-ocr page 1-
iM
I
:i
-ocr page 2-
VOLLEDIG HANDBOEK
PBiCTISCHE
VEEARTSENIJKUNDE.
KEN GOEDE EN VOOR IEDER BEGRUPELUKE RAADSMAN, OM DE VOORKOMENDE IN- EN ÜITWENB1GE ZIEKTEN EN GEBREKEN DER
PAARDBN EN BTJNDEREN
OP DE EBXVOUD1GSTE, SPOEDIGSTE, ZEKERSTE -EN GOED-KOOPSTE MANIER ZELF TE GENEZEN,
EENE HANDLEIDING
VOOR DE VERLOSKÜNDE, HET AOERLATEN, ZETTEH VAN FONTANELLEN,
DRASTEN, BRANDEN, SCARIFICEREN, ENZ. ENZ.
NAAR ONUITGEGEVEN AANTEEKENINGEN VAN DEN VEEARTS
H. W. HENTZE;
BEWERKT DOOR
W. ^AVINK
Veearls.
TWEEDE DEEL.
OVER DE IN- EN UITWENDIGE ZIEKTEN DER RUNDEREN.
LEIDEN, D. NOOTHOVEN VAN GOOE.
-ocr page 3-
3
#9632;
i
#9632;
m
I
#9632;
I
Leiden — Druk van D. Noolhoven van Goor.
-ocr page 4-
ALPHABETISCHE IMOÜD.
A. Anthrax of het Miltvuur (de). Het Rugge- of Lendenbloed . 6
B.
Beenbreukigheid, Beenbreukziekte (van de).......95
Bloedloop, Rooden loop, Dysenterie (van den)......71
Bloedwateren, Bloedpissen, Mierigheid, de Weide, het Wee (het)....................78
D-
Dolheid, Hondsdolheid (de).............103
Doorloop, Doorgang, Buikloop, Diarrhae (van den) ....nbsp; nbsp; nbsp;67
Doorloop der Kalveren (van den heerschenden)......nbsp; nbsp; nbsp;69
Duizeligheid, Aandrang van bloed naar den Kop en Bloedbe-
roerte....................nbsp; nbsp; 122
E. Eetlust, Vreetziekte, Wolfshonger (ziekelijk vermeerderde) . . 112
F. Franschen, PaarJzucht, Finnigheid, Tuberkelziekte (de ziekte der)....................9!
G. Geelzucht (de).............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;53
H.
Hoorns (hat afbreken der).............109
Huid. De Ossebrems. (insecten op de).........106
K. Kalverziekte, Melkkoorts, Melkroos, Melkziekte, Moerziekte,
Melkverplaatsing (de)............nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 1
Kopziekte (de)..........nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; lg
A
-ocr page 5-
^
Lekzucht (van de)...............,
Longziekte, besmettelijke Longziekte (de)........
M.
Melkafzondering (van de)..............
Melkafzondering (van de ziekelijke afwijkingen der) . . . .
1.nbsp; Het opdroogen of verdwijnen der Melk.......
2.nbsp; De waterige Melk...............
3.nbsp; De bloedige Melk..............
4.nbsp; De bittere Melk...............
5.nbsp; De slijmige of taaije Melk...........
6.nbsp; Van de zure Melk..............
7.nbsp; Van het blaauwworden der Melk.........
8.nbsp; Van het geel- en groenworden der Melk.....
Mondkorst-uitslagj Melkmuil, Deegmuil.........
N. Nageboorte, het Vuü, het Ongans, Ligt (het terugblijven, niet
afgaan der)..................
Navel, dikke Navel, (opzwelliug van den)........
0. Ontsteking van de Baarmoeder. Draagzak, Vruchthouder, hei
Lijf....................
Ontsteking van het Buikvlies (de)...........
Ontsteking (van de Darm-).............
Ontsteking (de Hart- en Hartzak-) en de kwetsing dier organer
tengevolge het doorslokkeu van soherpe, vreemde voorwerpen
Ontsteking (de Keel-)...............
Ontsteking (de Lever-)...............
Ontsteking (de Long-)...............
Ontsteking (van de Maag-).............
Ontsteking der Nieren (de)........, . . . .
Opgeblazenheid (van de terugkeerende).........
Onvertcerbaarheid der genotene voedingsstoffen, Pensverstopping
[langdurige (chronische)].............
Pis- en Geslachtsorgancn (van de ziekten der)......
E. Runderpest, ßundveepest, Veepest (de).........
-ocr page 6-
53
29
126 133 133 134 136 137 139 141 143 145 115
S. Spijsvetteringswerktuigen. Van het Krarapkoliek, Darmwee,
Darmjicht. (ziekten der).............40
Staartworm, Verzwering van den Staart, de Wolf in den Staart 113
Sticrzucht, Loei- of Brulziekte (van de).........100
Stramheid, Stijtheid der Gewrichten..........110
T.
Tauden (het losgaan der)..............118
Tongblaar, Kanker in den mond (de kwaadaardige).....10
Tong-ontsteking, Tongzwelling............US
V.
Verloskunde der Huisdieren.............147
Viced (de witte)................90
W. Wind-, Blas-, Trommelzucht, Opgeblazenheid, enz. (van de snel-verloopende).................56
Z. Zuivering der besmetting van de stallen en voorwerpen na
Miltvuur-ziekten (volstrekt noodzakelijke) . .'.....13
Zweren in de Scbeede, of Klink...........90
123 117
87 46
45
28 26 49 27 41 77 61
64 76 14
m
-ocr page 7-
VERKLARING DER PLAAT VAN HET 2DE REEL.
Plaat IV, Fig. 1 stelt een gedeelte of kwab van een gezoude long
voor. Fig. 2 stelt een gedeelte der longen van een longziek rund voor; a. is de oppervlakte, die tegen de ribben aan gelegen en doorgaans met bet ribben- of borstvlies is vastgegroeid j
Bij b. b. b. ziet men de zieke long op de doorsnede, alwaar zij een marmeracbtig aanzien beeft, terwijl de witte strepen de stof voorstelleu, die zieh gedurende bet ziekteprooes in de lon­gen beeft neergezet. Fig, 3 stelt eene koe voor, waarop de penssteek gedaan wordt, eene operatie, die bij de opgeblazenbeid of zoogenaamde pof, te pas komt;
Bij d. is de plaats door 2 strepen aangewezen; de eene loopt van het beupbeen naar de laatste rib; de tweede van bet mid­den der dwarsche uitsteeksels der lendenwervelen naar beneden ; daar waar beide lijnen elkander raken, zijnde gewoonlijk op het midden van de zoogenaamde hongergroeve, is de plaats, waar men de operatie doet.
Het instrument (gewoonlijk en het best een strokar), waarmede men de operatie verrigt, moet in eene schuins benedenwaart-sche rigting worden ingestokeu, zooals hier ook door de rig-ting van het heft der trokar wordt aangeduid._
De roode teekens op de spenen dulden de zoogenaamde koe-pokken aan. Het ziju blaasjes of blaartjes, die doorbreken en tot korsteu opdrogen of ook wei ontvellingen en oppervlakkige verzweringen achterlaten.
-ocr page 8-
De Kalvcrzlekte, Bfelkkoorts, SIelkroos, Mclk-zlcktc 5 Moerzlcktc, ItEclkvcrplaatslng.
Deze verderfelijke ziekte, die zoo menig goede koe doodt, toont in de afzoiulerlijke gevallen eeu wezenlijke versclieiden-lieid, waardoor men langen tijd in onzekerheid verkeerde, tot welke categoric men. haar behoorde te rangschikken. De meeste degelijke mannen van lict vak zijn het thans echter daarin met elkander cens, dat de kalvorziekte is eene rheiiinatisehe-zenuw-koorts met eene op den voorgrond tredende aandoening der wei-vliezen van den onderbnlk. Velen hebben de grondziekte of 't oorspronkelijk lijden aangemerkt als eene buikvlies-ontstoking, cn het is ook niet te ontkeunen, dat bij de opening van een nau de kalverziekte gestorveu koe de verschijnselen daarvan dikwijls gevonden ziju , maar ook in even zoovele gevallen was dit niet het geval, en de patienten zija desaiettemin gestorveu, nadat de ziekte haar hoogsten graad had bereikt.
De kalverziekte (reft de moederdieren van den eersten tot den vierden dag na de verlossiug, en wel gewoonlijk goed door-voede, beste, tierige koeijen dikwijls zeer plotseling; vaak ech­ter ook, nadat ze een of meer uren eeu ligt luiiveren en eea onwelbevindeu hebbea doen blijken; in dit geval hebben ze ook het voeder laten liggen en doen dikwijls een vreemdklin-kend , klagend geloei hooren,
Verdere kenteekenen zijn: Met het eerste ontstaan der ziekte wordt het dicr door een hevige huivering van koude aan-getast, die van verschillenden duur kan zijn, doch zelden langer dan cen nur, waarop dan eene ongelijkmatig verdeelde bitte volgt. De zieke dieren, die ver aehteruit getreden zija van de piek , waar ze huu voeder gewoonlijk ontvangeu — evenals zeer zieke paarden dat ook van de krib doen — wat in alle omstaudighe-den en steeds een zeer siecht tecken is, hebben afvvisselend de beeneu onder den bulk, trippclen veel met de achterbee-nen, cn toonen, dat zij elke kromming van den romp , alsmede aauvakingen van den onderbuik , wegens de pijn , die zc daar gevoelen, vreezen cu trachten te vermijden, Tevcns zyn de dieren daarbij meestal zeer opgewekt; de melkafscheiding II.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;1
-ocr page 9-
lioudt reeds dadelijk of althans binnen koiieu tijd gelieel op; de stevk roodgekleurde oogen treden uitpuilend to voorschija; de slagen van het hart zijn ouvoelbaar; de pols klein en hard, en slant van 70 tot 90 malen in dc minuut, zoodat do koorts anngemerkt raoet worden vnn ecu ontstokenen aard te zijn; hiervoor pleit ook de roode kleur der slijtnvliezen, de onder-drukte nis-afseheiding en de gesteldheid van dc drooge, zwarte, berstige darmontlasting. Het verandcrd angstig brüllen en loei-jen houdt aan; de dieren stooten naar de lien omgevende voor-werpen en naar die, wclko hen nadcron, zoodat hierdoor, als-mede wegens het vrcemd klinkend geloei, dezc ziekte verward kau worden met de dolheid.
Niet altijd echter trecdt de onderwerpelijke ziekte met dezc verschijnselen van een athenische of ontstekingskoorts op , maar doen zieh in andere gevnllen vnn den beginne af duidelijk dc teekens van eeue asthenisch-zenuwkoorts voor; wnnncer echter de verschijnselen van ontsteking ook al zeer hevig waren , zoo gaan ze evenwel zeer spoedig, t. w. na verloop van 10 tot 18 uren, in die der asthenische zenuwkoorts — zv.aktekoorts met aan-doening van het zenuwstelsel — over, (zio bl. S en 19, dl. I); de dieren liggen mecstnl, terwijl de kop uf heen en weer geworpen wordt of oingebogen op de borst ligt, zoodat het voorste eindc daarvan in de ilank gelegd wordt.
Op den tweeden dag bespenrt men, dat do patient zieh slcchts met moeite kan overeind begeven , wanneer hij in 't algemcen lust gevoelt, om dnartoe pogingeu aan tc wenden, want meestal liggen dezc zieke koeijcu, zondei ergens acht op te slaan, daarheen, en geven het bewijs van het aanwezig zijnde gevoel, zeli's na sterke slagen en schoppen , alleen door een klagclijk stenen te kennen. Eij zulke dieren echter, die nog pogingen doen, om op te staan, is het duidelijk te ontwaren, dat eene lamheid van het kruis begint, die in den vorderen loop der ziekte zoozeer toeneemt, dat in vela gevallen een totale belaquo;rc-ging- en gevoellooshoid outstaat. De pols is reeds met den over-gang in de zenuw-zwaktekoorts week en steeds menigvuldiger geworden, zoodat men hem wegens zijne kleinheid en snelheid veelal niet meer ontwaren kan; gelukt dat evenwel, dan bespeurt men, dat hij onregelmatig is en nu eu dan uitblijft, Ook ko-
-ocr page 10-
men vaak stuipachtige trckkingen en verschilleiulc teckens van kramp zicli bij de gevoi'derde ziekte voegcn.
Sommige artsen geveu ook als kenteekcnfiii der ziekte züch­tige opzwelling der geboortedeelen op, doch dat is van den toestand zoo kort na de verlossing onafscheidelijk en daarom gcen kenteeken van de kalverziekte.
Na den dood vindt men bij de opening, behalve de verschijn-selen der rotkoorts, dikwijls ook die van ontsteking der weivlie-zen van den onderbuik , doch dit is niet altijd het geval, wes-halve dat versehijusel dan ook uiet tot het eigenlijk wezen der ziekte behoort; andere in het oogspringende verschijuselen wor­den bij do opening niet gevondeu.
Het schijnt een door de ondervinding bewezene waarheid te zijn, dat het voorkomen der kalverziekte aan zekere streken ge­bunden is, of dat althans sommige streken daarvan geheel ver-schoond blijven, terwijl ze elders al gednrig voorkomt.
De ondenverpelijke ziekte vertoont zieh in verschillende karak-ters, dat te weeg gebragt wordt door zekere eigendommelijkheden van de landstreek, waar zij zieh pleegt te vertoonen, wat in verbinding met de wisseling daarvan ten opzigtc van hetzeltde dier de wijze van behandeliug zoo verschillend heeft gemaakt, dat de leek (oubedrevene in het vak) daarmede wel geheel in de war geraken moet; het is derhalve allezins natuurlijk, dat over de geneesbaarheid en den uitgang dezer ziekte zeer onder-soheiden meeulngen heerschen en verschillende opgaven daarvan gegeven worden.
De behandeliug. Ontstaat de kalverziekte met de ver-schijnselen der ontstekingskoorts, (zie bl. 11, ook zijn de horens zeer warm,) dan moet, volgens allezins geldige aanbevelingen , ontstekingswerend gehandeld , namelijk , bloed afgetapt worden , zoodat dus alleenlijk het oogenblikkelijk aanwezig zijnde karakter in aanmerking genomen wordt; wanncer echter integendeel van den beginne af zieh het karakter van een zcnuwlijden doet ken­nen en de dieren wczcnloosheid , stompzinnighied en neerslag-tigheid doen blijken , dan moet men, volgens haren sterkeren of zwakkeren graad , met een meer of minder prikkelcnde behau-deling beginnen.
De tocpassing ceuer ontstekingswerende behandeiing in het tijd-
1*
-ocr page 11-
perk van ontsteking der /.iekte ware te regtvaardigen, indien niet haar buitengewoon korte duur , hot voorafgaan van den lijd der dragliglieid en eveneens de afmalting, tengevolge van het afkalven, het voldoende bewezen, dat van een werkelijken over-vloed van kracht geheel geen sprake zijn kan. De stlienie (ui-ting van bijzondere leveuskraclit) is slochts sehijubaar te voor-schijn geroepen door bniteugewone opgewektheid van het zemiw-sfelsel, waarin liet wezen der ziekte lioot'Jzakelijk zijn grond lieeft, weshalve de ontstekingswerende belumleling dus niet aanbeve-leuswaardig is.
Even weinig a's deze is echter de prikkeiende beliandeling iu het tijdperk van ontsteking aan te raden; niet alleen, dat hier-door de aanwezige levenskrachten te spoedig worden verteerd, maar ook is deze behandeling bijzouder werkzaam, cm plaatselijkc aandoeningen , b, v. buikvlics-ontäteking, te voorscliijn te roepen , en dat is uaar mijne meening de oorzaak, waarom die veeart-sen, welke het gebruik van kamfer van den beginne der ziektc af aanraden, zoo mcnigraalen bij de opening des cadavers de tcekeus van buikvlics-ontsteking waargenomen hebben, waarin zij dan beschouwden het wezen der ziekte in 'talgemecii tc hebben gevonden,
Het gevolg van deze beide behandelingen, zoowel de aan-vankelijk ontstekingswerende en later prikkeiende, alsmede de laatstgenoemde, van den beginne afaangewend, is derhalve ook tot dnsver slechts twijtelaehtig gebleven. De volgende behande­ling echter, die het resultaat is van zeer talrijke onder-vindingen, levert dan steeds cen gunstig gevolg op, vvanneer do palienten niet reeds zeer zwak en uitgeput zijn.
Bij het ontstaan der ziekte , oin het even , of zieh de vcrschijn-selen van vermeerdcrde levenswerkzaamheid, ontsteking, sthenie, of van het tegendeel: van vcrminderde levenswerkzaamheid , zwakte, asthenic , vertooncn, omwikkele men den romp des diers geheel eu al met vochtige dekens of lakeus, en daarover been goed drooge wollen dekens, die met touwen of zclcn van hennep of gevlochten stroo zoo bevestigd worden, dat zc bij de vaak hcvige bewegingen van het dier niet afgeworpen kunncn worden. In cenige gevallcn ontataat reeds na verloop van een uur zigtbare beterschap na deze oenvoudifre handelwijze, waarop
-ocr page 12-
later volkomcr.e genczing volgt, zonder dat lets anders lioege-naamd aan de ziekte behoeft gedaan te worden, gclijk ik mecr-malcu lieb ondcrvomlen. Deze gevalleu zoucicn eehter steeds den twijfel kunnen doen ontstaan, of er wel werkelijk kalver-ziekte bestaan had, wanneer niet bij andere, in welke reeds dc vcrzwakking van bet achterstel, na slechts een duur der ziekte van anderhalf ctmaal, zoo clnidclijk was, dat men de palienten bij clke beweging van achteren bijna zag necrvallen , deze han-(lelwijze hetzelt'de gunstige rcsultaat üpgeleverd had, waarbij dan ochtcr do patienten om de twee urea een drank werd ingege-ven van een door kokend water verkregen aftreksel van arnica-blocmen (men nerae hiertoe twee oude looden op een halve kan kokend water) met braakwijnsteen, eene drachma, en kamferapi-ritus vier tot zes lood.
Niet alleen de gunstige nitkomsten , hiervan door de onder-vinding verkregen , pleiten voor deze behaadeling, maar ook de theorie, daar toch de liuiduitwaseming, bij een zainengesteld zenuw-rheumatisch lijtlen, wel steeds de hoofdvereisclitc blijft.
Een andere methode, door een beroeraden professor opgegeven, is de volgcnde , ul. , bij de kalverziekte, met verschijnselen van zenuwlijdeu . als boven ojjgegeven zijn : bij gewone, vlijtige klisteringen geeft men zoutzuur in behoorlijko verdunning (zie daarover bl. 25, dl. I), en alle vier uren van het volgende poeder:
Neem : poeder van Cascariliebast 8 lood, ,, ., Yaleriaan- en ., „ Cahnuswortcl, van elk 4 lood , tezaamgemengd en daarvau om de vier uren twee cetlepels vol in te gevcu, die vennengd moeten worden met % Jlescli (2 Nedl. maatjes) rooden wijn en even zooveel warm water.
Deze behandeliug wonlt zeer door den hoogleeraar geprezen.
Professor jii.kiiner bevond zieh gewoonlijk zeer goed bij de Holl'mann, {aetlivr sulpJmr, ale.); hij ga( daarvau om het nur twee drachma met een aftreksel van hooizaad. Wanneer het spoedig te bekomen was, gaf hij de voorkeur aan het Mixer nromatka Men-svehin, ecnige malen onvcrmengd en daarna met een aftreksel van kalmus, arnica of ook van hooizaad vennengd. Hij beschouwde dat als een hoofdmiddel, en beveelt in het algemeen aan , om geen groolc, maar kleine giften toe te dienen, bij kortc tusschenpoozen.
-ocr page 13-
Mögt tic uijcr kort vodr do verlossing hard eu pijnlijk gespan-neu zijn, zooäut het dier zigtbaar daaraan lijdt, dan wrijvc men gelicel den uijer met de vlakke hand met warm geiuaakte bilzeukruid-olie, des noods met raapolie, eu in geval van noodzakclijkheid melke men hem fen dcele uit, om de spanning tc verminderen.
Over de vootbelioeding der kalverziekte ziju de raeeningen even uitecnloopend als die over het wezen der ziekte zelve, doch stemnieu al de ondervüidingen daarin overeen, dat koeijou , die in het laatstc tijdperk der clragtigheid goed gevoed worden , meer dan andere daardoor aangetast worden. Of het gemakke-lijk of moeijelijk afkalven daarop invloed uitoefent, is nog niet voldiugeud bewezen. Even twijfelachtig is het, of de ou-derscheidene rassen daarop iuvioed hebben. In streken, waar de kalverziekte zieh schier uooit vertoont en men rundvee aan-fokt van zeer verschillendc rassen , is cn blijft die ziekte echter een groote zeldzaamheid, in spijt vau de meest tegeustrijdige in-vloeden vaji voedering cu temperatuur.
Het beste middel, om in die strekeu, waar de kalverziekte gc-durig voorkomt, deze zooveel doenlijk te ontwijken, gelouf ik te ziju eeu schrak voedering in het laatste tijdperk der dragtigheid, de dieren om dien tijd, Indien ze bij ruw eu nat weer buiteu mogteu loopen , op den stal le hoiulen, voor koude tc bevcili-gen eu hoewel weinig, echter volkoraen zuiver, ouberispelijk voeder eu drinkwater le, doeu genieten. Dikkc, vlecschrijkc dieren geve men gedurende eenige dageu voor het afkalven driemalen daags vier lood Glauberzout.
Ilct opvolgcn dezer regelen werkt vaak günstig tcr voorko-minp; der met regt gevreesde kalverziekte.
De Anthrax of het Miltvuur, Ilct Rugge- of Lendenblocd.
Onder tciugwijzing vau helgeeu ik bl. 57 eu vcrvolgons van het eerste deel over de anthrax-ziekten in het algemeen heb ge-zcgd, volgt hier de beschrijving van die vormen dezer gevaar-lijke ziekte, die mecr bepaaldelijk aan het rundvee eigen ziju.
-ocr page 14-
llet rugge- of lendenbioed van het rund is cenigermate over-eenkomslig' met de bloedziekte der schapen; zij ouderscheidt zieh daarvan echter hoofdzakelijk door hares längeren duur en dieu-tengevolge eenigzius mindere gevaarlijklieid.
Kent ecken en. De dieren , bij voorkeur dc goed doorvoe-de, vleeschrijke, worden eensklaps ziek, hetzij van den beginne at' onder de verscliijnselen van rotkoorts, of ook onder de ver-schijnselen , die aanleiding geven , om eene outstekingaehtige gesteldheid dor opkomende ziekte aan to neinen. Wanneer dat echter ook al het geval is, zoo duurt dat fijdpcrk toch niet Jang, vaak slechts een uur , en tcckens van rotkoorts doeu zieh zien.
Bij het ontstekingachtig opkomen der ziekte zijn do die­ren opgewekt, de oogen zijn uitpuilend; zij geven door het bnigen of krommcn van de wervelzuil, of de ruggegraat naar boven en door menigvuldig slingeren of kwispelen met den staart buikpijn te kennen j de pols is klein, gekrompcu en meer of minder versneld; fehler is ook bij deze wijze van het opkomen der ziekte steeds de reeds vroeger bij de anthrax vermelde onregelmatige ademhaling en dikwijls ook het uitblij-ven van den pols en de hartslag op te merken; in de meestc gevallen ontbreekt ook hot sidderen en de krarapacbtige trekkingen der spierea van den hals en der sohouders niet. De mest wordt gcdurende dezo verschijnsclen, meestal in kleinere hoeveel-heden, van een zwarte klcur, droog eu heet outlast, zoodat hij kleine, berstige hoopen vormt. Wanneer dan het rottig karak-tcr der ziekte zieh openbaart, duiken dc te voren vurige en nitpnilende oogen voor en ua steeds dieper in hunne holten tcrug, en een rijkelijke afzondering van geel slijm wordt daar-aan opgeinerkt; ook in den mond ontstaat veel groen- of geel-aehtig slijm , dat in strengen tot op den grond nccrhangt. De temperatuur (graad van wärmte) des ligehaams is daarbij zeer afwisselend en oiigelijkinatig vcrdeeld, zoodat brandende bitte en aanraerkelijke koude niet alleeu zeer schielijk afwisselen, maar ook op denzelfden tijd bij den patient aan versehillende declen des ligehaams te bespeuron zijn. Bij het toenemeu der ziekte persen de dieren vaak en sterk op den afgang en ont-lasten daarbij, even als in den beginne, harde, zwartaehtigc
-ocr page 15-
drek, met zwartachtige bloedstrepen overdekt, die echter later weeker, met bloed Termeugd , uitgesoheiden wordt en vaak in
ecu' werkelijkeu , bloedigen doorloop (diarrhee) overgaat; tleze ontlastiugeu hebbea gewoonlijk spocdig den dood ten gevolge. INIeu ziet ook wel eeu bloedige uitvloeijing vau den neus plaats vindenj de patiünten steneu dikwijls en geven bij den steeds meer onregeimatig wordenden adetn groote benaaawdheid te ken­nen , eu sterven, hetzij onder staiptrekkingeu of zander dezc, zigtbaar aan uitputting van levcnskrachten.
T)c opening des cadavers. Bij de opening der aan deze miltvuur-zickte gestorvene dieren vindt men , beludve meer-dere verschijnselen der anthrax., in den endeldarm en tusschen de binden van het endeldarmseheil uitscheiding van tcerachtig zwart bloed, even als bij den gelen sclielm der paarden (zie biz, 73, dl. I,) cene geelaclitig dikke vloeistof tusschen de bladen van het darmscheil, aangetroli'en wordt.
Het hoofdonderscheid in dc verschijnselen en het verloop der ziekte is af hankelijk vau het gestol des aangelaslen diers , want wanneer ook bij voorkeur goed doorvoedc en volbloedige dieren neiging hebben ter zelfontwikkeliug der ziekte, zoo kan zij even-wel door krachtig genoeg werkende schadelijke invloeden in zwakke en arm aan bloed zijnde dieren cveneens ontwikkeld worden, evenals zij ook aan besmetting oudcrhevig zyn.
Bij zulke bloedarme dieren doet do ziekte zieh reeds dade-lijk duidelijk als van cen' rottigen aard kennen, terwijl bij wel doorvoede, bloedrijke runderen en bij oorspronkclijke ontwik-keling meestal den schijnbaar ontstokenen toestand voorafgaat.
De be hau deling. Dat onderscheid van gestol maakt bij de behandeling, die men moot beginnen, in zoover cen bclang-rijk verschil, dat bij volbloedige dieren steeds cene aderlatiug althans dadelijko belerschap teweegbrengt, maar bij zwakke , kom-merlijke dieren steeds het einde verhaast.
In gevallen van de eerste soort is het derhalve volstrekt noodzakelijk , cm zoo spoedig als slechts mogelijk zij eon naar de grootte en den vleesch- en bloed-rijkdora des diers geevenrc-digde aderlating te doen, b. v. van 2/2 tot 5/2 kan bloed, en wanneer tengevolge daarvan de pols zieh grooter, weeker cu voller laat voelcn, dan geve men in den ecrsteu tijd om
-ocr page 16-
hct half nur eeii drachma braakwijusteeu en eeu lood kaml'er-poeder, afgewreveu met eouig plantonslijiu, met een aftreksel van vlier, kamil, hooizaad of iets dergelijks. Na dric zulke giften houde men dnarmede drie of vier urea achter elkancler op , teneinde de uitwerkiug af te wachten , dat men kan be-speuren aan de veranderdc gesteldlieid van den pels en der ademhaling, alsmede aan den zigtbaren krachtstoestand des diers. Gcdurcndc deze drie tot vier ureu late men om het kwartier-aur den patient van een zekere hoogte af met koud water begic-tcn, cu wel längs de rnggegraat, en laat men door een'persoon , die aan zijne regterhand en aan den arm niet het allerge­ringste wondje of eenig raauw plekje, hoe klein ook, heeft, het in den cndeldarm zieh bevindcude bloed met de hand ge-heel daaruit wegnemen, nadat hij echter vooiaf de hand en den arm geheel ruim met olie besmeerd heoft, wat vooral uiet verzuimd moet worden. Later klisterc men uu en dan met water, dat door bijmenging van een weinigje zoutzuur wat ziibi1 van smaak is geworden. Wanneer na den tijd van vier uren in de eorste gilten het dier dus in 't geheel drie drachma braak-wijnsteen en drie lood kamfer ingegeven werd, en dan de onre-gelmatigheid van den pols en der ademhaling geheel verdwenen is, zooals dikwijls plaats vindt, dan kan men die hoeveelheden der beide middelen tot op de helft verminderen, en worden die giften voortaan slechts om het mir en later om do twee nren ingegeven; ook kan bij zeer zigtbare beterschap, nadat de ten gunste vcranacrde stemming der zenuwon ten volle bewcrkt is, de braakwijnsteen geheel weggclatcn worden en de kamfer, met bittere eu bitter-specerijaclitige middelen, als : kalmus , cn-gehvortel, enz., in vereeniging met zont- of zwavelzuur, zoodat het een zachtzuren smaak daardoor verkrijgt, gegeven worden. De konde begielingen zijn daarentegen nog steeds te herhalen, totdat de patient onwedersprekelijk het geweld der ziekte geheel hceft doorgestaan, d. i. een reconvalescent is geworden. Wanneer echter in den opgegeven tijd geene beterschap volgt, dan herhale men de gezegdc behandeling nog eenmaal , en voeg bij elke gift nog twee drachma zwavelasther (in volstrekt konde dranken en wegens de groote vlugtigheid ook daarmede schielijk te haude-len), waardoor dan dikwijls nog de geweuscbtc working volgt.
-ocr page 17-
10
30 De kwaadaardlge Tongblaar , Kankcr In den Mond.
Dezc tongblaar is eeu gehecl eigenaardige vorm van de anthrax- of miltvuiirziekteu, die veel overecukomst heeft met de zwarte pokken der menschen.
Kentceksnen. ^ij komt steeds op met de verschijnselen van een rheumalisch lijden j de door deze ziektc aangetast zijndo dieren beuren de beenen op, eu strekkeu die uit, als of zij zekere trekkingen daarin gevoelden. Spoedig ecliter toont het kwijlen uit den mond en de bijzondere beweging met de lip-pen en tanden, dat zieh een plaatselijk lijden in den mond ontwikkelt, en als men dien onderzoekt, dan vindt men daarin vermeerderde wannte en de tong dikker en pijnlijk. Eij het buitengewoon schielijk verloop der ziekte (aan zichzelvo overge-laten duurt zij vaak masr een of twee dagen) is het echter ook dikwijls het geval, dat niet slechts deze ontstekings-verschijnseleu aan de tong te bespearen zijn, doch dat zieh reeds tengevolgc daarvau ecu of nicer blarcn met plaalse-lijke versterving daarop gevormd hebben. Deze blaren bevinden zieh dan hetzij op zichzelve vrij op de zelfstandigheid der tong, of zij hebben een harde grondlaag, ilet de eindvorming dezer blaren staat het uitbreken der typhnskoorts in dat verband, dat zij deze zeer spoedig volgt, en als niet de spoedigste hulp toe-gebragt wordt, ze dan, vereenigd met de verwoestingen van koud vuur, die na het bersten der blaren volgen, en zieh niet slechts over de tong, inaar ook over het harde en woekc vorhemelte nit-strekken, den dood des aaiigetastcu diers binnen den genoemdeu tijd veroorzaakt.
In weerwü van dezen snelleu verloop echter gelukt het, wauncer de behandeling viidr het bersten der blaren begonnen wordt, bijna altijd, om het lijdenrle dier te redden; en zells nog na het bersten , wanneer nl. nog geene opneming van de kwaad­aardlge materie, die den inhoud der blaren uitmaakt, plaats gc-vonden , noch de miltvuur-koorts een aanmerkelijke hoogte boreikt heeft, is het behoud des diers altijd nog waarschijnlijk.
De behandeling. Het is hierbij van 'tgrootste belang, om de anthrax-uitscheiding vdor hare volkomcne ontwikkeling te
-ocr page 18-
11
ven\ ijdcreu en dc opnemiug in 'tiigchaam van een gcdceltc daarvan, lioe gering dat ook zijn raoge, voor te komeu. Tc dien einde verwijdeie men de opkomende blaar, hetzij door voorzigtig uitsnijden, of, waar dat wegens hare zitplaats niet doenlijk is, krabbe men die met baren inhoud met een' blikken of ander scherpen lepel, zoo zuiver als slechts mogelijk is, van de daaronder liggcnde zelfstandigheid der tong af, en wasch de hierdoor ontstaue raauwe plaats eenige malen achter elkander met chloorwater, of bet zoogenaamde bleekwater, ter deeg af. Het afkrabben of afscbrabbeu is, daar dc blaar slechts in eene opboogiug der opperhuid bestaat, zeer gemakkelijk te verrigten, en eveueens ook het daarop volgende afwasschen, Wanneer de bluren op een hardachtige onderlaag gevormd ziju , dan handelt men bet best door die mode uit te snijden.
De algemeene behandeling is dan aan die der overige anthrax-koorts volkomen gclijk , slechts dat in die gevallen, waar vroeg-tijdig tegeu de ziekte doelmatig geliandeld is geworden , zoodat het gestel nog niet zoo slerk aangetast schijut, de kamfcr niet in vereeniging met den braakwijnsteeu, maar met zuren gegeveu moot worden, (zie hicrover 'tvoorgaande artikel bij 'truggeblocd) j eveneens rigt zieh de uoodzakelijkheid van hot aderlaten naar bet gestel des diers en de bijzondere gesteldheid van den pols, zoodat in enkele gevallen een sterke bloedaftapping noodzakelijk is, tenvijl die in andere gevallen bepaald zeer nadeelig werken zou, waar-van de nadere redenen in 'tvorige artikel mede zijn opgegeven.
Dc plaatselijkc toestand, d. i. de graad van ontwikkeling, maakt in zooverre een wezenlijk verschil in de behandeling, dat indien de blaren door het bersten de oingeving reeds door koud vuur aangetast hebten, de behandeling dan veel werkzamer zijn moet; ook hier worden de door vuur aangedane deeleu weggesne-den of geschrabt, en tracbte men dan door het aauwenden van bet roodgloeijend ijzer niet alleen de reeds aangestoken oingeving te verdelgen, maar ook op de grenzen een grootere werkzaamheid op te wekken; derhalve is ook een naauwkeurig herbaald on-derzoek der mondholte en tong een volstrekte uoodzakelijkheid.
Na het wegblijven van de verschijnselen der anthrax-koorts moeten de kwetsuren der tong, als zieh nl. fistclkanalen daarin gevormd hebbefl, steeds zuiver gehouden worden eu met tink-
-ocr page 19-
12
tuur van aloü eu mine, gelijkc deelen, gewasschen worden, en geve men de diercu graanvoeder, met water en wat mcel vcnnengd. Bij hot wegnemen der blaren en hareu iuhoud moet de groot-sle voorzigtiglieid in acht genomen worden , opdat zc niet besmet-tcn kuunen , daar reeds kleine woiuljes, die met dat kwaadaardig voclit of met de weggesnedene deelen in aanraking komcn , tot hot ontstaan dor zwarte pokkon bij mensclien aanleiding gcvcn knnneii.
We kopzlcktc.
Deze vorm van miltvuur-ziekte tast alracdc de best doorvoede, vleeschrijke dicren aan, en wcl onderscheidcne in een zekere landstreek teiizeltden tijde. Het uitbreken der ziekte vindt plaats zonder eenige voorbode, en gceft zieh te kennen door al de ver-schijnselen eener ontstekingskoorts, in vereeniging met eene bij bet rnndvec in het oog vallende opgewektheid; zij loeijen op een eigeuaardige wijzc en woelen den grond met de horens om en stooten aan muren en schotten, bijten naar lietgeen lieu omringt en zelfs dikwijls zichzelve, Gedurende zulke aanvallcn koinen de oogen steeds uitpailend te voorscbijn, waarbij een gelc kleur der bindvliezen (bet wit) duidelijk op te merken is; dc ooren en horens worden kond en de lippen droog. Zulk een aanval van woeden en razen dunrt ongeveer een half nur en maakt censklaps plaats voor ecu groolc ncrrslagtighuid, met eene onregelmatig versncldc ademhaling, sidderen van spicren en scbokkende bewegingen der pezen , nl. aan bet voorstel.
Deze toestand van neerslagtigheid en ntst wordt na vijf of zes nrcn door een' nieuwen aanval van razen afgebroken, en zoo wisselen deze beide tegenovergestelde toestandeu in steeds kor-tere tusschenpoozen af, totdat op den derden, ten längste den vierden dag , de dood onder stuiptrekkingen vulgt.
Het is geenzins te bevreemden, dat miokundigen bij deze versebijnselen het dier voor dol houden en aftnaken.
Het schijut, dat na den derden aanval van razen , dus met het einde van den eerstcu dag, de duur der ziekte , wanneer hare hevigheid niet reeds door ecu doclmatig begonnen behan-dcling bcteugeld is, dc vatbaaiheid voor prikkeling van 'tgestel
_______-
-ocr page 20-
13
reeds zuo verstompt, züo ongevoelig geworden is, dat dan geenc terugwerking meer volgt.
Jjij do opening bevindt zieh het blood in zoo'n gesteldheid, als dat door de niet uitgesclioidene koolstof veroorzaakt wordt, op de oppervlakte van kleurenrijke vet-oogen voorzien. De cada­vers gaan buitengewoon schielijk, van 3—3 uren, in bederf over; de ongel of talk is week en onoogebjk, de hersens en longeu zija met zwart, teerachtig blood opgevnld.
De b ehand e 1 ing moet met een naar verhouding des ge-stels sterke aderlating begonnen worden , en behalve koude be-gietingen, (/.ie daarover Lij de bebandeling van het ruggebloed) moet men den patiihit achter de ooren de volgende zalf inwrij-ven : varkensrenzel twee lood en braakwijnsteen twee drachma.
Inwendig gove men den patient om het halfnux:
Neeni: Eraakwijnsleen V., drachma, poeder van kamfer en
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., salpetcr , van elk een lood,
in con zeer lijmig afkooksel van lijnzaad of eenig ander plan-tcnslijin gewroven, als eene drank toegedieud, en zoolang vol-geliouden tot zigtbare beterschap volgt, waarna de giften, even-als bij het rugge- of lendeabloed opgegeven is, in steeds groo-tere tusschenpoozen ingegeven moeten worden.
Volsfrclit noodzahclijlic Kiiiverlng der bcsmeftlng van de stallen en voorncrpen na Miltvaar-zlckten.
Daar do anthrax- cf miltvuuv-ziekten zeer besmettelijk zijn, zoo is men verpligt, oin, even als bij de gevreesde hondsdolheid, na de verwijdering des diers , of, ingeval dc patient van de miltvuur-ziekte hersteld mögt zijn , oogenblikkelijk de gestrengste znivering te bewerkstelligen.
De hoofdzakelijkste rogelen ten dieu aanzien zijn kortclijk de volgende :
AI de voorwerpen waarmede miltvuurzieke dieren, tot welk gc-slacht zij ook behooren mögen, in aanraking geweest of door lum bloed, kvvijl of andere nitvloeijingcn bemorst zijn, moeten, en wel
-ocr page 21-
14,
in de ecrste plaats de stallen in luinne afzonderlijke deelen , met groote zorgvnldigheid van besraelting gezuiverd worden; en moe-ten , inzonderheid reeds tijdens het leveu en oogenblikkelijk na het sterven, al de aitwerpselen , mest en pis onmiddelijk weg-geruimd en cliep begrnven worden , terwijl men het legerstroo verhranden moot; die plaatsen , welke door het afgetapte bloed of door eenigerlei uitvloeijiiig van miltvuurzieke dieren bemorst worden, moeten, wanueer deze vloeistolVen reeds nicer of min opge-droogd zijn, en in elk geval, met salpeterzuur (zoogenaamd sterk water) of met onvertlundc zeepziedersloog ter deeg gereinigd worden , alvorens men tot dc verdere zuivering , het boenen van geheel den stal met sterkc sodaloog, berooken met dampen van chloorkalk, het ovenvilten met kalk, cnz. overgaat. Het ge-reedschap, dat tot poetsen gebruikt werd, alsmede het hout-werk, waarmede de dieren in aanraking zijn geweest, meet door ander vervangen worden, alsmede de dekken, die gedureude do ziekte gebruikt werden, zijn voor het vervolg te verwerten, daai hare zuivering bezwaarlijk naar cisch kan geschieden; ook al de instrumenten der arisen en gereedschappen, die men bij de paticinten gebruikt heeft, onderwerpe men aan een zorgval-dige zuivering. Alle voorwerpen zonder waarde , voor het dier gebruikt, moeten dicp begraven of verbrand en ijzeren, als ket-tings, enz. uitgegloeid worden. Ook de personen, die met de oppassing en vcrpleging der patienten belast zijn geweest, moe­ten hunne kleedingstukken, in zooverrc zij door het dier bemorst werden, wasschen en met chloordampen zuiveren, en zieh gedu-rende den tijd van het ziekzijn dor dieren gedurig wasschen.
Dit zijn de voornaamste regelen tor zuivering en voorkoming van besmetting, waaromtrent men niet naauwlettend genoeg kan zijn.
Dc Runderpest, Rundvcepest, Vcepcst.
Deze vreeselijk verwoestende ziekte, die in den jongsten tijd het oostelijk Europa bijna niet geheel verdaten heeft, woedde het laatst in IS 13 en 1S14 ook in ons Vaderlaud , waar zij zieh ech-
______,
-ocr page 22-
15
tor nimmer o o r s p r o n k e 1 ij k ontwikkelt, evenmin als in Duitsch-land. Veel is er reeds door onderscheiden deskundigen gesebre-veu over den aard en het wezen der veepest, raaar in nreerwil daarvan is er tot hedcn toe nog- geen vokloend liclit verspreid over het wezen dclt;5er ziekte.
Terwijl men voor bijna tieu jaren de rund veepest eenstemmig voor ecu hoogstvcrderfelijke typheuse koorts met cen op den voorgroml tredendo aaiulocuing der verteiingsorganen hield, wordt in den nieuwsten tijd die meeiiing bestreden en men be-schouwt haar als catarrliaal-eroupeus lijden van het darmslijmvlics.
Het waarschijulijkste komt mij echter voor, dat de ondenver-pclijkc ziekte een typheuse koorts , of, van dezelfJe beteekenis, con uitorst gevaarlijkc en tevens snelverloopende typhus, die iu den onderbuik zetclt, {akloiuiiiaal-liiphus) is, die met ca-tarrhale oiitsteking verder niets gemeen heeft dan dat jjlaatselijkc verwoestiugen van het slijmvlies des dannkanaals en in eenigc gevallen die der vierde maag haar vergezellen.
Ken t eekcn en. Bij enkele dieren ontstaat de pest overeen-koinstig hnn geatel, hetzij als cen hevigc ontstekingskoorts, of waunccr het aangetastc becst zieh in een kommerlijken toestand bevond , van don beginne af als een uiterst verzwakkend , nit-pattend lijden, met verschijnselen van rotkoorts. Met het ont-staan der koorts, wanrbij de pels ecne snellieid van SO slagen per minnnt bereikt, maakt zieh tevens hot galaclitig karakter dor ziekte, niet alleen door verminderde eetlust en het ophou-den van het herkaauwen , maar ook door het duidelijk geel wor­den der zigtbarc, meer of minder sterk roodgckleurde slijra-vliezen, id. van het wit der oogen , kennelijk. Trommelzuciitige opzwellingen der pens komen wel somtijds reeds na een duur der ziekte van weinige uren te voorscliijn, doch vindt dat in zoo'n körten tijd slechts bij weinige patienten plaats.
De outlasting van mest is duidelijk door een laraachtigen toe-stand van den endeldarm belemiuerd, en wanneer door werk-tuigelijk voortsehuiveu van den mest in den dann (die thaus geheel als gewoonlijk of drooger te voorscliijn komt) eene ont-lasting bewerkt wordt, dan komt de endeldarm daarbij wel een duim lang buiten den aars te voorscliijn; het hem bekleedend slijmvlies h eft ten dozen tijdc nog gecn ongewone kleur aange-
-ocr page 23-
iiomeii. De roode , vumkleurige pis wordt vnak, maai tclkens in kleine hoeveelheden , outlast en is doorschijnend. I.angs ge-lieel de ruggegraat staau de liaren overeind , in de uierstrcek echter als ware het pinvormig opwaarts gerigt, zoodat sehijnbaav de ruggegraat krom naar boven gebogen is , doch door het gc-voel kan men zieh van het tegendeei overtuigen. De meer dan gewoonlijk drooge tong is met gecl slijin. bedekt, alsmede het tandvleescli en de nitwendige mond; de bovenlip is warm, droog en berstig, de warmtegraad der uiterste deelen des ligchaams, de horens en ooreu , is zeer afwisselcnd.
Deze te zamen gevatte al'zonderlijke ziekteverschijnselen biedcn dus eea gclicel aan , dat zieh van andere koortsen tengevolgc van een lijden der fpijsverterings-werktuigen (feirii gasified) slechfs weinig of niets onderscheldt. Maar met de snelheid , die de mndveepest slechts met eenige vorraen van anthrax- of iniltvuur-ziekten gemeens heeft, verändert weldra het aanzien tier zickte. Eeeds na verloop van 24 , ten hoogste 48 uren , wijken deze verschijusclen van opgewekte kracht (stheuie) zigtbaai voor de kenteekens der rotkoorts. De drooge, rood gekleurde slijm-vliezen worden du bleck en vochtig, de gele kleur wordt daar-door meer zigtbaar en speelt hier en daar zelfs in het groeu-achtige ; de vroeger levendige, uitpuilende oogappela vallen meer en meer in de holten terug, wier voorste vlakten troebel, vaak inet slijm overdekt zijn. Uit de oogen vloeijen veelvuldig trä­nen en cm dc leden hecht zieh in de oogharen ccne stof als gele boter.
In den verderen loop der zickte, welker toeneraing duidelijk van nur tot nur waargenomen kan worden, scheiden de slijinvliezen ongeloofelijke hoeveelheden verschillend gekleurd slijtu af, dat aanvankelijk helder, eerst in den verderen loop troebel wordt en eene meer of minder sterke kleur verkrijgt. üij de sterke, weldoorvoede dieren vloeit een graauwachtig slijm uit den neus, terwijl bij de aanvankelijk zwakke, slcehtgevoeden dat slijm reeds het beginnende rottig wezen door een bruinack-tige kleur en bloedige hoedanigheid aankondigt. Het uit den mond vlocijende of 'tin de mondholte opgehoopte slijin daaren-tegen heeft in alle gevallen ecu in het groenaclitige speiende kleur.
_____
-ocr page 24-
-1
17
Nadat mi de ziekte het bij haar ontstaan bespeurde masker van verhoogdc levenskracht (stkeme) heeft afgevrorpen, verändert ook de trage mestontlasting in cene uitscheiding van onaangenaam rui-kcnden vloeibaren drek, die, eerst normaal van kleur en in den verderen loop steeds dunner wordende, van lieverlede meer naar hot graauwe hellende j eindelijk een zvvartachtige kleur aan-neemt.
Met den toeneinenden doorlonp begint mi de niggegraat wer-kelijk zieh naar boven te krommen. Menigvuldig trappelcn met de vouten, krampachtig sidderen en slingercn met den staart , liet ombuigen van den kop naar de flanken geven snijdiugen en krimpingen in de darmea tc kennen.
Zoo vertoont zieh het beehl der ziekte bij de beschonwing van den patient in 'talgemeen. Onderzoekt men in dezen tijd naauwkcurig den pols, dan bespeurt men, dat hij in getal zijner slageu vertneerderd is lot op 100—110 per minuut, en is hij wecker geworden; de liartslag is voelbaar; do ademhaling ge-sohiedt met inspanning, slechls door herhaald, diep, dofklin­kend, niet spoedig op elkander volgeud hoesten afgebroken, zoodat het den schiju heeft, alsof het dier een zekere mecha­nische belemmering door dat lioesten uit de long of de lucht-pijp verwijderen nil.
Terwijl men deze verschijnselen zonder uitzondering bij al do door de veepest aangetaste diercn kan waarnemen, die dus als de eigenlijk wezenlijke beschouwd raoeten worden, bespeurt men de volgeude tocvallig vergezellende verschijnselen in den loop van dit tijdperk.
Bij enkele lijders veroorzaakt het beginnend rottig wezen op-zwellingen van lacht in de lendenstreek; eveneens doet zieh den rottigen aard der ziekte kennen, als bij het miltvuur, door bloed-doorzijpolingen (pdiicldei)) in het mondsüjmvlies en het bandvlies (het wit) der oogen, doch behooren deze verscliijnselcn niet alleen niet tot het eigenlijke wezen der ziekte, maar zijn ook slechts naauwelijks bij de helft der patienten te bespeuren.
De groote gevoelighcid in de lendenstreek, waarvan door zoo-vele schrijvers, die dit veld bewerkt hebben, gewag gemaaktis, wordt slechts in uit erst zeldzame gcvallen aangetroften, en dan wel hoofdzakelijk bij hot podoliesche ras.
nnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; a
-ocr page 25-
18
Gelijk ik reeds boven heb gozegd, neemt de ziekte mcrkbaar van nur tot uur toe . zoodat met den vijfden tot den zesden dag, wanneer al do kjachten des ligcbsams uitgeput zijn, het tijdperk der eigenlijke oplossing begint. De doorloop , die nu geheel waterig, als met kolenpoeder vennengd, te voorschijn komt, dimit onafgebroken voort. In cnkele gevallen is deze ook wel bloedig en met eon eenigzins geel, eiwitnchtig stremsel vermengd.
De dieren leggen zieh necr er. wel op het borstbeen, welke lioudiug zij slechts coniae mimiteu voor den dood met het gaan liggen op de zijde verwisselen ; een eigciidommclijke , bijna reeds nitgcdoofde blik van de met walgelijk slijm overdekte troebele oogen duidt het diep, doodelijk lijden aan; de ndem wordt door het opvullen van den neus met ten decle taaije brokken slijra en ten deele met bloedige matcrie bclemraerd en geschiedt dikwijls stenende door de mondholte. Eenigen tijd voor den dood geschiedt de ademhaliiig uitslaitead door deu mond. Dc geopende aars laat het sterk kersrood gekleurd slijmvlies des en-deldarms mecr of minder vor te voorschijn konien.
Behalve deze bijzondcrc vcrschijnselen hebben bij elkeu lijiler nog de gezamelijke verschijnselen van het laatste tijdperk der rotkoorts plants. Do vroeger drooge , op sommige plaatsen ijs-koude en op andere weer brandend heote huid wordt thans nat door eeu overmatig, koud zweet, dat een onbeschrijfelijk walgelijken, rottig-krengachtigen reuk verspreidt.
Wanneer in dit laatste tijdperk der ziekte een aanmcrkelijke opzettiug van den onderbuik ontstaat, dat geraeenlijk ongeveer bij de hellt der patiünten wordt waargenomen, dan volgt de dood wat vroeger dan anders, en wel oiuler krachtelooze stuip-trekkingen. Ontbreken deze trommelznchüge opzwellingen ech­ter , dan nadert de dood langzamer eo het dier steift onder zacht, rogehelend uitademen.
Wanneer de inet deze ziekte nog onbekende arts of de leek in de eerste enkelo gevallen uit de opgegevene, afzonderlijke verschijnselen niet bij magte mögt zijn, om haar als zeker daar-uit te onderkennen, dan geeft, behalve het gerächt uit die streck, van waar de gevreesde rundvee-ziekto nadert, (want ge­lijk ik in den beginne reeds gezegd heb, zij ontwikkelt vanzelf
-ocr page 26-
1!raquo;
zieh bij ons nimmer, maar ontstaat alleen door besinettiiig) eeu enkele opening van een gestorveii beest voldoende zekerheid over de ware natuur der ziekte.
De opening des end avers. Het op de zijdc altijd met uitgestrekten hals liggend cadaver laat den een duim ver naar buiteu gedrongen, donker-kersrood gekleurden dikkeren endeldarm zien, Aau de aangedane ligchaamsdeelen is het met uitiverpselen en uitvlocijiiigen uit de oogen, den mond en neus afzigtelijk be­morst. Naar eveuredigheid van den vcrloopen tijd na het plants geluid bebbend sterven is de onderbnik meer of minder opgezet, welk verschijnsel bovendien door de zijwaartsclie ligging des cadavers nog meer in het oog valt.
Xa het afirekken der huid vertoont het vleesch over.d een gezonde, frissohe, roode kleur, doch de huidaders zijn grooten-deels met dun vloeibaar, zwart, slollend bloed zeer sterk gevuld. Op de gewone plaats ziet men de ongel, of talk, van normale kleur, en harder, vaster, in vrij rijkelijke hoeveelheid, zoodat, behalve bij die enkele dieren, bij welke gedurende de ziekte zieh luchtopzivellingen gevormd hebben, het cadaver r.a de aftrekking der huid, den onaangenamen renk niet mede gere-kend , niets wezenlijk buitengewoons doet zien.
De door lucht aitgezette plaatsen van het celwijsweet'sel ver-toonen zieh bij eenige dieren droog, dood, bij andere is dat wecfsel pap- of materieachtig opgelost.
Bij de opening der bnikholtc konien de magen eu het darm-kanaal in behoorlijkc ligging te voorschiju; zoowel de magen zelve, als ook het darmscheil zijn rijk aan talk eu biedt hare oppervlakte geeu besteudige afwijking van den gewonen toestand aan. Bijua bij de helft der geopende dieren wordt de klein-van het weivlies der darmeu als in den gewonen toestand be-vonden, bij de andere helft vertoonen zieh doorschemerende blaauwe, roodachtige plekkcn, van zoo verschillende grootte, dat zij vaak van de grootte eeus tiencentsstukjc tot een voet lauge gedeelteu der darmen geheel bedekken. Bij de andere Orga­nen van den onderbnik doeu de pis- en geslachtsweiktnigen zeer waarschijnlijk in geen eukel geval een ziekelijke verandering blijken. De buikspeekselklier is dikwijls weeker eu rooder van klenr dan gewoonlijk. Niet, overal, maar in sommige strekeu,
2laquo;
-ocr page 27-
:2(l
waar do rundveepest liecrscht, viadt men in al du cadavers ook de milt vergroot, weaker van gameahang en zwartachtig aan de randen. In alle gevallen echter is do lever in het oogvalleud verändere!, vaster van zamenhaug, grooter van omvang, terwijl hare kleur of naar die van leemaarde gelijkt of groenachtig is; dikwljls ook is zij ontklcuid en gelijkt dan veel na.ir een gan-ze-lever. üit de galwegen outlast /.ich door drakking ceu weinig gekleurd of ook gelicel klcnrlooze vloeistof, die zieh echter bij het uitvloeijen aanstonds met het zieh uit tie poortader-twijgen vloeijende bloed vermengt en zieh daardoor roodacbtig gekleurd voordoet.
De galblaas bevat, vanwege e(;n onnatnnrlijke aitzettiug, een nanmerkelijke hoeveelheid lielitgele of grasgroeae gal, die in de galblaas zelve een troebel, slijmig bezinksel doet bespenren.
In vroegeren tijd, tot aan 1844, mcende men als een wezenlijk kenmerk bij de opening bij de pestziekte dedrooge, bardo boe-danigheid der in de derde maag, boekmaag, zieh bevindeiule vocdcrstoU'en te moeten aannemen, en werd dat opgegeven als zijnde een steeds aamvezig en „het voornaamste, meest in het oogvalleud verschijusel.quot; Latere vcclvnldige ondcrzockingen heb-ben die meening echter als eene dwaling doen kennen. Bij eene menigtc van openingen van aan de mnderpest gestorvene dieren vend men niet alleen de beide eerste magen, maar ook de derde maag zondcr eenigerlei afwijking van den regelmatigen toestand, di\s niets ongewoons, niets onnatuurlijks, zoodat de veranderiug in deze al'deeling, de derde of boekmnag, niet voor uitgangen der mnderpest, gelden kunnen. Wei wordt het vaak aangetrolfen, dat de in deze maag zieh bevindende voeder-stoll'en als verbrand en ligt tot poeder te wrijven zijn, maar die toestand komt slechts ondcr zekere omstandigheden voor en wordt in het algemeen slechts bij ongeveer eenzesdc gedeelte der geopend wordende dieren bevonden. Bij al do cadavers is de inhoiid der boekmaag vast tusschen hare bladen ingedrukt. In die weinige gcvaUen, waar het voeder hard, tot gruis te wrij­ven was, hetgeen zieh uitwendig door het gevocl verraadt, hecht zieh het slijravlies, de inwendige opperhuid, vast op de voeder-stoffen en liet de vaal ioodkleurige bladen der boekmaag ont-bloot; in de meeste gevallen echter hecht dat vlies niets vaster
- -
-ocr page 28-
#9632;gt;l
aan de voohtige voederstof, dan chit ouk bij ceu geuond geslagt tlicr het geviil is. Dc atandvastigo vm-schijuseleu vindt men eerst bij de opening dir vierde of lebmaag, lebbe,
Nadat van buiten reeds eenigermate zigtbare blaauw-bruiue plekken te bespeuren zija , is het haar bckleedend süjmvlies sterk kersrood of zelf's wel zwartachtig gekleurd; steeds echter is het Vj 0 duim (oude maat) , somtijcls zelfs nog iets meer, dikker , dan anders, en in plooijen en rollen te zaiim gevouwen. Meer of minder bloedige, cenigzins vetachtige , onaangenaam ruikeude pap maakt den geringen iniioud ait van deze maagafdeeling, en doet na zijne verwijdering dc flaweelachtige oppervlakte van het slijin-vlies met adertwijujes digt bedekt zien. Scheidt men dit ligt te verschenrcn vlics van liet daaronder liggende spiervlies, dat wegens de bijna ontbondene vereeniging zeer gemakkelijk is, dan ontwaart men bij doorscln'jnend licht vole knoestige en platte bloeduitscheidingen in de omgeviag van al de adertwijgjes.
In zeer cnkele vindt men kleine zweren van de grootte eener crwt tot die van een vijfcentsstukje niet ver van do opening der lebmaag, of lebbe, tot den twaalfvingerigen darm. — Van hier af echter beginnen nu bij alle cadavers zonder nitzondering ont-wikkelingen van zweren in het dikker, losser geworden slijmvlics.
Hot vocht, dat deze zweren afzondercn, vnlt geheel de door de dikke , oingcworpene randen govonnde holten, zoodat het slijm­vlics van den volgens dc lengte geopenden dünnen darm zieh als lijn gesprenkeld gianiet voordoet; die gebeele dann is met ecu geelaohtig-bruine, vaak leverkleurige gestrerade massa opgevuld; op enkele plaatscn is geheel de wijdte des darms daardoor ver-stopt, Dikwij's diijven zulke gestremde stoil'en in een dnnnc donker kersklcnrige, bloedige, krengachtig rnikende pap, die ook doorgaans in de dikke darmen tot op het y^ gedeelte der lengte van den endeldann gevonden wordt. Was echter gedurendc de ziektc een bloedige doorloop aanwezig, dan worden natuur-lijkerwijzc bij dc opening de be.wijzen daarvan in het laatste '/, van den endeldann gevonden.
Hiermede eindigen de opgaven der standvastige verschijnselen bij de opening, want de in de borst, hersens, en neusliolte ge­vonden veranderingen zijn niet alleen niet altijd aanwezig , maar worden ook bij bijna alle rottige ziekten anngetroffen.
^
-ocr page 29-
Tengevolge van den rottigeu toestaad is het bloud zwartach-tig, ontmengd , zoader de geringste geneigdheid tot strcmmeu j op zijne oppeivlakte zict meu dadelijk de uitvloeijing des bleeds ait zijue vateu , regenboogkleurige bellen, die zelfs door het be-vriezen hare klcuren , ul'sehoon wel eeu weinigje troebel, blijveu behomlen.
De lougeii zijn zeer verschillend ; teruijl ze in ten gedeelte des cadavers vohuaakt gezond , met lucht gevald zijn, doen zij zieh in andere zwart met bloelt;l opgevuld voorj de Incbtpijp , alsmede hare twijgen, de kleinere luchtpijpjes, zijn met een graauw, taai, somüjds bloedig slijui opgevuld.
Volgens deze kenteckenen is de ziekte wel te onderkeimen , wanneer de veearts deze in haar toeiiemen steeds heeft kunneu waarnemen, zoodat de geringste twijfeling over den aard der ziekte verdwijuen moet; evenwel moet hij, die het cadaver ouderzoekt, niet met een eigenzinnig vooroordeel naar de genoemde droogte in de devde of boekmaag zoekon , want zulkc vooroordeelen vcr-wekken nadeel, daar men, dat. verschijnsel niet bespeurende, meent geregtigd te zijn , de ziekte niet voor de ruuderpest te verklären; waardooi dan natuurlijk de schromclijkste gevolgen ontstaan, gelijk de ondervindingen van den jongsten tijd in het buitenland voldoende hebben bevvezen.
Niet alleen echter het onbeteugeld verloop dezer ziekte zelf, niet liet zoo eensklaps verdmjnen van krachten, niet do groote vtnvoestingen, die zij in het dierlijk ligchaam teweegbrengt, maken haar tot een der grootste onheilen van het land, waar zij woedt: het is haar vreeselijk besmetdngSTermogen, tlie haar aan het hcofd plaatst van al dc besmeltelijke ziekten en tot een schrikbeeld van al den landbouw en veeteelt bedrijvende Volkeren maakt.
Voor de zelfonttvikkeling dezer ziekte beboeft men in ons vaderland geene vrees te koesteren; zij nadort ons door besmet-ting, door kndden, die uit de steppen, tnsschen de zwarte en Caspische Zee gelegen, en, van Podolie voortgedreven , cm el­ders afgeleverd te worden, zooals in oorlogstijden voor de bc-hoefte der legeis, na den volbragten togt door de pest wor­den aangetast, en zieh over Dnitschland, das van het oosten naar het westen, en ook tot in Nederland en verder nitbreidt, en
i;
-
-ocr page 30-
treit dan al de oudersdilt;iideiie rtissen, zoadei aauzien vaa Icet-tijd of geslaclu.
Wanneer cene besmetiiiig heeft plaats gevonden , dan blijl't vol-gbiis het meestheerschende deakbeeld de besmcttiiigsstof tot dcu zeveuden dag werkeloos, en eerst op dezen dag vertooneu zieh de eerste verscliijnsclen der uitbrekende ziekte. De smetstof is van eene uiterst vlugtige goaardheid, tei-wijl warme of koele weersgeateldheid geen' invloed op de verspreiding schijnt uit te oefenen, daar de ziekte zieh bij elke temperatuur tot de afge-legene, eenzame streken heeft uitgebreid.
I)e behandeling splitst zieh in twee Loofdregels, en vvel in de eerste plaats de herstelling van de aangetastc diereu , en ten anderen , om de zickle zelve te dempen, Van den eersteu maatregel kan men geen gewensehte uitkouisten verwachten, daar men wegens het snel toeaemend wegvallen van krachten en het volslagen gebrek van reactie-vermogen van de honderd zieken geen tien kan bchoudon , weshalve die pogingen even dwaas als gevaarlijk voor het onderhouden en uilbreiden der pestziekte zouden zijn. Wei worden door de hoogleeraren iiertwig , bo-janvs en meer anderen middelen opgegeven; als het vooruaamste roemt men het ijzerhoudend zoutzuur, b.v. eene drachma gc-zuiverd ijzervijzel worde in vier medieinale pundeu zoutzuur op-gelost; hiervan geve men het dier om 'tunr cen lood met mini J/, kan water in, zoodat op eeuen dag 15, bij groote , vleescli-rijke dieren tot 30 loud van dat znnr toegediend worde. Men moet dan tot aan den tlerdeu dag met alle geneestniddelen op-houdeu in le geven, en eerst op dien dag, wanneer geen in het oogvailende beterschap gevolgd is, weer daarmede be­ginnen.
Andere bekwame arisen echter, die houderde patienten, aan de ronderpest ladende, behandeldeu, hebben datmiddelvr'uchteloos beproefd. Meer andere middelen, als, tegen 'feinde der heer-schende ziekte : ijzervitriool, in alsem-thee opgelost, en daar veel kamferspiritns bijgevocgd ; ook het inwikkelen in voehtigc de-kens en daar drooge overheen ; het homoeopatiach gebruik van de tinktuur van phosphorus, enz. zijn alle vudr en na aange-prezen geworden, inaar de latere ondervindingen hebben die alle van onwaarde verklaard.
-ocr page 31-
Wanneer ook al hier en daar patienten onder hei gebroik van
een dozer of andere middelen behouden gebleven zijn , dan is het nog de groote vraag, of niet het gestel des diers het meest tot den günstigen uitslag zal bijgedrageu hebben , daar er ook voorbeelden opgenoemd worden van diereu, die de ziekte geheel zondcr geneesmiddelen hebben doorgestaan.
Dientengevolge is, daar van geneeskundige behaudeling van aaugetaste runderen sleehts een nietsbeteekenend gevolg te ver-wachten is en in den beginne en in de hoogte der ziekte steeds 95 van de 100 aaugetaste dieren den dood doeu vooruit zien, vol-gens alle tot heden toe opgedane ervaringen eene behaudeling der zieke dieren geenzins aan te bevelen. De beste raad , die de veearts, welke deze vreeselijke ziekte bij ondervindig kent, kan geven , is deze: ter besparing van vele onnangenaamheden en moeite, cn anderen tot veiligheid, den geheelen troep, waarin zieh cen geval van runderpest vertoont, onmiddelijk te dooden en met huid en haar te laten begraven.
Welke verliezen door dralen en besluitelooslieid in dezen te-weeggebragt kunnen worden, möge blijkcn uit de volgende door de besturen des lands opgemaakte cijl'ers: Europa , uitge-zonderd het europisch Eusland, Turkije, Engeland, Nederland en het Scandinaviach sohiereiland, verloor in de laatste 150 jaren als minimum 2,500,000 stuks runderen , volgens cen andere opgave zelf's 4,800,000 stuks aan do pest.
Een andere mededeeling geeft op, dat Dcnemarken van 1745 tot 1753 een verlies van rundvee onderging, tengcvolge der runderpest, van 2,085,162 stuks.
Indien die opgave jnist is , dan moet, inet het oog op dat kleine land, het totaal verlies van Europa oaeindig grooter ge-weest zijn. Toen in December 1813 in Holstein door de vce-transporten van het verbonden leger de runderpest daar overge-bragt was , is de duur der reeds op onderseheiden plaatsen uit-gebrokenu ziekte tot zes maanden beperkt geworden , in welken tijd 1132 aangetaste dieren slierven en 436 verdachte gedood werden.
In December 1S44 vertoonde de rnnderpest zieh in het Pruissische (graafschap Glatz;, door een'slager overgebragt, van Bohemen aitgaande, de Pruissische grenzen overschrijdendc, en
____:___.
-ocr page 32-
•-!5
brak in gim stal uit, wuarin zieh twaaU' rundereii bevomlcn. Door het oogeublikkelijk dooden van al tleze diereu en bet met liuid en haar diep begravcu daarvau, de gestrengste zaivering van besmctting des stals en al de voorwerpen, die verder volgens de wet daaronder begrepen inoetcn worden, was geheel die streck van een anders vele weken , misschien maandeii voorlge-duurd hebbend gevaar bevrijd.
Het iijdt te dier oorzake wel geeu twijlel, dat dc maatregel van het spoedig afinaken , nict sleohts van de reeds aangetastc, maar ook , zonder verschooning, van al die dieren, welke daar-tnecle in denzeKden dampkring geleefd hebbeu, in stal, weide, of waar het zij, op eenigerlei wijze met dozen in aanraking hebben kunnen kernen, het beste middel is, ora de ziekte te dempen.
Jarenking lieeft men proeveu met de inenting in het werk gesteld , door van dieren , waarbij de zicktc een zaeht karakter scheen aan te nemen, speeksel of neus-uitvloeying, gelijk eene etterdragt, door daarmede ecu sti-ook wollen stof te bestrijken, onder de huid van gezonde becsten te brengen ; men trachttc op die wijze zoowel het middel te vinden , om aanstonds met liet uitbreken der ziekte tegen haar met gelnk te strijden , als-ook, om haar bcloop zachter te inaken ; maar een bij/.onder günstig resultant heel't men door dc inenting niet verkregen , te minder, danr liet nog geenzins uitgemaakt is, dat een rnnd, dat de ziekte heel't doorgestaau , later , wanueer die ziekte zieh weder vertoonen mögt, daarvoor volkomen beveiligd zou ziju.
i)c zui verin gs-maatr egc 1 e n moeten niet alleea dienen, om al de stal-gereedschappen en voorwerpen , voor zoovcr die van hont ziju, te vcrbramlen, de van ijzer vcrvaardigde goed uit te gloeijen, liet muur- of metselwerk met ch'.oorkalk over te witten, de steenen der bevloering van den stal door nienwe te doen vervaugen , maar het is ook even uoodzakelijk, dat op den stal in de eerste zes weken geeu nieuw aangekocht rund gcplaatst worde. Ook al de pcrsoncu, die met de zioke of verdachte dieren in aanrakiug ziju gewcest, moeten zichzelve aan degelijkc wasschingeu en berookingen met chloor onderwerpen en de door lien in bedoelden tijd gedragene kleedingstukken op dezclfde wijze zniveren. Verwaarloozing of achteloosheid van deze maat-regeleii van voorzorg hebben dc gevreesdc ziekte ver in den om-
-ocr page 33-
trek verspreid eu daai'door op nicaw aau haar ccne brou ver-leend j om steeds grootere uitbreiding te maken,
Eveneens is het van Let grootste belang, om gedureude de ziektc op ceu stal of boereuheem al het andere vce , als: paarden, houden, varkeas, phiimgcdierte, en^. binnen de grenzen van het boerenerf te houden , daar ook deze overbreugers der smetstot' kuiiuen zijn, en in dezen die iusluiting gestreng te handharen.
Overigcns worden bij het mogelijk naderen, alsmede bij het werkelijk lieerschen dezer ziekte in ons land, door de rege­ring de noodzakelijke maatregelen ter voorzorg en zuivering wet-telijk opeubaar gemaakt, die men niet als slechts iu den ge­ringsten grand overdreven inoet beschouwen, daar de geringste al'wijking alle andere voorzorgen beschämen en de ächroinr.lijkste gevolgen tewee^brcngen kan.
De Hcel-ontstckiiig.
Deze ongesteldheid geel't zieh geheel op dezelfde wijzc te kennen als bij de ziekten der paarden opgegeven is, en ook de behandeling geschiedt op dezelfde wijze , maai- er wordt bij deze dieren nog eeu eigenaardige soort van keel-ontsteking aangetrot-feu, die zieh door het ontstaan van vliezige verzweringen en uit-zetting in het hcofd van den slokdarm en der luchtpijp als de croup bij de menschen te kennen geeft. Deze keel-ontsteking openbaart zieh vereenigd met een zcer hevige ontstekings-kooris, en vereischt wegens de hevigheid van haar opkomen eenc sterk ontstekingswerende behandeling , als eeu rijkelijke aderlating en het toedieneu van dünne likkingen, b.v., zamengcsteld uit ecu lood braakwijnsteen, zes lood salpeter en 24 lood wonderzout , tot poeder gestampt en met wat honig en een weinig mecl aan-gemengd , waarvan men dikwijls een lik met eeu houten spatel in den mond moet strijken, opdat die langzaam met bet speekscl naar binnen geslokt worden. Ook zette men etterdragten aan de zijdeu van den hals en trachte het dier nil en dan op een kunstmatige wijze te laten hoesten, opdat de Inchtpijpverstop-peude stoll'en daardoor verwyderd würden.
-ocr page 34-
27
i-:
Dezc vliezige keelontstekiug komt euhtcr zeldeu voor; die, welkc met de keclontstcking der paaideu overeenkomt daarentegen , wordt nog al vaak aangetroffen en heeft bij gelijke behandeling gewoonlijk nog een zachter beloop dan bij gene.
Oc Lung-ontsteking.
Dezc geeft zieh bijna door dezelide veräcbijnseleu te kennen als bij de paardcn ; zij komt evcneens met koortshuivering op , die spoedig vevdwijnt, waarna eigenlijk de ziekte kenschet-sende verscliijnselen to voorschijn treden. Hicrbij is een in het oogloopenden dorst op te merken , terwiji de pisuitscheiding en bij melkgevende koeijen ook de afzondering dezer vlocistof ver­mindert. Buitendien is deze niet veel voorkomeade ziekte wat lauger van diuir dan i)ij de paaideu, en neeirit, overeenkomstig den aard van liet rund, een minder iievig Ijcloop ami, on niet zoo vaak den nitgang in het vuur, ingeval de genezing niet volgt, niaar meestal in uitzweeting van vormendeu of bloed-waterigen aard.
De eigeudüinmelijkc zanuualclling der longer, van het rnndvee is de oorzaak , dat de longontstekiug zieh niet alleen op de slijin-vliezcn van dat orgaau beperken kan , wcshalve dan hier ook waterige uitstortingeu als nitgang gevonden worden , terwiji dit bij do paarden in dezc ziekte niet het gcval is. — Ook is de haar vergezellende koorts minder vaak van een stbenischeu (le-venskrachtigen) aard , zoodat het aanzien der ziekte niet altijd het gevaar volgens hare iverkelijke grooltc zieh laat schatten, en de dood van den patient nadert , voor men vcrmocd iiecl't, dat die nabij was.
De oorzaken der enkelvoudige longontstekiug ont^taan ook bij :trnndvee meestal door koudevatting, b.v. op de weide, door een scherpen , ruwen oostelijken wind ; daarbij worden dan vccl-al de ecrstc vericliijuselen der ziekte voorbygezien, zoodat eerst het menigvuldig lioesten de opmerkzaamheid van den verpleger opwekt; nog raker echter wordt de opmerkzaamheid alleen gaande gemaakt door do zeer vermindcrdc ofgeheel opgehondene mclkat-zoiulerinti'.
-ocr page 35-
28
De b ciiaudeliug is ook hier geheel tie^eli'de als bij de paarden, doch moet tuen de aandacht vesta'gen op liet verschil-leud karakter der koorts en voorzigtiger ziju met de aderlating, Ue inwendige middelen ziju dezelfde (^ie blz. 146—i'17), ea wrijvc aau beide zijdeu der borst, eveu voorbij de voorbeenen, nadat de hareu afgeknipt zijn, eeu scherpe spaanschevliegenzalf in , of zette daar etterdragten, die good met terpontijnolie bevoch-tigd zijn.
Oc hart- en liartzak-ontstcklng cn de kwctslng
dler organeu tcngcvolge lict doorslokkcii
van scherpe , vreemde voorwerpen.
Het is volstrekt gecue zeldzaamheid, dat een rund spijkers, spelden, stop- en andere naalden, stukken metaaldraad, enz, inet het voeder doorslokt, die door de wanden der eerste maag heenboren eu in de buikwanden dringen, daar ontsteking vor-uorzaken en een etterzak vormen, die nict zelden door etteriug naar buiten geledigd wordt ; menigvuldiger ecliter vereischt hij een kleine hulp door liet raes ; meestal bliji't echter een toeval van bedoelden aard, zondei' liet minste oogenschijnlijk nadeel voor het welzijn eu den toeuenieiulen groei des diers.
üeheel anders is evcnwcl het geval, wanneer het vrcemde ligehaam in de tweede al'deeling der maag geraakt is, want liet ncemt bij de voorbereidende beweging tot het herkaauwen zijne rigting tegen het iniddelrif, waar het dan , in plaats van naar buiten, in de borstkolle geraakt. Op deze wij/.o wordt het middelrif (de dubbele spier, die de borslliolte van de buiks-liolte afscheidt,) doorboort, cn meestal dringt de punt van het vreemde voonverp ook in den hartzak, vaak zeif's inet versclioo-niug der longen.
Kenteeken en zijn, otschüün vcrschillend van aard, echter meestal die eener zachte borstvliesontsteking; en in weenvii echter eener allezins doelmatige ontstekingswerende behandeiing bliji't de zicktetoestand hardnekkig stand houdeu , alhoewei daarua vaak uren-, zelfs dagenlange scbijnbare beterschap volgt; de uifdrukking der oogen iä lieurig en pijnüjk.
-ocr page 36-
Het liier, — anders tegeu de gewoonte des niruls, dat vaak tot het lautste oogenblik zeifs in zeer hevige ziekten eet en steift, hol vocder uog in den mond hebbende, — herkaanwt slechts gebrekkig, bij tusschenpoozen. Dezc opmerking, maar inzonderheid de bardnekkigheid der ziekte , in spijt eener dcel-inatige geneeskundige behandeling, doen met eenige waarscliiju-lijklieid den eigenlijken toestand vermoeden.
De ontstekitigsverscliijnselen verduijnen weldra, ook zonder geneesmiddelea. Op bet gevoel is de borstlap deegachtig en uitgezct. Wanueer men dit laatste kenmerk bespeurt, dat aldjd, laquo;anneer ook geen vreenid voorwerp de aanleidiug van bet lij-den mögt zijn, nog veelal eeiraquo; vootbode is van den eerlang vol-gendcn dood, is het raadzaam het dier to slagten. De dunr der ziekte lionut niet veel meer dan zes weken aan.
De Longzicktc, bcsmettelijke Ijongzickte.
Sedert eene reeks van jaren beei't de lieersehende longziekte tengevolge der belangrijke verwoestingen , die zij onder het rund-vee heeft aangerigt, meer dan eenige andere ziekte de op-merkzaamheid van regeringen , veehouders en veeartsen tot zieh getrokken , zonder dat men echter met volle overtuiging zeggen kau, dat belialve het algcmeen aangenomen gevoelcn van bare besinettelijkbeid en het toeuemend vertronwen, dat de gunstio-e gevolgen der inenting inboezemt, een bijzondere vordering in de verklaring van hot wezen of een algemecn erkend bijzonder gehikkig gevolg eener behandeling dezer ziekte sinds jaren be-kend is geworden.
Met zekerheid weten wij slechts, dat de longziekte, als eene ontsteking van een gedeeltc van het longbekleedsel , die al spoedig in een plastische uitzweeting overgaat, ontstaat; hierbij vereenigt zieh eene koorts, die aanvankelijk van een' ontstokeu, later van een rottigeu aard is, en de Bangetaste beesten sterven na eene ziekte van twee tot vier weken ongeveer na het uit-breken der koorts of zij keeren weder tot een betrekkelijken toestand van gezondheid , die echter steeds reeds de kiera tot
-ocr page 37-
80
'
een nieuwe ziekte in zieh bevat, terug. In al Let ovcrige heerscht een aanmerkelijk onderscheid in de meeningeii der art-sen eu veehouders, zoodat men liet nog uiet bepaald ecus schijnt geworden te ziju , lioelang in 't längste geval haar dual' zieh kan uitstrekken, terwijl de een als voorboden aanziet, waaria dc antler meent de vverkelijke ziekte te moeten erkennen.
.De ken te ek en e n. Om zieh van de aanwezigheid dezer ziekte te kunnen overtnigen is, wanneer de onderzoekende niet reeds door verdachte teekens opmerkzaam gemaakt werd , een niterstinoeijelijke zaak. Wanneer ik ook het eigendomraelijke van den hoest der diercn, welke pas door de longziekte aange-tnst worden, erken , zoo mag men cveinvel nit de eigenaardigheid van den hoest alleen geenzins de aanwezigheid der longziekte aannemen. Deze hoest, die het uitbreken van het koortsachtig lijden vaak c-enige raaanden voorafgaat, 13 kort, helderklinkend, droog, wordt met stcrke, kortc zanientrekking der buikspioren uitgevoerd, zoodat de dicren daarbij naar voren geschoven wor­den , schijnt pijnlijk te zijn, en laat zieh in enkele aanstooten eerst alleen des morgens en bij het drinken verneinen; met het loenemea der ziekte echter wordt hij ook, maar eveneens slechts door enkele aanstooten , over dag gchoord.
Men kan te minder nit de aanwezigheid van dozen hoest de gevolgtrekking dev reeds aanwezige longziekte maken, dewijl hij dikwijls weder verdwijnt, zonder dat do daaraan lijdcndc dic­ren dnidelijk kenbaar zlek zijn, weshalvc hij ook door velen als eene voorbode der ziekte aaugezieu wordt. Nogtans echter moeten die dieren reeds in staat zijn, om bij anderen de longziekte door besmetting te weeg te brengen. Slechts in die gevallen, waar reeds de aanwezigheid der longziekte onder de runderen eens veehouders bewezen is, wordt dus aan dezen cigen-dommelijkea hoest de vereischte opmerkzaamheid verleeud, en in zulkc gevallen meent men te hebbeu moeten aannemen, dat zijn koortsvrij bostaan ecu' tijd van twee tot drie weken voortdunrt. Deze waarneming is echter volstrekt zonder waardc en onge-grond, want hot is een onbetwistbare waarhcid, dat er gevallen kunnen worden aangeivczen, waar de ecrste koortsbewegingen liij een rund op den eersten September waargenomen werden, terwijl pene besmetting in elk geval niet na den eersten Mei
-ocr page 38-
31
had plaats geronden, en zulke gevalleu behooien gcenzins tot de uitzonderingen.
Hct is te ligter den koortsviijen hoest voor nietshelcekeuend iinu to merken, danr hij zoo zeldzaam gehoord wordt, sn daarbij noch den toestand des diers in het algemeen, nock de cnkelc verrigtingen, bij melkkoeijen niet eens de melkafzondering, ge-stoord wordt.
Ook de eerste koortsbewegingen worden veelal over hot hoofd gezien, ja, hct is zelfs voor den naauwlettendsten opmerker, wannecr dcze ook wezenlijk een arts zij, niet altijd mogelijk, ten alien tijde van den dag do aanwezigheid van de koorts te bespeurcn, wanneer hij niot hct dier, dat hij rnoet onderzoo-ken, reeds vrocger beschouwd heeft of hem de naainvkeurigste mededeelingen daarover gedaan worden. luzonderlteid moet dc vocdering bij do beoordeeling van zulk een' toestand naar bc-booren in aanmerking worden genomon. Selioon ook door nu-toriteiten van nnam 45 tot 50 polssiagen in de minuut bij het rundvee reeds een zachte koorts genoemd wordt, zoo zou men zeer dikwijls bij voedering van den afval van branderijen wel geheelc stallen sterk koortsig moeten verklaren, terwijl cvenwel elk rund daarom desiiieUemin zeer gezond is. Bij het toenemen der ziektc echter is het merkbaar, dat op onder-scheiden tijdeu van den dag, en voornamelijk des avonds, buiveringen ontstaan , waarbij de hären längs de raggegraat zieh overeind rigten, de melkafscheiding vermindert, de pis meest beider wordt cn zieh in kleine hoeveelhcden ontlast; de uit-scheiding van mest gesebiedt trager cn deze is droogcr dan vroeger. Het hoesten wordt nu menigvuldiger gehoord, klinkt niet meer helder, maar kuchend, en de dieren strekken, reads voor de lucht op deze wijze uitgestooten wordt, den kop en de hals regt voor zieh uit; eveneens als de hoest toeneemt wordt ook de ademhaling versncld en met inspanning der buikspieren en wijder openzetten der neusgaten uitgevoerd j ook bij het drin-ken moeten ze dikwijls vrij erg hoesten.
Zelfs thans nog is het, wanneer deze ziektegevallen de eerstc in den omtrck zijn, zeer gewaagd, om deze verschijnselen voor stellig als konteekenen van aanwezigheid der lougziekte tc verklären, want uitgezonderd de eigendommelijkbeiJ van den
-ocr page 39-
hoest viiidt men al die vcrschijnselen ook bij andere ziekteu , en /.ell's dan, wanneer door liet Inistcren met het oor tegeu de een of andere zijdo der borst een veranderd geluid door het iiistroomeu van lacht in de longcellen opgemerkt woi-dt, die bij gezonde runderen anders veelal zachter bespeurd wordt, zoo bewijst dat alleen eene ziekte der long, maar nog geen-zins de aamveziglieid der onderwerpelijke longziektej zelfs het vorschijnsel, dat ondcrscheiden nmderen gelijktijdig dezeli'de genoemde ziekte-kentcekeiien doeu bespeoren, geeit wel reden tot venlenking, maar daarom nog in geenendeele zekerheid omtreut hot gevaarlijk karaktcr der ziektc.
Ofschoon niet dikwijls, zoo geschiedt het toch echter wel, dat eueren, van welke men met zekerheid aannemen kan, dat zc zieh in dit tijdperk der longziekte bevinden, onder gunstig medewerkeude invloeden zonder de hulp der kirnst evenwel genezeu ; geschiedt dat echter niet, dan stijgen al de opgegeven ziekteverschijnselen dermate, dat zieh de kenmerkeu eener he-vige longontsteking doen zien.
Tervvijl de adem zoozeer versnelt, dat zestig ademtogten in de minuut te teilen zijn, die met zoo hevige en stootswijze be-wegingen der buikspieren uitgevoerd worden, dat de patient daardoor steeds voor- en aclitenvaarts geschoven wordt, bereikt de snelheid van den pels eene boogte van SO tot 100 kleine harde slagen in dc minuut, Ue dieren staan met ecu' uitge-strekten hals, naar boven omgebogen ruggegraat, met naar buiten van de borst al'gebogen ellebogen, trachtende elke bulging van den romp, of het lijf, naar eene der zijden te vermijden; door een aan de zijden der borst toegebragte drukking geven de dieren piju te kennen; en even duidclijk kan worden opge­merkt , dat zij den steeds pijnlijker wordenden hoest trachten te onderdrukken. De natuurlijke afzondoringen en uitscheidin-gen zijn belemmerd, de raest is geheel droog, en de melk, zoo die niet geheel verdwenen is, wordt toch slechts weinig en van waterige hoedanigheid afgemolken.
Naar het bijzonder gcstel des diers is zoowel de hevigheid der verscliijnsclen als ook haar duur verschillend; bij jouge, goed doorvoede dieren, n. 1. bij stieren eu gemest werdend jong-vee komen ze heviger te voorschijn en houden zes tot acht
-ocr page 40-
38
dagen aaa , lerwijl ze bij schmal gevocderd, gering veo raquo;achter üich doet kennen, en reeds op den vierden tot den vijfden dag de verschijnseleu van znraktekoortsen en rotkoortsen openbaart.
De eetlust, die met het opkomen der hevige koorts had op-gehouden, keert wcer terug, maar zonder dat de dieren her-kaauwen; ook de aderahaling wordt vaak minder snel , maar cvenwel steeds moeijelijker, teruijl de neusgateu bestendig wijd geopend zijn. De pols wordt week en dikwijls zoo snel, dat hij niet meer te teilen is ; de vroeger drooge, glansrijko oogen worden voclilig, met slijm overdekt, waarraede ook uitwendig de mond bemorst is ; de dieren knarseu vaak met de tandeu , terwijl draden vuilklenrig slijm oil den mond vloeijen.
Met het toenemen der ziekte iu dit tijdperk worden de ver­schijnseleu van denzwakkeu, rotligea toestand steeds duidelijker; er volgt doorloop van een' walgelijkeu renk; ook het xweet, in-dien dat aanwezig is, rnikt zeer onaungenaam; onder het hoesten wordt bijna telkens eeuigon meat outlast, en dikwijls wordt ook braken , overgeven , waargenomen.
Wanueer dragtige koeijen tot nu toe het kalf nog niet afge-zet hebben, dan geschiedt dat gewoonlijk in dit tijdperk; de dieren , die zieh sedert het plotseling toenemen der koorts niet mecr nedergelegd hebben, leggen zieh thans neer, om niet weder op te staan; het afnemeu der krachten wordt steeds meer zigtbaai; de pois verdwijnt j de ooren en uiterste dcelen des ligchaams (extremiteitenj worden koud; de stellende adem wordt rogchelend, en de dieren sterven van den tieudeu tot den vier-en-twintigsten dag na hot ontstaan der gezegde verandering.
Ook daar , waar de koorts nog niet het rottig karakter heeft aangenomen, genezou de dieren nog enkel zonder de hulp der kunst; waar de rottige toestand echter reeds aanwezig is, daar vindt die geneziug geen plaats meer, en het gclukt slechts door de kunst, om nu en dan nog een beest aaa den bijna zekeren dood te outrukkeu.
De opening des cadavers. Er zijn slechts twee ver-schillende verschijnselen der cadaver-opening bij de runderen: die aan de longziekte geleden hebben en daaraau.ge3torveu of voor dien tijd afgeinaakt geworden zijn , die echter geenzins in het wezen der ziekte, maar alleeh in den graad der plaatselijke vorderin-IInbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 3
i
-ocr page 41-
34
sect;
gen, die zij gemaakt heeft, hareu frond hebben. Een werkelijk gedeeltc der long (de longcellen) is vervimrd of hat is met vervuurd. Hoe groot dat onderscheid echter ook schijnen möge, zoo is het evenwel voor het wezen tier ziekte volstrekt van geene beteekenis, en bewijst de aanwezigheid van gedeeltelijk longvuur niets meer dan een zeer boo gen grand der ziekte. Het eenigst beslissend kenteeken geeft de opening door een eigenaardig verscliijnscl van uitzweeting , die de longziekte met geen andere ziekte gemeon lieeft. Teneinde dit echter voor den leek (onbedrcvene in het vak) begrijpelijk tc maken , is het noodzakelijk , eerst een blik to werpcn op de ninderlong in den gezonden Staat.
Terwijl de long der andere huisdieren een groote spons ge-lijkt, die door de fijnere vertakkingen van de luchtpijp en der bloed-vaten boomachtig doorkruist wordt, uitwendig met een weivlies bekleed is, die haar als eeu onregelmatig gevormde Idaas rond-om insluit, zoo vonnt het weivlies, dat de ru nd erl on gen bekleedt, niet zoo'n enkelvoudige blaas, maar van bare inwendige vlakte strekken zieh bladen van haar eigene zamenstelling in zieh vrij rcgelmatig kniiseude rigting in de substantie der long uit, zoodat deze daardoor in vele kleine, afzonderlijke lobben verdeeld is, die door een tamelijk los weefsel of zamenstelling door de Inchtpijptwijgjes en de raten ondcrling vercenigd zijn. Dientengevolge beeft de runderlong niet het aanzien als een ge-wone spons, maar is druiiVormig uit kleine sponsjes tezamengesteld ; wanneer men dus eene runderlong in willckeurige rigtingen door-snijdt, dan ziet men op de snijvlakte duidelijk deze verdeeling van bare zelfstandigheid in versehillende hoekvormige lobjes , die naar de grooterc of geringere vastheid van het haar vereenigend verbindingsweel'sel zieh ineer of minder over en nevens elkandei versebuiven laten.
Dat weivlies nu , zoowel het omkleedend , alsook het vakken of afdeelingen vonnendc, is alleen de zitplaats of zetel der longziekte, en de vau dat vlies uitgaaude uitzweetingen zijn hare eenige beslissende kenmerken. Deze uitzweetingen doen zieh voor als geel-witaehtige draden of lintjes tasschen de vleesch-roode longlobben, zoodat de snijvlakte daardoor een gemarmerd aanzien verkrijgt (zie piaat IV fig. 2, en verder de verklaring
-ocr page 42-
3 5
der plaat). Doordien echter tengevolge dezer uitzweeting niet slechts eea aanmerkelijke vermeerdering van hoeveelheid, rnaar tevens ook zamenpersing der afzonderlijke longlobjes veroorzaakt wordt, wordt het aangetaste deel der long (want nimmer strekt zieh de ziekelijke verandering tot geheel de long uit) grooter en zwaarder bevonden, zoodat hare zelfstandigheid niet meer op lict water drijft, maar integeudeel tot den bodem zinkt. De ver-grootiug van omvang cn liet gewigt der long wordt nog vermeer-derd doordien de oppervlakte van het zieke gedeeltc daarvan eveneeus met uitgezweete stof overdekt is, die haar vaak, doch niet allijd, met den borstwand zamen doet kleven.
Volgens den tijd, die de ziekte geduurd heeft , hetzij door den dood , tengevolge der ziekte, of het vroeger afmaken, wordt een gedeelte der long, zoo groot als eene vuist, of een geheele vleugel daarvan, somtijds ook nog een gedeelte der andere , op gezegde wijze ontaard bevonden, zoodat het gewigt van zulk een' ontaarden longvleugcl eene zwaarte kau hebbea, die dat van een gezonde drie- tot zeven- cn achtmalen overtreftj daarbij is de long vast, hard, gelijk de lever, op het gevoel; het zieke deel kan door het inblazen van kicht niet in omvang vermeerderd worden , valt door het insnijden echter ook niet ineen , en bij nadere onderzoeking der zaärageperstc longcelien kan men hare vormiug geheel niet meer of slechts zeer onduidelijk waarnemen.
Niet zelden heeft men uitstortingen van water van etlelijke kanneu in de borstholte bespeurd, doch hoe dikwijls dat ook het geval möge zijn, zoo behoort dat evenwel niet tot de wezen-lijke verschijnselen , evenmin als het vervuren van een gedeelte der long of enkele longlobjes, daar het vuur hier geenzins als een uitgang cener ontsteking aangemerkt moet worden, maar eenvoudig als het oudergaan der venvoesting vau een organische zamenstelling, of ligchaam, waaraan het levensvermogen door onttrekking van de noodzakelijke voeding ontnomen werd; men vindt dat vervuren dan ook slechts bij dieren, die tengevolge der longziekte gestorven, of, even vdor dat zou plaats vinden , afgemaakt zijn.
Ook waterblazen , zweien en etterzakken , die men somwijlen in de long mögt vinden, alsmede de algemeene verschijnselen, die de rotkoorts, welke het laatste tijdperk der ziekte verge-
3*
-ocr page 43-
#9632;
zeit, achtevlaat, behooren in geenendeele tot het wezeu der longziektc.
Het wezen der ziekte is langen iijd eon ondcrwerp van strijd geweest, doch kleeft men vrij algemeeu het gevoelen aan , dat uil de verschijnselen bij de opening blijkt op degelijke gron-dea te nisten , dat het is een rheumatische , uitzwcetende out-steking van het borstvlies, ivaarvan de openingsversehijuseleii in de cigendoramelijke zamenstelling van de mnderlong gelegen is, terwijl deze ziekte het vermögen ontwikkelt van zieh door be-smetting op andere runderen over te planten.
Alhoewel de overgroote meerdorheid van ziektegevallen aan besmetüng inoet worden toegesehreven, zoo is het echter door naauwkeurige en geloofwaardige politiele en andere vecartsen bewezen , dat de longziekte zieh ook zelfstandig op stallen heeft ontwikkelt, waar gedurende vele jaren gecn enkel stuk vreerad vee geplaatst werd, noch op een andere wijze daannede in aauraking ziju geweest, en de longziekte in die strekeu volstrekt niet heerschte.
De oorzaken. In de cerste en voornaamste plaats moet hier de besmetting beschuldigd worden. Over de oorzaken der zelfontwikkeliug is men het tot lieden toe nog niet in alle dee-len met elkander eens kunnen worden. Waren het bepaald siechte, bedorvene , schimmelige, rottige vooderstoffen, die de longziekte ontwikkelde , dan nioest het toch wel al lang aan de op verschülende plaatsen en op onderscheidene tijden door we-teuschappelijke mannen opzettelijk in het werk gestelde proeveu gelukt zijn , om bij do dieren , door ze alleen met allerhande schadelijke, bedorvene voedingsmiddelen te voederen, de long­ziekte te doeu geboren worden. Wel heeft men op die wijze ziekelijke aaiidoeningen der long, en ook wel gelijkvormig aan die van het eerste tijdperk der longziekte , kunnen doen ontstaan, maar het is nog niet bekend, dat men bepaald overtuigd is, de eigenlijke longziekte op bedoelde wijze kuustmatig te hebben voortgebragt,
Waren het bepaald de nadeelige invloeden van laagliggeude, moerassige weiden , zoo blijft het een raadsel, dat, gelijk de ver-maarde delatond verhaalt, de longziekte in Neder-Normandie , Bretagne, Vendee enz. nog onbekend is, daar toch de weiden
_^
-ocr page 44-
:',!
van Nonnaiulie eu van Bretagne laag gelegen ca moerassig zyuj (rerder, dal in ons vaderland, waar vele läge, moerassige weilan-den zijn, do lungziekte in vroegercn tijd evenzeer onbekend was, terwijl tocli door de hand der knnstvlijt de waterplassen en moerassen hier te lande wel venniuderd, maar uiet venneer-derd zijn geworden.
Als zeer waarseliijulijk is hot aan te ncmen, dat bij sommige dieren een bijzondere geneigdheid ter ontwikkeling dezer ziekte bestaat, die dan door zameawerking van verschillcnde schadelijke invlocden van lokalen, atraospherischen en dietischea aard te voorschijn gevoepen wordt en de ziekle doen geboren worden , die zieh dan aldra door besmetting aan andere Individuen me-dedeclt. Hoe hot zij , het strikt bchoeden voor nadeelige in-vloeden, vooral liet toezien op zuivere voedingsstoften, en de dieren te beveiligen, om bevrozen, afgestorven gras en andere bevrozene middelen te eten, en voor aanhouden le en zeer ge­strenge konde en het drinken van ijskond water, kunnen, behalve de wering van besmetting, veel ter voorkoming der ziekte bij-dragcn. Wanneer men een of meer stnks nienw vee aangekocht heeft, die aan een schraal diiiet, gehaltloos voeder gewoon wa­ren, en men zijne dieren beter en meer voeder raogt geven, dan gewenne men de nieuwe langzaam , van lieverlede , aan die be-tere voedering. Wel is list ten alien tijde in het belang van den veehoudcr, om zijne dieren zooveel doenlijk in een' gezon-den staat te hoiulen, en voor invloeden, die de gezoadheid van zijn vee kunnen krenken, te beveiligen, maar inzonderhoid is dat ncodzakelijk, wanneer een heersehende ziekte in den omtrek bier en daar hare offers velt; bij zulk een toestand moet men de ver-pligte waakzaamheid verdubbelen en zieh meerder raoeite getroosten.
Ue b eh an deling. Een onfeilbare en algeheele genozing der dieren , die door de longnekte zijn aangetast, behoort wel tot de onmogelijkhcucn; de voortbrengselcn der uitzweeting, bij de opening boschrcven , blijven ook na de genezing, hetzij door de gcnecskracht der natuur allcen of door de hulp der knnst tcwecggebrngt, steeds, althans gedeeltelijk, in de long aanwezig, zoodat de dieren, die do ziekte te boven zijn geko-men , toch altijd meer of minder hoesten , en velen, in spijt der kourigste racsting, loch nict goed willen dijen.
-ocr page 45-
38
Waarschjjnlijk ziju zulke diereu ook nog altijd in staut, oiu de ziekte door besmetting verder te verspreiden, want de on-dcrviiiding heeft helaas te vaak geleerd, dat nieuw aangekocht vee ook dan nog door de ziekte aaugetast werd , wanneer vier maandeii, nadat zij naar alien schiju gelieel en al verdwenen was, zieh bij ander vee, dat de ziekte doorgestaan had, openbaarde.
Daarom kan niet genoeg aanbevolen worden, om de uiterste voorzigtigheid in acht te nemen omtrent vee , dat eenmaal door de ziekte aaugetast is geweest, en den aankoop van dieren uit streken , waar die kort te voren geheerscht heeft. De maatrege-len der politic tar voorkoraing van verspreiding der besmetting zijn derhalve, in zooverre die (zonder lastige overdrijving) ge-strengelijk gehandhaafd worden, zecr prijselijk.
De middelen, die ter bereiking eener betrekkelijke herstelling aangewend moeten worden, dienen een gestrenge ontstekingwe-rende werking uit te oefenen, daar algemeen erkend wordt, dat de ziekte aanvaukelijk hct karakter van ontsteking heeft.
Zoodra derhalve onder de rundereu de bedenkelijke hoest wordt vernomen, moet men een kraehtige aderlating bewerk­stelligen en aan beide zijden van de borst twee etterdragten plaatsen, die men met spaanschevliegen-zall' bestrijken moet. Ook is het zeer doelmatig , den patient al'^onderlijk buiteu den koestal te plaatsen. Wordt onder hct andere rundvee de gezegdc eigeuaardige hoest hier en daar vernomen , of is er reeds een rund aan de longzickte kort te voren gestorven, dan onderwerpe men al de dieren op den stal aan dezelfde behandeling en geef alle dagelijks een paar malen glaaberzout; vohvassene dieren ougeveer aeht lood per dag. Ook is het voordeelig, om al de dieren om den anderen dag twee drachma braakwijnstccn, met meel en water tot een likbrok gekneed, te geven. Waar de ademhaling bemoeijelijkt, versneld, de hoest menigvnldiger is, koortsachtigc huivering opgemcrkt wordt en dus een hoogeren graad der ziekte verkondigt, daar worde meer bloed afgetapt, en zoo de genoemde verschijnselen uiet afnemen, dan tappe men drie dagen later op nieuw bloed af. Zulke dieren geve men dan dagelijks driemaleu cone drachma braakwijnsteen en vijf iood glauberzout en laat ze de huid ter dege met stroo wrijven.
Blijft zulk cene behandeling zonder gunstige werking op den
-ocr page 46-
39
loop der ziekte, nrordt de overgang in het rottig karaktei be-speurd , liggen de dieren meestal, of ziju ze reeds van den aan-vaug af zoodanig , dau make men ze aanstonds af en begrave ze onmiddelijk.
Mögt duidelijke beterscliap volgen , dan moet men de etter-diagteu toch altijd vier tot zes waken in working en behoorlijk zuiver houden.
De voedering geschiedo met gras, hooi, peneu, enz,, met zorgvuldige vermijding van zulke Stoffen, die de natuur niet tot voeding van het rundvee heet't aangewezen ; derhalve geen afval van fabriekeu.
Ecn ander, meer zeker en in verreweg de meestc gevalien gunstig werkend middel, waarvan de uitkomsten zeer verrassend zijn , is het homicopatisch gebruik van den phosphorus, zoowel als gene es-, alsook tot vo orb eho edin gs-midd el. De moeite en kosten zijn uiterst gering, en beloonen de vlijt, daartoe aangewend.
Men neme tendieneinde de tinktuur van phosphorus der tweede potentio (magt, sterkte), volgens hoinooopatische berei-ding, en geef de iijdende dieren daarvan eunmaal per dag tieu droppen, in een kleine likbrok of op een andere wijze in. Ook reeds de sterk door koorts aangetaste patienteu oudervinden daarvan meestal nog een gewenschte working, die zieh reeds met den derden dag pleegt te openbaren; dan echter moeteu do giften van den phosphorus allengs vermindord worden, zoo-dat men dan om den anderen dag, later alle drie dagen cn steeds zeldzamer het middol toedient, terwijl op deze wijze in aeht woken tijds de ziekte als ovenvonuea aangemerkt kan wor­den. Ook kan men zonder gevaar aoht of negen maanden later nieuw aangokocht vee bij dezulken op stal plaatsen.
Er blijft bij hierdoor geuezene dieren nog geruimen tijd een hoest achter , die echter met den tijd steods meer afneemt, ter­wijl ook hot geruisch der ademhaling door het instroomen van lucht in de longen zieh van lieverlede op de natuurlijke wijze begint te herstellen.
Menigvuldig zijn de voorbeeldcn van genezing , hierdoor be­werkt. Ook wordt die tinktuur — schoon in kleinere giften — als voorbehoedmiddcl aangewend cn gercemd.
-ocr page 47-
#9632;
4,0
Het voorzigtigste cu raeest raadzame zou ziju , om cen zoo-dardg genezeti rmid allecn geplaatst te houden en te mesten, tiooh dat is niet altijd mogelijk.
Wat dc iu(;nting betreft, zoo laquo;int de overtuiging van het nut ter vooi-behoeding, dat zij bcwerkt, meer en meer veld, en zijn er feiten aan te toonen, die daarvoor sterk pleiten.
Dikuijis is de vraag geopperd , of het eteu van vleesch van aan de longziekte geleden b.ebbende, geslagte dieren schadclijk voor de gezondheid moet geacht worden te zijn.
Algemcen is men van gevoelen, en ook ik ben die meening foegedaau, dat, wannecr runderen geslagt worden in een tijd-perk der zicktc , als er nog geen koortsig lijdcn wordt bespeurd , en de dieren slechts den bedenkclijken hoest doen hooren , maar ovcrigens geono teckencn van eigeulijk ziekzijn doou verncmcn , hun vleesch zondor vrees kau genuttigd wurden.
Ziektcn der Spifsvcrtcringswcrktuigcn. Van lieraquo; Hrampkolick , Darmivcc , Darmjieht.
Ofechoon dezc ziektc l)ij het rundvee in haar wezcn gelijk is aan die, welke bij de paardcn bcstaat, zoo komt zij echter bij eerstgenoemde dieren veel zeldzamei voor, en is wegens de niindere prikkelbaarheid des runds ook niet zoo hevig van verschijiiselen.
Kc nteeke n e n. Het dier eet niet; zict met pijnlijke en ang­stige blikken naar dezijde; de pels wordt versncld en zaaingctrokken; dc bewegiugen van het lijdende dier zijn ängstig en als doelloos; hot stampt met de voorvoctcn eu slaat met do achterste legen den Imik aan, eu slingert vaak met den staart; dikwijls maakt het een knikkendc beweging in den lendenstreek , zouder echter ncer te vidlen; dc uitseheiding van mest en pis vermindert. Later wordt de onderbuik wat opgezet, dat te grootcr is, naarmate de rerstopping van nicer belang is; dcze verschijnselen duren echter zelden lang, en de ziekte gaat meestal in cen etmaal, dikwijls vanzelf, in genezing over. Slechts in weinigc gevallen, wanneer de aanleidende oorzaak bijzonder hevig is geweest, kan de kramp ten deele darmontsteking tengevolge hebben , of een ander doodclijk gcvolg kan onstaan.
-__:__
-ocr page 48-
-5 'Si
41
De ziekte bestaat aanvankelijk in eenc meer of minder hevigc prikkeling en krampachtige zamentrekking der darmvliezen , en wordt in de meeste gevailen door koudevatting teweeggo-bragt, als: zeer koud of nat, gunr weGr op de weide, door ijskoud drinken op warme stallen; ook het blootgesteld zijn aan zekere koele winden des voorjaars en in den lierfst brengen deze ziekte wel te voorsehijn, alsmede het begeerig vreten van bevrozene kruiden en van andere onzuivere, muffige, bedor-vene voedingstoffen, enz.
Over het algemeen is deze ziekte spoedig te ovenvinnen cn vereischt slechts een eenvoudige
B eh an deling. Men wrijve dikwijls en sterk geheel den buik en de ruggegraat ter deeg met stroo en geef een aftreksel van ka-mil, 1). v. een paar grootc handenvol op ruim 2 kan kokend water, en doc twee lood tiuktuur van duivelsdrek daarin, aanvankelijk alle nur, en wrijf den buik mot terpentijnolie ; zet het dier hoog in stroo en leg het een deken over en klistcer het van tijd tot tijd met laauwwarm zeepwafer. Eene aderlating wordt alleen bij zeer vleesrh- en bloedrijke eueren en een' zecr snellen pols vereischt.
Koliek met doorloop (doorgang) gepaard , heett meestal zijn ontstaan aan dietische nadeelen te wijten; in dat geval gevc men aftreksels van bilzeukruid, als bij de paarden opgegeven is.
Zoodra de dieren weer eetlust doen blijken geve men de gewone hocveelheid. [s het koliek ontstaan door bovengenoemde nadeelige voedingstoffen , dan willen er ligt naziekten achterblij-ven, als: dikwijls torugkeerende opgeblazenhcid (wind, blas) cn langdnrige onregclmatigbcid van de spijsvertering.
Van de Maag-ontstcking.
Wanneei lt;leze ziekte in de beide eerste maag-afdcelingen zc-telt, dan is zij uiet van dat gewigt, dan wanneei nat in de beide laatste plaats vindt.
Vele schrijvers zijn in hunne beschrijvingen over deze ziekte zeer verschillend aan opgave , somtijds zelfs tegenstrijdig, doch vindt men steeds de volgende
-ocr page 49-
42
Kenteekeueu: Piju en belemmerde of geheel opgeliou-deu hebbende werkzaamheid van het door de ontstekina: aan^e-taste orgaan ; de eetlust en het herkaauwen verdwijnen. Voorts ontwaart men ook verschijnseleu, die aan de maagontsteking uiet eigendommelijk zijn ; aanmerkelijke koortsbcwegingea , wier karakter afhankelijk is van den kracbtstoestand des diers en der hevigheid der aanleidende oorzaak; gewoonlijk doet zij zieh ken­nen als een geprikkeld zenuwlijden. Meestal is de ademha-ling bemoeijelijkt, zoodat men deze ziekte niet zelden met de long-ontsteking verwart. Als de voornaamste kenteekenen der maagontsteking bespeurt men pijnlijkheid van geheel den buik ; de dieren laten zieh ongaarne ergens aanraken. Do randen der zeer spoedig week en slapper wordende tong ziju rood. Somtijds zijn deze verschijnselen ter naauwernood bespeurbaar en bij an­dere gelegenheden integendeel buitengewoon hevig.
Ilet is meermalen geschiedt, dat men naalden in ettergezwel-len aan de den buik bedekkende huid heeft gevonden, die uiet anders daarin gekomen kunnen zijn, dau nadat het dier die met het voeder heeft doorgeslokt, deze den raaagwand en de be-kleeding des buiks is doorgedrongen. De ontsteking, die het ettergezwel tengevolge had, is zoo onberaerkbaar in hare ver­schijnselen geweest, dat die bij het leven des diers geheel niet ter kennis is gekomen.
Wanneer echter tevens eene kwetsuur van een ander orgaan mede plaats vond, die een snellere oplossing aaubrengt, dan tredcu echter de ontstekingen daarvan , welke een grooter gedeclte van het slijmvlies, en n.l. die der beide laatste maagafdeelingen, betreffen, met veel grootere hevigheid op. De dieren toonen door hun strakken, angstigen buk groote pijn aan; wanneer ze zijn gaan liggen, dan gaan zij spocdig weer opstaau ; zij ste-nen en doen vaak pogingen tot breken ; de wärmte des ligchaams is ongelijk verdeeld en afwisselend j wanneer eerst koortskoude werd bespeurd , dan gaat die over in hitte , die aan 't geheele ligchaam waar te nemen is, welke echter bij het toenemen delquot; ziekte zieh naar binnen concentreert en de ooren en verdere extremiteiten (uiterste deelen) koud laat. Nu wordt de eerst ver-snelde, maar nog tamelijk geregelde pols onregelmatig, nu eu dan uitblijvend, zwakker, en zijue vcrdwijning, waarbij tevens
-ocr page 50-
43
de slijmvliezeu ioodkleurig eu de tong slap wordt, gcei't te keu-neu, dat de ontsteking hären overgang neemt in het vuur, waarna de dood volgt.
Wanneer in het begin der ziekte nog niest afging , dan is die zwartachtig, en bij het vallen op den grond in brokken vallende; later houdt de mestafgang geheel op en ook de pis gaat slechts spaarzaam af.
Zoodra de pels weer ruimer, vrijer wordt en de oogen de angstige , strakke uitdrukking verliezen, dan kan men door met het oor aan den linkerborstwand te luisteren, of het eigen-aardig geluid der beweging van de cerste maag vernemen ijf men kan die met de hand voelen; alle teekenen van beginnende beterschap. De patient driukt veel en lang , dat te voren niet zoo lang plaats vond. De mest wordt dan weer vaker eu voch-tiger ontlast, en vier of vijf dagen later is de eetlust weer even gretig als vroeger. In andere gevallen echter is de genezing niet volkomeu , maar de oorspronkelijke kwetsuur of een ondoel-matige behandeling zijn oorzaak , dat de ontsteking overgaat tot een slepend karakter of in uitzweeting of ettering.
De oorzaken der maagontsteking zijn of uitwendige invloe-den, die eene geneigdheid tot deze ziekte behoeven, om tot die werking te geraken, als : koudevattingen of mechanische inwerkin-gen, als stooten, slagen, zware kneuzing, die de maag uitwendig treffen', of kwetsingeu, die haar door het doorslokken van scherpe voorwerpen: naalden, spijkers, doornen werd toegebragt; ook het lang volhoudeu van gekookt voeder , dat te heet gegeven wordt, en eindelijk : werkelijke vergiftiging. Dit laatste kan op velerlei wijze geschieden, daar het rund meer dan het paard geneigd is, om alles, wat een' vreemden renk bezit of door menschen aange-bragt is, te belekken en door te zweigen, zoodat eene onvoor-zigtigheid en zelfs wel een boosaardig opzet eens wraakgierigen persoons de aanleiding van maagontsteking door vergift kan zijn. Het is in zoodanige gevallen van belang voor de geneeskundige behandeling, dat men de soort van het gift kan opsporen, in-zonderheid, of het van plantaardigeu, dierlijken of delfstoffelijken aard is.
De beoordeeling. Deze ziekte is in vele gevallen moeije-lijk te geuezen; zijn de verschijuselen zeer hevig eu verdwyuen
-ocr page 51-
44
ze niet na een grootc aderlating en cle oiulerstaaude middelen in een etmaal tijds , of slechts tot ecu zekere hoogte, die men dan te vergeefs poogt te bestrijden, en blijft het herkaauwen on-geregeld en blijven de lijders nog steeds pijnlijk , zoodat de ont-steking een slepend karakter aanneemt, dan is het geraden , om het dier te slagten. Eveneens ongunstig staat liet, waiuieer dc paliönt stompzinnigheid doet blijken , met uitpuilonde oogen voor zieh hecu staart, tong, ooren eu uiterste deelen koud zijn, verlainmingen intreden, het dier dikwijls breekl, inzonderheid met bleed vermengd (breken zonder bloed is nog juist geen bepaald ongunstig teeken); het vevdwijuen van den pols kondigt den naderenden dood aan.
De behan deling. Bij eeu bijzondere soort van vergiftiging uitgezonderd moet de behandeliug sterk ontstekingswerend zijn; men beginne met een naar quot;tgestel des diers geevenredigde sterke aderlatingj dan geve men inwendig slijmige afkooksels van lijnzaad, met zuivere, versehe lijnolie , en oplossingen van glan-ber- of cngelsch zout, benevens aftreksels of extract van bilzen-kruid, maar geen Salpeter of opium. Is dc pijn zeer groot, dan is het goed, om uitwendig op de pijnlijke plaats laanwwarme aftreksels van bilzenkruid aan te wenden.
Gelukt het op deze wijze, om een' dünnen afgang te bewer-ken , dan kan men op spocdige herstelling hopen. Vindt deze doorloop plaats, clan geve men het dier slobberingcn van zeme-len of meeldrinkcn. Bij werkelijk breken of pogingen daartoe geve men geen kond, maar melkwarm drinken. Zijn dc pogin­gen tot breken mcnigvuldig, zonder dat werkelijk breken volgt, dan geve men dikwijls, aanvankelijk om 'thalf nur, laauwwarme aftreksels van bilzenkruid in.
Heeft de ontsteking een slepend karakter aangenomen , dau geve men althans met twee weken de behandcling op en slaste men het dier, daar de kunst dan niets meer kan baten.
Is men zeker , dat een plantaardig vergift de zickte deed ont-staan, dan geve men afkooksels van lijnzaad of van andere slijmige Stoffen, in afwisseling met eene vemdiging van azijn met pot-asch en water; is er sterke doorloop aanwezig, dan geve men echter slijmige afkooksels met liju-, beuk- of boornolie en bil­zenkruid aftrcksel. DelfstoH'eüjkc vergiften, als: rattcnkinid ,
-ocr page 52-
45
sublimaat, wit of rood praecipitaal enz. worden anders behan-deld, en vvel door omwikkelende en bindende middelen, b. v.: eiwit, zeepwater , zwavellever, kalkwater, enz. Tegen ratten-kruid wordt sinds verscheiden jaren het ijzeroxijde-hijdraat met vruclit aangewend.
Hot likken van selicrpe zalven van zichzelve of van andere dicren bepaalt zieh wel mecstal tot de mondholte, den tong, enz., maar bij gvootere hoeveelheid ingezwolgcn zijnde, kan dat ook eene maagontsteking veroorzaken, welker aanleiding dan in den mond kan gezien worden.
Togen spuansohevliegen-zalf gebruikt men of alleen olie of wat kanil'er, daarin opgelost, en van tijd tot tijd in te geven j tegen bijtende potasch en soortgelijke stoffea geve men slijraige afkooksels met azijn en olie.
Van de Uannontsteklng.
Deze ziekte komt bij het rund niet veei alleen, maar meestal met de maagontsteking vercenigd, voor. In dat geval zijn de veel heviger verschiJTiselen der darmontsteking zuö sterk , dat ze die der maag geheel op den aehtergrond dringen , waardoor die dan veelal voorbijgezien worden. Deze hevigheid der verschijn-selen en den korteren duui (zelden langer dan drie dagen, zonder een' overgang gemaakt (e hebben in een anderen toestand) zijn de voornaamste kenteckenen van onderscheid.
Bij de maagontsteking is gaandeweg toeneming van koorts en der buikpijn te bespeuren; bij de darmontsteking is dat geheel anders; het toeueinen van alle ziekteverschijnselen in hevigheid is zoo ontstuimig, dat tusschen den morgen en den avond in het aanzieu der ziekte geene gclijkheid meer te vinden is. De ziekte ontstaat met aanraerkelijke koorts, verlies van eetlust en het ophouden van 'therkaanwen. Met uitzondering van een zeer uitgemergeld dier is het karakter der ziekte van een niterst ontstoken aard en behoudt dat tot hare beslissing toe. Het dier is zeer onrustig en vennijdt elke buiging van den romp en tracht elke aanraking van den bnik te ontwijken. De afgang
-ocr page 53-
48
blijft geheel achterwege of wordt slechts in kleine, drooge, zwartachtige en brokkelige hoeveelheid ontlast; in enkele geval-len, met groote inspanning, worden ook aanmeikelijke brokken slijm uitgescheiden. Is de pijn en angst zeer groot, dan drinkt het dier niat j neemt echter de ziekte een slependen gang aan , dan vermeerdert de dorst en begeerte naar drinken. Zonder geneeskundige behandeling volgt de dood meestal met den twee-den dag; de hnlp der kunst heeft helaas vaak geen auder gevolg, dan dat de dood daardoor tot den vijfden dag versclioven wordt.
De oorzaken ziju ; koudevatting, vergiftiging, verhinderde onderlinge gemeenschap der darmen , waartoe verschillende oorza­ken aanleiding kunuen geven en die bij de opening blijken ; zulke gevallen hebben meest altijd het vuur en den dood ten gevolge.
De behandeling is, golijk reeds gezegd is, in de meeste gevallen vruchtelooze mocite; wil men echter iets beproeven, dan zij in elk geval een zeer ruime aderlating het begin, en men geve inwendig afkooksel van lijnzaad met olie en groote giften van glauber- of van engelsch zoufc, in opgelosten toestand. Ofschoon aftreksels van bilzenkruid wel de pijn lenigen, zoo baat het toch uiets ter genezing.
Wanneer ongeveer vijf uren na de aderlating de hevigheid der koorts en de pijn niet zigtbaar verminderen, dan moet men nog eenmaal eene bijtia even groote aderlating doen en houde men vlijtig vol met ingeven van olie en slijtnige middelen als to vo-ren. Blijft ook deze lating na een' dergelijken tijdsverloop even als de eerste zonder gunstige uitwerking, dan slagte men het dier zonder dralen, wat ook geraden is, als de darmontste-king dreigt een slepend karakter aan te nemen , daar dan toch , hoewel langzamer, de dood in meest al de gevallen het einde is, en het dier door lang te lijden steeds meer in vleesch en waarde afneemt.
Oc ontsteklug van het BulkvIIes.
Deze ziekte is, inzonderheid voor den minkundigc, al zeer moeijelyk als zoodanig te ontdekken.
-ocr page 54-
47
Keateekene n. Gewoonlijk is het eerste ontstaan der buik-vliesontsteking het stärkste opvallend; zeer duidelijke koortshui-veriug en koude is dc aanvaug; keeren deze terug, dan ziju die zeer flaauw ; sleehts enkele liaren rijzen längs de ruggegraat over-eind; de eetlust wordt icts flaamver en 't lierkaauwen gescliiedt een weinig trager. Geeue teekens, voorwaar! die den leek een doodelijke ziekte doeu kennen 5 ten hoogste houdt hij het dier voor een weinigje nit orde, wat onpasselijk. Spoedig treedt de zwaktetoestand in; hot dier staat aanvankelijk meestal, en als liet gaat liggen, duurt dat niet lang. Door drukking op zekere, niet te bepaleu plaatsen aan den bulk gcei't het dier pijn te kennen en tracht die drukking te ontwijken, welk verschijnsel echter na twee woken wecr verdwijnt, maar de oogen blijven dof en de pels snel. Dan heeft de ziekte reeds haren over-gang gemaakt in plastische uitzweeting of in heete buikwater-/.ucht, en de uitgang is reeds beslist. Yan nu af maakt de ziekte zeer langzaam vorderiugen.
Gednrendc de volgende 20—30 dagen bespeurt men verder geene veramleringen dan een verminderden eetlust, vermeerderde dorst, droog'te der huid en toenemend dieper inzakken der oogen. De dageüjksche , opmerkzame beschouwer kan zien, dat ir.middels de bulk wat dikker en eenigzins van vom veranderd is.
Nadat de ziekte zoo in haar geheel van 5 — 6 weken geduurd heeft worden do verschijnselen weer belangrijker, en de min­kundige denkt meestal eerst thans, dat het dier ziek is. De eetlust wordt nu duidelijk ongeregeld of verdwijnt zelfs wel ge­heel; eene verstopping van ongeveer een etmaal maakt plaats voor een'sterken doorloop, die tot den dood toe blijft bestaan.
De patient ligt veel en toont groote benaamvdheid. Bij het nederleggen en opstaan kan men een geluld van zieh bewegend vocht in den bulk hooren.
Zoo zijn meestal cle verschijnselen dczer ziekte bij het rund-vee, doch ze worden natuurlijk zeer gewijzigd, als andere Or­ganen door uitbreiding mede aangetast worden, of als een be-langrijk orgaan eerst door ontsteking ward aangedaan en dan het buikvlies daarna mede aantast; zoo ziet men de dam-, lever-, maag-, nier-, blaas-ontsteking enz. de verschijnselen^der buikvlies-ontsteking geheel overheersehen. Bij zoodanige, met mcer dade-
-ocr page 55-
lijk gevaar dreigeiule ontstekingen, moet men die wel het eerst trachten te overwinneu, doch daarna vooral goed toezien, dat ook de buikvliesontsteking, zoo die medc aanwezig is, spoedig hersteld worde, teneinde buikwaterzucht voor tc komen.
De oorzaken der onderwerpelijke ziekte ziju zeer waarschiju-iijk in de meeste gevallen koudevattiugen en belemmerde huid-uitwaseraing. In zeer zeldzame gevallen zouden mogelijk slagen, stooten, schoppen, enz. aan den bulk de schuld kunneu dra-gea , doch zeer dikwijls vinden zidke dingen plaats , zonder ge-noemde ontsteking te weeg te brengen.
Het buikvlies is inzondorheid na moeijelijke verlossingen voor ontsteking geneigd , zoodat de geringste koudevatting haar dan te voorscbijn kau roepen; men moet haar dan echter in geenen-deele met de kalverziekte verwarren; haar verloop is met die der genoemde zenuwkoorts-ziekte volstrekt verschillend; deze on-gelukkige verwarring is de oorzaak van velc verkcerde bcschrij-vingeu eu geneeswijzen der kalverziekte.
De behandeling is daarom vaak niet gelukkig, dewijl ge-woonlijk de ziekte eerst bespeurd of gekend wordt, als reeds buikwaterzucht bestaat.
Wanneer de bovenbeschreven vcrschijnselen zieh voordoen, zonder dat men andere kan opsporen, die eeu ander plaatselijk lijden aantoonen, meet men naar het karakter der koorts ont-stekingswerend handelen. De geheele oppervlakte van den buik moet men 3—i malen daags inwrijveu met terpentijnolie, en men wikkele geheel den romp in wollen dekens, die droog gehoudeu moeten worden.
Inwendig geve men bij eeu' kleinen, harden en een vollen pols de volgende likkiug, en doe een naar de bloedrijkheid des diers geevenredigde ruirne aderlating uit de buik- of melkader.
Neem: Braakwijnsteen 1 lood.
Glauberzout y2 nederl. pond. Gentiaanwortcl 8 lood.
Alles in poeder en met foenum graecum of roggenmeel, vier lood, en wat water tot een deeg gekneed, en geve die hoeveelheid met regelmatige tusschenpoozing in eeu etmaal tijds in.
Anderen gebruiken reeds dadelijk in plaats van glauberzout borax, of gekookte tcrpentiju, dat tamelijk onverschillig is.
-ocr page 56-
49
Wanueer daarna de jjoIs weekei wordt cu in snclheid af-neeint, dan kan men in de naaste 24 nur do helft van hefc voor-sclirift ingeven en dan 2 of 3 dagen ophonden, maar niot met het inwrijven van den bulk met terpentijnolic vertragen.
Voigt de geneziug niet volkomen, bespeart men den beschre-ven verdachten stilstand, wordt de pols wel weeker , maar be-houdt hij nog aanhoudcnd cen ongewoue sncilmd, behouden de oogen de lijdende nitdrukking, blijl't de eetlust traag, do huid droog en wordt het haar glansloos, en wil men de behandeling tlan nog voortzetton , zoo geve men driemalen daasrs do vol-gende drank in, met zeer kleine teugen:
Xecm : Braakwijnsteen erne drachma, Borax een lood.
Aftreksel (thee) van Peterseliezaad '/, kan. of Neem : .Braakwijnsteen 66ae drachma , Terpentijnolie ecu lood , gemengd in ruim \2 kan water, dat met vvat meel lobberig gemaakt is.
By groote zwakte kan men bij elken drank nog twee lood kam-ferspiritns, in wat plantenslijm afgewreven, voegen.
Is het net — waarscliijnlijk de hoofdzetel dezcr ziekte — niet al to stork aangedaan, dan volgt gemeenlijk nog genezing.
Hot altappen des waters verlraagt den dood , maar voorkomt hem niet.
Beze behandeling is natunrlijk passende voor zelfsiandige bnik-vlies-ontsteking, en die ua moeijelijke verlossingen ontstaan is. Gaat zij echter met andere ontstekiugen vergczehl, als b.v. darm-of maag-ontsteking, dan handele men orereenkomstig do natuur dier ziekten , en bedenke , dat dan braakwijnsteen in zulke ge-vallen do ziekte zecr verergeren eil de dood spoediger veroorzaken zou.
Sic Licvcr-ontsteking.
Bikwijls wordt dezc ziekte eerst dan opgemerkt, wauneer het eerste tijdperk reeds voorbij is of andere versohijnselen danr bij-11nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 4
i
-ocr page 57-
.)0
körnen, die tuet toi het eigendonamelijke van de lever-ontsteking
gerekend knnuen worden en daardoor ecu ander aanzien aan de ziekte geven; hieronder behoort D.I. de hoest, waardoor zeer liprt venvarnng met een andere ziekte ontstaau kan.
Kenteekencn. De zelMandige leverontstekingj d.i. die, welke niet tengevolge van slepende ontaardiugen geboren wordt, onstaat bijna in elk geval met een ontstekingachtige koorts en duidelijke koude huiveringen ; slechts dan, wanneer een lang-durige zwoele temperatuur heeft geheersebt en de dieren ge-noodzaakt waren vecl onzuiver , zelfs wel met rottende plant-aardige of dierlijke ligehamen vorontreinigd water te drinken, is liet karakter dezer ziekte van den beginne af van een rottigen aard. Met het opkomen der koorts, hoewel die ook van ont-stoken aard zij, is het dier zeer neerslagtig ; het eet niet, en zoo het nog herkaaiuvl, dan geschiedt dat bij telkens afgebroken wordende tussebenpoczen. iieeds in den loop van het eerste etniaal wordt de buid , onder de witte baren tc zien, geel ge-kleurd, alsmede het bindvlies der oogen (het wit); de tong is drooger dan gewoonlijk, en zoo ze niet zwartachtig is, dan is zij geel beslagen. De gelc klour is een afdoend kenteeken , doch vereischt aan de oogen grootere opmerkzaamheid dan bij de paarden. Bij liet loenemon der ziekte is een vcrsnelde adem-lialiug en nu en dan ook hoesten te bespeuren ; de slagen van het hart, die bij het ontsloken karakter der koorts niet voel-baar waren , worden nu uit de diepte steeds duidclijker bespeur-baar; de dieren doen begeerte uaar drinken blijken , en zien, in weenvil van zigtbare mntheid, nog al vlug nit de oogen. Onge-twijield kan door de versneide ademhaling en den hoest, wan­neer n.l. de koorts nog steeds het ontstekingskarakter behoudt, ligt eene verwarring met do long-ontstekiiig plaats vinden; hoe geinakkelijk bij een niet gestreng onderzoek deze vergissing ook geschieden kau , zoo is men echter vrij wel in Staat, ora die dwaüng te ontwijken, wanneer inen nl. de gezamenlijke keuteekenen der longontsteking trachte op te merken , maar die niet vindt. De aan leverontsteking lijdende dieren pogen niet bij het inademen de neusgaten zooveel als mogelijk is open te zetten, zij plaatsen de voorbeenen niet ver uit elkander en doen geene moeite , om den dort'ea hoest te onderdrukken , zij
-ocr page 58-
SJ
liggeii veel, n.l., wanueer de stal, zooals meestal het geval is, achter wat lager is dan voor , en wie daarin geoefend is, zal, naar het geraisch der ademhaling aan den borstwand luisterende, kiuinen ontwaren , dat daarin ^eeue stoornis heslaat.
Wauneer dan door een op den leverstreek (aati de regterzijde achter de rlbben naar voren drukkende) het dier pijn doet blijkcu en tracht die drukking te ontwijken , dan kan men op eeue leverontstckinraquo;- rekenen.
J)eze ontstekingen zija op verrena niet zoo zeldzaam, ala sommigen van ooi-deel zijn. Slagers verzekeren , dat een sc-zonde lever hij een oude koc zeer zeldeu aangetroffen wordt.
Opzwelling en vermeerderde wärmte in den leverstreek, waarvan somraige artsen gewag maken , zal men wel meest nltijd te vergeefs zocken; ik lieb het nog nimmer kunnen ont­waren.
Dc mest is aanvankelijk drooger dan gewoonlijk, later wordt hij nicer pappig en ligt gekleard , de pis wordt iroebel en geel-achtig, wanneer hij dat in den gezouden toestand nl. ook niet reeds was; bij melkkoeijen wordt de melk geel- en bitteraohtig. De ilicren worden steeds Insteloozer, liggen meer en stenen dan vnak van ])ijii , de ])üls wordt weeker en veelal onregelmatig, er volgen bevinget'i van enkele plaatsen , de gele klcnr neemt overal toe . en de ziekte eindigt meestal , indien ze zulk een' hoogeu grand bereikt heeft, nadat walgelijk raikende buikloop eenigen tijcl vooraf is gegaan, van tien tot, veertien dagen met den dood, lenzij met liet begin der bevingen het dier werd geslagt.
Door een zeer tijdige, doelmatige behandeling is de uitgaug niet zoo ongunstig ; volgt de verdeehng der ontsteking niet vol-ledig , dan gaat ze veelal over of in gedeeltclijke verhnrding der lever iif in den elironischen , slcpcnden ontstekingstoestand.
Daze laatsle geeft zieh te kennen door dikwijls afwisselenden eetlust en ongeregelde spijsvertcring ; het herkaauwen wordt traag uitgevoerd en vaak afgebroken. Het dier is in alles trager en doet eene ziekelijkhcid blijken. Al dc bovengonoemde vcrsehijn-selen zijn, schoon in geringere mate, aanwezig, en als de mest droog is, wordt de koorts duidelijker; eindelijk volgt door uit-putting de dood na ettelijkc maanden, onder sterken buikloop.
1
-ocr page 59-
De behandeling, Wanneer ei^ii slag of laquo;foot op den leversD'eek laquo;lo oorzaak is geweest , dan beginne men met ceu sterko aderlating , en geve dan inwendig hot volgende middcl , t. w. ; calomel cen lood, salpeter vier lood, glauberzout 16 lood en roggenmeel 3 lood, met water lot een deeg gckneed, en daarvan alle twee area een brok als een kippenei groot in te geven. By verstopping zotte men vlijtig klisteringen van zeep-water.
Als het noodig zijn mögt kan deze likking , nadat die ver-bvuikt is, nog cens voor de helft worden gegeven ; is er echter reeds goede ontlasting gevolgd, dan late men de calomel en salpeter weg.
Als na den vijfdcn dag de patient nog neerslaglig is, geen eetlnst, maar veel dorst lieeft en 't hoesten aanhoudt, dan knippe men op de regterzijde achter de rit)l)en op 16 Vierkante dnimen (voet-maat) het haar af, en wrijve die plants in met een scherpe zalf, b. v. poeder van spaaaschevliegen drie drachma, van euphor-bium I1/, drachma, terpentijnolie en reuzel van elk 2 lood, goed gnmnngd , en berhaal na een ctmaal de imvrijving, ofsehoon eck de eerste krachtig gewerkt mögt liebben. Inwendig geve men eene likking, b. v. van amtnoniakzout zes lood, gentiaan S lood, met een ossegal en water tot een deeg gemengd, en in twee dagen met kleine giften toe te dienen; of neeni: calomel twee drachma, in plaats van quot;t ammouiakzout. Voigt dan na twee dagen geen voldocnde beterschap, dan gaat de ziekte over in nitzvveeting, verharding of in de slepende ontsteking.
Wanneer stellig zekere nadeelige invloeden van den damp-kring of van on/.uivere voedingsstoffen en drinkwater de ziekte deden ontstaan , dan doe men geene aderlating , maar wrijve de bovenstaande zaif in, of eene, die bestaat uit 2 drachma braak-wijnsleen en 2 lood reuzel (niet met de bloote hand) , en geve een der laatst opgegeven likkingen in ; is het dier zwak en stompzitmig, dan is het goed bij de likking een lood in plan-tenslijra opgelostc kamfer te voegen.
Er blijft vaak nog een prikkelbare zwakte der lever achter , weshalve het goed is , om na genoemde behandeling nog twee-malen per dag l/2 lood beste aloe met wat engelwortel in een drank in te geven. Ms voeder vonr en boven alles gras on
-ocr page 60-
53
versohillend groeuvueder, anders gesnedeue woitels, lüpeu, koolrapen, cnz. In 't gulieel vcveisclit do behandeling van 3 — )#9632; weken tijds, en de uitkomst is lioogstonzeker , weshalve liel meer geraden is, om tot den slager dan tot den arts in dezen over te gaan, en wel bij tijds , als hot dier nog weinig vleesch heeft verloren.
Me amp;cclzucht.
Wanueer do geelzucht bij hot rundvee van koortsbewegingen vergezeld gaat, dan is zij niets anders dan een slcpende ont-steking der lever , en is in dezen dus alles van toepassing, wat daarover in het vorig artikel gezegd is. Bestaat de geelzucht zonder koortsbewegingen, dan is de aanwezige gele klenr, zoo die aahhoudend is , een bewijs van in de lever aanwezige knoes-ten, verhardingen, wonncn , ophoopingen van etter of gal-steeiien, welke tocstunden tot dusver nog niet door de knnst uit den weg geruimd zijr. kunnen worden. Het vindt echter ook plants, dat bij nieuw-melkkoeijen eensklaps dtndelijk een gele klcur op de witbehaarde plekken der huid, der slijmvliezen en der bitterachtigsmakende melk bespeurd wordt, waarbij do dieren tevens gcbrek aan eetlust, en cene onpasselijkhoid doen blijken, zonder dat daarbij koovts aanwezig is. Deze toe-stand, die gewoonlijk binnen eciiige dagen vanzelf weer ver-dwijnt, volgt veel ua moeijelijice vurlossingen, alsmede na con zekere getnoedsaandoening, n.i. toorn, en is geheel zonder gevaar.
Van dc Lickzucht.
Deze ziekte beboort, wanneer zij niet tijdig genezen wordt, tot de gevoeligste onaangenaamheden des veehouders, vooral daar dan de dieren bet geheele jaar veel minder melk geven. Zij treft inzonderheid jonge dieren, en wel voornamelijk des voorjaars, wanneer bier en daar op weidclanden laatsmelteude sneeuw aanleiding geeft tot verznring van vocderstoffen, en treft dan veelal onderseheiden dieren op deuzeltdcn streck.
Kenteekenen. Met groote begeerte ziet men dc dieren al de voor lien bereikbare voonverpen bdekken, (beslikkon,
-ocr page 61-
54
zu^-t hier de landman), en zoo mogelijk ook doorslokkeu. .fcerst belikken ze ziohzelve eu de uaast heu staande of grazende diereu met ecu buitengewone gretigheid of welbehagen. Aan-vaukelijk Ijliji't de ziekte bij dat verschijnsel, maar uiet lang daarna begint het lijdeude diel' met do tandeu to knarsen , en de ectlust is buiten den vegel op vreemde voorwerpen gerigt; zij belekken muren, schotten, enz. en zweigen liet met pis en must rerontreinigd legerstroo door; in de buitenlucht zweigen ze klei eu leemaarde met begeerigheid door, alsmede asch, liout, turf, steenkool, wat sleclits ouder lum bereik komt.
De duur der eerste kenteekencu is zeer vcrschilleud en wisscit at van 3—i weken tot even zoovele maanden; daarna echter vcrneemt men duidelijk afnemende tierigheid aan hct dier , vcr-magering, afneming van vet; bij uielkkoeijeii wordt de melk minder en slechter van hoedanigheid, zoodat ze ten laatste hoe-genaamd gecu rooin nicer afscheidt.
De eetlust van hct gewone voeder neemt af, uaarmate de begcerte nicer op vreemde stoflen valt; duidelijke koortsbewegiu-gen zijn echter uiet altijd aaawezig , terwijl de pols bij toene-mendc zwaktc kleiner en uecker wordt en ilc slageu van 't hart steeds duidelijkcr te voelen zijn.
Wanneer om dezen tijd de ziektc met, lietzij door toevallige verandering van de voeding of door de hulp der kunst, be-streden wordt, dan gaat die over in het derde tijdperk en leidt dan mecstal tot den dood. De patienteu weigeren ook zelfs het keurigste voeder, en zweigen, zouder uitzondering zcli's, de walgelijkste voorwerpen door, hun eigen afgang uiet baiten gesloten, en verraageren daarbij steeds meer ; ook voegen zieh daarbij dan niet zelden zuclitigc opzweiiingen under den bulk, de borst en aan dc beencn; eindelijk komen er koort-sen bij , die de laatste levenskrachten spoedig geheel rooveu , waarna tie dood volgt, in enkele gevallen zelfs wel ecu jaar na het eerste begin der ziektc , ofschoou dikwijls vroeger.
De oorzaken. Dezc moetcu, om duidelijk te zijn, ge-splitst worden in inwendige eu ultweudiga, of in de naaste en verwijderde oorzaken. De inwendige, naaste aaulcidiiig is eene ontstemming of ziekelijk veranderde werkzaamheid der maag. zenuwen , die de verteringswerking niet op de behoorlijkc krach-
-ocr page 62-
ligo wijze doet plaats hebben, en daardoor cen zurc gisting van het genotene voeder in de maag rnoirelijk maakt. Dc uit-wendige, verwijderde oorzakcu. zijn : het nutdgen van zuur gras, op rnoerassigc gronden wassende biezeu, water, dat langen tijd op mosgewassen lieeft gestaan, slijkerig en niet goed droog in-gebragt liooi, in hetwelk zieh gedurende het iiggen schimmel en andere kleine planten inet verborgene geslaehtsdeelen {kryp-togamia) ontwikkeld hebben , alsmedc plotselinge veranderiugen van voedevslolieii, waarvoor echter, ook in elk gevai, ieder veehonder zieh zeer in acht moei nenieu.
De be hand el in g. De volgende middelen zijn daartoe zeer dienstig, t. \\. 11 bij jonge dieren het kalkwater (*), dat man niet zelden in de eerste twee dagen moet ingeven , doch daarna drinkeu ze bet veelal met begeerte ; men zette het dier tweema-len daags daarvan een emmer vol voor, ora te drinken. 3) Zwakke oi)lossini!;en van potasch of van houtaseb. 8) Geraalen wit krijt, tweemaleri daags daarvan eenige loo-den in te geven.
Tevens mag voistrekt niet verzuimd worden , cm ook andere, de maagzenuwen omstemmende middeien te bezigen, nl., mea geve de patienteu dagelijka twee- of driemalen twee lood kalmuswor-tel met rmv spiesglans en keukeuzout, van elk gclijke deelen ; jeneverbessen daarbij doen ook zeer goede diensteu. Ook dan , wauneer de verschijnselen der ziekte geheel zijn verdwenen , moeten deze laatste middeien nog een tijdlang volgehouden wor­den , teneinde bet terugkeeren te verhoeden. Gedurende de hcliandeüng vcrlcene men den patient een warme, drooge ver-blijfplaats, en zorge vooral voor eeukeurige, onberispelijke voe-dering. Moet hij echter op de weide, dan zij die evenecns ken-rig, en geve inen het dier quot;s morgens en 'savonds stroo, met hot genoemde poeiler vermengd.
(*) Het kalkwater wordt op de folgende wijze bereidt: men ueme versoh gebrande (levende) kalk , eeu nederl. puuif, iloe liet in eea vat cu giet voor cu na daarop rtertig kau koml regen- of zuiver looiieud water ; roer hot ilan van tijd tot lijd om en als liet opbruisclicn geeindigd iä, late men de onop-gelogte kalk bezakken, gtete het daarop staando water af en beware liet aan-stonds in weblnitendc, geliee] gevnlde kmiken.
i.
-ocr page 63-
56
Als eeu zeer goed middel is ook te bescUouweu het wit ral-tenkruid , van 20—30 grein per dag, met wat poeder van kal-mus of een dergelijk middel veniicngd , eu als likbrokken iu te geven, tot genezing gevolgd is. Men houde daarmede ecliter uiet te lang aan, maar is de ziekte geweken , dan geve in plaats daarvan alleen kalmus inet keukenzout eu jeneverbessen.
Als voorbehoedmiddel, wanneer er reeds een bcest door aangetast is, geve men de anderen wat gemalen krijt en kal-mns-wortel ol' keukenzout en jeneverbessen in; ook wathoutasch, in water opgelost. kau daartoe dienen.
Van de snelverloopencle Wind-, Blas-, Trom-ntclzucht, Opgcblazcnlicid . cnz.
Ueze gevaarlijke ziekte was reeds van de vroegste tijcien af en bij al de rundveefokkende Volkeren evenzeer bekend als ge-vreesd en doodt menig dier.
Kenteekeuen. ])ozo ziekte begint daarmede, datdebuik. voornamelijk op de linkerzijde , iusscheu lt;ie laatste ribbeo en de keup,. de zoogenaamde hongerkuil, ook wel miltkuil genoemd, opzweli: het dier houdt plotseling op met eten en herkaauvven ; de adem is benioeijelijkt, de pols eu hartslag gewooulijk uiet versneld. De dieren trippelen angstig heen en weer; dikwijis buigeu ze ook de ruggegraat in de hoogte en strekken den staart regt uit cn doen vruchtelooze pogingen tot. oprispen en mestontlastingj veelal is ook de pis opgestopt. Dcze toestand knn verbazend schielijk toenemen, zoodat uiet alleen geheel de hongerkuil gevuld is, maar zelf's boven de omliggende beenderen zieh verlieft; bij het kloppen oj) de zoo zecr gespanucn huid lioort men een doll'en Iromineltoon . vanuaar de naain trommel-zucht afkomstig is. Bij het toenemen van dien toestand wordt het dier steeds benaauwder cn de ademhaling raeer belemmerd ; de oogeu doen met bloed opgevuide adertwijgen zien j de toug hangt tot den geopenden mond uit. De dieren doen steeds po­gingen, oni den overvlocd van lucht door oprisping door den mond uit de maag te verwijderen , die meeslal vruchtcloos blij-ven; gelukt hnn dat echter, Hau verdwijnt de gevaarvolie toe­stand even spoedig weer als die opgekomen is, Waar dat ech-
-ocr page 64-
5/
ter niet zooclauig , uoch iloor de kunst vurrigt wordt, claar volgl de dood tengevolge van verstikkiug, van eon uur tot een dag na hct ontstaan, en wanueer die toestand vroeger uit den weg werd geruimd , dan ontstaat vaak door de bcleediging, die de long ondergaan lieeft, eene ontsleking van dat orgaan.
De oorzaken der snelverloopendc trommeJzucht ziju bo-venal het gretig eten van de saprijke jonge apruiten van alle klarersoorten zonder onderscheid; verder zulke voederstoflen, die, door lang op een hoop te hebben gelegen , reeds begonnen zijn zieh te verbitten , te broeijen, gisten, of in den herfst aan nacht-vorst blootgesteld zijn geweest.
Praktische mannen van ondervinding beweren , dat , wanneer de nachtvorst reeds oiulerscheideu malen achter elkander de tot voedering bestemde kruiden getroffeu heei't, dan het te vreezen nnrlcel veel geringer is , dan ingeval dat slechts van een- tot drie-malen heeft plaats gevonden.
Verder ontwikkelt zieh do wind al zeer spoedig, wanneer de (Heren na het nuttigen van zoodanige voederkruiden of van groene vvikkeu (peulgewassen) veel water drinken.
De zieh in de maag ontwikkelde gas- of luchtsoorten zijn niet altijd dczelfdc, doch bestaan meestal uit kooislofzunr of kool-waterstofgas, wat in zdover van belang is voor de behande-ling, wanneer men seheikundige middelen wil bezigen.
De b eh an de ling rigt zieh alleenlijk op de spoedige ver-vrijdering van de opgehoopte gas of lucht; daartoe kan men twee wegen volgen.
Is de opgeblazenheid nog gering en het toenenien gesohiedl nog van lieverlede , zijn voor den oogenblik geen andere hulp-middelen bij de hand, dan drukke men met dc gebalde vuisteu wrijvend en dikwijls zacht stotend op de in de linkerzijde op-gezettc pens , late gelijktijdig door een anderen persoon de tong wat nit den niond trekkeu en kittele met een zacht twijgje van een boom het achterste gedeelte van het vcrhemclte des monds en achter op de tong.
Is stroomend water in de nabijheid, dan is het vaak ook van goede werking, om het daarin te drijven, of althans ter deeg en gedurig met koud water te begieten, waardoor niet zelden dc wind van achteren en van voren zieh outlast , althans grooten-
-ocr page 65-
58
tleels. Kuniien deze middeleu niet aangewend worden , of raog-ten ze niet vokloende baten , of is de loostand buitcnjjjewoon hevig in bet toenemon, dan moat men geen oogenblik aarzelen , om meer directe middelen te bezigen , en wel door de trokar (windtapper, /Ae pi. II, fig 13 en 13) of door de slokdarmbuis.
Bij een matige en iangzame outwikkeling van wind worden de gassen gebonden door bet ingieten van geest van ammoniak-zout, kalkwater en eenc oplossing van potascli , b.v, van 'teerst-genoemde voclit alle kwartieruuis een lood , met rnim een halve kan regenwater , of in denzelfden tijd even zooveel potasch in dezelfde hoeveelheid water, of geef alle '/j uur een kan kalkwater. Is een dezer middelen echter niet oogenblikkelijk bij de hand of bieden ze geeu snelle Imlp , dan nerae men de trokar of slokdarmbuis. Deze lautste , die de voorkeur verdient, bestaat ait een ongeveer twee nederl. el lauge buis van leer of gutta-percha, die, als hij van leer is, een binnenwerk van ijzer-draad moet bezitten , b.v. als het buigend gedeelte, zoogenaamde slap j eener duitsche pijp. Aan het eene cinde bevindt zieh eene soort van kolf van metaal, in den vorm eencr peer , die in de lengtc-as munaal en overdwars tweemaal doorboord is , zoodat deze uaar buiten vijf met den binnen-ouivang der buis corres-pouderende openingen heel't; het andere einde der slokdarmbuis wordt door een trechtervormig (eveneens van metaal vervaar-digd) mondstuk gevormd, door welke een buis- of pijpsonde, die lets langer dan de buis is en boveu de peervormige kolf uitsteken moet, binnengeschoven worden kan. De buis zelve loopt vrij door een % voet lang, sterk bewerkt, uitgehold rond-bout, dat aan beide einden doorboord en met bindtouw of koor-den voomen is, door welke men het. om het in den mond in de juiste rigting te bouden , aan do hoorns bevestigen kan.
Zal nu de slokdarmbuis gebezigd worden , dan plaatse men zieh aan de regterzijde des diers , trek zijne tong naar die zijde uit den mond te voorsehijn , leg dan het laatstbeschreven uitge-hold stuk bout over de tong been en leid nu de vooraf met die of zeep bestreken buis met de zieh daarin lievindende sonde door het holle hout over het vlak der tong in den slokdarm (niet in den strot); zoodra het hoofd van den slokdarm de metalcn peer­vormige kolf gevat heeft, glijdt het instrument zonder een igen
-ocr page 66-
S'J
tugenstand (^tenzij die kolf door een ouverstandigeu meester zoo dik en lotnp ware gemaakt, dat ze geheel in geene verhouding staat met de wijdte of omvang des slokdarms) tot in de maaquot; naar beseden , en do zieh daarin bevindende luchtsoorten ont-suappen aanstonds met eeu daidelijk hoorbaar gesis, zoodra nl. de sonde tot de bins is uitgetrokken. Wordt de buis verstopt door bet indringen van voederstoffen uit dc maag, dat niet zelden geschiedt, dan make men de buis weer open door er op nieuw de sende door te sfeken ; vindt zoo'n veretopping u'een plaats, dun blijl't de buis ougestoord zooiang liggen, tot uibh geen lucht meer boort of voelt xiitstroomen.
Men zij er op bedacht , dat de metaleti kolt' niet te groot in omvang en deze zoowel als bet mondstuk zeer stevig aan dc l)uis bevestigd zij; dat men bij bet inbrengen van 't instrument dc long niet te vroeg slippen laat en bij bei weer uithalen het hout niet te vroeg uit den mond neme, maar, daardoor beentrok-konde, de buis uit de maag en den slokdarm verwijdere en dan het Lout laat volgen.
Dezc mnnier is zeer gemakkelijk uit te voeren , en zonder het niinste gevaar . en verdient verreweg de voorkeur boven dc tro-kar. llet ware zeer te wenschen, dat daar, waar de snel ver-loopende trommelzucht veel voortomt, veehouders zieh dit in­strument aanscbaften , daar een arts veelal te laat aankomt.
De trokar of troicarre, windaflapper, bestaat nit een9 stalen steel of stilet van rniin een' halve voet lengte (van 6—7 duim) en V, duini dikte, van cilinderrondeu vorm, maar voor aan de punt driekantig, ter lengte van een dnim, acherp geslepen cu spits van punt en boven met een hamlgrecp van bout of been voorzien. Deze stilet bevindt zieh in een koker van stevig blik , of van dun staal, die een duim korter is dan de stilet, en welke ko­ker aan bet spitse einde van den stilet zoer naaiiw aan dezeu sluit, en tevens ook te dier plaatse dun en scherp is en op verscheiden plaatsen ter halve lengte (van de spits af gerekend) in den om­vang der dikke dwarsas (eu niet in de lengte) doorboord is met eenige tamelijk wijde gaatjes. Aan bet boveneinde des kokers bevindt zieh een roud, vlak en effen stuk blik of plaatje, ter grootte van een vijfligeentsstuk , waarop het gevest of het handvat-sel des stilots rust. (Zie pi. II., fig. 18). Wil men nu hier-
-ocr page 67-
mede de wind uit het ligchaam verwijdereu door middel van ueu penssteek ; dan zette men de punt van het stilet, in den koker zijnde, in de iiukerzijde, in de zoogenaarade hongerkuil, ook miltkuil geheeten, ongeveer cen handbreed van de ruggegraat on ruim anderhalf van de heap; de steek wordo iets tegen do lioltc des buiks gerigt. Daar het dier onder de operatic met de lin-kervoet slaat, zoo iä het raadzaam, dat de Operateur zieh aan do regterzijde plaatst, de trokar in de linkcrhand neenit, dc scherpe punt op de beschreveue plants zet en dan door cen krachtigen slag met de regtcrhand het instrument tot aan het ronde plaatje toe doet iadringen , zoodat dit plaatje vlak op de huid ligt, (zie de plaat achter dit deel) waarna men aanstonds de stilet tot den koker uithaalt. Ocgenblikkelijk ontsnapt nu sis-send de wind en het ligchaam rait zigtbaar in. Verstopt de ko­ker , dan opene men haar weer door de stilet of door cen dun rijsje.
Men late den koker der trokar vooral zoolang zitten, totdat er hoegenaamd gcene gas-ontwikkeling of windaitstrooming meer plaats vinde, opdat dc operatie niet behoeft herhaald te worden. Daarna neme men dien uit, liecht do wondlippen aaneen door eenig entwas en laat de heeling verdor aan de natunr over.
De penssteek is wcl gemakkelijk te volbrengen , en staat hierin gelijk met het gebroik van de slokdarmbuis, niaar hij laat som-wijlen lästige en niet zelden langdurige nakwalen achter, dat men bij de aanwendig der slokdarmbuis nooit te vreezen heeft. Eigenlijk mocst geen vcehoudcr zonder een dezer beide instru-menten zijn, en het is zeer gewenscht, dat men in die. ge-meenten, waar de blas, wind of opgebiazenheid nu en clan voor-komt, onderling eenige dezer instrumenten aankocht en die op de uithoeken of meestvervvijderdc plaatsen, zoowel als in het centrum, verkrijgbnar stehle, daar deze ziekte in sommige ge-vallen binnen eeu nur den dood te weeg kan brengen eu door tijdige, doelmatige hnlp volkomen horsteld kau worden.
Als cen hnismiddel, bij gebreke van zulk ecu instruinent, neme men cen niet breed, maar scherp mes met spitze punt, steke daarmedc op de beschrevene plaals driest een duim of zes in eti steek in die wonde een uitgeholden vlierboomtak, des noods een schoongemaakt duitsch pijpenroer, enz., om zoo de wind tc laten ontsnappen.
-ocr page 68-
6]
Grwoonlijk is do pntient na hct aflappeu van den wind her-sleld en herkaauwt dan ook weer; blijft dat echter achtenvcge, dan geve men cenige malen een at'treksel van kalmuswortel met wat glauberzout, omhetimr, in kleine giften, totdat het herkaan-wen weder in orde is.
Van dc tcrugkeercndc Opgcblazenhcld.
Deze toestand bestaat ook wel , evenals de laatst beschrevene, in cene tegennatuurlijko ontwikkeling en ophooping van lucht-soorten (gassen) in de beide ccrstc maagafdcelingen, inzomler-heid in de eerste, de groole- of pensraaag, maar zij geschiedt veel langzamer en bereikt sleclits uiterst zelden die hoogte van drcigend gevaar als de snelverloopende. Het eigenlijk wezen der ziekte zeit' is echter van de voorgaandc aanmerkelijk ver-schillend, en bestaan daarover velerlei onderscheiden mecningen j als de meest laquo;-aarschijnlijkste is echter aan te nemen, dat de dikwijls wcderkeerende opgeblazenheid geenzins een op zich-zelve bestaande ziekte, maar sleclits een verschijnsel van den eenquot; of anderen ziekelijken toestand der genoemdc maagafdeeiin-gen is.
Ken teeke neu. Zoovel in regelraatige, als ook in onre-gelmatige tussehenpoozen zet het ligchaam des diers in den lin­ker hongerkuil op, en is dan door het gevoel en 'tgehoor dui-delijk te ontdekken, dat de oorzaak daarvan bestaat in eene opzetting tengevolge van luchtophooping, of wind. Zoolang deze opzetting van een half tot drie of vier uren aanhoudt, zijn de dieren lusteloos, naarniate de opgeblazenheid stevker of ge­ringer is, ook door bemoeijelijkt ademhalen en ophouden met eteu en herkaaiuven vcrgezeld; eindelijk ontsnapt door opmping zuur of rotachtig ruikende lucht, waarna ze dan weer beginnen te eten of te herkaauwen, doch na kortere of längere tusschen-poozing doet de luchtontwikkeling zieh op niemv bespeuren.
Keert die toestand al gedurig terug, dan voegen zieh ten laatste andere ziekelijke toestanden daarbij, als: een langdurige onvertcerbaaiheid der genotene voedingsstoilen , of er ontwikkelen zieh , tengevolge der gestoorde voeding, uittorende sluipkoortsen {fehris Imta, pMliwrq), die eindelijk den dood veroorzaken.
-ocr page 69-
62
De oorzaken kuaueu van zect rersehillenden aanl zijn, als: oppervlakkige, maar aanlioudende bvetsuren der maag, ten-gevolge van doorgeslokte vrecmdsoovtige voorwerpen, als : naal-den, stukken metaaldraad, enz., die echter niet door gelijktij-dige kwetsing van het middelrif, der long, of van het hart een meer haastig vcrlcopeude zickte teweeggebragt hrbben. In andere gevallen vergrouijing der maag aan de buikbekleeding , of openc zweren, of geslotenc elterzukkou aan de pensmaag , of andere aanhoudende kwetsiugen der magen, waardoor zij in hare gewone werkzaamheid gestoord worden, een stepende ont-steking veroorzaken, die de vertering en spoedige verwerking der genotcne voedingsstoffen bemoeijelijkt en daardoor de ver-eischte voorwaarden doet ontstaan , om in gisting over te gaan. Yandaar, dat men de onderwerpelijke ziekte niet zelden ziet ont­staan na het trokareren (het uitvoercn van den penssteek met de trokar), wanneer eenige steken spoedig na en zeer digt bij el-kander zijn gedaati, wanneer de trokar-bnis laug moest blijveu zitten of als de trokar-wonde lang geetterd heefl. Verder als gevolg van dikwijls veroorzaakte snelverloopende opgeblazea-heid, door groote iioeveelhcden gehallloos voeder, en is vaak een gevolg van hoogen onderdom van koeijen, die vele kalveren ge-worpen hebbcn. Te heet voorgezet kook- of broeivoeder, een plaatselijke koudevatting der maag door het driuken. van ijskoud water, of ook door bevrozenc planten en wortelgewassen te eten.
Heeft men redeneu, om te vermoedcn, dat zieh een vreemd , scherp ligcliaam in den maagwand bevindt , of dat daar ettering plaats vindt, dan worde het beest spoedig geslagt. Een hoe-wel niet volkomen zeker kenteeken van zulk een' (oestand is, wanneer men aan het dier vaak terugkeerende koude imiveringeu en een' versneiden omloop des bloeds bespeurt en tevens door drukking of zamendnikken van den buik op de een of andere plaats pijn bij 'tdier ontwaart.
Ook 1s het slagten aan te radeu, wanneer de ziekte ontstaat nadat lang geetterd hebbende trokar-woiulen aaruvezig geweest zijn.
Waar deze en soorlgclijke oorzaken niet bestaan, maar de gedurig wederkeerende, langsamer opkomende opgeblazeuheid ont­staat als een gevolg van verslapping, of, legenovergesteld, van prikkeling der maagvliezen, daar is de genezing ligt en spoedig
-ocr page 70-
68
tc bewerken. Wanneer eun ontstekiuguclitigc prikkeiing de wc-i-kzaamheid der maag belemmert, dan bespeurt men, dat de dieren bij een' hardachtigeu pols aanhoudend groote hitte in den moud hcbben en bij liet opkomen der opgeblazenheid groote benaauwdlieid doen Idijken, de mest donkerder en drooger ont-last wordt dan gewoonlijk, tenvijl de dieren veel dorst doen blijken.
De beha ndeling. In fleze laatste gevallen kan men de ojjgeblazonheid spoedig en zeksr uit den weg ruimen door den patient, behalve een schrale voedering, tweemalen daags vier tot zes lood ongezouten boter in een halve kan warm water in te geven, en tevens dagelijks een half oud pond (IClood) glau-berzont in zijn drinken voor dien dag oploät. In de meeste ge­vallen is het voldoende deze eenvoudige behandeling slechts vier dagen vol te houden, cm de opgeblazenheid te doen wegblijven; dan echter geve men bittere middclen met keukenzout, b. v. aläem , gczegende distel, geutiaan , enz.
Outwaart men na het ingeven van ongezouten boter en warm water in den genoemden tijd geen beterschap, maar zelfs wel verergering, dan is dat een bewijs , dat de toestand uit zwakte der maag voortvloeit en moet men derhalve een tesenovei'Te-stelden weg iuslagen. Men geve alsdan afkooksels van alsem , van gentiaan met glauberzout en braakwijnsteen, b.v. drie- of vicrmalen daags een at'koooksel van gentiaan (4 lood op ruim '/, kan overblijvend vocht), doe daarbij zes lood glauberzout, met een tot twee drachma braakwijnsteen. Is de behandeling met boter vruchteloos voorafgegaan, of bestond de ziekte reeds lang, of heeft men anders reden, ora ecu groote verslapping der maag te verraoeden, dan geve men in plaats van alsem of gen­tiaan, afkooksel of iiever door kokend water verkregene aftrek-sels van specerijachtige plautenstoffen, als: kalmus- en eagelwor-tel, komijuzaad, enz., eerst insgebjks in vereeniging met de beide genoerade ontlastingbevorderende zouten, en later met brandewijn.
Het eerste teeken der beginnende beterschap is het terugkee-ren van het niet afgebroken werdend herkaauwen , waarna dau ook in die gevallen eenigen tijd kalmus, gentiaan en keu­kenzout, hetzij over het voeder of met meel en water tot eene
-ocr page 71-
64
likking gemaakt, met voordeel gegeven kan worden, tei-uijl de vormoedelijke aanleiding zoovcel mogelijk vermeden moet worden.
Liangilurlgc Cchronische^ Onvcrtecrbaarheld der genotene voedlngsstolfen , Pensvcrstopplag.
De aan deze zickle lijdende dieren , die do opzetting van den linker-hongerkull vaak vergezelt, worden eerst lusfeloos, Iraag, likken zieh niet uieer, weigeren het voeder of altiuins grootcu-deels, herkaauwen gelieel niet mecr, of siechts met lange tus-scbenpoozeu, en Indien er geen totale verstopping bestaat, dan ontlasteii ze cen'harden, droogeu, zwarteu niest in kleine boc-veelhcden. Eerst uadat deze verseliijnselen eeii of twee etmalen aangeliouden hebben, beäpeurt men een langsame opzetting van den linker-hongerkuil , die bij het betasten zieh niet zoo veer-krachtig als bij do opgoblazeiibeid, maar deegachtig voordoct, zoodat -de indrukselen van den vinger langen tijd zigt- en voel-baar daarin achterblijven.
Siechts in die gevallen , waar de chronische onverteerbaarheid zieh uit de dikwijls terogkeereude opgeblazenheid ontwikkelt, of waar het over-eten des diers de aanleidcnde. oorzaak is geweest, is haar ontwikkeliags-proces van een' anderen aard. In 't eerste geval is haar begin langzaara, in 't andere ontstaat zij spoediger en de opvulling der maag is het eerste ziekteversohijasel. Wan-ueer men aanvankelijk ook al omtrent den waren aard des toestands in twijfel mögt zijn, dewijl bij een oppervlakkig voelen en be­tasten de oorzaak der opzwelling eene ophooping van lucht, gas, wind, schijnt te ziju, zoo overtuigt men zieh toeh ligt van het tegendeel, daar de gespannenheid van de buik-bekleed-sels naar boven toe niet zoo sterk of strak is, en men bij een matige drukking met de vingers de als stijf-deegachtige voeder-stoll'en in de eerste maag door de buikbekleeding en den raaag-wand been voelen kan. Hondt men te dien tijd het cor op de huid in den linker-hongerkuil , dan hoort men niet het eigen-aardig geruiscb, dat de beweging der pensmaag o( pens te ken­nen geeft. Bij bet toenemen der ziekte komen do kenteekens eener slepende maagontsteking daar bij; de lijdende dieren knar-
-ocr page 72-
65
sen dan dikwijls met de tamlen ; de warrategraad der enkele ligchaamsdeelen wovdt ongelijk en wisselt dikwijls af, de moml wordt geheel droog of vult zieh met een taai slijm ; dc randen der toug worden sterk rood gekleurd , de slagen van bet hart worden steeds duidelijker voelbaar en de snelheid van deu wee-ken pols neemt toe. Veelal treedt, daar do eetlust wel ver-dwenen, raaar de spijävertering toch nog niet geheel en al op-gehouden heeft, eene tijdelijke beterschap in , inaar dewijl dan ook weer eenig voeder gennttigd wordt , zoo verergert de toe-stand ook weder, en de ziekfe maakt eiudelijk baren uitgang in maagontsteking, nadat zij zelden langer dan drie weken heeft geduurd.
H e t w e z e n der chronische onverteerbaaiheid bestaat in zekere opdrijvingen en aanhechtingeu van voederstoffen in de eerste drie maagafdeelingen, die door werkeloosheid der maag-vliezen en verminderde afzondering van maagsappen begunstigd worden ; vermeerderde ophoopingen moeten natuurlijk als niemve oorzaken den ziekelijken toestand doen toenemen, en eindelijk door hare plaalselijke hindernis een werkelijke ontsteking te-weegbrengen ; derhalve, indien ook al de oorspronkelijke ziekte niet regtstreeks met den dood dreigt. die evenwel ligt, nl. door verkeerde behandeling, door maagontsteking veroorzaakt kan worden.
De oorzaken der chronische onverteerbaarheid zijn of, gelijk reeds gezegd is, tcrugkeerende opgeblazenheid, of fe groote opvulling van de maag met bijzonder droog voeder, kaf, enz. , te lang volgehouden rijkelijke graanvocdering, weshalve men deze ziekte vaak bij op den stal gemest werdend vee aantreft, of, eindelijk, hat voedercn van bedorvene , hier en daar rottige kuolgewassen , welke nadeelige invloeden zooveel te zekerder de onderwerpelijke ziekte teweegbrengen, hoe langer zij hebben bestaan of hoe meer geprikkeld de door haar aangetaste ver-terings-ingewanden reeds te voren waren.
De behandeling. Hct toedienen van bittere, opwek-kende, zoogenaarnde maagsterkende middelen, die door vele arisen van goeden naam aanbevolen worden, is mij steeds siecht bevallen. Het oogmerk der behandeling moet zijn, om eene vermeerderde afzondering van maagsappen te bewerken, en II.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 5
-ocr page 73-
66
hierdoor de in de derde maag aanwezige doode raassa's tot weg-ruiming door den dorm en die der eerste maag tot het lier-kaauweu gescHkter te inaken. Telaquo;dicnciiidc kan ik bij veclvul-clige ondervmding aamaden, om bij deze ziekte te gebruiken: viermalen daags ruim een halve kau afkookscl van lijnzaad, met zes tot acht lood glouberzout laaüwwarm in to gcven, en telaquo; vens door zaclit drukken en wrijven met de vuist in den linker hongerkuil dc daaronder liggende maagafdeeling tot grooterc werkzaamheid aan te zetten.
Na den tweeden of derden dag kan men, door het oor te houden tegen do plaats, waar men met de vuist gedrukt en ge-wreven liecft, weer het eigenaardig, meei beschreven geluid waarnemen, dan begint ook bij tusschenpoozen liet herkaauwen weer en de dieren beginnen weder eetlust te doen blijken; maar men zon dau zeer vcrkcerd handelen, om lam cladelijk weer het crewone voeder te seven: men zctte hen dau uicts voor, dan weinig vooraf met licet water geweckt of gcbroeid hooi en vcel driuken, dat rijkelijk met lijnzaadnat venneugd k, en hlijve daarbij zoolang, tot een ruime, dunne outlasting gevolgd is en men door drnkking in den linker hongerkuil bespeurt, dat het bard-deegachtig gevoel te dier plaatae geheel verdwenen en het dier in 't algcmccn weer volkomen vlug en tierig is. Eerst dan, maar ook niet vroeger, gevc men de herstellende dieren een paar dagen, voor zc hau gewoon voelor weder bekomen, eene likking van kalmns , geutiaau en braakwijnsteeu, b.v. Neera: poedei van kalmns- en
nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;., Gentiaanwortel, van elk 12 lood,
Braakwijnsteeu zes drachma, met water en een weinig meel gekneed en in acht malen in twee ctmalen in te geven.
In die gcvallen, waar bedorvene voederstofTen dc onderwerpe-lijke ziekte hebben doen ontstaan, kan men als ecu huismiddel met goed gcvolg zuurdecgdrank gebruiken; beter en werkzamcr echter is tie bierazijn en wel in afwisseling met bovenstaandc drauken van lijuzaaduat met glauberzout; de gift des azijns is dan telkens ruim J/j kau. Hierbij moet ik echter opmcrken, dat de nit daze oorzaak ontstane chronische onverteerbaarheid, zelfs dan, wanneer nog gcen zwecm eener ontsteking der derdo
-ocr page 74-
67
maag te bcspeurcn is, zieh toch veel hartlnekkiger vertoont, dan wannecr de aanhechting van vooderraassa's allcen In de eerste maag bestaat.
In 'talgcmeen inoet men bij het waarnemen der ondersverpe-lijke ziekte niet met hulp draleu, opdat er geeuc nmagoutste-klng bijkome.
Van den Doorloop , Doorgang , Buikloop , Diarrliac.
De doorloop bestaat in ecn mcnigvuldige outlasting van dunnc, slijtnigc of watcrige niest, die bf volkomen 6f onvolkomeu ver-teerde voederstof bevat; de renk is vaak verschillend, veelal znurachtig of ook rottig, stinkende. Hicrdoor wordt, zoo het cenigen tijd aanlioadt, een groot vorlies van voor het ligehaam dienstige sappen veioorzaakt, waardoor de melk vermindert en hat dier in vlecsch en vet afneemt en op den duur, tengevolge van uitputting, aan verval van levenskraehten kan sterven.
In vele gevallen is de doorloop geen zelfstandig lijden, maar vergezelt cenc andere ziekte, als b.v. de ehronisehc (sleponde) leveroutsteking, en is oofc bijna bij alle rottige ziekten tegen haar eindc aamvezig, als oplossende, smeltende (colliquative) doorloo-pen den dood des diers verhaasteude. Van deze vergezellende doorloopen is hier geen sprake, maar van die, welke zonder andere ziekleverschijnselen als ligte aanvallen van buikpijn cn zonder koortsbovveging bestaan.
In 'tvoorjaar bij den overgang van de stalvocdering tot de weide ontstaat in 't algemeen bij 'trundvee een doorloop, die echter bijna nooit opmerkzaamheid behoeft geschonken te worden en gewoonlijk na ettelijke dagen weder ophoudt. Slechts dau, wanneer een ruwe, vochtige , koudevatting begünstigende voor-jaarslucht aanhoudt, kunnen zulke doorloopen door hun langer bestaan het dier verzwakken, de melkai'zondering verminderen in hoedanigheid en hoeveelhcid. Bij deze toestanden inoet men derhalve de algemeene regclen van gezonde en doelmatige ver-pleging toepassen, want medicaraenten baten zoolang niets, als
-ocr page 75-
68
de aanleidende oorzaak nict tiit den weg is gcruimd. Ook het voedereu der binderen van den suiker-beetwortel, mangelwortel, alsmede van raais, tnrksclie weit, kunnen diarrhae verwekken; eerstgenoemde stof ter oorzake van prikkeling des darmkanaals, en van de mais, die hardnekkig van aard is, als ecn gevolg van verslapping van dat kanaal tengerolge van een te groot suikerge-halte. In beide gevallen moet men van voederstolfen veranderen.
Vorder worden doorloopen, onal'bankelijk van de soort der voedingsmiddelen, allecn door koudevatfing veroorzaakt en deze bebben de eigenschap van eene catarrhale aaudoening van het darmslijmvlics. Ycela! verdwijnen deze na drie of vier dagen vanzelf weer; zijn ze eehter hevig, dnreu ze langer, hoersebt daarbij ecn rmve, guro weersgesteldheid, dan brenge men de lijdende dieren van de weide op den stal, opdat de doorloop niet, zooals, helaas! maar al te vaak gesebiedt, inwortele, geen mooijelijk te overwinnen bebbelijkheid werde en de voeding des ligebaams nict benadeele.
Doen de dieren buikpijn hlijken, zien ze dikwijls naar de flanken om, sliugeren zij vaak inet den staart, persen ze ge-durig op den at'gang, waarbij zij echter weinig of niets entlas­ten, worden zells koortsbewegingen merkbaar, dan geve men hun driemaleu daags antlerhalve ilesch aftrcksel van lijnzaad, benevens even zoo vaak een door kokend water verkregen af-treksel van twee lood bilzenkrnid. Ingeval zulk ecn doorloop ech­ter reeds weken bestaan heeft en de dieren geene buikpijn meer te kennen geven, dan geve men van lieverlede sterker wordende afkooksels van de jonge bast van pijn- of deuneboomen of van eikenbast; laatstgenoemde mag echter niet zoo sterk zijn, dan de eerste soort van bast, terwijl men aan\ ankelijk vooral niet te sterk moet werken. Later na het ophouden van den doorloop is het dienstig, om dranken te geven van geroosterd (in. een ijzeren pot bruinachtig gebrand) meel, gentiaan, kalmus cn ge­nialen wilde kastanjes ; gebrande eikels, zoogenaamde eikelkoffij , is er ook niet siecht bij. 1k heb gezegd, dat men deze laalste rdiddelm na het ophouden van den doorloop moet geven , daar dat gedurende het bestaan der diarrhae vergeefsche kosten en meeite zoude wezen, dewijl die dranken in dien toestaud onveranderd zonder cenig nut gedaan te hebben ivcer afgaau.
-ocr page 76-
69
VVannecr jongvcc bij deu doorloop talrijke wormen niede ont-lasten en als zieh buiteudieu prikkeling van hot darmkanaal laat bespeuren , b.v. door been en wcer trippclcn, slingereu met den staart enz., dan mag men aaunemen, dat wonnen den door-gang veroorzaken; dan geve men driemalen daags een halve kan at'kookscl van gentiaan of van alsem, met twee lood terpen-tijnolie, of in plaats van dit laatstc twee lood tinktuur van dnivelsdrek. Later j waimeer de doorloop voor goed heeft op-gehouden, geve men ecnige dagen die bittere middelen met glan-borzout, om hot overvioedig darmslijm als het levens-element dor iugewaudswormeu weg tc ruimen.
Van den hecrschciulcn Doorloop der Kalveren.
Hot geschiedt in somiuigo jaren, zsondei dat men con eigen-aardige weCrsgesteldheid regtstreeks beschuldigen kan, dat in zckere landstrckcn de jongc kalvcrcn, zoowcl do znigendc als de gcspccndc, in doorloop vervallen, en indien daarop geon acht gogeven en er niets aan gedaan wordt, aan velen hot leven kost.
Kcnteckcnen. Men bespcurt eerst ecu dunne, gele out­lasting, die bij zuigkalvcrs vaak geronnen kaasstof bevat. In den beginne hebben de dieren daarbij een ongestoorde eetlust en zijn vlug en tierig; ook bij de niet zuigende kalvcrcn wordt dat eveneens bespeivrd, die in menig jaar in ccnen stal alle claarvan aangctast worden, tcrwijl in een' niet ver van daar ver-wijderden stal de dieren zondcr een enkele uitzondering van de ziektc versclioond blijven.
In den verderen loop der ziekte worden de dieren zigtbaar zwakker en verliczen den eetlust en men kan dnidclijk koorts ontwaren; het haar verliest zijn glans en wordt raw, liggende niet meer glad op de huid en tleze zelve is droog en stoli'erin- • de ontlasting necrat ecu grijs-graauwe kleur aan; do achterzijde der achterste beenen en dc staart zijn aanhoudend daarraede verontreinigd en schoon men ook al poogt hunne krachten door ruiinschoots raeeldrinken te schrägen, zoo houden zc het toch niet boven de drie weken vol. wanncer men geen krachtige en
-ocr page 77-
70
doeltreffende middeleu gebruikt. In andere gevallen necmt dc doorloop , na drie of vier dagen gcduurd te hebbcn , eensklaps zoo zcer toe, dat bijna zonder tusscliciipoozen graauwachtige, ton uiterst walgelijk ruikende uitwerpselen, vaak omvillckeurig oatlast 'worden, waama de eueren dan binnen den tijd van zes tot acht nren dood zijn.
De oorzaken dezei doorloopen zijn een overvloed van vrijc zurcu in do eerste wegen der spijsvertoring, die door het ge-bruik van op zichzclve scliadelijkc, of althans ter vcrtcring voor dc jonge dicrcn niet deugdelijke voedingsmiddelen veroorzaakt word. Dientengevolge ziet men deze niet allecn bij zulke zuig-kalvcrcn ontstaau, die de scbadelijke melk van sukkeleiulc, zic-kclijko moeders, maar ook bij dezulken, die te vottc melk ge-nietcn ; nit soortgelijke oorzaak ontstaat deze diarrhce , insgelijks bij gespeende of niet zuigendo kalveren hier en daai , wanneer zij een te voldoende voeding genicten, maar die zij mcestal nit eigene kracht weer te boven konien en slerlits ondei ongnnstige omstandigheden, wanneer zc daarbij aan kondevatthigen bloot-gesteld of op zichzelf zwakke scbepscls zijn, tot gebreken der spijsvertering overheUen, dan lang daaraan lijden en zelfs wcl daaraan sterven.
Het is bij deze ziektc van groot belang, dat men nanstonds docl-matige middelen gebraike, voor dc zwaktctoestand geboren wordt.
Be behandeling. Zuigkalvercu geve men andere , niet vette mclk, en wcl van een gezonde koe; geef ze een good zaclit strooleger, en droog dikwijls dc verontreinigde declen af en wrijf den bnik van tijd tot tijd met eenc stroowisch. Als in­wendig gcncesmiddel geve men het volgonde: tinktnnr van Ka-barbcr twee lood, cenvondige tinktnnr van Opium {(incf. Ojrii Simpl.) cene drachma, good gemengd zijnde, geve men biervan ccn kalf naar verhonding zijner gvootto, drie- of viermalcn daags een halve tot con hcclc cetlepel vol, met een goedo tiicekop vol thoc van kamillon en een drachma magnesia in. Of neem hot volgcnde: znivcr pocder van opium cone drachma, van ra-harher drie lood, magnesia een lood, good gemengd zijnde; geve men van dit poeder eenmaal 'sdaags, naar do grootte des kalfs, con tot twee drachmcu met ccn goede theckop met thee van kamillen in.
-ocr page 78-
71
Hot luatst opgcgevenc middel voor zaigeude kalvercii cu liet cerstc voor niet zuigendc tc gcbruikcu, die men naar evenre-digheid hunuor groottc daarvan wel alle drie uren ceu eetlcpel vol dürft te gcven.
Nadat de doorloop overwonnen is geve men dc niet meer zuigendc kalvcrcn uitmnntend liooi of wat groenvocder; geen van beide moet eohtcx afkomstig zijn. van zurc of moerassigc weiden.
Nog dien ik liier bij tc vocgen, dat in den laatsten tijd met een zecr gewenscbt gevolg gebraikt is bet verscb bereid kalk-water. (*) ^len geve dc dicren drie- of viermalen daags drie ne-dcii. maatjes daarvan in; dikwijls volgt daarna reeds den vol-genden dag groote beterschap.
Fan laquo;Jen ISlocdSoo|t, Kooticn loop, Dysenteric.
Deze ziektc treft men veel meer bij bet rundvee, dan oadcr de paarden aan, en verschijnt in sommige jaren als eene bcer-sclieude ziektc (di/seuteria eptzootica), zoodat men wel eons de aanwezigheid eener smetstof heeft beweerd en deze ziekte zelfs wel met de runderpest verward is geworden, als o. a. in enkele streken van Oostcnrijk in 1844 het geval is geweest. Men hocde zieh echter voor deze dwaling.
Kenteekenen. Zij ontstaat, betzij van den beginne af met een ontstckingachtigc verstopping, of zij ontwikkelt zieh nit een catarrhalen doorloop, 't welk eerst dan tot zekerlieid geraakt, wanneer de dieren bij dc ontlasting van dünnen, onaangenaam ruikenden drck bet slijmvlies van den endeldarm meer of min­der vor tc voorscliijn pcrscu, 'twelk dan zeer rood is. Daarbij wordt de piju in den bulk bevigor, dan dit bij een' catarrhalen
(*) Men bercide hot kalktratcr cloor t?. nemen: tou gewi^tsdeel verschge-bratide kalk en giot l)ij gedeelten daarop dortig golijko gcwigtsdcelcn koud regenwater; als 'topbruisen gedaaci is, rocrc men het van tijd tot tijd om , laat hot dan bczinkcu en gict het beider af, cu beware hot in gcälotcno llcs-sclicu of kruiken, die daarmede gehcel gcvuld moeton zijn.
-ocr page 79-
72
buikloop het geval is; de lijdende bcesten trippelen aanhoudend lieen eu weer, slingereu onafgebroken met den staart en buigen de wervclzuil, of ruggegraat, als bij de runderpest naar boven om. In tcgenstelling van de ligtere catarrhale buikloopen voegt zieh van den beginne af een tamelijk sterke koorts daarbij, en terwijl gene na verloop van vier tot vijf dagen weer tot een tamelijk stevige ontlasting terugkeeren, wordt die bij den bloed-loop na dien tijd steeds meer dun-vloeibaar, met bloedklonters en strepen vermengd, waarbij de dieren de eetlust ten deele verliezen.
In den verderen loop der ziekte worden ook afgestootene of losgewerkte stukjes van het slijmvlies des endeldanns mede uit-gescheiden; het bij 't ontlasten mede te voorschijn geperste ge-dcelte des endeldanns vcrtoont zicli bloedrood, met plekjes bezet, en vaak is het geweldige, zigtbaat pijnlijk persen op den afgang zonder gevolg.
Wanneer thans de toencming der ziekte door de hulp der kunst geene perken gezet wordt, dan komt er — namelijk in-geval aaumerkelijke diiitische schadelijke invloeden de oorzaak barer ontwikkeling waren, en op zichzclf reeds uitgemcrgeld vee van haar aangetast werd, — een zenmv-rotkoortsachtig lijdcn daarbij, dat wanneer het ontstaan der ziekte een heorschend karakter bezit, wel eene verwarring met de nuulerpest verschoon-baar maakt, doch goven zoowcl de blocdige hoedanigheid der entlaste stellen, alsmedc de duur der ziekte, die zieh tot twee woken pleegt ait te strekken, de wijze van het toenemen der ziekte in 't algemeen, alsmede het niet bestaan der pest in'tna-burig Duitschland, den naauwkeurigcn opmerker genoegzarae on-derscheidingsteckenen van de runderpest, die haren duur bijna nooit over de zeven dagen uitstrekt.
Zoodra de bloedloop het rottig-zenuwkoortsig karakter aan-neemt, worden de dieren zeer vervallen j in de dof werdende oogen zondert zieh veel slijin af, alsmede in den mend, waaruit het met taaije strengen tot den grond af hangt; de vroeger op-geschorten, pijnlijke bulk zet op, de ontlastingen worden steeds walgelijker van reuk en eindelijk gelijk een rottige kreng; de euikjes losgewerkte slijmvlies des darras worden steeds talrijker en grooter in de uitwerpselen bespeurbaar; de stank, die het
-ocr page 80-
73
dier zoowel door de outlasting als door afgaandc winden en dc uitwascming der long verspreidt, wordt steeds ondragelijker; dc pels wordt al sneller en lediger, en als laatste teeken van den rottigeu toestand en outbinding bespeurt men onder do huid knetterende opzwellingen (*). Bij zulke verschijnselen volgt dan steeds den dood. Onder andere omstandigheden echter, nl., wanneer eene anders doelmatige behandeling niet tot de algeheele verdeeling der ontsteking volgehouden werd, of als in het tijd-perk van herstelling eene ondoelmatige voeding en verpleging het gekwetste slijmvlies van het darmkanaal op nieuw beleedigt, vormt zieh daarin een verzwerings-procss, die een vrij langdurige stoornis der spijsvertering ten gevolgc heeft; in die gevallen wis-seien verstoppingen met buikloopen af, en bij de onregehnatige eetlust en de gestoorde voeding van het ligchaara volgt ook hier ten laatste, na eeu' verschillcnd langen duur, uitputtende sluipkoortsen en eindelijk den dood.
Het wezen der ziekte bestaat in eene ontsteking van het slijmvlies der dikke darmen, nl. , des cndeldarms, die gcenszins van ccn zuiver catarrhaal karaktcr en meest van den beginne af van passive natuur is, waarbij dc neiging tot zenmv-rotkoorts naauwclijks ontkend kail worden.
De oorzaken des bloed- of rooden loops, wanneer deze naraelijk zieh als eene heerschendc ziekte doet kennen, zijn bijna in alle gevallen een ongelukkige vereoniging van plaatselijke en dietische schadelijkheden: kondevattingen, die de dieren nict allecn van buitcn, maar ook het darmkanaal treffen, het eten van bevrozen gras en andere planten, rapen, worteis, aardap-pcls ; het weiden op landen, die met rijp, bevrozen dauw, over-dekt ziju, en het drinken van ijskoud water; al deze en soortge-lijke nadeelcn roepen dc ziekte te eerdcr te voorschijn, wanneer dieren aan deze schadelijke invloeden blootgestcld zijn, die te voren reeds door een verkeerde voedingswijze en verpleging tot passive ontstekingen en tot ontwikkeling van rottige ziekten overhellcn; in de hoogere graden ontwikkelt zieh waarschijnlijk
(*) Op eene hecrenboerhave nabij deie stad opemle ik door eene kleine snede zulk cene opzwelling bij een hukkeling in den rottigen tocstaud en onldckte daarouder in het vlecsch eene groote raenigte naden.
-ocr page 81-
74
ook cenc smetstof of bcsmettingsvcvmogen, welke zoo ook al nict zelfstandig in stiiat is do ziekte te weeg te brcngon, dan toch aau clke andere diarrbee hot karakter van den rooden loop kan inededeelen.
De beoordeeling. Waar do ziekte nog geen' hoogcn graad bercikt beeft, waar voor- en bovenal de uitwerpselen nog geen' kreng- of aasaebtigen renk hcbben aangcnoinen, noch op-zetting van den buik bcspenrbaar wordt, waar de pols wcl snel, maar niet ledig is, en cindelijk een allezins doelraatigc voeding en verpleging gegeven kan worden, daar staat bet nit-zigt op genezing günstig; terwijl in een tegenovergesteld geval bet slecbts uiterst zcldzaam gelukt, om den patient aan den dood te ontrukken. Ook dan kan men op een' ongelukkigen uitgang rekcnen, wanneer, nadat de dysonterie overwonncn is, de reeds vermelde, langdurige en aanboudcndc stoornissen der spijsvertering zieh de aanwezigbcid van zwcrenvonniug in bet darmkanaal veronderstelleu laat.
De bebandeling. In de eerste plaats outhoude men dc dieren al de scbadelijkc voedingsmiddelen; bij raw voorjaars-en berfstweer en als nachtvorsten heerschen boude men de patienten op den stal, en in geen geval, al is bet ook beet zomerweer, late men de dieren des nachts biiiten; de stal zij droog en luehtig, maar men beveilige de dieren voor togtluebt; zijn er raeer patienten van deze soort op een' stal, dan reinige men de stallncbt gedurig door berokingen van brandende jone-vcrbeijen en azijndumpen. Men wrijvc bet gcheclc ligcbaain, maar inzonderheid den buik, vlijtig en ter deeg met stroo. Met bet volgende smeerscl wrijve men van tijd tot tijd den buik. Neem : gcest van ammoniakzout twee lood , raapolie zes lood en eenvoudige tinktuur van opium (iincL opii nmpl.) een lood.
De inwendige bebandeling rigt zieh bij elk afzonderlijk dior naar de boogte der ziekte, en daamaar, boe zieh de neigingder plaatselijkc ontsteking zoowel als ook bet algemcen lijden tot bet rottige overbelt. Waar dit laatstc bet geval is inoeten die patienten van de gezonde en ligt zieke dieren afgezondcrd worden, en in bunne verblijfplaatsen moot men nog ijveriger streven, om de hiebt te zuivercn, dewijl rottige ziektcu in een bedorvon atvnospbecr een nog sncller vcrloop aanncmen.
Bij minder erg ziekzijudc dieren gevc men dikwijls en tame-
-ocr page 82-
75
lijk groote gii'ten van afkooksels van lijnzaacl, waarin bilzen-kruid afgetrokken is , ora de prikkeling van hct darmslijmvlies te doen ophouden, en wende ook van dezelfdc middelen dikwijls klistoringen aan, maar zeer behocdzaam, zonder den endeldarm daardoor tot last te verstrekkcn.
Wanneer zieh echter na deze eemoudige behandeling geene betersehap doet bespenren, maar de ontlastingen mcnigvuldiger en van een' meer onaangenamen renk worden , dan menge men in de dranken nog ecn tot twee drachma in een eidooijer of in plantenslijra goed fijn gewreven poeder van kami'er bij. Ook heb ik in znlke gevaUen dikwijls de beste werking gezien door bij elken slijmigen drank erne drachma zniver zwavelsether te voegen. Behalve deze opwekkende middelen, die in elk geval dan gegeven moeten worden, wanneer de pols zeer snel cn weck wordt , moet men , ingeval de patienten zeer verma-gord zijn cn een vervallen aanzien hebhen, bij hardnekkig aan-hondende , venncerderdc buikloopcn, zamentrekkende planten-stoffen als at'kooksels geven, b. v. van eikenbast, wilgenbast, tormeutilwortel, cnz., met een slijmig afkooksel, en wie het er voor over mögt hebben , met rooden wijn ingeven. Met een good gevolg worden ook de zamentrekkende middelen uit hct delfstoü'enrijk gebruikt, als: aluin, of het zwaverzuur-ijzor (groen vitriool), beide van een tot twee drachma voor elkc gift.
De voeding en de verpleging der aan de ondcrwcrpelijkc ziekte lijdende dieren vercischt, dcwijl de geuotene voedingsmid-delen het zicke darmkanaal onmiddellijk aauraken, de naauw-Tceurigstc opmerkzaa mh ci d , en wel niet alleen gednrendc de ziekte, maar ook nadat deze in bare boofclverschijnselen reeds sedert lang nict inecr bestaat.
Boven alles doen dan gekookte veedingsmiddelen, maar steeds sleclits in kleine hoeveelbeden voorgezet, de beste dien-sten, b.v. slobberingen van geroosterd (bruin gebrand) meel, ook fijn gcmalenc wilde kastanjes, gekookte cn fijngcstampte aardappels en ceu dünne soep van gekookt roggeumeel, dat niet geheel koud geworden is , tot drinken.
Wanneer zieh dan na deze behandeling de ontlastingen ver­minderen on geene vliesstukjes racer met de outlasting afgaan , dan blijft gewoonlijk toch nog cenigeu tijd ecn matigen buik-
-ocr page 83-
loop achter; zelfs doeu de diereu nu en dan nog wel piju in den onderbuik blijkeu; dit is wegens liet dreigend eu dau raeestal doodelijk verloopend instorten een zeor gevaarlijk tijdperk. liet is niet geraden, door zaraenf-rekkeiide raiddelcn den doorloop aanstonds te stuiteu, dewijl daardoor het steeds nog geprikkeld slijmvlies noodeloos beleedigd wordt, maar men trachte liever zulke beleedigingen door het volhouden der opgegevene voe-diugsmiddelen, steeds slechts in kleine hocvcelhe-d e n gegeven, tc verminderen ; meng ouder de voediugsmidde-len wat kalmuspoeder cn beveilige de dieren zeor zorgvul-dig voor koudevattingen van clken aard. Wanneer dan na twee weken de doorloop altijd nog blijft bestaan, dan poge men de werkzaanaheid van 't slijmvlies, die uit den ge-prikkelden toestand in verslapping en verzwakking dreigt over te gaan, door het ingeven van een der geuoemde zamertrek-kende middelen te versterken.
Tan de ziekten der Vis- cn Cieslaclits-organcn.
Teneinde een duidelijk begrip te erlangen over de bcdoeling en de wijze der pis-afscheiding en nitsclieiding, dat voor de bchandeling der gebreken cn ziekten van de piswerktuigen van belang is, zal ik hier eene beschrijving daarvan opgeven.
De piswegeu bestaan uit: de nicren, de pislciders, de pis-blaas cn de pisbuis.
De piswerktuigen hebbon ten doel cn strekken, om een zekere vloeistof, de pis — of urine — tot bet blood uit te scheiden en uit het ligchaam te verwij deren.
De hoeveelheid van de entlaste pis staat in den normalen (gewonen, gezonden) toestand wel bijna altijd met de genotcne vloeistoften en het met de vaste voedingsmiddelen opgenoraen water in onmiddellijke verhouding, doch is niet de uitscheiding des waters uit het bloed het hoofddoel dier afzondcring, want dat kan even zoowel door de huid en long plaats vinden, even als men dat bij vermeerderde huiduitwaseming gedurende en ua vermoeijenden arbeid of hevige bewegingen aan de dan tevens verminderde pisontlasting ziet, maar het oogmerk der
-ocr page 84-
77
afzondering is de wegruiming van een stikstofhoudend ligchaam: van de pisstof, die zieh in Let bloed door de opneming der oorspronkelijke stof uit verbruikte organische voorwerpen daarin ophoopt. Gelijktijdig hiermede worden ook de kalkzouten uit de in uavorming zicli bevindende beenige deelen of vormingen, eveneens opgelost, met de urine vervvijderd, zoodat met deze de uit hare verbinding vrijgemaakte stikstof en de kalkzouten, die te voran tot vorming van spiervezelen en beenderen hadden gediend, uitgescheiden worden, terwijl de waterstof, zuurstof en koolstof die zelfde deelen of vormingen in den staat van wa-terdampen en koolstofzuur door de huid eu long uit hot lig­chaam verwijderd worden.
Daar de koolstofzure lucht voor de verbranding en de inade-ming geheel ongesehikt is , zoo laat zieh gemakkelijk verklaren, waarom het zoo nadeelig is, om de ruimten, waar vele menschen of dieren leveu, zonder gedurige toevoer van versehe lucht te laten.
Echter worden ook de in het bloed opgenomene, het lig­chaam volstrekt vreemdsoortige stoffen, door de pis , even als door de huid eu long verwijderd.
Hoe kort ook beschreven, möge het evemvel voldoende zijn, om de belaugrijkheid der dieusten , die de pisalzondering en uit-scheiding aan 't ligchaam bewijst, zoowel als het gewigt van #9632; elke verandering in hare verschijnselen, te doen beseffen. —Er bestaan slechts zcer wcinige algemeene ziekten, wier aanwezig-lieid met tevens eeu grootere of geringere afwijking van de gewonc menging of bestanddeelen der urine teweegbrengen. Er zijn zelfs velo ziekten, die het gemakkelijkst en het best door een veranderde pisuitscheiding te overwinnen zijn, en vele kunnen alleen door die working genezen worden.
Het is zcer te wenschen, dat wetenschappelijke mannen stel-selmatig dc veranderingen der urine ouderzoeken, teneinde in vele gevallen eon meer zekere basis voor de behandeling te vlnden.
Dc ontstcking der Nieren.
Deze ontsteking geeft zieh bij al dc dieren op dezelfde wijze te kennen; ook de behandeling is bij het rundvee volkomeu gelijk aan die der paarden, maar de genoemde ontstekingswe-
-ocr page 85-
78
rende zontcn mögen, zelfs in nog grooterc giften, dan in het ecrste deel opgogeven zijn, gebrnikt, en ook mocten ettcrdragten aan de billen gezet worden. (Zie de kenteekenen dozer ziekte op biz. 217, on de behandeling onder op biz. 221 en vervolgens.)
Bij bet rundvee is de nier-ontsteking meer dan bij andere dicren gencigd tot nier-vercttering, als eene daaruit nablijvende ziekte. Men kan op dien toestand met eenige waarsohijnlijklicid rekenen, wanneer bij nablijvende groote gevoeligheid in dc nier-strcek of schijubare zwaktc van hot kruis dikwijls, maar in kleine hoeveelhcdeu, troebele pis, die eon otterig bczinkscl vormt, uitgescheiden en liet dior van tijd tot tijd door ecu ligtc koorts, do etteringskoorts, (febris leida fldlmka) aangetast wordt. In zulke gevallen boudo men zieh niet op mot eon vruchteloozc bc-handcling; men roope dan liovcr den slager in plaats van een' arts.
De behandeling van de ontstcking der pisblaas is aan die der uior-ontstcking volkomon gelijk. (Zie biz. 334—227.)
Hct Bloedwatercn, Bloedpisscn, micrighcid, de Weide, het Wee.
Onder terugwijzigiug van hetgeeu hierover in 't eerstc deel, biz. 241 en 242 gezegd is, vooral ook ten op/.igte der oorza-ken , zoo acht ik hct hier noodzakelijk, de onderworpelijke ziekte, dewijl die veel meer bij hot rund, dan bij het paard aangetrot-fen wordt, meer mauwkeurig en in het breedc te behandelon , te meer, daar doze ziekte elk jaar in do streken, waar zij ge-wooidijk in 't laatst van Mei en in Junij voorkomt, een menigte dieren te gronde doct gaan, welke ongelukkige uitgang in zecr vele gevallen kan voorgekomen worden.
Ofsehoon het ondorworp hier alleen het zelfstandig blood-watercn on niet die, welke als een versebijnsel eener andere ziekte bestaat, behelst, zoo vond ik het evenwel doelmatig, om dezc ziekte van andere blocdige uitsohoidingen längs denzclfden wes; to kunnen onderscheiden en dus in gecne dwaling omtrent
-ocr page 86-
79
den waren aard van dat verschijnscl te gcraken, de ouderschei-dene kcuteckoncn zoo naauwkeurig mogelijk op te geven, daar ecu jniste beschouwing van het wezen der zickte volstrekt nood-zakelijk is , om met gegronde vooruitzigten op een ge-wenscht govolg de geneoskundige behandeling te beginnen, daar deze juiste bescliouwing van den waren aard eener ziekte het ibndament is, waarop de behandeling meet gebonwd worden.
1deg;.) Naar bleed gelij kende pis. Het vindt wel niet dik-wijls, maar toeli ook niet zeer zeldzaam plaats, dat sommige dieren eene sterk roode, vaak doorschijncndo, dikwijls dikach-tige urine (pis) uitscheiden en daarbij ook wel meer of min duidelijk bespenrbare pijn doen blijken, zonder dat echter wer-kelijk blocdbolletjes (missebien meer doclmatig bloedschijfjes ge-naanid, want door den mikrosooop beschouwd hebben ze veel overeenkomst met kleine schiji'jcs) daarin aanwezig zijn. Wan-ueev zoodanige pis in een' pot of kom opgevangen wordt, dan begint die, zelt's wanneer hij geheel klaar of doorzigtig werd uitgescheiden , met het verkoelcn, en na versclieidenc uren gestaan te hebben, een uiterst fijn poederachtig bezinksel tc vormen, dat, wanneer de vloeistof afgegoten wordt, cerst een rozenroode en na de volkomene uitdrooging echter de klenr van roest of oker aanneemt.
2deg;. Werkelijk bloedige pis. Ilierbij is, hetzij ten eersten het bloed met de urine bij het waterlozen zoo gelijkmatig en innig vennengd, dat men een meerder of minder levendig rood-geklcnrdo vloeistof voor zieh heeft, of, ten tweeden, de pis is, hetzij in 't gelicel niet of althans weinig roodgekleurd; er drij-ven dan daareutegen verschillendc groote en onderscheiden talrijke stukjes gestold bloed daarin, die dadelijk na het opvangen in een' pot op den bodem nedervallen.
De laatste soort van menging is een teeken , dat de bijmeu-ging dos bloed in de pis eerst na zijue bereiding in de uitvoe-rende Organen; de pisleiders , de blaas of pisbuis, geschied is.
Die zamenmeuging is niet zoo innig, dan die, welke in de eerste plaats is bcschrcvcn , en is een gevolg van een of meer geborstene bloedvaten.
Zulk eene met vlokjes en stukjes geronnen bloed vermengdo urine wordt waargenomen bij hevige beleedigingen der blaas, als
-ocr page 87-
80
:.: I b.v. bij hondeu, wanneer zij door een' niet te zwaren wagen over-
reden zijn, en soortgelijkc werkiugen meer, terwijl dan later
ook wel etter met de pis uitgescheiden wordt.
De in de eerste plaats besehrevene , innige bijmenging des bleeds met de pis geschiedt steeds in de afzonderende Orga­nen , de nieren, en is of een teeken van overgroote bloedrijk-heid (congestion of ontsteking) of eene zeer groote verslapping daarvan, welke eene doorzijpeling of uitscliciding van blood door de het bevattende — de bloedvoerende — vaten, mogelijk maakt.
Van de ontsteking der nieren en de haar dikwijls voorafgaandc prikkeling dier organen, alsmede de haar vergezellende verschijn-selen, is reeds op biz. 218 en vervolgens gehandeld (zie daarover het Istc deel). Waar de daar beschreven keiiteekenen ontbreken, daar lieeft men het te doen met het tegcnovergestelde, n.l., de verslapping, doch deze beide contraire toestanden staan met el-kander in een naauwkenrigc verhouding, zoodat de laatste steeds een gcvolg van den eersten toestand is. De schijnbarc tegen-spraak , die hierin gelegen is, zal door de beschouwing van hot in vele streken menigvuldig voorkomende h eers chende bloed-watercn volkomen wegvallen, want dat deze zieh in meer dan een opzigt en wel in de meest wezenlijke, van de nier-ontste-king onderscheidt, kau niet in tvvijfel getrokken worden.
De heerschende bloedpis, mierigheid, de weide, het wee, treft paarden en rnndvee, doch wordt, gelijk reeds gezegd is, meer bij laatstgenoemde diersoort aangetroifen. Zij begint daiirmede, dat de volkomen tierig en vlug schijnende dic-ren vaak en in kleine hoevcellieden eene slechts matig bloedig geklcnrdc pis uitscheiden, waarbij zij door het aanmerkelijk krombuigen dor rnggegraat, het trippelen met de voeten en slin-geren met den staart pijnlijke aandoeningen in de piswerktui-gen te kennen geven. Wanneer deze verschijnselen de opmerk-zaamheid tot zieh getrokken hebben en men de ontlaste pis opvangt, dan is menigmaal, na deze lang gestaan lieeft, nog geen werkelijk bloedig, maar slechts een troebel bezinksel op den bodem, dat echter geen poederachtig praicipitaat bevat, te bc-speuren.
Na längeren duur der ziekte, b.v. van vier tot zes dagen, wordt de gehalte aan bloed in de urine steeds grooter, en
-ocr page 88-
M
Uatstgeuoemde vloeistof laat dan, wanaeei het geraimea tijd
gestaan hectt, hct bloedig bijmengsel op den bodem vallen, zoo-dat in het vat (pot of kom), waarin men de bloedige pis be-waart, een slijmig bloedbezinksel na liet uitgieten aclitevblijft. Gedurende dozen tijd is bij al de lijdendo diemi in de nier-streek een grootere gevoeliglieid en verhoogde temperatuur (warmte-graad) waar te nemen, doeh slechts bij zeer weiuige individuell stijgen die verschijnseleu zoo boog en voegen zieh nog andere daarbij, dat het beeld eener wcrkclijke nier-ontsteking te voor-schijn komt. In verreweg de meeste gevallen verändert het aangetaste dier sleehts langzaam van zijn gewoon voorkoinen, en eerst nadat de gevoelighcid in de leaden een zekere hoogte be-reikt heeft, verliest het haar over 't algemeen zijuen glans, en beirint ruw, oyereindstaande to worden , en zachte koortsbewe-gingen vergezellcn hot lijden, dat in ongeveer twee wekeu een volledige rotskoorts ontwareu laat.
De vroegor aamvezige versclujnselen van prikkeling zijn dan verdwenen; de voorheen roodgekleurde slijinvliezen zijn bleek en do to voren warme en afwisselende temperatuur der oorcn, ho-rens en estrcmiteitcn heeft voor een blijveude koude plaats ge-maakt; do beosten lekken zicii niet meer , de oogen en inond-holte vullen zieh met een taai slijin ; de bloedige pis-ontlastingeu nemen in hoeveelheid toe, zoodat men den toestand een bloedin-e pisvloed zon kunnen noemeii. Hot melkvee heeft om dezeu tijd reeds lang veel minder melk gegeven, of zij is ook vaak oveneens met bleed vermengd , of de melkafzondering heeft geheel en al opgehouden. Walgelijk mikoiide buikloopen nemen het laatstc overblyfeel van kracht geheel weg; do in snelheid aanlioudend toeucmende pols wordt steeds lediger en venhvijut eenigen tijd voor den dood geheel, terwijl de slageu van het hart zoovcel te voelbaarder werden. Zeldon dimrt dc ziekte bij zulk een ou-gunstig vcrloop over de vier woken ; wanneer zij echter in een werkelijke nier-ontsteking ovcrgaat, zoowel als bij con doelma-tige hulp dor kunst, is haar duur korter.
De opening des cadavers toont haar den uitgaug dor ziekte,
hetzij do teekens van nier-ontsteking (zie 't Iste deel, biz. 220) aan,
of men viudt, beuevons de versehijnsolen die do rotkoorts steeds
achieiiaat, blocdannoodo in hoogea grand, grootc murwheid
ILnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;0
-ocr page 89-
Si
of volkoincn week-zijn van Let /.wart-rood gekleurd uier-weefsel.
De oorzakcn van het licerselicndc blootlwateren, de weide, mierigheid , ziju steeds aan voor de gezondheid zeer schadclijkc voetlingstollon, of de zoodanige, die althans met zolke schadelijkc dingen verontreinigd zijn, toe te schiijven, u-aardoor niet zcl-den cen toestand geboren wordt, (He aan werkelijkc veigiftiging grenst. Het menigruldig gebruik van stork zamontrekkeiulc, aetherische olic bevattende en scherpe stofTcn laquo;it hot plantcn-en dierenvijk. Dienlengevolge zien wij doze ziekte daav hot me-nigvuldigste ontstaan, waar het vee ziju voedsel moot zocken op zekere boschaehtige streken, zooals in soiiiraii;e gedcelteu van Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant, enz. Het zamentrek-kend bcginscl, dat do bladen en knoppen van eiken- en el-zenstruiken in zieh bevatten , de rijkdom van bars in de jongo spruiten van pijn- en dennenhout, der jenever-bessenstruiken, het sclicrpe in onderscheidene ranonkelsoorten, geuadekruid, {Grali-ola officindUs Z.), de spaansche vliegen, do Mci- en bruine en blaaawe kevers, die in 'tvoorjaar nienigvuldig op struiken van voclitige en boschachtige weiden aaugetroffeii worden en die het vee dan met de bladeren doorslokken , breiigen daarna meestal do ziekte te wecg.
Hoe groot echter de zekerheid zij , waarmede men de genoemde Stoffen als aanleidingeu voor de oatwikkeling dor ziekte beschul­digt, zoo zeker is het ook, dat hare nadeelige working (de insecteu nitgezonderd) in dien graad vermindert, naarmatc zij met meet gczondo, geheel onschadelijke voedingsstoffen vermengd, gegcten zijn geworden.
Hoezeer ('.o verm en. ging van znlke schadelijke planten met andere onschadelijke i!e nadeelige. working dor eerstgenoemde verzwakt, zelfs somtijds geheel wegneemt, blijkt daaiuit, dat in weerwil van veelvnldige ondervindingen de zeer giftige wor­king der twijgen van den ijpenboom f/ti.vi!s baccata) voor paar-den althans reeds voldoende aitgemaakt is, cvenwel — volgens itKNNKii — doze in sornniige streken van ITesscn , in tijden, dat er gebrek aan voeder voor de dieren bestond , met andere voederstof-en vermengd, do paarden zonder nadeel gevoederd is geworden.
Zoowel voov de behandeline als ook ter voorbeliordine is dat
-ocr page 90-
8.'5
vüorzeker niot van belang ontbloot. Daar mi genoemde planten en Insekten in sommige streken menigvxQdig aangetrofEen worden, terwijl andere daärvan geheel of groolendeels bevrijd zijn, zoo is hct verschijnsel, dat de ziekte in die strckcn jaarlijks voor-komt en op andere gründen schier nooit, daaroit vanzelf tc ver­klären.
In cenige streken van Fraukrijk kemt bet bloedwateren — vol-gens den tijd van hare hoofd/.akelijke uanwe/.igheid ook Mei-ziekte geuoemd — in yereeniging van ecne ontsteking der darm-slijmvliezea roor. De oorzaken zijn. gclieel dezelfde, wcshalve men daar te lande de ouderworpelijkc ziekte ook houtziekte fma-ladie des öols, mal Je iois) noemt. In clk geval onderseheidt die zickte zieh wezenlijk van hei hier voorkornend eenvoudig bloed-pissen; want zij is niet allcen veel gevaarlijker dan de hier heer-sdiende, maar de geaardheid der haar vergczollendo koorts en andere verschijnselen der dickte en der opening van het cadaver laten met grond vermoeden, dat het miltvunr (anthrax) daar-bij mede in iiet spei is, waardoor ze een zoo boosaardig karak-ter verkrijgt.
Tea slottc mag nice vcraiimd worden, bij de aanlcideude oor­zaken to vermelden, dat uiet alleen een schrale en sehadolijke voeding gedurende den winter het uitbreken van hot blocdpissen in 'tvoorjaar voorbereidt, maar ook dat vee, 't welk, nit vreemde streken ingevoeird, cn aan de invloeden van het oord , werwaarts zij gebragt zijn geworden , niet gewoon is, ligter door de zickte aangetast wordt en ook eerder daaraan verloren gaat.
De beoordeeling rigt zieh naar de hoogte, die de ziekte reeds bereikt heeft, den dnur barer aainvczigiieid, en eindelijk, in hoever de oorzaken Ic verhoeden of altlians van working verzwakt können worden. Zoolang de bloedbijmenging gering is, in de opgevangene urine geen werkelijk hloed bezinkt en geen aanmerkeüjke koorts aamvezig is , kun de genezing gemak-kelijk tot stand worden gebragt; zij volgt diin ook zelfs wel, scliooii niet altijd, wanueer de dicren aanstpnds een gezonde weide gegeven kan worden. Xeemt de ziekte hct karakter eencr werkelijkc nier-ontSteJdng aan, dan werde zij geheel overecn-komstig de bij die zickte bcschrcvrnc wijzc (zie decl I, bladz. 218 en vervolgens,) behandeld. Wanneer daarentegen de aan-
6*
-ocr page 91-
SI
viinkelijke prikkeling tot passive bloedophoopingeu en versbpping van het nierweefsel gcleid heeft , dan is ook in dit. geval nog wel een günstigen uitgang te liopon, maar de graad van hoop is afliankclijk van den kraclitstoestand en de hoogte der mogelijk aanwezige koorts. Bij volledig ontwikkelde rotkoorts en de aan-\ve;'.iglieid van walgelijk ruikende buikloopeu is de uitgang ge-ineonlijk de dood.
De beh an deling vercisclit in elk geval in de cerste plaats het wegnemen der oorzaken, terwijl haar meerder of minder günstig gcvolg nthankelijk is van do naauwkeurigheid, waannede deze voorwaarde vervuld wordt; dan maakt de graad der ziekte in den weg, die tcr genezing ingeslagen moet worden, een wezenlijk onderscheid. Is de patient krachtig en goed doorvocd, de ziekte eerst pas ontstaan , de pols vol of zell's wel hard daarbij , of klein en hard, het cog zeer rood en vormt de eeuigen tijd gestaan hebbende pis slechts een slijmig, troebel, maar met bloedig bezinksel, dan geve men eenvondig verkoelende zouten, met een slijmig af kooksel ; b.v., nee in : afkooksel van lijnzaad zes ncderl. maaijes, en zes lood glauberzout, dnarin opgelost. Gebrnik : 's morgens en 's avonds zulk een drank te geven.
Wanneer in de nierstreek groote hitte en pijnlijkheid te be-speuren is , dan doet hot bilzenkruid in tamclijk stcrke, door kokend water verkregene aftreksels, ook goede diensten. Eene aderlating is niet noodig, zelfs zou die bepaald nadeelig zijn , wanneer do dieren geen kraehtvol, weldoorvoed gestel beidtten. Men bedekke het dier warm, en bij pijnlijkheid in de nier­streek wende men daar wassohingen van warm water aan, waarin bilzenkruid is afgetrokken.
Heeft de ziekte echter reeds eonigen tijd , van vier tot zes da-'st:\, bestaan; zijn or bereids teekoneu van zwakte zigtbaar, vormt zieh in cie urine een morsig bezinksel van blozd op den bodem van den pot , nadat die eenigen tijd heeft gestaan, dan geve men met het afkooksel van lijnzaad, in plants van wondcrzout, een half lood tot een lood aluin, doch moet men met dit inidiel te gebruiken niet te haastig zijn.
Het volgcnde voorschrift is mij welwillend medegedeeld door den weledelen heer .7. i). v. , te dczcr stede. In do orastreken van Z.Eds, landgoed , een paar nren van doze slad venvijderd ,
—_
-ocr page 92-
85
vraai deze ziekte jaarlijks voorkomt , lieett die heer door hot uitreiken van dat miildol zeer talrijke, volkomeu naai- wenscb gelukte geneziugeu tot stand zien komen ; zulfs waren de geval-len met cen ongelukkigen uitgang hoogst zeldzaam , en naar alle waarschijnlijklieid daaraan toe te sclirijvcn , dat de ziekte reeds cen te Loogen graad bereikt had , dat de zwakte-toestand aan-merkelijk was cu cr veelligt reeds teekens van rotkoorts aan-wezig waren.
Ook ik ben in de gelegcnlieid geweest, meermalen dat voor-schrift te gebruiken, en kau ook uit eigene ondervinding de gunstige werking roemen, nl. däär, waar de aanvankclijk ge-prikkelde toestand reeds verdwenen en zijn overgang hegin i te maken in zwakte en verslapping van het nicnveet'scl.
Bedoeld voorschril't luidt als volgt: jNTecia; Armcnicsclic Bolus 3 load, Catcchn. Salpeter. Arabische gem.
Tormentilwortelj van elk een lood. Euwe Alain ~ drachma.
Alles tot een met fijn poeder gestampt en in twee gelijkc lioeveclhedcn verdccld.
Gebrnik: 's morgens en 's avonds een dozer poeders, met keu-kenstroop gemengd en dan met y., kan water vereenigd, in te geven.
Slechts zclden is het noodig , cen derde poeder te moeten ge­bruiken.
Eij in g hoogereu graad van zwakte en grootc lusteloosheid, wanneer reeds dc voorboden of do eerste teekenen der rot­koorts te bepeuren zijn, moeten de slijtnige afkooksels door die van tormentilwortel en eikenbast (zeer lang te koken) vervangen worden, en op ruim een halve kan daarvan een lialf tot cen lood ijzervitriool (zwavelzuurijzer) bijgcvoegd worden, en moet men de patientcn 2 tot Smalen daags zulk een drank ingeven.
Het koporvitriool (zwavelzuur kopcr) is evenzeor veelzijdig als een uitmuntend middel ter genezing van het bloedpissen aange-prczen, en zijne goede working, die starker is, dan die van het ijzervitriool, kan niet worden ontkeml: menigraalcn heb ik daar-
-ocr page 93-
van schitterende uitkomsteu mögen zien, maar het wordt, wan-neer reeds een hooge graad van zwakte bestaat, de rottige toe-stand zieh vertoout, niet zoo goed verdmgen; ook verliczen de dieren na 't gebruik daarvan zeer spoedig de nog aamvezigo eetlust. Wie het echter desniettegenstaaude wil gebnüken, geve daarvan twecraalcn des daags van cen tot twee drachma , opge-lost in een door kokend water verkregen aftreksel van valeriaan bf van enget- öf van kalmuswortel (*) , Ijijna cone wijnflesoli vol. (f).
Behalve de hier opgegevene middelen worden er nog vele andere aangewend, doch de genoemde hebben het voordeel, dat honne bijna zekere werking vcelvuldig door de ondervinding bevestigd is.
De heer H., met wien ik voor geruimen tijd , om cen paard te onderzoeken op ZEds, een nur van deze stad gelegen bniten-verblijf was, vevzekcvdc mij, dat ZEd. zieh steeds goed lind bovon-den, bij het bloedpissen 2'/, ncdl. ons versehe , ongezouten botor, in vloeibaren staat (ik meen met warm water), in te geven , in enkele gevallen bij herhaling; bij gebreke van dien was hom ook even zoo veel zeer zuivere olijf- of boomoüe goed bevallcn. Ik heb tegen de mogelijkheid der goede werking daarvan niets in te brengen, wanneer nl. dadelyk in den beginne, dat gebruikt wordt, als er nog een pijnlijke prikkeling der nieren aanwezig is: later zou het verkeerd zijn. Bespcurt men daarna geene werking of zeli'ä wel toeueming der vcrschijnsdcn, dan gebruike men aanstonds de versterkende, zamentrekkendo middelen, die opgegeven zijn.
De voorbehoeding. Het ontstaan van het bloedwateren van bedoelden aard is bij vee, dat aan de plaatselijke, nadeelige invloeden gewend is , daordooi zeker voor te komen, dat men het des avonds en des morgens cen toereikende hoeveelheid goed, droog voeder gevc; deze voorzorg is alleen dan zonder gewenscht gevolg.
(*) Men late cen dezer worteis fljn snij.len, ('uijv. 3 lood voor elken drank), doc dat in een pot of pan, giet het water kokend daarop, slnit de pan uaauw-keurig en laat het ecu balfaur trekkon, niet koken.
ff) De veearts ITentzk gebraikte veelal lict volgende voorschrift met een goed gevolg; neem ; Lijnzaad 4 !uod, kook het met twee wijnflessclien vcl regenwater (ot er '/i Tan verkookt is, zijg lict door cene tems cn los in het hecto voelit op: zwavelzuur koper (blaauw vitrioolsteen) 3 drachma. Gebruik: quot;s morgens en 'snvonds de. helft in tc goven; daarna hiermede
op llOUih n.
-ocr page 94-
87
auncer de oorzaak der ziekte gelegen is in de veroutreinigiiig des voeders met vele scliei'pe inseeteu, spaansclie vliegen, raei-cn an­dere kever-soorten. Bij van eiders nieuw aangekocht vee is dit eek-ter niet voldoende; zulke diereu geve men gedorig dranken van lijn-zaad-afkooksel, of van kaasjeskruid, {malva, mnlame,), ora de selia-delijke working cn prikkeling zooveel mogclijk te keer te gaan.
/Ji:laquo;laquo;, I i:\ raquo;ER laquo;ESEACHTSWEELEX.
Onflaquo;(cking van de Baarmocdcr, Draas;zaii,
Vruclitlioiiiler, lict Eijf.
Deze ziekte, weinig bij mcrrie's, maar zooveel te mecr bij koeijcn, vooral na moeijolijke verlossingen, voorkomende, hebben wij reeds in 'teerste deel, bladzijde 243, bcsclircvcn, waar de kenteekenen, oorzakcn en de behandcling opgegeven zijn. Daar bij koeijen echter de overgang dezer ziekte in cttoring gelicei niet zeldzaam is (zie dl. I, blz. 244), dat echter bij mcrrie's weinig wordt aangetroffen, zoo is het noodzakelijk, dat wij hier de kenteekenen van dien overgang der ondcnvcrpclijkc zielctc en de behandeling opgeven, bcnevens de bcschrijving der vcr-schijnselen van het goopcnde cadaver.
Kenteekenen. De overgang der baarmoeder-ontstekiog in ettering is te vooronderstellen, wanneer na het afnemen cn quot;t gedceltelijk verdwijnen harer in het eerste deel opgegevem: verschijnsclcn zieh van tijd tot tijd op nieuw koortshuiveringen doen zien, waardoor dikwijls de hären längs de ruggegraat over-eind rijzen, de patienten, in spijt, dat zij veel en best voeder genieten cn ook met Inst eten, evcnwel cen kommerlijk aanzien bekomen en do melkafzondering slechts onbeduidend is. Bij znlke dieren bespeurt men veclal ceno annhoiulende eiterige uit-vlocijing der soheedc of klink, die men echter niet nioet ver-warren met den witten vlocd (zie dl. I, ijlz. 248). In andere gevallen echter blijl't de moedermond steeds gesloten, en dan lioopt de afgezonderde etter zieh in eene verbazende hoevcelheid in de baarmoeder op; in nng andere gevallen vormen zieh in de baarmoeder geslotene etterzakken (nbsoessen), die langen tijd zonder vcvder nadeel voor hot Icven en de sezoudbcid des dters
-ocr page 95-
SS
aanwezig kinnicn zijn. Bij de beide eerstgenoemde soorlca van ettering der baarmoeder ontstaat, hetzij tengevolge van sappeii-verlies of door de wederopneming van etter in het bloed, uit-putting of kwaadsappigheid des diers, en het sterft, nadat eeuige woken voor den dood ecu buikloop is ontstaun, die men te vergeefe tracht tc overwinneu.
Opening van het cadaver. Men vindt volgens de ver-sclüllende aitgangen der ziekte de baarmoeder, Letzij in haar geheel of ten deele in den hoogsten graad ontstoken of ver-vmivd; het haar bekleedend slijmvlies , alsmede het spiervlies, zijn niet alleen zoo verdikt als het de toestand der dragtigheid medebrengt, maar nog dikker en bloedrijker; het eerste wordt zelfa vaak van laquo;verkelijke fluweel-zwartheid bevonden; de vrucht-knoppen zijn bij kooijcn opgelost, het voorste gedeeltc der scheede is eveneens ontstoken en buitendien zijn meer of minder aanmerkelijke beleedigingeu der baarmoeder aanwezig.
Was ettering de cdtgang der ziekte , dan outlast de tot dus-ver gcsloten geweest zijnde cu zeer uitgezette baarmoeder al naar den tijd, dat de ettering geduurd heeft, dikwijk ougeloofe-lijke hoeveelheden etter, die versehillend van dikte kau zijn, of men vindt in die gevalien, waar eenc etter-uitvloeijing tijdens hot leven des diers aanwezig was, de vliezen der baarmoeder verdikt, verwoest en met vcle zweren bezet, zoodat zij schier ecn kankerachtig aanzien verkregen hebben. In andere gevalien moeteii, zooals sommige artsen opgemerkt hebben, goslotene etterzakken der baarmoeder naar buiten ziju doorgebroken eu huunen inhoud in de buikholto ontlast hebben, waarna de dood dan tengevolge eener bijkomende buikvlies-ontsteking gevolgd zoude zijn.
De behandeling der ettering van de baarmoeder bestaat in het. 3—4malen daags herhaald iuspuiten in de scheede, met eene zwakke oplossing van zwavelzuur koper, — het be-kendc blaauwvitriool-steen , in een afkooksol van lijuzaad.
Het volgende voorschrift doet raede vaak beste diensteu.
^Neera : Duizendblad (*) 4 lood ,
kook het met nüm 1J. kau regenwater, lotdat er
{*) Ilct daizeudblad (Ae/UUea HilkfoUimi L.) Seliafgarte, in sommige
-ocr page 96-
#9632;^
89
lj- flissch (12 maatjes) voclit overgebleveu is, als het dooxgezegen eu dc stol' uitgeperst is, cu los (laariii op :
Zwavclzuur-zinK (witte vitrioolsteeu) 2 oude looden.
liiermetle 3—-t malen daags zeer büliuüdzaam tot de scheeile ingcspoten.
[Prof. STBADB.)
Ilct hoofddoel der behandeliug moot zijn, om den c-.ttcr voort-dureiul tc vcnvijdcrcn cu door aaiiraking der etterende plaat-sen met eeu ai'kookscl van specerij- cu balsemacbtige zamen-trekkende vloeistoffen dezo in hare afzouderendo werkzaamlield tc beperken. Daarfcoe zijn nicde zeer dienstig ut'küoksols van eiken bast, met byvoeging van tinctuur van Duivelsdrek, of van Mivre, of men ncme tliee van kamillen met dezelfde tincturcu en ecu weinig alnin.
Van al deze middeleu is het eerstgenoemde, van koper-vitri-oolsteeu n.l., het goedkoopste en niet minder doelinatig; ook het twecde is schier even zoo goedkoop, als men het kruid kent en vveet tc vinden.
Wanneer zulke etteriugeu echter reeds eeuige weken beslaan hebben en voor de behandeliug in het miust niet geweken zijn, dan zoude ik de vordere moeite ter genezing opgeven en het lijdeude dier zooveel doenlijk trachten in vleesch te doeu win-wen cu tijdig slagteu; want zoodra zieh later de buikloop bij de ziekte voegt, dau baat de beste voedering niets mcer; de paticntcn vermagcrcii steeds nicer en meer, sterven ten laatste toch aan dc gevolgen eu men heeft vele maandeu te vergeefs gevoederd.
Isog ongunstiger is de kaus bij de baarmoeder-ontstekiug, wanneer dat orgaan besteudig gesloteu blijft en zelfs niet van tijd tot tijd eeue opening daarvan eu uitvloeijiiig van den opge-hoopten etter plaats vindt. Om dien toestand te kennen, is
streken vau GelJerlaud llazegarbc geuoemd, groeit meaigvuklig o;) groen-land, längs trek- cu andere wegen. De bladeu zijn klein, grasgroen aan beide zijdcn gevederd als cene pen ; als men de bladcren wrijft, ontwaart men cene balrnsemaelitige geur; dc smaak is knmlerig, maar wat scheri) cu bitter.
-ocr page 97-
!MI
sleehts voor hem mogelijk , die de ziekte zieh hcel't y.ieu out-wikkelen, en zelfa dan is het nog zeer moeijelijk; gewooidijk wordt die toestand geheol voorbijgezien. Ten laatste ontstaan kwaadsappighcid en buikloop, en eerst nadat het dier gestorven is , wordt bij de opening de grondziekte faekend. Van genees-kundige behaudeling kan bij dezen toestand derhalve niets wor­den gezegd.
Het best is, dat men de baarmoeder-ontsteking trachte voor te komen, door eenige dagen voor cu na, de verlossing de arnica. to gebruiken, volgens liomoiopatliischc regels (zie dl, I, biz. 245).
Oe wltte ^ loed.
Ofschoou over dit onderwerp in het eerste deel van biz. 243—251 in het brcodo gehandeld is, on de koeijen, die daar-aan lijden, volmaakt op dezclfde wijzo behandeld worden als de inerric's, zoo moen ik echter nog te moeten zeggen, dat wan-neer aan witten vloed lijdeutle koeijen ook al uiet onvruchtbaar zijn , zoo zijn zij ter voortplantiug evemvel niet geschikt, en moct men znlke dieren met dat oograerk niet aatdioudcn, daar zij toch in meest alle gevallen sleehts zwakke scheppels voortbren-gen , terwijl zij in het geven van melk altijd ver bij de dieren van hetzelfde ras en die op dezolfde weiden grazen of op den-zelfden stal gclijkelijk gevoederd worden , ten achteren blijven , zoowel in de hoedanigheid als in de hoeveelhcid. Men zal derhalve het verständigst handelen, om koeijen, die aan den werkdijhen wiiten rZoed lijden (zie over het ondorscheid der nit-vloeijing bl. 348), na dc genezing of zooveel mogclijke bepev-king der ziekte, te mosten en te slagten.
Het eten van het vlcesch van zulke dieren is zelfs in hoogere graden der ziekte, gesteld echter, ^at zieh nog geenc rotkoorts bij den toestand heeft gevoegd , in geenendeele nadeelig.
Kwcren in lt;lc ^raquo;eliccdc, of Klink.
Dikwijls ontwaarl men bij koeijen zclfstandigc Mreren in tic
-ocr page 98-
klink, die veelal van ceu' vrij hardnekkigen aard zijn, vranneer zij namdijk nict aan eene zcer zorgvuldige, doelmatige boliau-deling onderworpeu worden. In veie, zelfs in de meeste gevallen, worden deze zweren tengevolge van onoplettendheid oi' gering-schatting des eigenaars verwaarloosd, eu roept men dan eerst de hulp van cen' deskundige in, wanneer zij ecn' gcruimon tijd bestaan hebben en door plaatselijkc onzindelijklieid der met die zweren bezette deeleu de toestand liardnekkiger van aard geworden is.
De beliandeling. De inspuitingen van phagademscb wa­ter {aq. Phagadm.), dat licstaat uit eenc bereiding van 1—3 grein bijtendc kwikzilver gublimaat cn 3 oude loodon kalkwater, die dikwijls door artson daartegeu aangewend worden, leiden niet altijd tot het gewensohte doel, daar dat middel, slcchts in-gespoten wordende, niet bestendig genocg werkzaam kan zijn. Eene zwakke oplossing echter van zinkvitriool—witte vitriool — waarmede men linnen plokael ter deeg bovochtigd, in de klink oi' scheede leggen en die gedurig hemieuwen moet, doet seiner altijd de gewcnsclite dienst en is weinig omslagtig.
IJe zlektc iler Franseben, Paarlzudri ünnlglteld, TobeiiiLelKlelcte.
In verreweg de meeste leerboeken der vecartsonijkimde, zeli's door mannen van groci.cn naam geschreven, wordt deze ziekte besoliouwd en besehreven als ware zij volstrekt dezelfde als de stierzucht, of brulziekte, of loeiziekte, doch is dat volgcns inenigvuldigc opmerkingen echter geeuszins bet geval, daar de beide toestauden niet alleen dikwijls genocg van elkander gc-sebeiden voorkomen, maai de eerste ook vaak in eene veran-derdc gesteldheid der vochten en rigting der produetie, der-halve kvvaadsappigheid, de laatste echter in veranderde of ont-stemde zenuwwcrkzaamheid bestaat, die eerst in den verderen loop tot kwaadsappigheid leiden kan.
Doordicn deze beide zicktelocstandcn zeer dikwijls gelijktijdig
-ocr page 99-
D2
in hetzelfde ligchaam aanwezig zijn, vloeijen hunuo vcrschijiiaeleu ineen, zoodat daardoor niet allcen bedoelde dwaling ontstaan is,
raaur het ook zcer raoeijelijk valt, om die elk iiizonderlijk te besclirijven. Er zijn koeijen , aan de paarlzacht, of ziekte der Franschen, lijdende, geslagt geworden, waarbij nooit ecne ver-meerderde geslachtsdrift opgemerkt is kuunen worden , ofsehoon daarop naauwkeurig acht werd gegeven. Ook is liet in geeneu deele eeue grootc zeldzaamheid, dat vroeg gecastreerde osseu eveneens door do ondfirwerpelijke ziekte werden aangetast.
Het wezen der ziekte is ecne eigenaardige, zickclijk vcr-anderde vonningswerkzaamheid, die zieh door het verscliijneu van tuberculeuse producten der borst en huikhuid berestigt.
Het verloop dezer ziekte is buitengewoon sleepend van aard, maar maakt desnietlemin onalgebrokcn vorderingen; zij wordt. gewoonlijk verdceld iu dric tijdpevkeu. Van het eerste weten wij volstrekt geen zLgtbaar kenteeken gedurende bet leven des diers op te gcven, weshalve zijn duur ons dns ook onbekend is.
Wantxeer zulkc dieren echter geslagt worden, dan viudt men reeds aanraerkelijke ziokelijko verandoringen in hot ligchaam, die geen twijfel overlaten omtrent don aard van het lijden.
Maar ook de verschijnsclcn, die in het tweede tijdpcrk te voorschijn komen , ziju van zulk een' algemeenen aard, dat slechts hij, die dc beesten , waaronder de zieke bolioort, dagelijks gadeslaat, allcen met eenige waarschijnlijkhcid dc ziekte kan vermoeden.
De dieren, die volkomen goed doorvoed kuunen, en dat in do mceste gevallen werkclijk ook zijn, verminderen mcestal het, eerst, zonder eene oogensclujnlijkc oorzaak in de mclkproduc-tie; de dieren zijn volstrekt niets minder tierig dan anders, en al de levensverrigtingen worden zonder de geringste stoornis uit-gevocrd; de toestand des ligchaams beantwoordt naal wenseh aan de wijze van vocdering; allcen kan men opmerken , dat de koeijen minder gemakkolijk bevmcht worden , dat slechts eerst na verscbeidene malen herhaakl bespringen plaats vindt. Eerst in don verderen loop der ziekte ontstaat een korte, drooge hoest, en deze dric verschijnselen kunnen dan als een vrij zcker teekeu der ziekte beschonwd worden, vooral , wanneer dc ziekte ccnigen lijd tc vorcn ondcr lict vec opgemerkt is geworden. Eij
-ocr page 100-
98
eeu uitwendig allezius gezond voorkomen ainakt echter de ziekte in het inwendige des diers steeds racer of minder snelle vorderingen , zoodat maanden , ja zelfs meer dan ecn jaar voorbij kau gaan, vddr de ziekte in haar derde tijdperk overgaat; hoe verder zij echter in het tweedc tijdperk gevordcrd is, zooveel te bezwaarlijker gelnkt de bevruchting, en wannecr die ook al plaats gevoiulen mögt hebben, dan zetten zij toch vaak outijdig het kalf af; ook dc aclemhaling wordt wat versneld en bemoeije-lijkt; klopt men tegen. den ribbenwand, dan vindt men de gewone, Lolle klank in ecn doffen, minder klinkenden toon veranderd.
Het derde tijdperk is het gewone einde van al de kwaadsap-pige ziekten; de dicren beginnen nn mager te worden, verlie-zen den ectlust; er ontstaan zachte, maar steeds meer zigtbaar wordende koude huiveringen; de zieh ontwikkcleude sluipkoort-sen nemen allengs het rottig karaktcr aan; er doen zieh aan de vooten en onder aan de borst, tusschen de voorbeeucn, zuchtige opzwellingen zien; onder versohynselen van borstwaterzucht,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;%i
neemt dc nitgeademde lucht ecu' onaangenamen renk aan, en nadat zieh nog een stinkenden buikloop bij de andere verschijn-selen gevoegd licef't, volgt de dood onder al de keuteekencn van uitputting en rotkoorts , als het eiude der ziekte.
Een vermaard veearts heeft als een vergezcllend verschijnsel der onderwerpelijke ziekte mcermalen , en wel op vcr van elkan-der venvijderde landstreken , cene veelvuldige wrattenvorming aan de liuid opgemerktj waarvan sommige schier ongeloofelijke uit-gebreidheid verkregen hadden, dat hij beschouwt als een retlex van 'quot;t inwendig lijden.
De opening des cadavers. Men vindt aan het borst­en buikvliea verscliilleade groote, met een lijn \lie3 ovordekte graauw-roodachtige ligchaamtjes , die , hetzij de gedaante van een gierstkorrcl, meer of minder dc genoemde vliezcn bedekken, of van de groote eener middehnatigc hennepzaadkorrel, zoo op en naast elkandcr staan , dat daardoor dc geheelo groep veel overeenkomst heeft met het aanzien van cene moerbezie , en niet zelden de grootte bereiken van een kleine vuist. Bij het door-snijden bioden zij aan het mm incer tegenstand dan hetvlecscli, en hoort men daarbij vcelal ecu knarsend gelnid, Heeft het
-ocr page 101-
1)4
dier niet zeer lang aan ilo zickte geleden, dim kau hot zelt's behüorlijk vet zijii, maai was bij hct leveii de rotkooits aan 't einde der ülekte aanwezig, dan vindt men het ca­daver zeer vennagerd, en vorder de vorsehijuselBii, die zij altijd achtexlaat.
De oorzakeu. Sleclits bij weiuigx- ziekten is dc erfelijke aanleg, zelt's het overerven der reeds tot ontwikkoliug gekomeno ziekte zoo duidelijk en uandtastelijk bewezen, dan bij do zoo-genoemde ziekte der Fraasohen, zoodat daaromtrent niet de ge­ringste tsvijlbl bestnat.
Sommigen beweren , dat zekere kruisingen van ongelijke ras-sen, als b.v. van het zwitsersche met het oldenburgschc , hct dnrhamsche met het hollandsche ras, enz. aanleiding tot dc cat-wikkeliug dezcr ziekte bij de producten dier kruisingen /.oude quot;#9632;even. Ter bevestiging daarvan wordt verzekerd , dat bij eeu' veehouder, die runderen van zulk een gekruist ras had , de ziekte sinds 2Ü jaron daaronder vrij wat verwoestingen had aan-quot;#9632;eri'rt, maar nadat alle die diereu gemest en aan den slager overgegeven waren en de veehouder ecu ander zuiver ras weer od den stal geplaatst had , dat op dezelfde wijze gevoed en ver-pleegd werd, was dc ziekte voor altijd voor good verdwe-ucn. — Hetzij in alien govaile cenc wenk voor hen , die zoo'n ras op stal hebben.
Overigens zijn er bniteu do erfelijkheid tot dusver gecne als geldiquot; te besehouwene oorzakeu opgespoord kuunen worden.
3)c behauileliug. Hiervan kan eigenlijk geca sprake zija, daar dc ziekte in het ecrstc tijdperk volstrekt goenc en hct tweede sleclits onzekere kentcokenon aanbiedt, terwijl in het derde, wanneer men niet meer aan den aard der ziekte bchoeft te twij-fclen , de genezing niet mcer bewerkstelligd kan worden. Ilet is uitdienhoofde allemis geraden , om daar , waar men de ziekte uit andere vcrsehijnselen , dan uit de kentcekens opmaken kan, (want daaruit alledn is dat sleclits zeldcn mogelijk) do diereu, als zij goed in staat zijn , aan den slager te verkoopen, en zijn ze dat niet, dan most men hen zoo spoedlg mogelijk trachten te niesten en de sncllc tocneming der ziekte bepeiken door het da-'eliiks ingeven van con lood poeder van raw spicsglans , vermensd rael eeuige looden jencverbessen cu kalrauswortel , in
-ocr page 102-
95
3 malen verdeeld. Bestoat er echter reeds eene lieniocijdijktc ademhaling , dan blijveu deze poghigen meest allijd vrachteloos en de dieren yermageren steeds meer.
Yoor liem , die de zielte onder zijnc rundereu heeft, is het allerbeste middel , om zieh of in cens of voor en na to voor-zien van ander vee van cen zulvcr, ongekruist ras ; voor be-smetting bchoct'c men hoegenaamd geene vrces to koestcren; men wachte echter niet, totdat het laatste tijdperk zieh outwikkele , dat dil het dier doot sterven.
^'ntä flo SSeesirurcMksgäiciJJ, SSeeiibrcukxJektc.
Het is tot nog too iuderdaad eene moeijelijkc , zoo niet on-mogelijkc zaak , om eene in alle deelen goldige , gegronde be-sclirijviug dezer ziektc in haar icezeu en hare oorsaken te leve-ren, daar voomame autoriteiteu, als: de professoren kaijne , kokbek en KIJCHNEB, welke hunne dcnkbccldcn daarover in het breede ontwikkeld hebben, hot in 't geheel niet met elkander eens zijn en elkanders bewijsgrondeu wegslepend trachten te ont-zenuwen. Daartnsschen verheilen zieh hier en daar weder an­dere, sclioou minder vermaarde stemmen, die weder andere mee-ningen alten, en zelfs van besmettelijkheid cn erlelijkheid der ziektc spreken , welke laatsto denkbeeiden echter in 'talgemcen slechts weinig bijval gevonden hebben.
Het kernt mij voor, nit hunne beschouwiugen te mogon vast-stellen, dat er twee, in de verschijnselen tamelijk overcenkom-stige , maar wegens de oorzaken volstrekt van elkander ver-schülende ziekten met den naam beenbreukziekte aaugeduid wor­den , waarvan de con door soortgelijke oorzaken als de lekzucht in 't aanzijn geroepen wordt, die zieh in hoogerc graden en onder bijzoudero omstandighedou daarbij voegon kan , terwijl de andere door belemmering van de werkzaamhoid der huid en langdurig rheurnatismus teweoggebragt wordt.
De kenteekenen. Volgcns köiiber, die zijnc beschrij-ving op de dricinaandolijkschc berigtea van de vecartsen der Eijn-provineiön stennt , ontstaat het lijden het cerst koortsvrij , cn wel voornamolijk bij kalvcren en melkkocijen , cn verschoont
-ocr page 103-
meestal het trokvec. Dc patiSntea zijn in den beginne volkoineu ticrig, bij oiivenninclmlen cetliist; de eorste ziekteverschiju. seien beperken zieh tot dc kreupelheid van een der voeten , die ook tussclienbcide ann het eene been verdwijnen kan, om aan een ander wecr to voorschijn to komen ; daarbij scliijnt do die-ren het staan moeijclijk te vallen, want zij trippclen dikwijls met de bcenen keen en weer, zoader dat zij bij eene drukking aan die deelen pijn te kennen geven. Waimeer echter bij dezo kreupelheid ook al ligte verscliijnselen van koorts aanwezig mog-ten zijn, zoo bchouden do dicrcn daarbij evenvel nog gocden cetlust, maar aa eenige weken vermageren zij zeer in 'toogvallend.
Bij hot tocnomen der ziekte vermeerdert dc koorts, de Imid wordt hard en droog, do baren würden ruw en glansloos, do dieren verheffen zieh slechts met mooite van den grond en het loopen geschiodt met aanmerkelijke inspanning en belemmering. ]Met do toenemende zwakte verliezea do patienteu alien lust, zij knarsen vaak met de tanden , en bij het plomp nedevleggen des diers komt hot somtijds voor, dat het een cf ander der lange pijpbeenderen of een ot' meer ribben brekeu , doch dat gesohiedt in 't algomeen echter zoo zelden , dat daardoor do naam bcen-breukighcid — beenbreakziekte — aaauwelijks geregtvaardigd worden kan. In den regel zetten dragtige koeijen het kalf on-tijdig af, en bij wijze van uitzondermg brcngen zij slechts een voldragen kalf ter wcrcld, en wanaeer dat plaats vindt, dan is bet jonge dier, in spijt van de magerheid der mocder , in vol-komen goeden, krachtigen toestand.
Waimeer ook kokbek deze rheumatische beenbrenkziekte ge­streng van do door lekzuoht — lekzickte — teweeggebragte ondcrsclieiden hebbon wil, zoo komen evenwel het belikken en do onnauuivlijkc begeerte, om alles door te zweigen (zic Lek-zucht), toch ook in don eersten tijd der ziekte bij haar als ver­scliijnselen voor.
Onder het van LieverleJc toenemcu van alle ziektcverschijn-sclon eindigt dc toestand , waimeer hij eon zekere hoogte be-rcikt heeft en cr reeds een aanmerkelijke zwaklieid van het kruis aanwezig is, na don duur van 3—(J niaanden met den dood, en is natuarlijkenvijzc tc zekerder, wannccr een of meer becn-brenken hebben plaats gevonden. Bij znlke brenken vindt men
-ocr page 104-
'.17
niet die verschijnselen van opzwelliug en verlioogde wärmte dau bij breuken van gezonde beenderen het geval is, en zijn derhalve niet weer te heelen; ook brekeu zulke beenderen ligt nog eenmaal op eene andere plaats. Eiudelijk ontstaat een aanhoudende buikloop, die den dood yoorafgaat.
Hayne heeft opgemerkt, dat niet alleen do beenderen ligter bre­keu, maar dat ook de gewrichtsbanden zoo slap worden, dat de dieren bij het raocijelijk loopen het knakfcen van gewrichteo doeu hooren, terwijl bij bet overcind gaan, of het opstaau vaak outwrich-tingen plaats viuden, die na het teregtzetten al zeer spoedig op nieuw weer nit hunnc verbinding gaan. Bij de verlossiug outwaart men, dat de beenderen van het bekken door diezelfde slapheid der ge-wrichtsbandeu, zoo los te zamen vcrbonden zijn, dat men ze gemak-kclijk kan been en weAr scbuivcn.
De opening des cadavers biedt ovcral dczelfdc verschijnselen aan; de grootste magerbeid des cadavers, zoodat daarin geen zweem van vet te bespeuren is, zelfs het celvormig weefsel onder de huid is geheel incengedroogd en zit daardoor vast aan het onder Laar gelegen vleesob en dc beenderen. Verder ontwaart men als in elk cadaver als het. dier in dc laatste tijdperken van kwaadsappigheid gestorven is, bloedarmoedc, waardoor het vleesch en de ingewanden een zeer Week en slap aanzien hebben: dikwijls vindt men water-blazen aan de long, de lever, het bulk- en borstvlies: de beenderen zijn lichter van kleur, poreus, met roodaehtige en blaauwe plekken bezet. eu het zieh daarin bevindende mcrg is geeiachtig eu dun vloeibaar, dat ook reeds hespeurd wordt wannecr de ziekte nog geen hoogen graad bereikt had, maar dc dieren voor dien tijd geslagt werden. Nu en dan treft men ook nog wel andere verschijnselen aan, als waterige nitstortingen in de holten des ligchaams, week-beid en gedeeltclijke wegtering van het ruggemerg. enz., maar dat vindt men vcclal bij de mccste cadavers als kenteckens dat. het dier aan kwaadsappigheid gestorven is, en zijn gcene eigendommelijke steeds aanwezige teekens der beenbrcukziektc.
De oorzaken. Dc naaste oorzaak is zonder twijfel gelegen in ecu ziekelijk veranderde toestand der menging van de hardc, vaste deelen des dierlijken ligchaams, de beenderen, die cvenzoo zeker door niets anders t.eweeg gebragt, kan worden, dan door eene siechte
n.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;7
-ocr page 105-
98
voeding. Ook lang aanhoudende rheumatismus leidt, volgens köeber tot de beenbreukniekte. Uverigens is liet eene outwijfelbare waar-heid, dat. er nng andere, ons tot dusver uog onbekende oorzaken moeten werkzaam zijn.
Professor kvchnek beweert, dat de inrigting van den stal veel bijdraagt ter ontwikkeling der beenbreukziekte, en voert daarvoor als bewijsgrond aan, dat hij de ziekte nooit aan cen zekere land-streek gebenden heeft gevonden , maar dat zij slechts däär voor-komt, waar de dieren in dompige, kelderaciitige stallen staan, die niet goed uitgemest worden en waar onder den vloer de mestgier zieh ophoopt.
De beoordeeling. Wanneer de ziekte reeds een hoogen graad heeft bereikt is zij, even als bij al de uit ontmenging der voeüten veroorzaakte ziekten. bepaald ongnnstig; wanneer er reeds been-breuken aanwezig zijn, dan is het best om bet dier te slagten , daar die toch niet geheeld knnnen worden, dewijl de natuur hier de poginff der knnst in geenen doele oudersteunt. In die landstreken waar do ziekte heersohend voorkomt, is veraudering van streek vol-doende om de gezondheid te herstellen, gesteld namelijk, dat dit overbrengen naar een anderen bodem plaats rinde, zoodra de eerste teekens der ziekte, beginnende iekzucht eu moeijelijk, van het knakken der gewriohten vergezeld loopen, zieh openbaren.
De bchandeling vereischt, van den oogcnhlik af dat men de ziekte bespeurt, cen krachtige voeding van onbe.rispelijke Stoffen; de stal zij warm, droog, vrij van ammoniakalc of andere onzuivere uitwasemingen, vooral drage men zorg voor een ruime, drooge strooijing, die dikwijls vernieuwd moot worden. Bespeurt men dat door de krachtige voeding de spijsvertering gestoord wordt en de voedingsstofTen ton decle onverteerd weder ontlast worden, de eet-lust afneemt, dan inoet men die dieren bij elkc voedering naar nm-standigheden 1—3 lepels vol van een poeder, bestaande nit alsem, kalmus, gentiaan of engelwortcl met kenkenzout en ruw spiesglans, van elk gelijke deelen, geven; verder moeten alle voedingsmiddelen volmaakt zuiver en onbeschadigd zijn, en eveneens vermijde man dezulken, die spoedig tot gisting overgaan. Ontdekt men reeds ver-schijnselen van Iekzucht, dau behandele men de patienten zoo als bij de besohrijving dier ziekte opgegeven is. Waar dnidelijk piju in
-ocr page 106-
99
de beeaen te bospearen is, als men liet dier vaak het eeu of auder been ziet opbeuren en trippelcu, als de Imid droog, stofferig en 't haar dof is, dan wrijve men hei ligchaam gedurig terdeeg met stroo en bedekkc bet dier warm en wrijve ook vooral de gewrichten en de huid in met kamferspiritus en terpentijnolie, van elk gelijke deelen dooreengemeugd. Ook worden vaak dampbaden van kokend water op hooizaad met cen goed gevolg aangewend, maar danmoet men voort daarna de dicren zorgvuldig droog wrijven en gebeel en al goed warm bedekken. Inwendig geve men: door kokend water rerkregen aftrcksel (met gesloten dekscl) van jeneverbessen niim i kau, voege daarbij een lood terpentijnolie en i drachma braakwijnsteen. Naar den toestaud 1—2 malen daags zulk een drank te geven.
Het volgende wordt medc zoer geroemd; aftrcksel van jenever­bessen en arnicubloemen J kau (men neme daartoe van beide stoffeu ruim 3 lood) vocg daarbij zwavelhoudead ijzer (jmlptmretom Fern) een drachma en ijzervitiiool 2 drachmen, een of twee malen des daags zulk een drank in te geven. {KreislIiieraH: 'iml Kuntz).
De vermaarde Ftciis raadt aan om genoenuie aftreksels te veree-nigen met groote giften kamfer en duivolsdrek. — AI de artseu stemmen echter daarin volkomeu met elkander overeen, dat al de geneesmiddclen niets zullen baten, wanneer niet tevens een ge­beel onbcrispctijke voeding cn een allezins gezonde ver-blijfplaats aan de dieren gegeven worden.
Ter voorbehoeding is natuurlijk niets beter dan zoo veel doenlijk de opgegevene oorzaken te vennijden. 1s echter dour ongunstig weer het hooi siecht binnen gehaald, wordt het muffig of zelfs scliimtoe-lig, dan moet inen telkens den voorraad voor den dag in eeu Inclit-stroom tusschen opene deureu met dorsohvlegels uitkloppcn en zoo noodig, in eene mand doen en er water over been pumpen om het zoodoende af te spoolen; in geen geval echter tuoet men, zulk hooi voederende, niet verzuimen om telkens bij elki^ voedering wat ken-kenzout, ruw spiesglans en alsem of kalmus te geven, als poeder daaiover been strooijende, zoo als boren bij de behandeling opge-geven is.
-ocr page 107-
100
Van de Stierzuclit, Loel- of Brnlzlekte.
Bijna in ill de leer- en handbocken der vecni'tsenijkundo wordt de stierzueht als volkomen gelijk met de ziekte der Fransclien, of Parelziekte , Faarlzncbt (zie bl. 91) beschreven, en de vaak weder-keerende geslachtsdrift hij de laatstgciioemde ziekte als hoofdken-mcrk opsegeven. Meer naauwkeurige opmerkingen hebben echter be-wezen, dat beide ziekten volstrekt van elkandcr gescheiden moeten worden; wel komen zij beide vaak met elkander vereenigd voor, doch eck dikwijls iertcr afzonderlijk. Als een hnofdgrond voor deze waarbeid dient, dat de Paarlzucht, of juister gezegd Tuberkelzucht eveneens, kalveren en vroeg gesnedenc ossen aantast als andere run­deren, terwijl de stierzueht, immers zoo als de naam reeds aanduidt, aileen vronwelijke diereu aantasten kan, alsmedo dat de ziekte oogen-hlikkelijk kan genezen worden doordien men de aan de stierzueht lijdende beesten laat snijdcu — castreren — waarna de ziekte oogen-hlikkclijk verdwijnt, terwijl dat echter bij de Tuberkelzuelit , ziekte der Fransohen, volstrekt het geval niet is.
De stierzueht komt niet bij alle rundveerassen evenveel voor; zij die van hoogliggende landstreken afkomstig zijn, worden daardoor eerder aangodann dan zij die van läge streken afkomstig zijn, en wordt zij daär meer aangetroffen waar men de diereu zcer jong, voor het tweede jaar, ja zelfs in vcle schrale streken dadelijk na het eerste levensjaar bij den stier brengt. Zij ontwikkelt zieh dan ge-woonlijk na het derde of vierde kalf.
K.enteekenen. In weerwil dat het beest op den gewonen tijd bij den stier geweest is, geeft het drie tot vier weken later, ook wel eens wat langer daarna, op nieuw zijn verlangen naar den stier te kennen, en men hespeurt bij het. dior weder al de verschijnselen van bolligheid of togtigheid, en, bij den stier gebragt zijnde ter pa­ring, drukt of perst de koe het ontvangen mannelijk zaad steeds onmiddellijk of althans spoedig daarna weder uit; de melkafzondering blijft daarbij onverminderd; de diereu sehijnen ticrig en opgcruimd en blijven ook goed bij vlcesch, ja nemen zelfs toe. Wanneer ech­ter ook de geslachtsdrift, die na steeds korter werdende tnsschen-poozeu terugkeert, nog zoo dikwijls bevredigd wordt, zoo is die bevrediging bij toenemende ziekte niet meer voor een etmaal tijds
-ocr page 108-
101
voldoende; de diereu locijeii uu sebier ouafgebtoken, vanwaar de naam loei- of brulziekte afkomstig is; de prikkeling der geskehts-deelen is zoo groot, dat zij die tegeii alle voonverpen trachten te wrijven cn als ze op de weide gebragt worden, daii bespringen zij andere koeijeu eu ook den stier wel zelvcn.
VVanncer deze opwekking van de geslachtsdrift in zulk een hoo-geu graad langen tijd voortduurt, zoodat de dieren daardoor de rust eu de eetlust verliezeu, dan is bet natuurlijk dat zij, schoon ze onbevruobt blijveu, cvenwel in vleescb afnemen en cindelijk, na maanden laugen dunr sluip- of teringkoortsen {/'ehris hectica) den toestand vcrgezellon, welke zooveel te spoediger tot den dood lei­den, wanueer de hooggestegeae geilbeid de dieren zelfs dan nog geene rust vcrleent, wanncer zij zelfs rceds tot een geraamte ver-magerd zijn.
üelijk wij reeds gezegd bebben, is bet zelfstaudig voorkoraen der stierzuebt geene eeldzaamheid; wanneer zij echter met de paarlzucbt of luberkclzuebt verceuigd voorkomt, dan is de drift der diereu op verre na niet zoo hevig dan wanneer zij alleen op zieb zelve aau-wezig is.
Bij de opeuing des cadavers zal men te vergeefs zocken naar ecue afwijkiug van den gewonen toestand; professor EYCHNEK wil echter ophoopiug van bloed in ecu of beide cijcrstokkeu eu nu en dan zelfs ook werkelijk organische veranderingen in die deeleu bespeurd hebbeu.
De oorzaken. De zooeveu geuoemde boogleeraar meeut de uaaste oorzaak te vinden in een zeer geprikkeldeu toestand der geslacbts-deelen; inecr waarscbijnlijk is het echter dat een buitengewoos groote zeuuwprikkelbaarheid in 't algemeen de oorzaak zij, die door te vroege bevruchting in bet aanziju geroepen wordt. Wanueer zulke te vroegtijdigc bevruebting voort na het eerste leveusjaar sinds onderscheidene gcslachtcn tot stand werd gebragt, dan wordt de aanleg tot stierzuebt erfelijk en worfelt diep in, zoodat men in zulke streken waar deze zoo zeer verkeerde rundvceteelt eenmaal bestaat, de eeujarige vaarzen reeds begeerig al de leekens van bollig-heid, of togtigheid aan den dag zict leggen, die, wanncer zij dan niet bevredigd worden, hetzij wegeus verharding vau den raoedermond ouvruchlbaav blijven, of ten niinstc zeer spoedig stierzuebtig worden.
-ocr page 109-
103
Hct laat hij den stier hrcugen liceft bepaald zijn uadeel, maar Let is altijd nog bcter, wauueer men uiet deu gulden middenweg weet te treffen, dem door zulk eon roekclooze, omialuurlijke lian-delwijze een armoedig, verbasterd veeras daar te stellen, alleeu om een oogenblikkelijk , sohijubaar voordeel te gewinnen.
De beoordeeling. Volgens professor ryciiicer, die in deze ziekte eeu uitgebreide ondervinding lioeft verworveu, zou een der belangrijkste keuteekens ecner niet te ovcrwiuueu stierzuclit zijn : eene laagte of een invallen in den streek van den breeden bekken-band, tusscben bet kruis en bet zitbeen naai boren toe: waar dat geziun wordt, daar zullen ook de gewoue, anders hulprijke midde-len niets mecr baten.
De behandeling, Eeu bclangrijke bloedaftapping en bet lan­gen tijd ingeven van verkoeleiule zouten, als : salpctcr en glauber-zout zijn wel in staat om de sticr/.ncbt te ondetdrukken, maar zoo-dra men met bet ingeven dier middeleu ophoudl, keert ook de ziekte al spoedig terug. Het ingeven van platina in homoropatischcii vurm dat bij hengstige merries, wanner de opgcwekte geslaehtsdrift ook zeer stark möge zijn, steeds met het meest gewenscbt en schier oogenblikkelijk gevolg gebezigd wordt, is bij stierzuohtige koeijen berbaaldelijk vrucbteloos gebruikt. Eeu eigeulijk medicament ter ge-nczing van de stierzuclit is tot heden toe, voor zoo ver bekend is, nog niet uitgevondeu. — Het eenigste radicale middel, waarop men zieh vast kau vcrlaten, is de caslratie dor siierzuchtige koeijen; maar om die operatie te vcrrigten wordt ecne hand vereiscbt, die door veel ondervinding op dat terrein gcocfend is. Volgens vele voor-name schrijvers zou deze kunstbewerking sender eeiiig bozwaar ver-rigt kunnen worden, maar waarschijnlijk hebben die hceren alleen volgens de theoric gesprokcu en zelve die operatie nog nooit uit-gevoerd. Bewezen is bet echter, dat daar waar een vaste, bekwame hand ze goed had volbragt, de genezing er onmiddellijk liet gevolg van was, en het dicr dan bij gocde mestiag snel in vleeseh en vet aangroeide, en dus dagelijks in waarde toenam.
Wii de eigenaar echter het dier als mclkkoe behoudeu, hetzij omdat hei een beste melkgeefster is, of onulat hij niemand kan vinden . wien bet snijden eeuer koe tocvertrouwd is, dan volge hij het huismiddel. dat in Zwitserland aansewend wordt om eene
-ocr page 110-
los
stierznolitige koe tot den toestand van dragtigheid te brengen.
Men leidt namulijk de koe in de bcdwelming van een roes naar den stier door haar een kwartieruurs te voren een zekero hoeveelheid brandewiju of jenevei in te gcven, naar de ;;rootte en den krachts-toestand van het dier, van 6—12 nederlandsche raaatjes.
In dien toestand neemt de koe haar lot gelaten aan , doet geeae poging om hot ontvaugeu zaad spoedig weet weg te drukken en is in de mccste gevallen buvrucht.
Een andere methode, die ook meest altijd tot het gewenschte doel leidt, is om de kue gednrende het moment der paring een handvol draadvonnig knipset ecuer gcdroogde varkensblaas in den mond te stekcn, opdat zij, terwijl ze van voren bezig is om de haar hindereude vrcemde voorwcrpcn uit den mond te verwijdercn, van achteren rüstig blijve en het zaad behoude.
Daar, gelijk ik reeds gezegd heb, de stierzucht erfelijk wordt, wanneer de te vroegtijdige bevruchting sedert eonige generatien heeft plaats gevonden, zoo moot men zulke koeijeu niet tot fok-dieren aanhouden, maar men schaffe zieh voor en na beter joug vee aan cu verrnijde voortaau hot verkeerd en nadeelig gebruik om de dieren te jong bi] den stier te brengen, opdat men oen gezond en sterk ras bekome.
De Dolheid, llondsdolheld.
Wanneer een rnnd door een dollen houd gebeten is, dan outwik-kclt zieh ook bij deze dietsoort de dolheid, even als bij alle andere gebeteue dieren, en wd onder de verschijnselen vau een aanmerke-lijke opgewektheid van de zenuwen, zonder dat daardoor het vaten-stelsel en de ademhaling in den beginne in mcdelijdendbeid getrok-ken wordt.
Kenteckenen, Deze zijn niet in aide gevallen volkomen gelijk: ik zal echter de algemeene en de afwijkende verschijnselen uaauw-keirig genocg trachten op te geven, om bij een voorkomende gele-genheid niet in dwaling te kunnen vcrvallen.
Het uitbreken der ziekte sohijut zieh in al de gevallen het eerst aan te kondigen door het ophouden van het herkaauwen; de dieren
-ocr page 111-
104
eteu nog wel, schoon ook langsamer daa in gczonden toestaüd, maar zij herkaaawen volstrekt uiet meer. Zij hebben een geheel eigenaurdige uitdrukking der oogen, die vurig, glänzend zijn en tot de holten zigtbaar uitpuilend tu voorscbijn treden, terwijl de pupillen altijd duidelijk verwijd zijn.
Van den eersten dag af, dat de ziektc opgemerkt wordt, loeijen da dicren onafgcbrokeu dag en nacht, tot den laatsten dag toe. In het eerst is dat brüllen niet van het gewoue loeijen afwijkend, en alleen het aanhoudend herhaleu wekt ecnige verdeuking; later word) het geluid hecseh en klagend; tugen het eiude der ziekte wordt dat brüllen, wegens de tocnemcnde zwakheid, zoldzainer, en slecbts kort voor den dood, die veelal op den vijfden of zcsdeii dag uadat dc ziekte zigtbaar is nitgebroken, plaats vindt, geheel niet meer gc-hoord, voor het algeheel ophouden overgaandc in eene soort van afgebrokcn brommen. — Het slikken wordt met den tweeden of der-den dag belemraerd, ofsolioon de dioren nog eten en drinken, doch slecbts met kleine hocvcelheden en met zigtbare inspanniug door-slikkendc; dikwijis vloeit ouk spcekscl nit den niond als bij kwijl-zucht; de ademhaling en du bloedsomloop blijft tot drie dagen toe ougestoord, en de melkafzoudering in de lioeduuigheid schijubaar on-verandcrd , üfscliouu de hoeveelheid, wegens het. ophoudeu van 't horkaauwen en de daardoor belemmerde sj)ijsvcrtcriiig, vermindert.
De meslafscheiding blijft aohterwege, en de in den eersten tijd ontlaste drek is zwartaohtig van kleur en drooger dan de gewone koemest, zoudai die bij het neervallen geheel en al, of althans op de oppervlakte, verbrokkelt. De pislozing is niet vcrmeerderd, wel is echter eene prikkeling der piswerkhiigcn oumiskenbaar aanwezig, en meuige koe staat aanhoudend met naar boven gebogen kruis en gestrekteu staari, als wilde zij pis lozen. — Sommige schrijvers rna-keu gewag van een buitengewoon opgewekte geslachtsdrift in dien toestand; maar men moet daaraan niet te vcel hechten, want zoo dat vcrschijnsel ook weikelijk bier cu daar mögt, zijn waargeuomen, zoo staat het evcmvel vast, dat men in de meeste gevallcn te vergeefs naar zulke vcrschijnselen , als bet springen op andere koeijen enz., za! omzien; eveneens is het gelegen met het ontijdig afzetten van hot kulf: draglige koeijen stervcn wel aan de dolheid, dat bet kalfwei-nigc uren voor den dood des moederdiers nog leeft.
-ocr page 112-
105
Bij eenige dieren ziet men dc vcrtraagdo outlasting tot werkelijke verstopping btijgeu, en bij andere wijkt zij voor een buikloop. Onafhaukeiijk van dat ouderscheid wordt ecliter in alle gevallen inet het toenemeu der ziekte op den derden, ten laatste op den vier-den dag, zwakheid in het kruis bespeurbaar, die voor den dood in sterkereu of geringeren graad, tot lamheid overgaat.
De diereu, die tot dien tijd aanhoudeud geloeid, uu en dan met de voorvoeten als onwillig gestampt hebben, storteu dan ueder; men ontwaart uu trekkingeu der spieren van den lials en de scbouders, die met bevingen afvvisselen; liggeu zij op bet borstbeeu, dan is do kop gevvoonlijk met deu mond aan den uijet gelegd; liggen zij op de zijde, dau leggeu ze den kop aohterwaarts gebogen op den sehou-der, zooals ze dat veelal ook bij de kalvcrziekte of melkverplaatsing iu de zenuwkuortsen in 't algemeen plcgeu te doeu. Met den vier-den dag wordt, de pols versneld en weeker, de vurige oogen wor­den matter, het doorschijuend lioornvlies verkrijgt een stofferig, of als met vet overdekt aauzien, de pupillen staan steeds wijder ge-opeud, en met den vijfden of zesden dag volgt de dood, hetzij on-der stuiptrekkiugen, of ook geheel rüstig.
In zoover is de loop der ziekte bij alle dolle runderen volkomen gelijk, doch beeft iu bijzondere gevallen de constructie of het tem­perament des lijdeudcn diers een onmiskeubareu invlocd op de ver~ sehijnselen; want terwijl de zwakkere en zaehtmoedige hare onrust en opgewektheid sleelits door loeijou on keen en weer trappelen te kennen geven, touueu andere een duidelijke begeerte om te stou­ten, die zieh tot eene verniclingswoode op levenlooze voorwerpen uitstrekken kau, zij stooten met de hoorus in den grond, aan schot­ten en muren, ja sommige diereu gaan zelfs als razend op andere beesten af, zelfs op houden en mensoheu, en trachten die met dc booms te verwondeu.
Een bijzonder monigvuldig belikken wordt niet bij alle diereu waargenomen, en nog minder is tc bespcuren of bij voorkeur dc gebetene plaats, waar het dolheidsvergif ingecnt werd, belikt wordt, zoo als door sommige artsen opgcgcveu wordt, dat, volgens hen, zoo hevig kan worden, dat door dc scherpte der long en de mc-nigvuldiahcid van het likken, de plaats waar dc beet werd toege-bragt, van de opperhuid ontbloot wordt en een bloedig aauzien verkrijgt.
-ocr page 113-
106
Andere artscu van naam en geloofwaardigheid, welke dikwijls in de geleeenlieifl ziju geweest 0111 dolle kocijen gadc te slaan, liehben dit laatste verschijnsel nooit können opmerken. — In enkele geval-len kan men ook liolitschmvheid outwaren, dat onder anderen dui-delijk werd waargeuomea , toen een beroemd districts-veearts drie dolle kocijen, die, gclijktijdig gebeten zijude, en kort na elkander op denzelfden stal, in de maand Jaauatij ziek werden, en buiten geleid wordende, op den met blinkend sneeuw bedekteu grond waarop bcldere zonnestralcn den glaus verboogden, bespeurde, dat deze diereu door den grootsten angst gedreven, met goweld poogdeu weder in den donkereu stal terug te komen. Zij woelden met de hoorns de sneeaw om cn kregen bevige trekkingen aan de spieren van den hals en der sebouders; werden diezelfde dieren na zous-ondergang buiten gcleid, dan waren zij rüstig.
De opening des cadavers levert geene constante vcrschijnse-len op; slccbts in enkele gevalleu ziet men eene vergrooting en ont#9632; stckingaebtige gesteldbeid der klieren van de onderkaak.
üorzaken en beoorde ellng staan gelijk aan die welke bij de dolbeid der paarden zijn opgegeven. Van behandeliog kau ook hier geeu sprake zijlaquo;.
De eigenaar is verpligt om een aan de dolheid afgemaakt of ge-storven dier niet alleen diep onder den groud te bedelveu, maar ook wel te waken, dat zulke cadavers niet door arme lieden opge-graven worden om het te cten, waarvan de voorbeelden, zoowel hier als in het buitenland niet zeldzaam zijn, ofschoon men nooit heeft kunnen opsporen, dat daardouc zlekten zijn ontstaan, zoo is dat nog geen bewijs, dat het niet zoude kuunen geschieden, en in elk geval bij gevoclige gcstellen bij de keunis van welk vleesch men heeft gebruikt, door walging en vrees ligt eeue hevige ziekte teweeg gebragt kan worden.
Insecten op de Hold. De Ossebrems.
De paardeu, runderen en schapen worden des zomers somtijds zeer gckwcld van bremsen — hevig stekende vliegen #9632;— die naar de diersoort die zij teisleren, in uitwendig voorkoraen van elkander
-ocr page 114-
107
verschülen. De panrdebrems is van de gruotte ecncr kleine homtnel, heeft witachtige, rloorschijnende vleugels, die met twee zwarte stip­pen geteekend zijn en vervolgt de paarden in bei begin van den zomer; het wijfje legt bare eijereu in groote mcnigte in 't haar der manen op den groad van den bals, op de scbouders, kuieen, en ook wel op de lippen. Door bet aliikken geraken dcze eijeren door den niond en dekeeliu de maag, worden daar door de wannte uitgebroeid, en de zoo outstane larveu of madon verwijlen daar gedureudc den winter, dringen slechts zeer zeldeu tot in den twaalfvingerigen darin voort en voeden zieh met bet in de maag aauwezige slijm. Bij bare volkomene ontwikkeling heeft het, uit 15 vaste, bijna hoornaebtige ringen bestaande ligehaam der larve ougeveer de leugte van cen duini, voetmaat, en \ duim diktc ; aan het kopeinde beviuden zieh twee haakjes, waarmedc de larve zieh in het slijmvlies der maag vasthaakt en iuboort, zoodat ze zieh bij het opeueu des diers daar-van slechts met eenig geweld laten wegneineu; nu en dan moet ook de maag door zulkc breinsenlarven doorboord zijn geworden.
Met bet begin van den zomer hebben de larven bare volmaking bereikt, niaken zieh dan van hot maagslijmvlies los en worden met den mest door den eudeldarm outlast, boren zieh aanstonds in de aarde en komen naai bet nicer of minder gunstig weer, binnen kor-teren of laiigeren tijd als volmaakte bremsen, zooals ze hierboven beschreven zijn, daaruit weder te voorsebijn.
Wanneer in het voorjaar een paard, dat in den vorigen zomer in de weide geioopen heeft en aan de ceue of andere ziekte gestorven is, geopend wordt, dan vindt men vaak in de maag eene ongeloo-fclijke menigte van zulke larven, zoodat een gedeelte van het slijmvlies daarmede zoozeer bedekt is, dat men daarvan volstrekt niets zien kan.
De Ossebrems is van dezelfde grootte, maar zij verschilt van deze eenigzins in kleur; bet achterlijf is bruin, alsmede de door-schijnende vleugels, waarop de beide swarte vlekken, die bij de paardebroms gezien worden, ontbreken. — De cijerenvan het wijfjc hebben de bestemming niet om in de maag te komen en daar uit te brooijen, maar worden door bot bevrucht wijfje, door middel van een leg-angel stuksgcwijze onder de huid, op versehilleude dee-len des ligcbaams, bij voorkeur echter op den rug gclegd.
;.•
-ocr page 115-
10S
Nadal door de dierlijke wärmte de larve of made, die door ste-kelige riugeu omgeveu is, uitgekropcu is, ontstaat op de zitplaats in de buid eeue ontsleking, die eerst eeue afzouderiog van eenig bloedwei, later eoliter werkelijke etteriug te woeg breugt, waardoor de voeding voor 't iuscet geboren wordt. Terwijl het woondier (ket ruud, dat te zijueu koste de made voedt) bijna besteudig door een bevig jeuken op de bedoeldc plaatsen gekweld wordt, blijft de larve, die vaak eene opboogiug der buid ter grootte eeuet wal- of okker-noot veroorzaukt, gedureude den winter tot Mei of Junij van bet volgeude jaar op dezelfde plaats en boort zicb, uadat hij op dien tijd zijne volniakiug bereikt heeft, liet gaatje waariu bet ei wegge-logd is en dat zicb nooit gebeel gesloteu beeft, verwindende, door de huid been naar buiteu, valt op de aardo, waar bij zicb verpopt, om even als de paardebrems, als ecu volkomeue , gevleugelde ossc-brems voor den dag te komeu.
De door zulke brcmsenlarveu veroorzaakte builen vindt men op een stuk ruudvce in zeer verscldllende boeveeibeid, dikwijls sleohts 2—i, im en dan echter ook meer dau tienmaal zoo vcel, waarnaar de meerdere of mindere last die bet dicr daardoor onderviudt, zicb regelt, zoodat zells werkelijke vermagcring daaruit outstaan kan.
Wezcnlijke uadeelen voor het dicr hebbeo bedoeldc larveu alleeu dan, wauneer zc in zecr groote menigte aauwezig zijn, dewijl den dieren daardoor de noodige rust ontroofd wordt; derbalvc is het geraden om de wonnbuilen met eene oplossiug van keukenzout in azijn zeer vaak te wasseben of die met een pleistcr van pik of bars te bedekken, dewijl daardoor, volgens verzekering van persouen, die dat raiddel gebruikt hebbeu, de larve eiudelijk zou sterven; het iuwrijven van groene zeep en kwikzalf, geiijke deelen, is medo zeer dienslig.
Het zekerste en beste middel is echter om du buil met een zeer scherp mesje in de rigting van den loop der hären door te suijden en de made er uit te nemen en met vvat brandewijn uit te spuiten en voor de lucht bedekkende, waarna die zeer spoedig beclt.
Als een vrij zeker middel om de dierea te beveiligen, dat de bremsen hun bare cijercn uiet onder de buid leggen, wordt aaube-volen om hen met verduuden, ongezuiverden houtazijn of met teer-water dikwijls te wasschen. Men bcreidt bet teerwater wanneer men
-ocr page 116-
100
eenig teer in een pot met water vermengt en dik-wijls terdeeg door elkander roert en eindelijk, als Let teer weder geheel op den bo-dem gezakt is, het, water voorzigtig afgiet. Het eerste middel is echter krachtiger; de zure, branderig stinkende lucht van den ru-wen houtazijn knnnen de bremsen niet verdragen, en zij zetteo zieh niet op dieren die daarmede gewasschen zijn. Na de maand Julij hebben de bremsen hare eijeren gelegd on is bedoeid wassohen dus minder noodig.
Het afbreken der Hoorns.
Het gescbiedt geheel niet zeldzaara, dat een rund een zijner hoorns verliest — zeer zelden beide te gelijk. — Op enkele uitzouderingen na worden in nicest, alle gevallen deze kwetsuren tocgehragt door het stooten met andere dieren van dezelfde soort.
BiJ de be hand cling van zulk een ongeval meet men zieh tel-kens rigten naar den aard der kwetsimr; is de honrn niet geheel afgebroken, maar slcchts aan de ecne zijde, en lit hij aan den an­deren kant nog vast, dan moet men hem weer in zijne natuurlijke positie brnugen, het aanwezige bleed met aziju afwasschen en de sebeur, waar de breuk hceft plaats gchad, met warm gemaakte slappe schrijnwerkers-lijm digtstrijken, dan binde men nog een dock daar omhecn. — Wanneer men dat alles zoo doel ingeval de breuk pas ontstaan is, dan groeit de hoorn wecr goed op den kop vast.
Anderen bezigen gips, dat, met water aangemengd tot een deeg, tamelijk dik over de breuk en aan den hoorn, aan zijn begin wordt opgestreken, of op een strook lijnwaad gedaau en dan over de breuk gelegd; dit gipsdeeg wordt zeer spocdig hard en kan later behoed-zaam verwijderd worden.
Mögt echter de hoorn geheel en a! afgebroken zijn, dan wordt eenc andere behandeling vereiseht. Bij zulk eene breuk ontstaat ge-woonlijk ecne sterke bleeding, die men door wassehingen met azijn of met sterkere bloedstelpende middeien (zie dl. I. biz. 341) eerst moet doen ophouden; het eenvoudigste middel is om een bosje werk, vlas, hennep of hede te nemen en dat met starken azijn, bij voor-keur van den besten wijnazijn, nat te maken en op de bloedende.
-ocr page 117-
no
plaats met een dock te bevestigen eu het al gedurig, zoolang het noodig mögt zijc, op nieuw met azijn te bevochtigen. Zoodia up deze wijze het bloeden gcstelpt is, legge men een met slappen brau-dewijn -bevochtigd stukje lijnwaad daar omheeu eu binde een ander stuk lijnwaad daarover been, ten einde de wond voor den invloed der lucht en voor onzuiverheden te beveiligen. Heeft men op deze wijze eenigcn tijd volgeliouden, en ontwaart men dat de wund ge-nezeu en naar eisch droog is, dat bij een gezond dier t.imelijk spoe-dig plaats viudt, dan houde men met hot verbinden op en late de verdere heeling aan de natuuc over.
Wanneer het vleeschachtig merg des booms bij hot afbreken heel is gebleven, dan vcrvaardige men een spitsachtigen zak van lijn­waad, die zooveel mogelijk den vorm van het merg moot hebbeu, besmere die met een mengsel van versehe lijnolie on toer, trekke hem daania over het mere en bevoohtige hem dan zorgvuldig aan deu kop, zoodat volstrekt geen vliegen daaronder krnipeu kunnen. Door de natuur wordt hot verlorene allengs weder hersleld, maar de nieuwe hoorn wordt niet zoo groot noch zoo fraai als de eerste is geweest.
Stramhelil, Stijfheid der Gewrichten.
Do.), buitengewone inspauuing van den arbeid bij trekossen, als-mede ten gevolge van ongewone marschen, ziet men de dieren niet zelden zeer moeijelijk gaan en cene stramheid der gewriohten out-staan. Ook ziet men wel eerie aaumerkelijke stijfbeid bij de dieren ten gevolge cener sterke koudevatting, in welk geval zij van rheu-natischen aard is.
Deze toestand is bij het rundvec niet van zoo veel belang als bij de paardeu; eveinvcl is het raadzaam om daartegen lets te doen. Het gedurig wasschen met wanne brandewiju-spoeling met een door kokend water verkregeu aftreksel van hooizaad en daarna goed af-wrijven met stroowisschen, doen in de eerste plaats goede dienslen; sornmigen voegen een haudvol zout in genoemdc middelen. Daatna moeten de stijve ledematen en voornamelijk de gewriohten terdeeg worden ingewreven met de volgende zenuwopwekkende zalf (img.
-ocr page 118-
^w
111
Neroinum), die in vele gevaUen, vooral ook bij paarden van groot nut is.
Neem: Popelierzalf vier lood. Laurierolie vijf lood. Kamfer en
Terpentijnolie van elk \ lood, Jeneverbessenolic een drachma.
Meng en bereid daaruit naar de regelen der kunst eene zalf.
üeze zalf werkt zeer kraclitig, opwekkend, versterkeud, verdee-lend enz., en heeft tevens lets verweckends of smijdigs, lenigmakends. Zij is derhalve zeer dienstia hij beginneude stijflieid der ledematen, gewriohteu en pezen van paarden en rundereu, alsmtde bij kreu-pelheid, beginnende vcrmagering of wegtering van eene zekere plaats des ligchaams (zie dl. I. Atrophia bl. 514) enz. Bij haar gebruik meet men vooral zorg drageu, dat zij door zeer nadrukkelijk en lang inwrijven in de huid trekke.
Weldra zulleu, na bet gebruik dezer uitmuntende zalf de leden en sewriehten weder lenig eu buigzaam worden als te voreu.
Wie echter eerst een beterkoop maar ook veel minder werkzaam middel wil beproeven, neme een mengsel van een deel terpentijn­olie en drie deelen lijnoiie, of:
Geest van Ammoniakzout, 2 lood. Lijnoiie of leverlraan, 4 lood. te zamen door schudden good vcrmengd en in een wel sluitend fleschje op eene koele plaats te bewaren.
Is men overtuigd, dat rheumatische invloeden, belemmerde buid-uitwasemiag, de stijfheid hebben vcroorzaakt, dan zijn ook inwen­dige middelen noodig. Men bedekke den patient zeer warm; ua al-vorens bet gehcele ligchaam terdeeg met stroo te hebben gewreven. Deze bedekking geschiede op de volgende wijze: men neme een lin-nen beddelakeu, doope hct in koud water, wringe het uit en legge het om het gebeele ligchaam des diers, waarovcr dan drooge wollen dekens gelegd moeten worden.
Als inwendig geneesmiddel, ten einde voornamelijk de gestoorde huiduitwaseming te herstellen, dienen de volgende dranken:
Neem: Afkooksel vau lijnzaad, schraal eene wijnflesch vol, voeg daarbij Braakwijnsteen , | drachma.
-ocr page 119-
112
Kamferpoeder — met bet gele van een ei afgewreven — ecn drachma.
poeder van Ammoniakzout, 2 drachma.
Alles good gemengd op i'i'nmaal in tegeven. — Deze drank worde vier malen daags herhaald.
Men moat hct zwecten des diers nict door het afnemen van hat dek verhinderen; maar als het niet meer ultwascmt,, dan moet men de huid op eene warme en geheel togtvrije plaats scliielijk goed droog wrijven en daarna wecr met eene deken, die goed droog is, bedekkeu.
Vooral verzuime men ook niet de lijdende gewrichten en lede-maten nadrukkplijk met de boven opgegeven zalf iii te wrijven.
Ziekelijk vermeerderdlaquo; Eetlust, Vreetziekte ,
WOU slum laquo;er.
Met deze namen wordt die toestand hedoeld, wanueer het dier bovenmatig veel en gretig eet, daarhij echter steeds hougerig blijft, de genoten voedingsstofl'eu gedeoltelijk onverfeerd mel den mest ontlast en vcrmagert.
l)e oorzaken. Eene ziekelijk vcranderdc wcrking der maag, waarbij echter hare eigenlijke werkzaamheid ten gevolge der aan-houdeude groote opvulling van voedingsstoffen, die zij niet kan ver-teren, onderdrukt wordt, en zoodoendc verzwakkend en afnemend op het ligohaam werkt. — Ook kan eene groote ophooping van wortnen in de maag en de darmen, vernieerderde cctlust, gepaard gaande met vermagering, teweeg brengen, maar nooit zoo sterk; de dieren eten dan wel meer, doch op verrc na niet zoo veel en met zoo groote begeerte, en zijn daarbij ook te verzadigen tot den volgenden tijd van voedering; de voedingsstoffen worden niet met den mest grootendeels onvertccrd uitgescheiden; door doelmatige middclcn , als tegen de ingewandswormen opgegeven zijn (zie dl. I. bl. 528), wordt deze toestand ligt overwonnen, dat niet altijd het geval is bij de onderwerpelijke zickte.
De behandeling. Is een dier na het doorstaan eener hevige ziekte in dien toestand gcraakt, dan moet men daartegen metgeene geneesmiddelen te velde trekken, maar men geve dan het dier
-ocr page 120-
113
meermalen daags, doch telkens kleine rautsocuen vüeder vau onbe rispelijkt, ligt verteerbare stofien, dat in nicest al de gevallen ter geuezing voldoeude is. — Sleclits dan, wanueer het, dier in spijt vau het overvloedig eu begeerig eten steeds magerder en zwakkei wordt eu de stoücn gedeeitelijk ouverteerd weder inet den afgang uitge-sclieideu wordeu, dat bij stalvoedering al ligl opgemerkt worden kan, dau gebniiko men genoesmiduelen. Men geve te dien eiude bet volgeude middel:
Neem: Foedet van Alsemknoppcn 8 lood tnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i, üeatiaauwortel on
gcmalen wit Krijt van elk vier lood. Alles goed gcraengd zijnde geve men randereu en paarden daarran 's morgens eu 's avouds eenige loodeu met wat water aangemengd iu. Mögt dit midde! eenigen tijd zonder gewenseht gevolg gebruikt ziju geworden, dan moet men sterker haudelen, t. w.:
ATeem : fijn gesneden gezegeude Distel {Jw.rb. curb, benedict.) Alsemknoppeu van elk 10 lood. Karweizaad {Sem. Cani) 8 lood. inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;u Gemberwortel 3 lood,
Kenkeuzuul 2 haudenvol. Meng alles goed door elkander eu geef het lijdeade dier daarvan 3—4- malen daags twee lood in, doot het een weinig bevoelitigd over het voeder te strooijen. Mögt een dier het, zoo nie! willen ge-brnikeu. dat. sleohts zeer zeldzaam gesohiedt, dan raoet men wat meel eu water kneden eu als ceu likbrok ingeven.
Staartworm , VerKwering van den Stuart, de Wolf In den Staart.
Zonder dat een inwendige ziekte te bespeuren is, ontwaart men aan den staart eu wel onder aan de puut, eeue plaats van 3—ä duim en soms uog grootere plaats waar de huid zeer week is, die in het midden minder, maar aan de grenzen meer gevoelig is; slechts zelden is er eenc opening in aanwezig, waaruit een onaangeuaam ruikeude materie zijpelt. Bij naauwkeurigc onderzoeking ontdekt men bederf aan de wervels van den staart — beenvreterij — die van het
11.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; 8
-ocr page 121-
114
inwendige des staatts uitgaat. Do ziektc bveidt zieh liever uit naar het. dikke, of bovengedeelte vaa den staart dan naar beneden toe. Het valt diüdclijk op te merken, dat de staart sleclits met groote moeite eeuisrzins bewogen kan worden, liij schijnt als gtootendeels verlamd zijn, n.l. beneden de aaugetaste plaats en valt veelalnaver-loop van 10—12 dagen af, zondcv dat dan de kwaal daarmede eindigt.
De oorzaken dezer zinkte zijn daister; sommigen geven plaat-äelijke helcedigingen, anderen aanhoadende onzindelijklieid bij eene reeds bestaande zeer onbeduidende wende de schuld. Het is allezins twijfelaehtig of deze ziokte bepaald daaraan moot worden toegeschre-ven, ofsehoon ze iuvloed kunnen aitoefenen op de meer spoedige ont-wikkeling en verergering van de in haar eerste ontstaan zijnde ziekte.
De bebau deling. Er kau sleohts eeu middel worden aangeraden. als leidende zeker lot de radicale genezing t. w. het afslaan van den staart 2 of •'? wervels boven de Ijjdende deelcn on oogenblik-kelijk daarna digtschroeijen met cen wit gloeijend ijzer.
Wie deze operatie zelf wil verrigtennemeeen beuten blök, plaatse die achter hot dier, legt daar op den staart ruim zoo ver als hij afeezet moet worden ecn seherpen bcitel en volbrengt door con wel aan-gebiagten slag met een hamer of moker de operatie en brande oogen-blikkelijk daarna met reeds gloeijend gemaakt ijzer de wond too.
In het jaar 1817 werd deze ziektc o. a. in Wurtemberg menig-vnldig aangetroffeu; het koninklijk medicinaal oollegie daar te lande inaakte destijds daaromirent het volgendc bekend:
„Er zijn 3—•') wervels aan den spits of bet uiteinde van den staart verlamd; de huid is daar gczwollen en op het gevoel als zacht, of week leer. Door eene aan bet begin der verlamde plaats verwekte prikkcling, b. v. door eene snede in de huid te maken en die plaats met peper in te wrijven, of in aanraking te brengen met spiesglansbotor, of door daar met het gloeijend ijzer te branden, vcrdwijnt de lambeid.quot;
üverigens wordt bot grazeu op de weide, of althaus het vecl-vuldig verkeoren in de buitenluoht, rijkclijke vonding en de onder-steuning der goede spijsvertering door een mengsel van Jeneverbcssen , Gentiaan, Eikenbast en keukenzout, van elke gelijke gewigtsdeelen aanbevolen, om daarvan 2 malen daags een paar eetlepels vol van te geven.
-ocr page 122-
115
Mtandkorst-uitslag , Melkmuil, DeegmuII.
Deze nitslagziekte komt volgens de mcestn schrijvers alleen voor bij kalveren gedurende don tijd vau liet zuigen, of althans spoedig nadat de jonge dieren afzonderlijk bniteu hct nioedcrdier gevoed worden. Het is echter uiet waav, dat. men dozen uitslag uitslnitend bij kalveren aantreft: ofsclioon in veel zeldzamer gevallen werden echter ook oudere dieren daardoor zelfstandig aangetast en wel in-zonderheid op zulkc stallen waar men gewoon is om zieke aardap-pelen en andere rottige, of aaugestokeue wortelgewassen, koppen van den soikerbeetwortel, onz., te voederen.
Kenteekcnen. Do uitslag vertoont zieh liet eerst aan do niond-spleet als op zieh zelf staande, roudaohtigo plekken . die vreidra bedekl worden met eene korst die er uitzict als gedroogd brooddeeg. Bij de vergrooting dicr plekken gaan ettolijke ranken in eikander over en vormeu op deze wijze eene tamelijk uitgebreide korst om een gedeelte van den wond en niot lang daarna is de wond rondom geheel met den uitslag bedekt. Sonitijds breidt deze uitslag zieh ook verder aau den kop nit. Waunecr meu do tamelijk vastzittende korst met geweld van de buid afsckeiirt, dan beviudt men laatst-genoemde weeker, lichtrood van kleur en ligtelijk bloedend.
Het wordt door onderseheidenc arisen, hocwel ten ouregte, be-weerd en vastgesteld, rlat deze uitslag een zuiver plaatselijke onge-steldbeid zij; dat is echter eene dwalingj de natuur dezer ziekte is kcnnelijk gegrondvest in ecno onzuiverlieid in de spijsverterings-wegen. Zoowel de kalveren als de andere dieren welke van deze ziekte aangetast worden, geven eene ongeregeldheid in de spijs-vertering te kennen, zij hobben no ecus buikloop en dan weder een vertraagde raestontlasting, dc harcn zijn raw, eeuigzins opge-rezen, do tong is mot een geelachtig, morsig slijm overtogen en aan do rauden wat rood gekleurd en in elk geval is in den mond een walgelijkc, zure renk te ontwarcn.
Volgens den aard dezer ziekte is ook haar verloop; de diereu worden daarbij mager en bij längeren duur vertoonen zieh de ken-teekeus dor Lckzucht (zie bl. 53) daarbij; er volgt dan weldra uil-tering en de dood is scbier altijd bet elude wanneer niet door doelmatige geneesmiddelen, of door eon gepaste verandering van
-ocr page 123-
lit;
Toederstoffen eeue omstemming in de spijsvertering bewcrkt wordt.
Behandeliug. Men geve de lijdende dieren van het zuiverste en keurigste voeder ea driukeu als eene eerste vereischte ter gene-ziug. Is er buikloop aanwezig dan gebmike men de middelen bij den buikloop der kalveren voorgeschrevcn (zie bl. 67) b. v. neem eeu eetlepel vol rabarber-tinktnur en even zooveel magnesia, met een weiuig water, een of twee malen des daags in te geven zoolang tot-dat de buikloop verdwenen is ; daarna geve men in het voeder des daags twee drachma poeder van ruw spiesglaus en even zooveel keukenzout, eenigeu tijd volgehouden, totdat de spijsvertering gere-geld en naar wensch in working is en het haar weder effeu , glad en glanzig is geworden.
Krachtiger werkt nog wannecr men ncemt behalve deze beide middelen ook nog even zooveel poeder van Calmus- en van Engel-wortel en van dat poeder onder elkc voedering eeu paar lepels vol te mengen.
Is er echter verstupping aanwezig, dan wordt die te weeggebragt. door een toestand van prikkeliug en is het niet geraden om dien door groote giften rabarber of aloe uit den weg te ruimen, maar die prikkeliug wordt het best door glauberzout weggenomen; later echter kan men met vrucht eveneens van bovengeuoemde middelen gebruik maken.
De plaatselijkc bchandcling van den uitslag is wcl is waar eeue bijzaak, doch daar de dieren somtijds vrij wat last vau die korsten ondervinden, zoo kan men de venvijdering daarvan bevorderen; daartoe wassche men die van tijd tot tijd met laauwwarm groene-zeepwater 'en besmerc zc later met wat versehe , oagczouten boter , of wat zoete olie. Üok gebruikt men met voordeel het volgende huismiddel daartoe: ueem een lood buskruid eu vermeng het naauw-keurig met twee lood beet gemaakte traan, tot dc bekoeling toe omroereude; met den rug van ecu mes krabbe men de witaohtige korsten vau de haid af en smeer daarna de geuocrade zalf van traan en kruid op de dus ontbloote plaatsen. Slechts zelden is het noodig om deze behaudeling meer dan tweemalen te herhalen. — Bespeurt men daarna dat de huid op bedoelde plaatsen verdikt en ontaard mögt zijn, dat somtijds plaats viudt, dan besmere menzulke plaatsen tweemalen daags met een mengsel van blaauwe kwikzalf
-ocr page 124-
117
en terpentijnolie, van elk gelijke gewigtsdeelen; kan het dier daar-aan likken, dan wissche men de zaif na de inwrijving zorgvuldig weder af.
OpEirelllng van den Wavel, dlkke JVavcl.
De dikke, of gezwolleu navel bij onlaugs geborene kalveren en veulens wordt van tijd tot tijd bij zulke jeugdige dieren waargeno-men en hostaat in eene ontstekiugachtige opzweiling van den navel waardoor die dikker, verhoogd warm en pijnlijk is, terwijl die een appolronde of eene worstachtige uitbreiding aanneemt. Wanneer deze pijnlijke opzweiling zeer toeneemt, dan verliest het jonge dier som-t.ijds de lust tot znigen, waardoor dan levensgevaar ontstaat ten gevolge eener bijkomende buikvliesoutsteking; derhalve moet men zieh haasten met luilp.
Men moet in dezen voor en boven alles zorgvuldig beletten, dat het moederdier den gezwollen navel kan belikkcu. Zijn de maatre-gelen daartoe getroffen, dan gebruike men omslagen van het wel-bekende Goulard'swater {Eau de Gonlard-Aym cegeto-mineralix Gou-lanii) dat in clke apotheek en bij geneesheeren te platten lande voorbanden is; deze omslagen moeten zoo dikwijls als het slechts mogelijk is vernieuw worden, zoodat do lijdende plaats steeds door dat middel koel en nat gebunden worde. — Op deze wijze heb ik zulke navels meest altijd binnen zecr körten tijd genezen. — Mögt ieraand dczn wijze vim handelen te moeijolijk vinden, ofschoon die spoedig, en zoo men bij tijds daarmedo begiut en zc naar behooren aanwendt, tot het doel leidt, dan raad ik aau om in plaats daarvan de gekamferde loodwitzalf {Vug. Ceruss. i'amph.) op den gezwollen navel te smeren.
Wanneer het jonge dier wegens de pijn niet zuigon wil, dan moet men het al gedurig aau den uijcr van het moederdier leiden en zieh alle mogelijke mocite geven om hem te doen zuigen. Gelukt het evenwel niet tot dat doel te gcraken, dan neme men een afkooksel van bilzenkruid en lijnzaad, of ncem b. v. Bilzenkruid en gevlekte Scheerling {/ifrb. Ckutee.) van elk 3 lood en lijnzaad ruim een eet-lepel vol; kook bet te zamen ruim een vierde uurs met eene kan
-ocr page 125-
118
water en jjebruik het laauwwarm vocht om de pijnlijke plaats daar-mede zeer dikwijh te betteu, totdat de pijn zooveel vorminderd is, dat het dier weder zuigen wil. Gaat de navelontsteking tot etteriug over, dan meet men het gezwel met ccuc vlijra, of schcrp mesje op de weekstc plaats openen , den etter gocd uitdrukken eu de plaats vaak met zeepwatcr zuivercn.
Mögt het jouge dier zeer zwak zijn, dan geve men het an en dan zoolang het volstrekt noodig mögt zijn, het gelc van een ei, ecn half drinkglas vol wijn en even zooveel water doorcen gemengd, laauwwarm in. — Op dezc wijze behoudt men do dieren cu zijn ze weldra genezeu, daar zc anders ligt aan de gevolgen kuimen sterven.
Wanneer ten gevolge van het onzindelijk houden en lang liggen op nattig stroo of op inest de navel aan 't zwereu is geraakt, dan is het veelal voldoende ora de lijdende plaats al godurig tc was-schen met laauwwarm groene zeepwater en uaauwlettend zorg te dragen voor ceuc dikwijls vcruieuwde, rijkelijke strooijing, vooral toezieude dat het dier steeds droog ligge. Bespcurt men dat deze handelwijze niet toereikend mögt wezen , dan bereide men zieh het volgende wondwater: Ncem poeder van Spaansch groen 2 drachma.
, Aluiu ecn lood. Los beide iugredieuten op in zes raaatjes beste azijn cu even zoo­veel regenwater, dat men door gedurig omschudden in de llesoh of kruik moet bevorderen; wanneer men daarna het voolit door eeue lap lijnwaad heeft gefiltreerd, voegc men daarbij nog twee lepcls vol houig en verecuige dat goed met hot vocht.
Men nemc een bosje werk, vlas of henncp, make het met dal wondwater ter deeg nat en bevestige het op dc zwerende plaats en vernieuw dat verband gedurig tot de geheele sluiting dor wond, die spocdig plaats vindt, gcvolgd is. (Zic verder dl. 1 biz. 42-2).
Het Losgaan der Tanden.
Het losgaan der tanden is bij hei rundvec voornl de^ winters op den stal, volstrekt gcene zeidzaamheid, zoodat hen het eten daar-door moeijelijker wordt. Men bespeart dat versehijnscl het meest wanneer de dieren een geruimen tijd op den stal hebhon gestaan
-ocr page 126-
lift
en vroeg in bet beginuende vuorjaar vdordat de beesten jeugdig groenvoeder kunnen bckomeu.
De oorzaken. tlierloe bchouren oudeischeideii zamenwerkende nadeelige iuvloedcu t. w. gebrek aan genoegzame toevoer vau ziiiquot; vcre luclit, aan bcweging, aan frisscbc, saprijke kiuiden en bet bestendig genot van gedroogde planten, raapkoeken, enz. maakt bet tandvleesch slap en zickelijk, waardoor de tanden los worden en door de geringste aanrakiug been en weer bewegen kunnen worden.
Deze toestand is volstrekt uiet gevaarlijk, maar dcwijl die zoo erg kan zijn , dal bet de dieren in 't eten belemmert, zoo ziet men homtijds diit ze daardoor in de voeding en bij gevolg ook in de melkopbrengsl ten acbteren blijven.
De be ban deling. Dikwijls worden de tandcu wieder beboorlijk vast, wanneer men bet tandvleesch bcboedzaaui vastdrukt door mid-del van ecu hard voorwerp, b. v. een liamcrstccl, of con dergelijk voorwerp eu daarua deu mond, vooral bet tandvleesch, menigmaleu wascht inel azijn en water.
Een nicer afdoend middel echter om de tandcu weder te beves-tigeu is het volgende huismiddel. Men r;ispe een stuk versehe peper-worlel [Cochlearia armorada L. Radix Armoracice rco.) giet daarop eene zekere hoeveelbeid azijn, doe er wat kcukenzout bij, scbud alles tor dceg om en laat bet te zamen eenige uren staun trekken en wasch met het aldus vcrkregi-n vocbt eenige malen daags den mond, inzonderheid bet tandvleesch tor dceg schoon. Tevens is het zeer dienstig om wanneer or ccnig groenvoeder te hekomen mögt zijn, de dieren daarvau zooveel mogclijk voor te leggen en bij goed weer Inm de buiteulucbt te doen geuieteu.
bomraige iandliedeu gebruikou wel met een goed gevolg een meng-sel van azijn, water, zout en hruine mosterd, om daarmede den mond en voornamclijk het tandvleesch eenige malen daags te reinigen.
Tong ontsteking, Tongzwclling.
Het geschiedt sumtijds, dat de tonü- opzwelt en al dc verscbijn-selon van ontsteking vertoont en de dieren in bet eten hindert. Wordt deze ongestcldbeid verwjiarloosd, dan wordt de toestand in
-ocr page 127-
120
de raeesie gevallen erger eu de dieren beginnen te kwijlen, waar-schijnlijk voortvloeijende uit onvermogen om het speeksel en inond-slijm te kunnen doorslokken.
Keuteckencn. Deze ziju uict bij al de lijdcnde diereu volko-men gelijk, maar men kun in nicest a! de gevallen de volgende verschijnselen opmerken. De long is dikker dan gewooulijk, harder, de gewoue grijsaclitige kleur verändert in eene donkerroode, of ook wel in licbtbrum, de tong is gevoeligcr, beet en droog, ook wel met een taai slijm bedekt, in enkele gevallen hangt zij iets tot den mond uit; dikwijls ziet men op de tong eenige, somtijds zelfs vele geelachtige, of bruinc plekkcn ter grootte cener erwt, of daar-omstreeks; de punt der toug is uiet zeldeu blaauwachtig; de aders onder de tong zijn sterk opgestoteu en aan de buitenzijde van den hals en keelgang ontwaart men eene opzwelling. De eueren zijn ängstig en onruslig en toouen eene vermeerderde begeertc naar drin-ken : ook hoesien de dieren gedurig, de ademhaling eu het slokken is bemoeijelijkt. lu sonunige gevallen zijn er ook , altbans in den eersten tijd, verschijnselen van ontstekingskoorts en de oogen zijn iiitpuilend. Ovcrigens kau men geen eigenlijk inwendig lijden be-speuren. Bij eene koe die al zecr geruimen tijd aan deze tongoul-steking gelcdcn iiad , sterk kwijldc en sleehts met vele moeite cenig afgemaaid gras konde eten, was ook het herkaauweu aanmerkelijk vermindeid, terwijl het dier vermagerd was en zieh zigtbaar in een kwijnenden toestand bevond, zoodat het gehcele dorp waar die koe te huis behoorde niet anders dan den dood des diers aan deze ziektc tc gemoet zag; evenwel is zij na weinige weken volkomen weder bersteld, bleef zeer gczoud en groeide buitengewoou voordeelig aan.
De oorzaken. Hoogst waarschijnlijk moeten deze worden toe-geschreven aan koudevatting, door zecr koud drinken, het eten van met rijm of rijp orerdekt gras of andere planten, veelligt ook plaatselijke bokleedingen. — Wagner die ondetscheidene gevallen der onderwcrpclijke ziektc, behandelde v er Ilaart, dat hij omtrent de war(; oorzirak in het onzckcro is gcblevcn: professor BUruNER echter schrijft haar bepaaldelijk aan koudevatting toc.
De behandeling. In den eersten tijd, nl. als de toestand niet verwanrloost en het dier tengevulge daarvau niel in de voeding ten achteren en in kwijnenden Staat is, rerrigte men eene, naar het
-ocr page 128-
m
gestel des diers geevenredigde aderlatiug nil de halsader eu wie daariu geocfead is ook eeue plaatsclijke bloedaftapping aan de toug zelve door middel der vlijm. Daar de ziekte in de meesle gevallen een hardnekkigen wederstaud aan do genecskundige behandcling biedt en vaak als men meant den toestand overwonnen tc hebben, op nieuw in meerder of mindere mate weer opkumt, zoo kan men uiet altijd bij dezelfde middeleu blijveu. Na de aderlating verrigt te hebben wende men een scberpe, blaastrekkende zalf aan eu wcl buiten aim den hals of den keelgang aan b. v. door het inwrijveu van de vol-gende zalf, na het haar alvoi-ens up die plaats afgeknipt te hebben. Kcem: Poeder van Euphorbiiun 1 drachma.
,/nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;, Spaausche vliegeu 2 drachma.
Laurierolie eu
Varkeusreuzcl van elk een lood. Te zamen naauwkcurig vermengd zijude, wrijve men deze zalf op eemmial door middel eener leeren Jap of liandschoen op do gezegde plaats in, maar drage zorg, dat geen ander dier daaraan likkeu kan.
Zuodra de huid stijf eu stram wordt eu men rovcn uf korsten ontwaaif, besmere men die met warme olie eu een etmaal later is het dieustig de aangedane plaats met laauwwarm zcepwater beliocd-zaam af te wasschen.
Voorts neinc men bilzoukvuid en kaasjeskruid {Mulva) van elk vier lood, ruim een eetlepcl vol lijnzaad, kook alles tc zamen 20—35 mi­auten lang, zachtkens met sebraal 1^ kau rogeuwater, zijg het daarna door een terns of dock, druk do stoffeu ter deeg uit, doe or nog eeuige lepels vol honig by en beware het aldus verkregen vocht in cene kruik. Hiermede meet de wond dikwijls des daags zeer zaeht uitgewassohen worden door middel eener zachte spons, of door een pop van lijuwaad, die men stevig aan een slok bevestigd hceft; men moet deze pop, of de spons na elke wassching in water weder uitspoelen. Men moet hiermede aanhouden tot de pijn eu het tnoeijolijk slokkcn vermiudcrd is, dan gebruike men afkooksels van wilgenbast, waarb men wat Catechu, ook Cutehoii genoemd. door koken oplost, b. v. 2 lood op eenc kan voohl, altijd echter ook met ccnige honig vermengd. Met vrncht wordt ook gcbrnikt een afkook-sel van wilgenbast met bijrncging van wat borax en honig, b. v. neem vier handcnvol wilgenbast, kook het met cone genoegzame
-ocr page 129-
122
hoeveelheid water gedurende den tijd van vier achlercenvolgendc uren toldal ev bij het doorzijsreu eeue kan overblijft, doe daarin #9632;i lood poeder van borax en ccnige lepels vol honig. — Ook gebrui-ken sommigeu met voordeel ecn vocht van regenwater, dat door bijvoeging van een weinigjc zwavclzuur (vitrioololic) en honig cen zacbtzuren smaak, b. v. als van azijn en water, is medegcdeeld, om daarmede al gcdurig de tong on mondlioltc te zuiveren.— Een af-kooksel van wilgenbast met catechu en wat lionig lieeft mij iu vele gcvallcn nog al de beste diensten bewezen. In een geval waar in spijt aller moeite en iuspanuing eeuige oppervlakkige wondeplaatsen op den tong niet willen hcelen, schoon overigous de tocstaud zeer vcrbcterde , gebruikte ik met bet mecst gewenscht gevolg hot vol-gende middel, t. w. tinktnur van kina, van mirre, van catechu en gecst van lepclblad van elk 4 lood, witte boning S lood en 2 lood poeder van borax, te zamen good gemeagd en door middel ecuer zachto spons, behoedzaam de raanwe plaatsen daarmede 3—4 malen daags te bestrijken,
Het spreekt wet van zelf, dat men overigens ook op den alge-meeneu gezondheidstoestand des diers acht moet geven eu zoolang de tong lijdeude is bet geen hooi of ander raw, hard voeder inoet voorloggen; bij voorkcur gras en versehe kruiden, welke de diercn gaarne gebruiken, zoo lt;lat. niet te bekomeu is dan /acht, week en meelachtig voeder b. v. geweekte lijnkoek, meelsoep, brood en bla-den van boere- of winterkool (hier te lande moes genaamd) en ander groen naar dat men bckomen kan.
Is de spijsvertering en het herkaauweu ecuigennate gestoord , dan geve men later wat jeneverbessen en alsem, driemalen daags een handvol over bet voeder en vcrplege bet dier overigens zurgvuldig.
Het geschiedt veclal, dat de geheele genezing cttclijke weken vordert, doch men vcrliezc daarom den moed niet, de kosten zijn niet groot en gewoonlijk wordt de moeite met, ecu allezins ge­wenscht, gevolg be' roond.
Ouizeligheid., Aandrang van blood naar den kop en DCIoedberoerte.
Ik heb in Jt eerste dcel hi. 77 en vervolgens in het breedc over
-ocr page 130-
123
de duizeligheid gehandeld; meu vindt echter bij het ruadvee som-tijds eene plotseüng opkomende, geweidige aandrang van bloed naar den ko|i; wuudoot al de adereu daar eu die aan den lialsgt; zcer sterk opgevuld ziju van bloed, de kop is dan zeer heel, het haar raw eu opgerezen, de ooren en booms zijn mede bijzonder warm, de oogen rood en oitpailend, of als de liuid daaromtrcnt bijzonder dik opgezet sohijut , kamt her ook we! voor dat de oogcu als ten deele ingezonken sohijneu; bet, dier is angstig eu laat den kop hangen. Bij eene bloedberoecte wurden al znlkc vcrschijuscleu in vee! hoogeren graad waargeuomen en ontstaat er dan wel bloed-vloeijing uit den neus eu moud. Zij ontstaat lielzij ecusklaps, of nadat eenigen tijd te voran reeds al de teekeus van bloedaandrang voor den kop, duizeligheid, slaperigheid, enz. Iiebben kuuncn waar-genomen worden.
De oorzakcu zijn: aan groote zonnehitte blootgesteld te zijn — zonuesteek — benaaawd warme , dompige stallucht, het spoedig op-houden van oitsoheidingen waaraan het ligchaam gewouu was, eene snelle verandering van voeding t. w. van dieren, die zeer armoedig gevoed zijn geworden en dan plotseling vcel eu gehaltrijk voeder outvaugen , enz.
l)e behandcliiig. hi beide gevallen tappe men eeue rnirne hoc-veelheid bloed af, bij de bloedbcroortc ten allerspoedigste; houde den kop en hals aanhoudend koud door eene dwell met ijskoud water, in den winter met ijs, of snocuw en geef den patient dc volgende poeders in: bij duizeligheid neem braakwijnsteen een lood, wonderzout 16 lood, in zes poeders verdeeld en om de vier iircn een poedet met J kan water te geven.— Bij bloedberoerte: braakwijnsteen een lood, salpeter 4 lood, zwavclzure potasoh 8 lood. In vier poeders vordeeld en om de zes ureu een poeder te geven. Ook hicrbij den kop en hals aanhoudend zeer koud te houden.
Het tcrngblijven, nict afgaan der Kageboorte, het Wnil, het Ongans , Llgt.
Uaar de vereeniging der vracht- of eivliczen met de haannoeder of draagzak bij het nindvec inniger is dan bij de andere, niet
-ocr page 131-
124
herkaauwenrte hnisdieren, zoo treft men den onderwerpelijken toe-stand ook het meest bij deze dieisoort aan.
Na de geboorte van het kalf hangen evengenoemde vliezen ter zekere longte uit de schaamspleet en het moederdier perst van t.ijd tot tijd om daarvan bevrijd te rakcu. Bij gezonde, krachtige koeijen volgt na eene regelmatige, uatuudijke verlossing de verwijdering dier vliczen, het googenaamd ligt, vuil, of ongans binnen weinige uren van zelf, üikwijls echter geschiedt dat niet en zij blijven 2—3 dageu en somtijds even zoo vele weken uithangen , in welk geval de hulp der kunst vereischt wordt, om wauncer dat van zelf afgaan niet hinnen dric dagen plaats vindt, dc natuur te hulp te komen, daar anders ligt zeer nadeelige gevolgen kunnen geboren worden.
De oorzaken. Tn de eerste plaats behoort hiertoe groote zwaktc van bet moederdier, gebrekkige zameutrekkiug der baarmoeder, buitengewoon innige vereeniging, zelfs in enkcle gevallen wel ver-groeijing van de vrucht- of eivliczen met de baarmoeder. Wanneer cenige dageu na het kalvcn de nageboorte niet is afgegaan dan sluit zieh de mond of opening der baarmoeder en dan kau de nageboorte sleohts bij stukken, of door ontbinding, rotten, afgaan; in dit laatste geval volgt ecn zeer walgelijk rnikende uitvloeijing uit de scheede hevattende stukken dor afgestorvene vruohtvliczcn. De opname dezer stinkende materio in het ligchaam is hoogst na-deelig voor het gestel, het dier geraakt dan aau het kwijnen, lang-zamerhand outwikkelen zieh gcvaarlijke koortsen, die aanvankelijk van weinige beteckenis sohijnon, maar zieh oindelijk doen kennen als tering- of als rotkoorts die dan den dood des dicrs ten gevolge hehben.
Na het tc vroegtijdig afzetten van hot kalf in vergevorderde drag-tigheid wil de nageboorte ganrnc langer dan gewoonlijk achterwege blijven; ook koud drinken körten tijd na de verlossing is mede eene oorzaak van het niet tijdig afgaan der nageboorte.
De behandel insr. Men moet niet te vroegtijdig pogingen aan-wenden otn het list te verwijderen en vooral nimmer daaraau trek-ken of scheuren: men binde onder aan de uithangende vliczen een steen of gewigt van ongeveer ecn ncderl. once of van 7—8 oude looden zwaarte, zondet daaraau eenigzins te trekken. Is do koe niet sterk, veeleerzwak, heeft zij bij dc vcrlossing nog al wat geleden , dan moet men dlaquo; krachten des diers ondersteunen door tweemalen
-ocr page 132-
125
daags eene tamelijke lioeveelheid lijukoekenmeel met laauwwarm water vermengd, alsmede eenige raauwe eijereu in te geveu; ande­ren voegea er uofr wat olie , of zuivere traan bij, doch dat is dan niet noodig.
Valt het vuil, ot uugans hierua nict binnen weinige dagen af, dan moet men de koe dianken ingeven. Eeuige artscn gebruikeu daartoe het welbekende raooderkoren (Seeule coruuttim) b. v. 2 drachma poeder van dat middei in J- flesch wanuen wijn en die gift drie malen om het half uur te herhalen.
Anderen nemeu ecrst twee handenvol kamiilen, trekken die als thee met eene wijnflesch voi kokend water en doorgezegen zijnde wordt er een cud lood potasch bijgevoegd en zulk eeu drank geeft men drie malen in cen etmaal tijds in. Gaat na 24 uren de nage-boorte door dit middei niet af, dau nemo men in plaats van kamii­len voor elken drank 2 oudc looden Zevenboom en handel daarmede als opgegeven is. Gewoonlijk is dat binnen drie dagen van een ge-wenscht gevolg.
Ook maken sommige met vruoht gebruik van eene kan zeer goed bier, waariu 2 lood theriak en een lood poeder van witten gem-berwortel , om laauwwarm in cenmaal in to geveu. Als cen huis-midde! ucmen sommige landlieden een paar roode bcctwortels , raspen die en geven het met bier in twee malen daags.
Welk middei men ook gebruikeu möge , zoo is hot in de meeste gevallen echter raadzaam om op gezegde wijze de krachten te schrä­gen en wanncer het vuil dan uiet weldra afgaat, kan men over-gaan tot het ingeven van dranken, hetzij van moederkoren of van kamiilen, of zevenboom met potasch.
Mögt daarna blijken dat die bchandcling niet voldocnde is, dat echter maar zelden het geval zal zijn , dau moet men eenige dagen na het kalven de met olie besmeerdc hand in de baarmoeder brengen en trachten om dn vruchtvliezeu uiterst belioedzaam los te maken. Begint de nageboorte reeds te rotten, dan moet men van tijd tot tijd tot de schecde inspuitcn met een laauwwarm aftreksel van ka­miilen , vermengd met wat chloorkalkwater en later als de nage­boorte reeds een etmaal verwijderd mögt geweest zijn met eene oplossing van 2 onde looden zwavelzuurzink-witte vitriool, zink-vitriool, in eene wijnflesch vol regenwater, telkens laauwwarm.
-ocr page 133-
126
Men drale echter niet zoolaug tot die totting bea:int, daar, gelijk ik reeds gezegd heb, hieruit. gevaai voor het leven zoude kuunen ontstaan.
Het is waar dal bet niet zcldeu gesckiedt, dat de nageboorte wel twee wckoii en lunger blijft uithangen en — /.ooals men zieh pleegt uit te drukken, danvanzclf afrot, zouder dat daardoor bcletsel voor het dier ontstaat, gtslijk raij bekend is; doch is het eciiter ook in het geheel niet zeldzaam dal van de bedorvene , stinkende materie in hoi ligchaam wordt opgenomeu, waardoor kwaadsappiglieid en dientengevolge uiterst gevaarlijke toestanden geboren worden, waar-uit eene kwijniug die veelal van langzameu duur in de ontwikkeling is, meestal eene ziekte volgl, die niet anders dan met den dood eindigt en dan wegens den langen tijd die er sedert de oorzaak verloopen is, vaak niet weet daaraan wordt toegesehrcven.
Men moet dcrhalve niet, met geringschatting over dat gevaar den-ken en nimmer nalaten om daar waar die afrotting hecft plaata gevonden, do bovenstaande zuiverende middelen aan te wenden en daannede vooral niet eerder ophouden voordat elke zweem van be-dorvenen toestand, van onaangenaam ruikende uitvloeijing geheel en al is verdwenen-
Van dc Melkafzondcring.
Het hoofdooginerk van den rundveehonder ten opzigte dozer dier-soort is het verkrijgen van eene zoovcel mogelijk groote hoeveel-heid gehaltrijke, vettige melk, daar dat als het voornaamste voordeel beschouwd moet worden. Elke mandeiing die de melk in hoevcel-heid van kleur, smaak eu andere hoedanigheden oudergaat, heefl derhalve sinds lang niet alleen de aundacht van veehouders, maar ook van acheikundigen en veeartsen, ernstig tot zieh getrokken.
Het veel mclkgeven van enkele voerassen kan hier te minder in aanmerking komen, daar het niet alleen van de normale constitutie van het ras afhangt, maar ook ondcr verandcrde aitwendigeomstan-digheden niet altijd hetzelfde blijft, zoodal zecr dikwijls een ras, dat in zijn vadcrland ten opzigte der ophrengsi van de melk in lioedaiiigheid onovertreffelijk is, na zijne verjilaatsing in een anderen
-ocr page 134-
127
landstreek bij de akhuir te huis behooroncic, vecl minder melkge-vende, iulandsche koeijen, ten achteren blijven, hetgeen bevestigd wordt door do berigteo die ingekomen zijn over ouzc vadetland-seho , uitmuutende melkkoeijen, die naar Polen. Deutschland, enz. overgebragt ziju.
De boeveelheid melk die eene koe geeft, wordl gerekend naar het getal kannen die zij dagelijks oplevert, hoe lang de melkafzon-dering na de verlossing voortduurt en hare deugdelijklieid naar de vettigheid der bedoelde vloeistof en hoeveel boter daarvdt verkregen kan worden.
Een algemeen erkende Stelling is, dat een rijkelijke, matig wate-rige voeding de tnelkopbrengst eencr koe bij voorkeur zeer vermeer-dert; maar buiteudien bespeurt men zoowel bij geheele verrassen als ook bij cnkelc individuell te dezen aanzien eene verbazend verscliei-denheid, zoodat bij enkcle lassen of dieren, het geven enuer be-paalde hooveolheid melk driemaal zooveel voeder vercisolit dan bij anderen, terwijl weder anderen bij nog ruiniere, gehaltrijke voeding gebeel uiet bij magte zijn om die boogte te beroiken.
Wat het ondersclieid der rasseu betreft, zoo kau men daarover sleehts zeer weinig bepaald zeggen, daar de resultaten van het over-brengen in andere landen van de bijzonderr plaatselijke gesteldheid des bodems zoo afhaukelijk zijn, dat ze zieh overal verschilleud ge-toond hobben. De onderviudingen daaromtrenl ziju overal van loka­len aard. zoodat hot ecue ras in een zekeren streek waat het is overgebragt wegens de ruime mclkproductie niet genoeg geprezen kan worden, terwijl datzelfdc ras in andere landstreken in dat opzigt bij de ouaauzienlijkste iulandsche rasseu achter blijft, zooals b. v. de lieerlijkste soorten van de schoonc Zwitsersche rasseu genoeg-zaam bewezen hebhen. Desniettegenstaande mocl erkend worden, dat runderveerasson die zieh sedert lang hebben doeu kennen als zeer rijkclijk in de mclkproductie te ziju eu die uit een sleehts matig warm klimaat en vau ecu vaderlaud afkomstig zijn, welks vochtigen dampkriug en laag gelegen bodem, steeds uitmuutende, weelderige weidegronden opleveren, bij hunne overbreuging in war-mere, droogere klimaten en schraleu plantcugroci ettelijke geslaclitcn lang zieh door eene ruiniere inclkopbrengst günstig ondersebeiden en daarin sleehts hmgznam achteruitgaaii on velfs '., hunnc kruisiugen
-ocr page 135-
12s
tanmüjk zrker overetvea, als b. v. het Hollandsch , üostfriesoli en Oldenburgsob rundvee. — Alleen de onderviuding van op dezelfde plaats reeds verkregcne resultaten kan tot gids dienen, welke soort het verkieslijkste is, daat vooruit gemaakte berekeningen naar den maatstaf van in andere slreken verkregeue aitkomsteB zeer dik-wijls falen. — Maar buitendien het oadersoheid der melkproductie der rasseu tec zijde gesteld, truft. inen üük ecn rijkclijkc melkop-brengst aan bij enkelo familien en imiäidueu van den/.elfden stam. Daar het onbetwistbaar van bepaald belaug is, om bij de keus voor de aanfokking zoowcl als bij een voorgenomen aaukoop van vee, deze gewenschtc eigenschap vooruit te kunnen weten , zoo heeft men zieh sedert onderscheidene jareu zeer vele mocite gegeven om uit wendig zekero keateekens aau de diercu op te merken waarnaar men de hoevcelheid des meikgevers kau beoordeelen.
De rundvechouders in het algemeen houden het voor vrij zeker, dat zij de ware vatbaarheid eener koe voor de melkproductie niet voor het derde, of vierde kalf dat zij geworpen heeft, juist beoor­deelen kunnen, dat to meer het geval is, wanneer de koe jong en nog uiet volwassen voor den eersten raaal ter paring bij den stier gebragt werd; de hoeveeüieid die na het vierde kalf gegeven wordt blijft gewooulijk ook voor de volgcude verlossiugen cn molkgetij-den bestaan, wauneer uatnurlijk geenc pijnlijke, plaatselijkc, of koortsige, algeiueenc ziokten de melksecretie verminderen of doen ophouden. — Het bepaald achteruitgaan van den zoogenoemden nieuw-melktou toestand, wordt liier als gcnoegzaam bekeud vooronder-steld.
In de rundveefamilien wier koeijen vcel melk geven, erft deze eigenschap vrij zeker in de nakomeliugen over, wanneer zijn.l.niel in hoogen ouderdom ter voortplanting bestemd en met oude stieren gepaard worden; de koe zelvc behoudt dan wel de gewenschte eigen­schap , maar hot jonge dier bezit in de meeste gevallen later die niet meer. Somtijds geschiedt het ook wel, dat uit eenc anders niet zoo goed melkgcvcnde familic, eenc geheelc leven voortdurende uitstekendc melkgeefster geboren wordt, doch in zoo'n seval niet met zekerheid op even zulk een voortreffelijke nakomelingschap te rekenen, integendeel is het waarschijnlijk, dat deze nimmer die hoogte zal bereiken, weshalve men zieh niet moet laten verleiden
-ocr page 136-
1211
om in zulk ecu gcval uen zoodauigc koc aau te houden met het plan, om er uitmuntende mclkgcefsters van mm te fokkeu.
Bij onbekendheid met de eisendoramelijkheden der familien, waar-van de koe afkomstig is, zooals dat hij den aankoop van niudvee uit vreemde stallen en op de veemarkten het geval is, kau uit de volgende ligcliamelijke eigeuscliappen met ecuige waarschijnlijklieid op de veelheid der melkopbrengst gerekend worden. Zonder uit liet oog te verliezen hoe zieh de koeijen van het ras, uit hetwelk men den aankoop doen wil, in 't algemeen onder de plaats viudende lokale invloeden tot dusver hcbben doen kennen, lette men vooral op den bijzondcren toestand des diers : het hcbbc namelijk wel een gezond, maar gcen krachtvol gestel en levendig temperament, fijue horens, eene zachtmoedige uitdrukkiug der oogen, een breede ont-wikkeling van het achterstcl, waarbij vaak, wegens gebrek aau vleesch, do henpen ver uitsteken, breede lendenen, met ver uit elkander staande dijen , waartussohen de uijer in zeer breeden om-vang de tuimte naar eisoh inncemt; bij zulke koeijen kan men met vrij wat zekerheid op eene groote melkproduetie staat maken, ter-wijl daarentegen zulke , die een groote vleesclirijkheid — ecu aan-merkelijke outwikkcling van het spierstelsel —- en bij een beginnend vetzetten of votworden neiging daartoe liebben, slechts zelden goede melkgeefsters zijn.
Levendigc dicren geven , bij gclijke voeding, gewoonlijk minder melk , dan minder levendige , rüstige , vreedzame koeijen ; eveneens wordt door vermecrdcrde buiduitwaseming, als die b. v. door arbeid, of door zorgvuldige verpleging der huid — zooals men bij paarden gewoon is — te wecg gebragt wordt, de melkopbrengst verminderd ; door groote inspanning van krachten door arbeid wordt niet zelden ^e melkafzondering gehcel onderdrukt.
De teekens van bijzondcren aard, waarnaar men gewoonlijk op de veelheid der melkopbrengst pleegt te rekenen, zijn :
1) De hoedanighcid van den uijer. Door sommige ruud-veehouders, die zieh op hunne ondervinding beroepcn, wordt op-gegeven, dat een breed nitgezette en vast aan dc buiklmid hangende uijer eene ruimere melkopbrengst doet vooronderstellen, dan een fleschvormig, lang neerhangende ; anderen op denzelfdeu grond juist het tegenovergestelde, Uit dit verschil van meening blijkt reeds, dat
11.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;9
-ocr page 137-
130
de onderviuding in dezen gecn zekereü maatstaf tcr beoordeeling op levert. Met tneer waarschijuliikheid doet eene weeke, lobaoht.ige gesteldheid der melkklieren zelve en fljnheid of verschuifbaarheid van de haar beklcedcude huid op eene ruime melkafzondcring staat niaken. Harde, vlcezigc, of betcr gczegd, vette uijers zijn altijd melk-ann. Verhardingen of kluiten in den nijer, als een gevolg van vroegere zickton, liebben natnurlijk steeds eene verraindering der vroeger afgezonderd wordende hoeveolheid melk ten gevolge.
Ten aauzieu van de tepcls of spenen, in deze streken algemeen titten genaamd, leert de onderviuding zoowel als de ontlecdkunde, dat wanneer deze digt bij elkander gelegen zijn , de melkbebouder
__ of de cist erne — sleobts weinig ruimte bevat, derhalve ook
slechts eene geringe boeveelhcid melk kan bevatten ; bij de beoor­deeling van de plaatsing der speuen ouderling mag echter de geheele vorm van den uijer niet uit het oog worden verloren, daar natuur-lijkerwijze bij een' lang neerhangeuden , zoogenaamd fleschvormigen uijer de spenen zieh digter bij elkander bevinden , dan bij een bree-den , vast aanziltenden.
2) Behalve de hoedanigheid des uijers zelve, geeft de dikte, de omvang van die oppervlak kig liggende vateu, welke het bloed daaruit terugvoeren, een' tamelijk zekeren grond tot de beoordeeling der melkproductie. /,Bij goede melkkoeijen vertooueu zieh deze bloedaders duidelijk op de geheele oppervlakte van den uijer als menigvuldig door elkander gcslingcrdc, vaak wat knoest-vormig opgezette strengen onder de huid , die week op het gevoel en van vloeistof opgezwollen zijn. Uoe dunner de huid is, die den uijer beklecdt, zooveel tc duidelijker zijn zc zigtbaar, weshalve men ook tevens op de gesteldheid der huid acht moet geven, ten einde de vormine der aders niet verkoerd te bcoordeelen ; ten deele om deze reden als onulat de aders op die tijden, wanneer het dier vvegens vergevorderde dragtigheid , of uit andere oorzakcu , slechts weinig melk geeft , ook minder bloed voeren , moet men door eene op haar aangebragte drukking den bloodstroom stremmen en daardoor eene opzwelling der ader bewerken, waarna meu kan beoordeeleu, welke hoeveelheid bloed zieh daarin voortbewegen kan en zieh naar waarschijnlijkheid vroeger ook reeds voortbewogen heeft.
Deze bij de iandlieden, inelkboeren en andere rundveehouders in
-ocr page 138-
131
't algemeen eu wel overal m el leaders geuaamde venen — bloed-aders — bedekken echter nict alleen de oppervlakte van den uijer, maar strekken zieh ook ait opwaatts tusschen de billen tot aan de schaamdeelen, in welke rigting zij echter verdwijnen. Naar voran des ligchaams toe daarentegen worden ze door de vereeuiging van meerdere adcrs grooter in omvang , en komeu zelfs bij dieren met een dikke huid nog duidelijk te voorscliijn ; zij nemen haren loop van den voorsten rand des uijers, zijwaarts van de huid, die den bulk bekleedt, naar de borst toe , en dringen iets achter deze door de buikbekleeding, om zieh met de andere bloedaders van het ach-terstel te vereenigen. Deze openingen, veelal door de veehouders kuiitjes genaamd, die door het plolseling verdwijnen der tot dusver duidelijk zigtbare aderstammen op het oog ligt to ontdekken zijn, laten eveueens uit hare grootte de belangrijkhcid van den bloed-stroom, die haar tijdolijk doorvloeit, opmaken en geven daardoor mede een kentecken , om te kunnen beoordeelen hooveel blned ten tijde wanneer de melkklieren in hare hoogste wcrkzaamheid zijn uit den uijer teruggevocrd wordt, derhaive ook, hoeveel daarvan aanwezig geweest meet zijn.
Wanneer men, door er den viuger in te drukken, die openingen verstopt, dan kan men niet alleen hare grootte met zekorheid ont-wareu, maar, door eeu zekere poos met die drukking vol te hou-den, wordt ook de bloeddoorvlocijing zoo zeer gestrcmd , dat. al de aderstammen vödr haar — in betrekking tot het ligchaam des diers achter haar — zoo ver als mogelijk is opzwellen en daardoor dit middel tor beoordecling duidelijkcr te voorsehijn komt; uit dien hoofde werd ook overal deze openiug tot voor körten tijd beschouwd als het voornaamste teeken, waarop men letlen moest, om de melkprodnctie te beoordeelen.
In het jaar 1S3(J loidde voor het ecrst hot werk van gue-son, „'traue des vaclies laitieres, Bordeauxquot; en later nc talrijke kritieken, uittreksels en verlalingen daarvan, die bijna in alle landhnishoudkundigc werken en tijdschriftcn in schier alle talen overgingen, de aandacht op een derde en, zooals hij beweerde, onbedriegelijk en mcetkundig te berekenen middel, om de hoegroot-heid van het vermögen om melk te kunnen voortbrengen juist te bepalen , dat is :
-ocr page 139-
132
3) de zoogenoenide melkspiegel. Onder deze beuaming ver-staat men die huidvlakten aau de acbterdijen cn uijers der koeijen, op welke, in tegenstelling tot de andere, het haar bedekkeude haar — in plaats van in de rigting van boven uaar beneden — de punten of uiteindeu naar boven rigt.
In den jongsten tijd is deze methode van gvenon , om de melk-productiviteit te beoordeelen , ontaard in zotternij en kwakzalverij j evenwel zijn de grondstelliugeu van bet stelsel van guenon overal als bewezen aangenomen, zoodat wel uaauwelijks een ander middel zulk een' zekeren grond voor de keus van goede melkkoeijen kan aanbieden, als die, welke bedoeldc schrijver hiertoe aan de band geeft. In de boofdzaak waren deze regeis echter bi] de geitenherders der Pyreneen, van eenige streken der Alpen en van het Jurage-bergte als kenteekens der melkproductiviteit reeds sedert meer dau eene eeuw bekend.
Üe volgende , door gdesok opgegevenc kenteekens kunnen wer-kelijk gelden als maatstaf, en in die gevalleu, waar deze teekens de uitkomst beschämen, bestaat ook steeds een ongezonde , vijan-dige invloed op de melkproductie , die zieh gemakkelijk laat opspo-ren en zijn' grond vindt of in den algemeenen gezoudheidstoostand, in eene ziekelijke gestcldheid van den uijer, of in eene te geringe, gehaltelooze, of in 't algemeen ondoelmatige voedingswijze.
1)nbsp; nbsp;De melkafzondering is te ruinier naarmate de door werkelijke, naar boven gerigto hären bezette vlakte-inboud der huid aan den uijer en van de binnenzijdcn der dijen grooter in om-vang is. De vorm dezer ruimte zelf heeft waarschijnlijk geheel geene beteekenis, doch moet die in zooverre in aanmerking genomen worden, dat eene onregelmatige begrenzing, bij schijnbaar groote uitgebreidheid, echter een verlies van vlakte-inboud daarstelt, zoodat tcr juister beoordceling de huid der genoemdn doclen gestrekt, de plooijen effeu gehouden en al de orabuigingen der uitwendige begrenzingen, welke den vlakte-inhoud verminderen, van deze afgetrokken moeten worden.
2)nbsp; nbsp;Bij ongelijke verdeeling der tegenharige plekken (des melk-spiegels) is die helft van den uijer, waarop zieh het grootere
-ocr page 140-
183
deel dezer naar boven gerigtc haren bevindt, bepaald melk-
rijker dan het andere deel. 3) Tegenharige plekken ter zijde der schaamte geven te kennen,
dat de koeijen in den loop eener nieuwe dragtigheid de melk
gaauw zulleu verliezen, en wel geschiedt dit t-e vroeger, hoe
grootere uitgebreidheid ze hebbcn. „Het spreekt van zelf, dat deze kenteekens slechts in zooverre een bepaalde waarde bezitten , als zij in toepassing worden gebragt op dieren, die van dezelfdc soort zijn, dezelfde voeding genieten en althans nagenoeg gelijk vauk gekalfd bebbeu.
YATi BE KIEKELIJKE AFWUKIIVGEII DER MEL.K AFZOKDERIWC;.
I) Het Opdroogen of Verdwijnen der Melk.
fiel opdroogcu, of verdwijneu der melk is bij de toenemende dragtigheid bij de meeste koeijen een even gewoon als ligt ver-klaarbaar verschijnsel en slechts weiuige dieren geven bij wijze van uitzondering tot het eerstvolgende kalvcn eene, ofschoon steeds ver­minderende hoeveelhcid; anderen daarenfegen verliezen de melk reeds vöor de helft van den tijd der nieuwe dragtigheid en zijn uit dien hoofde natuurlijk steeds siechte melkkoeijen.
Wanneer het vroegtijdig verlies der melk geen gevolg is van te geringe, of gchaltelooze voeding, dan is de oorzaak het dier aange­boren en vindt dan haren grond in eene grootere ontwikkeling van de levenswcrkzaamheid der inwendige geslachtsdeeleu ten koste van den uijer en kan, wanneer ook door een saprijke voeding al eenigen tijd, evenwel niet lang door de kunst worden tegen ge-honden.
Behalve deze gewone opdrooging, of verdwijning der melk, ver­mindert zij ook nog somtijds plotseling aanmerkelijk, of verdwijnt zelfs wel geheel en al; de oorzaken van dat verschijnsel vinden al-tijd zijnen grond in de aanwezigheid van eene ziekte, b. v. hevige ontstekingskoorts, een zenuwlijden, of van eene hevige plaatselijke pijn, waar die ook zijn möge; dientengcvolge ook bij uijerontsteking
-ocr page 141-
134
en de heersclieude mond- en klaauwziekte; in liet eerste geval keert de volle hoeveelheid melk sleclits dan terug, wanneer die ontste-king volkomen verdeeld wordten dus geene verhardingeu ofkluiten in den uijer achterlaat; in dit laatste geval daarentegen, zoo als talrijke ondervindingen bewezen hebben, eerst na eene volgende ver-lossiug. — Voor 't overige is dit verdwijnen der melk: slechts het verschijnsel eener ander algemeene, of plaatselijke, den uijer zelven betreffende ziekte, weshalve dat ongeval sleclits door bet wegnemen der oorzaken te verbelpen. (*)
33 De waterlge fflelk.
De naanf waterige melk, is reeds voldoende om de hoedanigbeid dier vlocistof aau te wijzen; zij is 00k meestal van eene blaauw-acbtige kleur en scheidt 00k zclfs bij rijkelijk groen voeder, slecbU weinig en dunne room af, waaruit eerst na lang werken een kleur-looze bittcracbtig smakeude, onoogelijkc boter gewonnen kan wor­den, die dan nog zeer spocdig rouzig wordt.
In zeer vele, zelfs de meeste gevallcn is zulk eene boedanigheid der melk bet gcvolg eener gebrekkigc voeding, b. v. van te waterig groenvoeder, of gebaltelooze stalvoedering; bovcu alles echter bet voederon van stoffen die aan nacblvorstcn blootgesteld zijn gc-wecst, inzonderbeid als dat het geval is met maisbladen en Sten­gels.
*) Een raelkboer in dezo stail had zijne koeijen op deu gewonen tijd in dc maand Mei, cu wcl bij zacht, warm, druog weer, in de weide gebragt; weinige dageu daarna ontstoud er plotseling eene aanmerkelijke daling van tetnperatuur, vergezeld vau zware regens eu sterken wind; bij een zijner koeijen ontdekte men in den morgeninclktijd , dal de melk eensklaps geheel verdwenen was, weshalve men mijne liulp kwarn inroepen. Ik bevond het dier vrij wat koortsig, doch het zenuwstelsel niet aangedann. Ik gaf last, ora de koc aaustonds op den stnl tc brengen cn haar eene dekeu over te werpeu ; ik liet den uijer met dampbaden van hooizaad vlijtig behandelen , na elk bad goed weer afdroogende, en gaf inwendig een pond gestampt wonderzoul en 8 lood poeder van den Monnikskap (herb. Aconiti), om in twee malen, telkens met een halve kau lijnzaadnat, om de zes nren in te geveii. Rceds voör de tweede gift was toegediend geworden , was de melk grooteodeels teruggekomon , en den volgenden dag geheel.
-ocr page 142-
J35
Is een te waterig dieet de oorzaak, dan is de hoeveclheid der afgezonderde melk grooter dim anders en tor verbetering daarvan wordt dan sleckts eene bijraenging van drooge stoffen oader het voeder vereisoht. In vele gevallen wordt dcze toestand van de melk ook daardoor verbeterd, dat men zulkc melkgevende koeijen dik-wijls met stroowissoheu wrijft en vlijtig rost en borstelt, even als men gewoon is de paarden te doen, ten einde de werkzaamheid der huid te verkoogeu ea längs dien weg liet ligchaam aanhoudend wa-terdeelen onttrekt.
Zijn beschadigde voediugsstofl'en de aauleiding geveude oorzakeu dan vervauge men zulke middelen aanstonds door ouberispelijk voe­der, waarua gewoonlijk de melk vcrbetert.
In andere gevallen, echter bespeurt men behalve de waterige hoedauigheid der melk, ook nog vermindering der hoeveelheid; in zoo'n geval vindt zulk eon verschijnsel meestal zijn grand in een zwak, krachteloos ligehaamsgestel.
Het is bekend bij al de veeliouders, dat de wijze van voedering — de hoeveelheid en de hoedanigheid der voedingsmiddelen — als uit-wendigc invloed a. 1. hoofdzakelijk de hoedanigheid van de melk bepaalt; is bij het onderwerpelijk vcrsohijusel der melk de voedering geheel onberispeiijk, zoodat volgens ondervinding daaraan geene schuld kau gegeven worden en hoeft men onder zijne koeijen slechts cnkele dieren, bij wijze van aitzondering die zulk eene gebrekkige melk geven, dan moeteu de oorzaken in het gestel des diers gezocbt worden: meestal zijn in zulke gevallen ziekteverschijnseleu. als: buikloop. witte vloed, hoesten, of andere op te merken en is de vcranderde e.n verminderde raclk dan een begeleiilend verschijnsel van de een of andere ziekte die opgespoord en behandeld moet worden, ten einde dc afgewekene natuur door de linlp der kunst tot den gewonen toestand terug te leiden. — Outbrekcn daarentegen bij naauwlettcnd onderzoek zulke vcrsehijnselen, dan traelite men door het toedienen van zekere bittere en bitter-specerijachtige ge-neesmiddeleu in verceniging met ruwe spiesglans de spijsvertering ten gunste te veränderen en door een zeer gchaltrijke voediug het gestel in krachten te doen toenomen. Men geve zulke dieren der-halve Stengels en de bladeren van het reinvarenkruid (inlaiulsch ook wel boerenwormkruid gcnaamd — htrhaTunacela —) dat bier
-ocr page 143-
136
en elders in het wild grueit, kiilmuswortel, gentiaan, engelworlel en poeder van ruw spiesglans, gclijke deelen met wat meel en wa­fer tot ecue likking gekueed en daarvan driemalen daags een hrok als een eendcuoi te geveu.
Hiennede eenigeu tijd volgchoudeu, bij een kraohtige voeding, kleihooi, raap- oE lijnkoeken, enz, brengt dan veelal de gewenschte working tot stand.
33 De Bloedlge Melk. g
De bloedige melk is gcbeel niet zeldzaara, zij neemt hi twee verscbillcndc vormcn die bocdaiiigbcid aau en wel bevindt men de melk, lietzij üverigens in gcwoneu toestaud, of ook nog op een andere wijze afgewekcn, b. v. vlokkig, kaasaohtig, bet bleed daarin ongelijkmatig vcrdccld, als bloedstrepcn, of als stukjes, of de gebcole boeveclheid uitgemolkene melk is nicer ot minder sterk rood ge-klcurd en getuigt van gelijkniatige veimenging van bloedkleurstof, — lu het eerste geval is de oorzaak gelegen in de bersting van bloed-aders, die te weeg gebragt worden, öf door ecu buitengewoon sterken aandrang van bloed, öf door van buiten toegebragte gewel-dadigheid, wauneer b. v. door ruw onlumdig melken de aders be-leedigd worden ; in andere gevallen zijn Let beleedigingen van den uijer, of van dc uitvoerwegen, of ook wel kleine wratten die zieh vaak daarin bevinden en natuur'lijkcrwijze bij bet melken geprikkeld en gedrukt worden, die dan cenig bloed afzonderen, dat. als roode strepen zieh onder de melk mengt.
Ook bij ontsteking van -den uijer of van een of nicer tepels, tit-leu, ziet men bloedstrepcn, of stukjes geronnen bloed in de melk; dp/.e toestand is echter door duidelijke uitwendige teekens te be-speuren ; bij ontstckingen der roode klcur en opzwelling van den uijer, terwijl de dieren van wege de pijn zieh tegen bet melken verzettcu; ilat zelfde vindt ook plaats bij verwoudingen, terwijl de ongewonc boedanigheid der melk zoolang aanhoudt totdat de ont-steking genczen, of de wouden gcbceld zijn. Wel moet bet mel­ken bij venvoudingen steeds plaats vinden, maar men moet dat zoo -/acht en behoedzaam als inogclijk is verriglen. Vermoedt men
-ocr page 144-
137
op goede gronden, of is men overtuigd dat iu de uitvoerwegen ems tepels een kwetsuur aanwezig is, dan kan men, ten eiude die spoediger tot heeling te brengen, na het uitmelken een niet dikke wasdraad zcer behoedzaam tot de opening des tepels inbrengen eu wel ter voile lengte van dien uitvoerweg. Zuigende kalveren tnoe-ten van de moederdiereu afgenomen worden.
Eeue gelijkmatig roodgekleurde raelk is daarentegeu bet teeken van een dor volgcude toestanden.
1)nbsp; Kan het zijn : een uanwezige miltvuurziekte
2)nbsp; nbsp;Een rottig lijdeu in 't algemecu, zoo als bij langdurige bloed-pissen voorkomt en is in beide gevallen nog met andere bloedige uitscheidingen verbünden, of
3)nbsp; eene zwakheid der bloedvuten van den uijer, waarbij nu en dan ook passive toestanden van bloedaaudrang vereenigd kunneu zijn, wordt de oorzaak, dat terwijl het dier zieh volmaakt wel bevindt, geruimen tijd acktereen eene gelijkmatig roodgekleurde melk afge-zonderd wordt.
In de beide eerste gevallen is de verbetering der melk van den toestand der ziekte afhaiikelijk. — Is de bloedige melk een op zieh zelf bestaand versohijnsel, ontspruitende uit krachleloosheid der blocdvaten van den uijer, dan is die toestand dikwijls zeer hardnek-kig en vereischt eene langdurige behandeling van algemeenen en plaatselijken aard. Tot wasschingen van den uijer gebruike men koud gewordene aftreksels (als thee te trckken) van reinvarenkruid, (inlandsch wormkniid met wat aluin daarin opgelost. Ook voor in­wendig gebruik is dat zeer dienstig; men geve dan echter kleine giften aluin, omdat men daarmede nog al lang moet volhouden, b. v. van 1 — 2 draehma tweemalen daags; ook kan men het met poeder van dat kruid, of van kalmuswortel en wat meel en water tot een likbrok kneden. Indien men zoo van 10 tot 20 dagen volhoudt, dan kan men vrij zeker op een gewenschte uitkomst rekenen.
De Bittere Melk.
Het wordt nu en dan opgemerkt, dat de verscb gemolkene melk
-ocr page 145-
138
een meer of minder sterk bespeurbaren, bitterachtigeu smaak bezit, die zieh ook mededeelt aan de daaruit vervaardigde boter, waar-door beide artikelen onaangenaam voor bet gebruik zijn; tevens is dan in enkele gevallen te bespeureu dat hoewel zieh veel en spoedig eene voortrefi'elijk uitziende zoom afsclieidt, die zieh eveuwel slechts moeijelijk en laugzaam tot boter laat Vorwerken, die behalve dat hij een bitterachtigen smaak bezit, ook nog zeer spoedig ronzig wordt; in andere gevallen echter is en blijft de boter van de ge-wone goede hoedauigheid. Dat ouderscbeidon in den smaak en duur-zaamheid des boters bewijst reeds voldoeude, dat twee verschillende oorzaken de bittere melk te weeg kunnen brengen en moeten wor­den toegeschreven, hetzij in den gozondheidstoestand des diers op dien tijd, of aan de voeding die het geniet.
De oorzaken die in het dier zelf aanwezig zijn, of dui-delijk te bespeuren idekteu der lever en der spijsvertering in 't al-gemeen: bij de meeste gallige ziekten wordt steeds een bitterachtige smaak der melk opgemerkt; wanneer de oorzdkelijke ziekte geuezen is, wordt ook de melk weder uorinaal.
Maar niet alleen zulke duidelijk zigtbarc stoomissen der spijsver­tering, n. 1. der galbereiding hebbc.n, eene bittere melk ten gevulge maar dikwijls zijn die zoo onbeduidend, dat andere verschijnselen die haar gewoonlijk vergezellcn, als de gelc kleur der zigtbare slijm-vliezeu, onregelmatigheid in de uitscheidingeu, gallige buikloop, of verstopping, geheel niet waargeuomen worden; uit dien hoofde heeft men ook en wel meest niet met onregt, andere oorzaken voor de bittere melk opgenoemd. Het is een overbekend feit, dat hevige gemoedsbewegingen, schrik, ergernis, gramschap, cnz. de melkafzon-dering van zogende vrouwcu in die mate veränderen dat het gebrui-ken der melk van zulke vrouwen vaak aan de working van ver-gift gelijk Staat en het kan te minder betwijfeld worden, dat bij dieren in zekeren grond hetzelfde plaats vindt als — zooals verder onder zal worden gezegd — bij een bijzonderen ligchamelijken toestand en opgewektheid eene verandering der melk plaats heeft; doch daar dat somtijds ja meestal maar kort vau duur is zoo wordt daarop weinig of geheel geeu acht gegeven. Blijft de melk echter bitteraoh-tig ten gevolge van eene stoornis in de verrigting der lever dan kan men met veel voordeel ingeven, afkooksels van gentiaan, of
-ocr page 146-
139
van alsem, of reinvarenkruid met bijvoeging van eenige looden wonderzout op elken drank en een weinig potasch, of zeepzieders-loog; de werking doet zioli spoedig en zeer gunstig kennen •, bij eene ontstekingachtigen toestand der lever, alsmede als zij uiterst werke-loos is gebruike men kraohtigere middelen. Neem: Wondeoout van 16—24 lood Poeder van Gentiaan 8 lood Calomel 2 drachma
Braakwijnsteen 3, hoogstens 4 drachma Met water en een weinig meel tot eene likking gekneed, in vier gelijke deelen verdeeld en duarvaa 's morgens cu 's avonds een deel in te geven.
quot;Voorts moet nog, schoon in meer zeldzame gevallen de voediug des diers als de oorzaak der bittere melk beschouwd worden. Zekere stoffen die met het voedsel opgenomeu of in grooterc menigte, ge-ruimen tijd gevoederd worden, als b. v. de wilde kastanjes waarin de bitterstof zeer innig met de groote hoevcelheid stijfselmeel ver-bonden is kan volgens verzekeriug van beroemde mannen de melk een' bitteren smaak inededeelen, ofschoon dat niet bij alle koeijen geschiedt; eene groote menigte alsem veroorzaakt ook wel hetzelfde verschijnsel, maar dient het dicr van die plant in gedroogden toe­stand dagelijks wel een half uoderlandsch pond te genieten. Overigens zijn de wilde kastanjes een voortreffelijk voedingsmiddel, waardoor vele en zeer vette melk wordt afgezonderd.
Ook bevrozene voedingsmiddelen, dezulken die van de nachtvor-sten geleden hebben, met rijm, of rijp bedekt zijn, kunnen de melk een bitteren smaak doen aannemen, ofschoon gewoonlijk andere na-deelige gevolgcn daardoor te weeg gebragt worden. In zulke geval­len verandere inen aanstonds van voederstoffen en geve keurig en rijkelijk voedsel en drie malen daags 1—S lood wonderzout opgelost in een kooksel van lijnzaad tot den toestand uaar wensch is ver-anderd.
De Slijmlge, of Taaije Melk.
Wanneer de melk reeds bij het melken eene slijmige, of taaije
-ocr page 147-
140
hoedanigheid bezit, zoodat dan vaak eene lange, duune streng, eiwit-achtig van den tepel tot den grond neerhangt, dan noemt men dien toestand, slijmige, of taaije melk en het gebruik daarvan door men­schen vcrwekt walging; zij zondert weinige, grijsachtige room af, zij stremt onvolkomcn eu laat bij eene geringe hoeveelheid wei, ofhui, hetoverige als eeue pap- of sjeleiachtige massa, die zieh aan de wanden van het vaatwerk vasthecht achter. De zieh reeds door eene blaauw-achtige of blaauwgroene kleur van de gczonde onderscheideue room laat zieh in het geheel niet, of slechts met groote moeite tot boter verwerken, die onaangenaam van smaak eu kleur is en zeer spoedig ronzig wordt, waardoor dcze melk van al de gebreken waaraaa die vloestot onderhevig is, gewis de meest nadeelige geacht moet wor­den voor den melkhoer.
Als oorzakcn van dezc afgeweken melk beschuldigen zeer vele landhuishoudkundigeu en vecartseu hoofdzakelijk het eten van ze-kere planten uit de familie der ruwbladige (atperisolia) de hon-detong, ossetong, enz. Buitendien vergezelt de afzondering cener slijmerige melk den algemeeuen toestand die men verslijmering noemt en waarbij de koeijen bencvens eene ouregelmatige wer-king der spijsvertering, gebrekkige eetlust , menigvuldige slij­mige diarrheen, meest altijd eea met taai slijm opgevulden mond hebben.
Zijn de weiden van dien aard, dat de eerst genoemde oorzaak voor de aanleiding der slijmige melk gehonden kan worden, dan is het in de meeste gevallun voldocndo cm de dicren op zulke gründen te laten weiden waar genoemde planten zeer weinig of niet aan-getroffen worden, ten einde de melk te verbetereu. Is er echter eene algemcene verslijming aanwezig waardoor de afzondering eener slij­mige melk te weeg gcbragt wordt, dan moet men inwendige ge-neesmiddelen geven en tevens het dier eene doelmatige en krachtige voeding doen genieten. Als begin van de behandeling geven men : Glouberzout 24—32 lood, poedcr van Gentiaan- en Kalmus-wortel van elk 8—10 lood; alles als een fijn poeder te zamen goed vereenigd en in acht gclijkc hoeveclheden to vcrdeelen en daarvan 's avonds en 's morgens een dccl met beet water te vermengen, in eene flesch of drankhoorn gedaan en laauwwarm in te geven. — Wanneer na vier dagen deze hoeveelheid verbruikt is geve men:
-ocr page 148-
141
poeder van kalmuswortel, poeder van reiuvaren blocmen, of kuop-pen van elk zes lood, poeder van wijnsteen 6—12 lood, poeder van ijzervitriool 2 lood. — Op dezelfde wijze als boveu te gebruiken, en ook telkens bij hot ingeven de flesch goed om te schudden. Ook kan men de geneesmiddelen met wat moel en water tot een deeg kneden en in acht gelijke brokken verdeelea eu telkens 's avonds en 's morgens zulk een likbrok ingeven.
De menigvuldigste aanleiding van de slijmige melk is echter een groote geilheid der koeijen, of ten tijde dat zij togtig, of bollig zijn bij volkomen gezondc dieren. Hot schijnt dat hier wegens groo-teren toevloed van bloed, of wegens te groote prikkelbaarheid der inwendige geslaohtsdoelen de melkbcrcidiug gestoord is; volgens fcchs moet n. 1. de kaasstof der melk zieh in een onvolkomen toe-stand bevinden; van daar ziet men ook meestal de aan de stier-zucht lijdende koeijen eene siechte en slijmige melk geven waardoor ze als melkkoeijen geene waarde bezitten. Men handelt derhalve verstandig om zulke dieren die dikwijls naar den stier verlangen en schoon die drift ook bevredigd wordt, zonder dat bevruchting volgt, tot slagtvee te gebruiken, of ten tijde dat ze nieuwmelk zijn en melk van goede hoedanigheid geven, door een bekwame hand te laten cultreren (zie de stierzucht biz. 100) en dan vet te mesten.
Van de zure Melk.
Het verschijnsel, dat de melk zaur wordt en stremt, vindt bij de melk , als men haar lang bewaart, altijd plaats ; doch geschiedt dit in enkele gevallen in zulk een körten tijd , dat eene van den gezonden toestand afwijkende gesteldheid der melk niet kan worden ontkend.
Elke verseil gemolkene koemelk bezit in den gewonen toestand eene gering loogachtige gesteldheid , en eerst gedurende den tijd dat men ze staan laat, ontwikkelt zieh het zuur, hetwelk zod over-vloedig wordt, dat de kaasstof stremt en zieh daardoor van de waterachtige bestanddeelen der melk afscheidt. Wanneer melk in dit opzigt dns niet goed is, dat n.l. het zunrworden te vroegtijdig.
-ocr page 149-
142
of te sterk plaats vindt, dan geeft zieh dat door spoediger strem-raen, gedurende het staan , of door geringe verwarmnig der melk te kennen; terwijl gezonde raelk in denzelfden tijd nog niet zou verauderd ziju. Men moet in dozen echter met groote naauwkeurig-heid op elke bijomstaudigheid letten, vooral echter op de plaats, waar men de melk bewaart of lieenzet, of daar de zoo zeer ver-eischt werdende zindelijklieid wel in acht genotnen, en daar steeds eene zuivere lucht bestaat en onderhouden wordt; verder op de heerschende weersgesteldlieid, op de electrische spanning in den dampkring , daar de ondervindiug leert, dat, wanneer er onweder in de lucht broeit, de melk zeer ligt tot verzuring geneigd is.
Deze geneigdhcid der melk tot stremmen kan in zulk eeu ver-schillendcu graad aanwezig zijn, dat zij somtijds al zeer spoedig na het melken en bij de geringste vcrwarming stremt en eenen zuren smaak äanueemt. Dit te spoedig zuurwordeu eu stremmen der melk wordt veroorzaakt door eene gebrekkige spijsvertering en sappenvorming , en wordt door bet gebruik van bittere middelen en spiesglanspraeparaten of renvoudig door poeder van spiesglans ianlimonium criidum) met alscm , of kalmus , of gentiaan enz. dunr-zaam genezen ; men make b. v. eene likking van 4—fi lood poeder van gentiaan , of van alscm en van 1| —'2^. lood poeder van ruw spiesglans , mcug het met water eu een weinig meel aan, en geef zulk eene hoeveelheid elken dag in 3 of 4 kecrcn in, door dat tniddel in even zoovelc brokken van gelijke grootte te verdeelen.
Naarmate de toestand erger is, of langer bestaan heeft, moet men ook met dit middel volhouden , tot volkomenc berstelling ge-volgd is. — Het spreekt van zelf, dat al het vaatwerk voor de bewaring der melk bestemd, steeds uitcrst zindelijk gehouden moet worden.
Bij de Lekzucbt stremt de melk ook ligt, doch verdwijnt dat versehijnsel met de genezing der ziekte.
Vroeger meende men, dat het ligt zuurworden der melk ontstond doordien de koeijen zure planten aten ; doch dit is slechts in zno-verre voor zeker aan te nemen , dat een lang aanhoudend zuur dieet eene gebrekkige sappenmenging bewerkt.
-ocr page 150-
143
Van het Blaauwlaquo; ordeii der Melk.
Het is eeoe geheel niet zeldzame en voor groote melkerijen zeer lastige en nadeelige zaak , dat de melk , die bij het uitmelken een volkomen gezond en gewcnscht aanzien had , na een of twee etmalen gestaan te hebben in de melkvaten, op de oppcrvlakte van den zieh afscheidenden room eerst slechts kleine, allengs echter grooter wer­dende en in elkander vJoeijende blaauwe plekken vertoont, die zieh van iieverlede over de geheele oppervlakte uitbreiden. Deze kleur is van verschillende sterkte, waar zij het donkerste is, neetnt men hooi waar als indigoblaauw; waac echter de blaauwkleurende stof slechts weinig in den geelkleurigen room verspreid is, neemt deze door die kleurmenging een' groenaohtigen tint aan.
Wanneer hot melkvat lang genoeg staan blijft, zoodat de blaauwe kleur zieh over geheel de oppervlakte van den room uitstrekken kan, dan breidt zij zieh ook naar beueden ait en wel uitgaande van die plaats waar zij zieh hot oerst boven deed bemerken. — De bo­ter en kaas wordt echter niet door deze blaauwe kleur aangetast, maar zij blijft in het karnemelk en de wei tcrug. Evcnwel werkt de toestand der ongezonde melk toch nadeclig op de boter, daar hare afzondering door het kamen niet allcen veel langer tijd en meer moeite kost, maar zij is ook duidelijk blceker, dan andere op den-zelfden tijd uit gezonde melk gewonnene boter en bezit bovendien nog een' laffen, onzuiveren sraaak, terwijl ze al zeer spoedig ronzig wordt.
In den regel ziet men, dat wanneer deze ongestcldheid zieh in eene melkerij openbaart en niets daartegen gedaan wordt, na verschil-lend tijdsverloop, de melk van al de koeijen en in al de melkva­ten in toenemenden grond blaauw wordt, dikwijls wordt dan een tijdelijk verdwijnen en terugkeeren opgeraerkt, maar slechts bij wijze van uitzondering en zelden blijft de melk van enkele koeijen, wan­neer zij in afzouderlijkc vaten bewaard, doch op dezelfde plaats neergezet wordt van de kwaal verschoond en even zoo rain ver-dwijnt het verschijnsel duurzaam, wanneer er niets voor gedaan wordt.
De oorzaken. Lange jaren en veelzijdig is er geredetwist over de oorzaken vau het blaauw worden der melk en verschillende din-
-ocr page 151-
144
gen werden beschuldigd. Eindelijk werd door naauwkcurige micros-kopiscke bescliouwingen, inzonderheid eerst door fuciis en ehebn-berg in 't werk gesteld, de waarheid ontdekt namelijk dat het blaauw worden der melk moest worden toegeschreven aan de aanwe-zighcid van infusiediertjcs, kleine, voor het bloote oog onzigtbare insecten welke zoo oncindig klein zijn, dat op de mimte van eene vierkante linie (eeu twaalfde, of tiende van ecnen duim) 40,000 te zamen kunnen gevonden worden. (*)
Deze diertjcs hebbcn zulk een taai levcu, dat ze na herhaald ingevrozen te zijn, of na een' tijd van dric weken in verdroogden toestand verkcerd te hebbeu, weder ontwaken en zieh voortplanten. In slijm van althse, of heemstwortel, waarin men ze gedaan had, vermenigvuldigen zij zieh zeer spoedig en eveneens is dat het ge-val met de wei, of hui, die in de melk aanwezig is en geven daar-aan eeue blaauwe kleur. Wordt van zulke, door infusiediertjes be­zwangerde melk, een droppeltje slechts in andere melk gedaan, dau wordt haar daardoor aanstonds de eigenschap van het blaauwworden rnedegedecld.
Het kau derhalve wel niemand bevreemden dat daar, waar dit on-gemak zieh eenmaa! vertoond heeft, het in spijt der grootst raogelijke zindelijkhoid , toch zoo moeijelijk is uit te roeijen.
De oorsproukelijke voortbrenging dezer Infusorien is tot uog toe volkomen in het duister gehuld.
Ten einde het versciiijnsel van blaauwwordende melk uit den weg te ruimen, wordt in de cerste plaats eeue buiteugewone zindelijkheid ten opzigte van al de voorwerpen die tot de melkerij behooren ver-eischt; docli gelukt het door dozen maatregel alleen hoe gestreng ook in 't werk gesteld zeer zelden het doel te bereiken , ofsohoon zij volstrekt noodzakelijk is. Het materiaal waaruit de melkvaten vervaardigd zijn, heeft in elk geval een groote invloed, zoodat n. 1. die welke van hout vervaardigd zijn de meeste geschiktheid bezitten om de ziekelijke verandering der melk het langst in wezen te houden.
De tomsen waardooor men de melk klenst, moeten verbrand en
(*) Men zie hicrover venler: MagaziD der Thierheilkundr' van Rurlt eu Hertwig, Jahrgang 1841 Seite 133—196.
-ocr page 152-
U5
door geheel nieuwe vervangen worden. AI de voorwerpen waariu men de melk bewaarde en heenzette cm uit te roomen, moeten, zoo men ze niet kan laten uitkoken, dat het zekerste is althans raeermaleu met goed kokend water waarin soda, of potasch opge-lost iS, geboend worden; ereneens moet de melkkelder, of welk ander vertrek daartoe dient, een paar malen dik met kalk gewit worden ; de vloer worde met dezelfde good kokende loog begoten en vervolgens gesclirobt; nergens moet de witkwast en luiwagen een enkel plekje overslaan.
Ten eindc doze infusiedieitjes of Infusorien te verhinderen weder-om in de zorgvuldig gereinigde melkvaten te dringen , en hun de tot hun leven en hunne voortplantiug noodzakelijke vercischten te onttrekken, geve men nu afkooksels van bittere plantenstoflen, b. v. van alsem, gentiaan, reinvaren (inlandsch wormkruid) met glauberzont en een weinigje aluin, b. v. van 2—3 drachma hiervan voor eene gift.
Volgens veclvuldige ondervinding is gebleken, dat wanneer men eenigc droppels van eene zwakke aluinoplossiug in de melk doet, die men bewaren wil, of heenzet om uit te roomer., daardoor het blaauw worden belet werd.
Van het Heel- en Groenworden der Nelk.
Het groenworden der melk is door eenige fransche veeartsen vermeid geworden, terwijl het. geelworden in het algemeen ook zeldzaam voorkomt. Fdchs heeft ontdekt, dat de oorzaak van het geelworden, cvenals van het blaauwworden , in eene groote voort-brenging van infusiediertjes gelegen is, en dat ook de blaauwe en gele kleur gelijktijdig voorkomen kan , zoodat in de melk, die op de oppervlakte blaauwe plekken laat waaruemen, ook kleine gele vlekken te bespeuren zijn en een ondenkbaar klein gcdeelte des geelgewordenen rooms, of der melk , bij andere, gezonde melk ge-mengd, die daardoor eveneens in den toestand van geelworden verplaatst wordt. Volgens de waarnemingen van rueus kan de bo-venbedoelde groene klenr der melk niet anders ontstaan zijn, dan
10
-ocr page 153-
146
door het gelijktijdig aanwezig zijn van beide soorten der Infusorien in dezelfde melk.
Bij volkomen gelijkheid der oorzaken, is natuurlijk de liandelwijze ter herstelling dezelfde , als boven bij de blaauwe melk is opge-geven.
-ocr page 154-
VERLOSHUNDE DER IHJISHICREK.
Het bareu der dieren, ook werpen, jongeu, veuleiien, kalven, lam-mcreu, keujen eu biggen genaanid, is iü de hoofdzaak hetzelfde als bij deu ineusch.
Met betrekking tot den dragttijd verdeelt men de vcrlossing der dieren in 1deg;. t ij d i g e, die bij het paard na eenen dragttijd van 11, bij de koe van (J—10, bij het schaap van 5, het varken vau 4, en den bond van 2j—3 maanden meet intreden: 2deg;. vroegtij-d i g c, ook wel miskraara, vroeggeboortc of verwerpeu geuaamd, die vroeger, en 3deg; in o ve r t ij d i g e, die later voorkomt.
Met betrekking tot de laatste meet men opmerken, dat eerstba-rende, eerstelingeu, eu in nieuwe maan bevruchte dieren gewoonlijk, evenwel /.onder eenig nadeel over den gezetten tijd dragen.
Eene tweede verdeeling der verlossingeu volgt met opzigt of het het dier mogelijk is, zonder vreemde bulp te baren of niet, waar-naar men spreekt van eene natuurlijke verlossing, die zonder kunstiuatige bulp en zonder gcvaar voor het moedordier of het jung ten einde loopt, en van eene tegeu natuurlijke waarbij zulks niet het geval is.
Zoodra de barenstijd nadert, worden de dragtige dieren op on-bcpaalde tijden ouruslig, gaan dikwijk liggen, staan spoedig weder op, drukken en persen naar achteren, als of zij gedurig niesten of pissen moeten; nit de scbaamdeeleu vloeit meerder slijm, het uijer zet zieh op, de flanken vallen van boven in, en de moedermond wordt wijder. Pit zijn de voorboden of voorspeliende w e e e n, waarop de voorbereidende weeen volgeu, die zieh onder herhaalde en groote onrust en geweldig persen naar achteren voordoen.
üaarbij ontsluit zieh de moedermond, scheidt zieh een bloederig slijm af en de eivliezen met het vruchtwater zijn door dezelve in den vonn van eene gespannene waterblaas naar buiten of voren ge-
-ocr page 155-
148
treden. Nu konieu de ware drijfweeen welke under genoemde verschijnselen steeds sterker, korter op elkander volgen, en iianhou-dendcr worden ; de waterblaas springt, waarop het vruchlwater afloopt en de voorvoeten vau het Jong, waarop de kop gelegen is — kop-geboorte — of zoo als in sotnmige gcvallen, de achtervoetcn — stuitgeboorte — door den moedermond in de scheede komen.
Het moederdier toont bierbij hevige pijn, liijgt, steunt, zweet sterk en wordt soins ouinagtig; hierop volgen nieuwe nog hevigere, bo -venal pijulijke persiugeu, ontrocreude en doorzettende wceeu waarmede het jong spuedig gelieel wordt doorgcdrevcu.
Hierop volgen nog eenigo krampachtige zamentrekkingen van de baarmoedor of de nawceen, waardoor de nageboorte of het navuil ontlast wordt.
Wat de behandeling der dragtige diereu betreft, muet men deze in den laatsten tijd dor dragt van alien arbeid en iuspanning vcr-scliooii(;ii, met ligt voilcerbaar cu vooral zoo het moederdier vet is, met weinig voedeude zaken gevoed en bij goed weder in matlge vrije boweging gehuudeu worden, üverigeas houdt men ze in luoh-lige eveuvvel geene togtigu, matig warme, drooge, zuivere, en van rijkelijk legstroo voorzicue stallen, welker standplaalseu voor de kocijen niet te afhellend mögen zijn, terwijl men de dragtige koei-jen in de laatste 4—5 weken van den dragttijd niet nicer nielkt.
Als de verlossiugstijd nadert, moeteu do diereu eeu rnimen, goed en rijkelijk bestrooide plaats of stand hebben, vooral paarden in een afzonderlijk hok, vculeu hok; varkens insgclijks of in eenen bijzonderen stal, waar zij vrij van alle vreemde tegenstanden zijn, waarin zieh de moederdieren of de jongen zouden können beschädi­gen, terwijl de veulenmcrrien de hoefijzers moeten afgenomen wor­den. Overigcns moet men vooral bij eerstbarende en bij varkens, daar deze hare jongen dikwijls opeten en de eerstgenoemdc dczelvc dik-wijls trappen, slaan en dooden, een oplettend toezigt houden, opdat aan de jongen de hoodige bulp kan vcrleend worden.
Gcdureude de vcrlossing zelve is er weinig of geene meerdere hulp noodig, als om do jongen, zoo het moederdier staando verlost, be-hoorlijk tc ondcrsteuneu, en door zacht trekkeu aan de beencn de-zelve tc bevorderen. Zijn de moederdieren gedurende den barensar-beid zeer onrustig en zecr onhandelbaar, dan tracht men hen door vrieu-
-ocr page 156-
149
delijk toespreken en strelen tot rust te brengen, en zoo dit niet helpt door dwangmiddelen als: kort aanbinden, kluisteren enz. te be-dwingen.
Als de dieren liggende baren, dan gebeurt bet soms dat de navel-streng niet breekt; deze moet dan afgescheurd of afgesneden wor­den, ten einde navelbreuken en andere gebreken voor te komen. In bet eerste geval neemt men met de eene hand den navelstreng aan den navelring vast, drukt hem eenigzins tegen den laatsten aan en trekl hem met de andere hand eenigzins uit, zonder eenen onder-bindingsdraad aan te brengen. In het laatste geval ligt men aan zoodanige vrucht nagenoeg 2 duimen van den navelring eenen bind-of hechtdraad en snijdt dan den navelstreng af, zoodat het onder-bondene deel aan het jong blijft.
De jonggeborene moeten het moederdier dadelijk tot aflikkeu voor-gelegd worden, waartoe men de laatsten door bestrooijen met ze-melen, meel, anijs, keukenzout, enz. veel kan aanzetten. Slechts bij varkens moet men met bedachtzaamheid de worpelingen verwijderen, en slechts zoo lang, tot het moederdier zieh gezuiverd heeft.
De eerste moedermelk, biest, (colostrum) moet in geen geval afgemolken worden, daar zij het natuurlijkste en beste hulp-middel tot afdrijving van den darmpek (Meconium) is, hetwelk des te meer noodig is, daar door ophouding van deze bij onze huiszoog-dieren, en vooral bij het schaap, zeer ligt darmontsteking met door-loop kan voortkomen.
Bij de schapen moet de wol van den uijer geschoren of uitgetrok-ken worden, alvorens de lammeren kunnen zuigen.
Als de moederdieren hunne jongen niet willen laten zuigen, dan moeten zij gekluisterd worden en de laatsten dadelijk en bij herha-ling aan den uijer gebragt worden.
Hetzelfde moet ook worden opgevolgd, zoo men de zuigelingen aan vreemde moederdieren wil wennen, terwijl men de laatsten als-dan meet blinddoeken, en hen de jongen dikwijls laten beruiken.
Na de verlossing vorderen de moederdieren eenen geruimen tijd Tolkomese verschooning van arbeid, zoo mogelijk vrije beweging n den stal, goed doch in het begin geen zeer prikkelend, doch voed-zaam voeder, steeds in kleine hoeveelheden, en bovendien goede op-passing en verzorging.
-ocr page 157-
150
De jongen houdt men steeds zuiver door afwrijven met wollen läppen, borsteis en stroowissen. De varkeus laat men bet aau geen dtoog stroo ontbreken, en de honden maakt men eeu bed van kweekgraswortel en kalmusloof, waardoor de vlooijen, welke deze dicreu zoo overvloedig plagen, het beste verdreven worden.
Met betrekking tot de t e g e n n a t u u r 1 ij k e verlossingen en hare bijzondere nabeliandeling, moet men allereerst denken om de eivliezen of waterblaas kunstmatig te breken.
Dit kunstmatig breken der vliezeu is noodig, wanneer deze ua be-hoorlijkc verwijding der moederraond, ten gevolge hunuer te groote taaiheid of teruggeblevene en verbruikte weeen, niet gescheurd wor­den, zij mögen reeds tusscben de schaamlippen zijn doorgedrongen of nog ver terug zijn ; of hetzelve wordt gevordcrd, zoo Let moe-derdier een te wijd bekken en te weinig vruchtwatcr heeft, endaar-door eenc te snelle geboorte van bet jong met ongesolieurde vliezen te vreezen is. Hierop kan men rekenen, zoo de dieren geeue krach-tige outwikkeling van het achterstel hebben, of vroeger reeds zooda-nigc verlossingen hebben gehad.
Deze operatic doet men met de vingeren, door met den duim en middclsten vinger het te opene gedeelte der eivliezen te spannen, en met den wijsvinger er sterk in te drukken tot zij barsten, waarop de scheur zieh behoorlijk vergroot, of met een mesje of schaar, die men voorz;gtig, met de band bedekt, tot de waterblaas iubreugt, in deze iusuijdt of insteekt; de verdere verwijdering der opening doet men met de vingeren, zoo als reeds gezegd is. Wordt evenwel het jong met ongescheurde vliezen geboren, dan moet men deze zonder uitstel openen, opdat het jong niet stikt, en alsdan niet door het moederdier wordt opgegeten.
Is dit evenwel gesehied, dan geeft men inwendig eenige giften van een slijmig en bitter afkooksel van alsem, gentiaan of lijn-zaad met aziju of verdund z o ut zuu r, en bij bijkomende verstopping eenige klisteren van azijn en laauw water.
Dikwijls is het jong in het ligehaam der moeder niet regelmatig gelegen, waardoor het dan noodzakelijk wordt, zulke t e g e n n a-tuurlijke liggingen te verbeteren. Zij kernen het meest bij grootere huisdieren, en vooral bij koeijen voor, en vorderen eenen krachtigen man als verloskundige benevens somwijlen een paar ste-
-ocr page 158-
151
vige lielpers, alsmede eenige Instrumenten, vooruamelijk een verlos-siugs- of geboortebaud met eeneu strik, welke 3—3^ voct lang, 1—2 duiinen breed, aan beide eindeu gespleten of van eene lus vootzien is, terwijl men de baud door eene opening steekt, en deze uit goad henpzeel of sterk touw moet gcmaakt zijn ; vervolgens eene geboortssonde van ijzer of staal vervaardigd, 18 duiinen lang, 1—1} duim breed en 2—3 lijnen dik, goed gepolijst, aan het eiude van een oog voorzien, eenigzins op zijn plat gebogen, om den geboortebaud of koord, welke door dat oog gestoken is, om den hals of de becnen te steken, zoo men zulks met de hand niet doen kau; alsmede een geboorte halfst er, op de wijze als een beslagshalfster, en van henuip gemaakt om de jongen over den kop te strijken.
Door een juist en voorzigtig onderzoek met de geöliede inge-bragte hand, overtuigt men zieb eerst van de juistc ligging van het joug, vddr men tot eenigen hulparbeid overgaat. Dc verlossiugs-helper moet in alien gevalle korte nagcls hebben en den arm met olio besmeren.
De tegennatuurlijke liggingeu kunnen van verschillen-deu aard zijn, en worden ondcrsoheiden in :
1.nbsp; Tegeunatuurlijke kopligging,
2.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;/,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; v o e t 1 i g g i n g.
3.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; stuitliggiag.
Met betrekking tot de t e g e n n a t u u r lij k e kopliggingen moet men het volgende in aoht nemen :
Als de kop en de snuit tasscben goed geplaatste voorbeenen door, naar den navelstreng gekeerd is, tracbt men den snuit met de baud of met eenen om denzelven geslagen band naar voran en boveu te brengen; is de nek van het joug geheel tagen den moedermond gelegen, dan brengt men met de geboortesonde eenen band om den hals aan bet achterhoofd, of over den snuit en het voorhoofd, laat hieraan door eenen helper gelijkmatig trekken terwijl men gelijktijdig dan vddrliggenden nek in de baarmoeder terugbrengt. Is de kop zoover gevorderd, dat men het geboorte halfster of eenen strik kan aanleggen, dan doe men zulks, en gaat steeds voort, tot de snuit in de moedermond is gefaragt, als wanneer de rerlossing spoedig volbragt is.
-ocr page 159-
152
2.nbsp; nbsp;Als de kop tegendeborstende beide voorpooten naar achteren gekeerd zijn, raoet de kop op de zoo even gezegde wijze ontwikkeld, en daarna de voeten met de band of door middel van eenen omgeslagen band in de moedermond gebragt worden; eene van voran verhoogde plaatsing of ügging van het rnoederdier bevordert de verlossing in dit geval veel.
3.nbsp; nbsp;Als de kop z ij w a a r t s, regts of links geslagen is, moet met de geboortesonde eene lis om den hals of kop gelegd, en door kracktig trekken aan den band dit deel naar voren gebragt worden; gelijktijdig drukt men den gebogen hals naar achteren, terwijl een helper buiten op die zijde van het moederdier, waar de kop van het jong ligt, eene zachte, stootende drukking van voren naar achteren aanbrengt.
4.nbsp; nbsp;Als de kop opwaarts over den moedermond met regelmatig liggende voorvoeten geslagen is, dan plaats men het moederdier van achteren hooger dan van voren, trekt den kop van het jong met den snuit, door middel van de bloote hand of eenen strik naar voren, en laat de voorbeenen eenigzins terugschieten, zonder ze immer vooruit te trekken.
5.nbsp; nbsp;Zoo de kop rug- zij- of voorwaarts gelegen is, en er zieh 3 of 4 voeten in de gebeerte vertoonen, dan moet men eene kop- of stuitgeboorte trachten te bewerkeu. Het eerste is slechts moge-lijk, zoo de kop en het voorstel niet te veel terug liggen, en er geene nekligging van het jong plaats vindt. De kop raoet hier eerst op de reeds beschrevene wijze naar voren gebragt, en daarna het voorstel met de voorpooten opgevoerd en deze laatste in den moedermond gebragt worden, waarbij men tevens het achterstel terug brengen moet. Is de kopgeboorte niet uit te voeren, dan brengt men eenen strik om de achterpooten, en laat door eenen helper met opklimmende kracht trekken, terwijl men het voordeel terugzet. Is de ügging tot stuitgeboorte daargesteld, dan be­vordert men deze door matig trekken aan het achterstel van het jong.
Betrekkelijk detegennatuurlijke voetligging n is het v olgende op te merken: 1. Wanneer de kop en slechts eene poot zieh in de geboorte bevindt, dan zoekt men den anderen teruggeblevenen met de hand
-ocr page 160-
153
voor te haleu, uf zoo dit uict luogelijk is met eeuen omgcslapen band naar buitcii te lialen, waarbij men zee. inoet oppabben den draagzak niet te verwenden.
2.nbsp; nbsp;Zoo beide pooten teruggebleven zijn, dan beeft betzelfde plaats ; men tracht alleen den eeneu pool na den anderen in be-hoorlijke ligging te brengen, waarbij de kop een weinig terugge-zet beboort te worden.
3.nbsp; nbsp;Als een of beide voorpootcn teruggeslagen zijn en met, de knie in de geboorte zijn, dan moet men den voorliggeuden kop terugbrengen, on de ctne of beide poten naar voren en bo-ven zoeken te balen ; zoo dit evenwel niet. gelukken wil, dan moet men de voorpootcn in bet bandwortelgewricbt uf oneigeu-lijke knie afzctteu of de borst- of buiksbolte openen eu de iu-gewauden uituemen; in zcer mueijelijke gevallen moet dikwerf ouk de kop verbrijzeld worden, hetgeeu zelden zondcr gevaar voor bet mooderdier atloopt.
4.nbsp; nbsp;Zoo bij regehnatige kopligging, 6eu of beide voor pooten naar boveu over den hals en nek gcslageu ziju, clan moet inen dien pout, of den eenen na den anderen in hct koot-gewricbt vastnemen, en voorzigtig naar beuedeu in den mocdor-mond brengen ; is dc kop reeds vcr naar voren gedrongen, dan moet deze eerst wat teruggezet worden.
Met betrekking tot de t e g e n n a t u u r 1 ij k e s t u i 11 i g-g i n g c n geldt bet volgende :
.1. Als hat jong op den buik met deu suuit voorligt, en de aeb-terpooten in bet sprouggelid gebogen en naar den navel gekeerd zijn, zoo moet men deze weder met de band of omgeslagen baud naar voren brengen, terwijl bierbij dc stuit wordt teruggezet. Met is bier voordeelig om het moederdier op den rug te leggen; kan evenwel dc stuitliggiug niet in zijn geheel bersteld worden, dan neemt men bier weder de achterpooten in het sprouggelid weg, ten eindo den buik te kunneu openen en de ingewauden nit to nemen.
2. Ligt bet jong op den rug, met den stuit naar voreu en de achterpooten naar den buik geslagcn, dan inoet men op gelijke wijzc de laatste in den moederniond zocken te brengen, en eene stuitgeboorte op den rug trachten te bewerkstelligen, zoo dc
A
-ocr page 161-
m
borstligging onmogelijk mögt ziju. Het jong kau eventens met den kop voor iu de rugliggiug geboren worden, zoo de terugge-slagene voorpooten alsdan sleclits in behoorlijke ligging kunuen gebragt worden.
Na alle deze kunstmatige vorlossiugeu mocien de dieren met zorg verpleegd worden; in Let begin slcobts matig gevoederd, ducli tot versterkiug cenige opwekkende middelen, als: wijn, bier of brandewijn iu mutige boevcelheid worden toegediend.
Zoo er slerke bloeding uit den baarmoeder zicli voordoet, dan zijn koude inspuitiugen van water met azijn, of verdundzwavelzuur nuttig. Zijn er belangrijkc verwondingea of teckeuen van baarmoe­der'outbteking, dan volgt men deop pagiua 243 van het le Deel reeds opgegevene behandeliugswiize dezer ziekte. Z w a k t e der baar-moeder, die zieh voor zwakke of tcrugblijvende weeen, bij overi-geus goed liggen van bet jong wel eens voordoet, trackt men door het moerterdier op den buik te leggen, of zoo bet dier staal, door cenen buikgordel te gemoet to komen. Daarbij wrijft men den buik en rug met geestrijke opwekkende middelen in, en getfl inwendig de weeen opwekkende zaken, als: goed warm bier met k a n e e 1, w ij u met g e m b e r, of bier met m o e d e r-koren, van welk laatste men 1—2 dragma voor eene koe ueemt.
Üok zijn soms eenige eenvoudige lavemeuten hier nuttig, ter-wijl men door mechanische hulp door zacht en voorzigtig trekkeu aan de pooten, alsook door hei aanleggen van het geboortehalf-ster, de ter wereldkoming van het jong moet trachten te bevor­deren en te helpen.
Indien eenige uren na de geboorte van het joug de zuiveriug of nageboorte niet volgt, dan kan men eene ziektetoestand der baarmoedei verondcrstellen, welke evenwel zeer verschillend kan wezen, en ook verselullende behandeling vordert. De voornaamste oorzaken van het terugblijvcn der nageboorte zijn: Zwakte van het moedeidier eu vooral der baarmoeder. In dit geval outbroken de naweeen geheel: de dieren zijn afgemat en uitgeput, eu de nageboorte gaat ligt in bederf over en laat zieh in eukele afgebrokene zeer stinkende stukken los,, waarop zij be­ginnen te sukkelen en vermageren. Hiertegen geeft men de die-
-ocr page 162-
155
ren inwendig: wijn, oudbier, Warmbier met g e m b e r om den anderen dag eene redelijke gift; lavemeuten van s a 1 i e of pepermunt met een weiuig v e r d u n d z e e z o u t z a u r.
2.nbsp; nbsp;Aaneerfgroeijing der nageboorte met de baannocder. hetwelk dikwijls na bet verwcrpen voorkomt, waarbij de dieren dikwijls hevig persen, soms ook gehee^ zonder naweeen blijven. In het laatste geval hangt men aan het uithangende gedeelte dor nageboorte eenig gewigt van 1—4 oncen, hetwelk men langza-merhand zwaarder maakt, en geeft inwendig de zoo evengenoemde middelen.
In het eerste geval eveuwel doet men slijmige olieachtige iu-spuitingen en geeft inwendig een aftreksel van k a m i 11 e n en v a 1 e r i a a n ; zoodra het persen ophoudt volgt men de vorige behandeling.
3.nbsp; nbsp;Kramp op de moedermond, waardoor de dieren geweidig per­sen en de moedermond evenwel gesloten is. Hier dienen warme slijmige verdoovende iavementen van scheerling, bilsen-kruid, kamillen, enz. Inwendig geeft men hetzelfde met eenige Salpeter vermengd. Bij sterke dieren is eene aderlating nuttig.
4.nbsp; nbsp;Scheuring der baarmocder, waarop zeer spoedig verschijnselcn van ontsteking dezes dcels plaats vinden. Dit vordert de spoe-digste verwijdering der nageboorte, door met de hand in dezelve tc gaan, en zooveel mogelijk de moederkoekjes los te maken, deze in de baarmoeder terug te brengen, enz. waarbij men alsdan te gelijk die behandeling te volgen heeft, welke bij de baarmoe-der-ontsteking is opgegeven.
De duur van den zoogtijd rigt zieh naar degezondheid en sterkte der moederdieren, hare bijzondere huishoudelijkestrek-king en dat der jongen. Sterke, krachtige, goed en overvloedig voedsel genietende, alsook van den arbeid verschoonde en niet weder dragtige moederdieren, kunneu hare jongen längeren tijd met moedermelk voeden ; merrien 7—S maanden ; koeijen 6—S weken; schapon, varkens en honden zoolang er melk is. Heeft met de moederdieren evenwel het tegen overgestelde plaats, of moeten zij voor de melkerij dienstbaar zijn, dan laat men de veulens 3—4 maanden, de kalveren 2—3 weken zuigen. Teel- en
-ocr page 163-
1S6
fokkalveren laat men langer zuigen. Vdör het spenen raoeten de jongen reeds aan ander voedsel gewend zijn. Jongen die zonder moederraelk groot gebragt worden, geoft men dagelijks meermalen laauw warme voedende dranken, uit half water en Inelk met meel aangemengd, welke zij, zoo men hen den vinger in den mond houdt, spoedig leeren drinken.
In het begin van het- zoogen mögen de moederdieren niet lang van hunne jongen gescheiden zijn, en raoet zulks evenwel vooral bij paarden plaats vinden, dan moeten zij nu en dan een ge-deelte melk worden afgemolken, opdat hieruit geene pijnlijke, ontstekingachtige uijerverhardiugen ontstaan, de jongen geeft men gediuende dien tijd lets anders te driuken.
Zoo ile veiilens 3 weken oud zijn, kunnen zij met de moeder-merrien, onder den arbeid medeloopen.
f,i ,
EINBE VAN IIET TWEEDE EN LAATSTE DEEL.
-ocr page 164-
MIT
#9632;bo
gt;
^t^
-ocr page 165-
#9632;
-ocr page 166-
-ocr page 167-
'L )} I
-ocr page 168-
;#9632;
-ocr page 169-
^r^ryn
M-x ^
7 ' i
^gt;.
* *
^ ^-^
^laquo;r-C ^.
.j-ri 5ri
;TKv^