-ocr page 1-

(gent f wou occr ^ttrd öfii $tnlsn

ALMAGRO O© ielttf ©!3i:@@t©rit Twtin

£ori) éitro. éltnlionsr

IET ISTMll UI DEI ÜfflIS'Ml Ï1HS

iiertopttnlltolpie

ö® iPKINSES OR8ÏII

DIANA

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

i '

p

••

' '*t ' * quot;v OV''-'V'~-.quot;' ' *

r- ^ ;;r- . ;^ u:

li f |

; | 'WM ' WÊi

I -v vS:vpê,V-.v;v.'.g:.-■ ?f.- £,

: ;■ gt;- .vquot;-quot; ,/V:V l- ' quot; ?; ■-'■ quot;l:' -■/V-iVv/-' - -V. '■--■•■.

iM'/P : »:! -i; -Aci~-vv':V

'y%'^

V ' .

« •:;; ..«ïj.-^;

'amp;■

ill

v.'t ^

gt; ••-.-:/

quot; *' Spfsl v

:^4:

quot;v, v,w ^ v-.,

.... ;■•• ■•:•■.- • / .-;■ .; - -;- -j ■ »- ■;quot;-i.-- . •:

quot; ■/V/;-' •• ■•.-■;'r -h:' quot;■■■^'' ■' ' / ^quot;:'-

- ■ - '

'' v '

P'k . fquot; y -■'^: f •'•' ^ - ' :quot;fj' : ■-. -/ -r ,f r'\ ■ quot;■ - quot;'- -ï

% . - : gt;- , -'-w - --- ^■., ' Hit

lt;• ,/ y,:'vj:;'• - ' ' ''quot; ®

-. - - -■■^r -•

. ,-::

'm yin

-ocr page 5-

ROMANTISCHE WERKEN.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Vak 151

rr

EOIAKTISCIIE ¥ERKEI. i

/=JbU^eC^?1

## 'TÏ

i

EENE KROON VOOR KAREL ÜEÏi STOUTEN.

AIMAErRO. DE ECHTGEUOOTEIf VAU TUBIN.

LORD EDWARD GLENHOUSB.

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENES.

DE HERTOG VAjV Al,BA l\ SPANJE.

DE PRINSES ORSINI. DIANA.

Gebrs. E. en M. COHEN.

Arnhem—N ijmeqen.

quot;V /1%

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

2298 204 9


«v

-ocr page 8-

-ocr page 9-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

-ocr page 10-

_

-ocr page 11-

EESE KKOO,\ VOOK KAREL DEN STOUTEN.

T.

/•Zeker en voorwaar! ik bun de rampspoedigste ridder «Ier Christenheid ! Geen Sarraceen of on-geloovige heeft zich zoo droef een lot waardig gemaakt. als nu het mijne is. Laas, helaas ! van nu af ga ik lijden , zonder einde of verlich-ting!quot; _

De jonge man , die deze klachten slaakte , op hartstochtelijk somberen toon, vereenigde toch in zijn uiterlijk zoovele voordeelen, dat het een' toehoorder moeite moest kosten , om aan zijne beklagenswaardigheid te gelooven. Zijne kleeding was meer dan prachtig; zy was vorstelijk. Over een licht borstharnas van het fijnste Milaneesche staal, rijkelijk met gouden sieraden opgelegd, droeg hij een' korten rok van vuurrood scharlaken, geheel met goud borduursel doorwerkt en rondom met sabelbont omzet. De hozen waren van rein wit fluweel, engsluitend aan de beenen, en boven de knieën opgenomen met kleurige linten , doorwerkt met edelgesteenten. De zeer spichtig uit-loopende tootschoenen waren van goud laken, met massief gouden punten. Het gevest van het kruiszwaard was van hetzelfde metaal. De hooggeëerde ridderorde van 't Gulden Vlies sierde hem de borst , en op de handschoenen droeg hij een wapen, dut met eene dubbele hertogskroon prijkte. Evenmin als hij. naar dien rijken dos te oordeelen. door de Fortuin misdeeld scheen, was hij het door de Natuur. Zoo hij iets te danken had aan zijne kleeding , noodig had hij haar niet, om met den bevalligsten en welgemaaktsten te kunnen wedijveren. De gitzwarte oogen konden den glans van diamanten vergoeden . en de pracht der donkere lokken . die spelend om den welgevormden hals nederwiegelden, het belangwekkende zijner trekken en de mannelijk bruine tint, die hij dankte aan eene geharde levenswijze of aan zuidelijk bloed. hadden in menig vrouwenoog iedere kleederpracht overbodig gemaakt. De plaats waar , en de persoon waartegen de Kidder die klacht uitte, scheen haar evenmin te rechtvaardigen als zijn uiterlijk : want het was in het hertogelijk Hotel te Mons , en voor het oor van Maria van Bourgondië, dat hij haar slaakte.

En het meest nog moet die uitroep verwondering wekken, als men hem kent als Nicolaas van Calabrië. Hertog van Lotharingen; als men weet, dat er in Juni 1472 schriftelijke trouwbeloften waren gewisseld tusschen dezen Prins en de eenige Erfdochter van Karei den Stouten ; een feit, dat hem zeker in het oog van alle ongehuwde vorstenzonen tot den benijdbaarsten maakte. Met geen' der velen , aan wie de Hertog van Bourgondië die kostbare hand had toegezegd , scheen het hem zoozéér ernst te zijn geweest, als juist met dezen Calabrischen Prins; hij had hem openlijk ai de rechten van een' bloedverwant toegekend, en al de genegenheid bewezen van een' schoonvader. De jongeling had gestreden in zijne veldslagen, aan zijne zijde ; had in zijn vertrouwen gedeeld , en was getuige geweest, hoe hij alle mededingers misleidde of in verwarring bracht; terwijl men hem zeiven gunsten toestond . nooit te voren aan anderen bewezen. Het was hem vergund geworden, eene maand lang te Mons door te brengen, waar te dier tijde de jonge Vorstin haar Hof hield, en de weinige beperking, die er werd gesteld in zijn omgang met zijne verloofde, versterkte nog meer zijne zoetste hoop, dan eenige geschrevene verzekering.

En waarlijk, Nicolaas mocht een geschikt schoonzoon heeten voor Hertog Karei: Jan van Calabrië, des Prinsen vader, was zijn vriend en bondgenoot geweest tot den dood toe: het Hertogdom Lotharingen , waarvan hij nu reeds bezitter was , en dat, lastig genoeg , Bourgondie's Hertogdom en Graafschap van Karel's overige Staten scheidde , zou door dien band zyn Huis toevallen : eene vereen iging . die altijd een deel van zijne plannen had uitgemaakt; daarbij zou de jonge Prins, als


-ocr page 12-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

8

éénige erfgenaam van de manlijke zijde van l;et Huis van Anjou, het schoone Provenoe in * eigendom bezitten , behalve hetgeen zijn Groot- ; vader René hem verder voor groote aanspraken | mocht nalaten in de Rijken van Sicilië en Napels en Catalonië en Jeruzalem. Voor een' veroveraar, welk een heerlijk uitzicht. die rechten , die hij door de macht der wapenen zou moeten staven! En het is zeker , dat geen Vorst zich lichter liet vangen door zulk een lokaas, dan die van Bour-gondië', daarenboven was de jonge Prins dapper, ' ras in besluiten en daden , en vol ondernemings- [ zucht: hoedanigheden, die hem aangenaam moes- i ten maken bij een schoonvader, die hier eigene karaktertrekken terugvond; en toch niet zoo uitstekende in groote veldheersdeugden of schitterende eigenschappen, dat deze, wien ook uit wantrouwen de keuze zoo moeilijk viel, voor de ijverzucht der mededinging gewaarborgd was; en wat ook de jonge Hertog van Lotharingen eenmaal worden mocht , hij was nu noch machtig, noch onafhankelijk genoeg , om, als zijns gelijken , naast hem te gaan : eene gelijkheid, die deze fierste aller Vorsten van zijn' eigen' zoon niet had kunnen dulden.

De oprechtheid van Karei was dus bijna niet te verdenken geweest, en toch. toch was de klacht aan des jongelings lippen ontglipt. eens klacht der teleurstelling ! De stoutste hoop, waarmede ooit de Staatkunde eene gloeiende verbeelding had opgeruid, mocht slechts één zomergetijde

bloeien ; het was October en..... de Hertog had de

trouwbelofte zijner dochter plotseling teruggeëischt, om de hoop elders te geven. De Staatkunde had gebonden , de Staatkunde hud gescheiden ; maar wat er door den band of door de scheiding kon geknakt zijn of gebroken . daar had zij in hare akte geene waarborgende clause voor gemaakt; dat was niet eens onder hare berekening gevallen. Gescheiden! hij had goed spreken, de Hertog van Bourgondië. die als cénigen hartstocht de heerschzucht had : de heersch-zucht, die andere zon, die ook sterren noch maan zichtbaar laat als zij schijnt; kon hij weten, of er aan denken, wat dat tvoord moest zijn voor dien jongeling, die zijn glansrijkst levensontwerp zoo plotseling zag doorgeschrapt; wiens schoone toekomst zoo met één' slag werd verduisterd : dien men zich had laten vermeiden in eene wereld van grootheid en liefde, en dien men nu op éénmaal daaruit verstiet, zonder barmhartigheid of verschooning ; dien men naar de schitterendste werkelijkheid had heen gewezen , en aan wien men nu koelweg ging zeggen, dat het een droom geweest was: wien men tot duizelens toe had laten drinken uit den bedwelmenden beker der hoop , en wien men meêdoogenloos den kelk van de lippen wegrukte, als ware ontbering voortaan eene lichte zaak ; wien men gewaagd had aan de verleidelijke proef der vertrouwelijkheid, zonder te denken , of hij die zou kunnen doorstaan; ook kon hij dat niet; hij was er onder bezweken.

Nicolaas van Calabrië had niet enkel in Maria's hand den staf gezien van hare Rijken ; hij had ook op de fijne vingeren gezien, en ze hadden hem dieper gegrepen, dan eenige schepter reiken kon ; hij had niet enkel de paarlen van hare hertogskroon geteld: hij had ook de paarlen van hare lippen bespied bij den zoeten glimlach der vertrouwelijkheid, en dier glans had hem meer verrukt dan het getal der anderen. Hij had niet enkel gelet op de leliën in haar wapen : hij had ook blikken gehad voor de leliën op haren hals, en -hare blankheid had zijne oogen niet minder getroffen dan de gouden gloed der eersten. Hij hud niet enkel in de verte eene Vorstin gezien op een' ruimen zetel, dien hij deelen zou ; hij had om zich heen een kind zien spelen tusschen bloemen en vogels, en eene aankomende jonkvrouw in blijden levenslust en in argelooze dartelheid zien voortrennen op luchtigen draf; hij was haar metgezel geweest op speeltochten en wandelritten, het voorwerp harer jokkende plaagzucht of alles wagende scherts, waarin reeds de wegslepende coquetterie der vrouw dóórschemerde en nog niets van de schuchtere terughouding der maagd. Dat was hem gevaarlijk geweest! Dat had meer gedaan , dan hem de verbeelding ontgloeid in droo-men van eerzucht, die alleen het hoofd hadden verhit : dat had hem het harte ontvlamd ! Den gloed van het hoofd kon hij verkoelen met het zwaard der wrake in de hand. of de fortuin kon vergoeding geven voor de gestoorde droomen van. macht en rijkdom , en eene Koningsdochter zou de Hertogsdochter vervangen; de hand van Anna van Frankrijk was de zijne, als hij die wilde vatten ;— maar de vlam in het harte zou ziedend en pijnigend voortbranden door gansch zijn leven heen : voor haar zou geen kil staal koeling brengen, of het moest een moordend zijn; de wond in het hart zou zich niet laten balsemen door vergoeding: de liefde zou zich niet laten tuischen door opgedrongen verwisseling. Één hertogzetel , één troon kon den Hertog van Lotharingen teruggeven , wat hem ontnomen was ; Nicolaas van Calabrië kon van alle vrouwen der wereld geen andere liefhebben , dan Maria!

Tn klachten , aan deze gelijk , ging Je jonge Prins voort zich lucht te geven , ten aanhoore van de schoone erfdochter, op dien namiddag van October, waarop wij hem aantroffen. En zij zelve ? De jonkvrouw , die men weggaf en weder terugnam; die men als een blinkend speeltuig iederen Vorstenzoon van Europa beurtelings in de oogen liet schitteren, cm weer ter zijde gelegd te worden , als ze zich daaraan blind hadden gestaard : wie men heden verkondigde, dat ze dezen behoorde, om haar morgen te zeggen, dat ze (jenen tot bruidegom had , zonder er zich over te bekommeren, wat zij zelve daarbij voelen kon : die men ringen liet wisselen en trouwbeloften afgeven . zonder te onderzoeken , of ze ook te gelyk eene andere ruiling deed , of ze ook iets anders weggaf dan een stuk beschreven perkament: zij.... maar wij zullen zien. Nu zat zij tegenover haren klagenden geliefde , en luisterde zwijgend , terwijl hare kleine handén als onwillekeurig een kinderlijk spel dreven met de zilveren belletjes


-ocr page 13-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

9

van de kaproen eener dwergin. die aan hare voeten nederknielde. Wie haar niet gekend had als de belangwekkendste vrouwelijke figuur van haren tijd . om de vele en gewichtige behingen , die zich aan haren persoon hadden vastgehecht . zoude haar toch nog den prijs der bevalligheid hebben toegekend , zooals ze daar nederzat in 1 dat kleed van witte damastzijde: eene reine pracht, die goed stond bij het kinderlijk eenvoudige barer trekken en houding. Noch hare gestalte . noch hare schoonheid waren ten volle ontwikkeld: zij had nog de teedere tengerheid van dien leeftijd , waarin de groei des lichaams toeneemt ten koste van zijnen bloei: hare wangen hadden niet meer den frisschen blos der kindsheid . en nog niet dien anderen, die ze later met zulk een aantrekkelijk rozenwaas kleurt; hare oogen zelfs schitterden nog niet met dien hellen glans , dien de hartstocht er zou doen flikkeren, of die zachter tinteling, die het gevoel er in zou leggen. Maar hunne schoone kleur : de schranderheid , die ze nu reeds uitdrukten ; de donkere pinkers , die ze overwelfden, beloofden reeds, wat ze eenmaal worden konden, als de ziel zou gesproken hebben. Het kostbare hemdje van zilverkant kon gevulder hals bedekken , maar nooit blanker; en fijner voetje had zich nooit verscholen tusschen rood fluweel , met paarlen bestikt; langer sluier van Brabantsche kant had nooit nedergehangen van | zoo prachtig eene wrong, en geene huive van ! blauw satjjn, met goud doorwerkt. had ooit van glansrijker lokken en zachter voorhoofd, met nijdige ijverzucht, de schoonheden verborgen.

Maar schoon hare oogen eerder dof stonden dan flikkerden : schoon slechts een kwijnend blosje een enkel rozenblad wierp tusschen de leliën harer wangen , was er toch niets . dat getuigde voor de waarheid van eene lastering . die de lasteraar zelf (Lodewijk XI) wellicht gaarne waarheid had gezien : zij was niet zwak en kwijnende : hare ; gezondheid scheen zelfs eene vaste en hechte , en ! zij was niet verweekelijkt geworden in den lau-1 wen dampkring van een vrouwenvertrek. noch tot zwaarmoedigheid gedrukt door stilzittend kerkerleven achter kleurrijke kruisramen en tusschen zijden tapijten. Karei de Stoute . die zich misschien geen' zoon had gewenscht, had zich toch niet eene zwakke jonkvrouw tot dochter gewild, en hij zelf, met dat scherpe oog. dat een' blik wist te geven aan alles , had toegezien bij dat deel harer opvoeding, waaraan zij krachten en sterkte te danken had. Op zijne reizen door Vlaanderen bad hij haar met zich gevoerd, zooveel het slechts doenlijk was ; wij zien haar te Gent. in het midden van het oproer . dat zijne regeering verwelkomde. Hij gaf haar leven , afwisseling en vervroohjking. door verplaatsing ; nu eens verrukte haar te Sluis de lustige bedrijvigheid eener havenstad , die de schepen van alle natiën beurtelings hunne veiligheid schonk ; die de voortbrengselen van alle bekende werelddeelen in ontvangst nam of verder voerde : dan weder zag ze te Brugge uit het yrootsche hertogshuis

neder op het bonte gewoel van handelaars , die prinsen schenen . en van handwerkslieden , meer geducht en machtig dan edelen, en toch nu gebukt onder haars vaders zwaren en scherpen staf; dan weder vouwde zij te Brussel eerbiedig de handen bij het aanschouwen van statige processiën, waar zooveel pracht . zooveel heiligheid en zooveel vroomheid naast elkander gingen . en oefende zij haar jeugdig vernuft in het onderkennen van de banieren der gildenorden en in die der geestelijke broederschappen. Dan weder op het jachtslot te Hesdin . volgde zij de prachtige valkenjachten haars vaders , en leerde de beroemde prooivogels bij naam kennen . en verheugde zich in hunne zegepraal luider en oprechter, dan of haar strijdbare Heer een nieuw Landschap had toegevoegd tot hare toekomstige erfenis : om niet te spreken wat ze verder bijwoonde van tornooien , weine-lend van vroolijke edelvrouwen en vorstelijke ridders , en hoffeesten . bij wier uitgezochte pracht de verzamelde adel van Frankrijk. Holland. Vlaanderen en Engeland de handen ineensloeg van verbazing en bewondering.

Zoo weinig dus hare jeugd droevig was of eenzelvig , zoo weinig lag er nu ook smarte of kwijnende mijmering op haar gelaat. schoon ze getuige was en voorwerp van eene smart en eenen hartstocht, die zich hier met zoo sombere kleuren afschilderden. Terwijl zij achteloos leunde tegen den hoogen rug van eene zitbank, met goudlaken bekleed , zag zij den gegriefden Prins aan met meer verwondering dan medegevoel ; als iemand, die tracht te begrijpen, om te kunnen deelnemen: en toen hij , misschien voor de derde maal , in eene herhaling van klachten verviel, viel zij hem plotseling in de rede met dit woord :

Weet gij dat ik het vreemd'vind, edele Heer en Neef! dat gij mij niets verhaalt van de schoone wapenfeiten en groote ridderdaden van mijn' Genadigen Heere den Hertog in Normandië en Artois , die gij hebt bijgewoond en mede verricht, als ik hoop!quot;

»Schoone Jonkvrouw en nicht!quot; antwoordde hij, met eene poging op zich zeiven , om in kalmei-stemming te spreken, gt; uw Heer Vader heeft krachtige wapenfeiten verricht, en van dapperheid en nobele krijgskunst en onverzettelijken moed fiere blijken gegeven. en ik heb hem daarin gesteund en gediend naar vermogen en kracht, zooals plicht was : en vrouwe Faam zal langen tijd na dezen daarvan spreken met loffelijk gerucht en zijnen naam uitbazuinen: Koning Lodewijk heeft den schrik in het harte, en die zijne onderdanen waren schreien allen : doch die daden zijn geene vroolijke spiegelgevechten , als in de tornooien , waarbij schoone vrouwen zonder vreeze kunnen toezien ; maar daar heeft bloed gevloeid, veel bloed ! »De vruchten van den boom des oorlogs,quot; zooals de Hertog zelf zich uitdrukte . zijn vreeselijk om aan te zien , en niet geschikt om voor vrouwenooren geschilderd te worden. Om het al te zeggen, in één woord, gij weet. Prinses ! hoe de Hertog van Bourgondië reeds gekend


-ocr page 14-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

10

was voor een' stout krijger en een' straf rechter, en' toch , eerst op dezen tocht, eerst te Nesle, won hij zich den bijnaam van Karei den Ge-duchten !quot;

Maria verbleekte. gt;jLacy ! waartoe vroeg ik dit?quot; sprak zij met eene zachte stem: »hoe dacht ik niet aan het lijden der overwonnenen , toen ik van den roem des overwinnaars hooren wilde!quot;

»Daarbij wordt het nu wapenstilstand met Frankrijk : de Hertog behoeft mijne diensten niet meer . en ik kon mij ontslagen rekenen, sinds hij zijn woord terugnam , zoo ik wilde . maar ik wil dat niet. Zie, Maria! zóóver brengt mij de liefde tot u; ik. die een vrij Prins was, uit het hooge Huis van An jou, Hertog en Heer in mijne eigene Staten , ik ben slaaf en vazal van den Hertog van Bourgondië: een ander had , op het schenden van een verdrag , als het onze , geantwoord met het uitgetogen zwaard en met het bondgenootschap van Lodewijk XI : had hem grieve voor grieve wedergegeven : ik buig het hoofd onder zijnen wil; ik houde trouw aan den band . dien hij breekt; ik blijf liever eenzaam, dan mij aan te sluiten aan zijne vijanden : ik steek mijn zwaard in de scheede, nu het hem niet meer dienen kan, en dat alles om slechts de gunst te verwerven, u dit zelf te zeggen, de gunst van dit wederzien, van een afscheid....quot;

De aandoening verstikte hem de stem : hij kon niet voortgaan : hij leunde een oogenblik tegen het tapijtbehangsel, dat dit gedeelte van het vertrek scheidde van het overige, op de wijze van onze tochtschutten. Daarop hervatte hij zich, en vervolgde met eene stem . die dof klonk :

vMijn genadige Heere van Bourgondië heeft mij dan ook die gunst niet geweigerd, en ik ben hier, Maria! om van u zelve te hooren , of gij niet een weinig medegevoelt van de brandende smart, die mij verteert; om te weten, hoe gij de scheiding draagt, welke mij doodt: kost zij u niets, Maria? Wij waren toch verloofde lieden voor het oog-van God en menschen! heb ik niet het zoete geschrift uit uwe eigene hand ontvangen, en staat daar niet: Kdat gij mij te manne naamt en nemen zoudt , en geen' ander bij mijn leven , zoo het God behagen mocht.quot; Gij schreeft toch die woorden zonder dwang naar het scheen?quot;

«Zóó deed ik . schoone Neef! en zeker, het is droevig , wel droevig! ook voor mij! Ik was nu eenmaal gewend in u mijn' toekomstigen Heer en gemaal te zien : ik heb u veelmalen zoo genoemd, als gij gaarne wildet dat ik deed. En zal ik spreken zoo ik denk : u had ik liever tot bruidegom gekozen , dan Mijnheer van Guyenne, die van eene andere Dame de kleuren droeg, naar het gerucht ging, of als Mijnheer den Dauphin van Frankrijk, die een kind is, of als een' \ an de Duitsche Prinsen , welke Barbaren zijn, slechter gekleed, naar ik hoor , dan onze Vlaamsche dorpers , of eenig ander heer, waarvan ik het aanzicht niet eenmaal ken; want van u weet ik , dat gij een Ridder zijt, fraai van leden en minlijk van wezen , plegende alle loffelijke daden en deugden, bekwaam en abel in alle ridderlijke handelingen als een' edelen manne voegt ; niet hard van woord of streng van daad tegen de kleine lieden ; van zoete zeden en aangename courtoisie voor vrouwen , en trouw. als ik zie en wete, aan uwe dame iVamour (zij gaf hem dien laatsten lof op de wijze van iemand, die een muntstuk uitgeeft, welks waarde hij niet begrijpt, schoon hij weet dat het koers heeft) : maar wat ook mijn wil of welbehagen mochte geweest zijn , mijn genadige Heere de Hertog heeft nu anders geoordeeld , en dit weet gij, Neef! daartegen baat geenerlei tegenspraak.quot;

Juist dat, wat zij hem aanwees als onomstoote-lijke hinderpaal, scheen hem plotseling een pilaar der hope.

« Wie zegt het u . schoone nicht! daar gij het niet hebt beproefd ? Als gij met woorden , zoo als gij ze vinden kunt, zooals hij ze gaarne van u hooren moet, uwen Heer Vader voorhieldt, hoe hij u hard behandeld heeft, zoowel als mij : hoe hij u gewaagd heeft aan de zoete kwaal van Amor met hope van genezing, en hoe hij u ter prooie laat aan de smarte en teleurstelling, u ontnemende uwen getrouwen Ridder en verkoren poursuivanl (Vamour. Ziet gij , Maria, vol-schoone! als gij zóó spreken wilt, zal ik voor hem nederknielen ; het moet Karei van Bourgondië vreugde geven , een' zoon uit het Huis van Anjou , een' Hertog, die zijn gelijke is, tan zijne voeten te zien ; en hij zal mededoogen hebben , en hij zal barmhartig zijn , zijn eenig kind niet storten in zoo groot en jammer, haar scheidende van wien zij verklaart lief te hebben. Hij bemint ii toch ook : Karei de Strijdbare zal voor u niet de Geduchte zijn , als gij hem aanziet met dat liefelijk oog, met dat wezen, zacht en vroom als van eene heilige martelares ; als gij hem zegt, hoe alles, wat u vroeger tot vreugde was, u nu tot marteling is geworden ; hoe de dagen, die ik met u slijten mocht in ditzelfde Mons, u herinneringen hebben nagelaten, te zoet om verdrongen te worden , en die toch pijnigen bij het gemis : hoe wij in vertrouwelijke samensprekinge vaak gekout hebben van minne en galanterie: hoe gij mij liever dan een' ander ter zijde hadt op wandelritten en op de edele vogeljacht; hoe gij.....quot;

maar zij ontnam hem het woord met een vuur , als zij nog niet had getoond.

•-Schoone Neef! zeg mij toch. of gij uw' no-belen valk nog hebt, uw' kleinen, dien zwarten meen ik , Grippc-Ayilc , als gij hem noemdet ? Dien zal ik nooit weder zien opstijgen naar de prooi ,quot; voegde zij er treurig bij.

De Calabrische Prins stond als vernietigd van spijt en ergernis ; een donkere gloed kleurde zijne bevallige en uitdrukkingsvolle trekken; een oogenblik gloeide zijn gitzwart oog : de ongelukkige had vergeten, dat hij zijne eigene gewaarwordingen had geschetst, terwijl hij de hare meende uit te spreken: dat die minnekout toen , als nu , eene alleenspraak was geweest: dat hij nooit zoo diep in hare gunst had gedeeld als haar paard en zijn geliefkoosde prooivogel; willens blind, had hy


-ocr page 15-

EENE KROON VOOR KAKEL DEN STOUTEN.

11

haar gezien zooals hij haar wenschte, en niet zooals zij was. Hij had vergeten. dat hij vijf en twintig jaar was , en zij nauwelijks vijftien; dat bij hem de hartstochten waren ontwikkeld in volle kracht en geweld , en dat ze bij haar sluimerden onder het koele sneeuwbed der onwetendheid , en dat hij het niet was , die ze zou doen ontwaken: dit zij in hem niets had kunnen zien, dan een' dienstwilligen metgezel, die zich naar al hare luimen plooide: dat ieder ander, bij dezelfde diensten , dezelfde rechten op haar zou verkregen hebben ; dat zij hem tot bruidegom had aangenomen . zonder tegenzin, misschien met welbehagen : maar zonder liefde. Dat alles, hetwelk hij vergeten had of nooit geweten . begon hem nu duidelijk te worden . en de toorn dei-teleurstelling worstelde in zijne ziel met den eerbied der liefde. Toch verwon weer de laatste , en met eene zachtheid, waaronder altijd iets dóórschemerde van zijne bittere gewaarwordingen. sprak hij :

ygt;Grippe-Ayila was voor een uur nog de mijne; sinds ik hier ben, is mijn Edelman Campo-Basso in uwe voorzaal met den valkenier, die het edele dier oppast; ik bracht het u tot aandenken van hem , die vanhier gaat om te sterven !quot;

En de gloed van zijn oog werd verduisterd door een traan. Dit zag Maria , en zij begreep, dat het eene groote smart moest zijn . die dat vocht ontlokte aan dat oog: dit zichtbare bewijs ; van droefheid verstond zij beter , dan de gloeiende schildering van een lijden, dat zij niet deelde: en goedhartig als ze was , sprong zij schielijk op van hare zitplaats . en nam eene zijner handen . die zij nauwelijks omvatten kon. met hare beiden te zamen , en riep luide , maar met vleiende stem:

»Lieve goede Neef van Oalabrië! ik wil uw' valk wel nemen tot aandenken en pand van minne ; maar gij moet niet spreken van sterven, en ik wil geene tranen zien. Foei! een Ridder tranen , en dat om een verbroken trouwverbond! Heilige maagd, mijne Patronesse! als ik schreien wilde om zulker oorzake, ik mocht doorgaan voor eene boetende zuster van Dyon! Vat toch moed, Heer ! het is nog wel mogelijk . dat gij mijn gemaal wordt en meester mijner schoone erflanden: mijn gevreesde Heer Vader heeft wel verbonden gesloten met vijanden ; waarom zou hij ze niet hernieuwen met vrienden ? De Hertog heeft mij wel verloofd met Mijnheer van Guyenne, op aanraden van den Connétable de St.-Pol, schoon hij^ den laatsten geenszins een goed hart toedraagt; mijn gezegde Heer heeft mij eveneens verloofd met den zoon van Frankrijk , schoon mijn doop-vader van Frankrijk altijd mijns Heeren schade bedoelt en groot verderf: en zoo zou ik u nog velen kunnen noemen , want mevrouwe van Ra-venstein vertelt mij dat alles. en ik zeg het u , opdat gij moed zoudt vatten . vriend en Neef! | en daarom blijf niet zoo droef voor u heenstaren.quot; I »Aanvallige engel! Maria! mijne en éénige geliefde!quot; riep de jonge man met verrukking, i half betooverd , half weder opgewonden tot ge-{ looven aan wat hij wenschte : en hij waagde het, i de zachte boeien te kussen , die zijne hand nog omklemd hielden. »St.-Peter en St.-Andries , de groote beschermheeren van Calabrië en Bour-gondië, mogen mij verzaken en als vijand houden. zoo ik u niet gehoorzame in alles , tot zelfs in de hope toe !quot;

»Onze lieve Vrouw ! mijne goede Patronesse !quot; ' riep Maria . weder afgeleid, en haren gevangene ontslaande . '.'hoe het warm is in die dompige kamers, Marotte !quot; Zij wendde zich tot hare dwer-gin : )gt;Zie . of gij dit kruisraam kunt openen : het moet het uur zijn , waarop de jonkers met den boog schieten.quot;

Maar de kleine Marotte kon niet gehoorzamen; de taak bleek haar te zwaar.

)gt;Roep een' page ; het zou tegen den regel zijn. zoo daar niemand was ,quot; beval de jonge Vorstin dringend.

»Het is onnoodig Z' sprak Hertog Nicolaas, wiens krachtige vuist beter was geslaagd. En vlug, als een eekhorentje uit haars vaders bosschen van Luxemburg , sprong toen de jonkvrouw in de breede vensterbank, en wenkte den Calabriër bij zich; ook bleef hij naast haar staan met zorgvolle voorzichtigheid , want bij de levendigheid harer bewegingen was zij in deze houding niet zonder gevaar, om het venster uit te storten. Karel's beste schat was in de hand van den man. wien hij dien zoo gevoelloos ontnemen wilde: maar zij was er veilig, want een warm, maar edel bloed stroomde hem door de aderen : met ridderlijke kieschheid hield hij haar vast bij eene enkele slip van haar kleed ; maar men had eer de prooi kunnen rukken uit den bek van den klemdog, dan deze damastzijde uit die hand : het breede sabelbont , waarmede het geboord was, had zich eerder kunnen loswringen, dan zij zelve. En het was noodig , want nauwelijks vertoonde zij zich , of de jonge edellieden en schildknapen, die zich werkelijk op dit binnenplein in het wapenspel oefenden. begonnen haar te begroeten met luid gejuich en betuigingen van eerbied . en zij zelve ging zóózeer hare aandacht geven aan hunne oefening , dat zij alles vergat; en op eens de handen ineenslaande van vervoering , riep zij vroolijk : nEere en heil , Messire Philip.' dat was een juist schot : — bij St.-Gudula van Brussel, Prins! ziet ge wel, hoe de kleine bastaard van Bourgondië een geoefend schutter wordt!quot; en te gelijk boog zij zich zoo sterk , dat zij voorover-geslagen ware, zonder zijne hulp. Zonder een woord te uiten (want de schrik had hem de spraak als benomen) rukte hij haar achterwaarts , en snel daarna plaatste hij haar op de kleine verhooging nevens de vensterbank , met de lichte beweging van wie eene tengere bloem uit eenen beker neemt.

»Ik dank u, edele Heer!quot; sprak Maria, slechts weinig ontsteld (zij had het gevaar niet bemerkt, voor zij het ontgaan was) .; »zoo zoude waarlijk het woord van mijne narrin waar worden , (lie


-ocr page 16-

KENE KROON VOOK KAREL DEN STOUTEN.

12

voorzegd heeft, «Uit een val mij noodlottig zou zijp.quot;

«Gij ziet, Jonkvrouw van Bourgondië !quot; antwoordde hij . bleek er dan zij . quot;dat liet een gevaarlijk vermaak is, waarvoor gij mij in het verder spreken verhinderdet. Wilt nu luisteren bidde ik....quot;

«Mijn Heere Nicolaas!.... ojj eenquot; anderen tijd als het zijn kan : ik luisterde reeds zoolang !''

Hij zuchtte diep. »Wij zien elkander voor het laatstantwoordde hij met gedwongene bedaardheid ; wzelfs is bijna de tijd....quot;

«Ik wilde u juist daaraan herinneren , edele Hertog!quot; en met dit woord vertoonde zich eene statige vrouwengestalte, in vorstelijk gewaad, gevolgd van nog twee andere Dames : zij kwamen tot het paar , door de deur van het tapijten afschutsel.

«Geloofd zijn de goede Heiligen ! mijne zeer lieve Grootmoeder , Mevrouw Isabella!quot; riep Maria met vroolijke verrassing. oReeds van Dyon terug? En gij ook hier, Gravin de Chimay ! met mejonkvrouwe d'Arguel ? Ik wist toch wel, dat men mij niet zonder opwachting zou laten zoo-langen tijd,quot; vervolgde zij fier en bijna geërgerd, bij het denkbeeld der waarschijnlijkheid van zulk oen verzuim.

Het was inderdaad. Isabella van Portugal, Hertoginweduwe van Philips den Goeden en eigen moeder van Karei den f^touten . aan het Hof doorgaans Madame la Grande genoemd . die dus het afzonderlijke onderhoud der gescheidene verloofden stoorde. Het was eene fiere en schrandere vorstin , die bij het leven van haren gemaal gansch niet zonder invloed was geweest op de staatkunde en het bestuur van het Hertogdom. Ook nu had zij dien niet geheel verloren: zij werd door Karei geliefd en geëerbiedigd ; en ter-wljl zij vroeger in de huiselijke twisten de partij van haren zoon had genomen, tegen haren echtgenoot, beschermde deze haar nu ook, door zijne hoogachting en oplettendheden . tegen de smartelijke verwaarloozing, waartoe zich een verdrongen gezag zoo licht verwezen ziet. Die hartelijke verkleefdheid tusschen die vorstelijke bloedverwanten had misschien haren grond in eene sterke gelijkheid van karakter . want het was wel van haar, dat Karei die trotsche onverzettelijkheid van wil had geërfd, dat hoofdsche vasthouden aan uitwendige vormen , en bovenal dat achterdochtige wantrouwen in anderen , dat bijna on-vereenigbaar scheen met zijne overige hoedanigheden . en dat hem alleen kon toegekomen zijn door zijne Portugeesche moeder. Bij zijnen la.ng-durigen weduwnaarsstaat. en zpne gewone afwezigheid in krijgstochten en reizen , was het bovenal aan deze , dat hij het toezicht over JFaria's opvoeding had aanbevolen. Eu nog sinds zijn derde huwelijk met Margaretha van York^, had Isabella rechten op hare kleindochter weten te behouden , die naar billijkheid op de stiefmoeder hadden moeten overgaan.

Op Karel's verzoek was zij van Dyon schielijk naar Mons gereisd, om er gelijktijdig aan te komen met den Calabrischen Prins. En zij had bij deze gelegenheid hare waakzaamheid noodig gekeurd , schoon zij de vrijheid van dit mondgesprek niet door hare tegenwoordigheid had willen belemmeren , om zich te beter van hunne we-derzijdsche gevoelens te vergewissen. Zij was roet haar stelsel van bespieding ditmaal volkomen o-eslaagd: alles wat er in het midden van het vertrek gezegd was geworden , had zij verstaan^ en zij scheen over de uitkomst niet ontevreden : ten minste het was een vriendelijke ernst, waarmede zij zich tot Nicolaas wendde, toen zij hem zeide :

«Lieve Neef van Calabrië en Lotharingen! mijn Heer zoon , de Hertog, gaf mij een' last voor u, dien ik vervullen zou na uw mondgesprek met mijne Jonkvrouwe van Bourgondië. Het is eene tijding , naar ik meene , voor u niet min vroolijk dan gewichtig. Intnsschen twijfel ik, of onze jonge Vorstin het geduld zal hebben ons aan te hooren: ik weet, hoe zij smacht naar beweging en vrije lucht. — Liefste Marie 1 gun uw' Ridder een afscheid.quot;

De jonge Prinses dankte haar met eenen blik , en reikte den Hertog haastig de hand, terwijl zij er bijvoegde met den vriendelijksten glimlach, die haar lieftallig wezen bezielen kon: )gt;\Tees toch niet treurig, Neef! mij dunkt, wij zien elkander weder!quot;

Verrast door de onverwachte tegenwoordigheid van Isabella, bedwelmd en verward door hare woorden , die eene belofte schenen in te houden, en overweldigd door de smart van het oogenblik der scheiding, dat hij zeker had gehoopt nog te verschuiven, wierp zich de jonge Prins aan hare voeten, zonder een woord te uiten ; als bewusteloos drukte hij zijne lippen tegen het bont van haar kleed, dat hij krampachtig gevat hield; hij had hare toespraak niet gehoord , hare hand niet genomen. Mevrouwe de Chimay en Demoiselle d'Arguel voerden Maria met eenige drift van hem weg: het scheen haar iets te kosten, hem 7.66 te verlaten. Bij de deur genaderd , zag zij nog oven om; hij was in dezelfde houding gebleven , als waande hij haar nog daar ; die verbijstering van radelooze droefheid sprak tot haar hart; zij barstte in een zacht schreien los, en fluisterde bewogen tot Demoiselle d Arguel, op wier arm zij leunde : »De arme Prins van Calabrië lijdt door mij , en dat pijnigt mij bitterlijk; maar 'de Heilige Moeder Gods moge mij vergeten in hare voorbede , zoo het mijne schuld is, of zoo ik wete hoe het te verhelpen.quot;

En zij had wel gelijk, het lieve kind ! Het was hare schuld niet , dat zij het gewicht der handelingen niet begrepen had, waarbij men haar als werktuig had gebruikt: dat zij eene trouwbelofte had geteekend op bevel van haren vader , met dezelfde bereidwilligheid , waarmee zij hem een barer liederen op de harp zou hebben voorgespeeld : maar ook zonder bij hot eene meer te voelen dan bij bet andere. als het perkament


-ocr page 17-

ERNE KROON VOOR KAREI, DEN STOUTEN.

verbrand zou worden en het lied gestaakt; hei ! was hare schuld niet, dat ze. ondanks een zeker welgevalien in den goedigen en bevalligen Ridder, als bij ingeving had begrepen , hoe tien jaren verschil van leeftijd oneindig veel verschil moest geven in ontwikkeling van hoofd en hart ; hoe zij nog kind heette , terwijl hij man was : misschien was het die kinderlijke naijver op zijn vermeend voorrecht, dat haar tegen hem innam. zonder dat zij het zelve wist. Het verveelde haar. hem te hooren uitdrukken . wat zij niet wist te voelen ; het vernederde haar , te bekennen , dat zij niet begreep. Onbestemd zag zij zijne zedelijke meerderheid heenschemeren door de pogingen zelve, die hij aanwendde om zich gelijk te stellen: en zoodra zij eenmaal begrepen had , dat zijne gelijkstelling nederbuigen was . was hij verloren, de arme Prins, en toch wel buiten hare schuld. Het gebrek aan sympathie had antipathie kunnen worden bij een langer samenzijn; nu was het alleen nog maar koelheid. En daarin had Maria ook gelijk : zij kon niets verhelpen : de koelheid mocht een oogenblik plaats maken voor belangstelling en deelneming bij het zien van zijn leed . zij moest het voelen, om het te kunnen lenigen; en zij mocht God, den Heer der onschuld, danken, dat zij het niet voelde ; zij kon niet weten, hoe oneindig eene weldaad haar geschonken was in hare ruste. Zij schreide van deernis om den man^ dien zij niet beminde : welke andere tranen zou ze gestort hebben, ware hij bemind geweest ! en ze l hadden evenwel moeten vloeien , want de staatkunde en de eerzucht zijn zonder barmhartigheid.

Isabella van Portugal had een oogenblik met welgevallen op den troosteloozen Calabriër neer- ; gezien. ))Met tien zulke dienstmannen verovert | Karei de wereld !quot; mompelde zij met onvrouwelijke zegepraal: daarop naderde zij hem : »Hertog van Lotharingen ! richt u op, ik heb eene goede boodschap.quot;

»Wat kunt gij mij nu nog zeggen ?quot; vroeg hij met gedempte stem zonder van houding te veranderen .

»Een schoon woord, Mijnheer van Calabrië! — Hoop! Zie, lees, ken de bedoeling des Hertogs ' en zij gaf hem eene ongezegelde briefrol.

»Openlijk met u gebroken ; Oostenrijk gevleid en misleid, totdat....quot; maar de jonge Hertog had. terwijl hij sprak, met driftig ongeduld het schrift doorloopen.

Hij stond op fier en moedig , met flikkerende oogen. quot;Hij wil eene kroon !'' riep hij bijna met minachtende bitterheid , «niets dan eene kroon , eer hiij beschikken durft over de hand van zijn kind; zijne kroon zal zij hebben, zoo de Heiligen mij niet tegen zijn ; maar zeg mij ,quot; vervolgde hij smartelijk, «welke kroon zal er eerst nog gewonnen moeten worden , eer het hart het mijne is , dat ik stel boven al het andere ?quot;

De Hertogin- Weduwe antwoordde met eenen ! glimlach : gt; Eene overweging als deze past alleen een' kwijnenden minnezanger uit Koning Réné s | Provence, en niet den toekomenden schoonzoon

va» Karei den strijdbaren. Maria is nog een kind : maar zij zal u liefhebben als gij haar heer zult zijn . twijfel er niet aan. En nu blijft gij trouwe houden aan de overeenkomst, wat er ook moge voorvallen , dat u tot het tegendeel schijnt te manen; neem uw verblijf te Nancy, liever dan aan het hof van den Koning . uwquot; Grootvader.... De Graaf van Campo-Basso is gekozen tot het middel onzer geheime onderhandelingen ; mijn zoon van Bourgondië groet u en wenscht u goed heil en de gunst des Hemels : gij trekt nu vroolijk vanhier , met de hoop in het hart....'quot;

«Zeg veeleer met den dood in het hart, edele vrouw !quot; verbeterde hij, terwyl hij zijn afscheidnam.

En dat wooid der moedeloosheid was eene voorspelling. De krachtvolle , bloeiende jonkman beleefde niet meer eene Octobermaand. In Augustus van het jaar , dat volgde , is hij gestorven. Een dof gemompel heeft Lodewijk XI beschuldigd van zijnen dood. Hij deed hem vergif geven , luidt ! die aanklacht: maar anderen spreken haar ijverig tegen , en loochenen , dat zijn dood door men-schenhanden is vervroegd ; wij willen beiden in het ongelijk stellen: wij gelooven, dat hij aan : vergif is gestorven, dat Karei zelf het hem heeft toegediend; maar wij gelooven niet, dat het ; eenig kruid of drank zij geweest, bepaald doode- i lijk voor de bewerktuiging des lichaams; doch hij heeft het lichaam ge lood met het venijn der ongelukkige liefde; hij heeft het lichaam gedood door het hart : hij heeft dat hartstochtelijk en prikkelbaar gestel beurtelings opgewonden en geprikkeld tot de uitgelatenste blijdschap en dan weer neergedrukt en versuft onder de dom-pigste wanhoop ; hij heeft hem altijd aarzelende gehouden tusschen vreeze en hope, de afmattend-ste spanning der ziel, die de zenuwen verslapt , en de spieren vermagert, die het vocht verteert, die het merg uitdroogt in het gebeente ; hij gebood hem rust te houden , terwijl alles in hem kookte en joeg en tot handelen voortzweepte ; hij spoorde hem tot den arbeid , terwijl des jon-gelings krachten reeds bezweken onder den last j des levens. Opdat Karei een eerzuchtig doel een stap nader zoude zijn , stortte hij zich in zijnen radeloozen aanslag op de stad Metz , wiens mislukking de laatste teleurstelling was van zijn gefolterd leven , gelijk ook de laatste daad.

Karei van Bourgondië was zijn tiran geweest, zijn beul, zijn moorder: en toch kon hij met Franz Moor in het rond vragen : «Wie beschuldigt mij hier van moord ?quot; Te Nancy bezweek de jongeling ; een roerend poëtische dood ! Te Nancy zou later eene andere lotsbestemming beslist worden : eene schitterende, die droevig en laag zoude eindigen! Voorwaar, als men de feiten der j Geschiedenis naast elkander stelt, hier den te- i leurgestelden jongeling op zijn doodsbed, daalden schitterenden veroveraar, verstikt in de ijs-moerassen , en boven beiden de hand, die den ; laatsten neerstortte , waar de ander nederzeeg, dan leest men het groote woord «rechtvaardigheid'' in duidelijk, maar ontzettend schrift.


-ocr page 18-

14 EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

Wij willen van Karel's leven eene bladzijde ■ opslaan . die ons zeggen zal . of er niot een uur geweest is, waarin hem teleurstelling voor teleurstelling is vergolden geworden, en waarin hij zelf heeft gevoeld en begrepen . wat hij anderen heeft doen Ijjden.

TI.

In een der kleine vertrekken van het Aartsbisschoppelijk paleis te Trier vond eene levendige woordenwisseling plaats op den morgen van den i20sten September 1473, en zoo de lieden, die haar voerden , dag en uur niet zoogoed hebben onthouden als wij, is het ten minste niet, omdat de zaak , waarover zij twistten . hun toenmaals weinig ter harte ging. Het scheen toch niet anders te zijn dan eene onderhandeling met een' dier kooplieden, te dier tijde, en nog lang daarna, onder den naam van Lombarden bekend , omdat de eerste hunner uit Lombardijë herkomstig waren , schoon misschien velen der lateren dat gedeelte van Italië noch eenig ander ooit hadden gezien; kooplieden, die vorstelijke sommen op vorstelijke goederen voor Joodschen woeker beleenden , en die even gewillig de bezorging van een gering sieraad op zich namen : die kleinooden verhuurden en kleederen te pand namen , en die zich leenden tot iederen sluikschen en geringen of Openbaren en belangrijken handel , met geen boozer opzet. dan om in het bijstaan hunner medemenschen zelve niet te verarmen , ja zelfs hier en daar nog eene kleine winst te doen. Een man als deze, maar hier zeker wel een Italiaan, zoo niet bepaald een Lombardijër, in eene voormaals prachtige, doch versletene en slordige reiskleeding, stond voor de Markgravin Wilfriede van Spangenheim-Zielberg, in eene ootmoedige houding, en met den ingeroesten glimlach op de lippen van iemand, die gewoon is, elke grofheid om des belangs wille met hoffelijkheid te slikken.

De Markgravin Wilfriede was eene dame op den terugkeer des levens , die evenwel alle aanspraken op schoonheid nog niet had behoeven op te geven. Zij droeg het hoofd moedig en fier, schoon er op dit oogenblik meer bittere dan vroolijke aandoeningen op haar gelaat leesbaar waren; zij hield het oog strak gericht op een kostbaar gesteente . dat zij in de hand hield, en liet het dan weder afdwalen op eenige stukken zilverwerk, waarop familiewapens waren gegraveerd , die iets verder op eene tafel stonden.

De Markgravin was niet alleen ; een jonkman van een zacht en zwaarmoedig voorkomen , tenger en sterk blond , evenals zij zelve in oud-Duitsche kleeding, leunde tegen haren zetel in I eene lustelooze en verdrietige houding. Een ander man met grijze haren , van een eerbiedwekkend voorkomen, zat in een hoogen armstoel tegenover haar , en hij scheen zoo even gesproken te hebben met eene drift, waarvan zijne stem nog getuigde , toen hjj er bijvoegde :

)'Ik herhaal het, die buitensporige verkwisting

brengt ons te gronde en is dienstig tot niets.....quot;

«Tot niets geringer , dan tot de eer van uwen kleinzoon , Graaf van Eickstadt!quot; antwoordde Wilfriede, met een' verwijtenden blik.

pToen i/gt;- het zwaard voerde . hing de eer van een' Ridder aan iets anders dan aan een juweel voor een' hoed,quot; hernam de oude Edelman levendig.

»Dus meent gij , dat het hem en ons niet tot schande zou zijn, zoo de éénige erfgenaam van Spangenheim en Zielberg, de bloedverwant van den Aartsbisschop, bij eene gelegenheid als deze, moest onderdoen voor een' gewoon Ridder van een' vreemden vorst ?quot;

»Ik vrees, dat gij dit niet verhinderen zult, al verpandt gij al de tegenwoordige en toekomende bezittingen van uwen minderjarige aan onzalige Joodsche verleiders, waar geen edelvrouw in mijn tijd zich mede zoude hebben ingelaten : dat was toenmaals schande !*'

))üwe Grafelijke Genade dulde, dat ik haar inlichte , hoe zij dwaalt op drie puntenvoegde de Italiaan hem snel toe. »Vooreerst ben ik, door de genade van de Heilige Maagd , geen slechter Christen dan eenig Duitsch Edelman ; ten tweede, is de lichte overwinst, die ik nemen moet, om te blijven bestaan, geen woeker te achten , in aanmerking van de groote verliezen, waaraan wij blootstaan; ten derde, is Koning Karei VII van Frankrijk uw tijdgenoot naar ik ineene , en deze , die een hoog en machtig Heer was, heeft vele zaken gehad met mijnen vader; ik ben geen onbekend zwerver , Heer ! maar de zoon van eenquot; man, die Fransche kroonjuweelen in zijne bewaring heeft gehad ; en wat aangaat dén wensch der Genadige Vrouwe, om den hoogedelen Markgraaf te doen schitteren, ik neem aan een volledig stel kleederen te leveren met sieraden en gesteenten, zooals het zijn moet, voor duizend thalers en zonder beteren waarborg voor de betaling , dan de Baronie Zielberg alleen.quot;

))De Baronie Zielberg alleen!quot; riep nu de jonge man , die de Markgraaf zelf was , met verontwaardiging , terwijl hij zich uit zijne achtelooze houding ophief. »Het beste erfgoed van mijnquot; zaligen Heer Vader, voor niets beter dan een kleed! Moeder! bij zijne nagedachtenis, moeder! ga niet verder met dezen Lombardiër. Ik zal de gunst van den Aartshertog weten te behouden zonder praalgewaad.''

öOnnoozel kind! dat zult gij niet,'quot; riep de Markgravin driftig . »ik weet hoezeer de Aartshertog bij deze samentreffing wenscht te schitteren ; ik zie dieper en verder dan een kindsche grijsaard en een kinderlijke jongeling. — Gij zijt Edelman van Maximiliaan: voor het eerst zult gij u aan zijne zijde vertoonen, ten aanzien van geheel Duitschland en van den ganschen Vlaam-schen en Bourgondischen Adel. en zoo hij over u te blozen had , waart gij verloren ! Wat zeg ik ! gij moet schitteren , boven allen opgemerkt worden , al zou ik den trouwring van uw' vader


-ocr page 19-

ERNE KROOX VOCE

van mijnen vinger moeten geven in handen van dezen Jood! Ik moet oordeel en moed hebben voor n beiden , en ik zeg u , deze Here en rijke Hertog, die schoonvader wordt van onzen jongen Vorst. eischt uitstekende pracht in wie hem naderen ; hoe zult gij , jongeling I hem behagen . zoo ge voor hem komt. slechter uitgemonsterd dan een gewone schildknaap ?quot;

))En hoe zal ik voor hem staan , als ik mijn' grootsten rijkdom in kleederen met mij draag 1 1 sprak de .jongeling ernstig. »Neen , Mevrouw! ik wil.....quot;

»Zwijg . Sigibert 1quot; riep de achtbare grijsaard, «onteer u zei ven niet door een hard woord tegen uwe moeder. Zy is de voogdes uwer jeugd , en zij moge het voor God en uwe vaderen verantwoorden . hoe zij huishoudt met het erfgoed van een' wees. Zij is gewaarschuwd; maar ik weet, dat zij eiken anderen raad versmaadt dan haren eigenen. Zij heeft gezegd wijsheid noodig te hebben voor ons beiden; zij handele naar hare wijsheid ! Slechts dit hoorde zij van haren vader : dat dwaze verkwisting schande werkt! en gij . mijn kleinzoon 1 leid mij vanhier, en blijf gij bij het geloof, dat het der Duitsche Ridderschap goed zou staan, zoo zij dien strijdbaren Vorst te gemoet ging in volle wapenrusting en met goede zwaarden , opdat hij weten mocht, dat. zoo het ons aan goud ontbreekt, wij ten minste voorzien zijn van deugdzaam staal; want zie, ik acht het gedaan met de Duitsche vrijheid, als de Duit-sche^. Edelen vreemde pracht willen nabootsen.quot; En de edele grijsaard, in wiens ziel het meer helder was dan in de oogen, verliet het vertrek, leunende op zijnen kleinzoon. Hij kon niet langer deelnemen aan eene beraadslaging. waarbij zijne stem voor niets gold.

»De oude man heeft niet met zijn' tijd voortgeleefd ; het kind begrijpt dien nog niet,'* sprak de Markgravin, terwijl zij hen koel naoogde; wlater zullen zij mij danken, als de uitkomst mij heeft gerechtvaardigd. Zij weten niet wat het is. zijn goed op woeker uit te zetten ; mijn geweten zegt mij, dat ik zoo handelen moet in het belang van mijn' zoon, schoon het grievend is, dat men zulke offers moet brengen.'quot; Zij liet een oogenblik het hoofd peinzend zinken op de vlakke hand ; daarna vervolgde zij bedaard ; ))En nu , Bertran • do ! aan onze zaken..... Gij zult, onder de bedongen voorwaarden , den Markgraaf , mijn' zoon , een volledig feestgewaad leveren , met alles wat daarbij behoort, en deze steen is begrepen in onzen koop...

«Vergeef mij , allergenadigste!quot; hernam de Lombard, met eene diepe buiging en den eeuwigen glimlach ; «laat mij u herinneren , dat ik voor dezen robjjnknoop, die de muts van den Graaf van Wurteinberg eere zou aandoen, het zilverwerk heb ingeruild , meer ten genoegen van uwe Genade zelve , dan tot mijn voordeel.quot;

Wilfriede zuchtte. «Duizend Ihalers voor één kleed , dat is toch veel,quot; sprak zij ; «gij maakt misbruik van mijne verlegenheid — maar het zij

AREL DEN STOUTEN. 15

zoo — laat het slechts prachtig zijn, en dat zal ' het, niet waar?.... Men zegt, dat deze Bourgondiërs het goud en zilver verkwisten , tot op de dekken der paarden toe,quot; voegde zij er bij, hem onrustig vragend aanziende.

«Excellenza kan gerust zijn; als men alle uit-

spcp-ige praatjes gelooven wilde, die er omgaan.....

Het gerucht gaapt altijd wijder dan de daad ; — wat te Aken nog maar eene muis is , groeit tot een' olifant eer het hier tot ons komt; maar mijne genadige Vrouwe kan mij gelooven, Karei de Stoute heeft de goudmijnen van het Oosten ook niet voor zich alleen ! De Signora Marchesa mag zich veilig op haren trouwen slaaf verlaten: hij heeft Vorsten bruiloftsgewaden bezorgd!quot;

«Zoo wil ik mij dan geheel aan u betrouwen ! Slechts dit nog : zoo gij de Bourgondische manier een weinig in 't oog kondt houden bij het fatsoen, dat zou worden opgemerkt, en het ware eene fijne vleierij.quot;

«Uwe Genade zal voldaan zjjn!quot;

quot;Er blijft mij nog ééne zwarigheid over : de vier pages en twee schildknapen , die mijn Heer zoons gevolg uitmaken, komen ook ten zijnen laste. Andere vorsten voorzien zelve in diergelijke behoeften van hunne hovelingen , maar onze Keizer Frederik doet niets voor de Edelen van den Aartshertog! Hoe maak ik het met de lieden van den Markgraaf ? het is een vereischte , dat zij volgens zijnen rang en met zijne kleuren te feest komen.''

«Voor den kleinen prijs van zes honderd tha-Lers belast ik mij met de bezorging daarvan, Mevrouw! zoo hare Genade in gereede penningen betalen wil....quot;

«Gij wilt, wat mij onmogelijk is.quot;

«Moet ik hare Genade dienen met mijne schade ? Ik zal zelf moeten opnemen : 80U Ihalers in waarde aan goud of zilverwerk zal voldoende zijn.quot;

gt;• Alles wat de huishouding van den Markgraaf te missen heeft, is in uw bezit antwoordde de Markgravin met een treurig schouderophalen.

»De Moeder Gods verlaat de haren niet; ik zal u 800 thalers weten te bezorgen op het Markgraafschap Spangenheim; de Marchesa betaalt mij in gemunt geld , met een klein loon voor bewezen diensten , en alles is gered.quot;

» t Is den Hemel geklaagd , hoe onbeschaamd lieden van uwe soort hun voordeel doen met onzen nood....quot; sprak de Markgravin , terwyl hare zware pinkers tranen van verbittering terughielden. vLombardijër! zoo ik niet wist, dat gij allen gelijk waart....quot;

*Zoo hare Genade niet wist, dat niemand kariger eischt, en trouwer volbrengtverbeterde hij glimlachend.

«Mensch! ik weet geene andere uitkomst.quot; hernam zij, opstaande in eene soort van wanhopige overspanning. «Ik zal u eene volmacht geven voor mijn rentmeester, en dan ga uit mijn oog; gij plundert hier als een Turksche strooper in Hongarije....''


-ocr page 20-

RENE KROON VOOR KARET, DEN STOUTEN.

^Helaas! de Marchesa weet niet, hoe arme kooplieden , als wij . door de groote Heeren worden uitgezogen en mishandeld : daar wordt geen Ridder geslagen of wij lijden schade bij zijn harnas hernam Bertrando , de klacht met eene tegenklacht beantwoordende. quot;Maar zal de Hoogedele moeder eene slechter vertooning maken dan haar Heer zoon ? Heeft uwe Genade zelve niets noodig ?'quot;

»Ik ben tevreden als hij slechts kan schitteren; de Heilige Maagd , die mij hoort, weet, dat ik iederen wensch heb opgegeven, behalve hetgeluk van mijn' zoon sprak de Markgravin , terwijl zij den Lombardijer van zich zond : — zij had er kunnen bijvoegen; »en elke ijdelheid behalve de moederlijke....' Men zal haar de zucht, om tot zulken prijs met hem te schitteren, misschien vergeven , als men weet. bij welke gelegenheid een dos dienen zou, die door zulke middelen moest Avorden aangeschaft.

Men heeft reeds uit de woorden van de Markgravin en van de haren begrepen , dat men Ka-rel den Stouten wachtte te Trier. Hij kwam er met geen gering doel. Eene brandende begeerte zijner ziel hoopte hij er vervuld te zien. Nadat hij zich het hoofd zoo zwaar beladen had met de lauwerkransen der overwinning, wilde hij het ook nog gewijd zien door de gouden kroon der Koningen. Slechts één mensch op aarde had de bevoegdheid, hem dien dienst te bewijzen : de Keizer van 't Heilige Hoomsche Rijk : en Frede-rik III had beloofd, zich tot die daad te leenen. Sinds lang hadden het Huis van Oostenrijk en de machtige Vorst van Bourgondië elkander weder-keerig het hof gemaakt, met wenschen en be -doelingen , die zij wederzijds doorzagen en aanmoedigden , maar waarvan de verwezenlijking tot hiertoe altijd was verhinderd geworden en ter zijde gesteld door den rusteloozen en krijgszuchtigen gemoedsaard van den laatsten, die hem altijd in oorlogen en in moeilijkheden wikkelde. Nu echter had hij zich eene poos rust willen geven : niet de rust des vredes — eene zoo vaste en zekere bad hij niet kunnen dragen, — maar die van den wapenstilstand met zijnen ouden vijand Lode wijk XI. Die rust had hij eerst gebruikt, om het kapittel der Vliesridders te Valenciennes bijeen te roepen , gedeeltelijk met het doel, om de talrijke verliezen , die de orde geleden had , door het benoemen van waardige leden te herstellen ; maar bovenal, om door die edele broederschap zijne aanspraken op Gelderland gewettigd te zien ; er is elders gezegd, hoe hij tot die aanspraken kwam , en men begrijpt, dat het hem niet veel moeite kostte . zijn pleit bij de Ridders te winnen , daar zelfs de gevangen Hertog Adolf niet tot eigen verdediging werd toegelaten. Daarop had hij met voortvarende drift, en met de snelheid van Cesar , die kwam, zag, en overwon, zich van het toegewezene meester gemaakt, en zooveel haast had hij toen , om de nieuw aange-worvene bezittingen, met al zijne overige Staten, onder een' weidschen titel vereenigd te zien, dat hij de verovering van Friesland, die hem eene lichte taak ware geweest, tot andere tijden uitstelde , om zijne toebereidselen te gaan maken voor zijne grootsche ontwerpen te Trier. Even te voren had ook de dood van den jongen Hertog van Lotharingen hem de volle vrijheid gegeven , om de vleiende verwachtingen , waarmede hij het Huis van Oostenrijk streelde, tot stellige waarheid te maken , zoo hij dat goedvond: en zijne verbintenis met Keizer Frederik had er door gewonnen in hechtheid; maar nog eene andere erfenis had Nicolaas van Calabrië hem nagelaten : rechten op Lotharingen te betwisten aan den Prins de Vaudemont, en, onder meer dienaren, die in Karel's dienst overgingen , den Graaf van Campo-Basso. Wie zijne levensgeschiedenis kennen, weten, hoezeer beide hem noodlottig^ zijn geworden : maar het staat niet aan ons om daarop te wijzen : nog had de fortuin hem niet anders geschonken dan hare lachjes, en hij stond nu op het punt , om haar de vervulling van zijnen hoogsten wensch af te dwingen !

Die wensch , de zucht naar het Koningschap, is in hem misprezen, als de wensch der ijdelheid. die zich vergaapt aan een' naam. En het is zoo, hij had van zijn' vader Philips kunnen leeren , dat het werkelijk bezit der macht ontzaglijker maakt dan een luidklinkende titel; hij wist bij ondervinding, hoe een Hertog geëerd kon zijn en te duchten onder gekroonde hoofden : hij zag in Lode wijk XI , hoe de Majesteit van een' gezalfden Koning niet zoo sterk schittert in de oogen van Prinselijke onderdanen , om hen van opstand tegen zijn gezag en kabalen terug te houden; hij kon weten . dat zijne Gentenaars zoomin een' Koning zouden ontzien als een' Hertog, in de dagen van uitspattenden vrijheidszin; hij had moeten overwegen de onoverwinbare moeielijkheid, die er in liggen moest, om landschappen , even oneindig verschillend in zeden en in kleeding, als in spraak en staatkundige voorrechten, plotseling onder denzelfden staf te laten knielen, gelijkmatig te beheerschen naar dezelfde wet, en eerbied te leeren voor een gansch vreemd gezag : hij moest begrepen hebben, dat een rustig Hertogdom en een bloeiend Graafschap een opperhoofd kalmer dagen geeft, en het heil van een volk beter verzekert, dan een Koninkrijk vol opstand en tweedracht: doch vooreerst is het heil der volkeren altijd het voorwendsel, maar zeker niet altijd het doel van de Vorsten in 't algemeen , en van dezulken als Karei in quot;t bijzonder; ten andere moest hij toch reeds zijne Staten regeeren, als een krachtig rijder zijn schichtig strijdros , den toom strakaangehouden en de knieën tegen de zijden gedrukt: en zeker moest de taak, om zoovele halsstarrige hoofden naar denzelfden vorm | te verkneden , een' man als deze meer aantrekken dan afschrikken. Daarbij kon het niet vreemd zijn, dat een Vorst, die uiterlijke pracht en glans kende en gebruikte als middel om op de omringen-! den te werken , die al de voordeden van zichtbare meerderheid volkomen wist te schatten, en


-ocr page 21-

I

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN. 17

de zedelijke meerderheid, die onzichtbaar is, blechts onduidelijk begreep, de begeerte opvatte, om van hen , wier gelijke , wier meerdere hij was in macht, in rijkdommen , in krijgseer , niet langer de mindere te zijn in rang , en dat de Hertog , wiens vriendschap de Koningen van Engeland afvleiden, hetzij ze York of Lancaster ten wapenkreet hadden ; wiens macht en nabuurschap de schrik en de foltering was van den koning van Frankrijk : wiens Bondgenootschap met vlei-ereien en aanbiedingen gekocht werd door den Keizer van Duitschland , eindelijk moede was als Hertog te staan , waar het hun als Koningen vergund was te zitten. Eu waarlijk , er waren geringer Koninkrijken opgericht geworden, dan dat van Bourgondië wezen zou, met al de Staten en landschappen , die het bevatte, van de Lauerzee en West-Frieslands noordpunt af, tot op de Saöne en de wijngaarden van Bourgondië toe. Een Koninkrijk van Bourgondië was zelfs niet eens een vreemde naam in de geschiedenis der volken, schoon het bij een vorig daarzijn andere , maar geene rijkere deelen had omvat ; de wensch des Hertogs was dus geene zoo gansch buitensporige opvatting der eerzucht, en Karei de Stoute had niet zich zelf moeten zijn , zoo die niet in hem was opgekomen , zoo hij niet alle middelen , die hem ten dienste stonden had aangegrepen , om dien vervuld te zien. Doch het was nog iets meer, dan de zucht om zich met Koninklijke Majesteit te omkleeden ; ruimer en belangrijker ontwerpen waren er op gegrondvest; maar zij lagen nog verre , en bovenal trachtte hij ze te verbergen zoogoed hij konde , schoon hij beter de gave had zijne plannen door te drijven met de kracht van het zwaard , dan ze te verbloemen voor het scherpziend oog van omringenden. Uit zijn eigen mond zullen wij ze verstaan.

Zoodra de gewichtige samenkomst met den Keizer besloten was , zag de Hertog van Bourgondië uit naar het oord , waar zij plaats zou vinden. Hij dacht het eerst aan Metz , eene stad, die hem bij zijne plannen op Lotharingen te gelijk van dienst konde zijn ; maar de goede burgers , die den aanslag van Hertog Nicolaas op hunne vrijheid niet te lichter vergeten hadden , omdat die mislukt was, dankten voor die gevaarlijke eere; en schoon Karei, half schertsend , hen op zijn geschut wees, als op den sleutel hunner stad, die hij in zijne handen hield, de bedreiging baatte zoomin als de belofte , dat hij alleen als vriend binnen hare muren wilde zijn ; en schoon de Keizer zelf zijne tusschenkomst aanwendde , de vrije Rijksstad bleef volharden bij hare weigering , die echter in de zachtste woorden werd uitgedrukt, en vergezeld ging van aanzienlijke geschenken in goud i en keurigen levensvoorraad , om den toorn van den geduchte door bewijzen van hoffelijkheid af te leiden. Welke gewaarwordingen de vermetelheid dier burgers in hem mogen hebben opge- j wekt, hij verbloemde ze voor ditmaal, en Trier werd gekozen. Trier boog zich met welgevallen ; voor die keuze; Trier schikte zich op, vlocht bloemfestoenen , sierde hare huizen , dekte hare straten met tapijtwerk , opdat zijne paarden zacht mochten treden ; pijnigde haar vernuft in het uitvinden van feesten, in het uitvinden van krachtige woorden , die hare vreugde moesten uitdrukken : in het uitvinden van nieuwe lofspraken, ter vereering van de deugden des komenden ; men zegt zelfs , dat zij nieuwe deugden in hem heeft uitgevonden , om te ruimer stof te hebben voor haar feestgejuich. En de Duitsche Adel deed voor Trier niet onder. Ten deele uit ijdelheid , ten deele uit naticnalen trots , ten deele uit vleierjj aan den Keizer zeiven en zijnen zoon, spande deze zich in om te schitteren , en getroostte zich opofferingen en moeiten , op de wijze , als wij het gezien hebben bij de Markgravin van Spangen-heim , wier handeling en beraadslaging niets was dan een tafereel van alles wat Frederik's hovelingen , van den grootsten tot den kleinsten, moesten aanwenden en zich getroosten , om de pracht der komende vreemdelingen te evenaren en zoo mogelijk te overtreffen. De Vorsten drukten hunne onderdanen door nieuwe heffingen; kleinere landheeren gaven hunne goederen en vazallen in pand bij woekeraars ; ridders en kleine adel, die niet genoeg te beleenen hadden , wikkelden zich in schulden , waarvan de scbuldeischers den last zouden dragen — maar allen , zonder onderscheid , moesten door ongewone en schadelijke pogingen zich opheffen tot een ongewoon praalvertoon ; en toch had zich de Duitsche natie , door hare eenvoudigheid van zeden , tot hiertoe van de overige volkeren der Christenheid onderscheiden. En zij zou wèl gedaan hebben zoo zij zich bij deze gelegenheid had durven toonen zooals zij was , en niet had willen schijnen wat zij niet was. Zy waagde veel met die onhandige nabootsing van eene weelde, waarvan alleen onzekere geruchten tot haar gekomen waren , en die ook , zoo zij ze had gekend, in hare volkomenste verfijning ten eenenmale buiten het bereik harer krachten had gelegen. Zij waagde hare fortuin en hare achtbaarheid. De vader der Markgravin had gelijk: zij had zich niet op den voet der mededinging moeten stellen, zoo had zij zich gehoed voor het belachelijke der ongelijkheid. De oude Graaf had het gevoelen uitgesproken van meer dan éénen helderzienden Duitscher, die zijne vaderlandsche eer liefhad ; maar niemand waagde het in die dagen, eene overtuiging als deze zoo vrijmoedig lucht te geven ; de wijssten wendden zich af als hij . en zuchtten in stilte over de overmacht der ijdelheid en der eigenliefde , die de menigte voortdreef.

De hertog van Bourgondië was ook de man niet, om werkeloos te blijven, waar anderen zich zooveel moeite gaven. Hij maakte verbazingwekkende aanstalten voor de reize , die hij ondernemen ging, om eene kroon te halen. Van aile kanten deed hy voorraad van levensmiddelen bijeenbrengen , om het onafzienbaar getal van Vorsten , Heeren , Ridders , Dienaren en Krijgslieden, die zijnen staf zouden uitmaken , het noodige te verschaffen. De bosschen van Luxemburg moesten


II.

-ocr page 22-

18 EENE KROON VOOR KABEL DEN STOUTEN.

schatting brengen van hun wild; de wijngaarden van Bonrgondië van hun edel sap: de weilanden en korenvelden van Henegouwen hunne veldvruchten ; de bloeiende koopsteden van Vlaanderen gaven het kostbaarste harer handelswaren ; de kunstige fabrieksteden van zijne noordelijke en zuidelijke graafschappen offerden hare heerlijkste gewrochten van tapijtwerk en onnavolgbaar keurige stoffen; Brussel zond kant, Namen bood ijzer , en alle verdere rijke steden van al zijne Vorstendommen waren genoodzaakt hare hulde te brengen in gemunt metaal. Voorwaar, Karei van Bonrgondië , die de Stoute was bijgenaamd , en die met zevenvoudig recht dien bijnaam verdiende , was koninklijk uitgerust , toen hij . volkomen tot den tocht vaardig , met geheel zijnen stoet nog eens naèir Aken heentoog, om de Lieve Vrouwe van hare Hoofdkerk een pelgrimsgroet te brengen, welken de Hertog had beloofd. Een nieuw bewijs, hoe in dien tijd Christelijke vroomheid gelijken tred hield met fiere Vorstenhoogheid; hoe zij elkander noch botsten noch vooruitliepen. Het was roerend te zien, hoe de overmoedigste aller Vorsten, in de bedwelming van tegenwoordige grootheid en in de duizelende verwachting van toekomende, toch nog geheugen behield voor een verschoven godsdienstplicht: hoe hij , die alle menschen beneden zich zag, en die zijne menschelijkheid moest j vergeten hebben , zich toch nog Christen gevoel-! de, om zich het allereerst te buigen aan de voeten van de moeder zijns Gods .... O ! de geschie-; denis is meer dan wij weten. Zij geeft beschamen-: de lessen , terwijl wij meenen dat zij alleen vertelt.

Karei was toch zoo weinig de man , om het aardsche te vergeten , dat hij te gelijk van deze gelegenheid gebruik maakte , om de goede stad Aken zijne ontevredenheid duidelijk te maken over hare vroegere ondersteuning zijner vijanden te Nijmegen , met eene bepaalde aanwijzing van de middelen, waardoor die toorn moest verbeden worden. En verzeld als hij was , hadden de Ake-naars hem niets te weigeren ; zij brachten zooveel gouden vaatwerk en gemunt zilver aan zijne voeten , als hij bij wijze van boete geëischt had ; zij deden meer : ontzet en verbijsterd door de oogverblindende pracht, die hij in hun midden was komen ten toon spreiden , wisten ze hunne bewondering en hunnen eerbied niet beter uit te drukken , dan door hem de hoogste eer te geven, waarmede zij een' mensch vermochten te ontvangen. Zij brachten hem dezelfde eerbewijzingen en dezelfde hulde, die zij den Keizer verschuldigd waren. Wie Karei kent, weet, dat zijne goede vrienden , de Akenaars . voor altijd zijn hart hadden gewonnen.

m.

De reizende , die zich niet lang vooruit een verblijf had besproken in het Bisschoppelijk Trier, had er in de laatste dagen van September geene — ! of ten minste de allerslechtste huisvesting te wachten , die ooit voor hoogen prijs is verleend geworden. Daar was eene zoo ontzaglijke menschen-menigte toegevloeid, dat ze elkander een stroo-breed ruimte gingen betwisten op de openbare straat, en dat het bijna scheen , of er vrije lucht te kort zoude komen voor zoovelen , als daar op ééne plek adem kwamen scheppen.

Trouwens, men weet, hoe het belang en de nooddwang en de nieuwsgierigheid stroomen van menschen heenzweepen naar het oord, waar iets te zien zal zijn, of iets merkwaardigs moet voorvallen. Ieders verbeelding kan zich licht eene voorstelling maken van eene opgepropte stad, vol joelende massa's; wij wagen ons niet aan de beschrijving van wat men zoo goed kent, maar roepen veeleer uwe deelneming in voor een reisgezelschap , dat er al het onaangename van ondervond. Het bestond uit een' man van middelbaren leeftijd, twee jongelingen en een meisje , een' vader met zijne kinderen , op kleine, maar sterke paarden gezeten , en, naar kleeding en voorkomen, behoorende tot den gegoeden burgerstand. Zij hadden nu voor de derde maal vruchteloos aanzoek gedaan , om in een der huizen, die van de gastvryheid nering maken , te worden opgenomen ; vergeefs.... men had hen teruggewezen , met die onvriendelijkheid , als anders alleen ten deel valt aan lieden, die niet betalen kunnen, en die dus de hulp het meest zouden behoeven. Moedeloos en verlegen zagen zij zich van alle kanten verdringen , totdat de paarden steigerden, en wisten niet naar welke zijde zich te wenden . toen de | oudste hunner van ergernis een' krachtigen Duit-: schen vloek uitstiet, met de weinig vleiende bijvoeging voor de Trierenaars:

«Hans Kreinschulte is een uilskuiken, dat hij zijn deftig huis te Baden Baden verlaten heeft, ' om in dit oude rattennest vergeefs een hol te j zoeken!quot;

De verwensching of de naam had de kracht i van eene bezwering; wij gelooven, dat het de ; naam was; want nauwelijks had de man , voor i wiens huis die werd uitgesproken, en die koel-i bloedig met de handen in de zijde tegen de deurstijlen leunde , dien gehoord, of hij nam deel in de lieden , wier lot hem tot hiertoe zoo onver-i schillig was geweest.

»Hans Kreinschulte van Baden !quot; riep hij, voor-: uitstappende. ))Zal Hans Kreinschulte van Baden, voor mijne deur staande, om huisvesting verlegen zijn ? Bij St.-Lazarus! die schande zal niet over mijn hoofd komen. Meester! beste MeesterI hoe kondt gij hier zijn , en niet het eerst denken i om Ulrich Alt^rer op te zoeken?quot;

Bij de eerste klanken dier stem, kleurde een blos van vreugde de bolle wangen van Krein-! schulte; hij sprong schielijk van zijn paard, werkte , zich met zijne forsche armen dwars door de me-: nigte heen, en stond weldra hand in hand met Ulrich , die ook van zijne zijde ruim baan had gemaakt.

»Ulrich ! jongen ! kon ik weten , dat ge hier


-ocr page 23-

EE NE KROON VOOR KAEEL DEN STOUTEN.

19

een gezeten man waart: en is die kostelijke kuiperij de uwe ? Wel, vriend! ik had u eer in het vat van Heidelberg gezocht, dan in zulken stand!quot;

«Meester! ge moogt St.-Geertruide, patronesse der reizenden. eene kaars opsteken, dat ik u herkende aan uwe grove stem en aan het woord, dat gij mij zoo vaak naar het hoofd wierpt, toen ik nog leerling was ; ge zoudt in geeno herberg huisvesting gekregen hebben , al ware het achter de paarden . en voor goed goudgeld. Wat blijven de jongens nog talmen met hier af te stijgen : meenen zij , dat ik de zoons van hunnen vader op straat zal laten staan ?'*

))Wij zijn met ons vieren antwoordde Hans aarzelend ; «mijne dochter is met mij.:quot;

»Ik heb plaats voor allen, als ze zich een weinig schikken willen ! Süschen kan het kamerken van mijne stiefdochter deelen; de paarden zullen hier of daar wel stalling vinden, al moest ik ze tusschen de vaten stoppen. Hallo, jongen!quot; en de Meester kuiper riep een paar zijner knechten uit de werkplaats, whelp die lieden dadr ! ze kunnen de beesten niet onder het volk laten staan.quot;

Voor de vreemdingen keerde nu de zaak ten beste. De gapende menigte . die zich met hunne verlegenheid vermaakt had. week uiteen, half uit eerbied voor de fiksche vuisten der kuipersknechts . half omdat de aardigheid van de vertooning af was: de eene broeder bracht de schuchtere zuster , die de oogen nog niet had durven opslaan , in het gastvrije huis: de andere ging met de knechts voor de paarden zorgen, en de gulle Ulrich leidde zijn' ouden Meester en de zijnen wat meer binnenwaarts in het voorhuis, hun in voorbarige drift de geschiedenis van zijn geluk meêdeelende , eer hij hun rust gunde : ze wisten dus in eenige minuten , hoe hij zijne fortuin had gemaakt, door de gegoede weduwe te trouwen , wier huis hij als meesterknecht was ingetreden : hoe het hem somtijds wel eens speet, dat hij niet liever hare knappe dochter had gevraagd , die van jaren beter zijn portuur ware geweest, maar hoe hij zich dan weer tevreden stel-; de, als hij indacht, dat hij aan de oudere toch ' ook eene goede vrouw had, die zich niet al te veel liet voorstaan op den rijken bruidschat, welken zij had aangebracht. En Meester Hans daarente-1 gen kon niet, tot hij bedaard gezeten was, zijnen : gastheer het verhaal sparen van den lust, die in hem was opgekomen , om de plechtige kroning te zien van zulk een grootmachtig Vorst, als de wijdberoemde Hertog van Bourgondië, en hoe zijne dochter nacht en dag droomde van de feesten, en hoe men in het Badensche er zooveel van sprak, omdat de Markgraaf van Baden zelf in des Keizers gevolg was heengetrokken , en vele jonge Edelen met zich genomen had. Hoe hij de kuiperij aan zijn' oudsten zoon , die gehuwd was. veilig had kunnen overlaten , en al wat daar meer zijn mocht, en wat nog minder dan dit onze belangstelling kan wekken.

»Laat ik u by mijne vrouw brengen ,quot; sprak L'lrich, nadat alles wederzijds was aangehoord , en , het meisje bij de hand nemende , ging hij hen vóór , toch niet zonder eerst nog te hebben uitgeroepen : »St.-Lazarus zij mij genadig! wat zal vrouw Barbara jaloersch worden ! Hoe Süschen ook in die vijf jaren tot een overschoen maagde-lijn is opgegroeid!quot;

En de man had gelijk. Wel was Süschen wat men een overschoon maagdelijn zou kunnen noemen. Een lief bevallig kind , slank en tenger als eene sylphe, blank als het schuim van de woelende Moezel, met wangen , zacht blozend als had een meester schilder er met lichte hand een tintje karmijn op aangebracht , en oogen zoo helder en zoo trouw en zoo vroolijk , dat zij den menschenhaat en de zwaarmoedigheid zelve eenen glimlach zouden hebben afgeperst, als zij ze opsloeg ; maar ze had die tot hiertoe altijd neergeslagen, de kleine, verward en verlegen en verbijsterd als zij was onder dit gewoel , onder die verrassing, onder dit nieuwe leven , dat zich voor haar opende , voor haar , die van de wereld nooit iets anders had gezien dan het huis haars vaders, de kerk , waar ze gedoopt was en nu ter biecht ging, en de straten van hare moederstad. Blonder en zijdeachtiger haar had nooit, van onder een eng zwart kapje, op blanker schouders neêrgegolfd , onder al de blonde en blanke dochteren van Duitsch-land ; maar geen van haar o gt;k had zich zoo ontrustend teer gewenscht, zoo onuitsprekelijk fijn en reeachtig vlug, als ware zy eene stroomnimf van den Donauoever. De sterkgekleurde verhalen van al het heerlijke , dat er te Trier te zien zoude zijn , had hare verbeelding getroffen , die tot hiertoe in de beperktste werkelijkheid geenerlei voedsel had gevonden, Hoe minder zij er zich een denkbeeld van wist te maken , hoe meer zij het zich in de bontste onwezenlijkste gestalten voorstelde , maar ook hoe meer zij er met een gloeiend verlangen op heenstaarde. Het was met haar geworden : wal dat onbeschrijfelijke zien of sterven !quot; Ook was zij het geweest, die den gro-ven Hans Kreinschulte haar zielsverlangen als had ingeënt ; en de goede man, die niet recht wist, vanwaar hem die reislust was toegekomen , en j nog minder begreep , hoe zijn huiselijk Süschen dien deelde , had toch aan den eersten niet kunnen weerstaan, en aan de laatste toegegeven , toen zij de vergunning afvleide, om hem te vergezellen. De goedaardige man had zijne moederlooze eéni-ge dochter nooit iets te weigeren gehad ; en tot hiertoe had ze nimmer wenschen geuit, wier voldoening haar gevaarlijk had kunnen zijn Die , welke nu haar éénige was , de luisterrijke veree-niging van pracht en hoogheid langs hare oogen te zien voorbijgaan ; den Keizer van Duitschland en dien machtigen vreemden Vorst, met al hunne Heeren en Grooten, op het statelijkst uitgedost , zou nu weldra vervuld worden. Frederik was reeds met de zijnen binnen Trier, maar hij was er stil en zonder feestelijkheid ingetrokken. Uit eene fijne hoffelijkheid jegens den Hei tog,


-ocr page 24-

I

20 EENK KROON VOOR

zou de Keizer zich buiten de stad met dezen samentreffen , om gezamenlijk hunne plechtige intrede te doen ; men wist dat Karei de Stoute reeds in aantocht was : men verwachtte hem den dag, die nu volgde.

IV.

Op den ochtend van dien dag had het grijze Trier, dat nog geheugen had van den tijd der Romeinen , toilet gemaakt als eene oude coquette, die hare laatste verovering opwacht ; alles wat ter harer versiering was gereedgemaakt, had zij nu om- en aangehangen tot overlading toe ; want Karei de Stoute was nu tot dicht bij haargena-; derd , en de Keizer met den Aartshertog en geheel lum gevolg van Grooten en Prinsen had de stad verlaten , om zich bij hem aan te sluiten. Het ongeduld der volksmenigte, die zich bij duizenden had samengedrongen op iedere plaats , waar mogelijkheid was , of slechts waarschijnlijkheid , om den stoet te zien , klom nu met iedere minuut. De bewoners van Trier en van halt Duitsch-land , en van alle omringende landstreken, stonden daar met ingehouden adem, met uitgerekten hals , met gespannen trekken , met harten kloppende van verwachting; daar vernam zij , dat Jan van Baden , Aartsbisschop van Trier , en zijn broeder , de Markgraaf Christoffel, de poort waren uitgetrokken . om de doorluchtige komenden te ontvangen. Nu konden er nog maar weinige oogenblikken liggen tusschen het verlangen en het aanschouwen — eindelijk — een diepe zucht van voldoening doorliep de gansche schare — eindelij k vertoonden zich de wapenknechten des Keizers niet de Keizerlijke banieren en den standaard van het Heilige Koomsche Kijk , de dubbelde arenden , met het wapen van het Huis van Oostenrijk in het midden ; naast hen gingen , in smalle colonnes, zes honderd Bourgondische mannen , in lichte wapenrusting en eenparig in quot;t rood gekleed; beiden waren meer een geleide dan een deel van den stoet, die eerst geopend werd door honderd Bourgondische jongelingen van uitstekende schoonheid , met bijna vrouwelijke zorg en verhjning getooid, met lange blonde lokken, die tot op de schouders neervielen ; zij waren ongewapend, en 1 droegen de standaarden , waarop de Leeuw van I Bourgondie prijkte , en het rooae kruis van St.-i Audnes.

Zij alleen wekten reeds de bewondering en het jubelgeroep der menigte. Onmiddellijk op hen volgden de twaalf krijgstrompetters des Hertogs, en zijne fluitspelers , benevens de zes meistreels met hunnen Koning , en de geheele muziek zijner kapel, die het gehoor der lieden van Trier niet minder streelden, dan zij vroeger de verbazing der Akenaars hadden opgewekt. De hoogwaardige Bisschop biechtvader, omringd van zijne geestelijken en van al de leeken , die tot de bediening der kapel behoorden, ging met achtba-

DEN STOUTEN.

ren tred daarnevens. De Grootstalmeester, dragende de groote banier , die nooit kon worden ingerold , volgde met de pages aan zijn bestier toevertrouwd, kinderen uit de aanzienlijkste huizen van Bourgondië en Vlaanderen; de eerste schildknaap voorsnijder, met de andere hooge beambten van 's Hertogs tafel, de Opperhofmeester en zijne onderhoorigen, de Grootkamerheer , schitterend verzelschapt, en meerderen nog, trokken achtereenvolgens heen voor het starend oog der toeschouwers , die van verwondering tot verwondering werden opgevoerd bij het zien van die kleederpraal, van die uitmonstering der paarden , van die schatten in goud en gesteenten , in bontwerk en zijde, in fluweel en goudstof, die al hunne begrippen van pracht en rijkdom tot flauwe en onnoozele kindersprookjes vernederden. En toch hadden zij hunne toejuiching kunnen sparen tot nog zintreffender schouwspel. Zij hadden moeten wachten, totdat die groep wapenkoningen en herauten voorbij was , ieder van welke in de handen de banier , in de kleeding de kleuren, en op het kleed de wapens droeg van eene der heerlijkheden des Hertogs; de wapenkoningen met hunne kronen van verguld zilver , zonder lofwerk of gesteenten, dan alleen de safir, ten zinnebeeld der reinheid van hun ambt; zij hadden waarlijk moeten wachten ; want toen 1 eerst kregen zij te zien, wat het al te zamen overtrof: Karei de Stoute zelf, geheel geharnast als het een' zoo krijgshaftig Vorst betaamde, maar een harnas , rijker gesierd, en van hooger waarde dan geheel- het kleed van goudlaken des Keizers, schoon daarvan de wijde loshangende mouwen met parels omzet waren. Over zijne rusting heen droeg hij een hertogelijken mantel van goudstof, met het fijnste bout gevoerd , en waarop diamanten en edelsteenen van de hoogste waarde de figuren vormden in gebloemte en randwerk. De juweel, die dit kleedingstuk op den linkerschouder samenhechtte , was aan alle hoven der Christenheid bij name bekend en beroemd, i Het was niet vreemd, dat hij de Lamp van 1 Vlaanderen had gekozen, om hare glansen te i werpen op zijn' statelijken tocht. Een dergelijk gesteente, welks geschiedenis men nagevorscht heeft en opgeteekend, hield ook de vuurroode : pluimen op zijn' helmtop bijeen, en anderen ; flonkerden in zijn ordeteeken , in den vorm der 1 vuursteenen , van het gulden vlies; maar meer nog dan die glans van kleeding, waar het oog zich eer blindheid op zien zou, dan de be won- j dermg verzadigen, onderscheidde hij zich van allen rondom hem , van den Keizer vooral, door zijne trotsche en fiere houding, zijne welgemaakte , gestalte, die ongewone spierkracct verried en eene frissche gezondheid, en bovenal door dien levendigen gloed van dat sprekend donkere oog, waarvan iedere blik gebiedend was er ontzag afdwong ; door de onverzettelijke wilskracht, en de volharding , die blind was voor eiken hinderpaal, uitgedrukt op dat voorhoofd, dat zich licht l'ronsde door ongeduld, maar niet gegroefd kon j


-ocr page 25-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

21

worden door zorgen ; door die stoute onversaagdheid in de trekken van'dat donkerbruin gel.iat , dat gloeien kon van strijdlust of toorn , maar nooit verbleeken van vreeze. Dat was wel de vor-stelijkste krijgsman en de strijdbaarste Vorst, die ooit een' heerschersstaf had gezwaaid , te gelijk met een zwaard — o ! de Keizer, Keizer Fre-derik , mocht het voorhoofd omgeven hebben met de eerwaardigste kroon der wereld ; mocht zich de leden hullen in een statelijk sleepgewaad van goudlaken ; mocht Karel's flonkerenden mantel om de schoudors hebben gehangen, hij zou bij dezen niets geschenen hebben dan een' opgeschikten grijsaard . en de andere ware Vorst gebleven in den maliënkolder van eenen wapenknecht. Karei mocht aan Frederik's linkerzijde voortrijden als de mindere ; hij mocht bij het samentreffen met dezen, als leenmans plicht was , van het paard zijn gestegen , en eene knie ter aarde hebben gebogen ; de Keizer mocht hem met gezag hebben opgeheven en als vader omhelsd — eene meerderheid door geene woorden aan te wijzen , maar door allen duidelijk gevoeld, bleef aan de zijde van den grootschen Hertog.

De indruk, dien de nooit aanschouwde praal-vertooning van den laatsten en geheel zijn schitterend gevolg had gemaakt op het gezelschap des Keizers, uitte zich door eene doffe verslagenheid. Zoo wij tot hiertoe van deze edelen weinig melding maakten, schoon zij te gelijker tijd, ter zelfder getale en aan de hoogere hand der Bourgondiërs voorttrokken, is dit. omdat wij niet telkens eene vergelijking wilden wagen , die in hun nadeel had moeten zjjn. Zij hadden die trouwens zelve gemaakt met den eersten blik op de vreemdelingen. De adel van Duitschland boette op dezen dag met bittere teleurstelling en beschaming zijne aanmatiging, om zich te meten met de pracht-lievende ridderschap van het weelderigste en rijkste volk der bekende wereld. Zoo zij zich niet op de rijë der mededinging had gesteld , zij zou de belachelijkheid ontgaan zijn , te gelijk met de uitputting ; en ook daarin had de oude Graaf gelijk gehad : zoo zij zich gedost hadden in krijgsmansrusting , zou de glimlach van spot, dien Karei en de zijnen met moeite op de lippen terughielden bij het zien van een' tooi, dien hij armelijk achtte, in een' blik van hoogachting zijn verkeerd: de Hertog van Bourgondië , krijgsman in zijn hart, onder al het goud, waarmede hij zijne borst sierde, zou onder het staal de waarde geschat hebben van krijgslieden , die hij miskennen moest onder deze zijde.

Het waren toch de besten en edelsten van het Rijk, welke den Keizer omringden: Lodewijk en Albert, Hertogen van Beieren ; Karei, Markgraaf van Baden ; Eberhard . Graaf van W urtemberg ; de Graaf van Vernemburg; die van Catzen-elle-bogen , Heer van Darmstadt, en meer anderen ; ook hooge Geestelijken, de éénigen. die wedijveren konden in uiterlijke voordeden met Karel's hovelingen ; de Aartsbisschop van Mentz , A dolt van Nassau ; George van Baden, Bisschop van Metz;

i maar de parel van geheel zijn hof, gelijk de hoop van zijn Huis, was de Aartshertog Maxi miliaan . een bevallig jongeling, in wiens heldere oogen schranderheid en scherpzinnigheid u tegen flonkerden , gelijk aanvallige minzaamheid u toelachte van zijn jeugdig gelaat. In zijn gewaad van pnr-peren damastzijde met zilveren boordsel, dat hij met edele waardigheid droeg , zag hij er uit, zoo als het zijnen jaren en zijn rang paste, zonder overdreven praalbejag en zonder gemaakte eenvoudigheid. Nog zag men in de rij der Oostenrijksche Heeren een' persoon , die er gansch vreemdeling was , en die toch veler aandacht trok , een' jongen Turkschen Prins . broeder van Sultan Mahomed . die zich zijne gevangenschap onder de Christenen ver/acht bad door hunnen godsdienst aan te i nemen. Terwijl zijne nationale kleederdracht hem in het oog deed vallen , wekte zijn zacht zwaar-1 moedig uiterlijk belangstelling

Van den Bourgondischen Hertog, zoo tier op zijne macht en op zijne eigendommen , behoeft 1 het nauwelijks gezegd te worden , dat hij zich hier vergezellen liet door al wat hoog en machtig was in zijne Staten ; dat hij pronkte met al de Prinsen, die aan zijn hof hunne tafel hadden. ; Het naastbij omringden hem Hertog Jan v.m ' Kleef, Louis de Chateau-Guyon. uit het Huis 1 van Oranje , de Sire d'Arguel, Philippe de Croy, 1 Graaf de Chimay , de Graaf van Nassau, een der , ! zonen van den Connétable van St.-Pol, Antoni , I de groote bastaard van Bourgondië, Guy de i Brumeux . Sire d Himbercourt; Kareis beide bioed-: verwanten, de Bisschoppen van Luik en Utrecht, i Lodewijk van Bourbon en David van Bourgon-i dië, vertegenwoordigden de geestelijkheid van zijne Staten; van de meesten zijner steden voerde hij burgers of edelen met zich, en zelfs het ge-! tuchtigde Luik had hare trotsche zonen heenge-i zonden , om met gebukten hoofde zijne zegepraal j te helpen verhoogen. Maar welke schatten van ; rang en verdienste hij ook hier om zich heen ; had verzameld , een enkele prijkte er niet, een' j enkelen had hii verloren , welks waarde hij niet j ; genoeg op prijs had weten te stellen : en dien ; hij juist daarom verloor. Philippe de Commines ! i was niet meer met hem , was nu reeds in dienst i van zijnen benijde.r en mededinger, Lodewijk XI,

! tot schade zeker van Karel's tegenwoordige be-

. .. j 1 langen, die hij had kunnen dienen met zijnen

: raad . en vèrzienden blik , maar tot nog grootere ,

i schade voor zijne nagedachtenis : want die man :

; nam later de pen des geschiedschrijvers in han- .

| den, en voerde haar met vooringenomenheid tegen

i den verlaten' meester . met de behendigheid van ;

; iemand , die zich rechtvaardigen moest over dit ;

i verlaten : en de nakomelingschap heeft geloofd i

en moet blijven gelooven, en ziet vlekken in ;

i hem, helder en onverbloemd , die anders door j

een zachter tintje zoo licht tot deugden hadden

1 kunnen vergoelijkt worden.

i Wij kunnen van Philippe's grieven hier niet • verder spreken : maar wij konden zijne plaats niet

ledig zien , zonder de grieve lucht te geven. die j


-ocr page 26-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

22

; wij hebben tegen hem en zijnen Vorst beiden, i

Tegen Karei, omdat hij te laatdunkend en te j eigenzinnig was , om een man in eere te houden, ' die hem nog anders dienen kon dan met het ; zwaard en met zwijgende gehoorzaamheid; en tegen Commines. omdat hij , niets raadplegende dan een koel berekenend eigenbelang , op een oogenblik. dat hij zijn' Vorst ter zijde had moeten blijven, de banden heeft losgescheurd, die hem aan dezen hadden moeten boeien, zoo niet door dankbaarheid , dan toch door gewoonte, door trouw , door die gehechtheid, welke met de sterkte van den man moesten opwassen. Hij had in Ka-rel den meester zijner jeugd niet moeten vergeten : het hart had in een man van zijne beschaving ten minste ook eene stem moeten hebben , en niet enkel het verstand! Niet dat hij , scheidde van den Hertog van Bourgondië , toen diens eerzucht hem in de verte het verderf wees, maar dat hij scheiden kon van den Graaf van Charolois , toen die hem het meest konde noodig hebben, dat is zekerlijk in hem te veroordeelen.

Hoe groot Karei's toorn ook mocht geweest zijn bij de eerste tijding van dit verlaten, op dit oogenblik zeker dacht hij daaraan niet, maar veeleer, hoe hij zijnen keizerlijken bondgenoot het hof zoude maken , zonder te gelijk iets af te staan van eigene hoogheid, en Frederik....? Wat deze ook mocht denken over dat pralend vertoon van rijkdom, waarmede hij zich verpletterd zag door den man . die als mindere tot hem kwam , hij sloot die gedachte op in het binnenste zijner ziel, en toonde den trotschen leenman een heusch en hoffelijk gelaat, ten aanzien van hun beider vereenigd volk. Ééne overweging, die natuurlijk in Frederik's ziel moest opkomen, was daarenboven wel geschikt, om hem alles met zachteren blik te doen zien. Die rijke Vorst zou de schoonvader worden van zijnen zoon : dat huwelijk zou al die schatten en al die goederen overbrengen in het Huis van Oostenrijk : het moest hem heimelijke voldoening geven daarvan zulke schitterende bewijzen te zien; een vader ergert zich niet licht aan den weidschen bruidsschat van zijne schoondochter : en Maximiliaan ? o! met de vertrouwende hoop der jeugd zag deze dat alles reeds met het oog van den toe-komstigen eigenaar.

Wij moeten nog even zeggen, hoe Toison d'Or, de eerste wapenheraut van Bourgondië en van het Gulden Vlies , bijgestaan door twee edelen , die Ridders der orde waren , aan de zijde des Hertogs den trein regelde, terwijl hij de vaan der broederschap zwaaide ; hoe vier voetknechten, in de keurigste livrei uitgedost, nevens des . Hertogs paard voortgingen , om met hunne witte onschadelijke staven den al te grooten aandrang des volks te weren . op het oogenblik , dat hij zoude afstappen; hoe zijn bekende Hofnar Co-quinet, le Glorieux bijgenaamd, van wien wij om goede redenen verder niet gewagen zullen, zoo nabij zijn' persoon reed . als des Keizers tegenwoordigheid het veroorloofde : hoe verder de boog- .

schutters van zijne lijfwacht, met hunnen opper-machtigen Kapitein, in de blinkende wapenrokken, als eene hegge vormden langs geheel den stoet; hoe een oneindig groot getal van mindere edelen , als gevolg van de hoogeren, van beambten en dienaren, die alle tot zijne hofhouding be--hoorden, de achterhoede uitmaakten van dat schitterend en vreedzaam leger

En nu zou het tijd worden te beschrijven, welken indruk het gezicht van dit alles op de toeschouwers had gemaakt, en met welke gebaren of door welke kreten zij die uitten : maar wij laten de schreeuwende en starende en verwonderde menigte voor wat zij door alle tijden heen is geweest en zal blijven , en wij zoeken onze opmerkingen liever bij enkelen , bij twee vrouwen alleen; vooreerst bij de Markgravin van Span-genheim - Zielberg.

Als bloedverwanten van den Aartsbisschop had zij met andere Dames van aanzienlijken rang hare plaats op een der balkons van het Aartsbisschoppelijk paleis. Moeten wij zeggen , met hoe brandend eene belangstelling zij toezag, die uit liefde voor eenen zoon de ijdelheid der vrouw had weten te verloochenen , en voor wie het tafereel, dat zich nu ging ontrollen, de beantwoording der vraag was, in hoeverre hare opoffering eene nutte mocht geweest zijn ? Helaas! zij was eene nuttelooze! de arme Markgravin had het gevoeld bij den eersten blik op den eersten Bourgon-dischen edelman, die voorbij haar heenreed; dat kleed, dat zoozeer het voorwerp was geweest van angstige zorg en werkzaoie bemoeiing, waarvoor zij alles had geofferd, wat zij te missen had ; waarvoor zij het vooroordeel harer geboorte had ter zijde gesteld, om te handelen met eenen woekeraar; waarvoor zij den toorn van eenen vader had getrotseerd en de minachting van eenen zoon : dat kleed . dat haar behaagd had en verrukt boven hope, toen zij het voor het eerst te zien kreeg, waarvan zij gedroomd had op den helderen dag, en waarvan zij des nachts niet had kunnen slapen: dat kleed, dat naar hare gedachte alleen vergelijkbaar was met dat van den Aartshertog; dat kleed, zij begreep het op eens , kon niet meer de algemeene opmerkzaamheid wekken; dat kleed was overschit-terd . niet door een' van de hooge Vorsten , die haren Keizer omgaven , of die nevens haren zoon het gezelschap van Maximiliaan uitmaakten, niet door eenig bekend en prinselijk Heer van het Bourgondische hof; maar door een' van die menschen , waarvan men den naam niet weet of niet onthoudt, door een' dienaar van eenen dienaar , door een' edelman eindelijk uit het gevolg van Mijnheer den grooten Bastaard. Naar de overeenkomst der Monarchen . om vriendschappelijk naast elkander voort te rijden, had beider stoet zich als van zelve moeten voegen , en door eene toevallige schikking zag zich de Markgraaf Sigibert van Spangenheim-Zielberg, als jongste edelman van den Aartshertog, ter linkerzijde gegeven den eersten Kamerheer van Antoni van


-ocr page 27-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

23

i Bourgondië, Karel's natuurlijken broeder, een ' Prins , die in Vlaanderen een hoog gezag had, aan het hof een* aanzienlijken rang hield, en een' staat voerde . niet geringer dan of hij wettige Prins van den bloede ware geweest. Dat wist de Markgravin Wilfriede niet, slechts had zij gezien, hoe de Duitschers allen overschitterd werden door de vreemdelingen, maar bovenal hoe haar zoon overschaduwd werd en verduisterd door den man, die naast hem geplaatst was , en wat erger was, zij hoorde het uit den mond van anderen. Met de laatdunkendheid der eigenliefde tot wanhoop gebracht, had zij zich zelve de zegepraal der Bourgondiërs trachten te ontveinzen ; had zij zich en hare gezellinnen willen opdringen, dat de pracht der vreemdelingen plompe overlading was, en dat hare landslieden de eenvoudigheid van den goeden smaak in hun voordeel hadden. Maar de vaderlandsche trots dier dames , misschien minder dan de hare opgewekt en gesteund door persoonlijk belang , verblindde haar niet voor de waarheid , dat het niet slechts de rijkdom was , maar ook de keuze der stoffe en de harmonie der kleuren, welke de hovelingen van Karei onderscheidden : of wel hadden zij, bij minder fijngevoeligheid dan Wilfriede, en meer wuftheid, zich lichter laten wegslepen door het nieuwe en schitterende van het schouwspel, om er eene gewonde eigenliefde bij te vergeten ; zeker is het ten minste, dat zij de onbarmhartige aanmerkingen der Markgravin in het eerst aanhoorden en flauw toegaven , maar later met levendigheid begonnen tegen te spreken ; en eindelijk , toen zij opgemerkt hadden , dat deze in dit alles eene warmte toonde , waarachter eene diepere belangstelling school, vond de natuurlijke zucht tot tegenspraak en plagerij er een ondeugend spel in , om nooit meer van haar gevoelen te zijn.

Men had nu den Hertog gezien : de arme Wilfriede had beurtelings gegloeid, gesidderd en zich de lippen verbeten ; hare oogen hadden geschitterd en zich met tranen gevuld; zij had de gan-sche schakel van aandoeningen doorloopen , waarmede gekrenkte trots en teleurgestelde ijdelheid eene hartstochtelijke ziel pijnigen kunnen, en nog was toch haar lot niet beslist, nog had haar zoon zelf zich niet ter monstering vertoond. Eindelijk was de Aartshertog voorbijgegaan , minzaam een groet der opmerkzaamheid schenkende aan zoovele schoonen, wier rang te gissen was naar de plaats, waar hij ze vond.

De Markgravin had hem niet gezien, had zijnen groet niet opgemerkt; haar starende blik zocht alleen een' enkelen van het geleide , den éénigen , om wien de gansche optocht haar be-langrijk was geweest; met onuitsprekelijken angst, met eene spanning. die haar de schoone trekken als verwrong, stond zij daar . de borst gedrukt tegen de balustrade van het balkon , om zoover heen te zien als zy vermocht.

»Schoone Dames Edelvrouwen!quot; riep de jonge Barones Steinfurz , die van Aken kwam , en zich niet weinig liet voorstaan op hare meerdere bei kendheid met het personeel van Karel's gevolg , dat zij reeds in hare moederstad had bewonderd; wziet toch den hoogen en machtigen Heer, die de groote Bastaard van Bourgondië wordt genoemd. Bij onze lieve Vrouwe van Aken ! is het niet of zijn wapenrok enkel zilver is , en hebt gij opgemerkt , hoe de schabrak van zijn paard met paarlen doorwerkt is en met blinkende bellen bezet . die verguld zilver zijn , zoo niet werkelijk goud ! Wat hij het hoofd moedig draagt! nu, hij kan fier zijn, die machtige Heer. Van hem zegt men. dat hij eene draagkoets heeft, gansch overtrokken met goudlaken en gevoerd met karmozijn satijn , juist als het verhemelte , waar een Keizer ondergaat bij de heilige plechtigheid der zalving; hij is verzelschapt van een treffelijk getal edele mannen die hem als schildknapen en pages dienen, allen uitgemonsterd met zijne kleuren en weinig slechter stoffen dan hy zelf! Wie zulk een' Heer tot gemaal had, niet waar, vrouwe Markgravin ?quot;

Die vraag bewijst, wat wij nog niet wilden zeggen, dat de vrouwen de arme Wilfriede verdachten van eene bespottelijke ijverzucht op voorrechten , die boven haar bereik lagen, en deze te kwellen zonder verschooning, scheen haar een geoorloofd vermaak, misschien wel een goed werk ter harer verbetering.

De Markgravin, bij eene andere gelegenheid wel gereed de schampere vraag met een bits antwoord te vergelden , vroeg nu alleen met eene zachte stem . die sidderde van ontroering :

«Mevrouwe! ziet ge dan ook niet den jongen edelman in het kostbare kleed van wit scharlaken, met dat breede boordsel van blauw en zilver, en het kostbaar gesteente op dien hoed van zijden fluweel ? zijn wambuis is ten minste gesneden naar Bourgondische wijze , die gij zoo trefte-lijk vindt!quot;

»Fij toch, Gravin ! hoe gij op dien inval komt! die Heer ziet er slechter uit. dan ik nog eenig edelman van het Rijk zag. Gij noemt dat eene treffelijke snede! Het is te dwaas: het is niet meer Duitsch, het gelijkt niets naar Bourgondisch ; het is als een strijdpaard bij een tornooi, dat huppelen wil en dat hinkt.quot;

Eens de opmerkzaamheid op dien jongeling heengeleid , moest hij de strenge critiek dier dames doorstaan, welke hem te minder welwillend waren . daar de dme damnée van het gezelschap hem geprezen had, schoon men hare betrekking op hem niet giste. Eene oude Triersche edelvrouw voegde er ook schielijk bij :

»Sfc. Maximijn zij mij genadig ! hoe gij oordeelt, vrouwe van Spangenheim! hij schijnt immers slechts de page-varlet van den ridderlijken Bourgondiër , die naast hem rijdt; — had hij diens paardendek tot opperkleed, het mocht iets schij-

De Markgravin werd doodsbleek ; die opmerkingen had zij zelve gemaakt in het binnenste harer ziel: maar zij hoopte door anderen te worden


-ocr page 28-

24

tegengesproken; zij hield alleen nog slechts geestkracht over, om met aarzeling en onzekerheid te vragen, welke Prins die schitterende ridder zijn kon? Het zou toch een troost zijn te weten dat alleen een groot e naam haren Sigibert in de schaduw stelde.

sGenadigste!quot; hernam de jonge barones met een' ironieken glimlach, ohet is geenszins een prinselijk Heer, maar een edelman-schildknaap van den Grooten Bastaard, als wel te zien is , ! daar hij diens kleuren draagt, en zelfs aan den arm het wapen met den breeden dwarsbalk.quot;

De Markgravin vroeg niet meer; bleek in elkander gezonken, boog zjj het hoofd op de borst neder ; zij had den genadeslag ontvangen; maar toch vermeed haar mond voor het oor der vrouwen de beschamende klacht: «Het is mijn zoon!'

Van toen af haatte de Markgravin van Spangenhei m-Zielberg met een feilen haat de Bourgondiërs in het algemeen en Karei den Stouten in het bijzonder.

De andere vrouw, bij welke wij onze opmerkingen zouden maken, is Süschen, de kleine Ba-densche, waarmede wij bekend werden bij hare aankomst te Trier. Daar noch een geestelijk , noch een wereldlijk paleis haar ten dienste stond, moest zij zich vergenoegen met eene plaats tusschen vrouw Barbara en hare dochter , op een stellage, die de werklieden van baas Alterer hadden opgeslagen vóór diens huis, en die keurig genoeg was opgeschikt met gekleurde serge en met bloemfestoenen. Ook begeerde het goede kind niets beters; zij begeerde slechts te zien; waar en hoe, was haar onverschilMg; zij had zich op den toren van de hoofdkerk laten brengen, als het had moeten zijn. Süschen was een allerliefst Duitsch burgermeisje, zeer onwetend , maar diep gevoelig Zij had niets van de wereld gezien, doch haar levendige fantasie maakte zich voorstelingen van alles, maar gedrochtelijk , maar onmogelijk, maar zoo als het zijn moest in de Oostersche toover-vertellingen, of in de droomen van een koortsachtig kind: daarom ook moest het juist eene werkelijkheid zijn, als die Karei de Stoute ten toon spreidde , om haar niet te leur te stellen, om haar ondanks het gedroomde nog van verrukking tot verrukking op te voeren bij het werkelijk aanschouwen. Want zoo was het; Süschen stond als versteend van bewondering ; roerloos stond zij met gevouwen handen , het groote blauwe oog flonkerende van vervoering, de wangen hoog gekleurd van genoegen; ook haar overviel beurtelings eene rilling als van koude, of een gloed , als ware het bloed harer aderen in vuur verkeerd ; ook zij stond ademloos, met Kloppend hart, sprakeloos, en niet luisterende naar der anderen sprake ; maar het waren gansch andere gewaarwordingen. dan bij de Markgravin, die bij haar toch dezelfde verschijnselen werkten; het waren bij haar zinnelijker en toch onschuldiger aandoeningen, dan bij deze; ook was er niemand om haar, die haar stoorde of tegensprak , want de uitroepingen van vrouw Barbara en de lustige aanmerkingen van

Bertha; hare dochter, hinderden haar zoomin als de afgebrokene gesprekken der mannen onderling. Toen echter de Her cog voorbijreed, meende vrouw Barbara hare jeugdige gast te moeten opmerkzaam maken; zij trok haar bij het kleed en voegde haar toe:

«Maar lieve hemel, hartje ! gij kijkt immers niet. Dn ar is de aanstaande Koning zelf, met onzen allergenadigsten Heere den Keizer!quot;

En zij had gelijk; Süschen keek niet, Süschen hield de oogen toe als iemand, wie het schemert voor de oogen en die eene seconde rust wenscht: maar dat komt, zij hnd toen reeds gezien! Had het schitteren van Karel's mantel haar met de verblinding getroffen van wie in de zon heeft gestaard; of was het zijn stout en vurig oog, waarvan toevallig een blik op haar had gerust; of was het de glimlach der hoffelijkheid, dien hij gedurende gansch dien tocht op zijne lippen wist te houden, en die het strenge en stroeve zijner gelaatstrekken verzachtte, welke op haar zoo diepen indruk maakte; of was het de bevallige losheid, waarmede hij dat paard bereed, even fier en moedig als hij zelf, en waarvan hij de teugels in de hand hield, losjes en spelend, als waren ze een zijden koord geweest, waaraan een voprel fladderde, terwijl het toch zichtbaar was, dat het schuimbekkend dier onwillig de overmacht gehoorzaamde , wTelke hem tot dien lang: i zamen wandelstap dwong; of waren het die teugels zelve van rood fluweel, bezet met glinsterend gesteente , of het gewuif der roode en witte struisvederen, welke het fiere dier op den kop prijkten, of het wild, maar welluidend geklingel van die honderd gouden belletjes, welke het gansche schabrak omgaven , of de kostbare wapens, in parels en goud op dat schabrak gestikt, of de rijke franje, die tot op de schoften van het beest nederhing; was het iets van dat alles dat haar duizelig maakte en bedwelmde ? Zij zou het u niet hebben kunnen zeggen, en het was ook geen bijzonder deel daarvan, dat haar de zinnen boeide, maar de indruk van het trotsche geheel, dat zoo plotseling als met machtige betoovering op haar werkte. Ook verstond zij het woord van hare gastvrouw niet, rnaar leunde zich, als door vermoeienis uitgeput, of door bedwel- ! ming bevangen, tegen den schouder van hare gezellin. Bertha had zelve te veel aandacht \oor al het heerlijke, om hierop te letten; maar Ulrich Alterer, die achter baar stond, riep meêwang;

))Het arme kind ! zij wordt bang voor het bar-1e uitzicht van den heldhaftigen Vorst; zij heeft zeker veel hooren roepen van zijne bloedige krijgs bedrijven ! Maar wees toch gerust, Süschen! de man is hier met een vreedzaam oogmerk ; hij zal des Keizers vrede niet breken in het midden van de goede rijksstad Trier. Kijk maar op , hij zal u niet deren , mijn kind l'1

»Zij kan niet tegen de drukte van het gewoel , mijne arme kleine!quot; riep Hans Kreinschulte bezorgd ; «zij is zoo zwak van hoofd ! Tk had haar 1 niet moeten medenemen.quot;


-ocr page 29-

EENE KROON VOOR KAREL BEN STOUTEN.

25

)-Fluks naar de andere zijde!quot; viel vrouw Barbara in . die bekommerinfren over Süschen driftig afbrekende. Inderdaad , aan de andere .zijde van haar huis , dat een' hoek der straat vormde, had men het gezicht op de oude hoofdkerk van Trier, waar de Vorsten de mis zouden hooren ; eene betere gelegenheid , om ze nog weder onbelemmerd te zien , kon er dus wel niet worden uitgedacht. Ook begrepen alle aanwezigen dit zoo goed en zoo snel, dat zij met gelijke haast zich naar de aangeduide plek heenspoedden en er Süschen om vergaten , die zij alleen aan haar lot overlieten. Maar deze ook had noch hunne hulp, noch hun medelijden noodig. »Waarheen gaat | gij ?quot; vroeg zij Bertha. met de bevreemding van wie uit een' diepen sluimer ontwaakt, toen zij deze zag opstaan.

»Zien hoe de Bourgondische Vorst van het paard stijgt!quot; riep Bertha voortijlend.

Maar even snel toch als zij was Süschen aangekomen , waar dat te zien was.

Minder nieuwsgierig dan de meisjes, zijn wij I tevreden met te weten , dat onze hooge personages , na het ie Deum gehoord te hebben, i voor heden scheidden; echter niet zonder eene wisseling van hoofsche plichtplegingen , wie van beiden den ander naar het bestemd verblijf zoude vergezellen. Het was van Frederik's zijde eene onwaardige vleierij , een onvoegzaam vergeten van zijn' hoogen rang, die hem het recht gaf, zulk een dienst van Knrel te wachten en aan te nemen , zonder den schijn aan te nemen die te willen bewijzen.

V.

; Spoedig daarop legde Karei een plechtig bezoek af bij den Keizer . waarbij deze hem uitgeleidde I tot aan de binnenplaats van zijn paleis, en waar-| bij niets belangrijks voorviel, dan eene weder-! zijdsche ruiling van hoffelijkheden en vriendschaps-| betoon , die niets bewezen voor ingenomenheid of j vriendschap , en waaraan misschien alleen het volk j iets hechtte, dat er de bijzonderheden van vernam. Eerst na een tweede bezoek werden de I groote beweegredenen aangeroerd en blootgelegd, j die beide vorsten tot deze bijeenkomst hadden over-i gehaald. Dat wil zeggen , dat deel dier beweeg-j redenen, dat voor het oor van zoovelen kon-; den worden uitgesproken : want de Keizer had al ! de grootsten en edelsten van zijn hof met zich genomen ,. en niemand van Karel's hooge dienaren was afwezend. Het was dus andermaal niets dan j eene ceremoniëele opening van staatkundige aan-j gelegenheden, die eerst later , in het geheim, wer-i kelijk zouden behandeld worden; want of de Aarts-! bisschop van Maintz al in deftig Latijn in 's Keizers naam de smart te kennen gaf. waaronder het hoofd van het Roomsche Keizerrijk leed , bij het zien . hoe de altijd woelende oorlogen tusschen Frankryk en Bourgondië de Vorsten der Christenheid verdeelden , en rust, noch tijd , noch middelen lieten , om naar Christen- en Ridderplicht de wapens te keeren tegen de overmoedige Turken , die jaarlijks gevaarlijker werden door hunne veroveringen en ondernemingszucht; of er on -der dit alles ook een balsemende zegen van loftuitingen nederdroppelde op het hoofd van den Bourgondischen Vorsr., dien men gekozen had tot den held van den dag ; het bracht Karei geen' droppel zalvende wijdingolie aan ; en schoon deze met zijne gewone zucht tot het statelijke daarop liet antwoorden in eene volle, plechtige vergadering , ten aanhoore van de Rijksprinsen en van al de Bourgondische Heeren, ter wederzijden gezeten van den troon, voor Frederik opgericht, terwijl hij zelf, op lageren zetel, aan de linkerhand des Keizers plaats nam; schoon de waardige Heer Willem Hugonet. zijn Kanselier , in het violetkleurig fluweel met hermelijn gevoerd (dezefde staatsiekleeding als zijn ambtgenoot van Frankrijk) in een Latijn, dat de Duitsche Doktoren meer woordenrijk en vloeiend vonden dan elegant, eene lange opsomming deed der grieven , die zijn meester hebben moest tegen den Franschen Leenheer, en zeer duidelijk bewees, hoe deze van Karel's kant recht gaven tot oorlog, en vrede verhinderden , anders de wensch van zijne ziel, om geheel zijne krachten te kunnen wijden aan de verdelging der ongeloovigen, naar den eisch van Gods Kerk en den wil des Keizers : — het bracht Frederik geen enkele lettergreep aan van een gewenscht verbond , en niemand , wie er zonder dat niet van wist, een' enkelen draad om het ware pad te vinden in den doolhof hunner ontwerpen. Wie daarop een' blik had willen slaan, moest de heimelijke onderhandelingen bijwonen , die nu gingen aanvangen ; moest de gesprekken hooren . die gevoerd werden onder vier oogen, door lieden , die niet waren wat zij schenen , en die schenen wat ze niet waren ; die beloofden wat ze niet dachten te houden , en die geloofden wat ze wisten niet waar te zijn ; want de tijd van list en ka-balen was nu gekomen : het rijk der staatkunde was ingegaan , het rijk dier valsche en bedrieglijke staatkunde , waarvan Figaro zegt, dat zij leert ontkennen wat men weet, en leert veinzen te weten wat men niet kent; die staatkunde , die een monster is zonder hart, met vele monden : een mond om te vleien , een andere om te dreigen , een andere om eeden te zweren , een andere om ze te herroepen , een andere om te lasteren , een andere om het booze goed te spreken, en als Argus met honderd oogen , om te bespieden en om dicht te sluiten . met dit onderscheid, dat zij niet zien wil door de geopende, maar alleen loert door die, welke ze veinst gesloten te houden.

Eene samenspreking van dezen aard zou er plaats vinden op den avond van eenen dag, waarvan de morgen met een vroolijk feest in het Aartsbisschoppelijk paleis was aangevangen. In den namiddag was de Hertog uitgereden, zooals hij meer deed, on verzeld, in eene lichte wapenrusting en op het kleine paard , dat hem bij zulke tocht-


-ocr page 30-

26

jes altijd diende. Hij was zich gaan verzekeren vaa de goede tucht en orde onder zijn krijgsvolk, in de omliggende dorpen gelegerd , want de helft van zijne legermacht had hem naar Dui-schland verzeld. en de toespraak van den meester kon wel noodig zijn . om deze wilde mannen, die gewoon waren in vijandelijk land te woeden naar willekeur . te beduiden, dat zij bij vrienden waren gehuisvest, en zich als vrienden en ordelijke lieden te gedragen hadden.

De burgers van Trier , die niets van zijne gangen wisten , werden intusschen buiten hunne poorten gelokt, den weg op naar St -Maximijn's klooster , in de hoop. den bewonderden Vorst of sommige fijner prachtige hovelingen te zien . of we om slechts van verre de streelende tonen op te vangen van de welluidende en kunstmatige muziek. die den stichtelijken avondgodsdienst begeleidde ; want nooit hadden de kerkwanden van St.-Maximijn treffender klanken en zuiverder harmonie van tonen weergalmd, dan nu Karel's meistreels en fluitspelers en koorzangers er dienst deden. Zelf een vriend van die wegslependste aller kunsten , of wel, hare toovermacht kennende op de menigte , was zij het voorwerp zijner bijzondere zorg en voorliefde, en een muzikaal volk, als deze Duitschers . moest aangetrokken worden door de heerlijke klanken , die statig en plechtig dagelijks hun oor troffen. Maar , zooals wij zeiden , alleen van verre was het hun gegund ze te genieten. Het wantrouwen of de voorzichtigheid der Bourgondiërs hield den ingang der kapel voor de vreemdelingen gesloten , en omheinde zelfs de muren van het gebouw met eene sterke wacht. die er de nadering van verbood. Die voorzorg was rechtmatig: onberekenbare schatten, het eigendom van hunnen Vorst , waren er ten toon gespreid op het altaar en de communietafel, in reliquiën en misgereedschap, in heiligenbeelden van edel metaal; en niet enkel eenvoudige burgers van Trier , die in onschuld zouden luisteren naar de muziek of die kostbaarheden bewonderen, kwamen dagelijks toestroomen, maar ook dat heir van vreemdelingen . dat hunne stad vervulde ter gelegenheid dezer feesten, en waaronder er menigeen school , zonder beroep en zonder schroom , die het achtste gebod meermalen had vergeten, voor wien kerkroof geene gewetenszaak was, en die aangelokt konde worden door zulken buit. Zooals veelal. moesten het dus de vromen ontgelden voor de boozen; niemand werd toegelaten dan ingeleid door een bekend pei soon van Karel's hofhouding.

Dat wisten twee meisjes niet, die , te bloode of te beschaafd, om zich in het volksgewoel te mengen , langs eenen omweg het belangwekkende klooster genaderd waren. Moet ik zeggen . dat het Süschen was , die hare gezellin Bertha tot deze wandeling had overgehaald ? zonder moeite evenwel; want de vroolijke Triersche was geheel van haar gevoelen , dat men geene gelegenheid moest verzuimen, waarbij men iets van de Bourgondische heerlijkheden kon zien. Slechts uitte

i zij dit gevoelen luide en onbewimpeld, terwijl Süschen, schuchter en blozend, ir et halve woorden en met fluisterende stem , alleen haar verlangen te kennen gaf naar het zoete koorgezang van de Vesper, schoon het niet dat was, wat I haar het meeste aantrok. Toch had zij geene gewoonte van veinzen , maar de arme wist zelve niet duidelijk wat haar met zulk een onbeschrijfelijk verlangen heenjaagde naar het oord, waar Karei van Bourgondië hof hield ; wat haar met zoo smachtende blikken . die zich somwijlen in tranen oplosten, deed opzien naar de muren . waarachter hij ademde ; wat haar zoo zonderling ontroerde , als zijn naam voor haar werd uitgesproken : wat haar den adem belemmerde in de keel , en haar het woord op de verbleekende lippen terughield , als zij zelve willens was dien naam te noemen ; waardoor zij zich tot bezwij-kens toe geschokt voelde , als een volksgerucht of eene verzekering harer vrienden zijne wederkomst te Trier waarschijnlijk maakte ; wat haar met zoo onuitsprekelijk zoete gewaarwordingen vervulde, als zij hem werkelijk aanschouwde; wat haar den ganschen verderen dag deed denken aan de enkele minuut , dat zij hem had nageoogd , of aan die , waarin er mogelijkheid zou zijn hem terug te zien. Die groote Hertog, die machtige Heer , die geen enkele maal een' blik op haar had geworpen; die onder de duizenden, welke hem aangaapten , het bevende kind zeker het minst van allen zou opmerken: het bevende kind . dat nooit de stem zou durven verheffen , om, met het volk, hem een »God zegene u!quot; toe te roepen ; dat zich blozend verschuilen zou, als zijn oog toevallig op haar zou rusten, dat alleen van ter zijde naar hem durfde heen staren. Zij wist niet, wat haar peinzend maakte en ernstig, van dartel en speelziek , als ze was geweest: niet, waarom hare wangen verbleekten en toch somtijds zoo plotseling gloeiden ; niet, waarom hare oogen glinsterden : en niet. waai om zij zich onwel voelde en lusteloos , en toch weder zoo oneindig wèl en gelukkig.

Het instinct der vaderliefde deed den plompen Hans Kreinschulte, anders altijd de laatste om iets te begrijpen , thans gissen, dat er iets buitengewoons voorviel met zijne dochter: maar Ultrich Alterer klopte hem , bij zijn bedenkelijk hoofdschudden , vroolijk op den schouder en fluisterde hem iets in , waarna hij dan meestal lachend opzag naar een' jonkman , die sinds eenige dagen aan zijn huis verkeerde , en die er zeker met andere oogmerken kwam, dan om met beide oude Heeren over de voortreffelijkheid van het eerwaardige kuipersgild te praten. Zijne ouders waren vazallen der Markgravin van Spangenheim en hij zelf als edelknaap in dienst van den jongen Markgraaf. Bij het eerste volksfeest was hij in aanraking gekomen met de zonen van Kreinschulte , en toen hij eenmaal kennis had gemaakt met hunne zuster, was het zijne hoogste vreugd het paleis van den Trierschen bisschop , waar hij huisvesting had. te verlaten voor het huis van


-ocr page 31-

EENE KROON VOOR KABEL DEN STOUTEN.

27

den Trierscheu kuiper. waar bij een welkome gast was; welkom aan allen , behalve aan de éénige, die hij het liefst van allen welkom had willen zijn. Süschen zag hem op zijn best met onverschilligheid , hoe ook Bertha hem voor hare ooren prees , met eeneu ijver . als had zij zelve wel de aangebedene willen zijn.

Het was der laatste dus eene teleuratelling geweest, dat op dezen tocht, dien zij heimelijk ondernamen , de hupsche jonker geen geleider had mogen zijn; maar de Badensche schoone had zulks met ernst afgeslagen, .lammer zeker voor het doel van haren tocht, dat ze nu bezwaarlijk zouden bereiken ; want de Bourgondische schildwacht, die de naderende meisjes zoo onmeedoogend een barsch )gt;terug!quot; toeriep, zou misschien voor eene livrei, waarop des Aartshertogs wapen gestikt was. een weinig meer beleefdheid hebben gehad. Beschaamd en verschrikt over eene zoo onzachte vermaning. die nog te gelijk van eene dreigende beweging met de lans vergezeld ging, begonnen de meisjes met eene éénheid van wil, door den schrik ingegeven, met haastige schreden te vlieden ; maar plotseling werd haar het smalle pad versperd door een troepje Bourgondische jonge lieden , die stoeiend en lachend de achterpoort van het klooster uitkwamen , en die . in schert-zenden moedwil. de armen wijd uitbreidden, om de meisjes in haren loop te stuiten. Met meer vrijp stigheid of meer tegenwoordigheid van geest bedeeld , dan hare gezellin, had Bertha zich vlug doorgeworsteld, en vlood nu uit alle macht, achtervolgd door het schaterend gelach van sommige dier Heeren , die haar alleen uit kortswijl nog eene poos nazetten en toen hunne wandeling vervolgden ; maar Süschen, maar de arme beschroomde . die van ontsteltenis en verwarring geen' voet had durven verzetten. stond nu schaamrood en half schreiend van schrik, midden onder de vier dartele knapen , die haar bleven omringen , verrukt a!s zij waren door hare schoonheid. dooide aantrekkelijke lieftalligheid van haar voorkomen en door dien zedigen schroom, die haar ! kennen deed voor gansch een ander wezen dan de luchtige deerne, die bij eenzame avondwandelingen avontuurlijke ontmoetingen zoekt. Die jonge lieden waren ook zelve nog niet ontaard tot die lage ruwheid , die de onschuld niet begrijpt . of. haar begrijpende . niet eerbiedigt; maar zij hadden bij de feesten van den dag genoeg hun deel gehad van huns meesters edelen wijn . om niet met eenige opgewondenheid van zoo bekoorlijk eene ontmoeting een weinig partij te trekken. Geen hunner had het nog gewaagd eene vermetele hand naar de schooone jonkvrouw uit te strekken: maar allen eischten luidruchtig eene omhelzing als prijze van hare vrijlating : twee hunner droegen den dos van hertogelijke edel-knapen : de beide anderen behoorden , naar hun -ne kleeding te oordeelen, tot het korps dier honderd schoone jongelingen , die wij vroeger genoemd hebben. De eersten schenen de aanzienlijksten in rang: want toen een der laatsten,

meer vrijpostig, de geëischte schatting wilde wewew, stelden zij zich met gezag tegen hem, namen het meisje beschermend tusschen hen beiden, en rukten haar met zich voort de kloosterpoort in. na een' wenk gewisseld te hebben met een' der schildwachten , zonder dat dezen anders dan door spottende schimpwoorden hun ongenoegen te kennen gaven.

Maar Süschen's opgedrongene beschermers hoorden niet naar haar droevig smeekend :

«Laat mij, Heeren Edellieden! Mevrouwe de

goede Maagd zal het u loonen: laat mij !.....quot; —

Of, zoo zij er naar luisterden, was het ten minste niet om haar de gewenschte vryheid te geven ; want ieder hunner hield een harer handen vast in de zijne geklemd, en zij hadden na het binnenkomen de poort gesloten.

De Badensche zag angstig rond : zij bevond zich op eene binnenplaats . waarop verscheidene toegangen tot het hoofdgebouw schenen uit te loopen. Zich los te rukken en in een' daarvan te vluchten . ware dus zoogoed als andere moeie-lijkheden te gemoet te loopen . welke nog ernstiger konden zijn dan die , waarin zij zich nu reeds bevond ; zij hoopte dus nog weder op de edelmoedigheid harer zoogenaamde helpers, met het woord :

gt; Waarlijk , Heeren ! zoo gij Ridders zjjt of edele Jonkers, houdt mij niet gevangen : ik ben de dochter van een' Dnitschen burger ; ik bedoelde niets kwaads met de kapel te naderen: ik wilde alleen ....*' hier borst zij in schreien los. De jongelieden gaven elkander eenen wenk.

«Maar wat doet een Juffer van goede geboorte rond te zwerven op den achterweg van een grondgebied . dat onzen Meester door uwe stad is afgestaan , en op zoo laat een uur . dat wel haast de avond-vesper zal geluid worden ?quot; vroeg hij . die van beiden de oudste scheen.

«Daarom juist was hetviel zij levendig in : ' mijne vriendin en ik hoopten .... dat heerlijke gezang .... wij meenden .... in de kapel. . . .quot;

«Welk een inval! Weet gij, dat de lansknechtschildwacht het recht had u gevangen te nemen. mijne schoone ?quot; sprak de jongere edelknaap . «en het had u dan slecht kunnen vergaan: want al is onze Hertog voor een zacht Heer bekend ,.... als het zijne kostbaarheden geldt . . . .quot;

»Philippeau!quot; viel zijn makker in , «zulke scherts is onvoegzaam !quot;

«Scherts, John ? Ik spreek wat waar is, opdat deze juffer ons te meer danken moge voor onze goedheid . zoo wij geen zwaarder rantsoen eischen voor hare bevrijding, dan het loon, dat iedere Ridder licht verkrijgt van zijne Dame.... en daarom , mijn liefje . . .

Doch Johan, die al dien tijd Süschen oplettend had gadegeslagen, en in hare schreiende oogen iets gelezen had, dat nog luider tot hem sprak dan hare schoonheid, stelde zich nu met ernst tegen het opzet van zijn' makker: »Hoor, Philippeau ! wij wenschen beiden onze sporen te verdienen: het zou goed zijn zoo wij reeds voor-


-ocr page 32-

28

uit daden van ridderlijke courtoisie geoefend hadden, al ware het ook maar jegens eène bnr-gerscboone — De juffer, die wij verlost hebben van den reus, dien de ruwe schildwacht verbeeldt, en van de dwergen, waar onze goede jonkers van dfm standaard voor strekken mogen, heeft eene loffelijke begeerte om de avonddienst te hooren in de kapel van onzen Heer Hertog; wij moesten haar daar binnen brengen, daarna veilig geleiden tot aan de poorten harer stad, en dan van haar welbehagen alléén het loon wachten dezer prouesse! Wat dunkt u ?

»Wat mij dunkt?quot; antwoordde Philippeau, die op Süschen's verhelderde trekken de gunst van zijn mededinger las. «Mij dunkt, dat ik niets wil laten afhangen van de luim eener vrouw, als ik het in mijne macht heb, mij zeiven te betalen . . . Uwe fijn bespraakte tong zou de zege wegdragen, een trouw leerling als ge zijt van dien verrader met het geleerde hoofd,quot; voegde hij er honend bij.

wik ben geen leerling van een' verrader, en ik wil lastering noch spot tegen Messire de Comminos!quot; riep John opstuivende, en te gelijk ffikkerde de korte handdegen dien hij droeg; bij diezelfde beweging liet hij ook de Duitsche los, die nu geheel alleen in de hand bleef van haren lastigsten kwelgeest. Philippeau verzuimde dit voordeel dan ook niet , maar kuste der schoone weerlooze. wangen en lippen met meer drift dan hoffelijkheid.

John mocht dan een leerling van den wijsgeer Commines zijn, maar op dit oogenblik had hij weinig van diens beraden overleg: want met eene woede, die alle voorzichtigheid vergat, viel hij op zijn makker aan, vergetende hoe hij het meisje zeil' licht had kunnen treffen. Philippeau moest nu op verdediging denken; zij vochten, en Süschen hield vol ontzettintr de handen voor de oogen ; zij meende niet anders, of ze zou een van beiden als lijk ajji hare voeten zien vallen.... toen plotseling de zware stap van een geharnasten voet over het marmer dreunde. — Door een' der gangen kwam een man tot hen.

»Gods barmhartigheid zij over ons I. . . . Dat is de Hertog!quot; riep Philippeau, en de beide jongelingen , hunnen twist vergetende zoowel .als het voorwerp daarvan , vloden , als van panischen schrik getroffen, ter wederzijden.

»De Hertog!quot; herhaalde het meisje, en bleef met gevouwen handen staan, aan de plaats geboeid , als door eene onweerstaanbare too verkracht; duizend gewaarwordingen kruisten zich in hare ziel; een oneindig verlangen. om zijne stem te hooren. hem nabij te zijn, hem te zien oog in oog, en toch eene onverklaarbare vrees om door hem te worden opgemerkt, deed haar bij zijne nadering zich angstig tegen den muur dringen, met de onzekere kans om zóó zijner aandacht te ontgaan; en toch was vree-ze voor den geweldige, in den eigenlijken zin van dat w oord. wel de allerflauwste gewaarwording van het meisje; zij ware niet gevlucht al had zij den dood gewacht van zijne hand. En echter had zij reden voor zulk eene vreeze, meer dan voor eenige andere; de dubbelzinnige toestand, waarin zij zich geplaatst zag, was gevaarlijker, dan hare onwetendheid gissen kon. De Hertog was een vriend van orde en geenszins een bewonderaar harer sekse; eene vreemde vrouw, op dit uur van den dag. zich als verschuilende op eene plaats, die toegang gaf tot geheel zijne woning, moest zijne scherpe achterdocht wettigen; en achterdocht in de borst van Karei den Stoute was zoogoed als een bewezen misdrijf voor het oog van een' anderen Vorst; hij was de man om een vermoeden eerst te straffen, en daarna rond te zien of het grond had.

Bewusteloos van dit gevaar, maar overkropt en bedwelmd door gnnsch andere aandoeningen , wachtte Süschen , als in eene duizeling, haar noodlot af.

Karei van Bourgondië, de onvermoeide, nauwelijks van een' wandelrit teruggekomen, scheen opnieuw de verfrissching der vrije lucht noodig te hebben ; ten minste hij doorliep het binnenplein met groote schreden, rukte zich ten laatste den helm af, en wierp dien neder met zooveel drift, dat het metaal, op het marmer neerkomende , een schellen weerklank gaf, bij zich zeiven woorden mompelende , die de jonkvrouw niet verstond. Zij zag hem toen blootshoofds. Het dikke zwarte haar . in zware lokken langs de slapen hangende en over het hooge voorhoofd , gaf hem een somber, maar belangwekkend uitzicht, dat volkomen samenstemde met den gloed van zijn donker oog. Het konden toch geene opwellingen zijn van toorn of bitterheid , die hem de aderen van het voorhoofd deden zwellen , tot het staal drukkend klemde ; want er lag een glans van genoegen en voldoening op zijne trotsche trekken. die wel bewees , dat het blijde gedachten rn fiere vooruitzichten waren, welke hem streelden en opwonden en de borst verwarmden , totdat hij snakte naar verkoeling en lucht. Eerst toen hij voor de derde maal den schuilhoek van Süschen voorbijging . merkte zijn verstrooide blik haar op. Te gelijk ook viel zijn oog op het wapen aan hare voeten , dat John in zijnen schrik van zich had geworpen ; zijn vlug vernuft vatte schielijk die voorwerpen in ééne gedachte te zamen. Hij glimlachte.

«Kom te voorschijn , en neem dat speeltuig op, gij daar!quot; sprak hij koel, met den voorsten vinger op de dagge wijzende , en met meer bitterheid voegde hij er bij: »Zoo Frederik u zendt ter bespieding, of Lodewijk XI tot moord, zijn beiden grooter ezels dan ik had kunnen droomen : of.... Bij God en St.-Joris van Bourgondië !.... zoo

ze meenen konden_____ neen! zy vriezen mij ; zij

mogen mij haten; maar verachten. maar zóó verachten ! . . . Vervloekt! ik zou het hoofd kunnen verpletten van hem, die gewaagd had, zulke gedachten te denken.quot;

Koel gebleven bij eene ontmoeting, die een' ander ten minste met de ontsteltenis der verras-


-ocr page 33-

EENE KROON VOOR

sing getroffen zou hebben, begon hem het bloed warm te worden bij de mogelijkheid eener gerintrachting . als die, welke hem inviel: »Xom vooruit , gij daar!quot; vervolgde hij ; «wat moet dit zwijgen ? Zijt gij een spook of een vermomde man ? Zoo het laatste waar is . zijt gij te onhandig voor uw handwerk.quot;

8üschen had geen' wil, geene bezinning, geen antwoord, dan om zich aan zijne voeten te werpen , en stamelend uit te brengen :

x1 Genadige Heer! mijn Koning!quot;

«Koning!quot; hernam Karei, welgevallig lachende , «ziedaar ten minste geene rebellie! Het is alleen te voorbarig; maar op mijne eer , het woord klinkt goed , als het zoo nabij de waarheid is. Spreek op, deerne! met wat doel vei steekt gij u hier ? j\let wat doel hieldt gij dien priem , in uwe handen niet meer beduidend tegen ons. dan eene naald tegen een pantser^quot;*

Eerst nu begreep Siiscben iets van zijne onderstelling ; die bittere achterdocht gaf haar moed tot eenig antwoord.

«Vorstelijke Heer! Ik iets ondernemen tegen u!quot; luide snikken beletten haar voort te gaan. «Dat wapen, dat ongelukkige wapen behoort uwen dienaren , die elkander zouden vermoord hebben voor mijn oog! O! wees goedig, mijn Vorst! en verdenk ra if niet van snoodheid!quot;

«Ik denk dat ik u gelooven kan : men zendt geen' vlinder uit tegen een leeuw. Dank het mijn' goeden inval, dat ik niet met een' eersten greep uwe fijne vleugelen vermorzelde. Nu, richt u op en spreek duidelijk ! Wat hebben mijne lieden uitgevoerd ? Vechterijen , ongeregeldheden in ons afzijn ? Ze moeten wel vermetel wezen , en de pro-1 voost-maarschalk in geene goede luim van waakzaamheid quot;

Maar Süschen richtte zich niet op; zij bleef sidderend geknield ; zij hoorde , hoe die stem, die zij alleen in toorn zoo vol en zoo zwaar had gewaand, zich tot geene meerdere zachtheid boog, nu hij alleen vragen tot haar richtte ; en terwijl er eene betoovering wegviel , kwam er plaats in i hare ziel voor de ontzetting, zich onder verdachte omstandigheden in de macht te weten van een' man , wiens toon zooveel hardheid verried ; en toch was Karei ditmaal in eene luim van goedheid ; hij was vroolijk gestemd : een geliefkoosd ontwerp was der verwezen ijking nabij ; zyne innerlijke tevredenheid uitte zich door iets ongewoon goedigs voor wie met hem in aanraking kwamen; en daarenboven , deze fierste aller vorsten, die zijne Prinselijke hovelingen vaak door ruwe bitsheden verootmoedigde , had , ten allen tijde voor lage burgers en geringe lieden, die bet toeval als smeekeiiugen in zijnen weg bracht, zijn' zachtsten glimlach en zijn vriendelijkst gelaat voorbehouden.

Dat had bet arme Duitsche meisje wel niet kunnen denken, toen zij , na zijn bevel om te spreken , niet durfde zwijgen, en toch niets beters : vermocht uit te spreken dan hal\e volzinnen.

«Ze hebben mjj hier binnen gebracht tegen

KAREL DEN STOUTEN. 29

| dank ! Het waren jongelieden !. . .. Ik liep vredig voort met Bertha, met eene burgerdochter uit j Trier : toen zijn zij gekomen.... Ik begreep niet wat zy wilden, maar ik was angstig, verlegen ; I ik bad in mijn hart tot de goede Maagd; toen , sleurden twee hunner mij hierheen.... maar nie-1 mand heeft mij gezonden 1 niemand! uwe Konink- 1 : lijke Hoogheid kan er zeker van zijn ; ik ken de heden niet, die mijn Heere daar even noemde : ik zou tegen u niet anders kunnen spreken dan i waarheid.... Toen ik hier was . heeft men met I mij gehandeld als niet hotfelyk was, en daar-1 op....quot;

«Genoeg, genoeg,'quot; viel Karei in, «ik begrijp alles ! die onverlaten! een zoo aardig kind! zij j zullen gestraft worden , dat Duitschland er van i gewagen zal; vertrouw op mijhoud op met ! schreien en beel niet dus als een wezel in den | muil van een' jachthond ; bij mij zijt gij veilig; ; Karei van Jiourgonuië moge den tijd niet hebben ! j of den lust, om de hoofsche woorden te leeren , : waarmee courtoisie leert de ijdelheid der vrouwen j , te ontzien : hij moge aan de minnenhoven van 1 Europa niet bekend zijn als de galantste edelman, j hij is genoeg waarachtig fJidder, om wreker en i : beschermer der onschuld te zijn, en om de hand ! niet anders dan helpend uit te strekken naar ; zoo iets teérs en zwaks, als hij in u voor zich | zieten daarbij reikte hij haar de zijne tot opstaan.

«Edel als groot is mijn Heere lispelde Sü-I schen , verrukt over het eerste heusche woord uit j zijnquot; mond, en hare zachte lippen raakten be-| schroomd de vingeren aan van zijn ganteiet. j Hem scheen die hulde niet ongepast; ten minste | | hij zeide glimlachend : »Kindlief! gij zoudt u 1 ^ wonden aan dit staal,quot; en den handschoen weg- | 1 werpende , die rinkinkend neêrviel, ontblootte hij zijne hand, die hij haar bood, eene blanke, wel-: gevormde hand, waaraan een schat van kostbare ringen tionkerde ; — zijne vijanden zouden zich i verwonderd hebben , te zien, dat de hand, die , ; hen zooveel schrik aanjoeg, en die zoo krachtig het krijgszwaard voerde , zoo sierlijk getooid was : en zoo vrouwelijk zorgvuldig onderhouden.

«is het zeker dat ik wake ? Is het wel de heerlijke Koning van Bourgondië, die mij toespreekt ?quot; riep het meisje, voor het eorst de oogen j met eenige vrijmoedigheid tot hem opslaande.

«Zoo ben ik voor u dan reeds Koning! ' sprak ! Karei opgeruimd ; «welaan ! gij zult niet teleur-! gesteld zijn; men gaat niet heen van een' Ko-I ning, zonder verblijd te zijn door koninklijke jongst en vrijgevigheid. Alleen wij zullen begin-, nen met u recht te doen over zulke beleediging ; ! maar het is hier de plaats niet.... Hebt gij ooit een paleis betreden T

Zij schudde het hoofd hoog blozend en met 1 schitterende oogen ; zij begon zich zachtkens te I gewennen aan het denkbeeld van zyne tegenwoordigheid.

«Dan zult gij nu zien , waarbij u de troonzaal i van uwen Keizer gering zal schijnen, alseengil-dekamer van leerlooiers! Volg mij!quot;


-ocr page 34-

RENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

30

De vlugge tred van hef meisje . dat als in bedwelming voortliep , kon nauwelijks zijne forsche schreden bijhouden, toen hij eene enge galerij doorging, die zoo duister was , dat het er zelfs bij dag niet licht moest zijn , maar die leidde naar het refectorium van het klooster , dat Ka-rel tot vergaderzaal had laten inrichten. doch te gelijk als eetzaal moest gebruiken. Twee edele schildknapen schenen wacht te houden bij de deur, die zij eerbiedig voor den Hertog openden , om daarna snel een tapijtbehangsel weg te schuiven.

))Hebt gij één' hunner herkend ?quot; vroeg Karei Süschen wenkende om binnen te treden.

«NeenHeer !quot; antwoordde zij ; maar zij had neen gezegd , al had Philippeau tegenover haar gestaan , want het scheen haar toe , dat zij plotseling in eene tooverwereld was binnengeleid.

In waarheid , wat zij aanschouwde , zou eenquot; hoveling van Keizer Fr ede rik zei ven in verbazing hebben gebracht. De tafels stonden aangericht tot Karei's laatsten maaltijd . dien hij omstreeks zeven ure nam met zijne voorname hovelingen, nadat de lagere bedienden den hunnen vooraf genuttigd hadden ; en al zijn kostbaar tafelgereedschap . schalen van goud . kroezen , schenkborden , en borden van zilver , bekers, aan den voet met edelgesteenten omzet, prijkten op tafels van stevig hout, overdekt met fijn Hollandsch lijnwaad: en dat alles flonkerde en flikkerde bij het licht van een ontzettend getal wastoortsen en flambouwen . vastgehouden door dienaren in sierlijke kleeding. Op het schenkbuffet stond reeds het zilver en goud, tot het drinkgereedschap behoo-rende , onder bewaring van den keldermeester en den mondschenker , die den beker des Hertogs , kenbaar aan den eenhoorn , die er met een zilveren kettingje van afhing, op de gebruikelijke wijze overdekt in de rechterhand hield , terwijl hij het voetstuk of schoteltje in de linker zou nemen, als de Meester wilde gediend zijn. Toch was noch de wijn. noch het water voor Karel's bijzonder gebruik voorhanden ; het werd eerst aangebracht. als deze werkelijk gezeten zou zijn. Zoo was het ook met alle warme spijzen, die opgedragen werden als de maaltijd werkelijk begon , ieder der schotels aangebracht door de rechthebbenden , in eene verscheidenheid en met eene afwisseling van personen , waarvan de eenvoudige optelling het geduld van den lankmoedigste te zeer zou vermoeien, schoon de driftige Karei geduld gevonden heeft, om ze met kleingeestige nauwgezetheid te regelen, en eene pen om ze neder te stellen voor zijne tijdgenooten en nakomelingschap. De geuren van de fijne sausen , en van geheel hunne weelderige en verfijnde keuken, verkwikte dus het Badensche meisje niet ; maar te meer genoten hare oogen , die ze niet wist hoe het best te gebruiken ; de geheele zaal was behangen met tapijtwerk uit de Vlaamsche fabrieken, tafereelen voorstellende uit het leven van Alexander den Grooten , en van Hannibal, een' ge-liefkoosden held van den Hertog; en de beelden daarop waren zoo natuurlijk geschetst, zoo volkomen van menschengrootte , en , naar den weinigen eerbied voor het locale dier tijden, zoo volmaakt gekleed en gewapend als de levende wezens , die haar omringden , en deze zelve stonden , naar de eischen van hunnen dienst, zoo beeld-stijf en bewegingloos , dat het eenvoudige kind nauwelijks waarheid en tafereel van elkander wist te onderscheiden , en , hijgend van bewondering en verbazing, met strakke blikken rond-staarde. De zitbanken , vreemd genoeg aan zoo weelderig een hof, slechts met dun tapijtwerk belegd, waren reeds aangericht; aan het hooger einde van de eerste tafel wees een kussen van goudlaken de bijzondere zitplaats des liertogs aan ; dicht daarnevens onthield zich reeds de eerste 1 schildknaap voorsnijder, gereed om zijn ambt waar te nemen , zoodra de Vorst zou gezeten zyn; maar naast dezen stond nog een man , die met aandacht geheel de toebereidselen overzag , als om zich te overtuigen , dat er niets was verzuimd ; het was een aanzienlijk man in het Huis van Karei: Ridder, Raadsheer en Hofmeester, en daarenboven zelfs een weinig zijn gunsteling, dezelfde wiens gedienstige pen ons de volledigste berichten van zijns meesters omslachtiger! hofstaat vermaakte ; die hem nooit heeft verlaten, van wien hij zich bediend heeft in staatkundige onderhandelingen , zoowel als in de hofzaal en in, het leger ; die zijne overwinningen heeft gevolgd en zijne nederlagen gedeeld; die van den grooten schok bij Nancy de terugwerking voelde in des vijands gevangenschap : die Karel:s dochter heeft gediend en zijnen kleinzoon , en die onder alles dezelfde is gebleven ; die minder e:genlief-de had dan Oommines, of meer hovelings plooibaarheid , of minder lichtgeraaktheid , of meer trouw : want het is niet te denken, dat de eigenzinnige Hertog zijn raad beter zal hebben opgenomen of opgevolgd . dan dien van eemg anderen hij is toch nooit moede geworden, hem dien te geven, en hij heeft zelfs, toen zijn geest zich vrijelijk uitstortte in zijne gedenkschriften, geene i enkele klacht geslaakt, noch eenige bittere gewaarwording lucht gegeven tegen zijn gevallen Heer, en toch, hij schreef op een' leeftijd, dat hij naar hofgunsten niet meer kon jagen, en zeifs betuigde voor niets goeds te zijn , dan voor de rust; zoodat het niet waarschijnlijk is , dat hij , ter wille vq-n Philips den Schoonen , Karei den Stouten heeft gespaard , wiens alles wagende eerzucht , en de noodlottige gevolgen, die zij had, hem gansch niet tot den lieveling hebben ge-1 maakt van zijne nakomelingschap.

Wat daar ook van zij, de Hertog van Bour • gondië was nu nog in volle hoogheid en macht, ' en De la Marche van de dagen der grijsheid nog verre; en het was juist hem, wien Karei het | eerst toesprak met dit woord:

»Messire Olivier! het is goed dat wij u vinden; gij zijt beter dan eenig man onderricht van de plichten ; der dienaren van ons Huis, Gij zult mij kunnen ' zeggen, wie hunner het recht konde hebben.


-ocr page 35-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

31

dit verblijf vóór den avond-vesper te verlaten. of wel, wie de vrijheid heeft kunnen nemen zonder recht ?quot;

Op alle aanwezenden had het binnentreden des Hertogs, vergezeld als hij was , eenen indruk gemaakt van verrassing en verwondering , vooral om den tijd, waarop hij kwam. zooveel vroeger dan gewoonlijk, dat zelfs nog niemand van de Grooten, die de eer zijner tafel deelden, daar was, terwijl hij zoo vast de gewoonte had, zich te doen wachten, dat zijn Opperkeukenmeester geregeld voorzorgen moest nemen tegen de rampen der vertraging, die de beste kookkunst kon te schande maken; maar allen ook trachtten dien indruk te verbergen onder eene eerbiedige kalmte, vooral toen zij uit den bedaard deftigen toon, dien Karei soms wist aan te nemen, begonnen op te maken, dat eenige ernstige reden hem dreef. De Sire De laMarche, zeker niet minder getroffen dan de andere, vooral bij het zien eener vrouw, zoo jong en zoo schoon, was toch niet min behendig in het ontveinzen van zijne bevreemding, terwijl hij met vlug-ge gevatheid van geest antwoordde:

))Het is niet denkelijk , dat Uwe Doorluchtigheid hier doelt op Hooge en Machtige Heeren , Graven , Baronnen en Ridders , die ter aller ure vrijelijk uitgang hebben, behalve na de sluiting van het hotel ?'!

Karei maakte eene beweging van ontkenning en ongeduld.

öHet is dan zeker, dat het kunnen zyn: schildknapen-boogschutters , dat edele mannen zijn, pages-palfreniers, allen . die geen dienst hadden omtrent uwen persoon , daar het Uwer Doorluchtigheid behaagde alleen uit te rijden. Ook edele pages , met het welnemen van Mijnheer den Grootstalmeester, of wel eenige van de honderd jongelieden , wie geenerlei bepaalde dienst werd aangewezen , tot groot nadeel en schade voor orde en goeden regel — dat zijn de lieden , welke , zoover ik kan nagaan. recht hadden zich van huis te begeven of deze vrijheid genomen hebben zonder recht, de dienaren van gezegde Heeren en Edelen uitgezonderd , die niet zijn na te sporen, aangezien hunne menigte en afhankelijkheid van het gezag hunner meesters alleen, en verder allen, die schotel noch spijze hebben in Uwer Genades huis, en die dus vóór het luiden van de avondklok zich vandaar moesten begeven. Nog zou het kunnen zijn, dat....quot;

»Wij zijn voldaan sprak de Hertog , wiens blik, onder het spreken van Olivier , snel het personeel in de zaal had overzien. »Wij hebben hier monsters, om een woord van onze Gentsche wevers te gebruiken , van al de opgenoemden. Hier, Juffertje ! wie van deze lieden draagt eene kleeding, gelijk aan die van uwe belagers?quot;

En hij voerde Süschen langzaam de zaal door. de geschaarde dienaren voorbij, die zich niet op hun gemak bevonden ; want ze begrepen , dat de bestraffing van eenige fout bedoeld werd, en dat eene vergissing , of wel het juiste oog van het vreemde meisje, een' van hen ongetwijfeld in eenig lijden moest brengen. Maar hel beschroomde kind , waggelend aan de hand van den machtigen beschermer , hief nauwelijks een' zijdeling-schen blik op hen en bleef altijd zwijgen; zij had de gezochte personen roerlings kunnen voor-bygaan zonder hen te herkennen: ten laatste echter, nadat Karel's donker oog haar vragend en ongeduldig had aangezien , trachtte zij al hare bezonnenheid meester te worden en zonder verstrooiing op te letten , hetgeen maakte, dat zij juist in een' der dichtst bijstaanden de roode onder-kleeding en bet lichtblauwe wambuis zag, welks sprekende kleuren bij den twist der jongelieden •hare aandacht hadden getroffen. De aangewezene ontstelde hevig, en betuigde met sterke woorden , dat hij zich geenerlei schuld omtrent die Jonkvrouw bewust was.

))Dus een page!quot; sprak Karei, zonder op deze verontschuldigingen te antwoorden. »Nu dient ons alleen te weten wie uit de twaalf edele jongelingen , die door onze zorg in ons huis worden opgevoed , vergetende hunne goede afkomst en onze weldaden, tot de laagheid zijn vervallen , om deze onnoozele kleine vreemdelinge geweld aan te doen ?'' vervolgde hij met eene hoogheid en eenen ernst, die meer indruk maakten, dan bijwijlen zijn doldriftige toorn,

Süschen had opnieuw aan zijne voeten willen vallen , zoo edel scheen de held haars harten haar nu toe.

Het woord van den Hertog bleef niet zonder weerklank ; want een der toortshouders , die aan het lager eind van de tafel had gestaan, verliet zijne plaats, boog de knie voor den Hertog en sprak eerbiedig , maar vast :

»Doorluchtigste Heer ! de plegers van die daad zijn Philippeau de Beaucaire en Johan de la Clitte, zonen van Edelen en pages van uw huis.quot;

De Badensche Jonkvrouw zag verschrikt op bij het hooren van die stem ; het was eene bekende stem , de stem van Romuald ; haren onbeminden aanbidder, en toen zij zich had overtuigd, dat het werkelijk de edelknaap der Markgravin was, die zich hier bevond in de vermomming van een' Bourgondischen toortsdrager , kon zij zich geen denkbeeld vormen, hoe dat toekwam : maar zij was toch wijs genoeg. om den uitroep van verwondering terug te houden . die haar op de lippen lag.

))Hebt gij zekerheid voor wat gij zegt ?'' vroeg Karei.

)NTwee mijner makkers hebben het mij voor waarheid bezworen, zij hebben gezien. hoe de jonkers het meisje ter deure inbrachten.quot;'

»En waarom spreken zij zelve hier niet?quot;

))Zij zijn huns weegs gegaan , hebbende voor heden geen nachtverblijf in het klooster.quot;

»En dus tot aan den morgen buiten bereik van ondervraginghernam Karei verdrietig: vMessite Hofmeester! dat moest anders zijn.quot;

»Uwe Doorluchtigheid zij indachtig , dat alzoo vroeger haar eigen bestel was , en....quot;


-ocr page 36-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

32

AVjj meenen het nu anders!quot; antwoordde de Hertog met stijgenden wrevel: «daarbij is hier de sprake van pages; waarom staan de beschuldigden nog niet vóór ona ?'

Op iederen anderen tijd zou Karei hem , die hier eigenmachtig zijn bevel ware vóórgekomen, met een hard woord geloond hebben; nu rekende zijne kwade luim , ontstaan uit de overtuiging, dat Olivier gelijk had tegen hem, het den zijnen als schuld aan, dat ze het ditmaal niet gewaagd hadden.

De Sire De la Marche deed nu schielijk den wenk gehoorzamen. Toen de jongelieden binnenkwamen , en Karei, hun Süschen toonende , met strengen blik op hen zag, en daarbij vroeg op dien harden toon, die vooruit als een vonnis klonk, «of zij wisten waarom dit meisje hier was V begrepen beiden, dat er niets meer te ontkennen viel. en dat hunne beste hoop bestond in eene zachte opvatting van hunne handelwijze.

Ook wierpen zij zich aan des Hertogs voeten, eenige verontschuldigingen stamelend en verschooning inroepende voor : »eene kleine jokkernij , eene lichte fout quot;

Op Karei, die Süschen de gelegenheid niet had gegeven zich duideijjk te verklaren, en die, mee-nende alles te raden , aan eenige onvergeeflijke geweld laad gelooide, deden die woorden juist de verkeerde werking.

»Jokkernij ! eene lichte fout! bij den naam van St. Joris! die onbeschaamdheid is zonder voorbeeld ! Ongel ukkigen 1 het is aan ons en niet aan u, de zwaarte uwer schuld te beoordeelen! Eene lichte fout! — Ha, Messire Johan de la Clitte! neef van den waanwijzen verrader, Philippe, met zulke manier van denken kunt ge, naar de wijze van uwen oom, fortuin maken aan het hof van Mijnheer van Frankrijk! Maar weet , ons hof is een eerbaar hof; en kuische jonkvrouwen geweld aan te doen, achten wij misdaad en geenszins jokkernij! Wij oordeelen het schande, te schertsen met het schaamrood van vrouwenwangen! Wy oordeelen het zonde , het zwakke vat te bre-! ken , dat ons in de hand is gegeven om te beschermen ; en, bij de eer van mijne Ridderorde I wie van mijn Huis zijn , zullen niet strafieloos een kwaad plegen, waarvan ik mij zeiven ont-i houde l5'

En van zijn standpunt gezien, was Kareis gramschap rechtmatig , en hij mocht zóó spreken ; want deze Hertog van Bourgondië , — en het wordt tijd, onder al z|jue fouten, die bloot liggen , op eene zyner merkwaardigste deugden te wijzen, die men moet willen opmerken, — deze Karei was een kuisch en zedelijk Vorst, en dat was veel voor zjjnen tijd , en bovenal veel voor de opvoeding, die hij genoten had , te midden van een losbandig hof, waar zijn vader het voorbeeld van ergerlijke leefwijze gaf, de zedeloosheid aanmoedigde onder zijne grooten , en ieder 1 zjjner gemalinnen het leven verbitterde door zijne j minnaressen ; waar het zedelijk gevoel van een' i jongen Vorst bjjna verstompt moest worden voor het

onderscheiden van ondeugden, die, als gewettigd door het gebruik , en gesteund , geëerd en verschoond , nevens de onschuldigste gewoonten voortliepen , of wel zich schaamteloos in de rij der deugden plaatsten. Maar integendeel, Kareis gevoel was er tegen opgeruid; zijn schrander oog had de schande ontdekt achter het hoofsche masker , waarmede men haar eerde , en zijn moed , zijne verontwaardiging had er noch eerbied voor gehad noch verschooning; en toen hij meester werd, was hij de hervormer geworden van zijn verbasterden adel; door zijn voorbeeld had hij de heilige rechten van den echtstaat geëerd , en eerbied gepredikt voor de onschuld: de zwakheid beveiligd tegen verdrukking, en zedige deugd aangeprezen als een begeerlijk goed ; en zoo hy, te midden van zijne grootsche staatsplannen, onder al het gewoel van een ruw en rusteloos krijgsmansleven lust gevonden had en tijd en zelfbe-heersching voor dit doel, dan was het niet vreemd, dat hij met sterk sprekende verontwaardiging vervolgde: »Eene lichte fout! Bij God! als mijne krijgslieden in vijands land of in veroverde plaatsen , in de hitte van den krijg , bij brandstichting en moord , als men niet alles overzien kan noch straffen , dusdanige daden plegen van geweld en overmoed , is het ons zeer tegen de borst en vernemen wij het met onwil, schoon men de lieden van wapenen in zulke dagen ietwat dient toe te geven ; maar hoe ! wij verkeeren in een' bevriend land , waar wij als bondgenooten zijn ingetrokken, en als broeders ontvangen worden en geherbergd, en wij zouden zien en lijden dat de zusters of dochters van de vrije burgers of van de kleine luiden, of van wie oo.i, overlast leden en gedeerd werden door ruwen moedwil en overgauwe loszinnigheid van zulke dartele kweekelingen, als deze bedorvene zonen van goede edellieden! en wij zouden dat met den schoo-nen glimp van eene lichte fout looselijk overdekken en slappelijk straffen! Neen , bij de eer van Bourgondië s heilige orde! anders eischt der Vorsten plicht van billijkheid ! Jongelieden ! wij zullen daarin voorzien , dat gij de straffe voor 't minst niet licht noemt, die op zulke lichte vergrijpen wordt toegepast. Hierheen , mijne dienaars van wapenen!quot; (en hij keerde zien tot vier mannen in krijgsgewaad, voerende zijne bijzondere kleuren, die aan eene afzonderlyke tafel zaten , vlak tegenover zijnen zetel, altyd gereed, op zy n eerste bevel den aangeduiden persoon gevangen te nemen) »hier heen! en voert deze jonge booswichten naar den laatste, met wien ze te doen zullen hebben, naar den beul: schande wascht men alleen door bloed!quot;

Een zware zucht van ontzetting ontwrong zich op dat woord aan de borst van al de verzamelde personen, die Karei te wèl kenden in de onwrikbaarheid zijner besluiten, in de snelheid van zjjn uitvoeren, om niet te weten, dat het gee-ne losse bedreiging was, maar volle, schrikwekkende ernst; het treurig einde van den jongen edelman dHamaïde, een'page van negentien jaar,


-ocr page 37-

DEN STOUTEN. 33

EENE KROON VOOR

wien noch zijne machtige verwanten, noch eenige hooge voorspraak tegen eene bloedige rechtvaardigheid had kunnen beschermen, en die toch Karel's lieveling was geweest, lag nog te versch in het geheugen, om voor deze jongelingen van minder beduidenis op meerdere zachtheid te kunnen hopen.

Ook waren de geduchte wapendienaren reeds genaderd...

Maar Jehan de Clitte, die. evenmin als zijn makker , tegen den stroom van Karei s driftige rede een woord had kunnen inbrengen, ei die , zoo vaak hij het had willen beproeven, door dtn luiden toon van des Hertogs toornige stem overschreeuwd was geworden , vond nu in dit uiterste oogenblik zijne kracht en tegenwoordigheid van geest terug, en als een schrander en vernuftig jonkman , wilde hij den omstanders met één enkel gezegde duidelijk maken , dat hunne schuld toch niet eene zulke was , waarmede men den dood niet verdiende. Hij richtte zich op en sprak luid en met bitterheid tot Süschen :

))Zoo zeker gij zelve eens behoefte zult hebben aan des priesters vergeving , wreede schoone ! zoo zeker eischt gij nu eene zware boete voor eene kleine stoutheid! Mij dunkt, één enkele kus , zelfs van uwe rozenlippen , is goed betaald met tivee jonge levens! Kom, Philippeau ! g^anwij; de Hertog wil het!''

«Zacht wat!quot; riep deze, »gij hebt zonderling veel haast om ter dood te gaan ; één kus!quot; en hij borst in een' luiden lach uit; wie van ons beiden was dan buiten zinnen, meisje ! zooveel misbaar om éénen kus! dit had gij ons vroeger kunnen zeggen. Beslis nu. spreekt de jonker waarheid ?quot;'

En naar Süschen omziende, wierp hij haar een half toornigen , half lachenden blik toe.

Zacht schreiende, boog zij snel toestemmend het ; hoofd ; reeds herhaalde malen had zij gepoogd , zijne aandacht tot zich te trekken ; maar ontzet en overbluft door alles wat zij hoorde en zag , en op het vreeselijkst getroffen op het denkbeeld, dat er bloed vloeien zou , en dat om harentwil, had nog de ontroering telkens haar de spraak benomen en het geluid in de keel gesmoord.

»Nu dan , waartoe die tranen?quot; sprak Karei met verwondering, «niemand dreigt u met leed of lastmaar plotseling meenende haar te begrijpen , vervolgde hij met verheffing van stem , : zich tot de aanwezigen keerende , wie zijn eigen j voorbeeld tot den spottenden lach scheen te heb-i ben gerechtigd, die hun nu op de lippen zweef ■ | de : «Neen ! het moge ons vreemd schijnen, toch , willen wij niet gespot hebben met die fijne eerbaarheid van deze Duitsche Jonkvrouw! Altijd is het zeker , gij Heeren pages ! dat gij haar behandeld hebt als onpassend was en strijdig met den plicht van toekomende Ridders. Gij hadt niet noodig , haar met geweld te brengen , waar zij niet begeerde te zijn ; daarvoor zult gij haar ieder twintig Vlaamsche tournoijsen uitkeeren, bij wijze van boete , en dat is ook de voorwaarde, waarop wij niet willen vragen, met welk doel gij tegen elkander den degen trekt in tijden van vrede en

binnen de muren van onze verblijfplaats...... De

beurs uir- den gordel, Jonkers! wij hebben haast om gehoorzaamd te zijn.quot;

Daar zou het niet aan ontbreken ; de Jonkers haaldensnel hunne beurzen te voorschijn ; misschien vonden zij den prijs hunner scherts nog altijd hoog genoeg ; maar Süschen weerhield hen met een driftig gebaar.

Eene gloeiende verontwaardiging bij eene grieve , die zij beter gevoelde dan wist te ontleden , gaf haar plotseling moed en sprake:

))Mijn Genadige Heer! spaar mij dit,quot; wendde zij zich tot Karei, »ik ben niets komen vragen, en ik wil niets ontvangen; zelfs heb ik over niemand geklaagd , noch recht gevraagd, tegen wien ook. Alleen moest ik zeggen , hoe ik kwam waar ik niet had moeten zijn; Uwe Doorluchtigheid had kwade gedachten van mij ; ik moest mij verweren door de waarheid; maar door haar groot ongeduld ontnam zij mij het woord, en gunde zich niet te luisteren , later miste ik den moed en de bezinning, om opnieuw te spreken. Gods Heiligen , die mijn hart kennen , weten , dat het niet zou geweest zijn om deze lieden te beschuldigen , aan welke ik veeleer verplicht ben, omdat.....quot;

De donkere blos, waarmee de overspanning hare wangen gekleurd had , werd eensklaps vervangen door een doodelijk bleek, en zij zweeg als wie een gevaarlijk woord, dat ontsnappen ging, met moeite op de lippen terughoudt; daarna vervolgde zij haastig :

dDc groote Vorst weet nu alles, en dus , wat zoude ik met dit geld, waarvan de aanbieding mij meer pijn geeft dan ik weet uit te drukken /quot; en daarbij hief zij het oog op naar den Hertog, met eene onbeschrijfelijke mengeling van droef- 1 heid en verwijt; er lag iets verwijtends in dien i blik en toch eene diepte van weemoed , die pijn deed om aan te zien. Karei zelf begreep niet, door welke deelneming tot lankmoedigheid gestemd , hij zulk eenen blik duldde, zonder in drift te ontvlammen. Hy wist niet, dat het de overmacht harer zwakheid was . en de overmacht van dat dwepend gevoel, waarmede zij naar hem opzag, waarvan hij onwillekeurig den invoed onderging , en dat op hem terugwerkte.

))Wel, kind!'' hernam hij, wniemand dwingt u het aan te nemen; slechts meenden wij u van een' bruidschat te voorzien , waarmee gij een' uwer Duitsche Baronnen kondt huwen. De Jonkers zullen dan die penningen storten bij onzen Aalmoezenier, opdat die er meê voorzie in de ellende van eenige nooddruftigen Maar gij , begeer iets van ons ; wij hebben beloofd u koninklijk te begiftigen.... Zie rondom u , is daar iets op onze tafelen of credenze, dat gij vee-langen zoudt te bezitten, tot aandenken van onze ontmoeting? Of wenscht gij eenige sierlijke stoffen in goud- of zilverlaken, tot een feestkleed , dat edelvrouwen u benijden zullen ?quot;

»Antwoord dan vervolgde hij, toen zij bleef


II.

3

-ocr page 38-

34 EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

zwijgen; »wij hebben in trouwe tijds genoeg verspild .met uwe zaak.quot;

»Laat mij binnen uwe kapel, op den dag, dat gij tot Koning gewijd wordt!quot; riep zij met eene snelle overwinning op hare beschroomdheid, door zijn dringen afgeperst.

»Dat zij u toegestaan !quot; hernam de Hertog vroo-lijk. ))De Sire de la Marche (hij zag dezen aan) is belast met u op dien dag plaats te geven en te onthalen ; maar zorg , niet weer alleen te komen, en neem vader of broeder of liefste mede; en opdat gij zeker moogt zijn tegen iedere ongelegenheid . neem deze keten. Onze naam en wapenen staan uitgedrukt op het gouden slot; 1 een elk van mijne lieden, wien gij het toont, ! zal gehouden zijn u voort te helpen en te be-j schermen; want alzoo is onze wil, dien zij allen verstaan zullen. En nu , vaarwel! wees Gode bevolen.quot;

Te gelijk gaf hij haar het kostbaar gewerkte sieraad , waarvan hij zich had ontdaan, en wenkte met de hand , dat zij gaan zoude; maar zij wierp zich op beide knieën, drukte zijn geschenk met vuur aan hare lippen en bleef hem lang aanzien, zonder dat zij ook een enkel woord van dank uitte.

»Wat wilt gij nog ?quot; vroeg hy ongeduldig: want reeds waren verscheidene grooten van zijn hof binnengekomen tot den avondmaaltijd, en hunne verwonderde blikken , schoon hun mond eerbiedig zweeg, begonnen hem lastig te worden. )Wij meenden , dat gij voldaan zoudt zijn; wat wenscht gij verder?quot;

»Niets, niets !quot; riep het meisje met bevende stem ; maar toch week ze niet van de plaats , want ze was onmachtig neergevallen.

«Ei, ziedaar ! de deerne is bezwijmd aan onze voeten!quot; riep Karei, zich verdrietig t r zijde keercnde ; «wij bekennen onbekwaam te zijn met zulke weeke gt;chepselen om te gaan. Richt gij haar op , Sire de la Marche! gij zijt zacht van wezen en zoet van tong : zij mocht sterven zoo ik haar de hand vatte . daar een luid woord haar zoozeer in beweging brengt; en daarbij, ik verlang te eten; laten twee bejaarde dienaren haar naar Trier terug geleiden, en verantwoordelijk zijn voor hare veiligheid.quot; Hij stapte driftig van de bewustelooze weg naar een ander gedeelte van de zaal. zonder meer naar haar om te zien.

Daar sprak hij eene poos met zijne voorname hovelingen , wier groet hij nog niet had beantwoord , en kort daarop hoorde men hem luide zeggen : «Sire Hofmeester! laat het sein gegeven worden; wij zetten ons ter maaltijd.quot;

VI.

De diplomatieke samenkomst, die wij boven 1) met een woord hebben aangekondigd , vond plaats even na den avondmaaltijd des Hertogs van Bour-

*) Bi adz. 17.

gondië, of liever, deze werd er om verkort ; want nauwelijks had men hem kennis gegeven , dat de man, die gewacht werd, was aangekomen , of hij stond van tafel op , wierp schielijk een kostbaar fluweelen bovenkleed over zijn harnas heen , wenkte den Grooten Bastaard , hem te volgen, en liet zich door twee fakkeldragers vóórlichten naar het bidvertrek der Abten van St.-Maximijn , dat tot zijne geheimkamer was ingericht.

Er bevonden zich twee mannen : de eene was, naar den grijzenden baard te oordeelen, van meer dan rijpen leeftijd; de andere scheen nog niet volkomen de krachtigste jongelingsjaren te hebben bereikt. De oudste, dien Karei als Graaf van Vernemburg aansprak, droeg het lange Duit-sche hofgewaad Toen hij voor den Hertog het hoofd ontblootte , zag men de trekken van een veel beteekenend gelaat en kleine lichtbruine oogen, die , onder de zware grijze wenkbrauwen van leven en schranderheid flikkerden. De fiere slanke jonkman , die hem vergezelde , was eenvoudiger gekleed dan hij ; toch had zijne houding iets, dat hem genoeg onderscheidde, om hem niet voor een' mindere des Graven te doen aanzien Hij groette Karei van Bourgondië met een vriendelijken glimlach . die echter iets verlegens had , en met eene lichte beweging aan den breed-geranden hoed van zilvergrijze zyde , dien hij ophield.

De tegenwoordigheid van dezen jongeling scheen den Hertog eene aangename verrassing te zijn ; ten minste hij naderde hem vroolijk, reikte hem welgevallig de hand, en sprak op vergenoegden toon :

9 Bij de eer van onze Orde ! nu stellen wij het beste vertrouwen in de beloften van Oostenrijk . als ze ons door zulken zendeling aangekondigd worden.quot;

)gt;Met uw welnemen, Doorluchtige Hertog!quot; hernam de Graaf van Vernemburg eerbiedig, doch eenigszins haastig ; «de tegenwoordigheid van Mijnheer is geenszins eene te gemoet komende en veel minder eene verbindende betuiging van mijn hof, maar kan ééniglijk beschouwd worden als een bewijs van hooge persoonlijke belangstelling van den Rijks-Baron (hij sprak dit woord met nadruk) in de zaken, die hier gaan behandeld worden.quot;

»En van zijne zeer oprechte toegenegenheid en eerbiedenis voor den persoon des Hertogs van Bourgondië,quot; voegde de jonge baron er met levendigheid bij.

»Om het even,quot; sprak Karei, wiens wangen zich sterk gekleurd hadden bjj het woord van Vernemburg. »het is altijd goed, dat de belanghebbenden hunne zaken zelve drijven; wij hebben menige ondervinding van onderhandelaars, die de zaken, hun toevertrouwd, meer in verwarring brachten en verwikkelden, da,n toegelicht en vereffend hebben.quot; Dit laatste was eene lomp • heid aan den Duitschen Graaf, als onderhandelaar hier aanwezig; maar de Staatsman beantwoordde haar alléén met een' fijn spottenden glimlach


-ocr page 39-

EENE KROON VOOR KA.REL DEN STOUTEN.

35

en met de aanmerking, dat hij hoopte te bewij -zen, hoe die regel niet van algemeene toepassing was; daarna ziende dat Karei gezeten was, plaatste hij zich, na eene lichte buiging, tegenover hem in den gereedstaanden zetel.

De Baron zette zich aan zijne rechterzijde, maar op eenigen afstand, en liet zijn donkerblauw oog, met eene soort van onrust en j schroom, van den een' naar den ander afdwalen.

»Onder goedkeuring van Uwe Hoogheid,quot; be-| gon de Graaf, op de twee hooge vergulde kandelaren wijzende , waarop zware waskaarsen brandden , «zou ik van oordeel zijn, dat deze lichten helderheid genoeg verspreidden om deze samen-spreking toe te lichten, en dat het raadzaam zou zijn, gindsche fakkeldragers te verwijderen.quot;

»Integendeel, Heer Graaf!quot; antwoordde de Hertog , in wiens toon iets was, dat getuigde van zijne veranderde luim; «wij oordeelen, dat dit vertrek te spaarzaam verlicht is naar aanzien van het gezelschap; en de bijen van onze Zuidelijke Staten leveren was genoeg op, om, bij eene gelegenheid als deze, de kloosterachtige somberheid van dit verblijtquot; op te luisteren.quot;

»Maar de lieden zjjn getuigen......quot; hernam de Duitscher, met een zijdelingschen blik op den Baron; ))en hunne oogen en ooren blijven niet zoo werkeloos als hun mond.quot;

wDeze lieden zijn op ons bevel even stom, doof en blind als hunne fakkels zelve; daarbij, wie geeft opmerking aan dergelijke dienende wezens ?quot; sprak Karei, en zeer scherp voegde hij er bij : »wij verzorgen onze dienaren te goed en betalen hen te ruim, om niet zeker te zijn van hunne trouw'

De karigheid des Keizers voor zijne hofhouding en ambtenaren was bekend

Een diepe blos kleurde de wangen van den jongen Baron.

De Graaf glimlachte weder, doch ditmaal met meer verlegenheid dan ironie

»Messire Antonie!quot; vervolgde Karei tot dezen, ))laat nog twee mannen met wastoortsen ter wederzijden van de nis plaats nemen, opdat wij licht hebben over de tafel!quot; en met trots zeide hij: »En gij. Graaf van Vernemburg! vergeef ons, wij zijn gewoon, bij dergelijke huishoudelijke aangelegenheden geen' anderen raad te volgen dan die van ons eigen hoofd quot;

De Bourgondische Edelman, die met dergelijke handelwijze van zijn meester gemeenzaam scheen, wenkte van achter diens zetel, waar hij stond, den zaakgelastigden toe met een gebaar | dat tot zwijgen maande, en daarop verwijderde hij zich, om het gegeven bevel te doen gehoorzamen.

De Duitsche Heeren zagen elkander aan met een licht schouderophalen , verwonderd en geërgerd over eene zoo kleingeestige tegenstreving op een zoo weinig beduidend punt, die hun scheen te voorspellen, hoeveel lijdzaamheid zij bij dit samenzijn te gebruiken zouden hebben

En ze mochten er zich waarlijk mede wapenen,

want Karei was , door eene aanvankelijke teleurstelling, in dat lastig en dwarsdrijvend humeur geraakt, dat voor zijne omringenden onverdraaglijker was dan sommige vlagen van zijnen opgerui-den hartstocht, en dat voor zijne eigene belangen nog veel gevaarlijker was , daar het hem , als het ware tegen de uitspraak van zijn gezond verstand aan , vervoerde , om volmaakt strijdig te handelen met den raad van anderen , zelfs van de best gemeende waarschuwing.

Een woord , dat over deze zielsgesteldheid zijns meesters inlichtte , en raad gaf, hoe daarbij te handelen, was het zeker , wat Antonie, bij zijne terugkomst in het vertrek , den Duitschen diplomaat als ter loops influisterde , onder begunstiging der stoornis, door het binnentreden van de beide toortsdragers veroorzaakt.

Maar Karei's achterdocht werd er door opgewekt , zelfs tegen een' anders geliefden bloedverwant.

«Messire Neef! uwe plaats is aan onze zijde, meenden wij,'' sprak hij met hardheid.

En die fiere edelman, die later een' ander zijner landsheeren met de wapens in de hand zou durven trotseeren, gehoorzaamde dezen zonder ééne tegenwerping. Zóó groot was het ontzag, dat deze Hertog , tot in het kleine toe , voor zich had weten in te boezemen aan zyne Vorstelijke hovelingen , en dat in eenen tijd , waarin de Fran-sche kroon vazallen zich nog als onafhankelijke machten tegen hunnen Heer wapenden en verbonden , terwijl Karei zelf, door zijne aansluiting en deelneming, dien tegenstand had .gewettigd

Vlak tegenover de nis , waarin een levensgroot standbeeld van den Heiligen Petrus geplaatst was, zat de jonge Baron , en dus volkomen in het gezicht der beide toortshouders, die daar op Karei s bevel hadden post gevat; maar ze stonden roerloos en stom als het marmeren beeld zelf, zonder eens naar de sprekende personen op te zien , en zóó zichtbaar zonder deelneming aan het voorvallende , dat men het den Hertog niet misduiden kon. zoo hij ze weinig meer rekende dan de lichtstandaarden , waarvoor zij strekten. Een hunner echter , op wiens gelaat iets pijnlijks lag, dat kon i worden uitgelegd als onrust, als morrende verve- i ling, wierp toevallig eenquot; schichtigen en schroom- : valligen blik op den persoon tegenover hem. den belangwekkenden jongeling; en hij scheen zóó getroffen door dit gezicht, dat hy verbleekte en j de lichttoorts een oogen blik wiegelde in zijne sid- i derende hand.

Het was Romuald , de page van den Markgraaf Sigibert, die den zoon van zijnen Keizer had herkend !

Het wordt eenmaal tijd , dat de lezer wete , hoe deze in het klooster was binnengedrongen , ! en wat hij er kwam verrichten.

Toen de schalke Bertha haren wensch teleurgesteld zag, om den knappen jongeling tot geleider te hebben, had zij hem eenen wenk gegeven , dat hij , bij wijze van ontmoeting , zich met zijne schoone omstreeks de kapel zou samentref-


-ocr page 40-

: 36 EENE KROON VOOR

L DEN STOUTEN.

fen ; toen zij dus alleen vliedende terugkeerde , vond zij hem op het pangewezen pad ; en toen zij hem in snelle woorden en niet verzwakte kleuren het avontuur had afgeschetst. dat haar van Süschen had gescheiden, was het zijne eerste gedachte , zoowel als haar dringend verzoek , dat hij zonder verwijl de bedeesde schoone van de lastige plaaggeesten ging verlossen. Zij zelve zou wel veilig haars weegs gaan ; zij zag de Zwarte Poort reeds zoogoed als vóór zich, gt;:en hare veiligheid was voor hem ook van het kleinste belangvoegde zij er spottend bij.

Romuald ijlde dan voort, »op de vleugelen der liefde om eens eene nieuwe uitdrukking te wagen ; maar die vleugelen hadden hem nog niet ver gebracht, of hij ontmoette de twee teleurgestelde standaardjonkers , die voor den hoogeren rang der pages hadden moeten wijken bij den twist om de Duitsche Helena. Bij de feesten, die de Bourgondische dienaren met de Oosten-rij ksche hadden in aanraking gebracht, was Romuald met één' hunner genoegzaam in kennis geraakt, om hem deelgenoot te maken van zijne onrust over het schoone meisje.

»Was het uwe zuster of uw liefje ?quot; vroeg de Bourgondiër.

«Mijne zuster!quot; sprak Romuald , zonder aarzelen den titel kiezende , die hem het eerwaardigste recht scheen te waarborgen.

«Leugenaar!': hervatte de ander, die de onwaarheid in zijn' blos las ; «maar gij zijt reeds genoeg gestraft; mijne Heeren de pages-edelkna-pen, met name Jehan de la Clitte en Philippeau de Beaucaire, hebben haar in hunne macht binnen de muren van het klooster , en wees gelukkig met h?ar zoo gij ze wederkrijgt!quot;

«Wat moet ik doen? zeg, wat ik doen moet?quot; smeekte Romuald, doodelijk verschrikt van hunnen spot.

De Bourgondiërs beraadden zich te zamen; wat zij uitdachten . zou te gelijk eene goede wraak zijn voor de teleurstelling, die zij zelve hadden geleden.

Zij beschouwden Romuald met aandacht.

«Durft gij wat wagen?quot;

«Alles om haar.quot;

«Gij waagt niet veel, als gij behendig zijt /' sprak de langste , en wierp zijn bovenkleed uit. «Verwissel dit met uw wambuis, neem mijne tootschoenen en mijne gantelets ; uw lang blond haar is van het onze niet te onderkennen. Zie zoo , die muts daarop. De Provoost zelf zou u nu den standaard in handen geven. Wie let er op , of uwe witten hozen juist van scharlaken zijn als de onze ? Wij zijn honderd in getal in 's Hertogs huis , meest allen Luxemburgers en Henegouwers ; maar het eene rot kent nauwelijks het andere van wezen. De portier zal u niet weren, al kent hij u niet. Stap vrij en luchtig de voorpoort in. Onze Heer zal weldra komen ; als ge hem ziet, legt gij hem uwe zaak vóór, op de wijze , die gij het best keurt, en het meisje zal te voorschijn komen, al hadden zij haar onder

de aarde begraven, en de jonkers zullen hun deel krijgen, als verdiend is. Maar wacht u te bekennen , dat gij niet van de onzen zijt; Karei van Bourgondië is de man , om u zonder onder- ! zoek als spion te doen opknoopen. Als ge wat slim zijt kunt gij echter licht dit noodlot ontgaan ; welnu , zijt gij besloten ?quot;

De Duitscher had zijne vermomming reeds voltooid. Wat vroeg hij naar gevaar en bezwaren? Hij had de liefelijke Engel, die geheel zijn hart vervulde, van, hij wist zelf niet welken jammer | te redden of te wreken en hij gaf er zijn leven voor , zoo hij daarin slaagde. En er sprak veel voor dit goede vooruitzicht. De Bourgondische jongelingen gaven hem nog enkele waarschuwingen en aanwijzingen , en moedig stapte hij — hoe dankte hij zijn' beschermheilige — ongehinderd , schoon niet onopgemerkt, de groote voorpoort binnen. Snel vermengde hij zich in den stoet van lagere dienaren , zich slechts zooveel mogelijk op eenen afstand houdende van wie eene uitmonstering droegen aan de zijne gelijk. Voor alles wilde hij weten wat er van Süschen geworden was , en hij hoopte het te ervaren uit een of ander gesprek, dat hij schijnbaar onverschillig meende aan te knoopen , of door te luisteren naar de woorden der anderen; maar helaas ! het Vlaamsch, het Bourgondisch, het Luiksch, het Henegouwsch, het Hollandsch, alle tongvallen en alle spraakwijzen van al Karel's Vorstendommen kruisten zich hier, als bij de spraakverwarring van Babel; en de Duitscher , die anders genoeg Fransch kende, om met ware Bourgondiërs om te gaan, verloor hier den draad van iedere gissing ; daarbij was het een gewemel en geloop en tegen elkander hotsen, een verdringen en verjagen onderling, waarbij er geenerlei vraag gehoord of beantwoord kon worden. — Eindelijk vatte hem een oudachtig man bij den arm, die. naar het uiterlijk te oordeelen, aan den dienst van de keuken moest verbonden zijn.

«Ludwig ! volg mij ,quot; sprak hij in vrij gced Duitsch ; «in de fruitkamer heb ik iets voor u , arme landsman! die bij den avondmaaltijd gee-nen toegang hebt. Kom mede.quot;

Romuald , die het een weinig op zijne goede fortuin moest laten aankomen, volgde dien man, dien hij ten minste verstaan kon, en die hem wellicht van dienst zou kunnen zijn, hetzij bij zijne nasporingen, hetzij bij zijnen wensch om den Hertog te naderen.

Een afzonderlijk korps dienaren was tot den dienst van Karel's nagerecht verordend ; die fruitkamer dus . waar de Luxemburger hem vóórging, was opgevuld met lieden van allerlei leeftijd, die er de plichten van hunnen dienst kwamen uitoefenen. Het was er reeds schemering, gelijk in geheel het klooster, waar licht en lucht maar zeer weinig toegang gelaten werd; niet vreemd was het dus , dat deze meester-spijsbezorger, die zeker door eenige gelijkenis moest getroffen zijn geweest, de vergissing niet ontdekte, maar de wijn en het koude wildbraad en de geurige drui-


-ocr page 41-

37

ven , die hij voor den lieveling ter zijde gezet had , met ronde gulheid aan den vreemdeling voordiende , terwijl deze inmiddels bij zich zeiven overleide , hoe hij de gewenschte ondervraging aanvangen zou.

Maar nieuwe personen kwamen binnen. »Houd u hier wat ter zijdefluisterde zijn gastheer hem toe ; ))daar zijn de knechten fakkeldragers, die komen om de wastoortsen , welke ik moet afleveren.quot;

Nadat de man hem tot die bezigheid verlaten had, stond de Duitscher alleen in den gekozen' hoek , toen op ééns een der binnentredenden de tijding bracht, dat de Hertog terug was. Plotseling werd alles nog meer leven en werkzaamheid: men hoorde stemmen bevelen geven, en men zag ze met drift uitvoeren; geene hand bleef er werkeloos, geen voet twee minuten op dezelfde plaats, en om tot de orde te komen , heerschte er eene vreeselijke ongeregeldheid. Eomuald stond alleen, werkeloos tusschen dit gewoel, genoeg met zijne houding verlegen, en vol verlangen om verder te gaan, nu hij Karei in deze muren wist.

Zijne ledigheid had intusschen de aandacht getrokken , van iemand, die, te oordeelen naar zijne kleeding en het witte staafje in zijne hand, een der dienstdoenden onder de hofmeesters moest zijn.

Hij naderde Romuald met driftige gebaren en onvriendelijke woorden.

))Wij ontbreken heden zeven fakkelhouders voor de eetzaal, en onze Heer onderhoudt honderd gezonde jongelingen, die geen' vinger uitsteken , dan bij openbare optochten een standaard te dragen! 't Is eene schande! daar staat weêr een van die verwijfde luiaards. Hola, Meester!quot; en hij vatte hem bij den arm; »ge zgt op eene plaats waar ge niet hoort: verdien ten minste van daag uw brood, en volg mij met eene fakkel naar het refectorium. St-Brêve! eene wastoorts voor den Jonker.quot;

St -Breve, dezelfde , die zich den jongen Duitscher had aangetrokken, zette een meéwarig gezicht , toen hij hem het geëischte in de hand gaf, maar deze vond zijn lot niet zoo hard als het zijnen begunstiger toescheen : want hij begreep, dat hem daarbij de beste gelegenheid geboden werd om tot den Hertog te komen Ook lichtte hij den hofmeester vóór met eene gewilligheid, die dezen te eerder in eene betere luim bracht, daar hij haar niet had moeren wachten , en met reden ; want in eene huishouding , zoo omslachtig als die van den Bourgondischen Hertog, waar ieder meubel, reder stuk van het tafelgereedschap bijna een' afzonderlijken bediende had, die er zorg voor droeg , maar wiens dienst zich dan ook verder tot niets uitstrekte , waren juist zij, die er zich zonder bepaalde werkzaamheden ophielden, onder den naam van lediggangers, de lastdragers van ieders verzuimd werk , waarover ieder naar willekeur beschikte ; daarom hadden de jonkers van den standaard, slechts tijdelijk in deze betrekking, en meestal van vrij

I goede afkomst, zich dikwerf met moed verzet tegen dit willekeurig gebruiken hunner personen.

»Geef mij dan ten minste eene eerlijke plaats , na ik eene taak op mij neem, die niet van mijnen plicht is quot; had Romuald den hofmeester gebeden.

En deze was hem hierin gaarne ter wille geweest, en had hem een post gegeven aan des Hertogs eigen tafel. Met eene mengeling van vrees , van verwachting, var: onrust, die toch werd afgeleid door het gezicht van al het vreemde en sierlijke rondom hem, had de jongeling, zoo staande, in altijd klimmend ongeduld, eenen tijd doorgebracht , die zeker lang was, maar die hem zonder einde scheen, totdat eindelijk zijn geduld en zijn stout ondernemen door eene uitkomst boven hoop en verwachting werd bekroond. Süschen veilig en ongedeerd te zien binnnenkomen onder de bescherming van den Vorst, was hem een loon geweest, zoo zoet en heerlijk, dat hij zijnen geleden angst en het moeite volle van zijn' te-genwoordigen toestand daarbij volkomen vergat. Alleen, toen de schoone veilig en gelukkig van daar ging, en gewroken door de vernedering harer beleedigers, had hij er een jaar van zijn leven voor willen geven, om haar te mogen vergezellen of volgen; maar zonder zich te verraden of achterdocht te geven, was het onmogelijk, en hij had nu reeds genoeg gezien van Bourgondische manieren en Bourgondisch recht, om zich aan niemands verkeerde opvatting te wagen. Met toenemend verdriet en afnemende lijdzaamheid zag hij dus j eenen maaltijd aanvangen en voortduren, die | hem op de plek als vastgemetseld hield, en hoe hij de stoornis zegende, die Karei van tafel dreef, valt daarna licht te denken. Maar het was besloten dat hij tegenspoed zoude hebben; genoeg aan het hofleven gewoon, om ingewijd te zijn in die kleine listen, waarmede men zich eenen last van den hals schuift, was hij, na het vertrek van den Arorst, reeds aan den uitgang van de zaal genaderd, toen een dienaar van Messire Anthonie van Bourgondië zich aan Olivier de la Marche wendde om meerdere toortshouders voor 's Hertogs gt; kabinet. Romuald werd opnieuw gebruikt, en : een woord van tegenspraak, dat hij waagde, werd door den grooten Heer zóó hoog beantwoord, dat de jonge man. zich van spijt verbijtende, ge- i hoorzamen moest. Tot zijne ergernis hoorde hij j juist den portier de groote poort sluiten, nadat 1 hij zijne gewone ronde had gedaan, om te onderzoeken, of er ook vreemdelingen waren binnengeslopen, en dezulken, die geen recht hadden te blijven, uit het huis te verjagen. Die poort knarste tem in de ooren als de deur van eene gevangenis. Het zien van den Aartshertog woog hem niet minder zwaar op het hart, hij was meermalen met zijnen heer in diens tegenwoordigheid geweest; deze kon hem herkennen. en één woord of één gebaar van verwondering kon hem verraden. De toon, dien de onderhandeling nam, maakte hem niet geruster, want, gedwongen spion als hij was, voelde hij meer


-ocr page 42-

36

fen ; toen zij dus alleen vliedende terugkeerde , vond .zij hem op het nangewezen pad; en toen zij hem in snelle woorden en niet verzwakte kleuren het avontuur had afgeschetst, dat haar van Süschen had gescheiden, was het zijne eerste gedachte , zoowel als haar dringend verzoek , dat hij zonder verwijl de bedeesde schoone van de lastige plaaggeesten £ing verlossen. Zij zelve zou wel veilig haars weegs gaan ; zij zag de Zwarte Poort reeds zoogoed als vóór zich, gt;:en hare veiligheid was voor hem ook van het kleinste belangvoegde zij er spottend bij.

Komuald ijlde dan voort, »op de vleugelen der liefde om eens eene nieuwe uitdrukking te wa-i gen; maar die vleugelen hadden hem nog niet | ver gebracht, of hij ontmoette de twee teleurgestelde standaardjonkers , die voor den hoogeren rang der pages hadden moeten wijken bij den twist om de Duitsche Helena. Bij de feesten, die de Bourgondische dienaren met de Oosten-rij ksche hadden in aanraking gebracht, was Ro-muald met één' hunner genoegzaam in kennis ; geraakt, om hem deelgenoot te maken van zijne onrust over het schoone meisje.

«Was het uwe zuster of uw liefje ?', vroeg de Bourgondiër.

«Mijne zuster!quot; sprak Romuald, zonder aarzelen den titel kiezende , die hem het eerwaardigste recht scheen te waarborgen.

wLeugenaar!quot; hervatte de ander, die de onwaarheid in zijn' blos las ; «maar gij zijt reeds | genoeg gestraft; mijne Heeren de pages-edelkna-1 pen . met name Jehan de la Clitte en Philippeau | de Beaucaire, hebben haar in hunne macht bin-| nen de muren van het klooster , en wees geluk-| kig met hp ar zoo gij ze wederkrijgt!quot;

»Wat moet ik doen ? zeg, wat ik doen moet ?quot; i smeekte Romuald, doodelijk verschrikt van hunnen ! spot.

De Bourgondiërs beraadden zich te zamen; wat zij uitdachten . zou te gelijk eene goede wraak zijn voor de teleurstelling, die zij zelve hadden geleden.

Zij beochouwden Romuald met aandacht.

«Durft gij wat wagen?quot;

»Alles om haar.quot;

))Gij waagt niet veel, als gij behendig zijt sprak de langste , en wierp zijn bovenkleed uit. «Verwissel dit met uw wambuis, neem mijne tootschoenen en mijne gantelets ; uw lang blond haar is van het onze niet te onderkennen. Zie zoo , die muts daarop. De Provoost zelf zou u nu den standaard in handen geven. Wie let er op , of uwe witten hozen juist van scharlaken zijn als de onze ? Wij zijn honderd in getal in 's Hertogs huis , meest allen Luxemburgers en Henegouwers; maar het eene rot kent nauwelijks het andere van wezen. De portier zal u niet weren, al kent hij u niet. Stap vrij en luchtig de voorpoort in. Onze Heer zal weldra komen ; als ge hem ziet, legt gij hem uwe zaak vóór, op de wijze , die gij het best keurt , en het meisje zal te voorschijn komen, al hadden zij haar onder

de aarde begraven, en de jonkers zullen hun deel krijgen, als verdiend is. Maar wacht u te bekennen , dat gij niet van de onzen zijt; Karei van Bourgondië is de man , om u zonder onder -zoek als spion te doen opknoopen. Als ge wat slim zijt kunt gij echter licht dit noodlot ontgaan ; welnu , zijt gij besloten ?quot;

De Duitscher had zijne vermomming reeds voltooid. Wat vroeg hij naar gevaar en bezwaren? Hij had de liefelijke Engel, die geheel zijn hart vervulde, van, hij wist zelf niet welken jammer 1 te redden of te wreken en hij gaf er zijn leven voor , zoo hy daarin slaagde. En er sprak veel voor dit goede vooruitzicht. De tourgondische jongelingen gaven hem nog enkele waarschuwingen en aanwijzingen, en moedig stapte hij — hoe dankte hij zijn' beschermheilige — ongehinderd , schoon niet onopgemerkt, de groote voorpoort binnen. Snel vermengde hij zich in den stoet van lagere dienaren , zich slechts zooveel mogelijk op eenen afstand houdende van wie eene uitmonstering droegen aan de zijne gelijk. Voor alles wilde hij weten wat er van Süschen geworden was , en hij hoopte het te ervaren uit een of ander gesprek, dat hij schijnbaar onverschillig meende aan te knoopen , of door te luisteren naar de woorden der anderen; maar helaas! het Vlaamsch, het Bourgondisch, het Luiksch, het Henegouwsch, het Hollandsch, alle tongvallen en alle spraakwijzen van al Karel's Vorstendommen kruisten zich hier, als bij de spraakverwarring van Babel; en de Duitscher , die anders genoeg Fransch kende, om met ware Bourgondiërs om te gaan, verloor hier den draad van iedere gissing ; daarbij was het een gewemel en geloop en tegen elkander hotsen, een verdringen en verjagen onderling, waarbij er geenerlei vraag gehoord of beantwoord kon worden. — Eindelijk vatte hem een oudachtig man bij den arm, die. naar het uiterlijk te oordeelen, aan den dienst van de keuken moest verbonden zijn.

wLudwig! volg mij ,quot; sprak hij in vrij goed Duitsoh ; »in de fruitkamer heb ik iets voor u , arme landsman! die bij den avondmaaltijd gee-nen toegang hebt. Kom mede.quot;

Romuald , die het een weinig op zijne goede fortuin moest laten aankomen, volgde dien man, dien hij ten minste verstaan kon, en die hem wellicht van dienst zou kunnen zijn, hetzij bij zijne nasporingen, hetzij bij zijnen wensch om den Hertog te naderen.

Een afzonderlijk korps dienaren was tot den dienst van Karel's nagerecht verordend ; die fruitkamer dus . waar de Luxemburger hem vóórging, was opgevuld met lieden van allerlei leeftijd, die er de plichten van hunnen dienst kwamen uitoefenen. Het was er reeds schemering, gelijk in geheel het klooster, waar licht en lucht maar zeer weinig toegang gelaten werd; niet vreemd was het dus , dat deze meester-spijsbezorger, die zeker door eenige gelijkenis moest getroffen zijn geweest, de vergissing niet ontdekte, maar de wijn en het koude wildbraad en de geurige drui-


-ocr page 43-

37

ven , die hij voor den lieveling ter zijde gezet had , met ronde gulheid aan den vreemdeling voordiende , terwijl deze inmiddels bij zich zei ven overleide, hoe hij de gewenschte ondervraging aanvangen zou.

Maar nieuwe personen kwamen binnen. »Houd u hier wat ter zijde,quot; fluisterde zijn gastheer hem toe ; ))daar zijn de knechten fakkeldragers, die komen om de wastoortsen, welke ik moet afleveren.quot;

Nadat de man hem tot die bezigheid verlaten had, stond de Duitscher alleen in den gekozen' hoek , toen op ééns een der binnentredenden de tijding bracht, dat de Hertog terug was. Plotseling werd alles nog meer leven en werkzaamheid: men hoorde stemmen bevelen geven, en men zag ze met drift uitvoeren; geene hand bleef er werkeloos, geen voet twee minuten op dezelfde plaats, en om tot de orde te komen , heerschte er eene vreeselijke ongeregeldheid. Eomuald stond alleen, werkeloos tusschen dit gewoel, genoeg met zijne houding verlegen, en vol verlangen om verder te gaan, nu hij Karei in deze muren wist.

Zijne ledigheid had in tusschen de aandacht getrokken , van iemand, die, te oordeelen naar zijne kleeding en het witte staafje in zijne hand, een der dienstdoenden onder de hofmeesters moest zijn.

Hij naderde Eomuald met driftige gebaren en onvriendelijke woorden.

«Wij ontbreken heden zeven fakkelhouders voor de eetzaal. en onze Heer onderhoudt honderd gezonde jongelingen, die geen' vinger uitsteken , dan bij openbare optochten een standaard te dragen! 't Is eene schande! daar staat weer een van die verwijfde luiaards. Hola, Meesier!quot; en hij vatte hem bij den arm; «ge zijt op eene plaats waar ge niet hoort: verdien ten minste van daag uw brood, en volg mij met eene fakkel naar het refectorium. St-Brêve! eene wastoorts voor den Jonker.quot;

St -Breve , dezelfde , die zich den jongen Duitscher had aangetrokken , zette een meewarig gezicht , toen hij hem het geëischte in de hand gaf, maar deze vond zijn lot niet zoo hard als het zijnen begunstiger toescheen : want hij begreep , dat hem daarbij de beste gelegenheid geboden werd om tot den Hertog te komen Ook lichtte hij den hofmeester vóór met eene gewilligheid, die dezen te eerder in eene betere luim bracht, daar hij haar niet had moeren wachten , en met reden : want in eene huishouding , zoo omslachtig als die van den Bourgondischen Hertog, waar ieder meubel, ieder stuk van het tafelgereedschap bijna een' afzonderlijken bediende had, die er zorg voor droeg , maar wiens dienst zich dan ook verder tot niets uitstrekte , waren juist zij , die er zich zonder bepaalde werkzaamheden ophielden, onder den naam van lediggangers , de lastdragers van ieders verzuimd werk , waarover ieder naar willekeur beschikte ; daarom hadden de jonkers van den standaard, slechts tijdelijk in deze betrekking, en meestal van vrij goede afkomst, zich dikwerf met moed verzet tegen dit willekeurig gebruiken hunner personen.

»Geef mij dan ten minste eene eerlijke plaats , na ik eene taak op mij neem, die niet van my-nen plicht is,quot; had Eomuald den hofmeester gebeden.

En deze was hem hierin gaarne ter wille geweest, en had hem een post gegeven aan des Hertogs eigen tafel. Met eene mengeling van vrees , van verwachting, van onrust, die toch werd afgeleid door het gezicht van al het vreemde en sierlijke rondom hem, had de jongeling, zoo staande, in altijd klimmend ongeduld, eenen tijd doorgebracht , die zeker lung was , maar die hem zonder einde scheen, totdat eindelijk zijn geduld en zijn stout ondernemen door eene uitkomst boven hoop en verwachting werd bekroond. Süschen veilig en ongedeerd te zien binnnenkomen onder de bescherming van den Vorst, was hem een loon geweest, zoo zoet en heerlijk, dat hij zijnen geleden angst en het moeite volle van zijn' te-genwoordigen toestand daarbij volkomen vergat. Alleen, toen de schoone veilig en gelukkig van daar ging, en gewroken door de vernedering harer beleedigers, had hij er een jaar van zijn leven voor willen geven, om haar te mogen vergezellen of volgen; maar zonder zich te verraden of achterdocht te geven, was het onmogelijk, en hij had nu reeds genoeg gezien van Bourgondische manieren en Bourgondisch recht, om zich aan niemands verkeerde opvatting te wagen. Met toenemend verdriet en afnemende lijdzaamheid zag hij dus 1 eenen maaltijd aanvangen en voortduren, die hem op de plek als vastgemetseld hield, en hoe hij de stoornis zegende, die Karei van tafel dreef, | valt daarna licht te denken. Maar het was beslo- ; ten dat hij tegenspoed zoude hebben; genoeg aan het hofleven gewoon, om ingewijd te zijn in die kleine listen, waarmede men zich eenen last van den hals schuift, was hij, na het vertrek van den Vorst, reeds aan den uitgang van de zaal genaderd, toen een dienaar van Messire Anthonie van Bourgondië zich aan Olivier de la Marche wendde om meerdere toortshouders voor 's Hertogs kabinet. Eomuald werd opnieuw gebruikt, en een woord van tegenspraak, dat hij waagde, werd door den grooten Heer zóó hoog beantwoord, dat de jonge man. zich van spijt verbijtende, gehoorzamen moest. Tot zijne ergernis hoorde hij juist den portier de groote poort sluiten, nadat hij zijne gewone ronde had gedaan, om te onderzoeken, of er ook vreemdelingen waren binnengeslopen, en dezulken, die geen recht hadden te blijven, uit het huis te verjagen. Die poort knarste hem in de ooren als de deur van eene gevangenis. Het zien van den Aartshertog woog hem niet minder zwaar op het hart, hij was meermalen met zijnen heer in diens tegenwoordigheid geweest; deze kon hem herkennen. en één woord of één gebaar van verwondering kon hem verraden. De toon, dien de onderhandeling nam, maakte hem niet geruster, want, gedwongen spion als hij was, voelde hij meer


-ocr page 44-

BENE KEOON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

38

en meer, dat zijne tegenwoordigheid, zelfs met het volle bewjjs zijner onschuld vóór zich, beide partijen evenzeer moest beleedigen. Eene bekentenis van de waarheid was reeds niet meer doenlijk geworden.

De jonge Baron . of liever de Aartshertog (beter nog Hertog) van Oostenrijk , was intusschen van plaats veranderd, beleedigd wellicht door de onkiesche eigenzinnigheid van Karei, die hem op deze wijze aan de blikken en herkenning van lage dienaren blootstelde, of wel, onaangenaam getroffen door die blikken zelve. — De Graaf van Vernemburg had nu de onderhandeling geopend, met de verzekering , dat de Keizer genegen was en beloofde dè Staten en Vorstendommen des Her-togs van Bourgondië tot een Koninkrijk te verheffen , en dezen zeiven tot Koning te kronen en de koninklijke eere en titels te verleenen ; want ziet — wat onder het volk reeds eene openlijke en vastgestelde zaak scheen , was in het kabinet nog slechts eene hoop. die bevestigd moest worden , en eene belofte, waaraan nog iedere waarborg van zekerheid ontbrak. Zóó loopt veelal het gerucht de waarheid vooruit, en zoo de volkeren dat beter in het oog hielden , zouden ze zich niet zoo vaak noodeloos ontrusten en minder grondeloos hopen , om niet zoo vaak te worden teleurgesteld.

))De kroning zal geschieden in deze stad van Trier en bepaald bij deze samenkomst der beide Vorsten,quot; ging de Graaf voort; ode Hertog zal daarvoor den Keizer van het üuitsche Kijk ten eeuwigen dage houden en erkennen als Opper leenheer ...'

«En ontslagen zijn van alle leenplichtigheid jegens Frankrijk viel Karei in.

»Dat punt kan hier niet worden beslistantwoordde Vernemburg.

»Bij St.-Joris van Bourgondië!quot; riep Karei, »uw Keizer is te voorzichtig, om een warm vriend te zijn. Zoo hij mij niet durft losmaken uit dien strik, uit aanzien van Lodewijk, dan zullen wij dien zelve doorhakken met het zwaard , op de wijze van onzen Neef en zeer hoog gehouden voorganger , Alexander van Macedonië. Wat hij een gelukkig Vorst was!quot; voegde hij er zuchtend bij; «hij had geene Leenheeren. Het is hard Oppergebieder te zijn in zijn land, en toch nog andere Leenheeren te moeten huldigen dan God en zijn' Keizer quot;

Het ernstige gelaat van den Duitscher ontplooide zich tot eenen onmerkbaren glimlach over die naïeve ontboezeming ; daarop ging hij voort: oDe kosten der kroning komen geheel voor rekening van den Hertog....quot;

«Wij hebben geen oogenblik anders gemeend,quot; hernam Karei, ongeduldig over de langzame deftigheid , waarmede de diplomaat op een punt aandrong , dat hij reeds vooruit had bewilligd ; owij zijn hier niet samen om over geldzaken te twisten , als Lombarden en kleine kooplieden ; zoo de Keizer zooveel voortgang maakt als wij wenschen, zijn wjj bereid zijn werk te betalen, als hij het begeeren mocht.quot;

«Oostenrijk kan van Bourgondië geene andere betaling aannemen dan die van bondgenootschap en trouwmerkte de Baron aan met een' ernst en vuur , die zijne vroegere beschroomdheid weêr- ' sprak.

«Onze jeugdige Heer vormt zich ,quot; begon de Hertog lachende ; ))hij gaat recht op het doel aan, j beter dan één van ons. Maar wij ook kunnen i korter weg nemen , dan , zooals wij doen , terug te komen op onze schreden ; onze wenschen om trent de vermeerdering van grondgebied zijn vroeger aangeduid. Wij eischen verder , dat de vier bisdommen , Doornik, Luik, Kamerrijk en Utrecht, aan ons oppergezag worden onderworpen : het is al te lastig voor' een' Monarch, vier onafhanke- , lijke Staten in het midden van zijn Koninkrijk ; en daar het onmiddellijk leengoederen zijn van het Rijk , valt het den Keizer licht. hierin onzen wil te doen ; wij zijn hiervoor tot groote opofferingen bereid ; verder zijn onze aanspraken op Lotharingen bekend en rechtmatig; wij twijfelen geenszins, of uw meester zal ze ondersteunen.quot;

»Ik ben verplicht Uwe Doorluchtigheid het tegendeel te verzekeren,quot; sprak Vernemburg; «zoo haast de Prins Vaudemont in uwe handen was, heeft Koning Lodewijk een Duitschen Prins gevangen genomen , die in zijne hoofdstad studeerde ; en daar die Prins een eigen Neef is van mijn' Heer, moet Zijne Majesteit volstrekt onzijdig blijven in de zaak van Lotharingen, en Uwe genade zelfs verzoeken, den jongen Réné geenerlei geweld aan te doen , uit vreeze van wederwraak.''

«Vervloekt! Lodewijk XI is een goed schaakspeler. Met Lotharingen zullen wij dan ons zelve ' helpen. Het ambt van Vicaris-Generaal van het H Roomsche Rijk is toch te begeven zonder tus-schenkomst van Mijnheer van Frankrijk, zoo wij hopen ? Het zal goedstaan zoo een Koning van Bourgondië het voert!quot;

»En dan de Hertog van Oostenrijk ?quot; vroeg Vernembitrg bedenkelijk.

»Die treedt gaarne terug voor de aanspraken van den Hertog van Bourgondië ,v sprak Maxmri-liaan , met jeugdige voorbarigheid.

«Zoo zijn wij het eens!quot; riep Karei met glinsterende oogen »Sire Antoni, lieve Neef! ontbied hier schielijk onzen klerk en geheimschrij-I ver, opdat deze bewilliging op het papier worde i gesteld quot;

Maar Vernemburg zeide : ^Nogmaals moet ik i ernstig Uwe Doorluchtige Hoogheid indachtig maken daarop. dat de Baron bij deze onderhande-, ling noch persoon is noch stem heeften , tot j dezen gewend , voegde hij er bij, eerbiedig, maar ' met vastheid ; »Mijn Heere ! vergeef mij , zoo ik hier tegfn uwe wenschen spreke, en met kleine aanmerking voor de hoogheid van uwen rang; j maar wil u herinneren , dat dit de voorwaarde | was van uwe aanwezigheid bij dit mondgesprek, en dat ik verplicht ben de belangen te handhaven die aan mijne zorg zijn toevertrouwd.quot;

De jonge Vorst boog zich eenigszins gedwon-


-ocr page 45-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN. 39

gen ; misschien berouwde het hem in eene voor waarde te hebben toegestemd, die hem tot de volstrektste onbeduidendheid veroordeelde , en die hem in eenen toestand plaatste , waarbij hij voor vernederingen als deze blootstond , die in strijd was met zijn karakter, en die hem geen enkel voordeel beloofde.

»Zoo word ik dan bedrogen en misleid !quot; sprak Karei met fonkelende oogen. Men had mij hoop gegeven , dat deze eisch . . .

vZou worden toegegeven aan den Schoonvader van onzen Hertog , Genadige Heer! maar niet aan den Hertog van Bourgondië.quot;

«Welnu! de verloving is zoogoed als geschied,quot; hernam Karei zachter; ))wat zoudt ge dan nog aarzelen!quot;

»Met uw verlof, edele Vorst! Die verbintenis van een' Zoon van Oostenrijk met uwe erfdochter is de éénige eisch van onze zijde; en wij hebben recht daarvoor andere waarborgen te vragen , dan de onzekere beloften , die tot hiertoe zijn gewisseld; er moet vervulling zijn , eer wij in alle wenschen van uwen kant, zonder voorbehoud , kunnen toestemmen.quot;

))De éénige eisch!quot; herhaalde de Hertog van Bourgondië met ergernis ; gij hadt er nog slechts moeten bijvoegen : een kleine! de éénige eisch!quot; en gy vraagt my de hand mijner dochter , dat wil zeggen , het recht op haar erfgoed , het recht op Bourgondië, op Vlaanderen , op Henegouwen, op Holland: het recht, in één woord, op alles, wat het mijne is of nog zal worden- in trouwe, ik zou zesmaal zooveel tijd noodig hebben in het opnoemen van wat gij begeert met dien éénen eisch , als gij , met al uwe Duitsche traagheid, om mijne vele aanspraken te herhalen; meen niet, dat de Leeuw van Bourgondië blind is voor zijne eigene grootte. En speel niet met zijn geduld, omdat hij zich een lam heeft getoond aan uwe zijde ! Een enkele ei' cli! zich de erfopvolging te bedingen in mijne Staten, voor nu en voor eeuwig ! Bijna het recht om ons te verdringen als het hun tijd wordt. Een enkele eisch! bij God en St.-Joris 1 die ééne eisch is mij harder dan tienduizend anderen. Vraag mij de helft mijner vorstendommen, de helft mijner schatten, de helft van mijn leger , en gij vraagt mij nog niet zooveel !quot;

En hij had gelijk : eene hardere voorwaarde was er voor hem niet uit te denken , dan het uithuwelijken zijner dochter. Dat was hem do rechterhand ontnemen; dat was zijne gancche staatkunde verlammen ; dat was hem gewelddadig scheiden van het Bondgenootschap van alie Prinsen en van alle Vorsten in Europa, die hij met deze rijke hand tot zich wenkte , zoodra hij wil de ; dat was hem versteken van het groote middel , waarmede hij vrede stichtte of oorlog kon voortzetten zoo vaak hij wilde; dat was eenen grenspaal zetten tegen al zijne staatzuchtige plannen ; dat was hem het groote geheim afvergen , waarmede hij vrienden vleide en vijanden dreigde ; dat was den arend de slagpennen uitrukken.

' den leeuw de voorpooten ketenen , den vos vergen , af te staan van zijne list.

Daarbij , zich een' gelijke geven in den zoon van een' machtig Keizer, in eenen jongeling, wiens fijnen geest hij had leeren waardeeren, wiens krachten dagelijks zouden wassen, die Roomsch Koning zou worden, en wellicht zelfs Keizer, eer Karei de oogen sloot! Neen voorwaar ! zijne dochter uithuwelijken. haar ten huwelijk geven bovenal aan Frederik's zoon , was de bitterste eisch , die hem kon worden voorgelegd , het smartelijkste beding, dat hem te maken was , zelfs al zou eene vurig begeerde kroon er de prijs voor zijn.

Men begrijpt, dat de prikkelbare Bourgondische Vorst, toen hij vond of voorwendde te oordeelen, dat men al den omvang van dien eisch niet scheen te bevatten, in die luide en bittere ontboezeming uitbarstte ; men begrijpt, dat het by eenen man van zyn warm bloed niet mogelijk was , met zooveel vuur te spreken, kalm ne-derzittende in een' zetel; ook was hij sinds lang opgestaan en doorliep het vertrek met groote schreden , die ongeregeld waren en bijna wankelend van drift. — Een verschijnsel, dat men ook eveneens opmerken kan in dronken lieden en kleine kinderen, als een bewijs, dat de hartstocht het lichaam bedwelmt, evenals de onmatigheid , en zwak maakt als de hulpelooze jeugd.

De Aartshertog, die reeds van den aanvang der onderhandeling af in pijnlijke onrust had toegeluisterd, liet nu in eene soort van vertwijfeling het voorhoofd op de vlakke hand rusten, als wilde hij de oogen sluiten voor een tooneel, waarvan hij evenzeer een machteloos getuige als een schuldeloos slachtoffer was. Het was zijn lot, zijne toekomst, zijn hart, waarover die twee menschen twistten; de eene met eene koelbloedige vasthoudendheid , die hem telkens sidderen deed voor de gevolgen , en de andere met eenen aanmatigenden trots , met eene licht ontvlambare drift, die ieder oogenblik dreigde, zij ne schoone verwachtingen roekeloos te vertreden en in blinden toorn om te werpen.

Want Maximiliaan wenschtc zijn huwelijk met Maria van Bourgondië. Om niet te spreken van de natuurlijke begeerte des achttienjarigen jonge-lings , om een gehuwd man te zijn ; van den zoon van Frederik , in lage bekrompenheid tot eene drukkende afhankelijkheid veroordeeld , om meester te worden en onafhankeliike beschikker van den bruidschat eener schatrijke liruid; van de ontwaakte eerzucht in een' jeugdigen vorst, en die g oeide van verlangen , om een zooveel be-teekenend persoon te worden in den kring van Europa's regeerende hoofden, als hij worden moest met Maria's hand in de zijne ; van de voortvarende verbeelding eener tot werkeloosheid gedwongene jeugd, die berekende, van hoevele Staten en van hoe vele Kronen hij met haar de bezitter zoude zijn ; van de opvlammende heerschzucht, die telde, hoe-vele knieën zich voor hem zouden buigen, en hoe-vele hoofden bukken, en hoevele menschenwillen


-ocr page 46-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

40

zich schikken naar den zijnen alleen , zoodra hij vereenigd damp;ar stond met die glansrijke echtgenoot. Nu was hij niets dan zoon van een' Keizer , wien het niet beloofd was . zelf Keizer te zijn, met haar was hij de schoonzoon van Karei den Stouten, die de Duitsche Vorstenkie-zers dwingen kon en hunne keuze bepalen; maar zelfs buiten dit alles, meenden wij te zeggen. was er iets, dat de fijnvoelende jongeling onwederstaanbaar tot Karel's dochter moest aantrekken , ofschoon hij haar nimmer had gezien , of door niets nog kende : het was eene mengeling van edelmoedigheid en ijdelheid. Van edelmoedigheid : want hij voelde, dat de jeugdige schoone , die van den eenen huwelijkshandel naar den anderen werd heen en weer gesleept, in zijne trouwe borst rust zou vinden; dat haar geluk veilig zou zijn in zijne handen; dat hij de teedere bloem zou kweeken en niet verplukken; dat haar van zijne dankbaarheid en zijnen zachten geest een lot wachtte, zooals ze zich niet van ieder, zooals ze zich van geen harer vreemdsoortige huwelijkswervers beloven kon ; en de belangstelling, die het indenken van dit voornemen hem gaf voor haar. boezemde hem eene gewaarwording in , die eene eerste liefde, altijd de reinste en meest poëtische, al zeer nabij kwam En was het dan ook niet iets voor zijne ydelheid, te zegepralen, waar zoovele anderen teleurgesteld waren of afgewezen; den schat weg te dragen, waarvoor al de vorsten van zijnen tijd hadden gevleid en gebedeld, en zooveel opgeofferd en zooveel uitgeloofd ? Neen, het was niet vreemd , dat hij de armen verlangend uitstrekte naar de toegewezene bruid ; niet vreemd, dat hij sidderde van ongeduld , en verbleekte van vreeze bij dat spel, waarbij anderen voor hem om haar speelden , en dat hij tranen van teleurstelling moest verbergen door eene snelle beweging , nu zij voor hem scheen verloren te zijn ; want Karei eindigde zijne toornige rede met eene luide en hooghartige dreiging.

»Noem uw beding eenvoudig, Mijnheer Graaf ; van Vernemburg! noem het gering , zoo gij wilt, j maar wij zeggen u , dat wij niet gezind zijn , ook tot een begin van uitvoering daarvan over : te gaan , vóór al onze (/route eischen zijn inge-; willigd en vervuld Zoo waarachtig mijn goed zwaard geen rietstaf is , zoo waarachtig zal Maxi-i miliaan's hand de vingertoppen mijner dochter niet aanraken, vóórdat de Koningskroon op ons hoofd vaststaat en geen priesterwoord den zegen spreken over den echt van Frederik's zoon met mijn kind, | vóórdat het nieuwe rijk van Bonrgondiën mij tot l gewijd Koning heeft gehuldigd quot;

Terwijl hij dit sprak , was de Hertog vlak voor den Graaf blijven staan ; en de handen , die hij onder het spreken met driftige gebaren had gewogen kruiste hy nu uitdagend over de borst, met de bedrieglijke rust, waar men eene kruitmijn in ziet, die op een vonkje wacht, om in verwoestenden goed uit te barsten.

En de lïraaf van Vernemburg was ook opgestaan , langzaam , maar met een fonkelend oog

en gloeiende wangen , als iemand , die eene lang ingehouden verontwaardiging eindelijk lucht moet geven, schoon hij berekend had, wat dit toegeven hem kosten kon; want hij aarzelde een oogenblik eer hij sprak. De Aartshertog trachtte in deze seconde, met blikken en gebaren , zijns vaders gemachtigde tot matiging te bezweren ; maar deze sprak koeler dan men verwacht zou i hebben , doch beslissend :

»Zoo is Uwe Doorluchtigheid zonder oprechtheid geweest bij de eerste aanbieding, en zoo moet deze onderhandeling nul zijn en kan er niets worden gesloten ?quot;

Maximiliaan s zacht blauw oog zag angstig en smeekend naar Karei op, die den Graaf \ an Vernemburg als met de blikken mat; die tweemaal de greep van zijn zwaard krampachtig had gevat, en het tweemaal met drift in de scheede had teruggeworpen ; die de lippen op elkander drukte, zeker om een' luiden vloek uit te spreken ; want iets dergelijks scheen hem tegenwoordig op de lippen te liggen; dat was zichtbaar uit al zijne gebaren, uit al de trekken van zijn gelaat. Antoni van Bourgondië, al dien tijd een werkeloos en lijdelijk aanschouwer, scheen nu voornemens partij te trekken van zijn stilzwijgen en van zijne^ onzijdigheid; ten minste hij wierp zich aan Karel's voeten met deze woorden :

«Mijn Genadige Heere, en wellieve broeder! i aanhoor mijnen raad, aleer gij verder gaat.quot;

Karei knikte ten bewijze van vergunning.

»Laat niet deze Duitsche Heeren het voorrecht, uw bondgenootschap en uwe vriendschap op te zeggen. Wees de eerste om den wille van Bourgondië's eer, wees de eerste! Wat zegt u hunne kroon; hebt ge niet den fraaisten Hertogshoed der wereld ? Uw Heer Vader, zoo goed en toch zoo gevreesd, is als Hertog gestorven en uwe Hoogheid zal.....quot;

«Genade, mijn God! Messire Antoni! wat onzin klapt gij , ons dwingend tot luisteren. Zie, Mijnheer van Vernemburg ! te oordeelen naar zulke raadslieden , is het niet meer vreemd, dat wij geen anderen raad nemen dan van ons eigen hoofd en believen. Fij van u, Sire Neef! zoo le Glori-eux niet wijzer wist te spreken, verjoegen wij hem als nar. Wie denkt er aan vrede te bre- ! ken en vriendschap met den Keizer. onzen Opperleenheer en lieven Bondgenoot; wie denkt er | aan de kroon gering te achten, die wij met zoo- I veel omslag zijn komen halen ? Hiervan is gansch de rede niet; de Jonkvrouw van Bourgondië is ! immers toegezegd en beloofd aan den Aartsher- ' tog ; wie is er die meenen durft, dat wij ons ge- 1 geven woord zouden intrekken ?quot;

Sire Antoni stond op met het strakke en verlegen gelaat van iemand, die eene bestraffing heeft ontvangen, waar hij dank had verwacht; i maar toen hij zich weer leunde tegen den armstoel zijns meesters en op de anderen neder zag, j had hij dat air dc rire anus cape van wie langs een' gewaagden omweg tot zijn doel is gekomen.


-ocr page 47-

EENE KROON VOOK KAKEL DEN STOUTEN.

41

Eene diepe kennis van het karakter zijns vorste- | lijken broeders had hem dit middel aan de hand gegeven, om hem in het midden van zijne drift te doen stilstaan, te laten inzien waarop hij toeliep , aan te wijzen wat hij onherroepelijk ging van zich stooten met een overhaast woord , en hem juist het tegendeel te laten doen van datgene , wat hem bij wijze van raad (den vorm , dien hij boven alles haatte) als eervol en nuttig werd voorgeschreven : niet dat de Bourgondische edelman bepaald het Oostenrijksche huwelijk wenschte; maar hij wist, dat Karei daarna hemel en aarde, schuldig en onschuldig , al wat hem omringde of nabij kwam, de schuld zou geven van wat hij zelf in dollen overmoed had vergooid.

De Graaf van Vernemburg had onder die afleiding ook tijd gehad om te bedenken , hoe zijn Meester , die de Keizerlijke eere zoo weinig achtte tegenover zijn persoonlijk belang, het hem tot fout kon aanrekenen , dat hij de kunst van achteruitgaan om beter te springen niet had in het oog gehouden; en hij begreep, dat toegevendheid nog niet schaden moest, zoolang er niet werkelijk gegeven werd.

«Uwe Doorluchtigheid geeft eene andere uitlegging aan mijne woorden, dan de bedoelde. Het was niet volstrekt de priesterlijke inzegening van de gezegde verbintenis, die als waarborg wordt geëischt; het is alleen eene meer vaste, meer bepaalde verzekering van haren kant, eene vormelijke en wettige verloving bij voorbeeld.

waarmede mijn Hof zich tevreden zou houden.....''

))Tot na de kroning, niet waar?quot; viel Karei in, en haalde zwaar adem, als iemand, die , na half verstikt te zijn, opnieuw moed schept. ))En dat voegt ons uitnemend, want de vele kosten, die deze veroorzaken zal, heeft onze schatkist en de beurs onzer onderdanen te veel geledigd, om te gelijk zoo kostbare feesten te vieren als die zijn moeten, wanneer eene dochter van Bourgon-dië aan een' zoon van Oostenrijk wordt ten huwelijk besteed; daarbij eischt haar uitzet onze zorge; wij zullen nieuwe beden moeten doen, en het is zaak, dat wij te dier gelegenheid in ons Koninkrijk terugkeeren . .. Daarbij zijn de toekomstige echtgenooten nog van teêren leeftijd.

De Aartshertog is.....quot;

«Achttien jaren reeds! en Prinses Maria immers zestien?quot; riep deze met eene drift, waarover de Hertog glimlachte.

ïgt;lk begrijp dat ongeduld,quot; sprak hij; »ik was zoo oud toen ik de slag bij Montl'hery won. Wij willen intüsschen veel doen, om dat wachten draaglijk te maken. Ziehier reeds een brief van Maria, in antwoord op het schrijven van den Aartshertog.quot; En hij wierp den Baroneenen brief toe. «Wij hebben dien gelezen en ons zegel daaraan gehangen ten blijke van toestemming.quot;

De verzoeking om zijn incognito te schenden was voor den Prins te sterk; ook greep hij haastig naar de rol, die hij ontzegelde en las. Hij las blozend en met een welgevallen, dat

eene soort van zenuwachtig lachje op zi^'ne lippen bracht en tranen in zijn oog; plotseling stond hij op, en knielde voor Karei, die weer was gaan zitten.

»Mijn vader!quot; sprak hij ontroerd, en kuste hem de hand.

De Hertog leide hem welgevallig de hand op de schouders en zag hem vriendelijk aan.

«Wees omzichtig , jonge man! spreek dit woord niet te luid, h^t mocht mijn' neef Lodewijk in de ooren klinken. Het is gevaarlijk de verloofde mijner dochter te zijn. Mijnheer van Guyenne was het nauw geworden, of men gaf hem een perzik vanwege zijn' Koninklijken broeder van Frankrijk; hij at en hij stierf! Mijnheer van Ca-labrië is mede een' zonderling schielijken dood gestorven, waar men Frankrijks hand in kennen kan.quot;

»0! wat zegt dat! Ik wil voor haar sterven.quot;

«Oefen veeleer kloeke bescheidenheid, opdat gij leven moogt voor haar en voor den troon van Bourgondiëantwoordde Karei, terwijl hij hem oprichtte.

De Graaf, op wien dit tooneel de werking deed van een' vervulden wensch, was nu de eerste , die aanbood, het overeengekomene op papier te stellen. Karei deed een' geheimschrijver binnenroepen, die schielijk het schrijftuig van zijn' gordel nam, en, bij de tafel geknield, neerschreef, wat men hem voorzeide.

«Ik teeken eigenhandig,quot; sprak de Hertog; «maar Zijne Majesteit.....quot;

wik heb 's Keizers handteekening in blanco bij mij. Mijne volmacht was zeer ruim.quot;

Toen de klerk zijne bezigheid had verricht, werd hij heengezonden, en Karei, teekenende , sprak :

«Ik gaf er veel om, dat deze zaak spoedig zijn beslag kreeg, en wie mij daarin zou willen dienen , kon zeker zijn van mijne Koninklijke dankbaarheid;quot; daarbij zag hij Vernemburg veelbe-teekenend aan.

«Trouw laat zich niet koopen, en bygevolg ook niet verkoopen, meenden wij vroeger reeds aan te merken, toen Uwe Genade van het loon harer dienaren sprak,quot; antwoordde deze met eene , buiging.

De Hertog verbeet zich de lip; hij begreep | dat die man, die hem zoo nuttig had kunnen i zijn, zijne kwade luim van zoo even nog niet ! vergeven had. Juist tegenstrijdig handelende met zijn' bestendigen vijand, Lodewijk, was hij begonnen met eenen staatsman tegen zich in te nemen door onpassende ruwheid, dien hij door eene zoete hoffelijkheid wellicht voor zijn belang had kunnen winnen. Het was gezet, dat Karei ditmaal de straf zoude dragen van al zijne fouten. :

De Aartshertog vroeg verlof, den brief zijner verloofde spoedig te beantwoorden. Het werd hem toegestaan. De Graaf van Vernemburg gaf den wensch des Keizers te kennen , dat de Hertog hem aanvankelijk hulde zoude doen van die- j gene zijner Staten , die hij onmiddellijk van het


-ocr page 48-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

42

Rijk ter leen had. Die plechtigheid werd op den volgenden dag bepaald. Te gelijk nam Ver-nemburg voor zijn' meester de uitnoodiging aan tot een feestmaal, dat de Hertog dienzelfden dag dacht te geven, en dat ook Maximiliaan zoude bijwonen. Men scheidde dus, wederzijds zoo voldaan , als dat mogelijk scheen; Antoni van Bour-gondië deed de Duitsche Heeren uitgeleide tot op de binnenplaats, waar ze hun klein gevolg vonden ; het incognito van den Prins duldde geen ander ceremonieel.

Toen de Hertog zich alleen zag, barstte hij in zijn' luiden ruwen lach uit: — »0, die gauwe Duitschers! meenen zij ons niet verschalkt te hebben! Hun, mijne dochter geven, die barbaren ! ze zijn wel dwaas, dat zij er op rekenen Eene fraaie winst, hunne kroon, zoo ik daarvoor al •mijne andere plannen moest opgeven! De jongen zou immers geen behoorlijk bruiloftskleed kunnen aanbrengen ' Waartoe word ik Vicaris Generaal van het Roomsche Rijk, als hij mijne erfgename trouwt? Hij zou Roomsch Koning worden, den ouden Frederik in 't Keizerrijk opvolgen en ik mijn leven lang aan de linkerzijde van zijn' troon staan, of naar leenmansplicht aan zijne voeten knielen. St.-Joris en St.-Antonius! staat mij bij! ik stik van de gedachteen hij stootte in 't voorbygaan den zetel omver , dien de jonge Vorst had gebruikt. ))Zoo moge het den troon van het Duitsche Rijk vergaanriep hij, gloeiend van overspanning, «zoo ik dien niet beklim-me !. ... Zeker ! hij zal voor mij zijn, als Max mij niet in den weg is.'' Hij bracht de hand nadenkend aan het voorhoofd. «Waarom niet? Als ik eenmaal Vicaris ben, heb ik een' onbeperkt en invloed in het Duitsche Rijk, dien ik steunen kan door mijn goud en door mijn staal. Deze keur vorsten hebben het eerste noodig, en zijn door het laatste te dwingen. Als ik eenmaal van Lotharingen meester ben, valt het mij licht, mij meer en meer naar het Oosten uit te breiden; Gelder land en Zutfen zijn reeds mijn; vandaar breng ik, zoo vaak ik wil, den schrik in de Duitsche Staten De Roomsch-Koning is nog niet wettig verkoren Ze zullen weten, wien ze te kiezen hebben! Men kan zoo na in 't bloed niet oorlogen ! De Geldersche Heeren zijn er door gevallen . . . Neen, zoo waar Maria van mijn bloed is! ik geef haar liever aan den Dauphin; ik zou daarbij tot mijne Duitsche plannen vrede hebben met Frankrijk .... Ja, waarachtig , ik zal haar aan den Dauphin .... beloven ,quot; voegde hij er langzaam bij. oVader Spiritibus , de goede Kardinaal legaat. dien Z. Heiligheid ons te Nijmegen zond , om vrede te stichten tusschen Frankrijk en ons, moge dan mijnentwille zijn' gang gaan .. . Als ik Keizer ben zal ik ..,

In de droomen zijner gulzige eerzucht werd de Hertog gestoord door het terugkomen van zijnen broeder: maar geheel zijn uiterlijk getuigde zoo duidelijk van die zielsstemming, waarbij de borst zoo vervuld is , dat zij zich lucht geven moet door woorden, en dat zelfs in de eenzaamheid , zonder gestoord te willen worden door het spreken van anderen, dat de Bastaard zwijgend zijne vroegere plaats innam , en zoo zijne bevelen bleef afwachten.

Karei begreep dat zwijgen anders. Hij wenkte hem tot zich.

ȟw gelaat staat strak ,quot; sprak hij; ))is het omdat wij u een hard woord zeiden in het bijzijn van die Duitschers ? Gij voelt u beleedigd ? Het zij zoo ! er vloeit genoeg Bourgondisch bloed in uwe aderen om ras warm te worden en traag te verkoelen. Wij vergeven het u ; toch konden wij u dat niet sparen.quot;

»Mijn lieve genadige Heere! ik was op een hard woord verdacht, toen ik het uitlokte. De verontwaardiging voerde u wat te ver af van een doel, dat gij anders nimmer uit het oog verliest. Ik wist, dat ik u zoo alleen dienen kon.quot;

))Ik heb u begrepen, en dank u. Vorsten hebben soms meer behoefte aan de afleiding van een simpel woord, dan aan den wijsten raad van hunne hovelingen. Maar niet allo Vorsten hebben hovelingen, zoo gezind als gij, om ter juister stond eene dwaasheid te zeggen, als vernuft en nutte raad zonder hulp zouden zijn.... Zekerlijk , wat ik hun ging zeggen , zullen wij later wel zien, als het mij minder schaden kan.quot;

»Uwe Doorluchtigheid meent dus toch .. .

wDen zoon van Oostenrijk niet aan mijn Huis te vermaagschappen. Ik heb de mogelijkheid ingezien , om mijne ontwerpen op Duitschland door te zetten zonder die harde noodzakelijkheid; alleen ik dien eerst Koning te heeten.quot;

«Ik ben niet voor den Aartshertog, maar daar Uwe Hoogheid de Jonkvrouw vanBourgon-dië toch eenmaal uithuwelijken moet . .. .quot;

«Uithuwelijken moet ?quot; riep Karei, plotseling ontvlammende in eene drift, die de Bastaard in zijne huidige stemming weinig had gewacht , en die hem ontzet achteruit deed wijken ; »moet, als ik er den dwang , noch het nut, noch het onvermijdbare van inzie! Zoo zeker Gods moeder Jonkvrouw was , zoo zeker zal mijn kind Jonkvrouw blijven, zoolang wij Hertog van Bourgondië zijn. Ik zweer u : den dag. dat ik Maria ten huwelijk geef, ga ik der wereld vergeten in een klooster der Franciscanen.quot;

En de man. die zóó sprak , had wel zeker van wereldverzaking geen enkel element in zich.

»Uwe Hoogheid is kortelings hertrouwd in den bloei van het leven,quot; antwoordde Antoni aarzelend; «misschien wordt later de erfopvolging in uw Huis verzekerd, en uw rijk verblijd door de geboorte van een' zoon.quot;

«Hm! wij weten niet of wg het wenschen moeten. Wij. zagen liefst geen' York op dez-in troon.... Niets meer daarvan ; het maakt ons gemelijk; wil morgen nog uw oog laten gaan over de toebereidselen voor het feest. Wij vertrouwen u beter dan eenig ander op dit stuk ,


-ocr page 49-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

43

en die berooide Duitschers moeten zich stekeblind zien op deze pracht, opdat zij als geblinddoekte valken op de prooi toevliegen , die wij hun aanwijzen. Nog iets, het schrijven van Maximiliaan moet niet nasr St. Hubert worden opgezonden ; 't is onnoodig, dat het onze jonge Prinses in handen komt. Haar antwoord op zijn' eersten bri^f had iets dat mij verwondert, dat niet goed is, dat mij niet bevalt in één woord, 't Is of eene andere haar leerde schrijven ; als zich de stiefmoeder daarmede niet gemoeid heeft, moet er iets in haar omgaan , dat.... dat ik nooit billijken zal. Zij schrijft dwaasheden; Vorstinnen moesten zoo niet voelen, of ten minste zoo niet schrijven. — Vooral met opzicht tot Maria betreur ik het, dat Mevrouwe Isabelle nu ter ruste is; God neme hare ziel in Zijn paradijs ! haar kon ik deze zorg veilig toevertrouwen. Een tweede brief van dezen jongeling mocht de zaak erger maken. Wie zegt ons, dat hij geen geheim tooverpoeder insluit, dat haar kan tot hem trekken ?quot; vervolgde hij lachende. »A1-chymisten zjjn er in Duitschland vele, en de Zwarte Kunst wordt er sterk geoefend. Alzoo zorgt ge , dat de zijne haar niet toekome , want het is wel, zooals het tornooiliedje zegt:

Uien devous leuir cclte chère,

Qui nous esl {jaranl el froiilière,

Et la source ei lu ininicre,

De noire force grande el fiére.

En nu meenende, dat het uur der rust, voor u overige menschen, reeds lange daar is , geven wij u oorlof en Gods vrede tot een'goeden nacht; wij kunnen heden aan geen' slaap denken.quot;

En hij had wèl gelijk : de vriendelijke gave Gods, de liefeljjke slaap heeft geene grooter vijandin, dan de vreeze en hoop der menschelijke eerzucht.

Toen de edelman drie schreden voortgegaan was, riep zijn wisselzieke meester hem terug. ))Wie heeft de dienst in mijne slaapkamer , Mes-sire ?quot;

»De Sire d'Estampes en Heer Jan van Boschhuizen , gewone Kamerlingen.quot;

«Ha, die zijn mij juist niet de meest ge-wenschte. Neef Antoni! gij zijt mijn oudere, en wat meer zegt, mijn lieve en getrouwe bloedmaag ; wij zullen die Heeren wegzenden; een gewoon escuyer zal mij ditmaal helpen ontklee-den , en ik noodig u mijn slapeloos leger met mij te deelen: ik moet nog veel met u spreken over dit nieuwe werk van Hercules , dat ik ondernomen heb ,' en hoop ten einde te brengen, zoogoed als de anderen.quot; Hij nam zijns broeders arm , en deze wenkte twee fakkeldragers, om hun vóór te lichten.

Romuald was nog weder een van hen, die tot dezen dienst gebruikt werden ; maar, hetzij uit vermoeienis of uit gemoedsaandoening, zijn voorkomen had zoo iets uitgeputs en lijdends, zijne oogen stonden zoo glasachtig en zijn bleek gelaat zoo strak, dat de goedhartige edelman hem de fakkel ter halverwege ontnam, hem schielijki een : «Wacht mij hier!quot; toefluisterde , en zijn' Vorst zelf den dienst bewees.

Toen Romuald , daarop vrij verlegen met zijn persoon . tegen den wand der gothisch gebeeldhouwde galerij bleef leunen , zag hij na eene korte poos den Bourgondischen Heer tot hem terug-keeren.

))Jonge man! ik wacht een dienst van u. Antoni van Bourgondië heeft knapen en heeren genoeg om zijne bevelen te volbrengen , maar dit eene kan alleen een dienaar van den Hertog voor hem doen. Deze sleutel opent u de kleine achterpoort. Gij vindt daar buiten een' man, tot wien gij zeggen zult* )gt;York!quot; en die u antwoorden zal: »bon feu advicnne!quot; Eerst dan geeft ge hem dit pakket, en gy hebt uwe taak verricht en deze tien tournoijsen verdiend. Alleen gij zwijgt; kan ik daar zeker van zijn ?quot;

«Ja, mijn edele Heer !quot; antwoordde Romuald zonder aarzelen , en den hemel dankende , want hij zag hier eene schoone kans, om eene plaats te ontkomen, waar hem met iederen voetstap nieuwe lasten en gevaren dreigden.

VII.

»Mij wreken op deze Bourgondiërs lquot; had de Markgravin van Spangenheim uitgeroepen, toen zij , eindelijk alleen. de tranen van vernederden trots onweêrhouden vloeien liet. ^Mij wreken op deze Bourgondiërs!quot; had zij herhaald, toen Sigibert, die menige persoonlijke verdeemoediging ondervonden had , zijdelings zijne grieven op baar laadde. »Mij wreken op deze Bourgondiërs!'' was weder haar woord geweest, toen de Markgraaf, haar vader , met meer zegepraal dan verschooning hare klachten had beantwoord ; en waar ze om zich heen zag, nergens vond zij de hand , die haar steunen, nergens het middel, dat haar dienen kon tot haar onedel doel. De uitsporigste plannen woelden haar door het hoofd ; altijd stuitte zij op eene onmogelijkheid. Iets van hare verbittering kon ze wel lucht geven voor menig luisterend oor , dat gretig opving; want bij eene nadere bekendheid hadden alle Duitschjrs grieven tegen alle Bourgondiërs. De onvoldaanheid met zich zelve, de harde erkentenis hunner minderheid der eersten, door de laatdunkende vreemden met geenerlei heuschheid bewimpeld of te gemoet gekomen , verhardde zich eindelijk tot eenen stuggen trots, tot die bekrompen nationaliteit, die verachtte wat niet het hare was , omdat..... het buiten haar bereik lag. De schitterende Bourgondiërs hadden duizenderlei gelegenheid, om de grovere manieren , de min gekuischte zeden der Duitschers op te merken en met fijnen spot belachelijk te maken. En men moet hun het recht doen, te zeggen. dat ze de gelegenheid zelden lieten glippen. Bij het dagelijksch verkeer op feesten,


-ocr page 50-

KAREL DEN STOUTEN.

EENE KROON VOOR

bij samenkomsten, in het tornooispel, botsten zij ziet telkens , en nooit zonder dieper te wonden , dan met de stompe lansen van een spie gelgevecht. »Tellement Z1 zegt Arnoiüd de Cha-telain, »quü cn result ai t non alliance en ami-lie , mais imre jalousie.quot; Ook ijverzucht op vrouwengunsten en hartstochten mengden zich er in. De Bourgondische Edelen , met hunne schilderachtige weelde, met hunne losse bevalligheid in houding en manieren, met hunne Fransche bespraaktheid, met eene overhelling tot galanterie en zwier , vroolijk , lichtzinnig, uitmuntend in alle ridderlijke oefeningen, edelmoedig en rijk, hadden menigen Duitschen minnaar verdrongen , menigen Duitschen echtgenoot ontrust, menigen vader geërgerd , en menigen broeder den gloed op de wangen gejaagd; en de Bourgondische dames waren niet daar ; anders hadden zij wellicht uit grilligheid de Duitschers verkoren en gewroken. Men zou een' ganschen roman kunnen voorzien van de liefdesintriges, die op dit pi-quante verkeer te bouwen waren; doch wij zijn edelmoedig, wij sparen ze onzen lezer , en willen alleen aantoonei:., dat de Markgravin in hare bitterheden en in hare partijdige oordeelvellingen nu beter begrepen werd en beter ondersteund dan vroeger; maar het waren slechts speldeprikken, en die niet eenmaal den vijand bereikten. De Keizer en de Aartshertog hielden te sterk de zijde der vreemdelingen, dan dat men gewaagd zou hebben te toonen wat men voelde. Eene vrouw rust zoomin in den haat als in de liefde. Wilfriede moest een ander wapen hebben; zij vond het. Onwillekeurig had zij iets van hare verbittering laten doorschemeren in do wrevelige verwijten, in de luide klachten, waarmede zij den Lombardischen handelaar hare ontevredenheid te kennen gaf over zijn onhandig bestel, waarachter zij nu nog hare nederlaag hoopte te dekken.

De Lombard was niet geheel wat hij scheen. Het is zoo ; hij was de woekerende koopman, die zijn voordeel was komen doen met de behoefte van den Duitschen adel bij deze feesten; maar hij kwam uit Frankrijk ; hij had somwijlen met Lodewijk XI gehandeld , en Lode wijk XI, die minder zag op den stand zijner dienaren, dan op hunne geschiktheid tot den dienst, die hij van hen eischte; die bovenal niet kiesch was in het aanwenden van middelen , welke zijne plannen konden ondersteunen, had hem eene geheime zending opgedragen , die juist door zijn eigenlijk beroep gemakkelijk werd gemaakt. Het zou onnatuurlijk zijn geweest, zoo de Fransche Koning, bloedvijand, zoo er ooit een was, van Karei van Bourgondië , bij eene gebeurtenis, zoo beslissend voor de grootheid en macht van dezen , als er te Trier werd beraamd, niet met werkzame onrust had toegezien, niet openlijk of in het geheim de hand had geslagen in het spel, dat dezen zooveel zou geven of weigeren. Karei had , sedert hij Hertog was , nog geenen vijand tegen hem zien opstaan , waarvan hij niet heimelijke of openlijke bondgenoot was geworden ; had nooit om eene teleurstelling gestampvoet, die hij niet mede had voorbereid; had nooit eene zegepraal gevierd, die hij niet had vergald; had nooit een feestgalm aangeheven, waarin hij geen' valschen toon had gemengd. Ook nu was hij met meer ijver werkzaam , daar hij , in het mislukken dezer onderneming, voor den gehaten nog iets anders zag dan eene teleurstelling; daar hij er eene schrede in zag tot zijnen val. Maar ook, zoo zij gelukte! — de beurt zou aan Lodewijk zijn ; hij voelde het, zij moest niet gelukken ; het mocht hem kosten opofferingen zoovele er noodig waren; zij moest niet gelukken!

Gerustgesteld en geleid door den schranderen , maar, met opzicht tot een' vorigen meester, lief-deloozen raad van Commines, gaf hij zelf den Hertog speling van tijd tot de reize, door ee-nen verlengden wapenstilstand, overzag de gewone inbreuken op dezen, en oefende het geduld van de kat, die de muis zich vermeiden laat in hare dartelheid, totdat zij haren greepzeker weet.

Maar intusschen gebruikte hij tevens de list van den vos, om dien greep zeker te maken. De Duitsche adel moest tegen den Hertog worden opgeruid en verbitterd; den Keizer achterdocht tegen hem worden ingeboezemd; het volk vrees aangejaagd voor zijne heerschzucht, die onverzade-lijk werd genoemd. Schijn en waarheid, lastering en feit, bewijs en vermoeden, alles mocht worden gebruikt, alles dooreengemengd; en zonderling pleit het voor zijn helder doorzicht, voor zijne menschenkennis: wat hij meende leugen te zijn en voor waarheid veilde, was waarheid in het brein van Karei den Stouten

Het was Lodewijk, die durfde zeggen, dat Karel's hand naar meer zoude grijpen dan naar de kroon van Bourgondië ; dat zij zich uitstrekken zou naar de Roomsche Koningskroon , naar den staf van het Keizerrijk, naar de gansche heerschappij over Duitschland, naar de heerschappij van geheel Midden-Europa , toen Karei de gedachte nog alleen maar had gedacht en nog nooit geuit. Het was Lodewijk , die de Zwitsers opmerkzaam maakte , op het gevaar van de Bourgondische nabuurschap, op het gevaar van zijnen toekomstigen invloed in Duitschland ; die hun toefluisterde , wie hun ontnemen zoude wat Oostenrijk hun had moeten hergeven ; die hun zoo duidelijk aanwees, wat hen kon dreigen , dat ze hunne vrijheden niet beide handen begonnen vast te houden; dat ze het Fransche goud , en het Fransche bondgenootschap als welkome veiligheidsmiddelen aannamen, en als het ware reeds een schild gereed hadden en een wapen , tegen den man , dien zij tot hiertoe altijd met ontzag en vriendschap hadden beschouwd. Dat waren lasteringen; want niets daarvan was nog ooit

uit Karel's handelingen gebleken ; en toch.....

toch was Peter Hagenbach met den Keizer Fre-derik mede te Trier gekomen.

Dat alles nu moest met fijne omzichtigheid worden aangebracht waar het dienen kon, en zoo


-ocr page 51-

DEN STOUTENquot;. 45

EENE KROON VOOR

als het den meesten indruk maakte, vergroot en verergerd, waar het geloofelijk zou geoordeeld worden, en verwrongen of verzwakt, waar | scherpzinnigheid te groote aantijging zou verwor-| pen hebben Het was de listige Italiaan , die , | door een' langen omgang met allerlei menschen, i eenen schat van practische menscbenkennis moest hebben opgedaan, die de menschelyke ziel op | hare zwakste plekken had leeren bespieden, i voor wien kleingeestigheid , zelfzucht ijdele trots, gierigheid, zucht tot bedrog zelfs, zich in al hunne naaktheid getoond had, zonder die bevallige sluiers, waarmee zij zich in het maatschappelijke leven nog eene houding geven. Wie ! had zich ooit ontzien voor iets zoo gerings , zoo laag geplaatst, zoo weinig zijns gelijken als de Lombardische woekeraar ? En de Lombardische koopman, die voor eigen rekening altijd op de zwakheid der grooten had geloerd, wist, hoe hij elk van hen moest aantasten, nu hoogere belangen hem waren toevertrouwd. Hij had dus de Markgravin Wilfriede doorzien, eer zij meende hem iets gezegd te hebben; en wij zouden het zelfs niet durven ontkennen , zoo iemand op het vermoeden was gekomen, dat er opzet had gelegen in de slechte snede van het veelbeduidende kleed. De Markgravin was in het Aartsbisschoppelijke paleis geen onbeteekenend persoon, en Bertrando had wel veel opgemerkt, maar nog niets voor zijnen Meester kunnen doen. Hare verovering was dus veel waard. En de hooghartige Duitsche edelvrouw — zóó laag slepen onbewaakte hartstochten de menschelijke ziel met zich in het slijk! — de fiere Wilfriede , die begonnen was met haai- erfgoed te verpanden uit moederlijke ij delheid, eindigde met de bondgenoote te worden van eenen verachten woekeraar, ten gunste van eenen vreemden Vorst, tegen de belangen van haren Keizer en van haar Vaderland. Want zoo scheen het, eene vriendschapsbreuk te veroorzaken tusschen Karei en Frederik, was den eersten in zijne plannen dwarsboomen, maar ook den laatsten eenen met drift begeerden ■ wensch ontzeggen. en Wilfriede kon niet weten, Bertrando zelf wist het niet, dat in Kareis plan de vervidling van dien wensch toch niet begrepen was.

Behalve dien gemachtigde een er duistere staatkunde , was een openlijk lasthebber van aanzienlijken rang aan het Keizerlijk hof bekend; maar Jean Tiercelin, Sire de la Brosse, kon j met zijne raadgevingen en onderhandelingen bij den Keizer niets winnen, dan de verzekering. dat er op een vasten vrede met Frankrijk zou worden aangedrongen bij de toekomende verbintenis met Bourgondië. Maar noch zijne diplomatieke behendigheid , noch de listen van den Lombard , die zijne inzichten steunen moest, noch de ijverige wraaklust der aanzienlijke vrouw, noch zelfs geheime medewerking van menigen Keizerlijken raadsman , konden Karei ernstig be-nadeelen, zoo hij oprecht trouwe had willen houden aan het gegeven woord. Hij kon niet vallen onder de hand der vrouwelijke wrake , zelfs : niet, al had list die besaiurd. Alleen de terugwerking van zijne eigene trouweloosheid kon hem schaden; alleen zijne oigene fouten zijne eigene sterkte ondermijnen ; Karei de Stoute kon alleen vallen door Karei den Stouten zeiven. Alleen Romuald kon hem verraden , met niets dan de waarheid , met niets dan wat van hem zei ven uitging.

En wij zien nu Romuald , op den ochtend na ; zijnen avontuurvollen nacht, in des Markgraafs 1 vertrek. Hij zit te schaken met een' ander jonk- 1 man, Sigibert zeiven; maar hij is zóó bleek, zijn gelaat is zóó vervallen, zijne trekken zóó ernstig, zijne oogen staren zóó peinzend rond , hij is zóó verstrooid en hij zucht zóóvele malen , dat het wel te zien is, dat er iets ongewoons in hem omgaat, dat het. niets vroolijks zijn kan. Zoo Sigibert er iets van heeft opgemerkt, schrijft hij het toe aan eenen nacht, doorgebracht in spel en wijn, en hij heeft er, met verschooning voor den lie\eling, het zijne van gezegd. Tegen gewoonte ontwint hij hem het tweede spel. Toch heeft hij hem op menige onachtzaamheid opmerkzaam gemaakt; in 't eind roept hy ongeduldig: «Romuald! waar is dan toch uw hoofd ? sedert tien minuten staat uw Koning schaak , en gij speelt voort zonder er op te letten; nu brengt gij uw' witten Raadsheer op het zwart en gij hebt daar zoo even uw eigen pion genomen voor den mijnen. Op mijne eer ! ik word nieuwsgierig het liefje te zien . dat j u zoo in verwarring bracht.quot;

«Het is zeker plicht, zijnen Vorst te bescher- : men,quot; sprak Romuald voor zich heen.

»Neen, waarachtig ! hij is meer dan verbijsterd, , hij is volslagen dol!quot; hernam Sigibert, de stuk- i ken in wanorde werpende. ))Als gij nog hersens I genoeg hebt om het te onthouden , laat mij dan I een beker Moezelwijn geven.quot;

Toen Romuald, schielijk tot zich zei ven ge- , komen door het plotseling eindigen van een spel, waar hij geene aandacht aan gaf en dat hem juist daardoor tot mijmeren uitlokte, met eenige haast opstond en het gevraagde deed brengen , kwam juist de Markgravin binnen , gevolgd van | haren ïtaliaanschen bondgenoot

))Br! ik drink nooit uit dien tinnen beker, ; zonder walging en schaamte ,quot; zeide de jonge i Markgraaf; toch bloosde hij over zijn eigen woord : bij het onbeschrijfelijk smartelijk verwijt, dat zij- j ne moeder hem tot antwoord toewierp.

))God strafte den Hertog van Bourgondië , die | de Duitsche zonen hunne moeders leert verach- : ten !quot; sprak zij hevig.

«Mevrouw ! zoo die Vorst hieraan schuld heeft, ; weet ik niet wie er onschuldig aan zijn kanquot;

))Als gij het zoo meent. Mijnheer! ben ik niet hier gekomen om met u te spreken; anders had ik u veel te zeggen .... gij verzelt heden den Aartshertog naar St.-Maximijn ?quot;

))Ik kan er mij niet van ontslaan ; 't is voor het eerst, en mijn goede meester begon de ge-


-ocr page 52-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

46

woonte aan te nemen van mij ter zijde te zetten, sinds ik mij genoodzaakt zag den Edelman van Messirtf Antoni uit te dagen.quot;

»En gij geeft aan die vreemden nog uwe voorspraak ?quot;

»Zij hebben die niet noodig. Was het niet te vergeven , dat zij , die een fijner smaak hadden dan wij , een' dos als den mijnen bespottelijk vonden ? Dat zij het toonden, was niet loffelijk, en ik heb er voldoening voor gevraagd, en ook, door St.-]\Iichaëls zegen , naar ridderwetten verkregen. Maar nu ook moet het daarmede zijn afgedaan, en ik verwonder mij veeleer, dat een bedrieglijke Lombard nog altijd toegang heeft tot mijne moeder , dan dat zij het vreemd moet vinden , 'dat ik mij voeg naar de wenschen van onzen Vorst Ik ga, Mevrouw ! het zien van dien schelm heeft mij voor den ganschen dag de luim bedorven.quot;

»Eer wij scheiden, zult gij dien man beter kennen, zoo ik hoop.quot;

»Ik verkies zijne kennis niet te maken sprak de Graaf « »Kom, Romuald! wij hebben beide verstrooiing noodig;quot; deze laatste aanmerking vestigde Wilfriede's aandacht op dezen.

»Jonker Romuald 1 zijt gij ziek geweest ?quot; vroeg zij, »er is eene verandering in uw voorkomen ...quot;

';In waarheid niet, Mevrouw!quot; antwoordde hij met een' donkeren blos, en had zich wel willen vernietigen v^or haren doordringenden blik: maar ondanks zijne ontkenning, had zij gelijk. Neen , de dwaas verliefde jongeling, die met roekeloozen moed het gevaarlijkste waagde ter wille van een bevallig meisje, was niet uit het klooster van St-Maximijn teruggekomen gelijk hij er ging. Het gewicht der belangrijke geheimen, die hij had opgevangen , drukte hem als eene doodzonde. Een zware strijd tusschen plicht en eer verhief zich in zijnen boezem. Hij wist niet hoe tot rust te komen, welke keuze te doen. Aan de eene zijde voelde hij zich ge drongen tot handelen , tot spreken. Zijn goedaardige Keizer zoo schandelijk misleid ; zijn jonge aangebeden Vorst in zijne zoetste verwachtingen teleurgesteld; die eerzuchtige vreemdeling zich meester maken van hunne rechten, zich van hen bedienen tot zijn doel hen alleen met bespotting loonen ! Die vreemdeling de hand uitstrekken naar de Keizerskroon ; God alleen wist wat hem niet gelukken zou , als hij eens zijn Koningschap had ; zijn geliefd vaderland wellicht onderdrukt door den dwingeland.....en dat alles kon hij verhoeden door één woord 1 Moest hij niet.... maar dan weer kwam een edelmoedig eergevoel boven. Hoe! hij was het huis van dien Vorst binnengeslopen , met geen beter doel dan uit onrust over eene geliefde, uit eigenbelang dus alleen; hij had er in rondgedwaald, vermomd . als alleen lafaards doen. Met die vermomming was hij doorgedrongen tot dien Hertog, die de diepste geheimen zijner ziel had blootge legd , zoo vrij en onbewimpeld , als ware hij alleen geweest met God of met zijnen biechtvader, alleen in het volle vertrouwen op de goede trouw van wie hem omringden en die hij voor zijne gezworen dienaars hield , wien hij niet eens door een opzettelijk bevel had noodig geacht het stilzwijgen op te leggen, zeker als hij was dat het wel bewaard moest zijn. En dan een Vorst, die met zooveel edele rechtvaardigheid de onschuld van zijn dierbaar meisje had beschermd en geprezen , die voor haar had gezorgd, als geen broeder het beter had kunnen doen Moest hij dien Vorst zoo onedelmoedig, zoo laaghartig van zijne dierste wenschen versteken, zijne hooge ontwerpen ineenslaan ? Hij had zich verscholen , vermomd , was spion geweest; maar tot hiertoe ondanks zich zeiven ; — moest hij nu ook nog verrader worden? Moest hij het vrijwillig zijn? Daarbij overdacht de jongeling het gevolg van zijne woorden , als hij gesproken zou hebben. Hoe die machtige Hertog , van wiens gewelddadige hartstochten hij reeds zoovele blijken had gezien , in woede ontvlammen zou, zoo hem zijne begeerte werd ontzegd, — en die Hertog was met een goed deel van zijn leger, met zijne beste edele en strijdbare mannen, als in het hart van het Aartsbisdom gelegerd; zou hij bedaard en vredig aftrekken , na zulk eene vriendschapsbreuk met den Keizer , als dan noodwendig volgen moest ? Trier, het eerwaardige Trier, al de schoone Moe-zellanden, die rijke wijngaarden , de lust en de trots van zijne landgenooten: lag het niet alles bloot voor de verwoestingen van die hand , die zoo zwaar en bloedig neerkwam , waar zij sloeg; zou de Keizer, zijn vaderland hem danken voor den verderfelijken dienst ? In 't eind, wie had hem geroepen om zich te mengen in de raadslagen der Vorsten, om de hand mede te slaan aan de lotsregeling der volken ?

Wie kon hem hier raden ? Wie hier beslissen ? Zoo hij iemand een woord zeide, was hij zijn geheim niet meer meester ; hij dacht er aan , onder het zegel van de biecht, eens priesters raad in te nemen ; maar dan weder bezon hij zich , wetende hoe geestelijken vaak slechte scheidsrechters waren op het punt van eer ; hoe het niet waarschijnlijk was , dat hij onder de Triersche Kerkdijken een' onpartijdigen zou vinden ; en wat hij ook besloot, of waarvan hij het oog ook afwendde . altijd begon de schrikkelijke kamp in zijn binnenste opnieuw, en bleef zijn besluit aarzelend in het midden. Het was dus meer een toegeven aan zijne overpeinzingen, de uitdrukking zijner zielsgesteldheid, dan een gevolg van een bepaald voornemen , toen hij op de scherpe aanmerking der Markgravin , dat het wellicht eene navolging was der Bourgondische zeden, die haar zoon zoo prijselijk begon te vinden , dat zijn pag3 de uren van den nacht in meer vroo-lijke dan betamelijke uitspanningen had doorgebracht, met eene doffe stem antwoordde :

«Hadden de Heiligen mij beschermd , ik ware niet met de Bourgondiërs geweest!quot;

«Schuld bekend is half vergeven,quot; sprak Sigi-bert glimlachend.


-ocr page 53-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

47

ygt;Bon t'en advimne!quot; sprak de Lombard , die hem van achteren genaderd was , hem op den schouder tikkende. Romuald schrikte , als had de vinger van een' doode hem aangeraakt.

))York!quot; mompelde hij onwillekeurig.

»Juist, gij hebt het wachtwoord onthouden lachte Bertrando.

»Ik wenschte dat dit gesprek voor gewone menschen te begrijpen waresprak Wilfriede ongeduldig.

»0! zeer licht, Genadigste !quot; antwoordde de Lombard , «een der Heeren van Karel's hof, wie , heeft men nog niet kunnen uitvinden, onder-' houdt eene geheime briefwisseling met de Hertogin ; het kon beiden het hooxd kosten, als de zachtaardige Heer het ontdekte , en ziet ge , ik , die allerlei handel op mij neem, bezorg de VLiamsche Dames brieven, zooals de Duitsche dia-i man ten.quot;

»Beide zullen wel valsch zijnmerkte de | Markgraaf aan.

«Voor de eerste sta ik niet in; de laatste | kan men keuren, Genadigste! maar Mevrouw de | Gravin is wel eens nieuwsgierig geweest naar de I geheimen van het klooster St -Maximijn , en ik j twijfel niet, of deze jonkman zal er haar meer i van kunnen zeggen , dan ik , die er soms mijne | zaken heb ; want hij schijnt er vrijen toegang te hebben, en er tot laat in den nacht dienst te | doen.quot;

«Neen , mensch ! ik weet nietsviel Romuald schielijk in, mot toon en blikken, die juist te ! kennen gaven. dat hij ontzettend veel weten 1 moest.

«Romuald!quot; riep Sigibert verwijtend.

«Gij zult spreken ,quot; beval de Markgravin driftig.

»God wil het verderf van den Hertog !quot; sprak de jongeling, als overstelpt van deze verzoeking om zijn geheim te ontlasten.

«Het verderf van den Hertog 1quot; herhaalde Wilfriede met gloeiende oogen; »zoo gij nog langer aarzelt, zal ik u weten te dwingen.quot;

«Neen, Mevrouw! niet uit dwang. niet uit haat, voor wien ook, maar ter eere van God en uit liefde voor den Keizer en zijn Huis, en tot behoud van mijn Vaderland , zal ik spreken uit vrijen wil , doch alleen ten aanhoore van den Markgraaf, die mijn wettige Heer is, en van u, Mevrouw! die zijne moeder zijt; deze Lombard . ...quot;

«Zal zoo gewichtige verklaringen geen oogon-blik in den weg staansprak Bertrando, na een' vluchtigen blik gewisseld te hebben met Wilfriede.

Toen begon de jongeling zijne belangwekkende biecht; wij weten wat hij zeggen kon; j wij begrijpen ook, welken indruk het maken j moest op zijne hoorders. Wij willen alleen verha-j len , dat Sigibert zoo verslagen was van het ge-j hoorde, dat hij mot zijne moeder besloot, om alles | voor do Keizerlijke Vorsten te verzwijgen tot na i het feest op St. Quentin, opdat deze niet in

overijling behoefden te handelen , te meer , daar de beslissende kroningsdag nog n'et was bepaald.

Wij moeten toch nog even quot;ie aandacht vestigen op een tooneeltje in het huis van Alterer, in het vertrekje , dat aan Süschen was afgestaan. Het arme kind was lijdend en mocht het niet verlaten. De bezorgde vader besclnildigde de Triersche lucht, Bertha lachte schalk , en Ulrich Alterer meende, dat Romuald's eerste bezoek haar wel genezen zou. Niemand had juist geraden. De indrukken en gewaarwordingen bij haar bezoek in St -Maximijn waren te sterk geweest, dan dat de zwakke er ook zelfs niet lichame lijk onder zoude geleden hebben ; maar hare ziel was kalm , bijna gelukkig; hare liefde was zoo weinig eischend ; zij leefde in zoete verwachting, Karei de Stoute weder te zien op zijnen groeten vierdag in zijne volle glorie : had zij meer noodig ?

Het is zoo, er waren oogenblikken geweest, waarop zij zich bitter gegriefd gevoelde; die haar dus hadden moeten leeren, en ook werkelijk leerden, hoezeer zij niets voor hem beteeken-de: maar ze had ook niet gewacht, dat die groote Vorst ooit een blik op haar zou slaan : hij was immers meer voor haar geweest dan zij had kunnen hopen , of liever , zij had er niet over nagedacht, zij bad er niet op kunnen re kenen; zij had slechts gevoeld en geleden : maar zij had zich geene rekenschap gevraagd wat en waarom; zij was slechts gelukkig dat zij hem mocht aanbidden , zonder dat bij het opmerkte. ! En was hij toch niet edelmoedig voor haar ge- i weest, en zelfs wel zacht ? Hoe zoet was het haar , zich te verbeelden, dat hij zóó niet voor eene andere zou geweest zijn. Ja, hij was ook ruw geweest en zeker koel. maar hij had toch voor haar zorg gedragen als een minnend vriend : in één woord, zij troostte zich zelve met alles i wat een romanesk kind uitdenken kan, en zij i bedroog zich met alles, waarmede eene werkzame verbeelding in jonkheidsbloei het hart be- ! dreigt en tot iets verleidt, dat misschien geene j hoop is , maar dat, gevaarlijker nog , het veelbeduidend onzekere heeft van een oneindig verlangen en een onbeperkt geloof aan alle onmo- ! gelijkheid.

In mijmeringen als deze werd zij gestoord door het binnentreden van Romuald, die , pas van 1 zijn drukkend geheim ontheven , zich aan hare j voeten kwam werpen met eene angstige bede : ; ))Süscheii! om Godswil stoot mij nu niet weg i en hoor mij aan ; ik ben zoo beklemd van harte; ik heb iets vreeselijks bestaan en moeten , doen, en ik kom troost zoeken bij u. Niet waar ? gij snit mij hooren en er aan niemand | van spreken ; gij zult zelve oordeelen ; waarom | niet? Meisje! ik heb gisteren veel voor u geleden en gewaagd , en mijne kwelling van heden ! is nog daarvan het gevolg, en luistert gij nu niet eens ?,:

«Ja, Romuald ! ik luisterriep zij verstrooid, het lieve handje lusteloos onder het voorhoofd


-ocr page 54-

48 EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

brengende, »gij wildet immers verhalen, hoe gij—quot;

«Den Hertog van Bonrgondië heb moeten verraden barstte hij jammerend uit, »nadat hij uw beschermer is geweest; ik heb veel vergeving noodig ; de uwe het eerst van allen !quot;

»Den Hertog verraden! En hoe verraden ? Vermoord!quot; en hare sidderende lippen brachten het woord uit, zonder dat het klonk.

)gt;Neen, Süschen! de Heilige moedor zij gedankt , een moordenaar ben ik niet; kom tot u zelve, Süschen! slechts zijne plannen.quot;

«Denk niet, dat ik het u vergeven zal sprak zij snikkend, »hem verraden T' en zij zag hem aan met zooveel minachting, dat hij luide uitriep : i

»Verachten zult gij mij niet; gij zult weten en mij dan oordeelen.quot;

En hij zeide haar alles

Zij had nauwelijks de kracht hem geheel ten einde te hooren, maar toen ook zeide zij:

»Ik weet niet wat dat is , iemand vloeken ; maar ik weet wel, Romuald! dat ik voor u nooit meer bidden kan.quot; En zij sprak dat zoo mat en veelbeteekenend bitter , dat hij uitriep :

»0! gij bemint dien man.quot;

Toen Bertha tot Süschen wederkeerde , vond zij haar in eene brandende koorts en in een radeloos ijlen.

VIII.

Welk eene vriendelijke gave des Hemels is toch dat onvermogen der menschelijke ziel, om : gebeurde of toekomende dingen te weten , zoo 1 ze niet onder het bereik der zinnen worden ge-| bracht! Welke houding had Karei dan moeten ! aannemen tegenover Frederik ; met welk woord i of met welke daad moesten de Keizer en de ! Aartshertog dan toch zijne gastvrijheid hebben ; aangenomen ? Nu verwelkomde de Hertog , om-j ringd van zijnen grootschen adel, zijne hooge gasten aan de poort van zijne woning , met die fijne wellevendheid, die hij tot zijnen dienst had zoodra hij wilde, en met dien hoofschen eerbied , dien hij met zóóveel waardigheid wist te bewijzen , dat zij hem meer verhief dan den-I genen, wien hij ze bracht. Bij dezo gelegen-| heid scheen de Bourgondische Vorst een ig-zins | opzettelijk vertooning te maken met de goede i houding en orde zijner krijgsmacht, in het toenmalige Europa eene zeldzaamheid, waaraan hij zijne beste zorgen wijdde, en waarvoor geene kosten hem te groot toeschenen; want van zijne boogschutters , speerruiters , haakbusschieters , ; piekeniers, van deze allen bevonden zich, hun i korps vertegenwoordigend, kleine benden, als ter monstering geschaard, op het voorplein, dat hij den Keizer langzaam overvoerde. Het schenen bonte bloemen op dit veld van steen : want hoewel allen het roode kruis van St.-An-

I___

dries droegen ; hoewel er eenvormigheid heerschte in de kleedij der lieden van hetzelfde wapen ; de piekeniers voerden gansch andere kleuren dan hunne wapenbroeders de boogschutters, wier i manteltjes, half blauw , half wit, grillig afstaken bij het bloedroode en zeegroen van weer anderen ; voeg er bij , dat geen bovenkleed uit éénerlei kleur bestond, en men zal het schimpwoord : «bonte ki aaiendat Karel's troepen later gegeven werd , niet geheel eene redelooze vinding noemen Hunne Condotieren of plaatsvervangende Kapitein en, want de Hertog zelf had zich de eigenlijke waardigheid voorbehouden , lieten hunnen staf, met wit en blauw omwonden , nederzinken, ten teeken van onderdanigheid , toen Frederik III langs hen voorbijging : een ijdel eerbiedbetoon, daar één wenk van hunnen meester genoeg ware geweest, om hen vijandelijk tegen den Keizer te doen overstaan.

De Hertog had ditmaal in zijn voorkomen het bevallige aan het schitterende gepaard; hij droeg geen harnas ; ten minste het was niet zichtbaar. Zijn bovenkleed, dat nauwelijks tot aan de knieën reikte , was van goudlaken op zwarten grond , eene statige kleur , die volkomen goed samenstemde met het ernstige en strenge zijner trekken. Dat kleed was met hermelijn gevoerd en omzoomd, tot zelfs aan de opslagen der enge mouwen , die de forsche gespierdheid der schouders en armen goed deden uitkomen , schoon de bovenarm gedekt was met oppuilende kappen van goudstof {mahoitres). Het rijk der kragen of halsboordjes was nog niet ingegaan, en het bont omgaf dus ook den ge vulden hals . welks mannelijke tint bij dat wit nog sterker afstak, terwijl het te gelijk een litteeken te zien gaf, dat hij behouden had van eene gevaarlijke wonde uit z ,nen eersten veldslag, en bewees , hoezeer Karei de Stoute toenmaals het gevaar van nabij onder de oogen had durven zien ; dikke, donkere lokken vielen neder nevens de zwarte vlokken van het hermelijn, waaruit ze nauwelijks te herkennen waren. Hij droeg geenen mantel, en zijn rok was aan beide zijden met rijke diamanten haken opgenomen , om eere te hebben van de prachtige oudei kleeding . die van lichtblauw satijn heette , maar zoo dicht bezet met opgeregen paarlen en kostbare gesteenten , dat de kleur nauwelijks te onderscheiden was ; eene weelde, waar de Duitsche eenvoudigheid voor verstomd bleef. Vreemd misschien, maar van een' fijnen goeden smaak, stonden daarbij de zwarte hozen, wier eenvormigheid door niets gebroken werd, dan door de fluweelen tootschoe-nen van dezelfde kleur, waarop weder een vor -stelijke schat van gesteenten en goudborduursel was aangebracht. De kaproen, eene soort van muts met afhangenden sluier , was weder lichtblauw satijn en met gouden vonkjes doorwerkt, misschien eene zinspeling op de Bourgondische vuursteenen. In de tegenwoordigheid des Keizers echter gaf hij dien aan een ridder-écuyer en


-ocr page 55-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

49

bleef ongedekt. Eij had geen ander wapen, dan eene korte dagge met een' schitterenden greep, in den breeden gordel gestoken , en geen ander halssieraad dan de keten der Vliesorde ; op de linkerborst prijkte het roode kruis van St.-Andries , de hooggeëerde beschermheilige van zijn huis. Het w^s jammer, en toch gelukkig, dat de arme Süschen hem zóó niet zag.

Men wenscht noch wacht eene zoo uitvoerige beschrijving van ieder der Heeren van zijn hof, van den Keizer en het zijne. Men gelooft toch mijne verzekering , dat velen der eersten hunne meesters overschitterden in weelderigheid van keuze en vinding, schoon zeker niet in rijkdom ; dat de laatsten den wedijver hadden opgegeven , schoon zeker niet de ijverzucht; dat de Aartshertog met zijn lang gewaad van witte damaststof , en met zijn goudgeel gescheiden haar, iets reins en eenvoudigs had, dat bij zijne achttien jaren goed stond. De jonge Markgraaf van Spangenheim had niets in zijne kleeding, dat de opmerking wekte ; bijgevolg ontging hij ook de bespotting De bekeerde Turksche Prins, Calixte-Ottoman, was mede van dit feest; en Karei, die eene sterke belangstelling had in alles wat vreemd was , gaf hem met blikken en hoffelijke woorden vele blijken van ingenomenheid en onderscheiding. Misschien had hij hem zijne dochter beloofd, zoo hij erfgenaam van den Sultan ware geweest, en geen broeder. Nadat de hooge gasten eene wijl verpoosd hadden in de ontvangzaal, en van verscheidene keurige ververschingen hadden gebruik gemaakt, en na de gewone aarzeling van Frederik , om de hoogste plaats in te nemen, had er tusschen de beide Vorsten oen onderhoud plaats, waarbij zich de wederzijdsche hovelingen uit bescheidenheid terugtrokken, als ware het eene afspraak geweest , om hen ongemerkt alleen te laten. De Keizer keurde daarbij de overeenkomst, door Ver-nemburg gesloten, volkomen goed , en bekrachtigde die. Karei vernieuwde en bevestigde zijne belofte, en trachtte nu de bepaling af te dwingen van den kroningsdag. Maar Frederik , in hoevele schitterende eigenschappen ook bij Karei ten achteren , had toch sluwheid genoeg , om , zonder bepaald te weigeren, met zoovele omslachtige woorden, met zoo ontwijkende uit vluchten den tijd te korten , zonder tot de zaak te komen, dat er nog niets was vastgesteld , toen de zes trompetters het sein gaven tot den maaltijd, en de eerste hofmeester met het gebruikelijke woord: »Chevaliers d la viande /quot; de gerechtigde hooge beambten opriep tot de plichten van hun ambt aan 's Hertogs tafel'. Toen was Karei gedwongen om het gesprek af te breken , en zijn1 Keizerlijken gast uit te noodigen, ter feestzaal in te gaan.

Na alles wat er gezegd is van Karei s huishouding op gewone dagen; na alles wat men weet van de Bourgondische weelde, zal men zich ook zonder beschrijving een denkbeeld kunnen ma en van dit feest, als men bedenkt, dat het ditmaal het luisterrijkste was , dat nog gegeven

! werd; dat er , evenals bij de laatste bruiloft des Hertogs, voor iedere nieuwe aanrechting een ander goud en kostbaar tafelgereedschap werd gebruikt, en dat bij deze gelegenheid, op het tweede nagerecht, die gouden schote) eene plaats bekwam , wien de geschiedschrijvers eene waarde geven van 60 tot 90,000 gulden.

Als tusschenpoozing van de verschillende op-disschingen , verschenen ook weder , tot vermaak en bevreemding der Duitsche gasten , die zinnebeeldige voorstellingen uit de fabelleer en uit de dierenwereld , die aan de Fransche en Bourgondische hoven mode waren geworden.

Moet ik zeggen , hoe een gekroonde leeuw, van natuurlijke grootte , met beweegbaren bek , zich nedervleide aan de voeten van een' arend , en hoe een dwerg, in de gedaante van een' krijgsgod, hem mende, en een vers uitsprak , dat geheel rijmde , schoon er niet veel poëzij in was , en waarin beschreven werd , hoe gaarne en hoe ootmoedig de leeuw zich onderwierp aan den arend, en hoe voortaan alle bewoners der aarde mochten beven , nu de leeuw en de arend zich tot vaste vriendschap verbonden hadden ? Dit en de verdere wonderen, die men uit bosschen en zeeën te voorschijn haalde, en in aanraking bracht met de goden en godinnen, aan den Olympus ontschaakt , waren voortbrengselen van dezelfde vinding , die walvisschen en leeuwen en Herculessen het leven gaf bij de huwelijksfeesten van Marga-retha van York en de ondernemer van het toenmalige tornooi wom den Gouden Boom ,quot; Antoni, de groote Bastaard, had zeker niet vergeten, ook hier met zijnen goeden smaak en zijne prachtliefde vóór te lichten.

Wij hebben meer lust , om onze lezers te doen deelen in de gewaarwordingen van den Markgraaf Sigibert. Toen hij Karei daar aanzitten zug tegenover den Keizer , zoo schijnbaar openhartig zijn gevoelen uitende , met eene vrijpostigheid, die bijna ruwheid was; zoo rond , en zich zoo achteloos overgevende aan gastmaalsvreugde, slechts bedachtzaam op de plichten van een goeden gastheer ; toen hij hem met zooveel zekerheid hoorde spreken van de toekomst, zoo argeloos en luchthartig schertsen met zyne aanstaande betrekking tot den Aartshertog, dezen met zooveel woorden , die telkens nieuwe beloften waren , verzekering geven van zjjne schoo-ne verwachtingen, toen moest hij zich geweld aandoen , om te gelooven, dat die man terzelfder tijd op zulk eene trouweloosheid broedde, en dat het verbreken van al die plechtige beloften in zijn hoofd was voorbereid. Toen had zyn eerlijk Duitsch hart liever Romuald verdacht, dan dien grootschen , belïühgwekkenden , moedigen Vont van zulk eene valschheid beschuldigd. Maar wij moeten Karei het recht doen van te zeggen, dat hij die licht vereenigbaar meende met zijne eer ; dat; de staatkunde van die dagen eene zoo trouwelooze was, dat geen Vorst zich het woord-verbreken tot eene schande rekende ; dat menige aanslag op zijn eigen leven Karei geleerd had,


II.

4

-ocr page 56-

50

hoe men het nakomen van verbonden trachtte te ontgaan; dat vergif en dolk, omkooping en verraad. meermalen de middelen waren , die zwakheid tegen sterkte, of zelfs wel, stei'kte ! tegenover zwakheid in de hand nam , om lichter tot haar doel te komen; hoe een groot Monarch als Lode wijk XI het zich zoo weinig schaamde , zijn Vorsten woord tot leugen te maken , dat hij aan zijne dienaars durfde schrijven: «belooft dit .... en geeft niet; de Koning zal er in voorzien ; misleidt dezen ; koopt genen om in mijnen naam : ik hecht er mijn zegel aan en belast mij met de verantwoording.quot; Karei had geene andere voorbeelden gehad, geene andere handelwijze tegenover zich zien aannemen; hij veroorloofde zich wat hij anderen met goed gevolg zag plegen, hij vocht met de wapens, die tegen hem gebruikt waren; hij leefde in zijnen tyd, en men kan het hem niet ten kwade duiden, dat hij niet boven zijnen tijd was.

Maar terwijl die zonderlinge Vorst — op wien het il y a deux hommes en nous zeer toepasselijk was , bij de onbestendigheid en tegenstrijdigheid van zijn karakter — Sigibert's hoogste verwondering trok , wekte hij bij Frederik andere gewaarwordingen op : verbittering , wangunst , vreeze! Inderdaad, bij de vergelijking, waaraan het nauwere verkeer met Karei den Stouten hem dagelijks blootstelde, had de Keizer niet ééne uitstekende hoedanigheid over te stellen tegen al de blinkende eigenschappen van den jongen . dapperen , hoogbegaafden Hertog. Hij voegde bij een zeer middelmatig verstand een oppervlakkig oordeel, en hij was daar zóózeer van overtuigd, dat hij vrij was van den eigenwaan der domheid, maar ook van haren moed, van hare drieste ondernemingszucht , die vaak genoeg in eene gelukkige uitkomst hare rechtvaardiging vindt; hij was bedachtzaam, voorzichtig: maar het was de voorzichtigheid van den gierigaard , die het kleine niet wagen durft om het groote te winnen ; in het kleingeestige angstig voor uitgaven . zou hij liever twintigmaal zijne Keizerlijke eere hebben laten trappen, dan zich ééns aan de onkosten en de kansen van een' oorlog te wagen. Wantrouwend , en te beschroomd om het wantrouwen te toonen ; wrevelig , en te kleinmoedig om zijn wrevel lucht te geven; eenvoudig zonder waardigheid : nederig uit miskenning van zijne ware plaats ; zedig uit gebrek aan zelfbewustheid ; minzaam uit zwakheid, meer dan uit nederlating; oud zonder de deftigheid der jaren ; een grijsaard met gekromden rug en gebogen hoofd en bekrompen ziel: zóó stond Frederik III tegenover Karei den Stouten.

Niets, dan het geheim bewustzijn dier minderheid , had den Hertog de genegenheid des Keizers kunnen kosten ; en toch , de onvoorzichtige speelde met zijne meerderheid; zijn roekelooze overmoed vond er een trotsch genoegen in , hem er mede te verpletteren; hij overblufte wie reeds bescheiden boog; hij verdrong wie reeds beleefd ter zyde week ; hij overschaduwde wie niet aan

mededinging dacht. Nooit had Karei zich zóó getoond in al den moedwil zijner hooghartige laatdunkendheid ; nooit een' mededinger zóó neergedrukt met zijn overwicht, zóó beschaamd door zijne voordeden; hij pronkte zoowel met zijnen geest als met zijn goud ; met zijne lichaamskracht als met zijne bezittingen; met zijne weinige zelf-beheersching als met zijne wèlgeordende krijgsmacht ; met zijne kostbare kleederpracht als met zijnen hofstoet van Prinsen en Graven ; met zijne vijandschap tegen zijnen leenheer van Frankrijk , als met de blinde gehoorzaamheid zijner eigene vazallen. Hij bespotte, ontrustte, verlaagde den Keizer , maar altijd onder die vormen van hoffelijkheid , die ijdel waren en ledig*, omdat er de ware geest van welwillendheid en eerbied aan ontbrak , maar die maakten, dat men er zich niet door gewond toonen kon ; toch moest zich Frederik die krenkingen zwijgend getroosten ; van het oogenblik af, dat hij hoop voec'.de op het huwelijk van zijnen zoon, was hem het stilzwijgen opgelegd ; Karei wist het en maakte er onedelmoedig misbruik van.

Hetzelfde spel, dat de Vorst dreef met den Keizer, herhaalden zijne hovelingen met diens gezelschap: doch vaak met minder goed gevolg; vele dier Duitschers lieten niet met zich gekscheren , maar hun toorn zelf was buiten den goeden toon , en haalde hun een' glimlach van minachting op den hals, van wie, zonder dat, het gedrag van anderen hadden gelaakt; daarbij waren zij onbekend met vele voorwerpen der Bourgondische tafelweelde, en gebruikte ze linksch of ten ontijde, of bewonderden met naïeven eenvoud te zeer , wat geene waarde had, of veronachtzaamden wat beleefde opmerking had verdiend. Zulke trekken vermaakten de Bourgondiërs onuitsprekelijk; maar ze zetten de Duitschers niet zeer op hun gemak-

De Keizer had met een woord een gerecht geprezen , dat hem bijzonder scheen te smaken ; de Hertog antwoordde met een soort van nederigen trots :

öWij zijn reeds zoolang de gast geweest van Uwe Majesteit, dat het eenmaal tüd wordt, u op , onze wijze te onthalen; wij hebben getracht het j zoogoed te maken, als een reizend man, en die | niet dan een deel zijner huishouding bij zich heeft, het geven kan. Mijn Keizerlijke Heer is goed, het alzoo aan te nemen en niet te verachten; alleen zoo hij ons naar Vlaanderen of Bourgon-dië wilde volgen, zouden wij iets kunnen doen , ! dat Zijne Keizerlijke Majesteit verrassen zoude en behagen....quot;

))Wij zijn zeer tevreden hernam Frederik, in zijn hart beleedigd , dat men gering noemde wat ! hij geprezen had, »en inderdaad , edele Hertog! Duitschland is te dezer dage getuige van eene ! pracht...quot;

))Die ergeren moet in een1 vreemdeling.... in een' leenman ... Was dat niet Uwer Majesteits gedachte9 Wij begrijpen het zelve, wij beginnen lastig te worden; ook wij wenschen niets


-ocr page 57-

EE NE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

51

vuriger dan spoedig vanhier te trekken , om bezit te nemen van Lotharingen , dat met een paar streken van 't zwaard gewonnen zal wezen ! — Slechts ben ik hier gekomen om eene kroon! en ik herinner Uwe Majesteit aan mijn devies : »t/e Vai empris!quot; [entrepris), dat in onze taal wil zeggen: «wat ik ondernomen heb , voltooi ik!quot; j en daarom, zoo Uwe Keizerlijke Majesteit mij 1 moede wordt, zoude een weinig haast ons beiden te gemoet komen.quot;

»De vertolking is meer willekeurig dan juist , ! Neef! en dairbij , wij hebben immers beloofd u daarin genoegen te geven.quot;

«Beloofd! beloofd! als mijn gebiedende Heer met woorden kronen kon. dan zeker droeg ik nu reeds de driedubbele kroon van onzen Heiligen Vader den Paus. Maar Uwe Majesteit vergeve mij het rauwe woord : Zij is zoo traag van handelen , als haar Duitsch bloed traag vloeit en koud : het mijne is een weinig warm en drif-; tig , dank zij de vermaagschapping van Portugal en Bourgondië !.... en wij zijn niet gezind , zooveel goud, als ons verblijf in deze oorden noo-dig maakt , te verspillen om niets, als wij met een klein weinig ijzer gewoon zijn zooveel af te doen. Heer Opperschenker! wees indachtig meer water in mijn wijn te doen. Mijnheer Lodewijk van Frankrijk placht mij van onmatigheid te verdenken , als ik hem mijne grieven een weinig levendig voorhield. De Keizer mog3 toch niet | hetzelfde meenen....quot;

De jeugdige Maximiliaan , die heimelijk en om j vele redenen de partij hield van zijnen schitte-; renden schoonvader , zocht eene afleiding in het : bewonderen van een rijk fluweelen hangtapijt , ; waarop met gouddraad eene zon was geborduurd.

»Dat is de zon van Vlaanderen, schoone Prins !quot; i sprak Karei vriendelijk, »zy scheen voor het j eerst bij mijne geboorte ; het was een geschenk ! van mijn' genadigen Heer vader in de kraamkamer zijner gemalin. Wij willen hopen , dat zij hare stralen nog helderder zal uitschieten, als zij Oostenrijk en Bourgondië vereenigd zal toelichten.quot;

Zoo was het! — bitterheid voor den vader, hoffelijkheid voor den zoon.

Na eene lange pauze hief Karei het hoofd plot -seling op, met een' fonkelenden blik den Keizer aanziende :

«Sire ! mijn allergenadigste Leenheer ! weet gij, dat ik met eene goede macht diep genoeg binnen de landpalen van het Rijk ben genaderd ?quot;

Frederik verbleekte en antwoordde aarzelend :

pMaar, Doorluchtige Neef! waartoe die herinnering ? Gij zijt hier als vriend , zoo wij hopen....quot;

«En als vreemde, mijn Keizer! Doch St.-An-dries moe§t mij wel ongenadig zijn, zoo wij hier niet eens burger werden ...quot;

«Burger, in onze Duitsche Moezellanden ?'' Men kon zien , dat Frederik huiverde van het denkbeeld.

«O! zeker als gij ons noopt hier in te wonen

tot wij het burgerrecht verkregen hebben. — Hoogwaardigste Heer Ohristoffel van Baden ! in hoeveel tijd wint men dat van uwe goede stad Trier ?quot;

«In zeven jaren , tenzij men de stai eenigen uitstekenden dienst bewezen hebbe,quot; antwoordde de Aartsbisschop droog.

Karei beet zich de onderlip; hij had een vleiend antwoord gewacht.

«Dat is te lang voor ons geduld .quot; hernam hij; «en zoo er op goede diensten gelet wordt, mij dunkt, wij doen Trier eenen dienst met zooveel gemunt geld in omloop te brengen , als waarvoor wellicht uw geheele Keurvorstendom te koop is. ; Het burgerschap van de deftige stad Utrecht zegt | meer , en men wint het lichter. — Hoogwaardige David! onze Neef! in hoeveel tijd word ik bur- i ger van uwe zetelstad?''

«De Heeren uit uw huis hebben zich voor haar zoo verdienstelijk gemaakt, mijn Hertog! dat Uwe Doorluchtigheid het zijn zal zoodra hij het wenschtantwoordde de Bisschop van Utrecht, die een beter hoveling was.

«Wij nemen gaarne raad van onze klerezij en bevinden er ons altijd goed bij ,quot; sprak Karei vergenoegd ; «maar nu , om rond tot de zaak te komen , want ik zie aanstalten maken tot een kamerspel, dat ons verder afleiden zal, en mijn Gebieder, de Heer en Keizer, neemt geene aandacht op deze zinspelingen ; wanneer zal de dag der kroning zijn?quot; Frederik durfde niet meer aarzelen

„Wij zullen zien of de November in de kalender een' goeden Heiligen tot patroon heeft, of wel de 'IS*1^, de naamdag van den Aartshertog , of wel.../'

«Wij hebben genoeg keuze tusschen twee dagen,quot; riep Karei hevig: «en zoo de Heilige van 8 November niet lt;:unstig is, bij God en St.-Joris van Bourgondië ! wij zullen middelen vinden om hem zoo te maken!quot;

De Keizer antwoordde hierop niet, en de zaak werd niet weder aangeroerd ; slechts in een der korte oogenblikken waarin de Hertog van goede luim de blijken gaf, had Frederik nog gezegd : «Maar , mijn Heere ! gij wijst ons al uwe heerlijkheden ; en den besten schat van uw huis geeft gij ons niet te zien, de Jonkvrouw van Vlaanderen ?....quot;

«Welk een inval ! ik houd niet van den omhaal van êen gansch vrouwenhof met mij te voeren ; het kind is te jong voor zulk eene reize , en daarbij, het is strijdig met al onze denkbeelden van welvoeglijkheid. dat mijne erfdochter 'reist ter wille van haren bruidegom; ook waartoe zou het dienen ?quot;

«Mijn doorluchtige Neef heeft zijn aanstaanden schoonzoon gezien ; hoe zouden wij niet i verlangen onze schoondochter te omhelzen ?' Het oog van Maximiliaan was smeekeud op Karei gericht: was het daarom, was het uit eene opwellende ijdelheid op zijne beminlijke telg , was het om den Oostenrijkschen Vorsten een beter


-ocr page 58-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

52

vertrouwen in te boezemen, wijl hij ze misleidde ? — de Hertog gaf toe; het was het eerst wat hij toegaf en werkelijk uitvoerde; want de Groote Bastaard werd belast met de kennisgeving van dit plan aan Mevrouw de Hertogin ; die last werd niet weder ingetrokken; en , wispelturig als hij was , gaf Karei thans te gelijk bevel , om den brief des Aartshertogs op te zenden. Vergat hij weder het hart zijner dochter, waarop hij zich even den tijd had gegeven een blik te slaan , of geloofde hij meer aan den invloed van zijnen wil, aan de kracht van een streng woord uit zijnen mond, dan aan de betoovering van een sympathetisch poeder , of aan de toovermacht der zoete vleierijen van een' verliefd jongeling? Misschien vergat hij de gevaren , die hij vroeger gevreesd had, zooals h ij altijd vergat , welke verwarringen hij achter zich had aangericht en hoe die hem schaden konden , om alleen maar vooruit te zien naar een nieuw doel, dat hem weêr het meest bezig hield.

Waarlijk ! beter geheugen ware hem nutter ge-wees dan zoo sterk een arm !

IX.

De Markgravin van Spangenheim-Zielberg was gewroken ! ten minste , zij had nevens haren zoon een geheim mondgesprek gehad met den Keizer, waarbij Romuald opnieuw een streng verhoor had ondergaan. Maar die ontzettende slag , dien de laatste had gewacht als hij gesproken zou hebben , scheen op niemand neer te komen dan op hem zeiven, want Frederik III vond het zoo noodig, zich van zijn stilzwijgen te verzekeren , dat hij een' der torens van het Aartsbisschoppelijk paleis tot kerker kreeg; wel is waar een' kerker , waar hij last leed noch gebrek; waar hem zelfs hoop gegeven werd, dat vorstelijke dankbaarheid vorstelijke hardheid zou verzoenen; maar toch een' zulken , die hem van elke gemeenschap met menschen afsloot Verder scheen dit welen op des Keizers gedrag geenen invloed te hebben , geen' nadeeligen ten minste; want van dat uur af werd de kroningf dag bepaald, en aan alle redelijke of onredelijke wenschen van den aanstaanden Koning gehoor gegeven. Slechts had de Keizer sedert dien tijd vele en geheime beraadslagingen met den Franschen gezant, met den Keurvorst-Aartsbisschop, en , zonderlinge ver-eeniging! met de markgravin Wilfriede, wier minderjarige zoon na het eerste gesprek niet meer in het keizerlijk vertrouwen scheen te deelen; misschien was het uit aanzien van zijne betrekking tot den Aartshertog , dien men in zijne rustige onwetendheid had gelaten. en bij wiens openhartigheid of jeugdige verontwaardiging geheimen , als die, welke de Keizer, de Diplomaat, de Priester en de vrouw bewaken konden, niet veilig waren. Sigibert zag tot zijn spijt nog veelmalen den Lombardijër in de vertrekken zijner i moeder; maar het zilver kwam terug op zijn buffet, en de pandbrieven van zijne goederen waren ingelost. Hij haalde de schouders op , maar Wilfriede zag zegepralend op hem neder.

Die herstelling was eene oplettendheid van den Franschen gezant in den naam van zijnen meester. Wie neemt niet, waar een Koning gegeven heeft!

Maximiliaan bracht inmiddels dagelijks bezoeken op St.-Maximijn; de Hertog verscheen dikwerf te Trier, waar alleen Süschen hem niet zag ; haar zinneloos ijlen was in eene doffe slaapziekte overgegaan , waaruit zij tot geenerlei bewustheid kon worden opgewekt. De openlijke feesten werden nu verder gespaard tot op den belangwekkenden kroningsdag, den 8sten November.

In den ochtend van den zevenden was de Aartshertog uitgereden met drie zijner voornaamste Edellieden , en vergezeld van den heer Engelbert, Graaf van Nassau , en de Sire de Gruthuse , die, nevens vele Vlaamsche grooten, het Oostenrijksche huwelijk begunstigden, in tegenoverstelling van de Bourgondischen , die veeleer een' Franschen Prins hadden gekozen.

Dit gezelschap had de heuvelen van Trier verre achter zich gelaten , wendde den frisschen Moezeloevers den rug toe , en volgde den noordwestelijken heerweg naar Echternach , als wilde zij een uitstapje wagen op Luxemburg's grondgebied ; maar toch scheen dit niet het doel; want somwijlen draafden ze driftig door, Maximiliaan zelf vooruit, door de anderen nauwelijks bijgehouden, en dan weder bleven ze plotseling stilstaan , als vonden zij er zwarigheid in verder voort te gaan. Eindelijk bij het omslaan van eene bocht, gevormd door den Rijntak , die daar de Sure heet, zagen zij van de tegenovergestelde zijde een' anderen stoet aankomen , wiens ontmoeting wel het heimelijke doel van hunnen tocht kon zijn geweest. Ten minste de belangwekkende trekken des Aartshertogs teekenden eene gespannen verwachting, eene zoete onrust , een gejaagd verlangen , toen hij dien stoet in het oog kreeg. Het waren vrouwelijke reizenden ; dit zag men reeds op dien afstand aan de wuivende sluiers , hoorde het aan den zachten stap der lichte telgangers; maar ze waren niet zonder mannelijk geleide , zelfs niet zonder gewapende beschermers, die Bourgondische écharpes droegen.

Een edelman van Maximiliaan kreeg den last, het naderend gezelschap te onderrichten , wie het stond te ontmoeten, en de Sire de Gruthuse volgde hem , om te vernemen wie de komenden zijn mochten , en of zij goedvonden , dat de jonge Vorst en zijne Heeren de Dames hunnen groet brachten bij dit samentreffen.

De eerste dier vragen werd blijkbaar uit ceremonie gedaan; men behoefde den Aartshertog slechts aan te zien, om te weten , dat het hem geene verrassing was, maar eene blijde bevestiging , toen de terugkeerende Heeren aankondig-


-ocr page 59-

EENE KROON VuOR KAREL DEN STOUTEN.

53

den, dat de Jonkvrouw van Bourgondië die begroeting van den Zoon van Oostenrijk: met dankbaarheid aannam Het laatste woord was den Sire de Gruthuse nog niet van de lippen, toen reeds de jonge Vorst voortjoeg naar de Dames heen , die langzaam naderden, en, snel nevens Maria gekomen , sprong hij met drift van zijn paard en liet zich op ééne knie voor haar neder, met eene hoffelijke betuiging van eerbied en vriendschap. Maria hield den teugel harer witte telle strak aan, en reikte den Aartshertog hare hand , met een vriendelijk vermaan om zich op te heffen.

Zij is veranderd sinds wij haar zagen; hare gestalte is forscher geworden , hare vormen hebben eene zachtere ronding gekregen, zij heeft in bevalligheid gewonnen , er ligt meer glans in hare oogen, meer blos op hare wangen , hare houding is niet meer achteloos ; maar bovenal hare stem is zielvoller geworden! Haar bloed is warmer en vloeit sneller; zij is een jaar ouder geworden; maar dat jaar heeft meer gedaan dan haar uiterlijk te rijpen. Karei heeft de waarheid gegist: daar was iets binnen in haar veranderd , en hare ziel heeft zich ontwikkeld. Zij heeft denkbeeld van gevoel gekregen , maar dat had niet enkel dat jaar levens gedaan. Nicolaas van Calabrië is niet tevergeefs voor haar gestorven ; zijn dood heeft haar leeren nadenken : i zij heeft die groote smart begrepen, en zij is j begonnen zich zelve rekenschap af te vragen van hare gewaarwordingen; zij heeft den jongeling alleen betreurd uit medelijden, maar zij begon ombestemd in te zien, dat er een tijd kou komen, waarin zij een ander slachtoffer zou nastaren met medegevoel; zij begon op het vermoeden te komen, lt; of wel de strikken, die de vader rondom haar spreidde, altijd zonder gevaar zouden blijven voor i haar. Juist toen zij zoo gestemd was , toen natuur ■ en omstandigheden het hare gedaan hadden om haar het hart te openen, de ziel ontvangbaar te maken , schreef haar de Aartshertog met de bewilliging der beide onderhandelende hoven. In het eerst had Maria het Oostenrijksche huwelijks- ; plan zien ontwerpen met hare gewone onverschil- ! ligheid; later had zij gehuiverd tegen nieuwe i tooneelen als die met Hertog Nicolaas ; zij begon | er weêrzin in te vinden , zoo dikwijls verhandeld te worden , zoo dikwijls van de teleurstelling van i anderen het voorwerp te zijn, en zij betrapte zich zelve op den wensch, dat men eenmaal ! woord mocht houden ; het was de onschuldigste j wensch en de koelste tevens , die er nog in een ontwakend vrouwenhart was opgekomen; maar , het was als eene voorbereiding, eene eerste stem, ; die bij haar sprak voor den eerstkomende: en j waarlijk, de Aartshertog had niet noodig gehad | zijne toevlucht te nemen tot de hulpmiddelen ! eener bedrieglijke kunst; het was niet noodig geweest, dat eene stiefmoeder voor hem pleitte , | of haar gevoel opriep ; hij had alleen maar noodig te schrijven uit de volle warmte van een j jeugdig hart, vervuld met de zoetste hoop , met | den ganschen eenvoud van zijne achttien jaren, , met ai de teerheid , met al de trouw van zijne Duitsche ziel, met iets van dat buigende , smee-kende , dat het bukken onder een' kleingeestigen vader hem had moeten geven. met dat verzaken van eigenwaarde , dat de bekrompenheid , waaronder men hem neerdrukte, hem tot gewoonte had gemaakt: zóó had hij geschreven, en toen, toen had zich iets in haar hart bewogen ; zij had medelijden gevoeld met het nieuwe slachtoffer ; want toch vreesde zij , dat het weder een bedrogene zou zijn ; maar het was een medelijden , anders en teederder , dan heer Nicolaas in haar had kun nen opwekken, zij had de diepte gepeild van het lijden, dat den geofferde wachtte ; zij was altijd genoeg ingelicht geweest over den prijs van hare hand , om niet in te zien , welk eene schoone hoop daarmede werd uitgedoofd of verijdeld ; maar juist ditmaal vergat ze daaraan te. denken ; Maximiliaan had de behendigheid gehad, de herinnering daaraan te vermijden , geleid als hij was door zijn fijn gevoel; zij dacht nu meer aan zijn verstoorde rust . aan die smart, waaraan hij kon wegsterven ; zij had nog menig hartstochtelijk woord van den Italiaanschen Prins onthouden , waarvan zij nu den zin begon te begrijpen en op Maximiliaan toepaste. »Hij ook, juist hij?quot; begon zij zich te vragen, en daar was iets, dat haar zeide, dat zij dezen ten minste niet, dezen minder dan eenig ander. zulk een rampzalig lot bereid kon zien ; de Calabriër had het meest geklaagd over haar ; de Aartshertog , besloot zij, zou niet te klagen hebben ; zij wilde dezen niet mede grieven ; naar hem zou zij luisteren , hem zou zij begrijpen , voelde zij ; zij wist niet, dat er eigenbelang lag in dat edelmoedig besluit; zij wist niet dat zij om 1 laren eigen' wil luisteren zoude, hooren wilde! want dat is zeker, zij was zich zelve nog onbewust, hoe diep de onbekende jongeling tot haar hart was doorgedrongen ; de reinheid harer denkbeelden was nog door niets ontheiligd , de rust harer onschuld nog door geene driftige begeerte gestoord; zij had slechts begrip van gevoel, maar zij was nog mijlen ver van den hartstocht; zij had nog nooit eene gedachte gekend , die ze Mevrouwe van Ravenstein niet had durven vertrouwen.

Mevrouwe van Ravenstein, die nu aan hare zijde reed, was eerder eene harde , dan eene teergevoelige vrouw; m.iar zij had Maria lief, en dat zeide veel. De Vorstin , weeze van eene moeder , was op denzelfden dag geboren als hare dochter ; zij was een weinig hare bloedverwante, en mocht haar echtgenoot, Adolf van Kleef, de inzichten van den vader steunen, zij zou de dochter liefhebben en tot leidsvrouw zijn , waar zij mocht en kon. In goede overeenstemming levende met de nieuwe Hertogin Margaretha van York , die voor de stiefdochter geen' Franschen Prins wenschte , maar boven alles eene verbintenis vreesde met het gevallen huis van Lancaster, waren die vrouwen er wellicht niet vreemd van, om den Oostenrijkschen verloofde ongemerkt in de hand te werken , in de hoop , dat eene ge-


-ocr page 60-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

54

vestigde genegenheid der Prinses mogelijk de ieuze Van den Hertog zou bepalen. Het is ten minste zeker, dat zij Karei's bevel, om Maria naar Trier te geleiden , gehoorzaamden met eene | haast . die deze noch bevolen had noch gewenscht. i De Prinses bracht, onder haar opzicht, met Mevrouw Margaretha het herfstseizoen door op het , jachtslot St.-Hubert, in het Luxemburgsche , en | ze kon dus binnen zeer korten tijd het tochtje volbrengen; Engelbert van Nassau en Adolf van i Kleef waren van hare komst verwittigd , eerder dan de Hertog zelf; en die Heeren hadden goedgevonden den Aartshertog eene samenkomst te beschikken met zijne verloofde, bij wijze van ontmoeting. Mevrouw van Ravenstein, eene schrandere vrouw, die , zoogoed als haar echtgenoot, een weinig gunsteling was van den Hertog , had op zich genomen , goed te maken wat hier outsell uldiging kon noodig hebben: Maiia alleen , van intrige noch afspraak bewust, had gemeend . den wil van haren Heer te volbrengen , toen zij met zooveel spoed de reize ondernam. Zoover was nog haar gevoel voor Maximiliaan verwijderd van liefde , dat de wensch , hem persoonlijk te kennen , nog niet in haar was opgekomen, voordat het bevel van eenen vader dien opriep en vervulling waarborgde ; maar toen was het meer dan een vluchtig verlangen, het was belangstelling in hem , niet meer als slachtoffer , maar met het oog op haar zelve.

Toen zij Maximiliaan de hand reikte tot opstaan , had zij gebloosd , dien lichten blos, die zich nauwelijks hecht op de wangen en maar even rust op het voorhoofd, de eerste blos, die de onschuld scheidt van onwetendheid! Wat rijper leven. of groote hartstochten in de vrouw ook later voor bevalligheden mogen ontwikkelen, voor belangwekkends geven; hoe ze zich rein moge kampen door strijd , of verheffen door sterk te , de onbeschrijfelijke bekoorlijkheid , die de eerste blos toovert op het jonkvrouwelijk gelaat, wordt door geenerlei schoonheid geëvenaard, door geenerlei deugd teruggewonnen. Dien eersten blos mocht Maximiliaan opvangen , hij was voor hem. In zijne verrukking vergat hij geheel de waardigheid van zijnen rang . die hem nooit bijzonder voor oogen was; hij verbad zich de etre , haar paard bij den toom te leiden en als stalmeester aan hare zijde te gaan. Maar de jonge Prinses , op hofetiquette zoo goed geleerd , antwoordde met een afkeurend lachje: ))Fij toch ! een zoon van Oostenrijk ! daarbij , Sire Hertog! zijn de Dames van mijn land veel te goed geoefend in de nobele rijkunst. om zulke diensten te behoeven. Er zijn er geene, tot onze kleine marotte toe , die zelve niet hare. hakkenei besturen !quot;

En zij mocht met recht zoo spreken ; de Dames van haar gevolg waren uitmuntende rijderessen : maar zij zelve schitterde in die oefening boven allen , in behendigheid, in zedigen zwier , in losse bevalligheid. Zij was nu niet zoo eenvoudig gekleed als vroeger te Mons in het vrouwenvertrek. Haar slepend gewaad van zilverlaken met bont gevoerd, aan de linkerzijde even opgenomen door eenen haak van saffiersteen , liet een onderkleed zien van donkerblauw fluweel met zware gouden franje. dat maar even de punten der spitse schoenen te bewonderen gaf. De lange kanten sluier golfde neder van eene huive van wit satijn , met tallooze paarlen be-stikt: hare halsketen, hare breede gordel en meerdere siersels nog schitterden van kostbare gesteenten Haar fiere telganger, zoo wit en zoo glad als hare huive , was niet minder zorgvuldig getooid dan zij zelve. Een lang dekkleed van rood scharlaken, zwaar van goudsmeêwerk en goudfranje, zijden toomen met borduursel, een bos van wapperende pluimen , en een schat van klinkende belletjes . ziedaar wat het dier ter versiering te dragen had, behalve zijne meesteres , het grootste sieraad , dat er te vinden ware geweest.

»Rijd veeleer naast ons, zoo gij van ons gezelschap gelieft te zijn, mijn Doorluchtige Heer!'quot; had Maria gezegd, en de Ridder stalmeester, de jonge graaf d'Estampes, zag zich door dat woord van hare linkerzijde verschoven. Toen reden de jongelieden voort, vroolijk en met kennelijk welgevallen. Toch was hun gesprek meer afgebroken dan levendig, en het was Maria, die hot moest gaande houden , want zijne beschroomdheid (des jongelings eerste liefde is eene eerbiedige). de overmaat van zijn geluk , benamen hem in 't- eerst de tegenwoordigheid van geest, om woorden te vinden, die het uitdrukten; en de gewone wisseling van vorstelijke hoffelijkheden, — zijne tong weigerde ze hier uit te spreken. Mevrouw van Ravenstein had intusschen een onafgebroken gesprek met den Sire de Gruthuse ; en de Graaf van Nassau had den jongen d'Estampes duizend bijzonderheden te verhalen van de feesten te Trier ; doch Maria, wier stof tot onderhoud bijna was uitgeput, en die zag, dat de Oosten-rijksche Prins nauwelijks meer sprak dan de volstrektste beleefdheid eischte, bedacht nu , dat zij de verwelkoming der Vlaamsche Heeren maar vluclitig had beantwoord , en begon zich tot hen te wenden met vele vragen te doen : doch er lag iets spijtigs op haar lief gezichtje, dat hare grootmeesteres onwillekeurig deed glimlachen.

Eindelijk , toen ze Trier reeds in het gezicht kregen, waren zij bij een landhuis genaderd, van een' wijngaard omringd , een' eigendom van den Aartsbisschop , en Maximiliaan noodigde Maria , hier een oogen blik rust te willen nemen , en zich te verfrisschen voor den verderen tocht.

De jonkvrouw zag Mevrouw Ravenstein aan , en vroeg, of dat zijn kon ? Deze gaf een toestemmend antwoord , en de jonge Vorst had het geluk, zijne Dame van het paard te helpen, en in een der vertrekken van het landhuis binnen te leiden , waar dat gedeelte van beider gevolg , dat er recht op had. hen terstond volgde. Daar stonden wijn en verkwikkingen in gereed-1 heid , en de bedienden van den Aartsbisschop-


-ocr page 61-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

Keurvorst wachtten hen op met den hofmeester aan het hoofd; maar de Prins liet zich het voorrecht niet ontnemen , de schoone Maria te dienen ; en een' zilveren schotel genomen hebbende , met schilderachtige druiven beladen , bood hij er haar van aan , 'op ééne knie nedergebogen, met de bede, dat ze uit zijne hand het eerst nemen wilde van de vruchten zijns vaderlands; en zijn zacht oog smeekte meer welsprekend dan zijn mond. Zij nam er van met eenen zoeten glimlach. ))Ik werd dus gewacht?quot; vroeg zij.

«Kan het u verwonderen , Me vrouwe ! of mishagen , dat ik , wetende den dag van uwe komst, aan vreemden het genoegen misgunde u het eer-st welkom te heeten?quot;

«Mishagen, o, neen!quot; sprak zij haastig; wmaar gij , Doorluchtige Heer! noemt mij altijd Mevrouwe, als ware ik eene geboren Koningsdochter , of aireede gehijlikt; men noemt mij de Jonkvrouw van Bourgondië, en ik weet nauwelijks , of ik dien titel hier wel voeren mag, daar ik niet reize als des Hertogs dovhter , maar als eene nicht van Mevrouwe Anna, die mij geleidt.quot;

wik wil u noemen zooals gij het wenschen zult, volschoone Jonkvrouw! en op uwen wil letten in allen deele, ook zelfs in het geringste , zooals het een' vroom Ridder past ; want niets in deze gansche wereld vreeze ik zoozeer dan u te mishagen , die ik dienen wil en eeren van nu aan nevens de heilige Maagd, welke uwe welzalige Patronesse is. Ten minste zoo ge het my guntvoegde hij er aarzelend bij.

»Certein! dat zij u gegund!1' sprak zij met die rondheid, die van vrouwelijke terughouding nog de kunstgrepen niet heeft geleerd , »sinds uw grootmachtige vader , de Keizer, en mijn genadige Heere ons tot een verloofd paar gemaakt hebben , bij handteekening en bezegelde brieven.quot;

Zoodra Mevrouw Anna en de Sire de Gruthnse hadden opgemerkt, dat het onderhoud der jonge vorstentelgen eene andere richting nam dan die van een dagelijksch gesprek , weken zy een weinig terug naar den achtergrond van het vertrek, en ook de Heeren van Maximiliaan volgden ongemerkt dit voorbeeld : hoe omringd ook, waren zij dus toch in het spreken on beluisterd, toen de Prins hernam met een' ongemaakten zucht:

»Geve slechts de Heiligen, dat zij ons ook tot een echtpaar maken!quot;

«Zoo bidde ik van God en de goede Moedermaagd , zoo genadig voor wie haar in vromigheid dienen sprak zy met lieftalligen ernst.

»0 ! dat is te veel heils op éénen dag!quot; riep hij, de oogen ten hemel slaande. ))Gij, allerschoonste ! die de.mijne zijn wilt, stemt alzoo in met de keuze van uwen Heer vader ? gij hebt den onbekende dan vriendelijk opgenomen in uwe gedachtenis , en gij verwerpt hem dan niet, nu ge hem ziet....quot;

«Heb ik niet uwe brieven gelezen , en u met eigen hand geschreven?quot; antwoordde zij meteen zacht verwijt. ))En in trouwe, ik vinde u als ik u gewacht hadquot; (en gewenscht, eindigde wellicht haar hart, niet hare tong) ; «waarom zoude j ik geen vrede hebben met den wil van mijn' ge-duchten Heer?quot;

«Voorwaar ! al de Engelen van 't Hemelsch paradijs , die deze zoete taal hooren , mogen alzoo i getuigen zijn van mijne dankbaarheid voor zoo ! goede fortuin en groot geluk,quot; riep hij hartstoch- , telijk. »Mijne uitverkoren bruid is niet alkeerig van dezen hijlijksband I moge zij nu ook geloo-ven en voor waar houden , dat ik haar min bo-van alles en allen, als de eerste en éénige , die mijn hart heeft getroffen met liefde ! Geliefde mijne ! nu zeg ik u , en herhale met overgroote vreugde , wat ik gezworen heb en plechtig betuigd in mijne brieven , dat ik u minne zal wijden en trouwe tot in den dood toe , en nog veelmeer sinds ik u gezien heb en wete , dat gij schooner zijt dan eenige Prinsesse ter aarde, en zoetaardig als schoon !quot;

Sinds lang was Maria gezeten in eenen armstoel, den éénigen van het vertrek , die zeker alleen mocht gediend hebben voor de Prinselijke Bisschop pen. Maximiliaan stond vóór haar , en had telkens onrustig naar haar opgezien , of ze ook zijn' voortvarenden ijver euvel mocht nemen ; doch er lag wel ontroering op haar lief gelaat, maar geen zweem van toorn , zoodat hij . na het spreken van die laatste woorden , op de vastgehechte voetbank van den zetel nederknielde , en zacht-kens hare hand in de zijne nam. Zij liet hem die, maar zij antwoordde niet; toch niet uit zwakke deelneming ; want toen hij, na een veelzeggend zwijgen , op hartstochtelijken toon uitriep, als door eene plotselinge gedachte getroffen : »Ü God ! beware ons ! zoo die zoete hoop tot verijdeling kwame , mij dunkt. ik zou het besterven , en niet meer kunnen leven! En gij , Maria! mijne ?....quot; toen werd zy op éénmaal zoo ontrustend bleek , dat Mevrouwe van Ravenstein, die onder het spreken altijd het oog op haar gevestigd hield, schielijk naderde, de anderen eenen wenk gevende om nog achter te blijven.

Hare komst maakte eene afleiding in de gemoedsaandoening van Maria, voor het eerst van haar leven tot bezwijmens toe bewogen. Toen zij het hoofd leunde op den schouder van de grootmeesteres, begonnen overvloedige tranen haar lucht te geven, en zij vond eindelijk kracht om te spreken :

«Goede Mevrouwe ! zeg hem , dat hij niet sterven moet, niet om mijnentwil, niet als de Hertog van Calabrië, ook niet als mijn Heere van inzicht verandert, hetgeen God verhoede !quot;

De Oostenrijksche Prins, innig geroerd door hare deelneming , en ontzet tevens door hare verwarring , was schielijk opgesprongen, en trachtte zijn eigen gevoel te overmeesteren om haar gerust te stellen.

Mevrouwe van Ravenstein begon beiden moed in te spreken , door aan te merken , hoe het weinig waarschijnlijk was, dat de Hertog zijne beloften aan zijnen Leenheer en Keizer niet oprech-telijk houden zou , als deze hem den grooten dienst


-ocr page 62-

56 EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

bewezen had van hem als Koning te krcnen: hoe het onpassend was en beleedigend voor den Hertog, nog te twijfelen en in onrust te zijn over de vervulling van hunnen wensch, en hoe zelfs het oproepen der Jonkvrouwe naar Trier niets anders uitgelegd kon worden, dan als een goed voorteeken der gehoopte vereeniging.

»Zekerlik !quot; zeide Maria, een weinig tot beda-ren gekomen , »en ook dat mijn gezegde Heere u heeft toegestaan met mij samen te treffen en hier te onthalen....quot;

«Lacy ! dat is wel zeker buiten des Her togs weten, en zonder zijnen wil, zoo niet daar tegen !quot; riep de jonge Prins, meer oprecht dan staatkundig. »Ik vernam het uur, waarop gij gewacht werdt, en dies....quot;

))Zoo laat ons gaan , Mevrouw Anna !quot; sprak Maria ernstig; ))ik ben niet van zins. mijns vaders welbehagen vooruit te loepen in eenige maniere.quot;

))Gij verlaat mij in toorn ?quot; vroeg hij verschrikt.

»Dat zij verre. Ik vergeef gaarne wat mijn vriend in ridderlijke overijling bestond ; alleen der Jonkvrouwe van Bourgondië past geen andere weg dan de rechte. Wat ik nog verder te spreken had, verneemt gij daarna ; ik ben toch te zeer bewogen van gemoed , om goede redenen te zeggen. Wees getroost, mijn Heere en welbeminde vriend! Welhaast zien wij elkander weder, met vergunning van onze hooge verwanten , en zoo niet....quot; en hare stem beefde, maar zij trachtte er vastheid aan te geven, toen zij er bijvoegde: «Wees dan alevel welgemoed ! Waarlijk, gij hebt meer, dan de machtige Vorsten kunnen geven ; meer , dan eenig bezegeld handschrift kon verzekeren, meer, dan eenig minnepand waarborgen kon; want gij hebt mijn hart! en gij zult zien of Maria weet trouwe te houden quot;

»lk moest ondankbaar zijn zoo ik nu durfde wanhopen.quot; sprak hij , en drukte innig de linkerhand , die zij hem bood . naar Bourgondische wijze ; daarna, want zijn schroom durfde naar de gewoonte van de Duitsche Ridders geene omhelzing wagen . kuste hij alleen de toppen van haren handschoen , en toen Mevrouw van Raven-stein had geoordeeld , dat hij haar uitgeleide kon doen en te paard helpen, volbracht hij dien zoeten plicht met weemoedige vreugde, en oogde haar na tot ze weggereden was buiten zijn gezicht.

Eerst een uur later begaf hij zich naar Trier.

A.

Hertog Karei van Bourgondië, de ongelijkma-tigste en luimigste man van zijnen tijd, had dezen karaktertrek met alle sterke en trotsche menschen gemeen dat hij allerbeminlijkst zijn kon en nederbuigend goed, als hij het wilde; dat hij voor sommige personen eene teêrheid en eene gemeenzaanheid kon hebben, die volstrekt onbestaanbaar scheen met zijne gewone koude hooghartigheid of norsche terughoudiug. In die gelukkige stemming bevond hij zich thans , en een dier begunstigde wezens was (juist niet onnatuurlijk) zijne dochter. Hij zat in zijn schrijfvertrek en bladerde in het boek der ordonnanciën van zijne nieuw opgerichte kompagniën, dat kostbaar in groen fluweel was gebonden*: maar het was wel te zien , dat zijne aandacht ditmaal te veel werd afgetrokken door Maria's tegenwoordigheid, om van deze lievelingsstudie veel voordeel te hebben ; want hij zag telkens op haar neder , die aan zijne voeten zat. achteloos neergevleid op een roodfluweelen kussen met verguld zilveren punten. Eindelyk wierp hij het boek geheel ter zijde , legde de rechterhand liefkozend op haren schouder en zag haar welgevallig aan.

))Ge zijt toch mijn eenig, welgeliefd kind,quot; sprak hij zoo zacht als hij slechts zijne stem kon buigen , »dat mij welkom is van ganscher harte, schoon my te onpas gekomen, en met te zeer groote haast voor wijze plannen!''

«Lieve genadige Heere! het was uit groote gehoorzaamheid....quot;

))Ik weet het, en acht het beter te vroeg ge- j hoorzaamd, dan een gebod verzuimd ; doch Mevrouw van Ravens! ein had ten minste moeten letten op onzen wensch u hier gekleed te zien naar uwen staat, en de wagens met prachtgewaden kunnen vooruitzenden in plaats van ze te laten volgen ; nu, het zij zoo! voor deze barbaren zijt gij altijd deftig genoeg, en ook, wjj hebben de zaak reeds afgepraat met de grootmeesteres ; maar gedenk , zoo wij wat ras en rauw van woord waren , wij meenden u niet hard te vallen , volgzaam als gij zijt in alle dingen, maar alleen haar. die hier schuld had.quot;

gt; Toch bekende ik u , dat ik verlangde....'1

«Veel verlangde! naar de feesten , niet waar ? u dreigt teleurstelling , want ik trek spoedig af na de kroning ; die Keizer in lompen en het domme bedelvolk hier verveelt mij . het zal hier welhaast afgeloopen zijn , en uwe kleine narrin — ge hebt Marotte toch meegebracht? — zal hier tot geenerlei mommerij gebruikt worden , waar zij anders bevallig genoeg voor dient. Wij zullen nog een paar lansen breken , waarbij gij de prijzen kunt uitreiken ; Maximiliaan kan zich dan een ridderpand winnen van uwe hand , als hij niet te vaak uit den zadel valt; en wij zullen de burgers van Trier nog eens verheugen met een vroolijken dag en een goed maal; dan een statelijk afscheidsfeest aan den Keizer. en het zal afgeloopen zijn... Maar hadt gij niet eenig verlangen naar onzen persoon ? Ik dacht, gij vreest ons meer dan gij ons liefhebt; dat is van anderen goed , maar van u !...quot;

»Gij kunt zoo goedig zijn , mijn vader!quot;

))En ben het toch niet altijd, meent gij ! Zelfs niet voor u! O' de gewoonte! en dan toch altijd neuswijze dienaren om mij , die eeuwig tegenspreken, onder het mom van wijzen raad ! Ha ! vorst te «ijn en tegenspraak te ontmoeten , alles in te zien , te weten, zich zeiven genoeg te zijn , zooals ik , en dan raad te hooren van


-ocr page 63-

EL DEN STOUTEN. 57 |

EENE KKOON VOOR

wezens, die....quot; Hij sloeg met de gebalde vuist op de tafel , maar hield zich plotseling in, toen zij met de hand de bewegi ig maakte van ^eene lichte ontsteltenis; »neen ! als gij bij mij zijt, zijn de goede engelen dichter om mij; ik zal niet voortgaan quot;

))Zal Messire David van Utrecht u morgen tot Koning zalven ?quot; vroeg zij , als om eene afleiding te maken.

»Zeker neen! George van Baden. Bisschop van Metz, schalk dochterken! want gij doet mij die vraag, om de kroon te zien , die mij heden is gebracht: om te oordeelen. of zij mij genoegt en wel eerlijk voorkomt. Nu . de wensch is ver-schoonlijk en kan voldaan worden.quot; Hij stond op en voerde haar terzijde af naar eene tafel , nam eenen zijden doek weg, die er over uitgespreid was, en vertoonde haar eene kostbare koningskroon van het allerkeurigste goudsmeêwerk en met edelgesteenten van zeldzame grootte en waarde ingezet. De schepter en het rijkszwaard lagen er nevens. Maria pree^ den smaak , de bewerking , den rijkdom , met de belangstellende bewondering van wie edelgesteenten wist te waar-deeren ; daarop bleef zij haar nog eene wijle nadenkend aanzien, terwijl zij het sieraad als op de handen woog; toen legde zij het terug op het weeke fluweel, waar het op gerust had, en zeide als bij zich zelve- ))'t Is blinkend, maar 'tis zwaar.... te zwaar om alleen te dragen....quot;

»God zij hem genadig, die mij daarin steunen wilde sprak Karei met drift; «wie naar zoo iets grijpt moet geen steun noodig hebben, zelfs niet v^an de Heiligen des Hemels!quot;

»Vader!quot;

«Nu ja , het woord is gezegd ; — de dwepende huichelaar, Lodewijk, zou nu reeds op zijne knieën liggen ; wij hopen , dat wij voor de Lieve Vrouwe en Mijnheer St - Joris genoeg hebben gedaan, dat zij ons eene voorspraak zullen wezen, zoo het zonde was.quot;

»Of zij den Hertog van Oostenrijk zoude passen?quot; hernam Maria half voor zich zelve , nogmaals eenen blik op de kroon werpende

De Hertog was willens te antwoorden, toen de Sire Chateau-Guyon, te dezer tijde Groot-Kamerheer van den Hertog , en dus de éénige, die recht had onaangemeld binnen te treden , kwam aankondigen , dat de Aartshertog twee van zijne Edellieden had gezonden, om naar den welstand der jonge Vorstin te vragen , met de bede dat het hem geoorloofd mocht zijn, een bezoek bij haar af te leggen

»De Jonkvrouwe van Bourgondië is te zeer vermoeid van de reis , om heden een bezoek te ontvangen ,quot; gaf Karei t^n antwoord wNadeplech-tigheaen van morgen, gedenken wij de verloofden elkander voor testellen; zeg hun dat, Messire!...quot;

Louis de Chateau-Guyon was in het belang der Fransche partij ; hij boog zich dus alleen met een statig glimlachje , zonder eene poging te doen , om een gunstiger bescheid over te brengen.

Maria was op hare kussens teruggezonken; zij

ondersteunde het hoofd met de hand; zij was een weinig bleek geworden. !

»Mijn Doorluchtige Heer!quot; sprak zij, «waarom i noemt gij my vermoeid. een woord . dat u nooit ' pleegt te gevallen; is het mijn' bruidegom niet geoorloofd mij te zien ?quot;

»De Oostenrijker is nog uw bruidegom niet. En op dit stuk heb ik vooraf met u te spreken. Gij hebt dien Heer een' brief geschreven , die mij zeer heeft mishaagd, en die in het vuur ware geworpen , zoo het toeval niet gewild had, dat ik er mij vat bedienen moestquot;

»Ik meende , dat men aan een' verloofde vrijuit schrijven kon wat men dacht, en dat daarin geene palen gesteld waren , dan die zedige manieren eene maagd van zelve wijzensprak Maria zacht. maar va.st. «Mijn Heere vergeve mij dus, zoo ik vergeving noodig heb quot;

Karei scheen verlegen met dit antwoord; hij wist geene tegenwerping , en stapte driftig heen en weêr als veeltijds zyne gewoonte was, in strijd, of hij den opwellenden toorn vrij zou laten heer-schen, of bedwingen. Intusschen antwoordde hij vrij hard:

«Met dergelijke vrouwelijke fijnheden houden wij ons niet op ; alleen het belieft ons, dat gij na dezen niet meer schrijven zult, dan zooals wij het zullen voorzeggen.quot;

Dit was een bevel, waar niet tegen te spreken viel; ook bleef de Jonkvrouw verslagen zwijgen ; Karei liep om haar rond als een tijger om zijne prooi, en het arme kind moest wel veel moed hebben, om dien toorn op te wekken of te trotseeren , die haar aireede begon tegen te flonkeren uit de norsche blikken, welke hij van tijd tot tijd op haar wierp.

»Tranen!' riep hij eindelijk , «waarachtig zij weent! 7ij ook en hij stampte zoo hevig met den voet, dat de page Joan Baptiste Colonna , die buiten het deur behangsel de wacht hield, binnenkwam , vragende , wat hij begeerde.

»Water!quot; riep hij tusschen zijne drift in , met gevatheid van geest. En toen de jongeling het gebracht had , ledigde hij den grouten gulden kop in twee of drie haastige teugen, sloeg zich voor het voorhoofd en wierp den kleinen dolk ter zijde, waarmede hij gewoon was sprekend te spelen. Alle voorzorgen, die bewezen , dat hij zich zeiven wantrouwde; daarop naderde hij Maria opnieuw, ging weêr zitten , hief haar op en sloeg zijne beide armen liefkoozend om haar heen,

«Liefkind!quot; vroeg hij. «waar waren wij toch? Ik wilde u niet verschrikken , bij alles wat er heilig is; ik heb u lief en wil u een genadig vader zijn ten allen tijde; maar gij weet, ik kan mij slecht verdragen met weeke schreisters. Ik haat die van uw geslacht zijn om dat eeuwige beven en krijten ; gij placht er voor dezen vrij van te wezen. Blijf dat nog verder en vooral nu , want ik heb ernstige dingen met u te bespreken , waarnaar gij moet luisteren zonder vrouwengrillen , die mij licht in gramschap zetten: en ik zou niet, om alles in de wereld niet, wü-


-ocr page 64-

EENE KEOON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

58

len ■woeden tegen u. Gij hebt geene moeder | kind! —die van York reken ik niet, — en ik j heb zoogoed ik kon hare plaats vervuld, terwijl ik bezigheden had zoovele en zoo gewichtige , waarvoor andere Prinsen hunne kinderen gewoon zijn te verzaken. Daar is Mijnheer van Frankrijk , die zijn' zoon in gebrek en lagen staat ! houdt, en zijne kinderen liever zou willen doo-den dan eenige vrijheid geven in zijn land; daar is dezen zelfden jongen, uw'Duitschen verloofde. .. Maar genoeg. was ik niet een goed vader ? en wilt ^ij mij hierin gehoorzamen, dat gij eene mannelijke Jonkvrouw zult zijn ?quot;

»Ik wil uwe dochter zijn hernam zij met eeno bewogen stem, want zijne zachtheid roerde haar diep.

«Gij zijt zestien jaar,quot; ving hij aan, sen wel rijp genoeg van begrip om te hooren wat ik meen te I zeggen. Gij zijt eene groote vorstendochter , en geboren om over vele volken te heerschen , en , i zoo het Gode belieft, zijt gij tot nog hoogeren i staat bestemd, dan gij er nu de verwachting van hebt. Daartoe werkt uw vader ; daartoe verkort i hij den slaap zijner nachten en de geneugten van zyne dagen; daartoe brengt hij den barren winter door onder den blooten hemel, met geene betere beschutting. dan het luchte tentdoek; daartoe verschroeit hem de zomerzon het aanzicht , als ware hij een gemeene lansknecht, terwijl gij in vrijheid en in vroolijkheid de zoete liefelijkheden des levens geniet, zonder bekommering. Maar eene Vorstin heeft ook plichten ... De uwen zijn , uwen Heer en Vader te gehoorzamen in alles, en te ondersteunen in al hitgeen hij beoogt en voor u noodig keurt. — Nu is het dit: de kleine lieden trcuwen in 't gemeen naar eenige verkiezing of persoonlyk welbehagen , dat zij liefde noemen ; maar Hooggeborenen en bovenal Vorsten handelen daarin anders; zij sluiten eene zoodanige verbintenis uit hooge inzichten , om uitgestrekter gebied te bekomen , om hunnen invloed te steunen, om machtige vriendschappen te verwerven, om zich te verbinden tegen hunne vijanden ; uit staatkunde , om het al te zeggen ; ik ben driemaal gehijlikt, en om geene andere redenen dan deze. Toen ik zeventien jaar was, en aireede weduwnaar van Mevrouw Catharina van Frankrijk, deed mijn Heer Vader , die in zijn Graafschap Holland reisde, mij aanzeggen , dat ik mijne nicht Isabella van Bourbon ter vrouwe moest genomen hebben eer hij keerde: ik had geenerlei genegenheid voor haar; zelfs was ik afkeerig van zulken nieuwen band; toch.... ik gehoorzaamde, en het heeft mij niet berouwd; zij was mij eene zachte en ootmoedige gemalin, die ik nog aan mijne zijde wensch-te, en die mij u tot dochter gaf Hetzelfde eisch ik van mijn kind. Zij behoort de verbintenissen, die ik aanga in haren naam, te eeren of te verwerpen naar 't mij lust en behaagt; zij moet vriendschap toonen aan wie ik haar als vrienden wijze, en haten wien ik vijand noem , en zich daarbij vrijhouden van zulke gevoelens, denkbeelden,

woorden of daden, die haar het eene zouden kunnen beletten of in het andere hinderlijk zijn.quot;

«Mijnheer en beminde vader! heb ik daarin dan niet altijd gehandeld naar uw' wil en welbehagen? Hebt gij mij niet toegezegd en beloofd aan jongen en ouden , aan wie mij voegden en niet voegden , wie ik kende of niet kende; en is er een van dezen, wiens hulde ik niet heb aangenomen, of wiens redenen niet aangehoord, of wiens brieven niet beantwoord , naar gij het geboden hadt, zonder iets daartegen te zeggen of weigerachtig te zijn in eenig ding? Kan mijn genadige Heere het dan veroordeelen , zoo ik eenmaal gehoorzaam met vreugde en niet met onverschilligheid ?quot;

»Zeker kan ik dat en doe het. Want gij hebt den jongeling, die hier bedoeld wordt. in uw schrijven daarvan blijken gegeven, veel en meer dan voorzichtig was en vereischt werd in mijne plannen. Gesteld nu , ik oordeelde het nut , de verbintenis met den Oostenrijkschen Heer op te geven. meer heil ziende in de verwantschap met een' der Koninktijke Prinsen van Napels?quot;

»0 ! dat zult gij niet, mijn genadige Heer vader !quot; riep Maria hartstochtelijk , «dat zult gij niet! Gij zult niet altijd spelen met uw woord, niet altijd bittere teleurstelling geven voor blijde hoop. Wat heeft de Prins van Oostenrijk u gedaan , dat gij hem zoudt laten sterven van smarte ?quot;

«Eilieve ' meen dat niet ; 't is wel eene deerlijke grieve . Bourgondië en al de schoone Vorstendommen , die u wachten, te moeten opgeven met uwe hand , maar men sterft daaraan niet.quot;

»0! ik zeg u, het doodt! Gedenk aan Hertog Nicolaas , die een edel Vorst was en een krachtig Ridder, en is hij niet gestorven aan wanhopige minnesmarte, zooals ieder weet en hij ook heeft voorzegd? Hoeveel te meer zal dan niet een jongeling , zoo week van hart en teer van lichaam, bezwijken onder dat, wat de sterkte niet dragen kon!quot;

«Dwaze praatjes , die gij vrouwen elkander in 't oor fluistert, of u laat wijsmaken door tornooiende Ridders of zottelijke minnezangers. Manheer van Calabrië is gestorven aan 't venijn. dat onze Neef Lodewijk van Frankrijk hem deed geven , even zooals de Hertog van Bretagne, even zooals nu Maximiliaan ook zal komen te vallen , als wij hem dat wondere geluk niet ontnemen, dat gevaars genoeg heeft. Maar laat het waar zijn Avat gij vreest: wat gaat de Aartshertog meer aan dan een ander?quot;

Maria aarzelde een oogenblik; zij scheen zich te bedenken op haar antwoord: zij zag den Hertog aan; zijne trekken hadden weer hunne gewone gestrengheid hernomen , en zyn oog begon weer te flikkeren van dien wilden gloed, zoo geducht voor wien hij dreigde ; doch Maria's trouwe liet zich niet omkoopen door vreeze. Zij stond op en antwoordde kalm, maar deemoedig en zonder valsche fierheid :

«Omdat mijne genegenheid ganschelijk tot hem


-ocr page 65-

BENE KEOON VOOR KAEEL DEN STOUTEN.

59

dneigt met eene oprechte vriendschap.... Ikgeïoof, dat het dit is . wat ze minne noemen quot;

Karel's gelaat nam de uitdrukking aan van koele hooghartige minachting.

«Laat woorden als deze aan dochters van het volk , Jonkvrouw van Bourgondië! en terg voor 't minst daarmede onze ooren niet,quot; sprak hij. Toen wendde hij haar den rug toe en liet zich nogmaals water geven : hy dronk vele teugen achtereen. Het was duidelijk, dat hij zijn vurig temperament tot matiging wilde dwingen in dezen strijd met zijn kind: de leeuw vreesde zijn welp te verslinden , de gramme stier trachtte het lam te sparen . dat in onschuld met zijne woede speelde. Weder keerde de Hertog zich tot Maria.

«Vanwaar die overdwaze inbeplding, Marie! sinds gij den Aartshertog nooit hebt gezien ?quot;

Toen verbleekte de Jonkvrouw. want zij ging iets zeggen . dat hem recht gaf tot verbittering.

»Lacy , geduchte Heer! Ik zag en sprak hem, en hij is zeker de lieftallipste Christenridder, die i mij ooit te voren kwam.quot;

«Gezien ! gesproken! waar ? wanneer ? door wie ? Ha! wie mij dat gedaan heelt!quot; schreeuwde Ka-rel meer dan hij vroeg, en hij trapte met den voet het kussen uit den weg waar zij gezeten had , ala om haar te beletten hem weer nabij te komen : ook wierp zij zich aan de tegenover ge-1 stelde zijde van het vertrek op de knieën en sprak zoo schielijk als de woorden haar van de tonge wilden :

«Hier is geene schuld , Heer ! Waarlijk , nie-| mand is hier schuldig : wij reden hierheen , van i niets bewust, zoo haastig wij mochten ; de Aarts-I hertog wist dat wij komen zouden: zijn verlan-i gen.... was het hem niet te vergeven, bij de hoop. waartoe gij zelf hem gerechtigdet?.... Zijne ridderlijke galanterie.. . hij wilde zijne verloofde het eerst zien , en hij reed haar te gemoet: kon ik weten , dat het buiten uwe voorkennis was , en zoodra ik het wist(zij bleef geknield, maar hief waardig het hoofd naar hem op). «Meent gij waarlijk. Heer! dat uwe erfdochter zich verstaan zou met eenen vreemde tegen uw' wil en gebod ! Ik ben van hem gegaan, zoo haast ik wist, dat hij niet door u was gezonden.quot;

Daar was iets in Maria's blik . dat den Hertog roerde en overtuigde. Hij wendde het gelaat van haar af.

«Ha! Mevrouw van Ravenstein! Als zulke dingen gebeuren , waartoe dient gij dan ? Men zal mij rekenschap geven! ik wil weten, hoe deze Duitscher wist.... Sta op , Marie! ik weet, dat gij eene vrome Jonkvrouw zijt, en dat gy de ranken niet te baat neemt als de anderen van uw geslacht. Maar ik begrijp niet , hoe ge uwe zinnen kunt stellen op dezen plompen Duitscher : hij is zonder kennis van goede manieren , een onnoozele, armhartige jongen ; een Vlaamsch boerenzoon zou zijne kleêren niet oprapen! hij heeft nog nooit een' prijs in een tornooi behaald , en hij heeft niets vóór, dan dat hij de

zoon is van een' Keizer , die kronen kan uit-deelen. De Hertog van Calabrië, dat ware iets anders geweest; een moedig mannelijk Prins , een groot en dapper Ridder, hoofsch en vol courtoisy.quot;

«De Hertog van Calabrië !quot; herhaalde zij hoofdschuddend . «neen, voorwaar! een oud man! mocht hij dapper zijn wat hij wilde. Maximiliaan zal wel moed hebben voor mij. Hij is met mij gelijk in jaren, nobel en zachtaardig van uitzicht, heeft gouden lokken , niet anders dan waar de Hemelsche Engelen meê afgebeeld worden; is minnelijk van spraak en zijne redenen zijn vol heusche schranderheid. En wat zegt zijne kleeding? Zend hem twee van uwe meester-snijders en wat goede stoffe, en daarmede zal hij geholpen zijn. O! als gij wildet! Ik zou u zoo kunnen lief hebben uit grooten dank!quot;

Zij was hem weder genaderd . en zich oprichtende op de kleine puntige schoenen , sloeg zij de beide armen om zijnen hals en zag hem met onuitstaanbaar smeekende blikken aan. Hij onttrok zich niet aan hare liefkoozing; integendeel, hij glimlachte ; hij was zoo weinig gewend, dat men hem zoo naderde, dat hij zich niet verweren kon tegen het bekoorlijke gevoel der men-schelijkheid, tegen het zoet gestreel van dat aanminnig schepseltje.

«'t Is te dwaas,quot; antwoordde hij weder zachter , «morgen ben ik Koning. en meent gij , dat ik mijne grootsche ontwerpen kan opgevtn voor zulke invallen als de uwe ?quot;

«Ook niet voor mijn geluk ?quot;

«Uw geluk , kind! Denk . dat ik de schitterendste Koningskroon op uw hoofd meen te zetten.quot;

wVader, ééne vraag: zijt gij gelukkig ?quot; En zij zag hem daarbij zoo doordringend aan ; haar oog was zoo van naby op het zijne gericht, haar glimlach toch zoo zoet , terwijl zij hem zoo weinig spaarde, dat hij zijne oogen moest afwenden, toen hij antwoordde :

«Morgen , als ik Koning zal zijn.quot;

«Dan niets meer verlangen , nooit iets ?....quot;

«Nu ja dan , kwelster! nog wel iets .... moet ik u ook al mijne plannen blootleggen ?quot;

«Neen , maar als ik nu heel spoedig gelukkig kan zijn , en voor altijd, met eene enkele zaak ! de verzekering, dat Mijnheer van Oostenrijk mijn gemaal zal worden, en met mij zal deelen wat uwe gunst mij geeft. . . Zoudt gij dan zoo weinig een vriendelijk vader zijn , om mij dat ééne te weigeren, als al dat andere mij te gee-ner tijde «jeluk zal brengen , zoomin als u ?quot;

«Neen , Marie! toch kan ik u die verzekering niet gevenantwoordde hij ernstig en haar zachtelijk afwerende, «om vele redenen niet, en gij moest dit niet zoo dringend van mij begeeren.''

«Moet ik niet, als ik weet, dat daarin alleen mijn soulaas kan lipgen en groote vertroosting? Moet ik niet. als ik eindelijk rust wil hebben van zoo rustelooze slingering ; moet ik niet, als ik weet, hoe onzeker het leven is, ook van groo-


-ocr page 66-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

60

te Vorsten , en hoe zeker de dood; hoe ik kan overblijven, minderjarige, na uw verscheiden, onder momberschap van God weet wie ? Ware 't niet beter zake , dat mijn Heer vader mij zelf uittrouwde bij zijn leven, naar zijnen wil en den mijnen, dan dat ik daarna gedwongen werd door meesterachtige onderdanen. of baatzieke edelen om een' man te nemen van hunne hand, of dat de Koning van Frankrijk in mijne erflanden viel, om daarvan meester te worden met mijnen persoon? Mijn genadige Heere spreke zelf, is dat niet gebeurlijk? Vorstinnen hebben plichten , hebt gij gezegd! maar , lacy ! zij leeren ook vooruitzien , verder dan het huidige oogen-blik , en ik meen, dat het mij oorbaar is en vrij staat u te smeeken, mijn lot te stellen in handen van een' zacht en menschelijk echtgenoot, opdat ik niet misschien vervalle in de macht van eeni-gen harden dwingeland! Moet ik dan alleen de rampspoedigste zijn onder de dochteren van uw volk, omdat ik haar meerdere ben. Moet ik dan juist alles opgeven wat mij wenschelijk toeschijnt of behaagt, omdat men mij meer wil geven dan ik van iemand heb geb den ? O! zekerlijk weet ik, dat gindsche kroon mij te duur zal zijn, als ik haar betalen moet met mijn geluk Moet ik niet eenmaal spreken in het belang van dien nobelen jongeling, die zijne toekomst heeft overgegeven aan uwen wil en aan mijn hart? Moet er nogmaals een slachtoffer zijn? is een enkel niet genoeg ? Hij noch ik hebben ons het eerst den wensch vermeten, dien gij in ons hebt verwekt. Het was ons veroorloofd, elkander lief te hebben, en wij hadden daarin geenerlei schuld. 0 ! ik voel nu , wat Mijnheer van Calabrië heeft moeten lijden , toen hij klaagde over u. Het pijnt mij. hem niet beter te hebben vertroost Doch moet een tweede nu weêr zóó voor mij staan ? Is het tot uwe fortuin noodig , mijn Heere! dat ik zelve onderlig aan zoodanige smart? O! geloof mij, het is niet.alles recht, wat de mensch drijft uit zucht naar hoogheid en uit begeerte naar meerder gebied. O! de machtige Heeren zijn wel boven alle men-schen; maar is het daarom goed, dat ze hun willekeur doen tot der zwakken schade ? De Sire de la Marche , die een geestig man is , zegt wel terecht, dat de Vorsten over hunne onderhoorigen mogen heerschen . om hun geweld te doen . naar lust en zinnelijkheid, maar dat God boven de Vorsten is, en het leed van de kleinen op hen verhaalt. Mijn lieve Heere moge zich toch niet wagen aan den toorn en de oordeelen Gods. Mijn lieve Heere moge zijn éénig kind toch niet de éénige bede ontzeggen, die zij ooit voor hem heeft uitgesproken, en haar niet maken tot het werktuig van Maar zij bedacht zich en sprak

niet uit wat zij meende te zeggen ; alleen toefde zij een weinig, en wierp zich toen aan zijne voeten , de handen naar hem opgeheven, en met gebogen hoofd voegde zij er bij : »Ik weet niet vanwaar mij de moed toekomt u dit te zeggen, maar .. ..quot; s'tls nu genoeg!quot; riep Karei uitbarstende;

«evenzeer mocht ik niet weten , vanwaar ik het geduld heb u aan te hooren!'' — En waarlijk , als men hem onder dit spreken had aangezien , moest men bewonderen. hoeveel dit jonge meisje wagen durfde voor hare liefde, en hoevele po- ; gingen die vader deed , om zich meester te blijven tegenover zijn kind. Het was of hij de vlam- ; men zijner oogen wilde terughouden door het samentrekken der wenkbrauwen ; maar zijne borst zwoegde hoorbaar, zijne hals en hoofdaderen zwollen onder die poging ; de spieren van zjjn gelaat trokken zich krampachtig samen ; de overspanning had hem hals en aangezicht paars ge- i kleurd; tweemalen hadden zijne handen onwillekeurig naar den dolk gegrepen, dien hij op zijne gewone plaats miste; daarop hadden zijne vingers, spelend, en zonder dat hij het scheen te weten , den zilveren kop ineengebogen, die naast hem was blijven staan; zijne voeten trappelden met zulk een ongeduld, dat alleen het wollige Utrechtsche tapijt, uitgespreid voor zijnen zetel, beletten koude, dat dit geluid niet opnieuw buiten het veri rek werd gehoord; een zacht tandgeknars bewees , hoeveel het zwijgen kostte ; i en toen hij eindelijk zich woorden gunde, rukte hij eerst de gouden halsketen los en slingerde die van zich , en gespte haastig den gordel los, die hem het lijf omsloot, als iemand. die voelt, dat hem lucht ontbreekt. En vreemd daarom was het, dat hij bedaard en koud zelfs, maar met onbarmhartige hoogheid, voortging :

«Neen! ik heb mij bedwongen, omdat ik weten wilde wat mijne dochter geworden is ; wat zij voor mij geworden is. En ik weet, dat zij van nu aan voor zich zelve leeft, dat ik alléén sta. Dit gesprek scheidt ons. De Jonkvrouw van Bourgon-dië nadere voortaan haren Hertog op geene andere wijze , dan als zijne eerste onderdane. Wij denken niet meer te redetwisten, waar wij gebieden kunnen. Zoo ons besluit nog niet ware bepaald geweest, thans zijn wij besloten.quot; En hij gebruik- ; te eene kleine handschel , die nevens hem stond.

» Me vrouwe van Ra venstein. Mijnheer de Chimay, de Sire Jacques Galeotto , worden hier ontboden ; sprak hy tot zijnen edeljonker.

Toen zij kwamen, met de haast der verwachting | en der volvaardige gehoorzaamheid, wendde hij zich tot Mevrouwe van Ravenstein, Gravin van Kleef: j

«Gij geleidt de Jonkvrouw zonder verwijl naar j St.-Hubert terug, en wacht daar; gij , Graaf j de Chimay! die de eere hebt haar Ridder te zijn , zult mij borg wezen , dat geenerlei persoon, onder welk voorwendsel ook , de Prinses in hare reis nadere , toespreke , of slechts gemeenschap hebbe met iemand van haar gevolg, en gij, Galeotto ! verzei dit gezelschap met eene sterke wacht van uwe trouwe lansen ; gij zijt vreemdeling, -en bijgevolg aan mij gehecht, zonder van eenige partij te zijn ,quot; hier zag hij de Gravin scherp aan. »Wees met uw hoofd borg voor de volbrenging dezer bevelen.quot;

Mevrouw van Ravenstein verhief nog de stem, om te spreken.


-ocr page 67-

KAREL DEN STOUTEN.

G'l

«Uwe Doorluchtige Hoogheid gedenke , dat eene nachtelijke reize , als deze worden moet, in zoo teer eene jeugd. voor de Prinses . . .

»Wij begeeren het aldus,quot; viel Karei haar in de rede, met die strenge kortheid , die alle te genspraak den weg afsnijdt.

De Gravin van Kleef naderde Maria , die , onbeweeglijk en schijnbaar gevoelloos, tegen den zetel geleund stond , waarvan de Hertog was opgerezen. Toen de Dame haar toesprak, scheen zij willens zich schreiend in hare armen te werpen ; maar zij zog schichtig om naar Karei van Bourgondië, die veel i en schielijk sprak met de beide Edellieden. Toen : weêrhield zij zich ; zij zeide geen woord ; zij was als eene wezenlooze; zij scheen niets te weten of onthouden te hebben , dan dat men hare tranen verboden had. De waarheid is , zij begreep den Hertog niet; zij kende hem in zijne uren van lankmoedigheid voor haar , in die zijner opvlie gende gramschap , in die van eene drift, welke niets spaarde ; zij kende hem in zfjne geduchtste luimen en harde ruwheid, in zijne strengheid; — maar zij kende hem niet in de machtige zelfbeheersching , die zich overwint, om met koude hoogheid te straffen. Zij kende hem koesterend als eene zon van liefde, of vlammend als een verpletterende bliksemstraal: maar zij kende hem niet achter zijn schild van koude waardigheid. Zij had gedacht, dat hij hare bede zou verhoord hebben of met onstuimigen toorn geweigerd; hij had geen van beide gedaan ; hij had haar zijne liefde opgezegd; hij had de hare gewantrouwd ; dat was meer dan waarop zij ver-; dacht was geweest, meer dan zij dragen kon; ! dat bracht haar tot die stompe verslagenheid, | die haar geene gedachte liet, om zijn medelijden op te wekken, geen woord, om zijne verbit-i tering te verzachten. En niet vreemd was het, ' dat die uitkomst haar schokte ; het was de eerste j rukwind, die in hare bloesems woei, de eerste j nachtvorst in hare lente; het moest vernielend | en doodend werken. Wat de Hertog overigens i wilde of gebood, vatte zij slechts ten halve Waar-j om Mevrouw van Ravenstein daar was. was haar j niet duidelijk. Toen deze haar den arm bood, i om haar weg te leiden, ging zij lijdelijk eenige j schreden voort ; daarop bleef zij staan . als bezon j zij zich op iets. De Gravin geloofde , dut zij een i afscheid wenschte van den Hertog, die sinds zijn i laatste woord niet weer naar haar had omge-' zien , en die nu zijn onderhoud met Chimay ein-. digde , met het bevel, dat het vertrek geschieden ; moest met zoo weinig opzien , als het zijn kon ; daarop zag hij Maria aan met een' duisteren blik , verzuimde, blijkbaar opzettelijk, den heilgroet der hoffelijkheid en der gewoonte , en wenkte met de hand , dat men gaan zoude.

In het nevenvertrek vonden zij Heer Engelbert van Nassau, den Sire de Gruthuse , en nog een paar Edelen, der Oostenrijksche verbintenis toegedaan, of met innige gehechtheid aan de jonge Vorstin hangende. Hunne zijdelingsche vragen naar de uitkomst van het mondgesprek, waarvan

zjj kennis droegen, werd door de Gravin van Kleef met een zwijgend schouderophalen beantwoord ; de tegenwoordigheid van den Italiaan-schen Heer belette iedere verdere verklaring. Maria, ondersteund door Philippe de Croy, Graaf de Chimay , en door Anna van Ravenstein , liet zich heenleiden waar men wilde, zonder eene j vraag of eene klacht; zij scheen onverschillig voor i alles. Binnen een half uur was haar gevolg reis- ' vaardig, en alleen eenig gewoel op het voorplein | van het klooster berichtte daarna de bewoners van dit verblijf, dat eene draagkoets vertrok, begeleid : door een' troep rijdende lansknechten, zonder , dat de meesten wisten, wie men daar vervoerde. | Maria had zich wel Karel's dochter getoond, toen zij daarin stapte : want zij scheen kalm , maar ernstig , en zij zeide alleen tegen Mevrouw van Ravenstein: ))Mijn Heer vader kan zijn hart sluiten als zijn vizier , en zijn wantrouwen is mij eene wreede pijne : maar verdienen zal ik het niet; want ik heb mij zelve twee dingen beloofd : hierin niets te doen, wat de Hertog of mij zelve unwaardig kan zijn, rauar ook den Prins van Oostenrijk te houden, wat ik hem heb toegezegd ; en Mijnheer van Bourgondië kan mij dit ééne niet ontzeggen: dezen tot echtgenoot of geen' anderen.quot;

XI.

Sedert het vertrek zijner dochter was Karei in ! het midden zijner hovelingen verschenen meteen | gelaat , waarop te lezen stond: «Ga uit mijn weg , of ik verpletter u !quot; en in zijn weg ko- i men beteekende : zie mij niet aan , want ik zal u-ven blik houden voor eene uittarting ; spreek mij niet toe, ook zelfs niet om een bevel te vragen , want ik zal schuld weten te vinden in uw woord ; bied mij geen ongevergde dienst, want ik zal vergrijp vinden in uwe voorkomendheid. En allen lazen die sombere regels zoo vlug, dat elk , die niet gedwongen was met hem samen te zijn , hem ontweek , en vermeed ; maar zij deden het met behoedzaamheid, want dat zeker ware nadeelig uitgelegd geworden. Maar ook van de anderen , die blijven moesten , ontging niet één de uitwerksels zijner kwade luim Hij twistte met zijne Grooten , ook dan , als ze hem gelijk gaven : hij vitte op alles ; hij deed nuttelooze vragen , en nam de voorzichtigste antwoorden in verkeerden zin op; hij herriep bevelen. die men juist had volbracht, en bestrafte gewoonten , die 1 hij zelf had ingesteld ; de wijsheid en het geduld van een' engel hadden schipbreuk geleden op de scherpe klip zijner onheuschheid. De eerwaardige kanselier Hugonet zelf, die hem spreken kwam over de aanspraak bij de kroning , moest bitterheden slikken , waarbij alleen zijne zedelijke | meerderheid hem kracht gaf tot dulden ; en zoo geen der hooge personen, die den Hertog omringden , van ruwe bitterheid verschoond bleef, ;


-ocr page 68-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

I

hoeveel te meer moesten niet min belangrijke leden der vorstelijke huishouding den last dragen van difn tmedelen wrevel! Bij hen liep het zelfs tot persoonlijke mishandelingen, en toch , zij vergaten het zeker eerder dan wie getroffen waren door ! een' steek van de scherpe tong. Zoo was het avond geworden, en alle ge plaagden telden de trage uren, die nog moesten worden doorgeworsteld, eer ze zich verschuilen konden in de eenzaamheid van hun nachtverblijf; maar het uur der vrijheid scheen later te zullen slaan dan anders; want de Hertog weigerde aan tafel te gaan , en veroordeelde dus allen , die met hem spijzen zouden , tot een gedwongen vasten Hij liet zich voorlezen, maar hij luisterde niet; hij riep zijne kamerheeren om te spelen , maar hij stond op van het spel. eer het eigenlijk begonnen was ; hij eischte van zijnen hofnar, dat hij hem zou doen lachen, maar Le Glorieux antwoordde : odat hij zelf in kwaad humeur waseene grofheid, waarover geen der omstanders durfde glimlachen.

Dit alles was een slecht voorteeken voor het aanstaande Koningschap! Hoe moest dit gezicht zich verplooien, eer het bekwaam zou zijn de duizenden te verrukken met »de lachjes van den kroningsdagen toch , er lag slechts één enkele nacht tusschenbeide. Zoo de gedachte aan de op handen zynde vervulling van den dierbaar-sten wensch dien man niet blij der kon stemmen , niet beter verheffen boven eene verdrietelijkheid van het oogenblik , wat zou het zijn, als de lusteloosheid der voldane wenschen volgen zoude ? Toch was misschien een onrustig verlangen naar den dag van morgen daarin gemengd , want eene nieuwe herinnering aan de plechtigheid scheen er eindelijk in te slagen hem beter te stemmen Eene nog nitgeblevene beslissing van den Keizer over een klein verschil in het ceremonieel werd den Hertog eindelijk geboodschapt, en daarop had hij een weinig zachter gevraagd, of de konink-lyke sieraden naar de kapel waren overgebracht; had den bewaarder der kroonjuweelen heusche woorden toegevoegd ; had zich tot het avondmaal gezet; en zoo was het op éénmaal weder helder geworden aan den wisselzieken hofhemel.

Maar in de eenzaamheid van het slaapvertrek overviel den Hertog van Bourgondië evenwel de booze geest der onrust, die den slaap weert; en het was diep nacht geworden, toen hij nog met on-geslotene oogen nederzat op zijn leger; hij had er niet eens aan willen denken het hoofd ter ruste néér te vlijen, zóó zeker wist hij wat hij heden tekort zou komen bij den geringsten zijner vazallen. Maar welk een wezen ook ware hij geweest, zoo hij had kunnen slapen. Welk Vorst heeft geslapen den nacht vóór zijne kroning ? Wie kan zich een' Vorst denken, zoo versuft van hersens , of zoo koel van verbeelding, of zoo ge -wetenloos zelfs voor de nieuwe plichten, die hij zich gaat opleggen, dat hij slapen zou in eenen nacht als die ? «Het zou mij beter zijn als ik aanschouwde, wat mij toch beJlt;gt; houdt terwijl ik het niet zie,quot; sprak hij eindelijk, zich zeiven

driftig opheffende van zijn vorstelijk ledekant.

Hij deed den Groot-Kamerheer wekken , en begeerde van dezen den sleutel der kapel; daarop liet hij zich een wèlgevoerd overkleed omwerpen, beval twee fakkeldragers en een schildknaap zijner 1 kamer hem te volgen, en begaf zich door eene binnengaanderij naar de kapel van St.-Maximijn , waar de kroning zou plaats hebben De schildwacht , die dezen toegang bewaakte , herkende hem bij het fakkellicht en bracht zwijgend de ! gewone eerbewijzing; de ridder-schildknaap ont- i sloot de deur en bleef op zijnen wênk terug; alleen de fakkeldragers volgden hem naar binnen. Toen Karei van Bourgondië in het midden van het kerkgebouw was gekomen, vormde zich een glimlach van welgevallen om zijne lippen, kleurde een blos van genoegen zijne wang , en glansde zijn voorhoofd van eene rassche blijdschap.

En waarlijk, voor een hart, prachtlievend als het zijne, was er stof tot verrukking; al de glans van zijnen rijkdom schitterde hem hier toe in een kort bestek. De gansche koepel was behangen met kostbaar tapijtwerk uit de iabrieken van Utrecht en Vlaanderen. Op de altaren prijkten reliquieën van hooge Heiligan , ingekast in goud , of besloten in vazen , en Heiligenkistj es van hetzelfde metaal of van zeldzaam hout, met rijke edelgesteenten bezet. Kruisen van allerlei grootte in verschillend metaal, meesterstukken van smeéwerk en beeldhouwkunst dier dagen, 1 lagen er in zulk eene menigte dat het geduid moede werd ze te tellen. Zes kandelaren van zeldzame grootte , waaronder een paar geheel van ' goud, schitterden ter wederzijden van het hoogaltaar , waskaarsen dragende van ongemeenen omvang, en met bloemfestoenen omkranst, nog niet ontstoken, maar die hun zacht licht het eerst zouden werpen op een' knielenden Koning. Op vier tafels, met goudlaken bekleed , stonden kerksieraden van zulk eene waarde en goede keuze , dat de Pauselijke Bisschop van Rome zelfs die zou benijd hebben : de standbeelden der twaalf Apostelen in verguld zilver ; tien andere beeltenissen van Heiligen in massief goud; een groot reliquieënkkastje , geheel met diamanten bedekt, dat geacht werd gewijde overblijfselen te bevatten van de beide Apostelen Petrus en Paulus; maar boven alles was het een tabernakel van zuiver goud, dat de aandacht trok, en waarvan het fijne en keurige beeldhouwwerk tweemaal de waarde moest hebben van het metaal zelf. Een kleiner , i maar nog meer schitterend voorwerp lag er nevens ten toon gesteld : eene lelie van diamanten , die een der nagels van het gewijde kruis bevatte , en een splinter van dat kruis zelf, gevat in een' fonkelenden edelsteen van verwonderingwekkende ' grootte. Ook maakte de Hertog eerbiedig het tee-ken des kruises , toen hij dicht langs die gewij -de voorwerpen voorbijging; maar waar zjjn vurig oog op staarde , dat waren de teekenen der koninklijke waardigheid ; de schepter , de kroon, de mantel en de banier van het nieuwe koninkrijk , op eene credenz van ebbenhout ten toon gesteld ,


-ocr page 69-

EENE KROONquot; VOOR KAREL DENquot; STOUTEN.

63

vlak nevens den troonzetel , die voor hem stond bereid; dat was het , dat vooral, wat hem het harte kloppen deed , en de wangen gloeien van voldoening Eene enkele lamp , van het kerkgewelf afhangende . wierp alleen haar flauw schijnsel over al die heerlijkheid ; maar het scheen ditmaal den Hertog licht genoeg te zijn , want hij deed zijne fakkelhouders tot diep in het schip der kapel teruggaan, en zette zich neder op den ondersten trap van zijnen troon , en bleef in een ernstig gepeins verzonken Het was of zelfs zijn moed versaagde bij het denken aan de hoogte , die hij bestijgen ging; alsof zelfs hem eene huivering aangreep , nu hij weldra voor altijd den stap zoude doen, die zoo heslissend moest zijn voor hem, en voor d e allen , die in zijne hand waren gegeven. Welke overwegingen moesten niet opkomen in zijn hoofd! Zou dat Hertogdom van Bourgondië , dat altijd de meerdere geweest was onder zijns gelijken . niet eene kans hebben , om de mindere te worden onder de koninkrijken ? Zou zjjn weelderig Vlaanderen, zijn prachtig Brabant, zijn dapper Henegouwen, zijn Holland, nog hijgend en bloedend van de veeten , die het hadden vaneengescheurd onder het Beiersche Huis , nog nauw bevredigd met de Bourgondische heerschappij ; zou Gelderland , dat nog heimelijk de rechten eerbiedigde van vroegere Heeren, dat hij overwonnen had, maar niet voor zich gewonnen ; zouden al zijne verdere staten , al die velen , zoo verschillend in belangen, in voorrechten, in zeden, als in namen, zich onder één en denzelfden naam laten samenvatten , en rustig blijven ? Zouden de twisten van het binnenland hem den tijd laten en de krachten , om zijn nieuw koninkrijk gevreesd te maken en uit te breiden , als hij het voormaals zijn Hertogdom had kunnen doen? Zou hij niet altijd , met de ééne hand den schep-ter laag neergebogen houdende over die hoofden, en hen den nek trappende met den ge-harnasten voet, slechts eene verdeelde macht, een' enkelen arm overhouden , om zijne groot-sche ontwerpen daarbuiten door te zetten. O! hij voelde het, hij voelde het levendig; men zag het aan het schitteren zijner oogen , bij den blik , dien hij op de koninklijke teekenen wierp , dat alleen Karei de Stoute den moed kon hebben het ontwerp te vatten, en zich der kracht bewust zijn , die het zou uitvoeren. Hij plaatste zich voor de credenz en nam het tweesnijdend zwaard in de handen, het zwaard der gerechtigheid en der uitvoerende macht

»11 zal ik het meest noodig hebben riep hij veelbeteekenend; x-gij zult mij helpen uitvoeren wat mijn raad hier heeft besloten daarbij bracht hij den middelsten vinger aan het voorhoofd. Opnieuw zag hij om naar den troon. Hij scheen nu zijne aarzeling overwonnen te hebben ; want het zwaard nemende als staf, beklom hij dien met vasten en snellen tred , en zette zich neder met een' vroolijken en trotschen blik, waardig en fier, of hij daar gezeten was geweest voor het oog van zijn verzameld volk. Hij liet den arm met welbehagen rusten op het purperfluweel van de leuning , en bleef met de andere hand altijd geleund op het kruis van het zwaard.

Hij sloot eenige minuten lang de oogen. Wat al wilde phantasieën , wat al reusachtige plannen moeten er toen niet door die gloeiende verbeelding en dat koortsachtige verhitte brein zijn heenge-woeld! De laatste glimlach, die er trilde op zijne half geopende lippen , getuigde ten minste van blijde en innerlijke vervoering, van een toegeven aan de behaaglijke influisteringen der eerzucht. Eindelijk sloeg hij zijne beide helzwarte oogen rondom zich heen fier en fonkelend ; maar plotseling verduisterden zij zich, en een somber: ))Ha!quot; siste hem door de tanden. De troonzetel , voor Frederik opgericht, was hem in het oog gevallen.

«Zooveel hooger dan de mijne!quot; riep hij met zinkende stem, en hij liet de armen verslagen nedervallen. »Wat zegt een troon, ala toch een ander boven mij zit ? Zoolang niet daar mijne plaats is , heb ik niets gewonnen ; zoolang niet daar mijne plaats is , heeft die kroon hare be-teekenis verloren , die schepter zijne rechten, dat zwaard zijne macht. Koning zijn of niets is hetzelfde . als men geen Keizer is : voor den Keizer zijn Hertog en Koning gelijk ; beiden moeten zijn' stegelriem kussen ; op beiden ziet hij neer van zijn' hoogen troon als op leenmannen. O! hoe schoon. Keizer te zijn van het Heilige Roomsfthe Rijk; hoe groot de mensch , die dat bereiken kan; hoe heeft hij al het andere beneden zich onder zijnen voet; hoe geeft en neemt hij de landen der aarde naar welgevallen: hoe kan hij de geschillen der volkeren slechten naar willekeur! En dat is Frederik! en dat heeft Frederik bereikt . en dat kan Frederik ! de lage kruipende gierigaard, dien ik omkoop met wat goud als een' wagenknecht; die beefc als ik het voorhoofd frons : die verbleekt, als ik bij toeval de hand aan mijn zwaard sla ; die mij voor geld al de landen van al zijne bondgenooten zou toewijzen , zoo hij durfde ; die aan mijne voeten zou knielen uit vreeze en uit eigenbaat, zoo zijn zoon en al zijne keurvorsten hem niet opgericht hielden. Die Frederik , dien ik veracht, zoo.... als ik Lo-dewijk haat' en wat hij verkreeg, daar zou ik niet toe geraken! Frederik ! uw troon voor mij ! Ik wil! ik wil het Keizerschap . hoort gij! ik wil eene andere kroon. dan die gij mij geven zult ; ik wil de uwe!quot; en hij stampte met het zwaard en met den voet op de trappen van den troon, dat het los opgeslagen houtwerk, vermomd onder het fluweel, schudde en waggelde als door eenen storm bewogen. Van den doften toon der ontmoediging, was Karel's stem onder het spreken gerezen tot den stemval der verachting, en eindelijk had zij geschetterd in hartstochtelijke vervoering.

«Maar ik moest daar zijn om hier te komen!quot; riep hij, in ééne vaart wegsaellende van zijnen zetel naar dien van den Keizer. Toch bleef hij daar met eerbied staan, zonder plaats te nemen. «Vanhier gezien , is de wereld klein, en de macht


-ocr page 70-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

van wie hier staat groot; zoo klein de wereld . en zoo groot de macht, dat men haar in de hand kan grijpen, en verkneden tot den vorm, dien i mp.n begeert. ten minste als men Karei van Bour-pondië heet en niet Frederik III. 0! voorwaar , eer dit Koninkrijk van Bourgondië vele jaren ouder is, zal ik het zijn , die van deze plaats het lot der volkeren regel!quot;

En waarlijk, schitterend en grootsch als hij daar stond, scheen hij wel de man te zijn, die uit zou voeren wat hij voornam. In de beste kracht des levens, in de volste rijpheid des geestes; een man , wiens vastheid van wil alleen te vergelijken was bij zijne ondernemingszucht, en wiens ondernemingszucht tot hiertoe altijd gerechtvaardigd was door de uitkomst! En toch , dat onafgebroken geluk zelf kon wel zijn val zijn , want het had hem geleerd op eigene krachten te bouwen , tot overmoed toe ; het had hem verwaand gemaakt, tot blindheid voor der anderen hel-derzien, voor zijn' eigen onjuisten blik; het had hem trotsch gemaakt en vermetel, in die mate, waarbij hij anderer rechten ontzag noch eerde : het had hem trouweloos gemaakt aan zijn gegeven woord, en niet eerlijk in het nakomen van heilige beloften; want hij , die striktheid j wachtte , die trouw wilde van anderen, en meende j dat het hem vrijstond van zijn woord eene valsche ! munt te maken , die hij aan anderen uitgaf, met i den eiscli, dat zij ze voor echt zouden houden , — hoe kon hij , die zóó handelde, zóó verstoken zijn van oordeel, of, in eigen' hoogmoed verward, zóó laag denken van de menschen, dat hij nog trouw wachten durfde van hen !

In gedachten scheen hij de zitplaatsen voor al de hooge getuigen der pl chtigheid te vullen en te rangschikken. Somtijds zelfs wel ontglipte hem een naam , dien hij noemde met de gewaar /or-dingen , die deze hem inboezemde. — ))En dan die daar met Bourgondische kleuren en een vrou-wenschild,quot; sprak hij half vragend ))In trouwe. ja, mijne dochter ! Hoe ze toch eené goede vertooning zou gemaakt hebben, uitschitterende boven al de vrouwen en dochters der Keurvorsten, in schoonheid van wezen, in gi*atie van gestalte, en in pracht, met haar feestkleed van enkel paarlen en goud ! Hoe het mij zoet zou geweest zijn uit haren mond het eerst dat: »Koning!'' te hooren ; maar het kon niet wezen. Zij moest hier niet zijn. Ik kon haar hier niet houden en verhinderen, dat ze den ; Duitscher zag, en St.-Joris weet, wat die twee i kinderen beraadslagen mochten in de samenspre-i kingeu, die ik niet zou kunnen weren. Neemt I ze nu aireede niet de partij van den Oostenrijker tegen haren Heer en Vader ? Wat zou het zijn, zoo ik hem tijd gunde , om haar nog verder om te zetten ten gunste van zijne zaak? Maximiliaan is van die, welke aan fijne abelheid te veel hebben , wat ze aan sterkte missen: nu reeds wil ik er Vlaanderen voor verpanden , dat ze liever mijne kroon zag vallen, dan zijn hoofd; welhaast , als zij hem tot man had, kon ze zich met hem verstaan tegen mij , om tot mijnen troon

te komen ; God straffe hem, die mij de gedachte ingeeft van mijn eigen bloed! Mevrouw de Hertogin mergt er ook van het hare onder, ik ben er zeker van , en vrouwe van Kleef is ook niet zuiver op dit stuk; maar ik vrees geene van haar , noch allen te zamen; alleen ik wil ze niet in de gelegenheid stellen, om te ondervinden, dat ze niets tegen ons vermogen. Ik wil mijn onnoozel kind, dat nu nog rein is van kwaad , niet aan hunne ranken wagen : het mocht haar grooter verdriet geven, dan ze nu hebben kan van zijn verlies, en zeker meer, dan heel de Üuitsche knaap waard is. Mij zei ven. die het kind altijd liefhad en nog heb. zou het pijnen . . . Maar hoe zal Frederik verbaasd zijn, als hij haar morgen niet ziet; hij moge het danken aan de voorbarige haast van zijn' Heer zoon ; mijnentwege derke hij er uit wat hij wil, *t zal dan toch te laat zijn, ora ons te weigeren wat wij van hem wen-schen .. . .quot;

Eene wijle afgeleid van zijne vorige gedachten, kwam hij toch weder daarop terug , na een kort gepeins; dat was te zien uit de drift, waarmede hij de credenz naderde, de kroon in de hand nam , en met zegepraal beschouwde. terwijl hij uitriep : »Ja , gij zijt schoon; hij liegt, die u gering acht; gij zijt schoon , maar gij zult eerst volmaakt zijn , als gij prijkt met den aardbol, en om daartoe te komen, neem ik u morgen — morgen! Zal het heden nooit dagen ? Mij dunkt, wij hebben eene gansche nachtwake hier getoefd,quot; en hij zag ongeduldig op naa.r de Gothische vensterramen . of nog geen ochtendstraal op hunne kleurige glasschijven neêrschoot. »Morgen !quot; herhaalde hij met een onuitsprekelijk zielsverlangen, in de spanning van al zijne trekken uitgeduid : «morgen is alles het mijne ! Morgen!quot; en het was of geheel zijn lichaam sidderde van hartstocht ; want zelfs de hand beefde, die de kroon hield. — Neen machtige Vorst! gij hebt het niet in uwe hand , het vervullen van uwe wen-schen: neen! uw lot zult gij niet regelen naar uwen wil; neen! daar is er boven u Een , die beschikken zal wat wezen moet; o ! het zou u goed geweest zijn. zoo een dichter van uwen tijd u had kunnen toeroepen , wat een dichter van onzen tijd, ook te laat, een' uwer broederen nariep :

«Sire. vnns pouvpz prendre selon la fanlaisie,

L'Kurope a Charlemagne, a Malioiuel I'Asie,

Mais in ne premlras pas deni'-tin a l'Elernel!quot;

en als gij hem dan geloofd hadt, en als gij in dat geloof dan niet enkel gebouwd hadt op eigene krachten , het zou u zeker goed zijn geweest, want.... maar Karei s eenzaamheid werd gestoord; eene menschelijke gestalte vloog met gejaagde haast door het kerkgebouw ; een vroeger gerucht aan eene der deuren bewees. dat het haar moeite moest gekost hebben, om tot hier door te dringen .... Wie was de vermetele, die zulk eene eenzaamheid durfde storen ? Het was eene vrouw, ja! maai- wie haar zag zweven tus-schen de pilaren door van het donkere tempel-


-ocr page 71-

EENE KROON VuOR KAREL DEN STOUTEN.

65

ruim , in het lange witte klee.1. ternauwernood geschoeid, met lange loshangende haren, met een gelaat, bieeker dan eene doodswa, en uitgeteerd als dat van een lijk, zou in verzoeking zijn gekomen, haar voor eene verschijning te houden; de fakkeldragers ten minste kruisten zich en wendden doodelijk verschrikt het hoofd af; zoo ze gedurfd hadden , waren zij gevlucht. Karei zelf zag haar naderen met eene verbazing, die aun schrik grensde — terwijl hij vroeg :

wit een van deze dooden uit het graf opgestaan, of komt mijne lieve vrouwe Cecilia , die ik voor hooge patronesse houde , zelve tot mij ?quot;

«Mijn groote Vorst!quot; riep Süschen — want geene andere was de gedaante — terwijl zij neerstortte aan zijne voeten , hetzij door uitputting , hetzij uit eerbied ; »ik ben eene sterfelijke ongestorvene ; ik ben uwe dienstmaagd, die u komt waarschuwen voor groot verraad. dat aan u gepleegd is; — de Keizer —en haar zenuwachtig hikken maakte de woorden bijna onverstaanbaar , wde Keizer zal u niet kronen ; de Keizer is weggetrokken uit Trier.quot;

Karei de Stoute lachte luid en hartelijk ; toch sprak hij toornig :

«Slimme tooverheks ! wie u omgekocht heeft tot zulk een loos alarm , kan eene schrale voldoening vinden en alleen u eene kwade zaak maken ; wij gelooven niet aan heksen, noch aan hare tijdingen : maar toch , als zij met zulke boodschappen komen , is de scherts te grof, en wij verbrandea ze in het gele boetehemd ''

»0! zoo waarachtig er een God boven ons is, zoo zeker als Jezus' moeder leeft, bij mijne zaligheid en bjj de uwe, die mij nog liever is , het is waarheid wat ik spreek en , lacy ! geen bedrog! Zij hebben den Keizer tegen u opgezet of verbitterd , tot hij besloten heeft, u geenszins tot een' Koning te maken , en uit vreeze voor u, heeft hij zich weggerept uit onze stad, met allen, die van zijn huis zijn !quot;

«Als gij tusschen de nijptangen mijner beulen gevat zijt, zult gij spijt hebben van uwe leugen, duivelsche hel»s!' riep Kaiel in eene soort van woede over eene zoo nuttelooze stoornis.

«Laas! Helaas! Heer gy noemt mij met gruwzame namen, maar zoo gij gediend zijt met mijne pijniging , met mijnen dood , zoo roep vrij uwe lieden ; ik geef volgaarne dit leven voor u op! 0 ! hoe ik wel gewenscht had , u anders en in blijder stond weer te zien ; en hoe ik van de Heiligen bidde, dat alleen de smart mij treffen mocht, want het is doör mij — om mij — dat dit over u gekomen is , en toch. ...quot;

«Wie laat dit wijf tot mij ?quot; riep Karei, stampvoetende van ongeduld ; «was dan ééne vrouw niet genoeg . om mij razend te maken den gan-schen dag Iquot;

«Gjj zelf, Heer ! en met recht,quot; hervatte zij , »want ik ben u trouw en toegedaan , boven ieder wie er zijn mag, en ik bid u , wil u herinneren en mij dan gelooven ; ik ben dezelfde , die gij menschelijk en barmhartig behandeld hebt, toen

zij uwe bescherming noodig had ; het arme Ba-densche meisje is wel uw geheugen ontgaan , maar ziekte noch ellende hebben mij u doen vergeten: zie deze keten!quot;

»lla! de kleine Triersche!quot; riep Karei, met dat Vorstengeheugen, dat alles zoo goed bewaart, wat betrekking heeft op hunnen wèldierbaren persoon »Van i; , kind 1 geloof ik geen boos opzet: maar gij moet in ijlende koorts zijn of in krankzinnigheid , om te spreken als gij doet In trouwe , gij ziet er uit als eene gestorvene; gij waart wellicht ziek en komt tot mij in eenquot; dollen wilden droom, wetende , dat het heden mijn vierdag is: maar gij komt veel te vroeg, en uw staat eischt het toezicht van een' geneesmeester, beter dan een feestgewoel ...quot;

»0 ! ik wilde zijn , als gij spreekt, Koninklijke Heer ! zoo ik daarmeê onwaar kon maken , wat ik boodschap ; zelfs ben ik ziek en alleen maar in ;t heimelijk weggeslopen uit het huis mijner vrienden, en ale vel is waarachtig, wat ik zeide, de Keizer is weg en zal u niet kronen. En aan dit teeken zult gij onderkennen of het waarheid is De groote klok der St.-Simeonskerk zal eene wijle kleppen tegen gewoonte , als de laatste man van zijn volk veilig is ingescheept; dan zullen de burgers onder de wapenen komen, en de lieden van den Keurvorst, want zij vreezen u. Luister!quot; riep zij plotseling met hartstochtelijke ontzetting, en greep zijne hand, als om hem opmerkzaam te maken.

liij hare laatste verzekering had Karei toegehoord met den ernst van wie gelooft, maar zóó onbewogen strak in houding en gelaat , met zóó glasachtig starende oogen , dat hij een standbe -ld scheen . in was geboetseerd ; doch toen zij «luister !quot; zeide , was het of hij werkelijk zonder adem i wa en zonder leven : hij liet zijne hand over aan l de krampachtige drukking van het meisje — hij luisterde hij hoorde — ja! waarlijk een klok-: geklep ' haastige tonen , maar die doordringend waren en schel.

Bij den eersten toon . die zijn oor trof, slaakte Karei van Bourgondië een1 gillenden kreet, die niets menschelijks meer had. zooals alleen een razende wolf dien slaken kon , of een kwaadaardige krankzinnige . een' gil , die de glasschijven i deed rinkinken in hunne looden gevatsels, en die schril en akelig werd teruggegeven door de echo's van het holle en ledige gebouw : te gelijk stortte hij voorover op den harden zerksteen , de kroon in de rechterhand vastgewrongen. In dien bliksemsnellen val werd ook Süschen neêrgerukt, die geene tegenwoordigheid van geest had gehad om hem los te laten ; eene wijle geknield aan zijne zijde , vergat zij zich in uitroepingen van geklag en smart; hij moest dood zijn of krankzinnig , meende zij ; en zij wist niet of ze tot God moest bidden om het behoud zijner ziel of' tot de men-schen roepen om de redding van zijn lichaam. Zij waagde eene poging om hem het hoofd op te heffen ; zijn voorhoofd was loodkleurig opgezet. bloedig ; maar by de eerste aanraking barer zachte


II.

5

-ocr page 72-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

vingeren , koud en stijf van ijzing , hief hij zich schichtig op, en zag haar sprakeloos aan, maar zoo woest en zoo dreigend, dat zij rillend heen-vlood ; zij durfde niet meer met hem alleen zijn.

»Wachters! Heeren !' riep zij, naar de deur der kapel ijlende , »uw Meester de Hertog raakt in waanzin . zoo gij niet te hulp komt! Hierheen, als gij hem trouw zijt. hierheen ! '

Verschillende oorzaken hadden de bewoners van St.-Maximijn reeds op die plaats verzameld. De Groot kamerheer was opgewekt om den sleutel af te geven ; de schildknapen , die den Hertog hadden moeten volgen, hadden den slaap niet meer gezocht, maar bleven zich onthouden in de gaanderij , die naar de kapel leidde , ieder kwartier | zjjne terugkomst verwachtende, waarbij hunne diensten opnieuw zouden verei^cht worden , zich meer verwonderend dan ontrustend, dat hun Meester zoolang terugbleef.

Met eenen moed, die alleen uit de hoogste spanning der zenuwen kan verklaard worden, had Süschen aan de voorpoort van het klooster gerucht gemaakt. en geëischt binnengelaten te worden. De portier had het haar aanvankelijk geweigerd , maar het zien van des Hertogs bekende keten , die zij hem voorhield ; hare bede om den hofmeester te zien , aan wiens zorg zij door Karei was aanbevolen , en wiens naam zij ten naastenbij onthouden had, bewogen hem ten laatste den Sire de Ia Marche te roepen. Zij gaf dezen haar ! verlangen te kennen, den Hertog te zien, en wel j op staanden voet. Het was van het hoogste gewicht , wat zij te zeggen had : het was zijne kroon, i die het gold. voerde zij als drangreden aan. Oli-! vier had Karel's ingenomenheid met dit meisje ! opgemerkt, was volkomen overtuigd, dat zij gee-: nerlei kwaad kon bedoelen noch bedrijven ; zij was hem zoo ernstig aanbevolen , dat hij meende niet te moeten weigeren. Hij zelf geleidde haar naar de kapel, loste de bezwaren der schildwach ten op, maar bleef te gelijk in de nabijheid, in eene nieuwsgierige onrust , wat dit zijn kon. Karel's schrikverwekkende kreet had hem ten uiterste ontzet, en wel was hij er op bedacht , zijnen Meester bijstand te bieden, maar , als een man van overl0g en beraden zin, als een hoveling vooral, die Karei kende in zijne vlagen van wilde drift, achtte hij het raadzaam niet alléén te komen ; hij snelde de kloosterwoning in, en keerde niet dan verzeld door vele edelen en bedienden . allen gewekt en opmerkzaam geworden door het ongewone klokgeklep. dat aanduidde hoe er iets bijzonders voorviel te Trier. Die allen kwamen dus toeschieten op Süschens geroep. Zij vonden den Hertog in eene verwildering, die bij -na onbeschrijfelijk is; het bloed van het gewonde voorhoofd vloeide over zijn aangezicht, waarvan de trekken eene dierlijke woestheid hadden aangenomen ; zijne oogen hadden eene uitdrukking, die huiveren deed ; zijn dik gitzwart haar was te berge gerezen; een wit bruis stond op de ontkleurde lippen; hij liet van tijd tot tijd brullende klanken hooren, die geene verstaanbare

woorden waren, maar die verwenschingen beduidden tegen den Keizer , tegen zich zeiven , te-quot; gen God! rlij liep rond, zwaaiende in iedere hand eene fakkel. die hij zijnen dienaars ontnomen had , en waarmede hij willens scheen de zijden draperiën en behangsels te doen ontvlammen. Allen , die tot dicht bij hem durfden naderen , wierpen zich op de knieën en spraken hem toe bij zijnen titel.

öTerug ! — vanhier ! — wie roept ulieden ? wij willen alleen zijn!quot; — stootte Karei bij tus-schenpoozen uit, en ten laatste voegde hij er nog bij: ))Nu dan, wat verlangt gij?quot;

«Wij meenden, dat Uwe Hoogheid onze dienst begeerde ; wij verlangen hare bevelen te weten,quot; sprak Olivier de la Marche.

))Wij bevelen u ons te helpen , dit vervloekte gebouw in brand te steken of in puin te doen storten!quot; hernam de Hertog met krijschende stem, en keerde hen den rug toe , zich heenwendende naar het altaar. De hovelingen overleiclen onderling wat zij doen moesten , en het scheen hun toe , dat de lichttoortsen in die handen een gevaar dreigden , dat het allereerst moest worden afgewend ; maar hoe ? De jonge page Colonna, een Italiaan , die na den dood van Hertog Nico-laas mede in Karel's dienst was gekomen . en die zijn lieveling was , ging moedig op hem toe, en sprak eerbiedig, doch vast:

»Mijnheer! het is niet oorbaar, dat gij u zeiven toelicht; gun mij die eere.quot;

Karei antwoordde niet, doch hij wierp hem de fakkels toe , die gebluscht werden door dien val; maar hun licht was voortaan onnoodig , want behalve dat de komenden zich van toortsen voorzien hadden . goot het daglicht zijne eerste stralen uit op dit tooneel, dat het blauwachtig bleek verlichtte. Het was iets akeligs , dat zachte licht, in strijd met de glimmende vlammen der toortsen, vooral waar beider schijnsel te gelijk neerviel op die aangezichten , verward en bleek van vreeze en onrust over eene woede , waarvan zij de oorzaak nog niet kenden, en op dien man, anders zoo vorstelijk , zoo waardig, zoo schitterend , die zich nu door razernij en hartstocht liet wegslepen, om te handelen als een ijlende krankzinnige, en die, ondanks het menschelijk verstand, dat hem nog restte, alleen der wanhoop gehoor gaf over den eersten slag des tegenspoeds. En toch was die zielstoestand het natuurlijk gevolg van geheel zijn leven, van zijn karakter, of liever van de wijze, waarop zijn grootsche aanleg was verloren gegaan. Karei hield zich , in zooverre het niet zijn erfgoed betrof, voor den bouwheer van zijne eigene grootheid ; hij meende zijnen voorspoed, zijn krijgsgeluk, het gezag, dat hij verkreeg over zijne naburen, den sidderenden eerbied, dien de menigte hem bewees , aan niets anders te moeten danken dan aan zich zeiven, aan zijn beleid , aan zijnen ijver, aan zijne kracht; hij meende, dat hij zijne toekomst evenzeer in eigen handen hield; hij meende, dat hij zich zeiven genoeg was in alles en ten


-ocr page 73-

67

i allen tijde ; hij had er nooit aan gedacht, boven l zich op te ziea en zijne kracht daar te zoeken, i vanwaar de sterkte uitgaat, die niet beschaamd ! wordt; hij miste het geloof in GkI om het met één woord te zeggen ; niet d it hij vergat vroom i te zijn met de vroomheid van zijnen tijd ; niet I dat hij verwaarloosde God te aanbidden nevens j de wezens, wieu men hem geleerd had goddelijke ! eere toe te brengen; wij hebben hem zien bidden : en offergaven brengen; hij diende hen met ga-; ven van zilver en reukwerk ; in liefdegiften aan de armen ; in het stichten van menig bedehuis ; maar, om het zoo uit te drukken hij beperkte hunne macht tot den Hemel ; hij gaf hun geen deel aan de zijne op aarde , of ten minste hij dacht er niet aan , om de zijne aan de hunne ondergeschikt te maken ; zrjn godsdienst was eene verrichting der handen , die geen' werkdadigen invloed had op zijn innerlijk leven; zij had hem van niet ééne zonde, van hoogmoad noch heersch-zucht, van eigenbaat noch willekeur, van bedrog noch onbarmhartigheid kunnen terughouden. De God, dien hij aanbad, was niet de God i van zijn vertrouwen, van zijne hope; niet het hooge Wezen , waarvan hij zich afhankelijk kende en zijn lot liet afhangen ; — eene afhanke-lijkheid , die sterk maakt, in plaats van te ver-zvakken: die opheft, in plaats van te vernederen ; die groot maakt elk. wie eigen grootheid durft vergeten, om klein te wezen voor God Daarom w.is hij gelijk het huis op een' zandigen grond gebouwd, toen de rukwinden kwamen; daarom miste hij den steun, dien de afhankelijke weet te grijpen , maar dien hij hoogmoedig van zich gestooten had ; daarom was hij te zwak om heerschappij te voeren en te regeeren over zijne hartstochten , die mi als woeste dwingelanden zijn lichaam teisterden en zijne ziel schokten, en die hem deden woeden als een losgelaten everzwijn , terwijl hij zich als een groot en moedig man had moeten opheffen uit zijnen spijt, om met oordeel de keuze te doen van de partij , die hem het waardigste zou zijn en het minst nadeelig Zekerlijk , dat, wat voor hem verloren ging, was een smartelijk naöogen waardig 1 Voorwaar , het was eene teleurstelling, die eene groote ramp kon gelijk geacht worden , voor een' Vorst zoo fier , zoo eerzuchtig zoo gretig naar macht; die, eene minuut te voren , aan een' Keizersstaf niet genoeg had ; die , zoo niet op het wereldgebied , dan toch op het meesterschap in zijn werelddeel, het oog gericht hield , en die plotseling neergeploft werd uit zijne trotsche luchtkasteelen , om te hooren , dat hij niets meer zou zyn dan wat hij was, Hertog en Leenman van Frankrijk !

Neen ! dat was hij niet komen zoeken met zooveel arbeid , met zooveel opotiering. met zoo-: veel goud, met zooveel tijdverlies met zooveel gloeiende hoop. Neen ! daarvoor hadden zich Bour-gondië en Duitschland niet uitgeput, daarvoor waren niet zoovele hartstochten in beweging gezet , om tot zulk eene uitkomst te komen en zich het hart in het binnenste te doen samenkri.npen

van spijt Daar was meer in die teleurstelling dan verlies, daar was beschaming in, spot, vernedering/ Beschaming, spot, vernedering door Fre-derik III, tegenover hem, Karei den Stouten! Men kan gissen, hoe zwaar dit bij hem moest wegen! Maar zullen wij dankbaar zijn, dat het rijk van den Leeuw zich niet heeft verwezenlijkt ; dankbaar, dat Nederland, dat Vlaanderen , dat Bourgondië niet saamgesmeed werden tot een vast geheel, om met naam en zeden versmolten te worden , en verward en vergeten onder een ander Europeesch Keizerrijk van een' nieuwen Karei den Grooten; zullen wij dankbaar zijn daarvoor , dat het afzonderlijk gebied vervallen moest aan een ander stamhuis , opdat Karei V zou heerschen , opdat Philips 11 woeden mocht, opdat een krachtig en groot gemeenebest zich vormen mocht uit het bloed en de banden van vertrapte onderdanen , opdat een vroom en ijverig volk biddend en werkend zich verbetten mocht tot een' krachtigen bloei, die beter was dan de ontzenuwde weelde der Bourgondiërs , opdat ten laatste toch een Koninkrijk....quot; maar de gebeurtenissen worden hier te versch voor bespiegeling , en wel kan men gissen, maar hoe ra len, wat gevolgd zoude zijn , als gebeurd was , wat niet is voorgevallen ? Wij verhalen liever, hoe de Groote Bastaard , die met den Heer va.n Cha-teau-Guyon tegenwoordig was, en die begreep , dat er uit Karei s mond in dezen toestand geene duidelijke verklaring te hopen was , zoomin als eene verstandige , daad het meisje had ter zijde genomen, dat men hem aanwees als de éénige , die de oorzaak van deze hartstochtelijke verwildering kennen moest. Hij ondervroeg haar streng en belangstellend; maar schoen ze bijna bezweek onder vermoeienis en zielsaandoening , kon ze toch zijne vragen duidelijk beantwoorden, omdat ze niets had te zeggen dan de waarheid , die zij kende Zij verhaalde hem dus, zonder Romuald's naam te noemen , hoe de besluiten des Hertogs waren verraden geworden aan den Keizer; hoe zij zelve zeer gaarne in het belang van den eersten , dien ze haren lieer en Beschermer noemde, hem kennis had gegeven van dit verraad, maar verhinderd was geworden door eene zware ziekte , waarvan ze eerst kortelings was opgerezen ; met één woord , juist wat wij nog niet weten , hoe namelijk Romuald, een half uur na middernacht, in eene sombere verlegene houding aan het huis van Alterer was gekomen, en Bertha en ülrich bij de heiligste namen bezworen had om hem een afscheid, een onbeluisterd mondgesprek te gunnen met de herstellende, die uit hare slaperigheid was overgegaan in eene lijdelijke matheid, in eene hartstochtelooze onverschilligheid, waarbij zij al het verledene scheen vergeten te hebben , en die de herstelling harer lichaamskrachten aanvankelijk steunde. Hoe ülrich meende , dat het weerzien van den vriend haar goed zoude doen , terwijl Bertha de bede van den schoonen jongeling niet kon weerstaan , schoon zij er geen voordeel uit hoopte voor de vriendin. Hoe Süschen,


-ocr page 74-

I

68 EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

bij het zien van dit beeld uit de dagen der onrust , weer teruggekomen was tot bewustzijn en herinnering.

Toen had Romuald haar. onder voorwaarde harer vergiffenis , verhaald , dat men hem gekerkerd ge-; houden had tot nu toe, en niet ontslagen, vóórdat de Keizer vertrokken was, uit vreeze van onbescheidenheid — «zóózeer wantrouwt men een' verrader !quot; had de jongeling er in de bitterheid zijns harten bijgevoegd ; dat het gevolg van minderen rang zich eerst op de Moezelschuiten zou • de inschepen omstreeks drie uren later, opdat de opschudding in Trier geen' te vroegen argwaan mocht geven. En dat hij van zijne vrijheid had gebruik gemaakt, om hnar dit te zeggen en vergeving af te smeeken. daar hij schuldeloos oorzaak was van al dit leed. Ter vergoeding daarvan, droeg hij Süschen op. Karei van Bourgondië tegen den man te waarschuwen , die , schijnbaar uit 's Keizer's dienst verjaagd, den Hertog het eerste bericht zou komen brengen van Frederik's aftocht, maar die niets was dan een huurling van Frankrijk , omgekocht, om van alle bewegingen der Bourgondiërs tijding te geven aan Frankrijk en Oostenrijk , die op het punt stonden bondgenoo-ten te zijn. Romuald wist dat van zijnen Heer en begunstiger , Sigibert, die hem nog even had bezocht, en zoo Süschen dit alles in korte woorden wist over te brengen, was het de kracht der liefde , die haar geheugen scherpte voor wat haar verstand nauwelijks vatten kon; zóóveel verraad en zóóveel trouweloosheid van zóó hooge personen onder elkander, en die men haar geleerd had te eeren als Gods vertegenwoordigers op aarde !

En waarlijk , het moest bevreemden en ontzetten, voor wie niet wist, dat het een tijd was, dat Vorsten , als gewone handelingen, daden bedreven , waarvoor een gering edelman zich te fier of te eerlijk zou geacht hebben ; en het is ook waar , dat er voor den Keizer bijna geene andere kans overbleef dan deze laaghartige vlucht — want met een zachter woord is het wel niet te noemen — voor een' Keizer als Frederik was , ten minste , die den krijg schuwde , nog minder uit lafheid dan uit kleingeestigheid ; die. om den wille van zijn keizerlijk , den moed niet zou ge had hebben . Karei in het aangezicht zijne eischen te ontzeggen , of op de vervulling van diens beloften aan te dringen: dat de éénige ronde keizerlijke weg ware geweest. Ook was Karei de Stoute met de beste helft zijner uitmuntende krijgsmacht in deze dorpen gelegerd, en wat de overmoedige, gewelddadige man in het hevigste vuur van zijnen toorn zou durven ondernemen, dat kon Frederik niet indenken, zonder die kille huive ring van vreeze, die hem bewoog tot een heimelijk wegsluipen buiten zijn bereik. Karei s woorden aan het feestmaal waren hem een bewijs geweest, dat deze zich het voordeel zijner stelling zeer wel be wust was , en niet al te schroomvallig om er partij van te trekken. Wat dus ook de Aartshertog smeeken mocht, dien men wel eindelijk met het plan moest bekend maken, hij wilde niets anders

tegen bedrog overzetten dan list — en geenszins die koene, waardige houding aannemen, die misschien tot eerlijkheid van de andere zijde had gedwongen Karei had nog zijne kroon gewonnen , als hij op dien avond het bezoek van den Aarts hertog aan Maria had willen toestaan Toen werkelijk de Jonkvrouw van Bourgondië gekomen was , begon de Keizer, zwak en twijfelmoedig als hij was liever te gelooven aan het bedrog van Romuald, dan aan dat van Karei , en die samenkomst der jongelieden in tegenwoordigheid van den vader had hij in zijn hart tot het zegel gemaakt van diens oprechtheid. Maria's aanwezigheid had zijn besluit bepaald , om de kroning te laten doorgaan ; dan wij weten , met hoe weinig omzichtigheid , met hoe weinig hoffelijkheid zelfs, zij geweigerd werd, en de Hertog van Bourgondië had zich zelf den slag toegebracht, die hem zoo diep zou treffan.

Toen Süschen van dit alles wist wat men begrijpt dat zij weten kon . en toen Romuald haar had verlaten, bleef zij met duizend strijdige overleggingen op hare legerstede worstelen. Zy had vernomen, dat de Zwarte poort, juist die, welke naar St.-Maximijn leidde, open zou blijven tot aan den morgen. om den laatstblijven-den trein des Keizers uittocht te verleenen ; de grootste , de eenige zwarigheid was dus , heimelijk uit haar slaapvertrek , uit het huis te ontsnappen ; want dit besluit stond vast bij haar, als de uitkomst van hare innerlijke beraadslaging : de geliefde man moest uit haren mond het ongeluk het eerst vernemen , dat door geen' andere hem met meer medegevoel kon worden aangekondigd; daarbij had zij hem te waarschuwen voor de valsche dienstaanbieding. Zij dacht er niet aan, hoe gevaarlijk eene boodschap ais de hare kon zijn , aan eenen man als dezen ; zij dacht riet aan hare zwakheid, die haar tot hiertoe nog slechts vergund had, een' ganschen dag zittende op te blijven; maar zij werd er pijnlijk genoeg aan herinnerd ; want toen zij uit de tasch van Bertha , die in hare kamer sliep , den sleutel des huizes in hare macht gekregen , en na een los morgenkleed van witte wolle te hebben aangetrokken, zonder zich tijd te gunnen voor het ordenen harer lokken, het hoofd slecht gedekt had met de kap van haar kleed ; toen zij hare keten , haren talisman , bij zich had gestoken, en, met muiszachte schreden , de slapende voorbijtrad , en angstig en bevende de gastvrije huisdeur had ontsloten , toen voelde zij eerst, wat ze miste i van vroegere krachten . van vroegere gezondheid , ! die zoo luchtige vlugheid had geschonken ; maar zij voelde ook , dat zij voort moest, alevel voort; 1 mocht zij bezwijken aan zijne voeten , het ware zoo! Zij had dien grootschen man reeds meer geofferd , dan haar leven; zij zou nu om zoo iets gerings zijne zaak niet opgeven! O ! die heftige overspanning van eenen brandenden hartstocht brengt voor eene wijle bovenmenschelijke krachten aan, maar krachten ook , die sneller sloopen, dan de vreeseljjkste zwakheid; Süschen dolf haar


l

-ocr page 75-

69

graf in dien nachtelijken tocht, waarbij zij nog te kampen had met pl de angsten der schuchterheid ; met il de vreeze des bijgeloofs; met al de ontzettingen der onwetendheid! O! wie het teêre kind voor korte weken zulk eenen tocht had voorspeld , de onmogelijVheid ware door haar met huivering bezworen geworden; en toch , zij heeft dit kunnen volbrengen ; zij was zelfs na hare verklaring aan Antoni van Bourgondië nog niet weder ineengezonken , want onrust, schrik , ontzetting voor den zielsbeminde hielden haar nog opgericht.

Zoodra de Bourgondische Edelen de wond kenden, waaraan hun meester bloedde, wisten ze beter de wijze, hoe die te verplegen: ook naderden ze opnieuw den Hertog, die intusschen in den roes der driften voortijlende , zijne eigene kostbare en hooggeliefde sieraden had vertrapt, dooreengeworpen , verpletterd; hij trad met de beide voeten op den koninklijken mantel, dien hij neêrgerukt had van de credenz ; hij had het zwaard opnieuw gevat, en verwondde zich daaraan bij zyne wilde en onvoorzichtige gebaren; zijne handen bloedden, maar hij voelde het niet, of liever , het was hem onverschillig; hij had zich het vel van de borst opgereten met zijne lange, scherpe nagels ; en het was ijzingwekkend, afzichtelijk te zien, hoe hij de achtbaarheid van zijn voorkomen en de welvoegelijkheid gansch vergat , in het bijzijn van zoovele zijner Grooten , en zelfs van zijne lagere dienaren; de eersten waren edelmoedig en trouw , en hadden medelijden met die groote teleurstelling, die tot razernij voerde ; maar de anderen , grover van gevoel, lager van beginselen , zagen niet allen toe met eerbiedigen weemoed ; wij hebben het opgemerkt, hij was niet zacht voor wie hem dienden ; hij had hun te vaak de uitwerkselen zijner driften en kwade luim doen voelen ; te veel gestraft met hardheid , zonder liefde ; te veel hooge koelheid gesteld tegenover hunnen ootmoed; te weinig ontzag gehad, ook voor hunne rechten, dan dat zij hem hadden kunnen liefhebben, gelijk zij hem vreesden : dan dat er niet onder hen gevonden werden , die zich in dit schouwspel met lage, doch niet onnatuurlijke zegepraal verlustigden, en velen van de menigte . die nu meer en meer aangroeide , hadden meer nieuwsgierigheid, hoe dit tooneel een eind zoude nemen. dan belangstelling , of het te zijner eere zoude zijn.

Karei scheen zelfs van zijne hooge huisgenoo-ten , van zijn' bloedverwant zoo iets te vermoeden; want toen Antoni de Bastaard tot hem zeide : «Doorluchtige Vorst ! gij ziet ons allen verpletterd door eene trouweloosheid . . . liet hij hem niet uitspreken , maar strekte gebiedend het zwaard naar hem uit; en met eene daverende stem riep hij : »Terug ! terug . verraders! want verraders zijn er onder u! Nadert mij niet. dan met den eerbied die mii toekomt als Koning, als Keizer! want ik zal beiden zijn; ik zal het zijn, ten spijt van den bedelaar Frederik, en van de schelmen , zijne Keurvorsten quot;

Antoni begreep ; hij dankte den Hemel, dat

de hertog zich ten minste begon te uiten.

»Mijn Souverein!quot; sprak hij, «in trouwe . het denkbeeld is goed; zet u zeiven deze kroon op het hoofd , in dezen zelfden oogenblik ; hebt gij geene Bisschoppen genoeg om u te wijden ; zijn wij niet met een goed getal hooge leenmannen hier . om u trouw te zweren : wat zoudt gij den Keizer danken, wat gij uit eigen kracht vermoogt?quot; En hij bood hem knielend de kroon aan, die hij had opgeraapt.

Karei lachte met een wilden lach , en nam die begeerig; een oogenblik bezag hij die aarzelend , — toen sprak hij met een diepen blik van argwaan , hoogheid en schranderheid :

«Opdat gij u morgen Hertog zoudt laten huldigen , uit eigen macht; opdat gindsche jonker baanderheer zou heeten, eer wij eene maand verder waren ; opdat.... Neen ! bij de eer van St.-Joris niet alzoo !quot; en hij wierp het blinkend sieraad op den grond, en trapte het ineen onder den voet. Toen was er geene kroon meer voor Karei den Stouten.

Zoo had die doldriftige Vorst te midden zijner woede begrepen, dat met die daad, die men hem voorstelde, het gansche leenstelsel in duigen viel, dat eerwaardige en vaste gebouw der middeleeuwen dat van den Keizer af tot den kleinsten leenman toe , zich aaneenschakelen en steunen moest, zou het opgericht blijven.

»Neen!quot; vervolgde Karei, «wij zullen ons zeiven helpen ; maar anders, maar beter, maar zóó, dat het Rijk er van gewagen zal, en dat geen Vorst meer den moed zal hebben, ons te bedriegen. In den zadel, Edelen en Vazallen! in den zadel! en wie mij trouw is, vinde den weg uit, dien de schurk is heengevlucht, en wij zuilen-hem terughalen , al verschool hij zich in het diepste van zijn Keizerrijk ; al verschool hij zich in den schoot van den Heiligen Vader! en wij zullen hem terugsleuren aan den staart van ons ros , hierheen naar deze plaats; bij zijne grauwe haren zullen wij hem slepen voor dit altaar, en met de dagge op de keel hem dwingen . dat hij ons de kroon op het hoofd zette !quot; Des Hertogs harde en krachtige stem had dit weder zoo verstaanbaar gesproken, zoozeer op zijn' eigenquot; toon , dat ieder het verstond en begreep ; vandaar ook , dat allen huiverden en verbleekten, als bij eene godslastering. De Majesteit der Kei-zeren van het Heilige Roomsche Rijk was iets zoo onschendbaars bij de volkeren dier eeuwe; de hand te slaan aan zoo eerwaard een gezag scheen zoo zeker eene heiligschennis, en Karei was zoozeer de man om te ondernemen, wat zijne driften hem ingaven, dat al die onderdanen op het punt stonden om hunnen meester te schuwen. als een', die in den rijksban was vervallen. Adolf van Ravenstein , zijn geliefdste vriend en wapenbroeder, en Lodewijk van Bourbon , bisschop van Luik, zijn eerwaardige bloedverwant, ! traden nu toe.

»Mijn Heere!quot; sprak de' laatste op ernstigen | toon, »al ware gansch Bourgondië verloren , het j betaamt geen' Christenvorst dusdanig te woeden, :


-ocr page 76-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

70

en zulke woorden te spreken in Gods huis! Wij zullen u eeren als den machtigsten en jjrootsten onder de mens oh en ; maar cjij moet Jezus eeren, in w.'en. onze zaligheid is; en gij moogt niet dus met ongewijde voeten treden op Zijn altaar.quot;

Karei maakte onwillekeurig het teeken des kruises . en zag om zich; werkelijk stond hij op de plaats , waar alleen de Priester recht heeft den voet te drukken.

»Tk heb zooveel gedaan voor uwen God en uwe Heiligen , en hebben zij eenmaal ter mijner gunste beschikt. dat dit verraad mislukte ? Ik ben zat van te dienen wie verlaten in nood.quot;

De Bisschop zag hem droevig aan bij dit antwoord . en zeide alleen : gt; Hebt gij hunne hulp ingeroepen ?quot; toen ging hij ter zijde Karei hief dreigend de hand op. maar verliet toch de plaats en nam den arm van Ravenstein. ))En wat zegt gij daartoe. Neef?quot; vroeg hij.

• Mijne meening is, dat een bedaarde aftocht eervoller zijn moet dan eena gluipende vlucht Frederik heeft het laatste gekozen ; myn Vorst! wat dunkt u varquot; het eerste ?quot;

»'Dat gij ons ter goeder ure aan onze krijgsdaden herinnert , en aan ons goed leger. Ja, wij blijven niet langer in een oord. waar men ons heeft verraden ; — die Frederik , die slaaf-sche huichelaar, dat hij mij dit heeft durven doen : o! het kan niet waar zijn ; ik wil niet, dat het waar zij ! Hoort gij allen , ik zeg het u . het is eene leugen ; zoo durft een Frederik Karei van Bourgondië niet uittarten!quot; en hij geraakte weder in die vprwoodheid waarvan hij zoo even een weinig tot kalmte scheen te komen.

^Wij zullen lieden naar Trier zenden , om er de zekerheid van te hebben, Doorluchtige Heer !quot; sprak Ravenstein ; »inaar ge hebt me nog uwe bedoeling niet duidelijk gemaakt.quot;

«Ik weet niet meer . ..hernam de Hertog , naar den grond starende , en hij sloeg zich het voorhoofd met de gebalde vuist. »0 ! ik zal hierna nooit meer zijn wat ik was'' Dit. woord werd opgevangen door het meest deelnemende hart. dat er onder de aanwezenden voor hem kloppen kon. Ontslopen aan de vriendelijke zorg van den Sire de la Marche . was Süsclien zoo dicht mogelijk nabij den Hertog genaderd : hare Hel werd door de strijdigste gewaarwordingen geschokt: zij had zich haren held grooter gewenscht , anders . zij had hem verschrikkelijk kunnen zien, maar niet afzichtelijk : zij had hem leeuw gewild, maar geen gierende w.jlf! Ook kon zij het niet verdragen , de klacht der moedeloosheid uit zijnen mond te hooren : zij vatte er moed uit om hem toe te spreken ; zij , het zwakke kind . nu al die mannen daar in ontzetting terugbleven

').Mijn Koninklijke Heer!quot; riep zij, gt; dat is geen taal voor uwen mond Wie durft meenen. dat gij niet altijd blijven zult wie gij zijt? Hebt gij eenig ding verloren sedert gisteren ? en waart gij toen niet de heerlijkste Monarch van de Christenheid ? en zijt gij iets minder machtig, iets minder rijk , eenigszins kleiner van moed. of minder

van daden ? 0 ! mijn genadige weldoener! als gij hier geene moeder hebt om u te troosten , of geene zuster, hoor dan het woord van uwe slechte dienstmaagd . en laat dan die lieden allen niet zien, dat gij betreurt. dat gij zóó betreurt , wat gij niet noodig hebt. om de meerdere te zijn van alle groote Heeren op aarde.''

Was het hare zachte, doordringende stem , * welluidend als zoete muziek ; was het de onuitsprekelijke liefelijkheid van haar wezen, zoo uitgeteerd , zoo bleek . en toch zoo engelachtig : schoon : of was . zonder dit. de roes der harts- ! tochten uitgewoed , en hernam de rede eindelijk hare rechten ? Wij durven het niet beslissen maar Karei keerde zifh tot zijne Edelen met meer waardigheid en met kalmer oog: gt; Deze kleine heeft beter gesproken dan éón van u ; want zij herinnert ons, dat wij hier voor al deze lieden eene vertooning maken, die beter voldoet aan hunne ijdele nieuwsgierigheid. dan aan onzen plicht, om de hoogheid van onzen rang te handhaven. Graaf van Kleef! gij hebt mij zoo even gevraagd wat ik besloten had ; ik meende toen te antwoorden : Trier te verwoesten , en als fakkels te gebruiken bij onzen terugtocht; maar deze kleine burgeres heeft hare stad gered ; wij zullen ons beter beraden. Alleen wij zijn niet gewoon . staatsraad te houden met zoovele toe- i schouwers, noch in een kleed . waarmee wij op zijn best eene vroegmis konden bijwonen. En het is niet voegzaam , mijne Heeren! dat zoovelen uwer onze eenzaamheid kwamen storen. Sire de la Marche! mijne hofmeesters zijn belast met lt;le toebereidselen tot de afreize Kom, Adolf! uwen arm.quot; En Süschen voorbijgaande, keerde hij zich snel naar haar om. »Gij , hupsche deern! i weis gedankt; wij zullen u beloonen : gij zult met ons blijven; wij nemen u in dienst bij de ; Hertogin onze echtgenootquot;

))Ech-genoot, Heer!'' vroeg Süschen met doffe stem en glasachtig starend oog ; — «zijt gij een i gehuwd man ?quot;

«Wel zeker, kind 1 de Hertog van Bourgondië zou geene hand kunnen vrijhouden , al had hij er vier te besteden,quot; hernam hij, schielijk verder gaande.

»0 mijn God ! wat ik eene groote zondarasse ben!quot; riep het meisje, en zonk neder nevens den pilaar , waartegen zij leunde.

Karei de Stoute trad haastig door de rijen zij- j ner vazallen en dienaren heen, die eerbiedig plaats maakten met eene mengeling van bewondering , on'zetting en medelijden voor dat grootsche en zonderlinge karakter , dat zich zoo bandeloos prijs kon geven aan zijne driften , en zich te midden i daarvan toch weer zóó kon beheerschen. Toen i hij buiten de kapel was gekomen , bleef hij stil. staan en zag even om. Adolf van Kleef wisselde een blik der hoogste verbazing met de andere Heeren ; zij aanschouwden wat ze nooit hadden gezien: Karei de Stoute verbleekte!

quot;Helaas I al mijne grootsche plannen op Duitsch- j land laat ik dadr achtersprak hij zacht en dof.


-ocr page 77-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

71

»Niet één enkele daarvan antwoordde eene krachtige mannenstem uit degenen , die ter zijde stonden.

)gt;Het woord was niet voor n, gij daar , die zoo vermetel spreekthervatte Karei, terstond weer zich zelf.

»Ket kan zijn , mijn Hertog! maar als ik u aanwijs , hoe het waar kan worden ? Mijne wapenen voegen u wellicht niet, maar mijn devies zal u gevallen : het luidt: Wraak, in den val van Oostenrijk!''

«Waarachtig, het klinkt goed.quot; riep Karei tevreden ; «volg mij , man! wij willen u hooren in onzen raad. Wie zijt gij ?quot;

»Peter Archibald van Hagenbach , Landvoogd van Ferette ,quot; antwoordde deze.

XII.

In den raad, door den Hertog van Bourgon-dië belegd , waren de gevoelens als altijd zeer verschillend geweest. De Graaf Engelbert van Nassau had den moed gehad, het vredebrengend voorstel te doen , om de Jonkvrouw van Bourgon-dië werkelijk aan den Aartshertog uit te huwen, waarna Keizer Frederik geen oogenblik aarzelen zoude, om de gewenschte kroning te volbrengen ; maar schoon enkele Edelen hem ondersteunden , het werd met een hoonend woord door Karei verworpen. De Bastaard van Bourgondië , in het belang der tegenwoordige Hertogin , drong aan op vaster verbintenissen met het regeerende Huis van Engeland, dat een trouwe Bondgenoot kon zijn tegen Frankrijk , zich strijdgenooten en vrienden te maken in de Zwitsers , de geboren vijanden van Oostenrijk, en gezamenlijk den Keizer onder eenig voorwendsel den oorlog aan te doen , of de kroon te maken tot voorwaarde van den vrede. Adolf van Ravenstein had tegen den oorlog met den Keizer , en meende, door onderhandelingen en door aanbiedingen in geld , des Hertogs wensch het spoedigst bevredigd te zien. Mijnheer de Chateau-Guyon kwam op zijn geliefkoosd ontwerp terug, het huwelijk van den Dauphin met Maria , of ten minste een oprecht en vast vredes-verbond met Frankrijk, altijd met oogmerk , om tegen het hoofd van het Duitsche rijk te handelen. En zeker, Let laatste ware het doeltreffendste geweest; Karei zelf zag het in; maar geen van die raadgevingen was eigenlijk meer te volgen, en allen minder dan de laatste. De Hertog had zich aan die zijde volmaakt den weg tot vrede versperd. Want, wij moeten het eens en voor al zeggen, vroeger noemden wij hem van zijn tijd ; maar, om waar te zijn, hadden wij hem er beneden moeten plaatsen: want ziet, de tijd der ijzeren mannen van de middeleeuwen begon lang zamerhand voorbij te gaan, de beurt kwam aan het hoofd, aan de zedelijke kracht, aan den volhardenden wil, die met stille eu langzame schreden op zijn doel afging, en het omzichtig en behendig wist te vatten , nadat hij met onuitputtelijk geduld het oogenblik van den greep had afgezien • zóó ten minste deed Lodewijk XI, die zeker zijne eeuw begreep, die een vastgesteld ontwerp nooit weer losliet, het doorzette en er het oog op richtte door alle belemmeringen heen, maar langzaam, maar met geduld, maar met onvermoeide inspanning van al zijne krachten , er heen sluipende langs bochtige zijwegen, of er naar voortjagende iangs een onmetelijken omweg ; die zich er voor wist te krommen . te plooien , te vermommen . te laten vertrappen , als het zijn moest, maar die er zich zoomin van scheidde, als de spin van haren draad , hoe onzichtbaar zij ook bij machte is dien te weven ; en die het bereikte , en die het hield, en die gestorven is na zijne taak voleind te hebben. Niet alzoo Karei. Nog droomende van de stoute schitterende feiten der ridderschap , stelde hij zijn beste vertrouwen op zijn zwaard hij wilde altijd doorhakken wat zijn mededinger voorzichtig weerde. Met zijne geduchte legermacht achter zich, hield hij niets voor onmogelijk , rekende hij alles in zijne macht, meende hij niets verder te behoeven. Ja, het is zoo, hij ook bracht zijne offers op de altaren der staatkunde ; hij ook koos wel eens de sluippaden van list en de omwegen der voorzichtigheid ; maar hij had geen geduld, om de uitkomst af te wachten van zijne otters; hij gebruikte de list onhandig en het bedrog ten ontijde; en als hij eens op eenen omweg was, liet hij zich afleiden van zijn doel; en nooit was een Vorst ongelukkiger in de keuze der middelen om het te bereiken. Zóó had hij nietó dan eenen wapenstilstand weten te verkrygen van zijn' machtigen nabuur van Frankrijk , en in plaats van te zorgen . dat deze in eenen vasten vrede vorkeerde , was hij het juist , die , met onverklaarbare nalatigheid, zijne onderhandelaars terughield, vergat te zenden of opontbood , zoodra die van Lodewijk ernstige voorstellen hadden aan te bieden. Zoo had hij , wel verre van zich te verbinden in eene nauwe vriendschap met die Zwitsers, die tegen Oostenrijk zijne nuttigste en oprechtste Bondgenooten konden zijn, hun wantrouwen opgewekt , en geen' stap gedaan om hen gerust te stellen, eene fout, waarvan Lodewijk XI met zijnen geest van vooruitzien al de partij had getrokken , die hem mogelijk was. Van de zijde van Engeland had hij York gehuwd en Lancaster heimelijk de hand gereikt. Zóó altijd slechts vóór zich ziende , en nooit om zich heen of achterwaarts . had hij zich in velerlei ondernemingen te gelijk gestort, zonder er ééne deugdelijk ten einde te brengen , en , nog ten overvloede , door een onredelijk . ontijdig overgeven aan boozen trots of nutteloozen toorn , was hij veeltijds den beer gelijk , die alleen met zijne plompe kracht de angels van dreigende bijen rondom zich uittart Maar het duchtigste bewijs , dat hij niet stond op de hoogte der eeuw, die men te geinoet ging was juist dat vasthouden aan het leenstelsel, dat hem schromen deed , uit eigene macht de kroon


-ocr page 78-

72 EENE KROON VOOR

DEN STOUTEN.

: op het hoofd te zetten , daar zoo iemand , hij had i moeten durven ; daar hij na het gebeurde toch ; met den Keizer stond op eenen voe? . die geen vrede kon blijven ; daar hij toch oorlog ging voeren met het Rijk ; daar hij toch zjjne vazallen aan het ongewone moest wennen ; maar hij durfde het niet: hij klemde zich met beide handen vast aan een gebouw . dat hij met éénen stoot van zijnquot; voet had kunnen instorten : dat toch welhaast vallen ging. en waarvan Lodewijk de schranderheid had , de grondvesten met heimelijke slagen te ondermijnen , door den burgerstand op te h . ffen en de gro te kroonvazallen in hunne rechten en onafhankelijkheid te knotten: door de eerste Koning der burgers te worden , in één woord: terwijl Karei niets bleef dan de opperste van de leenmannen , de laatste Vorst der Ridders. — Knrel V was reeds wetgever.

Tn dien raad werd er dan niets beslist. niets vastgesteld , schoon men door den val se hen bode . dien Süschen had voorspeld. Je zekerheid kreeg, dat Frederik den Moezel afgezakt was in de richting van Keulen , schoon de Hertog toebereidselen liet maken tot een overhaast vertrek. Maar toen hij den raad dier trouwe en schrandere mannen uiteen liet gaan . en zij allen hem smeekten , nu ten minste ruste te nemen , antwoordde hij met een trotschen glimlach . dat hij zijn krijgsvolk monsteren ging, en dat de Sire van Hagenbach hem verzeilen zoude Wie herinnert zich niet den noodlottigen invloed . dien de handelwijze en de beraadslagingen van dezen man op Karel's volgend lot hebben uitgeoefend ; hoe hij het was , die hem sterkte en aanvuurde in zijne roekelooz»- ontwerpen, in de bemachtiging van alle sterke steden des linker Rijnoevers : hoe hij hem wikkelde in den gevaarlijken oorlog tegen het vrije en krachtige herdersvolk van Zwitserland : hoe . . maar zijne verdere geschiedei Is ligt niet in ons plan Wij willen alleen bewijzen, hoezeer teleurstelling en dolle wraakzucht hem in de armen wierpen van een' man , die zijn kwade geest was, verlichaamd in een ijverigen dienaar Hoe het beleg van Nuis de eerste daad van wrake was die Karei ondernam tegen den Keizer en het eind van zijn krijgsgeluk : hoe de laatste daar wel schande wegdroeg, maar hij zelf ook weinig eere . en hoe hem toch nog eenmaal eene kroon is op het hoofd geplaatst: maar dat was te Nancy , door René de Vaudemont, erfgenaam van Nicolaas van Calabrië en dat was eene Hertogskroon op het hoofd van een verminkt lijk!

Door goedhartige bedienden, die geroepen waren om de kapel op te ruimen , werd Süschen gevonden, tot zich zelve gebracht en verpleegd, en door den Sire de la Marche , op hare bede . onder een voegeljjk geleide teruggezonden naar Trier : zij genas van haren zini.eloozen hartstocht, die door niets was gevoed geworden , dan door hare eigene verbeelding; dien zij nog had kunnen kweeken , zoolang het alleen een rampzalige

was, maar dien hare deugd met afschuw uitrukte , zoo ras zij dien als eenquot; schuldige Kende. Onnoozel kind! dat zich vergaapt had aan den gl«ns van eenen gouden mantel, aan de schittering van een fonkelend oog ; had zij den Hertog van Bourgondië bemind , om alles wat met en van hem was, zonder dat hare onschuld dieper over mogelijkheden had nagedacht: zij had zich slechts overgegeven aan haar gevoel en nooit berekend Maar hoezeer zij er in .slaag-de , de schadelijke hersenschim van zich te weren , de gevolgen van de handelingen , die deze ; reeds veroorzaakt had, waren niet te ontgaan. I Haar teeder lichaam herstelde niet zoogoed als hare ziel; verzwakt , ondermijnd. bleef zij het ' voortslepen ; het was haar eene gestadige herinnering . eene gedurige straf, en hoe vroeg reeds ; de dood haar de wang zou ontkleuren . was die | tank reeds voorlang door den hartstocht volbracht, i Den frisschen blos der gezondheid en der jeugd | had zij geotterd aan den kroningsnacht van Ka-rel den Stouten.

Te Keulen reeds wilde Keizer Frederik Romu-ald beloonen . door hem Ridder te slaan ; maar de jongeling verkoos liever zijne sporen te win- gt; nen door roemrijker daden, dan het overbrengen van een Vorstengeheim Hij verdiende zich die bij de verdediging van Nuis

De Markgravin van Spangenheim heeft zich somtijds beroemd op het aandeel, dat zij had in Karei 's teleurstelling , maar nooit toch in het bijzijn van haren zoon , die daarmede de gunst des Aartshertogs voor altoos verloren had ; onrechtvaardig zeker , — maar de Aartshertog beminde ! i

XIII.

«Mevrouw de Chanteraine' Mevrouw van Ham-melin ! laat mij schielijk toe bij de Aartshertogin'quot;

•gt;Het is het uur niet meer , Jonker! Mevrouw is na het avondmaal daar binnengegaan!quot; antwoordde de laatste driftig. en zij wees op eene kunst:g gebeeldhouwde deur, die van een bidvertrek.

Maar de andere dame riep meer levendig : ^Bij alle Heiligen ! mijn Jonker van Geldre ' wat voert u dus onverhoopt en te ontijd hierheen ?quot;

«Stil , stil! schoone dame! gij hebt alle lieden van het slot niet om ons heen te roepen, als wij komen heimelijk en in baast, om een vertrouwd woord te spreken met onze welbeminde vrouw !'' sprak , in de plaats van den jongen Karei van Gelder . een man , die na hem binnentrad en rechtstreeks den weg nam naar het bidvertrek , dat Heilige der Heiligen van eene vrouw uit de middeleeuwen.

Maar die stem was ook daar gehoord , en de i verraste edelvrouwen hadden niet meer noodig , den komenden bij hare meesteres aan te dienen , i want reedo opende zich de deur: eene kleine ! blanke hand hief bevallig het tapijtbehangsel op,


-ocr page 79-

EENK KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

73

en ]VTaria Tan Fourgcudic. reen , beter nu . de Aartshertogin van Oostenrijk , vertoonde zich op den drempel.

»Maximiliaan, mijn lieve Heer! hoe groote vreugde gewordt mij nog zoo spade!quot; riep zij met eene verrukking . die zij niet noodig vond onder eenige hoofsche deftigheid te verbergen En nog eer zij een' stap vooruit konde doen , hem te ge-moet , was hij reeds bij haar , en hield haar in zijne armen. terwijl hij haar zachtkens voort schoof het bidvertrek in. Slechts even zag Maria om en zeide glimlachend tot Mevrouw de Chan teraine: »Nu past u goede waakzaamheid; dit maal voorzeker wil ik ongestoord blijven.quot;

«Heb geene zorg. mevrouwe 1quot; sprak Maximi-liaan , «mijn wellieve Jonker van Geldre blijft mij wachten , en hij weet, hoe kwalijk stoornis mij dienen zou ter dezer stond quot;

De edele vrouwen en de jonge Vorstenzoon gingen dan ook bescheiden terug, in het midden der zaal. toen de deur zich achter het hooge paar had gesloten ; wij echter hebben niet noodig die bescheidenheid te volgen ; wij gaan met hen binnen ; wij zien Maria weder , en nu zonder list of vreeze samen met haren Maximiliaan: wij zien haar als zijne gade . als de weeze van Karei den Stouten , die met Frankrijk oorlog had moeten voeren, om haar erfgoed en hare onafhankelijkheid te bewaren: als de Vorstin, die met hare onderdanen had moeten rechten en met hare groote Leenmannen twisten; die hare raadslieden had zien vermoorden door een uitspattend volk, dat met den moker des oproers het zwaard der ge rechtigheid had overweldigd ; als de vrouw , die de vrije beschikking over hare hand had moeten handhaven tegen burgers en adellijken. tegen buitenlandsche Vorsten en eigen Leenmannen, nadat Nancy haar had vrijgemaakt van de vaderlijke willekeur, en die, moedig als trouw, niet minder tegen een volk , dan tegen eenen vader, hare liefde had beschermd, en haar woord had gestand gedaan aan den man van hanr hart; wij zien haar weer 'als moeder van drie kin leren en die toch eenzaam ctond als eene kinderlooze !

Drar liggen vele rampen, en smarten, en pijnlijke grieven , en schokken, in die enkele optelling van wat zij heeft doorleefd ; maar de sporen van zooveel levensondervinding mogen leesbaar zijn op hare trekken , hare gestalte moge de verandering hebben ondergaan . die dat alles heeft aangebracht. toch was ze nog altijd eene jonge vrouw , nog altijd eene schoone ! Nog altijd was er in hare bewegingen als in de uitdrukking harer gewaarwordingen diezelfde aantrekkelijke natuurlijkheid, die als kinderlijke jonkvrouw hare grootste betoovering was geweest, en die , hoe ook gewijzigd door den ernst van haren leeftijd , haar was bijgebleven als een ormisken-baar merkteeken eener edele en oprechte ziel, te trotsch en te rein om zich te verbergen. Hare losse, onbezorgde vroolijkheid zeker was ge-| temperd, maar het wilde meisje was, ondanks den druk der levensmoeite en der regeeringszor-gen, eene opgeruimde vrouw gebleven , die de wereldsche zaken niet zwaarder tilde dan ze verdienden en zich niet in ziekelijken weemoed toegaf . maar die lustig het hoofd ophief, zoodra zij een steen des onheils zag weggewenteld van voor hare voeten , of een droppel zegen neêrdauwen op haar pad.

Hare kleeding was ditmaal stemmig en droef; zelfs hing de rouwveile aan hare wrong; minder de étiquette misschien , dan de behoefte van haar hart, drong haar , om dus in hare kleederen het afsterven te gedenken v.tn haar kind Fran^ois , waarvan zij slechts vier maanden moedervreugde had gekend. Ook Maximiliaan is in uiterlijk voorkomen veranderd Vooreerst draagt hij nu het harnas , een' krijgshaftigen dos . die hem gemeenzaam is geworden als aan Karei zolven, sinds hij op diens hertogsstoel plaats heeft genomen. Zijn fijn en bleek gelaat vertoont de kenteeke-nen van vroegere zorgen , van ernstig nadenken , en een plooi van zwaarmoedigheid schijnt zich voor vast gevestigd hebben tusschen de blonde wenkbrauwen. Geen wonder ook! Op zijn negentiende jaar opgeroepen van uit de voogdij eens vaders , om Vorst en Heer te zijn over landschappen en over burgers , wier eerste poging het altijd was . hunne Vorsten zelve onder hun meesterschap te brengen , en hunne Heeren gaarne dien naam te gevenquot;, maar zoo weinig mogelijk de daad van heerschen ; een volk , dat Karei de Stoute zelfs met al de inspanning zijner krachten slechts had kunnen regeeren. en dat hij terugvond , beter dan ooit gewapend met zelfbewuste sterkte en met onafhankelijkheidszucht; — als kna ip zonder ondervinding, die nooit de regeerings-zorgen met zijnen vader had gedeeld , nooit in de geheime gangen der Staatkunde was ingewijd geworden : — als vreemdeling , te worden neergezet op den waggelenden zetel van Karel's dochter , in een rijk , verdeeld , geschokt door diens schrikkelijken val, verarmd door al de onrust en al de elementen van verwarring. die Karel's dolle ondernemingen en een zwak vrouwen-bestuur daarin geworpen hadden . met een' oorlog tegen een' machtigen en listigen nabuur , als eeiste voorwaarde van /ijne verheffing, ophanden — met niets anders dan zijn eigen oordeel en zijn' eigen' wil tot raadslieden ; — kon het anders , of het moest den jeugdigen Vorst schielijk gerijpt heV ben ; maar die rijpheid was duur gekocht, door bloedige grieven , door onverpoosden arbeid , door de slapeloosheid, die afmat, en door de teleurstelling . die den levenslust verkeeren in levenszatheid, Voorwaar! de eere. zoo gewenscht door velen , opvolger te zjjn van den Bourgondischen Vorst, wien hij zoo trotsch had gezien en zoo machtig . werd door hem betaald met den hoogen prijs van onbezorgde jeugd , vrooljjkheid en rust. Gekrenkt in zijne Vorstenfierheid gekrenkt in zijne eerzucht zelfs, had hij overal teleurstelling gevonden, in alles, slechts niet als echtgenoot en hequot; was alleen zjjne waarachtige liefde tot Maria, die hem toefluisterde, dat hij ondanks alles toch gewonnen had.


-ocr page 80-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

74

Dan , al warftn zijne trekken slechts weinig krachtiger geworden — zijn zacht blauw oog was niet m ier zoo zacht, maar flikkerde van moed en van strijdlust, en het was geen valsche glimp, die gloorde ten ontijde, of een stroovuur, dat zoo hc.ast doofde als ontbrandde, maar eene doorgaande , ter goeder ure aangewende dapperheid , op aanval en verdediging beide gewapend, en door beleid en behendigheid gesteund : hij had den strijd, noch gewacht, noch gewenscht, moar toen hij dien vond. had hij dien aangenomen zonder schroom en zette dien door zonder aarzeling. Coeur (Cticier noemde hem zijn levensbeschrijver: en zijn oproerig volk en zijn gedachte tegenstander, Lode wijk XI, hebben zich menigmaal pijnlijk ge^tooten aan dat stalen hart, en zijne jonkheid daarna niet meer veracht.

Maar dat er achter dat koude harde staal nog de warmte en de teerheid bewaard was gebleven voor de gade , die hy had gewenscht en die hem had gekozen uit liefde, was zichtbaar , toen hij losjes den vorstelijk gepluimden helm had afgelegd , en met zijn' vriendelijksten blik en zijne liefelijkste stembuiging zich gelukkig prees , bij zijne olieve vrouwquot; te zijn

«Blijdschap en soulaes over mij , bij mijn 's Heeren komst!'' riep zij vroolijk; »maar brengt hij heil, of boodschapt hij wederspoed ?quot;

))Naar gij het nemen zult, Maria mijne! maar laat ons zoetelijk kouten van minne; tot be-zwaarnis en wichtige overwegingen zal het daarna tijd zijn;quot; en hij trok haar nevens zich op de gebeeldhouwde eikenhouten bank, die aan het beschot was vastgehecht, en waarover een verhemelte van verguld hout was uitgestrekt, waarvan blauwe en roode draperiën afhingen, en waarboven de vereenigde wapens pronkten van Bour-gondië en Oostenrijk.

«Hoe u de floersen weile goed staat, al is het een droef en onsierlijk hulsel voor anderen , dan gij!quot; sprak hij, haar met bewondering aanziende.

«Fij, Heer! dat ge daarop komt; denk toch , ik drage haar ten teeken van rouw over mijn' zoon Francois, die het leven nauw kennen . mocht, of hij dierf het aireede. De zoete Engelen mogen zijne ziel dragen in het Paradijs f'

»Wat betreurt ge hem ? Is het voor ons , dat kinderen groote vreugde zijn ? Wij hebben een' erfgenaam voor den zetel en eene dochter voor verbintenissen; wat zouden wij onze poorters over meer vorstentelgen te beschikken geven ?quot;

«Ja, eilacy! ik heb de kinderen moeten afgeven als gij ook hadt veroorlorfd!quot;

»Veroorloofd ! hadden wij eene andere keuze ? O! mijne Heeren van Gent! deze grieve zal ik met de anderen te eeniger dage met woeker op u verhalen ! Het is wel het bedrijf van rouwe slachters en laaghartige wezens, dus het edel bloed der Vorsten te willen onteigenen van zijne afkomst . en te vervreemden van zijne rechte en ! natuurlijke mombers, dat de ouders zijn !quot;

»Neen, mijn vriend ! hard is het zeker en kwa-i lijk tc verduren voor het ouderlijk gemoed; maar j

gij dient de vrije poorters van deze landen een weinig angstvallige vreeze ten goede te houden ; in hunnen toekomstigen Heer ligt de toekomst voor hunne vrijheden en privilegiën , door hen zoo zuur bekampt, door ons zoo noode toegestemd ; en de drang der tijden heeft ons voor hen niet tot zoodanige meesters gemaakt, als waarvan zij wachten kunnen . dat ze heusche genegenheid voor hen zulltn aankweeken in het harte van den jongen Graaf!'' hernam Maria, die ten deele door hare opvoeding, ten deele door eene harde ondervinding , had geleerd, dat hare burgers tegen haar over stonden, als macht tegen m.*cht, met rechten tegen rechten; terwijl Maximi-liaan ze nog niet anders begreep, dan als rebel-leerende onderdanen . die slechts voor eene wijle den meester speelden. Intusschen zag hij, evenals zij , dat juist door het woord, waarmee hij voor eene poo» een ernstig gesprek had willen afleiden, het schertsend onderhoud, dat hij gewenscht had, was verbroken geworden en nu niet meer tot zoete kozerij zou zijn om te wenden , maar alleen slechts dienen kon tot inleiding voor de wezenlijke re ien van zijne onvoorziene komst. Dus besloten . de zaken te laten voorgaan , begon de jonge Vorst, terwijl hij Maria weemoedig aanzag:

«Schoone en geduchte erfdochter van zooveel rijke erflanden ! het is God geklaagd , dat ge in uwen verweesden staat aldus gedrukt zijt door deze overmoedige linkers, dat gij, des druks lasten gewoon , ten lessen er recht in ziet '

))Het was altijd mijne hoop , dat mijn wellieve Heer onze vrije poorters zou weten te onderkennen van zijne Duitsche Vazallen — en hen niet houden als dezensprak Maria , vast, maar te gelijk onrustig naar hem opziende.

»St.-Joris gave, dat zij het waren, Maria!quot; hernam hij levendig, doch zonder bitterheid — »gij zoudt dan niet. als nu , veroleeken op het kleppen van hun belfroet, tot in myne armen toe.''

»0! hoe ze gruwzaam zijn in hunne dagen van wildheid, die mannen van de gemeenten!quot; riep Maria , bij de opgewekte herinnering huiverend, whoe ze hard en onvermurwbaar zijn in hunnen haat! Hugonet! Ymbercourt! trouwe en nobele mannen , om mijner feilen wille ontlijfd door hunne felle gramheid Zie. Heer ! van toen aan konde ik niet meer buiten den steun van eenen man-nelijken arm , die mij met recht beschutten mocht tegen des volks overmoed.quot;

wVertrouw u dan volkomen aan die schutse , en wees niet voorspraak , waar gij weerparty zijn moet. Nu luister; om dit volk te brengen tot wat ik zoo even zeide; om deze wilde wolven gemuilband te krijgen , als ze weleer waren ten tijde van uwen Heer Vader zaliger, dient ons vooral rust van buitenlandschen krijg ! Gij weet, of ik den oorlog vreeze als het pas geeft, maar de naaste vijanden dienen het eerst ten onder gebracht, en daarna zullen wij zien....quot;

| »0! sinds hoe lange niet begeerde ik de zoete

-ocr page 81-

BENE KKOON VOOR KAEEL DEN STOUTEN.

75

zaligheden des vredes ! — en tevergeefs!quot; zuchtte Maria.

«Niet tevergeefs, mijn lief! als de voorwaarden u passen quot;

»Ze moeten zonderling hard en onoorbaar zijn, als ze dat niet lorden.quot;

«Maar ze ] assen ons vietherhaalde Maxi-miliaan verdrietelijk »En daarom is het, dat ik tot u kom met hnaste en als ter sluip. Als die van Gent te weten komen , dat er vredesaan-biedingen gedaan zi n en n:et aangenomen , ze zouden , ware het alleen uit tegenspraak, den pais eischen , en daartoe dwingen door de booze praktijken, die zij fluks ter hand nemen Daurom laat ons allereerst te zamen raadpiegen , en der gemeenten niets bekend maken , voordat wij gehandeld hebben Zoo leggen wij , om met hunne wevers te spreken , het laken in de beste vouwen . aleer wij het hun voorhouden.quot; Maria knikte toestemmend en de jonge Vorst ging voort:

«Mijnheer Lodewijk XI is. sinds den brand van Condé en Montaigne, en sinds ik hem najoeg tot Pont a Vendin, zoo aardig in het nauw gebracht, dat hij te Arras eene wapenschorsing heeft voorgesteld , die ik aannam en om goede redenen. Nu zou er uit dien stilstand een vaste zoen en gevestigde vrede kunnen verrijzen, bij wijze van verbond en bijzondere vriendschap.quot;

«Mistrouw den geslepen vos, als hij u dus de handen likt viel Maria haastig in.

quot;Hoor dan het einde .... Door eene verbintenis van onze dochter van Oostenrijk met den Dauphin Karei, wien God met den kortsten make tot een' gezalfd Koning van JVankrijk f , ,

«Onze lieve Vrouw , mijne goede patronesse!quot; riep Maria, «dat zal nooit zijn, zoo God mij verhoort en sterkte verleent Mijn arm kind, Margaretha, in het hol van deze wolven ! Mijne paarle te verruilen voor het lood hunner ontrou we vriendschap ! Nimmermeer !quot;

«Zoo ook meen ik het,quot; sprak de Aartshertog: Èfcen alevel. ...quot;

IP «Ten leste denken ze nu op de dochter voor [pen gemaal, waaraan ze eerst de moeder hadden jkvillen overleveren. Schoon het nu beter past wan leeftijd. zou het toch mettertijd een even «onvoegzaam paar zijn als Mijnheer van Calabrië 'jhet wezen moest voor mij.quot;

F «Wie spreekt van ze samen te voegen . mijn plicfste! maar hierop wilde ik neerkomen: met de toezegging der hand zijn wij vooreerst uit den drang Mevrouw van Oostenrijk is twee jaren oud: negen tot tien jaren kunnen er verloopen , eer er zelfs van wettelijke ondertrouw sprake kan zijn. In dien tusschentijd zijn we door het bondgenootschap met Frankrijk sterk geworden, hebben onze goede onderdanen tot gehoorzaamheid gebracht • wie weet zelfs , wat er dan niet meer kan gebeurd zijn in het verloop der tijden ? Wie tijd wint, wint het al. en zoo hebben wij den loozen vos in zijne eigene strikken gevungen.'quot; «Denk aan de schoone fabel, waar zijne Ma jesteit, onze Heer Vader, den afgezanten van

Frankrijk mee ten antwoord stond,quot; sprak Maria, met beduiding den vinger opheffende

«Wij verdeelen den huid niet; wij zien slechts toe . hoe wij jagen zullenhernam hij met ee-nen fijnen glimlach

«Houden wij ons toch af van de dwaalpaden der listigheid en kwade trouw ! De eenige maal, dat ik, door den nood geperst, de wijk daarheen heb genomen. heeft slechte uitkomst gehad , kwa profijt en schande gebracht over mij, enden dood over mijne trouwe raadslieden.quot;

' Omdat gij u in die jonste gewaagd hadt wet den verrader Lodewijk, maar wat ik wil drijven , is tegen hem , en blijft veiliglijk besloten in ons eigen harte. En geloof mij , de Vorsten kunnen in staatszaken niet handelen als de kleine luiden . schoon ze der Christenen wet daarom niettemin bewaren in vromigheid des harten Hierin is voor hen eene andere wet, dan voor de overige menschen. Geen van onze voorzaten hebben ons daarin voorgegaan ; geen van onze nakomelingen zal er ons in volgen Mijn vader , die een gezalfden Keizer is van het Heilige Room-sche Rijk, heeft niet alfijd trouwe kunnen houden, noch dat gewild De Hertog Karei, uw Heer , dien God vergeve ... tel de keeren , dat hij u-we hand toezeide, zonder voornemen om die te geven.quot;

«Lacy ! gij zegt waar l1' stemde Maria toe, op doffen toon, maar eensklaps riep zij met warmte en nadruk : «En heb ik zelve niet zooveel last geleden van zooveel wisselende huwelijkskansen in mijne jonge jeugd en ten lesten nog bittere zielesmart. dat ik mijn dochterken daaraan zou prijsgeven van hare wieg af....?1'

«Niet beter is het lot van Vorstenkinderen hernam de Aartshertog. de schouders ophalende.

«Maximiliaan! dat klinkt anders, dan gij moet gesproken hebben in dien kroningsnacht te Trier, waarin gij zooveel geleden hebt, als gij mij zelf daarna hebt verhaaldquot; — en zij zag hem droevig teeder aan Hij wendde het hoofd af voor haren blik.

«Wat kan ik zeggen. Mevrouw! sinds gij my tot een regeerend Vorst hebt gemaakt, drukken mij de zorgen van den Staat. en ik heb nauw den tijd, op mijne eigene genegenheid te uwaarts te denken, terwijl zwaarwichtige belangen mij in het hoofd woelen .... en daarom, gij doet niet wèl . mij de ellende van dien naren nacht voor het geheugen te brengen. want het was ondraaglijk — wat ik van toen af geleden heb tot op den volzaligen dag. dat gij uwen brief en boden tot den Keizer zondt, met dien klaren diamant, zuiver als uwe trouw!.. . . het zou my verweek el ij ken , tot ik de groote nooddruft van deze landen en onzer beider welvaart voorbij-zag quot;

«Mijn arm kind zal dan onthouden worden , wat ik ten leste verkreeg, en waarbij mij zooveel heil en troost gewierd : zich een' gemaal te kiezen naar eigen zin Waar was daarna leed of last, dien ik niet gewillig en gemoedigd droeg ?


-ocr page 82-

76 EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN.

Waar was onspoed of aarclsche tegenheid, die mij ' tot desperacie bracht?quot;

«Maria/mijne en welbeminde!quot; riep de Aartshertog , en er blonk een vocbt in zijn oog , dat geen vijand er ooit in gewacht zou hebben , en hij sloeg /.ijnen arm om haren hals , tot ze door zachten dwang genoodzaakt was hem aan te zien. «Neen, zekerlijk zal ik ons kind niet misgunnen, wat ons beiden tot hoogste vreugd en soulaes heeft verstrekt , en strekken zal ons leven lang. | Want ook , wat ik vele en groote grieven gele-i den heb van uwe poorters, wat onheusche norsch-heid van uwen adel, wat haat en overlast van uwe naburen, veel en meer, dan een hoog en welgeboren gemoed dragen m ^cht met lydzaam-| heid ! En heb ik 'het niet al verkropt en gedragen met mannenmoed. schoon nog in jonkheids eerste drift, overdenkende, uit oorzaak van welk groot geluk het mij toekwam, en het nooit ver-wenschende, maar veeleer zegenende — en al-leen berouwende , dat ik u het zware toch niet | lichter kon maken.quot;

«Ik zeg en verzeker u . het was niet zwaar aan uwe zijde, schoon het droevige dagen waren, die wij samen overbrachten — en lacy ! nog in leven voegde zij er fluisterend bij met eenen diepen zucht.

«Tn gedenken dan van die droeve dagen , en van de groote liefde, die ons samenvoegde en die ons hielp ze welgetroost door te komen, zweer ik u bij mijne riddereer , o, mijne lieve en welgetrouwe gemalin , dat Mevrouw Margaretha van Oostenrijk niet uitgehijlikt zal worden legen uwen wil en haar begeeren, zoolang ik het verhinderen kan! en dat de schorsing van Arras geen pais zal worden, zoo Lode wijk aandringt op meerder dan eene voorloopige toezegging van j mijner dochters hand !quot;

En hij was opgestaan en hief de rechterhand op, als bij een' plechtigen eed.

»Ik dank u, mijn gemaal, mijn nobele Max!quot; riep Maria, eveneens opgerezen en beide armen ! gekruist over de borst vouwende , als om hare i innige dankbaarheid aan te duiden ; daarna ver-! viel zij eene wijle in een gepeins, waaruit Maxi-1 miliaan haar opwekte met de vraag :

«Wat meent gij , dat de Vlamingers en Bra-j banders tot deze onderhandelingen zeggen zullen? i Zouden zij den vrede willen, en Margriete gun-; nen aan den Dauphin ?''

»Die vraag , Heer V' riep Maria , verwonderd i de oogen opslaande. »Weet gij dan niet, dat de i oorlog met Frankrijk de grootste grieve is , die ; ze hebben tegen u ?quot;

Neen! dat wist hij niet, en dat zou hij niet geloofd hebben , al hadden duizend monden het ' hem toegeroepen. Of liever, het was hem gezegd, : toen hij te midden van dat rijke en weelderige i ; volk tot de uitvinding van looden gelden moest i komen , om zijne oorlogskosten te steunen : toen ; eene ridderlijke en strijdlustige adel hem tot de-i zen krijg alleen liet te velde trekken; toen die i krijgers, anders zoo fier en overmoedig op hunne I overwinningen, met een norsch en morrend zwijgen de zijnen begroetten ; het was hem gezegd , maar hij had het niet begrepen , en dat hij het niet begrepen had, bewees, dat Maria, hoe ze ook mocht roemen in hare keuze en er gelukkig in zijn als vrouw , als Vorstin van Bourgondië eene meer voorzichtige had kunnen doen , maar zeker als Hertogin van Brabant, als Giavin van Vlaanderen . tot geene slechtere had kunnen komen. Maximiliaan vereenigde in zijn' persoon en in zijne verhouding tot anderen alles wat hem ongeschikt moest maken tot regent van het Hertogdom , op het oogenblik, dat hij er toe geroepen werd Zijne jeugd wrocht hem mistrouwen bij allen; zijne armoede kleinachting bij trots chen adel en schatrijke burgers; de uitgestrekte macht van zijn' vader achterdocht bij allen, die vrijheden te verliezen hadden , en zijn naam vreemdeling een' volstrekten haat bij geheel het volk. Alle andere huwelijkswervers van Maria hadden hunne vrienden gevonden in hare Staten. De Dauphin had zijnen aanhang van Franschgezinden ; de zoon van Kleef eene machtige partij onder den adel; Adolf van Gelder een' krachtigen steun bij het volk. Frederik s zoon alleen vond niemand dan Maria , de machtelooze vriendschap van Margaretha, Ka-rel's weduwe, en van enkele grooten, die zonder baatzucht aan de erfgename hunner Vorsten gehecht waren Trouwe maar zwakke steun die allen ! Geen edel en waardig raadsman zelf uit de landzaten stond hem in die eerste bange dagen ter zijde ; geen moedige en helderziende naast hem , die hem inlichtte van de reden en den oorsprong dier eischen en wenschen van een volk , dat hem vreemd was in zeden , welks karakter hij onjuist moest zien en welks vrije manieren hem stuitten , gewoon als hij was aan de slaaf-sche onderwerping der Duitschers. Het zachte woord, waarmede Maria het hem soms duidelijk ; trachtte te maken, hield hij voor den schroom der zwakheid, voor de gebogen vreeze der vernederde Vorstendochter , en het overtuigde hem nooit. Daarbij , een vernuftig. een fijn. een goedhartig, een dapper jongeling mocht hij wezen ; — voor de overmoeilijke taak, die hem met Maria's hand werd opgelegd . was hij noch geboren, noch gevormd Hij zag eenzydig, hij zag valsch. Zijne staatkunde was eene linksche : hij richtte den blik op het kleine, op wat diclit bij hem was; —het groote , de gewichtige toekomst, ontging zijn oog Zoo had hij slechts onbesuisde muitzucht en stijfhoofdige zucht tot tegenspraak willen zien in die diepgewortelde toeneiging voor Frankrijk, in dien algemeenen onwil tegen den oorlog met dat gebuurland. Zoo had hij de waardige houding van een vrij volk. dat verbitterd was en gegriefd door de onvoorzichtigheden en de ongelukken van zijne laatst Vorsten, maar dat die Vorsten trouwe hield , ondanks verontwaardiging en rampen , — niet weten te scheiden van de woeste en banne-looze samenscholingen van een baldadig grauw, dat ten alle tijde oproer krijt om der plundering wille. Zoo was hij , met al zijn vernuft, niet


-ocr page 83-

EENE KROON VOOR KAREL DEN STOUTEN. 77

schrander genoeg om te begrijpen, dat Lode wijk XI de man niet was, dien hij zou kunnen verschalken ; zoo was hij slim genoeg. om eene krijgslist uit te denken en behendig genoeg, om die schielijk en ordelijk uit te voeren . maar niet om een groot algemeen plan van staatkunde of van oorlog op te vatten, te overzien , en al zijne handelingen. van de kleinste tot de grootste toe, daarnaar te wijzigen. Zeker , hij was dapper, en hij streed met oordeel , met geluk zelfs, maar de tijd der strijdbare Vorsten was met Karei reeds geëindigd; staatkunde begon reeds persoonlijken moed te vervangen, en Maria's Staten vooral hadden te zijner tijd meer wjjze voorzichtigheid noodig. dan bloedig krachtbetoon. De gebogen Frederik III zelf zou hier beter de plaats hebben vervuld . dan zijn trotsche, vurige zoon Wat Maximiliaan later gev/orden is , toen hij het Duitsche Keizerrijk heeft geregeerd , nevens al het jindere, wat hem op de schouders lag, beoordeelen wij nu niet; — de school der oudervinding en der jaren is eene krachtige en nutte ; maar zelfs dat hij den dubbelen adelaar in zijn wapen beeft gevoerd , bewijst een weinig tegen een hoogvliegend en sterksprekend talent * want, met enkele uitzonderingen, hebben de Keurvorsten altijd gezorgd . geen te uitstekend , geen te behendig meester boven zich te stellen. Of ze een' zoodanigen in Keizer Maximiliaan hebben gewacht of gevonden, is hier niet de vraag, daar wij den Aartshertog nu weer verdiept zien in dien vertrouwelijken en gemeenzamen kout, waarop het gesprek over de staatszaken de echtelingen als van zelve en bij wijze van vergoeding had teruggevoerd.

Maria, die, ondanks al haar lijden en al de zekerheid van het overwicht harer stoute burgers, nog genoeg Vorstinnenfierheid had behouden , voelde zich juist dan dubbel gewond, als haar gemaal zich daaronder moest bukken, en zoo ontviel haar nu eensklaps het bittere woord :

«Dat de zoon van Oostenrijk en de dochter van Bourgondië zóó moeten samen zijn , om met zulke woorden te raadplegen in zoodanigen nood! Wie had dat gespeld , toen wij samenstonden, hand in hand , voor het altaar, het fierste, het machtigste bruidspaar van de Christenwereld, en ik durf zeggen ook het gelukkigste?quot;

«Zoo was het, mijn l.efste lust! en wat al schoone hope en jolijselijk verschiet meende ik niet te zien, op zoo hoogen top van staat; bereikt hebbende het beste deel mijner aardsche wenschen ! Hoe ik benijd werd. en mijne groote fortuin geroemd door geheel de Christenheid! En hoe is dit al hu verkeerd in droeven wederspoed en verkleining van gezag ! Maar hoe ook het volk daarna woelde en morde , we hadden een' zaligen trouwdag, niet waar ? zonder glans of weidsche statelijkheid , die de Vorsten eer scheiut dan vereent ; een' trouwdag, niet anders, dan of wij kleine lieden waren geweest.quot;

»Een waar verbond van minne, zooals weinige Vorsten gebeuren mag!''

»IIoe het ongeduld mij perste u te zien, toen ik te Brussel was aangekomen ; hoe Mevrouw van York moeite had . mij eene wijle gezeten te houden aan het rijke en kostbare avondmaal, zoo sterk mij het hart trok u weder te zien, en hoe gij mij daarop verwelkomdet met heuschen mond en blij gelaat, en hoe de eerwaarde Bisschop ons de handen samenvoegde, en de edele Heeienvan Chimay en Gruthuze, trouwe vrienden zoo er waren . van bedrukte Vorsten , u als eererid Jers strekten en voortleidden ! Hoe Mijnheer van Kleef verschalkt was !'

»En dan de nobele kinderen van Geldre , die zoo jentig de waskaarsen droegen!quot; voegde Maria er bij met schitterende oogen , blozende bij de zoete herinnering en bij de zekerheid zijner liefde , die hem genoegen deed vinden in het oproepen van die beelden.

öEn toch, wat ik een arme bruidegom was!quot; begon nu weer Maximiliaan met zijn droevigen glimlach.

»En ik . hoe overgelukkig eene bruid Iquot; sprak zij , hem teeder aanziende «en hoe gezegend eene vrouw!quot;

»Wat gij eene schoone bruid waart, en een aanminnig vrouwken zijt gebleven riep hij, haar opnieuw met verrukking omhelzende: »Ja, wij hebben veel ramps en druks geleden deze vier jaren lang, maar God en onze lieve Vrouw schonken ons dien zegen , dat wij altijd troost vonden bij elkaar en voor alles.quot;

Zoo Maria ha l willen antwoorden. het werd haar verhinderd door een verward gerucht in de voorzaal, dat eenige stoornis dreigde. Ook hoorde men daarop de stem van Mevrouw d'Hamelin, die aankondigde, dat Heer Koen van der liosen. des Aartshertogs blijde Raadsheerzooals deze hofnar verzachtend genoemd werd, dringende haast had om te worden toegelaten.

»Wat mag het zijn?' vroegen de echtgenoo-ten elkander met blikken, terwijl zij den trouwen man tot zich riepen.

»Nobele Max !quot; riep Koen , terwijl hij de zilveren bellen van zijne narrenkap klinken liet, «en gij , edele Vrouwe! saluut en heil van uwe zonen van Oudenaarde, en in het geheel van al de Vlamingen en Brabanders samen ; ze vieren feest, dat bet tot Henegouwen klinken moet, en ze stoken zoo groote vreugdevuren, dat de ganzen in Artois er van braden kunnen.quot;

«Heiligen des Hemels! wat willen zij ?quot; riep Maria , verbleekend.

jgt;Spreek zonder omweg. Koen ! is er onraad ?'' vroeg Maximiliaan , e. zette zijnen helm op.

»Wat ze willen. Mevrouw? Zij willen madeliefjes planten tusschen de leliën, slechte tuinlieden als ze zijn , en ik kom vragen , of ik hen moet beduiden, dat beide in dezelfde aarde niet bloeien kunnen.quot;

»Mijn dochterken is verraden !'quot; gilde Maria.

»St.-Joris vertrooste mij ! wisten die van Gent dan den handel van Arras al zoo schielijk als wij zelve , vrome zot ?quot;


-ocr page 84-

EENE KUOONquot; VOOR KA.REL DENquot; STOUTEN.

78

»De poorters staan vroeger op dan de Heeren,quot; | antwoordde Koen, «en m jn Compeerken van ; Frankrijk is een burgerman, die gewoeld heeft ; met zijne consorten en daarmele geheuld, terwijl mijn gebiedende heere nog lag en sliep met de zijnen. Het was voor hem al dageraai, toen het , bij u nauwelijks schemerde.quot;

«Nogmaals door dien fij'naard verschalkt!quot; I stootte de Aartshertog uit, bleek van toorn en i zich de lip verbijtend.

ylk had het gevreesd,quot; hernam Maria droevig, j «Meen nu niet, dat gij macht zult hebben , het vervolg te weren. En wee mij , droeve, scboon tweemaal gelukkige moeder! nu ben ik der Hei-lige gelijk, wie, een wolf het eene kind roofde : en een leeuw het andere.quot;

»Houd ruste! met het zwaard in de hand zal ik ze u heroveren !' riep de Vorst, en had reeds : zijn wapen uit de schede getogen. »Geen vrede ! te Arras , geen schorsing zelfs! ik wil niet. dat de Gentenaars zich moeien in mijne zaken; ik wil de hand niet zijn, die uitvoert, wat zij be-1 sloten !quot;

»0! dan zal er bloed stroomen!quot; riep Maria, op de knieën nederzinkende, «weder bloed en altijd geweld . altijd onrecht, van welke zijde dan ook! Al het bloed, door mjn' Heer vader roekeloos gespild, komt terug op mijn hoofd ! Neen, Heer en gemaal! laat dat niet zijn . hinder gij dat voor het minst Ik had bij mijns Hertogs leven om het staatsbelang reeds geenquot; vader meer; daarna was ik droeve weeze, zonder voogd of schutse; nu sta ik hier, moeder zonder kinderen; laat mij ten leste geene vrouw worden zonder man! God weet, wat om nog zou kunnen scheiden; daarom blijf gij met mij, en ik zal achten niets verloren te hebben.quot;

Maximiliaan hief haar op, en kuste haar op het voorhoofd; diep geroerd verzuchtte hij : «Sta mij nu bij te dezer ure met goeden raad. Wat vang ik aan ? Deze te voldoen , mijne eere te reiden, de Gentscnen te vernederen , hoe kieze ik hier het beste ?quot;

»Als vroeder lieden hoofden draaien, moet de wijsheid wel herberg zoeken onder de kap van

een' zot quot; sprak Koen. zonder aarzelen, met een' j vrijen en vasten blik op zijn' Heer. «En zoo i volg wal zij mij toefluistert, gevader Max ! Ont- j houd dien goeden mannen den vrede niet, waarop zij zich gespitst hebben; geef liever, dan dat gij moet laten nemen , en zoo de conditie u niet lijkt, waarop peetoom Lodewijk n de hand toereikt, neem dan den tijd tot bondgenoot Daar Mevrouw de Beaujeu i) geen minnekind begeert, zullen wij onze Oostenrijksche paarle nog langen tijd in de schulp houden. En wie weet, of Fran-Qoisen en Gentenaren te dien dage zoo luid zullen schreeuwen als nu !quot;

De raad van den Hofnar werd gevolgd , misschien minder, omdat het eene goede was , als wel omdat hij des Aartshertogs eigen besluit herhaalde. Brabant en Vlaanderen waren voor het eerst met hunnen Vorst eenstemmig, en deze zag daarop zooveel rust en goedwiligheid om zich henen . dat hij tijd en lust vond , om de gaping , in de ridderschap der Vliesorde ontstaan , plechtiglijk met waardige led^n aan te vullen. En Maria, — over het lot h^rer dochter vooreerst gerustgesteld, omdat geene der partijen met het uitvoeren van het verdrag voortgang maakte , Maria had weer moed en vroolijkheid, om het feest en tornooi bij te wonen, dat te dier gelegenheid in 's-Hertogenbosch werd ge-hou len.

En toch is Margaretha van Oostenrijk negen jaar later als gehuwde bruid van den Dauphin Karei bekend geweest, maar hare moeder beleefde niet den treurigen dag, dat de Jonkvrouw, tegen des vaders wil. door Willem Rijm en Jacques Coppennole naar Frankrijk werd heengevoerd; reeds in 1482 zag Maximiüiaan de jeugdige aan zijne trouwe ontvallen. Maar hoe kort ook van duur, hun huwelijksleven, waarvan wij een klein tafereel gaven , was een zeldzaam voorbeeld geweest van een' gelukkigen Vorstenecht, waaraan de Aartshertog, zelfs toen hij reeds Keizer was , nooit meer kon denken, dan tot tranen toe geroerd.

1) De ilochter van Lodewijk XI. die veel invloed had.


-ocr page 85-

ALMAGRO.

-ocr page 86-
-ocr page 87-

i.

AUIAGRO.

De oiwiih.iai is ecu slil, zicli iloor bi jten viistlicchlend en voorl/iii{jen(l insect; de ware egoist zon de geheele wereld in eenen kon/.eniijeniolen knniien m;deii , en 'I al om zijn {jeziclit of zijn kamizool rood le verven.

JEAN PAÜI..

LADY MARIA JEVERLE5S AAN DE HERTOGIN VAN C.

Eene vrouw , die moeder is eener achttienjarige dochter en nog, daarenboven, Lord Jeverless tot echtgenoot heeft, moet vaak genoegens en begeerten aan hare berekeningen opofferen.

De season is reeds aangevangen ; alles ijlt naar Londen; twee luisterrijke assemblees zijn er reeds gegeven ; entreekaartjes , voor de eerstkomende raouts , liggen vóór mij op mijne schrijftafel, en toch vertoef ik nog met mijne Annj, die beter : danst dan menige eerste danseuse van de opera, wier élégante taille in onze coterie haars gelijken niet vindt, hier. op Chnmmore-Castle , bij den ouden St.-Really, die altijd buiten woont, sinds hij zijn prachtig hotel in de hoofdstad , tot zijns zoons meerderjarigheid, aan Sir William R verhuurde.

Hij leeft daar echter niet eenzaam ; zijne oud-vaderlijke gastvrijheid en goed humeur maken, dat hij zijn ruim kasteel bijna altijd opgevuld ziet met gasten, die er komen , om onder de vrienden van den aanzienlijken Lord geteld te worden , of, omdat zij smaak vinden in hem zeiven . of in degenen, die men er aantreft. Thans echter, nu de fashion naar de stad trekt, zoude het hier spoedig ledig geworden zijn , zoo niet onze gastheer aan een gedeelte van zijn gezelschap had voorgesteld, om te blijven tot den dag, waarop zijn zoon meerderjarig wordt, daar hij dien met eenigen

luister wenscht te vieren. Eenparig werd er besloten , niet te vertrekken: mijn gemaal echter uitgezonderd: hij , die zich hier niet vermaakte. niet inziende , dat hij ergens noodig kan zijn , waar hij zich niet vermaakt, verliet ons, en aan mij alleen bleef het dus opgedragen, om een sinds lang ontworpen huwelijksplan voor mijne dochter tot stand te brengen. Ziedaar de oorzaak mijner afwezigheid van Londen, in eenen tijd, die zeker door hen, die mij geen goed hart toedragen, gebruikt zal worden, om de ontwerpen, welke hun eigenbelang medebrengt, voor te staan. Doch van dit alles thans niets; liever maak ik het u duidelijk, waarom ik u schrijf.

Ik heb eene verbintenis op het oog tusschen mijne Anny en den jongen erfgenaam van Chnmmore-Castle , Jjord Stephan , die zich thans, om eenige geschillen over zijns vaders bezittingen in Schotland, en wel bij u te Edinhurg bevindt.

Men verwacht hem spoedig hier; doch op dit tijdstip zoude zijne tegenwoordigheid mijne plannen tegenwerken. De voortgang zijner zaken hangt af van uwen gemaal, tot wien hij zich zeker wenden zal; haal dezen dus over , om hem zoovele zwarigheden in den weg te stellen, dat hij den langst mogelijken tijd daar vertoeve; doe dit, Jeany! gij zult u toch deze moeite wel willen geven voor de vriendin, die uwen echtgenoot verzekeren kan , dat gij den Minister A. nooit gekendquot; hebt. Ik vermoed in Stephan eene sinds lang gekoesterde liefde voor zijne nicht Editha, den oogappel van den ouden Stë.-Really. Hoe zij over den Lord denkt, weet ik niet: maar zij zoude, in ieder geval, dwaas handelen, met zijne hand niet aan te nemen , zoo hij haar die aanbood; en wat werd er dan van mijn ontwerp? Het toeval is mij aanvankelijk te hulp gekomen. Een jeugdige Fransche Markies, die den ouden Heer voor eenige dagen het leven redde, bevindt zich hier, en geniet al de voorrechten eens bloedverwants. Ik heb dien jonkman nog niet kun-


II.

0

-ocr page 88-

82

nen doorgronden : zijn voorkomen is belangwekkend, ernstig , zwaarmoedig zelfs : ofschoon klein en slank , is zijne houding fier en gebiedend ; zijne kleeding, zijne manieren, zyn blanketsel kenmerken den overdreven' modezot; hy is coquet op zijne handen, als eene jonge vrouw, die piano speelt, en toch merk ik somtijds sporen van gezond verstand, van juist oordeel, van geestkracht bij hem op, enkele malen aan eenen zweem van woestheid gepaard, die men bij den gewonen modeslaaf niet vindt. Bij mij staat het vast: hij is niet i ical hij schijnt; maar is hij beter, of slechter dan hij zich voordoet ? Nog kan ik zulks niet beslissen ; ook vraag ik weinig daarnaar ; maar daarentegen komen mij uitnemend te stade zijn mij niet ontglipte hartstocht voor Editha, St.-Really's ingenomenheid met hem , en de onverholen genegenheid van het meisje , dat, even romanesk als dweepachtig , zich met hare geheele ziel hecht aan den zonderling, dien ik geneigd zoude zijn oenen avontuurlijken jongeling te noemen , indien zijn rang en fortuin niet voldoende bekend waren. — Houdt gij dus slechts Stephan voor alsnog terug , dan vindt hij bij zijne wederkomst een ander met zijne nicht verloofd, en mijne Anny gereed, den teleurgestelde te troosten, met al de eigenaardige deelneming der onschuld. ..! Wat dunkt u , volgt hieruit niet, dat Jeu er less en het naburige Chummore-Castle, door den tijd, denzelfden gebieder zullen toebehooren ?

Ik wensch echter , dat deze zaak spoedig haar beslag krijge , want voor langen tijd kan ik mij niet van Londen verwijderd houden; gij weet, de vermaken zoek ik daar juist niet, om mij te vermaken; maar ik beschouw ze als middelen , om voorgestelde bedoelingen te bereiken, en zulke middelen, moet men nooit verzuimen.

Gy zijt misschien nieuwsgierig, om te weten , hoe ons gezelschap hier is te zamen gesteld. Behalve de oude Lord. onze gastheer , wien niets kenmerkt, dan zijne opgeruimde welwillendheid , zijne nicht en de Fransche Markies Xavère Des-méranges , van wien ik u hierboven sprak , bevinden er zich nog twee Dames : Lady Louise A. (de tante van uwen Minister) en Miss Belmore : beiden beteekenen niet veel; doch het mannelijk personeel is des te beter bezet: wij hebben hier een' der Lords van de Admiraliteit, Glossonby , die zoo goed weet te vertellen; den eerwaardigen Doctor W., schrander Godgeleerde, beschaafd en gezellig mensch; voorts de Squire Charles , een jong Kapitein, en een paar onbeduidende dandie's , die niet weinig verlegen zijn met hunne contenance tegenover Xavère , welke hen' soms door zijne onovertrefbare verfijning en tact, tot wanhoop brengt. Kunnen zij hem reeds daarin niet volgen, verbeeld u dan, hoe zij hem aangapen , als zijn scherpe geest, in stoute vlucht, zich boven alles verheft, en hij zijne denkbeelden ©nder woorden brengt, die men poëzij zoude kunnen noemen. Gij begrijpt, hoe ik mij hiermede vermaak , vooral, wanneer ik zie, hoe Editha den jongeling met hooge bewondering aanstaart, en

-Really geheel oog en oor is, om op te vangen, wat hij wel niet begrijpt , doch hem ongevoelig wegsleept.

Thans vaarwel, Jeany, ik heb meer geschreven, dan ik mij had voorgesteld; meer, wellicht, dan u amuseeren kan. Sla daarom vrij over , wat u in mijne letteren onbelangrijk voorkomt, behalve mijne bede omtrent Lord Stephan; gij bewijst hiermede een dienst aan iemand, die zelfs, na genotene weldaden, zich gaarne dankbaar betoont.

Nog iets: uwe zuster Sarah schrijft wel eens aan mijne dochter, de laatste moet volstrekt onkundig blijven van mijn ontwerp, het te kennen zoude haar een air gauche geven , en juist die naieve losheid benemen, waarmede ik manoeuvreeren wil; Sarah wete dus niets !

Zeg alles , wat aangenaam is aan uwen echtgenoot van

Uwe MARIA.

De inzage van dezen brief stelt ons in staat , om met eenige kennis van deszelfs tijdelijke bewoners, en de betrekking, waarin zij tot elkander staan , Chummore-Castte binnen te treden. Wij vinden daar al de door Lady Jeverless opgenoemde personen in de ruime gezelschapszaal rondom de theetafel bijeen, eenige dagen na het afzenden van gemelde letteren.

Lady Editha schenkt de thee, met die ongemaakte bevalligheid , welke in hare geringste bewegingen doorstraalt. Bij den eersten oogopslag zal niemand haar schoon noemen, vooral dan niet, wanneer men haar vergelijkt met de schitterende Anny, die aan hare zijde zit; maar er ligt, bij eene meer opzettelijke beschouwing van dat liefelijk gelaat , eene mengeling van zachtheid en diep gevoel, iets zoo onwederstaanbaar roerends over hetzelve verspreid , dat men zelfs te midden van volmaakt regelmatige schoonheden, den blik telkens weêr tot haar zoude wenden, evenals iemand , die , lang op flikkerend vuurwerk gestaard hebbende . met smachtend verlangen het oog naar verfrisschend groen richt. Hare gestalte is siank en rijzig : doch haar eenigszins gebogen hals , op welks «blauw geaderde sneeuwquot; de rijke bruine lokken bij iedere beweging van het hoofd , heen en weder spelen, ontneemt aan hare houding die stijfheid, welke in de sierlijke trotsche gestalte vaak tegenstaat. Na haar valt ons al dadelijk de gastheer zelf in het oog ; zijn vergenoegd gelaat, waarop minzaamheid en goedheid uitblinken , draagt de duidelijkste blijken, hoe hij, met zich zei ven en anderen tevreden, niets beiiamt of wenscht, dan vrede en vreugde rondom zich te zien heerschen. Zijne kleine ronde oogen zijn noch de weerkaatsende spiegels van zielskracht, noch van scherp vernuft, en men leest in iederen weinig beteekenende trek van zijn ka^m en helder gelaat: «deze was de gunsteling der fortuin ; geen hartstocht belette hem, hare gaven rustig te genieten, en geen haat of eerzucht verstoorde ooit zijnen zielsvrede.quot; Niet alzoo schjjnt het met


-ocr page 89-

83

den jongen man. die , aan zijne zijde staande ,

; half zijne aandacht leent ann het gesprek der Heeren, en te gel ijker tijd aan de eene of ande-! re der Dames kleine diensten bewijst, of aardig-i heden zegt, die door geene harer geheel met j onverschilligheid worden aangehoord. Hij maakt ; geen gebruik \an den voor hem geplaatsten stoel,

i waarschijnlijk om aan de kwikzilverachtige beweegbaarheid van zijnen landaard ruimeren teugel te kunnen vieren : want hij is de jeugdige Fransche pctit-maitre , de Markies Xavère Des-méranges. Nooit had een meer uitdrukvol en toch zich zei ven tegensprekend voorkomen de belangstellende blikken der vrouwen uitgelokt. Geen man zelfs kon dezen man onopgemerkt voorbij zien , hoezeer men weldra de meeste hunner zich ,

uit onwil of minachting, ziet afwenden van dien persoon, tot wien zij zich eerst aangetrokken gevoelden : zulk een ongemeen stuitende verwijfdheid paart hij met de geestkracht en de zulk eene vurige begroeting ?'* vroeg/v«f/lt;/Jeverless. doordringende schranderheid, die uit zyne ziel- «Almagro en zijne bende , Mevrouw!quot;

volle blauwe oogen schitteren, en die uit eiken ))Die kruistocht zal ten minste niet wederrech-

trek van zijn gelaat spreken. Dat gelaat is merk- telijk zijnmerkte de eerwaarde Doctor W. aan ;

waardig, door de zonderlinge vereeniging van »de nieuwspapieren zijn van tijd tot tijd opge-

stoutheid en bijna vrouwelijke zachtheid, door de vuld met berichten van vreedzame koopvaardij-

onmiskenbare sporen van onstuimige hartstochten, schepen , door die lieden aangerand, en men

aan de zorgelooste ongedwongenheid van manie- gruwt van de ongehoorde wreedheden, welke het

ren vereenigd. Er moet toch in dien scherpen ongelukkige scheepsvolk door hen wordt aange-

satirieken glimlach , waarmede hij soms een ant- daan.quot;

woord geeft, of vermijdt, meer liggen, dan ge- , «Enkel verdichtsels, praatjes!quot; mompelde/.ojv/

' woon Fransch vernuft ; ja, die glimlach schijnt , Glossonby ; doch de Doctor vervolgde :

! vaak een pijnlijk verloochenen van diep inwendig »Het is dezen man niet genoeg, den geheelen

lijden. Zóó nauwlettend had echter , tot hiertoe, 1 Atlantischen Oceaan tot het tooneel zijner ver-

niemand der aanwezigen den jonkman gadegesla- metele daden te kiezen : ook rondom onze kust,

gen. De mannen . beurtelings betooverd door de ja bijna gelijktijdig op verschillende plaatsen der-

; fijne wijsgeerige of letterkundige aanmerkingen , zelve, voert hij ze uit, zoodat men zelfs in ver-

: welke hij zich ontvallen laat, als parels, wier zoeking komt, om te gelooven, dat er twee,

waarde hij zelfs niet scheen te kennen , en dan drie Almagro's rondzwerven. — Op dien tocht

weder terug geschrikt door zijne spotachtige krijgt gij mijnen besten zegen mede, dappere

kleingeestigheid, houden hem bij afwisseling voor Charles !quot;

eene mannelijke Armida, of een onverklaar- »En den mijnen sprak 5-7.-Really; «ik haat

bare modezot. wien het behaagt, den zonderlinge niets zoozeer als hen , die in vollen vrede ande-

' te spelen. De vrouwen zien, naar zijne luim 1 ren de ellenden des oorlogs op den hals halen.quot;

i het medebrengt, óf in hem het origineel van «Gij haat uwe eigene natie ?quot; vroeg de Mar-

1 Schiller's Fiesko, óf dat van het laatste mode- ' kies met ironie en verviel opnieuw in het gepeins

plaatje. De Hertogin van Jeverless, die hare terug, waarin hij , sedert den aanvang van dit

kleine, diepliggende oogen bespiedend nu eens / gesprek , verzonken was.

op den Markies . dan weêr op Editha laat rusten. De oude Lord schudde , verlegen lachend ,

schijnt een warm aandeel te nemen in de ge- ! het hoofd.

sprekken , welke , door dezen of genen der aan- ' «Maar wanneer men dien vreeselijken man ge-

wezigen , geregeld worden voortgezet, of met vangen neemt, wat zal er dan van hem worden T'

korte volzinnen afgebroken gevoerd. Luisteren ! merkte de onnoozele Miss Belmore aan.

ook wij eene wijl daarnaar mijne Lezers! 1 «Men zal hem ophangen.quot; was het antwoord

«Neen, in vollen ernst, Xavère!quot; zeide Sir | van den jongen Kapitein.

Charles, een aangevangen onderhoud met den i «Wien geldt dit uw ophangen,quot; riep toen Des-

Markies voortzettende, «men is hem nu op het méranges met eene stem , die zóó forsch en fier

spoor: de Mommg-post zegt het ten minste!*' klonk, dat Charles onthutst drie schreden te-

«Werkelijk!quot; antwoordde deze met een flauw rugtrad; op dit oogenblik trok zijn gelaat zich

glimlachje ^ «men zal zich dus wel spoedig tegen | krampachtig te zamen, zijne schoone oogen scho-

hem uitrusten ?quot; ten vlammen , en door den lichten blos van

))Niet zoo terstond ; men heeft nog geen zeker- kunstrood heen, waaronder gewoonlijk zijne bleek-

j heid genoeg, werwaarts men zich wenden zal: heid verborgen ligt. werd het karmozijn des

; er is reeds zoo menige goede kiel bij die avon- ' toorns zichtbaar.

tuurlijke tochten verloren gegaan , dat het Gouvernement thans zeker omzichtiger zal zijn, dan voorheen , toen men meende , dat een goed bemand fregat meer dan voldoende was , om dien ongeoorloofden zeeheld op ééns de neerlaag te geven : vele verliezen hebben het van dien waan teruggebracht.quot;

«Werdt gij nimmer tegen hem uitgezonden ?quot; vroeg hem de gastheer.

«Neen , Mylorci! maar daar ik op dit oogenblik buiten dienst ben , en er met den vrede zoo weinig te doen valt, zal ik er stellig mijn werk van maken. om ten minste thans in aanmerking te komen ; en al vertrouwt men mij slechts het kommando van het kleinste korvet, dan wil ik toch eens het genoegen hebben, met dien zooveel gerucht makenden man en zijne jongens eene kaatspartij te spelen. waarbij gloeiende kogels de ballen zullen zijn.quot; «Wien bedreigt gij toch met

-ocr page 90-

ALMA.GRO.

den Hemel. Markies!quot; hernam kort hier-. op Chayles , »waaraan dacht gij dan toch eigenlijk , toen gij ons dien uitroep toevoerdet ?quot;

»Aan de ravenzwarte haren van Miss Annyi hernam Xavère , terwijl hij zijne fijne zijdeachtige blonde lokken met kennelijk zelfbehagen wegschoof, en zijn geheel wezen weder die uitdrukking van zachtheid en leidzame weerloosheid aannam, die hetzelve gewoonlijk kenmerkte. »En,quot; vervolgde hij, terwijl zijne stem weder dien liefelijk welluidenden toon gaf, die zoo geheel voor i hem inneemt, »ik betreur het, dat ook zij niet ! beter partij weet te trekken van eene zoo rijke I gaaf der Natuur.quot;

«Op welke .wijze beter dan nu ?quot; vroeg Lady Jeverless , terwijl Anny hare zwarte oogen uit-vorschend naar den spreker wendde.

)jZie de golvende lokken van Lady Editha, hoe ' zij daar op dat vlekkeloos albast met zinbetooverend 1 gewiegel heendansen, als donkere elfen in het ' zachte maanlicht; hoe schoon ! Hoe geheel be-; antwoordt dit kapsel aan het rechte doel der Natuur, die wilde, dat zij in sierlijke kronke-i lingen zoude nedervallen: dit alleen is de hoog-i ste volmaking der kunst, want zij vereenigt het naïeve der oorspronkelijke vorming met het bijge-■ voegde sieraad der uitvinding.quot;

»Ik wist waarlijk niet, dat er zoo diepe zin lag in mijne wijze van het haar te dragen ,quot; viel Editha , hoog blozend, hem in de rede. ))Gij, overige Dames!quot; ging Xavère voort met I eenen ernst, die sommige Heeren deed schateren van lachen , «gij geeft uwe lokken daarentegen eene geheel tegennatuurlijke richting; met macht van sterke koordjes ontwent gij ze iedere golving , stelt ze in de onmogelijkheid, om haren rijkdom ten toon te spreiden, en doet hare éénige fraaiheid bestaan in die stijve netheid, welke volstrekt met de wetten van het ware schoon strijdt, en dat alles, omdat sommige Parjjsche toongeefsters het in den zin kregen, den wansmaak der Chineezen na te volgen (i). Waarom koos men zich niet liever de Hottentotsche schoonheden ten | voorbeeld ? die ten minste dragen het haar nog I in bevallige vlechten over schouders en rug.'1«Zonderling , hoogst zonderling !quot; spraken eenige Heeren , toen de Markies, na dit gezegd te hebben , snel een geëmailleerd gouden doosje uit zijn zak haalde, en daaruit eene pastille nam en die behendig deed ontgloeien aan het aetherlamp-je, dat onder de bouloir brandde, terwijl hy er, tot de Dames gewend, bijvoegde : »het zijn echte Turk-sche, waarschijnlijk voor schoone odalisken vervaardigd : laat dit hier branden als een verzoenend reukoffer voor de vrijheid , die ik nam, met in eene voorbijgaande luim eene mode af te keuren , die ook door u werd aangenomen.quot;

»Mocht gij een stamelaar worden, verwijfde Franschman!quot; riep een der dandy's half luid.

De Markies hoorde dit, doch boog zich slechts, met zijnen gewonen glimlach.

«Maar zeg ons dan toch, wat soort van mensch gij eigenlijk zijt, Desméranges ?quot; dus ving de eerwaarde Doctor W. aan. «Terwijl wij in allen ernst met u redeneeren over berichten uit onze nieuwspapieren , vervalt gij in een gepeins, waaruit gij niet ontwaakt , dan om bij een onverschillig woord , dat op u geene de minste betrekking had , vuur te vatten, en eene houding aan te nemen, als een acteur, die den verbolgen' Krijgsgod voorstelt; en eer men nog van zijne verwondering bekomen is , eer men u beduiden kan, wat men bedoelde , heft gij eene half ironische , half philosophische bespiegeling aan over de haarlokken der vrouwen . . . .quot;

«En wat het sterkste is,quot; zeide Sir Charles, «hij berispt het in haar , dat zij de mode volgen ; en ik houd mij overtuigd, dat geene van haar er eene zoo ernstige studie van maakt, als hij zelf, en ik geloof vast, dat geene Dame zoolang voor den spiegel bezig is , als de Markies.quot;

«Niet zonder reden : het is niet ieder gegeven , den das te kunnen omdoen , volgens alle regelen van het volmaakte code van den Baron de l'Em-pesé ; maar hij , die de geschiktheid tot het bereiken dier hooge volkomenheid in zich gevoelt, moet tijd noch moeite sparen, om die te bereiken. Maar, d-propos! van dassen, nu herinner ik mij, Charles ! waarom het mij , bij uw onhoffelijk ophangen , zoo angstig werd : mijne verbeeldingskracht stelde mij op ééns in de plaats van zulk eenen patiënt, en het denkbeeld alleen van eenen hennepen strop te verwisselen met de cravale d la Byron, of den col Oudinot; het verschrikkelijk wanstaltige van een blauw aangezicht deed mij huiveren , en in u meende ik reeds op mij zei ven den uitvoerder te zien van zulk eenen ondichterlijken dood, toen ik mij , door de uitroepingen van de omringenden, tot de gelukkige wezenlijkheid zag teruggebracht. Is u deze inlichting voldoende ?quot; ging hij voort, terwijl hij hem zijne fraaie , blanke, van schitterende ringen voorziene hand toestak. De Engelsch-man gaf hem de zijne.

«Uwe hand is pijnlijk ruw, gij gebruikt zeker niet Rowlands Kalydor, noch de cosmétiquc pdte d' amande van Mayer.quot;

«Loop naar den duivel, armzalige weekeling!quot; bromde de Kapitein tusgchen de tanden, en begaf zich naar eenen anderen kant der zaal. Xavère glimlachte opnieuw als iemand, die met zich zeiven tevreden is , en wendde zich weder tot de Dames.

«Schoone Editha! welken dood zoudt gij voor mij kiezen, indien ik jong moest sterven ?quot;

«Gij .... ster .... ven,quot; stamelde het meisje met verbleekte lippen, en zat daar roerloos , als gebeeldhouwd marmer.

«Den dood der hopelooze liefde heeft men u zeker niet toegedacht,quot; merkte Lady Jeverless, op Editha's ontroering doelende, spottend aan.

«De meest poëtische, dien ik kensprak Anny: «is het sterven voor eene geliefde.quot;


1

Men denke hier aan de kapsels a la Chinoisc, onder jongo meisjes «lestijtls veel in zwang.

-ocr page 91-

VGRO. 85

ALM.

))Ja , bij God! die dood is schoon! o ware die mij voorbehouden !quot; zuchtte de Markies , en liet daarop terstond volgen :

»Editha! ii? heb soms grillige invallen, niet waar ? Vergeeft gij mij een dwaas woord, dat u schrik aanjoeg ?''

De jonkvrouw had zich inmiddels hersteld ; stilzwijgend reikte zij den jongeling de hand : zij had meer gezegd , dan deze had durven hopen.

Toen zag de Hertogin met zegepralende blikken op hare Anny neder.

S/.-Eeally , wien deze afgebrokene gesprekken begonnen te vermoeien, daar hij ze noch begreep, noch er smaak in vond, deed nu het voorstel, om te spelen. Dit werd algemeen goedgevonden. De kleine verwarring , die er ontstond, toen de speeltafels geplaatst werden, nam de Markies te baat, om onbemerkt de zaal te verlaten. Nauwelijks had hij een afgelegen kabinet bereikt, dat slechts spaarzaam verlicht was , of hij zonk op 1 den eerstbijstaanden armstoel neder, in dien staat van uitputting en matheid, welke op eene te sterke spanning van lichaams- of geestvermogens volgt, en barstte los in den luiden klaagtoon der wanhoop:

»Vanhier moet ik, weg, verre weg vanhier ; de rol, die ik hier te spelen heb. voert tot razernij : dat eeuwig afleiden van eiken argwaan ; dat geweldig bedwingen van eiken hartstocht, is mij eene namelooze foltering ; het walgt mij de nar te zijn van wezens, die ik, door het enkel noemen van mijnen naam , als popel twijgen kon doen sidderen. Wee mij! mijne lichaamskracht te moeten verbergen onder de mom der lafste bloohartigheid ging hij na eene pauze voort, knarste op de tanden , balde de vuisten . die werktuiglijk iets zochten te verpletteren, en akelig verwrongen zich zijne gelaatstrekken; «dit leven is doodstrijd, deze schijnkalmte is hel! Voort dan vanhier, voort, naar den ruimen oceaan, waar geest en lichaam zich vrij gevoelen , waar elke hartstocht uit bruisen, elke stoute opwelling zich lucht geven mag: voort ! naar hen, die zonder mij zijn, wat het lichaam is zonder den

: arm , de ziel, zonder hare rede, maar.....

1 Editha verlaten, haar, de engel, die mij bemint, die het mij zegt met die blikken vol onschuld , (hier werd zijne stem weemoedig , en tranen stroomden over zijn gelaat), den moed der zelfbeheer-sching niet te hebben voor haar, om haar bijzijn te genieten : neen , neen , Editha! voor u is mij elke verloochening spel; zoolang mijn verstand nog twee denkbeelden aanéén kan schakelen , wil ik u beminnen en hier blijven.quot; Bij de laatste volzinnen was hij kalmer geworden ; met vastheid stond hij op , wischte zich het laatste spoor der smarte weg, trad voor eenen spiegel, leidde versch rood op, en met een' glimlach op de lippen kwam hij weder in de zaal, waar hij zich met de anderen aan de kansen van winst en verlies op eene wijze overgaf, die niets \an zynen gemoedsstrijd verraadde.

II.

Adieu, |gt;luisaiit pays de France! O — ma pa trie,

La plus chërie,

Qui a nourri ma jeune etifance.

MARIE STUAUT.

Mijne lezers zullen mij zeker dank weten , dat ik hun bekend make met de vroegere betrekkingen van eeni^re der ingevoerde personen. Lord St.- ' ; Really's levensbaan was tot hiertoe te effen ge- ' weest. om er iets belangrijks van te kunnen zeg- j gen. Zijn zoon Stephan, de éénige, doch late ! spruit uit een gelukkig huwelijk, vergoedde hem ; het gemis zijner gade, toen deze hem ontviel, j Miss Cecilia, zijne zuster, Editha's moeder, i was de éénige doorn op zijn pad geweest. Zich j voegende naar den wil harer ouders , had zij een j aanzienlijk Schotsch edelman hare hand geschon- i ; ken , met terughouding /an haar hart. De on- | bedachtzame gemaal voerde haar kort na hun i huwelijk naar Parijs , waar de schoone Eng^lsche , j door geene achting voor den onbeminden echtge- j noot teruggehouden, aan het dartele Hof van | Napoleon meer naam maakte , dan der eerbare , vrouw betaamt. Ook had er een jaar na de ge- | boorte hunner dochter tusschen de beide echtge-nooten een tooneel plaats, waarvan eene opzienbarende scheiding het gevolg was. Met eene kleine jaarwedde, het overschot van haar verspild vermogen, zag zich Lady Conmore genoodzaakt , in eene kleine landstad eene schuilplaats te zoeken tegen den bitteren spot harer vorige kennissen , en de schande , die hare misstappen aankleefde , het hart overkropt van wroeging, en den ouderend wang vloekende , die de eerste aanleiding tot haar jammer geweest was. De be- 1 leedigde, doch zelf medeschuldige gemaal, liet nimmer iets van zich hooren , en slechts bij gerucht vernam Mylady , dat hij dienst genomen had bij het keizerlijk leger, en tot den staf behoorde. Op haar tiende jaar plaatste hij Editha, door tusschenkomst van de Markiezin Desméran- 1 ges, welke hij aan het Hof had leeren kennen, op het instituut van Madame Campan .; dit was het éénige, wat de vader ooit voor zijn kind deed. De moeder stemde gaarne toe in die scheiding van Editha: zij vreesde voor de toenemende ontwikkeling van het meisje, dat voorzeker vragen zoude doen, die zij immer onbeantwoord moest laten , of die haar eenen schaamteblos zouden aanjagen ; welk eene smart voor eene moeder , te moeten terugbeven voor de verstandsontwikkeling van haar kind! Ziedaar de vreeselijkste straf voor geschonden huwelijkstrouw!

Het kasteel Desméranr/es h»g niet ver van het pensionnat, en de goedhartige Markiezin bezocht Editha somwijlen. Zij had zelve geene kinderen en het zachte , aanvallige meisje , eene weeze , ofschoon in het bezit harer beide ouderen, werd spoedig hare lieveling. Zij nam haar met zich, zoo dikwijls de regelen van het instituut zulks |


-ocr page 92-

86

veroorloofden: zoo werd Editha de speelgenoote | van Xavère , den jongsten voorzoon van den Mar- i kies , die slechts twee jaren ouder was dan zy. De wilde vroolijke knaap wist zich geheel naaiden zachten aard van het meisje te schikken : ' het was opmerkelijk om te zien , hoe hij, bij hare aankomst, zijne woeste spelen verliet, kegels of fleuret wegwierp, om met haar te teekenen, kleine schikkingen in den tuin te maken , of de bewoners der volière te voederen. Somtijds ook zetteden zij zich op een grasperk neder , en dan vertelde de knaap geschiedenissen, meestal on-zamenhangende voortbrengsels van zijne wilde verbeeldingskracht; doch dan rustten de oogen van het meisje met angstvolle nieuwsgierigheid op den vurigen verhaler ; zij wilde niet, dat hij eindigen zoude , en was toch niet gerust vóór hij ophield. Was die genoeglijke tijd weder voorbij-gesneld , en maakte zich de verveling van Editha meester. hetzij op haar dorloir of in de schooluren, dan behoefde zij zich slechts den schoo-nen knaap met zijne vreeselijke vertelsels te her inneren , om zich niet meer te vervelen. Na drie jaren stierf hare moeder ; Lord S/.-Eeally, wiens gade toen mede reeds overleden was , der liefde gedachtig , die hij zijne ongelukkige zuster immer had blijven toedragen , wilde zich nu haar kind aantrekken. Lord Conmore stond hem zijn verzoek , om het meisje als zijne dochter aan te nemen, gereedelijk toe ; en zoo werd Editha door een' vertrouwd persoon van het instituut afgehaald , en op Chummore Castle tot haren oom gevoerd.

Het scheiden van de goede Markiezin , en vooral van Xavère , viel het zich meer en meer ontwikkelende meisje smartelijk. ))Eens zal ik u ze ker wederzien , Editha!quot; zeide de vijftienjarige knaap, toen zij elkander schreiend vaarwel kusten ; en het meisje glimlachte tusschen hare tranen.

T)e goedhartige oom deed al wat in zijne macht i was , om zijne schoone nicht het verblijf bij hem aangenaam te maken ; hij voorkwam hare wen-schen, ja zij werd zóózeer zijne lieveling, dat hij vaak haar toestond , wat hij zijnen zoon weigerde ; het kon dus ook wel niet anders, of zij moest langzamerhand hare betrekkingen in Frankrijk ■ vergeten, hoezeer de herinnering aan Xavère 1 het langste levendig bleef; toen zij echter in den ! jongeren, maar reeds vroegtijdig ontwikkelden Ste-| phan eenen meer bedaarden en even onvermoei-den speelmakker vond ; toen hij haar , met onuit-; puttelijk geduld, de moeielijke klanken van zijne i moedertaal leerde uitspreken ; toen verflauwde j ook die herinnering al meer en meer, en het i was dus niet vreemd , dat de jonkvrouw in den 1 Franschen vreemdeling, die zich tien jaren darr-1 na als Markies Desméranges aan haren oom liet voorstellen, den knaap Xavère niet meer herkende. Spoedig zoude echter de oude vertrouwelijkheid tusschen hen herleefd zijn ; want Editha hing weldra meer dan vroeger , met gevoelvolle dwepende blikken, aan den hoogst bevalligen jongeling ; maar de Markies zelf, ofschoon zichtbaar naar hare genegenheid strevende, en die door het gedenken der vroegere dagen opwekkende , scheen de gelegenheid tot verklaring zijner gevoe- ! lens eerder te ontwijken , dan te zoeken, en met onrustbarenden weemoed of somberen onwil stiet hij dikwijls de gulle volkomendheid van het meisje terug. De graaf SY.-Really had den jongeling, . die met eenen aanbevelingsbrief van eenen onbekenden bankier tot hem gekomen was , met zijne gewone gastvrijheid ontvangen; maar bij het vernemen , dat het diezelfde Xavère was, van wien zijne nicht vroeger zoo gaarne sprak , dat zijne reis naar Engeland ook voornamelijk ten doel had , de Engelsche speelgenoote weder te zien, had hij huis en hart beiden voor hem geopend , en stelde zich niet tevreden, voordat de Markies hem beloofde , ten minste tot de terug- ^ komst van zijnen zoon, bij hem te vertoeven.

Een zonderling voorval gaf Xavère nog nadere rechten op diens welwillendheid. .9/.-Really was ' een dier hechte grijsaards , welke zich nog zoo i gaarne veel op hunne lichaamskracht laten voorstaan. De vossenjacht was eene zijner geliefkoosde uitspanningen gebleven, hoezeer men weet, ; dat deze de jagers en het gejaagde evenzeer ver- i moeit. De oude Heer had , op eene dier jachten door hem gegeven , zich zóódanig uitgeput , dat het hem onmogelijk werd den stoet te volgen, I zoodat hij zich aldra op eene afgelegene plek geheel alleen bevond, en zich afgemat moest nederzetten. Twee dier straatroovers . welke in Engeland de wegen soms onveilig maken, waren hem ongemerkt nagevolgd, en hadden dit oogen-blik verbeid. Den vermoeiden grijsaard de pistool op de borst te zetten en uit te plunderen , was voor hen het werk van weinige minuten; doch de goudbeurs en de kleine kostbaarheden «an dezen vergenoegden die schurken niet; zij hadden beter buit verwacht, eene portefeuille met banknoten of iets dergelijks. Nu wilden zij den geroofde ook nog het slachtoffer maken van hune teleurstelling. Om zich door geen pistoolschot te verraden, besloten zij hem met zijn eigen jacht-; mes den gorgel te doorsnijden. De ongelukkige , ! te zwak om tegenstand te bieden , hield zich voor j reddeloos verloren , toen het vervolgen van eenig 1 wild Desméranges in zijne nabijheid bracht. Een enkele blik zeide hem alles. Met bedaarden moed wierp hij zich op de roovers. Ondanks zijne fijn gevormde gestalte, moest hij toch eene buitenge-: wone spierkracht bezitten, want beiden die forsche i mannen lieten op zijn' aanval hun opzet varen , en dachten slechts aan de vlucht. Terwijl de Markies den eenen bij de borst greep , en met kracht tegen den grond slingerde , wilde zich de andere snelvoets verwjjderen ; doch met behendige vlugheid had Xavère een hunner pistolen gegrepen , en mikte daarmede zóó juist, dat de vluchtende roover, in de halswervelen getroffen, suizelend nedertuimelde én dood ter aarde viel. De andere had het oogenblik , waarin zijn aanvaller de aandacht op het pistool richtte, waargenomen, was opgestaan en voortgeijld, zonder naar zijnen makker om te zien.


-ocr page 93-

ALMAGEO.

87

De geschokte grijsaard dankte zijnen redder met eenen handdruk en eenen blik, die meer zeide dan duizend woorden. Op den jongreHng leunende, bereikte hij eindelijk het vereenigings-punt der jagers; men bracht hem eenige verfris-sching toe , en daarop keerde hij , onder eenig geleide en van den Markies vergezeld, naar Chum-more-Castte terug. Van toen af door de harte-lijkste erkentenis aan den vreemdeling verbonden , behandelde hij dezen als een' tweeden zoon , terwijl het hem bijna griefde. dat diens onafhankelijke fortuin hem de gelegenheid benam , om den Markies eenig materieel bewijs van zijne vriendschap te geven. Wat Editha gevoelde , behoeft geene beschrijving: met hoogen blos en vochtig oog bood zij Xavère de schoone hand , en i in den kus, dien de jongeling er met beschroomde bevende lippen op drukte, lag voor hem de schoon-j ste belooning ; dit las men duidelijk op zijn van reine vreugde blinkend wezen. Meer vreemd was het, dat hij de toespelingen der terugkeerende jachtgenooten en van Si.-Eeally zeiven, op zijnen moed en buitengemeene sterkte, met lichtzinnige scherts terugwees, of ze, onder zijne gewone kunstige vermomming van machtelooze verwijfdheid, ontweek.

III.

— — — Al wal cr in 't vermogen Van blinde laep.en is , en van verbloemde logen ,

Van arge schalliklieidl, van dnbbellon^slieidl slonl, Van liaetlijk veinzen , van denrtrapiheid meenigh vondt.

p. c. HOOFT.

Ceeraerdt van Velien.

De bewoners van Chummorc- Castle hadden zich aan het ontbijt vereenigd. Een bediende bracht den heer des huizes een pakket brieven.

«Aha! Mylord Glossonby! voor u ; ook eenen voor u ; Lacly Jeverless ! zoo , eindelijk , dan iets van Stephan , het ware beter, dat hij zelf kwam. Edinhurg schijnt hem te bevallen , hij vertoeft er zeker langer dan noodig is; verschoont mij , Dames! het is tjjding van mijnen zoon en daarop zette hij zich in eene vensterbank, om dien brief te lezen. I.ady Jeverless had ook j den haren ingezien: eene onverschillige kennis I schreef haar nieuwtjes van den dag. Ook Glos-! sonby las wat aan hem gericht was, en schudde 1 daarbij ernstig en verdrietig het hoofd.

»Stephan komt nog heden terug, lieve Editha !quot; sprak de gastheer, den brief weder toevouwende , tot zijne nicht; »ik heb den braven jongen ten onrechte beschuldigd ; hij heeft alles aangewend, om de zaken te schikken : nu, ik had hem daartoe ook de ruimste volmacht gegeven; maar men heeft hem door zulke ontelbare kleine hinderpalen gedwarsboomd, dat hij eindelijk ongeduldig geworden is , vooral nu , daar men ten slotte zijne minderjarigheid tot voorwendsel genomen heeft : nota bene! hij heeft tienmaal beter inzicht in de zaak dan ik , en aan die meerderjarigheid ontbreken slechts weinige weken. Dat eeuwige tegenstribbelen moede , heeft hij alles aan eenen bekwamen rechtsgeleerde in handen gegeven, en een paar uren na het afzenden van den brief de terugreis reeds aangenomen. Hij kon zijn verlangen naar ons niet langer onderdrukken , Editha! tot driemaal toe herhaalt hij zulks.quot;

«Waarlijk, Oom! het verheugt mij recht, dat hij terugkomtsprak het meisje, maar verbleekte eenigszins bij den uitvorschenden blik, dien Xavère op haar wierp Wat er op dat oogen-blik in het hart van Lady Jeverless omging , die I haar fijn geweven net als spinrag meende te i zien verbreken , laat ik mijne lezers gissen ; ze-i ker is het, dat deze intrigante vrouw haar spel nog niet verloren gaf; zij was gewoon over zwa-: righeden te zegepralen , en geen middel te ontzien , om tot haar doel te komen. Snel kwam het in haar op , dal. zij , nog slechts éénen dag voor zich hebbende , die gebruiken moest, om door list of onweêrstaanbaren drang op S^.-Really zei ven te werken ; zij wilde den ouden man als het ware overrompelen en hem den tijd tot nadenken onmogelijk maken ; en toen zich na het ontbijt, dat stiller en spoediger afliep dan gewoonlijk , elk der gasten verwijderd had , en ook Editha eenige huiselijke bezigheden ging regelen, was zij als in verstrooiing blijven zitten, en bevond zich met den gastheer alleen.

«Wij zullen hier op Chummore-Castle dan nog eene verloving vieren ?quot; sprak zij , hem aan -ziende.

«Waarlijk, Mylady! zal uwe dochter huwen?'

«Mijne Anny! een kind!quot;

»Wat bedoelt gij dan, Lady Maria? gij weet, ik zie gaarne vreugde rondom mij ; zóó iets zoude my hier recht welkom zijn.quot;

«Beste S/.-Eeally ! gjj weet dan inderdaad niets ; ik dacht, dat gij van alles kennis droegt ?quot;

«Waarvan zoude ik dan toch bewust zijn ? gij spreekt enkel raadsels!quot;

«Ik spreek van de liefde uwer nicht voor den Markies, welke voor niemand hier meer een geheim is.quot;

«Editha ! zoude zij den Markies beminnen , en weet gij dat zeker, Mevrouw? het is zonderling, dat ik zoo iets van een* ander hooren moet.quot;

«Hebt gij alleen dan niets gezien, beste Vriend? Wij allen dachten. dat de jongelieden met uwe toestemming handelden.quot;

«Zij handelen dus reeds ; dat is toch, op mijne eer, te sterk. Neen. dat is niet mogelijk ; Editha zoude voor mij zoo iets niet verbergen; neen, dat kan niet waar zijn; gij wilt mij toetsen, Mylady! misschien wel op verzoek van Xavère zeiven!quot;

■ftEn indien dit zoo ware ?quot;

«Indien hij het meisje bemint, als mijne nicht hem liefheeft, dan zoude ik... . maar waarom : heeft Desméranges zich dan niet ronduit verklaard ? Hij weet, dat ik zijn vriend, zijn schuldenaar ben, dat ik zoo gaarne iets tot zijn geluk zou willen doen: waarom, ik herhaal het, niet recht | voor de zaak uitgekomen ?quot;


-ocr page 94-

88 ALM.

)»Hij is een vreemdeling, vreest misschien uwe vooringenomenheid tegen eene natie , onder welke uwe -zuster ongelukkig werd. Hij heeft edele grondbeginselen ; zijne kieschheid schroomt wellicht den schijn aan te nemen, van de rechten der gastvrijheid te misbruiken , of te groote vordering te doen aan uwe dankbaarheid ; in het kort, wat weet ik, welke duizende redenen een romanesk jongeling kan hebben, om voor zulk eene verklaring aan eenen oom terug te schrikken ? maar zeker is het, onbetwistbaar zeker, dat hij uwe nicht met gloeienden hartstocht bemint.quot;

))Gij kondet waarlijk gelijk hebben ; en nu ik bedenk, hoe zij reeds als kinderen met elkander speelden , nu wordt het mij duidelijk , dat zij de vroegere betrekking weder zullen hebben aangeknoopt ; ja,, Mevrouw! thans wordt mij alles helder; maar nu , nu moeten zij ook met elkander gelukkig worden. Doch .... (voegde hij er bedenkelijk bij) wat te doen , indien de Markies nog altijd blijft aarzelen ?quot;

»Dat is het juist; de eer der jonge Lady zoude er bij lijden: met de openhartigheid der onschuld geeft zij zich geene moeite, om te verbergen , wat zij voor Xavère gevoelt, en allen, die zich hier bevinden, verwachten met mij uw openlijk voorstellen van den jonkman als haren verloofde ; vertrekt nu deze over een paar dagen naar Londen. zonder zich te hebben verklaard : welke een stof voor de kwaadsprekende tongen der hoofdstad ! Welke beleedigende gevolgtrekkingen kan de kwaadwillende achterdocht hieruit opmaken !quot;

»Om Gods wil, Mevrouw! hoe kan ik dit keeren ? gij ziet mij in vertwijfeling, in doodelijke onrust , raad mij dan toch !quot;

»Gij zelf moet hem voorkomen; gij kunt, ja moet in dezen den eersten stap doen.quot;

»Ik kan hem mijne nicht toch niet in de armen werpen ?quot;

»Waarom niet ? als gij zeker weet, dat dit de éénige wijze is, waarop gij haar geluk bevestigen , en den man, die u het leven redde, uwe dankbaarheid toonen kunt.quot;

»Maar , Mevrouw ! hij is grillig , ongestadig, heeft soms zeer sombere luimen: zoude mijne zachte Editha wel op den duur gelukkig met hem kunnen zijn ?quot;

«Eene vrouw als Editha houdt haren gemaal altijd in eene goede luim ; in ernst, zij zal hem weten te leiden.quot;

«Zoude het hem bekend zijn , dat zij niets bezit , en ik , daar ik eenen zoon heb , niets kan medegeven , dan een' matigen bruidschat ?quot;

»Hij kan het weten ; daarenboven is hij onmetelijk rijk , en, gij hebt het nog kortelings uit zijn gedrag jegens dien armen pachter gezien , tot verkwistens toe edelmoedig. Wie zóó zijn goud wegwerpt, vraagt naar geenen bruidschat.quot;

))Ik weet hier niets meer tegen in te brengen, en geef mij gewonnen ; maar hoe vang ik het aan , hoe vind ik eene geschikte gelegenheid ?quot;'

»Die zal zich licht voordoen, ik belast mij daarmede en zal u wel waarschuwen.quot;

Voldaan over haar wèlgelukt plan, verwijder- , de zich de Hertogin, met het vaste voornemen , nog heden eene gelegenheid te doen ontstaan, om St-Reamp;Uy bij zijn woord te houden. Ten einde nog eenigen tijd bij zich zelve te kunnen over- 1 leggen , wat te doen, begaf zij zich niet naar hare kamer , waar zich Anny en hare kamenier bevonden, maar trad het park binnen.

Het geluid van eene zachte stem overtuigde haar , dat zij er zich niet alléén bevond ; zij zag op. In de , tot een geschikt verblijf ingerichte oranjerie, te midden der prachtige gewassen, uit zachtere hemelstreken daarheen gevoerd, zat Editha, met den rug naar het glas gewend , en nevens haar op een tabouret de Markies, met het hoofd op den rechterarm geleund, die op hare zitplaats rustte. Hij scheen iets voor te lezer. waarnaar de jonkvrouw met aandacht luisterde. De Hertogin , verheugd over eene omstandigheid , die haar oogmerk bevorderen kon, hield zich niet op, om hunne lectuur te bespieden : driftig liep zij terug, het toeval begunstigde haar verder. St.-ResHly , dien zij zocht, door het heldere weder uitgelokt, kwam haar te gemoet.

vMylord /quot; sprak zij , «volg mij thans , overtuig u , en oordeel zelf wat u te doen staat.quot; Daarop den verwonderde bij de hand vattende , geleidde zij hem , terwijl zij hem door een teeken het zwijgen aanbeval, tot voor eene der glazen deuren van de oranjerie , die niet geheel gesloten was. Nóg zaten daar beiden : het meisje met stille verrukking in het oog ; de jongeling aan de poëzij, die hij voordroeg, door zijne welluidende stem en juiste uitdrukking, eene onnavolgbare kracht en zoetvloeiendheid bijzettende. De La Martine's

Jocelyn hield hen bezig ; bij de regels ;

mon coeur me 1'avait dit: toute ame est soeur d'une arne,

waarvan de Hertogin en hij , die haar vergezel- ; de, nog het einde hoorden, wierp hij het boek weg.

»Editha ! Editha! ik kan niet meer !quot; riep hij opstaande uit. «Meisje! gij weet het niet, gij kunt het niet weten , wat het mij kost, die woorden voor u te herhalen ; nooit, nooit mag ik ze tot i u richten ; neen, zóóver zal mijne eigenliefde my niet vervoeren ; neen, ik heb het recht niet, mijne , stikdonkere toekomst te huwen aan den helderen ' hemel uwer onschuldhij hield zich de handen voor de oogen , terwijl hij deze woorden op doffen I toon en als tot zich zeiven gericht, uitsprak: ; ook verstond -Really ze niet. Editha was mede opgestaan; zacht smeekend trok zij hem dehan- ; den van het gezicht weg; met teeieren drang bracht zij hem weder tot zich.

«Mijn Xavère ! o waarom zoo angstvol somber , waarom verwijdert gij u als ik mij zóó gelukkig i gevoel in uw bijzijn? ben ik dan niet meer de speelgenoote uwer kindschheid ? weet gij dan niet, dat uw lot te deelen mijn hoogste geluk zoude zijn ? was het treurig , ik zou met u lijden , en het verzachten : was het vroolijk, wij zouden te zamen | genieten : voorheen deelden wij het speelgoed , de


-ocr page 95-

ALMAGRO.

89

vrucht, die men ons gaf, voorheen schreiden wij te zamen over kinderlijke teleurstellingen — thans mag Editha uwen kommer , uw zorg niet kennen , niet verlichten!quot;

«Uit barmhartigheid, spreek zoo niet tot mij, ga niet voort!quot; riep hij bijna in wanhoop. »Ik heb zielskracht zoogoed als een ander , maar stel haar niet op meer dan menschelijke proef; ik weet mij zeiven te overwinnen , maar hier zoude een halfgod bezwijken.quot; Hij had beide hare handen gevat, de zijnen waren ijskoud, en toch parelde er zweet op zijn voorhoofd , waarvan het matte wit akelig afstak bij den gloed zijner wangen ; zijne oogen vonkelden en zijn gansche lichaam sidderde. »Meisje ! dit zij een vaarwel voor de eeuwigheid !quot; riep hij op ééns, rukte zich met onstuimige kracht los , en wilde zich verwijderen. Bewogen trad St.-Eeally hem in den weg: door de openstaande deur onbemerkt binnengekomen , kon hij den strijd der jongelieden niet langer aanzien; geschokt door een tooneel , waarvan hij de ware beteekenis niet begreep, hield hij alles voor de gewone opgewondenheid van gelieven, die ge-looven, dat men hunne hartstocht zal tegenstreven.

Nu voerde hij zelf de Jonkvrouw tot den Markies. »Jongeling! ik weet geene betere belooning voor hetgeen gij mij deedt. Lieve Editha ! schenk hem uwe hand , aan u draag ik voortaan mijne dankbaarheid op.quot; Verrast, opgetogen, doch hoog blozende en eenigszins beschaamd, naderde hem het meisje , door den oom geleid ; hare tegemoetkoming werd echter niet beantwoord. Strak voor 1 zich neerziende, stond Desméranges daar, als begreep hij zijn geluk niet, als wilde hij het niet begrjjpen. Teleurgesteld wendde Editha zich af, om hare ontroering en haar schaamrood te verbergen.

«Spreek dan toch, Mijnheer! uw stilzwijgen wordt beleedigend,quot; riep de Hertogin ; »bedenk , dat niet ten tweedemaal zulk een . . .

Nu vatte Sr-Really eerst, van verbazing sprakeloos , het woord op.

»Hoe , Markies! gij verwerpt mijne nicht, gij slaat haar af, wier bezit gij zoo even uw hoogste geluk noemdet ? uwe reden daarvoor. Mijnheer ! wat wildet gij met hare liefde , zonder hare hand ? in rang en geboorte is zij u ten minste gelijk ; het is waar, zij brengt u geene schatten aan, maar . .

»0 mijn God ! mijn God! dat is te sterk; ik zwicht,quot; riep nu Xavère uit, den strijd met zich zeiven afbrekende : «mensch ! wat spreekt gij van schatten, van ijdelen rang, wat z eggen die bjj ; deze engel!quot; Toen op Editha toegaande, vervolgde hij : ))U willen zij mij schenken, parel van I onschuld en zachtheid! u aan mij ! en gij wilt de mijne zijn ? Ja, nu ben ik uwer waardig; zulk een geschenk komt alleen van de hand der i Godheid , en zij, zij heiligt ons , door hare gaven

en nu in verrukking de armen naar het meis-i je uitbreidende, sloot hij haar aan zich, met eene krampachtige , woeste vreugde, die zelfs de beminnende geliefde ontzette, eene vreugde slechts te vergelijken met zijnen vroegeren hevigen kamp. Daarop zich tot S^.-Really wendende, sprak hij meer bedaard: «Edele Grijsaard ! dank, oneindige dank ! geloof mij , ik zoude nooit den moed gehad hebben , haar van u af te vragen ; vergeef mij mijn zwijgen , uw voorstel was zoo plotseling , ik was als verpletterd onder dit onverwacht geluk. Edi tha! gij stelt uw volgend lot in mijne handen ; vloek , eeuwige schande treffe mij , zoo ik daarmede ooit roekeloos spele ! o geloof mij , gij zult gelukkig zijn, zooals nog geene vrouw het was.quot;

Met vergenoegden glimlach over de verrukking van den jongen edelman , deelde -SY.-Really hem zijne plannen mede, terwijl zij door het park voortgingen ; Editha met blijmoedige vertrouwelijkheid op Xavère s arm leunende , de Hertogin zegepralende en bijna deelende in hun geluk. De menschen zijn doorgaans niet slechter, dan hun eigenbelang het vordert: met genoegen dus zag zij hare gissingen bevestigd, want op gissingen toch alleen was hare intrige gegrond.

«Het is mijn voornemen , Xavère!quot; zeide de Lord, «nog heden uwe verloving te vieren. Ik wil mij zeiven de vreugde niet ontzeggen , mijne goede Stephan bij zijne terugkomst te verrassen met een vroolijk feest ter eere van Editha, die hij als zijne zuster liefheeft. (Hier bloosde Luchj Jeverless onwillekeurig van zelfvoldoening, waarin zich echter eenige schaamte mengde over de verrassing , welke zij eigenlijk den jongen Lord had voorbereid.) «Ik zal,quot; vervolgde de oude Heer, gt;;den Sheriff van Chummore onze zaken laten in orde brengen ; vergeet niet over een paar uren in mijn kabinet te komen , waar wij met hem de contracten regelen zullen.quot;

Hoe de gelieven dien dag doorbrachten, behoeft geene beschrijving, en toch vond de Hertogin , toen het schemerlicht begon te vallen, en alles onder Editha's ordenende hand een feestelijk aanzien verkreeg, den jongen Markies in somber gepeins op eene sofa mijmerend neergezeten.

«Hoe nu , Desméranges!quot; riep zij , ms dit eene houding voor een' aanstaanden bruidegom? Ik dacht u heden in een: aanhoudenden roes van vroolijk-heid te zien! Ik had voor ons vermaak van dezen avond zoozeer op u gerekend.quot;

»Mevrouw! het geluk is iets ernstigs ; sterk moet het hart zijn , dat dit gewicht kan dragen ; langzaam leert het zich gewennen , en de stille hymne van den overgelukkige ontaardt niet in den woesten lach der schaterende vreugd; toch zal ik mij heden tot iedere scherts leenen,quot; voegde hij er verplichtend bij, «en ik beloof u. Mevrouw! gij zult over mij voldaan zijn.quot; Hierop kwam een bediende berichten , dat zij bij het gezelschap gewacht werden.


-ocr page 96-

90 ALMAGEO.

IV.

Daar week ile jok , de scherts niel vau zijn' mond, Maar razend was zijn vreugd, en woest zijn lach, Kn bitterheid zijn luim ....

N. Beets.

Met echt burgemeesterlijke deftigheid trad twee uren later de Sheriff van Chummorc de vroolijk verlichte zaal binnen, waar wij de ons reeds bekende personen bijeen vinden.

Lord St -Realty verklaarde nu zijnen gasten de reden van dit bezoek, en kon niet nalaten, toen hij de verwondering, die de meesten hunner aan den dag legden „ gadesloeg, bij zich zeiven op te merken , dat de Lady zich toch wel eenigszins konde vergist hebben in hare meening van de bekendheid der neiging zijner jonge nicht.

»Ik had zoo gaarne mijn' zoon bij deze plechtigheid tegenwoordig gezien vervolgde hij verdrietig , «ik had hem reeds met den middag verwacht ; doch daar hij nog altijd wegblijft, mag ik het van u , Mijnheer de Sheriff! niet vergen, op eene zoo onzekere terugkomst te wachten ; | laat ons dus tot de onderteekening overgaan: gij hebt het contract zeker gesteld , zooals de Markies en ik u verzochten , dat in te richten.quot;

»Alles in volmaakte orde , Mylord ! uwe Lordschap en deze geëerde getuigen gelieven slechts aan te hooren.quot; Nu volgden de gewone ceremoniën , die bij eene verloving plaats hebben. Met zachten glimlach en nedergeslagene oogen nam Editha van haren geliefde de pen aan , die hij haar ernstig en zichtbaar bewogen aanbood.

Gelukwenschingen van allerlei aard , op deffci-gen of schertsenden toon , met welsprekendheid, , of haperend uitgebracht, werden door alle aanwezigen tot het aanstaande paar en den Heer 1 des huizes gericht. Vroolijk gingen spoedig daarna ; de bokalen rond, ter eere van het feest, en de i tintelende wijnen deden ook welhaast vele oogen tintelen van opgewektheid en vreugd. De Markies hield zijn woord, aan Lady Jeverless gegeven.

Hij bezielde en verlevendigde alles door zijn vernuft, geestige vroolijkheid en het vuur zijner gesprekken ; hy gaf zich als het ware ter prooi aan de scherts der Heeren en de plagerijen der Dames; maar een scherp opmerker zoude gedwongenheid gezien hebben in die vurige, wilde blijdschap , waarmede hij zich zeiven opwond, of trachtte te bedwelmen, en onrust onder die losse spotachtigheid verborgen.

))Dat zal eerst vroolijke dagen geven op Chum-more-Castle y sprak Lord Glossonby; ).en nu spijt het mij dubbel, dat ik morgen reeds vertrekken moet.quot;

»Hoe, John ! verbreekt gij uw gegeven woord ?quot; vroeg de Gastheer.

«Plicht gaat vóór genoegen : ik kreeg dezen ochtend berichten uit Londen , die mij daar terugroepen : er is voor ons drukte ophanden : de kustbewoners van Wicjht verbeelden zich , verdachte schepen te hebben gezien, die het Kanaal opstevenden , en men wil, dat de Admiraliteit zich daaraan zal laten gelegen zijn; ik ben recht knorrig over dezen inval, te meer , daar de ge-heele zaak tegen mijn gevoelen strijdt.quot;

))Zijt gij er dan tegen , Mylord! dat men voor onze veiligheid zorgt ?quot; merkte een der dandy s aan.

»Niet, indien zij wezenlijk bedreigd werd ; maaide meeste dier geruchten ^ijn overdreven , en berusten op geenen anderen grond , dan op de onrust van onze kooplieden, die, om hunne vrachtschepen onverlet te bewaren, Londen wel in eene groote werf zouden willen verkeeren, en die het volk gaarne wenschten te overtuigen, dat de zee-roovers den Theems opzeilen, en Sheer ness nemen zullen: zoo er werkelijk iets van dat alles waar is, zal het waarschijnlijk Almagro gelden , en ik moet bekennen, dat ik ongaarne tot zijnen val medewerk ; ik heb verplichting aan hem.''

»Verplichting aan eenen zeeroover !quot; riep Lady Louise , uit; »o , Mijnheer! dan hebt gij hem zeker gezien ; zeg ons toch , hoe hij er uitziet.''

»0. doe dat, Mylord! beschrijf ons dien man : is hij groot of klein ? barsch of vroolijk ?quot; vroegen verscheidene Dames gelijktijdig.

«Ach, Dames ! uwe nieuwsgierigheid te bevredigen , valt niemand zoo gemakkelijk als mij ,quot; sprak de Markies snel, en als wilde hij Glossonby voorkomen , »gij weet toch, hij is mijn landgenoot, ook heb ik hem meermalen gezien.quot;

»0 spoedig, en waar dan ?'' riep men van alle kanten.

gt;;Onder anderen in het Salon de Coiffure van Bernet, mijn' kapper ; en ik verzeker u, dat zijn haar, zijne houding en geheel zijn uiterlijk de meeste gelijkenis heeft met de mijne ; ziet mg oplettend aan , Dames! wat dunkt u ?quot;

«Dat heet ik ten ontijde spotten !quot;

«Is het aardig van u, ons zoo te leur te stellen?quot;

«Neen , dat gelooven wij volstrekt niet,quot; waren de algemeene uitroepen der vrouwen.

Er waren toen Heeren, die met spotachtig medelijden op de kleine , tengere gestalte van den jongen edelman nederzagen, en elkander half hoorbaar influisterden :

))Welk eene onbegrijpelijke aanmatiging van dien fat, ons te willen wijsmaken, dat hij de verwijfdste aller Fransche modeheertjes, hetzelfde voorkomen heeft als die man, van wiens moed en lichaamskracht men de verbazendste geruchten hoort!quot;

^Bespottelijk ! bespottelijk !quot; klonk het van alle kanten luid

Editha lachte niet mede; het griefde haar, dat haar bruidegom zich tot het voorwerp van algemeenen lachlust maakte.

»Als de Dames mij hadden laten uitspreken,quot; hernam nu Glossonby geërgerd , »dan had ik haar zeker de teleurstelling bespaard , en aan u, Markies ! de moeite , om op het uiterlijk van eenen held aanspraak te maken. Inderdaad ! gij zjjt een geestig, rccht bevallig Edelman, begaafd met


-ocr page 97-

vele voorrechten , die anderen missen ; maar gij | moet het ons niet ten kwade duiden, dat wij in ; u geenen Almagro kunnen zien.''

»Welnu dan, het zij zoo! ik erken mijne minderheid ; eene wereld van leeuwen zoude niet kunnen bestaan, er moeten ook schoothondjes wezen, niet waar, Lady Louise? ook vossen, is het niet zoo, Hertogin ? — Ach Mylord Glossonbj'! ik viel u slechts in de rede, om al die schoone oogen te gelijk van verbazing op mij te zien staren ; maar i waarlijk , gij hebt mij ook nieuwsgierig gemaakt, om te weten , hoe gij met dien man in kennis kwaamt.quot;

«Reeds gisteren wilde ik dat verhalen ; maar ik bemerkte uwe spotzieke luim, en ik waagde daaraan mijnen held , noch mij zeiven : indien gij mij thans beloven wilt, die gedurende mijn verhaal te be-| teugelen, dan wil ik gaarne aan uwen wensch voldoen.quot;

))Eén verzoek slechts ! My lord hernam Xa-vère. «gedenk de les van Voltaire: denepasm-sanglcwter la sccnc, en ontstel de verbeelding der vrouwen niet te zeer met voorstellingen van scherpe entermessen en knallend geschut.quot; | »Wees gerust, Desméranges! men zal niemand een' angstigen droom aanjagen!quot;

Eenig geschuifel met stoelen en voetbankjes , de gewone voorbereiding van oplettende aandacht, greep nu plaats, en Lord Glossonby ving, bij de herstelde stilte , dus aan :

«Na een zesjarig verblijf in eene onzer West-Indische Kolonies, zag ik mij tot eene overhaaste terugreis naar Engeland gedrongen. Politieke ! redenen, noodzaakten mij deze reis geheim te houden , waarom ik besloot. die niet met eenig Lands-fregat te doen, maar een klein koopvaardij-scheepje af te huren, welks kapitein eene handelszaak zoude voorwenden. Het was een licht, rank vaartuig , dat ons bij gunstigen wind eene snelle overvaart scheen te beloven. Alles ging ook uitmuntend ; reeds meenden wij flauwelijk de kusten van Ierland te bespeuren , toen onze tegenspoed aanving; er stak een hevige storm op. Een slecht bemand koopvaardijbrikje is eene gemakkelijke prooi van woedende elementen; wel spanden wij allen onze uiterste krachten in, doch onze pogingen baatten niets; wij leden schipbreuk , naar gissing niet ver van de kust. Ik zal u het jammer van eene schipbreuk thans niet beschrijven , van eene schipbreuk bij nacht, in donker , in eenen orkaan , wanneer, na de laatste vergeefsche inspanning, de hoop u begeeft, en wanhoop u aangrijpt, als alle banden van maat-schappelijken plicht en ondergeschiktheid worden losgerukt, en zelfbehoud de éémge schrik- : kelijke leus is; schrikkelijk, omdat elk middel haar welkom is, en zij alles, wat haar in den ; weg staat, als hinderpalen beschouwt, die zij zonder medelijden of verschooning wegstoot en verplet. Zóó ging het hier. Elk greep met i dezelfde woeste drift naar de éénige sloep; voor de sterksten en behendigsten alleen was ; daarin plaats, de andere werden teruggedrongen, j

ALMAGRO. 91

----i

i

Die worsteling was mij te akelig: ik wilde de wanorde niet vermeerderen, en besloot op het wrak te blijven , te meer , daar het mij onmogelijk scheen , dat eene zoo overladene boot, bij de hooggaande zeeën, de kust zoude kunnen bereiken. Ik had recht gegist: zij is verloren gegaan, ïoen ik mij nu met mijne vier lotgenooten alleen bevond, moet ik erkennen, dat mij alle moed ontzonk. Was de kans op behoud voor die weg-varenden gering, ons verderf scheen onvermijdelijk zeker. Een vreeselijke doodsangst greep mij aan , spande samen met mijne lichaamsvermoeienis , verwarde mijne denkbeelden en stortte mij in eene diepe onmacht. Ik moet lang in dien toestand gebleven zijn; want toen ik tot mij zeiven kwam, iag ik in eene boot te midden van vreemde menschen , van welke er één j zich over mij heen bukte , en mij penen verfris- : schenden teug aanbood. Haastig greep ik daarnaar, want ik smachtte van dorst; in dien tusschentijd had hij zich op eenigen afstand geplaatst, zijnen hoed met breede randen , diep in de oogen gedrukt , en zijne gestalte verborgen onder de plooien van eenen ruimen mantel. Ik herstelde mij meer en meer , en zag hoe de morgen reeds schemerde , de wind bedaard en ons wrak niet meer te zien was. Ook mijne tochtgenooten bevonden zich hier, blijkbaar in geenen beteren toestand , dan ik zelf. De vreemden, die ons omringden , waren forsche, krachtvolle zeelieden, met harde • en trotsche gelaatstrekken. Behalve den man met , den mantel, dien ik voor eenen bevelhebber hield, daar zijne korte , fluisterend uitgesprokene aanmerkingen als bevelen gevolgd werden , waren zij zes in getal ; hunne kleeding was niet die van gewone matrozen, maar eenigszins romanesk, hoewel niet onbevallig. De fantastische tooi, de pistolen en dolken in hunne gordels , en bovenal hunne norsche blikken deden mij spoedig gissen , wat ik naderhand bevond waarheid te zijn : het waren zeeroovers. Doch die zeeroovers waren mijne redders; zij hadden zich in eenen storm gewaagd, om ons van het zinkende wrak te verlossen , en ik gevoelde mij gedrongen, hun mynen dank toe te brengen. Ik had hen eene soort van verbasterd Fransch hoor en spreken , ik wendde mij dus in die taal tot een' hunner, den persoon, die mij in het eerst had bijgebracht, tot wien ik mij ook het meest voelde aangetrokken. Eene dankbetuiging ontving geen antwoord ; eene onverschillige vraag had geen beter gevolg; toch hield ik aan. In korte bewoordingen maakte ik hem deelgenoot van de dringende zaak , die mij naar Engeland riep ; zeide hem, dat misschien mijne eer en betrekking van mijne tijdige aankomst te Londen afhing ; en eindelijk , dat mijne redding zelve my onverschillig was , zoo ik er niet in slaagde , spoedig aan wal gezet te worden. »De mogelijkheid bestaat,quot; was het korte antwoord , )gt;ik alleen kan niet. beslissen , of men u helpen zal daarna fluisterde hij een' der mannen iets in, en er werd niets meer gespro -ken. Spoedig ook waren wij het schip genaderd.


-ocr page 98-

ALMAGRO.

Het was een sierlijk fregat, welks geheele bouworde en tuigage er op ingericht scheen, om het tot een' vlugzeiler te maken. Uit de geschut-gaten gaapten ons duchtige kanonnen aan. Op het dek gekomen, zagen wij ons omringd van meerdere mannen, gekleed als bootroeiers, onder welke zich eenigen bevonden , die , bij al de kenteekens van een ongeregeld leven, toch dat onuitwischbaar iets hadden, dat vroegeren beteren stand verried. De man met den mantel ging ter zijde, na iets zacht gezegd te hebben; daarop maakte men ons plaats , en geleidde ons tusschendeks , waar men ons rum , brood en vleesch vóórzette. Deze verkwikking hadden wij hoog noodig. De jonkman , die ons van dit alles voorzag, was vriendelijker, dan al de overigen. Ik vroeg hem , aan wien wij eigenlijk onze redding te danken hadden , en op welk schip wij ons bevonden ?

xgt;Kapitein Almagro en zijne lieden zijn uwe redders ; gij zijt op het fregat les Représailles.quot; Ik behoefde niets meer te vragen ; die naam, ook in West-lndic befaamd, deed mij verbleeken; van dien man wachtte ik niets goeds. Toch bood ik den jonkman, tot dank voor zijn bericht, mijn horloge aan.

»Van u mogen wij niets aannemen,quot; sprak hij, en wees het terug. Juist kwam men mij zeggen , dat de Kapitein mij zien wilde; ik volgde den man , die mij snel naar de kajuit voerde, waarin eene zoo weelderige, smaakvolle pracht heerschte, als in het boudoir eener vrouw naaide mode. Bijzonderheden kan ik u niet opnoemen ; want hij , dien ik er vond, boeide mijne geheele aandacht. Het was Almagro. Fiere moed en ondernemingszucht schitterden uit zijne zwarte oogen , en las men duidelijk in de trotsche houding en forsch gespierde gestalte. Op het hooge door de zon verbrande voorhoofd stak het gitzwarte haar niet onbevallig af. Iets ruws en wilds was echter onmiskenbaar in de harde trekken van dat krijgshaftig gelaat; kortom, het was de zeeroover, zooals ieders verbeeldingskracht zich dien zoude schilderen. Hij noodigde mij in het Fransch tot zitten. Nooit rustte ik, zelfs niet in de salons van schatrijke dandy's, op molliger sofa, en het bevreemdde mij, dat zulk een man aan zulk eene weelde had kunnen denken. Hij deed mij eenige vragen. Ik zeide hem , wat ik reeds vroeger verhaald heb, en bood hem met zooveel kieschheid, als mij mogelijk was , mijne portefeuille met banknoten, (die ik vóór de schipbreuk tusschen mijn vest geknoopt en zóó behouden had) als een aanvankelijk bewijs mijner dankbaarheid , aan.

«Mijnheer !quot; sprak hij fier, ))dit aanbod is overtollig; waart gy onze gevangene, dan behoorde uwe bezitting ons ; maar gij werdt door ons gered. Wij zijn geene Engelschen: wij helpen de lieden niet, om ze uit te plunderen. Behoud het uwe.quot; Na eene pauze (die ik door geen scherp antwoord afbrak , want ik ben geen Julius Caesar, en ik gevoelde mij te zeer afhankelijk van zijne hulp , om mij beleedigd te too- | nen) vervolgde hij ; «als men u te Kinsalc aan land zette, zou dat u van nut kunnen zijn? Tot den overtocht naar Bristol vindt gij daar licht gelegenheid. Wat dunkt u ?quot;

Ik verzekerde hem, dat ik niets liever wenschte, zoo dit geschieden kon.

»Welnu dan , gij zult geholpen worden. Met gt; het vallen van den avond zal men het onderne- 1 men. Tot zóólang blijft gij onze gast. De zee- j lieden van uw schip blijven vrijwillig bij ons.quot;

Ik wilde hem mijnen dank betuigen.

«Beloof mij als man van eer , geen misbruik te zullen maken van uwe bekendheid met onzen koers. en van deze ontmoeting eene maand lang te zwijgen: ziedaar het éénige, wat ik van u vorder.quot; Ik beloofde het. Daarop floot hij op een zilveren fluitjo , en zeide tot den binnentredenden jongen Neger, in prachtig Turksch kostuum gekleed • ».lago! laat het dezen Heer aan niets ontbreken.quot; Toen boog hij zich als tot afscheid, en ik volgde Jago , die mij in een geschikt verblijf bracht , waar hij mij met stiptheid bediende, en van al het noodige voorzag. Van de inrichting des vaartuigs zag ik verder niets. Jago, die En-gelsch sprak, verzocht mij , mijn verbljjf niet te verlaten, en toen het avond werd , geleidde hij mij snel langs eene uitgehangen trap in de mij wachtende sloep. Het was stikdonker op het water ; ik herkende niemand der zich daarin bevindenden , dan den kapitein, wiens forsche stem zich enkele malen liet hooren. Behoedzaam , doch snel roeide men in een diep stilzwijgen voort; mijne lieden kennende, wachtte ik mij wel hetzelve af te breken. Het was een hoogst gevaarvolle tocht, die vaart met eene boot naar de kust van Ierland ; doch ik bemerkte aan enkele woorden, welke Almagro met den man, die aan het roer zat , wisselde, dat zij al de gevaren daarvan vooruit berekend hadden. Den stuurman vooral, in wien ik later den man met den mantel herkende, wiens weergalooze ervaring en overleg slechts met zijne behendigheid te vergelijken was, dankten wij het, dat wij , tegen het aanbreken van den dag, in de baai van Kinsale, bijna in het gezicht dier stad, landden. Ik kon het niet van mij verkrijgen, die menschen , welke zich opnieuw voor mij in levensgevaar gesteld hadden, te verlaten, zonder hun eenig bewijs van mijne dankbaarheid te geven Ik wist, dat Almagro zelf mij zoude afwijzen ; daarom bood ik den stuurman mijnen ring aan (het haar mijner moeder was er in gevlochten). «Mijnheer!quot; zeide ik, »de arme schipbreukeling vermag nu niets , om uwe edelmoedigheid te vergelden ; maar door uwe hulp herneem ik in mijn vaderland wellicht eenen rang en invloed, die gij misschien eens zoudt kunnen noodig hebben. Zend dan dezen ring terug aan John Duncan (later werd ik Glossonby door den dood mijns broeders), en hij zal er zich eenen duren plicht van maken, u zijne-dankbaarheid te toonen.quot; Deze wees mij niet af, hij drukte mij hartelijk de hand; »de weg naar Kinsale ligt rechtsaf,quot; sprak hij in gebroken Engelsch : en sprong schielijk in de sloep ,


-ocr page 99-

03

die daarop van wal stak. Ik bereikte gelukkig de stad, vond spoedig gelegenheid, om naar Bristol over te steken ; mijne zaken te Londen schikten zich licht, en gy ziet mij Lord van de Admiraliteit, door de edele hulpvaardigheid vanen een zeeroover.quot;'

Toen Glossonby geëindigd had, ontstond er eene diepe stilte: het verhaal had aller aandacht geboeid; de Markies had somwijlen gebloosd, geglimlacht , doch, volgens belofte van den ver-haler, niet in de rede gevallen; nu echter zeide hij;

»Dankbaarheid van eenen Engelschen Lord aan j zulke lieden , is iets ongehoords ! Wat zoudt gij doen , My lord! indien zij op de proef gesteld werd ?quot;

»Ik zoude ophouden man van eer te zijn, zoo ik dan terugtrad , Markies! ik zoude dan trach-i ten, mijnen plicht met mijn gevoel te vereenigen ; maar op welke wijze, dat blijft mijn geheim.''

»De glazen vol geschonken, mijne Heeren!quot; ; riep Si.-Really, »ik heb oenen toast. Glossonby! hartelijk dank voor uw verhaal, ik stel de gezondheid in van Almagro!quot;

))Op het welzijn van Almagro !quot; klonk het in j het rond.

Twee mannen dronken niet mede, Sir Charles, ! die zijn glas ombemerkt ter zijde zette , en de bruidegom, die het zijne met eene lichte buiging even ophief.

«Ik ben veel te wijdloopig geweest,quot; merkte Lord John aan , ))het is zeer laat geworden , en ik moet morgen vroeg vertrekken.quot; — »Beste Vriend! dank voor uwe gastvrijheid.quot;

Dit was het sein tot scheiden , de gasten begaven zich naar hunne kamers.

Xavère, die Editha's hand gevat had, geleidde haar zwijgend naar het balkon van het middenvenster ; hier liet hij zijn gloeiend voorhoofd tegen haren schouder rusten. — ))Gun mij dit oogen-blik , Geliefde ! daar binnen, bij die menschen , kan ik mijn gevoel geen lucht geven , en onverschillige woorden tot u richten , daar een nameloos geluk mijn hart overstelpt, daar ik duizel, bij de ééne , alles omvattende gedachte : »zij is uwe bruidware mij heiligschennis. Mijne bruid! gij ? ja er bestaat eene Godheid , ja ook 1 voor mij is er eene vergiffenis, nu eene engel | minzaam , heiligend , aan mijne zijde treedt; gij | zult mij iets van uwe zielrust mededeelen, en | ik .... ik word een beter mensch!quot;

«Gij zijt goed, Xavère!quot; fluisterde het meisje, en drukte hare lippen op zijn voorhoofd.

»Neen , Editha ! neen ; in mijn leven zijn dagen van zonde en schande ; oogenblikken , waaraan ik 1 thans slechts met afgrijzen denk, oogenblikken , ! die ik met bloedige tranen van bitter berouw, zoo j gaarne uit het verledene zou willen wegwisschen ; ; verguizing , grievende vernedering ruiden mij te-I gen mijne medemenschen op, en de maatschappij, | die met een koel en streng: »terug!quot; een harer ! stiefkinderen van zich stoot, weet nfet, welk | eenen schat zij met zijn verbrijzeld hart wegwerpt; ' wat die geest had kunnen volbrengen . zoo zij

hem eenen werkkring hadde aangewezen ! maar dat is alles nu voorbij, geheel voorbij; ik scheid mij af van het verledene; in uwe nabijheid is mij alles anders, alles wèl; ik ben dan bijna deugdzaam : geef mij uwen zegen , en de toekomst — o ! ik beloof het u plechtig, met gebogen knieën, oprecht, waarachtig als in het gebed — de toekomst zal veel, zeer veel goedmaken.quot;

Hij lag daar geknield ; de bruid , die in dit alles slechts eene o verdrevene spijt over voorgaande jeugdige loszinnigheden, waarvan haar verstand hem niet geheel vrijsprak, meende te zien, verstond zijne bedoeling niet, noch konde die verstaan; maar toegevende aan den onwe-derstaanbaren drang zijner hartstochtelijkheid , leide zij zegenend hare hand op hem; toen stond hij op , ;.ag haar dankend , overgelukkig, in het onschuldig oog, dat vol vertrouwen op hem rustte, en verwijderde zich snel, als wilde hij door geen woord , door geene afleiding der zinnen, het reine genot der ziel ontheiligen.

Eerst later overviel hem eene gedachte, die hij huiverend , met somberen ernst, in deze korte woorden uitdrukte : «Zoo slechts de toekomst mij niet oproept, om boett te doen voor he t verledene!quot;

V.

Morfjcn, morden , zorglijk woon!!

Dump, waarop wij r.nllen houw .-mi!

Hot; hedric'j't j;ij 'l blind vcrtroiiwrn!

Met wat weiischen i jll {{ij voort!

ii. tom.f.ns , c

mr

De Markies bracht een gedeelte van den nacht met overwegingen door , die zeker van geenen weinig beduidenden aard waren ; want hij vergat zich zelfs zóózeer, dat hij enkele volzinnen overluid uitriep, die gansch niet voor de kalmte zijns gemoeds getuigden.

»0 Editha! zachtaardige Bruid ! mij zoo ongedacht in de armen gevoerd, nooit zoude ik zóó wreed een spel met uw geluk gewaagd hebben , zoo niet die vreemden mij uw bezit hadden opgedrongen, zoo ik voegzaam had kunnen terugtreden ! . . . .

•gt;Doch wat weerhoudt mij , de banden te breken , die mij aan menschen verbinden , welke aanhoudend mijnen naam bezoedelen met het bloed der weêrloozen , dat zij vergieten ? Ellendigen ! ik u tot schild dienen, waaronder gij uwe nut-telooze gruwelen pleegt ? ver van mij voortaan elke gemeenschap met u ; was dat mijne bedoeling , toen ik u om mij heen verzamelde ? Neen , neen! gij hebt mij nooit begrepen.'

Daarna vervolgde hij weemoedig : «Toch waren zij aan mij gehecht, die ruwe zonen van den oceaan ; toch trotseerden zij , zeven jaren lang , elk gevaar blijmoedig met mij : de éénige wet , die zij begrepen , was mijn wil; geene andore maatschappij kenden zij , dan don kring, dien


-ocr page 100-

94

ik hun schiep ; geene zegepraal, dan mijnen glini-! lach.

»Gold het hier slechts mijn geluk, mijne rust | alleen, dan nog verliet ik hen niet; maar dat zachte wezen, dat mij zoo innig liefheeft, voor j hetwelk voortaan zonder mij het leven vreugdeloos is , dat van mij de zaligheid wacht, welke ik haar beloofde , die engel aan hen op te offeren . neen , dat heb ik hun niet gezworen, neen! | daarop hebben zij geen recht.quot;

Nu zette hij zich met vastberadenheid aan het schrijven. «Geen zwak woord moet hun verraden Wilt mij dit besluit kost,quot; zeide hij. Twee brieven lagen er 's morgens op zijne schrijftafel. Één derzeive was gericht aan zijnen bankier te Calais , en behelsde slechts financiëele schikkingen ; de tweede , aan zeker Jubarre , was vervat in een couvert van den volgenden inhoud :

)gt;De Représailles kruist in hel Kanaal; doe inliggenden aan uwen broeder toekomen; het is van het hoogste belang, dat hij dien snel ontvangt. Een visscher of loods zal misschien, voor hoog loon . de bezorging op zich nemen; hebt gij geld noodig , beschik vrij bij mijnen bankier.quot; Dit couvert droeg ten opschrift: «Madame Evora Jubarre, herbergierster . in het Gouden Ankerj te Calais.1' — Men gist licht den inhoud van den brief aan dien broeder; dat deze onderteekend was : öAlmagro,quot; za.l niemand mijner Lezers verwonderen ; elk hunner heeft gewis reeds sedert lang in den Markies dien gevreesden zeeroover ontdekt; deze verrassing behoorde ook niet tot mijn plan.

Ook Editha vond op het dons in het eerst geene rust; de zonderlingheid van haren verloofde , de sombere wending , die hij soms aan zijne gesprekken gaf, als hij met haar alleen was, beangstigden haar. »Stephan komt morgendacht zij eindelijk, «hij zal mij raad geven hoe ik mijn' Xavère in zulke oogenblikken vervroolijken kan;quot; en daarop sliep de schuldelooze in.

Weder was het ochtend Lord Glossonby was reeds vertrokken, en nu kondigde eene onge-meene drukte onder de bedienden den gasten aan, dat er opnieuw bezoek kwam. Het was een zeer welkome gast, de zoon des huizes zelf. De oude Heer ging hem tot op het voorplein te gemoet, zóózeer was zijn verlangen, door de ondervondene teleurstelling, gescherpt. Ook Editha. die den Markies als het ware met zich voerde , volgde haren oom ; de overigen wachtten hem meer bedaard in het salon af. Hoe verwenschte niet Lady Je-verless de welvoegelijkheid , die haar noodzaakte, ook dé-ér te blijven! Stephan, uit de reiscalèche gesprongen, zag in het eerst slechts zijnen vader. Hem omhelsd hebbende , wilde hij hem den arm bieden. om voort te gaan, toen ook Editha, die haren bruidegom had losgelaten, snel naar hem toeliep, en hem met al de ongedwongene blijdschap eener zuster welkom heette. Met verrukking sloot hij haar in zijne armen. »Editha ! gij wordt steeds schoonerriep hij.

«O Stephan ! kom spoedig met ons . ik heb u

veel, zeer veel te vertellen; en gij ook, Xavère ! wees nu eens recht vroolijk : Stephan is terug, nu is onze vreugd volkomen!quot; En het meisje haren neef bij de hand nemende, trok hem haastig met zich naar de zaal. Si.-Really op Xavère's arm geleund , volgde haar ; de laatste onrustle zich niet over de blijdschap, welke zijne bruid aan den dag legde. Hij kende het vrouwelijk hart te wèl, om niet, juist in dat vrijmoedig aan den dag leggen van haar gevoel, de ontkenning van iedere andere dan zusterlijke neiging te zien.

Nadat alle wellevendheidsgroeten tusschen den jongen Lord en de gasten gewisseld waren, vroeg de eerste , die opgemerkt had, hoe Editha glimlachend en blozend met den Markies fluisterde , op een eenigszins gemelijk trotschen toon ; »En... wie is Mijnheer ?quot; terwijl hij Xavère aanzag.

»De man , aan wien ik mijn leven te danken heb , van wien ik u reeds schreef, dien ik u het eerst had behooren voar te stellen : Xavère , Markies Desméranges ! — Mijnheer! Lord Stephan Folkstead, mijn zoon quot; De jongelingen bogen tegen elkander : de Franschman vriendelijk, ongedwongen; de Engelschman stijf en minder vrij.

))Ook behoort hij bijna tot de familie: dat vergeet gij , Oom !quot; zeide nu Editha: «beste Neef! zie ook in den Markies mijn' verloofde sedert gisteren.quot;

«Sedert gisteren ?quot; herhaalde Stephan's verflauwende stem , en zijne handen strekten zich uit, om zich aan iets vast te houden ; men begreep die beweging niet, en de jongeling stortte ter aarde met de doodskleur op het gelaat.

Doodelijk ontsteld, bemoeide Really zich tevergeefs hem op te heffen; Xavère nam den bezwijmde in den arm en voerde hem naar een divan, waar hij hem spoedig hulp deed toebrengen. Lady Jeverless , die van alle aanwezigen (buiten den Markies) alleen hare tegenwoordigheid van geest behouden had , deed hen opmerken, dat de bijkomende rust zoude noodig hebben; men verwijderde zich; ook Xavère leidde zijne Editha, die zeer ontroerd was. naar een ander vertrek. Toen Stephan geheel tot zich zeiven kwam, was hij met zijnen jammerenden vader en de Hertogin alléén. Er volgde toen een gesprek, waarin de jonge edelman, na de eerste ontboezeming zijner klachten, bij de opheldering, die hem door zijnen vader en de listige vrouw gegeven werden, de geheele edelaardigheid zijner inborst bloot legde. Hij wilde het Editha verzwijgen, wat hg voor haar gevoelde, om haar geluk niet te vergallen ; maar hij verzocht ook , ja hij eischte zelfs , dat het huwelijk ten spoedigste zoude plaats hebben. ))Ik ben gewoon mijne rede over mijne hartstochten te doen heerschen,'* sprak hij ; «doch de spanning , waarin ik verkeeren zal, totdat alles zal zijn afgeloopen, moet.. . . niet te lang aanhouden , dit.... gevoel ik .... voltrek dan reeds morgen die laatste plechtigheid, en laat die vreemdeling haar dan in Gods naam medevoeren!quot; Voorts verhaalde hij zijnen vader, hoe hij na het verzenden van zijnen brief nog eenen dag was


-ocr page 101-

95

opgehouden door de hertogin van C., daa r zij hem beloofde bij haren geniaal, op wien zij veel I invloed had, op het schikken zijner zaken aan te j dringen , indien hij hare luisterrijke soirée wilde : bjjwonen; dat hij, ongeloovig lachende, had toe-1 gegeven, en evenwel zijne hoop vervuld en hare j belofte bevestigd had gezien. Dit nu had zijne i afreize één dag vertraagd, en hem later eene ' zoo treurige welkomst voorbereid.

»Het is schandelijk zeide S^.-Really, »dat men in Schotland zóó met het recht handelt ! ; Maar voor ons is daar gelukkig nu alles afge-i daan.''

»Ja alles is afgedaan zuchtte zijn zoon , en ! verliet met gebogen hoofd het vertrek.

Bij de gasten werd voor Stephan's flauwte een ; voorwendsel gezocht , waaraan elk schijnbaar ge-j loofde, terwijl ieder zich intusschen voorbehield , ; zijne eigene gissingen te maken. Editha raadde de waarheid; men zag het aan de schroomvallige deelneming, die zij haren neef betoonde. St.-• Really nam Xavère ter zijde : dat deze alles begrepen had, behoeven wij nauwelijks te zeggen; hij stemde dus gereedelijk in des Lurch voorstel toe, om reeds morgen zijn huwelijk te voltrekken , en nam op zich, ook zijne bruid daarin te doen bewilligen.

•sgt; Chummore-castlc zoude ruim genoeg voor ons allen geweest zijn vervolgde de oude man eenigs-, zins verlegen, «het zoude mijn hoogste genoegen hebben uitgemaakt, u met u ve vrouw hier bij mij te houden ; doch .... gij begrijpt mij, mijn zoon . .

«Wij vertrekken na de plechtigheid.quot;

«Ik had reeds lang een hotel te Londen ga-huurd en ingericht; de genoegens van uw kas-steel hebben mij alleen belet, er gebruik van te maken. Het is een verblijf, dat zelfs uwer Editha niet geheel onwaardig is ; bovendien kan zij er in' verschikken wat zij niet goedvindt; zal ik u daar somtijds zien, waardige Vriend?quot;

Het antwoord was hartelijk en toestemmend. Xavère zoude nu zijne bruid voorbereiden ; eerst echter begaf hjj zich naar zijn vertrek , waar hij zijnen kamerdienaar tot zich riep.

«Norritch ! gij vertrekt spoorslags naar Londen , en bezorgt deze brieven.quot;

»Ook dezen , Monseigneur ? ' vroeg de man , glimlachende naar het adres aan Dame Evora ziende.

»Ook dezen , Norritch! gij begeeft u vervolgens naar mijn hotel, raadpleegt met Mistress Hannah, of de inrichting daarvan nog iets te wenschen overlaat, en zorgt, dat er niets ont-breke van hetgeen tot het comfortable eener dame behoort; verder ziet gij toe, dat de vrouwen der Markiezin goed gehuisvest kunnen worden , en dat alles nauwkeurig en met spoed geschiede, want morgen komen wij : daar is bankpapier voor de kosten , ik wil geene verantwoording , ga!quot;

^Monseigneur zal tevreden zijnzeide Nor- j trich , met eene buiging vertrekkende.

Het overige van dezen dag heerschte er eene ongewone terughouding en dwang onder het gladde vernis der welvoeglijkneid : zelfs tusschen de elkander liefhebbende personen. Edel gedroeg zich Stephan ; Lij verpijnde zijne zielskwelling zóózeer, dat hij Miss Anny, die aan tafel naast hem geplaatst was, aardigheden zeide over hare schoonheid, hoewel hij eigenlijk niet recht wist, of hij haar over bruine of blauwe oogen prijzen moest. Desméranges was kiesch genoeg , om elke bijzondere toenadering tot Editha, waarop zijne aanstaande betrekking hem recht gaf, te vermijden; doch ditmaal schertste hij niet, en dit maakte alles dof. Lady Jeverless deed Anny zingen; maar ziende , dat de jonge Lord eerst toen zich in zijne eigene gedachten verdiepte , gaf zij het voor dezen keer op, om hare dochter te laten schitteren. «Stf.-Really kon zich niet begrijpen . hoe een dag, waarvan hij zich een feest had voorgesteld , zoo stijf en treurig konde afloopen. Ook Editha was stil en in zich zelve gekeerd; dien ochtend had zij Xavère, toen hij haar tot hunnen verhaasten echt overhaalde, haren wensch te kennen gegeven, dat hy iets van zijne overdrevene Machtigheid mocht afleggen ; en toen had hij haar geantwoord : »ook gij , Editha! hebt mij onder dit grove masker dan niet herkend ? stel u gerust, te Londen , in ons huis, bij u, leg ik het af, om niets te zijn , dan uw gelukkige gemaal !quot; «Doch waartoe een masker ?quot; had zij het gewaagd te vragen : «vooral zulk een, dat u verlaagt? — «Vraag mij niets,quot; had hij gezegd, «bij uw en mijn geluk, smeek ik u, berust in uwe onwetendheid : er zijn mannenzielen, waarin geene vrouw straffeloos het oog mag slaan en daarop had hij hare hand gekust, en haar alleen gelaten. Zij dacht nu over deze woorden na , en was niet volkomen gelukkig.

Stil en vreugdeloos liep des anderen daags de trouwplechtigheid af, die in de kapel van C/nnn-more-Castle gevierd werd ; de eerwaarde Doctor W. zegende hen in met eene welsprekende toespraak. Daar bruid en bruidegom in eenvoudig reisgewaad waren , had ook niemand der aanwezigen iets bijzonders voor zijn toilet willen doen; de zoon des huizes was onpasselijk op zijne kamer gebleven; Sir Charles , de getuige voor den bruidegom, was bijna diens vijand; -Really zuchtte over Editha's vertrek en den jammer zijns zoons ; met één woord, alles was akelig, stijf, onheilspellend , en toen eindelijk Desméranges , na een kort afscheid van hunne betrekkingen, zijne vrouw naar zijn rijtuig geleidde , was het , alsof het den o ver blij venden minder drukkend werd. en men zich toen eerst aan eenige ongedwongenheid konde overgeven. Wat Editha, wat Xavère , op dezen rit naar de hoofdstad, in hun binnenste gevoelden, laat ik aan den oordeelkundigen Le -zer en de gevoelvolle Lezeres zelve te denken over. Al het andere moest voor hen wegvallen, bij het ééne denkbeeld,» dat beider hoogste wensch nu bevredigd was.


-ocr page 102-

VI.

AI.MAfiRO,

Wam (luurzuuin zielsgeluk bloeit zonder vrede niet.

VAN DKR HOOP , lingo en FAvire.

Zeven dagen van echtelijk geluk waren er voor Xavère verloopen ; zeven dagen , waarin Editha al de zaligheden smaakte . die hij haar beloofd, en waarop zy gehoopt had. Nooit was er kie-scher , beminnelijker echtgenoot; nooit voorkwam een gemaal zóó de minste gedachte der aangebedene gade; zelfs in de geringste kleinigheden , waardoor de grovere man zoo licht een fijn-gevoelend vrquwenhart wondt, betoonde hij haar eene achting, eene oplettendheid , die zelfs eenen onbeminde verdraaglijk zoude gemaakt hebben; en toch lag er in dit alles iets , alsof hij van haar eene vergiffenis te verdienen had, en soms was er in zijne liefkozingen iets onstuimigs en wilds, waarvoor de teedere vrouw terugschrikte. Na die eerste week volgden er nachten , waarin hij niet sliep. Ieder , die slapelooze nachten , door ziels- of lichaamskwelling , kent, verbeelde zich die, maar denke er bij aan een ontwaakt geweten, dat eerst zacht fluisterend, maar daarna al luider en luider tot u roept, u zelfs in de armen der vurig beminde gade geene rust laat; verbeelde zich die, maar van iemand met eene bloedschuld beladen, die zich daar , in het donker, zijne daden duidelijker dan anders voor oogen stelt: verbeelde i zich die , onder het troosteloos huiveren voor de toekomst, onder doodsangst voor ontdekking : zóó toch waren de slapelooze nachten van den zeeroover.

Hij voorkwam ze soms met behulp van een verdoovend vocht, dat hij onbemerkt innam; maar akelig, benauwd waren dan zijne droomen, zoodat de ontstelde Editha genoodzaakt was, hem met moeite te wekken . en dan vaak brandende tranen voelde nederdroppelen op den arm, waarmede zij hem liefdevol omvatte. — Wel gevoelde zij zich gelukkig in en door zijne liefde ; maar het kon haar geen geheim meer zijn , dat vroegere schuld hem pijnlijke wroegingen veroorzaakte : welke ? dit waagde zij nooit hem te vragen : reeds sidderde zij voor hem in oogenblikken | van hartstochtelijke liefde : wat moest het niet i zyn, zoo een onbescheiden uitvorschen hem tot toorn ontvlamde! Zij was vrouw in den echten zin des woords ; zij aanbad haren echtgenoot tot j in zijne gebreken ; zij plooide zich naar elk zijner grilligheden , met eene inschikkelijkheid, met eene opgeruimdheid , als waren die invallen ook juist hare wenschen : echter gebeurde er weldra iets , dat haar bijzonder ontzette.

Desméranges had uit Frankrijk eene prachtige New-Foundlan ischen hond medegebracht, waarin hy zóóveel belang stelde, dat hij hem nimmer aan het Londensch straatgewoel waagde. Een der bedienden , iets aan het Strand te verrichten hebbende , had hem tegen zijn bevel met zich genomen.. Een matroos , die de Waterloo-Bridge afkwam, scheen dat dier te herkennen, noemde het bij den naam, Naoma, waarop het kwispelstaartende naar den zeeman toeliep, en van ' liefkozingen niet te weerhouden was. Dit verwonderde den bediende zóózeer , dat hij niet kon ' nalaten het zijnen heer te vertellen, ondanks de berisping, die hij daarvoor te vreezen had.

)gt;En vroeg die man u naar mij ?quot; zeide deze , terwijl hij zich omkeerde.

))Hij wilde iets zeggen ; doch ik haastte mij om met Naoma voort te komen.quot;

«Waarschijnlijk de Fransche matroos, van wien ik het dier kocht,quot; sprak Xavère , en verwijderde zich.

Eenige minuten daarna kwam hij met een pistool terug, ging naar een binnenplein , waar hij den hond tot zich riep , die hem vroolijk te ge-moet sprong, plaatste zich op eenigen afstand. en schoot op het fraaie beest, dat zieltogend nederviel. De bediende , die daarbij tegenwoordig was, sidderde, en zag angstig voor zich zei ven naar eene schuilplaats om. ))lk wil geen' hond deelen met een' ander,quot; sprak de Markies , den anderen scherp aanziende ; «begraaf ^[aoma , en zie toe, voortaan mijne bevelen betel* na te komen.quot;

Editha bevond zich juist in een vertrek van de eerste verdieping, dat op die binnenplaats uitzag: zij stond voor het venster, en had alles gezien. Daarop kwam Xavère bij haar. Hij wilde haar liefkozend naderen; zij wendde het hoofd af.

«Editha! gij zijt toornig riep hij smartelijk, «gij wilt mij niet aanzien; gij onttrekt u aan mijne omhelzing! om 's Hemels wil! spreek, wat heb ik tegen u misdaan ?quot;

«Waar is Naoma?quot; vroeg zij met gesmoorde stem ; hij bemerkte, dat zij geschreid had.

Hij zag voor zich neder , en zweeg: tegenover zijne vrouw begaf hem die kunst van veinzen , waarmee hij zich uit alles redde.

«Xavère! gij weet het, ik eerbiedig u , zelfs in uwe luimen, maar beslis gij zelf, is deze geoorloofd ? Een weerloos dier , van welks trouw en gehechtheid gij mij zoo menig blijk verhaal-det. dat u met vriendschapsbewijzen nadert, opzettelijk neder te schieten ? Gij weet niet, gij kunt niet weten , hoe dat schot ook mij v/ondde! Is het goed van u, uwe Editha zóó te beangsti-gen.

«Zijn dood was noodzakeiijk, mijne liefste! voor mijn welzijn , voor het uwe , moest hij . . .. sterven. Naoma was .... dol.... ten minste , ik geloofde dat. .. toen , (hier drong hij eenen traan terug) toen hij mij .. . naderde Neen ! Editha! o! geloof alles van mij, slechts niet, dat ik u zoude willen grieven : neen , voorwaar. mijne bedoeling was beter, was geheel anders!quot; Daarop zich herstellende, vervolgde hij , zacht vleiend : «Mag ik dien traan niet wegwisschen ? Wilt gij mij uwe hand niet toereiken ten teeken van verzoening ?quot; De jonge vrouw zuchtte ; zij begreep , dat het beter ware den schijn aan te


-ocr page 103-

ALMA ORG.

07

nemen van eene onwaarheid te gelooven , dan door aanmerkingen, die toch nutteloos waren, den echtgenoot te verbitteren. Met nedergeslagene oogen gaf zij hem hare hand , hij liet die niet spoedig los, maar trok haar aan zijne borst, en was zoo teeder , zoo beminnelijk , zoo welsprekend, dat hij er in slaagde, haar het tooneel van den ochtend te doen vergeten.

Aan den avond van dienzelfden dag kwam Nor-ritch den Markies , die zich toen alléén bevond , berichten , dat een onbekend livrei-bediende den heer des huizes wenschte te spreken.

»Breng hem hier , Norritch!quot;

Daarop trad er een man binnen , met eehigs-zins gekromden rug en slechten garg . bij wiens eerste aanzien Xavère zoo hevig ontstelde , dat hij zijnen zakdoek voor zijn gelaat hield. om een plotseling verbleeken te verbergen.

Het was dan daar dat vreeselijke oogenblik , waartegen zijn angstig voorgevoel hem gewaarschuwd had ; dit was dan het verledene , dat zijne rechten op de toekomst zoude doen gelden.

Toch was hij zich zeiven genoegzaam meester, om zijnen kamerdienaar met eenen wenk weg te zenden, en zich met schijnbare bedaardheid in eenen armstoel neder te zetten, met den rug naar den man toegekeerd.

Deze naderde hem toen vrijmoedig en vroo-Ujk.

»God zij gedankt, Kapitein ! dat ik u wederzie ; wat zegt gij van mijne uitrusting ? zoudt gij mij herkend hebben ?quot;

))Uwe vermomming is goed, Estalte ! doch waarom waagt gij u te Londen . hoe komtgy hier?quot;

«Ik kom uwe bevelen vragen. Kapitein!quot;

»Ik heb er geene te geven ; doch spreek zachter, en noem mij zoo niet: moet men ons hier dan kennen ?quot;

«Mijnheer ! zult gij mij dan niet zeggen, wanneer en waar wij u wachten moeten ?quot;

»Ik keer niet tot ulieden terug!.....Gij ziet

mij aan, als verstondt gij mij niet, heeft .Tubarre mijnen brief niet ontvangen ?quot;

j/Evora heeft er ons een' doen toekomen; maar, Heer ! wij begrijpen dien niet; wij kunnen niet gelooven , dat u dat ernst was.quot;

«Heilige, onveranderlijke ernst, zoo waar....quot;

«Om Gods wil, spreek dat woord niet uit. het mocht dan onherroepelijk zijn ,quot; riep de vreemde met angst. «Neen , dat meent gij zelf niet, neen! zoo trouweloos (vergeef mij het woord, Kapitein!) zoo trouweloos zal Almagro hen niet verlaten, die zeven jaren eiken strijd met hem streden, en strop noch hel vreesden in zijnen dienst.quot;

«Dat is geen verlaten , gij hebt mij niet meer noodig, met de Jicprcsailles schonk ik u alles, wat daar het mijne was ; ik bood ieder uwer, die aan land komen en rustig leven wilde , daartoe de middelen aan , en voor die blijven wilde , liet ik Jubarre : wat wenscht gij meer?quot;

»Wie onzer wil nu meer aan land leven , zoolang er nog één plekje bevaarbare zee is ! Een fraaie Kapitein. die Spanjaard ! dapper moge hij zijn, maar hij weet niets van het roer, en door zijne onbesuisde drift ruidt hij de manschap tegen zich op. Neen , waarachtig , Mijnheer ! gij moet ons niet in den steek laten, er is orde noch gezag onder ons: de eene wil Jubarre niet gehoorzamen , en de andere verdedigt hem met de sabel in de vuist, als er één hevige storm opsteekt , zijn wij verloren , want er zal niets geregeld gedaan worden , wij hebben geen' goeden stuurman, en het is eene hachelijke vaart over die ondiepten en klippen, terwijl daarenboven, zooaIs gij schrijft, de Engelschen ons zullen najagen , en de Fran-schen reeds onzen laatsten prijs genomen hebben, waarmede Roger Noord-op gezeild was. Gij ziet, in hoe hoogen nood wij zijn. Daar wij u verwachtten , hebben wij ons moedig in deze wateren gewaagd ; maar er is ook niemand dan gij , die er ons uit kan brengen.quot;

De Markies , die tot hiertoe met een afgewend hoofd gezeten had, was opgestaan. Met klimmende belangstelling had hij alles aangehoord: toch toonde hij eene schijnbare onverschilligheid.

»Gii hebt Rastattquot;, een'evengoed stuurman, als ik zelf.''

«Eastaff!.. .. Weet gij dan ïiiet?quot;... .

«Wat zou ik weten ?quot;

«Dat ze hem opgehangen hebben, opgehangen als een' hond , die verwenschte Engelschen!quot;

«Mijn' Rastaff, mijn weldoener! zulk een'schandelijken dood! o God ! dat schreit om wraak,quot; riep Xavère, die zijne vorige koelheid vergat.

«Ja, Mijnheer! hij wilde aan land gaan , om u op te sporen ; zime sloep werd door eene En-gelsche brik genomen , en een baardeloos officier liet hem van de ra wapperen, omdat hjj op geene zijner vragen wilde antwoorden. Een uit de boot, die daarna ontsnapte, deelde het ons mede!quot;

Almagro liep eenige malen , in gedachten verdiept , het vertrek op en neder; toen hervatte hij :

«Estalte ! zijt gij alléén hier ?quot;

«Jubarre en de overige zonden mij alléén af; ik heb , om hier te komen , dienst genomen op eene Hollandsche kof, die den Theems opvoer Wel was ik zeker, dat ik u hier vinden zou, maar ik wist niet hoe ; daar ik noch den naam, dien gij aangenomen hadt, noch de wijk, waar gij woon-det, kende. Drie dagen lang doorkruiste ik deze stad , waarin men lichter verdwaalt , dan in een Araerikaansch bosch ; dezen ochtend sukkelde ik moedeloos over die groote brug, toen ik uw getrouwen hond, uw' Naoma bemerkte.

xO. mijn vermoeden! het was dan toch te laat!quot; riep Almagro op eenen smartelijken toon, zich ter zijde wendende.

«Men riep hem wel terug, maar ik volgde van verre , en toen ik goed hoogte genomen had, wachtte ik tot de avond viel, verkleedde mij, zoo als gij ziet, en kwam tot u.quot;

«Keer naar uwe makkers terug ; zeg hun , dat ik hier eenigen invloed heb, en zal weten te voorkomen . dat men u in de eerste dagen vervolgt : maar wend u van de kust af, en neem koers naar het zuiden : ik zal voor u doen wat


II.

-ocr page 104-

ALMAGRO.

98

ik kan; maar, bij den Hemel! ik volg u niet!quot;

»Wat geven wij om de Engelschen, wat raakt ons hnnne vervolging ? Zoo gij bij ons zijt, lachen wij met alles; u alleen verlangen wij, niets meer !quot; riep Estalte met vuur. »Almagro! ook voor uw eigen belang, hoor mij nog éénmaal aan vervolgde hij ernstig. ))Er zijn onder ons mannen , die wel op u alleen hun vertrouwen stellen , maar die u niet beminnen , zooals ik, die door u van het scalpeermes der Irokcezen verlost werd. Deze nu hebben gezworen u terug te zien , of u met zich te doen vallen ; zij zijn vast besloten , zich bij de eerste gelegenheid de beste over te geven , en door eene volledige verklaring, van al wat zij omtrent u weten , hun zeiven vrijspraak te bezorgen , en zich op u te wreken. Lafhartige handlangers der zoogenaamde Gerechtigheid zullen u dan in uw eigen huis willen grijpen : waar is dan de plek , die u veiligheid biedt ? De groote prjjs , op uw hoofd gesteld, kan door iedere vrouw verdiend worden; want niemand zal meer misleid zijn door uwe schijnbare zwakheid , en de minste huurknecht kent dan de trekken van uw edel gelaat, zoogoed als zijne eigene. Hoor mijne waarschuwing, denk aan RastaftT'

öMensch ! denkt gij, dat ik den dood vrees ? Kom, ik zal het uitroepen voor het oor mijner eigene bedienden : »wie uwer begeert de 500 guinea's ? ik ben Almagro!quot; Hij begaf zich met verhaasten stap naar de deur. «Veel liever nog dit , dan mij opnieuw in uwe gemeenschap te verlagen !quot;

Maar Estalte hield hem met kracht terug: snel vatte hy zijnen arm , en riep uit :

»Bij God! niet verder! zoo was het niet gemeend. Nooit waren wij uwer waardig; doch waarom nu minder dan toen? zoo gij het echter wilt, als dit uw laatste woord is , dan ga ik ; dan weet ik een zehcr middel, om hunne plannen te verijdelen : maar als er dan een reddeloos wrak op de kust komt aandrijven , als dat wrak uwe Represailles is, wanneer van al de getrouwen , die gaarne voor u stierven , niet één behouden wordt, dan hoop ik , dat uw geluk aan land zal kunnen opwegen tegen hunnen ellendigen dood : dat gij zelf zult kunnen vergeten , hoe gij de eerste waart, die de eenvoudige Normandi-sche boeren smaak deed vinden in dat leven , waarvan gij thans een' afschuw hebt; hoe gij weigerdet hen nog éénmaal bij te staan , nu zij in nood zijn! dan wensch ik om uwentwil, dat er een God zij , die zich even gemakkelijk laat bedriegen, als de menschen hier , die het u voor deugd aanrekent, dat gij ons zoo verliet. Vaarwel dan , Almagro! vrees niets voor uwe eer , noch uw leven : is er eene eeuwigheid , dan zien wij elkander weder.quot;

Bij al zijne sterkte van geest en bedaard overleg in oogenblikken van gevaar, was Desméran-ges een dier karakters, welke zich door eenen eersten indruk, die hen gevoelig treft, laten wegslepen ; het kwam hem nu voor , dat hij werkelijk even lafhartig als ondankbaar zoude handelen, zoo hij zich en zijn geluk niet aan die menschen opofferde; ook nu woelden plichten tegen plichten in zijn hart: ook nu scheen hem de moeielijkste de meest gebiedende , en weer nam hij een besluit, welks uitvoering zijne gansche zielskracht vereischte , maar dat hem tevens diep rampzalig maken moest. Terwijl Estalte sprak, was hij op eene sofa nedergevallen , en zijn veel-beteekenend gelaat was toen de spiegel der meest tegenstrijdige hartstochten ; doch toen deze geëindigd was . stond hij nogmaals op , maar nu met eene vaste , ernstige houding. Het was Almagro , en niets van den Markies was er meer overig, toen hij met zijne doordringende krachtige stem, hoewel niet op luiden toon , zeide : «Estalte ! dat waren schrikkelijke wanorden ! waarvan gij spraakt ; weet, ik zal streng gericht houden , als ik onder ulieden terugkeer./

))Gij keert dus tot ons terug?quot; riep deze in vervoering, stortte aan zijne voeten, en omvatte zijne knieën ; »dank , eeuwigen dank voor uw besluit ; ja, ik wist het, dat gij nog onze Almagro waart.quot;

Almagro hief hem op.

)gt;Ik wilde u beproeven ; over u ben ik tevreden , Estalte ! maar die gruwelen, waarvan men

hier spreekt: maar dat oproer tegen Jubarre.....quot;

»Kapitein !quot; sprak de andere , het hoofd buigende , als gevoelde hij schaamte, »zooals gij handelt, zal het goed zijn ; maar ik mag een lafaard wezen, zoo van alles de grootste schuld niet bij Jubarre ligt.quot;

»Wij zullen zien. — Op welke hoogte kan de Représailles thans zijn V'

«Omstreeks de punt van Pevenseyquot;

»Goed. Om niemand op mijn spoor te leiden , vertrek ik nog dezen nacht naar Do vers , van- j daar heimelijk en snel naar Hastings , waar gij ! mij wachten zult.quot;

«Dicht bij de kust heb ik kennis aangeknoopt : met eenen visscher; indien het u goeddunkt, zal die ons aanboord brengen.quot;

»Voortreffelijk. 'Ihans kunt gij gaan , houd u niet langer te Londen op.quot;'

Hij schelde en sprak :

«Norritch! doe dien man uitgeleide,quot; en tot Estalte : «Vriend ! zeg uwen meester , dat ik komen zal.quot;

Beiden verlieten hierop het vertrek.

«Ik moet nog heden naar Do verszeide de Markies tot zijnen kamerdienaar, toen deze terugkwam. «Laat mijne reis-calèche omstreeks middernacht voorkomen. Zorg gij voor al wat noo-dig kan zijn. Zeg der Markiezin , dat ik dezen avond bezigheden heb , doch zwijg haar van mijne reis; geef mij nu schrijfgereedschap , en vertrek.quot;

Al deze bevelen gaf hij met de kalmte van iemand , die elk eigenbelang ter zijde gezet, elke eigene hoop opgegeven, elk levensgeluk vaarwelgezegd heeft; doch thans allééngebleven , brak de lang weerhouden vloed zijner smartelijke aandoeningen los ; nu eens drukte hij het hoofd in


-ocr page 105-

ALMAGRO.

de zachte kussens der sofa, en gesmoorde zuch- ' ten wisselden dan af met het nokkend snikken der wanhoop; dan weder liep hij als een krankzinnige het vertrek rond , met wild starende oo gen, met ongelijke wankelende schreden, als iemand , die door bedwelming niet ziet; elk voorwerp , dat hem aan zijne gade herinnerde , of dat zij gebruikt had , met woestheid aangrijpende of vurig kussende, doch zelfs onder dit alles zich onthoudende van luide klachten , welke haar hadden kunnen verraden , wat er in zijn hart omging. De pendule sloeg half elf.

»De tijd gaat snel voortriep hij, vatte eene carafe met water , die daar stond, ledigde die in enkele snelle teugen , en zette zich tot schrijven.

Veel en lang schreef hij , nu eens met vlugge, vaste trekken , dan weder afgebroken , daar lang weerhouden tranen op het papier nedervielen , en hier en daar het geschrevene uitwischten; eindelijk , toen die moeielijke taak volbracht was,

— want blijkbaar kostte hem dit schrijven veel,

— nam hij uit zijne cassette eene portefeuille , die hij bij zich stak ; juist kwam Xorritch hem waarschuwen , dat alles gereed was , en het rijtuig hem wachtte.

«Is mijne vrouw reeds in hare kamer ?quot;

))Hanna verzekerde mij zoo even , dat de Markiezin gerust sliep.quot;

»Goed; wacht mij hier met den mantel/'

Almagro spoedde zich voort, en trad omzichtig tot voor het ledekant, waarop zijne engelachtige gade rustte. Het was de sluimering der onschuld, in het volle genot der gezondheid ; die zachte blos , die glimlach rondom dien frisschen mond , dat kalme voorhoofd , dit alles, die voorbeduid-selen van eenen vroolijken droom, zoude zelfs een' onverschillige, die iets wist van hetgeen haar treffen moest, weemoedig gemaakt hebben ; wat moest het niet zijn voor hem, die daar voor haar stond, met de volle bewustheid van den slag, welken hij haar ging toebrengen.

Hij stond daar, en waagde het niet hare hand te vatten, want de zijne was ijskoud, en die kille aanraking zoude haar gewekt hebben ; hij dacht niets , want het suisde hem in de hersenen; hij sprak niets, want zijne tong was als verlamd en gezwollen : hij wilde knielen , maar zijne ledematen waren verstijfd. Almagro's wil was hier toch sterker dan zijne bewerktuiging; hij zegevierde over zijn lichaam en zijn gevoel, drukte zijne bleeke lippen zacht op hare lokken , sneed behendig eene enkele daarvan af. sloot haastig weder de gordijn dicht, en wierp een pakketje op haar toilet; deze beweging deed hem toevallig eenen blik slaan in den spiegel, hij schrikte terug voor zijn eigen gelaat, zoo verwrongen waren zijne trekken. Hij waggelde de kamer .uit, nam snel den arm van Norritch , die hem tegemoet ging, en was weldra met dezen in het rijtuig , dat als met kogel vaart naar Bovcvs voortrolde.

VII.

Al was uw cchi{;eiiooi schorluyn uf opperdief.

Hij moet u dierbaar zijn, liet is uw weerde li eF.

J. CATS.

Niet recht opgeruimd , dat Xavère haar eenen geheelen avond alleen had kunnen laten , doch te goed begrijpende , wat bij hem het woord hc-zigheden beteekende , om hem te durven storen, had zich Editha des avonds ter rust begeven; toen zij ontwaakte, was het hare eerste gedachte hem spoedig haren morgengroet toe te brengen, te gelijk met een zacht verwijt over zijne ongezelligheid ; zij stond op, schelde hare kamenier , en zette zich voor haren kapspiegel. — Daar valt haar oog op een als eenen brief toegemaakt pakketje , het adres luidt aan haar ; zij erkent de hand ; zij schrikt! wat kan het zijn, dat Xavère haar melden wil , en niet mondeling mededeelt ! Bevend ziet zij het papier in , de letters dansen haar voor de oogen , zy laat het onzalige schrift vallen , en zit als vernietigd daar; de kamenier komt, zij ziet de ontroering der Markiezin , en biedt haar eenige bedarende droppels aan. De jonge vrouw verliest niet geheel hare bezinning, zij wenkt het meisje haar te verlaten, hervat daarna het lezen , en brengt . onder tranen en hevige aandoeningen, den volgenden brief ten einde :

»De geheele Engelsche zeemacht durf ik trot-«seeren, maar ik heb geen' moed, om tot u, mijne «Editha ! als. gij mij aanziet met dien reinen blik »vol vertrouwen , te zeggen , dat ... ik u «schandelijk bedroog; ik heb geen' moed , om ))uwen vroolijken glimlach voor mijne oogen te »zien wegkrimpen in den stuiptrek der smart, ))als gij weten zult wie uw gemaal was ; en toch «moet gij mij kennen, in al de bijzonderheden »van mijn vreeseljjk leven, want zie, ik ben »Almagro , de zeeroover , over wien uwe land-))genooten een drievoudig wee! hebben uitgeroe-»pen; de man, aan wien gij zelve misschien «nooit zonder afschuw hebt kunnen denken, over »wiens daden gij, Engel van zachtheid! misschien «wel eens eene stille verzuchting tot God zondt. »Vrouw van mijn hart! éénige lichtstraal in mijne «duisternis! vloek mij niet, niet voor gij alles «weet. Dwing u tot kalmte , zie hoe ik zonder «hartstocht schrijf, volg mijne zelfbeheersching »na: veroordeel, veracht mij niet, voor gij ge-«zien hebt, hoe ik werd , wat ik thans ben.

«Kort na uw vertrek naar Engeland, stierf ))de Markiezin Desméranges, mijns vaders tweede «gemalin. Haar dood bracht eenige verandering «in ons huis teweeg. Mijn broeder Philippe, nu «meerderjarig geworden , eischte zijn moederlijk «erfdeel en vestigde zich te Parijs. Ook mijn «vader , die reeds bij haar leven zelden te Des-»méranges vertoefde, kwam er nu bijna nooit «meer; hij liet er mij volkomen meester van al «mijne handelingen, die door mijnen gouverneur


-ocr page 106-

A LM AO I JO.

v(glj herinnert u liern , dien wij lc hun abhé, )gt;uoem(ieii) iu niets beperkt werden. In mijn hart «liet he't afsterven dier vrouw eene ledigheid na. »welke door niets werd aangevuld. Wel had ik «aan haar het leven niet te danken, maar zij «was voor mij de teederste moeder geweest, en «niemand verving hare plaats. De Markies, dit «zag ik duidelijk, beminde mij niet; bij mijne «liefkoozingen stiet hij mij van zich, en wierp «mij een geschenk toe : hij zorgde slechts, dat ik «ieder mijner grillen voldoen konde : maar met «stugheid wees hij mij af, als ik hem danken «wilde. Mijn bijzijn scheen hem een last te we-»zen ; ook ontvlood ik hem even gaarne , als hij «mij van zich zond. De abt, een geleerde en «man van letteren , vond het gemakkelijker mij »aan mij zei ven over te laten , om zich onge-«stoord aan eigene studiën te kunnen wijden, «dan te trachten mijnen onstuimigen gemoedsaard «te leiden, of mijn hart. dat uiterst gevoelig »en nog voor iedere leiding- vatbaar was, te «verbeteren en voor he~ goede te vormen. Even-«wel deed hij iets voor mij: ziende , dat ik eeni-«gen zucht tot kennis had , onderwees hij mij ! »in de oude en nieuwe talen, vormde mijnen «smaak en mijn oordeel, deed mij de onderschei-' «dene schoonheden der schrijvers opmerken, maar «bekommerde zich noch over de grondbeginselen, «welke zij predikten, noch over den indruk, i «dien zij op mijn prikkelbaar gemoed maakten , : «ja , hij liet de keuze mijner lectuur geheel aan i «mij zeiven over. Wat was natuurlijker, dan «dat ik bij mijne zucht, om alles te kennen en te «doorgronden, bij mijne vurige, licht ontvlam-«bare verbeeldingskracht, juist zulke schriften »koos, die haar nog meer opwonden ! Up mijne «jaren , met eenen smaak als de mijne, moesten ' «Voltaire's scherpzinnige spotternijen mij beval-«len , zelfs waar hij in sierlijke taal het heilige ! «aanrandde; en weldra ook was ik met hem van ; «gevoelen, dat er eigenlijk niets voor heilig te «houden was ; desniettegenstaande las ik Fénélon «en Bossnet met eerbiedig genoegen, doch mijn «eerbied gold slechts hunnen stijl, hunne omklee-«ding : wel wierp ik , bij eene eerste lezing, Par-; «my's schandschriften weg. geleid door datzelfde «gevoel voor het schoone , dat naderhand mijn «ongeluk hielp voltooien; want daar ik het zelfs «op de geringste zaken toepaste , werd in alles , «uiterlijk schoon mij eene behoefte, en slechts «wat aangenaam tot de zinnen sprak, streelde «mij. Vandaar eenen afkeer van al wat wan-«smaak of ruwheid uitdrukte; vandaar eene '.iit-«gezochte verfijning in do zorg voor lichamelijke »schoonheid en welstand ; vandaar eene doode-«lijke walging tegen armoede, welke ik toen «slechts uit het onbehaaglijke schouwspel van «bedelende landloopers kende. — De abt, die «zag, hoe ik mij al meer en meer vertroetelde, «spotte eens met mij op eenen dag , dat wij het 1 «worstelen van een paar sterke boerenknapen «aanstaarden. «Hier zoudt gij hebben moeten »»vluchten. Xavère 1quot; zeide hij, «want gij mist

««de waardigste schoonheid des jongeling.*, li-« ochaamskracht.'

^Ik bloosde: maar van toen af oefende ik mijne ! «krachten, en overwon zelfs mijnen tegenzin . «om mij met mijne minderen te vermengen. Dit «ontwarende , bezorgde de abt mij een' leermees-«ter voor de gymnastiek ; ik vond weldra smaak «in elke oefening ; ik verhardde mij tegen pijn «en vermoeienis , en spoedig was er niemand meer «onder mijne vorige makkers , die zich met mij t,durfde meten. Toen ontwaakte in mij de zucht «naar stoute bedrijven : ik wilde een Hannibal , «een Alcibiades . een Bayard worden. Aan deze «zucht paarden zich soms wonderlijke invallen «(zóó noemde ze mijn leermeester) van edelmoe- j quot;digheid, van weekhartigheid, van romanesk «gevoel. — Daar niemand deze gewaarwordingen «beantwoordde of zelfs begreep, ontstond hier-«door in mijn hart eene bitterheid tegen de men-«schen , welke in weemoed verkeerde als ik aan »u dacht , aan mijne kleine Engelsche vriendin , «die mij nooit uitlachte. Zóó verliepen er twee «jaren , toen wjj bericht kregen , dat mijn vader «te Parijs plotseling aan eene beroerte gestorven «was. Ik ijlde derwaarts, de abt vergezelde mij. «Het testament wordt geopend , mijn broeder is «er bij tegenwoordig ; daar lezen wij , hoe mijn «vader zijn vermogen en titel vermaakte aan «Philippe , zijn' éénigen zoon uit een wettig hu-«welijk met de viravin d'Almé. Ik was ont-«erfd — maar meer dan dit. Eene bij dien «uitersten wil gevoegde bijlage brandmerkte mij «als een onwettig kind van den Markies en een «landmeisje, dat onder hare schande bezweek. «Voor den bastaard had men verder niets gedaan : «geen troostwoord balsemde de pijnlijke wond ; «er was niet eens aan gedacht, dat hij recht «had den naam zijner moeder te kennen. IJs-«koud onverschillig zag Philippe mij aan. «»Mijn-««heer !quot; sprak hij . «gij zult, hoop ik , kiesch ««genoeg zijn, niet langer eenen naam te voeren, ««die alleen mij toekomt: hoe zult gij u voor-««taan noemen ?quot;

« «Jefta! noem mij Jefta, nietswaardige Egoïst!quot; «riep ik, in woede uitbarstende, verliet Parijs, «en snelde naar Dnsmércinges. Hier ontving ik «eenen brief van Philippe's zaakwaarnemei , die «mij onbewimpeld kennen deed , dat ik het kas-«teel terstond moest verlaten , en medevoeren »kon. wat de Markies mij eenmaal gegeven had : «maar dat ik. na zoolang wederrechtelijk in mijns «broeders rechten gedeeld te hebben , wel niet «meer van hem vorderen kon.

«Ik was dan arm! arm !.....ik , die voor het

«woord armoede gebeefd had .... arm ! ik , die «gewend was al de verfijning der weelde als be-«hoefte te beschouwen ; ik was een bastaard : ik, «die trotsch geweest was op mijn geboorte ; wiens «hart klopte bij de daden mijner voorouderen ; «die den schijn eener vernedering zelfs nooit had «kunnen dulden ! De abt, dien ik nog ééns we-«derzag, maande mij aan . mijne talenten te ge-«bruiken. Talenten . kundigheden ! ja , ik wist


-ocr page 107-

ALM A G KO.

101

»van alles wat, maar ik had niets grondig gefleerd , wat van toepassing kon zijn op het maat- | »schappelijk leven : slechts smaak , slechts opwel- j «lingen hadden mij geleid bij mijne studiën ; aan ; »het nuttige , bruikbare en nood/zakelijke had ik ; «nooit gedacht. Geen geloof aan hooger leiding «boezemde mij vertrouwen in, geene grondbegin-wsels sterkten mij! ik moest tot wanhoop vervallen , ik wilde mij in de Seine werpen. Eene «vriendenhand hield mij terug , het was Rastaff, «een wiskundige uit de hoofdstad , die mjj vroeger »in de sterre-, meet- en natuurkunde onderwezen »had, want deze wetenschappen hadden altijd «voor mij eene groote aantrekkelijkheid : hij had 1 «mij lief gekregen om mijne zucht tot kennis; «hij bood mij een verblijf bij zich aan ; ik liet «mij door hem leiden. Tot mijn ongeluk was Kas-j «taff een goedhartig, maar zeer lichtzinnig mensch, «een speler, die nachten bij nachten aan de pha-«ro-tafel doorbracht; hij voerde mij dadr niet zich; «ik leerde Parijs kennen ! maar Parijs in hare af-)gt;schuwelijkste gedaante, in hare schaamtelooze on-«deugd: ik vergat mijne eigene ellende in dien «tuimel der vermaken; er heerschte in die ver-«blijven eene kwistigheid , een overvloed , welke «mij nog den schijn vóórtooverde van eenen rijk-«dom , waaraan ik gewoon was Zóó kon het toch ; «niet blijven , verstand en oordeel zeiden het mij. ! «Ik deed pogingen, om geplaatst te worden : dwa-i «ze hoop van eenen jongeling, die de wereld niet «kent! zonder aanbeveling, zonder naam , vond «ik overal slechts ijskoude harten en gesloten i «ooren , terugwijzing , vernedering, minachting ! «Na zulk eene ontmoeting was ik radeloos van «spijt. Ik wilde nog een laatste poging wagen : i «een man, dien ik als den gemeenzamen vriend ! «mijns vaders gekend had, werd Minister: bij ; «hem vervoegde ik mij , en bad hem om eenen I «toenmaals onbezetten post, waarvoor ik geloof-I »de geschiktheid te hebben. «Met genoegen , lie-I »«ve Markies Desméranges!quot; sprak hij , «men zal ! oer u zelfs spoedij? eenen beteren aanwijzen.'

«Ik zeide hem , dat ik dien naam niet meer droeg, i «Drie dagen daarna was de post aan een' ander «begeven. Buiten mij zeiven van teleurstelling «en toorn , vloog ik naar den Minister. «Jong «mensch!quot; zeide hij toen, «men geeft zulk een j «ambt niet aan jongelieden zonder naam , of fa-«milie.quot; Ik kon niet meer van woede ; ik gaf «mijne verontwaardiging en verachting in de harts-«tochtelykste bewoordingen lucht, en sprak be-«dreigin^en uit, die den staatsman werkelijk voor «mijne razende drift deden sidderen ; hij riep zijn i «bediende , liet mij door dezen de deur wijzen, en »nog denzelfden dag kreeg ik bevel Parijs te overlaten. Ik was krankzinnig van spijt, ik verwachtte de maatschappelijke orde , die , omdat mijn j «vader zich eenmaal vergat, mijne moeder lichtzin-j «nig geweest was, mij als een vreemd monster ! »van zich stootte ; ik wilde , ik moest mij wreken ! I «Te huis komende vond ik Kastaff niet meer; hjj ! «was voor zijne schuldeischers gevlucht. Ik begaf vmij naar een speelhuis; nog éénmaal wilde ik

«mijn geluk beproeven; ik waagde de opbrengst «van al mijne boeken en kostbaarheden. Ik won «veel, zeer veel , werkelijk eene fortuin! Een «man met eene trotsche houding en een' gloeien-«den blik stond naast mij. «Gij zult een' kamer-»«dienaar noodig hebben quot; sprak hij met bitteren ««lach, «ik heb niets meer, neem mij aan.quot; Dat «sneed mij door de ziel. «Wij zullen samen dec-»))len,quot; zeide ik, »gaan wij vanhier!quot; Die man «heette Jubarre : het was een Spanjaard van goe-«den huize , die deelgenomen had aan de staat-«kundige woelingen , en eindelijk zijn vaderland «had moeten verlaten , met bitteren wrok in zijn «hart tegen hen , die hij als de oorzaak van zijne «rampen beschouwde. Ook hij had aan de speel-»tafel verdooving gezocht voor zijn leedgevoel ; «ik leide hem mijn°n toestand bloot, hij mocht «mij niet meer verlaten. Ik bezat een vermogen , maar dit was mij niet langer genoeg ; mijn olust tot wraak voor het ondergane was niet ver-«koeld; toch begeerde ik geene loge wraak : in »mijne ziel gloeide de zucht, om mijn vaderland )gt;te toonen , wat het in mij verloor : ik wilde iets «groots worden, iets uitstekends onder de men-«schen , waarvan men zeggen zou : hij was een «Franschman; maar Frankrijk verstiet hem ! 0 ! die «onbestemde zucht naar daden, zonder een bepaald «doel. zonder eenen goeden gids, die haar leidt, is de «gevaarlijkste klip voor een jeugdig hart, vooral «dan, als ongeregelde hartstochten en zinlijkheid het «opwinden en met haar heulen. Te midden dier «weifeling vielen mij Byron's Werken in handen ; «ik las zijnen Zeeroover — en mijne keuze was «bepaald! Ik reisde met Jubarre naar ISormrm-hdic ; een toeval deed mij Rastatf wedervinden ; «nu konde ik mij dankbaar toonen ; ook hij bleef )bij mij. Mijn vader had bezittingen in Noord-»Norma)}dië gehad , waar mijn broeder en ik met vden abt vroeger enkele zomermaanden ons ver-«blijf gehouden hadden : de jonge boeren waren «mijne makkers geweest, ik had hen somwijlen «beschermd tegen Philippe's heerschzucht. zij be- , «minden mij. Ik zag hen weder, het waren for-«sche jongelingen geworden : nu beriep ik mij op «hunne gehechtheid aan mij , liet hun iets van «mijne plannen zien, sprak hun van mijne wraak, «en zij volgden mij. Editha, het denkbeeld, dat dik het was , die hen wegsleepte uit den kring «hunner familiën , is mij het folterendste uit ge-«heel mijn zondig leven. Ook van Desméranges «kwamen er eenigen tot mij. Uit Parijs bracht «Jubarre mij, na eene geheime reize , jonge lie-«den en mannen , die zich , door de hoop op stout-«moedige ondernemingen , lieten verleiden, of «die een verbeuzeld leven in eenen roes van woes-jgt;te daden wilden eindigen. In het kort, ik beft vond mij spoedig aan het hoofd eener talrijke «manschap; ik besteedde een gedeelte van mijn «vermogen tot den aankoop van een wèluitgerust «vaartuig, waarin ik alles bijeenbracht, wat eene «uitgezochte weelde kon uitdenken , wist een' be-«kwaam' loods over te halen , mij voor eenigen • tijd te volgen , en stak in zee. Het was echter


-ocr page 108-

102

»inijn doel niet een gewoon zeeroover te worden : ))ik wilde slechts Frankrijk in handel en kolo-»nien verontrusten: ik wilde van mij doen spre-)'ken. Jubarre hitste mij op tegen Engeland. «Ik noemde mij Almagro. en mijn schip Les y)Represailles. Die namen moesten beide natiën »doen sidderen. Ik gevoelde echter mijne verant-öwoordelijkheid volkomen. Tot hiertoe hadden «onstuimige driften en opwellingen mij voortge-»dreven ; ik begreep , dat zelfbeheersching en )gt;koelbloedigheid alléén mij op den duur meester «konden doen blijven van menschen als die, over »welke ik te bevelen had. Zoo onderwierp ik i «mijne hartstochten, zelfs mijn gevoel, aan mij-«ne rede en 'aan mijn verstand. Ik deed den : «mijnen opmerken , dat ééne enkele fout. ééne on- ! «beradene daad , ons aller verderf met zich kon-))de slepen ; dat éénheid in wil en handeling al- j «leen ons behouden kon. Zoo gewende ik hen | «aan stiptheid en onbepaalde gehoorzaamheid. Met | «ernst leidde ik mij met Rastaff toe op de j «zeevaartkunde ; ik slaagde in alles zoo goed, dat j «wij den loods spoedig ontberen konden. Ik zeg «u dit slechts , om u te doen zien , hoe het mij «mogelijk geweest is zeven jaren lang zulk een »leven met zulke menschen vol te houden.

•gt;De schrikkelijke bijzonderheden dier zeven jaren «zal ik voorbijgaan ; dat zelfbehoud mij dikwijls «verder deed gaan, dan ik wilde of berekenen «kon , is het natuurlijk gevolg , en zelfs de straf «eener eerste misdaad. Ik heb alle landen bezocht, «alle zeeën doorkruist, met elke natie onderhandeld, «want ik zelf door mijn uiterlijke voorkomen het «minste achterdocht wekkend, vertoonde mij onder «allerlei vermommingen, om koopwaren te ver-«handelen en de mijnen van het noodige te voorzien. «Zoo gebeurde het ook , dat ik mij door Glos-«sonby , toen wij hem hielpen, niet willende laten «herkennen , Jubarre in mijnen naam met hem ; «liet spreken , en zelf vermomd zijne sloep be-«stuurde. — Ik werd in korten tijd onmetelijk | «rijk ; ik bezit schatten , die ik mij thans schaam!

«Ik huiver, als ik mij dien doorleefden tijd | «herinner. Kene ontmoeting moet ik u nog ver-' «halen , daar zij eene groote verandering in mijne «gemoedsstemming teweegbracht. Met eenenHol-«landsclien koopvaarder, dien wij namen, kwam, «onder anderen , in mijne macht een dier jeug-«dige Protestantsche geestelijken , die zich aan de «uitbreiding hunner kerkleer , aan gene zijde des «oceaans , geheel en al toewijden. Zijn edel voor-«komen beviel mij , ik onderhield mij meermalen »met hem. Hij giste mijne zielsgesteldheid : met «krachtige welsprekendheid, die van zijne eigene, «innige overtuiging blijken droeg, sprak hij mij van «een' Almachtig , van een Heilig God, van gerechtigheid, van oordeel, van zonde, van verlos-«sing. Eene leer, die een'weerloos jongeling moed «gaf, om tot zulk een' mensch als ik, omringd »van wezens, die met hel en dood spotteden, met vzulk eenen ernst te spreken , moest meer dan «fabel, meer dan hersenschim zijn. Deze ééne »gedachte deed meer bij mij af. dan twintig leerredenen het zouden gedaan hebben. Ik spotte «niet langer met Voltaire , ik twijfelde niet meer «met Byron ; in mijn binnenste erkende ik, maar »met huivering, het bestaan van een rechtvaardig, «alziend God !quot;

»Ik geleidde Selmer (zoo heette die geestelijke) «veilig naar zijne bestemming. Het griefde mij «hem te moeten missen : maar valsche schaamte «weerhield mij hem te doen blijken , wat hy in »mij teweeggebracht had : dan zeker ware hij nog y gebleven en had zijn werk voltooid. Met zachter «gevoelens kwam in mij ook het verlangen naarquot; «mijn vaderland terug. Ik gaf Jubarre met Ras-«taff voor eenigen tijd het bevel over, en zag »Parijs weder. Ik gaf mij uit voor een Engelsch «edelman en kreeg toegang tot de salons van de «elegante wereld. Ik vernam naar mijn Minister. «Hij was als zoodanig gevallen, en had dien val «niet overleefd. Tk zag thans veel anders in ; ik »vergaf mijnen broeder: ik nam de menschen zoo-»als ze waren ; ik wist, dat eigenbelang alleen «het roersel hunner meeste daden was ; ik achtte «hen te laag voor elke andere wraak dan bittere »spot; ik was bijtend scherp jegens de Grooten, »die mij nu zochten : ik tergde hen door allerlei »dwaasheden ; maar ik was rijk en men verdroeg «mij !

»Een toeval wikkelde mij als secondant ineen «tweegevecht. Ik zag de tegenpartij, het was »Philippe. Hij vreesde den dood : ik wilde voor gt; hem bemiddelen : dan tevergeefs ! zij schoten : «mijn nieuwe kennis moest vluchten, Philippe was «doodelijk gewond. Ik bracht hem naar zijne wo-«ning , en bleef hij hem. Wij hadden den tijd. «om elkander te herkennen ; ik verzekerde hem »van mijne vergiffenis, en verliet hem. Twee dasgen daarna werd ik opgeroepen als wettig erf-»genaam van den rang en het vermogen van den «overledenen Philippe , Markies Desméranges. In «een afzonderlijk geschrift meldde my mijn broe-»der, dat hij in de papieren zijns vaders de dui-«delijkste bewijzen gezien had van diens voorne-»men , om zijn testament meer tot mijn voordeel «te veranderen , waarin hij alleen door zijnen plot-«selingen dood verhinderd was geworden. Berouw «over het afsterven van zijn slachtoffer, had mijn «vader genoopt zich haar kind aan te trekken .; «maar hij beschouwde het als een levend ver-«wijt, als eene zichtbare wroeging en daarom zag »hij mij ongaarne bij zich : door geld had hij alles »willen goedmaken: dan , de dood trad tasschen-»beide , en ik werd onterfd.

«Philippe stierf ongehuwd ; hij stelde mij in «het bezit van zijn vermogen, en verzocht mij den «naam van ons beider vader aan te nemen, waar-»op ik mi hem het meeste recht had. Thans «herkende ik de leiding der Voorzienigheid, zoo-«als Selmer mij die voorgesteld had: waarom «had ik niet vroeger in vertrouwen op Haar be-«rust; Zij had dan alles ten goede beschikt; ik «had de schepper van mijn eigen lot willen zijn, «en juist daardoor alle aanspraak op geluk verloren, nu het daar tastbaar vóór mij lag ! Weinig


-ocr page 109-

103

»bekoorde mij het geld , maar de naam was mij »welkom ; ik liet mij als Markies Desméranges «wettigen , en nu ontwaakte in mij opnieuw de «gedachte aan u , Editha! Almagro had uw liefe-»lijk beeld nooit met zijne onreine idealen willen «vermengen : maar Xavère Desméranges wilde u «wederzien. Zoo kwam ik naar Londen, naar Chum-' v more Castte. Het overige weet gy ; myn toen-«malige strijd , mijn angst, mijn ontwijken . zul-«len u thans overtuigen, dat, hoezeer ik ook «uwer onwaardig ben , het nooit mijn voornemen «was u mede te slepen in mijnen afgrond, zoo «niet uw oom en die Hertogin mij het teragtre-«den onmogelijk gemaakt hadden. Toen het zóó-«ver gekomen was , moest ik zwijgen; om uwer «rust wille moest ik u alles verbergen; ook sid-»derde ik bij het enkele denkbeeld van zulk eene «verklaring aan u. Onuitsprekelijk zalig was ik «in uw bezit, hoezeer de vrees voor de toekomst ; «mij beangstigde. Jubarre wist, dat ik mij in «Engeland ophield ; wel kende hij mijnen naam «niet, maar eene ontdekking was mogelijk; hier-«bij kwamen knagingen van een geweten , dat »wakker werd, nu geene beslommering het in * «slaap hield : vandaar die onrust, die angstvolle «nachten, die ijselijke droomen , zelfs in uwe ar-; «men ; vandaar die sombere luimen , welke gij «met zulk eene engelachtige zachtheid verdroegt!

«Door Naöma is , zooals ik terstond vreesde, »een mijner lieden mij op het spoor gekomen ; mijn «schip en de door mij verleiden zijn in hoogen nood , «en door my alléén te redden ; de zwaarste, maar «gebiedendste plicht dwingt mij hen ter hulp te snel-; «len. Ik heb u verlaten, Editha! mij moet gij «nooit wederzien; gij moet verder geene gemeen-«schap hebben met eenen verworpeling zooals ik ; «ik ontsla u plechtig van elke verplichting jegens »mij als echtgenoot : de zeeroover Almagro was «het nooit!

«Ééne bede heb ik aan u, het is de laatste van ! »uwen gemaal , de laatste van hem, die voor u «dood is : Geef u niet aan wanhoop over: laat de «eerste opwelling van smart u niet overmeesteren ; whet was door zóó te handelen, dat ik diep ramp-»zalig werd. De naam Desméranges is onbevlekt, «mijn geheim gewaarborgd ; van Almagro zal men «nooit meer hooren. Aan het vermogen, dat ik «u nalaat, kleeft geene smet; het is de nalaten-«schap mijns broeders, die ik van mijne overige »)schatten afscheidde. Mijn testament zult gij vin-«den. Weldra verneemt gij, dat de Markies »Xavère Desméranges te Dovers door een toeval »is omgekomen gij blijft zijne geachte weduwe, «maar beween zijnen dood niet; want Almagro , «leeft.

«Editha! thans vaarwel! in uwen slaap wil ik «u nog éénmaal wederzien ! vergeef het my , zoo «gij kunt, dat ik te uwen koste eenen blik sloeg ; «in eenen hemel van huiselijk geluk , dien ik nu «voor eeuwig verlies. Editha! voor u is er een «liefderijk God! Hij sterke u ; — bid gij voor i «mij!quot;

De schroomvallige vrouwen, die bij den schijn

van nakend onheil sidderen , leggen vaak, als het haar plotseling overvalt en hare teeierste betrekkingen geldt, eene zeldzame geestkracht aan den dag : neer.. dan vallen zij niet schreiend neder; niet in machtelooze klachten verspillen zij dan haren tijd ; snel berekenen zij den omvang van het ongeluk , en is er mogelijkheid tot hulp , dan kiezen zij ijlings een middel daartoe ; dan weet haar moed van geen wijken, hare geestdrift van geen verflauwen, en zij volvoeren haar ontwerp, trots eiken hinderpaal.

Zoo deed ook de vrouw van den zeeroover. Zij verzegelde het pakket van Almagro , en zond het met het volgend briefje aan Lord Glossonby:

« My lord!quot;

«Gij hebt als man van eer beloofd eene groot-«moedige hulpvaardigheid te vergelden. — Voor «den innigst beminden echtgenDot smeekt u eene «treurende gade.

«Lees, oordeel en handel naar de inspraak «van uw hart; ik vertrouw mij geheel aan uwe « edelmoedigh eid.''

Binnen een half uur was ook zij op weg naar j Dovers.

VIII.

(iij hebt dal tijdslip van dcu «lag iles levens j lienuveld , waarin de nienscli zoozeer «le morgens | stond hehoefl, — de jeugd !

JEAX PAUL.

Op Chummore-Castle had sedert Editha's huwelijk alles een ander aanzien gekregen. De gasten waren de een voor, den ander na vertrokken , en onder deze Sir Charles, met het oogmerk , om het hem opgedragen bevel over een fregat op zich te nemen. Het werd S*£.-Really , die aan vroolijkheid gewoon was , al meer en meer ; ledig, en toen nu ook Lady Jeverless hem van hare op handen zynde afreize sprak , werd hij geheel mismoedig.

«Ik heb behoefte aan vrouwelijke hulp en gezelschap ,quot; riep hij uit; «Editha's lieftalligheid vind ik bijna in Anny weder, haar gelukt het zelfs Stephan te doen glimlachen: o! verleng toch uw verblijf nog voor eenigen tijd, opdat ik van lieverlede aan deze stilte gewoon wor-de!quot;

«Mijn goede vriend! meent gij dan , dat mijn echtgenoot staande de season alléén de honneurs van ons huis kan ophouden ? Reeds te lang onthield ik mijne Anny de genoegens , die haar in de hoofdstad wachten; het is eerst het tweede jaar, dat zij er in deelen zal, en daarenboven.... ik ben moeder, mijne dochter is op dien leeftijd, waarin ik voor haar aan ernstiger belangen moet denken, de gezellige bijeenkomsten zijn gunstig tot zekere kennismakingen ; zij is in den vollen bloei harer schoonheid: eene schitterende partij kan


-ocr page 110-

ALMAGRO.

104

haar niet ontgaan : met één woord, ik wensch haar uit te huwen.quot;

I Si-Really bedacht zich. — «Fene schitterende partij .quot; zeide hij als bij zich zei ven , en daarop ! luider , met zelfvoldoening, alsof hem die ge-i dachte niet door haar was ingegeven , — «Mevrouw ! daar valt mij iets in. Zoude niet mijn Stephan ? . door den vader zijner moeder is hij i reeds bij mijn leven Lord van Folk stead: Chum-i more-Castle met al mijne bezittingen behooren hem alléén na mijnen dood; hij wordt pair van Engeland, ik kan hem bij zijn huwelijk mijn hotel te Londen overlaten. Wat dunkt u ? Indien gij wildet, zoo uwe Anny hem konde beminnen , als' Stephan zelf zijnen ouden vader genoegen wilde geven.....Zou ik op uwe toestemming mogen hopen ?quot;

))Uw voorstel is zoo onverwacht, zoo plotseling,quot; antwoordde zij, zich volkomen meester blijvende ; »ook kan ik niet alleen beslissen, de Hertog van Jeverless is vader. Daarenboven uw zoon, met zijne teleurgestelde neiging voor uwe nicht, kon-de zwarigheden maken , en mijne dochter moet, zonder aandrang van derden , uit vrije keus gezocht worden , anders bewillig ik in niets. Toch zal ik uw voorstel overwegen, en Anny toetsen. Spreek gij uwen zoon van uwen wensch, dat hij zich rondborstig verklare , hoe hij er over denkt, dan kunnen wij verder zien.quot;

»Gij blijft dus nog tot zóólang hier ?quot;

öln elk geval verplicht de etiquette mij tot eenige verwijdering. Zoo echter,quot; voegde zij er glimlachende bij , »alles naar uwen wensch uitvalt , zoude men niet het huwelijk eenigen voort-' gang kunnen maken , en gij ziet weldra eene i liefhebbende dochter in uw huis terug.quot;

Verrukt drukte S^.-Eeally haar de hand , alsof zij het was , die zijn hoogste verlangen vervulde.

Omtr ent Stephan dienen wij echter iets te zeggen , eer wij verder gaan. De ongelukkige jonge edelman meende zijn lijden te overwinnen , door het op te kroppen en te verbergen. Hij redeneerde, drong elke opwelling van smart en elke stille traan terug , en gaf zich eenen schijn 1 van opgeruimdheid, die hem veel kostte. Ook leed zijne gezondheid zichtbaar onder die pogingen. Een onnatuurlijk rood kleurde zijne wangen ; helderder dan gewoonlijk schitterden zijne | oogen : een blauwachtig wit verspreidde zich rond-^ om zijnen mond , een zachte kuch brak enkele malen zijn spreken af. Hij zag met een zeker weemoedig welgevallen op Anny's streven , om hem te vervroolijken ; want het lieve meisje had inderdaad medelijden met den schoenen , treurenden jongeling, die nooit bitter, nooit onvriendelijk was , bij de kennelijke zielskwelling , waaronder hij gebukt ging. Van zijnen kant had Stephan een gedeelte van het plan der Hertogin doorgrond , en toen zijn vader hem een huwe-j lijk met de jonge Miss voorstelde , glimlachte hij flauw en antwoordde :

ï»Uit liefde kan ik niet huwen , maar ik voorzie voor u een' zeer eenzamen ouderdom , zoo . . zoo ik geene echtgenoot kies ; Anny is goedhartig en vroolijk , zij zal u een goede dochter zijn ; het leven is niet lang genoeg , om éénen plicht opzettelijk ongedaan te laten : ik geef uwen wensch gehoor; vooraf echter wil ik de Hertogin spreken. Dit gesprek vond plaats. Stephan liet haar zien, dat hij haar doorgrondde. Uwe dochter zal Lady Folkstead, Gravin van »S7.-Really, worden : maar beseft gij , indien het dan waar is , dat zij mij bemint, de treurige dagen, die haar wachten, aan de zijde van een' ziekelijken echtgenoot ? waagt gij haar aan de gevaren van een' vroe'g-tijdigen weduwstaat?quot;

))Laat die sombere gedachten varen: gij zult vroolijker geniaal zijn , dan gij nu denkt!quot;

»Ik heb u gewaarschuwd, Mevrouw!quot; zeide hij ernstig.

Des anderen daags volgde Anny hare moeder naar Londen, de verlovingsring van Lord Folkstead schitterde aan haren vinger, en zij bloosde van genoegen bij het denken aan de vroolijke bruidsdagen , die haar wachtten, en de feesten , waarvan zij de Koningin zoude zijn.

IX.

Zoo kwam opreclilK trouw en znyvrcvricmi-gt;chap boven!

vond K I. , Gijsbrccht ran Amslel.

Het was avond. Almagro bevond zich op zijne kamer in een logement te Dovers ; hij moest dien eigen' nacht zijn geheim verdwijnen bewerkstelligen , alles had hij daartoe voorbereid. Door het venster van zjjn vertrek zoude hij ontvluchten ; een gedeelte zijner kleeding zoude men aan den oever vinden ; eene zonderlinge melancholie, die hij getoond had , moest de lieden in het vermoeden versterken , dat de jonge Markies in yl-hoofdigheid zijn graf in de golven had gezocht. Hij had, als het ware, afscheid genomen van het maatschappelijk leven , en gaf zich nu , voor het eerst geheel vrij , aan de bitterheid zijner aandoeningen en het hartverscheurend gevoel van zijnen toestand over. Wel lag er op zijn gelaat eene ongewone bleekheid , thans door geen blanketsel bedekt: maar de satirieke glimlach , welke anders iets al te bijtends had, was geweken. De blonde lokken hingen verward over zijn voorhoofd , waarin het lijden eene groeve vormde , die iets meer mannelijks aan zijn voorkomen gaf. Hij was schoon in zijne smart, en toch schrikkelijk , om aan te zien ; wij hebben hem reeds te vaak in zulke oogenblikken bespied , om hem ons niet te kunnen voorstellen; slechts moet ik doen opmerken , dat thans wanhoop en zelfverachting de hoop vervangen had , die hem te voren som-wij'en in zachter stemming bracht.

»Ik wil bidden !quot;' riep hij , »ja , dat zou rust geven , zoo ik het konde; maar, zal Selmer's God , de God van Editha, zal het ééne heilige


-ocr page 111-

ALMAGKO.

Wezen mijne jammerkreten aanhooren ? zal het geene heiligschennis zijn, zoo ik tot Hem roep?.... van vergeving sprak ook Selmer !. . .. Vergiffenis voor den berouwhebbenderiep hij uit, en stortte zich biddend neder, «vergiffenis, o God! wiens hand ik erken; alles , alles heb ik verloren ; elke ellende draag ik gewillig als eene bil-lyke straf: ik wensch niets meer van dit leven, niets dan het behoud dier ongelukkigen ! en voor mij slechts eens geene wroeging meer, slechts rust in de eeuwigheid ....!quot; Hij richtte het hoofd op, en naast hem stond Editha , zijne getrouwe gade , die hem luidsnikkend in de armen viel. Zijne eerste aandoening was eene blijdschap, die hem in hare omhelzing schier van vreugde deed bezwijmen : doch zijne verrukking verkoelde tot ontzetting, toen hij bedacht, dat hare komst zijne vorige zelfoverwinning nutteloos maakte, hem verhinderen zouden zijn voorgenomen plan te volbrengen , en de toestand der op hem wachtenden al meer en meer hachelijk zoude doen worden.

«Vrouw!quot; riep hij , »gij vergeeft mij dus alles ; gij haat mij dan niet, om hetgeen ik u toebracht ? maar neen , Editha s zacht gemoed kan niet haten; slechts vergeven en beminnen kan zij , die weder als een serafijn der verzoening aan mijne zijde treedt; maar bedenk het, gij besmet u door dit bewjjs uwer liefde: want, én uwe liefde én uwe achting ben ik onwaardig.quot;

«Alles zijt gij my waardig, Xavère! Almagro! Desméranges! wat vraag ik wie gij zijt of hoe gij heet ? ik zie in u niets dan den dierbaarsten echtgenoot , den ongelukkigsten mensch , den schuldige vol berouw ! Gij rekendet niet genoeg op mijne liefde vervolgde zij teeder ; »gij kendet uwe Editha niet, toen gij dacht, dat zij aan uw verzoek zoude voldoen.quot;

))Er ligt zegen voor mij in uwe woorden ; maar, ik verberg het u niet, uwe komst vervult mij 1 met schrik. Ik had gewenscht een grievend af-scheidstooneel te voorkomen : zal het scheiden niet dubbel smartelijk zyn, nu ik weder den troost van uw bijzjjn genoot ? Nu drukt mij eene nieuwe zorg: hoe zie ik u veilig weder te Londen ? ik moet nog dezen nacht vanhier : mijn plicht roept mij , gij weet het. Is Norritch bij u, hebt gij goed geleide ?quot;

»Ik ontmoette Norritch op weg, ik zond hem af met tijding naar onzen oom ; maar, Xavère! ik behoef geen geleide, ik keer niet terug, ik verlaat u niet meer!quot;

»Edele Gade ! hoe treft mij uwe trouw ; doch geloof mjj, ddar, waar ik ga, kunt gij mij niet i volgen.quot;

• sOok ik heb plichten ,M sprak zij met vastheid : öik scheid mjj niet van mijn echtgenootquot;

«Editha! weet gij wat het is, dat leven, dat gij met mij deelen wilt ?quot; sprak bij, zjjne innige ontroering verhelende : »dat leven is een kamp met i woedende elementen, en nog ontembaarder men-i schen; dat leven is een telkens vernieuwd doods-i gevaar . met vervolging aan allequot; zijden, vervolging tot in de verste zeeën ; dan klimt de nood,

| geene herbergzame haven lacht u aan, geene vriendelijke vrijplaats noodigt u in bet verschiet; i het laatste levensmiddel is uitgedeeld , de laatste droppel water is toegemeten : nóg geene uitkomst , nóg geen uitzicht op hulp! Dan zetten zich allen moedeloos in het rond bij elkander ; met brandende oogen , met verdroogde tong. met ingevallen wangen zitten zij daar ; dan gaan de : beslissende steenen, onder akelig zwijgen, van hand tot band ; één ongelukkige worp bestemt 1 één' van hen , om door zijn lichaam het ellendig leven der overigen nog voor eenigen tijd te rekken: die worp, Editha! kon mij, kon u treffen!quot; Onwillekeurig sidderde hier zijne stem : maar de echtgenoot zag hom gelaten aan.

pDe menschen , onder welke gij leven zoudt,quot; ging hij voort, )gt;zijn niet als die, welke gij kent, maar woest , wraakzuchtig , onhandelbaar , wier wellustige blik uwe zuivere zedigheid ontwijden zou ; mannen , gelijkende naar de spookgedaanten uwer angstige droomen! Neen , gij moogt u niet zoo wegwerpen , uwen adem niet vermengen met den hunnen , die verpest is. Algoede Hemel! ik gruw bij het enkel denkbeeld.... mijne vrome Editha onder hen, onder zeeroovers !quot;

«Welnu zeide zij moedig , «ik ben de vrouw van een' zeeroover; ik wil geen ander lot dan hij ; ik schuw geen gevaar, dat hij met mij deelt; ik beef niet voor menschen, als hij mij beschermt.quot;

«Eene vrouw luistert naar geene overtuiging hernam hij, het hoofd schuddende, en daarop eenen zoo streng bevelenden toon aannemende , als hij nog nimmer tot haar gericht had, terwijl hij zijnen onweerstaanbaar scherpen blik werkelijk eene uitdrukking van toorn gaf, sprak hij, — «Mevrouw! uw gemaal gebiedt u terug te gaan : zult gij gehoorzamen ?quot;

Wel wendde zij haar oog af, om het zijne niet te ontmoeten ; maar toch wankelde hare stem niet, toen zij antwoordde :

«Nooit.quot;

«Xavère smeektriep hij vleiend , met diep gevoel, «hij smeekt u, verzwaar zijne schuld niet!quot; «Bedenk , dat ik u vrijwillig volg.quot;

gt;/Voor het laatst, verwijder u ! gij hindert mij in mijnen zwaarsten plicht, gij ontrooft mij het laatste uur van bezinning , de éénige kans op behoud. Gij wilt in mij Almagro niet zien , en toch waarachtig. Editha! uw bloed zoude van ontzetting verstijven , als ik hem u vertoonde.quot; I «Als gij mij dan van u stoot/' hief zij droevig : aan en tranen blonken in hare oogen , «als gij het ernstig wilt, dan zal ik gaan! Weet echter, dat ik , van eiken steun beroofd , daar sta; dat hulp noch troost mij daar ginds wachten: ik heb Londen verlaten op eene wjjze, die mij den terugkeer onmogelijk maakt; mijn goede naam is daar verloren ; ik hoopte op de liefderijke opneming van ! een' echtgenoot, en hij wijst mij van zich ; alles is dus voorbij ; maar dit, dit had ik toch niet i verdiend!quot;'

Toen was hy overwonu«u. Gloeiend van vreugde en bewondering hief hij de half nederzinken-


-ocr page 112-

100 ALI

de op : v ETditba! uwe trouw is zonder wederga , uwe liefde is mij van den Hemel zeiven gezonden : neen , ik verstoot u niet, slechts om uwentwil hield ik u tegen. Nu zult gij zien, wat Al-magro nog voor u zijn kan: neen, vrees die rampen niet, die ik u ten afschrik voorschilder-de , neen ! mijn wil, mijne geestkracht zullen ze met Gods halp van u afweren. Kom, gaan wij thans!quot; Eene zware stem liet zich hooren op de trap , die naar hun vertrek leidde.

»Neen . neen ! Heer Hofmeester ! weerhoud mij niet. ik wil, ik moet hem zien en daarop werd ■ de kruk der kamerdeur gevat.

»Vrees nietszeide Almagro tot Editha, die zich angstig aan hem sloot, )gt;thans ben ik hunne legermacht te sterk !quot; Hij schoof haren arm zachtjes ter zijde, en eene der geladene pistolen van de tafel opnemende , plaatste hij zich koelbloedig met overgehaalden haan voor den ingang van het vertrek.

De deur werd geopend. Glossonby trad binnen. — «Bij den He .iel, Markies!quot; zeide hij lachende , »laat gerust uwe heldhaftige houding varen ; ik kom hier slechts om eene oude schuld te betalen.':

Reeds bij het eerste woord had deze de pistool laten zakken : met hooge bevreemding zag hij den binnengekomene aan; Editha begreep diens woorden , en in hare vervoering ging zij -hem te ge-moet, en zoude bijna aan zijne voeten gevallen zijn, zoo hij hét niet verhinderd had: niet weinig vermeerderde dit Xavère's verwondering.

» Almagro ! of liever Markies Desméranges! (hoewel ik mij nog bijna niet kan begrijpen , dat die 1 twee slechts één zijn), ik heb eene vroolijke bood-j schap voor u , ziehier: (hem een papier ter hand stellende, waaraan verscheidene zegels hingen.) Van 's Konings wege eene volkomene vrijspraak ; voor u, Almagro ! en de opheffing van den prijs op uw hoofd gesteld , onder deze enkele voor-I waarde , dat gij voor altijd Engeland ontwijkt.quot;

Met klimmende, blijde verbazing, waarin zich toch onrust mengde , had onze held dit stuk door-loopen , terwijl de Lord met Editha sprak, maar den vinger haar op den mond legde, als zij eene dankbetuiging stamelen wilde.

»Het heeft moeite gekost, Vriend! De Koning was door de groote kooplieden fel tegen u opgeruid , en zoo -S/.-Eeally en Stephan mij niet krachtig ondersteund hadden , dan geloof ik waarlijk, dat ik nog onverrichter zake had moeten teruggaan.quot;

«Mijnheer! vurigen dank voor uwen goeden wil; maar vergeef mij , ik kan dit niet aannemen !quot;

ygt;Dam youquot; barstte de Lord los. ))\Vij zijn thans niet in gezelschap , Markies! voor scherts is de zaak waarachtig te ernstig , en ik raad u, thans niet ontijdig aan uwe romaneske grillen bot te vieren. Weet ge wel, dat ik twee uren lang ^ eerst met mijne collega's en daarna met Zijne Majesteit zelve getwist en gepleit heb, om hen te overtuigen, dat men u onbegrijpelijk

veel te laste legde , waaraan gij geen deel hadt, alleen om dit enkele blaadje te verkrijgen ?quot;

«Nog eens , edele Lord! ik zie , dat gij het oprecht met mij meent; maar gelooft gij , dat ik lafhartig genoeg zou kunnen zijn , om de mijnen zoo in den steek te laten ? Daar gij zoo wèl omtrent mij onderricht zijt, weet gij voorzeker hunnen verlaten' toestand , en het gevaar, waarin zij zich bevinden , ja , ik herinner mij opnieuw , dat zij mij wachten; de éénige hulp , die ik van u verzoek, is ons niet langer op te houden.quot; ;

»Ja, nu herken ik u eerst geheel; gij zijt wel degelijk de stroeve stuurman , wien ik zooveel te danken heb , en ik ben zeker , aan een' van die fraaie vingers mijnen ring weder te vinden,'' Hij nam trouwhartig Almagro's hand , en drukte die hartelijk. »Het was toch een verduivelde streek van u, mij door dien norschen Jubarre te laten ontvangen.quot;

ygt;Lord Glossonby! ik bid u , laat mij vertrekken.quot;

«Waarheen wilt gij dan zoo spoedig?quot;

^Is dit eene vraag ? Naar mijne makkers . mijne edele Editha vergezelt mij.quot;

»Fraai, onovertroffen! maar , beste Almagro ! dat gaat zóó niet, gij zijt mijn gevangene , en ik laat u niet gaan.quot;

»üat zullen wij zien!quot; en hij stak zijne pistool bij zich ; Editha sloeg haren arm om hem heen : —• ))Xavère! om Gods wil geene onbezonnenheid ; ; deze edele man, door mij van alles onderricht, heeft u aan ons hergeven : bedenk toch . gij kunt weder een gelukkig, o! ik ben er zeker van . een uitstekend lid der maatschappij worden; gij kunt nu alles goedmaken, en gij wilt niet! en : gij wijst de reddende hand af?quot;

»0 , Editha ! indien ik mocht, zoo niet de door mij verleiden er de slachtoffers van werden! hoe onbegrensd zoude niet mijne dankbaarheid zijn aan dezen voortreffelijken man, aan u allen! ik zou gelooven , dat de Hemel zelf mijn gebed verhoord , mijn berouw aangenomen had.quot;

«Neem dan uwe amnestie gerust aan ,quot; hervatte Glossonby, «want ook zij zullen gered worden. Sir Charles, die met den koers van uw schip bekend werd , is met zeer gunstige instruc- ! tien te hunnen opzichte belast. Ik overtuigde : de Heeren te Londen , dat , waar men den aan- | voerder spaart, men ook de anderen, die slechts werktuigen waren , niet met strengheid behande len kon. Onze marine heeft bevaren mannen noodig: onder onze matrozen schuilt er ook menigeen , wiens zonden register niet wit is; ieder van de uwen , die dienst wil nemen, wordt vrijspraak en goede gage aangeboden ; den overigen zal het vrijstaan af te trekken. Sir Charles heeft | de witte vlag geheschen ; tot een gevecht zal het dus niet komen. Ik herhaal het u dus nog eens, Markies! zie uwe lieve vrouw aan, en speel den Romanheld niet: die mannen hebben in uwe afwezendheid ook veel gedaan , dat zij alléén te verantwoorden hebben.quot;

»Ja, God zij gedankt! zóó kan alles nog we-


-ocr page 113-

-107

der goed worden; ik mag d?n weer een nieuw 1 leven beginnenriep nu Xavère in blijde verrukking , terwijl tranen van dankbare vreugde nedervielen op Glossonby's hand, die hij gevat had. Met warmte sloot hij Editha aan zijne hoogkloppende borst. «Eene 'vrouw als deze, een vriend als die! hoe kan ik ooit beantwoorden aan zoovele weldaden ! Ja, Editha ' uw zegen op den bruidsdag heeft mij geluk aangebracht!quot; i ))En nu dan sprak de aanminnige vrouw met , innig vertrouwen , «nu , daar zelfs de menschen u vergeven, kunt gij met vastheid gelooven aan de vergiffenis van het goedertierendste Wezen , dat uw en mijn gebed verhoorde!quot;

besluit.

De wolken weyjacyl, «lie van overal vergauren ,

Kn weer mei zoiiiielt;cliijn den liemol op doel klaéren.

j vondki., Palamedes,

Desméranges en zijne gade bleven met Glos- ! sonby nog eenige dagen te Do vers, waar ook St.-Really en Stephan zich bij hen voegden , om een afscheid te nemen , dat vooral den laatsten hevig schokte. De aanzienlijke sommen, welkeAlmagro te Calais beleord had , werden door hem aan werken van liefdadigheid en tot ondersteuning van ongelukkige zeelieden besteed. En toch was hij, na het te gelde maken zijner bezittingen in Frankrijk , nog vermogend genoeg, om in Amerika, werwaarts zij zich begaven . volgens hunnen rang te leven. Hoogst gelukkig was voortaan hun echt. Xavère verloor , wel is waar , nooit geheel eene tint van somberheid , en dikwijls waren er oogen-blikken , waarin zijn geweten hem ontrustte; maar zijne waardige vrouw verhelderde dan zijn gemoed , door haren blijmoedigen troost. — Zij verlevendigde dan telkens zijn vertrouwen op eene vergevende Godheid , en toen hij later weder in maatschappelijke betrekkingen werkzaamheid vond voor zijnen uitstekenden geest, herleefden zijne vroolijkheid en zijn levenslust al meer en meer.

Sir Charles had zijne taak ten genoegen van Lord Glossonby ten uitvoer gebracht. De meesten der zeeroovers gingen in landsdienst over, de anderen werden voor altijd uit Europa verwijderd. Jubarre alleen had van geene schikking met de Ecgelschen willen hooren ; hij wilde, toen hij zag, dat al zijne makkers aan het aanbod gehoor gaven , den brand in het kruit steken; tijdig daarin door Rastaff verhinderd, schoot hij zich, eer iemand het koude beletten . door het hoofd.

Miss Anny was Lady Folkstead geworden, doch werd, evenals haar gemaal, een slachtoffer van de berekeningen der Hertogin. Het gebeurde zooals Stephan voorspeld ha l. De jonge vrouw vond zich teleurgesteld . toen zij , in stede van in de salons te kunnen schitteren, zich gebonden zag aan het ziekenvertrek van eenen teringachtigen echtgenoot en diens treurenden vader. Stephan, die haar diep beklaagde , wilde haar zoo niet beperken : hij zelf noodigde haar tot meerdere uitspanning : zóó werd zij meesteresse harer daden ; deze waren niet altijd van lichtzinnigheid vrij te pleiten, en deden van haar spreken. De Hertogin ondervond in den volsten zin moederlijke kwellingen, en luide klaagde haar geweten haar j aan : hoe meer zij zulks met het vernis der onverschilligheid zocht te bedekken , des te sterker ondermijnde het haar gestel. Zij stierf nog vóór den bejaarden S/.-Really. Dat sterfbed was eenzaam , verlaten. De Hertog van Jeverless moest juist eene zitting van het Parlement bijwonen. Stephan lag ziek te Chum more-Castle, en Anny kwam te laat van een schitterend bal, om den laatsten afscheidsgroet harer moeder te hooren , die toen vooral zich zelve verwijtingen deed over de opvoeding, welke zij hare éénige dochter had doen erlangen. Niet lang daarna werd zij weduwe.

De jonge Lord Folkstead betreurde zijn vroegtijdig sterven niet: met gelatenheid verliet hij een leven , arm aan vreugde voor den man, wiens teerste wensch verijdeld werd. Zijn dood trof Anny sterker , dan men van eene vrouw , die in de wereld leefde , zoude vermoed hebben — zij bleef bij £7.-Really tot diens verscheiden, zij had Stephan's laatsten wensch vervuld . en was den ouden, waardigen man eene goede dochter gebleven. Later huwde zij eenen jongen officier, dien zij door hare fortuin een' rang in de maatschappij schonk . en door hare genegenheid gelukkig maakte. De trotsche Hertogin had dus slechts geïntrigeerd voor den jongeren zoon van een haar onbekend geslacht.

»En Desméranges en Editha , wat hebt gij ons van hen mede te deelen ?quot; Niets verder . lieve Lezer ! dan dat men op zekeren dag Lord John Glossonby tot Sir Charles hoorde zeggen , terwijl hij eenen brief uit Philadelphia inzag: ))Nu, dat verheugt mij recht: Desméranges heeft een' zoon , en naar mij wil hij dien noemen !quot;


-ocr page 114-
-ocr page 115-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

-ocr page 116-
-ocr page 117-

m ECHTGENOOTEN VAX TURIN.

T.

DE VREEMDELINGEN IX DE TUILERIECX.

liet uur, waarop rle nijvere bijen der maatschappij de sobere verkwikking voor zware krachtinspanning en vermoeienis , in vluchtige, doch daarom misschien des te meer gewaardeerde rust, tot zich nemen, het uur van het middagmaal der handwerksklasse, was reeds verloopen; de restauraties , zoo men dien naam geven mag aan l de ellendige eethuizen , waar men voor vijf sous I zuren wijn krijgt, die blauw is , en waar men op een écritcau in groote letters geschreven ziet : »On trampe la soup a deuz hen re quot; en waar de soep zelve nog slechter is dan de spelling ; die restauraties, zooals men ze onder anderen in de Parijsche voorstad St-Marceau vindt, waren reeds door hare bezoekers verlaten, en in prachtige rijtuigen, op slependen wandel- of luchtigen danstred, begaven zich de gelukkige nietsdoensters van den bijenkorf, van gedienstige hommels vergezeld, naar de Tuüerieën: want de tijd was daar, waarop zonder afspraak als bij afspraak de heau-moude zich op die wandelplaats ging vertoonen , hetzij dan om elkanders morgenkleeding te gaan beoou-deelen , of te benijden , om op te merken , of om opgemerkt te worden , en die zielverhetiende zelfvoldoening in te oogsten , welke er in liggen moet, als een ander aan u het werk van uwen kleermaker of van uwe modemaakster bewondert; hetzij dan om te doen zooals de anderen , en gezien te worden op een fashionable uur: want waarlijk, in de meeste dier fraaie hoofdjes, welke zich zoo bevallig boven die schoone schouders verhieven , draaiden meer nevelen van ydelheid en grilligen modetrots rond, dan er zich opwellingen van dankbaarheid in verhieven aan Hem , die de grootsche loofhutten van Natuur en Kunst — zóó immers mag men die prachtige lanen en bloemperken

met het grootste recht noemen , — met zijn zonlicht bestraalde , en dien heerlijken dag had doen aanbreken , welken zoovelen gedachteloos verbeu • zelden. Het was een dier verrukkelijke dagen, op de laatste grenslijn des winters , waarop de lente hare eerste pogingen doet, om haren killen voorganger te verjagen. Het scherp-lieldere azuur der lucht, dat vroolijkheid opwekt in iedere ziel, welke nog voor vroolijkheid vatbaar is , stak heerlijk af bij de vurige zonnestralen , die reeds nu vertoonden welk eene kracht zij weldra bezitten zouden ; verkwikkelijk koesterden zij al wat zich onder haar bereik plaatste en temperden de laatste overblijfselen van het strengere luchtsgestel. !

Dicht bij een dier hekken , waar het gewoel het grootste was, het hek . dat naar de drukke ; straat Rivoli geleidt, wandelden twee jongelieden arm in arm op en neder , met losse onverschilligheid of lachende onbescheidenheid , de voorbijgangers monsterende . en geen' derzelve hunne sarkastische uitvallen sparende. In hunne eenvoudig smaakvolle frakken , uit de werkplaats van .Air. Humann , voelden zij zich, in de bewustheid van hun bevallig uiterlijk . sterk en gewapend tegen eiken op hen vallenden blik ; zij wisten toch, dat het slechts die der goedkeuring konde zijn. De een . iets grooter dan zijn makker , was blond ; zijn eenigszins schraal gelaat , hoewel bleek, had iets innemends en lieftalligs , vooral door het fijne glimlachje, dat somtijds om zijnen mond speelde, j j als hij sommige vrouwen aanstaarde of groette, i Zijn groot, bijna te licht blauw oog teekende | gevoel en onschuld, ofschoon hij beide opzettelijk zocht te verloochenen , door de lichtzinnigheid zijner aanmerkingen en in de scherpe bitterheden , die hij over zijne medemenschen uitte. Zijn makker, een levendig jonkman, met zwarte gloeiende oogen en sprekende trekken , had , bij min-1 der dweepachtigs , iets meer bevalligs en eene los-j heid in houding en manieren , die de andere van hem trachtte af te zien , zonder er geheel in te


-ocr page 118-

11 -2 DE ECHTGENOOI

slagan. /ijne sterke witte tanden , die bij elke uitbarsting van zijn schaterend gelach zichtbaar werden , duidden eene vaste gezondheid aan.

)gt;Eilieve , Alphonse !quot; riep hij , (zoo luid , dat de nevensgaanden het gemakkelijk konden hooren) ozie eens even om , daar ginds is Nérine, die le- ! vende keten . aan welke men onzen goeden Jerome heeft vastgehecht. Ach , hemel! de armejon-gen is sedert zijn huwelijk voor alles verloren , j zoudt gij het kunnen gelooven ? nog gisteren sloeg hij een ontbijt by Véry af. Nu, hij heeft gelijk , men moet den vrede in zijne huishouding bewaren , en de mama van vrouwlief spreekt tel -kens een vreeselijk wee uit over onze déjeünas en gargnn. De goede zorgvuldige mama , die zwaarlijvige matrone, kunt gij aan zijne zijde opmerken. Zij is opgeschikt als harte vrouw uit het kaartenspel. Maar drommels , Alphonse! mag ik weten , waarom gij mij eene alleenspraak houden laat ? sla uwe oogen ten minste op, mijmeraar ! en antwoord mij. of ik sleep u naar dat gezelschap en noodzaak u de mama den arm te bieden. Afgetrokken zonderling !quot; dus vervolgde hij , hem hevig bij den arm schuddende, «waarom staat gij daar onbeweeglijk, als het standbeeld van de ])lacc Vendóme ?quot;

Alphonse, die waarschijnlijk van de geheele toespraak zijns vriends geen enkel woord gehoord had, rukte zich nu snel los, en liep drie schreden vooruit. Toen . zich bezinnende, zeide hy :

»Claude! ik had daar waarlijk bijna eene dwaasheid begaan!quot;

«Nu , dat zoude zeker van u iets ongehoords geweest zijn ! maar wat ziet gij dan toch bijzonders in die richting ?quot;

))Kunt gij het nog vragen ? Waar zjjn uwe oogen , Claude ! dat zij die vrouw daar bij het terras niet opmerkten ? zaagt gij ooit iets , dat haar nabij kwam?quot;

De andere volgde de aanwijzing van Alphonse's blik.

))Op mijne eer! als eene taille Mademoiselle Georges ! die vrouw moet eene vorstin zijn, maar haar geleider , o! dat is onovertrefbaar bespottelijk ; duizendmaal jammer, dat Scribe niet hier is : welk een caricatuur voor het Theatre-Mada-

ni e r

ySt! zij naderen ons! het is waarlijk onverdraaglijk om aan te zien, een engel aan den arm van een monster !''

«Hij hangt, geloof ik , aan den haren , juist als eene pad , die zich aan een Grieksch standbeeld vastklampt/'

«Als men de vermolmde godenleer nog uit haar stof oproepen mocht, dan zou ik zeggen , dat Venus en Vulkaan ons, arme stervelingen met een bezoek vereerden.quot;

«Zoude zij ook soms haren Mars in het kasteel opzoeken ?quot;

De personen, die het voorwerp dezer spottende opmerkzaamheid geworden waren. gingen nu juist voorbij, en meerdere nieuwsgierige blikken dan die der jongelieden werden niet zonder reden op

EN VAN TURIN.

hen gericht. Nooit toch zag men sprekender contrast dan die beeldschoone vrouw , met hem , die haar geleidde. Hare houding was fier, en . zooals Claude reeds opmerkte , bijna vorstelijk, hare leest rijzig, en toch ontbrak er aan de vormen noch rondheid noch molligheid. Met onnavolgbare bevalligheid booj zij zich telkens tot hem , aan wiens zijde zjj voortging , want zijne gestalte was beneden het middelmatige , en met kennelijke moeite gaf zij hem den arm. Als diamanten , in vloeibaar kristal gevat, fonkelden de zwarte oogen in het blauwachtig wit . terwijl de lange zwarte pinkers en de lijne vorming der net besneden oogleden hun iets onuitsprekelijk teeders en smachtends gaven. Op het zacht geronde voorhoofd , glad en zuiver als gepolijst ivoor, waren de wenkbrauwbogen als met het penseel van Rafaël afgeteekend. Al hare trekken mochten volmaakt regelmatig genoemd worden; doch geen kunstrecbterlijk schoon alleen schonk aan haar wezen die aanlokkende bekoorlijkheid, neen, het was veeleer die onverwelkbare bevallig ■ heid, die edelste zuster der schoonheid, die niet wegvalt als de kleur verwelkt , en die onafhankelijk is van de wederwaardigheden en jaren; het was de reine onschuld in dat oog, die onbeschrijfbaar liefelijke lach, die om den kleinen mond speelde , welks lippen bij het openen twee» ' rijen evenredige tanden zien liet, welke bij hunnen glans iets blauwachtigs hadden , dat hunne/ duurzaamheid niet waarborgde. Haar gelaat had niet die matte blankheid der bewoneressen van het noordelijk Europa , maar veeleer dien gloed en die u.tdrukkingvolle tint der dochteren van het zuiden. Haar gewaad , de morgenkleeding eener vrouw van de wereld, was met edele eenvoudigheid van smaak gekozen.

Het was merkwaardig te zien, met welk eenen blik van eerbied en teederheid zjj zich telkens wendde tot haren metgezel, en met welk eene belangstellende aandacht zij naar zijne woorden scheen te luisteren, zonder te willen opmerken , hoe alle blikken op haar gericht waren, ja, oogenschijnlijk vergetende, dat zij zich niet met hem alléén bevond. Nimmer kon echter een men-schelyk lichaam meer door de natuur zijn misdeeld geworden dan het zijne. Terwjjl het nau-, welijks vier voet haalde, was zijne gestalte, van den dikken enkel af: tot aan de halswervelen toe , gedraaid en verwrongen als eene schroef , en er verhief zich tusschen de schouders een uit • was, die het hoofd, als het ware , naar voren dwong, waar het op eenen tweeden bult, die zich door het uitstekende borstbeen vormde, rust-' te. Niets week bovendien meer van de lijn der schoonheid af, dan de vorm van dat hoofd. Het hoekige, sterk vooruitspringende bovengedeelte had geene de minste verhouding met het lange smalle aangezicht, dat in eene spitse kin uitliep. Kleine , diepliggende, zich als wegschuilende oogen verbeterden in den eersten aanblik niets in zijne leelijkheid en toch waren ze donkerblauw en konden ongemeen levendig zijn. Enkele dun

-ocr page 119-

DE ECHTGENUOTEN VAN TURIN.

gezaaide haren van die bleekblonde kleur, welke den Duitschen landbewoners zoo eigen is, waren weinig geschikt, om de asehvale tint van het bleek , vermagerd gelaat te verbergen. Aan de bij uitstek korte , ja zelfs, in evenredigheid der dwergachtige gestalte, te korte armen, zag men handen, welke een' knaap niet zouden ontsierd hebben, terwijl de voet in kleinte met eenen waren vrouwenvoet wedijverde. Ondanks dit alles lag er op dat gelaat , dat bij den eerste oogopslag afkeer verwekte , eene kalme waardigheid , eene rustige blijmoedigheid, iets verheven zachtaardigs, hetwelk recht gaf te gelooven, dat zijne ziel ten minste berustte in de verwerpelijke woning , die haar was aangewezen. Hoogst eenvoudig was zijne kleeding en daarbij zorgvuldig die wansmaak der ongelukkige dwazen vermeden , welke, onder eenen uitstekenden opschik , de misvorming van hun lichaam trachten te verbergen , en die juist daardoor te meer doen uitkomen. Twee kleine ordelinten in het knoopsgat wezen hem aan als den man van rang , en zelfs zonder dit zoude men dien in hem herkend hebben , door dat eigenaardige merkteeken van goede opvoeding en hoogen stand, dat zelfs tot in zijne onverschilligste bewegingen doorstraalde. Hij scheen zich , onder deze hem aangapende menigte, volkomen vrij te gevoelen , sprak veel en met vuur tot zijne Dame, en scheen haar de verschillende schoonheden van Natuur en Kunst, die deze koninklijke wandelhof als bij iedere schrede aanbood, te doen opmerken. Bij eene der fonteinen hield hij haar staande.

Onze jongelieden , die wij te lang uit het oog verloren, en welke te loszinnig of te zinnelijk waren, om er aan te denken, dat men zonder bevallig rood en schoone vormen toch iets meer waard kon zijn dan bespotting, waren onder allerlei schertsende aanmerkingen het ongel ij kso ortigè paar gevolgd. Een ander jong mensch van een.ziekelijk voorkomen en slependen gang, wiens uitgezochte kleeding en buitengewoon fijn linnen, zoowel als eene zekere laatdunkendheid in houding en manieren, hem terstond als den voornamen Engelschman deden kennen, naderde hen thans.

»Bij den hemel , Sir Edward!quot; riep Claude , »goed, dat gij komt. O spitsvindige Brit! leg ons toch uit, door welke metaphysische attractie — want gij kunt niet ontkennen , dat gij daaraan i gelooft — wij eene vrouw, als deze, in vereeni-ging zien met dien ourang outany daar?quot;

Hier wees hij met zijne cannc dc lonyju-meaux naar den gebochelde en zijne gezellin.

»Ja,quot; sprak Alphonse, «raadt gij. hoe ze bij elkander komen ? wij hebben ons weinigje hersens in gissingen uitgeput.quot;

De Engelschman hief even het hoofd op , en antwoordde toen met lustelooze onverschilligheid :

»Van bovennatuurkunde is hier de rede niet : die vereeniging zal wel plat, aardsch en tastbaar zijn. Een schoon meisje , door bloedverwanten aan eenen krokodil verkocht, die haar de dia-manten bij handen vol toewerpt, bij wier schittering hare verblinde oogen zijne schubben voor schoonheids vlekjes aanzien, of wel eene listige vrouw , die den misvormden dwaas heeft weten te overtuigen , dat zij in hem niet alleen zijn goud beminde.quot;

»Neen, Edward! dat oordeel is te hard: zóó laag kan het hart niet zijn , dat in dit schoone lichaam huist,:' hernam Alphonse.

))Bah!quot; riep de Engelschman , «onnoozele Alphonse . gelooft gij in ernst nog aan harten ?quot;

»Ja, ik geloof in de onschuld van dat o'og, in i de hemelsche oprechtheid van dat wezen , dat zeker nooit door lage driften, veelmin door goudzucht beroerd werd antwoordde de jonkman in eene vervoering , waarbij hij den toon van koele lichtzinnigheid, welken hij anders trachtte aan ; te nemen , geheel vergat.

«Fijne Menschenkenner!quot; spotte Claude, «ziet gij dat alles van buiten ? Zeg mij dan toch, was die Physché , welke wij op de laatste Tentoonstelling zagen , ook niet schoon ? Lag er ook geene onschuld , geene ziel, geene scherpzinnigheid in dat beeld ? En wat lag er achter de fijne verven ? Grof doek, mijn beste! Niets dan grof doek, dat voor u slechts verborgen werd door het vernis! i — Maar zoudt gij waarlijk denken, dat die man 1 haar echtgenoot was , Edward ?quot;

«Het kan niet anders zijn. Voor een' vader is hij te jong en te galant: naar eene zuster ziet I men niet met zulk eene teederheid op.quot;

«Wij willen ons overtuigen,quot; hervatte Claude. «Wij zullen hen stoutweg aanspreken , en bij den eersten jaloerschen blik , dien hij op ons werpt, herken ik den gemaal: onder eenig voorwendsel biedt één onzer haar den arm, zij neemt dien dat spreekt van zelf: de anderen houden den O telle eenige oogenblikken terug, en binnen twee minuten weten wij alles. Sir Edward Jeiferies! wilt gij van de partij zijn?quot;

«Och ja! het is mij vrij onverschillig wat ik doe ; maar ik verwed een ontbijt met oesters , bij Guichard , dat de ontknooping die moeite niet waard zal zijn , en dat ze mijne belangstelling ten minste niet zal gaande maken.''

«Dat is u gehouden. Komt ! gaan wij.quot;

Juist deed een buitengewone aandrang, bij de fontein, de voorwerpen van hun gesprek terugwijken. Onbekend , zooals het scheen , met die stilzwijgende overeenkomst . die gaanden en komenden eenen afzonderlijken kant der lanen doet houden , liepen zij tegen het gewoel in , en werden als door de menigte voortgestuwd en terug gedrongen. Zij wilden zich omwenden. In de verwarring liet de jonge vrouw onwillekeurig den arm van haren geleider los ; dit oogen blik was genoeg, om hen te scheiden: door zijne kleinte, verloor hij zich in het gedrang, terwijl zij, in eene tegenovergestelde richting voortgesleurd , zich weldra, hoewel minder belemmerd , in den onaangenamen toestand bevond gt; an iemand , die , van zijn gezelschap afgeraakt , onder geheel vreemden niet weet waarheen zich te wenden. Onze jongelieden , die haar niet uit het oog verloren


II.

-ocr page 120-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURINquot;.

hadden, maakten zich deze gelegenheid ten nutte. Elkander den doortocht banende, naderden zij haar. In de beleefdste bewoordingen gaven allen hun leedwezen te kennen over de soort van verlatenheid , waarin zij geraakt was. Claude bood zich aan , haar meer ter zijde , buiten het gewoel , af te brengen. Zij aarzelde. In bevallig Fransch, hoewel met eenen licht Italiaanschen tongval, dankte zij hen , terwijl hare onrustige blikken te kennen gaven, hoezeer zij wenschte zich minder omringd te zien. Toen stelde de blonde Alphonse voor , om haar heen te leiden naar eene der zitplaatsen onder de kastanjeboomen van eene minder bezochte laan, waar zij uitrusten en haar gezelschap afwachten koude. De bescheidenheid, waarmede Alphonse tot haar sprak, scheen haar minder onaangenaam te zijn, dan de beleefde onbeschaamdheid van Claude. Thans weigerde zij de gedane aanbieding niet; de beide anderen weken terug, terwijl Claude lachend ter zijde trad. Als in triomf geleidde de jonkman haar, verre vandaar , dicht bij het terras , aan de rivierzijde , en deed haar plaats nemen op eenen dier stoelen , w»*lke hier voor eene kleinigheid verkrijgbaar zijn. Ongemerkt waren de beide anderen op zekeren afstand gevolgd, en toen Alphonse, nevens haar staande , een gesprek met de vreemdelinge meende aan te knoopen, zag hij hen, met spot-achtigen ernst , vlak tegenover hem plaats nemen.

Er bestaat een zeker en duidelijk gevoel, dat de vrouw er van verwittigt, wanneer zij zich in omstandigheden gewikkeld ziet, welke tegen eeni-gen regel der welvoeglijkheid strijden ; al meer en meer lijdt dit fijn gevoel voor het betamelijke , naarmate zij zich mindar aan haren toestand onttrekken kan . die met iedere minuut een meer ondraagbare last wordt. In zijne volle zwaarte drukte dit de onbekende , die , angstig rondziende , en het oog smeekend op Alphonse gericht houdende, eindelijk zeide :

»Mijn echtgenoot, Mynheer ! om 's Hemels wil! hoe vindt hij mij ? tevergeefs zal hij mij zoeken onder gindsche menigte : om mijnentwil zal hij zich zeer ontrusten; zoo gij mij waarlijk een dienst wilt bewijzen, tracht hem dan uit te vinden , en voer hem hier heen.quot;

Den uitroep : wdan toch uw echtgenoot ?quot; dien Alphonse zich ontvallen liet , maakte hij spoedig weder goed , door er bij te voegen: «u hier al-léénlaten , Mevrouw ?quot;

«Laat u dat niet terughouden, beste Vriend !quot; zeide nu Claude , die met eene buiging naderde , «mogelijk zal zich Mevrouw eenige oogenblikken mijn gezelschap getroosten.quot;

Alphonse beet zich op de lippen van ergernis ; haar te verlaten, zonder haar iets gezegd te hebben, zonder een- te weten, wie zij was , dit vond hij ongehoord spijtig; toch wachtte hij slechts haar antwoord af, om heen te gaan, toen een zacht »blijf!quot; haastig door haar uitgesproken , hem van besluit deed veranderen.

))Wèl ingezien,*' hernam hij, «ware het ook eene dwaasheid , iemand te gaan opzoeken , die ons geheel onbekend is.quot; Nu wendde zich Sir Edward, die eenigszins uit zijne gewone onverschilligheid scheen opgewekt te zijn , tot de vreemdelinge :

«Eenige oogenblikken geleden, zag ik u met uwen echtgenoot; ik ben zeker hem op het eerste gezicht te herkennen (Claude en Alphonse wisselden eenen glimlach); ik zal met hem terug-keeren , zoo gij slechts zoo goed wilt zijn , mij zijnen naam te noemen.quot;

»Espaleto di Forba ,quot; lispelde de Signora, en zag den spreker aan, met eene uitdrukking van dankbaarheid , dien de beide jongelingen den koel-zinnigen Brit benijdden; terwijl deze zich met eene stijve hoofdbuiging verwijderde.

De Signora wendde zich nu, oogenschijnlijk met meerdere gerustheid , tot Alphonse.

«Het is alleen in Frankrijk, Mijnheer ! dat men zooveel voorkomende hulpvaardigheid voor vreemdelingen aantreffen kan.quot;

))En niet zonder reden. Mevrouw!quot; sprak Claude, zijnen vriend het antwoord besparende, »in Italië, eene vrouw als gij zijt, openlijk een dienst te . bewijzen, moet zo goed zijn als twintig stiletten op zich te zien richten.quot;

))Gij bedriegt u , Mijnheer! mijn Italic is geen moordhol, en die rassche daden van haat en wraak, waarop gij schijnt te doelen, bestaan in onzen tijd nog maar alleen in de hoofden van sommige rom anschrij vers.''

»0!quot; riep Alphonse , «uw vaderland moet een verrukkelijk land zijn: een land vol zonneschijn en liefde ; het land der kleuren en der tonen ; waar alles poëzij is : poëzij in de oogen der vrouwen ; poezjj in den kerkdienst; in den eeuwig blauwen hemel; in de gloeiende lava, die de vulkanen uitwerpen; poëzij tot in de kleeding der roovers en in de spelen der boeren.quot;

«Zijt gij dichter/quot; vroeg de Signora, meteenen glimlach.

«Wie is het niet een weinig op mijne jaren , Mevrouw? Een schrijver ben ik echter niet.quot;

«Misschien dan schilder ?quot;

«Slechts nu en dan neem ik het penseel voor uitspanning ter hand.quot;

«Schilderen was de lievelingsoefening mijner jeugdsprak zij met eene tint van weemoedigheid , «thans. . . . thans schilder ik niet meer.quot; Nog eenigen tjjd duurde hun gesprek voort, dat, zonder vertrouwelijk te worden, nogtans voor de jongelieden onderhoudend genoeg was Zij vernamen, dat de Signora en haar echtgenoot van Turin waren, dat zij zich slechts sedert gisteren te Parijs bevonden , en dat hun huwelijksgeluk niet ouder was, dan eenige maanden Van haren stand, of hare betrekkingen, of wat haar naar Frankrijk voerde, sprak zy niets; het was zelfs blijkbaar , dat zij eene vragende toespeling op dit punt niet zonder eene lichte verwarring wist te beantwoorden.

Eindelijk kwam de Engelschman, Signor Espa-leto met zich voerende.

Beleefd en met eene ongemaakte vriendelijkheid groette hij de jongelieden en dankte hen met


-ocr page 121-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

115

zóóveel ernst en warmte voor den dienst. zijner i echtgenoot bewezen , dat zelfs Claude bloosde; ' — zich hierop tot de schoone vrouw wendende, i zeide hij :

))Gij hebt u ontrust, Moïna ?quot;

De stem , waarmede hij tot haar sprak , had zoo iéts diep doordringends, zoo iets ontroerend welluidends en onbeschrijfbaar teeders, dat de beide Franschen elkander aanzagen , als hadden zij te gelijk dezelfde gedachte; de gedachte, dat in die stem het geheim lag van hare liefde.

))Signor mlo! gij kent mij,quot; antwoordde zij opstaande , en tevens zijnen arm vattende, als zocht zij daar eene schuilplaats tegen de gloeiende blikken , welke Claude op haar wierp, bij het staren op den vreugdeblos, die haar nog schooner maakte. «Laat ons vanhier gaan , Josefe! ik heb van de Tuilerieën genoeg gezien, en deze Heeren.wen-schen zeker hunne wandeling te vervolgen.quot; Toen zich met eene lichte buiging naar hare nieuwe kennissen wendende, voerde zij haren gemaal als met zich , terwijl deze glimlachende en met een licht schouderophalen tot den Engelschman zeide : ■))Sir Edward Jefferies van Warburtonsq are! wij zien elkander weder; mijne lieve despote gunt mij thans den tijd niet, u mijn adres te geven.'' Het echtpaar spoedde zich nu naar een der hekken, waar hen een eenvoudig rijtuig wachtte ; het droeg wapens noch livrei, doch was met paarden bespannen, »welke zich de Koningin van Engeland niet zoude geschaamd hebben ,quot; zooals Edward zi3h later uitdrukte.

De jongelieden stonden zoo verbijsterd over dit plotseling einde van hun avontuur, dat het geen' hunner inviel, de Italianen te volgen.

«Verwenscht!quot; barstte Claude los , «niet eens eene uitnoodiging, om haar te komen zien ? Wisten wij slechts , waar zij hunnen intrek hebben genomen ; maar dat is toch zeker , nu ik hunnen naam weet, zal ik ze uitvinden, al moest ik ook twaalf dagen lang geene pen op het papier zetten,quot;

Onze Claude was een der lions littéraires van den dag, een der vermaardste novellisten; en dan zegt een verlies van twaalf dagen nog al zoo iets; — wie telt de denkbeelden, die hem hierdoor konden ontsnappen, of vóór hem door anderen gebezigd worden ? Een onherstelbaar verlies , voorwaar! in eenen tijd, waarin men zoo arm is aan nieuwe denkbeelden; in eenen tijd, waarin men niet schrijft, omdat men gedacht heeft: maar waarin men denkt, om te kunnen schrijven.

»Schaam u, Claude ! zoudt gij u willen opdringen ? zij heeft immers door niets te kennen gegeven , dat ons bezoek haar aangenaam zal zijn ?quot;

»Bij den hemel! onze Alphonse wordt op deze wijze Platonisch ! welk een echt ridderlijk denkbeeld , geenen stap te willen doen , zonder het genadig verlof zijner Dulcinea! Zeg eens , hoeveel lansen zoudt gij voor haar willen breken . als wij nog in den tijd der tornooien waren ? Ik voor mij vind haar prachtig, goddelijk zelfs ; maar daarom denk ik niet als een slaaf aan hare

' voeten te zuchten; ik zal haar alleen , bij de 1 eerste gelegenheid de beste , het belachelijke van i i hare gehechtheid aan dien kurketrekker in al !

zijne kleuren afschilderen, en als zij dan geene 1 zottin is, zal zij naar rede hooren.quot;

»Geloof mij , gij zoudt wéldoen, niet langer te spotten , Claude ! die vrouw verdient waarlijk onze achting, en haar echtgenoot is zeker harer waardig.quot;

»Alphonse, jongen! ik dank u; gij geeft mij daar den inval van eene romance a la Werther, en gij zult er de held van zijn, par dieu! gij aanbidt de Signora tot in de bochels van haren echtgenoot!''

»Ondanks zijne leelijkheid,quot; merkte de Engelschman aan, als in zich zeiven sprekende , «heeft ; die man iets. dat voor zich inneemt; ik moet ' meer van hem weten : die schranderheid, welke j uit die diepliggende oogen straalt, die verhevene ! rust, die alleen uit be .vustheid van eigene waar-; de kan ontstaan , kenschetsen hem mij als een' buitengewoon man. Niets van dien menschen-haat kenmerkt hem , welken men vaak bij mis-maakten aantreft, die in elk , die met een recht lichaam bedeeld is , een' vijand, een' overweldiger van hunnen eigendom meenen te zien. Zelfs geen' zweem van verlegenheid was in zijne houding op te merken , toen ik hem (ik schaam mij er thans zelf over r) met een' spotachtigen lach van zyne schoone vrouw sprak. Ik wil hem leeren kennen , hij ten minste is iemand, die • niet in den gewonen vorm gegoten is , wiens ge- j dachten niet eeuwig den slofgang der middelma- j tiglieid volgen. In de korte woorden , die ik met hem gewisseld heb . . .

))Dan heeft inderdaad ons avontuur ook voor u eenige belangrijkheid verkregen ?quot; viel Claude in.

«Morgenochtend oesters bij Guichard , ik heb weer voor eenige dagen levenslust.quot;

öDus zult gij het mij thans gewisselijk danken , dat ik u van dien dwazen zelfmoord te- i rughield ?quot; vroeg Alphonse.

«Uitstel is geen afstel, die gelegenheid zal zich later weer doen vinden, zoo mijne toenemende ongesteldheid die niet geheel nutteloos zal doen worden. Komt, gaan wij!quot;

«Waar ontmoeten wij elkander dezen avond ?quot; zeide Alphonse.

«Ik sprak Signora Espaleto van de Bok (fes , misschien gaat zij daar.quot;

»Goed hernam de andere, «dan tot van avond. Vaarwel, Sir Edward ! Ik wensch u eenen dag zonder spleen!quot; en hiermede verwijderde hij j zich.

Claude vergezelde den Britschen edelman tot | aan diens hotel in de straat la Fitte.

II,

OESTERS HIJ GUICHARD , E\ EEN GEZANT.

Sir Edward Jefferies , van Warburtonsquare , op zijn achttiende jaar meester van eenonmete-


-ocr page 122-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

MO

quot;

lijk vermogen en eenen aanzienlijken naam, was na snel, en zonder matiging, met. al de onstui • mige drift van jeugd en zinlijkheid, al het mogelijke genoten te hebben, wat rang, schatten en gezondheid te genieten geven, van lieverlede vervallen tot die lusteloosheid en kwijning, tot die afgematheid van geest en lichaam, welke het schrikkelijkste gevolg is van oververzadiging. Voor hem had elk vermaak zijn prikkel verloren , niets kon hem meer verrassen of aantrekken ; men kon niet zeggen , dat hij ieder zijner luimen inwilligde : want hij liet ze zelfs den tijd niet. om begeerten te worden. Op zijn achtentwintigste jaar bleef hem van het leven niets meer te wen-schen , niets meer te kennen, niets meer te verwachten overig.

Na Europa doorreisd te hebben , was hij nogmaals naar dat Parijs teruggekeerd, dat zijne eerste leerschool geweest was, en waar hij nog had gehoopt de grootc hartstochten , de hevige, diep aangrijpende gewaarwordingen en de stormachtig wilde vermaken te vinden, die hij alleen in staat achtte, om zijnen verstompten en overprikkelden smaak en zijn afgemat lichaam uit de dofste onverschilligheid op te wekken; maar ook daar in de cuve infernale, zooals een Parijze-naar zelf de schoone hoofdstad noemt , was hem alles oud, verflenst , dof, kleurloos, laf, gewoon en vervelend voorgekomen. Dat komt, omdat zijne ziel de ware chamhre obscure was, die alles zwart en akelig kleurde. Hij zocht het geluk niet daar, waar het alleen te vinden is, in nutte werkzaamheid, in zuivering van het hart, in veredeling van den g^est Hij beschouwde dit leven als het éénige doel van zijn bestaan , en geenszins in betrekking tot die toekomst, waarvan het slechts de inleiding is. Trotschheid en aanmatiging, oververnuftige spitsvondigheid en grof materialismus hadden er hem toe gebracht, om aan niets meer te gelooven, om niets voor waar te houden, dan hetgeen onder het bereik zijner zinnen viel. Het was hem gelukt, zich eene soort van wijsbegeerte te scheppen, die elk geloof, elke gewaarwording, elk gevoel ontleedde en tot zien-en tastbare oorzaken bracht; de ongelukkige! — alsof de ware verlichting, de meest verhevene wijsbegeerte , niet uitgaat van dat Christendom, hetwelk opleidt tot elke kennis, tot elke ontwikkeling , tot elke kracht, en tot elke deugd!

In zekere mate met eene zucht voor kunsten en wetenschappen bezield , had hij met sommige jonge letterkundigen, schilders en toonkunstenaars eene soort van gemeenzaamheid aangeknoopt, die voor deze in zóóverre eene aanwinst was, dat de vermogende Engelschman hen aanmoedigde, en hen door zijn goud en zijnen invloed ondersteunde. Zijne goedhartige gemakkelijkheid en losse inschikkelijkheid in den omgang deed hun vergeten, dat zij de beschermelingen waren, dat hij de beschermer was. Claude , die zich reeds eenen zekeren naam gemaakt had, behoefde hem wel niet, om voort te komen; doch er bestond tusschen hen eene soort van vriendschapsbetrekking, ontstaan wellicht uit eene gelijkheid van zien , die hen smaak deed vinden in elkanders omgang.

Het derde lid van dat klaverblad , waarmede wij aanvankelijk bekend werden , was Alphonse, de zoon van eenen aanzienlijken grondbezitter , door dezen naar de hoofdstad gezonden, om zich daar te vormen. Ook hij had zich aan de muzenzonen aangesloten , en was , met hunne hulp , weldra, door de fijne schaaf van den Parijschen wereldtoon , van zijne provinciale naiëveteit ontbolsterd geworden. Dat die schaaf hier en daar mede iets had weggenomen van hetgeen men in zijne geboorteplaats goede zeden en godsdienst noemt, daaraan had niemand hunner gedacht: wie kon dat ook helpen ? Zóó nauw moest men het ook niet nemen. Er is immers geen goed mogelijk zonder een gering inmengsel van kwaad? Alphonse zelf gevoelde echter meer dan ééns, dat hij iets miste; er waren oogenblikken , waarin hij het verlorene betreurde , waarin het hem voorkwam , dat hij niet in rust en tevredenheid gewonnen had, nu hij met alles spotten kon, wat hem vroeger als heilig en eerbiedwaardig was aangewezen , en dat eene leer , die den mensch geheel alleen beperkt binnen de enge grenzen van het stoffelijke en aardsche, hem genoegzaam met het redelooze dier op ééne lijn plaatst en hem de vleugelen ontneemt, waarmede hij zich had kunnen opheffen tot de sferen van hemelsche vreugde en duurzaam en onstoffelijk geluk.

Zulke gedachten en opwellingen zocht hij echter altijd zorgvuldig voor zijne makkers te verbergen; hadden deze ze kunnen raden, het zoude hem eenen blos van schaamte op de wangen gejaagd hebben , en bij hen eenen glimlach van verachting of medelijden om de lippen doen zweven. Er is toch geene vrees , die zoo machtig werkt op den beschaafden mensch , als de vrees voor bespotting ; zij is de moeder van valsche schaamte, die den zwakken mensch weerhoudt , om toe te geven aan de inspraak van een beter gevoel; en zoo het ons gegeven was de ziel te peilen van menigen vermetelen godloochenaar , van menigen verharden booswicht, zouden wij veelal vinden , dat valsche schaamte hen van den eersten terugtred ten goede had afgehouden.

Alphonse had Sir Edward verhinderd, een' voorgenomen' zelfmoord te begaan, en zich sedert aan hem gehecht, met de belangstelling, die men voor iemand gevoelt, wien men eenigen dienst heeft bewezen.

In de opera Buffa vonden onze jongelieden de voorwerpen hunner nieuwsgierigheid niet, en de Engelschman , die er niet had willen gaan, lachte over hunne teleurstelling, toen zy hem des anderen daags bij zijn ontbijt hunne spijt mededeelden.

Dat ontbijt, gegeven in eene der voornaamste restauraties der hoofdstad, was een der uitsporig-sten en wildsten onder allen , die er gehouden werden Edward had zijnen vrienden vrijheid gegeven , om zóóvele gasten mede te brengen als zij goedvonden , en hij zelf had allen uitgenoodigd ,


-ocr page 123-

EN VAN TURIN. 117

DE ECHTGEN

die zijne luim hem opgaf. Het was een mengelmoes van aanzienlijke losbollen , die meer bezaten dan zij wisten te verteren , en van jongelieden , die geene andere hulpbronnen hadden , dan hun talent; men vond er dagbladschrijvers, die inkomsten hadden als Prelaten, en zonen van Pairs, die hunnen schoenmaker niet betaalden ; dichters, die met de pen schilderden , als de Eafaëls met hun penseel, en rijmelaars, die lange verzen i schreven in berijmd proza ; prozaschrijvers, die met een' enkelen volzin eene reeks van nieuwe denkbeelden ontwikkelden, en prozaschrijvers, die het geheun bezaten, om gansche boekdeelen te schrijven, zonder iets nieuws te zeggen; Staatkundigen , die hun gevoelen verkochten aan den meestbiedende , en Staatkundigen . die in staat waren voor eene geliefkoosde stelling den marteldood te ondergaan ; jongelingen , die geene andere Godheid hadden , dan die van het geld , en jongelingen , die van den godsdienst eene poëzij maakten , welke hen tot de verhevenste voortbrengselen bezielde : met één woord , hier zagen zich al de gebreken en al de voortreffelijkheden van het tijdvak vertegenwoordigd.

De gesprekken, die er gevoerd weiden, waren zulk eene vereeniging waardig; zij bestonden uit een waar mengelmoes van ongehoorde dwaasheden en scherpzinnig oordeel, van roekelooze spotzucht ! en poëtische geestdrift, van geldzuchtige eigenbaat en heiligen kunstgloed , van zedelijke los-i handigheid en van vermetel ongeloof, van de meest verfijnde kieschheid en van wetenschappelijk l^jgeloof. Hoe zal men toch anders dat blinde dwepen noemen , den Franschen zoo eigen , dat hen bij half bewezene uitkomsten der schei-, natuur-en heelkunde, en daarop gebouwde genezingen en ondernemingen, bezielt en zoo vaak den schijn voor het wezen doet aanzien ? Jeöeries deelde noch in de genoegens der tafel, noch in het vuur der gesprekken , hoewel de laatsten hem eene enkele maal een' glimlach afdwongen. Kiet gewoon zich aan iets te storen, zich om iemand geweld aan te doen , had hij zich spoedig ier zijde gewend en was in eenen armstoel nederge-vallen , waar hij, met de handen voor de oogen, in gedachten verzonken zitten bleef. Alphonse voegde zich kort daarna bij hem , en Claude riep hem van zijne plaats toe: «Edward! wij gaan overmorgen bij Mevrouw de Blessières, zij ziet dikwijls vreemdelingen, misschien vinden wij daar onze Ttaliane! gaat gij mede ?quot;

«Zeker niet, ik wacht eene uitnoodiging van Espaleto zeiven ; ik strek mij liever t'huis gemakkelijk op de sofa uit, en streel mijnen jachthond, dan dat ik mij noodeloos aan een vervelend bal waag, mot de kans van er nog niet eens te ontmoeten , wat ik er zocht. Als ik alléén ben, kan ik ten minste nog vrij denken, zonder in dat eeuwige gedruis van snappende ij delheid en beuzelpraat rond te dwarrelen, en zonder genoodzaakt te zijn tot spreken en glimlachen tegen vrouwen, die wel wilden, dat wij aan hare onschuld geloofden , zooals zij zelve aan hare schoonheid.quot; . »Foei, Menschenhater!quot; riep een der gasten, j »is het dan niet schoon, bij een' tuimelenden ; wals of eene ruischende galoppade, te staren : op die wellustig hijgende boezems ? op die schoone ' oogen , die vlammen schieten ? op die haren , die in wanorde losvallen, en waaruit bloemen en 1 strikken als schitterende vlinders nederstuiven ?'' I «Bah!quot; viel de Engelschman in, »van dat alles j bemerk ik niets; ik zie alleen het stof, dat van den dansvloer opstuift en mij met verstikking i dreigt.''

))De galoppades ,quot; merkte Alphonse aan , »doen mij altijd denken aan de saturnaliën der Ouden ; maar dan missen zij dat echt antieke , dat daaraan altijd nog iets grootsch moet gegeven hebben.quot;

«Met uwe antieken doet gy mij denken aan mijnen schilder , den éénöogigen Cherubuni, die mij een' Egyptischen priester toezeide. Ik heb hem het idéé daartoe zelf opgegeven ; waarom vind ik hem niet onder u ?quot;

»Cherubini is een gek . die zich bij dag evenmin aftrekken laat van zijnen ezel, als bij nacht van de roulette; hij was niet te bewegen ' hij wilde niet herwaarts komen sprak Alphonse.

«Eene kunstenaars-luim! Goed, ik zal hem opzoeken , dan heb ik ten minste een doel als ik weer uitga: is het niet rue des.....quot;

»De VArhre sec No. 27 , op de tweede verdieping.quot;

Een luid geschater onder de nog aanzittenden verhief zich , en belette een samenhangend gesprek te voeren. Hoe toch zoude dit zijn verstaan geworden, al ware het ook. dat Edward daartoe den lust gevoeld had ? . . . Driftig verliet hij de zaal als iemand, die door eenen plot-selingen tegenzin bevangen wordt.

Alphonse, die, ofschoon hij het zich zeiven niet bekennen wilde, eenen hcimelijken afschuw had van de tooneelen , die weldra volgen zouden , verwijderde zich mede ongemerkt. — Ook wij willen ons niet ophouden met eene beschrijving van die gezichten, welke meer en meer door onmatigheid en overspanning begonnen te gloeien , van de gesprekken, die welras volstrekt ongeregeld en onverstaanbaar werden, en zich later alleen tot uitroepingen en halve volzinnen bepaalden , altijd weder afgebroken door schaterend en sissend gt-lach, of door het schelklinkend rinkinken van glazen en flesschen: genoeg zij het den lezer te weten, dat Claude en Alphonse zich beiden op den bepaalden tijd in het hotel Blessières lieten vinden. —

Het bal was nog niet aangevangen ; de Heeren stonden in groepen rondom de banquettes der Dames of spraken onderling ; de divan van de vrouw des huizes, welke nevens den schoorsteen geplaatst was , scheen de magneet, die de meesten aantrok ; ook daarbij voegden zich onze jongelieden.

Mevrouw de Blessières, eene dochter uit een der i eerste huizen van den Faubourg St-G er main, | had met haren echtgenoot, een rijk edelman


-ocr page 124-

118 DE

VAN TURIN.

van 'den tweeden rang, zijne meer vrijzinnige 1 gevoelens gehuwd , en ontving sedert lang met den fijnen tact, welke haar eigen was, allen, die zij uit de meer burgerlijke cirkels van haren gemaal had leeren onderscheiden. Dezen avond j echter scheen haar gezelschap meer uitsluitend en ; meer aristocratisch dan gewoonlijk; ook kon ] Alphonse in zijne eerste verwondering over de ' soort van gespannenheid , welke hij bij de meesten meende op te merken , niet nalaten , de gastvrouw naar de reden daarvan te vragen.

«Weet gij dan niet, dat wij den Sardinischen gezant wachten ?quot;

»Wachten! in den eigenlijken zin,quot; merkte een der Heeren aan ; ))de vrouwen zijn zoo stil en zoo nadenkend , dat het is alsof zij vreezen haar vernuft en hare coquetterie te verspillen. Ik voorspel hem ernstige aanvallen op zijn hart; ik lees in elk dier schoone oogen veroveringsplannen.quot;

))Het moet een man van erkende bekwaamheden zijn , die gezantzeide de een ))Ik weet, dat hij gisteren met persoonlijke onderscheiding op de Tuilerieën ontvangen is sprak een ander.

))En dus opgenomen in den huiselijken kring der familie Orleans?quot; vroeg Claude.

«Mijnheer !quot; viel Mevrouw de Blessières eenigs-zins scherp in, ))in mijn huis spreekt men met eerbied van het regeerend Geslacht.quot;

»Hare dochter krijgt eene plaats bij de Prinses van Orleans, zoodra er namelijk eene prinses van Orleans zal zijn fluisterde iemand Claude in het oor, terwijl hij hem uit den cirkel trok.

vItalië is het klimaat der prelaten : is de gezant abt of kardinaal ?quot; vroeg een jong rechtsgeleerde.

«Dat zeker niet, hij heeft zijne vrouw bij zich.quot;

»Dan moet hij schatrijk zijn, een gezant, die...

Hier rees de vrouw van den huize uit hare zitplaats op , om nieuwe gasten te begroeten, die er werden aangediend. Niemand twijfelde , dat het de lang gewachten zijn zouden.

Een genoodigde, die over zijnen tijd komt, moet wel iets bijzonder belangwekkends en bevalligs in zich vereenigen, moet ten minste eeniger-mate aan de opgewondene verwachting kunnen beantwoorden , zal men hem bij zijn eerst binnentreden niet belachelijk vinden ; want de teleurstelling wreekt zich dan gewoonUjk door spot. Wat moest het dan niet zijn, nu zich de wanstaltige gedaante van Signor Espaleto vertoonde; zijne hoogst bevallige gemalin . wier schoonheid door een schitterend toilet nog meer uitkwam , bij de hand leidende !

Ook was er al de beleefdheid van een uitgezocht gezelschap, van het wellevendste volk der j wereld toe noodig. óm zich bij het op elkander drukken der lippen en een gesmoord lispelen van uitroepingen te bepalen , toen de bediende, met eenen ernst, die hem blijkbaar moeite kostte, den Hertog Espaleto di Forba aankondigde.

Mevrouw de Blessières verwelkomde met vol-komene zelfbeheersching den hoogen gast, bood j zijner gemalin eene plaats aan hare rechterhand, en vond schielijk gelegenheid , om de nieuwsgierig lachende blikken der anderen door een druk gesprek, waarin zij de Signora en haren gemaal wikkelde, af te leiden.

De laatste gedroeg zich , ondanks dit alles, met i de vrijmoedige losheid , die alleen eene volmaakte wereldkennis geven kan. Onder de personen , die zich aan hem lieten voorstellen, waren natuurlijk onze jongelieden niet de laatsten.

Snel herkende hen Espaleto. In hen eene lich- | te verlegenheid opmerkende , nam hij die dadelijk weg , door hun lachende toe te voegen : «Ziedaar de eerste Parijzen aars , aan wie wij verplichting hebben!quot; en daarop vertelde hij met onge-dwongene vroolijkheid de geschiedenis van hunne morgenwandeling, niet zonder er een paar trekken in te lasschen . waaruit de Heeren konden opmaken, dat hij hen doorgrond had; in die woorden lag echter scherpte noch wrevel. — Voor de eerste maal zijns levens was Claude verlegen met zijne houding. —

Na eenigen tijd liet zich in eene aangrenzende zaal de dansmuziek hooren. De schoone vrouw had zeer weinig gesproken. Claude noodigde haar uit tot eenen wals, Espaleto las in Alphonse's oogen denzelfden wensch.

»In waarheid , Moïna !quot; sprak hij, «gij zijt dezen heiden Heeren een' dans schuldig, en ik zie niet, waarom wij, in een vreemd land , eenige schuld onbetaald zouden laten.quot;

«Ik zal niet dansen, Monsignore!quot;

«Gij zult mij dan noodzaken den ganschen avond zonder spelen te blijven en gij kent mijn' hartstocht voor het spel!quot; antwoordde hg met eenen glimlach ; zij sloeg de oogen neder.

«In ernst, Moïna! gij danst gaarne, en een gebrekKelijke echtgenoot moet u van een onschuldig vermaak niet terughouden.quot;

Hij was inderdaad verheven, toen hij zoo sprak.

«Gij houdt mij van niets terug, ik volgde mijn' smaak; doch gij wilt het, ik zal dansen!quot; en opstaande, reikte zij de hand aan Alphonsa, die zich aan hare zijde bevond.

Claude verborg met moeite zijne spijt onder eene beleefde buiging. Espaleto nam vertrouwelijk zijnen arm en wandelde met hem naar de speelzaal.

«Gij vergeeft mij immerf de kleine list van mijn incognito ?quot; sprak hij, «een diplomaat is niet altijd vrij in zijne handelingen ; ik moest den dag mijner aankomst verborgen houden , tot ik zekere mij toegezegde tijdingen kreeg: vandaar de verlegenheid mijner vrouw, om zich niet te verraden ; vandaamp;r mijne lompheid, om u niet aan mijn huis ce noodigen. Thans ben ik vrij. mijne geloofsbrieven zijn overhandigd, de eerste plechtige voorstelling aan het Hof heeft plaats gehad, en ik kan mij ongehinderd wijden aan de genoegens , die belangwekkende kennismakingen altijd voor mij hebben. Als gij niet huivert tegen eene Italiaansche keuken, kom dan morgen met uwen


-ocr page 125-

DE ECBTGENOOTEN VAN TUKIN.

119

vriend by niij eten; wij zullen egt;? petit comité — en dus recht op ons gemak wezen.quot;

Katuurlijk nam de jonkman de uitnoodiging aan.

»Kog iets! ik had gedacht, uwen Sir Edward hier aan te treffen : wilt gij hem overhalen, om mede te komen ?quot;

wik weet. dat niets hem liever zijn zal!quot; Hierop wikkelde Espaleto den jonkman in een gesprek, waarbij dftze moeite had, om zijn vluchtig Fransch vernuft een en gelijken tred te doen houden met het fijn en diep oordeel van den Italiaan , en waarbij deze eene zoo eigenaardige wijze van zien, zooveel kunde , zooveel smaak . en te gelijk zooveel heldere menschenkennis aan den dag leide , dat de jonge romanschrijver zich zeiven ge luk wenschte met de onderscheiding , waarmede dit zeldzame wezen hem vereerde , en geheel vergat, dat hem een dans met de schoonste vrouw, die hij immer gezien had , was toegezegd.

Ondertusschen maakte de hertog deze schijnbare • onbeleefdheid weder goed: hij voerde Claude zelf tot zijne gade ; en deze verliet het bal niet, zonder de schitterende Moïna als zijne danseres te hebben i opgeleid.

'III.

DE ECHTGENOOTEN.

Wie ooit den Boulevard de Gcmd langs wandelde , en er bij menig prachtig hotel is blijven stilstaan , heeft zeker dat groote huis niet voorbij gezien, met dien prachtig gebeeldhouwden voorgevel en die vele vensters, welke men niet spoedig tellen kan, welke alle van zonneblinden zijn voprzien, en bovendien met sierlijke balkons op de eerste verdieping prijken. Dat is het hotel de F. , door de eigenares niet bewoond ; maar dat zij verhuurt aan lieden . die rijk genoeg zijn , om den hoogen huurprijs te betalen.

In een der salons van dit hotel, innerlijk zoo rijk gemeubeld als het uitwendige reeds liet vermoeden, zaten twee personen te ontbijten, een man en eene vrouw. Zij hadden een der vensters geopend , waarschijnlijk om de liefelijke lentelucht in te ademen , en het tochtje speelde met de zilveren franjes, welke de zacht rozeroode overgordijnen versierden. De vrouw, in eene donkere peig-noire losjes gehuld, zat aan eene kleine ronde tafel , en hield zich bezig met dien morgendrank gereed te maken , welken de Spanjaarden het eerst in de mode brachten. De man had zich op eenigen afstand in eene vensterbank geworpen , en volgde elke harer bewegingen met het oog. Het waren Espaleto en Moïna.

«Waarom hebt gij de bedienden weggezonden ?quot; zeide hjj eindelijk na een lang stilzwijgen, »als gij zoo bezig aijt, kunnen wij niet praten , en wij zijn zoo weinig te zamen.quot;

»Juist , opdat wjj alléén zouden zijn, en omdat ik iets ernstigs met u te bespreken heb, zond ik hen weg ,quot; sprak zij met nadruk : toen stond ze 1 snel op , ging naar hem toe , en leide vertrouwelijk hare hand op zijnen arm. Heerlijk stak de blankheid dier schoone hand bij het zwarte fluweel van zijnen kamerjas af.

»Josefe T' begon zij en aag hem weemoedig aan, »gij doet mij verdriet aan, en dat is niet goed van u!''

«Is u dat ernst, Moïna?quot; vroeg hij met verwondering, xik kan waarlijk niet gissen! .. . .quot;

»Voor het eerst moet ik u ronduit betuigen, dat ik uwe handelwijze niet kan goedkeuren,quot; her-vattede zij.

»Dan zal die zeker afkeuring verdienen : maar verklaar u dan toch!quot;

«Welnu dan ving zij aan , met eenige aarzeling, ))het mishaagt mij, dat gij die beide jonge Franschen tot onzen vertrouwd ijken kring toelaten wilt. Dat is mij hoogst onaangenaam !quot;

«Hoe is dat mogelijk, Carina! Ik deed immers niets meer dan ik moest ? Hoe zoude ik u hier in deze vroolijke hoofdstad . vol schouwspelen, vol avondvermaken , vol wandelingen , aan u zelve kunnen overlaten , zonder voor bevallige Ci-cisbei te zorgen ?quot;

«Foei! als gij zoo schertsen wilt, noodzaakt gij mij te zwijgen.quot;

»Nu dan in ernst. Het zijn jongelieden, die wij zien moeten , die gij goed moet ontvangen , en niet afschrikken , door de scherpe blikken van die zwarte oogen.''

»lk heb u reeds gezegd, hoe hatelijk mij hun-quot; ne onbeschaamde blikken zijn,quot; riep zij, niet zonder eenige hevigheid.

»Dat komt, omdat zij u bewonderen, Signora mia /quot;

«En hoe spotachtig die Mijnheer Claude op u nederzag, op u, Signor mio ! op u, wiens grootheid boven het bereik is der vermetelste gissingen van iemand , die niets bezit dan eene vlugge tong en een fraai gelaat !quot; vervolgde zij met vervoering.

«En een hoofd vol vernuft en levendigheid voegde hij er bij , glimlachende over hare hartstochtelijkheid ; «maar wees gerust, hij zal nu niet meer spotten.quot;

«Ik zal niets meer zeggen, Josefe! ik offer gaarne mijn gevoelen aan het uwe op.quot;

«Daarom zult gy ook weten, waarom ik het mijne niet opgeef.quot;

En hij vattede hare hand en deed haar naast zich plaats nemen.

«Hoor Moïna! Evenmin als Parijs Turin is, zijn de Parijzenaars Italianen. Een Ilaliaansch edelman verschanst zich in de ongenaakbare vesting van zyr.en rang, en laat zich niet naderen dan door zijns gelijken ; wat hem verder omringt , zijn bedienden , iets beter dan slaven. In het hedendaagsch Frankrijk is het anders; dat heeft de adel in 1795 geleerd; die les heeft zich herhaald in 1830. Het genie voert thans den bov entoon ; het talent heft zich op tot gelijkheid met den adel, en treedt met achteloozen tred, met het lorgnet in de hand, de zalen


-ocr page 126-

120 DE

VAN TURIN.

der . aristocratie binnen : want het genie is niet meer de strenge , harde, stroeve wijsgeer , onverschillig omtrent zijn voorkomen, zonderling in manieren, in zich zeiven afgetrokken. Het is niet meer de grijsaard met witte haren , tot afschrik-kens toe eerbiedwaardig en deftig; maar het is vlug , vroolijk , schertsend , met blozende wangen , met blonde haren , of met zwarte lokken , die sierlijk zijn opgemaakt ; het draagt eene smaakvolle kleeding en glacé-handschoenen : het is kiesch op zijn uiterlijk , verfijnd tot in het weekelijke toe , en schaamt zich niet, goed te kunnen dansen. Nu die jonge vernuften eenmaal eene onderscheidende plaats hebben ingenomen , spelen zij den meester, en hunne fijne ironie klinkt luider, dan de afgemetene en gezochte spreekwijze der Grooten , die zoo vaak in matte lafheid ontaardt. Hun toon is snijdend, beslissend , stout; doch er ligt geestkracht en waarheid in de korte, kernachtige taal, die zij zich gevormd hebben : er ligt eene nieuwheid en warmte in hunne denkbeelden , die de proef van het rijpe oordeel kunnen doorstaan; want zij zijn kinderen der negentiende eeuw en zij hebben hunne eeuw begrepen.quot;

De schoone vrouw had met aandacht geluisterd en staarde met zulk een innig welgevallen op den spreker , dat hij een' oogenblik ophield , om haar de hand te kussen. Hij wist ook , dat hij bevallen moest als hij sprak : hij kende het vermogen zijner hoogst welluidende stem , die hij naar den eisch van elke gewaarwording, welke hij opwekken wilde, buigen kon; zijn ernst was doordringend en overredend tevens; zijne tonen , zoetvloeiend zonder weekheid , vonden in het hart van zijne toehoorders een' weerklank , evenals de wegstervende toon verwekt, die nog lang in het oor natrilt en de fijnste vezelen ontroert. Voeg hierbij , dat hij ongemeen fraaie : tanden bezat, wier luister zich , als hij sprak , te beter ontwikkelde, en dat, als het onderwerp hem wegsleepte , zijne gelaatstrekken zich werkelijk verfraaiden , terwijl zijne oogen van eenen gloed fonkelden , welke niet van deze aarde scheen, en men begrijpt de betooverende aantrekkelijkheid van dit leelijk gelaat.

»Dadr, waar de zedelijke kracht heerscht dus vervolgde Espaleto na eene poos zwijgens, »handhaaft zij zich door de middelen, die de hare zijn Men doodt hier niet meer met den dolk , maar met de pen ; wie in den weg staat, wordt niet geschrapt in het boek der levenden, maar men vernietigt zijn zedelijk aanzijn, men tast hem aan in het wezen van zijn leven; wat de laster niet zoude vermogen, weet de spot te bewerken Wat bij ons de sterke wrijving van hartstochten zoude opwekken, wordt hier slechts belachelijk, het oordeel is overrijp, de gewaarwordingen zijn afgesleten , men geraakt hier niet meer in vervoering, men lacht slechts, en men haalt de schouders op ; doch het voorwerp , dat ; men heeft uitgelachen, is verloren , meer reddeloos en zeker, dan men het was in de zestiende

eeuw, door de banbliksems van Bome. Eene scherp versnedene pen, die over het papier ruischt, is hier gevaarlijker , dan de dolk van den straatroover. De bittere , snijdende , koele satire is hier vreeselijker dan een snel werkend vergift; wèl dus hem , die zich vrienden uit die scherpe genieën w^eet te vormen , die zulk een machtig overwicht hebben op het gevoelen van een gansch volk ; daarom reikt de edelman , hier , zonder aarzelen de hand aan den talent vollen kunstenaar , aan den geestrijken dagbladschrijver en noemt den jongen dichter «broeder P terwijl hij • den een' naast den ander eene eereplaats aan zijne tafel aanwijst!quot;

«Het wordt mij meer duidelijk, Josefe !quot;

«Deze waarheid heeft mijn voorganger niet begrepen ; daarom is hem hier alles mislukt; zijn kastegeest, zijn hoogmoed , de aristocratische terughouding zijner manieren, streed tegen den volkstrots dezer natie, hij heeft zijnen souverein ; mishaagd , en hij is weggezonden als een onhandige dienstknecht, die zijne taak niet heeft kunnen volvoeren. Hij heeft niet weten te dringen j in den geest van den tijd, die inderdaad niet zoo hopeloos is als sommigen het voorgeven; want als de rang zich aansluit aan het genie, dan zul- I len beiden iets toegeven. dan zal de eerste af- : zien van zijn te stout verheöen op het toeval der j geboorte en op de macht des rijkdoms, en de *! andere zal iets ter zijde stellen van zijne klein-achting voor geërfde voorrechten; zijne te losbandige vrijheidszucht zal gebreideld worden, en uit die vereeniging de heerlijkste harmonie in de samenleving ontstaan. Dat alles heb ik vooraf gevoeld; ik stel er belang in, dat mijn-3 eerste zending haar doel volkomen bereike, en daarom noodig ik Claude, en allen , die hij mij aanwijst, tot mijn' gemeenzamen omgang uit.quot;

»Gij hebt volkomen gelijk, mijn Josefe! gij hebt, inderdaad, altijd gelijk.''

«Bovendien heb ik eene persoonlijke reden. Op mij vooral, als op den hatelijken gemaal van de schoonste vrouw, zoude licht eene belachelijkheid te werpen zijn ; de belachelijkheid, die hier het spoedigste weerklank zoude vinden : die der jaloezie. Ik wil hun door niets aanleiding geven te denken , dat ik er vatbaar voor ben. Het is mogelijk eene zwakheii , Moïna! doch.....quot;

»0 , zwijg! het zal de eerste zijn, die ik u heb in te willigen. Ook ik heb nu mijn besluit genomen , ik zal hen ontvangen , maar op mijne eigene wijze : zij zullen u leeren eerbiedigen en misschien,quot; voegde zij er met nedergeslagene oogen bij, «mij niet miskennen!quot;

IV.

KWADE LUIM.

In de straat de VArhre sec, No. !27 , op de ; tweede verdieping, was de werkplaats van den 1 schilder Cheiubini. Alle ateliers zijn niet gelijk. .


-ocr page 127-

[EN VAN TURIN. 121

DE Elt;

Ze zijn ii.:et eens allen even ordeloos; deze echter konde tot modél dienen voor eenen echten schilders chaos.

Zien wij ons niet in staat alles nauwkeurig te beschrijven , wij zullen ons bepalen tot het bloot opnoemen van modèlpoppen , hier en daar neder-gevaUen en door geene hulpvaardige hand opgericht ; van armen. beenen en hoofden van pleister, die door elkander lagen als de gebeenten in een knekelhuis : van penseelen nog vol verf, weggeworpen en ongelukkig neergekomen op half afgewerkte teekeningen in waterverf, die uit eene opene. half tegen den muur leunende portefeuille ten ontijde waren te voorschijn gekomen; wij wijzen alleen op die borstbeelden van Karthaag-sche en Romeinsche veldheeren , van hunne voetstukken afgevallen , en elkander al rollende genaderd als tot eene te spade verzoening. Wij too-nen slechts den grond van bestemming veranderd, en tot de trouwe diensten , die men anders alleen i van tafels , kapstokken of hangkasten vergt, gebezigd ; met inktkokers, verfdoozen, kleine paletten , papieren , kleedingstukken en meer derge-lijken. bezaaid.

Onder de toevallige caricaturen , die men in dit atelier aantrof, maakte zeker die deftige consulsgestalte den meesten indruk; hij stond daar met uitgestrekten arm, als tot eene aanspraak op het Forum gereed , en de mantel, die men hem had omgeslagen, om hem tot het een of ander model te gebruiken, stak niet weinig af bij een allerliefst rozerood satynen vrouwenhoedje , dat men op zijn achtbaar hoofd geplaatst had, om het voor schade te bewaren. Het gezegde zal genoeg zijn , om den bewoner te doen kennen , indien het tpn minste waar is, wat sommige schrijvers 1 beweren , dat de wanorde , die de mensch om zich ! gedoogt, veelal een afdruksel is van de wanorde, : welke in hem heerscht.

Het was moeielijk te bepalen , of de persoon, j die onbeweeglijk voor eenen ezel zat, waarop een i onvoltooid schilderstuk stond, te midden dezer j verwarring , werkelijk was ingesluimerd, dan of i hij in zulk een diep gepeins verzonken was , als wel het meest aan eenen half wakenden droom gelijkt; zeker was het ten minste , dat hij niet werkte. Twee blanke handen, aan welker vingers prachtige ringen schitterden, ondersteunden zijn voorhoofd, en verscholen zich ten deele onder de lange , pikzwarte haarlokken , die langs zijne slapen nederhingen. Hij hield het hoofd zoo stijf op de borst voorover gebogen, dat men niets van zyne gelaatstrekken onderscheiden kon.

Men begrijpt, dat het Cherubini was, die daar zoo nederzat. 'sMans gewaad beantwoordde aan zijne werkplaats. Zjjne kamerjas, die nog kortelings sierlijk heeten mocht, was nu in den. meest verwaarloosden toestand, met eenen gescheurden zijden doek om den middel vastgemaakt. Het daarzijn van linnen was door niets bewezen, want van onder de los over elkander geslagen Chinee-sche chaly vertoonde zich een gedeelte van de borst des schilders, bruin als de armen eener Indische

Bayadere. Zóó zat daar die man; en wij weten niet hoe lang hij in die houding zoude gebleven zijn , zonder het binnentreden van iemand , die hem stoorde. Het was een jong meisje met een aardig schalkachtig gezichtje. Aan het mutsje , eenvoudig en coquet tevens , het korte zijden voorschootje , en nog meer aan de ongedwongene, eenigszins vrijpostige houding, was de grisette licht te herkennen. De grisette, dat eigenaardige wezen , hetwelk alleen in Frankrijk te huis behoort , dat het losbandige , zedelooze Parijs vertegenwoordigt , openlijk met hare ondeugd , met hare schaamteloosheid , pronkende ; de grisette, die amphibie, tusschen de dienstbare maagd en de gediend wordende minnares. soms de hulpvaardige schutsengel van den student, niet zelden de toevlucht, de helpende genius van den kunstenaar.

Uit den luchtigen tred, waarmede zij over al de kwetsbare voorwerpen op den vloer heenstapte , bleek het duidelijk , dat zij met den staat der zaken gemeenzaam was, en er zich niet over bekommerde.

Dicht bij Cherubini genaderd , tikte zij hem vertrouwelijk op den schouder ; doch sprong even snel drie schreden terug, alsof zij nog onzeker was, hoe men die vrijheid zoude opnemen. — Hij wendde het hoofd naar haar toe. Toen zag men een zonderling onaangenaam gelaat, dat toch iets aantrekkelijks had en zekere belangstelling wekte. Waarschijnlijk om het afschuwelijke zijner eenoogigheid te verzachten, was er een zwarte band over het ontbrekende rechteroog vastgemaakt, hetwelk bij het mannelijk bruin der gelaatskleur iets nog meer donkers voegde , dat nog door de zwarte haren verhoogd werd. Diepe, wilde hartstochten , of buitensporigheden , konden alleen op dat gelaat, hetwelk oorspronkelijk schoon was, dien stempel van ontijdige veroudering en die stuitende ruwheid gedrukt hebben . welke het medelijden tegenwerkt, dat de zwaarmoedigheid anders inboezemt , als zij niet te veel bitters en schampers heeft, en zoo het medegevoel uitdooft.

«Wat moet dat, Marion?quot; vroeg hij met eene norsche stem , welke het meisje niet scheen af te schrikken; want zij antwoordde vroolijk, en met het gewicht van iemand , die eene goede tijding brengt:

))De My lord is daar !quot;

»Ik wil niet gestoord zijn.quot;

«Ja , maar hij komt om zijn stuk.quot;

))Zeg hem , dat het nog niet af is. Meent die verwenschte Brit, dat ik mij, om hem. voor mijn' ezel zal laten vastspijkeren ?quot;

Het meisje zag hem treurig aan, en schudde bijna onmerkbaar het hoofd.

))Word niet boos , Kind ! ik had in de laatste dagen lust noch geestdrift om te werken.quot;

«Als gij uwe nachten niet doorbracht in de speelhuizen, zoudt gij bij dag meer geschikt zijn tot den arbeid.quot;

Hij wilde iets antwoorden; maar met hare kleine vingers sloot zij hem glimlachende den mond , en vervolgde op den toon van verwijt,


-ocr page 128-

DE ECHTGEXOOTEX VAN TURIN.

[ 122

met .scherts gemengd : ))ik wil u alle vermaak niet ontzeggen : ik weet het. een kunstenaar kan niet geregeld leven , zóó zijn ze allen , zóó moeten ze zijn, dat wist ik vooruit; het is ook niet om te zedepreken, dat ik het zeg; maar als men toch de laatste centime heeft uitgegeven, en men dan, met een weinig kleuren op wat doek te brengen, heel veel gouden guineas kan machtig worden , dan is het toch te erg , om niets , in het geheel niets te doen! Al maak ik al de bloemen, die de Dames van de Chaussee-d'Antin tot een baltoilet noodig hebben , dan verdien ik nog geen vierde van hetgeen gij met deze enkele schilderij zondt....quot;

»Zwijg , kleine Snapster ! heeft u ooit iets ontbroken ?quot;

»Hm!quot; zij haalde de schouders op en zag hem schalkachtig aan. «Anderen brengen hunne meisjes naar de Porte-St.-Martin , of naar Meudon als het kermis is , of naar de Barrière om te dansen; maar ik , wanneer dans ik ? Eene andere dan ik had reeds lang hare partij gekozen ; maar het komt... dat ik ongelukkig niet meer buiten u leven kan.quot;

»Gij zijt een goed meisje , ik zal meer voor u doen , ik zal u naar den schouwburg brengen . naar de bals, naar Franconi, overal waar gy ! heen wilt; maar zend mij nu den Engelschman weg , ik wil hem niet zien.''

»Ach, Mauritio ! lieve Mauritio ! hij zoude u : misschien een voorschot kunnen doen! denk toch i aan Crevassier, wien gij nog honderd franken schul-; dig zijt , en die morgen komt, en die reeds van St-Pélagie gesproken heeft!quot;

»Pest en hel over Crevassier ! Hoe zal ik hem j voldoen ? ik heb waarachtig niets meer !quot;

»Als gij die kostbare ringen wildet verkoopen,quot; j sprak zij . moedwillig lachend.

I »Bij mijn' Patroon! dat nooit, mijne laatste ; herinnering aan vroegere . . . ondeugende heks! zóó vangt gij mij vervolgde hij opstaande ; ))laat den gekken eilander dan maar hier komen: eene vernedering meer of minder zegt niets: heeft hij al dien tijd bij den portier gewacht?quot;

»Hemel, neen! zulk een Mylord? ik heb hem in het kabinetje hiernaast gelaten. waar hij zeker uit verveling in slaap is gevallen.quot;

Dit woord had op den schilder de uitwerking, die eene brandende lont zoude hebben in een vat met buskruit.

«Hel en duivel! onbezonnen Monster!quot; barstte hij los, en wild voortstuivende, bracht hij haar in het voorbijgaan eenen hevigen slag aan het hoofd toe , zoodat het arme kind, licht en tenger als een vlinder . op den vloer nederviel, terwijl hij , zonder eens naar haar om te zien onder eene zee van Fransche en Italiaansche scheldwoorden , de deur uitliep, welke hij met hevigheid achter zich toewierp.

Toen eerst hief de kleine zich op. »Ze zijn toch barbaarsch die Italianen,quot; sprak zjj schreiende , en terwijl zij voor eenen gebroken' spiegel hare lokken in orde schikte , lachte zij zich zelve door hare tranen toe.

»Mij monster te noemen! zoo hem ditmaal do verzoening niet meer kost dan gewoonlijk, dan moet ik toch zeker zoo dom zijn , als nog geen meisje was.quot; En zij zette zich geduldig op eenen ledigen kotter neder.

Cherubini trad het kabinet binnen met eene hartstochtelijkheid in houding en gebaren, die hij tevergeefs trachtte te overwinnen.

Hij vond den Engelschman, onzen Sir Edward Jefleries, voor eene groote schilderij staan , waarvan deze een groen zyden gordijn, dat er vóór-hing , had weggeschoven.

»Het is niet te koopriep hij hem haastig toe , met de korte, ademlooze stem van iemand , wiensquot; zenuwen in hooge spanning zijn.

»Wie zegt u . dat ik het zou willen koopen , Mijnheer ?quot; antwoordde de Engelschman, eenigs-zins bits, doch voegde er dadelijk vriendelijk bij; »Ik begrijp het, aan dit meesterstuk ontvlamt zich uwe verbeeldingskracht tot hooge kunstgewrochten , daarom is het u onmisbaar ; maar zeg eens , hoe komt gij aan dit portret?quot;

«Mylord ! het is geen portret, het is een ideaal,quot; hernam de schilder bevende met doodsbleeke lippen.

»Een ideaal, Vriend! waarvan ik echter het origineel ken !quot;

Zoo gloeiend en dreigend rustte toen het eene oog van den Italiaan op den Brit, dat het was alsof hij het tot eenen vurigen schicht had willen vormen, om dezen daarmede te doorboren.

Sir Edward echter vervolgde koel: »In ernst, hoe komt gij aim het afbeeldsel der Sardinische Ambassadrice, die nog zoo kort te Parijs is?quot;

«Hier ! zij hier! . . . die vrouw !quot; gilde Cherubini . en meer bedaard voegde hij er bij : «maar om Gods wil, hoe heet zij dan?quot; •

Jefleries glimlachte over de hartstochtelijkheid , waarmede hij zich verried en tegensprak , en zei-de , terwijl hij hem scherp aanzag: »het is de Hertogin Espaleto di Forba.quot;

Als verbrijzeld zonk Cherubini op eenen stoel neder, al zijne leden sidderden, hij was bleek als een lijk, zijne stem was onmachtig eenig geluid voort te brengen

JefFeries zelf was door deze plotselinge gemoedsbeweging getroffen: hij stortte zijnen zakflacon ledig op het voorhoofd van den Italiaan , die hem met eene stuipachtige beweging van zich stootte. Na eene poos echter met eene geweldige poging tot zelfbeheersching opstaande , herkreeg hij weer het gebruik zijner spraak , en, hoewel nog afgebroken . uitte hij toch de woorden :

«Het is niets .... volstrekt niets , geloof niet.. .. dat . . .

«Dat gij zinneloos zijt! ik begin er waarlijk aan te twijfelen '*

«Mylord! ik ben verloren. Ik had gemeend een ideaal voortgebracht te hebben, en . . . . en . . .

De Engelschman spaarde hem het overige van de blijkbare onwaarheid. Hij veinsde, dat hij hem geloofde.

«Juist, ik begrijp u. Gij hadt willen uitmun-


-ocr page 129-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN. 123

ten , en gij vreest u door de wezenlijkheid over- 1 trofien te zien ; maar ik zeg u , men zal het al- ; tijd houden -quot;oor de keurigste kopie.quot;

))Gij zelf kunt er u van overtuigen.quot;

»Gij meent dus , dat ik die vrouw zonde kun- j nen zien ?quot; vroeg hij met al de bedaardheid, ; die in zijne maclit stond.

»Zeer zeker . ik zal u bij haar inleiden.quot;

»Maar , wanneer ?quot;

»Niet heden, want ik ga er zelf voor het eerst; ook niet morgen , want dan geeft zij een gemas- ; kerd bal, het laatste van het seizoen.quot;

))Zoo ! en waar woont zy ?quot;

^Boulevard de Gand, Hotel de F. Maar stel u gerust, haar echtgenoot moedigt de kunsten aan; ik zal spoedig eene gelegenheid vinden, om u in haar huis te brengen. Doch , basta hierover ! Nu een woord van mijn' Egyptischen priester , is hij af ?quot;

«Hij is niet af.quot;

»Nu, dat is goed! gij zijt de eerste , die mij naar iets verlangen laat ; ik had geld medegebracht, om u te betalen, als gij mij slechts niet vergt het weer mede te slepen.quot; En hij overreikte hem eene zwaar gevulde goudbeurs.

«Neen , My lord! neen ! dat strijdt tegen de gewoonte.quot;

»Welnu , gij zijt ook geen gewone schilder, en God beware my , dat ik een gewone Engelschman zoude zijn 1quot;

«Gij zijt my een redder !quot; riep Cherubini, wiens blijdschap nu luider sprak dan zijn trots.

Jefferies hoorde hem niet: het kabinet snel verlatende t liep hij fluitende de trap af, en wierp zich in de tilbury , die hem wachtte.

V.

HOE JOSEFE EN MOÏNA ELKANDER LEERDEN VERSTAAN.

Reeds was het middagmaal bij den Sardinischen gezant afgeloopen; reeds had deze, die in zijne betrekking eene bijeenkomst hebben moest, zich verwijderd , door Jefferies gevolgd, die een klimmend behagen in zijnen omgang vond ; reeds waren de meeste jongelieden vertrokken , de wegrollende rijtuigen brachten de weinige vrouwen, die er geweest waren , naar hare avondpartijtjes; er bleef niemand meer over dan Mevrouw De Bles-sières en de Graaf De C— 1, dien zij overhaalde, om haar naar het Theatre de la Gaité te vergezellen.

Claude en Alphonse , die nog altijd gebleven waren, konden hun bezoek met welvoeglijkheid niet langer rekken. Zij wilden afscheid nemen, 1 met eene zichtbare teleurstelling in de houding; I want zy hadden zich vast in het hoofd gezet, | ditmaal gelegenheid te vinden , om de schoone I vrouw meer gemeenzaam te naderen , en de waar-1 heid te doorgronden van hare betrekking tot den mismaakten man . dien zij echtgenoot noemde; zij konden nog maar altijd niet begrijpen, dat de teederheid van die vrouw voor dien man niet gehuicheld , die trouw onwankelbaar was, en niet het gevolg van eene geheime echtelijke dwinge-landy , te vreeselijker misschien, naarmate zij in het verborgen drukte , zooals voormaals de geheime bespieding en vervolging der inquisitie meer te duchten was , naarmate zij hare uitgekozen slachtoflers voor eenen tijd aan lange onzichtbare . doch onverbrekelijke draden liet rondfladderen.

Daar zagen zij , dat de Hertogin opnieuw een gesprek aanknoopte met Mevrouw de Blessières ; Alphonse nam Claude ter zijde :

«Welnu , Vriend! gij hebt naast haar gezeten, hoever zijt gij ? Wat weet gij ?quot;

«Wat ik weet? Niets. Hoever ik ben? Daar weet ik niets van. Die vrouw is als gepolijst i staal, onbuigzaam en glad; alles kaatst er in terug . doch niets wil er op hechten. Met het vijfde van hetgeen ik haar gezegd heb, zoude de stijl- i ste deugd van de voorstad St.-Germain my begrepen hebben , en zy , zij heeft niet eens geglimlacht ; aan domheid is hier niet te denken: in een ander gesprek is zy levendig. vernuftig, scherp zelfs. Men bevriest van hare koude.quot;

«Zij is bewonderenswaardig! Ik huiver van hare deugd. En haar echtgenoot kent haar; men ziet het, hij heeft geen' zweem van jaloezie.quot;

«Hij niet! Ik zeg u, hy is de verlichaamde jaloezie: ik lees duidelijk dolk en vergift uit den enkelen schichtigen blik, dien hij soms op haar werpt, en ik geloof, dat daarin het gansche geheim harer trouw ligt. Zoo hij haar in gezelschap toelaat, is het om voor te komen , dat ze niemand afzonderlijk ziet. Wie weet, of niet de Italiaan-sche bedienden , die haar van alle kanten omringen , de politie van het huis uitmaken, die eiken blik bespiedt, die aanteekening houdt van elke beweging ? Op mijne eer! Espaleto's jaloezie is van de verfijndste soort.quot;

«Kom, Claude ! Mevrouw De Blessières vertrekt, wij kunnen niet langer blijven.quot;

«Ik moet de ontknooping van het raadsel hebben , ik zal haar hebben . en is mijn vermoeden waarheid, dan weet ik door welke middelen de verdrukte schoonheid te wreken , en al ware de gezant dan ook de vertegenwoordiger van gansch Europa , dan.....quot;

Alphonse gaf hem een teeken, de gastvrouw naderde hen.

«Mevrouw ! het is laat geworden, vergeef onze verstrooiing ... wij gaan.quot;

«Wilt gij waarlyk vertrekken ?quot; vroeg de Ita-liane met eenen glimlach , «over een uur komt mijn echtgenoot terug; het zal hem zeker verheugen , u nog te vinden: offert mij uwe plannen van dezen avond op quot;

«Eene opoffering , die onzen vurigsten wensch vervult,quot; spraken de jongelieden, terwijl zij zich bogen.

«Zoo volgt mij dan in mijn boudoir; wij zijn daar meer t huis,quot; zeide zij, Claude's arm nemende.


-ocr page 130-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

124

»Ik Vist het, dat deze vrouw huichelde.quot; dacht deze ; »uiaar inderdaad, zij logenstraft de tirannij van haren gemaal.quot;

wik had gehoopt ééne vrouw gevonden te hebben, die ik had kunnen achten.quot; zuchtte Alphonse.

))Wij zullen Mevrouw De Blessières hier reeds vindenhervatte de Hertogin, terwijl zij het vertrek opende, op eenen natuurlijken toon, en alsof zij niets giste van de verandering, die dit ééne woord in de gedachten der jongelieden moest teweegbrengen; wzijquot; had met den Graaf De C —1 te spreken, en vond mijne kamer meer geschikt dan hare loge in de Gaitè. Ik heb beiden overgehaald te blijven.quot;

De jongelingen zagen elkander aan , en bloosden ; de Graaf De C—1 was een achtingswaardig grijsaard, met wien eene vrouw een tcte d Iele konde hebben, zonder een' dubbelzinnigen glimlach op te wekken.

De Hertogin wees Mevrouw De Blessières eene plaats naast zich op de causeuse, en noodigde de Heeren zich te zetten.

Eene poos heerschte er een stilzwijgen als dat der verwachting; en waarin elk verlegen scheen het gesprek te beginnen ; de jonge vrouw brak het af, door zich tot Claude te wenden.

«Mijnheer! gij zytromanschrijver, nietwaar?quot;

Hij boog zich.

»Welnu, ik zal u het onderwerp leveren voor eene novelle: ik wil u mijne levensgeschiedenis mededeelen. Ik heb reden om te vermoeden hier zag zij hem ernstig aan, «dat gij hieromtrent uwe gissingen maakt, en de onverheelde waarheid beveiligt zeker tegen verkeerde uitleggingen. Ik zie het, gij hoopt op iets ongemeens, en uw poëtisch voorgevoel heeft u niet misleid. Ook gij, Mijnheer Alphonse! zijt nieuwsgierig, is het niet zoo ?quot;

»Ik koester eene onbegrensde belangstelling in alles , wat u betreft.quot;

«En ik dan !quot; riep Mevrouw De Blessières, »die u lastig geweest ben tot aan de grenzen van het wellevende toe.quot;

»Wij zijn enkel gehoor en verlangen ,quot; viel de oude Graaf in.

«Ik verwittig u vooruit, dat gij , misschien voor het eerst, eene geschiedenis zult hooren , waarbij de belanghebbende geene geheimhouding aanbeveelt; want zij is gansch Italië bekend, en te Turin en Mantua onder alle vormen bezongen. Gelooft echter niet, dat ik er toe overgaan zoude , zóóveel van mij zelve te spreken. als ik nu zal moeten doen , zoo het niet ware, om den edel-sten en achtingswaardigsten man in dat daglicht te stellen , waaruit hij moet beschouwd worden. om zich niet miskend te zien. — Nog iets. Mijnheer Claude; wij hebben aan tafel een' kleinen twist gehad over den smaak ; ik zeide u , dat ik niets aan een fraai uiterlijk hechtte ; gij hebt mij toen niet willen gelooven : maar wat dunkt u ? Hier nam zy een marokijnen foudraal van eene étagère, en nam er een medaillon uit, dat zij hem zien liet. Kan er eene meer volmaakte mannelijke schoonheid bestaan, dan dit gelaat?

Zoudt gij hot origineel van dit portret in staat . achten , eene vrouw in te nemen ?''

«Eéne ? bij den hemel alle : wie dezen tot me- ; deminnaar heeft, kan zich elke moeite besparen.quot; | Zóó oordeelden ook de anderen.

»Welnu,quot; hervatte de gastvrouw, »als ik u nu in ernst verzeker , dat ik uit vrijen wil dezen jonkman verworpen heb, om Signor Espaleto te huwen , zult gij mij dan gelooven?quot;

»Het blijft mij onbegrijpelijk, maar ik twijfel niet aan uw woord.quot;

y Was dat jonge mensch misschien onnoozel, zonder vernuft ?quot; vroeg Mevrouw De Blessières ?

))De levendigheid en de schranderheid, die uit zijne oogen spreken , verloochende hij niet.quot;

sWas hij wellicht zonder fortuin , en heeft uw verstand gekozen ?quot; zeide de Graaf.

))Mijn gemaal werd vermogend door mij .... dan ik wil mij zelve niet vooruitloopen. Luistert! Morienzo di Forba was het hoofd van een der doorluchtigste geslachten te Mantua. Aan zijne zijde stonden twee jongere stiefbroeders , zonen zijner moeder , uit een later huwelijk met Giovanni Espaleto , Hertog van Corseo. Die jongelieden leverden een zeldzaam voorbeeld vanmen-schen , wier harten vereenigd waren , terwijl hunne belangen onderling botsten , en hunne uitzichten door elkander verduisterd werden.

»In 17.., na den dood zijner moeder , kreeg Morienzo eene betrekking bij onze ambassade te Weenen ; hij nam zijn' jongsten stiefbroeder Rug-geri, die een' tegenzin had in den geestelijken stand , waarvoor hij bestemd was, met zich , en het gelukte hem , dezen binnen kort cp de gunstigste wijze aan het Oosten rij ksche Hof geplaatst te zien. Beide broeders huwden; eenigen tijd daarna , met Duitsche jonkvrouwen. Het huwelijk van Ruggeri werd met een' zoon gezegend , terwijl Morienzo met zijne gemalin naar Mantua terugkeerde Hij vond zijn' oudsten stiefbroeder rin het bezit der vaderlijke titels en goederen, (want de oude Hertog Espaleto was gestorven) en tevens gelukkig aan de zijde van eene engelachtige gade , die hem mede een' zoon had geschonken. Hij alleen, de éénige van zijns vaders huis , bleef nog kinderloos. Eindelijk werd hem eene dochter geboren ; men noemde haar Moïna : dat was ik. Nadat de eerste zwijmel van vreugde voorbij was, bedacht mijn vader met smart, dat zijn kind, hetwelk, bij de wankelende gezondheid mijner moeder, vermoedelijk het éénige zoude blijven , slechts een meisje was , dat eenmaal zijn' naam en zijne bezittingen in een vreemd geslacht zoude doen overgaan. Toen sloeg de oudste Espaleto hem een huwelijk voor met zijnen zoon, en nog in de wieg werd ik met den jongen Gianettino verloofd. Bij het opgroeien gewende men mij, den neef als mijn' aanstaanden gemaal te beschouwen, iets wat mij toen in het geheel niet tegenstond , want hij was een lieve , dartele knaap , die mij nooit bezocht, zonder kleine geschenken te brengen in suikergoed , heiligenprentjes, en wat kinderen op dien leeftijd verheugt.quot;


-ocr page 131-

DE ECHTGENOOTENT VAN TURTN.

125

»Aha! ik begin te begrijpen,quot; riep Claude, 1 wuwe liefde was dus een plantje, dat met u zelve opwies ?quot;'

«Gij zult het hooren. — Ik moet hier echter aanmerken, dat mijne opvoeding niet die was van de meesje dochters der Italiaansche Nobili. Mijne moeder was eene hoog begaafde vrouw; met een helderziend oordeel en een' vasten geest, zij ontsloeg zich niet van de zorg en de leiding van haar kind, om het aan vreemde kloosterzusters over te laten. Zij haatte den dwang, die de schoonste jaren des levens, de jaren der lachende vroolijkheid, in eenzaamheid doet verkwijnen, en die de ontwikkeling der lichaams- en zielsvermogens aan vaste , onwrikbare, en op allen zonder ondei scheid toegepaste regelen bindt. Door welgekozen leermeesters bijgestaan , was zij zelve mijne opvoedster. Gianettino deelde in sommige mijner lessen; muziek en teekenkunst beoefenden wij altijd te zamen.quot;

«Paul en Virginie!quot; viel Mevrouw De Bles-sières hier in.

«0 neen ! op verre na niet: wij waren als broeder en zuster; doch ook als deze twistten wij. Zonder er de oorzaken van te begrijpen , ondervond ik dikwijls de uitwerksels van Gianettino's hevigen en willekeurigen aard en van zijn hoogst prikkelbaar gestel. Somtijds verscheurde hij in drift mijne fraaiste teekening, mijne schoonste bl^pmen : doch zijn hartstochtelijk berouw ver-; zoende mij dan altijd spoedig genoeg met hem. Ik ben mij zelve een weinig vooruitgeloopen. Toen ik zeven jaren bereikt had, kregen wij een' nieuwen j huisgenoot. Het was mijn neef Josefe Espaleto. j de wees van mijns vaders jongsten stiefbroeder. I Eene vreeselijke pestziekte , die te Ween en heersch-te, had zijne ouders en eene jongere zuster in korten tijd weggerukt: en mijn vader , die wist : dat Euggeri geen ander vermogen bezeten had dan de inkomsten van zijn post, nam den jongen Josefe als zoon tot zich Een oude kamerdienaar bracht hem te Mantua. Gianettino en ik waren juist bijeen, toen hij aankwam. De eerste indruk, dien hij op ons beiden maakte, was onbeschrijfelijk ongunstig. De kleine gebrekkelyke knaap met het somber ouwelijk uitzicht, met eene kleur van haar , die wij alleen aan het vlas kenden, met eenen zonderling Duitschen tongval, die ons zoo vreemd in de ooren klonk, die mijne ouders vrijmoedig in de armen viel, die onophoudelijk voortsnapte en zich niet over ons bekommerde , die door mijne moeder ontvangen werd met eene hartelijkheid, welke ons eene inbreuk scheen op onze rechten , was ons in hetzelfde oogenblik een voorwerp van haat en lachlust beiden. Aan den laatsten vooral gaven wij zóó onbedwongen toe , dat Gianettino door zijnen gouverneur werd verwijderd.quot; — «Schrei maar niet, Moïna!quot; fluisterde hij, toen hij mijne tranen zag, «dat kleine gedrocht zal er voor boeten!quot; en de jonge woesteling balde de vuist en hief die dreigend tegen het onschuldige voorwerp van onzen afkeer op. «Helaas! hij heeft dat vreeselijk woord maar al

te goed gehouden !quot; Hier bracht de schoone Hertogin de hand aan het voorhoofd, en bleef eene wijl in gepeins verzonken. Toen vervolgde zij : «Van dat oogenblik af waren mijn jonge verloofde en ik meer dan ooit aan elkander gehecht; wij hadden één belang . één doel , den kleinen Josefe te kweilen, te bespotten, hem allerlei trekken te speler:, en de schuld van ieder onzer fouten op hem te doen nederkomen; het was de vervulling , de bezigheid van ons leven , vooral ook, daar hij bij onze leermeesters altyd den prijs van oplettendheid en buitengewone vorderingen wegdroeg , en ons meestal als een voorbeeld ter navolging werd aangewezen. Ik weet geen zekerder middel om het eene kind tegen het andere in te nemen , dan juist dit Men moge schoone bespiegelingen maken over de onschuldige goedhartigheid der kinderen , ik geloof, dat zij veelal iets hebben van den sarrend wreeden aard der Wilden ; ik ten minste gaf lichter gehoor aan He kwade aanhitsingen van Gianettino , dan aan de zachte vermaningen mijner moeder', die mijnen tegenzin trachtte te leiden. Met onuitputtelijke lankmoedigheid verdroeg de jonge neef onze boosaardigheid ; nooit klaagde hij over ons, maar nam altyd onze partij , was immer onze voorspraak, bespiedde elk' mijner wenschen en rustte niet vóór hij die vervuld zag. Op den duur kon ik voor zooveel goedheid niet ongevoelig blijven. Ook was ik in het geheim dikwijls vriendelijker jegens hem , dan Gianettino het zoude goedgekeurd hebben , vooral dan, wanneer hij met onvermoeid geduld mijne mindere vatbaarheid te hulp kwam , en mij alles ophelderde en duidelijk maakte. Doch ik wil u niet langer bezig houden met de onbelangrijke tooneelen mijner kindsheid , die ik echter moest aanroeren, omdat ze in verband staan met hetgeen er volgen zal. Toen de oudste der jongelieden (Josefe) zijn zeventiende jaar bereikt had , verlieten zij beiden Mantua. Gianettino's ouders, die van hem een' Italiaanschen edelman wilden maken , in den vol-sten zin des woords, zonden hem naar onze hoofdstad , naar Turin , om zich te vormen. Josefe vertrok naar de Weener academie op raad mijns vaders , die, wetende, dat hij in zijn uitstekenden geest eenen zekeren , maar ook den éériigen waarborg voor zijne toekomst vinden moest, hem immer van de voortreffelijkste gelegenheden deed gebruik maken, om hem den hoogsten trap van beschaving en volkomenheid te doen bereiken. Beider vertrek liet mij eenzaam achter , en zoo troosteloos , als men het op zijn vijftiende jaar wezen kan ; doch mijne goede moeder had die ledigheid van mijn hart voorzien , en was er op bedacht die te vervullen. Hartstochtelijke vereerster van de letterkunde haars vaderlands, las zij mij de : meesterstukken van Göthe , Schiller , Körner . en zelfs van Wieland en Klopstock. Haar fijn gevoel voor het schoone en ware leidde en wijzigde mijnen smaak , hare geestdrift ontvlamde den mijnen ; ik was in den leeftijd, waarin het hart zich opent voor de poëzij. en het zachte, dwepende,


-ocr page 132-

12G DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

peinzende der Duitsche dronk ik in , met de gretigheid eener ziel, die behoefte heeft aan gewaarwordingen ''

«Veroorloof mij eene opmerking, Mevrouw !quot; viel hier Claude in, «uw Schiller is een liefelijke , zacht flonkerende ster, Göthe een weergaloos genie — maar — uw Klopstock is een onontcijferbaar duister luchtverschijnsel.quot;

»0 neen! hij is eene uitgestrekte hand , die naar hoogere sferen wijst, en hij spreekt van het verborgene met de opgewondene taal van eenr ingewijde. — Doch ik zal vervolgen. Ik heb reeds genoegd gezegd , om u te doen opmerken, dat ik geene Italiane meer was. En mijn verloofde zoude een Italiaan zijn , in den volstrekten zin van het woord. Ik begreep eene innige overeenstemming der zielen beter, dan eene zinnelijke liefde. Dit was het misschien, wat mij bij Gia-nettino's brieven , vol wilde hartstochtelijkheid, soms een' glimlach afperste; datzelfde , waarom hij de mijne koel vond, hetgeen hij mij vaak met eene bitterheid verweet, die mij meer belee-digde dan smartte. — Slechts aan mijne oudsrs schreef Josefe, doch zijne brieven werden mij altijd door mijne moeder medegedeeld. Zoo het haar doel geweest is de vooringenomenheid tegen mijn' neef, waarvan zij mij nog altijd ver-i dacht, te keer te gaan, en deze in hooge ver-; eering te veranderen, dan inderdaad was niets meer geschikt, om haar te doen slagen. Die vertrouwelijke uitstortingen van zijn diepst gevoel ontsluierden mij de schoonste ziel en het edelste hart. Die ongezochte welsprekendheid, die met een' enkelen volzin zooveel zeide, met een' enkelen trek zoo volledig schetste , deed mij nadenken , en was mij voedsel voor mijn verstand. Met hoogen lof had hij in den kortsten tijd zijne rechtsgeleerde studiën volbracht, in staats- en volkenkunde ingewijd; door den Prins De M . . . , een' vorigen beschermer zijns vaders, aan het Oostenrijksche hof voorgesteld, wachtte hem in zijn geboorteland eene roemvolle loopbaan ; doch hij wilde zijn tweede vaderland , het Italië zijner jeugd , dienen ; vooraf echter zoude hij eene reize door Europa doen. Mijn vader keurde zijn plan volkomen goed.

«Omstreeks dezen tijd stierf de Hertog De Cor-seo , Gianettino's vader. De ijlboden naar Turin gezonden, om dezen aan het sterfbed te roepen, vonden hem daar niet; niemand wist waar hij zich ophield; hij was plotseling vertrokken na een' tweegevecht met een' kolonel van de lijfwacht , dien hij meende gedood te hebben.quot;

»Een tweegevecht!quot; riep de oude Graaf, »o ! die trouwelooze! zeker om eenige schoone.quot;

«Neen hernam Moïna met een zacht hoofdschudden , «over de waarde van zeker schilderstuk ; want het schilderen was hem tot hartstocht I geworden.quot;

»Ijlings reisde mijn vader naar Turin , om de familie van den edelman van vervolgingen tegen den jongeling te doen afzien , en dit gelukte hem te eerder , daar deze niet doodelijk gekwetst was

en aanvankelijk herstelde. Er werd niets verzuimd , om de schuilplaats van den vluchteling uit te vinden; dan tevergeefs! Eindelijk schreef ons Josefe uit Rome, waar hij op zijne terugreis eenigen tijd vertoeven zoude, dat hij, in eenen kring van jonge kunstenaars, Gianettino ontdekt had , die maanden lang in eene wanhopige onrust verkeerd had over het voorgevallene, en hoe het door ons was opgenomen. De verschoo-nende goedhartigheid , waarmee de jongeling de fouten vergoelijkte van een' bloedverwant, die hem als knaap mishandeld had , de verstandige ijver , waarmede hij diens zaak bepleitte , namen mijn' vader zóózeer voor dezen in, dat hij uitriep: »Mijn hertogdom van Porba gaf ik er voor , dat Gianettino zulk een edel mensch ware als Josefe!quot; Ik kan het moeielijk beschrijven wat ik daarbij gevoelde. Een sterk verlangen naar den ge liefdsten speelmakker mijner kindsheid , doch waarin zich eene zekere huivering mengde voor de hevigheid van zijn karakter, waarvan hij weder zulk een vreeselijk bewijs gegeven had , wisselde zich af in mijne ziel met eene hooge bewondering voor Josefe, dien ik eerst in zijne afwezigheid recht had leeren kennen. Onwillekeurig wendden mjjne gedachten zich telkens naar den laatsten ; zinsneden uit zijne brieven, die zich nimmer uit mijn geheugen wischten , waren mij als kernspreuken , die ik op mijne handelingen toepaste, en die op mijne denkbeelden een' onbepaaldet. invloed verkregen.

«Het was op mijn' naamdag, dat de beide neven tot ons terugkeerden. De meest strijdige gewaarwordingen doorkruisten mijne ziel toen ik de knapen als volwassene jongelingen wederzag. Gianettino's uiterlijk overtrof de schitterendste voorstelling , die ik mij daarvan gemaakt had ; doch ik zal er niets van zeggen, gij allen hebt zijn portret gezien: het gelijkt sprekend , in zooverre het penseel in staat is , trekken en blikken zoo betooverend innemend , zoo mannelijk edel, als de zijne , uit te drukken ; en naast dien beeld-schoonen jongeling, die mij aanbad met eene liefde , gloeiend als het klimaat , waaronder hij geboren was , en die mij omhelsde met de rechten van een' verloofde , stond Josefe, de misvormde Josefe, voor wien niets sprak dan zijne zich verschuilende innerlijke waarde en een met moeite zich verbergende traan , de tolk van het innig gevoel, dat hem bij den welkomstgroet in zyn oog deed parelen.

«Ik duizelde bij Gianettino's aanblik , in zijne tegenwoordigheid beving mij eene -dnsbedwelming , waarover ik later verschrikte, en die mij niet gelukkig maakte; in Josefe's bijwezen vond ik eene rust, eene kalmte , eene zalige zielsverheffing , die mij eene blijmoedige opgeruimdheid schonk. In de aanzienlijkste kringen der verschillende hoofdsteden van Europa gevormd , had zijn gezellige omgang eene betoovering , die ... . doch vergeef mij, ik mag daarvan niet spreken, hij is mijn gemaal.quot;

«Eene betoovering, edele Hertogin ! waarvan


-ocr page 133-

127

wij allen de kracht reeds ondervonden,quot; viel Al-| phonse in.

»Als het hem behaagt te spreken, zou men uwe ; tegenwoordigheid kunnen vergeten voegde Claude er bij.

»Dat is waarlijk sterk,quot; antwoordde Moïna met een licht optrekken van de bovenlip; »doch vergun mij voort te gaan! Met een wijsgeerig oog had hij de volken, die hij bezocht had, bestudeerd ; zijn helder verstand was spoedig dóórgedrongen in de oorzaken hunner rampen en voorspoeden , in de eigenaardigheid hunner zeden , in het ed de of laakbare van hun karakter ; zijn helder oordeel had hunne goede inrichtingen begrepen , van hunne voortgangen nut getrokken , i hunne kennis zich eigengemaakt, met één woord, ! hij had eene hoogte van verstandelijke en wetenschappelijke beschaving bereikt, die hij zonder aanmatiging , zonder gezochtheid, op het dage-lijksche leven wist toe te passen. Met eene vurige menschenliefde bezield , zag hij , door den nevel hunner dwalingen heen , tot op den bodem hunner harten, en al ware het stofgoud , dat hij ontdekte , al ware het slechts zilver , dat hem te-genblonk, dan wist hij het op te delven, te louteren, en tot al den luister op te voeren , waarvoor het vatbaar was. Ook werd hij mij als een broeder, als een leermeester , van wiens lippen ik met reine geestdrift de woorden opving , wier welluidende klank mij ontroerde en verruk -te. Volkomen overtuigd van zijne meerderheid , werd zijne wijze van zien de mijne; ik werd de innigste vertrouwde zijner schoone bespiegelingen, zijner veelomvattende ontwerpen tot heil der menschheid en van mijn vaderland: ik leerde hem begrijpen . en mijne ziel had zich voor altijd aan de zijne gehecht. Zijne verdiensten bleven niet onopgemerkt; in Mantua was daarover maar ééne stem, die voortklonk tot in de hoofdstad, waarheen onze Vorst hem tot zich riep. om betrekkingen te aanvaarden, geëvenredigd aan zijne bekwaamheid en geboorte. Vóór hij echter ons huis verliet, gebeurde er iets , dat op ons aller lot machtig terugwerkte. De jongelingen verdroegen elkander nog slechter dan vroeger de knapen. Wel duldde en droeg Josete den onbil-lijken haat van zijn' neef met al de lijdzaamheid, waartoe alleen hoogere bevatting, hoogere menschenliefde en het bewustzijn van erkende meerderheid sterkte geven; doch juist dit zedelijk overwicht , waaronder deze zich verpletterd zag, zoo dikwijls hij met onstuimige drift op genen aanviel, verbitterde hem nog te meer, daar hij het ondanks zich zeiven erkennen moest. Een sombere naijver op Josefe's verdiensten beving hem, en was als een kwade geest, die in hem woelde. Op zekeren avond, dat deze geheel alléén en te voet van een con verzatione terugkeerde , werd hem een dolksteek in de zijde toegebracht door een man , die schielyk vluchtte ; hulpvaardige voorbijgangers brachten den gekwetste in ons huis : den dolk , dien hij zelf uit de wond had getrokken, verborg hij ons zorgvuldig. Geene levensdeelen waren aangetast; doch een geweldig bloedverlies had hem zóódanig ver- | zwakt, dat het vele weken duurde , eer hij zijne ■ kamer verlaten kon. Mijne moeder , die hem als een' eigen zoon liefhad paste hem op ; ik hield hem uren achtereen gezelschap : mijn vader wilde het strengste onderzoek doen aanvangen omtrent den voorgenomen' sluipmoord; doch Josefe eischte de stiptste geheimhouding van zijn ongeval — Men vroeg er hem de reden van in Gianettino's tegenwoordigheid; »omdat ,quot; antwoordde hij, »de dader een ongelukkige is , die slechts handelde uit onberaden drift, zonder boosheid van hart, en die nu reeds van zijne onoverdachte daad berouw heeft quot; Ik weet niet hoe het kwam , dat ik toen mijn' verloofde aanzag: hij stond daiir voor mij doodsbleek en met neergeslagene oogen. Ik huiverde ; ik wist genoeg. Van toen af dacht ik met angst aan het oogenblik, waarop ik mijn' neef, die nu meester was van zyn vaderlijk vermogen en titels , zoude moeten huwen. Niet dat de scüoone jongeling mij onverschillig was ; maar de vreeselijke woestheid vun zijnen gemoedsaard, de snelle afwisseling zijner luimen, die hem nu eens in dwepende verrukking aan mijne voeten deden zinken , om mij later met ruwheid te mishandelen , schenen mij de wisse voorteekens van mijn toekomend ongeluk , zoo mijn lot afhankelijk werd van dezen man. In zulke oogenblik-ken zocht ik mijne toevlucht bij Josefe , die mij altijd troostte, die mij opbeurde en moed insprak; vMoïna!quot; zeide hij mij dan , «de nedervallende waterdrop geeft wel zijnen indruk aan de harde rots , en Orpheus temde den wilden tijger met zijne lier; laat uwe zachtmoedigheid volhardend zijn als de waterdrop , en liefelijk als het speeltuig ! Dergelijke karakters leidt men slechts door onverstoorbare lankmoedigheid, en men overwint hen alleen, als men zich zeiven overwonnen heeft f'

»Door zulke toespraken vormde hij de aanstaande echtgenoot van zijnen vijand , en gij zult eerst recht zijne grootmoedigheid bevatten, als 1 ik u zeg, dat hij mij toen reeds beminde met ! eene liefde , even sterk als hopeloos!

«Tot hiertoe had de jonge Hertog De Corseo over mijne vertrouwelijkheid met Josefe gespot, zonder er zich over te ergeren. Het kon niet in hem opkomen, dat de jammerlijk mismaakte gevaarlijk konde zijn voor mijne rust. Ik zelve dacht het evenmin; ik zag slechts in hem eenen trouwen broeder , een* verheven vriend. Ziehier wat ons de oogen opende. Mijn oudste neef was in zóóver hersteld, dat hij, op mijnen arm leunende , korte wandelingen deed naar onze villa , aan den oever van het prachtige meer. Gia-nettino voegde zich dailr op zekeren morgen bij ons.

))Dat zotte spelletje van barmhartige zuster zal nu welhaast uit zijn.quot; voegde hij mij schamper toe. ))uwe moeder heeft eindelijk toegegeven; nog heden wordt gij mijne bruid, Moïna!quot;

»Was uwe moeder dan tegen het huwelijk?quot; vroeg Mevrouw De Blessières.

))Het is waar, ik heb verzuimd u te zeggen ,


-ocr page 134-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURTN.

dat. mijne moeder, die meer zag. dan do schiin-bare voordeelén dezer verbintenis, deze immer verschoven had, onder voorwendsel, dat zij, bij hare afnemende gezondheid, zich niet van haar éénig kind scheiden wilde. — Op dat woord van Gianettino voelde ik Josefe's arm beven , terwijl hij den mijnen losliet, en ik zelve rilde als iemand , die door eene plotselinge koude bevangen 1 wordt.quot;

))»Heb ik hierbij volstrekt geene stem?quot; vroeg ik, verbleekende.

))»Geene stem? Moïna! kunt gij hier eene an-I dere hebben dan ik ? is het niet die dag , waarnaar wij beiden verlangd hebben?quot;

»«Vroeger, ja: maar nu, Gianettino! ik bid u, laat mij nog eenigen tijd van beraad, laat ik eerst met Josefe . . .

))))Bij God! eene nieuwe vrouwengril,Signora! ik heb het woord van uwe ouders en ik zal u weten te dwingen.quot; Een scherp antwoord lag mij op de lippen. Josefe voorkwam het.

))»Gianettino ! gij doet niet wél. Gij zult afschrikken waar gij innemen moest. Waartoe die ! wilde blikken als een rooverhoofdman van Salva-tor Rosa, die eene bruid komt schaken : gij zijt beter dan gij schijnen wilt.quot;

»))En gij, verwenscht Gedrocht! gij zijt nog hatelijker dan uw uiterlijk, gij zijt, als. . . als ... ))in zijne woede wist hij geene vergelijking te vinden.quot;

quot;Hij is edel als de Markies van Posa ,quot; riep ik, onwillekeurig aan eene opwellende gedachte lucht gevende.

»»Van Posa! Posa! wie is dat, wat is dat voor een Markies ?quot; vroeg Corseo met argwaan.

))))Stel u gerust, Monsignore!quot; hernam Josefe glimlachende, »dat is een heerlijk ideaal van Schiller, waarmede ik geen' zweem van gelijkheid heb ; gij vergeet, Moïna! dat Rodrigo een bevallig jongeling was , schoon als uw Gianettino !quot;

»»Neen, ik bevat hem slechts onder uwe gestalte.quot; riep ik; doch eer Josefe antwoorden kon, had De Corseo met drift mijne hand gevat, en een x-volg mij!quot; uitgesproken, waaraan ik niet gewoon was te weerstaan.

»/)Gij bemint hem! gij bemint dat gedrocht!quot; voegde hij mij toe , zoodra wij alleen waren.

);»Ik geloof, dat gij gelijk hebt,quot; sprak ik ernstig; want een plotseling licht ging er op in mijne ziel.

»0! dat is spot, dat is vreeselijke spot!quot; riep hij, »zeg, dat het niet zoo is ; zeg, dat gij niet weifelt tusschen mij en dat monster ; luister niet meer naar dien dweper , hij verleidt u , hij . ...quot;

))))Ik gevoel het, dat zijn bijzijn mij onmisbaar geworden is; neen , Gianettino ! ik mag u niet bedriegen , ik weifel niet meer tusschen u en hem , mijne keuze is gedaan. Ik kan u niet achten als mijn' echtgenoot, wij zouden ongelukkig zijn, gij en ik, onuitsprekelijk ongelukkig te zamen; gij wondt mijn teerst gevoel ; gij beveelt mij als uwe slavin: gij behandelt mij als uwe

lijfeigene ; ik word koel bij uwe hartstochtelijkheid : uw hooge toon verbittert mij ; uwe lief- ; koozingen maken mij angstig : neen , dat is geene liefde, neen, Gianettino! ik bemin u niet/'

))»Wees dan vervloekt! gij en uw Josefe,1' gilde hij , terwijl hij mij den verlovingsring voor de voeten wietp en mij snel verliet.

Zóó was dan de band verbroken, waarmede wij van de wieg af verbonden geweest waren, en die bestemd geweest was , om ons tot aan het graf te verbinden. Ik was diep getrolfen , toen ik den speelmakker mijner kindsheid , de geliefde mijner jeugd, van mij zag wegijlen met eene verwensching op de lippen en een' eed van wraak in het hart; maar het besluit stond vast in mij , om nooit de gade te worden van eenen man als Gianettino, dien ik sedert den aanslag op Josefe tot elke gewelddadigheid in staat hield. Ik wist nu wat het was , dat onweerstaanbaar gevoel, dat mij tot den laatsten trok : het was liefde, op eene achting gegrond , die ik den anderen niet schenken kon. Maar werd dat gevoel beantwoord ? zoude mijn oudste neef meer voor mij willen zijn dan een broeder ? zoude hij kunnen gelooven aan mijne liefde ? Met onrust deed ik mij zelve deze vragen; met onrust ook dacht ik aan de woede van De Corseo , aan het gegeven woord mijns vaders , aan de tweespalt , die in ons huis ging heerschen. Ik wilde Josefe opzoeken ; hij was ' reeds naar de stad teruggekeerd ; ik was in het onzekere wat te doen, toen een rijtuig mij kwam afhalen ; eene bejaarde kamervrouw mijner moeder bevond zich daarin ; zij weende ; ik vroeg naar de oorzaak harer tranen. Zij deelde mij mede, dat er een vreeselijk tooneel tusschen den Hertog De Corseo en mijnen vader was voorge- ' vallen , dat zij als vijanden gescheiden waren , en dat mijne moeder, reeds geschokt door sterke aandoening, toen zij hare toestemming had moeten geven, nu geheel zonder bewustheid was en in eenen toestand verkeerde , die voor haar leven deed vreezen. »Als zij sterft. is het uwe schuld , gij gaaft aanleiding tot dit tooneel!quot; was de teiste- i rende gedachte , die ik niet verzetten ko ide. »Mijne wanhoop spoorde den koetsier tot het voortjagen zijner paarden ; wij naderden ons huis , ik wierp mij uit het rijtuig, ijlde voort en stortte neder voor het ziekbed mijner moeder, dat, helaas! | haar sterfbed geworden is. Nu en dan slechts had { zij oogenblikken van helderheid ; in één derzelve l stelde zij mij gerust, als ik mij zelve, klagende en snikkende, de oorzaak van haren dood noemde.quot; Niet dat gij Gianettino's gemalin niet worden zult; maar de angst, dat gij het worden zoudt, ondermijnde mijne laatste krachten; uw vader en de woeste jongeling hebben mij dezen ochtend een woord afgeperst , dat nu nutteloos geworden is , en de Hemel geve , dat nimmer ! . . .quot; hier trad mijn vader binnen. — «Morienzo!quot; vervolgde zij, »bij de rust mijner ziel, bij de uwe ! dwing mijn kind niet tot haar ongeluk , niet tot een huwelijk met Gianettino! Zweer het mij!quot; — «Ik zweer het u, wees gerust, nooit! nooit! de


-ocr page 135-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

129

ellendige heeft van Josefe , van Moïna met verachting gesproken en het eerst deze verbintenis opgegeven, eene verbintenis metmyn huis! «Mijne Dochter! ik moet uwe handelwijze billijken sprak mijn vader daarop tot mij.

)gt;»Waar is Josefe? mijn zoon, mijn tweede kind?quot; vroeg mijne moeder. »Naar Turin vertrokken. Hij verontschuldigt zich in deze regels ; hij konde de getuige niet zijn van Moïna's bruidsdagen ; hij wist niet, dat die niet volgen zouden !quot; De stervende zuchtte en zweeg.

»Nog slechts weinige oogenblikken leefde de vrouw , die mij meer dan eene moeder, die mij de verstandigste opvoedster, de waardigste leidsvrouw was geweest, en mij zegenende, stierf zij in de armen van haren echtgenoot.quot;

De Hertogin konde niet meer voortgaan, groo-te tranen schitterden in hare oogen, het waren schoone parels van dankbare kinderliefde !

«Vele maanden doorleefden wij in de diepste treurigheid ; Josefe's hooge betrekkingen hielden hem te Turin terug ; zijne brieven alleen waren mij de enkele lichtende sterren in mijne duisternis. Zij waren broederlijk , troostend ; doch niets gaf mij recht uit hunnen inhoud aan die gevoelens te gelooven, welke ik zoo gaarne bij hem gevonden had. Het was grootmoedige zedigheid, het was de smartelijke overtuiging zijner misvormde gestalte , die hem zoo schroomvallig maakte ; toenmaals vermoedde ik dat nog niet, en daarom griefde het mij, dat hij mij niet verstond : gij zult glimlachen, Mijnheer Claude! maar ik koesterde eene hopelooze liefde , die mij schrikkelijk martelde.quot;

»Neen, Mevrouw ! ik glimlach niet meer ,quot; antwoordde Claude met gevoel.

öGianettino liet niets van zich hooren , zijne moeder en zusters bewoonden zijn hotel, hy zelf had zich naar de hoofdstad begeven. Ik kan u niet zeggen, hoe mij zijn oponthoud in Josefe's nabijheid beangstigde. Ik schreef dezen , om hem te waarschuwen tegen geheime aanslagen; ik smeekte hem nooit onverzeld uit te gaan. Hij beloofde het mij , doch verzekerde mij , dat hij niets van hem duchtte.quot; — »Het voorgevallene,quot; dus meldde hij mij , «heeft hem diep geschokt; het is alsof hij een geheel ander mensch is geworden ; het is alsof hij een nieuw leven aanvangt, een leven , dat hem uwe achting zal winnen. Men hoort hem overal roemen; het volk dweept met hem , hij reikt het zijne weldaden met volle handen toe!quot; Later berichtte hjj mij, dat De Corseo hem bezocht had. — «Moïna!quot; schreef hij , «gij hebt dien jongeling eenen slag toegebracht, dien gij weder goedmaken moet: hij spreekt niet meer van u ; maar alles getuigt van eene verscheurde ziel. Hij zoekt verlichting in bezigheid. Hij wil zich door mij aan het Hof laten voorstellen. Reeds heb ik hem ingeleid bij den edelen Victor Ama-deus, den broeder van onzen Monarch; reeds werd hij voorgesteld aan den Prins van Carig nan; hij zoekt my thans, zooals hij mij vroeger mydde. Spreek niet van een' valstrik, Moïna! ook ik heb daaraan in het eerst gedacht; dan zijne diepe verslagenheid is mij een zekere waarborg , dat hij niet veinst, en zoo hij veinst , o! dan zie ik mij liever verschalkt, dan den heiligsten plicht te verzaken , en eenen zinkende de hand niet toe te reiken, om hem uit den onstuimigen maalstroom zijner woedende driften te redden.quot;

«Ach ! die edele, vertrouwende menschenliefde verblindde mijn Josefe's oordeel, anders zoo helder , zoo doorziende! . . . . daar kwamen ons geruchten ter ooren van vreeselijke onlusten in de hoofdstad! van een oproer tegen de bestaande macht! Ik houd mij buiten de staatkundige verschilpunten ; ik zal niet beslissen , of die consti -tutie, die velen afeischten, zonder recht te weten wat het woord inhield, alleen in het vertrouwen, dat het volksgeluk en volkswelvaart betee-kende, eene heilzame regeling is , die een volk recht heeft, om af te vragen, en die een billijk vorst behoort toe te staan ; ik weet alleen, dat men Gianettino de Corseo noemde als het hoofd der oproerige partij. — Ook te Mantua barstten die vreeselijke beroerten uit ; en weder was Gianettino de Corseo de naam, die ons van alle kanten tegenklonk. Zij werden spoedig tot stilzwijgen gebracht, die luide stemmen , en doodsche stilte, zwijgende vrees voor de nakende straf, voor den geduchten vorstentoorn, volgde het trotsche inroepen van rechten, door geene macht ondersteund. Ik was diep bekommerd over het lot van Gianettino ; door mij , dacht ik, was hij tot het wanhopig uiterste gebracht, om in ongeoorloofde ondernemingen werkzaamheid en verstrooiing te zoeken ; ik beefde voor hetgeen hem wachtte. Te Turin en in onze moederstad werden de gevangenissen opgevuld met ware, of gewaande schuldigen ; maar vr eemd was het, dat geene hoofdleiders bekend waren , dan alleen myn bloedverwant. Mijn vader, die aan Josefe geschreven had , ontving geen antwoord. Vol bekommering reisde hij aaar Turin; ik vergezelde hem; sedert den dood mijner moeder was mijn gezelschap hem onontbeerlijk. Mijn vader , die zich aan hel Hof liet voorstellen , werd niet ontvangen ; in Josefe's woning gekomen, vond hij dezen daar niet meer , maar slechts diens bedienden, die hem onder tranen verhaalden, hoe hun heer gevangengenomen, en in de zaak van zijnen neef betrokken was. Wij konden het ons niet verklaren ; wij geloofden zeker, dat alles zich zoude ophelderen : doch wij kenden zijne nauwe vriendschap met Victor Amadeus , zijne verbintenis met zekeren Prins, die als zeer volksgezind genoemd werd ; wij kenden zijne groothartige burgerliefde, zijn licht op te winden gevoel voor zekere rechten ; het was mogelijk , dat hij zich had laten verlokken door zijne eigene bepiegelingen en de listen van anderen. Wij verkeerden in de bangste onzekerheid. Eindelijk kwam de dag van Gi-anettino's rechtspleging. Met opgeheven hoofd, en hooghartige vermetelheid , verscheen hij voor zijne rechters. Hij verklaarde zich schuldig, doch als weggesleept door zynen neef Josefe, en als een


II.

9

-ocr page 136-

130 DE EOHTGENi

EN VAN TURIN.

verleid werktuig van diens plannen. Hij was de * i uitvoerende ; deze de ontwerpende , de berekenende Staatsverrader geweest. Hij zeide geene medeplichtigen te kennen , dan de lagere volksklassen, die slechts blinde handlangers geweest waren ; alleen de oudste Espaleto had de draden van alles in handen , gelijk zij uit diens hoofd waren voortgesponnen. Hij bezwoer dit getuigenis met eenen duren eed, toonde menigerlei geschriften en plannen , die Josefe s misdaden bewezen , door Josefe onderteekend, en riep voor zich zei ven de genade der rechters in. Mijn vader, door zijne belangstelling naar het gerechtshof gelokt, was wanhopig ; twee edele zonen van zijn huis, de laatste mannelijke erfgenamen van zijn geslacht, als hoofdstichters van een oproer voor het oog ! der natie beschuldigd te zien ; hij rilde toen Gi-anettino zich schuldig noemde : maar toen deze | nu Josefe, het kind zijner hoop, zyn lieveling, ' van wien hij zoo groote verwachting had gekoes-, terd, als hoofd ontwerper opgaf ; toen deze wel zijne onschuld bezwoer, wel de beschuldiging valsch noemde, doch niets deed, om haar te weer-leggen, niet één bewijs dier onschuld aanvoerde, ! toen weergalmde er een rauwe gil door de zaal: het was de vloek van eenen edelman over de i schande van zijn huis : het was de wanhoopskreet | van een' grijsaard , het was de doodsnik van mijn' vader!''

Moïna liet hier. verbleekende , het hoofd op j de handen rusten, en bleef lang in een smarte-j lijk gepeins voor zich heen staren , tot eindelijk I Mevrouw L)e Blessières zeide: ^Beklagenswaardi-; ge Dochter! zóó jong stond gij dus geheel op u ! zelve ?quot;'

«Geheel op mij zelve, en verstoken van eiken zieletroost! doch er is eene Voorzienigheid, die ons nooit aan de wanhoop overlaat, als wij zelve de wanhoop niet zoeken, als wij slechts Hare helpende hand willen zien. De edele Prinses De Carignan . onze tegenwoordige Koningin. trok zich de treurende wees aan ; in haar Hof vond ik bescherming , een plaatsje , om ongestoord te bidden , en eene borst, waaraan ik mijne tranen mocht lucht geven, de hare! Zij vroeg er niet naar, of ik de bloedverwante was van schuldigen, zij zag slechts eene ongelukkige , die troost noo-dig had. Gianettino ontsnapte uit zijnen kerker, hetzij door de onachtzaamheid , of omkoopbaarheid der gevangenbewaarders, hetzij door de vooringenomenheid der rechters, die hem als een verleide met een zachter oog beschouwden en mindei- gestreng lieten bewaken ; hy vluchtte, zonder dat iemand wist waarheen. Op mijn' Josefe alleen zoude dus de gansche gestrengheid der wet drukken ; het vonnis des doods werd over hem uitgesproken ....

«Neen , ik beschrijf u niet het ijselijke van mijnen toestand , neen! ik laat het u denken , wat hartverscheurende jammer mijne ziel vanéén-reet, wat bloedige droomen mijne korte sluimeringen teisterden , wat boezemwee mij mijne dagen in koortsachtige stuiptrekkingen deed doorworstelen. De diep gevoelende Prinses doorzag de oorzaak van mijn lijden; zij wierp zich aan de voeten van den Monarch; zij verkreeg levensgenade voor den veroordeelde; zij bezorgde mij de gelegenheid de aankondigster dier tijding te zijn. Ik ijlde naar de gevangenis , ik zag my-nen vriend weder! In luide uitboezemingen ontlastte zich de overmaat mijner gewaarwordingen ; ook Josefe was zich zei ven niet meester ; hij zonk snikkende aan mijne voeten «Gij gelooft niet aan mijne schuld, Moïna! gij. de éénige, die mij recht gekend heeft , de éénige vrouw, die mij zoude kunnen beminnen; de éénige , die ik ooit beminnen zal!quot; de bekentenis zijner liefde, te gelijk met die zijner onschuld hem ontsnapt , maakte 7nij onuitsprekelyk gelukkig; in zoete bedwelming wierp ik mij aan zijne borst. »Wie had gedacht, dat mij hier het zaligste uur van mijn leven wachtte!quot;' riep hij met eenen zegepralenden glimlach ; «Moïna ! gij, gij zult deelen in het geheim mijner opoffering; maar zweer mij. door woord noch daad het geledene nutteloos te maken , en mij eene heilige zelfvoldoening te benemen. Gij weet nu. dat het mijn leven niet meer geldt, ik verheug mij daarover; ik wenschte den dood niet : ik heb nog te weinig gewerkt, om de rust to behoeven , te weinig gestreden, om nu reeds te voleindigen. Wel is het leven, dat ik voortaan op mij nemen moet , geschandvlekt, doeh ik draag eene bewustheid in mijn hart, dift mij do oogen niet zal doen nederslaan voor de menschen. Geef mij uw woord van stilzwijgendheid.' Ik gaf het. Toen sprak hij : «Gianettino misbruikte mijn vertrouwen; hij was het, die mij in dit net wikkelde ; doch ik wil hem niet veroordeelen ; hij had geene zielskracht, om zich in eene grievende te -leurstelling staande te houden ; hij schreef ze toe aan u, aan mij , aan oorzaken buiten hem ; hij had die in zich zeiven moeten zoeken. Zijn oordeel was te zwak, zijne driften benevelden het ; het was natuurlijk, dat zijne wraak een offer eischte , natuurlijk, dat ik het zijn moest. Gij weet, dat ik hem aan het Hof voorstelde, dat hij onder mijne leiding tot ambten klom, die zijne eerzucht schenen te voldoen, en, als mijn verklaarde vriend , zich overal aan mijne zijde vertoonde Dit verschalkte mij. Hij had nooit zijnen haat ontveinsd; ik kende hem in staat tot bloedige wraakneming, tot een onbezonnen toegeven aan eene eerste opwelling; maar niet tot fijn gesponnene en kunstig uitgevoerde list. — Na eenigen tijd scheen hij zich uit zijne moedeloosheid op te hellen, hij bezocht de gezellige kringen, deed kleine uitstapjes naar de omstreken , en gedroeg zich als iemand, die met zijn lot tevreden is.

»»Op zekeren dag, nadat wij te zamen in mijn kabinet hadden gearbeid , was hij vertrouwelijker dan ooit. Hij wendde het gesprek op Victor Amadeus, roemde diens volksgezinde beginsels , en sprak met meer geestdrift en vrijzinnigheid over de rechten van het volk, dan ik hem zou hebben toegekend; doch met zóóveel bekrompen-


-ocr page 137-

DE ECHTGENUOTEN VAN TURIN. 131

heid van geest en oordeel, met zóóveel aristocratische blindheid, dat ik enkele malen een' glimlach niet weerhouden kon. Eenigszins beleedigd , hield hij plotseling op. — »Het is waar zeide hij, oik vergat, dat ik gevoelens uitte , die u belachelijk moeten toeschijnen; gij zijt een dei-vertegenwoordigers van het willekeurig gezag; gy kent de ellenden des volks niet, en zoo gij ze kent, bespot gij ze; wat ik u gezegd heb , moet u als hoog verraad voorkomen , en het is bijna uw plicht, mij als zoodanig . . .

»))lk liet hem niet uitspreken. Gij weet, Mo-ïua! dat ik vroeger niet zonder innige deelneming de worstelingen der volken aanzag; dat ik mij , in de opgewondenheid der jeugd, zeerhoo-ge en uitgebreide denkbeelden gevormd had van menschenwaarde en menschenrecht, van de wettige aanspraak aller wezens op vrijheid. van Staatsregelingen , die gelijken tred hielden met de voortgangen der be.-chaving, en dergelijken : schitterend schoone theorieën , doch even onuitvoerlijk als gevaarlijk in plotselinge toepassing, en die ik later als dwepende droomen der verbeelding heb leeren beschouwen. In een ledig oogenblik waren ze door mij op het papier gesteld, in zekere volgorde tot een geheel samengevoegd, en zooals ze daar lagen , maakten zij het ontwerp uit eener republiek, berekend naar de behoeften der tegenwoordige samenleving , op een gezuiverd Christendom gegrond , met eenen Wetgever aan het hoofd. Lees ditzeide ik, terwijl ik ze hem gaf, »en gij zult zien, hoever ik er af ben, uwe hersenschimmen te bespotten of te veroor-deelen ; alleen dit zeg ik u : het zijn hersenschimmen , en het moeten ook nimmer anders worden , de ondervinding heeft het mij geleerd, er zijn weldaden , waarvoor een volk eerst rijpen moet: de tijd en de voortgangen der ware verlichting alleen moeten langzaam oprichten, wat niet, zonder gevaar van vreeselijke verbrijzeling. met éénen schok geschieden kan.quot;

»«Gianettino nam de papieren. Toen hij ze inzag, vonkelden zijne oogen ; ik meende . dat het van geestdrift was. «Laat ze mij voor eeni-gen tijd!quot; vroeg hij. — »Neem ze antwoordde ik , «ik leef thans in de dagen der werkelijkheid , en ik moet de bespiegeling laten varen.quot; Eene maand na dit gesprek stortte hij radeloos aan mijne voeten. »Josefe! red mij , red ons allen ! wij zijn verloren.quot; — «Waardoor ? en wie zijn er te redden ?quot; vroeg ik. «Luister, Josefe! Met mij hadden twintig jonge edellieden, zoo van Mantua als uit de hoofstad, besloten , zich voor de vrijheid van hun Vaderland op te offeren, zich in ondernemingen gewaagd , waartegen gij mij hebt gewaarschuwd; doch het was toen reeds te laat! Ze zijn tot rijpheid gekomen die ontwerpen , ze zouden worden ten uitvoer gebracht; dan , helaas! onze plannen zijn ontdekt, en men heeft zijne maatregelen zoodanig genomen, dat wij aan geenen terugkeer kunnen denken, zonder dat iemand zich opoffert, die de gansche schuld op zich neemt: dat zal ik zijn, ik zal mijn' naam prijsgeven aan het oordeel der wereld , en allen zullen behöuden worden , en onder die allen ook hij!quot; Hier wees hij mij op eene lijst eenen naam, die mij deed verbleeken.

»»Wat kan ik hierin voor u doen?quot; sprak ik. «Op mijnen raad werpen zij zich in uwe armen , geven zich geheel aan uwe grootmoedigheid over antwoordde h.;j , en reikte mij het papier , dat de handteekeningen en de plannen der samenge-zworenen bevatte. «Als gij mijnen aftocht dekken wilt, neem ik de geheele verantwoording op mij , en vlucht over de grenzen: wat zegt mij een Vaderland ! ik heb alles verloren, wat mij aan een Vaderland hechtte ! Geef mij een vrijgeleide van uwe hand, en alles is geschikt ,* de jonge edellieden, die hunne plannen hebben opgegeven, zullen heimelijk het opgeruide volk tevreden stellen, er zal niets gebeuren en allen zullen behouden zijn door u!quot; — Ik had doof moeten zijn voor elke inspraak der menschelijkheid , zoo ik dit had kun- i nen weigeren. Ik gaf hem wat hij verlangde. ^Slechts nog ééne bede,quot; sprak hij toen: «Verraad de ongelukkigen niet, die zoozeer op uwe edelmoedigheid gerekend hebben , dat zij hunnen naam als eenen waarborg stellen voor mijne trouw. Het staat in uwe macht hen met schande naar het schavot te slepen ; doch vergeet niet, dat er één hoofd onder hen is , hetwelk wel verdient ge- ! red te worden, waarvoor ik het mijne ten minste veil heb.quot;

«Was dat de Prins van Carignan ?quot; vroeg l Claude.

»Dat heb ik u niet gezegdhervatte Moïna, ! de oogen nederslaande. «Laat mij Josefe nog weder doen spreken !quot; »Ik achtte het bijna beneden ; mij hierop te antwoorden; ik dacht niet aan zulk ; een' opzettelijken valstrik, en ik viel er in. Gi- | anettino maakte misbruik van mijn vertrouwen, ; dat te schandelijker was , daar hij vele houder- | den van ongelukkige burgers aan zijne wilde j wraakzucht opofferde. Hij verliet Turin niet; de jonge edellieden brachten het volk niet tot rust: | het oproer , zonder mijn weten , met mijnen naam ' ondersteund , brak met onstuimigheid los. en toen j ik mij van Gianettino's persoon wilde verzekeren, om inlichtingen te vorderen van zijn gedrag, had hij zich vrijwillig gevangen gegeven, en mij als den hoofdleider van het oproer , als zijn' | éénigen medeplichtige , genoemd. De Monarch . i vertoornd en verbaasd over mijn schijnbaar verraad , gaf mij aan de geheele gestrengheid dei-wetten over; een teeder vrouwelijk medelijden alleen wist een vonnis te verzachten , dat niet dan rechtvaardig zoude zijn , zoo ik werkelijk schuldig ware.quot;

««Maar, Josefe! gij hadt uwe eer te redden,quot; zeide ik hem.

««Daarom betuigde ik openlijk mijne onschuld: doch de schijn was grootelijks tegen mij. De plannen eener Kepubliek, waarvan ik u sprak , waren door Gianettino als bewijzen aangevoerd. Ze waren een zwaar vergrijp tegen Kerk en Staat beide, en ik konde ze niet loochenen,


-ocr page 138-

! 432

evenmin, als het vrijgeleide, dat niet minder tegen mij getuigde. Ik had mij kunnen rechtvaardigen ; maar dan had ik de aanzienlijk- ! ste familiën van Mantua en Turin, in hare edel- j ste leden, in de bloesems harer hoop , moeten wonden . en zeker ware er in het regeerende Huis eene rampzalige tweespalt gerezen, waaronder mijn Vaderland zoude gebloed hebben. Voorwaar, Gianettino kende mij , toen hij , met zooveel roe-kelooze vermetelheid , zijne wraak berekende , en mij in eenen toestand plaatste , die mij slechts de keuze overliet tusschen een laaghartig verraden van het edelste bloed, en algeheele, gewillige opoffering van mij zeiven.quot;

»»)Grootmoedigste der menschen!quot; riep ik, toen Josefe zijn verhaal geëindigd had , »zijn er woor-ken, om u . . .

»»0, zwijg!quot; Hernam hij, met een hemelschen glimlach, »gij hebt mij eenmaal Markies van Posa ginoemd , ik heb iets willen doen, om hem te gelijken quot;

» «Mijn Vriend ! hebt gij de handteekening der eedgenooten nog ?''

»»Ja ; Moïna ! wat zoude dit! mistrouwt gij mij ? ziehier!quot;

»»Meent gij , dat ik u het offer zal laten volbrengen ?,' juichte ik, het hem uit de hand rukkende ; «ik ijl naar den Koning , hij zal u kennen!quot;

))))Dat is u geen ernst.quot; sprak hij gestreng, «toen ik u mijn innigste vertrouwen schonk, was het. om u te laten deelen in de verdienste van mijn offer ; wilt gij het nutteloos maken, dan heb ik mij vreeselijk in u vergist.quot;

»Beschaamd gaf ik hem het papier terug. Hij verscheurde het. Gij allen gevoelt het met mij, luaf hij daar verscheurde Die misvormde jongeling , ziekelijk , bleek door ontbering en lijden, in dien somberen kerker , in die achtelooze kleeding , was in mijn oog , bij die beweging, een engel van zielegrootheid, een modél van het volmaaktste schoon. Schreiend omhelsde ik zijne knieën, de plaats aan zijn hart scheen mij te hoog Spoedig daarop voerde men hem naar een sterk kasteel in de gebergten van Piemont, dat hem tot levenslange gevangenis was aangewezen. Ik wilde ten minste in zijne nabijheid ademen , ten minste de muren aanstaren, die hem besloten; als groote gunst werd het my toegestaan . mij in de nabijheid eene woning te kiezen. Zóó leefden wij vele jaren; somwijlen had ik de namelooze vreugde , een woord van vertroosting van hem te ontvangen , want ik had dit meer noodig dan hij zelf; somwijlen mocht ik hem iets toezenden tot verzachting van zijn lot, dat waren dan mijne oogenblikken van geluk : de dag der verlossing kwam. Onze Monarch Karei Victor moest op zijne beurt voor de zeis van den machtigsten Monarch bukken, en de Prins van Carignan besteeg den troon. Zijn machtwoord was voldoende, om Espaleto's vonnis te vernietigen, doch niet, om hem zijne eer terug te geven. De jonge Edelen zelve , door

Gianettino misleid, konden van zijne opoffering geene getuigenis geven. Maar de Voorzienigheid had een sprankje licht bewaard, dat zij vormen zoude tot eene heilige glorie, om het hoofd der onschuld te omstralen.

»Juist in dezen tijd werd een jongmensch , die vroeger Gianettino als geheimschrijver gediend had, voor eene rechtbank geroepen , als beschuldigd van het namaken van bankpapier. Hij beriep zich tot zijne vei schooning op de volstrekte behoefte , waarin hem de val van zijnen Heer gestort had, en beloofde de gewichtigste inlichtingen te zullen geven omtrent het proces der Espaleto's , zoo men hem hoop op eenige genade geven wilde De aanvankelijke verklaringen , die hij aflegde, werden van zóóveel belang geacht, dat men het noodig vond, hem een geheim verhoor te laten ondergaan , hetwelk een zeer doorluchtig persoon incognito bijwoonde. De uitkomst van dit gehoor bleef echter niet geheim. De jonge man had in het volle vertrouwen van zijnen meester gedeeld; openlijk werd het bekend , op welke wijze Josefe het slachtoffer geworden was van de listen zijns neefs ; het volk , de adel, het vorstenhuis, wisten nu wat zij aan mijnen Espaleto te danken hadden, en volkomen gerechtvaardigd, stond deze daar, in zijne volle grootheid , voor het oog van datzelfde Italië , dat vroeger getuige geweest was van zijne vernedering. Den jongelieden , wier namen verborgen werden gehouden , werd stilzwijgend de jeugdige opgewondenheid vergeven; de nieuwe Koning was aan hunne gevoelens niet geheel vreemd gebleven. Josefe , die mijne hand niet had willen aannemen, voor alles volkomen was j opgehelderd, weerstond nu den drang van zijn hart en mijne stille wenschen niet langer. Als zijne gemalin voerde hij mij naar Turin. Zoo ooit eeden van trouw oprecht waren, zoo ooit vurige gebeden van innige dankbaarheid ten hemel stegen , zoo ooit stille tranen welsprekend van nameloos geluk getuigden, dan waren het de onze in het plechtige uur onzer vereeniging.

«Onze intocht in Turin was aan eene zegepraal gelijk. Het volk strooide , juichende , bloemen op onzen weg, en gaf vroolijke serenades onder onze vensters, de adel verdrong zich rondom mijnen Espaleto, richtte feesten aan te zijner eere : de Koning overlaadde hem met titels en ordelinten ; als zoon van den jongeren tak , droeg hij den naam van Hertog niet; de rang van mijnen vader werd hem toegekend. Toen wij bezit gingen nemen van ons ouderlijk huis , stroomde gansch Mantua ons te gemoet. Maar de innige , stille gelukzaligheid, die wij in elkanders liefde genieten, zal hechter en onwankelbaarder zijn dan volksgunst en vorstenvriendschap.quot;

«Treffend ! voorwaar zeer treilend!quot; riepen de toehoorders der Hertogin, nadat zij reeds eene j poos geëindigd had ; want zóó waren zij in het luisteren verdiept geweest, dat zij met gevouwen | handen, en gespannen trekken, haar nog altijd aanstaarden , als luisterden zij nog voort.


-ocr page 139-

433

))En Gianettino ?quot; vroeg de Graaf De C—1.

«Gianettino !quot; antwoordde de Hertogin, plotseling verbleekende , ))hij is verdwenen ! niemand weet waar hij zich ophoudt: de Hemel geve hem rust, en behoede ons! . . .quot;

«Nu, inderdaad ! gij weet uwe gasten te boeien , Moïna!quot; sprak op ééns de Hertog van Es-paleto , die binnengekomen was , zonder dat iemand het bemerkt had. Met eenen zachten blos rees Moïna op, en ging hem te gemoet. Ook de anderen stonden op, als door eenen onwillekeu-rigen eerbied bevangen.

))Gij hebt geïmproviseerd, bevallige Verraderes!quot; zeide de Hertog, den kring rondziende met een licht hoofdschudden.

))Neen , mijn Vriend! ik verhaalde uwe geschiedenis !quot;

»Met de gewone onpartijdigheid derzulken , die de geschiedenis tot eenen roman maken , waarvan de overwinnende partij de held is ?quot;

))Josefe, gij weet zeer wel, dat ik slechts feiten te noemen heb, om uwen lof te doen klinken.quot;

»Wij weten wat wij gelooven moeten , bewonderenswaardige man !quot; riepen Claude en Alphonse te gelijk.

»Men moet zulk een verhaal uit den mond mijner vrouw hooren , om het schoon te kunnen vinden, en toch weet ik zeker , dat mijne beminnelijke Hertogin vergeten heeft u te zeggen, hoe zij den gevangen'Staatsverrader wilde huwen, om zynen kerker met hem te kunnen deelen; hoe zij , de rijke erfdochter, de schitterendste partijen van het Hof afsloeg, om hare hand vrij te houden voor eenen man , die haar niets had aan te bieden, dan zijn hart.... doch ik wil ze niet verder aanwijzen die vele proeven van edele zelfopoffering. Eene Moïna alleen konde mijne echtgenoote zgn , en ik heb eene Moïna gevonden !quot;

De misvormde man omhelsde zjjnebeeldschoo-ne vrouw. En Claude ? .. . Hij lachte niet.

EN GIANETTINO ?

VI.

DE HEMEL BEHOEDE ONS !

Het luisterrijke bal bij den Sardinischen Gezant was nu op het levendigst. Dansende rijen , wier kleedingen elke natie en elke eeuw vertegenwoordigden , doorkruisten . onder het geleide van Mu-sard's orchest, de prachtige zaal. Eerwaardige helden der oudheid voerden bevallige herderinnetjes door de ruime lokalen — Marie Stuart gaf eenen Persischen wichelaar de hand!

))Kent gij de gastvrouw?quot; vroeg een Turkenmasker , aan eenen man in eene eenvoudige domino , die niet danste.

»Die Leipziger burgervrouw, costume de moycn-dge,quot; antwoordde deze.

«Weet gij dat zeker?''

«Zeer zeker ; zij is mijne echtgenoot.quot;

))Ha!quot; hier scheidde een drom van maskers de sprekenden.

Kort daarop noodigde de muziek tot den tui-melenden wals.

Het schitterende Turkenmasker had als danseres de Leipziger burgervrouw. Daarna leidde hij haar de zaai rond. Beiden wandelden zwijgend voort. Het scheen Moïna, dat dit zwijgen haren geleider veel kostte; zij voelde, dat de arm beefde , die den haren zoo hevig vastklemde. Zij voelde , dat het forsche lichaam van dien man sidderde ; en toen zij toevallig den top zijner vingeren aanraakte , voelde zij door het zijden weefsel van haren handschoen heen eene koude , die haar deed huiveren. Eene beklemdheid overviel haar, die zij niet van zich weren kon, benauwde haar de borst en belemmerde haar de ademhaling ! zij had het vermaak van den ganschen avond er voor willen geven , om van dezen somberen danser ontslagen te zijn , en zij had den moed niet, om zich door eene onwellevendheid van hem los te scheuren. De balzaal was op de eerste verdieping; eene breede marmeren trap met keurig tapijtwerk belegd , en aan weerszijden met zeldzame bloemen en gewassen in porseleinen vazen versierd, geleidde naar eene galerij, welke evenzeer naar de gelijkvloersche vertrekken voerde, als naar eenen bevallig aangelegden tuin. De Hertogin was met haren geleider dicht bij den uitgang der zaal genaderd.

»Hebt gij geene behoefte aan versche lucht ?quot; sprak hy op eenen zachten toon , die van onder het masker dof en hol klonk. «Laat ik u in de lucht brengen!quot;

»Ik bid u, neen! haal mij een glas limonade, wij zijn dicht bij het buffet.quot;

«Gij moet mij volgen hernam de andere, en reeds had hij de deur opengerukt en voerde haar de trap af.

«Mijnheer! ik zal u nïet volgen.quot;

Hij lachte. »Wees gerust, Mevrouw! het is geene schaking ; zoo gij niet begeert mijne tijdingen uit Mantua te hooren, voer ik u naar de zaal terugen middelerwijl gingen zij de galerij door.

Zij begreep. dat hare vrees belachelijk konde schijnen. «Uit Mantua ?quot; vroeg zij , en volgde haren geleider in den tuin.

De zachte koelte van de lentenachtlucht deed de jonge Hertogin inderdaad goed. Zij zag op naar den helderen hemel met zilveren sterren bezaaid ; dit verruimde haar gemoed , en hief het op , door gedachten , die haar de woelige balzaal, en wat haar dadr gedrukt had, deden vergeten.

Er zijn van die oogenblikken, waarin het eene onbeschrijfelijke zaligheid en een rein genot is, voor eene poos weg te sluipen uit de kleine, ijdele, drukkende vermaken der wereld , waar alles blinkt en verblindt, zonder te verlichten en te verwarmen , waarin men de enge, lage danszaal, die prachtig versierd heet, omdat er spiegels en i bloemfestoenen en draperiën met zilveren franjes gevonden worden, en omdat er honderden van


-ocr page 140-

DE ECHTGENOOTEN VAN TURIN.

134

gekleurde waskaarsen branden , zoo gaarne verruilen wil tegen de ruime, vrije , vriendelijke Natuur , die zoo rijk is aan onnavolgbare pracht. Met innig welgevallen ziet men dan op naar dien onmeetbaar hoogen hemel, met die duizenden lichtende sterren bezaaid, die alle weer lichtende sterren achter zich hebben , van welke ééne enkele schitterend genoeg is , om al het kunstlicht der wereld te doen verbleeken. Men ziet dan al het nietige der aardsche belangen, der kleine ijdelheden van de wereld, zoo ten volle in ; de wijsheid der menschen komt ons dan zoo kleingeestig en dwaas voor , hunne kunst zoo armhartig , zoo i onmachtig : men schijnt zich zeiven dan zoo gering toe ! Maar het is ook juist dan, als dat denken aan de grootheid van den Schepper de laatste vonk van menschentrots heeft uit-gebluscht in de borst van het schepsel, dat zich de geest vrij en met snelle vlucht, minder neergedrukt dan anders door de looden zwaarte van het lichaam , tot dien Schepper zeiven verheft; dan ziet zich de ziel verhelderd door eenen straal van waarachtig hemellicht: in zulke oogenblikken } kan men slechts nederknielen en zwijgend bidden ; i en zulk bidden geeft te vermoeden, wat de za-i ligheid der Hemelingen zijn zal.

Een geoefend romanlezer heeft dit laatste na-l tuurlijk overgeslagen; hij weet nu reeds, dat ! Moma , in gepeins verzonken , en lachende over i eene vrees, welke door niets gerechtvaardigd werd, ; niet bemerkt had , hoe haar geleider al rasser I en rasser voortspoedde , voordat zij hem, half 1 aamechtig uit hare genoegelijke mijmeringen op-! gfewekt, moest toevoegen :

| ))Uw voortijlen brengt mij inderdaad buiten I adem ; gij vermoeit mij . zonder het te vermoeden !quot;

«Wij willen ginds uitrusten. Mevrouw!quot; zeide hij , op een Turksche kioske wijzende, die flauw verlicht was.

«Ik wist niet, dat men hier licht brandde,quot; zeide zij, eenigszins verwonderd.

ygt;Ik heb het er doen plaatsen ,quot; was zijn ant-I woord.

))In waarheid, Mijnheer, het komt mij voor , dat gij in mijn huis heerscht als meester.quot;

«Ik had meester moeten zijn in uw huis, en dan ware het voor u en voor mij beter geweest.''

»Om 's Hemels wil! wat beduidt dit? — wat wilt gij ? wat beteekenen uwe raadselachtige woorden ? Verklaar het mij, of ik ga niet verder!quot;

))Moïna! bij den Hemel boven ons , en bij de duisternis des afgronds hier beneden, bezweer ik u geen gerucht te maken. Verklaar mij slechts, of er geene daad in uw leven is, die gij wenscht ongedaan te zijn?quot;

«Vreemdeling! gij weet mijnen naam , noem mij ook den uwen.quot;

»Antwoord mij eerst!quot;

i «Vergeef mij, de muziek van een bal is geene I geschikte inleiding voor zulk eene ernstige vraag ,'' j sprak zij, terwijl de glimlach, waarmede zy poogde te schertsen, op hare lippen bestierf.

»Gij zult u op nog meer ernstigs moeten voorbereiden ,quot; hernam hij, terwijl hij haar de kioske binnenvoerde ; »want dit uur is het uur van uwen dood!quot;

«Wie zijt gij?quot; vroeg zij nogmaals, met eene stem , die bijna niet hoorbaar was.

»Ik zal u mijnen naam zeggen , en ook mijn werk. Mijn naam is de verschrikkii-g, en mijn werk is de wraak! hoort gij het, Moïna de Mo-rienzo! de wraak!quot; gilde hij haar in de ooren met eene krijschende stem ; zij was op eenen divan nedergezonken , en hield het oog strak op hem gericht! daarop riep zij met ontzetting: »Gia- i nettino ! Gianettino!quot;

Hij ging voor haar staan, en door het masker 1 heen vonkelden zijne oogen met feilen, bliksemen-den gloed.

»Gij hebt het geraden. Aanschouw nogmaals Gianettino voor u hij wierp zjjn masker en tulband af, »hem, dien gij schaamteloos verriedt, en dien gij by de eerste aanraking mijner vingers hadt behooren te herkennen.quot;

«Wees mij genadig, o mijn God! en verlos mij uit deze handen !quot;

»Moïna! bij de zaligheid uwer ziel! is er niet eene daad in uw leven, waarvan gij berouw hebt ?quot;

«Niet van die ten minste , waarop gij doelt,quot; sprak zij sidderend.

»Moïna , hebt gij geen berouw ? waarachtig geen berouw , dat gy Josefe Espaleto uwe hand reik-tet ?quot;

Zij wilde antwoorden.

»Zeg ja! zeg ja! zeg ja!quot; gilde hij meteenen angst, die even fel was als de gloed zijner wangen , als het gloeiend schitteren zijner oogen.

«Gianettino, ik wil niet sterven met eene leugen op de lippen ; neen ! nogmaals neen! Mijn geluk hier op aarde was in Josefe's liefde , mijne deugd in zijne leiding, ik kan mij buiten hem geen heil denken.quot;

»\Vee dan over u en over my !quot; hernam hij , en bracht de hand aan het hart, alsof hij daar eene pijnlijke wond ontving ; daarop wrong hij , in radeloozen hartstocht, de handen boven het hoofd te zamen.

Zij zag angstig om, of niemand dezen eenzamen hoek van den tuin naderde en oogde elk zijner bewegingen bekommerd na Hevig vatte hij haar bij den arm , deed haar opstaan, en voerde haar voor eene der glazen deuren van de kioske.

«Zie , Moïna! zie! daar ginds in de verte is uwe balzaal, met uwe schitterende lichten , met het vroolijk feestgewoel, met de lustige muziek , met het geschater der vreugde, waarbij men uwe stem niet mist, waar men de angstkreten niet hooren zal , die gij weldra slaken zult 1 daér ligt uw prachtig huis, daar bevinden zich uwe schatten , daar houdt zich het gedrocht op dat gij bemint hier lachte hij schaterend. «Moïna! sla nog éénen blik op alles, wat gij nog hadt kunnen genieten , nog éénen , den laatsten ! want gij zult sterven ! hier sterven I nog in dit oogenblik !quot;


-ocr page 141-

i35

Zij beefde zoo geweldig, dat bij haar met zijnen arm ondersteunen moest.

öGianettino ! Genade ! barmhartigheid ! bij de nagedachtenis mijner moeder . die gij bemind hebt! genade!quot;

»Zoo gij wist, hoe vast ik besloten was, zoudt gij niet smeeken. Bid!quot;

Zij zonk op hare knieën; doch plotseling opstaande , riep zij uit:

))Neen , dat is scherts ! ijselijke scherts ! neen , Gianettino! gij hebt geen wapen , gij zijt geen meester van mijn leven.''

))Niet?quot; en hij lachte opnieuw, en uit den rijken Oosterschen schawl hief hij een klein, maar fijn puntig stilet op, dat de plaats van den too-neeldolk vervangen had.

«Ik ben dan verloren.quot;

»Gij zijt het.quot;

»Geene hulp ?quot; en zij blikte schuw om zich heen.

»Geene.quot;

«Gianettino! denk aan de schoone dagen onzer kindsheid.quot; —

))Vrouw ! waagt gij het nog, mij zulks in dit uur te herinneren, gij, die het heil verwoest-tet, dat zij spelden! Gij hebt zwaar gezondigd tegen die schoone dagen! weet gij , wat gij mij gedaan hebt ? Ik had eens een' naam, een' rang, een vaderland, schoone vooruitzichten, eene bloeiende gezondheid; ik had jeugd . moed, bevallige trekken. Nu heb ik niets meer! niets! geen' naam , geen' rang, geen vaderland ! geene hoop! ik ben zwak , uitgeput, machteloos ! ik draag ontijdige rimpels , mijne houding is gebogen, mijn gelaat is met valsche verven bedekt, het is verminkt in het oog der menschen, omdat ik voor het oog der menschen mijne ware gedaante verbergen moet, en dat alles is uw werk. Dat alles is door u gewrocht. Vrouw ! dat alle barmhartigheid in mij dood is, daarvan zijt gij de oorzaak: want gij hebt alles , wat goed in mij was, vermoord!quot;

«Maak het dan kort,quot; sprak zij met de berusting der vreeselijkste wanhoop.

«Neen, uw doodstrijd, uw lange doodstrijd is het, dien ik zien wil! Meent gij, dat ik zoovele jaren op mijne wraak gewacht heb, om mij met eene minuut van uw lijden tevreden te stellen?quot; En hij hield haar altijd de beide handen vast, en staarde met schrikkelijk dreigende blikken op haar schoon gelaat, om den doodsangst te bespieden op dat mat bleeke voorhoofd, op die ontkleurde lippen, welke zich zacht als tot een stil gebed bewogen , op die trekken , welke zich krampachtig verwrongen, en op die oogen, welke vroeger zoo vroolijk schitterden , en die zich nu tevergeefs naar den hemel wendden om bescherming.

Gianettino verkeerde echter in geenen beteren toestand dan zijn slachtoffer. Stond zij, verstijfd en roerloos vóór hem , koud , als het albasten Mariabeeld eener hoofdkerk ; de verschrikking ademende kalmte , die hij ten toon spreidde , was i eigenlijk niets dan de vreeselijkste overspanning, welke den verterenden hartstocht bedekte, die | hem van seconde tot seconde meer kostte. Eene ! uitbarsting van zwakheid volgde weldra op die gehuichelde sterkte. Hij vatte Moïna, de arme verpletterde, op , en legde ze op de sofa neder, zooals men een kind nederlegt in zijne wieg; de macht, om zich tegen zijn' overmoed te verzetten, was haar benomen , hare krachten schenen verlamd. De vreeselijke man stak den reeds opgeheven' dolk weder in den gordel en sprak met half versmoorde stem :

«Neen , Moïna! neen ! zoo moet het tusschen ons niet zijn !quot; En aan hare voeten knielende , schreide de hooghartige : en een nokkend snikken verstikte zijne stem. Tn het eind riep hij uit: ))Ja, ik gevoel het, gij zijt nog de mijne, nog de verloofde mijner jeugd! Nog kunt gij ons beiden redden. Wij kunnen nocj gelukkig worden ! Gelukkig ! ik ? Ja , gelukkig als een God. Wat zegt mij een vaderland? Wat zegt mij een naam! Wat zegt mij alles , wat ik verloor , als ik u bezit ? Moïna! haast u ! sta op' wij vluchten, ver vanhier , ver van uw monster! ik bezit nog talent genoeg , om te werken, te werken voor u l O ! ik gevoel het, ik bemin u nog ! jaren noch scheiding hebben mijn* hartstocht verkoeld. Die hartstocht kan zich slechts koelen in iiefde of in bloed. Maar ik smeek u , laat het niet in bloed zijn! Heb medelijden met u zelve, ontferm u over mij! Aarzel niet! Volg mij!quot; Smeekend vatte hij , dit zeggende, hare hand in de zijne ; het was alsof hij zich overtuigd hield', dat zy zoude toe-, geven Naarmate echter deze onnatuurlijke kalmte door zijne gewone hartstochtelijkheid verdrongen werd, scheen Moïna haar bewustzijn en hare vastheid van geest te herkrijgen. Met moed, met fierheid zelfs antwoordde zij: «Onzinnige ! weet gij dan niet, dat ik mijnen Josefe bemin, zooals men geen' tweeden beminnen kan ? weet gij dan niet, dat ik mijn' edelen echtgenoot eeuwige trouw gezworen heb ? — kent gij Moïna zoo weinig , om een' oogenblik te kunnen wanen, dat zij uwe schandelijke voorstellen zal gehoor geven ?quot;

«Meent gij hooghartige Zottin! dat ^ij mijne razernij straffeloos tergen kunt — hoe fier , hoe vermetel gij u in de bewustheid uwer deugd voordoet , hoe trotsch gij u verheft op de achting der menschen ? Niets van dit alles kan u aan mij ontrukken; gij zult sterven, sterven in mijne armen; mijne omhelzing zal u voor de wereld brandmerken , en de menschen zullen u lasteren, en gij zult uwe onschuld niet kunnen uitroepen ! en geen mond op aarde zal zich openen tot uwe verdediging; de uwe en de mijne zullen te gelijk verstommen. Gij zult geschandvlekt zijn na uwen dood, en uw verheven gemaal zal zich de haren uitrukken!'' Hij lachte sarrend; zijn lach was gruwelijk , om aan te zien.

I «Jezus , Maria ! erbarm u !quot; kermde zij.

«Kies nog!quot; krijschte hij. zijnen gespierden arm met kracht op hare borst drukkende , waarover zij de handen hield samen gekruist. — Hare ademhaling was belemmerd; doch hare laatste


-ocr page 142-

DE ECHTGENOOTEN VAN TÜKTN.

136

krachten verzamelende , sprak zij met vaste stem : »Gianettino! er is een heilig God boven ons ! Hij ziet ons ! Hij is de God der onschidd!. . . . Dood mij , want ik heb gekozen !quot;.......

»En toch bedriegt zij haren gemaal, die Hertogin van Espaleto sprak Claude. die zich als Schotsche boogschutter gemaskerd had, tot Al-phonse, terwijl hij hem in eenen hoek der zaal trok.

»Claude ! gij stelt er een dwaas vermaak in , mij somtijds aan de goedheid van uw hart te doen twijfelen!quot; antwoordde deze verwijtend.

»Neen , in ernst ! Na alles , wat zij zelve verhaald heeft, en vooral na mijne kennismaking met den Hertog , hield ik het zelf voor onmogelijk , en toch , Alphonse! heb ik haar zich zoo even snel en heimelijk zien verwijderen met eenen man , die niet haar echtgenoot was; ik liep de galerij op en neder, om mij te verkoelen; zij gingen den tuin in . zij liepen telkens sneller; zy hebben waarschijnlijk de kleine kioske gekozen tot de schuilplaats hunner geheime verzuchtingen. Ik had hen terstond willen volgen; maar als een trouwe Pylades , heb ik eerst mijnen Orestes willen opzoeken, om hem te bekeeren van zekere romaneske dweperijen met vrouwendeugd! En nu, hebt gij lust, om , met mij , die preut-sche huichelaarster een' schaamteblos aan te jagen ?quot;

»Claude ! als gij zeker zijt van hetgeen gij zegt, is het plicht haren echtgenoot te waarschuwen.quot;

»Welk eene dwaasheid! Laat hem in zijne gelukkige onwetendheid. Een man, als hij , zoude zijn ongeluk zoo verstandig dragen , dat wij niet eens zouden kunnen lachen. Neen! maar haar te dwingen telkens voor ons de oogen neder te slaan , haar altijd te kunnen ontrusten door een dubbelzinnig woord , haar voortaan te doen sidderen voor onzen glimlach , dat is de wraak , die ik mij voorstel! Kom , laat ons spoedig gaan , zij mochten hun tête d tête afbreken.quot;

»Ja , laat ons gaan! en als gij waarheid spreekt, vaar dan wel, laatste geloof aan elke deugd !quot;

En met jeugdige vlugheid ijlden zij de trap af, de galerij door, den tuin in.

vPardieu! ziet gij , alles was te voren beraamd ,quot; riep de novellist, «er is licht in de kiosk.quot;

)NHemel, ja! zouden wij het wagen hen te bespieden.quot;

»Waarom niet ? geene verschooning , voor wie zonder schaamte is ?quot;

Zij naderden omzichtig; zij schoven zachtjes eene der jaloezieën ter zijde.

»Claude ! Claude ! dat is niet goed ! die man déamp;r heeft een' dolk opgeheven,quot; riep Alphonse.

Claude, die terstond Moïna's toestand doorzag, antwoordde niet, maar stiet met den voet de sjroote glasdeur aan stukken , en stortte pijlsnel naar binnen. Alphonse volgde hem. De Italiaan, door het gerucht gestoord, wendde zich plotseling om. De Hertogin richtte zich schielijk op. Die hulp kwam haar toe, juist na haar vertrouwend beroep op de Godheid. De jongelingen stelden zich tusschen het slachtoffer en den moordenaar, die , met den kreet: «Hel en verdoemenis! waarom heb ik geaarzeld!. . .quot; zich den dolk in het hart stiet.

«Mijne Kedders!quot; stamelde de vrouw schreiend, terwijl zij de armen naar beiden uitstrekte.

«De Hemel zij geloofd , dat wij niet te laat kwamen!quot; sprak Alphonse.

«Maar wie is dan toch die man?' sprak zijn metgezel, eenen blik slaande op Gianettino , die nedergevallen was.

«Gianettino, mijn neef!quot; bracht de Hertogin met moeite en afschuw uit.

«Gianettino!quot; zegt gij , «het is niemand anders dan Cherubini; — doch Cherubini met twee oogen Iquot; ■ „

«Niet meer Cherubini, ellendige Franschen! maar de Hertog De Corseo!quot; mompelde de stervende op doffen toon.

«Breng mij vanhiersmeekte Moïna, «voer mij tot Josefe ! waar is mijn echtgenoot ?'*

«Mijne Moïna riep my ! en ik was niet bij haar sprak deze , binnentredende.

Toen wierp zij zich luid schreiende aan zijne borst.

Nog éénmaal richtte zich De Corseo halverwege op. Men kon zien, dat die omhelzing hem pjjn deed , en met eene stem , welke reeds gebroken was , stamelde hij : «Josefe ! God heeft tusschen ons gericht! . . .. Uwe vrouw is een engel ... ik . . , heb alles verloren, zelfs de hoop.... op----quot;

Krampachtig sloot zich zijn mond ; de dood liet hem den tijd niet, om het troostelooze woord der wanhoop te uiten.

Toen vereenigden zich de blikken der beide echt-genooten, met diep en ernstig medelijden, op hetzelfde punt — Gianettino's lijk.

13 Januari 1838.


-ocr page 143-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

Maer denckt meer dan gij leest, en leest meer dan er staet.

Cats.

A

m I---------■

-ocr page 144-

--------------

:—

-ocr page 145-

LORD EDWARD GLE.\HOUSE.

I.

EENE KENNISMAKING.

Turin is voor de fashionable trekvogels, die i jaarlijks in het begin der lente Italië komen i doorfladderen, — met eene drift, als waren zij allen de losgelaten sperwers van Sterne , of als konde de verlichting der Heilige Kapel in de goede week niet plaats hebben, zonder dat zij haar binnenstormden, — niet veel meer dan een goed logement, waar zij nachtverblijf houden, om verder te gaan. De minst haastigen blijven er drie tot vier dagen , maar nemen wel deugdelijk voor , de kleine Sardinische hoofdstad niet te bezien; zij hebben iets van de jonge mannen , die, als ze het hof gaan maken aan de meesteres van het huis, de bekoorlijkheden der schoone portiersdochter niet willen opmerken : met het oog op Eome en Napels hebben zij geenen blik voor Turin ten beste. En toch zij , die geduld en tijd genoeg hadden, om er hunne tenten op te slaan , | dat wil zeggen ; die eene verdieping huren of een ; appartement, in een dier prachtige hotels, welke ! ten dienste der vreemdelingen daar zijn, hebben 1 het zich niet beklaagd; zij hebben er alles ge- 1 vonden , wat men in eene hoofdstad van Europa vinden kan; zij hebben er alles genoten, wat eene Italiaansche stad te genieten geeft; zij hebben er veel kunnen zien, veel kunnen opmerken , veel kunnen belachen en ook somtijds iets kunnen betreuren : daarom, wie voortaan Italië bezoeken gaat , beschouwe toch niet meer de goede stad der Sardinische Koningen als eene groote restaurant, waarvan zij niets meer behoeven te zien dan de eetzaal. Als ik van de doortrekkende reizigers zeg, dat zij zóó doen, dan wil ik daarmede niet bewezen hebben, dat er zich te Turin geene vreemdelingen ophouden : integendeel, vele jongelieden uit alle oorden van Europa scharen zich daar rondom de faro-l'ank;

vele Italiaansche Nobili uit alle landstreken van Italië komen er het ariscocratisch genot smaken, van zich in onvermengd adellijke kringen te bewegen , hunne plaatsen in te nemen in de eerste loges der groote koninklijke Opera, en tedeelen in de vorstelijke uitspanningen der Villa Regina.

In eene stad, waar zoovele heen- en weêrgaanden doortrekken , is het ontpakken eener reis-equipage juist geene gebeurtenis, die veler nieuwsgierigheid aantrekt, en toch, toen er, in het schemeruur van eenen dag in September, twee reiswagens de Contrada JSuova met ruischende vaart opreden , verzamelde zich een dichte drom ledig-loopers rondom de nieuwe opgebouwde Locanda Inglesa, waarvoor zij stilhielden. Het was mogelijk wel het ongewoon keurige der prachtige rijtuigen , die zeker uit de eerste magazijnen van Londen of Parijs moesten gekomen zijn, of wel de sierlijke gespierdheid der fiere Holsteiners , of wel het deftige uiterlijke des koetsiers, de ranke behendigheid des pikeurs en de kostbare onbekrompenheid van hunne reislivrei, welke de aandacht tot zich trok, of wel het bijzondere van eene aankomst in dit late seizoen, wij weten het niet; maar wy weten wel, dat de volksmenigte zich om minder verdrongen heeft, en dat de twee personen , die men uit de eerste reis- calèche zag afstijgen, nauwkeuriger opmerking verdiend hadden dan die , welke die wemelende Piemonteezen in staat waren te schenken.

De eerste persoon , die uitsteeg , was een man, dien men bejaard konde noemen, ofschoon ook zijne houding nog steilrecht was en zijn voorhoofd nog niet gerimpeld. Die man droeg kort afgesneden gepoederd haar; dat was licht te zien, omdat hij den hoed onder den linkerarm hield, terwijl hij met de rechterhand een' jongeling, in het afklimmen van de treden , behulpzaam was. Uit de eerbiedige statigheid, met welke dezen dienst bewezen werd , en uit de achtelooze gemeenzaamheid , waarmede dat jonge mensch op | dien achtbaren man bleef leunen , was hunne we-


-ocr page 146-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

140

derzijdsche betrekking licht op te maken. De eene moest de kamerdienaar zijn van den anderen , ofschoon ook geen in het oog loopend verschil in de kleeding het aanduidde. Toen wij den meester een' jongen man noemden, was het meer, omdat wij kennis hadden van zijnen ouderdom, dan wel, omdat zyn uiterlijk den frisschen stempel droeg van bloeiende jeugd. Het is zoo, men zag zijne blonde haren fijn als vlas en in sierlijke lokken op de slapen gedrukt; het is zoo , het bijna doorschijnend blanke vel zijner wangen was nog glad; het is zoo, zijne oogen stonden eer kwijnend dan ingezonken ; het is zoo , zijne gestalte was 'nog rank en licht: maar ziekelijk bleek waren die wangen en vermagerd dat gelaat; maar lichte blauwe kringen gaven eene sprekende afgematheid aan die verflauwde oogen, en het waren bleeke lippen , die witte tanden verborgen , en dat gebogen hoofd , dat zich als uit lusteloosheid niet meer scheen op te heffen , waren* allen als de getuigen van eenen weinig benijdens-waardigen lichaamstoestand, al van eene jeugd, zonder het wezen der jeugd, de kracht en de vroolykheid. En toch, daar sprak te veel ziel uit dat .gelaat, te veel scherp oordeel uit die fijne trekken , te veel edele goedheid uit dien nog vriendelijken blik , dan dat ieder niet betreurd zoude hebben, wat hier verwoest was , en hoe verwoest ? Dat moest een zielkundig raadsel zijn; want het waren geene diepgaande hartstochten , die de rimpels geëtst hadden op dat voorhoofd, en de smartvoren op die wangen, maar het was veeleer de afmatting der onverschilligheid en verstomping , die dat matte vel zoo strak spande op dat gelaat; daar was minder lijden op deze i rekken , dan verveling; die man moest den dood meer in het hart dragen dan in het lichaam, het moest hem even koud zijn in de hersens als in het bloed ; maar wat ook zjjne kwaal wezen moge, het staat ons niet vrij hem aan de deur van zijn logement op te houden , totdat wij haar uitgevonden hebben of ontleed. Ook verzeker ik mijnen lezers, dat hij niet heeft gewacht: reeds zijn zijne lakeien uit den zwaar bepakten, tweeden reiswagen te voorschijn gesprongen; reeds ontpakken zij , met gedienstig vertoon van ijver, al die onmisbare ? noodwendigheden, welke zoo weinig waarde hebben en die toch zoo duur zijn, waarvan millioenen het gebruik niet eens kennen, en die voor een' fashionablen rijke zóózeer behoeften zyn geworden , dat hjj niet begrijpt, hoe men er buiten leven kan. Het was zeker meer dan gewone belangstelling in den aankomenden gast, waarschijnlijk wel een gevolg van de luidruchtige aankondiging des postiljons, die den padrone Bernardo Bertucci ditmaal zeiven aan de deur zijner woning lokte, om dezen te ontvangen.

»Hebben deze Piemonteezen nooit meer men-schen gezien ?'' riep de jonge reiziger geërgerd , toen hij zich door de kleine , saffraan gele, half Savooische , half Italiaansche bedelknapen , bijna verdrongen zag, bij de weinige schreden, welke ;

hem te doen vielen : die aanmerking werd in het Engelsch uitgesproken.

Dat verwonderde niemand, die haar hoorde. Alles wat den vreemdeling omgaf, kenschetsto den Mylord, van de welgevoedheid zijner paarden af, tot op het heldere linnen van zijnen kamerdienaar toe.

Ook waren het zeer diepe buigingen, waarmede Bertucci hen welkom heette , terwijl hij hen voorging naar de vertrekken der eerste verdieping. De camera, welke hij opende, scheen volkomen ingericht naar al de behoeften van eenen Britschen Pair , die met bedienden en paarden reist. Zelfs lag er een goed brandend vuur aan, eene kostbare zeldzaamheid in ieder Ita-liaansch huis, en toch op verre na geen artikel van weelde , bij de vaak gure herfstavonden.

))Dit vertrek zoude geschikt zyn,quot; sprak de bediende , die zijnen heer zelfs het spreken scheen te moeten besparen ; «zeer geschikt zelfs , Padrone ! maar gij ziet, het is reeds bezet.quot;

En de Engelschen wilden teruggaan!

«Zooals de orders waren , Sir /quot; antwoordde Bertucci, welke dezen titel niet misbruikt rekende tegenover eenen kamerdienaar, die geene livrei droeg.

)) Mylord ! Signor Schilfern !quot;

En te gelijk verwijderde hij zich.

De Lord wisselde blikken van hooge verwondering met zijnen geleider.

»Groves! volg dien Italiaan, en zoo hij niet krankzinnig is, moet hier een misverstand zijn.quot;

En daarop wierp hij zich met eene lichte beweging en een: »Vergun mij, Mijnheer!quot; op eenen leuningstoel neder, welke vlak bij het vuur stond. De eerste bezitter van het grondgebied , die, bij zijn binnenkomen , was opgestaan , met de houding van iemand, die weet te leven en een verwacht bezoek te gemoet gaat, van de tafel, waaraan hij gerust zat te schrijven, ging nu met een' vroolijken glimlach op hem toe, reikte hem met gulheid de hand en zeide in het Engelsch : »Geene plichtplegingen , Mylord! gij neemt slechts de plaats in, die voor u bestemd is. En ik ben hartelijk blijde, dat gij de vermoeienis der reis zoo gelukkig overgekomen zijt. Gij ziet er veel beter uit dan ik hopen durfde.quot;

De Engelschman zag den spreker uitvorschend aan , als wilde hij bij dezen gelaatstrekken zoeken, die zulk eene bekendschap natuurlijk maakte. Teleurgesteld echter wendde hij het hoofd af, en antwoordde met die bijtende beleefdheid, waarmede men eene ongewenschte gemeenzaamheid afweert: «Ik weet inderdaad niet, waardoor ik het geluk heb , zooveel belangstelling in te boezemen aan een' vreemde, Mijnheer!quot;

«Het spreekt van zelf, dat niemand in dit uur meer recht heeft op de mijne, dan Mylord Glen-house Villiers. Ik ben Schilfern ...quot;

De Lord glimlachte.

«Nu wij wederzijds onze namen weten, dunkt mij , dat onze bekendschap ver genoeg gevorderd is, om my te zeggen. waarom gij u de


-ocr page 147-

141

moeite geeft, mij af te wachten in een vertrek, ' dat men voor mij bestemt ?quot;

sEene zonderlinge vraag, My lord ! aan uwen i geneesheer!''

ȕk wil gelooven, dat gij dit beroep uitoefent, Manheer! maar sta mij toe u zeggen, dat ik niet ziek ben en geen' geneesheer noodig heb.quot;

«De kranken , die zóó spreken, zijn de gevaarlijkste. Ik ben uw geneesheer, Mylord! En wat meer is, een zoodanige , wiens voorschriften gij zult te volgen hebbenvoegde Schilfern er bij, met eenen glimlach, die het strenge der woorden verzachtte; «zelfs al zoude het u soms een klein weinigjo ergeren.quot;

wik erger mij nooitantwoordde de andere, ))gij doet mij alleen lachen; dit tooneel zoude een' lachlust opwekken, dien men voor eeuwig waande ingeslapen.quot;

«Dit is voor het oogenblik reeds genoeg. Gij hebt behoefte aan gewaarwordingen. Het is zeer goed, dat gij lacht. Het ware nog beter, zoo gij u boos maaktet; maar dat is niets, dat zal wel komen. Straks een licht souper, een paar glazen champagne, dezen nacht slaapt gij gerust, en morgen regelen wij te zamen onze course of health?'

«Mijnheer! ik verwacht ieder oogenblik mijn' kamerdienaar terug ; ik wenschte u eene vernederende waarheid te sparen in zijn bijzijn ; wees i daarom zoo goed, u nu te verwijderen, want ik | zoude het dan moeten herhalen ; gij zijt krank-! zinnig, of meer onbeschaamd , dan men van een' fatsoenlijk man verwachten mag.quot;

»Dit is een weinig sterk , Sir John Jefferies van Warburtonsquare ! maar ik getroost mij altijd alles, zoolang het de plichten van mijn beroep geldt quot;

Driftig stond de aangesprokene op.

»Bij den Hemel, Mijnheer! het is niet genoeg , dat gjj mij onder mijne beide namen kent, om mij te overtuigen, dat gij geen bedrieger, noch indringer zijt. Gjj zult met mij de rol van Schiller's Armeniër niet spelen ; laat er een eind komen aan deze vastenavondgrap , wij zijn niet in de opera, en voor zoover ik weet, spelen wij geene rollen in een kluchtspel. Gij zult mij ten minste zooveel gezond verstand toekennen, om te weten , dat ik hier niet aan een geheim of aan een wonder zal gelooven : wees dus zoo goed, mij ronduit en zoo mogelijk kort weg te zeggen , wie u over mij geschreven heeft, en waarom men mij met deze zonderlinge verrassing vermoeit.quot;

»Sta mij . toe , u vooraf den pols te voelen ?quot; en reeds had de forsche hand van den geneesheer met kracht den arm gegrepen van den weêrstre-venden patiënt.

))Mensch!quot; riep deze bijna woedend.

«O , ik bid u , Mylord! in den naam van Mon-signor Espaleto, die u uwe belofte herinnert,quot; riep deze , met dringenden ernst in de stem.

«Ha, was het dat!quot; riep Lord Glenhouse, terwijl hij zich op zijnen stoel terugwierp, en

gewillig zijne hand aan de kunstbeschouwing des dokters overliet. «Waarom zijt gij daarmede niet begonnen ?quot;

«Ik wilde zien, of het volstrekt onmogelijk was , u in gemoedsbeweging te brengen,quot; hernam Schilfern lachende , «en nu hebben wij overwonnen. Stelt gij u in mijne handen?quot;

«Ik moet wel, want ik heb mijn woord gegeven ; maar gij moet mij ten minste toestemmen , dat ik u niet gezocht heb.quot;

«Neen , neen! dat is nu afgesproken, ik heb mij opgedrongenen hem sterk aanziende , vervolgde hij op eenen toon, waarin evenveel innige belangstelling als overtuiging lag: «Gij zult leven! Ja, Mylord! gij zult waarlijk leven!'*

«Maar , zoo waar ik Pair van Engeland ben , ik wil niet leven, Dokter!quot;

«Toch , toch , Mylord /quot;

«Ik wil niet leven, omdat ik my verveel,omdat de menschen mij walgen, omdat het genot mij walgt, omdat ik mij zeiven walg. Gij doet uwe kunst schande aan, zoo gij u dit laat herhalen ; een man, als gij , weet.... moet weten . . ..quot;

«Dat het onbarmhartige spooksel, dat zich aan u heeft vastgeklemd , en u den levenslust ontsteelt , de spleen is.quot;

«Van de duizend Engelschen, wien men dat zegt, raadt men het zeker negenhonderdmaal.quot;

«En dan van tijd tot tyd die onweerstaanbare zucht tot zelfmoord.quot;

«Ook dit kunt gij gissen, zonder licht mis te tasten aan eenen Engelschraan , die op het vasteland reist.quot;

«Keer naar Engeland terug, Mylord /quot;

«Bah ! om dagelijks te zien , hoe erfgenamen , die vier jaren jonger zijn dan ik , met ongeduld op mijn' dood zitten te wachten ? Hun het genoegen te geven , lederen dag op mijn gelaat sporen te vinden van verergering ; hunne lorgnetten altyd op mij gericht te zien, om met wiskundige juistheid te berekenen, hoever ik nog af ben van den staat van een geraamte? Dat nooit. Nu heb -ik ten minste nog de zelfvoldoening, hun eene verrassing te bezorgen. Zij wanen mij gezond , vroolijk , misschien wel gehuwd !quot;

«Waarom hebt gij Parijs verlaten?quot;

«Zooals altijd, heb ik er niet gevonden, wat ik zocht. Uw Espaleto alleen heeft mijne belangstelling opgewekt. Ik heb bij hem uren gesleten, die mij kort voorkwamen , maar ik kon niet altijd by hem zijn ; ik heb nog schulden af te doen in Italië, (Jefferies legde het hoofd in de hand, terwijl hij dit sprak) en het is mij wel hetzelfde , waar ik zit te geeuwen. Daarenboven, te Parijs zouden zij mij op Père la Chaise begraven hebben. En ik vond het wat onnoozel, om onder al die lieden, die zooveel gedaan hebben en zooveel geweest zijn , als men hun grafschrift leest, neêr te liggen , met niets anders boven mijn hoofd , dan drie groote nullen, met deze waarheid: «Hij was niets , hij heeft niets gedaan, en hy is tot niets teruggekeerd.''


-ocr page 148-

LORD EDWARD GLENHOUSK.

142

»Als 'ik ii volkomen genezen zal. moeten wij over | dit punt nog eens redetwisten.quot;

»Volstrekt niet. Ik stem vooruit alles toe ; het is mij de moeite niet waard. iets te betwisten. Stellingen en beschouwingen hebben mij nooit verder gebracht, maar altijd hoofdpijn gegeven. Ik slik nog veel liever drankjes, dan denkbeelden; : alleen, ik wil altijd weten, wat gij mij geeft.

Ik houd niet van uitkomsten, waarvan ik geene ■ oorzaken ken , en als iets zuur smaakt of bitter, wil ik ten minste weten , door welke bestanddee-len en verbindingen het zoo is quot;

«Ongelukkige! het is die kinderachtige zucht, om alles te ontleden, die alles bederft. Ik noem haar kinderachtig , die zucht, omdat zij ons aan de kinderen doet gelijk zijn; deze ook zouden een prachtig uurwerk uiteen pluizen , om te zien. hoe de raderen gaan ; onze wijsgeeren , of neen, zóó mag ik u niet noemen, onze denkers zouden eene wereld tot een' chaos terugbrengen, om te weten , wie haar gemaakt heeft, en waarom die ze maakte. En is het dan niet kinderachtig, zoo overtuigd te wezen, als wij het zijn van onze onhandigheid, om slechts ééne wetenschap uit te putten, slechts ééne kunst volmaakt meester te zijn, slechts ééne zichtbare werking der Natuur te kennen, in den rechten zin des woords , en met die overtuiging in ons, en de ondervinding van alle eeuwen achter ons, nog te beproeven , met onze weifelende korte kinderhanden het onzienlijke te ontleden , en met oogen, die zoo verwend zijn door het kunstlicht, dat zij niet meer zonder kunstmiddelen het d'igelijksche en grove kunnen zien, heen te kyken , tot achter het dichte weefsel der.....quot;

»0 Dokter! om 's Hemels wil! dood mij alleen met geneesmiddelen, niet met theorieën. En daarenboven , de uwe zyn zwak en niet nieuw.quot;

«Ik zal dan van u zei ven spreken.quot;

«Liever eerst van Espaleto; vertel mij , wat hij u schrijft; maar het is daarom niet noodig, dat wij dorst lijden. Het is vreemd, dat Groves niet terugkeert.''

«Hij zal niet ongeroepen komen; Bertucci was in mijn geheim , en hij heeft nu reeds uwen bediende ingelicht.quot;

«Gijlieden zijt verfoeielijke samenzweerders ; wilt gij schellen ?quot;

Toen Groves binnenkwam , was het met een strak en deftig gelaat, dat zwijgend uitsprak , hoe weinig hij met den zonderlingen inval van den geneesheer ingenomen was. Hij begreep niet, hoe men zich eene scherts konde veroorloven jegens iemand, die Pair van Engeland was en Lord Glenhouse Villiers heette, al ware het dan ook als een geneesmiddel. Hem werd de zorg voor het souper opgedragen, en het duurde niet lang, of de beide mannen , die in het eerst zoo belachelijk vreemd tegen elkander over stonden , trachtten, onder het genot van het beste, dat eene Anglo-Italiaansche keuken konde opleveren, eene kennismaking voort te zetten , die belangwekkend begon te worden voor beiden.

Wij kunnen ondertusschen het portret van den ] dokter leveren, zooals hij daar zat, het sprekende tegenbeeld van zijnen zielszieken lijder.

Als lichtbruin krullend haar , groote donker blauwe oogen , vol oprechtheid en schranderheid; een voorhoofd, glad en effen, alsof nooit eene gedachte het gerimpeld had ; trekken, waarop iets 1 lag, dat nnn lachenden ernst konde noemen; eene gelaatskleur zoo frisch en blozend, als ware hij een gezonde landman geweest: als dit alles. doormengeld met iets vrijmoedigs en opens , en veredeld door een' fijnen , geestigen glimlach, aan het gelaat van een' jongmensch schoonheid kan bijzetten, dan had onze dokter het onberekenbaar groote voorrecht van schoon te zijn. Want de schoonheid is een voorrecht! En hare voordeelen zijn onberekenbaar. Zij is in de hand van den handige en slimme een wapen, dat voor hem strijdt; een diamant, wiens waarde zich niet bepalen laat; eene munt , welke overal gangbaar is ; een wapen , dat hem, die het voert, de eene helft der menschen in handen levert en door de eene helft de andere; een licht vervoer-bare schat, die niet gestolen kan worden, en die ieder omkoopt. Zij is een vriendelijke aanbevelingsbrief der Natuur, waaraan de gansche wereld gelooft, omdat zij dien ziet. Zij heeft slechts één jammer : zij is niet getrouw ; zij kan de proef der jaren niet doorstaan ; zij heeft iets van zekere, vrienden, die ons verlaten als wij hen het meest noodig hebben , en dat is juist het ergst, omdat men haar wel eens belastert, dat zij hare vorige bezitters niet beter maakt, en wel eens inwer dig ontneemt, wat zij hun uiterlijk vóórgeeft.

Om nog eens tot onzen dokter terug te kee-ren. Ofschoon een Duitscher en jong, zag men bij hem niets , dat sombere mijmerzucht, of een verdiepen in onvruchtbare bespiegelingen kenschetste ; bij hem geen' zweem van lijdend genie, of van de gedachte, die uitdroogt en afmartelt, in plaats van te verfrisschen en op te kweeken. Hij was als de verpersoonlijking van de gezondheid en der vroolijkheid. Het was toch niet de lichtzinnige vroolykheid , die niet sverder ziet, dan het uur dat is, en die juicht, zonder zich te bekommeren om hetgeen was, of zonder te zorgen voor hetgeen komt; maar die rust der ziel, die vrede heeft met zich zei ven en met de wereld; die de eerste niet te hoog stelt, om op de laatste niet te laag neder te zien ; die zich zeiven niet voor eenen lichtstraal houdt, onbarmhartig nedergeworpen in eene duisternis , welke het licht schuwt; het was die vroolijkheid, welke van geene omstandigheden afhankelijk is, en die rust, welke niet verstoord kan worden , omdat zij gegrond is op het gezond verstand, en op eene juiste beoordeeling van het leven en der maatschappij, die beider bestaan heeft gewaardeerd en niets vergood, maar ook niets verwenscht. Hij was de man van zijnen tijd, die iederen voortgang liefhad , die instemde met iedere vordering ; die de gebreken begreep , en die slechts glimlachte bij belachelijke overdrijving.


-ocr page 149-

GLENHOUSE. *43

LOTID

Eene kleine tint van égoïsme en van ingenomenheid met zich zeiven , misschien wel een natuurlijk gevolg van zelfbewustheid, wierpen wel eene schaduw op het licht van dit karakter, maar ook voltooiden zij het; zij maakten een noodwendig gedeelte uit van het geheel, een zwart, maar oi.misbaar hoekje van het mozaïek. Zijne kleeding was die van den man , die weet, dat in onze dagen de kleeding iets meer is dan eene beschutting tegen de koude. Oostenrijker van ge-| boorte . studeerde hij te Weenen , toen Espaleto zich dadr ophield. Ue jonge student had zich I door zijne fraaie tenor-stem eenen zekeren naam ; gemaakt. Hij werd toegelaten in kringen. die , zonder dat, voor hem zouden zijn gesloten gebleven : zoo kwam hij in aanraking met Monsig-nor Espaleto. Misschien zijn er onder mijne lezers , voor wie deze Espaleto een oude bekende is , dien zij zich nog flauw herinneren Zij, voor wie hij een vreemdeling is , hebben niet noodig nadere kennis met hem te maken ; alleen moet ik hun verzoeken , zich hem voor. te stellen als een' hoog begaafd en hoogst beschaafd Mantu-ëesch edelman, die, als Sardinisch gezant, te Parys woonde , in denzelfden tijd, dat ook Sir John Jefferies zich daar ophield , en die vroeger veel gereisd, veel geleden en veel voor zijn vaderland gedaan had. De scherpziende blik des Italiaanschen edelmans had spoedig in den student Schilfern iets meer gezien , dan den jongeling, die , door zijne aria's, op de Soirées schitterde; hij knoopte nauwere gemeenzaamheid met hem aan , en vond bij hem die veelzijdige kennis, dien lust tot onderzoek en studie , dat gezonde oordeel en die volhardende vlijt, welke ook de zijne waren. Hij vond eenen geest, die eene richting genomen had, als zijn eigene ; eene ziel, minder groot en verheven dan de zijne , maar toch open voor al wat schoon was en goed : hij vond minder fijn gevoel, bijgevolg mindere licht kwetsbaarheid ; bijgevolg meer doorgaande opgeruimdheid , meer zekerheid van begrepen te worden ; bijgevolg meer waarborg op een goed slagen in het maatschappelijk leven. Hij vond iets van zich zeiven, in schooner vorm, in gelukkiger licht gesteld. Ook verstonden die jongelieden elkander volkomen: zij voelden zich vrienden nog voor zij elkander zoo genoemd hadden, en het was eindelijk een innige broederband , die den Italiaanschen Patriciër met den vrijzinnigen Duitschen geleerde verbond. Toen de eerste echter van Weenen vertrok, verloren zij elkander lang uit het oog, totdat eindelijk de Hertog, aan het geluk en de rust hergeven , zich weder zijnen Duitschen Pjlades herinneren kon. Hij schreef hem ; hij noodigde hem uit, om zich te Turin te komen vestigen. Hij kende zich genoeg invloed, om zijnen vriend op eene schitterende wijze voort te helpen.

Schilfern was iemand, die van zijne talenten zoude moeten leven. Hij had begrepen , dat het hem niet vrijstond, zich in de theorieën van allerlei wetenschappen te verdiepen ; hij was geëindigd, met zich uitsluitend tot ééne te bepalen ; hij was gepromoveerd in alle vakken der geneeskunde , even voor hem het schry ven van Espaleto gewerd; hij was toen nog onzeker , waar zich te vestigen. Te Weenen verdrongen zich zoovele jonge geneesheeren , dat zelfs de grondige kunde de intrige en het charlatan isme tot bondgenooten moest hebben , om zich te doen opmerken en voort te komen. Hy wilde hun getal niet vermeerderen. Evenmin wilde hij zich in eene kleine landstad begraven. Hij was wees, sedert zijn zestiende jaar ; hij had nog slechts verre bloedverwanten, van wien hij weinig werk maakte ; niets bond hem aan zijn vaderland ; hij dacht er reeds over , te Petersburg zijne fortuin te beproeven ; doch Espaleto's brief bepaalde zijne keus. Het zuiden , en de bescherming van den machtigen vriend, leverde hem eenen beteren waarborg voor de toekomst op . dan de kille Keizers-stad en de onbepaalde aanbiedingen, welke men hem daar had gedaan. Hij reisde naar Turin ; toen hij er aankwam , was zijn hooggeboren vriend met eene vereerende zending naar Frankrijk belast geworden, en had alleen schriftelijke aanbevelingen voor hem kunnen achterlaten.

Deze en zijne persoonlijke hoedanigheden , zijne menschenkennis , zijne kunst om voor zich in te nemen , zijn bevallig voorkomen, zjjn snel en behendig aangrijpen van ieder gunstig toeval, hadden hem echter reeds op eene hoogte gebracht , vanwaar hij begon te heerschen.

Hij was in de mode gekomen , en hij wist het. Eene mezza-donna, (kleine adel) , die er in geslaagd was, eene ongesteldheid waarschijnlijk te maken, terwijl Schilfern te krijgen was, zeide daarna met evenveel trots, als gold het eene uitnoodiging tot de con verzatione eener princi-pessa: onze dokter Signor Schilfern!'

Het is zoo, de jongeman had nog altijd te worstelen met de gevestigde Professoren der universiteit en het Machiavelisme der Italiaansche Medici, die, trotsch op het recht des eerstkomen-den, dat andere recht van den sterkste en meest handige , niet dan met weêrzin, erkennen w Iden ; daarom ook uitgaande van het denkbeeld : Eendracht maakt Macht, vergaten zij allen hunne bijzondere veeten en sloten zich aanéén, om den vreemdeling het hoofd te bieden. Een hecht carré, dat met scherpe oogen en gevelde bajonetten pal stond, die van wijken wist noch van overgave , en die voorgenomen had, zich liever op de plek zelve te laten nedervellen, dan ook slechts ééne handbreed grondgebied te verliezen. Een booze wederstand , die zonder de cavalerie tot aanvallen uit te lokken, haar een' glimlach van medelijden op de lippen bracht.

«Waarom niet gezamenlijk naar één groot doel gestreefd , de volmaking der wetenschap!quot; dacht hij wel eens; »maar dat begrijpen die wezens niet, en dat zullen zij nooit begrijpen , zoolang de wetenschap voor hen niets meer is dan a die tüchtige Kuhen zoolang dat nog onder mijne Utopia's behoort, moet ik voortleven in die wer-


-ocr page 150-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

kelijkheid , die niet beter is, en alleen trachten ! iederen rimpel van het voorhoofd af te weren én ! iedere wroeging van het geweten.quot;

In dezen stand van zaken schreef hem Espaleto, uit Parijs , over de ophanden zijnde komst van Sir John Jefferies , die, door het overlijden van eenen ouderen neef, nog rijker , nog aanzienlij -kei* en , zoo mogelijk, nog ongelukkiger geworden was, en in wien hij evenwel veel belang stelde ; want Espaleto had eenen blik geslagen in diens gezonken geest; hij had gezien, hoe eene edele natuur hier vermorst werd; hoe goed de jonge man had kunnen worden, die, na alles wat de fortüin en de omstandigheden en de wereld gedaan hadden, om hem te bederven, nog niet dieper verloren was, dan hij hem zag; want hij was vertrouwd geworden met de geschiedenis van zijn innerlijk leven, met de oorzaken van dat vermetele ongeloof van het verstand , bij die ernstige behoefte aan het geloof van het hart : want hij wanhoopte niet aan eene zedelijke herstelling van deze verkleumde ziel; maar de herstelling des lichaams moest haar voorafgaan en voorbereiden Er moest een arts gevonden worden , die genoeg kunde had, en omzichtigheid en geweten , en menschenliefde , om de eene door de andere te bevorderen; die, als het noodig was, tot eene buitengewone genezing, met schranderheid , een buitengewoon middel zoude weten aan te wenden, en hij begreep dus, dat Jefferies , te Turin , in geene andere handen komen moest, dan in die van Schilfern; maar het was moeielijk, om de zaak daarheen te brengen. Jefferies geloofde niet in de geneeskunde; hij spotte met de artsen, die hare uitkomsten aan hunne middelen durfden toeschrijven, en het was te onderstellen, dat hij eenen geneesheer zoude kiezen, met dezelfde onverschilligheid, waarmede hij aan eenen laarzenmaker dacht. Daarbij kende de Hertog hem, als den man, die juist dengene afwijzen zoude , dien de gansche wereld hem aanried. Hy gruwde van mode-dokters, en het was niet te ontkennen, dat men Schilfern daarvoor hield. Daarom stelde Espaleto dezen voor, den Engelschman te overvallen, zich als bij verrassing van hem te verzekeren, en, bij eene eerste ontmoeting, eenigen indruk op hem te maken , al ware het ook ten koste van zijne goede luim; de naam van den Hertog zoude alles inlichten en goedmaken , zoo slechts eene eerste schrede gewonnen was. De jonge Duitscher vond den inval kluchtig en was humaan genoeg, om een persoonlijk gevoel van kieschheid voor eenige minuten ter zijde te stellen , tot het wezenlijk nut van eenen belangwekkenden patiënt. Tijdig onderricht van het hotel, waar deze afstappen zoude, had hij zyne maatregelen genomen, zooals wij gezien hebben.

Wij hebben onze Heeren nu lang genoeg aan hun souper gelaten. Schilfern had daarbij zijnen Mylord van alles ingelicht, en deze was gelukkig met eenen brief van Espaleto. Ook hadden zij veel van dezen gesproken. De Engelschman , met de veelzeggende kortheid , die hem altijd eigen was; de Duitscher , met die sprekende geestdrift , die hem soms wegsleepte , en die getuigde van zijne innige vereering voor zijnen vriend, en waarbij hij ook den rijkdom van zijnen eigenen geest. en de volheid van zijn hart, zoo ongekunsteld ten toon spreidde, dat Jefferies zich geheel zag weggesleept door het vuur van zijne gesprekken ; en toen eindelijk Schilfern zijn afscheid nam , riep hij met de opgewondene verbazing van iemand , wien een ongehoopt geluk te beurt valt;

»Schilfern , vriend! begrijpt gij, dat ik mij dezen avond niet heb verveeld ? En toch heb ik vaak gegeeuwd bij de fijne geestigheden en de snijdende uitvallen der vernuftigste jongelieden van Parijs. Aardigheden , die zij elkander toewierpen , en heen- en wederkaatsten, en die zich kruisten, en waarbij vonken van wezenlijk genie, onder zooveel los kruit van valsch vernuft, eene goede werking deden. Hoe komt dat ?quot;

))üw hart nam deel in ons gesprek, Mylord /quot;

«Komt gij morgen terug, en vroeg ?quot;

»Zeker! maar onder deze ééne voorwaarde : stipte opvolging van al mijne voorschriften.quot;

»Het is mij volkomen hetzelfde, hoe ik leef. Ik beloof het.quot;

))Ja, maar ik zal u dikwijls moeten tegenstreven.quot;

«Beter verlang ik niet; ik heb acht en twintig jaren geen' anderen regel gevolgd , dan mijne eigene luim.quot;

»Nu dan. tot morgen!quot; en zij drukten elkander met hartelijkheid de hand.

II.

EENE OPVOEDING.

Op een der balkons van de Locanda Inglesa zaten des anderendaags , in den laten voormiddag , twee mannen hunne chocolade te drinken en sigaren te rooken : Lord Glenhouse Villiers en Dokter Schilfern. Op het gelaat van den eersten lag een glimp van vergenoegdheid , waaraan zeker het schoone weder en het schoone uitzicht op die lange rechte straat, eene breede rg van aanééngeschakelde paleizen , hun aandeel niet had- , den toegebracht. Daar zijn menschen , voor wie de Natuur niets is dan een versletene tooneel-dé-coratie, welke zij den rug toedraaien , en die de paleizen maar al te goed kennen als de marmeren loofhutten van ergernis en verveling.

Het was nu ook weder het onderhoud van den dokter, dat hem betooverde. De laatste had lang achtereen gesproken, en bleef nu , in een ernstig zwijgen, zijnen patiënt aanzien. Misschien wekte het vermagerde gelaat, waarvan de vaalblee-ke tint in het heldere zonlicht nog sterker uitkwam , zijn ernstig medegevoel op. Misschien peinsde hij op een middel, om die vermagering in bloei te doen verkeeren, en op die wangen den gezondheidsblos terug te brengen.


-ocr page 151-

LORD EDWARD GLRXHOUSE.

145

In het eind zeide hij : «Mylord j een geneesheer heeft eenigszins de rechten van den biechtvader ; ben ik onbescheiden, zoo ik eenige kennis wensch van uwe vroegere jeugd ? ik spreek 1 minder van feiten , dan van gewaarwordingen.quot; »Heeft Espaleto a niet alles geschreven V' ))Hij mocht immers geen misbruik maken van uw vertrouwen ?,,

»Welnu dan! gij zult alles hooren. Ik heb er niets tegen , om met u van mij zeiven te spreken : maar ik verzeker u, het is geene romantische épisode uit een heldenleven , op zijn hoogst | de langwijlige legende van eene verwoeste jeugd. ))Ik werd wees bjj mijne geboorte: mijn eerste levenskreet klonk te gelijk met den doodsnik mijner moeder. Sir Herbert .Tefteries , mijn vader, was ééne maand te voren gesneuveld. In ! eene anti-Napoléontische luim was hij Welling-! ton naar Spanje gevolgd. Hij vond er , wat hij er misschien zocht, den dood ! Latere inlichtingen omtrent het huiselijk geluk mijner ouderen doen mij dit gissen. Hoe het ook zij , bij mijne geboorte was ik éénige erfgenaam van Warburtonsquare , met een inkomen van vijftigduizend pondreden genoeg voor eene min en den geheelen état-major van de kinderkamer, om den jongen Sir vorstelijk te bederven. Naar hunne wijze van zien , moesten ; zij mij vergoeden wat het lot bedorven had, door mij mijne ouders te ontnemen ; zij schiepen mij ; als een leven van fluweel en rozen , die dwazen !

zij lieten mij niet de vreugde van éénen wensch ; | op mijn derde jaar reeds had ik afgedaan met ieder verlangen: als ik met een' zweem van begeerlijkheid naar de maan opzag, zorgde mijn kamerdienaar voor eene verlichting in mijn park; die haar nabootste. Tot mijn zesde jaar had ik altijd tusschen de vrouwen en de livreien , die mij omringden , eene zwarte strakke deftige figuur opgemerkt, zonder te begrijpen, waartoe zij diende ; toen beduidde men mij, dat het de eerwaarde Doctor Jerobeam Straights was , mij door mijne voogden tot gouverneur bestemd. Zoodra ik nu meer uitsluitend onder zijne leiding kwam, begon hij mjjne ontwakende verbeeldingskracht en de weinige vroolijkheid, die mij nog overschoot , te verstompen en te begraven onder stroeve wetenschappen en talen , op eenen gerekten en neuswijzen verhandelingstoon voorgesteld. Hij propte mij op met Grieksch en Latijn en Godgeleerde stelsels , die ik niet begreep, en waarvan mijn dansmeester zeide, dat ze een jongen erfgenaam volstrekt nutteloos waren. Doctor Jerobeam Straights was een man van het bekroni-penste verstand,. een organisch gebrek , dat hij, zoogoed hij konde, verhielp, door eene hardnekkige vlijt en eene onafgebrokene studie. Zóó bemachtigde hij eene dorre geleerdheid en eene uitgebreide boekenkennis , die zoo mogelijk zijn oordeel nog meer verstompten. Uit eene zekere zucht tot onderzoek, die mij nog lang eigen bleef, trachtte ik mijn voordeel te doen met zijne lessen , en zoodra ik de eerste grondbeginselen van ! het een of ander vak in mijne macht had, bracht J ik het met een weinig je vernuft en eene halve oplettendheid spoedig even ver als hij met zijne j versuffende studie, en spoedig ook konde ik hem doorgronden. Van dat oogenblik af wist ik, dat hij niets was , dan een catalogus en een woorden- j boek . en toch zag ik alle omringenden de diep- ; ste lulde toebrengen aan de geletterdheid en de kunde van dien man; ik maakte mijne gevolgtrekkingen , en ik verloor voor altijd het geloof aan diergelijke meerderheden. Omstreeks dezen tijd wist een zekere Zwitser , in het gevolg van eenen ambassadeur , in Engeland gekomen , mijne voogden te overtuigen van de noodzakelijkheid , om Doctor Straights door een ander te doen vervangen. Die ander was hij natuurlijk zelf. Groves zou het u kunnen zeggen , welke kuiperijen Monsieur Risrotier daartoe gebruikt heeft; want die ! goede man heeft mij nooit verlaten , en hij zag toen zeker scherper dan ik. Nooit had ik Jerobeam Straights liefgehad , en toch zag ik hem met eenige spijt vertrekken ; hij was de eerste figuur uit mijne wereld, die ik zag aftreden, en i het was met het gevoel van een tooneel-minnaar , ! die eenen geliefkoosden treurspelheld voor altijd achter de coulissen ziet verdwijnen. Ik vermoedde onzeker in den Zwitser de oorzaak van deze eerste scheiding, en niet gewoon , ééne mijner gewaarwordingen te verbergen , toonde ik hem met fierheid mijnen onwil. Mijnheer Rigotier had al het vernuft, al de scherpzinnigheid . al de wereldkennis , en al het gezond verstand , dat Doctor Jerobeam ontbrak : maar ook had hij niets van zijne kennis. Het was een koud en dor hart, een koel berekenende egoïst, zonder andere beginselen , dan die van zijn stoffelijk belang; die slecht voelde , maar te beter opmerkte ; die alle ondeugden kende , doorgrondde en natuurlijk vond ; die tot op de drijfveeren van elke deugd was doorgedrongen , en die met een koel oog en eene vaste hand het menschelijk hart tot in de kleinste vezeltjes had ontleed, en die gevonden had.... Gij weet het. Schil fern! wat hij heeft kunnen vinden.quot;

«Het is zoo, men moet aan de deugd gelooven, om haar te zien; men moet zielenadel in zich voelen , om den zielenadel bij anderen te begrijpen , en uw Rigotier , met den mensch-satan in zijn hart, moest ook wel alleen duivelen om zich zien.quot;

»Ik weet het, gij hebt nog van die zoete hersenschimmen. En de Hemel beware mij , dat ih ze bestrijden zoude! Ik verbreek niet gaarne betoo-veringen, die zoo gelukkig maken. — Toen Rigotier by mij geplaatst werd, overwoog hij twee zaken : hij moest mijne voogden voldoen , die ter goeder trouw waren, en hij moest de .meester zijn, of de makker van zijnen kweekeling. Voor het eerste moest hij op mij het overwicht hebben eener meerderheid van kunde ; maar Rigotier had slechts blinkende talenten en eene oppervlakkige, onbestemde kennis , en ik was dertien jaar, en ik bezat reeds. wat hem ontbrak. Ik zoude hem vooruit zijn geweest, en zijne onkunde beschaamd


11.

-J0

-ocr page 152-

LORD EDWARD GLESHOUSE.

140

hebben. Voor het laatste was hij nog niet te oud.! maar .daartoe moest hij mij bevallen; en ik was tegen hem vooringenomen; ik had geene speelzieke luimen , die hij konde inwilligen , en eene verslindende weetgierigheid, die hij bevredigen moest: toch besloot hij, zich van mij te doen beminnen en te gelijk aan mij een wonder te doen , waarover de gansche fashionable wereld zich ' verbazen zoude. Het middel, dat hij daartoe bezigde , was gruwzaam De jonge Lord bracht hier de hand aan het voorhoofd, en bleef in een kort, maar smartelijk gepeins verzonken.

Schilfern zag met diep medelijden op hem. »Zoo dit verhaal u te veel kost, wil ik van Es-paleto. .. .quot; »

))Neen , ik zal voortgaan Slechts denk ik nooit aan dien man terug , zonder te wenschen, dat hij meer menschelijk geweest ware; dat hij zich met mijne bedienden verstaan hadde , om mijn goed te plunderen ; dat hij mijne voogden hadde overgehaald , om mijn vermogen met elkander te dee-len, als eenen goeden buit, en dat ze mij in lompen hadden weggestuwd in de wereld. Ik had dan misschien het hoofd verbrijzeld tusschen de raderen eener stoommachine, of den dood gevonden in de golven , na de schipbreuk van een fregat ; of ik had armoede geleden met eene vrouw en zes kinderen ; maar ik was niet geworden , wat ik nu ben . . . .quot; en plotseling sterk kleurende, en den traan wegdringende, dien hij voelde opwellen , zag Jefferies zijnen geneesheer strak aan, en hernam met eenen kouden glimlach : »Vergeef mij dien zotten klaagtoon ; gij zult mij belachelijk vinden, ik ben anders niet gewoon kinderachtig te zijn, dat zijn van die zwakke minuten .. , quot; En zonder een antwoord af te wachten, vervolgde hij met bitteren ernst: «Rigotier opende voor mijnen onderzoeklust een wijd veld, of liever, eene koude sombere spelonk, waarbij hij mij met vlammende fakkels vóórlichtte. Al zijne harde, j bittere, snijdende ervaring werd de mijne. Hij had het maatschappelijk leven gepeild, van hare morsigste laagten af, tot op hare blinkendste hoogten. Hij had het eerste walgelijk gevonden, en het laatste laf en geesteloos. Al zijne sombere wereldkennis werd de mijne Hij leide den mensch voor mij op de ontleedtafel, en wees mij al zijne vlekken, al zijne rimpels , al zijne plooien , al zijne nietigheid , al zijne afzichtelijkheid, al zijne baatzucht, al zijne laagheid Hij deed mij achter iedere deugd de drijf veer en zien, die haar in werking brachten. Ook wist ik voortaan, dat zij niets konde zijn , dan zwakheid van de besten, huichelarij en berekening van de minderen. Ook spotte-den wij te zamen over ieder vertoon van hulpvaardigheid . van menschenliefde, van vaderlandsliefde, van zelfopoffering. Wij kenden hare gronden. Hij deed mij de vriendschap zien als eene verbintenis van twee belangen , die men verbrak , als de vriend ophield nuttig te zijn ; de dankbaarheid als een woord, waarmede men vooruit de . weldaad kocht, om het recht te hebben , met hr?at te betalen. Do liefde leerde hij mij ken- |

nen als een zingenot, of eene berekening. De vrouwen verdeelde hij in twee klassen. De ééne, die zich overgaven uit wellust en zwakheid , dat waren de beteren , die door de mannen gebruikt werden en vertrapt, en wegstierven in ellende en armoede : en de andere , die met zich zelve handel dreven , en die vastheid van geest en hardheid : van hart genoeg hadden , om te beloven en niet te geven . dan na de plechtige ruiling van den naam en de bezitting des gemaals ; deze maakten de mannen tot hare slachtoffers ; ook leefden zij geoord en gelukkig : zij waren deugdzame vrouwen !

»Ik sprak hem over de godgeleerde stelsels van Straights: hij deed mij hunne gewrongenheid en onnoozelheid inzien , en roemde mij het goud, als den éénigen waarachtigon God van deze eeuw , een1 god van slyk en van metaal, die zijne dienaars afzichtelijk maakt en hard. Hij «leed mij inzien , hoe almachtig de man moest zijn , die dezen God in de handen heeft, en hoe hij , die betaalt, meester was van alles. Hij berekende mij met cijfers, hoeveel iedere gewaarwording en elk genot moest kosten , en hij zeide mij , op hoeveel goud iedere liefde en elke vriendschap doorgaans te staan kwam. Hij bewees mij de kwakzalverij van iedere kunst en de leugenachtigheid van elke wetenschap , het zelfbedrog van ieder geloof en het belachelijke van elke geestdrift. Kortom, dat alles wat men weet op zijn dertigste jaar, maar dat men dan al levende leert, terwijl men het genot heeft van be-toovering op betoovering te zien wegvallen, van hersenschim op hersenschim te zien inéén storten , van zich met schoone zeepbellen en rooskleurige tooverbeelden te vermaken , wist ik op mijn zestiende jaar; de kale naakte waarheid werd koud en loodzwaar op mij nedergeworpen ; geen medelijdend bedrog liet haar voor mij één enkele harer sluiers. Men verflensde mij het hart, vóór het zich nog geopend had ; ik had dorst naar konnis , men wierp ze mij bij volgeschonken bekers in do keel; maar het waren geene liefelijke teugen, geene zoete lafenis ; het was een heete, bittere , walgelijke Zwedondronk , die mij verschroeide en ziek maakte. Ik was nooit dartel geweest, nu verloor ik den laatston zweem van opgeruimdheid. Ik had nooit wenschen gehad , maar altijd toch eene onbestemde verwachting van toekomend geluk. Xu wist ik , dat er niets voor mij te hopen was ; dat de wereld niets konde geven, dat der moeite waardig was, te verlangen. Ik was nooit jong geweest; Rigotior maakte mij plotseling tot een'grijsaard: niet oen'grijsaard, die verzadigd was van genot, maar bij wien do prikkel voor elk genot verstompt was, vóór hij genoot. En toch, het moet zoo zalig wezen , jong te zijn; te ge-loovon aan de woorden van anderen , aan de da-don van anderen, aan de vroolijkheid van anderen ; liefde uit sc'ioone oogon in te drinken ; met vertrouwen aan de oprechtheid van ande-j ren te gelooven en toornig te kunnen worden , omdat men bedrogen wordt: wel te doen , met ; hot geloof aan de dankbaarheid; iedere roos te

-ocr page 153-

147

plukken en de doornen niet te zien . vóór men ze voelt: zich in gewaarwordingen te bedwelmen en niet vooraf te weten . dat ze betaald moeten worden; zich op te winden in geestdrift voor vriendschap en schoonheid , en deugd , en zielenadel , en poëzij , en kunst. en te gelooven aan de vriendschap , aan de schoonheid ; aan de deugd en de kunst; in verrukking te zijn bij elk vertoon van hartstocht: in vuur te kunnen zijn bij elk zinbedrog der kunst; alles te zien zooals het schijnt; alles te houden voor wat het zich uitgeeft ; te hopen, te verlangen, te verwachten, te gelooven, niet te weten .... kind te zijn ! O!quot;

En de Engelschman liet het hoofd op de borst zinken , en hield de beide handen voor de oogen.

Schilfern begreep de brandende behoefte van dien man bij zijne onmacht, om er aan te voldoen. Hy overzag al de uitgebreidheid van dien zedelijken moord, waarover men hem klaagde; hij zocht in zich zei ven het woord , dat zoovele smarten moest lenigen , en zooveel ledigheid aanvullen , en hij vond er slechts één; maar dat moest niet te vroeg gebruikt worden, hy was nog zoo sterk in zijne zwakheid, nog zoo spitsvondig in zijne onkunde ; zijne overtuiging was hem nog een zoo machtig wapen , dat de men-schenliefde en de vriendschap nog voorzichtig moesten zijn met hare hulp. Ook zeide hij alleen met eene diep bewogene stem : — «Beklagenswaardige !''

)gt;Niet waar , het was onbarmhartig, den doodenden rijm der werkelijkheid zoo eensklaps neder te werpen op de bloesems der jeugd ? O! als ik een' zoon had gehad, ik had hem laten opvoeden i door Spaansche monniken ; die hadden hem ge-I leerd , zijn kruis te maken , en met een geloovig ! oog reliquieën te kussen ; hij zoude een' biecht-; vader gehad hebben , die hem leerde knielen voor beelden , en vertrouwen op eenen naam. — Dan had ik hem in de wereld gestuwd, zonder raad en zonder waarschuwing, op gevaar af v?n hem te zien vallen in ieileren strik, en ter prooi worden van iedere verleiding: maar hij zoude genoten hebben ; hij zoude gedweept hebben : hij zoude hersenschimmen gehad hebben , en tooverpaleizen opgebouwd , en in Eldorado's gewandeld : en als dan de hersenschimmen rook waren geworden, en de tooverpaleizen ingestort, en de Eldorado's verwoest, dan zoude hij een' hemel boven zich gezien hebben, om er een' vertrouwenden blik op te richten , in het midden van zijne wanhoop ! Mijn zoon ware gelukkig geweest!

«Rigotier had mij al zijne ledige , maar schitterende talenten medegedeeld. Ik danste, schermde, i reed te paard, speelde fluit, sprak de nieuwere talen, wist van alles mede te praten, had mij al het vlugge, levendige en gepaste zijner manieren eigengemaakt, verstond mij op paarden, op honden, op wijn, op vrouwen, op kleeding , zonder iets van dat alles te begeeren , of het anders te beschouwen . dan als den noodzakelijken nasleep van den rijkdom , en was alles geworden, wat Mijnheer Rigotier van mij had

willen maken. Ook had hij de zelfvoldoening, van mij, op mijn zeventiende jaar, aan mijne voogden te kunnen voorstellen als een' volmaakt Gentleman. Die goede menschen, een paar oppervlakkige vossenjagers . die zitting hadden in het Parlement, waren zich zelve niet van verwondering over het meesterstuk van den Zwitser ; zij juichten hunne eigene keuze toe in zijn werk , en zij vonden het noodig , dat dit model van Highbreeding ten spoedigste in tioble de society poseeren zoude.

»Ingeleid door Mylady Saunders, de echtgenoot van een' hunner, en gevolgd door Mijnheer Rigotier , trad ik , in net beste van de season , de cercles binnen Gij kunt u de uitwerking denken. Zoo wèl opgevoed, schatrijk, stamhouder van een oud en edel huis , een uiterlijk , dat niet erger was dan dat van anderen , en nog jong! Dat-was een heerlijk aas , dat men daar in hun midden wierp. Wat moest die jongeling licht te vangen zijn ? hoe gemakkelijk te roeren ? hoe zou hij zich vergrijpen aan eiken schyn ? hoe weinig zoude het kosten , hem te betooveren en in verwarring te brengen ? Ook bestormden zij mij met liefkoozingen; zij zouden mij verstikt hebben onder hunne aanbidding; zij trachtten mij dronken te maken door hunnen wierook. Bah ! wat waren die groote menschen klein voor mij , wat waren die hooge Pairs van Engeland kruipend! Wat waren die deugdzame vrouwen veil!

»Hoe bitter glimlachte ik tegen Rigotier, toen ik alles vond , zooals hij gezegd had : met hoeveel dank drukte ik hem de hand, en hoe trotsch nam ik mij voor, dien menschen met onbeschaam-den spot te betalen ! Het spreekt van zelf, dat niets mij verwonderde, of verrukte , of in geestdrift bracht. Maar mijne koude en mijn holder zien golden voor fashionable onverschilligheid, voor het hoogste toppunt van de kunst mijns opvoeders.

»In mijn kasteel op het land opgevoed , had ik nimmer den schouwburg bezocht. Mijn gouverneur bracht my eerst achter de coulisses , vóór hij mij in de loge leidde. Ik kende de gansche machinerie van het ballet, al de kleine oorzaken van de groote gewaarwordingen in de Opéra. Ophelia en Desdemoua zouden mij misschien geroerd hebben ; maar hij had mij getuige laten zijn van de repetition, en van de soupers der prima donna. De schoone oogen van de jeugdige Misses , die smachtend naar mij opzagen , hadden misschien iets in mij kunnen opwekken, dat naar gevoel zweemde; maar ik dacht aan den goeden handel, dien zij voorhadden: de blikken der moeders waren sprekend genoeg; maar ik wist wat zij beoogden , en ik draaide mij om met eene lachende buiging; de vriendschap der vaders was mij ergerlijk , en bij de handdrukken der jongelieden knoopte ik mijn' rok toe. Ik dacht aan mjjne banknoten. Ik juichte mij zeiven toe in mijne vroegwetendheid; maar terwijl ik juichte , drong zich de gedachte bij mij op aan iets groots , dat ik verloren moest hebben , en aan iets kostbaars, dat ik miste : ik dacht toch wel ééns , dat het


-ocr page 154-

148 LORD EDWARD GLENHÖUSE.

schoon moest zijn , om in die vrouwen engelen te kunnen zien , en in de mannen reclitschapen menschen , en in die jongelingen boezemvrienden, en in die vermaken vreugde , en in die pracht iets anders dan poppenspel en klatergoud. Ik was nooit vroolijk onder de tuimelende dansen; ik peinsde te midden van die wemelende menigte ; ik kreeg het glasachtig starend oog van den krankzinnige , de diepe trekken van den denker, de blauwe oogcirkels van een', die niet slaapt , de ingezonken wangen van den tering lijder. Dit ontrustte mijne voogden; de vader van mijn naasten erfgenaam begon reeds te denken aan de toekomst van zijnen zoon. Rigotier zelf, die op mijne meerderjarigheid rekende , voor zijne toekomst, — want hij had zijn doel bereikt: ik was vreemd aan alle menschen , en ik was zijn broeder geworden , — begon in te zien , dat de verwoesting mij al te diep koude aangegrepen hebben , dat, onder al die bouwvallen der ziel, het lichaam ook wel eens tot puin koude inéénzinken, en dat er toch iets gedaan moest worden , om mij uit deze levenloosheid op te wekken. Ik had den toer nog niet gedaan ; Mylord Saunders vond goed, dat wij reizen zouden. Rigotier dreef mij voort in eenen aanhoudenden roes der zinnen, waarbij ik niets genoot, maar waarin ik mij zocht te bedwelmen , en waarmede ik het ledige in mij trachtte aan te vullen. Die gekochte vermaken konden mij slechts bet lichaam afmatten, maar niet de borst verwarmen. Ik zag Parijs: maar ik wist vooraf, wat ik er vinden zoude; ik zag Wee-nen , Petersburg , Berlijn , alle hoofdsteden van Europa: zij geleken elkander als tweelingzusters ; de menschen , die ik er vond, hadden één' familietrek , dien ik, hoe ook afgewisseld , onder eiken vorm , onder elk vernis, onder elk blanketsel, herkende : de zelfzucht; als zij mijne guineas zagen , was ik voor allen de God. Eens, dat was nog te Weenen , zond eene beeldschoone Barones, de eerste, die ik met cenige warmte iets aardigs gezegd had, mij een briefje , dat mij den lust gaf haar te gaan zien. Rigotier lachte mij uit, toen ik twijfelde, of ik slagen zoude. Hij bewees mij , dat die vrouw geschenken aannam van hare minnaars ; ik zond haar het briefje terug , met eene beurs : dat was zoo omtrent mijne eerste liefde. Een Kolonel van de Garde , haar minnaar, daagde mij uit. Ik liet hem op mij schieten ; maar ik had geen' lust eenquot; man te vermoorden , om eene vrouw. Ik wierp hem mijne pistool voor de voeten , en zeide hem, dat ik afzag van mijn recht, om hem een' kogel toe te zenden. Hij was voldaan met mijne woorden ; ik wist, dat hij schulden had ; ik betaalde zijne schulden ; ik geloof, dat die man mij edelmoedig noemde. Dat was ééne mijner vriendschappen. Ik speelde zeldzaam, het spel had voor mij geene uitkomst en geene verrassing. Te Londen had mijn Zwitser mij bij Crockford gebracht, niet zonder mij echter vooruit in te wijden in al de geheimen van Crockford. Ik vond het souper minder smakelijk dan ik gewenscht had , en den wijn niet beter dan

in mijn eigen huis. Ik zag spinnen en grieken in iedere bevallige onbekende . die mij naderde. Ik wierp mijn geld op de groene tafel, en draaide haar den rug toe , om in de zaal rond te zien naar de gezichten van de anderen. Ik won ; ik wierp mijn goud toe aan den eersten speler, die mij in het oog viel, en ik zette niet weder. Crockford ergerde zich ; mijne voorname in trod)triors verwonderden zich : maar de hel liet mij voortaan met vrede. Te Spa offerde ik van tijd tot tijd eenig goud aan de hydra van het spel, om die andere hydra, die mij verteerde, voor een paar uren te verjagen. Eens zag ik er een' oud man , een' Graaf, met grijze haren , eenquot; krijgsman , die ridderorden op de borst had en litteekens j op het voorhoofd , hijgend uitgeput, wanhopend, i voorover nedervallen op het helsche laken. Hij rukte ! zich de grijze haren uit het hoofd : hij krabde zich de naakte borst bloedig ; hij verwrong de gelaatstrekken akelig, als een krankzinnige. Hij had het huwelijksgoed van zijn éénig kind verspeeld. Ik rukte hem weg van de plaats; want ik kon hem niet zien onder die koele gezichten, die voor hem , zonder medelijden , waren : want hij vertraagde hun spel; ik drukte hem mijne portefeuille in de hand, daar was meer in dan hij verloren had. Die grijsaard knielde voor mij , jongeling; die grijsaard bood mij , vreemdeling. zijne éénige ! dochter aan ; hij zoude haar in de hand van Satan gegeven hebben ! Ik begreep , dat hij hoopte, dat ik haar zonder bruidschat zoude nemen. Ik stiet hem terug, en reisde verder. Het meisje moet een engel van schoonheid zijn geweest, eene onschuld , zooals men zeide. Wij trokken naar Italië. Ik was Italië, te Pisa , reeds moede ; toch moest ik Rome en Napels gezien hebben. Rome stelde mij meer te leur, dan iets anders. Ik had de St .-Pieterskerk trotscher gedacht, de Vaticaan-sche Zuil grooter. Het poppenspel der Heilige quot;Week ergerde mij. Ik vond den Paus een' niets-beduidenden grijsaard, en de Kardinalen onhandige pel it-ma ilres. Het Pantheon gaf mij niet den indruk , waarop ik gehoopt had. In het Vaticaan zoude ik de loggie van Rafaël bewonderd hebben ; maar de zotte menschen-groep om mij heen , de waanwijsheid hunner aanmerkingen, de koude i trekken , bij den afgesproken' gloed hunner woor- i den , hinderden mij tot walgens toe : ik ijlde van- |

daar. Eindelijk vond er iets plaats.....Het was

te Napels ; ik was toen negentien jaar; ik gaf een feest aan den jongen adel van Napels ; ik ! gaf altijd feesten , als ik mij buitengewoon onge- i lukkig voelde. Het was een schitterend feest, zoo men.....quot;

In verstrooiing liet Lord Glenhouse Villiers de oogen ronddwalen over de lange rechte straat; een stoet van jongelieden en vrouwen. allen te paard, kwam haar oprijden. Schilfern , die zelf wellicht eenige afwisseling zocht voor het eentonige van een zoo lang gesprek, zag ook henen naar den kant , vanwaar de cavalcade afkwam ; de eersten van den trein waren onder het balkon, toen .Tefferies zijnen laatsten volzin uitsprak.


-ocr page 155-

LORD EDWAKD GLENHOÜSE.

•149

»Mijn God! ik heb toch bespottelijke inbeeldingen riep deze, terwijl hij nog ééns naar beneden zag, en zich over het voorhoofd wreef, als om eene herinnering te gemoet te komen.

5Wat kan dat zijn, Mylord?quot; riep Schilfern , naar hem toeijlende, ))gij wordt bleeker.quot;

»Het is niets , volstrekt niets .... een gezicht , dat ik meende te herkennen .... wie is die vrouw?quot;

»Welke r

))Die vóóraan reed, op dien appelgrauwen i schimmel.quot;

i »Met die donker purperen amazone ?quot; De En-: gelschman knikte toestemmend.

»Dat was de Signora Horatia.quot;

9 Weet gij meer van haar ?quot;

vZeer veel !quot;

»Ik moet alles weten , wat haar betreft.quot;

))Ik zal u alles verhalen , maar nu niet; gij wordt hoe langer hoe bleeker , en dat aanhou-: dend spreken heeft u te veel ingespannen.quot;' De Engelschman hoorde dat reeds niet meer; zyn hoofd : viel koud en mat in den arm des dokters neder. I De krachtvolle Duitscher droeg zijnen verzwakten : lijder in de kamer terug, en leidde hem op eene . ottomane, waar hij hem al de hulp deed toekomen, die zijn toestand vereischte.

III.

EKN WOORD VAN NAPELS.

Nog in den avond van dienzelfden dag bezocht I Schilfern zijnen lijder, dien hy eenigszins uit zijne ! gewone inertie vond opgewekt.

I )gt;Gy hebt mij naar u doen verlangen. Dokter!quot; ' j »Juist! Gij zijt nieuwsgierig naar hetgeen ik u , zeggen zal, van de Marchesa Horatia.quot;

i »Het is zoo; ik stel er belang in, om «//es te ' weten, wat haar betreft; maar houd mij niet voor den romanesken dwaas , die bij iedere her-I kenning in onmacht valt. Zonder dat , had de vermoeienis mij evenzeer in dien toestand ge-i bracht, waarin gij mij dezen morgen zaagt ; ik moet echter erkennen , dat het toevallige van dit wederzien mij trof; ik wilde juist over haar spre-! ken, zoo die vrouw ten minste is. wat ik vermoed.quot;

«Zoude het niet goed zijn , dat gij mij eerst i inlichttet ? ik zoude licht uw gevoel kunnen kwet-i sen . . .

«Denk niet, dat gij mij nu nog iets van haar 1 zeggen kunt, dat mij treffen zal. Ik had ge-I dacht, ik zou bijkans zeggen gehoopt, haar in ongunstiger toestand terug te vinden. Ik waande : haar ver vanhier. Ik wil niet ontkennen, dat zij het is, om welke ik Napels nog ééns weder zien moest.quot;

»De Marchesa Horatia is ook van Napels. Het i is misschien ééne van de schitterendste vrouwen, ! die men zich denken kan. Sedert twee maanden. | dat zij hier is, bezielt zy alle cirkels. Zij kwam j toen van Napels, in gezelschap van den jongen , Graaf Oloferno Mancini. dien al onze dames haar benijden.quot;

Terwijl Schilfern dit zeide, vestigde hij zijn dóórdringend oog op Glenhouse, als wilde hij de gewaarwordingen peilen , welke zij moesten opwekken. Maar geen zweem van eenige beweeglijkheid of aandoening teekende zich op zijn gelaat; hij speelde met de eenvoudig zwarte koord van zijn | lorgnet, met eene koelheid , alsof hij alles wist , ' i wat er volgen konde.

))De zonderlingste geruchten omtrent de Mar- ' 1 chesa zijn er in omloop,quot; hervatte Schilfern. I «Men zegt haar gehuwd aan den jongen Prins | Luigi Palcetti!quot;

Eensklaps sprong de Engelschman van zijne sofa op. i

«Bij den Hemel! dat is eene logen , dat kan ' niet waar zijn.quot;

))En toch loopt er veel samen , om dat waar- i schijnlijk te maken. De Prins , ofschoon de laat- j I ste van zijn geslacht, weigert hardnekkig elke partij , die zijne bloedverwanten hem voorslaan. Zelfs zegt men, dat hij , nog zeer in het kort, eene luisterrijke verbintenis geweigerd heeft, die j aan het Hof was geschikt geworden Een ander bewijs is dit: Het Hof van Turin, hoe preutsch en uitsluitend ook, ontvangt de Marche-! sa. Hoewel niet in de bijzondere vertrekken der | Koningin , is zij toegelaten op de gewone recep-| tics . . . .quot;

«Dokter! zooals ik die vrouw ken, was ik op elke dwaasheid en elke schande van haar voorbereid. Maar inderdaad , dit is vreemd , dit is zoo zeldzaam vermetel, .... die vrouwen! Mijn God ! ze zouden zich aan een schavot wagen. om eene luim in te willigen. Op mijne eer ! laat Lady Jefteries voorzichtig zijn , mijn geduld mocht eens een' maatstaf nemen aan hare trouw.quot;

«Lady Jeöeries i'1

»Wel ja , Schilfern 1 zij is mijne vrouw ! Begrypt j gij het u , hoe zij het waagt. . . . ?'*

«Is het mogelijk, Mylord! en gij zegt mij dat zóó?quot;

«Meent gij dan, dat deze Horatia nog iets voor mij zijn kan ? Alleen wil ik weten : in hoeverre zij mijnquot; naam misbruikt . . . . ?quot;'

«Dan zal dat huwelijk met Palcetti een sprookje zijn? en dan is misschien waar, hetgeen sommigen vermoeden, dat zij in eene nauwe betrekking staat tot een' zeer doorluchtig persoon , te Napels, en dat Oloferno niets is, dan een dekmantel, en deze reis naar Turin alleen een voorwendsel, om ! Voor eenigen tijd de openbare aandacht af te leiden, Hoe het ook zij , er ligt een diepe sluier over het vroegere , en de vele, zich kruisende geruchten maken elkander onwaarschijnlijk.quot;

De Engelschman was in een diep gepeins vervallen , terwijl zijn geneesheer sprak ; eerst toen deze ophield , ontwaakte hy daaruit, alsof dat zwijgen zijne aandacht trok.

«Schilfern! gij begrijpt, dat ik haar zien moet. ...quot;

«Niets is gemakkelijker , Mylord ! gij hebt zeker uwe aanbevelingsbrieven van Monsignor Es-paleto nog niet afgegeven ?quot;


-ocr page 156-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

»Neen! want ik dacht ze niet te gebruiken. Nu dien ik ergens te gaan , waar ik Mancini ontmoeten' kan. De Marchesa ziet zeker menschen aan haar huis ?quot;

öHare con verzatione is de meest bezochte van Turin.quot;

»Dat kan niet anders: als die vrouw behagen wil, behaagt zij. Welnu, zij zal een' gast meer hebben in kaar Salon.quot;

«Gij hebt dan lust , de rol van een Dramaheid op u te nemen , schitterend blozende wangen te doen verbleeken , glinsterende oogen dof te maken en eene onmacht au beau milieu dhin hal!quot;

wFoei, Dokter ! foei! meent gij, dat ik zulk | een' belachelijken ophef zoude willen maken om niets ? Toen Lady Horatia zich eenmaal overtuigd had , dat hare vrijheid meer waard was dan hare aanspraak op mijn vermogen en rang , heeft zij gehandeld zooals elke vrouw zoude gedaan hebben , en ik zal niet boosaardig genoeg zijn , om haar geluk te storen! zoo ik wist, dat er flauwten en bleek e wangen te zien waren , geloof mij , ik ging haar niet zien te midden van die menschen. Alleen wil ik weten, in hoeverre zij mijn' naam mengt onder hare dwaas-i heden: en dat andere huwelijk zoude mij zeer in den weg zijn, omdat ik nog ééne hoop heb voor het leven, nog ééne enkele flauwe hoop, die Espaleto in mij heeft opgewekt. Schilfern ! gij, als geneesheer, dringt dóór tot in het binnenste van ieder huis, tot op de plaatsen, waar men i de afgesprokene waakzaamheid over zich zelve vergeet! gij ziet zoowel het negligé der ziel, als i dat van het lichaam .... Gij zoudt kunnen weten .... Maar neen , dat is een dwaas denkbeeld : hoe kan ik nog de zotste aller hersenschimmen voet geven ?quot;

»Spreek slechts uit, wat gij van mij wenscht.quot;

))Zoudt gij kunnen ontdekken, of zij een kind met zich voert? Een kind! een lief aanvallig kind, met zwarte oogen ; de haren, met blonde lokken, 1 als de mijne. Een zoon , eene dochter, een kind! Een kind zeg ik . en toch , als ik beter nadenk, moest een zoon reeds een knaap zijn, en het meisje eene aankomende jonkvrouw!quot;

Dit was de eerste maal, dat Schilfern zijnen lijder in eene soort van opgewondenheid zag; ook wist hij van nu af, welken toets hij moest aanslaan , om dit ontstemde speeltuig nog eenen klank te ontlokken.

Zulk eene ontdekking, in de hand van dezen arts , was als de ontdekking van een specificum. Ook zag Schilfern nu op hem met eenen blik , waaruit weder het woord te lezen was , dat hij vroeger gesproken had : ))Gij zult leven!quot; i Toch gaf hij met losse koelheid ten antwoord ; »De Marchesa schijnt meer te willen schitteren door frissche levenskracht, dan belang wekken door kwijnende zwakheid. Zij beheerscht zoozeer de mode , dat zij het niet noodig heeft gevonden, mij van tijd tot tijd te laten roepen. Ik zal niet bij haar kunnen gaan , dan nadat ik door u ben voorgesteld.quot;

»Dat is jammer; ik had u zoo gaarne op verkenning uitgezonden ; ik zal dan tot zoolang geduld moeten hebben.quot;

»Zoude het u te veel inspanning kosten, mij alles , wat Lady Horatia betreft, mede te deelen ?quot;

»Dat juist niet, maar wij hebben reeds meer over haar gesproken , dan mij lief is. Vertel mij liever van Espaleto.quot;

«Vergeef mij ! ik moet er op aandringen , dat gij ditmaal weer de kosten van het gesprek op u neemt. Het kan niet anders, of het moet u de eene of andere aandoening geven , en al wat u opwekt, is u goed. In ernst, ik eisch het, als geneesheer.quot;

»Tiran ! gij hebt het geheim gevonden, om mij altijd te doen praten, en dat is waarlijk eene zegepraal , • die gij op mijne traagheid bevochten hebt. En ook waartoe dienen die vele woorden? men geeft zich moeite, en verveelt anderen. Maar nu gij het eischt, steekt gij zelf uwen hals in den strik ; want mijne legende is lang. en ik vertel slecht.

)gt;Zooals ik dan zeide , ik was te Napels Ik was daar omringd van eenen zwerm jongelieden. Allen vroolijk , zooals men het zijn kan , in den eersten gloed van het leven : een leven , dat zij genoten door alle zintuigen. De vreugde zoekende , waar ze te vinden was, zonder voor- of achterwaarts te zien , zonder onderzoek of nadenken. Ik had er behoefte aan, hen om mij heen te zien , om mijn verkleumd leven te verwarmen aan hun levensvuur, en zij verdroegen den somberen Timon , die hunne dolle uitspattingen betaalde , die hunne grilligste verzinsels tot wezenlijkheid bracht, die al hunne buitensporigheden inwilligde en ondersteunde, op hoop, dat de dampen van hunnen roes hem een weinig bedwelmen zouden, en opdat hunne beminnelijke uitgelatenheid hem een weinigje mocht opheffen uit zijne matte lusteloosheid.

»Op dien avond , waarvan ik reeds gesproken heb, gaf ik een feest, waarbij heel Napels toeliep : een feest, met versierde zalen en verlichte boschjes : een feest, waarop zich alle vermaarde schoonheden vereenigd hadden, al de gevierde Célimcnes van de Opéra, al wat in de Balletten schitterde! Het was een wild en tuimelend feest, waarvan de bedwelming zelfs op mij terugwerkte; ook was ik in eene bijna ongekende opgewondenheid. Wij hadden de champagne in ijs, en de punch brandde in de bowls! Ik dronk nooit punch ; maar reeds de geur benevelde mij. Er werd veel over vrouwen gesproken. Zij lachten mij uit, dat ik koel bleef bij al de schoonheden, die hen in verrukking brachten.

»Ik zeide hun , dat ik de vrouwen vermijdde, omdat ik niet dacht te huwen, geene liefde wenschte , die betaald moest worden, en niet aan den hartstocht geloofde.quot;

))»Dat komt, omdat gij de Leeuwin van Napels niet kent!quot; riepen sommigen.

»))Wie is dat?quot;

» )j Horatia!quot;


-ocr page 157-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

151

»»Wie is dat, Horatia?quot;

))»Gy zijt wel een Engelschman, en een vreemdeling te Napels, om Horatia niet te kennen! — De bloem , de parel van onze stad! — Onze Madonna van allen , die wij aanbidden , naast de andere. — Aan wier altaar wij allen onze harten nederleggen, en onze waskaarsen opsteken!quot;

ygt;«Maar die ook van marmer is, als een Madonnabeeld!quot;

» «Wier grillen schitterend zijn, en aanbiddelijk schoon , als eene uitbarsting van onzen Vulkaan, bij een' helderen nacht.quot;

»gt;:Schaam u! Horatia niet te kennen!quot;

» «Maar! gij kent haar dan allen ?quot; vroeg ik.

» «Wij aanbidden haar , helaas ! door de jaloezieën heen ; wij brengen haar onze hulde in de Opéra, op den corso en in de con veria t ion c : maar , ziedaar alles! Zij is sedert eenigen tijd ongenaakbaar.quot;

»«Ongenaakbaar!quot; lachfe ik ongeloovig.

««Zeidet gij niet, dat zij eene vrouw was?quot; vroeg Rigotier.

««Neen , in waarheid! sedert zij aan den Prins Palcetti behoort, is zij streng geworden, sluit zich op, is preutsch tegen hare vorige vrienden, en ziet niet anders, dan eerwaardige mannen en deugdzame vrouwen.quot;

««Uwe Horatia is dus eene huichelaarster?quot;

««Zij geeft zich die moeite niet: zij vertoont zich niet anders dan zij is! Maar deze ergerlijke deugd is nu éénmaal eene luim, zooals het er vroeger eene was, om gemaskerd onder de danseressen van het ballet mede te dansen. En eene luim van de Signoza Horatia is, zoolang zij duurt, rotsvast.quot;

««Eene poging om haar te overreden , zoude eene ongerijmdheid zijn quot;

»')Eene ongerijmdheid?quot; riep ik: «dat is juist mijne zaak. Ik neem op mij, Horatia onder u terug te brengen.quot;

««Onmogelijk, gij! Gij hebt immers elke houding tegenover eene vrouw vergeten, en willens verleerd.quot;

««Of nooit gekend?quot; voegde een ander erbij.

««Bedenk toch, dat Sorelli zelf niet geslaagd is !quot;

««Eene reden voor mij , om te beproeven.quot; Ik weet niet, welke booze geest mij dit besluit ingaf; maar ik weet wel, dat, toon ik het luide had uitgesproken , en vooral, toen die anderen het betwistten en onuitvoerlijk noemden, het bij mij een onherroepelijk voornemen werd. Ik gevoelde op ééns , dat ik eene vervulling vóór mijnen tijd zoude hebben, eene bezigheid, waaraan ik iets belangwekkends hechten kon ; iets, waarbij mijne ijdélheid geprikkeld konde worden of gewond.quot;

««Maar breng mij een weinig op de hoogte van het terrein ?quot; ging ik voort. «Hoe leeft zij ? wie is zij eigenlijk?quot;

««Zjj woont bij den ouden Prins Palcetti; een' grijsaard van zeventig jaar . die niemand bij zich heeft, dan zijn' kleinzoon Luigi, een' knaap van zestien jaar.quot;

««En het grappigst is, dat de grijsaard en de knaap beiden in vollen hartstocht voor haar ontvlamd zijn.quot;

gt;. «En hunne ijverzucht is als die van twee tijgers , die te zamen ééne prooi in het oog hebben.

««De jaloezie van den grootvader is de ééni-ge reden , waarom de kleinzoon reizen moet.quot;

««En gij zoudt mij willen doen gelooven , dat eene jonge vrouw uit vrijen wil wegkwijnt , tus-schen een' grijsaard en een kind ?quot;

»«Zoo is het. Vroeger was zij gehuwd aan den Marchese di Zoni. Gedurende dit huwelijk was zij voor ons eei.e Godin ! Toen zij weduwe werd , ging zij wonen bij Palcetti. en van toen j af was zij voor ons verloren.quot;

««Gij zult haar terug hebben.quot;

»«Door u?quot; riepen verscheidenen , bijna spottend.

««Door mij. Mijn beste rijpaard tegen een' muilezel, zoo ik geen woord houde.quot;

««Dat is u gehouden.quot;

««Maar zie onzen somberen menschenhater , onzen kouden loochenaar der liefde! reeds is hij ontvonkt voor onze schoone , alleen op het woord | af.quot;

««Wat zal het dan niet zijn , als hij haar ziet ?quot;

««Neen , ik zal niets voor die vrouw gevoelen ; ik zoek haar niet voor mij zeiven!quot; zeide ik , en verliet in haast de zaal. Zij waren gewoon. dat ik mij aan hunne orgieën onttrok.

«En toch kende ik mij zeiven niet, toen ik die laatste woorden sprak. Reeds boezemde mij die vrouw belang in. Het was toch niet eene vrouw, gelijk eene andere. Zij scheen zich niet uit te geven voor iets beters , dan zij was. Gee-ne koperen munt, die onbeschaamd den stempel van eene gouden wilde dragen. Zij was ten minste vrij en open in hare ondeugd ; zij scheen geene winst te willen doen met huichelarij. Die jonge lichtzinnigen , die haar zoo wèl kenden , geloofden allen aan de waarheid van haar gedrag. Die vrouw kon wel beter zijn dan haar naam. Dat waren zeker de waarachtige indrukken , die mij dat losbandig cyniek gesprek gegeven had , maar die ik mij zeiven nog niet bekennen wilde, of waarvan ik mij geene rekenschap wist te geven. Ik verbeeldde mij alleen , dat ik slagen wilde , om niet voor een' ij delen praler door te gaan, en dat ik de eerste maal, waarbij ik mij in eene intrige mengde , ook een' greep moest doen, welke al die gewone jongelieden in verbazing moest brengen.quot;

«Gij waart toen voor het eerst negentien jaar ,quot; sprak Schilfern, het lange verhaal van zijnen patiënt afbrekende , als om hem te doen adem scheppen.

«Ik had er ten minste al de onnoozelheid van , niet waar ? Zoo weinig te weten , wat er eigenlijk in mij omging O ! ik had moeten vluchten, mij door al die dwazen hebben laten uitlachen , en alles ware beter geweest.quot;


s.r3sa!6«BBC5SKgt;:

if IIIIII li—JMW S

-ocr page 158-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

■152

»Wie weet, of er nog niet veel te herstellen zal zijn !quot;

))Gij kent het einde nog niet.quot;

»En toch geloof ik er het beste van ; maar thans zult gij weldoen, u een weinig te verpoo-zen : waarlijk , uwe pols verheft zich , uw bloed vloeit sneller ; die herinneringen hebben u sterker aangegrepen , dan gij hebt willen toonen : foei! u te verbergen voor mij!quot;

))Niet waar ? gij legt mij thans het zwijgen op, omdat u de vertelling verveelthernam Glen-house , het antwoord ontwijkende , met eene poging tot glimlachen; maar het zwakke lichaam van dien jongen man ondersteunde altijd zeer slecht de pogingen1 zijner ziel , om eene weekheid te verbergen , waarover hij zich schaamde ; ook was de lach niets dan een pijnlijke zenuwtrek, en te gelijk zonk hij uitgeput in zijnen armstoel terug.

Schilfern diende hem zwijgend een geneesmiddel toe ; daarop volgde eene lange pauze. Het oog van den Duitscher viel op eene gitaar, die nevens de ottomanc lag. gt; Houdt gij van muziek ?quot; vroeg hij.

«Ik heb wel eens gezongen : de zang is die kunst, waarbij de minste kunstenarij mogelijk is.quot;

En zonder iets te zeggen, nam Schilfern de gitaar ; hij was werkelijk kunstenaar , als hij een speeltuig in handen had ; maar een kunstenaar, bezield met eene geestdrift. die zich telkens meer en meer opwindt, en die de kunst neemt, als de meest roerende taal van het gevoel. Een schitterend voorspel zag zich spoedig vervangen door een keurig accompagnement, dat toen eene stem begeleidde, wier zuiverheid alleen te vergelijken was bij hare liefelijke welluidendheid en juistheid van uitdrukking. Iedere toon was een hoorbaar beeld, zooals de poëzij en de schilderkunst er zichtbare geven , en iedere klank was eene gewaarwording , die in de ziel greep , en haar naar eene ongekende wereld van zoete aandoeningen opvoerde.

De jonge Lord had toegeluisterd met een genot , dat zich al meer en meer op zijn gelaat teekende. Zijne oogen kregen meer levendigheid; zijne wangen kleurden zich met een flauw blosje ; hij hief zich op uit zijne onverschillige houding; hij luisterde als iemand, die het gehoorde wil indrinken. Toen Schilfern geëindigd had, riep hij met eene stem , wier luide toon eene geestdrift uitdrukte, waarover de zanger zelf zich verwonderde:

»Ik heb het altijd gedacht: daar is niets heerlijker dan de menschelijke stem, als een edeler doel. dan dat der hebzucht, haar bezielt; als zij zich niet behoeft te wringen naar de eischen van een publiek , of een angstig streven naar toejuiching haar ontsiert! Gij hebt een talent, dat heendringen zoude door de ijsrotsen van Spitsbergen ! i Ik heb nooit een' opera-zanger kunnen uitstaan, i Zult gij meer voor mij zingen ?quot;

«Misschien , ik ben er zelden toe gestemd : maar j gij zult nu toch moeten erkennen , dat er nog ! fijne snaren in u ongebroken zijn gebleven , die j men slechts juist behoeft aan te spreken , om betere klanken te hooren, dan de charivari van volle geldzakken tegen een ledig hart. En wat dunkt u , zou die vatbaarheid voor de indrukken der muziek alleen liggen in de fijne bewerktuiging van het oor , in een paar zenuwen der hersens ? Denk daar eens over na ; en nu , goeden nacht!quot; En hierbij zag hij Glenhouse ernstig en veelbeteekenend aan , drukte hem met gevoel de hand , en verwijderde zich.

»0 ! eene wereld van zulke menschen ?quot; zuchtte de Engelschman, terwijl hij hem naoogde. »En eene ziel, om hen te verstaan ! Eene ziel. .. .quot;

En hij verviel in een diep gepeins.

IV.

DE MARCHES A IIOUATIA.

De schitterende vrouw! daar hadden Schilfern en de Engelsche Lord en de jonge Napolitanen, van wie hij sprak, wel recht toe. om deMarchesa Horatia di Zoni zoo te noemen. Inderdaad , men moest haar zien in het midden van die cirkels , waarvan zij de ziel en de zon was, met die oogen van vlammen en tranen , vol vuur en gevoel; met die spranken van vernuft en uitbundige vroolijk-heid en onafgebrokene scherts , welke zij om zich heen wierp , kwistig en lichtzinnig. als kostte haar eene geestigheid niets meer, dan de moeite, om haar weg te werpen , als had zij daar binnen in zich eene onuitputtelijke bron van altijd frUch vernuft; men moest haar zien dansen, zien rond-tuimelen in den arm van haren danser , met een weggeven, met een vergeten van zich zelve, dat elk aanschouwend oog in een benijdend verkeerde , en toch weder met eene bevallige kiesch-heid , die zoozeer het midden hield tusschen preut-sche terughouding en losbandigheid, dat men niet wist, wat het meest te bewonderen viel, haar juist kennen van die grenzen . of haren tact in het niet overschryden ; maar boven alles , men moest haar zien paardiijden.

Het is niet allen vrouwen geraden paard te rijden. Daar zijn er maar weinigen , wier gestalte slank quot;genoeg is , en tevens rijk en welig genoeg van vormen, om zich gelukkig voor te doen op een paard. Slechts weinigen weten aan hare houding die juiste uitdrukking te geven, welke evenzeer verwijderd is van het onpassend mannelijke, als van te flauwe verwijfdheid ; slechts weinigen hebben die behendige kracht, bij die vlugheid van beweging, dien rijzigen en toch zoo gevulden hals , welke zich met zooveel edele fierheid naar den begeleidenden cavalier heenbuigt; weinigen zelfs hebben die koele beradenheid en fiksche vastheid van geest, welke alle moeten samenloopen, om eener vrouw te doen vergeven, dat zij zich aan eene mannelijke oefening waagt : met één woord, als eene vrouw niet paardrijden kan, zooals de Marchesa Horatia het deed, als zij op haren getijgerden Engelschman aan de zijde van haren Napolitaanschen bewonderaar voortreed,


-ocr page 159-

LORD EDWARD OLEKHOUSE.

153

dan is het haar beter geene aan te trek

ken , en geen springend genet te bestijgen. Aan het hoofd van eenen stoet jongelieden , nu eens in stuivenden galop, dan weder in statigen wandeltred , kwam zij van een tochtje naar Rivoli terug, toen de aandacht van Lord Glenhouse Vil-liers op haar viel. Wij zeggen dit, omdat het wel eens de laatste maal konde zijn , dat zij zich zóó vertoond had in al den glans van bewondering , aanbidding en benijd geluk. — Aanbidding, want wat anders kon het zijn, dat de vlammende blikken van den jeugdigen graaf de Man-cini uitdrukten , die met onverzadigden gloed on afgebroken op de prachtige rijderes bleven rusten, en die zich slechts dan met sprekende ijverzucht op een ander voorwerp wendden. als ook andere blikken de hare zochten ; en wee dien andere, en wee die vrouw, zoo hy kon gissen , dat zij elkander verstonden ! Benijd geluk ! Benijd geluk! in het midden der misdaad en verloren vrouweneer ! Ja ! zie het op de trekken van al die vrouwen ; zie het aan die glimlachjes, waarmede zij Mancini's aandacht afbedelen; zie het aan haar bewolkt voorhoofd , als deze met kiesche bezorgdheid , of met angstige nauwlettendheid, elke barer wendingen gadeslaat. En laat ons die schoone, die bewonderde , die benijde, die gelukkige vrouw eens met onbescheidenen blik bespieden in de eenzaamheid van haar prachtig boudoir, in het négligé van lichaam en ziel, zooals Jetferies zeg gen zoude ; misschien valt er iets weg van het blanketsel der vroolijkheid; misschien kunnen wij er een paar woorden lezen, welke tot de oplossing medehelpen van het groote raadsel: de vrouwelijke ziel.

Wij zullen haar sierlijk pruilkabinet niet beschrijven. Dat alles, wat wij daar vinden zullen, is reeds zoo dikwijls opgeteld; daar zijn reeds zoovele beschrijvingen gegeven , welke de armoede van opmerkingen moesten vergoeden, dat ik waarlijk met den verouderden kunstgreep niet meer voor den dag durf komen. Het verstaat zich, dat er aan de behoeften der Marchesa niets ontbrak. Daar was een schat van versierselen en kanten en gazen en lint, en kistjes en kostbare nietigheden, die de begeerlijkheid van menige vrouw konden aantrekken. De Marchesa zat voor hare psysché, weggezonken in de weeke kussens van hare causeuse; maar zij zat er in eene houding, die zooveel lusteloosheid teekende, zoo weinig opgewektheid tot de groote bezigheid van het toilet, zooveel onverschilligheid voor haar uiterlijk , dat de minst scherpzichtige het haar had kunnen aanzien, hoe zij de came-riste verdrietig had weggezonden , en hoe zij in zonderlinge verslagenheid het uur vergat, waarop men op de Corso met pijnlijk verlangen naar haar uitzag. En toch was dat late voormiddaguur reeds bijna daar !

En was dat die blinkende , lichtende , schitterende figuur, die de cirkels verrukte en de mannenwereld in oproer bracht ? Die fletse, achte-looze , ineengezonkene gestalte, die daar als in j

tweeën gebogen zat op een rustbed ? Het was de tconeelspeelster achter de coulissen, ontdaan van het rood, afgemat door het spel, moede getobt door de zelfvermomming, zonder veerkracht na de lange inspanning van alle krachten!

De Napolitane was anders rijzig, bijna groot , en de lijke vormen , welig , zonder forsch te zijn, anders altijd zoo voordeelig afgeschetst in het satijn of zilvergaas, waren nu gehuld in de dikke mollige stof eener donkere peignoire. Geen fijn middel, geen volle loezem, geen ronde schouder, geen gevulde hals was zichtbaar onder het hoog toe-gehaakte morgenkleed. Het haar, anders zoo glanzig als Chineesch lak , op het voorhoofd in tweeën gescheiden , hing ordeloos en sluik langs hare wangen neder, de rijke zware vlechten waren weggescho • ven onder den ruimen pas van eene ochtendmuts, a la papilion , welker breede strooken diep over het gelaat nedervielen. Hare oogen stonden dof en zwaarmoedig ; hare wangen waren zonder blos, en hare lippen zelfs schenen minder rood. Zij draaide iets tusschen hare vingers rond. Het was een toegevouwen brief. Nog andere brieven lagen op haren schoot. Op één' derzelve scheen hare aandacht gevestigd.

»Dat ik altijd lezen moet, en weer lezen ! en nogmaals lezen!quot; sprak zij als mijmerende met eene zachte , doffe stem. ))Dat ik geen' moed heb te vernietigen! Verfoeilijke bladen! Verfoeilijk mensch! duivel!quot; en voor een oogenblik schitterden hare oogen , en zij stampte met den kleinen voet hevig op den grond. »En dat geene verstrooiing die gedachte van mij weren kan , en dat zij zich altijd weder aan mij opdringt; . . . . op dezen dagvoegde zij er met weemoed bij, ))het kon nu.... Wee mij! daar hoor ik Oloferno.quot; Schielijk sprong zij op , greep met koortsachtige haast eene zilveren schel, schelde met eene drift, alsof het boudoir in laaie vlam stond, en trachtte met de linkschheid der verwarring nog ijlings eenige verandering te maken in haar voorkomen ; te laat echter, om voor den jongen man , die binnentrad , zonder te luisteren naar eene stem, welke hem in het voorvertrek scheen terug te willen houden, de wanorde van haar uiterlijk te verbergen.

De jonge man , die binnentrad , was inderdaad de Graaf Oloferno Mancini. Eene fiere gestalte , meer mager dan gezet, met een' arendsneus en een arendsoog, en ook den blik van den arend. Die blik vloog schichtig de kamer rond, met eene uitdrukking van wildheid , en vestigde zich daarna op Horatia , die zich bukte , om iets op te rapen.

Het voorwerp, dat zij opraapte, was een dei-brieven , welke bij het opstaan van haren schoot was gevallen ; de anderen had zij snel achter de ottomane geworpen.

Als een havik schoot hij op haar toe.

»Mag men weten , Signora! welk versiersel gij met zooveel zorgvuldigheid verbergt ?quot;

«Verbergen, Signora ?quot; vroeg zij. »Sedert wanneer is mijn balboekje een voorwerp , dat uwe nieuwsgierigheid opwekt ?quot;


-ocr page 160-

154 LORD EDWARD GLENHOUSR.

»Uw balboekje! Horatia?quot;

))Ja ze^ker! wilt gij niet ook zien?quot; hernam zij met eene koene tegenwoordigheid van geest, die bewees, hoezeer zij eene groote tooneelspeelster was.

Hare geheele houding deelde in hare vermomming. Zij wist weder eenigen gloed te geven aan haren blik ; een donkere blos volgde op de doode-lijke bleekheid van zoo even; zij had weder den glimlach op de lippen.

Toen Oloferno, als overtuigd van dwazen argwaan , verlegen voor haar stond, zag zij hem aan met een trotsch glimlachje.

»Men moet erkennen , dat de Graaf Oloferno eene zonderlinge wijze heeft van zich aan te melden.quot;

wSignora mia! ik moet erkennen , dat ik de zottte, belachelijkste dwaas ben , die ooit eene schoone vrouw met zwartgalligheid kwelde; maar ik bid u , hoor mij: dit komt van uwe Rosa. Zij had de onbeschaamdheid mij te zeggen , dat ik niet konde binnengaan!quot;

»Rosa is een kind; zij meende. .

«Dat mijne eigene Horatia niet altijd voor mij zichtbaar was!quot; riep de Graaf, en kuste haar I met hartstocht de hand.

wEn daarenboven , ik had haar gescheld, om mij te helpen. Zij wist, in welke wanorde . .

De Graaf vestigde nu eerst zijne aandacht op haren persoon. Licht fronste zich zijn voorhoofd.

«Inderdaad , Mevrouw ! gij zijt heden wel laat.quot;

«Ik heb slecht geslapen . Oloferno!quot;

«Men kan het u aanzien , Signora ! maar ik bid u , wees schoon! wees spoedig schoon! — Mag ik Rosa roepen ?quot; En zonder het antwoord af te wachten , greep hij de schel.

Toen Rosa was binnengekomen, begon de gewichtige bezigheid van het toilet.

En inderdaad, als men die drie personen gadesloeg , dan was het wel te zien , dat het eene ytwichlicje bezigheid moest zijn.

Die jonge kamervrouw , die zich met al de vermogens van haren geest en met al de behendigheid van hare handen beijverde, om het schoone hoofd, dat aan haar was toevertrouwd , op het voordeeligst te doen uitkomen ; die bevallige edel man , zoo ernstig en zoo fier tevens , die , geleund tegen den rug van eenen armstoel, het bovenlijf voorover gebogen en de oogen strak gevestigd op iedere beweging der kamenier , alleen ééne gedachte in de ziel scheen te hebben, de schoonheid van die vrouw, en geenen anderen wensch in het hart dan dezen: haar bewonderd l te zien. Want het was een diep en droevig geheim , dat ik mijnen lezers niet onthouden mag, omdat zij recht hebben al fiet geluk der benijde te kennen ; ondanks al de brandende jaloezie, welke hem vertfierde , en waarmede hij haar martelde , was de Graaf nog meer ij del op de bewonderde Marchesa , dan gelukkig in de liefde van de schoone vrouw. Horatia was zijne tropee , zijn zegeteeken, het ridderlint zijner ij delheid, waarmede hij zich de borst versierde, dat de aandacht der menigte tot zich moest trekken, opdat zij zeggen

zoude : wo! zie den rijken bezitter van zulk een juweel!quot; Daarom ontrustte hem ieder plooitje van haar voorhoofd, ieder vlekje gaf hem te sidderen, iedere bleekheid deed hem verbleeken. Zijne zelfzucht maakte hem tot den dwingeland van de vrouw, die hij aanbad. Hij zoude er hare gezondheid aan gewaagd hebben , om haar i te doen schitteren ; en toch zoude hij haar leven gekocht hebben met het zyne. En zijn angst voor het behoud van dat sieraad , waarop hij in haar zoo trotsch was, had eenigen grond. De Marchesa Horatia was niet meer jong. Niemand kende haren rechten ouderdom, of wist dien met zekerheid te bepalen ; maar het was eene waarheid , dat zij op den hoogsten bloei harer schoonheid had gestaan , en dat iedere schrede verder een teruggang, een afnemen moest zijn: vandaar zijne zorg, om door kunst te verschuiven , wat zijn verstand hem zeide, dat komen moest. Daarenboven , Mancini was nog zeer jong. Hij trad voor het eerst de wereld in , toen de Marchesa te Napels in vollen bloei was; hij had de gunst afgebedeld, om door haar te worden ingeleid. Zij nam den leerling aan. De leerling werd een minnaar. En toen zij zich later ge- j dwongen zag hem tot haar geleide naar Turin te nemen , werd de minnaar een meester, en een lastige meester ; want hij zag in , dat de slavin zoude moeten aftreden van het tooneel, waarop zij hem gevoerd had , zoo zij er niet meer bevelen konde, en hij aanbad haar nog te veel, om haar te kunnen verlaten en met haar aftreden... op zijn twintigste jaar ? Hij wist, dat zijn moed te zwak zoude zijn voor het offer, en hij trachtte de catastrophe, waartegen hij huiverde , te verwijderen , met al de inspanning zijner ziel en met al de macht van zijnen wil. Vandaar, dat hij al zijne scherpzinnigheid en al zijn oordeel toewijdde aan de beuzelachtige détails van eene vrouwen-kaptafel , welke voor hem het tooneel was , waarop zijn to be , or not to he, werd voorbereid.

En moet ik nu nog zeggen wat die kaptafel voor Horatia was ? — Beurtelings martelrad en altaar, waarop zij zich zelve geheel ten offer bracht aan de ijdelheid van een' ander. Zij wist dat alles, wat ik gezegd heb ; haar fijn gevoel, dat vrouwelijk instinct, prikkelbaar en lichtgeraakt als de voelhoorns der huisslakken , had het haar te weten gegeven. Niet nabij, maar toch op eenen afstand , die iederen dag verminderde , zag zij het tijdstip , waarop die man haar verlaten moest, te gelijk met de aanbidding der wereld , waaraan zy gewoon geworden was. Wij hebben nog geene blikken genoeg geworpen in het hart der Marchesa, om te weten, of zij dezen man beminde met al den ernst eener waarachtige liefde : maar het is zeker , dat hij haar éénige : steun was voor het tegenwoordige en hare éénige hoop voor de toekomst, en dat zij zich aan hem had vastgeklampt met de wanhopige kracht van den gemzenjager, die van de Alpenrots stort, | en die , met den afgrond in het oog , nog een i


-ocr page 161-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

155

uitstekend steenklompje grijpen kan , maar dan ook wee! zoo het afbrokkelt. Zóó was de toestand der benijde Horatia. Inderdaad, zij had veel te verbergen cnder hare glimlachjes.

«Ik kan mij niet begrijpen , Horatia! dat gij altijd voortgaat met uw haar glad over de wangen te dragen.quot;

))Mijn Vriend! dat staat goed onder de barret, bij de amazone.quot;

«Ja, maar het maakt de omtrekken van uw gelaat meer scherp , minder rond; alleen een zeer jong meisje . ..

»lk dacht toch ... gij zeidet gisteren. .

»Dat was gisteren , Signora!quot; hernam hij gemelijk ; »doch heden. . . Het is mogelijk, dat ik mij vergis ; maar heden hebbeif uwe trekken iets lijdends, iets hoekigs, iets vervallens: gij ! zult waarlijk wéldoen met lange lokken te 1 nemen d VAnylaisc, en een weinig rood op te leggen.quot;

»Blanketsel, Oloferno!quot; sprak zij met een' traan in het oog; )gt;ik houd zoo weinig van kunst. Ik bid u, is dat noodig?quot;

«Dan moet gij ook slapen, en niet zoo bleek zien, Mevrouw !quot;

«Rosa ! a VAnylaise !quot;• zeide de Marchesa tot hare kamervrouw.

Nadat deze het aangegeven kapsel voltooid had , zag de Napelsche haren minnaar vragend aan.

)gt;Lieve Hemel!quot; riep hij bijna met ontzetting, ; wdat staat u onverdraaglijk wild , dat veroudert i u wel tien jaar!quot;

wik wist het welMancini! men moet blond | zijn , om zóó iets te kunnen dragen ; maar ik weet iets: ik zal breede, fijne vlechten nemen , dat is eenvoudig , en dat vult evenzeer quot;

De Graaf antwoordde niets. Misschien dacht hij zich in zijne kwade luim de onmogelijkheid , dat haar heden iets goeds koude staan. Hij wendde den rug naar de psijGhé en trommelde op de vensterruiten.

Middelerwijl had Rosa de verandering volbracht.

»Wat dunkt u nu , mijn Vriend ?quot; vroeg Horatia met de zachte stem der onzekerheid. Hij zag haar aan. Een blos kleurde zijne wang.

»Men moet mijne Horatia zijn , om alles te weten , volmaakt!'' En hij kuste haar het voorhoofd.

Was het dankbaarheid voor hare vinding ? was het werkelijk het vermogen harer schoonheid ? Wij wagen het niet te beslissen; maar het is zeker , dat de Graaf verder zweeg en haar met zichtbaar welgevallen aanzag, totdat de laatste strik was geknoopt en het laatste versiersel aangelegd. Toen eerst sprak hij : »Wat trekt gij van avond aan, Corina? Denk er aan, dat gij ontvangen moet.quot;

»Om iets vreemds te hebben, neem ik het Napelsch kostuum, met de zwarte kanten en het mat-zilveren garnituur. Vindt gij het niet goed ?quot; vervolgde zij , toen hij het voorhoofd fronste.

«Het is eene dwaasheid , Mevrouw! de lieden aan Napels te herinneren ; en daarenboven , dat was goed in dien tijd , toen . . . toen ... gij nog geen' opschik behoefdet: maar nu ...quot;

)gt;Dat is grievend , Mijnheer ! Drie dagen geleden zeide do Principe De Menzo nog, dat ik de éénige vrouw was, die wit koude dragen , en gij ! . . Mancini werd geelbleek. Zijn oog schoot gloeiende blikken.

«En gij weet zonderling goed te onthouden wat De Monzo zegt. Waarom noemt gij juist dezen?quot;

De Marchesa, voor wie iedere bliksemslag der jaloezie meer welkom was, clan de koude dolksteken der ijdelheid , zegepraalde altijd bij zulk eenen uitval.

»Het was de eerste , die mij te binnen schoot, Oloferno !,r

»Als De Monzo u dezen avond nadert, draait gij hem den rug toe!quot; riep hij bevelend.

«Als gij mij plaagt, dans ik met hem.quot;

»Dan daag ik hem uit!quot;

»Kom , laat ons vrede maken ,quot; hernam zij, hem de hand toereikende. ))Gij weet wel, dat die man mij niets zegt, dat niemand dan gij iets j voor mij is ; maar ik bid u , laat ik mij dezen ! avond kleeden naar mijn eigen zin.

))Juist dezen avond wenschte ik u zeer schittc- 1 rend te zien. Lichtblauw satijn, met bouquetten | van fluweel en zilver zouden u zoo goed staan ! gy zijt zoo blank ! Ik heb het voor u besteld ; j het verwondert mij, dat de Kodiste nog niet hier is. Zij was pas uit Lyon gekomen, ik zag , dat de Principessa de Scala onderhandelde , om dit costuum te hebben; ik bood het dubbele van den prijs: zij krijgt geen dergelijk, en gij ver- i schijnt dezen avond met het uwe.quot;

))Men moet mijn Oloferno zijn voor zulk eene oplettendheid ,quot; antwoordde zij met een' blos van genoegen. »Zeg nu ook , waarom gij mij heden avond zoo prachtig hebben wilt.quot;

o Omdat.... in waarheid , ik vergeet alles, wat i niet rechtstreeks betrekking heeft op u , omdat ik heden een nieuwen gast bij u inleiden zal. Een vreemdeling , een Engelsch edelman , een vreese- : lijk geblaseerde rijke! En ik wil hem toonen, dat wij hier nog schoone vrouwen hebben , Per j dio! vrouwen zooals gij!quot;

»Mancini! ik zal den Engelschman niet ontvangen.quot;

»Wat beteekent dat. Mevrouw! en waarom niet ?quot;

«Ik ben niet te Turin gekomen, om Engel-schen te zien.quot;

))Het zoude toch dwaas wezen , er gekomen te zijn , om ze niet te zien ; hier , waar allen aanlanden, die de spleen uit hun nevelland verjaagt.quot;

»Om de spleen in onze Salons te brengen.quot;

»0m zich dood te ergeren, dat zij missen, wat wij bezitten ; de vroolijkste , liefelykste vrouwen en het heerlijkste klimaat. Kom , Horatia! overwin uw grilligen tegenzin. Lord Glenhouse Villiers heeft aanbevelingsbrieven aan de eerste huizen , uit eene edele hand, die van onzen Gezant te Parijs; hij zelf heeft mij gevraagd, hem rond te leiden ; een' man , als hij , kan men niet weigeren.quot;

»Laat Lord Glenhouse Villiers komen,quot; antwoordde toen de Marchesa met minder hevigheid; ))gij ziet, Oloferno ! ik geef u alles toe.quot;


-ocr page 162-

150

»Gij zjjt een engel!quot;

De kamenier, die zich verwijderd had, toen hare meesteres geholpen was, kwam nu weder binnen , en sprak met eenige bedeesdheid: «Sig-nora ! daar is iemand , die u een bezoek wil brengen.quot;

i «En wie dan, Rosa?quot;

))Een cavaliero, die zich Siliferno noemt antwoordde het Toskaansche kind.

«Siliferno ! Kan dat ook Schilfern zijn ?quot; vroeg : de Graaf.

j oJa, Signor! zóó is het.quot;

»0 ! Dokter Schilfern ! laat die binnenkomen ; hebt gij hem laten roepen , lieve Horatia! voelt gij u werkelijk zoo ongesteld?quot;

»Hij komt uit zich zeiven. Ik begrijp niet, wat dit wezen kan.quot;

Het was ook Schilfern , die binnentrad, met ! zyne losse , vrije houding en open gelaat.

»Ha ! welkom , Signor Dottore !quot; riep Mancini; ))gij riekt de zieken op zeven mijlen afstands; de Marchesa heeft u juist noodig.quot;

»Ik gevoel mij volkomen wèlantwoordde Horatia ontwijkend.

»Het kon waar zijn . dat de Marchesa mij noo-dig hadhernam de dokter, haar ernstig aanziende.

«Wij zijn liet dus eens over een consultsprak de Graaf; «maar gij moogt haar niet verbieden te dansen.quot;

I «Integendeel, ik noodig de Signora zeer, om haar gezelschap heden niet te leur te stellen.quot;

))Gij zijt de Medico naar mijn hart; maar ik bid u, zeg ons spoedig de reden van uw bezoek : den besten tijd van den Corso hebben wij bijna I reeds verpraat.quot;

«Mijn waarde Graaf! ge zult zoo goed zijn alleen te gaan.... Ik heb iets aan de Marchesa afzonderlijk ; later staat het aan de Signora u deelgenoot te maken van mijn klein geheim hervatte Schilfern lachende.

»Per dio ! Signor ! dat noem ik despotiek, i de schoonste vrouw van hare morgenwandeling I terug te houden , om .... om . . . .quot;

»Om hare gezondheid,quot; fluisterde hem Schilfern i ter zijde in. ))De scherpe wind van heden is ! hoogst nadeelig voor het zachte kuchje , dat ik ' bij haar opmerk. Het haar te zeggen, zoude ont-■ rusten en is immers niet noodig.quot;

))Het is iets lastigs, die weekheid der vrouwen,quot; antwoordde Mancini verdrietig; «met haar kan | men op niets rekenen. Prent het haar goed in, ! Dokter! dat zij zich versterkt.quot;

«Horatia! ik ga mijne chocolade nemen bij Pe-rolla , en ik zal nog eens rondzien naar grootere paarlen , dan de uwe.quot;

En na haar de hand gekust te hebben, verwijderde hij zich.

«Wat kan het zijn , dat Dokter Schilfern mij zoo geheimzinnig te zeggen heeft ?quot; vroeg Horatia, hem eenen stoel wijzende , met eenen glimlach.

«Mijne boodschap luidt aan Lady Jelïeries,quot; hernam Schilfern , met strengen nadruk.

«Signore! Signore !quot; riep de Marchesa, met sidderende lippen, en hield zich vast aan den leuningstoel, waarbij zij stond. «Signore! dat is een boosaardig opzet!quot;

«Indien ik had kunnen weten , dat die naam nog de kracht had. uwe wangen zóó te verbleeken, Signore ! dan had iemand , die er meer recht op heeft, u bij dezen naam te noemen, zelf de kleur-wisseling van een kwaad geweten kunnen gadeslaan,quot; vervolgde Schilfern onbarmhartig.

«Is die man nabij , in dit Land , te Turin ?quot; vroeg de Napelsche , met eene heesche stem.

«Niets dan zijn wil scheidt hem van u!quot;

«O , gij genadige Heiligen ! gij hebt mij verlaten !quot; gilde de^ Marchesa, hare handen wringen- j de , en in radeloozen angst het vertrek rondijlen- | de; «ik ben in de macht van Satan; want hij is i Satan ,quot; voegde zij er bij op eenen akelig kalmen toon , terwijl zij met wild starende oogen langzaam op hare ottomane nederzonk.

«Gij hadt een kind, Mylaiy! Waar is uw kind ?quot; vroeg weder Schilfern , altijd zonder me- ; delijden.

Toen hief zij het hoofd vast en ernstig omhoog, j

«Wie is er, die eene moeder rekenschap vraagt I van haar kind ?';

«Ik. In naam van den vader; waar is uw kind?quot; : herhaalde de Duitscher.

«Dat is een geheim tusschen mij en God !quot;■ hernam de Marchesa; en iets zonderlings, iets als eene vlam van wraak flikkerde in haar oog.

«Is uw kind dood ?:' vroeg de dokter.

«Dood!quot; herhaalde zij.

«Gruwzame zondares! gij hebt elke wet overtreden. Een dubbel huwelijk ! Kindermoord r ' '

Zij wilde iets antwoorden , maar eene hevige ! stuiptrekking verlamde haar de spraak.

Wij zijn niet goed ingewijd in hetgeen er verder voorviel; maar er moet nog een gewichtig j en schokkend onderhoud hebben plaats gehad, i nadat de Marchesa weder tot zich zelve was ge- i komen; want toen de kleine Rosa, die zich de ! lange afzondering met den vreemdeling niet recht | verklaren kon , eenen nieuwsgierigen blik waagde door het sleutelgat van het boudoir, zag zi) iets, dat haar ten hoogste ontstelde en verwonderde ; hare trotsche Mevrouw lag weenend geknield aan de voeten van den onbekende, en drukte sterk zijne handen; waarmede hij haar trachtte op te richten. En zij hoorde haar deze woorden zeggen : «O , Signore ! zoo dat konde , zoo dat nog mogelijk was , gij zoudt mijn redder zijn. Mijn1 eeuwigen dank. . . .''

«Maar belooft gij dan ook ?quot; zeide de andere, in wiens oog twee groote tranen stonden, dat zeker tranen van medegevoel waren.

ï»Stipte volgzaamheid!quot;

«Reken dan op mij ,quot; had de man gezegd, en toen had hij hartelijk hare hand gedrukt. De ontstelde kamenier had niet verder durven zien; want zij begreep, dat dit een afscheid konde


-ocr page 163-

GLENHOUSE. 157

LORD El

wezen , en dat men de denr ging openen. Ook was zeer spoedig daarop de man heengegaan, en had tot haar gezegd: »Uwe meesteres is ongesteld , zij heeft eenige uren rust noodig; zorg, dat niemand haar store !''

))En Mijnheer Mancini ?quot;

»Ook die niet ; zeg hem alleen , dat Dokter Schilfern het voorschrijft, opdat, de Marchesa dezen avond wèl zal zijn.quot;

En Rosa , die inzag , dat dit consult inderdaad belangrijk moest geweest zijn. beloofde te gehoorzamen.

DE UITKOMSTEN VAN EENE WEDDENSCHAP.

Mijne lezers begrijpen, wat Dokter Schilfern in staat gesteld heeft, zulke vreeselijke woorden te spreken tot eene vrouw , als de Marchesa di Zoni: het verdere vertrouwen van den En-gelschman.

))Om de Signora in haren vorigen kring terug te leiden, moest ik een zeker recht op haar hebben , moest zij de mijne zijn,quot; sprak Lord Glen-house op den dag, toen hij zijn verhaal vervolgde. »Ik liet Rigotier kennis aanknoopen met eene harer vrouwen , om te weten , welke zwakheden of verkiezingen de hare mochten zijn. Ik wist dan ook spoedig, dat zij voor het oogenblik een hartstocht had voor paardrijden , en dat de oude Prins Palcetti niet duldde , dat eene andere vrouw te Napels een rijpaard had schooner dan het hare. Binnen eene week had ik een vorstelijken telganger , een dier, dat eene Koningin van verlangen zoude hebben doen blozen. Ik vertoonde er mij mede op de wandelingen ; voorbij haar huis, bij ieder uitstapje , dat zij deed , ontmoette zij mij. Het moest haar in het oog vallen Ik bereed het niet; mijn groom leidde het voort bij den toom. terwijl ik er op mijn grauwen schimmel naast stapte. Deze zonderlingheid ging door voor wat zij scheen : de gril van den rijken Mylord , die van zich wilde doen spreken ; men lachte er een weinig over in de salons, en ik had weldra die zelfvoldoening , dat de Principe Palcetti mij eene uitnoodiging zond. Om het verlangen sterker te spannen, zond ik Rigotier in mijne plaats, met de verzekering, dat ik niet meer uitging. Spoedig volgde een dringend briefje, met een verzoek om een kort onderhoud. Palcetti zoude bij mij komen. Natuurlijk wachtte ik dit niet af. Ik ging naar hem toe

» »Sir ! mag ik u vragen . of gij voornemens zijt, uw prachtig rijpaard zelf te gebruiken ?quot;

» »Dat is mijn plan niet, Monsignore!quot;

» ))Dan kan datgene , wat ik u vragen zal, u geene groote opoffering zijn. Wilt gij het ver-koopen l Noem slechts den prijs.quot;

» »Het is niet te koop.quot;

» »Als ik u twee Heerlijkheden bood in mijn Prinsdom, met titels en rechten?quot;

» »A1 boodt gij uw Prinsdom, ik zoude het niet afstaan.quot;

» »Mijnheer! gij brengt mij tot wanhoop !quot; riep de Prins, in de uiterste verlegenheid.

»Ik had bijna medelijden met den ouden man , den eersten, dien ik tot eene opoffering gereed zag voor een geliefd voorwerp , en mijn verlangen , o:n haar te zien , die zulk een' hartstocht inboezemde, werd brandende begeerte : daarom te eerder antwoordde ik met al de koelheid , waarin Rigotier mij onderwezen had :

» »Het is niet goed , zoo weinig inschikkelijk te zijn; maar mijn rijpaard sta ik niet af.quot;

» »Onder geene voorwaarde ?quot;

» »SIechts onder ééne , en vergeef mij , Prins ! die kan slechts eene Dame vervullen.quot;

» »Welk een geluk voor mij. Sir!quot; juichte Palcetti, »het is juist voor eene Dame , dat ik het afvroeg. En welke is dan de voorwaarde?quot;

» »Ik vrees, dat uwe Dame haar niet vervullen zal.quot;

» »Gij kunt eene vrouw, als deze is, niets weigeren ,quot; antwoordde hij hevig . terwijl hij achter mij eene vouwdeur opensloeg. Ik zag toen Horatia ; maar Horatia in den bloei der jeugd , ; in den bloei, ik zou bijna zeggen, der onschuld. Zij zat op hare soja, in een kleed van blinkend wit satijn. Zij zat met eene gitaar op den schoot, in eene eenigszins peinzende houding. Nooit is er , blanker en fraaier gevormde vrouwenarm te zien ; geweest, dan die , waarop dat verrukkend schoone | hoofd rustte. Ik stond in bewondering als voor eene schepping van Caracchi. Verbeeld u eene Italiane, met donkerblauwe oogen , zoo donkerblauw , dat geene zwarte meer fel konden vonkelen , en toch dweepachtig zacht, als dreven zij in reine tranen. O, die slangenoogen! Verbeeld u zwart haar, waarvan de rijke lokken neder-hingen tot op het lichtblauw zijden kussen van haren zetel, en in dat haar geen ander sieraad , dan een enkelen witten rozeknop, met bladen van geëmailleerd goud; en om dien Griekschen arm en op dien elpen hals geen' anderen tooi, dan strikken van zwart fluweel, door echte antieke caméën bijeengehouden. De eenvoudigheid van die vrouw moest meer gekost hebben , dan de meest in het oog loopende opschik van eene andere. Het was de eenvoudigheid eener godin , die geweven zijde versmaadt , en zich in lichtstralen kleedt. Ik was geheel vergeten , wat ik met haar voorhad, toen zij haar oog vragend naar mij opsloeg Palcetti zelf herinnerde het mij. »Noem haar uwe voorwaarde,' sprak hij.

»Toen hernam ik geheel mijn aplomb. »Mijn goed paard , Boscane, is bestemd voor de Dame , die besluiten kan , om , zonder mij nader te kennen , drie dagen achtereenvolgens een toertje met mij te doen door de omstreken.''

»Zij haalde met een minachtend lachje de schouders op. Geene vrouw heeft ooit fierder enschal-ker gelachen , dan deze.

» »Laat den fantastieken gek zijne speelpop !quot; lispelde zij in het zoete Napolitaansch tot Pal-


-ocr page 164-

i58 LORD El

GLENÏÏOÜSE.

cctti. 7a] kon niet weten, dat ik de volkstaal verstond. Men sprak anders Pransch.

»»Doe het, Mia Cara! Gij zondt pruilen , zoo het u ontging.quot;

»))En gij uwe nagels afbijten van ergernis, zoo ik het deed! Zeg den Engelschman , dat er meer paarden zijn.quot; Zij verwaardigde zich zelfs niet eens tot mij spreken. Zij tokkelde hare gitaar, als ware zij alleen geweest, en begon te fanta-i sneven.

))Tk was verrukt over deze bekoorlijke lompheid ; ik had nog nooit eene vrouw ontmoet, wier fierheid sterker was, dan hare begeerlijkheid ; ik had moeite om niet toe te geven; toch vroeg ik , als had ik niets kunnen verstaan : ))is de Signora besloten ?quot; — »Tot geene dwaasheid, Sir!quot; antwoordde zij in het Engelsch. »Het } spijt ons , u ontrust te hebben quot;

))»Mijn arme Koscane wacht dan zeker eene minder schoone meesteres , ofschoon ongetwijfeld eene meer zachtmoedigehernam ik, en verwijderde mij met eene koele buiging. Ik was te-, vreden over mij zei ven : ik wist, dat mijne snijdende onvriendelijkheid indruk moest gemaakt i hebben.

))Des anderen daags was ik weder op die wandelplaats . waar ik wist haar te zullen vinden. Rigotier had hare vrouwen omgekocht. Zij gaven mij van ieder harer plannen kennis. Mijn tergend verschijnen met Roscane was meer dan Horatia verwacht had. Zij kleurde van ergernis ; en wendde het hoofd af toen ik haar groette. In den loop van dien dag kreeg ik eene uitdaging van den Principe ; de zwakke grijsaard wilde zijn leven wagen tegen den onbeschaamden jongeling. Zijn diepe hartstocht trof mij innig : i ook besloot ik vast, zijn leven te sparen : want hoewel ik de uitdaging aannam , ik was gelukkig door al de gewaarwordingen , die ik ondervond ; ik leefde voor het eerst.

wDen avond vóór het tweegevecht zat ik alleen en genoot in stilte al het voordeel van mijn' toestand. Horatia moest nan mij denken , moest met siddering aan mij denken, en mijne edelmoedigheid moest haar verbazen , moest eene uitwerking doen , waarvan ik mij onbepaald veel beloofde.

«Men kwam mij zeggen , dat iemand mij wenschte te spreken. Ik dacht aan den aecon-i dant van Palcetti, en liet den man binnenkomen. 1 Het was een gemaskerde cavalier, diep in een' mantel gewikkeld; hij liep schielijk naar het tc-overgestelde einde van het vertrek , en zeide op diepen , vasten toon: «Jonkman ! eer gjj de laagheid begaat, om met een' grijsaard te vechten , moet gij een schot wagen tegen mij quot;

«Er was iets in den toon van die stem, dat mij trof; ik raadde iets.

»»Tot uwen dienst, schoon Masker !quot;'zeide ik ; «wanneer en waar de plaats?*'

* «Zonder uitstel, de plaats hier !quot; sprak hij , eene pistool voor den dag halende.

»»Ik heb geen vuurwapen gereed, en gij wilt

zeker geen' moord antwoordde ik , naar hem toegaande.

»«Dit hier!quot; riep hij , en gaf mij eene tweede pistool.

««Aan u dan het eerste schot,quot; zeide ik, i en plaatste mij op weinige schreden afstands. Ik had moeite , om een' glimlach te verbergen , daar ik zag, hoe haar arm beefde en hoe onhandig zij haar schot richtte: want gij hebt zeker wel begrepen , dat het Horatia was. Toch drukte zij los. Ilc geloof, dat zij op mij gemikt heeft ; maar zoo bespottelijk miste zij haar doel, dat ik met een' luiden lach mijn wapen buiten de kamer wierp. »Schoone Signora !quot; sprak ik tot haar, i «gij hebt betere wapens, dan deze.quot; — Maar ! reeds lag zij aan mijne voeten. «Het is mij mislukt, Signore! ik heb hem niet kunnen red- i den ; maar zoo er menschelijk gevoel in u woont , zoo gij zelf oi) een' gezegenden ouderdom hoopt, bega dan geen' moord aan een grijsaard . . . want het zoude een moord zijn, een tweegevecht met den degen!quot;

««Zóó heeft hij het immers zelf gewild!1' , zeide ik. Maar zij antwoordde niets dan een klagend: «vergittenis!quot; Zij was onbeschrijfelijk schoon, i zooals zij daar lag geknield ; het masker en de sombere hoed waren haar afgevallen ; hare prachtige lokken hingen los neder over den mantel; 1 de geestdrift gaf haar eenen gloeienden blos. Ik was mij zei ven niet meer meester. «Waarom zijt gij daar niet mede begonnen, schoone Engel!quot; j riep ik, haar opheffende : onwillekeurig omv.'ng mijn arm haar liefkoozend. — «O! ik dacht dat gij een mensch waart zonder hart; ik meende , dat geene overreding op u iets vermocht. Toen besloot ik ... . het was een wanhopige stap . . .'' — Hare verlegenheid nam toe , naarmate mijn oog zachter werd en mijne houding eerbiediger. — «Gij hebt veel durven wagen, Signora Horatia!quot;' sprak ik ernstig.

»«Moest ik niet voor hem I O 1 gij weet niet, hoe oneindig veel die man voor mij is.quot;

««Uitnemend goed hernam ik bitter, «hij is uw minnaar.

««Mijn minnaar! wie heeft u dat gezegd ?quot; vroeg zij verwonderd. «Het is de liefderijkste voogd van de minderjarige weduwe : de man, die mij beschermt tegen mij zelve. Mijn God! wat zoude ik zijn zonder hem !quot; En zij zeide dat alles met zooveel waarheid, met zooveel gevoel; bij den Hemel! Rigotier zelf zoude haar geloofd hebben.

««fs dat dan eene logen, dat hij u aanbidt?'quot;

«quot;Helaas! zijne liefde, rein en kalm als die van een' vader , maakt nu mijn éénig geluk uit. — Het is zoo , hij zoude zijn bloed geven , om mij eene luim te bevredigen : maar mijn minnaar is -hij niet! niet in dien zin ten minste, als die jonge lichtzinnigen het gelooven, als gij het ge-looven moet!quot; voegde zij er met tranen in de oogen bij. «Maar, Hemel! wien zeg ik dat? ik vergeet, dat ik u het recht geef. om mij voor altijd te bespotten. Mijn God! wat zeg ik dien man , die mij niet begrijpt ?quot;


-ocr page 165-

LORD ED WAR

! - •----------------------

»»0! ik heb u verstaan, Signora ! ik heb n verstaan juichte ik in geestdrift; want ik meende een hart gevonden te hebben, dat geene logen sprak. Ik voelde iets in mij bewegen, liet scheen mij , dat ik ook een hart had. En in mijne harts-| tochtelijke opgewondenheid zeide ik haar iets, ! dat ik nog aan geene vrouw gezegd had. Ik i sprak van liefde. Zij beantwoordde mijne woorden : met een gul vertrouwen, met eene beilntwoor-! ding aan mijn gevoel, met eene overgegevenheid j aan het hare , dat mij duizelig maakte van za-i ligheid. Ik had nooit kunnen denken, dat de i liefde eener vrouw zóó bedwelmen kon en zóó i gelukkig maken. Ik had mij niet vergist in mijne | berekeningen. Zij had, ondanks zich zelve, j aan mij gedacht; zij had eene gewaarwording j tegen mij gekend, als van haat; zij had niet i kunnen denken, dat het liefde was. Zóó ten | minste sprak zij. Het waren zoete bekentenissen , I die mij , arme, toon onmetelijk rijk maakten, i Ik vergat mijn gansche doel, ik had gemeend, I dat ik een koele schurk was, en, helaas ! ik j was nog een lichtgeloovige dwaas ! — Op haar | vijftiende jaar was zij uit het klooster gehuwd i aan den niet meer jongen Di Zoni. Een beter staatsman dan echtgenoot zijnde, had hij zijne jonge gade aan zich zelve overgelaten, tevreden , zoo zij hem met rust liet, en slechts gelukkig in den machtigen invloed van haren vader . die den zijnen' ondersteunde. Overladen met eerambten , had hij niet éénmaal den tijd , op de eer van zijn huis oplettend te zijn. Hij vergat zóó volmaakt zijne gemalin , dat hij haar eens in eene converzatione voor eene vreemde aansprak. Horatia, zich zoo vervvaarloosd ziende door den man , dien zij getracht had te hoogachten , was te levendig van gestel en te gezond van hoofd en hart, om als een verlatene te verkwijnen ; zij vermaakte zich met haar jeugdig leven, zooals zij best konde; zij hield de vrijheid voor een geschenk, dat zij niet ongebruikt moest laten liggen. Toen stierf haar echtgenoot. Zij had hem geen' erfgenaam gegeven. Met zijne ambten verloor zij een goed deel van haar inkomen. Zijne bezittingen gingen over op den stamhouder van het geslacht Di Zoni Horatia was arm, minderjarig, zonder éénigen steun, dan dien van lichtzinnige jongelieden, die zich vrienden noemden. Tot haar geluk was Palcetti een verre bloedverwant van haren overleden gemaal; aan zijne voogdijschap werd zij toebetrouwd. Hij bood haar de toevlucht van zijn huis , de bescherming van zijn' naam en den troost van zijn raad. En die voogd werd een minnaar; maar de minnaar was een eerlijk man Hij leerde Horatia de achting voor zich zelve door de eerbiedige galanterie , waarmede hij hair omgaf. Zij gevoelde kinderlijke dankbaarheid voor hem , en plaagde hem somtijds met kinderlijken moedwil. De jonge Prins , zijn kleinzoon, met wiens hartstocht zij spotte, was nu , op haar doordrijven , op reis. Zij zag ieder harer wenschen voorkomen : maar zij hield eene doodelijke ledigheid in haar hart, en ik

GrLENHOüSE. 159 !

was het, die deze aanvulde. Dit alles wist ik eer zij van mij ging. Ik beloofde haar, den Pwns eene genoegdoening te geven, en ik bad haar, het voorwerp van onzen twist als een onderpand van verzoening te willen aannemen. Zij verwierp dat geschenk met fierheid. «Zoo gij het niet neemt , schiet ik mijn Roscane dood quot;

»))Ik beklaag het arme dier; maar ik kan het niet reddenantwoordde zij. Deze vastheid van geest, deze opoffering aan een fijn gevoel was het juist, dat mij zoo sterk in haar trof. — Des anderen daags bevredigde ik den Principe, en gaf Roscane den stal tot eeuwige gevangenis. Van toen af had ik toegang tot Horatia; zij gaf zich zoo geheel over aan mijne leiding, dat het mij niets dan het woord zoude gekost hebben , om haar terug te brengen in den kring, waar men naar haar uitzag. Ik was echter wel besloten dit niet te doen , en zorgvuldig ontweek ik elke vraag, die betrekking had op de aanleiding tot mijn zonderling gedrag. Maar ik moest mij verantwoorden bij de jongelieden; het was gemakkelijk , de weddenschap te betalen ; maar niet zoo licht, hunne scherts te dragen of af te leiden. Daarenboven kwelde ons beiden de jaloezie van Palcetti, wiens lyden uit zijne trekken te lezen was en uit ieder zijner bittere woorden sprak. Ook begon hij met ernst het woord huwelijk uit te spreken , en de jonge vrouw leefde in gesta-digen angst, dat hij eischen zoude. Mijne zucht, ; om Horatia de mijne te noemen , vroeger eene : luim , die ik zoude vergeten hebben , werd nu eene ernstige, onweerstaanbare begeerte ; maar ik wist, dat zij te Napels , in het huis van Palcetti, in het gezicht van lichtzinnige spotters en een' ijverzuchtigen grijsaard, niets voor mij zijn konde. Niets bond mij aan Napels, ik besloot naar Florence te vertrekken. Ik deelde haar mijn voornemen mede , kortaf, zonder er een enkel woord bij te voegen; want ik wilde 'niet aan j mijne overredingskracht te danken hebben , wat ik alleen hoopte van hare belangelooze liefde. | Belangelooze liefde! dat was nu eenmaal het ■ thema geworden , waarop altijd mijne gedachten rondspeelden , en waaruit zij de schoonste varia- i ties des levens voortbrachten , sedert den tijd, dat ik aan uitzonderingen geloofde op de regelen van Rigotier , sedert ik Horatia kende ! De vrouw, die de mijne zoude zijn , moest zich wegschenken , niet verkoopen. Ik had mijne geliefde nooit dit denkbeeld aangegeven ; want het moest opkomen uit hare eigene ziel, het moest eene oorspronkelijke opwelling zijn van haar hart. Toen ik dus gezegd had : »ik verlaat Napels,quot;' wachtte ik het woord, dat zij spreken zoude af, niet eene nooit gekende gewaarwording van angst en verwachting. Zij moet het op mijne trekken gelezen hebben. »Ik volg u !quot; ruischte haar antwoord mij in het oor , en ik viel duizelend van | vreugde en bewondering aan hare voeten. De i kleine toebereidsels voor ons vertrek waren spoe- | dig gemaakt; ik belastte Rigotier met alles, wat nog te Napels voor mij te doen overbleef, bo-


-ocr page 166-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

venal met het voldoen der weddenschap en met het tot zwijgen brengen van de snappende cl ah mijne'r vroegere gezelschaphouders. Ik liet hunnen spot door ruischende feesten tot zwijgen brengen , en op zekeren dag plaatste ik Horatia in mijne reh-calïche s en reed in ijlenden draf tot aan dc vlakte van C... . Onder een' verbloemden naam huurde ik eene villa, eenzaam genoeg om de tempel te kunnen zijn van onbespied geluk, ei? zoogoed ingericht, als ons voorbijgaand verblijf het slechts eischte : want het was mijn plan, om mij niet lang meer in Italië op te houden. Ik was nu meerderjarig; mijne voogden wensch-ten mij in Engeland terug, om mij het beheer mijner goederen in handen te geven , en ik wilde mijne Horatia naar Londen voeren ; ik wilde de wangen van al de Misses en Ladies zien verbleeken, als ik eene Ladj' Jetferies in haar midden bracht: 1 want Horatia zoude voor haar en voor ieder niets anderszijn. Ik schiep in mijne verbeelding voor die vrouw een leven enkel van zonneschijn en genot. Zij zoude wenschen hebben , en ik zoude die niet voorkomen . maar voldoen. Dat zoude mij eene bezigheid zijn! Zonder dat zij ze geëischt had, zouden alle rechten eener echtgenoot de hare wezen ; onze kinderen moesten de erfgenamen worden van mijn' rang en van mijn vermogen. Ik zoude mijne kinderen zelf opvoeden, en ik zoude weder jong worden met mijne kinderen. Dat waren heerlijke , zalige droomen ! Ik was waarlijk een dweper geworden Ik zeide mijne geliefde niets van deze plannen. Zij moest zich aan mij vertrouwen, en niets vragen!quot;

Terwijl de Engelschman dit alles bij tusschen-poozen aan zijnen geneesheer had medegedeeld , was hij meestentijds ernstig en koel gebleven; : men had slechts somwijlen eenen bitteren lach op ; zijne lippen kunnen zien ; voor het overige scheen hij slechts eene gebeurtenis te verhalen, die hem I niet aanging, en waarbij hij alleen toeschouwer 1 was geweest. Toen hij echter zoover gekomen | was , ais wij nu gezegd hebben , begon zijne wang ; bleeker te worden , en zijn lach sarcastischer, en ! het opmerkzaam oog van den dokter zag hem I sidderen. Ook weifelde zijne stem. Hoe onrede-! lijk zonderling ook , het was hem aan te zien, dat zijn stelsel een stelsel was ter goeder trouw, een treurig , maar helaas! noodwendig gevolg van de gedrochtelijke beschouwing des levens en der maatschappij, waartoe hij had moeten komen, na i eene opvoeding als de zijne , hij een leven als het zijne: bij eene ondervinding als de zijne, en zelfs die ondervindingen konden niet anders zijn; hij moest wel zien, wat hij zien wilde; hij leide het microscoop der scherpste menschen-kennis op iedere borst, en ieder vlekje moest hem* eene gruwelijke misvorming toeschijnen. De goeden en edelen kwamen niet in den weg van hem, dien zij miskennen moesten, gelijk hij hen miskende. De belangelooze menschen-vrienden hadden den rijken , zich zeiven genoegenden vivcur niet te zoeken; zij konden niet weten , dat hij hen noodig had , om te gelooven

aan hun bestaan. De waarachtig vrome vermeed den schimpenden blik van den man, die hem huichelaar noemen zoude , of dweper; wij zijn niet meer in de dagen der martelaren , en een geloovige dringt zijne overtuiging niet op. De zachte , kuische jonkvrouwen , uit wier rein oog hij onbaatzuchtige liefde had kunnen lezen , bij het heilig gevoel van zelfwaarde , gruwden van den afgeleefden Jongeling , die met koude verachting het fijne weefsel harer schoone hersenschimmen uiteenrukte, en tot blinkende cijfers terugbracht. Ook verscholen zich de beschroomdsten tegen hem in de armen harer moeders , en de meer vrijen en schranderen spofcteden met hem mede 7 maar verachtten hem niet te minder. De betere jongelieden vonden onderling hechte verbintenissen genoeg, om niet hunne vriendschap te bieden aan den spitsvindigen atheïst der vriendschap : maar daarentegen wist het schitterende schuim der maatschappij , dat altijd bovendrijft en hechter vastkleeft dan het edeler vocht, dat in rust is , zich met schijnbare trouw op te dringen aan den eenzamen , en huichelde , wat het niet voelde en hij niet geloofde , en bespatte hem met zijn walgelijk bruisch , totdat hij de reinheid voor een drogbeeld moest houden , en reeds veel meende gedaan te hebben , toen hij uit eene men • geling van drogredenen en wonderspreuken een deugclstelsel samenflanste , waarbij verhitte opgewondenheid , die zich met heilig gevoel blanket-te, de zuiverheid vergoeden moest, wier bestaan hij loochende : dat was zijne poging , om zich tot iets beters te verheffen. Voorwaar, men zoude hem diep moeten verachten , zoo men hem niet tevens zoo innig moest beklagen. In die ©ogenblikken , toen hij de weinige woorden , welke nog volgen moeten , uitsprak , hield hij het hoofd stijf op de borst gebogen , en zijne stem klonk zacht en heesch.

»Schilfern! ik moet het u zeggen , maar ik vermoord u , zoo gij glimlacht. Toen ik den tempel van mijn levensgeluk had opgebouwd , en mijne godin daarin wilde binnenleiden, sprak zij het woord «huwelijk!quot; uit. Zij heeft zeker het oog niet afgewend gehad van den goeden koop, dien zij voornam te sluiten. Ik stond als vernietigd voor haar. Ik konde niets zeggen: maar mijn gelaat moet eene akelige uitdrukking van wanhoop gehad hebben , want de schoone slang trachtte mij door eenen stroom van liefkozingen tot mij zeiven te brengen. Ik stiet haar ruw weg. Maar toen ik koel nadenken konde , begreep ik , dat ik het slachtoffer was van mijne eigene hersenschimmen , dat ik niets gevonden had, dan hetgeen ik zeker had kunnen zijn te zullen vinden, en dat de eer mij verbood, den prijs niet te betalen , waarop zij zich gesteld had. Ik toch had haar weggerukt van de plaats, waar men haar reeds een' goeden voorslag had gedaan; zij had iedere harer andere berekeningen moeten opgeven ; zij had hare dierbare toekomst voor mij meer onzeker gemaakt; in het eind, zij had zich aan m;j liever willen leveren , dan aan elk an-


-ocr page 167-

LORD EDWARD GLENHOUSF.

der. Ik vermijdde haar zooveel ik konde : want haar gezicht gaf mij kramptrekkingen ; maar ik stelde mij in staat haar genoegdoening te geven. Zij was nu ook meesteres geworden van haren persoon. Ik was onafhankelijk van de gansche wereld. Er deden zich weinig zwarigheden op. Mijn kamerdienaar en eene harer vrouwen waren getuigen van de ceremonie, die zij geëischt had, en ik sloot den belachelijken ruilhandel: in het geheim , dat is waar , maar zoo verbindend, als zij het slechts wenschen konde. Nog meer : zij was eene vrome Katholieke; de vroomheid in Na-1 pels houdt gelijken tred met de ondeugd; zij gaan gezellig hand aan hand . en hinderen elkander niet. Zij wenschte eene Priesterlijke inzegening. Alles was mij zoo volmaakt onverschillig, dat ik , ook daarin genoegen gaf: dat waren dan ten minste bandeu, die haar heilig hadden moeten zijn. Zoo was ik dan toch de bedrogene geworden. Ik schreef mijne ramp aan Rigotier. Ik wenschte , dat hij komen zoude. Hij moest mij lee-ren, mij in het gebeurde te schikken; zijne wijsbegeerte moest mij komen steunen. Onder-tusschen bezielde mij in stilte eene verbeten woe-i de , die ik niet konde uiten , dan door de snij-dendste koelheid. Horatia moet in die dagen ongelukkig zijn geweest. Ik zeg het niet met eene bijgedachte van voldane wraak. Bij later inzien was mijne teleurstelling hare schuld niet. Waar-i om had ik haar ook voor iets anders gehouden, ' dan voor eene vrouw ? Het was zichtbaar, dat zij vfeel leed, ofschoon zij zweeg en met fierheid haar wee verborg. Ik ben nooit hardvochtig geweest. Het lijden van anderen heeft mij altijd getroffen. En daarenboven, ik had dat wezen bemind. Hare stille zachtheid onder mijne verpletterende verachting, waarvan zij de reden niet eenmaal kon gissen, begon mij te roeren ; en op zekeren dag, toen zij, na mijn bijtend afwijzen van een liefdedienst 7 bijna stervend van smart, met wankelenrlen tred wilde wegijlen, en zoude zijn nedergevallen , ving ik haar op in mijne armen , en ik was overwonnen. Van dien oogenblik af waren wij gelukkige echt-genooten. Horatia konde een engel zijn, als zij wilde Zij deed mij waarlijk vergeten, wat ik vroeger gewenscht had ; zij verzoende mij met het huwelijk , dat ik begon aan te zien als de noodzakelijke instelling van eene maatschappij, die i hare leden door banden binden moet. Zij had mij tot een' mensch kunnen maken , zooals ieder ander , zoo ze mijne begrix^pen had gekend en ze had willen bestrijden. Zoo groot was het overwicht , dat zij op mij verkreeg , door het geluk, dat zij mij schonk ; maar ik verborg haar mijne opvoeding en Rigotier's leer : zoo fijngevoelig en licht kwetsbaar van hart. als ik my haar voor-■ stelde, zoude zij bezweken zijn onder de waar-! heden , die zij had moeten hoeren ; en het was mijn gestadig peinzen , haar iedere grieve te besparen. Toen Rigotier van Napels kwam , vond hij ons reeds verzoend, en my zonder behoefte aan zijne wijsbegeerte. Horatia wilde van hem weten . wat men te Napels dacht. hoe zich Pal • cetti gedroeg. De arme grijsaard had zich geheeli toegegeven aan zijne wanhoop. Hij noemde de' Marchesa zijn ongelukkig verloren kind, en mijne daad een' gruwzamen roof. Ik meende in de oogen 1 van Lady Jefferies te lezen . dat zij eene verzoening wenschte; en ik verbeeldde mij , dat de smart van den Principe zich zoude laten afleiden, als hij haar , mijne wettige echtgenoote, wist ; ook in Napels wilde ik , dat men dit weten zoude. Het was nog winter : met het voorjaar dacht ik naar Engeland terug te keeren; want Horatia zoude moeder worden , en mijn kind moest mijn Vaderland hebben; vooraf echter wilde ik zelf Palcetti bezoeken, en hem trachten te doen berusten in het gemis van haar , die hij liefhad. Ik liet mijn' gouverneur bij haar , opdat zij niet alleen van bedienden zoude omringd zijn en ik reisde af naar Napels. Als er voorgevoelens konden bestaan , heb ik toen een voorgevoel gehad. Onbeschrijfelijk was mijn angst, toen ik haar het laatst omhelsde ; en zonder den glimlach van Rigotier , die mijne zwakheid bespotte , ware ik in ernst niet heengegaan. Ik slaagde niet best. Onder geen voorwendsel was de oude Prins te genaken. Mijne biljetten werden door bedienden teruggebracht. Toen ik zeker was, dat al mijne pogingen ijdel zouden zijn , keerde ik terug met de drift van een onstuimig verlangen. Ik kwam op mijne villa, de bedienden wendden hunne oogen verlegen van mij af; ik vroeg naar mijne vrouw, zij stamelden tegenstrijdige woorden van ziekte , enz. ; ik vroeg naar hare kamervrouw, zij was niet meer daar : stampvoetend riep ik om Rigotier : hy kwam, hij drukte mij met gevoel de hand: hij was doodsbleek , en hij zeide mij de gruwzame waarheid. Mijne vrouw was ontvlucht in den nacht; waarschijnlijk uit een laag venster gesprongen. Weg! Men wist niet met wiens behulp ; men kon zich geen' schijn van reden denken. Zij had niets medegenomen, dan hare eigene versiersels, en niets tot opheldering achtergelaten, dan een blaadje , waarschijnlijk in haast uit een zakboekje gescheurd , met deze woorden aan mij : ))Ik veracht u!quot;

))Zóó heeft die vrouw een' band verbroken , dien zij zelve zoo heilig had gemaakt. Ik heb het mij nooit, nooit kunnen verklaren ; ik heb mij somtijds stomp gedacht op eene waarschijnlijke aanleiding, en ik ben altijd geëindigd met geene andere te vinden, dan de losbandigste, roeke-looste, laagzinnelyksto wispelturigheid, of wel eene overleide boosaardigheid, die met de fijnste huichelarij haar doel heeft weten te bereiken. Zij moet met iemand buitenshuis in verstandhouding zijn geweest; want zij heeft voor niet ééne reisbehoefte kunnen zorgen. Zij heeft niet eens geld by zich gestoken, en heeft brieven ontvangen van eene mannelijke hand. Rigotier heeft het gezegd , en alle bedienden j hebben het bevestigd. Toen ik alles wist, antwoordde ik niets; ik bleef in stomme verslagenheid staan Ik heb nooit één woord over deze ! gebeurtenis willen uiten . zelfs niet tegen mijn' gouverneur. Ik liet de villa , met al wat zij be-


II.

41

-ocr page 168-

1G2 LORD EDWAR

vatte , aan de eigenaars over , met bevel , om Lady * Jefferies te ontvangen, zoo zij immer terugkwam , en ik ijlde zonder ophouden voort , totdat ik de Apennij nen uit het gezicht had en den St.-Bernhard achter mij. Ik gaf Rigotier zijn afscheid met eene jaarwedde : ik konde hem niet meer zien : ook hij herinnerde mij aan haar. Ik heb verder geleefd, zooals gij denken kunt, dat ik leven moest. Ik heb altijd elke gedachte aan het tijdvak van mijn leven , dat ik nu verh.iald heb , weggeweerd ; ik wilde zelfs nooit voortden-ken op de mogelijkheid, dat ik vader zou kun nen zijn. Ik zocht, na lange , oneindig lange jaren van verveling en ellende , nogmaals tuimeling , en gedruis, en gewaarwordingen te Parijs; ik wilde er zinsbedwelming of den dood. Ik vond geen .van beide ; maar ik vond Espaleto, den éénigen waarachtig verheven' en onbaatzuchtigen mensch , dien ik tot daartoe gevonden had; hij ontlokte mij het vertrouwen, dat ik thans u schenk; hij herinnerde mij , dat er in Italië nog een wezen kon zijn , dat aanspraak had op mijne zorgen , en dat misschien reeds oneindig veel geleden had door de schuld zijner moeder, waaraan het toch onschuldig was. Ik begon mij voorstellingen te maken van de mogelijkheid, om dat kind te vinden , zeker wel als een wezen naar den vorm zijner moeder, misschien wel als een jongen booswicht of als eene jammerlijk verlorene; maar toch mijn kind! maar toch een Wezen, dat ik recht had, aan mij te verbinden door weldaden , dat misschien dankbaar zoude zijn ! Met het voornemen , om te Napels, in de verlatene villa , door gansch Italië , naar de vrouw te onderzoeken , die éénmaal de mjjne was, en die zeker, van val tot val, tot de afgrijselijkste laagte moest zijn gezonken , kom ik te Turin, Espaleto levert mij in uwe handen, en het toeval voert de vrouw onder mijn oog; maar naar allen schijn rijk, geëerd, gelukkig! zeker met nieuwe misdaden bevlekt, en zonder kind!quot;

»En toch, wanhoop niet!quot; zeide Schilfern, ))er is nog zooveel duisters in dit alles! En juist dit duistere geoft mij nog hoop. Ik zal strenge nasporingen doen. Lady Jefferies , of liever Sig-nora Palcetti, zoo werkelijk de geruchten waar zyn , mag u niet in onzekerheid laten omtrent uw kind. Uw oponthoud te Turin, haar verblijf in deze stad, mijne bekendheid met alles , wat hier omgaat. geloof mij: er is Voorzienigheid in dit alles !quot;

«Bah! met uw groot woord : die Voorzienigheid heeft dan mijn kind in ellende laten sterven , of, de Hemel weet, welk leven bereid; die Voorzienigheid heeft die schuldige vrouw, twaalf jaren lang , gezondheid, jeugd , schoonheid gegeven , en al het geluk, waarvoor zij vatbaar is! Zij is van den arm des eenen minnaars in den anderen gedarteld. Zij is geëindigd met de overtreding van al wat zij heilig noemde ; en dat laat uwe Voorzienigheid toe, en mij straft Zij met een leven van lijden , schoon ik mij geene opzettelijke misdaad bewust ben, en geen enkel

GLEtfHOüSE.

mensch uit boosheid moedwillig heb doen lijden; schoon ik, ondanks al mijn recht , om de men-schen te haten , niet heb opgehouden , hen te helpen , waar ik kon ! O , foei! foei! met uwe Voorzienigheid; ik heb dan nog liever het koude onwrikbare noodlot der Ouden, hoewel zich hier, zonder die beiden, alles op de beste wijze door hoogst natuurlijke voorvallen verklaart.quot;

Schilfern had hierop niet geantwoord; hij had, door een kort, maar wèl uitgedacht woord, den Engelschman reeds tot de overtuiging teruggebracht , dat de mensch niet een bloot stoffelijk-zinnelijk dier moest zijn , met niets beters , dan een instinct. Jefferies had de ziel .moeten erkennen , en van de ziel tot eene onsterfelijke ziel was maar één stap : en tusschen deze tot iets hoogers konde geene onoverkomelijke scheiding liggen; maar de dokter was voorzichtig : hij waagde zich niet aan twistpunten, die vervelen moesten. Hij wilde zijne Voorzienigheid , met al den grooten omvang van het woord , niet verdedigen, dan in feiten ; en hij wilde Haar in het gevoelen van zijnen lijder niet wagen aan een half bewijs.

V

SCHERTS.

Zoodra Dokter Schilfern van zijn bezoek bij de Marchesa was teruggekomen , had hij eenèn brief geschreven en verzonden aan het adres van »Mijnheer Rigotier, particulier te Solothurn!quot; De inhoud van dezen brief was zeker nog al vreemd ; want hij noodigde dien Heer uit in zijne hoedanigheid als arts , om zich te laten vinden aan het ziekbed, dat waarschijnlijk een sterfbed zoude worden , van Sir Edward Jefferies van War-burtonsquare , die hem nog éénmaal wenschte te zien , en die iets met hem had te regelen , aangaande zijne nalatenschap.

Twee uren later schreef de zonderlinge arts den zoo hachelijk opgegeven patiënt een wandelritje voor naar Tivoli.

De receptiezaal der Marchesa Horatia di Zoni I vulde zich met eene schitterende menigte, die reeds eenigszins ongeduldig begon te worden, omdat nog altijd de vrouw des huizes achterbleef; men vond , dat de fijne beleefdheid , die zij haren , bezoekers aandeed , door een zoo langdurig toilet al te weinig schadeloosstelde voor haar lang afzijn. Eindelyk verscheen zij. Zjj droeg het kostbare kleed , dat Oloferno voor haar gekozen had ; en de lichtblauwe fluweelen bloemen , met bladen en helmsteeltjes van geslagen zilver , deden eene schilderachtige uitwerking in de blinkend zwarte vlechten. De Graaf had geene paarlen gevonden, welke hem groot genoeg waren toegeschenen ; maar om den volmaakt schoonen hals pronkte eene rij heldere saffieren , in keurig cantillewerk gekast. De breede blondes der glacé handschoenen bedekten de zuivere ronde armen tot aan


-ocr page 169-

LOED EDWARD GLENHOUSE.

163

de rozek uiltjes van den elleboog; één dier armen rustte in dien van Oloferno Mancini, die dezen, in zijne verrukking, zacht drukte; want zijne geliefde scheen hem zoo bekoorlijk als immer. Toch had hij haar voor het binnentreden moeten influisteren : »Als gij zoo beeft, mia cara! zal men het er ^ oor houden, dat gij waarlijk nog koorts hebt.quot;

En zij had geantwoord : »Ik zal my overwinnen , mjjn Vriend!quot;

En dat was niet te ontkennen, dat zij zich overwonnen had : zij wisselde lachjes met alle vrouwen : zjj schertste en praatte met alle mannen ; zij paarde de kinderlijke losheid der Napolitaan-sche aan het levendige vindingrijke vernuft der rijpere Fran9aise. Onder de laatstgenoodigden — want men zoude dansen, en het was ditmaal eene genoodigde bijeenkomst — kwam ookGlen-house , die Schilfern den arm gaf. Nauwelijks zag hen Mancini, of hij ging hem te gemoet; en de ijverzuchtigste aller minnaars voerde zelf, onbewust van hetgeen hij deed , den verlaten echtgenoot naar de schuldige gemalin. Zij was juist in gesprek met de Principessa di Scala , die met verbet ene spijt het kleed bewonderde, dat zij toch zoo benydde. Horatia zag slechts even op , groette den vreemdeling , die haar werd voorgesteld , met eene hoofsche buiging, alsof het werkelijk een vreemdeling was, en wendde zich toen weder tot de Signora, met de aanmerking , dat zij den tweeden bouquet van het garneersel eenigszins verplaatst had, om het steile van het opmaaksel een weinig te breken. Een' opmerker , als Schilfern , kon het echter niet ontgaan , dat zij daarom alleen niet verbleekte , omdat zij heden toch van blanketsel had gebruik gemaakt, en t dat er eene uitdrukking van diepgaande ont-' roering lag in dien éénen vluchtigen blik , wel-1 ken zij op Edward wierp. Van dezen voelde Schilfern den arm in den zijnen sidderen, hoewel hij ook met eenen glimlach den Graaf eene aardigheid zeide over de betooverende verrassing, welke hij hem had voorbehouden, door hem bij de schoonste vrouw van Italië in te leiden.

»Want ik heb meer Italiaansche vrouwen gekend ! vroeger , bij eene reis langs de Apennijnen voegde hij er bij , met een snijdenden blik op Horatia , die nu moest gaan zitten.

);Gij hebt meer in Italië gereisd, Mylord ?quot; vroeg Oloferno.

»0 , Signor Conté ! lang, zeer lang geleden , zoo lang , dat er mij weinig van heugt; ik was toen nog bijna een kind.quot;

»En Mylord komt nu?quot; vroeg Mancini met eenige verstrooiing; want hij zag iemand binnenkomen , in wien hij belangstelde.

wVan Parijs, Monsignore!quot; antwoordde Glen-house , zonder het oog van Horatia af te wenden.

»Van Parijs!quot; riep de Principessa Di Scala; «inderdaad , dan zijt gij ook niet te Turin gekomen , om u te vermaken!quot;

«Integendeel, ik hoop hier meer te vinden ,

dan in de Fransche hoofdstad,quot; sprak de En-gelschman dubbelzinnig; en met het kennelijk doel, om der Dame een verder gesprek af te sny-den, begon hij tot Mancini: «Reeds schonk uw Turin mij Mijnheer Schilfern als geneesheer , als vriend! Ik ben wel achteloos , hem nog niet te hebben voorgesteld.'quot;

«Mijnheer Schilfern is altijd voorgesteld , als men hem ziet;quot; hernam Oloferno hoffelijk; en zachter zeide hij tot den Duitscher : »ik bid u, Dokter ! sla de Marchesa toch nauwkeurig gade; er is iets koortsachtigs in hare levendigheid , dat mij ontrust, vooral na hare matheid van dezen morgen.quot;

))Ik beloof het u, ik zal haar waarnemen, Signor Conté!quot;

«Horatia! gij hebt Signor Schilfern heden voor het eerst, breng hem een weinig op de hoogte van het gezelschap ;quot; en fluisterend voegde hij er bij : «Praat dan toch ook eens met den En-gelschman ; ik heb Monsignor Nicolo gezien , en ik moet hem iets zeggen.quot;

De Marchesa knikte toestemmend, en tot verder antwoord nam zij Schilfern naast zich.

«Signor Schilfern kan er niet aan twijfelen , dat ik alles doen zal, wat hij van mij kan wenschen!quot;

De Principessa Di Scala had zich verwijderd met iemand, die haar voor den eersten dans vroeg. Mancini was aan het andere eind der zaal. Lord Glenhouse liet , met eene lichte buiging , den man , met wien hij intusschen gesproken had, aan zich zei ven over, en die twee menschen, welke elkander zooveel moesten te zeggen hebben, bleven nu onopgemerkt en alleen in het midden van die groote zaal. waar alles praatte en woelde en zich verdrong; waar het Italiaansche gebarenspel het puntige der Fransche phrases nog meer uitdrukking gaf, of het koude Engelsch eenigen gloed bijzette : want het zoude dwaas zijn geweest, zoo iemand in een Salon van de bonne Société de landtaal gezocht had. Piemonteesch! foei!

Wat was dat flauw , die groote ontmoeting tusschen die twee echtgenooten, die zóó van elkander gescheiden waren en die , zich zóó terug vonden ; wat waren die korte woorden voor ieder, die niets van hen wist, nietsbeduidend en alle-daagsch! En toch , wat was het een vreeselijk tragische toestand van die vrouw, die beleedigd had, en zich beleedigd achtte; die partij en rechter vóór zich zag ; en van dien man, die een kind kwam terugeischen en rekenschap ging vragen van eene echtbreuk! Met zoo weinig pathos worden de groote drama's in het gewone leven afgespeeld ; daarom is het goed het ontleedmes te nemen , en de geblankette opperhuid een weinig op te lichten. om te zien, welke glimlachjes dolksteken zijn , en welke koude bewegingen diepe wonden , en welke onverschillige woorden kwaadaardig kwetsend.

Glenhouse trad zoo dicht bij Horatia, als de étiquette het hem slechts veroorloofde, toen, met eene zachte , maar gebiedende stem, waarin een |


-ocr page 170-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

164

zekere angst onmiskenbaar was, zeide hij haar: »My lady Jefiferies! zeg mij iets van ons kind?quot; Horatia zag hem aan , alsof ze hem niet begreep, en haalde even de schouders op.

»Leeft mijn kind nog , Mevrouw?quot; herhaalde hij met inspanning.

»Mylord Glenhouse schijnt zich niet te herinneren , dat hij aan Horatia di Zoni werd voorgesteld ,quot; antwoordde de Dame, en wierp een' blik op Schilfern.

De Engelschman meende haar te begrijpen.

»Horatia di Zoni, of Palcetti , of Mancini! zooals gij wilt, Lady Jefiferies ! alleen antwoord snel en met waarheid op mijne vraag Het is de voorwaardè, waarop ik geene rekenschap wil eischen van de verloopene jaren! Gij kunt vrij spreken voor Mijnheer Schilfern ! ik had een' vertrouwde noodig. En hij weet alles.quot;

»Mijnheer Schilfern is inderdaad niet te veel bij dit onderhoud, al ware het alléén om te getuigen , dat gij in ijlende koorts spreekt of in waanzin.quot;

De jonge Lord wreef zich het voorhoofd , als begon hij zelf aan zóó iets te gelooven.

Daarop hernam hij met zachtheid: gt; Het is misschien mijn naam , die u in verwarring brengt. Weet dan: ik ben Lord Glenhouse geworden, door den dood van mijn' oudsten neef; maar ik ben altijd Jefferies ! Edward Jefiferies ! gij herkent mij toch, het is niet mogelijk , dat gij mij niet herkent?quot;

»Bij de Madonna! het is mij volmaakt hetzelfde, hoe gij u noemt,quot; hernam de Markiezin. »En het is altijd moeielijk , iemand te herkennen , dien men nimmer te voren zag.quot;

)'Het geldt het belang van uw kind, Horatia!quot; hernam Glenhouse met bleeke lippen en met gedwongen kalmte. ))Zoo gij redenen hebt, om u nu niet te verklaren, noem mij het uur, waarop wij spreken kunnen.quot;

»Ik ben volkomen overtuigd, Mijnheer! dat wij elkander niets te zeggen hebben.quot;

))Zoo gij u vermomt in de vrees, dat ik u zal terugeischen van uwen minnaar , leg dan dit masker af. Er zijn voorwerpen, die men verliezen kan, zonder ze terug te vragen, van wien men ze heeft opgeraapt*quot; De Markiezin sprong op als eene gewonde tijgerin. Zij opende den mond, alsof ze een beslissend woord spreken ging. Snel echter bedwong zij zich , wendde het hoofd af, en zag den dokter aan. Die blik van haar donkerblauw oog was bijna smeekend. Die blik had zich herhaald , na ieJlere vraag van den Engelschman , alsof zij ieder harer antwoorden uit de oogen van den geneesheer moest lezen. Schilfern fronste de wenkbrauwen.

Toen zeide de Signora Horatia tot hem :

))Vindt gij niet, Dokter ! men moet Engelsch-j man zijn , om tot eene onbekende vrouw zóó te spreken als uw patiënt.quot;

Dc Lord stiet driftig den stoel weg, waartegen hij had geleund ; Schilfern stond op en gaf hem den arm.

«Herinner u , dat hartstochtelijkheid hier belachelijk is,quot; fluisterde hij hem toe.

»Gij hebt gelijk ; ik vergat mij zelven.quot; En daarop wendde hij zich tot Horatia. )^üw spel was uitnemend, Mevrouw ! gij kunt met Mistress Siddons wedijveren. Ziedaar!quot; en hij wierp haar zijne beurs in den schoot, met een doodenden blik van verachting. »Eene gewone tooneelspeel-ster betaalt men niet zoo goed. Kom , Dokter!quot; en met eene diepe spottende buiging verwijderde hij zich.

Horatia schudde de beurs van zich weg, met de beweging van een jong meisje, dat eene spin op haar kleed ziet. Toen eerst liet zij, met eenen diepen zucht, het hoofd neder vallen op de borst, en niemand dan zij heeft het kunnen weten, hoe bitter de twee tranen waren, die zij daarbij met de gloeiende hand zich van de oogen wischte.

Eenige minuten daarna kwam Mancini bij haar terug. Zij had zich nu weder geheel hersteld.

»Zoo alléén, Mevrouw! in het midden van uwen cirkel ?quot; vroeg hij verwonderd.

))Ik had hoofdpijn ; ik heb het een paar men- ; schen gezegd, en ze zijn beleefd genoeg, mij een' oogenblik met vrede te laten. In ernst, Olo-ferno! gij zult mij verplichten , met al deze lieden spoedig te verwijderen. Ik voel opnieuw koorts , en rust is mij noodig.quot;

))Goed! maar hebt gij iets gehad met den Engelschman ?quot;

«Waarom vraagt gij dit?quot;

)gt;Hij is plotseling vertrokken met zijnquot; geneesheer , en hij heeft van mij afscheid genomen , met een paar woorden over u , die zóó boosaardig waren , dat ik hem wel een dolk in de keel had willen duwen, en toch zoo tergend beleefd, dat ik belachelijk geweest ware, met hem uit te dagen.quot;

))Wij hebben getwist. Hij wilde mij te Napels gekend hebben ; maar ik was nog een kind, toen hij daar kan geweest zijn. En nu, Monsignore! laat mij een paar vrouwen toespreken en leid mij dan naar mijne kamer; ze zullen , zonder mij , wel dansen.quot;

VI.

DES ANDEREN DAAGS.

»Kunt gij u een denkbeeld maken van zooveel dubbelheid , van zooveel onbeschaamdheid ?'' sprak Glenhouse des anderen ochtends tot zijnen arts , die bij hem was.

))Gy hadt mij beloofd, dat gij baar vergeten zoudt, Mylord! Het tooneel van gisteren heeft u wel wat veel geschokt.quot;

«Haar vergeten ? Bij den Hemel! is cat een wezen om te vergeten ? Ware zij niets geweest dan de vrouw , zooals ik haar meende te kennen , dan zeker was mij dit mogelijk. Ik had mij voorbereid niets voor haar te gevoelen. Ik was besloten mij door geene uitvluchten te laten af-


-ocr page 171-

GLENHOUSE. 105

LORD EDWA

schrikken, mij over niets te verwonderen; maar ! voor eene zoo verregaande vermetelheid, voor een zoo hardnekkig en koelzmnig verloochenen van elk gevoel, haó ik Jictar zelfs niet in staat geacht. Éénmaal toch zijn er oogenblikken geweest , waarin zij mij heeft liefgehad. Ik stond daar nu toch vóór haar als haar noodlot, als een zwaar beleedigde, die recht op haar had , en die dat recht kon gebruiken , door zich op haar te wreken. Ik stond vóór haar , plotseling , onverwacht, in het midden van haar feest , als ; eene dreigende spookgestalte , als de geest van Banquo , en ... . heeft zij ook slechts éénmaal verbleekt, ook slechts éénmaal gesidderd ? Heeft zij niet den moed gehad te spotten ? En het was toch de toekomst van haar kind , waarmede zij schertste ! Of zoo dat kind niet leeft, en zoo zij zoo weinig moederlijk instinct gehad heeft, om het vermoord te hebben na de geboorte, dan moest toch de stem van den vader haar met huivering hebben doen terugdenken aan de misdaad ! En toch geen traan , geen trek van het gelaat, die zich vertrok. Zij heeft haar oog niet neergeslagen. Zij is erger, dan Messalina. Zóó moet Mepsalina voor Claudius gestaan hebben ! Maar , bij God! ik ben Claudius niet. Gij glimlacht?quot;

)'Omdat gij ongevergd zooveel spreektquot;

»Dit alles windt mij op. Ik gevoel behoefte . mij te uiten. Gij hebt wèl gezegd , die gewaarwordingen grijpen mij aan; maar ik voel mij leven. En , bij mijn Pairschap! ik wil niet sterven , voordat die vrouw gestraft is.quot;

»Welke partij hebt gij gekozen ?quot;

yEn toch bij dit alles, wat was zij schoon !quot; vervolgde Glenhouse , de vraag niet beantwoordende. Er is geene soort van vrouwen-schoonheid . | die mij ooit zóó heeft getroffen als de hare. Zij heeft iets , waarvan men nooit verzadigd is, dat altijd weer opnieuw verrast en aantrekt. Ik geloof , Schilfern! op mijn woord als edelman, ik geloof het, dut zij mij weer aan hare voeten had gezien, zoo zij mij door één traan vergiffenis had gevraagd. Waarom huist in dit wezen niet de deugd van Espaleto's vrouw!quot;

»Zij moet eene kracht van wil hebben , eene sterkte van geest, en eene heerschappij over zich zelve , die zelfs geen man kan bereiken.quot;

»Niet waar ? want ik kon mij niet meester blijven.quot;

«Maar zoo nu eens deze onnavolgbare zelfoverwinning deny cl ware ?quot;

«Deugd! hoe moot ik dat begrijpen 7'1

«Ik meen daarmede liefde voor u : liefde voor een' echtgenoot is toch wel de deugd eener vrouw!quot;

De Engelschman borst in eenen luiden lach ; uit.

«Dokter ! gij hebt invallen , die onuitsprekelijk aardig zijn. Zij liefde! liefde voor mij! nóg!quot;

«Ik heb niet gezegd : js, maar alléén : indien het ware. . .quot;

«Ja, indien dat zijn kon , Schilfern! dan was er immers geen offer te zwaar, om deze liefde te

verdienen!quot; hernam Glenhouse , met eene warmte , die hem wangen en oogen deed gloeien. «Maar ziet gij , dat is eene hersenschim , de dolste misschien , clie er ooit in het hoofd van een' dweper is opgekomen.quot;

quot;Het is eene hersenschim,quot; herhaalde Schilfern , met eenen nauw merkbaren glimlach, terwijl hij zijnen hoed nam ; »maar daar men zich het leven zoet maakt met zulke hersenschimmen , raad ik u , daarop voort te denken : het is mijn recept voor heden ! En nu ga ik zien , hoe de Markiezin geslapen heeft na haar bal. Hebt gij iets aan haar ?quot;

gt;^Zeg haar, dat zij mij een onderhoud onder vier oogen schenken moet, dat ik haar geheim weten wil, al zou ik het door de macht des rechters aan de stugge keel ontwringen : al zou ik ook der wereld eene Lady Glenhouse moeten toonen, die de minnares was van eenen Mancini!quot;

De Engelschman had dien luatsten volzin nog niet geheel uitgesproken , toen reeds de man , wiens naam hij met zooveel minachting had genoemd , ademloos de kamer binnenstormde en zich voor hem plaatste, met bleeke lippen , met blikken, die van gutsenden toorn getuigden, en met gebaren , die bijna dreigend waren.

gt;gt;Zoo gij evenveel moed hebt tegen een'man, als tegen zwakke vrouwen, My lord ! heb dan de goedheid , een paar woorden met mij te spreken.quot;

•)Heb vooraf de goedheid, te gaan zitten antwoordde Glenhouse, die terstond weder zijnquot; gewonen koel spottenden toon aannam , toer hij niet meer alleen was met zijn' vertrouweling: «gij zijt mij welkom , ofschoon uwe intrede eenigs-zins vreemd en onstuimig is voor een eerst bezoek.quot;

De kalme bedaardheid van Glenhouse werkte eenigermate terug op den Italiaan , die , een weinig beschaamd over zijne heftigheid, met meerder matiging hervatte, terwijl hij zich nedervallen liet op den stoel, dien Schilfern hem aanbood.

«Het is zoo , ik ben in overijling binnengekomen , zonder mij te doen aanmelden, en met woorden, die vreemd konden schijnen, als gij niets wist; maar na hetgeen er gebeurd is, moest gij zóó iets verwachten .... Zeg mij, waar is Horatia?quot;

«Als ik er belang in stelde, dat te weten, zoude ik die vraag aan u gedaan hebben.quot;

»Ontken niet, dat gij weet, waarheen zij vertrokken is. Gij zult mij voldoening geven!quot;

«Vertrokken !quot; herhaalde de Engelschman , met vroolijken blos op het ziekelijk , bleek gelaat, en verzonk in een gepeins , waarbij een zachte glimlach om zijnen mond speelde.

«Het is onmogelijk , dat gij er buiten zijt. Begrijp, Dokter! My lord heeft gisteren lang met haar gesproken ! zij heeft mij zelve gezegd, dat hij aanspraak heeft willen maken op hare be-kendschap; men heeft hem terstond daarop in eene zekere gemoedsbeweging zien vertrekken, ! nadat hij mij zeer zonderlinge woorden had toege- 1 , worpen, en in dezen eigen' nacht is Horatia ont-


-ocr page 172-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

100

vlucht; terwijl zij mij een biljet achterlaat, dat spi eekt yan plichten, waaraan zjj toevallig is herinnerd geworden; van banden, die zij te lichtzinnig heeft verbroken, en van een voornemen , om zich onverdeeld toe te wijden aan betrekkingen , die haar dierbaar waren. En dat zijn duidelijk voorwendsels: van betrekkingen weet ik niets, ik ,5 die toch hare gansche geschiedenis ken ; en banden heeft zij geene andere , dan die haar hadden moeten binden aan mij , in liefde en , ik durf bijna zeggen , in dankbaarheid- Het is blijkbaar , dat scherpe woorden van u haar hebben gewond,quot; ging hij voort tot Edward , «en tot dien stap overgehaald. Het ver-' wondert mij alleen, dat gij haar nog niet gevolgd zijt. Gij ziet, dat wij duëlleeren moeten.'* )gt;Nog niet duidelijk,quot; antwoordde de jonge Lord, wiens oogen schitterden , en die toegeluisterd had met eenen glimp' van genoegen, welken hjj te vergeefs poogde te verbergen.

«Tegen een duel verzet ik mij als geneesheer,quot; ; sprak Schilfern. »Mjjnheer de Graaf Oloferno Mancini is te veel een man van eer, om zich met een1 zieke te meten.quot;

tO , wat dat betreft!quot; hernam Glenhouse lachend , »ik heb genoeg behendigheid, om een i weinigje kracht te vergoeden ; maar toch heb ik zeer weinig lust, Lady Glenhouse Villiers tot het i onderwerp van een duël te maken.quot;

»üw naam?''riep Oloferno, opspringende. »Mijn I God ! hebt gij haar daar dan gehuwd ?quot; I ))Ik had , Monsignora , zeer vele jaren , voordat gij haar hebt gekend. Gij ziet, dat ik de uitdager had kunnen zijn. Ik ben het niet geweest. Ik houd niet van scenes. En Lady Ho-ratia heeft, zonder dat, wel genoeg opspraak gemaakt in de wereld. Zij heeft zwaar tegen mij gezondigd,quot; vervolgde Lord Edward, uit den lossen modetoon eensklaps overgaande tot dien van eenen diepen ernst, welke iedere gedachte aan scherts weerde. «Zwaar genoeg, om nooit recht te hebben op vergiffenis; maar in den stap, dien zij nu gedaan heeft, en die niet werd afgesmeekt noch geëischt, ligt toch een zweem van berouw en inkeer, die haar weder aanspraak geeft op myne bescherming, nu zij vrijwillig heeft afstand ; gedaan van de uwe. Ik heb dus voorgenomen , hare eer te sparen als de mijne. Gij ziet dus, i Graaf! dat wij niet duëlleeren moeten.quot;

»Ik zie, dat zij voor mij verloren isantwoordde Mancini, die zich in moedelooze verslagenheid naast Glenhouse op de sofa wierp. «Ik erken , dat gij de beleedigde zjjt; maar nu moet gij ook toestemmen, dat gij er niet onkundig van kunt wezen, waar zij zich bevindt.quot;

»Op mijne eer ! ik weet er niets van. Als het waarschijnlijkste denk ik mij , dat zij zich bij haar kind heeft gevoegd; want ik hoop nu met grond , dat dit kind nog leeft.quot;

»Zij was dus moeder en zij heeft het my nooit gezegd ? dit alles heeft zij voor mij verborgen gehouden; nu echter heldert zich veel op , dat mij altjjd onverklaarbaar was. Nog te Napels

heb ik haar een huwelijk voorgeslagen , maar zij wees het lachende af, onder voorwendsel van vrjj te willen zijn.quot;

»Kom , Graaf! laat ons elkander een weder-keerig vertrouwen schenkensprak nu de jonge Lord, ödan zal het ons misschien mogelijk wezen , deze vrouw te ontraadselen.quot;

»Het zij zoo , Mylord! hoewel het voor iry tot geene betere ontknooping kan leiden, dan tot Bürger's :

»Lasz fahren: hin ist hin ƒquot;

))Ik zal onderwjjl mijne patiënten gaan zien zeide Schilfern , »mijn zieke , hier , kan ik voor dit uur gerust overlaten aan de behandeling van Monsignor Mancini.quot;

VIL

TEGENKANTING VAN EEN' BONDGENOOT.

Uit Mancini's verhaal begreep Lord Edward , dat zjjne echtgenoot eerst een' geruimen tjjd, na hare vlucht uit zjjne woning, naar Napels moest zijn teruggekeerd , dat haar verdwijnen daar voor een uitstapje in het gebergte gegolden had , en dat zij , drie jaren lang, zeer teruggetrokken, in Palcetti's huis had geleefd. Daarna was zij weder in de wereld verschenen, en had er geschitterd als weleer, alléén was zij strenger geworden; men zag haar nooit zonder den ouden Prins, die nu geheel den toon van een' vader met haar had aangenomen. wHjj willigde minder in, zij gaf meer toe. Men merkte zelfs op , dat hij haar door één blik , of één woord, dat ons toen onverschillig scheen ,quot; (sprak de jonge Graaf, wiens i woorden wij slechts teruggeven zullen), maar dat zeker zal gezinspeeld hebben op hare betrekking tot u ; van hare grilligste luimen terugbracht; zy was zachter geworden , en men vermoedde , dat haar iets drukte , zoo werd mij ten minste gezegd toen ik haar voor het eerst zag. Zeer jong, zeer schroomvallig, en toch te fier om te willen voorbij gezien worden, te Napels weinig bekend , en geheel zonder bloedverwanten , had ik den steun noodig van eene vrouw , die den toon gaf; zij nam mij onder hare vleugelen, met de goedheid eener moeder, maar spotte met mijne dwepende hulde : want, ziet gij, met hoe koel een hart ik haar ook was genaderd, de betoo-vering van haren omgang ontvlamde mij tot een' hartstocht, die sterker werd bij hare kleinachting. Ik had voortaan ook hare liefde noodig, om te leven. Toch zoude ik niet gezegevierd hebben zonder den dood van Palcetti. De jonge Prins, zijn kleinzoon, die vroeg buitenslands gegaan was, kwam nu bezit nemen van zjjn ouderlijk erfgoed. Bij de opening van het testament bleek het echter, dat hij dit voor de helft met de Markiezin Di Zoni moest deelen ; zijn grootvader kende hem niets toe, dan hetgeen hij hem in den striktsten zin niet onthouden kon. In vlammende woede beschuldigde hy Horatia


-ocr page 173-

GLENHOUSE. 107

LORD

van intrige, van hebzucht, van bedrog zelfs, en dreigde haar met een proces. De jonge Palcetti had echter geene reden, om zich zoo verwonderd te toonen over de handelwijze van den overledene. Grootvader en kleinzoon hadden sinds lang in onmin geleefd. De laatste was in Duitschlfind heimelijk gehuwd met eene Protesta.ntsche vrouw ! van geringe geboorte; de oude Prins had hem dat huwelijk nooit vergeven , en hem met ge-! heele onterving bedreigd. Horatia alleen was in ; het geheim van dezen familietwist, waarvan de j beide Palcetti de oorzaak met angstige bezorgd-; heid verborgen. Zij was echter veel te groot van ; hart, om gebruik te maken van dien toorn, ten nadeele van Luigi. Schriftelijk en zonder voorwaarde deed zij afstand van haar recht ; maar i ook was zij zonder fortuin en zonder toevlucht.

ïe fier, om vergeten te leven, waar zij ge-I heerscht had, wilde zij Napels heimelijk ontvJuch-i ten, te gelijk met het paleis Palcetti, en zjj | zoude vertrokken zijn , zonder klacht, en zonder i vooruitzicht, zoo niet hare kamervrouw mij haar : wanhopig besluit had verraden. Nooit voelde ik zooals toen het geluk van rijk te zijn en onaf-! hankeljjk. Ik wierp mij zeiven en mijn vermo-i gen aan hare voeten. Zy nam liever de ondersteuning van eenen vriend, dan de aalmoezen j van bloedverwanten ; en ... . om u het verdere te sparen, wij reisden naar Turin. Ik weet niet waarom zij Turin boven iedere andere plaats de voorkeur gaf.quot;

Glenhouse had zich te zeer gemeenzaam gemaakt met het denkbeeld van den diepen val zijner gemalin , om zich zelfs bij al, wat dit verhaal bitters voor hem had , niet in zeker opzicht verruimd te gevoelen. Behalve hare onverklaarbare vlucht was er toch veel ter harer verschooning te zeggen Een enkele slechts had hem in haar hart verdrongen , en eerst na langen tijd van eerbiedige hulde, toen haar bijkans geene andere keuze overbleef, had zij toegegeven , en nu, op het eerste woord van den echtgenoot , die verouderd was en kwijnend, had zij den jeugdigen, bloeienden minnaar verlaten : daar lag toch veel genoegdoening in voor den man , die zich deze vrouw niet meer anders had voorgesteld , dan als de ijdelste, dartelste , lichtzinnigste en ; koel boosaardigste aller vrouwen; hy, die de 1 vrouwen reeds zóó laag stelde , hij vond, dat de | zijne op het einde nog wel niet erger kon zijn , 1 dan menige andere, die voor deugdzaam doorging , en dieaanspraak maakte op de achting der menschen.

Eéne gedachte, die hij alleen aan Schilfern lucht gaf, begon hem echter te ontrusten, naarmate Horatia voor hem in waarde rees. Zij kon tot haar kind zijn wedergekeerd, met het oogmerk, om het voor den vader te verbergen, en om alleen moeder te zijn. Zij was er zonder-Ung genoeg voor , en zij had wel hare redenen, om hem te ontwijken. «Ik wil van dit alles zekerheid , Dokter!quot; had hij tot Schilfern gezegd; »gij moet mij hier niet langer terughouden. Wij moeten Italië doorreizen, om haar te zoeken. Gij

wilt mij immers vergezellen ? zonder dat, val ik weder tot mijne oude zielskwaal terug.quot;

»Ik verlaat u niet voordat gij hersteld zijt, te meer , daar uwe dubbele genezing voor mij een punt van eer is geworden, dat ik niet opgeef. Alleen moet gij er in toestemmen , nog eenigen tijd geduld te hebben, vóór wij op reis gaan. Ik dien mijne zaken te regelen. Ik ben wel zoo goed gevestigd in het vertrouwen dezer goede Piemon-teezen , dat een uitstapje mij niet schaden zal in hun gevoelen ; maar het moet geene vlucht zijn. En daarenboven, ik waag uwe krachten nog niet aan vermoeiende tochten en aan mogelijke teleurstellingen.quot;

))Dat wil zeggen : gij brengt mij hinderpalen in den weg , om uw eigon belang , of om mij te ergerenhernam Glenhouse knorrig.

))Neem dat, zooals gij wilt, My lord ! alléén herinner u , dat gij beloofd hebt , mijn' raad in alles te volgen.quot;

))Maar, mensch! bedenk dan toch , dat zij in dien tijd aan het andere einde van Europa kan zijn.quot;

«Dan zullen wij haar daar volgen , Edward!quot; antwoordde Schilfern glimlachende , »maar, geloof mij , eene vrouw brengt haar kind niet zoover buiten hare landpalen , en zij zal beter zijn uit te vinden, als zy gevestigd is , dan terwijl zij vlucht.quot;

»Gij doet met mij wat gij wilt; maar ik zeg u, ik zal ziek worden van ongeduld.quot;

))Dan zal ik u oppassen.quot;

wEn ik zal sterven!quot;

«Gedenk mij dan in uw testament.quot;

»Neen , in ernst, ik zweer u , dat gij op geen uur goede luim van mij kunt rekenen , totdat ik in mijn' reiswagen zit.quot;

»Reken gij dan tot zóólang op mijne lijdzaamheid sprak de Duitscher , terwijl hij zijn afscheid nam.

Glenhouse had zich zeiven zeer goed beoordeeld, toen hij Schil iern een' knorrigen patiënt aanzei-de : hij had inderdaad onverdraaglijke luimen ; doch de dokter had zich met een onverzettelijk geduld gewapend, en, ondanks bitsheden en kwade luim, bleef hij nog altijd het verlangen van zijnen zieke martelen door zijn onverklaarbaar uitstellen der reis. Eindelijk op zekeren dag kwam hy met een opgehelderd gelaat bij Glenhouse, die hem van ergernis den rug toewendde , toen hij l binnenkwam. — »Zwijg maar , Dokter ! ik weet vooruit reeds, wat gij zeggen zult. Gij hebt ze- i ker weer een nieuwen vond om my te ergeren. Gisteren had de Gravin D. een zenuwtoeval; vandaag zal de Graaf, haar echtgenoot, wel eene beroerte hebben.quot;

«Integendeel, Mylord ! zij zijn beiden volmaakt j wèl. En ik kom u voorstellen, om overmorgen op reié te gaan.quot;

»Zoo ! bij den Hemel! dat is goed; want ik was reeds met Groves overeengekomen, om....quot; |

))Toch niet, om zonder mij weg te sluipen ?quot;

))Neen! want de statige Master Groves zou er


-ocr page 174-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

'1G8

zich niet toe hebben laten overhalen. Ik geloof, j dat gij mijne bedienden tegen mij hebt omge- | kocht; maar mijn kamerdienaar zon vooruitgaan ^ naar Napels , om berichten in te winnen.quot;

«Dat is dan nu onnooclig. Maar ik moet u iets vragen : gevoelt gij u niet beter?quot;

De Engelschman zweeg.

«Ontken het niet!quot; vervolgde de dokter, zijne hand nemende ; quot;gij wordt sterker , naarmate gij spijtiger wordt. En gij zult mij weldra kunnen missen.''

«Missen , Schilfern ? Bij God! wie spreekt er van u te willen missen ?quot; riep de Lord , met tranen in het oog zich aan zijne borst werpende. »Hoe zal ik voortaan kunnen leven zonder u ? ! Maar het is waar, ik wa? ruw, wrevelig, ondank- | baar; ik heb u beleedigd : wilt gij vergeven?quot;

«Dat kan ik niet ; want om te kunnen vergeven , moet men boos zijn geweest. Tot een tee-ken , dat gij verzoend zijt. komt gij morgen bij mij eten. Mijn huis heeft een liefelijk uitzicht op de rivier, en ik zal u in gezelschap brengen | met iemand, in wien gij belang zult stellen. Beloof my , dat gij komt.*'

«Dat is afgesproken!quot;

VIII.

DE LIST VAN DEN DOKTER.

| Ofschoon Mylord Glenhouse Villiers zeer weinig : behoefte had aan eenige nieuwe kennismaking, vooral in zijne tegènwoordige gemoedsgesteldheid, bevreemdde het hem toch eenigszins, dat hij zijnen geneesheer alléén vond , toen hy op het bepaalde j uur aan diens huis kwam. En toch, het was zoo. | Eene keurige tafel , met alles wat een' verwenden | smaak tot eetlust prikkelen kon, maar slechts ! twee couverts , niemand dan den Lord en zijnen 1 gastheer. De laatste vergoedde echter, door zijne ! vroolijke luim, door belangwekkende anekdotes uit 1 zijn beroepsleven , en door alles , wat vernuft en vinding aangenaams kunnen geven aan het vertrouwelijk gesprek . de afwezendheid van gezelschap. Edward merkte op , dat hy in eene buitengewoon vroolijke stemming was, dat er bijna schalkheid lag in de blikken, die hij soms op hem wierp, en hij begon te begrijpen, dat de Duit-scher eenige verrassing met hem vóórhad, en dat het iets goeds moest zyn , was duidelijk uit zijne j gulhartige scherts. Onwillekeurig gaf hij toe aan een onzeker vooruitzicht van genoegen, en des te eerder liet hij zich medeslepen door de opgewondenheid van Schilfern Het dessert was nog niet recht afgeloopen , toen er gescheld werd. ^

«Daar is hij !quot; riep Schilfern, vluchtig op zijn horloge ziende

»Wie ? de man , met wien gij mij in -kennis i wilt brengen?quot;

»Ja , Mylord ! maar indien wij nu van zijne I tegenwoordigheid al het voordeel zullen hebben , dat ik er van verwacht, zult gij wéldoen u af te zonderen in het kabinet hier naast aan ; wij laten de voordeur open: de dunne gazen gordijnen hinderen u niets in het gehoor : en er is eene sofa . waar gij middelerwijl siesta kunt houden. Gij zult dan den man beter leeren kennen , dan door eene beschrijving. Maar voor alles bid ik 1 u , niet te voorschijn te komen , noch u in iets j te mengen, wat er ook voorvalle. Uwe hand j daarop!quot; j

«Dokter! gij doet mij lachen met uw kluchti- ! gen ernst; daar zal dan wel iets gewichtigs voor- i vallen tüsschien dien vriend en u ?quot;

«Gij zult het hooren, Glenhouse! maar nu ver- j wijder u.quot;

Schilfern had nog niet uitgesproken, toen zijn bediende binnentrad, om te zeggen, dat de , Heer daar was.

«Laat Mynheer schielijk hier,quot; beval de ge- . neesheer , terwijl hy snel op de tafel hot een en , ander schikte , alsof slechts één persoon het mid-dagmaal had gehouden

De man, die toen binnentrad, was iemand j van eene kleine gestalte , in kleeding en hou- | ding een volmaakt fatsoenlijk man en van een niet geheel onaangenaam voorkomen Hij moest wel vijftig jaar zijn , en hij ware zeker grijs geweest , zoo eene zeer modieuse pruik hem het eigen haar niet had vergoed. Sterk sprekende trekken , kleine levendige zwarte oogen , die nooit [ in rust waren , een spitse , eenigszins gebogen nous, een ingevallen mond met fijne lippen , en eene scherpe vooruitstekende kin , zouden hem , op zich zeiven, reeds hebben verouderd , zonder i de vijandelijke aanslagen van den tijd , waartegen hij zich echter door kunst zooveel mogelijk had verdedigd; het was iemand , die er vroeger goed moest hebben uitgezien , en die alle aanspraken nog niet had opgegeven.

«Mijnheer Schilfern! geneesheer van Sir Ed-waid Jefl'eries , zoo ik hoop!quot; begon hij, na eene hoffelijke buiging.

»Juist. Mijnheer, ik had de eer u te schrijven : Mijnheer Rigotier, niet waar ?quot;

«Zoo is het, Mijnheer de Dokter!quot;

«Ik ben recht verheugd , dat gij nog tot de reis besloten zijt.quot;

«Moest ik niet? Sir Edward was nog meer mijn vriend dan mijn kweekeling, en daarenboven uwe woorden waren dringend. Ik hoop niet, dat ik te laat kom?quot;

»Men zoude om minder van uwe bergen afdalen , dan om in het testament van een' rijken Lord te staan : want Sir Edward is Pair geworden door den dood van Mylord Glenhouse , zijn' neef.quot;

«Ik geloof, dat wij elkander zeer goed zullen verstaan ; maar ik bid u , Mijnheer ! het is toch immers niet te laat. Lord Glenhouse! is hij waarlijk Lord! Hij moet nu onmetelijk rijk zijn. En hij heeft nu geene betrekkingen dan verre bloedverwanten, die hij veracht.' Dit laatste sprak Rigotier bijna zegevierend.

Schilfern herhaalde aarzelend :


-ocr page 175-

169

»Geene betrekkingen; weet gij dat met zekerheid , Mijnheer ?quot;

wGeene , op mijne eer! geloof mij , daar zijn zeer goede gronden , waarop ik dit zeg.quot;

»Gij rekent dus Lady Jetferies voor niets? gy rekent dus niet op haar kind ?quot;

vMon Dieu / Mijnheer de Dokter! hoe weet gij van eene Lady Jefferies, van een kind?quot;

»Stel u gerust, Mijnheer Rigotier! verbleek niet zoozeer. Neem een glas Champagne en herstel u : dat is eene zaak, waarover wij het samen wel eens zullen worden , waarover wij op ons gemak praten kunnen, totdat het slaapmiddel van Mylord heeft uitgewerkt.quot;

Rigotier glimlachte met moeite, toen hij snel den aangeboden' drank naar binnen stortte ; daarop stamelde hij met eene angstige verlegenheid, die hij niet meester was : «maar .... om Gods wil, Mijnheer! hoe is het mogelijk , dat gij weet.....?quot;

))Niet vreemd hernam Schilfern , met eenen rustigen glimlach. «Ik heb Lady Jefferies onder behandeling, de bleeke kwijnende vrouw heeft my haar vertrouwen geschonken; het toeval gaf mij ook juist Lord Glenhouse tot patiënt, en... gij ziet, dat gij een weinigje in mijne hand zijt.quot;

))Gij kunt mijn vijand niet wezenhernam Rigotier, nog meer verlegen ; «gij kunt er geen belang bij hebben , mij in het verderf te zien. Doe mij een grooten dienst, Dokter! en houd de echtgenooten van elkaar, zoo niet reeds Mylord.....quot;

»0 ! die weet van niets. Ik heb u immers gezegd, dat ik de zaak onder ons wilde schikken.quot;

De Zwitser, dien in Schilfern een' mensch van zijne gehalte meende te zien, even belangzuchtig, even listig en niet minder scherpzinnig, dan hij zelf, dacht uitnemend goed te raden , wat de dokter met dit laatste bedoelde: ook hernam hij zijne vermetelheid en zijnen moed. — ))Het is toch een uitstekend genoegen , met lieden te on- \ derhandelen zonder vooroordeelen en van fijne beschaving hervatte hij; »ik hen er zeker van, dat ik u zoo volkomen begrijp, alsof wij elkander jaren lang gekend hadden. Het is niet te denken , dat Mylord in zijn testament zijn' trouwen Esculaap zal vergeten ; evenwel, nu ik hier ben, is er iemand , die invloed genoeg heeft, en daarbij goeden wil, om hem zijne verplichtingen te herinneren. Alleen is het ook daarom zaak, Lady Horatia te verwyderen : zóó iets valt een' arts niet moeielijk; een reisje naar de baden, naar de bergen , of naar de valleien is licht uitgevonden , en wordt altijd gevolgd.'

«Daarvan straks ; maar ik moet u toch zeggen, : dat gij die zaak uiterst onhandig hebt aangevat, voor een' man van uwe schranderheid!quot;

«Onhandig ? Integendeel mijne handelwijze met Lady Jefferies was eene fijne berekening, , gegrond op mijne kennis van het menschelijk hart.quot;

»Maar toch , Mijnheer Rigotier! toch! haar van liefde te spreken! de echtgenoot van eenen

man , van wlen gy af hingt, zonder zeker te

zijn......quot;

wJa, dat was eene fout. Maar dat lag ook niet in mijn plan ; dat was een oogenblik van hartstocht, waaraan ik toegaf, en dat alleen de mijn te schie-lijker deed springen.quot;

«Ik dacht anders, dat juist dit tooneel......

«Aanleiding gaf tot hare vlucht ? Zeker niet, het heeft die slechts iets verhaast! maar dat zal zij u verzwegen hebben. Luister: dit huwelijk had nooit in mijn plan gelegen; daarvoor had ik waarlyk mijn' kweekeling niet opgevoed, niet zoo opgevoed, om hem de kinderen eener Italiane tot erfgenamen te geven Toen het echter gesloten was buiten iedere mogelijke kansrekening, begreep ik , dat mijne rol voortaan was uitgespeeld, dat mijn pupil zich niet gelukkig genoeg gevoelde door mijne stelsels, om mij zijn oudsten zoon toe te vertrouwen. De echtgenooten moesten dus twisten en gescheiden worden. Bij mijne aankomst op de Villa echter was alles nog dwe pende liefde ; zij leefden als jonge tortelduiven: dat was te moeielijk , om den vinger te zetten entre Varbrc et Vécorce.

«Jefferies' reize naar Napels gal mij eene goede kans. Ik vergiftigde Horatia's hart door wantrouwen, en toen de akker goed was voorbereid, liet ik doodeenvoudig de brieven slingeren , die , Sir Edward mij even vóór en na zijn huwelijk geschreven had. Als gij Glenhouse kent, weet gy zijne zonderlinge denkwijze over de vrouwen en het huwelijk , zijn volstrekt ongeloof aan alles . zijn wantrouwen aan elk menschenhart; deze brieven waren er de getrouwe afdruk van. Ze • waren geschreven in de hitte der eerste teleurstelling over Horatia's eigenbatige eischen. Ik behoef u niet te zeggen, wat ze bevatteden, hoe zij beoordeeld werd, hoe wreedaardig kwetsend zij moesten zijn voor eene dwepende ziel, als de hare . die nog niet ééne hersenschim had opge- | geven ; ik wist het, dat moest doorvlijmen , dat moest snijden, dat moest dooden, en zoo is het ook gebeurd. Ze hebben elke liefde in haar gedood , en dien vlammenden hartstocht gebluscht. Ik zag er weldra de uitkomst van: van dien oogenblik af, had zij besloten, eenen gemaal te ontvluchten , die haar het huwelijk had toegeworpen als eene aalmoes. Met schijnbaren schrik over mgne onachtzaamheid , beschuldigde ik mij , dat deze brieven in hare handen waren geraakt. Zij dankte den Hemel voor deze inlichting, en wilde meer weten. Na lange smeekingen gaf ik eindelijk toe. Ik verhaalde haar alles. Ik liet haar haren Edward kennen , zooals ik hem kende. Ik spaarde haar het verhaal der weddenschap niet , die aanleiding had gegeven tot hare kennismaking. Ik vraag , of na dit alles eene vrouw, als zij , een man , als dezen , verafschuwen moest. Ook haatte zij hem met al de sterkte van hare vorige liefde. Haar kind zoude nooit een' vader kennen, ais Jefferies. Ik deelde zoo geheel in j haar vertrouwen , dat ze met mij de toebereid- j selen tot haar vertrek wilde regelen. Zeker. dat |


12*

II.

-ocr page 176-

170 LORD EDWARD GLENHOUSE.

die echtgenooten elkander nooit weder zouden ontmoeten , wilde ik nu ééne kans wagen voor mijnen hartstocht. Het was vermetel, dwaas! ik beken het; maar gij hadt haar ook moeten zien, zooals zij toen was. Daarenboven, hare gulle vertrouwelijkheid bedroog my. Ik geloofde niet veel aan de betoovering van mijn uiterlijk ; maar de behoefte aan troost, de wanhoop, de zucht, om zich te wreken zelfs, moesten haar in mijne armen voeren , meende ik , en. .. ik , sprak haar van mij zeiven. Er viel een tooneel ; voor , waarbij ik niet de gelukkigste rol speelde j . doch dat heeft zij u zeker medegedeeld. Daarna | was het afgedaan tusschen ons. Zij heeft van een' anderen kant hulp gezocht. Zij ontving brieven uit Napels, niet van de hand van JefFe-I ries. Zij schreef terug aan Palcetti, haren voogd, en op zekeren nacht was zij niet meer daar. Ik i kon gerust mijn' Sir Edward afwachten; aan eene i verzoening zoude geen van beiden denken, alleen ; op een sterfbed.... een sterfbed is iets gevaar-; lijks. Voor het sterfbed behoede mij mijn goed I gesternte en gij !quot;

»Wij zullen alles regelen vóórdat het zoover komt. Ik zeg niet meer, dat gij zonder overleg hebt gehandeld ; en nu tot onze zaak! Hoeveel inkomen geniet gij van Sir Edward?quot;

«Duizend pond. Niets meer , niets minder; ziet gij, ik leef er van.quot;

«Welnu dan, Mijnheer Rigotier! Lady JefFe-ries stelt u voor, dat jaargeld nog met vijfhonderd pond te vermeerderen. zoo gij een schriftelijk bewijs wilt geven van hare onschuld, en van de wijze, waarop gij haar tegen haren gemaal hebt ingenomen.quot;

«Wat! wat zegt gij ?quot; riep de Zwitser, opspringende. »Mijn God! zijt gij in het belang van Lady Jefferies ?quot;

«En in het uwe. Gij zult het moeten erkennen !quot;

))Het is gruwzaam , iemand door list in een' valstrik te lokkem Gij hebt mij schandelijk bedrogen.quot;

»Vergeef mij. Er zijn lieden, die men alleen met hunne eigene wapenen bevechten kan. Gij hebt wel bedrog gebruikt tegen eene vrouw!quot;

vPeste! dat ik daar niet op verdacht was!quot; i tQuandoque dormitat Homerus ƒquot; antwoordde i Schilfern lachende. «Gij zult wel de goedheid hebben te doen, wat ik van u vraag. Voor het overige spaart het u een gerechtelijk verhoor....quot;

«Dat is eene dwaasheid. Ik heb niets gedaan, dat vatbaar is voor openlijke vervolging; en toch,quot; voegde hij er nadenkende bij, ))met het vermogen van Lord Glenhouse bewijst men alles! Evenwel ik kan alles ontkennen.quot;

))Gij handelt wyzer met vooruit toe te geven.quot;

»Maar schriftelijk .... men zou er misbruik van kunnen maken.quot;

«Vrees daarvoor niet. De partijen bedekkende zaak liever met een sluier. Gij wisselt uwe bekentenis uit, tegen eene lijfrente van vijftienhonderd pond. Gij begrijpt Lady Jefferies heeft dit noodig voor hare verzoening.quot;

«Maar die verzoening zelve was onnoodig.quot;

«Anderen gelooven het tegendeel. Zal ik u papier en inkt geven ?quot;

«Maar de bekentenis . . .

«Maar de vijftienhonderd pond . . . .quot;

«Gij hebt gelijk. En nu ik er toch eenmaal in i ben .... In 's Hemels naam dan : waar hebt . gij eene pen? ik weet er, die voor vijftienhonderd i pond nog iets anders zouden teekenen. Maar waarborg mij een' veiligen aftocht.quot; Bij deze | laatste woorden zag hij op , en bevond zich alleen , terwijl zich eene levendige woordenwisse- I ling verhief in het kabinet achter hem, waar wij Lord Glenhouse verborgen weten.

Ieder gevoelt het beter, dan wij het beschrijven kunnen , welk een uur deze onderwijl had doorgeleefd. Hoe zich zijne gewaarwordingen hadden afgewisseld , als de baren eener hevig bewogene zee. Hoe die doffe, lauwe onverschilligheid voor eenen storm van hartstochten plaats maakte. Hoe groot een' strijd het hem kostte , om zijn woord te houden aan Schilfern, om rustig te blijven , en den booswicht niet door zijne verschijning te verpletteren; hij behield toch die macht op zich zeiven. Hij gevoelde , hoe noodig het was tot de geheele ontwikkeling van het schandelijke weefsel; maar ook toen hem niets meer te weten overbleef, wilde hij zich niet langer geweld aandoen. Reeds schoof zijne hand het gordijn terug , toen Schilfern, die niet opgehouden had zjjne bewegingen gade te slaan, door den gazen nevel henen , zich ijlings naar hem toewendde , om eene ' al te hevige uitbarsting te voorkomen.

Toorn tegen den misdadiger was zeker, nevens de dankbaarheid aan den welberaden ontdekker der misdaad , de gewaarwording , welke op dit oogenblik het luidst sprak; ook ontvielen hem beurtelings woorden van dank en van afschuw ; ook drukte hij zijn' schranderen geneesheer met innigheid de handen; terwijl hij hem te gelijk trachtte weg te schuiven , om den verwoester van zijn geluk te naderen : doch Schilfern hield hem ! met kracht terug. j

«Niet alzoo, Mylord! Die geweldige gramschap voert tot niets goeds. Ik heb dien man in dit net gewikkeld, omdat het tot uwe volle overtuiging i noodig was, en omdat ik op uwe matiging rekende ; 1 ik heb het beloofd, dat gij er buiten zoudt zijn; en !■ men moet zelfs woord houden aan eenen schurk !quot;

«Laat mij, Schilfern! ik heb niets beloofd, en ; ik wil hem zien sterven voor mijne voeten: den moordenaar mijner ziel; den ellendige , die Hora-tia het verderf heeft ingedreven.quot;

«Zóó is het; maar het verstand moet u zeggen , dat gij niets tegen hem ondernemen moet; dat gij het niet moogt; geen aardsche rechter geeft een vonnis tegen misdaden , als de zijne ; en het bitterste , wat gij hem zeggen kunt, zoude hem koel laten, en slechts mij beschamen. Ik mocht hem niet hierheen lokken door eene logen , om hem prijs te geven aan u.quot;


-ocr page 177-

LORD EDWARD GLENHOUSE.

171

»Diantre ! Vhonnête homme!quot; lispelde Rigo-tier, die alles hoorde, en die, voor den uitslag niet meer bevreesd, met drift aanving te schrijven.

»Zal die duivel dan eeuwig ongestraft blijven ?quot; vroeg Edward , hevig met den voet stampende.

))Eeuwig? wie zegt u dat?quot; hernam de Duit-scher, met eene vaste stem en eenen ernstigen blik.

»Ja , ge hebt wel gezegd , bij misdadigers , als deze, leert men gelooven aan de vergelding der eeuwigheid.quot;

»In den naam dan van Hem , die gezegd heeft: ))Mij komt de wrake toe!'' blijf hier terug, en laat het overige aan mij over hernam Schilfern , hem naar de sofa terug leidende.

«Verwijder hem dan, ik heb geen verder bewijs noocüg. Werp hem van mijn goud toe, wat u goeddunkt.quot;

»Gij hebt het gehoord, Mijnheer!quot; zeide de Dokter, naar Rigotier toegaande. »Mylord bewilligt in mijne schikking, en ik zal zorgen , dat zij worde uitgevoerd. Ziedaar zes regels van Lady Jefferies tot uwe zekerheid.quot;

»En hier is het bewijs, dat gij wenscht.,,

))Mij dunkt, wij konden nu scheiden.quot;

»Gaarne. Mijne gebiedenis aan de Lady en aan mjjn' ci- devant élève, en uwe handelwijze met mij is zoozeer die van iemand , die weet te leven, dat ik wel zou willen zeggen: au re-voir ƒquot;

IX.

HET EINDE.

Wij hebben den Graaf Oloferno Mancini te overijld verlaten , om niet met een paar woorden te zeggen , hoe hij zich heeft getroost, nadat het eerste paroxisme van hartstocht voorbij was. Hij begreep toen , dat zijn roman met Horatia nooit een meer schitterend einde had kunnen nemen , en hij zag zich liever zijne tropee door een' rechthebbende uit de handen gerukt, dan die in zijn bezit te houden, totdat de wereld haar zag verblee-ken. Hij had de kieschheid , om een diep stilzwijgen te bewaren over de geschiedenis der Markiezin en over de reden van haar vertrek , en dat wierp eene romaneske tint over zijn leven, die hem zoozeer in de mode bracht, dat zyner ijdelheid niets meer te wenschen overbleef. De wond van zijn hart ? Zijne liefde was een rui-schend vuurwerk geweest. Zij was ontstoken, zy had geschitterd , en zij had opgehouden te zijn!

Op eenen weelderigen Octobermorgen rolde de reiséquipage van Mylord Glenhouse uit Turin weg, in de richting van Milaan. Er was daar binnen veel veranderd. Lord Edward was niet meer alleen met eenen kamerdienaar. Schilfern, zijn weevoudige geneesheer, zat naast hem. Lord j

Glenhouse was ook niet meer de matte , luste-looze grijsaard, met den dood op de lippen en in het hart, met koude menschenhaat in de borst en somberen twijfel in het hoofd. Een flauw blosje van herstelling kleurde zijn gelaat, welks bleekheid niet meer die vale loodkleur was. Zijne oogen schitterden van vroolijken levenslust, en er lag vertrouwen en hoop op zijn kalmer voorhoofd. Hij was met zijnen geneesheer in een levendig gesprek , toen zij voortreden langs eenen weg, waar zich rijke wijngaarden met perken van prachtige moerbezieboomen afwisselden , en j die heenvoerden naar een bevallig dorp van de heerlijkheid Vercelli , dat zij binnen reden.

»Wij zouden wéldoen, hier af te stappen,quot; sprak Schilfern : «het eind , dat wij hebben af te leggen , is niet meer ver, en gij kunt bij de verrassing slechts winnen.quot;

Zoo deden zij. «Maar, mijn Vriend ! gij waart dan wel in haar vertrouwen , om zoo tegen my te kunnen samenspannen.quot;

«Zooals ik u zeide. Sinds dien morgen , toen zij mij alles mededeelde, heeft Lady Horatia geenen stap gedaan , die niet door mij was aangegeven , en dat was noodig. Twijfelaar, als gij waart! moesten het ongewone gemoedsbewegingen zijn , die u tot gelooven brachten ? Ware zij, bij uw eerste woord, aan uwe voeten gevallen , met de onverheelde waarheid op de lippen, gij hadt haar voor eene huichelaarster gehouden, en gjj hadt haar bespot.quot;

«Ja, waarlyk! het is zoo beter. Maar spreek mij van mijne dochter : is het wel waar , dat zij haar heeft laten opvoeden in landelijken eenvoud , I en in kinderlijk vroom geloof?quot;

«Zoo is het. De arme dorpspastoor heeft haar opgevoed in stille deugd en in Godsvrucht. Uwe Maria is weinig meer ontwikkeld, dan een gewoon landmeisje.quot;

«Horatia! ik dank u. Ziet gij, Schilfern! wij stemden overeen, zonder het te weten. Mijne dochter zal de smarten der overbeschaving niet kennen. ZJj 2al niet weten, hoe het goud de harten der menamp;chen bederft. Zij zal gelooven in de menschen, en zy zal goede menschen zien. Zij zal bidden, en zij zal gelooven in het gebed, en zij zal gelukkig zyn.quot;

«En hier is de pastorie ,quot; antwoordde Schilfern , terwijl hy Glenhouse een eenvoudig houten traliehek binnenvoerde , dat eenen ruimen bloemtuin omgaf.

Sneller dan zijn arts, ijlde Lord Edward, voort, zoo onstuimig zelfs, dat hij de vrouw niet zag, die ter zijde af op eenen grasterp zat, en die bezig was de lange blonde haren te vlechten van een bloeiend meisje , dat zich in lossen eenvoud had nedergevleid aan hare voeten.

Schilfern moest hem opmerkzaam maken.

Maar nu ook zag hij zyne dochter , zijne vrouw ! Toen was alles beslist.

Juni 1839.


-ocr page 178-

-----------U I —

-ocr page 179-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL

XIMENES.

13

n.

-ocr page 180-

I

i

-ocr page 181-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

Op eene breede marmeren tafel stond een maaltijd gereed, een moes van kastanjes met olijven-olie , eene parmesaansche kaas, een weinig visch, toebereid met sterke kruiderijen en veel knoflook, wat druiven en eenige oranje-appelen , alles op tinnen schotels ; daarnevens eene aarden kan met zuiver water en een enkele beker; en toch was het in het paleis , dat de Aartsbisschoppen van Toledo te Madrid in eigendom hadden , dat zoo sober een maaltijd was aangericht; en toch was het de maaltijd van den Eegent van Spanje, één der twee van geheel den dag , zijn beste ! die hem verkwikking moest geven , na de afmattende werkzaamheden van een drukkend staatsbestuur , en krachten tegen nieuwe inspanning van ziel en lichaam beide. En dat was op een oogenblik , waarop die man te beschikken had over al wat Spanje rijk was, sinds Columbus de goudmijnen van Peru had ontsloten voor Spanje, sinds Arragon, Navarre en Grenada aan Castilië waren vastgesmeed , sinds al de schatten van al de Moor-sche Grooten aan hunne Spaansche verdringers waren toegevallen ! Was hij zoo eerlijk, die Staatsman , die alle ambten en alle waardigheden had uit te deelen in het Koninkrijk ? of was het Bisdom van Toledo zoo karig aan inkomsten ? of was hij een van die arme rijken , die het goud tot één' god hebben gemaakt, dien ze aanbidden zonder hem te durven naderen ? — Ja, hij was trouw genoeg de Staatsman , om den penning , dien het volk offeren moest aan het Vaderland, te besteden , enkel aan het welzijn van het Vaderland. Maar de Bisschopsrang van Toledo was de hoogste kerkelijke waardigheid na de pauselijke , en niet minder vruchtbaar in goud dan in eere ; en hij was zoo weinig de slaaf van zijne schatten, dat hij ze deelde met iederen arme, die tot hem kwam. Doch de Regent van Spanje was bedelmonnik geweest, vóórdat hij plaats nam naast den troon , en hjj had de deugden, die de kloosterwet voorschrijft, zoolang reeds betracht in oprechtheid des harten, dat ze hem diere gewoonten waren geworden , waarvan hij niet meer kon afstaan. Altijd bleef hij den har^n gordel dragen onder het violetfluweel; geen linnen verfrischte hem ooit het branden van Spanje's zon , en zoo vaak de staatsplicht niet eischte. dat hij zich omgaf met den glans van den Vorst, toonde hij slechts den Franciskaner. Daarom ook stond de Majordomo met slechts één' bediende hem op te 1 wachten bij dezen maaltijd , en beantwoordde geheel de stoffeering van het vertrek , van de naakte ongebeeklhouwde muren af, tot op den harden houten zetel toe; aan de soberheid der spijzen en aan den eenvoud van het tinnen tafel-ge-! reedschap.

Van tijd tot tijd traden deze kamer binnen , i mannen in geestelijk gewaad , met de rustige vrij-; moedigheid van genoodigden ; toch namen zij geen plaats , maar schaarden zich op eenen afstand en spraken onderling met fluisterende stem. Eindelijk werd er een grijsaard binnengeleid , ondersteund, bijna gedragen door twee lieden, gekleed in zijde en goudstof, wier hulp hij volstrekt scheen te behoeven, om den leunstoel te bereiken, waarop hij zich liet neervallen, terwijl hij het hoofd achterwaarts boog naar de rugleuning, de oogen sloot, en te gelijk de hand begeerig uitstak naar den beker, dien de hofmeester hem toebracht.

En in dien grijsaard hebt gij den Aartsbisschop van Toledo voor u, den grooten Kardinaal Xime-nès! Gij zoudt het nauw geloofd hebben. — dit de Kardinaal Ximenès, die zwakke ineengebogen grijsaard , geknakt door vermoeienis en als wegzinkende onder afmatting , zonder anderen wil en zonder betere kracht, dan om te sluimeren en zich te laven! dit de man, die Karei van Oostenrijk vertegenwoordigde, zooals hij Ferdinand en Filips vertegen voordigd had; dit de man, die met vaste en krachtige hand Spanje regeerde als alleenheerscher, ondanks den Koning en zijne Raadslieden , ondanks den Adel en diens invloed ! j Maar ge zoudt hem herkennen, als ge weten kondt, van welken strijd hjj hier als overwinnaar


-ocr page 182-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

176

kwam uitrusten ; hoe hij van den vroegen ochtendstond af, tot op dit late middaguur toe, rusteloos voortgejaagd was geworden van den eenen arbeid naar den anderen ; van den eenen kamp naar den anderen; hoe hij gestaan had , als staatsman, tegenover Adriaan van Utrecht, als onderdaan , tegenover Chièvres, den gunsteling van zijn' Vorst, als Regent, tegenover den Admirante van Cas-tilië en zijne trotsche partij, als veldheer, tegenover Jean d'Albret en Horuc Barbarossa, als priester eindelijk , tegen den souverein van Rome, wien hij de tienden der kerkelijke benificiën weigeren moest. En daarbij was hij tachtig jaar , en zijn vasten, zijn waken, zijn werken hadden hem misschien nog meer gesloopt dan zooveel jaren.

Langzaam ledigde hij gansch den beker , als wilde hg iederen teug van den eenvoudigen drank dubbel genieten ; daarop verhief hij zich een weinig , groette de lieden , die rondom hem stonden, met eene gemeenzame hoofdbuiging, maakte daarop het teeken des kruises en vouwde de handen als tot het gebed. Al de aanwezigen knielden neder. Zóó met de oogen gesloten, in de houding van een' biddende, had Ximenès een voorkomen, dat evenzeer roerde als eerbied wekte. Dat hooge geniale voorhoofd, nu elfen en kalm in de rust des gebeds , omgeven van den smallen krans dunne haren, dien de kruinschering der Franciskanen hem nog had gelaten, en die van zwart, als ze geweest moesten zijn, zóó tot zilverwit waren verbleekt, dat ze het enge fluweelen kapje omgaven als een boordsel van glanzig paarlemoer ; die wenkbrauwen zoo fijn en zoo wit; die oogleden zonder pinkers , gaven aan dit gelaat zoo iets zacht verhevens, dat niemand had kunnen raden , welk een' gebiedenden vlammenblik zij vermomden. De dunne saamgetrokken lippen , verbleekt als het haar , spraken van fijne schranderheid als van een' vasten wil, terwijl de spitse vermagerde kin, door ouderdom meer gebogen dan door natuur , iets scherps en puntigs aan deze trekken gaf, dat hen oorspronkelijk niet eigen was, maar dat door de ingevallen wangen niet werd verbeterd.

Hij had voorgezeten in den hoogen regeerings-raad, en hij droeg, over het purperfluweel van den Kerkvorst , de onderscheidingsteekenen van den eersten minister en van den kanselier, nevens het schitterende diamanten kruis der Aartsbisschoppen van Toledo. Maar niemand dan hjj alleen kon het weten , hoe te gelijk de haren gordel van St.-Franciscus hem het gevoelige lichaam ter zelfpijniging omsloot. Zijn kort gebed zelfs zou niet ongestoord bljjven.

))Een ijlbode met brieven uit Brussel voor 't regentschap,quot; riep eene stem in het voorvertrek, zoo luid, dat de vrome aandacht van den Kardinaal er door afgetrokken werd , die ernstig, maar een weinig gehaast, het henedicite sprak, den zijnen den zegen gaf, en daarop met drift zeide : »Van Zijne Hoogheid ? zonder uitstel toegelaten !quot;

»Mijn Doorluchtige Heere!quot; sprak de hofmeester, terwijl hij hem met smeekende houding eenige spijze aanbood.

))Sen6r Inico!quot; antwoordde de Kardinaal, met iets strengs in den toon , »gij weet, wat altyd bij ons voorgaaten daarop wendde hij het oog vragend naar den man , die was binnengekomen. Het was een jongeling in eene ridderkleeding, zooals die aan het Vlaamsche Hof werd gedragen, van eene slanke en fijne gestalte , en van een eenvoudig, maar openhartig uiterlijk, met goudblond haar en zachte blauwe oogen ; hij scheen nog zóó jong, dat hij niet eens het kinvlokje dragen kon naar de mode der jonge edellieden van zijnen tijd. Hij boog ééne knie voor den Kardinaal, maar hief zich daarna schielijk op , en hield het pakket terug, waarnaar Ximenès reeds de hand had uitgestoken.

»Wat beteekent dit, Senor ?quot; vroeg deze , die geheel uit de matheid scheen op te rijzen, waaraan hij zich willens eene poos had toegegeven. «Gij komt ons in ons gebed storen, met een woord, dat ons dwong, u terstond gehoor toe te staan , en nu aarzelt gy met het o rerbrengen van uwen last !quot;

))Hooge en machtige Heer!quot; sprak de jonge man eerbiedig, doch met vastheid, ))het is aan het Regentschap en niet aan den Kardinaal Ximenès, dat deze brieven gericht zijn: het Regentschap , dat is de Kardinaal Adriaan, dat is de Heer van Chau , dat is de Baron van Amerstorff.quot;

»Voeg er nog zooveel Vlamingen bij , als er Moorsche en Christen koningen geheerscht hebben in dit oude koninkryk,quot; viel Ximenès in — »maar dat alles zal niet beletten , dat ik uw pakket neme en leze als het mij goeddunkt. Er is maar één Koning, die nu in Spanje beveelt, en maar één Regent, die zijne bevelen uitvoert. Gij zult dat geleerd hebben, jongeman! eer de Vlaamsche blankheid op uwe wangen door onze zuiderzon bruin is geworden. Geef.quot; De jonge man trad een weinig achterwaarts.

»Vergiffenis, Hoogwaardigste! de zonen van Vlaanderen mogen frisch van uitzicht zijn als uwe dochteren; zij weten mannen te wezen in den dienst van hunnen Graaf! Wil bevelen , dat uwe ambt-genooten samenkomen.quot;

De Kardinaal, die tot hiertoe de oogen nog altijd half gesloten had gehouden , zag nu door de oogleden heen op den jongeling, en sprak met eenen glimlach , die het midden hield tus-schen goedheid en spotternij:

«Gij begrijpt ten minste de meesters , die gij gehoorzaamt; — dat kan men niet zeggen van al uwe landgenooten; u wil ik niet dwingen en de stem een weinig verheffende, vroeg hij : »Weet iemand of de Bisschop van Tortosa reeds vertrokken is ?quot;

»Reeds terug!quot; sprak Adriaan van Utrecht, die binnen trad , zoo gemeenzaam en zonder omstandigheden , of hy een' Utrechtschen Gildemees-ter een bezoek kwam brengen, en die toch door Ximenès met veel ceremonieel en met eene statige buiging ontvangen werd. »Ik kom terug, door-


-ocr page 183-

HET RUSTÜUK VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

177

luchtige broeder! want ik wensch u te onderhouden over een ontrustend nieuws.quot;

»Een nieuws , dat ontrust. Bidden wij,quot; antwoordde Ximenès levendig ; «wij voor ons vreezen niets dan God, en haten niets dan onze eigene zonden en de onhandige raadslieden van zijne Hoogheid.quot;

»Zeg de Vlaamsche, Mijnheer!quot; veranderde

Adriaan , «een man als gij moest altijd oprecht zij n ! quot;

«Als gij de waarheid meer bemint, dan de hoffelijkheid , zij het zoo , Monsenor !quot; hernam de Spaansche Heer. «Alleen wij wenschen uwe tegenwoordigheid minder om te redetwisten , dan w^l om dezen edelman , die uw landgenoot is, en die onze Spaansche gebruiken weinig schijnt te kennen , duidelijk te maken , hoe één van ons, gij of ik ,quot; voegde hij er met nadruk bij, «altijd het recht hebben de brieven uit Brussel afzonderlijk te ontvangen , zonder het samenzijn van al die Heeren! Eene vierhoofdige regeering is een monster, dat in Spanje niet kan blijven leven,quot; vervolgde hij, als in zich zeiven. Toch had de Hollandsche Kerkvorst het verstaan.

«Niemand is daarvan beter overtuigd dan uwe mederegenten ,quot; antwoordde deze met bitterheid, en zich daarop tot den Vlaamschen jongeling wendende, sprak hij op eenen toon, die eene mengeling was van iets hoffelijks met iets scherps en verdrietigs : «Het is zoozeer eene zeldzaamheid, dat onze broeder van Toledo ons een dienst vergt, dat wij ons haasten zullen die te bewijzen. In waarheid, Mijnheer! men weet te Brussel nog te weinig, hoe ijverig en gewillig de Kardinaal Ximenès ons van alle moeielijke en gewichtige staatsdiensten ontlast. Zoo ook zijn licht de tegenwoor dige bevelen aan Zijne Eminentie alleen gericht, als die alleen ze zal moeten uitvoeren. Op zijne verantwoording, geef.quot;

«Twee groote Kerkvorsten! en het bevel van mijn' meester ; en ik arme jongeling zonder andere macht dan mjjne trouw!quot; zuchtte de Vlaming. maar drukte toch het pakket stijf tegen de borst, en hield er de armen over gekruist. Ximenès zag altijd glimlachend toe; alleen aan het zonderling schuifelen zijner voeten over het marmer erkende men zijn ongeduld.

«Donna Valentine-Maria de Arrero !quot; kondigde een camarero aan, terwijl de beide hoofddeuren snel geopend werden , en er eene bevallige jonge vrouw binnentrad , wier wit satijnen gewaad schitterde van gesteenten en borduursel, en wier lange sleep en kanten sluier werden opgehouden door twee Moorsche edelknapen, die haar volgden.

Zoo vlug als het gedacht kan worden, naderde zij den jongen Vlaming, leide hem de hand op den schouder en zeide alleen:

«Gauthier de Vergy! in den naam van Koningin Johanna, zeg ik u , dat gij hier in Spanje niemand gehoorzaamheid schuldig zijt dan den Kardinaal Ximenès alleen!quot;

De aangesprokene keerde zich schichtig om , zag op de dame, bloosde diep , boog zich eerbiedig , en reikte den Kardinaal het gevraagde over met eenen zwaren zucht; daarna trad hij terug , boog het hoofd, als een veroordeeld misdadiger , en hield de handen voor de oogen. Allen , die tegenwoordig waren, bleven verstomd van verwondering, eerst over den ongehoorden tegenstand, toen over de zonderlinge volgzaamheid. Alleen de Kardinaal Ximenès, gelijkmoedig, alsof het pakket hem op de gewone wijze met de gewone plichtplegingen ware overhandigd geworden , zette zich rot het lezen der Brusselsche staatsstukken, ten aanzien van den Kardinaal Adriaan, die , om zich eene houding te geven , lijdzaam plaats nam in den armstoel, welken men hem sinds lang had aangeboden. Donna Valentine naderde vertrouwelijk den zetel van den Regent (Ximenès noemen wij zoo bij uitsluiting) en sprak met vleiende, bijna met kinderlijk zachte stem : «Monsenor gunne mij nu Het eerst van deze allen een onderhoud; ik ben u komen zien op het uur van uw middagmaal, omdat ik u wilde vinden zonder bezigheid ; dat heeft niet mogen zijn, maar geef u zeiven toch een oogen blik rust en mij deze vreugd, dat ik spreken moge en gij mij wilt aan-hooren.quot; Doch de Kardinaal antwoordde niet en bleef met inspanning voortlezen. En Inico alleen fluisterde der Senora met treurig hoofdschudden in, dat zijn meester nog niets had genuttigd. Toen sloeg Valentine eenen blik op de tafel, en vouwde de handen, terwijl zij met hartstochtelijkheid uitriep : «Ach , groote Patroon van Spanje! moet hij , die ten tijde van den grooten hongersnood alle armen van Spanje heeft gespijzigd, zelf hongeren ! En nog , hoe voedt hij zich als hij eet ? De jachthond van den kleinsten Hidalgo zou het voedsel versmaden, dat hem wordt voorgezet. O! zoete Koningin des Hemels! beloon gij de groote vroomheid van dezen Heilige en de groote deugden van dezen behouder des Vaderlands, die de Koning noch dit volk beloonen kunnen of zelfs ganschelijk bevatten.quot;

De aanwezigheid van deze jonkvrouw , zoo bevallig , en toch zoo ernstig , zoo kinderlijk jeugdig , en die toch zooveel eerbied afdwong door houding en bewegingen ; haar eenvoud bij hare waardigheid ; hare geestdrift bg de vrijmoedigheid, waarmee zij die uitte ; de pracht harer kleeding tegenover de sobere naaktheid van het vertrek : hare verschijning in het midden van al deze sombere , statige , zwijgende, onbeweeglijke mannen-gestalten , maakten den indruk en de tegenstelling van de verschijning eener Fee tusschen eene rij betooverde marmerbeelden. Toch scheen hare komst niemands bijzondere bevreemding opgewekt te hebben , zelfs niet die van den Kardinaal; en dat had zijne oorzaak. Donna Valentine was zijne huisgenoote , zijne bloedverwante , de eenige, die met vrije hand putten mocht uit zijne schatten ten behoeve der weelde , en die nog wat glans en vroolijkheid wierp aan de eene zijde van zijn paleis , die hij haar had ten beste gegeven. Daar waren er, die haar hielden voor een der werktuigen van zijne Staatkunde , die nevens den openen en grooten weg noodzakelijk vele kleine on-


-ocr page 184-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

178

deraardsche. bijwegen moest hebben , om tot haar doel te komen, 't Is zeker , dat hij met haar een deel van den jongen adel aan zich verbonden hield.

De Kardinaal Regent hief nu het hoofd op uit zijne papieren , en sprak de personen aan , die wij het eerst hebben binnengeleid.

» Herwaarde Heeren en lieve zonen in Christus ! zoo gaarne verdiepte ik mij met u in gesprekken over de heilige Godgeleerdheid , ter verpoozing van zooveel wereldlijke belangen, als op mij rusten; dan 't is mij voor heden weer ontzegd. Ik dank u voor uwen goeden wil, om mij tot gezelschap te strekken ; gaat en neemt onzen herderlijken zegen met u.quot; En toen zij zich verwijderd hadden, sprak hij tot den Vkamschen zendeling: »Sen6r Gauthier! een ander in onze plaats zou reden meenen te hebben, om op u ontevreden te zijn ; wij eeren, wie zijn plicht durft volbrengen met vastheid, en leggen u geene andere boete op , dan eene korte gevangenschap onder het bestier van Donna Valentine, onze wellieve Nicht. — Senora! bewijs mij dien dienst tot ik zal hebben afgedaan met mijnen doorluc'ntigen ambtgenoot. — Senor Inico ! laat ons alleen!quot;

De Majordomo sloeg een' wanhopenden blik op de schrale gerechten, terwijl hij ging. Ximenès glimlachte. »Wees gerust, ik zal niet altijd vasten ; geef mij nog eens dien beker, en reik mij dien visch. — Monsenor! ik durf u niet nooden ; vergun my te eten , terwijl gij dit inzieten hij reikte Adriaan een der stukken over , en liet eene wijle het hoofd op Inico's schouder zinken. Het was duidelijk te zien , dat hij alleen dan zijne matheid niet voelde, als hij in overspanning zich zeiven vergat.

Toen de hofmeester vertrokken was , gaf Adriaan van Utrecht zijne verwondering lucht over het gelezene.

i «Maar , om 's Hemels wil, Monsenor I hoe kunt gij dus bedaard zijn , nu Chièvres vrede heeft gemaakt met Frankrijk?quot;

«Dat was sinds lang de wensch der Vlamingen,quot; antwoordde Ximenès koel.

))En dat is de triomf van onze partij ,quot; hernam Adriaan , »van uwe vijanden,quot; verbeterde hij schielijk.

))'t Is niet bepaald tegen het belang van Spanje, en mijn beste wensch wordt verhoord, de Koning komt.....quot;

«En Chièvres met hem,quot; viel Adriaan in.

))Die is niet meer gevaarlijk, sinds ik hem zijn' handel in ambten ontnam quot;

»Maar gij vreest hem dan niet voor uwen invloed ?quot;

«Gij wel, niet waar ?quot; hernam Ximenès lachend , »sinds hij u verdrong als opvoeder van Z. H. , en u heenzond in deze eervolle ballingschap te Madrid.quot;

»Sinds dien tijd ben ik u tot lasthernam Adriaan , met eenig gewicht.

»Och , gij staat mij niet in den weg,quot; antwoordde Ximenès, met de fijnste schakeering tusschen minachting en spot, die door een geestig gelaat is uit te drukken.

sMaar begrijp mij dan toch !quot; sprak de Bisschop van Tortosa , ))als Chièvres overkomt met den Koning, wat wordt er dan van uw regentschap ?quot;

De Kardinaal haalde de schouders op en nam een' oranjeappel.

«Denkt gij dan eeuwig te regeeren?quot; barstte Adriaan uit, ongeduldig en verdrietig, dat hij dezen vijand , bij het voorspiegelen van eene toekomstige nederlaag, zelfs het voorhoofd niet zag fronsen.

«Eeuwig! neen, daarvoor behoede mij God, van wien ik te zijnen tijd de ruste der zaligheid wachte sprak de Regent haastig. »Maar,quot; voegde hij er bij, op dien toon van vast vertrouwen en innige overtuiging , die een groot man alleen eigen kon zjjn : »maar ik zal regeeren zoolang ik leef; moge het niet korter zijn dan Spanje mij noodig heeft; bid dat met mij voor het heil van het Vaderland!quot; In de reinheid zijner gedachten, vergat hij , dat de man , tot wien hij dit zeide, zijne tegenpartij was, die alleen van zijnen dood of van zijn' val, eigene grootheid , eigene zelfstandigheid wachtte; want hij sprak dit woord niet met den dwazen eigenwaan van een' ingebeelde , maar met de heilige zelfbewustheid van hem, die zijne krachten heeft beproefd , en nu kent, en die zich sterk weet en helderziend , in voorspoed en in ongeluk beide ; en die weet, welke groote diensten hij reeds heeft bewezen, en welke groote diensten er nog van hem zullen gevorderd worden.

))Ja, ik zal blijven regeeren, al lagen ook alle worstelingen , alle aanvallen , en alle ellenden, die nu achter mij zijn, nog vóór mjj ter bestrijding; ik geef niet over wat mij is toevertrouwd, dan aan mijn' wettigen Heer , als die een schrander en volwassen jongeling zal zijn, die voor zich zeiven kan zien en handelen ; niet aan de bestierders van een' onmondigen knaap , dien zij gebruiken als een schild, om hunne onhandigheden meê te dekken , of hunne eigenbaat.'' Onder dit spreken had Ximenès zijne groote glinster zwarte oogen op eens geheel opgeslagen; de gloed der ziel, die er uit straalde, vergoedde den glans, dien de jaren hadden geroofd; men zag, dat het oogen waren, met wier blik hij doen konde, wat hij wilde ; beurtelings gebieden , of vleiend aantrekken , of afstooten ; oprichten of verpletteren, behagen of ontzetten , altijd naar hg goedvond ze te gebruiken. Adriaan scheen zich tegen dien invloed niet te kunnen verweren , schoon hij dien volkomen begreep, want hij sloeg zijne oogen neder , en antwoordde alleen met een en zucht:

»Ja, ik weet het. gij zult beheerschen wien gij wilt, en zoolang het u goeddunkt.quot;

Maar Ximenès had intusschen zijne eigene geestdrift overwonnen, en zag wellicht in, hoe hij meer had gezegd , of nog zeggen ging, dan de gelegenheid eischte , want hij veranderde op eens van toon, en vroeg: «Wat is toch de oorzaak dier onrust, die u hier heen dreef?quot;


-ocr page 185-

HET RUSTTJUR VAN DEN KARDINAAL XIMENES.

179

«Een zéker bericht van nieuwe bewegingen onder de partij van Infantado !quot;

))En wat verde:: ?quot; vroeg de Regent met een* glimlach.

»Is dat niet genoeg?quot; hernam de Utrechtsche Heer met bevreemding, «weet er dan bij, dat Don Fernando, of liever zijne gunstelingen, de beweging besturen.quot;

»Ik wist dat. Meent gij in ernst, dat Fernando zich te Madrid beweegt zonder mij ? Ik moest hem zoover laten gaan, opdat de maatregelen konden genomen Vorden, die ik mij hierquot; — en hij wees op een der stukken, die hij uit het pakket nam — ))heb laten voorschrijven.quot;

))Hoe! de bevelen , die men ons uit Brussel toezendt, worden dus door u voorbereid ?quot;

»Zou ik ze anders uitvoeren ? Maar lees deze, en gij zult zien , hoe het noodig is , dat dergelijke harde middelen schijnbaar onmiddellijk uitgaan van den Koning.quot;

Adriaan las, met eene verwondering , waarin zich zichtbare ontzetting mengde. Daarop zag hij Ximenès aan ipet eenen onwil, die tevergeefs met zijne vereering streed , en eindelijk riep hij uit;

»Gij zijt een groot man , Kardinaal Ximenès! waarlijk, gij moest Paus zijn geworden.quot;

»Het ware misschien goed geweest voor de Christenheid en voor de Kerkhernam de Regent , »maar, geloof mij, ook hier ben ik op mijne plaats.quot;

En wel had hij gelijk , te zeggen , dat hij op zijne plaats was. Een vluchtige blik op Spanje en op hem zeiven zal ons bewijzen , hoe hij goed stond , waar hij was.

Nooit is zij opgelost, die vraag der geschiedenis , wie het oog van Isabella voorlichtte, toen zij dezen man tot zich riep uit het binnenste van een klooster, op het oogenblik, dat hij terugkeerde van eene kluizenaarsproeve te Castelna ; op een oogenblik, dat hij bij zich zeiven van alle aardsche grootheid had afstand gedaan. Maar het was bepaald, dat Spanje te dier tijde al de groote mannen zou hebben , die het noodig had. Columbus en Gonsalvo van Cordua, om het uit te breiden ; Ximenès, om het overwonnene bjjeen te houden en te bevestigen; en het is zeker, dat Torquemada, de biechtvader der Koningin, te laat is gestorven, sinds zij hem zulk een' opvolger gaf. Isabella, die dochter van Castilië, door de liefde der Castilianen op een' troon geplaatst, die ze wel deelen mocht met haren echtgenoot, maar niet aan hem wegschenken, had nauwelijks den monnik van Toledo tot zich opgeheven, of zij ondervond de overmacht van zijn' geest; wij erkennen eenen anderen wil dan een' vrouwelijken in de onverbiddelijke strengheid, waarmede de pas overwonnen Mooren tot het Christendom gedwongen werden, en waarmede de onbekeer-lijke Joden Spanje werden uitgedreven; en het was niet de hand van den Koning, die dit wrocht. Ferdinand zelf had de vluchtenden gaarne teruggehouden in zijne Staten. Deze hardheid is Ximenès vaak toegerekend geworden als eene politieke fout, de eenige , die zijne strengste beoordeelaars hem te verwyten hebben ; maar , om niet te zeggen , hoe goed zij te verdedigen zou zijn , gezien van zijn standpunt als een geloovig Katholiek, wij gelooven, dat ook dit een raad was, die hem deed kennen als een fijn en vérziend Staatsman. Waarlijk , Spanje , met Portugal naast zich, met Frankrijk , eeuwig woelend en eeuwig naijverig , boven zich , met Napels en Rome ter zijde, met Barbarije beneden zich , met zijne bezittingen in de verte, ten toevoegsel van rijkdom, waarvan men de waarde nog niet wist te bepalen , en dat vooreerst meer krachten nam dan gaf, Spanje met al die trotsche en onafhankelijke leenmannen in zijnen schoot; met dat onbestemde regeeringstelsel; met Castilië en Arragon, naast elkander als afzonderlijke Koninkrijken, wel verbonden voor het oogenblik door het huwelijk hunner beide Vorsten, maar niet vastgesmeed voor altoos door eene verzekerde erfopvolging; Spanje met eene Vlaamsche heerschappij in het vooruitzicht , door de verbintenis van Philips van Oostenrijk met Isabella's erfdochter; — Spanje had niet noodig, ook nog de rust van zijne binnenlanden , de rust van zijne Grenadasche overwinning , verstoord te zien door geloofstwisten , en zijne macht verdeeld door tallooze opstanden in het hart van het Rjjk. De Mooren, die Christenen waren geworden, zouden als van zelve zich vermengen met de Christenen; hunner afkomst niet meer herdenken, om zich hunne rechten te herinneren; niet meer samenscholen, onder het voorwendsel van eenen naam, waarvan zij bij den doop hadden afstand gedaan ; en zoo was het noodig voor de belangen van Spanje, dat de Mooren den Godsdienstvorm aannamen van hunne overwinnaars, of dat men door hunnen dood, of door hunne verbanning , de rust verzekerde , die zij moesten bedreigen. Nog voor hij eenige buitengewone verdiensten had bij het Vaderland, alleen uit een welbehagen in zijnen persoon, had Koningin Isabella haren biechtvader verrast met de opdracht van het Aartsbisdom van Toledo , waarmede ze hem Kanselier van Castilië maakte. Primaat van het Koninkrijk en eerste Grande van Spanje, terwijl Paus Julius II, om het al te volmaken , hem den purperen hoed der Kardinalen schonk, opdat hij de inkomsten van zijn Bisdom onverdeeld mocht genieten. Zooveel eer , zooveel grootheid werd door hem noch begeerd, noch met onverdeelde blijdschap aangenomen; men moest hem zijne fortuin opdringen. En dat was geenszins de huichelarij, die de houding aanneemt van achteruit te wijken , om daarna des te beter toe te tasten; maar als monnik had hij te weinig behoeften, als wijsgeer te veel matiging en levenswijsheid, om in deze buitengewone verheffing iets anders te zien, dan de voorwaarde van een leven vol werkzaamheid en onrust, vol krachtinspanning en strijd, vol opoffering en zelfverwinning ten behoeve der menschheid; maar ook van groote zelfsvoldoening in het heil der menschheid; —


-ocr page 186-

HET EUSTUUE VAN DEN KAEDINAAL XIMENÈS.

180

en zoo ook is zijn leven geweest, dat wij verder niet meer dus van stap tot stap kunnen natreden.

Toen Isabella gestorven was, werd het de vraag, wie in Castilië regeeren zou ? Ferdinand, in naam van zijnen kleinzoon naar den uitersten wil van zijne echtgenoot, of Philippus , uit kracht dei-natuurlijke voogdij over zijn' zoon en der wettige heerschappij over zijne vrouw (aan welke de kroon was vervallen), die , waanzinnig en zelfs in hare oogenblikken van helder bewustzijn slechts in vrouwelijk harteleed verdiept, ongeschikt was geworden , zoo ooit geweest, voor de moeitevolle taak. Maar de schranderheid en de vastheid van Ximenès hakte den knoop door. Met die warme trouw aan zijn Vaderland, welke zich nooit heeft verloochend, gaf hij den ingeboren Vorst de voorkeur boven den vreemden schoonzoon, hoewel de eerste verlaten was van allen, en zich nooit zijn vriend had getoond , hoewe de laatste eene opkomende zon was , wie te aanbidden hem voordeelig had kunnen zijn. Te dien dage was het de fijne staatkunde van Ximenès , zijne voorzichtigheid, zijn juiste blik , zijne behendige leiding, die Spanje redde van eenen burgerkrijg, van schandelijk bloedige twisten tusschen vader en zoon ; hij leerde hen elkander verdragen , ruimde misverstand weg, waar het zijn kon, en gaf Ferdinand te heerschen , terwijl hij Filips met de belofte van den schepter naar Spanje riep. Dan de dood rukte den bloeienden zoon van Oostenrijk dien schepter uit de handen, eer hij dien vastgegrepen had; en eene vrouw, krankzinnig door hartstochtelijke huwelijkstrouw, en een onmondig kind bleven de erfgenamen van het gezag Ferdinand was intus-schen , met brandenden naijver op zijn' schoonzoon in het hart, naar Arragon teruggetrokken , en dacht op middelen , aan den eenen kant om zijne macht elders uit te breiden, aan den anderen , om tegen de belofte, aan zijne gemalin gedaan , door een tweede huwelijk hare erfgenamen van een deel zijner Staten te onteigenen. Om voornemens als deze ; om menige vorstenondeugd, door weinig vorstengoedheid verzacht; om zijne Arra-goneesche afkomst bovenal, door de Castiliaansche grooten gehaat, sloten dezen hem uit van het regentschap, dat, bij het overlijden van Filips den Schoone, Johanna moest vertegenwoordigen, ofschoon hij , als voogd, de naaste aanspraak scheen te hebben , om de zaken zijner dochter te regelen. Maar zonderling is het, en wel het schitterendst bewijs van de achting , die Ximenès zich had gewonnen, van het vertrouwen , dat men stellen durfde èn op zijn beleid èn op zijne eer , dat die zelfde menschen, die Ferdinand vreesden en verwaarloosden, den Kardinaal het gezag in handen gaven, dat ze hem weigerden ; den Kardinaal , die zijn openlijke vriend was gebleven in geluk en in tegenspoed beide ! Met deze verheffing riep Castilië het toe aan Europa, dat zij geen' zoon had , meer waardig haren vorst te vertegenwoordigen , dan dezen monnik. Maar dat was toen ook reeds de monnik , die op eigen kosten een leger tegen de Afrikanen had in het veld gebracht, en die zes maanden lang aan het hoofd van dat leger had gestreden, altijd de eerste, altijd vooruit, met het oog op het kruis , dat hy zich liet voordragen, en gewapend met een zwaard , dat hij geen ruste gaf in de schede ; de monnik , die drieduizend Mahomedanen voor het Christendom had gewonnen op een' zelfden dag; die met het beleid van een' Jozef, maar met eigen bespaard goud, den hongersnood had geweerd uit de landen; die nooit eene stad doortrok , of hij had er kranken getroost, armen geholpen , weezen verzorgd, misdadigers gestraft met billijkheid, en berouwhebbenden opgericht met verschooning; de monnik, voor wien het volk knielde uit liefde nog meer dan uit eerbied; voor wien de Grooten van Castilië sidderden , en dien ze toch boven zich stelden. De taak , die Ximenès met dat regentschap werd opgedragen, mocht grootsch zijn , maar zij was zwaar. Eene radeloos ijlhoofdige vrouw , die nog somtijds vlagen had van vorstelijke heerschzucht , die voor den roem der echtgenoot de plichten der moeder vergat, en die de doodkist van den vader teerder bewaakte , dan de wieg van deszelfs kind, — zulk eene vrouw om te leiden door een Koninkrijk, dat geschokt werd en beroerd door zooveel partyen als er hoofden waren voor de kroon , oi handen voor den regentenstaf, was een tergende plicht op een oogenblik , dat hij noodig had, om met kalm beraad , uit het middelpunt des Rijks; geregeld en ordelijk te voorzien in alle vakken des bestuurs. Ximenès moest zich als het ware vertiendubbelen , zonder toch alles te kunnen volbrengen , wat hij zich had opgelegd. Men heeft hem zijne heerschzucht verweten; het is zeker , dat hg altijd heeft willen heerschen, als hij het belang zijns Vaderlands van zijn meesterschap afhankelijk dacht; maar het is ook zeker , dat hij telkens is teruggetreden, waar diezelfde belangen zijn terzijde gaan eischten. In Afrika, in het leger , dat hij zelf bezoldigde , week hy voor den grooten veldheer Navarre , toen hij voelde, dat deze het moede werd, de tweede te zijn; in dezen anderen nood riep hij Ferdinand uit Arragon terug, schoon hij weten kon, dat hij zich een' achterdochtig en naijverig meester gaf, die zijne plannen lichter zou dwarsboomen, dan steunen, die hem zeiven zou wikkelen in nieuwen tegenstand; alleen, omdat hy een' Vorst wilde stellen tegenover de eischen van buitenlanische mededingers en tegen den overmoed der inland-sche Grooten. Ferdinand is gekomen; Ximenès heeft hem gesteund met al de krachten van zijn' vasten en forschen geest, en met al de behendigheid van zijn fijn en voorzienig oordeel; hij heeft hem geleerd, zwakke vrienden, die hem verlaten hadden in tegenspoed , te vergeven, en openlijke vijanden , die terugkwamen met het geluk , door zachtheid te winnen ; hij heeft dat hard en eigenbatig karakter gelenigd en getemd , en ten laatste de daden zijner zelfzuchtige jaloezie gewijzigd. Want sinds Ferdinand de trouweloosheid 1 had gehad , van Germaine de Foix te huwen ,


-ocr page 187-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS

van zich erfgenamen te wenschen , zelfs toen de wijsheid Gods zich door het wegnemen van zijnen jonggeborene daartusschen stelde, en eindigde met een' uitersten wil, waarin hij zijn' tweeden kleinzoon Ferdinand macht en waardigheden opdroeg, die op de rechten van den ouderen broeder inbreuk maakten , en die genoeg twist en verdeeldheid moesten brengen , om Arragon af te scheuren van Castilië, — toen schaarde Ximenès zich, billijk als trouw , aan de zijde van hen, die waakten voor de belangen van het Vaderland en streden voor de rechten van een' wees, die verre was ; ofschoon hij nooit met hen eens was geweest in bedoelingen en wenschen. Ook triomfeerde de rechtvaardigheid over verwantenhaat, en toen Ferdinand stierf, liet hij zijn'oudsten kleinzoon Karei, reeds Graaf van Holland en Aartshertog van Oostenrijk, het vereenigd rijk van Castilië en Arragon als wettige erfenis achter.

Maar toch was aan den Bisschop van Toledo de zorg van Spanje opgedragen, tot Karel's meerderjarigheid en overkomst. De Vlaamsche opvoeders van den jongen Vorst hadden dit oogenblik reeds lang met bezorgde blikken te gemoet gezien; hadden op hunne wijze voorzorgen genomen, om de opvolging te verzekeren aan hunnen kweekeling, maar hun zeiven de macht in zijnen naam. Dan tot dit laatste hadden zij zich in het middel vergist. Een vroom en belangeloos man , de Leuven-sche deken Adriaan van Utrecht, was nog bij Ferdinand's leven naar Spanje gezonden , om bij zijnen dood het Eegentschap te aanvaarden in Karel's naam. Doch de Koning, wien dat staren op het uur van zijn sterven onverdraaglijk scheen, had hem als spion gehouden en hem nooit willen zien, en Ximenès, zonder zich aan Vlaamsche volmachten te storen , nam de teugels van het bewind in de vaste en moedige hand. Dat Adriaan de man niet was , dien men tegen dezen Staatsman had moeten overstellen, is reeds elders gezegd , maar zelfs , al ware hij hem meer gelijk geweest in krachten des geestes , vreemdeling in dit land, door niet ééne partij met oprechtheid ingelicht , stond de kans niet gelijk , en de hulpmiddelen waren het nog minder. De raadslieden des jongen Konings deden hem het Kardinaalschap opdragen, om ten minste eene ongelijkheid in rang te effenen. Dan het bleek ijdel. Als eenvoudige monnik zou Ximenès over dezen Kardinaal gcheerscht hebben ; men zond hem mederegenten, die hunne stem altijd voegen zouden bij de zijne ; maar Ximenès luisterde toe met beleefdheid . en ging zijn' eigen' weg, omdat hij wist, dat hij zich zeiven genoeg was , om de belangen van het Koninkrijk te behartigen , en dat vreemde inzichten, zijn weldoordacht ontwerp kruisende, niets konden brengen dan verwarring en weifeling ; en de Staatslieden te Brussel begrepen dat zoo goed, dat ze eindigden met hem gelijk te geven , en ieder aanval op zijn gezag voortaan niets wrocht, dan zijne zegepraal en de bevestiging zelve van dat gezag. Zooras hij het testament van Ferdinand door Karei had bekrachtigd gezien, ging hij uitvoeren , wat hij ontworpen had ; zonder ommezien noch terugblik , ieder persoonlijk belang ver- ! getende , en het allereerst zijn eigen, voor het algemeene welzijn; en voor iederen tegenstand had hij een wapen gereed , dat versloeg; voor iedere tegenspraak een machtwoord. dat verpletterde ; voor iedere onbescheidene vraag een antwoord , dat verstommen deed. Wat men het allerminst van eer/ geestelijk staatsman zou gewacht hebben, was zijno zorg voor eene vaste en geregelde krijgsmacht . genomen uit den boezem der ! steden en niet als vroeger afgebedeld van den goeden wil der groote leenmannen. De edelen za- | gen in dezen maatregel eene groote onafhankelijke macht zich vormen tegenover de hunne, eene eerste verkorting hunner rechten, eene dreigende houding tegen hunne aanmatigingen. En zoo was het. De forsche vertegenwoordiger van het koningschap, die zijne zaak handhaafde met daden , vermeteler , dan een Koning ze zou gewaagd hebben , zag in de verkleining van den adel en in de opheffing van het volk, voor dit tijdpunt waarborgen van zijns meesters heerschappij ; en toen de adel dit evenzeer begrepen had , en begon te worstelen tegen deze nieuwigheid , en tot de steden toe wist op te ruien voor zijn belang, toonde Ximenès zijne geordende krijgsmacht , zijn welbediend geschut, zijn opgezameld goud , en wie toen niet voorzichtig terugweek, voelde den druk van zijne machtige hand in strenge straf of in smartelijke vernedering.

Intusschen voerde hij oorlog in Navarre, waar hij zegevierde; in Afrika, waar hij minder gelukkig was, had hij een oog te houden op de buitenlandsche belangen van Spanje , die vaak in strijd waren met die van Vlaanderen, en waaraan ze toch ondergeschikt werden gemaakt, en waarin men hem geene stem gunde, omdat ze geregeld werden uit Brussel, omdat hij alleen Eegent was van Spanje , en omdat de Eaadslieden, de Voogden van den jongen Koning, met den persoon van dezen , alle andere belangen , die aan zijnen schepter waren vastgehecht, in hunne macht hadden. Wij zullen uit des Kardinaals eigen mond hooren, hoe Spanje leed onder die ongelukkige verhouding; het is ons nu genoeg te weten, dat hij onder al die worstelingen tachtig jaar was geworden , nooit een' enkelen staatsplicht had verzuimd, en toch geenen enkelen plicht van zijnen Godsdienst ongedaan had gelaten ; want hij geloofde met een oprecht geloof, zonder tovervallen tot die zwakheid des geestes, die henenvoert tot dweperij; want, terwijl hij zich zelf niet ééne genieting der zinnelijkheid veroorloofde , stichtte hij vrouwenkloosters, vreedzame toevluchtsoorden voor verarmde edeldochteren , waarin ze werden opgevoed voor de wereld , om tot de wereld te gaan als die haar aantrok , en waarin alleen eene besliste roeping voor altijd wijkplaats gaf. Terwijl ; hij het Christendom door dwang en zachtheid uit- , breidde onder Joden en Heidenen, trachtte hij de | Christenheid te verlichten , door te zorgen voor 1 zuivere vertalingen van den Bijbel, door eene


-ocr page 188-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

182

ruimere verspreiding van dit Heilig Boek , door toe te zien op de verbetering der Geestelijkheid. Hoewel blind rechtvaardig en onverbiddelijk streng in het toepassen der wet, heeft hij nooit het raenschelyk gevoel opgeruid door daden van wreedheid . en zelfs zijne vijanden bebben hem niet kunnen beschuldigen van ééne persoonlijke wraakneming. Hij kon Mazarin worden ter zijde gesteld in behendige Staatskunst, maar hij was rein van diens kruipende eigenbaat; hij was geen slechter Regent dan Richelieu, maar hij was vromer Kardinaal, beter mensch ; hij hield zijn1 Koning niét minderjarig als (leze; maar toen zijn Koning minderjarig was , waakte hij voor de rechten van het koningschap en voor de welvaart van het volk. Zoo zeker was hij de man, dien God aan Spanje gegeven had , opdat het een groot en zelfstandig Koninkrijk mocht blijven , in een' tijd, waarin het gevaar liep , om niets te worden dan een Vlaamsch wingewest; zoo zeker mocht hij met vrijmoedigheid zeggen , dat hij op zijne plaats was , waar hij stond.

Na dat woord van Ximenès, had Adriaan, als in ernstige gedachten verdiept, op de staatsstukken gestaard, en scheen nu willens iets te vragen ; doch de Groot-Ceremoniemeester van het paleis trad binnen met eene gewichtige houding, en kondigde aan , dat de Infant Don Fernando in de voorzaal was , en een onderhoud wenschte met den Regent.

»Wie vergezelt den Infant ?quot; vroeg Ximenès . terwijl hij zijnen Ambtgenoot veelbeteekenend aanzag.

»Niemand, dan de oude Secretaris; en Zijne Genade wilde gaarne ontvangen worden zonder ceremoniëel.quot;

yHet moge zijn, zooals Zijne Genade gebiedt,quot; antwoordde Ximenès deftig , en weinige oogen-blikken daarop vertoonde zich Ferdinand van Oostenrijk, tweede zoon van Philippus den Schoone, en van Johanna, die men de Waanzinnige had bijgenaamd. Deze Vorst was naar zijn' ouderdom nog slechts een knaap , maar zijn sterke groei, zijne vroeg gevormde trekken, zijne vorstenopvoeding bovenal, gaven hem nu reeds het voorkomen van een' jongeling , wiens zwaarmoedig oog en lijdende bleekheid belangstelling wekten en nieuwsgierigheid beide. Hij leed ook aan eene verterende kwaal: onvoldane heerschzucht. De eerste beschikking van zijn' Grootvader, die hem tot Grootmeester benoemde van de drie hoogste ridderordes, en tot Regent van al de Spaansche Koningsstaten , met verachting van zijns broeders rechten , was hem niet onbekend gebleven , en zij had dien noodlottigen hartstocht in hem opgewekt ; noodlottig zeker , want, toen hij eene korte wijle van die hooge bestemming had gedroomd , werd hem aangezegd , dat zij was weggelegd voor zijn' oudere, dat hij voortaan geen' anderen rang zoude houden in het Koninkrijk, dan een' zulken, die ledige eere gaf zonder macht; èn toen hij zijne teleurstelling noch zijne spijt wist te verbergen, werd hij het voorwerp van een' staatkundigen achterdocht, welke zijne eigene onberadenheid en de weinige voorzichtigheid zijner opvoeders en vertrouwelingen maar al te zeer rechtvaardigden.

Hij leunde op den arm van zijn' Secretaris Cecco^d'Entradas , een' deftig grijsaard, met een levendig oog en scherpe trekken. Nadat de beide Kardinalen hem als Prins van den bloede hadden verwelkomd, door hem een paar schreden te ge-moet te gaan, wierp hij zich als zoon der Kerke neder aan de voeten van den hoogsten Prins der Kerke, den Aartsbisschop van Toledo. Ximenès reikte hem de hand , om op te staan, en zette zich , terwijl hij met een hoffelijk woord vroeg , waaraan hij de eer van dit bezoek té danken had.

Ferdinand viel terstond uit in dien driftigen en ongepasten klaagtoon , die meer zijne jeugd verraadde dan zijn goed oordeel.

»Sinds God dat groote onheil over ons heeft gebracht, dat de zonen van Oostenrijk de tusschen-komst van een' vreemde noodig hebben , om tot hunne moeder te gaan, kom ik u vragen , mij bij de Koningin van Spanje toe te laten.quot;

Het gelaat van Ximenès teekende een licht misnoegen , toen de Prins met opzettelijken nadruk dat «Spanjequot; uitsprak. In het eerst antwoordde hy niet, maar bleef hem lang en doordringend aanzien ; daarop zeide hij alleen: ))De krankheid van Koningin Johanna laat niet toe , dat men haar telkens nutteloos vermoeie; waarom wilt gij uwe moeder zien, Monsenór?quot; Ferdinand had zijn oog voor dat van den Kardinaal neergeslagen , en bloosde en verbleekte beurtelings; nu wendde hij met zichtbare verlegenheid den blik op zijnen Secretaris , die schielijk het woord nam : »Mijn jonge meester wilde den zegen der Koningin afvragen op eene bedevaart, die Zijne Genade wenscht te ondernemen naar St.-Jacob van Com-postella, ter harer genezing.quot;

»Senor Cecco !quot; hernam de Kardinaal op dien scherpen toon, dien hij aannam, zoo vaak hij zich tot dezen richtte , »het ware ten minste oorbaar geweest, dat gij hadt onderzocht, in hoeverre de Regent van Spanje dergelijke vrome tochten goedkeurde , eer gij daarvoor in uwen jongen meester den smaak hadt opgewekt.quot;

«Ik wist niet , dat de Prins van Oostenrijk gevangene was ,quot; hernam Cecco met meer moed dan voorzichtigheid.

«Gij wist dat niet, mijn Vriend!quot; viel de jonge Prins levendig in ; »o ! bij alle Heiligen van Arragon, die het wreken zullen , ik wist het sedert lang. Sinds hij mij uit mijn lief Guadaloupe hier heen riep , houdt die man mjj gevangen aan eene lange keten, waarvan hij iederen dag eerie schakel tot zich trekt, en hij zal eindigen met mij in boeien te sluiten! Cecco! hij zal het, zoo gij en Senór Orlando en alle trouwe lieden van Arragon het niet verhoeden.quot; En toen hij dit gezegd had, wierp de ongelukkige zich hartstochtelijk aan de borst van zijnen grijzen vertrouweling.

De man , dien de roekelooze jongeling met dit


-ocr page 189-

HET BÜSÏÜUR VAN DEN KAEDINAAL XIMENÈS.

183

woord beleedigde, zag eene wijle op hem met een' smartelijker! glimlach ; toen sprak hij met strengen onwil tot Cecco : ))Zjj, aan wier leiding de Infant is toevertrouwd , doen niet wel, zijne slecht beraden jeugd te wagen aan zulke proefnemingen , indien zij zjjne handelingen en woorden niet genoeg in hunne macht hebben, om zulke tooneelen te voorkomen.quot;

»In waarheidvoegde Adriaan van Utrecht er bij, die meende door een dreigend woord zijne afkeuring te moeten kenbaar maken; ))in waar-heid , de gevoelens, die men den Prins inboezemt, zijn zoo gevaarlijk , dat zij de ongewone bevelen uit Brussel volkomen rechtvaardigen; en de Raadslieden van Prins Ferdinand berokkenen zich zeiven. . .

Een snijdend »Indiscrete!quot; en een felle blik van kleinachting en misnoegen van Ximenès deed den Utrechtenaar plotseling zwijgen , maar te laat toch — want Cecco , die tusschen verslagenheid en wrevel had geweifeld onder het spreken van den Regent, trok nu partij van Adriaans onvoorzichtige uitlating. door stoutweg te vragen :

))Uwe Eminentie weet van bevelen, die onzen Infant betreffen , waarin wij betrokken zijn ?quot;

gt;gt;Ik weet niets— antwoordde Adriaan , en ging verdrietig ter zijde ; hij was beschaamd en gekwetst, door de wijze , waarop hem het stilzwijgen werd opgelegd, maar hg voelde te wel, hoe dwaas hij zich versproken had , om opnieuw een woord te wagen.

De Regent bespaarde hem de onzekerheid. — «Het wordt bij ons Spanjaarden voor eene fout gehouden , den dolk te trekken en niet toe te stooten,quot; fluisterde hij Adriaan toe; »Cecco is een vermetel en doldriftig mensch , die in onzekerheid het wanhopigste besluit zou nemen ; zij moeten nu alles weten ; gij hebt gemaakt, dat ik met geweld zal moeten doorzetten, wat ik met zachte behendigheid had willen afvleien en daarop zich met strenge hoogheid tot Entra-das wendende , zeide hij:

»Mijn ambtgenoot was een weinig te rasch , en toch sprak hij uit, wat eenmaal moet gezegd worden. Het Hof van Brussel is ontevreden op hen , die den Infant Fernando het naastbij omringen , over den invloed, dien zij op zijne Genade oefenen , en dien zij misbruiken, om aan zijnen geest en karakter eene richting te ge^en, die alleen kan dienen , om hem weg te slepen tot beschouwingen en daden, die nog meer verderfelijk zouden zijn voor den Prins zeiven , dan gevaarlijk voor de rust van het Koninkrijk.quot;

«Uwe Doorluchtigheid ! dit mistrouwen.....quot;

viel de Secretaris in.

»Vraag het uw eigen geweten af, of het gewettigd is. Ik wil niet spreken van de wijze, waar-0P gij den jongen Prins inneemt tegen personen, die meer zijne ware vrienden zijn, dan het u vergund is te weten. Dit oogenblik zelf gaf er bewijs van.... maar gedenk , wat er in de laatste dagen is voorgevallen ; — gij verbleekt , dat is, omdat gij u herinnert, wat gij overeengekomen zijt. in dat laatste samenzijn met den Hertog van Infantado, waarbij gij Don Fernando eene rol hebt laten spelen , waarvan hij nog al het gewicht niet begrijpt, en waarvan de verantwoording op u komt ; — gij siddert, dat is, omdat gij indenkt, met welke voornemens gij uwen jongen meester hebt overgehaald, om een onderhoud te vragen met zijne moeder; — herstel u , Mijnheer! ik zal niet verder gaan, want het is niet meer de tijd van verwijtingen , maar van vergelding: de Koning , onze Meester, heeft beslist, dat er een eind zou zijn aan dit alles; Senora Orlando , de Gouverneur van Zijne Genade, en gij. Mijnheer! zijt van nu aan ontslagen uit den dienst van den Prins.quot;

Een oogenblik stond Cecco , of hij door eene plotselinge bedwelming overvallen was ; daarna zag hij op Ferdinand , die strak naar den grond staarde , als begreep hij niet recht; — de oude man verkropte een' traan , die opwelde in zijn brandend oog, en hief het oog trotsch omhoog, terwijl hij antwoordde :

«Ik neem mijn ontslag niet aan, dan van haar, die mij mijn ambt gaf, Koningin Johanna, of van mijn' meester zei ven, die gekomen is tot de jaren van onderscheid.quot;

))Druk niet te veel op dit laatste , als gij uw' kweekeling liefhebthernam Ximenès met kalme waardigheid , maar voegde er by op veelbeiiuiden-den toon : ))Neem hier uw afscheid ; gij zult Zijne Genade niet meer naar zijn paleis volgen.quot;

»Gij hebt het gehoord , Prins!quot; riep Cecco , terwijl hij aan Ferdinand's voeten nederknielde; »ik acht mij niet ontslagen , — maar ik kan niets tegen de overmacht; wy moeten scheiden , wees nu leidzaam ,quot; voegde hij er zacht en haastig bij , »de dag komt, dat gij mjj wreken zult! mij en u zei ven.quot;

))Neen!quot; riep Ferdinand, en trachtte hem op te heffen, en sloeg hartstochtelijk den arm om Cecco's hals, als wilde hij zich aan hem vasthechten voor immer. — ))Neen , men zal ons niet scheiden! — Neen , zoomin de sterren zich afscheiden van de lucht, zoomin kan ik mij scheiden van u ! Niemand heeft het recht, mij mijne dienaren te ontnemen ; deze Priester niet, niet

mijn broeder, de Prins van Castilië.....quot;

»De Koning,quot; viel Ximenès gebiedend in. pAlleen mijne moeder , alleen de Koningin, die behoorde te regeeren : en zonder welke men beschikken wil over mijn lot. — Koningin Johanna....quot; ))Is niets dan eene schaduw ,quot; sprak de Regent. »Eene schaduw, die het licht uit Vlaanderen kon verduisteren , waarmee gij dit brave volk van Castilië de oogen verblindthernam Ferdinand, en bleef zich vastklemmen aan zijnen gunsteling ; maar Ximenès verhief blik en stem, en sprak met strengen ernst, maar toch zonder toorn :

«Daar moet een eind zijn aan deze ongerijmde redetwist, jonge man ! Alles, wat gij gezegd hebt, heb ik aangehoord , als niet uit u; ik wil geloo-ven , dat gij niet oordeelt, dan naar de begrippen van anderen : niet spreekt, dan door de in-


-ocr page 190-

HET RUSÏUUE VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

184

ge ving van anderen ; maar gij hebt onderscheiding genoeg , om te gehoorzamen ; en in den naam der wet, in dien der Kroon, eischt de Regent van Spanje gehoorzaamheid van den tweeden zoon van Spanje! Prins van Oostenrijk! uwe plaats is niet aan de zijde van een' verdacht onderdaan , maar naast dezen zetel; kies tusschen rebellie of onderwerping.quot;

En hetzij Cecco, die al den omvang van dit woord overzag, zich met geweld afscheidde van zijnen kweekeling , hetzij deze ondanks zich zeiven beheerscht werd door de overmacht van die gebiedende stem , de jongeling keerde zich schielijk af, en naderde Ximenès. Maar met die zelfde hartstochtelijkheid, die al zijne bewegingen scheen te besturen , wierp hij zich neder aan zijne voeten , en sprak op wilden, haastigen toon: «Wees nu voldaan, Monsenor! ik heb gehoorzaamd, gij beveelt, en de Infant van Spanje ligt aan uwe voeten. Maar laat dat u genoeg zijn; gij hebt ons willen beproeven, mij en hem; — drijf uw spel niet verder ; scheid ons niet; beroof den rampzaligen zoon van uw' Vorst niet van zijn' laatsten steun, zijn' trouwsten vriend! — Wat zegt het u, dat die man met mij samenblijft, en mij somtijds vertelt van vroegere uitzichten , en hoop voorspiegelt voor de toekomst ? Hij en ik, wij vermogen immers niet tegen u; ik ben immers een kind, een zwakke jongen ling, zonder invloed als zonder krachten; ik be-immers wel zeker, wel geheel opgeofferd aan de grootheid van mijnen broeder ; gij zijt zoo machtig, en zijne rechten zijn zoo wel verzekerd, zegt men; waarom zoudt gjj dan vertreden, wat reeds zoo diep gebogen is , wat de sterkte mist zich op te richten? Men roemt u als een edelmoedigvy-and ; laat ik weten, dat gij het zijt....quot;

Maar Ximenès was nu opgestaan van zijnen zetel, en dwong te gelijk den jonkman zich op te heffen ; — daarop nam hij zijne hand, en zag hem weder aan met dien blik van innige deernis en droefheid, dien hij reeds meermalen op hem had geslagen. Terwijl hij zachtkens het hoofd schudde, ging hij recht voor hem staan. De gestalte van den Regent scheen de kromming des ouderdoms niet als een' vasten plooi te hebben aangenomen, want nu hij zich toonen wilde in zijne volle lengte, scheen hij zich zonder moeite ongebukt te houden , en zoo groot was hij dus, dat hij laag op den slanken jongeling moest ne-derzien.

))Gun mij niet zooveel als gij zelf over uwe gehoorzaamheid verwonderd te zijn, mijn Infant!quot; sprak hij ; «maar ik heb sterker en trotscher hoofden aan mijne voeten gezien , dan het uwe, en het is nooit geweest zonder nut voor den smee-kende, zoo vaak het belang van Spanje mij die vrijheid gaf. Dien Infantado, op wiens machtigen bijstand gij uwe schoonste hoop grondt voor de toekomst, heb ik eens zóó voor mij gezien, met zoovelen van Castilië's Granden, als er schuldig waren aan hetzelfde feit; en ik heb toen de strafheid verzaakt, om zachtmoedigheid te oefenen. Zij weten, dat ik het niet ten tweedemaal j zal doen; daarom geloof niet aan de oprechtheid hunner beloften — zij durven u niet helpen, zelfs als zij wilden. In zoover dus ware uw woord van ootmoed goed, als het meer oprecht ware en beter gemeend. Maar geloof mij. Prins! men heeft niet tachtig jaren geleefd, en geleefd zooals ik, zonder geleerd te hebben een weinig dieper te zien in de harten der menschen , dan menige onder hen wenschelijk achten , — en zoo weet ik, jonge man ! dat gij zelf niet gelooft, wat gij zegt; dat gij zelf niet overtuigd zijt van hetgeen gij mij voorstelt; zelfs niet, al stemt uwe verbeelding daar voor dit oogenblik mee in. En toch is uwe onmacht eene waarheid, eene harde en vernederende waarheid, waarvan ik u bidde, bij de eer van uw geslacht, en by alles, wat gij u zeiven schuldig zijt, de bittere ondervinding niet te willen uitlokken. Ik zou u kunnen indachtig maken de plichten van onzen Godsdienst ; dan, gij Vorsten weet altijd een heiligen naam aan te roepen bij eene onheilige onderneming , en ik weet, dat voorspellingen van kluizende vromen in u eene gesmoorde zucht hebben verlevendigd, profetenstemmen, wier geldigheid door onze Heilige Inquisitie zal onderzocht worden, zoo ze zich opnieuw doen hoorenquot; (hier zag hij Cecco scherp aan, die met siddering ineenkromp). ))Ik wil niets dan u wijzen op het ij dele en dwaze uwer verwachtingen , en op het bespottelijk ongerijmde uwer berekeningen. Ik heb u alles laten zeggen, wat gij wildet, om juist te weten , wat gy dacht en, antwoord zelf: kan ik hopen, dat die droomen, waarin die lieden u voort-wiegen ten koste van uwe zielerust, even zeker onschuldig zullen zijn tegenover de wettige orde, als zeker schadelijk voor uw eigen geluk? Kan ik dat hopen , als die lieden u hebben geleerd , een' ouderen broeder , die uw meester is en uw Koning , met al het recht, dat de wetten der natuur en de instellingen van het Koninkrijk hem geven , macht te ontzeggen over uwe handelingen , en hem den naam te weigeren en den eerbied , die hem toekomt ? Als zij Johanna Koningin van Spanje noemen , en zich beroepen op haar gezag, om den Koning te krenken en zijn' vertegenwoordiger, schoon ze weten, dat die Vorstin , gebukt als ze is onder krenking der zielsvermogens , geene daad van het Koningschap zou kunnen oefenen , en alleen door de kiesche trouw der Castilianen nog somtijds met de eer van haren rang wordt begroet, eene hulde , die ik niet weere , omdat zij der kranke goeddoet, en mij te gelijk verzekert van die zelfde vaste trouw voor andere wettige meesters , — en dus u de laatste hersenschim moest benemen ? Kan ik hopen , vraag ik u voor het laatst, dat gij waarachtig en oprecht uwe roekelooze wenschen opgeeft, als gij de lieden , die ze vleien en levendig houden, uwe beste vrienden acht; dat gij zoo in ernst allen moed opgeeft, als alle aanspraak , als gij hen , die uwe verbeelding prikkelen en opwinden door de voorstelling van mogelijkheden , uwe trouwste dienaren noemt, en


-ocr page 191-

HET EÜSTUUR VAN DEN KA.RDINAA.L XIMENÈS. 185

hun bijzijn afsmeekt, als de hoogste gunst, als uwe eerste behoefte, voor welke gij tot ieder offer bereid zijt?:'

De Kardinaal poosde eene wijle en zag hem doordringend aan , maar de jonge Prins, die noch de vastheid van geest bezat, noch de zelfbeheer-sching, die verbergt, wat haar schokt, wist zich niet gelijk te blijven, nu men hem doorzag , en kon alleen antwoorden met tranen en met een gebogen hoofd , terwijl zijne hand sidderde in die van den ondervrager. ))Gij hebt mij edelmoedig genoemd,quot; vervolgde deze zachter en met eene stembuiging, die iets bemoedigends gaf aan zijne woorden: ))ik zal het zijn, vergevende alles, waarmede gij mij persoonlijk krenkt, door al wat er onverschoonlijks gebeurd is of gezegd, te stellen op rekening uwer onbedachtzame jeugd , en door met u te spreken , niet als de llegent tot eenen morrenden Prins van het Rijk , maar als een vader tegen eenen zoon , op wiens berouw hij hope voedt. Mijn ouderdom geeft er my het recht toe, als mijne waardigheid , en het kan u goed zijn voor uw volgend leven , als gij hooren wilt, gelijk ik het wensch. Gij hebt mij uw' vijand genoemd, en gij zijt de zoon van Johanna, de kleinzoon van Isabella, mijne vrome Koningin , mijne edele weldoenster; — hoe weinig kent gij mijn warm gevoel voor uw bloed! Gij zijt een echte Spaansche Vorst, onder onzen hemel geboren, in onze zeden opgevoed, die liefhebt en eert tot de vooroordeelen toe van uw Land, wiens gansche karakter , met gebreken en deugden , een afdruksel is van onzen landaard, en gij kunt meenen, dat ik uw vijand ben ! Hoe weinig kent gij mijne grootste zwakheid, als gij niet weet, dat ik u liefhebben moest , juist om datzelfde, waarom ik u vreeze en bewake; als gij niet gelooft, dat mij het hart in de borst samenkrimpt, als ik u hoor klagen van leed en van gevangenschap; als gij niet gelooft, dat ik meer mij zeiven heb overwonnen dan u, zoo vaak ik mijn' voet zet op dat hoofd, waarop ik zoo gaarne de kroon van Castilië wenschte vast te drukken; als gij gelooft, dat gij niet de eerste zoon zoudt zijn mijner hoop en myner liefde, zoo gij — geen broeder hadt, die de eerste aanspraak heeft op den troon.quot;

En hij sprak zoo met waarheid de groote man, die aan een begrip van plicht, in dit uur van ruste, niet slechts zijne ruste ten offer bracht, maar ook nu en in alle dagen van zijn leven, in alle handelingen van zyn gezag , zijn' zoet-sten en heiligsten wensch onderdrukte en ter zijde drong; want dat zeker ware zijn hoogste ideaal geweest voor zijn' nationalen trots, als voor het heil van Spanje : een Spaansche Koning op den troon van Castilië, en niet een jonge Gentenaar, opgevoed door de Vlamingers , zijne bitterste tegenstanders. Doch de eischen der billy kheid en de rust van zijn Vaderland waren hem nog heiliger, dan zijne geliefdste hersenschim , en zoo drukte hy Ferdinand met zijn' regentenstaf, terwyl hij den schepter overgaf in

! de handen van Karei. Maar zoo hij den eenen broeder opofferde aan de grootheid van den anderen , — hij deed het niet koel; daartoe had hij te veel zuidelijk bloed in de aderen , en hij vond het zelf» niet noodig koelheid te toonen ; hij kende zich kracht genoeg, om zich zeiven te verloochenen als het zijn moest, zonder door den uiterlyken pronk van een ruw cynisme inwendige zelfstandigheid te moeten schragen ; en fier den blik opheffende tot Adriaan, die in hooge bevreemding zijne laatste woorden had opgevangen , sprak hij: »Ja , Monsenór van Tortosa! zend dit nieuws vrij naar Brussel, zoo gij niet een te waardig man zijt, om spion te wezen. Ik zal nooit mij zei ven zoo ongelijk zijn, om te loochenen, wat ik hier heb uitgesproken; maar,quot; en hij wendde zich tot Cecco , wlaat mij dit nooit herhaald worden, om een' misstap te verschoo-nen ; want zoo waarachtig ik dit kind nu bij de hand houde met teedere genegenheid, zoo waarachtig zou ik hem die hand verpletteren, als die zich hierna ophief tegen des Konings gezag.quot;

Op hen, tot wie dit laatste gericht was, maakte het zulk eenen diepen indruk, dat Ferdinand zich verschrikt losrukte uit die machtige hand , als vreesde hij nu reeds den verpletterenden druk, en dat Cecco naderde met eenen eerbied, dien hij voor den Regent nog niet had getoond, terwijl hij smeekte : »0, Monsenor! gij hebt vergeving geschonken voor het verledene; schenk nog weder vertrouwen voor de toekomst; laat mij bij den Infant, en ik zweer u op mijne eer. als edel Castiliaan , dat gy zijne vorstelijke hand nooit zult behoeven te vatten dan als een vriend, of als een beschermer.quot;

»De tijd van vertrouwen is voorbij als die der verwijten; gij kunt gaan , Senör Cecco!quot; antwoordde Ximenès hard. Maar de jonge Prins, ziende dat zelfs zijn fiere dienaar , die hem als gevoed had met trots en met wrok tegen dien man, zich nu verootmoedigde voor dien man, en een voornemen toonde , dat hij in de naïeveteit zijner jeugd oprecht, meende en onvermijdelijk, — knielde opnieuw . en met eene andere gewaarwording dan te voren, aan de voeten van den Regent.

ïgt;0, Monsenór! gy zegt, dat gij mij liefhebt; gij zegt, dat gij u de weldaden mijner grootouders herinnert; in den naam van die genegenheid , in den naam van die weldaden, bij de vroomheid van Isabella, bij de hoogachting van Ferdinand den Katholieken, bezweer ik u , heb barmhartigheid met den kleinzoon, heb medelijden met een' verlaten wees, en laat met hem blijven , wie hem lief zijn. Noem de daad of de belofte, die noodig is, om die gunst te koopen!quot; en hij hief zijn zwaarmoedig oog, zijn fier en bleek gelaat, smeekend op naar den man, wiens hart hij nu kende, en hij drukte diens handen aan zijne borst met vleiende liefkoozing.

))Arm ongelukkig vorstenkind !quot; liet zich Ximenès ontvallen , maar terstond daarop wrong hij zich los , wierp zich weder in zijnen zetel, en zich


-ocr page 192-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

186

zeiven volkomen meester, sprak hij ernstig: «Por favor , mijn Infant! die bede niet weer; gij vermoeit mij, zonder mij te bewegen.quot; Toen gebruikte hij eene zilveren handbei, die onder zijn bereik stond, en liet die tweemaal klinken. Een persoon in krijgsmansdos vertoonde zich op dit geluid, en te gelijk zag men, door de geopende groote deur, de voorzaal zich met eenig krijgsvolk vullen.

«Senor Cecco!quot; en de Regent wendde zich tot dezen , ))zoo even gaven wij u verlof om te gaan; nu bevelen wij het u. Gij hebt de keus van twee wegen, — de eene leidt buiten de poort van Madrid; hij doet u , nevens onzen goeden wil , uw gewoon jaargeld behouden; — de andere zal de Capitan onzer Guardias u moeten aanwijzen : hij leidt naar den toren van Uzeda!quot;

De Secretaris begreep zoo wel het gevaarlijke eener aarzeling, dat hij alleen antwoordde met eenen gloeienden blik van haat, en zwijgend zijnen jongen meester met zenuwachtige haast de hand kuste, wier krampachtig omklemmen hij met kracht afweerde , en daarop schielijk voortging , na eene ootmoedige buiging voor den Kardinaal Adriaan , en zonder den Regent eene groete te schenken. Doch deze had het niet opgemerkt; hij zag naar Ferdinand, die als in duizeling een paar schreden voortwankelde, en toen bewusteloos zou zijn neergestort, zoo hij hem niet had ondersteund.

«Een tooneel als dit had ik voorzien ,quot; sprak Ximenès , den Utrechtschen Heer met bitterheid aanziende; ))ik dank het uwer Eminentie, die wij hopen , dat er nu lang genoeg getuige van geweest is, om voldaan te zijn.quot; Dit woord was te gelijk eene bestraffing wegens het onkiesche wantrouwen van Adriaan , die gebleven was, ondanks het verzoek van den Infant, om met den Regent alleen te zijn, terwijl de voegzaamheid den laatsten verbood eenen ambtgenoot weg te zenden. De Bisschop van Tortosa had nu begrepen ; hij verwijderde zich , en eerst toen sprak Ximenès tot den jongen Prins , die langzaam tot bewustzijn kwam : »Herstel u, zoon van Arra-gon! gij zijt samen met uw' trouwsten vriend; schep moed, en vergeet wat achter u ligt. Nu ben ik uw eenige raadsman; luister naar mij. Niet altijd zult gij gebukt liggen in vernedering en in onmacht; een schoon verschiet van roem en werkzaamheid gaat zich voor u openen ; uw vorstelijke zucht naar macht en eere zal bevredigd worden, maar het zal zijn door eervolle middelen, langs den openen koninklijken weg van plicht en recht! Luister, wellieve zoon! de Koning komt spoedig ; het kan zijn, dat de Vloot, die hem overvoert, reeds de Vlaamsche havens verlaten heeft; — het is nu de tijd, om u zijne gunst te winnen en zijne oprechte broederlijke genegenheid ; onderwerp u gewillig en zonder zoo zichtbaren rouw aan zijn' uitgedrukten wil; — hij zal u eene vergoeding schuldig zijn, een' wensch gaarne inwilligen; — hij heeft veel te geven, uw Koninklijke Heer, vele Landen en Staten, die hjj niet altijd alleen zal kunnen beheerschen, — ik zelf zal u leeren zijn vertrouwen te winnen.quot; —

Maar de jongeling vloog plotseling op uit den vriendelijken arm, die hem ondersteunde, en riep uit in ijlhoofdige woede : »Zwijg van onderwerping , zwijg van vertrouwen; nu gij weet, dat de Koning komt, hadt gij mij uitstel kunnen geven tot hij hier was ; maar gij wilt mjj in 't verderf storten, en allen, die mij goed willen. — Zoo zal ik dan middelen zoeken , om hen en mij te verdedigen tegen u!quot; en hij haastte zich voort.

»Zoek dan die middelen, verlorene!quot; riep de Regent hem na, met eene strengheid, die alleen door den blik van medelijden werd getemperd, »maar ik zweer bij het dierbaar leven van mijn' Koning, dat noch gij , noch geheel Spanje zullen beletten , dat de bevelen, die ik ontvangen heb, worden uitgevoerd.quot;

«Senór Capitan ! volg den Infant met uwe lieden , ik stel u verantwoordelijk! zorg dat dit dus worde gehoorzaamd ,quot; en de Regent gaf het Brusselsche bevelschrift in handen van den kapitein zijner lijfwacht.

))Nu heb ik behoefte aan mijne goede trouwe Valentine ,quot; sprak de Kardinaal, even het voorhoofd steunende met de hand, en hij deed de Senóra tot zich roepen. Zij kwam , gevolgd van den jongen Vlaming Gauthier de Vergy , en begeleid door een ander man , den Baron Amer-storff, een' tweeden ambtgenoot van den Regent, een' dergenen, die hij de meeste achting toedroeg , en die dat zeker het best verdiende; een streng en statig man, even gehecht aan zijne grondbeginselen als vasthoudend in zijne rechten, met wien Ximenès van allen het best samen-stemde , en aan wien hij toch de moeielijkste tegenpartij had.

«Mijn Doorluchtige Oom!quot; begon Donna Valentine , met een allerliefst pruilend gezichtje, »eindelijk is dan de beurt aan mij , nadat er, ik weet niet hoeveel lastige menschen zijn voorgegaan, en nu kom ik zelve van mijn recht, om het eerst te spreken, afstand doen aan dezen Edelman, die mijne zaak komt bepleiten.quot;

))De Baron Amerstorff heeft van zelfs den voorrang,quot; sprak de Kardinaal hoffelijk; «alleen vergunne hij mij te doen , als ontving ik slechts u; lüijne ziel is wel volkomen meesteres over mijn lichaam , maar men moet zelfs zijne slaven niet te overmatig belasten, en ik heb in dit rustuur wel wat heel weinig rust gehad.quot; — Werkelijk had hij zich weer gansch neergebogen in zijnen armstoel, en liet het hoofd op ééne zijde vallen , eene houding, die hem gemak scheen te geven. — ))Als de Koning hier is , zal dat beter worden,quot; eindigde hjj met een' welgevalligen glimlach, en sloot weer de oogen. Amerstorff, die wel wist, dat hij evengoed toeluisterde, en te gelijk, dat hij in zulke oogenblikken niet minder scherp zag dan anders, sprak beleefd, maar deftig:

»Uwe Eminentie geve zich geene moeite om


-ocr page 193-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

187

mijn bijzijn ; ik kom niet als haar ambtgenoot, noch om staatszaken, maar slechts in het bijzonder belang van twee jongelieden, waarop wij betrekking hebben.quot;

»0! dat zal zich dan later vindenhernam Ximenès, zich reeds weer opheffende, — »ik heb betere plichten.quot;

»Geene, die minder uitstel lijden, Monsenór!quot; hernam de Baron, »tenzij gij uwe nicht in een' zonderling dubbelzinnigen toestand wilt geplaatst zien. Gjj hebt den jongen Gauthier de Vergy gesteld onder de hoede van Donna Valentine, en zij is op het punt zijne bruid te worden.quot;

»Ik begrijp niet!quot;' riep Ximenès, en sloeg zgne donkere oogen flonkerend op.

))Gij zult begrijpen , Hoogwaardige Heer! Gauthier de Vergy, Sire de Roubais, is jongste Kamerheer en een weinig gunsteling van onzen Heer den Koning; hij is mijn neef; hij zal mijn erfgenaam worden. Zoo hij hier niet nevens mij stond , zou ik van zijn karakter zoov eel goeds kunnen zeggen, als van zijn' adel. Hij bemint Donna Valentine met al den gloed van zijne een-en-twintig jaren; en de Senora is niet al te zeer beleedigd door die liefde ; anders zou zij hem en mij niet hebben toegestaan van Uwe Eminentie hare hand te vragen.quot;

»Ik begrjjp niet iquot; herhaalde Ximenès , ))hoe men Donna Valentine de Arrero kan zijn, en hart en hand toezeggen aan eenen vreemdeling na de kennismaking van één uur!quot;

«Monsenor! gij verdenkt mij dus!quot; riep Valentine levendig, — maar Amerstorff viel weder in op vrijen en rustigen toon :

))Als een Staatsman zich bedient van jonge vrouwelijke zendelingen naar vreemde Hoven, moet hij het niet te onwaarschijnlijk vinden, dat ze andere betrekkingen, dan diplomatische, aanknoo-pen in de hofstad, al waren die in 't eerst ook maar aangemoedigd , om het doel der reize te bereiken. Uwe Eminentie vergeve mij , zoo ik haar herinner, dat zij fijner Staatsman is, dan voorzichtig Voogd ; maar zij kan niet gansch vergeten hebben, hoe Donna Valentine in den loop van 't vorige jaar naar Brussel werd gezonden in hoedanigheid van Staatsdame der Koningin Johanna, om den Koning berichten over te brengen van den toestand zijner moeder, en waarbij zij te gelijk de voldoening had, zekere geheimen van ons Hof uit te vorschen, waarvan de kennis voor den eersten Regent van Spanje noodzakelijk was. De jonge dame heeft te dien dage geen' beteren steun gevonden, dan in mijn' neef, die wel niet wist, welke gèwichtige diensten hij den Kardinaal Ximenès bewees , terwjjl hij de nieuwsgierigheid eener bevallige staatsjuffer meende te bevredigen. Dat was hem een onrecht doen, dat de schoone Senora niet heeft kunnen vergoeden, dan door hem eindelijk haar eigen zoet geheim toe te fluisteren, en ik , tot wien men ten laatsten zjjne toevlucht neemt, nu men begint op te zien tegen eene bekentenis aan Uwe Hoogwaardigheid, ik weet er in goeden ernst geen beter middel op , dan van beiden de geheimhouding te koopen, door ze voor altijd samen te voegen.quot;

»En Valentine heeft mij dat alles zoolang kunnen verzwijgen !quot; sprak de Kardinaal, zijne nicht verwjjtend aanziende.

»Mijn edele en geliefde Heer!quot; antwoordde zjj, schalk glimlachende , ^ denk toch na, of gy mg ooit hebt willen aanhooren , als ik van mijne persoonlijke belangen begon te spreken! Gij hebt mij de volle beschikking gegeven over al wat gij van uw vermogen niet aan de armen gaaft, of aan nutte stichtingen besteeddet; gij hebt my onbeperkte vryheid gegeven over myne daden; gij hebt mij het prachtigste gedeelte afgestaan van uwe vorstelijke woning; gij hebt my eene hofhouding gegeven als eene Infante van Spanje; — maar gy hebt my nooit drie minuten van uwen tyd voor my zelve willen schenken. Heden kwam ik tot u, om mijnen vriend, dien ik wachtte, eene goede welkomst te bereiden ; ik kwam op het uur uwer mesa , in de hoop , u met rust te spreken : — gy weet wat ik vond , en hoe ik als eene andere Ximèna mynen Rodrigo bezig vond zich te wikkelen in een' gevaarlijken tweestryd met myn' doorluchtigen bloedverwant.....quot;

«Dien gy hadt kunnen voorkomen, schoone Senora ! zoo gy my met die verwantschap hadt bekend gemaakt; ik had my dan eene zending laten geven , waarby ik geen gevaar liep mij met Zijne Eminentie te botsen.quot;

»Eene zending laten geven!quot; herhaalde Ximenès glimlachend, en zag hem uitvorschend in de oogen; »dat vereischt diplomatische behendigheid, Senor! vind ik die in mynen kleinen neef?quot;

«Hoe anders zou hy durven aanspraak maken op de eere van uwe verwantschap?quot; antwoordde Gauthier.

«Maar , zoete Sobrina Valentine ! kiest gy dan waarlyk dit Vlaamsche doncclla gQzïchi boven den donkeren mannelijken tint van al uwe Spaansche aanbidders ? — ik had anders toch gedacht, dat de Hertog de Priero....quot;

))In myne gunst stond! Zeker, omdat hy u nuttig kon zijn; maar hij was zestig jaar, en ik zou juist drie jaren jonger zijn geweest dan zyn jongste zoon ,quot; antwoordde Valentine, met eene beweging van ongeduld.

»Ik zie wel, op dit punt zullen wy elkander niet verstaan ,quot; sprak de Kardinaal lachend, en meer ernstig voegde hij er by tot den Baron Amerstorff :

»Maar, myn doorluchtige ambtgenoot! gy schaart u dan zoo gansch op mijne zyde , dat gy onze familie wilt ineenvlechten ?quot;

))Met geene betere hulp, dan die ik vind in myne landgenooten, is de tegenstand toch eene dwaasheid,quot; antwoordde Amerstorff, «en daarbij, ik weet, dat de belangen van onzen Graaf, in dit Ryk, aan geen beter en trouwer wachter kunnen worden toevertrouwd , dan ze vinden in u.quot;

))En daar dit huwelijk in geen opzicht strydt met het welzyn van Spanje,quot; hervatte Ximenès vergenoegd , »weet ik niet, wat wy er tegen zouden


-ocr page 194-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

188

hebben ; — alleen, het mag niet voltrokken wor- 1 den vóór de overkomst des Konings, en moet tot ! zoolang zelfs een geheim blijven. Er komen stor- ! men op in dit Rijk, waarbij ik den glimlach mij-ner schoone Sobrina noodig zal hebben, om den jongen adel te wapenen voor mijne zaak; en daar- ! bij, er is bezigheid voor den Seiior Gauthier, dien ik uitgekozen heb , om Don Fernando te troosten over het verlies van Cecco Gij treedt morgen in dienst, Mijnheer ! en gij krijgt mijne bevelen om- |

trent uwe plichten — schriftelijk, want de tijd..... :

ik heb zoo even de groote klok van de Cathedrale éen uur meer hooren afroepen , dan ik aan mijne ruste had willen gevenquot; — en hij schelde. »Zijn de muilezels gezadeld?quot; vroeg hij den binnentredenden i Edelknaap. — »Sinds een half uur, Mbnsenor!quot; — | werd hem geantwoord. — öVirgine Santissima T' ! riep de Kardinaal verdrietig, «muilezels! voor twee jaren nog ondernam ik zoo iets te voet! Gij ziet, kinderen ! ik moet voort; eerst toch neemt mijnen zegen.quot;

«Gij gaat op reis, doorluchtige Heer!quot; riepen allen verwonderd.

))Naar TordesiUas, de Koningin bezoeken. en te gelijk hooren, wat men te Valencia denkt en doet.quot;

))En niemand van het Regentschap weet dit?quot; vroeg de Baron.

«Opdat men zich vooruit beraden zou, hoe men partij zou trekken van deze afwezigheid? Gij doet die vraag toch niet in ernst, Baron ? Vrees niet, alles zal ordelijk gaan ; alles is geregeld ; mijn Secretaris heeft mijne onderrichtingen voor het regentschap en mijne bevelen voor de Junta.quot;

«Mijn Hoogwaardige Oom ! op uwe jaren eene reize zoo vermoeiend , in den nacht, en dat na zulk een rustuur!quot; zuchtte Valentine.

«Ciertamante! het was woelig, mijne dochter! en de tocht zal mij zeker zwaar vallen, maar dat zal alles beter worden, en ik zal meer ruste vinden, als de Koning gekomen is.quot;

Toen op Gauthier leunende, verwijderde hij zich.

En toch heeft het nog een vol jaar geduurd , voor het eerejacht van den jongen Koning de haven van Corunna binnengleed. En in dat jaar heeft Ximenès nog met veel en velerlei te worstelen gehad , en is ook vaak vermoeid geworden, en heeft nog vele rusturen gehad gelijk aan het beschrevene; maar toen hij ook zijnen meester te gemoet ging, was het om hem een rustig Koninkrijk op te dragen , zonder schulden en met eene welgevulde schatkist, met eene welgeordende krijgsmacht, met eene onderworpen adel en met een Koningsgezind volk ; zulk een volk, eindelijk, als men regeeren konde zonder zijne hulp. De Vlaamsche raadslieden van Karei van Oostenrijk hebben dit ook begrepen, en zy begrepen te gelyk, dat de Kardinaal evenwel zoude voortgaan meester te blijven, zoodra hij eenmaal invloed zou gekregen hebben op den Koning. En zij voelden het diep: de jonge Vorst zou zich niet kunnen vrijwaren voor zijnen invloed, zoo ras hij slechts eene enkele maal met hem had samengetroffen. Zijn eerwaardige ouderdom ; zijne ontzagwekkende houding ; zijne stem , die zijne woorden zoo juist kleurde en die nog vleiend kon zijn zoowel als krachtig; het alvermogen van zijnen blik; het overwicht van zijn genie; iets oorspronkelijk zonderlings in zijne handelingen en gesprekken; zijne vroomheid bij zijne wijsbegeerte: zijne spaarzaamheid bij zijne edelmoedige mildheid; zijne belangeloosheid bij zijnen dienstijver ; zijne vrijmoedigheid in het uitspreken van zijne meening , bij den gloed van zijne koningsgezindheid; deze eigenschappen van zijn persoon, welke ieder van zijne handelingen uitsprak , gerugsteund door diensten, zoo verscheiden en zoo groot, dat de Koninklijke macht er geen waardig loon voor had, kon niet anders dan eenen overweldigenden indruk maken op eenen jongen Vorst van een levendig en hartstochtelijk karakter, wiens oordeel genoeg was ontwikkeld, om begrip te hebben voor zulke grootheid. Deze samenkomst te verhinderen, de goede verstandhouding tus-schen den Monarch en den eersten Staatsdienaar te verbreken eer zij plaats vond , was dus het volgehouden streven van de Vlaamsche Ministers.

De zwakheid van den ouderdom , die zich sloo-pend wreekte op eenen langgespaarden buit, of wel (om een treurig vermoeden na te spreken) eene gewelddadige hand, die vergif mengde in zijne sobere spijze , dwongen Ximenès rust te houden in het midden van zijnen tocht, en spande dus onmeêdoogend samen met zijne vijanden.

De Kardinaal, die de nieuwe worsteling begreep, schrikte niet voor haar terug, maar schreef aan Karei, wat hij noodig vond hem te zeggen, mede te deelen , te raden. Maar de brieven werden uitgelegd door de Vlaamsche hovelingen ; de moed van den Regent, om de wijze af te keuren, waarop de Koning aan Spanje kennis had gegeven van het doel zijner komst, werd als een vergrijp tegen de Majesteit voorgesteld , zijne nutte mede-deelingen veronachtzaamd, zijn' raad niet meer gehoord, en juist het tegendeel gedaan van wat hij noodig keurde en wenschte. Die kwaadaardige tegenstand, zoo schadelijk voor het staatsbelang, als ondankbaar tegenover zijn' persoon, verbitterde Ximenès tot eene hoogte, dat hij voorzichtigheid en matiging begon ter zijde te stellen; dat hij zijnen haat begon lucht te geven en zijne grieven luide op te sommen tegen de vreemde raadslieden; dat hij hunne zwakheden blootlegde , ieder hunner feilen met den vinger aanwees , hunne hebzucht en hunne veilheid ten toon stelde , al de rampen, die Spanje bedreigden met dezen nieuwen invloed , bij name noemde en voorspelde , en geschriften als dezen stoutweg aan den Koning richtte, die ze zeker niet inzag, dan met overleg van de belanghebbenden ; men denke zich, hoe ze werden toegelicht.

In den toestand, waarin deze samentreffende


-ocr page 195-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

189

feiten hem moesten brengen , vinden wij hem dus te Bos Equillos, het oord van zijn gedwongen oponthoud. Hij zit als vroeger op zijnen armstoel gebogen en afgemat, maar hij heeft nu niet meer de kracht, om zich op te richten, zoodra hij het wil. Dat ineenzinken is hebbelijkheid geworden , en wat hij vroeger deed, om krachten te sparen, moet hij nu doen , omdat de krachten ontbreken. Zijn blik is dof; zijne stem beeft bijwijlen ; zijne bewegingen hebben iets weifelends, als volgden zij niet meer de richting van zijnen wil. Zijne ziel en zyn geest slechts zijn onveranderd gebleven , maar zijne gelijkmatige luim, zijne rustige kalmte vooral zijn verloren gegaan. Nu eens goedertieren , lijdzaam en zacht, tot weekheid toe ; dan weer scherp, hard en ongeduldig, en veeleischend tot in het onbillijke. Hij zit weer voor eene tafel, maar die ditmaal beladen is met allerlei papieren, gezegelde en ongezegelde brieven , staatsstukken en projecten , die hij uitzoekt, samenvoegt, doorleest en verscheurt, of vluchtig inziet en teekent. Een bewijs , hoe weinig zijn ijver voor bezigheden en zijne geschiktheid daartoe is verflauwd en verlamd. Weer is hij niet alleen, maar geen mededinger staat glurend en tegenstrevend aan zijne zijde , slechts zijne goede engel, zijne liefelijke Valentine, die met bezorgdheid ieder zijner gebaren bespiedt. Zij is bleek, lijdend en eene kennelijke onrust is leesbaar op hare trekken; hare kleeding is achteloos, en zij schijnt van hare vroegere blijgeestigheid niets behouden te hebben, dan het gedwongen glimlachje, waaronder zij voor den Kardinaal hare zielesmart tracht te verbergen. In dit vertrek heerscht eene ongestoorde stilte , maar dat is niet, omdat de groote man gansch verlaten is; in de aangrenzende voorzaal van het kleine slot, waar hij zijnen intrek heeft moeten nemen , vindt gij al de beambten en de lieden bijeen , die hem op die reis hebben mogen volgen ; vele anderen zijn hem zelfs vrijwillig nagereisd ; vele vrouwen van Donna Valentine zijn daar. Men hoort geen luidruchtige klaagtonen ; men ziet niet het gemaakte klaaggebaar der etiquette; maar ieders gelaat teekent de diepe stille verslagenheid eener waarachtige droefheid ; men loopt niet wild dooreen met een omslachtig dienstbetoon , maar als er een bevel gegeven wordt, ziet men het op hetzelfde oogenblik snel en juist uitgevoerd ; niemand spreekt van zijne vreeze , maar als er stilte geboden wordt, hoort men zelfs geene ademhaling , en de vrouwen , die haar gebed niet staken , dragen het slechts in gedachten op aan de Godheid. Het is de volvaardige gehoorzaamheid der liefde , der dankbaarheid en der ernstige hoogachting ; en daar buiten staat het volk handenwringend en klagend , en roept elkander toe, dat de Aartsbisschop van Toledo krank is, dat de Franschen of de Vlamingen hunnen Heilige vergift hebben gegeven , en zweert wraak aan Franschen en Vlamingen, of ijlt in de kerken , en vast en bidt vrijwillig en offert den laatsten penning voor een waslicht aan den reddenden schutspatroon . die den algemeenen weldoener nog weer krachten geven wil. om te leven. Dat deed het volk, dat niets dan de ruwe oppervlakte zijner weldaden had kunnen overzien ; en de grooten, die de diepte zijner verdiensten zoo juist hadden kunnen peilen; die Koning, wien hij die kostbare kroon van de Spaansche Koninkrijken, vermeerderd met een werelddeel, frisch en ongeschonden, behouden had uit de verwarringen en het onrecht van vier opvolgende regeeringen, voor wiens grootheid en rechten hij gestreden had vijf-en-twintig jaren lang , — wat deden zjj ?

»0! hoe zeer verbitteren ze mij dit laatste avondrood na mijn' langen dag , door plotseling mijne voorlichting duisternis te noemen hooren wij hem uitroepen. »Hoe! mijn raad zou niet meer de beste zijn voor Spanje's heil; hoe! de weg , dien ik wijze , zou een dwaalpad wezen ; hoe ! ik zou falen in de middelen , die het steunen moet; hoe! ik zou leven, en mijn Vaderland zou mij kunnen ontberen! Beatissima Vir-gine ! welk een woord ! die ellendigen zonden mij doen twijfelen aan mij zei ven ! O ! ik zal sterven aan dit leed !quot; en hij wierp moedeloos de pen neder.

»0 , Monsenor ! dat zal u niet dooden. Als de Koning u slechts eenmaal gesproken heeft, zal hij weten, hoezeer gij onmisbaor zijt, gij zijt immers zijn eerste Staatsdienaar ? het Koninkrijk heeft immers nog geen' anderen Regent, dan u?quot; sprak Valentine, met overtuiging; »zoo go slechts lijdzaamheid wildet oefenen, en u ruste geven , tot ge hersteld waart van deze zwakte , die zeker de haat..

))Ach! wat spreekt gij van haat?quot; viel Xime-nès in, ))wie van de lieden, die om mij zijn , heb ik dan leed gedaan of onrecht, dat ze mijnen dood zouden begeeren ? Maar zoo er werkelijk menschenbedrijf schuilt in deze krankte, — moge God het hun vergeven ! — zij benadeelen hun Vaderland en de armen. Ik had nog veel goed willen doen. Als deze zwakte toeneemt, zal ik niet eens de uitgave zien van den Bijbel van Alcala, waar ik zooveel nut mee dacht te stichten in de Kerke , en die zooveel zorg heeft geëischt en zooveel goud, — helaas! en thans loopen allen van mij heen , geestelijken zoowel als adel, het nieuwe gestarnte te gemoet.quot;

))De leden van den Staatsraad zijn teruggekeerd hernam Valentine met een' moedigen glimlach.

))Ja, maar het was ook al te schromelijk vermetel, heen te gaan tegen ons bevel, ons vooruit — o! het was slechts billijk van mijnen Koning, dat hij ze zoo niet ontvangen wilde. Hoe licht viel het mij nu hun vergiffenis te schenken , sinds ik Karei rechtvaardig wist! Maar spreek, Valentine! mijn trouw kind, weet gij in waarheid niets van uw' verloofde, niets van den kleinen Gauthier , dan wat men mij uit Madrid schrijft, dat hij is weggeijld van zijnen post bij Ferdinand ?quot;

Valentine schudde treurig het hoofd.

»Ook al meegesleept door het voorbeeld ; daarin roeme ik Amerstorff, die nu tegen mijne vijan-


II.

-ocr page 196-

HET RUSTUUR VAN DEN KARDINAAL XIMENÈS.

■190

den dezelfde kracht gebruikt, welke hij vroeger tegen mij heeft geoefend, 't Is spijtig van Gau-thier, maar gij moet het hem vergeven !quot;

«Nooitriep de Senora hartstochtelijk , «dat hij u verlaat — dat zou ik vergeten, of ver-schoonen ?quot;

«Ware hij hier , ik zelf zou het hem raden. . Een jong mensch moet zijn fortuin toebetrouwen aan eene nieuw gebouwde galei, die vast en forsch over de wateren glijdt , maar niet aan een drijvend wrak. Ik zou hem dwingen van mij te gaan, zoo ik vermoeden kon , dat mijne vijanden zouden zegevieren.quot;

»Ik zou hem vbrachten zoo hij het kon!quot;

«Maar zij zullen niet zegevieren!quot; riep de Kardinaal , den loop zijner denkbeelden volgende : «zij zullen het niet; Spanje zal niet worden overgeleverd aan de hebzucht van Chièvres , opdat hij en zijne vrouw de eerwaardigste ambten ver-koopen voor goud! Spanje zal niet overgeleverd worden aan de onhandigheid van Adriaan , opdat heersche wie wil, opdat hij zich vertrappen laat en in hem het Vaderland! De Koning is niet meer een kind ; hij zal helder zien ; hij zal weten te kiezen, — o ! ik moet voort — weg, Valentine! — ik moet Karei zien — ik wil naar hem henen, ik kan gaan, ziet gij — zeer goed,quot; — en te gelijk was hij opgestaan — en viel plotseling terug in hare armen.

«Gij hebt koorts, Monsenor! — gij moest uw rustbed niet verlaten hebben , — gij moest met dien arbeid geduld oefenen tot na uw herstel.quot;

«Opdat men lasteren zou , dat ik een zwakke grijsaard ware , onbekwaam voor de Regeerings-zorge ? Laat Inico komen, en mij wijn brengen als geneesmiddel, zooals de artsen het bevolen hebben; ik wil krachten hebben , om te leven voor Spanje.quot; Terwijl Valentine door de geopende deur den Majordomo wenkte , zag men haar te gelijk blozen en verbleeken, en een lichte kreet van blijde verrassing ontglipte haren mond.

Dat was verschoonlijk , — Gauthier de Vergy kwam binnen : hij scheen vergenoegd, en naderde met vroolijke haast.

«Gij komt eindelijk ,quot; riep de Senora, en voerde hem tot den Kardinaal. De jongeling boog zich nu met dieperen eerbied voor den kranken grijsaard , dan vroeger voor den forschen , gevrees-den Regent.

«Ik kom weer met berichten van onzen gena-digen Koning!quot; sprak hij opgeruimd, «maar de Hemel weet, hoe gaarne en gewillig ik ze nu fjeve aan mijn' doorluchtigen Heer. Men zegt mij , ze zijn van goeden inhoud.quot;

«Hoe kan het zijn, dat gij ze vandaar brengt vroeg Valentine; maar de hand van den Kardinaal sidderde van ongeduld , terwijl hij het gebrachte aannam.

»De Baron Amerstorff heeft mij derwaarts gezonden ; hij oordeelde , dat, waar zoovele vijanden van Zijne Eminentie samentroffen, wel één enkele vriend niet slecht geplaatst zou zijn; daarbij was de Infant Ferdinand rustig en tevreden ; ik had hem verzoend met zijn lot, ik kon veilig gaan. En het was goed: de meester was mij genadig als te voren, en ik heb menige lastering kunnen tegenspreken , en mijne drangredenen hebben, dank zij den bijstand des Hemels ! aan zijn weifelen een. einde gemaakt; de Koning wil zijne Eminentie zien; de Koning komt herwaarts.quot;

«Lees mij dit!'' riep Ximenès, wiens wangen en voorhoofd koortsachtig gloeiden, en wiens blikken onzeker over het geschrift heendwaalden, zonder te kunnen onderscheiden.

En de jongeling begon te lezen. De grijze Regent luisterde in eene overspanning, die aan verwildering grensde. Hij hield Valentine's handen krampachtig gevat; de jonge Donna stond roerloos van belangstellende aandacht.

Werkelijk meldde de Koninklijke brief, dat Karei zijne moeder ging bezoeken, en de begeerte had, om den Aartsbisschop van Toledo te zien, maar te gelijk , — — — — — Gauthier werd bleek als een doode , en kon niet voortlezen , en wierp het geschrift met afgrijzen op de tafel, als waren een kwaadaardige adder daarin verscholen geweest.

»Wat verder ?quot; vroeg Ximenès , en zjjne stem klonk weêr gebiedend. — Gauthier hief de vuist en oog ten hemel, als bad hij wraak af, — en antwoordde niet.

Toen nam de Kardinaal zelf het noodlottige blad. Het was of de hartstocht zijne zintuigen scherpte ; hij las — hij begreep, — zijne armen vielen slap neder, hij drukte het hoofd tegen de borst van Valentine en riep met eene akelig doffe stem : «Men verbant mij naar mijn bisdom — Ik ben regent geweest! — Spanje kan buiten mij!quot; Zijne gelaatstrekken verwrongen zich; zijn mond sloot zich na een' zwaren zucht. — De Koning had hem eindelijk het rustuur geschonken , dat hij zoolang had ontbeerd!

Eene lange rust, waar een ontwaken op volgen kon , zoeter en zaliger dan Monarchen het schenken kunnen. De Academie van St.-Ildefonse te Alcala liet een gedenkteeken oprichten van marmer , trotsch en koud als de Koninklijke dankbaarheid. Het hof huichelde rouw. Karei van Oostenrijk betuigde , dat hij hem zou geëerd hebben , als een' vader , — maar het volk schreide vele en warme tranen; het volk viert tot heden een' feestdag meer ; en Kardinaal Ximenès is het zeldzaam voorbeeld van een' staatsdienaar, die na zijnen val niet werd gelasterd , en dien de wereld Heilig heeft genoemd in zijn leven en na zijnen dood.

1841.


-ocr page 197-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

-ocr page 198-

*

i—

-ocr page 199-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

De ceremonie van den handkus was afgeloopen, en nóg hield de Koning zijne granden en hovelingen bij zich terug, en er lag op het gelaat van al die blij venden eene onrustige spanning , eene vorschende nieuwsgierigheid, die scheen aan te duiden, dat het belangrijke oogenblik van deze hofscène nu eerst ging aanvangen. En zoo was het ook. Eene gestalte , sinds vele jaren niet in de hofzaal aanschouwd, zou er nu te bespieden zijn ; een man , vreemdeling geworden aan het hof van Madrid , zou er nu zijne plaats innemen; de gewezen Stadhouder der Nederlanden kwam rekenschap afleggen van zijne voogdij aan zijnen Vorst. Filips II zou het eerste gehoor geven aan den Hertog van Alba!

»De Hertog van Alba!!quot;

En op de trekken van den lezer mis ik op ééns de uitdrukking, die ik had willen leggen op die van de Spaansche Grooten; geene opgewektheid, geene belangstelling, niet eens nieuwsgierigheid. Het is ook geene nieuwe figuur de Hertog van Alba, het is geene vroolijke , het is niet eens meer eene belangwekkende; alles met hem is afgesleten , tot den haat toe. ))Wat hebben wij nog noodig te weten van den man, met wien men ons heeft vervolgd van onze kindsheid af in de schoolboeken, tot op de jongelingsjaren in de romans , tot in den ouderdom met geschied' kundige redevoeringen ? Sinds den allerlaatsten roman, en de allerlaatste verhandeling, waarin hem de tirannen-rol was toebedeeld , hielden wij het er voor, dat wij nu met hem hadden afgedaan.quot; En toch wordt hij u nog weder voorgesteld door mij , en wel om eene reden, die ik voor eene goede houd.

Wy hebben hem veel gezien, dat is waar, maar wij hebben hem bijna nooit anders gezien dan als beul, meer zeldzaam als Veldheer, slechts enkele malen als Eegent, en alleen maar van ééne zijde als Staatsman; en onder al die gedaanten wekt hij bij ons haat en afkeer : want als beul was het onzer vaderen bloed, dat hij stortte ;

als Veldheer stond hy tegenover hen als vijand; i als Regent was hij de ruwe vertreder van rechten en vrijheden , die zij inriepen ; als Staatsman kon zijne staatkunde geen ander doel hebben dan hunne ten onderbrenging.

Maar wij hebben hem niet gezien als onder- ! daan , niet als mensch , niet als vader; wij hebben hem altijd zien heerschen en verdrukken; wij hebben hem nooit zien buigen, nooit zien lijden; wij hebben nooit met hem gevoeld!

Wij kennen hem alleen slechts uit zijne daden in Nederland , en die daden zijn voor ons altijd wandaden geweest; en toch, zou het wel zoo wanhopige taak zijn, ze in zachter licht te stellen ? Maar wy willen dat niet; wij willen het bloed, dat aan zijne vingeren kleeft, en waaronder droppelen zyn van een dierbaar en kostelijk heldenbloed, niet beschimpen , door het als eene zalve der eere uit te storten op zijn voorhoofd , en de pijnlijke kramptrekkingen zijner , slachtoffers niet bespotten , door er lofgalmen van : te maken voor hunnen moorder. Wij willen alleen j maar een weinig rechtvaardig zijn voor den man, i wiens karakter, zoowel als dat van een' ander , ; eene mengeling is geweest van goed en kwaad : | want het kan niet schaden , eene zaak of persoon I van meer dan ééne zijde te bezien, zelfs niet voor Nederlanders, en zelfs niet al geldt het Alba!

Tot het doel, dat wij wenschen te bereiken , hebben wij den Landvoogd en db Geschiedenis ! van Nederland niet noodig; wij volgen alleen : Ferdinand Alvares de Toledo in Spanje , onder i het oog van zijnen Monarch. Het was iets merkwaardigs te zien , hoe die grijze krijgsman, op eenen leeftijd, waarop een ander reeds levensmoe zou zijn geweest, en gebukt onder der jaren last; die gewoon was geworden aan de onafhankelijkheid eener vrije Landvoogdij en van het Oppergebied eens legers; die een gansch Land had verpletterd onder den druk van zijnen arm, zich nu weer ging krommen onder het juk van den hofdwang, en de moeielijke taak op zich nemen ,


-ocr page 200-

--------------—

-ocr page 201-

DE HERTOG VAN ALBA ÏN SPANJE.

De ceremonie van den handkus was afgeloopen, en nóg hield de Koning zijne granden en hovelingen by zich terug, en er lag op het gelaat van al die big venden eene onrustige spanning , eene vorschende nieuwsgierigheid, die scheen aan te duiden, dat het belangrijke oogenblik van deze hofscène nu eerst ging aanvangen. En zoo was het ook. Eene gestalte , sinds vele jaren niet in de hofzaal aanschouwd, zou er nu te bespieden zijn ; een man , vreemdeling geworden aan het hof van Madrid , zou er nu zgne plaats innemen; de gewezen Stadhouder der Nederlanden kwam rekenschap afleggen van zijne voogdij aan zijnen Vorst. Filips II zou het eerste gehoor geven aan den Hertog van Alba!

«De Hertog van Alba!!quot;

En op de trekken van den lezer mis ik op ééns de uitdrukking, die ik had willen leggen op die van de Spaansche Grooten; geene opgewektheid, geene belangstelling, niet eens nieuwsgierigheid. Het is ook geene nieuwe figuur de Hertog van Alba, het is geene vroolijke , het is niet eens meer eene belangwekkende; alles met hem is afgesleten , tot den haat toe. «Wat hebben wij nog noodig te weten van den man, met wien men ons heeft vervolgd van onze kindsheid af in de schoolboeken , tot op de jongelingsjaren in de romans , tot in den ouderdom met geschiedkundige redevoeringen ? Sinds den allerlaatsten roman, en de allerlaatste verhandeling, waarin hem de tirannen-rol was toebedeeld , hielden wij het er voor, dat wij nu met hem hadden afgedaan.quot; En toch wordt hij u nog weder voorgesteld door mij , en wel om eene reden, die ik voor eene goede houd.

Wij hebben hem veel gezien, dat is waar, maar wij hebben hem bijna nooit anders gezien dan als beul, meer zeldzaam als Veldheer, slechts enkele malen als Eegent, en alleen maar van ééne zijde als Staatsman; en onder al die gedaanten wekt hij bij ons haat en afkeer : want als beul was het onzer vaderen bloed , dat hij stortte ;

als Veldheer stond hij tegenover hen als vijand; als Regent was hij de ruwe vertreder van rechten en vrijheden , die zij inriepen ; als Staatsman kon zijne staatkunde geen ander doel hebben dan hunne ten onderbrenging.

Maar wij hebben hem niet gezien als onderdaan , niet als mensch , niet als vader ; wij hebben hem altijd zien heerschen en verdrukken; wij hebben hem nooit zien buigen , nooit zien lijden; wij hebben nooit met hem gevoeld!

Wij kennen hem alleen slechts uit zijne daden in Nederland , en die daden zijn voor ons altijd wandaden geweest; en toch, zou het wel zoo wanhopige taak zijn, ze in zachter licht te stellen ? Maar wij willen dat niet; wij willen het bloed, dat aan zijne vingeren kleeft, en waaronder droppelen zijn van een dierbaar en kostelijk heldenbloed, niet beschimpen, door het als eene zalve der eere uit te storten op zijn voorhoofd , en de pijnlijke kramptrekkingen zyner slachtoffers niet bespotten , door er lofgalmen van te maken voor hunnen moorder. Wij willen alleen maar een weinig rechtvaardig zijn voor den man, wiens karakter, zoowel als dat van een' ander , eene mengeling is geweest van goed en kwaad ; want het kan niet schaden , eene zaak of persoon van meer dan ééne zijde te bezien, zelfs niet voor Nederlanders, en zelfs niet al geldt het Alba!

Tot het doel, dat wij wenschen te bereiken , hebben wij den Landvoogd en d'e Geschiedenis van Nederland niet noodig; wij volgen alleen Ferdinand Alvares de Toledo in Spanje , onder het oog van zijnen Monarch. Het was iets merkwaardigs te zien , hoe die grijze krijgsman, op eenen leeftijd, waarop een ander reeds levensmoe zou zijn geweest, en gebukt onder der jaren last; die gewoon was geworden aan de onafhankelijkheid eener vrije Landvoogdij en van het Oppergebied eens legers; die een gansch Land had verpletterd onder den druk van zijnen arm, zich nu weer ging krommen onder het juk van den hofdwang, en de moeielijke taak op zich nemen ,


-ocr page 202-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

om zich te jplooien onder den wil van een' oppermachtig meester. De gang , dien hij doen moest door de zaal, om tot dezen te naderen, kon wel de zwaarste tocht zijn in geheel zijn leven , tot hiertoe. Hij wist niet, hoe hij ontvangen zoude worden; het is zoo, men had hem bij zijne aankomst in Spanje met eerbe wij zingen omringd, maar dat kon de geestdrift zyn van het volk , dat voorbarig de bedoelingen des konings vooruit liep ; daar lagen vele jaren tusschen dat heengaan naar eene luisterrijke bestemming, die zelve het sprekendste bewijs was van koninklijk vertrouwen en hoogachting , toen hij ging met groot-sche vooruitzichten , met een fier zelfvertrouwen in de borst, met eene moedige hoop in het hart, met welgevallen nageoogd door zijnen meester en begeleid door de wenschen van zijn volk, — en deze wederkomst, afgesmeekt uit moedeloozen onlust , nu menige trotsche hoop teleurstelling was geworden , en menig mislukt ontwerp zijn zelfvertrouwen beschaamde ; vele jaren, waarin anderen het oog en het oor van den Monarch hadden gehad, en waarin veel gebeurd was, dat handige vijanden, zelfs zonder het gif van den laster te gebruiken , tot zijn nadeel konden uitleggen. Ja , Filips was een rechtvaardig Vorst, maar hij hon ongeluk als schuld nemen en de overmacht der gebeurtenissen onhandigheid noemen, en van de kracht eens volks , in beweging gebracht door den machtigen hefboom der vrijheidszucht, niets zien , dan de zwakheid en den slappen ijver van den tegenstander. Zeker , de Vorst kon grieven hebben tegen den dienaar, die wederkeerde, zonder zijne taak te hebben volbracht, die het werk meer ordeloos had laten liggen dan hij het gevonden had ; tegen den Landvoogd , die weder-; keerde uit een Land in vollen opstand, nadat hij was heengezonden , om ontevredenen tot rust te brengén. Alba wist het, en de lieden , die den Koning omringden , wisten het ook ; vandaar die i gloeiende nieuwsgierigheid , die hun de oogen uitschitterde , nu zij weldra weten zouden, of ze een' val te beschimpen zouden hebben , of eene gunst te benijden ; en meerderen waren er , die hem het eerste toewenschten , dan die hem het laatste waardig keurden. Ook dit wist de Hertog.

Daar is geene moeielijker kunst voor een' hoveling , dan in 't midden zijner vijanden , onder het oog van den Vorst, voort te treden met gepaste waardigheid en gepaste zedigheid , bij de on-I zekerheid , of hij of^enade te gemoet gaat of gunst; i sommigen zouden zich met linksche schuchterheid gebukt hebben of klein gemaakt , als konden zij zich onzichtbaar maken, als moesten zij vooruit het medelijden en den troost afbedelen; anderen hadden met bespottelijken trots het hoofd in den nek geworpen , en met vlammende blikken hunnen kwaad-gunners gespeld wat ze te wachten hadden , zoo de kans zich vóór hen verklaarde ; maar Alba hief het zijne zoo moedig op en toch zoo kalm ; zulk een rustig zelfvertrouwen teekende zich op zijn voorhoofd , en aulk een zedige ernst straalde er uit zijne oogen , dat geen vijand het recht kon hebben tot een' glimlach of tot eene verwensching; en toch had hij aan de zijde des Konings een' man gezien , die zijn doodsvijand was, Don Kuy Gomez de Silva , de laaghartigste onder den adel van Spanje ; hij had hem den Koning zien toespreken , toen hij binnenkwam, terwijl zijn gelaat iets vreeselijkers uitdrukte dan haat: het teekende zelfvoldoening! en tevergeefs had de Hertog een' vorschenden blik geslagen op den Koning zeiven ; evenmin als voor de loerende blikken van de anderen , was er voor zijn onderzoekend oog iets te lezen op die onbeweeglijk strakke trekken , ondoordringbaar als de geheimenissen van de toekomst. Filips had zich een masker van koninklijke waardigheid voorgedaan , waardoor het geen hovelingsoog gegeven was heen te boren, zelfs niet zij , welke vah die oogen en trekken hunne da-gelijksche studie maakten. Dat masker bewaarde hij, totdat de komende dicht bij zijnen troon was genaderd en aan zijne voeten nederknielde ; toen hief hij hem schielijk op , en reikte hem de hand met eene onuitsprekelijke uitdrukking van goedheid en welgevallen , en heette hem welkom met een hoofsch en vleiend woord, doch dat oprecht genoeg klonk, om welgemeend te kunnen zijn ; en toen Alba zich opnieuw gebogen had tot de handkus, richtte Filips hem weder op , en de hand op zijnen schouder leggende, schoof hij hem zachtkens ter zijde af, zoo' dat de Hertog aan zijne rechterhand kwam te staan; daarop sprak hij luid : «Ziedaar de plaats , mijn Toledo! die gij niet weder verlaten zult.quot;

Toen waren er onder de aanschouwers , die verbleekten van wangunst; Don Ruy Gomez wendde het hoofd af van ergernis en verbeet de samengetrokken e lippen.

Alba ontving het woord der vorstengunst met diepe aandoening; het was hem aan te zien , dat het hem van een' zwaren last onthief, zich gehandhaafd en geëerd te zien door zijnen Monarch , op een oogenblik , dat hem zulks het meest noodig was; maar toch antwoordde hij zonder vleiende overdrijving en met die rustige mannelijke dankbaarheid, die zich de weldaad waardig keurt, en die weet, hoe haar te vergelden.

))Het is eene schoone plaats, Sire! zoo men haar dankt aan de genade van zijnen Vorst; het ware vermetel een ander woord te gebruiken; maar ik wil hopen , dat Spanje....quot; doch de Koning liet hem niet uitspreken. «Wij hopenquot; viel hij in , «dat uwe ontvangst in het Vaderland, in onze hoofdstad , eene zoodanige is geweest, als waarop de eerste Veldheer van Spanje en onze allertrouwste dienaar recht kan hebben!quot;

Deze laatste phrase sprak Filips met zulk eene zonderlinge mengeling van ironie en ernst, dat Gomez het hoofd schichtig ophief, en Alba zijnen meester twijfelend aanzag, terwijl hij antwoordde: »Men heeft mij verwelkomd met statelijke eer-j bewijzingen , Sire ! meerdere en grootere zeker, 1 dan waarop ik meende recht te hebben ; ook hebben ze mij koel gelaten ; alleen zoo ik had kunnen weten, dat mijn Koning zelf ze verordend 1 had....quot;

| )?Wij zijn meester in Spanje, nu als voorheen.


-ocr page 203-

DE HERTOG VAN ALBA IN- SPANJE.

195

Hertog van Alba! en ge kondt u herinnerd heb-| ben, dat openlijke handelingen als deze niet plach-1 ten plaats te vinden zonder onze goedkeuring.quot;

oZoo dank ik uwe Majesteit daarvoor, dat zij ! meer acht heeft willen geven op den goeden wil, ! dan op de veelheid der diensten , meer op het pogen, dan op het slagen... De provinciën, | Sire!....quot;

i «Niets daarvan , Heer Hertog! wij hebben uwe I trouw en uwen y ver geroemd; gij hebt geene andere rechtvaardiging noodig, en voor niemand,quot; sprak de Koning, en hij zag schielijk daarbij de omringenden aan, als ware dit woord tot hen gericht; zachter vervolgde hij tot den Hertog : «Bij San Jac/o, Toledo! de zaken van Vlaanderen gaan niet voordeelig genoeg, om ten aan-hoore van zoovele getuigen behandeld te worden ; deze Spanjaarden gissen nog niet, hoe men in Nederland tegen zijn' Vorst durft opstaan; uwe verantwoording later!quot; — en weer luid voegde hij er bij , een' jongen man wenkende , die met Alba was binnengekomen en die zich eerbiedig op eenen afstand hield :

«Het is goed , dat Don Federico u gevolgd is ; wij hebben van uwe daden gehoord, Senor! gij hebt veldheersdeugden ontwikkeld, die bewijzen, uit welk geslacht gij een zoon zijt.quot;

Ondertusschen was de jonge man genaderd, doch niet met de vroolijke drift van wie koninklijke gunst tegemoet gaat, maar veeleer met eene stroeve gedwongenheid, welke bijna de linksch-heid scheen van den krijgsman, die den hoftoon in het veld heeft verleerd , en die zich niet wil verpijnen , om hem opnieuw te vatten.

Don Frederik de Toledo, Alba's zoon, was niet meer in de eerste vaag der jeugd; zijn for-sche bouw en zijne gevormde trekken bewezen , dat hij den mannelijken leeftijd aireede had bereikt ; maar er lag op zijn gelaat nog iets anders dan het kenmerk zijner jaren. Niet enkel de moed , die in zijne daden had gesproken; het was eene zonderlinge mengeling van fierheid en schuchterheid, van schrander beleid en wilden hartstocht, van list en openhartigheid, die het tot een raadsel maakte , wat toch wel de ware uitdrukking der ziel konde zijn. En zeker toch was het, dat de norschheid, die thans de trekken zoo strak spande, ook wel somwijlen verhelderd kon worden door den fijnen glimlach, die om den mond speelde; die ernst en die terughouding kon eene reden hebben ; de jonge Toledo had vroeger een' kring van vrienden aan dit hof gekend , dien hij niet wedervond ; Don Juan van Oostenrijk, die zich lauweren verwierf aan de kusten van Afrika; Alexander Farnese , naar Italië teruggeroepen ; en Don Carlos, den zoon van Filips , in zijn afwezen een' dood gestorven , waarover de sluier des geheims rustte; dien Carlos, die zijn vriend was geweest, in wiens droomerijen hij had gedeeld, wiens ontwerpen hij mede had opgebouwd ; dien Carlos , voor wien Schiller ons eene belangstelling heeft ingeboezemd, waarvan wij niemands verbeelding

de illusie benemen willen ; en het moest hem hinderlijk zijn, zich aan een hof terug te zien , ; waar de jongelieden niet van zijnen tijd waren en de mannen het niet meer konden worden. Hoe het zij, hij kuste de koninklijke hand, die hem werd toegereikt met koelen eerbied, en toen Filips hem met vleiende welwillendheid toesprak : «De verplichtingen, die wij hebben aan uwen vader , willen wij overbrengen op u ; gij zult ons straks volgen naar de Koningin, en de gunst vernemen , die wij u toekennen ,quot; antwoordde hij slechts met eene diepe buiging. «Heer Hertog! wij willen u zeive voorstellen aan onze nieuwe Gemalin,quot; vervolgde de Koning. ))Don Pedro Donati! laat hare Majesteit gewaarschuwd zijn,quot; en daarbij gaf hij het sein , dat de overigen ontsloeg.

Toen bleef Ferdinand van Toledo met Filips II alleen. Met welke gewaarwordingen voor beiden ! Ze waren samen opgegroeid, samen grijs 1 geworden ; de een in den dienst des anderen, dat j is zoo : ze stonden tegenover elkander als Vorst ! en Dienaar ; maar de wijde afstand, die tusschen hen lag, was aangevuld geworden door de verdiensten des eenen en het vertrouwen van den anderen , en zóó alleen, door geen hovelingsoog bespied, legde de Vorst, zelfs de Vorst Filips, iets van de eischen zijner waardigheid ter zijde, en de onderdaan trad nader met minder ceremonieel. Want ze verstonden elkander, en ze waren aan elkander verbonden door al wat de overeenstemming van hoofd en hart voor hechte banden kunnen samensmeden tusschen twee men-schen. Ze hadden dezelfde belangen, dezelfde beginselen; hun geest had dezelfde richting, en | hunne handelingen hetzelfde doel ; zoo die han- ; delingen zelve niet éénerlei konden zijn, was dat ; alleen , omdat de een bevelen moest en de ander | gehoorzamen ; maar de bevelen van den een' wa- , ren altijd in den geest van den ander' , die ze ' zou volbrengen : of het moest daar zijn, waar de i naijver des Dienaars op de waardigheid des mees- : ters dezen de plooibaarheid deed missen, die gene ; in zijn eigenbelang lichter konde toonen ; en waar ; hunne eigenschappen niet dezelfde waren, was j dit alleen het onderscheid van hunnen rang. Filips ware een minder kundig , voortvarend Veldheer geweest; Alba zeker geen zoo behendig Vorst; ook hadden zij elkander lief, zooals beide liefhebben konden; zij achtten elkander, en het was niet alleen de angst voor de gewone onge-i nade van den hoveling geweest, die des Hertogs | borst had beklemd bij het binnentreden in de j ! hofzaal, het was de vreeze geweest van den i i vriend, die eene onverdiende hardheid duchtte I van den vriend !

Maar nu waren ze samen : de Hertog kon le- j i zen in het oog van zijnen Vorst en laten lezen

in het zijne ; hij kon zich verantwoorden over da- j ! den, die dezen mishaagd konden hebben, en zou ! j op zjjne beurt ook grieven kunnen klagen; want ;

i ook de Landvoogd had grieven.....Afgezonden

met onbepaalde volmachten tof straften en dwingen


-ocr page 204-

r

19G DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

door geweld, had hij op krijgsmanswijze, metal de drift van zijnen ijver, met het onbepaaldste vertrouwen op de wettigheid zijner zaak on op de goedkeuring van zijnen meester, gebroken wat niet boog, en vertrapt wat niet geëffend kon worden ; en nu de dwang gebleken was eene staatkundige fout te zijn, maar die nog kon verholpen worden door te volharden; nu het tot een uiterste gekomen was, waarin terugtreden nog radeloozer dwaasheid kon heeten dan voortgaan; nu had men plotseling in Madrid den weg der zachtheid willen inslaan , dien weg, welken Alba door duizend daden zich een' onbetreedbaren had gemaakt, en om hem er toe te dwingen, onthield men hem de middelen, die zijn meesterschap moesten schragen: yehl en manschap. Sinds twee jaar had hij slappe ondersteuning uit Spanje ontvangen , en wijze vermaningen uit het Kabinet van Madrid, door zijne vijanden ingegeven, of ten minste door hen , die den staat der Vlaamsche beroerten niet kennen konden als hij. Sinds twee jaren was hij gedwongen geweest tot de wanhopigste kunstgrepen, die hem door het verdrukte volk zouden aangerekend worden als onvergeeflijke gruwelen, en aan het hof als roekelooze misslagen. En de Koning had toegelaten, dat er op zijn onbepaald vertrouwen zoo werd afgedongen, zijne ruime volmacht zoo verlamd ; de oude vriend had geluisterd naar de sissende lastertongen zijner vijanden , naar de verdachte stemmen der oproe-rigen, die natuurlijk zijne haters moesten zijn; had aanvankelijk zooveel door beiden laten uitwerken , dat de trouwe dienaar van zijn welbehagen , als éénige uitkomst uit zijne verlegene houding , een ontslag moest afsmeeken, dat na twee jaren eerst werd verhoord, en toen gegeven in den vorm eener vernederende terugroeping!

Maar nu had hij het oor van den Vorst, de onverdeelde aandacht van den vriend; geen afgunstig bespiedend oor zou de woorden der klacht vergiftigen als een morren van den gekrenkten trots; geen saterlach der boosheid zou eene vorstelijke vrage om opheldering tot eene vrage des wantrouwens verdubbelzinnigen ; geene fluisterende toelichting het aanwijzen van een misverstand vergrooten tot een verwijt des toorns, en een woord van ontevredenheid vertolken als een van ongenade.

En zóó moet het geweest zijn ; Alba scheen zich volkomen gerechtvaardigd te hebben in dat onderhoud , dat zeer langen tijd duurde , en tevens volkomene genoegdoening verkregen te hebben; want toen beiden het geheime Kabinet verlieten, dat ze waren binnengegaan , leunde Filips op zijnen Veldheer , met een zoo zichtbaar welgevallen en een zoo pralend vertrouwen , en op het gelaat van den Hertog blonk zulk eene ti otsche vreugde en zulk eene onverholen zegepraal, toen zij de Grandezza voorbijgingen naar de vertrekken van de Koningin , dat wie van deze met kwade bedoeling aan Toledo's terugkomst hadden medegewerkt, hem met smartelijk naberouw op Brussels Landvoogdszetel terugwenschten ; en anderen, die laag-hartiger waren , of hem minder openlijk kwaad hadden gewild, zich plotseling herinnerden, dat zij zijnen zoon Frederik, die met hen was gebleven , nog niet hadden verwelkomd.

))Die ontvangst zal den Vlamingen eene teleurstelling zijn,quot; sprak de Hertog van Feria tot den Biechtvader des Konings.

))Wie weet!quot; antwoordde deze met een licht schouderophalen.

)

Toen Don Filips , gevolgd van de beide Toledo's , het vertrek van de Koningin binnentrad, was deze alleen met de Camerera-Major en slechts ééne Hofdame; hare gewone stoet scheen met eenig opzet voor ditmaal van haar verwijderd te zijn; die zweem van innigheid aan een hof, waar de vormen der etiquette met zulk eene kleingeestige vasthoudendheid werden nageleefd, bevreemde Alba meer, dan zij hem verblijdde. Niets gaf hem recht te denken , dat de genegenheid der Koningin hem die weinig ceremoniëele ontvangst had voorbereid ; hij wist, dat zij tegen hem vooringenomen was.

Toen Anna Maria van Oostenrijk als eene fiere bruid uit haars vaders Staten naar haren vorste-lijken bruidegom werd heengeleid, had zij de provinciën van Alba's Landvoogdij moeten doortrekken. Hij zelf was haar te gemoet gekomen aan het hoofd van Vlaanderens eerste Edelen, en haar tocht door de Nederlanden was eene aaneenschakeling geweest van prachtige feesten en eerbe-wij zingen , en niets van wat de vrouwelijke ij delheid kon vleien en den vorstelijken hoogmoed streelen, was door hem gespaard geworden, om zich aangenaam te maken bij de nieuwe meesteres. Ook had er aanvankelijk tusschen hen de beste verstandhouding -geheerscht; zij had de hulde aangenomen met den glimlach van het hoogste welgevallen ; maar met hoe vroolijk een geleide de Hertog haar ook zijns meesters Staten doorvoeren mocht, hij had niet kunnen beletten, dat er niet somtijds klachten tot haar waren doorgedrongen ; dat zij , midden door het volksgejuich heen , niet somtijds het volkslijden had opgemerkt. Bij de tooneeldecoratie van vreugde en gejuich, waarmee hij haar omheinde, was somtijds een scherm weggevallen, dat een schavot verborg, en zij had wel eens eene fakkel zien zwaaien, die aan eene houtmijt was opgestoken, en een aangeboden bloemruiker was wel eens door een' traan bevochtigd geweest. Zij had het lijden en de bange vooruitzichten van dit volk begrepen ; zij was jong, vroolijk , gelukkig; zij kon goedig zijn ; haar hart kon niet verstompt wezen voor het medelijden ; in baar Duitsch Vaderland had ze noch de Spaan-sche staatkunde , noch het Spaansch despotisme leeren begrijpen ; wat was natuurlijker, dan dat zij alleen de strengheid van den Landvoogd verdacht en beschuldigde ? Hoe gaarne had zij genade en zachtheid geoefend, die schoone vorstelijke deugden! maar zij kon daarvoor niets dan beloven.....


gt;

-ocr page 205-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

197

Zoodra het volk wist, dat zij beloofde, stroomde het klachten en smeekschriften tot haar, die alle als zoovele beschuldigingen waren tegen den Regent; was het vreemd, dat zij een' afschuw kreeg van den man , die haar de schoonste dagen van haren jonkvrouwelijken viertijd door zulke tranen bedierf, en die hare glansrijke droomen door zulk eene werkelijkheid vernietigde ? Maar meer nog ; een meer bepaald verzoek werd haren koninklijken invloed aanbevolen, en een zulk, dat niet onder de menigte kon verloren gaan. Dat gedeelte van den Vlaamschen adel, dat voor Montigni partij trok , hetzij als vrienden , hetzij als verwanten , wist haar belang in te boezemen voor dezen Edelman, in Spanje gevangen onder zeer ongunstige vooruitzichten; de namen van Egmond en Hoorne, toen reeds onder den ijzeren staf des Hertogs gevallen, werden met opzet bitter en klagend uitgesproken ; men duchtte voor den Heer van Montigni hetzelfde lot.... Anna Maria gaf haar woord, dat het eerste verzoek, door haar aan haren koninklijken bruidegom te doen, zijn leven zoude zijn en zijne vrijheid.

De eerste bede eener bruid, bevallig en jeugdig als deze , aan een' Gemaal, die reeds grijze haren droeg, en die dus in toegevendheid vergoeden

moest, wat hy in liefde te kort zou schieten!.....

aan een' Vorst als Filips bovenal, die zoo gaarne het masker van zachtheid voor het oog der wereld bewaarde ; dit eerste verzoek, waarvan Europa als getuige zou zijn, hij kon het niet weigeren, niet met eenigen schijn van gewone Vorstenheuschheid.....

het kon niet mislukken..... de Vlaamsche adel was

gerust! — en toch het mislukte! Montigni was gestorven , een' verdachten dood gestorven, vóórdat de Koningin een' voet in Spanje zette ; Filips had den aanslag op zijnen genadezin niet durven

afwachten..... men hield het voor zeker, dat

Anna's woord zijnen dood had verhaast! — en de vijanden van Alba fluisterden haar in , dat deze den Koning van haar voornemen had gewaarschuwd. Dat was het, wat zij hem niet had kunnen vergeven. Der schoone vrouw de gelegenheid te benemen , om gansch Europa te toonen , wat hare schoonheid vermocht op den gevreesden Monarch van het Zuiden ; der vorste -lijke het voordeel, om zich voor altijd hare nieuwe onderdanen te winnen door een zoo indrukmakend blijk van goedertierenheid; der vrome het zoete zelfbewustzijn eener goede daad!

Zij weet niets aan den Koning, die toch de daad had bevolen; alles aan Alba , die haar had veroorzaakt. Daarbij had des Hertogs trots op zijne verdiensten bij haren Gemaal, waarmede deze misschien met te weinig hovelingsvoorzichtigheid geschitterd had, haren vorstentrots gekwetst. Zij moest naijverig zijn , op wie bij Filips zooveel gelden kon, en een pronkend eereteeken, dat hij zelf zich had opgericht, had hij haar durven toonen! de hoogmoed is zoo blind , dat hij de klippen niet zien kan , waarop hij te gronde moet gaan. Hoe het zij , de Koningin was nu twee jaren in Spanje , sedert twee jaren gehuwd

aan Filips ; zij had in dien echt teleurstellingen ondervonden , gelijk wellicht iedere vrouw , die uitgehuwelijkt wordt als zij; als iedere Koningin zeker ; maar zij had zich met lijdelijke berusting in hare droeve grootheid geschikt; zij had vele zaken anders leeren inzien. Door eene hoofscho étiquette in elke handeling beperkt, zag ze misschien met een treurig oog op hare vrijere jeugd terug ; maar zoo het lot der Nederlanden nog altijd hare belangstelling bleef wekken , zij had ge • leerd , hoezeer de vrouw van Filips II onmachtig was, het lijden harer onderdanen te verzach- j ten ; en , van stillen , weinig ondernemenden aard, worstelde zij niet tegen de overmacht der omstandigheden , maar besloot in het diepste van haar hart wenschen, die haar als misdaden konden worden aangerekend. Van Oostenrijksche Prinses was zij Koningin van Spanje geworden! — en de Koningin hield van haren gemaal bepaalde voorschriften, hoe zij den Hertog bij zijn eerste bezoek ontvangen moest, en zij bewees, hoezeer zij zich reeds begon te oefenen in de groote hofkunst, om den afkeer te vermommen onder eenen welwillenden glimlach , en eene bittere nagedachte onder een zoet woord ; toen zij Toledo met kalme hoffelijkheid de hand reikte tot de onvermijdelijke ceremonie, en toen zij er bijvoegde met eene gulheid, die volstrekt niets dubbelzinnigs had:

»Wij achten ons gelukkig, Hertog! u thans op onze beurt welkom te heeten in Madrid; het is ons niet gegund, dat te doen met een deel van dien statelijken luister, waarmede gij ons de reize door Vlaanderen veraangenaamd hebt; maar wellicht is het u niet minder wél in onzen huiselijken kring; gij zult mijn' oudsten zoon zien! — Mevrouw!quot; en zij wendde zich tot de Camarera-Major: »geef last, dat men mij den Infant, Don Diego , brenge!quot;

Die moederlijke trots, waarmede de Vorstin te gelijk den gehaten onderdaan vernederde, door hem te zeggen , dat zij zijn nageslacht een' meester had gegeven, vond voor het oogenblik weinig wederklank bij den Hertog van Toledo , die minder gevatheid had dan beraden overleg, en die door het ongewone en vreemde van dit vorstelijk onthaal eenigszins in verwarring was geraakt ; zijn antwoord ten minste was het ongelukkigste , dat er in deze omstandigheid gegeven kon worden.

))Ik deed minder dan mijn plicht was, Mevrouw! schoon ik het beste bood wat ik konde ; het bleef altijd eene krijgsmanshulde, te midden van een oproerig en woelziek volk, en Uwe Majesteit is wel goed, zich mijner te herinneren , om niets beters....quot; »Mij uwer herinneren, Heer Hertog!quot; viel de Koningin in de rede, met al de voorbarige levendigheid eener vrouw, op de kwetsbare plek aangetast, wmij uwer herinneren ? voorwaar! uwe gestalte is mij onvergetelijk , onvergetelijk als zij den Vlamingers is, zelfs al ware hij hun door geen metalen standbeeld in het geheugen geprent.....quot;


-ocr page 206-

DE HERTOG VAN

108

ALBA IN SPANJE.

Dit woord was cene fout ; Anna Maria van Oostenrijk had de Koningin van Spanje vergeten ; ook zag Filips haar aan met één' van die blikken . die vernietigen, en waaronder zij weg-kromp , terwjjl hij haar het woord ontnam , met te zeggen : «Uwe Majesteit heeft wèl gelijk ; het geheugen der Vorsten mag niet zwak zijn voor hunne verdienstelijke onderdanen, en voor de drift, waarmede de Hertog haar de merkwaardigheden van Antwerpen toonde , mag zij hem dankbaar zijn; in de Citadel heeft hij zich een • steenen gedenkteeken opgericht, van zijne vin-! ding, dat zijn' naam tot een' schrik zal maken ! voor muiters, zoolang wettige Vorsten nog on-| gehoorzame onderdanen te straffen hebben! Maar wij hebben heden getrouwen te beloonen voegde hij er bij , zich vleiend tot Alba wendende ,

))en daarom..... Don Federico! wij hebben u

I nog niet voorgesteld aan onze zeer lieve gemalin !quot;

Die voorstelling geschiedde , en Anna Maria, die haren toom tegen den vader misschien niet tot den zoon uitstrekte , of wel zich met nieuwe zelfbeheersching gewapend had, sprak hem toe met heuschheid, en zonder inmenging van een scherp woord; maar de jonge man bleef altijd dat uiterlijk van koelen eerbied behouden , dat hij reeds in 's Konings vertrekken had aangenomen , totdat zij plotseling, de jonge Dame , die een weinig achterwaarts gestaan had, bij de hand nemende, tot hem zeide : «Senor ! deze verrassing hebt gij mijn' Koninklijken gemaal te danken. Zijne Majesteit wenschte , dat gij uit onze hand uwe verloofde ontvangen zoudt; de zalige Donna Elisabeth had haar u toegezegd. Wij haasten ons om u woord te houden.quot;

Toen richtte de jonge man het hoofd op ; een donkere blos vloog hem over het voorhoofd , zijne oogen flikkerden van hartstocht, en tusschen de tanden siste een: »Dat is duivelsch!quot; dat gelukkig door niemand werd verstaan. De Koningin scheen in die beweging niets te zien dan een natuurlijk gevolg der verrassing, want zij voegde er goedig bij:

»Gij ziet uwe bevallige bruid even verrast als gij zelf, Senor ! en toch , zoo de jonkvrouwelijke schroom haar niet weerhield, zou de jonge Gravin de Saavedra u kunnen zeggen, dat zij niet minder dan wij allen naar uwe gewenschte wederkomst heeft verlangd.quot;

De Gravin Margarita de Saavedra zag er inderdaad uit als iemand, die zeer verrast is; eene zoo geweldige aandoening overstelpte haar, dat zij zich aan den zetel der Koningin moest leunen, om niet te wankelen; zij was doodsbleek geworden, en boog het hoofd op de borst neder , als wilde zij het lief gelaat wegschuilen tusschen de plooien van den breeden kanten halskraag; de Koningin had niet te veel gedaan , met haar bevallig te noemen ; al de weelderige schoonheid eener zuidelijke Europeane was de hare, en schoon het stijve en sombere hofgewaad van zwart satijn , slechts hier en daar

door kant en gitten sieraden vervroöl ijkt, hare gestalte niet volkomen recht deed , schoon eene onbeschrijfelijke verwarring hare trekken ontstelde , schoon de glans dier gloeiend zwarte oogen niemand gevaarlijk kon zijn, daar zij ze neder-sloeg, was het toch licht te raden, hoeveel aantrekkelijks zij hebben moest boven duizende harer zusters , als een lach van opgeruimdheid of vreugde al die bekoorlijkheden in het rechte licht zou stellen ; maar Don Frederik zag haar niet aan: hij vatte niet eens de zachte hand, die men tot de zijne wilde maken ; eene werktuiglijke buiging was al wat hij op zich zeiven scheen te kunnen verkrijgen.

De Koning had zich sedert lang in eenen leuningstoel geworpen , en speelde met het zilverkant zijner manchetten: hij bespiedde zwijgend dit belangvol tooneel; zijn lichtblauw oog flonkerde zonderling , en om zijnen mond speelde iets, dat naar een' glimlach zweemde. Zoodra Alba, die , in de hoogste spanning van onrust en belangstelling, zijne vorschende blikken had verdeeld tusschen zijnen zoon en zijnen Vorst, dit had opgemerkt, was het vof eene stuiptrekking zijne hooge gestalte doortrilde; men begrijpt, dat het slechts een tooneel was van seconden , maar die den belanghebbenden en den spelers onuitstaanbaar lang moeten zijn toegeschenen.

Er heerschte eene doodstilte, waarbij Frede-rik's ademhaling hoorbaar was.

De Koning maakte er een eind aan; hij wenkte den j ongen Toledo tot zich :

»Senor! in de verrukking van het wederzien , vergeet gij, dat de Hertog, uw vader, recht heeft op eene verklaring van dit raadsel. Mijn j Alba ! laat ik het u duidelijk maken : uw Federico heeft in uw afzijn de toezegging ontvangen van de schoone hand daar ginder; wij hebben ons belast met de huwelijksgift der bruid, die bestaat in twee Baronieën en een' Vorste lijken uitzet, en wij wenschen alleen van hem te weten , op wanneer de dag van den ondertrouw kan bepaald worden ; gij ziet, beiden zijn verstomd van verrassing, ze waren zoolang gescheiden!quot; daarop geleidde hij zelf Margarita, die sidderend , maar lijdelijk volgde , tot Alba. met het woord: ))Uw' zegen, mijn Hertog! voor uwe toekomstige schoondochter!quot;

De Hertog was op het punt om met een hoffelijk woord des Konings wensch te voldoen; doch Don Frederik zag hem aan met zulk een' angstig smeekenden blik , dat hij alleen met eene zwijgende buiging antwoordde. Maar de jonge man had ondertusschen zijne schuwe terughouding overwonnen; met eenen moed, grooter nog, dan hij in geheel zijn krijgsmansleven had kunnen toonen, wendde hij zich tot den Koning:

«Sire! om Godswil, laat er niets onherroepelijks bepaald worden ; daar ligt veel tijd tusschen onze eerste kennismaking en dezen dag; wij weten niet, of de Gravin heden denkt als toen;


-ocr page 207-

ALBA IN SPANJE

DE HERTOG VAN

i09

sta toe , dat wjj ons vooraf te zamen bnratlen over eene zoo ernstige zaak ; sta toe, dat ik met miin' vader.....quot;

»Niets is meer billijkantwoordde de Koning koel . doch zonder toorn : «alleen herinner u , Senor ! dat gij nw woord gegeven hebt aan onze overledene gemalin . en dat Koningin Anna u deze bruid opnieuw heeft aangeboden , en dat het ons niet vrijstaat, onze Majesteit in twee onzer gemalinnen te laten honen, zelfs niet door een' Toledo.quot;

»Als een Toledo zijn woord heeft gegeven, zal hij het houden , mijn Koning!quot; sprak Alba, somber beslissend.

)gt;Mijn vader!quot; riep toen de jonge man, met iets in den toon , dat naar wanhoop zweemde, ))ik zweer bij mijn' riddereed, een onderhoud, dat ik van de Gravin vraag, kan alleen hier beslissen ! Senora!quot; sprak hij zacht, maar ernstig tot deze , die half bewusteloos door zijnen vader werd ondersteund , »kan ik hopen op een afzonderlijk gesprek met u?quot;

Zij boog alleen het hoofd toestemmend ; het scheen boven haar vermogen een woord uit te brengen.

De Hertog leidde haar terug naar den zetel der Koningin , die in sprakelooze verwondering bij de vreemde uitkomst harer verrassing had toegezien; zij streelde Margarita met een vriendelijk medelijden over de bleeke wang, en noodzaakte haar met zachten dwang, om plaats te nemen. Tn-tusschen was de Camarera-Major teruggekomen met den Infant en zijne voedster. Het was voor allen eene gepaste afleiding, die zelfs de Koning zich ten nutte maakte, om weder den toon van welwillende goedheid te hervatten . waarvan hij een oogenblik was afgeweken. Hij zelf riep de aandacht der beide Edellieden op het Koninklijke kind , dat de erfgenaam had moeten zijn van zooveel troonen en van zooveel grootheid, zoo niet eene machtiger hand dan die van Filips het daarvan had ontzet. De grijze vader heeft nog moeten rouw dragen over dien zuigeling.

De beide Spanjaarden bogen zich eerbiedig henen over den zoon van hunnen meester, en Alba sprak tot Filips met eene deelneming , die kennelijk meer was dan hovelingsvleierij: «Wees gezegend in dezen erfgenaam, mijn Koning! milli-oenen bidden dagelijks tot de Heiligen voor het heil van dit kind ; maar geen hart kan meer waarachtig gehecht zijn aan wat de luister van uwen troon verhoogen kan en geluk brengen in uw Huis, dan ik. maar toch.... Sire! ik heb uwe

jaren, en mijne bede is..... dit kind geen'Koning

te zien.quot;

«En het is de mijne, dat altijd een Toledo uit uw geslacht, bekwaam als gij en trouw als gij, mijn opvolger moge ter zijde staan,quot; hernam Filips , terwijl hij hem de hand drukte.

Te gelijk gaf hij het teeken, dat hen ontsloeg. Terwjjl de Hertog zich boog voor de Koningin , die haren Infant met moederlijk welgevallen in den arm had genomen , hief hij eenen blik naar haar op , die kon worden uitgelegd, als smeekte hij haar , bij de liefde, die zij haren eigen' zoon toedroeg , den zijnen niet te verderven ; maar zijner lippen ontgleed geen woord, dat eene klacht heeten kon of eene bede.

Toen verliet hy het kabinet. Federico, die niet beter verlangd had, volgde hem snel.

«Sire!quot; sprak Donna Anna tot haren gemaal, «gij hadt mij het geluk mijner Margarita toegezegd ; welk eene rol hebt gij mij laten spelen ?quot;

«Eene zulke, Mevrouw ! als tot een nloel leidt, dat gij vroeger zelve gewenscht hebt,quot; antwoordde Filips.

Wij vinden Ferdinand Alvarez de Toledo terug in den prachtigen tuin van zijn eigen paleis. Niet terstond bij zijne terugkomst van het hof was het hem vergund geworden , zich die verlichting toe te staan. Vreemden en vrienden , hovelingen en grooten van Madrid, krijgslieden en geestelijken, afgezondenen uit zijne eigene stad Alba, en dienaren van zijn Huis , verdrongen zich in zijne voorzaal, om hem te verwelkomen. De meesten wisten reeds . hoe hij door Filips was ontvrtïigen geworden ; niemand had meer kunnen zien, dan wat deze had willen toonen, en niemand had kunnen weten . hoeveel alsem er was gemengd in den beker der vorstengunst, aan Alba toegereikt. Van het tooneel in het vertrek der Koningin was niets bekend geworden. dan wat tot zijn voordeel kon worden uitgelegd. Toegelaten zonder vormelijke ontvangst, tot een afzonderlijk gehoor, dat zoolang had geduurd ! De vrouwen van den jongen Infant hadden niet nagelaten, de voorstelling van haar Koninklijk voedsterkind met vergrootende en versierende kleuren over te brengen , en de handdruk des Konings in het Palaeio Beal, reeds als een voorbeeldeloos zelfvergeten van dezen afgemaald, was in de voorzaal van het paleis Toledo reeds tot eene broederlijke omhelzing opgeklommen ; daarbij wist men. dat de Infante Isabella Clara Eugenia , de geliefde dochter des Konings, haar verlangen had betuigd, den Hertog spoedig te zien ; en men hield hem voor beter dan ooit gevestigd, want wat zijne vijanden niet hadden kunnen volbrengen in zijn afwezen, met zoovele wapenen tegen hem in handen . zouden ze zekerlijk niet meer pogen in zijne tegenwoordigheid : nu de Landvoogd, Alba , Ferdinand de Toledo niet had doen vallen , was Ferdinand de Toledo niet meer weg te rukken van de benijde plaats. Bijgevolg was het raadzaam. zich zijn vriend te toonen of het bijtijds te worden, en hun lastige ijver ontnam den Hertog dat eerste oogenblik van rust en vrijheid. waar hij snakkend naar uitzag; en schoon hij zelfs zijne vrienden en getrouwen , die hij onder die menigte zag. liefst op een later uur had begroet; voor hen , wier oprechtheid hij wantrouwde, moest hij nog weer zijn gelaat in de plooi houden , die de omstandigheid vereischte ; eindelijk toch had hij zich van hen weten te ontslaan , en was weggeijld in de


-ocr page 208-

200 DE HERTOG VAN

ALBA IN SPANJE.

vrije luoht. In Madrid, in zijn huis vooral, kon de muur , die beschutte tegen een onbescheiden oog, te gelijk de schuilhoek zijn, waar zich de verspieder verschool; onder de plooien van de satijnen behangsels zijns rustbeds kon een huurling van Filips de zuchten beluisteren , die hij slaken zou in den slaap ; maar onder den helderen hemel, achter het doorschijnende loofdak der boomen, waagt zich een verrader niet. Het zonlicht is te helder voor spionnen; in de dompige lucht der paleizen alleen kan het verraad ademhalen , want wat anderen leven geeft, doodt het! Zoo was dan Alba alleen met de natuur en met zijnen God ; zeker was hij de eerste niet komen zoeken , schoon ze hier aan zijne voeten had gelegd, wat vier werelddeelen konden aanbrengen, en Spanje's milde lucht kweeken ! Wat zeiden hem die bloemperken , die hij vertrad ; die boomen , waartegen hij leunde , zonder te zien; die gouden vruchten, die hij vergat te plukken ; die heesters die hij vernielde, als hun weligen bloesem hem den weg versperde ? hij kwam niets van hen vragen, dan hunne eenzaamheid, hunne rust, hun zwijgen, hun genlis aan zintuigen, ö.ie bespieden konden of overbrengen ; en of het wel zijn God was , dien hij hoopte te vinden, vreezen wij evenzeer; met zulke blikken en met eene houding als de zijne nu was, en met de woorden, die hij nu uitsprak, gaat men niet tot God! Daaruit spraken nog de onrust en de bejagingen, die verre zijn van God, de trots en de angst en de waan van den mensch, die niet één' zijner afgoden heeft durven omwerpen , en die nog zijne hoop en zijn heil wachten moet van menschen, gelijk hij er nog alles van kon vreezen! De God van Alba was ook niet de God, dien men dienen kon in de vrije natuur , maar dien men alleen aanbidden kan in de Cat-hedraalkerk ; hij begreep dien niet anders dan in den gouden miskelk, op een altaar, omringd van gemijterde en gepurperde geestelijken, in een' dampkring van wierook , in eene schittering van waslicht. Hoe het zij , altijd liep hij met driftige schreden lanen en perken door ; hij had zich niet eens den tijd gegeven, zijn hofgewaad af te leggen ; alleen zijn' hoed had hij afgeworpen, en de korte rosse haren, door het zoele windje in de hoogte gewiegeld, schenen rechtstandig op te rijzen. De hooge middagzon brandde hem op het krijgshaftige voorhoofd ; maar het ging hem als zijn' meester bij eene zekere processie ; hij voelde geene zon ; de ontstemming, die nu op zijn gelaat lag, bewees , hoezeer zijne rustige en kalme opgeruimdheid een masker was geweest; het was of zich meer rimpels plooiden in zijn vel en dieper groeven in zijne \vang. Eene hevige gemoedsbeweging , of eene hevige overspanning brandde hem op de wangen, en zijne oogen gloeiden droog en dof in hunne holten ; dan eens liep hij met gebogen hoofd, als in suffende mijmering; dan weder hief hij het fier en dreigend op , als wie een' vijand in 't aangezigt meent te zien ; eens viel zijn oog op een vogeltje , dat, ver uit de lucht heengevlogen, rusten kwam tusschen de bloesems der granaatboomen, dat beurtelings zong en zich de vederen ploos, en het kopje tierig en dartel heen en weêr wendde , als wilde het den eigenaar uitlokken tot deelneming in zijn lustig spel.

»Dat beest is vroolijk !quot; riep de Hertog met eene smartelijke bespotting van zich zeiven; daarop verviel hij in een diep gepeins, onder den invloed waarvan hij zich werktuiglijk op eene marmeren bank neder wierp »Het zou mij beter zijn , als ik dezen drukkenden last kon uitstorten in den boezem van een' ander ; deelneming moet verlichten; ik heb hier geleden zooals de Koning lijdt; ik heb alleen gedragen ; ik zou willen weten , hoe een ander dit alles had

ingezien..... een ander!quot; en hij scheen van zijn

eigen woord op te schrikken. ))Ik heb een'zoon ,quot; vervolgde hij meer bedaard, ween' zoon, dien

ik liefheb.....quot; en hij wreef de hand peinzend

over het voorhoofd — »hij moet met mij vallen of zich verheffenging hij aarzelend voort.

)^Ik weet, wat ik op Don Filips vooruitheb,quot; riep hij eindelijk , plotseling tot een besluit gekomen ; en snel eenige schreden voorwaarts gaande , bracht hij een sifflet aan den mond, dat schel en schetterend weerklonk. Een bejaard man , zonder livrei, die een' degen droeg, als een bewijs van goede afkomst, kwam eenige oogenblikken later aanloopen ; hij bleef in eene wachtende houding ' staan , en staarde met een' blik van diep medegevoel op den Hertog , die met den rug naar hem toegewend bleef, terwijl hij tot hem sprak: «Ricardo! laat mijn' zoon weten , dat ik eindelijk alleen ben.quot;

De oude man mompelde zuchtend: »O, heilige Maria! zelfs voor mij verbergt hij zich.quot;

«Ja zelfs voor u , trouwe man !quot; hernam Alba , toen hij vertrokken was; »op uwe trekken zou men lezen , wat men op de mijnen tevergeefs zal trachten uit te vorschen ; als gij weten kondt, wat ik zelf mij nog verbied te denken.'*

Terwijl Toledo zijnen zoon wachtte, trachtte hij weêr naar die heerschappij over zich zeiven, waaronder hij vreugde en leed, twijfeling en voorspoed , beide zoo meesterlijk verborg, en zijne trekken waren verhelderd en zyn stap ernstiger, toen Don Frederik hem naderde. Hij reikte hem zwijgend de hand en nam plaats op de bank.

«Vader!'7 sprak de jonge man haastig, ziende dat hij zwijgen bleef, «het is niet zooals het zijn moesten hij staarde hem vragend aan.

«De Koning is ondoorgrondelijk!quot; antwoordde Alba ontwakend.

»Niet voor u , Heer !quot;

»Ook voor mij! Vroeger mocht ik gewoon zijn, op dat gelaat de stormen vooruit te zien, of helder weêr te voorspellen ; ik ben het duistere boek ontwend, of er zijn regels in, die gansch nieuw zijn ; Koning Filips alléén weet, wat Filips bedoelt. Ik weet niets. Daarenboven, waarom zouden wij alleen niet gelooven , wat het hof en de hofstad gezien hebben en voor waar houden; waarom niet gelooven , wat den Vlamingers in


-ocr page 209-

ALBA IN SPANJE.

DE HERTOG VAN

201

de ziel zal smarten ; — wat de verachtelijke Gomez en de zijnen nu reeds heeft doen verblee-ken ?quot; voegde hy er meer opgeruimd bij; en daarop Frederik scherp aanziende, sprak hij ernstig :

»Spreken wij van uwe belangen , gij hebt mij willen raadplegen.quot;

»0, mijn vader!quot; borst de jonge man toen uit, met lang bedwongen hartstochtelijkheid ; «de Koning wil mijn verderf; dit huwelijk.....quot;

»Biedt menig voordeel aan , Senor! Het heeft al den schijn eener hooge gunst; — de Koning belooft twee Markgraafschappen.....quot;

))A1 beloofde hij de beide Indien , mijn Heer en vader! dit huwelijk zal niet voltrokken worden.quot;

))De Gravin is schoon!quot;

))Zij is schoon.quot;

»En jong.''

»0ok jong.quot;

))Van een edel geslacht.....quot;

»Een geslacht, waaraan het eene eere moet zijn, zich te verbinden.quot;

))Don Lorenzo Suarez* roemde mij zoo straks hare zachte geaardheid, hare goede opvoeding.quot;

«Zij kan volmaakt zijn , mijn vader! Ik wil ge-

looven, dat zij het is, en toch..... en toch.....

moet ik mijn woord terugnemen.quot;

))Uw woord !..... gij hebt dan toch werkelijk beloofd?quot; hernam Alba hoofdschuddend.

))Ik heb beloofd! ja , mijn vader ! en..... zooals de Koningin zeide , in het bijzijn der zalige Elisabeth, als eene heilige gestorven.quot;

Alba fronsde het voorhoofd. »Een Spaansch Edelman geeft zijn woord niet loszinnig; maar als het gegeven is, moet hij het eerensprak hij somber.

»Geene macht der aarde zal mij daartoe dwingen !'' riep de jonge man.

«Federico ! zoo ?k het u gebood ?.....quot; sprak

de Hertog streng.

»Het hoofd van het Huis Toledo moei gehoorzaamd worden,quot; antwoordde deze met eene onontcijferbare mengeling van list en verslagenheid , »zoo f/ij mij daf gebiedt , dan heeft de Koning overwonnen !*' Hij zweeg eene wijle, maar daar de Hertog evenzeer bleef zwijgen en hem aanzien met een onverwrikt gelaat, wierp hij zich aan zijne voeten en ging voort: »Vader! o geloof mij , bij de waarheid van Gods heilige Kerk , bij de wondermacht van de Madonna! ik zweer u, het was niet lichtzinnig; het was geene onbedachtzaamheid , toen ik mijn woord gaf. Het is nog minder in onberadenheid, dat ik het te-rugeisch. Het is de vraag niet, of ik die vrouw zou kunnen beminnen; het is de vraag, of ik

haar zal moeten huwen. En dit..... welnu! — zal

mij de eer verbieden!..... Mijn Hertog! moge ik

geen' priester vinden voor mijne laatste biecht, zoo ik logen spreke.quot;

«Het is genoeg, mijn zoon lquot; sprak nu de Hertog , en hief hem op. «Van nu aan zult gij aan mij alléén rekenschap geven van de uitkomst uwer verklaring met Donna Margarita. — En zoo die is. wat gij vermoedt, ontsla ik u van uw woord. Het verdere gaat mij aan. Gij hebt wel gezegd , het hoofd van het Huis Toledo moet gehoorzaamd worden in alles door de leden , maar daarvoor ook neemt het de verantwoording hunner daden voor zich Iquot;

«Ik dank u , vader ! Gij waart de éénige , voor wiens dwang ik gebogen zou hebben. — Zij zal

teleurgesteld zijn, de Koningin.....quot;

«De Koningin!quot; herhaalde Alba, met eenen bitteren glimlach. Hij bleef eene wijle in gepeins zitten; daarop hief Lij het oog op zijnen zoon en sprak weêr ; «Federico! ik wil mij niet verbergen voor u! één mensch op de wereld moet alles deelen met den Hertog van Alba, en dat moet een Toledo zijn, zijn oudste zoon!quot; En hij deed hem naast zich plaats nemen. «Neen , het is de Koning, die eene grieve heeft tegen mij , welke hjj ontveinst; eene onhandigheid dei-

Koningin heeft hem verraden..... Het standbeeld

op de binnenplaats van de Antwerpsche Citadel heeft hem gekrenkt! De Vorsten willen niet, dat hunne onderdanen geheugen zullen houden van een' verdienstelijk dienaar , omdat hun de ondankbaarheid dan te zwart zoude staan; wie zich voistendank verdient, wint zich vorstenhaat, zoo hij niet weet te vergeten, en ik had de onvoorzichtigheid te toonen, dat ik mij herinnerde. — En toch , ik verbeeldde mij , dat het den Vlamingen goed zou zijn, de gestalte gedurig voor oogen te hebben van hem , die de schrik was hunner uit-sporige muitzucht. — Ik verbeeldde mij, dat Requesens de schrik van mijn beeld nogkonnoo-dig hebben, om 's Konings oproerige vazallen ten onder te brengen,quot; — voegde hij er bij, met een' bitteren lach. «En toch, ziedaar wat mij bederft bij Filips. Ik weet het, de nadruk, dien hij op dat allcrgetrouwste legde , gaf mij reeds argwaan , en de bitterheid van Donna Anna verzekerde het mij. Niet de klachten der Nederlanders ! hij weet wel, dat ze hem zeiven treffen , dat ik nooit anders was , dan de hand , die uitvoerde , wat hij gebood ; niet het verlies van zoovele goede steden en provinciën , door geen Requesens weêr te winnen; niet mijne gewaande fout in het veronachtzamen van de zeemacht: de ondervinding alléén heeft kunnen leèren, met welke wapenen deze vijanden bestreden moeten worden; niet het heffen van den tienden penning , een maatregel in den drang der tijden aangeprezen, en waarvan hij gansch den last mij op de schouders werpt, nu die gebleken is een onuitvoerbare te zijn; en toch, Federico! schreef hij mij eenen brief, vol lof ondankbaarheid , toen die aanvankelijk eene goede uitkomst waarborgde. O ! zoo ik hem wilde doen blozen voor gansch Europa! maar hij weet, dat mijne trouw sterker is dan zijn ondank, en daarom waagt hij alles met mij !quot; De Hertog zweeg; een oogenblik kruiste hij de armen over de borst, die onrustig jaagde, en hief de oogen met uitdrukkingvolle verbittering ten hemel op.


-ocr page 210-

ALBA IN SPANJE.

202

DE HEETOG VAN

Federico vatte zijne handen met eerbiedige tee-derheid , en zijne stem verried beter zijn gevoel, dan zjjne woorden , toen hij sjrak:

«De Koning durft u niet laten vallen!quot;

»Niet om het bestuur der provinciën , dat kan waar zijn hernam Alba , amaar wie zegt ons , dat hij niet een voorwendsel zoekt! en dat hij het vinden zal, grieft mij minder, dan dat hjj het vinden wil! Hij moest het niet willen, niet tegenover mij. Bij Gods heilige Moeder! hoe Don Eilips mij dezen morgen geslingerd heeft! niet rusteloozer kwelt de wind gindschen weerhaan ;

hoe hjj met mij speelde..... de.....tijger!.....maar

een Spaansche grande mag de gedachte niet uitspreken. Zie, Senor! hij heeft mij trapsgewijze alle gemoedsaandoeningen laten doorloopen ; alle graden eener folterbank, smartelijker dan die, waarop men ketters tot bekentenis brengt , heeft hij beurtelings op mij toegepast. O! het was een gruwelijk spel! En Pilips moest het met mij' niet drijven, niet zóó. Eerst die onzekerheid , die mij banger viel dan een doodvonnis ; daarop dat woord , dat Don Euy Gomez deed wegkrimpen van spijt; toen in het kabinet ; gjj hadt hem moeten zien, het was niet de Koning, die zijnen Stadhouder rekenschap afvroeg ; het was het hoofd van het geslacht, dat een jonger lid over familiezaken raadpleegt; zóó zat hij tegenover mij, ernstig, maar gemeenzaam ; zóó ondervroeg hij mij over Vlaanderen. Hij luisterde als Pilips en berispte als Keizer Karei! En zoo natuurlijk, met zooveel verschooning voor wat mijne vijanden fouten noemen! Over het verlies van half Nederland sprak hij met de koelheid, als had ik hem eene nieuwe overwinning te melden gehad. Mijne bekwaamheden en mijn' ijver prees hij, als... ze verdienden! Pederico! ik zeg het met zelfbewustheid , want ik heb voor mijnen Koning gedaan, wat in men-schenmacht stond ! Dat God en Zijne Heiligen het niet altijd hebben gezegend , ter eere van de Kerk en van den Allerkatholieksten Vorst, is buiten mij. Ook van u sprak hij , mijn zoon! en zooals mij de meeste voldoening kon geven. Hij wilde uwe krijgsbedrijven kennen , in de kleinste bijzonderheden ; hij wilde weten , )gt;wat hij u later vertrouwen kon dat zijn des Konings eigene woorden , en toen ik van Alkmaar spreken moest, waar de terugtocht bijna eene nederlaag was, haalde hij de schouders op , en oordeelde het goed , dat gij aan de razende wanhoop van muiters, die altijd den dood te gemoet gingen , geene kostbare levens van zijne trouwe onderdanen hadt opgeofferd. Toen deelde hij mij mede , waarom dat ontslag , vroeger geweigerd , mij nu was gegeven, op een oogenblik , dat ik het niet verlangen kon ; — waarom mij de tijd niet gegund was , de Provinciën in betere orde achter te laten; waarom ik het bewind moest overgeven aan Requesens ; zóó moest overgeven! Hij zeide mij zooveel, dat ik rust kreeg, bij alles wat iTijj ontrustte, en mij ontlast voelde van wat mij het zwaarst drukte. Pederico! Pederico !

Hij was mij een weldoende Heilige, die balsem droppelde op de schrijnende wonde. En daarop , — mijn zoon !,: — en de kalmte, waarmede hij zich tot hiertoe op dezelfde plaats gehouden had, scheen den Hertog nu weer gansch te verlaten; want hij verhief zich plotseling en stapte weer met ongeregelde schreden langs den jongen man heen en weder.

))Heer Hertog!quot; sprak deze , ))de Koning kan

oprecht zijn voor u..... Telkens als hij tot u sprak ,

lichtte er een andere gloed uit zijne oogen, dan die, waarmede hij mij te ontzetten trachtte. Maar ik begrijp het! Mijn aarzelen, om een huwelijk te voltrekken , waaraan hij groote voordeden verbonden had, heeft hem tegen my vertoornd ; hij heeft begrepen, dat ik het ontgaan wilde , en van toen aan was het bjj hem beslist , dat het zou voltrokken worden. Hij wilde zich, als bij verrassing, van mijne gehoorzaamheid verzekeren ; hy dacht , dat ik , overbluft door zijne tegenwoordigheid, door zijn' rasschen eisch , den moed noch de bezinning hebben zoude , hem in 't aangezicht te wederstaan; hij hield het onmogelijk, dat ik mij door eene uitvlucht

zou weten te redden ; misschien..... hij kon niet

weten , waarom ik Margarita's hand afslaan moet; misschien eischt hij alleen deze proef van mijne gehoorzaamheid, om mij werkelijk de gunst te schenken , waarop hij zinspeelde ; ongelukkig was de proef te sterk voor eenquot; onderdaan , die zijn' meester trouw, maar die.....quot;

»Gij gelooft niet, dat de Koning den hinderpaal weet, die u scheidt van Donna Margarita ?quot; viel Alba hem levendig in de rede.

))Neen, Heer! dan zou hij het huwelijk niet bevelen.quot;

»Mogen daarvoor de Heiligen gedankt zjjn!quot; hernam de Hertog, meer opgeruimd; «dan was die blik slechts de toorn van het oogenblik, en zoo wij een wettig bezwaar aanwijzen, zijn wij nog behouden ; tot zóólang willen wij onze vijanden door een vrooLjjk gelaat schrik in het hart jagen , opdat zij , ons zoo zeker ziende, geene poging tot ons verderf wagen, en onze vrienden bemoedigen door onze rust.quot;

«Ik hoop veel van de Senora zelve; zjj is vrouw , zij zal te bewegen zijn tot edelmoedigheid , of zoo niet, ik heb meer dan één middel, om haar tot den schijn van die deugd te dwingen.quot;

«Verklaar mij dit, Senor!quot;

«Verschoon mij voor alsnog daarvan, Heer! Ik ben Ridder! — en het is het geheim eener vrouw!quot;

Maar Ricardo, die schielijk naderde , belette Alba een antwoord.

«Een page van 't hof, met eene boodschap aan Uwe Excellentie , die geen uitstel duldt,quot; sprak de dienaar , zijn storend naderen verontschuldigend.

»Ik volg terstond,quot; sprak de Hertog, en zijnen zoon met innigheid de hand reikende , fluisterde hij hem toe : «Ik heb een uur gehad, zoo-


-ocr page 211-

ALBA IN SPANJE.

DE HERTOG VAN

203

als de Koning der beide Indien in gansch zijn leven er geen heeft gekend.quot;

Toen Ferdinand van Toledo het verzegelde papier had ingezien, dat hem overhandigd was, riep hij met vroolijke zegepraal :

))De Koning roept mij terug in zijn1 geheimen kabinetsraad ; dus dacht hij niet op mijne verwijdering. St.-Jago! Patroon van Spanje! vergeef mjj mijn wantrouwen, zoo het onbillijk geweest zij!quot;

I In hoever de Hertog eerst in zijne vreeze, I en later in zijne hoop, juist had gegist, had j hij met zekerheid kunnen weten , zoo hij getuige had mogen zijn van een gesprek, dat in de geheimkamer des Konings gehouden werd tusschen Filips zeiven en zijnen gunsteling Don Ruy Gomez de Silva , die den Koning behulpzaam scheen te zjjn in het schiften van staatsstukken.

«Weer eene neerlaag van Requesens, die hij ontveinst onder den zachten naam eener omzichtige behoedzaamheid sprak Filips met een' koelen glimlach , een der stukken inziende.

))A1 dat ongeluk werd door zijn' voorganger voorbereid,quot; antwoordde Gomez, wiens gelaat eene sprekende verdrietelijkheid uitdrukte.

))Nog weder smeekschriften, die meer vermetel klinken, dan eischen!quot; ging de Koning voort, zonder op die aanmerking te letten ; x wy zouden op deze wijze tot de gedachte kunnen komen, dat wg gedwaald hadden, met Alba te zenden; maar dat wij . in eene nog grootere dwaling zijn vervallen, met hem terug te roepen.quot;

»De getrouwe onderdanen, die Uwe Majesteit in Vlaanderen heeft, zullen dit niet toestemmen ,quot; hernam Gomez.

);En de Prins van Oranje?quot; antwoordde Filips , hem sluw aanziende.

De hoveling antwoordde niet, maar begon met eenige verlegenheid opnieuw de papieren te doorzoeken.

»Het wordt u niet geweten ,quot; voegde hij hem j toe , hem aanziende met den blik , die het midden hield tusschen minachting en scherts ; «er behoorde iets anders toe, dan de drangredenen van Don Ruy Gomez, om ons tot dezen stap te doen besluiten. Wij hadden redenen voor dezen maatregel, van ernstiger gewicht, dan de nadoelen , die wjj er van vreezen.quot;

»Uit welke oorzaken Uwe Majesteit mijnen raad ook volgde , ik weet dien gegeven te hebben naar mijn beste doorzicht en met goede bedoeling,quot; hernam Gomez met eene zachte stem, als wilde hij door de mildheid van den toon , wat er vermetels in die woorden lag , matigen ; te gelijk legde hij den Koning andere geschriften voor.

»Klachten tegen den gewezen' Landvoogd/' sprak j Filips ; ))Don Ruy! zoo daar meer van dien aard zijn mag, leg het ons heden niet voor; leg het | ter zjjde, bij het andere.quot;

»Uwe Majesteit moet wel vast besloten zijn, dien man met gunst te bejegenen, dat zij vreest, deze goede stemming te verliezen, door het lezen van dit alles,quot; sprak Gomez, met eene bitterheid , waarbij de vijand , links genoeg, den hoveling vergat.

))Gij vergist u , Prins van Eboli! ik kan dit alles lezen en aanhooren, zonder in eenig voornemen te wankelen; zoo ik in de grieven en do vijandschap mijner hovelingen onderling partij wilde kiezen , of luisteren naar alle lasteringen , die men mij influistert, dan zoude ik heden den Hertog van Alba moeten verbannen, ter wille van Don Ruy Gomez, en morgen Don Ruy Gomez in den kerker doen werpen, om Feria te vergenoegen !quot;

Gomez de Silva had den wenk begrepen; hij boog het hoofd. als had hij een onherroepelijk vonnis gehoord , en bleef neêrslachtig met zijne bezigheid voortvaren.

Na een pijnlijk zwijgen scheen de Edelman evenwel weder moed te vatten,

ȟwe Majesteit zou dan , ten gevalle van Feria , mijne gemalin een slechten dienst bewijzen merkte hij aan en begluurde loerend zijnen meester.

»Het kon mogelijk zijn , dat het ons alsdan inviel , haar met onze koninklijke weldaden te troosten!quot; hernam Filips droogjes. «Maar wees gerust ; morgen neemt Alba zitting in den geheimen raad ; en Gomez zal kunnen blijven, waar hij is ,quot; voegde hij er bij , met iets ironieks in den toon.

«De Hertog zal dus ook zijne stem hebben in de zaken van Vlaanderen ?quot;

»Zeer zeker ! heeft hjj niet de beste kennis van de hulpbronnen en de behoeften mijner rebellen ?quot;

«Arme Requesens ! dan zal men u de landvoogdij zwaar maken!quot; zuchtte de Prins van Eboli.

))Don Ruy Gomez! ik moet u iets herinneren, dat gij somtijds vergeet,quot; sprak de Koning. »De kunst van een' goed hoveling bestaat minder in onhandige aanmerkingen , dan wel in gepast zwijgen.quot;

De spanning , die weer door dit antwoord ontstaan was, werd opnieuw door Filips afgebroken, terwijl hij den Edelman met meer goedheid aanzag: ))Gij hebt mij nog niets gezegd van de Prinses van Eboli; zij is toch wèl ?quot;

»Niet vroolijk , Sire! zij schijnt lijdend.....quot;

))Dat is niet goed; de schoonste Dame van ons Hof moet zich niet aan zwaarmoedigheid toegeven. Wij willen haar zelve tot opgeruimdheid manen ; wij willen haar nog dezen avond zien!.....quot;

«Uwe Majesteit zal zich herinneren , dat zij voor Donna Margarita een onderhoud moet bemiddelen in haar paleis , met den jongen Toledo.......

Uwe Majesteit vond niet voegzaam, dat in de vertrekken der Koningin.....quot;

«Juist, dat is waar ; maar die samenkomst heeft geene haast, volstrekt niet; wij wenschen integendeel, dat zij vertraagd worde, nog vele maanden , zoo het kon.....de kleine Saavedra


-ocr page 212-

ALBA IN SPANJE.

DE HERTOG VAN

204

moet ziek worden ...... haar toestand aan 't

Hof is een weinig dubbelzinnig, zoolang de ondertrouw niet heeft plaats gehad; zij moet bij Donna Anna wonen, tot zij Alba's zoon huwen kan. Als dat gesprek heden plaats vond , en de uitkomst had , die ik gis , zouden wij gedwongen zijn tot eene handeling, die nog niet met onze ontwerpen strookt. Hebt gij ooit opgemerkt, dat de Gravin iets tegen het huwelijk had ?quot;

))Ten tijde van de zalige Koningin Elisabeth wenschte zij het niet; nu heeft men haar naar zijne terugkomst met hartstochtelijkheid zien verlangen ! Mijne vrouw, met wie zij vertrouwelijk omgaat, heeft nooit eenigen tegenzin tegen hem bij haar waargenomen ; ook tegen de Koningin , die haar liefheeft, zou zij zich dan geuit hebben.quot;

»En Donna Maria meende haar eene blijde

verrassing bespaard te hebben......quot; hernam

Filips nadenkend. «Neen, het kan niet anders, bij Federico is die ridderlijke galanterie, om de bruid niet bij overrompeling te nemen , een gezocht voorwendsel. Een voorwendsel. dat wegvalt na hun gesprek.....en het is mijn oogmerk niet, zoo schielijk met de Toledo's te breken .....quot;

«Uwe Majesteit stelt dus slechts uit ?.....quot;

vroeg Gomez verrast en verheugd.

»Gomez! ik heb u dezen ochtend verdriet gedaan; ik zal u iets zeggen, dat u vreugde geeft: het is wel eene vreugde , die gij met boete en gebed weer moogt verzoenen ; maar dat is uwe

zaak..... Gij begrijpt, dat een dienaar , die

zich zeiven den allergetrouwsten noemt, geenszins kan gezegd worden, getrouw te zijn , daar hij zich eene eere aanmatigt, die het zijn' Vorst alleen toekomt hem te geven; maar de Vorsten ook moeten zich van grieven als deze wreken , wanneer de gelegenheid gunstig is , en niet op oogenblikken, waarin de rechtvaardigheid en de voegzaamheid eischen , dat ze belooningen en lief-koozingen uitdeelen voor waarachtige diensten. Eene zoodanige gelegenheid wacht ik, heb ik aireede in 't oog ; maar te schielijk, kan zij mij ongelegen zijn. Spanje en Nederland moeten weten , dat ik over Alba voldaan ben, dat hunne klachten noch hun haat machtig waren, eenigen invloed uit te oefenen op ons besluit, en Kome moet weten , dat wie de ketters vervolgt, met den ijver van dezen man , veel waard is aan den Katholieken Koning! En nu, verlaat mij, Gomez! ik weet, dat ik u geen zwijgen heb aan te bevelen ; wij hebben behoefte aan vrome overpeinzingen ; laat de Infante Isabella gewaarschuwd zijn , dat wij met haar bidden willen.....quot;

Het gebeurde, gelijk de Koning gewild had : Donna Margarita, die men , onder voorwendsel eener lichte ongesteldheid , van het Hof verwijderde, werd gehuisvest bij de prinses van Eboli, en de samenkomst, die haar lot beslissen zoude, vond niet plaats , ondanks den ernstigen wil der beide belanghebbenden, om die te zoeken; want ook Don Frederik werd belast met eene zending naar Portugal, die hem daar maanden lang kon terughouden , en het scheen of de Koning het gansche huwelijksontwerp vergeten had , of wel, dat hij het had opgegeven. Ondertusschen genoot Alba al de voordeden eener besliste hofgunst. In het openbaar gewierden hem liefkoo-zingen en eere van zijnen meester, die zijne vrienden verrukten, en in het kabinet ging zijne meening bijna altijd door. Filips slaagde er in , den Hertog de volkomenste ruste te geven omtrent zijne onveranderde toegenegenheid , en deze hield bet er voor, dat het des Konings oprechte bedoeling was geweest, zijnen zoon bij eene bevallige vrouw een aanzienlijk huwelijksgoed toe te voegen , en dat alleen een oogenblik van kwade luim over het ongevallig gedrag van dezen hem een toornig woord op de lippen en een' vreeselijken gloed in de oogen had gebracht: men ziet, des Her-togs gissingen kwamen de waarheid nabij, maar zij betrapten haar niet. Zoo bleef alles tot na het pinksterfeest, toen het Hof naar Aranjuez was verreisd: de Hertog van Alba had zijnen meester derwaarts moeten vergezellen, en Donna Anna ging zich verlustigen op het landhuis van Perez , den man , voor wien zij haren echtgenoot en haren koninklijken geliefde beiden verraadde. Donna Margarita, die haar niet had behoeven te volgen , bevond zich dus onbewaakt te Madrid. Zij scheen willens, van die vrijheid gebruik te maken , om uit te gaan; dicht in de mantilla gewikkeld , en slechts van eene ducna verzeld , daalde zij , schichtig als eene gejaagde ree , den marmeren trap van het paleis van Eboli af, die naar de buitenpoort leidde. Te gelijk klom een man dien op, gevolgd van den Majordomo des huizes. Een bezoek, dat men haar kwam aandienen. Zij wilde haastig ter zijde wijken, maar het was te laat. De man naderde, vatte hare hand met eene drift, die nauwelijks wellevend konde heeten , en waaraan alléén zij Don Frederik kon hebben herkend. »Senora ! ga niet uit, ik wensch eindelijk met u tot eene verklaring te komen. Ik weet, dat gij thans zelve beschikken kunt over uwen tijd ; offer het gebruik , dat gij er van maken wilt, voor heden op aan mij. Gun mij nu dat gesprek , zoolang reeds toegezegd.quot;

Zij stamelde iets tot antwoord ; maar slechts daaraan , dat zij zich omwendde en hem voorging , begreep hy , dat zij zijnen wensch gehoor gaf. De duena opende het vertrek , dat zij zoo even scheen verlaten te hebben ; haar vrouwelijk handwerk lag op een laag tafeltje , dicht bij de sofa; een gebedenboek lag open er nevens. Het was eene prachtige zaal, door eene hangende lichtkroon vry goed verlicht, en wel waardig, dat de smaakvolle en behaagzuchtige Anna de Mendo9a er hare gasten ontving. Margarita zette zich zwijgend op de sofa. Maar hare trekken spraken van geweldige aandoeningen. Hetzjj ze


«

-ocr page 213-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

205

dien man beminde of haatte; haar lot ging zich nu beslissen. Zij wees Don Frederik een' armstoel , dien hij niet nam. Toen zij de zwartzijden mantilla had afgeworpen , was zij in een bevallig , doch hoogst eenvoudig gewaad van fijn Florentijnsch weefsel , dat hare schoonheid beter recht deed , dan het slepend hofgewaad.

»Een zonderlinge toestand is de mijne begon Don Frederik. »Toen ik de toezegging van uwe hand verkreeg, Gravin ! waart gij droevig en teruggetrokken ; uw hart stemde niet in met

de verbintenis , die men voor u wilde sluiten.....

Later schijnt gij u daarmede verzoend te hebben , en nu ben ik het, die.....quot;

))Uw woord terugneemt!quot; viel zij in met eene levendigheid, die zooveel had van blijde verrassing , dat Frederik's argwaan er door werd opgewekt ; ook vervolgde hij op gansch anderen toon : «Integendeel, Madonna! alleen ik wil met zekerheid weten, wanneer gij oprecht waart. Op dien dag, toen gij onder hartstochtelijke tranen aan mijne voeten nederzonkt, en mij badt niet aan te dringen op het voltrekken van een huwelijk , waarvan gij , met weinig toegevendheid voor mij , zooveel afkeer hadt, of op dien anderen , toen gij de Koningin deelgenoote hebt gemaakt van uw verlangen naar myne wederkomst.quot;

Donna Margarita had toegeluisterd, met het hoofd leunende op de rechterhand , terwijl hare groote zwarte oogen doordringend op den spreker rustten ; nu antwoordde zij schielijk . terwijl zij zich een weinig ophief: quot;Telkenmale was ik oprecht , Seiior ! en in ernst, de laatste niet het minste.quot;

«En waaraan heb ik die jelukkige omwending te danken?quot; vroeg hij, terwijl hij haar een'vonkelenden blik toewierp.

«Ondersteld nu , dat het eene vrouwenluim ware , Don Federico ?quot; antwoordde zij met nederge-slagen oogen.

»Het moge dus zjjn , Mevrouw! maar ik moet u het volgende onder de aandacht brengen. Toen ik de eerste maal toegaf aan uw verzoek, was ik jong, vol vurige, ridderlijke galanterie, en bijna gelukkig eener dame een offer te brengen. Sinds dat uur sprak ik u niet weer. De étiquette van ons Hof scheidt verloofden veel strenger dan vreemden. En alleen door de Camarera-Major vernam ik eenige dagen daarna, dat gij eene maand in het klooster van Miranda gingt doorbrengen, om uwe moeders zuster, de Groot-Priorin Helena , te bezoeken. De wil van mijnen vader en van den Koning riepen mij te gelijk naar Vlaanderen. Vijf jaren liggen daartusschen , nu wij elkander wederzien. Vijf jaren van een krijgsmansleven, dat voor tien gelden mag. Een leven, waarin een man beter leert op de kracht van zijn' arm te vertrouwen , dan zijn' wil te plooien naar vrouwengrillen. Nu ontheft gij mij van eene belofte, vroeger met tranen afgebeden. Ik weet, dat verbindt mij opnieuw ; maar weet dan ook gij , Gravin ! dat ik niet ééne eigenschap heb , om een zacht echtgenoot te zijn

voor u , en dat ik van nu aan niet ééne luim meer zal inwilligen; neem daarom uw besluit, dat onveranderlijk zijn moet. Wilt gij mij nog tot 1 gemaal ?quot;

Hoe hard ook Don Frederik die woorden uitsprak , er was iets gedwongens in zijne houding 1 en zijnen toon , alsof hij zich moeite gaf om niets | dan dit te zeggen : en het was opmerkelijk te zien, 1 hoe Margarita's gelaat verhelderde , naarmate de Caballero meer onhofielijk werd.

Toch had ze meer oprechten ernst dan losse schalkheid in den blik , toen zij antwoordde:

)gt;lk leg met vertrouwen mijne toekomst in de hand van Don Frederik.quot;

De jonge man trad terug, of hij een Vlaamsch musket op zijne borst had zien richten ; maar zooals een man van moed zich, na die eerste beweging van verrassing, snel hervat, werd ook hij zich weer meester tot zelfbeneersching, en met een' blik van doodende verachting en haat op de beeldschoone vrouw , zeide hij met bijna schimpende koelheid : »Zoo zijn wij het eens 1quot;

En daarop bleef hij zwijgend op den grond staren , als overdacht hij , hoe opnieuw aan te vangen , na dit woord.

»Hebt gij meer gestreden met zulke wapenen , Seiior ?quot; vroeg eensklaps de jonge Dame, met een' | ironieken glimlach.

)gt;Ik verdedig mij met dezelfde , waarmede gij ! mij aanvalt.quot;

»Zeker niet, Mijnheer! Want ik was waar by ieder mijner woorden, en gij meent niets van alles wat gij zegt.quot;

«Leerlinge van Mendoya! wie u ook op dit spel heeft afgericht, die erkentenis zult gij niet aan mijne lippen ontwringen !quot; riep de zoon van Alba , uitbarstende in den toorn, die zoolang reeds binnen in hem kookte.

»Mij dunkt , gij hebt mij nu bitterheden genoeg gezegd, om het eindelijk met de rondborstigheid j te durven wagen,quot; sprak zij eenigszins scherp, i

»Rondborstigheid!quot; herhaalde hij. »Ik begrijp de nieuwe woorden niet, die men in mijn afzijn aan het Hof heeft uitgevonden !quot;

Toen bleef hij een oogenblik nadenken , met de armen over den leunstoel heengebogen. «Eigenlijk kunt gij gelijk hebbensprak hij daarna , terwijl hij de oogen uitvorschend naar haar ophief; «daarbij , wij zijn alleen. Het is niet waarschijnlijk , dat men eenig spion eenen

wenk heeft gegeven ; en zelve.....quot;

Maar zij zag hem aan met een' blik , vol van zulk een onbeschrijfelijk verwijt, dat hij bloosde ! en de verdenking niet verder uitte.

Tot hiertoe had hij zich op verren afstand gehouden van de sofa der Gravin : nu plaatste hij i zich recht vóór haar , en sprak hard en schielijk : ! «Welnu dan , Mevrouw! om met de oprechtheid te beginnen ; ik wil u niet meer tot mijne gemalin , en ik zal u zeggen waarom , al ware het ook , dat mijn verhaal noch nieuw voor u zijn mocht, noch vermakelijk.

«Twee dagen nadat de Koningin ons te zamen


14

II.

-ocr page 214-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

! 20G

verloofd 'had , in den nacht van Maria Hemelvaart , heb ik een zonderlingen dienst moeten bewijzen aan een1 der Prinsen , die toenmaals aan het Hof leefden. Waarom ik mij liet overhalen om voor hem te doen , wat ik een' broeder zon geweigerd hebben, is u van geen nut te weten , Gravin ! Alleen ik bewees haar. Het viel mij licht, want ik was te dier dage Capitan der Gnardias van Z. M. ; ik had de wacht in het binnenste van het paleis , en het was alleen de vraag, eene Dame uit te leiden uit de groote galerij , die toegang geeft tot de vertrekken dei-vrouwen van de Koningin; haar heimelijk ten veilig het paleis uit te voeren , en daarin terug te brengen , als zij van dien heimeljjken tocht zou wedergekeerd zijn. Het was de zaak der Dame zelve , van uit hare kamer de galerij te bereiken , en zij moest daarin goed geslaagd zijn ; want toen ik op het afgesproken uur daarbinnen kwam , stond zij reeds vóór mij, dicht gesluierd, en met eene houding, die scheen te weifelen tusschen vreeze en vreugde. Al had ik tusschen de plooien van hare mantilla kunnen heenzien, ik had het niet gewild. Zij trok alleen mijne belangstelling , in zoover ik een' vriend te verplichten had , en ik was hem verschuldigd, zijne geliefde door geene onbescheidenheid te doen blozen. Zwijgend bood ik haar mijn' arm , en met geen woord ook brak zij dit zwijgen af; toch was het een lange weg, de onderaardsche gang van de Palacio Heal, die naar de buitenpoort leidt. De Prins wachtte ons ddar; hij was gemaskerd en droeg , ter vermomming, de kleuren van het Huis Toledo, niet anders, dan ofhyeen myner edelknapen ware geweest. Toen ik de schoone in zijne handen gaf, klemde zij zich zoo angstig, of met zooveel liefde aan hem vast , dat ze zich als wegborg tusschen het fluweel van zjjnen ruimen mantel. Gij ziet. dat mijn geheugen goed is , Gravin ! De Caballero droeg zijne Dame voort, meer dan zi] ging. Den tyd , die verloopen moest eer zij keerden . gebruikte ik om mij te verzekeren, dat alle toegangen, waarbij wij belang konden hebben , door geene andere wachten bezet waren , dan die uit mijn vaandel. Daarna bleef ik met onrust hunne terugkomst verbeiden ; want de dag begon reeds aan te bre-ken1 en met ieder kwartier nam het gevaar toe, om bespied te worden door sommige bewoners van het paleis , wien het inviel om zich ter vroegmis te begeven. Eindelijk keerde mijne beschermelinge terug , vergezeld door een' man in pries-terkleeding, zeker eene nieuwe vermomming van den schalken Prins. De Dame kuste zijne hand , toen zij mij zag naderen , en hij leidde die daarna zegenend op haar voorhoofd , eene mommerij , die mij ergerde. De gesluierde vrouw trad aan ' mijne zijde vast en haastig voort; eene haast, die haar noodlottig werd. tot mijn geluk! want daarby ontviel haar eenen gordel, dien ik opnam , opdat hij haar niet verraden zoude , dien ik vergat terug te geven bij haar schichtig wegsluipen , toen wij de galerij weder bereikt hadden , en waarop ik een' naam ontdekte en een wapen , die het noodig hebben gemaakt , dat ik dus tot u spreek. Want, edele Donna I de vrouw. die afdaalt tot dergelijke avontuurlijke tochten , mag de liefde van een' Prins kunnen boeien voor een' tijd; op de achting, die een goed Edelman wenscht te schenken aan zijne gade, heeft zij nimmermeer recht — en dit voorval, dat geen anderen bekend is , dan wie er deel' in namen , is voor u niet nieuw, want gij zelve waart die vrouw!quot;

Donna Margarita had toegeluisterd zonder een' zweem van onrust of de minste verontwaardiging te laten blijken, en slechts met het zacht en weemoedig toeknikken van wie tusschen smartelijke en zoete herinneringen heen en weder wankelt; slechts toen hij van den gordel gewaagde, had zij eene lichte beweging van verwondering niet kunnen weerhouden : en toen hij eindigde , getuigde haar gelaat van eene kalmte, welke tergend terugwerken moest op den man, die al zijne woorden er op berekend had, om haar te schokken en te ontzetten.

*In waarheid, Don Federico !quot; sprak zij , »in uw verhaal is voor mij meer nieuws, dan gij gemeend hebt. Dat gij dien gordel vondt, ontheft mij van een? grooten angst; ik meende altijd nog, dat hij in onveilige handen kon zijn ; dat wellicht de Koning.....En zoudt gij gelooven, dat

ik nu voor het eerst hoor, wie mij die gewichtige dienst heeft bewezen? De Prins had van een' Capitan der Guardias gesproken, zonder een' naam te noemen , en in de ontroering van die oogenblikken had Don Filips zelf mijne hand kunnen vatten, zonder dat ik hem had herkend. Nu ontheft het mij van de moeielijke taak , deze bij-ïonderheden mede te deelen, iets , waar eene vrouw toch altijd tegen huivert: maar nu begrijp ik ook te beter , hoe de Prins mij kon aanbevelen , om mij gansch aan uwe edelmoedigheid te vertrouwen.quot;

Don Frederik bleef als verstijfd van verwondering ; hij begreep niet, wat die vrouw zijn kon; zooveel vermetelheid ; zooveel schaamtelooze kalmte onder eenquot; toestand, als de hare tegenover hem , en toch die rustige ernst , die geene lichtzinnigheid scheen ! hij wei^l verlegen met zijne houding; want hij had al zijne wapens op haar afgestompt, en niet één scheen haar ook slechts geschrampt te hebben; ook antwoordde hij op een' toon, die weifelde tusschen bitterheid en scherts:

»De Prins zal van die edelmoedigheid toch wel niet wachten , dat ik u tot gemalin zal nemen ?quot;

«Neen, Senor ! ik geloof niet, dat hij die eere voor mij zou wenschensprak zij met een trotsch glimlachje.

»Maar in 't eind dan, Mevrouw ! icat wil men van mij ?quot; riep hij stampvoetend van ongeduld en toorn: »want ik verklaar mij overwonrenen verward in dit weefsel van vrouwelijke. . ..

«Behoedzaamheidviel zij in; «gij moet mij vergeven! eene bede als die, welke ik u te


-ocr page 215-

DE HERTOG VAN

ALBA IN SPANJE.

207

doen heb , waagt men niet, dan na zich verzekerd te hebben van den goeden wil des mans , aan wien men haar richt. Van u weet ik nu , dat gij niets liever wenscht , dan te doen wat ik wil; want ik vraag alleen eene openlijke herhaling bij den Koning van datgene , wat gij eerst ontwijkend , en later met duidelijke woorden hebt verklaard : ))dat gij mijne hand niet meer wilt, dat gij mij vrijlaat, slechts dat gij verzwijgen zult uit welke oorzaak! slechts dat gij mij toestaan wilt, mijne rol van een' onbeantwoorden hartstocht voor u vol te houden — totdatquot; — zij zuchtte diep — »er te eeniger tijd voor mij uitredding daagt.quot;

))Daar is eene goedheid. die lafheid wordt, Mevrouw! onnoozelheid zou ik haar moeten hee-ten, zoo ik vry willig dus de gevolgen op mij nam van — van — ik wil het onberaden hartstocht noemen. Gij weet het, dat, wat gij mij vraagt gaat niet met een klein gevaar verbonden ; gy weet, hoe Filips zijne gehoonde Majesteit wreken zal , en zijne bevelen , die ongehoorzaamd blijven. Ik kan niet terugtreden, Gravin ! gij weet het, en misschien zelfs daarom eischt men het van mij ; ik zou het kunnen, zoo ik gansch op mij zeiven stond; de Koning zou mij kunnen verbannen ; het zij zoo ! mijn zwaard zou mij overal een Vaderland geven , of, zoo zijn toorn het ergste bestond, een krijgsman heeft altijd zijn leven veil voor zijne eer ! maar de Hertog van Alba neemt de verantwoordelijkheid op zich van mijne weigering ; ik mag hem niet roekeloos blootstellen ; hij heeft te verliezen, wat niets hem kan hergeven : daarom , Mevrouw ! wacht geene ridderlijke dolheid van mij , ik , die veelmeer recht heb , van u het woord te vragen , dat mij de vrijheid teruggeeft. Dat wacht ik; niet van uwe edelmoedigheid , maar van uwe eer , van uwe billijkheid , Gravin! Dat was het, wat ik van u eischen kwam , toen ik dit gesprek wenschte. En daarbij , hoe weinig waagt gij ? Wie zal het u als misdaad aanrekenen, zoo gij weigert den man te huwen, dien anderen voor u kozen ? Gij hebt duizend voorwendsels. Wat kan het ergste zijn, dat men u oplegt? Een klooster ? Welaan! Hoe jong ook en hoe schoon, welke uitzichten kunt gij nog hebben in de wereld , die u de stille vergetelheid van het klooster niet vergoeden kon ?quot;

»Het noviciaat zou vooreerst eene uitredding

zijn,quot; sprak zij nadenkend; «maar — mijn.....

zoon..

«Beklagenswaardige !quot; riep Don Frederik , «ook dat!quot;

«Daarom heb ik dubbele voorzorg noodig . en gij ziet wel, Senor! dat ik dus het beslissende woord niet kan uitspreken ; de Koning zou mijnen tegenzin dieper zoeken , dan in eene plotseling veranderde luim, en als Filips II zoekt, gij weet , hij zou vinden ; wij allen waren verloren. quot;Om Gods wil dus, edele Toledo! wees grootmoedig en mannelijk. Uw mannelijke moed mag geen lasten werpen op de schouders van

eene vrouw, die hij zelf lichter zou kunnen dragen !quot;

«Ik beklaag u diep,quot; antwoordde hij koel ; «maar dit offer kan ik u niet brengen ! en dring er niet op aan ; want ik zeg u , dat beden en eischen ijdel zullen zyn: waag evenmin den kamp met mijnen wil; want, zoo waar God leeft! ik ben vast besloten u niet te sparen, en i ik heb de middelen in de hand om u te verpletteren. Het zal op het uiterste zijn : maar het zal zijn, als het moet. En ik heb u gewaarschuwd.quot;

»0! gij goede Heiligen ! is dan de riddergeest zoo gansch geweken uil de zonen van den Cid , dat een hunner edelst er geene hand wil uitsteken , om het bloed van zijne Vorsten te beschermen ? Ik zeg hem , dat ik een' zoon heb ; de Infant Don Diego is te dezer dage een ster- ! vend kind, en hij begrijpt niet, dat hij in mijn' zoon een' Koning te redden heeft!quot;

«Gravin! Gravin! gij drijft uwe aanspraken hoog ; indien diergelijke verbintenissen recht gaven op de Koninklijke vermaagschapping, voorwaar.....quot;

«Diergelijke verbintenissen ! Heilige des Hemels ! Senor! moet ik u dan nog meer duidelijk zeggen, dat gij tot de zuster uws Konings spreekt!quot; riep Margarita.

»Madonna!quot; riep Don Frederik, weifelend tusschen spot en verbazing.

«Hoe, Senor!quot; sprak nu de jonge vrouw mot waardigheid, «wat ik voor afkeer hield , was j dan werkelijk verachting! Kondt gij dan waarlijk meenen , dat de Gravin Saavedra door uwe tusschenkomst hare vertrekken kon verlaten, om er anders in terug te keeren, dan als de echtgenoot van Don Juan van Oostenrijk!quot;

«Wien wilt gij misleiden, Gravin! u zelve of mij ?quot; •

»0! dat Don Juan hier ware, om mij te wre- | ken van dit wantrouwen! Zult gij nog twijfelen, j Senor! als ik u zeg, dat onze echt priesterlijk I werd ingezegend in de kapel van la Trinidad; ! dat de Grootpriorin Helena, mijne moei en Don \ Basilio, Edelman van den Prins, er getuigen van zyn geweest, en dat de Priester, die mij terug- | leidde, dezelfde was, die onze trouwringen had j gezegend ? Het is waar, de geheimhouding van j dit huwelijk berooft mij eene wijle van den rang en den naam, dien de Prins mij schonk , en het i heeft mij tot hiertoe meer groote en zware zorgen gegeven , dan onbeneveld geluk : maar eens toch zal het beter worden, — en dan ook....quot;

«Don Basilio hebt gij genoemd! was Basilio daarbij tegenwoordig?1' riep nu Don Frederik , terwijl hij met medelijden op haar zag. «Helaas ! arme Gravin! wel zeker zijt gij het slachtoffer eener gruwzame misleiding ; Don Juan heeft u niet gehuwd, en zal dat niet doen , u zoomin als eene van de anderen, die hij heeft doen vallen door list of door verleiding. Zijne vrienden , — ik zelf — hadden te veel toegevendheid voor zijne hartstochten ; Don Basilio vooral is de gedienstigste en behendigste in het bevredigen van al zijne ongeoorloofde wenschen. Ik verpand de eer van het Huis Toledo er onder, dat de priester geen geestelijke is geweest, en dat de Groot-


-ocr page 216-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

Priorin ïoowel is misleid geworden als gij zelve. En wilt gij zekerheid? Nog onlangs schreef mij Basilio uit Candia, dat hij op dit eiland eene bevallige burgerdochter voor zijn' meester had gewonnen door een diergelijk middel!quot;

Donna Margarita had den spreker eerst aangezien met een trotsch ongeloof: maar toe» hij voortging , werd haar blik strak, en alle trekken van haar schoon gelaat vreeselijk gespannen ; en toen hij het laatste woord had uitgesproken, wierp zy zich voorover , met een' kreet zóó wanhopig en zóó schel, als men van eene menschenstem bijna niet kon gewacht hebben , en die Don Fre-derik deed verbleeken , — Don Frederik , wiens ooren, in de schrikbare moordtooneelen van den Nederlandschen oorlog, tegen jammerkreten en wanhoopsgillen moesten zijn verhard geworden; Don Frederik, die zich verbeeldde, met meêdoo-gende omzichtigheid den slag te hebben voorbereid.

De jonge man wist niet recht, hoe hij het zou aanvangen, om haar hulp toe te brengen. Hare vrouwen roepen, — maar dat gaf haar in dezen toestand bloot aan eene gevaarlijke nieuwsgierigheid ; — de duena was misschien eene vertrouwde ; hjj deed eenige schreden naar de deur, om deze te zoeken ; doch Margarita was niet bewusteloos, en toen zij den Edelman zag gaan , sleepte zij zich met hartstochtelijken haast op de knieën voort, tot waar hij stond , strekte beide handen naar hem uit, en riep gillend : »Dood mij! uit barmhartigheid , dood mij !quot;

En zij bukte het schoone gelaat diep naar den grond , als wachtte zij in waarheid van zjjne hand den moordenden slag.

Maar Toledo zag haar aan met ernst en met mededoogen , en sprak alleen : dMargarita! gij zijt moeder!quot;

»En eene moeder .... moet leven.....quot; kreet

de Gravin , en bij dit woord eerst gewierd haar de verlichting der tranen; een luid, een hartstochtelijk weenen herstelde de radelooze tot een juister besef van haren toestand.

«Leven voor mijne plichten en voor mijne wraak !quot; sprak zij, en alsof zjj zich nu eerst bezon , niet alleen te zyn, hief zjj het hoofd naar Frederik op , scheidde de lokken , die verward over het voorhoofd hingen, en zeide hem gebiedend en smeekend tevens : »Tot de wraak voor 't minst zult gij mij bijstaan.quot;

»De wraak, ja, Mevrouw! zoo zij mogelijk is ! Geloof mij, ik zie helder genoeg, om te weten , dat ik niet u alleen , maar ook mij zeiven zou te wreken hebben. Maar het eerst vraag ik haar van de gerechtigheid des Konings. Filips is billijk; hij zal de rechtvaardigheid niet verzaken, zelfs niet ter wille van een' bloedverwant; uwe onschuld, uwe edele geboorte , dit bedrog , hij zal u genadig zijn , en Don Juan zal zijne straf....quot;

»0 God ! o God ! neen , lever hem niet in handen van den Koning!quot; riep Margarita met schrik, terwijl zjj opstond; »gjj weet niet, wie Filips is ; gij weet niet, wie hij zijn kan voor die van zijn bloed. Denk aan Don Carlos! O, edele

Toledo! ik vraag geene hulp voor mij, geen medelijden , maar genade voor Don Juan ! Verraad hem niet aan den Koning. Waar was ik , toen ik dat dwaze woord wraak op de lippen nam ? Ik , die mjjn bloed zou willen geven , om hem het leven licht te maken. En daarbij , weet ik dan zeker, dat hij schuldig is ?quot; vervolgde zij , terwijl weer een blosje zichtbaar werd op hare bleeke wang. «Is de brief dan zoo oud, waarin hij mij spreekt van zijn koninkrijk Tunis , van zijne schoone hoop op een' troon ? Een troon, dien hij zich wint voor mijne kinderen , als ik mij zwijgend en gelaten schik naar de eischen van het oogenblik , als . . . . quot;

)gt;Een koninkrjjk van Tunis , Madonna ?quot; vroeg Frederik , in hooge verbazing ; «hoe , die her-schenschim komt in den Prins op ? en hij is vermetel , hij is onhandig genoeg , die in geschreven woorden uit te drukken ? '

«Ongelukkige ! ik geef zijne ontwerpen prijs schreide Margarita. Toen vatte zij opnieuw de handen van den Edelman: »0! beloof mij — zweer mij : geen woord van dit alles aan den Koning, aan niemand; vergeet wat ik zeide! Wist ik , wat ik sprak ?quot;

«Neen ! in waarheid , Gravin ! gij waart in verbijstering dit gansche onderhoud door; gij zijt het nog; gij zyt niet in staat, voor u zelve te denken , te oordeelen , te handelen. Ik had vroeger het rccht moeten hebben , uw beschermer te zijn; nu aanvaard ik het als een' plicht; ook ik heb eene schuldige hand geleend tot uw verderf ; ik zal vergoeden , Margarita! gij zijt hulpeloos , verlaten , misleid ; maar de overmaat van i uw ongeluk heeft u een' vriend gewonnen. Ver- i laat u veilig op my ; ik zal alles voor u zijn, i wat een broeder wezen kan voor zijne zuster. | En bid God en de Heiligen, om uwentwil, dat zij mij bijstaan in dat, wat ik ondernemen ga.quot;

En daarop , zonder haar antwoord af te wachten, schelde hij de duena , en verwijderde zich snel.

Als jongeling , als vriend , als Vorst, had Don Juan van Oostenrijk zich zóó schuldig gemaakt tegen den zoon van Alba, dat wij noodig hebben , ons geheel in zijn' toestand aan het Spaan- | sche hof te verplaatsen , om een woord te kun- , nen spreken ter vergoelijking van die schuld. Voor zijn gedrag tegenover eene vrouw weten wij niets ter verschooning te zeggen, of het moest te vinden zijn in de ijdelheid van Margarita zelve, die haar oordeel zoover verleidde en verzwakte , tot ze in vollen ernst geloofde, dat een koninklijke Prins van Spanje , zóó trotsch en zóó eerzuchtig als deze , den wil en de vermetelheid konde hebben , om op zijn achttiende jaar zijn lot voor eeuwig te verbinden aan dat van de dochter eens gewonen Edelmans. En in waarheid, de zoon van Karei den Vijfden en van Eleonora de Plombes was nog niet genoeg bevestigd in den rang van koninklijken bloedverwant , om dien, ter wille van den eersten hartstocht den besten , te kunnen op het spel zetten. Nog nieuwelings, en als door toover-


-ocr page 217-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

209

slag , uit de vergetelheid van een eenzaam landhuis aan het hof overgeplaatst, met den titel van broeder des Konings , had hij zich beter kunnen gewennen aan de voorrechten van dien nieuwen stand, dan aan de plichten, die hij opleidde. Reeds zijn besliste afkeer tegen den geestelijken stand, i waarvoor men hem de roeping wilde opdringen, ware genoegzaam geweest, om hem zijn geluk duur te doen schijnen ; maar meer nog. Geplaatst aan de zijde van den erfgenaam der kroon, was hij', niet minder dan deze, het voorwerp der koninklijke achterdocht en bespieding. Belemmerd en beperkt in de onbeduidendste handelingen des levens, op den voet gevolgd en bij de hand voortgeleid door de kleingeestigste étiquette, die als eerbewijzing- moest gelden , waren nooit gevangenen vaster geketend in ruimer kerker, door meer blinkende ketens , dan deze vorstelijke jon-, gelingen het waren ; hetzij ze aan Alkala's Hooge-school voortgestuwd werden op een pad, dat vooruit voor hunne voetstappen was afgebakend, hetzij ze in de Palacio Real door marmer of tapijtwerk waren bemuurd.

En mocht Don Carlos die ketens dragen , als de leeuwenwelp, in gevangenschap geboren, Don Juan werden ze aangelegd in het vuur der jeugd, bij het ontluiken der eerste levenskracht, en bij het ontwaken van alle driften, nadat ongedwongenheid en vrijheid hem behoeften des levens waren geworden. Was het worder , dat ! hij hijgend snakte naar lucht, dat hij stamp-! voette en knersetandde tegen de ongewone brei-: dels; dat. hij ze soms afwierp met eene roeke-looze vermetelheid, die de toeschouwers sidderen deed ? Het was niet altijd een edel gebruik , dat hij maakte van de vrijheid, dus als bij verovering verkregen; om eene luim bot te vieren , zich in eene dwaasheid toe te geven, eenen hartstocht van het oogenblik in te willigen , stortte hij zich in gevaren, waarvoor een moedig krijgsman zou hebben teruggebeefd; en was hij ze als door wondermacht, of door overmaat van stoutmoedigheid , ontkomen, dan waren het meestal %zijne volgelingen of zijne vorstelijke bloedverwanten, die er in nauwer beperking de straf van droegen : — het beste middel wellicht, waardoor de Koning hem opnieuw onder het juk ter neder-boog; want dan zegevierde de edelmoedigheid voor eene poos over de vrijheidszucht. Eene goed-i hartigheid als deze , bij eene beminnelijkheid , die zwakheden en fouten niet slechts vergeven deed , maar tot aantrekkelijke eigenaardigheden wist om te tooveren, namen de stugste gemoederen voor hem in, zonder dat hij het wist of wilde. Zoo vond hij bij zijne uitspattingen aan de ééne zijde hinderpalen, die hem prikkelden ter over-koming , en aan de andere eene zwakke toegeeflijkheid , die hem het breede pad der lusten opensloeg zoo vaak hij wilde , en die hem met vaardige hand over de smalle grens hielp , die loszinnigheid scheidt van zonde. Zonder bepaald zóó schuldig te zijn, was Don Frederik toch voor den jongen Prins een zwak vriend geweest ,

zonder dat deze meenen kon , hem er voor verplicht te zijn. De zoon van Alba , de zoon van den vertrouwdsten gunsteling des Konings Pilips II, moest natuurlijk uitgesloten zijn van die ver- : eeniging van jonge edellieden , die zich gegroept j hadden rondom de drie Prinsen : Don Carlos , : Don Juan van Oostenrijk en Alexander Farnese , die , naar den wil -les Konings, gezamenlijk werden opgevoed, in de hoop, dat de beminnelijke hoedanigheden , de schitterende eigenschappen van de laatsten, verzachtend en veredelend mochten werken op de vorming van zijnen zoon. Maar , helaas! als voorbeelden waren ze dezen zóó onbereikbaar , dat hy de eerste schreden daartoe niet eens beproefde , te stomp zelfs, om hunne meerderheid te begrijpen of te erkennen , en de Infant strekte meestal slechts tot eene schaduw, die de verdiensten en de voorrechten van zijne schitterende bloedverwanten in het licht stelde. Was het voorzichtige terughouding van dezen, was het zijne volstrekte onbeduidendheid — zijne behoefte aan vrienden van zijnen rang . van zijne jaren : wij kunnen het hier niet uitwijzen; maar zeker is het, dat er eene goede verstandhouding | heerschte tusschen hen drieën , in de dagen , toen de politiek des Hertogs van Alba zijnen zoon aan het Hof bracht, terwijl de wil van Filips hem in hunne nabijheid plaatste, in de hoop , hun een' bewaker meer te geven, of, erger wellicht, een' | bespieder. Maar de jonge Toledo , geleid door de inzichten van zijnen vader, begreep het anders. Don Carlos haatte den Hertog: dat was reeds genoeg , dat was zelfs te veel voor een' erfgenaam van de kroon, die Koning worden kon; Don ; Frederik moest zich een paar stralen voorbehouden van die opkomende zon , die door twee zoo schitterende sterren werd overschenen. Zonder zich dus openlijk aan te sluiten aan eenen kring , waarvan het wantrouwen der jonge Vorsten zelve hem in het naderen hinderde , toonde zich Fre- | derik hun vriend door geheime ongevergde diensten , zoodat de Prinsen zich minder bewaakt voelden, als de jonge Toledo zijnen diensttijd had; zeker konden zijn , dat eenig gebruik , las-stig voor hen, uit den weg was geruimd , als deze gehoor had gehad by den Koning, en gerust nauwgezette palen konde overschrijden, als deze geroepen werd om ze af te schutten , zoodat zij ten laatste begrepen, dat zij als den hunnen op hem rekenen konden, zonder dat hij het hun had gezegd. Don Carlos, zoo lichtgeloovig als hij wantrouwend was , wierp zich met geslotene oogen in de armen van den zoon zijns vijands ; maar de anderen waren voorzichtiger; Farnese had tot sluiksche gangen zijne diensten niet noodig , en Don Juan gebruikte ze , zooals hy meende, dat ze werden aangeboden , met eigenbatig doel en zonder vriendschap. Daar lag de vergissing, die hem schuldig maakte tegenover Alba's zoon; want Don Frederik , die Farnese hoogachtte . die Don Carlos beklaagde, had onwillekeurig Don Juan lief gekregen en tot den afgod van zijn hart gemaakt, als tot den held van zijne ver- j


-ocr page 218-

ALBA IN SPANJE.

210

DE HERTOG VAN

beelding. Toen deze dus hem zeiven gebruikte om eene bruid te rooven, die plechtig verklaard had, nimmer de zijne te willen worden , verschoonde hij nog den vriend, en bewaarde diens geheim met heilige trouw, terwijl de andere zich zelfs van de dankbaarheid verschoond achtte , omdat hij zich gediend waande door vérziende kuiperij. Zonder eenige bekommering over de gevolgen , ijlde dan ook de jonge Prins naar een landgoed van zijnen opvoeder Quexada, waar Margarita, onder de hoede der Groot-Priorin, hem weldra volgde, en zoo ontgingen beiden j voor het oogrnblik eene verklaring, die Don J Frederik zeker zoude gevraagd hebben Alba's i zoon werd intusschen geroepen naar het leger van zijnen vader in Nederland; en daar hij de verbintenis met de Gravin Saavedra natuurlijk als eene onmogelijke had opgegeven, en geen , woord uit Spanje hem daaraan herinnerde, in de vijf jaren, die hij er doorbracht, was hem in de woelige en bloedige dagen , welke hij doorleefde , zijne verloving aan haar als eene ongebeurde zaak geworden, en had hij gemeend, dat zij bij anderen niets meerder zoude zijn , daar de Koningin , die haar had voorgesteld, overleden was . en het ook Margarita's belang moest zijn , die te helpen vergeten , toen zij hem plotseling (wij weten op welk eene verpletterend wreede wijze) werd herinnerd. Don Juan , die in dien tijd van o veer winning tot overwinning was heenge vlogen, evenals hij van hartstocht tot hartstocht was weg-gedarteld, vergat zijn misleid slachtoffer alleen daarom niet, omdat zij zich zelve telkens onder zijne aandacht stelde, met de ernstige aanspraken eener gemalin, die hem vader had gemaakt ; omdat zij voornamer was dan zijne andere bedrogenen , en, beter dan eenige andere, hem ge-v aar ijk kon zijn bij den Koning. Toen zij hem dus deelgenoot had gemaakt van Toledo's wederkomst, van de bevelen des Konings omtrent hare vereeniging met dezen , van al hare angsten en al hare zorgen, dacht hij zich dezen nog altijd als den listigen jongeling, die niets liever wenschte dan zich onontbeerlijk te maken bij de jonge Prinsen; misschien wel om dus onafhankelijk te worden van zijnen vader den Hertog, en had hij haar gerustgesteld met de verzekering , dat Don Frederik zich leenen zou tot iedere handeling, die zij noodig zou achten, als zij hem de vriendschap en de bescherming toe-zeide van Don Juan van Oostenrijk. Intusschen nam hij zijne maatregelen , die ons uit de gevolgen zullen kenbaar worden.

»Is Donna Margarita schuldig?quot; vroeg de Hertog van Alba, toen zijn zoon hem, als bepaalde uitkomst van zijn onderhoud met deze, de bekentenis deed , dat hij haar niet zoude huwen.

«Beklagenswaardig, maar voorzeker schuldig in de oogen van den Koning,quot; antwoordde deze.

Meer hebben wij niet noodighernam de Hertog met verhelderden blik.

»M onsenor! eene ongelukkige op te offeren — eene vrouw....quot;

»Eene vrouw , of de belangen van hot Huis Toledo : meent gij , dat ik hier zal aarzelen ?quot;

«Ik weet het tegendeel, mijn vader ! en daarom j moet gij alles hooren , opdat gij de arme redden | kunt, of ten minste wreken , terwijl gij mij ver- i dedigt. De Gravin , door hartstochten geslingerd , door plichten gebonden , zou haren beleediger willen sparen en een lijdzaam slachtoffer blijven ; dat mag ik niet toestaan, daar ik weet, hoezeer zij onschuldig in den afgrond is gevallen , waar anderen haar hebben heengeleid. Ik moet haar verweren tegen haar zelve en tegen den man, die haar bedriegt.quot; En hierop deelde Don Frederik den Hertog geheel het duistere feit mede , waarin hg bestemd was geweest, zoo noodlottig eene rol te spelen , en waarvan de last nu zwaar op zijn hoofd nederkwam.

Alba luisterde onbeweeglijk en zonder eene aanmerking te maken ; toen de jonge man geëindigd had, bleef hij eene wijle nadenken , en sprak toen :

«Hier is voor u slechts één weg: eene openlijke weigering van de hand der Gravin. Zoo de Koning daarin niet berust, zult gij even openlijk rekenschap moeten geven van die weigering. Maar hij zal berusten. Want terstond na uwe verklaring, zal hij door mij alles weten, en als ik Filips wel ken , vreest hij boven alles de ergernis , die dit voorval zal geven aan een Hof, waar men de vormen zoo preutsch bewaart; ik weet te goed, met welke banden hij zich zelven kluistert, om zijne achtbaarheid te bewaren voor den adel en het volk; hij zal Don Juan, dien hij meer bemint dan een' zoon, niet prijsgeven aan de schande van zijne onridderlijke daad. Hij zal ons stilzwijgen koopen , al moet het ook zijn door het offer van zijn' wil!quot;

))Of ons dat opleggen door eenig geheim en duister middel, dat hij alleen kent, Heer Her -tog!quot; hernam Frederik somber.

Alba glimlachte. )gt;Neen, mijn zoon! door duistere middelen ontdoet men zich niet van hinderpalen . als wij zijn ; het requiescat in pace wordt niet voor een' Alba uitgesproken. Sinds mijn' terugkeer in Spanje , voel ik mij weer geheel in . mijns Konings gunst en vertrouwen bevestigd, en het was geen valstrik , waarin hij u te wikkelen zocht, toen hij aandrong op de verbintenis met de Gravin; het was verwondering, het was toorn : wat was natuurlijker, toen hij u zag weigeren, wat gij eerst hadt gewenscht ? De Koning durft geene laagheid eischen van de zonen zijner eerste Grandezza : niet van mijn' zoon ten minste !quot; voegde hij er bij , met eenen fleren blik; — »om hem echter zeker te voorkomen , — neen! om u eindelijk een' echt te doen aangaan , die volkomen passend is met de eer van ons geslacht en met uwe verdiensten : een' echt, waarvoor ik u altijd bestemde, en waarin gij reeds gelukkig zoudt zijn, zonder uwen zonderlingen inval , om Koningin Elisabeth voor u te laten


-ocr page 219-

211

kiezen er was iets van bitterheid in den

! toon , waarop de Hertog dit laatste zeide.

»Mijn vader!quot; viel Federico in.

))Neen ! ik zeg het niet als verwijt, ik vergeef het u , dat gij dezelfde vrjjheid naamt, die ik mij zelf nam, eene vrouw te kiezen naar eigen' wensch ; de herinnering aan uwe moeder zou u hier bij mij vrijspreken ; maar luister : Zoodra gij den Koning uw laatste woord hebt gezegd , reist gij naar Alba ; ik heb onderhandelingen aangeknoopt met Don Garcia de Toledo. Z Heiligheid heeft ons de dispensatie gegeven , gij zult uwe nicht Donna Maria de Toledo huwen, als gij het wilt!''

Federico hief het donkere oog met sprekende verrukking naJlr zijnen vader op, en vroeg snel, met eene mengeling van onrust en levendigheid: ))En Maria

ols bereid te gehoorzamen , waar haar vader over haar beschikt; maar ik beveel u spoed, want het is niet te berekenen , hoeveel tijd Filips ons zoude overlaten, indien hij het ergste wilde; men moet op alles gewapend zijn !quot;

))En wat wordt er van Margarita?quot;

De Hertog haalde even de schouders op. ))Haar zal geworden , wat zij het meeste wenschen moet: rust en vergetelheid sprak hij koel.

»Don Juan blijft ongestraft: ik blijf quot;ongewroken ! Neen! dat zal niet zijn , al moest ik mijne wraak gaan opzoeken aan de uiterste kusten van Afrika, of op de golven der Middellandsche Zee!'' »De broeder des Konings is onschendbaar!quot; sprak Alba plechtig.

»Hoe ? om haar beter te misleiden , vleit hij de arme Margarita met mijne edelmoedigheid — bespotting voor mij , dat woord en dat vertrou-| wen! . . .. Ziet hij dan niet, dat hij noch van ! haar, noch van mij , meer geheimhouding kan ! wachten ; dat eene vreeselijke uitbarsting volgen moest, als wij samen kwamen, de roekelooze!.... en hij is gerust ?quot;

))Hij rekent op den Koning!quot; hernam Alba , »de Koning , die de teerste verschooning voor hem

heeft, sinds den dood van Don Carlos!.'.....quot;

«Sinds hij den zoon verried aan den vader, om zich vrij te maken van zijne bestemming voor den geestelijken stand hernam Federico bitter. O ! wij waren in Vlaanderen niet ver genoeg van Spanje , om onwetend te blijven van zoo laaghartig eene daad, als Don Juan zich toen heeft veroorloofd uit eigenbaat.'5

wNeen, Seiior! laat ons billijk zijn : hij deed zijn' plicht; de half krankzinnige knaap zou in zijne razernij altijd vernieuwde aanslagen gesmeed hebben tegen het leven van een' vader en tegen de rust van het koninkrijk , zoo men de eerste zachtkens hadde afgeleid. Het ware broedermoord geweest, zoo hij Don Carlos gespaard had.quot;

)gt;Hij bracht den Koning tot kindermoord !quot; hernam de jonge Toledo hevig.

))De Koning strafte een' misdadigen zoon ; ik zou hetzelfde hebben gedaan,quot; hernam Alba streng, i Een donker rood vloog over Frederik's voorhoofd.

«Hertog!quot; riep hij opvliegend. — De Hertog zag hem aan met een' blik, die den jongen Toledo dwong tot een' kalmer toon , waarmede hij vervolgde : »Ik ken mijn' vader!quot;

))En ik mijn' zoon!quot; hernam Alba, terwijl plotseling de gansche uitdrukking van zijn gelaat veranderde. Hij zag met onuitsprekelijk welgevallen op Don Frederik ; hij scheen in gedachten die gansche gestalte te meten, en de macht van dien kloeken arm te berekenen ; een glimp van vergenoegen speelde rondom zijnen mond, toen hij den gloed waarnam, die flonkerde uit dat oog, en de gezondhtid en de kracht, die schitterden op die trekken, en den moed, die zetelde op dat voorhoofd.

«Federico!quot; sprak hij eindelijk , en zijne stem klonk zacht, Mk ben trotsch op u,quot; en hij nam zijne hand en bleef eene wijl zwijgend in die houding En toen hij het hoofd weder ophief, was er iets duisters en straks in zijne trekken, dat van een' somberen inval getuigde. — «Om uwentwil wenschte ik dat Don Carlos leefde,quot; hernam hij met gedempte stem «De Koning moet den vader benijden in mij Hij heeft zijn' zoon moeten opofferen : zal hij mij toestaan den mijnen te behouden ?quot;

Men moet op alles gewapend zijn ,quot; had Alba gezegd, en hij was de eerste mensch niet, die zóó gesproken had ; maar zeker zou hij de eerste geweest zijn , zoo hy had kunnen uitvoeren wat hij voornam. Alba, minder dan een ander, had dit zelfvertrouwen moeten hebben. De Koning was sneller geweest in zijne bewegingen, dan de Toledo's in hunnen aanval.

Toen Don Frederik de beslissende verklaring had afgelegd, op de wijze zooals de Hertog het had voorgeschreven, werd hem de tijd niet meer gelaten , om een paard le bestijgen tot de reis naar Alba , noch tot eene mededeeling aan zijnen vader. Uit des Konings vertrekken werd hij als gevangene weggevoerd naar Tordesillas. De Hertog , die in geweldige spanning de uitkomst zat af te wachten, vernam haar weldra door gedienstige vrienden. In ijlende haast snelt hij naar Aranjuez ; het Hof trok naar Madrid terug, toen hij er aankwam ; het zou niet mogelijk zijn den Koning te spreken voor den volgenden dag, In diepe bekommering doorwaakte hij den nacht, en wachtte het uur van den morgen af, waarop hij zich naar het koninklijk paleis kon begeven. Zijn rang opende er hem de poorten en de binnenzalen ; maar tot het kabinet des Konings vond hij zich den toegang afgesneden. Door bemiddeling cener Staatsdame liet hij gehoor vragen bij de Koningin. Hij kreeg ten antwoord. dat de Infant ongesteld was, en dat Anna Maria in afzondering hare gebeden stortte voor zijn behoud. Alleen vaderlijke liefde overwon in den grijzen veldheer den trots van den Spaanschen Grande. en den afkeer , om eene derde weige-


-ocr page 220-

AL BA IN SPANJE.

212

DE HERTOG VAN

ring te geraoet te gaan. De Infante Isabella Clara Eugenia, de lievelinge haars vaders, en vaak genoeg in zijne bedoelingen ingewijd, was den Hertog genegen. Zoo hij slechts haar konde zien. Vergeefs: de Prinses deed hem door een' vertrouwd persoon weten, dat. zij bevel had hem niet te ontvangen. Dit gaf ten minste die opheldering , dat de Hertog zeker was , dien dig noch van den Koning , noch van iemand der zijnen , een bijzonder gesprek te zullen verkrijgen. Maar toch gaf hij de hoop niet op , Filips , in het bijzijn van anderen, een paar woorden toe te fluisteren , die hem tot onderhoud zouden uitlokken. Nevens ,de overige Granden , ging hy zijne opwachting maken bij den Koning , die hem niet toesprak , en op hem zag met eene overdrijving van toorn, waaronder het scherpe oog des Hertogs iets van eene gemaakte gramschap meende te ontdekken. Dit gaf hem genoeg verlichting , om de hatelijke blikken zijner vijnnden met kalmte en gelatenheid te trotseeren , tot op het oogenblik , waarop Filips de hovelingen ontsloeg , om met zijne raadslieden zijn kabinet binnen te gaan. Alba had hier recht op den voor-rang, zelfs boven Ruy Gomez, en de Koning ook wenkte hem om te volgen. Maar de Staatssecretaris en een paar andere grooten werden doorgaand teruggehouden. Geen woord, geene toespeling op het gebeurde, ontviel den slim-rnen monarch, en de Hertog was de man niet, om zich voor deze getuigen aan een schaakmat bloot te stellen. Filips en Alba kenden elkander te wel, om niet te weten , de eerste, dat de ander een volstrekt stilzwijgen zou bewaren , onder omstandigheden als deze; de tweede, om zeker te zijn , dat de Vorst besloten had , hem de gelegenheid tot spreken te benemen. Intus-schen werden er vele en gewichtige zaken behandeld, Alba's raad gevraagd, met blijkbaar ongeduld aangehoord , en toch gevolgd ; terwijl de Hertog de hoogste menschelijke zelfoverwinning noodig had, om niet een verstrooid antwoord te geven , of een zulk , dat verwarring van denkbeelden of beneveling van doorzicht verraadde. De marteling werd hem ten laatste zoo onuitstaanbaar, dat de Markgraaf de Santa Cruz , die een koud zweet zag op dat hooge voorhoofd , dat zich nooit onder eenige zware taak had gerimpeld, hem overluid en meewarig vroeg , of hij zich vermoeid gevoelde.

Filips sneed een antwoord af, met het koele woord :

«Wij zullen den Hertog rust geven ter onzer tijd.....quot;

Toen begreep Alba den moed der vertwijfeling , en hij sprak ; »Ik begeer geene andere rust, Sire ! dan die na afgedane bezigheden — en daarom bid ik , laat ons overgaan tot de aangelegenheden van den Afrikaanschen oorlog; ik heb gewichtige mededeelingen omtrent den Prins Don Juan van Oostenrijk , en alleen voor (Jwe Majesteit.....quot;

Maar Filips zag hem strak en scherp aan : »Wij hebben berichten uit Candia , die nieuwer zrn dan de uwe , Hertog!quot; antwoordde hij hard en met koelheid, en van toen af gaf Alba het op. Ook de Koning scheen den strijd moede; want spoedig daarna sprak hij het woord, dat hem bevrijdde.

Met de bedaardheid , waarmede hij van een' verloren' veldslag de gevolgen zou hebben berekend , maar met meer grievende smarte in de ziel, overwoog de Hertog van Alba de kansen , die hem nog overbleven. Zijn doordringende geest had uit het laatste woord van Filips twee zaken begrepen : de Koning wist, en de Koning i had besloten , te willen ontveinzen wat hij wist. ^ Door welke bewijzen dus ook de Hertog de onschuld van zijnen zoon zou kunnen staven, ze zouden alleen strekken om hem schuldiger te maken; hoe beter hij gelijk had , hoemeer men hem in het ongelijk zou stellen; de Koning wilde smoren, geheimhouden , en Don Frederik had misschien te weinig verschooning voor die bedoelingen laten doorschemeren. Vandaar die toorn des meesters, die geheimzinnige gevangenschap , waarvan men den vader zelfs niet veroorloofde een woord te spreken. Buiten dat ééne was voor Alba zei ven alles hetzelfde gebleven ; om den schijn te bewaren, had Filips zijne ontevredenheid getoond over eene weigering, die hij moest goedkeuren in het binnenste van zijn hart, en eene korte gevangenschap in een Koninklijk slot zou wellicht het ergste zijn , wat Don Frederik te wachten had. Eene onrechtvaardigheid zeker tegenover een' Edelman, omdat hij vrij wilde beschikken over zijn hart: maar niet eene al te harde boete, en zeker eene verdiende les, voor den trouweloozen Capitan der Guardias , die jonge Prinsen in hunne liefdesavonturen voorthielp- De kalme overweging van dit alles had den Hertog gerustheid kunnen geven ; maar een onzeker voorgevoel, door niets gewettigd, en dat zich toch telkens aan hem opdrong, scheen hem te waarschuwen, dat er meer Was, dan hij zien kon: dat hij omwikkeld was door eenen nevel van intrige, waardoor zijn oog , hoe scherpziend ook , niet kon beenboren ; dat hij omkronkeld was van zoovele listen ; dat de verwarring zelve eindigen zou met hem te verstikken, en dat hij geene beweging kon doen , die er hem niet nauwer in vasthechtte , en dat hij van het doel, waarop de koning afging , toch altijd maar de halve waarheid kon-de raden. Die onbestemde gewaarwordingen van vreeze , te midden van alles, wat hij had nagespoord tot zijne geruststelling , bewoog den Hertog tot voorzorgen , die den Vorst beletten zouden het ergste te ondernemen tegen Don Frederik. Zoodra zijne wezenlijke grieven tegen dezen bekend waren aan anderen dan hem zeiven: zoodra het woord gesproken was , dat Don Juan aan- : klaagde , wie het dan ook mocht hebben geuit, i zou Filips II rechtvaardig incoten z;'n ; hij 1 en- ' de zijne aanspraken op het uiterlijke van die ,


-ocr page 221-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

213

vorstendeugd te wel, om er niet zeker van te zijn. Perez , de minnaar der schoone Mendo9a , haatte den Koning en was veil voor goud. Hij zou, door bemiddeling van dezen, een onderhoud vragen met Margarita, en haar door hoop of door vreeze, door smeekingen of door dreigen, dwingen zich te verklaren aan de Koningin , of aan de Infante Isabella. Frederik zou dan gered zijn! Alba verspeelde met dien stap wellicht den laatsten glimp van vriendschap van den Koning; maar hij geloofde zich onmisbaar en zijn zoon zou gered zijn! Dan ook hier zag hij zich vóórkomen. Perez had niets liever gewenscht dan hem dienst te doen. Maar de Gravin Margarita was uit het huis der Prinses Eboli weggevoerd , in het midden van den nacht, op bevel van den Koning, men wist niet waarheen.

»De maatregel was noodigvoegde Perez er bij. )gt;De arme jonge Dame vervulde Donna Anna's paleis van hare kreten en klachten ; de ongelukkige hartstocht voor Don Frederik heeft haar krankzinnig gemaakt. Ik heb het recht niet, de daden van eenon Toledo te beoordeelen; maaide edelsten en besten van het hof en de stad mispryzen het in zulk een' Edelman , dat hy , na de schoone Gravin zulk eene liefde te hebben ingeboezemd, weigert die te bekronen.quot;

«In waarheidantwoordde Alba droogjes.

•)En het is wel te zien, in hoe hooge gunst de Heeren van Toledo staan bij den Koning, dat slechts eene gevangenschap op Tordesillas . . ..quot;

»Zeker, de Koning is hoog genadig,quot; hernam de Hertog, terwijl hij den kamerdienaar van zich zond. Tegenover dien man de eer van zijnen zoon te redden, en de onbillijkheid des Konings bloot te geven, zou gevaarlijk geweest zijn, evenals nutteloos. Toch scheen de hoveling ter goeder trouw te dwalen, en dat kon niet anders. De Koning zweeg als de kerkers zijner inquisitie, zelfs tegenover Donna Anna de Mendo9a, zyne minnares. Hij ondervroeg niemand; anders had men uit zijne vragen zijne twijfelingen kunnen opmaken. Hij handelde slechts, en liet wie om hem waren de redenen van zijne handelingen uitleggen naar hun eigen doorzicht, of liever , hij verbood hen over zijne handelingen na te denken.

Na haar gesprek met Don Frederik, had ook de arme Margarita in eenen toestand verkeerd, die tot de gissing van waanzin verleiden moest. Beurtelings in de dofste verslagenheid weggezonken , of zich opwindende tot vlagen van hartstocht , waarin ze Don Frederik's naam noemde met verwijt, zich zelve verwenschte, en somwijlen een' naam ontsnappen liet, dien ze spoedig met gillende smart op de lippen verbeet. Dat bleef zoo tot op den terugkeer van Donna Anna i uit Aranjuez, gelijktijdig met het hof, waardoor het groote nieuws tot haar kwam : de gevangenneming van Alba's zoon. Toen bedacht zij, dat hij zich voor haar had opgeofferd, dat hij gezwegen had, en dat zij spreken moest en zich zelve aanklagen. In haar geschokt verstand warde zij alles dooreen , de belangen van haar kind en

de fortuin van Don Juan, de opoffering van den versmaden verloofde en hare eigene onschuld; waar ze vroeger het meest voor beefde, scheen haar nu het noodigste toe : de Koning moest alles weten. Den Koning te spreken , was als het vaste punt geworden, waarop al hare gedachten heenliepen , al hare beraadslagingen heenleidden, al hare bedoelingen uitkwamen. Bedaard en kalm was ze begonnen der Prinses van Eboli die bede voor te dragen. En Anna de Mendo9a had niet ééne reden , oni haar niet te ondersteunen. Wij begrijpen, hoe weinig Filips gezind was , er zich toe te leenen. Ook sloeg hij haar af, op die eigene wijze , die tot geen' tweeden aanval de vrijheid geeft. Zij bad hem te mogen schrijven. Hij deed haar schrijfgereedschap ontnemen. Zij riep onder hartstochtelijke tranen, om zich te mogen uitstorten aan de Koningin. Zij werd opgesloten in haar vertrek. Hare smart, hare angst, hare klachten , gilde ze uit in de eenzaamheid , nam de beelden van bet tapijtbehangsel tot getuigen harer ellende, en liet de Prinses van Eboli smeeken, haar aan te hooren.

Maar Filips verklaarde haar krankzinnig, gebood Anna, zich niet tot haar te begeven , onder belofte , haar nog in dien eigen' nacht van zoo lastig eene gast te ontslaan. De lieden , die gebruikt waren om de arme Gravin te vervoeren, had men nooit aan het hof gezien , zelfs niet onder de lagere bedienden. Toch kwamen zij uit naam van den Koning.

Van Donna Margarita de Saavedra heeft daarna niemand meer gehoord; nooit zelfs is haar naam meer genoemd geworden aan het Hof van Filips TI.

Maar langen tijd na deze gebeurtenissen werd er aan het Hof van Margaretha van Oostenrijk een knaapje opgevoed , dat Johan heette, in welks onderhoud door den Koning van Spanje werd voorzien, en dat, na den dood van Don Juan, door Farnese met zachte welwillendheid in bescherming werd genomen. Alexander Farnese heeft aan het sterfbed gestaan van zijnen Koninklijken Neef van Oostenrijk en was de uitvoerder van diens laatsten wil.

In de stad van Alba, de stad , waar het hoofd van zijn geslacht meester was, vertoefde Don Garcia de Toledo , Groot-Admiraal van Spanje , als hij zich ophield in Spanje , dat hij bezocht, zoo vaak zijne waardigheid als Onderkoning van Sicilië het hem toeliet. In het deftig paleis , dat hij betrokken had, werden de aanstalten gemaakt tot een feest, tot eene groote, ernstige plechtigheid: het huwelijk zijner dochter. Maar het waren geene toebereidsels, zooals ze plegen , wanneer eene der hertogelijke jonkvrouwen van Toledo zich aan een' zoon van edelen huize verbinden ging. Niet in de Kathedraalkerk i van de stad Alba glansden pilaarzware waskaarsen op het versierde altaar , en de aartsdeken stond niet daar in volle pleeggewaad , om den kerkdijken zegen uit te spreken over de heilige


-ocr page 222-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

214

verbintenis , ten aanzien van het toegestroomde volk der stad en der omstreken. Maar in de enge kapel, die nooit bij hoogtijden placht gebruikt te worden, stond de huiskapelaan , verdrietelijk en gebogen , geleund tegen een bidgestoelte, en verbood den misdieners de lichten aan te steken , waarvan men nog niet wist, of ze wel heden dienen moesten , en alleen de huisgenooten van den Admiraal zouden bij de plechtigheid toeschouwers zijn. In de groote feestzaal, ja, waren bloemfestoenen opgehangen; maar geene andere oogen zagen ter neder op de schoone bruid , dun die koud en onbeweeglijk glansden uit de lijsten dei-overoude beeltenissen van al de overledene Toledo's; en geene andere gasten ook werden er gewacht, dan één eenige, onmisbare , die nog altijd niet kwam: de bruidegom. De eenzame bruid was toch liefelijk boven velen, zooals ze daar zat in den hoogen zetel, met gebogen hoofd en zwaarmoedigen blik, schoon het ernstig zwart fluweelen gewaad , hoe ook met goud en gesteenten versierd, zeker te statig eene kleeding was voor zoo aanminnig en lief een gelaat, en schoon de ebbenzwarte lokken nog betere tooi waren geweest voor dien ivoren hals en dat zuivere voorhoofd , dan die vele rijen van zilverkant en gloeiende robijnen , die er tusschen heen gevlochten waren ; witter , levendiger handje speelde er nooit met een' paarlen rozenkrans , dan toen zjj in droeve verstrooiing er het hare over heen liet glijden , en geene jonkvrouw van Spanje had fijner voetje te verbergen gehad onder het lange kleed, dan het hare bleek te zijn, zoo men naar de punten der geborduurde satijnen schoentjes mocht afgaan. Jammer dat ze niet, in de basquine eener Andalusische landschoone, voor de oogen haars bruidegoms mocht dartelen; zeker zou het geweest zijn als met Alice: dPouv fleur une dbeille Veiït prise.

Ze zou niet lang dus alleen zijn.

De grijze Don Garcia trad binnen in groot pleeggewaad, omhangen met al zijne ridderorden ; hij leunde op den schouder van een' der jonge edellieden, die hem als pages dienden ; hij was een klein man , met levendige gebaren , echt zuidelijk koloriet, en kleine, gitzwarte oogen; maar die oogen tintelden van iets anders, dan van vaderlijke teederheid, toen hij zijne bevallige dochter een' kus op het voorhoofd drukte.

Zij zuchtte en zweeg: had ze gehoopt, dat een ander met hem zou zijn binnengekomen ?

w't Is het achtste uur van den dag!quot; sprak Don Garcia, )gt;ik had gedacht, dat Don Fede-rico beter op zijn' tijd zou hebben gelet; voorwaar , honderd jonge Hidalgo's zouden hem vóór zijn geweest, zoo het aan hunne vlugheid had gestaan , zoo begeerlijk een prijs weg te dragen.quot;

))De vraag is, of zjj hem dus toeschijnt,quot; antwoordde Maria, en zij verbleekte, terwijl zij het sprak.

»En mijn neef van Alba schrijft mij , dat zijn zoon met vreugde toestemt in onze beschikking: dat hij hier heen vliegt met de drift van een', | die zijn hoogste geluk tegengaat — dat hij ons bidt gereed te zijn bij zijne aankomst, opdat geenerlei noodlottige vertraging zich plaatse tus-Bihen onze plannen.....quot;

«Indien zulk een noodlottig voorval niet reeds dit verwijl heeft veroorzaakt,quot; viel het meisje in, en zij barstte in een' stroom van tranen uit.

«Inbeelding, dwaze vrees, mijn kind!quot; riep de Groot-Admiraal, )gt;hoe zou een forsch en dapper Edelman niet veilig en onverlet van Madrid kunnen reizen tot hiertoe , zelfs al is hij zonder gevolg of met een klein geleide ? De Hertog is ook de man niet, om zoo voorbarig te zijn. Het is spijtig, dat zijne voorzichtigheid , die ik kleingeestigheid zou noemen, wanneer een goed veldheer , als hij is , haar niet noodig had geacht, mij niet heeft kunnen melden , welk gevaar er eigenlijk dreigde : wij hadden beter op verhinderingen als deze verdacht kunnen zijn ; maar by St.-Jago , den grooten Patroon van Spanje ! zoo het verzuim van Don Federico zei ven komt, heb ik meer lust mijn' degen tegen den zijnen te laten klinken , dan hem de hand te reiken tot blijde welkomst. Eene bruid als deze! en geene betere haast! Is 't niet reeds genoeg , dat wij , om de hooge belangen, die Alba zegt er mede gemoeid te zijn, dit huwelijk vieren met eene stilte, of mijn kind geschaakt zou worden door een' Moorschen zeeroover : maar nu nog te laat!....quot;

»Dat geve God van niet!quot; riep eene stem aan den ingang der zaal, en de verwachte stortte binnen. Hij droeg een rijk gewaad, eene prachtige hofkleeding, maar gehavend, onordelijk, met slijk en stof bespat. Zijn voorhoofd en zijne wangen gloeiden van eene geweldige inspanning; zijne haren hingen verward en waren vochtig van een klam zweet; hij hijgde van vermoeienis , en schoon zijne oogen even opglinsterden, toen hij zijne schoone bruid vóór zich zag, werden ze toch weder dof en mat, toen hij de aangebodene hand van Don Garcia in de zijne vatte , en hij scheen haar niet meer te zien , toen hy , verbleekt als een doode, op het voetkussen voor haren zetel nederzonk.

De jonkvrouw stak de beide armen naar hem uit, maar zij zeide niets: de schrik belemmerde haar de spraak.

«Federico! mijn vriend! mijn schoone Neef!quot; riep de oude Garcia bezorgd, ))wat kan er gebeurd zijn ? hoe komt gij tot ons in zulk een' toestand ? zijt gij dat gevaar , waarvan uw vader schreef, ontkomen , of — heeft het getroffen ? Wil toch spreken, wat is er gebeurd ?quot;

))Ik ben hier, om het te ontgaan,quot; hernam de jonge man, en te gelijk het hoofd opheffende, zag hij de roerende zielsangst op de trekken zijner bruid. Toen vermande hij zich en hief zich overeind met een' glimlach. — ))Die onrust op dit schoone gelaat, en om mij!quot; sprak hij , «beloont mij duizendvoud mijn roekeloos ondernemen. Heb geene vrees, beminnelijke Maria! ik ben ongedeerd en gelukkig , gij bemint mij! Ontrust u niet, Monsenor! nu ik hier ben , nu ik u bereid


-ocr page 223-

ALBA IN SPANJE.

DE HERTOG VAN

215

zie tot onze vereeniging, is alle zorg voorbij; slechts kostte het mij moeite te komen ; ik heb tien mijlen moeten afleggen, zonder rust of ver-poozing; ik heb mijn paard doodgereden en dat van mijn' page; ik heb sloten moeten verkrachten en wachters moeten omkoopen : ik kom uit den kerker van Tordesillas.quot;

))Octavio! laat den Hofmeester komen met wijn en verkwikkingen ; mijn schoonzoon moet daaraan behoefte hebben , na zulk een' tocht viel Don Garcia in. En toen Frederik's hand nemende, en die schielijk in die van Maria leggende , voegde hij er bjj tot dezen : ))Bij de eer van ons geslacht! gij hebt haar verdiend! Eene dolle daad als deze , Maria! om uwentwil, moet ii meer waard zijn, dan het plechtigste bruidfeest!quot;

«En dan de gevolgen..... het gevaarvoegde

Maria er teeder bg.

- »Er kon geen gïooter zijn , dan u te verliezensprak Federico hoffelijk, «en daarom, dierbaarste! als het waarheid is wat ik hoop en zie ,• dat gij willig stemt in de beschikkingen van onze vaders, laat er dan geen uur meer voorbygaan , vóórdat deze hand de mijne is. Ik draag een onvoegzaam feestkleed ; maar den tijd, waarin ik mij een' spiegel kon laten voorhouden , heb ik moeten gebruiken om mijne ketens te breken.quot;

»Gij moet eerst uitrusten en u verfrisschen, en intusschen vertellen; bedenk dan toch , jonge man! wij weten nog niets , en wij gloeien van verlangen om alles te weten,quot; hernam de Admiraal.

))Een half uur rust en dan den priesterlijken zegen ; ik heb recht het te vragen , edele Heer! ik smeek het u , Maria!quot; en plotseling zwijgende , scheen hij met schrik te luisteren. »0! het was nietshervatte hij, »een verward gerucht op de trap.... men kon mij gevolgd zijn — en ik wil niet achterhaald worden.quot;

))Bij San Jago! dat geloof ik. een gevangene,

die zijn' kerker pas is ontsnapt.....quot; hernam

Don Garcia opgeruimd.

amp; Maar het is omdat.. en de jonge man fluisterde den grijsaard iets in het oor, met cenen blik op Maria.

De Admiraal schudde het hoofd met gefronste wenkbrauwen, en sprak overluid: «Gij hebt gelijk , en toch wenschte ik, dat ik u beiden nu op Sicilië had; daar ben ik meester, beter dan hier , en hoe snel bracht een galjas u vandaar naar Napels, waar ge veilig de terugkeerende gunst des Konings hadt kunnen afwachten.quot;

De hofmeester trad nu binnen met overvloedige ververschingen , vulde eenen grooten zilveren beker , en bood dien Frederik aan, op ééne knie gebogen naar den eisch van de welkomstteug voor een' gewenschten of een' hoogen gast.

Toen de jonge Toledo zich een weinig had hersteld , vroeg Don Garcia , wiens levendig karakter zich nauwelijks zoolang had kunnen bedwingen : «Maar hoe kwaamt ge toch in de staatsgevangenis van onzen Koning?quot;

»Ik zal u veeleer vertellen , hoe ik er uit | kwam , mijn edele Hertog!quot; hernam Don Frederik , die gewoon was, tegenover dezen eenen losseren toon aan te nemen, dan tot zijnen vader , wiens koude waardigheid doorgaans meer ontzag gebood dan tot vrijheden uitlokte. »De wijze, hoe men een' Edelman zijnen degen afvraagt, in naam des Konings, en hem dan verder heenleidt, waar men goed vindt, kan u niet nieuw zijn.quot;

»Is het eerlijk van u , mij niet te willen begrijpen ? ik vraag het waarom, de reden ; een tweegevecht in 's Konings paleis ? een onvoorzichtige uitval ? er kunnen er duizende zijn in dit vrij a koninkrijk!quot;

»Men wilde mij eene gemalin opdringen, en j ik wist. dat ik hoop had op de hand mijner ' beminnelijke Nicht; moge dit voor 't oogenblik u genoeg zijn, want het verhaal is te lang voor heden , en niet waardig de aandacht mijner Seiiora ! Ik wil den Koning niet beschuldigen ; maar zijn toorn was onrechtmatig , en de wijze , waarop hij zich wreekt niet koninklijk. Het zij zoo! Toen men mij wegvoerde, zwoer ik bij mij zeiven , waarheen men mij ook brengen mocht, mij noch door een koninklijk bevel , noch door een' koninklijken muur te laten afhou- 1 den van de voorgenomene reis naar Alba, die de Hertog mij had geboden, en waartoe mijn hart mij nog sterker maande. Tordesillas werd mij tot kerker gegeven. Mijn kleine page Tvon-neau mocht mij volgen. Het bijzijn van dat kind heeft mij veel goed gedaan. Niet slechts dat hij mij zijn' ponjaard leende tot het ont-wrikken van het slot der zaal, waar men mij had gekerkerd , maar zijn scherp oog had , bij het binnengaan, aan de vóórpoort soldeniers ontdekt, | die onder mij in Nederland hadden gediend, en, rank als hij was, liet hij zich heeng-hjden dooide tralies van mijne gevangenis, eene gelijk-vloersche , en ik liet door hem die wachten afvragen, wat ze voor hunnen vroeger en bevelhebber zouden durven ondernemen. «Alles wat ik van hen wenschte!quot; kwam hij mij toeroepen; | ik moest haast maken , zoo ik een' goeden uitslag hoopte; de burgvoogd was een uitstapje ' gaan doen in den omtrek; zoodra hij kennis i had gekregen van zijn' nieuwen gevangene, zou j hij terugkeeren, de bewaking strenger worden , en zij beiden moesten ook weldra worden afgelost van een' post, waar ze mij zoo nuttig konden zijn. Ik verlangde niet beter. Ik wilde niet opgesloten zijn, en evenmin heimelijk uit mijn' kerker wegsluipen. Ik wilde op helderen dag openlijk de grendels verbreken , 'die zoo onrechtvaardig over mij gesloten waren , om mijn' plicht te doen. En alzoo deed ik. Ik wierp Ivonneau mijne beurs toe; hij moest mij paarden gereed houden in het naaste dorp ; de wachten stelden hem natuurlijk geen' hinderpaal. Daarop maakte ik opzettelijk eenig gerucht, dat den bevelhebber tot mij deed komen.

»«Heer Hoofdman!quot; sprak ik, weet gij, wie ik ben ?quot;


-ocr page 224-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

216

))Hij antwoordde mij , zooals ik gehoopt had.

»v Gelooft gij , dat ik aan eene misdaad kan schuldig zijn tegen den Koning ?quot;

»»Het is niet aan ons, dit te beoordeelen , Edele Heer !quot; antwoordde hij eenigszins verlegen ; »maar gij zoudt niet de eenige onschuldige zijn , die hier../'

»wik ben niet schuldig; niettemin zou ik den wil des Konings eerbiedigen, zoo ik niet eene noodzakelijke bezigheid te verrichten had , waarin deze gevangenneming mij verhindert. Nu ben ik gedwongen vanhier te gaan.quot;

))Hij glimlachte.

»»Als mijn Heer daarop rekent ! gij zijt hier niet in uwe veldtent.quot;

»Neen ! maar gij — en deze ponjaard zullen mij helpen riep ik , snel opstaande , en hem plotseling bij den arm vattende , waaraan ik het veelbeduidende sleuteltuig zag hangen.

«Hij was overrompeld, verrast en in mijne macht. Het onverhoedsche van den aanval, de schrik van mijn1 naam, deden wat mijne kracht wellicht niet had kunnen uitwerken; hij viel aan mijne voeten , en vroeg , wat ik van hem begeerde.

ö vHet is uw plicht te waken tegen datgene , wat ik ondernemen wilzeide ik , »en opdat gij niet schuldig wordt, ben ik genoodzaakt u te dwingen — en ik nam zijn' arm met kracht in den mijnen ; het zou hem niet mogelijk geweest zijn , zich los te wringen. — »Zoo gij eenig gerucht maakt, moet ik u dooden,quot; ging ik voort, den opgeheven' ponjaard tegen zijne keel gericht; maar de bedreiging was onnoodig: hij was als verlamd en ging lijdelijk voort ; met mijn wapen deed ik het eerste slot springen ; tot het tweede, dat eene lange galerij opende , moest hij mij den sleutel aanwijzen.

))))Gij maakt misbruik van mijne zwakheiden van mijne achting voor uwen roem ,quot; riep hij.

»))Niet te veel! want, geloof mij , ik kom terug , en gij zult u daarna wreken, zooals gij best kunt.quot; In 't eind kwamen wij aan het vóórplein.

»gt;)En de wachten aan de poort ? ' vroeg hij.

» »Met hen zal ik mij helpen als met u. Dit eene : vervolg mij niet, zoolang uw bevelhebber niet terug is ; want, zoo waar ik een Ridder en Edelman ben, ik kom terug.quot; — Toen liet ik hem los, snelde de vóórpoort uit, die de wachten openden met een luid : vivat! en ontmoette Ivon-neau spoedig met de paarden. Ziedaar alles! mijn rit was alleen wat lang en wat vermoeiend.quot;

De oude Garcia had somtijds luidkeels gelachen en goedkeurend toegeknikt.

Maria had gesidderd en met angst naar den fieren geliefde opgezien , die zulke gewelddadige handelingen, en die zoo gevaarlijk konden worden , als spelend had verricht. Maar één woord had haar getroffen. «Terugkeeren! En dat hebt ge beloofd bij uwe riddereer sprak zij met tranen in het zachte oog.

«Zeer zeker , edele Maria! want ik ben onderdaan des Konings , maar ik keer niet dan als uw

gemaal, en daarom mag ik ?.....quot; Toen opstaan- ;

de, vatte hij met hoffelijkheid hare hand ; de oude Garcia riep zijnen page — en zij gingen naar de kapel.

Twee uren daarna stonden er krachtige paarden gezadeld op het vóórplein : de jonge page Ivon-neau , die zijnen meester langzaam was gevolgd , wachtte dezen nu weder op : en Don Frederik zelf hield zijne jonge vrouw in de armen , en trachtte haar moed en vertrouwen in te spreken bij dit afscheid.

»Zoo spoedig had ik dit terugkeeren niet begrepen snikte zij.

»Ik moest er u langzaam op voorbereiden, i mijne Maria !quot; sprak Alba's zoon , voor het eerst van zijn leven stem en gelaat plooiende tot eene zachtheid , die hij zelf niet wist in zijne macht te hebben. «Droever bruidspaar is er in Spanje nooit geweest, zoolang Kastilië en Arragon koninkrijken waren; van mijne liefste en gemalin te moeten scheiden, niet om een eerlijk heldenfeit te ondernemen , niet om in 's Konings dienst eene uitnemende daad te gaan verrichten , noch , als eens krijgsmans beste hoop zoude zijn , op te trekken , den vijand te gemoet, aan het | hoofd mijner dapperen , maar om mij levend te gaan begraven tusschen de muren van eene onedele gevangenis, om zelf de boeien te gaan terugvragen , die men met zoo forsche hand had verbroken. Maar het moet zoo zijn , volschoone ! Welk eene oneere zou het wezen voor een' Edelman van mijn' naam , zoo gevangenleiders hem moesten wegrukken uit uwe armen , zoo hij niet vrijwillig en ongedwongen zijn gegeven woord kwam inlossen, en zyn' Koning ongehoorzaam bleef, nadat hij hem reeds had vertoornd.quot;

»Meent gij dat ik zoude toestaan, dat de Al-guazils hier binnentraden?quot; vroeg Don Garcia driftig; »zijt gij hier niet veilig, zoolang gij wilt ?quot;

)gt; Konden wij niet samen vluchten, een ander vaderland opzoeken ? Het zou overal beter zrn, dan in die gevangenis , waar ik u niet volgen magsprak Maria.

«En mijn vader , die de verantwoording mijner handelingen in dezen heeft op zich genomen; mag ik hem wagen aan den last van zulk een vergrijp? Hij heeft mij bevolen u te huwen , en, God zij geloofd! niets ter wereld, geenc koningsmacht zelfs kan ons voor dit leven scheiden; maar nu zou hij zelfs mij gebieden heen te gaan , en te berusten in den wil des Konings. Zelfs de trouwe wapenbroeders, die zich voor mij blootstelden; zelfs de onderbevelhebber, het lijdelijke slachtoffer mijner gewelddadigheid , mag ik hen opofferen aan de uren van geluk , die ik hier had kunnen hopen ? Wilt gij dat, Maria ?quot;

Zij schudde ontkennend ; maar het harde woord wilde haar niet van de tong.

«Daarbij , het kan niet voor langen tijd zijn : ; Filips zal spoedig zijne onrechtvaardigheid inzien ,


-ocr page 225-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

217

en zich schikken in het onveranderlijke. In eer ^ en vrijheid hersteld , voer ik u weldra naar het paleis der Hertogen van Alba, om u niet weer te verlaten , dan tot eenigen roemrijken kruistocht ! Daarom wees. eene moedige krijgsmansgade , en bereid u nu reeds op de wisselingen van kee-ren en scheiden; o! wees gij sterk , want gij zoudt mij zwak maken.quot;

En in waarheid , Alba's zoon sprak dit alles met eene toonlooze stem en zonder zijne gade aan te zien. Hij kon niet staren op hare schoonheid , op hare tranen, op de getuigenis van zooveel liefde , en zich zoo meester blijven, om te spreken en te handelen als zijn plicht was. Maar de jonge vrouw scheen plotseling eene gedachte te krijgen , die haar nog beter sterkte dan zijne woorden.

))Ja!quot; sprak zjj , »gij hebt gelijk; gij moet gaan , gij moet des Konings gramschap niet tergen. Hij zal bevredigd zijn door dit bewijs uwer trouw. Hij zal niet onverzoenlijk zijn , en bewogen worden door mijne tranen. Want, ziet gij j gemalin heeft recht om te spreken voor haren echtgenoot. En ik zal niet wijken van zijne voeten , voordat hij ons heeft hereenigd.quot;

Hoe weinig Don Frederik ook de hoop deelde, | die zyne gemalin hier scheen op te vatten , zag hij in , dat het de éénige wijze was , om haar met 1 kalmte te doen berusten in de onvermijdelijke scheiding. Hij weersprak haar dus niet, en haast-' te zich weg te komen, terwijl zij nog moed i schepte uit die hoop.

En wie hem later had gezien, voortrennende { zonder opzien noch ruste , zou hem veeleer ge-j houden hebben voor den gelukkige , die eenigen | dierbaren wensch stond te bereiken, dan voor | den liefhebbenden gemaal, die eene jonge gade ontvluchtte voor eenen kerker!

Van dit alles echter was de Hertog van Alba nog onbewust. Don Frederik had hem niet kunnen schrijven; Garcia de Toledo had zijnen schoonzoon beloofd , dit in zijne plaats te doen ; — dan die tijding was nog niet tot hem gekomen, hoewel naar hem afgezonden. Nadat zijne poging op Margarita's bijstand was mislukt, wist hij zijn laatste hulpmiddel uitgeput, de beklagenswaardige vader , en met de bitterste gewaar-| wordingen in de ziel, voelde hij zich gedwongen, j lijdelijk af te wachten, wat de Koning doen I zoude. Zijn laatste hulpmiddel uitgeput ! En i met één woord, openlijk tot Filips gezegd, j met één enkel vertrouwen aan twee of drie van i Spanje 's hoogste en waardigste Edellieden , kon ; hij den Koning beschamen en zijnen zoon de eere : teruggeven, zoo niet de vrijheid. Neen, dat kon | hij niet, dat kon Alba niet tegenover Filips ! 1 Hij wilde zijnen Vorst wel door eenig bedekt middel dwingen, rechtvaardig te zijn ; maar hij wilde hem niet onteeren in de oogen van zijn volk , niet kwetsen op eene zoo gevoelige plek ;

de trouw van den onderdaan moest luider spreken dan de stem van het bloed, al zou het hem het merg uit het gebeente kosten , om haar te doen zwijgen. En zoo was het ook niet om zich te waarborgen tegen de verzoeking tot eenigo onbescheidenheid , dat hij zijn paleis niet ineer verliet, en zich ontoegankelijk stelde voor iederen bezoeker : maar omdat hij rust wilde hebben van bespieding en vermomming ; maar omdat hij zich sterk wilde houden, en alle krachten van zijnen geest bijeenzamelen tot het groote oogenblik, dat de Koning hem eens zoude schenken ; want ééns toch zou Filips hem moeten hooren. En dat groote oogenblik kwam ook : de tweede dag na dien van de ontsnapping en het huwelijk zijns zoons , werd hij uit zijne siesta opgeschrikt door een bevelschrift des Konings , dat hem opontbood.

Hij ging; maar het was niet meer zooals hy had ge wensch t te komen. Hij werd geroepen : — hij had uit zich zeiven willen gaan; hij moest antwoorden: — hij had willen vragen; hij kwam als beschuldigde : — hij had aanklager willen zijn. Hij gevoelde al het nadeel van zijne veranderde stelling, toen hij bij Filips binnentrad , en zijne houding was dan ook niet die vaste en kalme, die wij hem in menig hachelijk oogenblik hebben zien aannemen. Van den aanval tot de verdediging neergedaald, had hij ; geen vast besluit kunnen nemen, was hij van zijne wapens beroofd , had hij niets dan het schild der voorzichtigheid.

Bij zijn binnentreden vond hij den Koning aan eene schrijftafel gezeten , gekleed als voor een openlijk gehoor, met den hoed op, die zijnen naam heeft gekregen , en die bij deze gelegenheid , misschien met voordacht, diep over het voorhoofd getrokken, door rand en vederen hem ten deele het gelaat beschaduwde, ten minste de oogen voor een' onbescheiden' blik beschermde. Als Grande van Spanje , bleef ook Alba gedekt staan voor zijnen monarch , die hem groette met eenen lichten hoofdknik, en terstond daarop sprak:

«Hertog van Alba ! wij zijn zeer misnoegd op u. Uw zoon heeft, met verachting van onzen wil en bevel en van alle goede trouw , eene hand versmaad, die hij reeds had aangenomen en die twee mijner gemalinnen hem achtereenvolgens hebben aangeboden. Het was uw plicht geweest , als onderdaan, hier uw gezag als vader te laten gelden.quot;

Na dit gezegd te hebben, zag de Koning glurend naar Alba op , die , inwendig gloeiend en , sidderend van verontwaardiging , toch de beraden- j heid had , om alleen te antwoorden op eene wij- 1 ze , die niets besliste , en die hem daarna vrij zou laten een ander standpunt te kiezen.

»Sire! Don Frederik is dertig jaar ; hij heeft ; legers aangevoerd en steden veroverd: is het een zulke , wien een vader kan bevelen , eene vrouw zijn' naam te schenken tegen zijnen wil ?quot;

))Wij weten , dat gij uw vaderlijk gezag kunt doen eerbiedigen , als gij het wilt. Dan , gy hebt


-ocr page 226-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

218

hier niet noodig geacht tusschenbeide te komen; gij hebt uw' zoon laten handelen naar eigen oordeel en wil. Het zij zoo ! Hij was daarvoor rijp en wijs genoeg, en dus heeft zich de Koning zelf moeten handhaven ; de Koning heeft moeten straffen , waar de vaderhand had kunnen leiden. Gij hebt het dus gewild. Mij is het wèl — maaier is meer ; Don Frederik is schuldig aan Majesteitsschennis. De plaats , die wij hem tot kerker aanwezen , heeft hij verlaten , met woest geweld , grendels verbrekende en zijne bewaarders dwingende — of verleidende — hem doortocht te geven ; trotseerende dus onzen hoogsten toorn en uitgedrukt bevel, heeft hij gehandeld als iemand , die zijn' Vorst openlijk de gehoorzaamheid opzegt ; hier is rebellie , hier is gekwetste Majesteit !quot;

üMijn zoon, Sire!quot; sprak Alba verbleekend , en vouwde krampachtig de handen.

)lt;Er is meer!quot; vervolgde Filips , een' scherpen en kouden blik vestigend op den Hertog. ))Don Frederik is heengevlucht naar Alba, en daar heeft hij zich priesterlijk verbonden met Donna Maria de Toledo , zijne volle Nicht. De inquisitie.....quot;

»Neen, Heer!quot; riep Alba, die begreep, dat nu het oogenblik daar was , om zijnen zoon woord te houden ; en hij hief zich op uit de gebogene houding, die hij had aangenomen. »Neen I niet tot daartoe , Sire! Er is pauselijke dispensatie door mij beschikt; dat huwelijk is geschied met mijn voorweten en toestemming , op mijn bevel, als ik zeggen kon , en het is geweest om mij te gehoorzamen, zijn' vader, het hoofd van zijn geslacht, dat hij uw' kerker heeft verbroken ! zoo daar schuld is in die daad, komt die schuld alleen op mij , die haar aanried, die er de verantwoording van op zich nam ; het was een huiselijk belang, Sire ! dat een vader zijn' zoon beval af te doen, ondanks eiken hinderpaal: uwe inkerkering was er eene , mijn Koning ! — ik had hem gevloekt, zoo hij rustig had kunnen blijven 1quot;

»Uwe woorden zijn zeer beslissend , Hertog I als ze zijn, wat ze schijnenhernam Filips snel.

»Ze bedoelen niet anders, dan wat ze beduiden , Majesteit!quot; antwoordde Alba vast en fier. «Maar mijn zoon zou mijn zoon niet zijn, of hij zal wederkeeren naar zijn' kerker; ik verpand er myn hoofd onder, mijne eer.quot;

))Hij is teruggekeerd,quot; hervatte de Koning altijd koel.

wik wist het!quot; riep Alba met zegepraal in den blik.

»Dat verandert de zaak in geen opzicht.*'

»Toch geeft het ons de eer terug! en ook Uwe Majesteit moest met deze proef voldaan zijn sprak nu Alba, besloten zich eindelijk lucht te geven, zich te doen aanhooren, nu zijnen vijand te bestormen en den strijd niet op te geven, vóór hij had overwonnen , — «mijn Koning zelf is overtuigd , dat Don Frederik geene schuld heeft,

dan die van anderen; dat deze kerker.....quot;

«Hertog van Alba I weet gij ook waarom Don Federico de Gravin Margarita als gemalin heeft versmaad?quot; viel Filips plotseling in.

Hoe vertrouwd de Hertog was met het karakter van den Spaanschen monarch, hij was ontzet over de verregaande schaamteloosheid van die vraag , en hij antwoordde met eene verontwaardiging , die zelfs door zijn voorzichtig woord heen schemerde :

»Ik was er zeker van , dat Uwe Majesteit wisl /quot;

«Gij zoudt nooit geraden hebben, hoe lang reedsantwoordde Filips, met den gruwelijk-sten grimlach, die een vorstelijk tiran ooit om den mond speelde , en opstaande, voerde hij Alba bij de hand naar eene andere zijde van de tafel, voor een memorie-boekje , iri fluweel met goud gebonden. Hij sloeg vele bladen om; in 't begin eerst vond hij het bedoelde , dat hjj Alba voorleide.

»Mijn God! van den eigen'dag af ?quot; riep deze , na het ingezien te hebben , en hij kromp als in één , onder eene lange huivering.

»Hebt gij mij begrepen , Hertog van Alba ?quot; vroeg de Koning.

«Volkomen , Sire !quot; hernam Toledo , met fierheid zich opheffend uit zijnen eersten schrik.

»Eene verrassing als die aan de Gravin van Egmond ,quot; sprak Filips, altijd met zijnen glimlach.

»Maar die ik van u niet had verdiendantwoordde Alba , met eene onuitsprekelijke uitdruk- ; king van smart en zelfbewustheid.

»Wie weet?quot; hernam de Koning, «een trotsch i onderdaan , die in zijn' overmoed zijne diensten : beter telt dan zijne plichten, heeft zich licht schuldig gemaakt tegen zijn' meester, eer hij het gist.quot;

«Noem mij dan mijne schuld, Sire!quot; hernam , Alba weer ootmoedig. «Noem mij dan uwe grieven ! opdat ik ze kan uitwisschen , boeten! Het is nog niet te laat voor eene oprechte verzoening. God in den Hemel, die mij hoort, weet, dat ik nooit iets gewild of gewerkt heb , dan ter eere Zijner Kerk, en van uwe heerschappij. Ik heb achttienduizend menschenlevens opgeofferd door het zwaard der wet, alleen aan uw meesterschap in Vlaanderen. Wat kon Alba meer doen voor Filips, geplaatst als hij was tusschen een volk en een' Vorst ? Ik heb den haat en de vervloeking van millioenen niet geacht, om de vriend- i schap van éénen , en die enkele.....quot;

«Hertog van Alba!quot; viel Filips in , «wij hoo-ren den hoogen Landvoogd der Nederlanden, die tot zijn broeder spreekt. Wij hooren dat niet gaarne — en voor twee Souvereinen is dit kabinet te klein.quot; En met koude hoogheid richtte hjj den blik naar de deur.

Zonder één woord te spreken, wendde zich i Alba daarheen; maar zyn voorhoofd en zijne wangen gloeiden, en in zijne oogen schitterde i een zonderling vuur. Toch hield een wenk van Filips , hem staande , aan den uitgang van het vertrek.


-ocr page 227-

ALBA IN SPANJE.

210

De Koning was hem met de oogen gevolgd , en het was of zijne stem zachter klonk , toen hij zeide :

»Eens zullen wij u de vrijheid geven ter verantwoording ; hoop daarop , Toledo !:'

»Arw, Sire! om 's Hemels naam! in dit eigen oogenblik! waartoe uitstel ? Ik ben meer dan zeventig jaar ! God mocht mij eerder oproepen dan gijhernam de veldheer, opnieuw den Koning genaderd', en zich neêrwerpende aan zijne voeten.

«Niet nu , Hertog! niet op uw uur , maar op het onze antwoordde Filips onbeweeglijk. »En tot zóólang verbannen wij u uit Madrid.quot;

Toen stond Alba op , zich verhardende tegen de krenking, en met waardige fierheid vroeg hij alleen:

sOok uit Spanje , Heer ?quot;

Hij had met den Cid kunnen vragen: ))Uit de landen, die ik voor u heb bewaard, of uit die , welke ik voor u heb gewonnen?quot;

«Wij geven u den burg üzeda tot gevangenis.quot; »Zoo ik gevangene zijn moet , neme de Koning mijn' degen !quot; sprak Alba , den zijnen aanbiedende. «Geen' ander zou ik dien kunnen geven!quot;

»Dat is al te vermetel, Hertog! Gij zijt geen Prins van den bloede, om aanspraak* te maken op die onderscheiding; en Spanje heeft nog hooggeboren mannen genoeg, om uwen degen te ontvangen. Als het ons goeddunkt, zullen wij u dien laten afvragen.1'

Alba boog het hoofd met de fierste lijdzaamheid , die ooit eenig sterveling den nek had doen krommen. Het was hem aan te zien, dat hij zich aan zijn' monarch onderwierp — maar ook alleen, omdat het zijn monarch was , zonder ééne klacht of één verwijt; schoon zijn oog eene wereld van pijnlijke denkbeelden verried, vroeg hij kalm :

»Is dit mijn afscheid , Sire ?quot;

»Ik heb geen ander voor u!quot; hernam Filips , zonder hem aan te zien.

De Hertog van Alba deed eenige schreden ! naar de deur ; maar toen zijne hand het tapijtbehangsel zou oplichten , wendde hij zich plotseling om, liep op den Koning toe, knielde neder en drukte de lippen op de hand , die Filips achteloos i had laten nederglijden. «God behoede Uwe Majesteit!quot; sprak hij, en zijne stem klonk dof en diep, of ze opkwam uit de holte van eene bergmijn.

| Daarop haastte hij zich voort; maar zijne schreden waren zóó onvast , dat hij in de aan-1 grenzende zaal rusten moest, eer hij het paleis verliet.

Zoodra Filips alleen was, liet hij het hoofd eene wijle rusten in de beide handpalmen.

))Neen, mijn Toledo! ik kon u geen ander afscheid geven ; ik kon u dit niet sparensprak hij binnensmonds, »zoo wij ooit weer voor elkander worden zouden , wat wij geweest zijn. Ik moest weten, dat gij geboet hebt en geleden 1 JVij'ne Hoogheid n.oest zich gewroken weten in

uwe vernedering, of gij waart voor mij verloren ; gij zoudt voor mij geworden zijn , wat al de overigen blijven. Gij meent nu , dat gij mij haat; maar ik ken u beter, dan gij u zeiven en

mir

Wij hebben zeker volkomen begrepen, wat ; de Spaansche monarch wist ; maar wij zijn ver- | plicht te zeggen, hoe een feit tot zijne kennis was gekomen , waarmede Alba hem had kunnen j overwinnen , zoo hij het had mogen mededee-len , en waarmee de Koning hem nu zelf versloeg. Neen, Margarita en Frederik mochten op dat noodlottigste en beslissende tijdstip huns levens het koninklijk paleis hebben doorgetrokken in het nachtduister en in de ochtendschemering, terwijl er om hen niets varen dan slapende en toegenegene wachters; ze mochten onder de fondamenten van het trotsche gebouw zijn doorgeslopen, — ze waren toch bespied geworden door een menschelijk oog, dat er belang bij had, hunne bewegingen gade te slaan. Was er een verrader onder Frederik's krijgslieden ? had een schijnbaar sluimerende hunnen zachten tred be- ; luisterd, of was een onbescheiden voet de schoo-ne gevolgd, toen zjj met den vermomden Prins door de straten van Madrid voorttrad? Wie telt de duizende oogen , ooren, voeten, die der Koninklijke achterdocht ten dienste stonden , daar , waar zij het noodig vond te waken ? wie de onzichtbare middelen en ontastbare werktuigen, waardoor Filips II zich liet onderrichten, als hij weten wilde? — maar zeker is het, dat de Koning bij zijn ontbijt een juist verslag vond van hunne gangen , en dat opteekende in zijn dagboek, toen nog zonder bepaald doel.

Maar de Koning wist toen niet alles. Don Juan in de livrei van den jongen Toledo had men voor Frederik zei ven gehouden, of wel had de berichtgever den Prins gespaard. En de Koning had niet naar dezen gevraagd. Sinds eeni-gen tijd was Alba's zoon hem verdacht geworden : hij had zijne toegeeflijkheid voor Don Carlos gegist en mistrouwd. En van toen af had hij hem doen bespieden. Hij was bijna met den ; jongeling verzoend, toen hij meende te vinden , dat alleen een liefdesavontuur hem had bezig gehouden , terwijl hij hem met hoog verraad bezig waande: toch vond hij het geraden aan zijne verhouding tot de Prinsen, welke die dan ook zijn mocht. een einde te maken, door Alba's j wenschen toe te staan , en hem heen te zenden naar Nederland. De naam der dame was Filips onbekend gebleven; maar daar haar misstap voor zijn eigenbelang volstrekt zonder beteekenis scheen, vorschte hij er niet naar, en zag slechts somwijlen met een' zweem van medelijden op de schoone Gravin Margarita, in zijn oog reeds

als verloofde bedrogen..... Maar Don Juan zelf

had den moed der onbeschaamdheid, om hem zijne dwaling op te helderen. Door Margarita verwittigd van Frederik's terugkomst, en overtuigd , dat eene vreeselijke uitbarsting zou volgen , zoo de jonge dame , door den Koning , of


-ocr page 228-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

220

door den * verloofde tot huwen gedwongen , zoude spreken , deed hij zijn' broeder , op wiens goedertierenheid hij wist te kunnen rekenen na zijne overwinningen in Afrika, een getrouw verslag van wat hij noemde »eene dwaasheid, begaan in een' onbezonnen' hartstocht van zijne eerste jeugd, waarvoor hij gaarne elke boete zou doen , die de Koning wilde opleggen , zoo hij diens misnoegen daarmede kon matigen.quot; De sluwe jongeling wist wel, dat Filips dus in 't vertrouwen genomen, te lichter vergeven zou, naarmate hij de eer van zijnen broeder zou moeten prijsgeven om te straften. De Gouverneur Quexada kreeg den last de overbrenger van deze biecht te zijn, en een' beteren voorspraak in de slechte zaak kon de Prins niet gekozen hebben , dan dezen, die den slag had , om duizend beminnelijke hoedanigheden van zijnen kweekeling op te tellen , terwijl hij ééne fout aanwees. Het geviel te gelijk in dien tijd , toen de gekroonde zoon van Karei V zijnen broeder eene kroon moest weigeren , die hij niet door erfrecht, maar door het recht van het zwaard voor zich meende verworven te hebben, en wien men den hoogen eisch van een' troon moest ontzeggen om staatsbelang , dien mocht men wel eene onedele daad verschoonen ter vergoeding: zóó ten minste handelde Filips. Een kort woord van vermaning, dat met niet veel stichting werd aangehoord , eene bedreiging voor het vervolg, daar niet veel op werd geacht, was alles , wat den vorstel jj ken zondaar tot straf werd opgelegd voor het gebroken hart, voor de vertrapte eer, voor de diepe rampzaligheid , waartoe hij een onschuldig schepsel had gedoemd , dat geene fout had , dan vertrouwd te hebben op het woord van eenen Vorst en van eenen geliefde.

Te eer vond Don Juan de verschooning , die hij wenschte . omdat hij zijnen koninkljjken broeder in handen gaf, wat deze te dier tijde juist zocht: een middel, om zich op Alba te wreken , zonder den Landvoogd der Nederlanden te straffen : een feit, waarmede hij zijne voorgaande en toekomende staatkunde zou verloochend hebben , dat eene wederspraak zou geweest zijn van zijne eigene beginselen , eene herroeping van zijne uitgedrukte gevoelens , een gelijk geven aan de Nederlanders tegen zich zeiven!

En de Koning van Spanje was te trotsch en te halsstarrig, om oproerige onderdanen gelijk te geven ten aanzien van gansch Europa, ware het ook , dat hij aan hun recht had kunnen gelooven, of er belang bij gevonden, hun dit te too-nen. Integendeel, do Landvoogd der Nederlanden moest beloond worden , en met eere en vriendschap ontvangen , zooals wij gezien hebben dat de Koning deed — zijn' wrok terughoudende, tot hij er betere vormen aan wist te geven. Bij de voorstelling der Toledo's aan de Koningin , was Filips evenwel nog niet door Don Juan ingelicht, en hij meende alleen Don Frederik tot den echt te dwingen ,

waartegen hij zich verbeeldde, dat deze zich verzetten zou , óf om eenigen geheimen hartstocht, óf om de voortduring der aangeknoopte verbintenis met de onbekende Staats]utfer; verzekerd, dat bij dat alles dé Hertog van Alba niet onzijdig zou kunnen blijven.

Zijn toorn tegen den jonkman , die een gegeven woord verbrak om eenen misdadigen hartstocht , verminderde natuurlijk na de ophelderingen van zijn' jongeren broeder — maar vooreerst moest deze gered worden en Filips zei ven eene beschaming gespaard ; daarbij, het wapen was nu eenmaal gevat, en het bleek een zulk te zijn , waarmede hij zeker zou kunnen treffen. En van toen aan handelde de Koning als wij gezien hebben ; te midden van alles, wat hij tegen hem wrocht, nog zóó zeker van de trouwe Konings -liefde van zjjnen grijzen onderdaan , dat hij het uiterste tegen hem waagde , zonder een oogen-blik vreeze voor onedelmoedige onbescheidenheid. Eene eere voor Alba! eene schande te meer voor Filips, die zulk eene trouw zóó durfde misbruiken !

Twee uren na zijn laatste gesprek met den Hertog, sprak de Koning tot zijne verzamelde

Granden :

»Wien uwer moet ik de eere geven, om den Hertog van Alba uitgeleide te doen van Madrid naar den burg üzeda ?quot;

En hij koos twee van de edelsten en waardig-sten onder hen.

»Mijn oude veldheer behoudt zijn' degen,quot; voegde Filips er luide bij , nadat hij hen, meer binnensmonds , hunne onderrichtingen had gegeven.

«Een woord, dat Don Ruy Gomez benydend deed uitroepen ;

»Bij het bloed der Silva's ! die man ontvangt meer eere bij eene gevangenneming , dan een van ons allen in de dagen van de hoogste gunst!quot;

Twee volle jaren waren er nu verloopen — en nog altijd liet Filips II zijnen grooten Veldheer smachten in ongenade en in gevangenschap, j De dekmantels van zijne waarachtige grieve wa- j ren nu toch allen weggevallen. Margarita was ! lang vergeten; Don Juan was opgeroepen voor i een' hoogeren Rechter dan zijnen Koning, voor een' meer onpartijdigen; en Don Frederik zelf was reeds lang uit zijnen kerker ontslagen , en vergat, aan de zijde van zijne lieftallige echtgenoot, verloren hofgunst, koninklijke onrechtvaardigheid en de gedwongene rust, waarin hij moest voortleven, zooveel zulk een karakter grieven als deze vergeten kon. Slechts voor Alba zeiven was de Koning onverzoenlijk, zoo het scheen , en ondanks het woord , dat wij hem hebben hoo-ren spreken, en dat op eene toekomende herstelling scheen te doelen , was er nog niets gebeurd , dat zachte , dat billijke bedoelingen voorspelde.


-ocr page 229-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

221

Billijke zeker, want mocht het zijn , dat de Hertog in den overmoed van zijne zelfbewustheid zijns vorsten trots had gewond, de wijze, waarop hij den vorstentoorn droeg , moest tot vergeving neigen , moest de fout uitwisschen in een hart, zelfs al ware het dat van Filips II.

Hoe diep gekrenkt, hoe ondankbaar bejegend en hoe onrechtvaardig zelfs, had de Hertog zich , na zijne verwijdering uit het Koninklijk kabinet, geen woord laten ontvallen van klacht of van beschuldiging tegen dezen. Met de lijdelijke onderwerping , die hij altijd had geëischt van zijne onderhoorigen, had hij zich nu gevoegd naar iedcren last, naar iedere vernedering, die hem bij de beperking zijner vrijheid werd opgelegd , met dat waardig en gelaten zwijgen, dat het bitterste verwijt moest zijn voor eenen meester , die een leven als het zijne door zulk eene uitkomst benevelde. Hij had nog vrienden van invloed aan het Hof en door gansch Spanje; maar nooit heeft hij van hen eenigen stap gevergd , noch ter zijner bevrijding, noch tot eenige verandering in zijn lot, noch zelfs ter zyner herinnering aan den monarch, die handelde alsof hij hem vergat. Tegenover zijne bewakers bewaarde hjj, altijd door, de houding van eenen gevangen' Vorst, nooit eenigen wensch uitende, die hij wist, dat geweigerd kon worden of met moeite toegestemd ; geene vrijheid nemende , dan die hem door des Konings wil was toegewezen, en ieder voorrecht versmadend , dat zij hem tegen hunne voorschriften , als bij oogluiking, wilden toestaan. Daar zijne gevangenschap meer was eene berooving van vrijheid , dan wel kerkerlijke opsluiting , stond het aan hem , in den burgtuin en over het slotplein te wandelen , zoo vaak hij wilde: maar in geheel die twee jaren kwam hij niet verder, dan op het terras van een zijner vertrekken , en alleen dan , wanneer de bezetting van Uzeda zich op het plein in den wapenhandel oefende, dat zijnen krijgsmansgeest eenige afleiding scheen te peven ; doch zoo vaak een der krijgslieden , zijnen vorigen aanvoerder herkennende. een gebaar maakte van eerbied, of een' kreet van deelneming aanhief, trok de Hertog zich terug met zoo kouden en strengen ernst, dat die trouwe lieden spoedig zijne begeerte kenden, om niet te worden opgemerkt. Zoo weinig behoefte scheen hij te hebben , om zich meê te deelen, of zooveel | voorzichtigheid, dat de zeer enkele brieven , die hij aan zijne zonen richtte, over niets handelden, dan de regeling van huiselijke en familiezaken , en een kort woord over zijne gezondheid, die doorgaans ongekrenkt bleef, niet anders, dan of hij hun schreef uit zijn paleis te Madrid. En geheel dat gedrag was niet de slaafsche ondervvor-: penheid van den hoveling, die een onrecht ver-; kropt, om verloren gunst te herwinnen: het was I niet Alba, die zich dus eene herstelling wilde gewonnen hebben. Het vervolg zal het leeren : maar de ingeboren trouw aan den Koning gaf hem kracht, de bitterheid van gekrenkte vriendschap in de ziel te besluiten. Maar wat hy in ! die twee jaren moet gedacht hebben , die man , die nooit sprak , dan om een kort bevel te ge-■ ven aan wie hem omringden; het moet meer zijn I geweest, dan onze zwakke pen te beschrijven weet. Welke beelden er in die werkelooze een-! zaamheid voor zijne verbeelding voorbijtogen ; hoe hij in zijnen kerker aan gekerkerden herdacht , door zijnen wenk van de vrijheid beroofd : I hoe hij, bij het samenkrimpen onder zedelijke fol-| teringen , als de eigene martelingen doorleefde , | aan anderen lichamelijk volbracht naar zijn bevel ! Als verweesde kinderen en verweduwde vrou-! wen ; vaders , die zich de grijze haren uitrukten i om een' eeniggeboren zoon , door beulsarmen aan I de vaderborst ontscheurd; maagden. in 's levens eersten bloei vergrijsd om broeders of vrienden , die God had bestemd haar tot beschermers te zijn , en die zijn strafzwaard haar ontnam ! — als gansch Nederland daarvóór hem lag, als eene groote , bloedige landkaart, waarvan iedere grensscheiding door zijnen vinger was geteekend — dan toch moet zyne eenzaamheid bevolkt zijn geweest , en angstwekkend vervuid ; — ja! naar de berekening van eene gewone menschelijke zielsstemming ; maar zoo Alba dit alles herdacht, was het niet met gewetensknaging, met met huivering over zyne eigene daden ; veeleer met een trotsch bewustzijn van volbrachten plicht, die hem het hoofd kon doen opheffen , om den Hemel aan te roepen, ter getuigenis van den ondank , waarmede zoo krachtige ijver voor Kerk en Vaderland werd geloond. En zoo er zich wroeging mengde in de herinneringen zijner ziel, was het veeleer het belegerde Rome . hongerend en hygend aan zijne voeten , en het opperhoofd der Christenheid, met gebogen hoofd en gevouwene handen het woord wachtende , dat vrede gaf en uitredding , en toch te diep verontwaardigd, om dat van zijne hand te smeeken , totdat de tus-schenkomst van Filips zeiven noodig werd, om de hoofdstad der Christenheid te redden; want wat toen den jongen , vurigen krijgsman , in de hitte van den oorlog, eene zwakheid scheen van den Koning , veranderde zich nu voor den grijzen gevangene tot eene misdaad tegen het heilige. Maar toch die schuld was geboet, verzoend, vergeven. Het kettersch Nederland had voor de schennis aan het gewijde Rome voldaan. De citadel van Antwerpen had het kasteel van St.-An-gelo genoegdoening gegeven. En daarenboven , hij had immers in zijns Konings naam krijg gevoerd tegen den wereldlijken heer van eenen Staat in Italië , niet tegen den geestelijken opvolger van Petrus , en de hoed, die aan de uit-gelezene dienaren der Kerk werd gezonden , prijk- ! te immers korte jaren daarna niet minder op zijn hoofd! Maar wat het meest hem pijn moet gegeven hebben, dat was het terugzien op vroolijker tooneelen , waarin hij altijd eene schitterende rol had gespeeld, en altijd ten behoeve van Filips , hetzij hij , nog in dienst van Keizer Karei, veldslagen won , die de erfenis moesten vergrooten van den opvolger der kroon , hetzij hij vredes-


II.

15

-ocr page 230-

222 DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

verdragen hielp teekenen , die de overwinningen moesten bevestigen; — hetzij hij de eerste schoo-ne bruid naar Spanje leidde, de zestienjarige Infante van Portugal in de armen voerde van den verrukten zestienjarigen Prins, en als gevader stond bij dit hooge huwelijk , hetzij hij des Ko-nings rechten handhaafde als Stadhouder van Napels , en waarbij zijn trots zich zelfs tot listen had vernederd , in 't belang van zijnen meester; van dien meester, die ééne enkele fout, zoo klein, dat hij hem niet eens durfde uitspreken aan zulk eenen dienaar , strafte met zulk eene hardheid ! Neen, meer ! de jongeling, met wien hij was opgegroeid , voor wien hij de kracht van zijne mannelijke jaren, van zijnen heldengeest had gespild , voor wiens grootheid hij duizende malen zijne rust had geofferd , en duizende malen zijn leven had gewaagd , en duizende malen zijn geweten had bevlekt, totdat ze beiden als grijze mannen naast elkander stonden, had hem voor dat alles en voor de warme trouw, die geheel zijn leven bezield had , niet eens zóóveel genegenheid teruggeschonken , dat hg hem één enkel vergrijp wist te vergeven! Wat zeiden hem gunsten , die hij hem voormaals had toegestaan, en hooge waardigheden, waartoe hij hem verheven had, sinds hij hem in eeuwige twijfeling hield over dat ééne, wat hij slechts van hem wensch-te : vriendschap. Die had zijn trots gevorderd , zoowel als zijn hart, en dat het mistrouwen en ! de vorstenhoogmoed van den Koning hem die weigerde, en dit bewees door de vernederende hardheid van deze gevangenschap; dat hij hem tot dit doel had kunnen brengen door voorbedachte | list, met sluwheid uitgevonden, en met gevoel-looze koelheid uitgevoerd , dat was het, wat hem krenkte , zooals nooit een ander onderdaan door eenen monarch was gekrenkt geworden. En de fiere hidalgo herinnerde zich dan, hoe onder Spanje's edele geslachten er geen was , dat zoovele groote veldheer en had aangebracht, als juist dat der Alba's; hoe Federico zijn voorvader een' anderen Federico tot opvolger had in zijnen oudsten zoon , en hoe hij zelf, meer dan voorgan-' gers of nakomelingen , groot was geweest voor ; zijn Vaderland , en zijn naam genoemd werd als ' de gelijke , de meerdere van Europa's eerste veld-heeren, — hetzij hij gestreden had in Duitsch-land of in Hongarije, in Vlaanderen of in Afrika, in Italië of tusschen Piemonts dalen ; — hetzij | hij verwinnaar was of overwonnene — een' stouten aanval deed of een' behendigen aftocht uitvoerde , — een vijandelijk land doorkruiste , zonder levensmiddelen , zonder geld , met eene man-• schap, bezwijkend van koude, vermoeienis en ' honger, op korten afstand, en als onder het oog I van een vijandelijk leger; hetzij hij bevriende ' landschappen doortrok, met eene krijgsbende, i tot iedere uitspatting vaardig , en zóó woest, en zóó ongelijksoortig , en zóó talrijk, dat het niet mogelijk scheen , de oorden, waar zij verschenen , i van overlast en schennis bevrijd te houden, ter-wyl toch ééne enkele daad van loszinnigheid of I___ moedwil de onrustige en waakzame vrienden in felle en gevaarlijke vijanden zou veranderd hebben — en toch , vrede en vriendschap bleef heer-schen; de laatste man van de achterhoede trok de grenspalen over, zonder dat één enkel lam van eenige kudde was vermist , één enkel landman zyn' oogst zag vertreden, één hutbewoner | van zijn' eigendom was ontzet, ééne enkele vrouw | door ruwe hand beleedigd. En den somberen gevangene kwam een glimlach van billijken trots op de lippen, zoo vaak hij aan dit meesterstuk eener forsche en fiksche krijgstucht terugdacht.

Het was dus zeker niet daarop, dat hij peinsde op eenen dag, dat de namiddagzon hare brandende stralen door het fijne net van tralies heenwierp , dat in de vensters zijner kamer de glasruiten vergoedde. Want hij zag met stille 1 bitterheid op zijnen degen, die zonder scheede ! voor hem lag, en waar eene kleine roestvlek op j zichtbaar was. Zjjn kamerdienaar stond in eerbiedige houding tegenover hem en scheen het eind van die bespiegeling af te wachten, om eenig bevel te ontvangen of eene vraag te doen. Zij moest lang geduurd hebben , die spanning , zóó lang, dat des trouwen dienaars geduld tekort schoot: want hy vroeg ootmoedig en met den zachten toon der beschroomdheid , die zich aan iets gevaarlijks waagt: »Uwe Genade heeft mij geroepen......quot;

Het hoofd des Hertogs hief zich met een' lichten schok op van de borst, als van een' droo-mende , die plotseling wordt gewekt, en het onbeweeglijk gelaat en de twee scherpe oogen richtten zich naar den dienaar, wien reeds in 't geheim zijne vermetelheid berouwde.

»Sehor Ricardo !....quot; en Alba's vinger wees op de vlek. — ))Gij zjjt onvergeeflijk achteloos! in deze dagen is uw plicht dat te weren. Neem den degen weg, en laat ik niet weer zien wat mij hindert/'

Ricardo nam het wapen met eene buiging; hij wist , dat eene verontschuldiging zijnen meester verbitterde.

Toen hy ging, wenkte Alba hem tot zich: »Waart gij lang hier?'' vroeg hij zachter.

»Zoo omtrent een half uur , Excellentie!quot;

»En hebt gy verstaan wat ik mij zelve zeide?'

))Uwe Excellentie heeft niet gesproken.quot;

gt;gt;Meent men hier, dat ik mijne vryheid betreur?quot;

»Men kan het gissen; men ziet het niet, mijn edele Heer!quot; antwoordde de trouwe man , met een sprekend gevoel op hem ziende.

»Het is genoeg, ga!quot;

Niet lang zou de Hertog meer alleen zijn ; de kamerdienaar keerde na eenige minuten terug , met triomf en blijdschap op het gelaat, den Hertog uit naam van den burgvoogd, het bezoek van Don Emanuel Enriquez vanwege den Koning aankondigd.

»Eerst nu!quot; sprak Alba; doch schielijk liet hij er op volgen: »ik wacht den man, die van mijn1 Vorst gezonden is!quot;

Met eene deftig kalme houding ontving de i Hertog den jongen hoveling , die hem eerbiedig


-ocr page 231-

ALBA IN SPANJE.

DE HERTOG VAN

223

groette , en zich staande hield, hoewel de Her- I tog bleef zitten. Welke vurige begeerte ook in Alba mocht gloeien, om te weten wat Enriquez' komst hem bracht, hij ontveinsde die begeerte door eene mededeeling eer af te leiden dan uit te lokken, met te zeggen: »Gij bezoekt een' kluizenaar , Senor! Nieuws uit de hoofdstad is in lang niet tot mij gekomen; wat zegt men te Madrid ?quot;

»Men verwondert zich, dat een man, dien men reeds zoo groot kende in tegenspoed, het geheim heeft gevonden van nog grooter te zijn in het ongeluk. Spanje vergelijkt u bij den palmboom, Monsenor! wiens kruin zich te meer verheft, naarmate de stormen hem teisteren antwoordde Emanuel , minder uit vleizucht dan met oprechtheid ; want het aanschouwen van den Hertog, die daar nederzat, in dezen kerker, met dezelfde rustige hoogheid, als ware hij nog eerste staatsman in het kabinet des Konings , bezielde hem met eenen eerbied , dien het hem goed deed te kunnen uitspreken.

»Ik zie wel, ik had het eerst naar uwen last moeten vragen, Don EmanuelIquot; hernam Alba, met eenen glimlach ; maar er was toch iets in den toon zijner stem, dat een fijner menschen-kenner of een meer hatelijke opmerker als overspanning zoude uitgelegd hebben ; de jonge man antwoordde alleen met het overreiken van den openen brief, dien hij met zich bracht.

Alba had er nauwelijks de oogen in geworpen , of hij haalde diep adem; maar toen hij ten einde had gelezen, sprak hij alleen met eene onbeschrijfelijke uitdrukking van trots en zelfbewustheid :

«Heeft dan de Koning een1 geketend veldheer noodig, om zich een nieuw Koninkrijk te winnen?'1

Een antwoord , waarin een deel van wat hij gevoeld had en geleden , werd uitgedrukt, beter dan door tien lange alleenspraken; een antwoord , dat te geljjk bewijst, hoe weinig er slaafsche laagheid gelegen had in zijn lijdzaam dulden, daar zijn eerste woord een zulk was, dat hem als een nieuw vergryp kon worden aangerekend.

»Dat woord is niet voor onzen meester bestemd , naar ik meen ?quot; yroeg Emanuel, verwonderd en ontzet.

»Gij kunt het overbrengen , Senor !quot;

! «Dit alleen , Excellentie ?quot;

»Ik zal aan den Koning schrijven, Don Emanuel ! nog heden!quot;

Om te weten, wat Alba recht gaf tot de verwondering , die zich ook eenigszins mengde in zijn antwoord , moeten wij den inhoud van den brief mededeelen, die hem werd overhandigd. Die was niets minder dan eene aanstelling tot opperveldheer over al de troepen, die zich zouden vereenigen op de grenzen van Portugal, om de aanspraken van Filips op dat koninkryk te steunen, door vreeze of door geweld van wapenen, als het zijn moest, nadat hij tevergeefs alles had gedaan , om het volk door milde woorden en door aannemelijke voorslagen tot zich te neigen.

Maar de Portugeezen wantrouwden de Spaan-sche verbroedering, en hadden zich voorgenomen de rechten te steunen van Don Antonio, Prior do Cr aio , natuurlijken zoon uit hun vorstenhuis. De adel schaarde zich, trouw als moedig, rondom de Hertogin van Braganza, wier rechten door eenen kleinmoedigen echtgenoot later zoo lafhartig werden opgegeven; en Filips , na de uitspraken van geestelijke en wereldlijke scheidsrechters te hebben ingeroepen, na zich tot den Kaad van Venetië en tot dien van 't Vaticaan gewend te hebben , zonder dat één enkele Portugees te meer hem als Koning erkende , of dat hij er ééne spanne lands over zijne westergrenzen mede had gewonnen, begon nu eindelijk naar meer zekere hulp om te zien. Met zijne eigene legermacht zou hij zijn recht op de erfopvolging bewijzen; maar Alba's zwaard vertrouwde hij nog meer dan deze ; zonder dat ten minste rekende hij niet op eene overwinning, en al ware in zijn hoofd de tijd al nog niet daar geweest, waarop hij dezen de vrijheid meende terug te geven, het was ten minste het tijdstip, waarop hij hem ontslaan kon op eene waardige wijze, en zonder voor zich zeiven of voor den Hertog stof te geven tot vreemde uitleggingen , of tot dezulken, die dieper gingen dan de Koning het wilde; het was de natuurlijkste en eenvoudigste wijze , om aan de langdurige spanning en aan het vorstelijk onrecht een einde te maken , een' zulken veldheer in rang en vrijheid te herstellen , ten dage van eenen nieuwen oorlog, al ware hij ook om zware misdaden van beiden beroofd geweest; nu kon men nog blijven twijfelen , of hij voor een groot of een klein vergrijp vergiffenis kreeg, bij eene gelegenheid als deze !

Nog in den eigen' namiddag schreef Alba aan Filips, dat hij de nieuwe taak op zich nam, maar dat hij bad, zich eerst te mogen verantwoorden van wat men hem te laste leide, van wat zijne gevangenschap kon hebben veroorzaakt. Het was niet voegzaam, oordeelde hij , dat een man, wien zulke hooge belangen werden toevertrouwd, gedrukt zou blijven onder de verdenking van eenige grove fout; en dat hij met geenerlei rust voor zijn Land zoude strijden , vóór hij eene verklaring had gehad met zijnen Koning.

Die brief werd door Don Emanuel naar Madrid overgebracht, zoowel als Alba's stout antwoord. — Maar hetzij de Koning ditmaal zijnen veldheer te noodig had , om zich te willen vertoornen , hetzij hij de billijkheid voelde van eene verontwaardiging, die zich eindelijk lucht gaf, hetzij hij zoo volkomen had vergeven, dat hij ook de nieuwe vermetelheid verschoonde.... het werd den Hertog niet euvel genomen ; evenmin echter werd zijn verzoek, om zich te mogen verantwoorden, verhoord.

Filips herhaalde hem, lakoniek weg, het be-


-ocr page 232-

DE HERTOG VAN AL BA IN SPANJE.

vel, om zonder nader uitstel zijnen post te aanvaarden , met de bijvoeging, dat hij zich in Portugal het best zuiveren zoude. En welke hardheid er ook lag in die volstandige weigering, om den Hertog te hooren, er lag een grootsch vertrouwen in, dat in waarheid de beste vergoeding moest zijn voor het geledene, en eene hoo-gere vrijspraak , dan die, welke een koninklijke zegelbrief had kunnen geven. Het was de éénige, welke Filips aan Alba kon geven, na dat, wat er tusschen hen beiden was voorgevallen ; voor eene geheime grieve, die niet kon geopenbaard worden , en die toch openlijk werd gewroken; eene vergoeding , die als eene bekentenis van ongelijk was , zonder aldus te worden genoemd, en die tevens eene openlijke en schitterende was.

Maar hoe ook moet men eenen Koning noemen , die zulk een vertrouwen durfde stellen op de trouw van een' man , zóó gekrenkt, zóó ondankbaar bejegend, zóó verongelukt, na weer-galooze diensten , dat hij een gansch leger in zyne handen durfde geven, de vervulling van een1 brandenden wensch geheel alleen van hem afhankelijk kon maken, en hem van onder zijn oog verwijderen; die misschien alleen uit onmacht berusting kon geveinsd hebben! Het is zoo , de Hertog had zich nooit bevriend gemaakt bij het volk; maar Filips zelf was het evenmin. En de Hertog was dapper en hoog geëerd bij het krijgsvolk; des Konings moed was meermalen verdacht, en naar die mate zijn aanzien bij de dapperen gezonken; de Hertog was gevreesd bij het leger, en wist zich onbepaald te doen gehoorzamen door allen; de Koning had spionnen en beulen, Alba soldaten; wie had hem kunnen beletten , zoo hij het gewild had , als later een Wallenstein, de vertrouwde legermacht tegen den meester zeiven te keeren , met den vijand te onderhandelen of voor zich zeiven een koninkrijk te veroveren! Met een weinig toegevendheid voor Eome , dat zich fier partij had gesteld tegen Filips, ware ook van de geestelijke zijde zijne onderneming gewaarborgd, en Filips, met eenen oorlog tegen Engeland op handen, met een' anderen in Frankrijk gemoeid, met Italië tegen zich, met het Vlaamsche oproer, dat hem het merg van zijn Eyk kostte ; Filips had nauwelijks iets kunnen doen, dan zich in machtelooze woede verbijten , en op zelfverdediging bedacht zijn. En hij , die wist, wat die man voor hem gedaan had, kon ook weten, wat hij tegen hem zou kunnen doen; maar hij wist, wie de man was , dien hij in zoo groote verzoeking bracht, zonder hem door één woord van zachtheid of vriendschap opnieuw aan zich en zijne belangen te verbinden, en Filips was de wantrouwendste, de achterdochtigste en de meest naijverige monarch der Christenheid, maar te gelijk die, welke zijne lieden het best wist te kiezen. Moet er een ander woord gebruikt worden , om Alba's lof uit te drukken ?

En hij heeft dat groote vertrouwen grootsch beantwoord. Van dat hij Portugal binnentrok , totdat hij uit Lissabon aan Filips schreef, om hem geluk te wenschen met de aanwinst van een koninkrijk, was zijn tocht niets geweest, dan een doorgaand zegevieren, en zijn gedrag geen ander , dan dat der sprekendste trouw aan Filips en der voorzienigste waakzaamheid voor zijne belangen; toen de Koning onder de vreugde van dit nieuwe geluk bijna bezweek , was Alba daar , om te zorgen , dat hem voorloopig door Portugal's aanzienlijksten eene trouw gezworen werd, die, bij een mogelijk overlijden, de opvolging verzekerde aan zijn' erfgenaam ; maar toch de Heer van het groote schiereiland verrees . en de Hertog kon zijne trotsche profetie bewaarheid noemen, toen hij te Tomar de kroning verordende van den nieuwen Koning van Portugal , toen hij zijn' meester omhangen zag met den gouden Portugeeschen koningsmantel ; de karakterlooze Braganza, het allereerst zijne eigene plundering zag bevestigen door een' eed , dien adel en grooten ■ herhaalden, en dien het volk toejuichte.

Toen zeker had hij zich bij Filips volkomen verantwoord , schoon er tusschen hen nooit eene andere opheldering heeft plaats gehad. En de trotsche vreugde , die daarbij uit Alba's trotsche blikken schitterde , bewees den Koning, dat ook hij zijne voldoening genoegzaam had gevonden.

Kort was daarna nog slechts zijn leven , maar vervuld en werkzaam dat ééne jaar , gelijk de twee voorgaande ledig en werkeloos geweest waren. Portugal was wel veroverd, maar niet gansch onderworpen ; niet alle partijen ten minste gesmoord; niet alle mededingers geheel zonder krachten ; niet alle aanspraken opgegeven, en de houders daarvan ontmoedigd. En Alba was altijd zich zeiven gelijk , de onverbiddelijke , die niets ontzag wat tegenstond ; die geene rechten erkende, dan die van Filips II. Portugal gevoelde het vreeselijk, dat de Stadhouder der Nederlanden meester geworden was van zijn lot.

En toen het wintermaand was geworden van het jaar 1580, werd er in het koninklijk paleis van Lissabon (1) een ziekbed gespreid, dat een doodleger zou worden voor den man, die vier en zeventig jaar lang de bewondering en de schrik van Europa was geweest, voor Ferdinand Alvarez de Toledo , Hertog van Alba , wien het niet had mogen gebeuren , in een der vele gevaren , die hij op het slagveld had getrotseerd , roemrijk als een veldheer te vallen, maar die voor de ondermijning der koortsen bezwijken moest. Eerst toen , eerst bij zijn sterven , werd hij verkwikt met dien gloed van zijns meesters vriendschap, dien hij zijn gansche leven door had nagejaagd , en nooit zeker geweest was te bezitten, en waarvan de blijken altijd waren tot hem gekomen met zooveel duistere vermenging, dat ze hem altijd aarzeling hadden verwekt en schroom. — Maar dikwjjls bezocht hem nu de


1

Anderen zeggen te Tomar.

-ocr page 233-

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE.

225

Koning, en zonderling, altijd met dat ceremonieel , dat hen verhinderde alleen te zijn , en tot andere , dan uitdrukkingen van oprechte en dankbare rouwe, gelegenheid te laten. Het scheen , dat Filips nu de grootte van het verlies, dat hij lijden ging, met ieder samenzijn dieper besefte , — ééns toch kwam de Koning vergeefs bij zijn' grooten onderdaan ; ééns hief deze het hoofd niet meer op bij zjjne toespraak; ééns zweeg zijn mond op de belangstellende vraag naar zijn' welstand. Het lijk van Alba luisterde niet meer !

En toen..... Filips II had zijne vierde gemalin

overleefd , de jeugdige Anna van Oostenrijk, ge-j storven aan de pest of aan de kroon van Spanje , naar men 't nemen wil , de tweede bruid van Don Carlos , die hij zich ter vrouwe had genomen ; hij had niet lange daarna zijn' tweeden zoon door den dood getroffen gezien ; het kind zijner grijsheid , dat hij tot erfgenaam van al zijne tronen had bestemd. Bij den dood der Koningin, had de Koning rouw bevolen door geheel het Konink-rjjk , en bij den dood van den Infant had hij geen enkel uiterlyk teeken van rouw van zijne onderdanen gewild, en zijne eigene smart in zyn' boezem gesmoord; — maar bij den dood van den Hertog van Alba — schreide hy met «zichtbare tranenten aanzien van zijne hovelingen.

Wij moeten noch even opmerkzaam maken op de bijzonderheid, dat Alba, bij zijne onderneming op Portugal, Don Fernando, zijn' tweeden zoon , aan het hoofd stelde der ruiterij , terwijl hij zijn' oudsten, Don Federico de Toledo , die met hem , en voor wien hij , geleden had, geen deel schijnt gegeven te hebben aan den roem, die er te winnen moest zijn bij zulk eenen krijgstocht! Wat mag dat geweest zijn? Eene kiesch-heid wellicht tegenover den Koning, die hem hierin zeker zal hebben vrijgelaten ; en dat verklaart ons nog meer dezen zeldzamen man , die menschelijk voelde, zoo vaak het denkbeeld »plichtquot; hem niet tot onmenschelijkheid opriep ; die hoveling was , meer uit trots , tegenover de omringenden , dan om hofgunst te winnen van den Vorst; die vader was bijwijlen , en als eenige schokkende omstandigheid zijn vaderhart wakker schudde; die vroom was, als hij de vroomheid vereenigen kon met zijns Konings belangen ; maar die alles, wat hij was en zijn kon , al de vermogens van zijnen geest, al de warmte van zijn hart, al de krachten van zijne vuist, al de berekeningen van zijn hoofd, alleen had gewijd, om de allertrouwste dienaar te ! zijn van Filips II, een' naam , dien hij zich zeiven gegeven heeft , waarvan de Koning en de I Nederlanden hem eene fout hebben gemaakt, en ! die toch zijn rechte titei was , als zijne waarachtige karakterschets, — om welke te verdienen hij de rust des lichaams noch die der ziele ^ niets heeft geacht; waarvoor hij iedere stem van 1 zijn hart heeft overwonnen, on de kreten van ■ wrok en haat in zijne ziel gesmoord , en waar- j voor hij van zich zeiven zóóveel bovenmensche- ' lijke zelfbeheersching heeft geëischt, en van anderen zóóveel bloeds — dat de beklemming der doodsangsten hem tegen den biechtvader Domingo de Granada de klachte afperste: wZóó i sterven zij , die , om hunne vorsten te voldoen , } het Christenbloed niet hebben gespaard!quot; En de bange doodstrijd, die dat woord ingaf, was als eene boetedoening voor dat harde vonnis, uitgesproken en bjjna uitgevoerd over het Huis van Braganza, welks gansche verdelging hij aanried, om de kroon van Portugal aan de Spaansche monarchie te verzekeren.

1842.


-ocr page 234-

——

-ocr page 235-

DE PRINSES ORSINI.

-ocr page 236-
-ocr page 237-

DE PRIINSES ORSINI.

I.

IN FRANKRIJK.

Terwijl de Loire zich voortdringt door de liefelijke landouwen van Touraine, vormt een barer teêrste en bochtigste takken, de Tndre, door het kozend omvatten van eenige morgen gronds, even beneden Tours , een klein schiereiland , dat..... dan, wij herroepen dezen aanvang , en vervolgen de gedachte beschryving niet verder ; sedert den tijd , waarvan wij spreken wilden , kan gansch Touraine en geheel Frankrijk zijn veranderd van uiterlijk voorkomen , gelijk het van zeden, van staatsvorm in-tusschen oneindige malen is verwisseld. Kanalen kunnen gegraven zijn geworden, en meren gedempt, en rivieren tot andere bedding gebracht; want wij meenden u te verhalen van Touraine in 1714, toen nog Lodewijk XIV over Frank-rjjk een en schepter zwaaide , bezwaard met den pantoffel van De Maintenon en den rozenkrans van Père Le Tellier. Bijgevolg kon mijn schiereiland er wel niet meer zijn, en staken misschien de bewoners van de Indre-oevers, als ze dit lezen konden , de hoofden op, zooals die van het gedroogde Haarlemmermeer het over honderd jaren zouden doen, wanneer iemand hun den grooten waterplas tusschen Zwanenburg en de Kaag afschilderde — en er geene Haarlemmermeerboeken bestonden, om voor hunne beschrijving te getuigen. Een zoodanig nuttig werk over de Indre bestaat er niet, zoover ik wete, en ik vinde het dus raadzaam, om er niet veelmeer van te zeggen, dan dat ik de liefelijke plek heb gezien met den blik der verbeelding , en dat ze zoo lag, omgeven van zoet | rivierwater , in het midden van dat weelderige i landschap van Midden-Frankryk, 't welk nu i reeds den naam van Touraine heeft moeten af-i leggen, om, als de andere provincie's, den

naam te dragen van de wateren , die het doorstroomen ; departement de l'Indre et Loire heet het, sedert de dagen der Republiek-

Als uit een' cirkel van groen, en een' zilveren ring van water , rees er een alleraardigst lusthuis op, in welks bouworde de Ttaliaansche stijl de heerschende was , schoon het niet te ontken- j nen viel, dat de toenmalige Fransche smaak er zijnen invloed op had uitgeoefend. Het was dui- i delijk , dat de bouwmeester uit beide stijlen had genomen alles , wat het meest dienstig kon zijn en doeltreffend, om zijne stichting tot een smaakvol en gemakkelijk zomerverblijf in te richten. Het platte dak, bezet met oranjeboomen in geschilderd houten bakken , en de sierlyke bal- ) kons voor de bovenvensters, herinnerden Italië , terwijl de hooge schuiframen met de smalle vensterkozijnen , alle even regelmatig als ruiten op een dambord , van Le Nötre's geest getuigden. : Schoon de mengeling van twee manieren wellicht eens anders oog mocht ergeren, ergernis was toch zeker de gewaarwording niet van den man, die zoo strak en starend naar het huis opkeek, i of hij er eene afteekening van had willen maken. Geleund als hij daar stond tegen een' der noteboomen , die met hun frisch en altijd gaaf gebladerte het sieraad van den rivieroever uitmaakten . scheen hij in eene ernstig weemoedige overpeinzing vervallen te zijn, doch die meer had van zorge dan van bitterheid. De beleefde maan, die de voorwerpen alle met een schel wit licht overgoot, geeft ons gelegenheid hem van het hoofd tot de voeten op te nemen , om daarna te gissen wie hij zijn mag. Zijn gelaat draagt eenen zuidelijken karaktertrek, niet slechts door de donkerbruine tint, noch zelfs door de glinsterend zwarte oogen , maar vooral om iets beweeglijks en sterk sprekends, dat de kinderen van het Zuiden onderscheidt; de kleine hoed, aan drie kanten opgenomen en gegalonneerd, liet een hoog en open voorhoofd geheel onbedekt , dat u weer had kunnen bevredigen met


-ocr page 238-

230

den fijnen listigen trek rondom den mond. Zijne gestalte was rijzig en slank , tot magerheid toe ; maar de korte overrok, naar de mode van dien tijd meer gelijkende naar een' jas dan een' zoogenaamden rok van onze dagen, vermomde door wijde en ruime mouwen, zeer tot zijn voordeel, de al te groote teerheid zijner vormen. De opslagen dier mouwen . de knoopsgaten en alle naden waren afgezet met goudborduursel en zwaar galon, dat op het donker violetkleurig laken eene goede uitwerking deed. Een zeer lang vest van witte damastzijde, met keurig gebloemte geborduurd, dat tot ver beneden de heupen reikte, gaf mede iets helders aan de al te sombere kleuren van zijn overig gewaad; de breede kanten das om zijnen hals , de fijne batisten ondermouwen , mede met kanten gesierd, de witte zijden kousen , de maro-kijnleêren schoenen met diamanten gespen in het midden van een' blauwen strik , deden hem kennen , zoo niet als een' jonkman van rang, dan ten minste als een* van fortuin; maar de deftige allongepruik , welker sierlijke bruine lokken lang nedervielen over hals en schouders, en eene soort van pronkdegen, dien hij met eenen kostbaren draagband aan de zijde bevestigd had, en bovenal de roode hielen aan de schoenen , beslisten zijnen rang als edelman, daar geen burger zich met de eene en de andere had durven vertoonen. De eene hand , in een' gemslederen handschoen gestoken, bracht hy onwillekeurig naar zijn voorhoofd, toen juist een geroep, van de rivierzijde, voortgebracht door eene heldere mannenstem, hem stoorde op eene onbehaaglijke wijze.

»Holla ! hé , vriend! Wie is de edelman , die dat aardige landhuis bewoont ?quot;

De aangesprokene wendde schichtig en opgeschrikt het hoofd henen naar de zijde, vanwaar het geluid kwam. Blijkbaar had hij de vraag niet verstaan. Hij za gdicht nevens zich eene sloep, die zachtkens de Indre afgleed, met een gezelschap van verscheidene mannen en vrouwen , allen lustig, jong, welgekleed, van welke sommigen zelfs speeltuigen bij zich hadden , ten bewijze, dat ze bij dit watertochtje zooveel zinvermaak mogelijk vereenigen wilden. De maan, het water , muziek en een zoele Augus-tusavond, — kon er meer noodig zijn, om jonge harten, voor zingenot open, tot de zoetste opgewondenheid op te voeren ? Een jonkman, die op de voorplecht stond, en een' roeiriem in de hand hield , dezelfde , die de vraag had gedaan , herhaalde haar nu ietwat scherper — en kreeg toen tot antwoord een eenigszins bits:

»De Sieur Francis!quot;

))Dat is waarachtig de stem van De Sainber-totriep de man uit de sloep. Dames wie van u heeft toch haren beschermheilige aangeroepen om deze ontmoeting ?quot; en te gelijk het vaartuigje een' zet of wat gevende , in overeenstemming met de overige roeiers., stiet hjj het tot aan den oever en stapte aan wal. Met een paar schreden was hij bij onzen Cavalier, klopte hem gemeenzaam op den schouder, en sprak hem lachende toe :

))Parhleu! dat is treffend en merkwaardig! De Sainbertot te betrappen op heeter daad, op de groote zonde van dweperij en sentimenteel gepeins ! Zeg , man! wat voert gij uit ? Maakt gij verzen , of beraamt gij eene samenzwering ? Bij wien moet ik u aanklagen , bij Boileau of bij d'Argenson ?quot;

»Ha! d'Erlanges!quot; antwoordde de verraste,

omziende; »wat komt gij hier doen ?.....ik....

ik peinsde niet.....quot;

))Ik heb u immers nog niet uitgelachen, myn waardste! Alles om u heen rechtvaardigt u ; dit weder , de maan , tot het phantastische van dit gebouw zelf toe; al gaaft gij hier eene serenade , wie zou het u kwalijk nemen , of het moest zijn iemand daar achter die hooge ramen !quot;

»Mijne zaak is eenvoudig deze: ik beraad mjj, of ik daarbinnen gaan zal, of niet.quot;

))Hoe toch fraaie geesten elkaar ontmoeten! Dat is hetzelfde, wat wij in overweging namen, toen ik u toeriep.quot;

))En niemand van u wist toch wie er woonde ?quot; »Neen, maar dat is hetzelfde ; er zal toch nog wel gastvrijheid in Frankrijk zijn onder lieden van onzen stand ? Hoe is ook die naam ?quot;

))De Sieur Francis,quot; herhaalde De Sainbertot , nu eenigszins aarzelende.

))Bah! Sieur bij den voornaam , zonder meer! Dat riekt niet naar goeden adel; maar op het land neemt men wat men krijgen kan , als men lust heeft zich te verpoozen, zooals wij nu, en het huis er uitziet als dit huis hier; breng er ons maar binnen; als gij er bekend zijt, hebben wij toegang.....quot;

»Reken daarop niet. De heer des huizes is niet gastvrij. Ik heb er nog nooit een' ander zien ontvangen dan mij zeiven, en ik wil mij de deur niet zien sluiten om een' inval van u.quot;

«Allerliefst! Eerst verlaat Mijnheer, tegen alle regelen van welvoeglijkheid, zijn slot, op een' tijd, dat zijne goede vrienden uit Tours de moeite nemen hem te komen bezoeken, en als zij hem dan tot eenvoudige vergoeding vragen , hen in te leiden in eene herbergzame woning, en hefc voor lief nemen willen , al is het ook maar bij een' burger-financier, dan gooit hij hun droogweg een »dat doe ik nietvoor het hoofd. Is dat de hoffelijkheid, die men aan het Savooi-sche Hof leert?quot; en zonder te luisteren naar hetgeen De Sainbertot wilde antwoorden , riep hij zijn gezelschap toe: »Dames! onze vriend is zoo lomp geworden als een Savooische berg-roover, of zoo bedeesd als eene marmot! hij durft met zooveel lieden niet bij zijn' goeden vriend, den Sieur Frangois , binnenkomen. Wat dunkt u, zoo wij hem schaakten , en met hem voortroeiden tot aan dat nieuwe kasteel, 't welk zich daar zoo trotsch en zoo statig verheft, en waarin ruimte genoeg te vinden zal zjjnvoor zeven of acht edellieden ?quot;


-ocr page 239-

DE PRINSES OKSINI. 231

»Wat gjj een kasteel gelieft te noemen sprak nu De Sainbertöt, die hem gevolgd was , »heet Chante-Loup, is nog niet bewoond , en wordt een winterverblijf voor den Sieur Francis !quot;

«Zeg liever een winterpaleis!quot; hernam d'Er-langes, «maar het is waarlijk de geschiedenis van den Markies De Carabas, want zeker zal de jacht daarginds ook wel de zijne zijn!quot;

»Neen, hij heeft geene grondbezittingen, dan de plek, waarop hij bouwt, en hjj bouwt met eene pracht, met eene verkwisting! Le Nótre zou blozen , als hij het zag — en dan de aanleg van zgn park , zijne tuinen , zijne waterpartijen.....quot;

))Maar mijn Hemel! is hij dan een petekind van eene toovergodin , dat hij zoo wonen moet, en geen' beteren naam heeft dan den zynen? Is hij Hertog , of gewettigd Prins? Wie is hij dan toch , Die Sieur Francis?quot;

))Ik gaf er de helft mijner kwartieren voor, om het te weten!quot;

»Foei! men speelt zoo niet met zijne voorouders ! En eigenlijk, wat kan het u schelen, als gij er een' goeden buurman aan hebt? op het land neemt men het zoo nauw niet!quot;

»Gij hebt gelijk, wat kan het mij schelen?quot; herhaalde De Sainbertöt werktuiglijk, en zette daarbij een gezicht, alsof hij volstrekt meende wat hij zeide; daarop sprak hij: «Hebt gij een plaatsje voor mij, dan roeien wij naar mijn landgoed ; ik twijfel niet, of Baudin , mijn getrouwe , zal vlug een fijn souper weten bijeen te brengen , en als het voor terugkeeren te laat wordt, is mjjn huis......quot;

«Neen! neen!quot; riepen eenige Dames, «wij willen verder; wij keeren niet terug, dit tochtje verveelt ons nog niet; wij gaan nu den ouden Markies De Chivrai opzoeken, en zien hoe hij het hof maakt aan zijne jonge vrouw. Die afspraak hebben vnj gemaakt, terwijl d'Erlanges met u onderhandelde, en nu zal ons plan doorgaan.quot;

«Bravo!quot; riepen hare Heeren, »ziet daar de schoonheid , die gebiedt, en de sterkte , die uitvoert ; De Sainbertöt! gaat gij mee ? d'Erlanges! blijft gij bij ons, anders nemen wij de riemen op ?quot;

»Zeker niet!quot; riep d'Erlanges, «ik wil kennis maken met den Markies De Carabas; één vriend zult gij toch kunnen inleiden?quot;

«Ik wil het beproeven , en te meer, omdat ik zien wil, welk een' indruk een gast op hem maakt uit de hooge kringen van Versailles.''

Toen wenschten het gezelschap van de sloep en de beide Heeren, die aan land bleven, elkander wederzijds eene goede fortuin, en nevens het geluid der roeiriemen in het water, hoorde men plotseling een koor van allerliefste vrouwenstemmen, met accompagnement van gitaren en fluiten. De beide jongelieden sloegen nu het pad onder de noteboomen in; zij hadden nog eenige minuten te loopen eer zij bij de brug waren, die met den oever , of liever met het vasteland, gemeenschap gaf. «Maar zeg mij dan toch,quot; sprak d'Erlanges, «hoe zijt gij tot dien ongastvrij en Kaffer doorgedrongen ?quot;

«Op de eenvoudigste wijze. Daar wordt hier in den omtrek van niets zooveel gesproken, dan van zijne bouwlust, zijne groote ondernemingen, zijne nieuwe denkbeelden en vrjje uitvoering in die kunst; vooral roemde men zijne waterparty en, en ik had, bij mijne terugkomst uit Savoie, juist besloten tot de verbetering en verfraaiing mijner goederen ; ik wilde iets dergelijks op St.-Salle hebben. Onder voorwendsel van buurschap , liet ik hem een bezoek aankondigen. En wat denkt gij , dat er gebeurde ? In plaats van mijne beleefdheid aan te nemen , kwam hij zelf bij mij , en gaf mij alle mogelijke modellen en plannen, welke ik kon verlangen, en zelfs, toen ik zeide, dat deze alle mij op te groot eene schaal waren aangelegd, bood hij vriendelijk zijne diensten aan tot meer eenvoudige ondernemingen , en ge zoudt het nauwelijks gelooven , niet slechts tot het ontwerpen, ook bij het uitvoeren was hij behulpzaam. Waar Baudin verzuimde de traagheid der werklieden voort te drijven, joeg hij ze door eigen voorbeeld ; hij werkte mede, of het een klein Trianon ware geweest, en hij koninklijke gunst had kunnen verdienen , door mij te helpen. Eerst toen wij maanden lang op zulke wijze in betrekking hadden gestaan , noodde hij mij bij zich , om zijne bloemen en oranjerieën te zien , en van dien tijd af heb ik vrijen toegang.''

«Dan weet ik wat hjj is,quot; riep de Ridder, «een rustend bouwmeester, die onder Le Notre of Mansard rijk is geworden, en nu den ouden knecht nog niet vergeten kan.quot;

«Neen, zoo iets is het niet; zijne gesprekken, als hij spreken wil, getuigen van eene veelzijdige kennis, van eene beschaving, die men niet bij een' zulken zoeken zou; meer dan eens zelfs ontvallen hem woorden of opmerkingen, die bewij-ken , dat hij in kringen heeft verkeerd, waar men geen' man van die soort zoude toelaten, en toch weer is er in geheel zijn gedrag, en soms in zijne manieren, iets eenvoudigs en burgerlijks, tot plompheid toe, dat hem volmaakt gelijkstelt met zijn' onbeduidenden naam.quot;

«Dat is allervreemdst! En heeft hg ook vrouwelijke wezens om zich, die Sieur Francis ?quot;

»Zyne dochter!quot; antwoordde De Sainbertöt, eenigszins haastig, «als zij ten minste zijne dochter is ,quot; voegde hij er langzamer bij.

«Oho ! betrapt, waarde Graaf! die dochter is een engel, een schat, eene betooverende schoonheid , die u betooverd heeft, en mij betooveren zal, enz., enz.quot;

«In waarheid een engel, als er zoodanige op aarde rondgaan, d'Erlanges! ik heb haar lief, zooals ik nooit heb bemind 1°

«Ja , dat is natuurlijk, dat zegt men altijd van zijne tegenwoordige liefde.quot;

«Mijn vriend! geene scherts op dit punt; gij

weet..... slechts ééne vrouw.....en die stond

te hoog.....quot;


-ocr page 240-

DE PRINSES ORSINI.

232

»Gij hebt gelijk, uwe eenige liefde tot hier toe was eene aanbidding d deux genouxquot;

»Welnu dan, zoo hoog de eene boven mij stond in rang, zoo verheven is de andere door zachte deugd, door eenvoudige beminnenswaardigheid. De eerste mocht ik niet eens liefhebben , deze wil ik huwen. Ik moet mijn leven voor altoos aan het hare verbinden, of ik verval tot dwaasheden!quot;

))Ik geloof, dat gy daarmede reeds bezig zijt; maar , corbleu! dat moet eene verwonderlijke schoonheid zijn, die den Graaf De Sainbertot zoo aan zich weet te boeien! hij, die ongevoelig was voor iedere andere dan eene vorstelijke.....quot;

vZwyg toch.....En schoon, mijn vriend! zjj

is het niet; misschien bevallig, ten minste in mijn oog; maar hare trekken hebben geleden door kinderziekte , en zjj gaat kreupel.quot;

D'Erlanges gilde het uit.

«Gij zult haar zien,'* sprak De Sainbertot bedaard , »en gij zult niet lachen. Maar gij be-grijpt daarom de belangstelling, die ik hebben moet in den man, die zich haren vader noemt. Er mag geen duistere nevel rusten op de afkomst eener Gravin De Sainbertot. Maar zie , wij zijn bij hare woning!quot;

Na deze bekentenissen van De Sainbertot, verklaart zich zijn ernstig gepeins, en zelfs zijne aarzeling, om opnieuw een huis binnen te gaan , waar zijn hart een gevaar duchtte , dat zijn verstand hem ried te ontwijken. Maar hij was de eenige niet, die met brandende nieuwsgierigheid het oog gericht hield op den Sieur Francis. In den geheelen omtrek, in iedere pachthoeve, van het kasteel van den Heer van het naburige dorp af, tot in de hut van den daglooner toe, maakte men gissingen over de ongewone handelwys van den vreemdeling. Want tij was niet uit Touraine, schoon hij een' Fran-schen naam droeg; hij was van de overzijde der Pyreneeën, of wel van achter de Alpen tot hen gekomen. Niemand kende hem , en hij maakte zich bekend bij niemand. Ruim acht jaren geleden was hij gekomen ; niemand wist vanwaar of waarom, zonder een' enkelen bediende met zich, en had aankoopen van grondgebied gedaan , die alleen met vorstelijke schatten konden worden betaald. Daarop waren er vreemde bouwlieden en vreemd werkvolk aangerukt, en tevens , zoovelen er uit den omtrek werk begeerden, konden bij hem worden geplaatst, mits zij bekwaam werden bevonden. Zij kregen hoogere dagloonen , dan ergens elders , en de Sieur was altijd rondom hen, vaak genoeg met eigene handen hen helpende en onderrichtende, waar zij het noodig hadden. Zoo trok hij het kasteel op, waarvan vroeger gesproken werd, toen in de gemeente het plekje gronds werd te koop geveild , dat de Indre tot een eiland had gevormd. Ook dit kocht hij aan, en liet er het lusthuis oprichten , met eene haast, die bewees, dat hjj er een bepaald doel mede hebben moest. Dat doel werd ten deele duidelijk, toen hy , na eene vrij lange afwezigheid, terugkeerde met een jong meisje, dat niemand gezien had, en hetwelk toch door ieder, die van haar aanwezen hoorde, nu eens als een wonder van schoonheid, dan weder als eene drake van leelykheid werd beschreven. De jonge Dame wandelde nooit buiten het eiland. Zij had slechts twee vrouwelijke bedienden met zich gebracht, doch sinds hare aankomst had de Sieur verscheidene bedienden in zijnen dienst genomen ; door deze was de pracht, die er heerschte , de leefwyze des meesters , de zonderlinge omstandigheid, dat hij voor zich het eenvoudigste vertrek had uitgekozen, aan de weetgrage menigte bekend geworden, en dit voorval gaf nog meerdere stof tot gissingen over dien zonderlingen persoon , dan iets van het overige. Sommigen hielden hem voor een' verbannen' Italiaanschen Prins , anderen voor een groot misdadiger, die zich boete oplegde; zwakke hoofden zagen in hem een' toovenaar , een' alchimist ; de groote landeigenaars uit de nabuurschap hielden hem voor een' Intendant, die belast was met de voltooiing van het kasteel, ten behoeve eens meesters, op wiens komst zij nog altijd zaten te wachten ; doch dat meisje, dat gekomen was, en dat zulke voorkomende zorgen en een' halven hofstaat scheen noodig te hebben , bracht deze onderstelling dan weder in de war ; want dat zij niet was , wat er van gezegd werd — zijne dochter — dat was voor velen eene zekerheid. Voor het overige , hoe men hem ook heeten mocht, hoe men hem argwaan-de , hoe men hem verdacht, onwillekeurig werd hij geacht, evenals gevreesd, door ieder, die met hem in aanraking kwam; men vond hem gedienstig , welwillend , zachtmoedig , behulpzaam met goeden raad ; geen arme werd door hem onbeleefd teruggezonden, geen werkman ooit in loon bedongen , of onverdiend door een hard woord mishandeld; hij was hulpvaardig, meer dan iemand . en deed menigen boer en landbezitter blozen door zijne inschikkelijke minzaamheid bij menig klein verschil. Zoo verre, wat zich alleen van buiten gissen liet, of opmaken uit de verhalen van ontrouwe huisgenooten; misschien begrijpen wij hem beter, als wij met de jonge edellieden zijne woning binnengaan. Een bediende , zonder livrei, liet hen binnen , en schoon deze met eenige verwondering op den vreemdeling zag, de overtuiging, dat De Sainbertot een welkome gast was , deed hem terstond het vertrek openen, waar de Heer des huizes zich bevond; de jonge Graaf stelde zijnen vriend voor op deze wijze :

»De Ridder d'Erlanges, mijn vriend, Mynheer ! Ik weet, dat gij mij het recht niet gegeven hebt, iemand by u in te leiden ; dan, mijn vriend had gerekend op de gastvrijheid van mijn dak; hij vond mij niet, hij is my gevolgd , wij ontmoetten elkander in den omtrek van uw huis. Ik beloofde hem hier schadeloosstelling voor wat hij by mij had gezocht. Was ik te vermetel?quot;

«Gij doet my eere aan, Mynheer de Graaf!quot;


-ocr page 241-

DE PRINSES ORSINI.

antwoordde de Sieur, «en de Ridder is wel goed , mijn dak voor lief te willen nemen. Ofschoon ik de gansche fraaie wereld van Tours niet hier heen roep , bewijst dat nog niet, dat de vrienden van mijne vrienden mij niet welkom zouden zijn.quot; Dit zeggende, was hij opgestaan, had De Sainbertot de hand gereikt, zich tegen den Ridder hoffelijk gebogen , en schoof nu zelf voor beiden een' stoel nevens de groote tafel, waaraan hij zat, met de kalme rust van iemand, die een bezoek ontvangt, dat hem eenigszins verrast , doch dat hem niet ongelegen komt. De tegenwoordigheid van een' vreemdeling maakte dus geenen onaangenamen indruk op hem ; doch welken maakte hij zelf op d'Erlanges ? Den meest natuurlijken, dien zijn persoon moest teweegbrengen , en dien een uiterlijk als het zijne nooit nalaat te geven , dien van een plotse-lijk welgevallen, van eene onverklaarbare belangstelling, van hoogachting, en zelfs van vertrouwen. Want al was het een forsch en krachtig man , die nauwelijks meer dan een veertig-jariger kon zijn, al hadden zijne vormen en trekken iets liefelijks, dat het welgevallen en de benijding uitlokte bij het aanschouwen, zijne schoonheid was niet in weekheid overgegaan ; zij had veeleer iets hards en strengs, vooral bij den fieren oogopslag. Hij droeg het glinsterend kastanjebruine haar bloot en gebonden, schoon voor lieden van fortuin of rang de groote lokkige paruiken reeds het eigen haar hadden vervangen. Maar die eenvoud van zijn kapsel, behalve dat zij iets stils en eenvoudigs gaf aan zijn gelaat, liet geheel zijn hoog en schrander voorhoofd ongedekt, en verhoogde het levendige van de groote zielvolle, blauwe oogen, zoo open en zoo klaar, dat er u de waarheid en de trouwe uit toespraken. Zjjn overrok was van zwart laken, zonder eenig galon , met eenvoudig gewerkte zijden knoopen ; zijn vest en zijne korte broek van zwart satijn ; de ondermouwen van fijn batist, doch zonder kant, evenals de das, en waren het niet de gouden hemdsknoopjes en kniegespen geweest, ge hadt zijne kleeding voor een diep rouwgewaad gehouden, in eenen tijd, toen de mode ook voor de mannen heldere en sprekende kleuren eischte. Hij droeg geen' degen. Toch flonkerde er een breede gladde ring aan den middelvinger van de rechterhand ; — De Sainbertot had opgemerkt, dat hij dien onder het spreken veelmalen heen en weder schoof, vooral dan , wanneer hij in eenige gemoedsbeweging .was; want schoon zijn gelaat iets rustigs had, iets koels zelfs bij een oppervlakkig beschouwen , bij langere opmerking werd het duidelijk, dat daarover hartstochten hadden heengebruist, die , mochten ze al voor het oogenblik onderdrukt zijn door berusting of re-deneerkracht, niet al te veel prikkeling noodig hadden, om plotseling hunne heerschappij te hernemen, en die er tot zoolang hunnen stempel op gedrukt hielden in menigen pijnig ken trek, in menige smartelijke groeve ; zijne steiu : zelfs had bijwijlen iets lijdends en dofs , dat uw oor trof als de weerklank eener ziel, verzonken in diepe zwaarmoedigheid ; maar zijne gebaren , zijn gang, de wijze zelfs, waarop hij het hoofd droeg, getuigden , dat hij zich hield opgericht door iets beters dan bekwaamheid , door een besef van plicht, en ze toonden eene vastheid en zekerheid, die bewezen, dat zyne handelingen voortkwamen uit iets anders dan ingevingen van het oogenblik , dat hij den weg ging, dien hjj zich zeiven had voorgeschreven, rustig en moedig , en dat hij dien betreden zou , ondanks alles , wat hem moest slingeren of weerhouden , dat hij noch zou teruggaan, noch afwijken. Zy-ne manieren en zijne wijze van zeggen , hoewel beschaafd , hadden niets, dat hem onderscheidde , niets wat hem hoogeren rang in de maatschappij kon doen toekennen , dan dien , waarop hij zich gesteld had. Was dat eene hooge kunst van vermomming, of was het werkelijk natuur en opvoeding? Dat vroeg zich d'Erlanges ; dat was eene vraag, die De Sainbertot zich telkens herhaalde, van het oogenblik af, dat hij deze kennis had gemaakt, dat wil zeggen van het oogenblik af, dat hij zich door eene geheime toeneiging tot hem voelde aangetrokken, maar vooral sinds hij in zich eenen hartstocht had ontdekt voor de jonge dame, die hem vader noemde.

Toen men had plaats genomen, ving er een gesprek aan, zooals dat bij iedere eerste ontmoeting doorgaans zjjn zal, over onderwerpen , die ieder onverschillig waren , afgebroken en niet altijd ongedwongen, en de Sieur Frangois scheen juist niet de man , om een onderhoud voort te helpen, dat hem geen belang inboezemde, In eene der pauzen , zooals er natuurlijk vele waren geweest, vroeg De Sainbertot zijn' vriend, waarom hij eigenlijk Parijs had verlaten voor Tours.

))In waarheid, dat heb ik u nog niet gezegd; ik ben hier op mijne doorreis naar Spanje. Ik ben onzen Ambassadeur toegevoegd als tijdeljjk Secretaris, en ik heb van ons Hof brieven over te brengen naar Madrid.,? De Sieur Francis hief bij dit woord het hoofd op , en zag d'Erlanges met meerdere belangstelling aan. Deze , die den blik begreep , vroeg hem , of hij hem te Madrid van eenigen dienst kon zijn.

»Ik dank u , Mijnheer! in Madrid is niemand, die berichten van mij kan wachten.quot;

x-Aan het Hof wellicht ?quot; hernam d'Erlanges , meer dringend , want hij meende in den toon van zijnen gastheer iets anders te hooren dan een koel antwoord.

))Aan het Hof is niemand , wien ik iets kan laten zeggen,quot; hernam deze zacht, maar op eene wijze, die verder dringen terugwees; ook hervatte d'Erlanges, om dit als het ware te vergoelijken : »er zijn anders vele Fransche familiën , die betrekkingen hebben in Spanje, sinds Koning Filips V er regeert.quot;

«Regeert!!quot; herhaalde de Sieur met eenen glimlach , die minder had van ironie dan van weemoed.


-ocr page 242-

DE PRINSES ORSINI.

234

öNu ja^ dat wil zeggen : uit Frankrijk voorschriften krijgt, hoe hij regeeren moetverbeterde d'Erlanges vrooljjk.

»Neen , als gij toch verandert, zeg dan : moet lalen regeeren viel De Sainbertöt in.

»Het is wel te zien , dat (jij een diplomaat zijtsprak de Ridder , zijn' vriend toelachende ; »want gij riekt reeds mijne bestemming; ik geloof, dat ik weer alleraardigste ordonnantiën ga toevoeren, want ik breng brieven over van de oude Maintenon aan de Ministers en aan de Prinses Orsini.quot;

»Neen, nu we toch aan het haarklooven zijn , zou ik meenen dat geen onzer zich juist uitdrukte ; want de Prinses Orsini regeert meer onafhankelijk , dan men het zich in Frankrijk verbeeldt; in Savoie hoort men daarvan.quot;

«Dan handelt zij toch altijd niet voorzichtig,quot; hernam d'Erlanges; »maar gij kunt gelijk hebben, want te Versailles spreken al hare vijanden goed van haar, en hare vrienden schudden het hoofd. Ik weet nog niet, of ik vóór of tegen haar ge • bruikt zal worden; want de oude zendt mij heen , en het zjjn toch vriendinnen du temps judis!quot;

De Sieur, die onder dit spreken een kalm stilzwijgen had bewaard, zeide nu met eenige warmte , terwijl hij met zijnen ring speelde :

»Zij doet toch ook niet te veel voor het groo-te vertrouwen, dat men haar schenkt, als zij het schoone land van Spanje er voor bewaart, een Fransch wingewest te worden.quot;

»Dat bewaren kan een duur spelletje voor haar worden, als men het bij ons begint te begrijpen,quot; sprak De Sainbertöt ernstig.

))Een spel, dat ze kan verliezen, meent gij?quot; vroeg de Sieur met schitterende oogen.

»Dan zal moeten blijken, wie van de twee Dames de sterkste of de slimste zal zijn ,quot; sprak d'Erlanges losweg.

»Ik zou durven wedden voor De Maintenon ,quot; sprak De Sainbertöt; »wij weten het allen, zij is plus reine que le roi, en als onze Koning zijne handen terugtrekt van Spanje , dan ligt de ge-heele Spaansche Monarchie in duigen.quot;

»Gij vergist u ,quot; hernam de Ridder , »slechts het Fransche Koningschap in Spanje, slechts de Hertog van Anjou! Oostenrijk of Engeland zouden welhaast een' nieuwen troonopvolger hebben uitgevonden, en geheel Spanje zou een groot Catalonië worden , en zoo de Prinses Orsini, als eene behendige vrouw, die zij zijn moet, zich dan vasthechtte aan de triomfeerende partij , en die wilde schragen door haren invloed, gelijk zij zich steunen liet door de nieuwe macht, dan wilde ik wel eens weten, wat de weduwe Scarron nog verder zou te zeggen hebben — ondersteld zelfs, dat men haar in Frankrijk laat praten zoolang zij kan, dat nog niet zeker is; het opkomend geslacht begint ook eene stem te krijgen , en wij houden niet van antiquiteiten..... en.....quot;

»Geoffroi! mag ik u herinneren , dat gij niet in het Palais-Royal zijt ?'' viel De Sainbertöt in;

woorden als deze , te Versailles of aan gene zijde der Pyreneeën teruggekaatst, zjjn zoogoed als een placet voor de Bastille; en om van courier dhonneur staatsgevangene te worden, is er op deze wijze maar ééne schrede te doen'; daarbij wij weten niet, hoe Mijnheer over deze zaken denkt ?quot;

De Sieur glimlachte. »Wees gerust. Mijnheer de Ridder!quot; sprak hij , »uw vriend kent mij te lang, om mij, in ernst, voor een' spion te houden ; en wat het kwetsen van mijne denkwijze betreft, ik ben uit beginsel tegen het regeeren van vrouwen , die niet op den troon geboren zijn.quot; I

»Zie!quot; hernam d'Erlanges, ))om ons gerust te stellen, wil onze gastheer terstond deelnemen in ons vergrijp tegen le règne du cötillon! Nu daardoor zyt gij meer, dan gij weet, bondgenoot van De Sainbertöt, Mijnheer Francois ! Hij haat ; de groote Regentes van het Zuiden, en hij heeft er zijne goede redenen voor.quot;

«Mijnheer de Graaf zal toch niet wéldoen , zich daarover openlijk uit te laten. Wie zegt hem, dat hij niet betrekkingen kan krijgen aan het Hof van Spanje ?quot; hernam de gastheer ernstig.

»Diantre! weet hjj van uwen roman met de vermoedelijke Koningin ?quot; fluisterde de Ridder zijnen vriend toe.

))Dan weet hij het door tooverij ,quot; antwoordde deze, en vestigde verbleekend het oog op den Sieur.

))Was er nieuws te Versailles?quot; vervolgde hij luider , om zich eene houding te geven.

))Daar is nooit geen nieuws meerantwoordde deze. »Het is de regeering der oudheden. De

Koning wordt zoo..... is zoolang jong geweest,

dat hem zeiven thans de jeugd verveelt. De weduwe Scarron is nooit jong geweest; haar hart was al zestig jaar, toen zij op haar zestiende den cut de jatte huwde; alles dus , wat den schijn van jeugd of vroolijkheid heeft, is verbannen en verboden ; de vertooningen van Athalia en Esther zelfs zijn opgehouden ; het gezelschap van Marly wordt hoe langer hoe meer beperkt, en men danst er nooit meer. De Maintenon maakt Versailles tot een tweede St.-Cyr.quot;

»Maar , mijn Hemel! wat doet men er dan ?quot; vroeg De Sainbertöt.

»Wel! men verveelt zich! dat is de hoftoon! Wij vervelen ons allen, behalve Mevrouw De Maintenon , die haar tapijtwerk maakt, en den Pi-re Le Tellier, die bidt. De oude menschen !:eren nog op de herinnering van vroegere dagen ; wij jongelieden hebben niets, niets dan de toekomst 1 en het Palais-Royal! Alles is dood! alles is weg! de feesten van Versailles , wie onzer heeft ze gezien ? De Hertoginnen De la Vallière en Mon-tespan : onze moeders hebben de eerste den sluier zien nemen , — onze vaders hebben der laatste hun hof gemaakt; maar wij , wij zien slechts den kreupelen Hertog Du Maine, den kweeke-ling van de kwezel. De Hertogin van Bourgon-dië , — waar is zij , die laatste glimp van vroolijkheid over ons droevig Hof? — wij rouwen


-ocr page 243-

DE PRINSES ORSINI. 235

over haar: onze vromen vertellen u van Bos-suet!... hij is dood; de vrienden der kunst spreken u over Molière, — hij is dood! Onze dapperen spreken van Condé, van Turenne , — zij zijn dood, en wij hebben Villeroi en Villars! tot zelfs Père La Chaise toe is dood.' En de Koning , die dat alles heeft gezien , die dat alles heeft genoten, heeft ons alleen maar noodig, om het met hem te betreuren, om met hem te bidden , om ons met hem te vervelen. Zelfs in de salie des Bassans wordt geen bon mot meer gezegd , niemand heeft meer geest ; ik geloof, dat men zich terughoudt, om Madame De Main-tenon te ergeren, die zich verpijnt, om geestigheden uit te vinden of op te zoeken, om een' Vorst te vermaken, die niet meer amusabel is; maar niemand vertrouwt haar de zijne, want ze worden degelijk als sa solidiié ze overbrengt.quot;

©Maar , d'Erlanges ! als gij er zoo over denkt, wat doet gij er dan , en vooral, hoe komt gij er ?''

»Gij ziet, dat ik er geweest ben. Eene zending naar Spanje is zoo wat eene verbanning , die als een gunstbewijs, als eene uitspanning wordt opgedrongen , die men aan sommige jongelieden gunt, welke hun verdriet over het hofleven wat heel luid uitroepen, en die men wat ter zijde wil zetten , zonder juist een' harden maatregel te gebruiken. Men heeft opgemerkt, dat ik door den Hertog van Orleans werd onderscheiden , en dat zou genoeg geweest zijn voor eene volstrekte ongenade, zoo niet Beauvilliers zich te rechter tijd had herinnerd, dat ik tot zyne familie behoorde, en zoo niet Mevrouw de Hertogin van Berry zich de zaak had aangetrokken.....quot;

»Ik wist, dat gij aan het Huis van de Hertogin van Berry verbonden waart; maar ik dacht niet, dan die invloed iets kon uitwerken.quot;

«Toch wel! Mijnheer de Hertog van Orleans is gerezen sedert den dood van de Hertogen van Bourgondië en Berry; hij is de eerste Prins van den bloede , dat mag toch wel iets beteekenen! Schoon het schande is, zoo weinig als zij vooruithebben op de gewettigde Prinsen; die flauwe Du Maine , opgevoed in al de kwezelarij en huichelarij van De Maintenon, staat naast de zonen van Frankrijk , naast de eerste Prinsen van den bloede, of hij er bij hoorde. Het is in waarheid ergerlijk , en het ergerlijkste is nog, dat Mevrouw De Montespan te zijner liefde niet meergenoemd mag worden ; zijne moeder! eene vrouw, die ten minste meer geest en meer vroolijkheid om zich heen wist te verspreiden , dan de oude j schoolmatres, eene deugniete, die met hare ' vroomheid en 'sKonings .gedrukten geest han-• del drijft , en berekeningen maakt, als de anderen met hare schoonheid ; de Hertog van Orle-j ans....quot;

1 d'Erlanges zoude hebben voortgesproken, ondanks het verdrietig gezicht van De Sainbertót, dat hij niet zag, of niet wilde zien ; maar een bediende trad binnen en waarschuwde den Sieur, dat er voor het avondeten gede* t was ; deze sprak toen met eenigen nadruk; ))Nu, dunkt mij, moesten wij een gesprek afbreken, waarbij wij hoe langer hoe meer verdolen op een gevaarlijk grondgebied ; wat er ook te Versailles moge veranderd zijn, Mijneheeren ! de Maandag-middag in de salie des valets bleus keert nog iedere week terug, en daar worden de lettres de ca' ehet zoowel uitgegeven, als de brevets voor Marly !quot;

Dit blijk van zijne kennis met de geheime inrichtingen van de huishouding des Konings verraste den jongen Edelman, die, voortgesleept door de genoegens van vernuft en kwaadsprekendheid , of wel Van ernstige verontwaardiging, onachtzaam genoeg had voortgesnapt, alsof hy op zevenduizend mijlen ver buiten het bereik was van de machtige personen, die hij beleedig-de; eerigszins beschaamd en ontevreden over zyne eigene onbezonnenheid, zag hij met eenen zekeren schrik op zijnen vriend en dan weder op den Sieur Frangois, die er glimlachend een einde aan maakte, door te zeggen : »Ik zeg het te meer, omdat wij mijne dochter bij het avondeten zullen vinden, en ik mijn kind liefst geen' blik wil laten slaan op de familiegeheimen van het Fransche Hof. Zij heeft nooit den naam van De Montespan gehoord, en zoo ik leve en het verhoeden kan, zal die van De Maintenon haar niet anders in de ooren klinken , dim als de geheime gemalin des Konings.quot;

«Vergeef mij , Mijnheer!quot; sprak d'Erlanges , »dat is iets, wat juist niemand zegt, schoon ieder het als gegeven aanneemt; ik sprak laatst nog met Bontemps....quot;

De Sieur antwoordde alleen met eene uitnoo-diging, om hem te volgen. Het vertrek, waarin zij den avond hadden doorgebracht, was eene kamer , ingericht op de wijze der antichambres, en dus hoogst eenvoudig; maar de zaal, waarin hy hun nu voorging, nadat hij zelf de middeldeur had geopend, was gesierd, gemeubeld en verlicht met eene weelde, die d'Erlanges met een' vragenden blik naar den gastheer deed opzien , als wilde hij hem de bekentenis ontlokken, dat hij toch zeker de hofmeester moest zijn, en niet de eigenaar. En zoo hij de eigenaar van dit lusthuis was, dat hij dan niets minder kon zyn dan een Hertog en Pair van Frankrijk , oi' een Grande van Spanje, of een Italiaansch Kerkvorst.

De zaal was achtkant, zooals veelal de eetzalen te dier dage werden ingericht ; zooals cr zelfs eene in het Palais-Royal was , en meer dan eene te Versailles. Het behangsel was van zijden damast, de kleur een zacht appelbloesem, de afscheidingen der vakken aangewezen door tropheën, ontleend uit jacht, visscherij, uit bouw-of herdersleven, uitvoerig bewerkt, keurig gebeeldhouwd en zwaar verguld. Het plafond was in half verheven beeldhouwwerk , en gaf voorstellingen uit het my-' thenleven van Ceres en Diana. Behalve eene groote ! kristallen kroon, die afhing van de zoldering, waren 1 er in het midden van ieder der acht vakken nog


-ocr page 244-

DE PRINSES OESINI.

236

weêr driearmige vergulde luchters vastgehecht, wier waskaarsen een mild licht verspreidden over die wanden van goud en zijde, over het fijne tapijt, dat den vloer vermomde , en over al die meubelen van de rijkste en blinkendste stoffen; want de achttiende eeuw was zeker niet die der eenvoudigheid in smaak en alles wat er te zien was, de buffets met spiegelglas , de schoor-steenlijsten en mantel, verguld en van fijn marmer , de pendules (meer dan eene), de vazen van porselein en Chineesch lakwerk, de stoelen met hooge gevulde ruggen, de vele kleine tafeltjes en gueridons, sommige van marmer met vergulde bronzen randen, andere van het fijnste gepolijste hout, de talrijke spiegels , die de eentonigheid der afgedeelde vierkante vakken braken , en die de lichten vertienvoudigden, dat alles was schitterend en flikkerend en kleurig, tot overdadigheid , tot oogverblindends toe , tot walging misschien van het zuivere kunstgevoel. Daar waren geene schilderijen , hoewel men hier en daar bustes zag van historische personen ; maar de groote glazen deuren op den achtergrond van het vertrek zagen uit op eene verlichte galerij , en het scherp en verwonderd oog van d'Erlanges ontdekte er eene menigte schilderstukken , die, naar het overige te oordeelen, meesterstukken moesten zijn. Alles wat tot de bediening der tafel behoorde , die gedekt stond in het midden der zaal , beantwoordde volkomen aan hare pracht; alleen niet de spijzen , die er werden opgedischt: zij waren keurig toebereid , doch eenvoudig, en de Sieur zelf dronk niets dan water, schoon hij zijnen gasten wijnen liet voorzetten , die aan den beproefden smaak van hunne verfijnde tongen meer dan voldeden. Toch maakte de Sieur aan d'Erlanges eene lichte verontschuldiging daarover , dat hij hem zijn gewoon avondeten voorzette ; hij had niet meer op een' vreemden gast gerekend, en wilde van zijne lieden zoo laat geene meerdere moeite vergen. Hier vonden zij voor het eerst bedienden , doch zonder livrei; tot een' van hen sprak de Sieur: »Jeróme ! wilt gij mijne dochter roepen ?quot; Toen verliepen er eenige oogenblikken , in welke niemand sprak: De Sainbertót niet, van verlangen. d'Erlanges niet, van brandende nieuwsgierigheid, en de gastheer niet, omdat hij , over een' armstoel geleund , in gedachten verdiept met zijnen ring speelde.

Toen de verwachte binnentrad, zag d'Erlanges zijn' vriend verbleeken , en dit bewijs van een' sterken hartstocht trof hem te meer, daar hij bij den eersten oogopslag niets in het meisje zag, dat zulk eene gemoedsbeweging rechtvaardigde. Want leelyk was zij , en hare leelijkheid was niet eens belangwekkend. Zij was noch groot, noch klein te noemen ; het haar was noch blond noch zwart, maar van een miskleurig bruin / schoon het in lange en sierlijke lokken rondom haren hals hing, van voren opgenomen en gansch gladgestreken , en door een net van zwarte gitten in bedwang gehouden ; de oogen waren noch bruin noch blauw, maar van een groenachtig grijs , en zij stonden mat en dof. Zjj was bleek , doch niet van dat teeder bleek, hetwelk bij iedere gemoedsaandoening van zachte rozeblosjes tot donkere tinten afwisselt, maar van het bleek der kinderziekte , die te gelijk de blosjes wegvaagt van de wangen, terwijl zij de trekken misvormt. Die misvorming was hier echter het grootste bezwaar niet tegen hare schoonheid: haregezichtslijnen hadden bijna niets geleden, en het kleine litteeken hier en daar had men , bij fijne of geregelde trekken , licht vergeten; dan de hare waren noch het een, noch het ander; haar mond slechts was klein en bevallig, doch de lippen waren kleurloos , ten minste op dit oogenblik. Zij was gekleed als eene vrouw , die weet, dat het toilet veel verhelpen moet, en die genoeg smaak heeft, om van die hulp geene tegenpartij te maken door overdrijving; het glinsterend net der zwarte gitten maskerde de kleur van het haar , ter-wijl het de blankheid van het voorhoofd verhief ; haar kleed was van zware lichtgrijze zijde, met bouquetten van zwart en groen dooreen-gewerkt, eenigszins slepend en zeer ruim , van voren openhangend en ter wederzijden opgenomen met strikken van zwart fluweel, ieder telkens gesierd door eenen kleinen gouden gesp, waaronder een rooskleurig onderkleed van satijn , met een garneersel van drie falbalas van Point (V Alen con, in het oog viel. De mouwen waren ruim tot over den elleboog, waar zij bij den voorarm opgenomen werden door zwarte strikken, waardoor geheel het fraaiste gedeelte van den arm zichtbaar bleef, terwijl haar elleboog verborgen was.

))Bij den Hemel!quot; sprak d'Erlanges in zich zei ven, «niet eens de belangwekkende leelijkheid van Mevrouw De Glapion! zij is wel kreupel als Johanna van Orleans , maar waar is haar edele oogopslag, hare vorstelijke houding ? Waar toch had De Sainbertót zijne vijf zinnen, toen hij verliefde op dit ongelukkige schepsel ?quot;

De jonge dame was binnengekomen , geleund op den arm van eene camériste , die een' stoel voor haar aanschoof, en zich daarachter plaatste , zoodra zij gezeten was. Zij boog zich beleefd , maar zonder eenige bedeesdheid, togen d'Erlanges, dien de Sieur haar voorstelde, alleen met dit woord: «Een vriend van Mijnheer den Graaf, Diana!quot; zonder bijvoeging van den naam of titel; De Sainbertót zei ven groette zij meteen' kalmen glimlach en een' vriendelijken hoofdknik.

«En nu, Mijneheeren ! gaat zitten,quot; sprak de gastheer, die toen met een' lichten zucht uit zijne gebogene houding oprees. «Wij zijn hier niet aan een Hof! kieze ieder zyne plaats naar welgevallen;quot; zelf gaf hij het voorbeeld en — zette zich naast zijne dochter.

d'Erlanges was niet wreed genoeg , om zijnen vriend de vrijgeblevene linkerzijde te betwisten ; hij zette zich recht tegenover het drietal, de beste plaats zeker, om opmerkingen te maken. Eene gevaarlijke plaats toch ook : de Ridder had


-ocr page 245-

DE PRINSES ORSINI.

237

nauwelijks een half uur aan tafel gezeten , of hij moest het zich zei ven bekennen.

Diana won er oneindig bij, zittende gezien te worden; dan viel de geheele opmerkzaamheid noodwendig op hare onberispelijk fijne buste; hare ranke middel, door de puntige keurs met baleinen nauw ingesloten , scheen waarlijk door den armband van menige andere vrouw omspannen te kunnen worden , en lokte ook als het ware de proefneming uit. Zoo viel natuurlijk het licht het gunstigste op een' hals , die te benijden moest zijn door alle Dames , welke in Frankrijk op dergelijke schoonheid prijs stelden ; gevuld , en toch rank en buigzaam, was alleen de schoone vorm te vergelijken bij het zuivere wit, dat met zorg werd verhoogd door een zwart flu-weelen lint, naar het gebruik van het tijdperk , met kleine dofjes strak om de keel sluitende , en van voren met een' diamanten gesp bevestigd; dan vooral moest de meest bevooroordeelde blik verleid worden door armen en handen, waarvan de mollige ronding der eerste bijna de teerste fijnheid der laatste had doen ontkennen ; maar het was bovenal de onbeschrijfelijke bevalligheid, die er lag in de bewegingen van die armen en handen, van dien edelen hals, en van geheel dat bovenlijf, die betooverden en aantrokken, zonder dat men zich eigenlijk rekenschap kon geven waardoor ; daarbij moest men haar hooren, neen, zien spreken, om de Sainbertót te verontschuldigen ; om niet eens die stem te noemen, welke van den zuiversten klank was, liefelijk zonder weekheid, muzikaal zonder fluitend te zijn, zielvol zonder gemaaktheid van gevoel, eene stem, die het onbeduidendste woord tot iets veel-beteekenends maakte , de stem van haren vader, met één woord vervrouwelijkt, maar zonder hare zwaarmoedige dofheid; maar vooral moest men haar zien spreken ; dan glansden plotseling die oogen , of vulden zich met een kristallen vocht , dat ze verjongden en verfrischten, of drukten weemoed uit of fijne schalkheid, en hun twijfelachtig blauw werd een schitterend lichtbruin , dat eene zwart-oogige Italiane zou benijd hebben ; al hare trekken spraken mede; de strakke, bleeke wang kleurde zich wel niet, maar er plooiden zich kuiltjes in, die er alle kleurmengeling konden vergoeden; de lippen werden zacht purperfluweel , en bij den zoeten glimlach, waarmede zij den mond opende, zag men twee rijen fijne kleine tanden, wit, vast en glinsterend als de hagel, die versch nedervalt uit de lucht. De wenkbrauwen zelfs waren eenigermate. beweeglijk , en de neusgaten trokken zich in of verwijdden zich, naarmate eene zachte of bittere gewaarwording door hare woorden werd uitgedrukt. Zoodra zij sprak, onderging geheel haar wezen als eene herschepping : zoodra zij sprak, was zij bevallig, was zjj meer betooverend dan menige werkelijk schoone, die, sprekende, vaak voor haren toehoorder, zonder dat hij of zij het waarom begrijpen , hare begoocheling verliest. Als zij sprak.....

Maar wij hebben nog geen geluid van haar gehoord; gelukkiger toch was d'Erlanges, tot wien zij terstond het woord had gericht, nadat zij gezeten was.

))Nu wenschte ik u genoeg te kunnen zeggen. Mijnheer! hoe gelukkig ik ben , een' vriend van Mijnheer de Sainbertót als onzen gast te zien.quot;

«Waarlijk!quot; dacht d'Erlanges, »zij heeft zoo iets edels, zoo iets onderscheidends, nu zij spreekt ; het is of zij zich tot mij nederbuigtmaar hij schrikte, toen zij er bijvoegde: »en waart gij ook niet een weinigje nieuwsgierig naar ons?quot;

«Natuurlij ■ moest ik naar de kennismaking verlangen met eene Dame, van wier beminnelijkheid de Sainbertót.....quot;

))Van wier aanwezen gij toch eerst dezen avond kunt gehoord hebben ,quot; viel de Sieur Francois met gestrengheid in; «Mijnheer! wat ik u bidden mag, geene vleierijen aan mijne dochter! zij bederven nog eerder het hart, dan het verstand. Eene vrouw, die eene vleierij aanhoort, is eene bedrogene, en die er eene gelooft , is eene verlorene.quot;

De Ridder zag met de hoogste verwondering op zijnen vriend; deze echter scheen aan dien toon gewoon te zijn , en zag alleen vriendelijk naar Diana op.

«Vader!quot; sprak deze, «Mynheer kan immers nog niet weten, hoezeer wij de waarheid verdragen kunnen, hoezeer wij haar eischen op ieder punt, en gij zegt zoo vaak, haar niet te spreken, is zoo eene gewoonte in de wereld: hoe kan men iemand eene gewoonte ten kwade duiden ? En ik moet even lachen , dat gy onzen nieuwen gast zoo spoedig bewijst, hoezeer gij vreest, dat ik mij zelve voor iets anders zal houden, dan voor een meisje, dat juist datgene mist, waaraan allen zooveel hechten: de schoonheid.quot;

«Diana ! gij weet niet welk eene groote gift die misdeeling voor u wassprak de Sieur.

«Lieve vader! gij hebt er mij immers reeds zoolang voor leeren danken !quot; hernam zij. «Weet, dat ik er in berust zoude hebben , zelfs al ware het mij niet als eene weldaad voorgesteld ; maar ik weet ook, dat de schoonheid hare waarde moet hebben ; in alles wat men rondom zich ziet, zoekt men schoonheid, eischt men bevalligheid, harmonie der kleuren, regelmaat der vormen ; uwe honden en paarden zelfs kiest gij op deze voorwaarde , en zou zij voor den mensch dan alleen te verwerpen zijn?quot;

«Voor den mensch is zij toch de minste behoefte ; bij dezen vergoedt de geest alles ,quot; viel De Sainbertót in.

«Ja , maar het kan samengaan ,quot; sprak zij , en zag vriendelijk lachend naar hem op. «Mijnheer de la Fontaine heeft eene fabel gemaakt van den Vos en de Druiven. ... en de bespottelijke figuur, die de Gasconjer daarin maakt, heeft mij zoo getroffen , dat zelfs mijn vader mij niet kan bewegen te minachten , wat nooit in mijn bereik zal zijn! Dat mijn vader spotte!/uj was de schoonste jongeling van zijnen tijd, gelijk hij mij meermalen vertelde.quot;


II.

10

-ocr page 246-

DE PEINSES 0ES1NI.

238

»Daarvoor is hij de ongelukkigste man geworden viel de Sieur heftig in; «daarvoor leeft hij als een gebannene , daarvoor is hij nu niets, daarvoor. .. . Maar in waarheid sprak hij , opziende , weer met zijnen kalmen toon : «Diana! wij zijn even dwaas als onwellevend, dat wij deze Heeren , die onze vrienden moeten zijn , op niets beters vergasten , dan op klachten over ons ongeluk!quot;

»Een vriend behoort in alles te deelen sprak De Sainbertót, »en d'Erlanges wil even gaarne als ik....quot;

»Eens eene levensgeschiedenis hooren vol wonderen en avonturen ?quot; riep Diana schalk. »Neen , Heer Graaf ! ik ben ook nieuwsgierig naar die van mjjnen vader ; maar ik zou haar niet willen hooren bij wijze van tafelgesprek. Vertel gij mij liever van de arme Savoiaards, in wier hutten gjj binnentraadt, zeker niet om er de armoede te laten, die gij er vondt. Ik weet niet , welk een heimwee mij altyd naar gene zijde van de bergen trekt, maar eene zoete rilling overvalt mij , als ik my het leven van de bergbewoners hoor voorstellen.quot;

De Sainbertót scheen aan haar verlangen te voldoen , maar hij deed het zoo zacht, zoo fluisterend , zoo geheel voor haar, ' en d'Erlanges | gunde hem zoo eerlijk dit voorrecht, en de Sieur Francis verdiepte zich daarbij zoo geheel in zijne eigene gedachten, dat hij het te wreed vond dit gesprek te storen , hoezeer het slechts eene alleenspraak scheen, want Diana luisterde — luisterde — als eene vrouw , die bewondert en aanbidt. Eindeljjk meende de Ridder zijn' gastheer te moe-! ten onderhouden , en hjj bracht het gesprek op | het nieuwe kasteel — en hij voegde er bij , dat | het bouwen wel eene zijner neigingen moest zijn , j om van dergelijke ondernemingen niet afgeschrikt I te worden door de lasten met het werkvolk , de ; verdrietelijke twisten met grondeigenaars, de aan-i merkingen van bedillers , het opzien , dat het gaf • in de landstreek zelve.

«Mijnheer! ik heb van dat alles lasten, meer | dan ik u klagen wilantwoordde deze ; »ook j bouw ik niet volstrekt uit liefhebberij, maar uit I noodzakelijkheid, omdat ik moet.quot;

))Aha! ik begrijp u ; gij zult verstrooiing noo-dig hebben , afleiding !''

i «Ja, afleiding!quot; herhaalde de ander werktuiglijk.

»Maar dan zult gij welhaast eene andere bezigheid moeten zoeken vervolgde de Eidder , »als Chante-Loup voltooid is.quot;

»Andere bezigheid!quot; herhaalde de Sieur opnieuw en vragenderwijs , alsof hij niet recht begrepen had ; «welnu , als ik andere bezigheden j krijg, dan verkoop ik het kasteel aan den eerst-j biedende.quot;

Gij zoudt moeielijk een' kooper vinden; de oude families hebben hare kasteelen ; nieuwe Hertoginnen worden er niet meer gemaakt. ...quot; i «Daarvoor ook bescherme ons de Hemel!quot; j «En voor een Lid van het Koningshuis ligt het te ver van Parjjs. quot;

«Misschien Mevrouw De Maintenon ,quot; hernam de Sieur met een' bitteren glimlach.

«En dan St.-Cyr ?quot;

«Ja, het is eene vrouw vol voorzienige wijsheid ! Eene voegelijke wijkplaats voor eene koninklijke weduwe — St.-Cyr!quot;

Plotseling riep Diana: «Maar, Graaf! gij zijt niet eerlijk : de Prinses Elisabeth Farnese woont toch ook aan het Hof van Savoie , en haar hebt gij nog nimmer beschreven, niet eens genoemd.quot;

«Zij wordt.... Koningin van Spanje,quot; sprak De Sainbertót, met een' donkeren gloed op het voorhoofd.

«Zie,quot; sprak d'Erlanges , «terwijl wij in uw Chante-Loup omdwaalden, is De Sainbertót van j de bergen naar het Hof gedaald!quot;

«Dan is hij nu toch zoo laag als men komen kan riep de Sieur Frangois met onbedwongen' afkeer.

«Anderen zouden vinden , dat hij gestegen is ,quot; sprak de Graaf.

«Dan weten zij niet, wat zij zeggen hernam de Sieur ; «daar is geene plaats , waar men kleiner zijn moet, wil men er leven , dan juist aan het Hof. Geene ook , waar list en trouweloosheid en behendige eigenbaat, en alles wat een redelijk , mensch verlaagt en ontadelt, zoo zeker de beste trappen zijn om hoog te klimmen ; waar het licht- i zinnig verzaken van heilige plichten, het verstom- ; pen van fijn zedelyk gevoel , zoozeer de noodzakelijke voorwaarden zijn, om niet belachelyk te wezen, en nog een weinig rust te hebben; geene , waar men elkanders levensgeluk moordt met meer koel zelfbelang, en met meer beraden overleg ; waar de ondeugd zoo vermetel het hoofd opsteekt, en de deugd zoo volstrekt ontbloot is van middelen , om zich staande te houden, zoo zij niet het masker der ondeugd weet te kiezen , of zich in hare rangen weet aan te sluiten ; geene , waar zooveel menschenhaat wordt verborgen | onder zooveel menschenvrees ; geene, waar de» zedelijkheid zoo weinig geldt en zoo openlijk bespot wordt; geene , waar de godsdienst zoo weinig beduidt in wezen , en zoo roekeloos wordt gebruikt voor den schijn; geene, waar zooveel ellende wordt verborgen onder fluweel, zooveel pijn onder glimlachjes, zooveel kwaadaardige aanvallen onder handdrukken , zooveel laagheid onder eene hooge borst, zooveel onbeduidendheid onder eene wichtige houding, zooveel onberoemdheid onder het ordelint der verdienste, zooveel boos opzet onder een' schalken en schertsenden blik ; geene plaats met één woord, waar de menschen meer samen zijn, om elkander te verlagen, en om elkander te bedriegen en bedrogen te worden , dan die , waar de Vorsten wonen met degenen , die hen omringen en dienen!quot;

De Sieur Frangois had dit alles uitgesproken in éénen adem, en als in één' enkelen galm van verontwaardiging , niet als sprekende tegen anderen , maar als voor zich zeiven , en onwillekeurig j als weggesleept door eene macht van herinnering en i overtuiging , die machtiger waren , dan hij zelf of


-ocr page 247-

DE PRINSES ORSINI.

239

zijne voorzichtigheid ; hij was rood en bleek geworden onder het spreken , en zijne lippen beefden zichtbaar ; of zijne oogen schitterden, kon niemand der omstanders gadeslaan , want hij hield ze gestadig neergebogen , en staarde onbeweeglijk op zijnen ring.

Diana speelde met haar mes , en zag van ter zijde op naar De Sainbertót. De beide jonge mannen staarden elkander vragend aan.

))Wij hebben dus niet te vreezen , dat gij ons uwe dochter zult afnemen, om haar aan het Hof te brengen?quot; sprak de Graaf glimlachend, om zijnen gastheer zijne tegenwoordigheid te herinneren.

«Daarvoor behoede God haar genadiglijk!quot; borst Frangois uit, met ge vouw ene handen , die hij bjjna omhooghief.

«Noch u een' schoonzoon kiezen, die het recht heeft der grandes entrees /' voegde d'Erlanges er lachend bjj

«Daarvoor zal ik zorgen !quot; hernam de Sieur , nog altijd buiten zich zeiven ; «zoo ik kan,quot; voegde hij er langzaam bij en op dolfen toon.

«GJj spreekt over de hovelingen met de klein-achting van een' Vorst!quot; hervatte d'Erlanges, die zijnen gastheer gaarne bij dit onderwerp hield , ten deele omdat hij hem met genoegen aanhoorde , ten deele omdat hij zoo op ontdekkingen hoopte , die zijne nieuwsgierigheid naar het geheim van dezen mochten bevredigen. Maar PranQois was iets kalmer geworden , en antwoordde na eenig nadenken :

«En is het den Vorsten niet te vergeven, dat zij de menschen niets achten , dat zij ze tot dieren vernederen ? want zij zien ze nooit (als zij zien kunnen) , dan op handen en voeten voortkruipen ; zij zien ze altjjd onverschillig, of zij getrapt worden of gestooten , als zij maar verder komen ! En zij mochten het doen, zoo zij zelve dan slechts bezaten, wat de hoflieden vrijwillig opgeven of ontveinzen. Maar wat zijn zij zelve ? IJdele , bleeke , zwakke schimmen , waarvan de weinige , die het hoofd nog recht weten te houden , of weêr hebben opgericht, zich meester maken , om er vertooningen mede te maken , welke allen, die in de verte staan , ontzag inboezemen en begoochelen ; want, ziet gij , de menigte blijft altijd gelooven aan spoken , vooral als zij somtijds de verschijningen ziet, en als die blinken van den schijnglans van macht, die zij niet bezitten, en niet weten te gebruiken, en van eene Majesteit , die nergens bestaat, dan in den purperen mantel. Gij , Mijneheeren ! die beide Vorsten van nabij hebt gezien , zegt mij , zijn zij meer ?quot;

D'Erlanges wreef goedkeurend lachende de han-! den; zgne verhouding tot den kring van jongelieden , die eene partij vormden tegenover de hofpartij , maakte hem gemeenzaam met, en deelgenoot van zulke gevoelens ; De Sainbertót was meer ernstig op het punt, en antwoordde:

«Het is zoo , sommige Vorsten van onze eeuw zijn niet veel meer; het is een droevig tijdperk;

de Keurvorst van Saksen , de Duitsche Bondvor-

— *

sten, Filips de VJe van Spanje mogen zoo zijn ; maar wij hebben uitzonderingen — onze groote Lodewijk!quot;

«Lodewijk XIV!quot; riep de Sieur, en hij borst uit, niet in een' satirieken 1 ach , maar in een gul, burgerljjk geschater. «Lodewijk XIV! die zich verbeeldt, dat hij Bontemps regeert! Weet gij , wat dat is, Lodewijk XIV ? Maar gij weet het niet, en gij behoort dat ook niet te weten , en ik mag het u ook niet zeggen , — want — wij zijn immers zijne onderdanen? en daarbij. . .. Diana lacht mij uifc over mjjnen ernst.quot;

«Neen , waarljjk riet , beste vader! want als gij zóó gesproken hebt . grijpt uw lachen mij aan, totdat ik schreien moet.quot;

«Dan zullen wjj van iets anders spreken , mijn kind! De Ridder d'Erlanges komt van Parijs; hij moet Boileau kennen , hy ziet den jongen Voltaire — hij heeft Racine ontmoet, hjj zal u kunnen vertellen van alles wat er in de Letteren omgaat. Zonder Armande te zjjn , heeft mijne dochter nu eenmaal eene zucht voor verzen , en voor hen , die ze maken; geef voor ditmaal dat kleine zwak toe , Mijnheer d'Erlanges !quot;

«Maar mijn Hemel! wie heeft daarvoor in onze dagen geen zwak ? Ik ben de grootste proza-mensch, die er zijn kan , en op een paar Madri-gaux na , die ik aan Pradon heb besteld , heb ik nooit iets aan poëzij gedaan ; maar toch , ik zie die Heeren alle ; men moet toch meedoen; ik zou desnoods van de Academie kunnen zijn , indien het toon wordt; maar er gebeurt tegenwoordig oo'c zelfs in het rijk der fraaie geesten niets der vermelding waardig. Racine heeft zjjne stukken voorgelezen bij Mevrouw De Maintenon ; reden genoeg , om hem niet meer te zien ; Poisson speelt nu de rollen en de stukken van Molière; reden genoeg, om niet meer naar de komedie te gaan. Mevrouw De Guy on is vergeten , en Monseigneur Fénélon zal nu weêr in de mode komen. De brieven , die Mevrouw De Sévigné geschreven heeft aan hare dochter, gaan nog altijd Parijs rond , maar ze zijn ook geen nieuws meer, en om er de laatste aardigheid aan te ontnemen, zullen ze nu ook gedrukt worden. Hoe kan men zich in onze coteries langer vermaken met iets , wat ieder rotürier het zijne kan noemen?quot;

»Dan zal ik ze u kunnen voorlezen, Diana f* sprak de Sieur met een lichten ironieken lach tot zijne dochter.

D'Erlanges kleurde over het onbedachte woord ; maar hij begreep, dat eene verontschuldiging nog grooter onhandigheid zoude zyn dan de fout zelve ; daarom ging hij voort, als was hij niet gestoord geworden.

«Intusschen vertelt zij aardig eene der bêtises van Racine , le bon homme , La Fontaine waard ; die kan ik u mededeelen. Verbeeld u , MejufiPer ! dat Mevrouw De Maintenon met Scarron gehuwd was , voordat zij des Konings echtgenoot was ,quot; ging hij voort, den Sieur aanziende , «maar dat eerste huwelijk herinnert zij zich niet gaarne, en de naam van dien roemrijken gemaal wordt door


-ocr page 248-

DE PRINSES ORSINI.

2 iO

eene stilzwijgende overeenkomst nooit meer aan het ! Hof uitgesproken, vroeger nog wel door Mijnheer D'Aubigné , een' origineel, die de broeder was van Mevrouw, en om zijne zotte uitvallen in St -Sul-pice werd weggeborgen. Maar ondanks dat alles , gelooft Mevrouw De Maintenon nog vast aan het vernuft en het talent van haren overleden' man , die zoo wat dichter was , en tooneelspelen maakte ; dit moet gezegd worden tot recht begrip van de aardigheid. Daar is nu de goede Eacine gezeten bij het hooge paar (want hij zit, ofschoon er Gra-j. ven en Markiezen staan), en leest hun een treurspel voor, welk weet ik niet recht, maar misschien was het Berenice, — wel, dat het recht vervelend moet zjjn , als Pradon mij heeft gezegd , ten minste het verveelde den Koning; Mevrouw De Maintenon zag het dezen aan , en bij gevolg verzocht zij den dichter zijn boek toe te doen , en lokte hem uit tot spreken over letteren, over poëzij , over tooneel — dat haar maar al te wel gelukte , zooals gij hooren zult; want toen de dichter ééns op zjjn stokpaardje voortreed , vergat hjj Koningen en machten , Lodewijk XIV en de vrouw , die dezen beheerscht , en al het andere ; rennend in vollen galop zegt hij opeens : ))Wij zijn gelukkig de tijden voorbjj , dat die flauwe Scar-ron , met zijne stukken zonder vernuft of talent, den smaak van het publiek bedierf.quot; Gij kunt u de uitwerking denken; de Koning zweeg en durfde de weduwe Scarron niet aanzien, die purperrood , met loensche blikken , naar den grond zag. Toen had Racine begrepen! niemand sprak een enkel woord; ieder van die drie personen was evenzeer met zijne houding verlegen, en de dichter wist ten laatste niets beters te doen , dan zijn afscheid te nemen, dat hem allerkoelst werd gegeven. Men zegt, dat hij er niet weer terug geweest is. Dat zou eene aanwinst zijn voor Chan-

tiiiy r

«Ik vind Mevrouw De Maintenon klein en onverstandig , niet waardig Racine's bijzijn , zoo zij hem zulk eene verstrooiing niet kan vergeven. Mij dunkt , al maakte Mr. Despréaux een hekeldicht op mijn1 kreupelen voet, ik zou lachen, als het zoo geestig was , als sommige zijner aardigheden tegen Cotin.quot;

Op dit gezegde van Diana , een bewijs, hoe volstrekt onbekend zij was met de gewone kleine kunsten der vrouwen, om te bevallen , daar zij zoo geheel ongevergd twee jongelieden een gebrek herinnerde , waarvan het meest natuurlijk was , dat zij het ontveinsd zoude hebben, of getracht te verbloemen en te doen vergeten , — kleurde Graaf De Sainbertot sterk ; hij verbeeldde zich, dat d'Erlanges hem glimlachend moest aanzien , doch deze, die der jonge Dame zeker eene aardigheid zou gezegd hebben , zoo de Sieur met zijnen onverbiddelijken haat tegen de vleierij niet daar ware geweest, sprak nu ernstig: ))Ik verzeker u, MejufFer! dat gij wel zeker de eeni-ge vrouw zoudt zijn, die zoo iets zou kunnen vergeven.quot;

«Daarvoor zijn de overige dan ook dwaas , en

hebben eene kans te meer om ongelukkig te worden viel de Sieur schielijk in.

»Ik weet niet, hoe andere vrouwen zijn . Mijnheer!quot;- hernam Diana; «want ik zag nooit dan de eerwaarde zusters van het klooster, waar ik als kind leefde , en de vrouwen , die mij dienen , en met welke ik niets dan het noodige bespreken mag.quot;

«Die afzondering heeft zeker groote voordeden,quot; antwoordde d'Erlanges; «maar zij kan ook hare nadeelen hebben , in gebrek aan mensch enkennis , aan ondervinding; doch dat alles is zeker bij u voorgekomen door eene zorgvuldige opvoeding, door lectuur...

«Lezen , Mijnheer ! Ik heb geen boek dan mijn gebedenboek!quot;

«En gü bemint de poëzij , Mejuffer! en gij kent Racine, en gij houdt van La Fontaine ?quot;

«O, en nog veelmeer! Maar dat maakt onderscheid ; mijn vader leest mij dat alles voor; hij vindt niet goed, dat ik zelve lees , niet eens de geschiedenis , die hij mij meestal vertelt; maar ziet gjj , daarbij verlies ik niets; want zoo sprekende , heldert hij mij op, wat ik zelve niet had begrepen , en zijne stem ! o ! Het is de muziek bij de poëzij !quot;

«Diana!quot; sprak de Sieur, eenigszins verlegen , «men roemt niet zoo degenen , die men liefheeft.quot;

«Men mag toch oprecht zijn over hen , die men liefheeft, hoop ik ? Daarom wilde ik juist zeggen van De Sainbertot. ..

«Vast niet veel verstandigs , mijn kind!quot; sprak de Sieur , die haar schielijk in de rede viel, terwijl hij sterk kleurde. Plotseling stonden al de gevaren en al de gebreken van zijn zonderling opvoedingsstelsel als zoovele dreigende klippen voor zijnen geest; hij begreep , hoe hachelijk , hoe onmogelijk zijn raad van vrije gedachtenuiting zijn moest, zoodra zijne dochter niet meer alleen was met hem , zoodra zij in aanraking kwam met anderen , met vreemden , waren het dan ook vrienden , en wat zou het dan zijn , als het oor van vijanden haar beluisterde, om te beschuldigen, of dat der verleiding zich spitste , om te misbruiken ? — en de snelle gedachte, waarmede hij dit alles doorzag en besefte , bij den glimlach , waarmede d'Erlanges zijn' vriend aanzag, en den blik vol bewondering en dankbare liefde, dien deze op haar wierp bij die halve bekentenis van hare gevoelens , maakte het den armen vader op eenmaal bang ; hij vergat, dat hij gastheer was , en dat zijne gasten naast hem zaten; hij liet het hoofd in de beide handpalmen zinken met een' diepen zucht.

«Zeide ik dan zoo iets vreeselijks ?quot; vroeg het meisje, en zag verwonderd naar de drie mannen op. «Vader!quot; vervolgde zij, en schudde den Sieur zachtkens den arm , «ik zou niets gezegd hebben , dat u of Mijnheer den Graaf kon beleedigen.quot;

Francis had zich intusschen hersteld.

«Ik geloof het, lieve! maar ik ben schuldig, omdat ik vergat u te herinneren , hoe de zedigheid eene deugd is, die jonge menschen, en vooral


-ocr page 249-

241

jonge vrouwen , gebiedt, niet zooveel te spreken , als gij doet in het bijzijn van vreemden.quot;

»Zie!'' hernam toen Diana , en sloeg met engelenzachtheid de oogen neder, waarin een traan tintelde , »daar heb ik nu mijn' armen vader bedroefd , en onze beide gasten geërgerd door mijn gesnap; zij mogen het mij ditmaal vergeven ; aan vreemden dacht ik niet: een vriend van De Sain-bertot was de mijne ook, dacht mij. Maar nu zal men er mij niet weder op betrappen ; ik zal luisteren en zwijgen, zoogoed of ik verstand had van de wereld en hare gebruikenen het lieve kind hield woord ; de beide Edellieden maakten beleefd eene afwending, door opnieuw terug te komen op bekende personen van het tijdperk , of op feiten, die de belangstelling wekten. Zij spraken met de omzichtigheid, welke Diana's exceptionele toestand vereischte , en deze luisterde zonder eene vraag, of, zoo hare levendigheid haar eene aanmerking op de tong legde, dan weerhield zij die meestal met eene allerliefste zelfverloochening. Een' geruimen tijd nog duurden zulke gesprekken voort, en de Sieur Francis, schoon hij er zelf weinig meer toe bijbracht, had ook toegeluisterd met de aandacht van iemand , die zich vermaakt, toen De Sainbertót en d'Erlanges zich met schrik herinnerden , dat het over middernacht was geworden , en dat zij te voet terug moesten.

»Dat zoudt gij zeker moeten , als gij terug wilt, want ik houd geene koetshernam de gastheer, »en ik heb geene paarden tot mijnen dienst, dan een enkel rijpaard.quot;

«Ik wist hetsprak De Sainbertót; »maar als de stallen van Chante-Loup voltooid zijn. ...quot;

«Misschien . . . maar nu. . . . Diana gaat niet verder dan naar de kapel in hare draagkoets, en ik gebruik nooit rijtuig voor mij zei ven — ik wil toch niet , dat gij dezen nacht te voet zult gaan ; het is een goed half uur naar St.-Salle , en ondanks Mijnheer d'Argenson en zijne goede politie , zijn de wegen hier in Touraine niet zoo veilig als zij het gelooven . die nooit verder reizen dan van Versailles naar Marly. — Zoo gij samen eene kamer wilt deelen , is die geheel tot uwe beschikking ; ik reken zoo weinig op gasten , dat ik slechts één vertrek in dit zomerverblijf te hunner beschikking heb.quot;

Natuurlijk werd dit voorstel met eene dankbaarheid aangenomen, die gelijkstond aan den dienst, welke hun bewezen werd; alleen sprak de Ridder van de noodzakelijkheid, om in den vroegen ochtend zijne reis voort te zetten naar het Zuiden. De gastheer gaf daarop zijne bevelen aan Jeróme, den eenigen bediende, tot wien/«(ƒ het woord richtte , en Diana stond op en verwijderde zich met hare camériste , na een afscheid aan d'Erlanges, zoo ongemaakt en zoo hartelijk , alsof zij hem jaren lang had gekend en vriendschap toegedragen.

Jeróme geleidde de vrienden naar hunne slaapkamer , een vertrek . dat beter overeenstemde met de weelde van de eetzaal, dan met de eenvoudigheid van den gastheer. Toen Jeróme de waslichten had aangestoken op de twee zilveren armblakers nevens den grooten kapspiegel, bood hij den Edellieden ziine diensten als kamerdienaar; maar zij hadden haast alleen te zijn, en zij ontsloegen hem , nadat d'Erlanges hem verzocht had, den volgenden morgen een huurrijtuig voor hem te ontbieden , dat hem naar Tours kon brengen. Nauwelijks had de bediende zich verwijderd , of De Sainbertót wierp zich in een' der groote armstoelen , en zag zijn' vriend uitvorschend aan, als wilde hij hem vragen : »Welnu , wat zegt gij ?quot;

Zonderling ! allervreemdst!quot; riep deze uit. «Alles is mij nog meer raadselachtig , dan toen ik hier binnentrad.quot;

oEn toch kan men niet zeggen, dat die man zich verbergt. Integendeel, hij heeft oogen blikken van zelfvergeten, die hem gevaarlijk konden zijn , zoo zij minder toegenegene getuigen hadden gehad.quot;

«Ja! want ook mij heeft hij geheel veroverd. Ik zou mij in de Bastille laten zetten , eer ik één woord sprak , dat hem schaden kon.quot;

«En Diana!quot; viel De Sainbertót in , weer met zijn' vragenden blik.

«Die Diana is een tooverheks , en waarachtig, als zij u eenen minnedrank heeft ingegeven , dat ik eerst dacht, heb ik er ook eene goede teug van genomen. Geheel natuur , ongekunsteld tot in haren luiden lach toe , en toch niet de nuchterheid van eene dorpelinge , noch de stijfheid eener nieuwelinge , door kloosterzusters opgevoed , en van de wereld afgesloten. Bij al hare ongemaaktheid, bij al hare overtredingen van den gewonen vorm , heeft zij op mijn woord een' goeden toon , en hare hêtises zelfs zijn aanbiddelijk.quot;

«Juist, want zij zijn de onoverlegde uitdrukking eener onschuldige ziel , en van een' levendigen geest , die zonder argwaan of nadenken uitspreekt, wat hij voelt. wat hij denkt. Daarin ligt het gevaar en de tooverkracht van haren omgang.quot;

«Bij eene onzer schoonen van den dag zou zoo iets fijne coquetterie zyn ; — maar men zou er op gewapend wezen , en hier —quot;

«En hier legt men juist de wapens af, om te beschermen. Lauzun zelf zou het niet over zich verkrijgen kunnen, om hare uitvallen tegen haar te misbruiken. Zij is leelijk , dat blijf ik zien , maar ik — die nog nooit den moed heb gehad met Madame te dansen , ofschoon zij Vorstin is , ik zou op lichtklaren dag met Diana door het hots de Satori durven wandelen , op het meest bezochte uur. En niemand zou lachen, ik ben er zeker van. Zij heeft niet gelezen, zij heeft nooit eene vrouw van het Hof gesproken , heeft geen denkbeeld van étiquette , en ik zou haar durven voorstellen aan Mevrouw Du Maine , de geestige kleindochter van den grooten Condé.quot;

«Wat mg het meest in haar aantrekt, is , dat zij zoo geheel de tegenstelling is van alle andere vrouwen ,• die ik immer kende of zag. Na datgene , wat mij door het hart is gegaan , kan ik geene vrouw liefhebben , dan juist eene zulke , die van Elisabeth verschiltsprak De Sainbertót, terwijl hij voor de kaptafel zijne kanten das losmaak-


-ocr page 250-

DE PRINSES ORSINI.

242

te ; — »maar, d'Erlanges !quot; vervolgde hij , en zag zijnen vriend angstig in de oogen , »wat dunkt u , zou zij mij kunnen liefhebben ?quot;

De jonge habitué van bet Palais-Royal borst in een' luiden lach uit. ))Die vraag, Graaf De Sainbertót! terwijl gij voor den spiegel staat, en na hare bekentenis van dezen avond!quot;

»Helaas! zij heeft mij reeds driemaal gezegd , dat zij mij niet mooi vindt. En wat het laatste aangaat, my dunkt, als zij het diep gevoelde, zou zij het zoo luid niet uitspreken.quot;

))Zij niet, die men geleerd heeft te zijn wie zij is ; kom , als gij nu met zulke aarzelingen begint, geef ik u op , niet als ongeneeslijk , maar als een, die niet genezen wil worden. Als ik u alleen van dezen avond kende , zou ik uwe twijfelingen ver-schoonen ; maar wij weten wie wjj zijn , cher ami! wij gelooven te veel aan ons zelve , om nu ook niet te gelooven aan eenen indruk , dien wij hebben willen maken.quot;

»Mjjne figuur van dezen avond ? Ja! dat was jammerlijk , niet waar ? maar dat komt van den vader! Hij overbluft, hg verrast mjj; hij maakt mij tot een' onnoozelen provinciaal; ik weet niet te spreken en niet te zwijgen , en als ik spreken moet, zeg ik dwaasheden , dat nog weer erger is dan zwijgen! Ik durf geen kompliment wagen , of ik haal Diana eene hardheid over het lieve hoofd , en eene beschaming voor mij zeiven. Wie kan met eenige goede houding het hof maken bij de dochter van zulk een' vader ? Geoffroi ! zeg mij dan toch , wat denkt gij van den vader ?quot;

»Maar , mijn Hemel! heb ik dan zelf niet vaak naar hem geluisterd als een novice, die voor het eerst het credo hoort opzeggen?quot;

»En als hij toch niet eens haar vader ware ? — wat gelooft gij er van?quot;

»Hij is wel zeer jong , om het te wezen; maar in den toon , waarop hij tegen haar spreekt, is het niet te miskennen , dat hij gezag op haar hebben moet, en niet van plan is het op te geven.quot;

»En zij onderwerpt zich daaraan met eene zachtheid. .. . Zie, toen ik voor het eerst hier kwam , hield ik hem , met de meeste lieden van den omtrek , voor den Intendant van het Huis , die , ter wille van de étiquette, zoo wat de vaderrol speelde over eene Hertogin incognito; dan ik was zoo vaak de getuige van tooneelen , gelijk die van dezen avond , waarbij hij over haar waakte met eene onzichtige teederheid, en haar te gelijk behandelde met eene strengheid, die mij wel eens deed vreezen , dat hij iets anders ware dan een vader , — een meester. En als hij dan met dat al eens niets dan een burger ware?quot;

»Bah! hoe komt het inuop? Aan zijne bitterheid over Vorsten en hovelingen , houd ik hem voor een' gevallen' Minister uit den eenen of anderen Staat. Tot in Polen toe gebruiken ze immers Franschen om te regeeren. Misschien hangt hem een zwaard over het hoofd, dat zou neder-vallen , als hij ontdekt wordt, en vermomt hij zich daarom zoo zorgvuldig door een fijner masker , dan dat van het gelaat, door manieren en wijze van zijn , die in hem den persoon verloochenen , welke hij zijn moet, indien men kan afgaan naar de pracht, waarmede hjj zich binnen's-huis omringt, en van de kennis en beschaving , die hij onwillekeurig blootgeeft.quot;

»Ja , zoo zal het zjjn !quot; riep De Sainbertót, »zoo , en niet anders ; duizendmaal heb ik aan iets dergelijks gedacht, en duizendmaal het weer verworpen ; maar nu gij het inziet als ik , beslist gij voor mij de vraag, en wat er ook van zij , morgen zal ik het weten , want ik vertrek niet met u, Geoffroy! ik blijf om eene verklaring te hebben met den Sieur Francis!quot;

Toen Jerome den Ridder d'Erlanges den volgenden morgen kwam wekken , berichtte hij hem, dat zijn ontbijt gereed stond in de kamer van den Sieur zeiven, die hem wilde spreken. De Sainbertót vond zich dus van dat samenzijn uitgesloten ; maar toen hij afscheid nam van zijn' vriend, vroeg hij hem begeerig:

»Welnu , wat weet gij ?quot;

))Niets — en veel, Armand ! maar ik mag niets zeggen,quot; hernam deze ernstig , drukte hem de hand en steeg in het rijtuig.

^Aan mij niet ?quot; riep de jonge Graaf.

«Zelfs aan u niet, of het moest zijn, neem Diana, als men haar geven wil!quot; herhaalde d'Erlanges , en gaf bevel om voort te rijden.

Die opwekking had de jonge man niet noodig, om zijn besluit van den vorigen avond te volvoeren. Nadat zijn vriend hem zoo was ontsnapt , ging hij rechtstreeks naar de kamer van zijnen gastheer , dien hij samen vond met den kamerdienaar , te midden van zijne boeken en bouwkundige plan -nen , en die hem, op zijn verzoek om een afzonderlijk onderhoud, met ernstigen eenvoud antwoordde : »Dan zal ik Diana laten zeggen, dat zij ons niet mag storen.quot; Nadat hij Jerome met dit bevel had weggezonden , wendde Frangois zich tot De Sainbertót, met eenen blik, die tot spreken uitnoodigde.

«Mijnheer!quot; begon deze , ))ik ben de eenige vertegenwoordiger van het Grafelijke Huis der De Sainbertöt's ; mijn vader was Kapitein bij de Garde van Z. M. , en sneuvelde eervol in Vlaanderen; mijne moeder was eene Menil-Montant, eene vrouw , die hare betrekking als Staatdame bij Mademoiselle neerlegde , toen Mevrouw De Montespan begon te heerschen, en die in deze vrijwillige verbanning de achting der Koningin met zich nam , en de liefde en den eerbied van allen, die haar omringden. Zij stierf twee jaren vóór mijn vertrek naar Savoie. Het kasteel mijner ouderen is mijn eigendom , en de landerijen en inkomsten , er aan verbonden, maken mijne bezitting uit; naar mijnen stand ben ik niet rijk, maar ik heb genoeg, en meer dan het noodige. Alle leden van mijne familie, zoowel de overledene als de nog levende , zijn bekend en verwant aan de beste


-ocr page 251-

DE PRINSES ORSINI.

243

geslachten van Frankrijk ; dat alles is, naar ik raeene , helder, klaar en open , en dit alles is te bewijzen, zoodra gij het mocht wenschen.quot;

«Gij hebt gelijk, Mijnheer de Graaf! dat alles I is duidelijk ; maar ik zie niet in , dat wij zooveel van elkander behoeven te weten , om goede buren te zijn!quot;

«Neen , Mijnheer! dat is zoo ! om goede buren te zijn, heeft men niet zooveel noodig ; maar ik wenschte meer voor u te worden , en daarom bidde ik , verwacht ik, eisch ik eene wederkee-rige openhartigheid , die gij mij tot hiertoe niet hebt geschonken ; want, Mijnheer ! gij zijt niet, wat gij schijnt.quot;

«Zoo , mijn waarde Graaf ! en wat schijne ik dan ?quot; sprak de Sieur eenigszins spotachtig.

De jonge man bloosde en zag verlegen naar den grond; daarop hernam hij met eenige aarzeling :

»Ik had mij juister moeten uitdrukken ; de fortuin , waarover gij beschikt, uwe bezittingen, uwe ondernemingen , zijn volstrekt in geene overeenstemming , noch met uwe wijze van zijn, noch vooral met den eenvoudigen naam , dien gij voert; met één woord , Mijnheer ! gij beschikt over een Vorstelyk vermogen, en gij noemt en gedraagt u als een burger; dat geeft iets geheimzinnigs, dat wekt den argwaan ; men gist, men praat, men fluistert, en dat alles kan mij niet onverschillig zijn ; dat alles moet ik opgehelderd zien; want. . . . ik heb besloten , het geluk van mijn leven. ...quot;

»Chut, Mijnheer! lever dat niet zoo voorbarig in de eerste hand de beste. Gij wilt weten, wie ik ben ? Ik onderzoek nog niet wat u tot deze vraag het recht geeft. Ik wil haar eerst beantwoorden.quot; Toen zag hij hem scherp aan, en vervolgde : «Mijnheer de Graaf De Sainbertót! ik ben niets, dan dat, waarvoor ik wil gelden, niets anders, ^üan zooals ik mij vertoon: een man van burgerlijke afkomst — die geen recht heeft op eenigen anderen titel, dan dien hij voert, een' zulken, dien de maatschappelijke overeenkomst voegt bij den doopnaam van hem, die geen' anderen heeft, of een' die beter klinkt. Ik heet Francois, en men noemt mij : den Sieur Francis !quot; een beleefdheidswoord, waarmede men den geringsten burger noemt, een titel, die men desnoods geven zou aan —quot; hij aarzelde even, en verbleekte licht, toen hij voortging, waan een' lakei, dien men toespreken wilde.quot;

»0 Mijn God !quot; riep de jonge Edelman. «Gij hebt dan niet eens een' naam ?quot;

«Of ik er nu Vatin of Retel bij heet, wat helpt ons dat ?quot;quot; hervatte de Sieur met kalmte , — «de naam, dien ik voere , heeft geene bedui-denis , en ik heb mijne goede en geldige redenen, dien voor u en voor ieder verborgen te houden, ten minste voor alsnog.quot;

«In 's Hemels naam , Mijnheer ! weet dan, dat ik — maar neen! dat is eene logen, die eenige hooge beweegreden u ingeeft,quot; viel hij zich zeiven in ; »de staat, dien gij uwe dochter laat voeren , de opvoeding, die gij haar gegeven hebt, is.....getuigt er tegen , of.....quot;

i-Heeft dan een burger, ook de eenvoudigste zelfs , niet het recht zijne kinderen op te voeden en te omringen, zooals hij goedvindt, als zijne fortuin het hem toelaat?quot;

«Een Pair van Frankrijk zou hierop neen antwoorden , en mij dunkt, dat een zoodanig burger den wil niet kan hebben. zijne dochter aan eene weelde te gewennen , die alleen Hertoginnen past! Neen , Mijnheer i het is duidelijk, gij misleiddet mij , en ... .quot;

«Ik wil een' eed doen bij het heiligste , dat gij noemen zult, dat ik de waarheid sprak.quot;

»0 dan, Mijnheer! dan bid ik u, verklaar mij , aan wie Diana toebehoort, wie hare ouders zijn, tot wie ik mij wenden moet; want dan kan zij uwe dochter niet zijn. o Zeg, dat zij het niet is!quot; en de hartstochtelijke jonge man hief als smeekend de handen op naar den Sieur; maar deze antwoordde vast, en zelfs met eenige fiere gevoeligheid: «Diana is mijn eigen , mijn eenig, mijn geliefd kind, zoo waarachtig als de zon dezen ochtend is opgegaan! Het is hard , dat een vader zoo dure betuigingen moet doen , om geloofd te worden , als hy zich vader noemt van zijn kind !quot;

De jonge Graaf was als verpletterd na dit woord; hij moest zich aan eenen armstoel vasthouden, om staande te blijven, met de angstparels op het voorhoofd , en in blijkbaren zelfstrijd. Dat duurde eenige minuten ; daarna sprak hij :

«Het zij dan zoo, Mijnheer! ik bemin uwe dochter , ik bemin haar met eene ware en oprechte liefde; ik heb mij ernstig met mij zeiven beraden , en hoe onaangenaam zij mij aandoet, ik had mij het mogelijke voorgesteld van eene uitkomst als deze , en ik heb mijne liefde sterker bevonden dan het vooroordeel der geboorte — en zoo vrage ik hare hand — mits gij mij kunt geruststellen op dit ééne: rust er eene vlek op hare afkomst?quot;

wZij is het kind van wettig gehuwde ouders; dit is even waarachtig als het andere ,quot; sprak de Sieur blijkbaar met moeite.

«Zal het geheimzinnige , dat u en haar omsluiert , eenmaal worden opgehelderd ?quot;

«Ik hoop het.....ik weet het niet,quot; hervatte de Sieur pijnlijk en ongeduldig, terwijl hij zijnen ring heen en weer schoof.

«Leeft hare moeder nog; was die evenals gÜ......quot;

«Ik beantwoord niet ééne vraag meer, jonge man! Om te beslissen, of gij Diana kunt huwen of niet, weet gij nu genoeg, en al waart gij haar echtgenoot, ik zoude u het overige niet zeggen. Al de fortuin , die gij bij mij veronderstelt , al het vermogen, waarover gij mij ziet beschikken, wordt eenmaal het hare , en ik was straatroover , noch valsche munter , — er zal geen vloek rusten op haren bruidschat! Daarvoor zal ik zorgen ; wees daarmede tevreden , en nu, wenscht gij nog hare hand?quot; Maar toen De Sainbertót schielijk daarop antwoorden wilde , viel FranQois in : ))Neen , niet nu uwe beslissing! be-


-ocr page 252-

DE PRINSES ORSINI.

raad u daarop, dagen , weken , — maanden als het zijn moet, het is iets vreeselijks, een onberaden huwelijk!quot; En hij zuchtte diep. »De hartstocht alleen moet hier niet beslissen ; ik acht u daarom , dat gij uw koel verstand hebt willen raadplegen , dat gij niet in den blinde een' inval hebt willen gehoor geven ; daarom overpeins het ernstig en overweeg alle kansen, alle mogelijkheden , waarin deze ongelijke verbintenis u zou kunnen brengen, en als gij overwogen hebt, zeg mij dan uw besluit; maar tot zoolang geen woord aan Diana, niets dat haar verraden kan.....quot; »

wHelaas , Mijnheer ! dat is te laat!''

))Te laat! hoe meent gij dat?quot;

»Dezen morgen vast besloten u te spreken, ontmoette ik haar in den tuin, toen d'Erlanges bij u was ; de omstandigheden , eene ongezochte aanleiding , mijne groote hartstocht, — ik was mjj zeiven niet meester , ik heb gesproken!quot;

))Dat was eene fout, Mijnheer de Graaf! eene groote fout, eene zulke , als ik van uw oordeel, van uwe jaren niet had verwachtriep Francis verschrikt; — «maar,quot; — vervolgde hij kalmer, ))dat kon immers niet gaan! Zulk eene verklaring in het bijzijn harer kamenier!''

»Deze had zich verwijderd — bij toeval geloof ik.....quot;

Toen stond de Sieur op en schelde met drift. Tot Jerome , die binnentrad , sprak hij haastig , terwijl hij hem eene beurs gaf: «Breng dit aan Rosa! het is haar loon voor het geheele jaar; zeg haar , dat zij mij niet meer dienen kan. Ik geef haar een uur tijd, om vanhier te gaan ! Ik ben geen Edelman! ik wil gehoorzaamd zijn door mijne bedienden!quot;

))Dat zal Diana verdriet doen,quot; sprak De Sain-bertót, verwonderd over deze zonderlinge stoornis van een zoo belangrijk gesprek, en verschrikt over de hevigheid van dien man , die doorgaans zóó stil scheen en zóó kalm.

»Dat moge zoo zijn, Mynheer de Graaf! Ik schroom nooit te doen, hetgeen noodig is ! Maar van u had ik gemeend, dat gy mijn vertrouwen zoudt hebben geloond met meer wyze zelfbeheer-sching , met meer omzichtige bodachtheid. Gy zijt minder geworden in mijn oog,quot; eindigde hij met hardheid.

«Mijnheer Francis ! wat moet ik daaruit verstaan? Gij gunt mij toch uw kind?quot; vroeg de jongeling met angst.

»Ik heb te veel gesproken , om nu het tegendeel te zeggen ; wat meer is , ik had u niet tot Diana toegelaten, zoo ik geen' vrede kon hebben met dit gevolg van uwe kennismaking. Ik voorzag daarvan de mogelijkheid , en ik had u doorgrond , uw hart getoetst, uwe beginselen gevonden , zooals ik ze wenschte, menige goede eigenschap in u op prijs gesteld , eer ik u vrijheid gaf mij in mijn huis te bezoeken. Zoo ik u als schoonzoon had gevreesd, waart gij nooit verder gekomen dan mijn park ; het is zoo , ik moest Diana veeleer een' echtgenoot geven van

mijnen stand; maar ik begrijp ook , dat zij niet is opgevoed , om in eene burgerhuishouding een' | burgerman gelukkig te maken; ik had dus overdacht vóór ik u toeliet; maar ik had niet berekend , dat gij een' stap zoudt gedaan hebben. ; die het hart van mijn kind in onrust kon brengen , vóór gij de zekerheid hadt, dat het in uwe macht zou staan, haar de rust terug te geven, Als nu uwe vragen door mij beantwoord waren geworden op die wijze, welke u te hard moest gevallen zijn, zoudt gij dan tot haar hebben gezegd : »Ik ben Edelman, ik moet u opofferen ?'quot;' i De Sainbertót hield de hand voor de oogen , I en zweeg. j,

«Of gesteld , dat gy besloten waart, ter wille l van uwen hartstocht, ook het ergste te overzien, konden er zich dan van mijne zijde geene zwarigheden voordoen, en was er dan niet in hare ziel eene gewaarwording opgewekt, die voortaan hare pijniging zou moeten worden ?quot;

«Neen, Mijnheer! vergun mij dit te zeggen, , tot mijne verontschuldiging: Diana had reeds | begrepen , wat ik haar nu heb gezegd; zij bemint mij , uwe dochter. God zy gedankt! zij | bemint my , en hare rust was immers toch ver- ! loren , en meer nog , zoo ik gezwegen had.quot;

«Toch was het onvoorzichtig, jonge man ! en ;

de uitkomst bewijst het, want.....er is eene |

hindernis.quot; En toen De Sainbertót hem ver- i bleekend en met onrust aanzag , ging hij voort, l

«Ik wensch uw geluk — het hare.....meer I

nog — ik geef u mijne toestemming; maar ik heb gezworen, noch over Diana's hand, noch over hare toekomst te beschikken, zonder voorkennis van.....van iemand anders.quot;

«Mijnheer Francis! een vader heeft van zijn kind niemand rekenschap te geven dan God!quot; hernam De Sainbertót met eenen scherp onderzoekenden blik.

«Mijnheer de Graaf! kunt gij alle mogelijke toestanden berekenen van het leven , die eenen vader kunnen belemmeren in de uitoefening van zijne rechten?quot;

«Mij dunkt, Mijnheer! ik heb dan recht van dien toestand opheldering te vragen !quot;

«Mijnheer de Graaf! als wij weder op het gebied der ondervragingen afdwalen , zou ik ook kunnen vragen : waarom het Hof van Savoie in de laatste dagen van uw verblijf aldaar niets meer aanlokkelijks voor u had , en zoo overijld werd verlaten?quot;

«o Hemel! was het dat!quot; riep de jonge Edelman verbleekende ; «ik meende in uw woord van gisterenavond reeds eene toespeling te hoorenop die ongelukkige verhouding; doch gij vraagt, hoewel gij weet, en toch zal ik u alles ophelderen ; Elisabeth Farnese was aan het Hof van

haren oom en stiefvader in eenen toestand.....quot;

«Behoud dit vertrouwen nog voor u — het is mogelijk , dat wij niets voor elkander worden, ' dan wat wij nu zijn , en dan zou het u kunnen ; berouwen , gesproken te hebben ; later zoudt gij mij haten, om uwe eigene voorbarigheid. —


-ocr page 253-

iS OESINI. 245

DE

Maar , jonge man! nu het kwaad eenmaal gedaan | is, moeten wij het verhelpen, zoo spoedig wij kunnen , en zoo de Hemel wil, in goed veranderen. Diana bemint u, zegt gij ; ik vermoedde het reeds, schoon ik haar vertrouwen daarover niet uitlokte ; gij vraagt hare hand, dat bewijst uwe ernstige liefde , en ik heb achting voor de kracht , waarmede gij u verheft boven de voor-oordeelen van uwen stand. Een burger beduidt zoo weinig in het oog van uwe Edellieden; zijn zij wel allen oveituigd, dat wij eene ziel hebben gelijk aan de hunne; dat wij dezelfde zaligheid met hen deelen kunnen ; dat wij iets anders zijn dan lastdieren, die zij vertreden mogen; zou één van hen kunnen gelooven , dat onze rechten in de maatschappij behooren gelijk te staan aan de hunne, dat zij het eenmaal zullen worden ? Het is groot in u , anders te durven denken, dan zij , in wier midden gij leeft; grooter nog het te bewijzen in uwe handelwijze — ik eerbiedig u daarom, ik zal u liefhebben — als mijn' zoon — zelfs al wordt gij die nooit! — het is mijn plicht alles voor u te doen , wat ik kan, en gij zult zien, dat ik noch een flauw vriend, noch een week vader ben , maar dat ik doen zal wat gedaan moet worden, al is het ook, dat ik daaraan wagen moet te verliezen, wat ik mij verkregen heb met eenen zwaren kamp , mijne rust en mijne onafhankelijkheid.quot; En terwijl hij dit sprak , was het hem aan te zien, dat het een hard en smartelijk offer was, hetwelk hy brengen ging; maar slechts korte oogenblikken bleef hij in een pijnlijk nadenken verdiept; daarna hief hij het hoofd op , en zijn gelaat was weer rustig geworden, toen hij De Sainbertöt aanzag bij de vraag : »Zijt gij volkomen vrij in al uwe handelingen ? Zoo zelfs, dat gij uw slot kunt verlaten , zonder iemand deelgenoot te maken van de wijze van uw vertrek en van de plaats , waar gij heengaat ?quot;

v Ja , Mijnheer! ik heb alleen maar den ouden Baudin te zeggen, dat hij mijne reiskoets laat voorkomen , en ik rijd af.quot;

))Dat treft gelukkig! Neem dan uwe maatregelen voor eene groote reis. Als gij eenen kamerdienaar meden aamt, zou diens signalement noodwendig in de pas vermeld moeten worden?quot;

»0 Zoo wat voor den vorm ; Mr. de St.-Ange, het hoofd der Politie te Tours , is eene goede kennis van mij. Als ik hem zeg , dat ik nog niet bepaald ben, wien ik zal medenemen, Baudin of Jules , zal die dat wel maken.quot;

»Welnu , dan reize ik met u als uw kamerdienaar !quot;

«Mijnheer!quot;

»Beloof mij, dat gij u zoomin mogelijk verwonderen zult, want ik kan niet handelen, zooals anderen ; daarop moet gij rekenen. Gij hebt een' dag of acht tijd voor u , en op het eerste verzoek , dat ik u doen zal, reist gij af naar Poitiers; gij vertoeft daar een' korten tijd in het hotel des deux Maréchaux, waar ik mij bij u

zal voeger: , en dan kunnen wij uwe reiskoets gebruiken — ten minste tot Perpignan !quot;

»Perpignan! wij gaan dus naar Spanje?quot;

«Naar Spanje!quot; hernam de Sieur op zijnen meest doffen en zwaarmoedigen toon. «En nu , jonge man! ga gij afscheid nemen van Diana, want gij zult haar niet wederzien, dan na het welgelukken van onze poging; geef haar hoop , maar flauwe hoop , want de teleurstelling mocht eenmaal te bitter zijn, en zeg haar niets van mij; ik zal niet met haar spreken over dit onderwerp, dan na onze terugkomst.quot;

»Ik zal in dit alles handelen geheel naar uwen i wil. Mijnheer!quot; antwoordde De Sainbertót; «maar | erken , dat mijn vertrouwen.....quot;

»Groot is, Mijnheer de Graaf! en beproefd * moet worden , meer dan ik wenschtehernam de Sieur, hem de hand reikende; «maar ook welke de uitkomst moge zijn van deze reis, kan zij niet voor u al het dubbelzinnige ophelderen van mijnen toestand ,* toch , Graaf! — toch —

zult gij mij dankbaar zijn, en om deze handelwijs hoogachten !quot;

«Ik doe het reeds nu, want eene inwendige overtuiging spreekt voor u in mijn hart!quot; hernam de jonge Edelman , terwijl hij zich verwijderde.

Werktuiglijk ging hij daarna Diana opzoeken; maar zijne gedachten waren slechts ten deele met haar; zij dwaalden telkens af op gissingen en op vragen , die niemand hem kon beantwoorden, en het meisje het allerminst, zoo hij ze aan haar had durven richten. Eerst toen hij terugwandelde naar zijn kasteel, begon hy zich zeiven geduld en berusting te prediken ; maar hij voelde onbestemd en met verwondering, dat die man hem leiden zou en gebruiken, zooals hij wilde , en dat hij met helder bewustzijn van hetgeen hij deed, en uit vrijen wil toegaf aan een overwicht, waaraan hij geene kracht had weerstand te bieden. — Wat mag hij d'Erlanges hebben vertrouwd, en waarom juist aan hem ? vroeg hij zich telkens opnieuw.

En den Lezer, die het misschien ook vraagt, kunnen wij voldoen. Hij was begonnen met hem te vragen , of hij tevreden was over zijne gastvrijheid.

En toen de Ridder daarop geantwoord had, zooals men onderstellen kan, had hij hem gezegd : «Welnu , dan kunt gij die beloonen ; mijn verzoek zal u vreemd schijnen, wellicht belachelijk ; want.... in Madrid kent niemand den Sieur Francis , en hij moet u smeeken , als het toeval u spreken deed van Chante-Loup — van den avond , dien gij bij den bezitter van dit huis hebt doorgebracht, — zijne dochter niet te noemen — of zoo gij haar noemt .... van haar te spreken, zooals zij werkelijk is , als een leelijk, kreupel, onnoozel meisje , zonder manieren en zonder wereld. — »Zy is dat niet!quot; had de ridder geantwoord ; «maar ik wil u beloven , zóó van haar te spreken — of — te zwijgenquot;. En hij had hem daarop de hand gegeven ; toen zag de Sieur


-ocr page 254-

DE PRINSES OESINI.

246

hem cene wijle ernstig aan, en hervatte: «Mijnheer de Ridder! gij gaat de belangen van Frankrijk voorstaan in Spanje. — Wellicht zal dat niet zijn, zonder eene botsing met de Prinses Orsini; dat kon aanleiding geven tot meer, tot eenige vijandelijke onderneming van uw Hof tegen deze vrouw. Als dat zijn mocht, schrijf dan aan mij te Rome, onder het adres van Monsignor Olivio Odescalchi, neef van Innocentius XI.quot;

))Wien meent gij in mij te zien , Mijnheer! dat ik de gangen van mijn Hof dus zoude verraden ?quot;

»Ik geef u mijn woord, Mijnheer! dat uw Hof daarbij geene schade zoude lijden ; — wie zegt u, dat ik niet behulpzaam zou willen zijn tot den val der Camarera-Major ? Slechts ziet gij .... ik ben menschelyk; ik zou de vrouw willen redden.quot;

En Diana! Had De Sainbertót zich bedrogen , toen hij zich geliefd noemde ? De Sieur berustte in die verzekering, totdat hij die liefde zou kunnen bekronen; wij hebben niet noodig, den Graaf op zijn woord te gelooven. Men heeft het reeds opgemerkt, Diana was eene zonderlinge. Hare opvoeding, eerst aangevangen in een Ita-liaansch klooster, en later voltooid onder de leiding van den Sieur Francois , had geheel gestrekt, om haar te stellen boven en beneden al hare medezusters ; want de man , wiens oordeel over menschen en zaken eene geheel tegenstrijdige richting had met de aangenomen begrippen zijner eeuw; van strenge beginselen , van stipte zedelijkheid , doch die onwetendheid als de eerste voorwaarde hield van onschuld en onbekendheid met het kwade , als den zekersten weg tot het oefenen van deugd ; die oprechtheid predikte, met verzaking zelfs van de terughouding, welke de maatschappelijke samenleving nu eenmaal heeft noodig gemaakt , en die toch een geheim met zich omdroeg , dat doorschemerde door iedere zijner handelingen, en door zijne geheele persoonlijkheid ; die zelf in de slingering der hartstochten zooveel moest hebben verloren, en in de woelingen des levens zoo bittere ondervindingen hebben opgedaan , dat hy zielskalmte en afzondering als eerste en grootste voorrechten had lee-ren waardeeren, en ze wilde opdringen, al moest het ook zijn door afsluiting van de wereld , kon niet anders dan een ongewoon wezen vormen van eene jonkvrouw, op wie hij zijn stelsel in zijne volle uitgebreidheid toepaste , liever, voor welke hij het had uitgedacht. Maar toch was zij niet geheel geworden , wat zij als natuurlijk gevolg van die opvoeding, en misschien volgens het eerste plan van den opvoeder, had moeten worden. Zij was niet het kalme, stille, onnoozele , onbeduidende meisje, dat zij had moeten zijn; hare oorspronkelijke natuur, hare aangeborene eigenschappen van lichaam en ziel, hadden er haar voor bewaard, en hadden haar , zoo geene betere , dan toch even goede diensten gedaan , als

hare opvoeding, daar zij eenigszins de nadeelen der laatste veronzijdigden. Zuidelijk levendig van gestel, en hoogst ontvankelijk voor indrukken , kon de lichtste aandoening haar eene wereld van gewaarwordingen worden, en was de nauwe cirkel , waartoe men haar had beperkt, voor haar zoo rijk in toevallen en feiten , als voor eene andere vrouw de salons met al hunne intrigen en avonturen. En wat deze prikkelbaarheid, deze scheppende verbeelding , misschien schadelijks had kunnen hebben, dat vergoedde eene aangeborene opgeruimdheid en eene zekere lichtzinnigheid van geest — die haar het dragen en het vergeten gemakkelijk maakte. Toen de Sieur zijne dochter had doorgrond , had hy ingezien , hoe zij én dooiden buitengewonen toestand, waarin hij haar had geplaatst — én door de treurige misdeeling van uiterlijke voorrechten, veel in zich zelve zou moeten terugvinden voor de ontberingen, die haar zouden worden opgelegd, en daarom, schoon het in zeker opzicht zijn plan in wanorde bracht, hield hij die levendigheid opgewekt en frisch , vormde en sierde dien geest met alles, wat hij wist aan te brengen, en verschoonde die vroo-lijkheid niet, door haar elke wolke te sparen, maar door haar te verharden tegen de prikkels der smart. Onderwerping aan plicht, onderwerping aan het noodwendige, ziedaar, wat hij haar had gepredikt door leer en voorbeeld ; daarbij die misdeeldheid van uiterlijke schoonheid , waaronder eene andere zich had laten neder bukken, j had hij haar leer en beschouwen als eene groote gave; zonder haar te verblinden voor de waar- | heid, had hij haar die kalm leeren aannemen ; hij had haar geleerd zich te stellen boven de begeerte van het onbereikbare, en waar de wijsbegeerte te zwak zoude zijn geweest, had hij haar de godsdienst tot steun gegeven. Zoo was daar dan eene misdeelde , die niet klaagde, schoon zij het volle bewustzijn had van haar gemis; die noch miskend werd, noch hardvochtig teruggezet , maar aangebeden en met de teederste zorg gehoed, een vergood kind, dat toch werd gevormd, om desnoods te kunnen worden aangetast dooide harde, kille hand van vreemden : eene vertroetelde , die nog zielskracht zou kunnen hebben onder de slagen van een bitter lot; en toch, toch was het den Sieur nu gebleken, zoo hij het niet reeds eerder had beseft, dat hij , ondanks dit alles, toch nog niet genoeg voor haar had gedaan , en dat hij bij alles, waarmede hij haar had verrijkt, nog vergeten had te geven — neen, opzettelijk onthouden datgene, wat ieder gewoon vader niet zoude hebben verzuimd; hij had haar onbruikbaar gemaakt voor de samenleving , door onwetendheid van hare gebruiken , door haar de kleine vermommingen , die zij soms eischt, als zonde voor te dichten, en hij zoude eenmaal van twee kwaden moeten kiezen ; haar bloot te geven aan al de gevolgen van die onbekendheid , of het ongerijmde van zijn stelsel in de toepassing moeten erkennen, en alles omver-stooten, wat hij had opgebouwd j want hij had


-ocr page 255-

DE PRINSES ORSINI

2i7

haar niet opgevoed tot eene eeuwige afzondering van de wereld ; een tgd zou komen , waarin hij haar zou moeten afstaan aan die maatschappij , tegen welke hij haar had ingenomen , zonder er haar tegen te wapenen. Maar de arme, wie zulk een lot boven het hoofd hing , was tot hiertoe van dat alles onbewust, vroolyk en vrjj, eenzaam en toch zonder onbevredigde behoeften van het hart, door het leven gevoerd , toen zij op eens De Sainbertót aan hare zijde zag. Een jeugdig , niet onbevallig man, uit het midden dier wereld , waarvan zjj zoo weinig wist, en waarnaar zij toch wel een weinigje nieuwsgierig was , was eene verschijning in haar leven, die daarin eene omkeering had moeten teweegbrengen. Dan zoo was het niet; de indruk , dien hij op haar maakte, was niet zoo groot, als men zich zou hebben verbeeld; er viel eene illusie weg — een' jongen Edelman had zij zich anders voorgesteld , levendiger , geestiger, meer bevallig , zooals eene sterke verbeelding alles fraaier en hooger kleurt, en de jonge Graaf, door hartstocht en bewondering getroffen, was te verliefd, om schrander te kunnen zijn , of geestig; om op te merken , wat zij in hem eischte, om te berekenen hoe hij moest bevallen. Hij sprak weinig , hjj luisterde het liefst naar haar, en zg wilde van hem hooren, nieuws van die onbekende wereld , waarvan zij te veel wist, om er gansch buiten te zijn, en te weinig, om er alles van te begrijpen ; en zoo zijn zwijgen langer had geduurd , zij had zich aan hem geërgerd; maar weldra toch begon hij haar uit te vinden, en van toen aan werd hij zich genoeg meester, om te kunnen bevallen ; ook begon zij meer behagen te vinden in zijnen omgang, begon meer en meer op prijs te stellen al de voordeden van geest en verstand en beschaving, die hij werkelijk bezat, en was misschien ten laatste vergeten, wat zij had gewenscht en niet had gevonden. Het is zeker, dat zij zich zoozeer gewende aan zijn bijzijn, dat hij zoo geheel de aanvulling werd van haren tijd, de behoefte van haar leven, dat hij nooit van haar ging, of zij vroeg hem met de eenvoudigste vrijmoedigheid , of hij niet haast zou terugkeeren ?

Het was in den tuin geweest, dat de jonge Graaf zich aan haar verklaard had; het lieve kind deed hare morgenwandeling aan den arm van Rosa, en riep met een vroolijk gejuich De Sainbertót tot zich , toen zij hem in eene der lanen peinzend en gebogen zag op en neder gaan. Toen kwam hij haar zijnen arm bieden, en de camériste volgde , zooals gewoonlijk, kort achter hen. Maar de Graaf voelde zich dien ochtend zoo week, zoo geheel overwonnen , zoo gejaagd, en zoo onrustig, door zijn genomen besluit, dat hij verward en onzeker antwoordde op hare aanmerkingen , op hare vragen zelfs , — en toen zij het hem morrend verweet, sprak hij zonder bedoeling, en alleen om iets te zeggen :

»Dat komt van Rosa ! Altijd die vrouw rondom ons!quot;

En het naïeve kind deed, wat geene vrouw van de wereld had durven doen , zelfs niet eene , die eene bekentenis vermoedde, met hartstocht gewenscht ; zii wendde zich schielijk om tot hare kamenier: »Rosa! als mijn vriend De Sainbertót bij mij is , heb ik u niet noodig, en hij wil niet praten , omdat gij er zijt.''

Voorwaar! zij was niet onschuldig, die dienende vrouw, die, beter dan de onschuldige meesteresse , her gewicht van het oogenblik begreep , en die toch ging; en de Sieur had niet zoo gansch ongelijk, toen hij haar om die enkele ongehoorzaamheid wegzond. Doch niemand was meer het offer van zijne eigene verwarring, dan De Sainbertót; hij had geen plan haar iets te zeggen ; er moest nog veel opgehelderd worden, eer hij de stem van zijn hart durfde gehoor geven ! maar daar wandelde nu aan zijne zijde het zwakke , aanvallige schepsel, dat scherts en onderhoud van hem wachtte, en dat hij ging teleurstellen , en daarbij het zou zoo zoet zijn , zeker te wezen van haar hart; een oogenblik als dit kwam wellicht nooit weder ; wie zeide hem, dat de harde man , die haar vader heette , hen niet scheiden zoude, als hij zijne bedoeling kende ? zij moest toch weten .... hoe het zij , de jonge man verried zich zeiven — en de omstandigheden verleidden hem — totdat hij haar eene bekentenis deed , die beider lot moest beslissen. En toen hij ant woord eischte , zeide zij, met meer kalmte, dan hem lief had moeten zijn :

))Zie , ik was vroolijk en ik had in het eerst willen lachen ; nu maakt gij mij bykans treurig, en ten minste ernstig , want ik heb ernstig geluisterd , en ik zal ook ernstig antwoorden. Gij vraagt mij of ik u liefheb ? Het is wel mogelijk, want ik weet niet hoe liefde is. Maar ik zal u zeggen , hoe ik gevoel; oordeel dan zelf. U zou ik evenmin verdriet kunnen aandoen . als mijn' vader. En mij dunkt, ik zou u verdriet doen , als ik ))neenquot; zeide. Want zoo bewogen heb ik nog nooit eenig mensch gezien , als gij het thans zijt. Ik heb dikwijls gedacht: ik wilde een' broeder hebben, en dat moet De Sainbertót zijn, en ook weieens, als hij mijn biechtvader ware , zou ik hem alles zeggen , en ik zou ook dikwijls bij hem kunnen gaan, als ik wenschte; nu moet ik wachten tot hij komt, — en als gij niet komt, die dag is altijd een treurige, dan ben ik verdrietig, ontevreden, luimig, — zeggen Rosa en mijn vader — maar zeker, ik kon niet treuriger zijn, al waren al mijne bloemen verflenst, en al mijne vogels weggevlogen ; ik had my altijd verbeeld, dat jonge Edellieden schooner en meer beminnelijk moesten zijn dan gij , de eerste, die ik leerde kennen; maar toen ik gisteren d'Erlanges zag, hebt gij veel gewonnen bij de vergelijking , en nu begrijp ik , dat ik mij dwaze voorstellingen heb gemaakt, en dat men niet beter is, dan gij zijt; dat gij zeker de meest behaaglijke moet zijn. Als dat alles nu liefde is, dan geloof ik , dat ik u liefheb; wat dunkt u, zou het waar zijn ?quot;


-ocr page 256-

DE PRINSES ORSINI.

248

»Zeker is het waar!quot; sprak de hartstochtelijke jongeling, haar in de armen sluitende — en ook zijne overtuiging sprak het na. Hoe schoon, dat het hem gegeven zou zijn, die onbekende wereld des gevoels voor haar te ontsluiten ; hij zou leven en gloed brengen in dat kalme hart, dat toch geheel het zijne was ; hij zou het bezielen en herscheppen. Zij had het immers gezegd, bij de eerste vergelijking had zij hem gekozen. quot;Welk een voorrecht voor een' Edelman van de achttiende eeuw, zich eene echtgenoot te verwerven, als deze! Eene echtgenoot! en daar rees de geheimzinnige figuur van den vader voor zijne verbeelding op, en zelfs het bijzijn van de geliefde kon hem niet meer boeien : hij moest zekerheid hebben , of hij haar vrijuit zóó zou durven noemen.

Toen hy daarna treurig terugkeerde tot het afscheid, schreide zij ook; zij kon zelve niet onderscheiden , waarom het meest: omdat Eosa vertrokken was, of omdat zij den Qraaf in lange niet zou wederzien; maar zij wischte ze toch moedig af, die tranen , terwijl zij sprak : »Mijn vader mocht ontevreden zijn, zoo hij wist, dat ik zooveel schreide om iets , dat niet anders zijn kan, enquot; voegde zij er bij , hem glimlachend aanziende, ))als liefde smart en vreugde beide j geeft — dat weet ik nu zeker , dat ik u liefheb ; | want ik zal nu zeker niet vroolijk kunnen zijn, | vóór gij terugkeert.quot;

i Het duurde acht volle dagen, eer hij het afgesproken teeken kreeg om op reis te gaan. In-| tusschen was er eene vreemde en bejaarde vrouw | op het landhuis aangekomen , die Eosa's plaats | by Diana vervangen moest; aan Jerome was het, I dat de Sieur het bestier over zijne zaken opdroeg. ! Daarop zeide hij Diana , zonder eenige opheldering , dat hjj op reis moest — en dat zij intus-I schen met haar gevolg Chante-Loup zou bewonen, i en hoe teeder ook het afscheid was tusschen dezen zonderlingen vader en zijne naïeve dochter, tot eene verklaring over hetgeen beider ziel vervulde, kwam het niet.

II.

IN SPANJE.

Filips V, Koning van Spanje, bewoonde, sinds zijne terugkomst uit Italië, in het einde van den successie-oorlog , het paleis van Medina , in plaats van het Koninklijk Paleis , dat hij, bij zijne komst tot de regeering, in een' armelijken en verwaarloosden toestand had gevonden, en dat nu , bij deze eerste verademing van zorgen, tot betere orde werd gebracht — en met nieuwen , meer koninklijken luister gesierd.

In tusschen was dit kleine Paleis tot eene recht vorstelijke woning geworden , gemeubeld met al de weelde , die eenen Franschen Prins , kleinzoon van Lodewijk XIV , tot behoefte was, en waar hij nu rust en schadeloosstelling vond voor de

tallooze ontberingen , die hij had moeten dragen bij den aanvang van zijn droevig Koningschap. Eene der bovenzalen van dit verblijf, tot eene raadzaal ingericht, werd ontsloten door eenen deurwachter , in het deftig gewaad van zijn ambt, voor eenige Heeren, die met veel ceremonieel binnentraden. Het waren de Graaf Orry , Minister van Oorlog, van Financiën, van Koophandel; de Kardinaal del Giudice , de Biscaysche Edelman Grimaldo en de Markies d'Aguilar, personen, nog meer onbeduidend , zoo het mogelijk was, dan de beteekenis, waartoe men hunne verschillende ambten had gebracht, en eindelijk Monseigneur Amelot, Fransch Ambassadeur aan het Spaansche Hof. Met uitzon dering van den Kardinaal, die de roode soutane, den korten mantel en den purperen hoed niet mocht verzaken, droegen allen eene staatsiekleeding, die meer Fransch dan Spaansch was , waren gedekt met groote alongeparmken , en hadden prachtdegens op zijde , hangende in kostbare sjerpen; toch hadden de Spaansche Heeren den sombrero behouden, en den mantel, waarop het kruis van Calatrava geborduurd was. Orry droeg de Fransche ridderorde van den Heiligen Geest.

Rondom eene langwerpige vierkante tafel, overdekt met een groen fluweelen kleed, dat laag neder-hing , en welks slippen de vereenigde wapens van Spanje en Bourbon droegen in zwaar goudborduursel , stonden tabouretten gereed, en een armstoel naast den koninklijken zetel, waarvan geen hunner evenwel gebruik maakte , daar zij , na hun deftig binnentreden , met meerdere losheid bij elkander bleven staan praten, als in gemeenzaam gesprek. Nauwelijks waren zjj eenige minuten bijeen, of eene kleine zijdeur op den achtergrond opende zich even, en men zag twee zwarte oogen door die reet gluren , en eene wijle daarna zag men eene jonge vrouw , schichtig en vlug, op de punt der voeten het vertrek binnenkomen , recht op den eersten Minister toegaan , en tot hem zeggen , na eene bevallige, maar eenigszins schalke neiging:

«Mijnheer de Graaf! laat u nog niet aandienen , en verzoek deze Heeren heel veel geduld to nemen; de Koning zal nog niet werken.quot;

))Is Zijne Majesteit dan ongesteld?quot; vroegen Orry en Amelot te gelijk.

»Neen , dat geloof ik niet; het moet iets anders zijn. De Camarera-Major is zelve bij den Koning. Hare Excellentie zal den Graaf de Chalais zenden, als Zijne Majesteit is voorbereid.quot;

))Dan moeten wij geduld oefenen, Mijneheeren !quot; sprak Orry, zijne ambtgenooten aanziende.

))En heel veel geduld,quot; hervatte het meisje , met eenen blik op den Ambassadeur. ))Het ziet er daarbinnen uit, zoo duister, of het vandaag geen dag zal worden.quot;

Amelot schudde bijna onmerkbaar het hoofd , en zich op de lippen bijtende, ging hg naar een der vensters van het tegenovergestelde einde der zaal, waar hij peinzend met de vingers tegen de vensterruiten speelde.


-ocr page 257-

DE PRINSES ORSINI.

249

«En nu , engellief!quot; sprak Orry , terwijl hij het meisje met eene soort van gemeenzame hoffelijkheid de beide handen vatte, «vertel mij eens wat nieuws ; een kusje voor iedere goede tijding, en dit bij wijze van voorschot.quot;

«Mijnheer de Graaf! laat mij los! zóó zeg ik u niets!quot; sprak zij half pruilende, half lachende,

» anders.....quot;

wis er dan wat?*' vroeg hij.

»o Allergrappigst, gisteren avond.....quot; en zij

begon hem iets in te fluisteren , zoodat hij zich naar haar toe moest buigen, om te kunnen verstaan , terwijl hij met den vinger den Markies d'Aguilar wenkte , die zich bij hen voegde. Beiden borsten toen in een luid geschater uit.

Ondertusschen was er door den deurwachter nog een persoon binnengelaten, in eenvoudig geestelijk gewaad, die bij iedere schrede eene buiging maakte, schoon niemand der aanwezigen acht op hem sloeg, dan de Kardinaal Del Giudice, die hem groette met een' hoofdknik; daarna begon hij rond te loopen met stille en haastige treden, terwijl zijn klein scherp valkenoog zich van het eene groepje naar het andere wendde — want ook de Kardinaal Del Giudice en Grimaldo waren het venster genaderd en spraken met den Ambassadeur.

«Waarom zou de Koning niet willen werken ?quot; vroeg de eerste; «Mevrouw de Prinses Orsini had het u toch beloofd!quot;

«Dat is juist, waarin gij u bedriegthernam Amelot; gt;nk heb Mevrouw de Prinses moeten verzoeken, dezen dag te bepalen voor het afdoen

der bewuste zaak — en.....quot; zeker heeft Hare

Excellentie dat toegestemd met eene verplichtende

hoffelijkheid , die.....die mij hopen doet , dat

ik ditmaal niet te vergeefs wachten zal — want ik zal wachten,quot; voegde hij er met vastheid bij. »Maar er is meer, Mijnheer de Kardinaal! Gisterenavond is er iemand geweest , die in den Koning den lust heeft opgewekt, om hem weer te zien ,quot; en Amelot wees met de oogen op den i geestelijke, die toen in de nabijheid van Orry ; stond te leunen tegen de fluweelen gordijn van : den achtergrond , met de onverschillige houding van iemand, die zich verveelt.

«Welnu, dan kan Zijne Majesteit voldaan zjjn met hierheen te komen.quot;

«Volmaakt — maar de Camarera-Major zal dat niet willen.quot;

«Waarom niet ? hij is immers reeds gebruikt bij de huwelijks-onderhandeling?quot;

«Ja, maar sinds dien tijd schijnt men geen goed oog op hem te hebben ; denk slechts. Het is de derde maal, dat ik hem hier terugbreng, en men heeft hem nog niet eenmaal opgemerkt. Hij zal het niet kunnen houden. En ik heb order van Versailles, om hem voort te helpen! Het is al 1 er ver driet igst!''

«Als wij den Koning konden doen weten, dat hij hier was,quot; sprak Grimaldo , na eene wijle nadenken. «Dat zou te gelijk het middel zijn, om Zijne Majesteit tot deze by eenkomst uit te lokken.quot;

Amelot haalde de schouders op.

«Daar iy geen middel ophernam Del Giudice. «Wie zal de boodschap overbrengen ? niemand van ons kan de kamer verlaten, zonder argwaan te geven , en daarbij al gebruikten wij den onnoozelsten page of het behendigste kamermeisje , zij zouden altijd op de Camarera-Major stuiten, in plaats van tot Filips V te komen.quot;

«Ja , waarachtig! de Koning is volstrekt ontoegankelijk , en ingesloten als bij een schaakmat !quot; riep Amelot, met ongeduld zijnen degen terech tschikkende.

Terwijl dit bij het venster voorviel, was de groep rondom de zwartoogige Jonkvrouw steeds levendiger geworden, en men hoorde Orry zeggen: «En wat zegt de Prinses daarvan?quot;

«o Zij is het oproer reeds weder meester; gave de Hemel, dat zij evengoed het onweer konde afleiden, dat van beneden opkomt!quot; hernam het meisje.

«Wat meent gij ?quot; vroeg deze.

«Dat er iemand is teruggelromen.''

«Wie dan ?quot;

)gt;Is dat eene vraag van een' Diplomaat ?quot; merkte zij aan , met een opgetrokken neusje.

«Nu , nu , Cynthia ! geen man heeft uwe slimheid , zoomin als eenige vrouw uwe schoonheid.quot;

«Behalve de Prinses,quot; hernam zij , met een ondeugend lachje.

«Natuurlijk , uitgenomen de Prinses ,quot; herhaalde hij spottende ; «maar zeg nu wie er dan gekomen is.quot;

«Wel! de man, voor wien gij allen op de knieën moet, wien wij de rechterhand geven ; de vijfde in naam, van wie hier regeeren, maar gij weet, hoezeer de eerste inderdaad!quot;

«Verwenscht!quot; riep Orry verbleekende, en zich niet meester wordende, «dat is ergerlijk ; fl'Au-bigny!quot;

«Juist, de Sieur Francis d'Aubigny in eigen' persoon.quot;

«Maar waar komt die man van daan?quot;

«Dat zal ik u zeggen , als gij mij zegt, waar hij vroeger is heengegaan.quot;

«Maar is hij dan in Spanje, in Madrid ?quot;

«Erger nog — hier — hierbinnen.quot;

«Bij de Prinses ? Mon Dien /quot;

«Neen , zoover is het nog niet ; in de antichambre — beneden. En nu moeten wjj zorgen, dat hij niet verder kome ; wat dunkt u , lieve Graaf!quot; sprak Cynthia, hem schalk aanziende, en beider stem daalde weder tot een onzeker gefluister.

«Ja, schoone engel! als daar een middel op was!quot;

«Dat zou u iets waard zgn?quot; sprak zij vragenderwijs.

«Veel , veel — deze ring tot zekerheid eener goede belooning, en hij schoof haar eenen zijner diamanten aan den vinger.

«Dat geloof ik, gy hebt er ook het meest van te vreezen.quot;

«Maar is er dan niets tegen te doen ?quot; sprak Orry ontmoedigd.


-ocr page 258-

DE PRINSES ORSINI.

250

»Niet veel; — maar ik wil beproeven — luister , hij is hier reeds voor de tweede maal ; den eersten keer was men te St.-lldefonso.quot;

))Dat heet ik ongelukkig zijnsprak deze , zich de handen wrijvende.

«En nu is hij tegen Lanty aangeloopen, wien hij naïefweg verzocht, hem aan te dienen , niet anders dan of hij een gewoon bezoeker was , en of dat maar zoo van zelf gaan zou. En Lanty blijft den ganschen dag op het Paleis; met heel veel voorzichtigheid , en een weinig behendigheid, kunnen wij hem dus vandaag het geduld doen verliezen — en dan is het wel te denken , dat hij de verkeerde zal beschuldigen, en dan — en dan — o! maar Mijnheer de Graaf! als hij eens weer uit het Paleis Medina is — dan redt zich het overige van zelf!quot; —

»Ja! al moest het dan gaan als met Renaud! niet waar , d'Aguilar ?quot;

Deze knikte toestemmend. — »Voor mijne rekening! Hierin zal ten minste de Hertog van Orleans zich niet moeien.quot;

»Nu dan, allerliefste! ga uwe maatregelen nemen hernam Orry , en drukte haar de hand; «als gij mij hier uitredt, zult gij geen' ondankbare verplicht hebben.quot;

De geestelijke, van wiens houding en blik wij reeds hebben gesproken , had onder dat voorkomen van verveling , en ten halve verborgen, zooals hij het was voor Orry, door de breede plooien der zware gordijn , zijne oogen en ooren zóówel gebruikt gedurende dit tooneel, dat hij nu in zich zeiven zeide:

»d'Aubigny! als dat de man is, dien ik mee-ne, dan ben ik geholpen— en toen Or 1*3' zich van Cynthia had afgekeerd, ging hij zachtkens met katieschreden op haar toe, en fluisterde haar in , terwijl hy eene bijna knielende buiging maakte •* ))Lief kind! verkoop mij ook wat nieuws . tot den prijs, dien gij zelve bepalen zult!quot;

«Hm 1quot; sprak zij, en zag hem spotachtig aan. Toch scheen zijn voorkomen haar te bevallen, en inderdaad , zoo iets sprekends , iets geestigs, iets levendigs in de uitdrukking van het gelaat, ooit een' man eenige aanspraak kunnen geven op de belangstellende aandacht eener vrouw, dan had deze kleine, scherpe , fijne persoon daarop volle recht.

«Allereerst koopt gjj een' ootmoedigen dienaar,quot; ging hij voort, met vleiende stem.

«Ook een' dienaar voor Mevrouw en Prinses Orsini ?quot;

«Een' zulken, die als een slaaf zal liggen aan hare voeten, en als een minnaar aan de uwe.quot;

»Nu , wij zullen zien ; gij zijt snel, Mynheer de Abt! Wat wilt gij dan weten ?quot;

))Of die d'Aubigny daarbeneden niet dezelfde is , die — om welken de Abt d'Estrées zijn afscheid....quot;

» C/iut, c/iut! geluisterd , Heer Abt! dat is on-j aardighernam zij verlegen.

»Is het dezelfde ?quot; vroeg hij dringend, i »En wat zou dat dan?quot;

))Ik zou kunnen helpen hem uit den weg te 1 schuiven.quot;

«Waarom zoudt gij dat doen ?quot;

«Mi foi! — Ziet gij mijn kleed dan niet ? uit i I esprit de corps....quot;

«Overmorgen zult gij het weten, Mynheer de Abt!quot; riep het schalke meisje , en sprong van hem weg, de kleine zijdeur in.

«Ziedaar onzen Abt, die Cynthia het hof maakt!quot; sprak de kardinaal Del Giudice, die nu zeer vertrouwelijk stond te spreken met Orry.

«Alberoni! waarom voegt gij u niet bij uwe vrienden?quot; sprak de Ambassadeur streng, terwijl hij zijnen beschermeling tot zich wenkte.

«Per Bio! Monsignore! zyne vrienden kan men aan hen zelve overlaten — maar zijnen vy-anden is het, dat men nabij moet zjjn , om wel te varen ,quot; voegde hij er fluisterend achter, met eenen halven blik op Orry.

Die korte poos, die wij vertoefd hebben in deze zaal van het Paleis Medina, heeft ons eene schets gegeven van de Spaansche hofzeden ten tijde van Filips V en onder de regeering van de Prinses Orsini. Nauwelijks had men zes men-schen bijeen, of men kon zeker zijn, dat er zich drieërlei kabalen vormden, die zich onderling kruisten , verdrongen en ter zijde duwden , terwijl zij , die ze vormden , met lachende aangezichten elkander de hand reikten, als bevriende j ambtgenooten elkander toespraken , en eigenlijk daar geroepen waren, om eenstemmig en met vereende krachten werkzaam te zijn voor de belangen van den Staat, terwijl geen hunner aan iets anders dacht, dan aan zijn eigen belang, en aan het verschalken van de anderen. Diplo • matie was toenmaals niets anders , en kon wel niets anders zijn, daar, waar een zwak en kinderachtig kleingeestig monarch den schepter had afgelegd in de handen eener Hofdame! Den schepter. afgelegd, dat is toch waarlijk wel te | veel gezegd van Filips V, want de onbeduidende Vorst had dien nooit gevoerd. Van het oogen-blik af, dat Lodewijk XIV zyn' kleinzoon , den ' Hertog van Anjou, bij de hand nam , en hem als Koning van Spanje heenleidde door de zalen van Versailles , had zijn Gouverneur Louville reeds de andere gevat, en wees hem, hoe hij de hulde moest beantwoorden der Spaansche afgezanten en der Fransche Grooten. Van het oogenblik af, dat men hem eene kroon had opgezet, die tot niets diende, dan om de ijdelheid te vleien van een' trotschen grootvader, en om zijn hoofd te doen duizelen 7 had hij het voelen neerdrukken onder latte, loodzware hofvormen, en was het hem niet meer vrij geweest eene enkele gedachte te hebben, die hem niet door anderen was ingefluisterd. Het is zoo , hij was de laatste Vorstenzoon der wereld, die het vermogen had, zelf te denken, en de behoefte, zelfstandig te handelen ; maar ook indien hy het gewild had, men zoude er hem die vrijheid niet toe gelaten hebben , of men had hem niet gekozen; want een Vorst, van wien men vermoeden kon, dat hy


-ocr page 259-

DE PRINSES ORSINI. 251

onafhankelijk zoude regeeren, ware onbruikbaar geweest voor het doel, waarmede Lodewijk XIV en zijne raadslieden de Spaansche Monarchie door de banden des bloeds vasthechtten aan de hunne. Nooit zeker heeft eene enkele daad van een' schrander Vorst zooveel opzien gemaakt in de Geschiedenis, en zulk een' belangrijken invloed gehad op de gebeurtenissen in Europa, dan eene enkele daad van den onbeduidenden Karei II : het veranderen van zijn testament, zoo men al zijne daad mag noemen die uitkomst van dat slingeren en sleuren, volgens de richting, die de sterkste arm hem wist te geven, of de behendigste geest hem wist aan te wijzen, totdat hij eindelijk , als bij verrassing, teekende, wat de list hem voorlegde, terwijl het geweld hem de pen in de hand dwong. Maar het is ons plan niet, dien droeven en lang wij ligen oorlog voor te stellen, die gansch Europa in vlam zette en in oproer bracht; de verwarring, die dertien jaren lang, bij den aanvang der achttiende eeuw, de rust der volkeren zoo bloedig stoorde, de gedaante der rijken veranderde , en de groote monarchieën schokken toebracht — waaraan zij de grootste helft dier eeuw hebben gestuiptrekt , of in uitterende zwakte zijn weggekwijnd. Om nog opnieuw door ons te worden geschetst, heeft de successie-oorlog te veel bezig gehouden de hoofden der diplomaten en de pennen der geschiedschrijvers. Wij wilden a.lleen zeggen , hoe de arme Filips V, door dat testament tot een' troon geroepen, waarvoor hij niet was geboren, welken de stem van het volk hem weigerde, en waarvan die der mogendheden hem uitsloot, van het oogenblik af dat hij , tegen zoovele belangen en zoovele wenschen aan, binnentrad in het berooide Paleis van Madrid — tot op het oogenblik, waarin wij hem zien zullen, versuft en willoos in het Paleis van Medina , geen enkel oogenblik had gehad van vrijen wil of van eigen doorzicht; zijne Fransche min en zijn Spaansche biechtvader betwistten elkander den invloed op zijn' persoon; zijn begeleider, de Fransche Markies De Louville , sleurde hem ter eene — de Kardinaal Porto-Carrero en de Spaansche partij ter andere zijde. Lodewijk XIV zond hem bevelen als zijn Vorst — Mevrouw De Maintenon bekeef hem als zijne grootmoeder — de Fransche Ministers bedilden hem als gezaghebbende raadgevers. Terwijl de Fransche natie in hem den jongeling verwenschte, om wien zooveel bloed werd gespild en zooveel geld opgebracht door haar zweet, verachtten en haatten de Spanjaarden in hem den opgedrongen' Koning. Gedrukt door een zwak lichaam en door een melancholisch gestel; gedrukt door dompige en pijnlijke godsdienstbegrippen; gedrukt door wie hem dienden en liefhadden , zoowel als door wie hem haatten en tegenstonden; gedrukt door kleingeestige étiquette ter eene zijde, en door Koninklijke zorgen ter andere ; gedrukt ten laatste door geldelijk onvermogen en vijandelijke overmacht — vond hjj noch in de omstandigheden , noch in zijne zwakke ziel, noch in een onbene veld verstand, eenen enkelen steun om zich op te richten of staande te houden. Was het wonder , dat hij neerzonk , het arme slachtoffer van eene kroon ? Was het wonder , dat hij neerzonk, de zachte jongeling, gewend aan alle zoetheden des levens, zonder iets van deszelfs lasten te kennen, en die vermoeid werd met de zwaarte van eenen schepter, en gebukt ging onder diens lasten, op een oogenblik , dat hij nog knapen van zijne jaren zag spelen ? Was hij niet de bloemknop, die men gewelddadig opscheurde, in plaats van hem zachtkens te laten uitbotten; en was het wonder , dat die bloem verwelkte en den kelk slap hangen liet, en voortaan den steel buigen zou naar den wil van lederen vinger, die zich vermat er mede te spelen ? Toen men dit begrepen had , gaf men hem eene vrouw, een veertienjarig kind, eene dochter uit het listige huis van Savo'.e, en het veertienjarige kind heerschte spelende over den koninklijken gemaal; maar het luimige, heerschzuchtige meisje had eene opzichtster noodig , de Koningin eene eerste staatsdame, en van toen af hadden beiden eene meesteres, en het Koninkrijk van Spanje eene Regentesse.

Het was de Prinses Orsini, door Frankrjjk zelf tot de gewichtige en moeitevolle taak gekozen ; en eenmaal aangenomen , dat er in Spanje een ander heerschen moest dan de Monarch en zijne Ministers ; dat eene vrouw er zich neerzetten moest naast den troon — dan kon men wel geene betere keuze hebben gedaan, dan juist deze. De Prinses Orsini was geene gewone vrouw. Menige eigenschap van een goed staatsman was de hare t zij had vastheid van geest en van wil; eenjuis; oordeel, dat zich liet verblinden noch benevelen; eenen vrijen en helderen blik in de toekomst; eene juiste waardeering van het tegenwoordige: den moed om een zeker voordeel te durven opgeven voor eene groote kans ; een fiksch oog op de menschen en een ruim en schrander uitzicht in groote zaken ; eenen sterken en vasten arm om ze te wegen, en eene vlugge hand om ze uit te voeren; de kracht, om te allen tijde en onder alles meesteresse te zijn van zich zelve ; de gave , om geen ander gelaat te toon en, dan wat zij wilde laten zien , en die andere groote gave, om niets te spreken , dan hetgeen zy wilde zeggen , slim en behendig te zijn, zonder het te vertoonen, en hare uitgestrekte ontwerpen en verbindingen te verbergen onder eene losheid, die misleidde. Daarbij bezat zij die hoedanigheden van haar geslacht, welke menig Diplomaat haar benijden kon: de stille en fijne opmerking; eene lichtsnelle bevatting ; eene verbeelding , die vooruitliep , in plaats van traag te volgen ; eene veerkracht en eene buigzaamheid van geest, die haar toeliet, zonder moeite zich te plooien naar iede-ren eisch van het oogenblik ; zich trotsch op te richten of in ootmoed neder te knielen, te verpletteren of te vleien , naar zij het noodig vond; en bij dit alles miste zij niet één der voordee-len , waarmede hare sekse strijdt en overwint:


-ocr page 260-

DE PRINSES ORSINI.

252

levendigheid , natuurlijke bevalligheid tot in hare minste bewegingen , aanvalligheid , voorkomend-; heid , en toch , waar hefc zijn moest, afgemeten-1 heid en waardigheid; de wereldkennis en wel-| levendheid eener hofdame, met de uitlokkende , behaagzucht eener tooneelspeelster ; onwederstaan-baar waar zij wilde winnen en wegslepen, hoog en minachtend, zoodra zij wilde terugzetten , I vereenigende de fijne beleefdheid, en de vrije gemakkelijkheid eener groote dame, met het ge-i meenzaam gebiedende eener vorstin ; daarbij wa-| ren hare gesprekken onderhoudend , nimmer uitgeput , altijd vermakelijk en aantrekkelijk; hare stem had eene eigenaardige liefelijkheid, en daar-bij was zij welsprekend, gelukkig in het kiezen harer woorden, en juist in het uitdrukken harer gedachten.

Daar zij van al die bekwaamheden en eigenschappen geene andere had laten doorblinken, dan die haar helpen konden zich te verheffen op de hoogte , waar wij haar nu vinden ; daar men haar kende als eene vrouw van veel levensondervinding , die vele landen gezien had en vele men-schen leeren kennen, en die hare ondervindingen en hare kennis met wijsheid wist te gebruiken , terwijl zij met schrandere voorzienigheid juist die betrekkingen had aangeknoopt en vastgehouden , welke haar het best en het snelst konden dienen, was het niet vreemd, dat men op haar zag, om ten steun te zijn van een zwak en onhandig Vorst, en ter leidsvrouw eener onvoorzichtige , willekeurige Koningin; — daar men wist, hoe ze haar eigen huis had gemaakt tot de plaats waar geest, vernuft, talenten en welle1-vendheid zich weerzijds kwamen toonen en oefenen en beschaven, en hoe zij in dien fijnen kring zich met gratie bewoog en den toon gaf, was het niet vreemd, dat men op haar zag, om de eer van een hof op te houden, dat een jeugdig vorstenpaar, door dwaasheden en luimen, tot een tooneel van verwarring en bespotting zou vernederd hebben. Daarenboven waren hare familiebetrekkingen, hare maatschappelijke verbintenissen , haar toestand in de wereld, en hare verhouding tot de beide hoven, juist zooals men die mocht wenschen. Eene Fransche Dame, die niets was dan dat, kon niet geplaatst worden op dien gewichtigen post, zonder het wantrouwen en den tegenzin der Spanjaarden op te wekken; eene Spaansche was niet zeker, moest door Frankrijk worden mistrouwd . en zoude door stijfheid van vormen en door bekrompene nationaliteit licht der jonge Koningin hebben tegengestaan en mishaagd ; Mevrouw Orsini, of liever , Anna Maria de la Tremouille , uit het bekende en hoogedele geslacht der Noirmoutier's, was Fransche , van geboorte en door haar eerste huwelijk met Blaise de Talleyrand , die genaamd werd Prins de Chalais ; en behoorde te gelijk tot den hoogen Spaan-schen adel, door haar tweede huwelijk met den Hertog de Bracciano , Grande van Spanje, hoofd van het Doorluchtig Huis Orsini. Bij de keuze eener Camarera-Major, had men niet slechts te

letten op de wenschen van Frankrijk en Spanje; maar bij de menigvuldige staatkundige en huishoudelijke verwikkelingen van die beide hoven met Rome — ook op de verhouding van deze tot Italië en hare hooge kerkvorsten, en ziet , Mevrouw Orsini, die in Frankrijk was opgevoed , aan het Fransche Hof bekend was, en in Spanje had gereisd, had toch den grootsten en werk-zaamsten tijd van hare jeugd gesleten in Italië en te Rome, met haren tweeden echtgenoot, die eerste leek was van den Kerkdijken Staat, en Prins van het Soglio der Pausen ; zij had den Kardinaal d'Estrées tot vriend — en de Kardinaal de Bouillon zelf was bemiddelaar geweest van haar tweede hooge en rijke huwelijk; daarbij was de toenmalige eerste Minister in Spanje, de Kardinaal Portocarrero , de man, die het meest had toegebracht tot de verheffing van Philips V, door nauwe vriendschap verbonden met Mevrouw Orsini , en kon deze goede gemeenschap dus als een waarborg zijn eener goede verstandhouding , gemeenschappelijk overleg, en eenheid van doel en wil tusschen dien man , en de vrouw, die nevens hem zoude staan ; maar wat alles afdeed in den geest van Lodewijk XIV , al ware het dan niet bij zijne staatsdienaren — Mevrouw Orsini bezat niet slechts het vertrouwen en de gunsten van de beide Hertoginnen van Savoie en van de koningin van Portugal — nauwe verwanten van het Koninklijke paar — maar ook zij bezat de genegenheid , het vertrouwen, de vriendschap, de hoogachting, en misschien wel zelfs geheel het hart van — van niemand minder, dan Mevrouw De Maintenon zelve. Toen zij de eerste hoop kreeg op hare bevordering, had zij zich naar deze willen vormen; zij noemde haar hare leermeesteres ; zij had haar als eerste en vertrouwdste raadgeefster aangenomen; had voor haar getoond den eerbied, gemengd met hartelijkheid en vertrouwen , en de ootmoedige afhankelijkheid eener behendige stiefdochter voor eene schrandere en goedaardige tweede moeder, en Mevrouw De Maintenon , die geene rol liever op zich nam, dan die van raadgevende meesteres, en het liefst onbepaald heerschte onder den zachten naam van moederlijke vriendin , had haar aangenomen, zoo-als zij zich had aangeboden ; als leerlinge duldde zij haar aan hare voeten; als vriendin reikte zij haar den arm; als aangenomen kind nam zij haar aan hare borst. Zij hielden van toen af eene levendige en innige briefwisseling, waaruit men beider hart misschien beter kan leeren kennen, dan uit hare daden , en waarin deze beide Dames somwijlen haar vernuft lieten schitter en, ten koste van die zelfde vormen, in welke beide met zooveel krachtige waardigheid anderen wisten te beperken. Niets was dus zoo natuurlijk, dan dat Mevrouw De Maintenon, toen Lodewijk XIV opmerkzaam was gemaakt op hare gunstelinge , als het ware de borge werd harer trouw en van hare bekwaamheden.

Maar de Prinses Orsini was niet de volgzame kweekelinge, die de Koning en zijne ge-


-ocr page 261-

DE PRINSES ORSTNT.

253

heime gemalin zich haddon voorgesteld te vinden, en waarvan zij in het eerst den schijn had aangenomen. Lodewyk XIV , die van het Koningschap zijns kleinzoons eene nieuwe heerschappij had gewacht voor zich zeiven , had er tot hier toe nog geene andere uitkomsten van gezien, dan ontzaggelijke kosten, de vijandschap van half Europa , de verminking van zijn rijk; de verkleining van zijn aanzien onder de Mogendheden , en bijna geheel den ondergang van zijn land , in den schadelijksten vrede, die ooit de rampen van eenen oorlog had vervangen, zoo niet de twisten der Europesche kabinetten onderling , de luim der Engelsche Koningin en de ka-balen van Harlay hem daaruit gered hadden , en tot latere meer eervolle voorslagen den tijd had teruggegeven en de krachten. Zijne Afgezanten en de Ministers, die hij uit Frankrijk had heengezonden naar Spanje, waren onhandig geweest, of hadden zoo weinig verricht, dat zij Frankrijk gehaat maakten, en den bangen toestand van Spanje verergerden ; — eene vrouw als Mevrouw Orsini, die als middelaarster tusschen de Fransche Ministers en de Spaansche Grooten optrad ; die geenen anderen schepter zoude voeren, dan dien vaft vernuft en étiquette, en die toch schranderheid genoeg bezat, om de fouten der Ministers te zien, en er hunnen Franschen meester kennis van te geven, moest hem helpen , om de heerschappij te vestigen op eene zachte, onmerkbare wijze , op zulk eene , die meer zeker was, en minder onbehagelijk voor hen, wie men het juk wilde opleggen. Maar Mevrouw de Prinses Orsini was niet het volgzame werktuig, dat Lodewijk XIV zich in haar had voorgesteld. Wel maakte zij zich meester van den geest en de vriendschap der jonge Koningin van Spanje, zooals men het haar had aanbevolen; wel won zij door deze den Koning, totdat beide geenen stap verrichtten, dien zij niet had geregeld ; wel zag zij den Kardinaal Portocarrero op de vingeren , en begon zich zachtkens aan in de staatszaken te mengen — maar dat alles was voor eigene rekening, en veeleer tegen, dan in den geest van den Franschen monarch. Dat ondervonden de Fransche Gezanten, die elkander in korten tijd telkens vervingen, omdat ze van onbekwaamheid werden verdacht of beschuldigd ; van onhandelbciren aard, of ontmoedigd, omdat zij van dag tot dag eenen invloed verloren , dien het hun last was te handhaven. Dat ondervonden diegenen der Spaansche Grooten , die, aan Frankrijk gehecht, reeds bij het leven van Karei II voor de opvolging van Filips V eeue partij hadden gevormd, en zonder welke deze nooit zijne intrede zoude gedaan hebben te Madrid ; die de goede diensten nu betaald wilden zien door gezag in de zaken van hun land, en door vertrouwen van de beide Koningen, en die zich teruggezet zagen en stug bejegend aan het Spaansche Hof, zonder er eene bepaalde reden voor te kennen. Sommige eindigden met zich te onderwerpen aan de rol van onbeduiden-den hoveling; andere met zich te verwijderen.

Dit ondervond bovenal de Kardinaal Porto-Carre-ro , die het werkzaamste aandeel had gehad in het veranderde testament van Karei II; die Spanje regeerde tot aan de komst van de Prinses Orsini; die haar met vreugde had verwelkomd , en als het ware den arm had gereikt, om haar binnen te leiden in het Paleis van Madrid , en die zich nu zijn Aartsbisdom Toledo als eene eervolle ballingsplaats zag aangewezen. Dat alles had de Camarera-Major gedaan ; men ziet, dat de dankbaarheid niet tot de deugden behoorde, die zy beoefende en haren Koninklijken kweekeling predikte. Toch was zij er voor bekend, eene even warme en standvastige vriendin te zijn , als onverzoenlijke vijandin; maar zij had den kardinaal Portocarrero nooit bemind ; zij had alleen zijne vriendschap gezocht, als die van een machtig , eerlijk en onbeduidend mensch, van wie® zij zich zou kunnen bedienen, wanneer en hoe zij wilde; want die eerzuchtige vrouw had tot grondbeginsel eene spreuk, die maar al te veel in beoefening werd gebracht door de staatslieden van hare eeuw — en wie weet van welke eeuwen niet al ? — niet op de middelen te zien. als zjj baar doel kon bereiken — en haar doel was groot en het omvatte veel, en het lag ver af — en zij moest vele omwegen maken, om het te bereiken. Hare heerschzucht toch was niet eene vrouwelijke van den gewonen stempel, die zich tevreden houdt met eenen middellijken invloed op het haar omringende , met te heerschen door de tweede, moest het zijn, door de derde hand; zij wilde een openlijk, onverdeeld , erkend, en als het ware gewettigd meesterschap in Spanje ; zij wilde voogdesse zijn van het Koninklijke paar , zonder iemand rekenschap te geven van de voogdij : en alleenheerschende Regentes van Spanje, bij het leven en de meerderjarigheid van den Vorst, ten aanzien, en des noods ten spijt, van Lodewijk XIV. Daartoe drong zij de Fransche partij terug , en verstond zich zachtkens met die Spaansche Granden ; welke zoo lang mogelijk de belangen van den Oostenrijkschen Kroonpretendent hadden bevorderd, doch die nu eindigden met vrede te nemen in de bestaande orde; — deze , voor wie alles , wat hun ten deel viel, gunst was, kon zij gebruiken zooals zij wilde , zonder hunnen invloed te duchten , terwijl men in Versailles de behendigheid prees , waarmede zy eenen zoo diep ge wortelden staatkundigen haat wist te verzoenen. Daartoe wist zij iederen Franschen Ambassadeur te belemmeren in zijne schreden , zoo hij weigerde haren weg te gaan ; daartoe verminkte en verkortte zij de hooge staatsambten des Spaanschen Koninkrijks, en bracht ze tot eene doode onbeduidendheid , of wel schafte ze geheellij k af, totdat slechts een enkel man de belangrjjkste takken van het staatsbestuur in zijne handen had vereenigd, een man, wiens onbekwaamheid zij kende, wiens slaafsche ziel zij had doorgrond, wiens mager verstand zjj had gewogen, en die dus voor haar een volmaakt werktuig kon zijn ; het was de Franschman Orry , in der tijd door


II.

17

-ocr page 262-

254 DE PRINSES ORSINT.

Lodewifk naar Spanje gezonden, om de geldmiddelen te besturen, en dien Mevrouw Orsini gesteld had aan het hoofd van het krijgswezen en van den koophandel, en die nu ook niets was , dan haar willooze dienaar , wien zij alles liet regelen , alles afdoen, alles regeeren , in het midden van een' oorlog, die Frankrijk krachteloos maakte en Spanje uitputte, tot zieltogens toe. Dit alles bracht over haar en over de nieuwe regeering eene ongelooflijke ergernis en haat. Maar in Frankrijk sluimerde men nog altijd, gerust op de trouw van de Prinses Orsini, en Mevrouw de Maintenon, wjen zij nooit had opgehouden haar hof te maken , en die zich altijd verbeeldde , dat zij zelve het was, die de stappen harer leerlinge leidde, wiegde hen voort in dien zoeten sluimer, totdat de komst van Puysegur en van den Hertog van Berwick, door de Camarera-Major zelve geroepen , omdat zij door onhandige legerhoofden de krachten van het leger zag verbeuzelen zonder nut, het Hof van Frankrijk wakker schudde en dat van Spanje deed daveren door den vreeseljj-ken val van het machtigste hoofd. Voor Puyse-gur's scherp oog kwamen Orry's misslagen bloot, misschien meer nog^ dan zijne kwade trouw ; nog had de dienaar van de Prinses Orsini kunnen vallen, zonder zijne gebiedster met zich neder te rukken; maar deze had zich een' anderen vijand verwekt, of liever een? vriend mishandeld, totdat hij een wreker was geworden van de vriendschap en van de trouweloosheid: den Abt D'Estrées.... maar de wijze , waarop hij haar vijand werd, hangt te veel zamen met de intrit gue van onzen roman , dan dat wij haar voor di-oogenblik in de geschiedenis kunnen samenvlechten.

Het gevolg echter moeten wij vermelden. Ondanks de Koningin van Spanje , gedeeltelijk tegen den wil des Konings, en zeker in het eerst zonder beider voorkennis, terwijl men, onder voorwendsel van den oorlog, Filips V van zijne beide vrouwelijke meesteressen verwijderd had, kreeg de Prinses Orsini van grootvader en kleinzoon het ontslag van haren post — en het bevel om Spanje te verlaten voor altoos. Wat men niet gewacht, of ten minste niet zóó had gewacht — zij gehoorzaamde — zonder eene poging te doen, om zich te verzetten. Alleen was haar terugtocht uit Spanje een meesterstuk van slimheid en voorzienigheid — dat alleen te vergelijken is bij de meest beroemde terugtochten van de eerste Generaals. Zelfs had zij hare maatregelen zoo wel genomen , dat, toen zij eene korte wijle in Frankrijk was geweest, men hare onmisbaarheid begon te gevoelen op de plaats , van waar zij verdreven was ; dat zij spoedig reeds weder de hoop vatte, van zich te kunnen vrijpleiten van schuld, en, ten laatste te Versailles ter verantwoording geroepen, reeds zoo zeker was van hare zaak , dat zij als be schuldigster durfde optreden , en hare zaak zoo volkomen had gewonnen , dat men eindigde met haar te dringen, te bidden , te bevelen bijna, de taak te hernemen, waarvoor men haar had opgeroepen , en waar- \ voor zij niet veinsde den lust verloren te hebben. In een gesprek van twee uren lang, dat zij te Marly had met Lode wijk XIV , nam zij dezen zoo geheel voor zich in, dat zij in Frankrijk de rol had kunnen spelen, die haar in Spanje was bedeeld, ware Mevrouw De Maintenon niet daar geweest. Haar verblijf in Frankrijk — aan het Hof — te Marly, was als een gedurige hoogtijd, waarbij men haar vierde en eerde, alsof zij eene koninklijke verwante ware geweest, of eene geëerde bondgenoote, die een bezoek kwam brengen uit enkel vermaak. Alle Fran-sche Grooten , Leden van het Koninklijke Huis zelfs , kwamen haar zien, of bewezen haar vriendschap en eere. De beminnelijke Hertogin van Bourgondië kreeg haar lief als eene zuster; Mijnheer de Prins lag aan hare voeten ; de eerste Minister Torcy was verplicht haar te bezoeken op Koninklijk bevel; Mevrouw De Maintenon zegepraalde met en voor haar. Toen zy dus eindelijk genoodzaakt was, haar verlaten werk weder op te nemen, en den Spaanschen grond op nieuw betrad, zette zij er een' vasteren voet dan ooit, was hare terugkomst een volkomen triomf, en had zij wel zeker het besluit genomen, en de macht in bezit, om meer onbepaald te heer-schen dan vroeger, zonder noodig te hebben de vroegere omzichtigheid te gebruiken. Zelts Orry had zij weder overeind gebeurd ; — ondanks alles, wat men van hem wist — hadden de beide Hoven moeten toestemmen , dat hij zijnen post herkreeg; de Fransche Ambassadeur Gram-mont werd teruggeroepen , te haren gevalle , en zijnen plaatsvervanger Amelot het bevel opgelegd, zich met haar te verstaan , of zich naar haar te plooien ; en zoo stond zij dan voortaan , waar zij gewenscht had — alleen, naast, — boven den troon.

De successie-oorlog was nu geëindigd. Filips V. hoe vaak hij op den troon gewankeld had, hoe dikwijls zelfs bijna verlaten door zijn' eigen' grootvader , was daarop nu bevestigd , en door de stem der Mogendheden erkend; de laatste tegenstand in Spanje zelf, de moedige Kataloniërs, waren overwonnen, liever uitgemoord , de eenige wijze , om hen ten onder te brengen ; de jonge Koningin was gestorven, en schoon dit het aanwezen eener Camarera-Major onnoodig maakte , was de prinses toch in die betrekking in het paleis gebleven, op denzelfden voet als voorheen. Zij had den post behouden , enkel als voorwendsel , om zich eene houding te geven, omdat zij in het einde toch geen Minister kon heeten. Uit zich zelve echter moest een zoo onbeperkt gezag, dat op geene andere gronden steunde, dan van het invloed oefenen op een; zwakken Vorst, en van fijne en welgelukte kabaal, gedreven door eene vrouw, in het oog van mededingers niet zoo hecht zijn gevestigd , of eenige tegenpartij had zich durven vormen en den lust opvatten het te ondermijnen. Daartegen moest men gewapend zijn, door nieuwe verbintenissen, door nieuwe kabalen , bespieding overstellen tegen bespieding,


-ocr page 263-

DE PRINSES 0RSIN1.

255

omkooping drijven tegen omkooping; daarbjj maakte ieder zijne eigene rekening, hetzij hij ontwerpen smeedde voor zich zeiven, of die van anderen steunde; hetzij hij zich ter taak stelde, de bestaande macht te dienen en te helpen handhaven , of wel op zich genomen had eenigen aanslag daartegen voor te bereiden of te doen slagen ; hetzij men (en dezulken waren er niet weinig) beide partijen aan elkander verried, om zóó winst te doen met beider vertrouwen en beider dankbaarheid. Hovelingen en priesters, legerhoofden en Prinsen der Kerk , grooten van Spanje en vreemde gezanten, schaamden zich niet dit laag en kleingeestig spel te drijven. Zich schamen ? Helaas! eenmaal door plicht of door belang in den too vercirkel opgenomen , die het Paleis van Medina omsloot, moesten zij er zich wel bewegen, zooals die om hen werd heenge-draaid. De kabaal was de eenige diplomatie geworden , die nog mogelijk was , en daar er eene vrouw stond aan het hoofd van alle kabalen, hetzy om ze naar haren zin te leiden, hetzij om ze in duigen te trappen, waren het ook meestal de handen van vrouwen en kinderen , die men gebruikte , om de fijnste draden te weven, of ten minste de stof er toe te leveren. De ducncCs en de camaristas van de Prinses, en de pages van den Koning, door Mevrouw Orsini tot bespieding en intrigue afgericht, lieten zich vaak genoeg omkoopen, om die tegen haar zelve te gebruiken. Wjj hebben gezien, hoe Cynthia, een harer meest vertrouwde kamerjuffers , hare eigene zaken deed, tegelijk of vóór die harer meesteres, en hoe niemand der grooten, in de raadzaal aanwezig, versmaadde zich van haar te bedienen , of zich ergerde aan hare tusschenkomst, behalve alleen de Fransche gezant; hoe de Minister Orry zelf haar vleide , en zieh veroorloofde te haren wille te spotten met de vrouw, die geheel zijn lot in handen had, en die altijd zjjne weldoenster was gebleken; want — en dit is de laatste trek , dien wij voegen moeten bij deze uitvoerige karakterschets van die vrouw (en welke wij volbracht hebben, ondanks het pruilende neusjestrekken van menige lezeres en het hoofdschudden van menigen lezer) ; — want, bezat ze bijna alle schitterende hoedanigheden, die eenen staatsman doen uitblinken, bezat zij vele der bekoorlijke eigenschappen harer zusters, haar ontbraken evenmin, zooals Voltaire Henri IV laat zeggen : vies défauts de son sexequot; en onder die voornamelijk niet de jjdelheid. De hare was de grootste en meest eischende, die er zijn kon; de hare heeft haar nooit verlaten, zelfs niot in hoogen ouderdom , en ondanks de hardste lessen van het lot, en ondanks al haar vernuft en al hare schranderheid; de hare heeft haar somtQds bespottelijk gemaakt, waar zij achting verdiende, en vijanden geschonken, waar zij vrienden had gezocht, en fouten doen begaan, die al hare behendigheid niet weder heeft kunnen herstellen. Zij wilde behagen, om te behagen , ieder, altijd en te allen tjjde. Zy was bevallig, maar zy verbeeldde zich betooverend te zijn; zij was schoon , maar zij geloofde niet, dat men schooner zijn kon ; zy meende , dat haar oogopslag onweerstaanbaar was voor iederen man, en haar glimlach voor iederen jongeling. Zij wilde bijwijlen aanbidding zien voor de vrouw tot in de beleefdheden toe, die de staatkunde der heer-schende Vorstin toebracht. Zij eischte hulde, bewondering , misschien zelfs liefde, en nam die aan als een' tol, die haar toekwam, voorzichtiglijk toch zich zelve beheerschende, om niet terug te geven, wat men haar bracht. Maar zij betaalde toch ; zij betaalde met vele goede gaven en gunsten . en toen men dit eenmaal wist — begrijpt gij , hoe vele aanbidders zij gevonden heeft; en als gij dat hebt berekend, kunt gij tegelijk weten , hoe vaak zy bespot is geworden , nadat zij gegeven had; nu gaan wij haar zelve zien, zooals zy zamen is met den Koning van Spanje.

Het vertrek , waar Filips V zich ophield, was niet de groote koninklijke slaapkamer ; waar hij de ceremonieele ochtendbezoeken ontving bij zijn opstaan ; maar een kleiner kabinet, waar hij sliep, wanneer hij zich ongesteld gevoeïde, en bij het ontwaken niemand konde toelaten, dan de personen , die hem moesten dienen. Toch was het schitterend van nieuwheid en frischheid, en van die verfijning der Fransche weelde, die eene stuitende tegenstelling was van de armoede zijner Spaansche onderdanen niet slechts , maar die ook streed met hunne gewoonte en denkwijze, en met die, welke hij langzamerhand van hen begon aan te nemen. Eene kleine galerij alleen scheidde dit vertrek van de groote zaal, waarin wij reeds binnentraden. De Koning zat, of liever hing, lusteloos met het bovenlijf heengebogen over de leuning, in eenen hooggerugden armstoel; hij was gekleed in eenen wijden kamerjas van purperdamast , zonder gordel, en die los openhing; hij had den grooten Spaanschen hoed op het hoofd, boven het weinige eigen haar , dat hij bij de gewoonte der pruiken, nog had kunnen behouden ; dit gaf hem iets kaals , iets nuchters , dat, gevoegd bij de geheele ordeloosheid in zijn voorkomen , bij het volstrekt afzijn van alles, wat naar koninklijke pracht zweemde , en bij zijn gelaat, dat altijd iets flauws, iets stomps, iets zwaarmoedigs had. bij den matten blik van zijn oog en bij den dof slepen-den toon zijner stem, en de wyze, waarop hy zich uitte, nu eens het onzeker aarzelende, dan weder het kinderlijk meesterachtige, hem geheel het aanzien gaf van hetgeen hij werkelijk was : de zwakke, onnoozele speelpop van haar, die hem in de hand had; de lijdelijke volgeling, de gedweeë leerling van de prinses Orsini. Deze stond bij de tafel, op eenige schreden afstands van den jongen monarch ; de hand ligt gerust op het paarsfiuweelen tafelkleed. Hoe vroeg het was in den morgen , met die strenge inachtneming der vormen, die zij noodig achtte, was zij reeds in volle hofgewaad gekleed, en zelfs met die overdryving van pracht, het gevolg van hare


-ocr page 264-

256 DE PRINSES ORSINI.

zucht tot schitteren en behagen, die wel eeni-germate te kort deed aan haren goeden smaak. Zij volgde in hare kleeding geheel de Fransche mode , die gelukkig , door hoepelrok en sleep, lang genoeg was, en deftig genoeg, om op die punten geene Spaansche te ergeren; doch de zeer vrije ontblooting van hals en schouders, vooral op haren leeftijd, moest dubbel aanstoo-telijk zgn voor de preutschheid der Spaansche donna's. Ook hare armen, rond en fijn en welgevormd , waren niet verder gedekt, dan door de afhangende zwarte kanten der elleboogsmouw, en gesierd door een' armband van paarlen, een' anderen van goud met ingezette steenen, en door de lange , afhangende slippen der lichtblauwsa-tijnen strikken, waarmede de mouw was bezet. Haar slepend bovenkleed was van blinkend geel satijn t geheel met zilveren bouquetten doorweven ; het onderkleed, van blauwdamast, was tot boven de knieën met prachtig goudborduursel gegarneerd, en nog daarenboven met driefalba-las van point d? Alengon bezet. Zij droeg, behalve een nauwsluitend halssnoer van zware paarlen , het breede ordelint der Camarera-Ma-jor schuins over de borst, dat eindigde in een' strik, met een' diamanten gesp bevestigd. Hare donkerbruine lokken waren gekapt met spelden van saffieren en paarlen, en boven het voorhoofd bogen zich golvend drie witte marabouts; doch over dit uitvoerige kapsel droeg zij eenen zwarten kanten sluier , die , onder de kin toegeknoopt, al die pracht met een' duisteren nevel omhulde. Het was eene groote , forsche vrouw, met die soort van frischheid en volheid van voorkomen , welke eene sterke gezondheid en ))de zekere leeftijdquot; eener vrouw kunnen geven ; frischheid , geest en leven in de trekken waren ook hare grootste bevalligheden; zij kon volstrekt niet op regelmatig schoon aanspraak maken; maar het werd vergoed door iets vrys en edels in den opslag der groote blauwe oogen, eene zeldzame schoonheid bij haren donkeren tint en het kastanjebruine harer lokken , waarvan gezegd is, dat ze alle^ zeiden, wat ze wilden. Er lag eene majesteit in het gebiedende van hare houding, welke zoo zeer gewoonte was, dat zij die niet scheen te kunnen afleggen, zelfs nu ze stond tegenover haren Vorst en Heer, en juist dat contrast tusschen die stoute, schitterende, krachtvolle vrouw en den zwakken, gebogen', alle-daagschen man, was zoo groot en zoo sprekend, dat men juist wel bekend moest zijn met de geheimen van die kamerregeering, om in die beide eene onderdane te zien en een' meester, en zelfs voor wie het wist, moest het lachverwekkend zijn , dat contrast tusschen de vormen, waarvan beide sprekenden zich bedienden, en den zin, dien ze omkleedden. Want wie gehoorzamen zou, sprak van bevelen, en wie eischte , drukte zich uit met ootmoed en met omzichtigen eerbied. Na drie statige buigingen, was het met eene soort van verwondering, dat de Prinses aanving:

I wMijn Koning! zoo gansch ongekleed! zoo gansch ongeschikt voor de plechtige bezigheden, waaraan deze morgen gewijd moet zijn! Wie heeft hier de schuld ? de garderobe-meester ; of de geneesheer?quot;

«Niemand heeft schuld, ik heb beide weggezonden. Ik walgde van medicijnen , en ik denk my niet te kleeden, want ik zal dit kabinet niet verlaten, en ik wil niet werken met die Heeren.quot;

»Ik zal er hun kennis van laten geven, als zij gekomen zijn,quot; antwoordde Orsini, en deed eenige treden achterwaarts, alsof zij zich ver-wyderen ging. Filips V hief zich op met al de drift, waarvoor hij nog vatbaar was.

»Mevrouw! Mevrouw ! mijn Hemel! wat zijt gij snel!quot;

»Kan men ooit te schielijk zijn , om de bevelen van Uwe Majesteit te volbrengen ?quot;

»Maar......indien het eene onvoorzichtigheid

ware, hoe meent gij, dat men het zal opvatten?....quot;

))In Spanje , Sire ?quot; vroeg zij met een' ern-stigen blik.

»Neen, in Frankrijk!quot; hernam hij met een' lichten blos en zonder haar aan te zien.

»Het is de tweede maal, dat de Fransche gezant vergeefs hier zou zijn.quot;

»En al de verantwoording zou op mij komen.quot;

Orsini schudde treurig het hoofd.

ȟwe Majesteit weet, wie het Fransche kabinet verdenken zal; maar zij weet ook, hoe gewillig ik my opoffer, en tevens , hoe ernstig ik tot het tegendeel heb geraden.quot;

»Ja — Prinses! gij hebt daartoe zelfs een middel gebruikt, dat mij tegen de gansche samenkomst inneemt. Ik houd niet van teleurstellingen — en gij hadt mij voor dezen ochtend een lever beloofd — en daar kondigt men mij aan , in plaats daarvan , dat ik den Franschen Gezant en de Ministers moet wachten om te werken. En dan zich gedrukt te voelen als ik.....quot;

^Sire! ik ben hoogelijk te beschuldigen. Ik wist gisteren avond, dat de Ministers komen moesten ; dat het eindigen der zaken met den Franschen gezant geen uitstel lijden kon — en toch, en toch — toen uwe Majesteit gisteren avond in eene zoo gansch zwaarmoedige luim was weggezonken , had ik den moed niet haar daarmede te verschrikken — en gaf toe aan dien dringenden wensch van een lever, schoon ik wist, dat het geene plaats kon hebben. Mijn Koning verschoone mijne zwakheid, mijn'schroom.....quot;

»Aöh, vriendin! gij hadt mij minder leed gedaan, zoo ge mij minder hadt verschoond.quot;

»Herinnert Uwe Majesteit zich nog goed het tooneel van gisteren?quot; vroeg zij, met eenen blik zoo scherp , dat die als het ware eene bespotting was van haren geuiten schroom.

«Mevrouw! ik was.....quot;

»Niet Filips V van Spanje , maar de Hertog van Anjou, op zijn dertiende jaar !quot;

»Dat ik nog die Hertog van Anjou ware ! het is niet vroolijk Koning van Spanje te zyn.quot;


-ocr page 265-

DE PEINSES ORSINI.

257

»Meent Uwe Majesteit dan , dat alles, wat Koning Lodewyk XIV doet voor de eere van zijn geslacht en van Frankrijk, hem vroolijkheid geeft?quot;

»Zoo iemand dat zeide.....ben ik niet hier,

om het tegendeel te bewijzen ? — Maar dat is voor Frankrijk, en ik moet al de vreugde van mijne jeugd opgeven voor Spanje en voor de Spanjaarden.quot;

»Sire! de Spanjaarden zijn een edel volk , en er zijn onder hunne Koningen geweest , die meesters waren in Europa.quot;

»Een van dezulken zal ik wellicht niet zijn?quot; sprak Filips , meü eenen weifelenden , vragenden blik de Camarera aanziende , als had zij het in hare macht hem daartoe op te heffen.

«Wie weet,quot; antwoordde zij met eenen glimlach over zijne onnoozelheid, en toch met dat veelbeduidend bewegen der trekken, alsof zij niet de welzekere onmogelijkheid daarvan doorzag, flln-tusschen is myn gebieder reeds een van hunne opvolgers : dat is veel; intusschen is hij een zoon van Frankrijk, een kleinzoon van den grooten Lodewijk: dat is meer, en dat legt hem den plicht op, om op Spanje's luister toe te zien, ter eere van Frankrijk en van de heerschappij der Bourbons in het Zuiden.quot;

«Frankrijk had zijn' zoon niet moeten uitstoo-[ ten naar dit vreemde land!quot; riep de jonge Vorst mismoedig. »Die gematigde lucht was mij goed voor mijn zwak gestel: deze hitte verdroogt mijne beste levenssappen. Hier heb ik niet de tuinen van Versailles, en niet de watervallen van Trianon. Daar werd ik altijd vroolijk door den glimlach, waarmede de Hertogin van Bourgondië binnentrad bij den Koning, en Armand de Fronsac wist mij altijd te doen lachen; hij is Hertog van Eichelieu geworden , en mij hebben ze Koning gemaakt. En toch, het begon zoo vermakelijk , dat koningschap. Ik werd met prachtige feesten verwelkomd in het paleis van mijnen grootvader. Ik werd de zalen doorgeleid als in triomf. Monseigneur, mijn vader zelf, bleef staan, terwijl men my den fauteuil gaf! Ik begreep nauwelijks, wat mij overkwam, maar ik was nooit zoo tevreden geweest, en ik dacht, dat het altijd zoo zoude blijven; doch in Buen-Eetiro leerde ik het anders. Van toen af is mij alles tegengeloopen, alles ontnomen; van dien tijd af heb ik het verdriet leeren kennen. Het begon met Louville , dien men my afnam — ik weet zelf niet meer, om welk belang.....quot;

Om den mond der Prinses plooide zich een onmerkbaar glimlachje.....

«Tot zelfs mijne goede min toe heeft men van mij verwijderd,quot; klaagde Filips voort. «Alles , alles hebben ze mij ontnomen , voor het welzijn van dit Spanje , als ze zeggen.quot;

Mevrouw Orsini trad eene schrede nader.

«Alles ontnomen, en niets teruggegeven!quot; hernam zij, met een zacht verwijt in de stem en in het oog.

«Neen, schoone vriendin ! u hebben ze mij gegeven , dat is waar,quot; hernam hij , haar de hand

reikende, .)en ik moest niet klagen, want dat vergoedt mij zooveel! Maar ziet gjj, in Frankrijk maakte men den Hertog van Anjou alles effen, alles gemakkelijk, alles vermakelijk; in Frankrijk hielp men mij als het ware leven ; hier moet ik niet alleen leven , maar ik moet ook nog regeeren.quot;

«Uwe Majesteit zal moeten toestemmen, dat er veel gedaan wordt, om haar dien last te helpen dragen.quot;

«Ja, St. Jacob zij daarvoor gedankt! uwe trouwe diensten alleen maken het mij doorgaans zoo licht als het mag , en slechts enkele malen drukt het koningschap my als heden.'?

«Zoo is het, Sire! geheel ontnemen kunnen wij u die lasten niet — en daarom — die Heeren moeten heden gehoord worden,quot; antwoordde de Camarera met vastheid.

«In 'sHemels naam dan, laat hen binnenkomen. Als dat afgedaan is, zal ik rusten.quot;

«Ze zijn nog niefc hier, mijn Koning! maar Uwe Majesteit zal zich moeten verplaatsen naar de raadzaal.''

«Ook dat nog,quot; harnam Filips met eene zachte stem, en liet beide armen langs de heupen nedervallen.

»Eene enkele galery door te gaan, mijn Vorst!....quot;

«En gij denkt er niet aan, dat er by iedere deur een Grande zal staan, om te ontsluiten; dat al die gezichten, al die ceremoniën, mij hinderen , zoo vroeg in den ochtend , en vooral als ik ziek ben ; dat — maar gij weet het immers — o hoe lij de ik ! zij weet het , en zij wil mij niet helpen.quot;

«Een weinig moed, Sire !quot; hernam Orsini, met een gelaat zoo somber, dat zij de vroolijkheid zelve had kunnen ter nederslaan. «Wij hebben nog een' geruimen tijd voor ons; zal ik den grootschildknaap en den garderobemeester doen binnenkomen ?''

«Moet ik mij kleeden?quot; vroeg Filips, zijne flauwe oogen wijd openspalkende van schrik.

«In groot kostuum, Sire! het kan niet anders. De Fransche gezant, de Ministers, het is zoo goed al een despacho universal; Uwe Majesteit mag niet anders verschijnen.quot;

«En als ik ziek ben ?quot;

«Uw koninklijke grootvader kleedt zich zelfs voor zijn' geneesheer,quot; sprak de Camarera-Major met onverzettelykheid.

«Maar ik ben Lodewijk XIV niet; ik wensch-te, dat men het toch eenmaal begreep!quot; hernam Filips in eene soort van wanhoop ; «ik zal den ganschen dag hoofdpyn houden, en ik zal alles verkeerd doen, en dan die lange brieven uit Frankrijk, met terechtwijzingen , die ik daarover weer zal moeten lezen! o!quot; en hij wierp zich achterover in den leuningstoel, met de beide handen voor de oogen.

De Camarera-Major bleef onbewegelijk staan, en zag met veel welgevallen, hoe de blankheid harer fijne hand afstak by het donker fluweel


-ocr page 266-

DE PRINSES ORSINI.

258

van het tafelkleed. De loop , dien het gesprek genomen had, scheen haar te voldoen.

«Indien ik iets konde doen tot verlichting van mijn' Koning!quot; begon zij na eenig zwijgen.

»o Gij kunt veel! gij kunt alles ! — ik heb het gevonden, —quot; riep Filips. »als gij slechts wilt,quot; voegde de onnoozele monarch er treurig bij. ))Ik zal willen, zelfs het ongehoorde.quot;

))Neem gij dan in myne plaats de leiding van die beraadslaging op u ; — ik zal u schriftelijke volmacht geven — ik zal mjjn' naam zetten onder alles, wat gij wilt. Gij hebt den geheelen gang van die zaak toch reeds gevolgd en aangegeven ; waarom zoudt gij haar niet in persoon

voltooien ?.....quot;

bOmdat de persoon des Ronings voor den vorm noodzakelijk is hernam Orsini.

»Men weet immers , dat gij veel voor mij doet. Uit Frankrijk beveelt men mij zelfs , niets te ondernemen zonder u ; waarom zoudt gij niet éénmaal mij vertegenwoordigen in eenen raad, die toch niet handelt, dan zooals gij het goedvindt ? De Ministers zijn het gewoon, de zaken met u te behandelen , en de Gezant evenzeer.quot;

«Maar. nooit nog by plechtige gelegenheid ; — evenwel ik zal Uwer Majesteit gehoorzamen, als slechts Mijnheer Amelot er vrede mede heeft. Uwe Majesteit herinnert zich, dat er gehandeld zal worden over de nadere bepaling van het grondgebied , dat de Keurvorst van Beieren zal afstaan, en de goedkeuring van Frankrijk daarvan, en ik

wenschte haar duidelijk te maken.....quot;

»0.... dat later, dat is nu niet noodig ; gij weet nu best hoe het zijn moet: het is my reeds verdriet genoeg, dat ik zooveel aan Oostenrijk heb moeten toegeven ; alles, wat mij daaraan herinnert , maakt mij zieker dan ik reeds ben ,quot; sprak Filips , die intusschen papier en pen had genomen, en iets geschreven.

«Ziedaar , Mevrouw! dat zal genoeg zijn , om ons beide te rechtvaardigen tegenover den Koning , en de bezwaren van Amelot op te heffen ; wees nu zoo goed al dien spoed te maken, die er noodig is, en zeg mij , zou mijn lever morgen mogelijk zijn ?quot;

«Waarom niet, Sire? Er is niets tegen.quot; «En zal ik dan Alberoni zien ?quot;

»Dat is zeer onzeker, mijn Koning! die kleine Abt heeft de luimen van een genie. Nu eens ziet men hem veel , tot overlading toe ; dan weder is hij niet te krijgen.quot;

»Men had mij toch beloofd, dat heden —---

iemand had mij gezegd , dat op mijn lever.....''

«Het is mogelijk, maar die pulchinello kan intusschen zijn tooneel elders gekozen hebben ; toch wil ik naar hem vernemen.quot;

«Het is enkel uit nieuwsgierigheid naar de Prinses Farnese ,quot; sprak Filips aarzelend, eenigs-zins ontmoedigd door den scherpen toon harer stem bij de laatste woorden.

«Die natuurlijk is,quot; hernam zij ; «doch ik hoor den zachten kuch van Cynthia, die het recht niet heeft hier binnen te komen , en die mij op deze wijze waarschuwt, dat de gezant aangekomen is. Frankrijk mag geene antichambre houden bij Spanje , niet waar, myn Vorst ? Mag ik mij dus voor ontslagen houden ?.... Uwe Majesteit zal wegens hare ongesteldheid zeker de late Mis bijwonen. Vóór dien tyd hoop ik haar weder te zien.quot;

En na drie statige buigingen verliet zy het vertrek, waarin terstond twee der lieden binnentraden , wien zij de zorg voor den Koning volkomen kon toevertrouwen. Mevrouw Orsini had wel een' langen omweg gebruikt, om tol een doel te komen , dat zij korter had kunnen bereiken, met de eenvoudige opmerking aan Filips, dat zij die zaak voor hem zoude afdoen, en deze zoude haar dankbaar zyn geweest voor de ongestoorde rust, waarin zy hem had gelaten. Maar zij wist, dat Filips de kleingeestige gewoonte had, om alles, wat hij verrichtte en wat er in zijn Hoi omging, met stipte nauwkeurigheid, en zelfs zonder terughouding van iets, waarover hij zich had moeten schamen , aan Lodewijk XIV op te biechten, en het was werkelijk eene zoo groote onvoegzaamheid, dat eene Camarera-Major de plaats van den Koning vervullen moest bij eene vormelijke onderhandeling met eenen Gezant en met de Ministers, dat al het dringende van het oogenblik en al de onwil en de onmacht van den Koning moesten bewezen zijn, om die handelwijze der Prinses te verschoon en en te rechtvaardigen. En zij wilde het zelve verrichten ; zy wJst, hoe weinig zy op Filips rekenen kon, zelfs al had zij hem iedere zijner bewegingen aangegeven, ieder woord , dat hij uitspreken moest, op de tong gelegd, en er moest veel behendigheid worden te baat genomen, want het was niet alleen het belang van Spanje, waarover gehandeld zoude worden , maar een persoonlijk belang der Prinses zelve ; eene vurige begeerte hoopte zij met eenen onbemerkten , maar vasten greep te kunnen bevredigen ; Amelot en diegene der Ministers , die niet geheel alleen hare slaven waren , moesten geblinddoekt worden , en men moest Frankryk bedriegen, terwijl men het scheen te vleien. Dat kon alleen Mevrouw Orsini zelve — dat kon, dat wilde zij niet aan haren Vorstelijken kwee-keling overlaten. Meer nog — door de vervelende en vernederende langzaamheid, door een opzettelijk verlengd wachten , hoopte zij den Gezant te ontmoedigen , totdat hij zich verwijderde, opdat men met Frankrijk, evenals met Beyeren , schriftelijk kon onderhandelen, de scherpziende man geen getuige zoude zijn van de wijze, waarop zij haar plan volbracht; als zij haar doel bereikt had, mocht hij zich ergeren , en zoo de ergernis hem een onbedacht woord in den mond legde, had zij het voorwendsel gevonden, dat zij sinds lang zocht — om ook hem weder door een' ander' te doen vervangen. De schijnbare omweg was dus niets , dan het rechte en zekere pad , om op haar doel af te gaan. Zij had het besluit van Filips V , om zyn' persoon te laten vertegenwoordigen , niet vooraf laten aankondigen


-ocr page 267-

DE PRINSES ORSINI.

259

in de raadzaal; zij wist, hoezeer de uiterste verrassing de gevatheid van geest benevelt, en de houding onzeker maakt, en het was volstrekt noodig, dat de personen , die daar bijeenwaren, niet met elkander konden raadplegen, noch afspreken, hoe zij zich tegenover haar zouden gedragen in dit bijzondere geval. Zy wist, hoeveel zij op den verlegen' en verrasten Amelot moest vooruithebben ; hoe deze reeds met haar in onderhandeling zou getreden zijn, eer hij het zelf wist. Zij trad dus binnen, geleid door twee Edellieden, hare cavaliers, van welke Lanty er een was, en door vier pages gevolgd; zy liet de groote slagdeuren, waarvoor de fluweelen gordijn hing , voor zich openen , als zou de Koning zelf verschijnen, en nog voordat de verwonderde Gezant en de overigen hare hoofsche en statige buiging anders dan met eenen onthutsten en eerbiedigen groet hadden kunnen beantwoorden, stapte zij recht toe naar de plaats, waar, boven eene soort van troonzetel, het Koninklijke verhemelte was opgeslagen, en zette zich neder ter linkerzijde van dien zetel, nog onder het verhemelte, op den eenigen armstoel, die er gereed stond. Op haren wenk schoof een harer pages vlug een' anderen armstoel aan , vlak tegenover den troon, en met een' blik op Amelot noodigde zij dezen plaats te nemen. De Gezant, die terstond begreep , dat hy niet kon blijven staan, volgde als onwillekeurig die eerste ingeving, en geen der Ministers durfde den wenk der gebiedende vrouw ongehoorzaam zijn.

Mevrouw Orsini begon terstond met eenen aanminnigen glimlach en met eene goelijke, maar vaste stem , te verklaren, waarom zij hier was. «Mijnheer de Gezant en Myneheeren !quot; sprak zjj, »de Koning is op nieuw aangetast door eene dier vlagen van lustelooze zwaarmoedigheid, die wij allen zoozeer betreuren, en waaruit het mij ditmaal niet mogelijk is geweest, Zijne Majesteit op te wekken tot de noodige werkzaamheden van heden. Opdat echter niets zoude vertragen, heeft de Koning mij gelast, in zijnen naam met u te onderhandelen; en ik ben te zeer overtuigd van de noodzakelijkheid, dat deze zaken eindelijk worden geregeld, dat ik gehoorzame in het be lang vati Spanje , hoezeer met aarzeling; en ik twijfel niet, of Mijnheer de Gezant zal evenzeer, in het belang van Frankrijk zij legde ontzaggelijk veel klem op dien laatsten volzin , »het ongebruikelijke eener vertegenwoordiging willen overzien , waarvan Uwe Excellentie wordt uitge-noodigd , melding te maken aan zijn Hof.quot;

Na dit laatste had Amelot niets meer te zeggen , en mocht het woord protesteren niet meer uitspreken, zelfs al had hij den moed of de tegenwoordigheid van geest gehad, om het te willen. — Toch wilde hij met geene syllabe goedkeuren , en evenmin de toestemmende buiging maken , waarmede de Ministers eenparig hunne berusting te kennen gaven. Hij bleef loodrecht zitten en antwoordde alleen :

«Excellentie! ik zal melding maken.''

Orsini toonde nu hare volmacht en den eigen-handigen last des Konings, en de gewichtige beraadslaging nam eenen aanvang. Deze echter iigt niet in den weg, dien wij willen gaan , en wij hebben niet noodig er meer van te zeggen , dan dat de Prinses Orsini volkomen slaagde ; dat zij vleide , waar ze niet kon eischen, en dat zij dwong, waar zij te eischen had; maar wat eene uitkomst was, die de behendige vrouw zelve niet had gewacht, de Graaf Amelot was meer buigzaam geworden, en scheen gansch verzoend te zijn met die overtreding der gewoonte, welke hem eerst zoozeer had gestuit. Toen alles was afgedaan en allen waren opgerezen en de raadzaal niets meer was dan een gewoon hofsalon, had hij der Prinses den arm geboden en haar schertsende naar eene sofa geleid, en daar eene lange wijle met haar gesproken; men had hem zelfs hooren zeggen:

«Zoo schoon en toch zoo bekwaam! het lot is wel onrechtvaardig, dat u op geen' troon deed geboren worden; gij zoudt als Koningin alle harten verrukken.quot;

»0? win er liever enkele als vrouwhad zij geantwoord met hare zachtste stem.

«Zoo zullen wy dan heden den Koning niet zien,quot; sprak hij , na eene pauze als in verstrooiing ; terwyl hij met eene soort van bewonderende aandacht heenzag naar de fijne puntige vingers der Prinses, en tegelijk zyn' handschoen liet vallen, waarop de Kardinaal Del Giudice zich verwijderde.

»0 Mijnheer de Graaf!quot; hernam zy , «gij weet niet hoe verdrietig ze zyn voor mij , die dagen van afzondering; het zijn duistere schaduwen op mijn leven ; alleen een man van uwe heldere verbeelding kan zich voorstellen, hoeveel moeite er toe behoort, om een' Vorst als dezen niet gansch te laten wegzinken in zijne doffe zwaarmoedigheid.quot;

»Omdat ik daarvan iets begrijp, spijt het mij zelfs voor u, Zijne Majesteit heden niet te kunnen zien ; ik had een aardig tegengif willen aanbieden. Alberoni is uit Savoije terug, een onschuldige grappenmaker, die Vendome leerde

koken.....quot; p

»He, Mijnheer Amelot! Wij kennen immers dien kleinen Abt reeds een weinig uit zijne diensten bij de huwelijksonderhandelingen; doch ik kan u verzekeren , dat Zijne Majesteit tot hiertoe weinig trek getoond heeft in zijne schotels.quot;

Die onwaarheid sprak de Prinses uit, vrij en glimlachend als eene , voor wie logen en waarheid volmaakt hetzelfde zijn om te zeggen; zij werd aangehoord, alsof men volkomen overtuigd was van hetgeen zij beweerde.

»Dan betreur ik het minder, dat Zijne Majesteit niet hier is , want ik had gemeend hem na de beraadslaging voor te stellen , daar het lever , waarop hij gerekend had, om zich te ver-toonen , niet gehouden werd. — Nu zou ik bijna de stoutheid hebben, van u , schoone prinses! de dienst te vragen, den kleinen Abt even aan


-ocr page 268-

DE PEINSES OKSINI.

I 2G0 _

te hooren. Want zie, daar is hij — gekomen in de hoop , om zijn' Koning te huldigen, maar zeker vrij meer gelukkig , zoo hij de gunst mocht winnen van eene vorstelijke Dame , die zelfs een weinig zijne Landgenoote is. In waarheid, Mevrouw ! ik houd veel van hem, en ik durf hem aanbevelen. Ik weet niet, of hij slim is — maar ik weet, dat wie hem gewonnen heeft, op zijne trouw kan rekenen.quot;

))Ik wil het gelooven , maar hij zal reeds verkocht zijn ,quot; hernam zij met eenen scherp onderzoekenden blik.

))Neen, in ernst, hij is a prendre!quot;

ö Welnu! ik sta hem u af,quot; hernam zij, terwijl zy lachende opstond, en eene gansch andere richting insloeg, dan die , waarin Alberoni haar naderde , met zoo zonderling kruipende buigingen, dat zij toch onwillekeurig even illiar hem omkeek.

Als in een' oogwenk was hij toen bij haar, en nevens haar nederknielende, sprak hij zacht, maar haastig: »Als ik werd aangenomen, zou mijn eerste werk zijn II Signore Francois D'Au-bigny aan te dienen!quot;

De Prinses kleurde ; toch zag men het niet, want zij gebruikte haastig haren waaier , en tegelijk wenkte zij hare cavaliers, Orry en de overigen, die eenigszins genaderd waren, achterwaarts te wijken, terwijl zij met Alberoni, dien zij wenkte op te staan, meer vooruitging. »Wat beduidt dit woord, Mijnheer de Abt ?quot; vroeg zij ernstig.

»Het beduidt, Excellenza! dat die man voor de tweede maal hier is in deze week ; dat al uwe lieden van den eersten af tot den gering-sten toe , eene afspraak gemaakt hebben, om hem te weren; dat hij dringend verlangt u te zien , in uw en in zijn belang, en dat zonder mij die kabaal volkomen gelukt was.quot;

»Ik dank u,quot; hernam de Prinses met kalme waardigheid. ))Breng dien man, zoo schielijk gij kunt, in mijn geheim kabinet; ik neem uwe diensten aan.quot; Toen zich omwendende tot den Gezant, zeide zij : «Mijnheer Amelot! gij ziet hoe gij toch altijd overwint; ik heb uwen beschermeling aangeworven.quot;

))Gij hebt een' dienaar gewonnen, die als een slaaf aan uwe voeten zal liggen hernam de Abt, en voegde aanvankelijk de daad bij het woord.

))Ik houd niet van liggen, mijnheer de Abt! ik houd van handelen ,quot; hernam zij met beduiding.

Alberoni sprong op , zoo vlug als een eekhoorntje van een' tak.

))Ik zal handelen , Doorluchtigste! ik zal handelen !quot; riep hij , met iets op het gelaat, dat naar ironie geleek , en met zegepraal in den toon, en hij wipte heen, terwijl Lanty , aan wien de Prinses zacht een bevel had gegeven , hem langzaam volgde.

Wie zich nog eenigszins kan herinneren den afkeer en den haat zelfs , die den Sleur Francis bezielden tegen een Hof en de bewoners daarvan , begrijpt , dat het een zwaar offer was aan een groot belang, dat hem voor de tweede maal heendreef naar de antichambre van een vorsteljjk paleis.

In de voorzaal van het paleis Medina, waar wij hem wederzien, was hij geheel dezelfde , als in de eetzaal van zijn eigen lusthuisje. Slechts was hij iets bleeker; zijn oog stond iets meer zwaarmoedig, en bij de weinige woorden, die hij spreken moest, klonk zijne stem nog meer dof, dan voorheen. Ook zijn kleeding was volmaakt gelijk gebleven ; slechts droeg hij nu eenen degen. Hij was vroeg gekomen, en hij had zich geplaatst bij den ingang van het vertrek, dicht tegen de lambrisering, en bleef met den eenen arm leunen op een meubel; hij was niet van houding veranderd den ganschen tijd, dien hij moest wachten , en wij weten , dat hij lang heeft gewacht. Toen hij voor de eerste maal kwam , had men aan hem gezegd , dat het Hof naar San Ildefonso was , en hij had moeten gelooven en heengaan. Nu wist hij , dat de persoon, dien hij zocht, ten minste daar was ; en hetzij onbewustheid van de belangzuchtige vrees , die zjjne figuur nog kon inboezemen , hetzij een kalm vertrouwen op zijn eigen voornemen, om niemand te schaden , hetzij de onderstelling , dat de mindere hof-beambten niets tegen hem zouden durven ondernemen , hij had zijn' naam opgegeven , zonder eenig vermoeden , dat de kwaadwilligheid nalatig zoude wezen, dien aan te kondigen, waar het behoorde. Die lange beproeving van zijn geduld moest hij dus toeschrijven aan den onwil of de luim van haar , die hem ontvangen moest ; en hoe dit zijnen toestand nog pijnlyker maakte, is licht te beseffen. Maar hij had zich zeiven beloofd te volharden, en hij was de man niet, om na zulk een besluit terug te gaan.

Hij had niemand toegesproken, en niemand sprak tot hem. De antichambre was vrij ledig. Wie slechts in eenige betrekking stond met het Hof, had het vooruit vernomen, dat de Koning dien ochtend niet te spreken zou zijn, en de weinige bezoekers waren vreemden , burgers van Madrid , of leden van den kleineren adel, die den Sieur niet kenden, en zoo zij al met eenige nieuwsgierigheid heenzagen naar den schoonen, belangwekkenden man, die daar met zulk een pijnlijk geduld stond te wachten, zij zorgden wel het woord niet tot hem te richten ; in eene antichambre is men voorzichtig. Diegenen der bedienden en der hovelingen, die voorbijgingen en hem herkenden, groetten hem beleefd, maar — gingen verder; zij moesten eerst weten, hoe hij ontvangen zou worden , eer zij zich met hem inlieten ; hij van zijnen kant had ook niet ééne poging gedaan, om met hen in aanraking te komen, en het is veeleer zeker, dat hg zou hebben teruggestooten, wie hem had willen naderen.

Toen Lanty ten laatste al de vreemden weg-


-ocr page 269-

DE PRINSES OltSINI. 261

dreef, met de stellige verzekering, luide uitgesproken, dat er voor heden niemand tot den Koning zou worden toegelaten , en de Sieur Fran-gois alleen nog overbleef, herhaalde hy als persoonlijk tegen dezen , en alsof hij hem niet kende ;

«Mijnheer! de Koning zal geen gehoor geven, den ganschen dag niet.quot;

»Ik heb mij laten aandienen bij Mevrouw de Prinses Orsinihad Francois geantwoord, koel doch met nadruk, »en ik zal blijven , totdat ik word opgeroepen.quot;

Terwijl hij dat uitte, was Alberoni binnengekomen, had met zijne lynxoogen twee scherpe blikken geworpen op de beide sprekenden , en daarna den Sieur naderende , legde hij hem de hand op den schouder, en zeide fluisterende :

)gt;Dat zal lang duren , Signor Amico! als gij er geenen beteren zet op weet, dan deze hier.quot;

De Sieur zag hem aan met oogen, die toorn en verwondering uitdrukten.

))Het is zoo als ik zeg ,quot; hernam de slimme Abt nog zachter ; »meent gij , dat Lanty u daarbinnen genoemd heeft ? Per Dio! al blijft gij hier, totdat Koning Filips II uit het Escuriaal terugkomt, gij zult niet worden opgeroepen.quot;

Terwijl hij dit zeide, kwam een page den Vi-comte Lanty , die wantrouwig de sprekenden begluurde , oproepen tot de dienst bij de Camarera-Major , en of hij al den knaap een' wenk gaf, om zijn bespiedingswerk voort te zetten , de Abt vervolgde daarom niettemin : »Eene camerista, en ik weet niet wie al meer, hebben een kom-plot tegen u gesmeed, en zg zijn met elkander overeengekomen, om u te beletten, Mevrouw Orsini te zien.quot;

De Sieur haalde diep adem. ))Zoo komt dan deze marteling ten minste niet van haar,quot; antwoordde Frangois met eenen diepen zucht.

»Als gij met dit haar de Signora Camarera-Maggiore bedoelt, dan weet ik u te zeggen , dat deze naar u verlangt. Geloof mij, anders zouden Orry en Lanty niet tegen u samenspannen met eene kamerjufier en pages.quot;

))Dat is waar; maar hoe weet gij.....hoe

kent gij mij ?quot;

))Ik heb u uitgevonden, ik heb hen geraden ! Ziet gij , ik wil Diplomaat worden, en een zulke moet kunnen ontdekken zonder compas , en ontcijferen, zonder de letters in handen te hebben ; zoo weet ik, dat gij II Signore Franyois d'Aubigny zijt.quot;

»Wie zijt gij zelf?quot;

»De Abt Alberoni, een naam, die nog niet veel bekend is , en al is dat weinig eers, het is somtijds een groot voordeel. De bekendheid van den uwen, bij voorbeeld, is juist het struikelblok geweest bij het verlangde onderhoud; ik wil den mijnen gebruiken als een' mantel om u in te wikkelen, Facciamo cosi!quot;

))Ik begrijp u niet geheel; maar ik onderstel, dat gij mij helpen wilt, om deze laffe kabaal te verijdelen. En daartoe neem ik uwe dienst aan; alleen zeg mij eerst, wat gij daarvoor eischt. Ik

weet, hier in deze kamer verkoopt men alles.quot;

»Gij zijt een wijs man, Signore d'Aubigny! maar ik ben goedkoop, en help ditmaal pro Deo, uit aardigheid, con amore, en ik ben betaald, als wij slagen.quot;

«Dus hebt gij er belang bij, om mijne vijanden tegen te werken ; dat is mij goed ; maar hoe zult gij het aanvangen ? Want ik , die hier alle wegen ken, zou nu in dit gansche paleis geene schrede kunnen doen, zonder bespied te zyn; zoude iedere deur gesloten vinden, en iederen ingang bewaakt, als de poorten eener vesting, en ik zou eerder een' dolk of een' keten ontmoeten , dan eenen sleutel vinden of eene opening. Als de lagere bedienden en kamerjuffers in verbond zijn met de Grooten van het Hof, dan eerst, maar dan ook zeker, hebben deze hunne zaak gewonnen.quot;

»Ja, gij zult dat zoo ^enigszins kennen , Signore ! maar nu zullen zij toch verliezen. Ik zoek gelegenheid, om mij aangenaam te maken aan de Signore Principessa; ik heb hoop, haar nog dezen ochtend te naderen, en om haar welkom te zijn, zal ik uwen naam noemen ; zoo zijt gij aangediend , en wij zijn beide geholpen. Ziet gij , ik ben rond en duidelijk.quot;

))Dat zijn gewoonlijk geene eigenschappen, waardoor men hier verder komt,quot; antwoordde d'Aubigny bitter ; ))maar ditmaal toch geloof ik ook, dat een open spel het fijnste zal zijn, en ik wil op uwe kans wedden.quot;

Hoewel zij eenen omweg hadden moeten maken door een gedeelte van het paleis henen, bereikte de Sieur met zijne geleiders bijna even spoedig het geheime kabinet der Camarera-Ma-jor als deze zelve. Zoozeer had de vurige Alberoni zich gehaast; zoo dreef de verwachting den Sieur voort ; en zoo weinig had Lanty zijnen kwaden wil durven toonen, met hun moeielijk heden te verwekken, want toen de meesteres wist, begreep hy, dat de geheele tegenstand moest worden opgegeven.

Met wijze bescheidenheid bleef Alberoni voor den dorpel staan; de zwijgende buiging, waarmede hij afscheid nam , was het welsprekendste, dat hij had kunnen zeggen, en de wjjze , waarop de Prinses hem groette, bewees hem , dat hjj begrepen werd. De Vicomte Lanty , die mede binnentrad en staan bleef, alsof hij verdere bevelen wachtte, verkreeg niets, dan eene stijf hoofdsche buiging, en de verzekering , dat hij voor heden ontslagen was van verdere dienst op het paleis.

Hij werd doodsbleek , boog zich diep, en ging, met sprekende verslagenheid op het gelaat.

»Ik heb lang antichambre moeten houden. Mevrouw !quot; sprak de Sieur ernstig, doch met zijne gewone kalmte.

»Gij moet overtuigd zijn, dat het buiten mijne schuld was,quot; hernam de Prinses, terwijl zij zich verzekerde, dat Lanty de deur van het kabinet.


-ocr page 270-

262 DE PKINSES ORSINI.

goed had gesloten. »Dat zou niet gebeurd zijn ^ zoo gij de goedheid hadt gehad, mij met een enkel woord kennis te geven van uw verlangen, om hier terug te komen.quot;

«Mevrouw de Prinses Orsini begrjjpt toch wel, dat ik niet gekomen ben, om te blijven,quot; antwoordde Frangois, met eenen zonderlingen nadruk.

))Het had kunnen zijn,quot; antwoordde zij achteloos. »De tijd is een groot hervormer — en verandering van inzichten is ons menschen eigen, veelal zelfs noodzakelijk quot; voegde zij er bij, met eenigen nadruk , hem met zachten ernst aanziende.

))De inzichten, waarop gij doelt, zullen nooit de mijne zjjn,quot; hernam hg , terwijl zijn blik den haren vermeed.

))Dat is niet goed , d'Aubigny ! dat is waarlijk niet goed. Door die onbuigzaamheid, welke ik met geen harder woord wil noemen, bederft gij veel voor u zeiven en voor anderen ; bij een weinig minder overspanning in het beschouwen van uwen toestand, met wat minder overdrevenheid van eischen, zoudt gij niet blootstaan aan ergernissen , als die van dezen morgen; zoudt gij hier naast mij staan en eene plaats bekleeden, die mannen uit de eerste huizen u zouden benijden.quot;

»En waar de vrije en gelukkige blik van ieder' burger echtgenoot mij tot zelfverachting zou dwingen.quot;

))Ach! in Frankrijk is men niet gewoon met burgers te rekenen, en zulke gelukkige burgers hebben wij hier in Spanje niet.quot;

»Dat is geen kompliment aan uwe regeering, Camarera-Major!quot;

»Meer dan gij denkt. De Spanjaarden hebben alles behouden, wat zij noodig hebben. Hunne Maria-dienst, hunne monniken, hunne sombrero's, hunne duena's, hunne cigaretto's en hunne bedelaars , hunne chocolade en hunne zon! Sommige dier artikels zijn zelfs vermeerderd, andere slechts iets schaarscher geworden, en het laatste is zeker in volle kracht gebleven/'

))En zonder dat daarop belasting is gelegd?quot; vroeg Francis scherp.

9 Gij moest Minister van Financiën worden! Die vond had Orry zelf niet uitgedachthernam Mevrouw Orsini schertsende, alsof zij de hatelijkheid niet voelde.

«Is die jammerlijke Orry nog altijd het hoofd van de staatszaken hier?quot;

«Neen, hij is er niets van , dan de arm.quot;

»Mevrouw! Mevrouw ! hoe kunt gij dus spotten met de ellende van het arme volk, dat in uwe hand is gegeven. Beide, uw verstand en uw geweten, zullen het u zeggen, dat het stervende Spanje niet kan gered worden door een' man als dezen.quot;

»En waarom niet ? Mandeville leert ons in zijne fabel van de bijen, dat het goede ontstaat uit het kwade; dat wij den wijn danken aan eenen dorren, onaanzienlijken stok. Evenwel het is zeker niet, om my die vragen te doen , dat gij uit Frankrijk hierheen zijt gereisd, tenzij gij aanspraak mocht maken op Orry's plaats ? En evenmin kan het zijn , om op nieuw een' woordenstrijd te hervatten over beschouwingen, waarin wij bijna weder vervallen zijn, die geen' van ons beide eene overwinning belooft, en met niets kan eindigen , dan met wederzijdsche uitputting.... Zeg mij dus, wat u hierheen voert. Is er eenig bezwaar met Chante-Loup ?quot;

«Is er buiten dat niets , wat uwe belangstelling kan wekken ?quot; vroeg hg , voor het eerst met smart en bitterheid haar aanziende, want het was zonderling, met hoeveel zorg hij tot dusverre haren blik ontweken had , onder dit ge-heele gesprek.

»Gy wilt van Diana spreken , en dat bewijst my , hoezeer onze gedachten elkander nog ontmoeten ,quot; antwoordde zij met gevatheid, terwijl het blanketsel haren vluchtigen blos vermomde. »Ik heb juist sinds eenigen tijd over hare belangen nagedacht; maar wij konden , dunkt mij, gaan zitten, terwijl wij dit afhandelen,quot; en zij plaatste zich op eene sofa, waarvan het houtwerk verguld was, en de satijnen kussens kunstig geborduurd.

Hij bleef staan, maar hij werd zeer bleek. »quot;Wat hebt gij met haar voor ?quot; sprak hij met eene drift en eene onrust, die hem vergeten deed, dat hij haar het voordeel gaf, van zich het eerst te uiten. — Zij vertrok den mond tot eenen glimlach , maar zij maakte geen gebruik van zijne onhandigheid, want zy zeide alleen:

))Neen, zeg my liever uw plan; misschien treffen wy ons zamen.quot;

))Dat is niet waarschijnlijk, Mevrouw! uwe ontwerpen zijn altijd uitgebreid, veelomvattend , vérziend; zy doelen op alles, wat schittert voor de wereld, wat hoog staat en wat invloed geeft by de menschen; de mynen kunnen niets zyn dan eng, beperkt , eenvoudig, en zich tot niets verder uitstrekken, dan tot een zedig geluk, een stil vergenoegen, een leven van afzondering en onbekendheid , een zoodanig eindelijk , als past aan een wezen, gelijk myn kind, dat, onbekend met de wereld , vreemd aan hare vormen, ongeschikt voor hare eischen, niets van haar kan wenschen , dan de rust der vergetelheid.quot;

«Aha ! ik begrijp u, zij wil in een klooster,quot; viel Mevrouw Orsini in, met de levendigheid, die van eene blijde verrassing getuigde. ))Ik erken , dat zy moeielyk eene betere keus konde doen , en vooral geene, die alle zwarigheden zoo gemakkelijk oplost.quot;

»Vergeef my viel Francis schielijk in , »dat wil zy niet; geen klooster voor Diana! hare levendigheid en haar geest zijn in volstrekte tegenspraak met dompigen kloosterdwang.quot;

«Levendigheid! geest!quot; hernam Mevrouw Orsini , met eenen scherp onderzoekenden blik, «dat zijn eigenschappen in dit kind , waarvan mij de ontdekking voor het eerst wordt gegund.''

«o ! Maar eene levendigheid en een geest, die voor u weinig aantrekkelijks zouden hebben,quot; hernam de Sieur snel, doch niet zonder sterk te kleuren.


-ocr page 271-

DE PRINSES ORSINI.

2G3

«Gij beoordeelt haar te hard, of mij niet juist,quot; hernam zij , met een schrander en ongeloovig glimlachje. »Dus wil zij huwen ?quot; vervolgde zij na eenige bedenking; gt;. welaan , ook daarin is te voorzien. Ik heb , in dat geval, sinds lang een' echtgenoot voor haar gekozen.quot;

«Mevrouw! ik kwam er u een' voorstellen van mijne keuze,quot; hernam Francis, met de overhaasting van den schrik.

»Ik ben toch zeker , dat gij zult instemmen met de mijne.quot;

»Ik onderstel veeleer, dat ditmaal de uwe zich voegen zal naar de mijne.quot;

»Ciel ƒ laat ons zóó niet voortgaan ; wij maken waarlijk eene scène uit een Blijspel van Molière !quot; riep nu Mevrouw Orsini, met een' lach zoo luid, als bare fijne beschaving het slechts ge • doogde; haar vlug vernuft had snel het belachelijke doorzien , te midden van al het gewicht van dien strijd.

«Gij hebt gelijk , Mevrouw !quot; antwoordde Francis met ernst, waarbij hij al zijne heerschappij over zich zeiven noodig had , om niet bitter te worden; ))bij een twisten over ja en neen zoude niemand iets winnen, en allerminst mijn ongelukkig kind ; daarom laat mij het zijn, die in deze haar lot beslis. Mijne kennis van haar karakter, hare opvoeding, die door my geleid werd, de omstandigheid . dat ik alleen als haar bloedverwant erkend kan worden en genoemd, maken het voegelijk , en, naar mijn inzien, noodzakelijk, dat zij eenen echtgenoot neemt van mijne hand.quot;

))Ik verzoek meer te weten van uw' aanstaanden schoonzoon, eer ik van uw gevoelen kan zijn hernam Mevrouw Orsini, met die rustige gelatenheid, welke in baar karakter als een voorteeken was van de bewustheid , dat zij zou zegevieren.

Maar toch sprak de Sieur, die haar kende, met eene soort van fieren triomf:

»Het is de Graaf Emmanuel De Sainbertot.quot;

))De Sainbertot!quot; herhaalde de Prinse^, alsof zij zich iets herinnerde , ))De Sainbertot!'' en een donkerrood vloog haar over het voorhoofd ; — »een jong mensch , die in Savoye is geweest ? — quot;

»Juist, Mevrouw! zet hem dat vooruit in uw gevoelen , of benadeelt het hem?quot;

»Noch het een, noch het ander. Eene goede familie , die Sainbertot's ,quot; ging zij voort; maar zij scheen in een diep nadenken te vervallen, zoodat zij niet meer dan verstrooid luisterde, toen Francois vervolgde:

»Eene goede familie, en een jongeling die zijn geslacht waardig is, dat niet van iederen Edelman is te zeggen. Ik heb hem lang gadegeslagen, en ik weet, dat hij de man is, die Diana zal waardeer en; die haar beschermen zal en leiden en gelukkig maken ; die de gebreken van hare opvoeding zal helpen verbeteren en het ongeluk van hare geboorte verbergen. — Hij is niet meer in de eerste jeugd; hij heeft het leven genoten, en hij wenscht niets zoo zeer, dan een stil huiselijk geluk, in afzondering van de wereld en op zijn landgoed;

zijne fortuin is niet schitterend, en hij is in ongenade aan het Hof. Hij zal dus zijne vrouw niet brengen in kringen, waar zij zou misplaatst zijn; waar zij hem belachelijk zou maken en zich zelve ongelukkig. Hij is dus de geschiktste, de eenige gemaal, dien ik voor mijne dochter kan wen-schen.quot;

De Prinses , die ten laatste weder had toegeluisterd , viel nu in: »Gij hebt volmaakt gelijk , Mynheer d'Aubigny ! zoo zij slechts uwe dochter ware. Die De Sainbertot zoude zelfs in dat'geval met zijne ongenade aan het Fransche Hof, zijne ongelukkige incartade aan het Savooische, en zijne voornemens Tan landhuishoudkunde, eene zeer goede party zijn; — maar nu zy ook my toebehoort, zijn er hoogere plannen aan haar verbonden , zyn er meer schitterende uitzichten voor haar bestemd.quot;

«Ik herhaal het u voor de honderdste maal, Mevrouw! voor uwe ontwerpen is mijn kind volstrekt ongeschikt. Noch haar voorkomen , noch hare geestontwikkeling, noch hare opvoeding, maken het haar mogelijk , zich met eenig goed gevolg te bewegen in de spheren, waarin gij haar zoudt willen opheffen.quot;

«Hare opvoeding , Mijnheer! is enkel van u , en daarin zijt gij ontrouw geweest aan een gegeven woord ; maar ,quot; vervolgde zy , met schijnbare onverschilligheid, »hoe hebt gij den jongen Graaf bevredigd met het geheim van Diana's geboorte ? — ik acht u te eerlyk en te voorzichtig , om hem in te wijden.....quot;

«De liefde heeft den jongeling bewogen tot het offer van den rechtmatigsten trots. Hy kent Diana niet anders dan als de dochter van den burger Frangois, en.....quot;

»En toch denkt hij haar tot zyne gemalin te maken ! Welnu dan, Mijnheer! dan is Diana niet het misdeelde , gedrochtelijke kind, dat gij mij altyd hebt voorgesteld. Lang was mij dit een vermoeden; nu is hst mij eene zekerheid. Een' zoodanigen ongehoorden stap doet een Edelman als De Sainbertot niet — zonder te zijn onder den invloed van een' grooten, vurigen hartstocht — en de vrouw, die een' zulken verwekt, moet eigenschappen hebben van lichaam of ziel; als zij misdeeld is van uiterlijke voordeden, moet zij verstandsgaven hebben of talenten, die buitengewoon zijn. En alzoo hebt gij my misleid. Mijnheer ! en alzoo wil ik mij overtuigen van de waarheid mijner gissing , of van uw voorgeven, en alzoo zal ik haar tot mij laten komen ; en daar gij het eerst ons verbond gebroken hebt, ontneem ik u de leiding van het kind.quot;

Alleen de overmaat van schrik en onrust scheen Francis nog te steunen bij de schijnbare kalmte, waarmede hij vroeg:

»En onder welken naam zal Mevrouw de Prinses Orsini hare dochter voorstellen aan het Hof, en inleiden in de wereld ?quot;

»Zij zal hare nicht uithuwen aan den Graaf De Chalaisviel Mevrouw Orsini in, schielijk en met fierheid.


-ocr page 272-

DE PRINSES OESINI.

204

»Gij zult het niet, Mevrouw!quot; riep Franyois, in heftige gemoedsbeweging. »Gij zult het niet! Ik weet, gij zijt eene machtige en groote vrouw, die vele krachten en vermogens kunt samenroepen , om uit te voeren wat gij wilt. Ik weet het, u staan Koninklijke middelen ter dienst, in dit ryk en in Frankrijk zelf. Ik weet, dat gij besluiten hebt, die zich verzetten laten door niets , en ook dat gij niet een vierde van uwe macht noch van uwe behendigheid zoudt noodig hebben, om dat uit te voeren, wat gij besluiten zoudt over mijn ongelukkig kind. En toch zult gij niet volbrengen, wat gij hebt voorgenomen; want gij zult twee wezens, die zoo nauw aan u* verbonden zijn, niet lichtzinnig en zonder me-dedoogen het weinige levensgeluk ontnemen, dat hun nog is overgebleven ; ik heb geen ander, dan het geluk en de blijmoedigheid van Diana; — zij zal beide verliezen, als zij verbonden wordt met een' man, dien zij niet kent en dien zij niet kan liefhebben. — Neen, Mevrouw ! als wij beide; gij en ik , elkanders ongeluk hebben veroorzaakt, laat dat dan genoeg zijn, en laat het daarbij blijven, al zijn wij veroordeeld , om den harden dwang te dragen, dien de overijling van den hartstocht ons heeft; opgelegd; laat ons de kwelling en de boete alleen voor ons behouden, zonder haar op fce leggen aan eene onschuldige; laat ons wijs zijn en barmhartig, sinds wij nooit meer gelukkig kunnen worden; laat ons ten minste zooveel kwaad verhelpen, als er te voorkomen is. Wij zullen de jaren , waarin men lijdt door het hart, weldra te boven zijn; tijd en afstand hebben immers reeds zooveel gedaan, ten minste voor u! Wij zijn immers onverschillig voor elkander geworden, tot vervreemding toe. Zwakheid en eerzucht hebben ons reeds zeer schuldig gemaakt jegens elkander ; laat ons het niet zijn jegens Diana. Laat ons goede ouders zijn. Wees moeder, Mevrouw! wees eene goede moeder, Anna!quot;'voegde hy er bij, met zijne zachtste stem, «en gij zult den wil verliezen, om uw kind op te offeren.quot;

Mevrouw Orsini was geheel onbewogen gebleven bij zijn spreken; zelfs was het opmerkelijk, dat hare houding en gelaatstrekken koeler werden , naarmate zyne hartstochtelijkheid klom, naarmate hij zijne woorden meer scheen te kiezen om haar te treffen; het scheen van hare zijde als een overlegd plan, om niet bewogen te worden, en Mevrouw Orsini was onder vele vrouwen de enkele , die zoo iets kon voornemen en volbrengen, zelfs toen de stem van den man, tot wien zij in nauwe betrekking scheen te staan, zoo zacht klonk, en zoo zoet weemoedig, en zoo aandoenlijk smeekend, dat het was, toen hij haren naam noemde , niet slechts of hij haar opriep tot haren heiligsten plicht, of hij aanspraak maakte op haar innigst hartsgevoel, maar ook , of hij daarmede herinneringen wilde opwekken van vroegere dagen, die spreken moesten, zoowel tot hare zinnen, als tot haar hart; maar ware het ook, dat die toon uit het verle-dene , dat het noemen van haren naam, die gemeenzaamheid der liefde, een vluchtig rood bracht op hare wangen, en eene lichte siddering over hare leden, zij herstelde zich snel, was zich terstond meesteresse, en kon zelfs met eene soort van kalme waardigheid tot hem zeggen: ))Wel zegt gij het goed, Diana zal in het lot, dat ik voor haar bestem, de hand eener moeder herkennen.quot;

y) Har er moeder!quot; hervatte Franyois , met bittere beduiding op het woord. »Maar de Hemel zal mij daarin steunen, dat zij ook de hand van een' vader zal zien uitgestrekt over haar, als die van eenen beschermer. Ik ben zelf een slechte zoon geweest, en ik kon geen' vader liefhebben ; ik ben echtgenoot, — en ik heb mijn hoofd gebogen onder de laagheid, mijne rechten als gade niet te laten gelden voor de wereld; maar ik wil ten minste één mijner plichten gansch vervullen, ik wil een goed vader zijn voor mijn kind. Diana zal weten, dat ik over haar waak, en, Mevrouw! het zal niet aan u staan over haar lot te beschikken. Wat ik van u heb willen smeeken, kan ik eischen , zal ik vorderen, en nu zeg ik u, Mevrouw de Prinses Orsini! wat gij voorneemt, zult gij niet doen, omdat ik het niet wil , ik, de Sieur Franyois! en gij zult u herinneren , dat ik ook een' wil weet door te zetten, al zou ik u daartoe nog een' Francesco moeten toonen van vroeger.....quot;

»Om den wille van welvoegelijkheid en van goeden toon , niet zooveel hartstocht, Mijnheer! niet hier ten minste, in dit kabinet, onder dit dak!quot; riep de Prinses, eenigszins onrustig om zich heenziende ; ))ik weet zeer goed, wie gij zijn kunt, en wat gij ondernemen durft ten behoeve van eene opvatting , en hoe gij eene hersenschim tot wezenlijkheid maakt; — zonder eene eigenzinnigheid als de uwe , zouden al deze verdrietelijkheden zijn voorgekomen, zouden wij niet, als nu, wederkeerig elkanders kwelling

wezen, zouden wij niet.....quot; Zij aarzelde plotseling,

en hield het woord op de lippen terug, dat zij als onwillens , en in het vuur van het spreken, bijna had geuit.

«Niet gehuwd zijn!quot; vulde hij aan.

»0 Stil! stil!quot; hernam zij, ))dat woord niet, dat woord nooit; dat zal ik ontkennen, zoolang ik adem heb , om een' klank te uiten.quot;

»En zoolang uwe hand eene pen kan opheffen, niet waar. Mevrouw ?quot; sprak hij met bitterheid; «maar ik zal het mij herinneren , zoolang deze hersens ééne gedachte kunnen vasthouden — en uw ontkennen zal het niet onwaar maken, in den hemel, noch op aarde ,quot; en toen hij dit gezegd had, liet hij zich in oenen armstoel neder-vallen; bleef haar strak aanzien, en liet de armen langs de heupen nederzinken, alsof hij vermoeid was, hetzij dan door de uitputting der overspanning, hetzij van diepe neerslachtigheid.

En wat d'Aubigny zeide , was waarheid; zij waren gehuwd, in zooverre een zoogenaamd ma-riagc dc consciencc, met al de plechtigheden


-ocr page 273-

DE PRINSES OESINI.

265

der Roomschc Kerk voltrokken door een wettig geestelijke vs,n die Kerk, (voor twee leden der-zelve geldend konde zijn; zij waren gehuwd, ondanks den vurigen wensch van beide ongelijksoortige echtgenooten, om die overijling hunner liefde ongedaan te maken; maar hoe zij het werden, en ondanks dat huwelijk scheidden, moet nu gezegd worden , omdat de Lezer niet altijd tusschen gissingen en vermoedens mag blijven omdolen.

De afkomst van den Sieur Francois hoewel niets meer dan burgerlijk, was evenwel noch gemeen , noch van dien aard, dat zij hem tot den stand van een' dienende veroordeelde. Zijn vader was procureur van het Chatelet te Parijs, die goede zaken deed; hij zelf was eenige zoon, en bij de gewoonte der ouders, om hunne kinderen hooger te plaatsen , dan zij het zelve zijn, had hij wellicht tot eene of andere magistraatswaardigheid kunnen opklimmen ; zijn vader ten minste had plan, hem te laten studeeren, en daarna de keuze van zijnen stand te bepalen naar de mogelijkheid van het oogenblik; doch daar de lieden van den toga door den lageren adel zelfs niet met gelijkstelling werden vereerd, zoude dit nog de weg niet geweest zijn, om tot eene Prinses Orsini te komen, zoo de jonge d'Aubig-ny niet met één greep zelf het roer van zijn lot in handen had genomen , en dat gansch omgewend. De tienjarige knaap haatte studie en wetenschap , en brandde voor kunst en mechanieken arbeid. De lessen van zijnen teekenmeester deden hem de vingeren jeuken naar het penseel van den schilder ; het weinige , dat men hem instampte van wis- en meetkunde, deed hem snakken naar de toepassing van hare regelen. Wee den timmerman , die, in zijns vaders huis werkende, eene zaag of eenen beitel vergeten had! de vlugge Francis had, met veel behendigheid voor een' oningewijde, maar niettemin tot groot nadeel van de fijne werktuigen , zich daarvan bediend tot eenige kleine nabootsing van het ambacht. Wee den huisschilder, die voor een oogenblik verfpotten en penseelen uit het oog verloor, of liever wee den ouden heer d'Aubigny, die niet slechts een meubel of een sieraad zag gesierd met meer kleuren, dan 7olstrekt noodig was , maar ten laatste nog in onderhandeling treden moest over verkwiste verfstoffen! Dat gaf aanleiding tot menige hardheid , tot menige bestraffing; doch bet bracht den vader niet op het denkbeeld, dat zijn zoon zéker een middelmatig rechtsgeleerde zoude worden , wellicht een groot man in eene werktuigelijke kunst. Het werd den armen Francis wel toegesnauwd, dat hij als krullejongen of als opperman zoude sterven ; maar het kwam niet in den berisper op , er voor te zorgen, dat hij als een bekwaam timmerman zou kunnen leven, en dat daarbij niemands eere zoude geleden hebben , en de belanghebbende een gelukkig en werkzaam lid der maatschappij zou geworden zijn. Zoo verliepen eenige jaren, in welke de eenige zoon niets had geleerd, hard was behandeld , zijne eigene kracht van wil had geoefend tegenover die van zijnen vader, en met dat alles onder ]de verdrukking was opgewassen tot een krachtvol en bloeiend jongeling, die op zijn zestiende jaar van eenen knaap niets had , dan de fijne en zuivere trekken, en die ten laatste ronduit verklaarde, dat hij Instituten en Pandecten verwen schte ; dat hij nooit bekwaam zoude worden, om het paleis of de balie binnen te treden; dat hij een kunstenaar wilde worden, of sterven; waarop zijn vader begon met hem te vloeken, en eindigde met hem te verklaren, dat hij een priester zoude worden, zoo hij geen advokaat wilde zijn, en dat hij altijd genoeg studie zoude verkrijgen , om een petit abbé te kunnen zijn. Dat joeg den geplaagde den schrik in het hart, en op een' goeden dag had hij een pakje gemaakt van zijne oude kleederen, een paar stevige schoenen met spijkers aangekocht, al zijne boeken in zijns vaders kamer teruggebracht, en diens goudbeurs daarvoor in de plaats genomen, en wandelde toen bij maanlicht de poort uit van Parijs , met heel veel moed en heel veel hoop in de ziel — maar zonder te weten, of hij ter rechter- of ter linkerzijde zoude gaan. Italië was wel het Kanaan zijner hope ; maar tusschen Parijs en Rome lagen nog vele wegen, en de beurs van den ouden Heer d'Aubigny was niet heel zwaar. Intusschen liep hy slechts voort, altijd voort, om vooreerst tegen achterhaling veilig te zijn, en toen hij , bij het aanbreken van den dag , van vermoeidheid dreigde neer te zijgen , rolde hem tergend eene deftige reiskoets voorbij, met vier paarden bespannen , gevolgd door eene tweede , minder sierlijk, maar met hetzelfde wapen geteekend, die echter stilhielden, om de paarden te laten rusten en voederen, want hij bevond zich in een dorp, en eene herberg lag op vijftig schreden afstands. Toen kwam de jonge Francis op een' inval — hij ging daar ook rusten , drinken, en een praatje maken met den eenigen bediende, die afgestapt was, en verkreeg van hem, ten deele door zijne behendige innemendheid , ten deele door zijn goed voorkomen, hetgeen hij wenschte : de vergunning , om naast hem achter op het rijtuig mede te ryden, dat slechts met goederen was bepakt.

))In de stad zou dat niet gaan — maar op het land en op reis heeft men het zoo nauw niet te nemen, en onze Mevrouw is goedaardigzeide Jasmin , terwijl hij zijn beschermeling op de hooge plaats hielp.

«Is daar eene Dame in ?quot; vroeg de jongeling , nieuwsgierig naar de mooie koets' heenwijzende.

«Eene beeldschoone, rijke Dame, eene Hertogin , die Prinses is,quot; hernam de lakei, trotsch op zijne gebiedster.

»De Hertogin van Orleans ?quot; vroeg Frangois, met die verbeeldingsvlucht der jeugd , wie niets te hoog is of te onwaarschijnlijk.

»Wel neen,quot; hernam de andere; ))is dit dan eene hofkoets? — »Het is de Hertogin De Brac-ciano, Prinses Orsini , die uit Frankrijk naar


-ocr page 274-

DE PRINSES ORSINI.

266

Mijnheer deii Hertog terugkeert— en na eenig stilzwijgen vroeg hij zijn' beschermeling:

))Hoe ver wilt gij meerijden ?quot;

»Zoo ver als het zyn mag.quot;

«Maar wij gaan heel verhernam de andere met een' glimlach, ))en uwe uitrusting schijnt niet te zijn voor eene groote reis.quot;

»Ik wenschte Italië te bereiken , als ik konde !quot; hernam Francois met een' zucht.

»Gij zijt niet ongelukkig, want wij gaan naar Rome.quot;

))Als ik daar komen kon , was ik gered!quot; sprak .Francois met vuur.

»Het zal mijne schuld niet zijn, wanneer dat niet gebeurt. Maar als wij weer pleisteren, moet gij vriendschap maken met den koetsier , dan kunt gij 's nachts , als wij doorrijden , plaats krijgen bij de pakkaadje.quot;

De jonge avonturier liet zich dit niet te vergeefs raden , kreeg van den beheerscher des boks de gewenschte vergunning , maar tevens den last, om zich telkens zooveel mogelijk uit het gezicht van de groote Dame te houden, en vooral van hare kameniers, en kwam op deze wijze, met weinige onkosten, en niet al te veel vermoeienis, werkeLjjk voor de poorten van Rome, waar Jasmin hem afzette. Was hij nieuwsgierig geweest naar de schoone Dame , wier rijtuig hem dus naar zyn doel bracht, die nieuwsgierigheid verzette hij licht, schoon zij niet was bevredigd geworden. Bij het uitstappen van hare koets had hij hare gestalte niet kunnen opmerken, daar zij dicht gewikkeld was in hare pelisse , en haar gelaat niet, omdat zjj het kleine halve masker van zwart fluweel droeg, dat toen reeds in de mode was. Zij zelve merkte hem niet op, en scheen doorgaans op de rustplaatsen in diepe gedachten verzonken te zjjn.

Zoo stond Frangois d'Aubigny dan voor de poort van Rome; maar schoon zijn zelfvertrouwen niet weinig was , en zijne hoop op het geluk van het toeval niet zwak, durfde hij haar nauwe-lijk binnentreden, de poort der eeuwige stad , waarvan hij voor zich zei ven nog grootere wonderen hoopte, dan menige Heilige had verricht, die daarbinnen vereerd werd. Intusschen is iedere knaap , die zijns vaders huis ontloopt om schilder te worden, nog geen Salvator Rosa, en ieder jongeling , die met een dweepend oog op het Coliseum staart, nog geen Michael Angelo; en zeker is het, dat wie Rome binnenstapt, zonder een enkelen brief van geleide of van aanbeveling , en met geene betere geldelijke middelen dan Frangois d'Aubigny, al heel weinig kans heeft, om in eenigen kunstenaarskring te worden opgenomen, of tot hunne scholen door te dringen , zelfs al ware hij een Salvator Rosa of Michael Angelo in knop.

Maar zonder dit in te denken, doorwandelde de jongeling Rome , gelukkig in zijne vrijheid, gelukkig zijn doel bereikt te hebben, opgetogen van alles wat hij zag, blijmoedig in het tegenwoordige , en zonder eenigen twijfel aan de toekomst , of liever hij dacht er niet aan ; hij dacht niet aan zich zeiven ; hij kon zich niet verzadigen aan de heerlijkheden, die hij zag; hij leefde als op straat; de zon, die hem verkwikte , liet niemand hem betalen, en op de trappen van de paleizen rustte hij uit, zonder dat iemand hem stoorde, en mijmerde hij over de kunstenaars, die ze hadden opgetrokken. Maar of hij al uren lang stond tegenover het koepeldak van St. Pie-ter ; of hij neerknielde aan de trappen van het Vaticaan, en de bogen van het Coliseum doorkruiste , stilstaande bij iederen pilaar; of hij al schetsen nam van hetgeen het meest zijne verbeelding trof of zijnen smaak voldeed , geen enkel voorbijganger had hem opgemerkt met iets, dat naar belangstelling zweemde; geen beschermer had hem do hand op den schouder gelegd , en gesproken : ))Volg mjj!quot; Geen kunstenaar was daar geweest, die aan zijne geestdrift den toekomenden broeder had herkend; geene vrouw zelfs, die de mezzara had opgeslagen, om den schoonen dweper meer nauwkeurig gade te slaan. Toen begon Frangois tot zich zeiven te komen; hij begreep , dat hij , op deze wyze de fortuin afwachtende , eerder kans liep, om het getal bedelaars der Eeuwige Stad te vergrooten , dan dat harer beroemde mannen, en dat de hongerdood in geen geval een poëtische is , zelfs niet tegenover de ruïne van Nero's gulden huis; dat hjj het geluk nu lang genoeg tijd had gegeven om hem te naderen, en dat, daar het niet tot hem gekomen was, het nu zijne beurt werd om het op te zoeken, en dat nog te meer, omdat hij ziels- en wilskracht genoeg in zich voelde, om des noods met het lot te worstelen op leven en dood- Toen die gewaarwordingen een besluit bij hem hadden gevormd , liep hij de eerste werkplaats de beste binnen, en vroeg naar de woning van een' bouwmeester. Een Heer, in eenen kaneelkleurigen rok, die met den meester metselaar stond te praten , wendde zich om , en vroeg met een' glimlach • »Wat hij van een' bouwmeester wilde ?quot;

»Van hem leeren , voor hem werken ,quot; hernam hij met vuur en met vastheid.

»Zal het eerste mogelijk zijn, dan moet gij teekenen kunnen.quot;

De jongeling toonde hem zwijgend de schetsen, die hij reeds te Rome had afgewerkt.

De man knikte welgevallig, en ging voort: ))Tot het laatste moet gij kracht hebben.quot;

Tot eenig antwoord nam Francis een blok marmer op, waaraan twee werklieden met meer onhandige gemakkelijkheid dan overleg te zamen torschten.

Alle omstanders zagen toe ; met de levendige gebaren der Italianen drukten zij hunne goedkeuring uit , en men hoorde het gemurmel hunner bravo's ; slechts de ondervrager vervolgde ernstig :

«Hebt gij geduld, ondernemingszucht, en welke waarborgen voor uw goed gedrag?quot;

»Voor het laatste niets dan mijn woord en mijn voornemen.quot;

))Gij vergeet er een' , uw oog,quot; viel de man in.


-ocr page 275-

DE PRINSES ORSINI.

2G7

»Voor het andere dithernam de jongeling. »Ik ondernam de reis van Parijs hierheen, te voet, met weinig geld, en zonder ééne voorspraak ; ik verliet het huis van mijn' vader, waar mij eene laffe rust was opgelegd, om hierheen te komen , om te werken, en kunstenaar te worden.quot;

))Top dan!quot; riep de man , en reikte hem de hand toe. — »Gij zult een leerling zijn van Andrea Bojacci!quot;

Van toen af begon de jongeling te leven , dat leven der ziele, waarbij wij bewustheid krijgen van al onze krachten , van al onze vermogens; waarbij wij aan die bewustheid zelve de vleugels ontleenen tot eene hoogere vlucht. Zijn leven was niet meer dat bespiegelend en machteloos poëtisch wegsmachten tusschen een' krachtigen wil en de overmacht der omstandigheden, tusschen onvervulde wenschen en de vermetelste hoop op de toekomst , maar eene werkdadige oefening van krachten en plichten beide — eene werkelijkheid, die hem liever was dan de schoonste droomen. II Maestro Bojacci was voor hem geen vader in de zachtste beteekenis van het woord ; maar hij was een nauwlettend en gestreng meester, wiens welwillendheid zich te minder toonde in zoetsappige weekheid, naarmate hij in zijnen kweekeling eenen grooteren aanleg bewonderde , maar tegelijk eene zelfstandigheid opmerkte, die wel noodig had geleid te worden , zou zij niet eene rotse blijken, waartegen allen en alles zich zoude afstuiten, en een stalen hulsel, waaronder al zijne beminnelijke hoedanigheden zouden verscholen blijven, en wellicht ondergaan, bij gebrek aan licht en aan warmte , een eeuwige hinderpaal tegen iedere zijner bewegingen in het maatschappelijk leven. Hij leerde hem niet plooien , niet buigen, — maar hij leerde hem gehoorzamen, en hij meende, dat hij zijn doel bereikt had , dat hij dit karakter had verzacht, sinds hij den jongeling altijd blijmoedig en altijd met haast zijne bevelen zag volbrengen ; maar hij vergiste zich in dien diepen gemoedsaard ; ieder offer, dat Francis bracht van zijnen wil aan dien van Andrea Bojacci, was bij hem niets dan een offer der dankbaarheid, waarvan het volbrengen hem in zijne eigene achting deed rijzen; deze eene, die hem de eenige weldaad bewezen hid, waaraan hij behoefte gevoelde , zou ook zijn eenige meester zijn, en die plicht der buigzaamheid voor eenen enkelen zoude dus gansch niet van algemeene toepassing zijn. De meester liet hem kennis maken met iederen graad van zijne kunst, van hare geringste schakel af, waar zij werktuigelijk handwerk is, tot op die, waar zij van kunst bijna tot wetenschap stijgt. Hij spaarde hem geene proeve , zelfs niet die van den dienstbaren handlanger des werkmans; maar als hij hem des morgens had gebracht aan den trog van den metselaar, aan de schaafbank van den timmerman , of hem den moker van den steenhouwer in handen had gegeven, leidde hij hem 's avonds binnen in den kring van zijne vrienden en beroemde kunstbroeders , waar de hoogere volmaking der kunst in schrandere gesprekken werd getoetst en gepeild , hare wetten betwist, hare vorderingen aangewezen, en haar vooruitgang voorspeld , of haar achteruitgang betreurd. Daar wisselde zich ernst af met geestige scherts ; daar reikten zich de kunsten zoo zusterlijk de hand , dat zelfs de poëzij hare vlucht en hare vormen leende, en de muziek haren zang en hare klanken schonk , om uit te drukken en toe te juichen, wat beeldende kunsten aanschouwelijk hadden voorgesteld. Geen gelukkiger achttienjarige was er in de wereld , dan Francis d'Aubigny ; geen meer krachtvol en meer gezond ; geen meer bloeiend van schoonheid en meer forsch van gestalte; geen , die door vlijtigen arbeid meer open' zin had voor de genietingen van natuur en kunst; geen, wiens gloeiende ziel door meer zelfstandigheid werd getemperd ; geen, wiens geestdrift voor zijn gekozen werk geleid werd door zooveel gezond verstand en zulk een scherp oordeel; geen eindelijk, wiens verbeeldingskracht vuriger was , en toch zoo onbesmet.

En toch één enkele hartstocht, heengeworpen in die ziel, verstoorde dat alles, verbrijzelde het, en wierp het dooreen tot een 'treurigen bouwval, waarvan de edele bouwstoffen, verbrokkeld of vermengd met ruwe aarde, en ontsierd door onkruid, dat zich vasthecht aan de ruïne , tot niets meer dienden, dan om de tegenstelling te doen uitkomen ; want zoo zoude het zijn: alle deugden en krachten, die hij nog zoude redden uit dien orkaan der tochten, zouden niet meer machtig zijn, om te steunen en te herstellen, maar slechts om aan te wijzen , wat er verloren ging. Een hartstocht , die Francis d'Aubigny, den jongeling, in wien zich de vorm der antieken met hunnen geest nog eenmaal scheen te willen hernieuwen , misvormde tot den Sieur Francis, tot den gedruk-ten, zwaarmoedigen man, die vader was, en geen echtgenoot durfde zijn; wiens dubbelzinnige toestand, wiens valsche verhouding tot de maatschappij, wiens leven van dienstbaarheid en van gezag, van schittering en weelde tusschen vernedering en ontevredenheid met zich zeiven , als eene verpersoonlijking was van de 18de eeuw, en hare verhouding tot het verledene en de toekomst. Beide hadden zich ontworsteld aan een hard gezag, dat hen buigen wilde tot dat, wat ze niet zyn konden : het gezag des vaders en dat van de kerk , dat hen wilde verdrukken in dompige rust. Beide hadden zich bevrijd door volharding en een' krachtigen wil, en beide hadden vrijheid en leven gevonden in werkzaamheid ; maar beide ook zouden verwoest worden door hartstochten en vertreden door de ondeugd, die zich zegevierend zouden meester maken van hunne beste eigenschappen , totdat beide wellicht zouden opgeschrikt worden door eenen grooten schok, die hen ontsloeg van de bonden der ondeugd, waaruit ze niet meer machtig waren zich op te heffen.

De Meester Bojacci zeide eens op verdrietigen toon tot zijnen kweekeling:


-ocr page 276-

DE PKINSES OESINI.

268

I zaamheid, en eene enkele aanmerking. die juist was , en getuigde van een' goeden smaak. En de jongeling vertelde zijnen meester, dat hij zich ditmaal niet had geërgerd, en dat hij een goed oog begon te krijgen op het werk.

En Andrea Bojacci wreef zich de handen met een vergenoegd gezicht. Bij de derde samenkomst vond hij de Hertogin alleen, en zij duidde twee veranderingen aan , die zij gemaakt wilde hebben ; maar de toon, waarop zij dat zeide, was zoozeer die eener achtingvolle hoffelijkheid, zoozeer die eener leeke, welke verschooning vraagt voor hetgeen zij in onkunde wellicht te veel zal eischen van het talent, dat de jongeling op nieuw tevreden was.

Toen hij van de twee veranderingen rekenschap kwam geven, vond hij weder niemand dan de Hertogin — en zoo bleef dat telkens, zoo vaak hij noodig vond, het oordeel van de aanstaande eigenares in te roepen, of door deze met eeni-gen nieuwen vond werd overvallen.

De Maestro Bojacci was niet tevreden, dat iets, waaraan hij reeds zijne goedkeuring had gegeven , noch zoo vaak vervormd moest worden naar de luimen eener vrouw ; maar hij was de man niet, om zijnen leerling op te zetten tegen deze willekeur; hij bewonderde in stilte diens vordering in lijdzaamheid, die gelijken tred scheen te houden met die zijner bekwaamheden. Slechts vroeg hg hem eens met schijnbare onverschilligheid :

))Vindt gij haar schoon , die Hertogin De Bracciano ?quot;

»Niet zoo schoon als de Madonna van Rafaël; ik verbeeld mij , dat eene vrouw, om schoon te zijn , meer liefelijke zachtheid moet hebben, dan deze Signora.quot;

«Eene vrouw ja!quot; had Andrea geantwoord, terwijl hij hem aanzag met trots en met welgevallen ; »maar de Hertogin De Bracciano, die Prinses Orsini is, en Grandezza van Spanje, is voor u geene vrouw; begrijpt gij mij, Francesco ?quot;

Maar Frangois begreep hem toen niet, en dat was jammer, want daardoor was hij dat woord vergeten, toen hij het had kunnen gebruiken.

Alsof zij het geraden had, dat hare vorstelijke hoogheid weinig indruk had gemaakt op den jeugdigen kunstenaar, had de Hertogin, bij eenen volgenden keer, dat zij dezen ontving, fluweel en goudstof afgelegd, en droeg een ochtendgewaad van eenvoudig neteldoek , met eenen enkelen rozestrik tot sieraad, en niets in het donkerbruine haar , dan een' tak natuurlijke mosrozen , en schoon zij reeds dien leeftijd had bereikt ; waarop men de jaren niet meer zegt, zag zij er uit, bloeiend frisch en aanvallig teeder, als had zij de »gulden twintigquot; nog niet bereikt.

Van dien dag af vertelde Francis zijnen meester niets meer van de Hertogin De Bracciano ; zelfs noemde hij nooit meer haren naam, maar hij werd stil en meer dan ooit ingetrokken ; zijn oog verflauwde , en zijne wang werd bleeker ; hy was

»Ik ben bij den Hertog De Braeciano ontboden, I om eene nieuwe villa op te bouwen aan de overzijde van de rivier; maar die Heer is een slechte betaler , als ze velen zijn; doch wat ze niet alle zijn, hier te Eome ten minste niet, hij is een stumper, die van de kunst niets begrijpt, en die haar niet weet te eeren.quot;

))Dan zult gij u zeker niet vernederen met voor hem te werken ?quot; vroeg Francois. »Een man als gij ?quot;

»Dat zou zeer onvoorzichtig zijn voor een' man als ik,quot; hernam de Meester glimlachende. »De groote Heeren mogen somtijds onbeduidende vrienden zijn, ze zijn zeker gevaarlijke vijanden , en deze Bracciano hier is de eerste leek van onzen Heer den Heiligen Vader , en vele Kardinalen en hooge Prinsen maken het hof aan zijne vrouw. Hun huis is het bezochtste van Rome; ik zou hem niet gaarne tegen mij hebben; daarom luister, ik heb er iets op bedacht. Gij zult er heengaan in mijne plaats; gij zult uw proefstuk doen ; gij zult het plan maken , en de bou-wing regelen; een' ander' zou ik geen' leerling durven zenden , al ware het, dat hij meer wist dan ik zelf: met dezen Prins hebben wij de handen ruim , en gij moet toch eens beginnen; als gij u hiervan met eere kwijt, zult gij zien , welk een roep er van u zal opgaan in Rome, en al ware ik niet meer daar, uw naam zou gevestigd zijn, zoo zeker als uwe fortuin. Vereenig dus van daag alles, wat gij weet en zijt — want gij gaat een' grooten stap doen.quot;

En toen de jongeling dankbaar de hand drukte van den goeden meester en zich verwy derde , om te gehoorzamen , sprak hij bij zich zeiven : »De Pracciano ! Heb ik dien naam niet meer gehoord ?quot; En hjj herinnerde zich, dat het de naam was van de groote Dame, wier reiskoets hem tot voertuig v/as geweest naar Rome! ))Dat moet mij geluk aanbrengen,'5 dacht hij vroolijk. De eerste maal, dat hij over het plan kwam spreken met den Hertog De Bracciano, zag hij dezen allen, en had zich geërgerd aan de stompheid van den grooten Heer, en aan zyne laatdunkende minachting voor wat hij niet begreep en niet wilde op prijs stellen ; dan hij had zich herinnerd, dat de Maestro Bojacci hem ook die schaduwzijde van zijn beroep wilde laten afzien ; dat hij zijn geduld ook hierin wilde toetsen, en hij zette kalme lankmoedigheid over tegen de laffe aanmerkingen van den onwetende, en stille waardigheid tegen zijne trotsche hoofschheid. De Maestro Bojacci glimlachte, toen hij hem verslag deed van zijne eerste samenkomst, en hij prees hem, dat hjj zijne meening zoo wel had doorgrond, en zoo goedwillig opgevolgd.

De tweede maal, toen hij de teekening ver-toonen kwam , waren de Hertog en zijne gemalin beide daar geweest, en de laatste had beter den toon gevat, waarmede kunstenaarsfier-heid moest verschoond worden door adeltrots, en zij had den jongen bouwmeester zijne taak verlicht door hare vlugge bevatting, fijne opmerk-

-ocr page 277-

DE PRINSES ORSINI.

zonder lust, zelfs voor zijnen geliefkoosden ar- -beid , zelfs bi] de bevelen van zijnen weldoener, en er was slechts één uur op den ganschen dag, waarin bij bezield scheen te zijn : het was dat, waarop hij zelf het toezicht ging houden op den bouw van de villa des Hertogs De Bracciano.

Op zekeren dag stormde Bojacci het kleine vertrek binnen , waar zijn leerling , in somber gepeins verzonken, nederzat, in plaats van potlood of passer ter hand te nemen , en riep hem verdrietig toe:

)gt; Povero Francesco ! gij hebt wel tegenspoed ; de man, die uw beschermer had moeten worden. Prins Orsini , is^ gestorven !quot;

Francis werd doodsbleek. ))De echtgenoot van de Hertogin De Bracciano ?quot; vroeg hij met doffe stem.

»Ja! 't is hard, niet waar ? gisterenavond overleden aan eene zenuwberoerte ; de Hertogin was op een feest — zij had niet moeten uitgaan; de gezondheid van haren Heer was reeds wankelend.quot;

Toen kleurde een donkere blos het gelaat van den jongeling, en hjj stond schielijk op, en greep zijnen hoed

))Waar gaat dat heen, mijn meester?quot; vroeg Andrea verwonderd.

«Naar haar — naar de Hertogin!quot; voegde hij er langzaam en beschroomd achter.

))En meent gij waarlijk , dat gij nu zoudt worden toegelaten , en waartoe dat — die dwaasheid — dat alleen zou genoeg zjjn, om u alles te doen verliezen.quot;

De jongeling wilde iets antwoorden; maar de Maestro Bojacci wilde niets hooren, legde hem het stilzwijgen op, ondervroeg hem naar zijne werkzaamheden , vond, dat hij niets had gedaan, gaf hem bevelen voor het verdere van den dag, en ging knorrig heen , met de klacht, dat zijn liefste leerling door den Patroon der Lazzaroni, de luiheid, betooverd was.

Hij hield dezen nog eenige dagen met dwang in huis , totdat, op den vijfden dag, een bediende , in de livrei van het huis Orsini , maar in rouw — een briefje bracht, »aan Maestro Francesco ,quot; dat Bojacci opende en las, terwijl deze sidderend van nieuwsgierigheid voor hem stond.

Het was eenvoudig een verzoek van de Prinses aan den jongen bouwmeester, om bij haar te komen ; wel zeker niets , dan de koele, afgemeten, hoffelijke toon van de vorstin aan een' burgerlijk persoon, dien zy gebruikt.

«Misschien geeft het nog iets goeds,quot; zeide Andrea; »wie weet of zij de villa niet wil laten voltooien, om er als weduwe te leven ; men zegt, dat de schuldeischers hare vaste goederen in beslag zullen nemen.quot;

«Maar ditmaal had de jongeling hem niet aangehoord. Hij was weggeijld.

De Hertogin was in een diep rouwgewaad, zonder eenig sieraad, dat baren rang herinnerde; het mollige wit barer armen en handen stak verblindend af bij al het zwart, dat haar omringde, want zelfs de kamer, waarin zij zat, was met zwart laken behangen, en de sofa van zwart fluweel. Alle daglicht was afgesloten , en eene enkele zilveren lamp wierp slechts bleeke tinten , als die van het maanlicht, op de gestalte der belangwekkend schoone vrouw. De jonge bouwmeester naderde met schuchterheid en eerbied , geheel anders dan toen hij met vrijen en fieren kunstenaarsblik tot haar kwam, en bleef op zeer verren afstand staan. Zij wenkte hem te naderen. Hij gehoorzaamde zwijgend. Zij groette hem met eene lichte hoofdbuiging; maar de blik van haar oog ontroerde hem zonderling , en toen zij hem toesprak met eene weeke en matte stem , in iedere van welker klanken eene gewaarwording trilde, hoe onbeduidend de woorden schenen — sidderde hy en luisterde , maar bijna zonder te verstaan.

«Maestro Francesco! ik heb een besluit moeten nemen , waarvan ik meene u snel te moeten kennis geven. Mijn verlies dwingt mij het bouwen der villa te staken.quot;

Hij bracht de hand aan zijn voorhoofd, maar hjj antwoordde niets.

«Ik begrijp uwe teleurstelling,quot; hernam zy zacht en bemoedigend. «Gij zoudt u hiermede eere hebben gewonnen, en van uwen smaak en uwe kunde een schitterend blijk hebben opgericht. Maar ik wil voor u hopen, dat een meer gelukkige dezen arbeid zal voortzetten.....quot;

Hier wachtte zy antwoord; dan het volgde niet.

«Gij zult de goedheid hebben u met den Intendant van den overleden' Hertog te verstaan omtrent eene schadeloosstelling ten behoeve van uwen meester ,quot; vervolgde zij op eenen toon, dien hij meende te moeten uitleggen als een afscheid, ten minste hy wierp een langen en droevigen blik op haar, boog zich en wilde gaan.

«Een oogenblik, Maestro Francesco!quot; riep zy levendig, en bijna smeekend voegde zij er bij : «Indien gij mij nog eene minuut tijd hadt te geven , zou ik u eene vraag willen doen.quot;

«Eene minuut, Mevrouw!quot; en hij naderde tot dicht nevens haar, en kruiste zijne armen over de borst, ten bewijze van onuitputtelijk geduld.

«Een' van de laatste keeren, dat ik met u te spreken had, hebt gij mij iets van u zeiven gezegd ,quot; hervatte zij, zonder hem aan te zien, en als in verstrooiing spelende met een' der strikken van haar rouwkleed.

«Mevrouw de Hertogin had de goedheid mij (e ondervragenverbeterde hij met een' diepen zucht.

«Gij herinnert u dat!quot; hernam zij opziende; «welnu , toen meen ik verstaan te hebben , dat gij iets aan mij meendet verplicht te zijn. Is dat niet zoo ?quot;

«De vervulling van wat toen mijn vurigste wensch was.quot;

«Mijne grootste spijt is, dat ik toen wel weinig aandeel had aan de dienst, die men u bewees , en toch,quot; vervolgde zy aarzelend , en op


'18

JI.

-ocr page 278-

270 DE PKINSES OKSINI.

nieuw zijnen blik zoekende, »en toch zou ik nu eene dienst willen vragen van u , in ruiling der vorige.quot;

))Eene dienst, Mevrouw! van mij aan u /quot; sprak hij met eene onbeschrijfelijke verrukking.

»0! Het is voor u wellicht geen al te zware last, en voor mij is het van het hoogste belang. Ik veronderstel, gij schrijft eene goede hand ?quot;

Hij zocht iets uit eene portefeuille, dat hij haar toonde.

»De vaste trekken van een diep en zelfstandig karakter hernam zij met een' glimlach, na het te hebben ingezien.

»En uw stijl ? — Gij hebt eene goede opvoeding genoten ?quot;

))Ik heb nog beter mijn voordeel gedaan met de avonden van den Maestro Bojaccihernam hij, eenigszins verdrietig over deze soort van verhoor.

«Dat kon niet anders; een talent vormt zich het best door zich zelt t en niet door een bepaald onderwijs. En ziehier nu mijne verlegenheid. Het afsterven van mijn' gemaal maakt mij arm, ten minste naar mijnen stand. Ik weet nog niet, hoe of waar ik verder zal leven; maar het dringendste is , dat ik mijn huis terugbreng op een' geheel anderen voet. Als de Intendant van Mjjnheer den Hertog de zaken heeft afgedaan , die hem zijn opgedragen, verwijdert hij zich; dat zal reeds heden zijn. Mijn secretaris is zoo geheel in het belang van Monsignor Odes-calchi, mijnen neef, dat ik hem heb moeten wegzenden; — het voegt mij niet een' ander' in zijne plaats te stellen. En toch is er nog menige schikking te maken , nog menige briefwisseling af te doen, waarbij mij de tusschenkomst en de raad van een vertrouwd man noodig zal zijn. Vooral op zijne pen zoude ik moeten aanspraak maken. Er zijn zekere correspondenties en zij zuchtte diep , «die de Hertogin De Brac-ciano niet eigenhandig voeren kan. Schuldeischers, rechtsgeleerden en wie niet al, — mijn Heer gemaal was een hoog Edelman; maar hij had weinig inzicht in zijne zaken , en men heeft hem geplunderd , misleid — ik ben daarvan het slachtoffer.1'

»o Die schandelijken f' borst Francis uit.

»Niet waar ! ' hernam zij met zachtheid ; ,»maar men zal mij niet gansch kunnen verdrukken, ten minste niet, als gij mij helpen wilt . zooals ik noodig heb gesteand te worden; de diensten van een' secretaris , en het vertrouwen van een' vriend — voor eenige dagen slechtsvoegde zij er schielijk achter.

))Is het niets dan dat, Mevrouw ?quot; vroeg hij ernstig.

Zij glimlachte. »Zooals ik zeide, het is veel voor mij. Gij zult weten , ik heb vele kennissen in de groote kringen van Kome, vele zelfs , die zich vrienden noemen. De Kardinalen Bouillon en D'Estrées hebben wij trouw en vriendschap bewezen , en ik wacht zelfs nog veel van hen; maar

het zijn niet zulke vrienden , die ik hier kan gebruiken , en ook.....wie weet, hoe weinige mij

nu nog zijn gebleven ? Eu hoe het ook zijn mag, ik heb geloof in u.quot;

Daarbij reikte zij hem de hand . en met een : »morgen wacht ik u 1quot; liet zij hem van zich gaan.

»Niets dan dat!quot; had de jongeling gezegd in zijne argeloosheid. «Niets dan dat!quot; En het gaf hem zonder wapen, zonder beschutting, bloot aan den hartstocht, dien hij nog had kunnen overwinnen , als men slechts de barmhartigheid had gehad , den angel niet dieper in te drukken in het hart, waar dde was ingeworpen ; als eene vaste en weldadige hand dien had uitgerukt, liet zoude gebloed hebben , lang, zeker en veel, maar het had kunnen genezen. De geestdrift voor zijne kunst, het kalm gezond verstand van den Maestro Bojacci, de werkzaamheid — de verstrooiing — zyne achttien jaren — en bovenal het onmogelijke eener toer adering — de ongehoorde afstand, die hen scheidde , en dien geen stap van hem zoude verkort hebben ; het ongerijmde zelfs van aandoeningen, die niet eens wenschen mochten worden ; uit nooddwang diep , diep weggedrongen in den boezem, zouden dien hartstocht in hem gedood hebben, door niets verlevendigd, door niets gevoed , en zoo dit al eene zwaarmoedige tint mocht hebben geworpen over zijne jeugd, het zoude wellicht geholpen hebben , om zijn karakter te verzachten. Maar blootgesteld te zrn, vele uren achtereen — iederen dag weder, aan de vuurblikken van die vrouw, aan de betoovering van haar bijzijn , aan de verleiding eener vertrouwelijke raadpleging, die iedere toenadering gedoogde, uitlokte ; hare voorgewende zwakheid te steunen, hare voorgewende onbeholpenheid te gemoet te komen, als haar beschermer te zijn en verdediger ; na te schryven wat zij hem zoude voorzeggen met die stem , die muziek kon zijn , waarmede zij zijne zenuwen kon doen trillen en spannen naar willekeur, — maar alle schokken door te staan van opgewekte hoep en volstrekte ontmoediging; van uitlokkend medegevoel , dat zich zelf als vergat — tot op den gekwetsten trots, die verschrikt en beleedigd terugtrad — beurtelings gevleid te worden en beschaamd, opgeheven en vernederd, bezield door een' blik of verpletterd door den opslag van een oog, om niets meer te zeggen; — blootgesteld te zijn aan al de kunstenarijen , waarmede eene vrouw weet te spelen, die de coquetterie en de kunst om te treffen tot de studie van haar leven heeft gemaakt, vooral als die vrouw de Prinses Orsini is, dat was zeker de zwaarste dienst en de gevaarlijkste . die zij van hem had kunnen eischen. o! Zij had medelijden moeten hebben met hem en met zich zelve. Maar verschooning was haar oogmerk niet, toen zij de vonk in zijn hart zag ontglimmen , méér nog , die daar met opzet had ingeworpen ; want toen hij het eerst voor haar stond , en hij i werkelijk in haar niets zag, dan de Vorstin, zoo-


-ocr page 279-

DE PRINSES 0RS1NI.

271

als Bojacci gehoopt had, las zij reeds in zijn uitzicht den verwonderlijk schoonen jongeling, die beloofde een buitengewoon man te zijn; had zij reeds opgemerkt, hoe hij geestdrift had zonder gemaakte opwinding, eenvoudigheid zonder on-noozelheid, oprechtheid bij schranderheid, diep gevoel onder eene harde schors; — en het was dus niet geweest , om uit te dooven, dat zij dien blik op hem had gericht. Hoe zeker het verlies van haren echtgenoot en de omstandigheden, waarin hij haar achterliet, haar vrienden ontnam, honderd andere raadsmannen dan Francis hadden haar ter zijde gestaan op éénen wenk , en zij was niet zoo beroofd, dat zij haar huis had behoeven te hervormen op staanden voet, en indien al, Mevrouw de Prinses Orsini, die later Spanje regeerde, was wel bekwaam geweest en niet schuchter genoeg, om hare kleinere huiselijke belangen zelve af te doen ; maar zij had het dus gewild. Tot Bojacci zeide Frangois, dat de Hertogin hem een werk had opgedragen, dat hem eenige uren daags bezigheid zoude geven, en de goede bouwmeester, door een vroeger onderzoek gerustgesteld, had geen' argwaan, maar beklaagde slechts den tijd, die dus verloren ging. Eens zeide Mevrouw De Brai-ciano tot haren vrijwilligen secretaris , nadat toevallig hare vingertoppen zyne hand aanroerden bij het overgeven van een papier : «Mijn jonge vriend! wat zijn uwe handen ruw! het is toch een jammerlijk bestaan , waartoe gij veroordeeld zjjt.''

Francois , die met dat woord eene kunst hoorde vernederen , waarvoor hij zooveel gedaan had, waaraan hjj zijn leven had willen wijden , kreeg tranen in de oogen , en zijne lippen werden bleek; maar hij zeide alleen:

))Is mijn werk u zoo tegen, Hertogin ?quot; »Dat juist niet. Alleen wilde ik , dat gij eene kunst hadt geoefend, die minder schade deed aan deze hand en zij nam die in de hare. ))Zie toch , zoo wel gevormd, zoo fijn bij al de kracht, die zjj vertegenwoordigt, en dan zoo hoog gekleurd door lucht en arbeid , zoo vereeld, 't is een gruwel.quot; En zjj ontsloeg hem weer; maar een gloed brandde hem op het voorhoofd.

))Ik denk toch , dat gjj vqj zoudt zijn, om een beroep te kiezen?quot;

))Ik ben vry , Mevrouw! maar.....quot;

Zij liet hem niet uitspreken, maar legde hem een' belangrijken brief voor, die moest worden beantwoord. Drie dagen daarna zeide zij droevig , toen zij weder terugkwam op dit gesprek; »Maar vergeef mij , ik heb u toen wellicht be-leedigd; dat kwam , omdat ik er aan dacht, hoe ik u loonen zou voor zoovele goede diensten; te meer , daar ik weldra de laatste van u te vergen zal hebben , wenschte ik iets voor u te kunnen doen , eer ik naar Frankrijk ging.quot;

»Naar Frankrijk! heengaan! Gij ? o Mijn God! mijn God!quot; borst de jongeling uit.

«Dat treft u , mijn arme Francesco !quot; hernam de Hertogin met een' zucht, ^en ik zelve, ik zie, il: weet niet, met welke aandoening van spijt, die scheiding te gemoet. Ik wenschte een middel te kennen , om — om haar te voorkomen — maar

— gij verbleekt zoozeer ; zal ik schellen om hulp

of.....quot; maur hij hield hare hand terug, en toch

bleef hij als versuft staan. Daarop was hij niet verdacht geweest. Als in bedwelming voortlevende, had hij zich nooit rekenschap gegeven van zijne gewaarwordingen — maar nu eerst herkende hij aan de hartverscheurende smart, die hij voelde bij het woord scheiding, dat hij het bijzijn dier vrouw noodig had, om te kunnen leven. Een licht ging in hem op , maar een licht, dat hem daarna in een treurig duister zou achterlaten.

Na een lang stilzwijgen, stond de Hertogin op, en ging naar hem toe. «Ik zou iets weten, opdat gij altijd met mij zoudt zijn — maar gij zjjt zoo zeer gehecht aan uwe kunst, en.....quot;

«Altijd bij haar zijn!quot; weerklonk in zijne ziel, en hij sprak haastig :

«Mijne kunst! ik haat haar sinds eenigen tijd

— sinds drie dagen werk ik niet meer.quot;

«Welnu , dat komt goed; gij zoudt dan toch

eene andere bestemming zoeken. Die ik u aanbied , is geene slechte. Wilt gij in mijne dienst treden ?quot;

«Dienst ?quot; en zijne oogen vlamden. »Neen, Mevrouw1.'

»o Gy verstaat mij niet goed. Ik vraag u, of gij aan mijn' persoon wilt verbonden zijn ? — Stalmeester , Secretaris, onder welken titel gij wilt

— écuycr met één woord Ik zal toch altijd zulk een' geleider noodig hebben, vooral op mijne reize naar Frankrijk. Ik zou een' jongeren zoon van adel zulk eene dienst durven aanbieden. En zoo gij niet besluiten kunt, moet ik eenquot; ander1.....quot;

«Een' ander'! dat zal niet zijn!quot; riep hy schielijk — «ik neem aan, Mevrouw !quot;

»Ik dank u,quot; en zij reikte hem de hand, die zij schielijk terugtrok om te schellen.

Tot den ouden huishofmeester, die binnenkwam, sprak zij :

«Laat er een vertrek in orde worden gebracht voor den Signore Fraacesco , die van nu aan tot mijn huis behoort.quot;

«En Bojacci?quot; sprak Frangois, die zich uit een diep gepeins ophief.

«Keer niet tot hem terug, en laat hem niets weten, voordat wij vertrekken,quot; zeide de Hertogin , en er waren vele redenen , die voor beide dien raad tot een' wijzen maakten.

Toen eindelijk die bekentenis aan den Maestro niet langer kon worden uitgesteld, zeide hem deze :

«Ik weet niet, wat die vrouw met u bedoelt; maar ik weet, dat gij verloren zijt, zoo gij u aan haar verbindt.quot;

«Het moge zoo zijn, ik kan niet anders!quot; hernam hij met een' dotten zucht.

«God moge u dat eens vergeven , ik kan het nooit! — Ik zal u niet optellen , wat gij verwerpt ; gij moet het overwogen hebben in de laatste dagen, dat gij mijmerend daarhenen gingt — en gij hebt toch gekozen, ik had gedacht, dat


-ocr page 280-

DE PEINSES ORSINI.

272

gij sterk waart,quot; ging hij voort, na eene pauze; »gij zijt zwak, gij zijt laf — daarom ga — ik veracht u. Ik weet niet, of uw vader zijn' vloek heeft herroepen, maar zoo die van een' weldoener geldt, wees dan gevloekt!quot;

Schoon de strenge man dat uitsprak met vastheid , was hij daarbij toch doodsbleek geworden, en toen hij zich verwijderde met vasten stap, had men aan zijne houding kunnen zien , dat hij het zoo snel deed , om zijne hevige aandoening te verbergen. Frangois was als verbrijzeld aan zijne voeten nedergevallen; maar toen hij opstond , en de 1 Maestro had uitgesproken en niet meer daar was , had ook het laatste waarschuwende woord hem toegeklonken, en van toen af zou hij geene andere stem hooren, dan die van een' radeloozen hartstocht, in welken hij hoe langer hoe dieper zoude wegzinken.

Werkelijk ondernam de Hertogin den kleinen tocht naar het zuiden van Frankrijk , om zich te onttrekken aan het treurige schouwspel, dat het voor haar moest zijn, te zien, hoe de schuld-eischers hunne aanspraken lieten gelden op haar paleis , op hare landgoederen, tot op hare hertogelijke heerlijkheden toe. En toen zij wederkeerden naar Rome , had Frangois d'Aubigny op de hooggeborene vrouwe al het overwicht van een gelukkig minnaar. Want daarin had zich de Hertogin vergist: die burgerzoon was niet geboren, om de lijdelijke slaaf te zijn van hare luimen. Zij zou hem niet meer verstoeten kunnen of terugroepen naar willekeur, en zoo waar het is, dat zij zijne verleidster was geworden, zoo is het ook waar, dat zij meer dan de helft dragen moest van de keten , die zij zelve om zijnen hals had geslagen; want zij beminde hem, zij beminde hem met al de vermogens harer ziel, met al de warmte van haar hart; zij had hem bemind van den eersten oogenblik af, dat zij hem zag; daarom had zij zooveel geduld gebruikt en zooveel list , om hem zeker voor zich te winnen; en was het een zeldzaam vergeten van vrouwenzedigheid en vorstinnentrots, was het zelfs moeielijk te verklaren uit haar berekenend en egoïstisch karakter, wonder was het niet, dat de vrouw, die tweemaal was gehuwd geweest zonder liefde, in de vaag harer jeugd; tweemaal aan onbeduidende mannen, een' onbeduidenden woesteling en een' onbeduidenden grijsaard; die zich had moeten tevreden houden , eerst met de dolle wildheid van een' duellist, en later met de koude hoffelijkheid van een' ouden Prins , zich onwederstaanbaar voelde aangetrokken door het levendige , zielvolle karakter van den burgerlijken kunstenaar, door zijne jeugd, door zijne schoonheid , door het treffende, het sprekende , het ruwe zelfs in zijne manieren, dat ten minste getuigde van gloed, van kracht, van leven , van oorspronkelijkheid. Vrouwen — neen, menschen — vereenigen soms de zonderlingste inconsequenties ; de Hertogin De Bracciano had Frangois in hare dienst genomen, om zijne meesteresse te blijven, terwijl zij zijne minnares zoude zijn, en zij werd zijne slavin, ondanks al het voordeel van hare stelling; dat kwam ook , omdat het geluk, of liever het ongeluk, al de scherpe kanten van zijn karakter deed uitkomen en verstaalde. Het ongeluk! want een toomelooze hartstocht, een zulke , die ons de rust der ziele ontneemt; die het goede uitrukt, dat in ons ontkiemd was ; die de geestdrift voor eene edele kunst verstelt in onze aders; die onze werkzaamheid verlamt, en eer en roem en plicht en dankbaarheid voor niets doet achten , een zulke maakt ons rampzalig , al wordt hij bekroond, al waarborgt alles zijnen duur, al staat niets dien tegen, al wordt hij gevoed en gesterkt, en zijne toomelooze ei-schen telkens bevredigd. De zijne scheen den jeugdigen Frangois tot een gansch ander wezen te maken. Luimig als ieder, wiens ziel door onrust geteisterd wordt, was hij ijverzuchtig tot in het kleingeestige toe, en dan weder van eene koude hardheid, die de geliefde tot wanhoop moest brengen. Zijn vurig, werkzaam karakter , aan werkeloosheid en zelfverveling prijs gegeven, wreekte zich door heerschzucht en aanmatiging; hevig , trotsch, prikkelbaar tot onzinnigheid toe, joeg soms zijne woestheid schrik aan; soms weder liet hij zich peinzend heendrijven op de zonderlingste mijmerijen eener ziekelijke verbeelding ; de vrouw, die zich ter prooi had gegeven aan dit grillige spel, moest beurtelings huiveren van angst, en wegsterven van teederheid; soms geloofde hij niet aan hare zoetste bekentenis, aan het sprekendste bewijs harer liefde ; dan weder sloot hij zich gansche dagen in eenzaamheid op, en eisch-te van haar zijne onafhankelijkheid weder en de vrijheid zijner ziel, of beschuldigde haar, dat zij hem aan zelfverachting had prijs gegeven. Soms deed hij haar opstaan in het midden van een feest, om hem te volgen op eenen eenzamen wandelrit; dan weder weigerde hij zich met haar te vertoonen in haar eigen huis , onder voorwendsel, dat zij diensten van hem vergde.

Op het punt harer kleeding vooral was hij veeleischend, grillig en onmogelijk te voldoen. Nu eens moest zij er uitzien als eene achttienjarige landfreule, en als de cameriste zich overtroffen had , om in gewaad en kapsel dat waas van eenvoud en onschuld te leggen, hetwelk van haar gevraagd werd, riep hij plotseling, dat hij eene Hertogin liefhad, dat hij de Vorstin niet herkende, en hij rukte zelf de linten los, die de vlechten samenbonden , om er de diadeem in te plaatsen of eene kostbare veder , en de Hertogin haastte zich , haar fluweel en purper terug te vragen ; en daar de cameriste onder dat alles niet de minst gekwelde was, daar zij het was , op welke eene dubbele kwade luim terugkaatste, had Cynthia, van haar standpunt gezien, niet zoo gansch ongelijk, dat zij den man weerde , van wien zij de vernieuwing van dergelijke too-neelen vreesde, die ook zij wellicht bij ondervinding kende. Er waren oogenblikken , waarin de Hertogin het hoofd verhief tegen de tirannij. en


-ocr page 281-

DE PRINSES OESINI. 273

dan volgde er een strijd, waarin de vrouw altjjd weder nederboog onder het geweld van haren eigen' hartstocht, en waarin vie petite compagnonquot; (zooals de groote Mijnheer De St. Simon den Sieur d'Aubigny verkoos te noemen) telkens meerdere zekerheid kreeg van zijn meesterschap , telkens zwaardere proeven durfde opleggen , en waaruit hij zich toch altijd terugtrok mei de stugge onvoldaanheid van een' verongelijkte. Na eene diergelijke worsteling, kort na hunne terugkomst te Rome , zeide hij eens : — ))Dat alles zoude beter zijn, als ik zekerheid had van uw bezit voor altoos; als niets mij scheiden kon van uwe liefde , als ik rechten op u had, die geëerbiedigd moesten worden door allen ; als ik meester was van uw lot; als ik uw echtgenoot kon zijn , zou ik u gelukkig maken.quot;

En hetzij de Hertogin, door het hoog avontuurlijke van den eisch zelve , als verblind werd voor de ongerijmdheid, hetzij ze werkelijk in de overtuiging deelde , dat alles beter zou worden met een huwelijk, hetzij ze reeds te zwak was , om hem iets te durven weigeren — zij schrikte, zij verbleekte, zij bood flauw en tegenstand , doch zij eindigde met toe te geven. Intusschen was er , gedurende hun verblijf in Frankrijk , eene onderhandeling aangeknoopt, waarvan de uitkomst den wil van Francesco en het besluit der Hertogin in de hand werkte, en , zoo zij al het vreemde daarvan niet wegnam , het ongerijmde ten minste temperde.

Monsignore Olivio Odescalchi, neef van Inno-centius XI, een verre bloedverwant van den Hertog De Bracciano , vond het eene grieve, zijn geslacht aangedaan, dat de Heerlijkheden van dat huis bij openlijke veiling door de macht van schuld-eischers zouden verkocht worden, 't welk toch de vermoedelijke uitkomst zoude zijn , ondanks de voorspraak van den Kardinaal De Bouillon , die de verzegeling had belet. Hij onderhandelde met Mevrouw de Hertogin over het Hertogdom Bracciano, dat zij hem zoude afstaan tot den prjjs van twee millioen, waarmede zij de ei-schen harer schuldenaren zou kunnen voldoen; maar Monsignore Olivio, die met leede oogen de Fransche vrouw den naam en de titels had zien voeren van het hooge Eomeinsche geslacht, eischte , dat zij dien van Hertogin Bracciano zou afleggen voor altoos; als eerste voorwaarde van den koop; eene voorwaarde, wier toestemming haar de grootste moeite kostte , en waartoe zij wellicht niet had besloten zonder den invloed van Frangois, die niet veel medegevoel had voor haren geboortetrots, maar wiens burgerlijk gezond verstand des te beter begreep, dat haar geen ander middel overbleef, om aan de verwarring harer zaken een einde te maken. De fiere Romeinsche Heer had echter wel een' anderen borg gewenscht voor het nakomen van eene belofte , met zooveel moeite afgeperst, dan dien van het gegeven woord eener vrouw, te meer , daar hij niet kon verhinderen , dat zij den naam en titel aannam van Prinses Orsini , dien zij mede had aangehuwelijkt, denzelfden , waaronder zy het meest is bekend geworden; hij had daarom de noodzakelykheid eener nieuwe verbintenis aangeroerd, en hoewel de Hertogin daarop geen acht had geslagen , Frangois , door wiens pen de geheele onderhandeling was gedreven , begreep, dat hij in dien man de hulp zou vinden , welke hy noodig had tot het voltrekken van zijn geheim huwelijk.

Want een geheim zoude het blijven , dat was de wil der Prinses; dit eischten haar rang en de maatschappelijke overeenkomsten, en Frangois zelf had het niet anders gewild ; zoo zijne fierheid eischte , dat zijne rechten op die vrouw gewettigd werden en geheiligd door priesterlijke inzegening, hij had niet de kleingeestige ij delheid, om met zulk eene zegepraal te willen schitteren in de wereld; — zoo zijn hartstocht, niet rustte, voordat hij zich voor eeuwig onafscheidelijk had verbonden aan eene vorstin, zijn trots zelf verzette er zich tegen , dat die daad invloed zoude hebben op zijn' toestand in de maatschappij , en veel liever had hij haar nedergedrukt tot zijnen stand, dan dat hij opgeklommen ware tot den haren, zoo daartoe mogelijkheid ware geweest.

Odescalchi dan , die belang had bij de handeling , was tegelijk de eenige getuige van het huwelijk van Frangois d'Aubigny met de weduwe van den Prins Orsini; hij verpandde zijne eer als Edelman voor zijn eeuwig stilzwijgen ; de eenvoudige monnik, die het voltrok, kreeg door zijn' invloed eene pastory over de Alpen; Frangois legde den eed af , dat hij nooit deze verbintenis zou doen gelden in het openbaar , dan met den wil zijner echtgenoot, en ontving in ruiling de plechtige belofte , dat deze tegenover hem zoude betrachten alle deugden en plichten, die van eene trouwe gade kunnen geëischt worden door haren wettigen man. En daarmede meenden die beide menschen verzekerd te hebben wat zij, ieder voor zich , bedoelden , en zij hadden niets gedaan, dan de bouwstof verzameld , die hun volgend leven zoude vervullen met onrust, twist, wroeging en berouw.

Monsignore Odescalchi, tevreden in het zekere bezit van zijn Hertogdom, en in de zwakheid van zijne bloedverwante eenen waarborg te meer ziende voor het onbetwistbare bezit van zijn' titel, hield verder geene gemeenschap met haar, in zijn hart afkeurende , wat hij in zijn belang door zijne tegenwoordigheid had goedgekeurd. De zaken der Prinses waren nu volkomen geregeld ; hare bezittingen vrij de haren geworden; haar huis was op meer zedigen voet gebracht ; de rijkdommen , die haar gemaal haar bij testament had vermaakt, in zilverwerk, in paarden, in juwee-len , waarin het grootste deel van zyn vermogen bestond , waren onverminderd de haren gebleven, en de groote wereld van Rome', hare vernuften, hare talenten, hare intriguanten, hare schoone vrouwen, en hare geparfumeerde geestelyken keerden weder voor goed in haar salon terug. De teedere verhouding van Mevrouw de Prinses Or-


-ocr page 282-

' 274 DE PRINSES ORSTNI.

sini tot haren jeugdigen écuyer was sinds lang in de wereld geen geheim meer ; maar zoo ooit zonde en schande werden aangemoedigd door de medeplichtigheid der verschooning, de achttiende eeuw was ten uiterste toegevend voor dergelijke betrekkingen ; zij had te veel groote zondaren en zondaressen met hare verachting te straffen gehad , zoo zij den steen der veroordeeling had geworpen op de Prinses Orsini; doch zoo men had kunnen gissen , dat deze den eenigen stap had gedaan, die hare liefde konde wettigen en rechtvaardigen voor God , dan zeker hadden die zelfde menschèn, welke nu slechts glimlachten en fluisterden , maar die haar niet minder zochten , haar uitgestooten uit hun midden , en als eene verworpene met schimp en bespotting den rug toegekeerd. De rechtvaardigheid der maatschap-py ! En de echtgenoot van Francis kende die zoo wel, dat zy haar gedrochtelijk huwelijk verborg met de angstige zorg van eene doodzonde. Zij smaakte daarvan intusschen de vruchten, die zij gewenscht had , want was het zelfkennis, of een vast besluit ? — de Signore Francesco was werkelijk voor haar geworden alles, wat zij wensch-te. Was het de nat jurlijke edelmoedigheid van karakter, die hem deze nieuwe wijze van zijn , tot plicht maakte, of was het een diep gevoel van het ongelijk , dat hij haar had aangedaan ?

Zeker is het, dat hij zich tegenover haar gedroeg. als moest hij telkens hare vergiffenis koo-pen door zachtmoedigheid , door de opofferingen van onuitputtelijk geduld en vurige liefde. En de Prinses was juist de vrouw , om recht goed partij te trekken van deze stemming, en om niets te doen , dat hem moed kon geven , zich daaruit op te heffen. Alles bleef dus voor het uiterlijke hetzelfde , en zoo de écuyer nog heersch-te^ was dat door het zachte geweld der liefde , maar niet meer door dat van aanmatiging. In den aanvang van i696 deed Mevrouw Orsini eene reis naar een vrouwenklooster in het noorden van Italië. De kloosterzusters, die zich wijdden aan de opvoeding van meisjes , hadden daarna eene kweekelinge meer; het was Diana. Niemand had op die reize de Prinses verzeld , dan haar écuyer Francesco, die van toen af eenmaal's jaars derwaarts ging , om op de verzorging van het kind toe te zien.

De toestand der echtgenooten bleef dezelfde voor het uitwendige , schoon zeker in dien tijd de hartstocht tot kalmte was gekomen, ten minste van de zijde der Prinses, toen er op eens brieven uit Frankrijk kwamen , en de eerste opening der onderhandelingen met Mevrouw De Mainte-non en den Kardinaal Portocarrero hen opschrikte uit hunne rust, en hun beiden voor het eerst recht goed onder de aandacht bracht, hoe groot eene onvoorzichtigheid zij hadden begaan. Het was tegelijk de aanleiding tot den eersten ernstigen twist, die verkoeling tusschen hen deed ontstaan. Er werd Mevrouw Orsini het vooruitzicht geopend Camarera-Major te worden van de Koningin van Spanje ; met ijver en in het geheim deed zij alle

stappen, welke deze bevordering zeker konden maken; ten laatste werd haar die belangrijke post voor goed aangeboden. «Zij was weduwe van een' Spaanschen Grande , en weduwe zonder kinderen !quot; luidde het geschrift, ween volstrekt ver-eischte voor het ambt, dat in haar samentrof.quot;

Men begrijpt hoe zij , met dit geschrift in de hand , stond tegenover Frangois d'Aubigny , die haar echtgenoot was , en vader van hare dochter Diana ! Hij bad , smeekte , eischte , dat zij niet zoude aannemen ! Maar zij had die onderhandeling , zonder er hem kennis van te geven , te ver laten komen , om te kunnen teruggaan, zonder den toorn van twee Koningen en van al bare voorname beschermers op zich te laden , onder- i steld zelfs, dat zij hem dit offer had willen brengen. Dan , de eerzucht en lust tot heerschen waren aireede in haar ontvonkt; alle begeerten , die in haar gesluimerd hadden , waakten plotseling op; zij zag , dat zij eene groote rol zou kunnen spelen op het staatkundig tooneel van Europa ; de sterke , onvrouwelijke hartstochten borsten fel uit, en stieten, zonder omzien of aarzeling , de zwakkere vrouwelijke aandoeningen terug. De Prinses Orsini begreep op eens zich zelve. al de vatbaarheden van haar verstand, I alle vermogens harer ziel; en wat beteekende bij die ontdekking de Signore Francesco, haar écuyer, met zijne rechten en zijne eischen, zelfs al was hij haar echtgenoot ? Zij, die zoo weinig hechtte aan dat woord , dat zij er tot driemaal toe een' had aangenomen , uit verschillende beweegredenen , maar nooit met dat ernstige besef van hare plichten tegenover dezen, dat haar zeker zou belet hebben met een' jongeling als Francesco zulk een verbond te sluiten. Was het niet de Hertog De Bracciano geweest, die haar opgeheven had uit weduwlijke bekrompenheid tot eenen hoogen en luisterrijken stand , en had zij hem ooit andere onderscheiding bewezen dan die, i welke goede toon en wellevendheid vorderen, en was hij ooit in haar huis of in haar hart voor i iets meerder gerekend geworden , dan voor een' i nietigen grijsaard , van wien zij den naam had aangenomen, doch wien ze niet behoefde lief j te hebben en nog minder te gehoorzamen? En | dan Francesco , de jongeling zonder afkomst en , zonder titel, die niets voor haar was, dan de man, dien zij bemind had ; die niet voor haar worden kon, dan op zijn hoogst een geheimschrijver, zou die haar beletten den grooten stap te doen, die haar een' werkkring binnenleidde, juist geschikt voor hare talenten, berekend voor hare krachten ; zou die hare schreden belemmeren, waar zij zich plaatsen zoude naast een' troon ? Was het niet reeds genoeg, dat hy voor meer dan de helft harer vlucht had verlamd ; dat zij in de verbintenis met hem, altijd door, eene oorzaak zoude hebben tot bange zorgen, en altijd eene onverzettelijke hindernis tegen menige berekening harer eerzucht ? o Hoe verachtte zij zich zelve , dat zij op zoo hooge vooruitzichten niet was bedacht geweest! en het was een gevoel als van haat.


-ocr page 283-

DE PRINSES OESINI.

275

dat zich in hare ziel ontwikkelde tegen hem , omdat hij het eerst, met zooveel drift, het offer harer vrijheid had geëischt — en hij zou dan nu gebruik willen maken van dat offer, om haar te dwingen af te zien van de groot?che en schoone loopbaan, die zich voor haar ontsloot.... hij ! en zij had wel zeker besloten , ditmaal niet te zwichten. Het was een heftig tooneel van verwijtingen en bitterheden , dat toen tusscben hen plaats vond, en waarbij de Prinses Orsini eene dorre koelheid en eene rustige vastheid wist aan te nemen, die meer bewees voor hare diplomatieke bekwaamheden , dan voor haar hart; waarbij Francesco een' terugkeer had van vroegere heftigheid, die hem toch niet overwinnen deed ; een tooneel van schande en smart, vol ellende en tranen, vol verwen-schingen en bedreigingen, een zulk eindelijk, als alleen plaats hebben kan tusschen zulke echtge-nooten, maar ook zeker volgen moest, als het noodlottige, onvermijdelijke gevolg van hunne zwakheden , hunne fouten , hunne overijling en hunne dwaling; een tooneel, waarvoor zij den grond gelegd hadden bij het wakker roepen en bij het toegeven aan een' ongerijmden hartstocht.

Frangois d'Aubigny behield geene andere keus. dan zijne echtgenoot te laten handelen zooals zij wilde , of zich gansch haren haat te winnen, door haar van hare hoogte neder te storten, met eene ontrouw aan zijnen eed. Tot het laatste dacht hij te edel en had haar nog te lief; — hij besloot tot het eerste, en zij reisde af naar Spanje, waar hij haar niet volgen zoude. Franyois verlangde het niet, en Mevrouw Orsini had het hem voorgesteld, opdat hij het zoude afslaan ; zij wist nog weinig van het karakter en het humeur der Vorstin, aan welker zyde zij leven zoude; zij had slechts voorgevoel, nog geene zekerheid van de macht, die zij hebben zoude aan dat Hof; zij kon dus geenen man met zich nemen, die tot haar stond in de betrekking van Francesco, en van wien zij zoo weinig voorzichtigheid kon hopen in de verloochening daarvan ; maar toen zij eenmaal gevestigd was in vollen glans en hofgunst ; toen zij de mate van hare macht had gemeten , en de diepte van haren invloed gepeild; toen zij wist, dat zij alles kon durven, en men haar alles zon vergeven , of liever, dat niemand haar het zou verwijten . dat zij in het vorstelijke paar twee blinden leidde aan hetzelfde snoer, twee kinderen aan denzelfden leiband; dat de sombere blikken der geërgerde Spanjaarden en de spottende glimlachjes der lichtzinnige Fran-schen niets zouden vermogen tegen haar , zelfs al duidden zij den verleidend schoonen écuyer als haren minnaar aan , toen ontwaakte in die zonderlinge vrouw eene glimp van de oude liefde, al ware het misschien uit zucht tot het gewaagde — uit lust aan bezwaren , of wel het verlangen naar een hart , waartegen zij met vertrouwen het hoofd konde uitrusten : te midden aller vleierijen , die men aan haar kwistte, aller aanbidding , die men haar opdrong , had zij behoefte aan eene liefde , die beproefd was en waarachtig ; zij stond zoo alleen, en hare houding tegenover net Hof was van dien aard, dat zij tegen niemand eene gedachte durfde uiten, zonder vreeze van onbescheidenheid of van verraad; dat zij de hand niet durfde leggen in iemands arm , zonder te vreezen , dat er voor de dienst een loon zoude geëischt worden , hooger dan de staatkunde noodig vond te geven. Toen schreef zij aan haren Francesco ; zij schetste hem haren toestand , te midden van al hare glans; haar verlangen naar zijn bijzijn; hare iiehoefte aan zijnen raad , aan zijnen steun zelfs , en dat alles , het mocht waarlijk gevoeld zijn of slechts voorgewend, wist zij uit te drukken met die zegevierende behendigheid , waarvan zij het geheim bezat, en waarmede zij tot Mevrouw De Mainte-non toe wist te winnen. Toch moest zij hare oproeping, hare bede , hare overreding herhalen, eer d'Aubigny besluiten kon zich weder in den treurigen toestand te plaatsen, waarin hij meester zoude zijn en dienaar tegelijk; waar hij zou kunnen bevelen en toch moest gehoorzamen ; waar hij gedwongen zoude zijn met gebogen hoofd te staan achter den stoel van de vrouw, die eenmaal hare hand in de zijne Lad gelegd. Maar nog beminde hij , en zij had hem veel gezegd , veel beloofd, dat hem bevredigen kon met zijn lot: daarbij , hij had het reeds eenmaal aangenomen , hij had het vooruit kunnen berekenen, toen hij de eerste overeenkomst aanging; nu moest het worden gedragen, zoo hij geene eeuwige scheiding wilde , en daartoe voelde hij zich nog niet sterk genoeg. Hij besloot dan te Madrid te komen. Zij bood hem eenigen rang aan, die hem gelijkstelde met de hovelingen van edele geboorte , en die hem boven den schijn van dienstbaarheid verhief; maar met eene eigenzinnige , misschien romaneske overdrijving van kieschheid, verwierp hij dit voorstel, zonder te denken aan de vernederingen , welke het hem had kunnen sparen : toch hernam hij nu zijn' familienaam , dien hij reeds te Rome bij den Maestro Bojacci had afgelegd, totdat hij dien eens in zijn vaderland zoude mogen voeren, verheerlijkt met den stralenkrans der kunst. Nu wist hij , dat dit nooit wezen zoude; dat zijn vader overleden was, dat er niemand meer leefde, wien het ergeren konde , zoo hij dien voortsleepte in het gevolg van eene vrouw, en nu wilde hij ten minste een' wettigen naam hebben, waarbij men hem noemen kon , en dien niemand hem zou betwisten.

Toen dan] de Sieur Frangois d'Aubigny , écuyer van de Prinses Orsini, die te Rome de -aken zijner meesteres had geregeld , nu tot haar kwam te Madrid (zoo luidde het voor de wereld) — was hij in de volle kracht van zijn leven en een bloeiend schoon man. Het vuur zijner oogen mocht een weinig zijn getemperd, het maakte ze zachter en dieper ; de overfrissche blos van de vaag der jeugd mocht zijn weggepeinsd van zijne wangen , die bleekte bij zijn donker glanzig haar maakte hem te meer belangwekkend : de hartstocht mocht zijn merk gedrukt hebben


-ocr page 284-

DE PRINSES ORSINI.

276

op dat voorhoofd in eene smartelijke groeve, het deed geen onrecht aan de schoonheid van den vorm, noch aan de uitdrukking van die schrandere trekken, welke buitendien reeds tot nadenken wekten. Zijne slankheid van vroeger was tot krach-tigen bouw volgroeid, en al zijne bewegingen, hetzij hij eener dame den waaier aanbood, hetzij hij de teugels hield van een steigerend rijpaard, hadden eene natuurlijke en eigenaardige bevalligheid , iets zekers , iets vasts , iets sprekends , dat geen benijder hem konde afzien , omdat zij on^ opzettelijk was en aangeboren , en dat de fijne toon en de zachte hoffelijkheid van Mevrouw Orsini die alleen een weinig had beschaafd onder den invloed der eerste liefde; die manieren zouden voor een' Edelman van eerste opvoeding zeker wel een weinig te veel kracht hebben gehad en te veel levendigheid ; doch voor een' écuyer, het middenwezen tusschen een groot heer en eenen burgerman, gaf men dit toe, te meer daar eene zoete welluidende stem hare scherpheid verzachtte, zoodra hij sprak. Zulk een man, plotseling opgetreden te midden van een Hof, dat van kabalen en intrigues samenhing , en waar zich eene onverzadelijke behoefte deed gevoelen aan de prikkeling van vermaak en de schokken der hartstochten , was eene verschijning , die hare groote waarde had. Alle vrouwen vonden , dat de Prinses Orsini wel zeer gelukkig was geweest in de keuze van haren écuyer ; maar tusschen het gemurmel harer bewondering door, hoorde men ook het schuifelen van den laster. Alle mannen vonden , dat deze écuyer er te schrander uitzag bij zijne schoonheid , om voor ! niets daar te zijn , dan om het gebedenboek te j dragen van Mevrouw de Prinses , en zij begonnen in te denken , dat hij hun gevaarlijk kon worden , voor * zooverre zij op invloed aasden , op macht, of op vrouwengunst. Maar de fiere blikken van Frangois en de eenigszins barre terughouding van zijn gedrag verstomden bewondering en laster beide , en zij, wier voorzienige schranderheid benijd had en gevreesd, kregen spoedig, niet geruststelling, maar de zekerheid, dat het voortaan uit de hand van dien man was , dat hun het genadebrood der gunsten en de wrange beeten der ongenade zouden worden toegereikt. Ook vatten zij die hand niet — maar zij likten haar, lage zielen als ze waren, die een' lakei de voeten zouden hebben gekust, om later misschien zijnen meester te kunnen trappen op het hart; en werkelijk, ware d'Aubigny een lakei geweest van afkomst of van beginsels, hij had voldaan kunnen zijn met zijn deel van geluk , met zijn deel van macht in de Spaansche monarchie , dat hem werd toegeworpen. In hare vreugde over zijne terugkomst, had Mevrouw Orsini niet geweten, door welke bewijzen van liefde, van hoogachting en van vertrouwen zij hem toonen zoude, dat hij welkom was, en hoe zij hem het offer vergoeden wilde, dat hy haar bracht. Zij moest toch enkelen deel geven in haar gezag; de Fransche Heeren : — dat was niet voorzichtig ; de Spaansche Edelen : —

dat was hoog verraad tegen Frankrijk — een onbekende naam, zooals de zijne , nevens Orry, dien zij toch moest dulden , dat kon niemands argwaan wekken, en hare macht niet meer verkorten, dan zij zelve wilde , en Frangois , die anders vrij was van de gewone heerschzucht, of liever te trotsch, om haar op zulk eene wijze te bevredigen, nam aan , wat zij hem gaf, en eischte veelal meer nog , dan hem in het eerst was toegedacht, alleen maar , om zich te verblinden voor zyn' waren toestand . om zich bij wijlen den droom te geven van onafhankelijkheid. En hij gewende zich zeiven en anderen op die wijze zoozeer aan het oefenen van invloed, dat het hem eene gewoonte was geworden en eene behoefte, eer hij er aan dacht. En Spanje was er misschien niet ongelukkiger door. Hij verzette zich tegen menige wreede berooving, tegen menige willekeur, tegen menigen gewaagden stap , tegen menig roekeloos plan , dat niemand voordeel konde aanbrengen , dan den twee of drie fortuinzoekers, die het hadden uitgedacht; hij bracht menig eerlijk man op zijne rechte plaats ; hij stelde menigen schelm met beschaming ten toon; hij wist bekwaamheden te onderkennen en te gebruiken ; hij wist de onwetende snoeverij met beschaming te straffen. Voor al dat goede had Mevrouw Orsini een' scherpen blik, en zij meende het eerlijk genoeg met het land, dat zij regeerde (mits zij regeerde) , om hem dankbaar te zijn voor de misbruiken, die hij aanwees, voor de verbetering, die hij voorstelde, ten minste zoo die niet ingrepen in het raderwerk der kabalen , waardoor zij heerschte. Het was toen , dat Frangois die sombere en droevige mensehen-kennis opdeed, hofkennis willen wij het noemen, tot verschooning der overige menschheid , waarvan zijne woorden in sommige oogenblikken op zulk eene bittere wijze getuigden; het was toen, dat hij zich fier voelde , slechts een burger te zijn, dat die medelijdende verachting voor vorsten en die haat voor hunne omgeving in zijn hart opschoten. Ondanks al zijne fouten, die wij niet verbloemd hebben , hopen wij toch, dat niemand hem verdacht heeft van onbepaald welgevallen in zijnen toestand, vooral niet van geluk onder die zegepralen eener gevleide ij delheid. Hij zelf zag nooit op dien tijd terug, zonder een* donkeren schaamteblos en een' diepen zucht, en de weinige oogenblikken van genoegen, die hem ten deele vielen , waren zeker niet die, waarin hij Orry of den abt d'Estrées in eenig duister plan had weten te kruisen; maar die aanvallen op de ontwerpen van den laatste kostten hem veel, of liever, zij besloten zijne loopbaan voor het oog der wereld , en hunne gevolgen ten minste dreven hem tot zijne vorige minbeduidendheid terug. Het was in het woeligste van den successie-oorlog; de toestand van Spanje de wanhopigste, waarin het nog had verkeerd ; Frankrjjk, zoo uitgeput, dat het aan onderhandeling dacht met de zeemogendheden , al moest ook de voorwaarde van vrede de val zyn van den kleinzoon Filips V. Her wiek was ingeroepen om het Spaansche leger bijeen


-ocr page 285-

DE PRINSES ORSINI.

277

I en minder eerlijk dan zijn broeder de Kardinaal, trad hij niet terug uit onmacht of uit verdriet, maar hij wilde door sluipmiddelen de anderen wegdrijven van hunne plaats. Ondanks de overeenkomst , die hij had aangegaan, en welke, tot schande van het Fransche Hof, daar bekend was en goedgekeurd , waagde hij het, langzamerhand sommige berichten van weinig belang af te zenden , buiten voorkennis der Camarera; toen dit gelukt scheen, maakfe hij eene ernstige en vormelijke depêche op, waarin hij de gansche bitterheid zijner ziel uitstortte, waarin hij alle grieven uitmat, alle misbruiken blootlegde, alle geheime fouten aantoonde , alle kabalen uiteen-ploos , en Mevrouw Orsini en hare partij voorstelde op eene wijze, die den Koning van Frank-ryk zoowel als dien van Spanje tegen haar moest innemen ; maar wat het ergste was, niet slecht s de staatsdame tastte hij ar.n , maar ook de vrouw ; niet slechts in hare staatkundige geheimen was hij ingedrongen , maar ook in die van haar huiselijk leven ; niet slechts de fouten van haar bestuur , maar ook de zwakheden van haar hart, stelde hij ten toon. Was het eene vermetele gissing of hadden omkooping en ontrouw hem de waarheid verraden ? maar zeker is het, dat hij hare betrekking op d'Aubigny stelde als een feit. Na eerst gesproken te hebben met eene trouwelooze overdrijving van diens invloed op de gewichtigste staatszaken ; na als bewijs te hebben aangevoerd , wat niet te loochenen was , dat hij meermalen den kabinetsraad bijwoonde, waarin de belangrijkste zaken van het Koninkrijk werden beraamd en overlegd, en dat Orry en hij zelf zich dit misbruik hadden moeten laten welgevallen , gaf hij op, als waarschijnlijke oorzaak van een zoo groot overwicht van dien jongen man op de schrandere vrouw, eene teedere betrekking, een geheim huwelijk, waaraan niemand aan het Spaansche Hof meer twijfelde volgens hem. Dat was de laatste dolksteek, waarmede hij zijnen sluipmoord aan haren goeden naam voltooide.

Mevrouw Orsini evenwel, zoo goed gediend, zoo gevreesd, en zoo wel gehoorzaamd, was met de geheime overtredingen van den Abt bekend geworden ; daar zij begreep , dat ze eenig vijandelijk doel moesten hebben, begon zij er hare maatregelen tegen te nemen; en toen het gewichtige stuk aan den post was toevertrouwd , werd het in hare handen overgeleverd. Men denke zich haren schrik , haren toorn, hare verontwaardiging; doch neen , niemands verbeelding behoeft zich te vermoeien ; als wij eenvoudig de handelingen opgeven , waartoe zij zich liet vervoeren in hare opgeruide hartstochtelijkheid, dan hebben wij haren zielstoestand geschetst. In den opengebroken brief aan den Koning , daar, waar de Abt zijn vermoeden uitdrukte , dat zij d'Aubigny had getrouwd, schreef zij eigenhandig als kantteekening: «Pour Mariée, Non !quot; en na dit geschrift dus getoond te hebben aan verscheidene hooggeplaatste personen van het Hof, tot zelfs aan den Koning en aan de Koningin van Spanje, onder de bitterste

te verzamelen en aan te voeren; Pnysegur was ! aangekomen, om hem te steunen ; Orry had onherstelbare fouten begaan; door zijne onvergeeflijke achteloosheid ging Gibraltar verloren, de belangrijkste haven in gansch Spanje, allerbelangrijkst vooral in de handen van een' vijand. De Kardinaal d'Estrées , van wien men, om zijne nauwe vriendschap met de Prinses Orsini, had gemeend, dat hij aangenaam zoude zijn, was omstreeks dien tijd Fransch ambassadeur te Madrid; doch daar hij de belangen van Frankrijk met te veel oprechtheid en te weinig meêgevendheid behartigde , was hij in gedurige botsingen met de Camarera-Major, waarbij hij altyd nederlagen leed , welke zij hem niet spaarde , zonder eenige achting voor zijne achtingswaardige persoonlijkheid, noch voor de groote diensten , die hij haar zelve had bewezen , als de weduwe van Blaise de Talleyrand, en later. Dit vermoeiende en vernederende spel moede, verzocht de prelaat een ontslag , dat hem schielijk gegeven werd. Zijn broeder de abt d'Estrées , volgde hem voorloopig op ; om zich te vestigen , liet deze zich de lage voorwaarde welgevallen, van nooit naar zijn hof te schrijven , dan met voorkennis en overleg van Mevrouw Orsini en den minister ; doch in het geheim wreekte hij zich over dien dwang , door kleine kabalen te smeden in zijn persoonlijk belang tegen de Camarera door d'Aubigny veelmalen ontdekt en gedwarsboomd. Dit en de harde voorwaarde , waaraan hij zich onderworpen had, niet gematigd, zooals hij wachtte, door meerdere inschikkelijkheid voor de belangen, die hij voorstond, begon hem ondragelijk te worden, juist ten tijde , dat Puyse-gur, door Orry op schaamtelooze wijze misleid omtrent de maatregelen tot onderhoud van het leger , en tot verdediging der grenzen , zich verplicht rekende zijne verontwaardiging te uiten in scherpe klachten, die hij naar Lodewijk XIV opzond. Orry was te veel en te openlyk door Mevrouw Orsini ondersteund en voor uitgezet geworden , dan dat men haar onschuldig kon achten aan zijne fouten, schoon het waarschijnlijk is , dat hij haar , de vrouw, die toch in 't eind niet zelve de legermacht kon gaan tellen, of de magazijnen in oogenschouw nemen , bedrogen had, zoowel als den Franschen staatsman, wien hij valsche bescheiden voorlegde van manschappen, die alleen op het papier bestonden , en van voorzorgen , die nooit waren getroffen. Die beschuldigingen van Puységur , de verontwaardiging van de beide natiën over het verlies van Gibraltar, troffen samen met de uitbarsting, die Orsini, door hare handelwijze tegenover de beide d'Estrées , over zich haalde. De Abt-gezant dan, had zich even goed geërgerd aan Orry als Puységur, cn wist beter dan deze, wat er omging in het paleis, waar de Prinses heerschte ; maar hij had zijne persoonlijke redenen , om liever de Camarera en haren gunsteling d'Aubigny van alles te beschuldigen , dan den minister ; den laatsten zelfs schreef hij meer macht toe, en vooral meer kwaden wil, dan er werkelijk bestond. Minder oprecht

-ocr page 286-

DE PRINSES ORSINI.

278

verwijtingen en beschuldigingen tegen den Abt , ■ zond zij het met die vreemde en vermetele aan- ^ merking naar Lodewijk XIV af, in geleide van , de hevigste klachten over het gedrag van d'Estrées ; over zijne vermetelheid, geschreven te hebben zonder hare voorkennis, en over de gruwzame be-leediging, die hij haar aandeed met de lastering van dit gewaande huwelijk. Dit zonderling onvoegzame, en, om het met den rechten naam te noemen, schaamtelooze gedrag van de Prinses Orsi-ni; dit radeloos en onbezonnen vertienvoudigen van de ergernis, zoozeer in tegenstelling met hare gewone matiging, met hare berekenende voorzichtigheid, met haren huiverenden schroom tegen iedere , zelfs de kleinste , overtreding van vormen en welvoegelijkheid, schenen te kunnen voortkomen uit eene edele verontwaardiging, die, tot het uiterste gestegen, in onbedachte drift ieder middel aangreep, om zich lucht te geven, en uit eene onschuld , die, sterk in hare reinheid, de vermetelste stappen waagt, om zich te rechtvaardigen ; maar wij houden het daarvoor niet: haar diep en gevat karakter, dat onder de grootste lotwisselingen beradenheid en tegenwoordigheid van geest wist te behouden , had door fijne en meer waardige middelen hare ?ere kunnen herstellen , waar die dus werd aangerand . zoo zij zich onschuldig had gekend ; zij had zich kalmer en meer zeker gewroken op den Abt, dan door dus openlijk de wegen bloot te leggen, Inngs welke zij tot staatsgeheimen doordrong; ware hare verontwaardiging zoo waarachtig gevoeld geweest, als zij luide werd uitgeroepen! Wij houden integendeel haar gansche gedrag, onzinnig als het scheen, voor een welberekend overleg, voor een nieuw bewijs van hare gevatheid van geest, en snelle waardeering der eischen van het oogenblik. Hoe meer het waarheid was, wat daar geschreven stond, des te meer moest zij er luide en tegenover de gansche wereld , door schelle kreten, de onwaarheid van uitroepen ; daar er niets meer te loochenen was, niets meer te verbloemen, niets meer te verbergen, te vrijer moest zij klagen, te sterker wraak roepen over onrecht, zich temeer bitter beleedigd en belasterd wanen, naarmate er meerder grond was voor de lastering. Dit alleen kon sommigen nog misleiden omtrent de waarheid ; de gesmoorde ergernis, of zelfs de herroeping daarvan , waartoe de Abt wellicht nog had kunnen gedwongen worden, zou niets geholpen hebben, zou niemand belet hebben te denken, wat hij wilde ; en zoo de geschiedenis mij geen ander recht gaf, om hare verbintenis met d'Aubigny als een feit in den roman op te nemen, dan zou dit zeldzame en zoo weinig op haar zelve gelykende éclat mij er de vrijheid toegeven. Met spreekt van zelf, dat Frangois al zeer spoedig kennis kreeg van het voorval en van de wijze, waarop zijne gade er zich in gedroeg, maar te laat toch, om de schijnbare onvoorzichtigheden van hare drift te voorkomen , of zich daartegen te stellen ; maar welk eene grieve moest ze hem niet zijn, deze handelwijze! hij had nooit van haar verlangd, dat zij openlijk

belijdenis zoude doen van de zwakheid, die haar met hem vereenigde — maar hem dus ganschelijk te verloochenen voor de wereld, onder woorden en daden, zoo diep beleedigend voor hem — want iedere bitterheid tegen den Abt op dit punt was eene beschimping tegen hem — was als eene getuigenis uit haren mond , hoe hij een zoo onwaardige was , dat de onderstelling van eene verbintenis met hem als de gruwzaamste aller lasteringen moest worden opgenomen. En zij, die hem zelve had gekozen, die hem zelve het eerst de hand had toegereikt! Ook was zijne verontwaardiging zoo waarachtig en diep , dat hij de vrouw niet wilde wederzien. Nog denzelfden dag van het schandaal reisde hij af naar Rome. in een kort, maar scherp woord haar kennis gevende van zijn besluit , om niet weder aan hare zijde te leven, dan als haar erkende gemaal. Zoo goed als eene eeuwige scheiding!

Welke de eerste indruk ook moge geweest zijn van d'Aubigny's vertrek op de Prinses Ursini , de tweede was zeker die van blijdschap, van verlichting; het stond aan haar , om partij te trekken van die verwijdering, op elke wijze, die zij goedvond. Ook deed zij die voorkomen als door haar beschikt. als de ongenade van den gunsteling, als een nieuw bewijs, dat die man niets meer voor haar was, ian hetgeen zij wel van hem wilde maken , en daarmede ook meende zij , dat alles geschikt was , de roekelooze ! Meende zjj dan waarlijk, dat Lodewijk XIV, de trotschste en nauw-lettendste aller vorsten op den eerbied aan zijn' persoon : de schending van zijne Majesteit in het karakter van zijn Ambassadeur ongewroken zoude laten ? De onschendbaarste aller instellingen, den brievenpost, dus te misbruiken , om de officiëele depêche van een' Gezant aan zijnen Heer machtig te worden , die te openen , zonder eerbied voor een diplomatiek zegel, met eigene hand eene aanmerking daarin te lasschen , en van die daad geen geheim te maken, maar haar te verbreiden met opzet en zonder schroom , ala ware het eene gewettigde en geoorloofde handeling, en daarna zonder vreeze te zijn voor het gevolg! Wij herkennen nauwelijks meer de Camarera-Major, of het moest zijn in de fiere zekerheid van hare ingewortelde macht, van hare onmis-baarheid, die haar hier verblindde. Zelfs al ware niet iedere regel van dat geschrift eene vreese-lijke aanklacht geweest tegen haar, door feiten bewezen , zij ware toch verloren geweest, en niet meer te redden door de bescherming van Mevrouw De Maintenon , door de zwakheid en vriendschap der beide Spaansche Monarchen , tegen den toorn des Franschen Konings. Toch scheen de storm , die haar hoofd zoude nederbuigen , in het eerst niets dan een tochtje ; zij kreeg eene strenge vermaning van wege het Fransche Kabinet — maar niets dan dat, en de Abt d'Estrées daarentegen kreeg, nevens eene strenge bestraffing, zijn ontslag als Gezant; zij behaalde dus als eene zegepraal op den vermetelen vijand , maar het was slechts eene krijgslist, om haar eerst te verjagen


-ocr page 287-

DE PRINSES ORSTNI.

279

uit hare sterkte, uit de nabijheid van den Koning. De oorlog was juist geopend. Lodewijk XIV deed zijn* kleinzoon opmerken , hoe het voegzaam ware, dat hij zicb plaatste tegenover den Aartshertog zijn' mededinger , en in persoon zijn leger ging aanvoeren. Iedere poging, die de Ca-marera-Major aanwendde , om Filips dien raad te doen veronachtzamen, de eigen wensch zijner traagheid , om dien plicht te ontduiken, alles was vruchteloos : de oude Koning bleef onverzettelijk bij zijne meening, legde haar ten laatste op als een bevel van den grootvader, en de zwakke kleinzoon durfde niet wederstaan, al had hij zijne vorstenwaardigheid ook durven wagen aan den blaam van gebrek aan moed , dien dit wegblijven op hem zoude laden. De Koningin , door de Camarera-Major opgezet. wilde zich niet van haren gemaal scheiden, en er werden tallooze kleine kabalen gesmeed en verschalkt t om dit onderwerp te doen aannemen , of te doen mislukken ; doch in het eind moesten de beide vrouwen rede verstap.n , en voor den eisch van het oogen • blik wijken De ontzaggelijke nasleep , de onberekenbare kosten, die veroorzaakt zouden worden door de tegenwoordigheid van vrouwen in het leger , van eene Vorstin , van eene Koningin van Spanje bovenal, konden noch worden goedgemaakt door de uitgeputte geldmiddelen , noch worden gerechtvaardigd door eenig aan te wijzen voordeel.

De Abt d'Estrées. die niet meer Gezant was , zoude echter, tot de komst van zijn' opvolger , den Koning ter zijde blijven. Filips V dan reisde af, en snel daarop werd Mevrouw de Prinses Orsini, geborene Fransche onderdane, gelast door haren Vorst, Lodewijk XIV , om Spanje te verlaten , en Italië haar als verbanningsoord aangewezen. Haar ontslag als Camarera-Major , den Spaanschen Koning ontwrongen , volgde daarop. Van dien val, en hoe zij zich daaruit weder oprichtte , krachtiger en fierder dan ooit, hebben wij nu niet te spreken ; veelmeer eischt ons onderwerp , dat wij omzien naar d'Aubigny, om te weten , hoe hij intusschen had geleefd , en wat hij besloot bij die ongedachte wending in het lot zijner gade.

Hij was naar Rome gereisd; hij had in het eerst getracht, zich op nieuw aan de kunst toe te wijden , en in die toewijding vergoeding willen zoeken voor al het verlorene ; maar de tijd was voorbij ; de kunst is eene ijverzuchtige minnares ; zij is het liefst gediend om zich zelve ; zij is niet altijd gewillig zich te laten gebruiken als het allerergste en het allerlaatste van iedere gekrenkte ziel. Voor Frangois d'Aubigny was de tijd harer gunsten voorbij. Zijne jeugd had afge-bloeid : de vlam zijner geestkracht had opgehouden te flikkeren ; zijn moed was weg ; zijne vroo-lijkheid, zijn vertrouwen op zich zei ven , zijn geloof aan de macht der kunst, waren uitgebluscht; hij was verlamd geworden naar ziel en lichaam, verlamd voor de krachtige inspanningen, die zij eis cht, en daarbij , Maestro Francesco , als een onbekende uit haar gild getreden , kon er door Francois d'Aubigny niet weder worden binnengeleid ; d'Aubigny, een naam, die nu eene treurige vermaardheid had gekregen door Europa , verpersoonlijking van zijne schande, van zijn ongeluk, die hem bekend maakte te Rome als elders, en waarvan hi] daar ten minste niet meer kondo scheiden. En meester Bojacci, al had zijn harde vloek hem niet van dezen teruggedrongen , was niet meer onder de levenden , om hem te beklagen en hem de hand te reiken , of om zich gewroken te zien ! Toen de kunst hem faalde , dacht Francois aan zijn kind: dat was wel de band , die hem aan deze Orsini hechtte ; maar zij was der moeder zeker meer vreemd gebleven dan hem : de moedér had do zuigeling aan eene vreemde borst vertrouwd ; zij had dor moeder niets te danken dan het leven; do moeder kende niet eenmaal hare trekken ; do moeder had nooit door eene liefkozing de aandacht van de kleine tot zich getrokken. Hij daarentegen had ieder jaar haren groei nagegaan, hare ontwikkeling bespied, haar liefkozingen afgetroond. Zij zoude hem kennen! Hij zou haar wederzien : in de nabijheid van het klooster wilde hij eene schuilplaats zoeken voor zijne schande en zijne smart; toen hij wegreisde uit

Rome met dat doel.....trof de weerklank van

den val der Prinses Orsini zijn oor ; zij was van haar voetstuk afgestort; de trotsche vrouw lag verbrijzeld daar onder het hoongelach van vijanden , van benijders, van lage gunstelingen, verbeeldde hij zich ; alles , waarvan en waarvoor zij leefde, was haar gewelddadig uit de handen gerukt ; zij moest geschokt zijn tot in het binnenste harer ziel; zij moest kracht noch bezinning hebben overgehouden , om zich op te richten, of om voor zich zelve te handelen, meende hij ; zij trok als eene verlatene naar Frankrijk henen, zeide men , veroordeeld aireede door de openbare meening, als eene misdadige, dia haar vonnis gaat aanhooren. En waarom was zij gevallen, waarom verlaten? Waarom werd er als eene schuldige op haar gewezen? Zijn naam naast den haren, was dat niet hare grootste misdaad ? Het was in het einde toch harn liefde voor hem, die dit lijden over haar bracht; het was voor het minst zijn plicht naast haar te staan in het ongeluk, haar helper, haar beschermer te zijn , waar alle bescherming haar faalde. Zijne natuurlijke edelmoedigheid; het diepe besef van het ongelijk , dat hij haar had aangedaan , en dat telkens weder bovenkwam ; de geheime stem van zijn hart , die altijd weder voor haar sprak , en — wie kent de duizende roersels eener ziel. die tot de schijnbaarste ongelijkmatigheden voeren , en die toch niets zijn dan haar karaktertrek — wie weet nog, welke onbestemde hoop daarnevens ; maar hoe het ware , de eerzuchtige Vorstin , de hooghartige Camarera-Major had hij verlaten, en wilde hij niet wederzien. Maar Mevrouw Orsini, die zich ging stellen in de macht van een' beleedigden meester , zou hij vinden , en..........op het oogenblik, dat deze zich het


-ocr page 288-

DE PRINSES ORSINI.

278

verwijtingen en beschuldigingen tegen den Abt , zond zij het met die vreemde en vermetele aanmerking naar Lodewjjk XIV af, in geleide van de hevigste klachten over het gedrag van d'Estrées ; over zijne vermetelheid, geschreven te hebben zon-I der hare voorkennis, en over de gruwzame be-leediging, die hjj haar aandeed met de lastering van dit gewaande huwelijk. Dit zonderling onvoegzame, en, om het met den rechten naam te noemen, schaamtelooze gedrag van de Prinses Orsi-ni; dit radeloos en onbezonnen vertienvoudigen van de ergernis, zoozeer in tegenstelling met hare gewone matiging, met hare berekenende voorzichtigheid, met haren huiverenden schroom tegen iedere , zelfs de kleinste , overtreding van vormen en welvoegelijkheid, schenen te kunnen voortkomen uit eene edele verontwaardiging, die, tot het uiterste gestegen, in onbedachte drift ieder middel aangreep, om zich lucht te geven, en uit eene onschuld , die, sterk in hare reinheid, de vermetelste stappen waagt, om zich te rechtvaardigen ; maar wij houden het daarvoor niet: haar ' diep en gevat karakter, dat onder de grootste lotwisselingen beradenheid en tegenwoordig-i heid van geest wist te behouden , had door fijne en meer waardige middelen hare ?ere kunnen herstellen , waar die dus werd aangerand . zoo zij zich onschuldig had gekend ; zij had zich kalmer en meer zeker gewroken op den Abt, dan door dus openlyk de wegen bloot te leggen, Inngs welke zij tot staatsgeheimen doordrong; ware hare verontwaardiging zoo waarachtig gevoeld geweest, als zij luide werd uitgeroepen! Wij houden integendeel haar gansche gedrag, onzinnig als het scheen, voor een welberekend overleg, voor een nieuw bewijs van hare gevatheid van geest, en snelle waardeering der eischen van het oogenblik. Hoe meer het waarheid was, wat daar geschreven stond, des te meer moest zij er luide en tegenover de gansche wereld , door schelle kreten, de onwaarheid van uitroepen ; daar er niets meer te loochenen was, niets meer te verbloemen, niets meer te verbergen, te vrijer moest zij klagen, te sterker wraak roepen over onrecht, zich temeer bitter beleedigd en belasterd wanen, naarmate er meerder grond was voor de lastering. Dit alleen kon sommigen nog misleiden omtrent de waarheid ; de gesmoorde ergernis, of zelfs de herroeping daarvan , waartoe de Abt wellicht nog had kunnen gedwongen worden, zou niets geholpen hebben, zou niemand belet hebben te denken, wat hij wilde ; en zoo de geschiedenis mij geen ander recht gaf, om hare verbintenis met d'Aubigny als een feit in den roman op te nemen, dan zou dit zeldzame en zoo weinig op haar zelve gelijkende éclat mij er de vrijheid toegeven. Het spreekt van zelf, dat Frangois al zeer spoedig kennis kreeg van het voorval en van de wijze, waarop zijne gade er zich in gedroeg, maar te laat toch, om de schijnbare onvoorzichtigheden van hare drift te voorkomen , of zich daartegen te stellen ; maar welk eene grieve moest ze hem niet zijn, deze handelwijze! hij had nooit van haar verlangd, dat zy openlijk

belijdenis zoude doen van de zwakheid, die haar met hem vereenigde — maar hem dus ganschelijk te verloochenen voor de wereld, onder woorden en daden, zoo diep beleedigend voor hem — want iedere bitterheid tegen den Abt op dit punt was eene beschimping tegen hem — was als eene getuigenis uit haren mond , hoe hij een zoo onwaardige was , rlat de onderstelling van eene verbintenis met hem als de gruwzaamste aller lasteringen moest worden opgenomen. En zij, die hem zelve had gekozen, die hem zelve het eerst de hand had toegereikt! Ook was zijne verontwaardiging zoo waarachtig en diep , dat hij de vrouw niet wilde wederzien. Nog denzelfden dag van het schandaal reisde hij af naar Rome . in een kort, maar scherp woord haar kennis gevende van zijn besluit , om niet weder aan hare zijde te leven, dan als haar erkende gemaal. Zoo goed als eene eeuwige scheiding!

Welke de eerste indruk ook moge geweest zijn van d'Aubigny's vertrek op de Prinses Ursini, de tweede was zeker die van blijdschap, van verlichting; het stond aan haar , om partij te trekken van die verwijdering, op elke wijze,die zij goedvond. Ook deed zij die voorkomen als door haar beschikt. als de ongenade van den gunsteling, als een nieuw bewijs, dat die man niets meer voor haar was , ian hetgeen zij wel van hem wilde maken, en daarmede ook meende zy , dat alles geschikt was , de roekelooze ! Meende zij dan waarlijk, dat Lodewjjk XiV, de trotschste en nauw-lettendste aller vorsten op den eerbied aan zijn' persoon ; de schending van zijne Majesteit in het karakter van zijn Ambassadeur ongewroken zoude laten? De onschendbaarste aller instellingen, den brievenpost, dus te misbruiken, om de officiëele depêche van een' Gezant aan zijnen Heer machtig te worden , die te openen , zonder eerbied voor een diplomatiek zegel, met eigene hand eene aanmerking daarin te lasschen , en van die daad geen geheim te maken, maar haar te verbreiden met opzet en zonder schroom , als ware het eene gewettigde en geoorloofde handeling, en daarna zonder vreeze te zijn voor het gevolg! Wij herkennen nauwelijks meer de Camarera-Major, of het moest zijn in de fiere zekerheid van hare ingewortelde macht, van hare onmisbaarheid , die haar hier verblindde. Zelfs al ware niet iedere regel van dat geschrift eene vreese-lijke aanklacht geweest tegen haar, door feiten bewezen . zij ware toch verloren geweest, en niet meer te redden door de bescherming van Mevrouw De Maintenon , door de zwakheid en vriendschap der beide Spaansche Monarchen , tegen den toorn des Franschen Konings. Toch scheen de storm, die haar hoofd zoude nederbuigen , in het eerst niets dan een tochtje ; zij kreeg eene strenge vermaning van wege het Fransche Kabinet — maar niets dan dat, en de Abt d'Estrées daarentegen kreeg , nevens eene strenge bestraffing , zijn ontslag als Gezant; zij behaalde dus als eene zegepraal op den vermetelen vijand , maar het was slechts eene krijgslist, om haar eerst te verjagen


-ocr page 289-

DE PRINSES ORSTNT.

279

uit hare sterkte , uit de nabijheid van den Koning. De oorlog was juist geopend. Lodewijk XIV deed zijn' kleinzoon opmerken , hoe het voegzaam ware, dat hij zicb plaatste tegenover den Aartshertog zijn' mededinger , en in persoon zijn leger ging aanvoeren. Iedere poging. die de Ca-marera-Major aanwendde , om Filips dien raad te doen veronachtzamen, de eigen wensch zyncr traagheid , om dien plicht te ontduiken, alles was vruchteloos : de oude Koning bleef onverzettelijk bij zijne meening, legde haar ten laatste op als een bevel van den grootvader, en de zwakke kleinzoon durfde niet wederstaan, al had hij zijne vorstenwaardigheid ook durven wagen aan den blaam van gebrek aan moed , dien dit wegblijven op hem zoude laden. De Koningin , door de ! Camarera-Major opgezet. wilde zich niet van haren gemaal scfceiden , en er werden tallooze kleine kabalen gesmeed en verschalkt , om dit onderwerp te doen aannemen , of te doen mislukken ; doch in het eind moesten de beide vrouwen rede verstaan , en voor den eisch van het oogen • blik wijken De ontzaggelijke nasleep , de onberekenbare kosten, die veroorzaakt zouden worden door de tegenwoordigheid van vrouwen in het leger , van eene Vorstin , van eene Koningin van Spanje bovenal, konden noch worden goedgemaakt door de uitgeputte geldmiddelen , noch worden gerechtvaardigd door eenig aan te wijzen voordeel.

De Abt d'Estrées. die niet meer Gezant was , zoude echter, tot de komst van zijn' opvolger , den Koning ter zijde blijven. Filips V dan reisde af, en snel daarop werd Mevrouw de Prinses Orsini , geborene Fransche onderdane, gelast door haren Vorst, Lodewijk XIV , om Spanje te verlaten , en Italië haar als verbanningsoord aan-i gewezen. Haar ontslag als Camarera-Major, den I Spaanschen Koning ontwrongen , volgde daarop. Van dien val , en hoe zij zich daaruit weder oprichtte , krachtiger en fierder dan ooit, hebben wij nu niet te spreken ; veelmeer eischt ons onderwerp , dat wij omzien naar d'Aubigny, om te weten , hoe hij intusschen had geleefd , en wat hij besloot bij die ongedachte wending in het lot zijner gade.

Hij was naar Rome gereisd; hij had in het eerst getracht, zich op nieuw aan de kunst toe te wijden , en in die toewijding vergoeding willen zoeken voor al het verlorene ; maar de tijd was voorbij ; de kunst is eene ijverzuchtige minnares ; zij is het liefst gediend om zich zelve ; zij is niet altijd gewillig zich te laten gebruiken als het allerergste en het allerlaatste van iedere gekrenkte ziel. Voor FranQois d'Aubigny was de tijd harer gunsten voorbij. Zijne jeugd had afge-! bloeid ; de vlam zijner geestkracht had opgehouden te flikkeren ; zijn moed was weg ; zijne vroo-lijkheid, zijn vertrouwen op zich zeiven , zijn geloof aan de macht der kunst, waren uitgebluscht; hij was verlamd geworden naar ziel en lichaam, verlamd voor de krachtige inspanningen, die zij eis cht, en daarbij , Maestro Francesco , als een

onbekende uit haar gild getreden , kon er door Francois d'Aubigny niet weder worden binnengeleid ; d'Aubigny, een naam, die nu eene treurige vermaardheid had gekregen door Europa , verpersoonlijking van zijne schande, van zijn ongeluk, die hem bekend maakte te Rome als elders, en waarvan hij daar ten minste niet meer koude scheiden. En meester Bojacci, al had zijn harde vloek hem niet van dezen teruggedrongen , was niet meer onder de levenden , om hem te beklagen en hem de hand te reiken , of om zich gewroken te zien ! Toen de kunst hem faalde , dacht Francois aan zijn kind; dat was wel de band , die hem aan deze Orsini hechtte ; maar zij was der moeder zeker meer vreemd gebleven dan hem : de moedér had do zuigeling aan eene vreemde borst vertrouwd ; zij had der moeder niets te danken dan het leven; de moeder kende niet eenmaal hare trekken ; de moeder had nooit door eene liefkozing de aandacht van de kleine tot zich getrokken. Hij daarentegen had ieder jaar haren groei nagegaan, hare ontwikkeling bespied, haar liefkozingen afgetroond. Zij zoude hem kennen! Hij zou haar wederzien ; in de nabijheid van het klooster wilde hij eene schuilplaats zoeken voor zijne schande en zijne smart; toen hij wegreisde uit

Rome met dat doel.....trof de weerklank van

den val der Prinses Orsini zijn oor ; zij was van haar voetstuk afgestort; de trotsche vrouw lag verbrijzeld daar onder het hoongelach van vijanden , van benijders . van lage gunstelingen, verbeeldde hij zich ; alles , waarvan en waarvoor zij leefde, was haar gewelddadig uit de handen gerukt ; zij moest geschokt zijn tot in het binnenste harer ziel; zij moest kracht noch bezinning hebben overgehouden , om zich op te richten, of om voor zich zelve te handelen, meende hij ; zij trok als eene verlatene naar Frankrijk henen, zeide men , veroordeeld aireede door de openbare meening, als eene misdadige, die haar vonnis gaat aanhooren. En waarom was zij gevallen , waarom verlaten ? Waarom werd er als eene schuldige op haar gewezen? Zijn naam naast den haren, was dat niet hare grootste misdaad? Het was in het einde toch hare liefde voor hem, die dit lijden over haar bracht: het was voor het minst zijn plicht naast haar te staan in het ongeluk, haar helper , haar beschermer te zijn , waar alle bescherming haar faalde. Zijne natuurlijke edelmoedigheid ; het diepe besef van het ongelijk , dat hij haar had aangedaan , en dat telkens weder bovenkwam ; de geheime stem van zijn hart , die altijd weder voor haar sprak , en — wie kent de duizende roersels eener ziel. die tot de schijnbaarste ongelijkmatigheden voeren , en die toch niets zijn dan haar karaktertrek — wie weet nog , welke onbestemde hoop daarnevens ; maar hoe het ware , de eerzuchtige Vorstin , de hooghartige Camarera-Major had hij verlaten, en wilde hij niet wederzien. Maar Mevrouw Orsini, die zich ging stellen in de macht van een' beleedigden meester , zou hij vinden, en..........op het oogen blik, dat deze zich het


-ocr page 290-

DE PRINSES ORSINL

280

meest vergeten waande, en verzaakt door de gansche wereld, stond de man voor haar, dien zij meer dan eenig mensch had verwaarloosd en beleedigd. Hg stond naast haar — liefderijk en krachtig, als een moedig vriend, als een kalm geleider , met een diep , maar ernstig medegevoel , en met al de omzichtige verschooning van eenen beleedigde, die vergeven heeft, omdat hij zich zeiven niet rein kent van schuld. — Hij vond haar te Toulouse , maar niet als de gebo-gene, of de wanhopige , die nederligt onder de zwaarte van haren jammer , en die moed en goed beraad beide heeft verloren. Slechts toen zij snel begreep , hoe hjj haar meende, wellicht wenschte te vinden, veinsde zij te zijn, zooals hij haar had gewacht, dichtte hem voor, dat hij haren toestand geraden had Het was dien man niet gegeven, die vrouw te doorgronden, of haar te leeren kennen, anders dan door eene harde ondervinding. Het viel haar in, van zijne tegenwoordigheid partij te trekken, zooals zij het vroeger van zyn afzijn had gedaan. Daartoe liet zij hem niets zien van hare sterkte, niets van hare hoop, niets van de wijze omzichtigheid, waarmede zij in Spanje aÜes had weten te regelen op eene wijze, die haren terugkeer mogelijk , noodzakelijk zoude maken; niets, hoe zij bij iedere schrede in Frankrijk aan moed won, en met meer vastheid het plan durfde vormen ter harer verdediging ; maar zij liet hem slechts zwakheid zien en volslagene moedeloosheid; zij sprak veel van de zeldzame hardheid, waarmede zij als verjaagd was uit Spanje, en van de sombere uitzichten, die dat haar geven moest voor het lot, dat haar in Frankrijk wachtte. Zy speelde 1 als met de verschrikkelijkheden van haren toestand, met de vreeselijke aanklacht van d'Es-trées, die haar van eene verwaarloozing beschuldigde , welke nauw aan hoog verraad grensde ; zij telde als met huivering al de groote vijanden op, die zij zich aan het Fransche Hof moest hebben verwekt; maar zij verzweeg, hoevele en hoe machtige vrienden haar daar waren gebleven ; zij scheen te sidderen voor den toorn van Lode wijk XIV, zoo vaak door haar getrotseerd in zijne Afgezanten, zoo vaak gedwarsboomd in zijne plannen; maar zij vergat te zeggen, dat zij nog zeker was van De Maintenon. Zij zinspeelde op het einde van menigen diplomatieken val, de Bastille ; en d'Aubigny , die niet anders kon oordeelen dan naar den schijn en naar hare berichten, vond dit alles waarschijnlijk genoeg, om voor de waarheid te vreezen. Hij was niet zoo voorzichtig in het uitspreken van zijn deelnemen en medegevoel, of zy bespiedde daarin iets van dat vroegere gevoel van ongelijk , dat nog niet in hem was verstorven , en waarmede zij hem zoo vaak overheerd had in zijne onhandelbare luimen. Toen waagde zij het, hem stout te misleiden over de uitkomst van zijne overijlde afreis van Madrid, die hare zaak had benadeeld als zij voorgaf; »en nu uwe terugkomstvervolgde zij met een' weemoedigen glimlach, »hoe

zij mij verrast en noodig is voor mijn hart , zij doet mij schade in mijne belangen.quot;

»Dat was mijn doel niet,quot; antwoordde hij ontstemd en bitter.

»Weet ik dat niet ?quot; hervatte zij met zachtheid ; »maar dat zal niemand verhinderen onze heree-niging uit te leggen, zooals men wil, en gij begrijpt, hoezeer ik verloren zoude zijn, als na zulk een ontkennen de waarheid vermoed kon worden, als gjj zelf tegen mij komt getuigen.quot;

»Ik ? — hebt gij niet mijnen eed. Mevrouw?quot;

))Ik meen door uwe handelwijze, door gebrek aan inschikkelijkheid..

«Mij dunkt , dat toch hebt gy mij niet te verwyten.quot;

Zij glimlachte. »Wat gij mistet, heb ik zoo gaarne verschoond; maar nu kan één blik van uw oog mij de vrijheid kosten, als gij mij volgt.quot;

»Ik zal een' zoodanigen niet op u werpen.quot;

»En toch zoudt gij mij willen volgen naar Parijs ?quot;

))Tot voor den troon van Lode wijk , als het zijn meet. Gij moet immers gered worden , Anna ! Maar als gij gered zijt, wil ik ook een offer , Mevrouw! Als gij uit dezen nood de vrijheid redt en de eer, zal toch wel uwe rol in de hofwereld zijn afgespeeld?''

))Het zou vermetel zyn aan het tegendeel te denken,quot; antwoordde zij.

«Blijf dan leven voor mij, voor uwe plichten, voor uw kind, voor uw geluk ; want het zal uw geluk zijn , als gij eens met moed hebt afstand gedaan van den ijdelen glans, waarvan gij nu al de onzekerheid hebt leeren kennen. Verbergen wij dan te zamen ons leven en onze liefde, in een oord van uwe keuze, waar Mevrouw d'Aubigny zich echtgenoote zal durven erkennen, zonder der Prinses Orsini te schaden; waar wij zoo gelukkig zullen zijn, als wij het nog kunnen wezen. Op die voorwaarde red ik den historischen naam der Camarera-Major ; op die voorwaarde zal ik nog weder lakei zyn, ala het wezen moet.quot;

En hetzij Mevrouw Orsini reeds zoo zeker was van hare herstelling, hetzij ze werkelijk aan die uitkomst dacht bij eenen mogelijken ondergang, als eene laatste toevlucht, zij vleide d'Aubigny met die hoop; zij sprak er van op eene wyze , die hem in den waan moest brengen , dat zij zelve , zonder tegenzin , het oog vestigde op een rustig en vergeten lot; zij noemde zelfs de vallei in Zwitserland, waar eene eenvoudige villa hun vergetelheid zoude schenken van de wereld, en Frangois, die reeds te veel lotswendingen had beleefd , om ook niet aan eene zulke te kunnen gelooven , volgde haar op nieuw, zoo niet met het volle vertrouwen, zoo niet met vroolijken moed, dan toch met iets, dat veel naar hoop geleek , en met eene goede verwachting van de toekomst.

Mevrouw Orsini was uit Spanje getrokken met zeer weinig gevolg. Zij had geene andere vrouwen bij zich dan de jonge Barones De Sesons , eene arme Fransche Edeldame , die haar tot ge-


-ocr page 291-

DE PRINSES ORSINI.

281

zelschapsjuffer was, twee deftige Spaansche duena 's en eene Cameriste. De Barones reed met haar in dezelfde reiskoets , de duena1 s en de kamenier in eene andere , die tegelijk voor eenige reiskoffers werd gebruikt. Mannelijk geleide had zij niet dan de volstrekt noodige bedienden. Zij nam te Tarbes huurrijtuig voor de dienende vrouwen, en liet Frangois, dien zij van nu aan Monsieur d'Aubigny noemde, de ontruimde reiskoets ten gebruike over , met opzet tegen hem aannemende eenen toon van acLtiugvolle beleefdheid , die verre was van de losse gemeenzaamheid, waarmede zij de gewoonte had met hem om te gaan, zelfs in het bijzijn van anderen.

Zoo was het bijna op dezelfde wijze en onder hetzelfde geleide, dat de man d'Aubigny naar zijne moederstad wederkeerde, als de knaap Frangois er was uitgetrokken , en zonderling genoeg , dezelfde vrouw leende hem hare reiskoets, alleen met dit onderscheid, dat hij toen aan het medelijden van den bediende een plaatsje te danken had tusschen de pakkaadje , en dat nu de bedienden voor hem moesten plaats maken, omdat hij de meesteres volgde uit medelijden. Nu zeker zou Francois niet met nieuwe schoenen, een' grooten wandelstok en zyns vaders beurs. Parijs binnentreden ; maar d'Aubigny, zou er ook niet het vroolijke hart binnenbrengen, de moedige ziel, den onbenevelden geest, de onschuld, den eenvoud, de oprechtheid, die huiverde van bedrog, de sterkte , die de leugen haat als eene lafheid, noch dat geloof in de toekomst, noch die heilige geestdrift; en wat was er van dat alles geworden ? Hij had het verspeeld aan een' enkelen hartstocht, en hij kwam nu Parijs binnen als aan den leiband van eene vrouw, die hij wantrouwde , die hem gebruikte zooals zy wilde, en die hij bijkans niet meer beminde , schoon hij telkens weder zich binnen haren too ver cirkel waagde, o Hoe geheel anders had hij gemeend eenmaal weder tot die poort in te keeren! zijnen naam met fierheid uit te spreken, een' naam, waarvoor de voorbijgangers zich zouden hebben omgewend, uit belangstelling en bewondering. Parijs had hy willen binnenstappen als een groot overwinnaar I En hij zou het geweest zijn , want hij zou de zegepraal behaald hebben van het talent op de overmacht der omstandigheden.

Maar nu, wat was hij arm geworden, de man, dien men over de staatskas van Spanje had zien beschikken , ten behoeve van anderen; die eene vorstin had gehuwd. welke millioenen als jaar-lijksche uitgaven te gebruiken had ! Voorwaar, hij was armer dan de jongeling, die zijne boeken verwisselde voor een' schralen spaarpenning.

En nu, wat was hij gering geworden, die kunstenaar , die in zijn hart, vorsten te fier, niets hoogers kende dan de kunst , en niets boven zich achtte dan de groote meesters, naar wier gelijkheid hij streefde! want hij was nu Monsieur d'Aubigny, dien de Spaansche Granden boven zich hadden gesteld door hunnen haat, en de Franschen door hunne vleierij , en die nu voor

gansch Europa ten toon stond als de echtgenoot of de minnaar van eene vrouw , die hem verloochende en verdreef, zoodra zij het goedvond. Voorwaar hij was de mindere geworden van den onbekenden jongeling Frangois , die wegliep van i zijnen vader , omdat hy vrij wilde zijn.

Wat was hy zwak geworden en afhankelijk, nu hij tot man was gerijpt, sinds hij de eerste overwinning had behaald op de machtigste vrouw van het Zuiden, over die, welke den sterksten geest had; zoo zwak, d^t hij telkens het hoofd boog onder het juk , en zich veil gaf aan bedrog, omdat hij zich slingeren en beheerschen liet door hoop , door vrees, door medelijden, door de dwaas-ste liefde, hij, die nooit iets had gevreesd, dan zijnen God; die nooit iemand had gehoorzaamd dan éénen weldoener, en die nu de oogen neder-sloeg voor den blik van een' handwerksman, en die zijne echtgenoot moest volgen , waarheen zij wilde, en op de wijze, die zij noodig vond! Voorwaar , tienmaal zwakker was hij dan de knaap Frangois, die ouderlijken dwang en stompe onbillijkheid durfde wederstaan, zonder andere hulp , dan zijn' wil en zijn' moed. Ook deed die terugtocht naar Parijs, in de eenzaamheid van de reiskoets, by de werkeloosheid van de lange reize, hem met ernst tot zich zeiven in-keeren, en voerde hem tot al de sombere overwegingen en bittere gewaarwordingen, waartoe zulk een inkeeren hem moest henenleiden. Maar uit dat ongestoorde , lange en smartelijke gepeins, waarin zich zooveel zelfverwijt mengde , en zooveel zelfpijniging, als een menschelijk geweten , eens ontwaakt, en eene ziel als de zijne , eens aan het ontleden harer gewaarwordingen, aangeven moesten , ontkiemde en rijpte een vast en ernstig besluit, waartoe hij nog zielskracht genoeg voelde, om het op te vatten en zonder omzien uit te voeren. Als hij Parijs zoude verlaten, zoude het zijn met zijne echtgenoot, om haar over de Alpen te voeren , of het zou zijn als niets dan als de vader van Diana, die zich ganschelijk en alleen ging toewijden aan zijn kind, en die de moeder overliet aan het lot, dat zij zich zelve zoude scheppen.

Die overwegingen en dat besluit maakten hem stroef en somber, in zich zeiven teruggetrokken, maar kalm en ernstig, en gaven hem die soort van waardigheid terug, welke uit een hernemen van hoogachting voor zich zeiven ontstaat. Zonder te weten waaruit zij ontsproot, was die stemming aan Mevrouw Orsini hoogstwelkom bij hare plannen, waarvan zy hem nog niets had medegedeeld ; eerst te Compiègne had zij een ernstig onderhoud met hem over de houding, waarop zy te Parys met elkander zijn zouden, en over de wijze, waarop zij wenschte dat d'Aubigny zich vertoonde.

«Myn écuyer heeft zich zeiven zijn afscheid gegeven ,quot; begon zy met nedergeslagene oogen ; ))mijn' echtgenoot kan ik nog niet naast mij zien, maar een schander en vertrouwd vriend mag ik met mij voeren, d£,ar, waar zoovele vijanden het oog op my gericht houden.quot;


-ocr page 292-

DE PRINSES 0ES1NI.

282

»Gij 'wenscht dus , dat ik onder een' vreemden naam

»Zeker niet! De Gravin van Egmond , mijne nicht, bij welke ik mijn' intrek neem te Parijs , heeft mij gisteren geschreven, dat haar hotel ruim genoeg is, om ook Mijnheer d'Aubigny, myn' vriend en raadgever , een verblijf te kunnen aanbieden ; gij zult my verplichten dit aanbod niet af te slaan, en u eenigszins te schikken in Meeding , zoowel als in wijze van u voor te doen, en in de lieden, welke gij kiezen zult ter uwer bediening , naar den voet, waarop Mevrouw van Egmond u ontvangt. Het is van de eerste noodzakelijkheid , dat men u ziende vergete, of liever voor onwaar houde , dat gij ooit in eene betrekking zijt geweest , die iemand als de Graal Cha-tillon, of een ander, niet evenzeer had kunnen vervullen.....quot;

»Ik begrijp ugt; Mevrouw! gij zoudt willen, dat de jammerlijke smet van dienstbaarheid , die gij op mij geworpen hebt, en waaronder wij onze ware betrekking verborgen, uitgewischt konde worden, of vergeten voor het minst.quot;

)gt;Ja , Mijnheer ! zoo is het, en ik bid u, Francesco ! regel u daarnaar voor ditmaal; ik weet, gij kunt zijn , wat jk wensch, wat ik noodig heb ; het is mijne vrijheid, mijn leven, dat ik van u vraag. Bedenk toch , het is bewezen , dat gij de geheime despacho hebt bijgewoond, dat gij er uwe stem hebt gegeven, dat gij de gevoelens hebt geleid en beslist; gij zelf hebt dat toenmaals gewild en van mij afgedwongen ; waarmede zal ik mij verantwoorden , indien.....quot;

»Het zij zoo , Anna! ik ben reeds zoo diep gezonken , dat het mij niet verlagen kan, zoo ik tooneelspeler word. Daarbij heb ik mij verbonden u te redden : en ik wil niets verzuimen , wat gij daartoe noodig acht; gij kunt nog eene wijle met mij spelen, Mevrouw! nog eene korte poos zal ik uw slaaf zijn , of uw vriend , of wat gij wilt, en gij zuil mijne handelingen regelen ; daarna zal ik u mijne eischen voorleggen, en wij zullen ieder onze beurt hebben.quot;

»Zoo zii het!quot; riep Mevrouw Orsini, verheugd , dat zij voor het oogenblik overwonnen had , en zonder vrees voor die toekomst, welke zij aankondigde. Frangois hield zijn woord. Zijne kleeding, waarin hij doorgaans het schilderachtige fantastische had gelegd van zijnen kunstenaarssmaak, en die zucht naar weelde , welke hem eigen was geworden bij het verliezen van zijne eenvoudigheid van hart, werd nu de kostbare soberheid van een groot heer, die zich liever onderscheiden wil dan schitteren. Het afgetrokkene en lydelijke van zyne tegenwoordige stemming temperde de levendigheid van zjine manieren , die nooit anders waren geweest dan bevallig, en de bekendheid met het hof en met de gebruiken der eerste kringen maakte het hem licht, niet slechts een' edelman na te bootsen , maar er een te zijn , wien Richelieu of Beauvilliers de hand zoude reiken zonder aarzelen. Het was te dier tijde dat hij dien Jerome bij zich in dienst nam, welken

wij op Chante-Loup nog bij hem vonden, terwijl Mevrouw Orsini hem Raymon afstond, een' jongen Spanjaard, die hem reeds in Madrid had gediend , en die zeer aan hem gehecht was. De Gravin van Egmond , die eene slimme vrouw was, en in d'Aubigny den man zag, die eene bloedverwante , op welke zij trotsch was , kon doen vallen , oefende tegenover hem de plichten eener gastvrouw , met de ernstige onderscheiding, die men verschuldigd is aan eenen vreemdeling van rang. Maar zij deed het met de koude hoogheid, die hartelijkheid uitsluit, en iedere toenadering vermijdt. En d'Aubigny was juist de man, om zoo iets met de stugge hoffelijkheid te beantwoorden, die geene schrede voorwaarts doet. Tegen zijne vrouw zelve nam hij den toon aan van eenen hoogen staatsbeambte tegenover eene vorstin, en Mevrouw Orsini beantwoordde dit met al den tact, die haar eigen was. Hij bracht haar's morgens een bezoek in haar vertrek ; de jonge Barones was altijd tegenwoordig en verliet haar nooit. Zij spraken vluchtig en over onverschillige onderwerpen ; de enkele malen, dat de Prinses hem iets te vertrouwen had, gebruikte zij de Portugeesche taal, die de Barones niet verstond, en waarin zich Frangois had geoefend , omdat de Prinses hem eens gebruikt had tot eene vertrouwelijke zending naar Lissabon. Daarop kwam de Gravin van Egmond hare nicht begroeten; d'Aubigny was verplicht eenige hoffelijkheden te wisselen met deze , en vervol' gens verwijderde hij zich ; aan het middagmaal vond men elkander terug, met nog twee of drie gewone bezoekers van het huis. d'Aubigny, die vroeger nooit met de Prinses had gegeten, dan wanneer zij volstrekt alleen waren, werd geplaatst ter linkerzijde van de vrouw des huizes, zijne echtgenoot tegenover hem, en dit in een' tijd en in een land, waar de wetten der étiquette zoo streng werden gehandhaafd, was zoo goed als eene verklaring aan de vreemde gasten van den rang, waartoe d'Aubigny geacht werd te behooren. Dan dit kalme leven duurde slechts kort. Reeds by hare aankomst hadden zich lieden van rang bij de Prinses ten bezoeke aangemeld. Uit voorzichtigheid had zij ze niet ontvangen , onder voorwendsel van rust noodig te hebben na de reiza. Die moeielijkheid wekte de belangstelling van meerderen , den Moniteur le Prince zelf kwam haar zien; hij werd ontvangen; dit werd van toen aan een voorbeeld, dat allen, die daartoe het i recht hadden, wildan volgen, en toegelaten te worden eene onderscheiding, die men elkander benijdde. Van toen at' trokken nieuwsgierigheid, i belangstelling, en boven alles de mode , de helft ' van Parijs en de hofwereld tot haar , schoon op zijn best slechts een derde daarvan werd toege- ! laten. De Ministers , die het meest tegen haar j waren , schrikten over dezen voortgang , en de Koning beval Torcy haar te gaan zien. Toen wist Mevrouw Orsini, die onder dit alles niet stilgezeten had , al scheen zij in diepe ruste , dat zij gered was . en dat zij hare redding nu zoo- 1


-ocr page 293-

DE PRINSES OESINI.

283

wel uit Parijs kon wachten als uit Spanje. Dan wij spraken vroeger van die beheniigheid, waarmede zij zich gedroeg, en hoe zij bij de grootste uitzichten, die zij weder mocht opvatten, even koel en voorzichtig bleef, als vroeger bij den slag die haar trof, en hoe volmaakt zij slaagde, en hoe zy gevierd werd daar , waar zij gekomen was met vrees en als beschuldigde. Na het eerste bezoek van Torcy, verzocht zij d'Aubigny tegenwoordig te zijn, als er vreemden kwamen. Zij stelde hem voor aan allen, zelfs aan de Hertogin van Bourgondië.

Misschien hebben sommige mijner Lezers reeds het doel bemerkt van al deze bewegingen der Prinses Orsini. Zoo d'Aubigny voor haar de slaaf was, die achter hare triomfkar ging , om haar hare sterfelijkheid te herinneren, zij wilde zich van die herinnering ontslaan, door hem er op te tillen en nevens zich te zetten. Dat was zeker de gemakkelijkste wijze, om gezamenlijk het juk te dragen. En daarbij was het de fijnste wijze, om de aanklacht van d'Estrées onschadelijk te maken en af te leiden. Toen Lodewijk en zijne Ministers door de eerste personen van het hof over d'Aubigny hoorden spreken, als over een hoogstbeschaafd , schrander , diepdenkend man , die in hunnen kring te huis behoorde , en wiens oordeel en doorzicht door de Prinses met vrijmoedige erkentelijkheid werden geprezen, en voor wiens inzichten zij eene onderscheidende hoogachting betuigde, begonnen zij zich allengskens te gewennen hem genoemd te zien nevens deze vrouw, en zelfs daar, waarvan gewichtige staatszaken de reden was, begon het minder vreemd te schijnen , dat hij zich daarin gemengd had, dat hij geraadpleegd was geworden , en zijne stem meermalen eene beslissende was geweest, en naarmate men hem meer berekend begon te achten voor die roeping , naar mate men een hooger gevoelen kreeg van zijne persoonlijkheid, die zijne bekwaamheden schenen te waarborgen, verzwakte de indruk van de grove beschuldiging , viel het denkbeeld weg , dat de Abt als grond van zijne aanklacht had vooruitgezet, dat aan eenen man zonder beduidenis, eenquot; kamerdienaar, of iets daaraan zeer nabijkomende, het recht was gegeven zich te mengen in zaken van aanbelang, alleen ter wille van den dwazen hartstocht een er vrouw; werd nauwelijks meer dan eene lastering , uitgevonden door een wraakzuchtigen vijand; en toen het eindelijk kwam tot dat merkwaardige gesprek, waarbij Mevrouw Orsini Lodewijk XIV zoo geheel voor zich innam , dat zij als beschuldigster durfde optreden, en voorwaarden durfde stellen voor den nieuwen vrede, was het haar mogelijk over d'Aubigny te spreken met zooveel gemak als over iemand, wiens kracht en degelijkheid zij noodzakelijk had moeten stellen tegen de slapheid en oppervlakkigheid van d'Orry, dat ook de laatste argwaan moest wegvallen by zulk eene stoute openhartigheid En toen later d'Aubigny zelf werd voorgesteld, en zich aan het Lof moest vertoonen, was er niets

in de stroeve statigheid , waaronder hij zijne er-f gemis verborg , dat de gesmoorde vermoedens opwekte ; integendeel was er in zijnen kouden en vreemden toon tegen Mevrouw Orsini iets , dat veeleer denken deed aan een' verborgen' haat, dan aan eene verborgene liefde. Het was ook zijn masker, dat hem ondragelijk begon te worden , en de vermomming, die hem drukte, als een looden pantser. Zoodra hij zag, dat van d it somber afgeschetste gevaar geen zweem was gebleven, dat de vernedering een' schitterende triomf tot uitkomst had gehad; dat er niets meer behoefde gedaan te worden ter redding van die vrouw , die wellicht nooit in ernst aan haar ongeluk had geloofd; maar die het gebruikt had , om hem langzaam en ongevoelig mede te verwikkelen in een plan, waarvan zij weten kon, dat hij het niet zou goedkeuren , weid heb heoi na iwelijks meer mogelijk zijne spijt en zijne verontwaardiging van eene uitbarsting te wederhouden en onder een goed gelaat te verbergen. Het is zeker dat de Prinses in haar ontwerp reeds zoo verre was gevorderd, en zoo nabij de bereiking van haar doel was gekomen, dat zij, na den Koning j met fijne omzichtigheid getoetst te hebben, de overtuiging had, dat zijn terugkeer naar Spanje, tegelijk met den haren, zou kunnen mogelijk gemaakt worden door eenigen voegelijken titel, en als gewettigd door eenige eervolle waardigheid; en wie weet, tot hoever zij dezen wensch zou hebben opgevoerd , zoo niet Frangois , dien zij toch in het einde raadplegen moest, met die korte stugheid , die zich niet liet ompraten of misleiden, haar zijn jwtot hiertoe en niet verder ,quot; had toe ■ geroepen , en ronduit had verklaard, hoe het besluit , dat hij haar had medegedeeld op hunnen tocht naar Parijs , onveranderlijk was.

))Het zij misleiding van uwe zijde/' sprak hij, »het zij eene ongedachte wending in de kans , maar het onwaarschijnlijke is gebeurd ; gij gaat uwe plaats in de staatkundige wereld en in Spanje hernemen ; ik heb myne rol voor u afgespeeld, ik kan aftreden. Ik zal u nu den nutteloozen en belachelijken eisch niet doen, om die heer -lijkheid, door u met zooveel zorg nagejaagd, op te offeren voor uwe plichten aan mij, maar daarom behoude ik mij de vrijheid voor, de mijnen te betrachten , zooals ik het versta. Monsieur d'Aubigny , dien gij misschien tot vicomte of chevalier , of wat ook, gemaakt zoudt hebben, dekt u nog met zyne vermomming tot buiten de muren van Parijs ; maar daar ook scheidt zich zijn weg van den uwen — en voor eeuwig; wij kunnen niet meer samengaan. Bij eene geheime of openlijke poging, om mij te dv/ingen eene andere te kiezen, werp ik de tooneelkleeding van een groot Heer af, en de écujer Frangois zal de Camarera-Major den regentstaf ontrukken, nog vóór zij dien weder heeft opgevat.quot;

Meer was er niet noodig. Mevrouw Orsini was j verplicht v den volgenden dag tot den Koning te zeggen; »dat d'Aubigny zich alleen had vertoond ter harer rechtvaardiging , doch een te zonderling


-ocr page 294-

DE PEINSES ORSTNI.

284

en te fier karakter had, om na het «rebeurde iets anders te wenschen dan afzondering en rust. Zij verloor veelvoegde zij er bij , ))maar zij hoopte in den nieuwen Franschen Gezant Ame-lot terug te vinden, wat zij moest opgeven.1'

Kort daarop volgde hare afreize naar Madrid, in een schitterend geleide en een luisterrijk gevolg ; d'Aubigny verliet Parijs een' dag te voren; hij had afscheid genomen van zijne echtgenoot, in tegenwoordigheid van de Gravin van Egmond en de Barones de Sesons!

Het is wel zeker , dat nooit echtgenooten met meer koelheid' en met meer overlegde onverschilligheid van elkander zijn gegaan, nadat zij met meerdere wederzijdsche verblinding en hartstocht tot. elkander waren gekomen ; het was hier geen misverstand, dat verbitterd had tot onbillijke verwijten, tot onrechtmatigen toorn, tot ruwe mishandeling , niet eens zelfs wederzijdsche gebreken , die de afgerukte blinddoek der liefde op eenmaal in al hunne zwartheid had aanschouwelijk gemaakt, en die wederzij dsch ongeduld nu onverdragelijk maakte; neen, zij erkenden en waardeerden nog altijd in elkander dezelfde eigenschappen , die hen ieder van zijnen kant hadden aangetrokken ; Mevrouw Orsini was nog altijd voor Francois de vrouw, die zjjne eerste liefde had weten op te wekken, die zijne eenige liefde was gebleven, en die nooit eenige andere mededingster in zijn hart had gehad dan zich zelve; Frangois was voor Mevrouw Orsini nog altijd de schoone belangwekkende man, voor wien zij eens eenen hartstocht had opgevat, machtiger dan hare rede en hare voorzichtigheid, en in wien ze nog niet opgehouden had dat welgevallen te vinden , hetwelk haar wenschen deed , hem naast zich te zien. te allen tijde , slechts op voorwaarden, door haar gesteld. Het was ook niet de storm der jaloezij , of van eenigen anderen grooten hartstocht, die hen van elkander dreef; hel was van hare zijde niets dan koude eigenbatige eerzucht, die haar den raad gat en de kracht, om alles op te offeren aan hare berekeningen en aan hare behoefte om te heerschen; van zijne zijde dat fiere terugtreden uitgewonde eigenliefde en eergevoel, en die stille verbittering, welke nog toeneemt met alles, wat er van liefde in het hart is overgebleven na eene krenking. Zóó verlieten zij elkander , en wij hebben gezien, dat zij elkander zóó wedervonden. Zoo de kortstondige hereeniging met haren gemaal voor de belangen der Prinses Orsini goede vruchten had gedragen , voor dezen zeiven was zij ook niet te vergeefs geweest. Hij had verkregen , dat de opvoeding van hunne dochter, zoodra deze niet meer vrouwelijke hulp behoefde, geheel aan zijne leiding zou worden overgelaten; alleen had Mevrouw Orsini bedongen, dat het eene zulke zoude wezen, die met haren rang in de maatschappij overeenkomstig was, een eisch, dien Frangois te eerder toestond , naarmate hij vast besloten had Diana te versieren en toe te rusten met alle voordeden van mannelijke kennis en vrouwelijke talenten , die het in menschenmacht zoude staan haar te geven. Daarentegen ontving hij de zekerheid , dat de Prinses het kind nooit van hem scheiden zoude, dan met zijnen wil, en moest in ruiling daarvan de bepaling aannemen, dat het meisje geen huwelijk zoude aangaan, dan met medeweten en goedkeuring der moeder. Met de gerustheid in het hart, die hem deze schikkingen moesten geven , en losgemaakt, zooveel een menschelijke geest het vermag, van de boeien zijner vroegere liefde, trok d'Aubigny naar de kleine Italiaansche vallei nabij het Urselinen-klooster , waar zijne dochter verzorgd werd, en verborg daar zijnen naam. zijn lijden en zijn aanwezen voor de gansche wereld , al kon hij zich dan niet verbergen voor zich zei ven. Het zedigste landhuis in de nabuurschap bewoonde hij alleen met Jerome en eene verarmde pachtersweduwe tot huishoudster.

Mevrouw Orsini, die geene bekrompenheid kende bij dergelijke handelingen , had reeds vroeger de geheele fortuin , die haar restte van de erfenis des Hertogs Bracciano, aan d'Aubigny ter beschikking gesteld voor de verzorging van hun kind , en daarbij genoot hij zelf een schitterend jaargeld, dat de Camarera-Major hem door den Koning had laten toekennen als belooning zijner diensten in Portugal! en dat bleef hij aannemen , uit nooddwang, en — omdat hij vader was; want voor zich zeiven levende , in de afzondering van eenen kluizenaar, met de soberheid van eenen Italiaanschen boer, bespaarde hij groote sommen tot een edel doel. De ongelukkige man , door zoo bittere levenservaringen en zoo vreemde lotwisselingen, van een werkzaam kunstenaarsleven tot een bespiegelend monnikenleven heengebracht, vormde van toen aan zich zeiven tot den aanstaanden opvoeder van zijne dochter ; want schoon hij zich had losgewrongen van de moeder, te nauwer en inniger hechtte hij zich aan het kind, dat zijn eenig onbetwiste eigendom was gebleven, totdat hij het openlijk het zijne zou noemen ; dat zich geene moeder zou herinneren , maar dat eenen vader te inniger zoude liefhebben. Hij nam haar echter vooreerst niet tot zich ; zijne vaderliefde was niet die wee-ke teederheid, die op iedere voorwaarde de tegenwoordigheid van het geliefde wezen tot behoefte heeft, maar die verstandelijke trouwe, welke zich ieder offer durft opleggen en wil volbrengen. Na met angstige omzichtigheid de handelwijze der kloosterzusters met Diana te hebben getoetst en bespied , besloot hij dus , haar vooreerst te laten in het gewijd en kalm verblijf, en zich te vergenoegen met haar dikwijls te komen zien. Hare teêre jeugd, die nog zoozeer behoefte had aan beschaafde vrouwelijke leiding . was er niet de eenige oorzaak van; maar de Sieur Frangois, de eenige naam , waarbij hij zich voortaan noemde, was een van die weinige wijzen, die zich zelve kennen , en die helder zien op hunne eigene gebreken. Hij wist niet slechts, hoe oneindig veel hem ontbrak, om een verstandig opvoeder, om een


-ocr page 295-

DE PRINSES ORSTNI.

285

kundig onderwijzer te zijn voor een kind, voor | een meisje , eene vreugde, waarin hij toch voortaan zijn eenig geluk wilde vinden, als zijne eenige taak; maar ook, dat hij beginnen moest, om zich zei ven meester te wezen, zou hij het worden van zijn kind. Eerst moest de smartelijke opruiing zijner hartstochten. zijner teleurstelling, zijner gekrenkte eigenliefde, zijner geknakte trotschheid, zijner verdemoedigde ijdelheid, tot kalme berusting worden heengebracht; eerst de verbittering zijner ziel tegen de menschen en teg^n de maatschappij worden verzacht tot een vergevend medelijden en eene wijsgeerige beschouwing, die alles durft zien met koelheid en zonder haat , eerst moest hij in zich zei ven verstompt en verkoeld hebben die prikkelbaarheid van gevoel, welke hem kon opwinden tot de overspanning; die in zwakheid onderging, of kon doen opstei-geren tot vlagen van drift en eigenzin; waarbij zijne kracht zich in baldadige ruwheid uitte ; eerst moest hij zijne vastheid van wil, die tot blinde hardnekkigheid kon versteenen , lenigen tot die zachte gelijkmoedigheid en onverzettelijkheid van beginsels , die, gewapend tegen indrukken, als tegen wederstand, zich door de eerste niet laat wegslepen , of ophitsen door de andere , maar beide onderwerpt aan een beraden oordeel; hij moest de stroeve heerschzucht van den lakei , die geen midden kon kiezen tusschen bevelen ontvangen of geven , matigen tot het vriendelyke meesterschap van den vader , die gehoorzaamheid kan eischen als een' plicht, maar die haar weet te vragen als eene gave der dankbaarheid; hij moest zijne grillige prachtliefde , ook al eene ondeugd , aangewonnen in de dagen zijner vernedering, hervormen tot zjjne oorspronkelijke eenvoudigheid van wenschen , tot zijnen zuiveren kunstzin, uit de dagen zijner reinheid van hart; hij moest, met één woord, de Francesco worden, zooals die kwam uit de handen van Maestro Bojacci, maar verzacht , maar verfijnd, maar verdemoedigd, maar gerijpt en beschaafd onder den scherpen , harden beitel des ongeluks en de overpeinzingen der zelfkennis. Dat eene zoodanige hervorming , ondernomen op den middag des levens, voortaan eene niet afgedane taak zou bljjven tot den dood toe, wist de Sieur Francis zoo goed, als wij gezien hebben, toen wjj hem het eerst ontmoetten, dat hjj slechts ten deele was geslaagd; mi ar hij moest het in die volmaking ten minste zoo ver gebracht hebben, dat hij voor zijne dochter en in zijne betrekking tot haar voordeelig konde zijn. En twee jaren lang was dat de eenige aanwending van zijnen tijd, de eenige bezigheid van zijn leven. Als onderdeel van zijn ontwerp behoorde ook eene veelzijdige , vooral eene meer grondige kennis , dan die hij bezat tot hiertoe , daar hij alleen van anderen , en als bij verrassing en zonder doel, had opgevangen, wat hij wist. Wat vaderdwang nooit had kunnen verkrijgen, volbracht vaderliefde; daarbij , als een wild paard tegen den teugel , had zich de woelige levendigheid van zjjne eerste jeugd verzet tegen de muren eener studeercel en hare oefeningen , die slechts den geest werkzaamheid geven : nu de hartstochten en het leven hem vermoeid hadden tot uit-puttens toe, en de kracht en het vuur daarhenen waren , die tot handdadige werkzaamheid voortjoegen , moesten die zelfde oefeningen de leegte ; aanvullen; nu werden zij behoefte. Zijne uitmuntende geestvermogens leenden zich tot iedere oefening ; hetgeen hij had afgeluisterd in de kringen van Bojacci , hetgeen hij had weggedragen uit de salons der Hertogin Bracciano ; hetgeen hem als werd ingeënt door den omgang met de Prinses Orsini, vergoedde de bloesems, die zijne jeugd niet had gegeven , en waren als de zonnestraal en de dauw , die de vruchten , welke hij nu van den zomer eischte, zouden mogelijk maken. Zijn ' vlug vernuft en zijn stalen wil vulden bet anderen aan ; letteren, talen, geschiedenis , wijsbegeerte, tot aan de stelsels van de godsdienst toe, werden beurtelings de voorwerpen van zijn onderzoek. Volkenkunde had hij verkregen bij ondervinding ; zijne praktische kennis van landen en steden verbeterde hij door de o\erwegingen hunner beschrijving, en daartusschen in was het hem een wellust, als eene verpoozing, om op den weligen grond van Italië, die zoo weinig menschenhulp noodig heeft, met de nieuwe uitvindingen in de landhuishoudkunde zjjne proeven te nemen. Zijne inkomsten en de geringheid, waartoe hij voor het overige zijne behoeften had teruggebracht , veroorloofde hem, zich dit alles uit den vreemde aan te schaffen, boeken, werktuigen, een' rijkdom van menschelijke gedachten en van menschelyke vorderingen.

Toen hy genoegzaam van zich zeiven meende zeker te zijn; toen hij tevreden was met hetgeen hij aanwon in kennis, en zich genoegzaam toegerust oordeelde voor zijne teedere en grootsche taak , sprak hij-Diana voor het eerst van zijn plan , om haar bij zich te nemen. Het arme kind was er onthutst over , meer dan verblijd; zij had den man wel lief, die daar op eens bij haar was gekomen , en zich haren vader had genoemd, en die haar vaderliefde en vaderzorg scheen te willen toonen ; maar een geheim gevoel van vrees, een opzien, dat haar niet op haar gemak bracht, een eerbiedige schroom, die bijna huivering was, mengden zich in het gevoel van teedere dankbaarheid , dat hij in haar had willen opwekken. Het was niet enkel, omdat hij de eerste, de eenige man was . wiens meer krachtige gestalte en zwaardere stem zich in de kloosterlijke afgeslotenheid voor haar vertoonde , die aan de zachte vormen en aan de eentonige weekheid der kloosterzusters was verwend geworden. Het was ook, omdat die gestalte somber en statig was ; omdat die oogen , welke haar weleer met een woest vuur hadden tegengeflikkerd, nu eene kalme zwaarmoedigheid uitdrukten , die haar ontrustte, en dat de strengheid dier trekken, hoe bevallig ook, door geene glimp van vrooljjkhcid werden verhelderd ; omdat die stem zoo dof klonk, waarmede hjj haar zachte woorden toesprak ; omdat


II.

-ocr page 296-

DE PRINSES ORSINI.

28G

in !t eind een kind de belangstelling, die hij opwekte , niet wist te scheiden van schuw ontzag : omdat er nooit eene overwinning wordt behaald, waarbij niet iets wordt gebroken , en omdat in de zegepralen op zich zeiven, Francesco zijne levendigheid, zijne blijmoedigheid en 'zijne aantrekkelijke gave der bevalligheid had ten ondergebracht , totdat hy de Sieur Francis was geworden, dien wij hebben gezien. Dat komt, omdat de opgeruimdheid van ons wordt weggenomen met de jeugd en de onschuld, en dat het geene menschelijke macht gegeven is , terug te nemen, wat alzoo is verloren gegaan; omdat de blijmoedigheid eene liefelijke gave Gods is , die de mensch niet meer kan herkrijgen , al vermag hij op zich zeiven het hoogste en het meeste. Beschroomd en aan kloostertucht gewoon , gaf Diana echter van haren peheimen tegenzin geen ander bewijs, dan door een zacht en droevig woord der onderwerping, en vele maanden duurde het, eer hare schuwheid zich de rilling der vreeze kon ontwennen bij zijne stem, als hij haar onvoorziens toesprak , en hare blooheid het oog durfde opslaan naar zijnen blik. En deze opvatting van Diana, hoe diep zij Francois bij de eerste opmerking griefde, was hem tot groot voordeel bij zijn werk : want ondanks zijn vast besluit, ondanks zijne ernstige voorbereiding . gaf het genot, zijn kind bij zich te hebben, de zoete betoovering harer aanvalligheid, hare zachte aandoenlijkheid , de opmerking van haren heerlijken aanleg, het bespieden harer afhankelijke zwakheid , de overweging , dat hij haar alles moest vergoeden , gelijk zij hem , haar een overwicht op zijn geest, of wel deed de lieflijke toon harer stem , geheel die van de Prinses Orsini, een onwillekeurig gebaar , of de opslag van haar oog, hem terugzinken tot dat verstrooide gepeins, dat beide de oorzaken konden worden van groote fouten bij eenen opvoeder. Het toeval. of liever de natuurlijke uitkomst der oorzaken, vooikwam ze hier. En toen Diana haren schroom had afgelegd , was voor hem ook de nieuwheid harer tegenwoordigheid afgesleten, en hg zich weder geheel meester. Maar ook toen zij hem leerde begrijpen in die diepte van liefde, in dat onuitputtelijke geduld , in dien rijkdom van teederheid, dien zij nog beter waardeerde uit hetgeen hij verborg, dan uit hetgeen hij er van toonde; toen zij begreep , dat die man , die niet kalm , niet geduldig, niet zacht en niet gelijkmoedig was, zich tot alles dwong , om harentwil alleen; dat hij dagelijks eenen strijd streed met zich zeiven, te haren nutte , en dat hij tot de vroolijkheid toe bijwijlen voor haar bemachtigde, toen kreeg zij hem lief met al de volheid der liefde en der hoogachting beide; toen betaalde zij met al de zachte teederheid van haar hart, met al den overvloed van haar gevcel, met al de gulle openheid van haar karakter; en toen de Sieur onder zijne hand dat heerlijk verstand zich zag ontwikkelen , dien edelen geest rijpen, die kennis zich vormen, die schoone ziel zich openen , en toch dien eenvoud bewaren , toen genoot hij eene zaligheid , eene weelde , die hij niet had durven wachten, en dacht hij met een bitter medelijden aan de moeder, die vergat dat zij moeder was, die intusschen Koningen bestierde, en die de schoonste en edelste taak aan hem alleen overliet , juist die taak , welke der goddelijkheid het meest nabijkomt, en die hare zoetste voldoening vindt in zich zelve. Hij was ter wille van Diana eenigszins afgeweken van de eerste eenvoudigheid zijner leefwijze ; hij wilde, dat zij zich gewennen zoude aan de genietingen van rijkdom en weelde, waartoe zij zeker eenmaal zoude genoodigd worden, opdat die niet te eeniger tijd met de verblinding der nieuwheid hare weinige ervaring verrassen mochten, en haar glans haar niets meerder mochte toeschijnen , dan wat hy was , eene flikkering , die niets degelijks aanbrengt. Hij wilde ook zooveel mogelijk de poëzjj des levens voor haar bewaren, die het allersnelst wegschrikt voor de kleine zorgen der bekrompenheid , en onder de angstige berekeningen der spaarzaamheid. Behalve zijne goede huishoudster , nam hij eene jonge Italiane te har er bediening , en tegelijk Rosa, eene oudere Juffer van betere afkomst, om haar bij de kleine vrouwelijke talenten voort te helpen, die niet tot zijne taak behoorden. De oude muziekmeester der naburige kleine stad vulde ook een talent aan, dat de Sieur zelf niet in zijne macht had.

Lang duurde voor vader en dochter dit kalm vergenoegen , dat den laatste het geluk bijna hergaf, toen de Prinses Orsini, met welke hij geene briefwisseling hield, dan alleen over zaken en de belangen van Diana, hem een verzoek deed. De zaak was deze : Mevrouw Orsini wilde een zeker grondgebied aangekocht hebben in Frankrijk, en bepaald in Touraine. Zg wilde daar een kasteel laten opbouwen , en zij wenschte van Francis , dat hij die onderneming aanving , bestierde en voltooide , als ware het voor zich zeiven; hij zoude alles slechts inrichten naar zijnen smaak , en met den meesten spoed ; eene aanwijzing op eenen Franschen bankier voor aanzienlijke sommen moest hem de uitvoering van dit ontwerp gemakkelijk maken. Deze bezitting zoude een deel van Diana's erfgoed uitmaken , schreef zij ; ze had daarmede evenwel nog andere plannen , die ze hem later ontwikkelen zoude , en die het noodig maakten, dat het als een vorstelijk verblijf mocht worden ingericht, dat haar naam bij dit alles niet genoemd werd, en zelfs de zijne strikt verborgen bleef. Hoezeer Francis zich verwonderde en zelfs ontrustte over dit nieuwe plan , waarbij zjj weder zijne hulp inriep; hoe weinig het hem aantrok , zijne stille wijkplaats te verlaten voor een vreemd tooneel van werkzaamheid en zorgen , waar hij zelf in het eerst Diana niet met zich kon verplaatsen , wilde hij toch, om de belangen van zijn kind, .niet met eene weigering , met tegenstreving , tot tegenwerking en vergelding tergen , waar de zonderlinge vrouw niet meer onredelgks vroeg dan eene dienst als deze , een verzoek , dat tegelijk getuigenis gaf van


-ocr page 297-

DE PRINSES ORSINI.

287

haar vertrouwen in hem en van haren goeden wil voor Diana. Deze was nu reeds zoover gevorderd , dat hij haar veilig eene wijle aan zich zelve konde overlaten; hij wilde zelfs weieens zien, welken indruk de scheiding van hem op haar maken zoude ; maar om haar te zekerder te beveiligen tegen de indrukken van de buitenwereld, welke hij niet zou kunnen tegengaan of leiden , liet hij haar weder naar het klooster terugkeeren, welks Abdis er gaarne in toestemde. om haar als kostgangster op te nemen.

De werkzaamheid , die hem riep, was intus-schen zoozeer geschikt zijne krachten en zijnen lust op te wekken, dat, zoo hij haar aanving met eenigen tegenzin , de smaak en de geestdrift er voor steeg, naarmate hij vorderde. Zijne eigene vinding niet meer betrouwende, had hij bouwmeesters uit Italië laten komen, met welke hij zijne plannen regelde of verbeterde, en daar zijne verbeelding of hun ondernemingsijver door geenerlei geldelijke overwegingen behoefden te worden beperkt, werd er van Chante-Loup , wat wij reeds voorheen gezegd hebben — een vorstelijk kasteel, dat met de fraaiste paleizen , in den tijd van Lo-dewijk XIV in Frankrijk opgebouwd, konde wedijveren zonder blozen , en daarbij het landhuisje, dat de Sieur voor zich zeiven ter woning bestemde , wat wij reeds gezien hebben. De Prinses Orsini wantrouwende , sinds hunnen gezamenlyken tocht in Parjjs , had Frangois zich voorgenomen het kasteel niet te bewonen, dan wanneer hij haar plan geheel zou hebben doorgrond en goedgekeurd. Hij vermoedde , dat zij hem in Frankrijk wilde doen doorgaan voor eenig groot Heer, en onder dien schyn hem op nieuw gebruiken bij eenige intrigue; daarom vermeed hij, wat in zulk een denkbeeld de openbare meening kon versterken , hetgeen maakte , dat men hem voor den rentmeester van een voornaam persoon begon aan te zien, en aanleiding gaf tot die gissingen , welke wy reeds hebben genoemd. Dat was hem meer welkom dan verdrietelijk ; het werkte zeker de ontwerpen der Prinses tegen ! Daarom voor zich geen rijtuig — daarom voor zich de slechtstge-meubelde kamer van het huis — daarom die kleeding niet veranderd , welke hij in zijne Ita-liaansche vallei had aangenomen — daarom die burgerlijke eenvoudigheid in de manieren, welke het hem geene moeite zou hebben gekost, door meerdere hoofschheid te laten vervangen. Toen Chante-Loup zoo verre gevorderd was, dat hij Diana met zich hereenigen konde: toen de kleine villa haar wachtte, gesierd en gemeubeld als meest haren smaak kon voldoen, begreep de Sieur, dat, gelegen zooals dit landhuis was , en bij de voorzorgen , die hij had genomen en zoude bljjven nemen, hij zijn stelsel van afzondering in Touraine even goed zou kunnen doorzetten als in Italië Hij reisde dus af, om zich weder in bezit te stellen van zijnen dierbaarsten schat; dan, toen hij aankwam , zag hij zich bedreigd met het verlies daarvan. De schrikkelijke vervolger der schoonheid en van het leven, de kinderziekte , welker sloopende aanvallen toenmaals nog niet gebroken werden door ontdekkingen en uitvindingen van lateren tijd ; — Lady Montague moest nog naar Turkije reizen , Jenner had nog niet | geleefd; — had met zijnen pestadem ook de stille wijkplaats der Urselinen aangestoken ; vele zusters waren reeds bezweken, de Abdis zelve was herstellende, en Diana was op het punt het slachtoffer te worden; de berichten, door Jeróme aan zijnen meester afgezonden, hadden zich gekruist met diens afreize, en hij kwam slechts, om zijnen jammer onvoorbereid te aanschouwen, om al het wicht daarvan opeens op zijn hoofd te voelen nederdrukken. Eene reden tot hoop vond hij in de opmerking, dat de vrouwelijke geor-denden meer met het geloof hadden gestreden dan met de middelen ; dat zij van het gebod : »werkt en bidt,quot; het laatste het meest hadden betracht, dat wil zeggen : zij hadden de vasten verstrengd , omgangen in hare kerk gedaan, hoogmissen laten lezen , de ondersteuning van haren beschermheilige ingeroepen , en de behandeling der zieken zelve aan de goedwillige, maar niet oordeelkundige verpleging van barmhartige zusters overgelaten. Hierin kon Frangois niet berusten voor zjjn kind; in dezen wanhopigen toestand verloor hij zijne beradenheid niet; hij begreep , dat er nog iets gedaan konde worden — hij voelde het innig ; de vaderangst zelf drong hem de overtuiging op , dat Goddelijke hulp hier redden moest; maar hij begreep ook , dat zij het niet versmaadt zich van middelen te bedienen, en dat de besten gekozen moesten worden, zou men op eene goede uitkomst rekenen Hij reisde naar *** en bewoog den kundigsten arts van het stadje, om hem te volgen. Deze behandelde de ziekte juist in tegenoverstelling van de goede soeurs de Charité, en hij overwon haar; hij ontwrong haar ten minste het leven van haar gekozen offer ; maar hare schoonheid was verloren ; de frissche blos was voor altijd weg van de wangen; de donsachtige blankheid der fijne huid was met duizend voren doorgroefd, en de stuiptrekkingen der pijnen hadden tegelijk de vlugge rapheid der kinderlijke jonkvrouw voor altijd tot den loomen sleeptred der waggelende zwakheid veroordeeld. Maar toch zij was verrezen, zijn troost, zijne hoop, zijn alles ; en had hij vroeger uit hare kinderlijke trekken reeds kunnen gissen, dat zij niet tot die fijne regelmaat zouden uitgroeien, welke de schoonheid geeft, hij had zich daarin getroost door de overtuiging , dat zij nooit zou bemind worden om een vergankelijk voorrecht, nooit door een' on-beduidenden lichtzinnige , die hoogere voorrechten niet wist te schatten ; niet, zooals hij zeil, ter prooie zou worden eener verleiding, om den wille van eene liefde , die geen zuiverder bron had dan hartstocht. Nu, daar zij meer was dan »niet schoon,quot; nu hij zelf haar leelijk moest noemen, en hij vreezen moest, dat wel nooit een mannenoog zoo helder zoude zien, om door die mismaaktheid henen hare ziel te onderscheiden , nu leed hij vooruit met haar, om het leed,


-ocr page 298-

DE PEINSES OKSINI.

288

dat dit over haar zou kunnen brengen , dat hij nog hoopte te weren, door de striktste volharding bij zijn stelsel van afzondering, van onwetendheid, en hij verborg zijne smarte voor Diana, die hij reeds zoo veel gesterkt en geoefend had in de berusting der vroomheid en der wijsheid, in het kleinere, dat hij niet wanhoopte, haar de grootste grieve eener aankomende jonkvrouw ver-dragelijk te maken; weldra deed hij meer; uit zijne herinneringen, uit zijne vrees, uit zijn wantrouwen in Mevrouw Orsini, putte hij stof tot danken voor die ramp, en hij leerde haar deze inzien van zijn standpunt. Toen hare krachten het haar vergunden de reis te ondernemen, voerde hij haar naar Frankrijk ; Jerome, Rosa en vrouw Nina volgden hen , en daar vond hij eenen brief van de Prinses, waarop hij met volle waarheid en met een innig en diep gevoel van dankbaarheid ontkennend konde antwoorden. Zij wilde weten, of Diana, die nu reed? den jonkvrouwelijken leeftijd had bereikt, een zoodanig deel van schoonheid en bevalligheid bezat, als haar aanspraken kon geven op bewondering en opmerking in de wereld, en in hoeverre zij geschikt zoude zijn . in eenigen hoogen kring zich te bewegen. Welke plannen de Camarera-Major met deze vragen mocht gehad hebben, in eenen tijd, toen juist verscheidene Fransche Prinsen het Hof van Spanje bezochten , is nooit opgehelderd geworden, daar het antwoord van den Sieur Frangois ze zeker alle in de opvatting heeft verstikt.

Verandering is de behoefte der jeugd, zooals rust de behoefte is van den ouderdom. De reis , de ongekende landstreken, het zoete gevoel eene herstelling, hergaven Diana de lachende levendigheid , die zij onder het lijden barer ziekte en der scheiding van haren vader eenigermate had verloren. En het bevallige verblijf, waarin zij werd binnengeleid, eindigde met haar gansch te verzoenen met de verplaatsing. De weelde, die wij hebben zien heerschen in de huiselijke inrichting van den Sieur, was van hare aankomst gedagteekend. Niet dat het lieve kind het eischte of noodig had; maar wij kennen de bedoeling van Francois, die zijner dochter alles toevoegen wilde, wat haar met hare opsluiting kon verzoenen , en die afwisselen; daarbij , en dit is eene der onverklaarbare schakeeringen in zijn, liever in het menschelijk , karakter, sedert zijn hartstocht hem eenmaal in hertogelijke hofzalen had binnengeleid, kon zijn oog zich niet meer gewennen aan burgerlijke bekrompenheid, schoon hy zich de matigheid in tafelgenot tot plicht had gemaakt, eene zeldzame deugd in zijne eeuw, waarin hy volhardde tot strengheid toe. Alleen hij moest licht zien ; hij moest verguldsel zien; hij moest weelde hebben; hij moest zich bewegen tusschen spiegels , geuren inademen , al ware het slechts voor oogenblikken , en de strenge onthouding van dit alles , die hij zich vroeger had opgelegd, was hem meer zwaar gevallen , dan hij het zelf had verwacht; het was misschien eene laatste herinnering, die hij onwetend vasthield, die hij niet vermocht op te geven, en die natuurlijk sterker was opgewekt geworden bij het opbouwen van Chante-Loup. Ingericht, zooals hij het nu was; geheel naar eigen wil en wensch zijnen tijd verdeelende tusschen lievelingsarbeid en oefening van den geest, gezegend met Diana's bijzijn en teederste liefde , had hij gelukkig moeten zijn , zoo er nog geluk voor hem bestaanbaar was. Welnu ! hij was het niet. Dat somber en naargeestig wantrouwen, dat zoo vaak achterblijft in eene menschelijke ziel na langdurig lijden en groote teleurstellingen, vergalde hem alles. Hij verkeerde in eene gedurige vreeze en argwaan voor de Prinses Orsini; bij gevoelde onbestemd, dat hij , altijd door , moest gewapend zijn tegen eenigen aanslag van hare zijde ; dat hij nog niet had afgedaan met den strijd en met het lijden; dat hij nog kon getroffen worden in Diana; daar waren oogenblikken, waarin hij alles voor haar vreesde , tot zelfs zijn' eigen' dood toe. die haar zonder steun zoude achterlaten tegen hare moeder en tegen de wereld. Zorgen als deze verduisterden plotseling zjjn voorhoofd, te midden van zijne helderste oogenblikken , en deden hem te midden van een gesprek wegzinken in dat somber en smartelijk gepeins , dat wij reeds meer dan eenmaal hebben doen opmerken. De kennismaking met De Sainbertót, de overtuiging, dat deze Diana waar-deeren kon en waardig zou zijn , verhelderde hem plotseling het verschiet, dat hij met zoo duistere beelden had geschakeerd ; haar over te laten aan de bescherming van een achtingswaardig en onafhankelijk echtgenoot, die haar zoude liefhebben om al wat het edelste en liefelijkste was in hare ziel, om den eenvoud van haar hart, om de zuivere beschaving van haren geest, was eene kans, die hij niet de vermetelheid had gehad onder zijne berekeningen op te nemen. Hoe vast hij dus besloten was die kans niet op te geven ; en hoe zeker hij alle krachten zoude inspannen , om die vast te houden , is af te leiden uit alles, wat die man voor zijn kind was geweest ; dat de overhaasting van den Graaf, die Diana's rust in de waagschaal stelde, hem verschrikte en onaangenaam moest zijn, was natuurlijk , daar hij niet zeker kon zijn van Orsini's toestemming , en daar hy sinds lang over de wijze nadacht, hoe die te verkrijgen, en door de uiterste voorzichtigheid nog niet tot een bepaald plan was gekomen. Het dringen van De Sainbertót, de vreeze eener onbescheidenheid van d'Erlanges in Madrid, dwongen hem nu zeiven tot zulk eenen spoed , dien hij liever had vermeden. Hij voelde in het gegeven geval het onvermijdelijke van een mondgesprek met Mevrouw Orsini, te eerder, naarmate zij eene lastige omzichtigheid in geschrevene uitdrukkingen eischte, en hij haar talent kende , om daar , waar zij niet wilde beslissen, in einde-looze uitwijkingen en listige kunstgrepen eene zaak te verwarren , ter zyde te schuiven, onbeslist te laten, en het noodzakelijkste antwoord te vermij-


-ocr page 299-

DE PEINSES ORSINI. 289

den. Intusschen had zij iederen maatregel kunnen nemen , dien zij wilde, en dus in Frankrijk zelf, hem dwingen door den arm van De Maintenon of van eenen machtigen vriend ; maar, voor haar te staan, plotseling, zonder dat zij op zijne tegenwoordigheid gewapend was, zonder dat zij zich had kunnen voorbereiden, haar vrijuit de groote vraag voor te leggen en een bepaald antwoord te eischen, dat gaf zeker de meeste kans op eene goede uitkomst. En hoezeer dit hem blootstelde aan alle soort van gevaar; hoezeer hij Orsini's list vreesde en hare behendigheid, meer nog dan hare macht; hoezeer hij huiverde bij de noodzakelijkheid, om op nieuw zich te wagen onder den invloed, dien hij bijna eenen magnetischen waande, dien hij ten minste ondergaan had, zoo vaak als hij dien trotseerde — het was toch voor Diana ! Hij moest het beproeven. De aanvang van die proefneming scheen niet gelukkig. De Prinses Orsini had nog geene gewaarwording verraden, die van zwakheid getuigde, noch een woord gesproken, dat op inschikkelijkheid van hare zijde hoop gaf, en de Sleur Frangois had reeds verrassing, bitterheden, smeekingen en bedreiging verspild, slechts ter eigene overspanning , die hem te zwakker maakte tegen het wapen der kalmte, dat zij had gevat, totdat hij zelf schrikte bij het besef van zijne zwakheid en van zijne fout.

Wij echter meenen nu onze lezers genoegzaam ingelicht te hebben over de verhouding der sprekenden tot elkander , en hen geplaatst te hebben op een standpunt, van waar hunne woorden en handelingen moeten beschouwd worden ; wij kunnen dus zonder verdere stoornis voortgaan met een gesprek , dat wellicht te lang is afgebroken voor het geduld en geheugen van menigeen, en zeker te lang voor alle regelen der kunst.

Beiden mogen ons de fout vergeven, in den naam der duidelijkheid.

»Moge daarvan zijn, wat gij wilt,quot; hernam Mevrouw Orsini verdrietelijk; »maar te eerder wellicht zult gij, als ik, het raadzaam oordeelen, herinneringen weg te dringen , die niet kunnen zijn dan pijnlijk voor beide.quot;

»En weet ik dat niet ?quot; viel hij in; maar de toon , waarop hij dat zeide, had , bij zooveel berusting, zooveel smartelijken nadruk, dat de Prinses onwillekeurig het hoofd ophief, om hem aan te zien.

Hij zat bewegingloos , schijnbaar rustig; maar het was de rust der samengedrukte lippen en der gevouwene handen, de rust der uitputting en der wanhoop met één woord ; en de pijnlijke kalmte, sinds lang reeds de kenmerkende karaktertrek van zijn gelaat, was nu nog verzwaard met iets mats en straks, dat tot ieder menschelijk medelijden moest spreken ; en zeker , toen Mevrouw Orsini den blik op hem wierp, en nu eerst met meer nauwgezette aandacht de verwoesting gadesloeg van dat gelaat, dat zij zoo goed gekend had in den vollen bloei van schoonheid en jonkheid; eene verwoesting , waarvan het geweten haar zeggen kon, det zij er meer schuld aan had, dan de jaren , moest zij geene vrouw zijn geweest, geen mensch zelfs , om nu ten minste niet hare treurige verwondering , haar medegevoel te toonen.

«d'Aubigny! gij zijt zeer veranderd,quot; zeide zij, met hare zachtste stem ; »gij hebt u zei ven zwaarder lijden opgelegd , dan het noodwendige gevolg behoefde te zijn van het gebeurde.quot;

De Sieur Francis zag op, zag zyne echtgenoot scherp in de oogen, die deelneming, welke hij bij haar vond, scheen hem als op te wekken, en hij hernam met eenige levendigheid. »Neen , Mevrouw ! ik heb slechts gestreden , om boven het lijden te zijn , en ofschoon ik heb overwonnen , vertoont mijn gelaat u een slagveld — maar zoo dit u beweegt, hoe zoudt gij getroffen zijn , zoo gij de innerlijke veranderingen kondt gewaarworden , waarvan dit slechts de afspiegeling is ; en toch , mij dunkt, gij moest er reeds iets van begrepen hebben uit de overmacht, die ik had op mij zeiven tot hier toe.quot;

yin waarheid,quot; hernam zij ernstig ; »ik heb u om minder gewichtige redenen met meer hartstocht zien opstuiven , en toen mij uw naam zoo straks in de ooren werd gefluisterd, had ik mij op heftiger ontmoeting voorbereid.quot;

»En u daarom met driedubbel ijs omschorst!quot; sprak hij , opstaande en een weinig naderende; Dwees gerust, gij hebt niet noodig zooveel voorzichtigheid te gebruiken; gij hebt niets te vreezen , noch van mijnen toorn , noch van mijnen trots , noch van wat gij noemt mijnen eigenzin en mijne aanmatiging, noch van mijne billijke aanspraken, als ik ze heet, niets van mijne liefde, niets ook van mijnen haat; wij zullen nooit met meer voldaanheid gescheiden zijn van elkander , zoo gij weet toe te geven op één punt ; en dat gij hier toegeven moet, zult gij begrijpen, als ik u gezegd heb , dat, zoo ik geworden ben gelijk gij mij nu ziet, ik dat alleen geworden ben ter liefde van Diana; zoo ik goede eigenschappen heb aangeworven, was het voor haar ; zoo ik gebreken heb afgelegd, het was voor haar; en daar dit ééne punt haar geldt, zal ik al wat in mij is , deugden en ondeugden beide, krachten en zwakheden tegelijk, weten op te roepen en aan te wenden, waar haar belang dat kan noodig maken.quot;

£gt;Ik wensch even ernstig als gij dat te behartigen ,quot; hernam de Prinses ongemaakt: ))en daar gij nu terugkomt op dit onderwerp , moet ik u zeggen , dat gij meer haastig dan rechtvaardig waart in het veroordeelen van mijne keus. Ik heb u de gelegenheid gelaten , zooveel gij goed-vondt, op te geven van de beweegredenen, die u den Graaf De Sainbertöt als schoonzoon wen-schelijk maken , gij verwerpt mijne keuze , zonder eens mijne gronden daarvoor te willen hooren , en gij verzet u daartegen vooruit met eene hevigheid , die bijna wederlegt, wat gij van uwe


-ocr page 300-

DE PRINSES ORSINI.

290

zelfbeheersching hebt geroemd, en die inderdaad niet veel belooft voor kalme overweging en onpartijdig oordeel; wil voor het minst nu even

luisteren. Er is een tjjd geweest.....vóór den

dood der jonge Koningin, dat ik der jonge Diana eene zeer schitterende lotsbestemming had voorbereid ; doch de vreemde opvoeding, die het u behaagd heeft haar te geven, de ziekte, die, volgens uw zeggen , hare schoonheid heeft verwoest , en......vergeef mij het woord,

uwe misleiding omtrent den indruk van haar voorkomen , dwongen mg om mijn eerst geliefd ontwerp op te i geven , en mij rest niets dan het andere — De reden, waarom ik den Graaf De Chalais Diana's hand toedenk is licht te verklaren. Hij is de oudste neef van mijn' eersten echtgenoot , den Prins De Chalais, en mijn natuurlijke erfgenaam, met Lanty, mijn zusterskind , daar toch Diana nooit als het mijne kan erkend worden. Lanty, die eens Hertog De Belmonte zal zijn, zou ik misschien het eerst gekozen hebben; maar deze jonge man voedt een' anderen ongelukkigen hartstocht, die deze verbintenis gansch onpassend maakt.quot; De Camarera-Major zeide dit laatste met nedergeslagene oogen en dat halve veelbeduidende glimlachje, 't welk voor d'Aubigny geene vertolking behoefde.

«Daarbij is Chalais Fransch Edelman, en dit zal mij menige moeielijkheid wegruimen omtrent zijn intreden in mijne bezittingen in Frankrijk......quot;

ȟwe bezittingen in Frankrijk! het kasteel Chante-Loup , anders.......quot;

))Het Prinsdom Touraine, waarvan Amboise de hoofdplaats zal worden, en Chante-Loup het vorstelijk woonslot!quot;

»Die hersenschim hebt gij dus nog niet opge* geven! Zelfs niet sedert den vrede van Utrecht en het in rook verdwijnen van het toegezegde vorstendom La Roche ?quot;

«Ondanks den vrede van Utrecht! Meent gij, dat ik een plan zou opgeven, met zooveel vuur opgevat , met zooveel zorg doorgezet, met zooveel hartstocht gevoed , omdat ik het eene wijle heb. moeten ter zijde stellen ! Ondanks alle traktaten der achttiende eeuw, die , belachelijk genoeg , evenveel papier verbruikt aan diplomatische stukken, als geld verkwist in zotte oorlogen en in dwaze vorstenverspillingen , en ondanks alle mogendheden van Europa — zal het vorstendom La Roche het mijne worden , en in ruiling worden aangenomen door Frankrijk voor een Prinsdom in Touraine — en zoo gij dit eene hersenschim noemt, weet dan , dat ik altijd door getracht heb, die hersenschim vorm en leven te geven door onderhandelingen, en dat eene bijeenkomst van dezen ochtend mij recht geeft te zeggen, dat het geene hersenschim meer is, maar eene wezenlijkheid, even waar, en niet slechter gevestigd, als de rechten van den Keurvorst zeiven op de Spaansche Nederlanden. . .

»Die noch Filips V, noch gij zelve in uw hart ooit hebben herkend.quot;

«En toch moesten toegeven; desgeljjks ook Lo-dewijk XIV. Ik heb hem verschalkt.quot;

»Zoo beef! hij zal zich wreken over de list door openbaar geweld!quot;

wTegen mg?quot; zij glimlachte onbekommerd. »Zelfs tegen u! Moge ik geene profetie spreken ! Maar heb ik niet zelf de eerste onderhandelingen gedreven over uwe aanspraken op het Luxemburgsche vorstendom; ben ik niet geweest in het geheim van al den onwil, welken zij opwekten , van al den toorn, dien zij ontstaken, toen men die aanspraken leerde kennen als de wezenlijke oorzaak van den tegenzin van uwen Monarch, om een' vrede te onderteekenen, die hem, die allen zoozeer behoefte was ? En ik heb van dat alles , genoeg gezien en genoeg onthouden, om te weten , dat gij een roekeloos en gewaagd spel speelt, met die luim door te drijven.quot;

))Ik speel gaarne om hoogen inzet, en het lot van het spel is met den stouten.quot;

»Het zij zoo, Mevrouw! speel en verspeel alles, waarop gij uw geluk bouwt: uwe grootheid, uw rijk in Spanje — uwen schepter, die reikt tot in Frankrijk. Zet dat alles op één' enkelen worp, en verlies, het is mij om het even ; uit uw verlies zelfs zou voor mij nog slechts winst kunnen geboren worden. Maar neem niet tot inzet — of liever, bouw niet op zoo onzekere kans — het geluk van mijn kind ; offer dat niet bij voorraad op aan de luim van een vorstendom in de toekomst ; — en als dit de eenige aanspraak is van

den Graaf De Chalais.....quot;

«Rekent gij het dan waarlijk voor niets, dat ik mijn kind zonder opzien of aanstoot kan laten treden in hare rechten , en in de erfenis harer moeder ? Een beter plan , om het onheil eener geheimzinnige geboorte te verzachten , is er wellicht nooit uitgedacht, en het middel is zeker niet afschrikwekkend. Chalais is een beminnelijk Edelman , bevallig, goedhartig, man van eer en van karakter; zijne beginselen — zijn die......van onzen tijd.....hij is te beleefd jegens alle vrouwen,

om niet hoffelijk te zullen zijn voor de zijne; daarbij is hij van mij afhankelijk, en de kleine wenken , die ik hem reeds gegeven heb op dit punt, zijn door hem begrepen op eene wijze, die mg van zijne gehoorzaamheid verzekert.quot;

»Diana aannemen uit gehoorzaamheid en om eene erfenis!quot; riep d'Aubigny met een' donkeren blos. »Neen , Mevrouw ! gij hebt niets gezegd , dat mij gunstig zou kunnen stemmen voor De Chalais, zelfs al ware ik niet hier , om te spreken ter gunste van De Sainbertót. En deze, Mevrouw ! waarom zoudt gij op dezen niet kunnen overbrengen de bezittingen , die gij een' ander' toedenkt ter wille van uw kind ? Geene wet dwingt u een' neef in dezen raad tot erfgenaam te kiezen.quot;

»Daarin hebt gij gelijk : de Tremouilles , die mijne bloedverwanten zijn, zouden nadere aanspraken hebben; maar ik heb genegenheid voor den

Graaf, en.....quot;

»Welnu , wat hindert u hem die te bewgzen,


-ocr page 301-

DE PRINSES ORSINI. 291

door hem zoo rijk en zoo machtig te maken, als uw erfgenaam het worden kan ? voor Diana is reeds meer fortuin weggelegd, dan zij behoeft, zelfs al ontneemt gij haar Chante-Loup; — De Sainbertót zal daarop niet zien; een jong man , die alle andere eerzucht heeft vaarwel gezegd, behalve die, haar gade te zijn : die geene andere plannen heeft voor zyne toekomst, dan dit ééne: haar gelukkig te maken ; die geene andere bezigheid wil voor zijn leven , dan haar te beminnen ; die mij gevolgd is tot in Spanje , zonder in my iets anders te zien, dan den Sieur Francois, een geheimzinnig wezen , dat voor hem een verdacht wezen schijnen moet; die, als Edelman, het recht had gehad zich te vertoonen aan dit Hof van Madrid ; zich voor het minst aan te sluiten aan zijns gelijken, en die zich vergenoegt mijne eentonige verborgenheid te deelen — zonder dat hij eigenlijk recht weet, waarom en waartoe — alleen in dit alles geleid door eene onzekere hoop , de zwakke hoop , die ik heb kunnen geven.quot;

))Een merkwaardig voorbeeld van romaneske liefde ; een herlevende paladijn uit den riddertijd hernam de Prinses , eenigszins spotachtig lachende ; maar tegelük stond zij op, zij had een' blik op eene pendule geworpen , en riep met eenigen schrik :

»Waarlijk meer dan tijd voor de late mis. Mijnheer d'Aubigny ! het spreekt van zelf, dat wij niet hebben afgedaan , maar wij moeten hier afbreken. Ik kan den Koning niet alleen naar zijne huiskapel laten gaan, zonder te vreezen, dat eenig vreemde zich indringt tusschen hem en mij.quot;

»En voor zulk een zorgvol slavenleven offert gij al de vreugde op, die de zoetste banden eener vrouw kunnen schenken ?quot;

))Gij vergeet den wellust. die er in ligt, zich benijd te weten door duizenden , gevreesd door millioeneu , gevleid te zijn door Vorsten en gehoorzaamd door een' Monarch!quot;

«Terwijl toch somwijlen eene stem in uw binnenste u zeggen moet, dat uw lot de benijd in g niet waardig is, en dat de vrees, de vleierij, en het triomfeeren over den vorstelijken wil niets aanbrengt dan eene ledige voldoening der ijdelheid.....

Zeg mij, hebt gij nog altijd het onbeduidende voorrecht behouden, dien kinderachtigen Vorst zijnen slaaprok over te geven?1'

))Noem dat geen onbeduidend voorrecht; het geeft de gelegenheid een' Vorst te doen inslapen met uw laatste woord, met de gedachte, die gij in hem hebt willen opwekken. Maar zoo iemand anders dan de kleine aalmoezenier heden de mis las, zou ik eene fout hebben begaan met hem te doen wachten — over een uur hoop ik dit onderhoud te vervolgen ; intusschen wees meester in geheel mijn appartement; neem dezen sleutel en sluit dit kabinet van binnen, als ik mij verwijderd heb, zoo gij ongestoord wilt zijn. Van hieruit hebt gij toegang tot dezen geheelen vleugel ; bewonder intusschen de vertrekken , die ik heb laten meubelen, om te dienen tot petits ap-p ar tem ens voor de nieuwe Koningin.....quot; En zonder antwoord af te wachten, verwijderde zij zich, na eenen lichten groet met de hand.

Het spreekt van zelf, dat de Sieur Frangois niet in de stemming was, om de kamers te bewonderen , die eene koninklijke bruid wachtten, maar toch was hem die korte opschorsing van dit gesprek niet onwelkom. Hij zag wel, dat het niet werd afgebroken op een oogenblik , waarin het voor hem eene gunstige wending zou genomen hebben. De Camarera-Major had geglimlacht bij iets ernstigs, dat hij ten voordeele van De Sainbertót had willen zeggen , en hij voelde, dat deze samenspraak aldus uren lang had kunnen gerekt worden , zonder tot eenige beslissing te komen, hoezeer het anders Orsini's gewoonte was, de zaken, waarbij zij belang had, met snelheid, kortheid en duidelijkheid af te doen. Willekeurig vertragen , afleiden en ontduiken van een bepaald antwoord zou zeker het gevolg zijn van dit begin, en het verheugde hem, nu de gelegenheid te hebben na te denken, hoe het gesprek op eene andere wijze op te vatten. of een middel uit te vinden, dat de Prinses tot eene rasse inschikkelykheid koude brengen. Niet lang echter was hij daarop peinzende geweest — of wel schijnt één uur , in ernstig nadenken doorgebracht , zeer kort — en zeker was hij nog niet tot een gelukkig besluit gekomen, toen er met eenige haast aan de deur werd getikt, en de stem der Prinses met een zacht: »Ik ben het,quot; tot openen drong. Frangois haastte zich haar binnen te laten; maar toen zij intrad, scheen zij hem nauwelijks op te merken; ten minste zij liet zich, zonder een woord te spreken, neervallen op de sofa , en begon een' brief te lezen, dien zij opengevouwen in de hand hield. Zij scheen daarbij in eene merkbare gemoedsbeweging; er lag verdrietelijke ontstemming op geheel haar gelaat; zij scheen het niet noodig te vinden , zich ditmaal voor Frangois te verbergen. Nadat zij geëindigd had , liet zij de handen in den schoot zinken, en zeide toen, hem aanziende : «Vergeef my ! een brief van de Maarschalkin De Noailles, myne schrandere en oprechte vriendin ! Een brief, die voor mij iets zeer onaangenaams inhoudt. Ik kan het u mededeelen. Men heeft zich vergist — of wel het kan opzettelijke misleiding zijn — zeker is het ten minste, dat de berichten valsch waren, die mij getuigenis brachten van het karakter en het humeur van die Elisabeth Farnese, welke ik Koningin van Spanje heb willen maken, een mishandeld stiefkind van den dubbelhartigen Hertog van Savoye, dat ik een' troon tot bruidsgift toedacht. Zij moet noch den zachten, noch den buigzamen, noch den vromen gemoedsaard bezitten, die mijne keus op haar vestigde ; men zegt, dat zij in de verdrukking is verhard geworden en verstaald, in plaats van neergebogen; dat ik zal te worstelen hebben met een trotsch en weêrbarstig vorstinnenkarakter, in plaats van een gedwee en volgzaam kind bij de hand te leiden. Wat kan dat zijn ? Heeft de zestienjarige zoo weten te veinzen, toen mijne


-ocr page 302-

DE PEINS ES OESINI.

292

gezanten, mijne getrouwen haar gadesloegen — of was er omkooping mogelijk tot onder hen , die ik voedde als uit de hand ? Voedde met goud en met eere tot oververzadiging toe ? Of is dit ge-1 schrift een onwillekeurig bedrog, of het bezwaar eener al te zorgvuldige vriendschap ? Ik wil het weten, ik moet het weten , ik wil helder zien in deze zaak! Zoo ik nu slechts iemand had, die

niet mistrouwd kon worden en die zeker was.....quot;

Eene wijle bleef zij zitten, de hand aan het voorhoofd, als bezon zij zich op iets; toen stond | zij op, en ging naar den Sieur toe; het meeste, wat zij gesproken had, was meer geweest voor ! zich zelve, een luchtgeven van eene al te ver-| vulde ziel, dan bepaald als inlichting gericht tegen hem ; nu sprak zij hem aan; na die korte j ontboezeming scheen zij zich reeds weder genoeg gevat te hebben , om zich zelve te zijn. Nu wendde j zy zich rechtstreeks tot hem , met een vast be-I sluit in den blik.

»Die man, van wien gij straks spraakt, die

Sainbertöt.....Ik heb gemeend te begrijpen, dat

hij iets zou kunnen ondernemen ter wille van zijnen hartstocht?quot;

«Alles, Mevrouw ! wat niet strijdt met een strikt eergevoel en een teeder geweten, zoo ik hem wel heb doorgrond.quot;

öZie nu , gij beschuldigt mij wellicht van onbestendigheid , van wisselzin , maar ik begin te zijner gunst te neigen ; ik zeg niet, dat ik Cha-

lais opgeef......maar ik wil uwen Graaf zien, ik

j wil onderzoeken , of hij de man is , dien ik mij voorstel — ik wil weten , waartoe een aanstaande schoonzoon mij nuttig zou kunnen zijn. Ziet gij, ik ben rond; ik ontveins niet, dat ik eene dienst van hem wacht, en dat die dienst beloond zou kunneq worden met het toegeven aan uw en zijn verlangen.*'

))Wat dus mijn wensch voor Diana's geluk niet vermocht, werkt uw persoonlijk belang ?quot;

«Dat zal mij kunnen overhalen, om een voornemen op te geven ; maar gij moet niet vergeten, dat ik Diana's toekomst ten minste even goed zoude toevertrouwen aan mijnen neef, als aan uwen beschermeling — weet gy eens met zekerheid , of het meisje hem bemint ?quot;

Francois kleurde sterk. »Ik kan geene logen spreken ; ik weet dat niet met zekerheid ; ik was niet onvoorzichtig genoeg haar te ondervragen , i maar ik heb reden het te gelooven.quot;

»De Graaf zelf zal mij dat kunnen zeggen — en nu , ik heb haast hem te zien. Waar hebt gij met hem uwen intrek genomen?quot;

»Casa Nova bij de Puerta del Sol.'1

«Goed. In den namiddag zal ik Alberoni zenden, die hem tot mij zal brengen langs den geheimen achtertrap van de vertrekken der Koningin. Hoe minder hij in het eerst opgemerkt wordt, hoe beter. Ik beveel u nog altijd dezelfde geheimhouding aan tegenover hem. Het zou misschien het beste zijn, zoo gij niet tot hem we-dorkeerdet: hij kon u met nieuwsgierige vragen lastig vallen..... Wilt gij een appartement op

het paleis ?.....of beter nog, vertrek naar Aran-

juez.....quot;

«Ik verkies noch hot een , noch het ander , Mevrouw! De Sainbertöt zal mij niet lastig zijn met nieuwsgierige vragen, en ik zal niet de trouw breken, die ik u verschuldigd ben, ten minste niet, zoolang ik deze vereenigen kan met gewenschte uitzichten voor mijn kind. Maar ik wil den Graaf opzoeken ; ik wil hem voorbereiden op zijne samenkomst met u; hij weet niet, dat ik hem naar Spanje heb geleid, met geen ander oogmerk, dan om de Prinses Orsini te spreken; ik moet iets doen, om zijne verrassing te matigen, als hij plotseling opgeroepen wordt voor de vrouw, die het lot zijner liefde in handen heeft, en vooral daar die vrouw de Cama-rera-Major is, en Prinses Orsini heet. Zoo gy my hierin verhinderen wilt, zal ik u moeten wantrouwen.quot;

«Noch van dit, noch van eenig ander voornemen zal ik u terughouden; dit zij u het teeken mijner oprechtheid.quot;

»Het is myne schuld niet, zoo ik zulk een bewijs van u eischen moet, Mevrouw!quot;

«Het is waar, Mijnheer d'Aubigny! ik misleidde u soms in ondernemingen, die eene gansch andere uitkomst hadden, dan wij ons voorstelden. Dat kwam , omdat myne goede ster altijd zegevierde boven de vyandelijke constellatiën mijner tegenpartij.quot;

»Stel, bij uw gelukkig gesternte, iets op rekening van uwe groote behendigheid, Anna! Het is geene gelukkige herinnering voor my ; by iedere zegepraal heb ik moeten terugtreden . . ..quot;

»Moeten ? neen , Francesco ! neen !quot; hervatte zij met vuur; «dat was uwe luim, uw eigenzin; gij weet, dat ik u telkens een meer schitterend lot had aan te bieden, en dat gij niet hebt gewild. Zelfs nu nog zou ik aanbiedingen als de vroegere kunnen herhalen , met meer zekerheid dan ooit, zoo ik wist.....quot;

«Ik zal nooit aannemen, maar iets toch.....quot;

Een bescheiden tikken aan de deur, en de stem van Cynthia , die te kennen gaf , dat de Koning vroeg naar de Camarera-Major , brak nu voor goed dit onderhoud af, daar de Prinses me j eene zekere bevreemding die oproeping scheen tehoo-ren als op een' ongewonen tijd, en met veel haast den man zijn afscheid gaf, wien zij voor hare hofbelangen misschien reeds te veel tijd had toegestaan, schoon hij meende aanspraak te hebben op geheel haar leven.

Niemand had tot hiertoe nog eenig vDordeel kunnen doen met de komst van den Sieur Fran-Qois aan het Spaansche Hof, dan de kleine slimme Abt Alberoni, die daarvan zoo goed had weten partij te trekken. Na de dienst, die hy haar bewezen had , moest de Camarera-Major j tusschen twee maatregelen kiezen; dien behendi-


-ocr page 303-

DE PBINSES OESINI.

293

1 toen hij hem in zijne plaats wist te schuiven by zekere onderhandeling van zijnen meester met den zonderlingen Hertog Vendóme, wiens ruwe manieren en dwaze aanmatiging zijne bisschoppelijke waardigheid kwetsten ; — hoe hij den Sybariti-schen Franschen Hertog won door zijne Italiaansche maccxroni en zijne Italiaansche lazzi, en hoe hij zich onontbeerlijk maakte, terwijl hjj nieuwe sausen uitvond voor de gulzigheid van zijnen meester, nieuwe grappen voor zijnen scherts-lust, en onderwijl zijne traagheid van geest het nadenken over staatszaken verlichtte, en hoe Vendóme zich niet w^der van hem wilde scheiden , en hem met zich voerde naar het Spaansche Hof, waar de slimme fortuinzoeker een waardig tooneel meende gevonden te hebben voor — ja, wij hebben het beeld toch reeds gebruikt — voor zijn' diplomatischen koordedans; — hoe hij meende zich te mengen in de Spaansche staatszaken ; met den Spanjaard Macanaz een plan ontwierp voor het financiewezen, dat zeker een van de meest lijdende takken des bestuurs was in het Koninkrijk; maar het plan was óf zoo goed, dat het onuitvoer-lijk zou zijn, omdat het drukken zou op hen, die het moesten uitvoeren, óf zoo slecht, dat h^t kun uitgevoerd worden , en dus alleen den druk vermeerderen van wat reeds bezweek — het volk, — zeker is het, dat de Prinses Orsini en hare Ministers den indringer op de vingers tikten , en voor eene wijle weerden, terwijl kort daarop de dood van Vendome hem gelegenheid gaf, zich, als de vertrouwde van al diens geheimen , met geluk aan bet Fransche Hof voor te stellen, waar men besloot partij te trekkea van zijne slimheid en bruikbaarheid. Van daar af zien wij hem in onzen roman, want hij weid toen naar Spanje teruggezonden met sterke aanbeveling aan de Camarera Major, die daarop geen acht sloeg, of wel zooveel acht sloeg dat zij juist om die dringende aanbeveling den beschermeling ter zijde schoof; toch gebruikte zij hem bij de onderhandelingen, die zij had aangevangen met het Savooische Hof, om den Koning van Spanje uit te huwen aan Elisabeth Farnese; doch , hetzij zij hem bij die gelegenheid verdacht van partijdigheid voor den Hertog van Parma, hetzij hij hare bedoeling niet goed had begrepen, of willens met al te veel snelheid doorgezet, het is zeker , dat het al te spoedig slagen van die onderhandeling hem zooveel kwaad deed in haar gevoelen, dat zij hem ter zijde schoof op eene wijze , die de klachten van Amelot rechtvaardigde , totdat zijne hulpvaardigheid te goeder ure , of liever het behendig afloeren van eene goede kans, hem weder op de hoogte bracht, die hem ter taak gesteld was te bereiken. Want het was niet anders ; het Fransche Hof had eindelijk ge-leerd Orsini te wantrouwen; sedert hare wederoprichting in 1705 , had het menige en menige grieve van haar met geduld verkropt; maar in den laatsten tijd , vooral sedert den dood der jonge Koningin , waren de kleine steenen des aan-| stoots tot scherpe rotsen der ergernis vergroot ge-

gen man meer vertrouwen te schenken en door 1 goedheid aan zich te verbinden , of in nog groo-tere verwijdering te houden, en hem op zulk eenen afstand te brengen, dat hij onschadelijk werd ; dit laatste was niet doenlijk bij de belangstelling van den Koning in hem , bij het gegeven woord aan den Franschen Gezant, en bij de sterke aanbevelingen van het Hof van Versailles, die hij medebracht van zijnen laatsten tocht naar Parijs. Zij koos dus het eerste, en zij bracht hem met den Koning samen na de mis. De dankbaarheid van den Abt en de kinderachtige blijdschap van Filips V voor deze verrassing maakten van deze welwillendheid eene zoo groote gunst, dat de Prinses met eenigen argwaan dat eerste onderhoud gadesloeg; doch het was van de zijde des Konings niets dan eene reeks van flauwe en onbeduidende vragen eener kleingeestige nieuwsgierigheid naar zijne bruid , en van de zijde des Abts vlugge en duidelijke antwoorden , die geenerlei dubbelzinnige beduidenis mogelijk maakten, noch eenigen argwaan konden wekken, gekruid met die clownachtige scherts , en die kleine Italiaansche vleierijen, die dezen man tot eenen uitnemenden gezelschaps-houder konden maken voor een' Monarch, welken zjj met iederen dag meer in eenzame afzondering beperkte, en wien zij zelve toch niet altijd onmiddellijk nabij kon zijn, noch veroordeelen kon volstrekt alleen te blijven met zwijgende Grooten, die hem verveelden. Niets dan eene dergelijke taak scheen de eerzucht van den Abt nu te beoogen , en de Camarera-Major scheen hem die voor het oogenblik toe te vertrouwen, of wel zijne trouw te wilJen beproeven; of wel vergat zij eene wyle hare gewone waakzaamheid om eene zaak, die haar afleidde en hare geheele belangstelling vorderde: den brief der Maarschalkin van Noail-les , dien men haar bracht in het vertrek des Konings ; ten minste , zij liet Alberoni met Filips V samen, toen zij zich verwijderde , om onbespied over die gewichtige mededeeling na te denken. Het is niemand gegeven te aller ure wijs te zijn ; het is den slimmen , den schranderen , den listi-gen , niet toegezegd, dat zij geheel hun leven door, geene fout zullen begaan, waarvan een nog slimmer, nog meer schrandere, nog meer listige , gebruik zal weten te maken. De Fran-sche Italiaan Alberoni verschalkte de Italiaansch-Fransche Orsini, als bij toeval, door hare eigene onoplettendheid. Het leven van dien man, die later de Mazarin van Spanje werd. is bekend ; wij willen hier alleen even herinneren zijne geringe afkomst, die hem tot eene onbekendheid scheen te veroordeelen, waaruit hij zich het eerst verhief door natuurlijken aanleg en grondige studie , en door zijne bekendheid met de klassieke Letterkunde , die hem de achting en genegenheid won van Roncoveri, een' gunsteling van den Hertog van Parma; hoe die eerste beschermeling hem tot geleider maakte van een' geliefden neef, welken men reizen deed , en hem later de ladder zette tot het beklimmen van de diplomatische koord, j

-ocr page 304-

DE PRINSES ORSINI.

294

worden. De hardnekkige onwil, dien zy Filips V inblies tegen verschillende vredeverbonden, en vooral de wijze , waarop zij hem volharden deed in de weigering van het onderteekenen van den Utrechtschen vrede , had reeds sterk tegen haar verbitterd, en te sterker nog, daar de grond van dit alles haar eigenbelang was, haar onvoorzichtig doordrijven van eene gril, hare aanspraken op een vorstendom ; daarna , in het weduwnaarschap van zijnen kleinzoon, martelde zjj Lodewijk XIV door het openlijk vertoon van hare onbeperkte heerschappij op dien Vorst, en liet hem in duizend angstige gissingen , hoever zij hare eischen zoude drijven , en hij zijne zwakke volgzaamheid; maar — schoon hem rust gewerd van een zijner bangste vermoedens, de bespotte-lijkste mésalliance , die de Koninklijke geslachtlijsten zouden hebben aan te wijzen, — het andere huwelijk , dat zij uitdacht, en onderhandelde voor Filips V, zonder medeweten of toestemming van diens grootvader, was de hardste grieve, die deze nog van de hecrschzucht der Hofdame had moeten verduren. Hij , zoo kleingeestig gezet op dit punt van zijn gezag, dat hij zelfs de hand wilde hebben in de huwelijken zijner Pairs, hij moest een' zijner kleinzonen, een' zul-ken , dien hij op eenen troon had geplaatst, in den echt zien verbinden , zonder dat men hem eens in dit voornemen had gekend! Van toen af was hem de vrouw, die hem dat had durven doen , een voorwerp van argwaan, van vreeze, van haat. Sinds dien tijd moest hij zich van een middel verzekeren, om des noodig met zijn' kleinzoon te kunnen onderhandelen buiten haar — dit middel moest Alberoni zijn. Een minder rad, een minder slim, een minder behendig persoon, een , die minder vlug eene fout konde goedmaken door eene grap, en een' val vergoelijken door een' sprong, ware een halve maatregel geweest ! in zulk eene teêre zaak; juist hij was er een, die doel trof.

De Abt dan was samen met den Koning van Spanje , maar toch niet alleen; zoover was de zorgeloosheid der Camarera-Major niet gegaan. Twee Granden van Spanje deelden deze eere met ! hem ; edellieden , die het recht hadden aan de speeltafel des Konings plaats te nemen , en genoeg middelmatige schaakspelers waren, om aan Filips een spel te verliezen — nog meer middelmatige verstanden zeker , daar alle Spanjaarden van buitengewone talenten in verwijdering werden gehouden. Die twee Granden, dynes vendues van Orsini, stonden, in zwijgende deftigheid, den wenk des Koninklijken welbehagens af te wachten, die hen uitnoodde tot een spel — ter-wjjl de kleine Abt, zoo nabij den leunstoel des Konings gedrongen, als de étiquette bet slechts gedoogde , met de rapste tong, die zich ooit tot Franache klanken leende, en den zoetsten toonval, dien een Italiaan weet machtig te worden, hunnen meester bleef onderhouden met zooveel gemak en zooveel onverflauwde levendigheid, alsof zyne stof onuitputtelijk ware. Zg was zoo

onschuldig tevens, dat Orsini achter hem had mogen staan, zonder dat zij gehoord zoude hebben , wat haar ergernis gaf, of hem schaamte.

De jonge Koning had hem ondervraagd naar het voorkomen zijner aanstaande gemalin, die Alberoni gezien had, en wier bevallig portret hij wantrouwde , en de Abt had hem reeds voor de derde maal dezelfde, maar telkens eenigszins anders gekleurde beschrijving gedaan van het uiterlijke zijner vorstin. Nu het laatst had hij gesproken van haren zwanenhals, hare raafzwarte lokken , haren valkenblik, haren arendsneus, en was er dus in geslaagd de jonge Prinses te versieren met zoovele schoonheden uit het gevederd dierenrijk , als welke haar , in één denkbeeld samengevoegd, tot een monster zoude gemaakt hebben , waarvan men in de herscheppingen der fabelleer nog geen voorbeeld kende. Het is toch zóó , dat wij onze schoonen prijzen , zelfs in romans , vooral in dezen tijd! Hoe het zij , de jonge Koning was met de beschrijving tevreden , en scheen volkomen overtuigd van hare waarheid , en de Abt was nu genaderd tot eene herhaalde optelling harer deugden, harer gewoonten, barer lievelingsbezigheden ; maar daar deze ge-heele apologie voor hem slechts middel was en geenszins doel, en daar hij begreep , dat Mevrouw Orsini hem niet vele zulke weinig bespiede oogen-blikken met den monarch zoude gunnen , zeide hij opeens in zulk sissend en rad Fransch , dat alleen een Franschman, als Filips was , hem verstaan konde. »Sire! ik zoude Uwer Majesteit nog heel veel hebbeu mede te deelen ; op een' anderen tijd, nu wenschte ik haar eene kleine proeve van necromancie te geven , een middel tegen verveling in ledige en eenzame oogenblikken , als il mio Re er vele hebben zal.quot;

»0! hoe te velen!quot; zuchtte Filips.

»Een kunstje om verlangen en ongeduld te stillen, en de vervulling van zoete wenschen naderbij te brengen vervolgde Alberoni, terwijl hij de houding aannam van een' goochelaar . die de aandacht van zijn publiek zocht op te wekken ; «maar daartoe zou ik noodig hebben , dat die twee Spaansche statuëtten mij niet altijd op de handen bleven zien , alsof ik Uwe Majesteit de Vliesorde van de borst zoude rukken.quot;

»Ik kan hen niet verwijderen; zij zijn hier in hun ambt!quot;

))Zoo Uwe Majesteit zich dan de moeite wilde geven van haren armstoel op te staan, en even hier bij dat venster te komen.quot;

«Dan hebben zij het recht mij den arm te bieden; dat is hen herwaarts lokken.quot;

ygt;Ahi Dolore /quot; riep de Abt, terwijl hij zijne oogen zoo kluchtig v erdraaide , dat de Spaansche Heeren bijna glimlachten.

«Sire!quot; riep hij toen met een plotseling besluit , ))is het dezen Signori vergund, Uwer Majesteit den rug toe te keeren voor drie seconden ?quot;

De Spanjaarden zetten groote oogen op ; Filips glimlachte vroolyk.


-ocr page 305-

% DE PRINSES ORSINI. 295

«Indien wij het hun verzoeken, en zoo het was om ons te vermaken , waarom niet ?quot; antwoordde hij.

»Welnu, il mio Be! verzoek, beveel het hun dan , en gij , Signori! ik bidde u, verhoor il povero Ahhate! het is te doen om eene grap , om onzen Koning te vervroolijken.quot;

De Granden zagen elkander aan , en daarop zeide een hunner langzaam en ernstig: ))Men zou de Camarera-Major moeten raadplegen.quot; Albe-roni verbleekte een weinig.

En Filips riep verdrietelijk : ))Ik wenschte , dat Hare Excellentie hier ware, om deze groote zwarigheid op te lossen.quot;

En nauwelijks had hij deze woorden geuit, of een der Heer en verwijderde zich met eene diepe buiging; hij hield dit voor een bevel, om de Prinses te laten roepen.

De Abt verloor toch niet zijne tegenwoordigheid van geest; hij wierp snel eenige voorwerpen van de tafel ter neder , als bij toeval met de mouw zijner soutane, en toen de Grande zich moeite gaf, hem te helpen die op te rapen , hief hij zich snel op, onder schyn van Filips een papier aan te geven , en drukte hem in plaats van dat, een' brief in de hand. De Koning verschrikte en scheen willens te weigeren dien aan te nemen ; maar Alberoni's blik en gebaar bad hem zoo dringend , dat hy dien nam, en opdat hij tijd zoude hebben te lezen, wipte de vlugge Abt den nedergebogen' Grande op zijde, drukte hem met de beide handen neder, en sprong, met den uitroep : Benissime /quot; over hem henen , terwijl hij hem het opzien belette. De Span jaard hief zich verward en geërgerd op ; maar de Koning lachte, en de Abt wierp zich zoo kluchtig en met zulke satyrisch deemoedige gebaren aan. zijne voeten , beschuldigende zijne Italiaansche levendigheid, dat de Edelman eindigen moest met te glimlachen.

Filips was bij het inzien van den brief zeer bleek geworden; zijne flauwe oogen begonnen grooter en meer donker te worden van gemoedsbeweging , en nu bracht hij schielijk de hand naar zijnen vesizak, als zocht hij zijnen tandenstoker , om het geschrift, te verbergen ; en het was tijd — de Edelman kwam terug en schielijk daarop trad de Camarera-Major binnen. Maar de Abt had nog kunnen zeggen: ))Zoo er antwoord op volgt, aan niemand dan aan mij , Sire!quot;

Maar er scheen geen antwoord noodig, en zijne vraag bewees, dat zelfs Alberoni onkundig werd gehouden van de intrigue , waartoe hij gebruikt werd.

Toen men de Prinses het onbeduidende verschil had voorgelegd , tot welks beslissing men haar had ingeroepen , verhelderde zich haar blik; een onbestemd voorgevoel had haar iets gewichtigs , iets onaangenaams voorspeld, en zij was te zeer gewoon, om ter wille van de kleingeestige vraagpunten der étiquette in de ernstigste bezigheid te worden gestoord , om zich veel te verwonderen , of zeer te ergeren bij dit afbreken van haar onderhoud met een' man, tegen wiens invloed zij toch gevoelde, dat zij altijd op hare hoede moest zijn.

De Camarera-Major besliste het belangrijke vraagstuk ten gevalle zoo zij meende van Filips , op grond , dat de voorschriften der Spaansche hofetiquette op dit punt zwegen , en het voorbeeld van Lodewijk XIV , die bij onderscheidene spelen dergelijke vrijheden toestond, tot hetzelfde gerechtigde. Maar tegelijk richtte zij eenen scherpen blik op Alberoni, terwijl zij vroeg , met welke aardigheid de Abt den Koning had willen vermaken, die voor Spaansche Granden zulk eene overschrijding van het gebruik noodig maakte.

flExcellenza zal mij de eer doen van mijn klein tooverspel mede aanschouwster te zijn ?quot; vroeg Alberoni met eene soort van verrukking , die misschien de overspanning der onrust was , want hij wist zeker nog niet recht, wat hij zoude aanvangen.

wWij wenschen daarvan nu verschoond te blijven ,quot; sprak de Koning; »wij zyn niet meer in de stemming om te lachen. Men zal mij het meest verplichten met mij rust ie geven.quot; Hetzij dit voorgeven waarheid was , hetzij Filips werkelijk de gevatheid had zijnen geheimen bericht-brenger te willen redden, deze wijze van het te doen was niet de gelukkigste , want zij had van Orsini's zijde natuurlijk de vraag ten gevolge;

»Wat Zijne Majesteit dus ontstemd had in zoo korte oogenblikken ?quot;

Filips scheen in het eerst verlegen met zijn antwoord ; maar na eenige aarzeling sprak hij met de karakterlooze zwakheid, die een' vriend opofferde, om zich uit eene kleine zwarigheid te redden ; oMjjnheer Alberoni heeft mij berichten medegedeeld uit Parijs , die .... dat...

De Prinses luisterde met gespannen aandacht; de Abt, die begreep, dat eene verklaring nog het minst gevaarlijk zoude zijn in zyn bijzijn, dan in zijn afwezen, of die zich sterk gevoelde tot iedere uitredding, zeide stoutmoedig :

))Ik bid u , Sire! deel Hare Excellentie alles mede zonder terughouding, wat ik u heb toevertrouwd tot dit einde; maar verwijder onnoo-dige getuigen,quot; sprak hij zacht tot de Prinses, die daarop de Spaansche Heeren herinnerde, dat bij hare tegenwoordigheid hunne dienst onnoodig werd.

De Koning vervolgde toen, niet zonder eenen blik van verwondering op den Abt: »Mijne trouwe vriendin ! men gelooft te Versailles dat men de onderhandeling van het huwelijk met opzet rekt!quot;

»Praatjes van het volk, dat niets begrijpt van diplomatische langzaamheidzeide Orsini.

wNeen, Signora Principessa!quot; sprak de Abt ernstig, «een gerucht van de Fransche Ambassade.1'

«Tegenwoordig komen van daar altijd de berichten , die mij onaangenaam moeten zijn.quot;

«En mij dan!'' sprak de Koning verdrietig ,

: !

1


1

te

-ocr page 306-

296 DE PRINSES ORSINI.

»want juist hetgeen Mijnheer de Abt my heeft medegedeeld van mijne bruid, doet mij sterker dan ooit naar deze verlangen. De grdce, douce amie! doe het uwe, om aan de verdrietelijkheden een einde te maken ; bespoedig het huwelijk,

en.....zoudt gij nog niet eens aan de Prinses

Elisabeth schrijven ?quot;

«Waarom, Sire ?quot; sprak de Prinses, bevreemd opziende, dat hij aan haar raad gaf. »Mijn laatste is door Hare, Hoogheid nog niet eenmaal beantwoord geworden.quot;

»Dat spijt mjj , dat spjjt mij zeer/' herhaalde de Koning, ))ik had zoo vast gehoopt, dat gij groote vriendinnen zoudt worden quot;

»Daar is niet ééne reden, om het tegendeel te geloovensprak Orsini, licht den mond samentrekkende. »De Prinses van Parma heeft er ten minste duizend, om de mijne te zijn.quot;

»Ahi! het huis Parma is niet sterk op het punt der dankbaarheidmerkte Alberoni aan.

Dit woord van hem scheen der Camarera te bevallen. Filips, die van dit alles niets meer begon te begrijpen, wien men geschreven had — Lodewijk XIV zelf — dat de Abt het vertrouwen genoot van het Fransche Hof, terwijl hij hem handelen zag, alsof hij het zonder geweten zou verraden, en die te zwak van hersens was, om zoovele denkbeelden tegelijk te verbinden, als er noodig waren, om den fijnen Italiaan te begrijpen, deed het beste, wat hij doen kon ; hij sloot de oogen halverwege, als wilde hij insluimeren, liet zich in zijne kussens terugzinken, en zeide :

«Ik geloof, Mevrouw! dat Mijnheer de Abt u te allen tijde beteren raad zal kunnen verleenen, dan ik , die reeds eenmaal heb te kennen gegeven, dafc ik rust verlang.quot;

»\Vij zullen Uwe Majesteit alleen laten,quot; zeide Orsini snel; «het is daarbij welhaast het uur van haar middagmaal; tot zoo lang zal ik strenge bevelen geven, dat niemand Uwe Koninklijke rust store.quot;

En van Alberoni gevolgd, verliet zij het vertrek , met de gebruikelijke plichtplegingen.

»Het is vreemd, dat Monsignore Amelot u dat dezen ochtend niet mededeelde,quot; sprak, zoodra hij zich met Orsini alleen bevond, Alberoni, die begon te herleven, nu hij begreep, dat Filips nog eenige voorzichtigheid wist te gebruiken.

»Nog vreemder , dat men er den Koning mede komt verontrustenhernam de Camarera-Major streng.

))Mag ik la Signora Principessa onder de aandacht brengen , dat zij mij nog geene seconde onbespied gehoor heeft kunnen geven, sinds ik de eer heb in hare dienst te zijnzeide Alberoni met beduiding ; »en dat ik zeker kon zijn, dat de Koning haar mededeeling zoude doen van al mijne woorden ; mijne Signora Principessa ver -trouwt mij toch wel zooveel overleg toe, om onzen gezegenden monarch niet tot het werktuig te kiezen van eenig verraad tegen zijne vriendin! zoo ik dat bedoelde. ...quot; Die overweging stelde Orsini in waarheid gerust.

))Ik heb nog den Koning moeten zeggen , dat die aarzeling van het Spaansche hof de ministers en het Fransche kabinet ontrust; maar hetgeen ik Zijner Majesteit niet moest zeggen — en dat u

te weten noodig is.....een vroegere argwaan is

bij Koning Lodewyk weder opgeschoten.....quot;

»Maar, Hemel! welke dan ?quot; vroeg Orsini ongeduldig.

»Uwe Excellenza vergeve mij , het klinkt vermetel , maar zij is zelve het voorwerp van dien argwaan. Men vreest, dat vernuft en schoonheid, zeldzame gaven en zeldzame deugden u brengen zullen op een' troon, dien gij reeds zoo na staat . ...quot;

«Foei, foei, l'Abbé!quot; zeide zij met het welgevallige glimlachje, waarmede zij zwak genoeg was iedere vleierij te beloonen — »op mijne jaren .....de Koning.....quot;

»Alle Dames klagen over haren ouderdom, juist als zy nog niet oud zijn,quot; zeide Alberoni;

— »maar in ernst, Principessa! de zaak is waarschijnlijk genoeg om tegenspraak noodig te hebben. Wat de Koning u ried t kwam van mij : schrijf der Prinses van Parma, dat zal velen geruststellen.quot;

«Men zal het vooreerst buiten die geruststelling moeten doen,quot; hernam Orsini; «al wantrouwde men mijne eerzucht, men moest mijn verstand niet verdenken!quot;

«Mijne gebiedster heeft gelijk, zooals altoos , maar , hetzij zij mjjnen raad volgt of verwerpt,

— de Fransche Gezant heeft niet noodig te weten, dat ik dien gaf; — gij moet weten, se-renissima Padrona! ik ben hier aan dit Hof gekomen , om eene dubbele rol te spelen. Ik ben gesteld onder de orders van den Franschen Gezant , maar ik ben reeds genoeg Franschman , om een klein weinigje zaken te doen op mijne eigene hand , en ik zie niet, wie ik daartoe beter zou kunnen dienen, dan Uwe Excellentie , die hier alles in de hand houdt... .quot;

«Gij schijnt mij de man toe, om eene driedubbele rol op u te durven nemensprak Orsini na eenig beraad.

))Eh giusto! Signora Principessa! en welke dan ?quot;

«Die van twee meesters te verraden aan een' derden ?quot;

Toen sprak de Abt, zich opheffende , met al de eerlijke oprechtheid , die een volmaakt reine van bedrog had kunnen aannemen :

«Neen , Signora! Ik verraad niet wien ik aangenomen heb oprecht te dienen.quot;

»Om mij te overtuigen, dat ik die bevoorrechte ben , eisch ik , dat gij alle betrekkingen met het Fransche Gezantschap afbreekt.quot;

«o! Hoe volgaarne ! slechts was het een goed middel, om te weten , wat men daar spreekt.quot;

«Daarvoor heb ik andere hulp dan de uwe , zoodra ik er belang in stel. Daarbij wil ik u op het paleis Medina houden; ik heb reden te gelooven , dat er zich onder de Spaansche Hovelingen eene partij vormt voor de aanstaande Koningin ; ik wil weten, wat zjj drijft.quot;


-ocr page 307-

DE PRINSES ORSINI.

297

Alberoni sloot de kleine dichte oogen nog meer I toe, dan gewoonlijk, maar zijne ooren waren wijd geopend.

ygt;Si prcvalga da me! dat kan rnia Sign or a mij overlaten ; die kabaal zal vervolgd worden tot in hare fijnste kronkelingen. Ik wensch onzen Koning eene schoone Koningin ; maar de oude regeering moet hare kracht honden. Si Deo voluntas!quot;

»Alberoni! zijt gij oprecht?quot;

»Oprecht, Mevrouw ! ik heb hiervoor maar één woord!quot;

»Het is mijn ongeluk , dat ik niet meer weet te gelooven.quot;

«Geloof dan niet, maar beproef.quot;

«Welnu , ik zal dat doen. Ik moet toch iemand vertrouwen. Luister, ik heb eene bezigheid voor u : De man , die zich noemt de Sieur Frangois , woont bij de Pu er ta del Sol, Cassa Nueva ; — gij zult naar hem toegaan, en hij zal u aan een' jongen Edelman voorstellen, wien gij uit mijnen naam , hoort gij , uit mijnen naam , zult uitnoo-digen , u te volgen. Gij zult hem den geheimen trap langs voeren, door de vertrekken van de Koningin henen naar het kabinet van dezen ochtend ; — gij zult dien jonkman geene vragen doen, noch de zijnen beantwoorden, en opdat niemand in Madrid u beide samen zal opmerken , zult gij hem afhalen in een gewoon huurrijtuig, waarvan gij de gordijnen zult laten vallen.quot;

«Op welken tijd zal ik gaan ?quot;

«Tegen het uur van de Siësta.quot;

»De bevelen van Uwe Excellentie zijn zoo duidelijk , dat het mijne schuld zal zijn , zoo zij niet tot haar meeste welgevallen worden uitgevoerd.quot;

En zeker, de Abt had geen ander plan, dan de Camarera-Major hierin goed te dienen; hij had geen' anderen last dan des Konings huwelijk met Elisabeth van Panna te bespoedigen , door alle middelen, die in zijne macht waren, en den jongen Koning eenen weg te verschaffen, om met zijnen grootvader van Frankrijk geheime briefwisseling te houden , zonder weten der prinses Orsini. Schoon het volvoeren dezer laatste zending zeker eene ontrouw was tegen deze, was de Abt evenwel noch belast, noch werkzaam met eenigen aanslag tegen haren invloed, of haar gezag, en meende hij inderdaad zich voort te helpen, door haar te dienen, tegelijk met zijne meesters in Frankrijk.

Maar het is reeds eene Bijbelsche uitspraak, dat men geene twee Heereu kan dienen , zonder een' van beide te vertoornen en te verraden.

De Graaf Emmanuel De Sainbertót volgde den Abt Alberoni in den somberen wagen met het neergeslagen zeildoek, een van die rijtuigen, welke nog sinds den tijd van Karei II op dezelfde hoogte gebleven waren, schoon de Ambassadeurs, de voorname vreemdelingen, en vooral het hof en de aanzienlijke Franschen , reeds de weelde der koetsen in Madrid hadden ingevoerd; hij liet zich voeren langs de straten der hoofdstad, sneller dan ooit op het heetste uur van den dag , het uur der siësta; betrad het binnenplein van het paleis Medina, en liet zich den achtertrap opleiden, zonder bij dat alles eene vraag te doen , of een ander dan een onverschillig woord te spreken. Maar in welke stemming hij dit deed , is licht te begrijpen , als men zich herinnert. met hoe vurig eene liefde, met hoe vurig een verlangen , en met hoe zoet eene hoop hij met den Sieur Francis de reis naar Spanje ondernomen had; als men bedenkt. dat in dat lange tijdsverloop die liefde gerijpt was, dat verlangen gerekt en gespannen, die hoop alle trappen van menschelijke verwachtingen had doorgeleefd, en door het uitstel en door de menigvuldige aarzelingen van zijnen reisgenoot bijna wanhoop was geworden , toen deze . na een' ganschen morgen van afwezigheid , eindelijk tot hem kwam en zeide, dat hij de vrouw zoude spreken, die op de beslissing van zijn lot den meesten invloed konde hebben, hem , als die vrouw, de Prinses Orsini werd genoemd , en toen hij uit haren naam werd genoodigd een' onbekenden geestelijke te volgen. Had niet het geheele gedrag van den Sieur Frangois , hoe geheimzinnig ook , meer zyne belangstelling gewekt en zijne hoogachting, dan zijn wantrouwen , hij zoude op dat oogenblik , in plaats van blijde hoop, door vertwijfeling en argwaan zijn aangegrepen geworden. Hij zou de gansche reis voor eenen arglistigen valstrik , en dit geheimzinnig vervoeren voor de uitkomst van eenigen somberen aanslag hebben gehouden ; — want die vrouw, die Prinses Orsini, aan wie men hem nu zoo met ziel en lichaam had overgegeven, was — en hij had reden te vreezen , dat de Sieur Francis het wist — was zijne vijandin geworden, zonder dat hij ooit rechtstreeks met haar of het hare in aanraking was geweest; hij had zich ten aanhoore van zijnen geheimzinnigen reisgenoot eenmaal uitgelaten over die vrouw op eene wijze , die genoeg was , om eene achterdochtige en onvryzinnige heerscheres tot eene willekeurige daad van wraakneming of van politieke voorzorg uit te lokken — en die man had hem nu heengebracht naar het land, waar zulk eene daad het best uitvoerlijk was , in de stad, waar die vrouw onbepaald heerschte , en hij had hem nu als overgeleverd in hare handen. Daar was niet veel verbeelding noodig, om geheel dat somber verraad voor zich te zien , en niet veel verstand, om te weten , dat hij er zich volstrekt niet tegen konde verweren. Want hoe die hand te ontkomen , die hem met zooveel list had gezocht , nu , daar zij geweld , des noods openbaar geweld , paren kon aan de list ? Het beste en zekersfe middel, om ten minste aan de onzekerheid te ontkomen , was. zich moedig aan het gevaar bloot te stellen, zich niet te verzetten, dan na volkomene zekerheid van het gevaar , en met moed af te wachten , wat er gebeuren ging — doch zoo de verbeelding een oogenblik dat sombere denkbeeld kon doen opvatten , vasthouden kon hij het niet ; zijn hart verbood het hem :


-ocr page 308-

DE PRINSES ORSTNI.

298

de hartelijke handdruk , waarmede Francois van hem scheidde , wischte het weg , en de ernstige waarschuwingen , de verstandige raad , dien hij hem gegeven had, hoe zich te gedragen in het mondgesprek met die vrouw ; de voorzichtigheid, die hij hem predikte , om zich niet door haar te laten verschalken ; de wenken , die hij hem gaf, om haar te vatten of te ontsnappen, naar den eisch van het oogenblik ; zijne ernstige bede, hem geheel het gesprek over te brengen, en in niets , wat Diana betrof, een bepaald besluit te nemen , zonder hem te raadplegen; zich tot geene handeling te leenen , die niet open en duidelijk werd voorgesteld, waren als zoovele getuigen van belangstelling in zijne welvaart, van een , als het ware, gemeene zaak maken met de zijne, dat hg zich beschuldigde , wanneer eene gedachte van wantrouw hem inviel. Zoo trad hij dus niet zonder heftige gemoedsbeweging , niet zonder vele gemengde gewaarwordingen, maar toch onbeschroomd en met vastheid, de vertrekken en zalen door , waar Alberoni hem voorging, en die Cynthia hem ontsloot, toen zjj eindelijk het kabinet bereikten , waar zijne beide geleiders hem verlieten , en waar hij zich bevond in de tegenwoordigheid der Prinses Orsini.

Zij ook had de algemeene rust waargenomen tot eene korte sluimering, kort zeker in vergelijking van al de werkzaamheid, waarvan deze de verpoozing moest zijn , kort zelfs in aanmerking van de weinige oogenblikken , die de Vorstin er aan had kunnen geven, toen reeds de komst van den geroepene haar stoorde. Zij zat halfliggende op hare sofa , met den ronden blanken arm het hoofd steunende ; door eenen korten slaap waren hare wangen meer natuurlijk rood gekleurd ; maar hare oogen hadden door die zelfde oorzaak iets dofs, dat hunne gewone felheid temperde ; toch sloeg zij ze wijd en eenigszins streng op, toen zij zich met eenige haast ophief, om den eerbiedigen groet van De Sainbertót te beantwoorden. Daarna ontving zij hem met die goedwillige hoogheid , welke zoo geheel de hare was, als zij wilde , en die den Graaf ernstig ontzag afdwong , terwijl hij eigenlijk wel geneigd was, en zich had voorgenomen , om haar door strakke koelheid te toonen , hoe er meer afkeer dan hoogachting in zyne ziel heerschte voor haar, schoon hij Francois had beloofd iedere uitbarsting daarvan te bedwingen.

»De Graaf Emmanuel De Sainbertót,quot; zeide zij. door eene waardige beweging met de rechterhand een einde makende aan de buigingen, die hij, volgens de toenmalige Fransche school, meer dan eens moest herhalen, en waartoe hij , zoowel als een ander, lessen genomen had bij Vestris.

»0p het bevel van Mevrouw de Prinses !*'

«De Sieur Francois heeft u zeker eenigszins ingelicht omtrent deze samenkomst, Mijnheer Iquot;

»De Sieur Frangois heeft mij gezegd, dat ik zou worden toegelaten bij eene Dame, die een'groeten invloed kon hebben op de vervulling van mijn' vurigsten wensch — en dat die Dame de Prinses

Orsini was. De Sieur Francois heeft mij gewend aan het ongewone, het geheimzinnige ; anders zou mijne bevreemding zeker groot zijn, dat ik, ondanks mijnen rang, door zulk een' bemiddelaar en langs dezen weg bij de Camarera-Major van het paleis Medina word ten gehoore geroepen.quot;

))Gij zijt fier. Mijnheer de Graaf! maar ik mag S dat in een' jongen Edelman ! De fierheid behoedt voor menige ondeugd; dan zeker heeft mijn vertrouwde , die u hierheen geleidde, u verdere ophelderingen gegeven ?''

«Die geestelijke zou uw vertrouwde niet zijn, Mevrouw de Prinses! zoo hij zich aan zulk een plichtverzuim kon schuldig maken, zelfs al had ik de zwakheid gehad hem te ondervragen.quot;

«Gij hebt hem dus zijne trouw niet moeielijk gemaakthernam Orsini met een' glimlach en met een verhelderd gelaat. «Maar gij vergeeft , mij mijne vragen op dit punt; ik wenschte boven | alles te weten , of ik in u een schrander en voor- ( zichtig jongman te zien heb. Neem een' stoel: ons onderhoud kan niet kort zijn ; wij hebben veel af ! te spreken, en wij moeten elkander leeren kennen ; dat gaat niet in weinige oogenblikken.quot;

Toen de Graaf gehoorzaamd had, begon zij met eene soort van gulle gemeenzaamheid :

»Het is zonderling , dat ik, die u eene vreemde ben, tweemaal word geroepen ter beslissing in

de zaken van uw hart.....dat ik voor de tweede

maal invloed zal oefenen op uwe liefde ; den eersten keer zeker niet te uwen voordeele, ditmaal, zoo ik hope , met meerder goede uitkomst. Den

eersten keer ook.....quot; Doch De Sainbertót viel

ras in met eene mengeling van verlegenheid en bitterheid :

»o! Ik smeek u, Mevrouw! u dit nu niet te

herinneren, en ik......Ik heb noodig te verge- ,

ten.....quot;

«Toch is die herinnering noodig; zeker niet voor u, als gij in de vrouw , die over de hand van een jong meisje beschikken zal, de strenge beoordeelaarster eener avontuurlijke liefde vreest — zeker niet voor u , als uw hart noodig heeft te vergeten , om der nieuwe liefde geen onrecht

te doen.....quot;

»Neen , Mevrouw! neen,'' riep De Sainbertót levendig; »wat zou mijne liefde voor Diana zijn, zoo die bezwijken kon op zoo lichte proef ?quot; »I)ie is dan wel ernstig, wel diep Iquot; »Zoo ernstig , zoo waar , als mijn geloof aan God!quot; hernam de jongman plechtig, en toen zij hem met twee verwonderde oogen aanzag, vervolgde hij : »Ja, Mevrouw ! dit is een*woord, dat niet meer in den mond der jongelieden van mijnen tyd wordt gehoord , vooral niet luid uitgesproken , en toch, ik durf het zeggen bij u, en ik zou het luid herhalen . overal, waar het kon noodig zyn . . .

»Met zulke gevoelens is het vreemd , dat gij geene fortuin hebt gemaakt aan het tegenwoordige Fransche Hof. Maar wjj spraken van uwen minnehandel met de Prinses Farnese,quot; vervolgde zy met een lichten sarcastischen glimlach, »en


-ocr page 309-

DE PRINSES ORSTNI.

299

hoezeer het u pijnlijk schijnt, ik moet daarop terugkomen , omdat het eene van de redenen is, waarom ik u spreken moest.quot;

«Als het zijn moet, Mevrouw de Prinses!quot; hernam de Graaf, met eene poging op zich zeiven , om bedaard te blijven; «maar ik had in dit onderhoud aan niets willen denken dan aan de groote en belangwekkende vrouw , die Spanje bestuurt, en die mijne beschermster moest worden ; niet aan de verschrikkelijke Camarera-Ma-jor, die een' schoonen droom verstoorde.quot;

dEen' romanesken , Mijnheer! zooals er sedert de dagen van Tasso nog niet weder was gedroomd.quot;

))En die, gestoord , de teedere jeugd vergalde van eene arme jonkvrouw, die geen minder medelijden verdiende , omdat zij Vorstin was.quot;

))En wie men daarvoor nu de werkelijkheid aanbiedt van een' troon.quot;

»Mevrouw de Prinses ! men vergoedt niet het geluk der liefde met een' troon.quot;

»Jonge man, er is een leeftijd , waarop men het geluk der liefde koopt tot eiken prijs ; er is een andere, waarin men begrijpt, dat het te duur was. Geloof myne levenservaring : als de oogen eens recht goed geopend zijn, is men dankbaar voor het opwekken uit zulke droomerijen.quot;

))Ik kan zelfs reeds die les trekken uit de mijne .quot; hernam De Sainbertot ; »ik ben nooit een dweper geweest, en ik ben nu zes en twintig jaar. Maar de Prinses Elisabeth had de verzachting der liefde noodig, om haar hard lot dragelijk te maken; ik wist dat, en daarom had ik voor haar verschooning gewenscht, want waarlijk, hetgeen rnjj het eerst tot haar trok, was medelijden !quot;

))Dat zeide Lauzun in der tijd van Mademoiselle ; dat zeggen meer cavctliei%s.....Doch neen,'

hernam Orsini ernstig; »ik geloof, dat gij geen fat zijt, Graaf! en juist daarom is het, dat ik u niet verschoonen kan van op een onderwerp terug te komen, dat u smartelijk schijnt aan te doen. Het spreekt van zelf, dat ik niet indringen wil in de geheimen eener liefde, die u heilig moet zijn, zelfs al hebt gij die overwonnen of niet gedeeld met geheel uw hart — en waarvan mij buitendien de by zonderheden bekend zijn----quot;

»11 bekend , Mevrouw ?quot;

»Ja zeker , gij vergeet dan , dat de overledene Koningin van Spanje eene Hertogin van Savoye was , en dat deze nooit een' brief heeft ontvangen , dien ik niet heb gelezen , noch er een' geschreven , dien ik niet in de pen gaf!quot;

»En de arme Elisabeth was dus verraden, ter • wijl zij zich mededeelde aan eene vriendin , aan eene verwante?quot;

«Verraden! ja, als ik de vrouw ware , om de geschiedenis van het hart eener jeugdige Prinses te gebruiken als een wapen tegen de jonge vrouw; ik had haar niet tot Koningin van Spanje gekozen , zoo ik op dit voornemen dacht; maar myn belang is het, de Koningin van Spanje wel

j te kennen , in al de schakeeringen van hare luim, in al de bijzonderheden van haar karakter , in al de zwakheid of de sterkte van haren geest. Afgaande op hare brieven, op de omstandigheden , waarin zij geplaatst was , en op de mede- i deelingen van berichtgevers , wel vertrouwd, zoo j ik meende, zag ik in haar eene jonge Vorstin , I geschikt voor den troon van Spanje, geschikt : tot gemalin van onzen goeden, zachtaardigen Koning — het verbond, dat haar tot beide maakt, is op het punt van te worden gesloten — daar ■ verwittigt mij eene persone , die mij niet zoude 1 willen misleiden , dat men zich vergist heeft in Elisabeth Farnese; dat zij al de ondeugden en al de hartstochten van het Huis Parma in zich besluit, en zal ontwikkelen , zoodra zij in vrijheid is — dat. ... met één woord, dat zjj het tegendeel is van hetgeen wij hier wachten en wenschen. Van u wil ik hierin de waarheid weten ; gij zijt het, die haai* kent; bij de liefde dus, die gij der jonge Diana toedraagt, by de vervulling van uwen wensch, om haar echtgenoot te worden , zeg mij hierin de geheele . de volmaakte waarheid; gij begrijpt , dat ik u die afvraag om geen klein belang quot;

»A1 had ik er minder belang bij, om u te verplichten , ik zou ii die waarheid kunnen zeggen zonder schroom of terughouding. Ik heb Prinses Elisabeth gekend als een vijftienjarig kind, dat, verdrukt en gekweld, zich met onstuimigen 1 hartstocht vastklemde aan den arm, die haar een' steun beloofde, hoe zwak een' steun dan ook; als de verstootene , die , hijgende naar liefde, en omringd van kouden argwaan en lastigen dwang , met innige dankbaarheid het oog ontmoette, dat met teederheid op haar zag, waarop zij het hare met vertrouwen kon vestigen. Ik heb haar gezien , nedergebogen onder de hand van eenen oom , die haar stiefvader was geworden , en voor wien zjj zoo sidderde . dat hij haar met één' blik het gebruik harer spraak kon ontnemen. Altgd in doodsangst voor bespieding harer daden , verkeerde uitlegging harer woorden, sloot zij hare gewaarwordingen in zich zelve op , en ik twijfel zeer, of iemand buiten mij genoeg in haar ver -trouwen heeft gedeeld, om met zekerheid haar karakter te kunnen bepalen. Zij was beschroomd, tot zelfs met mjj , die uit plicht en uit liefde zijne plaats nam aan hare voeten, en hare beschroomdheid vooral is de oorzaak, dat zjj altijd is miskend geworden. Hare groote bedeesdheid en de strengheid , waarmede men haar bejegende, maakten haar stroef, en men noemde haar stuursch en norsch; hare vrees om te mishagen gaf haar eene linkschheid , die men toeschreef aan gebrek van toon ; zjj bewoog zich nooit in het openbaar zonder eenige onrust, die haar eene stijfheid gaf, die voor gebrek aan manieren moest gehouden worden. Een aangeboren wantrouwen in zich zelve , door onophoudelijke achteruitzetting tot zelfmiskenning verergerd , maakte haar belachelijk , uit groote vrees van bespot te worden, zoo vaak zij zich slechts in den gewonen hofcirkel vertoo-


-ocr page 310-

DE PRINSES OESINI.

300

nen moest. Hare deugden waren niet verder ontwikkeld , dan zij het onder den druk van dezen toestand konden worden ; maar zij bezat, of scheen althans te bezitten, alle goede hoedanigheden eener lijdende. Geduld, demoed , eene zekere vastheid in het lijden , voorzichtigheid . de kracht om hare klachten' te smoren, stilzwijgendheid, en de vroomheid dien grootsten steun der zwakken. Of zij de deugd der oprechtheid onder de haren telde, heb ik reden te betwijfelen, daar noch hare opvoeding, noch het voorbeeld van haar geslacht, haar die heeft kunnen prediken. Ziedaar , Mevrouw de Prinses! Elisabeth Parnese, zooals zij zich aan mij vertoonde, voorgesteld naar mijn beate geweten en met de meeste openhartigheid. Wat de tijd in eene opgroeiende jonkvrouw mag vervormd hebben , en hoe die ziel onder de krenkingen zich heeft ontwikkeld: — of het karakter zich ontaard heeft, en het hart zich verbitterd onder de verdrukking , dan of de hoop op de nabijheid eener betere toekomst weldadig heeft gewerkt, en het ijs als ontdooid moge hebben, of wel, verkropte wrok en stille trots slechts het oogenblik hebben afgewacht, om zich te wreken en schadeloos te stellen, dat alles weet ik niet, kan niemand weten , en zullen alleen de tijd en de gebeurtenissen van den tijd moeten leeren.quot;

De Camarera-Major had met ingespannen aandacht toegeluisterd , en men kon het haar aanzien , dat zij tegelijk al de kansen berekende, die zulk een wezen haar overliet, om te beheerschen, of zich bedacht op de wijze, hoe zij daartegenover zou te handelen hebben. Op het laatste echter trok zij de wenkbrauwen samen, en scheen door eene plotselinge somberheid overvallen te worden , die zij echter afweerde, door tot De Sain-bertêt te zeggen :

„Gij geeft mij daar eene karakterschets op de wijze van Mijnheer De St. Simon , Graaf! en ik ben u zeer dankbaar voor die uitvoerigheid toen bedacht zij zich eene wijle, en vervolgde daarop : «Denkt gij , dat Prinses Elisabeth zal kunnen weten, dat ik het was, die uwe terugroeping bewerkte ? quot;

De Sainbert6t zag haar aan; een donkere blos vloog hem over het gelaat; hij was als verbijsterd door de vermetelheid zelve van die herinnering dezer vrouw; maar de kalme losheid, waarmede zij de vraag deed , als betrof het noch eene daad van haar, noch eene diepe krenking voor hem , dwong hem ook , de bitterheid, die in hem oprees, te vermommen: zoo antwoordde hij met een' zweem van trotsche verdrietelijkheid:

»Men heeft zich immers zooveel moeite gegeven , om dit te verbergen : men heeft haar immers tot de overtuiging gebracht, dat mijne afreize

willekeurig was, dat......Mevrouw! Mevrouw!

gij zijt groot en schrander, ik wacht eene weldaad van uwe hand.....maar of gij wijs doet,

dezen verstompten angel op nieuw aan te scherpen , kan mijn opgeruide geest nu niet vatten.quot;

«Ik ben eene stoute heelmeesteres , mijn beste

Graaf! ik wil den angel uitrukken , opdat hij niet wegschuile in het vleesch , en zich niet te eeni-gen tijd zou laten terugvinden. Dit alles moet tusschen ons erkend en vergeven zijn, eer wij verder gaan. — «Met oprechter harte vergeven, Graaf !quot; zeide zij met die vleiende stem en oogen, die zelden waren wederstaan geworden door hen, voor wie de betoovering nieuw was , en zij stak hem hare hand toe ; hij stond op , om haar de zijne te reiken . want het zou hem niet mogelijk zijn geweest het tegendeel te doen. Aldus hand in hand , zag zij hem lang en met kennelijk welgevallen in de oogen ; hij wist niet recht, waarom hij de zijnen nedersloeg; het was geen eerbied voor de hooge Vorstin, want zij scheen dat niet op dit oogenblik ; het was niet geheel hoogachting voor de groote vrouw, want deze had hij kunnen haten, en er was veeleer iets ootmoedigs in haren blik , dat hem deze vergeten deed; het

was.....eene onverklaarbare betoovering, waarin

zij hem minuten lang als geboeid hield , en het was nog iets; — zonder te begrijpen, waarin het liggen kon , zonder een' trek , of eene tint, of de kleur van oogen of haar te kunnen vergelijken , was er iets in dat gelaat, dat hem Diana herinnerde ; Diana, die in zijne ziel zoo eenvoudig, zoo ongekunsteld daar stond, en die hjj terugvond , met de hoogste verrassing , in de meest gekunstelde vrouw , op het oogenblik , dat zjj zeker tooneelspeelster was. Toen de Prinses ten laatste de hand van den jongen Graaf losliet, bleef zij hem bij haren leunstoel terughouden, en hield hem als het ware onder de betoovering van haren blik, terwijl zij hervatte: «Doch laat ons toch eindelijk over uive zaken spreken. Gij bemint de schoone dochter van Mijnheer Francis dan wel met hartstocht — dat zij u eene jonge Prinses (en die men bekoorlijk noemt) doet vergeten V

))Mejufïer Diana is niet schoon , Mevrouw ! maar zij bezit die onbeschrijfbare bevalligheid, die de schoonheid vergoedt, waar zij niet is , en die de schoonheid versiert, waar zij is , en die de vrouw op geenen leeftijd verliest. — Mevrouw de Prinses ! zoo ik zulk eene vergelijking mag wagen , ontneem u zelve die schitterende oogen ; denk u dat prachtige haar weg; ontsier uwe tint door de voren eener hatelijke ziekte , en glimlach dan , als gij het deedt op dezen oogenblik, en spreek, zooals gij het somwijlen wilt, met uwe ziel, dan hebt gij de bekoorlijkheden, die mij in Diana hebben getroffen — maar hoe zal ik u een denkbeeld geven van de geheel eigenaardige aantrekkelijkheid harer wijze van zijn, de oorspronkelijke wendingen van haren geest ? De .... . maar ik

ga u vervelen.....quot; sprak hij , ziende dat de

glimlach en de gemakkelijke losheid, die bij zijne eerste woorden het gelaat zijner boorster verhelderden . nu hadden plaats gemaakt voor iets straks en koels. dat hij voor onverschilligheid hield, doch dat inderdaad verlegenheid was, bij zijne al te fijne opmerking Toch was zij de vrouw niet, om zich door zulk eene gewaarwording langer dan een' oogwenk te laten beheer-


-ocr page 311-

301

schen , of wel, er leefde een zachter vrouwelijker gevoel voor eene wijle in haar op, en zij sprak mét zachten ernst :

»Neen, ga voort! ik stel genoeg belang in j Mijnheer Francois , om van zijne dochter te hoo-ren spreken , met genoegen , ten minste door den : Graaf De Sainbertót!quot;

»Mag ik u dan nog zeggen , hoe zij eene volmaakte zuiverheid van hart bezit, bij eene fijne beschaving van verstand, en een helder oordeel, i dat zich vrij heeft ontwikkeld; hoe men in haaide onschuld van een kind vereenigd ziet met des-zelfs vrijmoedigheid: hoe men haar de oprechtheid tot een' plicht heeft gemaakt, dien zij oefent als eene gewoonte, zooals andere menschen de veinzerij. Hoe zij het deemoedig overgeven van den wil der zachte vrouw, weet overeen te brengen met de wijsgeerige berusting in het onvermijdelijke van den verstandigen man. Ziedaar, Mevrouw de Prinses ! een weinig van hare goede hoedanigheden in de haast opgeteld ; ziedaar wat maakt, dat men om haar bekoorlijke vorstinnen vergeten zou, zelfs al had men die met hartstocht bemind ; ziedaar ook , waarom Diana mij geen' hartstocht heeft ingeboezemd, in de gewone beteekenis van dit woord , maar eene oneindige liefde, die zich grondt op achting, en die meer onvergankelijk is dan eenige hartstocht het zijn kan.quot;

De Prinses Orsini was in eene sterke gemoedsbeweging. — »Dat meisje moet een onwaardeerbare schat zijn voor een' echtgenoot — voor

een'......vader,quot; zeidezij. — x-Zulk een wezen,

met zulke oorspronkelijke deugden en zeldzame gaven tot behagen, moet een' treffenden indruk te weeg brengen in eenen hofcirkel ; zou ongehoorde overwinningen maken aan een Hof, bij voorbeeld te Versailles.....quot;

«Neen, Mevrouw! neen! voor haar is niets zoozeer noodzakelijk, niets zoo raadzaam, als volstrekte afzondering van alles , wat de hooge samenleving uitmaakt!quot; riep De Sainbertót met eenigen schrik. »Zeker, zij zoude er worden opgemerkt , maar te veel, maar tot hare schade , maar tot haar ongeluk, maar tot de beschaming van wie er haar plaatste. Mijnheer Frangois is een man van zonderlinge denkbeelden ; hij heeft zijne dochter juist de opvoeding gegeven , om in een' kleinen kring, in een eigen huis, enkel onder vrienden en welwillenden, gelukkig te zijn en gelukkigen te maken; — doch hij heeft vergeten haar te vormen voor de maatschappij , voor de eischen der samenleving; hij heeft alle deugden in haar weten aan te kweeken, maar vergeten, haar de kleine ondeugden te leeren oefenen, die het menschen in de hoogere kringen mogelijk maakt, met elkander samen te zijn. Zij zou de prooi zijn van vyanden en de speelbal van vrienden.quot;

))Ja......ja !quot; hernam de Prinses ; »Mijn-

heer Francois is een ma,n van hersenschimmen : het is gelukkig , dat ik in zijne plaats aan de werkelijkheid denk.quot;

)gt;Deze ook viel toch genoeg onder de berekening van Mijnheer Frangois , om hem gunstig te neigen tot mijn aanzoek om de hand zijner doch- j ter , juist op den grond, dien ik Uwer Excellentie voordroeg. Ik heb mij teruggetrokken op mijn landgoed , en wensch daar mijne toekomstige gade te omringen met al, wat haar het leven lief en gelukkig kan maken, en tegelijk van haar te weren alies , wat haar zou kunnen schadelijk zijn, hare zachte ziel krenken en misvormen, of haar blootgeven aan onrust en smarte. En het is daarom, Mevrouw de Prinses! dat ik mij met eenige vrijmoedigheid, en wellicht met eenig recht, ' durf aanbieden als haren gemaal, ook aan u , aan wie Mijnheer Francis een deel van zijn vaderlijk recht schijnt te hebben afgestaan.quot;

»En dat verwondert u veel ?quot;

))lk heb het recht niet, om te oordeelen over uwe i aanspraken daarop ; slechts is het niet vreemd, | dat de vrouw, die zoovele hoogere belangen beslecht in Spanje en in Europa, ook geraadpleegd en gehoorzaamd wordt in het kleinere door de bijzondere personen , die de eere hebben met haar in verbintenis te zijn.quot;

»Uwe gissing is niet ver van de waarheid. Mijnheer Frangois is mijn intendant op Chante-Loup en over al mijne bezittingen in Frankrijk ; een geheim, dat ik u mededeel, en waarover ik van uwe eer het stilzwijgen vorder. Maar hij is ook mijn vertrouwde vriend, en ik ben nauw genoeg met zijne echtgenoot verwant, om het recht te hebben over de hand har er dochter te beschikken, gelijk ik het ben, die voor hare toekomst zal zorgen. Voor het oogenblik zal ik u verzoeken geene nadere ophelderingen te vragen omtrent zekere betreurenswaardige omstandigheden in hare familie, die Mijnheer Frangois noodzaken , over zich en de zijnen dat geheimzinnige

te laten rusten, dat licht een' Edelman.....quot;

»0 Mevrouw! ik heb over dit punt heenge-zienviel De Sainbertót in met haast.

oGij hebt wèl gedaan, Mynheer ! en om u te bewijzen , dat gij het doen kunt met gerustheid, wil ik u zeggen, wne»? gij tot medeminnaar hebt.quot;

De Sainbertót verbleekte, terwijl hjj zich boog, om tot voortgaan uit te noodigen.

«Mijnheer den Graaf De Chalais, mijn' neef, die haar niet kent, maar dien ik had gekozen, voordat ik van uwe wenschen was ingelicht. Gij zoudt Diana huwen uit liefde — maar toch zal het u niet onverschillig zijn te weten, dat Mijnheer Francis zeer rijk is , en dat ik bij mijn afsterven haar een deel zal geven van mijne bezittingen in Frankrijk, en zooveel van mijn vermogen, als ik kan afstaan, zonder mijnen neven onrecht te doen. Wat mijn invloed zoude kunnen uitwerken voor haren echtgenoot, zoo die , hetzij hier of in Frankrijk , of elders aanspraak maakte op rang of werkzaamheid , zal ik u niet opnoemen , daar ik in u weinig eerzucht onderstellen moet; of zou ik mij bedrogen hebben ?quot;

«Mevrouw de Prinses heeft gelijk! doch mag


20

-ocr page 312-

DE PRINSES OESTNI.

302

ik hopen , dat die optelling van de voordeelen ' dezer verbintenis leiden zal tot eene toestemming .....?quot;

))Zij dient om u , zoo het zijn kan, nog meerder lust te geven. die te verkrijgen ; zij dient , om u zooveel mogelijk te doen inzien . dat gij niets zoudt opofferen, opdat gij des te meer bereid zondt zijn eenig offer te brengen.....quot;

»Welk offer is er noodig , Mevrouw ?''

)gt;Dat van uwe onafhankelijkheid voor eenen korten tijd; gij moet u in mijne dienst begeven.quot;

«Mevrouw.....quot;

»Ja Graaf! om oprecht te zijn , ik had mijn' neef De Chalais de hand van het meisje geschonken om niet — u wil ik die laten verdienen; gij staat mij niet zoo na als hij ; gij verdringt in mijn gevoelen een' bloedverwant, wien ik eene goede partij had toegedacht; gij begrijpt.....quot;

))Dat ik uwe genegenheid winnen moet. dat is niet meer dan billijk , en wie ware ik, zoo ik niet daartoe bereid was, schoon ik erkennen moet, dat ik niet zonder zwakheid ben op het punt mijner vrijheid, en niet zonder vooroordeelen op dat van vorstendienst, vooral sinds mijne laatste zending aan het Savooische Hof sprak hij met eene beteekenis , die Orsini had moeten doen kleuren , zoo zij niet de vrouw ware, die van haar gelaat meesteresse kon zijn, als zij het noodig vond.

))Ik hoop toch niet, dat uwe vooroordeelen sterker zullen zijn , dan uwe liefde zeide zij met die stem, welke hij vroeger geprezen had.

))Tk zal voor de laatste alles ter zijde zetten , wat ik mag ,'' antwoordde hij met meer zachtheid dan hij zelf had gewenscht.

»Dan zijn wij het eens,quot; hernam zij; »te meer, daar het geene vorstendienst is , waartoe ik u oproep , maar slechts eene dienst, die ik u verzoeken wilde mij te bewijzen.quot;

En haar vleiende blik scheen hem te willen doen vergeten , dat juist zij het was , wier on-meêdoogende kuiperij hem van vorstendienst had afkeerig gemaakt.

En het was, of hij het zelf vergat, toen hij antwoordde :

»Spreek slechts , Mevrouw ! heb ik niet toegestemd ?quot;

»Gij ziet mij aarzelen hernam zij , tei-wijl zij de oogen nedersloeg. en door de donkere pinkers henen de uitwerking bespiedde van hare woorden op hem : ))want de dienst, die ik van u vragen moet, brengt u juist terug aan het Hof van Turin , en onder de oogen zelve, die gij het meest wenschen moet te vermijden.quot;

«Vergiffenis, Mevrouw! schoon het Hof van Hertog Victor Amadeus de laatste plaats der wereld is , werwaarts ik mij begeven zou uit vrijen wil, ben ik er mij geene daad bewust, die mij verplichten zou iemands blik te ontwijken , en allerminst dien van de Prinses Elisabeth.quot;

Dit antwoord moest der Camarera-Major voldoen, die had opgemerkt , dat de Graaf zich eerder liet prikkelen door tegenspraak, dan wegslepen door vleierij ; ook hernam zij:

»Maar de jonge Vorstin kan wrok bewaard hebben in hare ziel over wat zij houden moest voor wispelturigheid van uwe zijde.quot;

»Meent dan Mevrouw de Prinses , dat een enkel woord van opheldering niet genoeg zoude zijn, om mijne vergiffenis te verkrijgen

»Maar ik zoude worden opgeofferd bij die ophelderingen hernam Orsini lachende.

«Mevrouw ! en ik zou daar, zijn in uwe dienst?quot;

wNeeh. ik weet, dat ik gerust kan wezen ; maar zou Diana winnen bij dezen vrede?quot;

»Zeker niets verliezen , Prinses! ik zal weten mijn' plicht te doen , zonder zwakheid. Omdat ik de jonge Elisabeth van Par ma heb aangebeden , terwijl ik haar troostte , zal ik eenen last kunnen op mij nemen aan de toekomstige Koningin van Spanje.quot;

»De Hertog zal zich verwonderen en ergeren, dat ik juist u heb gekozen ; maar hij zal noch den moed hebben , noch de oprechtheid, om het u te toonen. Daarbij bestaat uwe geheele zending voor het oogenblik slechts in het overhandigen- van eenen brief aan Elisabeth. Mijn laatste aan de Prinses werd niet beantwoord ; ik verdenk hierbij minder hare stemming tegen mij , dan kabalen van de haar omringende personen , of wel de ontrouw van mijne lasthebbers. Uwe eer en het belang, dat gij hebben zult bij de uitkomst, waarborgen mij de uwe; uwe schranderheid en hare goede gezindheid zullen u macht geven over de eerste , en wat ik van geen' ander' zou kunnen vragen : gij zult mij den indruk mededeelen, dien mijn schrijven heeft gemaakt: de gevoelens toetsen , die zij hebben kan voor mij , en haar antwoord overzenden, hetzij ze dat schriftelijk geeft. hetzij gij het uit haren mond moet ontvangen. Is deze dienst te zwaar en te groot voor de belooning , die u wacht, en die van de juiste uitvoering mijner bevelen afhankelijk is ? '

»0! Er zijn meer zwarigheden in de uitvoering van deze zaak , dan uwe verbeelding zich op dit oogenblik voorstelt, Mevrouw ! maar ik zou grooteren trotseeren, ter liefde van het loon, dat gij er opzet. Alleen twee vragen. Zal de Graaf De Chalais de gelukkige zijn, zoo ik niet slaag ?quot;

De Camarera-Major bedacht zich eene wijle.

))Ik heb u gesproken van eene belooning, die verdiend moest worden , Mijnheer de Graaf!quot;

»Ik versta u . Mevrouw de Prinses! en nu weet ik, dat ik slagen moet of sterven,quot; hernam hij met vastheid : «er is nog eene vraagt op welker beantwoording ik aandringen moet. Wat zal er gebeuren , zoo uwe voorkomendheid niet naar uwen wensch beantwoord werd?quot;

»Wat er gebeuren zal, Mijnheer de Graaf! geef mij de macht, de toekomstige gebeurtenissen één' dag vooruit te zien , en ik beheersch de wereld. Of bedoelt gij, wat ik zal doen? weet ik het zelve ? mijn voornemen kan natuurlijk geen ander zijn. dan het kwade te voorkomen ; maar hoe .... daartoe wacht ik eene ingeving van het oogenblik.quot;

))Gij, Mevrouw?quot; sprak hij ongeloovig, »o! Ik


-ocr page 313-

DE PRINSES ORSINI.

303

smeek u, wees nog weder zoo goe'1 en zoo oprecht, als gij het geweest zijt in geheel dit onderhond, en zeg mij , wordt Elisabeth Koningin van Spanje , zelfs als het blijken mocht, dat zij u niet genegen is ?quot;

))Kan ik het nog verhinderen , zelfs al wilde ik den haat van drie Mogendheden daarvoor trotsee-ren ? En meent gij dan waarlijk, dat ik den haat van een jong onervaren kind zoude vreezen voor mijnen invloed , als het de vraag wordt van eene worsteling ? — maar juist die wilde ik niet. Juist daarom zend ik u, om die te voorkomen. Win de jonge Vorstin voor mij, zoo zy mij nog niet toebehoort, wie kan dat beter dan gij , die de wegen kent tot haar hart ? Ik leefde met de vorige Koningin in de eenstemmigheid der vriendschap , die ik wil terugvinden in de jeugdige, die mij door dankbaarheid kan verknocht zijn. Be-grijpt gij , Mijnheer de Graaf, en begrijpt gij nu ook , dat ik met u meer oprecht ben, dan ik het tegen anderen de gewoonte heb , omdat ik ook in u den moed der oprechtheid heb gevonden en der tegenspraak, en omdat ik weet, dat gij volbrengen zult, wat gij hebt aangenomen ? Uwe goede diensten by de Savooische bruid kunt gij my dus toezeggen?quot;

»Met geheel mijn hart, Mevrouw de Prinses! en wie zegt ons zelfs, dat zij noodig zullen zijn ?quot;

«Opdat wy het spoedig weten , bid ik u , uw vertrek te verhaasten, zooveel het mogelijk is ; — wanneer zoudt gij kunnen gaan ?quot;

»l)e Sieur Frangois zal mij zeker nu ontslaan. Ik ben reeds reizende ; ik kan vertrekken, al ware het op dit oogenblik.quot;

))Dus nog dezen nacht.quot;

«Tot uwe bevelen , Mevrouw !quot;

»De Abt Alberoni, dien gij reeds kent, zal u een' brief brengen met alles, wat u de reis kan bespoedigen en de verschijning aan het hof gemakkelijk zal maken. Alle posterijen tot aan de grenzen zullen u ter dienste staan. Nog iets; het kon noodig zijn , dat ik u met eene depêche voor den Hertog zeiven belast, die gij echter niet zult overhandigen, dan na een nader bevelquot;

«Het is wel, Mevrouw! Heb ik intusschen het recht aan Diana te schrijven ?quot;

«Het is aan Mijnheer Frangois en niet aan mij te beslissen , wat hij hierin raadzaam acht voor zyn kind.quot;

»Ik hoop dat van hem te verkrijgen.''

«Ik wil trachten zyne strengheid te verbidden; — herinner hem in mijnen naam , dat wij nog zaken hebben af te doen , en dat ik dezen avond een uur van vrijheid hoop te hebben, na het ter ruste gaan des Konings. En nu. Mijnheer de Graaf! wij scheiden, hoop ik, voldaan over elkander?quot;

«Ik erken , Mevrouw ! dat. ik dezen ochtend niet had gewacht, met de merkwaardigste vrouw van Europa een mondgesprek te hebben; ik erken tegelijk , dat ik zulk eene eere nauwelijks had ge-wenscht, en er vooruit tegen gehuiverd heb ; maar ik erken ook , dat zelfs, zoo ik vurig naar die gunst had verlangd, hare uitkomst nauwelijks meer bevredigend kon geweest zijn voor mij, dan zij nu is, en dat het my gelukkig zou maken te weten , dat zij mij niet alle achting ontzegt, zelfs dan niet, als ik nu moet bekennen, dat ik cenen tegenzin heb afgelegd in dit uur!quot;

«Goede Sainbertót!'5 zeide zij met eene houding, en een' blik, die volmaakt berekend waren, om eenen diepen en zachten indruk te geven ; «dat zal u leeren , beter uwe eigene ondervinding te vertrouwen , dan hofcancans en volkspraatjes !quot;

En toen zij hem vertrekken liet. nadat hij haaide hand had gekust , was hij in eene soort van bedwelming, die het hem niet mogelijk maakte, zich juist, zich met kalm oordeel te herinneren alles, wat er tot hem r .egd was , en wat hij had geantwoord ; — slechts wist hij, dat hij verrukt was van de Prinses Orsini, en dat deze hem vertrouwde en met hem was ingenomen.

Toen De Sainbertót buiten het paleis Medina was gevoerd , en men hem zonder geleide verder liet gaan , verkoos hij eene wandeling door Madrid boven de opsluiting in een bedompt huurrijtuig , vooral in de stemming, waarin hij zich bevond , en die hem ook by dit teruggaan de nauwere straten deed vermijden , om liever onder het frisch geboomte van het Prado zich te herstellen, en te overwegen, hoe hy zijne oprechtheid tegenover den Sieur Francois vereenigen zou met het vertrouwen der Camarera-Major , eer hij tot den eerste terugkwam. Maar die tyd tot nadenken zou hem nu niet gegund zijn ; een jong mensch in Fransche kleeding schuift dicht langs hem voorbij, zonder dat hij het opmerkt, ziet hem met eenige verwondering aan, herhaalt dien blik, wendt zich om, en steekt hem op eenmaal de hand toe met een: «Par Dien, Sainbertót! wat doet gij te Madrid ?quot;

«d'Erlanges!'' hernam hij met zooveel verwondering, alsof hy niet te voren had geweten, dat deze, eerder dan hy zelf , de reis naar Spanje had aangenomen , en de Kidder zeide ook lachende : «Welnu, ja! dat ik hier ben, is nog het vreemdste niet van de zaak; maar gij , Mijnheer de Landedelman! die zulke groote plannen hadt van afzondering en huiselijke rust — gij , op onmetelijken afstand van uw kasteel; op eene buitenlandsche reis; in de Spaansche residentie! Gij, Mijnheer de verliefde! op zoo ontelbare mijlen afstand van de godes van uw hart, dat zelfs de vleugelen Amor's u er in geene twee dagreizen zouden brengen ! Hoe komt dat ? Wat zit daar achter ? En nog wel incognito, naar allen schijn; anders zoude men in onze Fransche coterie van uwe tegenwoordigheid . weten ; gij hebt hier immers nog kennissen?quot;

«o, Meer dan noodig is!quot; hernam De Sainbertót met eenigen schrik ; «maar kom met mij, ik zal u dit alles ophelderen, ten minste zoover ik mag!quot;

«Nu , daaraan zult gij wel doen , want uwe geschiedenissen zijn altijd zoo avontuurlijk en zoo


-ocr page 314-

304

ongewoon , dat zij mij meer vermaken , clan de roman van Monseigneur Fónélon ; maar nu heb ik den tijd niet tot luisteren; ik begeef mij naar onzen Gezant; ik moet Zijne Excellentie volgen naar het Hof! Begrijp eens, voor het eerst!quot;

»IIoe is dat mogelijk? Gij moet toch reeds eeni-gen tijd hier zijn!quot;

»Volle veertien dagen ! Ergerlijk, niet waar ? Maar het zijn sti eken van La Orsina, zooals de Italianen haar noemen.quot;

))Kom! zou dat niet minder zijn, dan gij u verbeeldt ?quot; sprak De Sainbertót, geheel onder den invloed van zyne betoovering.

»Neen, in ernst; zij had gehoord, dat ik op het Palais-Royal verkeerde, en gij kent haren ouden haat tegen Mynheer den Hertog van Orleans? Zjj heeft Amelot in het aangezicht gezegd, dat hjj spionnen van den Hertog in Spanje riep; die zoetigheid zag op mij — en zij eischte, dat ik zou worden teruggezonden. Men heeft lang geparlementeerd — Chalais heeft er zich mede bemoeid en niets verkregen, en daar krijgt Mijnheer de Gezant nu zooeven opeens, zonder dat iemand de aanleiding weet, eene allerbeleefdste uitnoodi-ging, om de Camarera-Major te komen spreken, met de vergunning , mij met zich te nemen; zij behield zich voor, mij voor te stellen aan den Koning! Ziet gjj, zij is zoo grillig als de wind , en daar wij van den gunstigen wind moeten gebruik maken, moet ik voort; maar ik zal vrij zijn tegen tien ure — waar kan ik u opzoeken?quot;

»Ik zal bij u komen,quot; sprak De Sainbertót snel; »en ik zal u een half uur geven, nog dezen avond , want morgen.....quot;

» Welnu ?*'

»Morgen ben ik niet meer in Madrid.''

«Goed, dan tot tien ure!quot; hernam de Bidder d'Erlanges , en zij gingen elk hunnen weg.

Het was voor den jongen Graaf Emmanuel geene gemakkelijke taak, de belofte na te komen, die hem verplichtte , den Sieur Frangois deelgenoot te maken van geheel zijn onderhoud met de Prinses Orsini. Behalve de moeielijkheid, die er in lag , om te herhalen, hetgeen hij. nauwelijks zich zeiven herinnerde, door den nevel der gewaarwordingen henen, waarmede het hem vervuld had; behalve het bezwaar , dat hij er in vond, om het vertrouwen, dat in hem gesteld was, reeds zoo terstond te schenden, mocht het dan ook zjjn voor den man, dien zij zelve haren vertrouwden vriend had genoemd, lag er nog een groot struikelblok op dezen weg der openhartigheid ; hij moest den vader zijner geliefde , den strengen man, deelgenoot maken van eenen ge-I heimen hartstocht, die, hoezeer hij een hopelooze ; mocht geweest zijn, toch meerder plaats had gehouden in zijn hart, dan hjj het zich zeiven nu I wilde bekennen. Voor de helft echter werd hem | dit laatste verplicht door de overweging , dat de | Sieur waarschijnlijk op één punt moest zijn inge-| licht door Mevrouw Orsini; dat sommige zijner woorden daarop konden gedoeld hebben, en dat dit wellicht een der grootste bezwaren was , die

hij vreesde van de zijde der Prinses; daarbij , geplaatst als hij nu was tusschen die vrouw en dien man , waren terughouding en halve waarheid wel het gevaarlijkste, dat er te vinden was; zoo oefende hij dus wijze oprechtheid , en had er de voldoening van , te zien , dat de Sieur losjes heenliep over hetgeen hij het meest vreesde, terwijl deze daarentegen ernstig en met een zacht hoofdschudden toeluisterde bij hetgeen hem de lichtpunten schenen in zijn verhaal , zijne overeenkomsten met de Camarera-Major; Toen ten laatste de zonderlinge man in zijn gewoon zwaarmoedig gepeins verviel, zonder iets te antwoorden , begon ook De Sainbertót tot nadenken te komen, en moest bekennen . dat hij , onder het kalme navertellen van hetgeen hem wedervaren was, zich verwonderen moest. hoe gemakkelijk en door welke ; eenvoudige woorden hij in korten tijd gebracht was geworden , datgene te doen, waartoe hij , vooruit bedacht, zou gezworen hebben, nooit te zullen overgaan. Was die vrouw zoo behendig geweest, en hij zoo onnoozel ? Of was het alleen zijne liefde geweest, en hare bereidwilligheid, om die te dienen , welke hem hadden overgehaald ? Hij wist het zelf niet meer : maar hij wist wel, i dat die vrouw een middel had geweten, om hem niets te doen weigeren , dat hij beloofd had, en dat er hem alles aan gelegen was te volbrengen. Desgelijks ook scheen de uitkomst te zijn van hetgeen de Sieur Frangois had overpeinsd, want hij zeide, toen hij zich ophief :

))Hoe het zij , Graaf! gij kunt thans niet meer terug ; gij moet dit zelfs niet! De oprechtheid der Prinses Orsini zal hier, als altijd , het best te beoordeelen zijn aan het einde. Twee waarborgen er voor onderscheide ik echter. Zij heeft u de waarheid gezegd: de dienst, die zij van u , vergt, heeft zij werkelijk noodig , en zij heeft u ! een harer geheimen medegedeeld, een geheim, dat haar, om meer dan ééne reden, dierbaar | en gewichtig is; dat zoude zij niet hebben gedaan , zoo zij voorgenomen had u teleur te stellen. Als zij uwe vriendin wil zijn , zal zij het niet ten halve wezen; hare welwillendheid is overvloedig mild in bewijzen; gij en Diana kunt hare weldaden aannemen zonder schroom ; daarom dien haar en met trouw, schoon met omzichtigheid , en, zooveel het zijn kan, met opene oogen.quot;

Met raadgevingen en opmerkingen, aan deze gelijk ; met inlichtingen , die De Sainbertót meende te kunnen vragen, en waarop hii zooveel antwoord kreeg, als Francois meende te mogen geven , zonder het geheim zijner echtgenoot te verraden , sleten zij den tijd , die hun nog overbleef; maar eindelijk herinnerde zich de Graaf de kleine beschikkingen, die hij nog te maken had, en zijne afspraak met d'Erlanges , en Frangois dacht aan de uitnoodiging der Prinses. En daar hij niet weten kon , hoe laat hij zoude terugkeeren , noch hoe vroeg de Graaf zou moeten vertrekken, namen zij een afscheid van elkander , dat meer hartelijk , meer innig, en moer


-ocr page 315-

DE PRINSES ORSINI. 305

beklemd was, dan men het zou verwachten van twee mannen, die zoozeer verscheiden waren, en alleen vereenigd door hunne teedere genegenheid voor de zachte Diana.

De Sieur Francois , die het niet noodig scheen te vinden, zijne tegenwoordigheid te verbloemen in het paleis Medina, klom den breeden marmer-trap op, die naar de zalen van de tweede verdieping geleidde , toen de Fransche Gezant, van zijnen secretaris gevolgd, dien afdaalde. De laatste zag op hem neder, en was op het punt hem toe te spreken; dan, zich herinnerende, hoezeer die man zich moeite had gegeven, om in eene geheimzinnige onbekendheid voort te leven, onderstelde hij , dat het onbescheidenheid konde zijn, hem aan te spreken als iemand , dien men herkent, en hij weerhield zich; doch hij vermocht niet zich te onthouden van de nieuwsgierige vraag aan eenen der hovelingen in de benedenzaal ; Wie toch de man was in zoo eenvoudige kleeding, die naar boven ging met zulk | een' gewissen tred, alsof hij in zijn eigen huis ware ?

))Dat scheelt voor hem ook niet heel veel,quot; antwoordde de ondervraagde , die de dagen van 1704 had bijgewoond aan het Hof — en hij i helderde hem op, wie Francois d'Aubigny moest geweest zijn voor de Camarera-Major — en toen de Ridder d'Erlanges zijn' vriend De Sainbertot op zijne kamer vond , was het eerste woord, dat hij hem toeriep:

))Ik moest te Madrid komen, om Fransche kennissen te zien! Weet gij , wien ik ontmoet heb , en nog wel in het paleis van den Koning ? — Onzen geheimzinnigen gastheer , den Sieur Francois ! ! — Of ik hem geraden had , toen ik vroeg, of hij kennis had te Madrid!quot;

De Sainbertot, die besloten had d'Erlanges zijne geheimen niet mede te deelen, zette zulk een verwonderd gezicht, als het hem mogelijk was, en als hij gepast achtte ; maar de Ridder vervolgde haastig : »En weet gij nu , wie hij is , onze burgerman, die kasteelen bouwt, en die leeft als een Vorst!quot;

))Neeu! neen!quot; riep de Graaf, met eene drift, die de Ridder natuurlijk vond.

»Welnu! het is die Monsieur d'Aubigny , om i wien de Abt d'Estrées zijn afscheid gekregen heeft, vroeger stalmeester bij de Prinses Orsini, ' en wat dies meer zij ; gij weet wel, dezelfde, van wien wij zooveel hebben hooren praten , zonder recht te begrijpen, toen wij als pages onze opvcjding kregen aan het Hof! — Ach ! ik vergeet altijd, dat gij in het leger gevormd zijt. Nu, dat is hetzelfde; het is toch d'Aubigny, de Signore di amove delta Signora Orsina, die den Gezant en mij dezen avond niets heeft laten zien, dan eene zeer waardige , zeer ernstige, zeer diplomatisch hoffelijke Prinses Des Ursins! Als ik mij den Sieur Francois jong voorstel, erken ik , dat zij eene Dame van smaak is. Maar ' nu is mij alles duidelijk geworden ! U ook niet ?quot;

«Ja ! ja I alles! alles!quot; herhaalde De Sainbertot, in onbedwongene gemoedsbeweging ; «maar als de Sieur Francois nu geen logenaar is, dan is hij een zeer ongelukkig man, en dan is het groote levensgeheim van de Prinses Orsini in mijne hand !'*

De Sieur Francois, zich heenbegevende naar de Camarera-Major , deed het met het oogmerk, om op haar gelaat te bespieden de mate van hare welwillendheid en oprechtheid voor De Sainbertot ; maar of hjj genoeg gevorderd was in zelfkennis, om neer te zien tot op die diepte van zijn hart, waaruit die onverklaarbare belangstelling opwelde, die hem heentrok naar de gevreesde, bijna de gehate vrouw op haren eersten wenk , en die hem vindingrijk maakte in goederedenen, om dat onvermijdelijk te achten, weten wij niet: slechts herinneren wij ons , dat hij , het besluit nemende om naar Spanje te gaan, met eenen zucht tot De Sainbertot. de vreeze had geuit voor zijne onafhankelijkheid. — Het geweld der Prinses had hij niet te vreezen ; — zou hij het gezocht hebben in zijne zwakheid ?

Wat daarvan zij , de hovelingen hadden waarschijnlijk op die der Camarera-Major reeds hunne berekeningen gemaakt; ten minste, zij verdrongen zich rondom den komende, en, in plaats der hindernissen van den ochtend, vond hij geleiders; werwaarts hij trad , open deuren , glimlachjes , welwillende buigingen, tot hartelijke handdrukken toe, zoo hij zijne hand er toe had geleend.

Cynthia , die ondanks den ring van Orry , tot de hoffelijkste dienstvaardigheid was bekeerd, geleidde hem naar een kleine eetzaal in de vertrekken der Prinses, een welbekend oord voor hem, dat nu, als voorheen , bedwelmde door geuren , verblindde door licht , en duizelig maakte door eene frissche en fijne weelde; waar hij toebereid-sels vond tot een keurig souper , voor twee personen slechts, en waar hij zijnen vroegeren lieveling , Raymon , vond ter bediening De Prinses zelve was er niet. Eene ongewone omstandigheid was oorzaak van haar langgeiv kt oponthoud in de koninklijke slaapkamer. Om de tegenwoordigheid van den Franschen Ambassadeur, had Orsini goedgevonden, den Prins van Asturië, vroeger dan gewoonlijk, zijnen vader de avondgroe-te te laten brengen : maar de zwakke en kleingeestige Koning was , te bed liggende , over dit verbreken der gewoonte gaan nadenken en tobben, en zich kwellen, totdat hij er op het laatst in geslaagd was, daarvoor eene oorzaak uit te vinden , die hem beangstte en pijnigde, en den slaap ganschelijk van hem hield , — totdat hij eindigde met zijne gewone toevlucht — de Prinses Orsini moest worden geroepen — en ondanks al hare voorstellingen , wist zij deze onrust niet anders weg te ruimen en geen schielijker einde voor deze lastige bezwaren te vinden , dan den jongen Prins op nieuw aan zijnen vader te vertoonen, opdat deze zich overtuigen mocht, dat hij gezond was en wel verzorgd. Als eerste gouver-1 nante der koninklijke kinderen, had zij gelukkig


-ocr page 316-

DE PRINSES ORSINI.

306

tot de stoornis der rust van den sluimerenden Prins geene andere bewilliging in te roepen — en geene betoogen aan te hooren, dan die van de voedster, aan welker toezicht het zesjarige kind nog het meeste bleef toevertrouwd ; maar toch kon zy haar verdriet en ongeduld nauwelijks verbijten bij dit nutteloos en onverwacht oponthoud — zoodat zij den kinderachtigen Koning dezen wensch vervulde, met meer hardheid en ongewilligheid, dan zij er hem ooit een' had geweigerd. De on-noozele Filips las in de gespannen strakheid harer trekken en in den scherp toornigen blik van haar groot blauw, oog, toen zij hem den Prins van As-turië voorstelde, haar onverholen misnoegen over zijnen dwazen eisch ; hij las er meer nog : gewoon als hij was uit die trekken en blikken zijne vroo-lijke of treurige uren vooruit te zien, las hij er bedreiging in , en eene huivering als van vrees greep hem aan. Zonder dat zijn verstand zoover berekende , voelde hij onbestemd, hoezeer zij hem moest minachten, daar zij, die zich zoo goedbe-heerschen kon als zij het wilde , het niet eens noodig vond hare luim te verbergen voor hem , zelfs in het bijzijn van de ondergeschikten, die hen omringden ! De Camarera-Major was te zeker van hare macht — was te vast overtuigd , dat zij niets behoefde te ontzien , om niet somtijds onvoorzichtig te zijn.

Zij was het dien dag twee malen geweest!

ïoen zij eindelijk binnentrad in het vertrek, waar Francis haar wachtte, verwijderde zij Cynthia en Raymon met een' zwijgenden wenk , en riep toen met eene soort van lusteloozen onwil : wEerst nu ontslagen ! Is dit leven te dulden ! Ik bid u, d'Aubigny! geef mij een glas sorbet; ik sterf van dorst en vermoeienis ,quot; en zij wierp zich met het hoofd achterover in eenen leuningstoel ver van de tafel, en liet de beide armen slap nedervallen van ontstemming.

De Sieur Francois reikte haar het gevraagde , en zag haar op zijne beurt met medelijden aan.

Daar lag ook op hare trekken eene namelooze afmatting, en eene wereld van onaangename gewaarwordingen. En het was niet vreemd, dat die er gevonden werden ; want, had zij niet dezen gan-schen dag door, van den vroegen ochtend af, tot op dit laatste oogenblik toe , te worstelen gehad met den wil en de listen van anderen af te leiden, te bespieden , zich zelve te beheerschen, hoogen en lagen te vleien gehad, te bedreigen, terug te zetten , op te heffen, te misleiden, en zich gekronkeld in duizende bochten, en dat alles ter wille van eene eerzucht, die bij de voldoening zelve toch bleek , nog meer ledig te zijn aan geluk , dan eenige andere menschelijke hartstocht ? Wat al had zij niet moeten doen , wat al zorgen en bekommeringen had zij niet gehad, sinds dat hare oogen zich openden voor dat liefelijk ochtendrood , voor die zon . waarvan zij het licht nauwelijks opmerkte , maar waarvan de warmte haar drukte ? Zij bad eerst een' hoofdigen en kleingeest tigen Vorst door omwegen moeten brengen to-haren wil; ministers door kunst en list moeten verschalken, om hare plannen te begunstigen ; zich op hare hoede houden tegen den invloed van een' man , die een der weinigen was, welke zij behoefde te vreezen , en aan wien zij toch niet wilde toegeven ; met een' listigen intrigant moeten wedijveren in behendigheid en scherpzinnigheid , zich tegen hem gewapend houden, en hem eindelijk toch meer moeten toevertrouwen, dan zij had voorgenomen; een' jonkman van eer met de kunsten eener tooneelspeelster en de gebiedende waardigheid eener Koningin moeten verleiden, om datgene te beloven, wat hij nooit voor haar had willen doen uit vrijen wil en zonder verblind oordeel ; een' afgezant, dien zij vaak door barschheid had afgestuit , door plotselijke minzaamheid en inschikkelijkheid tot zich moeten roepen , om hem door behendigheid de geheimen van zijn Hof te ontlokken — en daarin niet kunnen slagen, niet zóó kunnen slagen voor het minst, of de onrust en onzekerheid bleven haar voor de helft — en dan ten laatste nog. op het oogenblik, als zij meende afgedaan te. hebben met de staatszaken van het Koninkrijk , zoowel als met de huiselijke bezigheden voor den Koning; als zij op het punt was , om eene korte wijle in een meer vertrouwd onderhoud haar avondmaal rustig te genieten, nog weder te worden opgeroepen tot eene lastige en onnutte dienst, om niets meerder dan ds gril van een' kinderachtigen Koning!

Was het wonder, dat haar die uitroep ontviel aan het einde van zulk een' dag, schoon hij, voor wien zij dien uitte, wellicht de laatste was . die dezen had moeten hooren!

Maar de Sieur Frangois was te kiesch, om haar op dit oogenblik te zeggen: «Waarom draagt gij dit alles?quot; Meende zij die terughouding te beloonen door meerder vertrouwen , of rekende zij er op, om zich verder uit te storten? Zij vervolgde althans op denzelfden toon: ))Is er een leven denkbaar, met meer lasten en minder genietingen dan het mijne ? lederen dag uren vroeger op te staan , dan mijner gezondheid nuttig is en mijne krachten het mogelijk maken ; tot dagelijksch werk te hebben de voortdurende regeling van het moeielykste en meest verwarde staatsbestuur van Europa; de komplotten der listigen en de aanslagen der boo-zen te ontraadselen en te verijdelen , en daar-tusschen in te'kens te worden afgeleid door de onbeduidendste plichten der bekrompenste étiquette , die ik toch niet kan opgeven, omdat zij, helaas ! de wortel is van mijn gezag; in de overpeinzingen der hooge politiek gestoord te worden om te gehoorzamen aan de oproeping van een' Koning, die het aan mij dankt, zoo hij nog niet onder de on wij zen wordt gerekend ; om voor te zitten bij iedere zijner onnoozele verrichtingen, al mijne eigene plannen en handelingen te moeten laten achterstaan , tot van de korte, uitge-woekerde oogenblikken van mijn etensuur nog to moeten afstnan voor zijne zotte invallen, en tot dank van dat alles , niets dan de haat van de Spanjaarden , en het onedele wantrouwen van die


-ocr page 317-

DE PRINSES ORSINI.

307

Bourbons! Wat was mijn leven te Rome anders ! dan dit hier ! Wat kon het nog zijn ?quot;

«Is het wel zeker , wat ik hoore ?quot; viel Francois in, met glinsterende oogen; «gij betreurt Rome! gy herdenkt Rome , met den wensch.....quot;

»Van het terug te zien!quot; hervatte zij snel , en geheel toegevende aan hare luim van verslagenheid , van behoefte aan mededeeling. «Meent gij, dat het voor de eerste maal is; meent gij , dat niet meer dan eens die walging van het bestaan hier , mij overvalt ? Meent gij, dat ik het nu voor het eerst moede ben , de gejaagde slavin te zyn van zoo velei lei eerzucht, van de mijne het eersten zij zuchtte diep, en zij stampte met den voet van ongeduld over zich zelve. «Meent gij, dat ik de bange dagen van 1709 ben doorgeworsteld zonder zulken strijd? — de dagen, toen den groote beschermer van Frankrijk zijnen zwakken beschermeling opotferde aan zijn eigenbelang; toen de grootvader den kleinzoon prijs liet aan den toorn derzelfde vijanden , die hij hem had verwekt; toen de Koning den Vorst van zijn bloed overliet aan de wraak van zyn volk , en de gansche heerschappij der Bourbons in Spanje berustte in mijne hand alleen ?quot; Zij sprak dit uit met smartelijke ironie in toon en trekken, maar verloor een weinig die uitdrukking, toen zij voortging: «Meent gij, dat ik toen niet gebukt ging onder al die lasten, al die bezwaren en ellenden , al die laagheid en al die zwakheid van anderen , om niet te hijgen naar de genietingen der rust, die mij elders wachtten ; meent gij , dat ik niet aarzelingen heb gehad , die Lodewijk XIV hadden doen huiveren op zijnen troon en Filips V wankelen op den zij -nen, zoo zij die hadden kunnen opmerken? Maar,quot; vervolgde zy, met adel in den blik, en met verminderd ongeduld op de trekken ; »dat ware eene lafheid geweest; men had mij kunnen voorwerpen , dat ik mij te klein had gevoeld voor mijne taak ; dat ik ondernomen had , wat ik niet had kunnen voleinden — ik zoude als eene onhandige beschaamd hebben gestaan voor de oogen van gansch Europa! En de moeielijkheid zelve van die taak heeft mij toen den moed gegeven en de krachten haar te volbrengen !quot;

«Dat is recht, Mevrouw ! en ik zelf zoude u toen gesterkt hebben in uw besluit, om niet op te geven , wat gij eenmaal in de hand hadt gevat hernam d'Aubigny; «maar alles is nu anders In plaats van eene wankelende monarchie, door vijanden niet erkend, door bondgenooten verlaten , door verdeeldheid der ingezetenen zelve verscheurd, is Spanje geworden tot een gevestigd Koninkrijk, is de Koning verzekerd op zijnen troon, door de mogendheden erkend, door zijne bondgenooten beschermd, door heilige traktaten gewettigd , door de onderdanen ontzien , zoo niet geliefd ; Spanje is rustig, zoo niet gelukkig ; Spanje is herlevende, zoo niet bloeiende ; Spanje is verarmd, maar niet meer reddeloos verwoest; Spanje is zwak, maar het herwint reeds in krachten. Zijn aanstaand huwelijk geeft den

Koning eene vriendin en geleidster ter zijde; — nu is dit hef: oogenblik voor u, om met rust en met waardigheid af te treden. Nu is het de tijd, en het punt, waarop gij het doen kunt, zonder van zwakheid of onbehendigheid de blaam over u te brengen ; gij hebt uwen naam gered in de geschiedenis van Europa, uwen rang ingenomen in hare staatkunde , gij hebt van nu voortaan de vrijheid , om te leven voor u zelve, voor de zoete geneugten der weelde, der poëzij , der kunsten , der samenleving en der .... vriendschap,quot; voegde hij er na eenige aarzeling langzaam achter.

«o Zij waren zoet, de dagen , die ik daar achterliet voor deze slavernij!quot; riep Mevrouw Orsi-ni, terwijl hare oogen schitterden en om haren mond de glimlach zweefde eener vroolijke herinnering ; «en die ik zou kunnen terugvinden, nu, beter dan ooit, nu de dood mij van de Odescal-chi verlost heeft! — En in waarheid, mijn leven was werkzaam genoeg en vervuld genoeg, om ten laatste de zoetheden van deze ruste te kunnen

eischen , en daarbij het leven is kort:......wat

dunkt u , Mijnheer d'Aubigny ?''

«Dat men zich wel nooit genoeg haasten kan, om het genot te nemen, dat voor ons ligt! —

Uwe jaren.....ken ik niet, en bevoorrechte als

gij zijt door de natuur, schjint gij nog altijd jong, zijt gij het nog voor mij! Maar ik zelf ben reeds oud geworden. — Diana is niet meer een kind en gy doet wel er aan te denken , dat de jaren van alle menschen geteld zijn , en dus slechts uw

naam onsterfelijk is......quot;

«Foei, foei, Mijnheer !quot; viel de Prinses in, ter- i wijl zij een weinig verbleekte onder haren glim- 1 lach ; «die berekeningen zijn hatelijk — maar ik 1 begrijp hare bedoeling; gij denkt er aan, dat gij | recht gehad hadt op meerdere jaren van mijnen leeftijd voor u,quot; en zij sprak dit laatste met eenen ernst, die scheen te getuigen voor de goede bedoeling; maar Frangois was reeds te veel misleid geworden door die vrouw , en te gruwzaam teleurgesteld , om haar te durven gelooven, waar zij woorden uitsprak , die zoozeer met zijne innige overtuiging instemden; ook wilde hij zijne geheime voldoening over hare tegenwoordige zielsstemming niet blootgeven , en die omzichtigheid schreef hem een antwoord voor , dat nog meer koel klonk , dan hij het bedoelde , want hij zei-de alleen : «Ik was zonder eigenbelang. Mevrouw! ik dacht slechts aan u!quot;

De Camarera-Major zag even naar hem op, en als met verwondering; toen bleef zij eene wijle verzonken in een diep nadenken. Koelheid vau den man, van wiens hartstochtelijkheid zij somtijds had geleden en voor welke zij altijd had ge vreesd; koelheid, niet op een oogenblik, dat zy hem verbitterde door eene weigering , maar op een oogenblik , waarin zij willens scheen toe te geven aan een verlangen , door hem zoo vaak geuit als een eisch ; koelheid van den man, met wiens hartstocht zij had gedarteld als een speelziek kind met vuurwerk ; koelheid van Frangois d'Aubigny voor de Prinses Orsini! Was het vreemd ,


-ocr page 318-

308 DE PRINSES ORSINI.

dat zij , ondanks alles , wat hij haar reeds van zich zei ven had gezegd , daaraan niet kon geloo-ven , en liever vooronderstelde, dat hij zich opzet-1 telijk verbergen wilde voor haar, dan de waar-1 heid te willen zien , die hij haar toonde ; was het ! vreemd , dat zij hierin zekerheid wenschte, en dat het misschien eene mengeling was van oprechtheid en misleiding, waarmede zij sprak met hare zachtste stem en met geheel dien blik en die uitdrukking , die, wanneer zij omkoopen wilde, hare woorden zoo gevaarlijk maakte en zoo onwederstaan-baar: »Ja , het geluk moet ergens zjjn , en hier zeker, hier is het niet; zou het daar wezen , waarheen gij mij wijst, waarvan mijn hart het mij soms toefluistert in oogenblikken als deze ? Zeg mij , Francesco! zoo ik besloot, alles op te geven, wat mij hier aantrekt, zou ik vergoeding vinden.....?quot; en zij zag hem aan met een' onderzoekenden blik, zoo vol onrustige verwachting, alsof werkelijk de toekomst van haar verder leven van zijn antwoord afhing.

En d'Aubigny ook begreep het zoo ; het scheen hem toe, dat de beslissing van haar lot en het zijne nu als in zijne hand was gegeven, en juist was het dat. wat hem voorzichtigheid tot plicht maakte. Het was niet voor het eerst geweest, dat die vrouw zich als met een onvoorwaardelijk vertrouwen aan zijne leiding had overgegeven, maar dat had ook nimmer eene andere uitkomst gehad , dan ongeduld van hare zijde en ontevredenheid van de zijne ; zij waren dan altijd weder gescheiden in verbittering en ergernis, en tusschen schaarsche oogenblikken van samenzwering en genot , hadden zij vele andere gevonden van smart en teleurstelling. Hieraan dacht hij nu met ernst, en tegelijk was er als eene geheime stem binnen in hem , die hem zeide, dat de Prinses Orsini niet waar kunde zijn bij wat zij daar had gezegd, zelfs al bedoelde zij geene onoprechtheid tegenover hem ; dat het zelfmisleiding was. die daarin sprak, en de dwaling van een oogenblik van moedeloo-zen onlust, en dat welhaast hare waarachtige natuur spreken zoude; en zou hij dan die opwelling der mismoedigheid aangrijpen, om weder op nieuw haar leven vast te hechten aan het zijne — om weder op nieuw, voor hoe kort mocht het zijn. door te staan , wat hij reeds kende ; — zoude hij daarvoor die rust opgeven, met zooveel moeite herwonnen ; — zoude hij zooveel gestreden hebben, zoude hij zooveel zielssterkte hebben aangewonnen met zooveel inspanning, om nog weder te eindigen met zulk eene zwakheid? Neen!quot; sprak hij bijna halfluid, terwijl hij zich met eenen diepen zucht ophief uit zijnen zelfstrijd. Toen was hij zich genoeg meester om te antwoorden : ))Gij stelt dit alles zeer hoog, Mevrouw! en gij weet, dat ook ik mijne eischen heb.quot;

De Prinses Orsini begreep hem volkomen ; zij begreep, dat, zoo hij nog genoeg liefde voor haar gevoelde , om te kunnen vergeven , hij niet meer genoeg had, om toegeeflijk te zijn, en allerminst genoeg, om afstand te doen van vroegere voorwaarden van hereeniging ; zij begreep, dat hij waarheid had gesproken, toen hij tot haar had gezegd , dat de hartstocht gestorven was in hem , en zoo het haar innerlijk krenkte , schokte wellicht , zij had de kracht, om geenerlei aandoening te verraden — schoon zjj zich liet wegslepen tot eenen plotselijken overgang, die althans van geene kalmte getuigde.

»Gij hebt gelijk, ik stel macht en eere zeer hoog , boven alles zelfs , en ik weet, dat ik er wel aan doe ; het is groote otters waardig; ziet gij , oogenblikken van walging en vermoeidheid als deze zijn mij zeer zeldzaam, en ik weet, dat zij niet zullen terugkomen; waar was ik met dien dwazen inval van ruste ? o Zeker, ik voel nog in mij de kracht, om jaren lang te leven voor ! de plichten , die mij wel weinig vreugde brengen, maar toch zooveel eere! wat sprak ik van te klein geacht te worden voor mijne taak ? Zou ik het niet zijn , zoo ik mij door deze onbeduidende moeielijkheden liet nederslaan ? — ik, die i zoovele grootere heb getrotseerd! Te klein ? — ; ik , die voel, dat ik er te groot voor ben; dat mijn geest zich beperkt gevoelt in dien engen kring der hofkabaal; dat het mij hard valt, als Cesar, slechts de tweede te zijn , de tweede na eenen Vorst als Filips V! Zij weten dit, en ziedaar, waarom zij mij wantrouwen en haten.quot;

wik had deze gedachten wending van u ver-1 wachtsprak de Sieur ; «maar rekent gij er | op , Mevrouw! hoe schielijk, onder zulke oms'tan-! digheden, en omringd als gij zijt, eene enkele ; fout u blootgeeft, en hoe licht eene fout is be-I gaan? En ik blijf nog volharden bij mijnen raad: treed liever af , dan eene behendige te- j genpartij de kans te laten u af te werpen.quot; Maar zij schudde glimlachend het hoofd. — ))Van zoo iets is toch waarlijk wel de rede niet!quot; Toen vervolgde hij ernstig :

«Mevrouw! Mevrouw! ik vreeze , het ongeluk ; heeft ons beiden geleerd, maar slechts mij alleen veranderd ; ik heb my gewapend tot moed in het ongeluk ; gij zijt alleen bedacht op middelen om het te voorkomen ; maar zoo het toch over u kwam , ondanks zulke voorzorgen , waar is dan uw steun ? Zoudt gij dan op eenmaal vinden, wat ik eerst met langen kamp heb ver- I kregen ?quot;

»Ja ,quot; zeide toen de Prinses. met eene innige zelfbewustheid; «ik geloof, dat ik dan in mijne eigene zielskracht dien zelfden moed zou vinden, dien gij eerst na langen en moeielijken strijd hebt veroverd. Maar genoeg hiervan; ik had mij ï zelve beloofd, een paar uren te geven aan uitspanning en tafelgenot; wilt gij die met mij deelen ?quot;

Frangois had nog te veel belangrijke vragen op de tong, om de gelegenheid van een vrijer onderhoud te willen verzaken; hij nam plaats tegenover de Camarera-Major, en deze nieuwe herhaling eener oude gewoonte deed hen beide ; eene wijle ieder in zijne eigene gedachten terug-, zinken. De Prinses , die gaarne sprak , brak het , eerst het stilzwijgen af, en begon hem allerlei


-ocr page 319-

DE PKINSES OKSINI.

309

ernstige en vroolijke bijzonderheden mede te dee-len van het Spaansche Hof, voorgevallen in den laatsten tijd; vertelde hem , wat den personen overkomen was, die hij had gekend, en in welke hjj belangstelde. Bij het heen en weer springen van dit gesprek noemde Frangois eens den naam van Chalais, om , zoo het zijn kon, uit te vorschen , in hoeverre deze vergeten werd voor De Sainbertot. Maar de Camarera-Major hervatte streng: oDe Chalais heeft mijne gunst en genegenheid gansch verbeurd. Zijne onvoorzichtige voorbarigheid is de schuld, dat men te Versailles met het huwelijksontwerp van den Koning bekend was, voordat ik Lodewijk XIV, als hoofd van het huis Bourbon, hetzij confidentieel , hetzij ceremonieel, had kunnen verwittigen van die keuze. De Koning heeft zich be-leedigd gevoeld ; hij zal mij dit niet vergeven ; een woord van Amelot dezen avond heeft mij alles opgehelderd. Chalais heeft hierin dwaas gehandeld of trouweloos, en in ieder geval zal hij van nu af aan minder voor mij zijn , dan De Sainbertot, als deze mijnen last trouw en met behendigheid volbrengt.quot;

Hoewel de Sieur geene reden had , om deze uitspraak der Prinses te willen afwenden , sprak hij toch in het voordeel van den Graaf De Chalais , in zooverre het de belangen gold zijner fortuin ; maar de Prinses scheen onverbiddelijk.

»Gij meent het dus ernstig met myn' jongen beschermeling?quot; vroeg hij eindelijk.

»Laat hij mij slechts de gelegenheid geven, om hem te beloonen, en gij zult zien ! — En als gij wist, op welk ontwerp ik nog verder peins, zoude ik zelfs uwe donkere trekken verhelderd zien. Maar er moet nog veel gebeuren ; wij moeten eerst eene nieuwe Koningin hebben in dit paleis, en ik moet mg nog die laatste aanspraak hebben verworven op de dankbaarheid van de beide Koningen, opdat ook het laatste bezwaar mot mijn prinsdom in Touraine moge worden weggeruimd door hunne vriendschap — dan — maar ook dan eerst, en wellicht duurt het nog jaren — zal ik als erkende en vrijmachtige Vorstin in het midden van Frankrijk bezit komen nemen van Chante-Loup. Diana zal dan Gravin De Sainbertot zijn, en zij zal eene bloedverwante leeren kennen , die haar lange reeds liefhad van uit de verte , en gij zelf, mijn vriend! gij zult mij dan geene te zware eischen kunnen doen.quot;

De Sieur Frangois glimlachte droevig over deze verre en hooge vlucht harer verbeelding, die noch door de jaren, noch door haren kamp met de werkelijkheid, scheen te kunnen worden verlamd. Hij geloofde niet aan de mogelijkheid eener verwezenlijking dier hersenschimmen ; maar zij scheen er eenige zoetheid in te vinden, en hij wilde niets doen , om ze te verstoren.

Zij bleven nog eene lange poos verdiept in dergelijke vertrouwelijke gesprekken, en toen zij scheidden, was het, gelijk Frangois voorspeld had, met meer voldoening van beide zijden, dan ooit te voren. Hij zelf had de beste hoop verkregen van het eenige , waarin hij nog belang stelde, de toekomst van Diana verzekerd te zien naar zyne inzichten , en de zekerheid van den verstorven' hartstocht in de ziel van haren echtgenoot mocht de ijdelheid der Prinses Orsini eene wonde hebben toegebracht, dieper ging het niet, en zij voelde plotseling de verlichting, die deze kalmere stemming geven moest in hunne verhouding tot elkander. Zij wist, dat zij nu voortaan in d'Aubigny zoude vinden een' schranderen en beproefden vriend — hoedanigen zij niet nevens zich had gehad in vele jaren : een' man , dien zij raadplegen kon met vertrouwen op zijn oordeel en op zijne geheimhouding; van wien zij zeker wist, dat hij geene eerzuchtige bedoelingen had , noch in het staatkundige eenige partij voorstond dan de hare : wien zij van hare geheimen kon mededeelen, wat zij wilde, zonder vreeze, dat hij naar meerder zoude vorschen , vooral nu de keuze van een' echtgenoot voor Diana geen twistpunt meer was gebleven tusschen hen.

Na dezen avond scheen het als eene stilzwij-: gende overeenkomst, dat de Sieur Frangois zich i dagelijks vertoonde in het paleis Medina, zonder ■ zich evenwel te vermengen onder de hovelingen, i noch in eenige aanraking te komen met iemand hunner, zonder dat zelfs zijne stugheid noodig j had hunne voorkomendheden terug te wijzen, daar hij telkens met haast de voorzalen doorschreed , nooit de eigenlijk koninklijke vertrekken binnentrad, en slechts in het bijzondere apar-tement der Camarera-Major zijne bezoeken bracht. En de scherpe blikken der omringenden hadden opgemerkt, dat de prinses Orsini van dien tijd af onrustig scheen geworden en luimig, als zij nimmer was geweest, en zy maakten hieruit hunne gevolgtrekkingen; maar zij bedrogen zich, zoo zij den Sieur voor de oorzaak hielden van die wisseling van regen en zonneschijn. Slechts was hij de vertrouwde van die oorzaken, en daarom wellicht verhelderde zich haar voorhoofd, en was haar de borst verruimd, zoo vaak zij zich aan hem had kunnen mededeelen. En zij had reden voor haar verdriet. Nadat hij bericht gezonden had van zijne aankomst in Turin, van zijne ceremoniëele ontvangst aan het Hof , van zijn eerste vormelijk gehoor bij den Hertog, kwamen er van De Sainbertot niet dan onvoldoende tijdingen. Het is zoo, hij was toegelaten tot de Prinses Elisabeth van Savoy e , maar met al de stijve en omslachtige vormen, die de hofetiquette voorschreef, en onder deze omstandigheden had hij niet kunnen besluiten , om den tweeden brief der Camarera-Major af te geven; eene betere gelegenheid daartoe had hij nog niet kunnen opvangen. Op den eersten was daarbij nog geen antwoord gevolgd, en evenmin had de Graaf eenigen dieperen blik kunnen slaan in het gemoed en de gezindheden der jonge Vorstin. Intusschen hield men zich te Turin ijverig bezig met de toebereidselen tot het doorluchtig en veelgewenscht huwelijk , en de tijd , vroeger tot de voltrekking bestemd, naderde alvast zoo snel, zonder dat De Sainbertot het eigen-


-ocr page 320-

310

|_

' lijke doel zijner zending eene schrede genaderd was, dat de Camarera-Major hem begon te ver | denken , zoo niet van ontrouw, dan ten minste j van volstrekte onhandigheid. Haar schoot nog slechts een kort tijdbestek over , om zich te vergewissen van de eene, of de andere te herstellen ; maar daartoe moest dan een werktuig gekozen worden van onfeilbare trouw. De Prinses Orsini zag om zich henen — en zij durfde den blik laten rusten op niemand. Franyois, die zich voorgenomen had in Madrid te blijven , totdat het lot van Diana en De Sainbertót was beslist, omdat wellicht daarin zijne tusschenkomst noodig kon zijn, bood zich aan , om den jongen Graaf de laatste bevelen der Camarera-Major over te brengen , en hem ten steun te wezen bij zijne taak ; doch Mevrouw Orsin i wist, dat zij voor hare zaak meer kon wachten van de list, dan van de eerlijkheid van hat en zaakgelastigde , en alzoo kon zij d'Aubigny's voorstel niet aannemen.

De Sieur was in het binnenste zijner ziel niet i minder ontevreden op De Sainbertót, dan de Prinses zelve. Wantrouwend geworden door het ongeluk , rezen er duizenderlei treurige gissingen in hem op over de vreemde nalatigheid van den Graaf. Kon het terugzien der vroegere geliefde verkoeling hebben gebracht in zijnen ijver , om te handelen in de belangen van zijne tegenwoordige genegenheid ? Had hij aan het Hof, in het midden van eenen vorstelijken kring, weder de vooroordeelen opgevat. die hem de verbintenis met de dochter van den burger niet meer wen-schelijk maakten als voorheen ? In welken strijd en welke slingering verkeerde hij wellicht niet, die hem in het uitvoeren zijner plichten belemmerde — aarzelen deed op het punt der uitvoering , en schromen, wellicht juist daar, waar een snel en stout gebruik maken der gelegenheid alleen hem had kunnen doen slagen ? Bijna kwam hij tot het besluit, dat de man, die, om Diana te verkrijgen , geene grootere vastheid van geest kon ont wikkelen, harer niet wjiardig was ; — en toch, de arme jonge Graaf had niets minder verdiend, dan deze ontevredenheid , dan deze beschuldigingen ; hij was noch onhandig geweest, noch traag, noch trouweloos ; hij had geene gelegenheden ver-| zuimd, maar geene enkele was hem voorgekomen ;

meer nog, hij had ze verwekt en bijgebracht i met onvermoeibaren ijver en fijne vindingrijkheid , ! en geen achttienjarig minnaar had ooit met meer inspanning een tête-d-tête gezocht met de godes | zijner ziele, dan Diana's verloofde een enkel mond-ï gesprek met de Prinses Elisabeth, die hij niet meer j beminde. En toch , alles wat hij zag en onder-j vond, bracht hem hoe langer hoe meer tot de wan-j hopige overtuiging, dat hij dit nooit verkrijgen ; zoude — noch dit, noch iets anders, wat hem ' had kunnen inlichten van de stemming der Prinses Farnese jegens hem, en vooral jegens de Prinses Orsini. De waarheid is , dat hij zelf, bij zijn binnentreden in de hofzalen van Turin, eerst al het gewicht en al de zwarigheden had gevoeld van zijnen last, en boven alles, die van zijne houding , tegenover de jonge Vorstin. Dit drukte hem neder aan den eenen kant, en dwong hem aan den anderen tot eene omzichtigheid en terughouding , die hem noch de tegenwoordigheid van geest liet, noch de vermetelheid , om reeds bij zijne optrede met eenigen stouten sprong de gladde maar onverbreekbare keten te overschrijden, die de hofetiquette om hem had heengeslagen. Hij wilde liever wachten, totdat hij Elisabeth zelve had gadegeslagen , om uit hare blikken de vrijheid te scheppen tot het doen van zulk eenen stap , of wel dien door haar begunstigd te zien , en als aangewezen , zooals hij het zich van vroegere dagen herinnerde. Dan het voorkomen der Prinses Elisabeth gaf hem niets meer te lezen. Hare ziel was voor hem geworden , wat die voor alle omringenden was: een gesloten boek. Hare strakke en kalme trekken drukten niet ééne gewaarwording uit , noch bij zijn komen , noch bij zijn gaan. Hare stem zelfs beefde noch aarzelde bij de hoffelijke woorden , waarmede zij verplicht was zijne vormelijke toespraak te beantwoorden. Wel zeker moest er onder de bedeesde jonkvrouw eene sterke vrouw zijn verscholen geweest, dat zij zoo den grooten vorstinnenplicht der zelfbe-heersching wist te oefenen; cn toch scheen zij nog altijd dezelfde verdrukte en schroomvallige Prinses, die zich met moeite en met verdriet bewoog in deze wereld, voor wie spreken eene overwinning was op hare schuchterheid, en die zich verpletteren liet door eenen blik of een woord van hare Grootmeesteres Die opmerking had De Sainbertót der Camarera-Major medegedeeld; dan daar het eene herhaling was van zijne vroegere inlichting, was dit van weinig beduidenis. Hem zeiven behandelde Elisabeth als een' afgezant, die kwam in den naam van een' aanstaanden gemaal, en wien zij daarom hoofsche beleefdheid en vorstelijke welwillendheid betoonen moest. Noch haat, noch liefde, noch toorn, noch ingenomenheid drong henen door dit dichte masker , dat zij zich voor het gelaat had gedrukt ; maar De Sainbertót, die iedere zijner pogingen, om haar met meerdere vrijheid te naderen , op eene onverklaarbare wijze zag teleurgesteld; die iedere zijner bestberekende vindingen daartoe zag mislukken ; die zich telkens belemmerd voelde door plotselijke hinderpalen , welke als uit den grond om hem heen oprezen, en die toch wist, hoe licht het hem vroeger gevallen was te verkrijgen , wat nu onbereikbaar scheen geworden , begreep ten laatste , dat haar wil die verhinderingen in den weg had gesteld , en hieruit zelfs vatte hij nieuwe hoop, want hij vermoedde toorn , tegenzin of vrees voor hem in die handelwijze , en beide moesten hem meer welkom zijn dan onverschilligheid. Hij begreep dus zijne zaak gewonnen te hebben, als hij slechts de gelegenheid vond, die te bepleiten, en daar hij zich zeker hield, van de zijde der Prinses die gelegenheid niet te verkrijgen , wendde hij zich tot den Hertog zeiven, wien hij verzocht om een geheim en niet ceremonieel gehoor bij de Prinses, niet uit naam van den Koning van Spanje, maar

DE PRINSES OKSINL


-ocr page 321-

DE PRINSES ORSINI.

311

uit dien der Prinses Orsini, van welke hij eenen vertrouwelijken brief te overhandigen had aan de bruid des Konings.

Victor Amaieus glimlachte zoo vriendelijk en zoo valsch als hij gewoon was, wanneer hij iemand ging bedriegen. Hij betuigde eene zoo groote achting en genegenheid te gevoelen voor de door-luchte vrouw, die zoo groote diensten deed aan het Koninkrijk van Spanje en aan hem zeiven, dat iedere van hare begeerten voor 1 «em een bevel was, zoowel als voor zijne dochter, en dat hij zich dus belastte, met nog dien eigen' dag den Graaf de gelegenheid te verschaften, om zijnen brief te overhandigen. De Sainbertöt moest wel gelooven aan eene zoo stellige belofte — hij volgde dus gretig de oproeping tot een gehoor bij de Prinses, dien eigen' dag — hij werd werkelijk heengeleid naar eene galerij bij haar bijzonder en geheim kabinet. eene plaats, die hij zoo goed kende ; maar hij vond er, nevens de Grootmeesteres , den gewonen Ambassadeur van Spanje en dien van Frankrijk, die zich onderhielden met den Hertog. Deze verklaarde die ontrouw aan een gegeven woord met slechts ééne verontschuldiging. — Ais toekomende Koningin van Spanje , kon de Prinses niet te veel voorzorgen nemen, om haren gemaal te behagen , en zij meende hem te moeten eeren door geene enkele geheimzinnige handeling ; — zij meende hem te moeten eeren door het vertrouwen in zijnen Ambassadeur. De Gezant van Frankrijk had zich kunnen beleedigd voelen . van deze bijeenkomst uitgesloten te zijn, en in het eind , ))wij zijn hier immers toch zoo goed als in familie ?quot; had Victor lachende geëindigd. De Sainbertót was zoo verslagen en zoo teleurgesteld , en zoo gloeiend van verontwaardiging , dat hij niets konde antwoorden ; maar toch was hij gedwongen, zijn en gewichtigen brief uit de handen te geven. De Prinses gaf dien, na hem te hebben ingezien, over aan hare Grootmeesteres , welke er den Hertog de mededeeling van deed , hetgeen maakte , dat de Graaf noch den indruk kon bespieden van het geschrevene , noch er een enkel woord bijvoegen tot opheldering , noch van haar eenig antwoord verkrijgen. Hij moest zijn afscheid nemen met verbe-tene spijt, en verslag doen van deze geheele mislukking aan de Camarera-Major. De smartelijke teleurstelling , die in dit bericht heenklonk door al zijne woorden; de wanhoop, die er hier en daar doorschemerde, verzekerde Mevrouw Orsini van zijne trouw, en den Sieur Frangois van zijne getrouwheid — maar dat belette niet, dat de eerste nu snel en zeker hare maatregelen moest nemen, zoude hare angstige voorzorg niet tot eene onherstelbare onvoorzichtigheid worden. Toen zag zij op Alberoni, wiens fijne list en vindingrijke slimheid en snelheid van uitvoeren zij had leeren kennen ; dien zij misschien niet volkomen vertrouwde, maar dien zij voor vast aan zich dacht gehecht te hebben door ruime weldaden voor het tegenwoordige, en door de vleiendste vooruitzichten in de toekomst; dien zij tot deze zending te liever gebruikte, naarmate hij minderen lust scheen te betoonen , die op zich te nemen , en vooral, omdat zij eenen man noodig had zonder schroom , en zonder geweten op het punt van oprechtheid. tegenover de personen , waarmede zij handelen moest. Zij overwon dus zijnen tegenzin, om Madrid te verlaten, een' tegenzin , die voornamelijk zijne oorzaak had in de bekende onderhandsche intrigue, waarin de kleine Abt zich verwikkeld had ; zijn aardig goochelspel met het bevorderen eener veelbeduidende correspondentie , dat hij nu met het meeste gemak had kunnen drijven , sinds het vertrouwen der alleenheerschende Hofdame hem dagelyks daartoe de middelen in handen gaf ; en het afbreken hiervan was hem zeiven eene zoo groote grieve, als het den Koningen van Frankrijk en Spanje hinderlijk scheen te moeten zijn. Zelfs hoopte hij van den laatste tegenstand te zijnen voordeele; dan tot zijn verdriet bepaalde zich deze tot eene korte betuiging van spijt, waarna Filips met zijne stompzinnige volgzaamheid zich troosten liet door de Camarera-Major over het vertrek van zijnen gunsteling. Alberoni dan nam de reis aan naar Turin met de plechtigste verzekeringen van behendigen ijver en van onwankelbare trouw aan de Prinses Orsini, beloften , waarop deze vertrouwde omdat zij hem had laten zien , hoe weinig de wil van Filips beduidde tegen den haren , en hoeveel beter het hem zijn moest, haar vriend te zijn, dan de vriend van den zwakken Koning !

De Abt Alberoni kwam te Turin aan, juist op het oogenblik , dat De Sainbertöt, in zijne vertwijfeling aan eene goede uitkomst, en in zijnen angst Diana's hand verbeurd te hebben, een' vond had uitgedacht en meende uit te voeren; een' vond, roekeloos en stout als de vertwijfeling zelve, maar waarmede hij hoopte zijne belangen te redden , met die , welke aan zijne zorg waren toèvertrouwd, schoon de kans er nevens stond , dat die alle te zamen bij mislukking reddeloos verloren konden zijn.

Alberoni had nog niet lang vertoefd aan het Hof van Turin, of er veranderde veel in het paleis Medina. Het gelaat der Camarerx-Major, dat eene wijle strak had gestaan van gespannen verwachting , verhelderde eensklaps , en met dien lichtstraal werd het alles leven en beweging om haar henen. De Koning, die in hangen twijfel naar haar had opgezien, glimlachte nu weder vertrouwelijk, als zij hem naderde; de lieden van hare partij en wie in het paleis waren zulks niet ? — die in weifeling en onrust op hunne Meesteres hadden gestaard , hernamen plotseling hunne zekerheid en hunne blijmoedigheid , en hare vijanden, die, door iets onzekers in hare blikken en houding, het recht meenden gekregen te hebben tot meerdere stoutheid en tot een onverholen wantrouwen, naderden haar vleiend, en met


-ocr page 322-

312

die mate van openhartigheid, welke politieke partijen tegenover elkander plegen te toonen. Het is ook waar, dat de toebereidselen tot 'sKonings huwelijk, die te Madrid voor eene poos als gestaakt schenen , daarna op eenmaal waren her vat met eenen ijver en eenen spoed, die van ernstige oprechtheid schenen te getuigen , en dat was te vreemder, daar het meer bekeud was geworden, dan het der Camarera-Major lief moest zijn, dat de berichten, die Alberoni had overgezonden omtrent de persoonlijkheid en de i gezindheden der aanstaande Koningin, niet zoodanig waren, als men kon gissen , dat de Prinses Orsini zich had voorgesteld. Doch daar deze, ondanks die uitkomst, besloten scheen, Filips deze gemalin te geven , begreep men, dat zij zich sterk voelde voor den toekomstigen strijd, hetzij door de overmacht, die zij bezat op den i Koning, hetzij door de jeugd en de onmacht der vreemdelinge, die daar aankomen zoude zonder vrienden en zonder volgelingen en zonder invloed, gescheiden van hare bloedverwanten, aan een vreemd Hof, waarvan zij de gebruiken noch de zeden kende, schoon het van haar geëischt zoude worden, zich er gansch naar te voegen: die blindelings en onzeker zoude voortwandelen tusschen de strikken en kabalen om haar henen, die er zich in verwikkelen zoude en daarin rondsparte-len , eer zij het zelve wist, en die wel genoodzaakt zoude zijn, zich op genade of ongenade over te geven aan de alles beheerschende Camarera-Major, hetzij ze haar beminde of niet, te meer , daar deze door den aard zeiven van haar ambt geroepen was hare bespiedster, hare opzichtster , hare kerker meesteres te zyn — en dan eene Camarera Major als Orsini! Niemand ook, vriend of vijand van deze, durfde twijfelen aan hare overwinning , zoo het tot eenen kamp moest komen, te meer nog, daar zij al de personen , die het huis der Koningin zouden uitmaken, zelve had gekozen en benoemd, en de gekroonde gevangene zich dus zoomin als haar echtgenoot zoude bewegen, of hooren toespreken, dan zooals de machtige Hofdame het door hare creaturen zoude laten aangeven. Toch werd de lijst van dit personeel naar Turin afgezonden en daar goedgekeurd. De Edelman, die Elisabeth Farnese bij volmacht zoude huwen, in naam van Filips V, was reeds gekozen, en de dag der voltrekking van dit verbond vast bepaald, en reeds zoo nabij, dat een koerier, van Madrid afgezonden, Turin zou kunnen bereiken , maar niet meer van daar terugkeeren vóór de plechtigheid ; werkelijk werd er zulk een ijlbode van Madrid afgezonden; het gerucht ging, om het ongeduld van den Koning te bevredigen omtrent den tijd der afreize zijner nieuwe gemalin ; maar het was Kayinon, de geliefkoosde page van den Sieur Frangois , welke bij deze gelegenheid den titel van Ridder verkreeg, en die werd afgezonden van wege de Prinses Orsini aan den graaf De Sainbertot. Op den dag der voltrekking vonden er geene openlijke feestelijkheden plaats te Madrid ; — die allen werden uitgesteld tot op de komst van de jonge Koningin — eene spaarzaamheid, die uit de ! schraalheid en den armelijken staat van'sKonings 1 kas kon worden verklaard, zoo slechts niet nog meer onnoodige verkwistingen die wedersproken hadden. ;

Het Spaansche volk morde een weinig : maar Orsini had nooit vrees voor den toorn van de Spanjaarden , of ooit inschikkelijkheid voor hunne wenschen. Het Hof zweeg gebogen — en de Koning zweeg gegriefd — maar de Camarera-Major zelve bracht dien dag door in eene soort van angstige gespannenheid, die zij niet wilde laten opmerken, en die zij toch zoo weinig mees-teresse scheen, dat zij zich, onder voorgeven van ongesteldheid, opsloot in hare bijzondere vertrekken , waar de Sieur Francois haar een uur kwam bezoeken. Hij herhaalde dit bezoek laat in den avond , nadat Orsini den Koning had opgewacht 1 bij zijn naar bed gaan, een plicht, waarvan zij zich niet had willen ontslaan, en welken Filips haar moeielijk maakte , door. met de onbuigzame halsstarrigheid van een kind, den gewonen tijd te overschrijden en te verlengen door ieder mogelijk voorwendsel, in de hoop, van zich ter ruste te begeven met de zekerheid, Elisabeth Farnese tot gemalin te hebben; — eene tijding, die in waarheid van minuut tot minuut werd gewacht — de reden, waarom ook alle hovelingen , die er het recht toe hadden , zich, zoo lang zij konden, bleven ophouden in de slaapkamer des Konings en in de aangrenzende | vertrekken — dan zy werden allen teleurgesteld. Het laatste voorwendsel voor hen om te blijven was weggevallen; Filips rustte of rustte niet, maar was ten minste weggeschoven achter zijne fluweelen ledikantsgordijnen, en de Camarera- } Major verliet met eenen triomfeerenden glimlach ; het slaapvertrek, en ontsloeg alle overigen met een' blik van haar oog, zonder dat de overbrenger van het telegraphisch bericht was verschenen. |

Nauwelijks echter was zij in haar eigen vertrek , was zij er met den Sieur Frangois alleen, of die bode werd bij haar aangediend.

«Laat den Senor Velasquez hier binnenkomen, : en verwijder u , Cynthia!quot; riep de Prinses, in ; eene soort van hartstochtelijke hevigheid, die haar ongewoon was.

De Spaansche Ambtenaar trad vlak voor de Camarera-Major, boog zich diep en ernstig , en vroeg eenigszins verwonderd, of zijn bericht niet eerst behoorde bij den Koning ?

«Natuurlijk niet, daar ik het ben , die er den Koning op moet voorbereidenquot; , antwoordde zij met een volgen van hare eigene gedachten, dat eene sterke verstrooiing bewees, en waarover de Sieur onmerkbaar het hoofd schudde.

Senor Velasquez zag met nog meer verwondering op de Prinses Orsini, en bleef zwijgend en aarzelend zijne depêche in de hand houden.

»Senor Velasquez ! aan uwe handelwijze is het merkbaar, dat gij weinig bekend zijt aan het Hof, en zy dient evenmin, om er u gunstig bekend te makensprak Orsini scherp.


-ocr page 323-

DE PRINSES ORSINL

gt;.'Zoo ik eene font heb begaan , vergeve het mij de Senora Princesa! zekerlijk , ik wist niet betersprak de Spanjaard overbluft en gaf zijn geschrift over.

De Senora Princesa draaide den verschrikten oproerige den rug toe; was dat toorn of voorzichtigheid? — ^ant de Sieur Francis, die bij haar gegaan was , terwijl zij las , zag haar vaalbleek worden — een verbleeken van onvermeesterden schrik, als nooit een sterveling op die trekken had bespied. Zij sprak geen woord, maar zij wenkte Velasquez met de hand, dat hij gaan zonde — een wenk , dien de Sieur verduidelijkte, terwijl hij hem verzocht de bevelen der Camarera-Major te wachten in de voorzaal. Die man , die zich meende schuldig gemaakt te hebben aan een groot vergrijp, en die zich zeiven verweet zijne eigene fortuin te hebben weggestooten, terwijl | zij als onder het bereik zijner hand lag, verwij-i derde zich haastig en verward, eene gelukkige omstandigheid , waardoor hij de verwarring der j Prinses niet opmerkte.

Die verwarring intusschen was groot, zoo groot, dat toen de Sieur haar weder naderde, hare hand vatte en belangstellend vroeg. wat er was , zij hem eerst met groote verwilderde oogen aanzag, en daarop in eene soort van woede opvloog van i haren stoel, onder den uitroep : ))Zij hebben het I huwelijk voltrokken! Elisabeth Farnese is Koningin van Spanje!quot;

»Het is niet mogelijk, gij moet u vergissen!quot; I riep d'Aubigny , terwijl hij de depêche inzag, en 1 even daarna met ontzetting ter zijde legde. Hij had zich overtuigd. Het was niet slechts mogelijk , maar het was waar.

«Een afschuwelijk verraad van De Sainbertot!quot; i riep Orsini, met tranen van spijt in het oog. j De Sieur haalde de schouders op — »Het kan i eene vergissing , een misverstand zijn , eene onhandigheid ,quot; hernam hij vergoelijkend. ! »Misverstand !quot; herhaalde Orsini met bitterheid en ergernis ; »mij dunkt , het bevel was duidelijk en bepaald! Onhandigheid! een page van zestien jaar had die dienst kunnen bewijzen, het overhandigen van een' brief!quot;

»Is het niet mogelijk, dat Victor Amadeus, on-I danks alles, de zaak hebbe doorgezet ?quot;

))A1 ware Victor Amadeus de bedriegelijkste ! schelm , die ooit een' Vorstenzetel van Europa onteerde , hij zoude zoo schaamteloos niet hebben ! durven handelen.quot;

«Hoe het ook zijn mag, ik smeek u. Mevrouw ' ook om uws 7:elfswil, veroordeel niemand, vóór gij het nadere weet, vóór gij meer helder ziet in ' deze ongelukkige uitkomst quot;

Maar de Prinses luisterde niet; zij ging voort heen en weder te loopen door het vertrek met i groote ongeregelde schreden, met lippen , sidderende van toorn, en wangen, gloeiende van ontvlamde drift, den armen Graaf te beschuldigen , de jonge Koningin te verwenschen en Victor 1 Amadeus te beschimpen; zij vergat geheel alle matiging en zelfbeheersching, zooals het natuur-' lijk zijn moest van eene , die gewoon was zich i zelve te betoomen, en die op eenmaal, om eenige geweldige oorzaak, alle banden van zich werpt; zoo vaak toch wij de Prinses Orsini koel hebben gezien en onbewogen bij gebeurtenissen en onder omstandigheden, die haar hadden moeten schokken, was dat niet, om een koud laconisme te doen opmerken, maar om bewondering te vragen voor een zeldzaam verschijnsel van men-scheiijke zielskracht; want zy was eene hartstochtelijke vrouw, hartstochtelijk in de liefde — wij hebben het gezien in hare verbintenis met Francois — hartstochtelijk in de eerzucht, hartstochtelijk tot in de ijdelheid toe, tot in alles, wat zij opvatte, begeerde of gevoelde; en daarom was die uitbarsting zoo vreeselijk en zoo geweldig, omdat zij niet, als anderen , aan die hartstochtelijkheid nu en dan had toegegever., en er als het ware afleiding aan had vergund: maar dat dit alles bij-eenbewaard was gebleven en gesmeuld had tot een enkel oogenblik van uitbarsting. Een vierde van een uur lang gaf die zonderlinge vrouw toe aan hare hartstochtelijkheid, aan hare woede, aan hare spijt, aan haren toorn, aan alle driften en gewaarwordingen , die haar bestormden ; maar toen ook was zij zelve de eerste, die er aan dacht, kalmte en beradenheid te hernemen , zonder dat een woord van den zwijgend belangstellenden getuige dezes orkaans harer ziele noodig had het haar te herinneren. Francois had te wel het noodzakelijke van dit lucht geven begrepen, om haar te storen door vertoogen, die hij berekenen konde, dat volstrekt nutteloos moesten zijn.

De Prinses Orsini stelde zich in het einde nevens d'Aubigny, die was blijven zitten, legde hem beide handen op de schouder , en hem aanziende met die schrandere oogen, waaruit de flikkering der tochten reeds weder terugweek voor de kalmere helderheid des verstands, zeide zij hem : i

»d'Aubigny! mijn trouwe vriend ! gij waart de eenige getuige van mijne zwakheid, van mijn zelfver-geten. van mijne vernedering, mag ik zeggen ; gij zult het ook zijn, die zal weten te getuigen, hoe ik kracht kan toonen, en hoe ik mij weet op te richten.quot; — En daarop aan zijnen arm uit hare kamer tredende, ging zjj met vasten tred de voorzaal binnen, waar Velasquez haar wachtte.

^Senor !quot; zeide zij met eenen glimlach, die den armen man het leven teruggaf; ))ik heb mij lang beraden , of ik het recht had Zijne Majesteit te wekken om deze tijding of niet — ik ben tot het besluit gekomen, dat zij den Vorst behoort te verkwikken bij zijn opstaan; wees dus morgen tydig op het paleis, om uit de handen van uwen Koning eene betere belooning te ontvangen voor uwe goede berichten, dan dit voorloopig blijk mijner vreugde bij deze gelegenheid,quot; en zij schonk hem een zwaar diamanten kruis , dat zij losmaak- i te van haren halsketting. »Tot morgen evenwel zij uwe aankomst een geheim ,quot; voegde zij er bij, toen de verrukte haar de hand kuste.

Den volgenden morgen werden Filips en geheel


-ocr page 324-

314

zijn hof werkelijk verblijd , naar de verordening der Caraarera-Major , door de mededeeling van de gewichtige tijding, en zij zelve ging voorbij dat vreugdebetoon , met eene bevallige goedwilligheid, als ware het gebeurde haar geene schokkende teleurstelling geweest. En de Koning, in zijne kinderachtige blijdschap, drukte haar de hand, noemde haar zijne schoone vriendin , »de zuster zijner zieleen dankte haar als voor eene weldaad, die zij hem bewees.

Dien dag ook deelde zich de stemming van het Hof mede aan het volk van Madrid , dat bij Kabinetsorder de Vrijheid kreeg, zijne vreugde aan den dag te leggen over de blijde gebeurtenis, op de gewone en gebruikelijke wijze. En er werden te Deum's verordend in alle kerken van de Hoofdstad , en de Koning met geheel het Hof woonde de hoogmis bij in de Kathedrale ; er hadden plechtige omgangen plaats door de straten — en er werd wijn en brood uitgedeeld aan de armen, en het volk toonde zijne deelneming door al die luidruchtige bedrijven, die niets bewijzen, en waaraan de Vorsten toch gelooven. Al die juichtonen wer- • den met ophef en met overdriving weergalmd door geheel Spanje henen naar het buitenland, en vooral naar Turin ; daarvoor wist de Prinses Orsini te zorgen !

Toen eindelijk meer uitvoerige tijdingen waren aangekomen van Savoje; toen de Spaansche Ambassadeur , de Hertog Victor Amadeus , en de jonge Koningin , allen geschreven hadden aan den Koning, en De Sainbertót en Alberoni beide aan de Prinses Orsini, wist deze laatste, waaraan zich te houden ; ook sprak zij tot den Sieur Francis, die in geene kleine onrust tot haar gekomen was: — »Welaan , nu oordeel ik met volle kennis en zekerheid van alles. De Sainbertót bekent het zelf; hij heeft te laat gehandeld.quot;

»De ongelukkige !quot; riep d'Aubigny moedeloos; ))hij heeft de belangen van Elisabeth Farnese beter behartigd dan de zijne.quot;

«Zoo 1 begrypt gij het ook , dat hjj mijne gunst heeft verbeurd?quot;

))Ik ken u , Mevrouw! en ik weet, dat Diana voor hem verloren is. En als nu mijn kind hem bemint, is ook zij ongelukkig. Dat heb ik dan gewonnen bij injjne reis naar Spanje ! Maar ik wil haar ten minste zelf daarop voorbereiden , dat zij dien jongen man niet zal wederzien.quot;

«Gij zult dus dit huwelijk niet meer bevorderen willen , ondanks mij ?quot; vroeg de Prinses Orsini verrast.

))lk heb u immers mijn woord gegeven, dit niet te doen , zoo de jonge Graaf uwe verwachting teleurstelde. Hoe onverklaarbaar het zijn moge , dat is gebeurd, en het eenige , wat ik nog vermag , is van u te vragen , dat gij uwe wraak tegen den ongelukkigen jonkman bepaalt bij de wonde van zijn hart!quot; —

«Mijnheer De Sainbertót is onderdaan van Frankrijk ; hij heeft geene andere gunst van mij ge-wenscht, dan die , welke ik hem nu moet weigeren — hij heeft niets gedaan, dat hem schul- j

dig maakt voor eenige wet van dit Land , waarin hij waarschijnlijk niet zal wederkeeren, en zoo hij het waagt , welnu , d'Aubigny ! wie is hij dan , dat ik mij om hem zoude aflaten tot persoonlijke wraakneming? Ik had den jongen man willen beloonen — ik kan het niet meer, ziedaar alles!quot;

«Ik vertrouw dit woord; de jonge Graaf is veilig; en nu Mevrouw! mij rest van nu aan niets meer te doen in Spanje , ik ben er nutteloos , en ik kan er niets meer verhelpen voor mijne dochter; gun mij , dat ik naar haar te-rugkeere. en laat dit een afscheid zijn.quot;

Maar de Prinses Orsini wilde dit niet toestaan ; zij wenschte hem bij zich te houden ; zij gebruikte alle middelen ter overr eding, maar, zonderling, ondanks hare bekentenis, dat zij hem noodig had te dezer dage, zoo niet als steun en als raadsman , dan toch als vriend en als vertrouwde ; bekentenissen , die hem bijna overreedden om te blijven , was er in de wijze , waarop zjj die uitsprak , iets vreemds, iets gedwongens — er mengde zich eenige verlegenheid in, die verborgen werd onder gulheid , dat hem juist bewoog, om niet toe te geven, omdat zij er zooveel, zoo kennelijk te veel prijs op stelde, hem lan ger terug te houden. Hjj vermoedde daarachter eenig oogmerk , en hij volhardde bij zijn besluit, om te gaan. Zij had zijne terugreis kunnen belemmeren , en hem duizende moeielykheden in den weg leggen , om niet eenmaal te spreken van hare macht, om hem van zijne vrijheid te berooven, zonder dat hij het iemand konde klagen ; maar voor dit laatste waarborgde hem hare edelmoedigheid en wat zij nu voor vriendschap in de plaats had gesteld van hare vroegere heide, en tegen het eerste was hij evenzeer beveiligd, omdat Mevrouw Orsini hem kende , en wist wat hij zoude ondernemen , zoo zij door list of door geweld zulk een plan van hem trachtte te dwars-boomen. Zij verschafte hem dus zelve de middelen , om veilig en snel te reizen. By het afscheid meer bewogen, dan hij het zich zei ven wilde bekennen of had gewacht, sprak hij met zijne dofste, zwaarmoedigste stem :

»Nu toch zal het een afscheid zijn voor dit leven , Anna !quot;

«Wie weet?quot; antwoordde zij met een en opge-ruimden glimlach !

Wij hebben recht te weten, waarom het voor Orsini zoo groot eene teleurstelling was, Elisabeth Farnese Koningin van Spanje te zien, na-.dat zij toch zooveel had gedaan, om er haar toe te verheffen, en nadat zij er zoozeer op scheen voorbereid, haar als zoodanig te ontvangen . en vooral ook om te weten , waarom De' Sainbertót hierin zoo schuldig werd gehouden en zoo zwaar gestraft. Met een enkel woord kan het gezegd zijn. De Camarera-Major had hem , in staat gesteld , om dat huwelijk te voorkom en


-ocr page 325-

DE PRINSES ORSINI.

en hij had het laten voltrekken! Waarom toch 1 had de jonge Graaf zich zoo vergrepen tegen zijn gegeven woord en tegen zijne eigene voor- | uitzichten ? Hij had het niet gedaan, hij was niet nalatig geweest; hij was onschuldig; slechts had er eene schrikkelijke misleiding plaats gegrepen. Men herinnert zich, dat de Abt Al-beroni te Turin aankwam , juist op het oogen-blik, dat De Sainbertót zich meende te helpen door eene wanhoopsgreep, welke geene andere was dan deze: zich, evenals vroeger, onaangemeld en on gewacht te vertoonen voor de Prinses Elisabeth , op hetzelfde uur en op dezelfde plaats , waar zy hem eenmaal recht had gegeven haar te komen zien; dit te doen met de vorige vrijmoedigheid en gemeenzaamheid , alsof er niets lag tusschen hun laatste samenzijn en deze bijeenkomst: niet zijn beleedi-gend vertrek, niet zooveel tijdsverloop, niet hare verloving met een' Koning, niet hare opzettelij -ke vreemdheid tegen hem , die wel den grootsten afstand maakte. En zij mocht dan verschrikt zijn, verontwaardigd, toornig. — zij zou de voorzichtigheid moeten hebben, zijne stoutheid te zwijgen, omdat.. .. het niet de eerste was. Zij zou hem moeten aanhooren — en als hij eenmaal tot haar spreken konde, vrij en zonder getuigen, dan, meende hij, moest zijne zaak gewonnen zijn . en die der Prinses Orsini te bepleiten scheen hem daarna geene moeite. Maar zoo hij zijne zaak verloor — en de mogelijkheid bestond — dan zou dit roekelooze onderwinden , vermetel, zooals het slechts in het hoofd van eenen Franschen Edelman der achttiende eeuw kon opkomen , zijnen val onvermijdbaar maken en dien der Camarera-Major tevens , wie men beschuldigen zou in haren zendeling. Zoo ten minste oordeelde het Albero-ni, die tot hem kwam als de vertrouwde der Prinses , hem toegezonden als een raadsman, wien hij dus zijn vermetel ontwerp moest mededeelen, en die het nadrukkelijk ontried, als te gewaagd en te onherstelbaar . zoo het mislukte. Het had anders de uitvoerbaarheid voor zich ; want de Graaf had de ontdekking gedaan, dat Vachini, de Na-politaansche zangmeester der Prinses, dezelfde , die de gedienstige en getrouwe middelaar was geweest hunner vroegere samenkomsten, niet van haren persoon was verwijderd, en hij had dien man, een veil wezen, nog in dezelfde goedwillige gezindheid voor hem teruggevonden zijne diensten als altijd te koop , en zijn vermogen om die te bewijzen, hetzelfde; maa.r de Abt dwong hem het ontwerp op te -geven, en beloofde daarentegen , zonder zulk een gewelddadig hulpmiddel, hem te brengen in de nabijheid der Prinses. De Graaf geloofde dit nauwelijks ; maar aan den man, die de laatste instructiën had van de meesteres, moest hij zijn inzicht onderwerpen , en zonderling, hij ondervond spoedig, dat hij welgedaan had. Albe-roni had , als reeds gezegd is, een werkzaam aandeel genomen in de eerste opening der Spaansche huwelijksonderhandeling — dit had toenmaals reeds den zelfzuchtigen Hertog van Savoye te zijner gunste gestemd; maar hij had nu nadere aanspraak verkregen op het vertrouwen en de gunsten van dezen, door de geheime diensten, welke hij het Fransche Hof bewees, en waarin ook de belangen van Victor Amadeus verwikkeld waren; daarbij door zijnen vroegeren meester, den Bisschop van Parma , en het onbepaalde vertrouwen van Vendóme, ingewijd in al de kronkelgangen der Italiaansche en Savooische staatkunde, en door eigene slimheid en list de slimheid en de list van anderen het eerst ontcijferende , had hij den dub-belhartigen Hertog, evenals Orsini, doen begrijpen, dat het meer schadelijk moest zijn, hem tot tegenpartij te hebben dan tot bondgenoot — en zoo was hij er in geslaagd, zooveel van zijn vertrouwen te winnen. als hot mogelijk was van iemand, bij wien bedrog hebbelijkheid is geworden, en een deel van zijn wezen. Nu gebruikte de Abt dien invloed, zoo het scbeen , geheel alleen ten voordeele van De Sainbertót, want de gemakkelijkheid, waarmede men hem tot de Prinses van Parma toeliet, scheen weldra op dezen terug te werken ; ten minste Elisabeth zocht den Graaf — de hinderpalen vielen weg, alsof zij nooit hadden bestaan ; de jonge Prinses scheen, zoo niet haar vroeger welgevallen , dan toch hare voormalige welwillendheid te hernemen voor hem, en ten laatste kostte het hem niets meer, dan den wensch, om dat gehoor te verkrijgen, dat hem reeds zoo vele zorge gegeven had en zooveel hoofdbreken. Zich te rechtvaardigen tegenover de Prinses Far-nese over eene verwijdering, die haar smartelijk viel, doch die door zijn Hof werd geëischt, moest hem niet moeieljjk vallen , daar die Prinses nu op het punt stond, Koningin van Spanje te worden , een' rang, die haar gered was door zijne edelmoedigheid, daar de ongelukkige jonge Vorstin toenmaals aan haren ondragelijken toestand een einde had willen maken door een geheim huwelijk en eene vlucht met den Franschen Graaf, een kinderplan , dat zijn rijper oordeel, ondanks zijnen hartstocht, toenmaals had bestreden en verjjdeld, en waarvoor Elisabeth hem nu nog dankbaar moest zijn. Maar het vooroordeel te bestrijden, dat zij tegen de Prinses Orsini kon hebben opgevat, was te meer moeielijk, daar zij, zelfs in de oogenblikken van het gulste vertrouwen, zich daarover niet uitliet; nooit den naam der Camarera-Major uitsprak, en als De Sainbertót dien noemde, daarop willens geene achtsloeg, of wel hem verzocht haar niet het Spaansche Hof te herinneren. Dit alles was nu zeker het bewijs, dat zij Mevrouw Orsini niet beminde; ten minste de Graaf meende het daarvoor te moeten houden, en het op die wijze aan de Camarera-Major mede te deelen ; maar dien tegenzin, zoo die bestond , te verontzijdigen, was op deze wijze niet mogelijk. Middelerwijl had Alberoni's scherp oog in haar karakter blikken geslagen , en in haar hart schuilhoeken ontdekt , welke op te sporen de taak van den Graaf was geweest, doch waarvoor zijn oog niet genoeg helderziende was — of zij had hare vermomming tegenover hem te wel bewaard; en nadat beide


-ocr page 326-

DE PEINSES ORSINI.

hunne wederzijtlsclie opmerkingen aan elkander hadden medegedeeld, kwamen hunne gezamenlijke berichten tot Orsini over, voor welke dit reeds genoeg was om te besluiten , dat Elisabeth Far-nese niet Koningin van Spanje zoude zijn. De Sambertot had op Alberoni gezien met bewondering , en op zich zeiven met ergernis , toen hij door dezen zoo gemakkelijk en zonder eenige kunstgreep zag bewerkstelligd, wat hen: ondoenlijk was geweest met al de vindingen van zijn vernuft, en met al zijne vroegere aanspraken : maar de behendigheid van den Abt had zich hierin juist niet hijzonder behoeven in te spannen, daar eene onvoorzichtigheid van Victor Amadeus hem zeiven het middel daartoe had aangewezen. De Hertog had hem ondervraagd naar sommige betrekkingen en verhoudingen der Camavera-Major, waarop hij geantwoord had, zooals hij meende dat to kunnen I doen in het belang der eerste, en zonder te veel terughouding, om zijne eigene belangen te redden bij den Hertog ; — maar toen deze hem ondervraagd had naar den Sieur Francis , of liever naar Monsieur d'Aubigny, zooals de Vorst hem noemde , had hij zich gered met de verklaring , ; dat hij eerst na 1705 aan het Hof van Madrid was gekomen, en dien Ectiyer-Cicisbeo dus niet j had gekend. «Dat spijt mij te meerhernam Victor Amadeus, »omdat de Prinses van Parma eene ernstige reden heeft naar dien man te onderzoe-ken.quot;

«Als de Prinses dat wenscht, zon ik een' persoon kunnen aanwijzen , die met d'Aubigny bekend is.quot;

»Gij moet haar cien persoon noemen , en gij kunt mijner dochter geene betere dienst bewijzen,quot; had de Hertog gezegd.

Dit verklaart de toenadering van Alberoni tot Elisabeth, dit het zoeken der laatste van De Sainbertöt: want Alberoni, die begreep . dat do Graaf behendig genoeg zoude zijn, om de Cama-rera-Major niet te verraden , noemde hem aan de Prinses. Hij had daarmede tegelijk Mevrouw Orsini gediend , die het hem tot plicht had gemaakt , De Sainbertöt en Elisabeth tot elkander te brengen. De jonge Vorstin, wier geheele leven tot hiertoe was geweest een verbergen van zich zelve en van hare vroegere begeerten , had intusschen niet rechtstreeks hare belangstellende vragen tot De Sainbertöt gericht — maar toen zij die eindelijk waagde , schoorvoetend en voorzichtig , had hij die zoo duister , zoo verschrikt en zoo kortaf beantwoord , dat hare omzichtigheid den lust verloor, ze hem verder te doen. De jonge Graaf had bij die ondervraging nog sterker gevreesd voor de ontdekking van zijne liefde tot Diana , dan voor die van het geheim der Camarera-Major; maar wïit hem dan ook bedachtzaamheid voorschreef, het is zeker , dat hij haar oefende, en juist die terughouding overtuigde de Vorstin van Panna , dat hij veel moest hebben mede te deelen ; en niet wanhopende zulks eenmaal van hem te hooren , al ware het bij toeval, bleef zij voortgaan hem eene vertrouwelijkheid te bewijzen , die evenmin waar was als onbaatzuchtig. Door te weigeren zich over Mevrouw Orsini uit te laten, hoopte zij hem uitte tergen om alles te zeggen, wat hij wist, ten einde op deze terug te komen: dan de jonge Graaf was te bescheiden, om in dien strik te vallen ; hij liet zich afschrikken een onderwerp aan te roeren , dat haar zoo ongevallig scheen.

Terwijl deze listen en tegenlisten te Turin werden afgesponnen , kwam er in de hoofdstad de ijlbode , die De Sainbertöt moest verplichten tot het overhandigen van de depêche, door de Prinses Orsini aan zijne zorg toevertrouwd. Alberoni, die zoo goed onderricht was van alles, wat er omging te Madrid, als Lodewijk XIV — want hij had spionnen, die betaald werden met het goud van den Franschen Koning, — was bekend met den inhoud van dat staatsstuk, door het Ministerie der Camarera-Major daargesteld, en dat eene vraag opwierp, welke het huwelijk onmogelijk maakte; hij wist twaalf uren vooruit de aankomst van dien bode en het doel van diens komst: — hij had zich vergewist van den weg, dien deze noodwendig moest nemen , en hij was zoo gelukkig den argeloozen Raymon op te vangen , vóór hij de poorten van Turin binnenreed, met' al de drift, die hij had noodig gerekend, om den last zijner meesteres te volvoeren. Wat de listige Abt hem zeide, of het door drei- ■ gingen was, of door beloften ; of hy hem verschrikte door een machtwoord, of verschalkte door eene list. of dwong, of verleidde , dat is niet met zekerheid te bepalen; misschien heeft hij al die middelen achtervolgens aangewend; ; maar welken vond hij daarop ook had bedacht, | zeker is het, dat die gelukte, en dat hij den misleide of den verleide overhaalde zich vier en twintig uren lang verborgen te houden. Gewichtige vier en twintig uren I wat konden zij niet j zijn in de hand van zulk een' behendigen en werkzamen intrigant als Alberoni, wanneer men indenkt, hoe vaak een enkel uur, een vierde van een uur, gewonnen of verloren, beslissen kan over een menschenlot ? En hier werkelyk hadden zij alles beslist; want de Abt had niet : stilgezeten , en de Hertog had zijne leiding gevolgd , en toen De Sainbertöt ten laatste het bevel had ontvangen , en dat met de meeste haast wilde gaan uitvoeren, kwam men hem berichten, dat het huwelijk bij volmacht voltrokken was; en daar hem ernstig was aanbevolen, zijne depêche in geen geval te toonen na die verbintenis, had hij niets beters te doen , dan zijne opwachting te gaan maken, in naam der Camarera-Major, bij — de Koningin van Spanje.

Hij wist niet, welk eene grieve hij ziener zendster had aangedaan , en wat hij zich zeiven had berokkend. Onwetende daarvan, berichtte hij het gebeurde eenvoudig en zonder eene verontschuldiging naar Madrid , en wachtte rustig de nadere bevelen der Prinses Orsini. De laatste kon niet anders dan hem veroordeelen , dan hem verdenken van een boos verraad ; eerst een brief van


-ocr page 327-

DE PRINSES 0RSIN1. 317

den Sieur Francois wekte hem uit zijne rust, met den schrik en de teleurstelling, die men zich denken kan. Hy begreep, dat zijn levensgeluk verwoest was voor altoos , want ook de belangstelling van den Sieur Francois scheen voor hem verminderd te zijn: het verbod, Diana weder te zien , was er ten minste zonder eenige verzachting van hope bijgevoegd , en de arme Graaf, die nu wist , wie Diana was, begreep te wel, dat zelfs d'Aubigny haar niet zoude uithuwen tegen den wil der Prinses Orsini , bij het groote recht, dat deze in waarheid op haar bezat. Die hardheid trof hem te dieper , naarmate hij haar eene onverdiende geloofde, en zijn ongeluk was te zwaarder, daar hij nooit zijne onschuld zou kunnen bewijzen . want Raymon was verdwenen op eene onverklaarbare wijze. Hij wilde toch nog eene poging doen, om zich bij Mevrouw Orsini te verontschuldigen , haren toorn te verzachten , en haar te verbidden , om van besluit te veranderen.

Hij reisde weg van Turin , en hij was reeds tot de Fransche grenzen gekomen, toen hij eenige verwarde regels schrifts ontving van den Sieur Fran-gois, die niets anders behelsden dan dit: «Mevrouw Orsini heeft haar werk voltooid ; zjj heeft mij mijn kind laten ontschaken; waarheen zij het ook gevoerd heeft, nu het in hare handen is , is het verloren ; zij kan niet anders dan Diana het verderf indrijven,quot; en ter zijde stond, als een uitroep der bitterste smarte daarhenen geworpen : «Zoo de wrake mij geoorloofd ware ! hoeveel macht zoude ik niet hebben tegen haar, en toch trotseert zij mij!quot;

De radelooze vader van Diana, die zich uitstortte tegen haren geliefde , wekte eene gedachte op in zijne ziel , die al zijne smart en teleurstelling daarin nog niet hadden doen oprijzen. Toen de Camarera-Major daar zoo afschuwelijk voor hem stond , niet als de vrouw , die hem Diana had geweigerd maar als de vrouw, die Diana deed verloren gaan voor hem , voor allen en voor zich zelve , — toen herinnerde hij zich al het leed , dat die vrouw hem reeds had gedaan , al het kwaad, dat zij had gepleegd , al de schuld , die zij reeds had op zich geladen ; — zij stond voor hem als de wreede , zelfzuchtige , alle rechten vertredende intrigante , die hij reeds vroeger had gehaat, en die hij nu moest verachten. Het geheele leven dier vrouw lag plotseling voor hem met al zijne zwarte vlekken , met al zijne blinkende zonden , met al zijne bloedige tranen , aan anderen afgeperst, met iede-ren zedelijken moord , dien zij had gepleegd, en hij herinnerde zich , dat hij eens eene opheldering had erlangd , die hem had doen zeggen : »Het lot dier vrouw is in mijne hand!quot; en hij herinnerde zich de antipathie der Koningin van Spanje, en hare nieuwsgierige vragen, en hij wist die twee gedachten zoo goed te. verbinden , dat hij meende, het uur der vergelding moest voor haar geslagen zijn , en de wrake , die d'Aubigny niet mocht oefenen. was nedergelegd in zijne hand — en de opvatting vastklemmende, tot zij een besluit was geworden, reisde hij terug naar Turin.

Wij ook moeten even teruggaan , om te zien , wat den Sieur Francis recht gaf tot zulk eene ontzettende aanklacht tegen de vrouw, wier gebreken hij altijd verheeld had en verzacht voor het minst door zijn stilzwijgen. Hij had nog niet de Spaansche grenzen overschreden; hij was Pampeluna nog niet genaderd , toen hij , op veranderd gespan van muilezels wachtende , zich in eene armelijke dorpsherberg zat te vervelen , en die onbestemd verdrietigen toestand plotseling veranderde voor de meest rechtmatige smart en onrust, door de ontmoeting van zijnen getrouwen Jeróme , die hem met al de omzichtigheid, welke zijne angstige nieuwsgierigheid toeliet, het volgende mededeelde :

Spoedig, nadat men op Chante-Loup de eerste berichten ontvangen had van des Sieurs komst te Madrid, hadden zich te Ambroise van tyd tot tijd lieden vertoond, die, naar hun uiterlijk voorkomen , de liverei en het getal hunner bedienden , en de pracht hunner equipaadjes, kenneljjk behoorden tot de eerste kringen van Parijs en Versailles. Nu eens waren het Dames geweest, begeleid door zwierige cavaliers, dan weder bejaarde Heeren , door een' ganschen stoet van ge volg omringd . dan weder jonge Edellieden , in eenvoudig jachtgewaad , die te paard kwamen, en bijna onverzeld, maar aan wier uiterljjk en manieren het te zien was, dat zy tot het Hof behoorden. Zeker had Jerome onder hen Heeren herkend , die tot het Huis van den Hertog van Orleans behoorden ; maar hoe ook verschillend van voorkomen , van rang en van geleide, allen schenen slechts één zelfde doel te hebben , het doel namelijk , om het kasteel Chante-Loup te bezien, te naderen en zoo mogelijk binnen te dringen. Maar Jeróme en zijne medgezellen hadden zich te wel het strenge verbod van hunnen meester herinnerd, en waren te zeer aan hem gehecht, om eenen enkelen dier wenschen gehoor te geven , hetzij zij met beleefdheid werden geuit , met aanmatiging voorgedragen , of ondersteund door vleierijen of door ryke aanbiedingen ; die nieuwsgierigheid werd zoo in het oogloopend, dat zij zelfs Diana lastig werd : en zonder het bevel van den Sieur Franyois, had de schrandere Huishofmeester reeds dat begin hunner onrust aan zijnen Heer medegedeeld. Deze toch, te wel met de inrichting der Spaansche posterijen bekend , om ze te vertrouwen , had den last gegeven , om nooit anders dan over huiselijke en onbeduidende zaken te schrijven, en behalve den staat van Diana's gezondheid , niets verders daarbij te voegen. Het was afgesproken, dat Diana zeiven niet schrijven zou; d'Aubigny had zich liever den troost harer brieven ontzegd, dan de gelegenheid te verwekken , dat de Prinses Orsini zijne dochter zoude leeren kennen uit hare brie-


II.

21

-ocr page 328-

DE PRINSES OKSINI.

318

ven! Hij wist, dat zij schreef met hare ziel, met haar hart. met haar hoofd. Alles, wat het beste en het lijnste in haar was, zou dan voor het scherpe oo^r der Prinses zijn blootgesteld geweest. en volgens de angstvallige zorge van Francois moest dat niet zijn. Diana's verdriet over die hinderlyke stoornis kwam dus niet tot hem , maar spoedig werd het door iets ergers gevolgd. Op eenen voormiddag hield eene prachtige reiskoets, met vier paarden bespannen, stil, vlak voor den ingang van het kasteel. Jeróme zelf ging zich in staat stellen , om op nieuw de gewone weigering uit te spreken, toen er een Heer uit het rijtuig afsteeg in militair gewaad, die verzocht te mogen spreken met de bewoneres van het kasteel. Toen dit geweigerd was , toonde hij een bevel van den Maarschalk Villeroi, dat hem machtigde tot een mondgesprek met de jonge Dame , die zich op Chante-Loup bevond. Maar de Huishofmeester hield onverschrokken stand, en verklaarde geene bevelen te erkennen en te ontvangen, dan van zynen meester, die juist bevolen had niemand binnen te laten. De krjjgsman scheen zich hiermede te vergenoegen , ten minste het rijtuig vertrok; dan in den avond kwam het terug , voorzien van eene gewapende macht, en dezelfde persoon toonde nu dezelfde orde , die hij nu bereid scheen met het geweld, dat in zijne macht was, te steunen. Jeróme durfde geenen strijd aanvangen met 's Konings krijgslieden, ten minste niet voor dat zijne jonge meesteres zelve had beslist, wat zij hierin wilde gedaan hebben. Diana meende te moeten toegeven , en nu trad de krijgsman binnen , eene Dame geleidende , die gemaskerd was; beiden hadden een lang gesprek met Diana, waarna de Jonkvrouw het vertrek verlaten had , leunende op den arm der Dame, Jeróme met geen enkel woord had toegesproken, maar hem slechts de hand had gereikt, als tot een afscheid ; want nauwelijks durfde de trouwe man zijne oogen ge-looven ; zij volgde de Dame in het rijtuig, en toen hij haar in het overgaan van het plein den wil haars vaders wilde herinneren, zeide zij alleen: »Ik gehoorzaam aan de naaste mijner betrekkingenquot; — en het rijtuig reed weg! Den volgenden dag kwam een bediende hare kamenier afhalen en eenige goederen vragen , die der jonge Dame onontbeerlijk waren. Men had sinds dat oogen-blik niet meer van haar gehoord. Maar Jeróme , die begreep, dat nasporingen, zelfs aJs zij gelukten, nutteloos zouden zijn , dacht zich als eerste hulp de voorkennis en tegenwoordigheid van den Sieur zeiven , en was met al de ijl der trouwe en der onrust heengereisd , de Pyreneën over. Men den-ke zich den toestand van eenen man als Francois , van eenen vader , van eenen vader als hij! Hij had Jeróme misschien verwijten kunnen doen, zeker ten minste vele «waaromsquot; kunnen voorleggen ; dan hij was overtuigd , dat die man niet anders had kunnen handelen ; dat hij zich zeiven en al zjjne makkers aan eene vruchtelooze gevangenschap had kunnen blootstellen , met geweld te

gebruiken , en dat daarbij de wil van Diana alles had beslist! Daarom zweeg hij : maar onder dat zwijgen moet zijn gelaat en zijne houding iets zoo schrikwekkend lijdends hebben aangenomen , dat de goede bediende , met de handeu voor de oogen, aan de voeten van zijnen Heer was nedergeknield, en het luide had uitgesnikt: zoo hij zich aan eenig plichtverzuim had schuldig gemaakt, was dit zwijgen de vreeselijkste straf, die hem had kunnen worden aangedaan ; ten minste hij voelde haar snerpend, nu hij onschuldig was. De Sieur Franyois begreep b|j het eerste nadenken, dat het de Prinses Orsini was, die hier had gewerkt. De Maarschalk De Villeroi was haar getrouwste boezemvriend aan het Fransche Hof. Alleen door haar kon deze weten van het aanzijn van Diana. Geen sterveling ook kon er belang in stellen, zich de rechten aan te matigen eener nabestaande , dan iemand, door haar gezonden ; de Maarschalk was een man, die alles durfde en wien alles vrijstond; want hij had het voorrecht, ongestraft en veelvermogend te zijn door de vriendschap en den steun van Mevrouw De Maintenon. Het was hem duidelijk : Orsini had zich bemachtigd van zijn kind, zooals zij eens had gedreigd, en dat na alles, wat er tusschen beide echtgenooten was voorgevallen, wat hjj zelfs nu weer voor zijne gemalin was geweest ! Hij vond dit verraad zóó snood, dat hij er iederen gruwel van vreesde. Toen schreef hij aan De Sainbertót, en hij reisde terug naar Madrid, overtuigd, dat zelfs , al stond hij voor het huis , waar men Diana ophield , hij zich niet zou kunnen verzekeren van zijn kind, en niet tot haar zou worden toegelaten , zonder den wil der Prinses. Want wie was de Sieur Frangois te Parijs, en voor wien zouden de vrienden van Orsini hem erkennen , zelfs al erkende hem Diana als vader? Overtuigd , dat hij zjjn ongeluk bij de bron moest | opzoeken tot herstelling , wilde hij de Prinses zei- j ve, door welk middel dan ook, noodzaken tot het terugge ven van zijn kind, al moest hij daartoe dan ook het vreeselijkste gebruiken , dat i hij kende : het verbreken van zijnen eed. Maar hij vond de Camarera-Major reeds niet meer te Madrid.

III.

DK KONINGIN VAN SPANJE.

Op den weg van Madrid naar Burgos zag men Koninklijke rijtuigen en hofkoetsen voortrijden met zooveel snelheid, als een dubbel gespan van sterke reispaarden het konden mogelijk maken , in een bar saizoen; over eenen bevrozen grond en bij slechte wegen ; want het was in het laatste der wintermaand, en zelfs Spanje heeit zijne dagen van guurheid sn van koude. Maar op wie daarbinnen gezeten waren in de koetsen , gewikkeld in gemakkelijke en warme reiskleederen, door dicht en mollig bont beschut tegen iederen aan-


-ocr page 329-

DE PRINSES ORSINI.

val van wind en vorst — konden beiden hunne plage niet oefenen, of het moest zijn, dat de vertraging hunner reis hun reeds tot de allergroot-| ste kwelling was. Voor een' hunner moest dat zeker zijn, want het was Filips V , die, met zijn gevolg en de Camarera-Major, zijne nieuwe gemalin te gemoet reisde tot aan Guadalaxara — of liever , het was de Camarera-Major , die den Koning heenleidde, hoewel het den schijn had, of zij volgde, want van het oogenblik af, dat haar Vorst gehuwd was , scheen het, of de Prinses Orsini zich , meer dan ooit, meesteres gemaakt had van zijn' persoon en van zijne bewegingen. Had hij vroeger nauwelijks gesproken of gehandeld dan door haar, nu sprak hij niemand dan haar, nu handelde hij niet meer ; het scheen of de heerschzuchtige vrouw, bij de mogelijkheid, dat zij hare heerschappij zoude moeten deelen met eene andere, nog de keten verengd had, die zij om haren koninklijken slaaf had heengeslagen. Uet was ook niet om te deelen, dat zij eene Koningin van Spanje had geroepen tot den troon van Spanje ; en nu die Koningin Elisabeth van Parma heette ; nu die Elisabeth van Parma niet vooraf had willen dingen naar hare vriendschap, was zij tot die deeling minder gezind dan ooit; en terwijl zij een goed gelaat toonde bij het onveranderlijke — had zij in den tijd. die nog ver-loopen moest, eer de echtgenooten samen zouden zijn , alle maatregelen genomen, die haar voortdurend meesterschap moesten vestigen. Op geheel de driedaagsche reize volgde haar rijtuig onmiddellijk de koets des Koningb , die tot gezelschap had hare meest toegenegene afhangelingen, de eenigen ook, die hij sprak buiten haar zelve — want bij iedere verpoozing der reize zonderde de Koning zich af met haar alleen, en zag niemand meer tot aan zijn ter rust gaan. Filips scheen onder dit alles meer lijdelijk en meer afhankelijk dan ooit; hij sprak niet , dan om goed te keu ren , wat de Prinses Orsini had beschikt, of om zijn verlangen uit te drukken naar zijne jonge bruid. Het is zoo, deze reize was zijn wensch geweest; maar het regelen daarvan was geheel aan de Prinses overgelaten , en het was dus beschikt , dat de Koning slechts anderhalven dag vóór de Koningin te Guadalaxara zoude aankomen. Want van hare zijde naderde de Koningin met allen , die haar aan de grenzen waren komen ontvangen ; hare equipaadjes , de personen , die haar huis zouden uitmaken, en een deel der lijfwachten van den Koning van Spanje. Alberoni was in haar gevolg gebleven, van Panna af; de Hertog de Saint-Aignan was tot haar gekomen aan de Spaansche grenzen, en die del Infantado was haar in ontvang komen nemen van wege zijn' meester aan de Savooische — en de étiquette wilde , dat zij tot den Koning zoude komen, en dat deze haar afwachtte.

Wy hebben de koetsen uit het oog verloren , die intusschen haren weg zoo goed vervolgd hebben, dat zij te Guadalaxara stilhielden voor het ruime en prachtige paleis der Hertogen del Infantado , dat den Koning tot verblijf zoude zijn gedurende zijn oponthoud in het stadje, waarvan dat Hertogelijk geslacht de Erfheeren waren. Maar schoon het paleis gesierd was en gemeubeld naar de behoeften van zoo hoog eenen gast — de inwoners der stad zelve verdrongen zich niet daar [ rondom henen, om hunnen Koning te zien en te begroeten, want het was avond , en de Ca-marera-Major had verordend, dat men in het geheim, en bij wijze van incognito, de stad zoude binnentrekken. Weldra dan ook zat de Prinses Orsini alleen met Filips V! Voor het laatst alleen, want hoe groot eenen invloed de eerste ook dacht te oefenen , hoe groot een invloed haar mocht worden ingewilligd, het zou haar niet geoorloofd zijn, zich zoo te stellen tusschen den Koning en zijne 'gemalin , dat de laatste niet altijd, als zij wilde, de derde zou mogen wezen bij dit samenzijn.

Maar schoon het voor het laatst was, en hoewel beiden daaraan wellicht dachten, schenen zij elkander toch niets te zeggen te hebben; ten minste , de Koning, in zynen hoogen armstoel gezeten, leunde zwijgend het hoofd in de hand, terwijl hij den elleboog rusten liet op de tafel, en de Camarera-Major, die nederzat op eenen kleineren ruggestoel, geplaatst op eenigen afstand van de tafel, bekeek zwijgend het fijne miniatuurschilderwerk van den waaier, waarmede zij speelde, hetzij om hare verveling te vermommen , hetzij om zich te hoeden tegen de verzoeking , om de achtelooze houding van haren Vorst te volgen, want de vermoeienis en de schokkende beweging van eenen ganschen dag rijdens moesten ook hare levendigheid hebben afgemat.

Eindelijk sprak zij , kennelijk hare loomheid overwinnende tot de poging om een gesprek aan te knoopen:

i'Heeft Uwe Majesteit mij iets op te dragen voor de Koningin ? Ik reis morgen vroeg naar Jadraque.quot;

»Niets , schoone vriendin! of liever , zeg alles wat u goeddunkt ; gy kent al mijne bedoelingen — en ik zal mijne vrouw immers welhaast zien!quot; — En daarop zweeg hij , met het gelaat en de houding van iemand , die meer wilde zeggen — bleef haar eene wijle strak aanzien, met meer beteekenis dan gewoonlijk , en sprak toen aarzelend, en als had hij nauwelijks den moed om het te zeggen : »Maar , mijne vriendin ! zoudt gij wel naar Jadraque gaan ? Gij zelve ? Zou niet de Hertogin de Bejar , of eene andere Dame, Hare Majesteit daar kunnen begroeten en hierheen geleiden ?quot;

»Mijn Koning vergeet, dat het behoort tot de plichten der Camarera-Major,quot; hernam Orsini eenigszins verwonderd ; «en dat hare Majesteit reden zoude hebben tot ontevredenheid , zoo deze reeds terstond met eene nalatigheid aanving.'

«In waarheid!.....quot; hervatte Filips , nog

weer aarzelende en verlegen; «doch..... ik

scheide mij zoo ongaarne van u.....en.....

der Koningin , die u niet kent, moet het onver-


-ocr page 330-

320 DE PRINSES ORSINL

voed , waardig kjn zijn, maar zeker genoeg , | om haar te brengen daar, waar zij haar begeer- | de te plaatsen ; meer dan genoeg, om zich van | haar te verzekeren. Mevrouw Orsini had zich ! het ambt van Camarera-Major laten geven uok bij deze nieuwe Koningin , overtuigd , dat geen ander haar beter in staat stelde, om al hare plannen ' en bedoelingen in de hand te werken ; dat geen j ander het haar zoo licht maakte , de Koningin te leiden waarheen zij wilde , en zij glimlachte heimelijk over de onnoozelheid van Filips, die | zoo weinig helder zag in hare ontwerpen , om te meenen, dat zij ter zijner wille het voordeel van die eerste samenkomst zoude overlaten aan eene andere, zonder betere reden , dan om hem ter zijde te blijven! Eene waarheid is het , dat : ' zij zelfs, met de geheime bewustheid in zich, dat Elisabeth tegen haar bevooroordeeld was , nog op hare dankbaarheid rekende — en vooral niet had opgegeven , haar voor zich te winnen. Het is zeker , de Koningin kon niet weten , dat Orsini haar den nieuwen troon had willen ontnemen ; maar zij moest weten , dat niemand dan zij haar daarop had geplaatst. Het is zeker, dat de Koningin haren gemaal niet kende; maar het was haar bekend, dat «Orsini zijn gansche vertrouwen bezat, en zooveel van zijn hart, als hij geven kon; de Koningin wist niet, welk deel van macht haar zoude te beurt vallen in het Koninkrijk van Spanje , maar zij wist wel, dat Orsini het aireede regeerde , en de Prinses overwoog , dat, zoo dit geene titels waren, om van haar bemind te zijn, het er zeker moesten wezen , om door haar te worden ontzien en geacht. Bij die overwegingen had zij geene onrust meer , nauwelijks meer de vorige spijt. En het was met eene soort van welgevallen , dat zij voort-dacht over hare verdere verrichtingen. Bij hare aankomst te Jadraque hoorde zij , dat de Koningin reeds daar was; dat maakte zooveel te meer gemakkelijk, wat zij had voorgenomen. Zij stelde zich voor, den avond door te brengen — zij alleen, met de jonge Koningin; deze de voorstelling te geven van al den glans en al de hoogheid , waartoe zij haar had opgeheven , en dus de dankbaarheid voor zoo ongehoopt een geluk in te enten in hare ziel, als deze zulk eene gewaarwording niet reeds had gevat; en den volgenden dag zou zij het zijn, die haar vergezellen zoude in hare koets, en die haar als bij de hand voortleiden zoude tot den Koning, als een geschenk, dat zij hem gaf: zoo zoude zij staan tusschen de echtgenooten, de derde bij hun eerste samenzijn , ook dien eersten indruk leiden, en terstond aan hunnen toon tegen elkander, aan hunne houding wederzijds, de richting geven, die zij wilde ! Wat had de Prinses Orsini meer noodig , om heerscheresse te bly ven ?

Vlak naast de woning, die men voor de Koningin had ingericht, had zich de Prinses ook een verblijf gekozen, en alles was daar voorbereid tot hare ontvangst. Reeds in groot hofgewaad gekleed, had zij slechts eene lichte reispelisse af

schillig zijn , wie haar ontvangt, zoo het slechts eene Dame van rang zij.quot;

wik wil hopen . dat dit Harer Majesteit- niftt onverschillig zij ; ik wil hopen, dat onze Koningin reeds genoeg Spaansche zal zijn , om begrip te hebben van den rang eener Camarera-Major en van het gewicht dier betrekking , om niet onverschillig te zijn , wie haar vervult en hoe ; ik wil niet hopen, dat.....quot;De Prinses Orsini zeide dat alles op dien harden , mees-terachtigen toon , waarmede zij gewoon was Fi-lips te overbluffen , als zij het niet noodig vond hem te vleieri; ook viel de Koning haar nu snel in de rede met een: »Nu dan, in 's Hemels naam , ga!quot; — dat hij voleindigde met een' diepen zucht, en waarbij de Prinses met eene soort van minachtend medelijden nederzag op den ' zwakken Vorst, wien het zoo moeielijk scheen te vallen , zich voor eenen enkelen dag te scheiden van haren steun.

Den volgenden ochtend, op den 23sten December , vertrok de prinses Orsini met een klein gevolg naar Jadraque , een stedeken , waar de Koningin dien avond zoude aankomen en den nacht doorbrengen; het was een kleine tocht van eenige uren — en waarbij Mevrouw Orsini , alleen in haar rijtuig, zich ongestoord konde overgeven aan iedere soort van overdenking, en zich volkomen voorbereiden tot die eerste gewichtige ontmoeting. Gewichtige ontmoeting van die twee vrouwen, die elkander nooit hadden gezien, en die reeds zooveel op elkanders lot hadden gewerkt of nog vermogen zouden; die elkander nog niet hadden gezien , en die elkander toch niet meer onverschillig waren : die elkander vreesden en benijdden, of wellicht reeds haatten , en toch misschien bestemd waren elkander eenmaal te beminnen , te steunen, te handhaven, te troosten — of elkander het leven te verbitteren, het geluk te betwisten , de wenschen te verijdelen , de hoop teleur te stellen : maar zeker om altijd samen te zyn , te zamen, hetzij in de nauwste en innigste vertrouwelijkheid, hetzij om tegenover elkander te staan, met den haat en het wantrouwen in de oogen!

Gewichtige ontmoeting voorzeker , want zij kon licht beslissend zijn voor altoos; want het kon afhangen van den eersten indruk , wat zij voor elkander zijn zouden Dat ook had de Prinses Orsini volkomen begrepen, en daarom was zij besloten, al hare kunst in dit oogenblik te vereenigen , om vastheid, die van kracht getuigde, te voegen bij die aanvallige tegemoetkoming, welke bewijzen zou , dat zij dan eerst vijandin zoude wezen , als het zeker was , dat zij geene vriendin konde worden. Zij zou al de behendigheid van haren geest , al de buigzaamheid van haren aard , als de wegslepende verleiding van hare persoonlijkheid, tegelijk of beurtelings in het werk stellen bij die eerste samenkomst. Eere genoeg , dacht Orsini zeker , voor eene zeventienjarige — te veel kunst wellicht, dacht zij er nevens , dan een jong meisje, met hardheid opge

-ocr page 331-

DE PRINSES ORSINI. 321

! te werpen, een weinig aan haar kapsel te verschikken , nog een paar sieraden aan te leggen — i en toen dat schielijk verricht was, trad zij binnen bij de Koningin. — Zij vond deze te midden van haren nieuwen hofstoet, omringd das van lieden, die alle door dankbaarheid, plicht en persoonlijk belang aan de Prinses Orsini verbonden waren; die in deze de meesteres kenden ; en eerbiedigden , en wier eerbiedig ter zijde gaan .

wier achtingvolle en deemoedige blikken, van , hunne volkomene onderwerping getuigden. Maar ook tot ieders hooge bevreemding was de ontvangst der Koningin van die der omringenden de scherpste tegenstelling. Het was , of zij de Prinses Orsini niet opmerkte — die zy toch als opwachtte, en die haar naderde, en die zich voor haar boog met eene onuitsprekelijke mengeling van bevalligheid , waardigheid en eerbied. Zij hield het hoofd gebogen en de oogen strak nedergeslagen , en zat stijf en onbewegelijk daar, zelfs toen de Camarera-Major , naar het gebruik, aan hare voeten nederknielde om hare hand te kussen. Zij gaf die hand niet; zij liet die nemen , en toen de Prinses er de lippen op drukte, was die hand koud, strak en onbewegelijk , als ware het eene van ivoor geweest. Toen Orsini oprees , meende zij die jonge vrouw geraden te hebben. En geheel dit gedrag verwonderde haar niet meer. Zij herinnerde ^ich, wat De Sainber-tot haar gezegd had van de beschroomdheid dezer Vorstin, van hare verlegenheid tegenover i onbekenden, van haar gebrek aan toon, aan houding; van de moeite , waarmede zij zich bewoog , vooral onder vreemden, en hoe zij dit alles verborg of verheelde door eene stugheid , die altijd verkeerd werd uitgelegd. Zij begreep, | hoe die verlegenheid van Elisabeth verdubbeld moest zijn tegenover de gevreesde Camarera-i Major, die de toongeefster was van geheel haar Hof, en als een kort begrip van al de verfijningen der étiquette, en hoe deze koude en deze droogheid als het ware de maatstaf waren van het onwillekeurig ontzag, dat de naam der Prinses Orsini haar inboezemde. Zij meende dit begrepen te hebben, en indenkende , wat dit haar vooruitgaf op de Koningin , begon zij met eene soort van goedhartig medelijden die verlegenheid te hulp te komen, door eenen toon aan te nemen van losse natuurlijkheid , die de jonge Vorstin op haar gemak moest brengen, en die haar tegelijk moest overtuigen van hare goede gezindheid. Alleen de tact een er Orsini was in staat hier het juiste midden te houden van voeg-zamen eerbied tegenover een gekroond hoofd , en van dat welwillend afdalen eener hoogere des verstands, die een schroomvallig kind aanmoedigt tot spreken ; maar de Koningin scheen te onnoozel om te begrijpen, of te verward om te verstaan ; ten minste de weinige woorden, die zij uitte, en uitte met blijkbare zelfoverwinning, waren stug, hard en onbeduidend.

Intusschen hadden de hovelingen begrepen, dat I zij te veel waren bij dit tooneel, en dat de kiesch-| heid vorderde, beide te ontslaan van den dwang, door zooveel aanschouwers opgelegd. Zonder bevel, en als bij afspraak, hadden zij zich verwijderd — en ten laatste waren die beide vrouwen alleen. Nu was er niets meer , wat eene van haar verhinderde zich te toonen, wat zij zijn wilde voor de andere. De Koningin was ontslagen van iede-ren dwang ; de Prinses Orsini zou zich kunnen toonen , wat zij begreep te moeten zijn tegenover de Koningin.

Om het tooneel , dat volgen gaat, een weinig meer aanschouwelijk te maken , moeten wij herinneren , dat de Prinses Orsini, hoewel zij reeds alle jaren doorleefd had , die aanspraak geven op vrouwelijke bevalligheid, en hoewel zjj nu gekomen was tot het allerlaatste tijdperk har er schoonheid , door eene zeldzame begunstiging der natuur — zekerlijk gesteund door fijne kunst — toch nog een waas van frischheid, van jeugdige kracht en van levendigheid had behouden, die, gevoegd bij den onverdoofbaren glans van een schrander oog, en bij de onverwelkbare aanminnigheid, die nooit van haar zou wijken, haar nog wel de vrouw deed zijn , die zich ter mededinging stellen kon in schoonheid met een zeventienjarig meisje — van stroeve, harde, oudsche trekken — wier eenige schoonheid jeugd was; — dat de Prinses Orsini de voordeelen van haar uiterlijk had verhoogd door een glanzig , satijnen hofgewaad , dat Fran-schen zwier vereenigde met Spaansche pracht; dat-schitterde van flonkerend gesteente ; dat schilderachtig was afgezet met rijke kant; dat hare edele houding recht deed, en waarvan de ongemeene ruimte en de lange sleep eene soort van majestueuze waardigheid gaven aan iedere harer bewegingen , en dat de Koningin , in. een los en achteloos reisgewaad , hetzij met opzettelijke achteloosheid , hetzij door gebrek aan smaak, niets had gedaan voor haar uiterlijk, en dat de enge, hoekige pelisse van bont alleen strekte , om het gedwongene harer manieren en het schrale harer nietige gestalte nog meer te doen uitkomen. Die tegenstelling scheen ook het eerste te zijn , wat de Koningin zelve begreep.

Reeds bij haar binnentreden had Orsini met eenen schielijken en scherpen blik Elisabeth opgenomen ; nu eerst . nu zjj alleen waren , hief deze den blik op naar de Camarera-Major , een1 blik, die beantwoord werd, zooals die werd gegeven, want met dien éénen blik begreep Orsini, nu voor het eerst, maar nu ook volkomen, dat Elisabeth haar haatte — en nog boven den onwil, dien dit in haar opwekte, verachtte zij de onhandige, die den haat niet beter had kunnen verbergen , en die toch onvoorzichtig genoeg was, om zich met haar te durven meten! Alles , wat ooit de haat voor benijding, voor wantrouwen, voor onwil, voor minachting had kunnen leggen in een vrouwelijk oog, werd door deze beide vrouwen met dien blik aan elkander gegeven en teruggezonden ; die der Koningin was boosaardig, tergend, uitdagend, en werd door Orsini uitgestaan met het onversaagde geduld van den moed en de vastheid, maar


-ocr page 332-

DE PRINSES ORSINI.

322

toch bea-ntwoord met een langzaam en vreeswekkend dreigen , dat zoowel door de zinspreuk van haar geslachtswapen werd uitgedrukt: wNeem u in acht voor mijne omarming !quot; Verder was er gelijkheid in de wijze , waarop zij elkander opnamen , en als ware het met de oogen peilden; gelijkheid in de wijze, waarop zij elkanders kracht schenen te berekenen, elkanders wapenen schenen te meten , elkanders voornemen trachtten te doorzien ; meerdere gelijkheid nog in de weêrgalooze volharding, waarmede beide dien blik aanhielden, alsof het lot en het leven beslist zouden zijn van haar, die het eerst de oogen nedersloeg; gelijkheid allermeest in de snelheid, waarmede beide elkander verstonden, en van dit weten partij trokken. Slechts beging Elisabeth de fout. van den gloed des toorns op hare wangen te laten vlammen , en hare lippen niet te wederhouden van het beven der drift, terwijl Orsini staan bleef in eene rustige en voege!ijke houding, en op hare trekken niets te lezen was, wat zij zou moeten terugdrukken na een hoffelijk woord, want bij hare kennis van hofmanieren verbeeldde zij zich, dat dit nu juist zou moeten volgen. Maar zij vergiste zich; de Koningin vergat niet slechts de verfijnde hofvormen . maar zij ontsloeg zich zelfs van die der beschaafde vrouw. Zy was het, die het eerst aan de spanning een einde maakte , want met eene lage minachting het hoofd ter zijde kee-rende , begon zij der Prinses eene grofheid te zeggen over de ontblooting van armen en hals op haren leeftijd , en over het onpassende van hare kleederpracht.

Mevrouw Orsini was eene van die vrouwen , welke iedere fijne woordenstrijd gereed vindt en gevat, maar die op het grondgebied der grofheden niets te winnen hebben, en zich niet kunnen staande houden; zij was aan grofheden niet gewoon, van de zijde oener Koningin ten minste er niet op voorbereid. — En zij had niet meer verschrikt kunnen zijn , noch geschokt, al had deze haar eenen keisteen naar het hoofd geworpen ; — toch antwoordde zij voegzaam en met zelfheheersching, de eerste aanmerking voorbijgaande, als niet gehoord , op de tweede zich verantwoordende met eene kalme beschrijving van haar plechtgewaad, en met de opmerking, dat het volmaakt in den regel was ; dat eene Camarera-Major den eerbied zoude vergeten hebben tegenover de Koningin , zoo zij zich anders vertoond had. Maar Elisabeth ging voort onder driftige gebaren uit te roepen, dat zij juist nu den eerbied voor haar vergat, bij zooveel tegenspraak, en toen Mevrouw Orsini, nog meer verwonderd dan geërgerd over de onhandige lompheid , zich nederboog, om haren glimlach te verbergen, terwijl zij de mof opraapte, die de Koningin had laten vallen in hare heftige bewegingen , reikte zij haar die toe met al de hooge wellevendheid , die zij op Elisabeth vooruithad , en sprak :

))Ik ben getroffen door de ongelukkige opvatting van Uwe Majesteit! Ik wil vooruit toegeven, ongelijk te hebben , zoo mijne Koningin mij beschuldigt : alleen ik heb de hoop, dat zij mij ! later niet meer dus zal miskennen.quot;

En toch schoof de Koningin ruwelijk de hand ter zijde , die haar het bont aanbood, en opstaande , riep zij heftig:

))Neen, ik miskenne u niet! dat ik u kenne , zij uwe straf en mijn triomfen schielijk op haar toegaande, schudde zij haar bij den arm, en begon haar vele hardheden te zeggen over haar leven en over hare handelingen. Het grove en ongehoorde zelf van de onbescheidene handelwijs dezer jeugdige Vorstin tegenover eene zoo hoog geplaatste vrouw verklaart alleen het geduldig, het verpletterd stilzwijgen van die vrouw, die zich zoo machtig voelde , en die, naast den troon j staande, hooger meende te zijn dan de Vorsten , die er op gezeten waren. De Koningin , eenmaal op het punt der schimpredenen, der verwijtingen en der bitterheden , scheen niet te zullen eindigen, schoon het zwijgen van haar slachtoffer zelf haar dat had moeten opleggen ; want, hoe ook belee-digd en gegriefd, hoe zij ook menige bitterheid had kunnen vergelden door scherpe klacht, en menige beschuldiging door het somber woord ondankbaarheid , door geen enkel weerwoord nam Orsini haar aandeel aan de schande van dit too- ■ neel, dat Elisabeth van Parma ten laatste eindigde, door met schelle kreten hare hofbeambten en lijfwachten om zich henen to roepen , en onder schimptaal te bevelen , dat men Mevrouw Orsini uit hare tegenwoordigheid zoude verwijderen.

Toen eerst wilde deze spreken en zich verweren tegenover die anderen , tegen de onrechtma- i tige aantijgingen, die de Koningin uitsprak ; maar 1 de toorn der laatste steeg tot woede, en onder ! scherpe dreigingen riep zij : ))dat men die zottin van voor hare oogen zoude wegzenden.quot; Hetzij de I uiterste ontzetting Orsini aan de plek boeide, hetzij ze niet besluiten kon , zoo heen te gaan uit i een vertrek, waar zij als zegepralend was binnen- | gekomen; zij aarzelde een oogenblik te gaan, en gaf dus een' hunner , die de laagheid had het bevel der Koningin uit te voeren , de gelegenheid, om haar als met geweld voort te drijven van de | plaats.

Zij was nauwelijks van daar, of de Koningin deed Amenaga roepen, den Officier, die het bevel voerde over de afdeeling der lijfwacht, welke haar begeleidde, en den stalmeester van hare equipaadjes, en toen ook toonde zij , dat zij niet enkel was , wat zij Mevrouw Orsini moet gesche-! nen hebben: een dolzinnig en verstandeloos we-I zen, dat, toegevende aan eene opvatting. in blinden overmoed voortholde , zonder omzien of nadenken over de gevolgen van haar radeloos beginnen : de verguizing en beschimping eener vrouw, die bijna zoo hoog in aanzien stond, als zjj zelve, en die zeker boven haar was in macht; maar zij toonde zich eene zelfstandige en welbera-dene Vorstin, die handelde met volkomene kennis van wat zij deed, en die vooruit zeker was van den uitslag harer handelingen.

Nadat zij den stalmeester had bevolen , eene __1


-ocr page 333-

DE PRINSES ORSINT. 323 !

koets met zes paarden gereed te houden , om op | het eerste bevel af te rijden naar Burgos en Bay-onne , wendde zij zich tot Amenaga: ))Senor! gij zult de Prinses Orsini in hechtenis nemen , haar bewaken, en niet verlaten, voordat zij in die koets is gestegen, vergezeld van twee Officieren der lijfwacht, die te vertrouwen zijn ; die koets moet bewaakt worden door vijftien soldaten van de lijfwacht, en twee of drie voetknechten tot verzekering medevoeren. En gij zult te zorgen hebben, dat de Prinses, zonder verwijl, vertrek-ke.quot; Araenaga, die , zoo hij zijnen rang al niet dankte aan de Camarera-Major, voor het minst te zeer gewoon was bevelen te ontvangen van deze , om zulk een bevel, op het eerste woord af, te durven uitvoeren tegen haar, vertoonde de Koningin , dat zij te ver ging, en dat alleen de Koning van Spanje de macht had, die zij zich wilde aanmatigen

Maar Elisabeth zag hem met vaste fierheid aan, en sprak met ernstige strengheid : )gt;Hebt gij dan geen bevel van den Koning van Spanje, Senor Amenaga! dat u gelast, mij te gehoorzamen m alles zonder uitsluiting en zonder aanmerkingen ?quot; Amenaga ontstelde hevig ; het was zoo : dat bevel had hij werkelijk ontvangen ; zonder dat iemand , dan hij , het wist. was het hem gegeven door den Koning zeiven , eigenhandig, en nu eerst begreep hi), waarvoor het had moe-quot; ten dienen, en nu ook wist hij, dat hij gehoorzamen moest.

Nog onwetende van de bevelen , die Amenaga had ontvangen, maar reeds bedwelmd en geschokt door de ongehoorde verguizing, haar aangedaan , wankelde Mevrouw Orsini als in duizeling voort door het aangrenzende vertrek , dat tijdelijk gebruikt werd als eene antichambre voor het gevolg der Koningin; niemand van degenen, die zij daar vond, wist nog , wat er gebeurd was , maar allen zagen het der Prinses aan, dat het iets ongewoons moest zijn, en meer dan één cavalier trad vooruit, om haar den arm te bieden , want het scheen hun toe , dat zij moeite had om alleen te gaan ; zij schreed voort als in eenen droom , en scheen geen' hunner op te merken ; een' enkelen , die haar te dicht naderde , wenkte zij zwijgend terug te gaan, en eerst bij de deur. vond zij de steun van de eenige vrouw, die haar gevolgd was.

Zij had haar eigen verblijf nog niet bereikt, toen reeds Araenaga met zynen scherpen last voor haar stond, en tegelijk eischte, dat zij hem op hetzelfde oogenblik volgen zoude naar de wachtende reiskoets.

Dit scheen haar te wreed, te vreeselijk, te onmogelijk ; zij verzocht eenen der omringenden, naar de Koningin terug te gaan , en nadere opheldering te vragen van deze bevelen. Het eenige gevolg van dezen stap was : het verhaasten van hare afreis; de Koningin had zich vertoornd, dat zij nog niet was gehoorzaamd.

Om zeven ure des avonds dan, onder eene scherpe koude, terwijl eene ijskorst den slechten weg verhardde, en eene geweldige sneeuwjacht de guurheid van het weder nog aanschouwelijker maakte, zagen de verwonderde inwoners van de kleine stad Jadraque eene koets hunne poorten uitrijden, met al de snelheid, waarmede zes voortgezweepte paarden die in beweging konden brengen : zij zagen die koets, begeleid door gewapende lijfwachten te paard , en zij begrepen niet, wie van het Hof daar nog zoo laat in den avond wegrende en onder zulk bar weder.

En binnen in die koets zat de gevallene van | eenen troon, de vrouw, die den vorigen dag nog ! in Spanje regeerde, en die met Lodewjjk XIV | onderhandelde als van macht tot macht: zij zat daar , met twee Officieren van de lijfwacht tegenover baar, als gevangenbewakers, lieden, die zy gisteren nog alleen staande in hare tegenwoordigheid zoude hebben geduld. en met geen ander gezelschap of hulpe, dan de eenige kamerjuffer , die met haar was bij hare gevangenneming. Men had haar niet den tijd geiaten , eene andere te doen waarschuwen. Zij zat er in volle hofge-waad, in diezelfde kleeding, zoo volstrekt ongeschikt tot eene reize , waarvan Elisabeth zelve , in eene kamer, de ontblooting bad opgemerkt en veroordeeld, en dat bij den snerpenden Spaan-schen winter , die altijd in felheid terugneemt, wat hij in kortheid moet toegeven aan noordelijker streken. Zij zat daar met dat prachtig en ongemakkelijk kapsel, 't welk de verlichting, om het vermoeide hoofd te leunen tegen de kussens , onmogelijk maakte , en dat men haar niet eenmaal had vergund te veranderen ; want had de Koningin met overleg en met beraad haren aanslag verordend en doen uitvoeren , zij had daarbij meer op snelheid gelet, dan op men-schelijkheid , en zij had tot eene haast gedwongen , die eene gruwzame wreedheid was , en die nutteloos het lijden der gevangene verzwaarde en haar aan allersmartelijkste ontberingen ter prooie gaf; men had der kamerjuffer niet toegelaten , voor hare meesteres eenige kleederen met zich te nemen, zelfs niet de allernoodigste tot ver wissel'ng, en de reis , die men haar ondernemen deed , hoe ook met snelheid en zonder oponthoud voortgezet, moest weken lang duren. En wat eene reize in Spanje zijn kan te dezer dage, weten wij niet: maar in 1714 was eene zulke te ondernemen in den winter , reeds eene foltering op zich zelve, waaraan men zich niet blootstelde , dan na de meest uitgestrekte voorzorgen. De enkele zeldzame herbergen waren volstrekt onherbergzaam ; men vond er noch een geschikt rustbed om te slapen , noch levensmiddelen voor den hongerenden mensch , wien men alleen het huis aanwijst, waar zij te krijgen zijn; het vleesch moet er altijd nog geslacht worden ; het brood is er oneetbaar van ongaarheid; de wijn drabbig en hoofdig; het water dikwijls bedorven, zoodat men zich van al die noodwendigheden , van al dien voorraad voorzag, terwijl de ruime reiskoetsen van dien tijd er de bergplaatsen voor aangaven. Maar Mevrouw Orsini, noch


-ocr page 334-

DE PRINSES ORSINI.

324

iemand van de haren, had ook de minste voorzorg kunnen nemen , en de Koningin had daarin door geen enkel bevel voorzien. Zjj kon noch slapen , noch zich kleeden, noch zich verwarmen op eenige voegzame wijze, en gedurende geheel de reis bestond haar voedsel alleen uit eieren, nu eens versche , dan bedorvene , zooals men ze maar krijgen kon , en die zij uit den dop moest eten. En dat eene vrouw, gewoon zich te verplegen met al de verfijningen der weelde, die nooit dergelijke ontberingen had gekend, zelfs niet in de jeugd, wie vorstelijke weelde tot behoefte was geworden , en die gansch niet onverschillig was, zelfs voor de zinnelijke genietingen der tafel, en dat op eenen leeftijd, waarin men aan de gewoonten des levens vooral is verslaafd geworden, waarin zij reeds beginnen meer voor ons te worden , dan de stoffelijke geneugten des gevoels.

En dat werd haar gedaan door dezelfde hand, die zij eens had uitgekozen als het werktuig, waardoor zij voor goed hare heerschappij zoude vestigen; door dezelfde hand, waaraan zij zelve die macht had gegeven over haar, door die te leggen in de hand van eenen Koning. Wij noemden alleen maar de lichamelijke kwellingen, die i haar wachtten op dien tocht; maar wij hebben j nog niet gesproken van de meest folterende, van I de zedelijke , van de bittere zielskwellingen , die zoo aangrijpende moesten zijn, dat alle andere er om vergeten zouden worden. De eerste gewaarwording der Prinses Orsini, en die aanhield , zelfs nog vele uren op hare reis, was eene verwondering , die zich tot verstomping toe uitputte, om de redenen en de mogelijkheid van het gebeurde na te peinzen, verwondering, dat men dit gedaan had aan haar , haar zelve, en niet in een oogenblik van afnemenden invloed, niet om het begaan eener fout, die haar schuldig maakte voor geheel Europa, zooals dat eens was gebeurd, maar te midden van hare volle macht, van hare zegepraal. terwijl haar geene enkele misdaad werd te laste gelegd, op een oogenblik, dat zij drie Vorstenrijken aan zich ! verplichtte door het huwelijk van den Koning; verwondering, dat haar dit gedaan werd door een jeugdig, vreesachtig kind, in verdrukking opgegroeid, en door haar zelve nu pas uit die verdrukking opgeheven; dat zulk een kind' dat zóó had durven doen , op zulk. eene ruwe, op zulk eene openlijke en grove wijze; haar, die , zelfs te midden van hare macht, nooit hare machtige vijanden anders dan met omzichtigheid en als met onzichtbare hand had verpletterd ; dat men dit gedaan had zonder eenige inachtneming der vormen , met eene ruwheid en eene \wreedheid, die aan mishandeling grensde — haar, die zich niet had te beschuldigen, omtrent eenigen vijand , zelfs den allergeringste, bji het oefenen harer i wraak, bij zijnen val, onnoodige hardheid gebruikt j te hebben, of zekere uiterlijke welvoegelijkheid te hebben verzaakt; verwondering, dat die Vorstin ; dit had durven doen ten aanschouwe van eenen |

hofstoet, die enkel bestond uit hare vrienden en afhangelingen, op zeven uren afstands van den Koning, die geen' dag buiten haar konde leven, om met zulk eene daad te verschijnen voor den gemaal, dien zij nooit had gezien , wiens karakter zij niet kende, en wiens toorn zjj na zulk een vergrijp het ergste kon te vreezen hebben ; verwondering eindelijk , dat zulk een bevel was gehoorzaamd geworden, en dat zij zelve gehoorzaamd had. Toen zij in het einde bekwam van die verwondering , staken de hartstochten en de wanhoop op in hare ziel, en kwam er plaats voor iedere bittere nagedachte , voor iedere razende spijt, voor iedere smartelijke overweging, voor al wat de gekrenkte trots , de verwoeste toekomst, het beschamend tegenwoordige en het glansrijk verledene smartelijks en aangrijpends moesten hebben voor een hart als het hare, voor eene eerzucht als de hare, voor een leven als het hare; toen had zij zich de lippen willen verbijten van spijt en naberouw , bij de gedachte , dat zij , zij zelve het eerst deze Elisabeth in de rij der vorstelijke bruiden had geplaatst, en tot de gekozene had verheven, ondanks menig voordeel en menige aanwinst, die anderer bruidschat had kunnen aanbrengen; toen bedacht zij met het tandeknarsen der woede , hoe zij in het paleis Medina zalen had opgesierd, en schatten bij schatten gekwist, om een behagelijk verblijf te bereiden , verblindend van glans en vervuld met al de zoetheden van eene vorstelijke weelde, voor diezelfde vrouw, die haar van alles beroofde. zelfs van hare eigendommen, en die haar in snerpende koude aan gebrek en ongemak ter prooie gaf; toen zag zij in verbeelding den schimplach harer vijanden en den spottenden triomf van wie haar haatten ; maar ook die gewaarwordingen, snijdend als zij waren, stompten zich ten laatste af door oneindig heen en weder wen -telen in haar hoofd. en mildere overwegingen begonnen zich plaats te maken en haar kracht te geven tot hoop. Allen, die den Koning en de Koningin omringden , waren haar toegedaan , en hadden het ernstigste belang bij haren terugkeer ; de overweging van den indruk , dien dit voorval maken ging op den Koning van Spanje ; zijne verrassing, zijn toorn , versterkt en aangehitst

door allen , die hem naderen zouden......is

het zoo vreemd , dat zij moed vatte ; zij , die zoo weinig den moed verloor; is het vreemd, dat zij vast rekende op de hulp van haren vor-stelijken afhangeling; dat zij in hare verbeelding reeds de Koningin zag, met beschaming en met vreeze vervuld , door den Koning gedwongen tot eenige schitterende daad van vergoeding, en zich zelve zegepralende en weder heerscheresse als voorheen ? Maar welke ook die droomen zijn mochten , de wezenlijkheid van het tegenwoordige was gruwzaam ; daar, in dien langen stik-donkeren winternacht, vol guurheid en ij zei, voortgejaagd op eenen ongelijken en vermoeienden weg, zonder slaap bij zooveel afmatting, in ' eene glanzende feestkleeding, die als eene bespot-


-ocr page 335-

DE PRINSES ORSINI.

325

ting was van haren toestand , met twee zwijgende mannen als bewakers , en eene dienstjuffer , die versuft was onder den slag, die hare meesteres had getroffen. En toch diende haar die sombere nacht, die slapeloosheid , die eenzaamheid te midden van drie menschen; zij hielpen haar tot het eenige , wat zij nog voor zich zelve kon doen , hare houding te bestudeeren , en de trekken van haar gelaat te dwingen tot de verloochening van wat er in haar binnenste woelde. Want dat scheen der Prinses Orsini de eerste en de noodigste taak, schoon het de moeielijkste was, zich zelve gelijk te blijven, en niemand hare gewaarwordingen te laten raden , en zij slaagde daarin volkomen, volkomen als altijd; zij volbracht, wat menig groot man , die als zij in de staatkundige wereld had geheerscht, niet heeft kunnen volbrengen bij eenen val; zij had de kracht, die menigen held na eene droeve nederlaag heeft gefaald ; door eigene wilskracht bereikte zij het toppunt van menschelijke grootheid en zielsstèrkte, te midden van den diepsten val, te midden van de ongewachtste vernedering, te midden van onbeschrijfbare lichaamskwellingen en zielesmart — geene enkele zwakheid te laten doorschemeren op haar gelaat, geene enkele klacht te laten ontvallen aan haren mond, geen' traan te laten tintelen in haar oog, en zoo Elisabeth van Parma tegenover haar gestaan had , zou de Prinses Orsini de voldoening gehad hebben . dat zij te vergeefs op hare trekken de uitwerking van den jammer had bespied, waarin zij haar had ne-dergeworpen , en dat zij te vergeefs de ooren zou gespitst hebben , om eenen enkelen kreet op te vangen, die getuigde van smart, van lijden, van angst, van onrust, van zwakheid, of zelfs een onvoorzichtig woord van bitterheid, van verwijt, of dat te kennen gaf, wat zij terugwenschte of betreurde. En zoo is het gebleven op geheel dien bangen tocht, onder al de worstelingen en de ontberingen, die zij doorstond , dat allen, die om haar waren, en zelfs de Officieren, haar ter bewaking gegeven, van eerbiedige bewondering vervuld werden, en nimmer zooveel achting voor haar gehad hadden in de dagen van hare verheffing , als nu in die van haren rampspoed. En voorwaar, zij behoefden zich niet te schamen , haar te bewonderen en te vereeren; voorwaar zij was groot in dit oogenblik; jammer, dat zij haar grootheid en hare geestkracht vroeger aan niets beters had weten te besteden, dan aan de voldoening van eigene heerschzucht, van eigene eerliefde, van verfijnde ydelheid! Toen de flauwe winterzon hare eerste bleeke stralen door de glazen der koetspaneelen goot, was ook de plaats van het eerste oponthoud bereikt, en totdat zich de paarden ververscht hadden, was hun rust en verpoo-zing gegund. Tot hiertoe hadden de reizenden geen enkel woord met elkander gewisseld; de Officieren gewoon haar meer te ontzien en te eerbiedigen dan den Koning, en haar vereerende in haar ongeluk , hadden niet onbescheiden durven zjjn met ongepaste toespraak; zij hadden afgewacht, tot

zij zelve het woord tot hen richtte, en nu eerst brak de Prinses haar stilzwijgen af; zij had daartoe eene treurige aanleiding: een der voetknechten kwam berichten, dat den koetsier. door de scherpe koude , de handen waren bevroren, en dat een ander zijn plaats zou vervangen; de Prinses betuigde hare deelneming, en toen de hofbediende zich verwijderd had, sprak zij tot haar gezelschap voort over dit ongeluk, en betreurde het dat hare onwillekeurige reize er de oorzaak van was.

Don Vicenzo, een der Officieren , merkte met eenige verlegenheid aan , dat die reis zelve het allermeest te betreuren was.

Mevrouw Orsini, die in zijne oogen de oprechtheid las van zijn woord glimlachte even ; zij was ; nu met zich zelve overeengekomen, wat zij zou- i de zeggen — en zij begon met eenvoudigheid en met kalmte hare verwondering af te schetsen over hetgene er gebeurd was en over het zonderlinge gedrag der Koningin, dat zij volstrekt niet wist te verklaren , en waartoe zij van hare zijde geene aanleiding gegeven had ; zij voegde er bij, dat er tusschen de Koningin en haar bij dat gesprek niets was voorgevallen , dat eenigszins zulk eenen maatregel rechtvaardigde, en hoe zij zich overtuigd hield , dat spoedig alles zou worden opgehelderd en geschikt.

Zij wilde, dat die menschen haar ongeval van deze zijde zouden bezien , of ten minste gelooven, dat zij zelve hat zoo zag; en die Spaansche Hee-ren zeiden nu alles , wat zij konden , van hunne verbazing, waarvan zij nog niet bekomen waren, en van de waarschijnlijkheid, dat er spoedig van wege den Koning verandering zoude komen in haar lot, en zij boden van hunnen kant met ernst en met warmte aan, alles te doen, wat de Prinses mocht begeeren en bevelen , in zooverre het niet streed met hunne plichten ; maar het eenige, wat de Prinses had te wenschen of had willen bevelen , was terug te gaan of te vertoeven, en zij wachtte zich wel die begeerte uit te spreken , want reeds was de korte rusttijd voorbij, en de moeite volle tocht ving weder aan.

De tweede nacht, dat zij reisden, werd de Prinses Orsini, bij het doortrekken van een gehucht, uit eene korte sluimering gewekt door het geklep eener klok; zij schrikte op ; zij dacht aan een' alarm in Spanje! wat niet al vloog haar plotseling door de verbeelding! maar zij zag hare kamerjuffer den rozenkrans in de hand nemen ; zij zag de Spaansche Heeren eerbiedig het teeken maken des kruises. Het was het klokgeklep, dat de geloovigen opriep tot de nachtelijke vroegmis van kersttijd! Naar het vrome gebruik der Roomsche 1 Christenen , was het oogenblik daar, om te knielen bij de wieg van het Kind Jezus! Voor alle Christenen ving de dag aan, waarop men had afgesproken , te gedenken aan de geboorte van Christus. Voor eene lijdende , als Mevrouw Or- j sini; voor eene , wie de gansche wereld ontvallen was; voor eene, die het nietige diep voelen moest van alle aardsche grootheid ; voor eene, die


-ocr page 336-

326 DE PRINSES ORSINI.

zoozeer de zwakheid en de ontrouw van aardsche vrienden ondervond, moest het denkbeeld aan eenen hemel, die vergoeding gaf voor aardsch leed, aan eenen vriend, die niet falen kon. aan eenen redder , die den wil had en de krachten tot hulp en verlossing , een versterkend, een verlichtend , een opheffend de.ikbeeld zijn geweest. En dat klok-geVlep had ook haar wel eene blijde boodschap moeten zijn ! Maar dat klokgeklep zeide haar niets ; j zjj had nooit iets gezocht op de aarde , dan de | aarde alleen ; zij had nooit de oogen hooger op-| geslagen dan tot het verhemelte van eenen Koningstroon ; zij had nooft, ook niet eene enkele maal, het zielenoog gericht naar den troon van den Ko-| ning der Koningen; alles , wat zij gedaan had, had zij gedaan voor de menschen en voor zich zelve, niet voor God , en daarom had zij geene behoefte aan God; geene behoefte aan Zijnen Zoon; geene behoefte aan diens geboorte; geene behoefte aan diens dood, en daarom zeide haar het klokgeklep niets , of zoo het haar iets zeide, was het, dat het tot den eisch van den dag behoorde , haren paternoster te nemen , en ook mede te bidden ; want dat is zoo , zij had nooit de vormen van de eeredienst verzuimd voor zich zelve, en die streng gevorderd van anderen; maar zij had het gedaan, zooals zij alle eischen der étiquette strikt in acht nam ; maar zij had het gedaan zonder eerbied voor die vormen , zonder geloof aan den zin dier vormen , dat ook de hand-wassching van den Muzelman heiligt; zij had het gedaan met verachting, met bespotting van zin en vormen beide , en daarom zeide haar dat klokgeklep niets anders, of het moest zijn de herinnering , dat zij op dezen dag gewoon was geweest met eenen Koning naar de Kathedrale op te gaan, en van den Major-Domo het wijwater te ontvangen na den Koning, of eindelijk, dat het de derde dag was van haar vertrek, en dat Filips wel lang toefde met haar hulp te zenden, en dat die hulp nu wel niet meer te wachten was. en d;«ar-om bracht dat klokgeklep haar geen' troost in het harte , maar bitterheid veeleer en wanhoop.

Nauwelijks was Mevrouw Orsim uit Jadraque weggevoerd , of Elisabeth schreef aan den Koning van Spanje; een Officier van de lijfwacht werd gebruikt, om dien brief over te brengen. De Koning was op het punt van naar bed te gaan , toen die bode tot hem kwam: hij scheen niet verwonderd; min of meer bewogen, gaf hij een paar regels tot antwoord aun de Koningin, maar geen enkel bevel in het belang der Prinses ! Ziet-daar de vriendschap der koningen, de vriendschap der zwakken, de vriendschap der menschen veeleer ! Die vrouw, die hem alles geweest was, meer dan tien jaren lang ; die al de lasten van den schepter voor hem had getorscht, om hem de eer te laten van de kroon; die hem had opgericht gehouden tegen zijne vijanden , en be-i schermd tegen zijne eigene zwakheid; aan wie hij het dankte, zoo hjj nog Koning heette,

zoo hij niet reeds dóór de Span jaarden met schimp was weggedreven, of dooi* de Franschen met spot was verlaten ; die vrouw wier arm hij noodig had, als hij handelen wilde, wier hoofd hij noodig had, als hij denken moest: die vrouw , zonder welke hij voorheen geen' dag had kunnen doorleven , offert hij op aan een veranderd inzicht, aan den eersten wenk van eenen nieuwen band ; ziet haar prijsgegeven aan de willekeur en aan de wreedheid van eene vijandin , die hij zelf niet kent en niet kan liefhebben ; het heeft hem slechts een' wenk van den vinger te kosten , om haar te redden, en hij legt de handen samen en gaat slapen! Erger nog; met eigene hand heeft hg vooraf het bevel gegeven , dat tot die handeling gerechtigde ; met eigene hand heeft hij den ruwen aanslag goedgekeurd en bevestigd. Erger nog; die aanslag was lang vooruit door den Koning toegestemd , overlegd en vast bepaald : de onnoozele Filips had de Prinses Orsini bedrogen en verschalkt!

Reeds sedert lang had Lodewijk XIV hare verwijdering gewenscht, om vele grieven . die wy reeds vroeger opsomden ; maar hij had het nooit ronduit van zijnen kleinzoon willen eischen , na de diensten, die zij sedert 1705 had. bewezen; doch Filips zelf begon het juk te voelen , dat zij hem oplegde ; er was een tijd , waarop hjj wanhoopte aan de voltrekking van zijn huwelijk; waarop de angst hem in het harte steeg, dat zij hem in eenzame opsluiting zoude houden, zijn le- j ven lang ; en juist toen hij in zulke stemming verkeerde , had zij hem verschrikt door eene hardheid, wij herinneren het ons, op eenen avond, dat hij den Prins van Asturië bij zich wenschte ; | van toen af had hij zijne vreeze geklaagd aan | zijnen Koninklijken Grootvader ; van toen af had men hem durven voorslaan , zich voor goed tegen die onrust te waarborgen , en spoedig was men het eens geworden over het middel : hare verwydering voor altoos ! Maar hoe ? Dit bleef een moeielijk vraagstuk, bij de zwakheid van den Spaanschen Koning, bij het alvermogen van Orsini in zijn Rijk , bij den slechten indruk, dien het geven moest, zoo de Koning van Frankrijk zich er openlijk mede moeide. Men bleef dus in onzekerheid, toen juist te dier dage Elisabeth van Parma, die Koningin van Spanje moest worden , zich ongunstig uitliet over de Camarera-Major — het gezag benijdde, dat zij bij deze onderstelde, en zich later beleedigd noemde door hare vermetelheid in het zenden van eenen Zaakgelastigde in haren eigen' naam , zonder te zeggen , hoeveel de omstandigheid, dat De Sainber-tót die zendeling was, hare ontevredenheid op Orsini vermeerderde — en liet van dit alles in hare brieven naar Frankrijk en Madrid zooveel doorstralen. als zij meende , dat dienen kon, om den invloed der Gamarera-Major bij haren aanstaanden gemaal te verminderen. Dit vestigde te Versailles de aandacht op haar , als op een geschikt werktuig , om uit te voeren , wat de beide Koningen wenschten; maar eene zaak van dat ge-


-ocr page 337-

I

327

wicht toe te vertrouwen aan eene zeventienjarige Vorstin, die men als schroomvallig en onbeduidend meende te kennen , en dat tegenover eene zoo behendige en stoutmoedige vrouw, als de Prinses Orsini, met geenen beteren steun, dan eenen man als Filips, die heden terugschrikte van wat hij gisteren had besloten, en die des morgens berouw kon hebben van hetgeen hij des avonds had gedaan: dat was te gevaarlijk, zoo men haar niet krachtdadige redenen had gegeven tot volharding, en dien aanslag niet zóó had geleid, dat Filips niet meer konde terugtreden, en dat Orsini verloren was, eer zij aan eenen maatregel tot tegenweer konde denken. Om do jonge verloofde meer zeker tegen alles te wapenen , deelde men haar mede de geschiedenis van den vroesreren vol der Prinses Orsini, en de wijze , waarop die was aangelegd, en hoe zij zich toen weder had opgericht door snelle voorzorgen. Het was natuurlijk, dat de aanleiding tot dien val daarbij werd aangehaald; dat de Abt d'Es-trées en zijne brieven, d'Aubigny en zijne vermeende rechten , als van zelve onder hare aandacht werden gebracht Behalve dat hot haar leerde , zich met vastheid aan te gorden tegen de verleiding van eene zoo gevaarlijke vrouw, die , na zulke buitensporigheden, nog den Koning van Frankrijk had weten te winnen , werd de jonge Vorstin door vrouwelijke nieuwsgierigheid geprikkeld , om van die raadselachtige geschiedenis meer te weten, en dieper te zien in het hart van die zeldzame vrouw; en toen Alberoni De Sninbertót noemde als dengenen, die haar daarin konde inwijden , was hij bijna zeker van hare vernieuwde gunst; alleen de Graaf had haar toen niet begrepen — had hare vragen vermeden, hare wenschen teleurgesteld — en zij gaf die aireede op, toen hij tot haar terugkeerde, wij weten door welken boozen geest der wrake gedreven — om haar alles te zeggen , wat zij wilde weten , en wij weten , hoe zij meer vernam , dan zij gewacht had. De Sieur Frangois had den jongen Graaf zijn geheim niet toevertrouwd: maar door eene samen-knooping van denkbeelden, bij de opheldering van d'Erlanges, had hij het geraden. Van nu aan liet de Koningin zich leiden door Lodewyk XIV ; zij schreef ronduit aan Filips , dat zij de verwijdering van Mevrouw Orsini eischte, en die werd haar toegestaan , zoo zij zich met de uitvoering durfde belasten ; daartoe verkreeg zij van Filips een bevelschrift, dat haar tot alles wettigde ; alles werd afgesproken en geregeld , zooals het gebeurd was ; de heftigheid der Koningin was eene aangenomene; haar ruwe toorn een voorwendsel omdat zij zich niet in fijnheid met hare tegenpartij durfde meten. En zoo deed men de hooge Camarera-Major vallen voor altijd. Alberoni had het grootste gedeelte van die briefwisseling doorgesloken, doch zoozeer onwetend van haren inhoud , als zijne latere getuigenis aan den Maarschalk de Brancas te gelooven is. Hij vertelde dezen het volgende :

«Hjj was alleen met de Koningin op hare reize

naar Spanje, toen hij haar, op zekeren avond , met heftige schreden door de kamer zag gaan, binnensmonds en in zich zelve hoorde spreken , den naam van Mevrouw Orsini hoorde noemen , i en eindelijk uitroepen : «Die zal ik terstond weg- 1 jagen!'' Dat hem dit ontzet had, en gansch buiten zich zelve gebracht, en dat hij der Koningin met ijver had voorgesteld het gevaar, de dwaasheid en de nutteloosheid van zulk eene onderneming : maar toen had Elisabeth hem het zwijgen opgelegd , er: hem streng bevolen, zich niet te laten ontvallen, wat hij gehoord had. «Spreek mij daarvan niet meer!quot; had zij er bijgevoegd : ygt;Ik weet, waf ik weet /quot;

Tot tien ure in den morgen van den volgenden dag bleef het geheim van die vreeselijke nederstorting bewaard. Men denke zich toen den schok , dien het geven moest aan een Hof, dat zich plotseling als de polsader van het bestaan zag afgesneden ; welk eene ontzetting, welke angsten , welk eene onrust allen overviel, en hoeveel meer verwondering, dan medelijden; hoeveel meer vreeze voor eigene belangen ; zoo nauw aan die der gevallene verbonden, dan onvermengd leedgevoel over haar ongeluk. Maar door welke hoop of welken angst ook gejaagd , niemand durfde j ze den Koning te kennen geven , niemand had ook den moed , om de deugden en eigenschappen der verstootene op te frisschen in het zwakke vorstengeheugen; niemand ook, om voor het doove vorstenoor het woord dankbaarheid uit te spreken , en de Koning zelf zweeg met te meer volharding, daar zwijgen zijne grootste bekwaamheid was. En toen nu de gansche morgen verliep, en er niets gedaan werd door Filips tot oprichting van Mevrouw Orsini — toen bleven hare vrienden met gebukten hoofde staan in verslagenheid ; en hare vijanden hieven het hoofd op met den glimlach der zegepraal: men had begrepen, dat het Rijk der Prinses Orsini voorbij was in Spanje.

De jonge Koningin kwam te Guadalaxara op den namiddag vóór Kersttijd , zooals reeds vroeger bepaald was, en alsof er niets gebeurd was. De Koning ontving haar aan den grooten trap van het paleis Infantado , bood haar de hand, geleidde haar naar de kapel , en voltrok nu in persoon de huwelijksverbintenis, die reeds bij volmacht was gesloten ; vóór zes uren des avonds traden de jonge echtgenooten in de Koninklijke slaapkamer , en het is waarschijnlijk, dat er daar tusschen hen eene nadere verklaring plaats heeft gehad over het gewichtige feit van den dag; maar wat er tusschen hen daaromtrent is voorgevallen , is volstrekt onbekend gebleven. Er is daarna nooit meer gesproken geworden over Mevrouw Orsini aan het hof van Spanje — en geen hoveling heeft het later gewaagd, eenen naam op de lippen te nemen , waarop zulk eene ongenade drukte.

Op Kerstdag verklaarde de Koning, dat er geenerlei verandering zoude gemaakt worden in het huis der Koningin, schoon het geheel door de


-ocr page 338-

DE PRINSES ORSINI.

328

Camarera-Major was samengesteld; dat bracht rust in alle gemoederen ; alle belangen waren gered ; aller eigenbaat was getroost, en men vond weldra, dat er niets was verloren.

En toen het Hof zich weder gevestigd had te Madrid, was er zoo min sprake van Mevrouw Orsini , alsof zij nooit voor den Koning van Spanje had geheerscht. Zij was uitgewischt uit aller i geheugen, als een indruksel van den voet op het mulle zand ; zij was voorbijgegaan voor hunne oogen, als een luchtverschijnsel achter eene duis-i tere wolk ; zij was eene schaduw geworden, waarnaar niemand meer1 greep, en een verleden, dat 1 niemand zich meer herinnerde. Ö! als de Prin-i ges Orsini dat heeft kunnen weten, dan is het zeker de strengste bestraffing geworden van hare roekelooze eerzucht en van hare onverzaadbare jjdelheid. —

IV.

ST. JUAN-DE-LÜZ.

In de eenige afzonderlijke kamer , die de beste | herberg van St. Juan-de-Luz wist aan te bieden, zat, gansch alleen, de gevallene Camarera-Major, de doorluchtige ballinge, Prinses Orsini. Dat was, omdat zij sinds den vorigen dag daar was aangekomen ; omdat haar gewapend geleide en bare krijgshaftige bewakers haar verlaten hadden sedert gisteren; omdat zij eindelijk weder vrij was, liever , ophield gevangen te zijn ; want zij had niet de vrijheid, om te gaan zoo zij wilde; niet die, om terug te keeren, slechts die , om voort te gaan! Maar al ware haar gevolg nog even talrijk geweest, als het voorheen was te Madrid , zij had op dit oogenblik behoefte gehad i aan de eenzaamheid , en behoefte aan ongestoord nadenken; want zij zat te schrijven, en wat zij schreef, had ernstige en rustige overwegingnoo-dig. Zij schreef aan den Koning van Frankrijk j en aan Mevrouw De Maintenon! Zij deed beiden het droevige verslag van haren snellen en jammerlijken val; van hare houding onder dit ongelijk ; van de weinige aanleiding, die zij zelve daartoe meende gegeven te hebben , en eindigde met het verzoek, om aan hun Hot te mogen komen, waar zy hun meerdere bijzonderheden zou kunnen mededeelen. Zeker is het, dat zij zelve toen in den Koning nog niet den ontwerper en den bewerker van haar leed heeft gezien , en het is zelfs niet zeker, dat zij er dien ooit in heeft erkend; maar het is wel zeker, dat zij die brieven zal hebben geschreven met hare gewone kunst van zeggen, en met al de fijnheid van wending, en met al de schrandere omzichtigheid en die behendige scherpzinnigheid, die al het leedgevoel van eene onschuldig mis-| handelde wist uit te drukken, zonder tot dien klaagtoon der verontwaardiging te stijgen , die, bij hare onbewustheid van de stemming van het Fransche Hof, licht eene fout kon zijn geweest.

Terwijl zij schrijft, kunnen wij haar voorkomen opnemen , en wij zien het , al heeft zij ook geene enkele klachte geslaakt over de kwellingen ; van die jammervolle reize, al heeft zij al hare folteringen ontveinsd onder een rustig gelaat, zij heeft toch niet kunnen beletten , dat zij het lichaam hebben aangegrepen en geschokt, al konden zij dan de ziel niet nederbuigen; dat zij dat gelaat hebben geteisterd en gemerkt, ondanks die wilskracht , die hare indrukselen tracht te verbergen. Scheen zij nauwlijks veertig jaren , toen zij zegepralende binnentrad bij de Koningin van Spanje, zij was nu zestig geworden, in de drie weken, die zij had doorgeleefd. En welke zestig jaren nog! Niet die van eene rustige en statige grijsheid , die met langzame en kalme schreden is genaderd, en die eerwaardigheid en rust gepredikt heeft met iederen stap ; maar een ouderdom, die als plotseling is nedergevallen ; die zich gisteren nog verborg onder schijn van jeugd , en die nu door het lichte masker is heengeboord , en die van de jeugd niets heeft overgelaten dan de zware trekken harer hartstochten , de diepe voren harer begeerten, de scherpe groeven van haar lijden en hare woeling; — de ouderdom van de tooneelspeelster, die zich het blanketsel ten halve heeft weggewischt van de wangen , en die nog niet kan besluiten de valsche haarlokken ter zijde te leggen. En in waarheid , het verflenst en afgesleten hofgewaad, dat haar tot reiskleed had moeten strekken , zoowel als tot ochtendgewaad , en dat zij nog niet had kunnen verwisselen; de vrije ontblooting van hals en armen in het barre saizoen, gaven haar bijna het aanzien van eene verarmde en verwelkte too-neelheldin , die het vorstinnenkostuum tot dage-lijksch kleed moet gebruiken. Maar Mevrouw Orsini had nu wel iets beters te doen , dan aan haar uiterlijk te denken , vooral daar zij gansch alleen dacht te blijven, en voor niemand noodig had zich te omhullen met bevalligheid. Het lange haar, dat zij gemakshalve uit de boeien van het strakke kapsel had verlost, hing ordeloos over hare schouders henen; nog blinkend zwart op den dag van hare afreis , had de grijsheid er ook nu nog niet haren zilveren tint over heengewor -pen, maar dat grauwe waas, dat reeds mishaagt en dat toch nog geen' eerbied wekt.

Arme, ijdele vrouw! Als zij aan die verwoestingen had kunnen denken, in dezen oogenblik! Als zij ze had kannen zien! dat nog niet zeker is , zelfs van de schranderste onder haar geslacht!

Zoodra Mevrouw Orsini hare brieven had geëindigd , en met aandacht overgezien , als wilde zij zich overtuigen, dat daar wel alles stond, wat zij oordeelde, haar te kunnen dienen; dat er geen volzin stond, die niet helpen kon tot het doel, en geen woord, dat daarvan konde afleiden, vouwde zij ze toe met een zeker zelfbehagen en voldoening, die wel het best voor het geschrevene getuigden. Toen zij ze verzegeld had , stampte zij met den voet, en tot Fathmé, hare kamerjuffer , die binnenkwam, sprak zij snel:


-ocr page 339-

DE PRINSES ORSINI. 329

))De koerier ?quot;

«Wacht reeds, Mevrouw de Prinses!quot;

wDan geef hem deze brieven......— naar

Versailles ; en opdat hij voortga met spoed , ziehier,quot; en zij nam eenen kostbaren ring van haren vinger; «dat hij zich vooreerst hiermede verge-noege; ik heb geen andere munt dan mijne kleinooden!quot;

De kamerjuffer antwoordde alleen met eenen weemoedigen blik, en de Prinses vroeg weder :

»En heeft de meester van dit huis den Eid-der De Morcé kunnen uitvinden ?quot;

))De Ridder zal nog dezen ochtend zijne opwachting komen maken bij Mevrouw de Prinses.quot;

»Ik dacht het wel ; men is hier te ver van Madrid , om alle gewoonten der hovelingen over te nemen; in het Paleis Medina zoude ik niemand nu eene dienst- vragen. Fathmé ! als deze brieven overgereikt zijn, komt gij terug, om mij te kappen.quot;

Fathmé sloeg eenen verheugden blik op hare Meesteres. Dat terugkeeren tot eene oude gewoonte scheen haar als een terugkeer tot het leven van de zijde dezer vrouw ; zy durfde niet zeggen , hoezeer zij het betreurde, niets beters te kunnen doen voor het toilet der Prinses , dan het haar ordenen ; doch deze . als ried zij hare gedachten , voegde er bij: /^In den loop van den dag hoop ik deze kleederen te verwisselen met een meer voegzaam gewaad. Ik zal om eenige behoeften voor mijn toilet schry ven aan Mevrouw de Riccalda , welker echtgenoot hier Alcade is, die veel verplichting aan mij heeft; dankbaarheid is na het genot der weldaad wel eene zeldzame deugd, doch het otter van een paar kleeding-stukken is eene proef, die men nog wel wagen kan.quot;

«Die Dame kan niet anders dan zich vereerd gevoelen.....begon Fathmé: dan de Prinses trok de wenkbrauwen samen , en wierp haar eenen blik toe, die het zwijgen gebood , en die haar vertrekken deed.

De Ridder De Morcé, een jong Franschman , die zeer veel te danken had aan Mevrouw Orsini, nam volgaarne den last op zich , dien zij hem gaf, om nog dien eigen dag' naar Bayonne af te reizen , en van harentwege eene mondelinge groete te brengen aan de Koningin-Weduwe van Karei II, Maria van Neuberg, die daar woonde — en die bijna zonder invloed was; — • maar de Prinses Orsini verzuimde niet éénen plicht der welvoegelijkheid, en zij greep angstvallig naar iedere hand , die haar bijstaan konde in hare wederoprichting : zoozeer geloofde zij daaraan nog; zoo weinig kon zij nog den moed verloren geven.

Toen zij alleen bleef na het. korte bezoek van den Ridder De Morcé, voelde zij zich zoo alleen, als zij het nog niet was geweest. Zij had de belangrijke bezigheden afgedaan, die geheel hare aandacht hadden afgeleid van haren toestand, zelfs terwijl zij dien toestand schetste en uiteenzette. Nu zat zij neder in gedwongene ledigheid , in gedwongene rust, zonder eenige verstrooiing,

en de bitterheid harer gedachten drukte zich uit door woorden , halfluid tot zich zelve gespro- i ken.

»De Koning heeft mij vergeten! ik had het van zijne onnoozelheid kunnen wachten en van zijne kinderachtige eigenbaat, die ruste zoekt tot eiken prijs En toch had ik er niet op gerekend, want ik dacht aan zijn hart, en ik heb dit voor het minst niet van hem verdiend. Dat al de anderen mij verlaten hebben , is zeer natuurlijk ; zij zijn allen hovelingen, en ik kan niets meer voor hen zijn ; op zoo iets was ik voorbereid, en toch is de ondervinding er van onuitsprekelijk hard!''

Zij zuchtte pijnlijk; maar zij zou het ondervinden , dat zij niet gansch was verlaten , en juist niet door hen , die zij in den laatsten tijd meer dan anderen had veronachtzaamd, want Fathmé trad bij haar binnen met een blijmoedig gelaat, en kondigde haar hare neven Chalais en Lanty aan.

De blijdschap en de verrassing, die haar plotseling doortrilden , en die versterkt werden door de bewustheid , dat die bezoekers van Madrid kwamen , en dat zij niet zouden gekomen zyn zonder de bewilliging van den Koning, verborg zy echter meer uit gewoonte, dan uit noodzaak, onder eenige verlegenheid over haar gewaad, en onder de vraag aan Fathmé, of er reeds antwoord was van Mevrouw De Riccalda ?

«Zij heeft het gevraagde gezonden ; ik kwam het Mevrouw de Prinses mededeelen zeide het meisje.

»Zoo help mij dan van kleeding veranderen.quot;

))En Mijneheeren De Chalais en Lanty?'1 -»Hebben meer gewacht!quot; hernam de Prinses met hoogheid, terwijl zij zich naar het kabinetje begaf, dat haar tot kleedkamer dienen moest, zoowel als tot slaapvertrek.

De Edellieden kregen nu vrijheid, om de kamer binnen te gaan, die Mevrouw Orsini verliet. Beiden hadden hunne redenen van ontevredenheid tegen de Prinses. Chalais , omdat zij zijne onwillekeurige voorbarigheid met harde terugzetting had gestraft, en Lanty, omdat hij haar ernstig genegen was, en de vernieuwde betrekking met Francis hem eene onwederstaanbare grieve moest zijn. Maar ook beiden hadden gevoeld, hoezeer hot eene schande zoude zijn voor die van haar geslacht waren , om haar te verlaten op zulk een oogenblik , en om niet de ondankbaarheid van het Vorstelijk Huis te beschamen door de trouwe der bloedverwantschap. Beiden hadden dit den eersten plicht geacht, en alle andere overwegingen en belangen daarvoor ter zijde gesteld. Belangwekkende edelmoedigheid , vooral bij hoogen van rang en voor hovelingen, die zooveel te verliezen hebben , en die gewoon zijn zoo sterk te hechten aan hetgeen zij verliezen kunnen; belangwekkende edelmoedigheid inderdaad, doch die wij niet te veel prijzen zullen, omdat men haar anders te zeldzaam mocht achten.

^Moeten wij hier de Prinses Orsini vinden ?quot; sprak Chalais, den blik om zich henenslaande.


-ocr page 340-

DE PRINSES ORSINI.

wEn hoe zullen wij haar vinden ?quot;' hernam Vi-comte Lanty.

»Als de Camarera-Major van vroegersprak Chalais; »ik twijfel er niet aan, zij laat ons ten ! minste anti-chamhre houden, als waren wij nog in het Paleis Medina?quot;

»Het heeft ons toen nooit verveeld,quot; zeide Lanty met eenig verwijt.

»Dat wil zeggen , wij hebben de verveling toenmaals niet luid geklaagd.quot;

»Reden genoeg, om het ook nu niet te doen zeide Lanty.

i »Te meer nog', daar men eene deur opent fluisterde Chalais; en in waarheid, de Prinses Or-sini trad binnen.

De beide Heeren begon zich toen zoo diep, als kwamen zij werkelijk in eene hofzaal bij haar ten gehoore.....en de Prinses reikte hun beide de handen , met de mengeling van waardigheid en gemeenzaamheid van voorheen. Maar toen zij zich ophieven , na die gekust te hebben, wist geen hunner iets te zeggen , zoo trof hen het veranderde voorkomen van Mevrouw Orsini, schoon deze toch eencn zacht weemoedigen glimlach op de lippen had genomen.

De Prinses zelve moest beginnen.

))Dat was een zeer onverwachte slag, niet waar, Mijneheeren ! en van eene hand, waardoor die mij i nooit moest zijn toegebracht?quot;

»Eene barbaarschheid, waarvan de geschiedenis der Hoven nog geen voorbeeld heeft!quot; riep Lanty hartstochtelijk.

»En al ware dit zoohervatte Orsini zacht, — »de zekerheid, doorluchtige lotgenooten te hebben, is een schrale troost!quot;

»Gij moet veel geleden hebben door de vermoeienissen van de reis , Mevrouw de Prinses!quot; zeide Chalais ernstig.

»En nu ziet gij mij toch reeds een weinig uitgerust ; ik heb dezen nacht voor het eerst op bed geslapen, en ik kan hier eten zonder walging — dat is reeds veel — waarlijk , hier vond ik de eerste verademing van lichamelijk lijden; maar ik had niet kunnen raden, dat mij hier ook nog de groote vreugde wachtte , mijne zeer lieve neven weder te zien.quot;

))Gij hebt toch niet anders van ons gewacht zeide Lanty.

»Reeds de kieschheid gebood het ons, uwe eenige bloedverwanten!quot; sprak Chalais ernstig.

»En ons hart drong sterker dan onze plicht,quot; voegde Lanty er bij ; «reeds den ochtend nadat de verschrikkelijke gebeurtenis te Guadalaxara bekend werd, vroegen wij den Koning verlof tot u te gaan.......quot;

»Welnu , en de Koning! zegt mij , wat doet hij ? Heeft hij niet den wil getoond tot mijne hulp — hebt gij zelfs nu niet eenen last. . .

Lanty haalde de schouders op met een smartelijk zwijgen ; hij begreep de drift en de belangstelling dezer vragen ; maar De Chalais sprak:

«Het antwoord moet u teleurstellen. Mevrouw de Prinses ! zoo gy u niet hebt voorbereid op

het minst voldoende antwoord en hij deed haar toen geheel het verhaal van alles, wat men had kunnen waarnemen omtrent de stemming van den Koning bij het gebeurde — en hoe hij niets had gedaan om het te herstellen, en van de aankomst der Koningin , die niets had veranderd, en van zijne volkomen goede verstandhouding met deze — met één woord , hij bracht de Prinses Orsini tot de overtuiging, dat Filips voorkennis had gehad van den aanslag tegen haar, en zij had nu kunnen w eten , dat zjj onherstel- i baar verloren was!

Lanty gaf haar toen een' brief, dien Filips hem voor haar had medegegeven ; maar na het gehoorde wachtte Orsini er niets meer van, dan hetgeen het was: een eenvoudig woord van beleefdheid, en de verzekering, dat alle jaargelden, die zij vroeger genoten had, haar verzekerd bleven , dus als de bekrachtiging en de vaststelling van hare verdrijving.

»Ik blijf nog hopen op Parijs!quot; sprak zij moedig. «Ik heb dezen ochtend daarheen eenen koerier afgezonden — men kan er eenige grieven tegen mij hebben; maar niet zulke zware, of deze handelwijs moet er afkeuring wekken ; Mevrouw De Maintenon kan mij zoo niet opgeven , en de Koning...... Mijnheer De Lanty !

daar valt mij iets in; de nieuwe inzichten , die ik nu heb gekregen in de handelwijze van het Spaansche Hof, maken, dat ik wenschte anders geschreven te hebben...... Wilt gij naar Versailles gaan , om een ander schrijven van mij over te brengen, en den indruk daarvan te versterken ; en welke diensten gij mij daar meer zoudt kunnen bewijzen ?quot;

j) Me vrouw de Prinses voorkomt myne aanbie-ding.''

Zij bepaalden gezamenlijk nog vele zaken, onder anderen, dat Lanty niet afreizen zoude, dan nadat men een antwoord had van de Koningin-Weduwe , en dat de Prinses de uitkomst van hare bemoeiingen aan het Fransche Hof zoude afwachten te St. Juan-de-Luz, dat een vrij aangenaam oord was ; dat men de herberg zoude verwisselen met kamers in een bijzonder huis, en dat Chalais met haar zoude blijven , totdat zij bepalen kou , waarheen zij zich begeven zoude. Toen dat afgesprokon was, en hun onderhoud meer den vorm van een gewoon gesprek aannam, zeide de Prinses :

»En nu zegepralen zeker al mijne vijanden, niet waar? En geen van mijne vrienden noemt mij meer; en al mijne daden worden op het hatelijkst uitgelegd; en allen hebben grieven tegen j mij , en trotsen er op , dat zij mij tegenwerkten.' En mijn naam zal niet meer worden genoemd , dan met schimp en met spot ? is het niet zoo ? Zij mishandelen mij veel!quot;

De beide Edellieden bogen, bij wijze van zwijgende toestemming : zij durfden de waarheid niet zeggen ; de vieeselijke waarheid , dat zij vergeten was , zelfs door den haat!

De Ridder De Morcé kwam van Bayonne te-


-ocr page 341-

DE PRINSES ORSINI.

rug, maar nauwelijks durfde hij verslag doen van de uitkomst zijner poging. De Koningin-Weduwe had geweigerd de groete te ontvangen van de Prinses Orsini. En toch had deze zelve geleerd , wat het was van een' troon af te stijgen. En schoon zij het niet heeft geklaagd, wat moet de trotsche vrouw geleden hebben , sinds iedere tijding, die tot haar kwam , eene nieuwe vernedering was!

Lanty was naar Versailles vertrokken, niet enkel met brieven voor den Koning; ook voor de Maarschalkin De Noailles, voor de Gravin Van Egmond, en voor den Maarschalk De Villeroi had hij berichten mede te nemen.

In het laatst van Januari hield een reisgezelschap stil voor het eenvoudige huis, dat Mevrouw Orsini nu betrokken had , en het scheen blijkbaar een verwacht te zijn , want de Prinses had den ganschen ochtend voor het venster van haar vertrek gestaan, en zij had den Graaf De Cha-lais laten zeggen, dat zij voor heden zijn gezelschap niet behoefde.

De personen, die uit de koets afstegen , om ons niet bij het kleine gevolg van bedienden te bepalen, bestonden uit twee vrouwen en een jong mensch in koninklijke uniform ; in de oudste dier beide Dames had ieder hoveling van Lode wijk XIV terstond de Gravin Van Egmond herkend ; in de andere , de jongere , en die toch op haren arm leunde , herkennen wij Diana!

Was het verlangen naar haar veronachtzaamd kind in Mevrouw Orsini opgekomen , nadat alles, waarvoor zij het veronachtzaamd had , haar ontvallen was, of had reeds vroeger, bij hare eerste inbreuk op de overeenkomst met d'Aubigny,

deze ontmoeting in haar plan gelegen ?.....

Wij kunnen het niet beslissen ; maar het is zeker , dat haar naderen aan de grenzen van Fran rijk die samenkomst minder moeielijk heeft gemaakt ; dat hare gedwongene rust haar meerdere vrijheid gaf, ou; dat verlangen te voldoen, en dat het gemis van passend vrouwelijk gezelschap het zeker in haar heeft versterkt. Francois en zijne betrekking tot haar was altijd eene gedachte, die zij liever wegweerde dan voedsel gal, in de dagen van hare hoogheid ; Francois en zijn kind waren nooit de hoofdgedachte geweest van hare ziel, op zyn hoogst een bijdenkbeeld, een speeltuig van haar gevoel, of eene lichte prikkeling van het geweten , in ledige oogenblikken; en derzulken had zij nu zoovele gehad in den laat-sten tijd , dat Diana wel in het ongeluk harer moeder die ontwaakte genegenheid harer moeder had mogen zoeken. Maar Diana zoude in de Prinses Orsini hare moeder niet kennen. Zij trad nu binnen aan den arm van de Gravin Van Egmond, die haar naar Mevrouw Orsini heenleidde. Na eene diepe en herhaalde buiging, bleef zij stijf en eenigszins schuchter staan, zonder het oog naar haar op te heffen; doch de Prinses daarentegen zag haar lang aan met eene soort van verwondering, zonder eene beweging tot eene zachte liefkozing; zij was veel te lang eene behendige Hofdame geweest. en eene fijne leidster van staatszaken, om niet in het eerst eene onhandige moeder te zijn ; maar toen Diana zich plotseling omkeerde tot Mevrouw Van Egmond , en overluid zeide : »Ik wist wel, dat ik dom zoude zijn , als ik voor de Prinses Orsini stond— toen zi; dit zeide met die stem, welker betoovering wij reeds beschreven hebben, en die er nog eene te meer had voor de Prinses, omdat zij hare eigene herkende in de eerste frischheid harer jeugd , toen was het te gelijk, of er een toon werd aangeslagen in haren boezem , die nog nooit had gesproken; zij had sedert lang geweten , dat zij moeder was ; zjj ye-vodde het in dit oogenblik voor het eerst; — zij glimlachte niet eens om het woord van Diana; maar zy sloot haar met hartstocht in de armen, en zij kuste haar op het voorhoofd — en zij opende de lippen om te zeggen : »Mijn kind!'' Maar zij hervatte zich tijdig, en zy zeide alleen met iets smartelijks in den toon: »Mijne Diana! Liefste Nicht !'*

»o Zie! nu kom ik tot mij zelve,quot; riep het meisje, de schoone hand kussende , die de Prinses haar gaarne overliet; toen, de oogen naar haar opslaande, vervolgde zij : «Weet ge, Mevrouw ! wat mij schuw maakte ? Men had mij gezegd , dat ik u beminnen moest uit plicht, en dat scheen mij te meer moeielijk, daar ik u reeds zóó vreesde , en daar ik zoo huiverde tegen de ontvangst van eene Dame van het Hof!*'

«Hadt gij vreeze voor mij!quot; vroeg Mevrouw Orsini, terwijl zij haar naast zich plaats deed nemen, en de Gravin Van Egmond met een' blik smeekte , om zich te verwijderen.

»0 Zeker ! toen men mij zeide, dat ik naar de Prinses Orsini werd heengevoerd , beving mij een' angst, dien ik u niet kan beschrijven ; want schoon ik u nooit heb gezien, ik weet toch iets van u , Mevrouw !quot;

»Hoe!quot; riep de Prinses, en verbleekte, terwjjl zy haar aanzag.

))Ach ja! mijn vader vreest u zoozeer — ik geloof bijna zeide zij , de oogen nederslaande ,

»dat hij u haat.....dat is zeker , omdat hjj

u niet goed kent.....niijn vader is zeer ongelukkig geweest; dat heeft hem wantrouwend gemaakt en wel een weinig hard voor vreemden;

hij is anders zulk een heerlyk mensch.....gy

moet het hem vergeven.1'

«Maar wat zeide hij u dan van de Prinses Orsini ?quot;

«Vooreerst noemde hij haar nooit tegen mij; maar eens , dat ik met hem reisde naar Frankrijk (wij kwamen uit Italië), viel hij van afmatting in slaap — in eenen angstigen droom noemde hij u — en hij noemde ook mij , en uit zijne onsamenhangende woorden begreep ik, dat hij eenig kwaad van u duchtte — tegen mij ; ik deed hem ontwaken , want bet werd mij te bang, en ik vroeg hem naar dat alles — en hij zeide mij alleen, dat gy eene hooge Hofdame waart, die mijner moeder groot onrecht had ge-


-ocr page 342-

332 DE PKINSES ORSINI.

daan , en verbood mij iedere verdere vraag voor altoos ; mair daar hij dien ganschen dag somber wac, begreep ik , zoo vaak hij tegen iemand bitterheden zeide over de boosheden van het Hof, dat hij aan u dacht. en u daarmede bedoelde.quot;

«En zeide hij nooit iets van uwe moeder?quot;

«Nooit, dan dat ik in het gebed aan haar denken moest, en haar liefhebben als eene doode.,:

Diana voelde de hand der Prinses koud worden in de hare.

^Laat ons bij Mevrouw Van Egmond gaan,'' zeide Mevrouw Orsini opstaande.

»o Dat is goed, die zal zeker de voorspraak wezen van mijn verzoek.quot;

»Welk verzoek , Diana ?quot;

»Dat gij mij veel vertellen wilt van mijne moeder ; de Gravin heeft het mij gezegd, dat gij

hare bloedverwante waart.....en dit ook heeft

mij bewogen met haar mede te reizen, hoewel,quot; hier zag zij naar eenen ring aan haren vinger , volmaakt den gelijke van dien , welken wij den Sieur Frangois hebben zien dragen — »het bevel mijns vaders natuurlijk alles heeft beslist.....

»Ik zal u van uwe moeder spreken, als gij beloven wilt mij liefhebben alsof ik het ware,quot; sprak Mevrouw Orsini, terwyl zij haar naar het vertrek voerde , waar de Gravin en haar reisgenoot intusschen hadden vertoefd.

De Prinses verwelkomde nu de Gravin, hare nicht, en begon zich met deze te onderhouden over hare ongewachte lotwisseling, en vond bij haar al die deelneming, welke zij van hare vriendschap konde verwachten. Daarop spraken zij zacht over Diana, en de Prinses Orsini vroeg, of zij hare begeerte omtrent deze had volbracht

»Ik ben van den voorgeschreven' regel geen 1 oogenblik afgeweken, ofschoon het moeite kostte , een jong meisje op eene strenge wijze af te zonderen , in het midden van Parys , in mijn huis, zonder haar tot eene gevangene te maken!quot; ant' woordde Mevrouw van Egmond. «Gelukkig was zij aan eenzaamheid gewoon, en voegde zich daar-| in volgaarne. Zij heeft niemand gezien, dan Mynheer den Maarschalk De Villeroi, dien ik niet we-| ren kon , daar hij in het vertrouwen was, en i bovendien , gy weet, hoe hij zich door niets laat terugzetten. Maar zeker Mevrouw! al hadt gij die afzondering niet van my geëischt, en al ware zij mij nog meer moeielyk gevallen in de uitvoering , ik had dit kind niet in de wereld kunnen brengen ; ik wil niet zeggen, dat zij geen' toon heeft en geene manieren ; maar zy is van eene oprechtheid, van eene eenvoudigheid, die ... . dan gij hebt er eene proeve van gezien , en verbeeld u, zij had dezen uitval tegen den Maarschalkquot; — en zij fluisterde haar iets in het oor, dat de Prinses zeer scheen te vermaken, want zij lachte met ongemaakte vroolijkheid.

«En wie is de man, met wien zij al dezen tijd zoo vertrouwelijk heeft voortgepraat alsof hij haar broeder ware ?quot;

»Dat is... Gij weet wel... de booswicht, die haar

heeft geschaakt... en dien Mijnheer de Maarschalk ons nu weêr tot geleider heeft gegeven op deze reis; een zijner Adjudanten, een jong mensch van goeden huize, maar voor het overige zonder beteekenis ; ik zal hem aan u voorstellen.quot;

ïoen dat geschied was, zeide de Prinses tot hare nicht: »Ik moet my nog een weinig met mijne Diana bezighouden; 'k weet niet, hoe korte oogenblikken nog de mijnen zijn,quot; en zij nam hare dochter met zich, en zij scheen niet uitgeput van haar vragen te doen , hare antwoorden uit te lokken, en nooit verzadigd haar aan te hooren. De naïeveteit van dit meisje, die toch geene onnoozelheid was, , moest wel iets aantrekkelijks hebben en iets opwekkends voor de vrouw , die geheel kunst was ; maar bij het einde van dit gesprek, dat zeer lang duurde , was zij genoodzaakt, der Gravin Van Egmond gelijk te geven, en des Sieur's woord voor eene ware uitspraak te houden : dat Diana ongeschikt was voor de wereld , ongeschikt allermeest voor die wereld , die de Prinses Orsini kende en begreep. In den loop van dat onderhoud had Diana zich ook een woord laten ontvallen van haren «vriend De Sainbertót!quot;

))Is dat niet de man, die uw echtgenoot moet worden ?quot; had de Prinses gevraagd.

«Neen, dat geloof ik niet ! dat zou myn vader mij hebben gezegd zeide zij, met groote verschrikte oogen op Mevrouw Orsini ziende.

»Die kon zijne redenen hebben, om dat te zwijgen,quot; hernam de Prinses ; «maar heeft de Graaf zelf u dan die gunst niet afgesmeekt

»Neen, waarlijk niet!quot; zeide zij haastig. »Dan heeft hij u in eenen brief dat verlangen uitgedrukt V'

«Een' brief! Waartoe zou mijn vriend De Sainbertót mij een' brief gezonden hebben ? mijn vader was immers niet daar, om dien te lezen! ik, die niet eenmaal boeken lees zonder hem!quot; riep Diana met verwondering. En Mevrouw Orsini zag haar met welgevallen aan , en kuste haar vriendelijk de zachte lokken ; toen vlijde zich Diana vertrouwelijk nevens haren schoot, en sprak : «Als ik lezen mocht zonder mijnen vader , zou ik weten willen, wat hier stond; ik ben daar heel nieuwsgierig naar en zy haalde een klein welriekend briefje uit den zak van haar' tablier, en toonde het Mevrouw Orsini; «ik bewaar het, tot ik mijn' vader zal wederzien . het is zeker van Mijnheer

Jacques.....quot;

«Wie is Mijnheer Jacques?quot; vroeg Mevrouw Orsini, glimlachende over die gulle vertrouwelijkheid en over dien hoogen blos, die by de vraag hare wangen kleurde.

«Dat weet ik niet, misschien staat het in het

briefje — maar.....quot;

«Ik ben uwe naaste verwante ; ik vervul bij u de plaats uwer moeder; wat dunkt u . zoo ih las ?quot; vroeg de Prinses , na eenig nadenken.

»Ik heb nog nooit iets gedaan , dat mijn vader verboden had , sinds ik niet meer een kind ben,quot; zeide Diana aarzelend.

»Hij zou u vertrouwen gebieden jegens mij ,quot;


-ocr page 343-

DE PRINSES ORSTNI.

333

zoide Orsini met waardigheid, «dat bewijst u j immers deze ring V' voegde zij er zachter bij , | en wees op dien, welke Diana's vinger sierde. 1 En het meisje gaf snel en gewillig het gepar-| fumeerde briefje in de handen der Prinses Orsini.

Reeds twee dagen was Diana samengeweest | met hare moeder, die zooveel genoegen vond ; in haar bijzijn , en zooveel belangstelling voelde | voor dit oorspronkelijke wezen , dat zij er aflei-1 ding door vond van hare zielskwellingen , en met I meer geduld , dan zij het anders zoude gedaan hebben, de terugkomst van Lanty afwachtte , die nu voor haar alles beslissen zou. Twee dagen , waarin ook Diana zich met liefde en innigheid , en met dat gulle vertrouwen, dat zij niet ten halve kon schenken , zich vastgehecht had | aan die vrouw, die in hare oogen de plaats-! vervangster was harer moeder, en die haar ten 1 minste van de teederheid eener moeder het eer-: ste denkbeeld gaf; zij, die niets had gekend dan den droevigen ernst van eenen vader; — twee I dagen, waarin Mevrouw Orsini vrouwelijke zalig-1 heden had leeren begrijpen , die zij nooit had j gekend, maar waaraan zij ook niet meer dan twee dagen zou te geven hebben ; want op den morgen van den derden dag kondigde de bediende , dien zij te St. Juan-de-Luz had aangenomen, twee vreemdelingen aan , die haar wilden zien , en toen zij de namen liet vragen: werd haar geantwoord , «Mijnheer d'Aubigny en de Graaf De Sainbertót!quot; Zij liet ze tot zich komen , schoon de laatste man hare drift inwendig deed ontvlammen ; de gedachte, dat zij den eersten, voor het eerst van haar leven, eene aangename verrassing had voorbereid, en met dankbaarheid I aan hare voeten zou zien, gaf haar echter lust ! beide te ontvangen.

De Sieur Frangois of liever d'Aubigny , want ! hij scheen zijnen familienaam weer te hebben I aangenomen , trad binnen , maar niet met zijn' | vasten en kalmen gang, niet met zijn oog vol berusting en weemoed , maar met de haastige , i onrustige schreden van wie in ijlenden hartstocht , op een doel toegaat, en met de wildvlammen-j de blikken van eenen toornige, tot razernij toe.— De Sainbertót volgde hem bedeesd en verslagen, met een gebukt hoofd , en hij zag behoedzaam op hem , alsof hij verantwoordelijk was voor de daden van den andere.

Mevrouw Orsini stond op, om Francis de hand te reiken; zij droeg nu , door de zorg van Mevrouw Riccalda , het Spaansch gewaad , een deftig zwart, dat met stemmigheid hals en armen dekte ; zij droeg het zonder eenig versiersel; zij droeg niet meer blanketsel, maar vertoonde die natuurlijke bleekheid, die haar goed stond , nu rust, verkwikking en kalmte de vorige wanorde uit hare trekken hadden weggevaagd , en haar dien toon van bevalligheid hadden teruggegeven , die niet onherstelbaar was verloren gegaan on-| der het lijden; hare lange blinkende vlechten waren op Spaansche wijze boven op haar hoofd vastgehecht . en ais voorheen gedekt met zwarte kant, ' doch door lint noch bloemen versierd. Dit alles gaf haar voor het eerst iets stemmigs, iets eerwaardigs , iets matronenachtigs: het voorkomen van haren leeftijd, om het al te zeggen, dat zij nog nooit had gehad , en waarvan zij begreep, dat het Francis aangenaam zoude zijn ; zij rekende er ten minste op. dat hij het zoude opmerken. Maar hij merkte het niet op; hij scheen haar nauwelijks te zien, en alleen te weten, dat hij zich in hare nabijheid bevond , want hij zeide scherp cn hard:

«Mevrouw d'Aubigny f een beleedigd echtgenoot en een beleedigd vader komt u rekenschap

vragen van.....quot;

Maar zij viel hem snel en met ontzetting in de rede :

«Mijnheer! Mijnheer! wat beduidt die uitval in het bijzijn van dezen Edelman ? wat moet ik gelooven, dat gij uitzinnig zijt . of dat gij uwen

eed ?.....quot;

«Terwijl ik gansch mijn verstand heb, Mevrouw ! en terwijl ik mijn' eed heb gehouden . kan ik het zeggen, ten aanhoore van den Graaf De Sainbertót, dat de gevallene Camarera-Major Mevrouw d'Aubigny heeten moest!quot; riep hij luid De Prinses zonk op hare sofa neder , en scheen zoo geschokt, als zij het wezen kon , nadat zij zooveel ongeschokt had doorgestaan.

«Een smaad van u aan de gevallene! gij wint u de eer , hierin de eerste te zijn! Eene laagheid van u. Senor Francesco! moest ik uit uwen eigenen mond hooren , om haar te kunnen gelooven !quot;

Hij sloeg beschaamd de hand naar de oogen. «Gij hebt gelijk, ik sprak daar eene laagheid!quot; riep hij ; «maar na alles wat gij mij hebt aangedaan , is iedere soort van wraak mij behoefte — mij een helsche triomf!quot;

«Graaf De Sainbertót! gij moest geen getuige willen zijn van dit tooneel,quot; sprak de Prinses met waardigheid tot dezen.

»Helaas , Mevrouw ! zoo ik blijve, is het, omdat

ik ongelukkiglijk alles weet, en omdat.....ik

nog eene vergiffenis heb af te smeeken.''

«Maar wat kan er dan gebeurd zijn, dat u dus ontstemt, Mijnheer d'Aubigny ?quot; vroeg de Prinses , terwijl zij met onwil het hoofd ter zijde wendde van De Sainbertót.

«Gij vraagt dit nog, na de schaking van Diana, nadat gij mij mijn kind hebt ontnomen , om het in te leiden , God weet in welke wereld ! in welk . ...quot;

«Maar, Mijnheer d'Aubigny ? deze beschuldiging is allervreemdst! Na de ophelderingen, die ik u gegeven heb , moet gij mijne handelwijze hebben

goedgekeurd, en moet gij gerustgesteld zijn.....quot;

«Ophelderingen ! die heb ik niet ontvangen; geruststelling ! wie heeft ze mij gegeven, die van Velöa naar Madrid, van Madrid naar Jadraque , van Jadraque naar hier ben voortgejaagd gewor-


22

II.

-ocr page 344-

DIANA.

334

den , met dezelfde onrust in de borst; met dezelfde smart in de ziel! Gij hebt mij immers geen enkel woord gezegd bij ons afscheid.....quot;

))Ik beken het, dat was eene zwakheid van mij,

u toen te verbergen.....doch vergeef, ik heb een'

onoverwinnelijken afkeer van geweldige tooneelen, en ik zie nu, hoezeer ik reden had, uwe heftigheid te vreezen. Daarom wilde ik u eerst terughouden , totdat alles voorbij zoude zijn ; en toen gij niet af te brengen waart van die terugreis naar Frankrijk, schreef ik u, en op eene wijze , die u op alle punten had moeten tevreden

stellen.....die, brief moet u zijn toegekomen te

Burgos — de beambte der posterijen had de duidelijkste bevelen; gij waart hem aangewezen onder uwe beide adressen; er kan geen misverstand hebben plaats gehad.quot;

»Burgos ! Burgos ! ik heb Burgos niet bereikt; te Velöa ontmoette ik reeds Jerome, die mij ontzetten kwam met de mare van Diana's roof — waarbij de naam van den Maarschalk De Villeroi was gebruikt geworden ; de Maarschalk De Villeroi, uw vriend ! alles scheen mij helder — ik beschuldigde u — ik begin te hopen ten onrechte — maar ik reisde terug, om eene verklaring met u te hebben , en ik schreef mijne angsten aan De Sainbertót. . . den eenige, die met mij treuren kon om Diana.quot;

^Helaas, Mijnheer! die overijling was vreese-lijk in hare gevolgen, want zij zette mij aan tot eene daad, die... . die, vreeze ik, tot eene treurige ontknooping het hare heeft bijgedragen — eene daad, waarvoor ik hier aan de voeten van Mevrouw de Prinses vergiffenis smeek.quot;

))Het terughouden van de depêche ; maar dat was toen reeds gebeurd, Mijnheer De Sainbertót!quot; zeide Mevrouw Orsini snel.

»In het overbrengen van dien last ben ik getrouw geweest , en durf mij vrijspreken van alle schuld !quot; hernam de Graaf met fierheid ; «uw koerier schijnt te zijn opgehouden door eene onbekende hand : hij kwam te laat tot mij!quot;

«Wie kan mij dit hebben toegebracht ?....quot; sprak Orsini nadenkende ; maar de Graaf stoorde haar, door te vervolgen:

«Mijne misdaad, mijne schande is , het verraden van een geheim, dat mij heilig had moeten zijn, hoewel het mij niet was aanvertrouwd. Die getuigenis van Mijnheer d'Aubigny over Diana's wettige geboorte, eene opheldering van een' vriend over den Sieur Frangois — deed mij uwe betrekking raden — deed mij helder zien in uw leven

— en ik gebruikte die kennis tot mijne wraak

— want ik haatte u, Mevrouw! ik haatte u, niet omdat gij mij Diana had ontzegd, om eene schuld , die niet de mijne was , maar omdat ik gelooven moest, dat gij die engel van onschuld en liefelijkheid uit haar paradijs hadt heengedreven naar de hel der Parijsche samenleving, waarin zij moest verloren gaan — ik meende dit te wreken; maar het was eene wraak vrij van zelfzucht ......en toch, toen zij volbracht was, heb ik

begrepen, dat zij niet onschuldig kon zijn.....quot;

))Ik gebruikte mijne ontdekking tegen u bij de Koningin van Spanje!quot; bracht de jonge Edelman met moeite uit — en met de handen voor de oogen, bleef hij geknield liggen, eene houding, waarin hij geheel deze biecht had volbracht.

Toorn en verontwaardiging schenen niet eens de sterkste gewaarwordingen te zijn der Prinses, bij deze bekentenis van zulk een vergrijp, tegen haar gepleegd; als eene schrandere vrouw, dat zij was, trof haar het meest de opheldering, die deze haar gaf.

»0 Nu eerst begrijp ik Elisabeth Farnese!quot; ; riep zij uit — en daarna met hoogheid op De Sainbertót ziende, zeide zij hem: »En het is om mij zulk eene ontdekking te doen, dat gij tot ! mij durft komen; in deze dagen — voorwaar , ' Mijnheer! zoo gij u niet zwak getoond hadt en zeer klein, zou ik u voor zeer vermetel kunnen houden.quot;

))Ik ben niet gekomen , om u te trotseeren ; ik ben gekomen om schuld te bekennen, om u vergiffenis te vragen,quot; sprak de Graaf deemoedig, want hij voelde, dat zij recht had hem hardheden te zeggen ; »want ik zal geene rust hebben, vóór gij mij vergeven hebt; misschien beweegt u daartoe mijn berouw, dat mij aangreep, zoodra de eerste drift zich had gekoeld; zoodra mijne fout onherstelbaar was; myn afgrijzen van mij zeiven; mijne wanhopige ontzetting bij uwen vree-

selijken val. bij mijn werk.....quot;

»o Stil, Mijnheer de Graaf De Sainbertót!quot; viel de geestvolle vrouw hem in de rede, met eene fierheid, die aan adel verloor, wat zij aan fijnen spot won. »De fabel van Mijnheer De La Fontaine, van de vlieg en de postkoets, is nog altijd daar, om met bittere satyre te straffen, wie zich in hoogen eigendunk te gewichtig achten. Vergeef mij de beeldspraak ; maar een goed gewortelde eik valt niet, omdat één enkele worm aan zijnen stam knaagt; één enkele mineur ondermijnt geene ves-ting!quot;

Deze wijze van hare vergiffenis te erlangen was zeker niet de meest wenschelijke voor de fierheid van den Graaf; maar begeerde die tegen eiken prijs van de zwaar beleedigde , en daarom vroeg hij: »Als Mevrouw de Prinses mijne schuld niet zoo zwaar rekent, is er dan niet eene boete, waarmede ik hare vergiffenis kan verdienen ?quot;

oEr is ééne voorwaarde, jonge man ! vergeet uw verraad voor u zei ven — zwijg er van tegen anderen — en zweer mij , het geheim te bewaren van mijne vooronderstelde betrekking tot Mynheer d'Aubigny!quot;

d'Aubigny zag met bittere verwondering op haar, over dit volhardend verloochenen van den heiligsten band, terwijl zij toch hare rechten op Diana niet verbloemde; maar hij had er aan moeten denken, dat de Dames van de achttiende eeuw liever eene fout erkenden, dan eene mésalliance ! De Sainbertót sprak snel de gevergde gelofte , den gevraagden eed — en de Prinses hief hem op.

durf nauwelijks hopen, dat deze vergiffenis


-ocr page 345-

DIANA.

335

zoo volkomen zij , om nog -weder mijne wenschen ! omtrent Mejuffer Diana uit te spreken.....quot;

»Wat dunkt u, Mijnheer d'Aubigny!quot; zoo wij dat Diana lieten beslissen ?quot; sprak de Prinses. En de beide mannen zagen elkander aan met eene sprakelooze verwondering. — »Want ziet gÜ » gÜ zult ^aar zien 5 zij is bij mij ! Ik was u die zoete verrassing verschuldigd, Francesco ! maar vooraf, hoor mij aan.quot;

Doch hij hoorde niet. »Mijn kind! mijn kind hier ? ik wil haar zien , en spoedig!quot; gilde hij meer dan hij sprak — en de Prinses had moeite, om zijne aandacht te dwingen tot luisteren , toen zij het volgende zeide :

»Eerst moet ik u volkomen overtuigd hebben van mijne goede bedoeling met hare verplaatsing. — Door wiens onbescheidenheid weet ik niet, maar het geheim van Chante-Loup, het geheim van uwen naam, en van mijne bedoelingen met dat paleis, was bekend geworden , en het was gekomen in Parijs tot de gevaarlijkste ooren. Mijnheer de Hertog van Orleans, mijn openlijke, mijn bittere vijand, maakte er zich vroolijk over met de loszinnige bezoekers van zijn Palais-Royal. Men werd nieuwsgierig naar Chante-Loup. Men werd nieuwsgierig vooral naar de bewoners ; het werd een spel voor al de lieden van zijne partij , en voor al de deelgenooten van zijne vermaken , om tochtjes te doen naar Amboise , om pogingen te doen het kasteel binnen te dringen , om de handelingen der bedienden te bespieden — ik weet niet in hoeverre de uwe omkoopbaar waren . ..

»Geen hunner was het, Mevrouw! maar , helaas ! Jeröme heeft mjj hetzelfde gezegd — en ik, die mij verbeeldde, dat het van u kwam!quot;

»Onbillijke! ik vreesde, dat bg deze aanslagen het aanwezen van Diana mocht worden ontdekt , en uitgelegd op iedere hatelijke wijze. Geplaatst als ik toen was , en nog in de vaste verwachting mijne ontwerpen in Touraine verwezenlijkt te zien, moesten zulke uitleggingen van die partjj mij zeer onwelkom wezen , en daarbij , het arme kind zoude blootstaan aan de on-bescheidenste bezoeken, aan schaking, aan alles , wat Mijneheeren van het Palais-Eoyal tegen vrouwen durven ondernemen. En ik weet -niet, Mijnheer! wat gij hierin zoudt gedaan hebben ; maar ik vertrouwde uwe dochter beter aan de Gravin Van Egmond, dan in de handen van de gunstelingen van den Hertog van Orleans en de vriendinnen van Mevrouw de Hertogin van Berry ! Het is zoo , ik had uw inzicht kunnen raadplegen ; maar ik zou te kampen gehad hebben met uwe vooroordeelen en met uwen argwaan , en daar- ; bij, gij zoudt Spanje verlaten hebben met overijling, op een oogenblik, dat gij mjj nuttig waart — ik handelde liever zelve, door de Gravin Van Egmond en door de macht van den Maarschalk, mijnen vriend, een' man, die beleefd genoeg, ik zou haast zeggen, dood genoeg is, om zijnen naam te leenen bij handelingen als deze, die, hem eene onge- l nade op den hals zouden halen zoo zy mislukten.quot; J

«Maar dat Diana zonder dwang is medege-

gaan , zij die mijn streng bevel kende.....quot;

«Francesco! het lieve kind is wel gansch onschuldig ; ik heb eene list gebruikt, door welke zij zich nog weder verbeeldde u te gehoorzamen ;

ik had de wedergade van uwen ring.....quot;

«Hatelijke ring! eene eerste schakel van eene zware keten , en die .. . .quot;

«Het middel is geweest, dat eene moeder hare dochter eene korte poos heeft genoten , en dat de vader haar wederziet, vóór hij het konde wachten !quot; viel Orsini in , met eenige gevoeligheid — »en gij begrijpt toch wel, dat ik een jong meisje , opgevoed als Diana was, buiten kennis van alle maatschappelijke verhoudingen, niet plotseling in die wereld zoude stuwen, waarin Mevrouw Van Egmond leeft. Ik heb veel vergeten voor hooge ontwerpen ; ik heb veel vrouwelijk gevoel ter zijde moeten stellen voor mannelijke onder- 1 nemingen; maar ik zou altijd te veel achting gehad hebben voor mij zelve, om de onschuld bloot te stellen op de wijze, waarvan gij mij verdacht. — Diana leefde in volkomene afzondering aan het huis mijner nicht, en ik heb mij nu zelve overtuigd, dat zij nooit anders behoort te worden geplaatst, dan in eenen vriendelijken, maar engen familiekring, waar allen haar liefhebben , en waar allen haar genoeg achten zullen, om hare liefelijke onwetendheid te eerbiedigen. En nu. Mijnheer d'Aubigny! open gind-sche deur, gij vindt uw kind in het gebed of aan haar borduurwerk.''

De Sieur Francis hoorde niet langer Hij was die aanwijzing gevolgd met eene drift, die De Sainbertót hem benijdde.

Wat dat wederzien voor beide moet geweest zijn, denkt men zich , zonder te groote poging der verbeelding.

Een weerglans van de eerste verrukking flonkerde uit de schitterende oogen van Francis en uit de liefelyke blikken van Diana , toen zij binnenkwam , door zijnen arm gesteund. De Sainbertót durfde niet naar haar toetreden, om niet onbescheiden zich te stellen tusschen die familiegroep — en zij zag hem niet; maar snel de hand nemende der Prinses, en toen d'Aubigny op deze wijzende , zeide zij: «Ziet gij wel , dat uwe vrees voor deze Dame Jjdel was : zij is mijn liefste vriendin geworden, en zij brengt ons samen — en nu voortaan mag ik u toch wel spreken van de Prinses Orsini!quot;

«Bid uwe vriendin , dat zij mij eene miskenning wil vergeven !quot; sprak Francois , die in zijne verrukking geheel het verledene voorbijzag.

Diana , staande tusschen hare ouders, zonder hen te vereenigen , was als het ware de voorstelling van den zonderlingen band, die deze vreemdsoortige echtgenooten samenhechtte , ook zonder ze te vereenigen; maar de Prinses Orsini scheen dit niemand te willen herinneren, toen zij Francois de hand reikte, en zeide :

«Uw vader , mijne allerliefste ! heeft mij meer te vergeven dan ik hem, maar hij heeft een vreug-


-ocr page 346-

DE PRINSES ORSINI.

33G

de boven mij vooruit ^ehacl, die ik nu eerst heb leeren kennen; het genoegen van u te bezitten — en toch , ik misgun het hem zoo weinig, dat ik het welhaast weer voor altijd aan hem zal afstaan.quot; En haar toon klonk zoo weemoedig, dat Diana zich zachtkens aan hare borst vlijde zonder spreken , voordat Francis begon :

))Is het zoo onmogelijk, dat wij allen samenblijven ?.....quot;

))Het is onmogelijk! Dat kan niet zijn! Nu nooit!quot; sprak zij vast; en alsof dit haar iets herinnerde, wendde zij zich tot hare dochter : «Welnu , Diana! zie of ik gelijk had : daar is nu Mijnheer d'Aubigny , uw vader , die u den Graaf De Sainbertót tot echtgenoot wenscht!quot;

»Beveelt mijn vader dat ?quot; vroeg het meisje , met angst naar dezen opziende.

«Neen! neen !quot; riep de Sieur haastig ; ))de Hemel verhoede , dat ik hier bevelen zoude; alleen ik dacht, ik hoopte. De Sainbertót! spreek dan toch voor u zeiven !quot;

En nog vóór de jonge Edelman naderen kon , ging Diana op hem toe, reikte hem de beide handen, zag hem vertrouwelijk en vrijmoedig in de oogen , en zeide: ))Neen, mijn beste vriend! dat wenscht gij niet; zeg, dat gij het niet wenscht!quot;

«Ik moet toch oprecht zijn, Diana!quot; zeide hy, licht verbleekende ; »en ik mag toch hopen, dat de wensch u niet beleedigt ?quot;

»o Neen! maar.....quot; zy aarzelde , voor het

eerst verlegen.

j)Maar gij deelt dien niet ?quot; vroeg hij met onrust. ))Er was toch een oogenblik , Diana ! het zoetste oogenblik van mijn leven , waarin ik meende begrepen te hebben, dat gij mij zoudt kunnen liefhebben.quot;

))En nog heb ik u lief,quot; sprak zij gul; »maar als mijn' eersten, als mijn' eenigen vriend ; doch ik heb intusschen leeren begrijpen , dat vriendschap .....quot;

«Geene liefde is ! o mjjn God! ik heb mij bedrogen!....quot; En ondanks zijnen eerbied voorde omringende personen , liet hij zich nedervallen op eenen stoel, en keerde het hoofd ter zijde af, opdat niemand zoude opmerken, hoe hij leed.

))Hebik schuld aan deze smart?quot; vroeg Diana met engelachtige eenvoudigheid.

))Neen , Diana! neen! ik heb mij zeiven het eerst bedrogen — maar ik bid u, laat mij . . . .quot; sprak hij , haar zachtkens afwerende.

Mevrouw Orsini en d'Aubigny waren de zwijgend deelnemende getuigen van dit tooneel; maaide laatste wenkte zijne dochter tot zich, en vroeg haar met eenen ernst, die door geen' glimlach werd verzacht, hoe zij gekomen was tot de bewustheid van die onderscheiding.

Toen gloeide er een blos op haar zacht gelaat, die zelfs het voorhoofd kleurde, en die reikte tot bij het zwartfluweelen sieraad , dat den hals omgaf ; het was die liefelijke blos, die eerste jonkvrouwelijke , die onbeschrijfelijk is in uitdrukking en in reinheid ; maar zij antwoordde niets.

De Sieur drong op antwoord ietwat strenger.

Toen wendde zij , als om hulp smeekend , de oogen naar de Prinses Orsini, en zij lispelde zacht: »Mijn vader! toen ik Mijnheer Jacques had

gezien, wist ik, dat.....o Liefste vriendin ! het

briefje , als het zijn kan !quot; riep zij schielijk, »dan zal mijn vader alles begrijpen!quot;

d'Aubigny zag verschrikt naar de Prinses, die hij in het binnenste zijner ziel op nieuw verdacht; doch deze gaf hem het geparfumeerde hillct-doux met eenen glimlach, en antwoordde op zijne driftige vraag naar dien »Jacques ?quot; alleen dit ;

«Geef Diana den Markies d'Armentières tot echtgenoot , dan zult gij haar den man geven , dien zij bemint.quot;

De Sainbertót , die zijne smart overwon, om met gespannen aandacht acht te geven op hetgeen er voorviel , riep met ontzetting :

«De Markies d'Armentières! dat is de bekendste mauvais-sujet onder de jonge Edellieden van Parijs !quot;

«Hij verloochent dan zijne rol tegenover Diana, want hij wil hare hand vragen van haren vader,quot; sprak de Prinses met een' scherpen blik op den Graaf.

«Gij hebt vergeven, Mevrouw! maar gij zijt toch gewroken ,quot; zeide deze met bitterheid en met wanhoop , en hij boog zich strak en vertrok.

«Is mijn vader ontevreden over mij ?quot; vroeg Diana, die in d'Aubigny's somberen blik toorn meende te lezen.

««Ik ben zeer verrast,quot; hernam hij, het briefje in zijne vingeren heen en weer schuivende.

«Gij zult toch uwe dochter uithuwen volgens hare genegenheid?quot; vroeg de Prinses.

«Wij zullen zien , Mevrouw!quot; hernam Francois d'Aubigny ernstig.

«Gij zult wèl doen , goed toe te zien , want van nu aan blijft haar lot geheel alleen toevertrouwd aan uwe hand,quot; hernam Orsini, meteene bedoeling, die de Sieur genoeg begreep, om met dankbaarheid hare hand te kussen.

In een gesprek onder vier oogen , dat Francois d'Aubigny later hield met Mevrouw Orsini, stond deze hem Chante-Loup af voor Diana — daar dit prachtig gebouw toch wel nooit het vorstenverblijf van een Prinsdom zou worden , dat nu wel zeker als eenen rookwalm was verdwenen ; zij maakte nog verdere beschikkingen en overeenkomsten met hem , die wel bewezen , dat zij niet meer rekende hem weer te zien, schoon zij op een ander weerzien had gedoeld , toen zij het waarschijnlijk noemde.

Zij bewoog hem tegelijk te St. Juan-de-Luz te blijven , tot Lanty zoude zijn teruggekeerd , opdat zij Diana mocht bij zich houden in deze dagen van onzekerheid en onrust. Ook de Gravin Van Egmond vertoefde zoolang; maar ook dit verplichtte hem niet tot een lang oponthoud, want op den vierden dag na zijne aankomst trad


-ocr page 347-

DE PRINSES ORSINT.

337

Lanty binnen bij de Prinses, die alleen was; maar zijn gelaat stond zoo ernstig en droefgeestig , dat zij nauwelijks eene andere opheldering noodig had.

»Welnu ! en de Koning ?quot; vroeg zij schielijk.

»Voor Mevrouw de Prinses heb ik eenen brief van Zijne Majesteit en van Mevrouw De Main-tenon ; maar ik heb zoo goed als de zekerheid, dat zij niets inhouden dan woorden van onbeduidende hoffelijkheid.quot;

»Zelfs van haar ! o De menschen!quot; zuchtte Or-sini; »maar , Mynheer , wat zeide de Koning ?quot;

»Bijna niets, Mevrouw ! ik heb Zijne Majesteit gesproken in zijn kabinet te Versailles, maar slechts ééne minuut.quot;

»Eéne minuut! dat getuigt van behendigheid !*' hernam Mevrouw Orsini met scherpen spot.

»Er behoort zeker meer behendigheid toe, dan ik bezit, om met Lodewjjk XIV te spreken , als hij niet wil!quot; antwoordde de Vicomte gekrenkt.

»Het is wel! ik zal voortaan mijne zaken zelve verrichtenhernam de Prinses , de brieven ter zijde leggende, en begon over min belangrijke zaken te spreken. ).'En hebt gij te Parijs kunnen vernemen, wie nu in Spanje regeert ? want Orry zal gevallen zijn , en het is toch niet denkbaar , dat Filips zelf......quot;

«De Kardinaal Del Giudice is Minister in naam ; ma?!* de man, die de kabalen leidt, die den invloed oefent — die.....quot;

vDie mij vervangt, in één woord ! Welnu ?quot; i

»Is de Abt Alberoni, dien Uwe Excellentie ; heeft opgenomen in een oogenblik van luim!quot; 1 hernam Lanty zonder verwijt, maar toch ern-

stig.

»Gij vergist u , Vicomte Lanty ! die man is ingeslopen ; die man heeft zich weten in te dringen ; die man was niet te ontgaan ; die man was mijn noodlot; ik heb het altijd in hem voorzien. Hij heeft zich vastgehecht aan het rad mijner fortuin , en toen het mij naar beneden had geworpen, wist hij met eene buite- , ling naar boven te springen; hij was zoo vlug! ! maar hij heeft gelijk , en ik vergeef het hem ; hij zal ver gaan!quot;

Den volgenden dag had de Prinses al hare vrienden laten bijeenkomen in haar huis, in de kamer , die zij als salon gebruikte. Zij had van Diana vooraf met innige hartelijkheid eene soort van afscheid genomen , haar sommige sieraden van hare kleinoodiën laten uitkiezen tot aandenken — en zy trad nu binnen , toen allen daar waren: De Sieur Franyois d'Aubigny , zoowel als de Vicomte Lanty; de Gravin Van Egmond, zoowel als de Graaf De Chalais; de Adjudant van den Maarschalk De Villeroi zoowel als de jeugdige Diana , die aan hare zijde ging.

De Prinses was in reisgewaad, en er wachtte eene reiskoets voor het huis. Zij nam van allen afscheid. Zij had voor allen een hoffelijk woord , of een van vriendschap tot «vaarwel!quot; maar niemand wist, waarheen zij gaan zoude , en niemand durfde het vragen , dan ten laatste Fran-9ois d'Aubigny.

«Ik heb de vrjjheid aan het Fransche Hof te komen, en ik ga zelve spreken met Lodewijk XIV zeide zij met vastheid.

Allen , die er het recht toe hadden, ontrieden haar dien stap , waarvan het nuttelooze vooruit te berekenen was ; maar zij zeide met volharding: »Laat mij mijnen weg gaan, en laat mij dien alleen gaan. Ik kan niet verloren geven , wat ik eenmaal heb gevat — vóór ik het verbrijzeld zie in mijne eigene handen.quot;

En allen, die bleven , staarden haar na. met verwondering over die vasthoudendheid aan een hersenbeeld van heerschappij en eerzucht — dat zulk een val haar nog niet geleerd had op te geven. En in waarheid, het is merkwaardig, dat zij het twoü heeft opgegeven, haar gansche leven lang , schoon zij tachtig jaar oud is geworden. Zooals te denken was , slaagde zij ditmaal ook zelve niet te Parijs; zij verliet het eindelijk uit tegenzin in het opkomend Eegentschap van den Hertog van Orleans; toen dreef haar de onrust harer ziel , die naar beslommering en werkzaamheid dorstte, achtereenvolgens naar Avignon, naar Turin, naar Genua ; zij deed eene poging op de gastvrijheid der Nederlanden, maar de Heeren Staten van Holland hadden geenen lust hunne achtbaarheid te vergeten bij de behendige glimlachjes dezer vrouw , en al ware er een Stadhouder geweest, deze had geene Camarera-Ma-jor noodig! Zij werd hoffelijk afgewezen. Eindelijk keerde zy den blik naar Rome , en toen zij er aankwam , was het om niet weder van daar te gaan ; want zy vond er niet slechts het geheim , om haren ouden kring in verjongde gestalten om zich heen te tooveren — maar ook vond zij er ten laatste nog weer de heerschappy, die haar behoefte was geworden. Jacobus III , de Pretendent van Engeland, nam haar op in i zijn klein Hof, dat zij weldra beheerschte, en I waarvan zij de eereplichten waarnam tot op den j dag van haren dood, den 5^quot;December, 1722.

|

4843.


-ocr page 348-

r

-ocr page 349-

DIANA.

-ocr page 350-
-ocr page 351-

DIANA.

I.

»Kom, Philippeaux! sla de deuren toe, en laat heengaan wie niet tot blijven gerechtigd is. Ik heb een half uur lang over mijne chocolade gedronken , om dien lieden de vreugd te geven van mij te zien en rondom mij te snappen. Ik heb er nu wél van !quot;

De man , die dit sprak , trad een ruim vertrek binnen in 't Palais-Koyal; een vertrek, waarvan de eigenlijke bestemming moeielijk te onderscheiden was ; want behalve eene schrijftafel, beladen met papieren, en wijdgapende portefeuilles, waaruit de halve inhoud te voorschijn kwam, was er een schilderezel met palet en penseelen, meer dan één stuk ten halve afgewerkt en eene zulke stoffeering van teekendoozen, crayon, pastel, modellen in pleister , platen en schilderijen , dat men zich in eene schilderswerkplaats zou gedacht hebben, zoo daarvan de blik niet terstond ware afgeleid op eene schuiftafel, zoo vol geladen met allerlei physische instrumenten en toestellen, tot chemische proefnemingen gebruikelijk , dat men moest gelooven in het laboratorium van een' beoefenaar der alchemie te zijn — die zwakheid der achttiende eeuw en van zoo menige andere; — maar zooveel kroezen , kolven, kranen en hevels lagen daar ordeloos dooreen, dat er wel de bij-geloovige moed van een' goudzoeker toe behoorde , om van uit zooveel verwarring, zich de noodzakelijkste voorwerpen tot eene scheikundige onderzoeking te gaan uitkiezen. Was het nu wanhoop daaraan, dat de man , dien wij zagen binnenkomen , ze met zooveel onverschilligheid voorbijging. om zich achteloos neer te werpen in een' grooten leunstoel, dicht nevens een onmetelijk ledikant, dat ons het recht geeft, om dit vertrek voor eene slaapkamer te houden, voor hoe gemengd een gebruik het ook verder mocht zijn be-! stemd. Daar de zijden damasten gordijnen aan de voorzijde van dit ledikant waren opgenomen

en door gedraaide gouden koorden met afhangende zware kwasten aan de stijlen ter weerszijden waren vastgehecht, kon men zien, dat de kolommen, die dit gevaarte steunden, niet alleen sierlijk gebeeldhouwd waren, maar zelfs rijk verguld — en om de kolommen aan pracht niets toe te geven , was de hemel aan de vier hoeken versierd met panaches van witte struisvederen, en voerde die in het midden het vereenigde wapenschild van Bourbon en Orleans.

Philippeaux heeft intusschen gehoorzaamd aan het bevel, dat hem werd gegeven; en dit is niet te verwonderen ; want hg, die het gaf, was meester in dit vertrek, meester in het Palais-Royal, meester in Frankrijk — het was de regent van Frankrijk , Philips van Orleans ; — en de andere was eenvoudig eerste deurwaarder van het paleis, hoewel wij om zijnentwille maar niet onderzoeken zullen, wie van beiden het meeste trotsch en wichtig was onder zijne waardigheid, de regent of de deurwaarder.

))De Vauxbain!quot; sprak de regent tot een jonger man , dien hij nu eerst scheen op te merken, oDe Vauxbain ! heb ik niet naar den abt gevraagd?quot; en geeuwende wentelde hij zich om in den wijden molligen leunstoel — en met eene enkele beweging rolde hij dien zooveel dichter bij het ledikant, dat hij het hoofd tegen een' der stijlen kon laten rusten , als zocht hy de verkoeling van het gladde verguldsel liever , dan de weekheid van het donzig fluweel. Er lag ook eene zulke afmatting op het uiterlijke van den regent, dat men, hem aanziende , niet nalaten kon aan een' doorgewaak-ten nacht te denken , of voor het minst aan eene zeer korte nachtrust.

öUwe hoogheid heeft omtrent den abt een bevel gegeven,quot; hernam De Vauxbain, zich buigende , »doch.....quot; en aarzelend zweeg hij.

»Ja , ik herinner mij. Hij zou niet worden binnengelaten met de anderen — maar ik ben nu alleen — en ik heb vijf minuten tijd. Hij zal er toch zijn; laat hem komen.quot;

«Als ik blijf volhouden zoo vroeg op te staan,


-ocr page 352-

DIANA.

342

zal mijnheer Du Maine nog het pleizier hebben mijn opvolger te wezen zeide Philips van Orleans , terwijl hij het hoofd even ophief en in eenen spiegel de dofheid van zijne oogen opmerkte.

«Monseigneur zou zijne rust vooruit kunnen nemen , en zijne soupers wat bekortenantwoordde op die half luid uitgesprokene gedachte een geestelijke, dien De Vauxbain binnenleidde, of liever, die met de schichtigheid van eene wilde kat voor hem uitsprong.

iAan de les herken ik den leermeester/' glimlachte de regent — en als wekte het genoegen van dien man te zien hem op, hief hij zich overeind, en zijne oogen werden meer levendig.

»En ik den discipel aan het antwoord!quot;

))Ach, Dubois ! een goede tijd , toen ik nog uw discipel was!quot;

»Wat hindert monseigneur, het doorgaand te blijven? ik heb nog altijd wel van 't een of ander een klein weinig mede te deelen...quot;

«Ja, maar .... maai'. ..

))Ik begrijp , monseigneur is bezorgd voor mijn leven — het ambt is noodlottig geweest aan al de anderen!quot; hernam Dubois spottend.

Dat was waarheid. Metzij dan daardoor , dat men de gouverneurs voor den jongen hertog van Chartres meestal had gekozen van eenen leeftijd, die geene groote kansen op vele jaren levens meer overlaat, hetzij er tot zijn ongeluk als eene onverbiddelijke hand rondom hen waarde, die ze trof — maar zeker is het, dat alle achtingswaardige en schrandere mannen, van hoogen I rang en van eerlijke bedoeling, nauwelijks het ' werk zijner opvoeding hadden aangevangen, of de dood nam hun de taak uit de handen. Navail-les , Due a brevet en maarschalk van Frankrijk, was de eerste geweest, een man van eer, van deugd en van dapperheid, hoewel mogelijk niet volkomen geschikt om een' jongen vorst op te voeden; maar zijne bekwaamheid of onhandigheid is niet uitgekomen; hij was het te kort, hij stierf in Februari 1684 ; de maarschalk d'Estrades volgde hem onmiddellijk op , maar daar ook deze in die -zelfde maand is gestorven, heeft hij geene der goede verwachtingen kunnen beantwoorden , die men op hem had gebouwd ; mijnheer Vieuxville, Due a brevet, was de laatste getitelde, die zich waagde aan eene waardigheid , welke begon verdacht te worden , hoewel hij geene andere eigenschappen had, die er hem aanspraak op gaven , dan juist zijn titel — maar ook hij droeg haar niet lang, en ook hem was eene maand Februari noodlottig; hij stierf in rlG89. Hij had ten minste het goed oordeel gehad, een' man naast zich te kiezen van uitstekende bekwaamheid en erkende verdiensten — het verstand, om dien geheel zijn vertrouwen te schenken en al het gezag te laten, waarvan hij slechts de glansrijke vormen voor zich behield. Deze man was St. Laurent, dezelfde, die den jongen graaf van St. Paul had opgevoed, zoo jong en met zooveel roem gestorven, op een oogenblik , dat hij tot

koning van Polen zou zijn verheven; en daar de heeren van aanzien waren afgeschrikt, liet Monsieur het bestuur over zijn' zoon voorloopig in zijne handen — totdat ook hier weer de dood tusschenbeiden kwam. Eindelijk nog liet de maarschalk d'Arcy zich bewegen eene taak op te vatten , waartoe dubbele moed behoorde. Het was een man, die zich roem had verworven in gezantschappen en in den krijg ; hij was ridder van de orde , raadsheer van staat en van oorlog, en hij was dat alles met recht en niet uit gunst, gelijk hij het gouverneurschap over den prins op zich nam als een' plicht, waaraan hij zich niet wilde onttrekken , maar niet als een' nieuwen titel, waarmede hij zich wilde sieren. Ook bekleedde hij het met zooveel vastheid, met zooveel achtbaarheid, en met zooveel oordeelkundige schranderheid , dat hij zijnen leerling eerbied en vertrouwen inboezemde , dat hij alles op hem vermocht, en dat hij dus alles van hem had kunnen maken. Maar wat hij niet kon — was zich zeiven onttrekken aan het vonnis der sterfelijkheid, uitgesproken over iederen mensch ; en zijn dood was de grootste ramp, die zijn' kweekeling kon treffen , en na dezen voor geheel Frankrijk ; want de invloed, dien St. Laurent op Philips behield, was een te zwakke — en werd zeer spoedig geheel krachteloos gemaakt, toen de abt Dubois hem werd ter zijde gegeven; en de abt Dubois was een man, die niet éene deugd had van eenen zijner voorgangers , maar in welken alle ondeugden der verdorvene menschheid als om den voorrang streden — en toch was het juist hij , wien de dood heeft verschoond; juist hij, wien ten laatste alleen de groote taak van die belangrijke opvoeding bleef toevertrouwd; juist hij, die haar heeft voortgezet en voleindigd , en die daardoor in den regent en met dezen een' zoo geweldigen, een' zoo jammerlijken invloed heeft geoefend op Frankrijks lot , op Frankrijks leven — in dit tijdperk en tot in het volgende — door hetgeen zij zijn geweest als voorbeelden voor de opkomende jeugd en voor den jeugdigen koning. Is het niet in de opeenvolgende sterfgevallen van zooveel waardige mannen als met den vinger Gods aangewezen , dat het Zijn hooge wil was, die het Frankrijk van de achttiende eeuw overliet aan al de woelingen en aan al het verderf der uitspattende menschelijke boosheid, die geen' teugel meer kent en geen band meer acht, en geen grens weet dan die van het onmogelijke ?

Om dit te doen opmerken, hebben wij ten minste die lange sterflijst daar neergeschreven, die anders in het belang van onze vertelling geene diensten kan doen.

»Maar Dubois!quot; heeft men uitgeroepen, «alweer Dubois, en altijd met den regent! dat is al zoo dikwijls gedaan, al is het dan niet in Holland — dat men er van walgt!quot; — Ik zelve het allereerst ; slechts is het mij noodzakelijk , dat ik u even Philips van Orleans vertoone, en hij is al zoo weinig te scheiden van Dubois, als Van-lalon van Pierrot. — Wij zien niet, hoe een


-ocr page 353-

DIANA.

343

van hen zijn spel zoude spelen zonder den anderen ; en sinds de kardinaal Dubois zoo berucht is geworden en zooveel genoemd als minister, willen wij slechts even laten zien, op welke wijze zoo omtrent de kleine abt Dubois zich heeft weten in te sluiken in de gunst van zijnen vorst en in diens openlijke zaken , sinds hij door den leerling zelf als iets verdachts was terzijde gezet bij zijne komst tot het bestuur. Zekerlijk was Philips van Orleans geboren met den aanleg, om een groot man te zijn, om als een groot vorst te schitteren. Hij had eigenschappen van hoofd en van hart, die hooggeprezen vorsten niet ver-eenigd bezeten hebben, of althans niet in die mate. Zijne vlugheid van bevatting was eene zulke, dat hij met een' eersten vluchtigen blik alles wist en begreep , niet als iemand, die leert, maar als iemand, die zich herinnert; en van de meest afgetrokkene wetenschap af, tot op de meest werktuigelijke lichaamsoefeningen toe, kon hij alles tot het zijne maken, zoodra hij het wilde ; ook wisselde hij van lievelingsstudie of van lievelingskunst als bij den dag, als bij de luim van het uur; en toch gat de ongemeene kracht van zijn geheugen hem het vermogen, ondanks die wisseling alles vast te houden , en de helderheid van zijn oordeel, niets van dat alles te verwarren , hoe ordeloos het ook was opgenomen in het hoofd. Hy had eene natuurlijke welsprekendheid , eene welluidende stem en de gave, om ook het laagste uit te drukken met eene zekere gratie, en het hoogste nog met eenvoud, het diepste met klaarheid en met juistheid , en het onbeduidendste nog te omgeven met eenen glimp van belangrijkheid. Als Fransch edelman, als een zoon uit het huis van Orleans, was dapperheid en stoutheid en geringachting van levensgevaar in hem zoo natuurlijk , dat alleen het niet bezitten van die hoedanigheden in hem opmerking zoude hebben gewekt; maar minder alledaagsch voor een' vorst en edelman , wiens wieg stond in het huis van Monsieur , broeder van Lodewijk XIV , en wiens eerste schreden geleid werden naar diens konings hof , was zijne onuitsprekelijke goedaardigheid, zijn afkeer van alle wraakzucht, zijn tegenzin om iemand leed te doen, zijne minzaamheid , zijne menschelijkheid, de gemakkelijkheid, waarmede hij zich liet naderen door elk , en de gemeenzaamheid, waarmede hij afdaalde tot allen ; — en toch, monsterachtige daden zijn op rekening gesteld van dezen man, en niet enkel gruwelen, hem toegedicht door zijne vijanden, vergiftigingen en moorden, waaraan hij vreemd was : maar monsterachtige handelingen , die wel degelijk als de zijnen moeten worden aangenomen , hetzij hij ze zelve uitvoerde of verordende , of wel dat hij ze toeliet of er aanleiding toe gaf. Dat komt, omdat de men-schen alles in hem bedorven hebben , wat God groots en goeds in hem had gelegd, maar bovenal , omdat zijne zedelijke zwakheid niet terstond een' steun heeft gezocht, waar zij het moest, en omdat zijne zinnelijkheid, zijn lichtzinnige trots , in verbond getreden met die zwakheid , hem daarna voor altijd verhinderd hebben , die te zoeken en te vinden. — De abt Dubois ■ is de worm geweest, die den bloesem reeds in knop heeft doorknaagd, en die zich gevoed heeft met de edelste sappen van de vrucht; en bloe-' sem èn vrucht, beide hadden geene veêrkracht, om er den noodlottigen indringer buiten te werken. Zoo is het gekomen, dat zijne weinige ondeugden en zijne enkele zwakheid de vele deugden van zijn hart en de groote sterkte van zijn hoofd hebben overschaduwd en overmeesterd ; meer nog, zijne deugden zelve zijn tot ondeugden geworden ; zijne natuurlijke goedaardigheid, toegepast op allen, zonder aanzien van personen en omstandigheden , ontaardde in eene weekheid, die eenen regeerder niet vrijstond , en waarvan de boozen altijd beter partij wisten te trekken dan de goeden , omdat de eersten doorgaans behendiger zijn, en gewoon niets te eerbiedigen. Zoo werd zijne vrijgevigheid verkwisting, daar hij gaf, zonder aanzien van behoeften , van tijden, van eigen vermogen ; en wederom hardheid , omdat hij daar moest weigeren, waar hij had kunnen geven , en omdat de uitputting hem dikwijls dwong, de middelen aan te grijpen , die men uitdacht tot herwinning van het verkwiste, en waaronder dan juist onschuldigen en behoefti-gen het eerst werden gedrukt. Zoo werd zijne zachtheid wreedheid; waar de boosheid zich ongestraft wist, verhief zij den arm tegen de onschnld, die alleen kermen kon, maar zich niet verweeren, en wier klachten den menschelij-ken regent wel konden vermoeien, maar hem niet brengen tot het oefenen van streng recht over het kwaad. Zoo werd de gemakkelijkheid, waarmede hij beleedigingen vergat en vergaf, niet alleen eene aanmoediging van moedwil en stoutheid ; maar daar hij het deed zonder keuze, zonder onderzoek , en als zonder zelfsoverwinning, werd die hem aangerekend als loszinnige ongevoeligheid ; en wat in een' ander zou geprezen zijn als verheven deugd , werd bij hem verdacht als de laagste trap van zedelijke verstomping. Zijn afkeer van dien vorstentrots, die de gewone menschen op zoo verren afstand van zich zet, als waren zij niet meer schepsels van dezelfde soort, was eene afdaling geworden , waarbij hij zich zoo laag stelde, dat ieder , wie maar wilde, zich naast hem konde plaatsen, zonder dat hg er zelf op lette; en die toenadering, waarmede een vorst deugd of verdienste behoort te eeren en te onderscheiden , werd bij hem de buit van iederen stoute en onbeschaamde , die haar wilde grijpen. Geef een karakter als dit in de handen van een' Dubois en van die andere listigen , los-bandigen en bedriegelijken, die onbeteugelde behoeften aan zinnelijk genot om Philips van Orleans heenriepen , en die hij verachtte, terwijl hij zich door hen liet medeslepen, en vraag dan nog, hoe het zijn kon, dat een prins , in wien zooveel beminnelijke hoedanigheden te prijzen zijn , en zooveel vernuft en talenten te roemen , aan eene mevrouw Sabran de gedachte kon ingeven :


-ocr page 354-

DIANA.

344

Dque Dicit, en créant le monde, avail formé une masse a part, d'ou il ferait les princes et les laquais /quot;

Ziedaar, waarom er in Philips van Orleans eene edele natuur is verloren gegaan, niet omdat hij vervallen is tot eenige groote misdaad, die de reeks van alle ondeugden in hem heeft ontwikkeld, maar omdat hij was als eene parel , in het slijk liggende, machteloos om er zich uit op te heffen , en toch gevoelende , dat het niet zijne plaats was ; want vanwaar anders in hem die rusteloosheid bij zooveel gemakzucht, die onvoldaanheid bij die overmaat van alle levensgenot , die behoefte aan den roes der verstrooiingen , die zucht om buiten zich zeiven te leven , waar hij toch in zich zeiven zooveel had kunnen vinden, en doorgaans anderen meer schonk dan hij van hen ontving? — Maar sinds hij zich niet konde wijden aan de deugd, maakte hij de ondeugd tot iets anders dan wat zij was, en verhief hij de zijne tot genialiteit, wist de beteekenis van namen en zaken te veranderen naar goeddunken , en maakte zijn' grootsten triomf van wat zijne diepste schande had moeten zijn. Dubois had hem geleerd , dat godsdienst en zedelijkheid woorden waren , waarmede het volk alleen nog maar in zekeren band werd gehouden , doch die voor vorsten en staatslieden geene beduidenis hadden; hij ging nog verder, hij noemde de woorden niets waard dan spot, en aan het wezen geloofde hij zelfs niet bij anderen, en iedere betuiging van het tegendeel beschimpte hij openlijk en verachtte hij innerlijk als huichelarij , en iedere handeling, die zich er bewijs van wilde toonen, wantrouwde hij meer dan eene bewe-zene ontrouw.

Wij moesten dit alles van hem zeggen , omdat de rol, die hij speelt in hetgeen wij hebben te verhalen, juist uit zulke trekken van zijn karakter voortkomt, en zich zonder die opheldering licht niet goed zou lal en verklaren.

Hoewel nauwelijks van middelmatige grootte en vrij gezet, was Philips van Orleans toch vlug en levendig in zijne bewegingen , hoogstbevallig van manieren , en zijne houding had eene losse gemakkelijkheid, die zelfs iets edels had, zoo haast hij zich uit zijne achteloosheid ophief; zijn gelaat was breed, en zijne trekken niet fijn, maar frisch en innemend; de levendige tinten van zijn donkerbruin gezicht getuigden van een bloedrijk gestel en van eene vaste gezondheid , die nog op zijn negenendertigste jaar een' krachtigen weêr-stand bood aan zijne roekelooze pogingen om haar te ondermijnen, of voor 't minst aan zijne volstrekte achteloosheid op hare eischen. De pruik, die hy droeg, zou ons geen recht geven over de kleur van zijn haar te oordeelen, indien zijne donkere oogen, die soms zoo schitteren konden van geest en vernuft, en zijn gitzwarte baard , dien hij wel eens wat al te zichtbaar liet worden, ons niet deden vermoeden, dat het zwart moet zijn geweest. Nog ongekleed, was hij gewikkeld in eene zijden damasten ochtendjapon van eene don-1 kere kleur, en droeg noch degen , noch ster of ! ordeband , noch eenig onderscheidingsteeken, of 1 het moest zijn , dat de opgewerkte fluweelen pan-| toffels roode hielen hebben gehad, dat wij niet ; weten te zeggen. Dubois' blonde pruik, zijn mager en scherp gelaat , met eene uitdrukking van geest en eenigszins den vorm van den spitsneuzi-gen bunzing , zijne kleine en nietige gestalte, staken vreemd af bij den forschen doorluchtigen leerling , en toch bleek hij nog altijd zijn meester, door dat overwicht, dat een volmaakt sterk mensch, die geen enkel bezwaar kent, noch in zijn gemoed , noch in zijn geweten, en die tegelijk met vastheid , met weêrgalooze schranderheid en met onvermoeibaar geduld op zijn doel afgaat, altijd zal hebben op een' man , die zwak is, al is hij even schrander , en die nog zijne aarzelingen heeft omtrent sommige daden, en die nog zooveel goedheid en zooveel deugden in het hart heeft, al bespot hij deze ook al met het hoofd, indien hij het beheerschen van dien man gesteld heeft tot het doel van zijn bestaan.

Dubois was zoo zeer schelm, dat hij noch eer, noch eerlijkheid heeft gekend; dat er nooit eene goede gedachte in zijne borst is opgekomen, of zij was terstond door de laagste zelfzucht verstikt; en er was geen offer, dat hij dier zelfzucht niet bracht; — alle ondeugden streden in hem om het meesterschap, maar onder dien strijd door, regeerde ééne enkele als oppervorst: de leugen, die afgrijsselijke zonde , waarmede Satan is begonnen den zwakken mensch te verzoeken. Nooit was er waar heid in dien mond , maar de stoutste logen wist hij uit te spre • ken met een voorkomen van oprechtheid , van eenvoud en van wairheid, dat overtuigen moest tot zelfs wie hem verdacht, en dat pijnlijk moest trelfen wie hem werkelijk doorgrondde. Zijne gesprekken zouden iets behagelijks gehad hebben, want hij bezat geestbeschaving , had gelezen , kende historie en letteren , had zucht om te behagen, en hij wist zich vleiend voor te doen; .maar het werd alles bedorven door eene valschheid, die ondanks hem zeiven als door alles heensprak, tot zelfs door zijne vroolijkheid : die hierdoor anderen beangst-te en bedroefde, gelijk een zijner tijdgenoo-ten zegt. Hij zou gesproken hebben met ge-makkelijkheid en bevalligheid zelfs, als hij niet onder het spreken er aan gedacht had om anderen te doorgronden, en niet altijd bevreesd ware geweest meer te zeggen dan hy wilde ; om tot die bijgelachten tijd te winnen, had hij zich aan eene soort van gekunsteld stotteren gewend, dat iets stootends gaf aan zijn onderhoud , en dat on verdragelij k en somtijds onverstaanbaar werd, zoo haast het gewichtige zaken gold. Hij kende zich onwetend en onbekwaam , om de veelzijdige belangen te omvatten en te behartigen, die toevertrouwd moeten worden aan het hoofd van den staat; hem ontbraken de ruime inzichten der hoo-gere politiek : en toch begeerde hij de plaats aan het hoofd des bestuurs, aan het hoofd der Fran-sche staatkunde, en niet uit eerzucht als een Richelieu , maar uit hebzucht als een Dubois , om


-ocr page 355-

DIANA.

345

in vrijheid en zonder schroom zich boven alles te 1 plaatsen, zich over alles heen te stellen, en de macht te hebben niets te ontzien : om den wille van dien invloed, waarmede hij ieders rechten zoude kunnen verkorten, zonder tot eenige verantwoording geroepen te worden; om al zijne hartstochten, al zijne begeerlijkheden, al zijne boosaardigheid, al zijnen wraaklust te kunnen voldoen, zonder eenige vrees , van door der anderen wraak of recht getroffen te worden. Maar die hooge plaats had hij nu nog in het geheel niet bereikt; hij was die zelfs nog niet ' in de verte genaderd ; zijn leerling regeerde pas eene maand, en had hem als uit voorzichtigheid ter zijde gesteld, om de moeielijke taak, die hij niet zonder tegenstand van eene partij der groo-ten had aanvaard, niet terstond te verzwaren door een' kamp met de verdenking en de vooroordee-len des volks ; want het volk immers wachtte iets goeds van den regent; en hoe had het goeds kunnen wachten, waar het een man van Dubois' beruchtheid tot deelgenoot in de regeering zag aangenomen ? Zijne gunst bij den regent was daarom niet verzwakt; alleen deze zag hem in 't geheim, als iets waarvoor hij niet durfde uitkomen ; hy gebruikte hem nog niet in zijnen raad, maar slechts ter prikkeling van zijnen geest , van zijn' bedorven smaak , als den leider zijner geheime intriguen, als den middelaar zijner geheime hartstochten, als den gezelschapper zijner onstuimige nachtfeesten , waartoe de abt zich gebruiken liet, onverschillig op welke wijze, slechts tevreden dat hij niet geheel werd ter zyde geschoven , en van uit den kleinen hot k, dien men hem had ingeruimd, de gelegenheid beloerende om de ruime plaats te bespringen , waarop hij met katachtig geduld het oog hield gevestigd. Zijn laatste woord had intusschen wat somberheid gebracht over de trekken van den regent.

^Noodlottig voor hen, maar ook voor mij, vooral voor mijsprak hij en bleef eene wijle in nadenken verdiept.

Dubois zag met wat onrust op hem. ))En Monseigneur heeft nooit mijn' moed bewonderd?quot;

«Inderdaad, hoe gewoon eene eigenschap dat ook is in een' van ons, voor lieden van uwe soort moet dat iets zeldzaams zijn, moed te hebben!quot; en toen hij die bitterheid had gezegd, scheen het hem zeiven te berouwen, want terstond daarop voegde hij er lachende bij : »Kom, Dubois! loop naar een' biechtstoel en laat u penitentie opleggen : ik zou u daar bijna getuigenis hebben gegeven van twee deugden; want gij pocht van moed en ik heb u over eene waarheid geprezen, en dat moet u zwaar op het hart liggen — en ..

))De waarheid is, dat ik mij liever beticht zag van alle zeven hoofdzonden, dan verdacht van eene. .. . dier onnoozelheden , die de goede lieden deugd noemen : alleen , om u het vermaak te geven over mij te lachen, zou ik mij tot een' Fénélon kunnen maken — voor eene wijle ; altijd... .quot;

»Dank ! dank! blijf liever in uw' natuurlijken

staat — maar zeg, was dat eene herinnering, dat het aartsbisdom van Kamerrijk nog altijd open is '/quot;

»Volstrekt niet, — ik weet wel, dat niemand zoo goed de leemten kent van dit goede koninkrijk van Frankrijk , als uw hoogheid zelve quot;

»0 Gij duivel!quot; zei de regent lachend. ))Maar ziet gij, Dubois ! ik kan niet terstond met alle voor-oordeelen breken, en de sprong van Fénélon tot Dubois is voor de Kamerrijkers wat al te wijd. — Gij moet een vagevuur door, vriend! eer ge dat paradijs ingaat.quot;

»Wij zullen Let door goede werken verdienen; bij voorbeeld, de Jezuïeten uit Frankrijk jagen;quot; en Dubois zag glurend op naar den vorst.

«Gij weet wel, dat ik daar reeds mee begonnen ben.quot;

«Begonnen is nog niet ten einde brengen, en....quot;

«De kardinaal De Noailles is president van den gewetensraad ; hij is de afgod van het volk . . ..quot;

«Een afgod , dien ik omver zal werpen dacht Dubois in zijn hart, maar hij zeide luid : «Zoo zal het hem gaan als alle afgoden ; men zal hem aanbidden , maar hij zal geene macht hebben iets te doen. In ernst, Monseigneur! gij zult dat werk niet ten einde brengen, zonder mij; daarom neem een' goeden raad , en gebruik mij terstond , eer uw heilige het werk verbroddelt.quot;

«Dat is de derde deugd, die ik van ochtend in u opmerk, mijn abt! Gij zijt oprecht, want gij vraagt mij datgeen , wat gij vurig wenscht te verkrijgen.quot;

»Met u ben ik het altijd ; uw blik is zoo scherp, dat gij mij toch altijd zoudt doorzien, en daarbij, wij hebben elkander immers niets te verbergen. En hoe gaat het uw' vromen man? reeds wonderen verricht V'

»'t Is nog mijn uur niet voor staatszaken, mijnheer de abt! en ik heb van nacht te wei-nig geslapen , om lust te hebben tot antwoorden. Laat mij mijne rust, als gij niets weet tot mijne uitspanning.quot;

»0f ik daarop niet verdacht ware geweest! Ik weet, bij voorbeeld, dat er gisteren avond iets aan uw vermaak ontbroken heeft.''

«Gij meent u zei ven ?quot;

«Neen, want ik zou er geweest zijn, als gij het hadt gewenscht; ik bedoel wat anders : gij hebt een' gast gemist.quot;

De hertog trok de wenkbrauwen samen. «Eens voor al, abt! ik wil niet bespied zijn ; na vijf ure 's middags , als ik mijne deur laat grendelen en mijne vensters laat sluiten , om mij ongestoord te onderhouden met mijne vrienden, wil ik vrij zijn en niet nagerekend worden. Waar ik om de dringendste staatszaak geen' minister zal binnenlaten , wil ik ten minste niet , dat uwe spionnen zullen indringen ; ik geef toe, dat Frankrijk zijne rechten heelt op de politieke handelingen van den regent, maar van zijn huiselijk leven heeft Philips van Orleans niemand rekenschap te geven dan zich zeiven.''

«En bij wijlen aan Madame!quot; viel Dubois in met zijn' gewonen grimlach.


-ocr page 356-

DIANA,

340

De regeiit sprong op. «Komt het van die zijde, Dubois ! — Bij Lucifer! daar moeten wij ons tegen wapenen ; — wien zou zij gebruiken ?quot;

Dubois bedacht zich eene poos; zeker bezon hij zich , tot wiens nadeel hij partij zoude trekken van deze gelegenheid. »'t Is de jonge De Brissacsprak hij eindelijk.

»Dat is onhandig van u P riep de hertog schielijk , ))De Brissac is een neef van den kardinaal De Noailles, die u in den weg is.quot;

))Ja. maar hij is ook een neef van die hertogin De Brissac, die het geluk en de eer geniet • met Madame paard te rijden , enquot;

»Zwijg, Dubois! geene gekheden over mijne moeder. ... Zij heeft hare eigenheden : daarvoor is zij aan gene zijde van den Rijn geboren ; maar zij heeft hare kinderen lief, zooals niet vele Fransche prinsessen zich er den tijd toe geven.''

)gt;Tot zelfs zich te bemoeien met hetgeen er in het Palais-Royal omgaat, na vijf ure quot;

»Ja , daar moeten wij wat op uitvinden hernam de hertog; «vooreerst, geen Brissac's meer; als hij het niet gedaan heeit, had hij het toch kunnen doen , zou de wolf zeggen bij La Fontaine ; maar gij spraakt van mijn gemis, en bij Satan , Dubois ! ik ben woedend geweest, ik moet u dat vertellen.quot;

«Dat is niet noodig, Monseigneur! ik weet alles, — wat meer is, ik heb den misdadiger betrapt, opgevangen , en ik breng hem gevankelijk en als boeteling aan uwe voeten , op den eersten wenk.quot;

»Maar hoe is het mogelijk , Dubois! ik zelf weet nog niet eens , wie. ...quot;

»Jk breng hem aan uwe voeten. Monseigneur! op eene voorwaarde.quot;

»Uwe voorwaarde, man! ik moet u aan het hoofd mijner policie stellen, meent gij dat ?quot;

»Neen, d'Argenson is goed waar hij is — maak mij alleen conseillcr d'état.quot;

))Zijt gij razend, abt! dat kan niet — ze zouden zeggen — ja, ik wenschte wel eens te weten, wat zij n iet van mij zouden zeggen, als ik dat deed.quot;

))Het zij zoo , Monseigneur! ik heb er vrede mee , zoo gij — niet nieuwsgierig zijt.... alleen, als ik mijn loon niet krijg , lever ik niet.quot;

)gt;Kom , Dubois! gij zijt altijd duur geweest; dien mij ditmaal eens voor niet.quot;

«Monseigneur! ik zal zijn als de Sybille : bij een' tweeden eisch ben ik duurder, en bij den derden.. .

»Eischt gij het aartsbisdom van Kamerrijk !quot; lachte de regent; »doch zorg dan eerst, dat gij op goeden voet staat met Rome, en , bij den hemel! laat mij geen uren wachten, want ik word ongeduldig , en gij weet, Dubois! ik kan ook bevelen. ...quot; Werkelijk zag de regent er uit als iemand , die niet lang meer geduld zal hebben . en hetzij Dubois zulke luimen kende, hetzjj hij zijn oogmerk langs een' anderen weg meer bereikbaar achtte , hij hernam: «Zeker zult gij al te gelukkig zijn , mij te bieden wat ik nu vraag, hertogl''

De regent stampte met den voet.

«Monseigneur! ik ben al te goed ,quot; vervolgde Dubois; «herinner u even. wie er nog verder gemist heeft aan uwe tafel?quot;

De hertog bedacht zich even, en schudde toen ongeloovig het hoofd , met een' toornigen blik. «Hij ! neen , abt! gij liegt, dat is niet waar.quot;

«Monseigneur kan zelf zien en hooren,quot; antwoordde Dubois. en haastig liep hij de kleine deur uit, die hij was binnengekomen.

De regent wachtte nieuwsgierig, wat Dubois ging aanvangen ; hij stond op en wilde hem vol- , gen, maar reeds kwam de abt terug, een' jonkman aan den arm met zich voerende , die zich wel niet verzette, maar die toch volgde met iets in de houding en op het gelaat, dat naar schroom en onrust geleek , maar dat ook wel verdriet of gemelijkheid koude zijn.

De jonkman , al was hij blijkbaar niet meer in de eerste vaag der jeugd. had een beminnelijk en belangwekkend voorkomen, dat terstond voor hem moest innemen, eene bevallige gestalte en eene edele houding, die hem zoo natuurlijk waren dat de kennelijke onwil, waarmede hij binnentrad, en de opzettelijke strakheid van zijn' gang die eerder deden uitkomen dan hielpen verbergen. Eene schitterende kleeding deed zijn voorkomen zeker geen kwaad; maar noodig had hij die niet. Het eenige , wat zijn schrander en aantrekkelijk gelaat ontsierde , was eene zulke matte bleekheid , als nooit meer door een' levendig frisschen blos der gezondheid wordt vervangen, maar alleen afgewisseld door de geelachtige tinten of door het vlammige purper van toorn of hartstocht. Smalle blauwe kringen rondom de oogleden schenen de donkere blauwe oogen nog donkerder te maken en nog grooter, en maakten ze zoo zwaarmoedig , dat men weemoedig werd door hom aan te zien , dat te erger was , daar hij doorgaans geen medelijden noodig had, of dat noodig hebbende , het niet begeerd zoude hebben van anderen. Misschien hielp zijne stem die gewaarwor- i ding opwekken of voortduren ; want hoe liefelijk die ook ware, zij was zoo diep als vol, en had daarbij iets gedempts , iets, als moesten de tonen zich heendringen door eenen sluier van krip. De uitwerking. die het zien van dezen jonkman deed op den hertog , was vreemd en opmerkenswaardig.

Want de goedige, gemeenzame vorst, die den laaggeborenen en laaghartigen Dubois alles zeg- | gen liet wat hij wilde , en alles van hem aanhoorde met een' glimlach — en nauwelijks anders bestrafte dan met eene scherts , die bijna gelijkstelling werd — die al zijne vrijheden duldde en zelfs aanmoedigde, die zelfde vorst zag nauwelijks de fiere gestalte van den jongen edelman zich opheffen uit de laatste statige en eerbiedige buiging, of hij wendde den blik van hem af, 1 keerde hem den rug toe, ging met Dubois aan een venster staan , en bleef daar eene lange poos met dezen in fluisterend gesprek. Daarop plaatste hij zich weer in zijn' armstoel, en toen eerst


-ocr page 357-

DIANA.

347

scheen hij zich te bezinnen, dat de jonkman daar was; maar niets dan strenge bitterheid lag er op zijn gelaat, toen hij hem aansprak , en alleen de stroeve hoogheid van den vorst klonk er in den toon, waarmede hij zeide : »Waarom verlangt de markies d Armentières een afzonderlijk gehoor van den regent?quot;

))Als ik het ben, die gehoor heb gevraagd , Monseigneur! zal het spoedig ten einde zijn ; want ik heb uwe koninklijke hoogheid niets te zeggen!quot; hernam de markies met eene zekere vastheid , nadat hij zich op nieuw had gebogen.

))Dat wil ik wel gelooven! gij zult niet weten, hoe u te verantwoorden mijnheer!quot; viel de regent uit, die terstond weer zijne rol van koude vorstenwaardigheid vergat voor die van een gemeenzaam verwijt.

»Verantwoording. Monseigneur! Ik ben dus ter verantwoording geroepen ? Zou het onbescheiden zijn te vragen , waarover ?quot;

wKom , d'Armentières ƒ begin maar met schuld te bekennen hernam de regent bijna met goedheid ; «mijnheer de abt heeft mij gezegd, dat gij daarom gekomen waart.quot;

»Integendeel, Monseigneur! ik ben ontboden uit uwen naam : mijn hertog weet wel, dat mijnheer de abt nooit waarheid spreekt.quot;

wïoch , toch , mijn jonge edelman! ik heb nog eenige waarheden in mijne tasch, die voor u zeer ontijdig te voorschijn kunnen komen.quot;

))Och , daar vrees ik niet voor, mijnheer de abt! niemand zal ze van u gelooven/''

»Neen , in ernst, markies l hij is vandaag cn veine op zulke wijze , dat....quot;

»Dat hij uwe hoogheid en mij beide een sprookje heeft verteld ; Ui ivcrd zoo vurig verlangd , dat was de uitdrukking; ik kom , wacht — een uur — word door hem binnengesloken — en word begroet met een gezicht, als de verpersoonlijkte ongenade.'

»En ik!quot; borst de hertog uit, »mij maakt hij daar wijs, dat gij komt met een berouwvol hart, u overgevende op genade en ongenade, en ik zie u voor mij staan met de houding van een' spadassin , die eene uitdaging komt brengen.quot;

En de hertog vond dit dubbele bedrog zoo aardig, dat hij in een luid lachen uitbarstte, waarin Dubois hem volgde met volle keel: d'Armentières alleen scheen hun gelach pijnlijk te vinden , want zijn gelaat werd weer donker.

«Duivels, Dubois! dat zult gij ons betalen.quot;

«Mijnheer de abt! zoo de hertog te goedertieren is , om u daarvan rekenschap te vragen , zal ik het doen voor ons samen,quot; sprak de Markies ernstig.

«Ei wat, ei wat, mijne heeren ! mij dunkt, gij moest beiden overvoldaan zijn , en mij hartelijk danken. Mijnheer de hertog is zoo gelukkig als een gezegende , dat hij niet meer een grimmig gezicht behoeft te zetten, en dat hij met u op den weg der verzoening is; en gij , markies! moest u verruimd voelen, nu de hertog uwe schuld kent,

en u toch nog op dien weg meer dan half te ge-moet komt/'

«Zie zoo , mijnheer Dubois ! daar brengt gij ons weer waar we wezen moeten — mijne schuld! Mijn genadige hertog zal mij nu toch eindelijk | wel willen mededeelen, waarin mijne schuld be- | staat?quot; En hij zag den regent zoo scherp onder i de oogen , als de eerbied het slechts veroorloof- 1 de. Philips van Orleans kleurde sterk.

Eene wijle bedacht hij zich en zeide toen weer met een streng gelaat en met bitterheid in den toon ;

»Ik heb u voel verplichting, d'Armentières! voor hetgeen gij gisteren tot de genoegens van mijn petif-souper hebt bijgedragen.quot;

»Was het dat!quot; hernam de markies met een zeer verwonderd gezicht, hoewel hij , onder ons gezegd , in 't geheel niet verwonderd was ; «het is zoo,. ik kon niet daar zijn . doch ik weet wel, dat Monseigneur te veel billijkheid heeft en te veel goedheid, om als eene schuld aan te rekenen , wat slechts eene noodzakelijkheid was, en hetgeen reeds een gemis moest zijn , niet te verzwaren door het gewicht van zijne gramschap.quot;

«Neen, d'Armentières! dat is niet eerlyk; het moet al een vreemde dwang zijn, die een' edelman terughoudt gebruik te maken van de uitnoo-diging van zijn' vor.rt, of liever, laat ik zeggen zooals het is — want in dat salon zijn wij allen gelijk — die den eenen vriend terughoudt, den anderen te verlustigen met zijn gezelschap , als hij weet dat hij zich zonder dat verveelt.quot;

«Aan den regent zou ik antwoorden , dat de laatste uitnoodiging wel wat veel had van een bevel . en dat het een' Fransch edelman niet kan gevergd worden zich op commando te vermaken ; aan den vriend — daar uwe hoogheid mij nog altijd met dien naam wil vereeren — aan den vriend moet ik antwoorden , dat er vermaken zijn, waaraan eer en geweten mij gebieden niet meer deel te nemen.quot;

Het snijdende , het harde en het stoute van die antwoorden , en van het meeste, wat die jonge edelman sprak, was in zoo zonderling contrast met die omsluierde stem , waarvan wij spraken, dat de toon althans hier der muziek niet veel uitdrukking gaf. of liever eene zulke, die haar verzwakte ; voor den hertog was zij nog iets anders, voor hem klonk die disharmonie als valschheid.

«Uwe eer , markies d'Armentières!quot; hernam hij, «kan nooit in gevaar zijn, waar ik zelf de mijne waag; en uw geweten , Gaspard ! ik weet niet, wat g.j daardoor verstaat; maar ik weet wel, dat ik sinds mijne terugkomst uit Spanje altijd met u heb omgegaan , zonder ooit dat woord van uwe lippen te hebben vernomen, noch eenige daad, die bewees , dat gij waart van die bekrompene lieden of van die huichelaars, die voorgeven zich door dat woord de wet te laten voorschrijven. Ik heb de zekere overtuiging, dat gij in al dien tijd , als ieder ander man van geest, geene inspraak hebt gevolgd, dan die van uwe luim.quot;

«Dat is waar , Monseigneur ! maar al te waar :


-ocr page 358-

I 348

cn juist daarom is het tijd geworden, om van leefregel te veranderen, en eene wijle te luisteren naar de inspraak van 't gezond verstand, van de zedelijkheid, van de deugd. — voor mij ten minste quot;

Dubois stond toe te luisteren met een zacht gegrinnik , dat allerboosaardigst siste , terwijl zijn lynxenblik zich bij afwisseling vestigde op d'Armen tières en op den hertog.

Maar de laatste lachte niet; hij , die zou gelachen hebben bij de grofste aardigheid. die de abt of een ander gunsteling hem had gezegd, hij wierp d'Armentières een blik toe , als hij er nauwelijks een' op een' overtuigden misdadiger zou hebben gewend , en hij sprak streng:

«Markies! als gij mij gezegd hadt: Ik had een duël, ik had een renclez- vous, ik had eene vrouw te verplichten, of een' vriend weer te zien. of een' vijand afbreuk te doen , en dat alles gold bij mij meer dan uw wensch , dan zou ik u niet geloofd hebben , maar ik zou het u toch hebben vergeven ; want het voorwendsel ware fatsoenlijk geweest, zoowel als geloofbaar , en het zou geene huichelarij hebben ingesloten; maar nu — nu ge zeggen kunt, en met dit gelaat: ik heb alles veronachtzaamd — mijn vermaak en uwe gunst; hetgeen mij lief was, heb ik verzaakt; hetgeen mij noodig is, heb ik vergeten, het al ter wille van zedelijkheid , van deugd of hoe die idealen van 't volk meer heeten, nu moet ik u zeggen , mijnheer de markies 1 dat ik mij altijd in u heb vergist, of dat gij een ander mensch zijt geworden , in de korte dagen , dat ik u niet heb gezien ; maar een van die menschen, mijnheer! waarmede ik geen' lust heb nadere kennis te maken. Gij kunt gaan , markies !quot;

De markies had onder het luisteren wel somwijlen met eene beweging van verbeten drift den greep van zijn' degen gevat; zijne bleekheid was wel eens tot purper ontvlamd ; zijne oogen hadden wel geschitterd , en zijne lippen waren wel wat verbleekt; maar hij antwoordde geen enkel woord. Hij boog zich alleen diep en strak, en ging toen , zonder met blik of gebaar een zachter oordeel af te vragen.

))Nu , bij den hemel! die komt er genadig af , en het blijkt weer, dat uwe hoogheid de goe-dertierenste vorst is van de gansche Christenheid !quot; sprak Dubois met zijn' ironieken lach. j «Genadig!quot; herhaalde de regent, »en gij hoort, dat ik hem verban! en gij weet, dat hij met het Palais-Royal alles verliest; gij weet, dat hij arm is, dat hij niets heeft dan zijne luite -nantsplaats bij de garde van den koning, dat hij eigenlijk leeft op het krediet van mijne gunst.quot;

«En van het degelijk goud uwer weldaden . . .

»Hij heeft nooit geweten , dat het weldaden waren : ik speel altijd ongelukkig met mijne vrienden ; maar, mijn hemel! wat zal hij nu aanvangen — ik geloof toch, dat ik te streng ben geweest, en te schielijk ; ik had hem eerst nog moeten hooren, ik had moeten onderzoeken ; het kan toch niet zijn, het is al te onwaarschijnlijk, de vernuftigste en de openhartigste mijner rovés een Tartuffe!quot;

»Wel zeker . wij zijn te streng geweest: wij zullen hem terugroepen : wij zullen berouw too-nen; wij zullen hem vergiftenis vragen — wij zullen — bij Satan, Monseigneur! wat is het goed , dat ik hier ben ; ik sta niet in voor hetgeen gij anders nog zoudt aanvangen — om hem zooveel uitgestaan leed te vergoeden.quot;

))Hoe meer ik er over nadenk ,quot; riep de her- ! tog , die niet naar Dubois had geluisterd , »hoe meer ik maar ééne reden weet, die dit. verklaart en verschoonlijk maakt. Hij zal verliefd zijn, en verliefd zijn op eene prude.quot;

»Hij is niet verliefd. Monseigneur! daar zweer ik op, en het bewijs daarvoor is , dat hij gaat trouwen.quot;

De hertog, die zelf een gedwongen , een ongelijksoortig huwelijk had aangegaan, dat niet minder noodlottig op zijn leven had gewerkt dan zijne opvoeding ; die al het pijnlijke van zulk eene vereeniging kende, zonder eene der vreugden, verstond dit woord volkomen , en hij riep alleen : »Maar wat brengt hem daartoe — waarom het mij niet vertrouwd? Wie trouwt hij?quot;

»Iets zoo onmogelijks, dat Monseigneur het niet zou gelooven , of — een conseiller d'état moest hot hem zeggen.quot;

»Zoo gij het worden wilt, moest gij niet beginnen met mijn geduld te vermoeien. Spreek op , wie zal zoo gelukkig zijn markiezin d'Armentières te worden ?''

«Eene vrouw, die hem als van zelve uit het Palais-Eoyal verwijdert.quot;

«Iets d la Maintenon ?quot;

»Geheel Maintenon! om het met één woord te zeggen , Monseigneur ! de prinses Orsini!quot;

De regent glimlachte maar even.

«Neen, Dubois! de aardigheid is te grof. Eene schoonheid tusschen de zestig en zeventig! En zal hij haar tot in Italië nareizen ? Hij kan toch weten , dat ik haar niet in Parijs zal toelaten.quot;

»Ik weet niet, of hij haar tot in Italië zal nareizen , maar weet wel, dat hij van tijd tot tijd tochtjes doet naar Touraine, naar het kasteel Chanteloup , en dat het huwelijk afgesproken is te Parijs bij de gravin Van Egmond , nog bij '1 leven van den ouden koning, terstond na d3 onverwachte tuimeling in Spanje. Daar ik altijd verdacht ben op uw belang, heb ik in der tyd die goede lieden zoo wat in 't oog gehouden!'

»Ik weet, dat mijne oude vriendin toen eene wijle hier vertoefd heeft, maar uit schrik voor mijn regentschap de vlucht heeft genomen. Een | bewijs van minder menschenkennis , dan ik haar had toegeschreven; zij kon toch wel begrijpen , dat ik eene vrouw, van zulk eene hoogte gevallen , niet den voet op het hoofd zoude zetten, al waren er zoo wat scherpe herinneringen tusschen ons.quot;

))Als ze nog dertig jaar ware geweest, zou ze zeker gebleven zijn en had vrede gemaakt; maar | nu. ... nu laat zij zich liever steunen door den arm van een' cavalier van dertig jaren, en zet den oorlog voort uit de verte.quot;


-ocr page 359-

DIANA.

349

«Kom , kom , Dubois ! van al wat gij daar zegt, j geloof ik geen woord.quot;

«Dat is ook niet noodig ! Monseigneur zal wel zien. Het is ook zoo geheel ongehoord, onge-| beurlijk en ongeloofelijk! een intrigue-oorlog, ge-| voerd door twee vrouwen als Maintenon en Orsi-| ni, die haar geheele leven in wtriguen hebben gesleten — 't is ook zoo volstrekt onbegrijpelijk, dat die twee oude vriendinnen op nieuw eene samenspanning zouden maken , en dat eene Ca-merera-Major, die den wettigen kleinzoon , den wettigen koning van Spanje heeft geregeerd, nog eens eene proeve zoude wpogen , wat zij mee den gewettigd en Du Maine zou kunnen aanvangen , als zij dien in een onwettig regentschap had weten in te sluiken! Neen , 't is al te onge-rijmd ; Monseigneur heeft volkomen gelijk daaraan niet te gelooven.quot;

» Corbleu ! Dubois ! de zaak wordt mij zoo duidelijk, als zag ik de gansche samenzwering vóór mij! — Die twee onttroonde vorstinnen hebben hare wraakzucht en hare heerschzucht bijeengelegd; de gelegimiteerden achten ieder middel goed, om te verkrijgen wat zij het hunne noemen, en dat wijfje heeft dien ondankbaren dwaas van een' d'Armentières weten te bewegen om haar agent te zijn; — want, Dubois! dat huwelijk is eene dwaasheid! En dat zal een voorwendsel zijn!quot;

))Wel mogelyk ! en te eerder omdat d'Armentières op Chanteloup komt en gaat, als iemand die er meester is , hoewel er niemand woont dan bedienden.quot;

«Dat verwenschte kasteel zou dus hunne sterkte wezen? Wel aardig! wel aardig ! Nu begrijp ik ook de deugd en de veranderde zeden van onzen markies ; want, ziet gij , al had hij voor zich zeiven geen deel willen nemen aan mijn souper — wat had hij noodig eene dame te hinderen daar te gaan? Wij althans hadden het voorrecht nog niet, van deugdzaam te zijn.quot;

))De allerliefste weduwe kan eene aanwinst zijn voor Chantillj of voor Chanteloup!quot;

vParbleu! en de huichelaar stond voor mij , met het gezicht van een^ boetprediker!quot;

»En uwe hoogheid heeft die laatste beschuldiging niet eens tegen den markies geuit?quot;

»Hoe had ik dat kunnen aanvangen ? Want de beminnelijke jonge barones is weduwe, naar men zegt, en op eene weduwe heeft ieder evenveel recht; dat de weduwe zich dus door hem heeft laten geleiden , in plaats van De Crécy te volgen , is geene misdaad, waarvan ik hem rekenschap kan vragen.quot;

))Zoo min als van al het andere,quot; hernam Dubois spottend. wMen moet de dames laten begaan — al heeten ze Maintenon en Orsini.quot;

«Neen! op mijne eer, neen!quot; riep de regent; ))al laat de galanterie niet toe , dames te vervolgen , ik zal de samenzwering in het hart aantasten , of liever, in den arm , en d'Armentières zal mij voor allen en voor alles betalen in eens.quot;

»Dan bid ik uwe hoogheid , niet lang te borgen ; anders vergeet gij de schuld te vorderen.quot;

))Dat heeft geen nood , want ik belast er een' conseiller d'état mede , om die zaak te vervolgen.quot;

«Eindelijk!quot; riep Dubois in zich zeiven, en hij zeide terstond : ))Dan , Monseigneur ! geef mij een ; paar lettres de cachet , dat ik het een en ander i kan laten opbergen , wat mij dit ophelderen kan.quot; j

»Alleen als zij opgehelderd is, hebt gij uw ; raadsheerschap , Dubois!quot;

«Aangenomen, Monseigneur! en nu de lettres de cachet /quot;

))De Bastille ! neen , dat kan niet zijn .... Wat zoudt gij van d'Armentières maken in de Bastille ?quot;

«Wat men daar van ieder ander maakt, een' gevangene! en — licht een' boeteling !quot;

»Gij zoudt hem dan nog bekeeren van de deugd ?quot;

«Wel zeker! — de tooveressen hebben hem wel bekeerd van het Palais-Royal.quot;

«Ga dan uwen gang.quot;

))Een verzoek ! nu terstond de lettres de cachet.quot; !

»Neen, niet terstond , want ik hoor zijden kleederen ruischen in de anti-chamhre, en ik krijg dames ten gehoor ; — wacht een kwartier, en dan zullen ze gereed zijn!quot;

De jonge markies, dien men reeds gestraft had met eene ongenade, tegen wien men nu nog scherpere wapenen smeedt, had intusschen het Palais-Royal verlaten. In de straat St. Ho-noré wachtte hem eene koets met vier paarden.

Hij sprong er in , en wierp zich terstond in de armen van een' jong mensch , die er in zat, met den uitroep : ))Ik ben gered! Ik heb mijne verbanning!quot;

ii.

Op een' avond van een' dag in October 1715, zag men het kasteel Chanteloup , dat geheel vol- j tooid was, en nu daar stond als een pronkstuk der bouwkunst van die eeuw , reeds in de verte van talrijke lichten schitteren, een bewijs, dat het nu toch bewoond was. Ook in de groote laan , die naar den hoofdingang leidde , liepen verscheidene bedienden heen en weder met flambouwen. Een oud man, die geene livrei droeg, en in wien j wij een' vertrouwden hofmeester meenen te her- i kennen , sprak luid tot de anderen ;

«'t Is tien ure geslagen ; weldra zal mijnheer i hier zijn : gij weet het allen , hij houdt zich zelf I zoo stipt aan het afgesproken uur, als hij eischt j dat wijquot; het doen zullen.quot;

Werkelijk werd die verwachting niet teleurgesteld ; men hoorde spoedig daarop het rollen van een rijtuig, en eene ruime reiskoets, met vier krachtige paarden bespannen , reed de laan binnen. De bedienden omringden het , om de personen , die er in waren , bij het uitstijgen voor te lichten ; de hofmeester opende zelf het portier ; en reikte de hand aan een' heer van middelbaren leeftijd, die deze dienst wel niet noodig had, maar die haar toch aannam, terwijl hij nu zelf met eene teedere behoedzaamheid eene jonge dame uit het


23

II

-ocr page 360-

350 DIANA.

rijtuig* hielp, die daarna op zijnen arm leunende, den breeden marmeren trap opsteeg, en het huis binnenging, niet zonder even naar den ouden bediende om te zien, en diens diepe buiging met een lachend knikje te beantwoorden.

Die man was de Sieur Francois , die nu Monsieur d'Aubigny werd genoemd , en die dame was zijne dochter Diana.

»Jerome V sprak d'Aubigny tot den hofmeester , vóór hij binnenging, »in 't voorbijrijden heb ik licht gezien in het kleine paviljoen : waarom is dat ?quot;

))Ik dacht, dat mejufvrouw misschien hare vrouwen daar zóu willen huisvestenantwoordde deze na eenige aarzeling.

«Dan had ik u daaromtrent mijne bevelen gegeven , Jerome! dat paviljoen zal niet meer bewoond worden en de Sieur zuchtte , of zijne eigene woorden eene bittere herinnering bij hem opwekten. «Gij hadt mij betere dienst gedaan. mijn arme vriend! met dat paviljoen in het duister te laten.quot;

»Mijnheer kan zeker wezen , dat ik het niet weêr in zijne gedachten zal brengen hernam Jeróme kleurende en het hoofd een weinig ge bogen , terwijl hij voor zijn' meester de deur van de groote eetzaal opende , waar een souper gereed stond , alsof er een aantal vorstelijke gasten werd gewacht, en waar toch slechts voor twee personen was gedekt.

Diana zette zich aan tafel, tegenover haren vader , en wij laten ze samen tot den volgenden dag.

Die dag ving aan met een' heerlijken ochtendstond ; met een' onbeschrijfbaren glans was de gloeiende zonneschyf door de dunne wolken heengebroken , en weerspiegelde zich nu, bij het hoo-ger rijzen, in den blauwen gloed van de Indre-bocht, die een schiereiland]e vormde, waarvan wel eens meer is gesproken, hoewel ik van niemands geheugen verg, dar. onthouden te hebben. Alleen noemde ik het, om duidelijk te maken, welk heerlijk gezicht men daarop had uit den rechtervleugel van het kasteel, vooral uit de bovenvertrekken, die over dit gansche heerlijke landschap heenza-gen, door die vereeniging van Indre en Loire zoo vruchtbaar gemaakt en zoo verlevendigd. Het Octo-bergroen is wel wat donkerder dan de zachte lentetin-ten , — maar het is ook niet zoo eentonig, en het is ook nog afgewisseld door wat geel en wat bruin , dat soms naar het roede helt. en waarop de zonnestralen met haar fantastisch licht wel eene goede werking doen. In de wijnlanden .daarbij is October geen maand van guurheid en barheid ; — en had men den oogst in het begin dier maand nog niet aangevangen — wat hij beloofde , was reeds te zien aan die sierlijke ranken, zich heen-vlechtende om de lage latten, en de volle trossen , zoo geurig en frisch, waar de ochtenddauw edelgesteenten van maakte, die heenflonkerden midden door het vale groen; — toch begon reeds het jonge landvolk , met de zon opgestaan, het lustige dakwerk, dat de inzameling voorafgaat. Ook dat zag men uit het kasteel, — want de horizon

werd aan de eene zijde begrensd door zachtglooi- ; ende wijnbergen , door boomgaarden met hunnen 1 vriendelijken rijkdom , en door een dicht plantsoen van notenboomen en populieren, die wel wat trotsch neerzagen op de eenvoudiger Indre-oevers, die slechts grazige weiden bespoelden. De vertrekken der eerste verdieping van het kasteel hadden vensters, die zich openden op balcons, naar Italiaansche bouworde. In een dier vertrekken , of liever op het balcon daarvan , stond Diana, in een allerliefst ochtendgewaad, naar de mode van dien tijd met meer kanten en borduursel overladen , dan het meest gekleede toilet van den onzen zoude vragen. Zij had eene lichte zijden j)a-laline losjes heengeworpen over hare witte levite; de kanten dorrneusc bedekte , juist niet tot hare schade, het haar, dat van te onbestemde kleurwas , om de weinige schoonheid te verhoogen van een gelaat, dat het meest zijne bevalligheid moest vragen van de bezieling des gevoels ; en echter schitterde het thans van die schoonheid der ziel; want de hare genoot het reinste en het verheven-ste genot, dat de zinnen aan de ziel kunnen toebrengen; zij genoot de onbeschrijfelijke heerlijkheid van het natuurtooneel, dat zich voor haar zachtkens ontrolde bij het stijgende licht. Ook flonkerden hare oogen van verrukking, van stille blijmoedigheid, en zij kon den rijkdom harer gewaarwordingen niet anders uitdrukken , dan door den halfluiden uitroep : »o mijn God ! wat zijt Gij groot, wat is dat schoon!quot;

»Ja, liefste engel! dat is schoon ; maar men moet er ook uw hart voor hebben , om het te genieten!quot;

Het was d'Aubigny, die , zachtkens binnengekomen , zich eene wijle achter zijne dochter had schuil gehouden, om hare stille bewondering gade te slaan en te deelen.

))Gij waart daar . mijn vader ?quot; riep zij met eene vroolijke verrassing.

»Ik kwam u mijnen morgengroet brengen. Uwe Marie had mij gezegd, dat gij reeds op waart en hij kuste haar het voorhoofd, en zag haar lang aan met een' blik vol oneindige teederheid. waarin toch iets weemoedigs doorschemerde.

»Gij hebt zoo verlangd hier terug te zijn ; zijt gij nu gelukkig , mijn kind ? recht — volkomen gelukkig ?quot; vroeg hij met eene zekere onrust.

))Ja . vader ! ik ben nu volkomen gelukkig ; ik had een oneindig verlangen naar dit oord, naar — dit — kasteel, — en onze reis duurde zoo heel lang.quot;

»Slechts acht maanden , allerliefste ! Is dat te lang , om Italië door te reizen ? Was Rome , was Napels , was Venetië ons niet eenige weken tijds waard ? was niet bijna iedere stad van dat liefelijk vaderland der kunsten te merkwaardig en te aantrekkelijk , om er niet eene wijle te toeven ? Moest gij niet het klooster wederzien , waar men uwe teêre kindschheid had verzorgd ?quot;

«En het kleine landhuis nog eens groeten, waar gij mij eene zoete jeugd hadt bereid, — nadat 1 gij mij het leven als ten tweedemale hadt gege-


-ocr page 361-

I

DIANA.

351 I

ven door uwe zorge : — o ! zeker moest ik dat alles zien en wederzien ; — maar — maar toch duurde de reis wat lang-.quot;

D'Aubigny antwoordde niets en zuchtte.

Op eens nam Diana zijne hand en voerde hem iets dichter bij de vergulde balustrade van het bal-con, — en zich daarover heenbuigende, vroeg zij : »En nu, liefste vader! zeg mij, aan welke zijde ligt toch Parijs ?quot;

«Hier zijnde , wenscht ge naar Parijs ?quot; vroeg hij met eene bevreemding, die aangenomen was.

»Ik wensch hier te blijven : maar toch wil ik veel denken aan Parijs, en'aan den tijd, toen ik daar leefde.quot;

')Dat is zoo goed als te denken aan. .. .quot;

«Gij hebt mij wel verboden daarover te spreken , — niet daaraan te denken, zooveel ik mij herinner hernam zij , de oogen neerslaande met een' diepen blos.

))Dat zou ook wel een gebod zijn geweest, dat gy niet liadt kunnen houden,quot; hernam hij op zach-ten toon, schoon zijn glimlach iets pijnlijker was dan gewoonlijk.

))Tk heb toch altijd getracht u te gehoorzamen in alleshernam zij , en haar zacht oog werd wat vochtig.

«Toch zou u dat daarin onmogelijk zijn geweest. Het was reeds veel, dat gij kracht hadt om te zwijgen.quot;

))Neen , dat viel niet zwaar, want ik dacht zooveel te meerhernam zij met hare naïve waarheidsliefde.

«Om dit denken dan wat af te wisselen , laat ons spreken , mijn kind!quot; sprak d'Aubigny , na eene zichtbare worsteling met zich zeiven; »maar de ochtendlucht is wel wat scherp: gaan wij hier binnen , — en vertel mij alles van uwen — Jacques, alles wat gij weet en wilt; nu moogt gij het! Eene herinnering , die zich zoolang weet vast te hechten, moet hare waarde hebben, en is de aandacht van een' vader waardig, als hij haar opmerkt bij zijn kind. Alle afleiding, die ik u gaf, alle verstrooiing, alle plaatswisseling, alle tijdsverloop zelfs, baatte niet; zoo moet zij iets meer zijn dan een spel van het geheugen of der verbeelding , en dan moet ik weten, wat ik daarvan maken kan voor uw geluk !quot; En d'Aubigny sprak die woorden op een' doffen toon , die iets droevigs had.

»Gij zijt zoo goed!quot; antwoordde Diana , zijne hand kussende, »waart gij slechts ook gelukkig!quot;

«Spreken wij nu niet van mij!quot; En hij zette zich neder op den lagen divan . de den achtergrond innam van het smaakvolle boudoir zijner dochter.

Diana plaatste zich naast hem.

«Gij moet dan weten , lieve vader! dat mijnheer Jacques de beminnelijkste en de bevalligste jonge man is , die er zijn kan ! en gij weet, vader ! dat ik nu wel mannen en vrouwen genoeg gezien heb op onze reize en bij de feesten, waarop gij mij hebt rondgeleid , om er over te kunnen oordeelen. Het is wel mogelijk, dat er anderen , die meer frissche schoonheid hebben van gelaat, of meer trotschheid in de houding; j maar nooil kan er iemand leven, die meer aantrekt door de goedheid , de oprechtheid, den eenvoud en de groothartigheid , die spreken uit zijn edel voorkomen ; — en zijne oogen, vader! zijne |

oogen____ nooit zijn er menschelijke oogen geweest, j

die zoo veel diep gevoel hebben uitgedrukt, en daar- , bij zooveel geest: — als ik naar die oogen opzag, voelde ik, dat de mijnen zich met tranen vulden, — en als hij dat zag, sprak hij één woord, dat hunne uitdrukking veranderde, en waarbij ik glimlachen moest.quot;

«Gij hebt hem dan wel veel aangezien?quot; vroeg d'Aubigny.

«Kon ik dat laten, als hij met mij was, en als hij tot mij sprak met zijne zachte stem , — die stem , vader!. .

«Eene stem , waarmede hij u wel allerlei zoete vleitaal zal hebben ingefluisterd.quot;

«Neen, vader ! dat geloof ik niet, want hij was te eerlijk en te oprecht, en hij wist terstond van mij , dat ik onwaarheid haatte; maar wat hy zeide. . . . zoudt gij gelooven, dat ik het dikwijls niet heb verstaan , — zoo trof mij alleen het geluid zijner stem , dat ik hoorde, zonder recht de woorden te onderscheiden , als iemand , die in bedwelming toeluistert naar eene liefelijke muziek!quot;

De Sieur schudde zacht het hoofd.

«En zoudt gij gelooven , dat ik mij later veel herinnerde van wat ik meende niet eens verstaan te hebben ? Het was , of eene wondere toover-kracht in mij werkte , en mij gaven schonk, die ik niet had bezeten , en wenschen in mij opriep , die ik nooit had gekend!quot;

»En hebt gij hem dat gezegd ?quot; vroeg de Sieur met eenige onrust, haar sterk aanziende.

«Neen, dat heb ik hem niet gezegd!quot; hernam Diana met een' diepen blos.

«Gij zijt dus onoprecht geweest tegen dien éénen, met wien gij zoo .... zoo ingenomen waart ?quot;

«Ik heb niet het tegendeel gezegd, vader! maar ik heb gezwegen.quot;

«Waarom ?quot; vroeg de Sieur ; «was er iets in den jongen man , dat u vrees gaf hem te vertrouwen ?quot;

«Neen, maar er was iets in mij, dat mij waar- i schuwde hem dit te zwijgen ; — al had hij het ook van mij afgebeden , mij dunkt, ik had het hem niet kunnen zeggen; — en daarbij, als ik sprak, wist ik zelve niet recht wat ik zeide , zulk eene verwarring maakte zich meester van mijne geilach- : ten — het was of mij alles dooreenwoelde in het hoofd ; soms had ik mijn leven willen geven, om hem nog eene wijle bij mij te houden , en als hij ging met de bede om te mogen blijven , liet ik hem gaan , zonder de kracht te hebben of den moed hem terug te roepen.quot;

«Die man heeft u dus drie van de vijf zin- ! tuigen ontnomen ?quot; sprak de Sieur met een' glimlach.


-ocr page 362-

DIANA.

352

«Maar daarentegen , vader! heeft hij mij de andere opgescherpt. Als de gravin Van Eg-mond niet eenmaal hoorde , dat er iemand door de galerij kwam , herkende ik zijnen stap — en daar hij zich. altijd kapte met poeder d la jasmin. ...quot;

))Wist gij te onderkennen, in welk vertrek hij zich had opgehouden; ik begrijp het overige, ■ lieve kind! — maar gij zijt begonnen te spreken | op de wijze , die u het aangenaamst was, en gij denkt er niet aan , dat ik nog niet eenmaal van u weet, hoe gij kennis hebt gemaakt met dezen onvergelijkelijken sterveling.quot;

))En toch is mij dat zoo zoet te herdenken en aan u te vertellen , schoon het wel wat vreemd is , als gij hooren zult. Te Parijs bij mevrouw Van Egmond , als gij weet, leefde ik zoo omtrent I in dezelfde afzondering , als in 't kleine paviljoen nevens u — en hier te Chanteloup. De gravin gaf wel eens hare vrees te kennen, dat verdriet en verveling mij zouden overvallen in die eenzaamheid , en mijne gezondheid benadeelen — maar ik stelde haar ahijd gerust met mijne gewoonte van eenzaamheid; en wat haren goeden wil van het aanhouden afhield , was uw bevel voor mij , en dat mijner verwanten voor haar. Zoo bleef dat vele weken. Als er gezelschap verwacht werd, bleef ik in mijne vertrekken , die vroolijk genoeg waren en die uitkwamen op eene luchtige galerij , welke te gelijk oranjerie was en waarin allerlei heerlijke bloemen mij het gezicht verlustigden, en die tot mijne wandelplaats strekte , zoo vaak ik beweging noodig had; somwijlen at ik met de gravin — en werd er een onverwacht bezoek aangediend, dan verwijderde ik mij , voordat iemand binnenkwam , met uitzondering van den ouden maarschalk De Villeroi, die wel eens de derde was by ons souper of bij ons middagmaal, en met wien | ik weldra zoo gemeenzaam werd, dat hij mij sa j mignonne noemde, en ik hem hon papa; een goed oud heer — die altijd den mond vol had van mevrouw Do Maintenon , die eene allerliefste vrome en deugdzame dame moet zijn; terwijl hij de zakken altijd vol had van suikergebak en kleine snuisterijen , welke hij mij bij handen vol toewierp als ik hem plaagde. Mijn leven was dus wel eentonig, maar niet droevig , zoodat ik uit mij zelve geenerlei uitspanning zoude hebben begeerd. zoo niet mevrouw. ...quot;

))Gij waart niet droefgeestig , Diana! gij dacht dus niet aan uwen vader ?quot; — vroeg de Sieur op een' toon van zacht maar diep verwijt.

«Integenrieel, ik dacht toen altijd aan u met oneindig verlangen; maar gij hadt geboden, dat ik gerust en tevreden zoude zijn.. . .quot;

»En dat gebod kostte u geene moeite te houden ?quot;

))Het stelde mij gerust, zoo vaak ongerustheid en verdriet over uw afzijn mij aangrepen. Gij hadt gezegd, dat het noodig was , — daarom berustte ik: — gij hadt gezegd, dat ik geene zorg moest hebben voor u of voor mij, en daarom was ik rustig; want ik wist, dat gij mij

geene onwaarheid zoudt zeggen ; gij had mij geboden te bidden voor u en voor mij, — daarom heb ik iederen dag gebeden voor u en voor uwe terugkomst.quot;

))Ik dank u, mijn kind! — vergeef mij, Diana! — ik was onrechtvaardig — ik ben het veel; och — vergeef — ik ben ongelukkig!quot; — en de Sieur Frangois, de echtgenoot der prinses Orsini — had moeite , om de gewaarwordingen meester te worden , die hem op eenmaal aangrepen.

«Arme , lieve vader!quot; en met haren zachtsten blik zag zij op hem.

))De gravin Van Egmond wilde u eene uitspanning verschaffen — daar waren wij gebleven hernam hij , zich hervattende.

»Juist, en om er my toe te bewegen, die te nemen, zeide zij mij : ))Het is mij wel aanbevolen , u niet in de wereld te brengen en niet met menschen te laten omgaan — maar die strenge wet heeft toch niet bepaald, dat gij geene menschen moogt aanschouwen; mits men u niet ziet en niet hoort — kunt gij zien en hooren zonder schroom.quot; quot;

»»Maar wat genoegen kan dat geven,quot; zeide ik haar, »andere menschen te zien en te hooren — als men zich niet met hen bevindt ? — daarbij — al kon dat laatste wezen, ik zou het niet wenschen; — reeds het gemis van al die stemmen , het geratel van al die rijtuigen, geven mij angst, zoo vaak zich aan uw huis een groot gezelschap verzamelt.quot; quot;

))»Dat begrijp ik,quot; hernam zij; walleen wat er nu is, zal u vermaken, zonder u schroom te geven — dezen avond komen er eenige heeren en dames van het hof bij mij te zamen , om zich voor te bereiden tot een feest bij de hertogin Van Berry — gij kunt het zien en hooren in het kleine kabinet boven de galerij , en als u niet behaagt en niet afleidt, wat gij daar zien zult, noem mij dan eene onheusche gastvrouw, die hare plichten verkeerd begrijpt.quot; quot;

))Dat was zij toch,quot; sprak de Sieur met eenige ergernis.

))De goedhartige dame meende het tegendeel,quot; hernam Diana verschoonend, »zij had zooveel medelijden met hetgeen zij mijne opsluiting noemde! Niet terstond gaf ik haar toe. «Beproef het ten minste vijf minuten,quot; hernam zij dringend, en gaf mij den sleutel van het kleine kabinet.quot;

»Het werd avond, en nog was ik niet besloten mij derwaarts te begeven — hoewel ik beken , dat ik nieuwsgierig was te weten, wat er dan toch zoude voorvallen , dat de gravin dus de aandacht eener gansch oningewijde waard achtte — zij , die mij zelve van hare danspartijen had gezegd, dat ze vervelend waren — en van hare groote soupers , dat zij zich altijd verheugde , als ze waren afgeloopen ; — en hoe meer ik er over nadacht, wat het zijn kon, werd die nieuwsgierigheid al sterker en sterker , en eindigde met een verlangen te worden, zoo levendig en zoo onwederstaanbaar, dat ik met ongeduld wachtte naar het uur , dat mevrouw


-ocr page 363-

353

Van Egmond mij als dat der bijeenkomst had genoemd. Toen dat geslagen was , toen ik rij-' tuigen de koetspoort had hooren binnenrollen, ' beving mij op nieuw eene aarzeling. Zoude mijn

vader het goedkeuren ? En mijn hart klopte, alsof gij er neen op gezegd hadt, en ik het toch wilde doen, maar daar viel mij een woord van u in : »Diana !': hadt gij mij eens gezegd, «zoo ik u ooit in dien kring zou moeten brengen, dien men de wereld heet, zou ik u dien eerst op een' afstand laten zien , opdat er uwe illusie van zoude zijn voorbijgegaan , als gij er in waart.quot; Ik begreep dus, dat gij zelf het zien niet voor gevaarlijk hieldt, maar integendeel als iets nuttigs hadt beschouwd, en zoo greep ik moed, en zoo nam ik den sleutel op. Reeds vóór ik het kabinet binnentrad , hoorde ik de zoete , liefelijke toonen eener zachte muziek, niet als die wilde dansmuziek, die mij wel eens meer in de ooren had geklonken, en die mij dan altijd had vermoeid; maalais — ja , ik kan het niet anders beschrijven , als de muziek eener mis, statig en roerend, opwekkend en zielverheffend ; niets zou mij nu meer hebben teruggehouden; gij weet, hoe ik de muziek lief heb , vooral dezulke; daar trad ik binnen : het vertrekje was slechts door ééne waskaars verlicht en had geen venster dan een oeil de bocuf, dat juist op mijne hongte was, en 1 waarvoor men een' fauteuil had neergezet; ik

nam plaats , en had een' vrijen vollen blik over de rijk verlichte danszaal van de gravin, die ditmaal bijna in een' hof scheen herschapen : kamerschutten, met boomen beschilderd, verdeelden die als in tweeën, en het scheen wel, of alle bloemen uit de oranjerie voor heden derwaarts heen verplaatst waren. Het was duidelijk, dat men getracht had een' prachtigen tuin na te bootsen, en men was er redelijk goed in geslaagd, behalve voor mij, die er op neerzag. Maar mijne aandacht werd daarvan wel spoedig afgeleid ; want ik zag eenige heer en, in een allerprachtigst kostuum, hoewel wat onderscheiden van de heerschende mode, allerlei bevallige en deftige bewegingen maken tegen elkander; en zoo haast de muziek had opgehouden, hoorde ik ze tegen elkander spreken. Ik konde duidelijk hooren, wat zij zeiden , en in 't eerst wekte dat mijne verontwaardiging. Zij maakten een verbond om eene jonge vrouw en een' jongen man ongelukkig te maken , op welke wijze , begreep ik niet recht, maar ik onderstelde , dat men hen van elkander wilde scheiden, en dat men de jonge dame naar een vreemd land wilde voeren, om haar daar uit te huwen. Althans, zooveel be-^ greep ik uit het roerend afscheidslied , dat die

1 zelfde jonge dame, die men voor het overige

met veel eerbied behandelde, en die eene prin-* ses bleek te zijn, aan een' rei jeugdige meisjes

richtte, gekleed als de nimfen uit de mythologische tafereel en. Dit afscheidslied trof mij en deed mij genoegen tevens ; reeds had de gravin in mijn hart hare zaak gewonnen, toen mij op eens een doodelijke schrik trof. Een troep woeste mannen

kwam te voorschijn van achter iedere zijde der schutten; zij ontblootten hunne zwaarden met woedende gebaren, en bekenden , onder een' wilden krijgszang, den jongen man op te wachten om hem te vermoorden.quot; Diana verbleekte , terwijl zij dit sprak.

De Sieur Frangois begon te lachen.

»Gij weet nu toch , dat ge eene opera hebt gezien , mijn kind ?quot; sprak hij.

»Ja , vader ! de repetitie in groot costuum van eene opera, die voor de hertogin Van Berry was gemaakt door mijnheer De la Motte-Houdancourt; maar dat wist ik toen nog niet, en het heeft nog eene wijle geduuid in den avond, eer ik het heb begrepen — ik geef het u dus zooals het mij toen voorkwam; hoe zoudt gij u anders kunnen voorstellen, wat ik er bij voelde ? Eindelijk kwam hij, die jonge Jacques, over wien reeds zooveel was gesproken. Hij was in jachtgewaad , maar een zoo eenvoudig , dat men daaruit wel zien kon , wat zij zeiden, dat hij van geringe afkomst was en niet rijk en niet machtig ; maar daaruit ook alleen ; want zijn voorkomen had iets zoo vrij's, zoo fiers en zoo gebiedends , dat hij een vorstenzoon scheen ; — dat was het echter niet, wat mij het meeste trof, maar zijne onschuld, zijne diepe zwaarmoedigheid , die sprak uit zijne oogen, die heenklonk door zyne liefelijke stem.quot;

»Maar daarover sprak ik reeds ,quot; viel zij zich zelve in de rede , ziende , dat d'Aubigny de wenkbrauwen vertrok met wat ongeduld. «In één woord, hem ziende , maakte een onbeschrijfbaar medelijden en eene onbeschrijfelijke gewaarwording van bewondering en van onrast zich van mij meester : eigenlijk heb ik van toen af niet veel meer gezien , of niet goed althans , want ik zag niets dan hem — en toen de verraderlijke mannen uit hunne schuilhoeken te voorschijn traden , en de scherpe zwaarden op hem richtten, kon ik een' lichten kreet van angst niet weerhouden. Hij had dien kreet opgemerkt, en te gelijk had ik mij uit belangstelling iets te ver voorovergebogen bij het oeil (Je hocuf, dat ik reeds lang had geopend ; zijn blik richtte zich even op , bleef lang op mij rusten , en daarna richtte hij dien nog veelmalen op mij ; in de eerste verwarring had ik mij wel ter zijde begeven; maar de onrust, wat er ver- | der met hem gebeuren mocht, dreef mij aan, toch j weer toe te zien. Hetgeen toen mijnen angst ver- | minderde en mij op eens de gedachte ingaf, dat i alles spel was, dat ik eene fabel zag vertoonen, waren de rustige houdingen, de glimlachende aangezichten , waarmede zelfs de dames daarnaar zaten toe te zien : ik hield het voor niet mogelijk , dat vrouwen , dat de goedhartige mevrouw Van Egmond , de wreedheid konde hebben, zonder hulp toe te brengen, met kalmte een' moord aan te zien, al ware het zelfs, dat de heeren, die haar omringden , de dapperheid van den ongeluk-kigen Jacques wilden beproeven. Maar hoewel ik nu begreep, dat alles spel was, mijn medegevoel bleef voortduren , en de indruk, die gemaakt was, bleef; neen, vermeerderde. Op het oogenblik, dat


é

-ocr page 364-

DIANA.

354

tie bodswicliten do zegepraal zonden behaald hebben in den wanhopigen kamp , die was aangevangen . kwam de vorst met een deel van zijnen hofstoet er een eind aan maken : de jonge prinses was met hem , in reisgewaad, begeleid door een' stoet van dames — men trok dit oord met haar door ; om haar naar het hof van den nabnrigen prins te brengen. De list tegen die jonge lieden was gehikt. Toen was het als altijd bij dergelijke spelen : plotselinge herkenning — vreugd van wederzien — toorn van den vorst, bij het hooren van hetgeen hem onbekend scheen te zijn: de vriendschap zijner dochter voor den jongen vreemde — maar toen ook begon er voor mij iets als eene kwelling: alles wat Jacques tot de prinses zeide, drong mij in het harte — die vurige beschrijvingen van een gevoel, dat ik niet kende en toch plotseling begreep ; de smart, waarvan hij klaagde ; de vreugd, die hij uitte: de teederheid. die hij toonde, alles trof mij, alles ging mij aan ; alles was mij , alsof ik het mede voelde , of ik wenschte, dat het tot mij gesproken ware — en iets als een gevoel van afkeer, van benijding, overviel mij tegen de jonge dame, die dat spel met hem speelde. Ik oordeelde, dat het althans tusschen hen ernst moest zijn : dat het niet mogelijk ware, dit alles voor te geven met zooveel waarheid, als het geene luaarheid was. En ik werd droevig, vader! zoo droevig, als ik het mijn leven lang nooit geweest was. Het eind van dit stuk, waarin deze jonge lieden vele wisselingen van hoop en vrees te doorleven hadden, die allen op mij terugwerkten, was een huwelijk van den jongen Jacques met de prinses: maas* de eerste had daarin zoovele edele daden te doen gehad, met zooveel fierheid, met zooveel waardigheid zich te verzetten tegen list en boosheid, en met zooveel rondborstigheid te spreken gehad tegenover den vorst en de hovelingen, tegenover de jonge dame en zijne vijanden, en hij had dat alles gezegd op zulken toon, en uitgedrukt met zulke gebaren , dat ik mij niet anders denken kon, of alleen omdat hij de edelste en deugdzaamste was , had men hem , juist hem gekozen, om deze persouaadje te vervullen : en toen hij eindelijk zegevierde en voortaan de plaats kreeg naast den vorst, en toen allen juichten bij de vernedering van zijne vijanden, en de dames hare goedkeuring te kennen gaven door een zacht gemompel, en de mannen door luide toejuiching, toen kon ook ik mijne deelneming niet langer bedwingen, en alle voorzichtigheid vergetende, vouwde ik, als ondanks mij zelve, de handen, hief de oogen ten hemel, alsof ik dezen te danken had, maar dekte die terstond met beide handen : want hij had de beweging gezien, en bracht de hand aan het hart, met een'onbeschrijfelijk beminnelijken glimlach even het hoofd naar mij opheffende. Gelukkig was hij de eenige, die mij had opgemerkt — maar dat hij dit gedaan had, werd mij welhaast zekerheid. Na nog eene korte wijle toevens ging het gezelschap uit elkander. Ik kon nog niet opstaan; iets als diepe smart trof mij, want Jacques

had met veel bevalligheid de jonge prinses den arm geboden, zeker om haar heen te leiden naar hare koets , en dat was nu geen spel meer, en toch bleven die twee samen! Ik begreep toen nog niets van hetgeen men wellevendheid noemt — en hoe die dwingen kan om den schijn van genegenheid aan te nemen tegen degenen , die ons onverschillig zijn. Welhaast zou ik daarvan de eerste les ontvangen Ik kon niet van mij verkrijgen de schuilplaats te verlaten, waar ik die oogenblikken had doorgebracht: of liever , zonder te weten, wat ik wilde of moest, bleef ik in diep nadenken heenstaren op de ontruimde zaal, en zag er nog altijd op dezelfde plek het beeld van hem , die toen reeds niet meer daar was ; mevrouw Van Egmond bleef nog eene wijle , bevelen gevende aan hare bedienden, die zich gereed maakten de lichten uit te doen en de zaal te ordenen, toen op eenmaal met eene zekere heftigheid de middendeur werd opengesloten, en — de man , dien ik in verbeelding niet had opgehouden te zien — in werkelijkheid weder daar stond. Zijn eerste blik was voor het oeil de hoeuf, zijn tweede, na eene haastige buiging , voor de gravin — en zijn wenk op de bedienden , dien de vrouw des huizes scheen te verstaan, als eene bede om hunne verwijdering. Zij sprak een paar woorden tot hen, en bleef alleen met mynheer Jacques. Ik durfde nauwelijks adem halen van ingespannen beiang-stelling , wat zij elkander zouden zeggen. Mevrouw Van Egmond zelve scheen niet heel rustig : want hoe achteloos zij zich ook liet neervallen op een der sofa's, ik bemerkte iets verschrikts en weifelends in hare houding en in de stem, waarmede zij zeide : »»Mijn hemel, markies! waarom keert gij terug ? ik dacht , dat gij soupeeren zoudt bij uwe schoone Floride ...quot;

»))Bah, gravin ! welk een inval! Omdat ik haar naar hare koets heb gebracht? — kan men dan minder doen voor de vrouw , met wie men drie uren lang den minnaar heeft gespeeld ?quot;

))Toen Jacques dat zeide met die lachende onverschilligheid , was het mij , of ik mij van een' zwaren last verlicht voelde — iets dergelijks lag er in den toon , waarop mevrouw Van Egmond hernam :

))»Uw spel was zoo meesterlijk, dat ik het waarheid dacht, markies !quot;

» »Mevrouw de gravin! zie daar eene lofspraak, die mij de grootste belooning is voor mijne in- ! schikkelijkheid, om zulke rol op mij te nemen hernam hij , hare hand kussende. Ook dat was slechts eene plichtpleging der beleefdheid , als ik later leerde begrijpen.

j)))Uwe grootste belooning?quot; vroeg de gravin, en zag hem aan — zag hem aan op eene wijze, alsof zij hem niet gelooven kon. Ook was het hem geen ernst, want hij hervatte :

»»Neen, niet de grootste : want. . . .quot; en weer | hief hij den blik naar mij op. Mij dunkt, hij heeft toen kunnen zien , hoe ik kleurde ; want ik voelde, dat iets als schaamte mij het voorhoofd ; deed gloeien, en toch overviel mij eene huivering.


-ocr page 365-

355

«De gravin scheen toen zeer ernstig ge worden; had zij den blik opgemerkt ?

»Zij schoof een weinig ter zijde op hare sofa. en wenkte hem met de hand, naast haar te komen zitten , terwijl zij sprak :

»»In waarheid, markies! waarom zijt gij hier teruggekeerd ?quot;

))Maar hij ging zitten. En met eene zekere drift vroeg hij op eenmaal, het oog half naar my heengewend:

)gt;»Gravin ! het is om te weten, welke vrouw gij daar ginder verbergt.quot;

))De gravin werd doodsbleek en stond plotseling op. Ik was zoo geschrikt van dit woord , dat ik neerviel in mijnen armstoel, en mij verschool , zonder den moed te hebben weer op te zien; ik hoorde echter het onoprechte antwoord der gravin : »lk verberg niemand : dat moet eene mijner kameniers zijn geweest, die naar de opera heeft j geluisterd.quot;

»»Neen, mevrouw de gravin! dat is geene kamenier, want dan zoudt gij niet dus zijn ver-' bleekt.quot; Toch bevestigde zij nogmaals de onwaarheid. En hij hernam : » »Welnu dan, mevrouw ! laat mij drie woorden met die kamenier spreken, i en ik zal overtuigd zijn.quot;quot;

»Toen moet er een scherp antwoord van de gravin zijn gevolgd : maar ik verstond het niet, want het werd gefluisterd , en ook zijn antwoord was voor mij onverstaanbaar; maar zeer spoedig daarop hoorde ik Jacques overluid zeggen : » »Het is j dan oorlog tusschen ons , gravin !quot;quot;

^»Ja, markies! zoo gij in die weigering eene ! oorlogsverklaring ziet aan u; want zij is het niet;

— mijne jonge beschermelinge is ontoegankelijk | voor ieder.quot;

»«Zelfs voor mij?quot; hernam hij een weinig ironiek.

wöVooral voor u, markies!quot; hernam zij ernstig. »fEn voor den maarschalk De Villeroi ?quot; en i zijn toon scheen bitter, en zij schelde.

))))De markies verlangt zijne koets!quot; sprak zij tot den kamerdienaar , die binnenkwam.

«Ik moest nog eenmaal opstaan , om hem te zien; hij was zeer bleek geworden , en boog zich diep voor de gravin ; maar zijn oog fonkelde zóó van ingehouden toorn , toen hij het richtte op I mevrouw Van Egmond , dat ik er van sidderde. ; Of hij naar boven zag, weet ik niet, want ik durfde niet weer naar hem henenzien.quot;

En Diana zweeg eene wijle , als bezwijkende onder de macht harer herinneringen. Zij had ook in die korte, uren, waarvan zij vertelde , allerlei gemoedsaandoeningen doorgeleefd : strijd tusschen haar geweten, onrust, vreeze, verrassing, het ongekend genot van muziek en tooneelspeelkunst, ver-eenigd met ontzetting, ijverzucht, hoop en teleurstelling ; met één woord, alle gewaarwordin- 1 gen in een kort tijdperk samengedrongen , die bij het ontwaken van het hart en bij een' opkomenden hartstocht in do ziel binnensluipen, en zich achtereenvolgens laten voelen.

De Sieur Francois scheen dit voor zijn kind

te hebben doorzien; want de blik , dien hij op haar sloeg , was er een van diepe zorg en medelijden , en hij hernam:

«Arm kind! dat was dus gansch wat anders dan met Sainbertót!quot;

«Sainbertót! ja, liefste vader ! maar die was ook mijn broederlijke vriend, en mijnheer Jacques .. .

Zij zweeg , maar zij bloosde diep, en vleide het hoofdje tegeu de borst van d'Aubigny.

«Juist, juisthernam deze , «en mijnheer Jacques is de man, dien gij tot echtgenoot wenscht!quot;

«Ja, mijn vader!quot; hernam zij ernstig, doch met eene zachte stem , die wat beefde van ontroering.

«God geve , dat hij waard moge zijn het te worden,quot; hernam d'Aubigny. «Opdat ik het beoordeelen kan, ]aat ik al het verdere hooren.quot;

«Het verdere is niet het moeielijkstehernam Diana met haren gullen eenvoud. «Hetgeen ik in die uren doorleefd had, greep mij zóó aan , dat ik met eene soort van bedwelming naar mijne kamer terugkeerde en die den volgenden dag niet kon verlaten; na een' slapeloozen nacht voelde ik mij geheel ongesteld. De gravin Van Egmond kwam mij bezoeken. Zij vroeg mij niet, hoe het feest mij behaagd had, waarvan zij mij vooruit i zooveel genot had beloofd ; en iets in mij maakte I het mij onmogelijk haar eene vraag te doen, ; schoon ik er velen op de lippen had. De gravin ontrustte zich zoozeer over mijne ongesteldheid , dat zij zich zelve als mijne oppasster aan- j stelde en mijne kamer niet meer verliet; wat | een' doctor betrof, zij hield dien niet voor nood- ! zakelijk, en vond zwarigheid, dien te doen komen. Fagon, de hofarts, was haar doctor , en zij scheen dezen niet te willen nemen in het vertrouwen van mijne tegenwoordigheid. Haar gedurig byzijn werd mij pijnlijk , zonder dat ik zelve begreep waarom — had ik over Jacques kunnen spreken, mij dunkt, het had mij verruimd ; maar zelfs , al had ik er moed toe gehad, zij scheen alles te vermijden, wat ons gesprek op hem brengen kon. Den volgenden dag voelde ik mij een weinig beter; maar de gravin oordeelde, dat ik nog mijne kamer moest houden — zy bleef bij mij tot in den avond Toen verliet zij mij met kennelijk verdriet. En ik hoorde haar mijne kamenier bevelen, mijne rust om niets ter wereld te storen, en niemand tot mij toe te laten in haar afzijn. Dat bevel klonk my vreemd, daar er niemand was te Parijs, in wien het kon opkomen mij te bezoeken, of het moest de maarschalk Villeroi zijn , en deze kwam haar afhalen om uit te gaan. Zoo was ik dus zeker van een' ganschen avond eenzaamheid , dat zoo dikwijls was gebeurd, zonder dat ik er ooit over had nagedacht ; en nu was er eene onrust, een geheim verlangen, iets onbestemds in mij , alsof die eenzaamheid mij bang zoude vallen, alsof ik iets wachtte, alsof er iets gebeuren moest, dat mij groote vreugde zoude geven, of groote smart.quot;

«(Jij hadt eene geheime hoop, dat Jacques tot u zoude komen ?quot; zeide d'Aubigny.


-ocr page 366-

356

))Ja *— en neen hernam Diana; »het was meer een nevelachtig vermoeden, een onbepaalde wensch , dan eene verwachting. Zoo hij niet gekomen ware. . . mij dunkt, ik zoude een gevoel van teleurstelling gehad hebben , en ik had niet kunnen zeggen waarom.quot;

»Zoo, kwam hij toch ?quot; vroeg de Sieur met eenig ongeduld.

))Ja, hij kwam , maar dat was zijne schuld niet.quot;

»Neen, het zal de uwe zijn geweest,quot; glimlachte d'Aubigny.

«Hij zeide zoo, en luister, waarom hij gelijk had. Nauwelijks kon mevrouw Van Egmond een half uur vertrokken zijn, of hare meest vertrouwde kamenier kwam tot mij en bracht mij met geheimzinnigheid een bij et, een biljet op fijn rose papier, en van zoo heerlijken jasmijn-geur , dat die fijne geur mijn gansche kleine boudoir vervulde.quot;

»«Wat moet dat, Fatmé ?quot; vroeg ik.

))))'tls aan u om te lezenzeide zij lachende.

»))Van wien komt het?quot; vroeg ik met onrust. - »»Dat zal mejufter beter weten dan ik hernam zij , altijd met een schalken blik.

))fHoe kan ik het weten, daar ik het niet heb geopend ?quot;

»))Als mejuffer het heeft gelezen , zal zij het toch weten, en ik bid u, lees — want men wacht op antwoord.quot; .

»Toen herinnerde ik mij het woord , dat ik u gegeven had, nooit iets geschrevens te lezen zonder uwe toestemming,quot; en ik zeide haar ; »Ik heb geen ander antwoord dan dit: dat ik zoo iets niet lees !quot;

»De kamenier zag verwonderd, haalde de schouders op , werd zelfs dringend : maar toen ik ernstig werd , verwijderde zij zich met een hoofdschudden en een zonderlingen blik op mij, dien ik niet kan wedergeven. Dit kleine voorval gaf mij veel na te denken; maar , hetzij de tijd onder nadenken zeer snel verloopt - - hetzij ik mij in den tijd heb vergist, nauwelijks had ik een half uurtje zóó gezeten , of ik hoorde een deur openen van mijne kamer ; mijne kamenier was het niet, maar Fatmé was het, die een man binnenliet , in een' ruimen mantel gewikkeld , en een' grooten hoed diep over de oogen heengedrukt.

»Ik was zoo verschrikt, dat ik niets konde zeggen, dat ik niet eens bezinning had om op te staan. Fatmé, die dit zwijgen voor eene toestemming | scheen te houden in het verzoek, liep haastig heen en sloot het boudoir achter zich toe. De man trad intusschen nader , wierp nu hoed en mantel van zich , en knielde neder aan mijne voeten. Het was Jacques ! Hij droeg dezelfde kleeding als vroeger , en dat was niet vreemd; want het was de avond der voorstelling, en hij was tusschen een der bedrijven ontsnapt uit het Luxembourg.quot; i »»Hoor mij, mejufvrouw Diana!quot; sprak hij smee-j kend , met die stem, wier uitwerking op mijne ziel ' ik u reeds heb bekend.

»»Gij weet mijn7 naam!quot;quot; bragt ik met moeite

uit, want onder alle verrassing trof dit mij het meest.

»))Zou ik dien niet weten?quot; hernam hij, ))ik, die uit belangstelling voor u alles weet, wat er door anderen van u te weten is!quot;

»»Maar gjj hebt er dan naar gevraagd ; wie heeft het u kunnen zeggen?quot; vroeg ik.

))»Fatmé! Fatmé is mijne toevlugt geweest; haar heb ik gewonnen, toen mevrouw Van Egmond mij heeft verstoeten.quot;

))De naam mijner gastvrouw bracht mij een weinig tot bezinning.

»öWat gij doet, is niet goed, mijnheer !quot; zeide ik , «mevrouw Van Egmond wil niet, dat gij mij bezoekt.quot;

» »Het is mevrouw Van Egmond, die niet wel doet met hare dwingelandij ,quot; hernam hij, »want reeds bracht zij mij daardoor, te doen, hetgeen u mishaagde.quot;

»gt;)Uw bezoek mishaagt mij niet,quot; antwoordde ik , »maar .. . .quot;

«Hij zag op met eene vreugde en eene dankbaarheid , die zijne oogen deden schitteren ; maar toch , hij glimlachte even.

»»Dank, dank voor dit woord,quot; hernam hij , «maar waarom dan toch mishaagde u mijn brief-je?quot;

»))Dat kon mij niet mishagen, want ik heb het niet gelezen.quot;

»))Dat weet ik, en juist daarom begreep ik, dat het u had vertoornd ; maar daar ik toch veel te zeggen had, moest ik wel zelf komen. Gij ziet dat is dus uwe schuld.quot;

))»Eigenlijk niet!quot; hernam ik, »maar in plaats van hierover te twisten, nu gij er zijt, vertel mij liever, wat gij noodig hebt mij te zeggen.quot;

»Tegelijk bad ik hem op te staan en te gaan zitten , dat hij toch niet deed; want hij bleef bij mijn fauteuil staan en liet den eenen arm rusten op de leuning ; altijd zie ik hem zóó voor mij , als ik aan dat uur denk ; maar ziet gy, vader ! in plaats van mij iets te zeggen , wist hij mij tot spreken uit te lokken; hij deed mij allerlei vragen , en als er oogenblikken waren . waarin ik aarzelde te antwoorden, omdat ik toch geene onwaarheid konde zeggen , en ik het niet met mij-zelve eens was, of men een vreemde wel van alles moest inlichten , wat hij weten wilde, dan zeide hij mij met zoo veel zachtheid en toch met zoo veel ernst, dat hij dit alles vroeg, niet uit eene onedele nieuwsgierigheid , maar met een eerlijk en oprecht doel, en als hij mij dan nog zag weifelen , werd hij zoo droevig, en zelfs namen dan i zijne trekken zulk eene uitdrukking aan van onrust en angst , dat ik wel toegeven moest, en ?.lles vertelde , wat gij niet opzettelijk hadt geboden te zwijgen.quot;

De Sieur Frangois schudde het hoofd, sloeg de oogen ten hemel en zuchtte diep. Daarna liet hij Diana vervolgen. Wij hebben echter niet als hij hetzelfde geduld en dezelfde belangstelling , om iedere phrase, die tusschen de jonge lieden gewisseld werd, woordelijk door haar te hooren herhalen: wij zullen


-ocr page 367-

DIANA.

357

ons vergenoegen met cenige opmerkingen over beiden, en met een verslag der uitkomst hunner gesprekken. Over dit eerste was Diana zelve spoedig uitgepraat; want de jonge edelman had zulk een genoegen gevonden in haar te hoor en spreken, dat de tijd van de pauze, die hij had waargenomen , bijna verloopen was, eer hy er aan dacht, dat hij haar van zijne zijde nog niets had gezegd ; meer nog , dat hij eigenlijk vergeten had, wat hij haar had willen zeggen , waarbij zjj echter niets verloor ; want die opgewonden taal vol vergoding en vleierij, en al die afgesproken woorden , waarmede een muscadin van dien tijd aan eene dame van dien tijd zeide, dat hij haar beminnelijk vond , of wel, dat hij haar beminde , zouden voor de eenvoudige en naïve Diana toch onverstaanbaar zijn geweest, of zelfs, waar zij ze had begrepen , zouden zij haar niet hebben gesmaakt ; zij zoude er de overdrijving en de onnatuurlijkheid van hebben opgemerkt, en zij zoude hem terstond hebben verdacht als een', ))die onwaarheid sprak en dus , dat de markies, onder het luisteren naar het lieve kind, zijn aplomb en zijn flux de bouche had verloren, was niet minder zijn geluk als het hare; want hij zeide haar nu niets , dan dat hij haar lief had, omdat zij het zachtste, het onschuldigste en het eenvoudigste meisje was , dat hij ooit had gevonden ; en dat zeide hij haar nog met schroom , met verwarring , en zonder tegenwoordigheid van geest te hebben, om sierlijke uitdrukkingen te kiezen ; het al, zeer ten voordeele van waarheid en natuurlijkheid ; ook had hij het voorrecht van geloofd te worden op het woord af; en al gelukte het hem niet, eene volkomene tegenbekentenis te verkrijgen van de onschuldige, die nog zelve niet recht wist, wat er in haar omging, toch ging hij niet, zonder uit allerlei kleine trekken de verzekering verkregen te hebben voor zich zeiven , dat de indruk , den vroegeren avond door zijn kunstig spel gemaakt, voor heden niet was verloren gegaan door eene andere rol, die niet was bestudeerd, en die hij had gespeeld, niet ten gevalle van eene vorstin , maar voor eigene rekening. Toch moest hij zich eindelijk losscheuren van Diana's zijde. De vreeze, dat zijn afzijn op het Luxembourg mocht worden opgemerkt en uitgelegd door mevrouw Van Egmond , gaf hem er kracht toe ; maar hij scheidde niet, zonder hare vergunning tot wederzien. Diana had slechts ééne voorwaarde : mevrouw Van Egmond moest alles weten en alles toestemmen. Dat was eene billijke voorwaarde ; maar de jonge man begreep terstond , dat het geene lichte was, en wij zullen dat ook hebben begrepen ; want behalve de aanbeveling der prinses Orsini, om het aanvertrouwde kind in volstrekte afzondering te houden, eene afzondering , die niet volstrekt kon heeten, zoo haast een jonge edelman daarvan was uitgezonderd ; behalve dit punt, dat de vriendin der prinses misschien , na zekere inlichtingen van zijne zijde, zou hebben overzien , was er nog een ander , dat den persoon van den jongen edelman zeiven betrof. De markies Jacques, dat eigenlijk zijn naam niet was, doch slechts die, waarbij Diana hem bleef noemen ter liefde van de zoete herinnering ; de markies Jacques was de gunsteling van de dames, — niet de man van de mode, maar een van hen, die de mode beheerschten , de vriend en medgezel van den jongen Fronsac , die welhaast Richelieu zoude wezen. Zijn smaak gold voor onberispelijk ; de uitspraken van zijn vernuft waren onherroepelijk ; hij was een van hen , die met één woord een' roep van geest of bevalligheid opbouwden of afbraken; de vrouw , wie hij den arm gaf, was de bekende schoonheid van den dag, en zij, in wier salon hij zich tweemalen in dezelfde week vertoonde , kon er op rekenen, dat alle andere mededingsters , van welken rang en van welke aanspraken zij ook wezen mochten, zich om haar heen zouden groeperen , en haar huis zouden verklaren voor dat, waar men zich het meest vermaakte. Mevrouw Van Egmond was niet heel jong meer, maar zij was nog altijd bevallig, tn zij had hare aanspraken op den schijn van jeugd en schoonheid nog volstrekt niet opgegeven ; en al had zij dit ook , zij had de eer van haar huis op te houden , en zy had de eerzucht, haar huis een der meest bezochten van Parijs te doen blijven, zelfs na het verlies van haren echtgenoot en na het huwelijk harer bevallige dochter. Haar salon ledig te zien op een' dag, dat zij ontving, — eene danspartij of eene komedie niet bijeen te kunnen brengen , omdat ook anderen dienzelfden avond hetzelfde voornemen hadden , of op de hare minder schitterende namen te hooren noemen, dan ginds werden gevonden, — iemand te missen, wiens afzijn werd opgemerkt, dat zeker was voor haar eene groo-te grieve, om welke te verhoeden haar geen middel te hard of te ondoenlyk zoude zijn geweest. i\laar ongelukkig was de markies van de partij des hertogs Van Orleans, die toen in eene soort van onmin was met het hof, en mevrouw Van Egmond was door den maarschalk De Villeroi en door mevrouw De Mainte-non zeer in aanzien bij Lodewijk XIV, en haar huis eenigszins het middenpunt van de hofpartij , die door de gunstelingen van het Palais-Royal werd uitgelachen en vermeden. Om den markies te bezitten in haren kring, en met hem de voornaamsten van wie hem volgden , had zij dus ongeloofelijke moeite aangewend, en twintigerlei groote en kleine intrigues laten spelen of moeten verijdelen, en het was haar alleen gelukt door den gelukkigen inval der hertogin Van Berry, die, kleindochter des konings door haren echtgenoot en dochter van den hertog Van Orleans, het hof en het Palais-Royal te zamen om zich wist te vereenigen , en die het aan de gravin Van Egmond overliet, om de vertooning der opera van De la Motte-Houdancourt voor te bereiden. Zoo kwam de markies , die daarin de hoofdrol zoude spelen, in haar huis; maar om er hem vast aan te verbinden, had zij eenige hoop gebouwd op de jonge dame, die de Floride zoude geven , en die tot haren kring behoorde. Die hoop was mislukt,


-ocr page 368-

358 DIANA.

' maar ferstond herleefde eene andere in haar: de markies was teruggekeerd; om haar zelve , kon zij het anders denken ? de terugkeer was wel wat snel en onvoorbereid, wat in delicaat zelfs, maar de habitués van 't Palais-Royal hadden zoo hunne eigene manieren, en mevrouw Van Egmond begreep , dat men , om die verovering te maken voor haar salon, niet scherp moest toezien naar het middel; maar toen de terugkeer Diana gold, toen was het wat anders , om niet te spreken van de teleurstelling, dat het niet hare bevalligheid was, die hem had aangetrokken, maar eenvoudig nieuwsgierigheid naar een kind, dat hij alleen in de verte had gezien, en waarvan hij niet eenmaal wist, of het hem behagen zoude. En nog, ware Diana de vrouw geweest, die zij in haren kring had kunnen binnenvoeren , zij zou de ' geheime wonden harer eigenliefde hebben ver-! bloemd , en den markies vrijheid gegeven hebben, I er Diana in te leiden, zeker van hem op deze ! wijze te houden ; maar vooreerst kon dat niet, om hare belofte aan de Prinses Orsini; ten tweede was Diana naar hare meening volstrekt ongeschikt , om zulk een' man aan zich te boeien, en zeker was zij ongeschikt voor den gezelschapskring van de gravin, al had er geene enkele reden bestaan om haar daarvan uit te sluiten. De markies zou dus om Diana's wille in haar huis komen, en niemand zou hem zien in haar salon ! Dat maakte de rekening niet der gravin, die ook terstond besloot, beiden op het strengst van elkander gescheiden te houden; maar zij wilde het niet, door den markies den toegang tot haar huis te ontzeggen; zij rekende er op , dat hij van nu aan zijne bezoeken vermenigvuldigen zou : doch dat was geene zwarigheid : Diana wist van niets, en met de eenvoudige kennisgeving, dat zij gezelschap wachtte, kon zij het onschuldige meisje, zoo vaak zij wilde , naar hare kamer verbannen , zonder dat deze er opzet in zag. Voor eene verrassing meende zij gezorgd te hebben, want na het woord van den markies : oorlog tusschen ons ! begreep zij , dat hij krijgslisten zoude gebruiken, en zij had hare Fatmé op dat punt strenge bevelen gegeven ter bewaking van Diana; alleen de soubrettes van dien tijd waren bijna zoo omkoopbaar als de groote dames zelve, en tegen den kostbaren diamant van den markies en alle zijne beloften in 't vooruitzicht, was Fatmé niet bestand geweest; zij had dus den jongen edelman geholpen , om een verlangen te bevredigen, dat een zeer onbestemd en redeloos was geweest. Maar toen hij de jonkvrouw had gezien, was alles veranderd. Natuurlijk kon hij niet getroffen zijn door hare schoonheid; want wij herinneren ons; j Diana was niet schoon, en alleen als zij sprak, : was zij bevallig ; maar juist de man, die alle schakeeringen van vrouwelijke schoonheid had bestudeerd , die , zoo hij dergelijke herinneringen van zijne amourettes bewaard had , alle soorten en kleuren van zijden lokken had kunnen ten toon stellen, van de glinsterende gitzwarte af, tot de fijne matblonde -toe : die man, die menigmaal het

kleine geborduurde handschoentje van eene hertogin in zijn zak' had gestoken, om het te verliezen in het dakkamertje van hare kamenier ; die man , die oververzadigd moest zijn van het prijzen van blozende wangen en zwanenhalzen, en die gekomen was , om wat aardigheden te vertellen aan een lief gezichtje, dat uit de verte zijne belangstelling had getrokken ter wille van hare geestdrift voor zijn spel, die man zou niet zoo ernstig getroffen zijn geweest, zoo hij, in plaats van een aardig kind . eene uitstekend schoone vrouw had ontmoet; maar nu hij eerder eene leelijke vrouw vond dan eene bevallige, en toch zich zoo tot haar aangetrokken voelde met onverklaarbare macht, dat hij er zich zeiven voor vergat en zijne Don Juan's rol; nu zeker bleek hem dit geene ontmoeting te zijn als eene andere , en die jonkvrouw, die in eene ziel als de zijne geene andere dan goede en eerlyke denkbeelden had opgewekt, moest wat anders en wat beters zijn dan eenige andere geliefde, en zij moest hem meer worden, dan eenige andere hem ooit was geweest. Dat voelde hij schemerachtig, toen Diana hem, als voorwaarde van een tweede samenzijn, de toestemming opleide van de gravin Van Egmond. De markies , aan een leven vol intrigues gewoon , vond de groote zwarigheden niet onoverkomelijk ; met eene vrouw van het karakter der gravin , was er voor hem veel te winnen.

Tn het Luxembourg teruggekomen, om de laatste bedrijven van de opera af te spelen, wondde hy zich even den vinger, liet een paar droppelen bloeds op de kanten zijner manchetten vallen, en verzocht een' zijner bekenden om een paar anderen — hem onder geheimhouding mededeelende, dat hij een duel had gehad, overtuigd, dat deze zich zoude haasten die tijding van achter de coulissen over te brengen in de zaal, en dat de gravin Van Egmond, zoo ze zijn afwezen mocht hebben opgemerkt, het verklaren zoude, zooals hy liefst wenschte.

Later, toen de vertooning was afgeloopen en de hertogin Van Berry haren getitelden tooneelspe-lers een prachtig souper gaf, ging hij alleen eene lichte buiging maken bij de gravin Van Egmond, en behandelde haar het verdere van den avond met eene kennelijke achteloosheid, al zijne opmerkzaamheid wijdende aan de hertogin Van Berry zelve, die zulke vrijheden niet kwalijk nam. De gravin Van Egmond gloeide van spijt, en te eerder, daar het grootste deel van 't gezelschap tot de partij van quot;t Pal ais-Roy al behoorde , en zij zelve, bekende vriendin van Villeroi, er weinig vrienden vond , en haar toestand er zelfs pijnlijk was; toch deed zij , of zij de achteloosheid van den markies niet opmerkte. Anderen deden het voor haar.

»Maar mijn Hemel! markies!quot; sprak de jonge St. Gerard bijna overluid ; «ik dacht, dat gij bezig waart uw hof te maken, . . . aan het hof; — men zegt, gij gaat bij de gravin Van Egmond, en niemand heeft u een woord met haar zien spreken.quot;

))Dat zal ook niemand zien ,quot; hernam de markies fluisterend, maar 7.66 dat de gravin het lioo-


-ocr page 369-

ANA. 359

Dl

ren kon ; »er is niets tusschen de gravin en mij.quot;

«Niets dan eene houderie, als ik denken kan.quot; j «Volstrekt niet, ik zou er het recht niet toe heb-i bén ; men twist alleen met zijne vrienden.quot;

En de jonge markies draaide zich om op zijne roode hielen , of hij iets had gezegd, waarbij hij nauwelijks had nagedacht; te gelijk echter zag hij in het omkeeren op mevrouw Van Egmond, die verbleekt was en die zich de lippen beet.

Toen men scheidde , wilde de markies zich verwijderen , na haar zwijgend e^n' hoffelijken groet te hebben gebracht; maar zij boog zich naar hem toe en lispelde :

»Geef mij uwen arm tot aan mijne koets.quot;

«En onze oorlog?'' vroeg hij.

»Vijf minuten wapenstilstand, om over den vrede te onderhandelenwas haar antwoord.

»Hoor, markies!quot; sprak de gravin onder het voortgaan. «Gij zult uwe vervolging opgeven en wij zullen verzoend zijn, als ik u eene inlichting | geef.quot;

«Spreek, mevrouw !quot;

«De vrouw, die gij wenscht te leeren kennen, is te leelijk om uwe minnares te worden.quot; i «Dat weet ik , mevrouw !quot;

«Gij weet het, mijnheer! en toch....quot;

«En toch vervolg ik mijn ontwerp. Zij moet wat anders voor mij zijn dan dit.quot;

«Toch wel niet eene echtgenoot ? . .

«Waarom niet, gravin ?quot;

«Gij trouwen , markies ?quot;

«Waarom niet? Fronsac is wel getrouwd met mejufvrouw De Noailles!quot;

»Maar een huwelijk met Diana is onmogelijk , voor u nog meer onmogelijk dan voor ieder ander.quot;

«Al ik u zeg , dat ik niet vragen zal naar eene huwelijksgift.quot;

«Zij kan eene der rjjkste erfgenamen worden...

«Welnu , zij is toch van goede afkomst ?quot;

«Ja en neen, ziedaar al wat ik u daarop heb te antwoorden.quot;

«Ik versta u, ik zal bij mevrouw De Maintenon moeten gaan , om hare hand te vragen.quot;

«Markies! markies !*' riep de gravin met zichtbaren angst: «als gij mij niet werkelijk in het ongeluk wilt storten , laat dan niemand vermoeden, dat dit meisfe hier is en in mijn huis vertoeft; en zoo gij wijs wilt zijn , vergeet haar. ...quot;

«Mevrouw ! wij zijn aan uw rijtuig ; is onze wapenstilstand uit ?quot;

De gravin antwoordde niet: maar zij wenkte hem in hare koets plaats te nemen.

Wat er tusschen hen verhandeld is, heeft althans Diana niet kunnen weten ; maar zij zag daarvan welhaast de gevolgen. De markies maakte dagelijks zijne opwachting bij de gravin Van Egmond, vertoefde bij ieder harer feesten eenige uren in haar salon ; maar als hij zijne opwachting had gemaakt bij de gravin, ging bij de bloemgalerij door , waar hij zelf door Diana werd opgewacht; en vóórdat hij 's avonds de prachtig

verlichte zalen binnentrad, had hij een half uur doorgebracht met de gravin en met Diana, in de vertrekken van de laatste.

Zoo was er voldaan aan de ijdelheid en aan de eigenliefde der vrouw van de wereld, en te gelijk aan de stille wenschen van het naïve kind.

Het spreekt van zelf, dat de markies doorging voor een verovering van de gravin.

Men zegt, dat het haar toegang gaf tot de 'petitievers der hertogin Van Berry !

Niets stoorde het stil geluk, dat de jonge lieden smaakten in dit dagelijksch samenzijn, in het bestudeeren vaL elkanders karakter en hoerlanighe-den , in de bewondering van elkanders deugden en volmaaktheden. Want in hunnen toestand was het wei niet mogelijk andere ontdekkingen te doen , dan die van deugden en volmaaktheden : er zou misschien wel eens een tijd komen , dat zij op verderen afstand scherper zouden zien en juister; maar het was nu nog de tijd, dat iedere lichtstraal nieuwe en gunstiger tinten moest werpen over het geliefde beeld , in de oogen van de geliefden. Diana , men weet het, kon niet anders dan winnen bij nadere kennismaking, en de markies .... de markies werd bijna, wat hij wilde schijnen.

Niets stoorde het; totdat de plotselinge nederlaag der prinses Orsini in Spanje ook dit teêre luchtkasteel der liefde in duigen wierp; totdat de gravin Van Egmond de tijding kreeg vanOr-sini's val, van haar verblijf te St. Jean de l uz, van haren wensch, om eene wijle moeder te zijn en eene dochter te zien, aan welke zij nu voor het eerst tijd had met teederheid te denken. Vroeger had zij daaraan nooit gedacht, dan met berekening. In de onzekerheid, welke plannen de prinses kon hebben met Diana, in de onmogelijkheid , dat de jonge edelman , niet teruggeschrikt door al wat zij hem geheimzinnigs had ingefluisterd van Diana's afkomst , die plannen mocht kruisen door een plotseling huwelijksaanzoek . of door eene van die gewelddadige pogingen , welke een' jongen minnaar van dien tijd , een der roués uit den vriendenkring van 't Palais-Royal, zoo licht invielen , besloot zij hare afreize uit Parijs met Diana- zelfs voor deze te verbergen tot op het laatste oogenblik. Maar de val der Prinses Orsini, hoe plotseling ook, had te veel gedruisch gemaakt, om niet terstond door geheel Frankrijk te weerklinken , en een vertrouweling van den hertog van Orleans ten minste kon er even spoedig van verwittigd zijn, als de vertrouwdste vriendin der gevallene Camerera-Major zelve. De markies had iets als eene verwijdering van Diana gewacht; hij wist, dat er eenige betrekking bestond tusschen deze en de prinses; een man als hij vergiste zich niet in dien band ; zijn besluit was genomen. Hij deed een huwelijksaanzoek bij de prinses om de jonge dame, die mevrouw Van Egmond beschermde, en bracht dit, zelf bij de gravin , met een verzoek , met een' eisch om voorbede: en schoon deze de afreis bleef verzwijgen, schoon zij Diana op nieuw onzichtbaar hield, toen zij de reiskoets


-ocr page 370-

DIANA.

360

binnenstapten in den vroegen ochtendstond, werd Diana door eene onzichtbare hand een klein rose papiertje in den schoot geworpen , dat zeer bijzonder hare nieuwsgierigheid trok; want zij herkende het schrift van haren Jacques. Het zou ook wel vreemd zijn geweest, dat een minnaar van dat tijdperk, of van eenig tijdvak daarvoor of daarna, niet het geheim had weten uit te vinden, waarbij hij het meeste belang had , en niet het middel, om een heel klein geparfumeerd hillet-doux in te sluiken , al was het in eene reiskoets.

Dat briefje , waarvan wij ons herinneren , dat de prinses Orsini het in handen heeft gehad en gelezen, was tot heden de laatste catastrophe der liefdesgeschiedenis van den jongen markies en Diana, en tot aan dit briefje toe , heeft Diana nu alles verteld aan haren vader; maar natuurlijk anders dan wij het vertelden, en beter; want zij gaf niet enkel de feiten , zij gaf ook hare gewaarwordingen, dikwijls slechts met een woord , met een' blik, met een zwijgen na eene vraag; maar zij gaf het toch eenzijdiger ; want men begrijpt, dat wij bijzonderheden mededeelden . die haar niet konden bekend zijn.

/^En wat was dan de inhoud van dat biljet, dat gij gelezen hebt met uwe .... moederlijke vriendin ?quot; vroeg Francois nu , zijne dochter toesprekende met zachte aarzelende stem.

))Wat ik wist en niet wisthernam Diana , »dat hij mij lief had , en eeuwig en onveranderlijk zou blijven liefhebben.quot;

»En gij wist dat ?quot; vroeg Frangois ondanks zich zeiven , met zijn' somberen ironieken glimlach.

»Wel zeker wist ik dat! hoe had ik anders rustig kunnen leven , al deze maanden lang ? en ik wist het immers uit mij zelvevervolgde zij met iets opgewonden dweepachtigs in toon en blik, waarbij haar vader met eene huivering ineenkromp. «Want ziet gij , vader ! altijd vroeg hij mij met angst en met onrust, of ik hem eeuwig zoude beminnen , zooals hij mij ; en al heb ik niet geantwoord, omdat ik dan niet spreken/com, ik voelde, dat ik nooit anders zou kunnen, dan hem liefhebben en dat ik zoude ophouden te leven , dat ik voor het minst zoude ophouden te gevoelen dat ik leefde , zoo die liefde uit mijn hart kon worden weggenomen; zoo wete ik, dat zij onveranderlijk is ; zoo wete ik, dat ook de zijne dus blijven moet.quot;

»Mijn kind! mijn kind!quot; riep de Sieur met eene siddering in de stem ; «reken niet dus op een' mensch.quot;

))Het is niet op een' mensch, liefste vader ! maar op dat onbeschrijfbaar gevoel, dat van den Hemel ingegeven moet zijn; zoo iets heerlijks heeft het, en zoo iets heiligs, zooveel innigs en zooveel zaligs!quot;

wMijne Diana! mijne Diana! die woorden over i de liefde hebt gij niet van u zelve.quot;

j)Hij heeft ze mij gezegd en ik heb ze gevoeld — j wat men gevoeld heeft, is het onze. «Onze lief-i de heeft mij beter gemaakt,quot; was veelmalen het

woord, waarmede hij ons zwijgen afbrak, als hij naast mij zat, en zijn vblik met wondere aandacht lang op mijn oog had gerust.quot;

«Dat onderstelt toch een duister verleden , mijn kind !quot; hernam de Sieur , langzaam , aarzelend en angstig naar haar opziende, als om de uitwerking van zijn spreken te vernemen, «en zoo hij zich zelf eens had bedrogen,quot; hy poosde eene j wijle — *gt;of u.quot;

«Noen , mijn vader ! dat kan niet zijn ,quot; hernam zij, zoo fier en zoo vast en met een' zoo rustigen glimlach , dat die den echtgenoot der Prinses Orsini, den man van zoo treurige men-schenkennis, met vreeze vervulde. Zonder dit op te merken, vervolgde Diana: «Goede vader! gij hebt mij zooveel verteld van die sombere levenswijsheid, die gij hebt opgedaan in gansch buitengewone lotgevallen: dus is het niet vreemd, o gansch niet vreemd , maar wel droevig, dat gij daaronder het schoonste en zachtste hebt verloren , dat de menschen aan elkander kan hechten , het gelooi aan den mensch!quot;

«Ik ben begonnen als gij zelve , Diana! met geloof. God geve, dat gij niet eindigen moogt als ik , met wantrouwen ; want zekerlijk , mijn kind ! het zijn niet de menschen, die ik wankelbaar heb leeren kennen en trouweloos en bedriegelijk en boos, noch één mensch, die mij allen ten afschuw heeft gemaakt, maar de mensch ; er. uw Jacques, mijn kind! uw Jacques is immers geen engel!quot;

«En gij dan , heer ! kunt gij ontkennen , dat gij eerlijk zijt en oprecht, en geloof verdient van allen , en liefde van mij ?quot;

De Sieur Francois verbleekte. Als hy haar nu eens had gezegd , dat toch zijn leven niets was geweest, dan een lang bedrog, eene groote leugen tegenover de maatschappij, en eene diepe schande voor zich zeiven, dan zeker zou dat gevaarlijk vertrouwen van dat onschuldige kind op den geliefde met denzelfden stoot zijn omgeworpen , die het geloof aan den vader schokte ; maar zijn geheele spreken was slechts eene proeve ; hij zweeg ;• daar was nog geen nooddwang om zich zoo diep te vernederen in het gevoelen van zijn kind. *

«Zoo waar ik dan geloof mag geven aan één' man , die mijn vader is, zoo mag ik dat ook aan een' ander, die mijn echtgenoot moet zijn ,quot; hernam Diana vast.

)'Zoo de hemel wil, zal hij het worden, mijne Diana!quot; hervatte nu d'Aubigny, «want, niet waar, dat was het andere deel van zijn biljet aan u: de vraag , of hij het mocht worden ?quot;

«Ja!quot; hernam zy met een' zachten blos.

«En hebt gij hem dat toegestaan V

«Hoe kon ik, sinds ik eerst in Spanje de vraag vernam ?quot;

«Toch is hij zijn' weg gegaan, alsof gij toegestemd hadt,quot; hernam de Sieur met een' zachten glimlach, »en wel met groote haastige schreden. Een aanzoek daarvoor bij mevrouw Orsini, uwe beschermster , een ander bij mij , door de prinses


-ocr page 371-

DIANA.

301 i

hem aangewezen als den eenigen beschikker van uw lot. En daar ik een' langen tijd had gesteld voor mijn antwoord , daar ik den ernst van zijne bede door lange beproeving wilde bewezen zien , eer ik haar toestond, wist hij mevrouw Orsini , bij haar laatste verblijf te Parijs, zoo geheel voor zijne zaak te winnen , en deze heeft hem zoovele en zoo sterke beloften gedaan van voorspraak ter zijner gunste bij mij , dat ik eigenlijk niet weet, hoe ik nog langer tegen zou houden, wat zoo velen wenschen , en wat mij nu wel bewezen is ook de innigste en vaste wensch te zijn van mijne Diana ! Ik zeg u dit, mijn kind! opdat gij een weinig gewend zoudt zijn aan uw geluk , vóór gij hem wederziet; want gij zult hem wederzien : en matiging in het midden van het geluk is altijd eene deugd voor alle menschen, maar zij is plicht voor de vrouw , bij eene gelegenheid als deze. Verstaat gy mij , Diana ?''

»Ja , mijn vader! uwe woorden maken mij zoo volkomen gelukkig, zoo volkomen gerust, dat ik eene wonderzoete voldoening voel in do ziel; en met die voldoening kan ik alles zijn, wat gij bevelen zult, — zelfs kalm ; kan ik alles hebben, wat gij wilt dat ik hebben zal, — zelfs geduld!quot;

»Om dat niet op eene al te zware proef te stellen, ga ik mijn plan uitvoeren en de Sieur Fran-9ois stond op.

Diana volgde hem , zoo snel haar zwakke gang het haar toestond, en nog eenmaal het hoofd leunende tegen zijne borst , sprak zij onder tranen:

«Vader ! uwe belofte heeft mij zoo gelukkig gemaakt , zoo onbeschryfbaar gelukkig, dat ik u nog eenmaal dankeu moet. Jacques mijn echtgenoot , alt yd bij Jacques zijn, altijd zijne stem hoo-ren , altijd zijn' blik zien !quot;

»Maar eene goede echtgenoot volgt haren gemaal, en die man kan u scheiden van uw' vader !quot; hernam de Sieur. ten deele met iets pijnlijks, dat opwelde uit zijn eigen hart. ten deele om hare hartstochtelijke vreugd te matigen.

»Ik weet het, mijn vader!quot; hernam zij met neergeslagen oogen, ik weet het; en toch , vergeeft gij mij, dat ik toch nog gelukkig ben ?quot;

))Het is X^el mijn kind ! als het in mijne macht staat, zult gij het blijven!quot; sprak de Sieur dof, en haar zacht van zich werende, ging hij.

O , wreed en onbedacht egoïsme der liefde ! Laten ouders voor hun kind zijn wat ze willen ; laat een vader voor zijne dochter zorgen van het uur harer geboorte af, tot op den vollen bloeitijd des levens; laat hij al wat hij voor liefde heeft in de ziel, voor kracht in den geest, voor verstand in het hoofd, wijden aan haar, enkel aan haar, aan niets dan aan haar; laat hij haar zijn leven geven of het beste van zijn leven; laat hij zich voor haar herscheppen in een ander mensch, zijne zorg besteden aan de geringste eigenschap harer ziel, aan de onmerkbaarste tint harer vrouwelijke schoonheid ; laat hij dat alles doen en gedaan hebben , — zekerlijk, als zij goed is, zal zij hem eerbied geven en gehoorzaamheid, misschien zelfs wel liefde ! maar dan komt er een man, een vreemde , die nooit iets voor haar gedaan heeft en nooit iets aan haar heeft opgeofferd ; en die man wint op hetzelfde oogenblik , door een middel, dat hy zelf niet weet, wellicht zonder het te willen, al wat er heiligs en teeders en zachts in de ziel eener dochter ligt — al wat zij op datzelfde oogenblik den vader ontneemt, of nooit heeft gegeven ; — en op datzelfde oogenblik zal zij den vader verlaten en don vreemde volgen, zonder smart, zonder vrees, zonder aarzeling zelfs! De offers, die de vader niet zou gedacht hebben haar te vergen, zij zal ze vrijwillig en ongevergd brengen aan den vreemde! Zij denkt er niet eenmaal aan , dat ze wreed is en ondankbaar; — en als de vreemde het wordt tegen haar, zal ze geene klacht over hem uiten, maar nog zijne verdediging op zich nemen, zelfs tegen den vader 1

Dit waren zoo omtrent de woorden, waarmede de Sieur Francis in zich zei ven de gewaarwordingen lucht gaf, bij hem onder Diana's bekentenissen opgewekt; is het wonder , dat die vader zoo sprak, en dat iets als bitterheid , als teleurstelling , als het vaarwel zeggen aan de allerlaatste hersenschim , opkwam in zijne ziel ? Is het wonder , dat meer vaders zoo spreken , die minder voor hunne kinderen hebben gedaan dan deze , en er toch meer nog van eischen ? En toch moeten wij zeggen : wonderzoete, geheimvolle too-vermacht der liefde, die alle banden op eenmaal met zulk eene snelheid ontknoopt, om een' enkelen , door God ingestelden , zoo hecht en zoo vast te strengelen!

De Sieur Frangois , zijne dochter verlatende, ging naar zijn kabinet en schreef eenen brief. Wij hebben het voorrecht hem over den schouder heen te zien , om er den inhoud van te weten.

Hij schreef aan den markies Gaspard d'Armen-tières het volgende •'

))TJw laatste schrijven , de bekentenis van uwe vroegere dwaasheden , heeft mij beter overtuigd van uwe oprechtheid, dan duizend betuigingen. Nu nog de zekerheid, dat gij onherroepelijk gebroken hebt met het Palais-Royal, en Diana is de uwe. Wellicht doet die voorwaarde u glimlachen — maar bedenk, dat ik een burger ben en de vooroor-deelen behouden heb van een' burger, hoewel de echtgenoot eener vorstin. De Prinses Orsini geeft mij ten laatste vrijheid u dit geheim toe te fluisteren , met den eisch, dat gij het voor u zeiven bewaren zult. Wij zijn gisteren te Chanteloup aangekomen , iets vroeger dan eerst bepaald was ; van nu aan wordt gij er gewacht als een vriend en als een zoon , zoo gii het bewijs met u brengt, dat aan mijn' cenicjcn eisch is voldaan.quot;

d'Aubigny had gescheld, toen hij dien brief had geschreven en verzegeld — maar niemand kwam toe op dit klinkend bevel. Dit was zoo vreemd in zijn huis , dat liij verwonderd opstond en zich in het aangrenzend vertrek begaf; — hy vond er zijn' trouwen Jerome niet, den eeni- ! gen, die gewoon was hem persoonlijk te dienen, j

Eene achteloosheid van Jerome! Het was de eerste van diens leven! Nog meer verwonderd


-ocr page 372-

DIANA.

dan verstoord, stak d'Aubigny zijnen brief bij ; zich. nam zijn' weg naar een terras aan de zuidzijde van het kasteel, en bleef daar eene wijle heen en weder wandelen , zich verlustigende met het beschouwen van zijn nieuw plantsoen, dat zoo welig opschoot — • en van zijne frissche vijvers, die pas voor het eerst water hadden. Daar viel toevallig zijn oog op het kleine paviljoen , en hij zag Jeróme derwaarts gaan over de ophaalbrug, die het eilandje verbond met het terrein van het groote kasteel. Hij begreep niet, waarom zijn oude getrouwe zulk eene nut-telooze ochtendwandeling deed, op een uur, waarin hij onderstellen kon, dat zijn meester zgne dienst behoefde. Iets , dat naar wantrouwen zweemde, kwam in hem op; hij moest hem terstond opheldering vragen over deze nalatigheid. Vlug het terras afdalende, dat met eene zachte helling naar een berceau voerde, dat als een groene gaanderij was naar diezelfde brug, haalde hij spoedig den ouden man in , die met langzame schreden en als een peinzende denzelfden weg nam.

D'Aubigny , dicht bij hem genaderd, noemde zijnen naam wat luid en met eenige strengheid in den toon. Jeróme zag om en scheen met eenige verlegenheid zijn' meester voor zich te zien.

»Jeróme ! ik heb naar u gevraagd , en te vergeefs !quot; sprak de Sieur wat zachter.

»Mijnheer had mij iets te bevelen ?quot; hernam de oude hofmeester met eenige verwarring.

»Gij hadt daaraan eerder kunnen denken , mijn vriend!quot;

»Na de reize , meende ik, dat mijnheer niet zoo vroeg zoude ontwaken , en ik nam dit uur te baat om....quot;

»Om eene pelgrimaadje te doen naar het verlaten lusthuis ? gij schijnt zwak te hebben op die woning , Jeróme ! gisteren avond hebt gij haar verlicht, heden gaat gij er de vensters openen , hoewel er — niemand isquot; — Frangois zag hem scherp in de oogen. terwijl hij dit sprak.

»Niets is er — niemand antwoordde de oude man , zoo sterk kleurende , dat Francois glimlachte ; want hij had zich nu overtuigd , dat daar iets geheimzinnigs achter school.

))Genoeg daarv nhernam hij , »ik vroeg naar u , omdat ik dezen brief wilde opgezonden' hebben met den meesten spoed en met de meeste zekerheid — ik had gewild dat gij dien zelf zoudt bezorgen; het is wel een groote tocht maar ik weet, gij ontziet geene vermoeienis in mijne dienst.quot;

))Neen , zeker niet, mijnheer !quot; en Jeróme nam den brief.; doch het adres ziende , vroeg hij: »Waar wil mijnheer dien gebracht hebben ?■'

»Wel natuurlijk te Parijs, aan het hótel, dat mijnheer de markies bewoont.quot;

»Neen, mijnheer , neen, dat gaat niet!quot; en de oude schudde het hoofd, en zijne verlegenheid scheen toe te nemen — op eens sprak hij besloten : — »Als die brief haast heeft, kan men korter weg nemen dan naar Parjjs!quot;

))Hoe, mijn vriend ! weet gij , dat de markies in de nabuurschap is?quot;

»Zeer in de nabuurschap, mijnheer! — al te veel in de nabuurschap wellicht. . . .quot; Hij zweeg eene wijle en verbleekte. — «Het moet er nu eenmaal uit, mijn goede meester! vergeef het my , zoo ik eene fout heb begaan — of vergeef het mij niet — maar ik kan, ik mag , ik wil geene verwarring stichten, waar het uwe wenschen en uwe dienst geldt. Mijnheer! — de markies is hier.quot;

»De markies hier in het kleine lusthuis!quot; raadde Francis.

»Zoo is het, mijnheer!quot; zuchtte de oude man, zonder het hoofd op te heffen, uit vreeze van een' strengen blik te ontmoeten. — »Sinds gisteren avond hier ?quot;

»Dat is een vreemd geval, mijn goede Jerome ! vertel mij daar meer van!quot; sprak de Sieur met goedheid; «indien er van uwe of van zijne zijde schuld is, kan ik dit immers eerst beoordeelen , als ik alles weet? Wees gerust! de markies is.... mijn vriend; gij hebt niet tegen mijn bedoeling gehandeld, met hem eene dienst te doen. Eeeds had ik immers verlof gegeven, hem tijding van ons te doen toekomen , zoo hy naar ons vroeg ?''

»En dat heeft hij veelmalen gedaan , mijnheer ! O , dat verzeker ik u!quot;

))Welnu , dat bewijst zijne belangstelling , die hem recht geeft op de mijne ; dus spreek onbeschroomd, Jeróme ! wat voerde dien cavalier herwaarts ?quot;

))Ik geloof een ongeluk, mijnheer! Gisteren dan , bij het vallen van den avond, hield eene reiskoets stil voor de groote brug van het paviljoen , en een der bedienden , van den bok gesprongen , luidde uit al zijne macht aan de bel, dat intusschen van geen gevolg zou geweest zijn , zoo ik niet toevallig uit een der vensters van het kasteel die wanhopige pogingen had opgemerkt. Overtuigd, dat het mijnheer's rijtuig niet zijn kon, hoewel ik u wachtte , voelde ik mij toch verplicht naar het verlangen dier komenden te vragen ; het konden gasten zijn, die gij hier hadt bescheiden , — niet waar , mijnheer ?quot;

»Ja Jeróme! zeker, dat had kunnen zijn.quot;

))Toen ik bij de koets kwam , stak een heer zijn hoofd buiten het portier — ik herkende den markies d'Armentières , die , als ik reeds zeide, meermalen hier is geweest, in den tijd, toen mijnheer met mejufvrouw in Spanje was en in Italië reisde. «Jeróme , mijn vriend!quot; sprak hij, »wilt gij mij eene dienst doen , zoo geef mij en dien cavalier, die hier met mij is — de cavalier bleef in de koets weggedoken — voor een paar nachten schuilplaats; wij hebben eene onaangename ontmoeting gehad te Parijs — en wij vreezen vervolging. Ik meen, dat de herbergzaamheid eene deugd is, die uw meester gaarne oefent, en zoo dat niet zijn mocht, over dit bijzondere geval hoop ik welhaast eene verklaring met hem te hebben, die u van alle verantwoording zal ontslaan.quot;


-ocr page 373-

363

__j

DIANA.

gt;'Ik durfde niet zeggen : xOIijnhcer do markies ! zal die verklaring ten spoedigste kunnen geven ; ! want ik wacht mijn' meester nog dezen avond 1 terugvoegde Jerome er bij , zijn' heer aarzelend aanziende , »omdat gij mij verboden hadt ! aan wien ook, uwe tehuiskomst vooraf bekend te maken.''

«Gij hadt gelijk, Jeróme! hij had ook niet noodig dit te weten.*'

»Ik zeide dus alleen, — dat ik vrijheid geloofde te hebben , hem als gast te ontvangen : »))Drommels , dat 's een geluk! dan zijn wij behouden!quot; riep toen de markies en sprong haastig zijne koets uit, zijn' medereiziger de hand reikende , die wat langzamer was in zijne bewegingen. Kon ik nu anders, dan die edellieden j gastvrijheid verleeneu ? Te eerder, daar gij zoo spoedig hier zoudt zijn , om zelf in die zaak te beslissen ? Ik wilde de heeren eerst op Chante-loup brengen — doch na eene wijle onderling geraadpleegd te hebben. verzocht de markies om een paar kamers in het kleine paviljoen, ten einde zoo weinig mogelijk door de bedienden te worden opgemerkt; — om diezelfde reden zeide | hij mij , dat zijn eigen knecht hem bedienen zoude, zoo ik slechts voor een avondmaal zorgde en voor hun nachtverblijf. Ik beloofde een en ander — de markies had den koetsier met de koets doen vertrekken, en ik gaf den heeren een paar kamers van het onbewoond huis ten beste. — De medgezel van den markies moet iemand j van rang zijn; want toen ik hun licht had ge-| geven , en zelf het souper bracht, vond ik hen 1 tegenover elkander gezeten, den vreemdeling j met • den gevederden hoed diep in de oogen ge-I drukt: maar den markies ongedekt. Nu meende | ik er heen te gaan om hun uwe aankomst te | berichten en hunne bevelen te vragen. — Zie-| daar de waarheid, mijnheer! de gansche onver-| sierde waarheid! Ben ik schuldig ?quot;

»Dat zie ik niet, Jeróme! of het moest zijn , omdat gij die waarheid reeds gisterenavond hadt : kunnen zeggen.quot;

»De markies had mij doen beloven , hem het 1 eerst met n te laten spreken. Niet wetende, hoe 1 gij het zoudt opvatten , beken ik, dat ik die uitlegging volgaarne aan hem overliet — giste-| renavond bij uwe aankomst was het te laat, om i hem daarvan iets te zeggen — ook bleef Me-| jufvrouw Diana met u ; maar als ik mag, in de-i zen ochtend ... .quot;

»Ja, in dezen ochtend zal het tusschen mij j en den markies tot helderheid komen,quot; sprak de Sieur Frangois , meer tot zich zeiven dan tot ; zijn' hofmeester. wGeef mij de sleutels van het ' paviljoen, Jeróme!quot; vervolgde hij meer bepaald | tot dezen , »ik ga die indringers eens verrassen.quot;

De toon, waarop hij dit zeide, wasintusschen zoo opgeruimd. dat Jeróme in het heengaan bij i zich zeiven mompelde: »Ik geloof, dat ik mijn' meester daar een' welkomen gcast heb bezorgd! j Mijn goede meester! Wel streng, maar nooit ' onbillijk! Mocht die jonge edelman eens wat

geluk over dit huis brengen!quot; — En de oude man glimlachte met vochtige oogen , terwijl hij zijn gepeins vervolgde; want hij had de wen-schen van den markies geraden, en hij begon te gelooven, dat d'Aubigny ze niet tegen was.

III.

D'Aubigny, zijn paviljoen binnengaande, had een glimlach van vergenoegen op de lippen. Hij onderstelde , dat de markies, in zijne drift, om met zijne vorige verbintenissen te breken, wat onbesuisd was te werk gegaan , en de gewenschte 1 scheiding in den vorm eener gewelddadige scheuring had volbracht, die hem machtige vijanden had verwekt, wier hoorn hem nu wegdreef uit Parijs ; die onvoorzichtigheid was Diana's vader welkom; zij was hem de zekerheid, dat geen offer hem te zwaar viel voor haar, en dat hij nu volkomen vrij was, en volkomen gescheiden, sinds hij , op zulke wijze , zich zeiven den terugkeer had afgesneden.

Die gedwongene verbanning uit Parijs had daarenboven dit voordeel , dat d'Aubigny zijn kind , zelfs na haar huwelijk, nog een' langen tijd met zich zoude houden; want zeker kon d'Armentières voor zich geen aangenamer schuilplaats wenschen en geen beter verblijf dan het vorstelijk Chanteloup, als hij er de zoon des ; huizes zoude zijn. Vol van deze berekeningen, liep hij met snellen en luchtigen stap naar het vertrek, door Jeróme aan de jonge edellieden toegewezen. Op zijn' driftigen tik werd geen antwoord gegeven ; toch 'trad hij binnen : de kamer was ledig, doch hij vond er genoeg blijken, dat de jonge lieden die bewoonden ; verscheidene kleedingstukken lagen er verward dooreen ; de gevederde hoed van den eenen lag op den stoel en zijn degen stond er nevens. d'Armentières had zeker zijnen onderzoekingslust voortgezet tot in het aangrenzend kabinet, dat eene kleine bibliotheek bevatte. D'Aubigny trad daar binnen. Hij vond er niet den markies, — maar eene jonge vrouw , die bezig was zich voor een klein reistoilet te kleeden en die daarmede zoo weinig terecht kon , dat zij er al hare aandacht aan gaf; daarbij stond zij met den rug naar de deur , die Francis geopend had : maar zij had zijnen voetstap gehoord, en zij riep nu . zonder de kleedspelden uit haren mond te nemen :

»Neen . markies! neen ! dat is niet volgens de afspraak ! Hoe gemeenzame vrienden wij ook zijn , gij moet mij niet overvallen als ik mij kleed : het kost mij wel genoeg moeite zonder mijne kamenier.quot;

Frangois was zoo verpletterd over die ontdekking , dat hij alleen een driftig en stamelend: »Me-vrouw!quot; kon uitbrengen.

»Wat is dat! dat is de markies niet!quot; riep zij, heftig ontsteld zich omwendende op die stem : , haar negligé, om mijne lezeressen gerust te stellen , was niet zoo. profond , of zij kon zich wel


-ocr page 374-

DIANA.

364

aan* een' markies of wat vertoonen voor eene ! Franscbe dame van baren tijd; er mochten een paar manches de coude ontbreken , of nog een paar haakjes van de robe los zijn, wie geene vrouw was, zag haar gekleed, en goed gekleed, in dit kleed van lilas geglaceerd satijn, met zilverwitte ranken doorweven. Maar hetgeen zeker de jonge dame het meest heeft gespeten, nu zij zóó gezien werd, was haar kapsel, dat nog niet half voltooid was, of ten minste zoo slecht, dat de chignon reeds aan den zilveren knip was ontgleden , en de twee dunne zijlokken nog niet eenmaal met pommade waren gladgemaakt, of met goudpoeder bestrooid! Hoe vreeselijk , zóó gezien te worden door een' man! En toch werkelijk stond deze wanorde de levendige , blozende bruinet zeer goed , en beter dan dat vormelijke modegezicht , dat zjj onder de hand der zich noemende kunst zoude aannemen. Maar aan dat alles dacht op dat oogenblik noch d'Aubigny, noch zij zelve. Want d'Aubigny, zoo hij hare schoonheid opmerkte , deed die opmerking met bitterheid en met argwaan, en de jonge vrouw had gansch geen' blos op de wangen in dit oogenblik , want zij verbleekte en viel op eene sofa neder, met de handen voor de oogen. Het is waar , dat het heele keurig blanke handjes waren, en dat het haar dus geene schade konde doen.

De Sieur Francois nam een' stoel en ging zitten , als iemand , die zich door ontsteltenis, noch door het voorwendsel van vrouwelijke wanorde zal laten wegdrijven; en hij begon op dien somberen strengen toon, door al de bitterheid zijner gewaarwordingen nog verscherpt: «Verschoon my, mevrouw! zoo ik u schrik aanjaag; mijne verrassing en mijn schrik is ten minste geen zwakkere dan de uwe. Ik meende den markies Gaspar d d'Armentières te vinden, en ik vind .... eene vrouw!quot; en hij zag haar aan meteen' blik, die haar het purper op het voorhoofd joeg.

»Zijne vrouw!quot; riep zij snel.

»In waarheid, sinds hoe lang ? als de vraag niet te onbescheiden is,quot; en zijn gelaat toekende zooveel vlymende ironie, dat de jonge vrouw zich op de lippen beet, en met nieuwe verwarring sprak :

»Neen! dat is ook waar, ik ben zijne vrouw ni et, ik ben slechts.....quot;

»De dame, die hem haren gemeenzamen vriend noemtvervolgde Francis op den vorigen toon.

»Och neen , mijnheer !quot; riep zij , «neen . dat zeide ik uit scherts om mijne verkleeding ; maar mijn beschermer is hij.quot;

»Een edel beschermer, dat moet ik zeggen zeide d'Aubigny.

«Ja, wel edel!quot;' herhaalde zij , »gij weet niet, mijnheer! wat hij aan mij opoffert!quot;

»Hm ! ja , ik weet er zoo iets van ! En nu , mevrouw! zoudt gij mij kunnen zeggen, welk plan die edelmoedige man had , met u hier heen te voeren ?quot;

»Ik geloof niet, om mij bloot te stellen aan nieuwsgierige ondervraging, mijnheer !quot;

Men ziet het, de dame heeft zich een weinig hersteld van haren eersten schrik; maar eigenlijk was zij stout uit innerlijken angst des harten.

))Zoo hij gevreesd had u daaraan bloot te stellen, had hij hier moeten zijn, om uwe tegenwoordigheid in dit huis uit te leggen, mevrouw !quot; hernam d'Aubigny ernstig.

«Maar hoe kon hij ook denken, dat iedereen ook maar binnenkomen zoude om die ondervraging te doen ?quot;

«Vergun mij te zeggen, mevrouw ! dat ik niet iedereen ben! Ik heb eenig recht te weten , wie ik gastvrijheid verleen en waarom, want ik ben de heer des huizes!quot;

Tot hiertoe had de dame haren lastigen indringer niet aangezien, dan bij den eersten vluchti-gen blik, die haar bewees , dat hij de markies niet was; en zijne stem , zoo vol en scherp, had er haar verder weinig moed toe gegeven: nu zag zij naar hem op met eene zekere nieuwsgierigheid. Eerst scheen ze willens op te staan, daarna begon zij te glimlachen.

DDat is eene fout, mijnheer! Om u voor hem uit te geven , hadt gij mynheer d'Aubigny beter moeten kennen.quot;

Op zijne beurt moest d'Aubigny glimlachen. «Waarom komt het u zoo onwaarschijnlijk voor, dat ik die zoude zijn?quot; vroeg hij.

«Vooreerst moet mijnheer d'Aubigny een man zijn van een' zekeren leeftijd; een man , die.. .. die, bij voorbeeld, de vader kon zijn van den markies .. . .quot;

«Welnu , mevrouw ! en ik dan ?quot;

«Gij , mijnheer!quot; en zij glimlachte. «Gij hebt, dunkt mij, meer van zijn medeminnaar.quot;

«Ik verzeker u , dat ik daarvoor een gek figuur zoude maken, mevrouw! Zoo dat uwe eenige zwarigheid is tegen mijne identiteit. . .

«Er is nog eene : men heeft mij van mijnheer d'Aubigny gezegd, dat hij heusch en hoffelijk was.quot;

«En ik heb mij onheusch en onhoffelijk betoond!quot; hernam hij zachter. «Gij hebt gelijk; alleen bedenk, mevrouw! d'Aubigny is geen beau cavalier , geen edelman , geen mensch van de soort 1 van uwen markies; hij is een burgerman, en al kent hij de manieren van de wereld, al is, hetgeen gij goeden toon noemt . hem niet vreemd , er zijn oogenblikken in het leven, waarin ergernis en verontwaardiging hem die doen vergeten, zelfs jegens eene vrouw, om niets te zeggen en niet anders te handelen, dan volgens de ingeving van zijn gevoel.quot;

«Maar, mijnheer! in goeden ernst, nu begrijp ik nog niet, wat op dit oogenblik verontwaardiging en ergernis veroorzaakt hebben. Men heeft gastvrijheid verleend aan twee cavaliers, een van welke bekent zich vermomd te hebben , en eene dame te zijn. Zeker is het wat verrassend, maar. .

«Maar , mevrouw ! ik ben d'Aubigny ! Ik ben d'Aubigny , de vader van Diana : ik kom dien on-gelukkigen lichtzinnige de toestemming brengen


-ocr page 375-

365

I van hare hand, en — ik vind eene vrouw — eene vrouw in een' — vergeef mij het woord, zoo het i onbillijk is — in een' dubbelzinnigen toestand als ! den uwen.quot;

))Gij hebt gelijk ! ja , ik voel er nu alles van | riep de jonge dame, opstaande, «mijn toestand ' is valsch , en hetgeen het ergst van alles is , ik kan dien niet ophelderen ; — alleen de markies is hier , de markies zal u alles uitleggen , en gij ; zult tevreden zijn, mijnheer! volkomen tevreden.quot;

wNeen , mevrouw ! dat is het ergste, de markies is niet hier.quot;

»o Wel zeker!quot; riep zg vroolijk; »hij heeft mij deze appartementen afgestaan, en gezegd, dat hij wel iets voor zich zoude vinden ; wie weet, of hij niet hier naast is ; ik heb gisteren daar beweging gehoord,quot; en met de drift, die haast heeft ' om zekerheid te bekomen, opende zij die deur i en ging d 'Aubigny voor in dat vertrek , zonder i er aan te denken , dat op zijne beurt de markies i wat verrast kon wezen van haar bezoek, j Daarvan was toch niets. Geen markies bevond j zich daar : niemand anders dan zijn bediende, die | waarschijnlijk den nacht had doorgebracht op den armstoel, waaruit hij zich nu ophief, om eene i eerbiedige buiging te maken voor de dame en wie j haar vergezelde.

»Waar is uw meester, Germain?quot; was de snelle | vraag der jonge vrouw.

))Ik heb mevrouw de barones De Clairville zijne meest eerbiedige groete over te brengen. Mijn meester heeft mij ter uwer beschikking gesteld ; wat beveelt mevrouw ?quot;

i »Niets anders dan dit : dat gij mij zegt, waar zich de markies d'Armentières bevindt. Ik heb noodig hem te spreken, en op dit oogenblik !quot;

»Ik kan mevrouw de barones daarin niet gehoorzamen , daar mijnheer niet goedgevonden heeft j mij dit mede te deelen , toen hij vertrokken is.quot;

»Vertrokken !quot; riep de jonge vrouw met spre-j kende onrust; »en wanneer ?quot;

»Gister avond, juist toen ik meende, dat mijnheer zoude gaan slapen. De markies is te voet uitgegaan, en heeft mijn' mantel en hoed genomen , denkelijk om niet herkend te worden ; het zal mijnheer zeker wat moeite hebben gekost om uit het park op den grooten weg te geraken, want de oude hofmeester had zich door sloten en gren-i dels van onze personen verzekerd: doch een goed jager , als mijn meester , laat zich niet in zijne vaart stuiten door een paar magere rivierarmen.quot;

»Germain ! Germain! gij moet het weten, waarom uw meester vertrokken is ; gij moet het mij zeggen,quot; riep de jonge barones met stygenden angst.

Germain glimlachte schalk ; Germain, sinds lang de vertrouwde zijns meesters , was beter ingewijd in diens vroegere perfidies , dan in het geheim zijner verbetering, waaraan hij wellicht zoo weinig zou geloofd hebben als de hertog Van Orleans zelf. Hij begreep , dat het oogenblik daar was ; om voor zijnen heer goede zaken te doen.

»Ach, mevrouw !quot; hernam hij, «men weet, hoe hot gaat; de schoone dames brengen somwijlen hare minnaars tot wanhoop ; maar tot eene zulke wanhoop, dat ze van louter radeloosheid niet meer weten dan te vluchten; mevrouw zal intusschen zelve het best weten , wat mijn' armen meester dus heeft weggedreven, en zoo zij nog twijfelen mocht, dit briefje zal haar den laatsten twijfel benemen.quot; Haastig nam dat de barones , maar toen zij gelezen had , liet zij het weder vallen , in tranen uitbarstende, en d'Aubigny, die het opnam , toewenkende, dat hij het lezen zoude. Zie hier wat hij las :

«Mevrouw de barones !

»Nu ik u hier veilig weet, en de zekerheid over u mij rust gaf na te denken over mij zei ven, heb ik ingezien , dat ons samenzijn hier mijne dierbaarste belangen kan schaden, zondereenig voordeel voor u ; integendeel, mijne tegenwoordigheid kan niet anders dan u gevaarlijk zijn. Mynheer d'Aubigny is edelmoedig en goedhartig; hij zal eene vrouw in uwen toestand zijne bescherming niet weigeren. Daarbij , zoo haast hij zal zijn teruggekomen , zal ik tot hem gaan en hem alles ophelderen , waarvan voor u de bekentenis moeielijk moet zijn. Totdat ik kome, bezweer ik u te zwijgen , in den naam van alles, wat ik voor u heb mogen zijn. Eene enkele bede , zoo hij schielijk komen mocht: vermijd de ontmoeting met mejnf-vrouw Diana. Er is iets dat mij zegt, dat dit ons ongeluk zoude brengen.

«Vaarwel, mevrouw de barones ! ik heb slechter daden gepleegd, dan die van deze vlucht, en nooit toch klopte mij het hart van een zoo bang voorgevoel, dan nu ik u een vaarwel zeg, dat slechts van zoo korten duur zal zijn.

«Gaspard , markies d'Armentières.quot;

Frangois d'Aubigny stond verlegen en aarzelend , toen hij dit briefje gelezen had, dat zijnen argwaan vermeerderde , zonder iets op te helderen, terwijl hij toch in zijn hart iets als medelijden voelde, hetgeen hem belette de jonge vrouw, in haren toestand , door een ord daarover te beleedigen ; hij zweeg en boog peinzend het hoofd ; eindelijk bracht hij uit:

»Ik begrijp er niets van, en gij , mevrouw ?quot;

«Ik , mijnheer !quot; hernam zij . «ik heb begrepen , dat ik hier niet langer blijven kan, om misbruik te maken van uwe gastvrijheid, ondersteld dat gij die verleenen wilt,quot; en opstaande, in eene soort van verwarring, scheen zij willens te gaan zooals zij was.

Zachtkens en met eene gebiedende beweging, hield hij haar terug, en na Germain gewenkt te hebben zich te verwijderen, sprak hij: «Ik integendeel, mevrouw ! begrijp, dat gij blijven moet.quot;

«Neen! neen! mjjn toestand is te radeloos dubbelzinnig, en ik weet er geen einde aan te maken. Dit verlaten van den man, dien ik gansch


24

-ocr page 376-

3CG

vertrouwde, verwart mij het hoofd, en ik weet niet wat ik zal aanvangen.quot;

»Hoe meer uw toestand wanhopig is , mevrouw! des te meer hebt gij hulp en bescherming noo-dig. Eenmaal hebt gij aanspraak gemaakt op de mijne, en zij zal u niet falen.''

»Mynheer d'Aubigny !quot; riep de jonge vrouw , zich bijna aan zijne voeten werpende , »en dat ond anks het leed, dat ik u toebracht, ondanks hetgeen ik u schijnen moet ...quot;

»Mevrouw ! ik zal trachten aan geen' schijn te hechten. Ik hoop welhaast u mijne hoogachting te kunnen schenken; tot zoo lang is u geheel mijne' belangstelling gewaarborgd.quot; En toen hy haar de oogen bedekken zag met de hand, ging hij voort haar met goedheid te troosten , met eenen troost, waaraan hij zelf niet geloofde ))En immers, mevrouw! alles kan opgehelderd en verklaard zijn eer het avond is ; wellicht eet de markies dezen middag op Chante-Loup , en wij zijn ook wel voorbarig , dat wij elkander met vermoedens ontrusten , voordat we een enkel be wijs hebben , dat ze gegrond zijn.''

))Zeker, mijnheer d'Aubigny ! welke verandering in mijn lot mij ook in staat moge stellen, het hoofd omhoog te heffen , nooit zal ik de dankbaarheid vergeten, die ik u schuldig ben voor deze woorden ; , gij hebt u een' burger genoemd, mijnheer ! ik zag nooit een waar edelman, indien gij het niet zijt. Gij geeft mij weer moed aan de menschen te gelooven, gij en d'Armentières. Gij glimlacht ?quot;

»Behoud uw geloof zoo lang mogelijk ; ik ga u ontslaan van een bezoek, dat u vermoeid moet hebben. Eéne bede: de markies bidt u , eene ontmoeting met myne dochter te mijden; welke redenen hij daartoe hebben kan, wil ik nog niet narekenen ; alleen ik heb mijne zeer gewichtige , j om mijn verzoek bij het zijne te voegen ; en om er zeker van te zyn , mevrouw! verlaat dit paviljoen niet, verlaat het nooit, wat er ook gebeuren moge. Ik zal zorgen. dat gij er bediend wordt als in uw eigen hotel te Parijs.quot;

En met eene ernstige buiging en met een' diepen zucht , verliet de Sieur Francis weer de plaats, die hij opgeruimd en met zulke vroolijke ontwerpen in het hoofd was binnengegaan.

De profetie, die de Sieur Francis (gelijk wy hem nog noemen uit oude gewoonte) gegeven had aan de barones, terwijl hij zelf niet aan hare uitkomst geloofde, werd ook niet bewaarheid; de markies d'Armentières kwam dien dag niet op Chanteloup, en liet ook niets van zich hoo-ren; en zoo ging het een. volgende , en zoo verliep er eene week en eene tweede ; met lederen dag steeg de onrust van d'Aubigny ; met iederen dag rees zyn twijfel aan den markies, met iederen dag werd hem dat onverklaarbare inleiden i van zulk een' gast in zijn huis door dezen jonkman iets meer duister en raadselachtig; en waar I hij zich het hoofd afmatte , om daarin helder te zien, kromp zijne ziel weg onder duldeloozen angst, als hij telkens stuitte tegen die zwarte wolken , waarachter zich in zijne verbeelding de lichtzinnigheid , de schuld of de boosaardige spot moest verbergen van dien eenen , van wien Diana haar geluk had afhankelijk gemaakt. En die vader, die altyd als man had geleden door eene vrouw, moest nu nog weder leeren door een' man te lijden in zijn kind, en hij moest gansch alleen lijden, en nog zijn leed onder den glimp van rust en zorgeloosheid bedekken ; want iedere vraag van Diana , wanneer dan toch de markies daar zoude zyn ? moest hij zóó beantwoorden , alsof de komst van dien edelman alleen van zijnen wil afhankelijk ware geweest, en of die wil alleen hem terughield. En de trek van teleurstelling , die zich plooide op het zachte , bleeke gelaat van zijn kind, en de blik van verwijt, waarmede zij hem aanzag , als hij haar geduld opleide met een : ))Ik vind het dus noodig , Diana!quot; waren hem dan zulke scherpe dorens gedrukt in . zijn lijdend gemoed , dat het in hem opkwam , om van ha?ir weg te vluchten, als eenig middel om ze te ontgaan ; want zoolang hij voor zich zeiven geene zekerheid had van Gaspards onwaardigheid , wilde hy Diana niet uit hare rust opschrikken met zijne vermoedens.

Maar er was er nog eene , die leed : de jonge vrouw , die het voorwerp was van zooveel argwaan en zooveel onrust. Met iederen dag werd ook haar toestand meer pijnlijk, meer moeielijk , meer onuitstaanbaar. Zij moest wel zeker groote behoefte hebben aan eene schuilplaats , en volstrekt geen ander toevluchtsoord kennen, cm nog te blijven onder zulk eene verdenking, als haar drukte. Ook is het waar , dat er oogenblikken kwamen , waarin zij op vluchten dacht; want zy had de verzekering gekregen , dat d'Aubigny haar niet zoude vergunnen heen te gaan ; maar op andere weder was zij op het punt om d'Aubigny te gaan opzoeken , en hem alles te zeggen wat zij zeggen kon, en dat was ongelukkig niet veel; die gedachte , meer nog dan de trouw aan den markies, die zich zelt zoo weinig een trouw vriend betoonde ; de overtuiging, dat zij slechts onvoldoende ophelderingen kon geven , en dat die van haar zeker verdacht moesten zijn , hield 'naar terug ; en nog iets anders, iets zoo vreemds en zoo zonderlings, dat zij het zich zelve niet recht bekende , of eigenlijk zelve niet recht begreep. In de laatste dagen zag ze d'Aubigny niet meer. In 't begin was hij haar een paar malen komen bezoeken. had getracht haar op te beuren en een vertrouwen in te spreken, dat hij zelf niet had ; en schoon zijne toespraak kort was en strak , en zijne stem dof en koud ; schoon zijne houding het midden hield tusschen die van een' beschermer en van een' beschuldiger, zij had in zijne wijze van zich tot haar te wenden, eene mengeling van medelijden opgemerkt, dat heen-schemerde door zijn' argwaan en door zyn' kommer. En zonderling , die opmerking had haar getroffen en bracht iets als blijdschap in hare ziel, zooveel behoefte had zij aan medegevoel; en zij fluisterde zich zelve in , dat de zekere beschaming, waar-, mede zij dien man tot zich zag naderen en voel-


-ocr page 377-

DIANA.

3G7

de spreken , haar liever was clan volkomen ver-1 latenheid. En toch werd ze tot deze welhaast I veroordeeld. D'Aubigny liet zijne bezoeken na in het paviljoen ; zeer enkel ontmoette zij hem bij hare wandelingen op het schiereiland; maar I nauwelijks had hij haar opgemerkt, of hij boog het hoofd wat dieper op de borst dan gewoonlijk . en sloeg eene andere laan in; iets sterker dan vrouwelijke schuchterheid hield haar dan terug, zich in zijnen weg te stellen. Zij hield het voor vrees, en in waarheid, een stroeve strenge blik , als dien hij gewoon was op haar te slaan , moest in eene vrouwelijke ziel wel vreeze wekken. Zoo bleef die tot op eene gebeurtenis , die in haren toestand verandering bracht.

Meester Germain had zich niet kunnen schikken In die enge beperking, waaraan de barones in hare zwaarmoedigheid zich zonder moeite onderwierp. Onder voorwendsel van nasporingen te doen omtrent zijn' meester . begaf hij zich van tijd tot tijd naar het een of ander dorp van de vallei, en daar de jonge vrouw zelden zijne dienst behoefde, bleef hij soms den ganschen dag uit, zonder dat iemand er op lette ; of wel, zoo d'Au-bigny er kennis van droeg, scheen het hem iets zeer onverschilligs , al geloofde hij minder dan iemand aan de uitkomst van zulke onderzoekingen. Op een' avond kwam hij veel later terug dan gewoonlijk, en in eenen toestand, die van kunstmatige opgewondenheid getuigde; en zonder tchroom, zonder aarzelen zelfs wendde hij zich derstond bij zijne tehuiskomst naar het vertrek , koor de jonge barones bewoond. Als een echte samerdienaar van het regentschap , die eigenlijk slechts de ruwere afdruk waren van hunne hee-ren , paarde hij onbeschaamdheid van handelingen aan den beleefden vorm der onderdanigheid . en eene vrypostigheid zonder mate. die zich met sluwe voorzichtigheid verborg in de plooien van terughouding; maar thans , nu de vochtige dampen van den wijn de gladheid van het vernis hadden weggewasemd, kwam zijne ruwe moedwillige stoutheid dus boven , dat hij de deur opende van het vertrek der jonge dame, met eene vermetelheid . als had zij hem vrijen toegang gegeven , en dat hij er binnenstapte, alsof hij alleen er meester was.

Men was nu diep in October en de avonden waren reeds guur; de jonge barones was bij den ruimen haard gezeten, waarop een weelderig houtvuur lustig knapte en brandde; met verstrooiing bladerde zij in een der prachtwerken, die de kleine bibliotheek ter hare beschikking had, en bevond zich in dién toestand van halve verdoovirg, die het gevolg kan zijn van die lange uren van eenzaamheid en gepeins onder eene zachte warmte.

»Ah ca, mijne kleine barones! goed dat ik u nog op vind ; ik kom goede tijding brengen ; onze vriend komt terug ; ik verwed mijn nieuw goud horloge tegen eene van uwe haarspelden, dat hij aan uwe voeten ligt, eer we twee dagen verder zijn.''

Een schok van schrik en verontwaardiging ging

Athenaïs De Clairville door de ziel, toen zij die woorden hoorde uitgesproken door dien persoon ; maar zij hoopte , door kalme fierheid, Germain tot het besef van hunne wederzijdsche verhouding terug te brengen.

«Germain!quot; sprak zij schijnbaar kalm en met veel hoogheid , »ik weet niet van welken vriend gij spreekt; als ik wel zie, kunnen wij er gee-nen gemeen hebben; maar ik weet wel, dat de wijze, waarop gij tot mij komt, en de toon, waarin gij u uit , gansch ongepast is.*'

«Ach!' ja wel, ik dacht er niet aan, mevrouw is geen mensch van mijne soort; mevrour/ is zoo goed als markiezin, naar de linkerhand ten minste ; mevrouw is van de gelukkigen der aarde , die zoetjes te huis zitten bij het vuur , en zich warmen, zonder iets te doen. Terwijl wij , onwaardig gespuis , door dik en dun moeten trekken, door koude en regen, om de nieuwtjes uit te vinden , en die dan nog niet eens den warmen haard van hunne meesters mogen naderen, zonder een' blik te ontmoeten , alsof ze eene koningin wilden kussen.quot; En hij naderde intusschen zoo dicht bij den schoorsteen , dal. zijn onvaste voet stuitte tegen het voetkussen der barones.

«Germain!quot; hernam deze nu met werkelijken angst, die zelfs heenklonk door hare stem, bniemand hier zal u onthouden , hetgeen gij noodig hebt. Zeer zeker heeft Jerome vuur laten geven in uw eigen vertrek : ik verzoek u derwaarts te gaan; gij zijt daar vrij , ik wensch het hier te zijn.quot;

y Ja, reken daarop , dat die verwaande hofmeester vuur zal geven in mijne slaapkamer. Het is op zyn best, dat hij mij licht geeft; en het zal wel op zijn bestel wezen, dat ze mij met eene lantaarn naar boven hebben gezonden, eene lantaarn, die ikquot; hij sloeg zich de hand aan het hoofd — «misschien hier of daar heb laten vallen. Maar ik wil mij warmen, mevrouw de barones of de markiezin, wat ge dan wezen wilt, maar ik zeg u , dat ik mij warmen zal,quot; hernam hij , en met de hardnekkigheid, waarmede lieden in zijnen toestand eene eens opgevatte ! gedachte vasthouden, zette hij zich neder in eenen armstoel, dien hij tot zich trok , en waarvan de eene poot op het sleepkleed der markiezin zou zijn terecht gekomen , zoo deze niet zelve met 1 zekere schichtigheid ware opgestaan.

»Zoo zal ik gaan T' hernam zij ernstig, en zoo snel voegde zij de daad bij het woord, dat zijne benevelde zinnen niet recht helder zagen in haar besluit. of het was reeds uitgevoerd; en toen zij ijlings hare slaapkamer had bereikt, sloot zij die van binnen af, om zeker te zijn tegen mogelijk indringen van den onbescheidene.

De zenuwachtige overspanning , waarin die onaangename ontmoeting haar gebracht had, verkeerde weldra in eene doffe matheid, toen zij zich had ter ruste gelegd , en peinzende over de wijze, hoe zich in het vervolg voor iets dergelijks te beveiligen ; en peinzende over de wijze, waarop zij haar | verzoek, om van Germain ontslagen te zijn, zoude


-ocr page 378-

DIANA.

368

inklöeden in een schrijven aan Monsieur d'Aubig-ny , waartoe zij nu eindelijk besloot; peinzende over de toenadering, die dit geval ten laatste kon geven tusschen haar en den strak-ken gastheer; peinzende over .... ja, waarover peinst eene vrouw in haren toestand al niet? — althans zjj mijmerde voort, tot zij in slaap viel, in diepen slaap!

Ook op het groote kasteel, ook op Ohanteloup, sliep men ; alleen niet Diana , niet de jonkvrouw, wakker gehouden door de prikkelen van onrust, argwaan en twijfel, die eerste doornen, die zich zoo heel spoedig laten voelen, als men te onvoorzichtig en te vertrouwend de roos der liefde aan het harte heeft gedrukt. De arme! zij waakte, en zjj wilde wel waken; want ook hare droo-men waren niet meer zoet; zij zag daarin nog wel heel dikwijls d'Armentières, maar ze zag hem altijd van haar weggaan, en nooit tot haar we-derkeeren. Daarom wilde zij wel waken, dan kon zij ten minste hare droomen maken zooals zij wilde. Voor het eerst van haar leven had zij wantrouwen in Let woord van haren vader, wanneer die haar verzekerde , dat de markies wegbleef, omdat hij zelf het dus had begeerd. Waarom wantrouwde zjj juist dat, wat zij het meest behoefte bad te ge-looven ? . omdat hij zelf het woord der bevestiging sprak met een ongeloof aan de waarheid, met die aarzeling, die van twijfel getuigde. En toch hield zij zich, alsof ze hem geloofde ; zij voelde als bij ingeving, dat het haren vader minder smarte moest geven, als een hard vader te worden aangezien door zijn kind, dan dat zij zijne volle teerheid zoude zien, maar daarmede tegelijk ook den blik werpen op den afgrond van leed, dien de schuld , de verwaarloozing van den geliefde voor haar geopend had. Zoo kende zij zich voor het eerst onoprecht tegen een' mensch, en juist tegen dien , die haar de oprechtheid had geleerd als de noodzakelijkste deugd; en de overtuiging van die dubbelheid , van die dubbelheid juist tegen hem , zag ze als een' vlek op haar geweten, drukte haar als eene schuld, en vermeerderde het lijden van eene ziel, die gewoon was zich rekenschap te geven van iederen indruk, en te huiveren van iederen smet. Uit zoovele bronnen tegelijk stroomt de smarte ons toe in het harte, als wij het eens hebben geopend voor den hartstocht ! Zoo had ze niet eens het hoofd neergelegd op de peluw der ruste, maar liet het hangen op de leuning van haren armstoel, en scheen onder het mijmeren het verloop van den tijd vergeten te hebben, en niet op te merken, dat de nachture was genaderd.

Van zijne zijde ook waakte nog Francis d'Au-bigny. Zijn waken was een meer werkzaam, een minder bespiegelend , toch een licht niet minder smartelijk; want hij schreef, hij schreef met veel inspanning, hij schreef zijn eigen leven, met al zijne nevels en met al zijne donkerheid, met alhs, wat hij in dat leven had gezocht, met alles, wat hij er in had gevonden, met het vele , dat hij er in had verloren, met het weinige, dat hij er in had ! gewerkt, met de smai t, waaronder hij het had gedragen, met de schuld, waarmede hij het had bevlekt. Alles, alles: zijne betrekking tot de prinses Orsini; zijne valsche verhouding tot de maatschappij; hoe hij er als eerloos was geweest voor zich zeiven, juist daar, waar de meeste menschel ij ke eer hem had omgeven : hoe hij dan alleen wat rust had gevonden en wat zelfbevrediging , als hij de blinkende schande en de pijnlijke weelde van den hartstocht had ontvloden in de vergetelheid van een eenzaam leven ; hoe hij nooit geluk had gevonden, en bovenal nooit rust, dan bij die der zelfverloochening, bij dien afstand van eigen wensch om de vervulling van een' enkelen grooten plicht: de opvoeding van zijne dochter. (Jeheel de Iliade in het eind van zijne gekrenkte ziel, van zijn gebroken hart, van zijne teleurgestelde hoop, van zijn ontwaakt geweten ; maar geschreven, zooals ze geschreven moest worden in die jammerlijke achttiende eeuw, die eeuw van koude wanhoop en van snijdend ongeloof, die eeuw , die geen' God kende dan den zwaren blinkenden afgod van het materialisme, en de nevelachtige spookgestalten van dweeperij en bijgeloof; eene eeuw, die wel zulke jubelkreten heeft geslaakt in de dronkenschap van haar dierlijk zingenot, dat er ons nog de krijschende tonen van in de ooren suizen ; die wel in hare dagen van vroolijkheid heeft gedarteld met zoo geestigen spot, dat zij nog den ernstigen mond tot een' glimlach verleidt; maar die ook in de dagen van haren rampspoed, onder de schokken, die haar doodden, niets had dan den snerpenden, sarkastischen glimlach van de stoïcijnsche wanhoop , en het tandgeknars van het berouw. En Francis d'Aubigny, wij weten het, was een kind van die eeuw; en schoon hij vele krachten had behouden, die zij had verkwist ; schoon hij had gebruik gemaakt van vele lessen, die zy had voorbijgezien; schoon hij in zijn spel met het leven nog eigeiischappen had overgewonnen , die deugden konden worden ; schoon hij noch haar ongeloof deelde , noch voor hare afgoden knielde , — daarin was hij haar zoon, al scheen hij dan ook haar bastert, dat hij zoo min als zij zelve tot gelooven konde komen, en niet eenmaal den weg kende, die leidde tot de bron van het geloof ; dat hij een' zulken weg niet gebaand achtte ; dat hij wel behoefte had aan ruste, maar de grazige weide niet kende, waar ze te vinden was, en naar dat onbekende niet eenmaal zocht. Hij berustte in de troostelooze gedachte , dat het er niet was! En daarom waren die levensbekentenissen zoo diep somber en zoo drukkend zwaarmoedig ! En daarom vond het leed, dat hij nu nog lijdende was, hem in den grond niets sterkeren niets kalmer , dan de eerste stoot van het ongeluk , waaronder hij het eerst bloedde ; en daarom hadden de prikkels der smart nog voor hem alle hunne scherpte, al schoot zij ze nu uit op eene vereelde borst; ach! ze drongen toch door!

Levensbekentenissen als deze doet men niet, of men moet met het leven hebben afgerekend,


-ocr page 379-

369

en als men ze doet aan een ' mensch , is dat wel het bewys, dat men met dien mensch het laatste woord heeft te spreken! Daar zijn maar zeer weinigen , die het gezicht kunnen verdragen van hen, voer wie ze hunne smart en hunne schuld hebben blootgelegd.

En d'Aubigny deed die bekentenissen aan zijne dochter , aan Diana! Was het, omdat hij tot eenig uiterste dacht te komen , een uiterste van scheiding voor eene wijle of voor altoos ? Wachtte hij een beslissend oogenblik, waarin hij dat besluit zou moeten nemen, of geloofde hij , dat dezelfde schok, die dit kind het hart zoude breken , hem het hart zou doen ophouden te kloppen; dat hij sterven zou bij Diana's zieiewee, als het waar zoude zijn , en zij het weten moest , dat de markies met haar een spel had gespeeld, zoowel als met alle andere vrouwen , al was het dan een ander spel geweest? en zou dit haar dan moeten voorbereiden voor het ergste, alsof de wjjze, waarop ze dan haren vader zou moeten zien , niet ook het ergste zou kunnen heeten? Hoe het zij , met dit te schrijven had Frangois d'Aubigny eenig gewichtig oogmerk : dat was duidelijk, want kennelijk kostte het hem veel.

Op eens, als door eene smartelijke gedachte getroffen , stond hij op, doorkruiste zijn vertrek met groote schreden, en bleef eindelijk voor een der vensters staan , met de hand de zijden damasten gordijn oplichtende , als wilde hij in de stilte van het nachtelijk natuurtooneel of in de helderheid van den sterrenhemel eene schuilplaats zoeken tegen de drukkende overmacht zijner pijnlijke gewaarwordingen : maar nauwelijks had hij naar buiten gezien, of hij uitte een' schellen kreet :

«Brand ! in het paviljoen ! hemel! en die arme vrouw, die daar slaapt!quot; En met zooveel ijlende snelheid , als zulk een schrik en zulk eene gedachte konden ingeven , liep hij zijn vertrek uit, een' trap op eene vestibule door , en had in weinig minuten den afstand doorrend, die Chanteloup scheidde van het paviljoen, van verre gevolgd door een deel zijner bedienden , die hij ter loops had gewekt, en die ademloos zijne vaart trachtten te volgen. De onrust van d'Aubigny was geene ij dele; de brand was juist aan dien kant van het lusthuisje, waar de barones was gehuisvest, en rook en vlam schoten uit door de vensters van dezelfde verdieping, waar zij sliep. De trap, die derwaarts voerde , was nog onbeschadigd; haastig beklom dien d'Aubigny ; walm en hitte verstikten hem reeds de stem bij het naderen van het vertrek; en toen hij er vóór stond , vond hij de deur open, de meubelen verzengd, schroeiend of in laaien vlam , naar de eigenschap hunner stof; de vensterruiten knapperend onder de vlammen, en over dit alles een' dichten sluier van walm en rook , die hem belette iets met juistheid te onderscheiden.

))Als zij zich niet gered heeft, is zij verloren! Mijnheer ! mijnheer ! ga niet verder ,quot; riepen de bedienden verschrikt, ziende dat d'Aubigny het vertrek wilde binnengaan ; doch daar hij niet luisterde . in dit beslissend oogenblik zijn verlies meer vreezende dan zijne gramschap, omringden zij hem eenparig , en hielden hem af van eene volstrekt wanhopige poging.

En Frangois liet zich terughouden; hij scheen als verstompt, als in verbijstering, en van zijn' eigen' wil geene rechte bewustheid te hebben. Hij uitte geen woord van schrik of van medelijden, maar zijne gelaatstrekken drukten een' afschuw uit en eene verwildering, die aan krankzinnigheid grensden.

De brand, die in dit vertrek of in het aangrenzend zijnen oorsprong scheen genomen te hebben , als bleek uit de snelle en geheele verwoesting , had ook andere kamers in dezelfde richting aangetast; de kleine bibliotheek zelfs was niet meer te redden; maar een verwulfde gang van stukadoorwerk , die dezen vleugel verbond met het midden van het gebouw, was geheel vrijgebleven, en door dezen voerden Jerome en een paar anderen hunnen meester naar die zekere eetzaal, en rotonde gebouwd, waarvan voorheen wel eens gesproken is. De overigen deden het hunne om den brand te blusschen. Zoodra d'Aubigny tot bewustheid terugkwam , vroeg hij naar den eeni-gen bediende, die in het paviljoen woonde , en wat er van dezen geworden was ?

Men antwoordde hem, dat Pierre sinds lang werkzaam was bij het redden en bergen van sommige meubelen van waarde; daar hij gehuisvest was in de gelijkvloersche verdieping , had de verwarring daarboven hem niet in zijnen diepen slaap gestoord , maar had men hem moeten wekken, en zelfs nog met moeite.

))En Germain ?quot; vroeg d'Aubigny met een' zekeren afschuw, die bewees . hoe de gedachte aan dezen al het lijden zijner verbeelding op nieuw verlevendigde.

«Germain is nergens gezien werd hem geantwoord.

De overtuiging, dat die twee menschen, die zich aan zijne gastvrijheid hadden vertrouwd, de slachtoffers waren geworden van zijn onbarmhartig stelsel van afsluiting, greep d'Aubigny aan met zulk eene macht van berouw en medelijden , dat het hem onmogelijk werd langer in een huis te vertoeven, dat hij hun als tot kerker had gegeven, een' kerker, waarin ze waren omgekomen ; hij gaf niet eenmaal bevelen tot verder behoud van hetgeen de vlammen nog hadden gespaard; geheel tegen zijne gewoonte, liet hij alles aan anderen over, en hij verliet als een vluchtende zijn sierlijk lusthuis , met de geheime hoop, dat het tot een' puinhoop mocht instorten. Buiten gekomen , werd zijne aandacht getroffen door een zacht gekreun dicht bij hem ; hij blijft staan. Het weifelend maanlicht en de flikkerende gloed, dien bij wijlen de uitschietende vlam heen werpt over de omringende voorwerpen , geeft hem gelegenheid den lijdenden persoon aan te zien en te herkennen. Het was Germain. Hij spreekt hem toe , maar de ongelukkige doet eene poging tot


-ocr page 380-

DIANA.

370

vluchten, eene poging, die wel zeker wanhopig was, want reeds de poging, om zich op te heffen , doet hem uitgeput neervallen op het grasperk. Frangois knielt bij hem neer , en tracht zijn hoofd te ondersteunen met den arm. Germain klaagt van pijn ; hij is zwaar gewond , in de zijde , aan de armen , aan de been en, overal; zijne kleederen vallen bij de eerste aanraking als vermolmd uiteen : ze zijn verzengd.

«Germain , arme Germain! hoe toch hebt gij u gered ?quot;

»Ik ben uit een raam gesprongen op het terras, en dati had evenzeer mijn dood kunnen zijn! quot;

«Arme jongen ! gedankt zij den hemel. dat r/y ten minste gered zijt!quot;

gt;)Neen , mynheer! wees gij daarover niet verheugd ; want ik had den dood verdiend , en ik ware liever gestorven, dan nu nog goedheid van u te ondervinden.quot;

»Hoe zoo , Germain! gij zijt toch niet oorzaak van dit onheil!quot;

»Ik geloof het wel! en nu, mijnheer d'Aubigny ! doe u zeiven recht over mg , en laat mij hier omkomen.quot;

»Dat zal niet gebeuren, vriend Germain ! Maar zeg mij, hoe gij meent. zooveel tegen mij misdaan te hebben; gij geloofl oorzaak te zijn van den brand ; gij gelooft het slechts; gij weet het dus niet zeker , het was dus niet opzettelijk.quot;

«Eigenlijk wel! maar het was niet zoo erg gemeend. Dat komt van dat drinken ; ze hebben mij te veel wijn gegeven; ik was bedwelmd; ik wist niet meer wat ik doen moest; ik ben zeker in slaap g wallen, en daardoor is het erger aangekomen , dan het plan was.quot;

«Een plan , Germain! het plan om het lusthuisje in brand te steken?quot;

«Neen , neen! mijnheer d'Aubigny ! het was maar om eene kleine opschudding te maken, eene kleine verwarring, opdat men de barones. .. .quot;

«Hemel, ja! ik kon haar een oogenblik vergeten ; wat kan er van haar zijn geworden ?quot;

«Ze is zeker nu al gered!quot;

«Hoe gered ?quot;

«Wel door den ander!quot;

«Wat ander, wie?quot;

«Wel den markies zelf, of zijn' vriend , of een1 van hen!quot;

«Germain! gij spreekt als een ijlende; daar komen een paar van mijne lieden, zij zullen u naar Chanteloup brengen en u verzorgen , en als gij bij uwe volle bewustheid zult zijn , zal ik u nader ondervragen. Maar doe uw best, mij dit ééne te zeggen: kan de barones gered wezen?quot;

»Toen ik uit het venster sprong, was alles rondom het huis doodstil ; maar zoo straks, terwijl ik hier lag , en terwijl gij zelf gekomen zijt, heb ik de heeren zien komen , heb ik hen de touwen ladder zien aanbrengen voor de slaapkamer der barones, en als ze haar gered hebben , moeten ze nog niet ver zijn.quot;

«Ik wil mij overtuigen, dat die man waarheid spreekt, want hij spreekt niet als in waanzin , schoon zijn verhaal zoo vreemd klinkt alsof het dit ware ,quot; dacht Francois, en Germain overgevende aan de zorg van een paar knechts, nam hij hun een der fakkels uit de handen , deed zich volgen door Jerome en een' jonger man , en begon zijn onderzoek in het kleine park. Reeds terstond bleek het niet zonder vrucht. Voetstappen , ingedrukt in het witte vochtige zand der lanen , die anders onbetreden bleven, maakten het reeds tot zekerheid, dat vreemde mannen daar waren binnengedrongen ; bij het omzwenken van eene tweede laan, hoorden zij lieden beraadslagen over het pad, dat gevolgd diende om uit het park te komen , en wel juist op dat punt, waar een hunner verklaarde , dat de boot moest liggen, die hen van het eiland zou voeren, en onder die stemmen door. het zachte smeeken van eene vrouw , dat men haar laten zoude , dat men haar niet mocht wegvoeren.

«Het is de barones!quot; riep Frangois luid en als met een' vreugdekreet, «nu schielijk hen na, om te weten . wie dit stuk drijven!''

Maar het was gezegd , dat hij dat niet weten zoude ; want zoo haast die lieden het fakkellicht zagen ; zoo haast ze berekenden , dat ze vervolgd werden , en wellicht door sterkeren en meerderen dan zij zelve; zoo haast de hoop op hulp de barones moed gaf tot een' tegenstand, dien ze vroeger toch vruchteloos had geacht, lieten de lalfe schakers hunne prooi varen ; de man, die de jonge vrouw in zijne sterke armen had gevat, en als met ijzeren boei had omgeven , gaf plotseling hare poging tot loswringen toe , en liet haar nederzinken op den grond, die gelukkig een bodem was van gul en mollig zand Fran-9ois liep schielijk toe en hief haar op ; door de hevige aandoeningen van schrik , die zij moest hebben doorgestaan , reeds geschokt, was Athe-naïs door de haastige tuimeling , die men haar deed ondergaan , als bewusteloos neergezonken ; maar schoon zij eene belemmering voelde in het spreken en zelfs in het denken , schoon ze de kracht miste om zich op te heffen , en als eene verlamming voelde in alle hare ledematen; zij zag en hoorde ; zoo hoorde zij ook d'Aubigny , toen hij tot haar kwam met hartstochtelijke vreugd, en uitriep: «Gered, gered! God zij gedankt!quot; en zij zag, terwijl hij haar snel en met drift ophief van den grond, hoe daar twee groote tranen langzaam ontgleden aan zijne oogleden , sinds zoolang dat vocht ontwend.

Zij hoorde het en zij zag het; maar zij kon door geen woord haren dank uiten; zij wilde de oogen ten hemel heffen . als om dezen te danken voor het medegevoel , dat zij vond; maar zij sloten zich slechts tot eene geheele bezwijming. D'Aubigny haastte zich zooveel te meer, haar weg te dragen , om te schielijker hulp te kunnen toebrengen. Zonder aan iets te denken , dan aan de verpleging der ongelukkige jonge vrouw, die hij haar had toegezegd, bracht hij haar het kasteel binnen, in de eerste kamer, die hij open-vond en verlicht, zonder te denken aan zijne


-ocr page 381-

DIANA.

vaderlijke zorgen voor de rust van zijn kind , of liever., zoo hij een oogenblik aan Diana dacht.... die sliep immers verre van daar, en eer het ochtend werd . . . o ! maar eer het ochtend werd, zou hij zijne maatregelen hebben genomen , om alles te verhoeden wat hij noodig achtte. Doch wij weten, dat Diana niet had geslapen , evenmin als hij zelf, en dat ze dus al zeer spoedig, door het ongewone gerucht in het kasteel gewekt uit hare gepeinzen , opmerkzaam was geworden, daarna ongerust, en eindelijk, die onrust niet meer kunnende dragen, haar vertrek had verlaten en naar dat van haren vader was geijld, en hem niet had gevonden ; toen was hare onbestemde vreoze tot doodelijken angst gestegen : onder den invloed van dezen schelde zij ; niemand kwam , zelfs niet hare vrouwen, die in ontsteltenis en uit nieuwsgierigheid quot;mede waren heengegaan naar de plaats van den brand; zij ijlde van kamer tot kamer, doorkruiste gangen en zalen , en was op het punt, om ook zelve weg te gaan uit het verlaten kasteel, toen men op eens den verminkten Germain binnenbracht in het vertrek, waar zij zich bevond.

Gelukkig kende zij Germain niet, en kon hem dus ook niet herkennen voor den kamerdienaar van d'Armentières ; maar reeds het zien van een' vreemde in zulk een' toestand ontstelde haar hevig: de twee bedienden , die hem hadden binnengevoerd en op eene sofa neergelegd, verlieten hem spoedig, om verkwikkingen te halen en al hetgeen ter zijner verpleging noodig kon zijn ; en dus alleen gebleven met dien vreemde, greep Diana den moed der barmhartigheid en van het medelijden, waarmede ook de zwakste gesterkt wordt in zulke oogenblikken; de zwakste wel het eerst.... Zij naderde den ongelukkige en vroeg: )^wat hem deerde en wat zij voor hem doen kon ?quot; Germain antwoordde kort en onvriendelijk Nu hij wat bekomen was van de verdooving van zijnen val, deed de pijn zijner kneuzingen, en wonden zich meer levendig gevoelen , en de vreugd , dat hij uit zulk een gevaar het leven had gered . werd zeer getemperd door de beschaming, dat hij er zelf de oorzaak van was; door den spijt, dat hij het aan d'Aubigny had bekend, en door de overtuiging, dat hij. ondanks dat alles, nu geheel van diens goedheid afhankelijk werd. Maar juist het weinige , dat hij zeide , gaf de arme Diana eene brandende begeerte , om meer te hooren ; zij was beginnen te vragen uit mededoogen ; zij ging voort te ondervra-grn uit eene angstige belangstelling, die behoefte had te weten; want op hare vraag, wie hij was. had hij zóó geantwoord , dat hij op eenmaal hoop en twijfel in haar hart had wakker gemaakt. ))De kamerdienaar van den markies!quot; Maar dan moest immers Gaspard in de nabijheid zijn, misschien zelfs wel in het paviljoen ! Waarom was hij daar, waarom verborgen voor haar ? O ! zij moest meer vragen, zij moest alles weten, degansche waarheid, al moest zij ook hooren, dat haar vader haar hatl misleid ! en zoodra zij hem eene teug frisch water had zien reiken , die hij morrend en smachtend had begeerd.

vond zij hem ook meer gestemd haar te antwoorden , en binnen weinige minuten wist zij de gan-sche waarheid van zijn verblijf in het kleine lusthuis. Ongelukkig was hetgeen hij voor de waarheid hield, of wat hem waarheid moest schijnen, juist de meest valsche en onware voorstelling van hetgeen werkelijk was ; en daar hij nog daarenboven, in plaats van het duistere duister te laten, dat liever verklaarde uit het licht zijner eigene gissing , dan zijne onwetendheid te bekennen, was de arme jonkvrouw, naar zij meende, plotseling op het vreeselijkst ingelicht over het verraad van den markies. Hoe zij dat alles aanhoorde en toch luisteren bleef met eene zulke stoïsche vastheid , begreep zij zelve niet; misschien was het wel eene soort van oogenblik-kelijke verstomptheid uit de overmaat van smart en bitterheid zelve, die op haar viel; ze hai niet eens tranen, ze vond niet eens de verruiming van een' zucht: alleen stond zij, marmer- 1 koud en marmerbleek , met glasachtig strakke ; oogen toe te luisteren , en bleef zoo staan , toen de man zijn verhaal, vol jammer en bedrog, reeds lang had geëindigd.

«Mejufvrouw! daar is de wondarts ; gij moet van hier gaan,quot; zeide zachtkens een jonge man, die nieuwelings op Chanteloup in dienst was.

Zij schudde alleen het hoofd en bleef staan.

De heelmeester zelf begon haar toe te spreken ; het was of ze niet verstond ; het was of ze niet begreep : ze vatte de hand van Germain en bleef die krampachtig vastklemmen : daar kwam Fran-9ois d'Aubign}' binnen, den arm heengeslagen om de jonge barones, die hij als een' lichten last j voortdroeg .... daar kreeg op eenmaal Diana's oog leven en gloed ; 't was of ze zag voor het eerst, of ze plotseling begreep en raadde ; maar de gloerl , die lichtte uit haar oog, was die van eene hartstochtelijke smart, van iets bitterder dan smart, van den waanzin der jaloezij, en wat ze begreep , was de zekerheid van hetgeen ze nog had betwijfeld.

Met twee groote vaste stappen — het waren ! bijna sprongen — de pijnlijke sprongen van eene gewonde ree — stond zij voor haren vader en voor Athenaïs , die bij zachtkens steunde, terwijl hij rondzag naar eene plaats, om haar ruste te geven ; en met den uitroep: »Dat is zij ! dat is de barones ! dat is zij . die hij lief heeft! het is Flo-ride ! het is Floride !quot; zonk zij aan hunne voeten neer, als uitgeput en als machteloos na de overspanning van den hartstocht.

Francis, die haar daar niet had kunnen wach -ten , en die zich geheel had bezig gehouden met Athenaïs , had haar niet opgemerkt vóórdat zij aan zijne voeten nederstortte, en op dat gezicht stiet hij de arme barones van zich ; toen vergat hij , dat zij zijne hulpe noodig had, en dat hij haar zijne bescherming had toegezegd!

Maar Athenaïs was door den schellen, snerpenden kreet van Diana tot zich zelve gekomen en tot bewustheid van haren toestand, tot de bewustheid van al wat daar beschamends voor haar in


-ocr page 382-

DIANA.

zijn kon en pijnlyks voor de anderen; zondereen woord uit te brengen , waggelde zij naar eenen stoel, en de oogen bedekkende met de handen , schreide zij eene wijle luid en smartelijk. Fran-gois d'Aubigny stond een oogenblik radeloos tus-schen die twee vrouwen , van wier wederzijdsch lijden hij de mate kon peilen, terwijl hij er geen aasje aan verminderen kon . zelfs al had hy daarvoor zijn leven willen offeren ; maar eensklaps bedacht hij, dat hij in 'teiud Diana niet had opgevoed met zooveel zorge en met zooveel zelfverloochening , dat hij haar niet had heengeleid door hpt leven met zooveel behoedzaamheid, door zoovele levensondervinding voorgelicht, om haar nu bij de eerste groote beproeving van het leven dus te laten zinken , en dat hij zich zelf moest wezen , of liever, als altijd, schijnen wat hij niet was , zou hij haar steun kunnen zijn.

Zijne oneindige teerheid, zijnen diepgaanden angst dus verbergende onder strengheid, hief hij haar niet op, maar sprak alleen: «Diana! mijne Diana! dat is lafheid , dus neêr te buigen onder het leed ; ik heb het u immers gezegd, dat de menschen u bedriegen zouden , en gij hebt mij toen niet geloofd ; neem dan toch de eerste harde les , die het noodlot u zelf geeft, met die onderwerping aan het onvermijdelijke, die ik u altijd heb zien oefenen , en waarin de wijsheid bestaat van den ongelukkige en de deugd van den zwakke. Ik heb het u immers gezegd, dat iedere aanraking met hetgeen ze de wereld noemen , u pijn zoude geven , en dat er geene ruste is dan aan het hart van uwen vader.quot;

Reeds had de jonkvrouw zich onder zijn spreken langzaam opgericht; tweemalen hadden zich hare lippen geopend, om een zacht: »Ja, mijn vader!quot; uit te stamelen, en nu hij zijne armen uitstrekte , als om haar die schuilplaats te bieden, wierp zij zich daarin met een' zachten kreet en verschool zich als aan zijne trouwe borst, met eene zekere schuwheid heenziende naar de barones.

«Geloofd zij den hemel 1quot; dankte Franyois in zijn harte , «zij zal niet bezwyken aan dezen hartstocht en zij blijft au de mijne!quot;

ÏV.

Op dien vreesdijken nacht vol woeling en schokken volgde voor allen een ochtendstond en een morgen vol matheid en onmacht, die den schijn had van ruste , die zelfs de werke-; lijkheid van den slaap had gebracht. De wond-| heeler had Germain verbonden en verpleegd, en hij had eene spoedige genezing voorspeld van de i lichte keuzing en de wonden, die nauwelijks dieper waren gegaan dan de opperhuid. Men had hem vervoerd naar het vertrek bij dat van Jerome , die zich uit vrijen wil tot zijn' oppasser had ' gesteld.

Dezelfde arts, dien men voor Germain had geroepen , had ook zijne zorgen moeten geven aan

de barones, overvallen door een zenuwtoeval, dat eene aderlating noodzakelijk maakte. D'Aubigny liet het vertrek, waar zij zich reeds bevond, tot haar gebruik inrichten , en liet haar vooreerst over aan de zorg van Diana's vrouwen.

Diana alleen had geen' anderen bijstand noodig dan de toespraak en het woord van haren vader, die uit voorzichtigheid , en misschien — wie peilt het menschelijk harte—uit vaderlijk egoïsme, haar geene enkele hoop gaf, en haar toch tot berusting wist te brengen en tot die kalmte, die haaiden slaap mogelijk maakten.

Hij zelf had dien noodig na de inspanning van zulk een' nacht; en schoon het niet altijd gebeurt, dat die weldadige vriend u nadert en zijne zachte hand over u heenstrijkt, als gij hem het meest noodig hebt, den Sieur Frangois was hij ditmaal gunstig.

Hij vooral sliep zoo vast en zoo lang, dat hij bij zijn ontwaken een poos aarzelde, of ook al de angsten van den nacht een spel waren geweest van bange droomen. Een enkele blik op zijn lusthuisje , dat ten halve puinhoop was geworden, overtuigde hem van het tegendeel. Die toestand van loome matheid , waarin de drie afgefolterde menschen bleven , ook later op den dag, deed ieder van hen huiveren voor een wederzien, voor eene samenkomst, die tot niets meer brengen kon dan tot nieuwe pijnlijke gewaarwordingen, en tot ontdekkingen , waarvoor ze nu allen tegelijk terugschrikten. Het was, of ze den tijd van gedwongen rust wilden verlengen, door eene ontmoeting te vermijden. Francis, vernemende, dat Diana kalm was naar het uiterlijke, ging haar niet zien ; de barones was te zeer afgemat om iemand te ontvangen ; en zoo bleef men gescheiden tot aan den middag, hoewel Francis wel vast was besloten, om nog vóór den avond de barones alles af te vragen, wat zij weten kon van d'Armentières, en deze zelve het moedig besluit had genomen , al de ophelderingen over den jonkman te geven , die in hare macht waren , al moest zij zich daardoor aan nieuwe beschaming blootstellen en aan nieuwe onrust, en het hoofd nog dieper buigen voor die anderen , dan zij het tot hiertoe gemeend had te moeten doen. Wat zij hem zoude zeggen, gaan wij u vertellen , en nog een weinig er bij, opdat mijne lezers in 't eind wat helder mogen zien in het gedrag van Gaspard, en met wat minder verdenking op de arme barones.

Athenaïs De Clairville was niet zoo geheel barones als zij het om vele redenen wenschte. Zij was niet van adellijke geboorte: zij was de dochter van een' zangmeester , die in der tijd zeer door Lully was beschermd geworden, en die na diens dood nog veel in den hofkring was gebruikt ; de baron De Clairville was een van zijne begunstigers, en deze had als onder zijne oogen de kleine Athenaïs zien opgroeien tot een jonkvrouw van weergalooze schoonheid. Hij deed eeni-ge pogingen om haar te verleiden : maar toen deze mislukten, beproefde hij eene soort van verleiding: die van het huwelijk; en deze slaag-


-ocr page 383-

DIANA.

373

I de, door de hulp des vaders en de onbestemde I wenschen der ijdelheid van een jong meisje, 1 zonder kennis van menschen , zonder ondervin-ding, die juist ver genoeg er afstond, om door den schitterenden schijn van een leven in de groote wereld te worden aangetrokken, zonder te kunnen weten wat het wezen was; en ter andere zijde veel te dicht daarbij en veel te ver af van den gewonen burgerstand, om de genoegens en de voorrechten van den laatsten te kunnen waardeeren. Zoo huwde Athenaïs Bonard , op haar vijftiende jaar, zonder liefde maar zonder tegenzin , hoewel met een weinigje vaderlijken dwang , den baron De Clairville, die vijftig jaar was , en die niets in zijn voordeel had dan zijne titels en wat goeden toon! Toen de baron haar zijne hand en zijnen naam had geschonken in ruiling van hare schoonheid, vond hij, dat hij ook eens vooral genoeg voor haar had gedaan; en zoo haast hij voor altijd meester was van het begeerde goed, had het den hoogsten prijs voor hem verloren, en ging hij zijns weegs, of hij het niet meer had ; en de dwaze vader , die het huis van zijn' schoonzoon slechts binnenkwam onder het voorwendsel van de zanglessen der jonge vrouw, had bij zijn sterven, hoe haast het ook volgde , reeds de overtuiging , dat hij zyne dochter achterliet in eenen toestand, iets minder beschermd, iets meer gevaarlijk , iets armer en weinig meer geacht, dan hij het zou gedaan hebben, zoo hij haar, zooals vroeger zijn voornemen was, onder Lully's patronaat aan de opera had gebracht! Iets armer ook , schoon de barones de laatste was om dat te begrijpen , en de baron er nooit aan had gedacht, er haar voor te waarschuwen. Naar haar inzien was een groot heer zyn en rijk wezen gelijkluidend! Zij zag immers alle groote heeren, beschermers van haren vader of leden van haren cirkel, prachtig gekleed, blinkend van diamanten, bediend door lakeien ; ze zag hen rijtuigen hebben en eigen hotels, prachtig gemeubeld , haar eigen echtgenoot niet uitgezonderd , en hoe kon zij denken , dat alles gehuurd , geleend of — tranchons le mot — geroofd was; want wij begrijpen niet, hoe men koopen , met zekerheid van nooit te betalen , anders kan noemen; wij begrijpen niet, dat de chevalier d'industrie, die zijn' buurman in den schouwburg het horloge rolt, eene meer onzedelijke daad doet en eene meer lage , dan de getitelde heer , die op klaarlichten dag , omringd van zijne vrienden, beschermd door zijnen naam, | bij den burger binnengaat, en hem afneemt wat hij goedvindt, voor ieders oogen , met hetzelfde plan , om het ontvreemde niet weer te geven en door niets te vergoeden ; en zoo er onderscheid ware , mij dunkt het zou in 't voordeel zijn van den eersten , omdat er meer moed toe behoort I en nog wat minder onbeschaamdheid. Maar deze uitweiding daargelaten , de barones wist niet, | dat de weelde, die haar omringde , geen' hech-teren grond had dan den goeden wil, het geduld of de vrees van schuldeischers, beurtelings door

al die roersels tot berusten gebracht. een waar ! gebouw op een' zandgrond, een ander paleis ; van ijs, schitterend , maar vergankelijk als die bouwstof, en dat zeker welhaast ineen moest stor- , ten op het hoofd van de bewoners.

Zij genoot intusschen; zij kleedde zich zooala zij wilde; zij kocht wat zij wilde; de baron vroeg haar van niets rekenschap ; waarom ook ? hij zelf rekende nooit. Alleen op den dag, dat hy bij eene jachtpartij zich gewond had door onvoorzichtigheid met een vuurroer , en stervend werd tehuis gebracht, vroegen de voerlieden van de draagkoets geld, dat zij niet had, dat de portier niet wilde uitschieten, dat de bedienden niet wilden leenen, en dat zij eindelijk voldeed met de gouden jet ons uit hare speelbeurs. Die verwarring i was het sein voor alle anderen; die schok deed het gebouw niet enkel wankelen, maar in scherven ineenstorten ; allen, wie de vrees voor den invloed en de gewelddadigheid van den onbeschaamden grooten heer had teruggehouden om niet te spreken van de zwakke hoop, dat hij een' zekeren neef mocht overleven , die al het fortuin van de familie bezat , en die er den Harpagon mede speelde, al die schuldeischers drongen nu gezamenlijk door alle deuren van het hotel binnen, die de portier niet meer als te voren hun voor den neus dichtsloot; en de jonge weduwe kreeg de zekerheid, dat niets haar toebehoorde van wat haar omgaf, niet eens hare vrienden , die nog eerder weg waren dan de paarden , op een' enkelen na , die met blijven zijn oogmerk had.

Deze was de oude Vicomte De Crécy, een der roués van den regent, die in den wanhopigen toestand der jeugdige vrouw eene gelegenheid zag om zich nieuwe gunst te verwerven bij zijn' meester, en tegelijk eene kleine w .„ak te nemen op mevrouw d'Argenton, de minnares van 't oogenblik , die getracht had hem in ongenade te brengen. Hij bestemde Athenaïs voor , om deze af te wisselen in het hart van Philips Van Orleans, dat ruim genoeg was om zich tot zulk eene verwisseling te leenen , en zoo vatbaar voor indruk- | ken , dat iedere nieuwe verschijning , die slechts eenige aantrekkelijkheid had, er plotseling, al ! ware het dan ook voor eene wijle , de oude beel- ' den terugdrong; en de beheerschende figuur begon werkelijk reeds eene afgesletene te worden, i Daarbij had de jonge barones juist alles, wat de regent voor haar moest innemen , en wat in den toestand , dien De Crécy voor haar had uitgedacht, noodig was ; de onafhankelijkheid van eene we- i duw e , den toon van eene vrouw naar de wereld, genoeg geest en genoeg kennis van hetgeen er omging in de hooge kringen , om niet als provinciale naar de scherts van den geestigen vorst ; te luisteren, zonder die te begrijpen , en daarbij de schoonheid en de frischheid van hare twintig jaren , die zij nu had bereikt, en zelfs nog de naïviteit van eene zestienjarige , dat zij nog was naar het harte ; want zij had nooit bemind , en ondanks de verwaarloozing van den baron, had zij hem als echtgenoot de trouw gehouden ,


-ocr page 384-

DIANA.

374

die hij niet 'eens van haar had gevergd , uit dat ingeboren gevoel van eer en van plicht, dat het arme burgermeisje als eenig huwelijksgoed had meegenomen uit het huis haars vaders ; en waarheid is het daarbij , dat geen van de Chevaliers , Vicomtes of Markiezen , slecht gezelschap , waarmee de gemaal haar had omringd , hoog genoeg had gestaan in hare schatting, om haar den plicht der trouwe zwaar te maken.

Één jonge man intusschen was er, in wien zij een geheim welgevallen had gevonden, dat zij echter zorgvuldig had verborgen ; maar die jonge man behoorde niet tot de medgezellen van haren echtgenoot; zij had hem slechts eenige malen in de wereld ontmoet, en nu eerst nu zij vrij was, en daar neerzat als arme verlatene weduwe in haar geplunderd hotel, waarin men haar zelfs niet lang meer huisvesting zoude verleenen, eerst nu kwam hij haar pen bezoek brengen en haar de diensten der vriendschap aanbieden. Deze daad van edelmoedigheid , zoo geheel verschillend van het wreedaardig verlaten der anderen, won hem hare hoogachting en hare dankbaarheid in die mate , dat zij zich voor vast inbeeldde, dat dit liefde moest zijn ; en zonder eenigen twijfel aan de zijne, gaf zij terstond en wat al te schielijk zich aan eene hoop over, die zeer bittere teleurstelling wachtte ; want de man , op wien .zij die hoop vestigde , was do markies d'Armentières, die in deze oogenblikken gansch bezield was met eene ware. innige en echte genegenheid , om zijn' hartstocht voor Diana met het kalmste woord te noemen , en die alleen uit edelmoedig medelijden, uit die echte en fijne hoffelijkheid, welke een' waar edelman , een' man van wezenlijke beschaving kenschetst , in haar , aan eene jonge vrouw een bewijs van belangstelling en hoogachting had willen brengen op het vernemen van den rampspoed, die haar getroffen had, en van de harde verwaarloo-zing , waarmede al hare vorige betrekkingen haar vernederden. De jonge vrouw , die hij in vroolij-ke uren zoo schitterend had gezien in de gezellige kringen , die hem nog eenmaal ter zijde had gestaan bij de tooneelvertooning, welke voor hem zoo onvergetelijk was geworden door hetgeen zij voor Diana was geweest, die jonge vrouw moest hij nu een paar woorden van troost brengen, als bewijs , dat hy niet tot de hardvochtig baatzuch-tigen behoorde; hij moest haar de dienstaanbiedingen doen van een' vriend , al ware dat woord ook slechts eene bloote plichtpleging; want als men hem toen gevraagd had, wat hij voor Athenaïs had kunnen en willen verrichten , zeker had hy het meest onbestemde antwoord moeten geven, in de overtuiging, dat hij zelf niets te geven had, zelf niets bezittende dan de gunst van den regent, een goed , waarvan hij op het punt stond afstand te doen. Maar de jonge vrouw, in haren zoeten waan zich zelve misleidende , verstond zyn spreken zooals zij het gaarne hoorde, en nam die onzekere beleefdheidstermen voor degelijke en ernstige beloften van steun en bijstand, waarop zy rekende met al de gerustheid en al de onnadenkendheid van hare jeugd en haar gebrek aan doorzicht. Onder den indruk van dit bezoek en de verwachtingen, welke het in haar had opgewekt, vond haar nu de Vicomte De Crccy, toen ook hij haar zien kwam , in schijn met de waardige houding van een trouw vriend , en de taal van een' zul-ken op de lippen, maar met zijne afschuwelijke plannen in 't hart, en de trouwe woorden daartoe listig misbruikende. D'Armentières had haar met vroolijke goedhartigheid gewezen op de lichtpunten van hare toekomst, de mogelijkheid eener toenadering tot den rijken neef van den baron, die voor de weduwe van een' Clairville toch wel iets zoude overhebben , al ware het slechts uit familietrots; de mogelijkheid eener plaatsing bij het huis van eene der prinsessen , waarop zij , als behoeftige weduwe van rang, aanspraak had; en om eene zulke aanspraak te laten gelden, was immers zoo heel licht een' vriend of eene vriendin te vinden; maar De Crécy integendeel nam een' anderen weg. Hy deed de arme jonge vrouw de hulpeloosheid en radeloosheid van haren toestand helder inzien , zonder eenige verschooning voor haar gevoel; hij verhoogde en verzwaarde die zelfs met de sterkste kleuren , met de somberste voorstelling , die zijn vernuft er aan wist te geven, onder de schijnbare onrust der ernstige bekommering ; en toen hij het haar zóó duister had gemaakt en zóó bang, dat al de lichtbeelden van den markies in nevelwolken wegdoken voor hare ; verbeelding, toen zeide hij haar plotseling, dat hy een middel wist, maar ook slechts een enkel, om overvloed en weelde te doen terugkeeren in dit ontredderde hótel, om haar lot voor altijd luisterrijk te verzekeren , en in plaats van minachting en vernedering, aanzien en invloed te brengen, en de hulde van tallooze vleiers in plaats van een ijdel en onvruchtbaar medelijden , dat de enkele lauwe vrienden , die zij toen nog had, haar wilden toonen.

Athenaïs De Clairville had geene vrouw moeten zijn , om niet met drift naar het middel te vragen ; en de Vicomte rekende zoozeer op hare wanhopige verlegenheid, zoo vast op de overmacht van de doorluchtigste voorbeelden, zoo weinig op de mogelijkheid van eer en deugd bij eene vrouw, van welken kring ook , dat hij , wel onder fijne vormen , maar toch rechtstreeks , met zijn ontwerp voor het licht kwam en haar zeide, hoe de regent van Frankrijk met een' blik van belangstel -ling en van hartstocht op haar had neergezien , en hoe zij dien blik slechts had te beantwoorden, om volkomen gered en volkomen gelukkig te zijn ; hij zelf was daar , om de voorzichtige en behendige overbrenger te zijn van alle vragen en antwoorden , die er nog verder over dit punt moesten gewisseld worden. Om eerlijk te zijn, moeten wij zeggen, dat deze woorden niet werden aangehoord met, of afgebroken door de kreten van die alleruiterste verontwaardiging, welke wij gelooven dat ze zouden opgewekt hebben in onzen tijd bij iedere vrouw, zelfs in omstandigheden als die der barones. Verontwaardigd was zij niet; daartoe


-ocr page 385-

DIANA.

375

leefde zij te veel in de achttiende eeuw en in 't midden van dien meest vergiftigden dampkring ; maar zij zeide met koele , korte woorden, dat zij afsloeg, en zeide het met zooveel vastheid , dat De Órecy veel liever eene vlaag van heftigen toorn had willen uitstaan. dan zulk een vastberaden en onwrikbaar «neen !quot;

Hij moest toch de reden weten van zulk eene vastheid en van zulk eenen moed; hij achtte, dat de jonge vrouw in eene teedere genegenheid eenigen steun vond, die de oorzaak was van hare koene houding, en die moest worden weggenomen , zou hij slagen; want opgeven — daaraan dacht hij nog in 't minste niet.

Uit fierheid of uit argeloosheid liet Athenaïs in hare antwoorden op zijne listige vragen doorschemeren , welke verwachting zij bouwde op de vriendschap van den markies d'Armentières, welk eene mate van vertrouwen het haar inboezemde, dat hij gekomen was, niet in de dagen van geluk en voorspoed , maar in die van vernedering en van droefheid; en misschien zelfs wel in die opgewondenheid , waarin zij zich zelve bracht, liet zij hem onder 't spreken een' blik slaan in die diepte van haar hart, waaruit het allereerst die gunstige vooringenomenheid voor den markies was ontstaan. Meer had een De Crécy niet noo-dig. Hij hield zich, of hjj de opmerking niet had gemaakt, liet zich alleen ontvallen , dat hij niets verlangde, dan het geluk en de fortuin der jonge weduwe gevestigd te zien , onverschillig op welke wijze , scheidde van haar zooals hij gekomen was, met hoffelijkheid en met een' schijn van ernstige deelneming; en schoon hij haar daarna nog een paar malen bezocht, op het vroegere kwam hij nooit meer terug, zelfs niet door de verste toespeling.

Het was juist in dien tijd , dat de regent onder zijne vroolijke tafelgezellen de opmerking begon te maken , dat d'Armentières zijne soupers verwaarloosde, en zoo hij er verscheen , er toch niet meer aanzat als weleer, de lustigste en moedwilligste van allen , maar verstrooid. peinzend en soms wel eens , als beving hem eene diepe zwaarmoedigheid te midden van de luidruchtigste scherts.

Dat was niet natuurlijk; dat moest bovenal De Crécy in het oog vallen, die er zijne redenen voor had om hem scherp gade te slaan . . . Zou werkelijk de barones zich geene valsche inbeelding hebben gemaakt, en zou die schitterende gunsteling van den regent, die geliefkoosde cavalier, aangebeden door alle vrouwen, op zulk een einde denken, als het huwelijk met eene arme , doodarme vrouw, die noch rang. noch invloed had, en niet eenmaal van goede geboorte was ? Hij moest zekerheid hebben ; hij besprak i zich op dit punt met den abt Dubois, die afgericht was op de kunst van bespieding , en die vooral alle gunstelingen van Philips met valkenblik beloerde , en met zijne gehuurde aanbrengers liet omsingelen. En weldra hadden beide de zekerheid , dat de markies, na zijn eerste plicht-bezoek aan 't hotel Clairville , er den voet niet weêr had gezet; dat hij geene de minste verstandhouding had met de weduwe : dat hij niet meer aan haar dacht, dan om haar als ieder te beklagen , en dat zijne afwezendheid van 't Palais-Royal en zijne verstrooiing daarbinnen , veeleer veroorzaakt werden door zijne uitstappen naar Touraine , naar 't kasteel van Chanteloup.

Meer had Dubois niet noodig, om, bij de eerste gelegenheid de beste , den jongen man bij Philips te beschuldigen van samenspanning met Orsini, hoewel die in Italië leefde en in verbanning ; meer had de Vicomte niet noodig, om deze intrigue voort te weven en met gerustheid uit te voeren; de afwezendheid van d'Armentières begunstigde iedere onderneming op zijnen r.aam, en de afgescheidenheid van de wereld, waarin de barones bleef voortleven, waarborgde hem voor de ontdekking.

Zoo werd dan op eenen ochtend Athenaïs verblijd door een biljet van den markies d'Armentières , waarin hij haar bad om een onderhoud. Alleen had hij gewichtige redenen, om vooreerst het hotel Clairville te mijden , en moest dus zijne jonge vriendin bidden, hem eene samenkomst toe te staan op eene plaats. die hij opgaf. Zijne koets zoude haar op het aangewezen avonduur komen afhalen , en zoover was het er af, dat dit enkel een voorwendsel zoude zijn, om het geluk van haar bijzijn te genieten . dat hij, bij mogelijkheid van wantrouwen, zyne mede-deelingen zoude doen aan een' vriend of eene vriendin , die zij genoeg haar vertrouwen schonk, om in hare plaats te zenden. Nu kwam dit biljet der jonge vrouw toe , op een oogenblik, dat zij, door zorg en verdriet en ijdele hope afgetobt, op het ziekbed nederlag , en in de onmogelijkheid was, zelfs niet ter wille van haar levensgeluk , zich daarvan op te heffen. Hare spanning , hare verlegenheid, haar verdriet stegen met ieder uur en verergerden hare ongesteldheid. In den loop van dien dag kwam De Crécy haar zien , als hij meer deed; hij was zacht, deelnemend, zorgvol; en de barones merkte het op , hoe hij met diep en ernstig medelijden op haar zag.

»En zie, waar blijven dan nu die vrienden , waarvan gij zooveel goeds hebt verwacht?quot; vroeg hy op eens met een verdrietig hoofdschudden van ergernis , en alsof hij zich eenmaal lucht moest geven over zijnen onwil; »wie hunner toont zich nu? wie denkt er nu aan, iets voor u te doen? wie is met, bij en om u, dan de trouwe De Crécy, die altijd koel wordt teruggestooten bij de eerste kwade luim de beste ?quot;

In eene soort van zegepraal beani.woordde zij dit met de mededeeling van het belangwekkend schrijven van den markies, en tegelijk , als blijk van haar vertrouwen in hem , sprak zij van hare verlegenheid , hoe zich bij die samenkomst te laten vertegenwoordigen : want zelve gaan , was haar werkelijk onmogelijk geworden.

«Dit laatste ooksprak De Crécy met wichtigheid , »zoude ieder verstandig en welmeenend


-ocr page 386-

376

vriend u moeten afraden, totdat men eenigszins inzage had van de plannen van d'Armentières ; de jonge markies is een jong edelman , die.... dien ik een weinig ken .. . hernam hij , zich schijnbaar hervattende , «en van wien het mij vreemd dunkt , dat hij een ernstig en een verstandig plan zou hebben uitgedacht.quot;

»Maar toch niet eens zijne mededeeling te willen hooren !quot; viel de barones in.

«Dat zou onhoffelijk zijn en onstaatkundig,quot; hernam De Crécy, »want het is mogelijk , dat hij door zynen invloed en door zijne fortuin eenige gunstige wending 'in uw lot wil bewerken, en als hij oprecht vóór u is, vermag hij veel! zend dus een' uwer vrienden derwaarts quot;

De barones bleef eene wijle peinzend en verslagen ; daarop sprak zij tot De Crécy met eene mengeling van verwijt en aarzeling; want zij vreesde , dat hij haar verzoek zoude afslaan:

»Maar , mijn goede Vicomte, mijne vrienden! welke vrienden ? ik heb er geen een meer , dan.... dan.... gij zelf; en gij zelf. wat dunkt u ? gij kent den markies , gij zijt onpartijdig; gij zult helder zien in de oprechtheid van zijne bedoelingen; gij zult beoordeelen, of hetgeen hij voorstelt, uitvoerbaar en aannemelijk is . . . indien gij wil-det. .

»Wel, ik wil, mijne lieve barones !quot; antwoordde De Crécy opgeruimd, «waarom zoude ik mij niet opofferen om uwe wenschen en die van d'Armentières te voldoen? ik zelf ben te oud en te arm, om my in zijne plaats te stellen ; anders — anders geloof ik niet, dat ik d'Armentières toestond , eerder dan ik zelf, zijne fortuin aan uwe voeten te leggen.quot; En dus voortschertsende, bleef hij samen met de jonge weduwe, tot op het oogenblik, dat het rijtuig van den markies d'Armentières werd aangediend. De jonge vrouw dankte hem reeds vooruit, toen zij hem de hand reikte tot afscheid ; en De Crécy ging den markies zien in hare plaats. Wij moeten intusschen even zeggen , dat hij zelf die koets had ontboden, en dat er geen' markies te ontmoeten viel; en toch kwam de Vicomte terug met een voorstel, in den naam van d'Armentières, dat hij zoo edelmoedig prees; en zoo welberaden oordeelde, dat alleen zijne wijze van het aan te bevelen Athe-naïs zoude overreed hebben het aan te nemen , indien niet reeds hare ingenomenheid met d'Armentières en haar vertrouwen op dezen het hadden geraden. De markies, heette het, was verplicht eene langdurige reize te ondernemen; de regent had hem eene onderhandeling opgedragen in Italië, die met zulk eenen spoed moest geopend worden, dat hem nauwelijks tijd werd gelaten voor de noodigste schikkingen; het was dus niet mogelijk , in den gewonen vorm het hof te maken aan eene jonge vrouw , die hij lief had, en wier jeugd en schoonheid hem vreeze gaven voor mededingers , wier ontwerpen hij, de afwezende, niet zou kunnen voorkomen; daarom was het hem noodzakelijk, eenige verzekering te hebben van den goeden wil der aangebedene voor hem zei ven , zou hij met rust afreizen ; die hoop kon zij hem geven door zijne gastvrijheid aan te nemen. De barones (dat was bekend) moest haar hotel verlaten, nu reeds onbewoonbaar door de plundering der schuldeischers; zjjn lusthuisje te Auteuil stond ledig; zijne bedienden bleven er; het was geheel gemeubeld, gemakkelijk ingericht; een stil en rustig verblijf, ver genoeg van het gewoel der hoofdstad, om den tijd van haren weduwstaat voegzaam en onopgemerkt door te brengen; hij bood het haar aan, als aan eene zuster ; na zyne terugkomst zou zij beslissen, of ze meer voor hem wilde zijn ....

Het voorstel, wij erkennen het, had zijne vreemdheid; maar in dien tijd werden er nog vreemder voorstellen gedaan aan dames van hoo-geren rang en in minder wanhopigen toestand dan de arme Athenaïs ; en waar het zonderling klonk, het zondigde niet geheel tegen de vormen. De huisheer zou afwezend zijn .... Zulke verblijfjes, buiten of in eene der voorsteden, wisselden vaak van eigenaar; wie kon nagaan, of niet de intendant van den markies het had verhuurd ? wie had noodig te weten, dat alleen edelmoedige vriendschap de jonge dame huisvestte ? En daarna , bij Gaspard's terugkomst, als zij hare intrede deed in het hotel d'Armentières, aan de hand van haren gemaal. . .. dan voor het minst zou niemand het vreemd vinden, dat zij eene wijle gastvrijheid van hem had aangenomen in een onbewoond lusthuisje.

Zoo omtrent stelde De Crécy het der jonge weduwe voor, die met tranen van vreugde en van dankbaarheid uitriep, dat zij het aannam, en die hem belastte den markies van dit besluit kennis te geven. Toch voelde zij , een uur daar- | na, de noodzakelijkheid , om den markies het een en ander te zeggen , dat zij aan geen' derde ter overbrenging kon aanvertrouwen. Zij schreef hem . en zond dit biljet aan het hotel d'Armentières ; men antwoordde , dat de markies reeds vertrokken was , doch dat het biljet hem zoude worden toegezonden; zij verzweeg deze teleurstelling voor De Crécy, toen deze terugkwam met hetzelfde bericht van Gaspard's vertrek, alleen met eene hartelijke afscheidsgroete, en met de verzekering , dat de intendant van den markies zijne bevelen had voor hare ontvangst te Auteuil.

De nood drong; de barones haastte zich, voor hare grootsche huizinge de bevallige en verborgene schuilplaats in te nemen ; niets dan voorkomendheid en eerbied omringden haar daarvan de zijde der bedienden; niets dan gemak en weelde vond zij er als herinnering aan den meester ; niets verdachts trof haar , om haar uit hare argelooze ruste op te schrikken ; en niets ook gebeurde er in een veertiendaagsch verblijf, dat ook slechts hare bevreemding had kunnen wekken. Zelfs De Crécy had haar niet bezocht; eindelijk kwam hij ; hij had een schrijven ontvangen van den markies, welks inhoud hem tot haar voerde.

D'Armentières was met depêches naar Parijs


-ocr page 387-

DIANA.

377

teruggekeerd, en zou er slechts een' enkelen dag ! vertoeven, om de nieuwe bevelen van den regent te ontvangen; hij werd dien ganschen dag in het Palais-Royal gehouden door zijn' plicht, en eerst des avonds zou hij vrij zijn; zijne moeder ontving bezoek in het hotel d'Armentieres ; durfde hij hopen, de barones daar te zien, om haar aan deze voor te stellen ? Als altyd was zijn rijtuig tot hare dienst; en De Crécy zoude haar vergezellen en inleiden , daar hij zelf niet zeker was, over welk uur hij beschikken kon.

Het eenige , wat de barones in dit alles bevreemdde en verdroot, was, dat Gaspard zich weder niet aan haar zelve had gewend met zijn verzoek en met zyne verontschuldigingen, en vooral, dat er geene melding werd gemaakt van haar biljet , of daarop met een woord werd geantwoord ; dan zij bedacht zich, dat het hem niet kon zijn toegekomen door een verzuim der bedienden, en vond het te eerder noodig, zich mondeling met hem te verklaren. Zij beloofde dus De Crécy op het afgesproken uur gereed te zijn. In den loop van dien dag kwamen er cartons van modistes, sieraden van den juwelier, veeren en bloemen van den hofkapper , keurige kanten , handschoenen , en tot een fluweelen masker toe, met één woord, alles wat tot een kostbaar en bevallig avondtoilet noodig was , van de voornaamste leveranciers van Parijs. De jonge vrouw bloosde , terwijl zij meende te raden, wie de oplettendheid had, voor haar aan deze behoeften te denken, en zij bloosde niet minder van genoegen, by de gedachte, hoe zij, met dat alles gesierd, hare intrede zou doen in een' van die schitterende kringen , die zij onder zulke treurige omstandigheden had moeten vaarwel zeggen ; hoe zij daarbinnen zou treden , bijna als de verloofde van een' der beminnelijkste en aanzienlijkste edellieden van het nieuwe hof; en in hare opgetogenheid, en in haar verlangen , begon ze haar toilet een paar uren vroeger dan noodig was, en zag dus haar sierlijk en uitvoerig kapsel reeds voltooid onder de vlugge hand harer kamenier, toen, lang vóór het afgesproken uur , de markies d'Armentières voor haar stond.

Verwonderd , maar zeer verheugd, dat hij toch zelf kwam , en dat zij een onderhoud met hem konde hebben, voordat zij zich met hem in de i wereld vertoonde , ging zij met hem een klein bou-| doir binnen, dat aan haar cabinet de toilette j grensde.

Zij reikte hem de hand, terwijl zij een weinig ; bloosde; de markies nam die, zonder haar te ! kussen , en voerde haar met een' zekeren ern-: stigen eerbied naar eene sofa.

j Het gesprek , dat volgde, laat zich beter woordelijk teruggeven, dan vertellen.

»Mijn edelmoedige vriend!quot; begon Athenaïs met | eenige aandoening, ))het verheugt mij hartelijk, dat gij zelf komt, en zoo vroeg : ik kan u nu ' alles zeggen, wat mij behoefte is, en u alle die vragen doen , die mij zoo lang reeds op het hart i liggen, voordat wij onder die vreemden zijn.quot;

«Mijne waarde barones!quot; hernam Gaspard,

| ^toen ik hier heenging, was ik voorbereid op menige verrassing ; want ik wist, dat er tusschen ons een zonderling misverstand moest plaats hebben , maar dit inderdaad overtreft mijne voorstelling. Gij waart mij dus wachtende ?quot;

»Wel zeker, markies! alleen niet zoo vroeg; en zoo ik zeker was u dezen avond te zien, had ik toch niet de hoop u hier te zien, dat is waar.quot;

x»Het heeft mij ook moeite genoeg gekost, mevrouw ! om u hier uit te vinden ; en zonder mevrouw d'Argenton ... .quot;

»Moeite , om mij uit te vinden!quot; hernam de barones verbleekend; «maar, markies ! hoe kondt gij een oogenblik twijfelen, of ik wel hier zoude zyn , daar ik uwe ridderlijke gastvrijheid had aan-1 genomen ? Hoe kondt gij mij in staat achten, zonder eenige reden , zonder eenige kennisgeving, dit verblijf verlaten te hebben, op een oogenblik, dat de meester er van op het punt staat mij geheel in te wijden in het geheim zijner edelmoedigheid ?quot;

«Vooreerst, mevrouw! moet ik u zeggen, dat ik datgene, wat gij gelieft mijne edelmoedigheid te noemen , tot hiertoe slechts in eene allergeringste mate aan u heb kunnen toonen, hetgeen in-tusschen niets bederft voor het vervolg; ten tweede , barones! moet ik u zeggen , dat gij in zonderlinge verbijstering zijt op het punt mijner gastvrijheid — ik voor mij heb niemand gastvrijheid aan te bieden; want het hotel d'Armentières behoort aan mijne moeder — en in één woord , mevrouw! gij zult toch wel weten , dat gij hier woont in het petite-maison van den vi-comte De Crécy , of eigenlijk van zijnen meester ; want ik geloof niet, dat hij, geblaseerd voor alles behalve voor invloed en voor goud , er zulke artikelen van weelde op nahoudt.. . maar gij verbleekt, barones! ontstel u niet al te zeer, maak u niet te zeer verlegen — het is blijkbaar , dat men met u en met mij eenig ondeugend spel heeft willen spelen, maar het is nog niet gewonnen, nu ik hier ben, nu wij ons kunnen verklaren — en wees zeker, mevrouw! gij hebt aan mijne edelmoedigheid niet te vergeefs geloofd — ik hoop u te toonen, dat gij u niet geheel hebt vergist.quot; En zoo sprekende, nam hij de arme Athenaïs deelnemend bij de hand , en trachtte haar tot bedaren te brengen, want hare bleekheid had plaats gemaakt voor het levendigste rood van verontwaardiging en schaamte, en het zichtbare kloppen van haar hart, de vreeselijke zenuwtrillingen, die haar begonnen te schokken, bewezen , dat zij sprakeloos bleef onder het wicht i van ontzetting en smart! «Zóó bedrogen te zijn,quot; barstte zij eindelijk uit, «mijn God! De Crécy, die afschuwelijke De Crécy ! — of misschien zijt gij het zelf — wien moet ik gelooven , wien moet ik wantrouwen — alles warrelt mij voor de oo-gen , alls duizelt mij door het hoofd — ik weet i niet meer, waar ik valschheid moet vreezen of | waarheid zoeken — ik ben eene verlorene, eene ongelukkige. Om Godswil! markies! gij ziet mijn'

-ocr page 388-

378 DIANA.

toestand, misleid gij mij niet, zeg mij het hardste , dat ik te hooren heb, maar laat ik eindelijk welen ,quot; en onder deze hartstochtelijke uitboeze-mingen zou zij zich hebben neergeworpen aan de voeten van den markies , als deze het niet had verhinderd.

«Bovenal, mevrouw ! laat ons kalm zijn !quot; hernam deze, ))en laat ons elkander zoo spoedig mogelijk alle ophelderingen geven , die wij kunnen ; want het is niet zeker , dat wij ongestoord blijven. Gij zeidet, dat ik te vroeg kwam ; gij verwacht dus iemand , wie ook , die wellicht mijne rol speelt; gij dacht uit te gaan — kunt gij mij zeggen waarheen ?quot;

De barones zeide hem nu alles, en zoo bedaard als zij konde, onder de schokkende zekerheid, die haar gewerd, dat zij op het punt stond de prooi te worden van eene boosaardige list. «Maar, mijnheer de markies!quot; eindigde zij, »zoo gij nu niets van dit alles hebt medegeweten , hoe hebt gij dan wel den brief moeten opvatten, dien ik u geschreven heb , en die aan uw moeders hotel is bezorgd ? Ach, dat gij geantwoord hadt, ik ware dan nog te goeder ure ingelicht geweest.quot;

De markies had naar hare mededeelingen geluisterd , niet enkel met oplettende aandacht, maar zelfs met een zeker nadenken , als overwoog hij het gewicht van ieder harer verklaringen , en als verbond hij die in gedachten met hetgeen bij zelf wist of meende te raden. In het einde sprak hy :

»Juist die brief, lieve barones! maakt dat ik hier ben. Mijne afwezendheid, die De Crécy niet heeft uitgedacht, hoewel er de dienst van den regent niet mede in betrekking stond, — mijne afwezendheid alleen is oorzaak , dat ik dien eerst heden bij mijne tehuiskomst in handen kreeg! Ik verklaar u , dat ik den inhoud zoo vreemd vond, zoo geheel zonder samenhang met eenige voorafgaande overeenkomst tusschen ons; ik wist mij zoo zeker onvermogend , u van eenige werkelijke hulp te zijn in uwe treurige omstandigheden, dat ik mjj ook rein wist van eene zulke aanbie^ ding, waarop toch met zooveel dankbaarheid als fijne kieschheid gezinspeeld werd. Eene wijl geloofde ik aan verbijstering uwer geestvermogens , bij de overmaat van verdriet en onrust, in den laatsten tijd door u uitgestaan: bij nadere overdenking bleek het schrijven te klaar, te verstandig , en — verschoon mij de ongepastheid van een compliment op dit oogenblik — te élégant van stijl. om niet zoo iets vreeselijks terstond te weerspreken. Men had u misleid, dit werd mij toen zekerheid : men had daarbij mijnen naam gebruikt, en het was mijn plicht, u terstond uit de dwaling te helpen. Ik ijlde naar het hotel; ik vond het bewoond door vreemde lieden , die hunne voorgangster niet eens bij name kenden ; ik vroeg naar u rond bij de vrienden , die ik vroeger had ontmoet; men wist niets van u ; men onderstelde , dat gij naar de provincie waart vertrokken. Het toeval voerde mij in den hofkring: ik had een bezoek af te leggen bjj mevrouw d'Argenton : zij ontving mij met eene ijskoude hoogheid, die ik niet van haar gewoon was. Gij moet weten, dat de policie van mevrouw d'Argenton voor het minst even goed bediend wordt als die van den regent, en door denzelfden persoon , den abt Dubois, hare dme damnée. Ik had niet veel moeite , haar er toe te brengen, zich te verklaren over de reden van mijne ongenade. Nadat ik de eerste gskorst door hofte-lijkheid had gebroken , viel zij spoedig uit in een' stroom van klachten en verwjjtingen , alle even onverdiend , mevrouw! als uwe lofspraak van daar even. Zij wist met zekerheid, dat ik genoemd werd in eene intrigue, waarbij men haar eene mededingster zoude geven in de gunst van den regent, en toen ik van mijne onschuld de plech-tigste verzekeringen deed , zeide zij mg , dat zg te wel onderricht was, om nog langer bedrogen te kunnen worden ; dat zij wist, hoe dezen avond het petit souper in het Palais-Royal bestemd was tot de zegepraal van die mededingster. — Maar, mevrouw! ik dien dan toch den naam te kennen van haar , met wie ik eene zulke ligue heet te hebben aangegaan, hernam ik lachende. — O! ik kan u doen blozen, was haar antwoord; ik heb slechts het petile m ais on van De Crécy te noemen , waar gij haar verbergt. . . vervolgde zij bitter. — Maar wie verberg ik dan toch ? riep ik uit, want ik begon ongeduldig te worden. — De barones Athenaïs De Clairville! antwoordde zy heftig. en ik spare u , mevrouw! wat zij er voor onverdiende hardheden bijvoegde; want in het eind, men moet haar vergeven, zij werd gedreigd in het hart getroffen te worden. Toen, mijne lieve barones! begon ik de intrigue van De Crécy nevelachtig te onderscheiden ; maar om er recht helder in te zien, had ik u noodig, en bovenal hadt gij noodig, dat men u met den meesten spoed van uit het fijne net hielp ontwikkelen , waarin men u zoo argeloos had verstrikt; ik deelde mevrouw d'Argenton alles mede, wat ik uit den brief giste , en met hare voorkennis ben ik hier ; zij belooft u bescherming en zij wil uwe beleedigers straffen ; want zij houdt zich na overtuigd , als ik zelf, dat gij niet de hand zult reiken aan De Créc3T,s afschuwelijk bondgenootschap.quot;

»0 ! veeleer de dood Iquot; riep de arme jonge vrouw met ongeveinsde verontwaardiging. »0 ! nu begrijp ik alles; in plaats van mij voor te stellen aan uwe moeder in het hotel d'Armentières, had men mij heengevoerd naar het Palais-Eoyal, wer-waarts De Crécy wist, dat ik hem nooit vrijwillig en met voorkennis zou gevolgd zijn!quot;

«Om geheele zekerheid te hebben van zijn ontwerp , en om het te beter te doen mislukken, barones ! moet gij mijnen raad volgen.quot;

«Naar geen anderen zal ik hooren , dit beloof ik u !quot; sprak zij met tranen in de groote zwarte oogen.

• ))Nu dan, wacht den vicomte af, alsof gij zijne plannen niet hadt ontdekt en verschoon u van hem te volgen onder eenig voorwendsel, eene


-ocr page 389-

DIANA.

379

migraine of zoo iets, als de dames altijd bij de hand hebben; hij zal dringend worden en u bidden toch te gaan, en als gij ondanks dat dringen met vastheid blijft weigeren, zult gij , uit zijne angst en onrust, reeds de ge-heele waarheid voor u zien; want de regent is hoogst ongeduldig, als hij teleurgesteld wordt in vermaken; een gast, die eene minuut te laat komt, doet hem stampvoeten, en een, die wegblijft, vooral als het eene dame is, brengt hem voor een' ganschen avond uit zijne luim , en niet zelden wreekt hij zijne teleurstelling op hem, die haar komt aankondigen; zoo hij u niet met zich brengt, kan De Crécy byna zeker zijn van zijne ongenade , en als mevrouw d'Argenton ons helpt, zal hij voor goed verloren zijn , dat hij aan u en aan vele andere heeft verdiend.quot;

»Maar zoo hij mij durfde dwingen, zoo hij geweld . . ..quot;

»Meent gij dan, mijne arme vriendin ! dat ik n in zijne macht zonde laten, zonder voorzorgen te nemen ? Neen, Mevrouw! men heeft mijn' naam gebruikt om u te misleiden , en gij hebt niet opgehouden aan mij te gelooven; ik zal uw vertrouwen rechtvaardigen; en wat het mij ook kosten moge, juist dezer dagen mij te verwikkelen in eene intrigue van deze soort, en waar het eene zoo bevallige vrouw geldt als gy zelve — toch zal ik niet rusten , voordat ik u uit dien doolhof der ondeugd gered heb, en in eenige veilige schuilplaats heb gebracht ; voor het oogenblik intusschen is het noodig, dat De Crécy niet weet, welke hand zich bemoeit zijn spinneweb te verbreken. Spreek , barones ! wanneer wacht gij den vicomte ?quot;

»Tegen tien ure ! '

«Juist! gij zoudt dan daar komen op het oogenblik , dat de speeltafels worden weggenomen en dat het souper uit den grond oprijst!quot;

))En zou ik u werkelijk daar hebben ontmoet, of was dat ook eene misleiding ?quot;

«Neen! ik was er genoodigd door den regent zeiven, die alleen van mijne terugkomst weten kon ; en ik zou er gekomen zijn om ... om te bre-I ken, nu vind ik daartoe wel eene andere aan-I leiding.quot;

»Hoe, markies! gij wenscht u eene ongenade, waar alle de anderen, ten koste van alles, gunst zoeken ?quot;

»Ja , barones , zoo is het! en de reden daarvan vertel ik u wel eens nader. Nu is ons plan van verdediging vastgesteld. Daar De Crécy eerst tegen tien ure komt, heb ik den tijd, mevrouw d'Argenton kennis te geven van alles , en hare medewerking in te roepen; zonder twijfel zal zij mij eenige harer vertrouwdste bedienden afstaan , en eene koets zonder wapen; dit alles wacht bns op eenigen afstand van dit lusthuisje ; want het is te onderstellen, dat de bedienden hier dines vendues zijn van De Crécy , en dus in deze oogenblikken geen onbekend rijtuig zullen toestaan te naderen. Ik zelf kom gemaskerd terug en zal onder een of ander voorwendsel tot

u doordringen , voordat De Crécy hier kan zijn ; ik moet u dan lastig vallen om eene schuilplaats, vanwaar ik, zonder gezien te worden , kan opmerken wat er voorvalt, of ten minste onder het bereik zijn van uwe stem als gij mij noodig hebt... wij kannen dan altijd handelen naar de wending, die uw onderhoud met den vicomte zal nemen , en in de zekerheid, u niet zonder bescherming te voelen, zult gij moedig zijn en licht zelve dien listigen en trouweloozen intrigant op de vlucht drijven.quot;

Na deze afspraak nam de markies zijn afscheid van de barones; en welhaast zag deze zyne vooronderstellingen pant voor punt bewaarheid ; zonder dat De Crécy kennis droeg van Gaspard s samentreffen met mevrouw d'Argenton , hadden gedienstige vrienden hem toch ingefluisterd, dat deze een' wenk had gekregen van de mijn, die hij tegen haar had aangelegd. Overtuigd, dat zij geene lijdzame toeschouwster zoude zijn van deze poging, en hare machtige tusschenkomst ^ reezende , was hij reeds met den meesten spoed naar Auteuil heengereden , om zich vooruit van de barones te verzekeren. Hij vond haar in de stemming , die d'Armentières haar had aangeraden , alleen wat minder moedig; want de markies was nog niet gekomen , en zij vreesde eene gewelddadige schaking; maar de vicomte sloeg een' anderen weg in. Toen zij hem met vastheid had verklaard, dat zij niet naar het hótel d'Armentières zoude gaan, voordat de markies zelf kwam om er haar binnen te leiden, toen hij zag, dat dit besluit onwrikbaar was en dat zij hem wantrouwde, veranderde hij op eens den toon der trouwe vriendschap , die smeekte, in dien van de spottende ironie, die een slachtoffer beschimpt, dat reeds gevallen is. «Mevrouw!quot; sprak hij ; «gij zoudt dan waarlijk al te lang wachten ; want deze markies , op wien gij steunt, is aan deze geheele zaak vreemd; hy is niet eenmaal in Frankrijk , en gij kunt dus den steun niet inroepen van dien Paladin, die voor het overige niet aan u denkt.quot; Gelukkig was de barones nu reeds op deze vreeselijke verrassing voorbereid , en wist zij , hoeveel hierin waarheid was; anders had zeker de verfoeielijke bedrieger zijn doel nog bereikt door den schrik en de verslagenheid, waarin hij zijn offer meende te bedwelmen; nu hij zag, hoe zij, zonder heftige beweging, hem koel en onverschillig aanhoorde, begon hy den draad van haar karakter te verliezen , en, met minder zekerheid eener overwinning , haar het tafereel te ontrollen van zijn bedrog en van den toestand , waarin hij haar gebracht had, hopende, dat zij , zich zoo dicht bij den afgrond ziende, duizelen zoude, vooral omdat zij zonder hulp was in zijne macht, en niet meer achterwaarts konde.

«Gij wilt mij niet volgen, mevrouw!quot; sprak hij, de armen over elkander kruisende , terwijl hij voor haar ging staan, «dat is uwe zaak; gij begrijpt toch wel, dat ik u niet naar een feest zal slepen , zooals De Villars de Hugenooten naar


-ocr page 390-

DIANA.

380

de mis! maar overweeg zelve , wat ik u zeggen ga, en gij zult verstandig worden. Gij wilt u niet door mij laten heenleiden naar liet paleis van een groot vorst, die tevens een beminnelijk mensch is , die een feest heeft aangelegd ter uwer ontvangst; omdat, zooals gij zegt, uwe eer daarbij in gevaar raakt; maar, mijne allerliefste ! geeft het u dan zooveel meer eer, de minnares van den vicomte De Crécy te heeten, dan de minnares van den regent te zijn ? en voor het eerste , mijne lieve mevrouw ! gaat gij door in de wereld , en al roept gij duizend getuigen voor uwe onschuld bijeen , gij zult nooit kunnen onwaar maken ? dat gij veertien dagen lang in mijn lusthuisje te Auteuil hebt doorgebracht. In uwe verontwaardiging zegt gij, dat gij het verlaten gaat nu op ditzelfde oogenblik; welnu, mevrouw! de deuren staan u open; ik maak geene Bastille van mijn huis : gij kunt vertrekken als gij wilt 5 alleen laat ik u in overweging geven, dat gij zonder eenige hulpmiddelen zijt, dat gij geene vrienden hebt, dat allerlei soort van verdenking op u rust, die iedere gastvrije deur voor u zal sluiten. Gij zijt hulpeloozer dan het verlaten kind; want voor dit vindt men nog een gesticht; gij zijt meer reddeloos verlegen dan de armste grisette; want gij zijt eene barones en gij weet te werken noch te leven als de grisette. Gij ziet, mevrouw! het was wat onvoorzichtig, mij eens te volgen; zoo gij geen plan hadt, mij altijd te volgen, gij ziet, mevrouw ! uwe schepen zijn verbrand; gij moet voorwaarts naar eene overwinning, of gij moet omkomen in de golven ! Daarom , geloof mij , volg mij tot de zegepraal ; gij zult er u wel by bevinden en gij zult er mij later voor danken!quot;

))Ik kies liever de Seine, dan een half uur in uw bijzijn!quot; riep de barones met vuur, en terwijl zij hare oogen ten hemel sloeg, voegde zij er bij in vastheid en vertrouwen: «maar zoo ver is het nog niet gegaan ; zoo ver zal het niet komen : er is in den Hemel een God, die waakt over de onschuld!quot;

dAIs gij zoo voortgaat, barones ! begint het j mij bang te worden ; gij zoudt wel haast den gan-I schen Olymp naar beneden roepen, en dat alleen, omdat gij wederstand biedt aan den eenigen, be-minnelijken god, aan wiens bestaan men met fatsoen kan gelooven : dien der liefde, of,quot; vervolgde hij, en op eenmaal scheen hem iets helder te worden ; want hij sprak bij zich zeiven : »Die vastheid , dat vertrouwen, — ja, dat is — of — mijne schoone barones weet zich door dezen beschermd , en dan zeker — dan heb ik niets meer te zeggen.quot;

»Ik weet mij beschermd door den Heiligen God, j die regeert!'' sprak zij met een' ernst en een ver-| trouwen, als voorheen nooit in hare duistere ziel j hadden geleefd ; zij voelde dien man en zich zelve werkelijk in de hand van God, en zij rilde van zijne roekelooze heiligschennis, zij, die vroeger dergelijke profanies had aangehoord met een achteloos oor; ))en zie , daar hoor ik den beschermer

naderen , dien Hij mij toezond,quot; riep zij nu zegepralend , en opstaande, vloog zij naar de deur en opende die wild en wijd , om d'Armentières door te laten ; maar d'Armentières was gemaskerd en onherkenbaar vermomd.

)gt;Ah, zoo! ik begrijp het; eene ontrouw aan den kleinen markies!quot; riep De Crécy glimlachende ; »dat zal dan die edelman zijn, die reeds hier i was en die naar mij heeft gevraagd , zeker ook i niet om mij te vinden.quot; Eene snelle berekening | ging onder dit spreken den sluwen vicomte door , het hoofd : d'Armentières was niet in Parijs ; van zijnentwege kwam die man dus niet — dat was de hand van mevrouw d'Argenton, en daar viel niet veel strijdens tegen, vooral nu de barones 1 aan de zijde van den vijand stond; een terugtre- | den en dienen van haar oogmerk kon hem | licht nu nog weer herstellen in de gunst van de beleedigde minnares van den regent; alles , wat hij nu niet deed tegen haar , kon hij nog eenmaal laten gelden als gedaan voor haar; | en bij den regent.... bij den regent kon hij | zich verontschuldigen met den onwil der barones. Na die overweging was zijn besluit gereed , en toetredende naar de barones , die zich aan den arm van den onbekende vastklemde, zei- j de hij haar : «Mevrouw! ik vraag langer niets | van u; ik zie, dat uwe keuze gedaan is ; noch ik, noch mijn meester zijn zoo slecht opgevoed en zoo onhoffelijk , om de genegenheid eener dame te dwingen ; alleen zoudt gij mij verplichten, mijn lusthuisje niet altijd te kiezen als het oord uwer samenkomst, want ik heb geen lust mij het ongenoegen van den markies d'Armentières op den hals te halen !quot;

Zonder zijn zwijgen te verbreken, bood de gemaskerde aan de barones den arm, om haar voort te leiden; maar nauwelijks kon hij zich onthouden luide te zeggen wat hij in zijn hart sprak: »dat zult gij toch niet ontkomen, wees daar zeker van.quot; Meteen leidde hij nu zijne gezellin naar j het rijtuig, steeg er zelf by haar in , en in vollen draf ging het voort naar het hotel van mevrouw d'Argenton ; die dame wachtte hen op in onrust en twijfel; zij ontving d'Armentières met eene levendige uitdrukking van dankbaarheid en ! de jonge barones met veel goedheid; zij beloof- i de aan de laatste den val van De Crécy, dat eigenlijk eene belofte was aan zich zelve ; en om quot;naar te volbrengen , bleef ook zij voor dien avond terug van het Palais-Royal, ten einde zeker te zijn. dat Philips Van Orleans, bij het gemis van haar geestig gezelschap , te eerder zjjne verveling zou wreken op hem , die hem niets had aan te bieden dan eene teleurstelling! en wat er aan den toorn van den zwakken vorst mocht ontbreken , stelde zij zich voor, den volgenden dag aan te vullen, als zij hem de geheele intrigue, tegen haar gesmeed, zoude blootleggen, en als onderpand der verzoening , de verwijdering zoude eischen van den laag-hartigen hoveling.

De drie personen konden toch dien avond niet te zamen doorbrengen; ieder van hen voel-


-ocr page 391-

381

de dat: ieder van hen was verlegen met zijne houding. De vernuftige mevrouw d'Argenton zag als een verpersoonlijkt verwijt vóór zich in de jonge vrouw , die zich liever aan de grootste verlatenheid prijs gaf en aan alle ontberingen der armoede , dan de blinkende schande aan te nemen van eene stelling, die zij zelve uit vrijen wil had gekozen en nu met alle macht trachtte vast te houden. Maar die arme jonge vrouw zelve had te blozen — al was het meer de blos der naïve schaamte dan die der schande — voor den man , dien zij door hare handelingen , door hare woorden, door haar schrijven zelfs, had laten inzien in het geheim van haar hart, waarnaar hij niet eens had gevraagd , en dat hij , nu hij het kende , met stilzwijgen had beantwoord, een bewijs, dat het weinig merkwaardigs had voor hem ; en nu tot ruste gekomen van die ruwe schokken, kon zij het indenken, wat zij in de bedwelming van den eersten schrik niot eens had ingezien , hoe ij del en hoe cn voorzichtig eene hersenschim zij had gevoed, en welk een beschamend ledig deze haar nu overliet bij die plotselinge verstoring. De markies zelf zat ook niet op rozen tusschen die twee vreemdsoortige vrouwen. Het hart vervuld met het liefelijke en reine beeld van Diana , wat zou hij der barones zeggen ? wat zou hij haar zeggen vooral in de tegenwoordigheid van mevrouw d'Argenton, voor wier ooren Diana's naam uit te spreken hem heiligschennis scheen ? hoewel hij , na alles, wat hij wist dat zij van hem hoopte , Athenaïs de volle waarheid van zijne eigene uitzichten meende schuldig te zijn. Hij prees zich gelukkig, dat hij onder een voorwendsel de plaats konde ruimen, en Athenaïs toonde zulk eene vermoeidheid, dat hare gastvrouw zonder onbeleefdheid haar het voorstel konde doen, zich ter rust te begeven, dat met eene vreugde werd aangenomen , die men zich kan begrijpen. Mevrouw d'Argenton, die wist , dat Dubois den volgenden ochtend eerder den regent zoude zien , dan zij zelve , en tegelijk hoeveel er bij dezen afhing van een' eersten indruk , deed den abt bij zich komen, gaf hem kennis van het ontdekte verraad van De Crécy, en hoe d'Armentières bij deze gelegenheid hare gunst had gewonnen , hetgeen niet belette, dat hij door hetzelfde middel die van zijn' meester kon verloren hebben. Zij bad hem, de deelneming van den markies aan het gebeurde op de gunstigste wijze voor te stellen en in ieder geval eene verzoening te bewerken, dat hem niet moeie-lijk moest zijn bij zijne diepe kennis van het karakter des hertogs, en bij de gemakkelijkheid, waarmede hij hem leidde. Dubois beloofde alles , en. ... wij hebben gezien , op welke wijze hij zijne belofte vervulde; 'd'Armentières had hem reeds lang in den weg gestaan, en hij gebruikte zijne volmacht en het aanvertrouwde geheim, om voor zich zei ven eene gunst te koopen e» d'Armentières tot zijn' meester in eene verhouding te brengen, waaruit voortaan niets dan wantrouwen en onwil konde voortkomen. Wij weten , hoe goed hij slaagde, hoe hij zelfs meer won, dan hij zich in het eerst had durven voorstellen : maar wij weten ook, dat hij onwillekeurig den jongen edelman in de hand werkte, die niets zoo hartelijk wenschte , dan eene luid-klinkende ongenade en de vrijheid uit de glinsterende boeien van het Palais-Royal. De Crécy, die wel eene hevige stormvlaag van zijns meesters toorn had moeten doorstaan , doch als het rietje zeer laag gebogen hrd en niet gebroken was , had nu den moed en de vermetelheid , om zijne opwachting te gaan maken aan de zegevierende partij. Hij durfde zich eene verdienste maken bij mevrouw d'Argenton van alles wat er met tegen haar was geschied, en dreef de onbeschaamdheid zoo verre, van met haar over eenen vasten vrede te komen onderhandelen. In hare verontwaardiging vergat die vrouw, die anders zoo behendig was, geheel hare voorzichtigheid. Zij vertrad hem onder hare verwijtingen, zy trachtte hem te verpletteren onder hare bedreigingen, en ging bij dat alles zoover, dat zij van d'Armentières gewaagde en van het aandeel, dat zij zelve had aangenomen aan het mislukken van zyne samenspanning.

De vicomte had niet meer noodig, om haar schielijk te verlaten met eene hoffelijke buiging en met een1 glimlach op de lippen , maar met eene woede in het hart, die hij lucht gaf bij den regent, wiens kwade luim hij eerst prikkelde tot den hoogsten toorn , om hem daarna te vleien met de hoop op het hervinden van een goed, dat de vorst nog niet zoo driftig had begeerd , als juist op dat oogenblik.

«Mevrouw d'Argenton weet.. was het woord van De Créc3r, ^het zou mij zelfs niet verwonderen indien zy zelve de barones hield verborgen.quot;

In die zelfde vlaag van woede ijlt de regent incognito naar 't hotel Argenton, gaat er binnen door een' geheimen weg, dien hy meer gebruikte , en staat vóór haar op een oogenblik, dat-hij het minst werd verwacht. Weinig scheelde het zelfs, of hij had de barones met baar te zamen gevonden , en de verschrikte dame , die gemeend had de rol eener pruilende en verontwaardigde minnares te spelen tegenover een' zwakken minnaar, zag zich in de meer ongunstige houding gebracht van eene onderdane, die eene moeielijke rekenschap had af te leggen aan een vertoornd vorst.

Door welke kunstgrepen zij het dus wendde , dat de vorst ten laatsten aftrok als een half verzoend vriend, zonder dat zij zijne begeerte had voldaan , is haar geheim ; maar zy was intusschen niet zeer gerust gesteld; want hij verliet haar met de verzekering , dat hij geheel Parijs onderst boven zou keeren, liever dan over de plotselinge verdwijning van een' van des konings onderdanen geene opheldering te erlangen. Men ziet het, de regent nam het welzijn van't koninkrijk ter harte; vorsten hebben soms verhevene oogen-blikken van zorg voor hun goed volk !

In haar huis kon Athenaïs niet blijven, dit be-


-ocr page 392-

DIANA.

greep mevrouw d'Argent on ; de argwaan van den hertog zou haar geen oogenblik onbespied laten, en hij zelf kende er al de geheimste schuilhoeken vnn. En toch had de arme jonge weduwe geene andere schuilplaats in Parijs, en geen ander toevluchtsoord daarbuiten.....Tn hare verlegenheid

laat mevrouw d'Argenton hare reiskoets voorkomen , maakt de barones in haast met het nieuwe gevaar bekend , geeft haar een elegant ca-valiers-costuum uit hare eigene fiardcrobe, laat tevens een' reiskoffer pakken met het noodige voor een vrouwentoilet, en vergezelt haar, zelve ook vermomd , naar het hotel d'Armentières. De jonge edelman was er nog; hij had afscheid genomen van zijne moeder, en dacht met een' zijner vrienden naar Touraine heen te reizen. Mevrouw d'Argenton vertelde hem hare ondervindingen van dien ochtend, bad hem haar behulpzaam te zijn in de verwijdering der barones, sprak hem van het onmenschelijke , om deze in zulken druk te verlaten, nadat hij haar ten halve had gered, en dreef door, dat hij de jonge weduwe in deze vermomming met zich nemen zoude naar Touraine, en daar voor haar eene verborgene wijkplaats uitvinden. D'Armentières kon niet anders dan toestemmen, stapte in de koets, die zij hem afstond , omdat die eerder dan zijne eigene gewaarborgd was tegen de vervolging van Dubois, zoo deze daarop plan had , en nam in vollen galop den tocht aan naar Touraine , niet zonder innerlijke onrust, welke ontvangst hem op Chanteloup te wachten stond in zulk gezelschap, en hoe hij den achterdochtigen d'Aubigny op het punt van deze ridderdienst zoude tevreden stellen, en hoe hij hem zoude doen gelooven aan de waarheid , die hij had mede te deelen Wij weten , hoe hij daarenboven den tegenspoed had , den heer des huizes niet te huis te vinden: hoe zijne voorzichtigheid hem in dat afwezen zijne eigene verwijdering ried , en hoe deze juist de aanleiding werd tot verwarringen zonder eind, tot zware verdenkingen tegen hem zeiven , en van een onheil , dat de vreeselijkste gevolgen had kunnen hebben , en waarvan de uitkomst op dit zelfde oogenblik reeds eene zeer noodlottige bleek.

Zie hier, welke mededeelingen de barones had te doen aan haren gastheer ; maar men begrijpt nu zelve, dat zij een onoverkomelijk opzien had om daarmede een begin te maken, en dat ze bekentenissen inhielden, die niet gemakkelijk waren te doen door eene schroomvallige vrouw aan een' strengen vreemden man gt; en vooral niet gemakkelijk voor Athenaïs De Clairville aan den Sieur Frangois, na hetgeen er in den laatsten tijd in het hart der eerste was omgegaan.

De langdurige tocht in de gezellige reiskoets had den markies gelegenheid gegeven, niet enkel om de barones in te lichten van hetgeen boven is verteld , en van haar alles te hooren wat hij nog weten moest, maar ook om haar geheel zijn vertrouwen te schenken. Zooals hij deze vrouw nu had leeren kennen, vond hij haar waard een' blik te slaan op den verholen schat zijner liefde en op het beminnelijk voorwerp er van, overtuigd , dat hij hier zoude begrepen worden , en dat geen ongeloovige glimlach zijn gevoel zoude beleedigen of geen lichtzinnige spot dat zoude ontheiligen. En werkelijk werd hij verstaan, en zoo goed , dat de barones hem zelfs dankte in haar hart voor de wijze . waarop hij die mededeeling had ingeleid , alleen alsof zij eene behoefte was voor hem , en niet ook tegelijk eene noodzakelijke opheldering aan haar zelve ; en de rol van vertrouwde , die zij op zich nam met de gemakkelijkheid en de, fijnheid eener vrouw van de wereld, en met eene kracht van geest, die zij vroeger nooit in zich had gekend , was haar te gelijk van goede hulp, om in haar hart de laatste sporen uit te wisschen van die hersenschim , waarmede het zich eene wijle had opgevuld. In waarheid, zoo haast zij er zich toe gezet had , om in den markies niets te zien, dan den vriend en beschermer van 't oogenblik , zag zij hem anders dan voorheen , wel niet met minder dankbaarheid, maar met meer kalmte , meer ontnuchterd ; zij zag duidelijk, hoe zij zich zelve had misleid, toen zij zich liefde toedichtte voor dien man, in de vooronderstelling, dat hij aangevangen had haar de zijne te wijden. Zij was gelukkig met die ontdekking; want in 't eind, hoe edel ook de handelingen van den markies tegenover haar waren , hij was toch een man van den stand en van de soort als haar eerste echtgenoot, dacht zij verder ; hij was toch een lid van den kring, waarin de Crecy's voorzaten! En zij begreep, hoe moeielijk een zulke aan de eischen zou beantwoorden, die zij voortaan had te doen aan den man, met wien zij een' nieuwen band zoude aangaan. In haar ongeluk, bij de laatste teleurstellingen , bij de laatste schokken , had zich haar karakter ontwikkeld , hare geestkracht gevormd, : was haar verstand gerijpt en haar oordeel verhelderd : zij voelde voor het eerst, dat er by hare opvoeding iets in haar verwaarloosd was, hetgeen ' door haar ongelijksoortig huwelijk niet was aangevuld geworden: dat zij wat anders zoude geweest zijn en wat beters, dan eene elegante modepop, alleen geschikt om in zekere kringen vol blinkende ondeugd rond te dartelen, tot meerdere vreugd van lederen oppervlakkigen muscaclin, die er uitspanning zocht; zij voelde, dat zij een hart had, dat niet voldaan was met eene bevallige buiging en met een' nagebootsten hartstocht; maar zij voelde tegelijk, dat zij leiding noodig had en vorming van hoofd en hart, zoude het een het ander niet in verwarring brengen ; en had zij eene wijle geloofd , in den markies zulk een' gids gevonden te hebben , zij zag het nu beter , en zij dacht er te ernstiger over na, om zich niet weer te vergissen : maar de behoefte bleef.

Daar trad nu op eenmaal Francois d'Aubhny l voor haar; zeker in die houding , die haar het minst beminnelijk moest schijnen en het meest van hem terugschrikken; maar toch genoeg zich zelf, om haar in hem te doen zien den belang-; wekkenden man , vol diep gevoel, maar ook van


-ocr page 393-

DIANA.

388

oordeel , van beraden verstand , van vasten blik, van zelfstandig karakter; den man , die niet onder eene plichtpleging een' plicht zou vergeten ; die niet met een' handkus eene booze handeling zou trachten goed te maken ; den man van oprechtheid , die niet onder vleierij een verraad zou verberger , maar des nooda eene harde waarheid met hardheid zoude zeggen, veel liever dan den schijn te geven, dat hij vrede had met het kwade. En zulk een man moest indruk maken op eene vrouw als deze. Zijne stroefheid en zijne somberheid beide schenen haar aan te i trekken , zij wist zelve niet waarom , misschien | wel omdat zij ze als nevelen beschouwde , die , ; eenmaal opgetrokken, heldere zonnestralen vol I licht en warmte zouden te zien geven : alle andere | mannen, die zij gekend had. hadden haar gevleid en bedrogen , hadden haar het doorgaand eentonig referein toegezongen van hulde en eerbied , aan het schoone geslacht verschuldigd, en hidden in de vormen het ook nooit anders getoond, dan dat zij en hare medezusters beheerscheressen waren der aarde , — alleen die beheerscheressen waren enkel daar , om haren slaven voor eene wijle de verveling te verdrijven , en dan vergeten te worden of beschimpt. Frangois d'Aübigny deed haar begrijpen , dat er mannen waren, die niet de knie bogen , maar die den arm boden om te steunen ; die , in plaats van telkens het «onderdanige dienaar in den mond te hebben, onderwerping eischten van de zwakkere, maar daarentegen ook, nevens hunne bescherming, eene achting verleenden, die zich gelijk bleef, die zelfs de bewondering voor jeugd en schoonheid overleefde, als deze hadden uitgebloeid, en die niet afhankelijk was van schitterende oogen en paarlwittc tanden. En hoe vreemd ook de verhouding was , waarin zulk een man voor 't eerst tot haar kwam ; hoe pijnlijk zelfs hare houding werd tegenover hem, ondanks, misschien zelfs wel (het vrouwelijk hart heeft zulke vreemde toegangen) om die zelfde oorzaak , was hij haar reeds terstond niet meer een onverschillige ; voelde zij den indruk . dien hij op haar gemaakt had , da-i gelijks in kracht toenemen ; voelde zij, dat het iets I werd , wat zij wel zelve nog niet als hartstocht had onderkend , maar dat toch sterker was dan alles , wat haar overmeesterde ; dat haar niet meer de vrijheid liet te vluchten, toen haar fijn gevoel haar in sommige oogenblikken de vlucht ried, en dat het haar bovenal onmogelijk maakte, aan dien man , juist aan hem , de bekentenissen te doen , die wij hebben aangeduid, zelfs al moesten zij haar zuiveren van de zwaarste verdenking Er was dus wel de prikkel van den scherpsten nooddwang noodig , eer zij er toe besloot; toen zij zich met-moed had gewapend, liet zy d'Aübigny verzoeken haar te komen zien.

De Sieur Francis voldeed niet terstond aan dit j verzoek. Hij had een zeer geldig oponthoud. Een ijlbode uit Rome was op Chanteloup aangekomen i met een' gewichtigen last aan den heer des hui-| zes ; hij bracht een' brief van de prinses Orsini,

1 waarop hij een antwoord wachtte, dat met de meeste haast diende te worden overgebracht. Die brief bevatte eene copij van haar testament, en tegelijk de eenige voorwaarde , die zij stelde op alle schitterende uitzichten, welke het voor Fran-gois d'Aübigny en zijne dochter opende. De prinses had sinds lang den dood vooruitgezien ; nu geloofde zy zich stervende, en nog was de poli- i tiek der vroegere Cam er era-Major niet in haar uitgestorven ; nog was de ijdelheid der hertogin De Bracciano niet dood in haar hart! Nog na haar verscheiden wilde zij heerschen. wilde zij eene misleiding doen voortduren , die zij altijd had gepleegd ten koste van hare eer ; en eene dwaling, waarin zij de wereld nog altijd zag verkeeren, wilde zij nu maken tot eene onveranderlijke waarheid ! Zij had eene bede aan Francois met al het gezag eener stervende aangedrongen, aan de vervulling waarvan zij tegelijk Diana's toekomst verbond ; eene bede, die Francis plotseling als terugwierp in den gloed zijner eerste jeugd, en hem verplaatste te midden van zijn pijnlijkst lijden ; waarvan hij niet begreep, hoe hij haar zou vervullen, en toch voelde, dat hij haar niet mocht weigeren; eene bede . die .... waarvan wij de gevolgen zullen zien.

In dit weefsel van nooddwang , waarin de prinses Orsini Frangois d'Aübigny nog weer op eens zoo verwikkelde , onder dien eisch van een snel besluit, spartelde hij wanhopig rond als een' visch, gevangen in een fijn zijden net. Hij kon de billijkheid niet ontkennen van den spoed, dien men afvergde ; was het niet eene stervende, wier rustige doodsure gezegd werd af te hangen van de zekerheid zijner toestemming ? En toch , hij had liever maanden van beraad gewild voor dagen ; hij zoude een jaar voor zich gewenscht hebben, : om tot zich zeiven te komen , eer hij den stap deed, dien men van hem eischte, — en men vergunde hem slechts uren.

In 't eind, na een' zichtbaren zielsstrijd , nam hij een blad papier , schreef haastig eenige regels neer, en sprak bij zich zei ven: »Wat zegt mij ook ééne vernedering meer , één last meer , het laatste offer voor mijn kind , en het voltooit ze allen Iquot;

En eerst na die taak volbracht te hebben, blijkbaar eene zeer zware, gaf hij gehoor aan den wensch der barones. De arme Athenaïs had deze aarzeling toegeschreven aan wantrouwen en minachting voor haar ; ook was het met eene soort van siddering, dat zij hem eindelijk hoorde naderen , en met zooveel vreeze en verwarring ving zij aan, dat Francois , die eerst in verstrooiing was binnengekomen , met de gedachten elders . opmerkzaam werd , zich zeiven overwon tot deelneming, en met goedheid eenige woorden zeide , die haar moed gaven om voort te gaan. Welhaast werd zijne opmerkzaamheid belangstelling , en niet maar enkel de belangstelling van Diana's vader in hetgeen hij hooren zou tot vreugd of smarte voor zijn kind , maar de belangstelling van den man in eene rampspoedige jonge vrouw , die onschuldig was en misleid


-ocr page 394-

DIANA.

384

en beleedigd, en die nog daarenboven verdrukt werd en verdacht, door anderen , door hem zel-ven het eerst, en die zich uit dat alles niet kon redden, dan door eene overwinning van haar fijnste gevoel. En de Sieur Francois was geen man, die eene vrouw dus kon zien, zonder dat er iets voor haar sprak in zijn hart. Terwijl hij haar aanhoorde , vergeleek hij in verbeelding die jonge vrouw, met die andere stervende vrouw, waarbij zoo even zijne gedachten hadden moeten verwijlen ; deze , die daar zoo zacht, zoo ootmoedig , zoo schroomvallig naast hem zat, en zonder bitterheid , nog eerder met zelfbeschuldiging dan met toorn , van leed en lijden en schande klaagde, haar door anderen te dragen gegeven ; met die andere , die nog op het doodsbed kampte met ijdelen trots, zelfbedrog en heerschzucht, en die deze ondeugden de zegepraal voorbereidde met de laatste vonken van haar vernuft en oordeel ; deze jeugdige, smeekende, die oprecht en eerlijk was, als gold het eene biecht, hoewel zij zich niet met eene gekunstelde deugd opsierde, en die daarbij zoo vele echt vrouwelijke deugden ontwikkelde, als zonder het te weten, zelfs te midden van die, — helaas ! ook vrouwelijke — onbedachtzaamheid en onvoorzichtigheid, waar het gevoel sprak en de kalmere overweging der rede zweeg; met dat koude, hooghartige dubbele wezen, dat aan alle hartstochten van de vrouw had botgevierd, zonder een oogenblik de mannelijke beradenheid van haren geest te verliezen; die alle fouten van de vrouw had begaan, om ze te bedekken door alle ondeugden van den man; die oude vorstin , wier laatste beweging nog eene gebiedende was , die hem krenkte , terwijl zij hem dwong; met die gebogene en verlatene jonge barones, die de grootschheid des levens niet koopen wilde ten koste van vrouwelijke waardigheid , en wier gansch aandoenlijk verhaal de onuitgesprokone bede bevatte: ))Geef mij achting , geef mij rust, geef mij veiligheid ; wees my een steun en een toevlucht, en ik erken u voor mijn' heer en meester; want ik heb u herkend als een' man van eer!quot;

En ziet gij nu , mijne lezers ! die man behoefde niet eens Frangois d'Aubigny te zijn, en door vrouwentrots geleden te hebben wat hij er door leed, om de schaal naar de verlatene te doen overslaan ; voor Francois d'Aubigny vooral moest zulk eene vergelijking als een fakkel zijn , die de hulpelooze plotseling in het helderste licht plaatste en tegelijk helderheid bracht in zijne ziel, eene helderheid die zelfs lichtte uit den glans zijner oogen , en sprak uit zijne opgeklaarde trekken , toen hij tot de barones zeide met den zachtsten toon zijner stem; een' toon, zooals hij dien anders alleen voor Diana had :

))Nu geen woord meer tot bevestiging van dit alles ; ik geloof u ; en van het oogenblik af, dat ik u geloof , heb ik u eene vergiffenis te vragen ; ik zal het niet doen met vele woorden: Zie , mevrouw! gij hebt een' baron gehuwd en gij zijt er niet rijker door geworden , en niets meer

aanzienlijk; gij hebt graven en markiezen tot vrienden gehad , en hun naam , hunne bescherming , heeft u niets gebracht dan leed. onrust en vernedering; wilt gij het eenmaal met den burgerman beproeven ? hij zal niet, als zij, zijn woord van eer te pand zetten voor zijne goede | bedoeling, zonder zorge het weer in te lossen ; hij is er zuiniger op , want hij heeft geen' titel om het te vergoeden ; geen' rang om de schande mee te dekken; maar hij zegt tot u : gij hebt geleden van die anderen , ik zal u het geledene vergoeden , en ik zal u voortaan tegen hen beschermen ; want ik weet, wat het is , vervolgd te worden door hunne liefde of door hunnen haat.quot;

De bitterheid, die onwillekeurig weer doorstraalde in die laatste woorden, maakte ook weer zijne stem dof en droevig; de barones , die haar levendig oog , dat nu vochtig was , met dankbaarheid naar hem had opgeslagen , werd zoo getroffen door de plotselinge uitdrukking van weemoedige ironie, die zij las op zijne trekken , dat zij zich zelve vergat, hem alleen antwoordende met de vraag :

))En gy ook hebt van hen geleden?quot;

Hij glimlachte pijnlijk.

))Ik lijde nog,quot; antwoordde hij, wmaar dat is niets , ik zal u dat later vertellen. Is mijn voorstel aangenomen ?quot;

))Met vertrouwen en met dankbaarheidquot; hernam zij , de hand leggende in de zijne , die hij haar bood. »En Diana?quot; vroeg zij eene wijle daarna met aarzeling.

»Diana heeft altijd vrede met alles wat ik doe; want zij weet, dat ik nooit aan anderen denk , en nooit aan mij zeiven, voordat ik het eerst aan haar heb gedacht.':

V.

«De verloofde van den markies d'Armentières wachte zich wel Chanteloup te verlaten; daarbuiten dreigen haar gevaren , waarvan de brand in het lusthuisje een denkbeeld kan geven.quot;

öMejufvrouw Diana is niet nieer veilig op Chanteloup ; er bedreigt haar een groot gevaar, dat ik nu niet nader kan aanwijzen ; laat zij vóór den avond vertrokken zijn.quot;

Deze twee strijdige waarschuwingen kwamen Frangois d'Aubigny toe op denzelfden dag, omtrent eene week na den brand; 's morgens vond men het eerste biljet op den grooten trap van den hoofdingang; 's middags reikte een boerenknaap het andere Jerome toe, en ijlde weg met de snelheid van eene ree. De eerste was geschreven met eene fraaie vaste hand , op fijn welriekend papier; de andere was slechts met snelle , onzekere letters neêrge- 1 krabbeld , met potlood, op een blaadje papier , dat niet eens was verzegeld ; maar het had één voordeel: de hand , die haar mededeelde , had zich niet verbloemd; Frangois kende die van den markies.


-ocr page 395-

DIANA. 385

Wij behoeven nauwelijks aan te geven, in welke verlegenheid Francois d'Aubigny zich gebracht zag door zoc strijdige raadgevingen. Na de ophelderingen van Athenaïs , aarzelde hij niet meer in zijn gevoelen over den markies zelf, en hield voor zeker , dat onmacht, niet onwil, hem zoo lang en op zoo vreemde wijze van Chanteloup verwijderd hield; maar kon Gaspard zelf niet misleid wezen? zijne dochter, dacht Francis, kon toch wel nergens zoo goed zijn, als onder het oog van haren vader. Maar .... daar bedacht hij, dat werkelijk de vervolgers , van wie dan ook, boos en vermetel genoeg waren , om niet tegen eene gewelddaad op te zien ; en het kasteel Chanteloup, hoe prachtig en vorstelijk ook ingericht, was in 't eind geene forteres ... De raad van den onbekende kon een verborgen valstrik zyn, en d'Aubigny was de man niet, om in zoo gewichtig eene aangelegenheid een' vreemde te gelooven, zoo lang hij niet geheel klaarheid en licht zag in diens woorden. Maar Diana heenzenden , zooals Gaspard het wilde , verre van hem, van het trouwe vaderlijke huis — — — en waar haar heen te zenden ? — naar Parijs ? . weer bij mevrouw Van Egmond, die toch zeker niet eene al te trouwe bewaakster was gebleken ? ... . of over de Apennijnen , naar de prinses Orsini? Zou het gevaar wel zoo lang dreigen , dat het een' zulken verren tocht noodzakelijk maakte ? Zoude hij zelf haar geleiden , en de barones onbeschermd achterlaten; zouden zij allen te zamen vertrekken, en het kasteel .... prijsgeven. . .. ? Maar de belangen der prinses eischten het tegendeel. Onder al die gissingen , al die vragen, al die overleggingen, bleef de Sieur Frangois omdolen en zich verwarren, zonder tot een besluit te kunnen komen , totdat het reeds ver in den namiddag was, toen Diana zelve door een onverwacht woord hem op een' uitweg wees. Hij had zijne onrust aan de vrouwen niet medegedeeld; hij wilde haar besparen wat hij zelf leed . en eerst als hij besloten was, hoe het te ontwijken , moesten zij iets van gevaar we-j ten ; zóó stelde hij zich voor. Daar kwam Diana i tot hem : een zachte en stille weemoed lag er op ! hare trekken.

»Vader!quot; sprak zij , «ik heb behoefte aan den troost van het gebed ; ik heb behoefte aan den zegen van een' priester. Ik wenschte de avonddienst bij te wonen in de kapel van het dorp. Ik weet het: gij zult mij niet derwaarts verzeilen en gy wilt niet, dat ik buiten het kasteel ga zonder u ; maar zou Jeróme . ..

))Die gedachte zendt u een goede engel, mijn i kind!quot; riep Francois verheugd. «Zeker kunt gij i gaan; zeker zal Jeróme u vergezellen , en daar-| bij nog de barones . ...quot;

«Ik wenschte te gaan zonder de barones,quot; hernam Diana met vastheid en een weinig ver-| bleekend.

«Mijn kind!quot; riep Francois, zacht het hoofd ! schuddend, «ondanks alles wat ik u gezegd heb, 1 nóg dat vooroordeel ?quot;

«Het is geen vooroordeel, dat mij tegen haar inneemt, mijn vader ! het is eene herinnering , die ik ontvlucht.. ..quot;

Welke ook de overtuiging mocht zijn , die de Sieur Francis bij zich zeiven had van Gaspards onschuld , hij durfde die zijner dochter niet mede-deelen , uit vreeze, haar op nieuw prijs te geven aan de slingeringen van hoop en twijfel; hij wilde haar niet opwekken uit den slaap der berusting , waarmede hij haar had ingewiegd , of het moest zijn tot het vroolijke leven der zekerheid. Hij hield dus het woord terug, dat hem op de lippen lag , en zeide alleen: «Doe daarin zooals gij wilt, mijne Diana! zoo vergeten u noodig is.quot;

«Vergeten!quot; hernam zij droevig en langzaam , als woog zij de waarde van het woord; daarna de o.ogen naar hem opslaande, vroeg zij met ongekunstelde verwondering: «Zijn er vrouwen , die dat kunnen ?quot;

»Ze zijn erhernara hij, en toen zij daarop van hem ging, zoo schielijk als haar moeielijke gang het gedoogde, sprak hij, haar naziende: »En toch is zij de dochter van de prinses Orsini 1quot;

De Sieur Francis zag, een half uur daarna, zelf toe bij de aanstalten tot Diana's bedevaart naar de kapel, die hij zooveel mogelijk vervroegde. Zij nam plaats in eene dicht geslotene draagkoets , om welke te vervoeren, d'Aubigny de sterkste en getrouwste zijner bedienden had gekozen. Jeróme ging er nevens, en daar hij geene livrei, droeg, was de degen , dien hij met zich nam geene al te groote zonde tegen het kostuum.

Frangois zelf bleef op Chanteloup. om toe te zien, of er iets zoude voorvallen, dat Diana's verwijdering wettigde. Jeróme had zyne bevelen om die te verlengen , in geval van noodzakelijkheid.

In den herfst valt de avondstond vroeg , en zoo was het reeds schemering buiten en werkelijk duister in de kapel, toen Diana er binnentrad; de zware waskaarsen op het altaar waren niet allen aangestoken , en die het waren , breidden hun licht niet veel verder uit, dan tot de plek, waar zij stonden. Het schip der kerk werd alleen verlicht door ééne afhangende zilveren lamp, en de kleine celachtige zijgangen, die er op uitkwamen , waren donker als grafgewelven. Wij behoeven den verflauwden godsdienstyver van de achttiende eeuw , ook onder het volk, niet eens mede op te sommen, als wij de opmerking moeten maken, dat de vesper in het drukke herfstgetij door het landvolk niet te over bezocht werd , of een zeer hooge vierdag moest er hen toe noodzaken. En wie nog kwamen, liepen eerst toe op het uiterste oogenblik dat de dienst zoude aanvangen : die dichtbij woonden, omdat ze zoo dichtbij waren, die veraf woonden, omdat de lange weg , dien ze hadden af te leggen , hunne verschooning was of hun voorwendsel. Op dit vroege tijdstip dus , daar zelfs koorknaap noch misdieners zich vertoonden op het altaar, was Diana er alleen ; wel zeker alleen, als ze dacht, toen zij er nederknielde met de innige devotie eener ziel, die behoefte heeft aan


-ocr page 396-

DIANA.

38G

troost, eii die weet, haar alleen te moeten zoe • ken in het gebed , al zij het ook het gebed van een' rozenkrans en voor een crucifiks; maar Diana's gebed was een beter en krachtiger; men heeft maar te lijden zooals Diana leed, met eene ziel als de hare , om de verlichting te vinden van een innig en geloovig gebed, hetzij men leeft in de eerste Christeneeuw , of in de negentiende, of in eene van die daartusschen liggen, en die de armste wordt gebrandmerkt aan echten Christenzin. Eerst bad ze stil, in den geest, zonder woorden ; daarop vond zij de woorden, die het best hare zielsbehoeften uitdrukten, als zonder opzet, als bij ingeving; en zoo zeker vergat zij, onder het vuur harer geestdrift, alles wat rondom haar kon zijn, en de plaats zelve, waar zij zich bevond , dat zij , onder hare tranen door, de woorden luide uitsprak , en eerst ten laatste zelve werd opgeschrikt door het hol weerklinken harer stem in de stille ijle ruimte van de kapel; toen zocht ze getijdeboek en bidsnoer, dat de onachtzame vingers, onder de aandacht van het vurig gebed, hadden laten glippen; zwijgend werd het haar toegereikt door iemand, die naast haar nederknielde ; terwijl zij het nam , zag zij naar die zijde heen , en zoo flauw een licht konden geene waskaarsen geven, cf het was haar genoeg , om dien persoon te herkennen.

De markies Gaspard d'Armentières knielde naast haar!

Met een' doffen kreet van schrik en verrassing sprong zij op, en schoon de Sieur Frangois haar niet had opgevoed, om met flauwtens te spelen of met migraines, was ze de eerste nu toch nabij ; want terwijl zij snel vandaar wilde vluchten , een' der celachtige zijgangen in , wankelde zij , en zoude zijn neergevallen, zoo d'Armentières haar niet schielijk had opgevangen. Zij was zich zelve nauw bewust, toen zij hem toeliet haar te steunen; maar toen hij haar eenigszins ter zjjde had gevoerd , en alleen kon uitroepen : «Eindelijk , Diana ! eindelijk !'' gaf zij terstond lucht aan hare beheerschende gewaarwording, met het woord :

ȕe laat, Gaspard ! te laat!quot;

»En waarom te laat, mijne eenig geliefde ?'' vroeg hij met angst.

Toen ontrukte zij zich met eenig geweld aan den steun van zijn' arm , dien zij toch zoo noo-dig had.

»Ik ben uwe eenig geliefde niet; uwe Floride is dat. o Ik heb het wel begrepen en voor goed verstaan, al hebben de anderen het tegengesproken !quot;

))Die Floride! een denkbeeldig wezen, het spel van een uur!quot;

»Zoo denkbeeldig, dat ze nu bij ons is op Chanteloup — en zoo kort dat spel , mijnheer Jacques ! dat gij het nog eergisteren hebt voort-gespeeld.quot;

»Als dat de uitlegging is, die de barones zelve geeft aan haar verblijf op Chanteloup en aan mijne bescherming, dan verdient zij wel weinig wat ik voor haar heb gedaansprak d'Armentières.

»De barones! zij heeft mij niets gezegd , en zij moet goed zijn , want mijn vader prijst haar; maar ik heb Germain gesproken.... en Germain ....quot;

))Is een .... schurk en een leugenaar,quot; meende hij uit te stooten ; doch zich weerhoudende, zeide hij alleen: »is een van die lage wezens, die geen' anderen maatstaf hebben om anderen te beoordeel en, dan zich zei ven, en die dus bij alles, wat boven hun peil gaat, den draad verloren hebben; maar dat gaat boven mijne bevatting , dat mijne Diana omtrent mij berichten inwint bij mijn' kamerdienaar, en dat zij ze gelooft!quot;

«Gaspard! ze zijn dan niet waar ?quot; vroeg Diana met haren gewonen eenvoud.

»Zoo dit zoo was, zou ik dan hier zijn ?quot; vroeg hij weer met die zonderling welluidende stem , die het onfeilbaar vermogen had, altijd hare ziel te treffen.

Zij antwoordde niet, want de priester was binnengekomen , was den voet des altaars genaderd, en het Laudate Duminum om nes genten! werd aangeheven door het koor; maar zij zag hem aan, en hij had niets meer noodig , om te weten, dat hij geloofd werd, en zij niets meer, om de verzekering te hebben, dat zij er wèl aan deed ; toch was dit het oogenblik noch de plaats der ophelderingen of der teedere bekentenissen. Beiden voelden het te gelijk, en zwijgend vatte Gaspard even hare hand, en leidde haar terug naar een der bidgestoelten , dicht bij de communiebank ; hij zelf plaatste zich op eeni-gen afstand en bleef leunen tegen een' der pilaren en luisterde naar den aangeheven' vesperpsalm , in die eerbiedige houding en met die aandacht, die men soms kan opmerken bij hen, die niet gewoon zijn aan het ritueel, voor wie het, als iets nieuws en treffends , zijne betoove-ring heeft, welke het voor de anderen, aan den sleur gewoon, reeds lang heeft verloren. En waarheid is het, dat de markies de gewoor.te niet had de mis bij te wonen, en veel minder de vesper.

Jerome en Diana's dragers waren nu ook de kapel binnengegaan en hielpen het klein gehoor vergrooten; buiten hen en hunne meesteres met den markies, waren er nog acht of tien landlieden , mannen en vrouwen , voor wie de tegenwoordigheid van die voorname jonge lieden meer tot afleiding was dan tot stichting, hoewel geen van beiden iets deden wat de laatste kon tegen-zijn.

Bij gebrek van de voorname leeke, die zich des zondags met die taak belastte, ging een der kerkbedienden rond met de lederen armentasch , en het gewone ; «Voor de armen !quot; op de lippen. D'Armentières, verrukt, van hier gevonden te hebben , wat zijn stoutste wensch nauwelijks had durven begeeren , wierp hem met achtelooze hand eenige goudstukken toe ; Diana's gift was geene


-ocr page 397-

DIANA.

387

I kleinere , en de verwondering van den ouden rat (ïéglise schilderde zich zoo sprekend op zijn gelaat , dat de pastoor. hem aanziende, er zeker het geheim van geraden had ; voor 't minst, toen het Gloria Patri, enz. was opgezongen, en de kleine gemeente uiteen was gegaan, — schoon wel wat dralend , want de nieuwsgierigheid was nog niet bevredigd over het vreemde paar, — kwam de pastoor, die even in de sacristie het kerkgewaad had verwisseld voor een gewoon priesterkleed , naar d'Armentières toe , die intus-schen Diana weder was genaderd.

In de romans zijn de dorpspastoors, bij gelegenheden als deze, altijd oude, eerwaardige mannen , met witte haren en gekromde ruggen; maar daar onze Novelle zoo waar is, als eene y,oveile waar zijn kan , moeten wij ook de waar-! heid zeggen , al strijdt die waarheid tegen het gebruik. Onze pastoor was een man in de volle j kracht des levens, en zijne hooge, forsche ge-j stal te, zyne schitterende zwarte oogen, zijne fiere en vaste trekken, de moed en de schran-i derheid , die zich teekenden op zijn hoog ontbloot voorhoofd, enkel door het zwarte calotje gedekt, | kenschetsten hem als iemand, die meer geschikt moest zijn eene grootere en weerbarstiger kudde heen te voeren langs de rotsen en afgronden , die den engen weg omgeven , dan die schaarsche en volgzame schapen zachtkens voort te leiden i door het rustige dal, waar hij ze vond. Een i man, meer geschikt om eens voor de belangen | der kerk te strijden, gewapend met den bisschopsstaf of met eenige andere knodse van geestelijk gezag , dan om de stille , onopgemerkte deugden te oefenen van een Evangelisch herder; geen' Jocelyn , maar een' Massillon zoudt gij in hem voorspeld hebben. Wat echter eenmaal zijne bestemming mocht zijn , nog moest hij zich vergenoegen met deze nederige plaats , en het was misschien om zich in deze te doen opmerken, dat hij d'Armentières toesprak , als wij hooren ' zullen.

i Monseigneur ! Ik raad zonder moeite , wat u j herwaarts voert met deze dame; maar hoewel met leedwezen, moet ik de vrijheid nemen u te zeggen , dat gij hier niet slagen zult, tenzij alles volkomen geldig is .. .

»Ik bezit niet, een zoo gelukkig raadvermogen als gij zelf , mijnheer de pastoor ! want ik zoek te vergeefs welk ontwerp of welke geldigheid hier door u wordt bedoeldhernam de markies beleefd, doch met eenige ironie.

»ïk zie, dat ik meer duidelijk moet zijn,quot; hernam de priester iets scherper, »ik verklaar dus, dat ik niet gereed ben een huwelijk in te zegenen op het eerste verlangen , zonder ophelderingen en inlichtingen . en met veronachtzaming van de voorgeschrevone vormen, als sommige mijner ambtsbroeders de gewoonte hebben, waardoor ze ziek in 't gevaar brengen, om aan eene onbezonnenheid of eene misdaad wijding en vastheid te geven door het hoogwaardig sacrament.quot;

Bij de eerste woorden moest d'Armentières glimlachen ; maar toen de spreker geëindigd had, bracht hij de hand naar 't voorhoofd , als werd hem iets helder, en hij riep uit, zonder dezen rechtstreeks te antwoorden ;

»Maar in waarheid , die inval is hemelsch! Waarlijk ! mijnheer de pastoor ! ik ben ü grooten dank amp;chuldig voor dat denkbeeld, en zeg mij , wat moet er zijn, om dat uit te voeren ?quot;

»Uwe buitengewone gift aan de armen is voor de kerk genoeg, monseigneur! Belangeloosheid voor mij zeiven eischt mijn plicht, als mijn karakter ; maar ik moet beginnen met te zeggen , dat ik niets doe zonder de toestemming van voogden of ouders P

öAan die zou het niet ontbreken,quot; sprak Diana met hare gewone eenvoudigheid.

«Misschien ook niet aan de toestemming der bruid,quot; hervatte de pastoor met een' glimlach.

Diana bloosde diep en trad schichtig achteruit. Zij voelde nu eerst, dat zij gesproken had, zooals eene vrouw het nooit doen moest tegenover mannen , zonder berekening hunner opvattingen en naar de eerste ingeving van haar hart.

»Op beiden zoude ik eenige hoop durven voeden !quot; hervatte d'Armentières, »op een ander tijdstip en bij voegzamer gelegenheid ; want ik zie in, dat, wat mij door het hoofd ging, eene dwaasheid is, iets onuitvoerlijks voor 'tminst, hoe goed het mij zou gelegen komendaarop wendde hij zich tot den geestelijke: «Mijnheer de pastoor! deze dame is mijne verloofde , en er ligt tusschen onze verloving en de bruiloft geene andere hindernis, dan een jammerlijk misverstand, dat gedreigd heeft j ons te scheiden , en dat wij nu kunnen ophelde- 1 ren. Vergun ons een half uur onderhoud in dit gebouw of in uwe woning, en ik zal u voor altijd verplicht zijn, en van mijne dankbaarheid ....quot;

»Zult gij , des verkiezende, aan mijne armen de bewijzen geven! Wat mij aangaat, welk groot heer gedenkt een armen pastoor, als hij hem niet meer noodig heeft, en bovenal waar hij zich geen gedienstigheid heeft mogen veroorloven tegen plicht?quot; j

«De markies d'Armentières zal u gelegenheid geven die woorden terug te nemen/' sprak deze i walleen vergunt ge mij . . .

»De sacristie is tot de beschikking van mijn- j heer den markies!quot; hervatte de pastoor met eene | buiging, «en de abt Des Girvaux beveelt zich in zijn aandenken,quot; en daarop verwijderde hij zich door de naaste deur, die hem tot doorgang strekte naar zijne pastorij.

»Diana!quot; sprak nu d'Armentières, »vergunt , gij mij nu dat onderhoud , waarop ik zoo even de stoutheid had te rekenen; wilt gij mij hooren ?....quot; . | »Dat is mij zelve zoo noodig!quot; hernam zij, »en i niet waar , Jeróme!quot; riep zij luider, zich tot dezen keerende , die langzaam genaderd was, )gt;mijn ; vader zelf zoude toeluisteren, als hij hier was en mijnheer de markies met hem spreken wil- | de.quot;

»Wel zeker , mejuffer! en na alles wat er ge- i


-ocr page 398-

DIANA.

388

beurd is, na de vreemde wijze, waarop Germain in zijn ijlen zich over de handelingen van mijn-i heer den markies uitliet, bekenne ik , dat ook mijne belangstelling...

))Ja, hij heeft gelijk,quot; sprak Diana, d'Armen-tières vragend aanziende, «hij is mijns vaders vertrouwde ; hij was altijd met ons: hij weet, on-derstelle ik , van diens leven meer dan ik zelve; hij heeft een recht. . .

))Hij is onvermijdelijk!quot; dacht de markies bij zich zeiven, »al ware 't slechts om den vorm,quot; en luide sprak hij: »welnu, mijn oude vriend , volg ons dan naar binnen.quot;

»o Mijnbeer Jacques! zoo gij wist, hoe ik om u heb geleden!quot; sprak Diana, zonder er aan te denken , dat een man zich vermaken kon met dat ; leed en de erkentenis er van.

»Ik kan het roden, mejuffer Diana!quot; hernam hij droevig, «doch wil gelooven, dat gij niet geleden zoudt hebben, zoo ik het had kunnen verhinderen , en geloof ook, dat ik leed heb gedragen voor twee.quot;

»En gij hadt voor twee vreugde kunnen genieten , zoo gij slechts gekomen waart!quot; sprak zij schielijk ; «mijn vader had u geschreven, zooals het meest naar uwen wensch kon zijn ; en ik wachtte u, en.... gij zendt ons eene barones, eene Floride, en uwen kamerdienaar! Als dat een bewijs is van hartelijkheid . ...quot;

»Het is ten minste geen bewijs van een kwaad hart, mijne Diana! als uw vader erkennen zal, zoo haast ik hem van de reden dier handelwijs heb ingelicht; u zelve , beminnelyke engel! u kan ik dat alles niet vertellen en vooral niet in deze oogen-blikken, die zoo kostbaar zijn, en slechts zoo kort kunnen wezen. Die brief van mijnheer d'Au-bigny, die mij zoo welkom had moeten zijn , is mij niet geworden . . .

«Neen , die is ook niet afgezonden.; gij werdt zelf gewacht, en ach ! Gaspard ! Gaspard! dat gij niet gekomen zijt, heeft vreeselijk onheil gebracht! | Germain zeide, dat gij er geweest waart; dat | gij waart heengegaan, omdat gij getwist hadt ! met.... die Floride!quot; En Diana's oogen vulden j zich met tranen. »o Ik had geen onrecht, toen j ik van het begin af iets als angst voor haar voel-I de . ...quot;

«Altijd die Floride!quot; glimlachte d'Armentiè-| res ; «ik ben te Chanteloup geweest, dat is waar, j om er de barones eene schuilplaats te geven | tegen hare booze vervolgers, maar ik ben heen-| gegaan , omdat ik er u niet meer vond, noch uwen vader; was die er geweest, ik had er zeker j zelf veiligheid gevonden ; en weet mijne Diana, i waarom ik niet terugkwam, zoo haast ik hopen : kon u beiden te vinden ?quot;

»Neen, maar dat is juist hetgeen ik begeer te i weten!quot;

i «Omdat men altijd eenige moeite heeft de Bas-, tille te verlaten , als het hun, die ons kwaad wil-| len, gelukt is, ons derwaarts te voeren.quot;

«De Bastille , die vreeselijke staatsgevangenis , j i waarvan men zulke akeligheden verhaalt V En

hem aanziende , riep zij vol afschuw : »o Ik zie I i ^ • gij zjjt bleek , gij zijt vermagerd ; gij hebt

geleden; ze hebben u dan gefolterd?....quot; I «Het grootste leed, dat zij mij doen konden, was, | dat zij mij verhinderden naar u heen te ijlen, om u gerust te stellen, om u te zien, om u te bewijzen dat ik u lief had.... om uwen vader te bewijzen, dat ik een eerlijk man was, die , zoo hij altijd zijne Diana onwaardig bleef, omdat er geen man leven kan , die harer waardig is , voor 't minst alles gedaan had, wat in zijne macht was, om het te worden.quot;

«Hoort gij het Jeróme! hoort gij het?quot; riep j Diana, die in hare blijdschap den ouden man getuige en deelgenoot maken moest van haar geluk , «mijnheer de markies heeft niets van al dat booze gepleegd, waarvan Germain lastert : zijne vijanden hielden hem in de Bastille gevangen!quot;

Jeróme, die begrepen had, zijne rol tot die van zwijgenden getuige te moeten bepalen, was een weinig verrast, dat men hem zoo plotseling tot meerdere deelneming opriep; nu meende bij echter te moeten vragen: Heeft mijnheer de markies zich reeds lang in zijne vrijheid verheugd ?....quot;

«Neen , mijn goede vriend! ik kom regelrecht uit de Bastille hierheen ; ik heb gereisd .. . zoo snel... zooals vorsten reizen; met één woord, ik heb eene wanhopige poging moeten doen, om mijne vrijheid te erlangen.quot;

«o Maar dan is het ook niet mogelijk, dat mijnheer de markies deel heeft in de beraamde schaking van de barones, noch last heeft gegeven om de verwarring te stichten , die door de schuld van Germain den brand van het lusthuisje heeft veroorzaakt,quot; sprak Jeróme , die te veel hart had voor de belangen van zijn' meester, om niet in diens plaats helder te willen zien in deze zaken.

»Mijn God ! men heeft eene schaking beproefd! arme Athenaïs ! ook zelfs daar geene rust! dat moet De Crecy zijn ; Dubois zou het niet wagen . . ..quot; sprak de markies als voor zich zei ven «En gij spreekt van brandstichten Jeróme! en dat mijn kamerdienaar er schuld aan heeft! Hoe kan dat zijn ?quot;

Jeróme verklaarde het hem. Vreemde, vermomde mannen, met wie hij in de dorpsherberg van tijd tot tijd lustig gedronken had, hadden Germain den voorslag gedaan, eenige verwarring te stichten in de vertrekken , door de jonge weduwe bewoond , opdat men gelegenheid zoude hebben, deze te ontvoeren. Germain kende op Cliante-loup slechts ééne dame , en toen hij, als hij betuigde , zwarigheid maakte, omdat die dame beschermd werd door zijn eigen' meester, werd hem geantwoord , dat zij lasthebbers waren van zijnen meester ; werkelijk had een hunner zich bekend gemaakt, en hij had den vertrouwden bediende herkend van een' der edellieden , met wien zijn heer te Parijs dagelijks omging; men had hem i de komst van den markies zelfs als kort op ban-


-ocr page 399-

DIANA.

389

den voorgesteld; en om zijn geweten geheel te bevredigen , had men hem veel goud !aten zien. Nu het berouw gekomen was, had hij dit alles bekend.

D'Armentières was evenzeer ontzet als verontwaardigd. ))En terwijl dit alles op mijn' naam ging vervolgde hij , »o, mijne Diana!

wat ik gedaan heb, en nog verder zal moeten doen, dat, dat kan ik nog niet mededeelen; maar zeker is het, dat het mij blootstelt aan zulke gevaren, die mij zooeven bijna het wanhopige middel zouden hebben doen aangrijpen, dat de pastoor mij aangaf, om , zoo het gevreesde treffen mocht, een recht op u te hebben, en als uw echtgenoot te sterven.quot;

))Neen, Gaspard! neen !quot; riep Diana hartstochtelijk , »gij moet blijven leven en gelukkig zijn, al was het dan door . . .

Haastig deed hij haar zwijgen, door hare hand te nemen , en die aan zijne lippen te drukken, met dien zacht smeekenden opslag van het oog , die het wreede woord op de hare terughield.

«Weet voor zeker , Diana! en blijf het geloo-ven, dat er voor mij geen geluk mogelijk is, zonder u ; maar nu ik reeds het geluk heb u hier te treffen , moet ik dit voorrecht gebruiken tot een ernstiger doel, dan enkel zulke betuigingen ----quot;

»Ja! hoe wist gij , dat ik hier was ?quot;

»Ik herkende Jerome , die met uwe dragers bij de draagkoets stond , op het plein der dorpskapel ; ik onderstelde terstond , dat gij hier moest zijn ; ik trad binnen , vond u in het gebed, en het heiligschennis achtende dat te storen , bleef ik stil nevens u, de eerbiedige getuige uwer vurige aandacht; en zie, Diana ! ik erken, dat ik niet gewoon beu devotie te bedrijven in bidkapellen of voor hoogaltaren ; ik beken , dat ik met de phi-losophen , die opkomen in dezen tijd, vele vragen te doen heb, eer ik kan toestemmen, dat er een God is, die zóó wil aangebeden zijn; maar toch, zóó trof mij uwe geestdrift, uwe vroomheid, dat zij ook mij door het hooren van uw half luid gebed aangreep, en ik, aan kapel noch altaar denkende, mij naast u neder wierp, en het hooge Wezen , dat dit heelal regeert, aanriep om bescherming voor u , om uitredding uit de angsten , waarin ik sinds weken verkeer , voor u en voor mij zei ven ; en dat gebed ij reeds verhoord : dat gij hier zijt, bewijst mij , dat mijnheer d'Aubigny mijne waarschuwing heeft ontvangen en ter harte genomen....quot;

«Welke waarschuwing?quot; vroeg Diana verwonderd , »ik weet van niets; dat ik hier ben , is een gevolg van mijn' eigen' wcnsch, om in dit gewijd gebouw troost te zoeken voor mijne ziele-smart; mijn vader stond het mij toe , doch van u , of van een bericht, dat hij zou ontvangen hebben, zeide hij niets.quot;

»Mij ook niet, mejuffer !quot; sprak nu Jerome , ))doch wel heeft mijnheer mij dringend aanbevolen , u , zoo lang het zijn kon , in de kapel of in het dorp te doen vertoeven; zelfs onze lieden, die uwe draagkoets vervoerden, staan nu daar buiten , om toe te zien op een sein van het kasteel: lantaarns, uitgehangen aan de bovenlijst der piramide ; zoo dat sein volgt, heb ik order, om mejuffer te bewegen , hier zelfs den nacht te vertoeven . en van den pastoor voor haar gastvrijheid te verzoeken tot iederen prijs.quot;

»Ik twijfel niet, of hij zal die bewijzen op het eerste verlangen hernam de markies : «en gij ziet nu, mijne welbeminde! dat mijnheer uw vader mij gelooft en mijn' raad ter harte neemt; want ik bad hem, u voor eene wijle van Chanteloup te verwijderen Wacht dus niet eenmaal dat sein af, want mijnheer d'Aubigny kan niet weten , waar het gevaar voor u dreigt, en blijf hier , totdat gij van mij hoort; zoo ik de zekerheid heb, dat gij daarin toestemt, en mijnheer Des Girvaux u veiligheid en afzondering waarborgt oj) zijn priesterlijk woord, ga ik gerust en tevreden van hier, en heb zorg noch schroom meer op den weg, dien ik gaan moet; want ik weet u dan veilig. Belooft gij het mij , Diana ?quot;

«Ja , Gaspard ! ik beloof het u ,quot; hernam Diana, «want ik zie het u aan, dat gij er groot gewicht aan hecht, en het stemt in , als Jeróme zegt, met de wenschen mijns vaders.... maar dan moet gij mij ook een verlangen bevredigen: Waarom hebt gij die barones op Chanteloup gebracht , en wie zijn het eigenlijk , die u en haar kwaad willen ?....quot;

«Mijne allerliefste Diana!quot; sprak d'Armentiè-res in groote verlegenheid , «u dat duidelijk te maken, en in deze korte oogenblikken.... ik weet niet hoe .... gij weet zoo weinig van de wereld ; gy zoudt toch niet begrijpen, en ik . . .

«Zeer goed, mijnheer de markies !quot; hernam zij met een allerliefst pruilend gezichtje , dat bewees , dat zij niet meer wantrouwde ; «zoo zal ik mij vergenoegen met de legende van uw Germain ; hij is nog op Chanteloup.quot;

«Hij is er zijn' langsten tijd geweest!quot; beloofde d'Armentières zich zeiven; tot Diana sprak : «Gij geeft geene gratie, schalke vervolgster ! zoo zal ik zoo kort zijn als mogelijk is , want ik zie wel, om alle verder onheil te verhoeden, zal ik u ook nog moeten inwijden in hetgeen ik uitdacht, om in uwe nabijheid te komen; gij zult daaruit zien, dat ik altijd door, met vasten wil op een groot doel blijf afgaan : het onschatbare voorrecht, uwe hand te verkrijgen van uwen vader! — Jeróme! de tijd , dien ik hier mag doorbrengen, hangt niet af van mij zeiven ; geef de lieden , die buiten op het sein toezien , den last te luisteren , of ook het geluid van eene jachthoorn zich vernemen laat. — Bij den eersten klank, mijne lieve ! moet ik verder ....''

Jeróme boog zich , ging en kwam niet terug; hij had begrepen , dat het den markies moeielijk moest vallen, zich geheel te verklaren ten overstaan van een' derde, van een' bediende; en den man , wien zijn heer genoeg vertrouwde , om zijne raadgevingen te volgen; den man , van wien hij het eerst had opgemerkt, dat hij een gewensch-te gast zou geweest zijn ; den man, tot wien zij -


-ocr page 400-

DIANA.

390

ne jonge meesteres kennelijk in eene teedere be-trekking stond en die zulk eene angstige zorg toonde voor haar welzijn . dien man kon hij wel gehoorzamen en believen als zijn' meester zei ven en verantwoord wezen voor dien meester , dacht hij.

Toen d'Armentières zich alleen zag met Diana, zette hij zich tegenover haar, om onder het luisteren de afwisselende gewaarwordingen te kunnen bespieden van haar levendig en geestig gelaat, en zij, om hem te beter te kunnen aanzien onder het spreken, liet het hoofdje vallen in de rechterhand, waar van zij den arm rusten liet op de tafel.

Toen begon hij zijn verhaal, waarbij wij zoo min hebben toe te luisteren als Jeróme.

wDat's een verwenschte bui, La Fare!quot;

»Corbleu! monseigneur! ik zou haast zeggen, dat Chantilly naar de wolken was verhuisd, e .1 dat men vandaar zijn kwaad humeur nu op ons uitgiet in eene stortvlaag , zooals kortelings in eene samenspanning.

v)Ja, als ze vandaar macht hadden over de natuur , twijfel ik wel, of wij droog zouden blijven ,quot; glimlachte de edelman , die het eerst had gesproken ; »maar om niet geheel in stroomgoden te verkeeren , moesten wij dat huis binnengaan ; 't is ten minste geene herdershut, en zelfs iets beter dan eene boerenhoeve; licht vinden wij hier iets geriefelijks , en het noodige om de wanorde in ons voorkomen wat te herstellen; zóó kunnen wij ons toch niet vertoonen tegenover.... gij weet, ten minste niet met bedoelingen als de onze: en hoe zou men lachen ten onzen koste, zoo wij niet slaagden .. .

wik heb maar eéne bedenking , monseigneur ! dit huis behoort bij de kapel, en we zullen ons nes d noz vinden met den een1 of anderen pastoor.quot;

))Dat is geene reden, om mij zoo lang op den dorpel te doen staan; klop aan, zog ik, of meent gij , dat ik vergeten ben, hoe men een kruis maakt, en in gevaar zal raken, als de maagd van mijne stad, voor tooverij verbrand te worden?quot;

«Monseigneur! men opent,quot; sprak La Fare schielijk , «denk aan uw incognito!quot;

))Is er hier eene wijle schuilplaats tegen het onweer , voor twee Christenedellieden vroeg de monseigneur, terwijl hij reeds binnenging , zonder het antwoord af te wachten.

Dat antwoord was intusschen niet zeer aanmoedigend.

«Mijnheer de pastoor leest zijn bréviaar,quot; (men hoort, dat het de huishoudster is, die spreekt , en die geen lust heeft in gasten), «en ik kan dat verlof zelve niet geven.quot;

»De pastoors lezen altijd hun bréviaar, als ze wat beters konden doen hernam monseigneur lachend; «maar ik houd voor zeker, dat de geestelijke dames volstrekte oppermacht hebben , als de geestelijke heeren in den gebede zijn, in krachte van welke oppermacht, allerschoonste! ik u bidde

mij voor te gaan ; want in waarheid , ik krijg een' onweêrstaanbaren lust, op u den voortred te nemen, dat toch tegenover eene dame wat onhoffelijk zoude zijn.quot;

Voor de huishoudster, die deze uitdrukkingen, door de beminnelijkheid en de voorrechten harer sekse uitgelokt, wellicht nooit op zich had hooren toepassen, en zeker niet in de laatste tien jaren, hadden ze nu al het bekoorlijke der nieuwheid, en met een* glimlach , zoo zacht als zij dien wist te plooien , ging zij den schalken bezoeker vóór naar het vertrek van haren meester. De waarheid is, dat de pastoor niet in den gebede was. maar in 't volle van zijn souper ; eene bezigheid, waarin de meeste zijner ambtsbroeders evenmin gestoord wilden wezen als in de eerste ; maar wij herinneren ons, dat deze pastoor niet in alles de gelijke was van hen, wier stand hij deelde ; ook was het meer met eene verrassing, die van welgevallen , dan die van stoornis getuigde, dat hij opstond om de vreemdelingen te begroeten.

Hunnen wensch te verstaan en in te willigen, was voor hem hetzelfde; maar er lag zooveel vreugde en diepen eerbied in de wijze, waarop hij La Fares metgezel de. beste plaats bij zijnen haard bood , dat de eerste dezen influisterde :

«Dat was het, wat ik vreesde; die man heeft u maar te herkennen , de équipée uit te bazuinen , en , behalve dat dan alles mislukt .. .

«Daar zal niets mislukken, wat wij hebben voorgenomen ,quot; hernam de ander met gezag oen zoo die man mij herkent, is dat voor hem eene reden om te zwijgen;'' daarop sprak hij luid tot den pastoor :

«Mijnheer de abt! gij ontvangt dus meer vreemdelingen , dat indringers als wij u niet te veel kwade luim geven ?quot;

))Zoo van tijd tot tijd, monseigneur! als er lieden van rang door het dorp trekken , toeven ze ongaarne in de ellendige herberg en des pastoors huis geniet dan meestal de ecre van hunne voorkeur.quot;

rMen ziet het terstond' uit de wellevende wijze, waarmede gij den plicht der gastvrijheid oefent,quot; hernam de vreemde hoffelijk.

«Monseigneur! het is niet meer zware plicht, wat ons gewoonte geworden is ; maar indien dat al niet ware , indien het ons zwaar viel, toch zouden er oogenblikken zijn, waarin het oefenen er van zijne eigene belooning met zich bracht. .. en hij boog zich met beduiding naar hem henen.

»Gij zijt hoffelijk, mijnheer de abt!' antwoordde de edelman, een weinig kleurende, en daarop La Fare aanziende, murmelde hij tusschen de tanden: «Diahle! diahle! die fijne vos kent ons zoo goed van buiten als zijn bréviaar Iquot;

De abt, ziende , dat die heer zich het liefst vertrouwelijk wendde tot zijnen medge/.el, ging een weinig naar den achtergrond van 't vertrek, en bleef daar staan in eerbiedige houding.

«Voor 't minst, mijnheer de abt! kom aan tafel en hervat uw gestoord souper, alsof wij niet ; daar waren ; mijn vriend en ik zullen onze kleede-


-ocr page 401-

DIANA.

3U1

ren droogen, en u dan niet langer lastig zijn.'' »Monseigneur zal mij toch de eere doen iets te nemen van het beste, dat mijne tafel ople vert. Eene snede van deze kalkoen?quot; en hij bood hem die aan op de wijze van een' hofmeester.

»Veel dank ! veel dank! wij hebben niets noodig! ik zal u de waarheid zeggen: wij worden len avondmaal gewacht op een naburig kasteel; wij hebben den dag doorgebracht met de jacht; ons gezelschap is uiteengeraakt en wat verstrooid , en door die laatste onweersbui hebben wij nog het punt van de algemeene samenkomst niet kunnen bereiken. Ik neem dus een glas wijn van u aan , maar voor het overige, geef u geene moeite, en bovenal maak geene omstandigheden en ga zitten.quot; «Monseigneur ! ik ben onderdaan, en . .. »En gij kent mij ? dat zie ik sinds een uur!quot; hernam de andere driftig en verdrietig; «maar gij hadt veel beter gedaan, dat niet te laten blijken; nu zult gij eindelijk verstaan, niet waar? en nu beveel ik u, wat ik zoo even vroeg.quot;

))lk kan slechts gehoorzamen,quot; hernam de abt Des Girvaux, met eenige verslagenheid over die toespraak.

Toch had zijne politiek dien weg willen gaan ; de 1 regent (want wie onzer heeft hem niet herkend) moest weten, dat hij wist; dit gaf terstond i de verbintenis van een geheim, dat ze samen wisten, tusschen hem en den vorst; nu hervatte hy met meer vrijmoedigheid, dan men uit zijne vorige bescheidenheid zou verwacht hebben. zijn afgebroken maal, dat La Fare begon te deelen met de aanmerking: ))dat hij 't zekere voor 't onzekere nam,'' hierbij den regent aanziende , alsof hij dezen door dit woord aanbevelen wilde, zijn voorbeeld te volgen.

vDaar zal toch wel in Frankrijk geene deur zijn, die voor mij gesloten blijft, als ik er in 't eind binnen wil!quot; hernam deze, als antwoord op eene vreeze, die niet rechtstreeks werd uitgedrukt.

»Zeker ! zeker ! monseigneur!quot; hernam La Fare, verbleekend over het onvoorzichtige woord; «slechts zijn wij ver af van de plaats der bestemming;

slechts zou verdwalen mogelijk zijn, en.....quot;

»Ah bah ! als ik bedenk, hoe ver we hier van Tours zijn , kunnen we niet verder af zijn van Chanteloup , dan een half uur.quot;

La Fare schrikte; de onvoorzichtigheid was volkomen.

Alsof hij die onrust niet opmerkte , antwoordde de pastoor :

gt;»Monseigneur heeft volkomen recht: een klein half uurtje ; en. met goede paarden , als die door heeren van uwen rang gebruikt worden, ligt het binnen een kwartier 1quot;

«Alleen die goede paarden zijn voor 't oogen-blik niet in ons gebruik en buiten ons bereik zeide Philips van Orleans. »Het mijne is op de jacht onder mij dood gevallen van uitputting, en dat van mijnheer heeft hem afgeworpen, en heeft zijnquot; eigen weg gekozen

«En ik ben in de onmogelijkheid twee paarden

te verschaffen sprak Des Girvaux, met iets als , wanhoop op 'tgelaat. »Het eenige, dat ik tot mijne beschikking had, heb ik zoo even geleend aan een' edelman, die zeker tot uw doorluchtig gezelschap behoorde; want ook hy giug naar Chanteloup.quot;

»Naar Chanteloup !quot; riepen de beide heeren als uit éenen mond.

»En in vollen ren nog!quot; vervolgde de pastoor, ziende , dat zijne woorden ganscli niet zonder be -duidenis waren voor zijne aanzienlijke toehoorders.

«Dat moet d Armentières zijn geweest,quot; sprak de regent.

»Zoo noemde zich die heer: Gaspard} markies d'Armentières.quot;

«En kwam ook hij hier schuilen tegen het weer ?quot; vroeg de hertog.

«Neen, monseigneur I het weer was toen nog goed; die edelman is de kapel binnengegaan en heeft de avonddienst bijgewoond.quot;

«Dat spreekt van zelf riep la Fare, ))d'Ar-mentières is immers een heilige geworden ?quot;

«Zwijg, La Fare! van zoo iets kan ik walgen,quot;' en werkelijk was er zoo sprekend een afkeer, als hij te kennen gaf, op des hertogs gelaat.

Dat van den priester teekende plotseling eene strenge verwondering, die zonderling afstsik bij zijnen demoed en bij zijne kennelijke pogingen om zich welgevallig te maken ; hij vestigde zijn gitzwart oog op den regent en zeide ernstig : «Indien ik de eer had uw biechtvader te zijn, inon- i seigneur! zoude ik u trachten te bewegen , wat minder openlijken afkeer te toonen voor de dienst van God.quot;

«Mijn biechtvader , mijn goede heer pastoor ! dat ambt is sinds lang eene sinecure, en zoo gij dat hieldt, zoudt gij doen als de anderen : de rust, die u gegund werd, doorbrengen met uwe studiën of met uwe vermaken, en anderen gunnen wat men u schonk : ongestoorden vrede.quot;

«Monseigneur! ik zou niet zijn ah de anderen, en ik zou mijnen eigenen vrede niet zóó lief hebben, of ik zou mijnquot; hoogen boeteling van tijd tot tijd uit zijne zorgeloosheid opschrikken . en gij zoudt mij wellicht schuwen als een' strengen arts, maar gij zoudt mij altijd weer tot u roepen, zoo ras gij door uwe wonden werdt gekweld.quot;

Zonder hem rechtstreeks te antwoorden, zeide | de regent tot La Fare: «'t Moet toch wel aar- i dig wezen , een' man om zich te hebben , die ambtswege verplicht is zoo tot u te spreken, en die het doet!quot;

»'t Is iets anders dan aardig, monseigneur! 't is noodzakelijk ; op een sterfbed erkent men zulks, en dat is wel al laat genoeg; somtijds te laat!quot; merkte Des Girvaux aan.

«La Fare!quot; sprak de regent, met iets, dat eene zoo fijne samenmenging was van ironie en van ernst, dat men de beheerschende bedoeling moeielijk onderscheiden kon. «La Fare! teeken den naam op van mijnheer den pastoor; als wij tot dat zeker tijdpunt gekomen zijn, kon het wezen, dat wij hem tot ons riepen.quot;


-ocr page 402-

DIANA.

302

»Ik ben te ieder uur tot de dienst van monseigneur ; «alleen zal het mijne schuld niet wezen, zoo ik niet ter ieder uur als bode des vredes komen kan.quot;

»Gij zult komen zooals gij best kunt, mijnheer de abt!quot; antwoordde Philips geeuwende ; want de lichte prikkel van het ongewone was reeds weer voor hem afgestompt, en dit onderhoud verloor daarmede voor hem zijne belangstelling; maar zijne vorstelijke groothartigheid deed hem gevoelen, dat hij het ter wille van den abt nog eene wijle moest verlengen ; eene andere gedachte mengde zich zeker daartusschen; ten minste hij vroeg:

»Zijt gij bekend, mijnheer de abt! bij den kardinaal De NOailles?quot;

»Dat kan ik niet hopen, monseigneur! een onbekende dorpspastoor, die een half jaar geleden nog kapellaan was bij een' even onbekenden priester te Tours.quot;

»Dat is niet goed, men moest u kennen; de kardinaal houdt zich bezig met eene taak, waarbij hem vaste handen en goede hoofden noodig zijn. Ik zal u aanbevelen.quot;

De glans van voldoening, die nu afstraalde van het gelaat des pastoors , terwijl hij zich boog, spijt ons een weinig ; want zij brengt ons in verwarring , of plichtgevoel of behendigheid hem zijne laatste moedige houding had ingegeven; wij doen hem zeker niet veel te kort, als wij aan beiden iets daarvan toekennen. Het verlangen naar ruimer' en hooger' werkkring was op zijn' leeftijd en in zijn' toestand althans geene schuldige begeerte.

Hoe dat ook zij, La Fare had deze tweespraak met meer ongeduld aangehoord, dan hij uit aanzien voor den vorstelijken heer durfde te kennen geven; nu bracht hij dezen van de afwijking tot het ware onderwerp terug, door te vragen: »En d'Armentières ?quot;

•)'t Is waar ook!quot;' riep de regent, »ik begon het te vergeten. Gij gelooft dus, heer pastoor! dat de markies als een oprechte vrome uwe avonddienst heeft bijgewoond ?....quot;

))Ik vergun mij hier geen oordeel, monseigneur! maar niets heeft het tegendeel bewezen ; alleen heb ik eenige reden om te gelooven, dat de markies hier niet enkel ter liefde van de vesper was.quot;

» Corhleu ! dat geloof ik wel, daar zal wel wat anders achter schuilen!quot;

«Geen staatsgeheim , naar het mij toescheen , monseigneur! maar eene eenvoudige liefdesintri-gue.quot;

De regent en La Fare wisselden op nieuw veel-beteekenende blikken.

«Zoo ! dan was er eene dame met hem ?quot;' vroeg Philips.

«Hij heeft zich bij de dame gevoegd ; doch zy is vóór hem gekomen , en alleen . . ..quot;

»En hoe zag die vrouw er uit ?quot; vroeg Philips schielijk , »was zij eene brunet, levendig, groot, slank van gestalte ?quot;

»Geene brunet, en hoewel levendig van geba-j ren , een weinig waggelend van gang.quot;

»Dan kan het de barones niet zijn riep de hertog ; ))en Dubois zal gelijk hebben ! Was zij jong of oud ?quot;

«Oud, monseigneur !quot; herhaalde de abt met een' glimlach ; «zij was de verloofde, zoo niet de bruid, van mijnheer den markies!. ... en dan oud!quot;

«Toch , toch!quot; hernam de regent, «indien het waarheid is , wat ik vermoed, kan die vrouw oud zijn , en toch van dien jongen edelman maken wat zij wil, zelfs een' echtgenoot.quot;

De abt haalde de schouders op. «Ik dacht haar nog jeugdig ,quot; hernam hij.

«Ik gaf er een millioen voor, haar even te zien,quot; riep Philips opstaande en in eene zichtbare spanning zich de handen wrijvende.

De verlegenheid van den pastoor nam toe en werd ook zichtbaar. Kennelijk worstelde er een gevoel van plicht met de zucht om een vorstelijk heer dienst te doen en zich zulk een' beschermer te winnen. Het eerste behield toch de overhand; hij zweeg, maar hij sloeg de oogen naar den grond, en scheen met zijne houding verlegen te worden.

Op eens riep de hertog :

»Maar dan is die dame met den markies heengegaan?'7

«De markies is gegaan, zooals hij gekomen is , alleen!quot;

«Zoo is de dame vóór hem vertrokken V'

«Neen, monseigneur!quot; en de abt klemde de lippen samen , om niet meer te zeggen.

«Maar als ze later vertrokken is , kan ze nog niet ver zijn, en is licht in te-halen . . . .quot; me.:kte La Fare aan.

«Welnu! wij zijn verwarmd; onze kleederen druipen niet meer : de regen houdt op ; ik heb grooter tochten te voet afgelegd. Kom, La Fare! haar na.quot;

»Maar, monseigneur! welk een denkbeeld! om Godswil, laat dat varen! te voet over zulk een' weg!quot; riep de pastoor met zichtbare onrust.

Den regent van Frankrijk uit zijne woning, op zijne getuigenis, en op deze wyze, een persoon te laten naloopen, die.... hij wist, dat niet zou te vinden zijn, vond hij iets zóó ongehoords, streed zóó volstrekt met de pas opgebouwde plannen voor zijne toekomst, dat hij in zyne vrees den hertog bij den arm vatte , als scheen het hem een zwakker vergrijp, dezen met geweld tot bli'ven te dwingen.

La Fare had hem intusschen met opmerkzaamheid gadegeslagen; het angstzweet op dat voorhoofd had zijne beduidenis voor dien slimmen rouó.

«Heer abt!quot; sprak hij , «wil ik u eens zeggen, wat u dus in verwarring brengt ? die vrouw is nog hier!quot;

«Mijnheer! mijnheer!quot; riep de pastoor verschrikt en verbijsterd.

vParhleu! La Fare ! hoe komt gij daarop ?quot; sprak de regent, hem naderend.

«Mijnheer de abt schijnt geen vriend van de logen ; hij zal dus waar zijn in zijn antwoord ; , maar hij is evenmin een vriend van volkomen op-


-ocr page 403-

DIANA.

rechtheid, anders ware hij niot daareven zoo spaarzaam geweest met zijne woorden. De dame is niet met den markies vertrokken; zij is niet vóór den markies heengegaan; dat zij na den markies is heengegaan, verzekert de eerwaarde evenmin; integendeel, hij schroomt monseigneur te wagen aan eene ij dele poging, om iemand te achterhalen, die niet op weg is; en dus, daar die dame noch een vogel is, die door de lucht reist, noch eene heilige , die in de wolken wordt opgenomen , zoo is het bewezen , dat ze ergens gebleven is, en dat ergens is hier. Spreek nu, mynheer de abt! met uwe waarheidsliefde van zoo even — al is het met hetzelfde laconisme — heb ik het geraden ?quot;

De pastoor staarde voor zich heen met zichtbare besluiteloosheid , kruiste de armen over elkander met eene krampachtige beweging, maar zeide niets.

»lk heb geen ander antwoord noodig ,quot; sprak de hertog glimlachend ; «zoo La Fare ongelijk had, zoudt gij wel schielijk ontkend hebben ; nu, mijnheer! zijt gij van uwe verplichting ontslagen, zoo u stilzwijgendheid is opgelegd; gij hebt niets gezegd , maar ik weet; en nu ik weet, bevele ik u, my die vrouw voor te stellen. Ik moet haar zien , ik moet haar spreken!quot;

»Monseigneur ! ik smeek u , beveel dat niet, want ik zal niet kunnen gehoorzamen.quot;

«Mijnheer de abt! zoo gij mijn incognito hadt geëerbiedigd , hadt gij nu den vreemden indringer maar uit uw huis te jagen; nu gij mij kent als den regent van Frankrijk, hebt gjj het recht niet meer ongehoorzaam te zijn, en de regent van Frankrijk herhaalt u zijn bevel!quot;

«Monseigneur !'* hernam de pastoor met vastheid, «als de regent van Frankrijk iets gebiedt in den naam van het staatsbelang, heeft zeker geen onderdaan van den koning de vrijheid, niet te gehoorzamen, maar als de hertog van Orleans zijn gezag gebruikt, om zijne nieuwsgierigheid te bevredigen omtrent de liefdesgeheimen van bijzondere personen; als de hertog van Orleans met het gezag van den rogent tot mij komt, en mij beveelt de wijkplaats te schenden van eene jonge vrouw , die -cij van mij heeft afgebeden, en waar zij zich veilig acht in het geloof aan de trouw van mijn woord , dan moet ik zeggen, monseigneur! ik bidde u onderdanigst, neem dat bevel terug ; want het is niet billijk , en mijn geweten verbiedt rnij er aan te gehoorzamen.1'

))En heeft uw geweten u niet het allereerst verboden misdadige personen schuilplaats te ver-leenen ?quot; hernam de hertog met zijnen strengsten toon en blik. .

De priester verbleekte , maar hij hernam nog altyd moedig : »Monseigneur ! misdadige personen ! alleen eene jeugdige dame, die in stillen eenvoud de avondgodsdienst heeft bijgewoond, een kort onderhoud heeft gehad met een' heer van haren stand en van haren leeftijd, in tegenwoordigheid van een' vertrouwden bediende, waarschijnlijk over eene aangelegenheid van het hart.... kon een priester, onwetend van hetgeen in de

wereld , en bovenal in de hofwereld , voorvalt; daar misdaad in zien, en is het hem als misdaad te rekenen, dat hij voldoet aan het verlangen der jonge vrouw, om in ongestoorde eenzaamheid eene wijle tijds in zijn huis door te brengen ?quot;

»Neen , mijnheer! de priester is daardoor niet schuldig, maar hij zou het worden, zoo hij zich langer verzette tegen een noodwendig onderzoek. Als uw geweten alleen kan toegeven aan het belang van den staat, waar ik eenige inschikkelijkheid had mogen hopen voor mijnen persoonlijken wensch, kan ik u bevredigen ; want het is hier de vraag van een gewichtig staatsbelang ; het is mogelijk , dat daar alleen liet-desbelangen zijn verhandeld ; het is ook mogelijk gansch wat anders ; de edelman komt pas uit de Bastille , en de vrouw kan de prinses Or-sini zijn, of voor het minst eene harer vertrouwde partijgangsters , en er bestaan scherpe vermoedens eener nieuwe samenspanning dezer listige vrouw tegen mij ; en ik heb rnij in persoon naar dit oord begeven , in de hoop van belangrijke ontdekkingen te doen. Nu weet gij alles , mijnheer ! erken mijne goedheid , die zich tot deze mededeelingen verledigt, om de teeder-heid van uw geweten te ontzien !quot;

Men weet het, de hertog van Orleans , tout ho)i compagnon qu'il était, kon zeer goed de waardige vorstenhouding aannemen, die hem altijd beter had gepast; en de wijze, waarop bij zich nu een beleedigd vorst toonde , die de allerlaatste minuut geduld heeft gebruikt, greep den pastoor aan met eene ontzetting, die te grooter was, daar zijne verbeelding hem op eens zich zeiven voorstelde, als ingewikkeld in eene samenspanning, ter-terwijl iedere aarzeling eene verdenking van medeplichtigheid op hem wierp.

«De prinses Orsini!quot; riep hij, »in waarheid, monseigneur ! Chanteloup is een lustslot, dat men zegt haar behoord te hebben, en de jonge dame is werkelijk vandaar gekomen , met den ouden hofmeester, die er jaren gewoond heeft. De eigenaar en zijne betrekkingen ken ik niet; toen ik mijn ambt hier aanvaardde, was het slot enkel bewoond door bedienden , en ik weet alleen bij gerucht, dat het sinds eenige weken weer gebruikt wordt door den meester.quot;

gt;)Wij hebben naar de jonge vrouw gevraagd,quot; was het eenige antwoord van den hertog.

«Monseigneur gelieve met mij te gaan : ik zal de eer hebben hem te geleiden,quot; hernam de pastoor, met eene wanhopige poging, om zijne zorg , zijn verdriet en zijne beschaming te verbergen onder de houding van gehoorzaamheid.

La Fare ook wilde volgen-

«Monseigneur !quot; bad de pastoor met eenquot; oot- ; moedigen blik. «Ik zwicht alleen voor den rang en de rechten van den regent!quot;

«Ik versta u , mijnheer! — blijf, La Fare!quot; en de hertog volgde den pastoor , die hem met een gebukt hoofd voorging naar de kamer van i zijn huis, welke hij voor het bezoek van vrienden of vreemden in gereedheid hield, en die zoo


-ocr page 404-

DIANA.

394

goed was ingericht. als men dat verwachten kon I in eene dorpspastorij, welker bezitter er werkelijk i meer op uit was, om zijn geestelijk gezag te i bewaren onder zijne kudde , dan haar te scheren i tot eigen wereldlijk voordeel. Onder het gaan had hij zich nog eens tot den hertog gekeerd en hem gezegd : »Schoon onwetend, ben ik wellicht schuldig geworden , monseigneur ! Ik kan niets doen dan uwe vergiftenis inroepen , en alle inlichtingen geven, die voor mijne onschuld mogen pleiten. Kort geleden is er een koerier uit Italië door dit dorp gegaan , die een paar uren op het kasteel heeft vertoefd, en daarna spoorslags is teruggereden; kan dit betrekking hebben op de groote zaak V

«Wellicht, mijnheer! Altijd ben ik u dank schuldig voor uwe opmerkzaamheid. En wees zeker, dat ik uwe handelwijze in dit alles op haren rechten prijs zal weten te stellen.quot;

De pastoor slaakte een' gesmoorden zucht; hij vreesde, dat dit antwoord dubbelen zin had ; hij zag het luchtkasteel zijner toekomst, gebouwd op de aanvankelijke gunst van den hertog, reeds ineengestort voor zijne voeten .... de diensten aan den regent, zou Philips van Orleans zich gehouden achten die te beloonen . waar hij in persoon eene weigering had ondergaan ?

Bij de deur genaderd , opende hij die voor den hertog, boog zich en week toen ter zijde, met eene haast, die wel bewees , dat hij zich in dit gezelschap niet wilde vertoonen bij zijne gast , en dat hij hare blikken , hare klachten en hare verwijtingen zoo lang mogelijk wilde ontwijken. Philips van Orleans trad binnen.

Als de hertog De St. Simon gelijk heeft, was Philips van Orleans de beminnelijkste man van Frankrijk en voor vrouwen onwederstaanbaar, en wjj hebben geene reden hem ongelijk te geven . vooral omdat hij er bewijzen bijvoegt, die .... tegelijk bewijzen, dat mevrouw De Maintenon dien vorst in dezelfde mate voor den (levaarlijk-sten man van Frankrijk hield; het gevoelen van die twee autoriteiten, die er over wisten te oor-deelen , is ons genoeg , om te besluiten , dat er daar bij Diana een bezoeker binnentrad, die slechts een gering gedeelte van de vele voordeden, die in zijne macht waren, behoefde aan te wenden, om op dit jeugdige, onervarene, voor indrukken vatbare kind eiken invloed te oefenen , dien hij zoude noodig keuren : maar de hertog zelf was nog onbeslist, welke houding hij zoude aannemen tegenover de vrouw, die hij met zooveel drift had begeerd te zien ; hij nam voor, dat te Uten afhangen van den leeftijd , het voorkomen en de waarschijnlijke bedoelingen van haar , die hij zien zoude: hij toefde dos eene wijle in de geopende deur, om haar gade te slaan, en te eerder, daar hij door de vlucht van den gastheer genoodzaakt was, zich zeiven aan de vreemde voor te stellen , en vooreerst geen plan had , dat te doen met den naam , waarvoor alle deuren moesten

openspringen ; maar het gelukte hem niet, eene wijle onopgemerkt te blijven Het jonge meisje, j reeds eenigszins onrustig en vreesachtig, op het ! denkbeeld van zich door een onbekend gevaar bedreigd te zien , en daartegen veiligheid te moeten zoeken ver van haren vader, in eene vreemde woning, had met onafgeleide aandacht naar alle geluid en geritsel zitten luisteren , en er was niet eenmaal de verscherpte fijnheid der gehoorzenuwen, door zulk eene spanning veroorzaakt , toe noodig, om het haar te doen opmerken , dat mannenschreden haar verblijf naderden, dat de deur werd geopend, dat men binnentrad.

De dochter van den Sieur Frangois was wel opgevoed om zacht en eenvoudig te zijn , maar niet tot lafheid ; en in plaa,ts van zich te verschuilen of met beven af te wachten wat er volgen zoude, als een ander schuchter en weerloos kind zou gedaan hebben, stond zij schielijk op en ging den komende te gemoet, vriend of vijand, wat het dan wezen mocht. De eerste opmerking dus , die de hertog over haar konde maken, was die , dat zij een' moeielijken , waggelenden gang had , en eene gestalte , die geene dame van het hof voor zich zou gewenscht hebben. De tweede, toen hij wat vooruittrad en het licht op haar viel, was er geene , die hem beter voor haar innam. Zij was bleek, droeg de merkteekenen van kinderpokken . . . met één woord , ze was leelijk ! besloot de hertog , en te gelijk maakte hij bij zich zeiven daaruit de gevolgtrekking, dat zij niet de vrouw kon zijn , die men eenmaal hem tot minnares had bestemd ; ten tweede, dat zij eigen -lijk niemands minnares of niemands verloofde kon wezen , dat eene liefdes-intrigue, zoo er die in gemengd was , niets dan voorwendsel moest zijn. Dat die vrouw intusschen de prinses Orsini zelve niet was , zag hij terstond, want hij kende deze persoonlijk : eene harer partij gangsters moest het dus wezen , eene listige intrigante , die den jongen edelman , vroeger met hart en ziel aan hem verbonden, nu in eenige politieke handeling mengde , welke altijd eene misdaad moest wezen tegen zijn' meester ; en in de stemming, door die opvatting veroorzaakt, was het dus , dat hij haar zeer dichtbij trad. eene lichte buiging maakte, terwijl hij zijn' hoed afnam , en sprak :

))Ik onderstel, dat ik u stoor, mevrouw! het is anders mijne gewoonte niet, dames te storen zon -der eenige hoop te hebben , dat de stoornis haar welkom zal zijn ; ditmaal heb ik die niet, maar noodzakelijkheid moge mij verontschuldigen, fk | heb eenige inlichtingen te vragen , die gij wel zoo goed zult zijn mij te geven.quot;

En daar zij zweeg, vervolgde hij nog een' toonval strenger:

))Gij zwijgt, mevrouw! ik wil dat houden als een bewijs uwer bereidwilligheid, om aan mijn verzoek te voldoen ; ik begin dus met een paar vragen , die , beantwoord naar de zuivere waar- ' heid , u een bezoek kunnen besparen, dat u nog meer moet mishagen dan het mijne. Vooreerst uw naam , mevrouw ! uwe titels ...quot;


-ocr page 405-

DIANA. 395

Het jonge meisje was te zeer ontsteld , om in deze oogenblikken te kunnen overwegen , of het goed was aan dien eisch te voldoen, en met welk recht die gedaan werd door den man , die voor haar stond. Met eene lichte siddering in de stem, antwoordde zij dus nauwelijks verstaanbaar : • ))Ik heet Diana , mijnheer!quot;

«Welken titel?quot; herhaalde de regent.

»lk heb er geen; ik heb niet eens recht op dien, welken gij mij geeft.quot;

Dit alles had Diana gezegd, terwijl zij haar hoofd van hem afwendde en hare oogen neder-sloeg; want de wijze , waarop de vreemde haar aanstaarde, maakte haar ongerust en verlegen.

»Nog ongetrouwd dus ? dan zal zij wel die zoogenaamde verloofde van den markies zijn ; maar dan moeten ze d'Armentières een philtre hebben ingegeven; want die vrouw is leelijk, onnoozel en zonder toon ; of zij moet zoo behendig zijn , dat zij eene rol speelt! Ik zal er mij spoedig van vergewissen en op nieuw eene poging doende om haar in de oogen te zien . vroeg hij op eens : »Waarom zijt gij hier, mejuffer ?quot; Als zij nu slim is , zal zij eene listige uitvlucht zoeken, een fijn voorwendsel vinden , meende Philips.

«Om een groot gevaar te ontgaanhernam zij met den toon en de houding van vroeger.

»Dat is een geoorloofde maatregel van zelfbehoud glimlachte de regent, overtuigd, dat eene listige zendelinge van Orsini anders zou geantwoord hebben. »In welke betrekking staat gij tot den markies d'Armentières ?quot; ging de hertog voort, nog eens de proef herhalende.

Diana had intusschen een weinig hare bezinning teruggekregen; zij begreep.dat ze voorzichtig moest zijn , en niet wetende, hoe een' uitweg te vinden tusschen voorzichtigheid en onwaarheid , zweeg zij weêr.

))Grj wilt mij hierop niet antwoorden?quot;

«Als gij mij eerst zegt. waarom gij dit vraagt !quot;

))En daarbij schrikt mijne strengheid u af van vertrouwen , niet waar . lief kind ?quot; hervatte de regent op geheel anderen toon dan te voren ; want hij had zijne overtuiging , dat hij met een onschuldig meisje te doen had ; «ik heb anders nooit de gewoonte daarvan ; maar , ziet gij . ik was toornig en geërgerd over hen, die mijn' vriend, den jongen markies d'Armentières, in strikken gelokt hebben en tot handelingen willen brengen , die hem onwaardig zijn en die hem in 'i ongeluk kunnen storten!quot;

Daar sloeg Diana op eens haar groot zielvol oog naar hem op , schitterend van geest en van gevoel , en zij ging naar hem toe en riep:

«Meent gij het dus 1 is het daarom , dat gij vraagt ? Zijt gij een vriend van Gaspard, een trouwe vriend? dan zijn wij ook vrienden,quot; en zij stak hem beide hare handen toe. met al do natuurlijkheid , die wij in haar kennen.

De hertog reikte haar de zijnen ; hij was zoo getroffen over die plotselinge verandering , die hem te gelijk eene gedaanteverwisseling scheen , dat zijn voorhoofd zich kleurde van verrassing, terwijl hij met onverbloemd welgevallen op haar zag.

«Maar vervolgde Diana, ziende dat hij zweeg, »is het nu wel zeker waar . dat gij zijn vriend zijt, en het goede voor hem wilt ? Kan ik u waarlijk vertrouwen ?quot;

«Ik ben de vriend van d'Armentières! ik wil zoo goed voor hem zijn als hij zelf maar wil, en gij kunt mij vertrouwen, allerliefst kind! dit zweer ik op mijn . . . vorstelijk woord,quot; had de hertog in zijnen ijver zich haast laten ontvallen , maar hij bezon zich en zeide : *op mijne eer als Fransch edelman!quot;

«Want ziet gij ,quot; ging Diana voort, »gij weet niet, hoe gevaarlijk het zoude zijn, zoo ik u alles zeide, en mij in u had vergist.quot;

'gt;Ja! ja! ik begrijp dat /' hernam de hertog , terwijl zijne wenkbrauwen zich samentrokken: «maar zeg mij alles ; dat is het beste middel om verder onheil te weren.quot;

))Ziet gij, de vijanden zouden in staat zijn, hem op nieuw in de Bastille te werpen.quot;

»Ja! ja! de vijanden zijn tot alles in staat,quot; sprak de regent met een' glimlach.

)gt;Of nog erger ,quot; voegde Diana er bij.

«Nu , nu , erger ! dan moest de regent niet dilar zijnzeide Philips.

Diana schudde droevig het hoofd.

«Neen! de regent, dat zou niet helpen ; die zou niet vóór hem zijn.quot;

))Is d'Armentières dan zóó schuldig ?quot; vroeg de hertog met eenige onrust.

)Hij is in 't geheel niet schuldig! maar dat moest gij immers weten, gij, die zijn vriend zijt ?quot;

«Meent gij. dat men aan zijne vrienden altijd alles zegt, zelfs zijne dwalingen ?quot;

AVaarom niet ? daar zij het toch moeten zijn, die ons helpen moeten, onze fouten te verbeteren ; waartoe zouden ze anders dienen?quot;

Zij is niet enkel naïf, zij heeft ook een juist oordeel; dacht Philips bij zich zeiven , en luide sprak hij :

«Hebt gjj dan zoo slechte gedachten van den regent, dat gij dien niet in de zaak van een' onschuldige zoudt durven spreken ? . . . quot;

^Integendeel, mijnheer ! als ik den regent spreken kon . en hij een eenvoudig meisje wilde hoo-ren, zou ik hem veel , veel te zeggen hebben.quot;

win waarheid?quot; zeide Philips verrast; «welnu, wat zoudt gij hem dan zeggen? ik ben zeker, dat hij luisteren zou met hetzelfde genoegen als ik.quot;

«Ik zou hem zegden : «Mijnheer de regent van Frankrijk ! voor een groot vorst en voor een groot heer uit het doorluchtige huis van Orleans zijt gij wel slecht gediend , en wel slecht omringd !quot; quot;

«Moe zoo ?quot; vroeg de hertog, een weinig ver-bleekend, en hij schoof zijn' stoel nader bij de ta ■ fel; want Diana was niet gaan zitten , maar ze bleef staan, alleen een weinig leunende tegen dat zelfde meubel.

))Wel! van den hertog van Orleans weet men, dat hij het goede wil voor de Parijzenaars en voor de lieden in de provincie , en toch . . . weet gij


-ocr page 406-

DIANA.

39G

wnt er gebeurt ?. . . er worden in Parijs lieden vervolgd , op bet onbillijkst en zonder eenige oorzaak ... en op zulke wijze, dat ze de vlucht moeten nemen in de provincie, en als ze zich daar dan veilig wanen , dan komen nog weer de vervolgers tot daar , om de woningen in brand te steken , waar ze schuilplaats hebben gevonden, alleen maar om de ongelokkigen in hunne macht te krijgen.quot;

»Igt;at zijn zeker groote gruwelen zei de regent ; «maar, mijn engel! dat zijn sprookjes ; zulke feiten gebeuren er niet meer in de achttiende eeuw en in Frankrijk .. .quot;

«Dat is juist wel gebeurd, en te dezer dage,quot; hernam Diana nog meer ernstig ; »en wat het ergste is, de edelen en moedigen , die de ongelukki-gen willen helpen beschermen en verweren, worden dan bij den regent aangeklaagd , van booze daden verdacht gemaakt, veroordeeld en werkelijk gestraft!quot;

«Maar, mijn lieve! dat is waarlijk een fabel-tje...quot;

gt;'Het is zoo weinig een fabeltje, mijnheer! dat de arme barones De Clairville en mijn Gaspard de personen zijn , waarmede dit is voorgevallen. Verbeeld u, mijnheer! eene jonge schoone vrouw, weduwe zonder beschermers en zonder fortuin, die men zoo ver gebracht heeft door allerlei listen en valsche voorstellingen, dat zij genoodzaakt is gastvrijheid aan te nemen in een verblijf, dat niet voegzaam was voor eene vrouw, als d'Armentières zeide, schoon hij mij niet heeft opgehelderd waarom , en die men vandaar uit heeft willen heenvoeren naar wilde feesten, waar de mannen ruw zijn en veel drinken , en waar de vrouwen zelve zich verleiden laten tot scherts en vermaken, die het hart bederven en van deugd en waarheid vervreemden. Als eene zedige en schroomvallige vrouw in een' zulk en kring wordt ingeleid, op eene wij -ze , dat zij dien niet weer kan verlaten (en dat had men voor met de barones), moet ze sterven van verdriet en schaamte , zegt Gaspard, en dat voel ik levendig , of zij moet, wat nog droeviger zoude wezen, zich er aan gewennen! Dit laatste hoopte men van de arme Athenaïs De Clairville, .. . en... begrijp eens waarom?quot;

»Nu , waarom ?quot; vroeg de hertog van Orleans, toen zij aarzelde.

«Omdat men dacht, dat zij beter dan eenige andere den regent zoude vermaken. . . . en bezig houden , want. ...quot; en Diana sprak zachter , als zeide zij iets , dat niet luid of onvoorzichtig mocht worden uitgesproken; «want het schijnt maar al te waar, de hertog zelf woont zulke feesten bij en geeft ze ; en de anderen, de booze hovelingen , brengen hem in die verstrooiingen , opdat hij afgeleid zou worden van de zorg der regeering, en het oog niet zou kunnen houden op hunne booze handelingen , en niet meer den lust of de kracht zou hebben om de onschuld te onderscheiden van de misdaad, maar de eene en de andere aan hen over zou laten, en zij naar hunnen lust de eerste konden verdrukken om de laat-te ongestraft te laten.quot;

Diana zweeg eene wijle , als om hem tijd te laten tot nadenken; de hertog zweeg ook; hij was met zijne houding verlegen tegenover dit onschuldige kind , in wier naïve opmerkingen hij als in een' spiegel kon zien, in welke gedaante hij zelf en de zijnen moesten staan tegenover de goeden en reinen in den lande.

«Maar het gelukte niet, hetgeen men had besloten ,quot; vervolgde Diana; «d'Armentières verhinderde het! d'Armentières , dien men ook , zonder zijn weten, eene rol had gegeven bij dit bedriegelijk spel; want men had de barones doen gelooven , dat de markies haar lief had en haar tot echtgenoot wenschte ... en dat was toch niet waar, want. . .quot; Diana bloosde en zag voor zich neêr.

«Want hij beminde al,quot; riep de hertog met een' glimlach.

«Ik was zoo goed als met hem verloofd.quot;'

«Ja! nu kan ik het begrijpen,quot; dacht de regent bij zich zeiven. Diana weer aanziende; «nu is er geene andere tooverij bij noodig, dan de be-toovering van die minnelijke ziel, van dit een voudig en lieftallig gemoed, van dit karakter vol waarheid en natuurlijkheid, zich uitdrukkend, als het telkens doet en zonder dat zij het zelve weet, op dit schijnbaar onbeduidend gelaat, om eene teedere genegenheid op te wekken, die wol geen hartstocht is , doch die duurzamer moet zijn dan deze, en daarom beter geschikt'tot het huwelijk , dat, erg genoeg, altijd duurt.quot;

«Maar ik verveel u, mijnheer!quot; hervatte Diana, die zag, dat hij afgetrokken werd.

«o Verre van daar , slechts dacht ik na over uwe woorden. Gij waart verloofd, gij zijt het dan ' niet meer ? ...quot;

«Ja, tusschen mij en Gaspard is alles nu weer opgehelderd, en — maar wij hebben getwist, en juist over die barones ; want hij had haar in veiligheid gebracht bij ons ; ik hoorde van haar, ik j zag haar , en . . .quot;

«Mag ik vragen, wat dat: bij ons is? het kasteel Chanteloup ?quot; vroeg de regent met zekere | drift.

»Ja , Chanteloup !quot;

«Zoo heeft De Crécy toch gelijk!quot; zeide Philips bij zich zeiven.

«En is zij er nog , de barones De Clairville ?quot;

«Gelukkig ja; want nu kan ik haar vergiffenis vragen voor de verdenkingdie ik tegen haar voedde, voor den kwaden wil, dien ik tegen i haar opgevat had in mijn harte; maar het heeft niet veel gescheeld, of de vervolgers hadden haar vandaar weggeroofd. Ze hebben dat beproefd , toen ons kleine lusthuisje in brand stond; een allerliefst lusthuisje , waar mijn vader een vooroordeel tegen had, doch dat ik zoo gaarne bewoonde .. . en Germain was werkelijk omgekocht, om die verwarring te stichten .. . .quot;

«Maar dat zijn in waarheid zware misdaden!quot; riep de regent heftig], «en die er schuldig aan zijn! zullen op het strengst worden gestraft, dat zweer ik . ...quot;


-ocr page 407-

DIANA.

))Ik ben verheugd, dat gij zelf dus verontwaardigd zijt ; ■want gij ziet dus, mijnheer ! dat ik beteren grond had dan eene fabel, toen ik zeide, dat de regent van slechte lieden wordt omringd.quot;

»'t Is maar al te waar, Dubois en De Crécy zijn geene heiligen!quot;

»Het zijn booze geesten!'1 hernam Diana levendig ; swant niet tevreden, zelve het kwaad te doen , leggen zij het gepleegde aan onschuldigen ten laste, en ruien den toorn van hunnen meester tegen dezen op, en die straft dan, waar hij , dunkt mij , had moeten beloonen.quot;

«Gij beoordeelt dien vorst al heel streng sprak de hertog, «of is het d'Armentières, die u tegen hem inneemt?quot;

»Neen , dat doet hij niet; want hij zegt, dat, uit diens oogpunt gezien , zijne schuld wel groot is; maar mij dunkt, een groot vorst moest nooit uit een zoo verkeerd oogpunt zien , dat de onschuld hem als schuld voorkwam.quot;

De hertog beet zich de lippen. «Waar , zeer waar! Ze heeft waarachtig gelijk!quot; sprak hij in zich zei ven.

))En ondertusschen moest mijn arme Gaspard in de gevangenis zuchten, ver van mij , die hem wachtte; ver van mijn' vader, die hem wantrouwde; en hij was buiten mogelijkheid, om zich bij ons te verantwoorden! En toen eindelijk zijn verlangen , zijne onrust zoo sterk werd, dat hem geen middel te zwaar viel om het te bevredigen , toen een bansr voorgevoel hem luide zeide, dat hij vrij moest zijn , om mij te beschermen ... weet gij , wat hij toen deed. om jijne vrijheid weer te krijgen ?quot;

«Neen! maar ik ben uiterst nieuwsgierig het te hooren . .

«Ik voor mij geloof eigenlijk niet, dat het middel geoorloofd is zei Diana; «want het is eene onwaarheid; en hoe het ook zij , men mag toch zijn' vorst niet bedriegen, niet waar ?quot;

«Zeker niet, zoo min als zijne geliefde, en toch gebeurt het beiden somtijds.quot;

«Wat Gaspard verontschuldigt, hij brengt er niemand door in leed dan wellicht zich zeiven ; en nu hij het mij bekende en het reeds te laat was om hem terug te houden, heb ik hem vergiftenis geschonken : was ik daarmede slechts zeker, dat anderen het ook zouden doen! God beware hem voor den toorn van den regent!quot;

«Wie weet, of die nog niet te verbidden zou zijn, en vooral door u !'' sprak de hertog met zijne eigen- i aardige goedaardigheid.

«Zoo dacht ik ook, en daarom wilde ik haastig naar Chanteloup terugkeeren, en mijn' vader smeeken , dat hij met mij henenging naar Parijs ; ik wilde mij nederwerpen aan de voeten van den regent, hem alles verklaren , hem zeggen , dat mijn Gaspard gedwaald heeft, met zich uit den kerker te redden door een bedrog; maar dat zijn Dubois en De Crécy nog wel tienmaal schuldiger j waren, omdat zij hun' vorst hadden bewogen er i hem in te werpen: dat hij dezen wel in vrijheid liet.... en daar men hem in 't eind een edelmoedig vorst prijst, zou dat zeker geholpen hebben ..

«Zeker! zeker!quot; hernam de regent met een' glimlach ; «doch waarom zoudt gij dat voornemen niet uitvoeren ?quot;

«Gaspard werd zoo bleek als een doode, toen ik het hem mededeelde ; en hij bad mij werkelijk met tranen in het oog, vooreerst om niet terug te gaan naar Chanteloup, omdat daar een losbandig gezelschap had afgesproken samen te komen

«Ah ! ah !quot; murmelde Orleans.

«En ten tweede deed hij mij plechtig beloven, nooit, nooit, noch voor hem zeiven, noch voor een ander, in persoon een verzoek te doen aan den hertog van Orleans , die, zegt men, de gevaarlijkste man van Frankrijk is voor de rust en het geluk der vrouwen.quot;

Philips glimlachte met eene gewaarwording van gevleide ijdelheid. »Maar als dat waar is, dan deed hij niet verstandig dat te zeggen sprak hij; weene gewone vroaw zou daardoor nieuwsgierig worden.quot;

«En dat werd ik ook! Maar ziet gij . ik heb beloofd ...

«En zult het houden , met waar ? .. . als gij kunt.. . maar wij zijn van het misdrijf van onzen vriend afgeraakt; wat heeft hij dan toch verzonnen of uitgevoerd?quot;

«De abt Dubois bezocht hem somwijlen in de Bastille ; maar het was altijd om hem over te halen , zijne vrijheid terug te vragen tot zulke voorwaarden, als welke Gaspard niet kon inwilligen, omdat hij naar mijne hand stond, en omdat mijn vader hem ook voorwaarden gesteld had, die juist het tegendeel van hem eischten. Mijnheer de abt Dubois, die een zeer listig en bedriegelijk mensch moet wezen , en die dus het kwade in een ander eerder onderstelt dan het goede, bracht Gaspard toen zelf op een denkbeeld; hij ondervroeg hem over zijne betrekkingen tot de bewoners van Chanteloup , op zulke wijze, dat de markies wel raden kon , dat hij zijne bezoeken op 't kasteel als een verraad tegen den regent, ot liever tegen Frankrijk , had uitgelegd.quot;

«En was die uitlegging niet wel een weinigje de ware ?quot; vroeg Orleans glimlachend: «eene kleine samenzwering ?quot;

«Hoe kon dat zijn ; zoo iets doet men immers niet alleen ? En er was niemand op het kasteel dan de oude Jerome en eenige bedienden . .

«Maar wat deed de markies dan te Chanteloup ? mij heeft hij dat nooit willen zeggen.quot;

«Omdat hem de diepste geheimhouding was opgelegd , zoo lang mijn vader niet geheel had toegestemd. ... en wat hij er deed. . . . hij kwam zien , of wij waren wedergekeerd; want wij hadden in Italië gereisd ; o een' langen tijd ! veel te | lang; waren wij vroeger teruggekomen , dan was er wellicht niets van dat alles gebeurd; nu moest het toch zoo ongelukkig treffen, dat wij eerst | tehuis kwamen , toen de markies niet meer komen kon.quot;

»Ja! dat was het! en ik begrijp nu alles,quot; |


II.

26

-ocr page 408-

DIANA.

398

hernam de hertog ; »niaar zeg mij , lief kind! wie is eigenlijk uw vader ?quot;

«Mijnheer Francis d'Aubigny!quot;

»Ik moest eigenlijk gevraagd hebben: wat is uw vader ?quot;

»Wat ? wel, mijnheer !... mijn vader. .

yEn de eigenaar van Chanteloup ?quot;

»Zonder twijfel, mijnheer! Mijn vader is zoo goed meester in zijn kasteel, als de koning van Frankrijk in zijn Versailles !quot;

))En . .. . uwe moeder

))Mijne moeder is dood!quot; sprak Diana droevig.

«Herinnert gij u harer ?quot;

Ik heb haar nooit gezien. En dat is wel hard, niet waar., eene moeder !quot;

«En waar zijt gij opgevoed?quot;

«Eerst in een klooster aan gene zijde van de Apennijnen, toen alleen bij mijn' vader.quot;

«Hebt gij nooit van de prinses Orsini gehoord ?quot;

»o Zeker! heel veel! en ik heb haar gezien in Spanje. O! Eene beminnelijke dame! die my zoo lief had! die alles voor mij zou willen doen , en die zelfs ernstig voor d'Armentières heeft gesproken bij mijn' vader.quot;

Onder deze laatste vragen had de regent Diana telkens sterk aangezien, wel met goedheid, maar toch met die zekere aandacht, welke het jonge meisje in 't geloof bracht, dat hij haar wantrouwde , en in hare oogen lezen wilde , of zij waarheid sprak. Bewust van hare goede trouw, sloeg zy ze dan ook in hunne volle grootte en met vastheid naar hem op, en Philips sprak nu by zich zei ven : «Hoe heb ik er een oogenblik aan kunnen twijfelen!quot; en tot Diana zeide hij: «Weet gy , dat gij volkomen den oogopslag hebt van de prinses Orsini?quot;

Zij glimlachte en legde vertrouwelijk hare hand op zijn' arm.

«Zie, mijnheer! dat is ook wel eens bij mij opgekomen , als ik voor den spiegel stond; en ik heb het eens aan mijn' vader gezegd .. ..quot;

«En wat antwoordde hij ?quot;

«Hij zweeg! en dat is altijd zijn antwoord, als iets hem onaangenaam is ; ik heb dus getracht, dien inval te vergeten.quot;

«Gij deedt wel, mijn engel! Mevrouw Orsini en gij, daar ligt e.n wereld als afstand tusschenbeide, en toch . . ..quot;

»Ik heb hooren zeggen, dat de uitersten elkander raken.quot;

«En van zeer nabij soms,quot; voegde de regent er lachend bij. «Maar'zeg mij nu, was het niet bij mevrouw Van Egmond , dat de prinses Orsini met den markies onderhandeld heeft over dat hu -welijk ?quot;

«Ja , zoo was het.quot;

))Niet heel lang nog geleden, even voor den dood van den ouden koning?quot;

«Juist, want toen de koning gestorven was, kreeg mijn vader een schrijven van de prinses , dat zij Frankrijk verliet, omdat de hertog van Orleans het regentschap had opgevat.quot;

»Ja , die twee zijn oude vijanden,quot; zeide Philips , en in zich zeiven : Aha! mevrouw Orsini! er zou nu eene gelegenheid zijn om onze oude rekening eens te vereffenen ! — En nu, mijne lieve!quot; vervolgde hij weer tot Diana, «hetoverige raad ik : Dubois, die altijd blij is, als hij een tipje van eene samenzwering ziet, om er zich ter eeniger tijd een kardinaalsmanteltje van te maken , heeft het onzen markies als in den mond gegeven, dat hij er eene smeedde met de prinses Orsini , dat de handeling voorviel op Chanteloup, en dat de schuldige alles zoude openbaren, mits men hem de vrijheid liet, om derwaarts te gaan ; Dubois beloofde , hoorde een en ander, genoeg om den armen regent met zijne gissingen en waarschuwingen het hoofd warm te maken , maar hield, als altijd, geen woord aan den armen gevangene. De markies was intusschen zoo slim geweest als de abt; hij spak van medeplichtigen; hij zette zijn gezicht in de geheimzinnigste plooi, en zwoer, niets te zullen ontdekken dan op de plaats zelve; men begreep, dat hij medeplichtigen had, waarover hij ontevreden was ; Dubois moest nu beloven en houden . ...quot;

»Maar , mijnheer ! mijnheer !quot; riep Diana , de kleine handen ineenslaande van verwondering; ))nu weet gij zooveel als ik. .. .quot;

«En zelfs nog iets meer, mijn kind! Ik weet, dat die twee heeren , welke te zamen naar Chanteloup meenden heen te trekken, ieder hunne eigene bij- ' gedachten hadden. De abt, om, hoe het ook uitviel , zich altijd de verdiensten te geven, van eene samenzwering ontdekt en uitgebracht te hebben , al had hij er ook zelf niet aan geloofd; d^ markies , om met zyne allerliefste en haren vader tot de noodige ophelderingen te komen over zekere ridderlijke daad , die beiden wel wat vreemd konden vinden, en dan voor het overige te rekenen op de goedheid van den regent, waar altijd op gerekend wordt. .. Maar ik zeg u, dat die beide heeren ditmaal eene streep door hunne rekening zullen vinden ... Ze hebben vergeten er aan te denken, dat de regent, hoe onverschillig en onnadenkend en loszinnig zij hem ook achten mogen . toch in 't eind hunne bekentenissen . ontdekkingen, samenzweringen , en wat niet al, als ernst zoude opvatten , als ernst zou behandelen; dat l:,ij die zaak belangryk genoeg zou achten, om er in persoon op te komen toezien ; dat hij d'Armentières en Dubois beiden het best vertrouwde .... onder zijn eigen oog; dat hij hen wel niet kon doen bege leiden door eene compagnie dragonders als lijfwacht, maar dat hij hen omringen zou met een' kring van zijne vrienden , ieder van welke de aanbeveling had , om hunne handelingen te bewaken ; en het minst van allen dachten zij , dat hij geheel helder zoude zien in hunne intrigue , door zijne toevallige ontmoeting met . ..quot;

«Mijnheer! mijnheer!quot; riep Diana, zich nu opheffend uit de stomme verwondering , waarin zijn spreken haar had gebracht; «gij kondt dat alles niet weten , gij zoudt dat alles niet zeggen, of gij moet. .


-ocr page 409-

DIANA. 399

»De regent zelf zijn! Gij hebt het geraden , mijne lieve!quot;

Diana verbleekte , maar snel en met natuurlijke bevalligheid wierp zij zich aan de voeten van den hertog , terwijl zij uitriep : «Monseigneur ! monseigneur ! vergiffenis voor hen , die ik verraden heb ; wat ik heb gezegd. . . . dat was mijne overtuiging, de mijne alleen, en dat moge door uwe grootmoedigheid op niemand verhaald worden, dan op degene ? die schuldig is.quot;

»Sta op , beminnelijk kind !. sta spoedig op !quot; riep Philips , »dat zou waarlijk eene armhartige j grootmoedigheid zijn , die gij daar predikt. Gij hebt de mijne geprezen , en daar gij voor het overige geene hooge gedachten hebt van mijne goede eigenschappen, moge die ééne voor het minst ruim genoeg zijn , om het ontbrekende aan ! te vullen. Nu, ontstel u niet!quot; ging hij voort, I ziende dat zij wilde spreken, de handen vouwde en de groote sprekende oogen vol tranen had. «Ontstel u niet; mij is gebeurd , wat alle luisteraars overkomt; ik heb mijne eigene schande hoo-ren vertellen ; nog beter , ik heb waarheden gehoord , die een ander mij niet zou gezegd hebben, en gij zelve wellicht niet, als gij mij gekend hadt.quot;

«Toch wel, monseigneur! want het blijft altijd de waarheid , maar ik had die anders gezegd, met meer eerbied.quot;

«Nu ja , den laatsten schenk ik u, mijn kind! | Bij dames van uwen leeftijd wek ik liever andere | gewaarwordingen op Maar luister! in dit duel, ] als ik onze zonderlinge samenspraak zoo noemen mag , hebt gij blijkbaar eene volkomene overwin-j ning behaald; want gij hebt mij alles gezegd , j wat gij noodig hadt mij te doen weten ; en met j hetgeen ik heb gehoord, dat ik niet had moeten j weten, kan ik niet meer mijn voordeel doen, i om de wijze zelve, waarop ik het weet. Ik verklaar ! mij dus voor overwonnen , en als teeken der zege, | stel ik mijn wapen — dat is hier mijn wil, mijne i handteekening — in uwe macht; wat gebiedt mij | mijne zegevierende vijandin ?quot;

En op zijne beurt, den glimlach van goedige scherts op de lippen , knielde Philips voor Diana.

«Algemeene amnestie,quot; hernam Diana opgeruimd , zich met vreugde voegende naar zijn' vroo-lijken luim.

«Ook voor de booze dienaren, de slechte raad-| gevers, de vervolgers der onschuld ?quot; vroeg hij j met schalkheid.

»Onder belofte van verbetering . . ..quot;

»Maar als zij die niet houden ?quot;

«Als ze maar weten, dat de meester toeziet!quot; hernam Diana moedig.

«Dan moet de meester allereerst beterschap be • I loven ; is dat niet de meening, schalke ? En hij wil dat,quot; vervolgde Philips ernstiger ; «hij wil het , hij wil dit volk van Frankrijk gelukkig maken ; j hij heeft nooit een ander voornemen gehad; maar i om hut uit te voeren, om er duurzaam in gesterkt te worden, om er met vuur en kracht voor te wer-i ken, om den moed niet te verliezen bij alles wat het tegenstaat en tegenwerkt, moet hem eene vrouw

op zijde wezen als gij ; eene vrouw , die hij kan eerbiedigen en liefhebben. Gij weet niet, wat de anderen zijn , en hoe diep ik ze minacht; eene vrouw als gij zou mij goeden raad geven met een zacht woord , zou mij lust en kracht teruggeven met een' blik .. . .quot;

«Maar, monseigneur !quot; viel Diana hem in de rede, «ik meen toch , dat gij eene vrouw hebt ; ware die niet de naaste, u raad te geven ?quot;

«Neen , ik heb geene vrouw!quot; hernam de regent met bitterheid: «mevrouw de hertogin van Orleans is geene vrouw voor mij. zij is: madame Lucifer, ziedaar alles; maar gij. Diana! gij ziet nu , wat gij op mij vermoogt; gij zult zien, wat gij met mij doen kunt; Frankrijk en mij zeiven geef ik in uwe handen ; aan een engel als gij zijn beiden met vertrouwen overgegeven ; gij zult er mede doen wat gij wilt, zoo gij slechts mij wilt ter zijde blijven . . . Zeg mij , Diana! wilt gij , wilt gij dat?quot;

«Monseigneur!quot; zeide Diana, «ze hebben mij u aangeduid als den gevaarljjksten man in Frankrijk , en ik beken , dat ik nieuwsgierig was dien te zien ; nu geloot ik , dat gij begint mij dien te toonen.... en ... . en ... . of dit nu grootmoedig is ?----quot;

«Gij hebt waarachtig gelijk ! dit is niet grootmoedig !quot; riep de hertog, «en 't is eene dwaasheid tevens ,quot; dacht hij er bij , «verliefd als zij is op d'Armentières ; wie waagt eene worsteling met de droomen van een verliefd meisje ?quot;

«Gij wilt toch wel voor eene wyle mijne bond-genoote wezen?quot; vroeg Philips, terwijl hij nu met goedheid hare hand vatte.

«Ik wil u alles helpen uitvoeren, wat uw edelmoedig hart zal besluiten.quot;

«Nu dan, luister! voor alles wat hij tegen mij gedaan heeft, voor zijne samenzweringen , voor zijn bedrog , voor zijn wantrouwen in mij , mag de markies toch wel een weinigje gestraft worden.quot;

«Toch niet al te veel!quot; zei ze, het mondje pruilend samentrekkende, «en is hij het niet reeds een weinig ? Al zijne ontwerpen verraden . onuitvoerbaar gemaakt; en wat hij zoo angstig heeft willen voorkomen. waarom hij mij gebeden heeft, dezen dag en den volgenden hier door te brengen , juist dat is gebeurd: ik heb het geluk gehad mijn' vorst te leeren kennen; een geluk — wel zeker een geluk — zelfs voor hem!quot;

«Omdat hij er dat niet van wachtte , en dus geen vertrouwen had in mij , verdient hij juist het allermeest mijn' toorn ; en toch geheel kan ik; hem geen ongelijk geven: hij kende u; — nu willen wij beiden ook tegen hem samenzweren ; vindt gij 't goed?quot;

«Zoolang ik van 't eedgenootschap mag blijven, ja! monseigneur !quot;

«Vooreerst begin ik met den markies , die op Chanteloup moet zijn , terug te halen, en daarna voeren wij hem samen gevankelijk naar Parijs.quot;

»Als gevangene?quot; vroeg Diana wat bedrukt.quot;

«Ja , en geketend ook !quot;


-ocr page 410-

DIANA.

400

»o , Monseigneur!quot; riep zij , de kleine handen saamgevonwen naar hem opheffende; ))dat kan niet zijn!quot;

))Het moet zijn !quot; hernam Philips . »maar . . . het zal aan n staan , zijne ketenen zoo licht te maken als mogelijk is.quot;

»0 Danglimlachte het meisje. «Maar hoe kan dat ...

»Luister, wat ik heb uitgedacht.quot;

Eene korte poos fluisterde de hertog nog met de jonkvrouw, die blozend aanhoorde; daarop nam hij afscheid , en hare handen in de zijne nemende, sprak hij: »Gy ziet, mijn kind ! mijne zorg voor ^ is eene vaderlijke , gun mij nu ook het voorrecht van een vaderlijk vaarwel; de regent van Frankrijk zal u na dezen altijd gedenken als eene dochter.quot;

En hij kuste haar het voorhoofd.

«Monseigneur ! het wordt nu tijd dat gij gaat, want gij begint mijn' vader afbreuk te doen in mijn hart,quot; antwoordde Diana , met een glimlach op de lippen , maar met een' traan in het oog.

ïgt;Ik dank u!quot; hernam Philips, »zoo geeft gij mij toch iets.quot;

En hij verwijderde zich met eene aandoening, die hij trachtte te verbergen.

Diana, hem naziende, sprak in zich zelve: ))Neen ! nooit . nooit, zal ik den hertog van Orleans vergeten!quot;

VI.

Het was tien ure in den avond geworden, en de rust op Chanteloup was door niets buitengewoons gestoord. D'Aubigny begon zich te verbeelden , dat de markies loos alarm had gemaakt, om vurigen dienstijver te bewijzen; en reeds had hij er berouw over, dat hij Diana van zich had verwijderd, en Jeróme het geheim bevel had ge-I geven, haar , zoo het zijn kon, den nacht in ! de pastorij te laten doorbrengen; reeds was hij op het punt om de barones te gaan zien , haar deelgenoote te maken van hetgeen er was omgegaan , en er haar gevoelen over te hooren , toen zich op eens een luid gerucht van menschenstem-; men en paardenhoeven en een gebas van honden ! dicht bij 't kasteel verhief, de groote oprijlaan | binnenstormde, en eindelijk een luid horenge-i schal, vlak bij de voorpoort, verkondigde, dat ; deze jachtstoet er wenschte binnen te trekken.

Mijnheer Francois d'Aubigny, die, als wij ons herinneren , op Chanteloup een' vorstelijken stoet ; aanhield , was echter op dit oogenblik zonder zijn' majordomo, daar de trouwe man nog niet was te-: ruggekeerd. Hij zond dus een paar voetknechten 1 henen , om van den portier te hooren , wie de ' lieden waren , die zoo laat in den avond een be-i zoek kwamen brengen. Maar de gasten schenen geen' tijd of geen' lust gehad te hebben om aan de deur te onderhandelen, en de portier scheen er niet aan gedacht te hebben , ze te laten wachten ; want de groote slagdeuren stonden wijd open, ! en een troepje edellieden drong die binnen met eenige overhaasting, als ware het hun reeds te lang toevens geweest, dat ze de deur niet vooruit open hadden gevonden. De pages en palfreniers bleven intusschen met de paarden en honden bescheiden wachten aan den voet van den grooten trap.

Een der bedienden, door d'Aubigny afgezonden, vroeg den portier, waarom hij op dit uur de groote poort openzette en zooveel personen bin- 1 nenliet, zonder te weten, of zijn meester bezoeken wilde ontvangen.

Maar eer de portier antwoorden kon, riep een der binnenkomenden met eene luide stem : gt; Omdat men het hem heeft bevolen in den naam van een' persoon, voor wien alle deuren in Frankrijk i moeten open zijn.quot;

De man , die dat gesproken had , trad daarop snel vooruit, alsof er na deze verklaring voor hem en zijn gezelschap geen hinderpaal meer mogelijk kon zijn. Francois d'Aubigny , die zijne lieden op den voet gevolgd was , om zich te vergewissen van de soort zijner gasten, had wel dit ! woord gehoord, maar hij trad dien man toch te ! gemoet met vastheid , en hij zeide hem:

«Mijnheer! ik weiger niemand gastvrijheid, die mij haar viaagt oj) beleefden toon; maar het is niet genoeg, groote namen, van wie dan ook, in den mond te hebben; men moet ook kunnen bewijzen, dat men recht heeft die te gebruiken ; u ken ik niet, mijnheer! voor iemand , die dat recht zoude hebben.quot;

«Markies De La Fare!,, antwoordde deze luid,^ «kapitein bij de lijfwacht van Zijne Koninklijke Hoogheid, monseigneur den hertog van Orleans, I regent van Frankrijk,quot; en fluisterend voegde hij ! er een enkel woord bij, waarop de Sieur Frangois ; zich boog; en terstond de flambouw uit de hand nemende van een' der lakeien , sprak hij : «Met dankbaarheid neme ik de eer aan, die mijn huis geschiedt, mijne heeren! ware mij die voorspeld : geweest, zeker zou ik eene andere ontvangst hebben ; voorbereid,quot; en met die woorden even het geselschap rondziende , als zocht zijn oog een' bekende, boog j hij zich diep voor een' hunner, die zeker de uitnoo-diging begreep ; want terstond den arm nemende van La Fare, ging deze vooruit, gevolgd en bijgelicht door den gastheer zei ven. Op een' wenk van den laatsten openden twee lakeien de slagdeuren der groote eetzaal.

Als wij weten, had de Sieur Frangois de gewoonte , om lederen dag voor zich en zijne dochter te laten aanrichten, als ware hij altijd de prinses Orsini wachtende ; sinds de barones op Chanteloup haar verblijf hield, was er ook voor deze gedekt; maar altijd bleef toch de overvloed en de verfijnde weelde der spijzen, der bedienden , der menigte lichten , der reukwerken , die er dampten, in eene zoo vreemde verhouding met twee of drie huisgenoo-ten, die zamen zouden aanzitten, en die geen vor- | sten waren , dat de aanzienlijke vreemdelingen by i


-ocr page 411-

DIANA.

401

het inkomen van verwondering getroffen staan bleven, en de regent driftig en met ernstige ontevredenheid d'Armentières influisterde : «Markies! gij hebt mij verraden, en dit is het sterkste bewijs uwer schuld .... dat ik tot hiertoe gevonden heb.quot;

«Monseigneur!quot; antwoordde d'Armentières met een' zucht, »ik wenschte, dat ik geene andere schuld tegen u had .... Dit verraad heb ik niet gepleegd ; ik ben zelf even verrast van deze ontvangst.quot;

Dat was waarheid. De markies was nog nooit op Chanteloup geweest, terwijl de meester er zelf was , en de enkele malen , dat hij er een uur of wat vertoefd had in diens afzijn, had Jeróme hem in 't kleine lusthuisje ontvangen ; zijne verrassing was dus ten minste even groot als die der anderen, en te grooter , daar hij van den man, die altijd zijne burgerlijke afkomst op den voorgrond zette, zulk eene zeldzame prachtliefde, zulk eene verfijning van behoeften, wel niet had kunnen verwachten.

Wij zijn even verwonderd als Francis zelf, den markies te zien binnenkomen met dit gezelschap ; toch was dit van het begin af zoo besloten geweest. Al had hij het durven wagen , buiten den hertog en de zijnen derwaarts te gaan, hij had het niet kunnen doen , en hij wist nu ook . dat het nergens meer toe zoude dienen ; hij wist immers Diana in veiligheid ; de blikken van die loszinnige jonge edellieden zouden haar niet ontheiligen ; hunne taal, hunne gesprekken, hunne vleierijen hare ooren niet beleedigen, hare verbeelding niet ontwijden ; en hetgeen de markies als het grootste gevaar voor haar had gevreesd : de regent zou haar niet leeren kennen ; de oorspronkelijkheid van haar karakter, de eenvoud van haar gemoed, de natuurlijkheid, door geene kunstenarijen der opvoeding vervalscht, zouden niet door hem kunnen worden opgemerkt en gewaardeerd , dat bijna hetzelfde moest zijn ; want zoo Philips ze eenmaal had begrepen , dan zou hij slechts één wil hebben : haar bezit; en als de regent van Frankrijk wilde, met hartstocht wilde , wat zou hem dan onmogelijk zijn ? . .. Men ziet het: de markies dacht als Bertha in van Len-nep's Jacoba :

wik dacht dat elk, ook mijn gravin,

«Van Zijl moest zien met Bertha's oogen.quot;

Maar hij had zich vergist; het was geen hartstocht , die Diana's ontmoeting bij den hertog had opgewekt. Zij had gewerkt op de beste eigenschappen van zijn hart en gemoed ; zij had indruk gemaakt op zijn' geest; zij had niet tot zijne zinnen gesproken ; en daarin toonde De Cré-cy betere kennis van des meesters karakter, dat hij eene vrouw van de schoonheid der barones had gekozen, om zulk een'indruk te weeg te brengen. Maar d'Armentières had op dit oogenblik slechts ééne gedachte; hij wist nu Diana veilig, en hij moest ook d'Aubigny daarvan verzekeren ; en toen deze, onder voorwendsel van een' zijner lieden iets te bevelen, hem naderde, en hem wat bitter en wat geërgerd influisterde , met een' blik op den hertog:

»In waarheid, markies! is dit uwe wijze van te treken met het Palais'-Royal ? Hetgeen er de ergernis van uitmaakt, mede te slepen naar Chanteloup ? Want, indien ik het wel heb, zijn er, om van de heeren niet te spreken, onder deze cavaliers ...

«Twee of drie Amazonen! dames van de opera!quot; vulde Gaspard aan ; «daarom moest Diana niet hier zijn! begrijpt ge mij , mijnheer ? Zij is nu veilig , want zij blijft bij den pastoor ; voor 't overige, hoe vreemd gij mij ook ziet handelen , wat gij mij ook hoort zeggen , verdenk mij niet, en bovenal spreek mij niet tegen : ik moet... en ziende, dat La Fare zeer dicht nevens hem stond, vervolgde hij : «Ik heb moeten bekennen . . ..quot; toen eerst deed hij, of hij den kapitein der lijfwacht zag en met schrik opmerkte.

D'Aubigny, die er wel niet veel van begreep, maar toch genoeg, om de overtuiging te hebben, dat de markies het wèl meende met zijn kind, ging nu naai den hertog en bad hem eerbiedig , de eereplaats aan zijne tafel te willen innemen.

»Zoo wil ik , mijnheer d'Aubigny! alleen niet te veel omstandigheden, al^ bet zijn kan; de graaf van Blois heeft een' afkeer van alles wat naar ceremonie zweemt, en zijn gezelschap zoude niet het zijne wezen, zoo het er anders over dacht/'

De graaf van Blois! De regent gaf te verstaan, dat hij met dezen titel zijn incognito omkleedde. Eene dwaasheid toch , een incognito voor den hertog van Orleans, dat altijd liet eerst verraden werd door zijne eigene figuur , en niet minder door zijne wijze van dat incognito te dragen ; daarbij kon hij niet meenen , bij d'Aubigny onbekend te zijn, die hem meer dan eens had gezien in Spanje , ten tijde van den vollen glans der prinses Orsini ; in dien tijd , toen Lodewijk XIV den hertog van Orleans aanzeide, dat hij in goede verstandhouding had te leven met de Ca-merera-major , of naar Frankrijk moest terug-keeren; eene goede verstandhouding, die intus-schen allermoeielijkst te bewaren viel door de eene partij , als de andere onophoudelijk machines liet spelen, om hem het leven zuur en het volbrengen zijner plichten onmogelijk te maken. Duistere beschuldigingen waren het, die de prinses Orsini toenmaals wist te werpen op Philips van Orleans; men zegt zelfs , dat hem van wege de prinses wel eens eene chocolade bereid is, die.. . hij gelukkig niet heeft gebruikt, en ter andere zijde, dat de hertog liever met hare vijanden omging, dan met hare vrienden! Het is zeker, dat er bij Philips een haat tegen die vrouw was gerijpt, die te meer ingeworteld was, en onuitroeibaarder bleef, naarmate hij dien minder lucht had kunnen geven, en omdat die de eenige hartstocht was van deze soort , dien hij is blijven vasthouden. Maar wij spraken van zijn incognito , dat er op dit oogenblik voor niemand een was ,


-ocr page 412-

DTANA.

402

zelfs niet voor de bedienden; want La Fare's woord aan den portier was ook dezen eene inlichting geweest: doch het was den regent genoeg , dat men zijn wenk, om onbekend te wezen, kende, en zich daarnaar gedroeg. Het antwoord van d'Aubigny moest hem dus welgevallig zijn.

«Mijnheer de graaf van Blois kan verzekerd wezen , dat niemand meer afkeer heeft van ceremonie dan ik zelf, en om het te bewijzen , zal ik mijne overige gasten bidden, zich neder te zetten naar het hun invalt, zonder onderscheid van rang : ze zijn aan de tafel van een' burger.quot;

Toen men die uitnoodiging had gevolgd, sprak , de hertog opgeruimd tot d'Aubigny : ))Gij spreekt ; naar mijn h'art, mijnheer d' Aubigny ! als de tafel i gedekt is, moet alle rang vergeten worden, en I alleen die het meest tot de algemeene vreugd toebrengt, mag zich beroemen de meeste te zijn. Maar, corhlcu! mijnheer d'Aubigny! Gij spreekt van eene burgertatel, en mij dunkt. gij moet eten als een aartsbisschop , naar de aanstalten , die ik gemaakt zie. Ik kan toch niet onderstellen , d .t wij gewacht werden ?quot;

«Oordeel zelf, monseigneur ! of dit bezoek onder de berekening van mogelijkheden vallen kon ! . . .quot; hernam de Sieur Francois , en zag daarbij d'Ar-mentières aan, of hij het dezen weet, dat hij die berekening niet had kunnen maken.

))Het is zoo! het is zoo!quot; sprak Philips, »en mevrouw de prinses Orsini zal er zeker ook niet op gerekend hebben . . . .quot;

))Zoo ik er op had kunnen rekenen,quot; viel d'Aubigny schielijk in met een' donkeren blos, »zou ik wel zeker mijn' hofmeester niet van huis hebben gezonden .... en andere maatregelen genomen hebben met mijnen kok ; wees daar zeker van , monseigneur ! maar wie een kasteel bewoont, moet er niet leven als een wever: hij zou dan de wevers zeiven het eerst te kort doen ...quot;

»Bravo! mijnheer d'Aubigny! ik verheug mij, dat gij van zulke philanthropische gevoelens zijt; want met eene fortuin als de uwe, kan men veel goeds, maar ook veel kwaads doen in dit schoone koninkrijk van Frankrijk, als gij het, bij voorbeeld, ; wildet gebruiken , om eerzuchtige plannen te helpen uitvoeren . . . u wildet mengen in partijschappen , in staatkundige twisten , of wat daar meer is van dien aarden de regent hield d'Armen-tières scherp in 't oog, die zijn best deed om er heel verschrikt en verlegen uit te zien

»Maar, monseigneur! hoe komt deze gedachte in u op ? . .antwoordde Francois gul en opgeruimd, ))ik ! die overgelukkig ben, zoo ver mogelijk van alle intrigues en alle intriganten af te zijn, zou ik er aan denken mij op nieuw te wikkelen ..

oin eene kleine samenzwering! Och. waarom niet ? gij hebt veel geld , en, als gij weet, geld is de ziel van zulke ondernemingen.quot;

»Ik besteed het mijne, zoo ik hoop, aan wat beters ...quot;

De wijze, waarop d'Aubigny deze antwoorden gaf, getuigden zoo geheel van een vrij en onbezwaard politiek geweten ; ze getuigden zoo geheel van wat anders , als d'Armentières had voorgewend dat men op Chanteloup vinden zoude, dat de markies bloosde en verbleekte van schaamte en ergernis ; de regent bleef hem doordringend aanzien , met een bijna onmerkbaar glimlachje, vol ironie .... maar vóór wij verder gaan, moeten wij het gezelschap voorstellen, zooals het dilar aanzat.

Philips van Orleans zat in het midden van de tafel, tegenover de breede pnrte-hvisce. die van zwaar spiegelglas was samengesteld , en die den glans verdubbelde van al de waskaarsen op de lustres in de zaal, van de kristallen kroonlichten boven de tafel en van de zilveren candelabres daarop ; naast zich had de regent den kapitein zijner lijfwacht , La Fare , en den jongen hertog De Brog-lie , zijn' spion en zijn' vertrouwde tevens, niet minder dan Dubois. Deze heeron hadden ieder eene der Amazonen van de opera naast zich genomen, om , zooals De Broglie zich uitdrukte, deze dames van tijd tot tyd hare rol te sou69eeren ; d'Armentières hi.d zich aan het eind van de tafel willen zetten , maar d'Aubigny had hem met vriendelijken dwang de plaats naast zich doen innemen ; en eene minder gewenschte kon er voor den markies bij deze gelegenheid nauwelijks uit te denken zijn : want de gastheer zat tegenover zijn' voornaamsten gast, en dus zag zich de markies . dezen ganschen merkwaardigen avond, onder het bereik der blikken van den meester, die hem wantrouwde, als hij dacht, en van diens spionnen en gedienstige vleiers , die om geen ander ^ doel daar waren, dan om den jongen man te bespieden en te kwellen : en vooruit wist hij dus, dat hij niet eens den schijn van een vertrouwelijk woord, geen' blik , geen' wenk met d'Aubigny zou kun-den wisselen . zonder er die uitlegging aan te zien geven , die hij wellicht het meest vreesde. De Nocé en de ridder De Matignan waren mede van de partij ; maar ze waren niet zoo ver, als de anderen. in het geheime doel van den tocht; zij dachten alleen, dat het waarheid was, \7at de hertog als openlijke reden van deze reis had opgegeven : de voornaamste steden van zijn hertogdom, Tours^quot; Orleans en Blois te bezoeken, hetgeen hij nog niet gedaan had , sedert hij tot het regentschap was gekomen. Tegelijk had de hertog hun eene vroolijke jachtpartij beloofd in dat wildrijk oord, en er by gevoegd , r'at hij dan zijne nieuwsgierigheid wilde bevredigen omtrent het prachtige kasteel Chanteloup, naar men zeide, op last van zijne oude vijandin, Orsini, gebouwd, en waar men allerlei wonderen van vertelde.

Maar nog twee gasten waren er in d'Aubigny's woning doorgedrongen , onder bescherming van een' grooten naam ; gasten, die hij wel niet per-soonlyk kende , maar wier tegenwoordigheid hem eene huivering aanjoeg , toen hij ze hoorde noemen ; de een had zich schuins tegenover den markies geplaatst en bleef hem met gluipende blikken begluren — dat was de abt Dubois — en de ander had zich zeer nederig aan het eind der tafel


-ocr page 413-

DIANA.

403

gehouden , maar toch zóó , dat zijn oog alle aan-wezenden konde gadeslaan , en tegelijk het vertrek rondzien — dat was de Vicomte De Crécy.

Die twee mannen dailr, op dat oogenblik, bedreigden den armen gastheer zeker in eene , die hij lief had of beschermde. En toen de hertog, met zijne gewone bonhomie, en zonder er op dat oogenblik iets bij te denken , tot d'Aubigny zeide : »Ik heb vergeten , mijn' gastheer de personen te noemen , die ik bij hem inleiden tot die twee namen kwam , en daarna zijn' blik richt-te op hunne personen , toen ging Frangois eene huivering door de ziel, als had hij twee kwade geesten voor zich zien oprijzen . . . En inderdaad, kwade geesten waren het ook, slechts niet zooveel voor hem , als zij het wenschten te zijn , want de goede engel was tusschenbeide gekomen. Wat ze toch nog vermochten op den loszinnigen. weifelenden vorst, die door eene aardigheid van het ernstigste doel werd afgeleid, was niet weinig, en te eer , daar hij door valsche schaamte en door ironie veel spoediger overwonnen was , dan door ernst of besef van plicht. en zij die zwakheid in hem kenden , en van die wapenen allerbehendigst tegen hem srehruik wisten te maken.

Gelukkig had hij hun zijne ontmoeting met Diana niet medegedeeld , noch den indruk, dien deze bij hem had te weeg gebracht, en de beloften , die zij op hem had verwonnen. Aan La Fare had hy zijn vertrouwen geschonken, maar die was met | eene oprechte genegenheid aan zijn' persoon gehecht, en de minste eigenbelangzoeker onder allen. Wat de hertog beval, voerde hij uit, zonder eene enkele vraag, of het goed of kwaad was ; hij had geen geweten, dan de wil van zijn' meester , en voor zich zeiven bedoelde hij niets , dan alle diens tuimelingen te mogen deelen , en bij ieder drinkgelag en bij ieder stormachtig feest nevens hem te zijn , om hem te bewaken en voor hem te zorgen. La Fare is ook dezelfde , die later , bij de gewelddadige schaking van den maarschalk Villeroi, zulk eene moedige en belangrijke rol heeft gespeeld. Maar juist omdat Dubois en De Crécy van den regent geene inlichtingen hadden gekregen omtrent zijne ontmoetingen, sinds hij door de onweersbui van zijn gevolg gescheiden was (zij wisten alleen, dat hij met La Fare ergens geschuild had), onderstelden zij, dat er wat voorgevallen was, vooral omdat ze te gelijker tijd d'Ar-mentières hadden gemist, die De Broglie en de beide dames tot gezellen had , of liever, die zijne bewakers voor eene wijle was ontvlucht, onder voorwendsel , dat zijn paard hinkte en niet meer voort kon, waarna hij was afgestegen dicht bij 't dorp, en , daar hij natuurlijk op die wyze de anderen niet konde bijhouden, een voetpad had ingeslagen ; hy hoopte bij den een' of anderen dorpeling een paard op te doen , en zou zich weder by hen voegen op de afgesproken plek der samenkomst; zij zouden hem met den hoorn sein geven , als zij er waren aangekomen. De Broglie had wel achterdocht , dat de markies eenig ontwerp wilde uitvoeren , maar om dit te doorzien, moest men hem zijn' eigen' weg laten gaan , onder voorbehoud,. om hem ongemerkt te bespieden. De tooneelda-mes waren te zamen aan het twisten geraakt over de aanstaande rol verdeel ing bij eene nieuwe opera ; en zij hadden er hare geleiders bij vergeten. Dat alles wisten Dubois en De Crécy, maar niets meer. De Amazonen hadden hun niets kunnen zeggen, toen zij, eerder dan De Broglie en d'Armentières, op de afgesproken plaats waren aangekomen. Zy waren veel te veel bezig geweest, eerst met haren twist, later met de natte hangende veéren van hare kastoor-hoeden ; en De Broglie kwam eerst met d'Armentières terug , want hij had hem opgewacht op den rijweg; maar wat hij verder wist, zeide hij den beiden nieuwsgierigen niet, om de goede reden, dat hij voor zich zeiven bij den regent winst dacht te doen met de ontdekking. En toen later de hertog met La Fare zich ook bij hen voegde, en zonder zich over iets uit te laten , een der paarden besteeg, die de pages bij de hand voortleidden , en het voortzetten beval van den tocht naar Chanteloup, en den markies aanzag met iets, dat ieder terstond als welwillendheid uitleide , toen waren allen den loop van het spel kwijt. De Broglie waagde toch nog zijne mededeelingen , maar de hertog zeide kortaf:

»Tk weet dat, en zwijg het alsof gij het niet wist.quot;

Men begrijpt. dat juist door dit alles de spanning op het sterkst was , en de nieuwsgierigheid meer dan ooit geprikkeld, wat de regent nu meende te doen. Dubois en De Crécy hadden er beiden al te groot belang bij , om het niet uit te vor-schen door elk middel; en ieder van zijne zijde had zich beloofd , niemand of niets te sparen ; en ieder hunner had daartoe een plan gebouwd op eigene hand.

Dubois, met zijne gewone vrijpostigheid , had zich onder het heenrijden naar Chanteloup bij den hertog gevoegd , en na twee of drie zydeling-sche aanmerkingen over de échappade van d'Armentières, eindelijk stoutweg gezegd, dat de markies nu gelegenheid had gehad , alles , wat hem beschuldigde, uit den weg te ruimen, en gevraagd , waartoe nu de regent van zijne zijde besloten was . ... ?

))Tot zwijgen ,quot; had Philips van Orleans geantwoord , op een' toon , die bewees, dat hij ernstig meende wat hij zeide , en de abt wist toen, dat hij niets hooren zoude; want er was niemand, die zóó konde zwijgen , als hij het wilde, ondanks al de gulheid en achteloosheid van zijn karakter; nooit, zelfs niet in den roes van den wijn, of in den roes der zinnen, ontviel hem een woord over eene gewichtige zaak , die hij verbergen wilde; en schoon hij dikwerf zijne persoonlijke ontwerpen prijsgaf, in die van den staat mengde hij niemand, die er niet toe gerechtigd was, hetgeen veroorzaakt heeft, dat deze wilde en losbandige vorst wel zelf heeft zitten spinnen aan de zijde zijner Omphale's, maar nooit de regeering aan 't spinrokken heeft laten vervallen , of, om zonder mythologie te spreken , dat hij nooit minnares-


-ocr page 414-

404

sen eenigen invloed heeft gegeven op staatszaken ; ] terwijl* de zich noemende groote koning Lode wijk XIV , met al zijne deftigheid en met al zijn despotisme , de latere regeering van den cótillon al vrijwel had voorbereid. Maar dat alles doet niets tot onze zaak, dan alleen om te bewijzen, dat Dubois recht had , zich vooreerst geslagen te achten , toen de hertog hem van zwijgen had ge-| sproken.

i De Crecy, van zijne zijde , slaagde niet beter, j »Monseigneur ! men heeft een vermoeden , dat de markies Gaspard met de schoone Athenaïs eeni-ge samenkomst heeft gehad , en dat hij haar gewaarschuwd heeft zich van Chanteloup verwijderd 1 te houden ; wellicht heeft hij haar nu reeds naar de eene of andere landhoeve doen verhuizen.quot;

»\Velnu, mynheer de Vicomte! daar kunnen wij niets tegen doen !quot; zei de hertog.

'•Daar kunnen wij zeer veel tegen doen,quot; hervatte De Crecy moediger; ))zoo uwe hoogheid slechts een paar lieden tot mijne beschikking stelt en overigens mij de vrijheid geeft, daarin te handelen zooals de noodzakelijkheid het zal ei-schen, dan zal uwe hoogheid zien , dat er wèl iets aan te doen is , en dat...quot;

»lk dank u, Vicomte! er is reeds meer dan | genoeg gedaan, dunkt mij !quot; zei de hertog ! droogjes.

De beide heeren, aldus teruggezet, voelden zich echter niet voor goed overwonnen, en hadden zich beraden op heftige aanvallen, als men eens de plaats der handeling had bereikt; intusschen kon hot niet schaden , dacht Dubois , om zoo par-ci par-la onderweg een sprankje van den ouden haat tegen de prinses Orsini op te rakelen , of hij daarmede eene vlamme des toorns tegen d'Aubigny en den markies te ontsteken vermocht.

De regent hoorde aan en zweeg; maar waarheid was het. en Dubois was er zeker van, dat die snaren nooit werden bespeeld, zonder zijne heftigste hartstochten te doen trillen.

De Crecy, op zijne beurt, liet niet na de bekoorlijkheden , de levendigheid en de opgewektheid der barones te prijzen en in een behage-! lijk licht te stellen , op de kans af, dat de hertog , haar vindende, daardoor vóór haar zoude ingenomen zijn, of, haar niet vindende , in brie-schende drift zoude geraken over de teleurstelling. En de hertog hoorde aan en zweeg. Maar waarheid is het, dat hij zeer verlangde die vrouw te zien, al ware het ook slechts om eene vergelij-! king te- maken tusschen haar en de andere, die hij had moeten teruglaten. En waarheid is het ook-, dat het juist in zijn karakter lag , om zich nu eens door dezen, dan weder door genen indruk te laten besturen, en dat hij van de verschillende gewaarwordingen , waarin hij , sedert zijne komst in de dorpspastorij , was heen en weer geslingerd , zelve niet recht wist, welke de i overheerschende was; of liever, hij was doorgaans van de partij van den laatsten spreker, en dan vooral, als zijn gevoel of eenige hartstocht met dien spreker was. Al had hij dus willen zeggen, wat hij eigenlijk had besloten , — behalve zijne beloften aan Diana, die hij wel ze- i ker dacht te houden, wist hij het zelf niet en wilde afwachten , wat de anderen zouden doen.

In die stemming waren de voornaamste personen op Chanteloup aangekomen ; in die stemming zaten ze neder, wachtende op den avondmaaltijd , I in de prachtige eetzaal van d'Aubigny , die zelf niet wist, wat hij er van denken moest , maar die het intusschen , door de menigte zijner ongewachte gasten , druk genoeg had ; voor zoo velen was er op hetzelfde oogenblik nauwelijks voorraad gereed , zelfs niet in zijne weelderige keuken.

Zijn kok liet hem dus influisteren, het eerste gerecht, dat nu opgedragen werd , zooveel het zijn kon , te rekken, opdat men tijd zoude hebben de hoeveelheden voor het tweede en derde gerecht te verdubbelen.

De wenschen van het keukenhoofd werden plotseling ver/uld door een ongewacht tusschenspel.

Toen de geurige soepen op de tafel dampten, in hunne zilververgulde terrines, dee.l een der bedienden plotseling de spiegeldeuren open, en eene vrouw trad binnen. De gastheer, met den rug naar die deur gezeten, kon niet zien . wie er binnentrad , maar reeds het kraken der deuren en de zachte tred hadden het hem gezegd, en roerloos en verbleekt bleef hij zitten , als begaf hem op dat oogenblik zijne tegenwoordigheid van geest. De regent en de heeren. die in die richting zaten, hadden zooveel te beter gezien ; dat bewees de verrassing en de voldoening der blik- v ken, die zij wisselden en bovenal had De Crécy haar goed gezien ; want snel als een rukwind stond hij op, naderde de dame met eene diep buiging, en sprak met zegepraal en luide , dat allen het hooren konden :

Mevrouw de barones De Clairville!quot;

In waarheid, zij was het zelve, de arme Athenaïs , die voor 't minst even verschrikt was als haar gastheer, en niet minder verrast dan al de gasten te zamen. Hoe zij daar binnenkwam, verklaart zich van zelf, omdat, bij zulk eene ongewone drukte, in de meest geregelde huishouding niet op alles kan worden gedacht, of liever , juist omdat er in de huishouding van den Sieur Francis eene orde heerschte , die niemand gewoon was te verbreken , zonder een opzettelijk bevel van den heer des huizes.

Het was eene vaste gewoonte, dat een der lakeien de barones kwam aanzeggen , als de tafel gereed was. Ware de oude Jerome daar geweest, hij zoude wellicht tegenbevel hebben gegeven voor heden , of dat zelf, al ware het door een teeken, van zijn' meester hebben gevraagd. Maar wij weten, dat hij niet daar was, en zoozeer was | men in dit huis aan blindelings volgen gewoon , zonder eigen oordeel te durven raadplegen of eene vraag te doen, dat die man ook heden zijne taak had verricht, en, zonder er iets bij te voegen , der barones de gewone aanzegging bad gedaan.


-ocr page 415-

DIANA.

405

Het kasteel was zoo groot, en dat gedeelte , waarin Athenaïs gehuisvest was, zoo ver afgelegen van den hoofdingang, dat zij ter nauwernood eenig ongewoon gerucht had bespeurd, en dus , zonder het minste vermoeden , dat er gasten konden zijn, zonder de minste aarzeling , de eetzaal binnentrad.

Men begrijpt nu iets van wat zij voelde, toen zij zich plotseling zag tegenover een' grooten en woeligen kring; toen De Crécy daar op eenmaal voor haar stond, en hare hand wilde vatten. Den regent, dien zij nooit van nabij had gezien , en wel niet hier kon verwachten , herkende zij bij den eersten oogopslag niet; eigenlijk staarde zij in hare verwarring rond, zonder te zien. Doch de hertog had alleen maar haren naam te hoo-ren , om haar te kennen , en meer helder te zien dan een ander in den geheelen toestand ; ook zette hij er zich toe , om recht goed te kijken , als iemand , die bij eene tooneelvoorstelling eene belangwekkende scène wacht

»Mijn God! wat is dat!quot; riep zij , schichtig achteruit tredende voor De Crécy.

»Wat dit is, mijne waarde vriendin ?quot; antwoordde de Vicomte , «een aanzienlijk gezelschap, dat Chanteloup komt bezoeken, en overgelukkig zal zijn u hier te ontmoeten; laat mij u voorstellen . . .

Maar d'Armentières had hare stem gehoord , al had zijne plaatsing hem belet haar het eerst te zien. Hij stond schielijk op, en zonder aarzelen , zonder bedenken, als had hij vooruit op iets dergelijks gerekend , plaatste hij zich tusschen Athenaïs en den Vicomte , en zgide alleen : «Met verlof van monseigneur den graaf van Blois , zal niemand anders de barones De Clairville in dezen kring binnenleiden dan ik.quot;

Francois d'Aubigny was intusschen tot zich zeiven gekomen, en scheen overdacht te hebben, wat hem te doen stond.

Ook hij stond nu op , ging naar Athenaïs toe, die, onzeker of ze blijven zoude of heengaan, tusschen de beide edellieden in was blijven staan aan de hand van den markies, bood haar den arm , dien zij nam , en zeide luid :

»Mij dunkt, mijne heeren! daar kan geen twijfel zijn, wie mijne gasten aan elkander zal voorstellen in mijn huis .... Mevrouw ! wees zoo goed de plaats in te nemen aan mijne tafel, die altijd de uwe is.quot; Het was de plaats aan zijne rechterhand , dezelfde, die door den markies was ingenomen geweest; eene kleine verschikking was er noodig ; een bediende schoof haastig een' armstoel voor de dame tusschen de gewone stoelen der heeren ; d'Armentières nam den zijnen weder in; De Crécy had geene reden om iets anders te doen , en hoewel de barones zelve niet recht» wist, wat er met haar voorviel, scheen de orde in den kring hersteld, als ware zij geene sèkonde gestoord geweest.

«Monseigneur!quot; sprak nu Frangois d'Aubigny met zijne ernstige stem , zich tegen den hertog buigende, «mevrouw de barones De Clairville is

sinds eenigen tijd mijne huisgenoote, door omstan- I digheden , die ik nu niet nader kan uitleggen, doch waaromtrent ik hoop , dat mijnheer de graaf later mijne ophelderingen zal willen aanhooren ; dit I ééne moge genoeg zijn: ik ben op dit oogenblik haar natuurlijke beschermer . en vergun mij van dit voorrecht gebruik te maken, om u eene jonge dame voor te stellen, die in groote beproevingen sterk is gebleven , en die onschuldige vervolgingen heeft moeten lijden door de personen zelve, waarvan zij troost en steun had mogen wachten.quot;

«Lieve hemel! monseigneur !quot; fluisterde De Bro-glie den hertog in , «dat is de tweede preek, die wij te slikken krijgen, en ondertusschen wordt de soep koud ; niemand is nog bediend dan uwe.... hoogheid.quot;

»Wees gerust, De Broglie ! de moraliteiten komen eerst op het dessert; daar zal ik voor zorgen ; ! en zie . de gastheer heeft uwen onrustigen blik opgemerkt, de dienst gaat weer voort.quot; Toen sprak hij luid tot Francois : «Mijn gastheer ! wie gij aanbeveelt , is mij aanbevolen. Ik ben hoogst gelukkig met de kennismaking van mevrouw de barones De Clairville, die in eene zeer hooge mate mijne belangstelling opwekt.

«Ik wist het wel, dat zij hem bevallen zou!quot; dacht De Crécy.

vAh ra ! daar valt onze samenzwering ineen ,quot; morde Dubois , ))en mijn raadsheerschap .. . verloren .... want dat mooie gezichtje zal nu wel geen verraad kunnen plegen !quot;

De barones was door alles , wat zij zag, en allen , die zij herkende, zóó door de hoogste verrassing getroffen , dat zij niet recht wist, of zij wel wakende was , en dit alles geen ijdel spel zou wezen van een' koortsigen droom. Het was haar als iemand , die, na eene wilde wals plotseling gezeten , alles ziet draaien voor het oog, en niet eens eene poging doet om te herkennen ; vooral toen zij den spreker tegenover zich had aangezien en den regent had herkend , vervolgens d'Armentières , De Crécy , den hertog , allen hier samen bij d'Aubigny , den strengen d'Aubigny , en zij aan zijne zijde in hun midden . toen beproefde zij niet eens meer te gissen , wat dit zijn kon. Zij waagde zacht eene vraag aan d'Armentières, maar die antwoordde half luid , terwijl hij haar aanzag, zooals hij haar nooit had aangezien :

«Waarom ik nu eerst kom , mijne Athenaïs ? Helaas! er zijn hinderpalen zóó zwaar en bovenal zóó sterk , dat zelfs de liefde ze niet kan verwrikken , laat staan uit den weg ruimen.quot;

«Maar mijnheer de markies !quot; riep Dubois grijnzende , «daar zouden toch ook sterkere hartstochten voor in beweging moeten komen, dan de uwe, om dien hinderpaal weg te ruimen; de Schrift zegt: het geloof verzet bergen; maar nergens staat, zelfs niet in de romans van mademoiselle De Scudery, dat de liefde Bastilles omverwerpt.quot; ;

Die tweemaal herhaalde toespeling op liefde , dat: «mijne Athenaïs door den markies met , kennelijk opzet verstaanbaar uitgesproken , verwonderde d'Aubigny niet het minst van alles ,


-ocr page 416-

DIANA.

406

waaroyer hij zich dien dag te verwonderen had. Wij hebben zelfs reden te onderstellen , dat het hem ergerde ; maar de markies had hem zoo ernstig verzocht geen' argwaan op te vatten tegen zijn gedrag , dat hij begreep te moeten zwijgen zonder vooroordeel.

Athenaïs had nog minder op den toon en de woorden gelet, waarin de markies sprak, als wel op hetgeen , waarop hij en Dubois schenen te doelen: de Bastille.

»Maar hoe kan hier sprake zijn van de Bastille, markies ?quot; vroeg zij ; «men heeft u toch niet ingekerkerd ?quot;

öMen heeft wel. allerliefste ! vraag m?.ar aan mijnen vriend , den abt Dubois , of hij niet het middel heeft gevonden, om mij voor eene week of wat in de Bastille te huisvesten !quot;

«Tarare P' riep Dubois, «daar is Bastille èn Bastille. Mijnheer de markies at alle dagen aan de tafel van den gouverneur ; ik heb u niets anders te zeggen tot geruststelling. mevrouw!quot;

»Ik ben zeker mynheer den abt grooten dank schuldig voor al het gcnotene /quot; hernam de markies met ironie.

»Wees gerust, mijnheer de markies! uwe dankbaarheid geeft lust tot meerdere weldaden.quot;

)gt;En aan wien dankt gij nu eindelijk uwe bevrijding V vroeg Athenaïs, terwijl zij een' blik wierp op den hertog , aan wien zij in haar hart die uitkomst toeschreef.

De Crécy glimlachte in zijn' baard; veel zulke blikken had de hertog van Orleans niet noodig, om vuur te vatten , en de dankbaarheid kon de dame van hare zijde ver brengen, vooral als men dankbaar moest zijn aan een' vorst! Maar Dubois liet hem niet lang luchtkasteelen bouwen op dit denkbeeld , want hy bracht uit met zijn gewoon kort en stooterig spreken :

öWel - dat - dankt hij mij - ten deele - en ten - deele zich zei ven ; - want - hij is - verstandig geworden. — O ! daar is - niets als de Bastille - om iemand - tot goed overleg te brengen-en men heeft er zooveel tijd en zooveel stilte; - men kan zich daar - zoo goed aan nadenken wijden -aan herinnering!quot; En terwijl hij dit zoo bij tus-schenpoozen zeide, zag hij nu eens den hertog, dan weer d'Armentières aan.

Maar de regent scheen volstrekt niet gestemd, om dat alles van de schertsende zijde op te vatten ; want hij beantwoordde niet eens den blik der barones, en hij zeide tot Dubois: »Tk weet niet, mijnheer de abt! in hoeverre gij inschikkelijkheid gebruiken wilt voor den graaf van Blois ; maar mij dunkt, gij moest er aan denken, dat hij niet van staatszaken houdt aan tafel, vooral niet als ze niet vroolijk zijn ; en gij zult u herinneren, dat de beschuldiging, waardoor onze markies zijne vrijheid verloor, die was van hoog verraad, en dat hij zich nog niet daarvan heeft gezuiverd !quot;

Athenaïs verbleekte. Zij vond den ernst van den vorst wat al te ernstig, en zij dacht er op, hoe het aan te leggen , om een1 glimlach om dien mond te plooien.

D'Aubigny meende den zin , waarin dit hoog verraad bedoeld werd , te vatten, en hij sprak opgeruimd : «Voorzeker beschuldig ik op dit oogen-blik den markies van hoog verraad tegen mijne gasten en tegen myn huis; men moest het verhaal zyner lotgevallen voor het lcte d tête bewaren, als het niet meer vermakelijk is om aan te hooren.quot;

«Mijnheer d'Aubigny!quot; hervatte de graaf van Blois, «gij zegt een goed woord, en in uwe aanklacht ligt misschien nog meer waarheid, dan gij zelf denkt. Gij zult er welhaast het bewys van hebben;quot; en toen de markies het waagde, hem uitvorschend aan te zien, als wilde hij zijne rechte bedoeling met die woorden peilen, vervolgde Philips met een' glimlach : «Want is het niet zóó, zooveel ongewachte gasten zoo plotseling in te leiden .... en toch , dat is zijn werk ; wij zijn hier onder aanvoering van den markies d'Armentières , en zonder hem waren wij zeker niet hier . . . .quot;

«Ik begrijp ... de markies kwam op den inval , om den vermoeiden jachtstoet Chantelonp als rustpunt aan te wijzen sprak d'Aubigny ; «die dienst... onzer dus te gedenken, is altijd eene groote aanspraak , die de markies zich verworven heeft op mijne dankbaarheid,quot; vervolgde hij , met een' blik op Gaspard, die zoo dubbelzinnig was als zijn antwoord.

«Neen , integendeel!quot; hernam de regent, »toen de jacht en het onweer ons van den weg naar Chanteloup afbrachten, noemden wij ons verdwaald ; want van den ochtend af was de tocht naar herwaarts besloten, en het was de markies alleen, die mij daartoe deed besluiten, die er mij toe dwong.quot;

D'Armentières, die wel had opgemerkt, dat er een punt was, dat de hertog zoo min haast had aan te roeren als hij zelf, zeide stoutweg: «Dat is ook zoo , mijnheer de graaf! en indien mij niet zoo even was opgelegd over geene ernstige zaken te spreken , zoude ik geen oogenblik aarzelen de redenen daarvan te verklaren.quot;

«Dank, markies! wij hebben reeds bewijzen genoeg van uwe openheid !quot; hernam de graaf van Blois scherp en schielijk : «wij zullen u dat alles afvragen op het oogenblik , dat wij het noodig achten.quot;

«Intusschen ging d'Armentières voort, «mag ik altoos zeggen , wat ook waarheid is , dat het verlangen naar eene allerbeminnelijkste vriendin mij hierheen trok,quot; en tegelijk zag hij de barones veelbeteekenend aan, terwijl hij haar een hors (Coeuvre aanbood van geglaceerde vruchten.

Vroeger zoude zulk een woord Athenaïs hoogst aangenaam zijn geweest, en het had haar in zoete hersenschimmen kunnen versterken; nu die wel zeker voorbij waren , nu zij ze had opgegeven, nu verwonderde haar die toon van den markies en ergerde haar zelfs , vooral na die houding van bedaarde, broederljke vriendschap en van eerlijke bescherming , die hij op den tocht van Parijs ' naar Chanteloup tegen haar had aangenomen. Zij I vond deze verandering nu niet alleen ongepast


-ocr page 417-

DIANA. 407

tegenover haar zelve , maar zij begreep, dat die haar luide beschuldigen moest van onwaarheid tegenover Francois d'Aubigny, en hoe zij ook in haar verdriet en in hare verlegenheid den markies door iets kouds en straks toonde, hoezeer deze handelwijze haar onwelkom was, bleef hy toch voortgaan met zijne galanteriën op de meest opzettelijke wijze en alsof hij zeker was, dat ze met genoegen werden aangenomen.

In het begin trachtte Athenaïs. door wat bitsheid in hare antwoorden te leggen, het tegendeel te toonen ; toen zij echter zag, dat dit van zijne zijde nieuwe aardigheden uitlokte, zonder hem af te schrikken, antwoordde zij in het geheel niet ; maar ook dit baatte niet; want dan boog zich d'Armentières met zulk eene behendigheid naar haar toe, en zette zulk een welgevallig gezicht, dat de overigen niet anders konden denken, of zij antwoorde fluisterend, op eene wijze, die de openlijke scherpheid vergoedde. De arme markies pleegde intusschen al die aardigheden met eene soort van wanhoop in het harte en van woede tegen zich zei ven : hij durfde niet anders ; want er was iets , dat hij vergeten had Diana te zeggen, namelijk , dat hij eigenwillig De Crécy en Dubois (dat was zoo goed als den regent zei ven) in het denkbeeld had versterkt, dat hij verliefd was op de barones en dat hij haar tot bruid had gekozen ; naar zijn gevoelen was dit de beste wijze, om de bescherming te wettigen, die hij haar verleende, en om alle vermoedens af te weren , dat er op Chanteloup een ander vrouwelijk wezen koude zijn, dat hem er henentrok ! Nu, in het aangezicht van d'Aubigny en van die jonge dame zelve, leed hij meer onder het volhouden van die list, dan hij zelf had gedacht. Maar dat hielp Athenaïs nog niet; zij wist geen' raad meer ; zij zag van tijd tot tijd onrustig en vragend op naar d'Aubigny, als wilde zij uitvorschen , wat hij er van dacht, als bad zij hem haar te helpen en uit te redden door het een of ander ernstig woord tegen den markies; maar ook op diens gelaat vond zij eene onontcijferbare uitdrukking, als ook wel eene vraag geleek; en daarbij , de gastheer deed meestal zijn best om de eer van zijne tafel op te houden, en te antwoorden op beleefdheden en aardigheden , die de graaf van Blois hem zeide over hare inrichting. Frangois d'Aubigny scheen geheel gastheer, en waarheid is het. dat hij een goede was : hij toonde zich man van geest, van vernuft, van wereldkennis ; en nu Diana niet daar was , had hij geene voorzorgen te nemen , die anders altijd geheel zijne bedachtzaamheid eischten; hij kon zich zelf zijn , en hij kon beminnelijk wezen en vleiend zelfs als hy het wilde, gevormd als hij was door zoo lange ondervinding aan hoven, door zoo veelzijdige menschen-kennis, door zooveel ervaring, door zooveel reizen , door zulke wisseling van macht en vernedering ; en hij wilde nu beminnelijk zijn.

Het is waar, de troep hovelingen en dartele jonge lieden, die om hem heenzaten. en zeker met eenig doel van ondeugende scherts, zoo niet erger , daar in zijn huis waren ingetrokken, waren juist uit die soort van menschen en uit dien rang in de maatschappij , waartegen hij wel het meest was ingenomen, waarvoor hij de diepste minachting had ; maar deze kring was voor het minst geen kring van huichelaars en van zulke lage vleiers, als die mevrouw De Maintenon en Lode-wijk XIV gevormd hadden, en die mevrouw Or-sini op ha.xr voorbeeld rondom zich riep ; uitgenomen De Crécy en Dubois, tegen wie hij om bijzondere redenen verontwaardiging voedde , vond hij de roues van den hertog van Orleans verdra-gelijker , dan de Tartuffes van de Fransche en Spaansche Bourbons ; het is waar. die hertog van Orleans was een groot heer , een vorst, een re-geerend vorst, en het waren juist dezen, waartegen de burgerzin en de vrije kunstenaarsziel van Francois den diepsten haat hadden opgevat; maar die haat had vooral zijn' oorsprong uit hetgeen er hem door ontnomen was : zijne openlijke rechten als man en heer zijner vrouw; en de regent was juist de tegenstander der prinses geweest, de man . die door haar geleden had , zoowel als hij zelf. Maar hij was ook een vorst, die zich van de gewone vorsten onderscheidde ; die ter eener zijde de wettigheid handhaafde en een nieuw opgedrongen geslacht van onwettige prinsen, die 't land en de burgers duur moesten kosten, weerde en terugdrong , waar hij kon , en die ten anderen de burgers niet minachtte , hen verhief, hu i-ne rechten voorstond en zelfs eene vermenging van standen scheen te bedoelen, waarvan tot hiertoe nog niemand een denkbeeld had gehad. En daarbij , de regent had de kunst en de kunstenaars lief , niet als een vorst . die ze beschermt, maar als een kunstenaar , die ze oefent; hij was niet de verwaande , aanmatigende . kleingeestige, grof egoïstische grijsaard, of de onbeduidende onmondige, als Frangois in Lodewijk XIV en diens kleinzoon had leeren verachten; maar hij was een man, die als mensch groove voordeden had, zonder dat hij als vorst hooge eischen deed aan anderen; in één woord, zoo er een vorst konde wezen, die den diep gekrenkten Sieur Francis met dien rang kon verzoenen , dan moest het er een zijn als Philips van Orleans; vooral daar hij zijn eenig dierbaar goed veilig waande tegen den greep van dien vorstelijken leeuw. Hij zelf beviel zoo wél aan den vorstelijken gast, dat deze in zich zeiven zei-de : «Voorwaar, de prinses Orsini is eene vrouw van smaak! Ze had zich daar een' ccuyer gekozen , zooals ik aan 't hof te Parijs noch te Versailles zou kunnen vinden ; en dat zij er meer van gemaakt heeft, is op myne eer geene fout geweest , maar een bewijs van oordeel. Ik had nooit gedacht, dat ik zoo verzoend zou raken met de familie Des Ursins ; de vader, de dochter, dat alles behaagt my zoo , en neemt mij zoo in. dat ik er niet zeker van ben , of ook de prinses Orsini mijne verovering niet zoude maken,. als ik haar in deze omgeving wederzag , Dianfrc ! en die aardige barones daar over mij, ziet mij aan, of zij dezelfde plannen had .. .


-ocr page 418-

DIANA.

408

Dat was waarheid, dat de barones blikken wierp op Philips van Orleans, die hij, met zijne soort van vrouwenkennis, dus moest uitleggen; maar zeker niet dus waren ze bedoeld; Athenaïs wist in hare verlegenheid niet , waarheen zij het hoofd zoude wenden, van wien zij steun zoude vragen ; daar , naast zich, d'Aubigny , die haar alleen verstrooide opmerkzaamheid scheen te schenken ; ginds d'Armentières, die, ondanks haar kennelijk misnoegen , niet naliet haar met de zijne te vervolgen ; ginds die twee vreemde vrouwen, in rijkleeding, welke bijna eene mannelijke was, die spottende-, spijtige en brutale blikken op haar wierpen, alSj benijdden zij hare schoonheid , terwijl zij haren toestand bespotteden; verder, overal , waar ze rondzag, mannen , wier scherts en wier vernuft een' toon aansloegen, dien zij nu met afschuw had vernomen en die haar ongewoon was geworden, en die haar aanzagen , alsof ze haar reeds als hunne prooi beschouwden; en dicht bij haar, zoo dicht, dat hij lederen blos op hare wangen kon zien, en iederen zucht van haar angstig hart konde tellen, De Crécy, die afschuwelijke verrader, die reeds zooveel leed en zooveel angst over haar hoofd had gebracht, en van wien zij nu nieuwe boosheid vreesde , te oordeelen naar de onbeschaamde vermetelheid, waarmede hij haar onder de oogen was getreden, en niet ophield haar gade te slaan ; daarom scheen haar het goedig en geestig gelaat van den man tegenover haar, van den vorst, dien men graaf van Blois noemde , doch in wien zij den regent van Orleans had herkend, een rustpunt, waarop ze met minder vrees en met minder tegenzin staarde ; immers bij alles, wat haar was overkomen, was wel de hertog der anderen voorwendsel geweest, maar niets had haar bewezen, dat hij zelf tot hare vervolgers had behoord , dat hij zelf last tot die vervolging had gegeven, of die zelfs goedgekeurd ; en wat er op zijn' naam , zonder zijn weten, was gepleegd , daarvoor kon hij toch wel niet verantwoordelijk zjjn; en wie weet, indien zij hem inriep , of hij , die de macht had, om het zekerst en het spoedigst te helpen , er ook niet den wil voor toonen zoude. Zoo zag dus mevrouw De Clair-ville op hem met eene zekere belangstelling, met een zeker vertrouwen en met eene geheime hoop, die de regent opnam zooals wij zeiden, en die, te gelijk door De Crécy opgemerkt, den Vicomte deden zeggen tot den ridder De Matignan, zijn' buurman : »Heb ik het niet gedacht ? nu de eerste nieuwheid van de liaison met den markies er af is, geeft ze om hem zooveel als om een verkleurd lint, en nu begrijpt ze , dat er toch wat aan gelegen is, opgemerkt te worden door een' heer als monseigneur van Orleans! En ik , die haar hem had willen leveren! Nu, als ik zie , dat zij behendigheid genoeg heeft, help ik haar nóg!quot;

Men begrijpt, dat, onder al die terzijde's en apart's, de gesprekken nu eens meer stootend , dan weder meer geleidelijk voortgingen, nu eens

tusschen eenigen gebleven waren, dan weder door allen te zamen gevoerd; ze waren zelfs bij wijlen zeer vroolijk , en de saülies en pointes ontbraken niet. Wij hebben op dit oogenblik geen' lust in ; den echten style regen ce; anders gaven wij ze u terug, dat niet zoo heel moeielijk zou zijn ; maar het is evenmin moeielijk voor mijne lezers, om ze zich zonder dat voor te stellen ; om er hen iets in te helpen , willen wij gaarne het recept er voor geven, op de wijze, door onze cordon bleu, onze Hollandsche volmaakt zuinige Aaltje aangenomen : «Men gaat heen en neemt: een troepje hovelingen en jonge lieden uit het hartje van het Palais-Royal in de eerste helft der '18''e eeuw , dat wil zeggen op het tijdstip, dat men zich pas geheel vrij voelde van de banden, door Lodewijk XIV en mevrouw De Maintenon opgelegd , en van die eerste vrijheid met juichenden overmoed gebruik maakte ; lieden , die alles, wat goddelijke wetten en menschelijke zedeleer voor ernstigs hebben bevolen en gepredikt, als voor-oordeelen beschouwen , en wel als vooroordeelen, waarboven het hun trots , hunne triomf en hunne gewoonte is geworden, zich openlijk te verhellen ; breng ze samen in eene woelige jachtpartij , rond eene tafel, waar alles tot zinnelijk genot prikkelt en tot lustige scherts uitlokt, tegenover een' gastheer , voor wien zij besloten hebben zich in niets te ontzien , en dien ze ondersteller.., als voormalig gunsteling eener intrigante prinses, recht ))des notres^ te zijn ; tegenover eene vrouw, van welke zij te veel weten , om haar te sparen, en te weinig , om haar hoog te achten; en tegenover een' vorst, die de gewoonte heeft, in zulke kringen zijne uitspanning te zoeken en alles te vergeven , mits hij die vindt, en die ten overvloede door zijn zoogenaamd incognito van den rang heeft afgezien, waarvoor men toch altijd pleegt eenigen eerbied te hebben; en ten laatste, plaats die lieden tegenover een' voormaligen gunsteling , dien zij gevallen achten , of zoo niet , dan toch op den tweesprong, die vorstengunst scheidt van vorstenongenade ; voeg dat alles samen , en maak er tafelgesprekken van in die vluchtige , schitterende , losse taal der Franschen, zoo geschikt voor de woordspeling, de dubbelzinnigheid , de causerie, het jeu de mots en de fijne ironie ; puis servez chaud; gij zult weten , hoe het smaakt. Gij kunt ze nu zelf gereed maken ; wij dienen ze u nu alleen, waar ze op onze historie betrekking hebben.

»Het is toch jammer , dat een man als gij niet te Parijs woontsprak de hertog, al meer en meer ingenomen met zijn' gastheer, en daarbij vergetende, wie deze was en wat hij zelf tegenover hem moest wezen.

»Mijn hemel, monseigneur ! wat zou ik te Parijs doen, en welk eene figuur zou ik er maken ?quot; vroeg d'Aubigny met een' glimlach.

«Wel, mij dunkt geene slechtere dan een ander ,quot; antwoordde de hertog , »of liever eene veel betere , eene meer oorspronkelijke .... Zulk eene, met één woord , als u zeiven maar het meest aan-


-ocr page 419-

DIANA.

409

genaam zoude zijn , en waarbij anderen tegelijk zouden winnen.quot;

vDianlre!quot; fluisterde Dubois zijn' buurman in, «dat maakt onze rekening niet: die man te Parijs ! en de hertog is in eene luim om dat door te drijven; geffef acht, ik ga hem in tijds een klein zetje geven , om hem over het paard te helpen; want als hij er op raakt, zouden wij er een' ste-vigen berijder aan hebben ,quot; en hier wendde hij zich tot den Sienr Francois: »Maar, mijnheer d'Aubigny ! -wees gewaarschuwd, wij waarborgen u geere plaats als te Madrid ; te Parijs hebben de vieillerics afgedaan, en Zijne Majesteit, die alleen nog maar één' gouverneur heeft, is nog niet onmondig genoeg om zich door bakers en earner isles te laten regeeren . ..

D'Aubigny zeide niets, maar hij werd doodsbleek; de regent merkte het op en viel den abt in de rede:

y)VAmi Dubois! 't is eene schande, u zoo opgevuld te hebben met den geur van zoo veel edele, geestige wijnen, en niets geestigers te weten, als gij geestig wilt zijn !quot;

»'tls monseigneur! dat ik in de rede werd gevallen , juist toen de aardigheid komen zou ! Want terwijl ik sprak en mijnheer d'Aubigny alle hoop benam , viel mij in, dat er toch nog prinsessen in Parijs zijn , die écuyer's kunnen gebruiken, en die er een alleraardigst gebruik van weten te maken. La Haye, Piom \. en dan een man als gij, die het fijne van het metier moet kennen.quot;

Daar was niets in zijn leven, dat de Sieur d'Aubigny zich met meer bitterheid herinnerd zag, dan die betrekking tot de prinses Orsini, die hem op denzelfden rang stelde met mannen van de soort, als die twee minnaren van de hertogin Van Berry ; en 't was te pijnlijker, omdat in waarheid de verhouding eene gelijke moest schijnen aan ieder , terwijl zij toch eene onwaarheid was; ook kon hij bij die toespeling, zoo onkiesch als boosaardig , niets antwoorden , en alleen het zenuwachtig trillen zijner vingeren, terwijl hij zijner buurvrouw iets overreikte, verried wat hij leed. Alleen in een' Dubois kon de stoute hatelijkheid vallen, van zulk een woord aan den man, in wiens huis hij gastvrijheid ontving; een' Dubois , die meer dan eens eene hofdame van den eersten rang bij de schouders nam , en onder scheldwoorden uit de kamer zette , waar zij hem een beleefdheidsbezoek kwam brengen; en toen had hij toch nog kardinaalswaardigheid op te houden ; men begrijpt, wat hij durfde , nu hij nog niets was en van zijne onbeschaamdheid alles wachtte.

»Laat niemand zich aan Dubois storen !quot; riep de regent, uit fijne beleefdheid in 't algemeen sprekende; «vooreerst is hij dronken, en ten tweede heeft een nar altijd het recht, alles te zeggen, wat hij wil; een nar kan niet beleedigen! En om weer op ons gesprek te komen, ik blijf er bij , mijn gastheer ! wat doet gij op 't land ? gij zult toch niet zeggen, dat het is uit liefde voor lan-delijkea eenvoud?quot;

»Dan zou ik ook eene onwaarheid zeggen ,quot; antwoordde d'Aubigny , die zich met mannenmoed hersteld had, om der kwaadaardigheid van Dubois niet langer de vreugd van eene zegepraal te geven; »maar vooreerst heb ik geene wenschen, die ik hier niet weet te voldoen ; ten anderen , ben ik hier vrij en heb mijne levenswijs geregeld, zooals ik het zelf versta ; en nog daarbij is het onvermijdelijk , dat dit kasteel bewoond wordt door den meester !quot; Dit zeide hij met een' fieren zijblik op Dubois , die meer van geprikkelden hartstocht getuigde, dan van voorzichtigheid.

»Maar weet gij wel, mijnheer d'Aubigny !quot; hervatte Dubois, die er ook terstond partij van trok; »weet gij wel, dat uw kasteel zoo prachtig is , als er geen tweede in Frankr ijk bestaat, ten minste niet in de provincie, en dat het jammer is, dat gij er geen spanne lands bij hebt ?....quot;

))Ik weet, dat ik vergenoegd en tevreden ben met mijn eigendom, zooals het daar ligt,quot; zeide Frangois, met eene stem, die hij trachtte opgeruimd te doen klinken, maar met een' donkeren blos op het voorhoofd.

»Nu , nu, men zou het met minder zijn ! Dit is nog een staaltje van den goeden ouden tijd , toen de prinses en prinsessen/ur/jwe nog

vorstelijk beloonden!quot; En toen hij zag,datd'Au-bigny's oogen van verontwaardiging begonnen te vonkelen, vervolgde hij schielijk: »Dat is niet als monseigneur van Orleans, onze gezegende regent — hij hoort het niet — ik kan het u dus in vertrouwen zeggen: deze belooft altijd,maar,par la palsambleu! als 't op geven aankomt, — niet meer dan in dit leêge glas ; ik ken zekere trouwe dienaren van hem, die hem ten minste — ja, laat eens zien — twintig jaren terzijde hebben gestaan, en die nog geen kippenhok in eigendom bezitten, en die nog altijd gebleven zijn wat zij waren.quot;

«Die fielt is nooit tevreden,quot; mompelde Orleans , hem aanziende.

))De regent heeft ze zeker terstond op hunne rechte plaats weten te brengen,quot; hernam Fran^-ois lachend; want werkelijk bedacht hij , dat de laagheden, door een Dubois gezegd, niemand konden onteeren.

»Verge ving , onze gastheer! want dat voorwerp ben ik zelf; ik was abt en ben het gebleven; en mij dunkt. gij erkent toch in mij niet veel roeping voor den geestelijken stand.quot;

»Zeg dat niet, als u eens een aartsbisdom geboden werd ?quot; plaagde de hertog.

«Dan zou ik roeping voelen tot het aartsbisdom , maar...quot;

»Als ik de meester wassprak De Crécy, «maakte ik mijnheer den abt rekwestmeester. Hij kon dan altijd vragen ; hij zou in zijne rol zijn.quot;

«Neen, Vicomte ! neen !quot; riep de regent;»want hij zou voor geen mensch iets vragen dan voor zich zelf.quot;

«Welnu ! welnu!quot; lachte Dubois, «de gepaste Christelijke liefde begint van zich zelf; de philo-sophen zeggen wel, dat men met de Tartaren beginnen moet, maar ik voor mij .... houde


-ocr page 420-

41 O

mij a^n de voorschriften van het Evangeliequot;

))Hij kent er geen een van buiten schertste de hertog; »ik verzeker het u , mijne heeren ! dat de abt Dubois op dit punt zoo onwetend is, als een frèrc ignorantin zijn moet.quot;'

«Mijnheer de graaf van Dlois zou dan meenen, dat mijne leerlingen er meer van wisten dan ik?quot; vroeg de abt onbeschroomd.

»Ze weten er ten minsten zoo veel van, om zeker te zijn , dat gij er niets van weet.quot;

«Maar ze zijn dan vèr , mijne leerlingen; ik heb dan recht om grootsch op hen te zijn,quot; lachte Dubois.

))Ja,quot; vervolgde de hertog, zonder naar hem te luisteren; ))hij weet zooveel van zijne gods dienst, als mijnheer De Bonneuil; en bij deze gelegenheid herinner ik mij eene anekdote , die gij hooren moet , dames! ik heb die van St. Si mon, die er bij was; ik waarborg dus hare echtheid.quot;

«Allereerst, mijnheer de graaf! laat mij mijnheer d'Aubigny een' raad geven ,quot; riep Dubois , die voelde , dat de hertog afleiden wilde wat hij had voorgenomen , en die ten koste van alles zijn doel wilde bereiken.

«Ik heb de dames mijne vertelling beloofd!quot; zeide de hertog, »ik ga voor.quot;

))Ik heb maar twee woorden te zeggen, en men zal later met meer geduld naar u luisteren,quot; hernam de abt dringend.

))Ik wil zien , hoeveel geduld ze hebben zullen zonder dat!quot; hernam de hertog met een' blik op Dubois , die bewees , dat hy geene scherts meer wilde. Maar de abt liet hem begaan , en fluisterde De Matignan in : «Ik kom toch weer met mijn' aanval; want ik zie wel, dat de hertog weer, als altijd, de zaken verwaarloost voor een vroolijk uur, en om geen vreugdverstoorder te schijnen tegenover een mooi vrouwenkopje.quot;

«Verbeeldt u dan,quot; ging de hertog voort, »dat mijnheer De I]onneuil die zich baron De Bonneuil noemde, en die inleider der ambassadeurs was aan 't oude hof, iemand was, dien het niet aan vernuft ontbrak , die wel van zaken en personen wist, maar voor 't overige zoo onwetend, als mijnheer de abt zelf, of, om een minder profaan voorbeeld te nemen, als een danser van de opera. . . . vergeef mij, dames 1 ik spreek niet van de danseressen ; schoonheid en geest heeft uwe sekse ten allen tijde en in alle standen boven de onze vooruit. Mijnheer De Bonneuil dan had niet vele gebreken , maar hij had er één, dat hem in eigendom toebehoorde, en waarvan hij sinds lang al het belachelijke droeg en al de voorrechten genoot. Hij was dol op alles wat schitterde, wat zich onderscheidde, wat in de mode was, en bovenal wat tot het hof behoorde ; dat was eene zotheid, die, geloof ik, velen met hem deelen; maar hij had de originaliteit , om zijne bescherming te beloven aan ieder, d e er maar van gediend wilde ; om die zelfs te verkoopen , ofschoon hij geen' den minsten invloed had, en dat wist hij zelf wel; maar hij

sprak van den zijnen met zoovee vertrouwen, met zulk een bluf, dat het grappig was om te hooren. Waar hij maar eene reet vond, om door te sluipen , drong hij binnen , en als hij er was, nam hij de houding aan van iemand, die het huis in de mode had gebracht. Gij begrijpt, hoe hij uitgelachen werd ; maar men vermaakte zich met hem ; men duldde hem, dat was genoeg. Eens op een' dag — hef was bij mijnheer De Pontchartain, waar altijd veel menschen waren — raakte hij weer aan 't zwetsen en aan het doorslaan, en wel over onderwerpen, die wat heel teeder waren , en waar hij niets van wist. Mevrouw De Pontchartain begon zich te ergeren, en zocht twist met hem , om er hem van af te brengen ; hij bleef volhouden , en dat duurde tot mevrouw De Pontchartain hem van alles zeide , j en op het laatst tegen hem wedde , dat hij niet ] eens wist, wie het Pater gemaakt had. Daar i begon Bonneuil te lachen en te gekscheren , en i de dame hem te vervolgen, uit te dagen, en altijd weer op het punt terug te brengen. Het viel voor aan tafel, zoo entre la poire el le fromage, als op dit oogenblik. Hij verweerde zich zoo goed als hij kon , en wist het te rekken , totdat de tafel was afgeloopen.quot;

ï-De hertog speelt met open kaart,quot; fluisterde Dubois; «want hij doet nu hetzelfde als Bonneuil.quot;

«Caumartin,quot; vervolgde Philips, «die zijne verlegenheid had opgemerkt, volgt hem „ en zoo bij 't binnengaan van de andere kamer, fluistert hij hem in met een goedhartig gezicht: «dat j het Mozes is!quot; Onze baron, die er niets van wist, voelt zich nu sterk , en terwijl de koffie gediend wordt, haalt hij de historie van het Pater weer op, en neemt eene zegepralende houding aan. Mevrouw De Pontchartain had nu geene moeite meer, om hem te brengen waar ze hem hebben wilde; eene groote weddingschap wordt aangegaan. Bonneuil, na vrij wat spottens over haren ongerijmden twijfel aan zijne kennis , en hoe hij zich schaamde, verplicht te zijn iets te zeggen, dat zoo alledaagsch was en zoo overbekend , kwam ten laatste op deftigen en verwaanden toon voor den dag met de uitspraak : «dat Mozes het Onze Vader had opgesteld!quot; Gij kunt nagaan. hoe er gelachen werd. De arme baron zocht de deur, maar men liet hem niet zoo spoedig los; ieder moest hem zijn woord zeggen over zijne zeldzame kundigheid; dat Pater heeft hij wat lang moeten hooren! En nu , allerliefste dames 1 wat zegt gij van mijn slaapliedje ? het heeft zeker meer van een' conté d dormir debout, dan van een' conté van onzen Lafontaine ; maar die laatsten kent gij toch allen van buiten , en ik had de zedigheid van mijnheer d'Armentières te sparen.quot;

Daar werd natuurlijk door allen op eene hoffelijke wijze gezegd, dat men het aardig vond, en Dubois, die het thans zijne beurt achtte, wilde nu spreken.

Maar de hertog zeide : «Neen, mijnheer de abt I het is te laat; ik heb het couvre-feu geluid, en


-ocr page 421-

DIANA.

411

daarna versta ik niet, dat iemand nog brandgticht door woord of daad.quot;

Op dit woord brem d sticht en zag de hertog De Crecy sterk aan, en zag hem verbleeken, ondanks de poging, die hij deed, om het hoofd af te wenden. ))Ik heb nog een paar woorden te spreken met mijnen gastheer over onze huisvesting. en daartoe bid ik hem. mij een kop koffie toe te dienen in een afzonderlijk vertrek ,quot; en daarmede stond hij op, d'Aubigny een' wenk gevende om hetzelfde te doen , die gehoorzaamde, zonder iets van die plotselinge haast te begrijpen. Dubois begreep haar des te beter , maar te meer volhardde hy in zijn opzet; en hoewel de woorden van den hertog voor hom van ernstige beduiding waren, hij deed, of hij dat niet merkte , en daar hij niet kon beletten, dat men opstond , naar het voorbeeld van den hertog en diens wil, wipte hij mede van zijnen stoel, en sprong, als eene tij-gerkat op zijne prooi, naar d'Aubigny toe , dien hij vasthield bij de twee voorpanden van zijn bovenkleed , terwijl hij uitriep ;

»En nu mijn raad, waardste gastheer! hoor mijn' raad!quot;

D'Aubigny had geene andere keus dan te blijven staan ; de anderen begonnen hen beiden te omringen , of wie dit niet durfde , hen op een' afstand gade te slaan ; de hertog verbeet zich de lip , trappelde van ongeduld en zijn oog fonkelde ; en toch bleef ook hij; want hij wilde door zijne tegenwoordigheid weren wat hij kon.

»Ziet gij , mijn gastheer! ik ben u dank schuldig ; en hoe onwetend men mij ook schelde , ik ken toch sommige groote heeren , die mijne behendigheid hebben geroemd en mijn' raad hebben ingenomen, en er zich wèl bij bevonden hebben, dien gevolgd te zijn.quot;

gt;;Welnu , mijnheer de abt! kom dan maar te voorschijn met uwen raad; want ik zie wel, dat gij brandt van verlangen om dien te geven,quot; antwoordde d'Aubigny , die wel bedacht was op deze boosaardigheid, maar die zich voorbereid had haar te slikken, zonder een zuur gezicht te zetten.

«Nu dan! meester te zijn van zulk een vorstelijk lustslot, en niets te heeten dan monsieur Frangois d'Aubigny , dat staat eigenlijk als een kaper , die een koninklijk fregat opbrengt; iedereen heeft er erg in, dat het niet bij elkander hoort. In uw geval verwezenlijkte ik het plan van de prinses Orsini, om geheel ïouraine in bezit te krijgen en er een vorstendom van te maken.quot;

Al had Dubois den ongelukkigen man met een zweep in het aangezicht geslagen, hy had hem naar 't lichaam niet pijnlijker kunnen treffen, noch schandelijker wonde kunnen toebrengen, dan die hij nu opreet in de ziel met dat woord. Wie mijner lezers gedenkt niet de bittere herinneringen , die deze toespeling bij hem moest opwekken, die reeks van vernederingen en zelfverloochening , waaraan hij, juist ter wille van dat rampzalig en hersenschimmig vorstendom , door de ij dele en trotsche vrouw was onderworpen geweest; hoe vaak zij zijn hart vertrapt had zonder inede-doogen , alleen omdat die inbeelding haar het hoofd had opgewonden ; en hoe zij er alles aan had opgeofferd, zich zelve en hem , om het ten laatste in damp te zien verdwijnen. Daar was dus , na een' aanval, waarin zijn kind was betrokken , niets te bedenken geweest, dat hem meer moe.st treffen; maar Francois d'Aubigny leed niet voor het eerst , en daarbij bedacht hij, dat het nu het oogenblik was , om een gegeven woord te voldoen ; en daarom had hij zelfbe-heersching genoeg, om met eene zekere losheid te antwoorden :

«Mijnheer de abt! wat voor eene groote en doorluchtige prinses eene dwaasheid was en eene onmogelijkheid is gebleken, zou mij, die niets ben dan een eenvoudig burgerman, wel goed staan op te vatten , wel licht zijn te volbrengen, gesteld dat ik werkelijk de eerzucht had, om iets meer te willen zijn!quot;

»Ta ! ta! ta! Eerzucht heeft ieder, en heeft men ten allen tijd ; en wat de uitvoering betreft — wat ten tijde van de prinses Orsini nog niet rijp was en eene dwaasheid heette , kan nu goed zijn om te plukken , en heel wijs om te ondernemen ; daarbij is het getij der prinses nog niet zoo verloopen als gij voorgeeft; en om rechtuit te spreken , mijnheer d'Aubigny ! ik geloof juist, dat gij de man zijt, om op stroom mee te varen, en zelfs , dat gij u bezig houdt met den oogst!quot;

»Dat gaat te ver!quot; riep nu Frangois d'Aubigny , bleek en bevende van verontwaardiging. «Mijnheer de abt Dubois! niet meer zooveel booze dubbelzinnigheid in uwe woorden tot mij ! of ik zoude , ondanks mjj zeiven en mijne plichten als uw gastheer, genoodzaakt zijn u te doen zwijgen, door van u te eischen , waarheid te spreken .... De boosaardige onderstellingen van zijn eigen arglistig hart mag men niet zoo luide uitspreken, als het een eerlijk man geldt, of men moet eenig feit noemen, waarop zy rusten. Gy weet, als ik zelf, dat gij dit niet kunt. En wat de arme prinses Orsini aangaat, ook op haar kan uwe aantijging niet terugvallen. Zij heeft dezer dagen wel aan iets anders te denken , dan aan de verijdelde droombeelden harer heerschzucht. . . .quot;

))Ah ga! mijnheer d'Aubigny! Gij weet dus zoo juist, wat de prinses Orsini denkt' Zij houdt u dus wel op de hoogte van wat er bij haar in hoofd en hart omgaat! Op mijne eer! dat moet belangwekkend zijn; maar dan zult gij weten, dat die dame, als eene groote diplomate die zij is , heel goed twee denkbeelden weet samen te knoopen , en dat de liefdes-intrigue, de huwelijksverbintenis , of wat ook, die zij tracht daar te stellen ter liefde van den markies d'Armentières, in 't allerminst niet hinderlijk zijn kan aan hare andere plannen, ter wille van de tegenwoordige partij , die zij beheerscht!quot;

D'Armentières werd zoo bleek als een doode. Dus wist Dubois, dat de prinses zijne wen-schen , zijn huwelijksplan , ondersteunde ; dan


-ocr page 422-

412

wist hij immers ook, dat Diana bestond; wie zij was; — en dan moest Dubois haar kennen , al ware het dan ook slechts bij gerucht; en als een Dubois dat wist, dan wist hij het niet vergeefs , . .. dan was Diana, dan was hij zelf, \erloren. D'Armentières had niet eens meer den moed te veinzen: hij vergat, dat de barones naast hem stond , en dat hij zijne galante rol tegenover haar moest volhouden ; hij liet zich moedeloos neervallen op den eersten armstoel den besten en bedekte zich het gloeiend voorhoofd met de hand.

D'Aubigny maakte op hetzelfde oogenblik dezelfde gevolgtrekkingen als de markies uit de i woorden van Dubois; zij verschrikten hem niet minder; maar hij behield beter zijne tegenwoordigheid van geest, en hij kon dus er bij denken, hoe hij , nog zoo kort geleden , een bewijs had gehad van de onvermoeibare wilskracht der prinses , als het de belangen harer ijdelheid of eerzucht gold; en hij oordeelde het mogelijk, datzij, ook nog op haar ziekbed , hare partij had begiftigd met eene politieke combinatie, nu door Dubois ontdekt. Ook daarvan de vlek te dragen, vond hij onnoodig; zijn antwoord getuigde dat.

)gt;Mijnheer de abt! ik ben niet gehouden u op dit alles te antwoorden ; maar voor mij zeiven heb ik behoefte óm het uit te spreken tegenover sommige mijner gasten: ik ben de dienaar geweest van de prinses Orsini, maar ik ben sinds over-langen tijd niet meer in hare dienst: ik ben volkomen vreemd aan hare tegenwoordige staatkundige verbintenissen — »ik sta tot haar in geenerlei betrekking, die zou kunnen ingrijpen in de staatkundige belangen van Spanje of Frankrijk ,quot; was zijne bedoeling er bij te voegen ; maar de gelegenheid werd hem niet meer gelaten; want reeds eene wijle had zich een gerucht in de galerij bij de zaal doen hooren , alsof verscheidene men-schen daar zich bewogen , die oneenig waren en luid twistten; nu werd de deur der eetzaal met drift geopend, en een gedeelte van het gevolg des hertogs drong binnen , te gelijk met den portier en eenige bedienden van Chanteloup. ^Allen hadden eene verstoorde en dreigende houding tegen elkander.

»Monseigneur! een koerier uit Italië , dien de lieden van het kasteel niet toestaan , dat wij u aandienen!quot; riepen de pages van den regent, vergetende, dat hun meester incognito daar was.

«Mijnheer! een koerier uit Italië voor u ! en gij hadt bevolen, dergelijken nooit aan te melden , voordat gij gansch alleen waart,quot; zeide de voornaamste zijner bedienden tot d'Aubigny.

))Is het dan daarom , dat gij dien nu . . antwoordde d'Aubigny , wien het verdere op de lippen bestierf.

«Maar parhleii! mijne heeren! weèst dan toch duidelijk !quot; zeide de regent tot zijn' page , »zijn daar dan twee koeriers aangekomen ?quot;

»Daar is er slechts één aangekomen, mijnheer de hertog! die berichten brengt uit Italië , uit Rome , als wij gehoord hebben dat hij verklaarde.quot;

»En die één , — is zijne zending aan mij ?quot;

»Ja , monseigneur ! hoe zou dit anders kunnen zijn!quot;

«Neen , neen , monseigneur!quot; riepen de lieden van d' Aubigny, ))hij is gezonden aan onzen meester.quot;

dLiable, diahle! mijnheer d'Aubigny!quot; grijnsde de abt, wvoor een' burgerman , als gij u noemt, en voor iemand , die buiten alle politieke betrekking leeft, is dit toch wat sterk; zulke ijlboden houden er alleen prinsen op na !quot;

«Mijnheer de abt! het kan zijn, het is. . . antwoordde Francis met eene flauwe stem.

«Niet de eerste van deze maand, mijnheer ! dit ten minste weet ik; parhlcu, mijnheer! uwe briefwisseling met Rome is levendig, en indien wij meester waren , zouden wij in het belang van Frankrijk daarvan een klein weinigje inzicht vragen!quot;

»Genoeg, mijnheer Dubois! genoeg,1' riep de regent, die. d'Aubigny aanziende , diens vergeef-sche pogingen opmerkte , om zijne heftige ontroering te verbergen, en die medelijden met hem had en hem sparen wilde, schoon hij eene sterke overtuiging kreeg, dat hij schuldig moest zijn ; maar als wij gezien hebben, d'Aubigny was hem bevallen ; hij voelde zich tot hem aangetrokken : Bet was de vader van Diana, en hij wist zich niet meer in staat, strengheid te oefenen tegen iemand , die zulke voorspraken had in zijn hart. Daarom ook had hij de plagerijen tegen d'Armentières afgewend en zich zeiven er van onthouden, hoewel het de eenige wraakoefening was, die hij zich tegen den markies had voorgesteld; want het viel hem op eens in , dat hij d'Armentières :iiet in onrust kon brengen over het lot zijner geliefde, zonder te gelijk d'Aubigny te doen sidderen voor zijne dochter , en hy was te goedig van karakter , hij voelde zich te vroolijk en te gelukkig gestemd , om zulk een wreed spel in koelen bloede te spelen met eenen vader. De meer ernstige aanval , dien hij Dubois zag ondernemen, had hem terstond geërgerd. en wij hebben gezien, hoe hij dien tegenhield zoo lang hij konde ; thans , nu deze beschuldigingen meer vastheid kregen , begon hij om den wille van d'Aubigny ernstig ongerust te worden over de wending, die de zaak nam, en hoopte die nog te keeren door eene laatste poging.

«Genoeg nu, mijnheer!quot; herhaalde hij. «uwe plagerij heeft reeds al te lang geduurd, en mij dunkt, mijnheer d'Aubigny is toch wel zoo vrij als een ander. om zijne brieven te ontvangen op de wijze , die hij goedvindt, zonder dat anderen daarom zich het recht nemen , de paketten in te zien. Ga gerust uwen gang, mijnheer d'Aubigny ! en ga de berichten lezen, die men u zendt; ik zal intusschen eenige mijner lieden naar Tours wegzenden, om daar te overnachten.quot;

«Neen , monseigneur ! neen !quot; riep Dubois heftig , »ik zal niet dulden, dat dit zoo zal afloopen; op het punt de draden te vatten van eene samen-spanning , die ik sinds lang op het spoor was, | zal ik mij die niet plotseling laten ontrukken, j


-ocr page 423-

DIANA. 413

omdat gij met vorstelijke goedertierenheid ver-i schooner# wilt, ook waar gij zelf vreest schuld te ontdekken. De belangen van den koning van Frankrijk, uwe eigene, eischen, dat wij helder zien in de ontwerpen, in de handelingen van dezen man en van zijne bondgenooten. Mijnheer Frangois d'Aubigny , dat weten wij allen . is de vertrouwdste dienaar, zoo niet veel meer, van de prinses Orsini, dat wil zeggen van de vrouw , die. in hoogheid of in vernedering, in ballingschap of naast den troon, nooit heeft opgehouden eerzuchtige plannen te voeden en door te drijven door alle middelen , die zij kan bedenken, eerlijke en oneerlijke ; zij is uwe persoonlijke vijandin geweest van uwen eersten krijgstocht in Spanje af: die vijandschap heeft op het nadee-ligst alle uwe overige openbare handelingen gekwetst , en zelfs tot in uwe betrekking met uwe familie , tot in uwe verhouding met den ouden koning, zich door tegenwerking doen voelen. Het is niet waarschijnlijk , dat die vrouw nu rusten zal en zich niet zal aangesloten hebben aan de partij , die hier in Frankrijk tegen uw regentschap samenspant, en te eerder, daar de pretendent Jacobus, dien zij regeert, met leede oogen ziet, dat hem , met uwe komst tot de oppermacht , de steun van Frankrijk ontvallen is. Daarom , monseigneur ! om uws zelfs wil , om dien van dit land , om den mijnen, laat mij begaan met de vrijheid , om voor u toe te zien !quot; Dit alles had de abt luid gesproken , ten aan-hoore niet enkel van de vrienden en roués, die gewoon waren met den hertog gemeenzaam om te paan, en die de waarde kenden van Dubois' opgewonden woorden, vol listige opstokerjj; maar ook tegenover de lieden van d'Aubigny, tegenover des hertogs pages , die het allen vreemd konden vinden , dat hun meester aan zulk eene ernstige toespraak, waarbij van zulke hooge belangen de rede was, geen gehoor leende ; en zelfs tegenover die vrienden en hovelingen was die achteloosheid onverschoonlijk ; de meesten hunner wisten, dat men niet enkel uit scherts en tot een' pleiziertocht naar Chanteloup was getrokken: De Broglie , La Fare , De Crócy , waren er allen van bewust, dat hier van vermoedens en samenzwering de rede was ; d'Armentières zelf had er zich van beschuldigd, en had van zijne medeplichtigen gesproken; en hoewel de hertog de zedelijke overtuiging had , dat hij niet in zulke schuld deelde , alles scheen die op d'Aubigny over te brengen. .. en. . . was het niet mogelijk, dat de markies Diana misleid had omtrent zijne onderhandelingen met haren vader , om haar gerust te stellen ?... De hertog had dat alles berekend en overwogen , terwijl hjj luisterde naar Dubois, en hij begreep , dat hij zwichten moest.

BDubois , gij zijt een duivel!quot; riep hij hem toe, »maar gij kunt gelijk hebben, en ga dus in Gods naam uwen gang en de regent wierp zich ver-: drietig , op den achtergrond van het vertrek, op eene sofa neer, alsof hij den lust verloren had | om zich verder met iets te bemoeien.

»Mijnheer d'Aubigny!quot; zeide nu Dubois zegevie- • rend , »gij zult de goedheid hebben , ons inzage te geven van de papieren , die uw koerier overbrengt , en om zeker te zijn , dat er geene verwisseling of ontvreemding van eenig gewichtig stuk plaats hebben, zal ik zoo vrij zijn, iemand in uwen naam te belasten ze van hem over te nemen .... Mijnheer De Chavigny! dat zij u opgedragen-!quot; en de abt wenkte een' jongman in jachtkleeding, een' avonturier , die geheel in zijne dienst en soldij stond, en dien hij eene plaats had gegeven bij de stoeterij van don hertog.

Chavigny gehoorzaamde, zonder zich een oogen-blik te bedenken ; maar d'Aubigny riep met eene mengeling van smart en bitterheid en zielsangst :

»Mijnheer de abt! dat niet, om Gods wil, het kan niet zijn. Het is onmogelijk, dat een ander, dan ik zelf, leest, wat mij uit Rome gezonden wordt; maar ik zweer u, bij mijne eer, bij God, by alles wat mij dierbaar is, geene staatsbelangen zijn hierin gemoeid.quot;

»Gij waart wel zoo even bezig te verzekeren, dat gij niet meer met de prinses Orsini in betrekking stondt, en ziedaar , de waarheid logenstrafte u op hetzelfde oogenblik. En laat ik u zeggen, mynheer ! dat uw tegenzin, om die berichten mede te deelen, mijn' lust verdubbelt om ze te weten.quot;

»Niets gerechtigt u daartoe, niets !quot; riep Francis in eene soort van verwildering, »en gij moet niet denken, dat ik mijne familiegeheimen zal blootleggen aan een' intrigant, die niet eens een' titel heeft, om er naar te vragen.quot;

»Gij vergist u, mijnheer d'Aubigny! ik heb er eenen , en wel een' , die mij zitting geeft in den raad van regentschap ! en als zoodanig gaat eene samenspanning tegen den staat mij wel degelijk aan , en ik zal u toonen, dat ik de macht heb , het recht en den wil, om de vijanden van den regent en van het koninkrijk te ontmaskeren en te verpletteren. Ik ben conseiller d'état /quot;

»De abt Dubois conseiller d'état! conseiller d'étut /quot; riep men van alle kanten , den hertog aanziende, ))dat is onmogelijk, dat kan niet waar zijn!quot;

))Ik heb de voorwaarde vervuld , waarop die rang mij werd toegezegd ; kunt gij het ontkennen , monseigneur ?quot; riep Dubois, ook naar den hertog heenziende met zijne kleine flonkerende basilisken-oogen.

»Neen , neen!quot; riep de regent met ergernis , »gij hebt gelijk, gij hebt wat gij zegt, maar gij zijt een satan! en gij. mijnheer d'Aubigny !quot; sprak hy tot dezen , die dicht naar de sofa was heen-geschoven , en nu voor hem stond met gevouwen handen, als smeekte hij bescherming, «onderwerp u aan dien maatregel , ik raad het u, ik wil het, ik beveel het des noods ; is daar niets schuldigs in , zoo komt immers uwe onschuld helder aan het licht, en zijt gij misdadig, mynheer ! dan... zult gij toestemmen , dat ons die maatregel noo-dig was : envervolgde hij zachter, «er blijft


27

n.

-ocr page 424-

DIANA.

4i4

u immers nog altijd de hoop op genade, dnt is een koninklijk recht, dat ik uitoefenen mag!quot;

»Ik wil geene andere genade, monseigneur! dan mijne eigene geheimen voor mij zeiven te mogen houden.quot;

Nu kwam Chavigny de zaal weder binnen, met het bericht, dat de koerier, die een Fransch edelman was, weigerde zijn1 last over te geven aan iemand anders, dan aan Monsieur d'Aubign}' zeiven, en dat zelfs het noemen van den regent hem niet van dit besluit had kunnen afbrengen.

»Bij den hemel! wat is dat ?quot; riep de hertog, nu opspringende uit zijne achtelooze houding. »Een Fransch edelman, die mijn bevel gehoorzaamheid weigert, pmdat hij eene zending van de prinses Orsini heeft; het is allervreemdst mynheer d'Au-bigny ! dat kan ik niet ontkennen, dat men Fran-sche edellieden gebruikt tot koeriers, voor een man , als gij zegt te zijn , zoo daar geene staatkunde tusschenkomt. Mijnheer Chavigny! gij zult dien Franschen edelman, wie hij dan ook zijn mag , zijn' degen vragen en hier binnenleiden ; ik wil bij alle goden en bij alle duivels weten, wat daarachter zit. En gij , overige hoeren ! geleidt de vrouwen in een ander vertrek! de zaak wordt te ernstig voor zooveel toeschouwers. Mijnheer de abt! mijnheer De Broglie ! La Fare! uwe plaats is hier bij mij.quot;

De hovelingen moesten wel gehoorzamen, hoewel de meeste hunner liever er bij waren gebleven , om te zien , wat er zoude voorvallen en hoe dit zoude eindigen; doch de blik en de toon van den hertog waren te ernstig, om ook zelfs te aarzelen. De Crécy vooral had zich geen tweemaal zulk een bevel laten geven ; hij bood der barones den arm , en ging met haar de overigen voor ; toen d'Armentières dit zag, scheen hij uit een' bangen droom wakker te worden ; hij wilde hen na. ))De markies d'Armentières blijft!quot; riep de hertog met gezag. De markies boog zich werktuigelijk en bleef staan, waar hij stond.

«D'Armentières,quot; sprak de hertog met goedheid, ))kom hier bij mij !quot;

De markies naderde de sofa, zoo dicht de étiquette het veroorloofde.

5'Ga spard !quot; vervolgde Philips van Orleans, «gij weet, ik heb u lief gehad, en ik heb het nog niet kwaad met u voor, hoewel gij tegen mij gehandeld hebt, als geen vriend tegen een' vriend, geen onderdaan tegen zijn' meester veroorloofd is ; maar ik wil vergeven ; ik wil niets liever dan dat; beken maar schuld ; beken op dit oogenblik, dat gij mij op meer dan eéne wijze hebt misleid en bedrogen , en ik zal zorgen, dat gij niet verwikkeld wordt in de schuld van anderen.quot;

D'Armentières was diep getroffen door dit blijk van de goedheid des hertogs; zijne eerste beweging was zich neer te werpen aan diens voeten, en alles te bekennen , alles ; maar daar viel hem in. met hoeveel angstige zorge d'Aubigny altijd het aanwezen van zijn kind voor allen verborgen had, hoe dringend zijne beden, hoe streng zijne bevelen altijd waren geweest op dit punt, en hoe gevaarlijk het was, den vorst deelgenoot te maken van een geheim, dat, in de hand van zijne laaghartige dienaren, het middel kon worden tot Diana's ongeluk.

Die gedachte sloot hem de lippen , reeds tot spreken geopend; hij kon, hij mocht niet de ge-heele waarheid zeggen ; die gedeeltelijk te geven, was eene grootere onvoorzichtigheid dan zwijgen ; hij zeide dus alleen : «Monseigneur ! het is waar, ik heb schuld tegen u, en eene groote ; maar ik kan u niets zeggen , niets , dan dat ik niet vrij ben om te spreken.quot;

»Het zij zoo, markies !quot; hernam Philips met zichtbaar ongenoegen, «wijt dan aan u zei ven wat er volgen zal.quot;

De hertog hield het nu voor zeker, dat de listige prinses partij had getrokken van den hartstocht des jongen edelmans voor Diana , en, zoo weinig als hij d'Aubigny kende, achtte hij het waarschijnlijk , dat deze op nieuw weder hare eer- en heerschzucht had gediend, zelfs waar er het geluk zijner dochter in gemengd was. Strenger dan voorheen , rustte dus zijn oog op beiden, en met niet minder scherpheid op den man, die binnentrad , en die zich voor koerier had laten gebruiken in deze zaak.

Francois d'Aubigny , d'Armentières en allen zagen met niet mindere belangstelling op hem.

De eerste herkende den graaf De Sainbertot. Langzaam , maar met eene vaste houding, volgde hij De Chavigny, die zijn' degen in de hand hield.

Moewei zijn gelaat bleek was en vermagerd , als van wie door zielesmart of door ziekte geleden heeft; hoewel eene sterke ontroering zichtbaar werd op dat gelaat, terwijl hij in de zaal rondzag bij het binnentreden, was toch zijn voorkomen nog altijd zoo belangwekkend en bevallig, dat Dubois La Fare influisterde : «Diantre! alleen aan den bode is het te zien, dat de berichten van de prinses komen ; zij heeft nog altijd zwak op het uiterlijk harer gezanten.quot;

Chavigny geleidde den graaf naar den hertog; op verschillende afstanden maakte deze de drie diepe buigingen, door den hoftoon voorgeschreven , en bleef toen staan voor den regent in eerbiedige maar gebogen houding.

»Die jonge man ziet er toch niet uit als een misdadig verrader!quot; sprak de hertog tot De Broglie.

«Noch als een avonturier,quot; hernam deze, «en dat is hij ook niet; het is de graaf De Sainbertot , en het is eene plant uit de broeikas van het oude hof — Maintenon pur sangquot;quot;

»Dat is zeer verdacht!quot; antwoordde de hertog op denzelfden toon en toen wendde hij zich tot mijnheer De Sainbertot: «Daar gij Fransch edelman zijt, zult gij weten, wie ik ben?quot;

«Ja, monseigneur! ik sta voor den hertog van Orleans, regent van Frankrijk.quot;

»Goed ; redenen van staat maken het noodig , dat wij de dépêches inzien, waarmede men u uit Rome herwaarts zendt. Welke reden u deed wei-


-ocr page 425-

DIANA

415

geren ze te overhandigen , hoe wel het u in onzen naam werd afgeëischt, daarover zult gij u later verantwoorden ; nu zult gij u overtuigd hebben , dat men u niet heeft misleid; gij hebt gelegenheid, ze mij in persoon ter hand te stellen.quot;

«Monseigneur ! dat kan ik nu evenmin als daareven. Ik heb een' eed gezworen , datgene wat ik breng , aan niemand over te geven dan aan mijnheer Frangois d'Aubigny , en uwe hoogheid zal het mij toestemmen , dat een Fransch edelman zijn woord moet houden.quot;

»Mijnheer De Sainbertót! Gij zijt een onderdaan van den koning en gij moogt in den vreemde geene eeden doen, die u ongehoorzaam en strafbaar kunnen maken tegenover uwen eigen meester.quot;

»Mijnheer de hertog! ik ben in dienst van de prinses Orsini!quot;

))De gevallen Camarera major is geene mogendheid , maar particuliere, en wel eene zeer verdachte tegenover de tegenwoordige regeering van Frankrijk; en gij , graaf! zie toe, dat gij haar niet al te ijverig dient, tot weerspannigheid aan uwe wettige overheid toe; want reeds nu zijt gij een gevangene , en wij hebben hier in Frankrijk eene gevangenis ook !quot;

x Ja, monseigneur! ik weet het, de Bastille!quot; hernam Sainbertót, «en gij hebt erger dan dat in uwe macht; mijnheer de hertog ! maar stel alle uwe dwangmiddelen gerust in beweging: ik ben een man , voor wien het leven sinds lang geene de minste waarde meer heeft, en ik heb hier niets meer te doen , dan mijn' eed te houden en te sterven!quot; De klem en de vastheid , waarmede de graaf dit zeide, bewees zoo zeker de onwrikbaarheid van zijn besluit, dat de regent de overtuiging kreeg , dat hij niet zwichten zoude.

»Nu, op mijne eer! de prinses weet wel, wien ze gebruikt,quot; zeide hij zacht tot De Eroglie ; en luid en met kennelijk verdriet tot d'Aubigny :

»Gij dan, mijnheer ! ontvang die dépêches , gij zult toch wel geen' eed' hebben gedaan , die u beletten zal er ons den inhoud van mede te deelen, als wij het van u eischen ; — als wij het u raden,quot; voegde hij er zachter bij.

»Maar de mijne beveelt mij mijn' last aan mijnheer d'Aubigny over te brengen onder vier oogen, tenzij deze het anders mocht bevelen !quot; hernam Sainbertót.

«Waarachtig, mijnheer! men heeft u dien last niet gemakkelijk gemaakt, en de wijze, waarop gij dien volvoert, maakt hem voor u zeer gevaarlijk ! Mijnheer d'Aubigny ! sinds uw wil de eenige is , dien deze edelman voor wet erkent, bevelen wij u hem te zeggen , dat hij zijn' last volbrenge in onze tegenwoordigheid.quot;

»Indien mijnheer de graaf Sainbertót meent dit te kunnen doen, zonder teêre belangen te kwetsen, zoo verzoek ik het hemzeide Frangois , Sainbertót veelbeteekenend aanziende. Hij wilde den jongen graaf met geheel zijn hart redden van de verantwoordelijkheid , die deze tegenstand op hem laadde ; maar in de onzekerheid van het gewicht en den inhoud der tijding, mocht hij toch de prinses niet blootstellen om eigen behoud.

«Ik ben in de onmogelijkheid daarover te oor-deelen !quot; hernam de graaf, «maar dit weet ik, dat de eenige persoon, in wiens tegenwoordigheid het mij stellig verboden was, mijne zending te verrichten, niet hier is.quot;

Frangois begreep hem: dat was Diana; de regent begreep dit ook , en dacht er te meer op , dat de prinses zelfs de hoop op hare hand gebruikte als een lokaas bij hare staatkundige netten. . . .

«Zoo geef, in 's hemelsnaam! mijnheer de graaf!quot; sprak d'Aubigny , wien een wanhopige moed de oogen verblindde voor de overige gevaren, die het brengen kon.

De Sainbertót boog zich en haalde een klein ivoren doosje te voorschijn, van boven geëmailleerd goud op blauw, dat door glas was beveiligd ; men kent het, dat fijne, kostbare en toch sina-kelooze werk van dien tijd ; maar het doosje was zeer klein , zoo klein , dat de regent en Dubois elkander aanzagen en zich voor gemystifiëerd hielden ; dit kon immers geene dépêches bevatten, geen' enkelen brief zelfs, nauwelijks eenige woorden op een klein biljet. Om zeker te zijn , dat dit laatste niet weggesloken werd , drong zich de abt zoo dicht mogelijk bij d'Aubigny , en stond vlak naast hem , en hield de oogen met brandend ongeduld gevestigd op het elegante voorwerp. Allen zagen toe met niet minder spanning ; d'Aubigny opende.

Het bevatte niets dan een' ring, een' prach-tigen ring, dat is waar , doch waarvan de be-teekenis iets vreeselijks moest zijn; want Frangois werd zoo bleek als een doode, sidderde zoo hevig, dat ring en doosje beiden hem uit de handen vielen , en hij zelf zoude zijn neergestort, zoo niet De Broglie toegeschoten ware en hem zijn' arm had gereikt.

Toen zagen de regent en Dubois wel zeker, dat dit geene mystificatie was, en dat voor den heer van Chanteloup deze zonderlinge wijze van correspondentie zeer wel verstaanbaar was. De abt maakte zich spoedig meester van de voorwerpen, die op den grond gevallen waren, en bekeek ze angstvallig van alle kanten.

«Ah ga !quot; riep hij, «die dépêche is in vreemd cijferschrift geschreven . maar het blijkt, dat het voor onzen gastheer duidelijk en leesbaar is! Mijnheer d'Aubigny ! wees zoo goed, ten gevalle van de tegenwoordigheid des hertogs , niet al te lang aan uwe zenuwzwakheid toe te geven ,... . en nu men zien kan , dat gij u reeds wat hebt hersteld , licht ons in over de beduidenis dezer logogryphe.quot;

D'Aubigny had zich werkelijk hersteld, maar kennelijk worstelde hij nog om zich te verheffen boven den schok van den schrik, die hem getroffen had ; hij verviel in een diep en smartelijk nadenken , en antwoordde niet.

üPaques-Dieu, monseigneur! die speelt niet


-ocr page 426-

DIANA.

voor het eerst comedie,quot; zeide Dubois tot den hertog,'))zoo doet een nieuweling het niet!quot;

))Neen , Dubois !quot; hernam deze , »dat is wat anders , dat is echt en opstaande, ging hij naar d'Aubigny toe , vatte eerst zijne hand, en daarna opmerkende, dat hij nog steun noodig had, nam hij hem gemeenzaam onder den arm , ging met hem aan een ander einde van de zaal, en zeide hem toen zacht: «Luister, mijnheer d'Aubigny ! gij hebt daar eene tijding gekregen, die u vreeselijk schokt, dat is onmiskenbaar ; staatsbelang noopt den regent van Frankrijk, om onbescheiden te wezen, en u ernstig af te vragen, wat dit beteekent; maar de hertog van Orleans heeft een hart als een ander mensch ; hij zal eerbied hebben voor familiegeheimen, en hij heeft daar een paar uren geleden , van een engelachtig kind lessen van waarheid en edelmoedigheid ontvangen, die niet voor hem zullen verloren gaan. Oefen gij de eerste en laat het, wat mij aangaat, gerust op de laatste aankomen ; Dubois wil eene samenzwering hebben; daar is hij niet af te brengen ; maar ik voor mij zie hier iets anders ; kan het ook zijn, dat de prinses Orsini uwe Diana aan hare eerzucht wil opofferen, en dat gij het te laat inziet, om haar te redden

))Mijn God! monseigneur ! gij weet van mijn kind ! . . . maar gij weet dan alles ?quot; bracht Francois met moeite uit.

«Ja, mijn vriend!quot; hernam de hertog met goedheid, )gt;ik weet van zekere voorvallen zelfs meer dan gij . .

kO ! ik begrijp het, uwe hoogheid was in Italië, en de kardinaal De Noailles heeft u alles gezegd.quot;

«Wat ik weet, weet ik door den geestelijken weg, daar hebt gij gelijk in.quot;

»Nu dan , in 's hemels naam, monseigneur ! dan kan ik u het overige mededeelen ; en het is goed, want aan dezen toestand moest voor ons allen een einde komen. Alleen. . . wat ik den regent mededeel , wordt dat eene tijding voor den re-geeringsraad ?quot;

»De hertog van Orleans geeft u zijn vorstelijk woord , dat uw geheim het zijne alleen blijft, als er niet de vraag is van staatsbelang; wij zullen Dubois wel wat wijs maken , als hij niet tevreden is , zal ik hem den mond stoppen met een beter jaargeld en met een nieuw ambt, waarnaar hij ! toch al zoo lang hongert.quot;

))Beveel dan , dat men ons samen late, monseigneur !quot; bad Francois met eene doffe stem.

Aan dit verlangen werd voldaan , ondanks eenig tegenstreven van Dubois, die de zaak in het geheel ' niet vertrouwde in de handen van den goedaardigen I meester , en hier het liefst door eigene oogen had | gezien...............

Een halfuur lang bleef de regent met zijn' gast-I heer samen in gesprek, dat gewichtig en niet : zonder aandoening moest geweest zijn voor beiden;

want toen de hovelingen weder werden terugge-j roepen , was de hertog zoo bleek als Francis zelf, en sprak hij met eene getroffene stem tot Dubois ; 1____

sik kan u mededeelen , mijnheer de abt! dat wij geene vreeze behoeven te hebben en volkomen gewaarborgd zijn tegen de eerzuchtige aanslagen van de prinses Orsini op de rust van den staat. Er bestaat geene samenzwering , en er heeft er geene bestaan, ten minste niet van zulken aard, noch tusschen de bedoelde personen ,quot; en hij zag scherp benen naar de anderen , waaronder hij d'Armentières dacht te vinden ; «alle verder onderzoek naar deze zaak is dus vruchteloos, en verbied ik zelf aan den conseiller tVétat en aan den sur-intendant der posterijen, twee ambten, die gij u door uwen ijver voor het vaderland heden hebt verworven!quot;

»Dank ! monseigneur ! Het is wel; als gij liever geene samenzwering hebt, is het mij ook goed; het is eene gelegenheid , die zich nog wel eens weer zal opdoen ; want onder ons, om zich voor zeker gewaarborgd te houden tegen de listen eener prinses Orsini, moest men haar dood en begraven weten , en als dan een van hare kardinalen het requiem had gezongen, zou ik de zaak nog niet vertrouwen.quot;

De hertog keerde Dubois den rug toe, zonder hem te antwoorden, en rondziende, scheen zijn blik iemnnd te zoeken, dien hij niet opmerkte.

«Waarom is de markies d'Armentières niet met ulieden teruggekeerd?quot; vroeg hij in 't algemeen.

Men zweeg; sommigen haalden de schouders op , De Broglie glimlachte en La Fare zag met eenige verlegenheid naar den grond.

«Wat is dat, mijne heeren! waarom krijg ik geen antwoord ? La Fare! u had ik bevolen het oog te houden op dien jongen edelman! waarom mis ik hem nu ?quot;

«Uwe koninklijke hoogheid mist ook zekerden Vicomte De Crécy. . .quot; hernam La Fare , aarzelend het verdere te zeggen.

Dat was waar, en ook de barones was de zaal niet weder binnengekomen.

A»Welnu ! welnu ! hoe komt die daarbij te pas ?quot; vroeg Orleans met eenige onrust.

«Zeer veel, monseigneur ! want de markies heeft eene zaak van eer met den Vicomte quot;

«Eene zaak van eer ! Par-la-sang-Dieu! mijne heeren ! gij weet dit, en gij hebt het niet ger/eerd, en gij hebt er mij niet eenmaal kennis van gegeven ! zelfs gij niet, La Fare !quot;

«Monseigneur! uwe hoogheid weet dat zelf, als een duël noodig geworden is tusschen twee edellieden , valt er niet veel aan te verhinderen , en niemand onzer dacht ook daaraan ; ze zijn van dezelfde behendigheid met den degen ; de markies heeft zevenmaal geduelleerd, en de Vicomte elf malen , en ze hebben twee getuigen , Chavigny en De Sainbertot.quot;

«Maar , bij den Hemel, La Fare! gij spreekt er van , of ze nog bezig waren.quot;

«Zoo is het, monseigneur! zij vechten nog ; toen wij hier binnentraden, gingen zij samen met hunne getuigen naar een zeker grasperk in j het park... en daar het heldere maneschijn is ,


-ocr page 427-

DIANA.

417

zullen ze zeker over de verdeeling van licht. .

»Loop naar de maan met uwe verdeeling van licht; meent gij, dat ik dit dulden zal ? Mijnheer De Broglie! Mijnheer de kapitein van de lijfwacht ! ijl naar de plaats, waar zij samen zijn, en verhinder ze voort te gaan ; scheid ze, met geweld, zoo het zijn moet, neem ze gevangen , bind ze , als 't niet anders kan, maar verhinder het duël en breng ze beiden hier , dood of levend, maar zoo mogelijk ongekwetst. Par dien! dat zou wat wezen!quot; vervolgde Philips binnensmonds, ))als de markies eens een' prik had gekregen ; wat zou ik aanvangen met...quot; Hij hield zich in, en zag op , of men reeds gehoorzaamd had; De Broglie en La Fare waren heengegaan. Maar des hertogs bevelen waren reeds voorgekomen; d'Anbigny had, bij het eerste woord van een tweegevecht , snel de zaal verlaten , en kwam nu terug met D'Armentières, die een' zijden doek om de rechterhand gebonden had, en de barones De Clairville , die er zeer ontsteld en ter neergeslagen uitzag. «Mijnheer d'Aubigny!quot; zeide Philips tot dezen, »uwe tegenwoordigheid is hier overtollig! volbreng zoo spoedig gij kunt. .. hetgeen wij zijn overeengekomen.quot;

D'Aubigny boog zich en ging ; in het voorbijgaan sloeg hij een' medelijdenden blik op den markies , en zag den hertog aan, als smeekte hij gratie; maar deze schudde bijna onmerkbaar het hoofd en wendde zich tot den jongen edelman.

De hertog was nu waar hij wezen wilde. Van d'Aubigny ontslagen, kon hij de kastijding, dien hij Gaspard had toegedacht, aan dezen volbrengen zonder schroom , een' onschuldige , die niets tegen hem had gepleegd, daarin te begrijpen; en er was werkelijk genoeg ontevredenheid in zijn hart opgetast tegen den markies, om niet te gelooven, dat het hem volkomen ernst was met den strengen toon en den toornigen blik, waarmede hij dezen aansprak :

»In 't eind, mijnheer de markies d'Armen-tières! zal het nu toch tijd geworden zijn, dat gij u verklaart over hetgeen gij voorhadt, toen gij ons en ons gevolg naar dit kasteel hebt gelokt, onder voorwendsel van eene samenzwering aan den dag te brengen, en medeplichtigen te noemen, terwijl gij wist, zoo goed als ik het nu zelf weet, dat er niets dergelijks bestond, of heeft kunnen bestaan. Wat hadt gij er aan, u zeiven te bezwaren met eene misdaad, die niet de uwe was ; meendet gij misschien , dat gij niet reeds genoeg schuld hadt in onze oogen, om niet te spreken van uwe uitspatting van daareven, waarover straks meer; is uwe som van fouten tegen my nu groot genoeg ? Verklaar u, mijnheer , wat hebt gij bedoeld met deze misleiding ?quot;

De markies voelde zeer goed , dat de hertog niet schertste; de bekentenis, die hij te doen had, werd er te moeielijker door, eene al-geheele was hem nog altijd ondoenlijk , daar hij zich niet had kunnen verklaren met d'Aubigny. Hij trachtte dus tijd te winnen, in de hoop, dat de laatste zou terugkeeren, en hij herna m zoo moedig als hij kon :

»Helaas , monseigneur ! ik heb zekerlijk groote schuld, en wat de samenzwering aangaat, daarin heeft uwe hoogheid gelijk, daarvan is niets, althans niet in dien zin, dien mijnheer Dubois wenschte ; maar wees genadig en wil vergeven ; ik was ingekerkerd en ik wilde vrij zijn; ik was verliefd, en... monseigneur! gij zult toch wel iets voorbijzien ter wille van de liefde, van de wanhoop . . .quot;

))'t Is wonderlijk , mijnheer !quot; zeide de hertog, koel, »dat gij zooveel schaamteloosheid hebt, en zooveel ongegrond zelfvertrouwen, om mij dit zóó te zeggen, en om mijne gramschap zóó licht te achten Meent gij dan waarlijk, mijnheer! dat het genoeg is, om den regent van het koninkrijk uit het inMden zijner gewichtige bezigheden weg te roepen, hem te noodzaken , de zijde van den minderjarigen koning te verlaten, door het lokaas eeuer gewichtige ontdekking , en dan te eindigen, met te bekennen, dat dit eene mystificatie was, eene Aprils-boodschap, en alleen tot verschooning te zeggen : ik was verliefd. Meent gij in ernst, dat het daarmede afgedaan is?quot;

»Ik neem de vrijheid , u te doen opmerken , monseigneur! hoe ik geen oogenblik de verwachting kon hebben , dat uwe hoogheid in persoon zich hierheen zou begeven; dat mijn verzoek alleen inhield, eene kortstondige uitvlucht naar Chan-teloup, onder zulk geleide, als uwe hoogheid zoude goedvinden: dat mijnheer de abt Dubois zich terstond uit zich zelfheeft aangeboden, en dat. .

pPalsamhleu! monseigneur!quot; riep Dubois, «hoort gij het wel ? hij zou er mij aan gewaagd hebben ; wie weet, of hij mij niet onder weegs een duël had voorgeslagen , zooals met De Crécy, om van mij af te zijn.quot;

De markies zag den abt aan met een' glimlach vol minachting en haalde de schouders op.

»En zeker, mijn genadige meester!,r ging hij voort tot den hertog, »ik geloof niet, ik geloof nooit, dat ik eene genoegzame verontschuldiging zal kunnen vinden voor mijn gedrag tegenover u; maar gy zijt zoo goed , zoo grootmoedig, en als ik er knielend om smeek ...quot;

En hij wierp zich werkelijk aan de voeten van den regent.

»'t Is nu te laat, mijnheer ï5'hernam deze strak en koud; wik heb u zoo straks nog vergiftenis aangeboden , onder voorwaarde van oprechtheid; gij hebt niet gewild; gij zult nu al de gevolgen dragen van uwe dwalingen. Zoo gij nu schuld bekent, is het uit drang der omstandigheden , maar niet te beloonen als een terugkeer tot waarheidsliefde.quot;

»Zjjne waarheidsliefde ! ja, monseigneur ! spreek mij daarvan ; ik zweer u, mijnheer de hertog! dat hij ten minste zoo goed liegen kan als ik, en ook voor 't overige geloof ik, dat wij hem kunnen beschouwen als bekeerd van de deugd , zoo-als ik uwe hoogheid beloofd had ; hij heeft zich, dunkt mij, in den laatsten tijd al aardig geoefend in 1 de zeven hoofdzonden.quot;


-ocr page 428-

DIANA.

418

gt;?Zwijg , Dubois ! gij moet dezen heilige niet tot een' martelaar maken hernam de hertog lachend ; «en gij, mijnheer de markies ! wij beginnen nu verlangend te worden het voorwerp van dien vurigen hartstocht te kennen , waarvoor gij zooveel hebt gewaagd.quot;

De markies zuchtte, zag op, of d'Aubigny niet daar was, kleurde sterk. aarzelde en zweeg.

«Mag ik uwe hoogheid inlichten ?quot; vroeg Cha-vigny , die iets naderde.

»Wel zeker, ridder! zeg alles wat gij weet.quot;

))Nu dan, de markies is nu niet zoo gul met zijne bekentenis als daareven, toen het er op aankwam om' een voorwendsel te vinden, om zich van een' gehaten vijand te ontdoen .. .'J

«Zie hier ten minste geen getuige ter ontlasting sprak de regent bij zich zei ven.

»Welnu, ridder?''

»Want toen de Vicomte De Crécy enkel maar eene kleine vrijheid nam in woorden tegenover de barones De Clairville, die met ons was, eene scherts , eene aardigheid, eigenlijk maar eene vleierij , beval hij dien edelman het zwijgen , met eene verwaandheid, met eene aanmatiging, die ons allen lachen deed ; en toen men hem vroeg, met welk recht hij, hier , waar wij allen gasten waren , zulk een' toon aannam, hernam hij met zegepraal, dat de barones zijne vriendin was; en toen men over die vriendschap glimlachte, voegde hij er bij: »welnu dan: mijne verloofde! daar hebt gij mijn geheim.quot;quot;

))En wat zeide daarop de barones ?quot; vroeg de hertog , deze aanziende.

»Zij deed als nu , monseigneur! zij sloeg de oogen neder en zweeg.quot;

»En wat zeide de Vicomte daarop ?quot; vroeg de regent.

))Hij zeide, dat de markies ook niet minder doen kon voor de vrouw, die hij van de schitterendste uitzichten had beroofd, dan haar zijn' naam en zijn' rang te geven; dit nam de markies nu zoo hoog op , dat wij het ons niet verklaren konden ; in één woord, monseigneur! hij daagde den Vicomte voor den degen ; De Crécy antwoordde, dat hij niet vechten wilde om de eere zijner voormalige logeergast van d'Auteuil; en daarop, en om hem er toe te dwingen , gaf de markies hem een' slag in 't aangezicht, daar wij allen bij waren ; toen moesten zij vechten.quot;

»Genoeg!quot; viel de hertog in , »de hooge belangstelling van den markies in die dame is meer dan genoeg bewezen. — En is dat nu waarheid, mevrouw! wat de markies toen heeft gezegd ?quot; vroeg de hertog der barones.

De arme Athenaïs was uiterst verlegen; de markies had te veel voor haar gedaan, was nog te kort geleden haar beschermer en wreker geweest , dan dat zij hem in ongelegenheid wilde brengen door hare antwoorden, zelfs waar zij niets van zijn gedrag begreep.

Zij antwoordde dus zacht en weifelend: wik wenschte , dat de markies zelf. ...quot;

»lk begrijp u viel de regent in; »vrouwelijke schroomvalligheid houdt u terug. Nu, goed! wij weten alles, en al moest ik dan ook den markies te gelijk beloonen, terwijl ik u recht doe, u zul recht geschieden, en dat wel op het allerspoedigst.quot; De hertog zag even op naar een staand horloge , prijkende op eene console tegenover hem in al de pracht van verguldsel en emailleersel van den toenmaligen stijl. «Juist hernam hij , w't is half twaalf; de middernachtsmis voor een huwelijk kan gevierd worden in de dorpskapel; gij hebt een half uur voor den tocht derwaarts , dat komt goed uit; la Fare! gij weet mijne bedoeling, de pastoor zal u gehoorzamen , als gij spreekt uit mijnen naam ; zorg , dat de markies d'Armentières en de barones gehuwde lieden zijn, vóórdat het twee uren later worde . . ..quot;

«Monseigneur! monseigneur l'1 riep de markies in doodelijke verlegenheid , »dat is onmogelijk, dat kan niet zijn: ge zoudt mij uithuwen aan deze vrouw , die .. .

«Die u niet behaagt misschien?quot; zeide de hertog; «vergeef mij, mijnheer ! gij hebt aan 't souper wat al te veel bewijzen van het tegendeel gegeven , dan dat ik u zou kunnen geloo-ven . . .

«Maar, monseigneur! met eene andere vrouw dan die ik bemin! Ik zweer het u, op mijne eer, -op mijn geweten . .. .quot;

»Ja, markies ! zoo iets is wel meer gebeurd , en dit zij dan uwe straf voor alles wat gij tegen mij hebt gepleegd , hoewel ik u nog niet geloof op dit punt; want in 't eind, haar, die men vrijwillig en ongedwongen tot zijne verloofde kiest . . .

«Dat was nooddwang, mijnheer de hertog! om het recht te hebben de barones te verdedigen tegenover die lieden; maar bij het heiligste, ^ dat ik ken, ik bemin eene andere ; ik ben zoo goed als de bruidegom van eene andere.quot;

«Als ik zeide!quot; viel Dubois in, «dat hij zich toelegt op de ondeugd. Bigamie! — ma foi! dat is eene schrede!quot;

«Kom , kom , gekheid !quot; hernam de regent ; «ik geloof er niets van; wat zou dat voor eene bruid zijn ? gij hebt u in den laatsten tijd met geene andere vrouw bezig gehouden dan met mevrouw De Clairville.quot;

«Neen , niet openlijk, dat is waar ; maar in 't geheim , monseigneur ! in 't geheim ben ik waarlijk en waarachtig verloofd met de dochter van mijnheer d'Aubigny ! Ziedaar , monseigneur ! wat ik mijne samenzwering noemde ; en ziedaar, wie ik voor medeplichtigen heb!quot; sprak nu Gas-pard , tot het uiterste gebracht en in den angst zijns harten zijne belofte aan Francois verbrekende.

«Markies! ik heb geene reden om u te ge-looven, ziedaar mijn eenig antwoord. Spreekt nu gij, mijne heeren! hebt gij d'Aubigny iets hooren zeggen van eene dochter , die hij zou hebben ?''

Natuurlijk was aller antwoord ontkennend; de barones wilde spreken; maar de hertog


-ocr page 429-

DIANA.

419

wierp haar een : «zwijg, mevrouw !quot; toe, dat haar verstommen deed.

«Als men ieder gelooven wilde vervolgde de hertog los weg, alsof hij niets belangrijks zeide, «dan zoude onze gastheer spoedig eene talrijke familie hebben. Daar is mijnheer de markies. die goed vindt hem eene dochter toe te dichten ; zoo heb ik zelf, in den loop van den dag, de kennis' gemaakt van een alleraardigst kind, waarmede ik een half uurtje heb doorgebracht, zoo genoegelijk, dat ik het lang zal onthouden ; die engel bekende ook op Chanteloup te huis te hooren, en van de familie d'Aubigny te zijn. Mijnheer Francis' zoude , denk ik, heel getroffen zijn, als hij van al die verwanten hoorde.quot;

«Dat was dezelfde, die ik bedoelde!quot; riep 1 d'Armentières, in onuitsprekelijke onrust gebracht over deze kennismaking van den hertog , en de wijze , waarop hij van Diana sprak. ))Zij heeft u de waarheid gezegd , niets dan de waarheid ! zij kan niet misleiden.quot;

ïgt;Ook heb ik mij verplicht gevoeld, voor haar te zorgen hernam de regent, zonder naar den markies te luisteren ; «en ik heb mij voorgenomen haar uit te huwelijken.quot;

! »Mijn genadige vorst!quot; riep Gaspard in de hoogste angst en zielesmart, zich neerstortende I aan de voeten van den hertog. vHaar uithuwelijken ! dat zult gij niet! dat wilt gij niet!. ...quot;

))En waarom niet ? een goed huwelijk met den kapitein van de nieuwe lijfwacht des konings ?'' i «Ja, maar zij zal niet willen!quot; riep d'Armen-' tiores, zich zeiven bemoedigend.

»Zij zal alles willen wat ik wil; daar heb ik zekerheid van sprak de regent, «en nu , om een eind te maken aan dezen tegenstand , mijnheer de k?pitein van de lijfwacht! de markies d'Armentières is uw gevangene , totdat zijn huwelijk voltrokken zal zijn ; wees zoo goed, u nu met dit paar in beweging te stellen. Neem van mijn lieden en van mijne paarden voor den tocht, wat u goeddunkt.quot;

«Markies !quot; sprak La Fare , «wees verstandig, geef uw' degen en volg zonder tegenstreven ; wat hebt gij er aan, dat ik tegen een' edelman , tegen een' vriend, maatregelen van zekerheid i zou moeten nemen?quot;

«Daar is mijn degen , La Fare! ik beloof onderwerping in alles wat de hertog bevelen zal; alleen dit huwelijk, monseigneur! wees er van gewaarschuwd , dit huwelijk onderga ik niet levend.quot;

«Ik kan 't niet helpen sprak Philips , «gij hebt u dit alles zelf op den hals gehaald, en als gij morgen bij toeval nog leven mocht, kom mij dan uwe opwachting maken , en bedank my , dat ik u zoo schielijk en zoo luchtig heb heenge-holpen over een' stap, waar jonge lieden van uwe soort anders niet zoo licht toe komen.quot;

«Maar, monseigneur! van mijne zijde is het onmogelijk!quot; riep de barones in eene soort van i vertwijfeling; «ik wil mij niet laten verbinden 1 aan een' man , die mij niet bemint, en daarbjj...1'

ging zij voort met aarzeling, om zich te bedenken over de uitdrukking, die zij gebruiken moest.

«En daarbij!'' sprak de hertog met eene zekere vastheid, en haar aanziende met beduidenis, «daarbij weet gij , dat er huwelijken zijn, die plotsclivg noodzakelijk kunnen worden /quot;

De barones bedacht zich even , kleurde toen zeer sterk , en ging naar den hertog toe, hem vragend aanziende , met eene mengeling van hoop en vrees.

De hertog glimlachte en knikte, terwijl hy den vinger op den mond legde.

Het gelaat van de barones verhelderde zich op eenmaal, en zij gaf d'Armentières de hand, terwijl zij met wat schalkheid zeide: «Kom, markies ! moed en volgzaamheid; wij zullen het eindje wegs, dat wij gedwongen samen zullen afleggen. elkander zoo licht maken als wij kunnen.quot;

De hertog had moeite zijnen ernst te bewaren en een' schaterenden lach te bedwingen bij het wanhopig gezicht van d'Armentières.

«Nu ben ik er dacht Dubois , die tot hiertoe de handelwijze van den hertog niet had begrepen; »de hertog en de schoone dame hebben elkander verstaan, en zij zal markiezin worden , om eene goede figuur te maken aan het hof; dat is ook wel het minste , dat hij voor haar doen kon.quot;

De overige hovelingen begrepen den toestand op dezelfde wijze, vooral De Crécy, die, na zich eene lichte wond te hebben doen verbinden , zachtkens was binnengeslopen , doch zijne redenen had , om zich niet op den voorgrond te stellen, en het voorvallende gade te slaan, zonder op zich zeiven de opmerkzaamheid te trekken.

«Wij overigen, mijne vrienden ! hebben nu aan ' niets anders te denken dan aan onze nachtrust!'' sprak Philips; «het kasteel Chanteloup is zoo ruim , en de gastvrijheid van onzen gastheer zoo aartsvaderlijk , dat hij mij uitgenoodigd heeft, om bij mij te houden wie ik wilde; en dus, mijne heeren! gij blijft allen hier , allen , dat wil zeggen hervatte hij, zich naar De Crócy wendende, «uitgenomen den Vicomte. Sinds de ramp met zijn lusthuisje , heeft mijnheer d'Aubigny veel angst voor brand ; en ik heb hooren vertellen , dat de Vicomte. . . of de lieden , die hij gebruikt, wat onvoorzichtig zijn met stoken ! . . Mijnheer De Crécy! gij zult u dus moeten behelpen met de dorpsherberg, en te eerder , wijl gij voortaan niet meer tot onzen kring behoort; dit heb ik mevrouw d'Argenton moeten beloven ; dank het eener edelmoedige voorbede, dat wij u geene andere woning aanwijzen!quot; De Vicomte sidderde en verbleekte ; maar hij boog zich zwijgend en ging; eene verontschuldiging kon hij niet wagen ; hij werd niet beschuldigd, en er was iets in den toon van den hertog , dat hem alle hoop op vergiffenis benam.

)gt;Pardieu! de hertog is en vm?edacht Dubois , «ik zal daarvan gebruik maken , om ook een vonnis te verkrijgen tegen een ander, die mij verdacht blijft.quot;


-ocr page 430-

, ))En de graaf Sainbertot, monseigneur ?quot; vroeg hg.

»Die kan mynentwege over de grenzen trekken , zoo snel als hy gekomen is.quot;

))Dat zal hem ondoenlijk zijn , uwe hoogheid!quot; merkte Chavigny aan ; swant toen de markies gewond was, heeft hij het tweegevecht opgevat tegen den Vicomte , en hij heeft eene wonde gekregen, die doodelijk werd geacht door den heelmeester, en misschien dezen nacht... misschien reeds nu ...quot;

Dat was waarheid ; de bevallige jonge graaf was reeds bezweken ; maar sinds den val van de prinses Orsini, en sinds het verlies van zijne hoop op Diana's liefde , was zijn leven zulk eene aaneenschakeling geweest van berouw en van lijden, dat de dood hem een verlangde bode der rust scheen.

))Arme jonge man!quot; sprak de hertog, «zoo heb ik toch niet kunnen verhinderen , dat er een tintje treurspel heenliep door mijne klucht; dat is het leven, mijne heeren! en een vorst merkt nooit zoo goed zijne onmacht op , als wanneer hij dit wil veranderen. — En hiermede, goeden nacht! wie lust heeft tot slapen ; ik ga een toertje rijden met De Broglie.quot;

))En ik volg u, om te zien waar dat heengaat ,quot; beloofde zich Dubois.

BESLUIT.

De hertog ondernam werkelijk dien nachtelijken wandelrit, om mede te genieten van de verrassingen, die hij had voorbereid. Als hij verordend had, werd er een middernachtsmis gevierd in de stille dorpskapel.

En alles was er voorbereid tot het vieren een er huwelijksplechtigheid ; alleen , in plaats van één bruidspaar, zag men er twee voor het altaar staan : Frangois d'Aubigny met Athenaïs De Clair-ville, en de markies d?Armentières met Diana d'Aubigny.

Nadat de Sieur Frangois zich met den regent had verklaard, had deze hem zijne ontmoeting met Diana verteld , hem in het geheim genomen van zijne kleine wraakoefening tegen d'Armen-tières , dien hij later met de voldoening van zijn' dierbaarsten wensch vergoeden wilde, en had licht zijne toestemming gekregen tot de verhaasting van hetgeen toch besloten was: Diana's huweljjk met den markies. Het zijne was hij sinds lang met de barones overeengekomen; zij waren niet onverschillig voor elkaar geweest, van de eerste kennismaking af, en toen Francois eens had gezegd : sik ben een burger ,quot; en zij had geantwoord: »en ik ben ook eene burgerlijke , en ook my hebben ze vervolgdwas de band der overeenstemming snel tusschen hen geknoopt en dagelijks vaster geworden. Frangois begreep op eenmaal, dat die vrouw hem lief had, en dat hij nog weêr zou kunnen beminnen; en zelfs al had hij Athenaïs slechts kunnen achten , zou hij haar toch zijne hand geboden hebben. De prinses Orsini had, als laatste offer , een tweede huwelijk van hem geëischt. Zy had dat geëischt, om voor de wereld waarheid te maken , of ten minste tot een onoplosbaar vraagstuk , dat woord, dat zij eens aan Lodewijk XIV had gericht over Frangois : vPour marice non!quot; Zij had hem niet durven voorstellen, dat het zoude plaats hebben bij haar leven, maar zij had als voorwaarde voor Diana's fortuin gesteld, dat het zou voltrokken worden, terstond na haren dood. Op het terugontvangen van haren trouwring, het bewijs dat zijn eerste huwelijk ontbonden was door den dood, zou Francis d'Aubigny terstond het tweede aangaan. De barones was in dit geheim.

Hare laatste seconde bewustzijn had de prinses Orsini gebruikt om Sainbertót met het geheimzinnige teeken af te zenden , en om te bevelen , dat men haar afsterven zoo lang mogelijk zoude geheim houden.

»Ja ! ja ! die vrouw had karakter, ik heb er zoo iets van gevoeld,quot; merkte de hertog aan, toen Frangois hem dit alles vertelde.

En nu — de vreugd schetsen van het jongste bruidspaar , dat zoo ongewacht en zoo snel tot hunnen hoogsten wensch was gekomen ; van de dankbaarheid te vertellen , waarmee de markies zich nederwierp aan de voeten van den hertog, die hem ophief en omhelsde , tegelijk met Diana ; die haar toen met zijn' goedigen blik vroeg: »Zijt gij tevreden, mijn kind! over den hertog van Orleans ?quot;

))Als geheel Frankrijk hem slechts kennen mocht, zooals ik , zouden allen het zijn hernam zij.

De pastoor was niet weinig in zijn' schik, twee zulke huwelijken in te zegenen op hooger order.

En toen den volgenden morgen mijnheer Fran-9ois d'Aubigny de barones De Clairville aan zijne gasten voorstelde als zijne echtgenoot, en de markies zijn beminnelijk vrouwtje als de dochter van den gastheer , toen zeide De Nocé , die wat hoop gehad had op dien rang:

»Ik meende, dat uwe koninklijke hoogheid die jonge dame had willen uithuwen aan den kapitein van de nieuwe garde des konings?quot;

))Nu ja zeide de hertog, »dat is ook zoo , dat is nu mijnheer d'Armentières ! En wil ik u eens wat zeggen. De Nocé en gij allen, mijne heeren! van mijnheer den abt Dubois af, tot aan mijnheer Francis d'Aubigny toe , d'Armentières en ik ingesloten , hebben allen getracht door bedrog , door misleiding, door omwegen tot het doel te komen , dat wij ons hadden voorgesteld. Geen een van allen bereikt het, en wij verwarren de zaken zoo, dat wij er zelf niet meer weg in weten; daar komt een eenvoudig meisje , dat geene andere middelen gebruikt dan waarheid , natuurlijkheid en oprechtheid ; en zij alleen weet de verwarring te doen ophouden , en te bewerken wat zjj wenscht. Ik ben het preêken niet gewoon , mijne heeren ! maakt u de toepassing zelf...quot;

«Monseigneur! 't is niet voorzichtig, de uitzonderingen als regels te geven ; en ik zou bij


-ocr page 431-

DIANA. 421

deze deugden een weinig voorzichtigheid voegen, als mevrouw de markiezin in de wereld moet ver-keerenzeide Dubois

»Ik wil het beproeven , mijn schrandere abt!quot; zeide Diana lachend; »slechts heb ik mij zoo goed bevonden bij den weg, mij door mijn' vader gewezen, dat ik daarop in 't vervolg maar zal blijven voortgaan.quot;

Drie weken na deze voorvallen kreeg do regent van Frankrijk de officieele mededeeling van den 1 dood der prinses Orsini. igt;Ditmaal heeft ze dan j toch d'Aubigny woord gehouden dacht de re-i gent; »maar 't is ook . .. omdat ze niet anders kon.quot;

1 In eene stad als Parijs , waar , onder zooveel | afwisseling, alles zoo schielijk oud wordt, was j het huwelijk van d'Aubigny toen reeds een afgehandeld en vergeten praatje. Dit maakte ook , dat St. Simon zelf niet recht wist. hoe het er

mede was: »11 s'cst marié avanl ou peu de temps après la mort de laprincesse des Ursins,quot; zegt hij , en besluit daaruit, als de laatste het had gewild: dat de prinses en de eeuyer niet getrouwd zijn geweest; wij vinden de conclusie wat gewaagd , doch laten ieder vrijheid tot de zijne.

Als kapitein van de garde, bracht d'Armentières het tot luitenant-generaal van de artillerie onder Lode wijk XV. Francis bleef met zijne echtgenoot Ohanteloup bewonen , en ontving er veel menschen, en ontving ze met genoegen , ontslagen als hij was van de belemmeringen, die zijn valsche toestand en de exceptioneele opvoeding van Diana veroorzaakten. H:j was zelfs zulk een aangenaam gastheer, dat de bezoeken op Chanteloup mode werden, zeker ook een weinig, omdat de regent was voorgegaan.


EINDE VAN HET TWEEDE DEEL.

|

-ocr page 432-
-ocr page 433-
-ocr page 434-
-ocr page 435-
-ocr page 436-