TEH VEHEEHIHG
geschikt voor alle lijden des jaars,
inzonderliold voor de Negen Dagen die het Kerstfeest Toorafgraan,
R. C. PR. EN PASTOOR T£ EOAM.
imprimatur.
Amstelodami, J. A. VAN DEN AKKIÏR,
2!) Juüi 1S70. Cens.
Niemand venvondere zich, dal wij hel aantal Novenenboekjes met een nieutv gaan vermeerderen. De godvruchtige christen bezit velerlei handleidingen van dien aard, als novenen voor de Eerste //. Communie, novenen voor hei aangaan van een hmvelijk, novenen om zich voor te bereiden voor de (eesten van Gods lieve Moeder, novenen om den IJ. Jozef te vereeren, novenen om verschillende Heiligen hulde te brengen op den dag, die hun de kroon van eeuwige glorie heeft doen verwerven; maar novenen om zich tot eene ivaar-dige viering van de Christus-feesten voor te bereiden, bestaan, voor zoover tvij weten, in onze taal niet.
Deze bemerking maakte ik bij mij zeiven, toen mij hel Boekje getiteld: Das Eindlein Jesu, die liebe unserer herzen ter hand was gekomen. Dit werkje van den Duitschen schrijver, den Eerw. Pater .1. N. Stiiger, S. J. heeft reeds acht uitgaven beleefd, een bewijs dat het wel gezocht moet zijn. Naar onze schatting is het dan ook uitmuntend geschikt in ons de liefde tot het kind Jesus op te wekken: de echt godsdienstige loon ran hel werkje, de hartelijke gebeden en vcrzuch-
G
tingen, ontleend aan de gebeden en verzuchtingen der Kerk in den Advent en den H. Kersttijd, de stichtende voorbeelden, het bréngt ons tot een tvarme, tot een innerlijke vereering van het goddelijk Kind, het doet ons neerknielen voor zijn troon en Hem aanbidden met een diep gevoel van eerbied, van gehechtheid, van vertrouwen en van liefde.
Wij hebben ons genoopt gevoeld, dit werkje voor onze katholieke landgenooten in hel Nederlandsch over te brengen, en tivjfelen niet of het zal ook door U, godvruchtige zielen, mei vreugde icor-den ontvangen.
Nog een enkel woord om rekenschap te geven van sommige vrijheden, die wj ons veroorloofd hebben. Het oorspronkelijke werkje heeft versjes in den tek.it: deze zijn door ons uitgelaten, omdat ze, naar het ons voorkwam, aldaar minder op hun plaats zijn. Ter vergoeding voor die uitlating hebben we eenige oorspronkelijk Neder-landsche versjes, die betrekking hebben op het kindje Jesus, achter aan in hel werkje laten volgen. De Misgebeden hebben, door de bijvoeging van de eigene gebeden, epistels en evangeliiin der drie kerstmissen eenige uitbreiding ontvangen, en voorts is het werkje met enkele bijzondere gebeden, eene litanie van 's Heer en Geboorte en de opgave der aan de kerstnovene verleende aflaten vermeerderd.
Nog eene zaak:
n'j hebben op den titel deze novene „geschikt
ijenocmd voor alle tijden des Jaars,quot; cn zij verplaatsen den lezer zoo geheel en al in de dagen, die hel kerstfeest onmiddeljk vooraf gaan ? 't Is waar, — maar niet minder waar is het, dat de lUjde verwachting van 's 11 eer en komst altijd cn voortdurend in staat is lot een godsdienstig leven te voeren. Jesus' komst op aarde herinnert ons aan zijne bijzondere komst in ons bij het II. Doopsel zij doet ons verlangen naar zijne komst in ons bij de 11. Communie, zij doet ons streven naar een eeuwig zamenzijn met Hem in. het rijk zijner Heerlijkheid Op welken tijd of bij welke gelegenheid hel boekje dan ook gebezigd wordt, de novenen ter vereering van het kindje Jesus zullen ons tot diepe godsvrucht stemmen en een geschikt middel zjn om ons tot ieder kerkelijk feest welk ook, voor te bereiden.
Vertaler houdt zich overtuigd, dal deze Negen-daajsche oefening veel stichting aan de gelooviaen 9even' en «aardoor strekken zal lot meerdere eer van God cn acht zich uit dien hoofde gelukkig het iverkje aan U, Katholieken van Nederland tc kunnen aanbieden, '
Edam, feestdag der B. Anna, 1870.
ti\ cl st u d t, e l
I
Zie, alles is vervulj, wat door den Engel aan de Maagd Maria verkondigd is.
Vs. Dauwt, hemelen, dauwt van boven; gij wolken, regent den regtvaardige.
It. Dat de aarde zich ontsluite en den Verlosser voort-brenge.
■\V ij bidden U, o Heer! wek uwe magt op en kom, opdat wij van de dreigende gevaren onzer zonden door uwe bescherming verlost en door uwe hulp behouden mogen worden, die leeft en heerscht met God den Vader, in de eenheid des H. Gees-tes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
liefde zijner groote barmhartigheid tot het ware geloof heeft geroepen, in den schoot der Katholieke Kerk laten geboren worden en opvoeden, en gij in het Kind Jesus den Zoon Gods, uwen Verlosser en Zaligmaker erkent. Kus de vijf heilige wonden des Gekruisten tot teeken uwer dankbaarheid en liefde, en vernieuw uwe doopbelofte, waarin gij de wereld, den duivel en het vleesch hebt verzaakt. Smeek het Goddelijk Kind om de genade van het geloof en het kleed der onschuld ten einde toe getrouw en ongeschonden te bewaren, en liever te sterven dan den eed, bij uw H. Doopsel gezworen, door eene vrijwillige overtreding der geboden van God en van de H. Kerk
te verbreken.
Bid iederen dag der Novene de Blijde Geheimen van den Rozenkrans, of ten minste dertigmaal het Wees-gegroet, daarbij godvruchtig gedenkende den tijd (negenmaal dertig dagen) dien Jesus in den schoot der H. Maagd Maria, zijne onbevlekte Moeder, beeft overgebragt. Deze godvruchtige oefening heeft de U. Maagd zelve aan de heilige Gertrudis geleerd.
quot;Voorbeeld.
Wie zoo gelukkig mogt zijn van zulk eene tee-dere liefde voor het Kindje Jesus te hebben, als de H. Franciscus van Assisië had, zoude gewis de negen dagen, het hoogfeest van Kerstmis onmiddellijk voorafgaande, in stille vereeritig en
3
vrome overweging doorbrengen. O welke heilige voorbereiding zoude dit zijn voor het hoogheilig feest van 's Heeren Geboorte !
De Serafijnsche Vader, de H. Franciscus, was altoos innig ;getrofTen over de geheimen van Jesus' leven, maar vooral over die van de Geboorte. Om nu zijn hart, dat van liefde tot het Kind Jesus blaakte, te voldoen, vierde hij eens het Kerstfeest op eene geheel bijzondere en pleg-tige wijze. Na bekomen vergunning zijner geestelijke overheid, liet hij digt bij het dorp , waar hij woonde, in een duister woud eenen stal bouwen om zich de plaats, waar Jesus geboren werd, zoo levendig mogelijk voor te stellen.
Bethlehem's stal wilde hij zien en aanschouwe-iijk maken, zooals hij dien in zijne vurige verbeelding en innige liefde zag. In den stal een os en een ezel, en een kribje met wat hooi en stroo gevuld. In het kribje een houten Christusbeeld, en aan de eene zijde een beeld der H. Maagd en aan de andere dat van den H. Jozef. Toen Franciscus alles in opgetogenheid des harten had gereed gemaakt, liet hij eene menigte üchten ontsteken, en al de ordebroeders uitnoo-digen zich met hem in deze eigenaardige, door een minnend hart ingegeven godsvrucht te komen vereenigen. Doch daar de Heilige te voren ook buiten het klooster van deze Kerstmisviering gewaagd bad, kwam ook het volk uit de plaats zelve en uit de omliggende dorpen met fluiten en schalmeijen toestroomen, zoodat geheel
de omtrek van liun maatgeluid en godsdienstigeu zang weêrklonk. O, mot welk eene vreugde bleef die menigte daar te zamen met den H. Fran-ciscus en zijne broeders. Den ganschen nacht werd daar gebeden, totdat de dageraad aanbrak, en toen Gode een plegtig offer opgedragen werd , sprak Franciscus met zulke geestvervoering, dat allen meenden bij het Goddelijk Kind zelf in Bethlehems stalle te verwijlen en van de onuitsprekelijkste zielsverrukkingen werden aangegrepen. Wat den Heilige zeiven betrof, in de overmaat van zijn gevoel konde hij naauwelijks don naam Jesus uitspreken ; hij noemde den nieuwgeboren Heiland: Hel Kindje van Bethlehem.
Het bijwonen dezer plegtigheid en het zien yan den Heilige, die tranen van blijdschap en liefde tot het Kind Jesus stortte, diende niet alleen tot verheerlijking van God, maar maakte ook den heilzaamsten indruk op het volk. Een voornaam edelman, onder anderen, getroffea over betgeen hij dien nacht gezien had, word zoozeer tot berouw en liefde jegens den goddelijken Verlosser bewogen, dat hij geheel van leven veranderde, aan de wereld en haro ijdelheid vaarwel zeide en een vriend en leerling van den H. Franciscus werd. Later verklaarde hij dat het hem had toegeschenen, als zag hij dieu nacht een ongemeen schoon en aanminnig kindje inde krib, hetwelk door den H. Franciscus uit de sluimering gewekt , dezen met groote teeder-heid bad aangezien en omhelsd. N\ie zal het ver.
mogen met woorden uit te spreken, hoe vele en hoe groote genatlen uit het hart van Jesus in dat van Franciscus werden overgestort! Aldus verheerlijkte God de godsvrucht en teedore liefde van zijnen getrouwen dienaar.
Stel u in Gods heilige tegenwoordigheid, aanschouw in den geest het Kind Jesus, en verkies het als 't eenige voorwerp uwer liefde. Beantwoord tot dat einde de volgende drie vragen :
Wanneer is het Goddelijk Kind van Bethlehem begonnen mij te beminnen ?
Hoe vurig heeft het mij bemind?
Hoe lang zal die liefde duren?
O nooit volprezen wondert De goddelijke Jesus heeft u van eeuwigheid lief gehad. Gelijk de he-melsche Vader, zoo mag ook God de Zoon tot u zeggen : mei eene eeuwige liefde heb ik u bemind. Van eeuwigheid was Jesus bereid, volgens den wil des Vaders, voor u mensch te worden, in een stal ter wereld te komen en aan een kruis te sterven. En al wat Hij in der tijd voor u gedaan en geleden heeft, is het uitvloeisel en de vrucht van die eeuwige liefde, met welke Hij u en alia menschen vóór do schepping der wereld, vóór den tijd en van eeuwigheid heeft bemind. Doch gij, mijne ziel, u godvruchtig tot het Kerstfeest vóórbereidende, wijd bijzonder uwe aandacht aan de menschwording van het eeuwig Woord, aan's Hee-ren geboorte, en zie daarin de duidelijke, de
6
lirachlige openbaring dier eeuwige liefde van, Jcsus. Hij werd mensch ea kwam als hulpbehoevend kind ter wereld. Ja, het arme spra-kelooze wicht in de kribbe beminde u reeds: zijn hart klopte voor u en de eerste zuchten van dat kind waren zuchten des vredes en der liefde voor uw eeuwig geluk. ,,Dit zal u een teeken zijn, zoo sprak de engel, gij zult eon kind vinden, in doeken gewonden, liggende in eene kribbe.quot; Beminnelijk geheim van teedere liefde, van einde-Jooze ontferming, zoo moeten we hier vol verbazing uitroepen. Gevoelen we ons niet aangetrokken door do kleinheid der kinderen en is het kind ons niet beminnelijk omdat het kind is? Welnu, .lesus wilde ons zijne liefde toonen en werd kind om onzentwille. Beminnelijk aangezigt van hel goddelijk kind, welks aanschouwen de vreugde der engelen is ! Vriendelijke oogjes, zacht en onschuldig, zoo als ze slechts van een mensch-geworden God kunnen zijn, hoe verteederend en verwarmend ziet gij op ons! O liefdevol kind, uw lach is het onuitsprekelijk zaligend toelagchen van Gods ontferming over ons! De groote en magtige God is een hulpbehoevend kind geworden. ,,Zie, zoo konden de engelen te Bethlehem zeggen in verwondering over dat onbeschrijfelijk tooneel: zie hoe lief hij de menschen heeft, om hen is hij een mensch, een kind geworden!quot; Ja Jesus, gij hebt ons van den beginne lief gehad!
En hoe vurig was deze liefde? Het zoude een sterk liefdebetoon zijn, groote goederen en rijk-
(lommen te verlaten en zich in de uiterste armoede te storten, om daardoor een arnzaligen bedelaar rijk en gelukkig te maken. Nog grootere liefde zou het zijn, zich zelven en zijne vrijheid te ver-koopen, zich aan een gruwzamen meester als slaaf over te geven, om daardoor een ongelukkige uit zijne slavernij te verlossen. Maar van de grootste, ja van overmaat van liefde zoude het getuigen zelf le willen sterven, om zoo het leven van een boosdoener te willen redden. Zie, zoo is nogtans de liefde, die het Kind Jesus u heeft bewezen. Den hemel en al zijne rijkdommen dor zaligheden verlatende, koos het de uiterste armoede, om u uit den slaat der grootste ellende op te heffen en u het bezit der hemelsche en eeuwige goederen te verwerven. Van den troon zijner majesteit afdalende, nam het de gedaante eens dienstknechts aan, alleen om daardoor u van het juk eener eeuwige slavernij te bevrijden. Eindelijk het Kind Jesus offerde zijn leven op en koos vrijwillig den dood, om u uit hot verschrikkelijke ongeluk van een eeuwigen dood te redden.
Ach, welk eene liefde!
En hoe lang zal die liefde duren ?
Zij zal eeuwig duren, eeuwig I De liefde der menschen is veranderlijk. Eene geringe belee-diging of de minste, soms nog ingebeelde, onaangename bejegening vernietigt haar; een klein gebrek aan dankbaarheid doet haar verkoelen, en alligt, omdat zij grootendeels zich zelve zoekt, tot afgekeerdheid, ja tot haat overslaan. En
8
onderstellen we ook al dat zij tot aan den dood da(
duurt, dan nog gebeurt het dikwijls, dat de dood, ge\
hare banden verbreekt, en alzoo met het leven ook zoc
de liefde der menschen eindigt. — Maar de liefde me
van het goddelijk Kind is cene volmaakte liefde. Zij dar
nam een aanvang mot den eersten ademtogt len
zijns sterfelijken levens, en zij zal duren tot in en
het eeuwige leven : zij verkleint, zij vermindert T
niet, zij houdt niet op, tenzij wij ons zeiven van wel
haar scheiden. O, vraag het nu aan uw hart, of har
het Kindje Jesus niet verdient door u bemind te mijl
worden, bemind te worden boven alles, met ge- was
heeler harte en onverdeeld. regt
tocli
wed
O Jesus, allerliefderijkst en gezegendst Kind 1 gedi
uwe liefde voorwaar is mateloos geweest en heeft god(
alles overtroffen wat men van U had kunnen geda
verlangen. — Toen Gij begonnen zijt te leven, was
zijt Gij ook begonnen mij te beminnen. Gij hebt dan]
mij zoo innig en vurig bemind, dat Gij U in bezv
het eerste oogenblik reeds voor mij tot den dood zelfs
opofferdet, en Gij wilt dat die liefde eeuwig o on
dure. — En wie ben ik, of wat beminnons- was
waardigs heht Gij aan mij kunnen vinden, o de (
liefdevol Kindl om mij zoo onuilsprekelijk lief delijl
te hebben ? Ik ben slechts een schepsel, bet men.
maaksel uwer handen, ik ben stof en aarde, heeft
een schepsel, dat om zoovele zonden niet anders verd(
dan uwen eeuwigen haat verdient, een schepse!, den.
dat U zoo dikwijls ontrouw en ondankbaar is geweest. En nogtans, o lieve Jesus! Gij hebt mij zoo teeder, zoo vurig bemind. Acb, hoe goed en medelijdend zijt Gij, o dierbare Verlosser! Wees dan geloofd, geprezen en bemind hoven alle engelen en raenschen, o zoetste Jesus! wees geloofd en bemind altoos en in alle eeuwigheid.
Doch het is juist die overmaat uwer liefde, welke mij ontstelt en met vreeze vervult. Uw hart is geheel vuur, het brandt van liefde, en het mijne is ongevoelig en koud. Hoe gering immers was tot heden mijne liefde. Heb ik wel ooit op-regten ijver voor U in mijn hart gevoed ? Wat toch van eenige beteekenis heb ik uit liefde tot U ondernomen of ten uitvoer gebragt? Welke wederwaardigheden heb ik ooit met waarachtig geduld, U ter liefde, verdragen? Helaas, niets, o goddelijk Kind! niets heb ik lot hiertoe voor U gedaan , niets voor U geleden ! Geheel mijn leven was eene aaneenschakeling van de uiterste ondankbaarheid. Ach, niet alleen dat het mij te bezwaarlijk was voor U te lijden; het viel mij zelfs moeijelijk aan U te denken..., O verblinding, o onverschilligheid en ondank! Hoe ongelukkig was de tijd, dien ik zoo slecht besteed en voor de eeuwigheid verloren heb!.... Maar, o goddelijk Kind! mijne boosheid zal een einde nemen. Het licht, hetwelk uit uwe oogen straalt, heeft mij verlicht, en ik erken nu, dat Gij onverdeeld en boven alles verdient bemind te worden. Gij zijt die oneindige God, in wien allo
lt;0
volmaaktheden zijn! Gij alleen zyt die wondervolle Minnaar, wiens trouw nooit wankelde, die alles voor mij hebt opgeofferd en van het eerste oogenblik af uw leven en uw bloed voor mij ten beste gegeven hebt. Gij alleen zijt het opperste, eeuwige goed, hetwelk voor deze aarde mijn geluk, mijne rust, mijne vreugde, en voor den hemel al mijne zaligheid in zich bevat!
Ik verkies U dan heden, o gezegend Kind! tot het eenige voorwerp mijner liefde. Ik haat en verzaak alle liefde, d:e niet van U uitgaat en niet tot U henen voert. U, o Jesus! U bemin ik boven alles. Ik wil U alleen beminnen, en voor eeuwig beminnen. Maar, o allerteederste Verlosser, hoezeer moet ik vreezen voor mijne onstandvastigheid. Ondanks mijn genomen besluit U getrouw te zijn en altoos te blijven, zal ik U wederom kunnen verlaten. Daarom stel ik mijn zwak en zoo ligt te verleiden hart onder uwe goddelijke hoede. Bewaar, bescherm het, o almaglig Kind! en laat niet toe dat het voortaan voor iets anders kloppe dan voor U, in iets anders rust en vreugde vinde. Dierbaarst Kind Jesus! bescherm toch mijn hart, opdat het dagelijks in uwe liefde toeneme, en van dit heilig liefdevuur ontstoken, steeds brande, totdat het U eeuwig bezitte en door het eindeloos genieten uwer liefde zalig zij in den hemel. Amen.
De Verlosser der wereld zal gelijk de zon opkomen, en, gelijk de regen op de velden, nederdalen in den schoot der Maagd. Alleluja.
Vs. De stem des roependen in de woestijn; bereidt den weg des Heeren.
H, Maakt zijne voetpaden effen.
O God! die gewild hebt dat, na de boodschap des Engels, uw Woord Vleesch zoude worden in den schoot der allerheiligste Maagd Maria, geef dat wij, die U godvruchtig smeeken en uwe Moeder als Gods Moeder eeren, door hare voorbede bij U geholpen worden, die leeft en heerscht met God den Vader, in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Indien gij bemerkt dat uw hart tot ijdelheid geneigd is, tot behaagzucht of tot de vreugde en vermaken der wereld, breng dan heden aan het kind Jesus een olfer van versterving; te weten: het vaste besluit, nimmer ongeoorloofde genoegens en ontspanningen te zullen najagen en zelfs matig en verstorven te zijn bij het genieten van
geoorloofde vermaken, nimmer uw hart aan vergankelijke, nietswaardige, onedele en gevaarlijke dingen te hechten. Vraag bij bekoringen en aan-lokselen tot wereldsche genietingen altoos, even als de II. Aloysius; „wat baat het mij voor den hemel?quot; Denk aan Gods tegenwoordigheid, en opdat ieder uwer handelingen verdienstelijk voor het eeuwige leven zij en eens uwe zaligheid in den hemel vermeerdere en verhooge, herhaal dikwijls de goede meening van alles te doen tot meerdere eere Gods. Zeg dan: alles tot uwe groolereverheerlijking, o God ! eenig en alleen lot uw meerder welbehagen !
Zuster Maria van do Menschwording, van de orde der H. Clara, was zeer bewogen over het lot van haren ongelukkigen broeder. Deze was onschuldig van eene misdaad aangeklaagd en in de gevangenis geworpen, en daar hij niet bij magte was het geregtelijk bewijs zijner onschuld op voldoende wijze te geven, bleef hij ia den onreinen kerker opgesloten zonder uitzigt op bevrijding. De godvreezende maagd had dikwijls en veel voor zijne verlossing gebeden, doch haar gebed bleef onverhoord. In dien deerniswaardigen toestand neemt zij hare toevlugt tot Maria, onder tranen smeekt en bezweert zij Gods Moeder haar te helpen, maar ook dit bleef vruchteloos. Zij smeekt dat Maria zal gedenken, hoe zij als
13
de moeder vun barmhartigheid, als de troost der bedrukten wordt aangeroepen, en dat nog niemand vruchteloos en onverhoord tot haar gebeden had, — 't was alles te vergeefs, zij verkreeg niet wat zij zoo vurig wenschte. Toen zij evenwel later op zekeren keer weder in een vurig gebed met een levendig geloof geknield lag voor een beeld der Moedermaagd met bet kindje Jesus, kwam zij op de gedachte, de moeder van genade door een eenvoudig middel als het ware te dwingen haar verzoek toe te staan. „Maria 1 zoo sprak ze met een eenvoudig hart; Maria, verwerf voor mijn armen onsohuldigen broeder de vrijheid, anders zal ik dit lieve kind aan uwe armen ont-rooven, het wegbrengen en in eene gevangenis opsluiten.quot; En met eene heilige stoutmoedigheid ontnam zij aan het Moeder-Gods-beell het Kindje Jesus, kuste dit onuilsprekelijk teeder en verborg bet dan zorgvuldig in eene kast, terwijl zij vast besloten was den beminnelijken gevangene niet eer aan de Moeder Gods terug te geven, dan wanneer haar broeder weder in bet genot zijner vrijheid zoude zijn. De allerheiligste Maagd konde aan zooveel eenvoud des harten en aan zulk een sterk geloof niet lang wederstaan. Zij verscheen weinige dagen daarna aan zuster Maria en verzekerde baar, dat haar broeder onschuldig verklaard en in vrijheid gesteld was. Vol vreugde en dankbaarheid ijlde de vrome ordezuster aanstonds naar de kast, waar zij het kindje Jesus als een gevangene had opgesloten, vroeg het nederig om
14
vergeving voor de oneerbiedige vrijmoedigheid, omhelsde het nog eenmaal, maar allerteederst en hartelijkst, en gaf, van vreugde en dankbaarheid schreijende, het kindje weder aan het beeld der Moeder Gods lerug.
Wek uw geloof op aan de tegenwoordigheid Gods en tracht in dit avonduur uwe zonden met opregte liefde en waar berouw te beweenen.
Wederom zult ge het oog slaan op het kribje te Bethlehem. — Zie hoe vriendelijk het goddelijk Kind de handjes ■naar u uitstrekt. Maar hoe? bespeurt ge die tranen ook in de oogen des lieven kleinen? Ja waarlijk Jesus weent! Overvloedige stof tot nadenken! Overweeg dan, waarom het Kind weent. Hoe bitter en smartelijk dat weenen Is, en hoe vele redenen gij zelf hebt om met het Kindje Jesus mede te weenen.
Schreijend, zooals alle gewone menschenkinde-ren, wilde ook Jesus, waarachtig God en tevens waarachtig mensch, in de wereld komen ; schreijend wilde Hij dat allerheiligste leven beginnen, hetwelk ons van den dood gered heeft. Hoe goed en wondervol! Het zalige oogenblik is verschenen, waarnaar de geheele schepping duizende jaren verzuchtte, de dag der verlossing is aangebroken, de gansche hemel juicht, de engelen zingen een vreugdelfed en boodschappen den vrede aan de aarde — maar Jesus, het pas geboren wicht, het Kind dat ons is geschonken — weent, in het kinderlijk oogje, parolen tranen.... Maar waarom
3
13
weent die lieve kleine? Misschiea om hef, kommervolle van die aardsche loopbaan, zoo even pas begonnen; misschien om al de smart, boon eu smaad, die het teedere wicht in volgende levensdagen zoo overvloedig wachten ; misschien om den gruwzamen dood, waartoe men na weinige jaren Jesus van Nazareth, denzelfden die in Bethlehem geboren werd, veroordeelen zal? — Ach neen, niet dat is het wat het Kindje vreest, niet daarom weent het. Integendeel, het verlangt naar dat alles, van Bethlehem wil het gaarne naar Golgotha. Maar waarom dan die tranen? O mogten toch alle menschen van naderbij dat weenendo Kind beschouwen, en de oorzaak Zijner tranen overwegen. Wat in den hof van Olijven onzen Heiland bloed deed zweten en beangst en bedroefd zijn tot den dood toe, datzelfde perst heden aan het Kindje in Bethlehems stal de tranen uit de oogjes. Onze zonden, onze groote en menigvuldige zonden, overgieten het hart van dit onschuldig Kind met bitterheid, vullen zijne oogen
met tranen van droefheid.......
Hoe bitter en smartelijk dit weenen van den goddelijken Jesus was? Ach, wie kan het verklaren en welke menschelijke tong het uitspreken? Dit is echter zeker, en alleen genoeg om ons gemoed tot medelijden en berouw te bewegen, dat nooit eenig menschelijk hart zoo groote droefheid ondervond, als die, van welke de eerste tranen des goddelijken Kinds getuigden. De smart van het Kindje Jesus was grooter dan alle natuurlijke eu
bovennatuurlijke smarten, ooit door eenig mensch geleden. En toch, hoe zwaar was niet soms het lijden van dezen of genen, zoowel in het natuurlijke als in het bovennatuurlijke! Somwijlen vielen kinderen bij den dood hunner ouders plotseling van droefheid bewusteloos neder; moeders stortten dood ter aarde bij het onverwachte doodberigt van een veelgeliefden zoon; anderen, in de diepgevoelde droefheid hunner zonden, stierven eensklaps van berouw.,.. Maar niets kan vergeleken worden bij do bittere tranen van het Kindje Jesus, dat in Bethlehems kribbe nederligt.
Overweeg nu ten laatste, of gij geen reden hebt met het Kind Jesus mede te weenen. Als de Godmensch Jesus zulke droefheid ' gevoelde over onze zonden, welke gevoelens moeten dan ons bij het zien zijner tranen vervullen? Wie heeft meer reden tot droefheid, de onschuldige, die slechts weent over vreemde zonden, of de schuldige, die zelf zonde pleegde en over eigene schuld moet weenen ? liet Kind Jesus is onschuldig en beweent vreemde zouden ! Gij zijt schuldig en zijt niet bedroefd en weent niet over uwe eigene ongeregtigheden 1 — Ach, welk eene verstoktheid van het menschelijk hart; de Rech'er weent — en de schuldige lacht!
Kom, kniel nog eens neder bij de kribbe te Bethlehem, Zie met aandacht naar het Kindje Jesus..... Gij zoudt over niets te weenen hebben ? Noch over Adams schuld, noch over uwe eigene ongeregtighedeu? Het goddelijk Kind weent,
17
en gij hebt misschien reeds de jaren uwer kindsch-heid door zonden bezoedeld. En thans, is het thans beter gesteld met u? Bij zooveel overtredingen geen enkele traan ? Ach , gij moest uw brood in tranen eten en uwe oogen moesten als bloed zijn van 't veelvuldig geween..., en in plaats daarvan speelt u de lach der zondaren om de lippen..,, u, den schuldige voor Gods oogen !.... O, hoe gelukkig voor u, dat Jesus' tranen voor u om genade baden en den toorn des eeuwigen Vaders stilden !
O liefsle Jesns, goddelijk Kind ! niets overtuigt mij zoo levendig van de afschuwelijkheid mijner zonden en van de groote schuld, welke ik bij U gemaakt heb, als de bittere tranen door U om mijnentwille in Bethlehem geweend. Gij weet het, dat U in het vervolg uws sterfelijken levens tal-looze beproevingen wachten; Gij weet dat Gij ten laatste uwen geest znlt geven tusschen twee moordenaren hangende aan een kruis. Doch daarover bedroeft Gij U niet: Gij ziet uwen smartvollen dood met blijdschap te gemoet. — Maar bij de gedachte aan mijne zonden, bij den aanblik mijner overtredingen, mijner ontrouw, mijner boosheid en ondankbaarheid jegens God, mijn hoogste goed, wordt uwe ziel met droefheid en smart vervuld, en Gij weent bittere tranen. — O zonde.
18
vloekwaardige zonde, welk een verschrikkelijk en afeehuwelijk kwaad zijt gij. Gij alleen zijt in staat hot Kindje Jesus te bedroeven, het te doen weenen ! Ik werp mij voor U, o Jesus, neder in het diepst gevoel mijner ondankbaarheid en in het volle besef mijner schuld. Ach, het berouwt mij van ganscher harte U beleedigd te hebben. Gij, o lief Kind! zijt oneindig heilig en de vreugde der hemellingen, ik, rampzalig zondaar, ben een booswicht en de oorzaak uwer tranen. O Jesus! mijne zonden zullen U nog meer kosten dan deze kinderlijke tranen; immers, na weinige jaren zult Gij ook om mijner zondenschuld uw bloed aan 't kruishout stoi ten.
Ach, dat ik tranen had, o barmhartige Verlosser! om mijne zonden naar verdienste te be-weenen. Ach, dat ik mijne schuld door bloedige tranen vermogt uit te wisschen I Ik betuig teu minste in dit avonduur, in uwe tegenwoordigheid, o mijn opperste goed, o gezegend Kindje Jesus! dat ik al mijne zonden haat en verzaak uit zuivere liefde tot U, en ik liever alles op de wereld wil lijden, dan eene zonde te doen. Doch neen, niet genoog, goddelijk Kindik moet ook de be-leedigingen, U aangedaan, herstellen en U vergoeding geven voor de smart, welke mijne euveldaden u veroorzaakt hebben. Maar hoe zal ik dit kunnen? Al offer ik mijn bloed en mijn leven voor U op, dan is dit nog veel te weinig om een vergramden God voldoening te scheuken.... Ik weet wat ik doen zal. Ik ellendige bezit niets
19
om voor mijne zonden te voldoen, maar ik offer U op de tranen, voor mij in Bethlehem geweend, de smarten, daar uit liefde tot mij geleden. Gij, o Jesus! heht geweend en geschreid op het stroo uwer armzalige kribbe, om door uwe tranen en uw lijden voor mij bij uwen hemelschen Vader vergiffenis te verwerven. O, dat troost en bemoedigt mij. O barmhartigste Jesus, allerzacht-moedigst Lam, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U mijner 1 Vergeef mij al mijne zonden, neem het offer uwer eigene tranen en smarten aan als volkomen genoegdDening voor al mijne overtredingen. —
Ach Heer! nog ééne bede; wil mij ook hierin genadiglijk verhooren. Ik weet dat U niets wel-gevalliger en mij voordeeliger is, dan met ü mijne zonden te beweenen. Die tranen zuiveren de ziel, vereenigen mij met U, en terwijl zij uitwendig mijn gelaat bevochtigen, vervullen zij inwendig mijn gemoed met zoeten troost en hemelsche genoegens. Eens, o Jesus! hebt Gij zelf gezegd; zalig zijn zij die weenen, want zij zullen getroost worden. Zie, het is nog om die genade, dat ik U smeek, o dierbare Verlosser ! Weenende kleine van Bethlehem, schenk mij een vernederd en vermorzeld hart, geef tranen van bitterheid aan mijne oogen, opdat ik met U weene, over niets anders weene dan over mijne zonden en over de zonden van allen, die U ooit beleedigd hebben. Ik vraag U deze gunst om der wille van die kostbare tranen voor mij in de
20
harde kribbe te Bethlehem geweend. O Jesus, lieve Jesus! om de gaaf der tranen smeek ik (J, ach, wil mij genadiglijk verhooren. Amen.
O wijsheid, uit den mond des Allerhoogsteij voortgekomen, Gij, die reikt van het eene einde lot.het andere en alles met kracht en zoetheid regelt, kom om ons den weg der wijsheid te leeren.
Vs. De heidenen zullen uwen naam vreezen, o Heer!
li. En al de koningen der aarde uwe heerlijkheid.
Wek, o Heer! onze harten op om de wegen uws Eengeborenen te bereiden : opdat wij door-zijne komst U met gereinigde gemoederen mogen dienen, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
De herders hadden het groote geluk Jesus te mogen zien, omdat zi:aanhet woord der Engelen.
21
.geloofd hadden. Ook ik, o goddelijke Verlosser, wil heden goed toeluisteren, om in alles de stem des hemels te volgen, welke ik kan vernemen door het H. Evangelie, hetwelk de vredebood-schap is, of door mijn biechtvader, of door mijne ouders en overheden, of door uwe goddelijke inspraken. Ik zal dan voortaan de verkondiging van het H. Evangelie geloovig, als het woord Gods aanhooren, de vermaningen en den raad mijns biechtvaders aannemen, als van dengene, die mij als Gods plaatsbekleeder den goddelijken wil kenbaar maakt. Ik wil ook mijne ouders en overheden liefderijk en ootmoedig gehoorzamen in alles, wat niet strijdig is tegen Gods heiligen wil en de zaligheid mijner ziel.
Eens dat eene vrome dienstmaagd des Heeren gedurende de H. offerande der Mis zeer aandachtig en godvruchtig de beminnelijkheid van het kind Jesus overdacht, ontvlamde daarbij haar hart zoozeer, dat zij menigvuldige tranen stortte en haar gemoed van hemelsche zoetheid vervuld werd. Deze godsvrucht was God zoo welgevallig, dat haar een Engel verscheen, die haar hoofd met een krans van bloemen sierde. Zoo leest men ook in de levensgeschiedenis van de heilige Rosalia, dat zij van hare kindsche jaren af met eene ongemeen teedere liefde tot het goddelijk Kind en zijne moeder Maria bezield was en zij de
Leelden van Jesus en Maria dikwerf met roozen kroonde. En ook deze vereering bleef niet zonder loon, want God gewaardigde zich meermalen haar een engel te zenden met bloemen uit het paradijs, en eenmaal ontving zij eene verschijning van Jesus zeiven, die haar kroonde met eene kroon van witte rozen en haar vereerde met den naam van zeer geliefde bruid.
Ten einde in uw hart een innig verlangen op te wekken om uit liefde en dankbaarheid jegens het Kind Jesus meer en meer in deugd toe te nemen, zult gij het oog op Beth-lehems kribbe gevestigd houden en in Gods aanbiddelijke tegenwoordigheid overdenken, welke heldhaftige opofferingen naar ziel en ligchaam het liefdevolle Kind Jesus, al aanstonds b\j zijne intrede in de wereld, uit liefde tot u. heeft gemaakt.
Het Kind Jesus had naar de ziel zijn geheele leven de onuitsprekelijkste zaligheid kunnen genieten. Zijne ziel immers, met de godheid ia éénen persoon op de naauwste wijze vereenigd, konde die voortdurende en onbegrijpelijke vreugde gevoelen, welke uit dit klare aanschouwen der godheid en de vereeniging met haar ontspruit. Die vreugde en zaligheid moet wel oneindig grooter zijn dan die van alle heiligen en uitverkorenen des hemels. Maar uit verlangen om voor u te lijden, hield Hij dien stroom van zaligheden tegen en besloot zijn leven in verlaten-
23
heid en in inwendige kwellingen, en droefenis over te brengen.
Niet slechts de ziel van het kind Jesus, maar ook zijn allergezegendst ligchaam kon om bovengenoemde oorzaak de volmaaktste gelukzaligheid deelachtig zijn; bevrijd namelijk van alle smart en kommer en in het genot esner vreugdevolle onsterfelijkheid. Maar vrijwillig en uit liefde tot ons onderwierp Jesus zijn ligchaam aan de smart en smaad van een sterfelijk leven. Een krib was te Bethlehem zijne wieg, een weinig stroo zijn rustbed, een weinig stroo zijn hoofdkussen. Reeds van de wieg .)f koos het eeuwige Woord voor zich de bitterste smarten die een kind lijden kan, en na een leven van ontbering, van armoede en verzaking aan alle aardsch geluk, stierf Jesus op de gruwzaamste en smadelljkste wijze aan een kruis.
Lijden dus naar de ziel, en lijden naar het ligchaam, lijden van het begin tot het einde, ziedaar wat Hij, wien het geen roof was zich aan God gelijk te noemen, in zijne overgroote liefde tot ons heeft willen verduren I Ach, wat zoude het Kind Jesus nog meer voor ons hebben kunnen doen, om een overtuigend bewijs der oneindige liefde te geven, van welke zijn hart brandende was? Een enkele traan van het goddelijke Kind ware genoegzame losprijs geweest, maar dit was voor zijne liefde te weinig: ligchaam en ziel moesten aan de verschrikkelijkste marteling worden prijs gegeven. Nog eens dan, mijne ziel, wat had Jesus
groolers voor u kunnen doen, wat zoudt ge nog bovendien van Hem kunnen verlangen?
O goddelijk Kindje, eenige vreugde, hoogste troost mijner ziel, hoe veel dankbaarheid ben ik U niet verschuldigd! Hoe zal ik U voor uwe wondervolle liefde, reeds in de kribbe mij betoond, vergelden? Gij hebt uwe ziel aan de uiterste kwellingen en bitterheden, uw lichaam aan de gruwelijkste pijnen en den verachtelijksten dood overgegeven, en dit niet uit dwang, maar geheel vrijwillig en uit liefde. Met minder arbeid, o Jesus, hadt Gij mij kunnen verlossen, maar uwe liefde was niet dan door het uiterste bevredigd. Ik bewonder en aanbid die overmaat van liefde, o goddelijk Kind van Bethlehem! O nooit genoeg geprezen liefde van mijn Jesus, hoe zeer beschaamt en veroordeelt Gij mij ! Gij hebt U zeiven, o van liefde tot ons brandende Verlosser ! veroordeeld tot al wat smartelijks voor ligchaaam en ziel kan worden uitgedacht, en van mij vraagt Gij niets anders dan een weinig versterving des vleesches, eene kleine onderwerping van mijn verstand en van mijnen wil, eene kortstondige onderdrukking eener onbehoorlijke neiging, een weinig ootmoed, geduld, zachtmoedigheid, liefde. Dat is alles wat Gij van mij vraagt. Maar juist dit maakt mij schaamrood voor uwe goddelijke oogen. Hoe minder Gij van mij
eischt, des te on vera ntwoordel ijker is mijne on-dankbuarheid, en hoe geringer het .is, wat ik uit liefde voor U moet volbrengen, des te verfoeije-lijker en vloekwaardiger is mijne koelheid en ontrouw jegens U. Ach, hoe verdwaasd en blind en ondankbaar was ik! Ik heb er berouw over, beminnelijke Jesus ! Ofschoon ik U arm en lijdende in Bethlehems kribbe zie, zijt Gij mijn Heer en Koning. Uwe tranen en ellenden wekken mijne liefde op. Ik keer mij tot U van ganscher harte en wil voortaan niets anders liefhebben dan Ü, mijn opperste goed ! Ik bemin U, ik bemin U, o oneindige liefde mijner ziel! En om U mijne liefde te toonen, leg ik in allen ootmoed twee voornemens bij uwe kribbe neder.
Ia uwe tegenwoordigheid, o liefste Jesus ! wil ik zooveel mogelijk altoos wandelen, naar uwe inspraken luisteren en die onverwijld volbrengen. Ziedaar het eerste. Dan ook wil ik op alle gelegenheden om iets goeds voor U te doen of iets om uwentwil te lijden, zorgvuldig waken en ze mij ten nutte te maken, om U, o Jesus! welgevallig te zijn. Ach, zegen die besluiten, o Heer ! Ach, dat mijn hart brande van liefde tot U, en ik zal U getrouw zijn. Schenk, o schenk mij uwe genade, uwe liefde; zie hoe ik mij aan uwe kribbe nederwerp, in ootmoed en rouwe. Ik weet het dat een armzalig schepsel, als ik ben, onwaardig is de hooge genade uwer liefde te ontvangen, dat een hart als het mijne, zoo verontreinigd door aardsche en ongeregelde neigin-
26
gingen, niet verdient door het heilig vuur uwer liefde te branden. Toch hef ik met vertrouwen mijn hart tot U op, o zoete Jesus! en smeek U vurig om ontferming. Vernietig in mij al wat U mishaagt, en vervul in mij uw heilig woord: „Ik heb vuur op de wereld gebragt, en wat wil ik anders dan dat het ontstoken worde.quot; Amen.
O Adonai, Gij Leidsman van het huis van Israël, die U aan Moses in het brandend hraambosch vertoond en hem op den berg Sinaï uwe wet gegeven hebt, kom en strek uwe armen uit om ons te verlossen.
Vs. Heer! wees uw volk gedachtig.
R, Bezoek ons in uwen Gezalfde, onzen Verlosser,
Wij bidden U, o Heerl neig uw oor tot onze gebeden, en verlicht de duisternis van ons verstand door de genade uwer komst. Die leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
27
Wilt fiij heilig en zalig worden, overeenkomslig het doel waartoe gij geschapen zijt, onderdruk dan in uw hart elke kiem van hoogmoed en ijdelheid. God immers wederstaat den hoovaardige, maar geeft zijne genade aan den ootmoedige. Bid daarom den goeden God, dat gij zijne oneindige grootheid en uwe ellende moogt kennen. ,,Acli, Heer!quot; zult gij met Augustinus zeggen, ,,dat ik mij zeiven kenne, dat ik mij vernedere en dat ik U ver-heffe. Dat ik voor mij vreeze, dat ik U vreeze, dat ik mij mistrouwe, op U hetrouwe.quot; Spreek Dimmer over u zeiven en uwe goede hoedanigheden, tenzij zulks noodig zij tot verheerlijking van God, en doe het ook dan nog met bescheidenheid. Gebeurt er iets wat u vernedert, verdraag het stilzwijgend en geduldig. Hebt gij het geluk goede vorderingen in de deugd en op den weg der volmaaktheid gemaakt te hebben, dan zult gij u zeker over iedere gelegenheid verblijden, om Gods Heiligen meer gelijkvormig te worden. Heil, u, zoo gij ernstig wenscht hun voorbeeld na te streven.
Eene heilige maagd, wier naam wij niet vermeld vinden, was van zulk eene brandende liefde tot Jesus en Maria ontgloeid, dat het scheen alsof
zij aan niets anders konde denken, niets anders in de wereld konde beminnen. Ofschoon zij al haar best deed, om door een allerdeugdzaamst en volmaakt leven deze uitstekende liefde in werken te toonen, geloofde zij altoos veel te weinig voor Jesus en Maria te doen. Maria, de moeder der schoore liefde, nam dezen ijver en dat heilig verlangen der godhehagelijke dienares van haar welgevallig aan en schonk haar velerlei gunstbewijzen.
De laatste dier gunsten was de grootste, doch kostte aan onze heilige het leven. Do vrome dienares van liet goddelijk Kind en zijne heilige Moeder had zich namelijk met de grootste inspanning tot bet vieren van 's Heeren Geboortefeest voorbereid. Zij zoude het ditmaal plegtiger, inniger en hartelijker vieren dan ooit te voren. Den avond voor het Kerstfeest nu verscheen haar de Moeder Gods met het Kindje Jesus op den arm en zegde tot haar met vriendelijke stem ; o mijne lieve dochter, zie hier het kindje, hetwelk gij zoo liefhebt, ik schenk het u, het behoort u toe, omhels het en geef het naar hartelust de blijken uwer godvruchtige en teedere liefde. Onze heilige geraakte buiten zichzelve van blijdschap; zij nam het kind in hare armen, kuste bet duizendmaal en putte zich uit in liefdebetoon. Toen opende het goddelijk Kind do lippen en sprak zoet en hemelsch : zeg mij, geliefde bruid, bemint gij mij wel? Of ik u bemin? was het antwoord, ach, meer dan mijn leven bemin ik u. O ja, hernam
29
het lieve Kind, dat zeggen velen even als gij, en toch zij beleedigen mij dikwijls. Op droeven toon antwoordde de gelukkige heilige; helaas ! ik kan voor mijzelve geen borg spreken, maar ach, gij kunt het lezen in het binnenste mijner ziel of ik u van harte liefheb. Uwe liefde tot mij, vroeg weêr het Kind, is dus niet grooter dan de liefde uws harten? Het heilige meisje begon te weenen, en terwijl het alles deed om zich duidelijker en beter uit te drukken, en echter geene woorden vond, riep het uit: Ach, mijn Jesus, mijne tong kan hot niet uitspreken, welke liefde ik tot u heb ; mijn hart zelf zal het u zeggen. Op dat eigen oogenblik werd zij in de overspanning van haar gevoel door een plotselingen dood getroffen, en hare laatste met heilige zielsverrukking uitgesproken woorden waren: „O Jesus, mijne liefde ik weet dat ik u bemin.quot; En Maria, bij dezen kostelijken dood tegenwoordig, nam de ziel der gelukkige maagd en bragt haar onder de vreugdezangen der engelen over naar het verblijf van Gods eeuwige liefde, naar den oneindig zaligen hemel. Wie denkt hierbij niet aan de woorden der heilige schrift: ,,de liefde.is slerk gelijk do-dood 1'
30
De vrucht van uwe afzondering in dit avonduur lij het besluit, u aan het Kind Jesus geheel, onvoorwaardelijk en zonder eenige uitzondering te schenken en op te offeren. Dat zal u toch wel niet te veel toeschynen, als ge bedenkt, «lat het goddelijk Kind ook alles aan u geschonken heeft, en wel volkomen en onverdeeld.
Gij dwaalt zeer, mijne ziel, wanneer gij het Kind Jesus als een vreemd goed beschouwt, waarop gij geen aanspraak hebt. Neen, het geloof leert u geheel iets anders. Het goddelijk Kind behoort u, en het is een goed, hetwelk gij met alle regt moogt bezitten. En waarop grondt zich dit regt? Op eene dubbele schenking. Ten eerste heeft de hemelsche Vader u het Kind Jesus geschonken, immers, „zoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn éénigen Zoon, en mei Dezen alles gegeven heeft.quot; Ten tweede, het Kind van Bethlehem gaf zelf zich aan ons. Want, aangezien het in alles met zijnen hemelschen Vader óéne gedachte en één wil heeft, zoo heeft het van eeuwigheid deze scheuking des Vaders medegedaan en zich in do overgroote liefde van zijn eigen hart, in volkomen eigendom aan ons overgegeven.
Wie een boom ten geschenke geeft, geeft ook de vruchten die er aan groeijen. Hot Kindje Jesus heeft zich aan mij ten geschenke gegeven, het heeft mij alzoo ook de vruchten geschonken, die
31
aan dien boom des levens zullen groeijon. ,,Ja,quot; zegt de H. Paulus, „met Hem (dat is: met zijnen Zoon) heeft God ons alles gegeven.quot; Verheug u dan, mijne ziel, het Kindje Jesus is het uwe en al wat dit Kindje zal doen en lijden, is eveneens het uwe. Zijne genoegdoening aan den hemelschen Vader, zijne verdiensten, zijn bloed, alles, niets uitgezonderd, is geheel en onverdeeld uw eigendom. Het is met Jesus bij de kribbe als met de zon aan het firmament. Zoo ik gansch alleen in de wereld ware, dan zoude ik geen meerder genot van de zon kunnen hebben dan thans; immers, ik geniet al haar licht en al hare warmte, als stond zij om mij alleen aan den hemel. En al ware het getal der aardbewoners verdubbeld, de zon zoude nogtans blijven wat zij nu voor mij is. Zoo is bet ook met het goddelijk Kindje. Het is geheel liefde voor mij, al deelen ook duizenden en millioenen met mij in dezelfde liefde. Overweeg dit wel.
Ach, hoeveel troost, hoeveel blijdschap en liefde moet die waarheid aan mijn arm hart verschaffen! Het Kindje Jesus behoort aan mij, het behoort mij met al wat het is en bezit, en het behoort mij zoo volkomen en onverdeeld, als hadde het zich aan niemand buiten mij gegeven. Ach, hoe moet mij dit alles bewegen, om mij zei ven wederkeerig aan het goddelijk Kindje te schenken en op te offeren, en ook mijnerzijds alleen en. onverdeeld aan Jesus te behooren.
O bewonderenswaardige vrijgevigheid, o onbegrijpelijke goedheid, o matelooze barmhartigheid! Jesus, het goddelijk Kind Jesus behoort mij toe. Do hemelsche Vader heeft het aan mij gegeven, wat zeg ik, zelfheeft het zich ook aan mij geschonken. Zoo Gij, o liefdevolst Kindl mij slechts eene enkele uwer verzuchtingen hadt gegeven, die Gij tot uwen hemelschen Vader hebt opgezonden, of eene enkele dier tranen, waardoor reeds uwe kinderlijke oogjes worden bevochtigd, of een enkelen druppel van het bloed, hetwelk Gij voor ons vergoten hebt, ach , het zou een geschenk zijn geweest, waarvoor ik U eene geheele eeuwigheid geen genoegzamen dank had kunnen brengen. — Wat zal ik dan nu doen, o Jesus, nu ik U geheel en al gekregen heb en in eigendom bezit? Helaas, al wat ik zou kunnen doen is oneindig minder dan hetgeen waartoe ik verpligt ben. Ik keer mij dus tof u, o Engelen en Heiligen, gelukkige bewoners van het hemelsche Paradijs! Ach, vereenigtuwe stemmen met mij, om de af-enzelooze liefde en barmhartigheid van het goddelijk Kindje, vaa den lieven Jesus te loven en te verheerlijken!
Maar, o Jesus, al loven U de hemelen en al prijst U de aarde, 'tis toch te weinig, het is niet'? in vergelijking van de overmaat uwer goedertierenheid. Wat ik dan niet werkelijk kan vol-
33
brengen, U namelijk' gonoegzaam daukeu, dat wil ik doen in de vurige begeerte mijns harten. Ik weet, o gezegend Kindje, hoe de u getrouwe zielen U beminden. „Ach,quot; riep een uwer ijverige minnaars uit, „ach, dat mijn hart eene brandende kaars ware, ik zou mij met vreugde TJ ter liefde door een langzame vlam laten verteren.quot; „O,quot; sprak een ander „had ik duizend levens, om voor U weg te schenken, o Jesus, ik zou gaarne het eene na het andere voor U willen geven.quot;
Ach, laat toe, o goddelijk Kindje, dat ik mij met die verlangens uwer heilige dienaren ea dienaressen vereenige. Ik wensch U te begroeten met diezelfde liefdebetuigingen, U te danken en te prijzen met dezelfde innigheid des harten. Maar wat beleekenen, o Heer, bloole wcnscbea en begeerten? Ik wil al het mijne doen, opdat ik geholpen door uwe genade U zooveel mogelijk toebehoore. Gij hebt U aan mij geschonken met al wat Gij zijt en hebt, ik moet mij ook geheel aan U schenken. Ik schenk U dan mijne ziel met al bare krachten, mijn ligchaam met al zijne ledematen, mijn leven, mijne gezondheid, mijne eer, mijn goeden naam, kortom alles, alles zonder voorbehoud of uitzondering. Beschik over mij en doe met mij wat en zoo als Gij wilt van nu af tot in eeuwigheid. Ik verlang niets dan U alleen ; door uwe vrijwillige schenking zijt Gij de mijne, wees dus voortaan mijn troost, mijne vreugde, mijn vermaak, myn rijkdom, mijn al.
34
Geef mij, o zoetste Jesus, de genade van volharding in deze mijne toewijding aan U, Ja, geef dat ik ten einde toe daarin volharde. Verhef mij, o goddelijk Kind, hoogste vreugde mijner ziel, verhef mij boven al het geschapene en aardsche ; vernietig in mij alle neigingen, die iets anders tot voorwerp hebben dan U, trek mijn hart geheel tot U. Verhef mij, o Jesus, bron aller genaden en ontfermingen, boven alles wat Gij niet zijt, opdat ik tot U opklimmende, meer en meer mijzelven moge afsterven. Ach, druk mij aan uw hart, o beminnelijke en goddelijke kleine, o eenige leermeester der hemelsche liefde, opdat ik met U vereenigd zij, U alleen begeere en zoeke, U alleen love, beminne en omhelze, in ü alleea leve en sterve! Amen.
O wortel van Jesse, die den volkeren lot een teeken gesteld zijt, waarover de koningen verstomd zullen staan, en wien de heidenen eero zullen geven, kom ons bevrijden en toef niel langer.
Fs. Heer, God der heerscharen, onderrigt ons.
ü. Toon ons uw aanschijn, en wij zullen gered worden,.
3a
rel
iel, Geef, bidden wij U, almagüg God, dat het na-
ic ; derend feest onzer verlossing ons ter hulpe zij iu
ers dit leven, en ons hiernamaals de belooning dei-
ge- eeuwige zaligheid moge verwerven. Door Christus
ge- onzen Heer. Amen.
iet
iw
o Wek in uw binnenste een groot verlangen op
ik om van God de gave des geheds te verkrijgen.
:e, Bid daarom dagelijks en voortdurend, draag u
Ba zeiven bij ieder offer op, dan zal God u deze
gave schenken, die als de sleutel is van de poorl, welke naar het heiligdom der kennisse Gods en van de wetenschap der heiligheid voert. Oefen u, met dit inzigt, getrouw in de gewone vormen van het gebed, bestem daartoe lederen dag een bepaalden tijd, laat u door dorheid en afgetrokkenheid niet ter nederslaan, blijf volhouden, dien uwen Heer, ook zonder in uw binnenste zoetheid en troost te smaken. Een groot verlangen en zelfverloochening en kloeke standvastigheid voeren zeker tot het doel.
De godvruchtige dienaar van God, Benedictus, een leekebroeder der orde van den H. Fran-
36
riscus, was, toen hij eens op hel Kerstfeest de il. Communie ontvangen had, zoodanig door liefde lot Jesus en van godsdienstigen ijver vervuld, dat hij, door de overweging van het geheim van's Hee-ren Geboorte -weggesleept, geheel vergat hot middagmaal voor de orde-broeders en voor een prelaat, welke op dien dag met hen het maal zou gebruiken, gereed te maken. Toen hij eindelijk tot zich zeiven kwam en het uur, voor den maaltijd bestemd, reeds zeer nabij was, ijlde hij naar de keuken en vond natuurlijk niets klaar. Daar stond hij nu niet weinig in verlegenheid ; maar hij wendt zich lot het Kindje Jesns en vraagt hel mei een innig gebed hem ter hulpe la komen ; — en zijn gebed werd verboord. Op eens ziel bij twee jongelingen, in wille kleederen en met een buitengewoon schoon uiterlijk, naast hem staan, en dezen maakten mei eene buitengewone vaardigheid alle spijzen gereed, die de leekebroeder voornemens was aan zijne klooslergenoolen en boogen gast voor te zetten. Ja, na een kwartier uurs, toen de klok van het maal luidde, was alles geheel in orde; en de kloosterlingen maakten, in vereeniging met den genoodigden prelaat, met blijder harte gebruik van hel maal, dal hun het Kindje Jesus op het feest zijner Geboorte door de dienst zijner Engelen liet bereiden.
Kniel in diep geloof voor de krib neder en smeek uw nieuwgeboren Heiland heden voor alles de genade af, alle neigingen van uw hart naar den geest van het Kindje Jesus te regelen.
Wanneer wij vermeenen het Kindje Jesus te lieminnen, zoo is het niet dan begooclieling, wanneer wij ons niet bevlijtigen de neigingen van ons hart naar zijnen geest te regelen. Alleen die ziel bemint Jesus inderdaad, die bemint wat het Kindje bemint en zoekt wat het Kindje gezocht heeft. Ga daarom eens aandachtig na, en onderzoek welke geest het in den stal van Bethlehem liggende Kind bezield heeft.
De geest van het Kindje Jesus is een geest van groote armoede en van verachting van alles wat aardsch is. Trouwens kan er wel eene armoede grooter zijn dan die, welke Jesus reeds in de krib leed? Alles is arm, wat men bij Hem ziet. Demoeder is arm; waar men het oog wendt, men ziet niets dan deuiterste armoede, verlatenheid, behoefte en nood. De geheele aarde behoort ondertusschen aan dit Kindje, en alle menschen hadden toe moeten snellen om dit Kind te dienen. Het tegendeel vond plaats : zij minachtten Jesus, en ofschoon het in een barren wintertijd was, werd Hem niet eens een nacht-verblijf vergund. ,,llij kwam in zijn eigendom,quot; zegt de H. Joannes, ,,en de zijnen hebben Hem niet ontvangen.quot;
38
De geest van hel Kindje Jesus is een geest van | de volkomonste onderwerping en van de bewonderenswaardigste gehoorzaamheid. In het eerste oogenblik, toen het Kindje Jesus zijn leven aanving, gaf Mem de hemelsche Vader zijn wil te kennen, namelijk dal hel de zonden der wereld op zich zou nemen, zijn geheele leven in armoede, bitterheid, smart en vervolging zou doorbrengen, en eindelijk den schandelijken dood aan hel kruis sterven zou. — Zoo streng en hard de wil des Vaders was, zoo willig en vaardig was de gehoorzaamheid van hel Kind. Met volledige overgeving en met de snelste bereidwilligheid onderwierp Hij zich aan den wil des Vaders, en Hij begon alzoo zijn leven met eene daad van de heldhaftigste gehoorzaamheid. „Vader!quot; zoo doet de groole Apostel in zijn brief aan do Hebreeën hel Kindje Jesus spreken, „Vader! het offer van onverstandige dieren hebt Gij niet gewild, daarom hebt Gij mij een ligchaam gegeven. In de zoenoffers hebt Gij seen welbehagen gehad, daarom heb Ik gezegd : zie. Ik kom, en wil U door de overgeving van mijn leven een U welbehagelijk offer brengen.quot;
De geest van het Kindje Jesus is een geest van diepen ootmoed. Hel is niet mogelijk een grooter vernedering te bedenken dan deze, dat een God een Kind geworden is ; hierdoor toch heeft Hij zich van alles ontdaan, wal Hem hoogachting had kunnen geven, wal Hem tot luister had kunnen verstrekken. Wie zou zich ook kunnen voorstellen dat een kind, hetwelk men op de armen
39
moet dragen, de eeuwige Almagt zou üijn? Dui, een kind, hetwelk geen ander geluid doel hooren dan een klagend geschrei, de eindeloozo Wijsheid zou zijn ? Dat een kind, hetwelk in eenen stal is geboren en op een weinig stroo in een kribbe ligt, de grooto lieer van hemel en aardo zou zijn? Gewis, zoo iets te denken zou in geen menseh zijn opgekomen. Men hield Jesus voor het kind van een armen timmerman, voor eeu kind, dat met de erfzonde was besmet, builen do liefde Gods was geboren en van zijne jeugd voor den ambachtsstand bestemd was. — Ootmoedig Kindje, mijn lieve Jesus! met regt heeft de Apostel Paulus van U geschreven: „Hij heeft zich zeiven tot een niet gemaakt en de gedaante van een dienstknecht aangenomen.quot;
De geest van het Kindje Jesus is een geest van de grootste liefde en van de grootste zachtmoedigheid. De hoogste liefde is, gelijk het Evangelie zegt, wanneer men zich voor diegenen ten beste geeft, die men bemint. Het Kindje Jesus heeft met deze hoogste daad van liefde zijn leven aangevangen, daar het zich reeds in den eersten oogen-blik heeft opgeoflord en de taak op zich genomen heeft om te sterven. En voor wie? Voor zijne verwoedste vijanden, voor diegenen, die Hem op het hevigst zouden vervolgen, die Hem naar het leven zouden staan, die zijnen dood zouden eischen en Hem kruisigen zouden. En voor hen, voor wie Jesus zich reeds bij zijne geboorte heeft opgeofferd, voor hen heeft Hij ook werkelijk later
40
zijn ölïer volbragt, „Hij is voor allen zonder uit-zonderiug gestorven,quot; zegt de H. Paulus.
O beminnelijk Kindje Jesus , waarachtig voorbeeld van heiligheid en volmaaktheid 1 wal za! ik bij het heldere licht van uw wonderdadig -.oorbeeld denken? Spoort Gij mij niet tot navolging aan? Maar er zijn drieërlei zielen, die zich voor uwe navolgers houden. De eerste zijn dezulke, die dagelijks uwe voetstappen drukken, het hart onthechten van alle aardsche goederen en van de aangenaamheden des levens, hun eigen wil verloochenen, de verachting beminnen en goed doen die hen vervolgen. Deze zijn de gezegende zielen, die gij voor uwe bruiden erkent en met de zoetheid van uwe reinste inwendige vreugde vervult. — De tweede zijn dezulke, die in hun binnenste met elkander strijdige neigingen ontwaren, onder dit juk zuchten, iederen dag strijd voeren en alle krachten inspannen om hun geest naar den uwen te vormen, liet zijn die zielen, welke Gij met een oog van barmhartigheid aanziet, en allengs moer in uw hart toegang doet krijgen. — He derde zijn dezulke, die de natuurneigingen volgen, die de wederwaardigheden ont-vlugten, leven volgens eigen zin en begeerten, geene geringachtlng verdragen kunnen, niemand beminnen dan van wie zij bemind worden, en dien ten gevolge den geest van het Kindje Jesus
41
uiet bezitten en er ook niet naar streven. Het zijn zielen, die noch aan God noch aan de men-schen behagen, die noch van den hemel noch van de aarde eenige troost hebben, die noch van binnen noch van buiten rust vinden, en in hun leven niets dan bitterheid en kwelling ondervinden. En wie ben ik nu? Tot welke soort behoor ik? Ach, zucht en ween mijne ziel, gij hebt er reden genoeg voor! — Ja, beminnenswaardig Kindje Jesus, ik heb reden om te weenen en mij te schamen, wanneer ik mijn geest mei uwen geest, mijn hart met uw hart, mijne neigingen met de uwe vergelijk. O, hoe schoon en onbaatzuchtig is uwe liefde, hoe onschuldig en grootmoedig is uwe vreugde, hoe heilig en volmaakt zijn uwe begeerten! uwe liefde strekt zich uit tot uwe bitterste vijanden en Gij doet goed aan die U haten. Uwe vreugde is nooit grooter dan in armoede, bij ontbering, bij verlatenheid, bij kruis en lijden. Uwe verlangens hebben geen andere strekking dan onderwerping, smaad en beschimping. O edel hart, o grootmoedige geest! maar wee mij! hoe geheel anders ziet het er in mijn hart uit; ik wil niets van dat alles; ja, wat nog erger is, ik verzet mij wanneer Gij mij tot zulken geest brengen wilt. Ik weet, dat ik tot zulken geest niet geraken kan zonder lijden, ik weet dat Gij mij te lijden geeft, opdat ik dezen geest zou verkrijgen en wat doe ik des niet te min? !k bezig de middelen van mijn heil tot mijn verderf, tot mijn ongeluk; en datgene, waardoor ik hei-
42
liger moest worden, wend ik aan om met iederen dag in boosheid toe te nemen. Ach, in welken betreurenswaardigen toestand verkeert mijne ziel Wat zal er eindelijk van mij geworden, goddelijk Kindje Jesus! hoedanig zal het einde van mijn leven zijn, wanneer ik niet verander ? Ach, tot dusverre heb ik steeds den geest der wereld gediend, den geest van hoovaardij, van eigenzinnigheid, den geest van gramschap en van ongeduld, den geest van eigenliefje en van ligchamelijk genot. Ik erken dit en heb er uit den grond mijns harten berouw over. In het toekomende evenwel zal mij uw geest bezielen, goddelijk Kindje Jesus! Ik wil niets hoogschatten dan wat Gij hoogschat, niets zoeken dan wat Hij hebt gezocht, niets beminnen dan wat Gij hebt bemind. Dit besluit heb ik met ernst en opreglheid genomen. Maar bij het gevoel mijner zwakheid, wend ik mij tot U, goede en barmhartige Jesus, Gij zijt van den hemel nedergedaald en zijt een arm en hulpbehoevend wicht geworden, alleen otr. ons den weg tot ware heiligheid te wijzen en ons den geest in te geven naar welken Gij geleefd hebt. Ach, ontferm U dan over mij en geef mij dien geest, den geest van versterving en boetvaardigheid, opdat ik alle genoegens des levens ontvlugte en U in bestendige verloochening navolge; geef mij den geest van gehoorzaamheid en van onderwerping, opdat ik mijn eigen wil doode en alleen naar den uwen leven moge; geef mij den geest van ootmoed, opdat ik de geringachting
43
beminne en mij, a!s ik voorbij word gegaan, gelukkig mag rekenen; geef mij den geest van liefde en van zachtmoedigheid, die door geen beleediging, door geen ondank wordt uitgedoofd. — Geef mij zoodanigen geest, goedertieren, milddadig, liefderijk Kindje Je.sus! Ik verlang niets anders van U. Amen.
O sleutel van David en scepter van het huis van Israfl, dat Gij opent en dat door niemand gesloten wordt; dat gij sluit en dat door niemand geopend wordt, kom en voer de met ketenen be-ladenen uit de gevangenis, zij die daar zitten in de duisternis en in de schaduwe des doods.
ys. Zend het lam, o Heer, dat heerschappij voert over de aarde.
B. Van de rots der woestijn naar den berg van Sions dochter.
Toon, o Heer, uwe magt en kom, opdat zij, die op uwe goedheid vertrouwen, weldra van alle wederwaardigheden bevrijd mogen worden. Gij die leeft en regeert, enz,
44
Verklaar hedon bepaald den oorlog aan de u lot dusverre beheerschende neiging. Beproef van daag ten minste vijfmaal haar te overwinnen, en doe ook juist het tegengestelde van dat, waartoe uwo neiging u aanspoort te doen. Ontzeg u verder eene op zioh zelve geoorloofde uitspanning en oefen u op deze wijze in do verloochening van u zeiven. Hiermede kunt gij den in de krib lijdenden Jesus een klein offer van liefde brengen.
De H. Antonius van Padua smaakte de zoetste vertroostingen en het innigst genot in een ver-trouwelijken omgang met en in zijne hartelijke liefde tot het Kindje Jesus. Aan dat Kindje had hij ook niet zelden verlichting van zijn verstand en verkwikking van zijn hart te danken.
Toen hij eens gedurende eene reis alleen in eene kamer was, waar hij zijn nachtverblijf hield, bemerkte de eigenaar van hot huis, toen hij de kamer van den Heilige voorbij ging, daarbinnen een wonderbaren glans. Onopgemerkt keek hij naar binnen, om te zien van waar dat ongewone licht kwam. Nu zag hij op het boek, waarin de Heilige gelezen had, het Kindje Jesus slaan, hij zag den Heilige het Kindje onder de innigste betuigingen,, van liefde, in de armen
43
sluiten, en als door eeu hemelsch genot verrukt bij de beschouwing van het minnelijk aangezigt van het goddelijk Kind.
Van het Kindje Jesus leerde deze Heilige de hemelsche wijsheid zijner groote liefde; van het Kindje Jesus verkreeg hij de uitstekendste gunst groote en een groot getal zondaars te bekeeren.
Welke groote gunsten zouden wij ons mogen beloven, wanneer wij dit goddelijk Kind in den stal van Bethlehem met vertrouwen en met een liefdevol hart wilden aanzien !
Afoudgroet.
Wanneer gy heden met een blik op Jesus de woorden der H. Schrift overweegt: „Een Kindje is ons geboren en een Zoon is ons geschonken;quot; verheugt u dan over alle voortreffelijkheden, over de grootheid en volmaaktheid van het Kindje Jesus, ja verheug u zoo, alsof die eigenschappen de uwe waren.
Eene zuivere, onbaatzuchtige vreugde over de goederen en het geluk van iemand dien men bemint, is eene der schoonste en voornaamste oefeningen van liefde. Overweeg daarom bovenal de grootheid en volmaaktheid van het Kindje Jesus, in betrekking tot zijne goddelijke natuur. Het Kindje Jesus is de eenig geboren Zoon van den Hemelschen Vader, de tweede Persoon der Heilige Drievuldigheid, zoo groot, zoo hoog in majesteit als de Vader en de H. Geest. Jesus is, volgens zijne goddelijke natuur, de allerhoogste
46
volmaaktheid; Hij is de Almaglige, die hemel en aarde geschapen heeft: Hij is de Alwijze, aan wien niets onbekend is ; Hij is de schoonheid zelve, die alle uitverkorenen zalig maakt; Hij is de algoedheid, die niemand van zich kan verstoeten; in Hem is alle ware vreugd en alle genot bevat. Hij bezit in zich een eindelooze gelukzaligheid, die noch door de deugden der Heiligen kan verhoogd noch door de boosheid der zondaars kan verminderd worden. Hij is de bron waaruit alle goed ontspringt. Alles wat schoon is in de bloemen, liefelijk in de natuur, heerlijk in het geschapene, heilig in de menschen, glansrijk in de Engelen, kostbaar in den Memel en op aarde, dit alles is niets meer dan een enkel droppeltje uit dien oceaan van alle gr ootheid, heerlijkheid ea zaligheid.
Maar verheug u ook over de voortreffelijkheden, over de grootheid en volmaaktheid van het Kindje Jesus in betrekking tot zijne menschelijke natuur. Jesus is voorzeker in dit opzigt waarlijk een mensch, een mensch door de alles vermogende hand van God uit het niet te voorschijn geroepen, gelijk wij ; maar met voorregten beschonken, die Hem boven alle schepselen oneindig verhetfen. Hij is verheven tot de Godheid, met deze in één god-delijken persoon op het innigst vereenigd, zoo dat ia den heiligen naam van Jesus alle knieën gebogen worden van die in den hemel, op aarde en onder de aarde zijn. Hij is, en wel van den eersten oogenblik zijner ontvangenis, verheven tot eeue
47
volle aanschouwing van God, en overtreft daarin, alle Engelen en andere geesten. Hij is verheven tot de hoogste heerschappij over hemel en aarde, en Hij zal op hel einde der wereld komen om te oordeelen de levenden en de dooden. Hij is verheven tot de hoogste heerlijkheid en glorie en zal in eeuwigheid zetelen aan de regterhand van God. zijn Hemelschen Vader.
Verheug u, mijne ziel, bij de gedachte aan deze hooge voortreffelijkheden, aan die oneindige grootheid van het Kindje Jesus, en wensch Hom daarmede van ganscher harte geluk.
O gezegend Kindje Jesus, hoe klein zijt Gij, wanneer ik U daar in het kribje liggend, met de ligchamelijke oogen aanzie, maar hoe groot zijt Gij, wanneer ik U met de oogen des geloofs beschouw ! Gij zijteen klein, sprakeloos wicht, maar te gelijk de eeuwige God ; Gij zijt de eengeborene Zoon des Hemelschen Vaders en zijt met Hem één in wezen, één in glorie, heerlijkheid en majesteit. Gij zijt de allerhoogste volmaaktheid, waarin een eindelooze almagt, een oneindige wijsheid, een onbeperkte schoonheid, en alles wat grootsch en prachtig zijn kan in een onbegrensde uitgestrektheid bevat is. Gij zijt de Verlosser der quot;ivereld, het heil der menschen, de vreugde der Engelen en de zaligheid der uitverkorenen. Ja
48
dit geloof ik, geprezen Kindje Jesus ! Daarom aanbid ik U, daarom loof en prijs ik U.
En nu, goddelijk Kindje, Gij mijn eenig verlangen, Gij de liefde en vreugde mijns harten, nu beschouw ik al die grootheid, die volmaaktheid, die Gij bezit, als mijn eigendom, en verheug er mij over juist alsof ik ze bezat. Ik juich met alle gevoel van vreugde over alle voortreffelijkheden, en over de grootheid van uwe mensch-heid. Ik roep met den Profeet: Ik zal mij verheugen in den Heer en jubelen in Jesus mijn God!
Geniet dan, mijn allerliefst Kindje Jesus, geniet dan uwe eindelooze gelukzaligheid; wees en blijf in eeuwigheid do ware God en de waarachtige Zoon Gods, waarlijk mensch en de zoon des metischen; wees en blijf altijd, eeuwig de glorie, de vreugde, de heerlijkheid van het men-schelijk geslacht; wees en blijf het verlangen, de blijdschap, de liefde, de kroon van de uitverkorenen des Hemels; wees en blijf in eeuwigheid de begeerte en de koning van de zuivere harten, de vorst der deugdzamen eu de eenige beminde van alle heilige zielen!
Maar, beminnenswaardig Kindje Jesus 1 wat be-teekent mijne liefde, wat beteekent mijne lofprijzing, mijne blijdschap, mijn jubelen, wat beteekent hel bij datgene, wat Gij verdient en ik U schuldig ben. Ach, ik beken het: alle liefde, die niet oneindig is, is te gering, alle streven om U te beminnen, dat niet tot in het onmetelijke gaat.
49
is van weinig beteekenis. Maar, wiji onze lieMo: zich niet eindeloos ver kan uitstrekken, wees dan toch, mijn God! met onzen goeden wil tevreden. Ik wensch nu op het vurigst en op hot innigst ■' alle vreugde, alle liefde, allen lof en jubel, welke ; U immer engelen en menschen gegeven hebben, in mijn hart te kunnen vereenigen, ja ik neem dit alles vereenigd in mijn hart op, beschouw en gebruik het als mijn eigendom en rigt hot op dit oogenblik met het teederste gevoel tot ü. Goddelijk Kind I
Maar ik ben daarmede nog niet tevreden, het voldoet mij nog niet genoeg, want Gij verdient oneindig meer. Ik moet dus nog iets anders doen, nog iels anders aanwenden, iets dat U op het hoogste welgevallig is en dat in staat is alles aan te vullen, wat aan mijne liefde ontbreekt. — Gij weet, gezegend Kindje, Gij weet dat het hart van uwe maagdelijke Moeder, die U daar in het kribje gelegd heeft, met een voor ons onbegrijpelijk liefdevuur ontstoken was ; Gij weet dat de vreugde, welke dit brandende hart over uwe grootheid en waardigheid gevoeld heeft, grenzeloos was; Gij kent ook, wat nog meer zegt, de eindelooze liefde, waarmede U de hemelsche Vader vervuld heeft, toen Gij U tot zijne meerdere eer en glorie in de kribbe als slagt- en zoenoffer gesteld hebt, en de matelooze vreugde, die de eeuwige Vader toen over uwe volmaaktheid gevoeld heeft. Deze tweevoudige liefde, gezegend Kindje Jesus! en deze tweevoudige vreugde offer ik U in
4
30
plaats van mijne geringe liefde en van mijne betoonde vreugde op. Ontvang dit dubbele offer van lof, dank en liefde, en vul daarmede aan, wat aan het mijne ontbreekt. Amen.
O opgang, glans van het eeuwig licht, en zonne van regtvaardigheid, kom en bestraal hen, die in de duisternis en in de schaduw des doods verkeeren.
I's. Toon ons, Heer! uwe barmhartigheid,
li. En geef ons den hemel.
God ! Gij, die ziet dat wij door onze boosheid in druk zijn, geef dat wij door uwe komst getroost mogen worden. Gij, die leeft en heerscht, enz.
Verlang beden van God dikwerf en met vurigheid de gave van zijne heilige liefde; den geheelen dag moet gij aan Jesus, uw hoogste goed, denken. Wanneer gij soms handenarbeid of dergelijke bezigheden te verrigten hebt, bouw dan in het
öl
binnenste van uw hart eene cel, gelijk ile H. Calha-rina van Siëna, en vertoef daar voortdurend bij Jesus, die niet van u weggaat, zoolang gij u liefdevol met Hem verbindt. Spreek van daag meermalen van God, van zijne eindelooze goedheid en goedertierenheid, van zijne oneindige schoonheid, en streef zijne liefde jegens ons menschen ten minste in het klein daarin na, dat gij u bevlijtigt jegens uwe medemenschen vriendelijk, geduldig, minzaam en liefdadig te zijn. Geef inzonderheid aan een klein kind een bewijs van uwe liefde, even alsof gij dit offer aan het Kindje Jesus bragt.
Wanneer gij vreest wegens de grootheid en menigte van uwe zonden, vlugt dan naar het Kindje Jesus, nader tot Hem met vertrouwen en leedwezen, gij zult u in uwe hoop niet teleurgesteld zien. Duizenden hebben dit reeds ondervonden, in het bijzonder zekere groote zondares, die, na hare bekeering, over de gedachte aan hare verblinding en dwaasheid en over de beschouwing van de vele door haar gedane zonden en overtredingen, zoo ter neder geslagen was, dat zij aan vergeving van baar kwaad bijna wanhoopte ; want wanneer zij aan het oordeel dacht, hield zij zich verloren, omdat zij op niets met reden antwoorden, zich in niets regtvaardigen kon. Dacht zij aan de hel, dan zag zij die terstond openstaan, omdat zij zich bewust was deze op honderden wijzen
52
verdiend te hebben. Dacht zij aan den hemel, dan sidderde zij, omdat het geloof leert, dat niets wat besmet is, daarin kan binnen gaan, en omdat zij zich voor het eeuwig geluk onwaardig achtte. Dacht zij aan het lijden van Jesus, dan werd zij diep bedroefd, daar hare zonden en ondankbaarheid de oorzaak waren van dat lijden en zij zich schuldig rekende aan het bloed van Jesus. Eene enkele gedachte gaf haar troost, rust en verkwikking: namelijk de gedachte aan de geboorte en de kindschheid van Jesus. De kindertjes met zich te verzoenen is niet moeijelijk, zij behouden geene verbittering in het hart jegens degenen, die hen verstoord en beleedigd hebben. Zij stortte daarom haar geheele hart voor het Kindje Jesus uit. Op dit goddelijk Kindje stelde zij al haar vertrouwen, en dikwijls en met tranen in de oogen smeekte zij den kleinen Jesus, dat Hij zich ge-waardigen zou hare groote schuld te vergeven. Werd deze bede verhoord ? O ja , de liefde van het goddelijk Kindje kon de stem van een rouwmoedig en beminnend hart niet wederstaan; cie gelukkige zondares vernam door een wonder uit den mond van Jesus deze woorden : „Uwe zouden zijn u vergeven 1quot;
Kindje Jesus! wie zou U niet beminnen? Wie zou niet tot U zijne toevlugt nemen?
53
Stel u heden vol geloof en levendig voor, dat het in de kribbe liggende Kindje Jesus zijne lieve oogen naar u gerigt heeft en u niet eene uitdrukking van de innigste en tee-derste toegenegenheid aanschouwt. Naarmate gij dien liefdeblik van Jesus duidelijker begrijpen zult, naar die mate zult gij in uw gemoed de wederliefde gevoelen. Overdenk daarom, welke de wonderbare, teedere en liefdevolle gewaarwordingen zijn, die het Kindje Jesus jegens u in zijn hart gekoesterd heeft.
De eerste gewaarwording van het Kindje Jesus jegens u is de grootste, de innigste liefde. Het lijdt geen twijfel, dat de liefde, waarmede het Kindje Jesus u bemind heeft, dezelfde is als die, waarmede Hij zijn hemelschen Vader heeft bemind. Zijn hart klopt dus niet met eene dubbele, met elkander verschillende liefde; neen, zijne liefde is één, één in wezen en onverdeeld. Uit deze leer volgen drie bewonderenswaardige waarheden. Daaruit volgt, dat het goddelijk Kindje, op den oogenblik waarin het begonnen is zijn hemelschen Vader te beminnen, ook begonnen is u te beminnen. Daaruit volgt dat, evenmin als Ilij ooit opgehouden heeft zijn hemelschen Vader te beminnen. Hij evenmin ophoudt n fe beminnen. Daaruit volgt eindelijk, dat die liefde jegens u in het hart van het goddelijk Kind zoo brandend en zoo innig is, als het verlangen zijn hemelschen Vader welgevallig te zijn.
De tweede gewaarwording, welke het Kindje
54
Jesus jegens u in zijn hart gekoesterd heeft, is het vurig verlangen u zalig te maken. Het is zeker, dat het Kindje Jesus een onbeperkt verlangen heeft gehad de eer en verheerlijking van zijn hemelschen Vader te vermeerderen en te bevorderen, een verlangen, waarbij de ijver van den grooten Apostel Paulus, de ijver van den Apostel der heidenen, Xaverius, als niets te rekenen is en als geheel verdwijnt; een verlangen, grooter dan een vuur, in staat duizend werelden te ontvlammen. Verblijd u nu, mijne ziel, en hoor eene troostvolle en u verbazende waarheid.
Even groot als in het Kindje Jesus de ijver was om de eer van zijnen hemelschen Vader te bevorderen, even groot was zijn verlangen u zalig te maken ; want daar de eer des hemelschen Vaders, die Hij buiten zich zeiven hebben kan, in niets anders bestaat dan in het heil der menschen, zoo was ook het verlangen u zalig te maken even zoo groot, even zoo brandend en zoo vurig als zijn ijver voor de verheerlijking van God.
De derde gewaarwording, die het Kindje- Jesus jegens u in zijn hart gekoesterd heeft, was het teederste medelijden. Het zou eene verongelijking voor het goddelijk Kind zijn, als wij zouden willen zeggen, dat er ooit een heilige heeft geleefd, die met de zondaars een grooter medelijden heeft gehad dan dit Kind heeft gevoeld; en toch, hoe groot, hoe verbazend groot was niet het medelijden van eenige heiligen. Mozes wilde lievequot; van de zaligheid beroofd zijn, dan zijn volk te zien
03
vergaan, „ilecr, mijn God!quot; riep hij uit, „óf reken hun die zonden niet toe, óf wanneer Gij dit niet wiit, wiseh dan ook mijn naam uit van het boek des levens, dat Gij geschreven hebt.quot; Eene dergelijke zich voor zijne broeders opolle-reude liefde lezen wij ook van den Apostel Pau-lus. Toch kan dit medelijden in geen vergelijking komen met het teedere medelijden van het Kindje Jesus met u.
De vierde gewaarwording, die het Kindje Jesus voor u gevoelde, was die van heldhaftige opoffering.
Dit is u duidelijk genoeg — mogt gij nu maar bedenken wie degene is, voor wie God deze opoffering voltrokken heeft. Gij waart het, gij, een mensch, aan wien Hij niets belangwekkends, niets verdienstelijks, niets aanbevelenswaardigs, in wien Hij in tegendeel eene menigte gebreken, zonden en misdrijven vond, een mensch, die veeleer haat dan liefde verdiende. Overdenk verder wie degene is, die zich voor u heeft opgeolfeid. Hij was de God, die in en van zich zeiven eene eindelooze gelukzaligheid bezit en geen schepsel noodig heeft. En wat heeft Hij voor u opgeofferd? O zie het zelf; Zijne eer, Zijne gezondheid, Zijn leven, ja den schandelijken en wreeden kruisdood is Hij voor u gestorven.
06
Gezegend Kindje Jesus, hoe groot is uwe liefde! hoe wondervol is uwe goedheid, hoe wijd uitgestrekt uwe barmhartigheid! Ik heb nimmer verdiend, dat Gij een enkele maal aao mij zoudt denken, ja veeleer had ik verdiend duizend- en duizendmaal van U gehaat en voor eeuwig verworpen te worden. En Gij bemint mij. Gij bemint mij zoo innig, dat Gij reeds bij uw eerste intrede in de wereld uw bloed en loven voor mij hebt opgeofferd. Welke liefde is toereikend om U de daarvoor verschuldigde dankbaarheid te betoenen ? Welke lof zou voldoende zijn om U naar waarde te prijzen? lieer, dus roep ik met de drie jongelingen in den Babylonischen oven uit; Heer, wees gezegend! Gij zijt niet slechts onze lof en heerlijkheid waardig, want dat zou veel te weinig zijn; maar Gij gaat allen lof, allo eer, alle glorie en heerlijkheid, die wij U kunnen toebrengen, te boven. — Ondertusschen, wanneer ik ook niet vermag, U naar waarde te loven eu te prijzen, zoo wil ik het toch doen zooveel ik kan; zie mij dan, mijn Jesus, mijn God, mijn Heiland, mijn al, zie, ik werp mij voor U neder, en erken in stof en in ootmoed de mate van dea eindeloozen afstand tusschen uwe oneindige grootheid en mijne geringheid.
Uit dezen afgrond verhef ik mijne stem, loof, prijs en zegen ik U met mijn geheele hart, mijn
57
geheele ziel, met al mijne krachten. Ik noodig alle engelen, alle uitverkorenen des Hemels, ja alle levende en levenlooze sohepselen, opdat zij U in vereeniging met mij loven en verheerlijken mogen. Van ganscher harte roep ik met den profeet: Zegent den Heer, allo werken des Heeren! zingt Hem lof en verheft Hem in eeuwigheid!
Jesus, Gij gezegend Kindje, Gij kent mijn hart. Gij weet, dat het waar is, wat ik met den mond belijd. Wanneer het in mijne magt ware, U alle lof en hulde, alle eer en verheerlijking te betonnen, die U van alle engeleii en uitverkorenen immer bewezen is, op dezen oogenblik bewezen wordt en in eeuwigheid zal bewezen worden, zoo zou ik het met de groolsle vreugde en met juichend gemoed doen. Maar dewijl dit niet zijn kan, zoo offer ik U heden ten minste die lof en aanbidding toe, welke U uwe maagdelijke Moeder en haar heilige Bruidegom Jozef opgedragen hebben, toen zij U in de kribbe liggend aanschouwden. Met Maria en Jozef vereenig ik mij dus en met hen wil ik U mijn geheele leven lang loven en verheerlijken. Gij, o Jesus! weet het, waardoor ik dat op het beste kan volbrengen, door gezondheid of door ziekte, door rijkdom of door armoede, door eer of verachting, door zieletroost of door verlatenheid, door rust of door bekoring. Zie, ik geef mij in alles, zonder uitzondering, aan U over ; doe met mij wat U behaagt, het is U toevertrouwd. Handel met mij, beschik over mij naar
88
uw allerhoogste welbehagen eu volbreng in mij en door mij alle dagen, uren en oogenblikken wat Gij weet, dat tot uwe meerdere eer en glorie verstrekt. Amen.
O Koning der volkeren, en hun verwachting, Gij, hoeksteen, die beiden tot één maakt, kom en red den monsch, dien Gij uit het stof der aaide gevormd hebt.
V, Jeruzalem! de Heer znl over u opgaan,
11. En zijne heerlijkheid zal in uw midden uitschitteren.
Toon, bidden wij U, Heer! uwe magt en kom, om ons bij te staan met groote sterkte, opdat, door de hoop uwer genade, de verzoening, welke onze zonden tegenhouden, worde bespoedigd. Die leeft en heerscht, enz.
Spreek beden uwe biecht met buitengewone rouwmoedigheid en vermorzeling des harten, ae u voor. dat Christus de Heer zelf u vrijspreekt, dat
gij onder zijn kruis neerknielt, dat een druppel van zijn heilig bloed uit de wonde zijner zijde op uwe ziel valt om ze te reinigen, te heiligen. Dank God op het innigst voor het geluk te kunnen biechten en zeker te zijn, dat Hij een vernederd en vermorzeld gemoed niet verstoot. Draag het Kindje Jesus heden tot voldoening eenig werk vau boetvaardigheid op.
Het Kindje Jesus verdient, dat wij Hem ons hart en onze liefde schenken, want het zoekt reeds in de krib naar onze ziel. De dienares van Godf Mariene van Jesus, van de Orde van den H. Fran-ciscus, zag eens in eene verschijning Jesus als een klein buitengewoon lief Kindje, maar als een herder gekleed, met een staf in do hand, waarvan de spits een kruis droeg; het Kind had op de schouders een klein lammetje, zijn gezigt was met zweetdruppelen bedekt en op zijn haar lagen sneeuwvlokken. Deze verschijning vervulde het hart van de godvruchtige maagd met liefde en treurigheid, en zij riep uit: .,Ach, Heer! ik heb schuld aan uw lijden en aan uwe kwellingen, mijne ziel is het verdwaalde schaap.quot; En Jesus, de goede Herder, antwoordde haar: „Wees getroost, mijne dochter! ik, uw Vader: de Herder van uwe ziel, ben van den hemel gedaald om u te zoeken en zalig te maken.quot;
Op dergelijke wijze toonde zich hetKindje Jesus,.
60
de goede Herder, aan een ordebroeder, die er door bekeerd werd. Deze, Lambertus geheeten, had zulk een grooten afkeer van zijn overste gekregen, dat hij besloot hem zelfs in het vervolg met meer het geringste blijk van eerbied en hoogachting te oeven, ofschoon hij het toch schuldig was. Op zekeren dag ontmoette hij den abt, en zag hem met een minachtenden en beleedigenden blik aan Doch zie, daar bemerkte hij het Kindje Jesus, vol hemelsche bevalligheid en majesteit en liggende in de armen van den abt. Hij zag dezen vriendelijk aan en lachte hem toe ; vervolgeus evenwel ngtte Hij zijne oogen naar den ordebroeder en blikte dezen met vreeselijken ernst aan, hief toen den arm op en dreigde met den vinger. Deze verschijning maakte op den van den goeden weg afgeweken0 Lambert zulk een Indruk, en hij zag op dezen oogenblik zoo duidelijk zijnen misslag in, dat hij op denzelfden stond bekeerde, den abt voor de voeten viel, zijn kwaad bekende en van dezen tijd een boetvaardig en volmaakt leven leidde.
61
Kniel met een levendig geloof voor het kribje néér en stel u in den geest in de tegenwoordigheid van de heilige Familie, Jesus, Maria en Jozef, en bid de Moeder des Hee-ren, dat zij u veroorlove het Kindje Jesus te omhelzen. Het schijnt inderdaad voor uw zondig hart, dat zulks eene te groote stoutheid, ja vermetelheid zou zijn ; doch wanneer gij deze genade met nederigheid en liefde verlangt , zoo moogt gij het doen en het zal u niet geweigerd worden: want, dat wij Jesus als ons eenig, ah ons hoogste goed met een beminnend hart omhelzen, dit ziet onze Moeder Maria gaarne, dit verlangt ook het Kindje Jesus zelf.
Niets is eeno moeder aangenamer dan dat men haar kind bemint, liefkoost en het andere blijken van teedere genegenheid geeft; hoeveel te meer zal dit der maagdelijke Moeder Maria aangenaam zijn, zij, die Jesus voor ons en voor ons heil het leven heeft gegeven, zij, die op het dringendst verlangt, dat haar Kindje van alle menschen gekend, bemind en aangebeden wordt! Hoe dikwijls heeft Maria niet zelve haar Kindje voor eenige heiligen van den hemel doen afkomen, het hun in dear-men gelegd en met vreugde aangezien, dat zij het gekust en omarmd hebben! Waarom zou Maria nu niet gaarne zien, dat ook gij zulk eene brandende liefde in het hart hebt, dat ook gij in den geest en in het gebed het Kindje Jesus als uit zijne krib opneemt, in de armen drukt en omhelst en het duizend andere bewijzen van uwe teedere liefde en van uw innig welbehagen geeft. Twijfel
ook niet, dat liet ook het Kindje Jesus aangenaam is, en dat het u deze vrijheid gaarne veroorlooft; want wat is wel eene grootere genade ; het Kindje Jesus ouder de gedaante van het allerheiligste Sakrament, met vleesch en bloed, met ligchaam en ziel, met godheid en mensohheid als eene spijs (e genieten, of dit Kindje in den geest in de armen te nemen en aan het hart te mogen drukken? En nu leert u het geloof, dat het eerste, het grootste te doen, u niet slechts geoorloofd is, maar dat het Kindje Jesus zelf verlangt, van u in het allerheiligst Sakrament genoten te worden, en dat het altijd met vreugde tot u komt. Zoo zal het u dan ook wel toestaan, ja het zal zich verheugen, wanneer gij het met uw minnend hart omhelst.
Neem het dan in uwe armen, beschouw zijn schitterend aangezigt, omhels het gezegend Kindje, kus het, druk het met teederheid en hartelijkheid aan uw boezem; doch ik vermaan u, doe het met diepen ootmoed, met groote vermorzeling, met innige liefde.
Gezesend Kindje Jesus ! het is U bekend, waarheen mijne begeerten zich uitstrekken en wat mijn hart verlangt. Ik wensch U in mijne armen te ontvangen en mijn geheele hart in U over te storten. Ik weet dat zulke wensch stoutmoedig en vermetel is; ik weet, dat ik deze genade niet waardig ben ; hoe durf ik, een hand vol stof, een
03
ellendige aardworm, uw heilig aangezigtaanzien, hoeveel minder verdien ik U aan mijo hart te drukken, aan mijn hart, dat zoo dikwerf zich tegen U schuldig maakt, U zoo vaak beleedigt, eu daarom veeleer verdiend heeft ter helle verwezen te worden! Ja, lieve Jesus, ik beken, dat ik niet alleen onwaardig ben U te omarmen, maar ook dat ik niet verdien met uwen dienaar, den heiligen Hieronymus, de kribbe te kussen, waarin Gij gelegen zijt.
Ik zal evenwel den moed niet opgeven, ik weet dat Gij een vernederd en verbrijzeld hart niet versmaadt, ik weet dat Gij volgens uwe eindelooze barmhartigheid diegeneu uwe liefde waardig acht, die hunne zonden van harte beweenen : daarom bid ik ü, sla uwe genadevolle oogen op mij, en verstoot mijn treurend en vermorzeld harte niet. Zie, ik beween, ik haat, ik verzaak al mijne zonden als het grootste kwaad in deze en in de andere wereld, ik betreur en beweer, dat ik U, mijn hoogste, mijn eenigste goed, vergramd en beleedigd heb. ik offer U, mijn Jesus, tot voldoening voor mijne verblinding, voor mijne dwaasheid, voor mijne boosheid alle tranen op, die Gij om mij hebt gestort, en bezweer U, bij uwe liefde, wisch met deze tranen mijne zonden uit en maak mij weder rein en onschuldig in uwe heilige oogen. Ja, barmhartig Kindje Jesus, ik hoop, dat Gij mij mijne zonden vergeven hebt : maar dit legt mij. dan ook eene nieuwe verpligting op om U op het innigst te beminnen. Nog is het tijd al mijne
64
overtredingen goed te maken, en ik heb het vaste voornemen gemaakt, dit te doen. Ik wil mij losrukken van alles wat u mishaagt, van alles wat mij van U trekken kan. Ik wil niets anders meer beminnen dan U alleen. Deze liefde wil ik mij ten pligt stellen, sta mij dan ook nu toe, o zoetste Kindje, dat ik U in mijne armen neem, dat ikU omhelzen raag, dat ik ü kusse. Gij hebt, in uw lateren leeftijd, U zelfs van uwen verrader Judas laten omarmen en kussen, ontzeg dan mij, die U, Kindje, op het innigst bemint, ontzeg mij dan ook deze genade niet, Amen.
O Emmanuel, onze koning en wetgever! Gij, verwachting der volken ea Verlosser der wereld, kom ons verlossen, Heer, onze God.
ys. Morgen zal u verlossing geworden, Alleluja.
H. En zal de ongeregtigheid van de aarde worden tit-gedelgd. Alleluja*
O God, die ons verblijdt in de verwachting der jaarlijksche gedachtenis onzer verlossing, geef dat wij uwen eenigen Zoon, wien wij nu met vreugde
als onzen Verlosser ontvangen, ook bij zijne komst als regter met betrouwen mogen te gemoet zien, onjen Heer Jesus Christus, die met u leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Gij zult heden in u opwekken het levendigste verlangen naar uwe eeuwige zaligheid en er n over verheugeu, dat deze, om de verdiensten van Jesus Christus, door menschen van goeden wille zoo gemakkelijk kan verworven worden. Zonder u zooveel mogelijk van alles af, en tracht eenigen tijd in do grootste stilte over te brengen. Verbeeld u dat gij nog heden zult moeten sterven. Doe een naauwkeurig onderzoek of gij soms eene schuld op uwe ziel hebt, welke haar van het gelukkig aanschouwen Gods zoude terughouden. Stel u heden in die gesteltenis, waarin gij op uw sterfbed zoudt wenschen to zijn. Bereid u tot de H. Communie, alsof zij de laatste uws levens ware; vernieuw eindelijk al uwe beloften en voornemens, waarmede gij u aan den Heer uwen God hebt toegewijd, opdat gij in uw leven en sterven, in den tijd en in de eeuwigheid. Hem moogt toebehooren. Wees dan van eene heilige vreugde vervuld , met het innigste verlangen uwen Zaligmaker verwachtende. Heilig u en wees bereid! want morgen zult gij de glorie van God zien. Morgen zal Hij afdalen en alle krankte van u
5
6ö
wegnemen ; morgen zal de ongeregtigheid van de aarde worden uilgedelgd en de Verlosser der wereld over u heerschen. O, begroet dien dag met de innigste opgetogenheid en verrukking. De Heer zal over en in u komen ; morgen komt Hij, morgen, door de II. Communie. Gij zult zijne genade in u gevoelen ; Hij zelf, Hij, in eigen persoon, dezelfde Godmeusch van Bethlehems kribbe, zal tot u komen. Houd n alzoo bereid, de Heer zal komen en gij zult zijne glorie zien: Hij zal u vervullen en geestelijker wijze in u geboren worden.
De Kerstnacht is een nacht, die getuigt van Gods onvergelijkelijke liefde tot de menschheid, daarom is het ook een nacht van genade, van wonderbare vrijgevigheid. Gods lieve heiligen dachten aldus bij hunne godvruchtige Kerstmisviering, en Jesus, de menschgeworden God, wien ze zoo teeder en hartelijk eerden , loonde zijne vrome dienaren met de allergrootste vertroostingen. Dell. Petrus Nolascus was sedert vele jaren gewoon den Kerstnacht met buitengewone en bijzonder innige godsvrucht te vieren, en tot beloo-ning hiervoor werden op Kersluacht en op het uur van 's Heeren geboorte de poorten van het Paradijs voor hem geopend, en werd hij, stervende, voor den hemel geboren. De H. Cathariua van Bologna, die steeds van eens ongemuene devotie
07
tot het Kindje Jesus bezield wüs, ontving insgelijks in den Kerstnacht eene zeer groote genade. Haar verschenen namelijk Jesus en Maria, en de Heiland vereerde zijne maagdelijke bruid met den kus zijns goddelijken monds. Eveneens verscheen aan den H. Philippus Nerius, terwijl hij op Kerstnacht met twee zijner broeders iu het gebed was, het goddelijk Kind op het altaar, en de glans en wonderbare schoonheid die er straalden van dit goddelijk Kind, eenigst voorwerp der liefde des heiligen, verrukte dezen dermate, dat hij vol vreugde tot zijne broeders sprak; „Ach, ziet gij dan het kindje Jesus niet op het altaar?quot; En toen hij bespeurde dat zij niets van deze verschijning zagen en alzoo niet met die groote genade, gelijk hij, bevoorregt waren, zweeg hij en ver-rigtte in stilte een allervurigst dankgebed voor deze uitstekende begenadiging. Zulke buitengewone gunsten worden wel is waar zeldzaam en aan eenige weinige uitverkorenen verleend, maar inwendige genaden, inzonderheid de gave van een zuiver hart en van eene groote liefde, mogen zich al diegenen beloven, die het Kind Jesus en zijne maagdelijke Moeder in ootmoedige, vurige en aanhoudende gebeden aanroepen, en zich waardiglijk hebben voorbereid tot de geestelijke geboorte des Ueeren in hunne harten, in den voor de gansche wereld zoo blijden en geuadenvollea Kerstnacht.
G8
Benuttig dit uur van den Kerstavond, hetwelk gij zoo laat mogelijk zult kiezen, cm u door vrome overweging en ingetogenheid des harten voor te bereiden tot eene waardige en heilige Communie. Verplaats u in den geest naar Bethlehem: stel u regt levendig de nabij die stad gelegene grot voor, welke aan de herders tot veestal diende. Daar moesten Maria en Jozef, wilden zij niet onder den blooten hemel overnachten, hun intrek nemen, want de herberg was door den toevloed van vreemdelingen reeds zult;j bezet, dat er voor hen geene plaats meer was. Daar in dien stal werd Jesus geboren. Wondervol tooneel in die eenzame grot, in de stilte van den nacht! De H. Maagd Maria baarde haren eerstgeborenen Zoon. Lees het Evangelie van Kerstavond: het zegt u: zij zal een Zoon baren, en gij zult zijn naam Jesus noemen; want Hij zal zijn volk verlossen van hunne zonden. Nog weinige uren en het is de heerlijke Kerstnacht! Hoort, hoort! te middernacht dalen de koren des hemels naar de aarde af, en de lucht weerklinkt van den zang der zalige geesten. Hun lied moet u reeds tegenruischen. Ook aan u, gelijk aan de herders, boodschappen zij, dat u heden geboren is de Zaligmaker, die Christus de Heer is. Zij noo-digen u uit dit Kind te k( ;.ien bezoeken. Doe, voor gij ter ruste gaat, de volgende overweging, en slaap dan in om te ontwaken in zaligende verrukking over het lied der lof-zingende engelen: Gloria in excelsis Deo! Glorie aan God in den hooge! en vrede den menschen van goeden wil!
I. Overdenk met welk vurig verlangen gij naar Bethlehem zoudt getogen zijn, om het goddelijk Kind te zien. Wanneer gy heden werkelijk de slem der engelen hoordet, u uilnoodigende om Jesus te bezoeken, pas in Bethlehem geboren en daar in eene kribbe liggend, ach, hoe zoudt gij
G9
u over die uitnocKligins verblijden, met welke drift en heiligen ijver zoudt gij naar de stal heenijlen. O, aldus zoudt gij spreken : heden zal ik Mem aanschouwen, die hemel en aarde geschapen heeft, die in één oogenblik al mijne zonden kan wegnemen, mij in één oogenblik met genade vervullen en in liefde kan doen ontvlammen. — Verlevendig uw geloof, mijne ziel! Zie, het goddelijk Kindje, dat in Bethlehem in het kribje lag, dat de allerheiligste m^agd op hare armen droeg en aan haren maagdelijken boezem drukte, dat Kindje is dezelfde, die heden door de heilige Communie tot u zal komen. Wat schaadt het dat gij het niet voor uwe ligcbamelijke oogen ziet? Was Maria bij de duisternis van den nacht niet even zoo gelukkig als bij den helderen dag ? Was hare zaligheid niet even groot, wanneer zij in den donkeren nacht het Kindje Jesus in hare armen hield, zonder het met de oogen te zien ?
Wek een levendig geloof in u op, eene innige vreugde, een vurig verlangen. Spreek hartelijk: „Ach, Jesus, weiger toch niet te komen in mijne arme ziel I Jesus, ik geloof! kom toch tot mij!quot;
2. Bedenk, welke vreugde gij zoudt gesmaakt hebben bij den aanblik van dat liefdevolle Kindje. Verbeeld u zoo levendig als gjj vermoogt, dat gij bij het kribje staat en alles met uwe oogen aanschouwt. Gij ziet dan het schoonste en onschuldigste Kindje, hetwelk ooit ter wereld kwam. En dat Kind is door zijn hemelschen Vader ter dood veroordeeld. Geen druppel bloed in zijne
70
aderen, die niet gestort zal worden, zijn volmaakt maagdelijk ligchaam zal gruwzaam mishandeld, doorwond en verscheurd worden, en het laatste zal zijn de smartelijke en smadelijke dood aan een kruis. — Het Kindje weet dit alles en is hiermede niet alleen volkomen tevreden, maar heeft zelf zich reeds duizendmaal den Vader als vrijwillig offer aangeboden. Het verwacht al wat komen zal tol aan den kruisdood toe met eene heilige vreugde. En waarom? Omdat het daardoor u wil redden van den eeuwigen dood, omdat het daardoor u zijn liefde wil toonen, omdat het daardoor u tot wederliefde wil bewegen. Ofl'er dan u zeiven aan dit Kind en wek uwe dankbaarheid en liefde op. Zeg welgemeend en hartelijk: dat U loven, o Jesus! al uwe hemelsche geesten, die uwen troon omgeven. Doch dat ook mijne zwakke dankbetuiging, mijne gebrekkige lofprijzing tot U stijge! Neem ook den lof en dank aan uit den mond van mij, armen zondaar! Wees niet afkee-rig om tot mij te komen door de H. Communie. Gij hebt de stal, de kribbe en de beesten niet versmaad, versmaad toch mijne zondige ziel niet!
3. Verbeeld u, dit het Kindje Jesus zijne kinderlijke oogjes op u slaat en u volgenderwijze toespreek' ; ,',Zie, mijn kind! uit liefde voor u ben Ik zoo arm geworden als gij mij hier ziet t Ik begeer van u daarvoor niets anders, dan dat gij uw hart niet aan de goederen der aarde hecht, en dat gij van uwen overvloed aan uwen behoeftigen medemensch wegschenkt. Uit liefde
71
voor u zal Ik in de verdere jaren van mijne aardsche omwandeling den groolsten smaad en de afschuwelijkste lasteringen geduldig lijden; Ik begeer van u daarvoor niets anders, dan dat gij de kleine verongelijkingen, die ik u Iaat overkomen, ten minste met stilzwijgen verdraagt. Uit liefde voor u zal Ik niet slechts aan Maria en Jozef, maar ook aan de onregtvaardige regters, ja zelfs aan de beulen gehoorzamen ; Ik begeer daarvoor van u niets anders, dan dat gij ook in kleine en geringe zaken uw oordeel aün mijne wijsheid onderwerpt en uwen wil verloochent. Uit liefde voor u, ofschoon gij Mij tallooze malen door uwe zonden beleedigt, wil Ik mijn leven op het schandhout, des kruizes laten: van u begeer ik daarvoor niets anders, dan dat gij de kleine wederwaardigheden, de kwellingen en moeijelijkheden, welke u in uw leven overkomen, onderworpen en geduldig aanneemt.
De woorden van Jesus in het Tabernakel zijn dezelfde als die van Jesus in liethlehems kribbe. Op het altaar, in de kribbe, 't is dezelfde God! In uw hart door de communie, en op de armen dor H. Maagd, nog eens 't is dezelfde liefdevolle •lesus. Antwoord dan op zijne vragen aan u met goede voornemens en heilige beloften; zeg dan ; Ach, Jesus, ik bied U mijn hart, mijne ziel, mijn ligchaam aan, ja al wat ik ben en heb, Jesus het behoort U, U bemin ik, aan U wil ik in alles gehoorzaam en onderworpen zijn. O Jesus, verleen mij die heilige gevoelens, welke mij moeten be-
72
zielen om U dezen nacht op vruchtbare wijze te ontvangen!
4. Overweeg de aanminnigheid en liefderijkheid van het Kindje Jesus voor allen, die het beminnen. De herders, die naar Bethlehem ijlden, hadden gewis geene andere voornemens, dan zich voor den nieuw geboren heiland der wereld diep in het stof te buigen en hem vol eerbied te aanbidden. Zij zijn haastig voortgegaan en hebben Maria en Jozef gevonden, en het Kindje dat in de kribbe lag. Komt, zeiden ze (oen lot elkander: laat ons aanbidden en nedervallen voor dit Kind, onzen God; laat ons schreijen van vreugde voor den Heer, die ons heeft gemaakt, want Hij is onze Heer en God, en wij zijn Zijn volk en schapen van Zijne weide. Doch, toen zij bemerkten, hoe aanminnig dit Kind hen aanzag en tegenlachte en hoe verheugd het scheen over hun gezelschap; toen zij den vriendelijken groet van de goddelijke moeder Maria hoorden en zagen hoe zij met moedervreugde getuige was van hun schuchter naderen tot de kribbe des goddelijken kleinen, toen het Kindje zelf zoo vriendelijk lagchend, hea wenkte om zonder vrees naderbij te komen, o, op dien zaligen stond trilde hun hart van blijde verrukking, ze omringden de kribbe, en liefkoosden het Kindje op de hartelijkste wijze.
O hoe verteederend is dat tooneel, hoe gaarne, mijne ziel, moet ge bij de beschouwing er van willen verwijlen.
En hoe gaarne hadden Jesus en Maria diezelfde
73
aanminnigheid, diezelfde vriendelijkheid en liefde willen betoenen aan iederen mensch, zelfs aan Herodes, aan ieder, wie maar galoovig en rouwmoedig bij het kribje wilde nedervallen.
Bedenk dan, mijne ziel, welke vriendelijke opname gij heden moogt verwachten, als gij u met geloof en hoop en liefde tot Jesus spoedt, die uwe komst verbeidt, nu niet in de kribbe, maar in het H. Altaarsacrament. Zeg met den profeet; O God, wat is toch de mensch, dat Gij zijner gedenkt? Wat is toch de zoon des menschen, dat gij hem zoo vriendelijk, zoo genaderijk bezoekt? Gelooft, hoopt en bemint gij, mijne ziel? En is Jesus, en niet anders dan Jesus, op ditoogenblik het voorwerp van dat geloof, van die hoop, van die liefde in uw binnenste? O ga dan lot de hemelgave: aanbid uwen Jesus met de herders, en als dan de Kerk als eene andere Maria, en de priester als eeu andere Jozef, getuigen van uwe aanbidding, u dat Kind toevertrouwen, en Jesus zelf u zoo vriendelijk wenkt, o nader dan ook zonder vreeze, ontvang uwen Ood in uw hart, liefkoos hem gelijk de herders met al de teeder-heid uwer ziel.
5. Bemerk, mijne ziel, hoe groote begeerte het goddelijk Kindje heeft om door de menschen bemind te worden. Naauwelijks ter wereld gekomen, ontvangt het de eerste liefkozingen van zijne moeder en van zijnen voedstervader. Maar te midden van die omhelzingen, waarbij Maria en Jozef gansch hunne ziel voor het kind als uitstortten.
brandde het van verlangen, om ook door andere menschen bezocht, geliefkoosd en omhelsd te worden. Daarom spoedden zich, op zijn bevel, de engelen, die bij zijne kribbe waakten, naar de herders op het veld. In hemelschen luister verschenen zij aan die arme eenvoudige lieden en noodigden hen uit om het goddelijk Kind te bezoeken.
Nu, mijne ziel, stel deze vraag aan u zelve, en beantwoord haar ook gij zelve ; waarom toch, terwijl millioenen engelen rond de kribbe zweefden en het Kind aanbaden als den God des hemels, waarom toch roept die goddelijke kleine ook de herders bij zich? — Hij had do grootsten der aarde, koningen en vorsten kunnen uitnoodigen, waarom gaf hij dan toch do voorkeur aan de herders? — Ach, hij wilde ons toonen, dat hij allervurigst wenscht door ons menschen bemind te worden, en wel door allen, zonder uitzondering, zonder onderscheid van levensstaat of leeftijd; daarom noodigde hij eerst de geringsten, bij de wereld weinig of niet geachten, als eerste aanbidders aan zijne kribbe. Welk een troost voor u, die heden, aan Jesus' uitnoodiging door de H. Communie gehoor zult geven! De groote en heilige God heeft zich gewaardigd zich ook aan u te openharen, in het H. Sacrament verborgen, u te roepen om Hem daar te aanbidden en in het goddelijk liefdemaal te nuttigen. Ja, ondanks uwe geringheid heeft de Fleer op u nedergezien. Zijt ge schaamrood welligt over uwen eenvoud, over
73
uwe armoede, uwe weinige beteekenis in de wereld? Maar waren de herders dan geleerden, rijken of voornamen der aarde? Uitstekende genade, door God u bewezen ! Door velen die zich groot wanen, wordt Jesus van Bethlehem, Jesus van Golgotha, Jesus van de Eucharistie tegengesproken, gehoond, ja geloochend! Haast u, mijne ziel, dank er den Heer voor, dat hot Hem behaagde zich aan u, kleine, nietswaardige, te openbaren. De herders aan de kribbe; gij, mijne ziel, aan den goddelijken discb! God, wat eere ! welk een voorregt! —
ü. Overweeg ten laatste boe gemakkelijk Jesus te bevredigen is. Niets kan hem zoo bekoren als de liefde van uw hart. Hetzij gij weinig, betzij gij veel geeft, de gift heeft voor hem geene waarde, zoo zo niet voortkomt uil een minnend hart. Maar vergezelt haar uwe liefde, dan is ook de geringste gave voor hem van onschatbare, van oneindige waarde. Wat konden de behoeftige herders aan Jesus geven? Slechts eenige kleinigheden.....en toch Hij achtte ze zoo boog, dat
hij ze vroeger wilde ontvangen dan de rijke geschenken der drie heilige koningen uit het Oosten. Ach, mijne ziel, dezen nacht, den hoogheiligen kerstnacht, zult ge het in het H. Sacrament des Altaars verborgen Kindje Jesus nuttigen. O breng het dan heden eenige geschenken. Uwe offergifte zal het Kindje verblijden. Al het goede, wat ge u heden voorneemt, eenig liefdewerk, eenige versterving en zelfverloochening, vooral eene heldhaftige liefdedaad jegens God of uwen
76
evenmensch, *1 zij alles een geschenk ter eere van hetzelfde goddelijk Kind, voor u geboren in lieth-lehem, voor u verborgen levende in het H. Sacrament. — O hoeveel genaden moogt ge verhopen, als ge heden Jesus te gemoet gaat met een van liefde brandend hart, met de minste, doch uit liefde ontsproten offergave! Zeg dan in blijde hope; Glorie zij aan God in den hooge, en zegening en vrede aan mij en allen, die van goeden wille zijn !
Mijn ziel, gewekt door de en.slenstem,
Spoedt zich verrukt naar Bethlehem, Om daar te aanbidden 't nieuw geboren Kind, Waarin, vol vreugd, zij haar Verlosser vindt. (')
(1) Verzameling van oude en nieuwe gezangen. Amsterdam, H. A. Z w e er s.
©ckbcn onöcr !)ct (). iHtaoffer.
O oneindig heilige God! ik arm zondig mensoh ben hier voor uw heilig altaar verschenen, om de opdragt van het H. Offer der Mis bij te wonen. Dit offer der Nieuwe Wet is het eenige, hetwelk uwe oneindige Majesteit waardig is, omdat hier uw eeniggeborene en eeuwige Zoon geofferd wordt. In vereenging met die allervolmacklste meening, waarmede uw veelgeliefde Zoon zich voor ons opgeofferd beeft, wil ik deze H. Mis met den Priester opdragen tot roem en eer van uwen H. Naam, tot dankzegging voor alle mij bewezene genaden en weldaden, tot voldoening voor al mijne zonden en misdaden, tot verwerving der goddelijke hulp en bijstand in mijnen nood, tot hulp en troost dergenen, voor welke ik verpligt ben te
bidden, bepaaldelijk voor......en tot lafenis
der zielen van alle in Christus afgestorvenen, bepaaldelijk voor......
Laat, o barmhartig Heer en God ! dit mjjn voornemen U welgevallig zijn, zuiver mijn hart van
78
alle ijdele en zondige gedachten, verlicht mijnen geest, verlevendig mijne godsvrucht, opdat ik bij deze H. Oll'erande waardig tegenwoordig zij.
De volgende gelicden lijn dezelMe, als die van den Priester in de drie llll. Missen van Kersttijd.
De Priester, staande aan den voet des altaars, begint:
In den naam des Vaders, en dos Zoons, en des H.. Geestes. Amen. Ik zal opgaan tot het altaar Gods.
Dienaar. Tot God, die mij verjeugdigt en verblijdt.
Pk. Wees mijn Regter, o God ! en doe uitspraak tusschen mij en het onheilig volk; verlos mij van den onregtvaardigen ea bedriegelijken mensch.
I). Want Gij zijt God, mijne sterkte: waarom hebt Gij mij verstooten, en waarom ga ik bedroefd, terwijl de vijand mij verdrukt? Pu. Zend uw licht en uwe waarheid, zij zullen mij geleiden en brengen tot uwen heiligen berg en naar uwe woontent.
D. En ik zal opgaan tot het altaar Gods, tot God
die mij verjeugdigt en verblijdt.
Pb. Ik zal U loven op de harp, oGod, mijn God I
79
waarom zijtgij bedroefd, mijne ziel, en waarom verontrust gij mij ?
D. Betrouw op God ; want ik zal Hem nog danken, de zaligheid mijns aangezigts en mijn God.
I'ii. Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest.
ü. Gelijk hel was in den beginne, en nu en altijd, eu in de eeuwen der eeuwen. Amen.
I'r. Ik zal opgaan tot het altaar Gods.
D. Tot God die mij verjeugdigt en verblijdt.
Pr. Onze hulp zij in den naam des Heeren.
1). Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Diep nedergebogen spreekt do Priester de algeraeene
idiuldbelijdenis, welke daarna ook door den Dienaar in
naam des volks gebeden wordt.
Pr. Ik belijd voor den almagtigen God, de H. Maria, altijd maagd, den H. Aartsengel Michael, den H. Joannes den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u. Broeders; dat ik zeer gezondigd heb, met gedachten, woorden en werken, door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld: daarom bid ik de H. Maria, altijd maagd, den H. Aartsengel Michaël, den H. Joannes den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, allo Heiligen eu u, Broe-
ders, den Heer onzen God voor mij te willen bidden.
D. De almogende God ontferme zich over u, Hij vergeve n uwe zonden, en geleide u tot het eeuwige leven.
Tr. Amen.
1). Ik belijd enz...... en voor u, Vader; daarom bid ik, enz...... en u, Vader, den lieer
onzen God voor mij te willen bidden.
Pr. De almogende God ontferme zich over ulieden, Hij vergeve u uwe zonden en geleide u tot het eeuwige leven.
O. Amen.
Pn. De almogende en barmhartige Heer verleene ons kwijtschelding, ontbinding en vergiffenis van onze zonden.
D, Amen.
Pn. O God I Gij zult ons wederom levend maken .
D. En uw volk zal zich in U verblijden.
Pr. Toon ons, lieer! uwe barmhartigheid.
D. En schenk ons uwe zalige hulp.
Pr. Heer! verhoor mijn gebed.
I). En mijn geroep kome lot U.
I'r. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pr. Laat ons bidden.
Het altaar opgaande, vervolgt de Priester;
Wij bidden U, Heer! neem onze boosheden van
•ons weg, opdat wij tot het Heilig der Heiligen
81
met een zuiver gemoed mogen ingaan, door onzen lieer Jesus Christus. Amen.
Wij bidden ü, Heer! door de verdiensten vaa uwe heiligen, wier overblijfselen hier zijn, en door die van alle heiligen, dat Gij U gewaardigl al mijne zonden te vergeven. Araen.
111 de Nachtmis.
De Heer sprak tot Mij: Gij zijt mijn Zoon! heden heb Ik U voorfgebragt. P.s. II . 7.
Waarom razen de volken en zinnen de natiën ijdelheid? f's. II: I,
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest, gelijk het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Ameu.
In de Mis van den dageraad.
Een licht gaat heden voor ons op, want du Heer is ons geboren , wiens naam is: Wonderbaar, God, Vredevorst, Vader der toekomstige eeuw, aan wiens rijk geen einde zal zijn. laaias IX. 6.
De Heer heerscht en is met luister omkleed: de Heer heeft zich met kracht toegerust en zich omgord. Ps. XCII : I.
Glorie zij den Vader. enz.
6
82
In de Mis bij den helderen dag.
lien kind is ons geboren , een Zoon is ons geschonken ! Hij draagt de heerschappij op den schouder en zijn naam zal zijn de Engel des groolen raads. Is. IX; 6.
Zingt den lieer een nieuw lied, want Hij heeft wondervol gehandeld. Ps. XCV1II, I.
Glorie zij den Vader. enz.
Builen den feesttijd Uu men liier gevoegelijk bidden:
Heer, a! wat in den hemel en op aarde is, is het uwe. Ik verlang mijzelven vrijwillig als een offer aan U op te dragen, ora eeuwig de uwe te blijven. (Thorn, a Kemp. Navolging, boek IV, h. 9.)
Glorie zij den Vader. enz.
Zeg driemaal: Heer, ontferm L. onzer!
Christus, ontferm ü onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Bid altoos, maar vooral in den H. Kerstnacht, dit Engelenlied met innige vreugde en danktorlicid.
Glorie zij God in den allerhoogste,
En vrede op aarde
83
Wij loven U,
Wij prijzpn U,
Wij aanbidden U,
quot;Wij verheerlijken U,
Wij danken U om uwe groote heerlijkheid! lloer God, Hemelkoning, Almagtig God Vader 1 Kenig geboren Zoon, Heer Jesus Christus, Heer God 1
Lam Gods, Zoon des Vaders,
Gij, die wegneemt do zonden der wereld,
Ontferm U onzer!
Gij, die wegneemt de zonden der wereld.
Verhoor ons smeeken !
Gij, die zit aan de regterhand des Vaders,
Ontferm U onzer!
Want Gij alleen zijl heilig,
Gij alleen de Heer,
Gij alleen de Hoogste,
Jesus Christus,
quot;Mol den U. Geest, in de heerlijkheid van God den Vader. Amen.
Daarna Wilt de Priester een of meer gebeden Collecten genaaniil.
De Heer zij met u.
1). En met uwen geest.
Pr. Laat ons bidden.
Si
Gebed.
In de Nachtmis.
God, die dezen allerheiligsten nacht door de-klaarheid van het waarachtige licht hebt doen schitteren, gééf, bidden wij U, dat wij, de eeuwige vreugde van dat licht, welks geheimenissen wij op aarde gekend hebben, in den hemel mogen genieten. Die met ü leeft en heerscht in de eenheid des H (jeestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
In de Mis van den dageraad.
Wij bidden U, almogende God, geef, dat terwijl hel nieuwe licht van het mensch geworden Woord over ons is uitgestort, datzelfde uit onze werken strak-, wat door het geloof onzen geest helder schitterend verlicht. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
In deze Mij wordt de gedachtenis gehouden van de H. Anastasia.
Wij bidden U, almogende God, dat wij, die het feest van de H. Anastasia, martelares, vieren, ook hare voorspraak bij U mogen verwerven. Door onzen Heer Jesus Christus, die met U leefl en heerscht, enz. Amen.
8ö
In de Mis bij den helderen dag.
Wij bidden U, almogende God ! vergun dat de nieuwe geboorte van uwen eenigen Zoon in het vleesch ons verlosse, die door de oude slavernij onder het juk der zonden gehouden worden. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer, die met TJ leeft, enz. Amen.
Op andere t ij den bid de men:
Almogende, eeuwige God ! luister naar het gebed uvvs volks, en keer uw aangezigt niet van ons af om onze zonden en ongeregtigheden. Verhoor genadiglijk het gebed van uwen dienaar, den Priester, die voor ons eeuwig geluk tot U bidt, en geef dat wij goedgunstig van uwe barm-hartigheid verwerven, wat wij met vertrouwen van U verzoeken. Door Jesus Christus onzen Heer. Amen.
Zie aclilcr de Slisgeleilen de Epistels der drie llli. Missen vau 's lieeren Ceboortcfccsl.
Op andere tijden bidde men, terwijl de Priester den Epistel leest, dit ol' eenig ander gebed.
O mijn Goill ik aanbid uwen II. Geest, die door de Profeleii en Apostelen gesproken heeft en
86
nog immer spreekt door uwe heilige Kerk. Met allen eerbied en ootmoed neem ik de leer en het onderrigt aan, mij door de Priesters der Kerk gegeven. Verleen mij, o God! dat ik naar die leer en naar dat onderrigt mijn leven schikke en uwe geboden getrouw volbrenge. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
Xa den Epistel bidt do Priester in het midden des altaars:
Almogende God! die de lippen van den Profeet Tsaïas met eene gloeijende kool gezuiverd helii, zuiver mijn harten mijne lippen, en gewaardigU, door uwe genadige ontferming mij te zuiveren, dat ik uw heilig Evangelie waardig moge verkondigen, door Christus onzen Heer. Amen.
Heer! geef mij uwen zegen.
De Heer zij in mijn hart en op mijne lippen, opdat ik waardig en naar behooren zijn Evangelie mag verkondigen. Amen.
Zie acliter de Misgchcilcn ook de Evangelie», welke in de 1111. Missen van Kersttijd worden gelezen.
Anders bidde men onder het Evangelie:
Goddelijke Heiland I hoe groot is uwe liefde, dat Gij op aarde hebt willen komen om ons te onderrigten, om ons den weg naar den hernel te wijzen. Schenk mij de genade, dat ik de door U verkondigde waarheden ootmoedig aanhoore; verlicht mijn verstand, opdat ik ze wel moge
87
kennen, vernieuw mijn hart, opdat ik ze moge liefhebben en getrouw nakomen. Verleen mij uwen goddelijken bijstand, opdat ik mij nimmer over uw H. Evangelie schame, maar het immer met woord en daad belijde. Gij die leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen.
Credo.
Ik geloof in éênen God, don almagtigen Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen. Eu in éenen Heer Jesus Christus, Gods eeniggeboren Zoon, en uit den Vader geboren voor alle eeuwen; God van God, licht van licht, waren God van den waren God, geboren en niet gemaakt, van één wezen met den Vader, door wien alles gemaakt is : dio om ons menschen en om onze zaligheid is nedergedaald uit den Hemel, en het vleesch heeft aangenomen door den Heiligen Geest uit de Maagd Maria, en ïs meksch geworden ; die ook voor ons gekruist is onder Pontius l'ilatus, geleden heeft en begraven is, en verrezen is ten derden dage volgens de Schriften ; en is opgeklomen ten Hemel, zit aan de regterhand des Vaders; en weder zal komen met heerlijkheid, om te oordeelen levenden en dooden; wiens rij* geen einde zal hebben. En in den Heiligen Geest, den Heer en levendmakende, die van den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon te zamen aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken
lieefi door de Profeten. En ééne, heilige, katholieke, en apostolische Kerk. Ik belijd één Doopsel tot vergeving der zonden. En ik verwacht de verrijzenis der dooden en het eeuwige leveu. Amen.
Opoffering.
HET EERSTE VOORNAME DEEL DER MIS.
Do Priester bidt eene korte spreuk, genaamd Offertorium en draagt dun het brood en den wijn aan God op.
De Heer zij met u. D. En met uwen geest.
Pu. Laat ons bidden.
I ii ü e Nachtmis.
Dat de hemelen juichen en dat de aarde jubele voor het aanschijn des Heeren, want Hij komt.
Ps. XCV; M en 13.
In de mis van den dageraad.
God heeft het aardrijk bevestigd en het zat niet bewogen worden; van toen af, o God ! stao'i uw troon; van eeuwigheid zijt Gij. Ps. XC1I; 1 en 2.
In de mis bij den helderen dag.
De hemelen zijn de uwe en uwer is de aarde, den aardbodem en al wat er op is hebt Gij gegrondvest ; uw troon rust op regtvaardigheid en cor-düel- Ps. LXXXVIII: 12 en 45.
Sfl
Gebet für die cbristlicbe familie.
$apft Seo XIII. bat laut Sleófript bev iloiifltcgation beu IHblafie allcit 6l)viftölauOigcn, iucld;e iiod;ftel)euDe3 öcbet Qui:ad;tig unb rcumütig ucrrid;tcii -'00 Sage SMblaü ucrlicljen.
O ^utev uub biivra£)evjit]er ®ctt, Bciuem a(lmad)» tigcu Schujj unt Scliivm l'cfeblcu iriv uuf£r vauS, m'ifcre familie uut ail unfev 4iat) unC iBut. Sc^uc unS alle, unc Eu Mc I;eilis?c g ami lie ion 9iajavctl) ijcKiV't tjaft-
^eili^ftcr (vrlöfcv JefuC' GIjriftuS, buvd) Me Stcbc beincv 'jjfcufchn'evbuiij um uuê gu cvlöfen, buvcl) bic 5}o,rmigt;ev5ii(fcit fcciucs ^.reujestobcs, Intteu wtv SDict), fcijite uufer iiauè-, unfere familie unb uiifeve ójauc-^ciioffcu. Sewaljre isus adem Ucbel unb inn' b'cv !Bi?èl)cit bcr SJienfcljeit; bemalu'e un-3 ihh' !81ij5, C^agcl, Aeucrc-lnuufr, Uebevfchwcmmuna uub uujünftiiicn SBittcrun^; beival)re unê vor bciucm 3ontc, bem .^afi uub beu böfeu ^lciueu uuferev gcinbe, i'or ^cft, Sincft uub .yun^crouot. ïaffe nidu ju, baü jemaub mm uus obuo bic 1). Saframcutc ftcibc. ®ib uus bciucn Sc^eu, bafs unv ftaubbaft uufeïii Öilauben bcfcuueu, bcr un3 juv «cliiifcit fübvt, bamit iviv aud) in l'cibeit uub !Dranflfalch unfere .^effuuu,] bc'.i'alncu uub ftets juuebmcu iu l'icbe ju Eir unb ju bcm Jfddjftcu.
O SefuS, fcsV'c uub bebütc uus; o ®iavia, 9Jïuttcr bev öiuabc uub 55avmbcrjiflfeit, fejuc uus, befdnijje uus flciicu ben büfen (Seiff, fiibvc uuê.au bcincv müttcvlicljen $iaub buïdj biefe» 3ammcrt()a(; xgt;cr» fbljuc uns mit bciucm ©oijne uub bcfcl)(e uuS bcinem Sobnc, bamit tviv univbi^ werbeu fciucr SJcrfycijtuuflcu.
.vM. Vfepl', 'Jiabn'atcr uufcrcê (n'lamp;fcrê, .öiitcv foiiicr hl. ®ïuttcr imti .§(uivt bcr M. familie, fci tui miffv ?s-iivfprc(lier,, fcauc.,unb bcfct)i'^c un§ unb uufcr .sjiiiiê'.
,sgt;i. OJiiitac!, vcvtcibijc un8 ijegcit nllc iu'sbcit bcv .ilöllc.
igt;l. ® citnicl, lafi uuê bon M. 2Bi(lcu (sjotte» cvfcuncii. .{il. Diafacl, bcbiitc miê vur .Uvantlicttou mib 8et'enëAcfa()v.
^l. 'èclmgcnijd, bcwaln-e mts ïag imb 9ïacl)t auf bcm SBcgc bcr @clii(fett. 3'ir ')'■ ^iitvonc bittct für mis bet bcm ïbronc (Settel
©cflnct bicfcs .sjauS, c Wett Batcv, bcr ®it mie-erfebaffeu baft, ®ctt Scbu, bet ®u für mi§ am jlrciisc fldittcn baft, unb Oott [)eiliflcv ®eift, ber Bu imë' in ber ïanfc flebciliflt baft. 9Jiöge bic aflerbciliflftc ©rcifaltiöftit nnfern Sieib bewabren, nnfere Seete reinigen,' nnfere ^erjen lenfen unb nnë jnm ewlgen Scben fiibren.
(s:l)re fei be'm Süater, (s[)re bcm ©o()nc, Cvf)rc bem 1)1. (Seifte. Slmcu.
(SOian wo 11 c gefa(1 fgft biefeê ®ebet verbrciten 1) elf en.)
Xvct Nufojurvniiflcu zur Crstattung alkr nachlassigkcitcn in Ucrricbtung gutcr UJcrkc,
U'cldjc Jejïts fclbft ber bl. SDÏetlitilblê gclc^rt bat.
^nmcrkmifl. («ine verftorbeite filariffin erfcl)ien fttrj nacl) iljrem ïobe iln'e Cberin, bic fftr :ic betete, tutb fvracl;; bttrdj bicfe 3lnfovferttttgcit ba.'e fie jebeit Slbenb alle i()re toci)Hlbctt bcjablt, bartt.tt bcbiirfc fie bcj ®ebetes nidjt mcltr.
1) üobct ben Cierni, alle Siatunic», lobct ten .fxnni, alle SBölfcr, tcuu cê ift beftatiflt iibev uuc-fciuc S?avnil)cr5iflfcit, unb bic ®al}vl)cit bcv Ajcvnt Wcibt in (jun^fcit.
(s'Drc fci bcm ïktcr, unb bcm ©ot;nc, w.f. w.
(s'n)ii(cr Sater, icb ovfeve $ii' auf ba§ bcilijfte .^evj 3efu fammt allen feinen SBevfen, wefebe er auf (nben »o(lbracl)t, jmn (vrfa^e fiir alle baê ®utc, waê iel) I)cute unb alle ïagc meines Sebenê unterlaiien l)abe.
2) Sobet ben ^evrn, alle 9!ationer, se. k.
(v(ive fei bcm Sater, k. k.
(viviger Sater, icb ovfcrc SDir auf baê l)eilii#c .ycrj Jefu, bcinc» gclicbtcn Solmeê, fammt aller Siebc ivonüt cr auf (vrbcn feiuc IBcvte vollbracbt, jum (s-rfalpc aller 9!acl)(affi^fcit, bic id) midi beute unb alle ïaeic mciueê ïcbcnê in llcbmtj be» Wuteu ju Scl)ulbeu temmen lief;.
,'3) Sebet ben Ajerrn, alle Üïationen, :e. je.
(vlire fei bcm Sater, :e. :c.
(saneer Sater, iel) ovfcre SMr auf bas bochlieiligltc ^erj 3cfu, beiucê i'ielgeliebtcn Solntcê, fammt allen feinen ©djincrjeu unb geinen, bic cr fut un|ere CSrlbfung gelittcn, ^ur Serjetbung aller «iiuben, bic id) beuté unb alle Sage meines ïebeuè in (Sebanfeu, SBprteu unb aSerfen' begangen l;abc.
D licbewflftcr Ajerr, mcin ®ott, mbdjtc id) ®ir bocb nad) beincm guabigften SBillen gefalleu unb 3Mr in atleu Eingcn bic gröfuc unb treuefte l'tcbe envcifcu. 91men.
Cfvminttcviinn gt;quot;v Übitnfl öcv A r i ft 11 rf) c t! M u sn m u «i o it,
nad; bem rjciliijfn 2Üpf)onS DJiavia ooit Siguori.
Scv^c bafür, fldicMe Scde, baf; bu oft bic fleift» liclje Jïonimuiuoii emvfiiiiiicft, wcun bu ba§ [)0(\y-UMivbtijc ®ut bcfuécft. a?or iillem abcv mufit bu bet ciucr jeben bciluKii ïBieffe, bic bu anljörfi, jcbcsmal i(ciftlicl;cv ffieifc Fommuuiciven, tvcun bcr 4-!ricftcv bic lil. JUnumuuiint cmvfvmflf. (Srroccfc alêbauu cincu ©[flubcn-SaFt, inbem bu feft ^laubft, ba|l Jefuc- SIjviftuó im OUtarSfarvvimcutc jc^cmv.ïvtiij ift; ciucu 5lFt bcr Sicbc unb bcr nodfommciicu ;)icuc i'tbcr alle Siiubcn, unb bami eiucn 9lft bcS S8crUiii= flcnê, inbem bu 3c|u£' ciulabcft, in bcin ^erj 511 fommcu, bamit cê ganj il)m aiijdjcrc. 3gt;u famift bid) folijcnbc Sfflortc bcbieucu: „®icm Jcfu, id) i^Uiube, baf; ïu im aücrbcili^ftcu Saframcut iva()r= f)aft unb ivcfcntüd) gcflcmvartiij bift; id) liebe ®id) ihmi flanjem ^crjeii, unb nvif iel) 5)icl; liebe, fo rcuct cS mid), 2?id) burd) mcinc Süubcu bclcibigt ju ()abcu; fommc in mciuc £eclc! 3d) umfaffc SDid), ncittc üiebe, unb [djenfe mid) ganj JMr; (ajj iiid)t 511, biifi id) mid) jc wieber von 5Dir trcnuc.quot;
Sluf biefe Sfficifc tauuft bu Icidit fo ride i(ciftliel)c Jionimunionen Derriel;ten, als bu nnr iviflft.
Srutf ooit 3. S. SUbcrtS. — Sittarb.
89
Offertorium op andere t ij den.
Tïeer, in de eenvoudigheid des harten, offer ik U heden mij zeiven op, om voor altijd U alleen te dienen, U te gehoorzamen en een offer te zijn van eeuwigdurenden lof.
Th. a Kemp. Navolying, B. IV, H. 9.
Bij de opoffering van liet brood bidt dc Priester:
O heilige Vader, almagtige en eeuwige God ' neem deze onbevlekte offerande tan, welke ik, uw onwaardige dienaar, U, mijnen levenden en -•«aarachtigen God, opdraag voor mijiïo latlooze zonden, fouten en onachtzaamheden, en ook voor allen, die hier tegenwoordig zijn, alsook voor alle geloo-vige Christenen, zoo levende als overledene ; opdat het mij en hun ten eeuwigen leven strekke. Amen.
Als hij water met den wijn in den kelk vermengt:
O God I die de menschelijke natuur iu verhevene waardigheid wondervol geschapen en nog wondervoller (na den val) hersteld hebt, goef ons door het geheim van dit water en van dezen wijn deelachtig te worden aan de Godheid van Hem, die zich gewaardigd beeft deelgenoot te worden van onze menschheid, .Testis Christus, uw Zoon, onze Heer, die met U leeft en beerscht in de eenheid des IT. Geestes, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
90
Bij de opoffering van den kelk:
Wij offeren U op, o Heer! den kelk des heils, uwe goedertierenheid smeekende, dat hij voor onze zaligheid en die der geheele wereld, met eeu aangenamen geur in de tegenwoordigheid uwer goddelijke majesteit opklimme. Amen.
Dat wij, Heer, in den geest van ootmoed en met een berouwhebbend hart door U aangenomen worden, en dat heden onze offerande voor uwjaange-zigt zoo geschiede, dat zij aan U behage. Heer, God!
Kom, heiligmakende, almagtige, eeuwige God! ea zegen deze offerande, uwen heiligen Naam toebereid.
Bij de vingerwassching
Ps. XXV. Ik zal onder de onschuldigen mijne handen wasschen: en ik zal uw altaar omringen, o Heer! opdat ik de lofprijzing hoore : en al uwe wonderen verkondige.
Heer ! ik heb den luister van uw huis bemind: en de woonplaats uwer heerlijkheid.
Verderf toch mijne ziel niet, o God ! mot de god-deloozen ; en mijn leven niet mot de mannen des bloeds. In wier handen boosheden zijn ; wier regto met geschenken gevuld is.
Doch ik heb in mijne onschuld gewandeld ; varies mij en ontferm U mijner.
91
Mijn voet staat op den regten weg; in de vergaderingen zal ik U ioven, o Heer!
Glorie zij den Vader, enz. Amen.
Daarna vervolgt de Priester in het midilen des altaars:
Ontvang, o heilige Drievuldigheid 1 deze offerande, welke wij U opdragen tot gedachtenis van het lijden, van de verrijzenis en van de hemelvaart onz'es Heeren Jesus Christus: en tereere van de heilige Maria, altijd maagd, en van den H. Joannes den Dooper en van de IIH. Apostelen Petrus en Paulus en van deze (i) en van alle heiligen : opdat zij hun tot eer, en ons tot zaligheid mag bevorderlijk zijn : en zij zich gewaar-digen in den hemel voor ons te bidden, wier gedachtenis wij vieren op aarde. Door deuzelfdeu Christus, onzen Heer. Amen.
1'r. Bidt, broeders! dat mijne en uwe offerande God, den almagtigen Vader, welbehagelijk moge zijn.
O. De Heer moge de offerande uit uwe handen aannemen tot lof en glorie van zijnen Naam, tot voordeel van ons en van zijne geheele heilige Kerk.
Pr. Amen.
(1) Dat wil zeggen: die heiligen, wier relikwiën onder het altaar rusten en ook wiens of wier feestdag gevierd wurdt.
In de Nachtmis.
Laat, bidden wij U, olleer! 1^1 offer van dozen feestdag L welgevallig zijn, en verleen ons in uwe goedheid, dat, door deze heilige opdragt, wij gelijkvormig mogen bevonden worden aan Hem, die met U en ons in natuur vereenigd is. Die met U loeft en heerscht in de eenheid des if. Geestes, fiod , in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Jn de mis van den dageraad.
ij bidden U, o Heer! laat onze gaven overeenkomstig zijn aan de geheimen van het geboortefeest, hetwelk wij heden vieren, en laat ons door dezelve de vrede geworden, opdat, gelijk de mensch-geworden God ook in zijne godheid schitterde, dit aardsche ons het goddelijke vorleene. Door der-zelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U leeft enz. Amen.
Gedachtenis van de H. Anastasia,
Gewaardig U, o Heer I onze offers met welgevallen aan te nomen, en geef, dat dezelve, met behulp der verdiensten van do H. Anastasia, uwe martelares, onze eeuwige zaligheid mogen bevorderen. Door onzen Hoer Jesus Christus, uwen Zoon, die met U leeft enz. Amen.
93
In de mis bij den helderen dag.
Heilig, o Heer ! onze offergaven door de heerlijke geboorte uws eenigen Zoous en reinig ous van onze zondesmetten. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U leeft enz. Amen.
Op andere tijden kan men i'ntusschen bidden
O, oneindig heilige Vader! gewaardig ü dit offer te aanvaarden, hetwelk de priester in onzen naam opdraagt. Ik geloof onwankelbaar, dat het weldra, door de woorden der Consecratie, in het ware vleesch en bloed van Jesus Christus zal veranderd worden. Aanvaard, o God! deze offerande tot eere van uwen H. Naam, tot verzoening voor mijne zonden, tot dank voor aide ontvangen genaden, tot verwerving van nieuwe weldaden en vooral van de middelen ter zaligheid noodzakelijk. Eindelijk ook voor alle geestelijke en wereldlijke overheden, voor vriendenen vijanden, voor alle levende en overledene christenen. Door Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer. die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God, door alle eeuwen der eeu-quot;wen. Amen.
94
Pit. Door alle eeuwen der eeuwen.
Ü. Amen.
Pr. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pr. Harten omhoog.
D. Wij hebben ze tot den Heer.
Pr. Danken wij den Heer, onzen God.
D. Dal is billijk en regtvaardig.
Pr. Waarlijk hot is billijk en regtvaardig, behoorlijk en heilzaam, dat wij overal en altijd U danken, heilige Heer, Almagtige Vader, eeuwige God 1 wijl door het geheimenis van het vleeschgeworden Woord aan de oogen ouzes geestes een nieuw licht uwer klaarheid is verschenen, opdat wij, terwijl wij den zigtbaar geworden God kennen, door Hem tot de liefde van het onzigtbare worden opgevoerd. En daarom zingen wij met de engelen en aartsengelen, met de troonen en heerschappijen, en met heel het hemelsche heirleger den lofzang uwer heerlijkheid en roepen zonder ophouden ;
(1) Naar de feesten verschillen de overige prefatiën van ■deze door eenige woorden op die feesten betrekking hebbende.
93
Heilig, heilig is de Heer, God der heirschareu !
Hemel eu aarde zijn vol van uwe glorie , Hosanna in den liooge!
Gezegend die daar komt in den naam des Heeren! Hosanna in den hooge!
Wij bidden U dan, genadigste Vader! en verzoeken oolraoedig door uwen Zoon, Jesus Christus, onzen Heer, dal Gij met welbehagen moogt aannemen en zegenen deze geschenken, deze gaven, deze heilige, onbevlekte offers, welke wij U opdragen, bijzonder voor uwe heilige katholieke Kerk, opdat Gij U gewaardigt haar vrede te schenken, te bewaren, te vereenigen en over den ganschen aardbodem te bestieren, te zameu met uwen dienaar onzen Paus N.... en onzen Bisschop N..,. en alle regtgeloovigea en onderhouders van het Katholiek en Aposlelijk geloof.
GEREDEN VOOR DE LEVENDEN.
Gedenk, Heer I uwer dienaren en dienaressen N. N.
90
Hier beveelt men aan God bijzonder die levenden aan, voor welke men wenscht te bidden. Daarna vervolgt men met den Priester:
Wees ook allen gedachtig, die hier tegenwoordig zijn, wier geloof en godsvrucht U bekend zijn, voor wie wij U dit prijsoffer opdragen of die zeiven U dit opdragen voor hen zeiven en voor allen, die hun aangaan, voorde verlossing van hunne zielen, voor hun eeuwig en tijdelijk behoud: en die aan U, den eeuwigen, levenden en waarach-tigen God hunne wenschen opdragen. Houdende gemeenschap met en gedachtenis vierende hijzonder van de glorierijke Maria, altijd maagd. Moeder van God en onzen Heer Jesus Christus, (I) maar insgelijks van uwe heilige apostelen en martelaren, van Petrus en Paulus, Andreas, Jacobus, •Joannes, Thomas, Jacobus, Philippus, Bartholo-meus, Mattheus, Simon en Thaddaeus : Linus, Cletus, Clemens, Xijstus, Cornelius, Cijprianus, Laurentius, Chrijsogonus, Joannes en Paulus, Cos-mas en Damianus en van al uwe heiligen, opdat Gij ons door hunne verdiensten en gebeden
1) In den Kerstnacht is de aanvang van dit gebed als volgt; houdende gemeenschap,en don allerheiligsten nacht vierende, in welken de ongeschonden maagdelijkheid derH. Maria den Verlosser ter wereld bragt. Doch ook gedachtenis Tierende byzonder van dezelfde glorierijke, enz. als boven .
Daarna gedurende het octaaf in plaats van „den allerheiligsten nachtquot; gezegd : quot;den allerheiligsten dag,quot;
97
verleenet, dat wij in alles door de hulp uwer bescherming beveiligd mogen worden. Door den-zelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Wij bidden U dan, Heer! dat Gij deze olferande van ons, uwe dienaren, maar ook van uwe ge-heele gemeente goedgunstig wilt aannemen, ons gedurende ons leven in uwen vrede bewaren, van de eeuwige verdoemenis behoeden en onder het getal uwer uitverkorenen rekenen, Door Christus, onzen Heer. Amen.
Wij smeeken U, o God! gewaardig U deze offerande in alles gezegend, aangenomen, goedgekeurd, redelijk en behagelijk te maken , opdat zij voor ons worde het Ligchaatn en Bloed van uwen welbeminden Zoon, onzen Heer Jesus Christus.
HET TWEEDE VOOUNAME DEEL.
Die daags vóór zijn lijden het brood genomen heeft in zijne heilige en eerwaardige handen en, zijne oogen opslaande naar den hemel tot U, God zijnen almagtigen Vader, U dankende, het gezegend, gebroken en aan zijne leerlingen gegeven heeft, zeggende; neemt en eet hiervan allen, WANT DIT IS MIJN LIGCHAAM.
Hier knielt de Priester, aanbidt Jesus onder de gedaante des broods en heft de H. Hostie op, opdat ook liet volk aanbidde. Daarna zegt hij:
Desgelijks, als het Avondmaal gehouden was, nemende ook dezen heerlijken kelk in zijne heiiige
7
eu eerwaardige handen, insgelijks L' bedankende, heeft Hij dien gezegend en aan zijne leerlingen gegeven, zeggende; Neemt en drinkt hieruit allen;
WANT DIT IS DE KELK VAN MIJN BLOED, van het nieuwe en eeuwige verbond, het geheimenis des gcloofs, dat voor u en voor velen uitgestort zal worden tot vergeving der zonden. Zoo dikwijls gij dit zult doen, zult gij het doen ter mijner gedachtenis.
Hier knielt de Priester weder, aanbidt Jesus onder de gedaante des wijns, en heft den kelk met het H. Bloed omhoog, opdat ook het volk aanbidde.
Hierom, o Heer! dragen wij, uwe dienaren, en tiw heilig volk, gedenkende het heilig lijden van denzelfden Christus, uwen Zoon, onzen Heer, alsook zijne verrijzenis en glorievolle hemelvaart, aan uwe opperste Majesteit, van uwe giften en gaven, een zuiver, een heilig, een onbevlekt offer, het heilig brood des eeuwigen levens en den kelk der altoosdurende zaligheid.
Gewaardig U, Heer! met een genadig en gunstig gelaat hierop neder te zien en welgevallig aan te nemen, gelijk Gij U gewaardigd hebt welgevallig aan te nemen de geschenken van uwen dienaar, dea regtvaardigen Abel, en het offer van onzen aartsvader Abraham, alsook het heilig offer en de onbevlekte offergave, die U de hoogepriester llelchisedech opgedragen heeft.
Wij bidden ü ootmoedig, almastise God! aebied
00
dat dit offer door de handen van uwen heiligen engel gebragt worde op uw verheven altaar, in de tegenwoordigheid van uwe goddelijke Majesteit, opdat wij allen, die aan dit altaar deel nemen, het allerheiligst Llgchaam en Bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, met alle hemelsche zegeningen en genaden vervuld mogen worden. Door denzeltden Christus onzen Heer. Amen.
GEBEDEN VOOR DE OVERLEDENEN.
Gedenk, o Heer ! uwer dienaren en dienaressen N. en N., die ons zijn voorgegaan met het tee-ken des geloofs en in vrede rusten.
Hier beveelt men aan God bijzonder aan die overledenen, voor welke men wenscht te bidden. Daarna vervolgt men met den Priester:
Wij bidden U, dat Gij aan deze en aan allen, die ia Christus rusten, de plaats van verkwikking, van licht en van vrede wilt verleenen. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Geef ook ons, zondige menschen, uwen dienaren, op de menigvuldigheid uwer barmhartigheden hopende, eenig deel en gemeenschap met uwe heilige Apostelen en Martelaren Joannes, Stefanus, Matthias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus. Felicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Cecilia.
100
Anaslasia, en al uwe heiligen, en wij smeeken dat gij ons, niet als achtgever op onze verdiensten, maar als uitdeeler van genade, onder hun gezelschap moogt opnemen. Door Christus, onzen Heer.
Door wien Gij, Heer! altijd al deze goede gaven voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegent en aan ons verleent. Door Hem, en met Hem, en in Hem gewordt aan U, God almagtigen Vader, in de eenheid des Heiligen Geestes, alle eer en glorie.
Prgt;. Door alle eeuwen der eeuwen.
D. Amen.
Pr. Laat ons bidden. Door heilzame geboden vermaand, en door goddelijke leering onderwezen, durven wij zeggen: Onze Vader, die in de Hemelen zijt! Geheiligd zij uw NaamI Laat toekomen uw rijk ! Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel! Geef ons heden ons dagelyksch brood 1 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren! En leid ons niet in bekoring! D. Maar verlos ons van den kwade.
Pr. Amen. Wij bidden U, Heer! verlos ons van alle verleden, tegenwoordig en aanstaande kwaad, en geef, door de voorspraak van de heilige en roemwaardige Moeder Gods, Maria, altijd Maagd, met uwe heilige Apostelen Petrus en Paulus, en Andreas, en alle Heiligen, genadiglijk vrede in onze dagen, opdat wij, door den bijstand uwer barmhartigheid geholpen
lt;01
ook te allen tijde rein van zonde, en van alle kwelling bevrijd mogen zijn Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U leeft en heerscht, ia de eenheid des Heiligen Geestes, God.
Pr. Door alle eeuwen der eeuwen.
D. Amen.
Pr. De vrede des Ueeren zij altijd met u. D. En met uwen geest.
Hier laat de Priester een klein gedeelte der H. Hostie in den kelk vallen, zeggende ;
Deze vermenging en heiliging van het Ligchaam en Bloed onzes Heeren Jesus Christus strekke ons, die hel nuttigen, ten eeuwigen leven. Amen.
Agnus Dei.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons vrede.
Heer Jesus Christus, die aan uwe apostelen gezegd hebt: Ik laat u den vrede, Ik geef u mijnen vrede: zie niet op mijne zonden, maar op het geloof uwer Kerk : en gewaardig U haar volgens uwen wil in vrede en eenheid te bewaren : die leeft en heerscht God door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
102
Heer Josus Christus, Zoon van dea levenden God, die nnar den wil van den Vader, raet medewerking van den H. Geest, door uwen dood de wereld hel)t levend gemaakt, verlos mij door dit uw allerheiligst Ligchaam en Bloed van al mijne zonden en van alle kwaad : en maak dat ik altijd mij houde aan uwe geboden, en laat niet toe dat ik ooit van U gescheiden worde. Die met denzelfden God den Yader en den H. Geest leeft en heerscht God in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Laat, o Heer Jesus Christus, de nuttiging van uw Ligchaam, wat ik onwaardige mij verstout te ontvangen, mij niet strekken tot oordeel en verdoemenis : maar om uwe barmhartigheid tot bescherming naar ziel en ligchaam, en ter bekoming van genezing mij voordeelig zijn. Die leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Ik zal het hemelsch brood nemen en den naam des Heeren aanroepen.
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts één woord, en mijne ziel zal gezond worden. (DU gebed v.ordt driemaal herhaald.)
103
HET DEllDE VOORNAME DEEL DER MIS. ll.j Priester teekent zich met het H. .Sacrament, zeggende'
Het ligchaaam van onzen Heer Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.
En hij nuttigt het Ligchaam des Heeren eerbiedig. Daarna ontdekt hij den kelk en zegt:
Wat zal ik den Heer wedergeven, voor al hetgeen Hij mij geschonken heeft, ik zal den kelk des heils nemen en den naam des Heeren aanroepen, il lovende zal ik den Heer aanroepen en van mijne vijanden verlost zijn.
De Triester teekent zich met den kelk, zeggende :
Het Bloed van onzen Heer Jesus Christus iu-vare mijne ziel ten eeuwigen leven.
In hij nuttigt het Bloed des Heeren eerbiedig. Wanneer gij niet werkelijk communiceert, zult gij onder de cora-nunie des priesters ten minste eene geestelijke communie ioen, bijvoorbeeld op deze wijze;
0 goddelijke Zaligmaker, Jesus Christus, ikge-\oo' dat Gij hier wezenlijk, waarachtig en zelfstandig tegenwoordig zijt. O Jesus, mijne liefde, ik verlang naar U. Kom tot mij, o liefde mijner ziel, ach vereenig U zoo met mij, dat ik nooit meer van U gescheiden worde. Dierbare Zaligmaker, als u U niet werkelijk ontvang, laat mij dan
telkens U in den geest ontvangen en omhelzen. O Heer, bezoek my met uwe goddelijke gunsten en uwe oneindige genade.
de nuttiging bidt de Prioster de twee volgen Je gebeden ;
O Heer, geef, dat wij, hetgeen wij met den mond genuttigd hebben, met een zuiver hart ontvangen en dat het van eene tijdelijke gift ons een eeuwig geneesmiddel worde.
Laat, Heer, uw Ligchaam, dat ik genuttigd, en uw Bloed, dat ik gedronken heb, aan mijn binnenste kleven, en geef, dat in mij geene vlek der zonde overblijve, wien reine en heilige Sacramenten hebben gevoed. Die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Anti Co on na de Communie.
In de nachtmis;
In den glans der heiligen, uit den schoot heb Ik vóór de morgenster U geteeld. Ps. CIX : 3.
In de mis van den dageraad.
Verheug u, dochter van Sion! en jubel luide, dochter van Jeruzalem I zie uw heilige Koningen de Verlosser der wereld komt. Zach. II.
In de mis bij den helderen dag.
Alle grenzen der aarde hebben het heil vin onzen God gezien. Ps. XCV1I; 3.
103
Op ander: tijilen lin men n^en:
Zie, Heer, ik beveel mij aan uwe barmhartigheid, en geef mij over in uwe handen. Thom. a Kemp. Navolging B. IV. H. 9.
Gebeden vaa dankzeggiu^, genaamd Postcominuuie.
Pn. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pr. Laat ons bidden.
In do nachtmis.
Geef, bidden wij U, Heer onze God, dat wij, die de blijdschap hebben van telkens de geboorte onzes Heeren Jesus Christus door de goddelijke geheimen te vieren, door waardigen wandel deel-genooten zijner heerlijkheid mogen worden. Die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Gees-tes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
In de mis van den dageraad.
Moge ons, o Heer, de vernieuwde geboorte uws Zoons in dit Sacrament versterken, wiens buitengewone komst in het vleesch den ouden Adam heeft uitgedreven. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U leeft enz. Amen.
Gedacbtcnii van de II. Anastasia.
Gij hebt, Heer, uwe geloovigen door uwe hei-
103
lige gaven verzadigd, blijf ons voortdurend verkwikken op de voorspraak van haar, wier feestdag wij heden vieren. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met U leeft enz. Amen.
Jn de mis bij den helderen dag.
Geef, bidden wij U, almagtige God, dat gelijk de heden geboren Verlosser der wereld ons de bewerker is eener goddelijke geboorte, Hij zoo ons ook de onsterfelijkheid moge verleenen. Die met U leeft enz. Amen.
Builen den Kersttijd kan men liier bidden;
Almagtig eeuwig God, ik dank U van ganscher harte voor alle genaden en weldaden, die Gij mij bewezen hebt, maar voornamelijk hiervoor, dat Gij ons uwen Zoon ten zoenoffer, en zijn Lig-chaam en Bloed tot spijs onzer zielen gegeven hebt. Verleen mij goedgunstig, dat ik nimmer het heilig misoffer op onwaardige wijze bijwone en deze allerheiligste spijze op onwaardige wijze ontvange. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.
Pr. De Heer zij met u. D. En met uwen geest. Pk. Gaat, de mis is geëindigd. D. Gode zij dank !
107
Dat, o allerheiligste Drievuldigheid, dit U verschuldigd huldebetoon U behage, en verleen, dat deze offerande, welke ik onwaardige voor het aanschijn uwer goddelijke majesteit heb opgedragen, U welgevallig zij, en mij en allen voor welke ik geofferd heb, door uwe genade, tot verzoening strekke. Door Christus onzen Heer. Amen.
De Priester zegent met de woorden :
Pn. U zegene de almagtige God, de Vader, en de Zoon, en de H. Geest.
D. Amen.
Pr. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
'* Pr, Het begin van het H. Evangelie volgens Joannes.
D. Glorie zij U, Heer !
Pr. In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door hetzelve gemaakt geworden, en zonder hetzelve is niets gemaakt, hetgeen gemaakt is. In hetzelve was het leven en het leven was het licht der
(1) In lie derde -Mis van Kerstdag wordt in jilaats van dit het evangelie van Driekoningen gelezen.
lt;08
mensohen; en het licht schijnt in (ie duisternis, en de duisternis heeft het niet aangenomen. Er was een mensch, door God gezonden, wiens naam was Joannes; deze kwam tot getuigenis, om getuigenis te geven van het licht, opdat allen door hem gelooven zouden. Deze was niet het licht, maar om getuigenis te geven van het licht. Het was het ware licht, hetwelk iederen mensch, die in de wereld komt, verlicht. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. In zijn eigendom kwam hij en de zijnen namen Hem niet aan. Doch zoovelen als Hem hebben aangenomen, aan hen heeft Hij magt gegeven om kinderen Gods te worden; aan hen die in zijnen naam gelooven, die niet uit bloed, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil eens mans, maar uit God geboren zijn.
En hel ivoord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijne glorie gezien, eene glorie als des eengeborenen van den Vader; vol genade en waarheid.
ü. Gode zij dank I
Algoede God! ik dank U dat Gij mij dit allerheiligst Offer hebt laten bijwonen. Wil mij genadiglijk vergeven alle fouten, die ik daarbij mogt begaan hebben. Ik maak het vaste voornemen van niet meer te zondigen, en zoo op mijne ge-
109
(Jachten, woorden en werket acht te geven, Jat ik de vruchten van dit H. Misoffer niet verlieze.
Zegen mij, o almagtige eeuwige God! Jesus en Maria, ik wil U beminnen, nu en eindeloos in de eeuwen der eeuwen. Amen.
JJIJZÖXDEllE (iEDACHTEMSSEN ONDER DE H. MIS. (')
COLLECTA.
God! die de harten der geloovigen door de verlichting des H. Geestes onderwezen hebt, geef dat quot;wij door denzelfden Geest de ware wijsheid mo^en bezitten en ons altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door onzen Heer Jesus Christus, enz. Amen.
SECRETA.
M ij bidden U, Heer! heilig de opgedrageue offergaven en zuiver onze harten door de verlichting des H. Geestes. Door onzen Heer J. G. enz. Amen.
POSTCOMMUNIO.
Dat de uitstorting des II. Geestes onze harten reinige, en dezelve door zijnen hemelschen dauw
(1) In sommige Missen bidt de Priester, na het ge )ed van den dag, een of meer der volgende gebeden.
(2) Dit gebed is thans voorgeschreven, om 's Hemels zegen af te smeekeu over het door den H. Vader bijeengeroepen, en sedert 8 December des vorigen jaars vergaderd algemeen
Ill
in ons binnenste vruchtbaar make. Door onzen lieer J. C. enz. Amen.
Ter eerc van liet H. Sacrameut (')•
COLLECTA.
O God! die ons in dit wonderbaar Sacrameut de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten, verleen ons, bidden wij, de heilige geheimnissen van uw Ligchaam en Bloed zoo te eeren, dat wij de vrucht uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die leeft en heerscht met God den Vader, enz. Amen.
SECRETA.
Schenk, bidden wij, lieer I aan uwe Kerk goed-gunstiglijk eenheid en vrede,- die door de opgedragen geheimen geestelijk worden afgebeeld. Door onzen lieer J. C. enz. Amen.
POSTCOMMUNiO.
Geef, bidden wij. Heer! dat wij in eeuwigheid door het aanschouwen van üw goddelijk aanschijn mogeu verzadigd worden, waarvan de nut-liging van uw kostbaar Ligchaam en Bloed op aarde de voorsmaak is. Die leeft en heerscht, enz. Amen.
(1) Wanneer het H. Sacrament is uitgesteld.
lt;12
collecta.
Wij bidden U, Heer God! verleen dat wij, uwe dienaren, ons over eene voortdurende gezondheid naar ziel en ligchaam mogen verheugen, en door ile roemwaardige voorspraak van de heilige Maria, altijd Maagd, van de tegenwoordige droefheid verlost mogen worden en de eeuwige blijdschap genieten. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
Dat door uwe barmhartigheid, Heer! en door de voorspraak van de H. Maria, altijd Maagd, dit Üffer ons tot tijdelijken en eeuwigen voorspoed en vrede voordeelig zij. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
postcommunio.
Geef, bidden wij, Heer! dat wij, na het nuttigen dezer heilmiddelen, overal beschermd mogen worden door de voorspraak der H. Maria, altijd Maagd, tot wier eere wij dit Offer aau uwe Majesteit Hebben opgedragen. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
collecta.
Bescherm ons, bidden wij. Heer! tegec alle gevaren naar ziel en ligchaam: en schenk ons genadig, op de voorspraak van de gelukzalige en
VOOK EN NA HE
IZOSDER GESCHIKT WANNEER MEN DE JAARLUKSCHE H. COJUIliNlE OPDRAAGT VOÜR DE AFGESTORVENE LEDEN.
Voor «Ie H. ComuiunSc.
OEFENING VAN GELOOF.
Ziedaar, dau bcmiDneli|ke Zaligmakcv I ;t gelukkigste oogeublik tnijos levens. : geloof dat Gij, God van hemel en ude, onder de nederige gedaante van :ood hier op dit altaar tegenwoordig jt, Ik aanbid u Zoon van God! die uit efde voor ons op aarde zijt nedergedaald, e menschelijke natuur in den niaagde-jken schoot van de zuivere maagd Maria ebt aangenomen, die voor ons geleden ebt, voor ons gekruist eu gestorveu zijt-
'i
— 48 -
en die nu leeft en zegeviert in den hem Zwijgt machlelooze zinnen, zwakke red de Almachtige heeft gesproken, en geloof iiOjf vaster dan wanneer mij oogen er getuigen van waren, dat om deze nederige gedaanten het waarachti lichaam en bloed, de ziel en de Godh» van mijnen Heer Jesus Christus zich Ij vinden, en dat ik hem alzoo wezenii en waarlijk in de H. Communie zal on vangen. Bevestig en vermeerder o Hee dit mijn gelool en geel dat deze mijl oefening voordeelig zij aan de zielt mijner afgestorvene broeders en zuster die met dal zelfde geloof bezield, z( dikwerf hetzelfde geluk mochten geuietei hetgeen gij mij nu zult schenken, en dl in dat geloof van deze wereld geschelde zijn, tnaar nu nog in de plaats van zuivt ring worden teruggehouden, om u daarn onbedekt te aanschouwen in uwe heer lijkheid, naar welk geluk zij zoo vuri verlangen.
OEFENING VAN NEDERIGHEID.
Wanneer ik bedenk, o miju God ei
113
loemwaardige Moeder Gods Maria, altijd Maagd, van uwe heilige Apostelen Petras en Paulus, vr.n den heiligen N. (') en van alle Heiligen, heil en vrede ; opdat door de verdelging van alle tegen-heden en dwalingen, uwe Kerk U in rusten veiligheid en vrijheid moge dienen. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer, enz. Amen.
SECRETA.
Verhoor ons, o God onzer zaliglieid ! bescherm ons door de kracht van dit Sacrament van alle vijanden onzer ziel en onzes ligciiaams, en verleen ons in dit leven uwe genade en in het toekomstige uwe glorie. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
POSTCOMMUNIO.
Wij bidden. Heer! dat het opgedragen Offer van het goddelijk Sacrament ons zuivere.en versterke en op de voorspraak van de H. Maagd en Moeder Gods Maria, de HH. Apostelen Petrus en Paulus. den heiligen N. en alle Heiligen, ons van alle zonden reinige en van alle tegenspoed bevrijde. Door denzelfden .)esus Christus, uwen Zoon, onzen Heer. Amen.
COLLECTA.
Neem, bidden wij. Heer ! genadig de gebeden uwer Kerk aan, opdat alle vijandigheden tegen
(1) Hkjr noeme men den patroonheilige der kerk.
114
haai' ophouden, alle dwalingen uitgeroeid worden en zij U in vrijheid en rust moge dienen. Door onzeu Heer Jesus Christus, die met U leeft, enz. Amen.
SECRET A.
Bescherm ons, Heer! in de dienst uwer geheimenissen, opdat wij, aan het goddelijke ons hechtende, U met ligchaam en ziel mogen dienen. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
POSTCOMMUNIO.
Wij bidden. Heer onze God! wil niet toelaten dat wij, die ons in de deelname van het goddelijke verheugen, onder de gevaren van het men-sehelijk leven bezwijken. Door onzeu Heer J. C. enz. Amen.
COLLEOTA.
O God ! Herder en Bestuurder van alle geloo-vigen, zie genadig neder op uwen dienaar N., dien Gij tot Herder uwer Kerk hebt aangesteld ; geef hem, bidden wij U, door woord en voorbeeld hun, over wie hij gesteld is, tot heil te zijn, opda: hij, te zamen met de hem toevertrouwde kudde, tot het eeuwig leven kome. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
SECRETA.
Wij bidden U, Heer! word verzoend door de aangeboden Offeranden, en bestuur uwen dienaar
115
N., dien Gij tot herder uwer Kerk hebt aangesteld, door uwe aanhoudende bescherming. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
POSTCOMMUNIO.
Deze nuttiging van het goddelijk Sacrament, bidden wij U, o Heer! hescherme ons, en behoude en beveilige altijd, te zamen met de hem toevertrouwde kudde, uwen dien a a i- N., dien gij tof herder uwer Kerk hebt aangesteld. Door onzeti Heer Jesus Christus, enz. Amen.
Epistel, Romeinen I • I—(j.
Paulus, een Dienaar van Jesus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het evangelie Gods, hetwelk Hij eertijds door zijne profeten in de gewijde schriften had beloofd ten aanzien van zijnen Zoon, die Hem uit het zaad van David naar bet vleesch geworden is, en die naar den geest der heiligmaking, met kracht verklaard is te zijn de Zoon Gods, door de verrijzenis van Jesus Christus, onzen Heer, uit de dooden. Door wien wij de genade en bet apostelschap hebben ontvangen, om alle volken tot de gehoorzaamheid van het geloof in zijnen naam te brengen, onder welke gij ook zijt. geroepen van Jesus Christus, onzen Heer.
Evangelie, Mattiieus I; 18—21.
Als Maria, de moeder van Jesus, aan Jozef ten huwelijk was gegeven, werd zij, eer zij te zamen kwamen, bevruchtbevonden van den Heiligen Geest.
117
Daar nu Jozef, haarman, regtvaarJig was, en haar niet willende in het openbaar beschamen, besloot hij, haar heimelijk te verlaten. Maar, terwijl hij hierover nadacht, zie, zoo verscheen hem in den slaap een engel des Heeren, die hem zeide: Jozef, Davids zoon, vrees niet Maria, uwe vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar geboren is, is van den Heiligen Geest. Zij zal eenen zoon baren, en gij zult zijnen naam Jesus noemen; want Hij zal zijn volk verlossen van hunne zonden.
Epistel, Titus II: 11—15.
Welbeminde! De genade van God onzen Zaligmaker is aan alle menschen verschenen; zij leert ons de goddeloosheid en wereldsche begeerten verzaken, en matig, en regtvaardig, en godvruchtig in deze wereld leven, in de verwachting der gehoopte zaligheid en der heerlijke komst van onzen grooten God en Zaligmaker Jesus Christus: die zich zelven voor ons heeft gegeven, om ons van alle onge-regtigheid te bevrijden en om ons voor zich te zuiveren tot een aangenaam en een tot goede werken ijverig volk. Verkondig dit, en vermaan, in Christus Jesus, onzen Heer.
Evangelie, Lucas II: 1 — 14.
In dien tijde ging van den keizer Augustus een gebod uit, om de geheele wereld op te schrijven. Deze eerste opschrijving is geschied, toen Cyrinus
stedehouder van Syrië was. En zij gingeu alien om zich aan te geven, ieder in zijne stad. Jozef trok dan ook van Galilea, uit de Stad Nazareth naar Judea, in de stad van David, die Bethlehem genoemd wordt, omdat hij van het huis en geslacht van David was, om zich aan te geven met Maria, zijne vrouw, die zwanger ging. En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij zoude baren. En zij baarde haren eerstgeborenen zoon, en wond hem in doeken en legde hem in een kribbe, wijl voor hem geene plaats in de herberg was. En in diezelfde landstreek waren herders, die waakten, en de nachtwacht hielden over hunne kudde. En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en de luister des Ilee-ren omscheen hen, en zij werden met eene groo-te vrees bevangen. En de engel zeide hun; vreest niet: want ziet, ik breng u eene blijde tijding, die tot groote vreugde zal zijn voor al het volk; want heden is u de Zaligmaker, die Christus de Heer is, in de stad van David geboren. En dit zij u het teeken: gij zult een kind in doeken gewonden in de krib vinden liggen. En terstond kwam bij den engel eene menigte van het he-melsch heir, die God loofden, en zeiden: Eer zij God in den hoogste, en op aarde vrede den men-schen van goede wille.
119
Epistel, Titus 111; i—
Welbeminde! De goedheid en menschenliefde van God onzen Zaligmaker is verschenen; Hij heeft ons niet om de regtvaardige werken, die wij gedaan hadden, maar volgens zijne harmhar-tigheid zalig gemaakt door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing des Heiligen Geestes, dien hij overvloedig over ons heelt uitgestort door .Jesus Christus onzen Zaligmaker; opdat wij, door zijne genade geregtvaardigd, erfgenamen des ge-hoopten eeuwigen levens mogen worden, in Christus Jesus onzen Heer.
Evangelie, Lucas 11; ■15—20.
]n dien tijde zeiden de herders tot elkander: Laten wij gaan naar Bethlehem, en het woord zien, wat daar gebeurd is, hetwelk de Heer ons heeft bekend gemaakt. En zij gingen spoedig, en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de krib. Dit dan ziende, erkenden zij het woord, hetwelk hun wegens dit kind gezegd was. En allen, die hot hoorden, waien tevens verwonderd over hetgeen hun door de herders gezegd werd. Maar Maria bewaarde- al deze woorden, en overwoog die in haar hart. En de herders keerden terug, en verheerlijkten en loofden God over alles, dat zij gehoord en gezien hadden, zoo als het hun gezegd was.
Epistel, HüDREëji I: 1 — 12.
Menigmaal en op vele wijzen heeft GoJ weleei-dooi de profeten tot de vaders gesproken; ten laatste iü deze dagen heeft Hij tot ons gesproken door zijnen Zoon, dien Hij tot erfgenaam van alles heeft gesteld, door wien Hij ook de wereld heeft geschapen. Die de glans zijner heerlijkheid en het beeld zijner zelfstandigheid is, en alles door het woord zijner magt ondersteunt; die, nadat Hij de zuivering der zonden heeft bewerkt, aan de regter-Innd der heerlijkheid in den allerhoogste is gezeten; d;e zoo verre boven de engelen verheven is, als Hij uitmuntender naam boven hen heeft verkregen. Want tot welken engel heeft Hij ooit gezegdquot;Gij zijt mijn Zoon, ik heb u heden geteeld? En wederom, ik zal Hem een Vader, en Hij zal mij een Zoon zijn ? En wederom, als Hij den eerstgeboreneinde wereld invoert, zegt Hij; En dat alle engelen Gods Hem aanbidden. En van de engelen zegt Hij; die zijne engelen a!s winden maakt, en zijne dienaars als vuurvlam-neu. Maar tot den Zoon zegt Hij; Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; uw rijksstaf is een stof var. geregtigheid. Gij hebt de regtvaardig-heid bemind en de ongeregtigheid gehaat; daar-oni heeft God, uw God, U gezalfd met vreugdeolie boven uwe medegenooten. En Gij, Heer, hebt in het begin de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken uwer handen. Zij zul-
121
len vergaan, maar Gij zuil biijvnn; en zij zullen allen als een kleed verouderen; en Gij zuil ze als een gewaad veranderen, en zij zullen veranderd worden: maar Gij zijt dezelfde, en nwt-jaren zullen nimmer afnemen.
Evangelic, Joannes I. I —14.
Zie het laatste Evangelie der Mis,
Op kei einde der derde Mis wordt, in de plaals vac hel Evanjelie van den H. Joannes, geleien dit volgende van Oriekoningen :
Evangelie, Mattiieus II: I —12.
Als Jesus geboren was te Bethlehem in Judu, in de dagen van Herodes den koning, zie toen kwamen Wijzen uit hot Oosten te Jeruzalem, en zeiden: waar is de koning der Joden, die geboren is? want wij hebben zijne ster in het Oosten gezien, en wij zijn gekomen, om hem te aanbidden. Als Herodes de koning dit hoorde, werd hij ontsteld, en geheel Jeruzalem met hem. En bij vergaderde al de opperpriesters en schriftgeleerden des volks, en onderzocht van hen, waar de Christus moest geboren worden. En zij zeiden hem. te Bethlehem in Juda, want zoo is er door den profeet geschreven: en gij Bethlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de hoofdsteden van Juda: want uit u zal de Vorst voortkomen, die mijn volk Israel regeeren zal. Toen riep Herodes de Wijzen heimelijk bij zich, en onderzocht naauwkeurig van hen den tijd, wanneer
122
de ster hun verschenen was: en bij zond hen naar Delhlebem, en zeide: gaat. en onderzoekt naauwkeurig naar het kind, en a!s gij het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik het ook kome aanbidden. Ais zij don koning gehoord hadden, gingen zij heen. En zie, de ster, die zij in het Oosten gezien hadden, ging voor hen, tot dat zij komende boven de plaats, waar het kind was, staan bleef. Als zij nu de ster zagen, waren zij met eene zeer groote blijdschap verheugd. En in het huis tredende, vonden zij het kind met Maria zijne moeder; en zij vielen neder en aanbaden het. En zij openden hunne schatten en droegen Hem tot geschenken op, goud, wierook en myrrhe. En in den slaap vermaand zijnde, om niet weder naar Herodes te gaan, keerden zij langs een anderen weg naar hun land terug.
gen ken die vad der] vaa mij reic ne dat mij gee ope hei( i mij moi dar dat dez mij
VOOR DE H. BIECHT.
O God, die altoos bereid zijt de zondaren in genade aan te nemen en huu vergeving te schenken, zie barmhartig neder op mijne arme ziel, die na tallooze zonden en beleedigingen uwer vaderlijke goedheid rouwmoedig tot U wederkeert, en door het H. Sacrament van boetvaardigheid vergeving hoopt te erlangen. Schenk mij uwe noodige hulp om mij heilig voor te bereiden; verlicht mijn verstand, opdat ik al mijne zonden moge kennen, verteeder mijn hart, opdat ik ze opregt en innig beweene, en bestuur mijne tong, opdat ik ze zonder terughouding, alle, geene enkele uitgezonderd, aan mijnen biechtvader openbare. Toon mij. Heer, het getal en de grootheid mijner overtredingen eu laat niet toe, dat ik mijzelven verblinde of misleide. Heilige Maria, moeder van barmhartigheid en toevlugt der zondaren, verwerf mij heden door uwe voorspraak, dat ik deze heilige biecht wel verrigte en door dezelve vergiffenis ontvange en de genade van mijn leven te beteren.
(Werznek uw geweien met ijver en nanilaclil.
12.5
OcFEMNC VAN BEROUW.
Gij ziet, o oneindig groote God, aan uwe voeten den verrader, die u zoo dikwijls beleedigd heeft, maar u thans ootmoedig om vergeving smeekt. Een vernederd en vermorzeld hart zul( gij, o God, niet versmaden. (Psalm 30.)
Ik dank u, o Heer, dat gij mij tot nu toe gespaard hebt en niet in de zonden hebt laten sterven. Om deze uwe barmhartigheid en om de verdiensten van Jesus Christus, hoop ik, o liefdevolle God, door deze H. Biecht de vergeving van alle zonden te verkrijgen, die ik ooit iu mijn leven tegen uwe oneindige majesteit en heiligheid bedreven heb. Ik heb er berouw o-ver, o goedertieren Vader, en ze zijn mij leed, niet zoo zeer omdat ik door dezelve de hel verdiend en den hemel verloren heb, maar vooral omdat ik u, die de oneindige goedheid zijt, daardoor vergramd heb. Ik bemin u, o mijn hoogste goed! en omdat ik u bemin, beween ik alle beleedigmgen, die ik u ooit heb aangedaan. Ik heb u verlaten, u de u verschuldigde eer onthouden, ik heb uwe genade, uwe vriendschap, met vrijen wil verloren. Vergeef mij. Heer, om Jesus wille, al mijne zonden, ik haat en verzaak ze uil geheeler harte, en niet alleen de doodzonden, maar ook alle dagelijksche zonden. Ik neem mij vast voor de gelegenheden tot zonde te schuwen en u voortaan nimmer weer vrijwillig te beleedigen. Ja, mijn God, liever w'.l ik sterven, dan ooit weder zondigen.
NA DE H. BIEChT.
Beminnelijkste Jesus, welken grooten dank ben ik u verschuldigd! Ik hoop en betrouw, dal gij om de verdiensten van uw dierbaar bloed mijne zonden hebt vergeven. Ik dank u daarvoor, o Heer, van ganscher harte en brand van verlangen, om in den hemel gedurende de gan-sohe eeuwigheid uwe barmhartigheid te loven en te prijzen. Tot nu toe, o God, heb ik u dikwijls verloren, maar voortaan wil ik u nimmer weder verliezen. Ik zal mijn leven beteren. Gij, o God van liefde en barmhartigheid, verdient al mijne liefde, ik wil u dan ook in waarheid beminnen en nimmer weder van u gescheiden worden. Wat ik mij heb voorgenomen en wat ik aan u beloofd heb, o goedertieren Vader in den hemel, dat hoop ik met uwe genade getrouw te volbrengen: bever sterven namelijk dan u op nieuw beleedigen. Alle gelegenheden tot de zonde zal ik vlugten en tegen mijne zoo dikwijls terugkeerende fouten die middelen bezigen, welke uw dienaar, de priester, mij in het H. Sacrament heeft voorgeschreven of aanbevolen. Maar ach, o lieve God, gij kent mijne zwakheid ! Verleen mij de genade van u tot aan mijnen dood getrouw te blijven, en maak dat ik bij iedere bekoring haastig tot u mijne toevlugt neme. En gij, o zalige Moeder der volharding, help mij met uwe voorspraak : op u, o onbevlekte maagd en moeder Gods, stel ik mijne hoop. Amen.
•126
VOOR DE H. COMMUNIE.
Liove Jesus, waarachtige Zoon van God, dte uit liefde tot mij onder de grootste smarten eu diepste versmading gestorven zijt, ik geloof vas-telijk dat gij tegenwoordig zijt In het allerheiligste Sacrament des Altaars. Ik ben bereid voor dit mijn geloof mijn leven op te olTeren.—
Beminnelijke Heiland, ik hoop van uwe goedertierenheid, dat gij, om de verdiensten van het kostbaar bloed hetwelk gij voor mij hebt vergoten, heden, nu gij u zult gewaardigen tot mij te komen en mij te bezoeken, mijn hart van uwe heilige liefde zult ontsteken, Ik heb behoefte aan uwe liefde, om u gehoorzaam en getrouw te kunnen blijven, te volharden ten einde toe.—
O God, welbeminde van mijn hart, wat zoudt gij meei hebben kunnen doen, om mij tot uwe liefde te trekken? Het was u niet genoeg voor mij te sterven, gij hebt nog bovendien dit heilig Sacrament willen instellen, gij hebt mijne spijze willen worden, om u geheel aan mij weg te schenken, om u met een zoo ellendig en ondankbaar schepsel als ik ben op het innigst te vereenigen. Gij zelf dringt er op aan dat ik u ontvange, gij zelf verlangt niets vuriger dan dat ik u kome ontvangen. O oneindige'liefde! een
127
God wil zich geheel en volkomen aan mij geven! O mijn God, o oneindig beminnenswaardige goedheid, eene oneindige wederliefde waardig, ik bemin u boven alles, ik bemin u uit geheeler harte, ik bemin u meer dan mijzelveu, ik bemin u meer dan mijn leven; ik bemin u, wijl Gij zulks verdient; ik bemin u om aan u te behagen, wijl Gij zoo zeer naur mijne liefde verlangt. Weg dan van mij alle aardsche neigingen, aan u alleen, mijn Jesus, aan u alleen, mijn opperste goed, wil ik al mijne liefde schenken. Gij zult heden in mijn binnenste komen en u geheel aan mij geven ; zie, Heer, ik geef mij ook volkomen aan u! Niets wil ik mij voorbehouden. Sta mij toe dat ik u beminne, want ik verlang niets anders dan wat u behaagt. Jesus, mijn dierbare Heiland, ik bemin u, ik vereenig mijne zoo zwakke en gebrekkige liefde met de liefde uwer engelen en heiligen, en met die van uwe gelukzalige Moeder, de H. Maagd Maria! O mogten toch alle menschen u beminnen! O mogt ik kunnen maken dat allen u beminden, zooals gij verdient bemind te worden.— Zie, Heer Jesus, ik kom om mij met uw goddelijk Vleesch te voeden. Maar ach, mijn God, wie beu ik en wie zijt Gij? Gij zijt God, een oneindig goede God, en ik — ik hen een ellendige aardworm, met vele zonden beladen, door welke ik u zoo dikwijls uit mijn hart verdreven heb. O God, ik ben niet waardig in uwe tegenwoordigheid te verschijnen, ik heb verdiend
128
•*6 geheoie eeuwigheid door van u verwijderd te blijven en in de hel te branden. Maar Gy, Heer, wijl Gij de goedheid zelve zijt, roept mij tot u, opdat ik u in mijn hart ontvange. Zie ik kom, ik kom beschaamd en verootmoedigd over de vele beieedigingen, 11 door my aangedaan, maar ik kom tevens vol vertrouwen op uwe barmhartigheid en goedheid. O hoe leed doet het mij, liefste Heiland, u vroeger zoo dik-maals vergramd te hebben. Gij hebt uw leven wel voor mij geofferd, en ik, ik heb zoo menigmaal uwe genade verwaarloosd, uwe liefde met ondank beloond, u om nietswaardige zaken verlaten.
Ik haat en verzaak alle zonden die ik bedreven heb, ik verfoei ze meer dan elk ander kwaad, omdat ik u, mijn God, daardoor bedroefd heb, omdat zij u, o Heer, mishagen. O Heer Jesus, doorgronder van harten en nieren, doorschouw mijn hart, het is vernederd en vermorzeld over mijne duizendvoudig gepleegde onge-regtigheden. Ik betrouw wei dat gij mij de vergiffenis geschonken hebt, maar ach, dierbare Jesus! zuiver mij nog meer. Zuiver mij volkomen, eer ik het wage tot u te komen. Gij zult weldra uwen intrek bij mij nemen, goddelijke Verlosser! ik bid u neem mij in genade aan, schep in mij een nieuw hart, opdat ik u waardiglijk ontvange!
Kom dan, o Jesus! en vervul de begeerte mijns harten, want het verlangt naar u. Mijn God en
120
mijn al, mijne hoop, mijne liefde! Ach, mogt ik U dezen morgen met zulke godsvrucht, met zulke vurige liefde ontvangen, als uwe lieve Moeder Maria of uwe Heiligen, die U het meest beminden, U in bun sterfelijk leven ontvangen hebben. O gelukzalige Maagd, Moeder van God en ook mijne Moeder! geef gij zelve heden mij uwen welbeminden Zoon ; zeg Hem dat ik uw dienaar ben, opdat Hij zoo met meer welgevallen op mij nederzie, mij zegene en vaster aan zijn goddelijk hart drukke. Amen.
NA DE H. COMMUNIE.
Gij zijt dan, lieve Jesus, reeds tot mij gekomen ! Ik heb U dan waarlijk in mijn hart, en gij zijt reeds de mijne! Wees welkom, zoete Jesus! Ik aanbid U, ik omhels U, ik druk U aan mijn hart. Ik dank U, Heer, dat gij in mijn onzuiver hart hebt willen nederdalenl Heilige Maria, gelukzalige beschermheiligen en gij mijn engelbewaarder, dankt Jesus voor mij.
Daar gij dan, o goddelijke Hemelkoning, nu ook Koning in mijn binnenste, mij zoo liefdevol hebt willeu bezoeken, verlangt gij met regt, dat nu ook ik mij aan U geve. Ik schenk U dan, o Heer, mijnen wil, mijne vrijheid, wat ik beu en heb. Voortaan wil ik niet aan mij toebehooren, neen, van heden af wil ik de uwe, geheel de uwe zijn. Ik draag U op voor heden en voor altoos mijne ziel met al hare krachten, mijn ligchaam met al zijne zintuigen, al mijne gedachten, begeerten en
9
VAN DE GEBOORTE DES HEEREN. (1)
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons,
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, Ontferm U onzer. (iOd Zoon, verlosser der wereld,
üod, Heilige Geest,
Heilige Drievuldigheid, één God,
Jesus, vaa eeuwigheid ééngeboren Zoon des Vaders,
Jesus, eeuwig Woord, door hetwelk hemel en =
aarde geschapen zijn,
Jesus, die het leven en het licht der men-3 schen zijt, c:
Jesus, vleesch geworden Woord, hetwelk onder§ ons gewoond heeft, g
Jesus, die uit de Maagd Maria te Bethlehem in'
een stal geboren zijt,
Jesus, die als een arm kindje door uwe moeder in eene kribbe nedergelegd zijt.
J. CA. kIltoibIquot;6quot; Uit quot;runctionarium Catholicumquot; van
133
Jesus, wiens geboorte de engelea verkondigd hebben,
Jesus, wien de herders in de kribbe gezien
en aangebeden hebben,
Jesus, voor wien de Wijzen uit het Oosten in
aanbidding zijn nedergevallen,
Jesus, wien de Wijzen uit het Oosten hunne
schatten geofferd hebben,
Jesus, die om ons rijk te maken, arm geworden zijt.
Jesus, die u, om ons naar den hemel op te
heffen, zoo diep tot ons vernederd hebt, Jesus, die om ons kinderen van God te maken,
kind eens menschen geworden zijt,
Jesus, die wilt dat alle menschen tot de kennis der waarheiden tot de zaligheid zullen komen, Jesus, die voor alle volken als een licht ter verlichting verschenen zijt,
Jesus, die den vrede schenkt aan alle menschen van goeden wille,
Jesus, onze liefdevolle Heiland en toekomstige
regtvaardige regter,
Wees genadig. — Spaar ons, Heer!
Wees genadig. — Verhoor ons, Heer! Van allen zonden. Verlos ons. Heer. Van hoogmoed en van alle zondige verkleefdheid aan de aardsche goederen.
Van allen kwaden wil,
Van alle dwaling en ongeloof,
Door uwe komst in de wereld,
Door uwe geboorte in eenen stal.
134
Door uwe vrijwillige armoede en vernedering Verlos ons, Heer.
Door uwe lieMe tot ons menschen. Verlos ons Heer.
Wij zondaren, — wij bidden U, verhoor ons, Dat wij de gedachtenis uwer zegenrijke ge-
hoorlo met heilige vreugde mogen vieren, Dat wij U en uwe goddelijke genade in onze
harten mogen opnemen.
Dat gij ons moogt geven kinderen Gods te worden.
Dat wij naar het voorbeeld der vrome herders^'-U met een geloovig hart mogen zoeken en E vinden, g;
Dat wij nimmer door onze schuld den zoeten ° vrede mogen verliezen, f-
Dat wij bij de moeijelijkheden onzes levens, naaro U als ons voorbeeld mogen zien, gquot;
Dat wij aan alle hovaardij, zinnelijkheid en alle ° booze lusten mogen verzaken, g
Dat gij aan alle menschen den geest van oot-
moed en tevredenheid moogfe verleenen. Dat alle menschen op aarde vrede, heil en
zegen mogen verwerven,
Dat wij allen de vruchten uwer verlossing waardig en deelachtig mogen worden,
Jesus, Zoon Gods,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. — Spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld._
Verhoor ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt lt;ie zonden der wereld. —
Ontferm U onzer.
Christus, hoor ons. — Christus, verhoor ods.
Heer, ontferm U onzer. — Christus, ontferm U onzer. — Heer,' ontferm U onzei1.
Onze Vader. — Wees gegroet.
vs. Het Woord is vleesch geworden. r. Kn het heeft onder ons gewoond.
GEBED.
O God, die dezen allerlieiligsten nacht door uw waarachtig licht verlicht hebt, geef, dat wij, die dc geheimenissen van dit liclit op aarde gekend hebben, eenmaal zijne vreugden in den hemel mogen genieten.
Wij bidden U, o Heer' verleen ons,daar het nieuwe licht van het menschgeworden Woord in onze harten is uitgestort, dat ook het licht des geloofs in onze werken moge uitschijnen.
Wij bidden U, almagtige God, geef, dat de geboorte van uwen eenigen Zoon in het vleesch ons verlosse, die door de oude slavernij onder het juk der zonde gehouden worden. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, Amen.
tot het goddelijk kind jesus.
Heer, ontferm ü onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld.
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Jesus, om onze zaligheid uit den schoot uws
Vaders nedergedaald,
Jesus, van den H. Geest ontvangen, ^
Jesus, door uwe eeuwige geboorte waarachtige £* Zoon des hemelschen Vaders, i
Jesus, door uwe tijdelijke geboorte waarachtige a Zoon der onbevlekte Maagd, ' 2
Jesus, die negen maanden in den schoot uwer!
maagdelijke Moeder gerust hebt,
Jesus, die den H. Joannes, uwen Voorlooper, in het ligchaam zijner moeder geheiligd hebt, Jesus, die met een vurig verlangen door uwe Moeder en uwen Voedstervader verwacht zijt,
137
Jesus, verwachting en troost aller volkcjr, on
ferm li onzer.
Jesus, in wien alle geslachten der aarde gezegend zijn,
Jesus, menschgeworden God,
Jesus, wiens geboorte de blijde boodschap was, Jesus, beminnelijk Kind van Bethlehem,
Jesus, die de Maagd Maria tot Moeder hebt gekozen,
Jesus, die den H. Jozef tot uwen Voedstervader hebt verheven,
Jesus, die als een hulpbehoevend kind hebt
willen geboren worden,
Jesus, voor wiens Moeder geene plaats in de
herberg was,
Jesus, door uwe moeder in een beestenstal gebaard,
Jesus, wiens krib een voederbak der dieren was, Jesus, wien een weinig hooi en stroo tot rustbed strekte,
Jesus, als kind met armoedige windselen bedekt, Jesus, wien de adem der dieren tegen de
grimmige koude beschermde,
Jesus, die om onze zaligheid U zoo diep hebt
willen vernederen,
Jesus, door uwe moeder Maria allerteederst bemind ,
Jesus, door uwen voedstervader Jozef allerzorgvuldigst bewaard,
Jesus, bij uwe geboorte door de engelen bezongen ,
Jesus, door arme herders aangebeden, ontferm U onzer.
Jesus, door eenester aan de Wijzen geopenbaard, Jesus, die in de besnijdenis uw bloed voor
ons gestort hebt,
Jesus, door uwe maagdelijke moeder in den
tempel opgedragen,
Jesus, wien men reeds als kind naar hel leven stond,
Jesus, die om aan de handen van Ilerodes te
ontkomen, naar Egypte moest vlugten,
Jesus, wien als kind de marteldood der onschuldige kinderen verheerlijkte,
Jesus, die uit Egypte teruggekeerd, te Naza- 2. reth aan Maria en aan Jozef onderdanig ge-? weest zijt, 3
Jesus, die gedurig toenaamt in ouderdom, wijs-*-quot; heid en behagelijkheid bij God en bij deg
menschen, S
-1
Jesus, die als kind gaarne den tempel bezocht,' Jesus, die altoos den wil van uwen hemsl-
schen Vader volbragt,
Jesus, die de verlorenen zijt komen zoeken, Jesus, die allen wilt zalig maken,
Jesus, licht der wereld,
Jesus. de weg, de waarheid en het leven,
Jesus, bijzondere vriend der kinderen,
Jesus, goddelijk voorbeeld aller deugden,
Jesus, minnaar onzer zielen, liefde onzes harten. Wees genadig. — Spaar ons, Heer!
Wees genadig. — Verhoor ons. Heer!
139
Van alle zonden. — Verlos ons, fleer!
Door uwe menscliwording,
Door uwe nederige geboorte,
Door uwe armoedige geboorte,
Door uwe koude en naaktheid.
Door uw bitter schreijen,
Door uwe droeve tranen.
Door al uw lijden in Bethlehems kribbe.
Door uwe pijnlijke besnijdenis,
Door uwe haastige reis naar Egypte,
Door uw voorbeeldig geduld,
Door uwe kinderlijke gehoorzaamheid,
Door uwen ijver voor Gods huis,
Door uwe liefde voor ons eeuwig geluk.
Door uwe kinderlijke jaren.
Door uw goddelijk leven.
Wij zondaren. — Wij bidden U, verhoor ons. Dat wij altoos arm van geest mogen zijn. Dat wij den geest der zachtmoedigheid mogen bezitten.
Dat wij de vervolging om uwentwille geduldig
en met liefde mogen verdragen.
Dat wij ons gaarne voor allen verootmoedigen. Dat wij onzen ouders en overheden steeds onderdanig mogen zijn.
Dat alle kinderen U in godsvrucht en deugd
mogen navolgen.
Dat alle volwassenen dagelijks meer en meer
aan U gelijkvormig worden.
Dat de liefde voor de godsdienst en den tempel ons altoos beziele.
140
Dat onze werken U en uwen hemelschen Va-
der mogen verheerlijken. ^
Dat wij onze harten lot eene waardige woon-S plaats voor U mogen bereiden. è
Dat wij de nederigheid opregt mogen beminnen. 3 Dat wij de aardsche rijkdommen nietbegeeren,^ maar naar de onvergankelijke goederen des a hemels mogen streven. 3-
n O
Dat wij U altoos vurig mogen beminnen. ° Dat wij eens door U mogen zalig worden. § Jesus, Zoon Gods en onze Broeder.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons, Heer !
Lam Gods, .dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm U onzer.
Jesus, hoor ons. — Jesus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader. — Wees gegroet.
vs. Alle grenzen der aarde r. Hebben het heil van onzen God gezien.
LAAT ONS BIDDEN.
Geef, bidden wij U, almagtige God, dat, gelijk de in het vleesch verschenen Zaligmaker der wereld ons de bewerker is eener goddelijke geboorte, Hij zoo ons ook de onsterfelijkheid moge verleenen. Die met ü leeft en heerscht. God, in alle eeuwen der eeuwen, Amen.
VEKLEENU AAN DE DEVOÏIE TER EERE VAN HET KIND JESUS. (1)
NOVENE voor Kerstmis.
Op iederen dag der novene: 300 dagen.
Voor de geheele novene; een volle aflaat op Kerstdag of onder het octaaf.
Men kan ook op een dag der novene biechten, communieeren en den vollen aflaat verdienen, als men daarna de novene maar ten einde brengt.
Dezelfde aflaten.
NOVENE ter eere van het Kind Jesus op andere tijden van het jaar.
NOTEX'E voor den 25sten van elke maaud.
Wanneer men de 9 dagen, die den SS''™ van de maand voorafgaan, met een rouwmoedig hart
(1) De Aflaten onder No. 1 en 2 zijn ontleend aan de Verzameling van gebeden enz., door P. Reij.vek, goedgekeurd te Haarlem, den 18 Junij 18G8,
142
de volgende opdragt, welke uit vijf gebeden bestaat, verrigt, verdient men eiken dag een aflaat van een jaar, toepasselijk op de overledenen. (Pus IX.i
1. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, tot uwe glorie, voor mijne zaligheid en die van de gansche wereld het geheim der Geboorte van onzen goddelijken Zaligmaker. Glorie zij den Vader, enz.
2. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid het lijden, dat de allerheiligste Maagd en de H. Jozef hebben doorgestaan op die lange en moeijelijke reis van Nazareth naar Bethlehem, en de benaauw-beid, die hun hart beklemde, toen zij geeue schuilplaats konden vinden eenige oogenblikken vóór dat de Zaligmaker der wereld moest geboren worden. Glorie zij den Vader, enz.
3. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid de krib, waarin Jesus geboren werd, bet harde stroo dat bem tot bed moest dienen, de koude die hij geleden heeft, de doeken, waarin hij gewonden werd, de tranen die hij gestort en de verteede-rende zuchten, die hij geslaakt heeft. Glorie zij den Vader, enz.
4. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, lot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid
de smart, die het goddeajk kind Jesus ia zijii teeder ligchaampje gevoelde, als het zich overgaf aan het mes der allerpijnlijkste besnijdenis; ik offer dat kostbaar bloed, dat Hij toen voor de eerste maal vergoten heeft tot zaligheid van geheel het menschdom. Glorie zij den Vader, enz.
5. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid de ootmoedigheid, de versterving, het geduld, de liefde en al do deugden van het kindje Jesus. Ik dank, min en loof U zonder ophouden voor dit onuitsprekelijk geheim der menschwording van het goddelijk Woord. Glorie zij den Vader, enz.
vs. Het woord is vleesch geworden.
R. En heeft onder ons gewoond.
GEBED.
ü God, wiens eeniggeboren Zoon in de zelfstandigheid van ons vleesch verschenen is, geef, bid-jen wij U, dat wij inwendig geheel vernieuwd mogen worden door Hem, Die, naar het geloof ons leert, uitwendig aan ons gelijkvormig werd. Die met U leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
2)10 £$MME£tIEH 'JKa SIEiE5t.2iE»IB sm'iDscELMm®,
v. O God, kom mij Ier hulp.
u. Heer, haast U om mij te helpen.
Eer zij den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
Gelijk het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. •Onze Vader.'quot;
I. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die tot onze zaligheid uit den schoot des Vaders neergedaald en van den H. Geest ontvangen zijt. Gij, die geen afschrik hadt van den schoot der Maagd, vleesch zijt geworden en de gedaante van een slaaf hebt aangenomen, ontferm U onzer.
h. Ontferm ü onzer, o Kind Jesus, ontferm U onzer. • 1 Vees yegroet, Maria. quot;
II. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die in den schoot uwer maagdelijke moeder de H. Elisabeth bezocht, uw voorlooper den H. Joannes iteptista met den H. Geest vervuld en reeds in den schoot zijner moeder geheiligd hebt. Ontferm U onzer.
ii. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm IJ onzer. • Wees gegroet.quot;
III. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die
145
negen maanden in den schoot uwer maagdelijke Moeder opgesloten, door haar en door den H. Jozef met de vurigste verlangens afgewacht en aan God den Vader voor de zaligheid der wereld zijt opgedragen. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, O Kind Jesus, ontferm U onzer. 'Wees ycgroet.quot;
IV. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die in Bethlehem uit de maagd Maria geboren, in doeken gewonden, in eene krib gelegd, door de Engelen en door de Herders bezocht zijt geworden. Oct-ferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm U onzer. •IFee.s gegroet.quot;
Eer zij U, o Jesus, die uit eene Maagd lijt geboren ; eer aan den Vader en den Heiligen Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
v. Christus is in onze nnbijheid.
r. Komt, aanbidden wij Hem. 'Onze Fai/s/'.quot;
V. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die den achtsten dag na uwe geboorte bij do besnijdenis gewond en met den roemvollen naam van Jesus genoemd zijt, die door uwen naam en door uw bloed te gelijk uw Verlossersambt vooraf heb'bekend gemaakt. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm U onzer. » Wees gegroet.quot;
VI. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die door eene ster aan de drie Koningen aangewezen, door hen op den schoot uwer Moeder aanbeden, en door
10
1 iü
dc ziünebeeldige geschenken van goud, wierook en myrrhe vereerd zijt geworden. Ontferm U onzer.
n. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm ü onzer. «Wees yegroet.quot;
VII. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, (Jij die door uwe H. maagdelijke Moeder in den tempel opgedragen, door Simeon in de armen genomen en omhelsd, en door Anna de profetesse aan Israël geopenbaard zijt geworden. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm U oazer. » Wees gegroet.'quot;
VIII. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die door den goddeloozen Herodes ter dood gezocht, door den H. Jozef met uwe Moeder naar Egypte gevoerd, aan een wreeden dood ontrukt, en door den marteldood der onnoozele kinderen verheerlijkt v/erdt. Ontferm U onzer.
n. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm 1' onzer. 'Wees gegroet.quot;
Eer zij U, o Jesus, die uit eene Maagd zijt geboren ; eer aan den Vader en den Heiligen Geest ia de eeuwen der eeuwen. Amen.
v. Christus is in onze nabijheid.
p.. Komt, aanbidden wij Hem. *Onze Vader.quot;
IX. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die met Maria uwe allerheiligste Moeder en met den heiligen Aartsvader Jozef tot aan den dood van Herodes in Egypte gebleven zijt. Ontferm U onzer.
r,. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm U onzer. • Wees gegroet.quot;
X. O Josus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die met uwe ouders uit Egypte in het land van Israël zijt wedergekeerd, op reis veel vermoeijenis doorgestaan, en de stad Nazareth tot uwe verblijfplaats gekozen hebt. Ontferm L' onzer.
R. Ontferm ü onzer, o Kind Jesus, ontferm L onzer. »TVees gegroet.quot;
XI. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die in bet huis van Nazareth aan uwe ouders onderdanig waart en een allerheiligst leven leiddet, Gij die in uw armoedig en werkzaam leven zooveel geleden hebt, en met de jaren steeds aangroeidet in wijsheid en genade. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm l onzer. • Wees gegroetquot;
XII. O Jesus, allerbemiDnelijkst Kind, Gij die twaalf jaren oud zijnde, naar Jerusalem geleid, door uwe ouders met droefheid gezocht en na drie dagen in het midden der leeraars met blijdschap gevonden zijt. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm L' onzer. 'Wees gegroet:'
Eer zij U, o Jesus, die uit eene Maagd zijt geboren ; eer aan den Vader en den Heiligen Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
OP KERSTDAG EN ONDER HET OCTAAF.
v. Het Woord is vleesch geworden. Alleluia.
r. En heeft onder ons gewoond. Alleluia.
lt;Op andere tijden wordt het Alleluia weggelaten.
148
OP DRIE KONINGENDAG EN ONDER HET OCTAAF►
v. Christus heeft zich aan ons vertoond. Alleluia.
r. Komt, aanbidden wij Hem. Alleluia.
GEBED.
Almagtige, eeuwige God, Heer van Hemel en aarde. Gij, die U aan de kleinen openbaart, geef, bidden wij U, dat wij de allerheiligste geheimen van het Kind Jesus uwen Zoon op eene waardige wijze vereeren en trachten na te volgen, om alzoo het Rijk der hemelen, dat aan de kleinen beloofd is, te beërven. Door denzelfden Heer Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U leeft eu heerscht in de eenheid des Heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen Amen.
quot;Zij, die met een waar berouw over hunne zonden en na gebiecht en de H. Communie ontvangen te hebben, in eene kerk of openbare kapel de godvruchtige oefening ter eere van het Kind Jesus op den Sösten van elke maand bijwonen, en daarbij de twaalf geheimen der H. Kindschheid vereeren, verdienen een vollen aflaat. Men moet de bovenstaande gebeden, die door de H. Congregatie der Kerkelijke plegtighcden zijn goedgekeurd, met aandacht lezen en bidden volgens de intentie van Zyne Heiligheid.
Zij, die afzonderlijk met godsvrucht en een rouwmoedig hart deze heilige oefening houden, verdienen eens daags een aflaat van drie honderd dagenquot;
Verleend door Zijne Heiligheid Pius VU, bij een decreet van de H. Congregatie der allaten, 23 November I.StO.
■Op, op, met spoed naar Bethlehem! •Zoo sprak eens 's nachts' een eng'lenstem
Tot herders in het veld;
Een kind ligt daar in armoé neêr,
■Gaat, bidt het aan, 't is God de Heer, Sinds lang reeds u voorspeld.
Toen de engel deez' bevelen gaf,
Toen daalde een rei van eng'len af
Bij held'ren maneschijn;
Zij zongen: Lof en eer zij God En vrede zij der menschen lot.
Die goed van wille z\|n.
Daar trekt de stoet van herders heen, Een droef geluid, een zwak geween
Verheft zich uit een stal!
Mijn God, is hier uw troon gesticht'. Een schuur voor U, o god'lijk \Vicht'. De Schepper van t' heelal'
130
Zij treden in maar staan verplet ; Een beestenkrib is 't kinderbed, Een bed van weinig stroo!
Toch knielen zij met eerbied neèr, ,:Het Kindjen is uw God en Heerlquot;' Dus sprak de hemelbó.
Ja, kindjelief in d' armen stal. Gij zijt de Schepper van 't heelal,-
Beschikker van ons lot! Per herd'ren lof is onze beê, Wij jubelen met de eng'Ien mee: Hosanna, eer zij God!
r
I
II
Christ'nen, op naar Bethlehem,
Naar het Kindje teör! 'I Ligt daar in een beestenkrib,
Op een stroobed neèr ! Tusschen ezel, tusschen os, Ligt hel lieve Kind,
Haast u dan naar Bethlehem, Tot ge 't Wichtje vindt.
Christ'nen, ziet dat schreijend Wicht,
't Knaapje zwak en teêr,
Dat ge daar in 't kribje vindt,
Is ons aller Heer;
't Is de groote, rijke God,
Schepper van 't heelal,
't Is des eeuw'gen Vaders Zoon, 't Kind daar in dien stal !
132
3.
Spoedig dan naar Bethlehem,
't Lieve kind tot ieer, Dat zoo arm ter wereld kwam
Tot ons aller eer ;
Gij, die hier in armoe leeft.
Ziet dit god'lijk Kind, Dat, hoe groot in majesteit, De armoê toch bemint.
4.
Spoedig dan naar Bethlehem,
Prijst dat Kindje zeer I Door zijn armoè en gebrek, Zijn wij kind'ren weêr Van den goeden, grooten God,
Die om Adams val, 's Hemels poort gesloten had. Maar nu oop'uen zal.
Zijt ge nu in Bethlehem,
Zeg dan : Lieve Heer, Lof en eere duizendmaal,
Duizendmaal en meer ; Ach, wij wenschen zoo als Gij,
Groot te zijn in deugd, Hoed dan, zoo is onze beê. Hoed dan onze jeugd 1
Juicht met mij, juicht, veldelingen,
Wil, gezaligd herd'rectal. Een gewijden beurtzang zingen Bij het nad'ren tot dtiez' stal.
Laat in welige valleijen Uw onnooz'le lam'ren woijen.
Vrede heerscht alom op 't veld,
Vrede en rust zijn ons beschoren. Nu de heilvorst is geboren,
Vreest men voor geen krijgsgeweld.
Welk een reeks van droevige eeuwen
Prangde ons 'tjuk der slavernij.
Maar de Trooster der Hebreeuwen Maakt ons van die keet'nen vrij. Nu mag Juda 't hoofd opbeuren, Juichen, daar ze eertijds moest treuren. Ziet, haar Heerscher komt ten troon, Die den dwing'land zal verpletten En zich op den zetel zetten Als vorst Davids Heer en zoon.
Hoe verrukkend zongen de engelen,
Bij 't alvoedend Bethlehem,
Duizend stemmen hoorde ik mengelen,
't Hemelkoor was ééne stem.
Sterveling ! uw heil komt nader,
Ja, de Zoon van God den Vader
Is nu uw natuurgenoot.
Hij zal Isrels redder wezen,
Voor Hem zal zelfs de afgrond vreezen. Hij verwint èn hel èn dood.
'k Zie nog 't blozend Oosten glimmen Van den glans, die in deez' nacht Luistervol scheen aan de kimmen
Bij de jongste schapenwacht:
Toen een maagd den Godmensch baarde, Toen de Heiland daalde op aarde,
Toen de spruit uit Jesse's stam,
Tot een rijsken opgeschoten,
Bloeide als 't êelst van Abrams loten, Toen Gods liefde tot ons kwam.
5
Juicht met mij, o juicht, mijn broeders!
God de Sterke wordt een kind,
Onze maker, de Albehoeder,
1Ö5
Die de winden viert en bindt: Die den bajert deed verdwijnen, 't Licht uit duisternisse schijnen. Die de wat'ren heeft gegrond, Schepper van de hemelkringen,
Voor wiens troon de cherubs zingen, Woont nu op dit wereldrond.
6
In een nederige woning
Ligt Hij als een spraak'loos kind: Biedt Hem hulde, 'tis uw Koning,
Hij, uw broeder, die u mint.
Ziet wat liefde, hoe verteederd, Zoo verheven als vernederd.
Ligt Hij op het krihaltaar.
Neig, neig, god'lijk kind uw ooren. Wil ons ned'rig smeeken hooren. Zalig ons, o Middelaar!
Liever kindje leefdo er nimmer
Dan Maria's god'lijk Kind,
Dat het in aanminnigheden Ver van alle kind'ren wint.
't Daalde van den hemel neder
Als een zwak, armoedig wicht. Maar hoe blonk het vergenoegen Op zijn god'lijk aangezigt.
Jozef was zijn voedstervader.
Trouw heeft hij het Kind gehoed; En het Kindje heeft die zorgen Door zijn liefdeblijk verzoet.
Minlijk Kindje, laat me U prijzen.
Biddend de oogen naar U slam: Groeije ik met de levensjaren Ook in deugd en wijsheid aan.
Ja, ja, geef dit, lieve Jesus,
Geef het, geef het, god'lijk Kind: 'k Word dan ook bij God en menschen. Als gij, Jesus lief, bemind.
lOEIIED TOT HET KINDJE JESÏÏS.
Kindje Jesus, in een stal,
Uit een arme maagd geboren,
Schoon Gij God des hemels waart. Hebt Gij de armoê meer verkoren Dan de grootheid dezer aard. Die meer ramp dan vreugde baart.
Kindje Jesus, die al vroeg Naar Egypte moest ontvlugten, Doe ons vlieden alle kwaad, Doe ons booze vrienden duchten ; Dat wij, van verleiding vrij, Schuld'loos wand'len zoo als Gij.
Kindje, door do Moedermaagd, In den tempel opgedragen.
Wij ook geven U ons hart; Zie toch, zie met welbehagen,
Min'lijk Kindje, God en lieer. Op ons olïer zeeg'nend neêr.
Jesus, lief en god'Iijk Kind,
Die reeds in uw kinderjaren,
Aan de leeraars van de wet, 's Heeren wetten gingt verklaren, Ach, doordring ons van Gods woord, Voer ons op den heilweg voort.
God'Iijk Kindje, doe ook ons,
In de lente van ons leven,
Groeijen in verstand en deugd.
Mogen we immer voorwaarts streven Op den weg door U bereid,
Die ons voort ter zaligheid.
HET KINDJE JESL;S MENSCH GEWORDEN.
Jesus kwam als kind op aarde.
Hij, des Vaders een'ge Zoon, Daalde, tot geluk der menschen, Van den hoogen hemeltroon.
De Englen waren heilgezanten:
Aan de herders in het veld Hebben zij de blijde mare Ouder lofgezang vermeld.
En de herders ijlden henen.
En zij vonden in den stal 't Lieve Kindje, mensch geworden. Schoon de Schepper van 't heelal.
Hoe, hoe kan het mooglijk wezen. Dat een God hier als een wicht. Als een arm en spraakloos kindje, Tusschen os en ezel ligt!
(CO
Om de zonden weg le nemen,
Waar bet menschdom onder leed. Heeft zich Jesus met het hulsel Van den zwakken mensch bekleed.
Was het uwe liefde, Jesus,
Uwe liefde tot den mensch,
Die U ons gelijk deed worden . . . Voor die liefde zonder grens
Moeten wij U dank betoonen.
Weer beminnen, even teer ;
Ja, dat zal ons streven wezen.
Kindje Jesus, God en Heer!
Door Pater Poirters.
Ik groot U, Jesus, duizendmaal,
Die ons bezocht in trauendaal ;
Zoet Kind, wees duizendmaal gegroet, Die stort voor ons 'tonnoozel bloed, Die wordt zoo bitterlijk doorsvond.
Opdat de zondaar zij gezond.
Het woord luidt Jesus, in den tijd. Omdat Gij Zaligmaker zijt,
O Jesu, Jesu, Jcsu zoet.
Besproei mij met een druppel bloed ! Dan zal ik zingen te allen tgd,
Hoe dat gij Jesus, Jesus zijt.
O Naam, die eerst door Gods bevel, Geboodschapt is van Gabriel!
O schooner Naam dan dageraad!
O zoeter Naam dan honigraat!
O groener Naam dan 't levend .hout! O rijker Naam dan 7 fijnste goud!
«2
O zachter Naam dan tortelduif! O versober Naam dan wijngaarddruif! O klaarder Naam dan Zonnestraal! O sterker Naam dan louter staal! O grooter Naam dan keizerrijk ! O Naam, die nooit had zijns gelijk !
Duikt, bloemkens, wie gij ook raoogt zijn. Want hier verliest gij uwen schijn. En gij, riviertjes, loopt van rr.ij,
Geen vloeijend zilver heeft hierbij. Gij, balsemkruidjes, buigt u neer. Gij ruikt zoo zoet niet als de Heer.
Sluit, vogeltjes, uw nebje toe ■.
Ik ben uw zingen nu al moe.
Al wat ik zag of heb gehoord.
Dat is vergeten door één woord: O Jesu, Jesu, Jesu zoet!
O Naam, wees duizendmaal gegroet.
HET LICHT VAN ONS GELOOF.
In duisternis en rouw gehuld Lag de aarde, door de zondenschuld
Van Adam en zijn gade;
Gesloten was de hemelpoort. . . .
Eén hoop bestond.....het godlijk woord
Belofte van genade.
Vergeefs, vergeefs was lang verbeid De blijde komst, zoo vaak voorzeid
Door heiige Godsgezanten,
De komst van die de zegevaan.
Door smart en kruisdood te ondergaan. Op Golgotha zou planten.
Hij kwam, maar niet in vorstenpraal, En sprak hij nu ook hemeltaal,
Hij vond geen eerbetooning:
Een klein getal van herdren kwam Den grooten Vorst uit Juda's stam Begroeien als hun Koning.
Een nieuwe wondre ster verscheen. Zij voerde een drietal heidnsn heen
Naar Hem, den lang Beloofde, Ze erkenden en aanbaden 't Wicht v En 't was bij glans van heller licht Dat niet de jood geloofde.
Wij, Kindje, zien in U den Vorst, Naar wien heel Isrel heeft gedorst Sinds viermaal duizend jaren ; Bij 't volle licht der profecij Erkennen en aanbidden wij
U, Kind, met d'englenscharen.
Geprezen zijt Gij, God de Zoon, En draagt Gij ook geen vorstenkroon.
Gij zijt het Eeuwig Leven, Der aard beloofd na Adams val, Als die haar weer bevrijden zal En 't Hemelrijk hergeven.
Ie Dog der Novene .... Morgengroet ....
Oefening.....
Voorbeeld.....
Avondgroet.....
L'itboezeming ....
He Dag ........
Ill® Dag........
IVe Dag ........
Ve Dag ........
Vle Dag........
VI le Dag........
VlII® Dag........
IXe Dag ........
Gebeden onder het H. Misoffer. Bijzondere gedachtenissen onder de H. Mis
Epistels en Evangeliën van Kerstmis Biechtgebeden
Litanie vnn Je Geboorle des Heeren. . . . 132 Litanie tot het goddelijk KindJesus. . . . 130 Aflaten verleend aan de devotie tereere van liet kind Jesus.........440
Kerstmis..............
Christus' Geboorte...........
De Geboorte van Christus......100
Het Kindje Jesus............
I.ofüed tot het Kindje Jesus.....137
Het Kindje Jesus mcnsch geworden . . . (oO
Jk groet U, Jesus. Door Pater Poirters . . 161
Het Kindje Jesus, het licht van ons geloof . 103