|
|||
öbltullr
|
|
||
|
|||
\ \ igt;
|
|||
|
|||
f*
|
|||
|
|||
392
|
|||
|
|||
|
||
|
||
|
||
131
|
||
|
||
|
||
3186
|
||
|
||
If. A. NUMAN,
|
||
|
||
I
|
||
|
||
SCHUßFT DER SCHAFEN,
|
||
|
||
ANDER VEE.
|
||
|
||
|
||
(
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
|
||
|
||
2041 9226
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
AAKWIJZING TER GENEZING
VAX UB
SCHÜBIT DES SCHAFEN,
EN VAN
ANDER VEE,
ZÜXlIIiB DE AANWKXDLTO VAX
RATTEKEUID EN KWIKMIDDELEN:
NUR AANLEIDING DER HOOCST GEVAARLIJKE UITWERKINGEN,
WELKE, DOOR HET GEBRÜIK DEZER GIFTIGE ZELFSTAN-
DIGHEDEN, BIJ DEN MENSCH EN DE DIEBEN NIET
ZELDEN WORDEN VOORTGEBRAGT;
|
||
|
||
DirKttuX en Hoogireraar rau quot;'s Bijksquot;Yvlaquo;:laquo;rt!.laquo;oyscliiJüI tlaquo; Vtrechi.
|
||
|
||
|
||
|
||
—#i|M—
uTtTTcHT, W. C. J. BOLLAAN.
18 4 7.
|
||
|
||
|
||
|
||
Het berigt, medegedeeld in de Groninger Courant van 19 January j.L, en in de Staafs-Courant van 21 Januarij j.l., omtrent de vergiftiging eener zieke \touw , aan welke men bij vergissing water te drinken had gegeven, waarin rattekruid gemengd was, bestenlaquo;! om er schapen mede tewassclien, waarop, na vier uren lijdens, de dood volgde, levert een nieuw bewijs op, hoe gevaarlijk deze en soortgelijke vergiften zijn in de banden der zoodanigen, die, met gewoon zijnde daarmede om te gaan, bij de behandeling dier zelfstandigbeden zelden de daarbijzoohoogstnoodige voorzigtigbeid in acht nemen. Men mag niet ver-onderstellen, dat die omzigtigheid, hoewel genoeg-zaam een ieder met de hevige en gevaarlijke werking van dit gif bekend is, en de eene mensch daarmede op eene meer behoedzame wijze dan de ander te werk gaat, immer zoo algemeeu zal worden betracht, dat dergelijke ongelukken, ongeacht herhaalde waar-schuwingen,geheelzullen worden voorgekomen, zoo lang zoodaiiige middelen niet tot oogmerken, als bet bovenvermelde, ten eenemale buiten gebruik worden gesteld.
1
|
||
|
||
|
||
Het is bekend, dat het rattekruid, in water op-gelost, in sommige Gewesten onzes lands, gelijkelders, als een gewoon middel wordt gebezigd ter ge-nezing van de uitslag-ziekto, vooral meenigvuldig bij de Schapen, doch ook bij het Paard, het Eund, het Varken en den Hond voorkomende, bekend onder den naam van schürft, alsmede tot het dooden van ongedierte, hetwelk nu en dan op deligchamen van het verschillende Vee voorkomt. Dit middel is te gevaarlijker, daar de oplossing van rattekruid in water zieh op het uitwendig aanzien niet van zuiver water laatonderscheiden, als zijnde helder, en renkeloos.
Het is inderdaad te betreuren, dat dit middel, als ook de kwikmiddelen, en moer bepaaldelijk de zout-zure kwik of suhlimaat, tot de bedoeklo oogmerken bij voortduring in zwang blijven, daar er andere, min gevaarlijke, middelen bestaan, waardoor de gezegde uitslag-ziekte bij de Schapen en andere dieren veilig en zeker kan worden genezen. Men behoeft zieh dus niet meer te bepalen tot den blooten wensch, dat er iets uitgevonden möge worden, om het gevaarlijke rattekruid en de kwik te kunnen vervangen. Het komt er slechts op aan, dat men zieh van het te dozen reeds bestaande op de regte wijze bediene.
Onder deze min gevaarlijke middelen wordt er een gevonden, hetwelk, volgens de bevestigde ondervin-ding, boven andere de voorkeur verdient. Hetzelve is, sedert vele jaren, bekend. Dan, hoewel het reeds meermalen in onderscheidene Geschriften is aangekondigd, en het in sommige streken met het
|
||
|
||
|
||
beste gevolg wordt aangewend, zoo schijnt evenwel de geschiktheid van dit middel tot het gemelde doel nog niet algemeen genoeg tot de kennisder Veehou-ders te zijn doorgedrongen, zoodat het overal -wordt aangewend.
Sedert vele jaren wordt dit middel terbehandeling der schurftziekte onder de scliaapskudde, welke aan 's Eijks Vee-artsenijschool gehenden wordt, gehezigd, waardoor deszelfs opgegeven uitstekend vermögen mij bij eigene ervaring volkomen is gebleken en bevestigd geworden.
Het middel, door mij bedoeld, is het Uittrekselvan Tabak, algemeen bekend onder den naam van Ca-rotte-sam of Carotte-zweet. Het draagt, in dePro-vincie Utreoht en eiders, ook den naam van Spin-nat oi Spin-water, denlielijk omdat de Tabak, waar-uit, nadat dezezekerebewerkingheeftondergaan, het gemelde extract of vocht, dooruitpersing, verkregen wordt, tot strengen of zoogenaamde Carotten wordt te zamengedraaid of gesponnen. Hetzelve is vooral ook aan te prijzen, omdathet, volgens scheikundig onderzoek, bewezen is, geene vergiftige bestanddee-len van rattekmid of sublimaat te bevatten.
Het boven vermelde ongeluk heeft mij aange-spoord, om, in het belang der zaak, het middel, hetwelk ik als veilig en zeker, ter genezing der schurftziekte bij het onderscheiden Vee, heb leeren kennen, en durf aanbevelen, benevens de wijze, hoe hetzelve be-hoort te worden aangewend, op nieuw ter kennis mij-nerLandgenootentebrengen, in de hoop, doordeze,
1raquo;
|
||
|
||
|
||
meer algemeene bekendmaking, lets te mögen toe-brengen ter beperking of wel tot de geheele afschaf-fing van hat gebmik der meergemelde delfstoffelijke vergiften, en daardoor, ware het mogelijk, tot het voorkomen van meerdere slagtoffers, zoo van menschen als dieren. Ik bedoel hiermede bepaaldelijk de afschaffing van deze en soortgelijke middelen, voor zoo ver dezelve gewoonlijk door de Veehouders zelve worden gebezigd, terwijl zij in de banden van den kundigen en ervaren Vee-arts meennalen, ter genezing van verscliillende zlekten en ongemakken, met nut kunnen worden aangewend (1).
|
||
|
||
(1) In de zitling der Sociili Vkerinuire de la Seine van 14 Maart 1845, werd, naar aanleiding der vraag, door den Hcer liAHTHELEMY den oudere voorgesleld, overwogen, in hoe ver het ratlekruid in de Vee-arlsenijkunde, vvegcns liel gevaar aan deszelfs gebruik verbünden, gcheel zoude kunnen worden ontbccrd, en door andere, min schade-lijke, middelen worden vervangen; lets, helwelk door den Heer Uautuelehy als zeker werd aangenomen. Het kwam hierbvj aan, om te bepalen, niet of het ratlekruid in sommige huidziekten niet als een spoedig werkend enver-mngend geneesmiddel raoet worden besehouwd, hetwelk niet in Iwijfcl kan worden getrokken, maar of het vol-strekt noodzakelijk zij, dat dit middel ter genezing van do schürft der dieren wordo aangehouden, en of de kunst zieh ontwapend zoude moeten rokenen, Indien haar dit geneesmiddel uit de banden werd genomen. De Hcer HuzAbd was te ilczcn van helzelfdc gevoelen, enmeende, dat het ratlekruid door andere, min schadelijke, geneesmiddelen kon vervangen worden ter genezing der schürft, hebbende bij altijd, en zelfs ah de ziekte verouderd was, haar
|
||
|
||
|
||
Tot zoodanige beperking, als hier bedoeld wordt, zal het wel in de eerste plaats noodig zijn, dat de Instructie op het verkoopen van rattekruid, en andere, daarmede genoegzaam gelijk staande, vergiftige zelfstandigheden, met namedekwikbereidingen, met meer naauwgezetheid worde nageleefd, dan men veronderstellen moet hier en daar het geval te zijn.
Ik meen vooraf een woord te moeten zeggen over de schurftziekte bij het Schaap, hetwelk ook op de-zelfde ziekte, wanneer zij bij andere dieren voor-komt, met wijziging, kan worden toegepast, ten
|
||
|
||
door wasschingen met eene ontbinding van zwavel-lever (Sulphuretum potassae) in water volkomen genezen.
Intusschen waren de Hoogleeraren der Vee-artsenijschool te AI fort vrij algemeen van gevoelen, dat het a/'scntofm en deszelfs bereidingen in de geneeskunde der dieren niet zonder nadeel kon worden geinist, en zulks op grond van de vermögende werking, welke dezelve vooral tegen sommige uitwendige kwalen, als daar zijn verouderde mok, schürft, enz. bezitten. laquo;liccueildeiVedecineVcteiinain praliijue 1845; pag. 307; E. Herixg, Rcpcrlorium ilcr T/ticr-hetlkmde, B. VI. S. 141).
Hen za! zieh hiermede kunnen vereenigen, indien het gebruik van het middel steeds aan bekwame banden blijve toevertrouwd, en slechts de Veehouder, die doorgaansde behandeling der schürft, althans bij de Sihapen, zelf op zieh neemt, of haar door zijne onderhoorigen laat ver-rigten, en die dus het meest met die gevaarlijke zelfstan-digheid omgaan, buiten de gelegenheid worden gesteld dezelve, als geneesmiddel, aan te wenden.
|
||
|
||
|
||
einde daarop de aanwending van Let middel, te gronden.
Uit welke bepaalde oorzaken de schürft der Scha-pen het eerst of oorspronkelijk ontstaat, is, voor als nog, niet met voldoende zekerheid uitgewezen. Volgens sommigen zullen ongunstige levensinvloe-den, zooals eene vochtige, vooral eene aanlioudende koude en regenaclitige, weersgesteldheid, ook het verblijf in Ledompte, onzuivere, stallen, eeneschrale en siechte verzorging, de ziekte doen geboren worden, althans hare ontwikkeling begünstigen. Anderen kennen do onmiddellijke oorzaak der schürft toe aan het insect, waarover wij zoo aanstondsnader zullen handelen.
In natte jaren worden de Schapen daaraan meer onderhevig bevonden dan indrooge; zij worden, on-der de eerstbedoelde omstandigheden, veeltijds door de dusgenaamde natte of voclitige schürft aange-daan — door de Duitschers die Regenfäule genaamd — in tegenstelling van de drooge schürft, welke meer bij warm en droog weder, als ook in warme en be-perkte stallen, voorkomt, en daarom ook wel de stal-schurft genaamd wordt. Verkeeren de Schapen, wegens eene te schrale verzorging, ineenvermager-don toestand, dan bestempelt men den uitslag ook met den naam van de Itonger-scJturft. Dit onder-scheld berust echter meer op den nitwendigen vorm, dan op eon wezenlijk verschil, ten aanzien van den aard der ziekte.
Dat de schürft van het Schaap en ook van- andere
|
||
|
||
|
||
eueren van een zeer besmettendenaardis, en zieh van de daardoor aangedane voonverpen gemakkelijk aan gezonde mededeelt, is te algemeen bekend, dan dat |,.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;ztilks nadere bewijzen zoude faehoeven. De herinne-
ring aan hat oudespreekwoord: EinschwftigSchaap steekt de geheele kudde aan, möge voldoendezijn.
Twee vragen komen hier in aanmerking, name-lijk deze: van welken aard is de smetstoffe? Hoe kan men hare werking vemietigen en de uitbreiding der ziekte voorkomen?
De smetstoffe der schürft verschilt van vele andere contagien, alsderEunderpest, Longziekte, Schaaps-pokken, van den kwaden Droes en andere ziekten daarin, dat zij niet bestaat in eene zekere Stoffe of in een onbekend onzigtbaar uitvloeisel uit het zieke ligehaam, hetwelk op andere gezonde, daartoe voorbeschikte, dieren overgebragt, bij deze dezelfde ofweleenigzins gewijzigde ziekten voortbrengt. De besmettende eigenschap der schürft, is, volgens de daaromtrent verkregene ervaringen, en opzettelijk in het werk gestelde, proeven en nasporingen, gelegen in zeker spinachtig insect, namelijk in de schurftmijt (Aca-rus of Sarcoptes Scabiei), welk diertje, op andere Schapen overgaande, bij deze dezelfde ziekte voortbrengt (1).
|
||
|
||
(1) De mijteu, welke in den schurft-uitslag bij den mensch en andere dieren voorkomen, behooren tot hetzelfde geslacht van de klasse der Spindieren (Arachnides), doch zij be-zitten bij clk derzelve eenig soortelijk verschil. Men zie
|
||
|
||
|
||
Ik zal hier niet in een opzettelijk onderzoek tre-den, of het oorspronkelijk ontstaan der schurftziekte aan het gemelde insect, als eerste en nitsluitende oorzaak, moet worden toegeschreven, waarover nog verschil van gevoelen hestaat, dan of de geboorte van hetzelve moet gehenden worden het gevolg te zijneener eigene kwaadsappigheid, voortgebragtdoor andere, hier boven vermelde,leefregelkundigeinvloe-den, en eene daaruit voortvloeijende, eerst puist- of blaasaehtige, later met verzwering en bekorsting gepaard gaande, ziekelijke, aandoening der huid; — #9632;welk laatste gevoelen nog steeds als het meest gang-bare is te beschouwen. — Het möge voor ons tegen-woordig oogmerk voldoende zijn, als zeker aan te nemen,dat het besmettend vermögen der schürft aan het genoemde insect moet -worden toegeschreven (1).
Schrijvers uit de 12de tot de IV^eeuwhebben reeds
|
||
|
||
hieromlrent de Verhandeling van D'. D. H. van Leehwen: Mededeelingen over de Scabies en den A car us Sca-biei, in het Tijdschritl: Het Nederlandsch Lancet, yan J. C. Dondebs, G. L. H. Eliehman, en J. H. Janssem, 1846. (1) Er kernen bij de dieren verschillende huidziekten voor van een lymphatischen of herpetischeniLari, die niet altiid van besrnetlelijkheid zijn vrij te pleiten, en welke doorgaans met den naam van schürft of schurftac/ilig be-stempeld worden, ofschoon zij zulks niet zijn. Men zal voor de wezenlijke of ware schürft (Scabies vera s. sarcoptica) alleen de uitslagziekte mögen houden, waarin zieh de schurft-mijt bevindt, hetzij dit insect als de oerspronkelüke oorzaak der ziekte, of als het gevolg van dezelve moet worden aangemerkt.
|
||
|
||
|
||
9
van het bestaan dezer dieren in den schurft-aitslag gewag gemaakt; latere, met name Wichman, Ae-thiologie der Krätze, Hanover, 1786, quot;Walz, Natur und Behandlung der Schafräude, Stuttgard 1809, en andere, hebben hunne beschouwingen om-trent dit insect, als de eenige oorzaakdezerbuidziek-te, aan het licht gebragt (1). De proeven, aan de Koninklijke Vee-artsenijschool te Berlijn, door den Hoogleeraar Hektwig (2) in het werk gesteld, hebben vooral de besmettelijkheid der schürft, als in hetbe-doelde insect gelegen, op nieivw zoo zeer bevestigd, dat hieromtrent -weinig of geentwijfelmeeroverblijft.
Deze proeven hebben geleerd, dat wanneer wijf-jes dezer mijten van een schurftig op de huid van een onbesmet Schaap worden overgebragt, de ziekte bij het laatste regelmatig tusschen den 10aim tot den 16d0deg; of ISquot;quot;1 dag daarna ontstaat.
De insecten vermenigvnldigen zieh spoedig, en breiden de ziekelijke aandoening der huid meer en meer uit. Zij doen zulks op deze wijze. Van bui-ten aangebragt boren de mijten de opperhuid door, kruipen onder dezelve voort en maken gangen en nesten, waarin zij, van afstand tot afstand, eijeren
|
||
|
||
(1)nbsp; Men zie de Geschiedenis van den Acarus of Sar-coptes Scabiei, uitvoerig behandeld door tan Leku-wes , t. a. p.; Vera:, voorts Eichstedt , in Froricjis Neue Noluen 1846, Nraquo;. XXXVIII, XXXIX.
(2)nbsp; Anslerkmgs-Versuche an Schafe, veber die Kratz-und Itäude-ilittien, in bat Magazin für die gesummte Thierbeitkun-de von Cuhlt und Hebiwig, Berlin 1ÄJ5, B. 1. S. 99, u. f.
|
||
|
||
|
||
10
leggen, die jongen voortbrengen, door wier vrucht-bare voorttoling de huid bestendig meer en meer door deze diertjes en den uitslag wordt ingenomen. Door de inen ting met schurft-etter, of met de korsten van den uitslag,hetzij droogof opgelost zijnde^aar-in zieh geene mijten bevinden, volgt geene besmet-ting, ten bewijze, dat de diertjes geenszins als dragers of middellijke overbrengers der smetstoffe kunnen #9632;worden bescliouwd, maar dat zij onmiddellijk de smetstoffe zelve uitmaken. Evenmin volgt er be-smetting door de inenting met liet bleed van schurf-tige Schapen. Worden alleen mannelijke mijten overgebragt, dan ontstaat er ook in het begin, door de prikkeling,eene puistofontstekingachtigeaandoe-ning der huid, doch deze verdwijnt wederomnaeeni-gen tijd van zelve, en houdt met het sterven van het diertje op. De uitvloeijende Stoffe der aangedane huid is dus alleen in zoo ver besmettend, als er schurft-mijten in aanwezig zijn. De smetstoffe der schürft is derhalve alseenwaaicontagiumanimatum, alseenle-vend dierlijkbeginsel, tebeschou\ven(l). Deschurft-mijten zijn in den zomer niet moeijelijkteherkennen, doch in den winter verbergen zij zieh onder de korsten van den uitslag, en zij zijn dan meermalen niet gemakkelijk te vinden, dewijl de koude hendoetver-stijven, zamenkrinpen enbewegingloos, als het ware, schijndood maakt.
|
||
|
||
(1) Verg. raquo;e Gaspari.v, lies Maladies contagieuses des lie-tes laquo; laine, Paris 1821, pag. 172.
|
||
|
||
|
||
11
De genezing berust op eene geschikto uitwendige behandeling, en de uitbreiding der schurft zoowel op het ligchaam, dat er reeds door is aangedaan, als de raededeeling aan gezonde voorwerpen kunnen worden voorgekomen door de aanwending van zoodanige zelfstandigheden, die de schurftmijten onmiddeliijk dooden, even als dezelve in staat zijn andere, op het Schaap huisvestende, insecten, als daar zijn de Schaaps-luis-vlieg of de oneigenlijke Schaaps-luis (Hippobosca ovina), de Meine of Redmius-myt, de Schaaps- of Honds-myt (Acarus s. Ixodes Ei-cinus), en meer huidbewonende insecten, bij andere dieren voorkomende, te vergiftigen.
Dat het rattekruid, en de kwikbereidingenditdoo-dend vermögen in eene sterke mate bezitten, is wel ontegenzeggelijk; doch dezelve verbinden het gevaar aan zieh, dat zij niet alleen aanleiding geven tot zoodanige ongelukken, als waarvan hier boven, metop-zigt tot den mensch, melding is gemaakt, maar dat zij ook ten aanzien der dieren, welke ermedebehan-deld worden, hoogst nadeelige, ja doodelijke, gevol-gen kunnen te weeg brengen.
Gohiek (1) deelt het geval mede van eenPaard, hetwelk, door de schurft aangedaan, met een mengsei van een deel rattekruid, twee deelen zwavel, en veertig of vijftig deelen water gewasschen werd. Na hevige koliekpijnen, vergezeld vankoorts, stierfhet-
|
||
|
||
(1) Memoiren e( Obsenutions sur la Medeciiie cl C7iinirgie Velcrinains. Tom. II. p. 58.
|
||
|
||
|
|||
12
|
|||
|
|||
zelve vergiftigd, op den 16''deg;quot; dag, na de aanwending van het middel. Gomne de jongere vermeldt eene soortgelijke uitwerking, gevolgd op de uitwendige aanwending van rattekruid bij Schapen (1). De Gaspaein (2) deelt voorbeelden mede van de na-deelige gevolgen, door de onvoorzigtige en te sterke aanwending van kwikzalven tagen de schurftziekte, bij Schapen te weeg gebragt. Vele werden daar-door, zelfs nadat de uitslag reeds genezen was.ziek, lieten den kop nederwaarts en de tong uit den mond hangen, terwijl de ademhalig verhaast en benaauwd was. Een groot getal der Schapen stierf onder sid-dering en een sterken kwijlvloed.
Hetzelfde hebben anderen (3) vandekwikmiddelen ondervonden. Vooral is derzelver gebruik ook na-deelig bevonden bij zoogende Schapen, daar dekwik in de melk schijnt overtegaan, immers daaraan eene vergiftige eigenschap mededeelt, en op deze wijze eene schadelijke werking op de zuigende lammeren uit-oefent, die daardoor sterven: zooals daarvan door de Gaspaein (4) onderscheidene afdoende voorbeelden worden bijgebragt.
|
|||
|
|||
(1)nbsp; Rapport de i'Ecole Velerinain d'Alforl, 1812.
(2)nbsp; T. a. p. p. 181 et suiv.
|
|||
|
|||
13) Bibliothcque Briltanniijue (Agriculture). Tom.
|
XVI.
|
||
|
|||
pag. 451.
(4) T. a. p. p. 184
Proeven hebben bewezen, dat de uitwerkingcn van hot rattekruid, inwendig gegevcn, bij do grootere huis. diercn, niet altijd in cvenredigheid slaan lot de groot-
|
|||
|
|||
|
||
13
De Edinburgscbe Hoogieeraar Dick, deelt in Let Engelsch Vee-artsenijkuudig Tijdschrift: The Vete-
heid der giften op eens, maar dat meermalen geringere giften, bij herhaling toegediend, eene slerkere werking uitoefenen dan zwaardere (laquo;'), hetwelk zal kunnen worden tocgeschreven aan de vveinige oplosbaarheidvanhetzelve, en dat het, onder de groote hoeveelheid voedselstoflen vermengd, niet met de maag- en darmrokken in aanra-king komt, maar zonder werking wordt uitgeworpen. De uitwerking Staat in verband met de uitgebreidheid derop-pervlakte, waannede het gif in aanraking komt, waar-van ook, bij de uitwendige aanwending, de sterkere of geringere opslorping van hetzelve afhangt.
Men zie over hot inwendig gebruik van het ratlekruid in groote hoeveelhcden, als geneesmiddel bij Schapen, die aan slepende borstvlies-ontsteking leden, met het beste gevolg (zoo als gezegd wordt) toegediend, de waarne-mingen, door Camimcssijdo , medegedeeld aan de Acadanie des Sciences te Parijs, en de daaruitvoortgevloeidenadere onderzoekingen in de Gazelle Medkale de Paris, 1843, Nquot;. 3, mede te vinden in het Ocslerreichische Medicinische Wochertschrifl, B. I. S. 274.
Bij de overweging der medegedeclde w-aarnemingen, werd, daargelalen dcrzelver practische en geneeskundige waarde, uit het oogpunt der gezondheids-policie, de aan-dacht gevestigd op de vraag, of het vleesch van dusdani-ge Schapen, die met ratlekruid behandeld en genezen wa. ren, konden geacht worden later cen veilig en bruikbaar voedsel voor den mensch op te leveren, of wel, voor zoo ver hetzelve misschien met het gif bezwangerd mögt rijn ge-bleven, als gevaarlijkmoest worden beschouwd; eenezaak, welke ons toeschijnt mede de aandacht der Geneeskundige Policie, ook len aanzien der uitwendige behandeling van Schapen cn ander slagtvee met ratlekruid, enkwikmidde-
ia) Tfte f'tterinnrian , l. c.
|
||
|
||
|
||
14
tennarian van 1843, pag. 679, de verglftiging me-de van meerdere Schapen, welke, tot verdrijving
|
||
|
||
len, allczins le verdienen, — opziglelijk de laalste ook vooral uit hoofde der nadeelige eigenschappen, welke deze middelen aan de melk kunnen mededeelen.
Dasger en Flandrin (TAe Veterinarian, 1843, S. 345: On the effects of Arsenic on Sheep) hebben waarnemingen medcgedeeld, volgens welke de openbare gezondheid geens-zins in gevaar zou worden gebragt door het verkoopen van het vleesch van dieren, welke eenigen tijd te voren, ter genezing van ziekten, met rattekruid zijn bebandeld geworden. Zij gronden hunne Stelling daarop, dat de tegen-woordigheid van arsenicnm in het ligchaam gekend wordt; 1deg;. door do ongcsteldheid der dieren, hoe gering ook de hoe-veelheid van helzelve zijn möge, dat in het ligchaam is opgenomen, en 20quot; dat de dieren zichnietgezond toonen, zoo lang als er nog de geringste deelen van het gif door de nieren — kenbaar aan de aanwezigheid van rattekruid in de pis — of längs andere wegen, worden ontlast. Bij de opening van een Schaap, aan hetwelk vier drachmen arsenicuin waren ingegeven, en dat op den SS516'1 dag daarna gedood werd, trof men in geen deel van het lig. chaam een merkbaar spoor van het gif aan. Een Hond, aan wien men do ingewanden van vier aldus vergifligde Schapen te cteu had gegeven, ondervond daarvan niethet geringste ongemak, en kon men bij het onderzock geen bewijs van arseniemn in de drekstoffen of urien ontdek-ken. Zes menschen, die het vleesch verdeelden, en het-zelve, gedurende twaalf dagen, nuttigden, gevoelden daarvan geene de minste ongesteldheid.
Bij ien Schaap, hetwelk, ten gevolge der aanwending van rattekruid onder de huid, binnen vijf dagen stierf, had men waargenomen, dat er bij het leven ursenicum, in eene toenemende hoeveelhcid, in de urien aamvezijr
|
||
|
||
|gt;,
|
||
|
||
|
||
15
van ongedierte, aan verschillendc ligchaamsdeelen gewasschen werden, met de ontbinding van een, ala volkomen gevaarloos aangeprezen, middel. Een dezer Schapen belekte zieh zelven, en stierf binnen 6 tot 8 uren. De andere stierven deels door opslor-ping van Let gif door de Imid, deels door het aflek-ken van de overige Schapen, binnen 8 dagen. Bij de opening bevond men bijna alle inwendige deeleu door sterke ontsteking aangodaan.
Uit het scheilcundig onderzoek des middels, door D'. Fyfe in het werk gesteld, bleek, dat hetzelve voor bijna '/, (1) van deszelfs gewigt bestond uit
|
||
|
||
was. Danoek en Flaxdris verklaren met Rogxetta het verscliijnsel, dat de herkaauwende dieren somwijlen groote hoeveelheden rattekruid zonder nadeel verdragen, daaruit, dat hetzelve in de maag onder eene groote massa van voedsel wordt gemengd, waardoor de opslorping verhin-derd wordt.
Ofschoon deze proeven voorzeker, uit een physiologisch oogpunt, als belangrijk kunnen worden geacht, zoo I eve-ren dezclve, en de gronden, waarop de aangevoerde ge-volgtrckkingen rüsten, onzes erachtens, nog geenszins eene voldoende overtuiging, veelmin zekerheid, op, dat dergelijk vleesch in alle gevallen als een geheel onscha-delijk voedsel zal mögen worden beschouwd.
(1) Niet zelden wordt eene onmalig groote en nullelooze hoeveelheid rattekruid (ot de bedoelde wasschingen gebe-zigd, welke niet in hel water kan worden opgelost. Het-zelve wordl dan, indien het mengsei bij de aanwending wordt omgeroerd, als poeder mede op de huid gebragt, of, bijaldien het vocht vooraf in rust wordt gelalen, dan zinkt hel poeder op den bodem van het vat neder, waar-
|
||
|
||
|
||
IG
wit rattekruid, eenige potasch en keukenzout. — Ilet is bekend, dat het rattekruid, hoewel uitwendig aaii-gewend, door de huld opgenomen wordende— het-welk te ligter plaats heeft, indien er wonden of af-schavingen der opperhuid bestaan—evenzeer ontste-king en versterf der inwendige deelen, bepaaldelijk van de buiks-ingewanden, te weeg brengt, als wan-
|
||
|
||
door aanleiding wordt gegeven, dat het gif naar eiders wordt verplaatst; hetwelk wederomop verschillendewijzen tot gevaar aanleiding kan geven.
Er bestaat een aanmerkelijk verschil ten aanzien der op-losbaarheid van het rattekruid in water, naarmate het als zoogenaamd dof poeder of als glasachHg otgtinsterenäpoe-der voorkomt. Het versch gepulveriseerde rattekruid bezit de laalstgenoemde eigenschap, doch het verliest deze glas-achtige glans na eenigen tijd, als wanneer het een dof of mcelachtig aanzien verkrijgt. Volgens Gciboüiit (Jahres. Bericht im Berzelius, Traquo; Jahrg. S. 128), zijn slechts0,96 deelen van het dof poeder van arsenkum album oplosbaar in koud water, en van het glasachtig poeder 1,25 deelen. 100 Deelen kokend water lossen op 9,68 dof poeder, en 11,47 glasachtig poeder.
Meestal wordt nu bij de schaapswasschingen van het dofte poeder gebruik gemaakt. Men ziel uit het verschil der oplosbaarheid in kokend en koud waler, hoeveel van hei ratlekiuid ongebruikt moel blijvcn, by eene afnemende temperatuur van het water, indien het mengsei tot kcken is verhit geworden, in hoedanige temperatuur het niet aan-wendbaar is. BucniiOLZ heeft bevonden, dat: 1 dl. tolaquo; ratlekruid wordt opgel. in 12'/, din. water van 100%. j , „ „nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; . raquo; 22 raquo; raquo; raquo; C0%-
,quot;.,•-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; raquo; . . 50 raquo; • raquo; 18%.
1 , , .nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; laquo; raquo; raquo; 66% raquo; raquo; • 10%-
|
||
|
||
|
||
17 ncer hetzelve -svordt ingenomen (1). Men wil zelfs
|
||
|
||
(1) Hot volgende geval kau hiervon tot een bevcstigend voorbeeld verslerken.
Op den 17*quot; November 1829, werd ter behandelini; aats 'sRijks Vee-arlsenijschool gebragt een negenjarig Merrie-Paard met Sterke uitgroeijing van de pezen der buigspieren van het linker achterbeen, ten gevolge van verwonding, aan hetzelve bij het hollen loegebragt.
De uitgegroeide zelfstandigheid, ter grootte van meer dan een handpalm, welke aanmerkelijk buiten de opper-vlakte was toegcncmen, werd bij aanhoudenheid door het brandijzer bedwongen, en van tijd tot lijd afgenomen; dan dezelve spalte weldra op nieuw wederom ait, zoo-dat noch door het vuur, noch door zamentrekkende ge-neesmiddelen, als aluin, poeder van cikcnbast en andere, de uitgroeijing kon worden legengegaan. Men besloot nu, op den 12dl^,December,om eene zalf aan te wenden, be-staande uit Arsenicum album, drachm. 11, en 01. Lau-rin., unc. 1. M.; waarmede depeeswond, eenmaal daags, werd bestreken.
Op den ai810quot; December, was er over de geheele op-pervlakte eene brandkorst ontstaan, welke afgenomen werd, waarna dczelfde behandeling werd herhaald.
Op den 2(ltn Januarij 1830, was op nieuw eene brand-korst gevormd, en afgevallen, waardoor de uitgroeijing telkens verminderd was en vlakker geworden. Hetzelfde middel werd wederom aangewend.
Op den 17d'!,', viel het Paard neder, zonder wederom te kunnen opstaan, hoewel daartoe pogingen in het werk stellende. Het behield echter nog eenigen eetlust. De ademhaling, alsmede de hart- en polsslag, waren echter ongemeen versneld, en er had benaauwheid plaats. Het Paard stierf op den 18de,'daaraanvolgende. Bij de opening
2
|
||
|
||
|
||
18
hebben waargenomen, dat kleinere giften van het ratte-kruid, uitwendig aangewend, den dood spoediger te weeg bragten, dan sterkere giften, inwendig toegediend. Inzonderheid is de werking, in bet eerstbedoelde ge-val, sterker, bij nog verscbe verwondingen, dan bij verouderde verzweringen, en waar de weefsels zie-kelijk ontaard zijn (1).
De kwikmiddelen, uitwendig gebezigd, verwek-ken in den regel kwijlvloed, koorts, doorloop, ver-zwakking, en uittering.
In hetzelfde Tijdschrift van 1844, pag. 23 en 171, vindt men mede gevallen opgeteekend van ver-giftigingen van Scbapen en Eunderen, door de aan-wending van hetzelfde middel tegen de schürft en van kwikzalf tegen ongedierte.
Ook in ons land ontbreekt het niet aan voorbeel-den van dezen aard, hoewel de meeste dierongeluk-Idge voorvallen niet bekend worden. Niet zelden echter vemeemt men, dat na de wassching eenige Schapen zijn overleden, als wanneer het doorgaans heet, dat de zwakkelingen het middel niet zoo goed als do sterkere Schapen kunnen doorstaan.
|
||
|
||
#9632;waren de longen, vooral de regier kwab, slerk ontsto-ken, met bloed opgevuld en miskleurig, ook de lever, die gedeeltelijk in versterf was overgegaan. De maag en darmen waren plekswijze door koudvuur en schier alge-meen door ontsteking aangedaan.
(1) Dr. C. H. Hebtwig, Practische ArzneimUtellehrR für Thierärzte, Berlin 1838, S. 70. E. Viborg, Smmnlungvon Abhandlungen für Thierärzte und Oekommen, Copenhagen 1793, B. 1. S. 284; The Veterinarian 1843, pag. 347.
|
||
|
||
\
|
||
|
||
i
|
||
|
||
|
||
19
|
||
|
||
De Vee-arts L. van Calcak nam, in 1833, te Farmsum (Provincie Groningen), bij eenaaiitalKunderen, waarvan 6 zigtbaar ongesteld waren, devol-gende verschijnselen, als het gevolg eener vergifti-ging door rattekruid, waar.
De eetlust en herkaauwing waren bij de meeste geheel en al opgeliouden; bij enkele slechts vermin-derd; de ademhaling was kort en verhaast; er had bestendig uitvloeijingvan speeksel uitdenmondplaats; de oogen stonden flaauw en dof; de outlasting van mest wasbijdemeestenvertraagd^n de Stoffe stevigerdan gewoonlijk; bij sommige echter was doorloopaanwezig. De dieren waren alle onrustig, en trippelden op de voeten. De bulk was meer of minder opge-zet, de huid over het ligchaam gespannen, en hier en daar, voomamelijk aan de binnenzijde der dyen sterk gezwollen en pijnlijk bij het aanraken.
Men had deze Eunderen den vorigen dag gewas-schen met eene oplossing van rattekruid in water, ter verdrijving der luizen, zijnde daartoe gebruikt '/j Ned. pond arsenicum voor 12 Eunderen. Van dezelve stierf cen tweejarige Os binnen 24 uren na de wassching.
Het viel moeijelijk te bepalen, in hoe ver de ver-giftiging bij dit en de overige Eunderen plaats had, alleen door de opslorping van het rattekruid door da huid, dan wel doordien zij,door zieh tebelekken,een gedeelte van het gif hadden binnengeslikt. Bij al de zieke beesten had mede eenig huid-uitslag plaats, waar-door de bedoelde Os het sterkst was aangedaan geweest.
2raquo;
|
||
|
||
|
||
20
Onder eene gepastu behandeling waren, ua drie dagen, twee der aaiigodane Kunderen volkomen her-steld; aan de vier overige, was, behalve eenigen meerdereu eetlust,nog wcinig rerandermgtebespeu-ren. Twee Koeijen, die dragtig waren, hadden de Kalveren afgezet. De gezwollen plaatsen aan de dijen waren opengebroken, waaruitetterontlastwerd. Na drio dagen later verwierp eene derde Koe haar Kalf, welke vervolgens kwijnende bleef,eu naverloop van vier weken stierf. De overigen herstelden, hoe-wel langzaam, na verloop van tijd.
Bij de gestorvene Eeuderen waren de darmen door ontsteking en versterf plekswijze aangedaan.
De A^ee-arts C. F. le Comte deelde in 1833, toen te Middelharnis gestationneerd, mij het navol-gende geval mede: Bij eeuen Landman kwijnden en stierven verscheidene Kalveren, kort na elkau-der, weg, onder versohijnseleu van sterken kwijl-vloed, verlammiug van hetachterstel, enspoedigop-volgende vermagering. Deze toestand kon aangeene andere oorzaak worden toegesclireven, dan alleen aan het besmeren der Imid met de zoogenaamde JVa-pelsche heikzalf tagen de luizen. De bedoelde Kalveren namelijk, ten getale van negen, standen naast elkander op eenen stal, en -wel zoo, dat zij elkander wederkeerig konden belikken. Vroeger waren zij alle gezond en wel gevoed, sommigenzelfsvet; zoo-dat de luizen hier, om zoo te spreken, niet nit ar-moede entstanden, en de kwijning cok niet aan ver-waarloozing kon worden toegeschreven.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
21
Bij de komst van gemeiden Vee-arts, waren drie Kalveren den dood reeds nabij; drie waren liggende zonder te kunnen opstaan, doch namen nog voedsel tot zieh; de overigen schenen nog gezond te zijn.
De genoemde oorzaak veronderstellende, werd de zalf dadelijk met eene zeeploog van de huid afge-wasschen, en eenige geneesmiddelen toegediend; dan, niettegenstaande alle, hier voorzeker te laat aangewende, hulp, overleden de zes ergst aangetaste Kalveren na elkander.
Ik zou meerdere gevallen kunnen aanvoeren tot bewijs van het gevaarlijke, dat er voor de dieren in gelegen is, zelfs in de uitwendige behandeling met de genoemde zelfstandigheden, indien ik niet oor-deelde, dat de bijgebragte voorbeelden wel voldoende zullen zijn, om een ieder daarvan te overtuigen. Niet altijd mögen zulke nadeelige uitwerkingen de gevolgen zijn van de aamvending dier middelen; zij mögen, in verhouding tot derzelver algemeen ge-bruik, slechts zeldzaam voorkomen; zij mögen zelfs, onder eene voorzichtige toedieniug, door eene kundige hand, geheel kunnen worden voorgekomen, steeds zal het wenschelijk zijn, dat men er zieh geheel van onthoude, en zieh tot hetbedoeldeoogmerk van minder gevaarlijke, enevenzeker, zoo niet meer zeker werkende, schurftmiddelen bediene.
Het Spin-nat of de Carotte-sam, waar over hier boven gesproken is, heeft een donker bruin, bijna zwart, aanzien, en de lijvigheid eener dünne sijroop. Ora hetzelve aan te wenden, wordt de wol, op de,
|
||
|
||
|
||
door den nitslag aangedane, plaats van een geschei-den; de schurftige korsten worden met den vinger of met den rug van een gewoon, of met eenbeenen-mes, los gewreven, zoodat de huid eenigzins raauw #9632;wordt, als wanneer die plaats met hat vocht, hetzij door opgieting of door middel van eenig, in hetzelve gedoopt, vlas of een linnen lapje, wordt bevochtigd. Men #9632;wrijft dit vocht voorts een weinig in den omtrek overal, om al de aanwezige mijten tebeterteti-effen. Meestal is eene enkele bevochtiging op de gezegde •wijze voldoende, om den uitslag op eene bepaalde plaats te genezen. De Schapen moeten echter later nog een en andermaal bezigtigd worden, of de aangedane plek reeds is verdoofd en genezen, en of or misschien schurftige of vurige plaatsen zijn bijgeko-men, die, in dat geval, steeds op dezelfde wijze be-handeld worden, daar anders de uitslag zieh weldra binnen kort op nieuw nitbreidt. Men moet daarom, bij de allereerste behandeling, het geheele ligchaam naauwkeurig onderzoeken, of er zieh meerdere schurft-plekken bevinden, en geene derzelve, al bezitten zij ook slechts de uitgebreidheid van een twee stui-versstuk, of nog geringer, overslaan.
Men zal, binnen weinige dagen, de schurftige plaatsen, na de aanwending van het middel, zien heelen. De wol wordt er volstrekt niet door in den voortgroei verhinderd, daar dezelve zieh ongestoord verlengt, zooals men dit aan de klenr, waarmede zij door het middel geverwd is geworden, en welke zieh met den aangroei der wol meer en rneer van de huid
|
||
|
||
.
|
||
|
||
|
||
23
verwijdert, kan waamemen. Het middel is dua ge-schikt zoowel om de oppervlakkige zwerende aan-doening der huid te genezen, als om de schurftmij-ten te dooden, en daardoor den voortgang van het kwaad tegen te gaan. Men kan zelfs dadelijk, na-dat de insmering geschied is, indien deze namelijk op alle aangedane plaatsen naar behooren is ver-rigt, de behandelde Schapen onder de overige laten loopen, zonder dat men voor eene verdere besmet-ting door dezelve vrees behoeft te hebben (1). En
|
||
|
||
(I) Men zal misschien de bedenking kunnen opperen, dat de Tabak, als behoorende tot de scherpe en bedwel-mende planten, mede als eene vergiftige zelfstandigheid moet worden beschouwd. Dezelve bevat een eigen alca-lisch beginsel, namelijk de nicolin o! nicotianin, waann waarschijnlijk de voorname werkzaamheid der plant ge. legen is. Dan, het gcbruik, hetwelk door den mensch, op veelvuldige wijzen van den Tabak wordt gemaakt, zonder dat hij daarvan gevaarlijke uitwerkingen ondcrvincit, bewijst genoegzaam, dat deze plant, althans in den ge-droogden Staat, niet onder de hevig werkende vergiften zal kunnen worden gerangschikt. Het middel wordt boven-dien, indien men althans de schürft in het begin opmerkt en behandelt, slechts op een klein gedeelte van het ligchaam aangewend, terwijl bij de wassching met rat-tekruid algemeen de geheele oppervlakte der huid aan de werking van het gif wordt bloot gesleld.
Alleen zal men eene te Sterke werking van de Carotte-saus kunnen ondervinden, wanneer de uitslag zieh bij een Schaap over een groot gedeelte van het ligchaam heeft uitgebreid, en men hetzelve dan gelijktijdig met het middel over de geheele oppervlakte insmoerl of Insopt. Ik heb hiervan een geval waargenomen. Eon Ram der Vec-
|
||
|
||
|
|||
24
deze ondervindmg schijnt wel te pleiten voor demee-uiiig van hen, die de oorspronkelijke oorzaak der
|
|||
|
|||
artsenijschool, die tot liel dckken van Ooi-schapen in het jaar 1836 aan een Scliaapshoiider tcr leen was uilgedaan, keerde, na den springlijd, aan dezelve, gehecl verwaar-loosd, lerug. Het groolstc gedeelte van hel ligchaam was met dikke, miskleurige, groene en blaauwachlige korsten bezet, waaronder de huid door verzwering aangedaan, en het weefsel in den omtrek verdikt was, terwijl eene onop-Iioudelijke jeukte het dier belette hel noodige voedsel tot zieh te nenien. Het verkeerde dan ook reeds in een kwij-nenden en vermagerden toestand, en was de wol gedeel. telijk verloren gegaan. Voorzeker zou de Ram weldra te gronde zijn gegaan, ware hieraan nog niet in tijds, door de aanwending der Varoltc-saus, te gemoet gekoraen.
Daar echter het middel over de geheele aangedane op-pervlakte des ligchaams werd aangewend, ontslonden er indcrdaad , cenige uren daarna, koorts, groote neerslag-ligheid, onleschbare dorst, en opspanning van don buik, vvaaruit men moest bcsluiten, dat er, door opslorping van het middel, vvezenlijke vergifliging plaats vond. Het lig-chaam werd nu dadelijk met eene zachte zeeploop zuiver afgewasschen, waarna de verschijnselen aldra verrainder-den en ophicldcn. De aanwending van het middel werd eenige dagen uitgesteld. Het bleek inmiddels, dat de sehurft reeds aanmerkelijk was verdoofd, en zieh tot de genezing vuorbcreidde. I)e insmering werd vervolgens op kleine gedeelten heihaald, en aldus, na verloop van een paar vveken, geheel genezen, waarna de Ram tot zijne vorige gezondheid terugkeerde. Men zal dus, in zoodanige gevallen, de behandcling bij gedeelten moelen in het werk stellen, en alzoo de genezing, als stukswijze, voltooijen.
Het vermelde geval is het cenige, waarin ik eene na-deelige uitwerking van het middel heb ondcrvonden, en
|
#9632;
|
||
|
|||
|
|||
'.
|
25
schürft in den Acarus meenen te moetenzoeken, en haar voor eene geheel plaatselijke huid-ziekte hou-den; weshalve zij dan ook de aanwending van inwendige geneesmiddelen voor overbodig houden. Deze kunnen echter in sommige omstandigheden, wanneer de Schapen buitendien in een ongezonden, vermagerden, toestand verkeeren, onder welke de ziekte meennalen snellere voortgangen maakt dan bij volkomen gezonde en sterke dieren, nuttig zijn.
De Herder, die dit middel kent en met zorgvul-digheid zijne betrekking waameemt, stelt er, in de streken,alwaardeszelfsgebruikin zwang is, eene eer in, indien de kudde bij het scheren be vondenwordt volkomen zuiver en van schürft bevrijd te zijn. Dit is trouwens het beste bewijs voor zijne getrouwe pligts-betrachting, en van de belangstellinginde, aan hem toevertrouwde, kudde. Hij erlangt hiervoor veeltijds eene kleine belooning, b. v. van / 3-raquo;-, of ietsmeer of, minder, naar de uitgebreidheid der kudde: welke
|
||
|
|||
hierin Staat het voorzeker grootclijks gelijk met andere, zeer werkzame, middelen, welke in te Sterke mate of giften worden toegediend, zooals er vele bestaan, b. v. de niesuortel, (Hellebor us a lb us); het genadekruid, (Gratiola officinalis); het vingerhoed-kruid (Digita. lis purpurea); de tijdeloozen (Colchicum autum-nale); de Aötoorfe/(Aristolochia rotunda); de zec-ajuin (Squillamartima);hetMsknadzaad(Sem.Sta-phisagriae), en andere, die wel altyd omzigtigheid in de toediening vorderen, doch welke niet stellig als vergiften kunnen worden besthouwd, allhans niet gelijk ge-stcld met het rattckruid en de kwikbcreidingen.
|
|||
|
|||
|
||
26
hij dan ook, in liet belang van den Eigenaar, laquo;el heeft verdiend.
Sommigen raden aan, ten einde de werking der Carotte-saus te versterken, er eenig rattekruid bij te voegen, en wel '/, lood op eene flesch van dit vocht (1). Dan, behalve dat deze bijvoeging bet
|
||
|
||
(1) Tot hetdooden van dusgenoemde schaapsluizen (Hip-pobosca ovina) en ander ongedierte, werkt voorzeker de bijvoeging van enkele greinen rattekruid zeer vermögende, wanneer het op de volgende wijze wordt te zamengesteld: Neem: Carotto-saus, vijf medicinale oncen; Wit rattekruid. zes greinen; Zoutzmtr, Salpeterzuur, van elk tien druppen.
Het rattekruid , met het zoutzuur, salpeterzuur, en het water vereenigd zijnde, wordt zoo lang aan de wannte blootgesteld, totdat het eerste geheel is opgelost. Hierna wordt hetzelve bij het overige vocht gemengd, en het middel ten gebruike op eene verzekerde plaats bewaard.
Volgens de door mij genomene proeven, leefden de schaapsluizen in dit vocht slechts 17 minuten. In eene ontbinding van rattekruid in zuiver water, in dezelfdever-bonding als boven, leefden nog eenige derzelve na 28 minuten. De bijvoeging van het zeezoutzuur en salpeterzuur dient om de oplosbaarbeid en tevens de kracht van het rattekruid te bevorderen. Hetzelve toch wordt bier-door van het onvolkomcn otarsenikkig-zuur (acidum arse nie o sum) in volkomen o! arsenik-zmir (a eld urn ar-senicum) veranderd, hetwelk het eerste, wat hetvergif-tigend vermögen betreft, nog ver te boven gaat.
Ik meet hierbij doen opmerken, dat, Indien men zieh van dit middel wenscht te bedienen, het niet door den Schaapshouder of den Herder — ten einde deze buiten
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
27
middel wederom in de rij der zeer gevaarlijke terug-brengt, zoo is dezelve ook onnoodig, daar hetvocht, op zieh zelf aangewend, aan het doel volkomen ge-antwoordt. Wanneer men hetzelve onvervalscht nit de eerste hand entrangt, kan het, behoudens deszelfs krachtige werking, nog met een derde of vierde gedeelte water of urien verdnnd worden. Wordt het nit de tweede hand opgedaan, dan heeft het zoodanige aanlenging somwijlen reeds ondergaan.
Het komt er nu voorts op aan— iets, hetwelk trouwens op elk ander middel, dat ter behandeling der schurftziekto gebezigd wordt, van toepassing is1— dat hetzelve onverwijld worde gebezigd, zoodra de uitslag zieh bij eenig voorwerp openbaart. Wordt dit verzuimd, dan breidt zieh de uitslag van dag tot
|
||
|
||
alien omgang te houden met het meergemelde vergif — maar door den bevocgden Vee-arts behoort te worden bereid en aangewend.
Men bedient er Zieh van op de volgende wijze. De wol wordt op den rug en aan weerszijden längs de borst en den buik, in de lengte, als door eene vore van een gescheiden; desgelijks maakt men twee of drie afschei-dingen in de wol rondom den buik. Hierin wordt nu een weinig van het bereide vocht gegoten, hetwelk zieh ge-deeltelijk over de oppervlakte verdeell. Hierdoor wordt aan de insecten de gelegenheid benomen, om zichlever-plaatsen, zonder in eene der met het gif bedeelde banen tegeraken, waardoor zij dusin alle rigtingen door hetzelve te beter zullen worden getroffen. Geschiedt de aanwending slecfats op een enkel gedetlte van het ligebaam, danont-wijken de luizen aan hetzelve, en begeven zieh naar een ander deel, alwaar z\j zieh beveiligd vinden.
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
I
|
28
|
||
|
|||
dag over het geheele ligchaam der aangedane dieren uit, waarbij de huid met miskleurige dikke korsten overdekt wordt, en somwijlen in vuilaardige verzwerin-genkomt te verkeeren, terwijlde aanhoudendejeukte en schuring hen belettenhet noodige voedsel tot zieh te nemen. Hierdoor geraken de Schapen inkwijning en vennagering, ten gevolge waarvan zij nietzelden te gronde gaan, terwijl de wol bij grootere en kleinere gedeelten verloren gaat, waardoor de voorwer-pen te meer een zeer onoogelijk aanzien verkrij-gen. Voorts deelt zieh de schürft aan de overige Schapen der kudde mede, welke er 'weldra geheel door #9632;\vordt aangedaan, gaande de besmetting in eene steeds toenemende progressie voort. Als nu wordt de behandeling niet alleen werkzamer, maar ook de nitroeijing moeijelijker, vermits de uitslag niet ge-lijktijdig bij alle Schapen volkomen -wordt genezen. Hierdoor blijft er voortdurend eene wederkeerige besmetting bestaan, wordende toch deze niet opge-heven, zoolang er nog e'enenkel voorwerp overblijft, waarop de wijsect;es schurftmijt huisvest.
Bij de drift- of hok-schapen valt de schürft ge-makkelijk te ontdekken. Daar zij des nachts gere-geld in de kooijen of stallen terug keeren, en zieh bestendig onder het oog van den Herder bevinden, die met hen grootendeels in hetzelfde verblijf ver-keert, en wiens levenswijze, in zeker opzigt met die der Schapen vereenzelvigd wordt, merkt deze dade-lijk, Indien hij zijne onderhoorigen met oplettendheid gadeslaat, aan het sehurken der Schapen tegen pa-
|
|||
|
|||
|
||
29
len, muren of kribben, dat zij jeukte aan eenigdeel van het ligchaam oudervinden, hetwelk hem onver-wijld tot onderzoek aaiispoort, teneiade, indiennoo-dig, de beschrevene behaiideling in het werk te stellen. Daar het vetzweet op de aangedane plaatsen spoedig in de wol ontbreekt, verkrijgt deze aldaar een droog en dor of stroef aanzien, waaraan de schürft mede gehend wordt. Hij doet de Scha-pen des ochtends het hok niet verlaten, dan nadat hij alles wat te hunnen aanzieu valt te verrigten, namelijk het insmercn der sehurftige plaatsen, het besnijden en zuiveren der voeten, en hotgeen daar-aan verder möge te doen zijn, behoorlijk te hebben uitgevoerd.
Daar de hok-schapen menigvnkliger dan de zooda-nige, die, ook des nachts, in de opene lucht verheeren, en meestal ten grooteren of geringeren getale onder ander Vee geweid worden, aan de schurftziekte on-derworpen zijn, terwijl de beperkte huisvesting de gelegenheid tot besmetting ongemeen bevordert, zoo is hiervan het gevolg, dat men bij voortduring met het ongemak te doen heeft, zijnde de kudde zelden volkomen van hetzelve volkomen bevrijd, en, Indien dit al het geval is, zoo openbaart zieh de schürft, na korteren of längeren tijd, bij een of meerdere voorwerpen op nieuw; doch het blijft dan ook steeds, onder de aangeweze voorzorgen, bij enkele voorwerpen, en de ziekte neemt geenszins de overhand in de kudde. Heeft dit plaats, dan mag xulks geheel aan de achteloosheid of traagheid van
|
||
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
30
den Herder worden toegeschreven. Hieruit kan worden afgeleid, wat men te denke hebbe van de verouderde of zoogenaamdeingeworteldeschurftziek-te, welke zieh zoodanig in de kudden heeft geves-tigd, zooals nu en dan plaats vindt, dat zij niet dan met de grootste moeite, of zelfs in het geheel niet kan worden overwonnen en uitgeroeid, tenzij men de kudde voor de slagtbank bestemme, en de bedorvene Schapen ten eenemale door zuivere doe vervangen. Hier geldt de eenvoudige les: men ga de schürft, volgens de gegevene aanwijzing, in de beginselen tegen, en men zal geene verouderde, in-gewortelde, schürft zien geboren worden.
Dezelfde regeis zijn toepasselijk op de Schapen, die grootendeels het geheele jaar door in de opene lucht verkeeren, zooals dit met het kortstatige ras algemeen het geval is. Ofschoon dit ras, wegens deze levenswijze, en de meerdere gehardheid der huid, minder aan de schurftziekte onderhevig möge zijn dan de langstaartige of drift-scliapen, zoo blij-ven dezelve daarvan echter niet bevrijd. Zij zijn even als de laatste aan besmetting onderworpen. Ja, #9632;wanneer deze eenmaal onder de eerstbedoelde plaats grijpt, dan neemt de ziekte niet zelden nog sterker de overhand, dan bij de hok-schapen. De bezitters van gene zijn dan ook meermalen nog meer beducht voor het ontstaan der schürft onder de kudde dan de eigenaren der laatste, als welke van tijd tot tijd met de ziekte te kampen hebbende, daaraan dus gewoon zijn, wetende ook, dat men de uitbreiding
|
||
|
|||
|
||
31
der schürft, door zorgvuldigheid zeer goed kan te-gengaan.
Men dient hierbij onder het oog tehouden, datde schurftziekte op zichzelve de weide-schapen niet sterker aandoet dan de hok- of drift-schapen, daar de aard der ziekte bij beide rassen dezelfde is. De reden van bet verschijnsel is daarin gelegen, dat de eerstbedoelde Schapen, voor zoo ver zij namelijk niet tot de melkgeving -worden aangehouden, niet dik-wgls of geregeld genoeg worden nagezien, en on-derzocht, of er zieh sporen van uitslag bij dezelve laten waamemen. Hoeft zulks plaats, zonder dat het in het begin, maar eerst later, misschien niet dan na eenige weken,wordt opgemerkt, dattheeft de schürft bij de eerst aangedane voorwerpen bereids een minder of meerder uitgebreid gedeelte des ligchaams ingenomen,en zieh aaneen grooter of geringergetal der overige Schapen medegedeeld, waardoor de ge-nezingnu reeds moeijelijk en de uitroeijing langwijli-gerwordt,nioetendedande geheelekndde meermalen aan eene behandeling worden onderworpen. Worden deze Schapen dagelijks onder het oog gehouden, met oplettendheid nagezien en behandeld, gelijk de hok-schapen,men zal de besmetting en de uitbreiding der ziekte even zeker als bij de laatste knnnen tegen-gaan,en in de beginselen onderdrukken. Het is ter bereiking van dit oogmerk echter onvoorwaardelijk noodzakelijk, dat zoodanig onderzoek ten minste twee-malenwekelijks geschiede. Wordt dit geregeld m acht genomen, enelkSchaap, waaraan het geringste spoor
|
||
|
||
|
||
\hlt;
|
||
|
||
32
van sclmrll-uitslag ontdekt wordt, op de voorge-schrevene wijze behandeld, men zal de ziekte nimmer algemeen zien worden onder de kudde.
Op grond van het aangevoerde, meen ikte mögen vaststellen, dat, indienalde Schaapshouder het aller-eerste ontstaan der schurftziekte onder zijne kudde, voor zoo ver die niet van eene oorspronkelijke be-smetting door de schurftmijt, maar van andere scha-delijke leefregelkundige invloeden möge afhangen — waaromtrent, zoo als boven isaangemerkt, nogver-schil van meening bestaat— kunne voorkomen, het echter geheel in zijne magt staat de uitbreiding van het kwaad, ter oorzake van besmetting, te beletten, en dat het alleen afhangt van zijne waakzaamheid, de bekendheid met de middelen, welke hiertoe dienen kunnen, en de wijze van derzelver aanwending, om er zieh van bevrijd te houden.
Het toezigt mag echter, ook nadat de ziekte geheel verdwenen is, in geenen deele verzuimd worden, maar moet onafgebroken worden voortgezet. Het is eene dwaling, waarin sommigen verkeeren, dat, wanneer de kudde eenmaal van het kwaad ge-zuiverd is, zij er, gedurende een zekeren tijd, on-vatbaar voor zoude blijven.
Men heeft onderscheidene middelen voorgestelden aangewend, om de Schapen tegen de schürft te be-veiligen. Bij ons, zoowel als elders, heeft men wel de gewoonte, om al de Schapen, nadat zij geschoren zijn, met eene oplossing van rattekruid te wasschen, of het ligchaam er geheel in te dompelen, ter voor-
|
||
|
||
|
||
33
behoeding tegen de schürft voor het vervolg. Tes-siek (1) raadt daartoe aan eene -wasschiug uit 1'/, Ned. pond rattekruid en 10 Ned. ponden groen koperrood (Sulphas ferri), te koken in 94 Ned. kannen #9632;water; hetwelk tot op twee derde deelen wordt uit-gedampt, en dan wederom met even zoo veel water, als vervlogen is, aangevuld, waarmede het nog een oogenbiik wederom wordt doorgekookt. Nu wordt het van het vuur gezet en in eene kuip gegoten. Deze hoeveelheid wordt geacht voldoende te zijnvoor 100 Schapen. De geschorene Schapen worden, een voor een, aan de kuip gebragt, en, na behoorlijke bekoeling van het vocht, er ingedompeld, met uit-zondering van den kop, waartoe drie personen noo-dig zijn, als ee'n, die het Schaap bij de achterpoten, en ee'n, die hetzelve bij de voorbeenenvasthoudt,ter-wijl de derde persoon zorgt, dat het vocht niet in de oorenloope. De indompelinggeschiedt twee malen, en nu wordt het geheele ligchaam met stevige bor-stels gewreven. Volgens Tessiek heeft men van dit middel gebruik gemaakt, zelfs bij moeder-scha-pen, die op het lammen stonden, en die daags te vo-ren hadden geworpen, alsook bij jonge Lammeren, zonder dat er het geringste nadeel van werd onder-vonden. De gemelde schrijver raadt hierbij echter de hoogst mogelijke omzigtigheid aan, en wel, dat het middel niet dan onder het zorgvuldig oog van
|
||
|
||
(I) Inslruciion stir les biles a laine, etc. Paris, 1811, p. 231.
3
|
||
|
||
|
||
'
|
||
|
||
34
den Eigenaar worde aangewend, daar de geringste nalatigheid schromelijke gevolgen kan te weeg bren-gen. De menschen, die er als helpers bij te pas komen, moeten de handen met handschoenen bedekt hebben. Na den afloop der bewerking, moeten de kuip, de handschoenen, en alle honten-werktuigen, welke daarbij gebezigd ziju, worden verbrand. De dieren moeten, gedurende vier en twintig uren, op een bodem worden geplaatst, waarop geen stroohalm gevonden wordt. De oppervlakte van dezen grond en al de overblijfsels van het zamengesteldc middel moeten begraven worden.
Men ziet hieruit, dat deze handehvijze, hoe zeer dezelve doör Tessiek als onschadelijk voor de dieren wordt opgegeven, niet weinig omslagtig is, en bo-vendien niet dan onder de naauwkeurigste voorzor-gen opzigtelijk het gevaar voor den mensch en de dieren zelve kan worden aangewend.
Met de wasscliing van Tessiek komen grooten-deels overeen de baden, welke ter voorbehoeding tegcn de schurftziekte bij Schapen worden aanbevo-len door Delapokd, als bestaande uit 2 ponden rattehruid, 20 ponden vjzer-vitnool(ß-a.\ygt;haa ferri) en 188 ponden water. Volgens dit voorschrift bevat 1 Ned. pond, 10 grammen en 6 decigrammen, of p. m. 2YS drachmen rattekruid. Deouard en le Clebq schrijven 20 grammen en een decigramme of p. m. 5 drachmen en 8 greinen op een Ned. pond water voor. Met het middel van Delafond en Lassaigne heeft de eerstgemelde meer dan
|
||
|
||
quot;#9632;
|
||
|
||
35
2000 Schapen van de ingewortelde schürft genezen. Er was siechte e6n badnoodig, waarin het dier, gedu-rende vijf minuten, werd ingedompeld gehouden,en met een zackten borstel, of met een strocrwisch ge-wreven werd. De Heer Delafond heeft deze was-sching aan onderscheidene Eigenaren van Schaaps-kudden aanbevolen, en geen derzelve ondorvond daarvan nadeelige gevolgen. Men verzekert, dat met deze middelen meer dan 7000 Schapen van de schurftziekte genezen zijn, die vergeefs met andere gewone middelen, als den nieswortel, tdbah, de iij-laquo;feZoo^enenz., behandeld waren. Er zou tot dus ver slechts een geval van vergiftiging door dergelijke baden bekend zijn geworden, en in dit geval had men hetzelve op eene ondoelmatige wijze aangewend. Men had namlijk de huid der Schapen door het wrijven met een tegel gewond of raauw gemaakt. Hier ontstaat billijk de vraag, was de huid bij de overige, aan de verouderde schürft lijdende, Schapen, niet raauw of gewond, waardoor er opslorping kon geschieden? De onschadelijkheid der ontbinding van het rattekruid wordt hier niet zoo zeer toege-schreven aan deszelfs verbinding met het ijzer-oxyde tot onoplosbaar arsenik-zuur ijzer, dan wel aan de adstringerende eigenschap van het ijzer-vitriool, waardoor de huid te zamengetrokken en minder vatbaar wordt voor de opslorping (1). Daar wij wenschen het rattekruid ter voorkoming of genezing
(1) Mecueil de Mid. Vetirinaire, 1845, pag. 367 et suiv. Herlvc, Rcperlorimn der T/iierheillmndc, B. VI. S. 141.
|
||
|
||
|
|||
i:
|
36
der Bchurftziekte buiten het gebmik van den ge-wonen man, dat is, van den Vee-houder, te zien gesteld, valt dit middel, zelfs als voorbehoedmiddel, ten eenemale buiten onze aanbeveling, evenzeer als het Deensche scburftmiddel, namelijk de rattekruid-azvjn (acetum arsenicale), door E. Viboeg (1) aangeprezen,bestaande nit 4 ponden azijn, 2 ponden water, en 1 once rattekruid, hetwelk, door koken, tot eene volkomene ontbinding wordt gebragt. Deze ontbinding bevat op 96 deelen 1 deel arsenicum.
In Engeland smeert men de Schapen, terstond na de schering, in met eene zalf, bestaande vitieer, vet, en gewoon zout, en men verzekert, dat deze behandeling hen een geheel jaar lang tegen de schurft-ziekte beveiligt. Dergelijke behandeling was reeds bij de ouden bekend, die echter hiertoe eene meer zamengestelde zalf gebruikten, -waarmede de Schapen, na geschoren en gebaad te zijn, werden inge-smeerd. Deze zalf bestond ult kioikziiver, zwavel, pik, wasch, zee-ajuin (Squilla maritima), nies-wortel, en aardharst (2). Aethur Young geefit op, dat men bij Bedfort, in de maand October, de Schapen insmeert met eene zalf, uit harst en hoter bestaande, welk smeersel zeer geschikt gehouden #9632;wordt om de schürft af te wcren, en zelfs den groei der wol te bevorderen.
|
||
|
|||
(1)nbsp; Anleilung zur Erzielmngund Benutzung des Schweins, Copenhage, 1806, S. 120.
(2)nbsp; Vihgil. Georgicor. lib. III. vs. 445 et seq.
|
|||
|
|||
|
||
37
Indien nu deze laatste middelen inderdaad de op-gegevene voordeelige werking bezitten, en zij de wol niet bederven, zoo zou het wel aan te raden zijn dezelve te beproeven, doch schijnt het twijfel-achtig, of zij werkelijk een jaar lang hun beveili-gend vermögen zullen blijven uitoefenen. Het is mogelijk, dat, zoo lang als het vetachtige smeersel op de huid aanwezig blijft, de sehurft-mijten van de huid worden afgeweerd, en zieh daarin niet kuunen nestelen; doch het komt ons onzeker voor, ofhet-zelve zieh een geheel jaar zal blijven vasthechten, daar het zeepachtlgj vetzweet het smeersel zal entbinden, zoodat het door den regen weldra zal worden afge-spoeld, en of, door eene dikwijls herhaalde aanwen-ding, de wol niet meer of minder zal benadeeld worden, blljvende de kosten dier middelen dan ook voor een, eenigzins aanzienlijk, getal Schapen niet onbelangrijk en derzelver aanwending niet zoo geheel gemakkelijk.
De zou meerdere voorschriften kunnen opgeven van middelen, welke tegen de schurftziekte en de boven vermelde ongedierten, zijn aangeprezen, en daartoe ook, vermits dezelve geene onmiddelijk vergiftige inmengselen bevatten, zonder gevaar kunnen worden gebezigd. Deze kunnen echter als voldoende behend worden geacht, weshalve ik dezelve hier niet behoef te herhalen (1).
|
||
|
||
(1) Men vinlt sonimige dozer middelen vermeld in mijii
Gcnecs. cn Verloskunilig llundboelc voor fiel Vee, iquot;' üitga.
|
||
|
||
|
||
38
Aileenlijk wil ik liier nog bijvoegen het middel, hetwelk door Walz is bekend gemaakt, enwaarvan men zieh in Duitscldand, volgens ontvangene mede-deelingen, steeds vrij algemeen tegen de sehurftziekte der Scbapen bedient. Hetzelve werd onlangs op nieuw aangeprezen door den Hoogleeraar E. He-Eing, te Stuttgard, die verklaart, dat de schürft, bij een behoorlijk toezigt, zieh niet zoodanig in eene kudde zal kunnen vestigen, dat zij niet des needs door dit middel zal kmmen worden genezen.
Hetzelve, bekend onder den naam van de loog van Walz, wordt op de volgende wijze bereid:
Men neemt: Nienws gehrande kalk, vierdeelen; deze -wordt met water tot eene dunne pap gemaakt; •waarna er worden bijgemengd: Potaseh, vijfdeelen, of Asch van Beuhenhout, zestig deelen , voorts worden er bijgevoegd:
Olie van Hartshoorn, zes deelen, of, in hare plaats: Steenolie, drie deelen , Teer, drie deelen , Gier of pis, twee honderd deelen, Water, acht honderd deelen. Al hetwelk te zamen wordt vereenigd. Twee ponden van dit mengsei worden gerekond voldoende te zijn, om een oud of jong Schaap te
|
||
|
||
ve, Groningen 1844, bladz. 4C2 en volgende: voorfs in mijne Handlciding lot tic Inlandsrhc Schairpster.lt enr. Haarlem 1846, bladz. 286, en volgende.
|
||
|
||
|
||
39
genezen. Men doet, om een aantal Sclmpen te be-handelen, de geheele lioeveellieiJ dezer looo-, laauw-warm gemaakt, in een vat, en dompolt de Schapen (jnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; daarin, zoodat Let geheele ligcliaam, behalve den
kop, goed nat wordt, en zorg dragende, dat er niete van in de oogen korae.
Aisdan worden de Schapen in een ledig- vat ge-zet, om het voelit uit de wol te drukken. Meiimoet sorawijlen deze behandeling drie of vier malen, om de acht dagen, herhalen; doch als het weder drooquot;-is, zoodat de Stoffe niet afregent, zijn twee of drie malen genoeg.
Hoewel ook dit middel met veiligheid kan worden aangewend, zoo zijn deszelfs bereiding en wijze van gebruik niet weinig omslagtig. Het is trouwens on-noodig, dat, om de schurft-uitslag, welke zieh in het begin slechts tot enkele plaatsen der huid be-paalt, te genezen, het geheele ligchaam aan eene indompeling worde ondenvorpen.
Ook uit hoofde dus der eenvoudige wijze van aan-wending, waarbij geen bijzoudere toestel van kook-ketels, vaten, enz. te pas komt, is aan de Carotte-saus, boven de meeste, zoo niet boven al de overi-ge, totdusver gebruikelijke, middelen, de voorkeur te geven, en het zou dus doelmatig zijn, dat het in elk Gewest verkrijgbaar wierd gesteld. In den voorraad van artsenijmiddelen van den bevoewden Vee-arts behoort het niet te ontbreken (1).
(1) Behalve waarschijnlijk bij mecrdere Fahrijkanlcn , in andere sieden, is do Carolle-smin te bekomen bij de
|
||
|
||
|
|||
40
|
|||
|
|||
11
|
Daar, zoo als boven gezegtl is, de smetstoffe van ecu geheel vasten aard, on alleen in de inijten gelegen is, zoo kunnen, noch belioeven geenszins al de nmatregelen van policie in aanmerking te komen, cm de mededeeling der ziekte, door besmette kud-den, aan niet besmette, te verhinderen, hoedanige bij andere besmettende Vee-ziekten noodzakelijk zijn. De voorscliriften en veroi'deningen, welke bij de laatstbedoelde, met name de Runderpest, de Long-ziekte,de Scl]aapspokken,ookbijden kwaden Dx-oes, en soortgelijke, te pas komen, welke zieh doormeer of minder vlugtige smetstoffen mededeelen, waar-door zij gemakkelijk van de eene naar de andere plaats -worden overgebragt, ten gevolge waax-van dusdanige ziekten zieh dikwijls spoedig zoodaniguit-breiden, dat de Vee-stapel met een algemeen gevaar bedreigd wordt, belioeven wel bij de schurftziekte niet in volle kracht in aanwending te worden gebragt. De verliindering der onmiddellijke aanraking van besmette kudden met andere, kan als voldoende worden beschouwd, om vordere besmetting voor te komen. Ditmoet echter zorgvuldig worden in achtgenomen, waartoe reglementaire bepalingen, in de bijzondere Gemecnten, ingerigt naar derzelver plaatselijke ge-steldlieid, en een gestreng toezigt allezins nuttig en noodzakelijk zijn.
Heeren t). Komnusvki.d , op dc Oitilc Wind, Nraquo;. 58, le Amslerdam, .1. Guedixi;, Reiim amp; Comp., Mindeboeamp; Zooncn, en .1. G. Moll, to llollenlam.
|
||
|
|||
|
||
41
Andere middelen, zooals berookingen der stallen, het zuiveren der kooijen, door afwasschen of schrobben van het houtwerk en der muren of wanden, het uit-voeren en verwijderen van den mest, al hetwelk bij de andere, straks genoemde, ziekten meestal onmis-baar is, kunnen, ten aanzien der schurftziekte, als onnoodig en min doeltreffende worden bsschouwd. De sdmrft-mijten, als oorzaak der besmetting, hechten zieh geenszins aan levenlooze voorwerpen. Zij hooren op het levend ligehaam te huis, waaraan zij eigen zijn, en kunnen hierop alleen hun bestaan onderhouden. Er kunnen voorzeker somwijlen meer-dere dezer diertjes van de ligehamen der Schapen afvallen,en zieh aan palen, kribben of wanden vast-hechten, ook kunnen zij met de wol verwijderd worden; dan zij zullen binnen eenigen tijd, op den bo-dem of in den mest, en in de uitgevallene of afge-schorene wol het leven verliezen, en te loor gaan (1).
De berookingen met chloor of andere zuiverings-wijzen zullen op hare verdelging weinig invloed hebben, daar zij, wegens hare schier microscopische kleinheid, moeijelijk door deze getroffen worden.
Aan dusdanige zuiveringen valt te minder te den-
|
||
|
||
(1) In den zomer sterven de mijten, van het ligehaam verwijderd zijnde, binnen drie of vier dagen; in den winter blijvenzij aan eene vochtige plaats langer in het leven; (de GabpAiun , a. p. pag. 172). Hierin is waarschijnlijk eene der redenengelegen, waarom de schurftziekte zieh in den zomer by warm en droog weder minder spoedig en al. gemeen uitbreidt, dan in voehlig cn koud weder.
|
||
|
||
|
||
f
|
||
|
||
42
ken bij de hok-Schapen, waaronder de schurft-ziek-te, zooal niet bestendig aanwezig blijvende, zieh nogtans te dikwijls op nieuw openbaart, om ze tel-kens en bij herhaling in aanwending te brengen. Bovendlen zouden deze zuiveringswijzen zoo weinig met de inrigting en het landhuislioudelijk belang der Scbaapslioederijeu overeenkomen, dat zij naauwelijks als uitvoerbaar mögen worden bescliouwd.
Hierbij komt voorts in aanmerking, dat de schürft der Schapen en van andere dieren niet kan gelijk gesteld worden met de straks genoemde ziekten, in-zonderheid niet met de zoo verwoestende Longziekte en Eunderpest, wat de schade betreft, welke door dezelve respectievelijk worden te weeg gebragt, en de daaraan verbondene nadeelen voor de Eigenaren en den nationalen rijkdora. De ondervinding leert loch, dat een overgroot getal van Runderen door deze ziekten aangetast, daaraan steeds verloren gaat, waartegen de kunst tot dus ver geene zekere ge-neeswijze bezit. Tegen hare verspreiding behooren dus alle mogelijke maatregelen worden genomen, welke strengelijk moeten worden gehandhaafd. Mögt zulks steeds overal met de vereischte naauwgezetheid geschieden! De schurftziekte is, hoewel zij voorze-ker den Eigenaren winstderving of ook onmiddellijke schade toebrengt, niet als eene op zieh zelve doode-lijke ziekte te beschouwen, maar als eene zoodanige, waarvan de verspreiding niet alleen gemakkelijk kan worden tegengegaan, maar welker genezing men in de hand heeft.
|
||
|
||
m
|
||
|
|||
43
|
|||
|
|||
De slotsom dezer aamvijzing is dan deze :
1deg;. Dat geen Schaapshouder de uitbreiding der sclmrftziekte onder zijne kudde behoeft te ondervin-den, indien hij daartoe niet, door het kwaad in den beginne ongestoord zijnen gang te laten gaan, de gelegenheid openstelt, maar dat hij het volkomenin zijne magt heeft, om die uitbreiding te voorkomen en tegen te gaan, wanneer hij slechts met de midde-len, die hiertoe geschikt zijn, en met de wijze van derzelver gebruik bekend is, en niet, door achte-loosheid of traagheid, wordt terug gehenden, om die middelen aan te wenden, en daaraan behoorlijk de hand te houden.
2deg;. Dat hij zieh hiertoe niet behoeft te bedienen van zoodanige, hevig werkende, giftige zelfstandig-heden, als het rattekruid en de kwikbereidingen, daar er andere, min schadelijke, middelen gevonden worden, waardoor de schurftziekte veilig en zeker kan genezen, en hare besmettmg verhinderd worden. Bovenal komt hiertoe de Carotte-saus, wegens de eenvoudige wijze van aanwending, en de zekerheid van hare werking,
3deg;. Dat ter voorkoming der mededeeling van de schurftziekte door besmette voorwerpen aan niet be-smette, het als voldoende kan geacht worden, dat de onmiddellijke gemeenschap en aanraking der iaat-ste met de eerste zorgvuldig worden vermeden.
|
|
||
|
|||
|
||
)
|
||
|
||
,
|
||
|
||
I
|
||
|
||
„I
|
||
|
||
'
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
,J
|
||
|
||
|
||
|
||