|
||
|
||
|
||
|
||
#9632;
|
||
|
||
BIBL10THEEK UN1VERSITEIT UTRECHT
|
||
|
||
IÜIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII11I1IIIIIIIII I I #9632; 2856 037 7
|
||
|
||
mm
|
||||||||
|
||||||||
|
mlftf
|
|
||||||
#9632;
|
m *- zj****'
|
JPrijs 40 Centn.
|
||||||
|
||||||||
- EN GENEESMIDDELEH
|
||||||||
|
||||||||
Af 31.86
|
TEGEN VEESCHKIÜENE
|
|||||||
|
||||||||
|
||||||||
*5
|
|
|||||||
PEKTEN VAN HET liFNDVEE
|
||||||||
|
||||||||
.milAmEH EVE1WBLIJ.
|
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
228
|
A
|
|||||||
|
||||||||
JAN LEENDERTZ.
|
||||||||
|
||||||||
#9632;p
|
||
|
||
|
||
|
||
#9632;B
|
||
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
f.
|
|||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
BEHOED- EN GENEESMIDDELEN
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
TEGEN VERSCHEIDENE
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
ZIEITEN VAN HET RUNDVEE.
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
MEDEGEDEELD AAN DE
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
paai'idiappij tcr |Slaquo;roii(Icrin0 m\\ den Ifandbouiu.
TE
AMSTERDAM,
DOOU
JON VW IS EVE^BLIJ,
TE GOUDA.
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
#9632;.
|
|||||||||||||||||||||||
: .
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
JAN LEENDERTZ.
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
||
lt;;kiikik-i hu C. A. SI'I.N .(' ZOOM.
|
||
|
||
mamm
|
||
|
||
T
|
||
|
||
AAN DE WEL-EDELE HEEREN DIRECTEUREN VAN DE MAATSCHAPPU TER BEVORDERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM.
|
||
|
||
Mune Heeren!
Aangezien er bijna niets op aarde aangenamei-voor mij is dan mij onledig te houden met den land-bouw en al wat daarop betrekking heeft, verwonderde het mij dikwijls dat zijne schoonlieid en rijkdom niet grondiger gekend en betraclit wordt en dat er niet meer mannen van wetenschap gevonden worden, die zieh opgewekt gevoelen de schatkamer hunner erva-ring voor den landman te openen. Niets was mij dus aangenamer dan gehoor te geven aan uwe her-haalde uitnoodiging, om eenige mijner waarnemingen ten nutte van den landman en ter genezing der ziekten van het rundvee, door den druk algemeen te maken.
Dewijl ik mij dus overtuigd boud, dat het UWEd. niet onaangenaam zal zijn, bier eene opgave te vin-den van middelen, welke strekken kunnen zoowel tot voorkomlng als tot genezing der voornaamste ziehten van het in ons Vaderland zoo hooggeschatte rundvee, te meer daar ik geene bloote bespiegelingen maar ondervindingen voordraag, zal ik, ten einde een begin te maken, aanvvijzen:
Eerst welke de hoofdoorzaken van de onder-
|
||
|
||
|
||
scheidene hier volgende ziekten zijn, en vervolgens welke middelen daarlegen Lestaan en hoe die lot voor-koming en genezing dezer ziekten, onder Gods zegen moeten aangewend worden.
Ten eersle zal ik handelen over de moekziekte der koeijen.
Deze ziekte, die zooals ook door de ontleding blijkt, eene ontsteking is in de baarmoeder, en veroorzaakt wordt door eene niet volkomene ontlasting van het navuil of de nageboorte, als de koeijen sedert kort gekalfd hebben, is, indien men op het vee naauw-keurig acht geefl, somtijds reeds te vreezen, als de beesten nog geen jaar oud en volbloedig zijn, wijl de ondervinding leert, dat de oorzaak dier ziekte uit te veel bloed ontstaat, en dus hoe bloedrijker zij in hunne jonkheid zijn, des te meer loopen zij ge-vaar van die ziekte in 't vervolg te krijgen, wan-neer zij kalfdragende worden. Ook is het een vaste regel, dat die ziekte bij de vaarsen, hetzij kalfdragende, of voor de eerste maal gekalfd hebbende, gewoonlijk het meest te vreezen is, hoewel de bejaarde koeijen ook wel aan dezelfde ziekte blootstaan, ofschoon deze daar zoo veel niet aan ondcrhevig zijn, omdat hun ])loed zoo branderig niet is, en ook zoo sterk niet aangroeit. Ook leert mij de ondervinding, dat, wanneer deze ziekte bij bejaarde koeijen voorkomt, zij die gewoonlijk in hunne jonkheid meer gehad hebben.
Tot voorkoming dezer kwaal, gebruikt men een-voudig:
Het Bloed-laten , ten minste tweemaal in 't jaar: is het driemaal, des te beler; voor de eerste maal in do inaand Mei of Junij, als het weer warm begint te
|
||
|
||
^
|
||
|
||
worden, voor de tweede maal in de maaod Augustus, en voor de derdc maal lesen Kcrsmis.
Ook is het bloed-laten van bet rundvee, ten minsle tvveemaal in 't jaar, als sen gepast Lehoedmiddel te-gen vele ziekten ten hoogste aan le prijzen, daar uit den overvloed van bloed vele gebreken ont-staan, hetgeen men ligtelijk uit het volgende kan alleiden. Daar de koeijen weinig of geen beweging hebben, en ook haar huid te vast en te digt is om te kunnen zweeten, gelijk de paarden en andere dieren, zijn zij dus bijgevolg niet in staat om op die wijze de scherpe stof, die in het bloed zit en veclal veroorzaakt wordt door den overloop der gal; te ontlasten , dan alleen door behulp der ader-Jaling.
Ter genezing dezer Moerziekte zijn onderstaande middelen reeds meer dan vijftigmaal door mij met, gewenscht gevolg aangewend:
1deg;. Is vooral noodzakelijk het bloed-laten in de melk-aderen, liggende onder aan den buik, over beide zijden ; daar er aan den hals geen bloed te krijgen is, omdat alles stilstaat, en het beest zoo stijf is als een bout. 2deg;. Moet men ook geen oogenblik verzuimen , om aan de spenen te trekken, of er vocht uilkomt of niet, omdat daardoor de doorstraling bevor-derd wordt, want door aan de spenen te trekken , wordt de uijer of elder geschud, en de buik in beweging gebragt. 3deg;. Moet men niet verzuimen het beest warm te dekken, en zachtjes met een roskam te rossen, voornamelijk over den rug, daar door die prik-
|
||
|
||
ll
|
||
|
||
keling tic uilwaseming en doorslraling slerk be-vorderd worden. iquot;. Wende men de volgende geneesmiddelen aan: men neeint een kanduol klein gesneden zeven-boom, en een en een halve flesch water, laat dat tot op een flesch verkoken, dan zet men het van het vuur, laat het laauw worden, en geeft het beest eene halve flesch vol in. 5deg;. Neemt men een half pond vijgen, goed klein gesneden, en anderhalve flesch water, dit laat men een half nur koken, dan doet men daarhij een handvol wijnruit en een groote handvol gekneusd anijszaad, hetwelk men te zamen nog een half kwartier uur laat koken, dan door een dock gewrongen, en hloedlaauw zijnde, klisteert men het zieke beest daarmede, 3 ä 4 uren na voornoemde ingeving der zevenboom. 6deg;. Vijf uren na de eerste ingeving geeft men het beest eon gewoon hierglas met boomolie, anders olijfolie genaamd, in. 7deg;. Neemt men vervolgens twee handvollen vlier-bloemen en twee flesschen vol gekarnde melk, dit laat men een kwartier nur koken, zet het van het vuur totdat het bruikbaar is, en 5 uur na het ingeven van voornoemde olie, geeft men het beest een flesch vol van deze vliermelk,mct een kwart flesch gckookte zevenboom warm in; voorls 4 uur daarna weder een flesch vol van diezelfde mclk met gelijkehoeveelheid gckookte zevenboom. 8quot;. Vijf uur daarna geeft men het beest een halve flesch je never, goed zoet gemaakt met si mop, on ter dege door elkander geschud.
|
||
|
||
w
|
||
|
||
1)deg;. Zet men 5 uur daarua het klisteer met een flesch gekarnde melk bloedlaauw, waarin men een handvol gekneusd anijszaad doet. 10deg;. Geeft men vervolgens om de 5 uur het beest elke maal een flesch vol van voornoemde vliermelk en zevenboom in dier voege, als hiervoren is gezegd, hetwelk nog 3 ä 5 maal herhaald moet worden, als men ziet dat zulks noodig is. 110. En als men dan bevindt, dat het beest genoeg-zaam hersteld is, en maar weinig navuil af-geeft, dan geeft men het beest nog een halve flesch vol zevenboom, en op dezelfde wijze als de eerste maal geschied is; want nog navuil bij zieh hebbende, moet het dit kwijt raken na deze laatste ingeving. 12deg;. Moet men vooral zorg dragen dat, zoolang het beest de voorgeschrevene middelen gebruikt, hem het dagelijksch voedsel onthouden wordt: men geve het in plaats daarvan, indien het honger heeft, gepelde gerstegrutten, in ruim water gekookt, en tot drank het water, waarin ze gekookt zijn, mits het meer of min laauw is. Dit hulpmiddel, daarvan ben ik zeker, kan volko-men de proef doorstaan, en indien het beest niet is of wordt verzuimd, en men mijn voorschrift in ge-melde orde opvolgl, zal het er ontwijfelbaar door behouden worden.
Ten tweede volgt mi eene voorname en voor het rundvee zeer gevaarlijke ziekte, genaamd het jultvuur.
|
||
|
||
|
||
8
|
||
|
||
Ik. heb in mijn voorgaand stuk duidelijk doen zicn, dal uit verzuim van Lloedlalingen vele zieklen voort-komcn, betgeen niet alleen Lij deze, maar ook bij de volgende op te gevene ziekten, geldende is.
De Leesten, die door gemelde kwaal zijn aangetast, worden veelal doodelijk ziek, doordien dit ongemak niet wel kan ontdekt worden, voor dat bet beest daardoor zoo getroffen is, dat bet noch eten nocb drinken wil, en, indicn bet eene melkkoe is, dat liet van tijd lot lijd vermindert in bet geven van melk. Het is eene onwedersprekelijke zaak, dat dit miltvuur zoowel als bet longvuur voortkomt nit den overvloed van bet bloed en de gal, dcwijl de onder-vinding mij altijd heeft doen zien, dat de opgespan-nen bloedvaten , die van tijd tot tijd meer opzetlen, eene verdikking in bet bloed veroorzaken, vvaardoor de scbielijke omloop des bloeds belet, en daarbij zulk een sterke aandrang op de gal gemaakt wordt, dat deze zieh begint le ontlasten en over te loo-pen, hetwelk terstond eene ongesteldheid door bet gebeele ligebaaru tevveeg brengt, en eindelijk dat, na eene kwijning, de kwade stof zieh van bet bloed afscheidt, en nederzet op een der zwakste deelen , liüizij mill of long, hetgeen eene onlsleking verwekt in een van beiden; valt het op de long, dan is 't Ijet longvuur, die in dat geval ineenkrimpt, geheel hruinachtig wordt, en zecr eigenaardig een spons ge-lijkt; welke ineenkrimping der long een benaauvvde ademhaling en kuch of hocsl vcroorzaakl, waaraan het ongestclde beest, zoo men er niet spoedig bij is, en gepaste middelen in het werk stell, zeer schielijk sicrft; vail hel op de milt, die aan de maag vast
|
||
|
||
?
|
|||
|
|||
f
|
zit, dan zweit deze zoo ongemecn, dat zij, tenvijl zij anders plat en paars is, rood en langwerpig rond wordt, en volkomen gelijkt naar een klomp geronnen bloed; ik weet, door mijne onderzoe-kingen, dat dit eene allersmartelijksle pijn niel alleen op de maag, maar door het geheelc ligchaam van het beest, en vooral in den kop teweeg brengt, zoodat de zwelling van dat deel zigibaar is; ook hebten de beesten in dit geval een stinkenden adem; dit is ook bet onderscheid, dat men tusschen de ken-teekenen van het milt- en longvüur kan opmerken, het wordt evenwel dikwijls niet volkomen bespeurd, voor dat men een dood beest door opening heeft onderzocht.
Deze ziekte is besmettelijk, of treft dikwijls velo heesten tegelijk, doch dit kan voorkomen worden door eene lating aan de nog gezonde heesten, en door het zieke beest van de anderen af te scheiden en alleen te zetten, zoodra de kwaal ontdekt wordt; daardoor wordt het gevaar voor de gezonden minder groot.
Verder schijnt deze ziekte uit de maag haren oor-sprong te nemen, want door ontleding heb ik be-vonden, dat de daarin zijnde stoßen zwart en zeer vast waren, hetgeen de ontsieking in de milt na-luurlijk bevorderen moet.
Ik heb hiermede gcnoeggezegd van deoorzaak dezer
ziekte en de voorkoming daarvan aangewezen, zoo dat
ik zal overgaan lot de vereischte middelen ter genezing :
1deg;. Moet men het ziekc beest terslond aan hcidc
zijdcn in de mclkadercn hloed-laten. 2quot;, Drie dagen achlcreen geeft men het beest het volgende middcl in, tenzij het te zwak is; in
|
||
|
|||
™
|
||
|
||
10
laquo;lit geval slaat men ecn dag over: men neemt 2 maatjes wijnazijn, 3 maatjes mapolie, een lood sclielkruid, een lood wijnruit, een ok-kernoutschelp vol helleboruspoeder, drie lood zevenboom, met een paar knoßooken, en een half pond honig, wel onder elkander gestooten en geroerd. 3deg;. Moet men liet beest aanstonds in den nek en de borst vunrkruiden, om dragt te krijgen, tot verligting van de koppijn. 4deg;. Als het beest bijna hersteld is geeft men hel dagelijks een flescb geknrnde melk met vlier-bloemen gekookt, met een lepel vol cremor tartarl daardoor geroerd, hetvvelk men 6 ä 8 dagen moet volhouden, om liet bloed te zui-veren. 5deg;. Moet men liet beest zijn gewoon voeder ont-houden, en in plaats daarvan geven, 8 dagen lang, gepelde gerstegrutten in ruim water gekookt , en tot drank dit gerstevvater. Ik houd mij verzekerd, dat, wanneer deze beban-deling wordt gevolgd, het zieke beest in 8 of 10 dagen gebeel hersteld zal zijn, daar genoenide door mij aangewende hulpmiddelen altoos wel gelukt zijn, daar van al de beesten die ik onder banden genomen heb, niet een is gestorven.
Ten derde zal ik handelen over de bloed-zierte.
Dezc ziektc schijnt oppervlakkig van weinig belang te zijn ; zij kan echter doodelijk gerekcnd worden; een beest, dat 's avonds frisch en gezond liep
|
||
|
||
|
||
II
le grazen in de weide, zag ik den volgenden morgen dood liggen. Wannecr men cr lerslond bij is, kan men die kwaal gemakkelijk. ontdekken en genezen, want loopen de beesten in bet land, dan gaan zij slingerende been en weer, en wel 25 maal in een uur zetten zij zicb neer; staan zij op stal, dan wag-gelen zij; ook zien zij er uit alsof zij grooten slaap liebben, en niet slapen kunnen; deze ziekte schijnt niet pijnlijk te zijn, want de beesten staunen of klagen niet, dat anders bet rundvee zeer eigen is; men vindt die kwaal bet meest in de gezondste beesten; ook zij komt voort uit de verdikking van bet bloed; bij de ontleding van een aan dit ongemak gestorven beest, is mij gebleken, dat de kop inwendig gezond en friscb was, maar dat bet vleescb en bet vet overal zeer rood en bloedig zieh vertoonden.
Men geneest deze ziekte, zonder iets in te geven, alleen door de runderen uit de oorea te doen bloeden of anders eene latlng te doen aan den hals, waarnu zij in een balf uur, uiterlijk in een uur, genezen zijn.
Ten Vierde zai ik overgaan tot de besclirijving van bet zoogenaamd lendebloed.
Het lendebloed is eigenlijk geen bloed, maar dc mest verzeld met een laaije, lijinacbtige, branderige en in 't vervolg somlijds blocdige stof, die aan den aarsdarm van tijd tot lijd zoo vast plakt en droogt, dat de afgang daardoor gcbeel belet wordt; deze kwade stof komt medc voort uit de verdikking en branderigbeid van bet bloed.
De genezing van dit ongemak is zeer gemakkelijk.
|
||
|
||
|
||
12
|
||
|
||
mils men zeer voorzigtig le werk ga; men doct dil op de volgende wijze:
Men trekt een zeemlecleren handschoen aan do hand, en smeerl die met olie, om liet even welke, ten einde den aars-darm niet le kweisen; dan haalt men van den aars-darm, de daaraan vastgepaktc mest af: zoo menigmaal men de hand uithaalt, wascht men den drek daarvan af, en smecrt weder een weinig olle aan de handschoen; dit her-liaalt men van tijd tot tijd, totdat de aars-darm ge-heel gezuiverd is; dan neeint men een stuk oucle rcuzel en smeert daarmede den dann in, zoo ver men daarin tasten kan, hetwelk terstond verzacht. Ook is in dergelijke gevallen een khsteer dienslig, al was het slechts van karnemelk.
Verdcr moet men, zoodra dit is verrigt, hot beest een mime bloed-lating geven aan den hals.
Voorts moet men het dagelijks ingeven : 2 flesschen vol gekookte karnemelk met vlierbloemen en twee a drie lood Cremor tartan daar door gemengd ; dit geeft men 4 ä 5 dagen lang.
Zoo dit ongeinak op dezc wijze hehandeld wordt, lien ik verzekerd, dat er niet een aan sterven zal. Doch hoe handelt de hoer gewoonlijk in dit geval ? Uij tast in het heest met handen, die hard en ver-celd zijn, voorzien met scherpe nagels, haalt daarmede het vuil af en laat het beest loopen: een merkeiijk onderscheid, waarlijk, tusschen deze of de voorgaande beiiandeling! Hier wördt niets tot verzachting aan-gewend, dat echter zeer noodzakelijk is, daar de aarsdarm, door dezc aflialing, raauw wordt, hctgeen een groote pijn moet vcroorzaken; bet gebeurt som-
|
||
|
||
^
|
||
|
||
13
lijds, dal de aarsdarm gekwetst vvordt, gelijk ik ge-zien hei), want de wond zelte zieh toi zweren, zoü-dal drie dagen daarna de euer en het bloed naar buken uilliepen; ook lieb ik beeslen geopend ge-zicn, die door zulke misbandeling gestorven waren, waar van de geheele aarsdarm verrot was, en de drekstof in het ligehaam overal verspreid lag. Dit is dan bei gevolg der verkeerde zuinigheid, daar men anders, met voor 8 a 10 sluivers onkoslen le doen, het leven van zijn beest zou kunnen behouden.
Ten vijfde zal ik handelen over de zoogenaamde BLAAK; inderdaad eene zonderlinge benaming! maar die misschien van eene hlaasachtige opspanning van den buik moet afgeleid worden.
Wal dcze ziekte bctreft, zij komt eigenlijk voorl uit de maag of pens, welke de menigvuldige winden , waardoor zij tot bersten toe is opgczct , niet kan loozen, doordien de kronkeldarm, waarin de lossing van de maag geschieden moet, door eene krampachtige zamentrekking genoegzaam verstopt raakt.
De genezing dczer ziekte moet ten spoedigsle worden in 'l werk gesleld , daar het beest anders groot gevaar loopl; ik lieb gezien, dat een beest, 't welk die kwaal had bniten welen van den boer, op de zijde was nedergevallen, zoodat door die val de maag of pens geberslen was en het beest in kor-len tijd slierf.
De middelen ler genezing dezer ziekte zijn onder anderen de navolgende; ik bond ze voor de korl-slc en de gemakkeiijksle.
|
||
|
||
|
||
u
|
||
|
||
1deg;. Tapt men het beest eene ruime hoeveelheid
bloed af, aan den hals. i20. Neemt men ecn boeren pap-test of breikop, men vult die met twee deelen grof zout en met bloed van het beest; zoodra het bloed is gestuit, roert men het bloed en zout dooreen, en geeft het dus het beest in. 3deg;. Men neemt een eind van een lange pijp met tabak gestopt, en goed aangestoken zijnde, steekt men den steel daarvan in den aarsdarm, doch zoo er drekstof in den weg zit, neemt men die eerst weg. 4deg;. Neemt men den kop der pijp in den mond, en blaast den rook in het ligchaam; waar-door het beest uit zieh zelven zoo sterk begin! te rooken, dat het binnen een kwartier uur twee pijpen geheel ledig rookt, 't welk ten gevolge heeft: Dat het beest binnen een half uur zeer veel win-den ontlasl, en daarna eenen dünnen stinkenden drek. Hierna slinkt het beest en is in een groot uur genezen en zoo dun en rank als het vroe-ger was.
Deze ziekte is de eenigste inwendige, die men niet aan de menigvuldigheid van bloed kan toeschrijven, maar die voortkomt uit zware koude in de maag ot pens, wanneer het beest bij koud, regenachtig weer, met het lijf in 't natte land gelegen heeft, welke koude alsdan in het beest optrekt, want van deze ziekte hoort men, zoo als ik altoos heb opgemerkt, voornamelijk bij dergelijk weer.
|
||
|
||
|
||
15
|
||
|
||
Ten zesde zal ik handelen over de braiidei ige
ELDERS of UIJERS.
Deze branderigheid ontstaat altnede uit de verdik-king en den grooten overvloed van het bloed, omdal Je scherpe stof, die van het bloed wordt afgeschei-den, zieh op de uijers ontlast en nederzet. De middelen ter genezing zijn de volgende: 1deg;. Moet men, hoe spoediger hoe beter, hloed-laten in de melk-aderen, en onder aan den buik het elder smeren met klei en azijn door-een gemengd. 2deg;. Des morgens en des avonds met oude varkens-reuzel, doch zoo het daarmee niet wil beter worden, en de elders zieh daartegen opzetten, gebruikt men 3deg;. De meuschen-drek (niettegenstaande het zecr vies is en de beeren er veel tegen hebben) in dezer voege:
Men neemt een sloof van zeildoek en doet aan ieder der vier hoeken een touw, en dan verschen drek daarin; daarna bindt men het sloof onder aan het lijf van het beest, zoodat het geheele elder daarin hangt, en als het daarin 24 uren gehangen heeft, mits driemaal in dien tijd ververscht zijnde , namelijk om dc 6 uren, dan moet het doorbreken of verdwij-nen; anders kan men 4deg;. In plaats daarvan, gebruiken deze pap: men neemt komijii met lijnmeel, van elk zoo-veel als men denkt noodig te hebben, men laat het in melk koken, en voegt daarbij zooveel gedroogde en fijngemaakte hoender-
|
||
|
||
|
||
IC
|
||
|
||
niest, als genoeg is voor eeu dikke pap; dezc
legt men aan het elder, zoo als hierboven gezegd
is. Doch dit middel is niet goed, even als de
gemeide drek, om te doen verdwijnen, maar wel
om het gezwollen te doen rijpen en doorLreken.
Wanneer het kwaad verdwijnt met het eerstgemelde
middel, gebruikt men niets anders aan het eider
en de spenen, dan onde varkensreuzel, omdat het beest
daarmede doorgaans geheel herstelt. Maar wanneer
het zieh tot zweren stelt en doorbreekt, nuemt men
ter genezing deze zalf, welke een beste draagzalf is.
Men neemt terpentiju en honig, van elk 4 lood,
4 dojers van eueren, mirrhe 1 lood, en laquo;/oe 2 lood;
deze zalf zuivert de wond in körten tijd.
Als de wond gezuiverd is, neemt men, om tc
doen opdroogen, en weder vleesch in de opening te
doen groeijen , het volgende poeder:
Men neemt ongeblusclite kalk, wel gezift, en honig, van elk een pond, men mengt dit te zamen tot een deeg, doet het in een pot, zet het op een goed vuur, roert het onophoudelijk, totdat het wel gedroogd en gereed is om tot een fijn poeder gemaakt te worden. Dit strooit men in de opening, overdekt bet met een zachte platte wiek, en verbindt de wond tweemaal daags, totdat zij geheel genezen is.
Dit middel heb ik in alle opene wonden, zoowel voor de paarden als voor het rundvee altoos goed bevonden.
|
||
|
||
Ten zecende zal ik laten volgen het voorschrift van een lavement of klisteer, dat men gebruiken kan, wanneer het rundvee door de koorts is aangetast:
|
||
|
||
|
||
i:
|
||
|
||
Men neemt gerstewater 3 pond, salie en rozema-rijn, van ieder een handvol, vioolbladen en parie-taria, te zamen een handvol; fijn gesneden zijnde, kookt men het bij elkander omtrent een vierde van een uur; dan doet men er onder een handvol zout, zet het af, perst het door een doek en doet er dan bij amandelolie 6 lood. — NB. daar deze laatstgenoemde olie niet overal te beko-men is, zoude zij met zuivere olijfolle kun-nen verwisseld worden; ook zou men des noods van lijn- of raapolle voor klisteeren zieh kunnen bedienen. Indien de koorts, na de klistering niet wegblijft,
moet het beest, tot geheele wegneming van de koorts
3 ä 4 pond bloed afgetapt worden.
|
||
|
||
Ten achlste, Een middel tegen de koppijn.
Indien er de minste schijn is, dat een beest koppijn heeft, hetwelk men daaruit ontdekt, dat het beest Staat of het bevangen is, niet wil eten en er zeer loom uitziet, dan bedient men zieh van het volgend middel, wijl die ziekte uit een kwade, slijmachtige stof, die zieh in de maag of pens ophoudt, voorkomt: Men neemt gebrande aluin en zeer fijn gestoo-
ten glas, van elk 2 lood, 1 lood geraspte noten-
museaat en 4 lood candij-suiker, dit doet men in
1 pint witte wijn, en geeft dit het beest in, twee
uren voor dat het eten krijgt *.
Dit middel is zeer geschikt om het slijm der maag
1 Misschien zouden loeren~syroop en jenever, die uitgebrand of met water aangelengd is, bij de aluin cn het glas gedaan, even goede uitvverking hebben, doch alleen voor de Icoeijen.
2
|
||
|
||
|
||
18
weg le nemen en liet beest goedcn eellust te doen krijgen.
Ook moet men, legen inwendige ontsteking, het beest 3 pond bloed aftappen, waardoor het volkomen herstelt.
Insgelijks heb ik door dit middel verscheiden paar-den van de koppijn genezen.
Ten liegende: Nog een voorschrift legen de GAL-
ZIERTE of de GELUW.
Wanneer hei bloed en de gal door elkander ra-ken, helwelk uiuvendig aan de geelheid van het anders witle oogvlies en de duisterheid van hei gezigi kenbaar wordl, is dit middel geschikl om het bloed te zuiveren, de gal daaruit le doen verdwijnen en dus de spijsverlering le verbeieren.
Men neeml Galanga Gentiaan en Myrrhe, van ieder een half ons, le zamen klein gesloolen en met een kan versch bier opgekookt, dit doel men door een doek en neemt 2 drachma Sal prunella, een half lood Cremor tarlari, met 2 drachma Bitterheilig en voor een stuiver Saffraan; dit alles on-dereen gemengd, geeft men de eene helft des moreens nüchteren en de andere helft des avonds, een nur nadal het beest ophoudt met eten, zoo het tot eten lust heeft; welk eten niet het ge-wrone voedsel, maar gepelde gerste-grutten moet zijn en de drank gerste-water; dit zet men 4 dagen achtereen voort in dezelfde hoeveellieid. Desgelijks zoude men zieh van de hierboven aangeprezene Vliermelk met Cremor tartari, tot meerdere tempering van de gal, met goed gevolg kunnen bedienen.
|
||
|
||
*m
|
||
|
||
19
Er dient ook opgelet te worden, dal zoodradit on-gemak onldekt wordt, men het Leest terstond bloed moet aftappen, aan weerskanten vaa den buik uit de melk-aderen en dat men den hek dikwijls moet uit-wasschen inet zout en water.
Als dil alles op voorsehreven wijze verrigt wordt, kan ik, uit eigen ondervinding, i'erzekeren, dat liet beest zal blijven leven.
Niet onaardig is het volgende geval, dat weinig voorkomt, waarvan ik onlangs getuige was.
Ik kwam gepasseerden winter toevallig aan 'thuis van een boer en vond daar twee vee-artsen en 8 ä 10 kundige boeren; ik vroeg aan de boerin wat er te doen was, daar ik zoo veel volk zag; zij gaf mij tot antwoord, mij bij de hand grijpende : ga eens met mij mede, ik zal het u lalen zien. Zij bragt mij in den beestenstal, waar zij mij een beest toonde, dat een dik gezwel aan de regterzijde van den hals had, zoo groot als een groote wateremmer, en welk gezwel , volgens het zeggen der boerin, dienzelfden morgen om zes uren eerst was ontdekt. Voorts vroe-gen mij gemeide artsen en boeren, die mij verklaar-den nooit iets dergelijks gezien te hebben, wat ik er van dacht; en toen ik hun te kennen gaf, dat mij de öorzaak van dit ongemak niet duister voorkwam, vroeg ik hun op mijn beurt, welke middelen zij oor-deelden , dat in dit geval ter genezing moesten aangewend worden; het kwam hun voor dat men het gezwel moest pappen, of ten eerste doorsnijden; ik beweerde, dat, zoo het werd doorgesneden, bet beest op hetzelfde oogenblik dood zou neervallen en dat het pappen van geen nut kon zijn; dat de boer.
|
||
|
||
|
||
20
|
||
|
||
als hij mijn raad wilde volgen, er nog niels aan moest laten doen. Ik slelde verder aan den eigenaar van het Leest voor, of hij het mij wilde toevertrouwen, 't geen hij mij gereedelijk toestond. Intusschen had ik onderzocht, of het hoorntouw van het beest, dat naast het gekwetste slond, dien morgen, toen de boer hij zijn vee kwam, niet was los geweest, 't geen aldus hleek gebenrd te zijn; daarop verzocht ik de voornoemde arisen en boeren legen Donderdag daar-aanvolgende, des morgens ten 9 uren op deze plaals weder te komen, ten einde het wonder te zien, daar er voor dien tijd niels aan gedaan zou worden. Wij gingen allen onzen w'eg, doch ik gaf den boer den raad, de beesten, die naast het gekwetste stonden, zoo kort te binden, dat ze het gekwetste niet raken konden; voorls bezocht ik dagelijks de zieke, tot op den be-stemden tijd; ik vond natuurlijk de gemeide arisen en veel boeren bijeen; ik nam een emmer en ver-volgens maakte ik onder in 't gezwel met een scherp mes, eene opening van 10 duimen lang; uit gemeld gezwel kwam een volle emmer geronnen bloed, waarvan het grootste gedeelle er van zelf uit-viel en het overige er door mij met de hand werd uitgehaald. Toen liet ik de nieuwsgierige arisen en boeren de oorzaak zien van dit wonder, nadat ik de wond eerst met pis had uilgespoten en gezuiverd. — Ik toonde bun het bloedval, waarop men een beest in den hals laat, welk bloedval door den hoorn van het daar naast staande beest in twee stukken was ge-rukt, zonder den buitenhuid te kwetsen, die daar zeer ruim is en waarvan ik hun de beide einden ook liet zien: dit dus volbragt hebbeiidc, kostte het mij weinig
|
||
|
||
|
||
21
moeite de arisen te overluigen, dat humie in den heginne voorgeslagen middelen geen nut zouden ge-daan hebben. Voorts gaf ik hun deze les, om wanneer hun ooit dergelijke gezwellen mogten voorkomen, ze nooit te openen voör den vierden dag; de wond te zuiveren met pis, drie dagen aelitereen; doch zoo het te veel etterde, het poeder te gebruiken, bierboven in Art. G vermeid , met ondcrrigting lioe daarmede te bändelet!; voor den gegeven raad bedankten zij mij; het beest was na 10 dagen volkomen genezen.
Terwijl ik met reden durf vertrouwen , geen on-dienst te zullen doen, door de beschrijving van den aard en de geneeswijze van twee voorname onder het rundvee dikwijls voorkomende gevaarlijke ziekten, onder het oog der Maatschappij te brengen, hoop ik dat deze, goedgekeurd zijnde, gewigtig genoeg zal geoordeeld worden, om bij mijne overige bekroonde stukken over dit onderwerp in de uitgave daarvan eene plaats te mögen vinden.
Doch eer ik tot de zaak zelve overga, zal het noo-dig zijn aan te toonen, welke, naar mijn vermoeden, de voornaamsle ooi^aken zijn van deze en andere on-gemakken , waarmede onze veestapel, vooral in deze Provincie, te worstelen heeft, ten einde biervan, ter voorkoming van de ziekten, een nuttig gebruik te kunnen maken.
P^ooreerst, de veehouders hier te lande hebben de gewoonte om hunnc runderen in het voorjaar al te vroegtijdig naar het land te jagen, en ook des nachts daarin te lalen blijven. Pas uit de warme n'allen ge-komen, zijn zij meermalen genoodzaakt zieh op den
|
||
|
||
|
||
9S
|
||
|
||
nog voclitigen en nalten grond neder le leggen, om to rüsten; daarenboven zijn zij Llootgesteld aan allerlei onstuimigheden van de lucht, als koude regen, liagel, sneeuw, vorst, enz., zoodat zij van alle zijden de gemelde vochten op Imn ligchaara ontvangen, welke zij niet kunnen ontwijken; dus is het onbe-iwistbaar, dat de beesten zeer veel koude en ver-moeijenis hebben door te staan; ja, ik heb zclf dik-wijls gczien, dat zij trillende en bevende op den grond lagen, of dat zij overeind stonden met gekromde ruggen, zonder lust te hebben tot eten, waardoor zij de eilende nog minder konden uitstaan; zou men dan niet met medelijden aangedaan worden, en som-lijds de boeren over hunne onbarmhartigheid beschuldigen ? ik voor mij heb niet kunnen nalaten, hun daarover wel eens verwijtingen te doen, en hun te kennen gegeven, dat zij vcclal zelven de oorzaak zijn van de menigvuldige kwalen, die hun vec trcllen en overvallen. Op dezelfde wijze handelen zij met de beesten in het najaar, en laten hen veel te lang , en voornamelijk des nachts , in het veld; derhalven zijn zij aan dezelfde ongemakken van het weer, als in het voorjaar, blootgesteld.
Dus behoeven wij ons immers niet te verwonderenj dat het rundvee hier te lande aan vele ongesteldhe-den onderhevig is, daar men dit grootendeels aan de onachtzaamheid van onze boeren moot toeschrijven: hetgeen te klaarder blijkt wanneer wij het oog slaan op hetgeen in andere landen ten dezen opzigte voor-vall; wij behoeven ons zelfs niet zeer vcr le verwijderen, om dit aan le loonen ; bij 's Hertogcnbosch, Breda, Bergen op Zoom, in Luik en in Brahand, weten de
|
||
|
||
|
||
1
|
||
|
||
23
bocren bijna nooil van eenigc ongemakken onder hunne runderen; daar vindt men ook koeijen, die vijf en twiniig kalveren ter wereld gebragt hebben, hetgeen ik weet, uit eigen Levinding: en wanneer er nog eenig ongemak onder de beesten komt, wordt liet gewoonlijk veroorzaakt doordiea men vee uit on-zen omtrek er inbrengt, dat reeds ziekten onder de leden beeft, en daar niet geholpen kan worden, omdat er geen vee-artsen bekend zijn, die, zoowel hier als elders, zelden blijken van groote bekwaam-beid geven, dus is bet zeer waarscbijnlijk, dat ook dc pestziekte onder bet rundvee in Braband nooit ge-weest is, of bet is van dezen kant er ingebragt, want bij beesten, die in dat land gefokt zijn, beeft men die ziekte nooit waargenomen; insgelijks is mij door een zeer geloofwaardig getuige verbaald, dat in den omtrek van Breda in bet gebeel geen pestziekte ge-weest is, en dat men daar nooit van longvuur, milt-vuur, moerziekte, bloedpissen, of eenige andere kwa-len onder de runderen boorde spreken, docb som-tijds wel van de bloedziekle onder bet jonge vee, in welk geval men bet beest een snede in bet oor gaf, waarop meest altijd de berstelling volgde.
Waar moet men nu deze voordeelige omstandigbe-den anders aan toescbrijven, dan aan de zorg, die de boeren aldaar voor bunne runderen bebben, welke hierin bestaat, dat zij ze nooit des nachts in bet land laten blijven, maar des avonds, bij zonsonder-gang, op slal of onder eene loods of but brengen, waar zij besebut zijn legen de nacbllucbl? terwijl zij des morgens, als de zon is opgegaan, weder naar dc weide worden gedreven, betgeon men gedurendc
|
||
|
||
|
||
24
|
||
|
||
den gelieelen weitijd opvolgt: liad men nu in Holland en Friesland hiervoor evenveel zorg, de land-lieden zouden zekerlijk veel minder tegenspoed on-der hunne runderen ontmoeten. Ook is het eene onbetwistbare waarheid, dat liet vee des nachts aan vele schadelijke dampen en uitwasemingen van het aardrijk hlootstaat.
Daar onze runderkudde zoowel des nachts als des daags in de weiden moet blijven, en zieh nergens tegen de ongemakken van het weder beschütten kan, waardoor zij aan menigvuldige kwalen onderhevig is, moet men derhalve alles in het werk stellen om ze te voorkomen, waartoe veel opleltendheid vereischt wordt; en al kan men de kudden niet geheel voor ziekten vrijwaren, loch kan men, wanneer zij daar-door aangetast wordt, die ziekten minder gevaarlijk doen zijn.
En nu zullen wij ten tweede aantoonen waaraan men verder de oorzaken van menigerlei ongesteldhe-den van het vee kan toeschrijven, en wat men tot voorkoming daarvan met goed gevolg kan aan-wenden.
Het is bekend, dat wij in ons gezegend land vele kostbare, vette landerijen hebben, en het is even waar, dat bet rundvee veelal op onze stallen sterk gevoederd wordt, hetzij met spoeling, hostel, lijn-koekdrank, droogc lijnkoeken, of andere dingen, waardoor de beesten, zoowel op stal, als in de weiden, een grooten overvloed van bloed vergaderen, waar-uit vele gebreken onlstaan kunnen; dus is het ontegenzeggelijk, dat bei aftappen van bloed op sommige tijden, ten minste driemaal in het jaar,
|
||
|
||
|
|||
#9632;
|
|||
|
|||
25
ia alle gevallen noodzakelijk zijn moet, gelijk ik mij hierover in mijn voorgaand berigt breedvoerig heb uitgelaten, en waaromtrent sommige onzer landlie-den van verzuim en achtelooslieid niet zijn vrij te pleiten.
Ook zijn de gemelde aderlatingen van veel vrucht, ter voorkoming van het longvuur, daar dit ner-gens anders aan kan worden toegeschreven, dan aan een al te groote hoeveelheid van bloed en gal, in welke gedachte ik te meer versterkt ben, naardien ik heb waargenomen, dat de long van een beest, door deze kwaal aangetast, gekronkeld en zamengetrok-ken is als een spons, die door de hitte vanhetvuur ineenkrimpt; hetgeen de ademhaling moet beletten, en het beest groote benaauwdheid veroorzaken moet; ook heeft de long geen natuurlijke, maar een galach-tige kleur; dus is het zeer #9632;waarschijnlijk, dat zij door de bittere scherpheid van de gal ineen moet krimpen; en hieromtrent zijn alle kundige beeren met mij van hetzelfde gevoelen. Hier kornt nog bij, dat de beesten des nachts, en inzonderheid in het voor-en najaar, vele ongemakken uitstaan, zoodat het niet vreemd is dat zij, uit gebrek aan behoorlijke oppas-sing en verzorging, doodelijk ziek worden en eindelijk sterven.
Dit is zeker en steunt op ondervinding, dat deze ziekte het meest bespeurd wordt onder de beesten , welke men op stal voedert, en ook onder die, welke men in de weiden spoeling geeft; wij liebben daarvan een voorbeeld te Schiedam; aldaar is men
|
|||
|
|||
bijna nooit vrij van het lon
|
g,uu.. , uv-g^w. ..^^ ,
|
||
|
|||
niel zonder grond, kan locschrijven aan de warme
|
|||
|
|||
1
|
|||
|
|||
|
||
26
|
||
|
||
spoeling die de beesten dagelijks gebruiken, waar-door het hloed sterk aangroeit, en dus liet gisten en overloopen van de gal veroorzaakt wordt.
Zoodra men derhalve onldekt dat een heest loom en traag is, en men in het wit der oogen een wei-nig geel bespeurt, dan kan men, om het hloed te zuiveren, en de gal te temperen, de volgende re-medie gebruiken :
Men neemt een half ons gnlanga, een half ons gentiaan, en een half ons mirrhe, te zamen kleln-gestooten, met een kan bier opgekookt; dat vervol-gens door een doek gedaan zijnde, doet men in dit vocht twee drachma bitterheilie, twee drachma sal-prunella, een half lood cremor tartari, en voor twee stuivers saffraan; men mengt dit alles door elkan-der, en geeft de helft daarvan , laauwwarm, in, des morgens, en de andere helft des avonds , en zoo het al te dik of gebenden mögt zijn, dan giet men er wat warm versch bier bij. Men moet ook den bek ter dege uitwasschen met zout en water, en men zal geen kwaad doen , wanneer men onder aan den buik, in de melkaderen , bloed aftapt; dit alles be-hooilijk verrigt zijnde, zal men het beest hehouden.
Deze ziekte wordt voor besmettelijk gehenden, doch ik heb waargenomen, dat, als men niet ver-zuimt aan de daarbij zijnde beesten een sterke ader-lating te doen, de ziekte niet overslaat; anders zijn zij in grootgevaar; en indien men verneemt, dat zij er eenigzins van aangedaan zijn, moet men terstond de volgcndc remedie ingeven, en vuurkruiden, evenecns als die beesten, die er volkomen ziek aan zijn.
Men neemt boontjes koolwortel, boontjes bakelaar,
|
||
|
||
|
|||
27
rhabarber, coloquint, van elk een ons, Iwllcborus albus of witte nieswortel, een half lood, venetiaan-sche Theriac een ons, gentiaan een lood, n'urdus-zaad een ons; dit laat men te zamen koken in vier kannen bier, totdat het op een derde verkookt is, dan doet men nog bij dat afgepersle nat een half lood bokkebloed, en drie stuivers saffraan, men geeft dil in, in drie keeren; de eerste keer des morgens, de tweede des avonds, en de derde des anderen daags, 's morgens; vervolgens laat men aan den hals, men vuurkruidt in de borst, op de schüft, en achter in de billen; ook moet men de beesten dagelijks zachtjes rossen met een roskam , en stijf afborstelen , om de uitwaseming te bevorderen.
Insgelijks moet men wel zorgen, dat den beesten, zoo lang zij niet volkomen hersteld zijn, geen hooi, stroo of hun gewoon voeder wordt gegeven, maar zoo zij eenigen lust tot eten scliijnen te liebben, kan men bun voorzetten gerste-grutten in karnemelk dun gekookt, als een slobbering, en daar wat honig door roeren, om het zuur van de karnemelk te ver-dooven, dit kunnen zij, laauw-warm, gerustelijk ge-bruiken; om te drinken geeft men hun gerstc-water, vvaar de koude een weinig is afgenomen. Wanneer men deze middelen stiptelijk gebruikt, zal men de beesten volkomen genezen, indien zij nici door lang wachten, verzuimd zijn; en zoo het ge-beurde dat men binnen dric ä vier dagen geen bcterschap bespeurde, moet men de voorgeschrevenc gcncesmiddelen andermaal ingeven, en verder moc-ten de bccslen wann tocgedekt, in stroo liggen. Voorls is het van het alleruitersl lielang, dat tuen
|
|
||
|
|||
•
|
||
|
||
28
het longvuur van het miltvuur wel weet te ondei-scheiden; en dewijl ik, sedert körten tijd, meer licht in deze zaak gekregen lieL, dan voorheen, doordien ik beide deze kwalen onlangs hijgewoond, en ze ook beide genezen heb, kan ik daaromtrent de vol-gende bepaling geven. Volgens mijne waarnemingen dan, maakt het longvuur zulke schielijke voortgan-gen niet als het miltvuur, want de koebeesten, die door het miltvuur worden aangetast, zijn terstond buiten haar melk; dus moet men er schielijk bij zijn met de geneesmiddelen en bloed aftappen, of zij zijn binnen twee etmalen en dikwijls binnen vier en twintig uren dood; daarentegen zij die door het longvuur worden aangetast, gaan langzamerhand uit de melk, zij verminderen van dag tot dag, en steunen en klagen eveneens als een bcest, dat aan de pesl-ziekte krank is, deze staan somtijds wel veertien da-gen, ecr zij dood zijn, en zij sterven spoediger, wan-neer men te lang heeft gewacht om de middelen in te geven. Het is mede zeer waarschijnlijk, dat deze ziekte door een overmaat van bloed en de sterke afscheiding van gal wordt voortgebragt, want ik heb in zulk een gcopend beost gezien, dat de galblaas wel eens zoo groot was, als die van een gezond beest, en zelfs zieh zoo outlast had, dat de gantsche lever met eene geele kleur besmet was.
Ik meen dus genoeg te hebben aangewezen de hoofdoorzaak waaruit deze kwaal voortspruit, alsmede de middelen, om de beesten van het longvuur te genezen en deze, benevens meer andere ziekten, waaraan de runderkuddc onderhevig is, voor te körnen en zal nu in de tweede plaats mijne gedachten
|
||
|
||
m
|
||
|
||
29
mededeelen, over het ongemak onder de runderen, dat bekend is onder den naam van uloedpissen.
Hoewel er sommige lieden gevonden worden, die /.onder eenig aannemelijk bewijs, onderstellen en ge-looven, dat dit ongemak debeesten, door bet eten van scbadelijke kruiden overkomt, kan ik door mijne waarnemiugen onlegenzeggelijk aantoonen, dat het alleen ontstaat door eene toevallige uitstorting van bleed in zekere deelen van het ligehaam; want een beest, dat daaraan gestorven was, geopend heb-bende, onderzocht ik naauwkeurig de ingevvanden, het middenrif, het hart, de lever, long en milt, doch vond geen het minst gebrek; ik liet er toen de nie-ren voorzigtig uithalen, dat zonder eenige kwetsing geschiedde, de eene nier bevond ik zeer opgezet en veel grooter dan de andere, zij vertoonde zieh zeer bloedig; en doordien bet beest al zoo lang was dood geweesl, dat de nieren genoegzaam koud waren, zoo lag ik dezelve, naar gissing omtrent eea half nur, in warm water, waarna ik ze opende; in de eene vond ik niets, maar de opgezette nier zag ik dat van binnen opgevuld was met geronnen bloed, dat ik met warm water daar schoon heb uitge-wasschen; toen ik ontdekle, dat er een zeer dun bloedadertje was gebersten, hetwelk ik ook den ei-genaar van het beest liet zien. Ik vroeg vervolgens den boer, of dat beest zieh ook had geforceerd ? quot;dat kan wel zijn,quot; was zijn antwoord, quot;want de koe heeft zekerlijk een langen tijd in het water gelegen, cer wij het geweten hebben, ik vond het beest 's morgens, toen ik kwain om te melken, zeer ver-moeid in de slool, liel had waarschijnlijk veel geweld
|
||
|
||
|
||
30
gedaan om zieh zelf uit het water le redden, ook was het reeds pijulijk, dat men aan zijn steenen kon bemerken; wij haalden het dan uit de sloot en ik melkte het terstond uit, echter met veel moeite; ik liet het heest dien dag loopen tot den avond, maar toen was het zoo wild en woest, dat het de andere beesten stootte en zelfs mij dreigde te stooten; ik nam het met mij naar mijn woning en bond het aan een boom, ik deed mijn best om het te melken; maar de weinige melk die er van kwam, scheen wel voor de helft bloed. Verder zond ik om den veearts, die niet eerder komen kon dan den volgenden morgen, en toen was het beest als dol, zoodat de arts zeide, quot;dit beest is verzuimd, het is nu te laat, het moet er aan sterven,quot; en hij ging terstond heen; ook stierf de koc binnen de drie uren.quot; Nadat de boer mij dit verhaal gedaan had, vroeg ik hem, of hij dat beest niet had gelaten of doen laten? quot;Neen!quot; het was in geen twee jaren bloed afgetapt; waarop ik hem te kennen gaf, dat hij waarsehijnlijk zelf veel tot den dood van zijne koe had toegebragt.
Naderhand vroeg ik hem, of hij dat ongemak meer onder zijn vee in 't land bespeurd had? quot;Ja, nog wel drie ä viermalen, doch die beesten zijn er van genezen en ook nog eens op stal, en dat kwam, naar mijne gedachten, en ook naar die van den Veearts, die de koe genas, nergens anders van daan, dan dat zij, zwaar kalvende, in de greppel gevallen en met veel geweld daar uit is gesprongen, en hij die gelegen-heid het bloedpissen heeft gekregen, misschien ook wel door het barsten van een bloedaartje.quot;
Voorts gaf ik hem den raad, dat hij, om volbloedig-
|
||
|
||
|
||
31
held le voorkomen, welke bij dergelijke loevallen en in andere omstandigheden nadeelig zijn moet, zijn vee driemaal in het jaar moest doen aderlaten, het-welk hij daarna heeft gedaan; en hij heeft mij ook voorleden jaar Leluigd, dat hij nooit, sedert ik hem dien raad, twinlig jaar geleden, gegeven heb, het bloedpissen of eenige andere kwalen onder zijne koei-jen had ondervonden.
Ik zal nu overgaan tot de opgave van de middelen, die men, wanneer de beesten het meergemeld onge-mak hebben, ter genezing moet aanwenden; en daar-loe kan , ten eerste, de navolgende, van ouds be-proefde, remedie van veel nut zijn.
Zoodra men verneemt dat een beest die ziekte heeft, hetgeen men aan de melk zeer schielijk gewaar wordt, moet men terstond bloed aftappen aan beide zijden van den buik, in de melkaderen, en dan neemt men een lood nnrduszand, of bij gebrek daarvan een half lood zäad van selderie, een half lood Uwasziiad, een maatje ohjfolie, en 3 maatjes wilte wijn, dit mengt men onder elkander, en geeft het kond in; den vol-genden dag laat men nog eens aan den hals of aan de borst, en dan neemt men twee banden vol hoen-dcrdrek of een goede handvol spek- of smecrworlcl, een half uur gekookt in twee kannen versch bier, cm dit het beest ter genezing in te geven; men moet ook niet verzuimen om het, zoo lang men nog iets van het ongemak bespeurt, driemaal daags \ maatje olijfolie met fijngestooten cnnariesniker tot een zalfje geraaakt, in te geven; dit is zeer dienstig tot genezing van het or.gemak; ook moet men het beest zijn dageiijksch voedsel onthouden, en het gerste-
|
||
|
||
mm
|
||
|
||
32
gratten half gaar gekookt zonder zout, en tot drank gerstewater geven.
De tweede uitmuntende remedie welke door mij is beproefd, en Levonden eene spoedige genezing en herstelling ten gevolge te hebben, bestaat hierin: men laat het heest hloed af, in de melkaderen onder aan de buik, en geeft het des morgens en des avonds een halve flesch varkensbloed in, en den volgenden dag nog tweemaal een halve flesch, dus twee flesschen in de twee dagen; dan laat men het beest nog eens aan den hals of aan de borst, ook moet men, driemaal daags, de olijfolie met de canariesuiker ingeven, ook wel den spekivortel, in versch bier gekookt, tot genezing.
Wanneer deze middelen bij tijds gebruikt, en de aderlatingen niet verzuimd worden, zijn de beesten in vier ä vijf dagen volkomen hersteld; doch bun dagelijksch voedsel moet men hun in dien tijd ont-houden, en gerstegrutten nioeten, gelijk boven ge-zegd is, hun spijs , en gerstewater hun drank zijn. Het varkensbloed boudt men goed en dun , als men er maar een weinig zout door roert, en verder be-waart in goed toegestopte flesschen.
Mögen deze middelen reeds in vroeger jaren door den edelen eveisbuj opgegeven tot behoud onzer runderkudde, blijken ook nog in onze dagen ter genezing van het rundvee niet alleen volkomen geschikt te zijn, maar onder Gods zegen bijdragen ter voorkoming in ons vaderland van de zoo gevreesde veepest.
Amsterdam, September 1865.
|
||
|
||
|
|||||
|
/
7.
y
|
L
|
|||
|
|||||
A
|
T
|
||||
|
|||||
|
4?.
|
||||
|
|||||
|
||
|
||
|
||
|
||