|
||||||
c
|
%\
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
HÖEMÖiTDBKEÜRINGGESGHlEDl,
TER OPSPORING
VAN
11 A A R W O R M E IV?
|
||||||
|
||||||
Dr. D. J. C 0 S T E R,
|
||||||
|
||||||
|
||||||
D00B',-4F'BEELDING en toegelicht.
fc lt;'quot;#9632;#9632;#9632;#9632;#9632;#9632;
|
||||||
|
||||||
o
|
c
|
N--'DER POST.
1864.
|
||||
|
||||||
^725
|
||||||
|
||||||
|
||
|
||
|
||
|
||
HOE MÖET DE KEliRlNG GESCHIEDEN,
i -/ . n quot; 9 '.
i quot;
|
||
|
||
TER OPSFORING
|
||
|
||
HAARWORMEN?
|
||
|
||
Dr. O. J. COSTER.
|
||
|
||
DOOR APIS E ELD I N G E N TOEGELICUT.
|
||
|
||
|
||
|
||
*#9632;'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;s.'t r
|
||
|
||
.-, inbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;^STEKDAM,
: ,;€.: G. r-AN DER POST.
h -'#9632;:- '#9632;vri •' / 1864.
|
||
|
||
_^-
|
||
|
||
|
||
GEDBUKI BIJ W. J. DE SOEVER KUOBKK.
|
||
|
||
|
||
Wat ih bij Rud. Virchow, Julius Voget,, Kari, Hatibneb, enz. voncl opgeteekencl om-trenl de wijze, waarop het onderzoeh naar liauriDormen bij varkens en het daarvan of-
komsiige vleeach dient te geschieden, heb ik in den vorm van eenige körte Tegels zamengevat. De keurders ex officio en andere belangstellenden hoop ik daarmcde geen ondienst te hehlen hewezen.
C.
Amsteudam, 25 Moi 1SC4.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
1.
|
||
|
||
Haarwormen, die niet ingekapseld zijn, kun-nen, wegens hunne doorscliijnendlieid, met het bloote oog in vleescli niet onderscheiden worden.
|
||
|
||
2.
|
||
|
||
Een niet-ingekapselde haarworm, op een gla-zen plaatje, in een droppel water, gelegd zijnde, kan, wanneer hij ingekrold is, boven eenen zwar-ten grond of tegen het licht gehouden, door een scherpziend oog als een witachtig stipje of krulletje onderscheiden worden. (Zie fig. 1.)
|
||
|
||
13.
|
||
|
||
Ingekapselde haarwormen kunnen, wanneer de kapseis nog onvoltooid, teor en doorachij-
|
||
|
||
|
||
— 6 —
nend zijn, met het blooto oog in vleesch niet of slechts uiterst moeijelijk ondersclieiden vorden.
|
||
|
||
Knipt men met eene scliaar of snijdt men met een scheermes eon zeer dun laagje uit vleesch, waarm zieh haarwormen in onvoltooide kapsels beviuden, dan worden die kapsels, wanneer men dit laagie met azijn of met eene oplossing van potasch in water bevochtigt, somtijds voor het bloote oog eenigzins zigtbaar, als zeer kleine, Tvitachtige, nagenoeg ondoorscbijnende stipjes.
|
||
|
||
5.
|
||
|
||
Daar dit ook met andere tot het vleesch be-hoorende deelen, zoo als vet, bloedvaatjes, zenu-wen, pees-strengetjes, enz. geschiedt, kan deze proef tot vergissingen aanleiding geven en is zij dus zeer onzeker.
6.
Haarwormen, die zieh in verkrijte kapsels be-vinden, worden steeds minder waarneembaar, hoe meer de verkrijting en daardoor de ondoor-schijnendheid der kapsels tot stand gekomen is.
|
||
|
||
|
||
— 7
|
||
|
||
Yerkrijte kapseis, waarin zieh liaarwormen bevinden, kunnen met het bloote oog in vleesch onderseheiden worden als zeer kleine stipjes. (Zie fig. 2.)
|
||
|
||
In een dun afgesneden laagje vleesch, waarin zieh verkrijte kapsols bevinden, doen zieh deze, boven eenen zwarten grond, als witte stipjes aan het bloote oog voor; drukt men zulk een laagje tnsschen twee glazen plaatjes en houdt men het tegen het licht, dan vertoonen zieh de kapseis als donkere stipjes.
|
||
|
||
9.
|
||
|
||
Vleeseli, waarin zieh vele verkrijte haarworm-kapsels bevinden, is zanderig op het gevoel en knerst onder het mes bij het doorsnijden.
10.
Wanneer verkrijte kapseis met slap zoivtzunr of sterk azljnzuur bevochtigd worden, dan ver-dwijnt grootendeels, door oplossing der kalkzou-ten, hunne witte kleur.
|
||
|
||
|
||
11.
Yoor deze proef is liet noodig, een dun afge-sneden vleeschlaagje met naaldjes uiteen te pluk-ken op een glazen plaatje, lietwelk op een don-keren grond ligt; verdwijnt bij bevochtiging met eene der genoemde vloeistoffeu gvootendeels de witte kleur der daariu zigtbare stipjes, dan kan men deze voor verkrijte kapseis houden.
|
||
|
||
12.
Om met zekerheid haarwormen of haarworm-kapsels te onderscheiden, dient men vergroot-glazen te gebruiken.
13.
Het gebruik van eene glazen lens of zooge-naamde loupe, die nagenoeg 6 tot 15 malen in doorsnede vergroot, is voldoende tot onderschei-ding van de uitwendige gedaante der haarwormen en van de kapseis.
14.
Nog gemakkelijker wordt deze door de aanwen-
|
||
|
||
|
||
— 9 —
ding van eene vcreenigiug van glazen lenzen of van eeu zoogenaamcl zamengestelcl mikroskoop; strekt zieh het vergrootend vermögen hiervon tot 3—400 malen vit, dan kan men hierdoor den homv der haarwormen in alle bijzonder-heden leeren kennen.
|
||
|
||
15.
De haarworm-soort, Trichina spiralis, gekrul-de haarworm genaamd, welker voorkomen in vleesch, hetgeen bestemd is tot voedsel voor den mensch, dit voor dezen hoogst gevaarlijk maakt, is, onder de slagtdieren, alleon in varkens ge-vonden.
16.
Bevinden zieh haarwormen in het darmkanaal van levende varkens, dan kunnen deze vermin-dering in den lust naar voedsel en verschijnselen van afgematheid vertoonen, welk echter ook van andere oorzaken dan van de aanwezigheid van haarwormen kunnen afhangen.
17.
Lijden daarbij, hetgeen somwijlen het geval is, de varkens aan buikloop, met outlasting van
|
||
|
||
|
||
— 10 —
Moederig slijm, dan kau men dit laatste onder-zoeken.
|
||
|
||
18.
|
||
|
||
Ecstaat er geen buikloop, dan geve men, in gevnl van twijfel, een sterk, doch onschadelijk pnrgeermiddel, b. v. wonderoKe met terpentijn-olie, of met 40 tot GO droppels benzine, en onderzoeke dan de ontlaste drekstof.
|
||
|
||
19.
|
||
|
||
Is het bloederige slijm of de drekstof op zieh zelf to dik, dan vermengt men een zeer klein gedeelte daarvan met zuiver water en brengt nu eenige droppels op een glazcn plaatje, tot vorder onderzoek.
|
||
|
||
20.
|
||
|
||
De glazen plaatjes bestaan uit strookjes dun venstor- of Spiegelglas; bet tot onderzoek daar-op gelcgde dient zoo dun mogelijk te zijn, op-dat bot des te doorscbijnender worde; de bij-voeging van eenige droppels water kau de door-scbijncudlieid bevorderen. Op zulk een plaatje,
|
||
|
||
|
||
11
|
||
|
||
// voorwerpglaasjequot; genaamd, bedekt men dat, wat onderzocht moet worden, — het //voor-werpquot;, — met een ander, liefst zeer dun glaasje, kleiner dan het eerste en // dekglaasjequot; geliee-ten. Men drukt dit laatste zackt op het voor-werp, cm ook tot de dunheid en doorschijnend-heid daarvan bij te dragen.
|
||
|
||
21.
|
||
|
||
Men beziet dit nu zeer naauwkeurig en op alle plaatsen door eene loupe of een mikroskoop en komt tot de overtuiging, dat het al of niet Eaarwormen bevat, doordien men al of niet daarin terugvindt, wat men vroeger als zoodanig door regtstreeksche aanschonwing of door de be-zigtiging van afbeeldingen heeft leeren kenneu.
|
||
|
||
De in de darmen voorkomende haarwormen bereiken, in volwassen staat, eene grootte van 2—3 millimeter en doen zieh als fijue, draad-vormige wormen voor, die grootor schijnen, naar gelang van liet vei'grootend vermögen der lenzen, waardoor men ze beschomvt. Terwijl zij zelfs fijner zijn dan onze gewone hoofdhaartjcs.
|
||
|
||
|
||
12
|
||
|
||
kan bij vergrootiug Imn maaksel duidelijk zigt-baar -worden, waarbij clan o. a. blijkt, dat zij een spijsverterings- en geslachts-toestel bezit-ten, oinhuld door eene doorscliijnendo Imid, #9632;\vaarin fijne dwarse rimpela te zien zijn. Do ge-oefende waamemer kan zelfs do mannetjes, o. a. aan hunne mindere lengte, van de wijfjes onder-scbeiden. llet eene of voorste uiteinde is spits; hot andere of achterste is dikker. G-ewocmlijk zijn zij spiraalvormig opgekruld, b. v. als een lioro-logieveer, een kurkentrekker, enz. (Zie fig. 4.)
23.
Om te bepalen of de haarwormen nog leven, kan men, wanneer zij van zelf geene bewegin-gen vertoonen, het voonverpglaasje uiterst zacht verwarmen, door b. v. onder een der uiteinden hiervan een klein kaars- of wijngeestlicbtje te houden. Zoo zij nog leven, beginnen zij zieh dan langzamei'liand uit te rekken en eindelijk vlugge wormvormige bewegingen te vertoonen. Hierbij verznime men niet, het welligt verdara-pende vocht telkens door bijvoeging van eenige droppels water te vervangen.
24. Iladden de haarwormen in bet darmkanaal ge-
|
||
|
||
|
||
— 13 —
legeuheid zieh voort te planten, hetgeen reeds in 5 tot 8 dagen na liminen iutogt in de maag geschieden kan, dan brengen zij een aantaljon-gen voort (een #9632;wijfje soms mecr dan 1000) en deze jongen boren dan door de wanden van bet darmkanaal been, tot dat zij in de spieren — d. i. bet vleescb — gcrakcn.
|
||
|
||
cgt;r.
|
||
|
||
Tijdens bet doordringen van jonge haarwor-men in bet vleescb van varkens, betgeen soms maanden laug duren kan, vertoonen de varkens of niet de minste stooruis in liunnen welstaud of eenige verscMjnselen van spierlijden, zoo als moeijelijke bcwegingen, stijfbeid, zelfs algemeene verlammmg der ledematen; bij zeer jonge varkens kan de dood daarna volgen. Al die verscMjnselen kunnen ook van andere oorzaken dan van baarwormeu afbankelijk zijn.
|
||
|
||
20,
|
||
|
||
Om op to sporen, of in bet vleescb van le-vcnde varkens baanvormen ingcdrongen zijn, kan men kleine stukjes vleescb tot ouderzoek daaruit suijden.
|
||
|
||
|
||
14
|
||
|
||
27.
|
||
|
||
Door het inprikkeu en terugtrekken van eene fijne, langwerpige, spitse priem, aau den top van ecu of meer weerhaakjes vcorzien, — een // harpoenquot;, — kan dit Iiet eenvoudigst geschieden, nagenoeg zonder aehterlating van liktee-kens.
|
||
|
||
28.
|
||
|
||
Het uitsnijden of harpoenen moet op ver-scMllende plaatsen geseliieden, o. a. aan den kop, den nek en aan de voor- en achtersdienkels.
|
||
|
||
29.
|
||
|
||
Yan de tot onderzoek bestemde stuly'es vleesch snijdt of knipt men dunne schijfjes af, hoogstens ter grootte van eene halve linze, brengt die op een voorwerp-glaasje in een hierop liggenden droppel water, plukt dan met twee naaldjes of mesjes de vezeltjcs van het vleesch uitccn, voegt er een droppel azijnzuur bij, waardoor die ve-/.eltjes doorschijnciuler worden, en bedekt het uiteengeplukte voorwerp met een dekglaasje, om hot door vergrootglazen te beschouwen.
|
||
|
||
|
||
— 15 —
|
||
|
||
30.
|
||
|
||
Zijn de haarwormen eerst sedert zeer körten tijd in Let vleescli ingedrongen, dan vertoonen zij zieh, bij vergrooting, vrij ronddrijvende in het voclit op liet voorwerpglaasje of in verscliil-lende rigtingen in de spiervezeltjes ingedrongen.
|
||
|
||
31.
|
||
|
||
Bevondcn zij zieh betrekkelijk reeds lang, b. v. 3 tot 5 weken, in liet vleesch, dan vindt men ze tusschen de spiervezeltjes, welke dan ter plaatse, waar de haarwormen zijn, helle niteen-wijkingen vertoonen. In deze holten tusschen de spiervezeltjes liggeu de haarwormen opge-kruld, binnen in een daar omheen afgezet, aan-vankelijk nog doorschijnend blaasje of omhul-sel, //kapselquot; geheeten.
32.
De vorm der kapseis is in het midden, waar de haarworm ligt, breed ei- of bolvormig, en aau de beide niteinden langwerpig versmald en min of meer afgerond. — Elke kapsel bevat in den regel slechts eenen haarworm. (Zie fig. 3.)
|
||
|
||
|
||
16 —
|
||
|
||
33.
|
||
|
||
Na verloop van eenige maanden zetten zieh in de kapseis kalkzouteu af of // verkrijteuquot; zij, gelijk men dit noemt. Daardoor worden de kapseis aanvankelijk troebel en later steeds meer en meer ondoorschijnend; het langst blijft de doorschijuendheid nog in het midden der kapseis over.
|
||
|
||
34.
|
||
|
||
Zijn bij een varken de haarwormen ingekap-seld, dan geven zij tot geenerlei merkbare stoor-nisseu in den welstand van het dier aanleiding.
|
||
|
||
35.
|
||
|
||
Na 1 of meer jareu zijn de kapseis volledig verkrijt en daardoor zoo ondoürscliijnend geworden, dat de haarwormen daar niet meer door-heen gezien kunnen worden. Door een vergroot-glas besehouwd, doen zij zieh, bij opvallend licht, als wittc (krijtkleurige), bij doorvallend licht, als donkere, eivormige ligehamen voor. Door drukking op het dekglaasje kan men ze doen bersten en tevens den haarworm daaruit persen.
|
||
|
||
|
||
— 17 —
36.
De levensduur van tot slagting bestemde var-kcns is gemeenlijk te kort, dan dat do verkrij-thig van daarin voorkomende haarworm-kapsela den hoogsten graad bereiken kan. Waar dit echter wol liet geval mögt zijn, kuuncu zij voor het blootc oog, als wittc of wit-geelachtige stip-jes, door de ondervlakte der long van een luvend varken heenschemeren.
|
||
|
||
37.
|
||
|
||
)5y de opsporing van haarwormen in gestor-vene of door slagting gedoode varkens is hei voldoende, in hunne spieren — het vleesch — daamaar tc zoeken. Behalve in do darmen, körnen in de ingewanden, liersenen, lever, uioren, hart enz., als ook in het spek, nooit haarwormen voor.
38,
Bij het doordringen van haarwormen in de spieren hoopen zij zieh ten laatste vooral daar op, waar hun doortogt belemmerd is, d. i. nabij de plaatsen, waar de spieren aan beenderen, pezen of pezige uitbreidingen zijn vastgehecht.
2
|
||
|
||
|
||
18 —
|
||
|
||
39.
|
||
|
||
De haanvoriucn dringen door de spieren in de rigting der vezeltjes, Daarom volgt men ook liefst bij het afsnijden van stukjes vleesch tot onderzoek deze rigting; te meer, omdat de spior-vezeltjes /.ich dan het best laten uiteentrekken.
|
||
|
||
40
|
||
|
||
LTit verschillende deelen van hot te onderzoe-ken varken, snijdt men 5 tot G stukjes mager vleesch, ougeveer ter groottc van een boon en kiest daarvoor liefst stukjes 1. uit het buik-vleesch, 2. uit het vleesch tusschen de ribben, 3. van den hals, 4. van don kop, 5, van de leu-denen en G. van eenen voor-of achter-schenkel.
|
||
|
||
41.
|
||
|
||
Zoo\-cel mogelijk snijdt men de stukjes vleesch uit den hals aan de voor-, uit de lendenen aan de achter- en uit de Schenkels aan de onder-zijde.
42.
Van elk dezer 0 stukjes snijdi of knipi men
|
||
|
||
|
|||
— 19 —
uu op de vi'oeger (/.. b. 29) opgegeveiie wljze ;5 tot 1 scMjfjes af tot ouderzoek door middel van een vererootend werktuig.
|
|||
|
|||
lt;
|
1.3.
|
||
|
|||
Bij eene spoedige ontdekking längs dicu weg van haarwormen, al dan niet bereids iugekap-scld, i.s men geregtigd tot de uitspraak, dat do bestemming van het vleeseh van het onderzoclite dier tot voedsel, o. a. voor den menscli, boogst gevaarlijk is; altbans wanneer bet niet vöör het gebruik volkomen gaav gekookt wordt.
|
|||
|
|||
II.
|
|||
|
|||
Yindt men in bet onderzoclite zeer weinige haarwormen of haarworm-kapsels, dan onder--zoeke men bovendien vleotichlaagjes, van andere! deelen van het dier afkomstig dan van de ge-noemde.
|
|||
|
|||
45.
|
|||
|
|||
Vindt men er na uaauwgezet onderzoek door middel van vergrootglazen volstrekt geene in vleescblaagjes, aan de genoemde en andere dee-
|
|||
|
|||
|
||
20
|
||
|
||
len ontlcond, dan eersfc kau men het ondorzochto varten als volkonion A^rij van haarwonncn ver-
|
||
|
||
klären.
|
||
|
||
IG.
|
||
|
||
Wanneer men haanvormen lieeft op te spüren in brokstukken van varkens, dan onder-zoeke men vooral die deelon van hot vleeseli, welke in de nabijlieid van beenderen of pe/.en gelegen zijn.
#9632;17.
Wanneer in die brokstukken geeno beeudercii voorkomen, snijde men, tot ondcrzoek, in do rigting van de vleeschvezels, zeer dünne, lauge en niet to smalle sehijven af.
48.
Van gekookt of gebraden, zoo ook van gozou-ten en gerockt vleeseli, onderzoeke men uiet al-leen het buitenste gedeelte, maar vooral ook ver-scliillende stukjes, uit bet binnenste daarvan af-
komstig.
49.
Tan bammeu snijde men tut onderzoek o. a.
|
||
|
||
|
||
— 21 —
nit de iiabijhpid van het been zeer groote en tevons zoer dunno schijvcn vleesch af, tor lengte van 1 duim en ter breedte van I duim, längs den loop der vleeschvezels.
|
||
|
||
50.
|
||
|
||
Afgesnedene vleeschscliijven moeten glad uit-gestreken worden, om bet opkrullen der spier-vezeltjes en daardoor inogelijke vergissingen 1c voorkomen.
|
||
|
||
51.
|
||
|
||
Van gehakt vleesch zou het onderzoek zieh tot
alle dcolen daarvan moeten uitstrekken.
|
||
|
||
Hetzelfde geldt van den inlioud van worsten. Tot de verklaring, dat vleesch-gehak of worst-vulscl vrij is van haarwormen, is men niet ge-regtigd, zoo lang niet al lict daartoe bchoorende zeer naauweezet is onderzoeht.
|
||
|
||
|
||
lit
|
||
|
||
|
||
|
||
Natuarlijke groolte van cenige (4) vrije haarwor-men, liggontle op ecu voorwerpplaasje, in ecu drop-pel water, en bedekt met een dckglaasje.
|
||
|
||
Fig. 2.
|
||
|
||
|
||
|
||
Katuurlljke grootte van vcikrijte haarnorm-kap-sels, in ecu stukjo vlocscli.
|
||
|
||
|
|||
Fig. 3.
|
|||
|
|||
|
100 mtiul vergroote, nog nict vcrkiijtü haarwormkfipsels met daarin voorhandeue hofxrwovtnen , in 2 slukjes vlcosch.
|
||
|
|||
Fie
|
|||
|
|||
|
Ecu 300-maiil vergrootenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ilartl worm ; a; voorsto uiteinde; 6: .achterste aileindo; c; begin van het spijs-verterings-knnaal; (/: grens tnsschen lict spijsrerterings- on liet geslaelits-kanaal; (..#9632; Uonel-lioop in lict geslachtsknnaal.
|
||
|
|||
.:•
|
|||
|
|||
JL
|
|||
|
||
|
||
|
||
|
||