vocht niet in 't oor vloeije , en daarna met een kleine spons met laauwwann zeepsop do bezoedelde deelen reinigen en met kalkwater betten, des noods eerst met brandewijn. Ingoval do dns verkregeno wonde geen otter voorbreegt maar droog blijft en zieh niet wil sluiten , dan bette men ze gedurig met tinktuar van mirre, waardoor de heeling zeer wordt bovorderd. Mogten maden in do wonde komen, dan moet men die met een niet seherp leprltje voorzigtig verwjderoii en daarna met een aftreksel van alsom op brandewijn nu en dan inspui-ten, om ze zoodoende le dooden en te vcrwijdercn. Mo^t de
.1
-ocr page 400-
37
zweer boossardig worden on niet willen heelcn , dan rake mun ilio plants met liet bruinrood-gloeyend ijzor aan, waaraa de hee­ling (lau spoedig volgt.
V c r 1 a m m i n g tl e r 0 o reu.
1s ctm oor verlamd, dan hangt het slap naar beneden cn slingert bij elke beweging dos diers heen en weer, /.Dinier dat het paard bij uiagte is, oiu het oor overeind te zelten. Dat vcrschijusel ziet men wel is waar ook wel bij de zoogeuaamde slap- of varkonsooren, maar bij de/.e ontbreekt loch geenzins het vermögen , oiu de ooren althans gedeeltelijk te regeren.
Is de verlamming scliielijk ontstaan, b. v. door eene woiide , die ecue zenuw heeft gescheidea, dan trachte men de wondc spoedig te beelen , zooals bij de bebandeling der wonden op-gegeven is. Ook esne zeer hevige koudevatting kau de oorzaak ziju. llet betten en vrasschen met kamferhoudende, speeerij-achtige middelen zijn veelal onvoldoende ter herstelllng; liever zette men in de nabijheid eene fontenei , ea Inte die sterk etteren, of gebruikt Let roodgloeijend ijzer.
]?ij verlammingen j die zieh langzamerhand ontwikkeld hebbeu, moet men vooral reeds in den beginne liandelen door was-schingen van kamfer-spiritns en geest van hertshoren; werkt dat uiet genoeg dan voege men er wat terpentijnolie bij. Jjant ook dat niet , dan steke men spelden in het lamme deel. i
Van de Doofheid.
Ue doofheid is niot anders te ontdekken , dan wanneer ze aan beide de ooren volkomen is en dan wordt zij nog niet eens altijd opgemerkt.
De genezing is, zeer onzeker, en alles wat meii tot dusver, somtiids met een goed gevolg, gebruikt heeft j zijn foutenellen of ctterdragten achter de beide ooren , doch blijft de uitkomst twij-lelachtig.
— --^gt;l*Ä-^-M^J
-ocr page 401-
375 11. Van de ziekten der Oogeu.
a.) Van de woncleu der Oogeu.
Bij de verwonding eraquo; beleediging van liet oog is het ooglid of du oogappel getroffen.
De oorzaken xijn steeds uitwendige beleedigiagen , die te weeg gebragt kunnen worden door hot saorakea van het oog tegen puutige stroohalmea, doornen, spijkers, beten vaa aadere paarden , slagen , stooten , euz.
Keutcekene n. Bij cene kwetsing der uitwendige bedek-king, die veelal het boven-ooglid trel't, ziju dc ledeu meerder of minder gezwolien en ontstoken, liet oog is lichtschuw (kau het licht niet good verdragen) eu meest gesloten , traant en in den biuuenhoek verzamelt zieh slijm. Beurt met liet ooglid, op dan ziet men, dat liet alijuivlies rood, de appel dof is eu cr som-tijds bloedstrepen le bespeureu Eijn.
Keue wende van het ooglid is ligt te lieeleu ; is zij niet erg, dan hechte men die door het opleggen van een hechtpleister Is de wende van het lid bdangrijk, dan ward die in vroegereu tijd genezen door de wondlippen zamen te hechten door middel eeuer kleine, krommo hechtnaald en een' gewasten zijden draad, do naald aan de inwendige zijde des lids iustekende en naar bui-ton uitlialende (zie verder het hechten of naaijeu tier wenden) , om eene kwetsing van het oog zelve le vermijden. Dan bette men nu en dan des daags het oog met zuiver koud water, ende heeling volgt weldra,
Een bctere en veel meer eenvoudige genezing echter is de volgende. Men ueiue een compres, bevochtige die met een wate-rig aftreksel van arnica (ii/fus. //or. ar/iic.) en bevestige die zoo-danig aan den halster of op een andere vvijze, dat die besten-dig het gekwetste oog bedekke, en make haar van tijd tot tijd op nicmv vochtig. Op dczc wijze heelen die wonden gemoenlijk spoedig , zonder eeuig nadeel te veroorzaken, al ware de ontstc-king ook reeds vrij hevig, mits men rlat dadelijk in den begin­ne doc.
Blijkt het echter bij het opligteu van het ooglid , dat ook in den oogappel bloedoitstortingen ))laat3 gevonden bebben , dan be-
I
-ocr page 402-
376
werkt het gebruik van liet koiule arnica-ivater wel evenecus de spoedige verdeeling der uiiwtinlige zwelliiiu'; lt;lc bloedige kleur van het waterachtig vocht in de voorste oogkamer blijft daaren-
tegen achter , eu het wordt aoodzakelijk , om dan van dien tijd af liet arnica-water voortaan hiauwwarm te gebruiken.
1s de oogappel gelieel ongedeerd geblereu, dau besinnt er al-leen een uitwendige oogontsteking eu liet zien is niet belemmerd , er is dan geene liohtschuwlieid aamvezig, ol'schoou doot de ont-steking het oog ook gesloten zij.
Beviuden zieh soms vreemde ligchamen , als,- stroo 3 hooi , grnan, enz. in het oog, lt;laii moet men naauwkeurig toe-zien , nraar zij zieh bevinden, en ze zeer zorgvuldig verwijderen.
Bij alle traumatische oogoutstekiugen (die door uitwendige be-leedigingen veroorzaakt zijn) raad ik het tijdia; gebnük van het arnica-water aan en rade ioodhoudeiulo middelen af.
Over het algemeen uenie men bij deze ontstekingen de volgea-de regelen in acht.
a.) Naauwkeurige onderzoeking van hot oog, om tc ont-dekkeu, of er ook vreemde Stoffen ouder de oogleden ziju, en die dau zorgvuldig daaruit te verwijderen , deu-ijl anders elk geaecs-middel vruchteloos zou zijn eu dau steeds het gezigt verloren gaat.
6.) Bij groote hevigheid der oorzaken of bij groote volbloe-dighoid des diers moet men beginnen met eeue aderlating van twee tot drie kan bloed. Dit is namelijk dau aoodzakelijk . wan-neer al de ontstekingsverschijnselen tu-., pyn, bitte, opzwelling eu roodheid in een' hoogen graad aamvezig ziju.
o.) In zulke gevallen, waar de oogappel mede beloedigd is geworden , of daar, waar de verscbijuscleu van ontsteking aau-merkelijk zijn , is het bijzonder beil/.aara op eene niet groote verwijdering van het oog eene foutenel of etterdragt te zetten , en die tot aan de algeheele genezing toe goed in ettering te on-derhouden, waardoor vele nadeelige gevolgen voorgekoraen worden.
De catarrh ale Oog-ontstekitiquot;.
])eze ontstektng heefl bare zetplaats in liet bindviies van liet oo0' en wordt door koudevatiing veroorzaakt.
Kenteekenen. Tu het begin is het oog zeer rood en droo-
-ocr page 403-
gcr dan gewoonlijk, weshalve het dierhetoog vaak sluit; bij het weder openeu ziet men dan eenige trauen nit tlen himicnlioek vloeijen ; de oogleden zijn dikker eu inwendig donkerder rood; ook ziet men op het wit veelal eenige bloedadertjes als de twij-gen eens booms gevornid , ook somtijds wat bloed zelf. Weldra verändert die toestand, liet oog zondcrt spoedig veel graauwach-tig slijui af, dat somtijds geheel het horeuvlies overdekt.
De catarrhale oogontsteking is in het algemeen eene wciuio-betcekende ongesteldlieid, en bij eenige opmerkzaamheid en goe-de verpleging herstelt zij veelal in acht dagen ; door verwaar-loozing kan zij echter zeer nadeelig voor het oog worden. Komt zij echter met de rheumatische ontsteking verconigd voor, of bestaat er tevena nog een ander ziokelijken toestand, b. v. droes dan duurt zij gewoonlijk zoolaug, totdat de algemeene toestand hersteld is.
De be hau deling. Men doe eene aderlatmg van ongeveer twee kau bloed ; is het paard echter droezig, dan late men vol-strekt niet, hoe erg ook de ontsteking der oogen moo-t zijn #9632; anders doe men dat reeds tijdig. In het cerate tijdperk, voor dat er eene alzondering van slijm plaats vindi, is het dienstisr oin siijmige oogwatera to gebrniken , b. v. slijm van de pitten van ile kweepcer (mucHag. Sem. Oydmior.J, afkooksel van lijnzaad , van althanvortel, of ook slechts room van melk. Zondert het oog later vanzelf slijui genoeg af, dan moet men hiermede op-houden en het oog warm houden en droog bedekken.
Is het oog gevoeliger voor het licht, zoogenaamdlichtschuw, dan betle men zoo dikvvijls als mogelijk is het lijdemle oog met het volgende oogwatcr.
Neem: waterig aftreksel, of thee van kamilleu, 12 lood zwavelzure zink 13 tot 24 greiii, en extract van ojiinm dric grein.
Is daarentegen de gevoelighoid voor het lieht verminderd, dan late men het opium geheel en al weg. Blijlt er veel bloed in het oog, dat zieh daarin tamelijk dik doet zien, hangt het beae-denoogUd slap afwaarts , dan vermeerdere men de hoeveclheid zinkvitriool of nemo liever eene oplossing van drie of vier grein salpeterzuur zilver, opgeiost in twee lood gezuiverd waterquot;, in eon zwart lleschje in een' doukeren hoek te bewaren. Hiervan
-ocr page 404-
378
wordt dnenwlcii per dag eenige droppeb in bet oog gedaan , het daarin latende omloopeu.
Duurt de slijiuai'zouclering over don genoemden tijd , vcrdwij-nen de bloedplekken uiet uit Let oog of kleel't het oog digt van sliun , dan is het zettcn eeuer foulaucl, b. v. up de kaauwspie-ren , zoo men laquo;lie niet reeds vroeger liceft geplaatst, volstrekt noodzakelijk geworden, alsmede ecu tamelijk slerk werkend pur-geermiddel, dat men na acht dagea andermaal kau ingeven.
Geneest de onisleking zoodoeade niet geheel, blijven du leden slap eu nog dikker, dan moet men des avoads eu des morgens cen verstcrkte zall van roode praecipitaat, ter grootte eeuer kleine erwt, onder of tusschen de oogieden stvijkeu.
De rlienmatischc Oogontsteking.
JJcze koint dikwijls met de vorige vereenigd voor , wsshalve ook velc der zelldc konteekenen bespeurd worden , maar steeds is de pijn grooter, zoodat het lijdende oog bijna bestendig geslo-ten is , om iiet voor lacht en licht tc beschütten. Bij het ope-nen vloeijen cr veel meer tränen ait dan bij de catarrhale ont-stekiug; zij zijn scherp en vreten, längs de aeuslijn afvloeijende, het haar weg. Dcze ontsteking lieeft een veel gevaarlijker ka-rakter dan de vorige. Even als bij deze vonncn zieh bij de rheumatische oogontsteking somtijds ook puistjes op het door-schijnende horenvlies, doch deze hebben eveneens een racer boos-aardig karakter j zij veränderen ligt in kleine zweren met dikke , omgebogene randen, die zeer pijnlijk zijn; zij belemmeren het ge-ziquot;t, kunneu het horenvlies doorboren eu het verlies des oog-appeis veroorzaken. Xa de genezing keert deze ontsteking ligt tcruquot;quot; en is bij elken terugkeer liardnekkiger en boosaardiger dan den vorigen keer, tot ten laatste blindheid hot gevolg wordt.
De beb an deling. Men moet met de uitevste naauwkeu-righeid de oorzaak trachten op te sporen; dikwijls is het geval, dat een venster waardoor bestendig togt in den stal veroorzaakt wordt, de aanleiding is tot de ontsteking eu der bijzondere hard-nekkigheid der ziekte zelve.
Men beginne de eigeulijke behandeliug met een zeer mime aderlating, natuurlijk geevenredigd naar het gestel des diers.
-ocr page 405-
379
Men voedei'e den patient schraal, des x.ouicis alloen gras t-u laquo;its winters nipeti, penen , of wortels, aardappels , wat tarwe-zemelen , enz.
Inwendig geve men lic-t volgeude drastisch, in deze gevallen Keer ganstig werkend pargeenaiddel, vom- een volwassen , wvoot jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;paard.
Neem: Crotoon-olie 20 droppels foenum yraenum een lood.
Met eeuige droppels water , liouig of stroop tot eem; pit ge-maakt en op eenmaal in te geven. V'oort daarna later, driu-keu is zeer goed.
Heeft de werking de/.er pil opgehouden , dein diene men de volgende likking toe.
.Neem: BraakvTyusteen een lood, Jeneverlgt;essen en Glauberzout, van elk 12 lood.
Met wat tneel en water tot een likpotdeeg gekneed en daar-vau drie- of viermalen daags een brok als een kippenei groot in te geven. Ook verzuime men vooral niet, cm aanstonds na de aderlating, niet ver verwijderd van het lijdende oog eene fon-tenel te zelten , die lang goed in sterke ettering meet gehenden worden ; eene etterdragt doet echter krachtigere werking en zo\i hier eigenlijk meer nut doen. (Zie pi. 1. fig. 3.)
Aan hec oog zeit' doe men eerst geh eel niets, eu wachte de werking der andere middelen atquot;. Begint daarna beterschap te volgen, dan uome men: Calomel eon halve drachma, extract van Bilzenkruid 3U greia, Amandelolie 2 lood. Goed gemeagd, telkens geschud en met ecu penseeltje tweemaleu daags daar-vau lets iu het lijdende oog gedaan.
Prof. HEUTWUi.
Zijn de genoemde zweertjes aanwezig, dan werde het paard ste-vig geboeid, en met een spits stangetje heischen steen die zweer­tjes getoucheerd. Het geheele oog echter moet zeer dikwijls met een aitreksel van kamillcn of van vlier voorzigtig nitgewasschen worden ; ook is het volgende oogwater daarna van nut. Men iieme: llozewater twaalf lood eu zwavelzure zink van 24 tot 36 greitt , naar den toestand is.
Van het menigvuldig en aanhoudend gebruik van koud wa­ter bij elke oogontsteking, zooals veel gedaan wordt, ben ik I-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;25
-ocr page 406-
!SU
arm mend 3 ik lioud liet er voor, dat danrdoov de moosto ingc-worlelde rheumatische oogontstekingen en hare gevolgen hare oor-zank vinden.
Mögt het oogwater niet naar wensoh werken, dan neme men eon ander, 1). v. van kopervitiiool of salpeterzuur zilver, twee, drie of vier grein, in twee lood rozewater.
l)e Maanblindlieid, periodieke (tijdelijk terugkeerende) Oog-ontsteking.
üezc, iict paardengeslacht eigendommelyke ziekte ondersclieidt /.ich van de vorige h\ hare verschijnselen sleelits weinig, dikwijis zelfs niets, en sleelits na herhaalde aanvallen kau zell's de be-kwaamste vecarts haar gewoonlijk karakter met zekerheid bepalen.
Kenteekenen. De periodieke oog-ontsteking tast de inwen­dige deelen des oogs, het regenboogvlies (iris), de vliezen der lens, of Uns (capsuh leniis), hetglusvocht(7laquo;laquo;Horf!gt;elaquo;laquo;jgt; en van het netvlies (retit/a) aan; eerst iu hären vorderen loop trekt zij het bindvlies {cotyuncüvus) en het horenvlies {corned) ook in rne-delijdendheid, en zct wegens do algemeen verhoogde prikkeling des oogs dc traankliereii in vermeerderde werkzaamheid,
Het eerste begin is lichtsehuwheid; v.-egens ziekclijke gevoelig-heid van hot netvlies wordt hot oog dikwijis gesloten, cr hoopen zieh tränen op onder do leden , die gedurig uitvloeijeu. Bij de opening der leden ziet men de pupil (quot;ooggat, oogstar,) vernaauwd en vaak onregelmatig vertrokkeu.
De ontsteking van liet regenboogvlies maakt haren uitgang in uitzweeting en laat dat eerst door een groenachtig-schimme­lig aanzien bespeuren; deze uitzweeting is de maanblindlieid eeh-tev geenzins eigendoramelijk, daar men dat verschijnsel ook vaak geuoeg bij rhenmatieke oogontstcking ontdekt, maar zij is bij de eerste veel rykelijker , zoodat dikwijis een groot gedoelie der voorste oogkamer met losgewerkte vlokkcn als opgevuld is, en dat zou een beslissend kenteeken zijn, indien hot allijd aan-wezig ware, wat echter hot geval niet is. AI naar de hevighcid van den aanval dnren doze Terschijnsclen acht tot twaalfdagen, waarna zij zonder de hulp der kunst laegzaam verdwijuen; bij de rheumatische oogontstcking echter wordt nimmer gcheel de
-ocr page 407-
3 SI
vlokkigo uitzwceting weder opgezogen. Over het nlgcnaecn zijn dc vcrschijnselen met do meeste langdarige rlieuraatisehc oogont-stekingen zeer gelijksoortig en kan de wezenlijk deskandige in dozen ligt mistasten.
Do tusschenpoozen van gezoudheid eu terugkeering zijn zcer vorschillend , van liegen woken tot zes maanden, en regtvaardigt . don in nicest al de landen gebruikelijkcn iiaam rnaanhlindheid volstrekt nict, daar do maansveranderingen geeuen invlocd op den terugkeer dezer ontsteking uitoetenen. Jjij hare wederver-schijningen vertoont zij zieh telkens sterker, en laat raocr duidc-lijke veranderingen in het oog achter; do oogappel wordt steeds kleiner. Ecu bepaald kenteeken der maanblindheid is do vol-gentle: het bovenste ooglid vertoont in hot midden niet die bog-tige plooi, wannoer liet opgeslngen is, als bij een gezond oog waargenomen wordt, maar doze plooi lieeft den vorm van ecu grooloren of kleineren stompen lioek, eene veraaauwing van dea pupil en een grocnachtigo scliemefing, min ot nicer grocn-achtig aanzieu van het oog, waarop blindheid (graamve staar) gomeonlijk vn'j zeker volgt, die meestol ook tot het andere oog overgaat.
Ue oorzaken liggen giootendeels nog in hot donkor , doch körnen de meeste mceningen en ondervindiagen daarin overeen, dat do aanleg daartoo overgeerfd is, ivoslialvo zulke oorzaken, die andere oogen good zouden verdragen, bij zulko paarden, die met den aanleg daartoe geboren zijn, die ontsteking en hare verderfelijko gevolgen to weeg brengen.
Do bchandeling bicdt zeer onzekerc uitkomstcn aan. Bij den eersien aanval, die steeds de zaclitsto is, geve men con drastisch purgeermiddel, van 16 tot 22 droppols crotoonolie, met twee lood 1'ocnmn graeeum on eon weinig water tot eene pil ge-maakt, maar alvorens moet men een groote aderlating doen (echter volstrekt niet als het paard droezig is); vorder zette men aan de kinnebakken ergons eeno etterdragt of sterkdragende fontenel , alsmede aan den hals aan do zieke zijdc, achter do oorspeekselklicr ; plaats hot dier met bedekto oogen in eencn donkereu, matig warmen, zorgvuldig tegen logtlucht beschütten stal. Daania gebruike men de volgende zalf, die dikwijls günstig in bare working is.
-ocr page 408-
38s
Neem : Kwiküall' eitii loo:l
Extract van deu Doreuappel eeue drachma. Met naauwkeurigheid vermengd eu daarvan driemalen per dag ter grootte eeuer erwt tusschen i!e oogleden te strijkeu. Is bij deze behandellng de groote liehtschuwheid aaiuaerkchjk verminderd, dan brenge men bet dieiquot; niet te vroeg terug in ecu lichten stal, maar geweune het oog van lievcrlede aan wat meer licht, en befördere dan de opzuiging der uitgezweete stot-feu in het oog, door dagelijks twee- of viermalen iets van het folgende smeersel in de ODgen te strijkeu.
Neem: Uiterst fijn poeder van Calomel '/., drachma. Extract van Bilzenkmid ook [/, drachma. Versah bereide Amaadel-olie 2 lood. Naauwkeurig vermengd, en vdor 'tgebruik tolkens omschudden. Gedurende tieu of veertien dagen zoo volhoudende, voedore men het dier nog- steeds schraal, doch iets sterker, wanneer het arbeiden moot; anders geve men het later voor en na wat meer voedtr, doch steeds, ook altijd later nop;, ligt verteerbare stoffen. Is de ziekte gelieel geweken, dan veiv.uime men niet , om evenwel van tijd tot tijd weder eene fontenel te zetten , en om de zes weken teu längste op nieuw een purgeermiddel in te geven, of zoolang rijkelijk wonderzout te gcven, dat daar-door eenige dagen weeken mestafgang ontstaat.
De verdonkering van het Horenvlies,
v le kk en op het oog.
Deze vlekken, bij de veehouders algemeen bekend, zijn de over-blijfsels van niet volkomen verdeelde oogontstekingen. Men moet deze verdonkering van het doorschijneiule horenvlies echter niet verwalten met die vliezen over het oog, die door kwct-sino-en veroorzaakt zijn, en die dikwijls geheel het doorschijneiule horenvlies bedekken en duidelijk met kleine adertjes doorlrok-keu zijn, zieh over de laquo;reiving van het oog verheilen en alleen door eene operatic van eenen zcer bekwainen arts weg te nemou zijn. Men kan deze däardoor onderscheiden, dat de vlekken of verdonkeringen van het horenvlies, van de zijde hesehouwd, nimmer boven de waiving van het oog zieh verheffen en daarin
-ocr page 409-
3 So
nooit kleine zweerljes of adertjes te bespeureu zijn. Van deze vlekken nrordt hier gehandeld.
Men ziet op deze vlekken vaak nog lidteekenen van kleine zweerljes. Naar den duur des bestaans en de hoeveelheid van de aaawezige aitzweetiug, waardooi de horenvllesvlek ontstaan is, versoliilt ook hare kleur, van eene melkachtige troebelheid, die zieh wolkenvormig op een grooter of kleiner gedeelte van hat doorsohijnend horeavlies uitstrekt, tot een lielitgele, parelmoer-achtige kleur toe; ook somtijds, wanneer een zweepslag hat oog getroll'en heeft, ontwaart men het lidteeken als zweartjes met zwartbruine rauden.
De kleur der vlekken is in zoover van belaug, daar de melk­achtige troebelheid (ik bedoel niet die, welke vaak bij eene ont-steking aanwezig is,) gewoonlijk gemakkelijk en zeker genezen wordf , wat echter te minder het geval is , hoe dikker de troe­belheid zieh vertoont, zoodat de parelmoerachtige en de zwarte geheel niet te genezen zijn.
Het is zecr vaak het geval, dal in eene vlek al de soorten van verdonkeriugen aanvvezig zijn , zoodauig, dat de kern , een lid­teeken, wat zwartbruin, tie naaste omgeving parelraoerachtig is, en van daar af zieh de verdonkering afnemend uitbrcidt, tot zij ten laatste in het beider horcnvlies zieh verliest. Tu zulke gevallen kau men de verdonkering tot, aan fie parelmoervlck door aanhouden vevdrijven. Hoe ouder het paard is en hoe langer de vlek bestaan liceft, zoo veel te hardnekkiger is zij in dc ge-nezing. Die vlekken , welke juist voor dc pupil liggen en zieh over geheel de benedenhelfte van hot doorschijnend horenvlies uitbreiden, zijn die, welke het meeste het vermögen van te zien belemmeren.
De behandeling. Het inblazeu van suiker, tiju poeder
van lei, enz. is allezins af te radeu; de opzuiging der uitgezweete
stof wordt zekerder en zondei eenig gevaar bewerkt door het ge-
bruik van de volgende zalf. Is de vlek nog niet lang aanvvezig, dan
Neem : fijn poeder van Calomel een halve drachma
Yarkensreuzel een lood.
Goed gemengd en driemalen daags hiervan tar grootte eener erwt in het oog te strijken.
Is het oog zeer gevoelig, pijnlijk , dan voege men bij deze
-ocr page 410-
:5S
zalt' nog ticii grein tiju poedei van opium; vindt het tegeudcel plaats, dan legge men een gewoon zaclit kmulenkussentjc, waar-in eeu klein stukje kainfcr gedaan moet worden j oj) het oog.
Bij längere aanwezigheid van de vlekken, wanneer doze niet nieuw meer zijn, doet de volgendc zalf dikwijls nog beste diensten. Neem : Kwikzalf een lood
rood Bavikzüver-prfficipitaat 10 groin fijn poedei van zuivere Opium 20 tot 39 grein. Good gemengd, dricmalen per dag als eene erwt groot hiervan in het oog te strijken; ot
Noem: Varkensreuzsl een lood Jood-Kali 4 groin
Extract van Bilzenkruid eeu halve drachma. Gobruik als bij hot borenstaande middel. Het gebruik van oogwaters is minder raadzaam. Nict zelden geschiodt het, dat mi cenigeu tijd doze middelen hare werkzaamheid verliezen ; daarom is het noodzakeiijk, in ge-val dat bespeurd wordt, cm van middel te veranderen, waartoe de volgende zalf bijzonder werkzaam bevonden is. Kcem: gezuiverde Potasch b grein Varkensreuzel een lood. Good gemengd, als borenstaande zalven te gebruiken. Outstaat door doze zalf eeu nicuwe prikkeling van hot oog , werkt zij dus te sterk, dan menge men nog twee drachma reu-zel onder de zalf.
Sommige arisen zetfen van den beginne af eene Ibntcnel, nict ver van het oog verwijderd, eu schrijven daaraan ecu goedo werking toe.
JJo Yerdonkering van dc Lens, of Lins, bekend onder den naam de graauwo staar.
Bij do laalstbeschrevene ziekte bestaat de vordonkering op het doorschijneude horenvlies, maar bij de graauwe staar bestaat de vordonkering in het kristallijue ligciiaaiu, of de kristal-lens, of van hare vliezen , zoodat bij het onderzoek de voorste oog-kamer volkomen helder en doorschijnend bevonden wordt, maar in de diepte des cogs meer of mindere veranderingen waargc-
-ocr page 411-
raquo;
;;h5
nomcii \vürdeu. lieu bespeurt tie troebelheid daar ook of molk-aclitig of parelmoeraclitig of lichtgeel.
Het onderkeauen van de graauwc staai is somtijds zecr gemak-kelijk, manr somwijlen voor den leek ook zocr moeijelijfc, naar-inntc do verdoukoriug grooter of geringer is. Men plaatse liet dier zoodanig, dat het licht alleen regt van voren in het oog kan vallen, en wel zoo, dat men naar verkiezang meer of minder licht in het oog kan lateu inwerken, daar bij vermiuderd licht de pupil zieh verwijdt, in omvang toeneemt en daardoor een grooter gedeelte des inwendigen cogs beschouwd kan worden. Te dien einde plaatst men gewoonlijk ook ter onderzoeking het paard met het ligchaam in den stal en den kop onder de deui-. Zija er enkele verdonkeringen in de lins of hare kapsels [capmlae) aanwezig, dan vertoonen zij zieh bij zulk een onderzoek of als vaststaande ponten, stippen, of als even zulke onveranderlijke lijnen.
Deze ongesteldlieid gaat langzaam voort, en men bespeurt haar meestal eerst aan de matte, flaauwe uitdrukking der oogcu en do melkachtige, gelijkmatige troebelheid of verdonkering der kristal-Ieos. Veelal tust zij na de blindheid van het eene oog ook het andere aan.
Er bestaat bij deze ziekte bij de paarden geeuc hoop op her-stellino-. De operatie, die bij de menschen door eeu bekwame hand meestal heerlijk gelukt, heeft geen noemenswaardige ver-betering tot stand gebragt.
I.) e g r o e n e s i a a r.
Het wezen der groeue staar is eene verandering van bet iu de achterste oogkamer zieh bevindend glasvocht, of glasiigchaam,
en geci't zieh bij het volkomen verloren vermögen van tc zieu in het lijdende oog door een groene schermering uit de ach-teroogkamer te kennen. Men moet dezen toestand echter niet verwaiTcn met, die groeue soheuiering, of glans, die bij zij-waarts invalleiule lichtstralen aan elk gezoad oog te zien is, maar deze groene kleur ontwaart men ook, wanneer bet licht juist vlak van vormeu in de pupil valt, bij welk licht de diepte dos oou-s anders steeds blaauwachtig-zwart schijnt.
-ocr page 412-
Mögt men twijl'eleu, ol' het paard met (feil oog blind zij, dan binde men hot andere goed met cen doekdigt, en beproeve door het dier rond te leiden längs voorwerpen, die het anders nit den weg zon gaau, oi' hij die dan mi niet opmerkt, enz.
De groene staar is ten eenenmale ongeneeslyk.
L)e zwarte staar.
Het wezen der zwarte staar is verlamming van de cog-, of beter, de gezigts-zeuuw {tiervus oplicus). Is deze verlamming niet volkomen, dan lieeft het oog ook het vermögen van te kunnen zien niet geheel verloren; hoe meer deze verlamming den graadvan vol-koraenheiil bereikt, zooveel minder is ook het gezigtsvermogen. fn meestal al de gevallen bereikt deze ziekte haar hoogste top-punt, en ivel van beide de oogen.
Kenteekenen. 1s de verlamming der gezigtszenuw volko­men en liet paard dus geheel en al blind, dun ontwaart men natuurlijk ook al de teekens van blindheid, b. v., het beurt bij het loopen de beencn hoog op , alsof hij in het water, of in diep, mollig- zand liep, het struikelt en stoot overal tegen aan, wan-neer men het in een vreemden stal of op onbekende wegen leidt' de ooren zijn altijd voorwaarts gerigt , dcwiji het altijd opmerk-zaam toeluistert, wat om hem licon plaats vindt.
Deze teekenen zijn echter geen eigendommelijk kenmerk van
de zwarte staar, manr alleen van blindheid in het algemeen. De
meer bepaalde kenteekenen der zwarte staar vindt men nun de
pupil, of het gezigtsgaatje in het oog. Zooais bekend is, ver
vvijdt zieh de pnpil van een volkomen. gezond oog in de duister-
nis en trekt bij helder licht weer te zamen, vernaauwd zieh.,
wordt kleiner. Bij de volkoincne zwarte staar ziju de pupillen
steeds verwijd, en vernaauwen niets, wanneer er ook plolseling ecu
helder licht in hot ooa; vali; is de verlamming der gezigtszenuw
en dns ook de blindheid niet volkomen , dan vernaauwen de
pupillen nog iets, maar traag en minder dan bij een gezond ooraquo;'
wanneer men het oog van de duisteruis plotseling in bot lieht
brengt. Het zekerste kan men het onderzoek bewerkstelligen
door het eene oog met een doek goed to slniten en dan de be-
wcgelijkheid (de mobiliteit) of de zamentrekking, vernaauwing
-ocr page 413-
: ocntractie) der pupil te onderzoeken, door, b. v., de hand over het oog te houden en /.oodoeade hei Inrallen aller llchtstralen vol-komen te beletteu , een of twee miauten digt tc hoaden en dan het oog weer aan het licht blootstellen, Daama onderzoeke men het andere oog op dezelfde wijze. Uok outbreekt de blaauw/.war-le kleur in de dicpte des oogs; liet sclujnt meer zwart; het oog liecft zijn glans en leven verloren; het is als ware het dood van uitdrukking.
In zeer enkele gevallen echter vernaauwt /.idi tie pupil bij de iawerking \a.n heldere llchtstralen, gedeeltnlijk lengcvolge der me-delijdendheid van het andere oog, en ten anderen, dewijl nog niet alle vatbaarheid voor prikkeliug in het regenboogvlies (iris) uit-gedoofd is. Ook wordt iict blinde oog gemeenlijk lets kleiner en zakt nicer in de oogholte terug. Overigens is oppervlakkig niets buitengewoons aan het oog te bespeuren , waarvan in Duitsch-land do velksnaam: Schönblind (sebooa- of mooiblind) afkom-stig is.
Waai in enkele gevallen de /.warte staar plotseling ontstaat, tcn-gevolge van uitwendige gewelddadigheden, als : slagen op den kop, sterko stooten in de oogholte, of de beletting van tor, gewoonte gewordende afzonderingen, zijn somtijds genezitigen geschiedt, in het laatste geval door lontenellon , op elke kinnebakeen, en het inwendig gebruik van vochtenverbeterende middelen , a!s: spies-glans met wouderzout, enz.
De door opstijgingen van b.loed aaar den koj) veroorzaakte blind-heidwoi'dt hersteld, wanneev de grondziekte genezen is, door adcr-lating, purgeer- en bloedverdunnende middelen.
De behandeling. De /.warte staar is, wanncer zij in den eersten beginne ontdekt wordt, juist niet all ijd ongeneeslijk; uit­wendige wasschingen drie-of viermalen daags, over de gesloten gehoudene oogleden, van een aftreksel of thee van arnicabloemen, een of ecu en een half lood, op zes lood water, en de bijvoe-ging, ua dc verkoeling van het vochl, van twee drachma Hofmaus-droppels (Hofinau), geest van hertshoren hree of drie drachma, Inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;en venkel en lavendel-olie, van elk zes tot tien droppels , zoude
dan voorzeker zeer dienftig zijn , alsinecie het inwendig gebruik van den Senegawortel [poh/gala senega L.) , in vereeniging met ammoniakzout, en ook de braaknoot. Oagelukkiglijk echter wordt
-ocr page 414-
;iss
tie ziekte gewoonlijk outdekt, wanneer reeds alle hulp onmogelijk
geworden is, weähalvc de zwarte staar met regt onder de ongc-necselijke zickteu wordt gerekeud,
Voor fokpaarden ziju de met zwarte staar beliebte dieren vol-strekt af te radeu.
In Pruissen en eenige andere landen is deze ziukte eeue Ge-mahrshrankkeit, dat is j cene ziekte, waarvoor de verkooper den kooper eenigen tijd instaan moet, in dezen 28 dagen.
Van de ontsteking der Oorspeekselklier,
Deze ziekte komt bij al onze huisdieren voor, en bestaat in eene ontsteking van de digt onder het oor, tassehen het beae-denkinnebakken, of kaak, en den ecrsten halswervel gelegene speekselklier. Bij paarden komt zij meest altijd voor in veree-nigiug met andere ziekten, b. v. droes, influenza #9632;katarrh, kou-devatting op de slijmvliezeu, enz. Somwijlen wordt zij als ecu lieerscheade ziekte waargenomen, onder anderen in 1850 bij een mobile colonne in Pruissen.
De oorzaken ziju meestal kotidevattiug, of nadeelige invioe-den der voeding; in zeer enkele gcvallen eeue mecbanisclie of geweldadige oorzaak, als b. v. eene beleediging der klier.
Men kan dezc ziekte zeer gemukkelijk kennen. Op do beschre-vene plants, onder iiet oor, tusschen het onderste kakebeen en het begin der eerste halswervel, van eene, zelden beide zijden, bevindt zieh ecu warme , harde, meer of minder groote zvvel-ling , waaraan het dier door di'ukking pijn gevoelt. Somtijds is de pijti der ontsteking zoo groot, dat er koorts aanwezig is en de patient het voeder ongebruikt laat, vooral, wanneer de beide 0orklieren aangctast zijn.
Gewoonlijk neemt deze swelling sleclus langzaam too, doch men treft ook wed gevallen aan , waar reeds na zes en dertig ureu eene opening ontstaat, waarnit zieh een bloedig, waterig voclit outlast, ongevecr een of twee lepels vol; dit is echter niet het gewone beloop, maar U eon teeken van een zeer hoogen graad van ontsteking. Gewoonlijk neemt de opzwelliag ongeveer acht dagen toe, waariiij zij tevens uaar binnen zieh ontwikkelt en de adem somtijds wat belemmerd en snorkencl kau worden •
-ocr page 415-
de pij'u wordt grooter eu men kan later daidelijk een zeker voclit in het gezwel bespeureu. In dat geval neemt dc ontstekiug ge-wooulijk baren uitgang iu ettering; zelden vonuindcrd de opzwel-Hiig na den zesden dag; de bitte en piju nemen in gelijke mate af en de ontstekiug maakt baren uitgang in verdeeling.
Ecu minder gunstige overgang ia de verbarding, dewijl daar-mede vcelal belemmering der adembaling gepaard gaat, de ver-harde klicr veel meer aan nieuwe ontstekingen is blootgesteld en cen kankerachtige gcaardbeid aannemen kan.
De behandeling. Men boade gebeel het paard eu vooral bet lijdende deel warm, in cen matig warmen, niaar luelitigeu stal, en bedekke bet dier. Is de klier zeer pijnlijk, dan leg daarop een warme pap van lijnkoekcnmeel en gesnedeu bilzen-kruid, oi voor eerstgeuoemd middel kaasjeskruid {llerh. Malvae). Des nachts, wanneer deze pappen niet warm op de klier gebun­den kunnen worden, dan bestrijke men haar met laurier- eu raapolie, van elk evenveel zaämgemengd, en bedekke haar met wollen läppen, walten, enz. Is daareutegen slecbts weinig wärmte en gelieel geene pijn aau bet opgezwollene deel te bespeuren, dan wrijvo men daarop de volgende zalf:
Keem: Poeder van Spaanscbe vliegen 3 drachma, ., „ Eupborbium 1J^ drachma, Varkensrcuzel 3 !ood.
Good gemengd; de klier eenmaal daags, maar niet met de blootc hand biermedo in te wrijven.
Wanneer daarna de klier ergens spitsachtig en week wordt, of ook hard blijft, maar, de vingcr daarop drnkkendo en heen-glijdende, inwendig ecu deegaehtig gcvoel ontwaart, dan moot men zonder dralen daar, waar dat gevoel zieh het dnidelijkate te kennen geel't, mot een lancet, pun tig pennemes, of de vlijm, die men tnsschen den duim en vingcr slechts l/i tot '/.', duim oude maat uitkomen laat, tot de klicr insteken, en wel zoo, dat men toezie, dat de gewoonlijk sterk nitspnitende etter den Ope­rateur niet kan bezoedelcn.
Zoodra de ctter uitspuit, steke men cenen vingcr in de ope­ning en verleene de stof behoorlijke uitvloeijing, maar vermüde echter zooveel mogelijk, om de wonde met het mes grooter te maken, Is de etter volkomen verwijderd cu voelt men buiteu
-ocr page 416-
390
of binnen in de klier nog hanle plaatsen, dan bestrijke men cen hosje werk, lieede, liennep of^las, met een mengael van raap-en laurierolie, gelijke deelen, en brenge dat in de wonde, tcu-eincle have spoedige Iieelinquot;- te verhoedeu; ook uitweudig daar-inede tc bcstrijken, is zeer goed, en daarna vooral warm te be-dekken. De heeling volgt dan blonen weinige dageu vanzelve; men lioiide echter steeds de zwerende klier zuiver cn laquo;arm.
Is bet paard tevens inwendig ziek, b. v. aan den droes, de influenza, dan worden die ziekten volgens de regelen der kiiiist ook inwendig liehandeld, zooals vroeger bij de inwendige ziekten geleerd is.
Niet zelden geschiedt het, dat door de opening met het nies of lancet, wanneer dat instrument zell's ook volstvekt niet dLep is ingedrongen , tocli een hevige bloeding ontstaat; dat wordt echter te weeg gebragt door opgezelte verwijde bloedaders enisvange-heel geene beteekenis; daar echter het bloedverlies Let biütea-dien reads lijdend dier noodeloos verzwakken zoude, zoo is het zeer dienstig, zclfs noodzakelijk, om geheel de door de ontlas-ting des etters ontstane helle ruimte met werk, heede, hennep of vlas te vullen, waarna de bloeding aanstonds ophondt, ter-wijl het werk door de volgende ettering vanzelve weer wordt nitgedreven.
Blijven na de heeling der wonde in de klier verhanlingen te-rug, dan is het best, om de verharde plaatsen met het gloei-jende ijzer te branden, daar dit de krachtigste prikkeling ter verdeeling is. Zal dat echter niet geschieden , dan gebruike men het volgende middel.
Neem: Poeder van Spaansche vliegen 2 deelen. „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Euphorium een deel.
Spiegelhars [Colopkonmiri] en was van elk 3 deelen.
Naclat deze bestanddeelen, zonder aan te branden, te zamen dooreeu gesmolten zijn, worde deze massa met een' beuten spatel op de klier gedaan , glad gestreken en met kortgeaneden werk bedekt. Na verloop van drie weken is gewoonlijk de pleis. ter geheel afgevallen, en in de meeste gcvalleu, wanneer de verhanlingen nog niet lang bestaan hebben , zijn ze dan geheel verdwenen, zoo niet, dan herlialc men nog eena dezelfde han­dele ijze.
-ocr page 417-
891
Eeue znlf van kolinui ioHaliuu. 3 (Inicliiua itn ku'ik/.all' i iood, giii^l gemengd, eu daarvan 's morgens eu 'a avouds als eene ha-^elnoot groot op de klier in te wrijvea, wil wel vaak de vcr-hardingen verdeelea, doch tlit middel werkt mimler zeker dan het voriee en is ook veel duurder.
Varaquo; de n-ondcn der Oorspceksclklicr en de OorspeckselkUer-listel.
Verwondingen der oorspeekselklier bestaan dikwyls met ver-wondingen dier kanalen, die het in do oovklier gevormde speek-sel iu de mondholte afleiJen motten. Men kau dat daaraan beäpeuren , dat behalve de gewone afzondering uitwonden, ook ecu grootere ol' geringere iioeveellieid beider, dun speeksel wegvloeit. Hoc nader de wonde aan het gemeeasnhappelijk hoofdkanaal, of in geval dat zeit gekwetst is, zooveel te belang-rijkei is de speekseluitvloeijing. De verwonding der kleinere kanalen heeft meestal niet veel te beduideu en shut ligt door de vergezeld gaande ontsteking der klier, zoodat daaraan gewoonlijk niets behoeft gedaan te worden.
Is daarentegen het Iioofdkanaal veclligt zeit' geopend , dan drop-pelt aanhoudend uit de wonde een beider , dun raquo;peeksel, dat gedureude het kaauwen zieh zoo venneerdert, dat het in eenen zoo tlikkeu straal als slechts mogelijk is daar uitspuit. Daar dat onafgebroken plants viiult, zoo wordt daardoor een meuigte sap-pen aan het dier onltrokken, en de spijsvertering lijdl zoozeer daaronder, dat het dier aan lt;le gevolgen daarvan op den duur kan stervon. Deze niet geslotene oude wenden, uit wier verdikte randen aanhoudend speeksel vloeit, worden speekselfistels ge-noemd , eu vereischen eeu opmerkzame eu krachtig volgehondene geueeswijze.
De behandciing. De pas ontstane verwondingen zijn steeds gemakkelijker te heeleu , dan oudere van dezelfde soort. Het is goed, cm de huid, die de klier bedekt, over de geheele uitge-breidheid der wonde door digt aan elkauder liggende steken met gewaste zijden draden te hechten, die, gelijk bij de behandeling
-ocr page 418-
over hot hecliten of uariijeu van wonden geleerd is, waarby iedere steek afzomlerlijk gelegd , geknoopt en de draad afgesneden moet worden, vdor men den volgenden legt, en daarna, teneinde de, de heeling belemmerende , speekselafzondering lijdelijk tc doen ophouden of to verminderen, den gelieelen omvang der klier met de volgende sclierpe of blaartrekkeude zalf in to wrijven. Neem: poeder van Spaansclie vliegen 3 drachma „ „ Enphorbium-gom ecne draclima Varkensreuzel 2 lood.
Goed rermengd, en hiervan cenmaal daags de klier in te wrij-ven , maar niet met de blootc hand.
Wanneer het hechten dor wondc door zijden dradeu ook al niet altijd hare volledige sluiting ton gevolge heoft, zoo wordt zij daardoor echter toch steeds kleiner, zoodat dan andere behande-linffswiizen in toepassina gebrastt kunueu worden.
Men moot de heeling der wondc daardoor bevorderen, dnt op elke mogelijke wijze de afzouderiug van specksel zoo gering als doenlijk is gehouden worde; ten dien chide plaatse men do pa-tienten alleen en vervrijdere buiten hnn bereik elke vooderstof, zelfs de krib, en late hen zoolang mogelijk hongeren. Ora het ligchaam echter toch ceidg voedscl tc doen toekomen, zette men den patient drinken voor , waarin fijue , tweemaal gebrokene lia-vergort gemengd is, opdat het kaauwen bclet worde , en verhoed elke wrijving zorgvuldig.
Wanneer door doze bohaudeling de wondc zoo ver gcheeld is, dat er nog slechts cen kleine opening overblijft, waaruit bij het kaauwen nog specksel to voorschijn komt, dan trachte men de randen dezer wondc, die thans cea eigenlijke speeksel-llätcl geworden is, door een niouwc krachtige prikkeling tot ontste-king tu breiigen en tcvens dc opening te slnitcn , opdat aaa de natuur tijd verleend worde , om hare hcelencle wcrking ongestoord te voleindigen. Te dien cindc wordt dc klicr andermaal met de opgegeven spaanschevliegen-zalf ingewreven; op liet gaatjo of de opening der fistel strooije men een weinig poeder van door-schijnciule liars (colop/ionium), en deze dan voort daarop met ecu rond of knopvonnig volkomen witgloeijeiul ijzer over de ge-hecle uitgestrektheid der verdikte wpndrauden , door herhaalde , snel verrigt wordende , zachte aanrakingen to branden, of, bcter
-ocr page 419-
893
gozegcl, to sclirocijcn, en op ilcze wijze to sluitcn. Is do hierdoor voortgebragto korst vast gcnoeg en blijft doze den vereischteu tijd daarop, dan is dc iistel, wavmeer die roof daarna vanzelf afvalt, ook geheeld ; is doze echter niet vast genoeg, of valt ze te vroeg at', dan is toeli in de meeste gevallea de wonde kleiner geworden , en men moot dan dezelfde handelmjze nog cenmaal herhalen. De hoofdoorzaak van list niet vast genoeg zitten der korst is in do mecstc gevallcn daaraan toe to selirijvcn, dat het brandijzer niet naar eisch witgloeijend is goweest, weshal-ve men daarop vooral toozien moot.
Is echter het Stenonsclie- of hoofdkanaal in de klier in zijne geheele dikte vancen geseheiden, dan volgt gewoonlijk dc heeling niot op deze wijze.
Daze kan dan ]aiiG;s twee andere wen'on arcsehicden, en ten eersten door do onderbinding of liet toebinden van dat kanaal, door midilcl van ecu bandje, linfje, en ten tweeden, om dat hoofdkanaal tot vergrocijing te brengen en de geheele klicr bniten werkzaamheid te stellen.
Hot toebinden of de onderbinding van bodoeld kanaal is zeer gemakkelijk te volbrengen, daar zijnc ligging door de uitvlocijing des specksels ten duidelijkste bespcurd wordt; hij wordt, met een gewoon pincet (zie plaat IT, fig. 15) gevat, door wcinige sneden blootgelegd, nnav voren getrokken cu ongeveor ecu halve duini van zijn cindo met een behoorlljk gewast, zijden bandje toege-bouden, doch niet zoo stork, dat hij doorgesneden zoude knn-ncn worden.
Ook hierbij moet de klier met scherpc zalf ingewreven en hot kaamven bclet worden,
])c vergrocijing van hot hoülll- of Stenonsclie kanaal, even als de kleinere uitvoerkanalen der klier wordt volgons professor iiaub-nt.i! danrdoor doelmatig en gemakkelijk bewerktj dat men in de opening dor felel van genoemd kanaal cene wondspnit vol geest van annnoniakzout (ammonia liquida) inspuite, door hot digtdruk-ken van het uitroerkanaal hot daarin obh tijdlang doe blijven , door strijken met don vinger vordeel en later weer daaruit verwijderd. Hot spcokscl, dat daardoor tot stollcn gebraut wordt, verstopt nu de kleinere kanalen; bnitendieu echter ver-oorzaakt de inwerking van het genoemde bijtmiddel op de wan-
-ocr page 420-
394
den der kanalen eeu hevige ontsteking, die mel hunue vergioei-jing eindigt.
Wel uioeten er na de aanwending dezer metliode ecliter ook dikwijls etteringen in cie zelfstandigheid der klier ontstaan , die evenwel, daar toch de klier eenmaal opgegeven ilt;, van geen belang /ijn.
* an de raquo;.iekten der lilicrcn , die /Jch In de onderkaak of Uinnehak bcvSnden.
Het paardengeslacht eigeiulommelijk is een met ecu algemeen catarrhaleu, lymphatischen ziektetoestand verbundene ontsteking der Ujmphaklieren in den keelgang, en is van dezen bijna niet te scheiden. Men zie hierover het artikel tiroes.
Daarentegen is het uiet zeer zeldzaam, dat bij paarden, als-mede bij runderen, de klieren onder de tong, welke hare lig-u-iiiquot;- in den hock der beide, (linker en regter) ouderkakebeens-vereeniging , digt otuler den tongriem , hebben , in ontsteking geraken , opzwellen , lieet en ])ijnlijk würden.
De dieren laten hierbij dikwijls het voeder geheel of ten deele onaangeroerd, schuimen bij het kaauwen sterk uit den mond, en bij nadere onderzoeking ziet men do pijnlijke op/-wel-liug zoowel van baiten als ook van binnen.
De oorzaken zijn: lielzij medelijdendheid in catarrhale-lijmphatisohe ziekten of ook venvoudingen door scherpe voor-werpen , b. v. de angels van gerst, die zieh in de uitvoer-ka-nalen der klier hebben ingeboord.
De o-enezing is steeds zeker ; slechts houde men zieh uiet lang op, om de verdeeling te willen bewerken.
De behandeling. Is de piju der opgezwoliene klier groot, dan le^üc men warme pappen van bilzen- en kaasjeskruid daar-op , die gedurig hernienwende, en des avonds in plaats daarvan sinere inen in ttiei warme oliej is de gevoeligheid echter gering, dan is het beter, om in te wrijven met eea mengsei van kurier­en raapolie.
Zoodra zieh de eigenaardige elastieke ol' deegaclitige laquo;reekheid
-ocr page 421-
396
op eeu zekeve plaats door liet gevoel laat. outdekken, verwijdere inen ilon zieh daar bevindenden elter, door met eeu klein, scherp mesje of eene vlijm tot do weeke plaats in tc steken, ea drak de stof zander ruwheid nit. Is er geene verharding in de klier aanwezig, dan heelt do wende vauzelf door gedurige reini-ging; zija eehter reeds verhavdingen aanwezig, dan moeten deze door prikkelende ia^vrij'vingen, lietzy met laurierolie of de in liet voorgaande artikel opgegeven spaanschevliegea-zalf tot ver-deeling gebragt worden.
[n andere gevallen, wanneer de ontsteking door prikkeling of kwetsing der uitvoerkanalen van de klier veroorzaakt werd, baant zieh de etter een' oitgang uaar binnea, dat zieh al spoedig door eeu' onaangenamen renk nit den mond te kennen geeft. Hierbij moot men naauwkeurig onderzoeken, of misschien niet een vreemd voorwerj), b. v. een angel van gerst, of lets soortgelijks, de oor-zaak zij , dat dan natuurlijk weggenomen moet worden, ea ter heeling is dan niets verder noodig dan ten iioogste den mond vaak nit te spuiten, ot'wasschen met azijn en water, met een weinig-honig.
De Ziekteu der To tig;.
r
De oatsteking der tong kau dour kweteingen bij alle dieren iu liet aanziju geioepen worden; zij konit eehter ook roor als een verschijnsel eeuer bijzondere ziekte, n.l. bij paar.lea, nicer eehter bij bet rundree, als tong-anthras, tongblaar, (zie dat artikel in liet tweede deel), ea ontstaat dan met belangrijke op-zwelling en eene ongelijk gevlekte kleur, zoodat op den don-keiTooden grond vaak blaanwe, ook wel vale, loodkleurige plekken te bespeuren ziju.
Men wil opgemerkt hebbeu, dat paardeu, die met aan de tongblaar lijdende runderen op hetzelfde Weideland grazen, vaak niet vrij blijven van die ziekte, dewijl de nit den mond vloei-jende kwijl der tongblaarzieke runderen bet gras bezoedelt en de paardeu op die wijze besmet.
Waar deze oorzaak echter niet bestaat, vindt men bij eene
meer roode, opgezwollene en pijnlijke tong van een paard steeds
hetzij eene meer of minder diepe venvouding door spitse, snijden-
dc, kwetsende voorwerpelaquo;, door met bet voeder opgeaomeae
I-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;26
-ocr page 422-
H!)6
; -
doQvnen, glassohcrven, spelden of aaaldeu, enz.; wonden in tic zelfstandigheid dor long, hi eindelijk aan eenen rand dev tong, welke scherpe, aitstekende pnnten van kiezen veroorzaakt heb-ben, zoodat de ontsteking alleen het verzolleud verschijnsel eener tongwonde is.
De behandeling. Is de kwctsunr lict gevolg van selierpe, spitse kiezen, dan moeten deze weggenomen worden, vvaarna de heeling gewoonlijk vanzelf volgt.
Bij de eenvoudige wonden der tong behoeft men niets meer te doen, dan, ingeval er een onaangename renk nit den mond wordt waargenomen , die zeer dikwijls ait te spaiten, of op ecu andere wijze , met eene spons, enz,, te reinigen met een mengsel van axijn en water, tot gclijke deelen, met bijvoeging van een weinig honig.
De hoofdzaak blijl't altijd, dat men naauwkenrig onderzoeke, of er nog vreemde voorwerpen in de tong aanwezig zijn, die dan zeer behoedzaam uitgenomen moeten worden ; het voorzigtigste is het, dat men daartoe de mondspiegel of rooster bezige.
Zijn bij oude, verwaarloosde tongwonden reeds etterkanalen aanwezig, dan moeten die opgespleten en de dikviiezige wanden daarvan met heischen steen aangeraakt worden.
Bij wonden der tong in het algemeen moet men do paarden alleen week voeder gcvcn: gras, tarwezemelen, drinken met lijn-koeken ol ander meel . of fijne havergort, enz.
Zijn de tongwonden niet van veel belang, inzonderheid, vvan-neer zij voor aan de tong zijn , dun heelen ze gewoonlijk spoedig op gezegde wijze ; men zotte den patient steeds eon' emmer met zuiver water voor, waarin hij gaarne den mond spoelt.
Zeer belangrijke versehe wonden der tong moeten door naai-jen gehecht worden, even als dat bij andere wonden geschiedt; daartoe moet het paard nedergelegd worden , en is de mondspie­gel in somraigc streken mondijzor genoemd, noodzakelijk, en den mond daarna twee dagen lang gesloten liouden , nu en dan meeldrinken gevende , om het kaauwen te verhoeden.
Het verlies van een gedeelte der tong is wd voor bet dier van belang, doch toont de natuur dan een aanmcrkelijk streven , om door verlenging der overgeblevene stomp eene vergoeding te geven, zoodat, wauneer niet een te groot stak verloren is
-ocr page 423-
:597
gegaan, bet welziju des diers niet merkbaar daavonder lijdt; hedran'^t echter dat ombrekende stak der tong' meer daa de helft, dan lijdt de voeding des diers daardooi- aumnerkelijk.
Va-t dc ongcstlt;;ltlhlaquo;lt;leii esi ^vouden aan Eict
#9632;Calaquo;dvlccsc!i, dc K^a^en en hct
Ciclienieltc , lt;äagcl.
De lagen zijn de ruimte tusäeiieu de kiezea ea de hoektau-deu, waarop het moudstnk van den teugel rust. Onder g'agel verstaat men in de provincie Groaiugen het tandvleeseh, doch ei­ders in ons rijk, gelijk ook hier door mij, wordt daarmede het Eehemeite ot verhemelte des monds, in de piattelaadstaal der prov. Groningen beun genoemd, bedoeld.
Door u-elijke aanleidingen als bij de verwonding-eu der tong kuunen door vreemde ligcluunen, het ecu of ander scherp, puu-tig roorwerp, dat toevallig in het voeder aanwezig is, de ge-noemde deelen der moudliolte gekwetst worden, wat zieh al spoedig te kennen geeft, doordat het paard zeer weinig of quot;eheel geen haver of ander droog voeder meer eet, door het uitvloeiien van een bloedig speeksel uit, ea een aaamerkeiijk, vaak roodgekleurd schuim, op den moud, wanneer de patient,
eet.
Wanneer men dezc loekeucn bespeurt, dan onderzoeke men den mond des diers roudoui naauwkenrig, on vindt men een vrcemd, kwetsend voorwerp, dan moet dat behoedzaam weg-o-enomen worden, waarna de kwaal spoedig geneest, wanneer men eenigen tijd den mond uitspuit met water eu azijn, des noods ook met zuiver water alieen, want zuiverhouden is hier de hooiilzaak.
Is echter de porzaak gelegen in drukking van een siecht ver-vaardiud of te massief mondstuk, of door ruwe, plompe be-handeling van eenen ruitsr, dan moet die aanleiding vermedeu worden , en ingeval het volstrekt noodzakelijk is , om den toom weer aan te doen, dan moet het mondstuk vooraf met zacht liimvaad of wat werk onuvikkeld worden, maar veel beter is
26*
-ocr page 424-
398
liet, oni kct paard tot de gene/.ing toe te verschoonen, Eene be-haudellog door geneesmiddelen is hoogstzelden noodig, en mögt dat zoo ziju, dan is liet van tijd tot tijd wasschen der beleedigde plants met azijn ea honig, in erge gevallen met bijvoeging van een vierde gedeelte fcinktuur van mirre, allezins voldoende.
Bestaat er een roosachtige aandoening of een ontsteking-achtigen toestand in de mouüholte van hare slijmvliezen, tand-vleeseh, tong, enz., zoodat liet paard gaarne wil, maar uiet kau eteu , althaus geen droog voeder, en het ininst van alien haver, terwijl het dier meer of minder sterk nit den mend bwijlt, als over het algemeen bij wenden en kwetsuren des mouds, dan doet het volgende voorschrift, naar eiseh gebruikt, schier altijd heer-lijke iliensten.
Iseem : gewone Salie acht luod doc het in eene pan en giet er twee kau kokend water op, laat het met een welsluitend deksel een halfuur trekken (niet koken), klens hot dan door eene terns of door een' dock , en doe nog in het vocht: poeder van ruweu aluin twee lood bruiuc of witte honig 16 lood.
Groed gemengd en hiermede de mond eenige malen des daags te zuiveren.
UELAPONl),
(Keiserl. fransc/t veearts in Neder-Normandü.) Teneinde hiermede den mond in zuiverea neme men een stok3 splitse die aau het eene einde drie of vier vingerbreed lang, en steke daar door eenige linneu läppen, die dan vervolgens rondom elkauder been gewikkeld worden, om op deze wijze een zaehte bal of pop te vormen , die dan bevestigd wordt door ecu paar draadjes; deze doope men nu ter deeg in gezegd vocht en zui-vere dan daarmedc den mond eenige malen achterecn , en handele zoo verscheidene keeren des daags , telkens zooveel van liet vocht in eene vuurtest of soortgelijk voorwerp gietende, als ge voor eene mondzuivering behocft, en houd den lijnwaden bal steeds zuiver.
Ook zette men het paard gedurig een' emmer met zuiver, koud water voor, waarin hij, op enkele uitzonderiugen na , gaarne den moud spoelt, dat zeer dienstig is , en anders moot men hem daar-mede deu mond uitspuiten of wasschen.
-ocr page 425-
899
Tot voeder gcve men het paard gras, tarwezemelen, eene slob­bering van meel cu water , of over 't algemeeii week vooder.
Mögt meu bij het onderzoek in den moud scherpe, puntige kiezen ontdekken, nan moet men die met eene vijl stomp ma-ken, zoodat ze niet meer kwetsen kunuen.
------ - .fiman.------
Van de Tandfistel.
Deze fisteis worden bij paarden en bij het rundvee aaugetrof-fen , doch zijn bij de eerstgauoemde diersoort nimmer zoo groot dan bij het rund. Zij zijn veretteringen in eene tandholte van de boven- of onderkaak, die zieh eemen uitgang in de mondholte naar boiten of ook naar beide zijden heen gebnand hebben. Daar-bij is eene uitzetting en verzworing des kakebeens in grootere of geringere mate aanwezig , zoodat de omvang der zwelling ver-schülend kan zijn, van de groottc eener okker-of walnoot tot die van een kinderhoofd. (Zie plant I, fig, 2. b, eeu tandfistel in de bovenkaak ; in het fistelkanaal is eene sonde, sondeer- of tentijzer gestoken, o\i\ de diepte en rigting tc onderzoeken; c. een tandfistel in de onderkaak, wnarin inen inägclijks de sonde ge-sfokeu ziet).
Men kan zidk eene fislel zonder twijfeling daaraan können, wanneer men met het sondeerijzer, sonde, van de opening, het-zij in den inond of van buiten tot aan den tandwortel in zijnc holte, of zelfs door dezen been tot eeu andere opening gera-ken kan.
Bij de tandfistel van beide kaken is de uitzetting der beendereu niet. seherp begrensd , aan de boven- nog wat raecr dan aan de onderkaak. Is er eene opening naar buiten aanwezig, dan is zij klein, rondachtig, metdikke, geiswollene randen, waaruit gewoon-lijk slechts weinig dikachtig, graauwgekleurd euer van een on-aangenamen renk vloeit,
E)ene opening in- den mond bevindt zieh gewoonlijk naast de fand of tusseben haar en de daarnaast staande , doeh zijn er ook gevallen — cn deze zijn veel erger — vvaar de fand zelve door bcenvreterij nansetast en hol is; dan liceft de. tistcl in ziclizcl-
-ocr page 426-
^^™™
400
vcu hare openings eu in de mondholte is dan de ei,enaavdigc reuk van aangestokeue landen te önt\varen.
In het algemeen rijn de taudfisteh en holle of aäügestokene tandeu bij de groote hnisdieren .eldzaam. en gewoonhjk de gc-V0lgen van beleedigingen eu kwetsm-en der kaken en tandwortels. die van buiten toegebragt .-erde,., of door het bijten op harde voorwerpeu, die toevallig iu het voeder aanwezig waren, ak spy-ker. steentjes.schervenglas. enZ. In het eerste geval vmdt meT1 derhalve aan de oaderkaak gewoonhjk de W, of ^le Mrs of haar wortel eu de kaak op die plaats aangetot de^j de diepte der krib de beleediging der kaak op dcze plaats het hgt-ste toelaat en ook de worteis der bedoelde kiezen der bo^enkaak het oppervlakkigste Uggen.
De behandeling. In zulke gevallen. waar de oorzaak van buiten ingewerkt beert, namelijk aan de onderkaak. waar het ge-ÄWel noo- gesloten is, beproeve men do ontsteking door eene te-gfenprikkeling tot verdeeling te brengen. Het beste eu zekerste Lddel daartoe is, dat men over de geheele mtgestrekthe.d der celling het puntvomig brandijzer (zie plaat U Bg. Jmbmn-rood-gToeyenden toestand gebruikt. Hoe de.e eu andere wyzen van Lnden moet geschieden . vindt men aan bet emde der uxtwen-dige ziekten opgegeven. Wil men dat niet doen. an wryve men drie- of viermalen een scherpe spaanschevhegen-zalf in. Dx kan zelfs dan nog geschieden, wanneer men reed-, door het gevoel e'en vergaderde vloeistof onder de huid bespeurd heefl, .loch de wederopslnrping wordt beter bewerkt door het gloeijend ijzer.
In net begin der onderwerpelijke ziekte gelukt het met zelden. om het toenemen der zwelhng door het gebruik maken van het brandijzer en seherpe inwrijvingen te beletten . ja zelfs om een' zekeren terugkeer tot gezonden toestand te bemerken , doch dit geschiedt slechts dan, wanneer de zwelhng nog met al te belangrijk en de uerkelijke verwoesting met hare byna blaasvomige uitzetting nog niet al te ver gevorderd is.
Tot zoover toe is de behandeling van de tandfistel zeer wel door den leek te volbrengen, en levert vaak gewenschte uitkom-ten op Maar in andere gevallen , wanneer er geboord tnoet worden of in geval men eene bedorven kies inoet wegnemen. dan is ' het niet mcer door den leek uit te voeren ; vooral het
-ocr page 427-
401
borcu en de verdere behandeliag vereisoht eeno zeer bekwame ea ervarene hand. Tot liet wegnemen eeuer bedorvene kies zou ik de van wendenburg aanbevolene tang aaaraden.
Over het algemeen wordt deze behandeliag door boring, daar zij langdurig, kostbaat on dan hol; niet eens zeker van uitkomst is , lioogstzeldeu van eenen arts verlangd , eu zou alleen bij zeer kostbare paarden van een edel ras te pas kunnen komen , die daa gewoonlijk, dat ook zeer aan te raden is, naar de veeartsenij-scliolen ter beliandeling worden overgegeveu , weshalve ik van oordeel !)en, hier thans dit onderwerp te kunnen sluiten.
Van de Verlammiugen aan den Kop.
Verlammingen van eukele deelen des kops, b. v. der ooren , oogleden en lippen, worden wel liet menigvuldigste aangetroffen bij oude paarden en ook bij oude honden ; zij kunnen evemvel ook door mecliu'.iische oorzakeu, als: slagen, stooten, enz., door drakking en knelling van aanwezige gezwellen, bij alle andere dieren ontstaan.
Wat eeno verlamming is, wect ieder ; zij is of volkomen of onvolkomen ; in liet eerste geval onibreekt het vermögen der be-weu'ing van 't verlamde deel gelieel en al; in het tweedo geval ontbreekt dat vermögen sleehts gedeeltelijk; daarbij is vaak, maar ge enz ins altijd, het gevool in het aaugetaste deel gelieel of ten deele verdwenen.
Over de verlamming der ooren is reeds vroeger gehandeld.
De Verlamming der Oogleden.
Deze geeft zieh eveneens daaudoor te kenneu, dat het een of ander ooglid bewegingloos ueorhangt, zoodat het bovenste oog-lid den oogappel aanhoudend bedekt, terwijl liet onderste slap naar beaeden hangt; doch men moet dezen toestand naaiuvkeu-rig van dien onderscheiden, waar de oogleden wegens pijnlijk-heid onbewegelijk schijaen. Eveneens zijn er bij zenuwziekten, bij stillen koldet of groote vemoeidheid toestanden , in welke de leden vau beide oogen verhuud schijaen to zijn , doch is dat niei alleen voorbijgaaude , maar de overige toestand des diers
-ocr page 428-
#9632;102
spreekt hier zoo duidelyk en beslissend, dat eene verwamng slechts uiterst zeldeo kan plaats vinden,
Bestaat er werkelijk eene verlamming van het ooglid, dan zet-te men eene ettering (zie plaat I, fig. 2 , d., verlamming van het bovenste ooglid; e. eene etterdragt, zooals men die ook zet bij maanblindheid en rheumatische oog-ontstekingen), die men naar verHezing met terpentijnoüe of wat spaansehevliegen-zalf sterker tot etterins kau aanzetten.
De Verlamming raquo;1er Uppcn.
Kenteekenen. Wauneer de verlamming slechts eene zijde betroffen beeft, dan ziet men, bebalve bet slap neerhangen der verlamde lip, nog bet eigenaardig verscbijnsel, dat de mond eeu scheelgetrokken aanzien beert.
De verlamming der lippen is wegens het daardoor belemmerd opnemen van voeder altijd van belang, en beeft bare her-stelling, evenals die van elke andere verlamming, groote moei-jelijkbeid.
De oorzaken van verlammingen zijn boven reeds kortelijk opge^even; hare opsporing, voor zoover dat mogelijk is, kan de genezinir zcer in de band werken. De verlammingen, die spoe-dig zijn ontstaan, vinden huune aauleidingen, hetzij in kneu-zingen en beleedigingen, die van buiten toegebrngt zijn, of zelfs van scheidingen, doorsnijdingen eener bewegingszenuw; in dat geval bespeurt men de uitvvendige verschijnseleu der beleediging, of wonde, of zij zijn hare aanwezigheid nan een hevige konde-vatting verschuldigd.
Dezc spoedig outstane verlammingen zijn naar evenredigbeid liüter te raquo;enezen, dan die, welke langzamerhand toenemende ont-stüiulen; de door eene wonde veroorzaakte geneest geraeenlijk, vvanneer de wonde doelmatig geheeld is, of Indien zijwaartsche zenuwtwijgen de verrigting der doorgesnedene overgenoraen hebben.
De beb an deling. De verlamde deelen en bunne omge-ving raoeten steeds goed warm gehouden worden ; men raoet die met kamferhoudende en specerijaohtige middelcn betten, wasschen
-ocr page 429-
403
on bedekken, eu wanneer daarna geen merkbare beterschap volgt, dan moet men stork opwekkend, prikkeiend Imndelen.
Men legge in de onmiddclijke nabijheid van een verlamd deel etterdragten, die met terpentijnolie gedrenkt of met spaansche-vliegen-zalf bestreken ziju, ofgebruike oj) plaatsen, waarhetdoea-lijk is, bet roodgloeijend brandijzer, als een zeer opwekkend mid-del; rtil men of kan dat op die plants niet, waar de verlam-ming plants vindt, dan gebniike men de zoo straks bedoelde wasclimiddelen, als: kamferspiritus, terpentijnolie, geest van herts-horen, bij afwisseling, elk afzonderlijk of te zaatn vermengd, of ten laatste steke men spelden in bcdoeld deel.
Bij do zieh langzaam ontwikkelde verlammingen van mule die-ren blijft deze behandeliug dezelfde, doch de hoop op genoziuo-is flaauwer. Handelt men hierbij dadelijk in den beginne der verslapping doelmatig, niet al te prikkeiend, dan gelukt niet zeiden nolt;s do herstellinsr.
llitn-cncligc xickfen aa;i den SSa!s. 5gt;e Wekball of Varcsj.
De nekbnil, hier in deze provincie en ook elder? veelal niet anders bekend dan onder den naani vnren, is een meestal lann-durig en moeijelijk to genezen ge/.wel, dat zieh tusschen de ooren of daarachter bevindt, hetzij in het midden, of eeniczins zijwaarts.
De onderscheiden oorzakon die aanleiding geven tot de vcr-schillende ontwikkeling der nekbuil zijn:
1deg;. Een plotselinge hevige kneuzing, met of zonder verwon-ding, zooals somtijds een op een' vreemden stal wild en schuw paard door hevige bewegingen, b. v. met don nek tegen eenen balk enz. ziehzelvon toebrengt of oj) een andere wijze hem toegebragt wordt, roept gewoonlijk in weinige uren op bedoelde plants een groote ontstekingszwelling te voorschijn, bij welker aanraking do dieren hevige pijn te kennen geven.
2deg;. In 't ligohaam namvozije ziektestoffen werpen zieh vaak,
-ocr page 430-
404
zonder dät een bijzondere oorzaak daarroor te vinden is, op het een of ander deel des ügcliaatns, waar rich dan spoedig een ettergezwel vormtj zoo ontstaat ook op deze vTijze eene nekbuil, eveneens spoedig, maav zij bezit niet .lie doidelijk waarneemba-re ontstokenheid, is minder pijnlijk, minder beet en vast en heeft dikwijls van haar ontstaan af die vaste clasticiteit op het gevoel, die een'vloeibaren iuhoud vermoeden laat.
3deg;. ' Eindelijk roept die algemeene siechte toeständ der vochten, die men den kunstnaam dijukrasie heeft gegeveu, eene ge-neigdheid te voorschijn. die bij cone rich aanbiedende gelegen-heid een zeker Ugchaamsdeel aantast, dat aan bijzondere in-spanningen onderhevig is, en laquo;relks vermin- en zamenstelUng dat aantasten begünstigt. De vorming van den nek, wegens de ge-steldheid van den nekband en rich in den nek veelvuldig kruizende pezen en peesachtige uitbreidingen, geeft daavtoe der-halve vcel aanleiding , en inzonderheid bij paarden , (welke de veronderstelde vatl.aarheid daarvoor bezitten,) die in de weide gedaan worden en aan de/.e läge bonding van den kop, om te grazen, niet gewend zijn, (als bij grutterspaarden) ontmkkelt zieh deze soort van nekbuil hat liefst.
Deze ontstaat laugzaam, ontwikkelt zieh in een' zekeren zin van binnen naar baiten , en is de gevaarlijkste , daar inwendig vaak reeds organische verauderingen eu ontaardingen aanwezig zijn , wanneer men naar de uitwendige gesteldheid slechts ontste-
king vermoedt.
Zonder te spreken van de oorzaken, zoo is dc boaw of vor-ming van den nek toch van dien aard , dat, wanneer bij ook zonder invloed op het ontstaan dor nekbuil zijn zou of is, luj evenwel echter bij reeds bestaande vorming van etter het ont-taan van listeis derwijze begünstigt, dat deze slechts m de zeld-zaamste quot;evallen mmeden worden , die bij een ongelukkig ver-loop door verzakkeu of indringen van den etter in het wer-velkanaal den dood te weeg brengen , of ook, na plaats gehad hebbende opslorping des etters, bvaden droes en worm ten ge-
volge kan hebben.
De behandeling. Derhake meet men tot aan dc volmaakte genering toe van elke nekbuil met de grootste zorgvuldigheid handclcn en op alles naauwlettend acht geven. Bij de onder
-ocr page 431-
405
1deg;. bedoelde nekbuilen of varen , die door plotselinge, hevige belecdigingcn ontstaau zijn , hebben zieh beilekkingcn van doe-ken, werk, vlas, hennep, enz., die gcdreukt zijn met eeu zwak aftreksel of verdand tinktuui- van arnica, ook bij deze pijalij-ke knenzingen zeer heiizaam getooad. Orn zulk een arnica-af-treksel te boreulen, neme men vier load aniica-bloenien, bij ge-brekc daavvau do wortels, due ze in eene pan en giete er bijna '/.gt; kau kokend water op , bet daarna eeu half nurtje wel gesloten lalen trekken , daarna kleus men het voclil. door eene terns of ecu doek, ilruk do stotien goed uit en giet er da.n J/2 flesch brandewijn bij. Met dit vocht houde men de pijnlijko plaats bestendig bedekt; doet men dat vroegtijdig en aanbondend, dan volgt do rerdeeling der noklmil vroeger dan door elk ander middel. Verdwijnt do opgezwollenieid echter sleehts tot op con'zekeren graad , dan wrijve men, hetzij her-haaldelijk spaanschevliegen-zalf in, of brande met het brninrood gloeijend ijzer over gehcel de oppervlakte der /.welling een halve oude duim ver van elkander staande punten of stippen. Volgt hierna evenwel nog geene verdeeiing, dan snijde men, zoodra men zieh van de aanweziglieid van otter in do varen mecnt te moeten overtuigd houden, zonder vertraging, en wel zonder eenigzins te letten op de daar liggende vateu en zieh kruisende spierbnndel, onbesciiroomd in, zoodat de etter van dc diepste plaats, waar die gevonden wordt, steeds een goede, oiiaf'ge-brokene, loodregte uitvloeijing hebbe. De overdwars doorgesne-deiie spierbanden zoudeu in korteren of längeren tijd toch vaneen gescheiden hebben moeten worden , en hoe minder bewegingen in do wondc plaats vinden knnncn, zoo vce! te spoediger en ongestoorder gaat de heeling dan voort.
Heeft de etter een' vrijen alloop , dan heelt de opene wende weldra door zindelijk houden, zniveren en verbinden met laanw-wann zeepwater. Bestaat er echter eene te overvloedige en on-gezonde ettering, dan verbinde men de uondo over geheel hare lengte met de volgende menging.
Neem: Kopervilriool iblaamve vitriool) 2 tot 2'^ drach-na, los het op in twee maatjes of 12 lood rcgenwater, en voeg daarbij even zooveel Tinktuur van Dnivclsdrek, zoodat hot geheel een halve wijnllesch vol bedraagt.
-ocr page 432-
40(3
AI zij dit ook eon vreemdsoortige vereeniging, zoo hceft editor de ondervinding bewezen, dat ze de heilrijkste uitwer-king heel't.
Elke zieh op niomv vormendc etterverzakking moet men 011-venvijld weder splijten, totdat de wonde van den büdem af beoint op te groeijen, zieh begiut te vnllen en voor cn na tc
sluiten.
De tweede soort van nckbuilen, die als cene soort van ziekte-verplaatsing bestaat en reeds van haar ontstaan af vloeistof in zieh bevat, moet, zoodra zc ontdekt wordt, aanstonds door eon diepe snede geopend worden, en geheel en al, zoowel \ve-o-ens de afvloeying van den otter, nlsook ten opzigto van de vordere behandeling, op dezelfde wijze, als zoo aanstonds hier boven geleerd is, gehandeld worden.
De derde, langzaam oatstane, uit eene rfysfrlaquo;laquo;'laquo; ontspruitende soort van nekbuüen, vereischt daarentegen van den beginne af de aanwending van het gloeijende ijzer , en dikwijls bereikt raen door doze krachtige afleiding cene verdeeling dor ontsteking van dieperliggende deelen. Is dat doei echter niet meer te berei­ten toonen zieh elastieke, deegachtige of golvende plaatsen, of breekt de etter vanzelf door de huid, dan late men het dier nederlego'en, want zoowel hot onderzoek alsook het misschien noodzakelijk geworden snijden wordt daavdoor doelmatiger en met meer rast volbragt, dan bij de onzekere en ongemakkelijke plaatsing, die de Operateur bij staande paarden in dat geval innemen moet.
De afzoiidwlijke kanalen en rigtingen van den etter moeten met do grootste naauwkeurigiieid opgespoord worden , eu oven-eens de toestand van den nekband, en niet minder ook zie men too, of beenderen ontbloot /.ijn of niet. -Vlies war, ziekelijk aau-getast is moet , voor zoover dat mogelijk is . door hot nies we!r'Tenoinon . en v.aar dat niet mogelijk is , met terpentijnolie be-streken worden, opdat het ten spoedigste losgewerkt werde, en in weerwil daarvan , wanneer dat ook inet, de meeste naauwlet-tendheid geschiedt, is het evenwel noodig, ora het nederleggen en de operatic te herlialen. Zijn bij deze moeijelijke on veelal bloedige operation velo spieren overdwars door te snijden, dan ontzie men haar niet; het moet, al zij hot, ook wat later, loch
-ocr page 433-
407
geschieden^ ook ontzie men dezen nekbaud uiet, wauueer zieh üisscben zijue vezeleu etterkanalen naar de eeue of andere zij-de van den hals ontdekken lateu ; want de bewegingen van den uekband , wanneer deze ook geheel gezond is , bidettcu niet al-leen de lieeliny:, maar veroorzaken ook, dat de ctter, zelt's tegen zijiie eigene zwaarte aan, tegeu hem opdringt, eu nog veel meer, dat liij naar beneden gaal; nog veel eerder geschiedt dit, als de nekbaud ziek is, wanneer zieh aan eu in hem kalkachtige aikonderingen bevinden, die zijne oppervlakte run- maken. In deze laatste gevallon moeten deze ontaarde plaatsen geheel uit-gesneden worden. JSij de groote elasticiteit van den nekband is de duarse vaneenscheiding van een gedeelte, dat hier slechts Lot bovenste kan ziju , uiet moeijelijk; men verrigt dal, terwijl men van de zijde uit met het mes, het best een geknopte bis-tourie, onder den ontblooten nekbaud gaat, deze met den wijs-vinger der linkerhand bijblijft eu, met de snede laugzaam terug-trekkende, de punt vau het mes iets opbeurende, eerstgenoem-de zaeht tegeu het deel van den nekband, dat vaneen geschei-den moet worden, aaudrnkt. Zoodra de bovenste vezeis daarvau gescheiden ziju, trekkeu zieh al d.- vezeleu, die dat tot dusver slechts laugzaam dedeu, eensklaps spoodig terug eu men voelt een' vermiuderdeu tegenstand onder het nies; nu wordt het mes voorzigtig eu snel uit de woiule verwijderd, de huid aitwendig zoo min doenlijk kwetseude, de woiulhoite nu inet fijn, geklopt eu gekamd werk, gevuld.
Naar de nu volgendc ettering moet de vordere behandeling zoodanig gewyzigd worden, dat bij dünnen, graauwachtigen, on-aangenaam ruikenden etter de overal bereikbare bodem der ge-heele wende inet een mengsei van twee deelen tinktuur van aloe en een deel terpentijnolie bestreken en met werk bedekt moet worden. Is daarcutegen de bodem der wondc bijna overal goed met een' geel, roomaclitigeu etter bedekt en slechts op enkele plaatsen zwartachtig of groeuachtig, dan bevoeluige men deze plaatsen hetzij met terpentijnolie, of touchere (rake haar eeuige maleu aau j haar met heischen steen of met het gloeijemle ijzcr. iieeft echter de etter over het algemeeu ecu goede gesteldheid eu is hij alleen te dun en te uvervloedig, dan verbinde men met de reeds gezegde mengiug van eene oplossing van blaauwe
-ocr page 434-
40 S
vitrlool met tinktuur van duivekdrek -clijkc declcu , .io bh. 405) en toont zieh cnulelijk de ettci in hoeveelheid en hü.uta.ugkeid uaar behooreu . .Um bepale men zieh alleeu tot het twee-oi drie-malen daags zuiveren der wende met laauwurarm zeepwater, eu houde haar. geevenredigd uaar de tc dien tijde heerscbeade temperatuur, heUij alleeu door ecu enkele bedekkia, ot door Werk en dekeus , tegen koude beveiligd. Men meet echter ter volledige hevsteUing toe steeds naaawkeurig den bodem der wou-de dagelijks oulerzoeken, opdat elke meawe etterverzakk.ag aan-stends opgespleten wurde, en alieeu aan het verzuimen van de-zeu noodzakelijken regel en de zoo vaak gekoesterde, bedne-laquo;lijke heop. om door het minder gebruik van het ares eerder L de heeling te geraken. is het te wijten. dat zoo men,, paard daaraan verloren is gegaan en zoo vele anderen na langen tyd sleehts met achterlating van diepe. de geheele zijde van den hals misvormeude hdteekena , geheeld ziju geworden.
Van den Krop of het Mropsezwcl.
De krop geeft zieh te kennen door een gezwel hpog boven
aan eene of aan beide zijdeu van den keel. Het is eene ont-steking of verhardin. van de daar liggende kber . en wordt veel bij honden . bij paavden zeldzamer en het nrinste bij rundvee aangetroffen. Deze zwelling, die op het gevoel hard eu rondnch-tio- quot;s kan ander de liuid op de daaro.uler liggende lachtpijp been en weer gesehovea worden en is in ontstokenen toestmul beet en pijnlijk; bestaat er daareutegeu reeds verhanhag. da. rs Ze geheel ongevoelig. Zijn bij den krop nog de tcekeuen van ont^eking waar te nemen . dan is het uitzigt op algeheele ver-deelmg nog tamelijk günstig; begint daarentegen reeds de ve -harding waartoe de ontsteking van alle klierachtige Organen de grootste neiging beat, dan kan men reeds van geluk sprekeu wauneei men een belangrijke verkleiuing bewerkt heelt. lei volledi..-stewordt dit gebrek hersteld , wanneerde outstokene kher tot etteriug ko.ut, doch dit gesehiedt in spijt van vele pogmgen daartoe toch maar zelden.
-ocr page 435-
409
De duur delquot; y.iekte in haar outstokcu karakter sti-ekt äoh nil tot eene maand , ook wei iets langer ; hceft ze echter dal ka-vaklcr reeds verloren , dan bliji't de verharding in dc ineeste ge-vallen, althans ten deele, voor liet gelieele ieven bestaan.
De behandeling. Zoolang de zwelling pijnlijk is, wrijve men haar dagclijks in met kwikzalf en groene zeep, in gelijke deelen vermengd.
Is dc gevoelighoid echter geheel verloren, dan gebruike men bij paarden en rnndvee dagclijks van de volgeude zalf. Neeio : kwikzalf twee lood
zuivere Jodine twee drachma.
Naauwkeurig te zamen vermengd. Hiermede houde men u-e-ruimen tijd vol, Indien men de kosten niet seiiroomt, want de zalf is juist niet goedkoop.
Laat zieh in de klier eene neiging tot ettering bespeuren, dan bevordere men die door hot inwrijven met laurierolie , of ook met cud, ranzig vet, en laquo;'acht met het openmaken van het et-tergezwel zoolang mogelijk , wanneer het niet vanzelf doorbreekt. Bestaat er eindelijk eene opening, dan onderzoeke men met den vinger de holte, en suijd de huid, wanneer zij zieh ziekachtio-naar beneden uitstrekt , naar dcze rigting been wat verder door. De volledige geneziug volgt dan weldra, wanneer men een lapje, dat met gocde witte zeep bestreken is, daarover heeulegt en beves-tifft.
Van de Adcrfistel.
Kort nadat men heel't adergelaten, somtijds reeds den vollen­den, vaak echter ook den derden of vierden dag daarna, ver-heft zieh op de plaats, waar de lating geschiedt is, eene ontste-kings-zwelling, op welke zieh de reeds gosloten geweest zijude laatwonde weder opent, en blocd of otter , in de meeste gevalleu beide vermengd, afzondert. Door dmkking op dat gezwel doen de dieren meer of minder pijn blijken, en men kau daarbij door 'tgevoel ontdekken, dat het gezwel alleen daarin bestaat, dat de bloedader op die plaats aanmerkelijk verdikt eu verbard is, waar* uit zieh bij het drukken dan nog meer etter outlast. Het ge-
-ocr page 436-
410
zwei wordt lunger en neemt steeds zijne rigting naar lioven, naar den koj) , niet naar de borst toe.
De voorzeggiug. De herstelling is, wanueer het dier ove-rigens nemnd is eu er nog geen etter in het bloed opgenomen ueid, steeds met zekerheid te verwachten.
De behandeling. Zoodra door 't gezigt eu 't gevoel de ontsteking der ader en hare verdikking bespeurd is, haaste men zieli zeer met hulp; dat gesohiedt zeer doelmatig op de volgende wijze. Neem spaauschevliegea-zalf eu u-rijve daarmede over sre-heel de oppervlakte des gezwels twee-tot driemalen, in tusschen-ruimten van twee dagen, telkens zacht, maar tenminste eene miiumt lang, in; of wend het gloeijeud ijzer aan, door drie of vier streken naast elkander in de lengte van 't gezwel op de huid te branden , en wachte dan .de werking af.
Bij behoorlijk sterk branden volgt gemeenlijk de volledige ver-deeling der ontsteking; bij 't gebruik der scherpe zalt' echter geschiedt het wel eeus, dat er nog een geringe verdikking van de ader terugblijft en uns de eerste behandeling nog eenmaal berhaald moct wooden.
Wordt de aderfistel in den beginne zoo behandeld, dan volgt de genezing weldra volledig; is echter cio iistel reeds verou-derd, is de opening reeds grooter geworden en lieeft vaak bioed-verlics plaats gevonden, dan sluite men de opening door er een spaanschevliegen-pleister wann op te dekken, en verwekke men daardoor in de woude zelve een hevige ontsteking.
In elk geval moet men den patient längs alle mogelijke ge-paste middelen het wrijven der lijileude plaats beletten en Lein volstrekt geen' den minsten arbeid laten verngten ; is dat even-wel niet uiogelijk, dan moet althans volstrekt worden gezorgd, dat geen tuig de zieke plaats wrijven of drukken kau. Men voe-dere 's zomers gras en 's winters zeuielen en worteis.
Tan het blijven steken van vreemde Hg-
chauicn of voor^verpcii in tlt;n raquo;lok-
darnt of #9632;|raquo;ijs8nalaquo;?.
Door het niet naar behooren veikleinen of kaauwen van
-ocr page 437-
m
aardappeleu, rapen of knollen, worteis, of liet doorzwelgen eener harde, te dik bereide pil, of andere voorwerpen, blijven dezc soinlijds in den slokdarm steken, in plaats van de maag te bereiken. Daar zulke voorwerpen den geheelen inwendigen omvung der ruimlc of de doorsiiede van den slokdarm vulleu eu dezec daardoor verstoppen, zoo ontstaat er dientengevolge een toestand, die aanstonds hulp vereischt. Men ziet dan de folgen­de teekenen aan het dier. Eensklaps houdt het op met eten; het rund ziet inen sloi-ke pogingen doen tot breken; er vioeit vecl slijm en speeksel uit den niond; het paard staat inet stijf uitgestrekten hals en kop, terwyl de oogen uitpuilen en de tong veelal uithangt; het dier zweet van benaauwdheid en wordt niet zeldcn opgeblazeu; alles verraadt de grootste angst; giet men het dier in dien toestand eenig vocht in, dan komt dat, ofsrhoon ook pogingen en de beweging tot slokken gedaaa worden, voor bet grootste gedeelte weder door den mond eu nens uit, zoodra namelijk de hals en de kop weer naar be-nedeu gerigt worden. Echter niet alleen de genoerade, maar ook andere voorwerpen, die toevallig in het voeder waren en veelal raoeijelijker te ontdekken zijn, als: spelden, naalden, spijkers , beenspliuters, scherven glas, doornen, harde, stekelige bahnen, enz. knnnen in den slokdarm blijven steken en daardoor in de spijsbuis eene outsteking, zells den dood te weeg breiigen. Heeft men aanleiding, om te vooroiulerstellen, dat er een vreerad ligehaam in den slokdarm is blijven steken , dan neme men een bnigzaam riet of een balein van bchoorlijke lengte, bevestige aan het eene elude eene spons of een lijnwadeu bal of pop, maar zoo zorgvnldig vastbindendc, dat het, afgaan daarvan op geenerlei wijze , dan door opzettelijk daartoe in het werk gostel-de pogingen , mogelijk is; doop die in olie en breiig dat over het front der tong heen in den slokdarm en trachte het vreemde voorwerp naar beneden te dringen. Het beste instrument bier-toe is de slokdarmbuis of catheter, die in het tweede deel bij de blas of tromraelzucht des runds beschreven zal worden.
Men zette hiertoe het paard een mondspiegel, rooster, ook wel mondijzer genoemd , in den mond.
Gelukt het niet, om op deze wijze het vreemde ligehaam naar beneden in het meer wijde gedeelte van de spijsbuis te drin-l.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;27
-ocr page 438-
412
gen , waardoor liet dan in de maag glijfll , dan gebruike men geen geweld, maar verrigte liever eenc operatie, door dat voorwerp uit te snijden.
Op welke plaats het vreemde ligchaam is blijveu zitten, kan men ontdekken door te meten, hoever de straks bcschrevene baiein ingedrongen is en waar deze door tegenstand niet verder kan indringen.
De operatie van dat nitsnijdeii , de slokdarmsnede, is in spijt van de daar liggende groote bloedvaten , (want juist wegens lumne grootte zijn die gemakkelijk te zien en te voe-len) evenwcl niet moeijelijk uit te voercu, docli het is den leek (onbedrevene in het vak) echter geenzins aan te raden, om die te ondernemen; men neme daartoe een' ervaren arts, en daar ik niet schrijf, noch behoef te sclirijven voor wctcnschap-pelijke mannen van het vak, zoo is het derhalve noodeloos , de bcschrijving dier operatie hier te doen volgen,
Ook meen ik in gemoede te moeten aanraden , om in elk ge-val, wanneer er een vreemd ligchaam in den slofcdarm is blijven steken , een' bekwameu arts te liulp te roepen , inzonderheid dan vooral, wanneer men reden heeft te vermoeden , dat scherpe , stekende of snijdende voonverpeu in de spijsbuis zieh bevinden.
Vitwendige zSekten aan het 1Ail' of ^cn SKomp. %'au de Sichoft- cn ­eidrukking.
Deze nitwendige, algemeen bekende ongesteldheid wordt bij paarden dikwijis en in sommige streken ook bij het rundvee aangetroffcn, hebbende bij de beide dieisoorten dezelfde oorza-kcn en hetzelfde beloop.
De oorzaken zijn drukking van ondoelmatig vervaardigde zailels en harnen , alsmede verplaatsing van ziektestoffen.
De vcrscliijnselen komen echter niet oiimiddelijk bij het af-zadelen of het afnemen der bamen duidelijk te voorschijn, maar zij ontwikkelen zieh eerst voor c\i na , zoodat het dikwijis zon-der oorzaken in den nacht sehijnt ontstaan te zijn, of'schoon de aanleiding in eene i'out van den vorigen dag gelegen is.
Kenteeken en. De schoft is warm, opgezwollen cn pijnlijk, en wanneer de aanleiding hevig is geweest, dan vertoont zieh op eene of de beide zijden van den schouder van boven af een ge­äderte hi do huid, van de dikte eener dünne penueschacht. Vaak echter is niet alleen eene ontstekingszwelling, maar reeds wer-
-ocr page 439-
quot;3
kelijkf; aitstorting van voclit onder de Imid aaawezig en door bet gevoel duidelijk waar te uemen. [n den vorderen loop ver­lieft zieh het irezwel, lietzij in de middellijn of meer op de eeue of andere zijde , wordt spitaaohtig en de hardheid verändert in eene golvende elasticiteit. Wordt het gezwel doorgestoken, oi' gaat zij vanzelf open, dan ontlast het of ecu bloedige, eiwit-achtige vloeistof, met vlokken vermengd, of reeds werkelijke etter met afgestorven celweefeel.
Hot geschiedt we] is waar in zeer zeldzame gevallen, dat zells in dezen graad eene sohoftdrukking vanzelf door de oatuur we­der heelt, maar in verreweg de meeste gevallen verzakt op de eene of andere plaats de etter tussohen de Spieren en vorint op deze wijze fistelkanalen, die /.ich tot beneden het schouderblad uitbreiden of tot de ruggewervelen naar de andere zijde overgaan. Daarbij worden zoowel deze door beeuvreterij aangetast, alsook de aan hun zieh hechtende nekbaud in medelijdeiulheid getrokken. In znlke ongelnkkige gevallen sterft het dier , hetzij aan nit-puiting, verval van krachten, nadat de ettering maanden Ianraquo;-voortgedtiurd heei't, of or volgt eene rotterij aan de long , of de kwacle droes of ue worm maakt een einde aan het leven.
De beoo race ling. Hierbij moot men op de volgende oiu-standigheden letten: hoe erg de voorafgegane kneuzing of druk-king geweest is en op den graad der aanwezige ontsteking, het gestel des diers in 't algemeen en de zitplaats der ontsteking.
Die driikkingen, waarbij de ontsteking slechts alleen de huid. wat aangedaan hoeft, zijn van vveinig belang; gevaarlijker ech­ter zijn dieper gaande ontstekingen, namelijk, wanneer fie gedrakte plaats op de hoogte der ruggewervelen zieh bevindt en men in de huid bet genoerad geäderte ziet, en heeft het paard een slap, weekelijk gestel, zoo wordt de toestand in elkgevaldaardoor bezwaard. De be hau deling. Daar, gelijk nit het bovenstaande geble-ken is , de sehoftdrnkking door eeuige verwaarlooziug eeu' zeer ongunstigen, zelfs doodelijken uitgang uemen kan , hoe onbedni-dend vele onkundige lieden deze uitwendige ongesteldheid ook aauzien, zoo is het zeer geraden, om, zoodra men de eerste ge-volgen der zadeldrukking bespeurt, met huip teijlcn, daar men dan vaak kwade gevolgen verhoedt.
Het meest werkzarae middel in dezen is zonder twijfel het bestendig nat houden dour middel van vlas, hennip, hede of met een' dikwijls zamengevouwen linnen doek, die rijkelijk door-trokken is met het meer beschreven konde arnicawater, d.i. een zwak aftreksel van aruicabloemen op kokend water, en ua de
27*
-ocr page 440-
414
doorzijging laten verkoelen (sde bl. 105 on 435), die men daarop bevestigen en nu en dan op aieuw aat maken uioet. AI de tot heden toe tcr verdeeling dezer ontstekiug en ook in zecr vele andere gevallen aanbevolene en verkoelende middelen, zelis bet ijs, werken niet zoo heilzaam als dit middcl , maar steeds siechte in den beginne, als wanneer do working- veelal zeer verrassend is, ingeval namelijk do kneuzing niet diep is door-gedrongeu. Wanneer evenwel na vier of vijf (lagen de ont-stekingazwelling zieh niet verdeelt of althans aanmerkelijk ver-minderd heeft, wanneer zij integendeel zeer warm en pijnlijk mögt blijven , of zelfa het gevoel een vloeibaren inhoud doet ver-moeden, dan wrijve men in hare geheele nitgebreidheid de meer bescbrevene spaansche vliegenzalf in en herhale dezc inwrijving de beide eerstvolgende dagen. Het gelukt op doze mjze in de meeste gevallen , ora door deze hevige uitwendige ontstekiug de wederopzuiging of opslorping van de daarin aanwezige vloei-stof, beteij water of reeds etter, te bwerken. Is dat echter niet bet geval , dan wordt toch de rijpwording van het gezwel daardoor bespoedigd en men komt dus vroeger tot het doel.
Wanneer men, door het gezwel te voelen, ontdekt, dat zieh daarin een aanmerkelijke hoeveelheid etter bevindt, dan stake men dat gezwel met een scherp mesje of eeno vlijm door, natuur-lijk op zalk eeno plaats, dat die stof gemakkelijk kau afvloeijen j naar de hoeveelheid etter, die dan te voorschyn komt, kan men beoordeelen, hoe groot de ruimte, die hij gevuld heeft, geweest is. Bespeurt men , dat de hoeveelheid etter groot eu de holte des gezwels klein is , dan mocten noodzakclijkerwijze andere mimten aanwezig zijn, die den etter bevatten, wanneer ook de aanwezige spanning der buid eeue wat grootere hoeveelheid regtvaardigt. In zulke twijfelachtige gevallen legge men het dier neder, door-snijdc de bedekking in die rigting, dat zieh de snede van de laagste tot de hoogste plaats uitstrekt, en oiulerzoek dan den bodein door het gezigt, gevoel en met tie soude of het sondeer-ijzer, want vaak zijn de kanalen, die tot andere etterverzamelingen leiden, zoo klein , dat zij slechts door de allernaauwlettendste onderzoeking op te sporen zijn. Zijn er geene fistelkanalen of etterverzakkingen aanwezig, is de wonde gezond, vormt zij een' goeden etter, dan is het voldoende , haar gedurig met laauwwarm zeepsop te zniveren en met droog werk, hede, te verbinden. Is echter de bodem der wonde bezet met groenachtige of zwart-achtige plaatsen, en zijn die menigvuldig, dan bcstrijke men de wonde gehcel en ai met eene oplossing van lielsehen steen (tien
-ocr page 441-
115
greiu op twee load yedesl'dleerd water); ziju de plekkeu gering en van elkandei gescheiden , dan rake men die plekken een paar malen goed aan met eeu stangctje iielsclien steeu (touelie-reu.) Daarop Voigt gemeeulijk een gezonde granulatie (vorming van rozenroode vleeschwratjes), van den bodem der wonde opgroci-jende, waarop, waimeer men het workveiband afneenat, een gezonde, lichtgele etter te zien is. Men houde echter nog steeds eeu naauw toezigt op de wonde; zoodra slcciits ecu vleeschwratje grooter wordt dan de anderen , en op zijn' spits uf kruin een zoogenaamcl etterkopje veraoraen wordt, dan ondcrzoeke men daar met de soude, en men vindt bepaald weer een listelkanaal of etterverzakking, die dan natuurlijk weder op nieuw opgesple-ten moet worden; geschiedt dit niet, dan vertoont zieh binnen eeuige dagen een duim ver of nog vorder van de eerste wonde een nieuwe opzwelling , waarin weer etter opgehoopt is.
Heeft men een zuivere, opcne wonde verkregen, dan raoet daannede, zooals bij de behandeling van de wonden geleerd is, gehandeld worden; is de etter echter zeer diep, loodregt in liet vleesch gezakt, dan is liet beste, om door middel der en-quot;#9632;elstdie dragtnaald eene tegenopening te maken, eene etterdragt door het listelkanaal tc trekken en tweemalen daags met eene boven opgegevene oplossing van heischen stcen nit te spulten. Na twee of drie dagen wordt dc etterdragt dan weer uitgenomen, en is de etter gezond, ilie ouder uit de opening vloeit, dan spuite men het kanaal met laauwwarm zeepwater of met een af-treksel, thee, van kamillen uit.
Bestaat er reeds beenbederf, als bij de neklmil beschreven is, dan ook is hier het mes de eenigste hulp; men snijile weg al­les , wat weggesneden moet worden; men kau ook hier de aan-quot;#9632;edane deelcn van den uekband volstrekt niet ontzien, en bestrijk na het wegsnijden de snij- en beenvlakten met terpentijuolie, even als l)ij de nekbuil geleerd is, en zuivere dc wonde, die vaak een onaangenaam, met geronnen bloed bezoedeld aanzien heeft, al gedurig met laauwwarm zeepwater. Wanneer de wonde op een' goeden weg is, dan heelt die ook spoedig door een goede ver-pleging, al hail men ook zelfs een half pond van den nekband moeten wegsnijden , gewoonlijk binnen zes weken geheel.
])e patient moet gedurende de behandeling steeds een krachtigc voeding van ligt verteerbare Stoffen eu 's morgens met het eerste voeder twee drachma spiesglanspoedei gegeven worden; wordt de ademhaling bemoeijelijkt, zet dan eene fontenel onder de borst en geef twee lood verseh gestampte jeneverbessen daags mede in.
-ocr page 442-
416
Tea slotte moet ik nog waarschuwen, dat mea vooral tot elken prija moet wakeraquo;, en bet dier das eon zoodanige verblijf-plaats moet aanwyzen, dat Let zieh niet aan bet lijdeude deel kau wrijven, bijteu, uocli zieh kan wentelea. Ken onuitstaan-baai scbynend jeuken in de voortgaande heeling duel, de die-ren somtijds tot op het gebeente bijten en tegen een vooi-werp wrijven, en daardoor in een'enkelen nacht de vmebt van weken-lange bebandeling vernietigen. Het zieh bijteu des diers belette men door eenen stok te bevestigen tusscben den dekensingel en den halster; ook zorge men, door hen lioog aan to binden, dat bij zieh niet kan wcntelen , en wil hij des daags gaan ligquot;-en, dan geschiede dat onder vertrouwd toezigt eens persoons, die het dier het weutelen enz. zorgvuldig belette.
Bij rundvee, n.l. trek-ossen, vormt de scboftdrukkingzeer zelden tistels; wanneer ilc bail geopend en dc inboud outlast is, wrijve men twee- tot driemalen de spaansche vliegenzalf in; do gene-zing volgt gemeeniijk zomler verdere ettering.
Van de Druk - oS Tuurplekken.
Dikwijls komt het bij paarden voor, dat boven op de middel-lijn des ligchaams, alsmede aan de zijde, op de lange rugspiev en zijwaarts aan de borst plaatsen gevonden worden, waar de huid even zoo hard is als leer van oude scboeuen en bet haar te dier plaatse geheel glansloos daarop ligt, of de buid scheidt eenig vocbt nit, is reeds kaal en de daaronder liggende spier-vezels zijn week. Inten zieh gemakkelijk, zonder dat bet dier pijn verraadt, aan stutken scheuren, bloeden niet, zijn derhalve volkomen dood, welke gesteldbeid zieh dikwijls tot een halve dnim breedte diep uitbreidt.
Deze beide scbijnbare verscbillende toestanden zijn ecbter in 't wezen volkomen aan eikauder gelijk , daar dc vochtigc op den dunr in den lederbarden toestand overgaat.
De oorzaken zijn drukking van zadel of tuig; vaak echter ook een' eigendommelijken aanleg des diers daarvoor, zoo dat bij dezulken ook bij de best vervaardigde en zacbtbekleede za-dels en door elk tuig doze vuurplekken ontstaan.
Eenige dagen, nadat deze druk- of vuurplekken ontdekf zijn, laat zieh bet huidstuk nan zijne randen van de omgeving los en er zijpelt een w einig materie nit deze afsclieiding, niaar overi-geus zit bet sink der huid nog vast en het volledig afvallen volgt längs den natiuiriijken weg slechts zeer langzaam.
-ocr page 443-
417
Wanneer men, door op het vervuurde stuk te drnkken, gecn etter daaronder te voorschijn brengen kan, dan late men het ongestoord liggen, beslrijke liet met lijnolie en verwijder de los wordende randen met een scherpe schaar, Heeft de nu bloot liggende of raauwe woudvlakte een graauwachtig aanzien, clan rake men die eenige malen met heischen steen aan, waarna de heeling spoedig volgt, wanneer n.l. de hoofdzaak, nieuwe drnk-king op de lijdendc plaals, zorgvuldig vermeden wordt. Dat kan het best geschieden door eene evenredig groote lap vilt als zadelkleed oi dek ouder den zadel le leggen, die over de vuurplek of korst eene tooreikend groote opening heeft, ook dan, wanneer op die plaats dat dek door den zadel niet wordt aangeraakt, daar reeds de van de zijdeu körnende spaaning van het dek eene drukking verooKaken zoude, of aan het tuig moet men een zoodanige zachte en allezins doelmatige opvulling onderleggen , dat volstrekl geene drukking op dc lijdende plaats uit-geoefend kan worden. Voigt nn dc heeling, dan moet bij voort-durende verschooning der huid daze met een afkooksel van eiken bast, vermeugd met even zooveel brandewijn, dikwijls sc-wasschen worden, of, nog beter, op den stal eene lap met dit mengsel daarop leggen , maar voor het gebruik moet de plaats goed gcdroogd zijn.
Men gebrnike lot de heeling der drukplekken geen koper-vitriool. Zijn ze reeds verouderd, dan rake men de veelal spek-achtig uitzicnde wondvlakte zeer nadrukkelijk met helsehen steen aan en herhale dat, wanneer de korst afgcvallen is en de wondvlakte geen beter aanzien heeft, of gebrnike het roodgloeijende ijzer, maar slechts een oogenbUk aanrakende ; gewoonlijk is dat vol-komen voldoende , cm eon veranderde werkzaamheid te weeg te brengen. Op de nieuw gevormde huid groeijen in do meeste gevallon witte haren.
Bij zulke vuurplekken, die niet alleeu in dc huid bestaan, maar bij welke zieh de plaatselijke dood tot in de spieren uitstrekt, moet onmiddelijk al het afgestorvene door het mes zoover weo--genomen worden , totdat bloed op de suede volgt, wanneer daar-door ook ecu diepe holte ontstaan inogt. Men drage bij het siiijdcn echter vooral zorg; dat de etter, die zieh later vormeu mögt, een goeden , vrijen afloop verleend werde en in de gezui-vorde wonde de vercischte levenskracht opgewekt worcie , wanneer dit ontbreken mögt. Daartoe gebrnike men een afkooksel van eiken-bast en voeg er '/., gedcelte kamferspiritus bij , of warmen roo-den wijn, met kamfer; is de ettering te rijkelijk en dun, dan
-ocr page 444-
418
stroüije men poedet van kamillen met een weinig poeder van kamfer in de wonde. Vormen zicli fistelkanalen , dan moeten die eveneens opgespleten en verder behandeld worden, als bij de schoftdnikking geleerd is.
Van hct Borstgczwel.
Onder dezen naam. bestaan twee volgens Inimien aard zeev verscliillende toestanden. en vvel in de eerste plaats: de ontste-kingachtige, spoedig opkomende opzwelMng der borst, als het irevolg eener hevige kneuzing van het bovälbeen en oitstorting van bloed en bloedwatei onder du huid, van aanmerkelijke grootte, van een rondachtige en gelijkmatig dikke gedaante, over geheel de voorste vlakte der borst uitgebreid , niet duidelijk begreusd, maar in den omtrek wegvloeijende , zoodat zieh deze opzwelling tusschen de voorbeenen door tot ver onder den buik uitstrekt.
De andere soort van borstgezvvellen ontstaat langzamer, heoft hare zetplaats niet voor de borst, maar zijvvaarts boven liet boeg-gewricht in het rond, vleezig gedeelte, dat zicli van het scliou-dergewricht lot aau den kop uitstrekt.
Bij de eerste soort van borstgezwellen is de gang des paards gelijkmatig gespanueu en de dieren gevoelen een belangrijke pijn cu liitto in het gezwel, zooda' daardoor de eetlust verlo­ren gaat en ze den eersten dag vaak koortsig zijn. De tweede soort van borstgezwel is minder pijnlijk , ofscliüoii de dieren ook nog drukking daarop trachten te ontuijken, en minder heet; het paard is overigens gezond en de kreupelheid bepaalt zicli alleen tot dat been, waarop het gezwel zieh bevindt, en waarbij bet op-beoren van den voet hem de ineeste pijn schijut te veroorzaken.
De oorzaken kunnon tot dusver nog niet volkomen zeker wor­den opgegeven; zij ontstaan niet zelden, zonder dat er de miuste oitwendige beleediging heeft plaats gevond en ; volgens professor UERTWIG zou hat borstgezwel zieh bij hengsten gaarne ontwikke-len , na eene genezene ontsteking der ballen.
Hevige koudevattingen, maar inzonderheid äekteverplaatsing, afzoudering van ziektestotl'en (Mclastose), schijnea mede aanleiding liiertoe te geven.
De beh an d e 1 in g. Zoodra het snel opkomend , heet borst­gezwel wordt waargenonien, dan haaste inen zieh, om iiulp te bie-den; want Indien er nog eenige hoop op verdeeling bestaat, dan gaat die door dralen verloren. Het lieste middcl daartoe
-ocr page 445-
419
is ook hier wederom aanhoudend koude omslagen van arnicawater (zie bl. 1405 en 423), en in geval geeu groote uitstortmgen van vochten hebbeu plaats gcbad , dan is deze behandeliug gewoon-lijk voldoende; is dat echter wel bet geval gewecst en bespeurt men voor en tusschen de voorbeenen bet gezwel, als ware bet als eeue soort van zak, uaar beneden iiangeii, dan moet men die onder aan bet laagste gcdeelte openen en den inhoud doen uit-vloeijen en uitdrukken. Gedurende de eerste drie dagen moet men met de koude omslagen van arnica-water voihoudcn, maar dan , wannecr er zicb eene dikachtige cttering doet zien, name men in plaats daarvau wamp;rme, van kaiaillen of van hooizaad met kokend water getrokkene.
Moeijelijker te herstellen is de tweede soort des borstgezwels, docb ook deze wordt eerst dan gevaarlijk, wanneer hij na lange verwaarloozing zulk een' omvang bcreikt beeft, dat het uitsnij-den van dit gezwel, dat uit eene verharding bestaat, niet alleen moeijeiijk is. maar de heeling ook langzaam plaats vindt. Wan­neer niet dadclijk bij den beginne de behandeliug ondernomen werd (waartoe iuwrijvingen der blaauwe kwikzalf met ammonia­kaal vlugsmeer [Linimeni. volai.], gelijke gewigtsdeelen, zeer aan te raden zij) dun wrijve men over geheel den omvang van de opzweUing, nadat dc haren zijue weggeknipt, eeue zeer sterke spaansche vliegenzalf in, b. v.
Ncein ; fijn poedcr van spaansche vliegen 3 J/, drachma. gt;, „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Euphorbinmgom eeue drachma.
Laurierolie en Varkensreuzel van elk een lood.
Ter deeg dooreen gemengd.
Deze iuwrijvingen moet men eenige malen iierhaleu.
Bespeurt men eindelijk, uadat de werking der zalf voor goed gecindigd is, dat de binnenste verharding in de opzweUing door deze werking verkleiud is, dan houde men met deze behandeliug vol tot de genezing of algeheele verdwijuing des gezwels toe. Bespeurt men door het voelen en onderzoeken eene meer wec­ke en elastieke, deegachtige plaats, clan late men het dier staan, maar binde bet zorgvaldig, omvatte dan met de linkerhand het gezwel en steke met een lancet, of beter, met een spitse bistourie, zoo diep tot de zieh week voordoende plaats in, tot-dat eene ontlasting van etter Voigt. De opening kan men het best bij het wear terugtrekken van het mes zoover wijder maken, ids vereischt wordt, om den vinger daarin gemakkelijk door te laten, waannede men nn den ctter verder geheel venvijdereu
-ocr page 446-
120
moet ; daarna worde clezelf'de spaansche vliegenzalf weder op het gezwel ingewreven en ook iets daarvan binnen in de etterholte , waardoor tlan de verhardiug ten slotte verdwijal.
Wil de scherpe zalf geen weekere plaatsen doen ontstaan, dan moet bet paard neSrgelegd en te dier plaatse naar de regelen der kunst gesneden worden, oin den misschien verborgenen ettcr te rinden en te entlasten, en de wende inwendig door een bosje werk, dat met spaansche vliegenzalf bestreken is, verbondeu wor­den ; wordt er geen etter gevonden, dan raoet inen met bet witgloeijendc ijzer de ontaardingen vernietigen , en verschone door oraliggende natte doeken euz. de hnid voor sebroeijen.
Wanneer men in het begin des ontstaans van deze zieh lang-zaam ontwikkelendc borstgezwellen eene ibntenel onder de borst zet en die goed sterk in ettering houdt door spaansche vliegen­zalf of tiuktunr enz., dan overwint men veelal de laier zoo uiterst moeijelijk te bestrijdenc gevolgen , daar dan het gezwel in de meeste gevallen verteert.
Van de ontstc!ilng des Uäjcrs (.'het Jaar , het JJJer).
Somtijds bekomen de merrie's eene ontstekings-zwelling aan
den nijer, die somtijds zeer hevig kau ziju en ook wel eens verliarde kluiten of knobbels in den nijer achterlaat.
Ken t ecke n en. De uijer is meer of minder dik opgezwol-len en hard, heet en pijnlijk op het gevoeh iiet dier geeft den pijn te kennen door een stijven, vrcenulün gang met de aebter-beenen ; wanneer de pijn groot is en de ontstekingsprikkeling zieb sterk ontwikkeld heeft, dau schijnt de ge'neele uijer aangedaan te zijn, en het dier is treurig. Het znigen .les veulens veroor-zaakt pijn en de melkafzondering vermindert of houdt gebeel op.
De oorzaken. Hiertoe behooren verstoppiug der melk-uit-scheiding, gedurende de verlossing, of gedurende het znigen; voornamelijk door koudevattingen; verder uituendige beleedigin-gen des uijers, en, volgens sommigen, de steck van een giftig insect.
De b ehandeling. Deze ontstekingszwelling neemt hären uit-gang in verdeeling, in ettering, of in vei-harding. Daar eerst-gcnoeindo natuui'lijk verreweg de günstigste nitgang is, zoo iiioet men dien ook krachtdadig pogen (ot stand te breiigen.
Is het paard good bij vleosch en volbloedig, de pols vol
-ocr page 447-
421
cu hard, dan tappe men uit de liaisader cen ruime hoeveelheid bloed af, bij ecu paard van gewoue grootte drie a drie en eeu halve kan , en geef inwendig de volgende likking : Neem: gezuiverde Salpeter 2 lood. Glaubeizout 12 lood, lloggenmeel 6 lood.
Meng het met water tot eene likking en gee!' dit met vier tot zea giften in tVn etmaal in.
Intnssclien blijft de plaatselijke behandeling, n.l. de uitwen-dige, van den uijer de hoofdzaak. De eenvondigstc, cloelma-tigste en tevens goedkoopste uitwendige behandeling is ono-e-twijfeld het opstrijken van eene pap van leemaarde, die men in plants van met koud water veel doelmatiger aanmengt met eene loog van houtasch ; bij gebreke daarvan kan men wat potasch in koud water oplossen en de leemaarde daarmede aanmengen; het spreekt wel vanzelf, dat dit dikwijls herhaald en eenige dageu meet worden volgehouden. Wil men dat niet, of is er geen zoodanige aarde tc bekoinen, dan losse men vier lood poeder van ammoniakzout op in ruim eene kan zuiver regenwater, en voeg er even zooveel zuivere aziju bij; bevoehiige met deze oploaing een'vier-, zes- of achtvoudig zamengevouwen doek en bevestige dezen door middel eener zak of anderzins ora den uijer, zonder drukkmg of knelling te veroorzaken, en houd de­zen doek of omslag bestendig met het verkoelend meno-sel nat. Zeer dikwijls is deze behandeling alleen voldoendej maar wan-neer echter na eenige (lagen de hitte wel verdwenen is, doch er nog een aanmerkelijke opzwelling nehterblijft, dan onder-zoekc men den uijer, of er hier of daar ook weeke plaatsen te bespeuren zijn; in het toestemmend geval bestrijke men die met eenig zniver vet, boter, reuzel, enz., en legge om den geheelen uijer warme lijnkoekpappen in doeken , die door eenen zak, aan welks vier ciuden zelen of touwen bevestigd zijn , die op den rug zamengeknoopt worden, op te leggen zijn, of alleen door zelen, die om den bulk en boven aan 't begin van den staart goed bevestigd kunnen worden. Bespeurt men daarentegen geene weeke plaatsen en is de dikke uijer hard en zeer pijnlijk) dan
o
ebruike men bilzenkruid met kokend water en een weinigje lijnkoe-
kenmeel, tot een zachte warme pap gemaakt Vindt echter het tc-gendeelplaats, dannememenhooizaad.vlierofkamillen , tot pappen ; in beide gevallen echter, wanneer de pappen des nachts niet warm gehenden knnnen worden, dan neme men die wegen wryve men des avonds blaanwe kwikzalf in, daar, waar 't eerste geval plaats
I
-ocr page 448-
Hi
viudi, t. w. hardheid en pijnlijkheid , vermengd met extract van bilzenkruid, in 't laatste geval met wat katnf'er of met wat am-moniakaal vliigsmeer {lima, vol.) een deel op vier deelen zalf.
De zieh mogelijk gevormd hebbende etter oiuiast zieh door een der spenen , of wanneer men eene zeer weeke plaats bc-speurt, dan steke men die met een raesje of do vlijin door en ontlaste op die wijzc den etter , terwijl de achterblijvende harde plaatsen met versehe boter of met zoete rocm van melk bestre-ken meet worden. Is dat echter niet voldoende , volgt besten-dig veel en dnmic otter, dan spulte men in de etterholte met kamferspiritus en zuiver de wonde vaak met laauwwarm zeepwa-ter, waarna de heeling dan spoedig volgt.
Is eene etteropening juist boveu eerie speen ontstaan, dan shut die zic-h zoo spoedig niet weer; ontstaat daardoor eene fistel, dau onderzoek men met de sonde hare rigting en, na dat instrument daarnaar gebogen to hebben, brande men dat ka-naal met die gloeijend gemaakte sonde uit, of ncein volgens de wijdte der fistel een ander ijzer daartoe en leid de daarop vol-gende ontsteking naar eisch tot den overgang in ottering,
Blijven er verhardingen in de uijerklieren achter, dau ivas-sche men die deelen dikwijis met warm zeepwater, waariu wat potasch is opgelost, droog den uijer daarna goed af en v/rijve dien dan in met blaauwe kwikzalf; bestaat erveelpijn, dan met extract van bilzenkruid en anders met zuivcre jodine vermengd, b. v. een drachma jod. op een lood kwikzalf, en daarvan twee-malen daags een stukjc, als eene paardenboon groot, in te wrijven op de harde plaatsen. Blijven dau nog verhardingen in den nijer achter , zoo verdwijueii die later bij eeu volgende verlossing gedurende het zuigen des veulens zeker.
Van laquo;le Mavel-ontsteking, het Ufavclgeawel.
Do navel-ontsteking komt menigvuldiger voor bij kalvereu, dan bij veulens, bij andere dieren zeer zeldzaam en kau van twee versohillende geaardheden zijn. Zij ontstaat, vooral bij kalvereu, vaak eerst den derden of vierden dag na de geboorte ; het nog aanwezige stuk der navelstreng en de naaste omgeving des na vels wordt ontstoken , er ontstaat eeu gezwel van de grootte eens middelmatigcn appels tot die van eene mauneuvuist; de dieren doen daarbij allecn dc plaatselijke pijn blijken, zuigea goed en schijnen inwendig niet van beteekeuis tc lijdcn.
-ocr page 449-
438
Het ge/.vvel gaat of naar buiten open, en er ontlast zieh ceue annracrkelijkc hoeveelheid etter, of er ontstaat cane buikvliesont-steking en inwendige vergroeijing, zoodat de dieren dientcnge-volge ziek worden en later sfcrven, 61 hot ettergezwel opent zieh naar binnen en de dieren sterven dan spoediger.
De oorzaak is volgeus velerlei mcening trekking of schen-ving aan de navelstreng gednreude of na de vcrlossing.
Dezc vorm der navel-ontsteking is dan van niet veel betee-kenis, wamieer het dier daarbij goed blijft zuigen ot'do kalveren de voorgezette melk goed gebruiken. De zwelling werde l)estre-ken met gelijke deelen laurierolie en reuzel, en zoodra zij beginl week te worden, op do meest weeke plaats met de vlijm door-gesneden; daarna dnikkc men de etter goed nit en zuivere vervolgens de wende dikwijls met zeepwater , waarna de hee­ling weidra volgt. Zijn kalveren daarbij ziekelijk en Insteloos , dan moet men ze spoedig slagten.
Da tweede soort van het navelgezwel wordt veel menigvuldi-ger bij veulens , dan bij kalveren aangelroffen , en ondersehcidt zieh van de vorige hierdooi, dat do ettering niet die uitgebreid-heid erlangt, inaar da ontsteking raear den overgaug in uitzwee-ting en verharding maakt. De navel zweit ook hier ontsteking-aohtig op, bereikt echter niet dien omvang , maar de ontsteking wordt in weenvil daarvan gevaarlijker, daar zij zieh naar binnen op da navelvaten voortplaut. Eij deze soort is het navelgezwel geen gcvaarlooze ettcrzak, maar meer eena listel, uit wier uit-wendige opening zieh walgelijk ruikende etter in kleine hoeveel-heden en vaak wat pis ontlast. Da randan der fistel zijn dik en hard, eeltachtig, en het geheel zoo groot als een appel.
Volgens den beroemdeu professor heutwig moet in zulke ge-vallen, waar uitvloeijing plaats vindt, het iistelkanaal tot op dan navelring gespleten, daarop met helschon steen toucheert i eenige malen zacht aangevaakt) en in den omstraek de algemeen welbe-kende pokkonzalf ingewreveu worden. Is het gezwel, gelijk soinmige wratten, aan eenen steel bevestigd, dan snijde men hat aan den steel af eu stelpe de geringe blooding met het wit-gloeijend ijzer, en dan rondom de geopereerdc plaats met het roodgloeijeud ijzer zes tot acht pnnten branden Is hot gezwel zonder steel, dan zou ik hat aenvoudig branden des gezwels aanradan.
-ocr page 450-
4 2 4
Van de opzwelllnj* en ontstekiiig van den Kokcr.
Hot opzwellea van den koker is bij paarden ecu ::eer menig-raldig voorkomond verschijnsel, dat echter alleea in uiterst zeld-zame gevallen eene op zlchzelve bestaande ougesteldheld, niaar bijna altijd een van een andere ziekto nthankelijk verschijnsel is.
Bij al de ziektea met het karakter van zwakte, bij waterzucht, droes , rotkoorts , kwaden droes en worm ontwaart men /.laquo;el-ling van den koker; men trel't zeifä paarden aan, die al zeer spoedig een gezwollenen koker bekomen , zoodra het hen aan de gewone beweging ontbreekt, Dan is de opznreüing des kokers steeds koud op het gevocl.
Als plaatselijke behandeling gebruike men laauwwarrae afti'eksels van hooizaad, of kamiilen, met bijvoeging van brandewijn, om daar-mede den koker te betten en wasschen, en voort daarna weer afdroogen.
Bij waterzuchtige opzwellingen , wanneer dc kokcr dik , raaar geenzins pijnlijk is, de opzwelling zieh deegachtig voordoet en den indruk des vingera eenigen tijd behoudt, dan zette men eene Ibntenel onder den buik , zoo digt raogelijk aan den koker, dat in vele opzigten heilzaam werkt.
Bestaat er een werkeiijke ontsteking van den koker , meest altijd het gevolg van uitwendige beleedigingen, dan gebruike men dikwijls heruienwde pappen of opstrijking van leemaarde, met koud water aangcmengd , tot aan de geneziag.
Mögt de zweUing tegen verwachting zieh zoo niet laten ver-deelen , maar in ettering geraken, dan drage men zorg, dat do etter gemakkelijk kan oitrloeijen, en zuivere den koker dikwijls in- en nituendig met laauwwarm zeepwater , en ont=telle zieh niet. wanneer de opzweUing zeer aanmcrkelijk is, daar dat een ge-woon versehijnsel is, dat het gevaar niet, verhoogt, ingeval men slechts tijdig , doelmatig handelt, waaronder in de eerste plants het gedurig zeer zuiver oitwasschen des kokers met laauwwarm zeepwater belioort, vooral bij die soort van paarden , welke de gewoonte hebben, cm, wanneer ze water lozer., niet uit te scliach-ten en daarom in sommige streken den niet oneigenaardigen naam van broekpissers dragon ; zulke dieven moet men ook in deu gezonden staat den koker dagolijks een paarmalen inwen­dig good met zeepwater reinigen , om ontsteking voor to komen.
Een matige aderlating en het tocdienen van Glauberzout met wat salpeter is alleen bij hevige ontstekingen , grooto pijidijkheid en bij weldoorvoede, bloedrijke dieren uoodig.
-ocr page 451-
435
raquo;c ontstcking der Kocde , het manne-li.ik lid of teelUd.
Dczo ontsteking komt sleohts zeldeu alleen op ziohzelve staan-
tle voor , docli is raeest met. eene ontsteking van den koker ver-eenigd, en is eene parap/umom (ontstekingszwelling der voorhuid , sjjaansche kraag) daarbij tcvens aanwezig.
Kenteekcnen. Het voorste üntslokene deel der roede hangt opgezwollen, glimmend en vermeerdcrd wann , met den punt meest nsiar achteren getrokkcn, dt de voorhuid. Volgens de kieur der hnid is ecn donkere, blaauwaohtige roodheid van het lid te bespeureuj of in geval die zwart van kieur is, kan men slechts naar de gespannenheid en het glimmen der huid de hoogte der ontsteking beoordeelen; dikwijls is er ook, als bij de para-phimom (zie hier boven) vorming van blaartjcs, die een' hoogeu graad van ontsteking aanduidt, daarin aanwezig, de pijn is aanmerkelijk, de pisuitscheiding zeer belemmerd en in vele o-e-vallen neemt de pijn den eetlust weg.
De oorzaken zijn meest altijd uitwendige beleedigingen, kneuzingen, die de dieren zieh somwijien zelf toebrengen, wan-neer ze b. v. over een latierboom stijgen, als het lid zieh in slappen of in opgerigten toestand buiten den koker bevond ; hoefslagen , die den hengst van kittelige, of zieh tegen de dek-king verzettende inerrie's toegebragt wordt, of kwetsingen van het li 1 door staartharen, die bij de paring mede in de scheede zijn gedrongen en insnijdingen in het lid veroorzaakt hebben (men vergelijke ook de dekziekte en blaarljesuitslag).
De behandeling. Veelal heeft de ontsteking der roede slechts een geringe beteekenis, en verdwijnt, iugeval kneuzing of beleediging de oorzaak is geweest, binnen weinige dagen voor omslagen, omwikkeling, van doeken, hede, enz., die goed lt;gt;-e-drenkt zijn met het reeds zoo vaak genoemde koude arnica-water (een waterig, zwak aftreksel, of thee, van arnicabloemen, met of zonder brandewijn , in vele gevallen, gelijk ook hier, een zniver waterig aftreksel van Y^ drachma op twee lood kokend water;; alleen dan, wannecr, bij wijze van vergelijking, bij geringe bitte, de pijn en zwelling zeer aanmerkelijk zijn, is het meer doelmatig, om des daags laauwwarme omslagen of pappen van bilzenkruid met een weinig lijnkoekenmeel te gebruiken en des avonds eene inwrijving te doen van de blaauwe kwikzalf, met bijvoeging van wat extract van bilzenkruid (een drachma op twee lood zalfj, Voigt eene ettering op de wondplaatsen, dan zijn meestal was-
-ocr page 452-
426
schmgen van zeepsop voldoende , om de heeling tc bewerken, doch^octen deze zeer dikwijls worden aangewend, opdal de etter geen ongezonde hoedanigheid aanneme; wordt echter evenwel de atzoiulcring te overvloedig en walgelyk van reuk, dan be-strooije men de wondplaatseu afwisselend met de zeepwassoMngen, met cen mengsel van gelijko deelen poeder van kamillen eu houtskolen , met byvoeging van ecu weiaig ruwe ahdn.
Wauneer er eene pamphimom (spaansche kraag) aanwezig is,
dan moet deze zeer spoedig, als het niet anders kan , door
oogenblikkelijke insnijding ic de voorhuid uit den weg worden
geruimd , daar bij voortduring barer aanwezigheid aan eene ver-
deeling der ontsteking niet nicer te denken is. Eveneens moet,
wanneer het voorste gedeelte des lids volstrekt vervuurd is, dat
met het nies vcrwijderd worden , ten welken einde cone metalen
buis of pijp in dc pisbuis moet ingedrongen worden, opdat na
de doorsuijding het overige ligchaam der roede, de pisbuis, lets
verder naar voren kan worden doorgesneden en op deze wijze
icts boven de roede stomp vooruitstekend blijft. De ontstane
bleeding moet door toedraaijing der vaten (zie hierover het
artikel quot;van de wonden) en door het gloeijeudc yzer gestelpt
worden.
Van de xlekten der Ballen.
Aan de ballen van ai de manneliike dicren ontstaan niet zel-den ontstekingen tengevolge van uitwendige beleedigingen of ook na eene aanmerkelyke koudevatting, waardoor dan ecu pijulijke , heete opzwelling van den zak te bespeuren is ; dik-wijls lijdt slechts l'l'ii der ballen , doch kiinnen ook naar de wijze van ontstaan de beide aangedaan zijn. De gang van zulke die-ren is wat stijf, en ze gevoelen zoovcel pijn, dat ze zieh zeer ver-zetten tegen het onderzoek; wordt dat evenwel toch bewerkstel­ligt, dan kau men duidelijk voeleu, dat de bal grooter eu hoog tesen dea buik opgetrokkeu en dat ook de zaadstreng opgezwol-
len is.
De voorzesging. Het gunstigste is die ontsteking der ballen te beoordeelen, die na kneuzingen ontstaan ; minder gonstig, wanneer die tengevolge eener koudevatting ontstaan Fs en zeer hagclielijk is de zaak, wanneer de ontsteking een dier getroffen lieeft, wiens glansloos, schier dood haar een on-reo-elraatige. siechte spijsvertering en vaak opzwellende voeten
-ocr page 453-
427
ecu tlicp, lymphatisch lijden vermoeden laten; gewoonlijk is hier dan eene ontsteking der ballen de voorbode van den wel-dra zieh ontwikkelenden kvvaden droes of van den worm.
De bell an deling-. Naar het gestel des diers verrigte men een stt:rk(^ aderlating. Bij groote pijnlijkhuld, tengevolge van kneuising, doet het meergenoemde koude arnica-wafer de beste diensten; wordt de opzvvelling kleiner, maaar de pijn wijkt uiets, dan gebraike men pappen van bilzenkruid met wat lijn-koekenmeel, en wrijve 's avonds kwikzalf in. Men gebraike de koude middelen in geen geval langer dan na den vierden dag , daar dat bijna aitijd tot verhardingen leidt. In plaats van het arnica-water kan men oak van eene leemaarde-pap gebruik nia-ken, die met eene loog van liontascii of van wat opgeloste potasch aangemengd en dan opgestreken moet worden, dat men telkens bernieuweu moet, zoo de pap begint le droogen, of wasch gedurig met een laaawwarm , of, als de pijn minder he-vig is, met een koud afkooksel van bilzenkruid, eu doc op elke iiesch daarvan een lood gezuiverde potasch.
Inwendig geve men de volgende likking.
Neem; Calomel 8 drachma, Salpeter 3 lood, Glanberzout lä lood, Gentiaanwortel S lood, en zoo veel meel en water, als noodig is. om daarmede een likpotdeeg te vormen.
Wijkt de lütte en de piju, maar dc dikte niet, blijft een on-natuurlijkc hardheid terug en gaat de ontsteking dus in ver-harding over, dan wrijve men de volgende zalf tweemalen dares in , met een stukje als eeu kleine knikker groot,
Neem: blaaawe kwikzalf 3 lood en meng naaawkeurig daaronder zuivere Jodine, 2 drachma.
Ontwaart men een weeke plaats, doet het gevoel etter ver.-moeden , dan make men met een mesje eene opening, om den etter tc entlasten, en zuivere de wonde gedurig met laauw zeepwater, die daarna weldra weder heelt.
Hie vcrhardlng , verdlkktng van den znad-strcng laquo;a dc cagt;laquo;(ra(ic CSilaquo;' snlfdcnO
Het geschiedt somtijds, dat na de castratie (bet snijden) van hengsten het van de ballen gescheidene einde van den zaad-streng spoedig na de eerste dagen of eerst na drie tot vier woken begint te ontstcken.
De verharding van den zaadstreng, die ook veelal met eene l-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 28
-ocr page 454-
438
listnl veveenigd is, heoft deze kenteekonen: het lossc einde van den zaadstreng; x-wclt op en wanneer do castratiewonde nos: nict ver op den weg der heeling gevorderd is, körnt dat. daar-nit te voovschyn, wat de yereeniging van bare randen onmogelijk maakt, oi' in andere gevallen is de üaadstreng met de randen der castratiewonde vergroeid en trekt deze met legen den buik terug; altijd echter is do streng dikker en wel somtijds zeer aan-merkelijk. Uit de wende zijpelt naar hare grootte meerder of minder etter, zoodat zevaak slechts zooveel als eea tkeelepeltje des daags at'zondert , maar bij andere dieren zoo groot kan zijn , dat de stof uit de wonde aanhoudend de binnenzijde der achterbee-nen on den staart bemorst, hoezeer inen ook de grootste zinde-lijkheid in acht iiemcn möge. Naar den diiur der aanwezigheid bespeuit men door het onderzoek m^t de hand de zaadstreng alleen aan het ondercimle , in den vorm van eene peer, of ook wel van eeu paddestoel, of de streng is, zoover men dien längs den buik kan nasporeu, opgezwollen, waavbij dan het vrije einde het dikste is.
De ontwikkeling der zaadstrengverharding geschiedt zeer lang-zaam, of zeer sjioedig, zoodat ze somtijds binnen twee weken reeds eene dikte kan bereiken van een' middelmatigeu maimenarm.
De oorzaken zijn niet altijd op te sporen; ook dan, wan­neer de castratie zeer goed verrigt word, kau ze evenwel ont-staan; zeer vauk mag wel scheuren en trekken des zaadstrengs bij de castratie aanleiding geven , of dat, en deze is \ve\ de me-nigvuldigste oorzaak. bij de beginnende heeling hot einde van den zaadstreng, dot zieh in de castratieivonde bevindt, met de randen daarvan vergroeit, waardoor deze bij voortgaande heeling naar vorliouding mede naar boven getrokken worden . zooals de zaadstreng zieh verkort, en op deze wijze de balzak niet vol-komen gesloten wordt.
Wanneer eene listel aanwezig is, kan bij de zaadstrengver-hardiug de hulp der kunst volstrckt niet gemist worden.
De behandeling. Men houde zieh niet op met het gebruik van geneesmiddelen, als inwrijvingen der witte prseeipitaatzalf enz.; alleen de vcrwijdering der veranderde massen door operatic kan tot radicale heeling leiden , waartoe men inoet besluiten zoodra de verharding wordt bespeurd, want hoe grooter die wordt, hoc meer moeite en gevaar er bestaat. Deze operatie echter kan alleen verrigt worden door ecu' arts, die wetenschappelijk onder-wezen ia uf haar reeds raecr met een gelukkig gevolg heeft vol-bragt, maar de operatie en de vordere daarna volgende behan-
-ocr page 455-
429
deling i? volstrekt iiict aan een5 lock tocvertrotiwd, en daar de onderwerpelijke ongesteldheid over Let algemeeu slechts iveinig voorkomf , 7.00 meeu ik hierover tlians te mögen eiudisen.
Ui'l UiixaSikci!) %'a;i laquo;leu SCnilcaiiarin.
#9632; ;
Het uithangeu van een geieelte ilcs endeltlarms wordt door overpvikkeling van den endeldarm of door cene drukking van binnen . b, v. bij het windkoliek (l)ij iiet rund door de tromrnel-zucht, blas; te weeg gebragt, en is dus het verschijnsel van een anderen abnormalen toestand, die gewoonlyk 00k weder ver-ihvijnt, wanneer de oorznak niet meer bestaat; tengevolge van overpvikkeling ontstaan zijndc , 13 liot goedquot;, het uithangende ge-deelte met ecu afkooksel van lijnzaad en wat bilzenkruid dik-wijls te betten, eu, zondei nieuwe prikkeling te veroorzaken, daarua het wederinbrengen met de hand te beproeven.
Voor onderscheiden jaren word de beer hentze geroepen bij het paard eens landbouwers onder de gemccnte W., twee eu een half uur ten noorden van deze stad vervvijderd, eu bevond bij zijne komsl.. dat een gedeelte van den endeldarm gezwollen, pijnlijk eu barstig als met zweertjes bezet oithing. Twee artsen , waarvan de een met !of in Nederlaud bekend is , waren zonder een voordeelig jrevolo- werkzaam geweest ter geneziog. De heer hentze nam eeu afkooksel van de plant, die men bier en 00k elders bondebloem, hondetong, paardebloem noeint {Inraxncum), zonder bloem- met wortel, stengel en bladen; 00k het kruid nacht-schade, dal bij daar vend {/t-erb. solan.), en liet daarmede bet uit-hangend gedeelte dikwijls betten. Na körte dagen waren de zwelling, pijn en alle ongewone verschijnselen geweken, eu na hoü: körten tijd inspuitingeu van zwakke afkooksels van eiken bast gebruikt te hebbeu , kon bet einde dann ingebragt worden en bleef 00k bestendig binnen.
De aanteekingen vermelden niet, of dozen toestand door een zickelijke aandoening of door windkoliek was vooraigegaan, noch hoelang dien toestand had bestaan, weshalve ik daaromtrent niets kau mededeelen,
Ken buitenlandsch vcearts verbaalt, dat hij, bij een paard ge­roepen zijndc, dat tengevolge van kwetsiug twee duim lang van den endeldarm uilhiug, in welken toestand het dier toen al drie dagen verkeerd had, en hij dat gedeelte blaauw, gescheurd, met teekenen van vervuring bevoud, het tot digt aan den aars, of het
28*
-ocr page 456-
#9632;130
fondement had afgesneden, zonder dat het ilier claardoor later
eenig ticletsel had ondcrvoncleii. Het was oi-n wnagstuk , zegt hii, wanrvati dc iiitkomst mijne verwachting ovevtrof.
Van tie MaTelbrenk, laquo;Je Flankbreuk, do be-klemdc break en andere breuken.
De navelbreuk bestaat in ecu weeke dikte aan den navel, die door verzakking der darmen nit de buikholte te weeg gebragt wordt; men ziet (legt;;e breuken gewoonlijk slcchfs bij veulens.
Kenteekencn. Wanneer men deze weeke zwelling of dikte met de vingcrs onderzoekt, dan laat ziob haar inhoad terug-schuiven, inzonderheid zeer gemakkelijk, als men bet. dier daarbij op den rug legt, en men bespeurt dan door de huid keen op 't gevocl inwendig eene opening als een gladde ring, die naar de breukholte leidt, waaruit de verzakking der inge­wanden plaats vom! , die /.ich door de/.e opening weer binnen, of terugbrengen laten, doch ook al spoedig weder uitzakken , door welke omstaudigheden eene break zieh van andere zwellin-gen duidelijk onderscheidt.
*#9632;
De behau deling bestaat in het weder inbrengen van d darmen in de buikholte en het sluiten der opening , waardoor die zijn nitgezakt. Ter bereiking van het eerste oogmerk leggc men het paard neder, en wel in zulk eene rigting, dat. de breuk bet hoogste gedeelte des ligchaams zij, en de ingewanden, die in den hrenkzak zicli bevinden, door hare zwaarte door den breukring ingetrokken worden; mögt dat echter op die wijze niet o-eschieden, dan strijke men zacht drukkend met de regter-hand van den omtrek des breukrings naar zijn middelpunt toe, terwiil men met de liukerhand den uitweudigen breukzak sterk in de hoogte trekt. Is op deze wijze het inbrengen der darmen quot;#9632;elukt en dns gehcel de dikte, die de breuk vonnde, verdwenen, dan korat het er op aan, om ze bestendig hinnen in de buik­holte te hoiulen , dat in sommige gevallen onmogelijk is.
Bij kleine aavel-flankbreuken is in vele gevallen de volgende wijze voldoende bevonden. Men vervaardige een ba! van toe-reikende gvootte van zacht leer, of van lijnwaad, wol, of een andere doelmatige opvulling, en legge dien op de breukplaats, waar dan een zeel over been gespannen wordt, opdat op die wijze door het, zeel de bal krachtig ingednikt worde. Men houde dat verband eenigen tijd op de breukplaats, en wanneer
-ocr page 457-
481
de breuk pas ontataan en liet paard nog jong is, en men deze idtwendige behandeling door oen gestreng dieet en kleine giften van Glauberzout te liulp komt, dan beeft dit middel reeds vaak du beste diensten bewezen; maar soboon ouk dikwijls, y.oo leidt liet ecliter toch niet altijd tot liet geweaschto doel , en men is geuoodzaakt, een'anderen weg ter heeling van brenkeu in te slagen , en rnenigmalen is liet met geluk beproefd, 0111 den inhoui! der breuk met don breukring te doen vergroeijen; door deze methode wordt de breuk wel niet geheeld, maar ze kau dan tocb nimmer grooter worden, en men beiioefl bijna gelieel geene vrees te koesteren voor een beklemde breuk.
Om dit te bewerken gebruikt men of iawrijvingen \ai! een zeer kraehtige spaansehe vliegenzalf, en de lielft van bet gewigt der sp. vliegen, Eupliorbinm, daarbij gevoegd, of men neemt , en dat wordt nog nl veel gedaan. de geooncentreerde mine-rale zuren , b. v. liet zwavelzuur of vitrioololie, en wel op de vol-gende wijze: men bestrijke geheel den uitvvendigen breukzak met dat zuur straalswijze, zoodat al de straleu naar liet nüddon-punt gerigt. /.ijn en daar elkander naderen. Hierdoor wordt de breukzak in een sterke ontsteking gebragt; de zwelliiiü:, die daardoor onlstaat, dringt den inhoud der breuk gedceltelijk in de buikholte lerng, zoodat de breuk daardoor kleiner wordt, en de ontsteking breidt zieb gewoonlijk ook uit tot het bnikvlies-bckleedse] van de uitgezakte ingewanden, zoodat onder günsti­ge omstandigheden, eene vergroeijing kau Folgen, waardoor dan het gevaar van beklemdbeid wordt roorgekomen.
Ook wordt het zwavelzuur op ecu andere wijze aangeweud, en men wil claarvan de lutmunteudste gevolgen hebbeu gezien. Men bestrijke Jaarmede bet geheele breukgezwel of den breuk­zak, op de eerste twee dagen des avonda en's morgens, op den derden en vierdi.-n dag sieclits eenraaai des daags op den vijt-deu clag wrijve men dan in met een mengsei van lijnolie, vier lood, en terpentijnolie van een tot tweo lood, en deze inwrijving dagelijks, na de zutvering inet laanwwarm zeepwater, eeninaal lot aan don tienden of twaalfden dag te herholen,
Bekwame mannen van het vak verzekeren van deze me-thode, dat bierna de heeling binnen zestien tot twintig (lagen volkoinen zou volgen.
.Mögt de breuk bekiemd zijn, en bij groote pas ontstane breu-ken , die tengevolge van belangrijke verwoudiug ontstaan zijn, is bet geraden, om, wanneer de toesfand op geene andere wijze te helpen is, eene operatic te verrigleu, daar bot dier anders toch verloren is; vooraf beproeve men echter eerst liet volgcndc.
-ocr page 458-
432
Men doe ceu ruime auerlating, voor eeu volwasseu en ovcr-rigens gezoud vleezig paard van drie tot vier kan, leg-het tlaar-na neer in do Ugging, als boven beschrevec is, stnjk op gezegde wijiic met de hand over de break been, ondcr aanhoudend bet-ten met warm water. Zeer dikwijls is deze liandelwjjze toerei-keude; is dat eohlev nict het geval, dan blijft alleen nog de operatie met het nies over. Bij navelbreuken en iiankbrenken is dit ook gelieel niet moeijelijk.
De uitwendige breukzak niüet voorzigtig gespleten worden, zoodat het daaronder liggende buikvliea niet beleedigd werde; nu beproeve men nog eemuaal, ona deu door het bnikvlies ge-vormden inwendigen breukzak met zijnen inhoud weer binnen te breiigen; gelukt dat v.oo niet, dan snijde inon met een dunue, geknopte bistourie, die men voorzigtig tusschen den inwendigen breukzak en den breukring inschuift, tut den laatsten weinig, ongeveer een aciilste diiim, ver in. Reeds hierdoor wurdt zoo-veel ruimte verkregen, dat de iuhoud van den breukzak zieh terugschuiven laat, is het binnenbrengeu volkomen gelukt, dan worden de randen des breukrings elkander under gebragt, na-dat ze vooraf, wanueer dat het geval niet meer was , op nieuw raaiuv gemaakt zijn geworden. Onmiildelijk daarua worden deze randen nu door de knöopnaad (de eerste der beschrevene na-den, zie bl. 348) vereenigd geliouden en dan door den uitwendi-gen breukzak, die op dezelfde wijze vereenigd moct worden, bedekt. De hechtlintjes der inwendige buikwonde tnoeten uit de huidwonde hangen. Zoodra op deze wijze alles se-sloteu is, wordt het uitwendig verband zoodanig aangebragt dat door zeer breede zelen, die men van zakkenlinnen kan ver-vaardigen, een zacht küssen, als vroeger beschreven is, tagen tie geopereerde plaats tamelijk vast gehouden , en is dat albs volbragt, eerst dan late men het ilier langzaam weder opstaan. In de eerste acht dagen meet men jegens den patio: I het ge­strengste dieet in acht nemen, teneinde uitzetting des li^chaams drukking, schenring, enz, te verhoeden.
Kleine, pas ontstane vlakke breuken van de buikzijden heb ik eenige malen zien heelen door het dikwijls inwnjven met het volgcnde smeersel: twee deelen gekamferde olie en een dee! bij-tende animoniakgeest {anmion. lilt;j.)
Moeijelijker is echter de operatie tc verrigki;, die bij beklemde liesbreuken noodzakelijk wordt; deze liesbreuken worden o-ewooa-lijk slechts bij hengsten bespeurd, en waar hierbij den bedoelden toestaml plaats vindt, daar gnat de operatie de krachten van den leek en den empyricm tc boven, weshalve die bij znlk ecu
%
-ocr page 459-
433
geval door ecu raquo;eteuscliappelijk man moet volbrugt worden, vooral wanneor die mocnualen hengsten gecastreerd heel't, daar niet zeldeu ingewandeu tot iu den bakak gezakt ziju, cii doze geopeud moet worden, even als dat bij de castratie geschiedt.
Over lt;Sc uitwendigc xiehtcu aaa lt;le licenca.
Jlet is geenzins te onlkcimen, dat daar, waar geeue wonden, gezwelleu ol' andere at'-.vijkiugeii van rleu gewonen toestand dui-deljjk door hct oog waar te neiueti ziju, de zitpbats of de zctel der ziekte, waardoor belemmerde verrigting van een deel of lid-maat, kreupelheid veroorzaakt wordt, dikwijls aroeijelijk valt op te sporeu, en lock moet men daaromtrent eeirst in het zekere ziju, vour men met kaus van een gelukkig gevolg tor genezing kan werk/.aam ziju, vvaartoe het volgende kan dienen.
Vaa laquo;le lis'cupcllieid der A'aardcraquo; ea iiou meii die iuuet onilcrzot-ki-n.
lüj eikc voortbewegiug des paards, stap, draf of galop, als-mede bij de oneigenaardige ot onregelmatige foortbewegingen , worden al de vooteu met gelijke uitoefening van kracht na de volbragte beweging op den grond weder neergezet, zoodat op effenen bodem ook steeds een geüjke klauk , een regelmatige hoefslag gehoord wordt.
In geval een voet minder vast wordt neergezet dan de andere van gelijkeu naaui , dan wijst dat pijn in dät been aan , welke toestand kreupelheid genoemd wordt.
J!oe grooter de pijn in hei lijdende been is, zoovetd te meer tracht het dier dal te verschoonen; het zet den voet, als het bij de beweging daartoe genoodzaakt is , zooveel te /.achter en beschroomder op de aarde, en tracht zoo spoedig mogelijk het gewigt des ligchaams weer op het gezende been over te breii­gen, waardoor hct. nederzetten met dezen zoo veel te zwaarder en krachtiger geschiedt en dus luider kau gehoord worden, zoo­dat dus niet dat been het kreupeie is, bij welks neerzetten op den grond de kop of het aehtcrstel naar heneden buigt, niaar die, bij welks necrzetten dc geuoemde deelen naar boven gaan.
Jiij enkele toestandeu van kreupelheid echter is niet het neer-zetten van den voet de verrigting, waarbij hoofdzakelijk dc pijn
-ocr page 460-
434
woi'dt gevoelt, dus de lijdendc of de belcmmerde, maar het op-benreii des beeus is pijnlyk, en geschiedt derhalve uiet volko-men vnj, op welke omstandigheid bij het osderzoek uaauwkeorig
meet worden gelet.
Om nu den zetel of de aitplaats der kreupellieid te ontdek-ken, is het noodzakelijk, om het dier tc laten stoppen, en zoo men daardoor geene zekerheid erlangt, het zieh in den draf te laten voorrijden. Is de krenpelhcid van voren , dan lato men het paard naar zieh toe en zijwaarts voorbijdraven; is de kren­pelhcid aan een achterbeen, dan late men het dravende voor zieh uit loopen j daardoor zal men de zekerheid verkrijgen , welke het lijdende been is, uamelijk steeds die, welke ligter, zaehter neergezet wordt dan het andere been dat daar naast zieh berindt (het andere voor- of achterbeen) ; cveuwel geschiedt het niet zelden , dat de onkuudige bij het onderzoek het naast gelegene gezondo been voer bet kreupcle hondt.
Heeft men nu opgespoord, welk been het krenjielc is; dan leite men op diens houding in den staat van rust , of de voetzool se-lijkmatig en geheel op den grond rust; is dat Let geval niet en is de kroupelheid bij het draveu op een' harden bodem, b.v. op eene straat of eenen straatweg , veel duidelijker zigtbaar dan op een' zachten , weeken grond , dan is de pijn waarschijnlijk in den hoef gelegen. Uczc waarscliijülijkheid wordt bij kreupellieid aan een der voorvoeteu daardoor nog versterkt, wanneer het dier den voet sleehts op de (eenen , of toonen, zet en de drag-ten opbeurt. Maar wanneer dit ook niet bespeurd wordt, zoo is het evenwel volstrekt noodzakelijk, om de hoef door drukken met de visiteertang naar alle rigtingen been te onderzoekeu en met de tang to kloppen tegen de wond eu de zool, en door het toepassen van elken enkelen regel van onderzoeking naar den graad van de pijnlijkbeid en door inet do hand te voelen naar de misseinen aanwezige vermeerderde warrate, ivaar (e nemen.
Teneinde de vermeerderde wärmte in eenen hoef te ontdek-ken, wanneer inen zijn eigen gevoel niet regt vertrouwen kau, is het zeer doelmatig, dat men do beide boeven gelijke dik be-strijke met een dunne pap van leomaarde en water; op dien hoef, die meer wärmte bezit dan de andere, zal die leempap, of ook klei, altijd vroeger droog worden, dan op den andere; men kan later deze proef herhalen , om te zien , wal men ge­wonnen heeft.
Ontdekt men bij een naauwkeurig onderzoek van den hoef hoegeuaamd niets, dat ecnig vennoeden van ongesteldheid in
ä
-ocr page 461-
435
dat fieel regtvaardigt, laquo;lau zette men het onderzoek, van onderen naar boven gaande, voort en lette daarbij op de volgeude ver-soiiijiiaelcn , t. w, :
A an ile voorbcenen boven den h'oef,
1deg;.) Jiij aanmerkel ijke kr en pel lie id, zoo dat het been geh eel niet gcbruikt wordt, verkorting van het lid, veranderde rig ting, van een zekere plants uitgaand e, beweegbaarheid daar, waar dal anders, bij gezoude beenen, niet aanwezig is; wanueer men dat been in dc band aeemt en in een zekere rigting beweegt, dan hourt men een knarsend geluidj bij deze ver-schijnselen kan men eene beenbreuk vooronderstellen, waarvan de plaata veelal door het gezigt en 't gevoel gemakkelijk ont-dekt kan worden , anders nioet men het onderzoek verder uit-strekken,
3deg;.) Digt boven den hoof, oni het kootbeen, of s lech Is a an een gedeelte daar van een harde op-zwelling met, verhoo^de wärmte; dat is de overhoef of het riugbeen.
3deg;,) In de koot verscheiden dicpe wonden, door eenvoudig verlies der huid, tot op verlies van sab-si an tic, of vice seh, tot de daarliggende pees; dat is verwonding, veroorzaakt door de halsterketting of 't halstertomv, -1deg;.) Op dezelfde plaats,nl. het kootgewrioht, zict. men meer of minder diepe bersten, gedeeltelijk o]) de huid blaartjes, waarbij eene afzondering van vocht, van een' zoetachtigen renk, wordt bespeurt; de mok, mirik of mook,
5deg;.) Vermeerderde warm to en opz welling van hci k oo t uew r ichtj ge ji an id met p ij n I ijkc b c w eg in g van d at deel; dat is eene ontsteking van het kootgewrioht, verstuiking. H0.) Verhoogde wärmte, opzwelling en pijn der pecs, gelegen achter hot scheenbeen, of de pijp, ge-paard met een vermeerderd doortredeu in het koot-gewricht; t. w.: peesontsteking, peesklap, nerf,
7deg;.) Eondachtig of langverpig-roude, v. ecke, gol-vende of elastieke, vermeerderd warme en pijnlijke opzwellingen aanbetben( den cinde des scheenbeens tusschen dit en de pees of aan deze zelve: ontstokene uallen.
ä
-ocr page 462-
186
S0.) Ecu vastc, harde opzwelliug, op den acktcr-raacl van het pijp- of scheenbeen vastzittende; liet overbeen, ook wul scliievd- cn schuivelbeeu geheetea.
9deg;.) lieete, pijnlijke opzwelling ilc-r voorknie: out-stekiug van dat deel,
lüquot;.) Eeu outstokea gezwel, lietzij tard, of ook gespannen, deegachtig op 'tgevoel, aan der; spits van den elleboog: ligger.
ll0.j Opzwelling en bitte aan het boeggewricht: verstuiking of outstekmg daarvan,
12deg;.) Uiting van pijn door eeu mat ige drukking cn stoot met de vingers tegeu de spiereudessebou-ders c !i het begin van den hals: ontstekiug, of ontstekiug-achtige prikkeling te dier pliuitsc, meest van de daar liggende pezige uitbreidingen.
Vi0.} Pijn (usseilen den schouder e n Ixet borstbeeu, veelligt ook opzwelling te dier plaatse eu eeu be-lan'irijk afwaarts staan des beeus in den staat van rust; word! veroorzaakt door uifrekking of gedoellelijke af-scheuring of bet breken der daar liggeude kleine borstspier.
14deg;.1 Eveneens is het aan te nemeu, dat de zitpiaats der kreupelheid in den schondev is, wanneer daar-aan seen dor opgegevene kenteekenen aanwezig is, maar in de plaats daarvan liet d i e r bij het I oo jien den lijdenden voet boogvormig naar buiten voorlbeweegt, wanneer het bij het stappeu over drerapels of soort-quot;•elijke ho out en den eenen voet daar togeu aan sloot; w an n e e r h ij, tot e e n r u g w a a r t s c h e be vv e g i n g g e n o o d-zaakt werdende, ileii zieken voet hem ais naslcept; wanneer h ij den schouder nie! vrij elaquo; ongedwongen v oo r ui ti) re ngt, cu eiudelijk, wanneer de schouder der lijdcnde zijdc minder vlezig is dan de i^ezonde, wanneer h ij afgeteerd is. Wei is waar teert de sehen­der ook (iikwijis zigtbaar af bij andere kreupelhe-den, maar dan kan men, behalve het a ft er en, (ook weiteren genoemd) ook nog don grond der oor-spronkelijke kwaal ontdekken, waar do or dan elke twijfelin g wegvalt,
-ocr page 463-
i
437 /tau de Acliterheenen.
Het hierboven opgegevene blijft van 1 tot 8, oveueens als de verschijnsßlen der kreupellieden van de hoeven, bij de voor-en aebterbeeuen volkomeu yelijk; daarentegen ziju de vollende kreupelhedeu alleeu aan de aohterbeenen eigen.
I0.; Pijn in het sprouggewricht (hiel, hak) schok-keiule beweging van den voet bij het opbeuren , draai-jen van den hoef bij het neder üe tt e n van den teen, zoodat daardoor op een' zach ten grond dubbelc in-d in k seien der kulkoenen waargen omen worden, e n tevens eene been- of botachtige verhevenheid, dik-te of uitzetting aan het genoemd gewrieht te bespen-re n is; d a a r b ij vr erd laquo;#9632; ij n t d c kr e u p e 1 h ei d h ij d c b e-wegin g : zio spat,
a.) Uitzetting van been of bot op de inwendige vlakte des gewrichts: spat.
//.) Hetz elf de op de uit wendige vlakte: rcebeen.
'-•.) Op de achtervlakte op de buigende pees, even beneden het spitse van het sprongge wricht: hazehak.
2deg;.) E e n e o p z w elling o p hot spitse van h e t hie 1-of hakbeen, spronggewricht, van onderscheiden ge-aardheid: sehijtiiak, dikke hak.
#9632;'#9632;i0.) Elastieke, deegachtige of golvende op swel­ling , ontstoken of koud , aan beide z ij d e n van hei s p r o n g ge vv v i c h t; doorgaaude gallen, spvonggewrichtsgallen.
1deg;.) Volkomeu onbeweeglijkheid, stijfheid van hei b e e n b e u e d e n d e knie b ij ve r a n der d e n v o r m V a n 't g e \v r i c h t: ontwrichting van de knieschijf of smeerschijf.
5deg;.) Eene s n e 1 opkomende, he e t e e n ji ij n 1 ij k e o p z w e 1 1 i n g v a n het d ij b e e n o f d e z o o g e n o e in d e b r o e k , w a a r b ij a a n d i e ii s in w endige viak t e e e n e zee r p ij n 1 ij k e , h a r d c streng t e v o e 1 e n i s: eene bloedaderontsteking (heksenschot, duivelssehot),
C0.) P ij n 1) ij e e n in a t i g e d r u k k i n g e n s t o o t m et devingerso p d e u s I r c e k v n n Ii e t h e n ii g e-w r i c h t,, als m c d e door d r n k k i n g h o o g b o v e n o p de in w e n d i g e z ij d e n d e s d ij b c c n s : ontsteking van iidt heupgewricht.
7deg;.) E v e n e e n s k a n in e n h e u p i a m h e i d, k r e n-p e 1 h ei d i n d e h e u p v o o r onderstel Ion, w a n n e er alle v an 1 tot ti opgegevene v c r s c h ij n s e 1 e n
-ocr page 464-
138
o ii 11) r e k e a e u d e k r e u ]i e Ih ei d !gt; ij d t; b e w e g i n y: t o (,- ii e c in t.
lieluilve dezo kreujielliedeu kunnen rheumatieke aaadoeuingen van pezigc dceleu voorbijgaande kreupelheden te weeg breiigen , die van het eene bueu op het andere overgnau , zieh nict tot de cxtreniteitfii (uiterste deelen) bepalen , maar bet ligchaam als doorwandelonde of ronddwalende aantasten ; kreupelheden van deze soori hebben dc: eigenaardigheid , dat /,c verdwijnen , zoodra het ligchaam warm wordt.
Buifendien zijn de liier opgegeven kenteekenen slocbts in koo-verre als leiddraad aan tc merken, als bij hunne aamvezigheid zieh het vermoeden voor dezen of geneu toestaud te kennen geeft; //c zekerlteid, of die werkelijk aanvvezig is, of niet, /.al eerst daanloor aan het lieht keinen , dat ook al de andere ziektever-schijnselen, die bij de beschrijving van elke Kfzonderlijke kreupel-heid zijn opgegeven, eveneens aauwezig zijn, in elk geval moet het ondcrzoek van een kreupel paard met opmerkzaamheid en zonder vooringenomenheid van een zeker idee begonnen en vol-eindigd worden . en in weerwil daarvnn is echter niet altijd daar-bij eene vergissing te vermijden.
1.
Kreupelheden, welker -AsSyFaatlaquo;? laquo;-s 4c hot'vlaquo;'!raquo; is,
a.) De rheumatische iloefontstekiugj Bevangen-heid, V ervangenheid, Vers t ij vi ng, lleeziekte.
De hoefontstekiiig of bevangenheid l,reft voornaraelyk goed doorvoede dieren, zonder cenige voorbode, en last een , de beide voorbeeneii, of ook laquo;el al de beenen te uelijk aan. De ziekte oulstaat dikwijls na ecu vooratgegaue vei^andering van voeder, of vvanneer paarden ook siecht? toevallig eeumaal een ongewoon brandig voeder, b. v. rogge, peulvruchten, paarclcnboonen gegeten hebben. Ook dikwijis onlstaat zij tengevolge van koudevatting, na te voren zeer wann en bezweet te zijn geweest, als laquo;anneer zij een rheumatisch karakter bezit; dikwijis ook worden paardeu door do ondern'erpelijke ziekte aangetast, wanneer zij lang werkeloos op den stal hebben gestaan ; maar even vaak ook ont-staat. zij, zonder dat eene der oorzaken aanvveztg is geweest, en het paard, dat des avonds gezond van den arbeid terugkeert,
-ocr page 465-
*89
is den folgenden morgen tcv aaanwernood in staat, om op de beenen te kunnen staan.
Hit oude nrtsen hebben lt;le ouderwerpeHjke ziekte naar hare onderscheideue o!)iy.iikc:i rerscbillende nameu gegeben. De Daam reeziekte is daaraan ontleend, dal herten en reeeu daaraan dik-wijls lij(ieii, doordieu zc, op de jagt vervolgd wordende en dan bezweet xijndc^, vaak hunne vlugt door ecu' stroom vorvolgen en tengevolge dier plotselinge verkoeling den volgenden dag- bijna vülkomen stijf eu uiet in staat '/ijn , om voort te gaan, aange-troffen worden.
Ken te eke a en. Dt bevangenheid of rervangenheid, gelijk men hier en ook elders plecgt te zcggeu , is niet moeijelijk te keimen; het paard doet zigtbaar moeite , om de lijdende voeten te ontzien, en ze zooveel mogelijk le verschoonen; is het ecu oi zijn het beide voorvoeten, dan zet liij die vooruit, terwijl daarbij de achtervoeten onder den buik geplaatst worden ; zijn de aciitcrvüeteu nicer aangedaan, dan worden de voorvoeten meer onder den bnik geplaatst, opdat bet zwaartepunt des ligchaams de gezonde voeten meer nader komt. Tevens zijn de hoeven meer laquo;•arm eu toout het dier door onderzoekiug der lijdende hoeveu met de visiteertang of ook door daarop met een hard voorvrerp te kloppen, overal piju , en de polsader van 't scheenbeen , wiens slag bij gezonde dieren in een plooi tiisschen de buigende of hielpees (hakzenuw) eu het pijp - of scheeiibeen gcwoonlijk slechts zeer zwak, of geheel niet gevoeld wordt, is thans zeer duidelijk te voeleu.
De gang van hot paard is, uaarmate een, twee, drie, of al de vier voeten aangetast zijn, in versehillcnde mate belemmerd; wan-neer zij alle vier lijden , dan liJKt de voortbeweging meer naar kruipen dan loop en , want de dieren trachten to vermijden, om met de tceneu het eerst den grond aan te raken , eu pogeu steeds de zwnarte des ligchaams op de ballen der voeten te laten nis­ten, waardoor de gang van bei paard natuurlijk zeer stijf eu plomp wordt.
ilet wezeu dezer ziekte is een zoivere onlsteking, en wauueer niet zeer spoedig een doelmatige en krachtige hulp der kunst aangewend wordt, dan volgt ligt eene latzweeting, waardoor volhoef, zelfa knolhoef kan ontstaanj in ongunstige gevallen kan zelfs het vuur daar bijkomen.
De vlakke hoef ot plathoef echter is nimmer een gevolg van de hoefontsteking , doch kau echter zeer ligt oorzaak van deze worden.
De plathoef is veelal een aangeboren gebrek, doch kan ook
i^B
-ocr page 466-
440
daardoor veroorzaakt worden, dat bij iiot besiagen tie dragten te ved weggenoraen on de zoul to veol uitgesnedea is, waar-door zieh bare concaviteit (uitgeholde vlakte, vlakke verdieping)
vermindert.
/eer li^t voegt, /.ich bij de rheumatische hoefontsteking nog eene borstontsteking, waardoor liet gevaar dan iKdnurlijk aan-merkelijk verhoogd wordt, in welk geval zij zoodanig behaadeld moot worden , als vroeger liij cle inweadige ziekten daaromtreat opgegeven is. Men zij echter door de versnclde ademhaling niet te bevreesd, daar dat alleen nog de borstontsteking niet kcn-merkt, want ook de hoefontsteking van dozen aard gaat steeds met versneldc ademhaling gepaard; ook koortsbewegiagen ont-breken niet, en de pols slaat dikwijls zelfs tot Sn per minuut en is vol en hard, de uitgeademde lucht is lieet en do mest vast, hard en klein van ballen.
Bij eeu' oDguustigen verloop geven de dieren het toenemen van de pijn daardoor te kennen , dat zij veel liggen , daariiij dikwijls stenen en veel zweeten ; de to voran uitgezette kroon van den hoef zakt in , de zoom dor kroon wordt los aan de vleesch-kroon , op ecu of twee kleine plaatsen , maar in con ongunstig geval aan geheel het bovengedeelte der kroon, en het paard ver-lie.st de hoeven, krijgt nieuwe schoenen, zooals sommigen ziel) nitdrnkken; ook sterft het dier we! voor dat tijdperk aan nil-putting of borstontsteking.
Tengevolge van onvoidoende of ondoelmatige ludp der kunst ontstnan raenigmalen zulke traurige uitgangeu dezer ziekte, doch wanneer men de rheumatische houfoutsteking in den beginne als zoodanig keat en vroegtijdig doelmatige hulpmiddelen gebruikt, dan is hare beoordeeling vrij wat gunstig te stellen, ofsehoon dan nog vaak, wanneer ze nl. reeds twee of zelfs we] drie dagen bestaan iieeft, niet meer al de mogelyke gevolgeu voor-gekomen kunnen worden.
De behandeling worda begonnen met eenc naar het ge-stel des diers geevenredigde sterke aderlating uit de halsader, voor jonge , krachtvolle paarden van vier tot vijf kan ; de ijzers worden van de zieke voeien afgenomen en de hoeven moeteu tot over dc koten in eene pap van leemaarde en koemest ge. vvikkeld worden, dat men het best doet door middel van daar-voor vervaardigde zakjes, die da:; daarna aanhoudend door be-gieteu met kond water in kouden, voehtigen toestand gehouden raoeten worden. Doze zeer dikwijls herhaalde koude begietingen zijn voor tie spoedige en radicale genezing van het grooiste be-
-ocr page 467-
441
lang ; wauneer dit naar cisch vrordt gedaan , dan is doze tne-thode beter dan het inwrijven van spaausche vliegeazalf boven de kroon en lict doorsnijden der hoornzool, 0111 door eeue insoijding in ck- vleeschzool een dadelijke plaatselijke bloedontlasting te bewerkcn. Beide metlioden kunnen wol is waar eeue goede werking doen, doch ondervindt inen somtijds daarvan nadeelige gevolgen en laugdurige aaziekten.
Daarentegen is het geraden , om de uitwcndige behandeling door een doelmatige inwendige te ondersteunen, lietzij door ver-koelende, oplossende zouten, of door eeue krachtige afleiding op het darmkanaal door drastische purgeermiddelen, Wei is deze Inatste wijze vnn bandelen de zekerste en spoedigste , niaar bij uiterätgevoelige dieren, en bij eene zeer gevoelige gesteldheid der koorta, die de ziekte vergezelt, willen sommige artsen nadee­lige gevolgen van de drastische purgeermiddelen gezien hebben , doch naar mijue meening kan dnt allcen dau hot geval zijn, wan-neer de vroorafgegane aderlating nict groot genoeg is geweest.
Als een purgeenniddel, boveabedoeld, verdienen de volgende piilen aaubevolen te worden.
Neem ; Sucootrijnsche Aloe 10 drachma
poeder van Gemberwortel 2 drachma zeep, zooveel als loereikende is, om daarmede eene pil te vervaardigen; of Neem-. Crotoon-olie 15 tot 22 droppen (al naar de groot-te des paards)
fiju gestarapte foenum graecum 2 lood Met zoo voel water als noodig is tot eene pil gemaakt. Znlk eene pil moet in eeiunaal ingegeven en dan de werking algewacht worden , terwijl het paard nnmsohoüts laauwwarm ze-melwater te drinken moet hebben.
Mogten cv redeuen bestaan , dat deze middelen niet geraden y.ijn, b. v. eene reeds aanwezige prikkeling in het darmkanaal, clan Neem : Salpeter 4 lood
Glauberzout 13 lood Gcntiaanwortel 8 lood, Met wat roggen- of anders tarwe- of gerstsnmecl en water, zooveel toereikencle is , tot eene niet dikke likking bereid en in geregeld verdeeldu tusschenpoozen in een etmaal in te geven.
Voigt hierbij eenige beterscliap, dan moet men vooral niet ver­tragen met de hoven beschreven verkoelende omslagen om de hoeven. Worden de voeten minder pijnlijk, en staan das de dieren nieer, en minder onnatuurlijk, dan ishetgoed, zoo daar-
-ocr page 468-
442
toe gelegenheid bestaat , om ze in Btroomend water te leiden , of als het weer znlks veroorloofd, op zeei vochtige, moerassige gronden laten loopcn. Men houde met de verkoelingen der voeten , lictzij door omslagen of door loopen in water eu moe-ras, volstrekt niet eerder op, dan uadat elke zweem van pijn en vermeerderde wärmte in de voeten ten eenenmale zijn verdwe-nen en deze weder volkomen vrij en onbelemmerd bewogen en gebruikt worden. Wordt de behandeling eenigzins vroeger be-ciadigd of het paard te vroeg vveer op harden grond gebruikt, dan bliift er een geringe graad van outsteking terug, wordt chronisch (slepend, langdurig,) en is dan in vele gevallen ouge-neeselijk, eu vindt veel plaats bij hengsten en goed doorvoede, vleesehiijke dieren.
Door dc in dezen opgegevene handelwijze naauwkeurig eu onverdroten op te volgen en voora! daarmede aanstonds l)ij het eerste outdekken der ziekte te beginnen, zal men de vele schadeiijke gevolgen, die ail verwaarioozing en verkeerde be­handeling zeer ligt, ja meest altijd voortvloeijen, in verreweg de meeste gevallen voorkomen en längs don spoedigsten weg tot rolkomene genezing der ouderwerpelijke ziekte geraken.
h.) Het Verballen dor Hoeven.
Waiineer paarden, runderen en andere huisdieven lang op een' harden grond, op grind- en straatwegen uiocten loopen , dan wordeii daardoor ligt de voeUoleu, namelijk de achterste deelen daarvan beleedigd en in outsteking gebragt
quot;Men kan dezen toestand gemakkelijk kennen; de dieren zijn aau den een' of anderen voet of aan meer voeten aanmerkeiijk kreupel, en geven bij het onderzoek met de visiteertang of door kloppen met een hard voonverp op de achterdeelen der zool groote pijn te kenneu , tenvijl dc voet daar ook zeer warm is en niet zeldeu rood doorschijnt.
Door verwaarioozing oi' ondoelraatige behandeling gaat ook deze outsteking in uitzweeting over, dock het verliezcn van de hoornbedekking der hoeven en hot vuur zijn hier minder te ver-wachten , dan bij de voorgaande ziekte.
De behandeling is eenvoudig; slechts in weinige gevallen wanneer meer dnu een voet beleedigd en ontstoken is, dc dieren zeer volbloedig zijn eu er werkelijk koorts bij den patient waar-genomeu wordt, is eerie latiug uit de halsader uoodig, naar 't gestel on den toesiaud des diers van twee tot vier kan; is de
-ocr page 469-
•143
ongesteldheid pas ontstaan, dan gebruike men aanhoudend vex-kooleiule omslagen om den beleedigden voet, b. v. van koud water en azijn, snijde het hoorn der zool belioedzaam dünner , en ingeval men besponrt, dat liet zieh van zijne verbinding be-gint los tc maken en er materie uitzijpelt, dan snijde men het losgescheidene lioorn weg eu bette de nil blootliggendc vlcezige deelen met ecu zwakke oplosnng van kopervitriool. Dringt colder de vleescluool woekcrend door de opening been, dat dan wel cens geschiedt, als er nog hevige ontstelcing bestaat, dan meet men bij dag de koude omslagen onverdroteu voliiouden en des nachts een verband opleggen van een verzadigde o[ilossiiig van zwavelzuur koper , het te voorschijn gezwollene , van hoorn ont-blootc vleeseh, verbinden , toldat de pijn merkelijk vermiaderd is. Vindt dat plants, dan neme men een bosje vlas of hade, be-laquo;rochtigc dat Ecet een verzadigde oplossiug van blaauwe vitriool (zwavelzuur koper) en bevestigc het daarna met een spatel of dergelijk voorwerp tusschen do zool en 'thoefijzer, waardoor het te voorschijn gedrongen gedeelte der vleeschzool verdroo-gen , hoornacbtig worden zul, terwijl bet de daarouder liggende weeke deelen beveiligt.
Wanneer er aan de zool of de ballen plaatsen gezien worden, laquo;vaaraan duidelijfc versterving wordt waargenomen, en dieateuge-volge een dunne , ongezonde ottering plaats vindt, dan snijde men eveneens met het mes de losgescheiden hoornstnkken geheel weg, wende laauwwarme voctbaden of wasschingen aan van hooizaad-aftrekscl, on verbinde des avonds den lijdenden voet met een mengsel van eene oplossiug van kopervitriool en tink-tuur van duivelsdrek , van elk gelijke deelen. Zoodra het hicr-door is gelukt, eene goedaardige , naar room gelijkende ettering te bewerken, dan behoeit inen vorder niets raeer te doen , dan nieuwe beleedigingen gednrende het genezingsproces te beletten.
Wanneer rundvee door de ondenverpelijke ongesteldheid aan-getast wordt, dan blijven do dieren bestendig liggen, en zijn uiet te bewegen, om op de voeten to gaan staan. De bebande-ling bliji't nagenoeg dozelfde ; ook bier zijn aanhoudende ver-koelondc omslagen eon hoofdvereisohte; men geve de dieren zeer veel ligstroo , teneinde het doorliggen voor te komen, en in dien tijd vooral geen klaver, daar dat thans ligt troniraelzuclit (wind) zon te weeg breiigen.
c.) Van de St een gal len.
De steengallen worden alleen aan de voorvoeten aangetroti'en, I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;29
^
-ocr page 470-
44t
en wel voovnamelijk aan de binneazijde des voets , achter in den Iioek der voetzooi, waar de wand zieh buigt.
Kenleekenen. Hct paard gaat weinig of zeer sterk kreu-pel, naarmate de pijn, die hem de steengal veroorzaakt, meev of minder hevig is; in den staat van rnst zet liet den voet sleclits met den teen of toon op den grond eu poogt de dragteu te ontzien , zonder dat men overigens eene reden voor het belem-merd doortreden aan de pees of het kootgewricht bespeuren kan; doch moet hierbij opgemerkt worden, dat vaak bij iievige belee-digiiigen of reeds aauwezige ettering de voet tot over het koot­gewricht gezwollen is, weshalve men, wanneer dat het geval mögt zijn, dan nimmer moet verzuimen , het naauwkeurigste onderzoek van den hoef met dc visiteertang te doen.
Bij een naauwlettend onderzoek bespeurt men door drnkking op de biimenzijde van den wand en de binnenzijde der zool (aan de buitenzijde slechts zeldzaam) pijn en vermecrderde wärmte; door zacht klopppen tegen der. wand op dezc plaats ontwaart men eene trekkende. schokkende beweging met het geheele been, of alleen met de spieren van den voorarm.
Wanneer mi, op hct vennocden of de raste vooronderstelling van steengallen , nadat hct hoefijzer is afgeuomen , cp de reeds aangetoonde plants de zool met hct veegmes dnngesneden wordt, dan ziet men op meerderc of mindere diepte het hoorn te dier plaatse door ultgestort bleed rood of blaanwachtig rood ge-kleurd, waardoor de aanwezigheid van een steengal bewezen is.
De oorzaken der steengallen zijn alleenlijk boleedigingeu der aangeduide plaats van dc vleeschzool, doch kan niet wor­den ontkend, dat de vorming van den hoef menig paard zeer vaak daaraau doet lijdeu , daar de onderviuding heeft bewezeu , dat volkoraen nitgeroeide steengallen ligt terugkeeren , en dat er paaiden zijn, wier zool aan 'tachtereinde in de bogt zieh schier aanhoudend in zulk een geprikkelden toestand bevindt, dat tel-keus bij het beslag daarop moet worden toegezien.
quot;Wordt dezc ontsteking niet tijdig tot verdeeling gebragt, dan maakt zij steeds den uitgang in ettering, en daar de etter zieh geen anderen weg kan bauen , zoo stijgt zij op tot aan de kroon , waardoor zwelling ontstaat, en breekt daar binnen kort door; men noemt dat dan een etterende steengal, die bij rust en doel-matige middelen weldra hersteld wordt; maar vreet de etter den vleeschwand des hoefs door eu geraakt zij tot aan 'thoelbeen of aan het hoefkraakbeen, dan verplaatst zij die in ontsteking
o
en veroorzaakt beenvreturij aan 't hoef been, of, nog erger, d hoefkaakbecn-fistel.
-ocr page 471-
445
De behaudeli ng. Wanneer de steengal nog slechts een eenvoudige ontstoking h, dan is de behandeling alleen ontste-kingwerend.
Men neme hot ijzer af van den kreupelen voet cn snijd het drnkkende boom met een doelmatig instrument weg, wend koude omslagen aan en verraijd nieuwe knellingen.
In wcinig heteekenende gerallen , olsclioon bij een gevoelig paard de krenpelheid daarom zeer erg kan zijn a is het voidoende, om na bot nitsnijdcn nog een spaander hoorn van den wand en der zool af te iiempn , zoodat de lioef door 'tlaatslc vierde gedeelte der lengte vau 't ijzer niei; aangcraakt wordt.
Het vullen met gesmolten pik , met dikke terpeutijn, kandij, suiker enz , zcoals dat bijna al lt;le smeden doen, is volslrekt rsiet aan te raden; wil men de gemaakte holte vullen, dan ne­me men daartoe alleen wat ent-was. De krenpelheid verdwijnt dan gewoonlijk binnen een etmaal tot drie dagen,
Is er echter geene ontsteking mecr aanwezig , maar vloeit bij de iasnijding reeds etter nit, dan meet a! het losse hoorn met dnarloe passende instrumenten vcrwijderd en de zieke hoef met een omslag van laauwwarm hooizaad-at'trcksel omvvik-keld worden. Is hierbij de etter alletnüjk tusschen de wanden en de zolen geweest, dan verdwijnt ook in dit geval de kren­pelheid spoedig ; de weeke deelen verharden sebielijk , wanneer ze met eene oplossing van kopervitriool bevochtigd worden, en met een bovenvermeld beslag kunnen dan de dieren weldra we­der voor veldarbeid gebruikt worden.
Breekt de etter aan de kroon of zoom door , dan volgt dik-wijls de genezing vanzelf, ook wel dnardoor, dat men door het opsnijden der zool een afloop aan den etter naar beneden verleent.
Met zekerheid is op zidk een' gunstigen uitslag echter geens-zins te rekenen; men lette in zulke gevallcn daarop: wanneer na het doorbreken en uitvloeijing van etter of materie de pijn nog verscheiden dagen aanhoudt of zelfs wel toencemt, dan drale men niet, om door het mes het geheele etterkanaal van bovenaf bloot te leggen. Daarbij kan wel is waar niet vermeden worden, dat hot sink hooni aan de dragt van de overige hoefbekleeding geheel afgescheiden wordt, doch wanneer bij het beslag daarop gelet wordt, dat gezegd deal door het ijzer volstrekt niet aangcraakt wordt, dan groeit de hoef van bovenaf wecr gelijkraatig en geslotcn aan.
Ingeval bij de heeling de vleesduvand boven den hoornwand le voorschiju wockert, dan handele men daarmede eveneens met
29raquo;
-ocr page 472-
I Hi
wasscluugen van laauwwarm hooizaad- of kamillenaftreksel, eu
verbinde met eeno oplossing van kopervitriool en tinktuui van doivelsdrek, als bij hot verbauen geleerd wenl. Zijn in de wonde splinters van aangevreten beenderen , dan moet men die door het bestrijken met terpentijn-olio gaandeweg trachten te voorscliijn te doen komen.
Lang voor dat de nieuwe hoornwand weer volledig is gewor­den , kan Let paard zonder nadeel op den akker , maar geens-zins op liardcn grond of straatwegen gebruikt worden. Heeft men eon tamelijk groot stuk der zool moeten vcrvvijderen, dan voorzie men bet paard aan dien voet van een gcsloten hoefijzer | teneinde beleedigingen der oubedekte hoefdcelen voor tc komen, en laat het ijzer digt voor de zieke plaats van een bij- of neven-kalkoen voorzien.
Ook voor die paarden, welke door gedurige steengallen toonen een bijzondere neiging daarvoor te bezitteu, is zulk een bij-kalkoen zeer dienstig, daar het schier niet doenlijk is de ijzers van achteren zoo dik en stevig te makcn , dat zc op steenach-tige wegen niet buigen en daardoor knelling en beleedigingen te weeg breiigen.
d.) De ontsteking en ettering van het Hoef-kraakbcen of de lioeik r aakb een-fis t el.
J)e ontsteking van het hoefkraakbeeu geeft zieh door de heete en pijnlijke opzwelling van een der beide aan de ballen lig-gende boefkraakbeenen en de daarop volgende ettering door Terming van zweren in genoemd deel te kennen. In het kraak-been vormen zieh iistelkaualeu, die hare monding ten deele in de kroon, weshalve zij ook kroon-fistel genoemd wordt, en ten deele in het hoefkraakbeeu hebben. Slechts in uiterstzeldzame gevallen hceleu zij zonder de krachtdadigste hulp der knnst, eerder voordat het geheele kraakbeen verwoest is, waarover som-(ijds een jaar en langer tijd verloopt.
De ontsteking van hot hoefkraakbeeu is wel veelal een gevolg van kwaadaardige, verwaarloosde steengallen, maar ook andere werktuigelijke beleedigingen, als het trappen met scherpe kal-koenen in de ballen, en vooral het slaan in de ijzers met de achtervoeten, kiinueu deze ziekte te weeg brengen.
Aan de ballen toonen zieh het eerst in verschillend hoogen graad de vcrschijnselen der ontsteking; in dit tijdperk gelukt het nog menigraaleu door inwrijvingen der biaauwe kwikzalf of ook door eeue tegenovergestelde handelwijze, ul. door inwrij-
A
-ocr page 473-
•u:
viugeu van spaansche vliegenzalf, da ettering voor tc kümeu. Is dat echter niet het geval, dan ontstaan kleine , roiulachtige openingen, waarnit zieh ecu cluune, graauwachtige, met kleine krankbeeu-deelijes vermengdo etter outlast. Brengt men daarin bet süiuleerijzor (soude), dan ontvvaart men oppervlakkig lig-gende iistelkanalen, of het kraakbeen is ook wel in zijn geheele dikte doorboord, zoodat zieh daarachter etterholten of verza-melingen van etter kunnen vonuen, die het aanvreten des hoefbeens begünstigen. Deze soort van kraakbeenlistcl is cle gevaarlijkste en is dikwijis iiiet to heelen.
Meestal echter is de kraakbeenfistel binnen körten tijd te ge-nezen , wanueer men n.l. geene ouvedclijke eischen, b. v. het gcbruiken des dicrs op harden grond, doet.
Vroeger had men in gunstige gcvallen toch veelal 6 tot 8 vveken noodig, cm de heeling le bewerkstelligen, terwijl door de nieuwe zamenstelling van dc fransclie artsen villat en ma-huge dat binnen twee tot drie weken kan geschieden.
Tweemalen ben ik in de nabijheid dezer stad in de quot;-elc-en-heid gewcest, dat voorschrift te gebruiken , en de beide keeren met de nicest verrassende uitkomsten.
Genoemde fransclie veeartsen verzekeren een oufeilbare hee­ling en grondige gonezing der kraakbeenfistel binnen twee we­ken , door dc volgende behandeling :
Men losse twee lood kopervitriool en vier lood zinkvitriool op in twee pond (apothekers gewigt) wijnazijn, en voeg bij deze oplossing nog: acht lood loodazijn (acet. lijthury.). Met dit vuor liet gebruik goed omgesehud mengsel spuite men twee­malen 'sdaags de fistelkanalen in, en houde daarmede üoo lan^ vol, totdat bij het inspuiten bleeding ontstaat. Deze bloedin^ is het teeken, dat van den bodem af iict fistelkanaal zieh weer met een nieuwe gezonde voortbrenging vnlt.
Het zijn echter niet alieen Iransche artsen , die deze behan­deling sterk roemen, maar ook de met het grootste ret zeer beroemde duitsche professor iieutwig, die waarlijk niet ligt lets op geloof en goede tromv aanuecint, belooft volkoinene heeling en sluiting binnen drie toi vier weken, en stemt mode hierin overecn, dat deze methode cenc der be la ngrijks t c nitvindingen is, die sedcrt vole jaren in ouzcheel-k nndige praktijk voorgevallen is.
Het zou dus dwaasheid zijn, om andere vroeger gebruikte middelen op te geven.
Wanneer zieh verzameling en verzakking van etter achter het liocfkraakbeen gevormd hebbeu, dan baat niets meer; zell's hot
-ocr page 474-
448
oitsnijden van het kraakbeen, dezc moeijelijko operatic, gceft zelden goede nitkomsten en vereischt vole iveken tijds , voor de sluitiiig der operatie-wonde, wcshalvc ik iiieinaud daarloe kau aauraden, tcnzij het ecno fokmerrie van ecu uitnumtend ras ware,
e) Tan den losgescheidenen Wand, het 1 osla­te u v a n den H o o r n w a n d de r Uoornzoo 1,
Het losgaan of de losscheiding van den wand van de hoornzool is insgelijks menigmalen eene oorzaak van kreupelheid, dewijl dc op deze wijze van zijuo vereeniging met de zool los geworden wand bij het nederzetten van den voet op den grond van den onder hem liggendcn vleeschwand afgetrokken en het paard daardoor cen gevoelige pijn vcroorzaakt wordt. Ook dit gebrek vertoont zieh meest aan de dragtwanden cu wordt aanvankclijk bij het onderlaquo; zoek niot zelden voor steengallen gehouden. Wanneer echter het ijzer afgenomen en de zool wat afgesneden wordt, dan onlbreekt de, de outsteking vergezellcnde bloedtiitseheiding der hoornzool, en men ontwaart daarentegen in de witfc lijn , die den wand met do zool verbindt, eene incer of minder lange, met brokkolig hooni gevulde, zwarte reotvormige verdieping, waaruit ook dik-wijls eene tamelijk dikke, zwartachiige, walgelijk ruikende etter, maar sleehts in geringe hoeveelheid , zijpelende te voorsehijn dringt; tevens is aan 'tgenoemde deel van den wand duidelijk verhoogdc wärmte waar te nemen.
De oorzaken van zulke losscheidingen des wands zijn ge-leu-en, behalve in een gebrekkige gesteldheid, broosheid, mnnv-heid van 'thoorn, gewoonlijk in ecu gebrekkig, siecht vervaar-digd besieg, zoodanig, dat, hetzij de zool zoo weggenomen is, dat deze geheel niet, maar ailcen de wand drangt, en deze dan op cen wcrktuigelijke wijzc van haar afgescheiden wordt, of het ijzer verbuigt zieh op oneffene stcenaehtige wegen en werkt dan op dezelfde wijze.
De behan deling. Het eerste zij dc wegneming der oor­zaken. Men trekke dus het ijzer af en legge het zoodanig weder op, dat op de aangedane plaats (nadat alvorens dc straks be-schrevene, onnatuiirlijko , reetvormige verdieping zorgvnldig ge-zuiverd is, zoodat hoegenaamd geen zand of kleine steentjes cnz. het naar eisch opleggeu des ijzers belemmeren kunnen) het ijzer de zool mede aanraakt en deze dus mede dragen moot, en eeu herhaalda uitwijking van den hoornwand dcor een vernui'tige ophooging op de regte plaats des ijzers worde voorgekomen.
-ocr page 475-
U'.i
lu de mceste govalleu loopen dc paardeu reeds mi deze ver-andcriug van 'tbeslag al lets beter; wanncer men daavna de paar­deu nog een paar uren met de voeten in koud water plaatst,
u
in een bad-emmer, ecu moeras of paardewed, dan verdwijnt d pijn geheel en al. Verbiedt echter de gesteldheid van den lioef, dat de zooi medc dragenkaa, zija, b. v., tevens steengallen aau-we/.ig, of is de zool op die plaats reeds belcedigd, dan moet de wand en de zool iets afgesneden worden, d. i. iets lager, dan dc daarvoor en .daar achterliggende ongedeerde , tot hct dra-gen bestemde deelen zijn, of het ijzer moet op de beleedigde plaats zoodanig Lngerigt worden, dat deze in het geheel uiet aangeraakt wordt.
Eveneens kau men handelen, ingeval do losscheiding van den wand zieh in de witte lijn niet zeer ver uitstrekt.
,/j V a u den K 1 e m hoe f.
De ziekelijke tocstand, die bekend is onder den naam klem-hocl', bestaat in eene uitdrooging en zamentrekking der achterste deelen van de lioeven, of beter der hoefbekleeding, en daardoor teweeggebragte kneuzing der zieh daarin bevindende weeke dee­len. Eeno aangeboren neiging of vatbaarheid voor dit gebrek treft men aan rooral bij edele paardeu, met cen droogcu, vasten hoof, en maakt deze, bij verwaarloosde verpleging van den hoef, dikwijls voor korteren of längeren tijd oubrnikbaar.
Kcnteekenen. De klemhoef ziet men meest in alle ge-vallen ontstaan aan de voorvoeteu, waarschijnlijk doordien dezc steeds mcor drooger staan dan de achtervoeten. liij goeft zieh te kennen door eene in 't oog vallcnde versmalling der achterste hoefdeelen , zoodat de ballen niet afgeroud, maar zieh spits voor-doou; tevens buigt zieh daarbij vaak de dragtrand van de dragt-wanden naar binnen om ; de zool is zeer ho'rond , als rond uit-gehold, de straal smal, te zamen getrokken, en, in tegenover-stelling tot zijn gewonen tocstand , schier beenhard. De gang des paards is daarbij zeer schroomvallig en schijnt derhalve stijf.
Dc oorzaken zijn of eene tezamentrekking, of inkrimping, van de vroeger goed gevormd geweest zijnde hoefbedekking, ver-oorzaakt door een verkcerde behandeling, b, v. to sterk nit. snijden van den straal of het doorsnijdcu van do steuusels bij het beslag, of gebrekfcige hoomvorming van den beginne af, als ecu gevoig van eene Iroorafgegane, siecht genezene hoetont-steking en andere ziekten , die langen tijd het treden van den hoef op geheel de zool verhindere! hehben.
-ocr page 476-
450
lgt;ij jonge paardeu, bij welke geeue rheumatische hoefoutste-king, geen lijilen van hct kootgewrioht, enz. het ontstaan van den klemhoef veroorzaakte , is de voiledige genezing daar-door tot stand te breiigen, dat men bij het beslag daarop lette, dat dc dragtenwand bestciidig verminderd gehouden worde, zonder dat daarbij zijne ombuiging naar binnen, do zoogenaamde steunsels, doorgesneden, en de straal veel weggenomen wordt, maar deze deelen moeten bij Let oitwerkea zooveel mogelijk ont-zien worden , en de straal door het opslagen van eon gesloten ijzer, die op hem aanshiit, tot het dragen eu uit elkander per-sen der wanden aangezet worden. Het doel van het uit elkan­der persen van de dragtwanden wordt daardoor nog bevorderd, wanueer voor het opleggen van een behoorlijk wijd ijzer de wand tot ziju halve dikte, digt voor het ombuigen tot de steun­sels, met eeue guds (een steekbeitel met een' holleu bek) inge-kerl't, en de gehcele hoornmassa des hoefs door manigvuldige omslagen van leemaarde eu koeracät en door hct insmeren vddr liet gebruik met eene zalf, bestaande nit varkcnsrcuzel vier lood, terpentijn- eu laurierolie van elk een lood, behoorlijk smijdig gehouden wordt.
Deze behandeling moet echter ook door de wijze van hct gc-bruiken des paards ondersteuud worden , dat, tot de voltooide genezing toe , hetzij op eene laaggelegene weide moet grazen, of althans toch alleen op den akker of op zacliten grond gc-bruikt mag worden, en volstrekt, vooral bij aaiihou-dcnd droog weer, van grind-, kci- en straatwegen, alsook van andere harde, als kleiwegen, enz. venvijdcrd gehouden wor­den.
Bepaald ongunstig echter is het uitzigt op genezing van den klemhoef, waar een ziekelijke prikkeling in de kroon of den vleesehwand bestaat, die of van een rheumatische hoefontste-king of van een andere rheumatische ziekte achtergebleven is. Bij dezulken zij men tevrcden, om de dieren tot die dienst steeds bekwaam te houden, waartoe de aard van hunne kwaal hen nog in staat stelt; men gebmike zulke paarden voor den arbeid op hct veld , en maak op de plaats des stals , waar zij staan, een zokere afdeeliug van latleu, die gevuld moet wor­den met vochtige leemaarde, zoodat de voeten gedurende het verblijf in den stal steeds koud en vochtig gehouden worden, en zorg beständig voor een doelmatig beslag. Men houde de dragt-wanden steeds kort, opdat ze zieh niet naar binnen ombuigen könnenj ontzie echter do steunsels daarbij, en oefene vooreerst slechts ecu matigc drukking uit op den straal, want vole paar-
-ocr page 477-
151
den verdragen die in 'tgeheel niet, en belet het ontstaau vau stecngallen, waartoe zulke lioeven zeci- geneigd zijn.
Bij een zoodanige behandeling kmmen zuike paarden nog jarenlang gebruikt worden, doch alleen op zachten grond ; het geschiedt niet zclden , dat indieu een paard , aan dezen klem-hoef lijdende, zoo behandeld wordfc, en men steeds op een doel-matig beslag acht geeft, en men natuurlijk vroeg genoeg er bij is, om de (iienstverrigting des paards volgens deze opgavc te veranderen , met den tijd weer een betcreu hoef bekomt.
y.) Van de Ho om spieet, Hoor nsche u r.
De hoornspleet bestaat in eene schein of spieet in den wand der uihvendige hoefbedekking , en komt wel voor aan den teen of toon , maar veel menigvuldiger nog aan dat gedeelte van den hoef, dat men de dragten noemt. Is de scheur aan den teen-vvand en doorloopcnd van den draagrand tot aan de kroon (van onder tot aan boven toe) dan noemt men haar veelal osseklaauw, ossespleet, (zie plaat IlT , fig. 5). De hoornspleet gaat, hetzij geheel van den onderraud der uitwendige hoefbedekking (de wand) nit naar boven toe , volgens de rigting der hoornvczels of buisjes , en bereikt den zoom , zoodat dus de scheur volko-men is, of zij stvekt zieh slechts over ecu zeker gedeelte van den wand nit, of zij gaat uit van den zoom naar den draag­rand toe , doch ligt in dat geval colder zclden juist in de rig­ting der hoornbuisjes , maar loopt in een of meer sprengen uit, (zie pl. Hl, fignur 3).
Eene hoornspleet , die de hoornbuisjes of vezels in grootere uitbreiding ovordwars vaneenscheidt , wordt eene hoornkloof geuaarnd.
De hoornspleten , scheureu en kloven zijn derhalve wel ligt te kennen, doch moet men bij den aankoop eens paards naauu-keurig onderzoek doon naar den hoef, daar zij door het instop-pen en eilen strijken met ent-uas en zwartsel goed bedekt en tijdelijk aan het oog onltrokken kunnen worden.
Zij brengen difcwijls een aanuicrkclijkc krenpelheid te weeg , doordieu de vleeschwand bclccdigd of gedrukt wordt door de naar binnen ombuigende ränden der hoornspleet, en venvekken daar onlsteking, zoodat door het loopen op ecu harden grond niet zelden bloed uit de hoornspleet vloeit.
De oorzaken zijn gelegen in grooto dorheid cn broosheid van den hoef, 'taanhoudend gebruik der paarden op steen- of straatwegen, inzonderheid bij aanhoudend droog weer, en ook
-ocr page 478-
•152
dikwijls in kvvttsureu (lev kroon, namelijk, blijveu ze vaak ach­ter, ua trappen op de kroon, kroonbetrapping. Zij zijn eeno even lastige als laagdurige kwaal, en wel te ineer langdurig, hoe minder de bezitter do voorwaarden ter herstelling, die de na-tuur in de ineeste gevallcn gebiedend eischt, gencgen is to ver-v alien.
1) e behandeling. Men wende, teneimle de ontstekiug zooveul eenigzins mogelijk to verdeelen , vcrkoclende omslagen aan cm den lioef, waardoor dus tevens ook het boom wee-ker wordfc.
Is daardoor de buitengewone wärmte verdwenen, tlan kau men do behandeling vorder uitstrekken. Gaat dc hoornsplect uit van den draagrand , d. i., van beneden af, en gaat zij naar boven heen, dan name men in de eerste plaats van de randen der spieet, (met het laurierblad-vonnig mes) zooveel hoorn wog. dat op de binnenzijdc der spieet hot hoorn sleclits nog een ge­ringe diktc behondt, en ze dus het aanzien verkrijgt van con vlakke, ondiepe greppel of gootje. Daarna moet men het ui-terste eiude der spieet van boven naauwkeurig opzoeken en deze door het nitsnijden van een Lalvcmaauvonnig stukje hoorn , wclks coavexUeii (rond verheveno \lakte, bolle zijde) naar den zoom gekcerd is , het verdergaan der scheur beletteu. Men moot echter naauwkeurig daarop acht goveu , dat dit nitsnijden ook ver genoeg naar boven toe vcrrigt worde, eveneens, dat het door dc geheele dikte van den hoornwand gemaakt worde, daar anders hot vorder opscheureu der hoornspleet naar boven plaats vindt.
Bevindt zieh de spleet aan den teen van den wand, dan wordt het ijzer aan beide zijden met verhevenlieden of daarop U'eplaatston raml voorzion , die het uitoenwijken on porsen van den hoof bcictten. Doelmatig voor doze en andere hoefgebre-ken is hot dan ook door don lieor igxaz stelzig uitgevonden en tot nu toe nog in do K.K. Oostenrijksche Staten gcoetroui-jeerd nood-hoel'ijzer , die door hem voor twee oostenrijksche gul­dens per stak al'geleverd worden, en de paarden daardoor voor schier al dc dionsten geschikt maakt, (adres te Praag, no. 377).
Is echter do spleet nicer aan een dor dragten , dan snijde men het achter de spleet gelogen stuk buitendien lets lagor, opdat het nict behoeft inede te dragen , en das ook niet vorder afgedrukt kan worden. Jn den vorderen loop der behandeling moet dc hoef steeds rijkelijk met vet gesmeerd worden.
Van veel raecr belang zijn die hoornspleten, welke van den zoom at naar benedenwaarts Icopen ; cok vindt. daarbij vakcr
-ocr page 479-
453
drukking en ontsteking der vleeschzool plaats. üok hier bestrijele men de ontsteking door verkoelendc omslagen, en beiette niemve kwetsingen, maar daarbij moet men in dit geval nog zeer letten op ecu ongedeerde, nieuwe hoornvonuing, die van de kroon uitgaat. Is de kroon niet beschadigd, dan volgt in de meeste gevallen vanzclf een onafgebroken hoonigroei, zoodra bet be-snijden der spleetranden volbragt is en elke nieuwe scheuring vermeden wordt.
De aangroeijing van bet boom kau men bevorderen door de kroon twee tot drie dagen achtereeu eenmaal des daags met tinktuur van spaansche vlicgen te bestrijken j dikwijls is hierdoor reeds in acht tot tien dagen bet weder aangroeijen van een goe-den hoornwand te bespenren , waarop dan alleen de aandacht geveätigd moet worden, want eonc onvoorzigtigheid in bet ge-bruiken des diers kan vaak de vruclit van wekenlange voorzig-tigheid vernietigcii. Zoodra de wand ougeveer een halve duiin onafgescheiden van den zoom weer aangegrocid is, scheide men ook hier Let tezamenhangend van bet daarbenedenliggeml gespleten deel door de boven beschrevene balvemaanvormigc suede, teucindc lict inschearen van dit nieuw gevormd deel te verhinderen.
Met deze bebandeling zal men in alle gevallen dan het doel bereiken, wanneer de paarden gedurende drie of vier weken van alle diensten verschoond biijven, en bet is dan niet noodig, om een gedcelte van den wand door afscheuren van den hoef le scheiden, tenzij wanneer zieh in den vieeschwand eene sleebt gestelde ottering ver onder den hoornwand mögt uitstrekkeu , dan is de verwijderiug van het losse hoorn volstrekt noodzakc-lijk , teneinde heeling bepaald kuune volgen.
Men verzuimc ook vooral niet, om met de rasp en hot mes het nieuw aangroeijeude hoorn in rcgelraatigen vorm en door menigvnldig insmercu met vet zeer smijdig te houden. Ts men hierin nalatig geweest en heeft de kroon een onoogelijk , als ware het ecu gelidteckend aauzieu , dan moet men haar met het roodgloeijend ijzer twee tot drie x/.x duiin van elkander ver-wndcrde punten , of stippen, branden, en dan het gevolquot; daarvan afwachten.
]quot;)e lioornkloof beboeft gewooulijk zeer weinig toezigt; het is allezius toereikende, om de randen goed te besnijden en zc met cnt-was digt te. makeraquo;, opdat geeue onreinheden of vreemde lig-chamen daar bin neudringen , want gaandeweg grocit ze dan weer aan en verdwijut ten laatste geheel en al.
-ocr page 480-
-1-5 1 //.) V a u li e t V e r a a ge 1 e n.
Hut gescliiedt zeer dikwijls, dat een of meer uagels, die die­nen , oin het lioei'ijzer te bevestigen , bij het beslageu lietzij wer-kelijk in do weekc dcclau van den hoef dringen, of altlians zoo na aan de inwendige zijde van den lioormvand opgedreven wor­den , dat ze den daaronder liggenden vleesclnvand bclcedigen, in ontsteking en ettering brengen, Ook vindt het menigmalen plaats , dat een in iiet nagelgat teruggeblevcn punt eens nagels van het oudc beslag door den nieuw ingcdreven nagel, of regt-streeks in den vleesehwand, of althaus zoovcr naar binnen ge-drongen wordt, dat bij dezen drukt, of eindelijk, bij het iu-slaan breekt de punt eens nagels af, of een schcrfjc scheidi zicli daarvan en een splinter gaat naar binnen.
De hierna volgende krcupelheid is geevcnredigd aan do be-langrijkheicl der kwetsuur, zoodat daar, waar de nagel, zonder den vleesehwand te beleedigen , hem door zijne te grootc uabij-heid slechts drukt, in den beginne dikwijls geheel gecne krcu­pelheid te bespenren is, cu deze, u.l, bij aanmerkelijko bitte en droogheid der wegen, verscheiden dagen na het beslagcn cerst bespetu'baar wordt. Maar ook daar, waar de nagei werkelijk tot de weeke deelen indrong , is de kreupelheid eerst onbedui-dend en wordt gewoonlijk aan het ongewone van het. nieuwe ijzer toegeschreven , tot eindelijk de ontsteking zieh volkomen ontvvikkeld beeft en de piju heviger is geworden. Is daarente-gen door grove onvoorzigtighoid des hoefsrnids de nagel tot op het hoef been doorgedrongen , heeft hij deze zelfs mede gekwetst, dan is de pijn echter aanstonds bij het begin zeer aanmerkclijk.
Door de plaats, waar de kwetsuur is toegebragt, ontstaat er een wezenlijk verschil in de wijze van het kreupel gaan , want, terwijl het paard den voet zoo op den teen plaatst, dat aan­stonds vermoeden van steengallen of van vernagelen opgewekt wordt, wanneer een der dragtennagels te diep ingedreven is, zoo is dat niet het geval, indien een der teon-of tooanagels aan-leiding tot ontsteking geeft , en inzonderheid is dan nit de wijze van het kreupel gaan geheel geene zckerheid to verkrijgen, wan­neer een klein stukjc van den nagel, een punt of splinter, inge-drongen en door de ontstane ettering weder los geworden is, zoodat het bij elken stap versehillead drukt.
Zekerheid van de vernageling vcrkiijgt inen door bet onder-zocken van de hocfbcklecding, wanneer men, nadat de pijn en verhoogde wannte ontsteking hebben doen kennen , het ijzer af-ncemt en de uitgelrokkenc nagcls, alsmcde de nagelgatcn, naauw-
-ocr page 481-
•Ij5
lottcnd beschouwt, Daar , waar de nagel werkelijk in tlen vleeseh-wand is geweest, is hij de cerste twee dagen na de vernageliag met bloed bezoedcid, en ook lieeft het nagelgat wel een bloedi-gen rand. Is echter de kwetsuur ouder, dan is dc nagel of met eenc zwart, geronnen stof of met graauwachtigen etter overtogen , die ook uit het nagelgat vloeit, Wanneer eehter de nagel nict gehcel door de hoombeklecding gedrongen is, maar sleclits knelling en geen eigeulijke kwetsing de oorzaak der ont-steking ware, dan geeft het verder naar binnenstaan van het nagelgat grond tot verdenking. Doch ook dit valt weg, wan­neer de nagel afgespliutevt is, als hij zioli in het hoorn wat heei't omgebogen, of Indien eeu oud nagelstuk de oorzaak van dc knelling is geweest; derhalve is het bij onduidelijke gevallen noodzakelijk , elk afzonderlijk nagelgat aan de lijdende zijde door zc op te snijdon te onderzoeken, en cok de zool op de pijnlijk-ste plaats door tc snijden , dewijl juist uiet altijd het nagelgat met de etterverzameling of etterholte in verbinding staat.
Wordt de nagel, zoo hij niet op de behoorlijke plaats te voorschijn komt, aanstouds weder uitgetrokken ; is de wand, volgena de uitdrukkiug der smedeu, aangestoken geworden, dan volgt gemeenlijk geheel gecue kreupelheid ; blijft hij echter in den vleeschwand of in te groote nabijheid daarvan steken , dan volgt telkens ontsteking en eltering, welke laatste in zijne toe-neming ergens een oitgang zockt, hetzij boven de ballen, of hij stijgt tusschen de wanden op en vomit aan de kroon cene uit-zetting en later ceue fistelachtige zweer. Wanneer het kwetsende voorwerp niet verwijderd , de aanwezige etter geenen weg ter uitvloeijing gebaand wordt, wanneer afsplintering des lioefboons bestaat, of de hoef op ziehzelf vol, ineengedroogd , over 't al-geineen misvormd is, dan kunnen daaruit kraakbeenfistel ea beenvreterij ontstaan. Bij eeu goede vonning van den hoef en onder gunstige omstandighedeu volgt de genezing meestal spoe-dig en gemakkelijk.
Hecft men, teneinde te onderzoeken, of or een punt of eene schilfer eens nagels in den vleeschwand zieh bevindt, de vleesch-zool met het mes op eene plaats bloot moeten leggen , dan ma­ke men bij groote pijnlijkheid warme omslagen van een afkook-sel (door heete trekking) van lijnzaad, of ook van malva- (kaasjes-kruid) en bilzenkruid; verdwijut daarna de pijn, dan bestrijke men de ontblootte zool alleeu met tinktuur van aloe; drino-t eehter deze zool buiteu de hoornzool te voorschijn , dan moot men een verband, dat in eene oplossing van kopervitriool ge-drenkt is, daarop leggen. Verdwijnt eehter de pijn niet door
-ocr page 482-
466
straks genocmtle omslageo , dan moet het kanaal lussclien de wanden eveneens met eene giuls (een steekbeitel met een liol-Icn bek) opgespoord en do vleeschwand in zijn gelieele schei-ding blootgelegd worden; ziju er geene complication —ver-wikkeling of zamenvoeging van zekere toestauden —aanwezig, dan zijn warme omslagen als bovenbedoeld en het bestrijken der wonde met tiiiktnur van aloe1 allezins voldoende , om spoe-dige heeling te bewerkeu, ook is het volstrekt niet noodig, orn de dieren tot aan ilc volledige wederaangroeijing der lioorn/.ool te latcn staan , wanneer slechls door een doelmatig ijzer en het on-derleggen van een stuk vilt het outbloote weeke deel beschut wordt. Veel moeijelijker en langduriger te genczen zijn die kwatsu-ren, waarbij het lioci'ljeen mede geladen heet't, de kvoon aan-merkelijk medc onlstoken is en deze dik over den zoom uit-staat en de haren daar nitgaan. Men verwijdere dan al 'tlosse hooni, zoodnt men do gekwetste , diepere deelen vrij kan zien; gebruik dezelfde omslagen als boven beschreven zijn , en bestaat er een mime afscheiding van walgelijk rnikendc etter, dan ne-me men voetbaden of wasschingen van chloorkalkwatcr en ver­wijdere do missehien aanwezige splinters van 'thoefbeen en lugt;,-strijk de veolligt raauwe en aangevretene plaatsen met terpen-tijnolie of houtziuir , waardoor ten laatste genezing bewerkt wordt. IMen lette echter daarop , dat het spoedig aangroeijende lioorn niet over den nog niet volkomen geheelden vleeschwand nederaToeijc en later daarop drnkke; het nienwe hoorn moet, zoolang de nronde nog ettert en 'thoefbeen nog niet volkomen bedekt is, steeds weder weggesneden worden , enookdau, wan­neer dit alles plaats heet't, moet het met hot mes vaak besnoeid worden, dewijl het steeds aan den bencdenrand dik zieh om-legt en spoedig uitdroogt. Bovendien inoet men daarop leiten gt; dat al de sneden in het hoorn steeds gladde , zeer zuivcre vlak-ten , zonder uitstekende kanten of hoeken hebben.
?'.) Het intreden van vreerade voorwerpen, spij-kers, glassc her ve n enz., in den Hoef.
Eon andere kwetsuur der inwendige deelen van den hoef, die onder zekere omstamlighcden nog gcvaarlijker kan worden dan het vernagelen , is het intreden van scherpe, puntigo voor­werpen in den hoef, zooals niet zelden plaats vindt, waardoor zijne inwendige deelen gekwetst worden.
Kenteekenen. Is de kwetsuur pas ontstaan en het vreemde voonverp nog aanwezig, dan blijkt bij onderzoeking van hot
-ocr page 483-
43 7
kreupele paanl de ooizaak duidelijk , maar is dat voonverp nict meer in de /.ool aaawezig, en heeft de opening, die deze reroorzaakte, zieh reeds weder gesloten , dan moet er eerst eene laag hoorn worden weggeuomen, voor men oen spoor der kwet-sing ontdckken kan. In dit geval vindt men dan een kleine opening of sclieur, met zwartachtige of roodaohtige randen , in een zekore plaats der zool. Hct meest vindt deze verwonding plaats m de eigenlijke straalsleuf of groef, of längs de verbin-dingslijn van den straal met de zool of aau dieus spits.
Bij Let onderzoek en het uittrekken van't vreemde voorworp, een spijker, b. v., moet men uaauwkeurig toezien, of cr ook een versehe breuk daaraan te ontdekken is , zoodat het zieh laat vcriuoeden , dat de slift van den spijker, door eenige smeden nagelniet genoemd, in de wond is afgebrokeu en daarin is blij-vcu steken.
is het vrcerade ligchaam niet in de omuiddelijke nabijheid van dcu straal veroorzaakt, dan is gewoonlijk de verwonding mingevaarlijk, zelfs wanneer het tot op 't hoefbeen ware door-gedrongen ; eveneens is het gelegen met zulke kwetsuren van bedoelden aard, die den straal betreffen, doch niet de rigting dadelijk in dc dieptc hebben genomen , maar sclmins naar ach­teren gegaan zijn ; hierbij is met waarschijnlijkheid aan te ne-men, dat aileen du vleeschzool of dc vleeschstraal gekwetst is geworden; de heeling daarvan volgt weldra, wanneer na de ver-wijdering van 'tkwetsende voorwerp het hoorn , dat de verwende plaats der weeke deeleu bedekt, ongeveer ^ vierk, dnim rondom de wende weggeuomen wordt, teneinde de etter ongehinderd kan afvloeijen en men dan de ontsteking door aanhondende ver-koclendc omslageu doet verdwijuen.
Vermoedt men door de lengte des vreemden ligchaams enz., dat het hoefbeen mede getroffen of een gedoelte van het kwet-sende voorwerp in de wonde geblcven is, dan moet men een grooter stuk der zool van hoorn ontblooten en het wondkanaal wijder maken , zoodat de kwetsnur des hoefbeens zigtbaar worde; ook deze toestaud nog heeft op zichzelf niet veei te beteekc-nen ; wel wordt dc ontsteking hevig, maar de pijn wijkt weldra na warme omslageu van een aftreksel van lijnzaad en bilzen-kruid. Is de ettering aanvankclijk siecht en de granulatie (vor-ming van vleeschwratjes , nieuw vieesch; der vleeschzool te weel-derig (wild , vuil vleesch) , dan kan men dat spoedig verbeteren , wanneer het aangetaste stukje des hoefbeens zieh losgewerkt heeft en het ingebleven vreemde voorwerp verwijderd is; het cerstquot;-e-noemde bevordeit men zeer door het bestrijken met terpentijn-
-ocr page 484-
45 S
olie. Wanneer dan de heeling met bcdekking van liet hoefbeen begint en de ettering naar wenscb is , dan moot men de wond-vlakte bcstrijken met tinktuur van mirre of van aloe ; is echter de ettering te sterk en dun en woekcrt de zool buiten het hooni te voorschijn , dan neme men een bosje work of vlas, bcvoclitige het met eene oplossing van kopervitriool (zwavelzuur koper) en bevestige dat met een houten of hecnen mes of spa-tel tusschen de zool en 't hoefijzer, daannedo voortgaande tot zoolang het noodjg zij.
Evenmin gevaarlijk zijn de eenvoudigo verwondingen aan den vleesehstraal, die, wanneer do beleedigdo plaats van lioorn ont-bloot geworden en zooveel wijder gemaakt is , dat de etter ligt afvloeijen kan , vaak vanzelf weer heelen ; boiult de ettering ech­ter lang aan -en geven de dieren aanliondend nog pijn te ken­nen , dan is hot waarsehijnlijk , dat er zieh nog een gedeelto van 'tvreemde voorwerp in het wondkanaal bcvindt, dan moet bet hoom längs geheel dat kanaal dun afgesneden cu in zijn geheele lengte opgespleten worden. De das ontstane wonde heelt door voetbaden, betten , wassehen of omslagen van hooizaad-af-treksel, (door middel van kokend water), wnarin men bij te starke ettering wat kopervitriool oplossen moet., tamclijk spoe-dig.
Gevaarlijker , zelfs wel met bedreiging des levens, zijn echter die verwondingen, welke in baren gvooteren loop de buigende pees des hoefbeens of zelfs wel van 'thoefgewricht mede kwet-sen, en dat vindt steeds plaats, wanneer het kwetsende ligchaam in het voorste gedeelte van den straal in een regte rigting zeer in de diepte doordringt. De ontsteking wordt dan uiterst hevig en pijnlijk, en zc breidt zieh ver naar boven aan het been nit. De kwetsing der pees geeft zieh te kennen door bet vocht, dat dan eiwitachtig, en van het gewricht als gcelachtig, sjelei-kaasstofachtig uit dc gestokene wonde vloeit. In zoo'n geval ontstaat er aanstonds sterke koorts , en de patient eet niet en ge-bruikt ook den voct bijna in 't geheel niet. Wanneer dan ook door eene aderlating cu aanhoudende , verkoelende omslagen de plaatselijke ontsteking overwonncu is , en men naar alien sclvijn een gunstig verloop mag verwaciiten, dan komt nog inenigma-len de stijfkramp, mondklem, daar bij; dikwijls, als men meent bet pleit gewonnen te hebben, en in de meeste gevallen, ja, bijna altijd, maakt doze dan een eindc aan het leven van het dier ; raaar geschiedt dat ook al niet, dan blijft het paard toch meestal levenslang krenpel. Wil men zulk een patient in be-handeliug nemen, dat niet geraden is, dan zij deze zeer sterk
-ocr page 485-
450
ontsteküigswerend cn plnatsclijk mot stcrk verkoelendc ora-slageu.
1-.) Do vcr won ding der Kroon, kroonbet rapping, of trap op de kroon, kroentrap.
Deze verwonding der kroon van den hoef, die de paardeu üieb veelal des winters, wanneer zij opscherpzija, d.i. scherpe kalkocnen aan de ij/.ers hobben, ziclizelf toebrengen of hunr ook wel door eeu ander paard wordt toegebragt, noeint men kroontrap of kroonbetrapping, cn zijn gemakkelijk te kennen door cene in bet cog vallende verbreking of soheiding van den uatuurlijken zamenhang of vereenigiug van den bovenrand der hoefbekieeding, van den zoom ea vaak ook der vleosciikroon.
Eenvoudige kroontappen, v.aarbij slechts de kroon verwond en geknensd cn de zoom der hoefbekleediug meer of minder diep is ingescheurd, hebben op zichzelve niet veel tc bedui-den , en kunneu alleen door venvaarloozing cen dunrzaam gebrek te weeg breiigen, oi'sclioon zeer gevoelige, prikkelbare dicren ook hierbij vaak zulk eene zoo hevige ])ijii doen blijken , dat ze zelfs bet voeder lateu staau.
Gevanrlijkcr zijn die kroontrappeu, welke aan de zijdeu van den wand zijn cn 'tuitwendig hoefkraakbeen gckwetst hebben, dat gewooidijk door een ander paard loegebragt wordt; de daarna volgcnde ontsteking kan aanleiding geven tot het ontstaan eener hocfkraakbeeu-tistel. Het meest eebter zijn die op het voorstc deel van den hoef te vieezeu, wanneer ze zoo diep zijn, datze de daaronder liggende pees van het hoef been kwetseu, of, zelfs deze doorloopeude, tot in het gewricht zelf gedrongen zija.
In 't eerste geval vloeit uit de wonde ecn naar eiwit gelijkend vocht, in 't.laatstgenoemde wordt de uitvioeijing door de lucht dikker en lichtgeel, cn vertoont zieh op het verband als eene licht- of doakergeele, kaasstofachtige zelfstandiglicid.
In zulke gevalleu bestaat er gering nitzigt op genezing, die , ingeval ze ook tot sland gebragt mögt worden, tooh steeds zeer langzaam vorderingen maäkt, en menigmalen maakt voor dien tijd de stijfkramp , de mondklem , de worm of kwade drocs een eindc aau 'tleven van den patient.
De b eha n deling van eenvoudige kroontrappen bestaat daarin , dat, wanneer zij pas ontstaan zijn , men de wonde met de uiterste uaauwkeurigheid zuivert van de ingedrongen baren en hoornsplinters ea andere onzuiverheden. Hot hooru der hoef-hcklcoding moet zoover weggesueden worden als het van den I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;30
-ocr page 486-
460
daaionder liggenden vleesohwand is gescbeiden , zoodnt, wau-ncer zieh elter vomit, deze niet onder den hoornwand verzak-ken kan; dan wende men op de gekwetste plants koudc omsla-gen aan; is de pijn aanmerkclijk, dan van het raeergenoemde Goulard's-tvater, of van water, azijn en bvandcwijn , waavin eenig ammoniakzoat is opgelost, b. v.;
Neem: Poeder van Ainmoniakzont 4 lood. los hot op in: regen- of zuiver stroomeitd water 1'/, kau, voeg er bij: gocde bier- of wijnaziju en brandewijn; van elk 3'/, maatje.
Hiermede de lijdeude jjlaats bestendig koel le houden.
Ts men in de gelegenbeid om tijdig con verdunde tinktuur van arnica, of ecu door kokend water verkregen koud aftrekscl van arnica te kunnen bekomen, dan verdient dit middel onvoor-waardclijk de voorkenr, want het grenst werkelijk aan het fabelach tige, li oe snel en z eker alle outstekings-v erseUijusclen hiervoor wijken.
Men bevoclitige sleclits een bosje werk, vlas, liede, met een der genoermle vloeistoll'cn, en binde dat tamelijk vast op de ge-kwetste plaats j alle twee uren moet inen dat verband op nieuvv nat maken door met een lepol , die met de bedoelde vloeistof gevuld is, deze van boven bij 'tverband in te laten vlocijen, totdat het op deze wijze de vereischte vochtigheid verkregen liebbe, of, zoo men dat liever doe, vernieuwe men alle 2 uur het verband. (*) Den volgenden dag heeft de viceschwand een frisch, rood aanzien, de pijn is in de mecste gevnllcn geheel verdwenen, en het paard kan zonder naiieel, wanneor de wende door datzelfde verband naar eisch gedekt is , zonder eenigen schroom voor de dienst gebezigd worden. Zoodra van boven weer nieuw hoorn zigtbaar wordt, droogo inen de miäschien nog vochtigheid uitscheideude plaatsen, hetzij door een zwakke op-lossing van kopervitrioo!, of door iiet bestrijken met zwartc schrijtinkt, spoedig op, en belette het indringen van zand cu vuil-nis door het digtstrijken of vollen met ent-was. Men verzuime echter vooral niet, om bij de loenemeiule aangroeijing van het nieuwe hooru het steeds wel onder het snoeimes te houden, op-dat het gecne drukking of knelling uitoefenen kan , want in dat geval volgt op nieuw ontsteking , die gewoonlijk met vor-ming van elter eindist.
(*_) Niet allccn bij de omlerwcrjH-lijkc, manr ook bij zecr vc!e andere nil-vrendigo ontstckingen, kneozing, versttukiDg, cnz. doet de arnica, tijdig aangcwcud, op bcdoeldc v.ijzc heerlijkc dieiistcu.
-ocr page 487-
461
Minder günstig is het gelogen, imlien de kvoontrap meer of min verouderd eu verwaarloosd is. In de hoofdzaak blijl't echter de behandeling dezelfde, n.l. verwijdering van al het drukkende hooru en het blootleggen van den vleesohwand , zoover hij een graauw of zwartachtig aanzieu vertoont, Vooraf echter wende men laaawwar-me omslagen nan om den voet, van een aftreksel van hooizaad , en houdo danrmede eenige uren vlijtig vol ; daardoor wordt de pijn gelenigcl en het veelal te drooge hoorn voor het weg-snijden geschikter gemaakt, daarna saijde men, de vleesohwand zoüvccl slechts doeulijk is vorschooaeiide, het losse lioorn ge-heel wog.
Bij zulk eenquot; verouderden kroontrap heeft de arnica hare uit-stekende werking niet meer in zulk eon' hoogen graad, als bij de pas ontstane kwetsing, n.l., wanneer de vleesohwand door het doode hoorn langen tijd sterk gekneld is geworden; in zoo'u geval is Let beter, om tweemalen daags eene voetwassching van hooizaadaftreksel to gebruikeu en daarna den vleesohwand met tinktuur van mirre of van aloe to beslrijken. Is bij znlk een' verouderden kroontrap de kroon aanmerkelijk uitgezet, dan brande men met bruinrood-gloeyend ijzer drie tot vier puiiten of stippen in de verwijdering van een Iialven duim (voetmaat) van elkandor op de uitgezette of dikke plaats , en snijd, wan­neer men zieh met het sondeerijzer, de sonde, d. i., een in-stniment, niet ongelijk aan eene breinaald of priem, aan wier uiteinden /.ich eea hagelrond knopje bevindfc, en dient, ein won-deu tc peilen (zie pi. Ill, fig. 2) overtuigd heeft, dat het nieinv gevormde hoorn niet met den daaronder liggenden vleesohwand vergroeid is, hei weer weg; in geen geval echter splijte men de kroon door, wanneer zieh daaronder ook eene holte bevin-den mögt; want dit doorsnijdcn der kroon geeft in de meestc gevaUen aanleiding tot blijvcndc hoornspleten. Het branden be-vordert steeds spoedige hoornaangroeying.
Is de vleesohwand buiten den hoornwand te voorseliijn ge-groeid, lieeft hij een zwam- ol 30k eeltachtige hoedanigheid, dan snijde men de hoornmassa rondom die woekering van den vleescliwanrt behoedzaam weg en brande deze daarna met het roodgloeijcnd ijzer. Het losgaan laier van de brandroof wordt door betten met laaawwarm water bevorderd , waarna dau in de meeste gevaUen een goedaardige ettering eu granulatie (vorming van nieuwe vlecsclnvratjes) volgt : gesohiedt dat echter niet, dan moot men nogmaals branden. Ook hier moet vooral het na-groeijende hoorn, dat bijna altijd onregehnatig aangroeit, door het mes in een juisten vorm gehouden worden,
30*
-ocr page 488-
462.
Die kvoontrappen, welke nabij de dragten plaats gevondeu en hot hoefkraakbeen gekwetst hebben, behandele men als by de hoefkraakbeeu-fistel opgegeven is; doch men komt zulke hagohe-lijke gevolgen stellig voor, indien men van den beginne der vemonding af omslngen van verduude tinktuur van arnica op ile reeds beschrevene wijzc gebrnikt.
L) Do. Kroo nz were n.
Deze zweren worden lgt;ij paarden en bij trekossen in den win­ter veelvuldig waargenom, n.l., wanneer deze dieren lang in smelteiule sneeuw en in eenJ kouden , modderigen gi'ond diep intreden mocten , als b.v. in den herfst en des voorjaars in den opdooi en bij aanhoudend nat weer op klei , leem en andere konde , vocbtige gronden ; zelden of nooit op straten en grind-
wegen.
Kenteekenen. Het daardoor aangetaste dier wordt geraeen-lijk, nadat het des avonds gezond op den slal gebragt is, des nachts eensklaps zoo kreupel, dat het don lijdenden voet liefst geheel niet neerzet; bij het drukken der hoefbekleeding met de visiteertang (ook vaak kort weg tang genoemd, ecu instrument, dat men ' bezigt tot onderzoek van Hjdende hocven ,) noch bij bet nnauwlettendste onderzoek van het been doet hot dier cr-gens pijn blijken. Betast men echter de kroon in baren vollen omvang, dan bespeurt men op ecu zekere plaats daaraan ver-hoogde wärmte en ook eene, ofschoon geringe, opzsv-elling, ter-wijfhet dier reeds bij een matige drukking op die plaats hevige pijn te kennen geeft.
Eecds gedurende het tweede etmaal na het ontstaan der kreu-pelheid uit dczc oomak breekt do opzwelling doer en nit de opening komen weinige droppen bloedige , zwartachtige materie to voorschijn; do grond van de zweer heeft een zwart-graauw-aebtig aanzien; in de meeste gevallen is tevens do zoom der hoombekleeding van do kroon losgescheiden.
Wei vermindert iui het doorbreken de kreupelheid aanmer-kelijk , doch de zweer heelt vanzelf niet weer ; iutegendeel, zij wordt'steeds dieper, de kauten, of randeu, leggen zieh uaar buiten cm en nemen een boosaardig, zelfs vcrstervend karakter aan, waarbij zieh ook materie binnen do hoelbeklecding uitstort en de wanden vaneensoheidt.
De oorzaken zljn onmiskeubaar van rheumatischen aard, door aanhoudende plaatselijke inwerkiug van vochtige koude, by den aanleg daartoe, die door een lang verwylen , grazen op de
-ocr page 489-
It
t68
weide l)ij guur, koLid en nut vveer in hct iianziju geroepen wordt.
Vroeger meende men , dat de oorzaak gelegen was in kneu-zing op de kroon , waarbij de huid was heel gebleven, docii die meening is reeds voldoende wederlegd geworden.
De gene zing volgt bij een doelmatige behandeling binnen körten tijd, maar bij verwaarloozing worden ligt even verwqes-tende gevolgen geboren als bij de kaakbeen-fistel.
De behandeling bestaat daarin, wanneer u.l. hct gezwel nog niet i^ doorgebroken , dat men warme omslagen van hooi-zaad-aftrcksfl daarop legge, waarna bet doorbreken gewoonlijk binnen zeer weinige uren volgt; dan snijde men behoedzaam het aau don zoom losgescheidene hoornstukje weg en legge een dunne pap van cbloorkalk en water daarop. Is dit laatste tijdiggenoeg geschied, dan verdroogt bij mede lot eene korst of root', waar-onder de heeling steeds voortgaat. Is do zwecr echter reeds eenige dagen oud, dan vindt dat geen plaats, maar de woinl-randen leggen zieh naar baiten om j in dat geval kan men met het beste geroig de zvveer, alsmedc do omgebogene randan met het wit-gloeijend ijzer hier en daar even aanraken.
Een minkundige zou doze kroonzweer kunnon verwarren met do vuurmok, (zie hi. 473 enz.) , maar zij onderscheidt zieh daardoor van doze , dat bij haar niet Let afsterven van een stuk dor huid opgemerkt wordt , maar alleen de vorming eencr boosaardige zweer, die, aan zichzelve overgeiaten wordende, wel steeds ceu venvoestenden voortgang neemi , maar bij een doelmatige be­handeling evenwel veol spoediger heelt, dan men bij de vuurmok dat kan tot stand brengen,
m.) Van do Straalzweren, llotstraal,
e )i den S tr a ai kan k c r.
Iquot;)c rotstraal wordt. meestal aangetroffen bij paarden ran ecu slap, lijmphatiek gestel, en bestaat in eene zieh langzaam uit-breidende verzwering van den hocfsti'aal, die een graauwachtige, zeer onaangenaam ruikende kleven'ge raaterie zijwaarts, maar moor nog in het midden van de spieet der hallen , straalspleet of slenf, afzondert , welke de zelfstandigheid van den lioornstraal gaandeweg verwoest.
Kenteekenen. Het paard kreupelt 6f in 'tgeheel niet, bf, wanneer dat het geval wel is, dan wordt dat gewoonlijk al­leen daardoor te woeg gebragt, dat zieh eenige aarde, steentjes of dergeljjke vreemde ligehamen in de zwerende sd-aalkerf of
-ocr page 490-
464
spieet gedrougen hebben en daar prikkeling en ontsteking te
weeg breiigen ; sie kreupelheid verdwynt derhalve ook weder, wanneei die aanleidingeu ait den weg zip geruimd.
De ziekelijkc hoedanigheid van den straal en de uitzweetends, zoo even beschreveue materie valt aauätonds bij het ouderzoek in het ooy ; later wordt de hoornstraal van deze scherpe , vrc-tende materie meer of minder belangrijk vervvoestend aangetast, en lieeft dan vcelal het aanzien, of hij door houtwormen , of andere kleine knagende diertjes doorboord ware, dat bij het uitsnijden veelal nog duidelijkei zigtbaar wordt.
De ziekte maakt sleeiits langzaam vorderingen, en er ziju vele diereu, die aan een of nicer voeten geheel hun leven met rot-straal behebd ziju: eerst dan, wanneer geheel delioornbedekking van den vleesehstraal verwoest wordt, 1= het noodzakelijk , om de zweereude plaatsen tc beelen.
De oorzaken. Onzindelijkbeid, bet veel en lang lateu staan des diers op inet pis doortrokken stroo iä menigmaal de uorzaak , weshalve de achtervoeten ook vaker daarvan ziju aan-gedaan dan de voorvoeten ; verder eene in het dier aanwezigc geneigdheid daarvoor ; want men ziet niel alleen vaak deze 011-gesteldheid in verbinding met andere ziekelijke toeslandeu , als de droeSj en ziekten, tengevolge eener siechte spysvertering van längeren duur ontstaan , maar er zijn ook gevallen , waar de rotstraal zieh met andere boefeweren in volkomene regelmatigheid aflost,
]) e behandeling. Is de rotstraal nog niet veel van beteekenis en de uilgescheidene materie nog gering , dan is het goed zindelijk houden en gedurig zaiveren en besnoeijen van den straal veeltijds voldoende. De last voor het paard zelf komt eerst dan , wanueer een grooter of kleiner gedeeltc van den vleesehstraal geheel van zijne beschüttende bedekkiug beroofd is en eene morsig-roodachtige, wrattige, ligt, maar niet belangrijk bloedende wondvlakte zigtbaar is; hier beginne men, id., inge-val de ziekte reeds langer bestond , en de meer beschrevene, scherpe afeonilering op het zwereude deel reeds eene gewoonte des gestels is geworden, de behaudeling met het zetten eener etterdragt, of fontenel, aan ilcn lijdenden voet. Volbloedige dieren geve men eene purgeerpil in , als bij de duizeb'gheid (bl, 81) opgegeven is, en herhaal dat na twee of drie vveken uog eenmaal.
Is de van hoorn ontbloote plaats door kneuziugen ontstoken, dan moot men dien toestand eerst door aanhoudeude koude wassebingeu of verkoelende omslagen doon verdwijnen, en daar-
-ocr page 491-
40 5
na do zwerende plaatsen met opdroogeude middelen behande-
leu, b. v. door liet opleggen van een bosje werk, dat in eeue sterke oplossing van koper- of van zinkvitnool gedrenkt is, oi
in plaats daarvan , een dezer beide middelen als poeder op de zwerende vlakten gestrooid. Gevvoonlijk volgt de heeling zeer spoedig, doch de zickte komt vaak weer terug, dat waarscliijnlijk ecu gevolg- is van de inwendige geneigdheid des gestels daarvoor.
Van veel meer belang dan de rotstraal is de straalkanker, die volgens het aanzieu wel veel overeenkomst met den rot­straal heeft, maar in zijn wczen eu zijne boosaardigheid zeer veel daarvan verschilt. Ook de straalkanker kan eeu, meer, of ook al de vier voeten aantasten; hij ontwikkelt zieh echter niet zoo bepaald, als de rotstraal, altijd aan den straal, maar ook menig-malen in de vJeeschzool, Het de ziekelijke plaats van de vleesch-zool bedekkend gedeehe der hoornzool wordt weeker en valt uitj zoodat eeue nicest rondachtige hooruwonde geboren wordt, waaruit wclig de daaronder liggende weeke deolen te voorschijn groeijen. Do uit deze zwerende vlakte afgezonderd wordende materie onderscheidt zieh bij een oppervlakkig onderzoek niet van die des rotstraals; bij meer naauwkeurige Ijoscliouwing even-wel bespeurt men, dat aanvankelijk deze afzondoring niet zoo dik, maar veel dünner, ligt vloeibaarder is, dan bij gene, eu eerst in de luclit een dikkere, kaasstofachtige digtheid aanneemt. Dit kenmerk zoowel als bot welig te voorschijn woekeren van ligt en sterk bloedende vleescliwratjes onderscheidt beide ziek-ten van elkander; maar meer nog zijn ze door haar verloop te onderscheiden ; want terwijl de rotstraal zieh alleen tot den straal bepaalt en in 't geheel niet of toch sleclits langzaam in nitge. breidheid toeneemt, strekt zieh de straalkanker vaak over den geheelen hoef uit, drijft de ballen uiteen , waartusschen meer-genoemde woekeringen wel als eene vnist groot te voorschijn komen , bewerkt, dat de wanden der dragten in geheel hunne uitgebreidheid zieh van de zool tot aan de kroon van de daar­onder liggende weeke deelen losscheiden , en de paarden , die in den beginne geheel niet krenpelden, geheel onbekwaam voor dienstverrigtingen worden.
Het spreekt vanzelf, dat bij zulk eene verscheidenlieid van verloop en het mogelijk boosaardig uitbreiden der onderwerpe-lijke ziekte zoowel de voorzegging als de noodzakelijk geworden geuecswijze zeer verschillend is ; zelfs ouder de günstigste om-standigheden, dat wil zeggen, als het paard joug, krachtig en goed doorvoed is, meet de behandeling steeds tenminste twee maanden, maar ureost aog laugor, duren, en dan zal de gene-
-ocr page 492-
466
Cli:
zing- slechts bij een ijvcrige en behoedzame behandeling volge . waar echter zulke günstige omstandigheden niet bestaan , als het paard oiul is, of kwaadsappig schijnt te zijn , de ziekte reeda lang geduurd ot reeds een aanmerkelijke uitbreiding verkregen heeft, dan doet men het best, om in 'tgeheel met geen heel-kundige behandeling te beginnen , dewijl die met groote zcker-heid van den beginne af als vrncliteloos beschouwd mag worden. Wei is in den jongsten tijd door microseopische omlerzoekingen (door middel van een toestel, dat de voorwerpen zecr sterk ver-lt;gt;TOot) als bewezen aangenomen, dat de spiesachlige woekeringen van den straalkanker , die boven besehrevcu zijn, niets gemeen hebben met werkelijke kankerwoekeringen; ook ontbreekt het besmettingsvermogen en de vatbaarheid van het overbrengen ot' overplanten des straalkankevs op andere deelen van het ligehaam , en tengevolge daarvan heeft men dan ook de vroeger in den besten naam staande behandeling van den straalkanker met arsenicum (rattenknud) gedcellelijk vaarwel gezegd en in plaats daarvan andere middelen aanbevolen. Welke wijze van behan-delin11- men echter ook möge volgen, zij moet echter beginnen met al het losse , de bestaande zwerende vlakten drnkkende en bedekkend hoorn weg te nemen , opdat de afgezonderde materie zieh nergens kau ophoopen; daannede staat natuudijk het weg-nemen der spiesvormige woekeringen in verband, en worde dat, hetzij zonder belangrijke kwetsing der werkelijke vleesehzool uit-o-evoerd, zooals professor iiektwio wil, of volgens de wijze van den opperveearts DIETEEICHS te Berlijn, al de wecke deelen tot on het hoefbeen en de buigende pees worden met de bis-tonrie (een scherp , snijdend mesje) weggenomen. Is eeuc eenigzins eil'ene vlakte door het nies daargesteld , dan is het de eerste taak, om zoowel het geheele gestel, n.l. de sappenbe-reiding, alsook de plaatselijke werkzaamheid in de vleesehzool gunstig te veranderen. Eerstgenoemd doel wordt naar den lig-chainelijken toestand van den patient verschillend bereikt.
13ij een volbloedig paard is het zeer dienstig, om de acht dagen een kraohtig en snei werkend purgeermiddel en slechts gering korenvoeder te geven, en moet men magere en siecht doorvoede paarden een kracktige voeding dooii toekomon , en hun dikwijls eene verstorkende en het gestel verbeterende lik-kinquot;- toedienen, b.v., men ueme rnw spieaglans 8 lood , poeder van gevlekt scheerlingkrnid 1- lood, en van gentiaauwortel 6 lood, kneed alles met wat meel eu water tot cene likking, en quot;eef den patient daarvan driemalen daags zooveel in , dat hol eheel in drie dagen tijds opgebruikt is. — Of
-ocr page 493-
187
Neem: Kalium iodatum ceu lood, poeder van raw Spies-glans 8 lood , vcrsch gesiampte Jencverbcssen S lood. Tcvpeutijuolic 4 lood.
Met mccl en water gekneed tot cenc Hkking.
Gebvuik; 3 of 4 malen daags ecu brok als een hoender-ei groot in te geven.
Het volgende midclel met rattenkruid is ook dikwijls met goede gevolgen gebruikt,
Neem: AVit Arsenicam eeu drachma, raw Spiesglaus 8 lood. Gevlekt Sclieerlingkriiid -i- lood. Gentiaanwortel 6 lood.
Alles in poeder en uiterst naauwkeurig vermenge! en daarvan eenmaal daags een goede cetlepel vol met liet voeder in te geven.
Tevens moet men dadelijk 1)!.] het gebruik van inwendige, de sappen verbeterende middelcn aan het bovendeel van elken lij-denden voet cenc etterdragt zetten, die met spaansolic-vliejeuzall' bestreken en zoolang als mogelijk in ettering gehouden moet worden, en wanneer deze hare werking verliezen en ongeveer na drie weken het etterkanaal begint dikvliczig te worden, dan zettc men een andere.
De plaatselijke behandeling van den straalkanker met arseni-cwrt is, gelijk boven reeds gezegd werd, in den laatsten tijd vrij wat in onbruik geraakf, en in plaals daarvan raadt professor man wig het ijzervitviool (zwavelzuur-ijzer, groene vitriool, ook kopcrrood genoemd) levendig aan , en wcl bij gcvallen , waar ireen sterke afzondering van materic plaats vindt, als oplossing, b.v. van i lood ijzcr-vitriool in 6 tot 8 lood regenwater (0 lood staat gelijk aan ecu maatje.) Waar echter meer materic afge-zonderd wordt, dan strooije men dagelijks een tijn poeder van ijzervitriool in de zwcrende deelen. Zoodra door de bijtende en zamentrekkende werking eeu vaste, niet meer woekerende noch walgelijk ruikende materie afeonderende vleeschzool en ook zulk ecu vleeschstraal hersteld is, dan wordo de zool met ge-wono teer dik bestreken en een zachtdrnkkend bos werk,hede, op eon eenvoudige manier daaronder bevestigd.
Anderen roemen het gebruik van den chloorkalk, als eenc pap opgclcgd, nadat de onzuivere deelen behoedzaam weggesne-den zijn, enz. De ondervindiug heeft echter geleerd, dat op dit middel al weinig vertrouwen gesteh! kan worden.
Eeu ander veel aangeprezen middel is dat van boffmann , 'tzoogenaamde kankertinktnur, bestaande nit eene oplos­sing van vier grein wit rattenkruid en (50 groin drooge bijtende potasch {kali caustic, sice,), in vier lood gedestilleerd water,
-ocr page 494-
468
waarbij later nog 6Ü grein poecler vaa aloü bijgevoegd wordt. Na al de woekcriiigen weggenomen te kebbeu , wordt dat tiuk-tuur met een lijn, toereikend groot kwastje op al de deelen der zwerende vlakte gestreken, dagelijks driemaleaj men hou.de daarmede zoolaug vol tot de zweervlakte haar onoogelijk aanzieu verliest, er effen en glad uitziet en weer uieuw geüoud hoorn voortbrengt.
Nog meer andere middelen worden aangeprezen , als o. a. dc creosotcn, met alcohol vermengd, enz., doch de beide volgende methoden ziillen wel het best voldoen. Neem : gebrande Aluiu , 2 lood
verdund zwavelzuur {acid, sulphuric, dil) Zoovcci als noodig is , om daarmede eene massa te vormen, ler dikte eener zalf.
Gebruik: Ue ontaarde deelen hiermede eenmaal daags te
vorbinden. Met dit bijtcud, zuiverend, zamenirekkend mengsei verbinde men vijf dageu achter elkander al de aangetaste plaatsen , neeni dan de root' weg en verbind herhaaldelijk met dat middel, zoo-lang tot de zweervlakte een goed aanzien verkregen heeft, waarna men de plaats clik met teer bestrijken moet. ilogt zieh echter op uieuw weer eene wockering doen bespeuren , dan gebruike men wederom bovcu opgegeven middel.
Dezo bereiding is meermaleu met een volkomen goed gevolg aangewend geworden door den veearts ir. w. hentze.
Ik geloof echter het volgende een wcrkelijk radicaal genees-middel voor den straalkankei te knunen noemeu. Necm : Arsenicum (wit rattenkruid) poeder van Houlskool en stijt'selmcel, van elk gelijkc gewigtsdeelen. Naauwkeurig te zamen vermengd.
Gebruik : Nadat men met een zeer scherp nies, eene bistourie , met verscliooning van den hoeiwnnd , zoover dezo niet van den vleeschwand losgescheiden is , een effene wondvlakte daargesteld en daarna de veroorzaakte bloeding door koud water en azijn of ook met ecu weinig zwavelzuur in 't water te mengen , dat nog sterker werkt, gestelpt is, ueine men het zooeven bedoeld poe­der en strooije daarvan ter dikte van eon tot twee gulden op geheel de wondvlakte en drukke het dan met een hoaten spa­te! in de veelligt aanwezige reten en scheureii.
Nadat het poeder door de ingezogene voehtigheid aaneenhan-gcud is geworden, en eeu bosje werk, hedc , vlas, oudor de zool ^'Ic^'J '' gt; worde dat door eene leeren zool, die mot ban-
-ocr page 495-
469
den en lissen voorzieu is, daaronder bevestigcl. Zeer spoedig ontstaat im ecu lievige eu pijnlijke ontsteking, die bij gevoe-lige, of. i^ooals meu hier veei zeg-t, kleinzerige dieren, vaak met eeue prikkel- of wondkoorte verbonden is; doch in zulke gevalleu , waarbij niet alleen de straal, maar zclfs de ge-lieelc zool outaard is, bespenrt meu meestal ook geeu an­dere bijkomeude verschijnselen. ]{eeds ua verloop van ecu ctuiaai hceft hot poeder met hot afgezonderd wordende voclu der z'.veervlakte een harde, vaste, drooge korst gevormd, die slechts in enkele gevallen, en dan alleen in geringe uitgestrekt-licid, week en nat vochtig blijft; op die plaatsen schrubbe men faet zwarte deeg inet een kouteu spatel of met den rug van een mcä ui' en bestrooije de vleeschzool o[) aieuw met hetzelfde poeder.
Na een verschiliend tydsverloop van acht lot twintig dagen ongevecr laat de zicli door bet poeder gevormde korst los , eu do toestand der daaronder liegende wecke deelen inoet nu be-slisseu , of Ivct poeder nog eenmaal gebruikt worden moct of niet.
Zeldeu zal dit uoodig ziju , althans schier nimmer over gebeel de zweervlakte, maar alleen op enkele plaatsen daarvan, die nog geen gezond aanzien, zooals de overige deelen, hebben, en nog materie uitsoheiden, en nog woekeringea doen zien; wannecr deze verschijnselen gebeel eu al verdwenen zijn , bewerke men de volledige heeling door bet gebruik van verdund creosoion (geest van teer; of, zooals reeds meer gezegd is , deor hei be-slrijken met tinktuur van aloe eu van mirre , in ai'uisseling met verdund ereosoion; dit doct beste diensten. Wordt de behande-ling door, bij alle verscheidonhedeu even nood.zakclijke, inwen­dige geueesmiddelen, als boven vermeid is, doelmatig onder-stenud, dan kau de volledige heeling in acht weken voltooid zijn. — Maar ook dan nog is Let /.eer nan te raden, 0111 nog eon tijd-laug cene I'outenel vdor en onder do borst in goede werkzaam-heid te houden en van lijd tot tijd een snel en sterk werkend purgeermiddel too te dienen, opdut deze boosaardige kwaal niet weder terugkeere, dat anders ligt wel plaats kan hebben; bnilen-dien inoet men gedurende de bebandcliug en nog een tijdlang daarna bijzonder op den gezoudheidstoestand des diers letten, dewijl do kwade droes en de worm als bijkoniende ziekten gaarue zielt willen latea zien.
-ocr page 496-
^^^^™
470
Van laquo;äe krcupelhcdcn, wier %its)!ants nict in tic hocvcn gelegen äs.
(/.) Kneuziug en v er wo a ding in bet kootge wricbt j door den halsterketting te we eg gebragt.
Zeer dikwijls viiult liet plants, clr.t paarden met den ecu' of anderen achtervoet, terwijl ze /Ach daanuede aan den kop of hals wrijven willen, over den ketting geraken en zieh daarin verwarreu; ook geschiedt bet wcl, dat ae met een voorbeeu daarover komen eii zicii daarbij het kootgewriebt kwetsen. De beleediging kan zieh slechts bepalen aan de acbterzijde van ge-noomd gewriclit, of op grootere uitgebreidbeid, zoodat bij eenige paarden aileeu de buid wat ontstoken, naauwelijks doorgescbaafd, raauw is, terwijl bij anderen de pezen zelis gebeel ontblootzijn, waarnaar de graad der kreupelbeid zieh rigt.
De zoo toegebragte beleediging is ligt te kennen , daar zij al-leen in eene ontsteking der huid van 'tkootgewriebt, met of zonder verlies van zelfstandigbeid, bestaat; slechts dan, wan-neer beide reeds lets verouderd zijn, kan deze toestand met de muik, of mok, verward worden, doch is bij gewoonlijk veelpijn-lijker dan dezej wanneer die reeds onderscheideue dagen be-staan heeft.
Do behand eling. Do pas outstane wenden van dozen aard, alsmede de niet volledig doorgewrevene, pijnlijkc , opge-zwollenCj ontstokene hnid van 'tkootgewriebt worden met koude omslagen van verdund tinktuur van arnica behandeld , of neein een door kokend water verkregen aftreksel der arnica-bloeraen , (van eene drachma op twee lood water , of drie lood op een halve fiesch kokend water een kwartiernura als thee laten trek-ken), en verkoeld en geklensd, voege men er even zooveelbran-dewijn bij; daarmede houde men vol, totdat de piju verdwenen is. In vele gevallen is deze bebandeling volkomen voldoende, zoodat niet alleen in een etmaal tijds de pijti en do zwelling gelicel en al opgehouden bebben te bestaan , maar ook de op-perhuid , die doorgescbaafd was, dan weer geheeid is. Waar dat echter hot geval niet zijn kan, waar n.l. do huid op een' grooteren of kleineren omvaug door- of weggevreten is , daar nioet ottering volgen , on deze wordt hot best bevorderd , door-dien, nadat eerst de grootste pijn verdwenen is, de tiuktutu'
-ocr page 497-
T
471
van arnica(*), met warm water verdand, op den tweeden dag, eu t elk ens la a u wwarm . op hot gewonde voetgewricht aan-gebragt worden. Is het verlies van huid aanmcrkelijk en de woiid diep, dan kau het paard geene dienst verrigtenj raaar ook in die gefallen , waar dnt wel kan gescMedco , is het toch /err aau ic raden, om het dier zooveel nio^(dijk te verselioo-tien. Kan het. echter niet anders, eu moethet worden gebruikt, la dat geval bestrijke men dan de wende eu hare omgeving , even vddr het gebruifc , met cone laag van een zaclit en zuiver vet, b.v. verscli uitgesmolteu varkensreuzel, wölk vet eohter aanstonds na den lerugkeer op den stal door warm water en zaoht wrijveu, of afwasschen, weer venvijderd meet worden, op-dat het in een' ransigen toeätand niet beginne prikkelend te werken. De heeling volgt gewoonlijk wat langzaam, al naar verhoiuling van de diepte der wende; ook blijlc menigmalen in don eersteu lijd eene opgezwollenfaeid der geheele koot terug, die eohter weldra weder verdwijnt, door dat dee! gedurig goed te wasschen met wat loog of van zeepwater , waarbü het p-oed is, our wat brandewijn er in te mengen.
Het gebruik van harsbevattende tinkturen, wondbalsems, je-rusalemsche balsem, en al do loodhoudende zalven zijn hier bepaald nadeelig, veroorzaken , dat do heeling vertraagd wordt, en dan nog steeds slechts met achterlating van nicer of minder aannterkelijke eeltachtige lidteekenen volbragt worth. Waar ten-gevolge eener zoodanige behandeling zulke eeltachtige wondran-den, of lidteekens, aaawezig zijn, kan men die vaak nog ver-drijven door tweemaleu daags die deelen in te wj-ijven met eeue zalf, bestaande uit: twee lood blaauwe kwikzalf, vermengd met eene drachma zuivere Jood (Jodine , Jodt'.ii).
b.) Van dc Mok, Moek, Muik.
De mok is eene ongesteldfieid, die dikwijls wordt aangetroiTen, eu bij schier alien, die vcel met paarden hebben omgegaan, wel bekend is; zij bestaat in een roosachtigen liuiduitslag of huidontsteking, die echter altijd nagenoeg op dezelfde plaats
(*) Men kan ilcze tinktuur zeer gemakkclijk zclfbereiden, door te ncmea: G lood arnicablocmcn; men snijdc of plukkc ze u;\t uit elkadr, doe zc 10 ecu groote kruik en giete er op: ongeveer eene lean gercetificeerden wijn-geest (voorloop van brandewijn); laat het 8 dogen goed gcsloten, kom! trekken, at gedurig go id omschnddende en filtreer het daorna, Het is zcer goed, dat men dczc tinktuur altijd gcreed hebbe , daar ze by zocr vele ge-legenhcden de beste dicustcn doct, iuzoudcrhcid in hot begin,
-ocr page 498-
472
voorkoint, t. w. nan dc koot, en ivol voornamclijk nan Imav ach­terste gedeeltc, doch strekt zieh somtijds ook verder uit.
Kenteekenen: Het ontstaan der mok is niet altijd volko-meu yelijk. Geu'oonlijk is in don begiune de voet tot nan liet spronggewricht de iiiel, hak), of, aan de voorvoeten bestaande, tot aan de knie opgezwollen; dikwijls is daarbij clnidelijk koorts te bespeuren, (die later srelieel weg bliji't) en iiet paard is te dier oorzake laquo;at lusleloos en minder gretig op het voeder. Men zlet bij het naauwkeurig onderzoek van den lijdenden voet, of de voeteu op onderscheiden plnatsen , n!. in de plooijen , die het kootgewrichf bij bet bnigen vonnt, in den beginne de op-perhuid door kleine blaartjes uitgezet, die echter ai spoedig door-breken, waarna zieh een kleverig, zoetachtig ruikend voeht over do nu raanwc liuid verspreidt. Na eenigen tijd droogen de voor-uitstnande plaatsen der huid op , bedekken zieh weer wet op-perhuid, en or blijven dan vaak twee bersten of kloven, de eeno boven de andere, terug, die van de baiging des kootgewriohts zieh ook zijwnarts naar voren uitstrekken en werkelyken etter afzonderen.
Jn andere gcvallen echter wordt de huid dikker over dc ge-heele koot en daarboven, de harcn blijven niet meer eilen en glad op de bedoelde plaatsen liggen , maar rijzeu overeind, dat vaak bij veronderde en verwaarloosde mok gczicn wordt, w elkc toestand dan zeer genast den nnani Eg el voet ;ook mokvoet) draagt; daarbij is do huid bestendig door aanhoudende uitzwee-ting van materie voehtig, die in vele gevallen, vooral bij niet zindeiijk bouden en een warme temperatuur veelal ecu zeer walgelijken renk annneemt; er ontstaan bij den zeer langduri-gen , ten laatste niet zelden ongeneeselijk wordenden toestand, vochtige wratten (vijgwratten) in groote menigte op de aange-taste plaatsen, dat echter zcldcu en dan door venvnarloozing plaats vault.
I)e cerst bescbrevene mok is besmettelijk, dewijl de eerst ontstane uitzweeting, wanneer do materie uit pas geopende blaartjes wordt genomen, niet alleen het vermögen bezit, om op andere paarden ouk de inok te doeu ontstaan , maar ook , In­dien die stof op menschen wordt overgoplant en zclfs ook op rundvee; op die plaatsen , waar dat heeft plaats gcbad , eigen-aardige pulsten, zweertjes , venvekt, die met de koepokken over-eenkomen, althans in zoover, dat, indicn zij eeninanl aanwezig geweest zijn, dat eeno vrij wat zekere beveiliging tegen do meu-schenpokken oplevert. DU eigendommelijk besmettingsvermogen en deze vatbaarbcid voor ovcrplanting of inenting gaat echter
-ocr page 499-
47Ü
zeer spoedig verloren, wauneer de inhoud diei-blaurtjcs aau den invloed der hicht blootgesteld vvordt, on in den later gevormd worder.dcu etter der borsten of kloven is daarran zelfs geea zweem aanwezig.
Wanneer doze kloven langen tijd ctteron, dan vorlieft zieh ms-schen haar een harde vereelting, weshalve zij dan zooveel to dieper schijnen tc zijn , eu later, wegens de aaniioudeude druk-king, zooveol to moeijelijker heelen; is dat echter geschiedt, dan blijven die kloven gemeonlijk nog jarenlang daardoor kenbaar, dat ze met eene zieh steeds henueuwonde danne laag eener hoornachtige zelfstaudigheid overdekt zijn. In andere gevallen, die echter zeldzamer zijn, vreten die kloven in de diepte on er outstaan dan lang aanhomlende zweien, die im eens meer, dan weder minder pijnlijk zijn.
De oorzaken der mok, hoevele daarvoor ook als zeer waarschijnlijk worden opgenoemd, zijn evenwel tot lieden toe nog iiiot met zokorheid op te geven en eigenlijk onbekond; in elk geval is onzindelijkheid of vochtige koude in een ongunstig jaargotijde, het veel loopen in moerassen en slijkerige modderige wegen, waaraan men zoo gaarne de schuld geoft, niet altijd de aanleidende oorzaak; waarschijnlijk draagt een bijzondere gestekl-heid der vochten iiet meeste bij tot de ontwikkeling der mok.
De b e h a n d e 1 i n g. Vele en zeer van elkander afwijkeude zijn de genees-methoden en de middelen, die tcr bostrijding dezer ziekte werden en 110g worden aangewend. Spoedige ge-nozingen zijn niet altijd de beste en de wcnsclielijkste, maar steeds die, welke de ktvaal in den grond on zondor achterla-ting van zokere naziekten en lastige gebreken herstelt. Ik zal deze nieest weusclielijke genezing hier het eerst doen volgen en daarna eenige voorschrifteu dier middelen, die tot eene meer spoedige heeling leiden, opgeven , om dau nog eene eigenaar-dige soort van mok, die met Iiet afsterven en uitvallen van eeu stak der huid gepaard gaat en een lievige pijn veroorzaakt, de v n n r mok, te beschrijveu.
Is de ontsteking niet zeer lievig, en is de opperliuid hier en daar nog aanwezig, zoodat gelicel de lijdende plaats niet raauw is, dan is de mok in ten längsten twee woken volkomcn to herstellen ; is echter door een vochtige en konde wesect;rsgestekl-heid , morsige wegen , of zelfs door hot schier alom zoo gelief-koosd en door veleu zoo sterk aangeprezen werdend uitwrijvcn met een stroovviscli, of als een touw zaamgedraaid stroo, de ontsteking zeer herig geworden, of zijn er reeds verdikkiugen der huid aanwezig, dan vereischt de genezing wel eene maand
-ocr page 500-
474
tij.ls ; aanmevkelijke verdikkingen, t. w.; de boven reeds be-schreven egelvoet, ook mokroet genaamd, /iju dikwijls al zeer niüeijelijk en dan nict anders dan door gelijktydigo inwendige behandeling te herstellen, en menigmalen blijven de kvachtigste en meest gepaste middelen vniebtcloos. Ik twijfel geea oogen-blik, of de arisen van ondervinding zullen mij dit allezins toe-stemmen , weshalve , in die meening Let mij te meer venvou-derd, dat ecu wel ter naam staaud buitenlandsche oiulcrviu-dingrijke opper-veearts beweert, dat de genezing van den egel-voet door hem in tallooze gevallen zouder groote moeite en kos­ten tot stand is gebragt. Hat papier is geduldig, men kau daarop schryven. wai men verkiest; de middelen en behandeling echter, door bedoelden arts opgegeven, hebben mij nimmer ge-wecschte uitkomsten opgeleverd, en houd ik het voor waarheid , dat de bedoelde toestand wel dikwijls genezen kan worden, maar integendeel ook misschien even zoo vaak de meestdoelma-tige behandeling trotseert.
^ lu den eorsteu graad der mok kau men steeds met een goed gevolg gebvuiken: warme omslagen van drooge zemelen, die nict quot;alleen den regelmatigen verloop der roosachtige ontsteking bevordert, maar ook, waar uitzweeting bestaat, deze spoedig opzuigen; des avonds worden deze warme, drooge zemel-omsla-gen afgenomen, en men wryve dan in met eene zalf, die be­staat uit gelijke deelen raap- of boomolie en blaanwe kwikzalf. Moot men het paard gebruiken , dat niet altijd vermeden kan worden, dan moet. men dc aangetaste plaatsen besmeren met eene laag zacht en zuiver vet, cm ze tegen nitwendige schadelijke in-werkingen te beveiligeu , maar zoodra dc arbeid algeloopcn, het dier weer op den stal is , dan make men die plaatsen weder zuiver, doch op do zachtste wijze, om zoo nun mogelijk eenige prikkeling toe te breiigen.
Ingeval eeluer reeds ctielijkc dagen zijn voorbijgegaan vodr men dit gebruikt heeft , en or geen wezeulijke roosachtige ont­steking- meer bestaat, in do kloven reeds etter aauwezigis, dan irebruikc men vlijtig zuiveringen door wassohen en spoelen met laauwwarm groen zeepwater. Bestaat in deze barsten of klo­ven ecu rijkeüjke afzondering van etter, dan gebruiken velc artsen bijtende, zamentrekkende middelen , als het zwaveizuur-koper (kopervitriool, blaauwe vitriool, zwavelzuur-ijzer, groene vitriool, kopcrrood,) aluiu , bijteud sublimaatwater (aqua pint-gedanica), sterk afkooksel van eikenbast enz. enz., maar ook in bedoelde gevallen zijn deze en soortgelijkc middelen niet onbe-
paald aan te raden, want ofschoon daardoor ook dikwijls een
-ocr page 501-
475
spoedige opclvooging eu heeling tot stand gebragt wordt, zoo hlijft ecliter in ticnmaal meer gevallen ook verdikking en vercel-ting achter, die alleeu door die zameutrekkende middelen be-wevkt worden.
In bedoelde gevallen , waar men zulkc gevolgen wil verlioedeu, is liet zeer dienstig, om na 'tgebraik van hot zeepwater, poeder van de gewone kamilblocm in de bersten of kloven te strooijen en des avonds eveneens met cen mengsel van blaauwe kwikzalf en raapolie zacht in te wrijveu.
Doet de mok zieh cindelijk in bare ontaarding zoodanig als verouderd kennen , dat reeds aanmerkelijke organische verande-ringen, als de egelvoet of harde, spekachtige veranderingen van bet celwijsweefsel zieh laten bespeuren , dan moet de uitwendige behandeling terens door een doelrnatige inwendige ondersteund worden, en wcl in de eerste plaats is daartoe dienstig, om van drie tot vier weken een spoedig en stork werkend purgeermid-dcl toe to dienen , waartoe men meet gebruiken suceotrijnsche aloii, twee tot drie lood (jonge en kleine paarden niet meev dan zes drachma) poeder van gerabenvortel, twee of drie drach­ma, groenc zeep zooveel als voldoende is, om er cene pil me-de te bereiden. Ook gebruikt men in plaats hiervan wel 18— 3-1 droppen rrotoon-olie, met twee lood foenum graecum (of des verkiezende even zooveel meel) en water tot een likbrok gemaakt en evenzoo tc gebruiken.
Nadat dit middel zijne werking heeft gedaan , geve men het paard over elk rantsoen voeder een goede eetlepel vol van een poeder , bestaande uit :
poeder van ruw Spiesglans 21 lood, „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Gentiaanworte!,
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Glauberzout, of, naar vcrkiczing,
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;„ Zwavelzure Potasch,
bloera van Zwavel, van elk 12 lood.
Alles tot ecu poeder gemengd ; of neem slechts gelijke ge-wigtsdeelen van gentiaamvortei en ruw spiesglans, te zaam tot poeder gemengd. Bij aanmerkelijke opgezwollenheid en dui-delijk kenneüjke ontaarding van het celweefsel is het zeer dien­stig, om aan den lijdenden voet boren de verharding eene etterdragt te zetten.
Bestaat de egelvoet met voortdnrende uitscheiding van vocht en met vorming van wratten , dan neme men eene pot-aschloog, maak daarmee een linnen doek goed nat, wikkel deze om het lijdendc dcel en herhaal dat dikwijls; des avonds neme men die cloeken wog, drooge de lijdenue plaats goed af, I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;31
:s
-ocr page 502-
476
en wrijve die dan in met oene znlf, beätaande uit varkensmizel twee lood en wit prseoipitaat (wit twikzilver-prseoipitaat) twee dracbma. Hierdoov houdt men den bestaanden tocstand binnen zijne grenzen, maar ecu volkomen lerngkeer wordt daardoor
zeklen tot stand gebragt. Wanneer echter slechta cenvoudig verdikking der buid en van 't celwijsweefeel aauwezig is, dan zijn de omslagen van potasch even dienstig, doch In plaats van zuiver water neme men dan een aftreksel van hooizaad daar-tue, waarbij ii\eii ook met voordeel nog wat kamferspiritus voegeu kan; des avonds wrijvo men na de aidrooging in met eene zalf, bestaande uit: varkensreuzel twee lood en kidimn. hädlum een drachma.
Wanneer na een andere methode celtige verdikkingen zijn achtergebleven, die men gaarne wenscht te zien verdwijnen, dan kan men deze zalf insgelijks met een goed gcvolg gebruiken.
Professor veitii i raadt aan, om de mokzweren naar om-standigheden van ccn- tot driemaal daags te bestrooijen met een mengsel van 2 drachma poedei van houtskool (in elke apotheek voorradig), en rood preecipitaat (rood kwikzilver-prfe-cipitaat) een drachma.
Doctor rijsz raadt de volgende zalf aan bij oude mookzwe-ren , t. w.: weeke basilicnm een lood en rood prsecipitaat een drachma. Naar omstandigheden, van een- tot driemaal daags de kloven of zweren daarmede te bestrijken. Hit middel heb ik meer dan eens met ceu' goed gevolg gebmikt.
De opper-veearls j. vox gkehxeu bevcclt aan bij de begin­nende roosachtige mok te gebruiken : loodazijn een lood, papa-ver-, beuk- of boomolie 3 lood; goed zatlmgemengd, en met iets van dit mengsel de achterzijde der koot te verbinden, door middel van een daarmede good bevochtigd bosje werk, en den geheelen voet te wikkelen in een' wollen lap. — Wanneer zieh diepe kloven gevormd hebhen , dan worden die met laamvwarm zeepwater zaeht gezuivcrd, en daarna legge men wat werk, dat bestreken is met eene ettermakendc zalf (zie het tweede recept op bl. 354), eu legge die in de kloven, ze door een verband bevestigeade, wat elken dag cenmaal geschieden moot. Dit middel is mede goed. Tegen den egelvoct geeft professor stkaub het volgende middel op: men neme drooge hijteude potasch een drachma, losse het op in gedestilleerd water, vier lood; voeg er bij : poeder van docrschijnende aloe {aloe hicida) een drachma. De zwerende plaatsen hiermede tweeraalen per dag te verbinden. Men moet den voet telkens vodr het verbinden in een bad-emmer zetten, waarin men laamvwarm water, ecu handvol keu-
-ocr page 503-
T
477
kenzout en van ecu tot twee lood cliloorkalk doet, en geve in­wendige micldelen, om tc purgeren, en daarna vochteu verbeteronde poedevs. Wie geen bad-emmer bezit, wassclie en reinige den voet ecu' zekeren tijd met gezegde oplossing, ßij zecr verouder-de mok, die zelden gelieel gonezen wordt, bezige men bij af-wisseling de Egyptische zalf (o-cymel aerttginis) en dan weer het bijtend sublimaatwater (r'ylaquo;fl pamp;affedanica); verki-ijgt do wond-vlakte een beter aanzien, dan verbinde men met eeji etter-raakende zalf (zie bl. 354).
Wanneer bij de vurouderde mok dikke korsteu en onzuivere kloven aanwezig zijn , dan kan men, volgens Prof, bibokg, die korsteu het best verwijderen door eene zalf te bereiden van reu-zel of paardevet en dikke terpentijn, van elk gelijko deelen; men smelt het te zaraen en voeg er, nog vloeibaar zijude, wat meel bij en leg dat melkwarm op de korsten; hierdoor vallon zij binnen een paar dagen af, waarua men eene taine-lijk znivere wende verkregen Leei't, die men dan met een ettermakende zalf kan heelen, of, zoo noodig, met eene zalf van vier lood wecke basiiicnm en eeu lood rood pragt; cipitaat.
1'rolessor viekouut roemt aterk de günstige werking van het volgende middel, n.i., het spiesglans-zwavelkalkwater, zijnde eene oplossing van spiesglanshoudende zwavelkalk [calcaria s-ul-2iItaruio-stibiala of calx antimorm c. stdp/utre hoffm. sen suip/wre-tum colds antimonUdis); b. v. Neem : spicsglansiioudenden zwa­velkalk , twee drachma, kook het met zuiver regenwater, 5 kan, tot zoolang, dat het voclit tot op % na, dus tot twee wijn-llcssehen vol, verkookt is; beware het rocht in welsluitende tlesschen. Volwassen paarden geve men daarvan elkeu dalaquo;- van een tot een en een halve flesch vol in, en de mpkzweren vlijtig met dit rocht gewasschen. Ondcrscheiden artaen roemea zeer de in- en uitwendige werking van dit middel.
Wie het slechts alleen te doen is, om längs den kortsten weg de mok te heelen, om het even, of er verhardingen, of beter, verdikkingen en vereeltingen der huid nablijven of niet, dat echter ook niet altijd hierbij plaata vindt, die gebruike bij-teude , opdroogende , zamentrekkende middelen, maar dan liefst in oplossingen, b. v. :
Neem: bijtend zoutznur kwikzilver fsublimaat), zwavelzuur ijzer,
azijnzuur koper (spaansch green) van elk 3 lood, opgclost in gedestilleerd, of althans zeer zuiver regenwater, vier kan.
31laquo;
-ocr page 504-
•17S
Gebruik: Tweemalen daags de mokzwerea met dit rochi
uocd te betten,
of:
Ncera : bijtend zoutzuur kwikzilver (snblininaii, zwavelzuur koper (blaauwe vitriool), zwavelzuur ijzer (groene vitriool, koperrood), van elk 2 drachina, opgelost in een wijullescli gezuiverd water.
Gebruik; Twee- of driemalen des daags hiermede de mok-zweren te betten.
Wanneer ua volkomen genezene mok, a. 1., indien die zecv hcvig geweest is, eene neiging tot züchtige op/.wclling der voetcn achterblijft, dan doet de witte arsenicum in kleine giften, n. 1. van eeu tot twee grein, met wat meel , per dag vaak beste diensten. Men dient deze giften drie (lagen achtereen toc cn houdt dan weer oven zoo lang met hat gebruik op, en dan weder beginnende. De gunstige werking van dat middel is gewoonlijk na het verbruik der tweede lioeveellieid, dos na 9 of tien da-gen, reeds duidelijk zigtbaar.
Plaatselijke, dikwijls herhaalde wasschlngen met een warm aftreksel van hooizaad ondersteunen zeer de werking van ge-zegd middel.
Thans ben ik genadenl tot de beschrijving eener bijzondere soort van mok, die men naar hären aard en de verscliijuselcn de uitvallende of v u u r m o k noemt; deze is daarin van de vorige zeer kenmerkend ondersclieiden, dat sleohts een klein stuk luüd aan het kootgewricht, hetzy achter of op eene zijde, meestal aan eeu' voct, in ontsteking gerankt , die echter volgens hären aard bereids tot aan den vievden dag in verster-vinquot; overgaat, waardoor geiieel liet stuk huid op die plaats nitvalt.
Het paard geeft bij het ontstaan dier ziekte reeds de hevig-ste pijn te kennen, die tot aan de afsterving van het stuk huid toe blijft toenemen, zoodat daardoor do patient niet slechts geen voeder gebruikt, maar er volgt zelfs het uitbreken van veel zweet en eene aanmerkelijk versneide ademhaling, terwijl het laid steent van hevige pijn; ook is daarbij een zeer sterke ont-stekings-koorts aanwezig, zoo zelfs, dat de snelheid der polsslagen vaak tot honderd per minuut stijgt.
Het dier geeft door zijne houding met den lijdenden voet te kennen, dat hij daaraan de pijn gevoelt, en bij onderzoek daarvan laat het heete, pijnlijke, hiter weeker werdend stukje huid zieh al spoedig ontdekken, en eindelijk neemt het uitvallen, of althans gc-
-ocr page 505-
479
(leeltelijk van de omgeving losworden daarvau , allen twijfel over den aard der ziekte weg.
Met het uitvalleu of afstooten van hot doode sink liuid ver-dwijnt gewoonlijk de pijn, dc koorts blijl't dan geheel weg en de cetlust keert terug.
De ontsteking en de daaropvolgende verstervrmg beperkt zieh meest alleenlijk tot de linid en het zieh omniddelijk daaronder beviudend cchvijsweefsel, doch strekken ze zieh somtijds ook dieper nit, waardoor raquo;verkelijk gevaar kan ontstaan en vvel voor hoefzweren en hoei kiaakbeenfistels , enz.
De oorzaken dezei ziekte zijn tot nog toe even zoo duister als die der bovenbeschreveae roosachtige , of klootmok; mis-schien zijn ze gelijk, doch eea bijzondere gesteldheid der voehten van het ligchaam doet de eenvondige, roosachtige ont­steking een bijua miltvuurachtig karakter aanuemen, zoodat de zitplaats en de aanleidende omstandiglieden na dezelfde ziekte door een veranderd karakter ecu geheel ander wezeu. aaoneemt.
De boh an de ling der uitvallende of vuurmok zij , zoodra het afgestorven stuk huid algestooten is, die van elke andere onzuivere zweer, weer ongezonde inaterie-afzoiuleiing tot goede etteriug en grannlatie (vorming van nieuwe, gezonde vleesclnvrat-jes) veranderd moet worden, alsmede ook de misschien daarmede vergezeld gaande hoefzwerou , kraakbecn-fislels en aangetaste pezen, die elk naar haven aard verschillende opmerkzaamheid eischen.
Bij zeer groote pijnlijkheid der onderwerpelijke ongesteldheid meet men warme omslas;en aanvvenden van raalva- en bilzen-kruid, waannedc men zoolaag moet volhonden , totdat de zoo--zeer verlioogde gevoeligheid verminderd is. Blijft dan na het uitvallen van hot afgestorven stnk der huid ongezonde materie afzondering terug, dan wassche men de zwerende plaats met cene opiossing van chloorkalk (*) en verbinde haar daarna een-voLidig met de welbekende basilicumzalf (ook koningszalf ge-naaindj ; zoodra eciiter iiierdoor een gezonde ottering cu gra­nnlatie tot stand gekomen is , dan kan men de verdere heeliiür hot best bevorderen door versehe, ongezouten boter, of vctte, zoete room daarop te strijkeu; bij weorspannigheid der wond, om längs dezen weg zieh to slniten , kan men ook ncmen twee
(*) l)c bereiding dezer opiossing is gemakkelijk op ilc volgcndc laquo;ijze te verrigten. Men ncmc tien gewigtsdeelen zuiver water en een deel drooge chloorkalk, doe clit laatste in een' mortier of aarden kom en wrijt' dien, onder van lievci-lodc bijroeging van mccr water, fiju, last dan alles wel be-dekt ecu kleine poos stiislaan en gict het water dan behocdzaam af, bet alsdau bewarendc in zcer naaowkenrig sluitende flesschen.
-ocr page 506-
480
gocde ectlepels vol versehe, ongezoutcue boter cu ecu eetlepel vol gewone scheepstcer, smelt dat zachtkens door omroeren te zamen en late het al roerende verkoeleu; liiervau smere men een of tvreemaleu per dag lets op de randen rondom laquo;le zweer, maar niets in de zweer, welkc zalf, op deze wijze gebruikfc, bij omlerscliciden leelijke, verouderde zweien dikwijls goede dieu-sten bewezen heeft. Mögt ook dat uiet voldoenüe werken , dan neme men: basilicumzalf ecu lood , en voeg daarbij van twee tot drie schrnpel poodcr van kamfcr en verbinde daarmede de zwerende vlnkto, of neem: het gele van ecu verscli kippen-ei en vermeng dat met twee drachma kamier-spiritus. Mögt weel-derig, vuil vleesch zicli in de zweer doen zieu, dan verbinde men die zoolang het noodig mögt zijn met Egyptischc zalf.
Van dc lamp;asp , Knickloof.
Deze ongesteldbeid heeft veel overeenkomst met dc roosacUtige huidontstekingj die onder den r.aam mok bekend is, en vonnt even als deze ook kloven , of barsten, alsmede grootc korsten; bare zitplaats is echter niet aan de koten , maar hooger aan dc beenen, t.w, in de kniebuiging der voorbeeneu en in de bniging van het spronggewricht (binnenvlaktc tegenover den hak of hiel), aan de achterbeenen,
In ligte gevalleix en in den beginne zijn menigvnldige was-schimrcn van groene zeepwater vaak alleen voldoende, ora dc rasp to verdrijven ; clikwijls ccbter is dat ook niet toercikend; dan doen , in afwijking der mok , hier zwakke oplossingen van kopervitriool veelal goede diensten. Ook kan men het bij de mok opgeven reccpt van .'. vox grebner gebruiken. Mögt ook dat niet baten (want ook de rasp is niet zclden hardnekkigj, dan moet men ook inwendige middelen toedicnen , en wel cle purgeerpillen, bij de mok voorgeschreveu. Waar reeds verdik-kino- der huid bestaat, wrijve men blaanwe kwikzalf, met gclijke deelen raapolic, of ook met groene zeep vcrmengd, in; is er mis-schien reeds hoornig eelt aanwezig , dan voege men bij de ge-noemde zalf oj) de twee lood daarvan nog ceu drachma fijn ge-wreven rood of wit kvvikzilver-proscipitaat en wrijve daarmede in.
In crge, verouderde en hnrdnekkige gevallen wassche en zui-vere men dc aauwezigc barsten eenmaal daags met zeepwater, of betcr nog met cen zuivere loog van houtasch eu groene zeep , en drie- of viermaleu daags met het volgeiuie zuiverende en hec-
-ocr page 507-
4SI
leade vondwater; uncm: poeder van ammoniakzout twee lood, spaausch groen een lood, en losse het op in zes mantjes (18 apotliekers-oncen) kalkwater, dat in elke apotbcek verkrijgbaar is. In nog Iiardnekkiger gevallen gcbruike men het bijtcnd zoiitzimr-kwikzilverwatcr {nq. Pliayedmi.), of het bij de mok op-gegevene eliloorkalkwater, geve inwendig het de vochtenverbe-terend poeder, bij de mok opgegeveu, en zette voor de borst, tusschcn do voorbeenen, als de rasp zieh daar bevindt, of anders aehter aan het dijbeen , eeue foatanel , eu houde die goed en lan^ in etterinsc.
%rcrsiuiking vaa het Hoot- of Kogclgcwrlclit.
Eciie volkoiucn ontwrichting ran hot kogelgewricht geschicdt slcchts niterst zelden; zij is te kennen aan de volgende teekens : het pijp- of scheenbeen is met zijne gewrichtsvlakte naar voren of tor zijde over de go-ivrichtsvlakte van do koot uitgeweken. — Ijo onvolkomen ontwrichting of dc verstniking wordt dikwijls bespeurt, en wel veel meer aau de aehter- dan do voorbeenen.
Kenteekenen. Het paard zet den lijdeuden voet niet plat op den grond neer , maar meer op den teen , ook toon geuoemd, tcrwijl hij het kootgewricht naajr voren buigt; bij hot loopen trecdt hij wel op den voet, maar buigt het gewricht niet door en hondt hot steeds naar voren; bij een gedwongen snelle beweging zet hij den voet geheel niet op de aarde neur. De opzwelling is meestal in de cerste 24 nren dnidclijk merkbaar, (zie pi. Ill, fig. -1), alsmede vcrhoogde warrate en pijn, vooral door ecne drnkking dnarop, alsmede dan, wanneer men bet been heeft opgobenrd en 't gewricht heen en weer buigt. Het paard kreupelt, naarmate de verstniking erg of ligt is, ook meerder of minder stork ; vecltijds ontstaat de kreupelheid eerst nadat het dier een half etmaal op den stal gestaan heeft.
Dc oorzaken zijn al zoodanige, die ecne overbniging van 't kootgewricht knnnen te wceg brengen, b. v. struikelen op on-cllen gronden, het mot den voet blijven stcknn in diepo wa-gensporen of soortgelijko diepten, het blijven hangen in hal-sterkcttingen of tonwen , zoodat het paard zieh deze verstniking zelf wel op den stal kan toebrengen; het uitglijden op gladde wegen, het te kort laten omdraaijen euz.
De be hand cling. Bij pas ontstano verstniking. om het even, of do opzwelling racer of minder aanmerkelijk is, bestaat
-ocr page 508-
482
er geen zoo uitmuuteud geneesmiddel als de arnica, als verdande
tinktuur, of als eeu watcrig ai'treksel met brandewijn, (zie bl. 405). Meu ueme 't hoelijzer af, en neme dan ecu zwachtcl , en binde die zco vast mogelijk cm het been, van de koot tot de voorknie, of aan 't achterbeen tot aan het spronggewxicbt (de hak), en houde dien aauhoudend nat met verdande tinktuur vau arnica, en late het paard bij schraal voeder , althans gednrende acht dagen, in volkomeu rust op den stal staan. In onbedui-dende gevallen verdwijnt de kreupelheid vaak drie of vier dagen na deze behandeling, doch keert helaas bij geringe aanleiding ligt terug. Zoodra de kreupelheid hierdoor grootendeels ver­dienen is , dan wikkele men den zwachtel op niemv weer zeer vast om het been, en wende dan daarover heen aauhoudend en vlijtig omslagen van koud watet aan , tot aan de volledige her-stelling toe,
Zeer aan te raden is het, om het dus genezenc paard nog vooreerst van den arbeid te verschoonen, en moet men den zwachtel behouden en dien eenige dagen gedurig bevochtigen met kamferspiritus eu azijn, van elk geiijke deelen.
In zeer vele gevallen blijft na zulk eene verstuiking een zc-kere zw7akheid van het gewricht tgrug en dientcngevolge grootu neiging tot spoedige terngkeering. Men gebruike zulke paarden dan alleen voor akkerarbeid, b.v. voor de egge of den ploeg, op een ligten grond, waarna dikwijls oj) den duur volkomcue genezing volgt, zell's wanneer het dier ook nog bestendig iets of wat krcupel is, waartegen vruchteloos zeer veel werd aangeweud.
In clk geval hoede inen zieh zeer, om aanstonds de toeviugi to nemeu totscherpe, prikkeleudc middelen, als de zoogenaamde en veel gebruikt wordende boegolie, geest van amraoiuakzoiit , steen-, spijk- en terpentijnolic, enz.; ook dan niet, wanneer men niet spoedig genoeg naar wensch door het vlijtig gebruik vau koud water tot het doel geraakt; het volhouden hiermede brengt ten laatste toch de genezing tot stand; met prikkelende middelen komt men hier al ligt te vroeg.
Is de verstuiking reeds vrij wat veronderd, of keert zo na ligte aanleidiugcu gedurig, al zij het slechts voorbijgaande, te­rug, dan gebruike men prikkelende middelen. Een vcorsclirift, dat dikwijls goede diensten doet, is het volgende:
Neem : Boom- of Baapolie, vier lood ; Lauiierolie, zes drachma; Kamfer , eeu drachma ; Geest van Ammoniakzout, (wee lood; (ioed vereenisrd in een welsluitend Qcschje gedaau.
-ocr page 509-
483
Gcbruik : Txveemalen daags het lijdende deel liiennedc lang-, maar niet sterk, in te wrijven, en om don derden dag met bran-wijn en witte zeep goed zuiver af te wasschen.
Mögt dit smecrsel niet baten, dan doct nog zeer vaak ket brninrood gloeijend ijzer , door het lijdende deel daanuede een-maal zacht aan le rakeu, goede diensten; in ergere gevaUen rake men het geheelc gewricht aan. Ook inwrijvingen van spaansche vliegenzalf doen goede diensten, hetzij ei'nmaal in het gewricht, of in de allerergste gevaUen drie dagen achtcreen.
lgt;ij elkc verstuiking van 't kootgewricht moet men de paarden vooral na do herstelling niet vroegtijdig weer gebruiken tot sncllen of krachtvereischeuden arbeid, daar anders de kwaal list tcruiikcert.
ISe Pecs-ontstcklng, Pecsklap , IVerf.
Deze ongesteldheid bestaat in eene ontsteking der achter het ])ijp- of sclieenbeen liggende grootOj buigende pees, die van het knie- tot aan hot kootgewricht loopt, (hier bij den landmau veclal hakzenen genoemd). Zij is een langdarige, pijnlijke en onder zekere ongunstige omstandigheden , mocijelijk te genezen kwaal.
Kentoekenen. Het paard zet den lijdenden voet, even-als bij de vorige ziekte , sleehts met den teen op den grond ; het plaatst, in rust zijude , het been wat vooruit en houdt bet kootgewricht voorovei-gebogen. In den eersten tijd is aan de pees duidclijk verhoogde wärmte eu pijnlijke opzwelling tc be-speurcn; als men daarop drukt, gceft het dier zigtbaar piju to kennen. Is de peesklap pas outstaan , dan gaat het paard daar-aan kreupel, zell's in den stap, later nicer bij de snellere be-weging. Zondcr doelmatige buip der knnst vercrgert deze ont­steking en leidt op den duur meestal tot ongeneeselijke kwalen.
De oorzaken zijn veclal van rheumatischen aard, koude-vatting, een nabiijvende ongesteldheid van andere, bclangrijkc rheumatische ziekten , b. v, der inlluen/.a; zeldzamcr ontstaat de peesklap ook door lang en sterk loopen op harde wegen, vooral als het paard dat in lang niet gedaan hceft , slooten en slagen op de pees , enz. Dikwijls echter is do oorzaak gelegen in ecu onder de pees liggende, onzigtbaar overbeeu, scliuivelbeen, waardoor de pees bij de beweging beleedigd, gesehaafd eu ont-stoken wordt.
-ocr page 510-
484
J)c behandeling. Weet men bcj)a;il(l, dat de peesklap pas ontstaan cu door te starke inspanning, als boven gezegd , verooiv.aakt is geworden , dan is de pijnlijko opzwelling der balgende pees nog juist geen cigenlijke ontstcking, die eene sterk ontstekingwereudc behandeling belioeft ; zij verdwijnt veelal eenvoudig voor het vlijtig gebruik met boud water, of l)eter nog, van azijn en branrlewijn. Bestaat er echter een werkelijke ontsteking der pees, dan zij dc behandeling sterker.
Het is vrij algemeen gebruikelijk, om do bcdoclde peesontstc-king met koud water of andere verkoelende en met zamentrek-kende middeleu te behandelen j anderen daarentegen gebruiken warme omslagen of pappen en zachte inwrijvingen. Beide zoo zeer versclnlleude metboden leveren echter slechts zeer zeldcn een voldoend gevolg op, en men ziet zieh aan het einde meestal nog genoodzaakt, om sterker doortastende middelen te gebruiken.
Het paard moot tot aan de volkomene genezing toe volmaakt ongestoorde rust genieteu ; dit is het ecrste en noodzakelijkste vereischte. Bij aanmerkelijkc pijn legge men om gehcel dc ge-zwollen, hecte pees een laauwwarme omslag van een afkooksel van lijnzaad en bilzenkruid, die al gedarig hernieuwendc, op-dat hij niot koud opligge; 's avonds name men den omslag af, droge het been zorgvuldig en wrijve de pees in met eene zalf, bestaaude uit blaauwc kwikzalf, 2 lood , uitcrst iijn gewrevene, gczuiverdc potascb, 3 drachma , en raapolie , twee lood. Dat houde men zoo eenige dagen vol, en bespeurt men clan zigtbanr cenige beterschap, dan begiete men voortaan de omslagen eenige malen daags met warme potaschloog ; de zalf opgebruikt zijndc , dan — bij bedoelde beterschap nl. — late men die nog een-raaal berciden, maar voege er mi 3 drachma kamfcr bij, die in de olie alvorens opgclost wordt. Voigt hierbij na acht dagen echter geheel geene beterschap, of slechts zeer gering, en blijft. het daarbij staan, dan baat niets nicer, dan of inwrijvingen met spaansche vlicgcnzalf, of, betcr nog, het brandyser.
De bedoelde zalf wordt gebruikt op do volgende wljzc: (*) Men wrijve haar niet met de bloote hand in, maar met eene
(*) Dc eenvoudige spaansche vlicgeuzalf, die gebruikl wordt om rontenellcn en etterdragten, ilie niet ettcren willen, liestaan uit: pocder van spaansche vlicgen een drachma, en basilicumzalf, zes lood. Die scherpe zalf echterraquo; lt;lie voor hierboven bcdocld gciirnik meet dienen , bcreide men op de vol­gende wijzc : Neem: see! was, con lood , Jos liet op in tcrpcntijnolie, tweo lood, en vocg er bij poeder van spaansche vlicgen, een looil , en meng al­les good door clkander.
Het gebruili dezer sjioanschc vliegenzalf is zcor mcnigvuldig, b.v, ter af-
-ocr page 511-
(#9632;so
leeren liaiidsclioen of althans met eeu' zachte leeren lap, en wel eenmaal dnags, gcdurenclc drie of vier dagen achtereeu , waainn men verder rüstig het gevolg der komeude ontsteking afwaclit; blijkt daarna, dat dit gcvolg nog niet naar weusch mögt wezen, ofschoon daarop tevens aaiunerkelijkc beterschap volgt, dan her-hale men do iuwrijvingen weder , of gebruike het brandijzer. Ook kan men dat doon in plaats van de scherpe zalf te gebruiken , en wel in roodbruin gloeijonden toestaiul, met strepen längs de geheele pees; onder alle omstandigheden is dat nog het zekeste en minst kostbare middel. Bij een verborgen ovcrbeen onder de pees is men genoodzaakt, teneinde de groiuloorzaak (het over-been) , en hare gevolgen te doen verdwijnen, om mcormalen bet brandijzer aan te wenden , waardoor men veclal do zaak mees-tcr wordt,
J*e Knicziram , Knicgczwcl, dtlikc Knie.
Aau de voorknie ontstaat somtijils bij de paarden , maar vcei vaker bij het rumivee, ccne opzwelliog, die natmirlijk bij paar­den voor ecu schoonheidsgebrek gcldt. Is deze opzwclliug ver-oudcrd , dan is zij koud , hard en onpijnlijk.
Is zij echter niet veroudcrd of pas ontstnan, en draagt zij nog de kenteekenen der ontsteking . dan bespeurt men, behalve de opzwelling, ecu verhoogde wannte, en hot dier gcvoelt pijn daaiaan; ook bespeurt men dan in de meeste gevallen door zachte drukking op die opzwelling een golvend , decgachtig ge-voel.
l)c oorzaken dezer kniczwelling zijn altijd uitwendig toe-gebragte beleedigingen , b.r. vallen. stooten . slagen , bet veel liggen op den stai zonder toereikend stroo, cnz.
])e behandeling. In reeds verouderde gevallen., als bo-ven bedoekl, blijven gcwoonlijk de middelen ler bestrijding zon­der voldoende werkzaamlieid. Is daarentegen de zwelling pas
killing van ontsteking van belaogrijke imrcncligc Organen (de niercn cn pis-hlans aitgezonderd), I'ij verouderde rhcuinatiek en daardoor veroorzaaktc kreupelheid ; verder iiij komle vcrharde vlceseh- en andere faardc gemrellen , bv bij leggcrs, kniczwam, liazenliak, dikkc, zoogenaamdc schijthok, pces-kln|), overhoef, ovcrbeen, enz , bij kreupelheid ua verouderde vcrsfuiking, enz. A'odr liaar gebruik knippe men eei'st hot haar tot digt aan do huid af, cu zic wcl too, dat de zalf allccu oj) de bestemde plaats ingewrcven wovdr en niet aMocijc on andere deelcu anurakc.
-ocr page 512-
486
ontstaati en nog vergezeld van ontstekingsverschijnselen, of kau men oiuler de luiid nog- een week, golvend gevoel van vueht waarnemec, dan gebruike men in 'teerste geval omslagen van
verdmule tinktiuir van arcina (zie bl. •1051 om de knie; ge-vvoonlijk volgl, na acht dagen dat middel vlijtig tc hebben go-bruikt, genczing ; blijkt het echter, dat ze nog niet volkomeu daardoor is tot stand gebragt, dan wrijve men de zoo straks in de laatste noot beschrevene spaanscbe vliegenzalf tweemaleu in drie dagen tijds op de voorvlakte der knie in.
Ook kan men het gezvvel van ondcrcn doorsteken , liet vocht zeer naauwkeurig uitdrukken en dan eveneens de spaansche vlie­genzalf iiiwrijven.
Van dc KiCggers of Liggci'ü-
Do legger is een mecr of minder groot, week of verhavd ge­zvvel , dat gelegen is op de spits van het elleboogbecu , of, om voor 'talgemeen meer verstaanbaar to zijn, hoog boven aan het voorbeen, aan de binnenzijde, tusschen den buik en 't begin van het voorbeen. Paarden , die zwaar van bouw , en in läge, voch-tige streken geboren en gctogen zijn , ziet mem doorgaaus meer hieraan iijden, dan ds ligtere soorten en die van betere rassen.
Kenteekenen. Op straks beschrevene plaats bevmdt zieh eon gezwel, dat veelal van de grootte ecus appels of daaromtrent is, doch bij vele paarden ook als een kinderhoofd aangroeijen kan. Zijne gedaaute is ongelijk, bai- of kogelvormig, ei-ofook balfrond , potachtig enz.; vaak kan men het in de huid bewe­gen , andere zitten vast en zijn zelfs door wortels met haren bo-dem verbonden, ook wel inet de huid vergroeid , en weer andere hechten alleen hier en daar vast, in het celwijaweefsel der huid.
Is de legger pas ontstaan , dan is hij meestai verlioogd warm en pijulijk ; naderhaud is hij siechts wcinig warm of zelfs koud of pijnloos. In den beginne bevat de logger veelal een beider vocht, bleedlaquo;ater, dat zieh later verdikt tot een sjelei- ofkaas-nchtige stof, dat ten laatste weer in een korreligc, vleesige, spek- of spons-zwainarhtige massa overgaat.
1) e oorzaken zijn: of drnkking en beleediging door tie kal-koenen van quot;t hoefijzer , of een harde met te weinig stroo be-dekte, oneffeue ligplaats ; ciudelijk nog verplaatsing eener in het litrchaara aanwezise ziektestof.
Paarden, die dikuijls loggers bekomen, doordien ze, even als het rumlvee , de beonon oudcr de borst loggen en zoodoendo
-ocr page 513-
487
steeds nieuwe aanleidbag tot het ontstaan van loggers geven, Jij-don vcclal aau de long.
De beh an de ling. Is de legger pas ontstaan , en kau men , al zij het ook ondnidclijk, in groote diepte door drukking gcene golving of beweging ontwaren, die eeu daarin uitgestort vocht kan doen vermoeden, dan is de legger alleen cen zuiver ontste-kingsgezwel. Dan bette men de bedoelde opzwelling al gedurig met verdtmd tinktuur van arnica, (zie bl. 40 5), en later, onge-vcer na eene week , wanneer de zwelling niet aanmerkelijk is vorminderd , neme men laauwwai'ma thee van kannllen, met azijn. Anderen gebruikeu het meergenoemdc goulard's-water, vermengd met brandewijn, van den beginne af. Ook nemeu sommigen klei- of leemaarde, en maken met azijn daarvan eene pap en strijken ilat er gedurig op.
Wanneer men eehtcr door drukking in de diepte eenig uitge-stort vocht meent to ontwaren of dat zeker bespeurt, dan drale men niet, om onder in het gezwel een groote suede te doen, zoodat do vloeistof gehcel kan nitvloeijen (het spreekt wel van-zelf, dat het paard gepraamd ca good vast gehouden moot worden), daania steke men den vinger tot de wond in eu make al de zieh daar bevindonde losse , vezelige deeltjes van het dood celweefsel der huid van do binneuzijde der holte weg , zc naar buiten brengende. Het gezwel mi worde al gedurig gebet en gezuiverd met eene thee van kamillen , ot wilde thijm, of met eeu soortgelijk specerijachtig aftreksel, Doct dat gezwel echter in 'tvervolg eene ueiging blijkeu tot verharding , dat te outdek-keu is aau het dikker en vaster worden der woudranden , dan brande men met liet witgloeijcnd ijzer de snijwonde naar eisch. Zoodra de brandroof begint los te worden , dat men door gedu­rig betten met warm zeepwater bevorderen kan , onderhoude men dc plaatsvindende ettering ook door bovengenoemde spe-eerijaehtige ai'treksels, of wassche alleen met laamv zeepsop; men herhale echter liet branden , Indien er geeue verkleining van het gezwel meer volgt, of als zieh weer sporen van beginnende ver­harding doen zien. Uezc manier is onvoonvaardelijk zeker eu ievens korter dan elke andere, liet is uoodig, om dezc vaak groote, niet sclierp begrensde loggers drie of vier malen bij ze-kere tusschentijdeu te branden , doch zijn de dieren, telkeus kort na het branden , weer voor het gebruik geschikt.
Een andere soort loggers vertoonen zieh dadelijk van den bo-ginne af met een aanmerkelijko uitstorting van bloedwater in een' gesloten zak onder de huid. Ook dezeu legger snijde men zoo spoedig luogelijk door, en ontlaste gcheel den vloeibaren in-
-ocr page 514-
48S
boud; daarna brenge men ceue zeer krachtige werkzaamheid te dier plaatse te weeg door inwrijvingen met spaansche vliegcu-zalf, (zie dc noot bl. 484), of ueern bet knopvormig witgloeyend ijzer eu brand daarmede de wondliolte uit.
De zalf smere men drie dagen achtereen, telkens eeamaal per dag, in, niet alleen over bet geheele gezwel, raaar ook inwendig in de bolte; daardoor volgt ecu scherpe uitvloeljing, die de liaren längs bet been, waavbij ze afvloeit, zou kunnen wegvrek'ii, maar men komt dat voor door het been aan die zijde met vet, reuzel of zoo icts, te bestrijken. Na deze bebandeling verdwijnt de legger gewoonlijk geheel en al.
Eon derde soort loggers ontstaat uit een der beide vorigen, eu is een liardnekkig, koud , zwam- of spoiisaeutig gezwel, dat, belzij door het nies , door hot brandijzer , of door bijtende inid-delen alleen kan verdelgd worden, fu 'tbegin der verharding gcbruikt men wel eene inwrijving van i lood katnfer, in 8 lood terpentijnolie. Sominige dezer leggers zitten, even als eenige wrat-ten, aan een steel vast; deze verdrijft men gemakkelijk door bet afbinden met eene dikke, vooraf goed gegloeide en daarna werr verkoclde piano- of clavier-snaar. Men lexe hierover bij de wratten. De afbinding des leggers doet men met eene lis of strik, aan 'teene cinde der snaar, eu binde die tamelijk vast, den volgenden dag nog #9632;vaster; hoe sterker de af binding plaats heeft, zooveel te eerder geraakt men tot bet doel ; wanneer eindelijk bet zaamgeperstc aanzien des leggers zijn afsterveu te kennen geeft, eu men veol etter kan zieu in cle afbindingsscheur ol wond, dan snijde men bem te dier plaatse af.
De andere verouderde legger, die niet aan een sieel zit, maar meei breed en vlak is, moet door operatie uitgesneden worden (lees hierover het nitsnijdeu van liet kankcrgezwel, bl. 866). Men kan, zoo 't gezwel groot is, ook een kruisvormigc, of, des noodig, een halveinaanvormige insnede maken. Het is hot beste, om biertoe een bekwamen arts te nemen. Des voor-jaars, bij zacht weer, geneest de operatic-wonde eerder dan in den winter, die men met warm zeepwater of kaniiilon-thee kan verbinden; te sterke ettering gnat men te keer door instrooijen van poeder van kamillen , vier deelen , koporvitriool een deel ; dat doc men , zoolang het noodig is , een- of tweemalen daags,
Een andere en allezins zekcre methode is bet gebrnik van wit rattenkrnid ; men maakt nl. met een mes of zoo iets een steek in den legger, ongeveer ruim de helft der dikte; de daaropvolgende bloeding stelpe men door te betten met koud water cn azijn; dat doel bereikt zijnde, dan stope men in deze wende
-ocr page 515-
489
met een soudeerijzer of een liouteu staafje eene drachma arse-nicum tot op den hodem der wende, zcer zorgvuldig toeziende, dat het paard daarmede uiet op andere plaatsen bemorst worde; daarna sluite men de wende g-oed toe met eenig werk. Men vreeze hoegenaamd niet, wanneer na drie of vier da-gen eene ontsteking en opzwelling volgt, zelfs \'aii 't gelieele been tot nan de knie ; de gestokene opening wordt grooter en _(le legger laat zieh reeds van de omgeving los; men kan wach-ten tot deze nu vanzelf iiitvalt; of als men bespenrt, dat hij nog maar zwakjes aan de andere deeleu verbonden is en aan een dünnen stam vasfzit, dan kan men hem ook met de schaur of 't mes afsnijdeu , en de snijvhikte met liet witgloeijend ijzer branden.
Vitrioololie, salpeterznnr (sterk water) , of een stuk kopervitri-ool doen ook ecu soortgelijke werlcing als het rattenkruid. Men zorge echter in elk geval, dat bet been niet door de uitvloeijing bezoedeld worden kan.
lie kreupclhcid In den Sclioudcr, Boeg-lamhcid , Bocg- en Borstkrcuiielhcld.
Ondcr deze namen verstaan de paardenhouders , land- en voerlieden, smeden , enz. elke krenpelheid, die hare zitplaats in al de deelen kuiineu hebben, welke gczamenlijk den sohouder nitmaken. Het gewriohl, dat uit de verbinding des schouder-blads met het arrabeen ontstaat, wordt eigenlijk door de uit-uitdrnkking boeg bedoeld.
Daar de oorzaken der krenpelheid niet altijd bekend en ilc verschijnsclen in soramige gevallen zeer onduidulijk zijn, zoo levert in zulke toestanden liet onderkennen dezer krenpelheid niet zelden inderdaad mocijelijkheden op.
Kenteekenen. Men kan overtuigd zijn, dat de krenpel­heid werkolijk in den schouder zetelt, wanneer eene opzwellino-of afwijking van den gewonen vorm aan het schouder- of boeo--gewricht, verhoogde wärmte, of althans jjijiilnkheid daaraan te bespenren is, of ingeval de spieren vddr of adder den schou­der, of aan eene zijde, door haar zaciit te duikken en te knij-pen, zieh gevocliger toonen dan die van den anderen schouder, door dezelfde handgrepen, of zelfs vrij wat pijnlijk zijn; verder, wanneer by naauwkeurig ondcrzoek van geheel het been nergena een vermeerderde gevoeligheid, verhoogde wannte en opzwel-
-ocr page 516-
490
linir, cnz. te ontwaren is , l-.et naard cvenwel omler het loo-pen de zieke voct niel coo ver vooruitzet dan de andere, in-zonderheid en somtijds ook alleeo op tc merken bij oradraaijen of wenden naar do zieke zijde , en dat liet vooral in den draf bepaald aan die zijde meer kreupelt; ook sloot het paai'd dan met den teen tegeu kleine hoogten, als drempels, enz. aan , en ligt het been minder vlng, op en bij het aehtcruit treden hem den voet over den groud wat nasleept, zoodat eon streck of krab daarop zigtbaar wordt.
Yoorts bestaat or bij zekere boeglamheden nog een verschijn-sel, bij wiens aamvezigheid alien Uvijfel wegvalt, nl, de bewe-ging van den voet naar buitcnwaarts bij het loopen, zoodat hot paard zoowel in den stap als in den draf den opgeheven voet niet in eon regte lijn naar voren zet, maar hierbij met den hoef het segment van een kring beschrijft, welker kroinme lijn naar buiten gaat, b. v. als een kromme sabel; maar ongeluk-kiglijk is dat verschijnsel niet altijd aanwe/ig.
In den staat van rust zet het paard den lijdenden voet voor-nit, doch zoo, dat het met gehccl den hoof op den grond staat en daarin hocgenaamd geen pijn gcvoclt. Ook is het wcl te zien, dat het paard dan meer pijn doet blijkeu, wanneer hij het lijdende been weer van de aarde oj)beiirt en daarmcde de beweging van voortgaan maakt, dan wanneer hij het necrzet.
Teneinde de boeglamlioid, of schouderkrenpelheid , in elk quot;•eval met zekerheid te onderkeunen, hiertoe wordt steeds groote geoefendheid vereischt.
Ue oorzaken ziju van verschillciulen aard , b. v. door verstuikiiiquot;- van het gewriclit tusschen het schouderbiad en 't arm-been, d. i. eene uitrekkuig cu daarop volgende ontsteking der gewrichtsbanden , en wordt teweeggebragt door tegen tolhekken , slagboomen, pilaren, kozijneu of posten van staldeuren enz. tc loopen, het uitglijdeu der beenen naar ecne zijde en hevig ne-derstorten daarna, het doortreden in halfbcvroren wegen, het blijven hangen in 't halstertouw, enz., ua wclks oorzaken ver-hoogde wärmte en pijnlijkc zwelling volgcn; ook hevig sprin­gen, alsmede rheumatische aandoeningen, kunuen de boegkreu-pelheid veroorzakenj de boeglamheid genezen zijude, keert echter gaarne, na zelfs ligtc aanleidingen, terug.
Do bchandeling. Een aanmerkelijkc, maar pas ont-stane boeglamheid , of eigenlijk kreupelheid , is gewoonlijk veel spoediger te ovenvinnen , dan ecne naauvvelijks bemerkbare, wanneer deze namelijk reeds verouderd is: alleen de weg, die men ter geneziug inslaat, doet hier alles af. Zeer dikwijls wordt
-ocr page 517-
t91
J
hierbij door minkandigeu de font begaan , dat, zonder den duur der kreupellieid in aanmerking tc nemen, van den beginne af, zelfs dan reeds, wanneer nog' duidelijk bemerkbare opzwelling van het boeg'g'ewricht aanwezig is , prikkelende inwrijving'en en wel veelal van de algemeen gelief koosde, zoogenaamde boegolie, gebroikt worden. Zulke invvryvingen zijn volstrekt verwerpelijk, dewijl schier in alle gevalien daardoor eene chronische (slepeu-dc, langdurige) gewrichts-ontsteking en verbeening der banden teweeggebragt wordt. lutegendeel, echter, moet men in zulke gevallen, nraar de kreupelheid naar alien schijn nog- slechts kör­ten tijd bestaat, n.l., waar nog' duidelijke opzwelling- en rer-hoogde wärmte te bespeareu is, die plaats en den scliouder gedurig wasschen met ecu aftreksel van arnica en brandewija, of vcrdnnd tinktuur van arnica (zie bl. 405), of men legge daarvan goed gedrenkto omslagen op de gezegde deelcn. Yele pas ontstaue hevige boeglamhedeu zijn daardoor binnen acht da.gen hersteld geworden , zoodat dc dieren met veertien dngeu weer volkomen voor alle diensten geschikt waren j in elk geval wordt do moeite goed beloond , om daannede te beginnen , daar zij bij pas ontstaue boegkreupelheid steeds de ontsteking, pijn en de daardoor veroorzaakte kreupelheid aamnerkolijk ver­mindert. Wanneer echter de kreupelheid niet geheel verdu'ijut, de arnica onvermogend schijut, om het restantje weg te nemen, dan gebruike men zacht prikkelende middelen, als: zeep-spiritus {spir. mpouut. , bestaande uit eene oplossing van een deel ge-schuafde wilte zeep, dric deelen voorloop en een deel zuiver regenwater) , met wat kaml'er daarin opgelost; vooral is het wel-bekeude opodeldok, of ook kamferspiritns, met vlugsmeer (Zwlaquo;m, vol.) vennengd , zeer dienstig; met een dczer middelen wrijve men dan de lijdcnde deeleu twee- of driemalen daags in. Bij hardnekkige gevallen moet men inwrijvingeu doen van spaau-sche vliegouzalf met terpentijuolic, maar men doe er vooral geen euphorbium bij, nog minder arseuicum. Ook is Uet zeer doelmatig, om twee etterdragten te zetten, n.l. eene dadelijk aan 't schoudergewricht, de andere wat verder naar achteren toe , en deze goed in cttering te houdeu.
In nog nicer hardnekkige , schijubaar hopelooze gevallen doet het roodgloeijend brandijzer dan nog dikwijls de gowenschtc werkiug; men make daannede strepen, of stralen, die ron-dom, naar alle zijden been, regelmatig van een punt uit-gaan, waartusschen men bier en daar nog pimten of stippen kan aaubrengen. In de meeste gevallen ziet men dan na twee weken reeds een gunstige werkiug, doch de algeheele en vol-I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;32
-ocr page 518-
492
koraen genezing kan wel twee maandea aanliouden. Hicrbij moot men de diercn zeer scliraal voederen, zoodat ze zigtbaar in vleesch afnemen, en voor clkc beweging laquo;ooveel mogelijk be-vvaren; iuzonderheld raoet men dadelijk na de genezing het paard verschoonen van hard loopcn en veel trekkcn, maar men zal zeer wijs handelen, het dier cen zekeren tijd voor cen' lig-ten, langzamen arbeid, b. v. bij ile landbowwerkzaamheden, enz. te gebniiken en later van lieveriede tot sterkere inspan-ning aan te zetten. ülijft wel geene krenpelhcid, maar toch nog zwakte in 't gewrieht over, zoodat het paard bij het staan nog gednrig den lijdenden voot writ voornitzet, dan wrijve men twee-malcn daags in met een smeersel, bestaande nit blaanwc kwik-zaif en vlagsmeer (linim, vol.), van elk gelijke deelen.
Is de boegkreupelheid van een' rheumatischen oorsprong, zoo is dat hcofdzakolijk door de volgende teekenen te bespeuren. In de eerste plaats, indien men bepaakl overtuigd is, dat geeue der straks genoemde mechauisehe oorzaken plaats gevonden heeft, en het paard bij warm worden door hot loopen vermin-dering van de krcnpelheid doet bespeuren, of die zelfs wel ge-heel verdwijnt; cveneens getuigt liet gednrig vcrdwijnen en tc-rugkeeren of de rerplaatsing der kreupelheid in het ligchaam van haar rheumatisch karakter.
De behan deling. Men gebruike inwrijvingen van een vlngtig karafer-smeersel {linim, vol. camplwr.) met terpentijuolic, van elk gelijke deelen j in nicer hardnekkige gevallen van spaau-schc vliegenzalf, of men zctte etterdragten of fontenellen. Mögt niets baten, dan schiet cr nog ecu middel over (tenzij men bij zeer verouderde gevallen lievcr verkiezen mögt, cm dadelijk daartoe over te gaan). Dit middel is wel wat wreed, en ook blijven langdurige zweren daarna achter; nogtans bewijst het in bedoelde gevallen dikwijls de beste diensten , daar, waar vruch-teloos alle andere mogelijke middelen beproefd zijn geworden. Men make nl. met een gebalde bistourie eene opening in de huid, steck daarin eon buis of b.v. een pijpeslecl, en blaas lucht in lict cehvijäweefsel ondev de huid; dan verspreide men die lucht door strijken en drukken met de vlakke hand over een zoo groot gedeelte van den schouder, als men wenschelijk of noodzakelijk oordeclt; zoodra dit volbragt is, worde daarin een ruime hoeveelheid tcrpeutijnolie gespoten, daarna wachte men de daardoor teweeggebragt wordende ontsteking en haar gc-volquot;' af, dat gewoonlijk naar wensch uitvalt.
Is een paard van waardc door eene koudevatting ccnsklaps krenpcl in de borst geworden, dan geve men inwendig driema-
-ocr page 519-
'193
lea daags ecu halve kan aftrekscl ftliefi) van ai-nicabloemcn, vereenigd met ecu halve drachma braakwijnstcen, dekke hct dier met dekens en laat de damp van kokend water op hooi-zaad overal tegen het paard opstijgen. Yooval moet na elke zweeting, of dampbad, het paard wcer zeer zorgvuldig afge-droogd worden en vooreerst not; bedekt blijven.
Van den dikkcn Mid of den zoogcnnnmdcn Schythaki
Onder dezen naam kent men een gezwel, dal op de spits van het sprong- oi hakbeen wordt waargenomen; het is of van een' ontstoken aard, hard, heet en pijnlijk, of in een later tijdperk koud eu spons-zwamachtig, dikwijls echter ook met een' vloeibaren iuhoud, zonder een zweem van ontsteking.
De oorzaken zijn in de meeste gevallen gevolgen van kneu-zingen, wanneer wilde , onrustige of kwade paarden door ach-ternit te slaan, wanneer ze daarbij met het sprongbeen vrij sterk tegen een munr, een paal of ecu ander tegensfand bie-dend voorwerp raken, of door soortgelyke beleedigingeu, op een andere wijze toegebragt, waardoor de voornitstaando eindpunten des sprongsbeens in de aanhechtingspunten der achillespees be-leedigd worden, onlooehenbaar, maar, naar evenredigheid veel zeldzamcr , komeu ook gevaüen voor, dat de droea en andere ziekten in den vorm van de zoogenaamde sehijtliakken zicli eeu' aittogt banen.
Veclal is Iiij dit gezwel gecne kreupelheid aamvezig, of, zoo-dat wel het geval mögt zijn, dan verdwijnt die toch steeds, zoo-dra de ontstoken geaardheid van den schijthak opgehouden heeft te bestaau, waarna liij allccn een sehooidieidsgebrek i^ (zic pi. II, fig. 2).
De behandeling. is dc dikke hiel, schythak, pas ont-staan, en zijn das de verschijnselen van ontsteking, bovengc-noerad, nog aamvezig, dan gebruike men vlijtig steeds nat o-e-honden wordende omslagen van arnica (zie bl. 405) en verlieze niet spoedig het gednld , daar dat middel ook hier weer zeer goede diensten bewijst. Wil men gecne omslagen bezigen , dan althans wassche men liet gezwel zeer vaak daarmede. Zijn eeh-ter de ontstekings-verschijnselen reeds verdwenen, dan moet men trachten door opwekking en verhooging der levenswerkzaamheid de wederopzuiging der uitgescheidene en gedeeltclijk verharde vochten te bewerken.
32laquo;
-ocr page 520-
l'.ll
Outwaart men in den schijthak duidelijk eeu' vloeibaren in-houd , zonder teekeuen nicer van oatsteHng to bespeuren , dan kau men, zooals eenige voorname artsen aanraden, dien vloei­baren iuhoud outlasten door micldel van insteken met ecu dua-ne troicar (windtapper, zooals, ofschoon in grooteren vorm, ge-bezigd wordt bij het rund , om den wind, bias, te doen ont-snappen), en dan dadelijk, nadat al het vocht verder uitgedrukt is geworden , inwrijven met spaansche vliegenzalf. Anderen doen zoo niet, maar wrijven , zonder bet gezwel te openen, dadelijk deze zalf in , en wel eenmaal daagä gedurende eenige dagen lang-, in enkele gevallen wil het bij edele paarden n.l. wel geschieden, dat na de derde of vierde inwrijving bij eene buigiug van het been het gezwel doorbreekt en de vloeibare inhoud zieh dan met ecu' stevken straal ontlast. Bij een ssoodanig (zeldzaam voor-komend) geval drukke men aanstonds al het vocht tcv decs ait eu wachte het gevolg uf, dat gewoonlijk dc sluiting en heeling is van 'tgezwel; mögt echter in plants daarvan gedurig op nieuw zieh vocht daarin ophoopen , dan gebruikt men het volgeude middel, eu bestrijke door middel van r!e pluim eener pea, of zaohtkens met een kleine spons, tweemalen daags daarmede den schijthak n.l. neem ; vier gewigstdeelen brandewijn eu ec'n deel zwa-velzuur, (hot laatste zeer voorzigzig, langzaam 3 droppelsgewijze
e
onder de Spiritus te mengen). Na twee weken sluit dan de wond geheel, zonder lidteeken na te laten , althans schier onmerkbaar. Is do schijthak zwam- of sponsachtig, dus koud en pijnloos, dan doet het volgeude smeersel dikwijls nog goede diensler.. Neem; Groene zeep, ! loot!. Steenoiic, eu
Tinktuur van spaansche vliegen, van elk 2 drachma. Ammouiakzoat, een lood. Naauwkeurig vermengd en hiermede tweemalen daags de be-doelde plaats in te wrijven.
Het volgcnde middel is echter eck goed en wordt veel aangewend. Neem: Gezuiverde potasch (sai. Tarlari,) een lood. Terpentynolle, 3 lood.
Vloeijende ammouiak {anmon, Hq.,) I'/j lood. Tinktuur van spaansche vliegen, 1 lood. Gebruik als boven.
Ecu zeer spoedig werkend en goedkoop geneesmiddel is de toepassing van het brandijzer; men gebruike hier het punkleer-ijzer, d.i., om punten of stippen over geheel den scliijthak le branden, en make geene strepen.
-ocr page 521-
T
495 Van de amp;lt;i3Icn.
Bit gebrek, bij al dc vcehouders overbekend, bestaat in ccn tc overvloedige ophoopiag van lict peesscheedevocht ol' het lid-vocht, ook ledewater oC gcwriclifssmcer genoemd , en veroor-zaakt bij paardea, alsmede bij rundvee, aan de gewricliten en längs den loop der ])e/.eii rondacluige, langwerpige, elasticke, wcekc, deegacbtige, vnak meer oi' minder gespannene opzwel-lingen; verouderd zijnde, worden ze minder week, hard-achtig.
Naarmate hare zitplnats is dragen do gallon verschillendo namen. Aan de pezen van hot kootgewricht voorkomende noerat men ze vlotgallen; aan cenc zijdc van het spronggewrioht zieh bevindende heeten zij waaigallen , en aan beide zijden van dat gewriebt beslaaude, worden ze doorgaande gallon genoemd: Cde bloedspat is eigenlijk ecu weeke, koude opzwelling, door plaat-selijke uitzetting van den bloedader aan de achterbeeuen, en wel daar, waat doze over de inwendige vlakte van 't sprongge­wrioht voortloopt).
Kenteekenen. Genoemde opzweliingen kan men door het gczigt en 'tgevoel ontwaren boveu het kootgewricht, längs den loop van dc buigendc pees, aan dc voor- of acbtcrvocten, als­mede aan of boven het spronggewrioht, slechts zelden aaa de roorknie of andere gewrichten. Het is moeijelijk te bepalen, of ecu bestaande kreupelheid bare aaaleiding in dc gallon vindt of niet; de meeste gallon zyn te beschouwen als zuivere water-/.ucliten zonder pijn , en in zoover dns alleen schoonheidsgebre-ken, die echter cen slappe zamenstolling of bouw des diers dorn vermoeden ; slechts weinige pas ontstanc gallon zijn van cen' outstekingachtigen aard, jiijn on kreupelheid voroorza-kende.
De oorzaken. Door oene aangeboren slapheid der veze-len begunstigd, roept oene vaak sleohts geringe inspanning, als het achteruitslaan met de voeten , weerspannigheid bij bet beslaan. enz. bij gelegcnheid nict zelden cen blijveade gal te voorscbijn. Uitdienhoofde zijn dus vaak de gallon moeijelijk te vcrdrijven , en, verdreven zijnde, keeren zij nog Jigt terng, dewijl de aanleg daartoe niet weggenomen kau worden; inzon-derheid bestaat er bij jonge en zeer cade dieren gering uitzigt ter genrzing, lt;'n doer de arts dan wel, om goene hoop te geven.
De behandeling. /'ijn de gallon, cost pas outstaan, nog
-ocr page 522-
496
heel, pijulijk, eu is het dier misächieu kreupel, dan doet som-wijleu eeii mengsel van gclijke deelen van sterkeu loodazijn (exir. sainrid) en kamferspiritus nog goede diensten, wanneer ze daanuede dagelijks zecr dikwijls gewasschen of omslagen daarvan aaugebi'agt worden ; ook pappen of het dik opstrijkcn van klci- of leemaarde, b.v. vijf handenvol met een haudvol keuken-zout, eu zooveel azijn als noodig is, om er eene pap of brij-aehtige massa van te bereiden; men hemieuwe ztdke pappen al gedurig, of, opgestreken hebbeade, houde men de massa steeds voclitig eu koud.
In andere gcvallen, waar het ontstaan der gallen reeds van oudere dagteekening is, gebruike men het mengsel van brandewijn en zwavelzuur, (zie in hot voorgaande artikel over de schijt-bakkeu, bl. 494), dat vaak nog beste dieusteu bewijst. Ook het bestrijken met Jood-tiuktuur, {Tinclcra Jodi) bewijst eveneens vaak de beste diensten , alsmede zalf met Joodkali.
Bij verouderde, koudc, eenigzins harde gallon wordt zeer dikwijls met goede gevolgen de spaansehc vliegenzalf en ook het gloeijeud ijzer gebruikt: zij leiden nog het zekerste tothetdoel, wanneer nl. liet brandijzer doelmatig aangewend wordt; beide middelen moeten echter van tijd tot tijd herhaald worden. Waar deze vruchteloos beproefd zijn geworden, helpt vaak de boven-bedoelde vermenging van spiritus en zwavelzuur, of van de .Io­dine; cok is dat vaak omgekeerd het geval.
^Niet minder met eeii gewenschte uitwerking is het, wanneer men de oude methode volgt, van n.l. de gal door het insteken met een klein, scherp, het best een tweesnijdend mesjo, van on-deren te openen en het zieh daarin bevindende vocht zuiver nit tedrukken; dit geschiedt zijnde, wordt de geheele oppervlakte der pas geledigde gal met spaansehe vliegenzalf iugewreven, of men ucme een sterk klevende spaansehc vliegenpleister, scheer do haren op bedoeide plaats weg en leg de vooraf wat verwarmde pleister daarop, die aan dc buitenzijde met wat kort geknipt werk bedekkende, welke pleister later vanzelf afvalt,
Wil men op gezegde wijzc de gal openen, dan moet het paard gepraamd worden, terwijl men het voorbeen van dezelfde zijde van dat achterbeen , waaraan dc gewrichts- of waaigal zieh bevindt, zoolang doen opligten , waardoor dat been vaster staat. Het spreekt vanzelf, dat dc dieren daarna ailhans twee weken rust genicten moeten; ook brandt men de gemaaktc opening wel met het wit gloeijend ijzer toe eu zet dan met het bruiurood giocijend ijzer hier en daar over geheel dc oppervlakte des ge-
-ocr page 523-
•197
wrichts jjuiitcn of stippen, en verleene ook daarna twee weken nist aan het paard.
Van de ontstcl^lns des Spron^gcwrichts.
Men bespeurt dew ontsteking, die in vele gevallen niterst pijiilijk is, nict zelden bij paarden in jeugdigen leeftijd, en staat onloochenbaar in onmiddelijk verband met een anderen en wel lymphatischen ziektetoestand, de droes nl., en moet als eene verplaatsing of alzetting der ziektestof aangemerkt worden.
Ken to eke neu. Zonder dat eene voorafgegane oorzaak aan-gewezen kau worden wordt het ecu of ander spronggewricht dik, verhoogd warm en j)ijiilijk, zoodat het paard aanmerkelijk kreupel gaat, terwijl men nergens ecu zweem van uitwendige beleediging kau ontwaren ; weldra echter bespeurt men een weeke plaats in de rigliug der pezen, (de baiger van liet kroon-cn hoof been) digt otider het hiel- of hakbeen, of op de uitwen­dige of inwendige zijde van het spronggewricht. Op deze plaat-sen voruien zieh van twee tot vier dagen eene of meer kleine openiugeu , van de dikte eens stroohalms ougeveer, waaruit in den beginne een dunue, later steeds dikkei wordende vloei-stol vloeit, dat vermengd is met stukjes van afgestorven celwijs-weel'sel en vezels van pezen en banden. De pijn wordt zeer aanmerkelijk, en weldra vloeit liet lidvocht, ledewater, gewriclus-sineer, tot laquo;cue opening nit, dat men ligt kau kenneu aan de gele kleur en de ligt stremmende, stellende geaardheid dier vloeistof. De dieren liggeji aanhoudend cu zwceten zeer sterk, tot ze eindelijk door pijn en koorts overeind worden gedrevon, ot de kwade droes of worm , die zieh somwijlen al spoedig be­ginnen le untwikkolen, maken hot noodzakelijk dc lijders af te makeu.
.De behandeling. Bij aanmerkelijke pijn gebnu'ke men omslagen van bilzenkmid , met kokend water gelrokken en laauvv-warm aan te wenden, cu des avonds inwrijvingen van blaauwe kwikzalf; bij geringe gevoeh'gheid echter wrijve men de spaan-sche vliegenzalf over geheol het gewricht in. Over het algemeen zij men niet beschroomd, oin liet laatstgenoemde middcl te ge-bruiken , dewijl het vaker gelukt de inwendige ontsteking, ingc-val ook veel pijn aanwezig mögt zijn , door afleiding tot vcrdce-ling te brcngeu, dan door dc ecrstgenoemde middelcu; inzon-derheid is het zeer raadzaain , om de spaansche vliegenzalf aan
-ocr page 524-
408
tc wenden, voor er nog ccne opening, hot geringste gaatje, tc bespeuren is, dcwijl dan hot vocht uog ligt weer opgezogeq wonlt.
Gcdurcmle gclioel don tijd dor behandeling geve men den patient a;oede, ligtverteerbare vocdingsstoft'eu en driemalen daags ruim cen eetlepel vol van hot volgende poeder over elke voe-dering, u.l., poeder van ruw spiesglaus, van gentiaanwortel en versch gestampte jenoverbessen, van elk gelijke declen , en lette naaawkeorig, of er ook versoliijnselen van kwaadsappigheid, de worm of kwade droes, bespeurd kunneii worden.
De ontwricliting van tfe Hnleschijf, SmecrscSiijf.
Hot geschiedt nu en dan , schoon nict dikwijls, dat liij paarden — bij het rundveo zeldzamer — veelal des naclits op den stal, doch ook op de weide, door eigendomrnelijkc, snelle bewegingen en door springen, van lict rundvee voonianudijk, en lict loopen te^en zekevo vast staande, onwrikbaar tegenstand biedende voor-werpen, slagcn, stootcn, enz. dc kniescln'jf ontwricht wordt.
Kenteekene n. Hot dier is zeer kreupel aan een der achterbcenen, zoodat liij dien sieelits stijf en nict anders naar voren bewegen kan, dan door met den teen, toon, over den o-rond te slepen. Bij con nader ondcrzoek blijkt het, dat dc stijfheid voornainclijk in het knie- ca het spronggewricht be-staat, zoodat deze gewrichten zelfs niet door van buiten toege-brngt geweld gebogen kunnen worden. Tevens ontwaart men, dat de voorste spicren van het dik- of dijbecn liard en aamncr-kelijk gespannen zijn, de knie- of smeerschijf is of naar boven of naar ecne zijde uitgeweken en zit op die plaats onijcwegelijk vast. Het is schier nict mogelijk dien toestand met cen an­deren te verwarren, daar zoo'n onoverwinnelijke stijfheid des beens bij geen andere beleediging bespeurd wordt.
Er bestaat in elk geval cen bciangrijkc uitrekking van die banden, welke tegenover de rigting van de nitwijking gelogen zijn; dns, als de smeerschijf naar boven uitgeweken is, van dc onderste banden der knicschijf; zijn die banden aan stukken ge-scheurd, gebroken , dat echter zeer zchlen geschiedt, dan kau de ontwrichting zelfs ongeneeslijk zijn.
Dc behandeling. In het algcmcen zijn de ondenverpc-lijke onfwrichtingen gemakkelijk te herstellen, en dikwijls glijdt dc knicscLijf, nadat de bovenste spieven weer slappcr zijn gc-
-ocr page 525-
499
worden, vanzelf wecr in hare posilie, wannecr men namclijk liet dier noodzaakt, om over ecu matige verhevenheid, b.v. ecn drempel, dorpol, cen balk , enz. te stappen , vooral in den eersten beginne des ontstaans; later volgt echter, wanneei n,l, de toe-staud bliji't voortdaren, eene ontsteking van 'tgewricht en dan is de ludp der kunst noodig. Men beginne daannede door het been, onder aanvattende, zacht lieen en weer te bewegen, en (lau moet tevens een' ander persoon de kniesebijf pogen terug te druk-ken , om haar in de gewone positic te brengen; wannecr de teen van den voet hot meest naar voren is gekomen, dan baat dat niet. In dat geval leide men het dier eenige stappen naar voreu en sclmive het dan censklaps terug, of stoote het bij quot;tvoor-waartsgaan ploiseling naar de lijdendc zijdo over. In nosj hard-nekkiger gevalleu legge men ecu touw om ilc koot en trekke, tcrwijl het paard staan blijft en het touw over don hals been wordt gelegd , het lijdendc been zoover naar voren too in de koogte, als dat kan worden tot stand gebragt, on zette het dier daarbij met de gezonde zijde tegen een muur aan, opdat het aan die zijde niet omvalle; door deze bewerking verslappen de gespannen spieren van het dijbeen , n.l. als hot been naar voren getrokken wordt, en de knicschijf neemt dan veelal vanzelf harc natanrlijke plants weer in. Mögt echter ook dit zonder gevolg blijven , of gedoogt het dier die bewerking zoo niet, dan geef het cen of twee uren rust en legge het daarna op do gezonde zijde ter aarde , en trekke door datzelfdc middel het lijdende been naar boven en voren en traoht door dnikken met de hand de schijf in harc natuurlijke ligging terug te brengen; op deze wijze gelukt de poging.
Dikwijis echter geschiedt het, dat na het weer inbrengen der knicschijf deze weder terug gaat naar de zoo straks vcrlatene onnatunrlijke plants , weshalvc men daarop wel moet foezien. Teneindo zooveel mogelijk dat voor te komen, verhindere men door zelen , enz. oin het lijf te loggen en die aan de zolde-ring door touwen te bevestigen , dat het dier niet kan gaan liggen , en laat (evens onder den lijdeiidcn voet zoo'n lioefijzer leggen, dat daardoor het doorbnigen in de koot, in 'talgemeen een zeer vast neerzetten, verhinderd wordt: dat ijzer hebbe zeer lange kalkoenen , die door staafjes met het toongcdeelte des ijzcrs in verbinding staan, zoodat de voet een zekerc, maar aan de ballen verhoogde houding aannemen kan.
De plaatselijke bchandeling rigt zieh naar den aard der ver-schijnselcn; bestaat er cen groote gespannenheid , pijn en zie-kibjkc nrikkeling der dijbeenspieren, dan wrijve men die deelen
-ocr page 526-
500
in met warme olie j bij ontwijfelbare ontsteking van het gc-wricht eu zijue omgeving pappen van klei of leemaarde, met azijn vermengd, later omslageu en wasschiiigen van een af kook-sel van eikenbast, met aluin daarin. Mögt de aanhondende ver-slapping der gewrichtsbaaden tc weeg breiigen, chit de smeer-scbijf gedarig weei verglijdt, dan wrijve men hot gewricht en de omgeviug rooral van de tegenovergestclde zijde, als de schijf was uitgeweken, met spaansche vliegenzalf in , of zoo men wil kan men ook hier het brandijzer met voordeel aanwenden.
Dc opzwcliliig van het Dsj- of dikbeen, zoo^ genaamde Hckscnschot, of luschot.
Deze ziokto, die een' snellen verloop hceft, bestaat in cene ontsteking der huidbloedaders eu lijmphavatcu , die zicli aan de binuenzijde van het dijbeeu, digt onder de huid, bevinden, t.w. aan de achterbeeiieo.
Keuteekenen. Gewoonlijk in den rusttijd, des nachts meer op den sfal, dan op de weide, zweit eon der acliterbeenon eens-klaps op , en hot paard is dan zoo erg kreupel, dat het schier op drie beencn hinkt en ter naauwernood uit den stal geleid kau worden; van het kootgewricht ai is het geheele been naar boven toe opgezwollen en z(.'er warm; dc pijn en liittc is ech­ter het grootste en uel veelal zecr erg aan de binuenzijde van het dijbeen van den buik af tot aan het spronggewricht, wnar tie pijn niet zelden zoo hevig is , dat de geringste aanraking niet door het dier gcdoogd wordt; ook is er veelal koorts aan-wezig en hot paard eet nicts. Ik heb gevalleu geiiad, waar het lijdende dier in bijna vier dageu niet alieen niets wilde eten en zijn geliefkoosd voeder onaangeroerd liet, maar ook nagenoeg niets wilde drinken , totdat de jiijn venninderde , zooals ik dat noquot;- voor zeer weinige dagen heb ondervonden bij het paard eens voemians in deze stad ; voor twee jaren had ik datzelide paard aan dezelfdc ziekte , maar toen nan het andere been, be-handeld, en even als ook nu weer binnen eenige dagen zien herstellen.
De ontstokene bleed- en lijmphavaten kan men aan de bin-ncnzijde der dij voelen als een dikke, harde streng, die zeer pijnlijk is eu zieh naar den voet nitstrekken. liet spoedig, schier eensklaps ontstaan der ziekte, deze streng, de hevigepijn
-ocr page 527-
501
en groote bitte , vooral aan de binnenzijde des dijbcens, makcn het kennen dezer ziekte gemakkelijk.
De oorzaken zijn , benevens koudevatting, die haarteweeg bragt, hoogst waarschijnlijk ecnc gcneigdhoid dor vcchten daartoe, en kan, vooral bij vertraagde hulp der kunst, de incest gevrecsde ziekten na zieh slepen.
De beb an deling meet ten doel bebben, om de ontsteking der genoemde vaten , die volgeus liaar ontstaan en hare zitplaats van rbeumatiscben aard is, te verdeelen , en daartoe tevens uit-en inwendige middelen gebezigd worden.
Ditwendig gebruike men in de/xn wegens den rbeimiatiscbcn oorsprong geen verkoelende middelen, noch wasscbingen of omslagen van arnica , maar drooge oraslagen van warm geinaakt hooizaad, wilde ihijm (kwendel) ol kamillon ; tendieneinde ver-vaardige men voor het paard een zoogenaarade broekspijp van eenig lijnwaad, die bevestigd kan worden over 'tkruis been aan den buikriem en aan 't begin van denstaart, en die zoo meet zijn, dat men van tijd tot tijd do kond wordendo Stoffen van onde-ren kan verwijdercn , om van boven op nieuw geheel do pijp met warme kruiden te vullen. Des avouds ncmc men die broekspijp af en wrijve het been in met blaauwe kwlkzalf en raapolie, gelijke gewigtsdeelen, b.v. van elk 2 lood en ccndeel, of 1 lood extract van bilzenkruid , naauwkeorig tc zaraen ver-raengd.
Is de pijn daarop verminderd , dan kan men het extract van bilzenkruid weglaten, en in plaats daarvan twee drachma kam-fcr in raapolie oplossen en dat onder de kwikzalf mengen.
J5ij paardenhouders , die liet te ornslagtig was, om de straks genoemde warme kruiden op gezegde wijze aan te wenden, heb ik het paard, vooral längs geheel het lijdende been, met een breede deken laten behängen, en de eerstgenoemde zalf ettelijke malen daags doen inwrijven en zeer voor koude en tochtlucht beveiligd laten plaatsen, en ben op die wijze ook meer dan eens tot bet doel gekomen.
Inwendig geve men ter vermindering der koorts en ter ver-meerdering der huiduitwaseming de volgende likking: Braak-wijnsteen ecu lood, pocder van kamfcr drie lood, van gentiaan-wortel acht lood, van glauberzout twaalf lood; met honig en wat meel tot een likpotdeeg gekneed. Gebruik naar omstan-digbeden, drie- of vicrmalen daags een brok als een kippen-ei groot in tc geven.
Dikwijls geiukt het ook niet, om de verdeeling te bewerken, en wordt cr etter gevormd , welke abscessen dan volgens de
-ocr page 528-
503
regelcn der kunst geopend en verder behandeld nioclcn wor­den, b.v. door wnnne omslagen van kamillcn en azijn, en 't zuivercn der wonde door iaspultiagen met hel voolit danr-van , enz.
Zoodra men mecnt etter door Let gcvoel te kimncn ontwa-ren, drale men niet, om ter behoorlijkc plnntse eene opening met hot ines te maken, opdat die stof uiet in liet ligchaam opgenomen werdej dat vcelal schromelijkc gevolgen hccl't.
Yele onaangename gevolgen kan men voorkomen door nit-wendig op het dij- of dikbeen cene etterdragt te zetten en die eenigen tijd goed in ettering te ondorliouden.
B9c S3ciapla!i]}ic3gt;3 , kreaipcSiscid lo de Hcnp) HeupJIcht.
Uezc kreupellieid is in haar wezen na verwant aan dc schouder- of boegkreupelheid (zie bl. 489). en heef't hare zit-plaats, lietzij in de gewrielitcn zelve of in bare omgeving, en bestaat (gt;[ in cone volkomen (ongeneeslijke) of in eene onvol-koinen ontwrichting (verstuiking) van hot henpgewricht, 6t is haren oorsprong aan rheumatische pijnen verschnldigd (heup-jicht).
De kenteekenen van de onvolkomene outwiichting of verstuiking zijn de volgende : wanneer bet dier vooruit zal gaan, dan slee])t het den voet van hot lijdende been over den grond heen, en de beweging daarmede geschiedt zeer langzaam; by het neurzetten van dien voet kernt de heup nanmerkelijk naar boven en liet slingert icts met den hoef naar buiten VVil men bet paard achteruit lateu treden, dan kan bet dien voet niet van den grond opbeuren , maar blijft daarmede op dezelfde plek siaan. Hoc sneller het paard zieh nioet bewegen, zooveel te meer ontwaart men, dat iiij daarbij pijn gevoelt, en zooveel to sterker Kinkt liij.
Drukt men slerk met. de vingers in de streck , waar zieh iict henpgewricht bevindt , dan gevoelt bet dier pijn , vooral wanneer do outwrichting nog slechts scdert kort bestaat. In weinige ge-vallen, wanneer nl. de oorzaak zeer hevig gewerkt heeft, is uitwendige opzwelling, verhoogde wannte en pijn te ontwaren ; daar dit echter in de mceste gevallcn niet bespenrd wordt, zoo is het dikwijls al vrij mocijclijk, om do henplamlicid tc ken­nen; eerst dan, wanneer jgelieel bet been iiaauwkcurig met ken-
-ocr page 529-
508
nis van zaken onderzoolit geworden en uergens iets te ontdek-ken is, dat kreapelheid zou kuiirsen veroorzaken, dan kan met grond lieuplamheid worden voorondersteld, te meer, vvanneer het paard bij voortdurend loopen in kreapelheid toencemt.
lleel't eeliter eerie volkomeu ontwrichting plaats g-eliad, dat slechts zclden geschiedt (wanneer nl. liet dij- of heupbeen door eeu geweldige uitwendige oorzaak geheel uit zijne verbin-ding- gerukt is), dan zijn de kenteekenen anders, t. w., hel paard kan dan den vuet van liet lijdende been vour- nocli ack-teruit zetten, en wanneer men het dier met genreld noodzaakt, om vooruit te gaan, dan wordt de voet korter en het gewrichts-boofd wijkt naar builen en vormt aan de heup een onnatuurlijke dikte, als eene vuist groot. Vat men liet lijdende been in dc handen, dan bespeurt men, dat liet zieh boven van de heup nit naar alle zijdeu keen lant buigen , doch naar binnen toe minder. Het dier gevoelt groote pijn, en legt men dc hand achter op de bil, daar, waar liet gewricht gelegen is, dan voelt men de bewegingen van het uitgeweken gewrichtshoofd.
Bij het rundvee wijkt laatstgenoemde meestal naar ouderen uit in het eirondo gat des bekkens, als wanneer da voet niets verkort is, en men kan op de plaats des gewricbts can aan-merkelijke diepte zien en voelen.
Lijdt een paard of rund aan eene volkomeu ontwrich­ting der heap, dan is het afmaken des diers verreweg het verkieselijkst boven elke poging ter genezing.
De oorzakcu der ontwrichting zijn nitweadig geweld, als: slageu, sterke beleedigingeu, hevig achteruitslaan, neerval-len , groote sprengen over breede slooten, heggen en tolboomen, het trekken van te zware lasten, sterke, plotselinge wendin-gen , enz.
Ook kan dc krenpclheld in de heup van rheumatischen oor-sprong zijn, en wordt ze clan veelal heup-rheumatiek , heupjieht, genoemd,
Dc behand cling. Is de hcnphmilieid pas ontstaan, dan gebruike men in elk geval menigvuldigc koude wasschingen over geheel dc bil van arnica (zie bl. 403); het dier geniete na-tnurlijk volmaakte rust; men geve het niet meer dan de helft van de gewone hoevcelheid graauvoedcr , namelijk, wanneer het jiecrvallen de oorzaak was ; of Indien sterke kneuzingen der spieren , bloedophooping, daarin plaatsgeronden hebben , ziju ook hier weer de wasschingen met het afkooksel of dc verdnnde tinctiuir van arnica een wczenlijk en zcker werkend gcneesmkklel. Bestaat er echter eene werkelijk diepc gewriehts-
-ocr page 530-
-.04
ontsteking, dan is meii veclal genoodzaakt, om tot stärkere middelen over te gaau.
Als men die ontsteking vermoedt, wauneer id., na de zoo-even gcnoemde behandeling, in ongeveer twee wekeu tijds geene genezing of altlians geen aamnerkelijke beterschap is gevolgd, dan gebnnkc men de bedoelde sterke middelen, t. w.: fonte-nellen, etterdragteu of inwrijvingeu der spaansche vliegenzalf (zie bl. 484). Is men zeker, clat men werkelyk met een sle-pende ontsteking van hot lieupgewricht to doen heeft, wat men vooruamelijk daaraan kan weten, dat de krcupelheid bij voort-gezette beweging toeneemt, dan houde men zieh niet op met inwrijvingen van smeersels en zalven, daar zelfs de kraclitigstc veelal werkcloos blijven, maar zette aanstonds aan beide zijden van het heupgewricht eene etterdragt, die althans twee wekeu goed in ettering gebouden moet worden.
Wanneer echter minder het heupgewricht zelve iijdt, dan zijn naaste omgeving, dc spieren en pezige bekleedsels rheu-inatisch zijn aangedaan , dan heeft men gewoonlijk zulke sterke middelen niet noodig ; veelal is het voldoende, cm twee of driemalen daags in te wrijven met zeepspiritus {sjnr. supou.) en kamferspiritus, van elk drie lood, en geest van ammoniakzout, twee lood. Eij cenigzins veronderde gevallen neme men het volgende , meer sterk werkend middcl, t. w.: terpentijnolie, zes lood, laurierolie en tinctuur van spaanschevliegen van elk drie lood. Wanneer na het gebruik dozer middelen de huid ontsto-ken en pijnlijk wordt, dan houde men vooreerst op met het inwrijven en smore dagelijks een paar malen een weinig warme olie zachtkens in.
Is de pijnlijkheid der huid geheel weer verdwenen, maar de krcupelheid bestaat nog ten deele, dan herhale men op uieuw de inwrijvingen j een fonteuel doet vaak ook beste dieusten,
Van tic krcupclhcden, die door ccn uitivas
of cene outstnklng van zckcre Bcen-
dcrcn ontstaat.
Het 0 v o r b c e n , S c h u i v e 1 b e c n.
Een overbecn is eene uitzetting , of beter , een uitwas aan het pijp- of scheenbeeti, die meer aan de voor- dan aan de achter-beenen aangetrotfen wordt, en ook aan het kootbeen voorkomt als een rondo of langwerpig-ronde dikte, tcr grootte van eene boon tot die eener kastanje, zclden grooter, en duidelijk
-ocr page 531-
50J
door liet gcvoel en 't gezigt waar to neraen j gewoonlyk heeft het overbeen zijne zitplaats aan de binnenzijde der geuoemdo beenderen.
In den aanvang der ontwikkeliug is het overbeen pijnlijk , ten deele wegens de nog bestaande ontsteking en tun anderen door dc spanning en iiitrekking vnn hot beenvlies, die door bet uitwaa veroorzaakt wordt, en zoolang die pijn nauboudt, kreu-pelt nauuirlijkenvijzc het paard raeer ol minder sterk ; dikwijls 2ijn de overbeenen ook nog week oj) het gevoel, doch worden steeds onpijnlijk , wanneer zij meer naar de voorzijde van het pijp-been liggen er, in geene aauraking zijn met do pees; is 'toverbeen echter zoo gelegen, dat doze daardoor in hare vrije beweging bc-lemmerd wordt, dan is ook steeds do kreupefheid van eeu' meer blijvenucn aard.
Ook gescliiedt hetwel, en, schoon niet vaak, echter toch meer dan sommige artsen gelooven, dat hot overbeen zijne zitplaats heeft juist op de achterzijde des pijpbeens, en door de buigende pees van hot kootgewricht geheel bedekt en derhalvc volkomen aan het gevoel en het gezigt ontrokken wordt, waardoor de kreupelheid juist wel niet in alle , maar toch in de meeste ge-vallen ongeneeslijk is.
Bij edelo paarden en fijn gebonwde harddravers korat aan het ondereinde van 'tscheenbceu en het bovenste van het kootbeen somtijds een overbeen voor , zoo groot als een knikker ongeveer , die , zoo niet ongeneeslijk , clan tenminste zeer langdurig van aard en mocijelijk volkomen te verdrijven is, daar door hard-loopen op slraat- oi' andere liarde wegen zeer dikwijls weer be-langrijke kreupelheid volgt.
De oorzaken ziju gewooidijk slagen, stooten , stcrke kneu-zingen, een sterk scliuin afgeweken stap, enz.
Sommige schrijvers beweren de erfclijkheid van (lit gebrek opgemerkt to hebben.
De behandeling. Bij een overbeen , dat nog slechts körten iijd bestaan heeft en nog in de ontwikkcling en nog week op het gevoel is, handelt men het best, om het beenvlies, dat het onnatuurlijke nitwas beklcedt, door te snijden , waardoor de pijn , die de spanning van dat vlies veroorzaakt, weggenomen , en ten anderen het nieuwe overbeen een gedeelte der voeding onttrok-ken en door gedeeltelijke ontblooting zijne verettering begimstigd wordt. Men verrigte dat als volgt.
Aan het staande of nedergelegde paard make men digt onder den benedenrand des overbeens een kleine snede van noquot;-niet regt 3/. oude duim lengte, volgens den loop der haren;
-ocr page 532-
506
schuit' dan hieriu eeu opzettelijk daarvoor bestetnd en vervaar-dujd laug, voor met ecu kuopje voomen, sterk bewerkt mes, (wiens lemmer of kling echter uii;t meer dan '/^ duim aaa het snij-dend gedeelte breed eu naar de snede toe convex — bolrond — gebogen is, het zoogeaaamde beeavliesnaes) vlak op het been (de bot, krook) liggende voort , en het, zoodra als het over het overbeen been vooiigedrongcn is, zoo ouikeoreude, dat de sneC-van het mes tegeu bet overbeen gerigt zij , en dan , met een' kraclitigen drak eenige malen daarover been trekkende , daarin snijdde. Eeu verband is geheel uoodeloos; bijua in al de ge-vallen kunnen de zoo pas geopereerde paarden aaustonds weer iugespaunen worden. Da heeling volgt spoedig , nadat ettelijke dageu ecu onbeduidende etterachtigequot; uitvloeijing der woude plaats viudt, waarna bet overbeen verdwijut, zonder achterlatiug van een in het oogvalleud lidteeken.
Men beijroeve deze operatic echter niet bij oude, reeds ver-harde overbeenen, daar zij in zulke gevallen volstrekt uiet zou baten.
AVie aan de pas outstauc overbeenen deze operatic niet wil doen, kan do verdrijving beproeven met dc volgende zalf: neem: zuiver jood en joodkalium, van elk een drachma, en blaauwe kwikzalf, vier lood; naauwkeurig gemengd en daarmede het overbeen twcemalen daags te wrijven. Of men gebruike do scherpe engelache pleister (*), die ook vaak de gewenschte uit-komsten oplevert.
(*) Deze scherte engelsiilic pleister {Empl. Here auyV.c.) bestaat volgens het voorschrift van prof, hertwig uit dc volgende bestanddeelen; Ncem -. Mastik.
Colopbonium.
Sallraaupleisler (Empl. o./ycroc.) Zwart pik.
Armenische Bolus j van elk 3 lood. Dikke terpeutijn.
Bonrgondisclie bars; van elk 4 lood. Poeder van spaanselie yliegcn, (i'/^ lood. „ Eupliürbiuin, 1'•', lood. Jlcnquot; het, en maak daaruit naar de regelen dor kunst een pleister in rollen. AVil men deze pleister gebrniken, dan neme men daarvan zooveel als men denkt noodig te hebben, doopc dat. eenige malen in warm water, om het week en goed kneedbaar te raaken, en daarna met den vinger of duim op de lijdeudc plaats gelegd, waarvan te voren dc haren schoon afgekuipt zijn, en sterk opgedrukt, en dan met een tamelijk warm mes vorder aange-drukt, zoodat do pleister aan alle iijden good vast zit, dien van button met
een.
klein geknipt werk bedekkende. Men late deze pleister zoolaug ligg tot hij vanzelf afvalt, dat veelal in 2—3 weken plaats viudt.
-ocr page 533-
307
Is het overbeen onpijnlijk en reeds oud, eu bestaat hct dusal-leen als eeu sclioonlicidsgobrek, dau kan men cltoii wel laagzaam, iiKiur toch vrij zekcr verdrijveu , zoiulcr eenige kosten. Men neme een effea, glad stuk hout, b.v. de steel van eon' hatner, of zooals de schoeumakers bezigen tot bet polijston van laarzen, eu dnikko ou wrijve daarmede dikwijis bet overbeen tamelijk kraebtig, toeziende , dat daarbij de buid niet zoo beleedigd wordt, dat zij in eeu' hoogea graad van ontstekiiig verplaatst wordtj wanneer dat evenwel toeb plaats mögt vindeu, daa boude men alleen zoolaug met het wrijveu op, totdat de luiid weer in den gewoneu toestaud is gekomen. Hicrmede volhoadende, verdwijnt verreweg in de luecsle gevallen bet overbeen.
i) e 0 v er h o e f of b e t R i n g b e c n.
l)c overboef is cene beendcrenziekie, of beenuitwas, waarbij bet benedeneiude van het kootbeeu en van het kroonbeen eerst in ontstekiiig verplaatst wordt en later meerder of minder talrijkc eu uitgebreide overbeeneu (zie dat artikelj roortbreugt. liet geeft zieh door eeu harde, in den beginne vermoerderd warme opzwelling op eene zijdo der koot, of half cirkelvormige, digt boveu de kroon van den hoef, om dc geheele voorzijde daarvan uitstrekkend, te kcimeu (zie pi. TI, fig. 7).
De oorzakeu zijn in het algemeen gelijk als die der over­beeneu : al zulke iuvloeden en wcrkingen, die outstekiug van beenderen te weeg brengeu kuunen; buitendien is de erfelijkbeid van deze kwaal eene hoofdoorzaak medo. Zware, lompe paar-den, met dikke, niet zeer harde beenderen, zijn hieraan het meest ouderhevig.
De behundeling. Wanneer geeu erfelijke oi toch eene bijzondere geneigdheid voor do ondenverpelijke zioktc in het ligchaam aauwezig is , dan wil het somtijds nog wel gclukken, den overboef te doen verdwijuen; daarom lette men op de wijzc des ontstaans. Was eene bijzouder uitwendige gelegenheid de oorzaak der beenontstekingj dau outstaat eensklaps een zeer in het oogvallende krenpelheid, dau is vaak het bovenste gedeeltc van den hoef, alsook de koot, van voren eu zijwaarts verhoogd warm, zelfs dan, als nog geene opzwelling duidelijk bespeurd wordt. Bij twijieling bestrijkc men al de hoeven met een dutine leembrij- of pap, en zie toe, wat het eerst is opgedroogd en dau iieeft die de meeste wärmte. Dezen voet plaatst men, nadat er de haren digt afgeknipt zijn, in een koade loog van houtasch, zoolang als mogelijk , eu wrijf des avouds de joodzalf in , die I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; S3
-ocr page 534-
508
voorgeschreven is bij hot overbeeu, Daarbij moet hot paard vohnaaktc rust genieten en maar scliraaltjes gevoederd worden. Zoo houde men ruim cenc week vol, en ondcrzoek dan dc uit-werking; is dan dc kreupelheid verminderd, zoo moet men met de behandeling volhouden en mag men veel hoop voeden op her-stel; verdeclt zieh echter lt;lc bcenontsfeking niet, maar begint, integendeel, de uitzweeting van beenstof, en neemt die toe, dan is nog de eenige toevlugt het brandijzer. Men brande dan rond-om de koot paralelloopende streken, maar met de uiterste be-hoedzaamheid, zorg dragende, dat de kroon van den hoef niet met het gloeijend ijzer in aanraking komo , dewijl daardoor ligt zeer nadeelige gevolgen octstaan ; bnitendicn moet het branden van de opgegevenc plaats zoo voorzigtig uitgevoerd worden, ah aan geen andere plaats des ligchaams zoozeer vereischt wordtj daarbij moeten de dieren tot dc heeling der brandwonden toe het liefst algeheele rust genieten, doch in geen geval echter op een' harden grond gebruikt worden. Niet altijd levert het bran-den een gunstig gevolg op; in vele gevallen , wanneer het bran-den gelieel geenc of althans geringe goede iiilkoinsten heeft op-n-eleverd, doet hat branden voor de tweederaaal soms nog heerlijke werking.
Ook heeft men bij den overhoef. alsook bij langdurige kreupel­heid van 't hoefgewrieht, in den jongsten tijd, vaak met een quot;•oed gevolg, de pijp- of scheenbeeus-zenuw doorgesnedeu. Of-schoon deze operatic aan het terneergelegde dier cenvoudig en lio-t is ult te voeren , zoo bond ik toch voor beter, indien deze operatic verlangd mögt worden, dat die door een' ervaren arts rerrigt worde. De door qubli en hebtwig in hunne Opera-tions-lehrc aanbevolenc methode, waarbij de voeten vddr de ope-ratie, zoo lang als mogclijk , in koud water geplaatst worden, heeft veel voordeel.
Van de üpat.
De spat bestaat in een ziekclijke verandering van sommige beenderen , die het spronggewricht vormen, eene met uitzweeting verbünden slepende ontsteking, die op de binnenzijdc van he spronggewricht, — derhalve aan de aehterbecnen, — voorkomt (zie pi. II, fiig. 4) ; beviudt zieh de spat aan de bnitenzijde ran bedoeld gewricht, dan heet zij eigenlijk reebeen.
Kenteekencn. Dc spat, alsmede liet reebeen , welke beide
-ocr page 535-
509
ziekten niet anders dan dooi- hare zitplaats van elkander ver-scliillen, begint steeds daarmcdc , dat iiet paard een meerdereu of minderen graad van kreupellieid doet bemerken , en in ecu ligt scliokkeiul opligten van den voet. boven alle andere kreapelhe-den ecn wezenlijke cigendommclijkheid bezit; ook is hct eene schoon nog- laquo;reinig bekeade opmerking van de laatste vijf of zes jaren, dat de aan spat kreupelende paarden den lijdeuden voet zoodanig in twee tempo's (zeer schielijk op elkander volgende bewegingen) necrzetteu, dat daardoov op ecu' weeken grond een dubbele indruk der kalkoenen zigtbaar wordt, dewijl Iiet paard inet de ballen der voeten iets naar binnen draait.
Zeer dikwijls gaat Iiet eigenlijk ontstaan of Iiet opkomen van de spat vooraf; namelijk, bij paarden van een edel ras bespeurt men, dat ze bij het staan in den stal den voet vaak laugzaam in de hoogte trekken , zoo eenige uren in die positie houden , en dan weer nederzetteu; eveneens ook, zonder verraoeid te zijn, den voet alleen met den teen op den grond plaatsen en dan in het kootgevrricht overknikken iatenj men kan op dien tijd in het loopen nog niets ougewoons opmerken, maar toch ontwikkeit zicli later in verschillendc tijdruimte na dat verschijn-sel steeds de spat. Wanneer dan de kreupeiheid begint, is aan het spronggewricht nog geene afwijkiug van den gewonen vorm te ontdekken; bij ecn naauwlettend onderzoek echter kan men hier of daar aan het spronggewricht, meestal aan de bin-nenzijdc, een zckeren graad van verhoogde wärmte bespeuren. Ook begint het eigenlijk trekken of schokken bij het opbeuren van den voet nog veel dnidelijker zigtbaar te worden , wanneer men het lijdende been in het spronggewricht stork buigt en voort daarop het paard van die plaats af in den draflaat loopen. De kreupellieid is meer in het oogvallend, als het paard uit den stal wordt geleid , dan wanneer het bereids wat warm ge-ioopen is , en nog dnidelijker wordt zij , wanneer het dier daags je voren buitengewoon vermoeijende diensten verrigt heeft. Bij längeren duur gaat de ontsteking der beenderen en van het beenvlics in uitzweeting van beenstof over, die im op de zij-vlakten meer of minder groote beennitwassen vormt. In an­dere gevallen vindt de uitzweeting alleen, of vereenigd met been-uitwas , op de gewrichtsvlakteu zelve plaats ; het haar bedekkende lilatte kraakbeen verdwijnt dan en de gewrichtsvlakten vergroei-jeu ; dikwijls wordt daarbij een aanmerkelijke kreupellieid opge-merkt, zonder dat uitwendige beenultwassen te bespeuren zijn , en heeft vaker plaats, dan men algemecn gelooft.
Moeijelijk is hct, om zulkc eerstbegiuneude beeuuitwassen
33*
-ocr page 536-
510
(e.roslosi'ii) te outiiekken ; te dien elude zuivere iue!i uaauwkcurig beide spronggewriotteu van morsigheid , make ze nat en strijk de haren zoo glad en effen ah doenlijk is; dan plaatse men het paaid zoo, dat evenveel licht op de beide spronggewrichten valt, en laat den staart opbinden, Dan meet men van achteren zoowel als van voren tusschen de gelijk geplaatste achtcrbeenou doorzien ec naamvlcttcnd de binnenvlakten der sproaggewrichteu gadeslaau en met olkander vergclijken , of nl. do verhevwihcden en diepten of kuiltjcs van beide met elkander gelijk zijn. Ook kan het dikwijls gezien worden , wanneer men zieh achter het paard plaatst in de dwarslijn der voeten en sehuin tusschen de achterbeenen doorziet, doch moet men daarbij zijne rigting niet te ver regts of links nemen, en waar men meent een spoor van spat te zieu, daar onderzoekc men ook door betasting.
In vele gevallen, wanneer de ontstckiug voorbij is en het spatuitwas een eifene oppervlakte verkrijgt, alsraede wanneer beenderen van het spronggewrieht vergroeid zijn, vcrdwijnt de kreapelheid geheel en al , ofschoon het gewricht xveiuig of niet buigbaai is.
De oorzaken van de spat zijn , evenals bij dc meeste ziek-ten van beenderen, in do meeste gevallen tc zoeken in een overgeerfden aanleg, en het is geheel niet onaannemelijk, dat de gelegenheids-oorzakcn, als b. v. door aanboudende ver-moeijenisson, te zwareu arbeid in jeugdigeu leef'tijd, het veel en vooral lang laten galoppercn en springen over slooten en hekken, enz. , waardoor dc spat ontstaat, deze slechts in zeer zeldzame gevallen zouden tc weeg brengen, wanneer er geen er-felijkeu aanleg aanwezig ware. In elk geval dienen zuike oor­zaken , inzoiiderheid zwaren arbeid in jeugdigeu leeftijd, verme-den te worden.
De behaudeling. Men ovcrtnige zieh vooral, of er slechts een cenvoudige ontsteking bestaat, wat men daaraan kan we-ten, dat er wel verhoogde wärmte aanwezig, maar daarentegen van een begrensd spatoverbeen of spatlig nitwas nog niets aan het spronggewrieht te ontwaren is, dan of laatstgenoerade toe-stand reeds aanwezig zij. In bet ecrste geval wrijve men twee-malen daags in met de joodzalf (zie overhoef, bl. 507), of bc-reide blaanwo kwikzalf twee lood, en joodkalium ecu lood ; goed gemengd; of men gebruike de scherpe engelsehe pleister (zie bl. 506); beide hebben in vele zulke gevallen nut gedaan. Mogten ze echter vruchtcloos gebruikt worden , dan is het beste middel, om het gloeijcnd ijzer aan te wenden, en wel over dc geheele vlakte van het spronggewrieht (bij spat de binnen-, bij
-ocr page 537-
511
reebcen de buitenzijdo) met het knop- of met Jiet mesvormig ijzer te branden. Dit doe men ook in die gevallen , waar reeds bceuuitwasseu te bespeureu zijn. Het doelmatigste is, om bet puntvormig, of puuteer-ijzer (pi. II, fig. S), daaitoe te gebruikcu , en de puutcn tamelijk digt aan elkaader te pkatsen, maar men brande niet diep, en zorge er voor, dat het paard voort na het branden niet ver behoeft te loopen, om weer op den stal tc komen, liefst zoo weinig mogelijk , en dat het dier gednrende dc twee eerste weken ongestoonle rust geniete. Het branden met streken, natuurlijk naar den loop der hären, acht ik niet zoo goed; het branden over dwars is in dit geval venverpelijk, duar ze bij hevige bewegingcu ligt openspringen en aanleiding gcven tot Icelijke liclteekens.
De working van het brandijzer is in dit geval zeer langzaam eu men kan vrij eene tijdruinilu van vier tot vijf maanden vast-stellcn, voor muii met dc zaak tot eeu einde gekomen is. De ge­vallen zijn niet zeldzaam, dat na herbaald branden, telkens uadat eenige maanden verloopen zijn , de kreupelheid verdwijnt. In enkele gevallen, waar de aanleg tot spatvormiog bijzonder sterk cu het gebrek reeds vnj wat verouderd is, blijft het bran-den ivel eens zoiider gcvolg. üok vermelden eenige goedc schrij-vers, dat de etterdragt bij spat dikwijls zeer gewenschte gevol-gen heeft opgeleverd. Men zette die zoö, dat zij juist haren loop over het beenuihvas heeft; men houde haar twee weken ouverpoosd in eeu' geprikkelden toestand , elken dag die prikke-ling, b.v., door spaansche vliegenzalf of iets soortgclijks op nienw aanwendeiulo en ovorigens do dragt zorgvuldig zuiver te houden ; blijft deze dood in haar kanaal liggen, of is de werking zwak, dan kan men geen grondig gevolg verwachten. Het is zeer aan to raden, om hiertoe een' geschikteu persoon aan te ne-men, die met al de vereischte naauwkeurigheid en met zaak-kennis de dragt behandelt, daar hieraan in dit geval alles gelegen is; ook moot men voldoendc maatregelen ncmen, dat de etterdragt niet door oenig toeval uitgetrokken kan worden.
Over bet nlgemecn is het nilzigt op herstelUng grooter, wan-ncer de spat na cene hevig inwerkende oorzaak bij een bejaard paard, dan wanneer bet bij een Jong dier tengevolge van te vroege inspanuing of van het dresserea in daarvoor te jengdi-gen leeftijd ontstaan is, doch is ook deze regel aan verschilleude wijzigingen nndei hevig.
Yerder noemt men nog een osscspat en hanespat of hanetred. Eerstgenocmd gebrek bestaat in eene ophoopiug van lidvouht of gewrichtssmeer, door te sterke inspanuing der
-ocr page 538-
512
achterbeenen bij springen, stork steigeren, liet doen van ver-
vaarlijke sprongcn over slooteu euz. te weeg gebragt, zeldeu
door inwendige oorzalien , en doet zieh voor als een rondo,
wecke, aan de dmkking des vingers toegevende opzwclling, zon-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; t
der liitte en pijn, die hare zitplaats liceft aan dc binnenzijdc
van het spronggewricht en vaak bijna geheel die vlakte bedekt.
Ond wordende, vcrharden deze zwellingen , en veroorzaken dan
in de meeste gevallen kreupelheid.
In den beginne laat de ossespat zieh dikwijls nog verdeclen door prikkelende, verdeelende middelen , als b. v., neem: zeep-spiritus en kamfer-spiritns, van elk drie lood , aramoniak-o-cest twee lood , znmen vermengd, ol iets sterker; neem kamfer een lood, los het op in tcvpentijnolie vier lood; of neem het sewone vlugtig smeersel {Hum. volat.) ; welke dezer middelen men ook gebruiken mage, steeds smere men daarmede een, hoogstens Uveemaal daags, iets met de vlakke hand op de lijdende plaats in, totdat die mi eenige dagen iieet en pijnb'jk wordt, waarna men met inwrijven vooreerst ophouden moet, en wassclio die plaats dan gedurig zacht met laanwwarin zeepwater. Is daar-na de bitte en pijn verdwenen, maar het gebrek bestaat nog , geheel of ten deele , dan herhale men op dezelfde wijze de in-wrijvingen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;raquo;^
Anderen genezen deze zwelling door operatic.
Dc hanespat, ban et red, bestaat in een krampacbtige , trckkendc, ligtscbokkende beweging van eon, zecr zelden beide achterbeenen, welk been dan in den loop zeer hoog opgcbonrd en dan weer met een krampacbtige sterke beweging neergezet wordt. Het geheel heett in den stap veel gclijklieid met den tred van een haan, waarvan het dien naani ontleend heeft. Poor het met nicer dan gewone, bepaald krarnpachtig. stcrkc beweging nederzettcn van den voet wordt do bocf op straat-on andere hanle wegen dikwijls bcleedigd.
Waaruit deze toestand geboren wordt, wat zijn aard en wezen is, kan niet met zekerheid worden opgegeven ; waarschijnlijk is de oorzaak gelegen in de zenuwen des beens; de openingen van daaraan lijdende dieren hebben geen licht daarover verspreid. Deze toestand , die ecu eigenaardige soort van kreupelheid uit-maakt, blijft incest allijd onveranderd, oni bet even, of het paard lange rust geniet, veel of weinig arbeid, langzame of snelle dienston verrigt. (ieneesiuiddelen zijn schier altijd vruch-teloos beproefd.
-ocr page 539-
•I
513 De Hazehak.
De hazehak is eene raisvonniiig van het spronggewrigt, digt onder den hak, dat is iets lager dan de plaats , waar de dikkc raquo; zoogeuaamde schijllnik voorkomt. Men kan dit gebrek het best zien, wanneer men zieh zijwaarts van de aehterbeeneu plaatst, daar het die regte lijn , welke van de spits des spronggewrichts, de hak, tot aan het kootgewricht zieh uitstrekt en gevormd wordt door de daarlangs loopende pees door een grootere of klei­nere verhevenheid, afbreekt, en vaak van twee tot drie oude dui-men lang en een duim breed is. Dezc dikte kan bij opmerkzaam-heid steeds dnidclijk door het gezigt en gevoel waargenomen worden en draagt in den beginne des ontstaans altijd de ken-teekenen van ontsteking, verhoogde wärmte en pijnlijkheid. Het maakt eehter een belangrijk verschil nit, of deze ontsteking oor-spronkelijk hare zitplaats heeft in dc biiigendo pees, dan of aan-vankelijk het sprongbeen ontstoken is geweest, tengevolge waar-van beenuitzweering plaats gevonden heeft, die de misvorming te weeg brengt, en door hare ruwc oppervlakte de pees bij hare beweging beleedigt.
De wijze van ontstaan laat dat onderscheid tamelijk zeker bepalen ; het lijden der pees n.l. wordt door een hevige in-spanning bij groote sprengen enz, plotseling geboren ; de kreu-pelheid is dan aanstonds zeer in het oogvallend, en de opzwelling bereikt ten längste reeds na een etmaal een aanmerkelijke groolte , en blijft in dien toestand. De andere, laatstgenoemde soort ontwikkelt zieh veel lang/.amer , is harder, vaster en doet zieh in den verderen loop als eene uitzetting, of uitwas, van been (bot) ligt door het gevoel kennen. Deze soort eehter is veel zeld-zamer dan de eerste, aanvankelijk weeke, later zieh verdikkende en verhardende hazehak , tengevolge eener peesontsteking.
De behandeling. Is de hazehak pas ontstaan, t. w., de plotseling opkomende, weeke, dan doet men bet best, om aan-houdend omslagen te bezigen van een koud geworden waterig aftreksel van aruica, zonder bijroeging van !)raiulewijn (bl. 405), en honde dat een tot twee weken vol; ontwaart men, dat het naard daarna nog steeds pijn gevoelt, en dc dikte niet aanmcr-kclijk veminderd is, dan volge men een' anderen weg; heeft men echter veel gewonnen , dan houde men nog eenige dagen op dezelfde wijze vol. Bedoelde andere weg bestaat daarin , dat men over geheel do oitgebreidheid der onnatnnrlijke dikte de mecr beschrevene spaansche vliegenzalf (zio bl. 484) twee- of dricmalen in even zoovele dagen tcr dege inwrijvc, ol men
-ocr page 540-
51
gcbnükt de scherpe engelschc plcister (ziu de noot op bl. 506), nadat te vorea de haven daar ter plaatse zoo digt als mogelijk zijn iifgeknipt. Wanneer deze midilelen nitgewerkt hebben, is in de meeste gevallen de gcneziiig tot stand gebragt. Is deze ech­ter nog niet volkomen geschiedt, is er in den draf nog eene kreupelhcid te bespeuren (dat evenwel zeer zelden het geval is), of ook, als de hazehak over het algeraeen reeds verouderd is , dan moet men längs geiieel die dikte het mesvonnig, gloeijeud ijzer aanwenden , en sr.liroeijen daarmede drie naast elkander ge­legene, overeenkoinstig de Icngte der opzwelling loopende stre-keu, of lijneu.
Bij de beliandeling
van den
hazehak der tweede soort, de
beenige nl. , of het beenuitwas , verlieze men geen' tijd door zaehtere middelen te beproeven , maar gebruike dadelijk het braiulijzer, ofschoon het gevolg hiervan ongelnkkiglijk niet zeker-der is dan bij de spat, waarmede deze soort van hazehak dan ook gelijksoortig van wezen is.
Het vermager en, wegteren, van een afzon-derlijk d ce ]. {.jlrophin..)
Onder dezeu naam wordt die toestand verstaau , wanneer een deel in het oogvallend legen andere deelen zijne hoeveelheid vleosch verliest, wegteert en inwendig drooger wordt, vraardoor het dier tevens daar ter plaatse de krachten verliest.
De oorzaken zijn belemmerde en dns venninderele stolwis-seling, vraardoor het lijdende deel derhalve niet die voeding wordt toegevoerd , of alfhans niet aanneeint, die in den gezon-den toestand plaata vindt en te weeg gebragt wordt door een venninderdeii invloed der zeimwen of hot aanhoudend werkcloos zijn van een zeker deel of orgaan. Het inenigvukligste is lang-durige piju en het daardoor verminderd gebruik van een lid-niaat of orgaan , de oorzaak van de venninderde bloedtoevloei-jins, en dns venninderde voeding. Men ziet dat versehijnsel bijna bij alle langdurige krenpelheden als eene vermindering van om-vang , hetzij van geheel het been of van ecu zeker gedeelte daarvan , alsmede komt het voor aan de spieren van het sclion-derblad en der heap, en ontstaat langzaam, gaandewcg toene-mejide. üikwijls is de kreupelheid dan jnist niet daar, maar lager , b v. in de knie, hoef of in het spronggewricht, en ook wel omgekeerd, weshalve men uaauwlettend den waren zetel der kreupelheid moet opsporen, wier genezing veelal het vorder vermngeren pcrkuu stelt, dewijl iutcgcudeel de plaalselgke be-
-ocr page 541-
515
liandeling op het in omvang afnemende deel vruchteloos zou. blijven.
Eerst dan, wanueer de oorzaak dier verraagering —de kreu-pelheid of pijnlijkheid nl. — gelicel uit den weg is geruimd, kan men met gegrond uitzigt op herstelling de afuemeude plaats be-liaudelen.
De behan d e 1 ing. Men wrijve de vermagerde deelen twee maleraquo; daags in met een der volgende prikkelende smeersels, b.v. kamferspiritus en terpentijnolie , van elk gelijke gewigtsdeelen, of
Neem : Vlocijende Ammoniak , drie lood. Boom- of raapolie , Uvee lood.
Kamlerspiritus en Terpentijnolie , van elk vier lood; tc zamen good gemengd, in een welsluiteude tlesch gedaan en op een koelo plaats bewarende.
Somtijds blijven deze middelen zonder voldoende werking ; dan helpen nog menigmaleu etterdragten of fontenelleu j zelfs gebruikt men niet zelden dan Let brandijzer. Het hakken of scarificereu (zie dat artikel) doet dan echter vaak nog de beste werking.
Van de Beeubreuk, gebroken Be
e n d e reu.
Ifet brekeu van een der beenderen des iigchaams komt van tijd tot tijd bij de meeste onzcr huisdieren voor. Op slechts en-kcle uitzonderingen na bieden de beenbreuken een uiterst ge­ringe hoop op een gevvenschte herstelling aan, weshalve men een paard, dat zulk een ongeluk getroilen heeft, veelal aiiuaakt. lieeft een paard of rund een rib gebroken, dan kan die breuk onder gunstige omstandigheden goed hersteld worden; ook de breuk van het koolbeen loout vaak nog de moeite en kosten, aau hare herstelling besteed , welks duur vijf tot zeven weken kan bedragen. Ook gelukt het wel, om de breuk van een der beenen te herstellen , doch gesehiedt het dan echter in vele ge-valleu , dat het paard daarna kreupel blijft, weshalve men dan ook alleen pogingen , om zulke breuken te heeien, in het werk stelt bij edele , kostbare fokpaarden, die, wanueer ze na de heeling ook kreupel mogten geworden zijn, evenwel als fokpaard de waarde blijven behouden. Het is alleen om die reden, dat hier de behandeling daarvau zal opgegeven worden , en wel van :
De Breuk van het Scheen- of Pijpbeen. Dit been is wegens zijn van vleczige deelen ontblooten toestand het meest aan kwetsuren van bedoelden aard blootgesteld , als door slagen , slooten , hevig noervallcn lt;gt;p ecu oneffen groad, een steikehocf-
-ocr page 542-
516
slag van cen ander paard, cm. , waardoor ligt aan de beenen eene break van het pijpbeen te weeg gebragt kan worden.
Om eon zoodanige brouk te ontdekkeu, is gemakkelijker , dan die van vele andere beenderen.
Kenteekencn. Het dicr kan met het gcbroken been niet sfappen noch den voet van de plaats bewegen, zoodat hij op drie beenen hinkt. Men ontwaart een veranderde rigting des beens ; ueemt men den voet in de banden en bewcegt het been heen en weer , dan bespeurt men ook buiten het gewricht eene beweegbaarheid des beens, die men bij andere paarden niet ont­waart, terwijl men dan tcvens ecu eigenaardig krakend of meer knarsend geluid hoort, dat veroorzaakt wordt door de wrijving der afgebrokene beeneinden over elkander heen.
De behan deling is alleculijk te beproeven bij een Jong, voortrellelijk fokdier , en in geen ander geval met een gegrond uitzigt op een gewenscht gevolg of eenig voordeel te oudernemen.
Heeft men zieh bepaald overtuigd, dat er eene scheen- of pijpbeenbreuk bestaat, dan plaatsc men hot dier zoo behoedzaam als mogclijk is in een hang-ofzweefgordel, die men met nieuwe , sterke touwen, welke door ringen, die zeer stevig aan het dek bevestigd zijn , loopen , en onder den bulk on de borst aauge-bragt worden ; onder den lijdenden voet neme men de steenen op , en zoo noodig zooveel aarde , dat die voet wel den groud aanraakt, inaar daarop toch niet vast necrgezet kan worden. Nu trachtte men do gebrokene been- of boteinden weer in hare natuurlijke positie te brengen, zoodat ze rondom zuiver tegen elkander slui-tenj dat due men met de hulp van ecu paar personen, en late het lid eerst naar endeten en tevens gelijktijdig naar boven uitrek-ken , en dan moot men de gebrokene einden in hare natuurlijke positie drukken. Is de break zuiver en glad geschiedt, zonder splinters , dan is daarvoor hot uit/igt op herstel iets gunstiger.
Nu wordt tot steun of stcviging der breuk verschillend ge-handeld ; het niinstomslagtige en het gemakkelijkste uit te voe-ren is het voigende: Zijn dc afgebrokene beeneinden rondom zoo naauwkcurig mogelijk tegen elkander aangezot, om zooveel doenlijk scheevc aangioeijing te vcrhocden , dan moot men aan-stonds rondom geheel de breuk linnen- of nog beter wollen-lappen wikkclcn , die vooraf met ecu mengsel van nzijn en bran-dewijn stcrk bevochtigd zijn geworden , maar volkomen elfon, zonder plooijen of naden, en daarna door ecu' langen zwachtel eirkelvormig om het been bevestigd worden. Over dat verband worden nu rondom de breuk honten spalken aangcbragt, die zoolang moeten wezen als gebeel de afgebrokene bot , of licen ,
-ocr page 543-
517
cu deze worden dan met drie of vier linneu koorden, of door ricmen , die voorzien zijn van gespeu , hevestigd , echter zoo , dat dc drakking niet te stevk zij en de oinloop der vochten in het lijdende been niet belemmerd worde. Om de drie uren worde liet verband naar eisch begoten met bet meergenocnide Goulard's water , dat in elke apotheek voorbandea is, of neem : eene kan brandewijn , cen halve kan azijn en twee kan regemvater, be-nevens vier lood ammoniakzout, zaamgemengd.
Het verband glijdt ligt af, dewijl hij niet te sterk omgebon-den mag worden ; in dat geval moet men het uiterst behoed-zaam verniemven en weer goed ombinden. Begint het been sterk op te zwcllen , dan moet men naar evenredigheid het ver­band iets lesser maken.
Met vijf of zes weken kan men het aangezette beeneelt om de gebrokene plaats duidelijk voelen. Men houde echter nog met de behandeling vol, doch het begieten kan mi wel eens van tijd lot tijd verzuimd worden, maar niet geheel en al. Van lien (ot dertien of veerticn weken is het dier al zoo ver gevorderd, dat men het op een' /.achten grond langzaam leiden kan; zoo gaat dc heeling en het weder vast en sterk worden des beens dan steeds van Hoverledc voort, totdat het dier, nadat een halfjaar sinds de breuk verloopen is, weer voor den arbeid ge-bruikt kan worden, wanneer n.l. de herstelling zoodanig gclukt raogt ziju, dat het dier danrvocr geschikt is.
Mögt in den eersten tijd der behandeling het paard aan koorts of aan verstopping lijden, dan is het goed, om het twee-of meermalen daags tc klisteren met laauwwarra zeepsop en wat olio , of een dergelijk klisteer, en tcvens inwendig eenige looden glauberzout een- of tweemalen daags te geven, tot de ge-nczing toe; eene aderlating zou verkcerd zijn en is niet te ver-schoonen , dan in gebiedende noodzakelijkhcid. De voedering moet uit ligtverteerbare stotien bestnan.
Ik lieb hier alleen gesproken van zulke breuken, waar cen been dwars, ongeveer in het midden des schcenbeens, zieh be-vindt; is die echter nabij het een of ander gewrichts-einde, dan is het niet geraden, om. de heeling van zulk eene brcAik te be-proeven.
Wordt de behandeling door cen ongeval gestoord, gaan de spalken en het verband los, verschniven zieh daarbij de f ebro-kene becneinden of koraen gevaarlijke ziekten op , — inzonder-heid zijn hierbij te vreezen : drocs, koliek, lougontsteking, in-Huenza, hoefontsteking enz. — dan stake men aanslonds de verdere behandeling.
-ocr page 544-
51S
Iluidzlehtcn.
Oudei den naam liuidziekte , huiduitslag, verstaat men al die ziekteu, wier wezcn daariu gegroudvest is, dat dc huid of over gelieel hot ligclinum bi slechts op cukele plaatseu ecu door het gezigt en het gevoel bemerkbare verandering ondergaat, wier ontstaan bij de meesteii door een grootore of geringere stoornis van de algemeeue gezondheid vooraf'gcgaan wordt. Dit koorts-looze, algemeeu lijden eiadigt gowooulijk met het voUedig te voorschijn komea der ziekelijke verschijirsclen op of in de huid, en de verdere loop dozer vcrschijnseleu is dan , hetzij eeu van nature aau een' zekeren tijd gebonden, of zulk een, die lang-zaam, maar toch steeds voortgang maakt en slechts door de hulp der kunst kau worden verdreven.
De meeste dezcr ziekteu is in een cigenaardige, tot nog toe niet voldoend opgespoorde afwijking der vocbten van den ge-wouen, gezoudun toestand gelegen ; haar wezen is alleen in don vonn van elkander verschillend.
De oorzaken kunnen gelegen zijn in een verkeerde voe-ding, ouregelmatigheid der spijsvertcring, onzindelijklieid en ver-waarloosde verpleging der linid, bcsnietting, en/..
De Netelkoorts on Nctclzucbt.
De netelkoorts ontstaat gcwoonlijk in heete zomers , bij goed doorvoede, rolbloedige diorcn , en gcwooidijk plotseling des nachts, wanneer de stal , teneiude dien le verkoelen, open is blijvon staan, en togtlucht ten deele, en sncl eene verkoeling der huid te weeg gebragt heeft. De ken t ecken on zijn steeds gelijk-vormig. Bij geringe koortsbeweging ziju over heel het ligchaam Indien, die scherp begrensd en ongeveer zoo groot als hazelnoten zijn bemerkbaar ; zij zijn hard op het gevoel, maar volstrekt niet pijnlijk. Eeeds weiuige uren ua het ontstaan dezer builen is de koorts verdwenen. Het thaua afgetapt werdende bloed stremt al spoedig tot een vasten koek.
De ziekte is geheel zonder gevaar en verdwijut gevroonlijk bin­nen ettelijkc dageu vanzelf; is do mest echter bijuonder hard en is iicl wit der oogen , het slijmvlies vuu den news cu der mondholte cenigzins geel, dau doe men eeu matige aderla-ting en neem glauberzout eu vcrsch gekueusde jeueverbessen , van elk eeu half pond, en meng dat voor cu na onder het voeder. Dc nctelzucht wordt ook wel bespcurt bij het rund-vce, cu outstaal niet bij grooto bitte, maar nicer iu koudu, uatte
-ocr page 545-
519
zoiners, of in do lento en den herfst; de builen hebben veel overeenkomst met de vorige , maar ze zijn veel grooter, van ceu tlicesehotelje tot eon klein of dessertbordje toe; zij vlocijcn in-een en vormen dan uitgebreide plekken. De builen verdwijnen o]) dc eene plaats, maar komen op de andere weer te voor-schijn; inet den derdeu of vievden dag na het uitbreken ver­dwijnen dc builen en plekken van bet ligchaam en trekken naar dc beencu toe, zoodat deze onder opzwcllcu.
De b e h a n d e 1 i n g. Is deze ziekte bij uitgemergelde , slechtgevoede dieren ook al bepaald ongunstig te bcoordeelen, zoo is ccliter vee, dat zieh in ecu' besten toestand bevindt en van de netelzuclit aangetast wordt, in körten tijd te genczen; men verleenc den patieuten ecu matige beweging , houil ze ove-rigens warm, wrijf de gezwollen ledematen met slroo en cm-wikkcl die met een wollen lap, en geef bet paard of rund de volgende likking :
Neem : Braakwijnsteeu ecu lood , poeder van jeneverbessen twaalf lood en glauberzout acht lood; met meel en water, zooveel als noodig is, aangemengd.
Te verdeelen in twaalf gelijke brokken en in drie dagen re-gelmatig in te geven.
Zijn de beenen van onderen nog al van belang dik, zuclitig, opgezwollen, dan is bet goed, om bij de likking nog te men-gen vier tot zes lood poeder van borax en twee tot vier lood terpentijnolie, en bewaar de dieren gedurende eenige dagen voor koud en nat weer.
21c Huidjcuktc bij Paarden en Runderen.
Hieronder wordt niet verstaan dat jeuken der huid bij paarden , dat veroorzaakt wordt door veel zweeten en onzindelijk houden der huid, wnardoor zij tegen harde voorwerpen zieh wrijven, maar dät hnidjeuken, dat eene ziekte is, die vele paarden in elk jaar schier treit en bet dier door onvcrdragelijk jeuken in het eten hindert en vaak in de drukste tijden van den landbon-wer de rust des diers zeer stoort.
Ken teek en en. De paarden en ook de runderen trachten zieh of op enkele plaatsen of over het geheele ligchaam te wrijven en geven daardoor groote jeuktc te kennen; wanneer men die plaatsen naauwlettend onderzoekt, vooral nadat het dier sterk zweetcud van den arbeid komt, dan ziet men meer
-ocr page 546-
#9632;#9632;
52Ü
of minder digt bij elkamler zijnde puistjes, of peukeltjes, ter grootte van koolzaad, maar niet zwart , in de.huid; wanncer men zacht daarop wrijft, dan bemerkt men, dat het dier znlks aangenaam is. Vaak /Jet men die puisnes aan den hals en het voorste gedceltc der borst, en bij rijpaardeu ondcr den zadol, waar zij veeial groote korsten vonnen.
Deze uitslag of vurigheid is, vooral bij werkpaarden, gedu-rende den zomer veeial liardnekkig, en zij bijten zieh somwijlen in de luiid, dat hot bloed cr uitvloeit.
De bebau deling. Eij rijpaardcn voere men 'tzadeldek met wasdoek of gewast taf; na de afneming des zadels be-dekke men het paaad met een liunen laken , en belette het, zicb te kunnen wrijven of bijten. Is do huid weer geheel droog en afgekoeld , dan wassche men de aangedane plaatsen in den eer-sten tijd met laaawwarm zeepwater, later met laaawwarm regen-water, waarin een weinigje kopcrvitriool is opgelost, zoodat het vocht daardoor slechts weiuig blaauw is gekleurd.
Goeddoorvoede dieren kan men, als begin der behandeling, ook een purgecrpil geven ; het glauberzout doet hier weiuig of
geen nut.
Dezelfde behandeling is in de hoofdzaak ook van toepassing bij werkpaarden , alsmede bij rnndvee.
Voorts bestaan er nog een menigte van huidziekten, of huid-uitslag {Herpes), die in ondcrscheidcn ouderdeelen gesplitst worden , waarvan ik, om noodclooze breedvoerigheid te verraij-den , slechts eenige der belangrijkste of der incest voorkomende kortelijk zal behandelcu, t. w. :
1) De Vet-roos der Paar den, {Aerpes ungmwms.)
Men ontdekt dezon oitslag het meest des zomers aan den hals, op den rug of de billen; aanvankelijk ziju het erwtgroote builen, door zamenkleving der harcn in bosjes bier en daar overeind staande , weldra ontstaan kale plekken en de huid is daar bleek, spekachtig en met ecu morsige uitzweeting (vurig nat) bedokt. Wordt er niets tegen gedaan, dan worden de plekken langzamer-hand wel zoo groot als eene hand, daar de onverdragelijke jeukle de dieren dwingt de huid door te wrijven.
De be ban deling. Men zette onder voor de borst eene iontenel, en geef op elk voeder eon eetlepel vol van een poeder, bestaande uit gelijkc deelen glauberzout en raw spiesglans , en wvijve van de volgeude zalf tweemaien daags op en rondom de zieke plaatsen in : neem blaauwe kwikzalf en groene zeep , van elk twee lood, en terpentijnolie een lood.
-ocr page 547-
521 2) De drooge Eoos {herpes siccus.)
Gewoonlijk ontstaat dezc , zonder dat men te voreu eeuige ver-andering der huid hecft kuiuien bespeuren, als rondacktige plek-ken aau den hals eu ook wel aan den kop, waar de hären ziju uitgegaan ; deze plekkeu loopen later ineen en hebben dan een ouregelmatigen vorm.
Men veiwarre dezen uitslag echter niet inet die haarloozc plekken, die door ongedierte veroorzaakt wordt, wanncer b. v. het pluiragedierte vrijen toegang tot den stal heeft , of als eeu gevolg van hoogen ouderdom bestaat.
Bell an deling. Neem een mengsei van twee deelen groene zeep en een deel tcrpentijnolie, bestrijk hiermede de lijdende plaatsen, en twee uren later wassche men ze met laamnvarm water zacht af en droog ze daarna weer zorgvuldig.
3) Het uitvallen der Staarthären, Rattestaart.
Een hardnekkige ziekte, meestal aan edele paarden eigen , wanrbij de hären aan het bovengedeelte van den staart uitvallen, en dus het paard zeer ontsieren. De huid schilvert met kleine drooge sclmbbetjes af; doch later ontstaat eene uitzweeting; de hären worden steeds losser en vallcn vanzelf uit; wanneer ze weer nagroeijen, dan ziju ze dun, kort en ziekelijk , en vallen eindelijk weer uit.
De oorzaken zijn veelligt aan onzuivere voerling toe te schrijveu.
Bchan de ling. Men wassche gedurig de naakte plaats met een matig geconcentreerd afkooksel van eikenbast en geef tevens eene pnrgeerpil in van 8 tot tien drachma succotrijnsche aloe, met eenig poeder tot eene pil gemdakt, Kwikzalf baat hier ech­ter niet.
Zoodra men bespeurt , dat de hären niet meer zoo ligt uit-gaan, voege men er op elke kan afkooksel van eikenbast een groot theekopje vol brandewijn bij. Men gebruike echter ook later hoegeuaamd geen vet of olie tot inwrijving. De hären groeijen vanzelf weer aan.
Uitslag onder de manen.
Onhvaart men bij paarden of runderen aan de zijden van den hals, op den nek, onder de manen eene schub-ofzemelachtige afschilvering der opperhuid, gepaard met hevig jeuken en later verdikking der huid, dan reinige men gedurig die plaatsen met
-ocr page 548-
522
laauwwanu zeepwatcr, en waunecr de buid aanraerkelijk verdikt mögt zijn, wrijve men in met groene zeep twee declen en ter-pentijnolie eeu dee!.
Men zie in hct algemeeu bij huidziekteu bij de behandeling op keurig, zuiver voeder en driukwater , en daar, waar peu-keltjes of pulsten , korsten , roven waar te nemen ziju , zuivere men de huid op die plaatsen dikwijls met warm zeepwater; zit-ten de korsten of roven te vast, dan trachtte men die voor en na voomgtig los to inakea, teneinde de huid daaromler mede te kunnen zuiveren. Inwendig kan men ter ondersteuning der uitweiuligc behandeling vochtenverbelercnde middelen ingeven, b. v poeder van raw spiesglans , glauberzout en jeneverbesseu, van elk gelijke deeleu, driemalen daags eon eetlepel vol to ge-ven. Wijkt de uitslag niet door die behandeling, dan gebruike men sterkerc middelen, als: zeep met terpeniijnolie, ofinhard-nekkigc gevallen neem : wit preecipitaat eene drachma , gemengd onder twee lood reuzel, en wrijve de lijdencle deelen daarmede eenmaal daags in,
Ik vertromv , dat naar aanleiding der hier opgegevene buid-ziekten en hare bebandelingen men gemakkelijk in staat zal zijn, om andere soortgelijke, in den vonn eenigermate afwijkcnde huiduitslagen, met vrucht to knnnen behaadelen.
Hct llondzccr of tic ffiondzlcktc bij hct Paard.
VYanueer bij ander vee het mondzeer alleen of vereenigd met het klaauwzeer, klaauwziekte, vrij algemeen wordt waarge-nomen , zijn er oak hier en daar enkele paarden , die aan het mondzeer lijden.
Kenteekenen. Eene koorts gaat vooraf; als deze afgeloo-pen is, ontstaan in de mondholte, aan de lippen en aan de tong biaren, ongeveer zoo groot als een vijfcentsstuk tot die van een vijftigcentssiuk , die met eeu beider, kleurloos vocht gevuld zijn , even als van een brandblaur. Zoodra deze biaren barsten, vallen groote slukken der oppcrhuid af, waaronder het slijtn-vlies zieh witachtig van kleur en ligt bloedeud doet zien. Dik­wijls hebben de dieren daarbij ook cenige buikpijn.
Door deze van de opperhuid ontblootc, raamve plaatsen wordt natuurlijk het eten voor het dier pijnlijk en moeijelijk, dat trouwens ook het eenigste nadeel is.
Behandelinga Bij de paarden is de ongesteldbeid genezen,
-ocr page 549-
523
ah die caauwe plaatsen weder met oppevlmid Ijcdekt zijn ge­worden; teneinde dat to bespoedigen kan men den moud gc-durig uitwassclieii met zout water, pekel , azijn en honig, enz. Mogten do dieren niet dan zecr moeijelijk kuuneii eten, dan geve men hau vier dagen nchterccn , gedurende de behandeling ii.l., meelslobberingeu enz.
Hebben de dieren buikpijn, dan geve men daags ecu half-pond womlerzout, opgelost, en van tijd tot tijd l)ij liun drinken of voeder daarvan iets ondcr te mengen.
Over laquo;at- Sschsirft.
Het is ecne bewezen zaak , dat bij de schärft, zoowel van paarden, als van runderen, schapeu, enz., de aanwezigheid van
een klein insect, de zoogenoemde scliurftmijt, of het schärft-diertje, ten grondslag ligt. Dat insect behoort tot de klassc der ongevleugelde [aptera), en komt het naast bij de hoatspin en spinnen (pAalanffinm en araned); de kop, borst en het aohtcrlijf zijn vereenigd; laatstgenoemde is niet rond en heeft 8 pooten, wanrvan 4 naar voren en 1 naar achteren gerigt zijn, enz.
Ze zijn wel ecus verward met luizen, doch dezc zijn niet al-Isen veel grooter, maar hebben ook meer gelijkheid in vorm met gewone insecten.
Bij de schürft zijn dezc insecten altijd aanwezig, maar ze zijn laug niet altijd ligt en soms in hot geheel niet te ontdekken, zoodat men bij het zien dezer dierljes in den nitslag wel bc-paald kan zeggen : hier is schürft aanwezig, maar niet, als men die diertjes niet waarneetnt: dat er geen schürft aanwezig is ; want de mogclijkiieid bestaat, uat het sehurftdiertje zieh nan ons oog kan onttrekken, weshalvc het dan wel raoeijelijk, maar niet onmogelijk is, oin verwaning met andere uitslagen te ver-mijden. De schürft ontstaat hetzij door besmetting (overplanting van bevruchte insecten) of door zelfontwikkeling, tengevolge der aanhondende vcrwaarloozing van het zuiveren en zindelijk houden der huid , of door verkommering en honger lijden, als de zoogenoemde drooge of hongerschurft, welk vcrscliijnsel niet zelden, bij langdurige vcldtogten, bij militaire paarden wordt waargenomen.
Ken te eke neu. Wanneer men het even beschreven sehurft­diertje niet door vergrootglazen in den uitslag zelveu of aan de binnenzijde der roveu kau waarnemen , zijn ze als volgt: I.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 34
-ocr page 550-
534
Bij de zelfontwikkeliog der scliurft u;cspliicdt dat gewoonlijk hot eerst aau de zijdeu van den hals, digt onder do raanea of voor de borst; er verlieft zieh een klein, spoedig in een sjiits-aelitig blaartje overgaand peukellje, wiens geringe inhoud, na liet bersten ten deele aan hot baar blijft vastklevcn, en ten deele tot een graauwbruin roofje opdroogt, en later bij het af-vallen de baren te dier piaatse met zieh medeneemt cu een kale, etterige, vochtige plaats, de zoogenaainde sohurftzweer, achterlaat.
Hoe meer dcrgelijke peukcltjes of puistjes te gclijlc bij elkan-der bestaan en bersten . zooveel te grooter wordt de seliuvftplek van den beginne af. Dikwijls maakt het aanhoudend wrijven des diers den stalkuecht eerst opmerkzaam, ah reeds plekken van een duim groot aanwezig zijn. Jlen zal zulke kale plekken aan den ha!s niot ligt met die van bet huidjenken verwarren, als men \veet, dat laatstgenoemde spoedig in uitbreiding toene-men, maar die der schürft zeer laugzaam verder gaan. In den verderen loop wordt de schürft als zoodanig steeds duidelijker.
Het eerste ontstaan vomit hot middeJpunt, en de verdere ontwikkeling gaat van daar voort, b,v. als de kringen, die een in het water geworpen steen te weeg brengt. Hoe verder do ziekte zieh zoo naar buitcn uitbreidt, zooveel (e meer ncemt ze in het centrum toe eu verändert van vorm; waar eerst b.et blaartje is gebarsten, daar schillert de huid het eerst on het a'craakkelijkst af, en daar outstaat later de eerste uitzweeting, waardoor dan gaandeweg korsten geboren worden, die elke twij-fcling over het wezen van den nitslag wegneemt.
Nog zekerder is het, vvauneer de huid dikker, hard en strak als oud leer wordt, en krijgt dan diepe barsten en kloveu. Do sterke jeukte en het daardoor veroorzaakte wrijven onderhoudt de aangedanc deelen der huid voortdurend in een' ontsteking-aehtigen toestand, waardoor de bestaande barsten en kloven met een kleverige, roodaehtige uitzweeting bedekt zijn. Wanneer ook al ecne plaats vanzelf sehijnbaar heelt, zoo kan die toch spoediraquo;' weder lijdende worden, terwijl weer andere plaatsen worden aangetast, en de ziekte zieh zoo over goheel het lig-cliaara, de uitwendige geslachtsdeelen niet uitgezonderd, ver-spreidt, een versehijnsel, dat bij geen ander nitslag het geval is. Ook is de schürft besmcttelijk ; door aanraking mot gezonde dieren gaat zij daarop veelal over.
Ofschoou de schürft, wanneer zij door besmetting, vooral op con goed doorvoed, gezond dier ontstaan is, en nog niet lang bestond, gcenszius govaarlijk is, zoo kan zij evemvel, Indien zij
-ocr page 551-
zieh zelfstandig heeft ontwikkeld l)ij vcrraagenlc, krachtclooze dieren, gevaarlijk worden, daar bij hare lange aamvezigheid zieh worm of kwade droes daarbjj roegea kunnen. Uitdieahoofde
meet men bij de behandeling dus vooral letten op de wijzc van het ontstaan eu op het gcstel des diers. Bij kraclit-volle, door schürft besmette dieren behoeft de behaadeling alleen plaatsclijk, dus slochts uitu'ondig te zijn , maar bij kraciitlaquo;looze, kwaadsapplge dieren moet inen, behalve ecn rijkelijko en ver-sterkende voeding, ook volstrekt inwendige geaeesmiddelen toe-dienen, ten oogmerk hebbende, om de spijsverteering behoorlijk naar eisch werkzaam te doen zijn, een gezonde blocdberciding te bewerken eu rijkelijke huidaitwaseming en pisafzonderlng te weeg tc breiigen. Ten dien eindo neine men poeder van ruw spios-glans acht lood, van glauberzout twaalf iood, waarbij inen naar gelang van omstandigheden kan bijvoegen , of : poeder van kal-muswortel en van gentiaan, van elk zes lood, of, bij een' meer zuakkon toestand des diers, in plaats dezer twee genoemde wor­teis: engelwortel en alantswortel, ook van elk zes lood, beuevens nog vier lood terpentijnoüe. De poeders zaamgemengd zijnde , wordt liet geheel inet wat nieel en water tot eene likking ge-kneed, en daarvan drieiualen daags ceu brok, van tenminste bijna vier onde looden (ongeveer G'/, Ned. loot! of % oud pond) in te geven,
Bij verouderde schürft is de oplossing van arsenicum, het agua arsen. Fowl., inwendig wel zcer heilzaam, maar daarbij moot men met groote omzigtigheid te werk gaau, zoodat dit middel niet anders dan door deskundigen toegediend kan worden.
Tot uitwendige middelen worden een groote menigte voorgeschreven; als eenc der nicest werkzaamste middelen, die zoowcl bij de zclf-ontwikkelde als door besmetting bij kraehtvolle dieren ontstane scliurft goede diensten doet eu in drie wekeu ten längste de genezing bewerkt, is het volgende: Neem drie wijnflesschen vol zniver regenwater, doe daaria een Nederl. ons zwarc , zwarts tabak, en kook het in tot achttieu maatjes (2 üesch en 2 raaatjes), klens het vooht kokend door en voeg bij de nog heetc vlocistof: eene drachma kwikzilvev-sublimaat imercarim mhümalus corrosims), en laat het nu uog eenmaal op liet vuur even opkoken, opwellen. Xa de bekoe-ling wordt er nog vier lood versch gebrande of lovende kalk, in het afkooksel gemengd cn daaria goed omgeroerd. ^let dit vocht wassehe men de door scliurft aangedane plaatsen eenmaal des daags. Den volgendeu dag, na het wasschen, zijn die doelen met kalkstof bedekt, dat dan cerst met laaawwarm water
34laquo;
-ocr page 552-
520
afgevasschen moct worden, voor men die plaatsen op nienw wear met genoemd middel wascht, De beginivcmle gonezing geeft zieh te kennen doordat er geen nieuwc korsten en ro-ven rneer gevormd worden, wanneer de oiulcre niet raeei- aan-wezig zijn, of althans onbeduidend , tot ze eindelijk geheel vevdwijnen ; het jeuken cu wrijveu der lijdcrs vermindert steeds racer, en de aanwezige barsten en kloven heclcn. Als volko-men genezen kan men het dier echter ecrst dan beschouwen, wanneev de luiid over geheel lict ligchaatn zacht en uatunrlijk op het gevoel is, wanneer ncrgens nicer ruwheid, diktcn, harde, oneffen plaatsen op het gczigt of het gevoel meer te ontdekken zijn en het dier zieh ncrgens meer poogt te wrijven. Men voele daarom met de grootstc naaiuvlctteiidheid overal , inzondcrheid onder en in de raanen , opdat er geen verdacht plekje onbehan-deld overblijvc.
Het volgendc middel werkt zeer sncl, en dikwijls reeds, nadat de lijders bij zeer verouderde, elk ander middel trotserende schürft daarmede slechts eeninaal gewaschsen zijn; in geen geval echter behoeft het ooit vaker te worden gebruikt dan drie^alen, en wel ecninaal per dag; voor men het middel begint aan te wenden moeten do korsten zoo veei mogelijk afgesohrapt wor­den. Wanneer de wasschingen daarmede echter op uitgebreide plaatsen des ligchaams aangewend moeten worden, is het middel niet geheel zondcr gevaar. TIet bestaat nit dc volgende berei-ding: Neem drie oude looden wit rattekruid, twintig lood ijzer-vitriool, fzwavclznnr-ijzer), doe het in drie wijnllesschen vol re-genwater, kook het te zamen zoo lang, tot cen vierdc gedeelte er van verkookt is, zet het dan van het vimr, on na de bekoc-ling voeg er het ingekookte '/j gedeelte vocht (zes maatjes) als koud regenwater daar weer bij.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Tkssier,
Zonder gevaar en toch werkzaam is onlangs de berkenteer {oleum betulae) aangeprezenj ook wordt bij enkele schnrftige plaatsen het inwrijven met rozcmarijnolic aaugeraden, doch is de working minder zeker dan het voorlaatste middel.
Ook de guano wordt als cen zeer werkzaam middel aange-prezen, t. w, drie gewigtsdeelen guano en van vier tot zes deelen groene zeep en reuzel, gemengd, en daarmede ccnmaal daags overal ter deeg ingewreven.
Een menigvnldigo oorzaak van het terugkeeren der selmrft na de genezing is gelegen in de venvaarloozing of onnaauw-kenrige zuivering van het gereide, tuig, poetsgereedschap, de-kens, zadel, krib, ruif, latticrboomen, mureu, schotten, kortom, van al de voorwerpen , waarmede het schnrftige dier in onmidde-
-ocr page 553-
52 7
lijke aauraking is geweest. Het poctsgercedschap moet men ver-brauden. Het tuig eu gereide werpe men eeu kwartier of halt-uur lang in eene oplossing van chloorkalk, laat het daania op-ilroogcn en besmeer het met walvischtraau.
Het houtweik ran deu stal mz. boene men ter deeg met een kookende loog van potasch of soda, on bestvijk het, na het droog is geworden, met chloorkalk, eu wit het daarna met gewono kalk; eveneens ook de muur , als de patient daarmede iu aau­raking is geweest. Men zuivere dua zuer zorgvuldig al zulke voonvcrpeu, die verdcnking kunnen opwekken ; zonder in dezeu gestreng te handelen, moot men met regt vreezeu, dal de ziekte eerlang zieh weder op den stal begint te vertoonen.
Van het ongcdlcrtc op de huid, lulzen.
Dit ongedierte bespeurt men het meest bij veulens en paarden, die siecht gevoed en verpleegd worden cn deswege een mager en kovi.merlijk aanzien hebben, alsmede treft men het aan bij dezulken die, door andere paarden besmet zijn.
De luizen zijn met het bloote oog waar te nemen, inzonder-heid wanneer men het dier in de wanne zonnestralen plaatst.
Behandeling. Vele middelen zijn ter verdelging van dal ongedierte aaubevolen, doch 2ij beantwoorden niet alle aan het oogmerk. De volgende doen meest de gewenschte working, te weten :
1) Grocne zeep en blaauwe kwikzalf, van eik een lood door-eengemengd; hiermedo worden de diereu daar, waar het onge­dierte bestaat, voornamelijk boven op het begin van den staart on aan den hals, nek en rug, twee dageu achtereen met een weinig zaamgedraaid stroo goed ingewreven en dan met warm zeepwater ter deeg afgewasschen.
3) Zware, zwarte tabak, gekookt in menschenpis, en daarin een stuk alnin en ijzervitriool opgolost cn hiermede de paarden met eene stroowisch nadrukkelijk te wasschen en wrijveu, en zoo vaak herhalen als nog eene luis te bespenren is.
3) Een afkonksel van een ond vicrdepond zware pniimtabak in ruim eene kan azijn, als waschmiddcl.
#9632;i) Vier lood gosneden of poeder van zwarte nieswortel, ge­kookt in eene lleseh azijn.
5) Eeu even zoo sterk afkooksel van stavcrzaad, (sew. s/np/a-dis agriae) in azijn, eu
-ocr page 554-
52 S
6) Eeu afkooksel van vier lood sabadilzaad in eene ilescii aziju, als waschmiddel to bezigen.
Voegt men bij eeu dezer afkookaels, die men gebruiken mögt,
hol; wat steenolie, {ol. I'eir.) , dan werkt het nog zckorder.
Over tie Ingcwandswormcn.
Er zijn onderschciden soorteii van wormen, die de dieren knnnen kwellen, en die somtijds in ecn verbazeiul groote lioc-veelheid in do maag en darmen aimwezig zijn.
Kenteekenen. llet eenigst, onbetwistbaar zeker bewijs van Ingewandswormen is, wanneer somwijleu eenige dezer dieren met den niest afgaan; alle andere kenteekenen zijn bedriegelijk. Men kan wormen vermoeden, indieu het dier bij goed en toereikend voeder foch niet wil dijeu, zelfs mager en het haar ruw en glansloos wordt, de huid er minder los, eenigzius vast op ligt; wanneer dc oogen llaauw en waterig uitzien , liet slijni-vlies van den liens en der iiioiidliolle ongewoon bleek is , het paard onrustig en iiaiir dc een of ander zijde ziet, of zelfs wel in een der ilankcn bijt, met den voet tegen den luiik slaat, even alsof liij daar eene vlieg verjagen wilde, en somlijds teokenen van buikpijn geeft, slingert met den staart en de rnggegraat buigt.
B ehandeli n g, Zeer werkzaam tor vcrdrijving der inge­wandswormen en tor versterking der zwakke spijsvertering zijn de volgende middelen. Neem poeders van Jalappewortel twee lood, van zevenboom en van reinvaren (inlandsch- of boeren wormkruid) van elk acht lood, duivelsdrek vier lood, minerale moor (jxelMop. miner.) zes lood, hertshoorn-olie drie lood, tcr-pentijn-olie een half lood. Alles good gemengd zijnde, knede ineu deze stoflen met een sterk afkooksel van jeneverbessen tot eene likking. Hiervan geve men een vohvassen paard 's mor­eens nüchteren en 's avonds twee nur na het laatste voeder ; telkens ecn brok, van drie tot vier mule looden zuaar, in, met een sterk afkooksel van alsem. Veulens naar gelang liunner grootte do helft of een derde fc geven.
Eon ander zeer werkzaam middel tegen de wormen is onbe­twistbaar het volgende , van don franschen professor chabert , bekend onder den naam : oleum anthelmnthieum , dat men bc-reidt als volgt:
Neem; niet gercctiiicecrdc hcrtslioornolic ecn medicinaai
-ocr page 555-
5 2'.i
pond en terpentijnolie drie pond; meng beide ingredienten , laat het vier dageu rüstig staan cu destilleer bet dan in een gla; zcu retort in een zandbad, totdat % van bet gclieel in den ontvanger is overgegaaii , dan worde bet toestel at'gebroken en beware men bet product in goed geslotcn werdende ilesscben.
Gebruik: Volwassene paarden inoet men hiervan naar omstan-digheden van twee tot vier loocl (veulens van !/2 tot eene drach­ma) in een aftreksel (liiee) van peperkruid {lierh, Satureja) des morgens nucbteren ingeven. Vooraf eeliter meet men liet dier twee of drie dageu acbtereen scbraal voederen , althans op die dageu, wauneer men het middel gcbruikt, als wauneer het dier van den morgen tot den avond niets eten mag. Drie uren na bet ingeven der die meet men een klisteer zetten van bonig, met een weinig water vloeibaar gemaakt, en zoo geene voldoende werking mögt volgen , nog een-, zelfs tweemalcu te herhalen. Twee uren na de working van het klisteer geve men bet paard een ügt voeder. Mögt men bet noodig oordeelen, dan kan na vijl of zes dageu dezelfde behandeüng herhaald worden. Ziju de wonnen afgedreven , dan geve men eenigen tijd bittere, ver-sterkende en ijzermiddelen, b.v., neem ; staalzwavel, {sulpfmre-turn Ferri {*), twee lood , reinvaren (inlandsch wormkruid) en geutiaanwortel, van elk vier lood , alles tot een fijn poeder ge-bragt en gemengd; hiervan geve men volwassen paarden 's mor­gens en 's avonds twee lood, of over bet voeder of met water gemengd, in. Veulens, aan wormen lijdende, geve men reeds dadelijk als wormdrijvend middel dat poeder in, maar dan al-leen 'smorgeus nüchteren een of twee lood.
Men voedere dc door wormen gekwelde paarden cu veulens gesneden gele wortels [Dnuc/is corota) met haksel en wat haver.
Het is zeer doelmatig , cm paarden na de afdrijving van de ingewandsworrncn eenigen tijd ijzerraiddelen in niet groote gif­ten toe te dienen , a! ware het slechts poeder van smids hamer-slag, ongeveer ecu half oud lood, ouder het voeder gemengd, ofsclioou bet straks beschreven zwnvelijzer wel zoo goed is. (Zie verder de wonnkoorts, bl. 54).
(*j Daar ilit zwavolijzer (ook sulphur chiilijbeatttiii genoemd) nict in al dc apotlieken voorhanden is, zoo kau men het zelf op de folgende wijzc Ijc-reidea. Ncem ecu stuk wit gloeijcnd ijzer en dmk er ecu pijp zwavel tegen aan en laat do smeltende zwavel in ecu pot luet koud water vallcn. Na de becindiging vindt men op don bodem eene ligt breekbarc, zwartemassa, die Hut tot poeder le stauipen is , dat men ten gebroike bewaart
-ocr page 556-
530
AANHÄNGSEL.
Van lict Alt;f(;rlatcn.
Wanueer en hocveel bloed men moet nftappeu, is bij de be-handeling der ziekten ojjgegtvcu. liier volgt dua ülleeu eeue aanwijziug voor lien, die niet aderlateu kuiineu, op welke wijzc dezo operatic verrigt wordt,
Gewooniijk laat ineu met de vlijm , anderen met den snipper (of knipper) en met het lancet. Men volbrengt de aderlating gewooniijk aan de lialsadcr; het instrument moet van roest vrij en zuiver, glad van snede zijn. Men plaatse het dier zoodanig, dat het lieht onbelemmerd op die zijde van den hals valle , waar men laten wil; bij menschen, die links zijn, aan de regter-, anders aan de linkerzijde.
Wanneer men door liet gevocl en het gezigt de ader opge-spoord heefl , die zieh tnssclien de rondaehtigc vleeschdeelen —' spieren — welke van den kop af längs den hals tot aan de voorvlakte der borst voortloopt en naast de luchtpijp en de zoo-genoemde adersleuf hare ligging heeft, dan strijke men de vooraf wat vochtig gemaakte haren glad en elfen, neem dan do vlijm tusschen de voorstc en middelste vingcr en de duiiri van de linkerliand en zet haar volgens den loop der lengle der ader (vooral niet overdwars) zoodanig daarop , dat dc punt der kling paralel met de lengte-as der ader op de luiid staat , ongeveer eea span van den kop af, en drnk met de derde en de kleine vinger de ader toe. Daardoor wordt de loop des bloeds belet, de ader zweit boven de toedrukkende viogers op en vormt een langachtig ronde verhevenheid, of streng. Zoodra deze opzwelling voldoende zigtbaar is , dan doe men met een in de regterhand gehondenen, niet te zwaren houten klopper een kör­ten en krachtigen slag op de rugzijde van de vlijm , de steel of 'tblad , waaraan voor de scherpe kling zieh bevindt, en trek dan den klopper oogenblikkelijk terug. Door dien slag wordt do kling der vlijm in de ader gedroven, en terwijl het dier iets uit-wijkt, glijdt ook dc bebloede vlijm nit de wende. De druk-king der vingers werde zoolang vol gehouden tot er genoegzaam bloed nitgevloeid is; hond die dnikking op, dan vloeit er gcen bloed ruecr nit de wonde. Ook kan men gemakkelijk die druk-king veroorzaken door den rand van den not, waarin men hot bloed opvangt, tegen de ader tc drukken , onder lt;le wonde. Het is volstrekt noodzakelijk, lict bloed in ecu pot of kom op te vanaen, teneindc de hoeveelheid te kunnen bepalen en lt;lc lioe-
-ocr page 557-
531
damgheid des bloeds na het stellen te beoordeelen. Is de be-doelde hocvcelheid bleed afgelapt, dan zette men de kora weg , strijke do hären der laatplaats glad en doorstekc dau de beide wondlipjes ongeveer in het midden met een kleine, scherpe speld , maar zouder de huid veel van hot vleesch af te trekken. Daarna trekke men een haar uit den staart, make nan het eene einde eene lis of sfrik , doe die om de speld en wende het haar als een liggende no. 8 , b.v. cc ora de geheele speld heen , op-dat de wondlippen aaneengesloten worden enblijveu, en knoop het haar vast; do einden knippe men ecu dnim ver van de speld af en zuivere de huid van het aanklevende bloed.
Het binden van een suoer of koord om den hals, om de adel­te doen opzwellen, is een verouderd gebrnik en bij paar den althans niet noodiu:.
19e kuitütiaaligc zwcrcu.
Het zetten van Fontanellen.
Bij welke ziekteu eene fontencl gezet moet worden, is in het werk felkens opgegeven ; het oogmerk, dat daardoor bereikt zal worden, is, om door den aandrang tot een plaatsclijke, buitenge-meene afeondering van den bestaanden vermeerderden toevloedvan voeliten tot een nabij gelegen , edel orgaan af te leiden , en ten anderen, om een grootere toevloeijing van vochten naar het mot de fontenel bezotte deel en daardoor een grootere werkzaamheid daarin te weeg te brengen.
De fontenellen zijn derhalve dienstig bij ontsteking van edele Organen: der oogeu, der long, der lever, der hersens, enz., nlsmede bij veroudorde rheumatische aandoeningen, warn- het eigenlijk ontstekingstijdperfc reeds voorbij is en waar opstoppin-gen of zelf's afzonderingen van aardachtige siollen aanwezig zijn , en eindelijk bij verminderde vooding van een zeker dee!, ver-waring (uirophia),
Naar den zetel des ziekelijken toestands moot ook de fontenel op een verschillende plants gezet worden, b.v. bij oogontstekiug op den benedenrand van da wang, bij do longontsteking voor on onder de borst, bij de leverontsteking aan de regterzijde on-der het achterste gedeelte van de borst, bij de slepende ontste­king der hersenen aan het voorhoofd en in den nek, bij ver­oudorde. rheamatiek en vermagering van een zeker deel op de
-ocr page 558-
533
plaats zelvc, tlic men als de zitplaats der ougesteldheid ver-niocdt of duidelijk als zoodanig onderkent.
I)c operatie geschiedt op de volgende wijze. Men ncine ter plaatse, waar de t'outanel geapplieeerd zal worden , de huid ver tussclien den duim en den wijsvingcr der linkerham! in een dwarse plooi te zamen, en make nu met de aderlaalvlijia of met con schcrp mesje, dat men in de regtcrliand licel't., eeiie suede in de huid , ongeveer ter grootte van ruim ecu' ouden duim, volgens den loop der liaren. In deze gemaakte wonde dringe men met den wijä\iiiger binnen en werke daarmede alom ongeveer zoo grool als een rijksdaalder de huid los van de daaronder liggende spieren, door op deze wijze daar de celstoi' te verscheuren, die de eerste wet de laatsteu vcrbiiuit. Hier-door wordt dan tusschen de huid en het vlcesch een losse ruimte gevonnd; het is doehnatig, om deze losscheiding naar boven toe wijder te makcu dan digt boven de huidsuee, opdnt het daarin te breiigen vreemde ligchaam niet gemakkelyk uitvallen kuunc. Daarna neme men een btuk IcCr of dik hoedevilt, of zelfkant (zeli'egge, egge ,) , snijd het rend ter grootte van ecu' gulden en maak in het centrum een gaatje, b.v. als ecu halve cent, omwikkel dat stuk met zacht werk of vlas, bevochtige het met terpentijnolie, met basilicumzalf of met spaansche vliegen-zalf, buig het stuk icts en breiig het nu door de huidsnee in de gemaakte losscheiding, zoodat het gaatje tegenover do ope­ning komu, maak het daarin goed effen en druk de huid zacht. wat aan.
Men vorme de fontenol steeds zoo, dat de zieh vonueiule euer gcmakkelijk uitvloeijen kan on zieh vooral niet onder de huid verzamele.
Hot gevolg, dat men wenscht te bewerken, doet zicli spoedig zien als can meer of minder sterke ontsteking, die op den der-den dag haren uitgang in ettering niankt. Is de zwelling, die schielijk na do operatie volgt, zeer greet, dan meet die door betten met warm water verminderd worden, waardoor tevens eon spoedige ottering bevorderd wordt ; wanneer deze zieh doot zien, dan bchoeft men niets meer te doon, dan die stof dage-lijks nu en dan mot laaiuvwarm water tc venvijderen, Alleen in zidke gevallen , waar do fontenel gobruikt wordt tegen zeer hevige ziekten, of daar, waar diep gezonkone levoiiskraclitcn do working der fontenol te goring doet zijn, moet men het stuk vilt of leer dikwijls uituemen eu het op nienw goed nat maken met terpentijnolio of bestrijken met spaansche vliegenzalf, en hot or dan weer inbrengen.
-ocr page 559-
5a3
By outstekingen, die eerst kort bestaan hebben, blijft defon-tend zoolang Hggeu, totdat de ontsteking begonnen is in ver-deeling over te gaan, dus zelden langer dan acht tot tien da-gen , maar bij verouderde gevallen , rhcumatick, vermagering van een enkcl deel, verouderde, slepende ontätckingen, is het vol-strekt noodzakelijk , de Ibntenel langer tijd te lalen voortwcrkcn. De ondorviuding heeft echter gclecrd, dat niet alleeu bij het lang blijven liggen der foutenel hare wcrking ophondt, maar dut ook bijna altijd daarna, als eindeüjk het duel bereikt is, een leclijk, dikraudig lidteeken achterblijfi, weshalve het doel-matig is , om na ecu' zekeren tijd het vreemde ligchaam nit de wende te nemen en die te laten heelen, en ingeval de werking eener foutenel uog verder uoodig mögt zijn, die in do nabijheid op uieuw te zetten. Wauneer het noodzakelijk is, cm zoo te handelen. kau men daaraan welen, dat de ettcr begint bloedia' te worden, en de woudraudeu beginnen zieh dik naar binnen oiu te bälgen , wat gemeenlijk plaats vindt in den tijd van twee lot vier weken. Wanneer de patient zieh vuor dien tijd sterk wrijlt aan de fonteuel, dan wordt de stof ook wel bloedig, doch dat is bier niet bedoeld en is ook van een'voorbijgaanden aard. ^Vil men de Ibnteuehvonde heelen, dan nome men hot vreemde ligchaam (leer, vilt, enz.) nit de wonde, zuivere haar doormat laauwwarm zeepwatei nit te spulten, en di'uk liaar daarna, als-ook nog eenige malen later, goed uit, waarua zc al spoediquot;-sluit, terwijl het lidteeken later geiieel en al verdwijnt.
Het zetten van Etterdragten, ook wel kortaf D r a g t e n u e u o c m d.
De ettcrdragt kau worden beschouwd als een groote Ibntenel met twee openingen. Zij wordt in al dc gevallen aangewend , die bij de foutenel reeds opgegeven zijn; hare werking is ech-ler, diiar zij uicestal veel meer etter afzondert, veel sterker en verdient daarom boven dc fontenel in die gevallen de voorkeur waar men ecu kraclitdadige werking daardoor teweegbreno'en wil.
Men bedient zieh ter operatic hicrtoc, even als bij de fonte­uel, van een selierp , twecsnijdend mesje, en maak daamede op dezelfde wijze eene suede in de huid , ongeveer een oude duim breed, volgens den loop van het haar, en regt daaronder van Vi tot Vi voct afstand weer ecu dergelijke suede. Dan neme men ecu stompe dragtnaald , die veclal van glad hout is, van ongeveer een voet leugto, wier voorstc einde breeder zij dan
-ocr page 560-
534
'tachtereinde, en wat krom gebogen is, doch aau du pnut spits toeloopende en aan Let achterste einde met een gaatje voor-zieu is. De stompe punt dezer dragtnaald steke men nu in de on-dcrstc huidsnedc , zoodat de ccnigzius bolle en gladde zijde tagen het vleesch gekecrd is; dan dringe men de naald langzaam onder de huid voort naar de bovensto opening toe. Wanneer de punt der naald de bovensto wond gepasseerd is , neme men eea strook zeli'knnt (egge, zelfegge,) of eeue streep van een andere wollen stof of een flechtwerk van paardehaar, en dun hennepen biudga-rcn, van vier tot vijf palm lengte en een oude duim breedte, en steek dat in het gaatje of het oog der naald, die nu door dezo in het wondkanaal gebragt, wordt, door aan dc spits te trek-ken , totdat het achterste einde met de zelfkant door de boven­sto wonde te voorschijn komt , waarna men de naald wegne-men kan. Daarua voorzie men de einden der dragt met een dikke kuoop (kmip) of beter met kleine korte houten staafjes of knoop althans de beide einden aaneen, opdat de dragt met aitgaan kan. Oiu een spoedigo etiering te bevorderen kan men de eerste dagen den omtrek gcheel met warm water gedu-rig betten. Is de werkzaamheid te gering of wil men de wer-king bespoodigen , dau bevochtige men de strook zeifkaut met terpentijuolie of bestrijke die met spaansche vliegenzalf.
Wanneer de ettering begonnen is, dan trekke men de dragt, zelf kant, dagelijks een eind naar beneden , zoodat ecu versch gedeclte daarvau geheel liet kanaal vulle, en reinige met laauw warm water het doorgetrokken einde en de huid zorgvuldig, althans cenmaal daags.
Hoe lang eeue etterdragt in werkii.g gehenden meet worden is uiet wel op te geven , doch gelden in dezen dezelfde regelen ter verwijdering als bij de fontcnei zijn opgegeven; men late de dragt vooral niet te lang iiggcu , daar zij nog leelijker lidteekens plecgt achter te lateu , dan de fontenellen. Dikwijls is dan het geval, dat gelieel het kanaal eeltachtig opgezet wordt; in dat geval baten veeltijds ter verdrijving nog krachtige bespuitingen met koud water door eeue kiisteer- of andere spuit , en tevens des avonds sterkc inwrijvingeu met blaauwe kwikzalf.
Zal de dragt ophouden te werken, dan trekke men do hand of strook onder tut Let wondkanaal nit, strijk eenige malen met de vlakke hand van boven naar bene !eu daarover been , om dc ettcr uit te drukken, en wasch de stof af, waarna de heeling volgt,
Het spreekt wel vauzell, dat men bij het zetteu van dragten en fontenellen het paard dient te prameu en gocd in bedwang te houden.
-ocr page 561-
Over het algemeen lette men daarop , waiineev cene dragt een sterke opzweiling vcroorzaakt en binnen kort er rijkelijke, ge-zondc ettcr uitvloeit, dan heeft men aitzigt op eea goeden uitgang der zickte. liet nitblijveu van opzweiling en do uit-vloeijing cener bloedige, scherpe, danne materie duiden ecu zware , gevaarlijke ziekte aan.
iiet Branden.
Kj welke kwalen en gebreken het gloeijcnd ijzer aangewend wordt, en op welke deelen dos ligchaatus, is bij do beliande-ling der ziektcn opgegeven, en volgt hier dus alleeu de wijze, hoe dat het doelmatigste tot stand wordt gebragt.
Nadat hot paard, door het te boeijen en het neder te leggen geheel in de magt des Operateurs is gesteht, zoodat liij gemak-kelijk bij de plants, die gebrand zal worden, kan konien, brande hij met het bruinrood gloeijcnd ijzer (waar het hectcr zijn moot, is bij do ziektcn opgegeven) zolke figuren als hij vooruemens is, hctzij spinwebvorraig, ongoveer als een aoa-ciablad, enz. ligt weg, zoodat de baren slechts even door-gesehroeid of gezengd worden, dan brande hij deze streken op punten naar volgorde steeds wocr , maar ncme zieh in acht, cm met hot ijzer daarbij sterk op te drukken , of als hij het mesvormig ijzer bezigt, daarmede been en weer to halen over de huid, dcwijl in 't laatste geval daardoor de huid zou kunnen worden doorgesneden , dat geheel tegen het oogmerk van het branden is. Hoe laug de streken of punten herhaald gebrand moeten worden, dient in het algemeen het volgcnde tot maat-staf. Men houde daarmede zoolang vol, tot op de gebrande plaatsen uitzweeting ontstaat, zijude eon droppel vocht, dat het best te ontdekken is, als men met de drooge, vlakke hand de gebrande figuren bedekt, als wanneer die plaatsen, waar uit­zweeting plaats vindt, lict voohtige teeken aan de hand mede-deelen, en men brande dan slechts nog de andere plaatsen, waar dat geen plaats heeft gevondeu.
Wanneer bij het branden de huid zieh lichtbruin kleurt, dan werkt het ijzer sterk genoeg; in elk geval hoede men zieh, om de huid daar te branden. De bedoeling des brandens is slechts, ora mecr of minder bitte in het lijdende deel te doen instrooraen.
-ocr page 562-
536
Verder lette men daarop , dat de gebrand wordende strekcu alle zoovecl docnlijk volgeus de rigting of den loop der hären van bovcn iiaar beuedenwaarts aangebragt worden, opdat de lidteekens door de omliggende baren bedekt kunnen worden.
Ook verzuiiae men niet, om twee ijzers van denzclfden vorm te r.emen en in het vuur te leggen, ten eindc men zieh aan-stonds van cen ander, dat denzelfden graad van hittc bezit, bedienen kan, wanncer het eeräte de vereisoht werdende hittc verliest. Wil men strepen branden, dan moet men vooral zor-gen, dat die niet te digt bij elkander gemaakt worden, noch dat ze in de hocken zameiitreflcn.
Het doel van dit soort van branden is van onderscheiden aard, hetzij om eene ontsteking van ecu diep liggend, ede! orgaan naar bniteu op de luiid af te leiden , als bij pees-ge-wrichts- eu andere ontsteking ; in andere gevallen traeht men door het branden cen grootere werkzaamheid , nl. vermeerderde opzuiging in de omgeving op te wekkeu , b.v. bij het branden van verschilleude beenuitwassen, der leggers, euz.
Verder dient nog het branden, instrooming der bitte, om vermeerderde zenuwwerkzaamheid en voeding van een zeker deel te voorschijn te roepen , b.v. bij Vermagering, wegtering {n/roj/Ma) der spieren en bij gedeeltelijke verlammingen.
Verder gebrnikt men het gloeijend ijzer, om zekere gezwellen, Verhärtungen, n.l., küorgezwellen, tot ettering en verdeeling te brengen , ten welken einde men zieh bedient van een ijzer, dat aau hot brand- of gebruikseinde niet te spits zij, en brande daarmede een- of tweemalen, naar de grootte van het gezwel, van '/, tot 1 daim diep in.
Eindelijk wordt hot brandijzer nog gebezigd, om het bloeden nit kleine vaten te stelpen (bij de grootere vaten baat het niet), waartoe men dan ecu breed ijzer ncemt, of men rake de bioe-dende plaats ecu paarmalen met het ijzer aan. (Zie hicrover bij de bloedstelping.
Er bestaat ongelnkkiglijk bij vele paardenhouders een vooroor-deel tegen het branden , omdat dc operatic zoo dikwijls vruch-teloos wordt aangewend, maar die nitkomst is niet aan de wer-kelooshcid des waarlijk zeer krachtigen middels toe tcschrijven, doch ia de meestc gevallen daaraan, tlat de Operateur bij het branden nict met de volstrekt vereischt wordende naauwkenrig-heid handelt, Het is cen onmisbare noodzakelijkheid, dat de operatic des brandens langzaara verrigt wordc, opdat zoo vele bitte als mogelijk is tot het lijdende deel indringe; wordt een streck of punt op cens te lang of na te körten tusschentijd
-ocr page 563-
537
weder gebrand , dan wordt de plaatselijke ontsteking daardoor reeds stevk genoeg, echter zondei dat de daaronder liggende
(leelon in dien grand geprikkeld worden, als men eigenlijk wilde en had moeten bewerken. iten late daarom clke afzoadcrlijke streck of punt tot op een' zekeren graad verkoelen, voor inen die weer inet liet gloeijeudc ijzer aanraakt. Op deze wijze wordt het doel van het branden meer zeker bereikt, en men loopt zoo ook geen gevaar van de huid door te branden.
Is de figuur gebrand, dan worde bet dier voorzigtig ontboeiel en leide men het in den stal, waarop hij , ingeval de operatic aan de beenen plaats gevonden heeft, tien tot twaalf dagen rnstig tnoet blijven staan , of anders inoet men met regt vreezen, dat de huid op de gebrande streken volledig openberst cn daardoor ecu langdurige ettering onlstaat; ook kan door tc vroegtijdige beweging het doel des brandens geheel onbereikt blijven.
Het kan plaats vinden , doch slechts zelden , dat in spijt van al de genomene voorzorgen na het branden echter eeu leelijke ettering onlstaat, in welk geval gewoonlijk cen aanleg tot zwe-ring in liet dier aanwezig was. Zulke wenden heelen slechts /.cer langzaam met voortbrenging van veel, onaangenaam ruiken-den etter en het vormen van vuil of weelderig vleesch.
In zulke gevalien gebruike men laauwwarme omslagen van ma-luwe {/lerli. Jlcilree), en zoo de pijn zeer groot mögt zijn, dan voege men er ook wat bilzenkroid bij. Wanneer bot vuile vleesch door het mes of bestrooijing met gebrand aluin enz.vcrdelgd is , ver­binde men de wonde met lood- of zinkzoutenhoudende zalven ; hoc men het ook behandelcn möge , in de meeste gevalien blij­ven er zeer ontsierende lidteckens achter. Zijn de wondeu op zoodanige plaatscn , dat de lidteekens zeer in het oog vollen zouden, dan verbinde men de wonde met eene oplossing van heischeu steen, 3 tot 4 grein, op twee lood gedestilleerd wa­ter , vooral bij paarden van waarde.
SIct ilakkcn of sect;carificercn.
Het scariliecren of hakken is cone reeds in de grijste ond-heid zoowel als bij de ruwste Volkeren van den tegenwoordigen tijd bekende operatie, die aangewend wordt bij langdurige ge-wrichtontstekiiigen, waaneer het lijdende gewrieht met dik vleesch bedekt is, als b.v. het henpgewricht, of Indien tengevolge eener lang aanhoudende pijn een zeker liümaat langen tijd
-ocr page 564-
-ocr page 565-