S- /J/rr'1
/as/ is/3.
Iquot; F,-s:-
Vrf- t f'quot; ' /..///'' »
(Overgedrukt uit quot;de Gidsquot;, 1881, N0. i.)
' quot; -/t-yA r A quot; ■ ' ^' iSy 'yquot; sX'* !
•■' /*
UIT DEN
(29 Augustus 1848.)
—r
A a ï.--
Enkele historische teefcfcfffiwen mogen hier voorafgaan om het feit toe te liehten en zinspelingen te verklaren, die in het volgende dichtstuk voorkomen. In 1835 trokken tal van Hollandsche boeren uit de Kaapkolonie, verbitterd door verschillende maatregelen der Engelsche regeering, als inwisseling van 't papieren geld beneden de waarde, de afschaffing der slavernij en vooral de onbillijke schadevergoeding voor de vrijgelaten slaven. Onder do hoofden dier kolonisten — quot;trekkersquot; genoemd — worden genoemd Hendrik Potgieter, die de republieken Lydenburg en Zoutpansberg stichtte, Gert Maritz en anderen. Eene andere afdeeling onder aanvoering van Pieter Eetief trok naar het land van den Kaffervorst Dingaan, die hun eene geheele landstreek nabij Port-Natal afstond, nadat zij hem tegen een ander Kafferhoofd hulp hadden geboden. Doch verraderlijk lokte Dingaan Retief in eene hinderlaag, waar hij den 'idcn Februari 1838 met 400 Hollandsche boeren en 150 inlandsche volgelingen op barbaarsche wijze vermoord werd.
Daarop overvielen de Zoeloe's de achtergebleven boeren bij Blauw-kransrivier en op nieuw moesten na hardnekkigen strijd meer dan 500 Hollanders het leven laten, 't Dorp Weenen, op die plek later ontstaan, draagt naar deze gebeurtenis zijn naam.
Den e11™ October 1838 had er tusschen de andere uitgewekenen rn denzelfden stam der Zoeloe's een hevig gevecht plaats. Do hoeren, onder Pieter Wijs en Hendrik — andere schrijvers noemen Jacobus — Potgieter telden slechts 34'7 man. De kavallerie, onder aanvoeling van Potgieter, werd door do menigte vijanden als
I/, ✓. '
m
KEN F, BLADZIJDK
verplet. Wijs, een waardig grijsaard, van wieu reeds zeven zonen en kleinzonen op het bed van eer waren gesneuveld, weerstond moedig niet de overgeblevenen den aanval der wilden. Niet alleen sloeg hij alle aanvallen met heldenmoed af, maar met twee-en-twintig der zijnen wierp hij zieh in den diehtsten drom der vijanden om een vriend te redden, die door het struikelen van zijn paard in een hollen weg gevallen was. Van alle zijden ingesloten, bleef hem niets over dan zijn leven zoo duur mogelijk te verkoopen. Een zijner kleinzoons, die hem vergezelde, een jongen van twaalf jaar, streed als een lield, maar sneuvelde aan de zijde zijns grootvaders. Hij zi:lf, do dij door eene sagaai doorboord, uitgeput door bloedverlies en met wouden overdekt, braeht tot het laatste oogenblik zijnen vijand verschrikkelijke slagen toe en stierf onder den uitroep; quot;Slaat u door, dappere metgezellen! Ik sterf hier!quot; Met verhoogden moed klonk het antwoord; quot;Houd God voor oogen en laat ons vallen als helden!quot;
Allen sneuvelden, met uitzondering van vier. Meer dan 600 Zoeloe's bleven op Int slagveld. In dezen nood verseheen Andries Prctorius (geb. 1799), die reeds als vrijwilliger in sehermutselingen tegen kaffers en als de stoutste oliphantenjager grooten naam had, als do redder van zijn volk.
In don ruwen Kaapsehen winter trok Pretorius aan het hoofd van een groot aantal landgenooten, met een langen sleep van wagens, door twaalf of meer ossen getrokken op, om zijne landgenooten te wreken. Het was een tocht niet ongelijk aan dio der nomadiseho volken in de oudheid. Vooraan en in de flanken gingen de gewapende mannen aan de zijden der wagens, waarin zich de vrouwen en kinderen, het medegenomen huisraad en de leeftocht bevond, terwijl hot vee de ruimte tusschen de wagens vulde. Zoo trok men voort over berg en door dal, door bosch en over rivieren, terwijl de stoel telkens vermeerderd werd door nieuwe landverhuizers, die zich op Pretorius' opwekkende woorden bij hem aansloten. Dan te traag ging deze tocht voor de mannen, dio hunkerden om hunnen landgenooten te hulp te komen, en men besloot daarom lt;le vrouwen en kinderen benevens het vee in eene veilige landstreek, onder bewaking van eenigc mannen, achter te laten, terwijl Pretorius niet •KiO krijgers, in vijf afdeelingen V^V' deeld, in December 1838 het land van Dingaan binnenrukte. Op de wijzo der oude volken werd van de wagens, door kettingen en
UIT DEN KXODUS DEU TUANSVALERS.
touwen aanoon gebonden, eene soort van burg gemaakt en daarbinnen wachtte men den aanval der Kaffers af, die weldra in dichte drommen den wagenburg bestormden. Ofschoon door het welgerichte geweervuur en vier lichte stukjes geschut teruggedreven, hervatten de woeste benden don strijd. Twee uren duurde het gevecht, toen Pretorius eensklaps met 200 man een stouten uitval deed en de Kaffers op de vlucht dreef, wien deze strijd 3000, volgens anderen 0000 gesneuvelden kostte, terwijl van do zijde der Boeren niemand, volgens anderen 8 of 4, sneuvelde en slechts weinigen, en onder hen Pretorius zelf, gekwetst raakten. Daarop vluchtte Dingaan diep landwaarts in, verbrandde zelf zijne hoofdplaats en vatte op een zeer moeilijk genaakbaar terrein post. Dan ook hier was hij voor Pretorius niet veilig; op den 22quot;en December 1838 vielen de Boeren hem aan en verdreven hem. Do stoutmoedige Kaffervorst, tot dus verre onverwinnelijk geacht, was bedwongen, smeekte onder belofte van al het geroofde terug te zullen geven, den vrede af en stond het grondgebied aan gene zijde der Toogola-rivier aan de uitge-wekenen af.
Zoo waren binnen weinige maanden de zoozeer geplaagde en vervolgde emigranten, ondanks de tegenwerking van do koloniale regee-ring, het ongunstige jaargetijde, ziekte en andere moeilijkheden, door het beleid van Pretorius met een leger van nauwelijks 400 mannen, tot een vrij volk verheven.
Tien jaar later dreigden nieuwe moeilijkheden. De Engelsche regcering betoogde, dat do uitgewekenen Engelsche onderdanen waren gebleven, en hun grondgebied aan de Engelsche kroon behoorde. Pretorius beproefde minnelijke schikkingen, niets baatte en op nieuw weken de Boeren uit. In het jaar 1848 verlieten Pretorius en zijne vrienden met een gebroken hart Natal en steunende op de belofte van het koloniaal bewind, dat de blanke ingezetenen benoorden de Oranje-rivier, die het Britsch gouvernement niet wilden erkennen, niet zouden bemoeilijkt worden, trokken zij over het Drakengebergte en tot over de Vaal-rivier, voreonigden zich met andere uitgewekenen onder zekeren Jan Kok en deden twee Engelsche agenten het land ruimen, om niet op nieuw met hof. koloniaal bestuur in onmin te geraken.
Hevig hierover verbitterd eisehte de Engelsche Gouverneur Harrv Sniith op nieuw, dat zij zich zouden ojidorwerpen.
3
1 *
EENE BLADZIJDE
In dezen tijd trachten de volgende regelen den vriendelijken lezer te verplaatsen.
T)e ranke sycomoren rnischen
In d' al verkoelende' avondwind,
De varens wiegen op zijn suizen
Haar lange waaiers, fijn gevind.
Naast zilverkleurige proteeën 1Verrijzen purp'ren erica's; 2Als klippen in die bloemenzeeën
Staan stijve, donk're euphorbia's. 3l)c naelitbloem, 4 die daags stond te treuren,
Richt weer haar blad en bloem omhoog;
Zij spreidt alleen haar zoete geuren,
Nu 't maanlicht rijst aan 's hemels boog.
En daar — wat donkerblauwe transen.
Als nooit het koude Noorden zietl liet Zuiderkruis verspreidt hier glansen.
Die slechts do Steenbokskeerkring biedt.
Maar ros en ruiter, pas zich lavend
Aan 't beekje, schuimend voor hun voet,
Verlustigt niet de weeldrige avcnd.
Ter ruste vlijt zich ras de stoet.
De morgen zag ze in 't zadel wippen ,
Waar jktr den breede' Oranjestroom De Vaalrivier zijn vloed doet glippen,
En — voort ging 't steeds met lossen toom.
4
De Protea mellifem, welker bladeren, evenals die der andere tot de familie der proteaceae behoorende gewassen, een zilveraehtigen atlasglans bezitten. De zeevaarders, die het eerst in het Kaapland daarvan bosselien zagen, brachten de fabel van goud- en zilverbossehen in omloop. LeunU, Synopsis der Pflanzeiikunde, S. 957 tl.
Van de ruim achthonderd soorten der Erioeae zijn er meer dan zes honderd in Zuid-Afrika inheemseh a. a. O. S. 878.
De Ewphorhia officinarum behoort tot de wolfsmelkpianten, en komt in vorm overeen mot een cactus, a. a. O. S. 421 en 038.
De Pelargonium trkte, die evenals de verwante geranium in Zuid-Afrika thuis behoort, opent eerst 's avonds tegen zes uur zijn bloemkelk, a. a. O. S. 140 en 530
UIT DEN EXODUS DEtt THANSVALERS. 5
't Zijn forscligebouwde Kaapsche boorou,
Toch dreven zij geen kudden uit En torschen ze allen lange roeren,
Het gold thans niet des jagers buit.
Of voor hen de antilopen vloden,
Geen kogel zonden zij hun na;
Geen jaehtspoor kon hen zijwaarts iiooden ,
Al sloeg hun oog staag d' omtrek ga.
Nu is het wachtvuur reeds ontstoken,
liet luipaard en den leeuw ten schrik,
Maar wie ook de oogen hoeft geloken,
Eén waakt mot held'ren, scherpen blik,
De rijzigste is 't dor gansche bende,
Een man nog in zijn volle kracht,
Die heel den dag vóór de and'ren rende,
Nu 't laatst ook op zijn rust bedacht.
Gehardheid spreekt uit al zijn trekken.
Maar een, die 't lichaam slechts verstaalt.
Zijn houding en gebaren wokken
't Ontzag, dat de eed'le ziel nooit faalt.
Hij luistert. Niets ontgaat ziju ooren.
En vorschend spiedt hij staag in 't rond,
Daar schijnt hij, wat hij wacht, te hooreu
En neigt het luist'rend oor ten grond.
quot;Hij is. 't!quot; dus klinkt het van zijn lippen;
Terwijl hij de oogen zuidwaarts richt.
Een hoefslag davert op de klippen ,
Een renbode is ras in 't gezicht.
Voor deez' zijn vaart nog kan betoomen ,
Hoort hij: quot;Wat nieuws van 't gionskvvartier ?quot;
quot;Sir Harry Smith, straks aangekomen ,
Kampeert op d' oever der rivier.
Mac Mahon staat aan 'l hoofd der Scholten,
Het veldgeschut beveelt Eordyce En kap'tein Brown do Hottentotton.quot;
KENE BLADZIJDE
quot;Nog meer ?quot; —
quot;Gestegen zijt ge in prijs.
quot;De roodrok 1 geeft u dubb'le waarde.
quot;Geluk er mee, o, Andries-oom!quot;
Hij reikt, deu vogelvrijverklaarde
Ecu brief en stapt af bij den stroom.
En de ander, zonder zelfs te ontroeren,
Leest: quot;Duizend pond wordt toegeteld quot;Aan hem, die 't opperhoofd der Boeren , quot;Pretorius, mo in handen stolt.quot;
Zijn stem wekt allen, die reeds slapen,
Ze omgeven ras Pretorius.
quot;Mijn broed'ren!quot; roept hij, quot;Op, te wapen!
quot;De gouverneur beslist aldus.
quot;Den bode, die hem onze grieven
quot;Wou melden, stond hij niet te woord, quot;Maar wel verspreidt hij deze brieven ,
quot;Ten prooi mij leev'rend aan den moord. quot;Wat wilt ge? 't Is nog tijd te kiezen.
quot;De Brit staat op de grens geschaard. quot;Het geldt uw vrijheid te verliezen,
quot;Of haar verov'ren door het zwaard!quot;
En wijl zij allen 't roer omklemmen,
Weerklinkt het in den stillen nacht In eens van donderende stemmen:
quot;Wij hukken niet voor do overmacht!quot; Een ernstig zwijgen volgt die kreten.
quot;Zoo zij 't!quot; herneemt hun kommandant, quot;Verantwoord is voor ons geweten
quot;Het bloed, dat stroomt van onze hand. quot;Dit land, gekocht door 't bloed der Vaad'ren,
quot;Moet andermaal door 't zwaard gered;
()
quot;Eens werden wilden tot verraad'ren , quot;Nu schenden Christ'nen recht en wet.
quot;Roodrokkenquot; was de scheldnaam der Engelsehen, «vriesjakkenquot; die der llollandsehe boeren.
UIT DEN EXODUS DEK TliANSVALERS.
quot;Voor tien jaar dreigden bange uooden,
quot;'t Scheen met ons ganscho volk gedaan,
quot;Wij telden honderden van dooden ,
quot;Toch sloegen wij in 't eind Dingaan.
quot;Elk denke aan onze vrijheidshelden ,
quot;Aan Wijs, Potgieter en Jleticf.
quot;Ons /ij naar 't voorbeeld , dat zij stelden,
quot;De vrijheid meer dan 't leven lief!quot;
quot;Te paard!quot; — hier wenkte hij een jager —
quot;Zend d' onzen links bericht er van.
quot;De wagens stellen zich in lager, 1
quot;Zoover maar landwaarts in, als 't kan quot;Een wachtpiket strekk' ten geleide
''Der vrouwen- en der kindrenschaar,
quot;Dat elk zich voorts ten strijd bereide,
quot;Want morgen is de vijand daar.
quot;Doch — ijdcl is dor wacht'ren waken,
quot;Zoo niet de Heer de stad bewaart. 2quot;Dat wij dan biddend Hem genaken,
quot;Die in den strijd verlost van 't zwaard.quot; 8
]lij zweeg en heel do schare knielde.
Hij las hun uit het Heilig Boek,
Dat ook in 't veld hun geest bezielde
Tot daden even vroom als kloek.
Toen werd do krijgspsalm aangeheven,
Die eens van Davids harpe klonk ,
Als dank voor hulp, door God gegeven.
Gebed, dat Hij weer zege schonk. ''
En 't ruischte langs de stille beemden.
quot;Mijn God, mijn Schild, die sterkte bood,
quot;o. Red mij uit de macht der vreemden,
quot;Hun hand dreigt mij met wissen dood.quot;
7
Op de wijze dor oude nomadische volkeren maakten de Uollandsehe landverhuizers quot;trekkers,quot; van de wagens door kettingen en touwen aaneengebonden, eene soort van burg, waarin de vrouwen en kinderen geplaatst werden. Dit vormen van een wagenburg heet quot;in lager stellen.quot;
l'salm CXXVII : 1 3 Job V : 20 . ' l'ivlm CXL1V
EENE BLADZIJDE
De nagalm sterft der laatste noten ,
Het logervuur wordt half gebluscht, De loodzware oogleên zijn gesloten — Wie weet, hoeveel ter laatste rust?
De morgenneev'len zijn verdwenen,
Verdwenen zij ook , die den naeiit,
Die korte rust slechts kon verleonen ,
Hier sluim'rend hebben doorgebracht.
Het roofgediert' ter bron zich lavend ,
Doorwroet om prooi 't verlaten kiimp ,
Zijn hol pas zoekend, als in d' avend
Weer de omtrek klinkt van hoefgestamp.
De troepen, dio er naad'ren , voeren
Het luipaard in hun legervaan;
Wél mogen zij 't, die listig loeren,
Meineedig de arg'loosheid verraan.
Ziet. hoe ze omzichtig voorwaarts dringen,
Den grijzen gouverneur aan 't hoofd,
Die nu door overmacht wil dwingen,
Wien hij de vrijheid had beloofd.
Maar hoe? Wat blikt hij verontwaardigd En kort met forschen ruk den toom ? Den moordbrief, door hem uitgevaardigd
Vindt hij genageld aan een boom.
Daarboven grijnst een osseschedel,
Door 't vuur der Zuiderzon verbleekt.
Een bijschrift onder op den cedel,
Dat hem in gramme woede ontsteekt.
De blikken vonk'len des bejaarden,
Hij leest — geen spotwoord trof ooit zoo — Den groet des vogel vrij verklaard en :
quot;Andreas salus Enrico !quot; 1
8
quot;Andreas (Pretorius) groot Enrico (Harry Smith).quot; Niemand zal zokcr alleen naar dezen gebrekkigon vorm de latiniteit van Pretorius beoordeclcn. Ik geef dezen vorm zoo, omdat mijn historische bron dien zoo vermeldde en — omdat hij beter dan de taalkundig zuivere uitdrukking in mijn metrum past
UIT DEN EXODUS DEK TRAN8VALEUS. 9
quot;Daar zult ge, o Vriesjak! zwaar voor boeten!quot;
Barst Smith in 't einde buld'rend uit.
quot;Mijn veldgeschut zal u begroeten,
quot;Daar 't kogels om uw ooren fluit.
quot;Gij durft de Koningin te hoonen,
quot;Die gij in mij, haar veldheer, krenkt?
quot;Op, mannen, 'k schenk nog honderd kroonen, quot;Wie dood of levend mij hem brengt!quot;
quot;Vooruit! Geen Brit laat zich bespotten!quot; Eu voorwaarts rent zijn vurig ros.
Hem volgen 't eerst zijn trouwe Schotten,
In bout geruiten krijgsmansdos.
Ziet, hoe de kleurge pluimen wuiven Van d' opgezeten ruiterstoet,
Die wolken zands omhoog doet stuiven ,
Verblindend als de zonnegloed.
Maar zand en zon moog' smorend blaken,
De veldheer gaat zijn troepen voor.
Hij wil de Boeren ras genaken;
Naar 't noorden leidt het wisse spoor.
Eén heuvelrij is reeds beklommen.
Een tweede komt er in 't gezicht.
En of zich moede knieën krommen,
quot;Vooruit!quot; gebiedt hun de ijzren plicht!
Daar toonen zich gedeelde sporen,
Ook 't Britsche leger wordt gesplitst.
En de eerzucht doet den moed weer gloren,
Waarmee de voorrang wordt betwist.
En vlugger dan straks bij 't marcheeren,
Beklimmen zij de heuvelrij,
Daar schitt'ren honderden geweren Hun plots'ling toe van de overzij.
Eén lichtstreep blinkt, de schoten knallen En koelend zich aan d' overmoed,
Doen zij én ros én ruiter vallen,
Beneden went'leud in hun bloed.
Daar klinkt op nieuw het roergeknetter,
Verward deinst heel der Britten drom.
EENE BLADZIJDE
Nu wenkt de veldheer den trompetter,
Daar schalt een klank, daar dreunt de trom.
De ruiters dekken beide vleug'len ,
Nu in kolonnen opgesteld.
Geen salvo kan hun vaart beteug'len,
Sehoon menig hunner wordt geveld.
Do koene Britten komen boven En staren in de vlakte neer;
Zij zien, doch kunnen 't nauw gelooven. Een handvol Boeren sleehts biedt weer.
Heeds naad'ren de Engelsche kanonnen,
Fordyce stelt ze op den heuveltop ,
Hun kogels breken de kolonnen,
De Boeren wijken in galop.
De Britten juichen reeds: quot;Ze vluchten!quot; De Totties 1 schieten voort op buit,
Als is er geen gevaar te duchten,
Nu maar dü voorhoede is gestuit.
Een wolk rijst aan de Noorderkimmen, Die voor een wijl de vlakte dekt.
Daar ziet do Brit weer waap'nen glimmen ; De hoofdmacht, die hem tegentrekt.
Het kleine leger van de Boeren
Houdt stand. Het lange roer omkneld.
Staan zij daar, die eendrachtig zwoeren: quot;Eer buigt de dood ons dan 't geweld 1quot;
Pretorius beveelt de scharen,
Bezielt zo door zijn man'lijk woord.
Door de aanvalskreten der barbaren Wordt ccbter ras zijn stem gesmoord.
Nu richten zij hun karabijnen;
Ze zien daar in gestrekten draf,
Darell's dragonderstoet verschijnen,
En wachten moedig d' aanval af.
Het is een hortend samenbotsen,
10
Gewone benaming der Hottontotton.
UIT DEN EXODUS DEH TKAN8VALER8.
Geen Boer wijkt, uit, tenzij verplet.
Dus brijzelt iu de Poolzeeseholseu Het ranke huikje, in 't ijs bezet.
Ter weerszij zijn er veel gebleven ,
Brown brengt een nieuw gelid in 't vuur;
Zoovele als van de Hoeren sneven,
Zoo menig bres blijft in hun muur.
Een nieuwe stoot brengt hen aan 't wanken , Maar wordt met ijz'ren kracht doorstaan;
De Brit omsingelt nu hun flank en ,
En rukt in dichte drommen aan.
Gelijk der branding woeste golven ,
Slaan ze over 't kleine hoopje heen ,
De stortzee heeft het gansch bedolven ,
Maar neen — 't verrijst, waar 't pas verd
Verwarrend daav'ren klank en stemmen,
Geen veldslag meer: een worstling is 't
Waar man aan man elkaar omklemmen, En ruwe kracht het pleit beslist.
Maar wien ook krijgsraansdriftcn blaken,
Kalm wikt Pretoiius de kans.
Hij wenkt zijn volk 't gevecht te staken : Geen heldcnoffer baat hier thans.
En dichter weer aaneengesloten ,
Trekt zich de kléine schaar terug,
Maar dekt zich door hun wisse schoten , Zoo vast in 't zafd, in 't laden vlug.
En Harry Smith, het hoofd verbonden, Verheft zijn zwaard, trompetklank seint.
Maar tal van dooden en gewonden Was reeds te laat de strijd geëind.
JH.
Hoe helder weer het zonlicht vonkelt
Eu schittert op de Vaalrivier, Die vroolijk kabblcnd zuidwaarts kronkeli,
EENE BLADZIJDE
Als klappend, wat zo aanschouwde hier.
Zij zag een schare kloeke mannen ,
Die 's nachts naar do overzijde stak,
Woestijn, waar roofzucht van tirannen
Geen duurbezworen eed om brak.
't Was, wijl zij langzaam noordwaarts trokken,
Of sombere ernst de monden sloot,
En wél moest ieder 't schouwspel schokken,
Dat de achterhoede aan de oogen bood.
Daar hingen dwars in 't zaal der paarden
Zij, die bezweken op den tocht:
Die stervend toch de rois aanvaardden ,
Dat vrije grond hen dekken mocht.
Dien laatsten dienst gaat men bewijzen,
De trein staat stil, men delft een graf. De vriendenhand laat jonge' en grijzen
Ter laatste ruste eerbiedig af.
Maar eer hen de aarde zal bedekken,
Ontblooten zwijgend allen 't hoofd.
Met plechtige' ernst op de eed'le trekken,
Spreekt nu Pretorius: quot;Gelooft,quot;
— quot;Dus zegt de Heer — dan zult gij leven,
Ofschoon gij reeds gestorven waart!quot;
Hij spreekt van 't uitzicht hun gegeven,
De ruste voor Gods volk bewaard1.
Nu bidt hij plechtig 't quot;Onze Vader,quot;
En snikken breken 't bidden af'.
Hij treedt de groeve langzaam nader
En werpt een spade zands in 't graf.
Een ieder buigt de knie ten gronde,
Met tranen op 't gebaard gezicht;
De spade gaat den kring in 't ronde —
Het graf der broederen is dicht.
't Aandoenlijk zwijgen der gemoed'ren
Verbreekt in 't end Pretorius:
quot;Mijn lotgenooten! Dierb're broed'rcn!
12
quot;Puer blijft dan een ruste over voor het volck Godts.'' Hebreeën IV ; 9.
UIT DEN EXODUS DER TRANSVALERS.
quot;De laatste poging eindigt dus!
quot;Hier ligt ons beste doel begraven , quot;Een dwaasheid ware nu verzet;
quot;De Brit volgde ons, waar we ons begaven ,
quot;Hij eischt erkenning van zijn wet.
quot;Welau, 'k ontsla u van uw eeden ,
quot;Aan mij in vrijheidsnaam gedaan;
quot;Sluit vrede , elk onderwerp' zich heden, quot;Verklaar' zich Engelsch onderdaan 1quot;
Maar 't klinkt in eens uit honderd monden: quot;Dat nooit, bij God! Dat nooit! o Neen!quot; En oogen, die straks moed'ioos stonden,
Verspreiden bliksems om zieh heen.
Als kon zijn woord dien storm bezweren ,
Hervat bedaard hun kommandant:
quot;Bedenkt u. 't Ts nog tijd te keeren.
quot;Hier zwerft ge in onherbergzaam land, quot;Ginds wacht uw huis u en uw lieven ,
quot;En of nu 't juk ook knellend zij 3 quot;Eens toch herstelt men onze grieven quot;En niets te wensehen hebben wij !quot;
quot;Nooit, willen we onze vrijheid missen,quot;
Klinkt thans alom. quot;Gij wilt, welnu, quot;Wij trekken door de wildernissen,
quot;Zoo 't wezen moet, ook zonder u!quot;
quot;Wij leven en wij sterven samen!quot;
lloept nu geroerd des Veldheers mond. quot;Wij gaan met God!quot; En 't quot;Amen! Amen!quot; Bezegelt hun hernieuwd verbond.
Slechts luttel dagen zijn verstreken,
En noordwaarts trekt een karavaan , Die, met de hunnen uitgeweken ,
Een nieuwe woonplaats zoeken gaan.
Vier jaren verder! Wond're teek'nen! '
Daar drong de nood d' ontrouwen Brit,
liij bood den vrede aan de uitgeweeknen,
ERNE BLADZIJDE, ENZ.
Uocd afstand van 't geroofd bezit. Toon schonk hij hulde en eerbewijzen
Den vogelvrijverklaarde eenmaal, Wiens naam de nazaat steeds zal prijzen Als held en stichter der Transvaal.
Vier jaren zijn 't ook nu geleden ,
Dat weer do Brit mot vuige list.
Het recht met voeten heeft getreden En luipaardswijs te rooven wist,
Wat noeste vlijt zóó kon hervormen.
Dat de oude hebzucht hem bekroop.
Gij zaaidet wind, nu oogst gij stormen, o, Leugenkaap der Goede Hoop!
Ook thans weer brijz'len Hollands zonen Hot juk , reeds al te lang geduld.
Waar anders vrede en vroomheid wonen,
Is 't hart van strijdlust nu vervuld.
Houdt moed, houdt moed, o wakkrc mannon! Toont waardig u aan 't voorgeslacht!
Ter nieuwe worst'ling saamgespannen ,
Geen hersenschim verspilt ge uw kracht.
Dat allen nu aanschouwen mogen ,
Dat u nog de oude fierheid rest.
Geheel Euroop houdt op uw pogen Het oog vol sympathie gevest.
Wat onrecht de overmacht ook ploge,
Hoe hachelijk ook de uitslag schijn' ,
Volhardt, volhardt, ook zonder zege Zal u do strijd ten zegen zijn!
Wagemngc.n. C, Honigti.
14
m
WÊSÊÊÊÊ
'
is -V:
m
ijï„j;
li,^k.gt;^ *ƒ■ ■• i h ft' ■ffrll*' p* t VMII
! 1 ^J'l' f ' - '-'Z-'tfi *'• r' ''-- fjJ •« tj -iJ-,gt;1 * '-(Ji gt; * * *« J
t'J •gt;- Ti'tlCV J'-lii'^'l'J • vj ^^lASWn ■)
wwiuwi^MiiwawigwiiiiiaiM
•jn '* • wBUHmmmm mmmBa «.ï 1.1 ,.;■
-
I
!
||M;-.:!Ï'-;
kwr^'i
■V ' r - ':gt;,
•^iiipiii
v^mMÊi
^ ■
^' -• .. - rtj^ïss;--sj f uaar
iiiiig
■■■
-^n
. t* ■, ,■:% ::
■■■êmm
Wmmmm MSÊSSmmm
WMmmxmSSSm
m
,: ^r'U.v, ;,;.
èiiife;
-1 i -1 -MMi*
'
: quot; H ;
-
'^SS ' •WmmM
■;-'v:
SJWl™ Ïï .■ÏS.'-i-;feigt;i -
'■0,ï
1
11
ImiïWm
■ i'. V.w
' . t ' 1 V.'
w . '
-
i
. I