-ocr page 1-
#9632; gt;-f #9632;
c
Ä
/^a?
,*:-%
NIET BELGIE
r.i-
NEDERLAND EN ENGE1AND
'In
KOMT DE EEK TOE
VAN DE I ITVISUINU Dull
IIÄ1NG BIJ 1IET RUNDYEE.
#9632;f
HKXEVEXS
In
INLICITIKGEN AANGAANDE DIE KUNSTBEWEBKING ,
DF'. 4. N. L. T, AX.
Ei^CiS^;
,.
..560
TE NIJMEGEK , BLI
K. C. A. THIEME, JFz.
1556.
•raquo;rijs 35 Cent.
gt;. 5i^.
^craquo;
-ocr page 2-
-ocr page 3-
DIERGENEESKÜNDE
UTRECHT
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2856 586 3
-ocr page 5-
NIET BELOTE
NEDERLAND EN ENGELAND
KOMT DE EEß TOE
VAX DE UITTISDIKO DER
INENTING BIJ HET RUNDVEE.
i!EN EVENS
INLICHTINGEN AANGAANDE DIE KUNSTBEWEßKING
DR. J. N. L, BAX.
v raquo;f quot;-
v.quot; r^:-;. #9632;
TE NIJMEGEN, BIJ H. C. A. THIEME, JFz.
1856.
-ocr page 6-
'I
Patriae et Aim. Aan hot vaderland en nan de kunst toegewijd.
-ocr page 7-
'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;Ainsi vien do nouvcau dans la Nature et
dans les Arts. — Tout ce qu'on fait, a ete' fait; — tout ce qu'on dit, a öte dit; — tout ce qu'on reve , a ete reve.
Un Voyage en Orient, par Mr. alphonse
DE LAMARTIKE , T. I , p. 70.
Alleen geschiedknndige Studie is de grond-slag ran alle ware grondige geleerdheid, en zondor de kennis dor geschiedenis Tan eene #9632;wetenschap , is er noch aan hare Tolmaking , noch aan hare juiste tocpassing te denken.
Meksekt.
De geschiedenis is de eeuwige getaige der waarheid.
Twee redenen sporen mij aan , om over de uitvin-ding der inenting bij Let rundvee en over de kunstbe-werking zplve te schrijven : handhaving van de eer ler prioriteit, van Let regt van het Suum Cuique , i1laquo; de eene ; belangstelling in de zaak zelve , de andere redtn.
Eeeds eene eeuw geleden , hebten Gouvernenun-ten, Ryksgrooten en voortreffelijke mannen de inenting bij het rundvee aangemoedigd en getracht de algemeene aanwending derzelve te bevorderen, en Nederland en Engeland mögen onderling met regt den roem eener uit-vinding deelen van welken men zieh in den vreemde , welligt uit onbekendheid met onze litteratuur , de eer meent te mögen toerekenen. In het jaar 1755, verscheen te Amsterdam, bij k. van deb sijs en K. de veer, een
-ocr page 8-
werkje getlteld : „Eerste proefneming over de uiUverkin-gen van de inentingen der besmettende ziektc bij het rundvee, gedaan in de Beverwijk, door cornelis no-zemak , Leeraar der Kemonstranten te Haarlem , agge roskam kool en JAN TAK , Doctor in de Medicijnon te Leiden.quot; Eenige jaren later , in 1799, zag bij H. c. A. thieme te Zutphen , een -werkje het liclit, tot opscbrift voerende : „AYaaracbtig en naauwkeurig Onclerwijs voor den landman aangaande rundvee-ziekten en derzelrer inenting, door G. c. eeich , Hoogleeraar in de Genees-kunde te Erlangen enz. , nit het Hoogduitsch vertaald , naar den tweeden druk, met eene voorrede van R. for­sten , eerste Hoogleeraar in de Geneeskundc aan de Bataafsche Hoogescbool te Harderwijk en Archiater van het voormalig gewest Gelderland ,quot; enz. Men ziet het dus , de woorden des dichters , boven als motto gebe-zigd , zijn , ook met betrekking tot de inenting bij het rundvee, vJkomen -waar; er is niets niemvs in die ont-dekking gelegt. • en alles, wat men doet, wat men zcgt en wat men droomt, aangaande die kunstbeworking , is reeds gedaan , is reeds gezegd, is reeds gedroomd voor meer dan honderd jaren , getuigen de aangehaalde werk,9S. Neder-land is dus ook bier niet achterlijk geweest, en het doet goed aan bet hart van ieder, die zieh Nederlander gevoelt, op die Verdiensten der voorouders met vaderlandschen trots te kunnen wijzen; ja, de geschiedrollen zijn damp;ir, om met onwederlegbare bewijzen te staven, dat, niet alleen wanneer het geldt om de wapenen aan te gorden, maar ook dat wij , waar er sprake is van veroveringen op het gebied der kunsten en wetenschappen, met alle regt de woorden tot de onzen kunnen maken, die eertijds de Lacedemoniers, gedreven door gevoel van eigenwaarde en bezield door de zucht om den eenmaal duur gekoch­ten roem te handhaven , aan de Macedoniers toevoegden :
I?
-ocr page 9-
laquo;
„Wij hebben van onze vaderen niet geleerd anderen te volgen, maar zelven anderen vöör te gaan.quot; (1)
Wat bet belang der zaak zelve , bet opsporen na-melijk dier hulpmidclelen , welke in staat zijn, om de in-enting bij bet rundvee zooveel mogelijk aan bet doel te doen beantwoorden , aanbelangt, zoo gevoelt men aanstonds van boeveel nut voor bet tegenwoordige ge-slacbt de ondervinding der vorige eeuw zijn moet, en dat wij in onze dagen van de onvermoeide pogingen onzer voorzaten de scboonste vrucbten kunnen plukken, (2) aangezien de trouwe waarnemingen, die zij ons in bo-vengenoemde gescbriften hebben medegedeeld, en de nuttige wenken en raadgevingen, waarvan dezelve ver-gezeld gaan, beden ten dage veel liebt kunnen versprei-clen en des te meer te achten zijn , daar , volgens de thans gevolgd wordende wijze van inenten , tot biertoe de uitkomsten nog verre van bevredigend zijn , zoo als, bebalve uit de treurige berigten , die ons uit Friesland geworden , in welke provincie, van den ll^eu tot en met den 17(lei' October, 118 runderen aan de besmettelijke longziekte zijn gestorven of te dier zake afgemaakt, be-dragende daardoor bet gezamenlijk getal , sedert 1 Ja-
(1)nbsp; nbsp; GescMedenis vai. Griekenland, door K, g. vankampen, 1834, 4de D., bl. 3.
(2)nbsp; nbsp; raquo; Wy hebben hd voordool van do tydt en moeyten die zy (do ouden) bestect hebbc ora Waarncemingen te maken : en behalven ver-scheide goleegenthoden zonden zy daar geheel ran vovstooken zyn geweest. Ondortusschen mocten wy ons over doze groote Mannen vcrwonderon. Indien men van haar wil oordeolen , door de Gedcnkteokens die zy van haar Geest en Yver hebben nagelaten , schoon zommige van doze ver-looren zyn , en zommige andere , schoon in Bocken bewaart, dikwils te zeor voragt zyn door de al to onagtzame Bozitters van doze schat­ten.quot; — Geneeshundiye proeven en aanmerkinyen nagesien en gcmecn gc-maakt door cen Genootschnp in Edenbury. Uit hct Engels verlaalt na de Tweeds druk, 2de D. . bl. 77.
-ocr page 10-
nuarij dezesjaars 1856, 4413, (van 18 tot en met 24 October zijn er 113 runderen bessweken , zoodat het getal klirnt tot 4526) ook nog uit het volgende schijnt te blijken : inge-volge de mededeeling namclijk, die omtrent de inenting, als voorbelioedmiddel tegen de lieerschende longziekte van bet rundvee, door den Hoogleeraar Dr. p. H. J. wellenbergh in de eerste afdeeling van bet VIIIste landbuislioudkundig congres is gedaan , [welke mededee­
ling benevens de beide verslagen in der tijd aan zijne
If
Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr. G. c. j. van ebenen, zijn ingediend, en van we-ge dat departement zijn in het licht gegeven en op-genomen in het verslag van het verhandelde op het VIIIste Nederlandsche landhuishoudkundig congres , Alkmaar, bij n. j. van vloten] zoo geschiedt de inen­ting thans op het onderste gedeolte van den staart, ge-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; i* lijk door Dr. Willems is aanbevolen. Sommige Bel­gische veeartsen hebben, wel is -waar, dus loest men verder, dezo kunstbewerking ook op andere plaatsen beproefd en voornamelijk daartoe de kossem genomen ; de uitkomsten dezer inentingen blijken echter zoo on- Av günstig te zijn, dat deze plaats tot het doen der kunst-beverking aL ongeschikt meet afgekeurd worden. Om­trent de^e verklaring , in bovenaangehaald verslag afge-legd , zoude met bescheidenheid welligt de meening ge-opperd kunnen worden : „Of namelijk de inenting op het onderste gedeelte van den staart als minder het vee aantastende, niet juist de reden kan zijn, dat de inenting hare voorbehoedende kracht schijnt te verliezen en bij vele koeijen zonder uitwerking is bewerkstelligd geworden ; „uit het tweede verslag zelfs blijkt, dat in sommige stallen de uitkomst zeer ongunstig was , zoo­dat men voorbeelden aantreft, waar , na de inenting, sleclits bij een enkel rund en somtijds zelfs bij geen
-ocr page 11-
een zieh het minste spoor van uitwerking vertoond heeft.quot; — Welnu, het is uit dien hoofde, dat ik, in navolging onzer vindingrijke voorzaten, ter inenting eene andere plaats dan het onderste gedeelte van den staart zou voor-stellen, maar dan ook met inachtneming der voorzorgs-maatregelen , op welke in de aangehaalde werkjes met nadruk wordt gewezen; terwijl ik voor de ongunstige gevallen waarvan boven gewaagd is, de wederinenting ,
i
evenwel elders dan op den staart, zoude aanraden.
In het geschrift van den jare 1755, leest men in het voorberigt, dat de #9632;waarnemers binnen kort de proef-nemlng herhalende, door eenige hulpmiddelen der Ge-neesktende, den goeden uitslag der inenting zullen trach­ten te bevorderen; op bl. 75 en 76 maken de schrijvers opmerkzaam op de nadeelige omstandigheden en oorza-
Jcnbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; ken, die welligt hebben bijgedragen tot de door hen aan-
vankelijk verkregene, mingunstige uitkomsten; bladz. 88 worden de maatregelen aangegeven , die zij zullen in acht nemen, om beter te mögen slagen . . . Omtrent voorbehoeding en genezing der rundvee-ziekte, zijn de
#9632;gt;-nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;voorschriften behartigingswaardig, die In het werkje van
het jaar 1799 , bl. 40 en volgende worden aangegeven; terwijl op bl. 80 en volg. de voordeelen der inenting, op bl. 88 en volg. de stof, die men kiezen moet en de wijze van inenting, worden vermeld ; verder vindt men, op bl. 86 enz. , de regelen van voorzigtigheid bij het inenten en eindelijk, van bl. 92 tot 102, de maatre­gelen in acht te nemen na de verrigte kunstbewerking , de bestrijding der toevallen, in 46a woord , de geheele nabehandeling naauwkeurig te boek gesteld. Terwijl men op bl. 72 en volg. vindt aangegeven, dat de inen­ting zeer voldoende resultaten leverde en aller verwach-ting overtrof, zoo wordt op bl. 78 de belangrijke aan-merking gemaakt, dat aan de inenting hare gewigtigste
-ocr page 12-
8
voordeelen worden ontroofd, wanneer zij op eene plaats geschiedt, waar de ziekte reeds natuurlijk woedt , daar omgekeerd, uit opgemaakte lijsten blijkt, dat zoodanige plaatsen , waar de natuurlijke ziekte nog niet is, de ge-scldktste zijn tot de inenting. Volgens het werkje van 1755 H. 75, stierf er aan die besmettelijke ziekte op de stallen des winters meer vee, dan in het land des zomers en daarom zou het beter zijn de inenting in de weide in het gunstig saizoen te bewerkstelligen. Aan dezen zoo even genoemden voorzorgsmaatregel, wordt nog al gewigt bijgezet door de aanmerking, die wij vermeld vinden in de reeds genoemde Geneeskundige proeven en aanmer-kingen door een Genootscliap in Edenburg, uitgegeven te Amsterdam bij jan hartig , 1741, 4ae Deel, bl. 223. „Een zaak,quot; zoo least men daar, „wilde ik niet voorbijgaan „bier kennis van te nemen : De ziekte die zoo doodelijk „is voor bet vee hier te lande is een koorts van eenbij-„zonder zoort. Ik weet geen middel dat van veel dienst „is geweest, 't zij om dezelve voor te komen of te gene-„zen (1). De beste manier om dezelve voor te komen „is , wanneer men dagt dat het vee besmet loas , of de
%
(1) Ten einde de verspreiding der longziekte zooveel mogclijk togen to gaan , wordt met regt aanbovolen om in stallen , waar zij zieli geqpenbaard heeft, do muren , het hout- en paalwerk mecr-malen te witten, den grond en voederbak ferm te schrobben, te zorgen voor doorstrooraing van versehe lueht , de muren en den grond dikwijls te besprcnkelen met vloeibare chloorkalk en vooral de salpeterzure (smitiiscue) berookingen , uit een mengsel van salpeter en zwavelzuur bestaande, of liever nog de chloorberookingen van guvton-moeteau , die zieh als luchtzuivcrende en rottingwerende middelen bij het hecrschon van Epidemische ziekten uitnomend werkzaam hebben betoond, niet te verzuimen ; deze laatste worden voortgebragt door, bij een mengsel van een deel bruinsteenpoeder, drie deelen keukcuzout en twee deelen water, langzamerhand twee deelen vitrioololie (zwavel­zuur) te voegen.
Eertijds was het zwavelig zuur (Acidum sulpliurosuin) ljekciulwc;;ens
i
-ocr page 13-
„besmetting nabij, om van gras te veranderen , waardoor „zij purgeerden; en dit is de gewone uitwerking van „nieuw gras. Wij können niet denken dat dit toe te schrij-„ven is aan de bijzondere eigenschappen van het gras als „een nuttig tegengift, dat zij bescliermt zijn , zijnde gras „overal meest hetzelfde ; maar het moet zijn door deszelfs „purgeerende eigenschap : -want indien dit zigtbare effect
deszelfs bederfwerend vermögen j waarom hot ols zoodauig gebruikt werd tot zuivering der kleedingstukken , van do lucht in beslotene ver-trekken , van brieven die uit plaatsen kwamen , waar besmettelijke ziek-ten heerschten; opmerkelijk wolligt met botrekking tot de voorbehoedende kracht van het z-wavelig zuur, is do vraag, welke Prof. a. J. muuxeb oppert in het Nederl. Lancet, 2. serio 4. Jaarg, bl. 394 : raquo;Is het zwavelwater-stofgas ,#9632;quot; zoo leest men daar, raquo; dat uit do grachten van Amsterdam opstijgt, een tegengift (togen Cholera) ? ook dit is niet met zekerheid bekend. Maar or moet in Amsterdam eene oorzaak bestaan van tegon-?'nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;working.quot; — Niet alleen echter in gasvormigen toestand, ook in den
vloeibaron Staat, dat is eeno oplossing van zwavelig zuur in water [Acidum sulphurosum liquidum, S. aqua Solutum, Spiritus Sul-phuris per Campanam [sect;], Esprit do soufre par la Cloche [*j] word het inwendig als voorbchoodmiddel tegeu besmettelijke ziekten ge-bezigd. Zoo vinden wij door don onsterfelijkon n. boerhaave in zijne Praxis Mcdica, T. I. pag 128 aangoteekond, dat otto tachenius om zieh van de post to vrijwaron, dagclijks Spiritus Sulphuris per Campanam gebruikte en daardoor van do pest bevrijd bleof, schoon hij zeer velo pestlijders bezocht, en dat hij zieh zeer wel bovond , zoolang do pest-diatheso in do lucht was ; vorder op bl. 196 staat : raquo; Zoo behandelde TACHENiua gedurende do hovigo Italiaanscho pest or zeer volen en hij vrijwaardo zieh van do ziekte door de Spiritus Sulphuris per Campanam.quot; Is dit middel thans to regt of ton onregte in vorgetolhoid geraakt ? Zondo het niet do moeite waardig zijn met hetzelve proeven te nemen, zoo hij hesmettolijko ziekton, die do menschen treffen, als bij die waardoor hot vee wordt aangetast ? Of zal het middel in het lot doolcn, dat zoovole middelen to bourt valt: raquo; primo avido sunt oxcopta, etiam laudata , dein impugnata, iterum defonsa , tandem oblivioni tradita ?
[sect;]. Zio o. L. ebdmann , Algemeon overzigt dor Nieuwcro Schei-kunde, 1836, Iste D. , bl. 241.
[*] Zie Pharmacopce TTniversclle, par a. j. l. jocrdan, T. I. p. 113.
-ocr page 14-
10
„niet volgt, ben ik bevreest dat zlj niet ontsnappen zul-„len. Dit raad ons het gebruik van purgation in deze „ziekte van het vee aan, waarom , onder zoo veele Ee-„medien die gebruikt zijn , en gezegt worden wonderen „te doen , naauwlijks ooit gedagt is. Hebbende deeze ziek-„te van het vee gemeltquot;, zoo gaat de schrijver voort, „kan „een vergelijking gemaakt worden tusschen dezelve en „zommige koortzen die het Menschelijk ligchaam aandoen; „voor zoo ver als zij gevonden worden voort te komen „door dezelve eerste oorzaak, te weten , de Lugt en „Weer. Want zedert eenige jaaren zijn de jaargetijden „niet geregelt geweest. Zij zijn, als men zegt, onvrien-„delijk geweest. Warme open winters zonder vorst re-„genachtige zomers en herfsten , zijn de algemeene klag-„ten geweest. Indien daardoor nu een ongesteldheid in „de vogten gemaakt wordt, zal dezelve daarin blijven „zoo lang als de gewone loop van het we^r duurt. Wij „zijn met de beesten onder dezelfde uitwendige invloed „van Lugt en Jaargetijden ; en dezelfde ziektens omtrent, „zullen in de ligchamen der menschen als in die der bees-„ten gevonden worden , schoon in haar voorkomen eenig-„zints verschillend; (1) hetgeen niet vreemd is, indien „wij overwegen dat de beesten geduriger en meer onmid-„delijk aan deeze invloed blootgestelt zijn , zijnde haar „voedsel altijd hetzelfde , en zeer verschillend van het on-„ze. Zommige hehben zieh verbeeld dat deeze ziekte van „het vee voortkwam door de groote zwermen van bloede -
(I) raquo;Er bestaat/' zoo lezen wij, 104 jaren later in het Nederlanclsch Lancet, 1. Serie , 7 Jaarg. 1845. te Utrecht, bij N. van deb monde , bl. 527 en 534, raquo; eene groote analogic tusschen de typheuse longziekte van het hoornvee, pneumonia pecorum epizootica typhosa, en de long-ontsteking met voorheerscheude neiging tot versterf bij den mensch , tegen welke laatste de chlorine en een groot vesicatorium zieh het heil-zaamst hebbcu bctooud.
-ocr page 15-
11
„looze Diertjes , die in de zomer opkomen (1). Ik zal „hieromtrent niet in geschil treden : Maar dezelfde uit-„wendige oorzaken welke de aangroei van deze insecten „begünstigen , können de ziektens voortbrengen onder het „vee, en ook ziektens van hetzelfde zoort onder de men-„schen. Ik heb dit alleen bijgebragt, dus vervolgt de „schrijver , om een algemeene dwaling legen te spreeken, „dat men voor oorzaken van ziektens , zaken neemt die „ voor de zinnen blootstaan., en dat alleen omdat zij iets „ongemeens in zieh hebben ; terwijl de lugt en veran-„deringen van we^r verwaarloosd worden , dat oorzaken „zijn veel meer vermögend en gedurig, en zekerlijk de „grootste veranderingen in de ligehamen voortbrengende , „schoon op een ongevoelige manier.quot;
Eene gewigtige vraag biedt zieh thans ter oplossing aan, of namelijk de inenting, op andere plaatsen dan aan den staart bewerkstelligd, oorzaak kan zijn van zulke on-gunstige uitkomsten ? Die vraag , ik meen dat zij ont-kennend meet beantwoord worden. Zoo althans is ook het gevoelen der achtenswaardige schrijvers, die in vroege-ren tijd hunne proefhemingen en den uitslag derzelve, met trouw en naar waarheid, waaraan niet te twij feien valt, hebben te boek gesteld. In het geschrift van 1799, bl. 79 en 80 , leest men, dat de kwade uitslag van de inen­ting bij het rund, in de meeste gevallen niet aan de operatie
(1). Klinkt eene eeuw later de contagiensiteitsleer van henle wel vreemdsoortiger ? Doze door zijne anatomisch-physiologische kundighe-den hooggeachte arts te Berlijn , heeft in nieuweren tijd beproefd, gedeeltelijk op microscopisch onderzoek gegrond , doch meer volgens analogic, de leer der contagia te hervormen en dezelve op materiele oorzaken temg te voeren. De ontdekking van bassi en andouin eener contagieuse en miasmatische ziekte, welke bij de zijdewormen onder den naam van muscardine voorkomt, gaf henle de eerstc aau-leiding tot deze nieuwe contagiologie , tot de parasiten-theorie! Zie pathologische stndieu van Dr. c. gobee , Utrecht, j. G. vak terveex amp; Zoon, 1843, Iste D. bl. 31 en volLrcndc.
V
-ocr page 16-
12
maar aan de verkeerde behandeling gedurende de ziek-te en vooral aan het gebruik van zouten , zuur en al tot eene zure gesting genegen voedsel en andere te-genstrijdige middelen, aan liet inenten met kwade stof meet worden toegesclireven. „ In het werkje van 1755 bl. 75, 76, worden als oorzaken der min gunstige re-sultaten opgegeven : „het groot getal van ingeente bees-ten , op een en dezelfde stal bij elkander geplaatst, het gemis van ruime en frissche lucht, het jaargetijcle (de winter), het gebrek van versch , zuiverend en verkoe-lend voedsel , het ontberen van gopaste beweging en van meerdere vrijheid in het land; „van de kunsthewer-Mng als oorzaalt der nadeelige uitwerking, wordt daar niet gesproken, en echter entte men toen ter tijde in aan de inwendige zijde van de eene heup , bij de bil, eene handbreed ver van den staart af, of op het schou-derblad ter zijde van den ruggegraat , edoch is iedere andere plaats even zoo goed daartoe , mits men slechts eene zoodanige uitzoeke, waar het vee niet met de tong bij kan ; ten einde te beletten, dat hetzelve aan de inge­ente plaatse likke (1799, bl. 90, 91).
De besmettelijke ziekte bij het vee, die in de 18de eeuw geheerscht heeft en ter beteugeling van welke men destijds de inenting bewerkstelligde, verschilde, het is waar , van de thans heerschende longziekte. Dit onder-scheid blijkt behalve uit „ De verhandeling van de te-genwoordige ziekte en sterfte van het rundvee ,quot; door vier geneesheeren in 's Gravenhage 1745 uitgegeven, en uit de uitmuntende beschrijvingen (over de pestziek-te der runderen , de bovilla peste 1713 , Colon. Allobr 1718 gedrukt) van J. M. lancisius , en (de besmetting onder de runderbeesten, in het latijn gedrukt te Leipzig 1713) van b. kamazzini , ook nog uit het verslag van het jaar 1755, bl. 29, 30, 33, waar men Iccst: „Immers
V
-ocr page 17-
13
dewijl de besmettende ziokte gesteld wordt eene heete ziek-te te zijn , in welke het bloed verdikt wordt en die van eene ontsteking, volslagene versterving, koud vuur en ver-rotting voornamelijk in de boekpens vergezeld gaat enz., verder op bl. 61 en bl. 87 , de lijkopeningen van de bees-ten die aan de door inenting verkregene besmettende ziekte gestorven zijn, leeren, dat de longen , het hart, de lever en milt gezond waren , doch dat de pens (eerste maag) en boekpens (derde maag) sterk ontstoken en de dunne darmen mede , doch in mindere mate wai'en aangedaan.quot; In het gcschrift van 1799 , bl. 12 en bl. 84 wordt van het onderscheld tusschen de veepest en de zoogenoemde longziekte bepaald gewag gemaakt. Dat evenwel de long niet altijd vreemd is geweest aan het lijden bij de pestziekte der runderen, welke in de vorige eeuw heersch-te , kan men nit de beschrijvingen derzelve, gedeeltelijk vermoeden en ten deele bewijzen. In het werkje toch van 1755 vindt men op bl. 49 onder de door lancisius aangegevene teekenen, dat de meeste (runderen) benaauwd rieken, zeer bezwaarlijk ademhalen , ook niet zelden hoesten, en ramazzini spreekt van hevige benaauwdheid, moeijelijke ademhaling met diep gesteun; op bl. 52 vindt men opzigtens de beesten , die door inenting de ziekte gekregen hebben , gewag gemaakt van kugchen, op bl. 53, 54, 56, 57, 58, 64 en 70, dat de ademhaling zeer moeijelijk was en het beest bij vlagen steunde , anderen kuchten , hoestten. Welligt zal men deze verschijnselen op rekening van de hevige koorts stellen ; maar opmerkelijk is het, dat de meeste beesten weinig dronken , ter-wijl zelfs een rund het drinken ten eenen male wei-gerde, bl. 53, 55, 56, 65. — Ook in het werkje van 1799 staat op bl. 22 vermeld : „Eenige runderen verraden door een dikwijls herhaald hoesten, een ge-brek in de long , 't welk gemeenlijk in eene ontsteking
V
-ocr page 18-
14
bestaat en in den longenbrand uitloopt;quot; verder op bl. 32, „na den dood zijn, de longen meerendeels geheel week en zelden zonder ontsteking, brand , verharding of eenige andere fout enz. , en op bl. 33, 34, „sommigen hebben goede en gezonde longen , bij anderen zijn dezelve zeer ontstoken en brandig.quot; — En nu , dat er tusschen de rundveeziekte, die in de vorige eeuw woedde en tusschen de longziekte der beesten, die thans heerscht, onder-scheid bestaat , zulks ontneemt niets aan de waarde der Stelling, dat aan Nederland en Engeland de Verdiensten toekomen van het eerst, reeds meer dan honderd jaar gele-den, de meening geopperd te hebben, om door inenting be-smettelijke ziekten bij runderen te voorkomen, en tijd noch geldelijke offers ontzien te hebben, ten einde door proef-nemingen het nieuwe denkbeeld aan den toets der ervaring te onderwerpen ; op Nederlandschen bodem dus behoort de prioriteit der uitvinding van de inenting bij het rund-vee te huis ; nevens zoovele andere hecht zij eene nieu­we parel aan Neerland's kroon op het schoone gebied der kunsten en wetenschappen ; die kroon , het regtmatig erfdeel onzer vaderen , gehandhaafd te zien en zelf, naar vermögen, met de wapenen der waarheid in de band , tegen vreemde aanmatiging te handhaven is, een streelend genot voor ieder dien Nationaal eergevoel bezielt, dien de roem zijner Natie, de eer van het vaderland na aan het harte ligt.
Möge , tot bevestiging dier beiden, deze geringe letter-arbeid in de verte iets bijdragen! Mögen mijne zwakke po-gingen, al is het dan ook slechts in geringe mate , aan het doel beantwoorden , naar hetwelk ieder burger moet streven , behartiging namelijk , van het maatschappelijk belang en medewerking tot nut van 't Algemeen ! Mögen ten slotte, deze wenken tot verder onderzoek aanleiding geven en de lust aanwakkeren, om de waarnemingen van
-ocr page 19-
15
rroegere dagen , in dozen tijd met onverdroten ijver aan den toets der ervaring te onderwerpen , immer met het oog op de nuttige raadgevingen , die ons uit de vorige eemv zijn nagelaten! En was dan aan de voorzaten het voorregt der uitvinding van de inenting bij het rundvee toegedacht, welligt is voor het tegenwoordige geslacht de schoone taak voorbehouden, cm die künstbewerking tot die hoogte van volkomenheid te brengen, dat dezelve een zeker voorbehoedmiddel daarstelle tegen de long-ziekte der runderen , eene plaag welke zoo vernielend aan eene der weligste hartaders van onze Nationale wel-vaart knaagt, en van welke het te wenschen ware, dat ons binnen kort niets dan de treurige herinnering overbleve !
Om de ruime toepassing, die het gezegde vindt, eindig ik met de woorden van eenen man , wiens nagedachtenis en geschriften aan alle voorstanders van echt wetenschap-pelijke kennis en aan alle vereerders van ware grootheid en verheven zieleadel dierbaar is en blijven zal, van den waardigen ph. w. van heüsde , in leven beroemd Hoogleeraar en een der sieraden van Utrecht's Hooge-school. — „Meer in het toepassen van het gevondene, dan in het vinden zelve meet onze wijsheid bestaanquot; (1).
(1) Zie: Brieren over hooger Onderwijs , bl. 27. 1835.
J
-ocr page 20-
-ocr page 21-
-ocr page 22-
-ocr page 23-