|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
^^gt;^lt;^sect;sect;^*^^-
|
|||
|
|||
Naar aanleiding van Punt II, litt, k van het Programma, werden door den Heer Dr. P. H. .T. quot;Wellenbebgh, op het Vlllste Nederlandsch Lamp;hdBnishbüdkandig Congres j den v23 Jani 1815$ i te Ätämaar, eenige nadere mededeelingen jge^-daan äbpens de irientmg als voorbehoedmiddel tegen dö heer*-sehende Ibngaekte tau hoi riindVee en de uitkoihsteh dor px-oefneärngen, quot;die^blpens hei Verslag van het YIl^ Gon-gres, te Leeuwarden gehouden, aan 's Bljks Veeartsenijschööl
hebben ^laats iamp;äeiA. ''-
Sprekeiir merkr'vobraf dp, dät zoowel quot;de wijze, waaröp de proefneinin^ön,iäSn' ^quot;'Egks' quot;V^eartsenijschoör hebben plaats gehad, lÄs de uflikömsteiifV'weiße dat ondöi-zoekheeftopge^ leverd'i b^Mäs ai(äde|6deerd eh bekond gemaakt zijn in twee Verslä^tiä,f die'lblOT iief'Commiäsiej belast met het önderzoök naar äe-'wä'arde efer inSnimg älis voorbehöedmiddel tegeh de longziekteV'aaii* ^ne5^ceHentie deh -Minister van Bihnen-landscKe '2äken^jÄringiaiend' ötf van w%e' diehs Departement in het'lifHt geg^ftl ltyftsbu äderTialve kühnen Vblstään met op die •belüfe ^rslägeii', welke hij ter o^nöming m Ket Versläg 'vaiirefiifet''Ve1f{fätfdelde op hei Göhgres äahbiödt, tö verwijzen /'Vrar^ föt *W^i' datf hij ^aarhe' väh deze giEllegen-
• 1
|
|||
|
|||
|
||
heid gebruik wenschte te maken, om een zoo belangrijk punt in de practische veeartsenijkunde te dezer plaatse ter sprake te brengen: hij mag den wensch niet onderdruk-ken, dat eene wisseling van gevoelen over de waarde van dit middel ter vuorkoming der longziekte, waarvan het nnt nog door velen wordt betwijfeld en als weinig afdoeude wordt beschouwd, doch naar des Sprekers bescheiden meening bij eene doelmatige toepassing van onberekenbaar voordeel mag geacht worden, zal mögen strekken om hetzelve meer alge-meen bekend te maken en om zijne aanwending vooral in dlcopy; streken , waar de longziekte heerscht, meer ea meer iqgang te doen vinden. Mogten er verder in deze Vergadering Laden zijn, die, naar aanleiding der beide voornoemde Versla^en, nadere inlichtingen nopens de inenting verlangen te verne-men, zal het hem aangenaam zijn daaraan te voldoen.
Op twee punten echter wenscht hij alvorens de aandacht der Vergadering kortelijk te bepalen, namelijk over het verloren gaan der vatbaarbeid voor de longziekte door de inenting gedurende een' bepaalden tijd, en over de uitkomstcn, welke eene reeks van inentingen heeft opgeleverd bij vee, waaronder sedert korteren of längeren tijd de longziekte ge-heerscht heeft.
I. quot;Wat het eerste punt betreft, zoo blijkt uit het tweede Verslag dat de ingeente runderen, die tot de eerste reeks van proefnemingen aan 's Rijks Veeartsenijschool gediend hebben, van af 15 September 1852, nadat alle plaatselijke verschijnselen, welke het gevolg der inenting waren, hadden opgehouden te gelijker tijd met niet ingeente runderen tot 28 December daaraanvolgende, op een' en denzelfden stal onder longziek vee geplaatst zijn; het gevolg daarvan was , dat de niet ingeente dieren achtereenvolgens aan de longziekte gestorven zijn, terwijl geen der ingeente door die ziekte werd aangetast. Deze runderen zijn tot ultimo Januarij j. 1., der-halve gedurende 4£ maand, onder longziek vee aan 's Uijks Veeartsenijschool verbleven en vervolgens tijdelyk geplaatst
|
||
|
||
|
||
bij vier vecbezitters in den omtrek van Utrecht, in wier stallen de longziekte heerschte en welke ziekte in twee dezer stallen tot in de laatste helft van April is blijven voortwoeden. Tot op beden, 23 Junij, zijn deze runderen volmaakt gezond en van de ziekte vrij gebleven, niettegenstaande zij bij voorkenr öf naast longzieke dieren, 6f wel daar, waar anderen gestor-ven waren, werden geplaatst.
Ofschoon de vraag, of de inenting in Staat is de vatbaar-heid voor de longziekte volkomen te vernietigen, dan wel of zij dit vermögen slecbts tijdelijk bezit, door deze uitkom-sten geenszins is opgelost, zijn zij evenwel, ten aanzien van bet tijdelijk beveiligend vermögen der inenting ter voorkoming der longziekte, belangrijk en zeer gunstig.
Niet minder merkwaardig waren, in dit opzigt, de uit-komsten, die na eene tweede inenting, ongeveer 8 maanden na de eerste inenting verrigt, zijn verkregen, welke uitkom-sten nog bovendien belangrijk waren , omdat daaruit tevens is gebleken dat de vatbaarheid voor de longziekte, of altbans de vatbaarbeid voor de inwerking der inenting, die vroeger niet aanwezig was, zicb na verloop van eenigen tijd beeft geopenbaard.
Deze tweede inenting werd beproefd op het vee van D. Schobnmakee te Achttienkoven. Van de 34 runderen van dezen veehouder, die op den 14 en 29 Julij 1852 waren ingeent en waarbij zicb bij 22 stuks working na de inenting bad vertoond, werden op den 12 February 1853, 30 stuks aan eene berinenting onderworpen. Onder deze waren 20 runderen, waarbij zieh, na de voorgaande inenting, in meerdere of mindere mate, plaatselijke verschijn-selen op den staart badden geopenbaard. Door deze tweede inenting werd bij 28 stuks geene de minste uitwerking voort-gebragt, docb bij de beide overige runderen daarentegen is eene vrij bevige werking waargenomen, en juist bij die twee, waarbij, na de eerste inenting, zieh geene de minsto plaatselijke verscbijnselen hebben geopenbaard. Wel is waar
|
||
|
||
|
||
had zieh bij 66n rund, hetwelk in het. voorgaande jaar we-gena de hevigo werking der inönting hot topeinde van den staart had verloren, eenige dagen na de herinönting eene roosachtige ontsteking aan ,dit ligchaaipsdeel vertoond, die eehter spoediga verdween, en, wegens versclpl in beloop, niet als gevplg deaer.. knnsthewerking kon aaugemerkt -worden, maar waarschijnlijk veroorzaakt was ^oor, eeoige onreinheid, welke in het en^youdje was.gedrojigen. e* , ^ . ...
Bij dezen veehoudev werden te gelijkertijd met dezclfde stpffe 14 runderen, voor het eerst ingeent; hieronder waren 5 gebeterden: bij deze laatste.vertoonde zieh, geen spopr van werking. Van de 9 overige daarentegsn, werd bij 5 eene goede uitwerking waargenomen , terwijl ook Iyer — zoo als in den regel het geval is — bij 3 jpnge . kalveren zieh geen bewijs van werking vertoond heeft, . . ,: .
II. Behalve de proofnemingen metde iuentjng, aan's Eijks Veeartsenijschool genomen, bij volkowen gezonde dieren, af-komstig van eene streek, alwaar in do laatate jarea geene longziekte is voorgekomen,. zijn , nog bovendien bij verschil-lende yeebezitters, meestal in den omtr^k van Utrecht, en hoofdzakelijk in stallen, waarin de longziekte heerschte, in de maanden November 1852 tot 21 April daaraanvolgende, door het ijverige Medelid der Comipiiisie, mpt het.onderzoek belast, de Heer Jennes, Leeraar .aan 's Ilijks Yeeartsenij-school, een aantal van 425 jrnuderen ijngeent., Een tabellarisch overzigt dezer. inentingen en der uitkoffisten, daardoor yerkregen, wordt door den Spreksect;r. pyergelegd, ,
Vergelijkt men de verkregen, uitkomsten dezer reeks van inentingen onderling, vooral ten aanzien van.de verhouding, waarin het getal der ingeente runderen staat, tot dat, waar-bij werking na de inenting is waargenomen, of tot het aantal der dieren, die na de kunstbewerking door de longziekte zijn aangetast, bemerkt men daarin een.aanmerkelijk verschil; want terwijl in eenige stallen, waarin tijdens de inenting de longziekte heerschte, de onderlinge verhouding in beide deze
|
||
|
||
|
||
Si
opzigten grootendeels overeenkomt met de opgaven , in het eerste Verslag vermeid, en met die door andere proofiicmers opgegeven , is zij; daarentc^cn in sommige andere stallen ge-heel anders en. zeer ongnnstig, zoodat men voorbeelden aan-treft, waar, na de inönting, slechts bij i^en enkel rund en somtijds zelfs .by geen ^n, zieh het minstet, spoor van uit-werking vei'toond. heeft. Zulks heeft.onder andere plaats ge-had. bij het vee van VAN Dam, waarbij van 13 ingeente melkkoeijen, slechts. bij 2 werking is waargenomen , even zoo bij Meijers. -Bij , het .vee van van SofiST.vertoonde zieh slechiS; werking bij 2 van 22 runderen, en bij dat van de Maatschappij varti Landbouw en-Landontginarngte Amsterdam, by. geen.i^an van 21 ingefinte^runderen* . In die stallen, waarin dezc verhouding en.hare uitwerking zoo ongnnstig is , ziet men tevens , dat zieh daar de meesto gevallen van long-ziekte na de inentiug hebben blijven voordoen en het getal der aangetaste runderen eene aanmerkelijke hoogte heeft bereikt. Het geringe aantal dieren, waarbij na de inenting working is waargenomen,. bij de zoo even, genoemde veehouders, kan aan eene.onwerkzaamheid dor stoffe niet toegesehreven worden, daar dezelfde stoffe, bij ander vee.gebruikt, voldoendo uitkomsten. heeft gegeven ; i ook mag het groot. aantal runderen , hetwclk in dezo stallen na de inenting door do long-ziekte is aangetast, niet strekken om daaruit te besluiten, dat de inenting een weinig afdoend middel is om de long-ziokte te voorkomen en in dat opzigt geono waarde heeft. Volgens den Spreker ligt de oorzaak van beide dezeomstan-digheden voor de hand, en is geheel afhankelijk van de meer raquo;fujmnder.Jievige mate.en. van den korteren of längeren duur dat do langziekte onder een koppel vee geheerscht heeft, omdat in dit geval de inenting wordt aangewend hi bij eueren, die — gel ijk niet zeldzaam voorkomt in_ stallen, waarin de longziekte zieh gedurende eenigen.tljd vertoond heeft — deze ziekte gehad hebben, maar in zoo ligten graad, dat zij, zonder dat de eigenaar daarvan kennis droeg, is verloopen,
|
||
|
||
|
||
terwijl de inenting aladan zonder uitwerking blijft, 6f wel, omdat zij wordt verrigt bij runderen, die de longziekte on-der de leden hebben, ofschoon haar aanwezen nog door geen een verschijnsel gekenmerkt wordt, in welk geval eveneens na de inenting, gelijk de onderviading voldoende aantoont, geene de minste uitwerking wordt waargenomen.
Bij den zoo even vermelden veehouder, alsmede bij Men-sing, Kraaikamp en van dee Toobn, had de longziekte h{ hevig, 6f gedurende langen tijd geheerscbt. Wordt daar-entegen de inenting aangewend bij vee, waaronder de longziekte eerst kortelings is uitgebroken, of waar nog slechts een enkel rund door die ziekte is aangetast, zoo levert zy de gunstigste uitkomsten op, zoowel in betrekking tot bet aantal, waarbij working wordt waargenomen, als ten aanzien van bet getal, dat later door de longziekte wordt aangetast.
De uitkomst der inenting bij de Gbaap en bij Naathuis verkregen, geeft daarvan een opmerkelijk voorbeeld en tevens het bewijs, dat bij bet uitbreken der longziekte onder eene kudde vee of daar, waar de ziekte in de nabuurschap heerscht, bare spoedige aanwending ten sterkste moet aanbevolen worden.
Nog ongunstiger dan bij de inentingen in het eerste Ver-slag opgegeven, is bij deze reeks de verhouding tusschen de inenting en hare uitwerking bij kalveren, daar, van 22 stuks, bij geen enkel eenige uitwerking is waargenomen. Brengt men dit in verband met de omstandigheid, dat de vatbaar-heid voor de longziekte niet altijd aanwezig is, maar zieh na verloop van eenigen tijd kan openbaren, waarvan zoo even eene waarneming is medegedeeld, dan blijkt daaruit, dat het stelsel van hen, die bij uitsluiting jonge kalveren aan de inenting willen onderwerpen, niet geheel en al doeltreffend is.
Het aantal dieren na de inenting en ten gevol^e daarvan gestorven is bij deze reeks zeer gering en bedraagt slechts twee stuks. Deze verhouding is aanmerkelijk gunstiger dan bij de inentingen, in het eerste Verslag opgegeven, en meet, naar des Sprekers meening, zoo niet geheel, dan althans voor
|
||
|
||
|
||
een groot gedeelte daaraan worden toegeschrcven, dat deze inentingen in een meer geschikt jaargetijde hebben plaats ge-had, zoodat de nadeelige invloeden, die destijds gewerkt hebben, thans ontweken zijn.
Ook het getal dieren, hetwelk ten gevolge der meer he-vige inwerking der inenting een gedeelte van den staart heeft verloren — ofschoon daarvan in het nevensgaande overziot geene opgave gedaan is — was bij deze reeks zeer gering en bepaalde zieh slechts bij zeer weinige gevallen.
Ten slotte moet de Spreker nog opmerken dat alle inentingen, die tot nu toe door de Commissie verrigt zijn, en waarvan hier sprake is, hebben plaats gehad op het onderste gedeelte van den staart, gelijk door Dr. Willems is aanbevolen. Sommige Belgische Veeartsen hebben, wel is waar, deze kunstbewerking ook op andere ligchaamsdeelen beproefel en voornamelijk daar-toe de kossem genomen; de uitkomsten dezer inentingen blij-ken echter zoo ongunstig te zijn, dat deze plaats tot het doen der kunstbewerking als ongeschikt moet afgekeurd worden.
|
||
|
||
|
|||||||||||||||||||||
OVEEZIGT VAN INENTINGEN DER BESMETTELIJKE LONGZIEKTE.
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
NAAM en WOONPLAATS
|
Datum
|
SOORT VAN RUNDEREN.
|
|||||||||||||||||||
GD1STEN.
|
VAAUZUN BK PIKKEN.
|
KALVEBEN.
|
TOTAAL.
|
Tijdstip, waarop de working
zieh vertoond hecft
na de Inenting.
|
Getal dieren
na de Inenting
door de
Longziekte
aangetast.
|
Tijdstip
waarop zieh
na de Inenting
Longziekte
vertoonde.
|
Aantal dieren
aan da
gevolgen der
Inenting
gestcrven.
|
JANMMRKINGEN.
|
|||||||||||||
VAN DEN
|
MELKKOEIJEN.
|
||||||||||||||||||||
van
|
|||||||||||||||||||||
Ineuting.
|
5
|
||||||||||||||||||||
EIQENAAE.
|
I
|
i O
|
|||||||||||||||||||
%
|
J
|
bD
|
|
0
|
IP
|
|
|||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||
Ö
|
|||||||||||||||||||||
Eerste.
|
Laatste,
|
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
D. Blom, Montfoort . . . J. Dorrestein, Houtenscle pad W. Stravers , Linschoten . .
|
1852. 9 Nov.
26 *
8nbsp; Dec.
9nbsp; nbsp; laquo;
|
12
It
16 13
24
5 16
tt
4 7 7 4 3 8
22
6
31 32 23 13
|
13
|
11 13
4
11
10
3 6 7 4 3 7
tt tt
10
14
9
4 19 13 17
|
23 13
20
28
37
7 31 10
8 10 17
9
5 18
40
15
|
13
|
13denbsp; dag
4denbsp; nbsp; n
7denbsp; nbsp; laquo;
7denbsp; nbsp; a
9denbsp; nbsp; *
13denbsp; nbsp; nbsp;laquo;
lOdenbsp; nbsp; n
|
Slste dag 38ste k 18de //
34ste h 19de gt;
19de raquo;
|
5 Dec.
|
Stal, waarin laquo;edert eenige dagen de longziekte was nitgebrokea; 44n pink was lijdens de ineuting tick. 4 herstclde runderen werden niet Ingecut.
Vrjj van de longziekte.
Onder dit Tee had scdert eenigen tljd de longziekte geheerscbt, terwyi in October de laatste was gestorven; zeven herstelden zQn niet ingeent.
Slecbts melkkoeijen en guisten, die in een' afzonderigken stal geplaatst waren, waarin de longziekte heerschte, werden door die ziekte aangetast, de vaarzen en pinken bleven vrjj.
|
|||||||||||
14
|
11
|
13,21,25,27 en 31 Dec. 3,3, 4 en 6 Januarij
17, 25, 27 en 30 Januarij, 3 en 5 Eebr.
23 Januarij.
|
|||||||||||||||||||
J. van Dam, de Bildt
|
11
|
||||||||||||||||||||
Klaas Mcnsing, Mgtevecht .
|
1853. 16 Januarij
|
12
|
Pinken en guisten, afzonderlijk staonde, bleven van de longziekte verschoond.
Vier der ingeenten waren van de longziekte hersteld, bg gecne van deze heeft de inenting gevat.
Hier is ingeent, toen er nog maar ^Sn mnd door de longziekte •was aangetast.
|
||||||||||||||||||
J. Dros ,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;id.......
J. de Graaf, Weesper Carspel .... L. van der Meant, Achttienlioven . . .
Wed. Baas,nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; nbsp; id.....
A. van Deijl, Utrecht.......
D. Schoenmaker, Achttienhoven . . . Kraaikamp, Lage Weide (Utrecht) . . . D. van der Toorn, Maarssen .... G. Blom, Znijlen........
Van Soest, id.........
S, A. Meelboom, Utrecht .....
Maatscliappy tot Levordering van Landbouw en Landontginning- te Amsterdam . .
Naathuis, Zuijlen........
Do Bidder, id.........
Meijers, Maartensdijk ......;
|
16nbsp; nbsp; nbsp; *
19nbsp; nbsp; nbsp; laquo;
13nbsp; Febr.
13nbsp; nbsp; nbsp; /r
12nbsp; nbsp; nbsp; raquo;
12nbsp; nbsp; nbsp; laquo;
15nbsp; nbsp; nbsp; laquo;
15nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;//
16nbsp; nbsp; nbsp; nbsp;*
36 quot; 24 Maart
15 April 18 quot; 18 * 21 //
|
1 13
|
16
|
1 1
a
e
2
tt
1 1 1
12
|
|||||||||||||||||
17 en 23 Febr. 20 April.
ft 9 Maart,
IT
6 Maart.
Van 2 tot 80 Maart.
|
|||||||||||||||||||||
9de 7de 8ste
a
llde
9de
lüde
|
15de 30ste
|
Op dezen stal had sedert lang de ziekte geheeischt.
Eon door de longziekte aangetast rand was niet ingeent, omdat men meende dat het gebeterd was.
Onder deze ingeenten waren 5 van de longziekte gebeterd,. die geene werkiug opleverden.
Op dezen stal heerschte de longziekte geruimen tijd in heyige mate. Tijdens de inenting was eamp;i ziek en amp;n gebeterd.
In denzelfden Staat als de vorige stal. Onder de ingeenten waren 2 gebeterden.
Eene door de longziekte aangetaste was niet ingeent, en eene vemcende gebeterde evenmin.
Hier heerschte de ziekte in hevige mate. Onder de ingeenten waren S gebeterden en eamp;ie zieke.
Deze stal was vrlj van longziekte.
|
|||||||||||||||||||
17denbsp; nbsp; nbsp;*
SOstenbsp; nbsp; *
15denbsp; nbsp; nbsp;n
ir
14denbsp; nbsp; nbsp;laquo;
43stenbsp; nbsp; quot;
16denbsp; nbsp; nbsp;*
|
|||||||||||||||||||||
11 6
3
|
51 35 33
|
14
13
3
|
9de lOde 12de
|
Van 23 April tot 5 Mei.
12 en 31 Mei.
Van 21 April tot 12 Mei.
|
Hier zlju 5 zieien en 9 gebeterden ingeent.
Op dezen stal is ingeent, toen het eerste rand ziek werd.
Hier zljn 3 zieken ingeent; terwtjl van 4 runderen, die niet konden worden ingeent, 3 door de longziekte zijn aangetast.
Onder de ingeenten waren 4 zieken en ^n gebeterde.
|
||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Totalen
|
334
|
78
|
163 54
|
435
|
133
|
59
|
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
^U
|
3 ^ 5 6 7 8 9 1Q 11
|
12 13 14 15 Jb lii ' 1^ ' ill ' ™ I £ 2'2 ' ^ I ^ ' ™ ' ^ 3.....ilfl......Cjj?
|
|||||||||||||||||||
-----------------rrr-
|
||
|
||
V \
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
raquo;a 7 y 3 $ £
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||