|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
-
|
||
|
||
_L
|
||
|
||
#9632;pp-p
|
C Mm
|
||
|
|||
8CHBIKUNDIGE MIDDELEN
|
|||
|
|||
TEGEN OE VEKSPREIDING DEB
|
|||
|
|||
CHOLERA EN VEEZIEKTE.
|
|||
|
|||
BUDRAGE TOT VERGELIJKING VAN I1ETGEEN DOOR DE
NEÜERLANÜSCHE REGERING ZONDER VOORAFGAAND ONDERZOEK,
DOOR DE ENGELSCHE REGERING NA EEN NAAUWKEÜRIG ONDERZOEK
IS V00R6EDRAGEN.
|
|||
|
|||
E. H. VON BAUMHAUER.
|
|||
|
|||
28 Junij 1866.
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
HAARLEM, DE ERVEN LOOSJES.
|
|||
|
|||
|
||
I
|
||
|
||
L
|
||
I'll ', , ,. '
|
||
|
||
Voor ongeveer tien maanden, toen de veeziekte, die nu van onzen veestapel reeds zoo vele duizende slagtoffers heeft geeischt, zieh nog slechts op enkele stallen of weiden van ons vaderland had vertoond, rigtte ik onder dagtee-kening van 30 Augustus 1865 de volgende missive aan den toenmaligen Minister van Binnenlandsche Zaken, den Heer Thorbecke :
„De overtuiging, waartoe ik door de onderzoekingen van den lateren tijd gekomen ben, dat de overplanting der zoogenaamde contagieuse ziekten grootendeels of mo-gelijk altijd door organische wezens der laagste formatie geschiedt, en dat tot vernietiging dezer wezens weinige-middelen doelmatiger zijn dan de zoogenaamde kreosootolie, doet mij de vrijheid nemen aan Uwe Exe. hij het heerschen der veeziekte in ons vaderland voor te stellen, dat aan de door Uwe Exc. benoemde commissie worde opgedragen proeven met kreosootolie te nemen en wel vergelijkender wijze op twee weiden of stallen, waar de veeziekte na-genoeg in gelijke mate is uitgebroken.
„De wijze waarop ik dit middel toegepast zou willen zien, is de volgende:
„Dat in groote bakken water met de gewone kreosootolie, zoo als die voor de kreosotering der spoorwegleg-gers gebruikt wordt, worde geschud, en dat na eenigen
|
||
|
||
|
||
tijd rast het water worde afgetapt, zoodat geen kreosootolie, maar met kreosootolie bezwangerd water worde gebruikt. Met dit water zouden de dieren, en wel vooral de nog niet aangetaslen maar aan de besmetting onderworpene een of tweemaal daags moeten worden gewasschen, vooral de kop en achterdeelen; evenzeer zouden de wanden der stallen, de voerbakken en alle andere voorwerpen met dit water moeten worden besproeid en gewasschen.
„Aan het oovdeel der commissie zoude ik tevens onder-worpen willen zien de vraag, of er bezwaar bestaat om in het drinkwater der dieren eene zeer kleine hoeveelheid zuivere kreosootolie (phenylzuur) te mengen, om daardoor de organische wezens, die door het drinkwater in het lig-chaam der nog gezonde dieren kunnen worden gebragt, te vernietigen.
„Het door mij voorgestelde middel is niet kostbaar, en kan naar mijn oordeel nooit schaden. Mögt het doel-treffend bevonden worden, zoo zoude de wassching der dieren met kreosootwater ook in die streken, waar de ziekte zieh nog niet heeft vertoond, door Uwe Exe. als algemeene maatregel kunnen worden voorgeschreven.
„Met verschuldigde hoogaehting, enz.quot;
Dat deze missive aan haar adres is gekomen, blijkt mij alleen uit het Verslag van de Commissie van veeartsen wegens den veetyphus, voorkomende in de Slaals-Couranl van 28 September 1865, waarin Staat dat „met het aan-wenden van kreosoot, door den Hoogleeraar von Baumhauer voorgeslagen, op gezonde en ziehe dieren in- en uitwendig een begin is gemaakt.quot;
Voor zoover ik weet, heeft de Commissie of heeft de Regering den uitslag dier proefnemiugen nooit ter algemeene kennis gebragt.
Is de uitslag van dat onderzoek voor de kreosootolie ongunstig geweest? De Regering had zulks in dat geval behooren bekend te maken, ten einde de veehouders tegen een
|
||
|
||
|
||
5
|
||
|
||
middel, dat kort daama door anderen onder andere bena-mingen (phenyl- of carbolzuur) in de dagbladen is aanbe-volen, te waarschuwen of op zijne onvoldoende werking te wijzen. Doch niets daarvan is gebenrd.
Toen de mare zieh verspreidde dat zieh te Rotterdam gevallen van cholera hadden voorgedaan, zond ik aan de redactie van het Handelsblad onder dagteekening van 23 April 1866 eene mededeeling, waarin ik, met verwijzing naar de genoemde missive, de aandacht vestigde op de nuttige werking van eene waterige oplossing van kreosoot-olie tot reiniging der vuile armenwoningen, stegen, riolen enz. en tot desinfectering der uitwerpselen en kleederen der zieken, en van de ziekenzalen, bij het heerschen der cholera. De redactie had de welwillendheid dat schrijven als ingezonden stuk in haar dagblad van 28 April te plaatsen.
Denzelfden dag, 23 April, rigtte de Minister van Bin-nenlandsche Zaken, de beer Geertsema, eene circulaire aan beeren Commissarissen des Konings in de provincien, waarin ten opzigte der desinfectering het volgende te lezen staat:
„Behalve het isoleren der lijders op de aangewezen wijze moet vooral de aandacht gevestigd worden op de voor-werpen waarmede zij in aanraking zijn geweest en op de door hen uitgeworpen stoifen. Het door deze bezoedeld linnengoed worde onmiddellijk in een emmer water met bleekwater gemengd geplaatst, om daama gewasschen te worden, liefst door personen, die bepaaldelijk daarmede belast worden en die onderrigt hebben ontvangen omtrent de wijze waarop dit op eene voor hen zelven en anderen onschadelijke wijze kan gedaan worden.
„De uitwerpselen zelve moeten onmiddellijk onschadelijk worden gemaakt door bijvoeging van Stoffen, die geacht worden de eigenschap te bezitten van de smetstof te ont-leden en te vemietigen. Twee Stoffen, beide zeer laag in
|
||
|
||
|
||
6
prijs, komen hiervoor in aanmerking: de chloorkalk en de sulphas ferrosus (ijzervitriool).
„Een Ned. pond van laatstgenoemde stof, in vier kannen water opgelost, waartoe het met heet water moet begoten worden, is daartoe voldoende. In de potten, door den lijder gebezigd, worde vooraf eene zekere hoeveelheid van die oplossing gebragt. Na het gebruik worden zij geledigd op de daartoe bestemde plaats en uogmaals met die stof overgoten.quot;
Derhalve: chloor (of liever onderchlorigzuur) in den vorm van bleekwater of van chloorkalk, maar bovenal ijzervitriool worden door het nieuwe Geneeskundig Staatsbesttmr als de krachtigste en doelmatigste desinfecterende middelen voorgeschreven.
Toen ik deze circulaire las vroeg ik mij af: Hoe zijn de Heeren Inspecteurs aan dat ijzervitriool geko-men? Door een pas ingesteld eigen onderzoek? Ik be-twijfelde het. Als resultaat van hunne vroeger aan de hoogeschool opgedane scheikundige kennis ? De scheikunde leert dat ijzervitriool desinfecterend werkt door van de Produkten der verrotting de ammonia en de zamengestelde ammonia's en de zwavelwaterstof te binden, en dus de hoofdbestanddeelen van den stank weg te nemen, en dat het daarenboven als een zwak desoxiderend middel kan werken; dat echter eene niet vlugtige zelfstandigheid desinfecterend zoude kunnen werken op eene in de lucht verspreide smetstof heeft stellig geen der hoogleeraren in de scheikunde ooit in ons vaderland op zijne collegies voorgedragen. Spoedig werd ik gewaar dat beeren Inspecteurs uitsluitend waren afgegaan op de autoriteit van een Duitsch geleerde, den Munchener hoogleeraar Max Pettenkofer, die, zonder met verschillende desinfecterende Stoffen vergelijkende proeven genomen te hebben, het ijzervitriool als desinfecteermiddel had aanbevolen. Deze niet of kwalijk geregtvaardigde aanbeveling is voor de beeren In-
|
||
|
||
|
||
specteurs bij het Nederlandsch Geneeskundig Staatstoezigt voldoende geweest om een niets beteekenend door een vreemde aanbevolen middel aan het Nederlandsche Volk en aan de Gemeentebesturen voor te schrijven en aan te prijzcn, en door een minachtend stilzwijgen een ander middel te veroordeelen, hetwelk een ambteloos Nederlandscb burger, overtuigd, dat de waarde van een desinfecteermiddel alleen door proefnemingen met zekerheid kan worden bepaald, zonder ophef aan de Regering verzocht had door hare atnb-tenaren aan vergelijkende proethemingen te willen doen onderwerpen. Of heeft de beer Thorbecke het de moeite niet waardig gekeurd het Geneeskundig Staatstoezigt zijner vinding bekend te maken met het hem voorgestelde desinfecteermiddel ? Het kan zijn. Ook was dat middel alleen tegen de verspreiding der veepest en niet tegen de versprei-ding der cholera aanbevolen, en voor een jurist hebben die twee ziehten weinig met elkander gemeen.
Het Handelsblad van 28 April, waarin door mij de kreosootolie ook tot desinfectering bij de cholera-epidemie werd aangeprezen, is echter anterieur geweest aan de missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken aan beeren Commissarissen des Konings van 3 Mei 1866, waarin gelezen wordt:
„Door de uitwerpselen van de lijders, vooral wanneer zij een körten tijd gestaan hebben, moet men aannemen, dat de kiemen der ziekte zieh verspreiden.
„Men moet dus geene moeite ontzien, om die uitwerpselen zoodra mogelijk onschadelijk te maken en te ver-wijderen.
„Zij mögen dus volstrekt niet in ziekenkamers blijven staan, maar moeten onschadelijk worden gemaakt door bijvoeging van middelen, waarvan men mag aannemen, dat zij de smetstof vernietigen of de ontwikkeling daarvan tegengaan.
„Eene oplossing van ijzervitriool in heet water (1 Ned.
|
||
|
||
|
||
8
pond op 4 kannen water), of anders van chloorkalk, kan daartoe het best en gemakkelijkst worden gebezigd.
„Nachtpotten, secreten, enz., in elke woning, waar een geval van cholera of diarrhee voorkomt, moeten door die Stoffen gezniverd worden.
„Het uitwerpen van die ontlastingen op mestvaalten of in goten in de nabijheid van woningen moet worden na-gelaten. De grond wordt er spoedig mede doortrokken, en het water uit brennen, wellen of putten wordt er door bedorven, soms tot op een grooten afstand. Het drinken van zulk water is zeer gevaarlijk.
„Men drinke geen welwaterenevenmin vloedwater, van welks zuiverheid men niet overtuigd is. In geval van twijfel, filtrere men dit door houtskool; misschien is het nog veiliger het eerst te koken en dan in den vorm van koffij of thee te gebruiken.
„Waar secreten in gemeenschappelijk gebruik zijn, zooals in herbergen, logementen, scholen, hofjes, armhuizen, enz., behoort de zuivering door de genoemde middelen, die zeer goedkoop zijn, onverschillig of er zieken zijn of niet, meermalen daags te geschieden.
„De door den ziehe bezoedelde Stoffen, als kleedingstuk-ken, linnen- en beddegoed, moeten spoedig worden ver-wijderd en öf verbrand öf in een emmer met water, waarin 2J- oncen chloorkalk zijn opgelost, geplaatst worden, om spoedig daarna te worden gewasschen.
„Den door uitwerpselen bevuilden vloer reinige men met chloorkalk.quot;
Derhalve: alweder in de eerste plaats ijzervitriool, in de tweede plaats chloorkalk, doch geen woord over kreo-sootolie of over het daarmede bijna synonieme phenyl-of carbolzuur. Vier en dertig jaren geleden, inl832,toen de eerste cholera-epidemie in ons vaderland heerschte, was het phenylzuur reeds voorgeschreven en gebruikt in den vorm van teerberookingen.
|
||
|
||
|
||
Nul n'attra de l'esprit que nous et nos amis. Het door mij voorgestelde middel is van wege de door den beer Thorbbcke benoemde Commissie van Veeartsen voor den typhus en van wege het door denzelfden heer benoemde Geneeskundig Staatstoezigt veroordeeld zonder proces; het kon niet goed zijn.
Hoe lang nog zal in Nederland eene zaak aangenomen of verworpen worden, al naarmate zij door een lid der partij of door een lid der tegenpartij is voorgesteld? Treurige vrucht eener zieh noemende vrijzinnigheid!
In Engeland is door de Regering eene Koninklijke Commissie voor de veeziekte benoemd, die op groote schaal proefnemingen heeft doen in het werk stellen over de scheikundige middelen, die tot desinfectering bij deze ziekte met nut en goed gevolg kunnen worden gebruikt.
De resultaten van dat onderzoek vond ik dezer dagen in een Engelsch Scheikundig Tijdschrift: The Chemical News No. 336—341, 25 Mei, 1, 8 en 17 Junij. De uit-stekende wijze waarop de Engeische scheikundige Croo-kes, in de wetenschappelijke wereld vooral bekend door de ontdekking van het metaal thallium, die Commissie door zijn onderzoek heeft voorgelicht, deed mij besluiten onze natie met dat rapport bekend te maken, omdat zij er nut van trekken kan in deze ongelukkige dagen, waar twee epidemien van dezelfde soort den mensch en den rijken veestapel teisteren.
Ik deel hier dat rapport zoo getrouw mogelijk vertaald mede zonder eenigen commentaar; alleen heb ik, als voor ons vaderland van minder gewigt, achterwege gelaten de geheele reeks van mededeelingen van op bepaalde engel-sche pachthoeven ingestelde proeven en verkregene resultaten, voor belangstellenden te vinden in de nummers 340 en volgende van genoemd Tijdschrift.
De lezing van dit belangrijk rapport wordt door mij
|
||
|
||
|
||
10
aan de Gemeentebesturen, aan de geneesheeren, veeart-sen, en allen die belang stellen in het heil van het Ne-derlandsche volk in deze dagen van beproeving aanbe-volen. De natie kan er uit zien hoe in ons vaderland gehandeld is.
Tot juister begrip der zaak en vooral om de niet des-kundigen voor te lichten in de keuze tusschen het gebraik van de gewone kreosootolie, zoo als die tot kreosotering van het hout wordt gebezigd en het onder den naam van carbolzuur in den handel gebragte vocht, is hetnoo-dig nog eenige inlichtingen te geven, die ik verschuldigd ben aan de welwillendheid van den heer J. Cohen, direc-teur der Nederlandsche Koolteerstokerij te Amsterdam.
De gewone steenkolenteer wordt aan de destillatie onder-worpen; reeds bij ongeveer 70oC. (van den honderddeeligen thermometer) beginnen water en eenige verdigtbare dampen over te gaan; men gaat met de destillatie voort tot dat de temperatuur tot ongeveer 190deg; C. is gestegen, en het over-koraende soortelijk zwaarder wordt dan water. Het tusschen deze temperaturen opgevangene heet mwe naphta of ruwe tigte leerolie; het bevat echter ingemengd geringe hoeveelhe-den carbolzuur, kreosootolie en naphtalin. Hetgeen bij verdere destillatie bij eene temperatuur tusschen 190deg; en ongeveer 450deg; C. wordt verkregen, wordt door bekoeling van den overvloed van daarin voorhanden naphtalin be-vrijd en wordt onder den naam van kreosootolie of ook van zware teerolie, vooral tot kreosotering van het hout, in den handel gebragt. Dit bevat volgens de opgave van den heer Cohen tusschen 4 en 11 procent gekristalliseerd phenylzuur. Het is te verkrijgen tegen 6 cents de kan. Hetgeen in den ketel na de destillatie terng blijft, heet asphalt, en wordt tot asphaltbedekking (voor trottoirs enz.) gebraikt.
Het rendement van de verschillende produkten varieert
|
||
|
||
|
||
11
sterk naar gelang der verschillende gasfabrieken wier steenkolenteer aan de destillatie wordt onderwoi^pen; een gevolg niet alleen van de verschillende daarin gebruikte steenkolensoorten, maar ook van de verschillende wijze van werken hij de gasfabrikatie.
Gemiddeld leveren de teeren op:
Water............. 7 0/o
Ruwe Naphta.......12 „ (Carbolzuur-, kreosootolie- en
napthalin-houdend).
Kreosootolie........25 „ (Sterk napthalin-houdend).
Asphalt............52 „
Verlies............ 4 „
100
Hetgeen door de Nederlandsche Koolteerstokerij onder den naam van carbolzuur voor landhuishoudkundig ge-bruik in den handel wordt gebragt (ä /1,50 per kruik van 1 Ned. kan •) is eene oplossing van phenylzunr en cresylzuur in ligte teerolie, bevattende volgens den Heer Cohen tusschen de 45 en 60 pCt. kristalliseerbare zuren. Het wordt verkregen door de rnwe naphta, onder de 190deg; C. overgedestilleerd, in eene sterke sodaloog ge-durende verscheidene uren door middel eener machine te wasschen, en door de verkregen phenyl- en cresylzure sodazouten door zwavelzuur te neutraliseren. Het op de moederloog drijvende olieachtige vocht wordt dan tot afschei-ding van naphtalin afgekoeld, en als zoodanig onder den naam van carbolzuur in den handel gebragt.
Te oordeelen naar de prijscouranten der Duitsche chemische fabrieken, zoude het zuivere gekristalliseerde phenyl- of carbolzuur hier te lande tegen lets minder dan /quot;S.— het kilo kunnen worden geleverd.
1) Door eene firma Slot en Zoon te Amsterdam wordt het tegen / 3,— de kruik geanuonceerd.
|
||
|
||
|
||
12
|
||
|
||
Hetgeen in het rapport der Engelsche Commissie met den naam van teerzuren wordt bestempeld is vrij wel synoniem met hetgeen nu bij ons in den handel gebragt is onder den naam van carbolsuur; hetgeen aldaar teerolie ge-noemd wordt is de straks genoemde naphta of ligte teerolie. Kreosootolie is een mengsel van zware teerolie met 4 ä 7| procent phenylzuur en varierende hoeveelheden naphtalin. Dewijl, volgens het oordeel van den heer Crookes, de antiseptische werking gelegen is in het phenylzuur, kan een iederin ons Vaderland naar orastandighe-den oordeelen of hij öf de kreosootolie, of het carbolzmr öf het zuivere gekristalliseerde zuur tot bereiking van zijn doel voordeeliger acht.
|
||
|
||
lb
|
||
|
||||
Derde Rapport
|
||||
|
||||
KONINKLIJKE ENGELSCHE COMMISSIE VOOR DE VEEZIEKTE.
ZUIVERING VAN SMETSTOF. (dESINFECTERINg).
|
||||
|
||||
Zuivering van smetstof (desinfectering), in de betee-kenis waarin dit woord hier gebezigd wordt, geeft te kennen de vernietiging van een dierlijk vergift, op welke wijze zulks ook geschiede. De verspreiding der ziekte zon terstond ophouden, wanneer men een volkomen zuive-ringsmiddel voor de veepest kon vinden. Wij hebben na-tuurlijk zeer gewenscht eene zelfstandigheid met zulk eene working te ontdekken, maar wij hebben nog veel meer be-wijzen noodig eer wij durven bevestigen, dat menhetdöel heeft bereikt. In de eerste plaats verzechten wij Dr. Angus Smith dit onderzoek op zieh te nemen, om tot de kennis te komen van het scheikundig middel, hetwelk het best voor dit doel geschikt zou zijn. Op zijne aanwijzing werd vervolgens de Heer Crookes uitgenoodigd om verschillende praktische proeven te nemen omtrent de werking van twee middelen, die Dr. Angus Smith ons gezegd had, dat waarschijnlijk van nut konden zijn. Wij verwijzen naar de rapporten van deze twee beeren, waarin men vinden zal zoowel eene
|
|
|||
|
||||
lb
|
M
|
|||
|
||
14
verklaring van de tegenwoordige leer der besmetting, als eene optelling van de verschillende zelfstandigheden, die gebruikt kunnen worden om het vergift te vemietigen.
Bij het onderzoek dezer verschillende middelen heeft men spoedig bespeurd, dat het getal van die, welke met voordeel kunnen gebruikt worden, beperkt is. Dewijl het vergift voortdurend uitgestooten wordt, door dien het zieh uit de ziekelijke zelfstandigheden ontwikkelt, en als eene ontastbare stof in de lucht kan zweven, is het noodig dat elk zuiveringsmiddel voortdurend werkt zoowel op de ontwikkelde Stoffen als op de lucht. Geen zuiveringsmiddel kan van kracht zijn, als zijne werking slechts bij tusschen-poozen plaats heeft, of wanneer het niet werkt op beide oorzaken van gevaar te gelijk.
Het is duidelijk, dat het vergift moet vernietigd worden op hetzelfde oogenblik dat het gevormd wordt. ledere minuut, gedurende welke het werkzaamblijft, vermeerdert het gevaar. Het zuiveringsmiddel moet daarom niet alleen zoowel vast als vlugtig zijn, maar zoo goedkoop en zoo gemakkelijk aan te wenden, dat het voortdurend in werking kan zijn, en het moet natuurlijk onschadelijk zijn voor vee en mensch.
Een groot aantal zelfstandigheden, welke in vele andere gevallen gebruikt kunnen worden als desinfecterende middelen , moeten ter zijde gesteld worden, daar zij deze noodige voorwaarden missen. Verbindingen van ijzer, zink, lood, mangaan, arsenik, sodium en kalk of ook houts-kool-poeder en vele andere zelfstandigheden missen de vlugtige desinfecterende werking; todium, bromium, sal-peterigzuur en eenige andere ligchamen zijn te duurofzijn geheel vlugtig, of zijn nadeelig voor het vee. Wei be-schouwd, schijnt het dat de kens moet liggen tusschen chloor, ozon, zwavel en de teerzuren {carbol- en cresyl-zuur). Twee van deze ligchamen, namelijk, chloor in den vorm van chloorkalk, en de teerzuren hebben het groote
|
||
|
||
|
||
15
|
||
|
||
voordeel van zoo wel vloeibaar als luchtvormig te zijn; zij kunnen terstond als zoodanig bij de uitwerpselen gevoegd worden en verspreiden zieh voortdurend in de lucht. Al deze vier zelfstandigheden, chloor, ozon, zwaveligzunr en de teer-zuren, zijn praktisch beproefd, zoowel in Engeland als op het vasteland, en er is bewijs genoeg, dat zij alien werkelijk het vergift van de veepest vemietigen. Hare juiste wijze van wer-king is nog onzeker. Chloor en ozon werken zonder twijfel als krachtige oxideermiddelen, die de dierlijke vergiften in eenvoudige en onschadelijke zelfstandigheden omzetten. Zwaveligzunr vernietigt waarschijnlijk de smetstof {virus) door zijne sterke antiseptische werking. De teerzuren, vol-gens de proeven van den Heer Crookes, belemmeren noch verhaasten de oxidatie, maar zij werken allerkrach-tigst om alle soorten van gistingen en verrottingen te stuiten, en vemietigen met de grootste zekerheid al de lagere levensvormen. Na eene naauwkenrige overweging over de betrekkelijke waarde van deze vier desinfecterende middelen, en na eenige praktische proefiiemingen kwam de Heer Crookes tot het besluit, dat de krachtigste en tevens de eenvoudigste manier van desinfectering zon zijn : de teerzuren te gebraiken als bestendig vloeibare en lucht-vormige desinfecterende middelen, en zwavel in den vorm van zwaveligzunr als een middel, dat er nu en dan naar omstandigheden bijgevoegd kan worden.
In ons eerste rapport hebben wij reeds het vereenigd gebruik dezer beide middelen aanbevolen; de beste manier om ze in een vrijen Staat te gebruiken zal in bijzonderheden gevonden worden in het rapport van den Heer Crookes. De algemeene uitslag van de proefnemingen om met car-bolzuur en zwavel smetstof weg te nemen, is zekerlijk zeer bemoedigend. Wat de bijzonderheden van deze proefnemingen aangaat, die met veel zorg genomen zijn, verwijzen wij insgelijks naar het rapport van den Heer Crookes.
|
||
|
||
|
||
16
|
||
|
||
Het is natuurlijk zeer te wensehen, dat geene valsche hoop wordt opgewekt, want wij hebben te veel voor-beelden gezien, waarin eene groote teleurstelling dat-gene vernietigd heeft wat men redelijker wijze scheen te kunnen verwachten. Maar niemand kan het verslag lezen van hetgeen gedaan is, zonder te zien dat men reeds ver ge-vorderd is door op eene groote schaal en stelselmatig deze maatregelen te beproeven. Zij moeten echter op eene be-hoorlijke wijze aangewend worden; zij moeten met volhar-ding en kracht gebezigd worden; niet ongenoegzaam of onvoldoende, zooals soms het geval is geweest, maar met het vaste besluit, om het desinfecterend middel overal en bestendig tegenover het vergift te houden, zoodat ieder deeltje van de smetstof, zonder onderscheid, aan zijne werking onderworpen blijve.
Om redenen in het rapport aan den Heer Crookes vermeld, blijkt, dat chloorkalk minder goed werkt dan het vereenigd gebruik van carbolzuur en zwaveligzuur. Maar er is geen twijfel dat ook dat middel werkzaam is, en in zekere omstandigheden, zooals voor het zuiveren van spoorwegwagens, kan het te gelijk met het gebruik van kokend water of stoom nuttig werken.
Het is zeer te wensehen dat het gebruik van carbolzuur algemeen mögt worden in onbesmette zoowel als besmette streken. Er bestaat weinig twijfel dat, zelfs Indien er geen gevaar is voor de veepest, de groote zuiverende werking van deze zelfstandigheid op de lucht van veestallen veel zal bijdragen tot de gezondheid der dieren.
|
||
|
||
|
||
HEX AANWENDEN VAN DESINFECTERE1VDE MIDDELEN OM HET VERSPREIDEN VAN DE VEEPEST TEGEN TE GAAN.
|
||
|
||
Rapport aan tie Commissie van Hare Britsche Majesleil door William Crookes, F. H. S.
|
||
|
||
Theoretische beschouwingen omtrent de voortplanting van de veepest.
1.nbsp; Voor ik mijne instracties van de Koninklijke Commissie ontving, cm onderzoek te doen naar den oorsprong en den aard der veepest, had ik reeds, zoodra die ziekte in Engeland werd waargenomen, al mijne aandacht ge-vestigd op het onderzoek naar desinfecterende middelen, ten einde de ziekte te voorkomen of te genezen, en had talrijke proefnemingen gedaan, zoowel in het lahoratorium als op een groote schaal op de landhoeven. Ik was daarom niet onvoorbereid om terstond met die praktische proefnemingen te beginnen, wier uitvoering wenschelijk geacht werd.
2.nbsp; Over het feit, dat de veepest besmettelijk is of liever infeclerend '), zijn het alien eens. Dat eene be-
|
||
|
||
') Ik heb in dit rapport met opzet aan het woord infeclerend de voorkeur hoven het woord contagieus gegeven. De bewering dat een bepaald contact noodig is, uitgedrukt door het woord contagieus, als ook de volksmeeuing bij het gebruik dezer woorden dat eenige ziekten infeclerende, maar niet contagieus ziju, terwijl andere contagieus en niet infectereude zijn, veronderstelt eene grootere kenuis van de wijze waarop ziekten worden overgebragt, dau wij tot nu toe bezitten. Daarom geef ik de voorkeur aau de meer omvattende ,uit-drukking infeclerende, daar zij meer past aan de tegenwoordige kenuis over dit oudenverp.
|
||
|
||
1
|
||
|
||
|
||
18
smetting van den een of anderen aard medegedeeld wordt van een ziek op een gezond dier is voor ieder duidelijk; maar wanneer wij vragen, door welke werking de ziekte overgebragt wordt, dan zijn de antwoorden van den tegen-strijdigsten aard. lets, blijkbaar eene stoffelijke zelfstan-digheid, gaat van het eene dier op het andere over; maar wat is dit iets? Is het een vast, een vloeibaar of een gasvormig ligcbaam; levend of dood; de kiem van een dier of van eene plant; een vergift, eene smetstof, (virus) of eene giststof? Ieder van deze beschouwings-wijzen heeft bare verdedigers gevonden, en ten voor-deele van iedere kan iets gezegd- worden.
3.nbsp; Er zijn gewigtige redenen om tot het besluit te komen, dat de infecterende stof noch een gas, noch eene vlugtige vloeistof is. De bijna oneindige verdnnning, welke een gas ondergaat bij zijne suelle verspreiding in den damp-kring, zou zijn veronderstelden schadelijken invloed onmerkbaar maken op eenige eilen afstands van het brandpunt der besmetting. Bovendien kan de besmetting op een aanmerkelijken afstand meegevoerd worden in kleederen of stroomend water, en op verschillende andere manieren, geheel strijdig inet den aard der gas-soorten. Om deze en vele andere redenen, die niet noodig zijn hier aan te voeren, schijnt het duidelijk, dat de ziekte moet medegedeeld worden door de werking van vaste, niet vlugtige deeltjes.
4.nbsp; nbsp;De deeltjes, die bepaald de ziekte voortbrengen, moeten bovendien bewerktuigd zijn, en levensvatbaarheid bezitten; zij moeten meer den aard van smetstof (virus) bezitten, dan dien van vergift '). Geen vergift, dat tot nog toe aan de sebeikundigen bekend is, kan, zelfs in de
|
||
|
||
') De woorden vir?ts en vergiß worden gewoonlijk als synoniemen beschouwd; het zoude doelmatiger zijii en de juistheid van gedachte bevorderen, indien de hier gemaakte onderscheiding meer algemeen werd aangenomen.
|
||
|
||
|
||
19
verte, de verschrikkelijke kracht van het werkend begin-sel der besmettelijke ziekten nabijkomen. Een vergift kan organisch zijn, maar het is niet bewerktuigd. Het kan met veel grootere snelheid dooden dan de virus der be-smetting, maar in tegenstelling met deze smetstof kanhet zieh in de dierlijke huishouding niet in zulk eene uitge-strektheid vermenigvuldigen, dat het binnen weinige uren aan elk deeltje van de sappen de kracht schenkt om dezelfde resultaten voort te brengen. Eene smetstof, daarentegen, maakt de vochten van een besmet dier even aanste-kend als de oorspronkelijke kiem. Strychnine kan be-schouwd worden als de type van een vergift, en koe-pokstof als de type van eene smetstof.
5. Vele beschouwingen strekken om te bewijzen, dat de smetstof der veepest een ligchaam is gelijk aan de koepoklymphe, en bestaat uit eene kiemstof, of levende cellen, die eene physiologische individualiteit bezitten, en, wanneer zij niet aan eene te groote bitte, koude of droogte worden blootgesteld, hare kracht gedurende een zekeren tijd buiten het levende organisme kunnen behou-den, zieh aan stoffelijke voorwerpen kunnen hechten, en van de eene plaats naar de andere door luchtstroomen kunnen overgebragt worden; wanneer zij in het bloed gebragt worden, wordt een zekere tijd, bekend als de tijd der broeding (incubatie) gevorderd, gedurende welken de kiemen der infectie zieh ontwikkelen en vermenigvuldigen , totdat zij het bloed zoover vergiftigd hebben, dat jlnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; de gewone ziekteteekens te voorschijn treden.
De vergiftiging van het bloed aldus aangevangen, kan werkelijk gisting genoemd worden; het is eene ontbinding veroorzaakt door de voeding van de levende eel, waardoor deze in onnoemelijk getal de specifieke infectie-kiemen, welke haar hebben doen geboren worden, weder voort-brengt. Deze besmetten trapsgewijze het bloed en andere dierlijke vochten, en evenals de produkten der ziekte
2*
|
||
|
||
|
||
20
zieh ontlasten door de huid, de keel, klieren enz., zoo zijn de adem, de uitwasemingen en de uitwerpsels der dieren de voertuigen om de smetstof te verspreiden. Door levende cellen wordt niet bedoeld levend in de beteekenis, waarin een dier of zelfs een läge vorm van inftisoria leeft; maar levend als een zaad, of als koepokstof, die, zelfs na gedroogd te zijn, levend kunnen genoemd worden, in zoover zij nog eene reproduetieve levensvatbaarheid be-zitten.
6.nbsp; Het is in geenen deele zeker, dat de vermenigvul-diging van deze individuele cellen de onmiddellijke oor-zaak is van het vergiftigen van het bloed. De overeen-komst van de werking der smetstof op het bloed met die van gist op suiker maakt het waarschijnlijk, dat dit niet het geval is. Bij de best bekende giststof — de gewone .biergist — vermenigvuldigen de cellen zieh door zieh te
voeden met de suiker in de vloeistof; alkohol en kool-zuur zijn de eindprodukten daarvan. Het is daarom waarschijnlijk, dat gedurende de vermenigvuldiging van de smetstofcellen, zij op dezelfde wijze het bloed verarmen en verzwakken, door zieh te voeden met een zijner be-standdeelen, terwijl zij terzelfder tijd een vergift afzonde-ren, waarvan de ziekte-verschijnselen oogenblikkelijk kunnen voortspraiten.
7.nbsp; De vorige beschouwing verschilt van het heerschende denkbeeld, dat de smetstof is eene organische stof in Staat van ontbinding, zoodat eene meer zaamgestelde stof tot eene scheikundig meer eenvoudige wordt teruggebragt, en gedurende die omzetting eene ontbinding in de nabij-zijnde stofdeeltjes teweegbrengt. Deze scheikundige theorie schijnt in het eerst zeer aannemelijk, maar om te vol-doen, ontbreekt er eene noodzakelijke voorwaarde aan. Het is mogelijk zieh te verbeeiden, dat de kracht, die vrij wordt bij de omzetting van eene zamengestelde chemische molecule tot een meer eenvoudigen vorm, voldoende is om
|
||
|
||
|
|||
lt; t
|
21
eene nabijzijnde molecule tot een bijna even zamengestel-den Staat op te wekken, als waarin de oorspronkelijke ver-keerde; maar volgens deze beschouwing zou de giststof voortdurend verminderen, terwijl zij in wezentlgkheid besten-dig in omvang toeneemt. De Stelling is daarom onvoldoende om de verbazende voortbrengende kracht van bet oorspron-kelijk deeltje te verklaren. Deze kracbt beboort alleen in de natuur van eene bewerktuigde kiem, gescbikt om veelvoitden van zieh zelve voort te brengen, door eene working van voeding en onderverdeeling. Dus blijkt bet onderscheid tusschen een organisch vergift en eene bewerktuigde smetstof zeer duidelijk bepaald te zijn.
Deze noodzakelijk korte schets van de theoretische be-schouwingen, welke mij bij het tegenwoordig onderzoek bestuurd hebben, zal, hoop ik, duidelijker en verstaan-baarder worden, nadat men de volgende bewijzen, door proefnemingen gestaafd, zal gelezen hebben. Ik ben daarin bevestigd geworden door talrijke onderzoekingen in het klein in het laboratormm genomen, zoowel als door praktische proefnemingen op verschillende pachthoeven.
8.nbsp; Of deze theorie, hier slechts in het kort geschetst, aangenomen wordt of niet, of dat zij beschouwd wordt als eene voorloopige wetenschappelijke kunstgreep, zoo bevat en verklaart zij toch zeker een veel grooter aantal verschijnselen van ziekte, dan eenige andere tot hiertoe aangegevene. Bovendien, zij is de theorie die bekrachtigd wordt door die geneeskundige wijsgeeren, die den meesten invloed hebben, die het meeste regt hebben over dit onder-werp gehoord te worden, en met name door den be-roemden Dr. Farr, die, door het aannemen van het woord zymotic in zijne klassificatie van ziekten, zijn steun aan deze theorie geschonken heeft.
9.nbsp; Hoe de ziekte medegedeeld wordt, hierover kunnen nog andere vragen gedaan worden, die tot hiertoe niet voldoende beantwoord kunnen worden. Hoe wordt de smet-
|
||
|
|||
|
||
22
stof overgebragt ? Hoeveel weerstand biedt onder de gewone omstandigheden van vochtigheid en temperatuur hare levens-vatbaarheid ? Zal zij zieh buiten het dierlijk ligchaam, onder gunstige omstandigheden van wärmte en vochtigheid, kunnen voortplanten en vermenigvuldigen ? En kunnen wij eenig chemisch desinfecterend of antiseptisch middel vinden dat haar terstond zal vernietigen?
De uiterste gemakkelijkheid, waarmede de veeziekte zieh mededeelt, kan een gevolg zijn van een bijzonder k^rakter van de smetstofcellen, om zieh naar alle rigtingen te ver-spreiden, of van hare krachtige levensvatbaarheid, of van beide omstandigheden vereenigd. Het is bewezen dat de materies morhi zieh, hechten kan aan kleedingstukken, en daarin op een aanmerkelijken afstand kan overgebragt worden; dat de adem, het zweet en de uitwerpselen van het zieke dier vol smetstofcellen zijn, en dat de Stoffen, die in den mond, de neus en de oogen worden afge-scheiden, in denzelfden Staat zijn. Daaruit volgt, dat de afgeschutte plaatsen, waarin zieke dieren gestaan hebben, met de smetstof vervuld worden, zoodat de kleeding van ieder, die daar binnen komt, besmet wordt; dat vijvers, stroomen en zelfs wellen besmet kunnen worden door het doorzijgen van onreine Stoffen; dat een weg, waarover ziek vee gedreven is, längs dien geheelen afstand vergiftigd kan worden door de uitwerpselen en andere uitvloeijingen van de dieren; terwijl zelfs bun adem, door den wind voortgevoerd, de zaden der besmetting op al de gezonde landhoeven, längs welke de weg loopt kan overbrengen.
Men moet aannemen, dat de besmetting tot een zekeren bepaalden afstand door de lucht kan worden overgevoerd, en het is zelfs waarschijnlijk, dat die op grooteren afstand kan overgebragt worden door nevel, of zware dampen, of door de gassen die bij rotting ontstaan; maar het schijnt in de hoogste mate on waarschijnlijk, datdekiemen
|
||
|
||
|
||
23
hare levensvatbaarheid in den dampkring gedurende langen tijd kunnen behouden.
10. Genoegzame gegevens bestaan thans niet om te beslissen of de kieraen zieh, van het dier afgescheiden, kunnen voortplanten. Wanneer men ze beschouwt als ge-lijksoortig met de giststof, dan is het niet onmogelijk, dat zij in andere warme vloeistoffen, behalve het bloed, kunnen leven en zieh vermenigvuldigen; maar de redelijk ste veronderstelling schijnt te zijn, dat de tegenwoordig-heid van organische Stoffen in staat van ontbinding, of gasvormige uitdampingen van rottende mesthoopen, de kwijnende levensvatbaarheid van kiemen, door menschen, honden, vogels, ongedierte of misschien door den wind aangebragt, bewaart, öf zelfs weder kan opwekken; terwijl dezelfde oorzaken, welke de smetstofcellen voeden, — vuil, eene opeen gehoopte bevolking, het.gedurige weder inademen van hun eigen adem en die van de nabij zijnde dieren, een ongenoegzame aanvoer van versehe lucht, de tegenwoordigheid van ammonia en andere gassen uit ver-rotting ontstaan, alsmede ongeschikt voedsel, — den ligchaamstoestand zoodanig kunnen verzwakken, dat bij het eerste naderen van de ziekte de dieren als eene gemak-kelijke prooi vallen.
Het bestaan van deze ongunstige omstandigheden kan de reden verklaren, waarom op sommige stallen quot;de ziekte zulk een hevig karakter aanneemt, dat geen genees- of voorbehoedmiddel er lets tegen baat, zoodat ieder stuk vee het een na het ander weggerukt wordt, en ieder ziekte-geval binnen drie dagen noodlottig afloopt. Een schrijver in het Edinburgh Review zegt: een enkele vonk besmette stof bij toeval in de dierlijke huishouding geworpen, die als het ware tot een staat van tender gebragt is, steekt de massa aan en zij brandt voort totdat zij verteerd is.
|
||
|
||
|
||
24
|
||
|
||
II.
|
||
|
||
Over desinfecterende middelen in het algemeen.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;~.
11.nbsp; Er schijnt voor als nog slechts weinig hoop te zijn, om eene geneeswijze _voor deze ziekte te vinden, en zelfs indien de geneeskundige wetenschap dit groot geschenk mögt geven, dan zou het van weinig nut zijn, indien'niet tevens krachtige smetzuiverende maatregelen er werden bij-gevoegd; anders zou het zijn alsof men poogde een brand laquo;it te blusschen, die van alle kanten met ontvlambare Stoffen gevoed wordt. Smetzuivering moet daarom de eerste voorwaarde zijn, moet zoover mogelijk opgevoerd worden, als maar niet de middelen, die men daartoe aan-wendt, de gezondheid der gezonde dieren in gevaar brengen. Smetzuiverende en rottingwerende middelen hebben noodzakelijk eene krachtige working op de levens-verschijnselen, en in sommige gevallen kan het geheuren, dat de levenskrachten van een dier door de ziekte zoo ver-minderd zijn, dat het geen kracht zal hebben om de behandeling tot herstelling te verdragen; maar zelfs in dit geval zal minder kwaad door het gebruik dier middelen gedäan worden, dan dat men het dier aan de vee-pest liet sterven.
12.nbsp; Smetzuivering in de uitgebreidste beteekenis van het woord omvat niet alleen het wegnemen van stank, maar ook het onschadelijk maken, of het vernietigen van alle zelfstandigheden, ontstaande uit verrotting, of voortko-mende van zieke dieren, hetzij Kij schadelijk voor de gezondheid of hinderlijk voor het reukorgaan zijn.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;||
De produkten van verrotting van dierlijke en plantaardigenbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ^
Stoffen bestaan uit de volgende gassen en dampen of sommige daarvan:
|
||
|
||
|
||
#9632;'
|
||
|
||
25
|
||
|
||
Zwavelwaterstof, Phosphorwaterstofgas, Ammonia,
Phosphor- en stikstofhoudende zamengestelde orga-. quot;. nische basen,
Azijnznur, boterzuur, valeriaanzuur en andere zuren,
Koolwaterstoffen,
Waterstof,
Kooloxyd,
Koolzuur,
Stikstof,
Verschiliende organische dierlijke en plantaardige
voortbrengselen, die weinig of geene werking
hebben, De bepaalde smetstof der infectie (de laatste in eene
geinfecteerde streek).
13.nbsp; In een raeer beperkten zin wordt het woord desin-fecteer- (smetzuiverend) middelgebrnikt, cm die middelen aan te dulden, welke door oxidatie of eene dergelijke werking organische of nadeelige steifen vernietigen, terwijl door het vroori anliseptische (rottingwerende) die middelen bestempeld worden, welke chemische veranderingen belet-ten, door de neiging tot rotting te vernietigen. De laatste worden door Angus Smith colylische genoemd, naar ktilim, ik bond tegen.
14.nbsp; nbsp;De oxiderende smetzuiverende middelen zijn verre weg het best bekend en het meest populair, in. zooverre het vooroordeel van het volk regtstreeks daarnaar verwijst, dewijl zij den walgelijken stank vernietigen, die gewoonlijk met besmetting gepaard gaat; de rotttingwerende middelen hebben daarentegen weinig of geene werking op deze gassen.
,tnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; Ik hoop, dat het jnij zal gelukken om aan te toonen,
4lt;vnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;dat deze bedriegelijke schatting der betrekkelijke waarde
van de smetzuiverende en rottingwerende middelen aan
de laatsten een groot onregt doet.
|
||
|
||
|
||
26
15. Van zindelijkheid, ventilatie en goede drainage wordt gesproken als alles bevattende wat vereischt wordt, om het vee voor de veepest te bewaren. Dit is niet juist. Wanneer men op al deze punten behoorlijk acht geeft, dan zal zekerlijk veel gedaan zijn om de dieren in een beteren gezondheidstoestand te liouden, en zullen zij beter geschikt zijn, om de uitputtende werking van de ziekte te verduren; ventilatie, zindelijkheid en drainage zijn echter van geene waarde tegen het overvoeren der ziekte-kiemen van nabij-zijnd vee. Deze maatregelen zijn van waarde, daar zij wegnemen wat anders een broeinest van besmetting worden zou. Eene kiem van buiten, die in een zindelijken droogen stal valt, zal waarschijnlijk spoedig sterven; maar Indien die vochtigheid en vuil ontmoet, kan de levens-vatbaarheid gevoed, en de kans om met een gezond dier in aanraking te komen des te meer vermeerderd worden (10). Zindelijkheid, drainage en ventilatie zijn uit-mnntende hnlpmiddelen bij de smetzuivering, maar het is niet veilig om daarop alleen te vertrouwen ten einde de ziekte af te weren. Wanneer men door ventilatie een grooter aantal kubiek voeten lucht per minuut over de dieren laatgaan, kan dit inderdaad het middel zijn, om hnn de besmetting aan te brengen. Een matig geventileerde stal, waarin rotting-werende middelen niim gebruikt worden, is gebleken veel veiliger voor het vee te zijn, dan een open veld; hoewel wanneer de dieren de ziekte gekregen hebben, de sterfte minder schijnt te zijn, wanneer men hen op het open veld heeft gebragt, dan wanneer zij in de stallen zijn gehenden.
16. Dr. Angus Smith heeft door zijn allernaauwkeu-rigst onderzoek naar smetzuiverende middelen het on-noodig voor mij gemaakt, om onder de talrijke klasse van mogelijk nuttige ligchamen die op te zoeken, welke waarschijnlijk van praktische waarde knnnen zijn. Zijne resultaten neem ik in de volle overtuiging aan, dat zij
|
||
|
||
|
||
27
juist zijn; en ik ga over om de bijzondere waarde te onderzoeken van het betrekkelijk klein aantal middelen, die tot smetzuivering dienstig zijn.
17.nbsp; Vooraf is het noodig terstond eene geheele klasse van belangrijke middelen ter zijde te stellen, die niet aan de vereischten voldoen. Het schijnt voldoend bewezen te zijn, dat de smetstof hoofdzakelijk van de longen der zieke dieren uitgaat, en dat zij door dezelfde kanalen de ge-zonde aantast. Zij zweeft in de lucht met nevel, dampen gasvormige produkten der ontleding, zet zieh op bindten en in spleten neder, van waar door eenige werktuige-lijke reiniging men haar niet ligt zou kunnen verwijderen. Wanneer men let op de physische eigenschappen van damp of van fijn verdeelde Stoffen, is het natuurlijk hopeloos te trachten de smetstof door niet vlugtige vaste of vloeibare smetzuiverende middelen te bestrijden.
18.nbsp; nbsp;Om deze redenen zijn houtskool, chloorzink (de smetzuiverende vloeistof van Sir William Burnett), oplos-singen van metaalzouten en andere dergelijke zelfstandig-heden van zeer beperkt nut. Bovendien is het van chloorzink (en dit is waarschijnlijk waar van de andere chloor-metalen) bewezen, dat dit geene kracht bezit om specifieke besmettende uitwasemingen te vernietigen. Wat men noodig heeft, is een vlugtig en vloeibaar smetzuiverend middel, dat, na eerst op de uitwerpsels, de vloeren, muren en afschutsels van de stallen gewerkt te hebben, door zijne eigenschap van gasvormig in de lucht zieh te verspreiden, de longen der dieren binnendringt, het geheele gebouw vervult, en de verborgen kiemen der besmetting aantast, die anders aan de vernietiging zouden ontsnappen. Bovendien moet dit middel zijne werking doen met zoo weiniglast moge-lijk voor het vee en alles wat daarmede in betrekking staat.
19.nbsp; Sommige smetzuiverende middelen, hoewel in andere opzigten geschikt, zijn te kostbaar, te gevaarlijk of te schade-lijk voor de gezondheid, dan dat zij zouden kunnen worden
|
||
|
||
|
||
28
gebruikt; zooals bromium, lodium, waterstof-hyperoxide, ondersalpeter- en ondersalpeterigzuur.
20.nbsp; De vvaarde van eene buitengewone bitte als een smet-zuiverend middel is zeer groot, maar slechts van nut in een beperkt getal gevallen. Zij werkt op twee manieren. Hitte vanquot; 100deg; C of bij bet kooppnnt van water, gedurende een half nur voortgezet, werkt als een rottingwerend middel, daar zij de levensvatbaarheid van alle kiemen der besmetting of de smetcellen vernietigt. Op deze wijze worden kleedingstukken en dergelijke zelfstandigheden be-hoorlijk gedesinfecteerd. Sterk verbitte hiebt werkt als een smetzuiverend middel door de oxidatie te bevorderen. De belangrijkheid der verbranding van besmette voorwerpen als desinfecteermiddel is te goed bekend, om bierop ver-der de aandacht te vestigen.
21.nbsp; Zoutzuurgas (ontwikkeld uit zout en vitrioololie) is te prikkelend voor de ademhalingswerktuigen, en is in zijne werking verre beneden bet zwaveligzuur en het chloor. Bovendien, wanneer het ontwikkeld wordt binnen gewitte muren, vereenigt het zieh met den kalk van de muren, en vormt eene hoogst vloeibare verbinding, het chloorcal-cium, die ze voortdurend vochtig houdt. Het gebruik van een gevaarlijk bijtend ligchaam, als vitriool-olie, moet ook vermeden worden.
22.nbsp; Teer-olie kan ook van de lijst weggenomen worden, daar zijne waarde geheel afhankelijk is van de kleine hoeveelheid teerzuren, die zij bevat. Tot de zelfde Masse behoort petroleum. Dit laatste is evenwel met goed gevolg gebruikt in Wallachije door M. Etienne K. Veron, die in een belangrijk geschrift, dat bij met veel zorg opgesteld en naar Engeland gezonden heeft, (in de hoop dat het daar van evenveel nut möge zijn, als het op zijne bezit-tingen geweest is), volledige bijzonderheden gegeven heeft van de middelen, die bij aanwendde om de ziekte uit te roeijen, en van zijne landhoeven af te houden. (1864).
|
||
|
||
|
||
29
leder dier, dat de minste teekens van ziekte vertoonde, werd terstond gedood. Hij liet daarna alle deelen van de stallingen, die in aanraking met de dieren konden ge-weest zijn, met petroleum wasschen, en het vee werd daarna met een doek, die door dezelfde stof doorweekt was, gewreven. De boerenknechts hadden order omhunne banden, laarzen, enz. te wasscben in een mengsel van petroleum en water, en bunne kleeren met bet mengsel te besprenken, terwijl een weinig petroleum bij bet eten en drinken van de dieren gevoegd werd. Hunne uitwerp-sels werden gedurig weggenomen, en de vloer met petroleum besprenkt. Geene bonden werden onder eenig voor-wendsel toegelaten.
Gedurende vijf dagen werden deze voorzorgen gestreng in acbt genomen, eer men biermede begon te verminderen. Dit alles werd met den besten uitslag bekroond, en er bestaat weinig twijfel, dat wanneer alles even streng in dit land werd uitgevoerd, dezelfde goede resultaten daaruit zouden voortvloeijen. Een exemplaar van Veron's gescbrift werd mij toegezonden, en vele proefnemingen werden op die wijze in bet werk gesteld. De waarde ecbter van het petroleum bangt af van eene kleine hoeveelbeid (1 of 2 pCt.) carbolzuur of eene zelfstandigheid die daarmede verwant is, en Dr. Angus Smitb beeft aangetoond, dat, wanneer deze zelfstandigbeid door gepaste middelen wordt weggenomen, bet gezuiverde petroleum als rottingwerend middel geene waarde heeft. Daar dit bet geval is, werden geene proefnemingen met petroleum op groote scbaal genomen, daar zij noodzakelijk dezelfde, boewel minder gunstige resultaten zouden geven, dan die met de teerzuren.
23. De keus is daarom beperkt tot de oxiderende des-infecterende middelen — cbloor en ozon-, en de rottingweren-de middelen—zwaveligzuur en de teerzuren. Deze ligcbamen kunnen bescbouwd worden als de vertegenwoordigers van twee boofdgroepen, en eene menigte proeven ziju genomen
|
||
|
||
it
|
||
|
||
30
voor men tot een besluit kwam aangaande hunne betrek-kelijke Verdiensten; de resultaten zijn bevat in het volgende.
24.nbsp; Ik ben verpligt te erkennen, dat het besluit waartoe mijne proeven mij noodzakelijk hebben geleid, geheel strijdig is met de denkbeeiden die vroeger daarover bij mij bestonden. Ik begon met eene sterke neiging ten gunste van het chloor en het ozon, maar de onweerstaanbare kracht der bewijs-gronden aan mijne proethemingen ontleend, heeft mijne meaning geheel doen veranderen.
Oxiderende desinfecterende raiddelen.
25.nbsp;Op het eerste gezigt schijnt niets meer volkomen te zijn dan de werking van een krachtig oxiderend desinfecteer-middel, zooals chloor of ozon, op schadelijke dampen en kiemen van verrotting. Bij aanwezigheid van eene over-maat van een dezer middelen, wordt alle organische onreinheid op eens verbrand, en tot hare eenvoudigste verbindingen terug gebragt. Konden wij altijd van de tegen-woordigheid van eene voldoende hoeveelheid van een van beide verzekerd zijn, dan zou geen ander zuiveringsmiddel noodig zijn. Maar bij het praktische werk op eene land-hoeve zijn deze smetzuiverende middelen altijd zeer onvol-komen, behalve misschien voor ongeveer een half uur op den dag; intusschentijd heeft het oxiderend middel daarin veel meer schadelijke Stoffen doen geboren worden, dan het met mogelijkheid kan overwinnen; volgens de bepaalde wetten van chemische affiniteit, zullen eerst de zwavel-en koolwaterstoffen, de stikstof- en phosphorbasen enz. alien moeten opgebrand zijn, eer het oxiderend middel de kiemen der besmetting kan aantasten; terwijl de voortdu-rend nieuwe ontwikkeling van de gassen uit de verrotting ontstaan, steeds de smetstof voor vemietiging zoude bewaren.
Hier ligt de groote moeijelijkheid in het gebruik van
|
||
|
||
|
||
31
smetzuiverende middelen die door oxidatie werken. Wan-neer wg de mogelijke zelfetandigheden, welke in een besmetten stal kunnen gevonden worden, in de in sect; 12 aangegeven volgorde plaatsen, en langzamerhand daarmede vermengen chloor of geozoniseerde lucht, vinden wij dat de dampen, die sterk stinken en die het eerst op de lijst staan, het eerst verdwijnen; terwijl de werkelijke smetstof van de ziekte — de georganiseerde deeltjes, die geen renk hoegenaamd hebben — het laatst aangetast worden. Maar bij het gebruiken van de smetzuiverende middelen uit deze klasse, is voor den workman het eenige bewijs banner working de renk, en bij verschillende gelegenheden hob ik zien gebeuren, dat een geheel van reuk bevrijde, en dus naar alien uiterlgken schijn gezuiverde stal nog in wezentlijkheid gevuld was met smetstof. Dit komt door-dien de stinkende door rotting ontstaande gassoorten in den dampkring weinig of niet gevaarlijk zijn, terwijl de doode-Igke smetcellen der besmettelijke ziekten onmerkbaar zijn voor het reukorgaan. Het enkel wegnemen van stank is daarom in het geheel geene bescherming.
De volgende proefiieming strekt om dit op te holderen, zoo niet te bewijzen: kaasmijt word in water gedaan ver-mengd met sterk riekende kaas en zwavelwaterstofgas. Eene waterige oplossing van chloor word langzamerhand uit eene buret in het mengsei gedroppeld. De reuk van zwavelwaterstofgas verdween het eerst, toen eenige kaas-lucht, maar er werd eene aanzienlijke hoeveelheid chloor vereischt om de mijt te dooden. Dezelfde proefne-ming werd juist op dezelfde wijze herhaald, maar de zwavelwaterstof en de kaas werden nu weggelaten. Er was nu niets dat de working van het chloor van de kaasmijt afhield, die bijgevolg gedood werd, voordat een vierde van het in het eerste geval gebruikte chloor or bijgevoegd was.
Nogmaals, oxiderende smetzuiverende middelen bezitten
|
||
|
||
|
||
32
|
||
|
||
weinig of geene voortdurende working. Wat zij aantasten wordt volkomen vemietigd, maar aan lietgeen zij overlaten is geen bijzondere tegenstand tegen ontbinding gegeven. Zij verwijderen de voortbrengselen der ontbinding, maar zij nemen de vatbaarbeid tot verdere verrotting niet weg.
Bij deze algemeene gebreken, die oxiderende smetzui-verende middelen bezitten, kunnen de volgende bijzondere moeijelijkbeden tegen bet gebruik van chloor en ozon bij-gevoegd worden.
26. Chloor. Dit middel meet door eene chemische be-werking in den gasvormigen Staat vrijgemaakt worden. Dit is in den beginne eene moeijelijkheid, want de onder-vlnding toont dat de boeren geene geschikte personen zijn, aan wien men bet volvoeren van eene chemische bewerking, waarbij bijtend zuur moet gebruikt worden, kan toevertrouwen. De renk van chloor is zeer prikkelend voor de longen van de zieke dieren, en van hen die aan de beter hand zijn, en voorbeelden zijn mij bekend geworden, waarbij voortdurend nadeel is ontstaan door zijn gebruik. Bovendien heeft bet vee er een grooten afkeer van. Zijne werking is krachtiger op de kostbaarste bestand-deelen van den mest dan op de smetstofkiemen; het tast snel de ammoniak- en ureumverbindingen en het hippuurzuur aan, en vermindert aanmerkelijk de waarde van den mest voor den landbouw. Wanneer veel ammonia in de stalling aanwezig is, wordt waarschijnlijk chloorstikstof gevormd, waarvan de damp, zelfs in kleine hoeveelheden, pijnlljk is voor de oogen van het vee en van de oppassers. Een ander groot ongerief is dat gasvormig chloor, door de gewitte muren geabsorbeerd, spoedig het sterk deliquesce-rend chloorcalcium (21 en 28) *) vormt, waardoor de muren
|
||
|
||
1) Ik viud in Medical Record van 15 Maart 1866 vermeld dat Dr. 1. P. Loines van New-York als resultaat van eene reeks proeven tot het besluit is gekomen, dat chloor, zelfs in eene zoo groole hoeveel-
|
||
|
||
|
||
33
van het gebouw voortdurend vochtig en dus geschikt ge-maakt worden om de levensvatbaarheid der smetcellen te voeden, wanneer die daar op mogten vallen.
27.nbsp; Een plan van berooking is onlangs aanbevolen geworden, dat een ander nadeel schijnt te bezitten. Het is gebaseerd op de ontleding van chloorzure potasch door zoutzuur. Deze reactie ontwikkelt geen zuiver chloor, maar een gas „euchlorinequot; genoemd (mogelijk een mengsel van cbloor en chlooroxid). De eigenschappen van deze gassoort zijn verschillende van die van het chloor, en niets is be-kend aangaande hare bijzondere waarde als smetzuiverend middel. Dit gas ontploft zeer snel, wanneer men het van het eene vat in het andere overgiet, of zelfs de wärmte van de hand is soms voldoende om het vat met een hevigen slag in stukken te doen springen.
28.nbsp; nbsp;Indien chloorkalk, zooals die in den handel voor-komt, gebruikt wordt als de bron van chloor, dan is daarbij een ander nadeel, namelijk dat het ligchaam waarin hij verändert — chloorcalcium — zooals reeds gezegd is, zeer deliquescerend is, en de vloeren, muren en vooral het hout-werk, dat daarmede gewasschen is, voortdurend vochtig zal maken; terwijl, Indien hij in den vasten staat op den vloer wordt gestrooid, hij spoedig vochtigheid tot zieh trekt en op eene onaangename wijze nat wordt. Dit ligchaam deelt ook een onaangenamen reuk mede aan de banden, wanneer men het aanraakt. Het is eene van die Stoffen, die het gemakkelijkst bederven, en het zou naauw-lijks mogelijk zijn om het in banden van een gewonen consument te geven, met een herkenningsmiddel waardoor hij zeker kon zijn van zijne sterkte en zuiverheid.
|
||
|
||
held in den dampkring voorhanden, dat deze daardoor voor deadem-haling ongeschikt is, geene inwerking uitoefent op de infecterende eigenschap van de vaccinc-korsteu, en dientengevolge is hij van meeuing dat het ook geene inwerking heeft op de smetstof van de variola of pokken.
3
|
||
|
||
|
||
34
|
||
|
||
29. Ozon. — Dit krachtig middel tast alle soorten van organische Stoffen aan met de grootste kracht; maar even als bij het chloor, zoude eck hier de bijzondere smetstof, welke wij het meest verlangen te vernietigen, bijna de laatste zijn die daardoor aangedaan werd, en daar het bijna onmogelijk zou zijn om eene genoegzame hoeveel-heid ozon in eene besmette stalling voort te brengen, zoude zijne werking in de meeste gevallen gebruikt worden om nutteloos werk te doen. Wanneer veel ozon in de lacht aan wezig is; werkt het nadeelig op de adem-halingsorganen.
Wegens den uiterst vergiftigen aärd van den phosphorus en zijne gemakkelijke ontvlambaarheid, zou er gevaar bestaan om ozon voort te brengen door de langzame verbran-ding van dit element. In de banden van gewone boeren-knechts zouden emstige ongelukken van brand bijna bestendig plaats grijpeu.
|
||
|
||
Kottingwerende middelen.
|
||
|
||
30. Oxiderende desinfecterende middelen verrigten hunne werking door besmettende zelfstandigheden werkelijk te vernietigen. Kottingwerende middelen werken alleen door hunne werkzaamheid te vernietigen. De eerste werken krachtiger op doode dan op levende organische Stoffen. Rottingwerende middelen vallen bet andere einde van de schaal aan, en vemietigen de levensvatbaarheid. Zij oefe-nen weinig of geen werking uit op de stinkende maar betrekkelijk onschadelijke gassen door de rotting ontstaan; zij werken daarentegen met de uiterste kracht op de reuke-looze kiemen der besmetting, welke deze gassen in den dampkring met zieh kunnen voeren.
Indien derhalve de theorie, van welke ik uitgingjuist is, Indien de stof, welke de besmetting van het eene dier op het andere overbrengt, een georganiseerde kiem is,
|
||
|
||
|
||
35
Indien zij hare verbazende vernielingskracht aan de daarin voorhanden levensvatbaarheid te danken heeft, — dan zijn de rottingwerende middelen de eenigen, die geschikt zijn om in dit bijzonder geval dienst te doen; want zij laten de menigte van eenvoudig reukgevende gassoorten onaan-getast, doch zoeken op en vernietigen het eenige dat te vrezen is. Wanneer ik over het carbolzuur handel, zal ik overvloedige bewijzen geven van de juistheid dezer be-schouwing.
31. Berooking met zvuavel. Van alle smetzuiverende me-thoden is deze misschien de oudste. Hare werking was goed bekend in de dagen van Homerus, want wij lezen, dat Ulysses het reeds bezigde om de renk van doode ligchamen weg te nemen. Door Ovidius wordt verhaald, dat de herders van Itafig jaarlijks bunne kudden schapen en boornvee zui-verdeu met brandende zwavel, en stukken uit andere schrij-vers toonen aan, dat men hierdoor ziekten van hen afweerde.
Professor Graham zegt, dat van de gasvormige smetzuiverende middelen het zwaveligzuurgas, verkregen door zwavel te branden, op theoretische gronden te verkiezen is boven het chloor. Geen middel belemmert zoo krachtig de eerste ontwikkeling van het dieren- en plantenleven. Alle dierlijke stinkende gassoorten en uitwasemingen worden onmiddellijk en allerkrachtigst daardoor vemietigd.
De waarde van zwaveligzuur om den voortgang der veepest te stuiten, is buiten allen twijfel bewezen geworden door de proethemingen van Dr. Dewar, en mijne eigene resultaten bevestigen geheel de zijne. Wanneer dit middel echter alleen gebruikt wordt, dan kan het slechts zeer spaarzaam gebezigd worden in de stallingen, wanneer het vee er in is; het is zeer verstikkend, en zijne krach-tige werking zoude eene vertraging te weeg brengen in de omzetting van het ijzeroxid in het ijzeroxidul bij de ademhahng — een resultaat dat gelijk is aan het adembalen in een dampkring die minder dan zijne nor-
3*
|
||
|
||
|
||
36
male hoeveelheid zviurstof bevat, lietwelk door Dr. Angus Smith ') aangewezen is als strijdig met de gezondheid. Om deze reden geef ik er de voorkeur aan, om het alleen als een neven-liiilpmiddel te gebruiken, daar ik voorna-melijk op andere middelen vertroüw. Zwaveligzuur werkt in vele gevallen door zijne affiniteit tot zuurstof, maar het bezit uit zieh zelf eene sterke rottingwerende working, zoodat eene blootstelling daaraan voldoende is om de le-vensvatbaarheid der kiemen te vernietigen.
Een mengsel van suikerstroop en gist werd in eene warme kamer gehouden, totdat het in een staat van krachtige gisting geraakte. Eene waterige oplossing van zwaveligzuur werd er bijgevoegd, als wanneer de gisting oogenblikkelijk ophield. Toen het na de behandeling met zwaveligzuur onder het mikroskoop onderzocht werd, kon geene merkbare verandering in het voorkomen der gisteellen opgemerkt worden.
32. Wanneer zwaveligzuur in eene gewitte stalling wordt ontwikkeld, vereenigt het zieh met den kalk op de muren, en vormt niet vervloeijend zwaveligzuren kalk, een van de uitnemende bestanddeelen van het smetzuiverend poe-der van Mc. Dougall; zijne goede working houdt daarom niet op, als men in den dampkring zijn reuk niet meer waarneemt.
Het gasvormig zuur heeft eene groote affiniteit tot water; de natuurlijke vochtigheid, die altijd tegenwoor-dig is in de kleederen, of op het houtwerk en andere deelen van de koestallen, die het meest waarscMjnlijk de smetstof bevatten, is geschikt om het gas in eene hoeveelheid te absorberen, voldoende om eene oplossing te vormen, waarin de smetcellen niet kunnen bestaan. Wan-
|
||
|
||
') Kapport over de lucht ia de mijuen van K. Angus Smith Ph. D., T. R. S. in het aanhaugel tot het Rapjiorl der Koninklijke Mijn-Commissie, London 1864.
|
||
|
||
|
||
37
neer het op deze wijze geabsorbeerd is, wordt het slechts zeer langzaam ontwikkeld — iets dat door alien is opge-merkt, die in koestallen geweest zijn, terwijl zij deze manier van zuivering ondergingen —; de damp toch van de brandende zwavel blijft, zooals men zegt, gedurende langen tijdaan de kleeren hangen. Kleedingstukken, laar-zen, gereedschap, zakken, doeken, manden, emmers, touwen en elk ander draagbaar artikel, die smetzuive-ring mögen vorderen, worden gemakkelijk gezuiverd door ze in eene digte stalling te laten verblijven, terwijl de berooking door zwavel plaats heeft.
Zwaveligzuur is zoowel een goed rottingwerend middel als ook een zeer sterk reukbenemer. Het vernietigt de sterke renk van de meeste walgelijke gassen in sect; 12 genoemd. Het tast aan en oxideert zwarelwaterstof, die daardoor geheel vernietigd wordt; het neutraliseert de sterke renk van ammonia en andere alkalische basen, daar het die in zwaligzure zouten verändert, maar zon-der bare waarde als meststof te vernietigen; de rotting-werende kracht wprdt ook hierdoor niet verminderd. In dit opzigt verschilt het op eene belangrijke wijze van het chloor.
Tegen het gebruik van zwaveligzuur zijn een of twee bezwaren. Wanneer het door kleedingstukken of vochtig houtwerk geabsorbeerd is, wordt het langzamerhand tot zwavelzuur geoxideerd. In koestallen is dit niet van veel gewigt, daar er altijd genoeg ammonia tegenwoordig is om het te neutraliseren, maar wanneer het herhaalde malen op kleedingstukken gevormd wordt, zal het deze stoifen doen verbleeken, en ze ten laatste verteren. Wanneer het door kalk of ammonia of door andere basen ge-neutraliseerd is, is de rottingwerende kracht van het zwaveligzuur niet verminderd, maar het is vastgelegd en dus niet meer in Staat om op den dampkring te werken. Wanneer men de zwaveligzure zouten, dus gevormd, in aanraking laat blijven met natte organische Stoffen, worden
|
||
|
||
|
||
38
deze langzatnerhand ontleed onder ontwikkeling van zwa-velwaterstof; maar deze ontleding wordt oogenblikkelijk gestuit door eene nieuwe berooking met zwavel; en Indien de stallingen lederen dag gezuiverd worden, zal znlks nooit plaats hebben. De zwaveligzure zouten zijn met voordeel gebruikt door Professor Polli en Dr. de Ricci, zoo-wel als voorbehoed- als ook als geneesmiddelen bij ziekten veroorzaakt door vergiftiging van bet bloed; met Dr. de Eicci's woorden: „Zij neutraliseren het symo^'c-beginsel—de gisting — zonder nadeelig voor het leven te zijn.quot;
33. De teerzwen (carbol- en cresylzuur). Deze twee ligchamen zijn zoo algemeen bekend onder den naam van zuren, dat ik ze zoo zal blijven noemen, hoewel zij door de scheikundigen meer algemeen onder de alkoholen gerang-scbikt worden. Zij hebben met elkander groote overeenkomst, en eerst in de laatste maanden zijn zij afzonderlijk in den handel gebragt, terwijl zij tot hiertoe carbolzuur genoemd zijn. Kreosoot (xgsag aüteiv, vleesch bewaren), bereid uit koolteer, een van de sterkste rottingwerende middelen die men kent, bield men voor onzuiver carbolzuur, tot in 1854, toen Professor Williamson en Mr. Fairlie, bij een onderzoek daarvan, ontdekten, dat zij een mengsei is van carbol- en cresylzuren. Men vermeende ook dat ßeichen-bach's kreosoot uit houtteer eene zelfde zamenstelling had, tot dat Hlasiwetz in 1858 aantoonde, dat deze kreosoot een ligchaam is geheel verschillend van de carbol- en cresylzuren. Eindelijk ontdekte Dr. Hugo Muller in 1864, dat echte kreosoot en het daarmede overeenkomende guaiacol tot eene andere klasse van ligchamen behooren, en uit methyl-oxy-phenyl- en methyl-oxy-cresyl-zuren bestaan. Geene proeamp;emingen op groote schaal zijn nog met echte kreosoot genomen, en eerst in de laatste weken ben ik te weten gekomen, dat deze stof in genoegzame hoeveelheid in den handel te verkrijgen is.
Zuiver carbolzuur is een wit kristallijn vast ligchaam,
|
||
|
||
|
|||
i ft
|
39
smeltende bg 34deg; C. en destillerende bij 180deg; C; een spoor van water of van teerolie maakt het vloeibaar, en als smetzuiverend middel wordt het altijd in dezen vom gebruikt, om de extrakosten en moeiten te sparen, die men noodig heeft om de laatste sporen van onzuiver-heid er van af te scheiden. Cresylznnr is vloeibaar, het kookt bij 203deg; C, en gelijkt volkomen op carbolzuur, zoo wel wat renk als andere eigenschappen betreft. Voor het begin van dit onderzoek schreef men daaraan weinig of geene waarde toe als smetzuiverend middel, maar Dr. Angus Smith heeft onlangs aangetoond, dat het ten opzigte zijner rottingwerende eigenschappen het carbolzuur even-aart, zoo niet overtreft. Voor ons doel als desinfecterend middel bij de veepest is het van weinig belang welk zuur gebruikt wordt, en om onnoodige herhaling te ver-mijden, zal ik het woord carbolzuur gebruiken, om deze beiden zuren, of het mengsel dier twee zuren, zooals het in den handel voorkomt, uit te drukken.
34. Sedert onheugelijke tijden zijn carbolzuur, kreosoot, of ligchamen, die deze bevatten, als rottingwerende mid-delen gebruikt. Plaatsen in Plinius, bij het licht der chemische wetenschap gelezen, toonen aan dat de Egyp-tenaren om hunne mummies te balsemen een mengsel ge-bruikten van pik, dat groote hoeveelheden kreosoot moet bevat hebben. Carbolzuur is het werkend beginsel in teer, dat of in zijn gewonen toestand, of gebrand als eene be-rooking, altijd een hoogen rang bekleed heeft onder de smetzuiverende middelen. Pik en teer waren de meest gezockte geneesmiddelen tegen de veepest, toen die in de vorige eeuw ons land bezocht; de diercn werden voor de besmetting bewaard, door hunne neus en mond met teer te wrijven, terwijl de koestallen van smetstof gezui-verd werden, door er pik en teer in te branden, bij welke bewerking eene zekere hoeveelheid van de dampen van het carbolzuur aan de verbranding ontsnapt. De oorsprong
|
||
|
|||
|
|||
40
|
|||
|
|||
der bijna algemeene gewoonte om gomharsen en geurige hontsoorten te branden, in verband met godsdienstige plegtigbeden, mag wel gezocht wordeo in de smetzuive-rende werking van de kreosoot in den rook. De wel bekende werking van rook bij bet bewaren van vleesch is men gebeel verschuldigd aan bet aanwezig zijn van dit middel.
Pikolie, teerolie en dergelijke produkten hebben hunne waarde alleen te danken aan carbolzuur (22). Dit kan inderdaad het werkend beginsel van het teer genoemd worden, evenals de chinine het werkend beginsel is van de kinabast, of morphine van het .opium, en het heeft boven deze het voordeel van gemakkelijk bereid te kunnen worden in elk land waar kolen of bout kunnen verkregen worden.
35. Zwaveligzuur is waarschijnlijk lets van zijne rotting-werende kracht verschuldigd aan zijne affiniteit tot zuur-stof, waardoor de oxidatie van de stof onder zijne inwerking vertraagd wordt. Men heeft gezegd dat de werking van het carbolzuur te danken is aan eene zelfde eigenschap, en dat het alleen werkt door de oxidatie te voorkomen. Daar het belangrijk is dat omtrent dit punt zekerheid be-staat, zijn de volgende proefhemingen genomen:
I.nbsp; nbsp;Stukjes metallisch sodium werden met een scherp mes doorgesneden; de voortgang der oxidatie kon gereedelijk gevolgd worden door de kleursverandering van de opper-vlakte. De proefneming werd verscheidene malen gedaan in een atmospheer die sterk vervuld was met den damp van zuiver carbolzuur en van cresylzuur; proefnemingen werden ter vergelijking terzelfder tijd in zuivere lucht gedaan. Geen verschil in de wijze of de hoeveelheid van oxidatie kon ontdekt worden.
II.nbsp; nbsp;Eene kleurlooze oplossing van koperchloruur in ammonia werd bereid en in twee deelen verdeeld; het eene werd vermengd met een weinig carbolzuur. Toen
|
i
|
||
|
|||
|
|||
i
|
41
men ze door de lucht op platte witte schalen schonk, kon geen verschil in den voortgang der oxidatie ontdekt worden.
III.nbsp;Een mengsel van pyrogallusznur en van eene oplossing van potasch werd gesehnt in een flesch met een wijden hals. Deze werd toen onder water geopend, en de hoe-veelheid van de geabsorbeerde zuurstof uit den dampkring opgeteekend. Dezelfde proefneming werd herhaald na de bijvoeging van carbolzunr bij de oplossing van potasch. Dezelfde hoeveelheden werden gebruikt en het schudden werd voortgezet gedurende denzelfden tijd. Toen men de flesch weder onder water opende, werd bevonden dat evenveel zuurstof geabsorbeerd was als bij de vorige proof.
IV.nbsp;De laatste proefneming werd herhaald, terwijl kristallen van ijzervitriool in stede van pyrogalluszuur werden genomen. Het resultaat toonde evenzeer dat het aan-wezig zijn van carbolzunr geen vertragenden invloed uitoefent op de oxidatie.
V.nbsp;Uzervijlsel werd in water geschud met hetzelfde gevolg.
VI.nbsp; nbsp;Eene philosophische lamp werd gemaakt door een platinum spiraal boven de pit van eene spiritus lamp te plaatsen, die alkohol bevatte met een weinig aether ver-mengd; na ontstoken en toen weder uitgeblazen te zijn, bleef het platinum helder gloeijen. Stukjes van vast carbolzunr werden toen voorzigtig om de pit geplaatst, zonder dat zij die echter aanraakten. De bitte vervlugtigde spoe-dig het zuur en deed zijn damp om de platinum spiraal opstijgen, doch zonder eenige verandering in de helderheid van zijn gloed te veroorzaken.
VII.nbsp; nbsp;Loodpyrophoor werd in twee lange en naauwe buizen gedaan, waarvan de eene inwendig bevochtigd was met vloeibaar carbolzunr. Niet het minst merkbaar verschil kon ontdekt worden tusschen de snelheid van oxidatie in de twee buizen.
VIII.nbsp; Papier bevochtigd met eene oplossing van zwavel-zuur mangaanoxidul en daarna gedroogd werd gedoopt in
|
||
|
|||
|
||
T
|
||
|
||
42
ammonia liquida met en zonder carbolzimr. Geen verschil hoegenaamd kon ontdekt worden ten opzigte van het donker worden.
Deze proethemingen bewijzen duidelijk, dat de teerzuren geen bijzondere werking hebten om de oxidatie te vertragen.
Andere proefnemingen werden toen genomen om te pogen meer licht te verspreiden over de wijze van werken van het carbolzimr.
IX.nbsp; Eenig vleesch werd in de lucht opgehangen tot de renk van rotting zeer sterk was. Het werd toen in twee stukken verdeeld; het eene werd gedurende een half nur gelegd in eene oplossing van chloorkalk, en werd toen gewasschen en weder opgehangen; de walgelijke reuk was geKeel verdwenen. Het andere stnk vleesch werd gelegd in eene oplossing van carbolzmir bevattende 1 pCt. zunr; het werd toen gedroogd en opgehangen. De bBitenzyde van het vleesch was wit, de walgelijke renk was niet weggenomen, hoewel die door het carbolzimr gemaskeerd was. In twee dagen tijds was de onaangename renk weg en was vervangen door een zuiveren maar flaauwen renk van carbolzmir. Na eenige weken werden de stukken vleesch weder onderzocht. Het eene, waarvan de reuk benomen was door chloorkalk, rook nu zoo walgelijk als het in het eerst deed, terwijl het stuk, dat met carbolzmir behandeld was, alleen was opgedroogd en geen walgelijken reuk hoegenaamd had. Toen werd hat weder gedurende eene maand opgehangen en daarna onderzocht; geene verandering had plaats gehad.
X.nbsp; nbsp;Een stuk versch vleesch werd gedurende een uur gelegd in eene waterige oplossing van 1 pCt. carbolzunr;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; (, het werd toen in een papier gewikkeld en opgehangen in eene zitkamer, waarin bijna dagelijks gestookt werd; na tien weken werd het onderzocht; het was ingedroogd tot op een vierde van zijne oorspronkelijke grootte,maar zag er volkomen goed en frisch uit; geen andere reuk was
|
||
|
||
|
||
43
daaraan waar te nemen dan een zeer geringen van carbol-zuur. Het werd gedurende 24 uren in water gelegd, ge-kookt, toebereid en gegeten; het was volkomen goed en naanwelijks van versch vleesch te onderscheiden, behalve dat het nog een weinig rook naar het carbolzuur, even-wel niet zoo dat het onaangenaam was.bij het gebruik.
XI.nbsp; nbsp;Dierlijke vliezen, als ingewanden, huid en blaas werden volkomen bewaard, wanneer zij onmiddeliijk in eene waterige oplossing van 1 pCt. carbolznur gedompeld werden; eerst met water bevochtigd en dan in verdund carbolzuur gebragt, werden zij niet zoo volkomen bewaard.
XII.nbsp; Dierlijke lijmige Stoffen en lijm in oplossing, met kleine hoeveelheden carbolzuur, werden volkomen tegen bederf bewaard, zelfs bij zeer warm weder.
Dit zijn belangrijke proefhemingen. Zij toonen op eene treffende wijze het verschil aan, tusschen enkele reukbe-nemers en rottingwerende middelen. Tot hiertoe heeft de aandacht zieh bijna uitsluitend bepaald tot het reukeloos maken van de gassoprten die door de rotting ontstaan. De uitwerking is bestreden, terwijl aan het wegnemen van de oorzaak naauwelijks eenige aandacht gewijd is. Chloor-kalk is, zoo als is aangetoond, een van de sterkste agentien uit de klasse der reukbenemers, doch werkt alleen op de gassen der reeds bestaande rotting, maar heeft geen invloed op het vervolg. Carbolzuur, daarentegen, heeft naauwelijks eenige werking op stinkende gassen, maar het tast de oorzaak aan die ze voortbrengt, en brengt terzelfder tijd de organische stof in zulk een staat, dat zij geene neiging meer kan krijgen om te rotten.
37. Nu werd het eene zaak van groot gewigt om zeker te weten, op welke wijze carbolzuur werkt om ontbinding tegen te houden, en de volgende proefhemingen werden genomen met het doel om dit punt op te helderen.
XIII. Eiwit werd met eene viervoudige hoeveelheid water vennengd, en eene oplossing van 1 pCt. zuiver
|
||
|
||
quot;IT
|
||
|
||
44
carbolzuur werd hierbij gevoegd. Geene verandering had plaats gedurende de eerste minuten, maar na een körten tijd werd een wit wolkje gevormd, dat langzamerhand zieh tot een coagulum bijeen trok. Dit er uitgenomen, en vrij aan de lucht blootgestelt; weerstond volkomen aan de rottende ontbinding. Het vocht, dat men van het ge-stremde had afgefiltreerd, bevatte nog carbolzuur en onge-coaguleerd eiwit.
XIV.nbsp; nbsp;Dezelfde proefaeming werd herhaald met zuiver cresylzuur. Dit zuur heeft nog minder affiniteit voor eiwit, daar de gemengde oplossingen bijna een half uur beider hieven,
Het is derhalve duidelijk, dat de teerzuren hunne bijzon-dere werking niet te danken hebben aan hunne coagule-rende werking op het eiwit, want de laatste twee proeven toonen, in strijd met het algemeen aangenomen denkbeeld, dat hunne affiniteit voor dit ligchaam slechts gering is.
XV.nbsp; Eenige droppels carbolzuur gevoegd bij eene halve kan suikerstroop en gist in voile werking, maakten ter-stond een einde aan de gisting.
XVI.nbsp; nbsp;Versehe brouwersgist werd gewassehen met eene oplossing van 1 pCt. carbolzuur, en daarna met water. De eigenschap om in eene oplossing van suiker gisting voort te brengen, was geheel vemietigd, hoewel onder het mikroskoop geene merkbare verandering kon ontdekt worden in het voorkomen der gistcellen. Deze proefhe-ming werd verscheidene keeren herhaald, en altijd met denzelfden uitslag; daarentegen wanneer de gist enkel in water gewassehen was, ontstond terstond gisting.
De renk van carbolzuur bleef hardnekkig aan de gist aankleven, en kon door geen gewoon wasschen en aan de lucht blootstellen weggenomen worden.
XVII.nbsp; nbsp;Strychnine werd gevoegd bij een mengsel van gist en eene oplossing van suiker die in voile gisting was. Geene zigtbare uitwerking werd daardoor teweeg gebragt;
|
||
|
||
|
||
45
|
||
|
||
de ontwikkeling van koolzuur bleef even sterk als te voren.
De bovengenoemde proefnemingen, waarvan sommigen verrigt werden door raijn vriend Mr. Spiller, toonen over-tuigend aan, dat carbolznur eene bijzondere werking heeft op de gisting, die te weeg gebragt wordt door georganiseerde stof; het stuit die niet alleen, wanneer zij in volle werking is, maar belet de ontwikkeling van latere-gisting.
38.nbsp; nbsp;De werking van de teerzuren werd nn op zekere chemische ligchamen onderzocht, welke men ook als gis-ting-opwekkers beschouwt, om te zien of daarop dezelfde invloed wordt uitgeoefend.
XVIII.nbsp; Eene oplossing van diastase (mout-extract) werd vermengd met eene dikke stijfselpap en eene oplossing van 1 pCt. carbolznur. Toen men dit gedurende een körten tijd zachtjes warm gemaakt had, werd de stijfsel veranderd in dextrine, en wel zoo volkomen alsof geen carbolznur aanwezig was geweest.
XIX.nbsp; Amygdaline werd vermengd met synaptase (eene emulsie van zoete amandelen) in tegenwoordigheid van carbolznur. De vorming van bitteramandelolie had plaats met bijna dezelfde snelheid alsof carbolzuur niet aanwezig was geweest.
De voorgaande resultaten toonen, dat carbolzuur geene werking heeft op zuiver chemische gisting-opwekkers. Deze bestaan uit bepaalde stikstofhoudende verbindingen, werkende alleen door chemische affiniteit, en die daarom niet gerangschikt mögen worden onder de ware gisting-opwekkers, die levende ligchamen zijn. Dientengevolge schijnt het carbolzuur te werken door de levensvatbaarheid op eene geheimzinnige wijze aan te tasten, en waar eene werking alleen een gevolg is van de zoogenoemde cata-lytische kracht, oefent het geene werking uit.
39.nbsp; nbsp;De werking van het carbolznur op de levensvatbaarheid werd toen op andere wijzen onderzocht:
|
||
|
||
.
|
||
|
||
46
XX.nbsp; nbsp;Kaasmijten werden in water gedaan, waarin zij verscheidene uren bleven leven. Eenige droppels van eene oplossing van IpCt. carbolzuur, bij het vocht gevoegd, doodde hen terstond.
XXI.nbsp; nbsp;Carbolzuur in water opgelost werd in water gedaan waarin een vischje zwom. In weinige minuten was het dier dood.
XXII.nbsp; nbsp;Eene zeer kleine hoeveelheid van eene zwakke oplossing van carbolzuur werd onder het mikroskoop gevoegd bij water, waarin verschillende infusoria waren, zooals bacteria, vibrionen, spirilla, amoebaea, monaden, euglenaea, paramecia, rotifera en vorticellae. Het zuur bleek terstond doodelijk te werken, daar het de bewegingen van de diertjes op eens stuitte.
Deze diertjes zijn de bijna constante gezellen van eene rottende gisting. De bovengenoemde proef is genomen met bedorven bleed, zuurdeeg, en bedorven kaas, en bij alle proeven heeft de vernietiging van de levensvatbaarheid en het stuiten der rotting gelijkelijk plaats gehad.
XXIII.nbsp; nbsp;Eupsen, kevers, krekels, vlooijen, motten en muggen werden overdekt met een glas, waarvan de bin-nenzijde besmeerd was met carbolzuur. De damp was spoe-dig voor hen noodlottig. Het carbolzuur verlicht de pijn veroorzaakt door de steken der bijen, wespen, horsels en muggen, wanneer men het, in zuiveren toestand of in eene sterke oplossing, op het gewonde deel legt.
Ik vind vermeid door Dr. Lemaire en andere waarnemers, dat damp van carbolzuur ook doodt vliegen, mieren en hunne eijeren, luizen, weegluizen, schapeu- en hondenluizen, mijten, muskieten, plantenluizen, kapellen, oorwormen, houtluizen, meikevers, pissebedden en andere Insekten van deze grootte. Zijn damp schijnt echter niet sterk genoeg te zijn ora ook nadeelig te werken op dieren die grooter zijn dan muizen. Wanneer dieren daarmede gedood worden, droogen hunne ligchamen nit in de lucht, en
|
||
|
||
|
||
47
bieden voor eenigen tijd weerstand aan de verrotting.
40.nbsp; Wegens den grooten afkeer door alle Insekten ge-toond tegen den reuk van carbolzuur, is het waarschijn-lijk, dat het overvloedig gebruik van dit middel werkelijk het vee voor deze verschrikkelijke plaag zou bewaren en met name in zekere deelen van Afrika tegen de Zimb en Tsetse-vlieg. De uitwerksels, die op de beet van de laatste volgen, zijn mij beschreven geworden als geheel overeen-komende met de kenteekens van de veepest.
M. Lncien Biard, zegt, terwijl bij van de aanvallen der groote mieren van Mexico spreekt, dat, wanneer een van hare legers zijn huis bedreigt, bij daarvoor een weinig carbolznur sprenkt. Het leger maakt dadelijk een omweg om die hindernis te vermijden.
Wanneer een dier gedood wordt door het inspuiten van eene verzadigde waterige oplossing van carbolznur in de äderen, wordt de bloedsomloop terstond gestuit, het bloed is niet gestremd, en geene verandering noch in den vorm, noch in het voorkomen van de bloedligchaampjes wordt onder het mikroskoop ontdekt. De eenige schijnbare verandering bestaat in de onbewegelijkheid der bolletjes.
41.nbsp; In de Annales de chimie et de Physique voor October 1865 komt een brief voor van den beer Bechamp aan den beer Dumas, waarin gezegd wordt, dat kreosoot het middel schijnt te zijn, dat allerkrachtigst de ontwikkeling van organische giststoffen tegengaat, maar dat het niet de levende giststoffen of dp diertjes, wanneer zij eens ontwikkeld zijn, aandoet. Deze bewering is regtstreeks strijdig met al mijne resultaten, over wier naauwkeurigheid ik volstrekt geen twijfel beb, daar ik die aan herhaalde proeven heb onder-worpen. De krachtige werking, welke carbolznur op de levensverscbijnselen uitoefent, is de meest merkwaardige eigenschap, die het bezit. Het kan beschouwd worden als het herkenningsmiddel, geschikt om levensverscbijnselen te onderscheiden van- zuiver physische werkingen,
|
||
|
||
IP
-
|
||
|
||
48
en in de meeste gevallen is zijne werking even zeker en bepaalcl gekenschetst als een chemisch reagens. Bij het aanwezig zijn van carbolzuur is de ontwikkeling van de levenskiem onmogelijk, en tegenover zijn krachtigen invloed moeten alle lagere vormen van het dierlijk leven onver-mijdelijk omkomen.
42.nbsp; nbsp;Het kan als bepaald bewezen beschouwd worden, dat de damp van carbolzuur in den dampkring eene bijzon-dere kracht uitoefent en met voorkeur werkt op alle kleine Organismen, die leven bezitten. Indien de besmettende stof van de veepest organische levensvatbaarheid bezit, zooals nu erkend moet worden, zal zij vernietigd zijn, buiten de mogelijkheid om te herleven, wanneer zij in aanra-king wprdt gebragt met den damp van het carbolzuur. Fransche geleerden, die daarmede proefnemingen gedaan hebben, hebben herhaalde malen den invloed getoetstvan het carbolzuur op de koepoklymphe. Zij hebben de lymphe zoowel zuiver gebezigd als vermengd met een weinig carbolzuur. De koepokinenting met zuivere lymphe werd ge-volgd door de gewone resultaten, maar in geen enkel geval werd eenig gevolg te weeg gebragt door de lymphe die carbolzuur bevatte.
43.nbsp; De volgende proetheming strekt om de overeenkomst aan te toonen tusschen de smetstof der koepok en die der veepest.
XXIV. De lucht van een gesloten, hoogst besmetten stal, die dieren bevatte in de laatste periode der ziekte, werd door glazen buizen met boomwol (watten) gezogen, in de verwachting, dat eenige van de smetcellen, die men ver-onderstellen kan in den dampkring te zweven, door de boomwol zouden terug gehouden worden.
Het doorzuigen werd tien minuten voortgezet. Een stukje van de besmette boomwol werd toen gedurende een half nur aan den damp van carbolzuur blootgesteld. Twee, naar het scheen, gezonde kalven werden uitgekozen, en hun werd
|
||
|
||
|
||
#9632;
|
||
|
||
49
|
||
|
||
eene insnijding onder de huid gedaan, en deze stukjes boom-wol in iedere insnijding gedaan. Het dier dat met de besmette boomwol, die aan carbolzunr was blootgesteld, werd ingeent, bleef volkomen gezond, maar het andere dier kreeg de ziekte en stierf in eenige dagen.
Ik deel dit mede zooals het mij verhaald is, hoewel ik er niet veel gewigt aan hecht, daar de proefneming gedaan werd op eene landhoeve, waar de pest woedde, en het zeer mogelijk is, dat het kalf, dat stierf, niet bepaald de ziekte van de besmette boomwol kreeg. Ongelukkig ont-brak mij de tijd om deze proefneming te herhalen, ten einde dit gewigtig resultaat buiten twijfel te stellen. Het is ook wenschelijk om met de smetstof zelve uit de oogen enz. van zieke dieren genomen en vermengd met verschillende hoeveelheden carbolzunr, inentingen te doen. Er kau weinig twijfel zijn, of de uitslag zal voldoende bevonden worden.
44. Eerst van af het begin van December 1865 hebik het carbolzunr op eeu groote schaal toegepast. Genoegzame ondervinding gaf mij de beste manier aan de hand hoe te handelen, en ik acht dat de resultaten bewezen hebben; dat mijne beschouwingen juist waren. Een uitvoerig verslag van de verschillende proefnemingen vindt men in het vol-gend hoofdstuk i).
Bij deze heb ik twee zaken op het oog gehad; eerst om de sterke smetzuiverende werking van het zwaveligzuur te bezigen, om de veestallen twee of driemaal per week te zuiveren; en ten tweede om op carbolzunr te vertrou-wen, als een voortdurend middel, om de dieren voor vreemde besmetting te beschermen. De zwavelberooking en het cai'bol-zuur gaan zeer goed te zamen, zij steunen eenigzins elkan-ders werking; daarentegen oxiderende smetzuiverende mid-delen of met carbolzunr of met zwaveligzuur vereenigd
1) Zooals ik op pag. 9 reeds heb aangegeven, vindt de belangstellende deze in de uummers 340 en volgende van het Engelsche Tijdschrift Chemicul News.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; v. B.
|
||
|
||
|
||
50
|
||
|
||
gebruikt zijn zonder werking; dewijl hunne werking, die aangewend zoude moeten worden om de besmetting te ver-nietigen, verspild wordt, doordien zij elkander neutraliseren. Wanneer men met zulk eene verbazende hoeveelheid rottende en rottingaanbrengende organische stof te doen heeft als op eene landhoeve wordt aangetroffen, dan is het van bet uiterste belang om met het smetzuiverend middel zoo zuinig mogelijk te ziju. Ik heb reeds aangetoond dat door chloor en ozon te gebruiken, men zeer verkwistend te werk gaat. Daar het ons voornaamste doel moet zijn om de werkzaamheid van de smetstof der veepest te vernietigen, (het vernietigen van de geworie reukstoffen op landhoeven is van ondergeschikt belang), zoo kan zelfs op zwavelig-zuur dezelfde tegenwerping gemaakt worden; maar bet carbolzuur gaat regtstreeks tot den wortel van het kwaad en werkt alleen, waar het het meest vereischt wordt, zonder de onscbadelijke mesthoopstanken aan te raken. Wegens de kracht, die carbolzuur bezit om ontbinding te stuiten en te voorkomen, bedwingt bet de ontwikkeling van deze walgelijke reukstoffen, en door de stikstofhoudende ver-bindingen in de mest te houden, vermeerdert het grootelijks hare waarde. Terzelfder tijd stuit het de ontwikkeling in de mest van kleine dierlijke Organismen, en het is opge-merkt geworden, dat de vliegen zieh nooit verzamelen om mesthoopen, waar carbolzuur gewoonlgk in wordt gedaan, terwijl de vloeibare meststof, die daaruit afloopt, zonder renk is. In stallen en afschuttingen voor dieren is deze eigen-schap van groot gewigt, zoowel wat het comfort als de gezondheid der dieren betreft, voomamelijk gedurende de heete zomermaanden.
45. Een ander voordeel van het carbolzuur boven bijna alle andere desinfecterende middelen bestaat daarin, dat zijn damp nooit schadelijk of onaangenaam voor bet vee is. De diereu schijnen er wezenlijk van te houden; zij likken het houtwerk van hunne stallen, nadat het met het onver-
|
||
|
||
m
|
||
|
||
(lamle Zinbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ,allen gaarne water drinken
waariu bgt;,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; st geworden. Als bet in zijn
onverdunden-bnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;-lüne nionden wordt gedaan, zegt
men, dat bet tgucj^ ' blaren trekt; maar ztilke blaren zijn gebeel viij van gevaar en genezen zeer snel. Wat aangaat zijne werking op dfe menscbelgke huid, wan-neer bet onvoorzigtig gebruikt wordt, geloof ik niet dat daaruit iets sebadelijks kan ontstaan; want boewel car-bolzunr door my en door veel boerenknecbts onder mijn opzigt bij de behandeling van verscbeidene bonderd dieren in eene mime mate is gebruikt geworden, beb ik geen enkel voorbeeld gebad, dat deze werking onder mijne aandacbt werd gebragt. Wanneer men onverdund carbolzuur op de banden laat blijven, zal bet als een zacht bijtend middel werken. Dit ongerief is ecbter zeer gering, en kan door gewone zorg vermeden worden. Gedurende de laatste vier maanden zijn mijne banden herbaalde malen vol carbolzuur geweest, zonder dat ik eenige pijnlijke werking er van ondervond. Door eene voorafgaande prikkeling wordt men gewaarscbuwd dat blaren zullen ontstaan, en wanneer men biernaar luistert, en bet zuur telkens afwrijft of afwascbt, dan wordt geene verdere pijn gevoeld. Zoete olie daarover gewreven zal de laatste sporen van bet zuur wegnemen. 46. Daar ik gelezen bad dat geneeskundige en wetenschap-pelijke scbrijvers eenparig van meening waren dat kleine doses carbolzuur, inwendig gebruikt, geene nadeelige ge-volgen badden veroorzaakt, beb ik aanbevolen om kleine boeveelbeden daarvan zoowel bij bet voedsel als bij bet water aan al bet vee op de boeve, zoowel zieke als gezonde, te ge-ven. Dit heeft eene tweevoudige werking. Het water aan bet vee gegeven is zelden zeer zuiver, en carbolzuur zal elke smetstof, die daarin toevallig mögt gekomen zijn, onscbadelijk maken. Bovendien, nadat bet dier eene oplos-sing van carbolzuur gedronken heeft, riekt zijn adem er nog eenige uren naar. Nu is bet zeer waarschijnlijk, dat de
|
||
|
||
mm
|
||||
|
||||
|
:.
|
|
||
kiemen der besmetting hei., :; .y gt;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; gt; :en mond
binnen komen (17), en doordt.nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; . itegengift
te bezwangeren, kan men redelijkei-; ,;nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;uierstellen, dat
de kiemen yeraietigd worden, voq, '. ^v *o gelegenheid hebben kwaadte doen. De damp van bet zuur door de lucht yerspreid kan zelfs groote insekten dooden; het is daarom natnnrlijk te veronderstellen, dat reel spoediger mikroskopische kiemen zullen vernietigd worden, wanneer die gedurende de ademhaling met den damp van het zuur in aanraking komen. Het is bovendien niet onwaarschijnlijk, dat het lig-chaam, na aan herhaalde doses carbolzmir gewoon geworden te zijn, meerdere kracht zal krijgen om aan een eersten aanval der ziekte weerstand te bieden.
Sedert dit onderzoek werd ondernomen, heb ik eene menigte gevallen zoowel uit Engeland als van het vaste land verza-meld, die de goede working aantoonen, welke het carbolzuur tegen het verspreiden der veepest bezit; daarbij is mij niet een geval bekend geworden, waar de ziekte is uitgebroken op stallen, waar dit zuur met eene ruime hand gebruikt is geworden. Het is daarenboven van gewigt teconstateren, dat het carbolzuur de hoofdzelfstandigheid is geweest, welke in den Acclimatisatietuin van den Bois de Boulogne hij Parijs is gebruikt geworden om de verspreiding der veeziekte onder de dieren dezer inrigting te voorkomen. Volgens het Journal de la Societe des Arts van 13 April 1866 zijn daar dagelijks meer dan twintig ponden van dat zuur gebruikt, om de muren en voerbakken te wasschen en de vloeren der stallen en hokken te besprengen, en aan het constant gebruik daarvan wordt algemeen het ophouden der ziekte aldaar toeseschreven.
|
||||
|
||||
—
|
||||
|
||
v.
|
||
|
||
#9632;i
|
||
|
||
|
||