c
io.Z
|
|
u
|
'-'/'. :#9632; • --#9632; • .
|
laquo;
|
||||||
|
|
|||||||||
|
||||||||||
|
uä,
|
|
Sm
|
|||||||
VEEPE
|
||||||||||
|
\k
|
|
|
|||||||
|
||||||||||
^
|
w
|
|||||||||
|
||||||||||
hare kcuteekens, voorbehoedinraquo;-, ot vöörkomino \ benevens hare genezinolaquo;;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;'
|
||||||||||
|
||||||||||
Professoren OERTEL, KIBCHMAYB en dr. KOLB.
|
||||||||||
|
||||||||||
Naar de vijfde hoogduitsche aitgave.
|
||||||||||
|
||||||||||
PHILAL^TES.
|
||||||||||
|
||||||||||
Voor eigene rekening van den vertaler.
|
|
|||||||||
2747
|
||||||||||
|
||||||||||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
B1BL10THEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
|
||
|
||
2855 773 8
|
||
|
||
|
||
VEEP E ST,
|
||
|
||
hare kenteekens, voorbehoedin^, of vöörkoming; benevens hare genezinlaquo;1;
|
||
|
||
Professoren OEETEL, KIECHMAYE en dr. KOLB.
|
||
|
||
Naar ds vijfdc hoogduitsche uitgavc.
|
||
|
||
PHIL^JL^TES.
|
||
|
||
|
||
|
||
^^C-^Braquo;^
|
||
|
||
Voör eigene rekening van den vertaler.
|
||
|
||
.. .,#9632;-#9632;-•
|
||
|
||
|
||
leder Nederlander erkent gaarne met ons, dat wij in cen der gezegendste Landen van Enropa wonen. Het is daarom ook dus altijd eene time pllgt, het algemeen welzijn des Vaderlands naar vermögen te helpen uitbrei-den en te verzekeren.
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
LEZERS!
|
||
|
||
Welligt zijn er onder u, die der natuurgeneeskunde geheel vrcemd zijn, en daarom geene kennis hebben aan Priesznitz. Voor heu heb ik, als inleiding, lets, over dien weldoener der lijdende menschheid, in raijne brochure laten voorafgaan.
Wenscht gij zijn persoon nader te leeren kennen? In alle boekwinkels is, in de nederlandsche taal, het leven van Priesznitz, te bekomen voor weinige centen.
Tot welken stand der maatschappij gij ook moogt behoo-ren, voor u allen is dat boekje vol duurzame levenswijsheid.
Sedert ruim 20 jaar waren wij getuigen van de heerlijk-ste resultaten van de toepassing der nataurgeneeswijze bij anderen en ook vooral bij de leden van ons eigen gezin, en hopen, dat het geschrevene der heeren Oertel, Kolb en Kirchmayr gezegend möge werken tot afwending der veetyplms.
Wij kunnen u, lezers, niet te dringend aanbevelen — eene oplettende lezing en toepassing.
|
||
|
||
|
||
4
De aanwending van het water als middel van reiniging en verstcrking der menschen en dierea dagteekeut zieh .van de langst verledene oudheid. Later is het water aangewend geworden als heel- en geneesmiddel, en de geschiedenis heeft belangriike uitkomsten er van, tot de vorige eeuw, voor ons bewaard.
Door den geneesheer HAHN trad de wateraamvending, in ziekten, ceu belangrijk tijdpcrk in, maar het licht, dat hij in Duitschland, voor ruim eene eeuw ontstak, werd door eene totale duisternis vervangen.
Onze hemelsclie Vader wilde, tot heil ziiner kinderen, dat dat weldadige licht op nieuw zou schijuen. Zou het door eene üniversiteit ontstoken worden? Neen, een eenvou-digen landman had ETij uitgekozen om dat glansrijk licht op den kaudelaar te plaalsen en over de gansche aarde zijne stralen te verspreiden. Zijn naam is vincekz priesznitz. Hij zag het eerstc levenslicht den 4 October 1799 te Gräfenberg in Oosten-rijkscli Silesien. Zijn ontvangen onderwijs was, cnkel wat hij van lezen, schrijveu en rekenen op eene lagere school geleerd had. Onderwijs in de geneeskunst of studiewerken over die kunst, waren hem altijd vreemd gebleven, en, alleen door zijn geest van opmerken en nadenken vormde hij zieh een basis, waaiop hij een onwankelbaar gebouw optrok. In zijn llde jaar werd hij zeer zwaar gewond. De heelmeester gaf hem kruiden, die hij, in wijn gekookt, op de wonde moest leggen. In plaats van de pijn te verminderen werd zij ondragelijk. De lijder nam nu doeken, in koud water ge-doopt en een weinig uitgewrongeu, legde die op de pijnlijke plaats, en nu werd de pijn minder en patient kwam in een gerusten slaap. De omslagen weiden gedurig vernienwd, en, met bijyoeging van vlijtig water te drinken, genas hij in körten tijd, trots heelmeester en heete kruiden. Deze geluk-kige genezing, vestigde zijn vertrouwen volkomen op de her-stelling door water. Langzainerhand raadpleegden hem zijne
|
||
|
||
|
||
dorpsgenooten omtrent ongesteldheden, en daar zijne raadge-viugen altijd gelukkige gevolgen hadden, zoo breidde zieh zijn roem al verder en verder uit. Ycrvolgzucht, geboren uit afgunst, baat en nijd, bleef niet uit! In med. Doctoren en Apothekers had hij zijne ergste vijanden, zoo zelfs dat zij hem voor den regier daagden. Een herstelde, door den regter gevraagd zijnde: „Wie heeft u geholpen?quot; antwoordde: „de doctor en apotheker hebben mij van mijn geld, maar peiesznitz heeft mij van mijne kwaal verlost. Bioodnijd en afgunst vermeer-derden bet getal zijner vervolgers, en hunne gedachte aan-vahen namen toe in die mate, dat de Keizer den baron turk-heim naar Gräfenberg zood om daar de zaken te onderzoeken.
Het rapport dat de baron'aan den Keizer deed, was zoo gunstig voor priesznitz, dat de wonderdoctor volkomen vrijheid verkreeg van zijn gouvernement, om zijne methode van gene-zing naar verkiezing te mögen uitoefenen en zijn getal bad-huizen te mögen uitbreiden. Weldra versierde het eeregoud, door de Keizerlijke band aan hem geschonken, zijne borst; rondom zijne vvoonplaats vcrrezen, tegen zijn zin, het eene monument sierlijker dan het ander, als bewijzen van dank-baarheid der herstelden; anderen gaven bij hunne afreis rijke geschenken aan hun redder en weldoener.
In den herfst van 1845 bezocht zijne Keizerlijl^ hoog-heid franz karel den natuurarts en zijne inrigtingen. Z. K. M. ontving eene deputatie van de badgasten, bestaande nil de beeren:
Don I, M. Gutierer Estrada, Exminister van buitenland-sche zaken in Mexico.
Graaf Ezaski, Adelmaarschalk in Polen.
Graaf Schaffgotsch, Kon. Pruis. Kamerheer.
Baron Lossbeek, Kon. Beij. Kamerheer. Engelsch kap. van ''t 23 reg. Moore.
.1. La Maile, Er. Consul in Icrland,
Zij betuigde Z. K. M. hunne tevredenheid, over hunnen
|
||
|
||
|
||
6
|
||
|
||
doctor uit naam aller badgasten, en zij bedankte Z. K. M. voor de eer aan hen alien en vooral aan hun waardigen doctor priesznitz en zijne geneesinrigtingen bewezen.
Buiten dezen vorst bezochten nog vele andere vorsten den Grafenberg, om den buitengewonen man te leeren kennen, en keerden alien uiterst voldaan, over alles, wat zij aldaar hadden gezien en gehoord, naar hunne Staten terug.
Om een denkbeeld te krijgen van bet aantal gasten uit verschillende landen nemen wij uit badlijsten sleclits twee ja-ren, D.I.:
1846.
Uit Neder-Oostenrijk 90. — Hongarije 73. — Bohemen 50. — Silezie 35. — Moravie 33. — Stiermarken 16. — Kroatie 3. — Zevenbergen 2. — Tirol 1.—Pruisen 225.— Hamburg 79. — Beyeren 9. — Saksen 6. — Wurtemburg 1. — Het overige Duitschland 21. — Engeland 107. — Scbotland 8. — lerlaud 4. — Eus. Polen 141. #9632;— Eusland 42. — Denemarken 28. — Italie 26.
1847.
Uit Bohemen 75.— Moravie 33. — Polen 178. —Silezie 20. — Oostenrijk 133. — Pruisen 187. —Hamburg, 52. — Stiermarken 13. — Saksen 7. — Mecklenburg 4.— Beyeren 3. — Duitschland 28. — Hongarije 112. — Kroatie 4. — Zevenbergen 3.—Wallachije 4. — Rusland 37.— Slavonic 5. — Italie 40. — Engeland 94. — Scbotland 7. — lerland 2. — Erankrijk 13. — Zwitserland 2. — Denemarken 22. — Zweden 3. — Noorwegen 1. — Belgie 3. — Holland 1. — Einland 1. — Lijfland 3. — Spanje 3. — Turkije 4. — N. Amerika 29. — Brazilie 1. —#9632; Peru 2. — Egypte 4. — Arable 1.
In 1839 waren er 1700 badgasten, van 1840 tot 1851 was het jaarlijkscbe aantal tusschen 1100 en 1400.
In de cholera-jaren werden ook in de omstreken van Gräfenberg talrijke offers geeischt, maar geen enkel lijder.
|
||
|
||
|
||
die volgens priesznitz met water werd behandeld, is bezweken.
Volgens de registers der burgerlijke gemeente van Gra-fenberg waren 45 patienten gestorven van de bijna 4)0.000 badgasten, die door den natuurarts waren behandeld gedu-rende zijae uitoefening der natuurgeneeskunde.
Zou de naam van den Grondvester eener natuurgenees-methode, met zijnen dood in vergetelheid geraken? Neen! op de lippea der dankbare herstelden zweefde hij naar alle oorden der wereld henen. — professoren, doctoren, chirur-gijns en apothekers waren tbans met groote belangstelling bij priesznitz in de leer, en zij werden de dragers van al het-gene zij bij hem gezien en geleerd hadden.
In Amerika — in bijna alle Staten van Europa kan men badinrigtingen vinden, waar als geneesmiddel, uitsluitend water en frissche lucht wordt aangewend.
Niet alleen verkreeg prietznitsz, glansrijke uitkomsten van de aanwending des waters bij menschen maar zelfs bij dieren. Tevens leerde hij het toepassen tot vdörkoming der runderpest en tot hare genezing.
1.nbsp; nbsp; nbsp;Kenteekens der veepest.
2.nbsp; nbsp; nbsp;Haar voorkoming, en
3.nbsp; nbsp; nbsp;Hare genezing.
I. Kenteehem der veepest.
De Symptomen of kenteekens zijn: waterachtige oogen, geelachtig uitvloeisel nit den neus, kwijling van den bek, ontstokene luchtpijp en slokdarm, zware en zeer gestoorde ademhaling, moeijelijk slikken, verloren eetlust, afnemende herkaauwing, krampachtige stijfheid van den hals, siddering en beving des ligchaams, verstopping van het onderlijf, bloe-dige en stinkende afgang. In het kort, eeue schielijke weg-zinking der levenskracht, en snel toenemende neiging van alle sap pen tot verderf, haastige ovcrgang van het leven tot den dood.
|
||
|
||
|
||
8
|
||
|
||
Bij de opening van een gestorven rund vindt men zeer vaak de derde maag buitengewoon uitgezet en hard, uitge-droogd voedsel inhoudende, en overigens de vliezen in een zie-kelijk zick oplossendeu toestand verkeerende. De galblaas buitengewoon vergroot, uitgezet en met waterachtige gal over-vuld.
Deze veepest is evenwel niets anders, dan hetgeen men mensclienpest en in oorlogstijden krijgspest, typhus hellicm noemt. Het is de ergste en hoogste graad van rotkoorts, die zieh uit de natuur der herkaauwende dieren van zelf kan ontwikkelen.
Even als de rotkoorts bij menscben zoo kan ook de typlius bij het vee in alle jaargetijden voorkomen. Zij is echter doorgaans een gevolg van groote en snelle togten eens legers, wanneer het hoornvee, deels als slagtvee de armeen moet volgen, en daarbij dikwijls overdreven en siecht ver-pleegd wordt, deels als trekvee, dat gedurende een beeten dag fel gedreven en verhit, siecht gevoederd en gedrenkt, door insekten geplaagd wordt en gedurende den nacht onder den blootcn hemel en op vuchtige gronden moet liggen. Deze schielijke verwisseling van bitte en koude, alsmede de te sterke drijving en siechte verzorging moet weldra in eene aanstekcnde ziekte ontaarden; evenwel, deze verschrikkeiijke kwaal is zeker te voorkomsn en te genezen. Zij möge reeds zeer hevig geworden zijn — men brenge daarom geen enkel stuk vee ten offer, maar gebruike met vertrouwen, met moed en met standvastigheid dit eenvoudig middel, door hetwelk men ook de gevreesde cholera is voorgekomen en overwonnen heeft — bet frisscbe water — in geregelde en doortastende aanwendin?.
|
||
|
||
|
||
9
II.nbsp; nbsp; nbsp;Voörkoming der veepesi.
Die niet unverständig, niet onachtzaam, niel nalatig is, kan deze ziekte, als zij in aantogt is, bij zijn vee, zeer wel vddrkomen 1). Men borstele, wrijve en wassche zijn vee des morgens en 's avonds over 't gansche ligchaam, boven en on-der, van af den kop tot den staart, met frisch water af. Men giete ieder rund Js morgens, 's middags en 's avonds eene kan friscb water in. Men geve het, van nu aan, niet veel, maar zuiver voedsel. Men vermoeije het weinig. Men houde het buiten gemeenschap met ander vee. Men late het op goed geluchtigde en gezuiverde stallen staan. Bui-tendien is het van groot belang, dat men reeds zijn vee vroeger, ten minste eenmaal 's weeks, eerst over het geheele ligchaam afborstelde, dan met een doornatten doek of eene spons van den kop tot den staart, boven en onder zacht afwrijft. Het vee zal dan zeker er veel frisscher uitzien, krachtiger zijn en voor typhus bewaard blijven.
III.nbsp; nbsp; nbsp;Genezing der veepesi.
Die een verstandig, voorzigtig en zorgvuldig veeeigenaar of veeoppasser is, kan zijn vee, dat reeds door deze ziekte aangestoken is, nog wel redden en genezen. Men zondere het ziehe vee van het gezonde af, en plaatse het op eene verwijderde, drooge en vooral niet koude stalling. Men wassche sterk wrijvend, boven en onder het gansche ligchaam van den kop tot den staart met natte läppen af. Men voorzie zieh van eene spuit 2), en spulte oogen, ooren, neus-
|
||
|
||
1)nbsp; nbsp; Wil iemand de zaak niet inet allen ernst behartigen, maar haar gedeeltelijk ten uitvoer leggen, dan heeft hij ook voor zieh zelven de schuld van trenrige gevolgcn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; p.
2)nbsp; nbsp; Hiertoe is eene gewone tinuen lavementspnit van de klein-
|
||
|
||
|
|||
10
|
|||
|
|||
I
|
gaten, bek, gehemelte, tong, hals, zeer gedurig met frisch water uit. Hals, borst en bulk wrijve men sterk met frisch water in, en men belegge die deelen met eene vochtige, goed aansluitende bedekking. Men giete het vee, ieder uur, een halve kan frisch water in, dat met een tiende azijn vermengd is, en geve het nu niets meer te eten maar late het vasten. Tweemaal daags, voor- en namiddag, geve men het een lavement 1) van 5 maatjes frisch water dat met een maatje azijn vermengd is. De afgang of andere vuilnis werde dadelijk weggenomen en de stal met frisch water uitgespuit. Bij eene niet koude maar zonnige lucht late men het dagelijks een uur buiten loopen. Met eenige dagen zal alsdan de kwaal zijn geweken.
Men houde zieh zelven, zoolang men ziek vee heeft te behandelen, het ligebaam zuiver. Gedurende den dag wassche^ men vlijtig gezigt en banden, snuive frisch water op en gor-gele er de keel mede.
Wat overigens de nieuwere geschiedenis van deze ver-schrikkelijke ziekte aangaat, zoo woedde zij vooral in den herfst van 1795 en in het volgeude jaar 1796, toendefran-sche legers van den Ehijn, en de legers van Oostenrijk uit Hongarije tegen elkander optrokken. Alstoen werd de runder-pest, door het misbruik, dat het trekvee onderging, zoover-schrikkelijk, dat men het ziek gewordene vee, niet ten ge-volge der ziekte liet sterven, maar dadelijk liet afmaken, om de verspreiding der ziekte te stniten. Zoo werden in het
|
||
|
|||
ste soort voldoende —in de meeste winkels voor pi. m. y 1.50 te bekomen.
1) Die geene tinnen spuit van 3—5 maatjes water bezit, kan zieh, eene van hout laten maken bij ieder pomp- en wagen-maker. Znlk eene houten spuit is voldoende, doelmatig voor 't ge-brnik; zij moet echter nitwendig eenigzins spits uitloopen.
p.
|
|||
|
|||
|
||
11
koningrijk Wurtemburg meer dan 9000 stuks vee door de veeziekte verloren, en ruim 16000 afgemaakt, waardoor men de pest waande te onderdrukken. Anderen handelden op deze wijze: men slagtte het vee zoodra het slechts den eetlust en het herkaauwen verloor en den kop liet hangen, als onscha-delijk voedsel voor menschen. Men maakte het vee af, zoodra uit oogen en neus slijm afscheidde en uit den bek schuim vloeide — als aanstekend en schadelijk. Er heerschte eene algemeene radeloosheid en een zeer treurige toestand.
Bij eene geregelde wateraan wen ding had men zijn vee niet behoeven te slagten of af te maken, noch zijne ziekte te verzwijgen, wijl men met water dadelijk helpen kon. Alle aangewende geueesmiddelen en andere kunstmiddelen waren toen doelloos bevonden. Eeiden, het slagten en afmaken van het vee getuigt van onbekendheid met de ware beteekenis van het herkaauwen.
Het rundvee neemt bij de voeding of in de weide zijn voedsel zeer schielijk tot zieh, draait het in den bek te za-men en brengt het in de pens 1), als in een groot voeder-magazijn. Wanneer die daarmede geheel gevuld is, zoo haalt hat dit voeder, in kleine ballen, weder in den bek terug, maalt het fijn, door het wederkaauwen of weder herhaalde kaauwen, en laat het dan in de eerste maag glijden. Als het vee echter hiertoe geene rust heeft om alles volkomen te herkaauwen, zoo wordt het overige voedsel in de gevulde pens ontstoken, brandig en vuil, en wordt zoodoende de oor-zaak van de runderpest, doordien alle vier afdeelingen der maag ontstoken en brandig zijn. Yooral is de derde af dee-ling of de derde maag zeer vol en hard. Het voeder is tus-schen de maagbladen of vouwen zoodanig uitgedroogd, dat men het tot stof wrijven kan, daar het integendeel in den
|
||
|
||
1) De maag heeft 4 afdeelingen, als: pens eerste — muts tweede — boek derde — en lebmaag vierde.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;p.
|
||
|
||
|
||
12
|
||
|
||
gezonden toestand brijaclitig is. Als men het verdroogde voedsel er uit neemt, zoo laat zieh de inwendige hnid der maag mede los. Ook zijn de overige inwendige deelen en darmen ontstoken, brandig en miskleurig, vooral is de gal-blaas met dünne gal gevuld en zeer stinkend. Daar de run-dertyphus ontstaat uit de gestremde herkaauwing, welke alleen aan rundvee, schapen bokken, herlen, enz. eigen is, zoo steekt zij geene andere huisdieren, als paarden, zwijnen enz. aan.
Men heeft de zonderlinge en verbindende opmerking ge-maakt, dat:
1. gezond rundvee, hetwelk in paardestallen onder paarden gestaan had, gezond en onaangestoken was gebleven, en dat
2. ziek geworden runderen, welke dadelijk in paardestallen gebragt zijn, weder gezond werden. Of dit eene doorgaande uitkomst zal geven moet nog door proeven en ervaringen worden gestaafd,
Omtrent de voorkoming eil genezing der veeziekte blijft echter eene geregelde en doortastende aanwending van frisch water het zekerste geneesmiddel.
Er zij uog opgemerkt: in dagen dat de veetyphus in aantogt is of werkelijk reeds heerscht in een Land: 1)
|
||
|
||
1) In dat geval verkeert hclaas, cms vaderland, en de veetyphus heeft er sedert eeuige maanden. vole offers gcroofd, cu dreigt onzen voestapel, die eene waardc heeft vaa inilüocneu sehats, geheel te vernietigen. Do gevolgen, die niet kimneu uitblijvcn! De klcigronden geveu, zonder bemesting, liunnon oogst, maar de mest-gierige zaudgronden? Hieruit vloeit van zelf voort, dat niet alleen op de veehouders de rarap der vcopest nederkomt. De akkers een-maal aan de hoidcvcldeu ontwoekerd, koeren tot huunen oorsprong tcrug zoodra de teclaardc, humus, de mest onthoudeu wordt. En moest de beer _. bij gebrek aan meststof, ceu gedeeltc bouwläud
|
||
|
||
|
||
13
De politie op de grenzen late in den pesttijd geen vreemd vee binnen komen, dan, na eene quarantaine van 48 uren — en nadat het vee, volgens bovengenoemde methode, gezuiverd is, en de drijvers, gedurende deze uren, hunne kleederen ge-reinigd te hebben.
De gemeentepolitie zie ijverig toe, eu zorge daarvoor: dat ieder nog gezond stuk vee op de stallen, naar aangewezen manier van bchandeling, tot voorbehoeding, naauwkeurig werde bebandeld. 2. Zij late, zoo als voor menschen hospitalen be-staan, ook even zoo voor 't vee ziekenhutten of noodstallen buiten de woonplaats oprigten, het zieke vee daarheen bren-gen en door oppassers en wachters voorschriftmatig behande-len. Zij doe de geledigde stallen dadelijk schoon maken en met frisch water naar alle kanten uitspuiten 1).
|
||
|
||
woest laten liggeu, dan heeft hij gecne arbeiders noodig; en waar-door zullen die liuisvaders in de belioeften van hunne Imisgezinnen voorzien! De groote hefboom, de boerenstand, eenmaal zijne krachten verliezende, dan zal der gehecle maatschappij eene treurige rust geworden, die in vele betrekkingen en standen den kreet doet op-gaan: Werk — brood! De ligtzijde van deze donkere beschouwing ? Wij kennen haar niet: zij ligt in de toekomst. God zegene alle middelen, die aangewend worden, orn de veeziekte in hären voort-gang te stuiten — dan zal de lichtzijde het sombere, en treurige doen verdwijuen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; p.
1) Daar men door eene dagelijksche opdwciling van den vloer en door deur en raams de luoht eener ziekenkamer van eenen nieuwen luchtstroom voorziet, zoo dient ook ieder iniddel van zuivering, bij het vee worden aangewend. Wij bleven ook, met alle huisgenoo-ten gezond bij de bchandeling met water — van Aziatische cholera en typhus. De besmetting plant zieh op anderen over door eene stof, die uitwendig als schurftuitslag zieh openbaart, of door inademing, eene inwendige ziektc veroorzaakt. Wij herinneren ons het vroeger gebeurde te Marseille, waar een nieuwe dock, die in Smirna gekocht, door een breeder aan zijne zuster, van een schip, dat in quarantaine
|
||
|
||
|
||
14
|
||
|
||
In den herfst van het jaar 1838 werd de veepest in Hongarije volgens deze onze aanwijzing in de vorstelijke en grafelijke meijerijen genezen. Welk een watertriumph! En welk eene onbedriegelijke levensverzekering voor het vee! 1).
|
||
|
||
lag, in de stad was gesmokkeld, en de oorzaak werd dat er 86,000 menschen aan de pest zijn gestorven.
Het is ons van nabij bekend geworden, dat iemand, toen in de vorige eeuw de veepest in aaatogt was, in een afgclegen, woest veld eene noodschuur deed maken, waarin hij zijne runderen, met al liet benoo-digde, zoowel van voedsel als van mannelijke en vrouwelijke bediening plaatste. In zijn dorp had de pest alle stallen ledig geroofd, toen zijn vee nog gezond was, maar op een avond had de veemeid, buiten de schnür, een kort bezoek van hare zuster gehad, en in 13 dagen was al zijn vee eene prooi der veepest.
1) Eindelijk: Wij hobben geene bewijzen uit den vreemden en uit het verledene noodig om overtuigd te worden dat de veepest zieh door smetstof overplant. Wij willen ons niet verdiepen in het geschil van onbesliste meeningen omtreut haar voortplantend vermögen. Door onderviuding weten wij dat bijna alle menschen onder-hevig zijn aan uitslagziekten van pokken, roodvonk en mazelen. Heeft men in eenige jaren, in zijne woonplaats, niets van eene dezer ziekten vernomen: daar breken in een gezin bij een enkel kind b.v. de mazelen uit, en weldra volgen ook de andere kleinen niet alleen, maar de mazelen heerschen eerlang epidemisch in de geheele plaats. Het is bekend dat ook de typhus, als epidemic, van een enkel individu kau uitgaan.
Welk jaargetijde is voor de patienteu het gunstigste? De on-dervinding heeft geene bepaalde keuze gewettigd.
Veeeigenaren! zijn er missehien enkele personen onder u , die de banden in den schoot leggen, hunnen ouden slentcr ten opzigte van hun vee volgen, onder zuchtende betuiging- de Heer kästijdt ons land; voor zoodanige godlasteraars hebben wij geene woorden te verspillen. Zijne Majesteit onze koning zoowel als Z. M. Staatsdienaren zijn gereed ten strijde, tegen een verschrikkelijken vijand, die in zijn gevolg heeft: ledige veestallen. armoede, gebrek aan
|
||
|
||
|
||
15
werk — en eene totale vernietiging van welvaart van ons dierbaar Vaderland.
Met vereende wapens gestreden en hat monster niet alleen te-ruggedrongen maar overwonnen! Eene zege behalen, die voortdurend Neerlands welzijn verzekert, en dankende harten zieh tot God den liefderijken Bestuurder doet wenden voor den zegen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; p.
|
||
|
||
x
|
||
|
||
|
||
Lezers, wij zeiden zoo even dat er welligfc eenige menschen gevonden worden, die altijd met hangende hoofden spre-ken, van: eene inc/droede Gods, een toorn des Hemels, eene goddelijke Jcastijding.
Wij willen met de zoodanigen niet in strijd van meenin-gen en opvattingen treden. Yoor onze opvatting der gods-dienstleer kan er van den kant des volmaakten Vaders aan geene zoodanige eigenschap gedacht worden. Is het niet zoo? Wij staan aan het ziekbed van een jongeling; hij is magte-loos en zijn einde nabij. Wij weten van hem, dat hij door een wellustig leven daar nederligt. Met eene zwakke stem zucht hij: de Heer heeft mij bezocht! Godslastering! De Vader had zijn kind voor geluk geschapen, maar hij heeft dat geluk versmaad, met voeten getreden en nu klaagt hij den liefdevollen Yader aan als de oorzaak van zijn toestand! Arme jonge lijder!
Zulke redeneringen vindt men bij sommige menschen meer, en wij willen nog een paar regeis ter nederschrijven, omdat zoodanige ingezetenen door hunne handelingen, de krachten van welgezinden, in bestrijding der veepest, belemmeren kunnen.
Wij menschen zijn door God met krachten voorzien, om onheilen en rampen, die ons dreigen te treffen, af te weren. Die krachten mögen wij niet ongebruikt laten — en, wat ons möge treffen, dat J|eheel buiten onze schuld ligt, de christen gelooft, dat God het best weet wat het meest kan dienen tot onze vorming.
|
||
|
||
A/^
|
||
|
||
|
||
|
||
ts/äoi/y
|
||
|
||
|
||